02.06.2013 Views

Klik hier voor bijkomende informatie omtrent dit project

Klik hier voor bijkomende informatie omtrent dit project

Klik hier voor bijkomende informatie omtrent dit project

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VR website GESCH en AARDR SOC DIF.doc<br />

uitgebreide versie VRIJE RUIMTE in HUMANE WETENSCHAPPEN<br />

vanaf 2004-2005 1<br />

Project<br />

Sociale differentiatie en segregatie in grote steden<br />

Contactpersonen Paul Ascoop, Jan Callemeyn (i.s.m. Dirk Vanderhallen en Prof.<br />

Vanhecke), Dominiek Desmet, Ria Van Looveren(i.s.m. Gorik Goris en<br />

Frederika Ducheyne)<br />

Doelstellingen<br />

Omwille van het vakkencombinerend karakter en de inhoudelijke<br />

invulling streeft <strong>dit</strong> <strong>project</strong> meerdere doelstellingen na. De twee grote<br />

ankers zijn het stimuleren van een ethisch zuivere en dus respectvolle<br />

houding ten aanzien van andere personen en culturen en de uitbouw<br />

van de eigen emancipatie en zelfstandigheid van elke leerling.<br />

De hoofdbetrachting is dat, na studie van samenlevingsproblemen in<br />

lokale (achtergestelde en ook be<strong>voor</strong>deelde ) stadswijken,<br />

<strong>voor</strong>oordelen ten aanzien van bepaalde medeburgers onderkend en<br />

weggewerkt worden.<br />

De leerlingen kunnen de strategie, de organisatie, een aantal<br />

mechanismen (structuren en systemen), de onderliggende cultuur en<br />

andere kaders achter de gelijkheid en ongelijkheid in een stad<br />

herkennen en expliciteren. Ze kunnen ze inzichtelijk formuleren. Dat<br />

betekent dat zij ze in hun eigen woorden kunnen vertellen aan<br />

anderen.<br />

Dit alles staat niet los van een aantal vakgebonden en<br />

vakoverschrijdende doelen op het vlak van kennis, vaardigheden en<br />

attitudes. We verwijzen naar alle resp. leerplannen en vakgebonden<br />

eindtermen van de betrokken vakken en bv. ook naar<br />

vakoverschrijdende doelen en thema’s als deze van de eindtermen uit<br />

de reeks burgerzin, sociale vaardigheden en leren leren.<br />

We laten het eventuele oplijsten van de correspondentie van al die<br />

doelen aan de ploeg van elke school. Dat bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

bovenstaande attitude (respectvolle houding) maar ook een groot<br />

deel van het kennisbestand uit elk betrokken leerplan en ook uit de<br />

vakgebonden eindtermen kan gelicht worden én ook figureert binnen<br />

vakoverschrijdende doelen inclusief de eindtermen burgerzin en<br />

sociale vaardigheden is iedereen duidelijk.<br />

Het ontwikkelen van vaardigheden bv. onderzoeksvaardigheden,<br />

communicatieve bij straatinterviews en presentatiemomenten en<br />

tenslotte attitudevorming bv. luisterbereidheid en overleg bij<br />

1 versie 08 12 2003, verspreid op vraag van de scholen vanaf maart 2004. Jan Callemeyn en Ria Van Looveren<br />

verwijzen naar de kortere versies in de Inspiratiemappen Werken in de vrije ruimte, VVKSO, Garant, 2004 die -<br />

mits enkele toevoegingen - op basis van deze tekst zijn opgesteld.<br />

1


groepswerk zijn eigen aan <strong>dit</strong> model. Ze zijn een middel en een<br />

methode. Ze zijn de spil waarrond de rest draait.<br />

Door leerlingen in een traject als <strong>dit</strong> via een combinatie/ afwisseling<br />

van onderzoeksvaardigheden en van directe instructie te instrueren<br />

en te coachen(en alles wat op het didactisch continuüm daar tussenin<br />

ligt) spreken leraren de doeners én de denkers aan en is de kans op<br />

implementatie bij een ruimere groep groter.<br />

De leeromgeving is krachtig en leerlingen worden aangesproken op<br />

hun’ leer-kracht’. De leerlingen bouwen - indien ze door hun leraar<br />

(bv. via een zelfgemaakte studiewijzer) daartoe geleid worden - ook<br />

metacognitieve vaardigheden op. De opbouw van zelfstandigheid van<br />

de leerling heeft, samen met de kennis zelf - in de<br />

kennismaatschappij van vandaag - een emancipatorisch karakter.<br />

Deze opbouw naar zelfstandigheid van de leerling is naast de opbouw<br />

van een respectvolle houding het tweede grote doel van <strong>dit</strong> <strong>project</strong>.<br />

Doelgroep Dit <strong>project</strong> is bedoeld <strong>voor</strong> de derde graad ASO. Het richt zich <strong>voor</strong><br />

implementatie zeker tot de richting Humane Wetenschappen. De<br />

leerlingen hebben er in de tweede graad immers onderzoeksvaardigheden<br />

verworven. De deelonderzoeken die inherent zijn aan<br />

<strong>dit</strong> <strong>project</strong> bieden gelegenheid tot gedegen invulling. Op die wijze<br />

wordt een stevige leerlijn ontwikkeld van eenvoudige naar complexere<br />

onderzoeksopgaven. Wat de andere specifieke vakgebonden leerplanen<br />

eindtermdoelstellingen en ook de vakoverschrijdende betreft is een<br />

<strong>project</strong> als <strong>dit</strong> in de derde graad een soort bekroning van de opbouw<br />

van de binnen de school uitgezette vakgebonden en<br />

vakoverschrijdende leerlijnen (kennis, vaardigheden en attitudes)<br />

over de drie graden heen.<br />

Hoewel het model in zijn totaliteit nog conceptueel is, werden<br />

deelonderzoeken al uitgevoerd in de richting Toerisme (Heilige Familie<br />

Ieper). Deze zijn daar te situeren in het kader van zelfstandig leren in<br />

het vak aardrijkskunde (met 3 lestijden per week).<br />

In de richting menswetenschappen(nu humane wetenschappen)<br />

hebben een leraar geschiedenis van het Annuntia-Instituut<br />

(Wijnegem) en een lerares geschiedenis van het Sint-Pieterscollege<br />

(OLC, Blankenberge), na overleg met leraren van andere vakken,<br />

mét hun schoolteam veel wat ze <strong>hier</strong> (inhoudelijk, strategisch,<br />

procedureel…) inbrengen reeds uitgetest in de derde graad. Jaarlijks<br />

bespreken ze met een ploeg van geïnteresseerden(leraren van diverse<br />

disciplines én eigen leerlingen) een nieuw thema en <strong>dit</strong>o werkvormen<br />

binnen humane wetenschappen. Beide leraren en mede- opstellers<br />

van deze tekst hebben eveneens hun kaders mee als docent<br />

geschiedenis en geschiedenisdidactiek lerarenopleiding geschiedenis(<br />

KHK) praktijklector ALO(KUL) en praktijkassistent AILO (UG). Hun<br />

expertise en hun realiteitszin zijn merkbaar. Meer dan eens kwam in<br />

de <strong>project</strong>werking in hun beide scholen de laatste jaren een thema uit<br />

de bus dat met sociale gelijkheid en ongelijkheid [in de stad] te<br />

maken had. In hun scholen is er sinds jaren een krachtig schoolbeleid<br />

dat - binnen deze eigen school afgesproken - <strong>project</strong>en stut,<br />

2


stimuleert en ondersteunt.<br />

Binnen de richting humane wetenschappen is er vanaf september<br />

2004 in alle scholen meer tijd (lees vrije ruimte) ter beschikking. De<br />

leraren die <strong>dit</strong> ontwerp aanbieden menen dat <strong>dit</strong> <strong>project</strong> ook <strong>voor</strong><br />

andere ASO- richtingen inspirerend kan zijn.<br />

Vier kernvakken worden gecombineerd: humane<br />

wetenschappen (gedrags- en cultuurwetenschappen),<br />

aardrijkskunde, geschiedenis en esthetica. Administratief komt<br />

de invulling zodoende neer op 2 lesuren per week per klas(groep).<br />

Vermits tegelijkertijd (alle) klassen van vijfde en/ of zesde jaar twee<br />

lestijden per week aan vrije ruimte kunnen besteden, komen er op<br />

diezelfde momenten mogelijk leraren van de betrokken disciplines vrij<br />

<strong>voor</strong> het begeleiden van leerlingen bij de <strong>project</strong>werking en <strong>voor</strong><br />

overleg. Denken we bij<strong>voor</strong>beeld aan de situatie in het OLC te<br />

Blankenberge, waarbij acht leraren, met telkenmale twee uren<br />

<strong>project</strong>werking in hun opdracht, de leerlingen bijstaan.<br />

Voor <strong>dit</strong> <strong>project</strong> worden deze vier kernvakken in een<br />

bepaalde fase gegroepeerd in twee zuilen, één met de focus op<br />

‘de ruimte’ en één met het accent op ‘de tijd’. Na een gezamenlijk luik<br />

splitsen de leerlingen zich op in deze twee groepen. De leraar/<br />

<strong>project</strong>leider stuurt de leerlingen in de richting van een keuze <strong>voor</strong> de<br />

groep ruimte of <strong>voor</strong> de groep tijd. De probleemstelling wordt<br />

gericht naar de vormingscomponent ruimte of naar de<br />

vormingscomponent tijd. De <strong>project</strong>leider focust organisatorisch op<br />

twee even grote groepen. Dat impliceert dat een deel van de<br />

onderzoeksvaardigheden door leerlingen zullen getraind worden via<br />

een inhoud die meer met ruimte te maken heeft. Dezélfde<br />

onderzoeksvaardigheden komen aan bod <strong>voor</strong> een andere groep<br />

leerlingen die een probleemstelling kiezen die meer aanleunt bij<br />

inhouden die met de tijd te maken hebben.<br />

Er zullen scholen zijn waar leerlingen en leraren de kans zien en<br />

grijpen om zowel het traject ruimte als het traject tijd te doorlopen.<br />

In alle gevallen én <strong>voor</strong> alle groepen is er een gezamenlijke afsluiting<br />

waarbij leerlingen van beide trajecten gemengd worden.<br />

Inhoudelijk zijn aardrijkskunde, geschiedenis, humane<br />

wetenschappen(gedrags- en cultuurwetenschappen) en esthetica de<br />

trekkers. Dat aardrijkskunde zeker bij de groep ruimte aansluit en<br />

geschiedenis bij de groep tijd ligt <strong>voor</strong> de hand. De andere<br />

kernvakken kunnen met vakeigen én vakoverschrijdende vormende<br />

inbreng en compleet evenwaardig aansluiten bij een van beide zuilen.<br />

Zo behoort bij<strong>voor</strong>beeld een aansluiting van esthetica en<br />

cultuurwetenschappen bij ‘tijd’ en van gedragswetenschappen bij<br />

‘ruimte’ tot de mogelijkheden. Er zijn ander combinaties mogelijk.<br />

Andere vakken, zoals godsdienst, Nederlands, wiskunde, plastische en<br />

lichamelijke opvoeding kunnen betrokken worden als dragers. PO<br />

speelt een rol in de visualisering, LO kan dienstig zijn bij het trainen<br />

van sociale vaardigheden. Godsdienst en wiskunde leveren kennis en<br />

vaardigheden aan.<br />

3


Dat kan o.m. als volgt:<br />

→ godsdienst<br />

De kenmerken van de drie monotheIstische godsdiensten, het<br />

christendom, de islam en het jodendom kunnen studieobject zijn en<br />

dus opstap naar vaardigheden en naar waardevorming. Binnen de<br />

doelstelling van het respectvol leren omgaan met de medemens met<br />

dezelfde maar mogelijk ook andere culturen/ religies/<br />

levensbeschouwingen is het aangewezen een open houding aan te<br />

nemen ten aanzien van elke religie en levensbeschouwing waarvan<br />

binnen het onderzoek in de gekozen stad sporen te detecteren zijn.<br />

Tot en met de sporen van agnosten, deïsten en atheïsten (vb. tempel<br />

van de loge) worden geëxpliciteerd en gekaderd.<br />

→ Nederlands<br />

Vragen maken <strong>voor</strong> interviews, een meningvormende vergadering<br />

houden, de aanmaak van tekstmateriaal <strong>voor</strong> een PP-presentatie…<br />

zijn geschikte vaardigheidopgaven.<br />

→ Plastische opvoeding en Lichamelijke opvoeding<br />

Niet zozeer inhoudelijk maar wel naar het opmaken van een<br />

powerpointpresentatie (PO) of <strong>voor</strong> de presentatie van de instap<br />

(ervaringsgetuigenissen die we liefst visualiseren om de evaring te<br />

laten beklijven) en ook <strong>voor</strong> het begeleiden van sociale<br />

vaardigheden(PO en LO) kunnen leraren en het vak PO en LO op zich<br />

mede <strong>dit</strong> arbeidsintensieve <strong>project</strong> ondersteunen.<br />

→ Wiskunde<br />

Kwantitatieve onderzoeksgegevens statistisch verwerken en<br />

weergeven m.b.v. een rekenblad veronderstellen mathematische en<br />

ICT-onderlegdheid.<br />

De dragende vakken sluiten zich aan bij beide groepen. Beide<br />

groepen moeten immers correcte en leuke presentaties kunnen<br />

<strong>voor</strong>leggen.<br />

Er kan eveneens gedacht aan vakoverstijgend werken: vanuit<br />

films bij<strong>voor</strong>beeld kunnen tijdskaders belicht worden en kan er<br />

gefocust op de sociale achtergronden en de link met de<br />

woonomgeving.<br />

Het moment waarop de twee groepen (‘ruimte’ en ‘tijd’)<br />

gevormd worden zit in de fase van de probleemstelling<br />

probleemstelling en het zoeken naar een verklaring met de<br />

ruimte in de focus.<br />

probleemstelling teruggekoppeld naar de factor ‘ruimte’<br />

probleemstelling en het zoeken naar een verklaring doorheen<br />

de tijd<br />

Het thema ‘sociale differentiatie en segregatie in de stad’ wordt<br />

4


ingebed in de bredere stroom ‘gelijkheid en ongelijkheid in de stad’.<br />

Dit heeft te maken met de brede waaier aan mogelijkheden op vlak<br />

van de vormende waarde van de situering in de tijd. Al naargelang de<br />

plaats en het concrete deelthema van het onderzoek <strong>omtrent</strong><br />

differentiatie en segregatie kunnen die relevante langetermijnlijnen<br />

opgelicht worden waarmee de leerlingen in hun onderzoek te maken<br />

krijgen. Zo zal bij<strong>voor</strong>beeld bij een onderzoek in de Matongewijk in<br />

Brussel kolonisatie niet kunnen ontbreken, bij beluiken in Gent<br />

industriële revolutie, bij renovaties van restaurants, andere<br />

commerciële trekpleisters en woonhuizen aan smalle steegjes in<br />

Antwerpen(bv. Vlaaikensgang) en Brugge(bv. Pandreitje, 2003) de<br />

verwijzing naar de middeleeuwse stad en de stad van de Nieuwe Tijd.<br />

Waar leerlingen zich in Hasselt anno 2004 met gratis openbaar<br />

vervoer verplaatsen om hun onderzoeken te doen kan een<br />

explicitering van de actuele triomf van het socialisme in het katholieke<br />

Limburg op zijn plaats zijn.<br />

Wie binnen <strong>dit</strong> traject de historische vormingscomponent wil<br />

meenemen ziet inhoudelijk twee concrete sporen uitgezet.<br />

Er is een eerste aanbod dat teruggaat naar het totale verhaal van het<br />

verleden en de leerlingen laat terugkoppelen naar elke periode die<br />

<strong>voor</strong> het onderzoek relevant kan zijn. De leerlingen situeren hun<br />

probleemstelling(beschrijving en verklaring) in het algemeen<br />

chronologisch kader van de geschiedenis.<br />

Er is een tweede spoor dat meer afbakent en zich beperkt tot wat te<br />

detecteren valt uit de negentiende, twintigste en eenentwintigste<br />

eeuw.<br />

Wat de plaats betreft:<br />

de <strong>voor</strong>keur gaat uit naar de studie van een (wijk van een) Belgische<br />

(Vlaamse) stad die een probleemstellende vraag/ oplossing kan<br />

genereren en die belangrijke historische keerpunten in zich draagt.<br />

Methode en stappenplan <strong>voor</strong> iedereen<br />

Hierna volgt een mogelijk stappenplan <strong>voor</strong> de betrokken<br />

kernvakken, ingedeeld in twee groepen. Let wel dat die vakken<br />

ten volle gecombineerd worden: de bedoeling is dus niet eng te<br />

focussen op het vakgericht werken, maar wel binnen de<br />

vakkencombinatie het leren leren, de burgerzin en de sociale<br />

vaardigheden van de leerlingen te ontwikkelen en <strong>dit</strong> door het<br />

aanscherpen van hun onderzoeksvaardigheden. Zo komt zowel de<br />

eigenheid van het vak(uitbreiding bij de implementatie en afronding<br />

van het leerplan- en van de vakgebonden eindtermen derde graad)<br />

als de meerwaarde van de vakkencombinatie en integratie<br />

bovendrijven. Vak- én vakoverstijgende doelen integreren betekent<br />

op een steiger gaan staan naar een gemeenschappelijk doel(cf.<br />

doelstellingen). De eigenheid van een vak dient daar<strong>voor</strong> niet<br />

verwaarloosd. Integendeel, vanuit de eigenheid van de vormende<br />

waarde van elke discipline (esthetische ruimtelijke, sociologische,<br />

historische… vorming) komt de toenadering én de meerwaarde.<br />

Tot de leerlingen hun probleemstellende vraag hebben gevonden<br />

5


volgen ze allemaal hetzelfde traject. Dan wordt er een traject uitgezet<br />

<strong>voor</strong> leerlingen die historisch wortels willen kennen en anderen die<br />

ruimtelijk willen werken. Telkenmale zijn onderzoeksvaardigheden de<br />

spil. Ze hebben hun eigen transferwaarde en ze trekken tegelijkertijd<br />

elementen van kennis, inzicht, kennis en vaardigheden binnen van<br />

zowel de betrokken vakdisciplines als de vakoverschrijdende.<br />

In een eindfase rapporteren de leerlingen aan elkaar en ze vergelijken<br />

en ze evalueren het eindresultaat.<br />

In deze taak- en productgerichte afwisseling van denken en doen<br />

worden door de ontwerpers van <strong>dit</strong> traject (leraren aardrijkskunde,<br />

esthetica, humane wetenschappen en geschiedenis) meer dan eens<br />

alternatieven aangeboden. De gemeenschappelijke doelstelling drijft<br />

telkenmale boven.<br />

Het stappenplan 1 (groep ruimte) is opgebouwd volgens het OVURprincipe.<br />

Oriënteren (stap 1), Voorbereiden (stappen 2 en 3),<br />

Uitvoeren (stappen 4,5 en 6) en Reflecteren (stap 7) volgen mekaar<br />

op. Het stappenplan 2 (van de groep tijd) bevat dezelfde etappes.<br />

Daar vloeien ze weliswaar meer organisch in elkaar over.<br />

In de eerste drie etappes volgen alle leerlingen eenzelfde traject.<br />

Na de ontkoppeling in ruimte en tijd waarbij beide groepen<br />

onderzoeksvaardigheden trainen worden de leerlingen weer gemixt.<br />

Op het einde worden de resultaten samen gelegd. De leerlingen<br />

rapporteren. Ze vergelijken proces en product in functie van de<br />

uitgangsvraag.<br />

1 Motiverende introductie<br />

alle leerlingen<br />

In een eerste fase wordt de sociale dimensie van het thema geschetst<br />

aan de hand van krantenartikels, tv-reportages, getuigenissen, een<br />

videoopname door leraren of door leerlingen zelf. De instap moet<br />

behalve van goede kwaliteit ook uitnodigend en wervend zijn <strong>voor</strong><br />

leerlingen. Actuele bronnen of een effectieve ervaring met het thema<br />

verhogen de interesse van leerlingen <strong>voor</strong> het onderzoeksgegeven.<br />

- Het krantenarchief (http://www.standaard.be) of<br />

duidingprogramma’s als “Koppen” bieden recent en degelijk<br />

materiaal. (zie bijlage 1).<br />

- Ook streekkranten of meer regionale kranten (Belang Van<br />

Limburg, Gazet van Antwerpen…) kunnen een instap bieden.<br />

Leraren en leerlingen van de betrokken disciplines werken vaak<br />

met artikels uit de krant. Voor een - <strong>voor</strong> leerlingen en de<br />

begeleidende leraren - arbeidsintensief <strong>project</strong> als <strong>dit</strong> stellen we<br />

<strong>voor</strong> de oriënteringsfase ook enkele alternatieven <strong>voor</strong> die <strong>voor</strong><br />

het gros van de leerlingen lichter en meer uitnodigend zijn dan<br />

een artikel uit bv. De Standaard. Voor leraren vragen ze veelal<br />

meer werk. Het is zo dat leerlingen vandaag in de derde graad<br />

ASO niet allemaal tot de groep van de fervente lezers van<br />

kwaliteitskranten behoren. Om te kunnen aanpassen aan de eigen<br />

doelgroep en omdat we de start nemen van een <strong>project</strong> met veel<br />

6


onnenonderzoek bieden we ook meer dan één instap aan met<br />

een lagere drempel. Volgende smaakmakers wijzen - net als de<br />

krantenartikels - allemaal naar de sociale problematiek. Ze geven<br />

tevens een aanzet naar de noodzaak van het<br />

vakkenoverschrijdende onderzoek en naar zelfstandig leren/<br />

werken. Via ervaring met de problematiek wordt georiënteerd<br />

naar het <strong>project</strong>. Er worden enkele begrippen<br />

meegenomen(niveau ‘ervaring’ of afhankelijk van de beginsituatie<br />

van de leerling kan dat ook ‘verankering’ zijn(zie ook bijlage 1 C).<br />

- Confrontatie van de leerlingen met beeldfragmenten van een wijk<br />

met sociale problemen: bv. de Matonge-wijk in Brussel. Hierin<br />

kunnen meestal verschillende deelaspecten gedetecteerd worden:<br />

de multiculturele samenleving, de morfologische wijzigingen in de<br />

stad, het 19 de eeuwse architecturale karakter van de stad, de<br />

verkrotting, het koloniale verleden, …Of <strong>hier</strong> foto’s, een video of<br />

andere visualisering worden aangeboden door de leraren of /<br />

gemaakt worden door leerlingen zélf is in de groep af te spreken.<br />

Er is een merkbaar verschil in werklast.<br />

- Een ander alternatief <strong>voor</strong>beeld is: de leerlingen trekken per twee<br />

de stad in. Op een door de leerkracht aangeduide plaats zullen ze<br />

15 minuten de stad observeren in stilte. Ze noteren hun<br />

bevindingen. Terug op school gooien ze hun bevindingen in de<br />

groep. Tijdens de discussie moet het thema ‘sociale gelijkheid en<br />

ongelijkheid duidelijk worden én het besef dat ‘de’ stad vanuit<br />

verschillende invalshoeken moet bestudeerd worden. We denken<br />

bv. aan de invalshoek ruimte en de invalshoek tijd. Bij deze instap<br />

is de relevantie van de keuze van de locatie door de leraar erg<br />

belangrijk. De leraar kan bv. <strong>hier</strong> een locatie opgeven die zowel<br />

vragen oproept vanuit de actuele omgeving (ruimtelijk<br />

perspectief) als vanuit het verleden.<br />

- Twee leerlingen (of de leraar) maken een korte videoopname van<br />

het leven (leerlingen, directie, leraren; bv. via een intervieuw) in<br />

een concentratieschool. Er kan een bestaande video getoond<br />

worden. VRT zond bv. in 2003 een reportage uit van het Instituut<br />

Maris Stella-Sint-Agnes (Antwerpen, Borgerhout) die <strong>hier</strong><strong>voor</strong> kan<br />

gebruikt. Wellicht heeft de school zelf deze video.<br />

- Een interview met leerlingen, leraren en met de directie <strong>omtrent</strong><br />

segregatie of integratie vanuit het raster in bijlage 1 B behoort tot<br />

de mogelijkheden. In een concentratieschool als deze volgt een<br />

publiek van hoofdzakelijk allochtonen de lessen bij leraren en<br />

onder de leiding van een directie van hoofdzakelijk autochtonen.<br />

Hen hun standpunt horen vertellen op integratie en op segregatie<br />

is tegelijk verhelderend en confronterend. De ervaring van enkele<br />

leerlingen kan overgebracht worden op de anderen door<br />

bij<strong>voor</strong>beeld een video.<br />

2 Begripsvorming en inzicht in mechanismen<br />

Om een thema ten gronde te bestuderen, is begripsvorming en inzicht<br />

in mechanismen nodig. De vakleraar kan <strong>dit</strong> docerend aanbrengen of<br />

de leerlingen kunnen alles verwerven via zelfstandig werk.<br />

7


Zonder de leercirkel van Kolb als normerend te beschouwen willen we<br />

het inspirerende karakter ervan benadrukken. Niet iedereen hanteert<br />

de diversiteit in leerstijlen van de leerling even bewust. Wie lesgeeft<br />

beseft vaak wél dat inspelen op de denker én de doener in iedere<br />

leerling een meerwaarde kan zijn bij overdracht. De vier etappes van<br />

Kolb (duidelijk te relateren aan denken en/ of aan doen) kunnen<br />

leraren inspireren om in de kennismaatschappij van vandaag een<br />

krachtige leeromgeving uit te bouwen. Zie ook bijlage 1, C.<br />

Omdat de te verwerven begrippen gerelateerd zijn aan de diverse<br />

deelonderzoeken, worden <strong>hier</strong>na slechts enkele invullingen <strong>voor</strong> de<br />

kernvakken opgesomd. Alternatieven zijn opgenomen elders in <strong>dit</strong><br />

rooster.<br />

→ Humane wetenschappen<br />

Sociale stratificatie: belang van het beroep, inkomen-bezit- rijkdom,<br />

invloed van kennis, afkomst, leeftijd, gender, handicap, huwelijk,<br />

echtscheiding, migratiegeschiedenis.<br />

→ Aardrijkskunde<br />

Het <strong>project</strong> leent zich uitstekend om de stad morfologisch en<br />

functioneel te typeren en te verklaren. Daartoe is echter een<br />

begrippenkader absoluut noodzakelijk om elementen te kunnen<br />

ordenen tot een structuur om zo de eigenheid van een stedelijke<br />

ruimte te kunnen bepalen.<br />

Begrippen <strong>voor</strong> een functionele typering:<br />

- Centraliteit en invloedssfeer van een stad<br />

- De stedenhiërarchie<br />

- Basisactiviteiten van een stad<br />

- Stedelijke ruimte als spanningsveld tussen activiteiten<br />

- Functionele expansie van steden<br />

Begrippen <strong>voor</strong> een morfologische typering<br />

- Opbouw van een stadsgewest: stadskern, dicht bebouwde<br />

stedelijke wijken, kernstad, stadsrand, agglomeratie, banlieue.<br />

- Processen van urbanisatie en suburbanisatie<br />

- Polarisatie in stadsgewesten<br />

- Verkrotting in steden<br />

- Competitie in het grondgebruik<br />

- Centrifugale groei van steden<br />

De begrippen hebben aanknopingspunten met de leerplandoelen 1, 2<br />

en 3 van het thema “verstedelijking en ruimtelijke ordening”.<br />

→ Geschiedenis<br />

Dit <strong>project</strong> geef de kans een aantal begrippen van het globaal<br />

referentiekader te verhelderen en te verankeren. We denken meer<br />

bepaald aan koepelbegrippen en aan een aantal historische<br />

begrippen. De evenementen waarmee alles wordt aangebracht en<br />

ingekleed worden bepaald door het gekozen onderzoek.<br />

Wat koepel- en historische begrippen betreft:<br />

De evolutie van steden situeren in de pre-industriële, industriële en<br />

postindustriële fase.<br />

8


De evolutie van steden situeren in de relevante historische periode.<br />

Dit betekent in het chronologische, het ruimtelijke referentiekader en<br />

in dat van de socialiteit.<br />

Uit het globaal referentiekader begrippen kunnen hanteren als:<br />

- structuur, systeem, gedragingen, strategie, mechanisme,<br />

probleem, conflict<br />

- cultuur<br />

- ideologie, waardestelsels, levensbeschouwing, zingeving, religie<br />

- sociale gelaagdheid<br />

- oorzaak en gevolg<br />

- centrum en periferie<br />

- continuïteit en discontinuïteit<br />

- feit en fictie; feit en menig<br />

- gewilde en ongewilde gevolgen<br />

- gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid<br />

- segregatie, assimilatie, integratie, marginalisatie<br />

- leef- en werkomstandigheden…(vb. via thema’s als de relatie<br />

tussen de industriële revolutie en de armoede in de stad;<br />

immigratie en sociale ontwikkeling; de rol van de elite - overheid,<br />

patronaat...- van een stad in sociale transformatieprocessen;<br />

impact en schaalvergroting op de morfologie van een stad;<br />

immigratie en economische en sociale ontwikkeling<br />

- beeldvorming, iconisering, imago van de stad<br />

De begrippen die <strong>voor</strong> geschiedenis aan de orde zijn hebben ofwel te<br />

maken met de situering in het verleden en met de reconstructie van<br />

het verleden (vb. relevante langetermijnevoluties; zie leerplandoelen<br />

12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19) ofwel met de historische methode en<br />

met het onderzoekend en probleemstellend leren(leerplandoel 20, 21,<br />

22, 23, 24, 25, 26).<br />

→ Esthetica<br />

De stijlkenmerken herkennen in gebouwen en kunstwerken die er bij<br />

de stadsontwikkeling gekomen zijn.<br />

3 Onderzoek: toelichting en verhelderen van inhoud en<br />

vaardigheden en tijdelijke opsplitsing van de<br />

leerlingen in twee deelgroepen<br />

De toelichting en verheldering van inhouden en vaardigheden is een<br />

scharniermoment.<br />

In <strong>dit</strong> stadium kiezen leerlingen een eerste onderzoeksprobleem en<br />

van daaruit kiezen ze <strong>voor</strong> een verschillend traject. Zo zal de helft<br />

moeten kiezen <strong>voor</strong> een traject dat het accent legt op het aspect<br />

ruimte om de onderzoeksvraag op te lossen en de andere helft <strong>voor</strong><br />

de kadering van het probleem in de tijd. De twee trajecten doorlopen<br />

kan maar hoeft niet <strong>voor</strong> elke school/ groep leerlingen.<br />

Er komt een toelichting van inhouden én van onderzoeksvaardigheden<br />

vanuit alle betrokken disciplines. De leerlingen kiezen na de algemene<br />

kaders en instructies een probleemstellende onderzoeksvraag..<br />

Afhankelijk van deze onderzoeksvraag worden er vanaf dan twee<br />

groepen gevormd die elk via een eigen traject de<br />

9


onderzoeksvaardigheden zullen trainen. De groep tijd zal waar nodig<br />

zoeken naar verklaringen vanaf de historische wortels van het<br />

probleem, in welke periode die zich dan ook situeert. Dat zal ook zo<br />

zijn <strong>voor</strong> esthetica en culuurwetenschappen. In het uitgewerkte<br />

<strong>voor</strong>stel (groep tijd) wordt een beperking ingebouwd van de<br />

negentiende tot en met eenentwintigste eeuw. Deze keuze heeft te<br />

maken met de grote toegankelijkheid van bronnen en met de<br />

raakpunten met aardrijkskunde en met gedragswetenschaopen<br />

waarmee <strong>dit</strong> <strong>project</strong> is uitgebouwd. De groep ruimte zoekt de<br />

beschrijvingen en de verklaringen ze eerder in de twintigste en<br />

eenentwintigste eeuw en vanuit de ruimtelijke component. Op basis<br />

van de onderzoeksvraag en via sturing en begeleiding van<br />

begeleidende leraren worden de leerlingen opgedeeld in twee<br />

ongeveer even grote groepen. Beide trainen vanuit hun eigen<br />

invalshoek (veelal dezelfde) onderzoeksvaardigheden. Zie ook eerder<br />

bij de aanbreng van de probleemstelling in de verantwoording van de<br />

opdeling in de groep ruimte en in de groep tijd.<br />

Bij het uittekenen van het deelonderzoek heeft de leraar een cruciale<br />

rol want hij moet duidelijke toelichting geven over het verloop van<br />

onderzoek. Dit <strong>project</strong> wil immers de onderzoeksvaardigheid van<br />

leerlingen ontwikkelen.<br />

Bij het toelichten krijgen leerlingen zowel een inhoudelijke aanbod<br />

vanuit elke discipline als een explicitering van de veronderstelde<br />

onderzoeksvaardigheden. De band met de inhoud waarmee deze<br />

worden getraind komt er vanuit de vier kernvakken. De vormende<br />

component van kernvak esthetica en van de humane wetenschappen<br />

kan nu eens aanleunen bij de groep tijd en dan weer bij de groep<br />

ruimte. Inherent aan een vakoverschrijdend <strong>project</strong> is dat de<br />

vormende waarde gelijkwaardig is.<br />

- aardrijkskunde: Het analyseren van een landschap en het ordenen<br />

van elementen tot een structuur om <strong>hier</strong>uit de eigenheid van het<br />

landschap af te leiden gebeurt <strong>hier</strong> via de delen van een<br />

stadsgewest. Hierbij speelt de kaart van het stadsgewest een<br />

cruciale rol om het ruimtelijk inzicht bij de leerlingen te<br />

bevorderen.<br />

- humane wetenschappen: zelf aan te vullen<br />

- esthetica: zelf aan te vullen<br />

- geschiedenis: het ruime kader van de algemene geschiedenis<br />

wordt opgehangen aan een aantal specifieke anker- en<br />

keerpunten van de bestudeerde stad. Deze leerstof <strong>voor</strong> alle<br />

leerlingen wordt aan iedereen uitgelegd. In <strong>dit</strong> verhaal zijn er al<br />

begrippen verweven. In vier lestijden (exposé/ leerstof <strong>voor</strong> alle<br />

leerlingen) wordt aan alle leerlingen zowel dat historische verhaal<br />

(algemene geschiedenis, opgehangen aan de anker- en<br />

keerpunten die belangrijk zijn <strong>voor</strong> de gekozen stad) aangeboden<br />

als de theorie over de historische methode. Is er te weinig tijd dan<br />

kan <strong>dit</strong> deel in de gewone lessen geschiedenis aan bod komen<br />

maar dat is niet echt de bedoeling.<br />

De groepsindeling (groepjes van drie <strong>voor</strong> de groep ruimte en van<br />

10


vier <strong>voor</strong> de groep tijd met dezelfde onderzoeksvraag) in deze twee<br />

grote luiken vindt nu plaats. Aan het einde van het onderzoek zal er<br />

een rapportering komen vanuit de ruimtelijke component en één<br />

vanuit de kadering in de tijd en zullen leerlingen van elkaar horen of<br />

beide trajecten relevant zijn <strong>voor</strong> dezelfde onderzoeksvraag, of ze<br />

kunnen verweven worden en welke de meest relevante weg is (ruimte<br />

en of tijd) om de probleemstellende onderzoeksvraag te kaderen.<br />

groep 1 ruimte<br />

Dit onderzoek is erg gelaagd. In het gedeelte dat nu volgt, worden<br />

de verschillende stappen ervan bondig geschetst vanuit<br />

aardrijkskunde.<br />

o Vanaf het ogenblik dat er <strong>voor</strong> iedere deelgroep een<br />

onderzoeksprobleem is vastgelegd, wordt de vraag gesteld of<br />

de thematiek wel onderzoekbaar is vb is het<br />

onderzoeksprobleem wel voldoende afgebakend, zijn de<br />

onderzochten bereikbaar en bereid tot medewerking….Welke<br />

bronnen kunnen we hanteren?<br />

o Pas als <strong>hier</strong>over zekerheid is, wordt overgegaan tot het<br />

verzamelen van <strong>informatie</strong> over het onderzoeksonderwerp.<br />

Leerlingen moeten er in deze fase over waken waar en wat er<br />

moet gezocht, wat de geschikte planning is bij <strong>informatie</strong>verwerving<br />

en hoe de gegevens worden opgeslagen. Na het<br />

ordenen en bestuderen van de info moet er, <strong>voor</strong> het veldwerk<br />

begint, nog één <strong>voor</strong>bereidende fase komen.<br />

o De onderzoekseenheid (d.i. de situatie, persoon of groep die<br />

het <strong>voor</strong>werp van onderzoek is) en de dataverzamelingsmethodiek<br />

(vb enquête, interview, observatie) worden<br />

gekozen. Iedere onderzoeker moet beseffen dat elke<br />

methode eigen kenmerken heeft. Zo zijn interviews erg<br />

bruikbaar <strong>voor</strong> onderzoek mits gevarieerde vraagstelling.<br />

Enquêtes zijn werkbaar materiaal <strong>voor</strong> kwantitatief onderzoek,<br />

maar ook <strong>hier</strong> moet erover gewaakt dat de bevraging<br />

enkelvoudig, niet suggestief, eenduidig, niet te lang is en de<br />

privacy garandeert… Welke methodiek ook wordt gekozen,<br />

de kwaliteit van het onderzoek hangt er duidelijk mee samen.<br />

Eenmaal de methodiek gekozen, wordt dan ook best een<br />

werkschema opgesteld waarin vervat zitten: planning van het<br />

veldwerk, vragenlijst, wijze van vastleggen van gegevens (vb<br />

gebruik van band- of video-opname).<br />

o Pas na deze <strong>voor</strong>bereidende stappen kan het eigenlijke<br />

onderzoek beginnen.<br />

Dit stappenplan wordt in de klas aangevuld met duidelijke toelichting<br />

van de leraar over:<br />

o het inhoudelijke nl de residentiële, sociale en etnische<br />

segregatie binnen de stad<br />

o de sociaal ruimtelijke onderzoeksterreinen zoals straat-<br />

11


opnames en woningtellingen met cartografische verwerking.<br />

Andere mogelijkheden zijn transecten met observaties inzake<br />

sociaal functioneel ruimtegebruik, interviews met be<strong>voor</strong>rechte<br />

getuigen in buurthuizen, leefbaarheidsevaluaties van straten<br />

en buurten of het verwerken van statistische gegevens op<br />

wijk- en buurtniveau.<br />

4 Het formuleren van onderzoeksvragen op basis van<br />

bestaande documenten, beelden…<br />

Het onderzoek kan starten met de vraag of er segregatie/<br />

ongelijkheid is in de stad. Na een eerste verkenning van statistische<br />

bronnen en vaststelling van segregatie/ ongelijkheid komt de<br />

volgende vraag: hoe komt die segregatie/ ongelijkheid tot uiting in de<br />

stad?<br />

Bestaande documenten en publicaties vormen het uitgangspunt <strong>voor</strong><br />

het verfijnen van die vraag. In deze fase kunnen <strong>voor</strong> aardrijkskunde<br />

o.a. de verwerkte gegevens per (deel-)gemeente en per statistische<br />

sector (o.a. cartografisch) van de volkstelling van 2001 dienstig zijn.<br />

Studie en verwerking van studiemateriaal kan best gebeuren via<br />

groepswerk. Iedere groep neemt dan bij<strong>voor</strong>beeld een gebied onder<br />

de loep en de bevindingen worden naderhand in plenum uitgewisseld.<br />

Zo zal vastgesteld worden dat er inderdaad een verband is tussen<br />

sociale en ruimtelijke segregatie.<br />

Vervolgens wordt het veldwerk (het onderzoek op het terrein)<br />

<strong>voor</strong>bereid. In deze fase zal het vanuit het materiaal vastgestelde<br />

verband tussen sociale en ruimtelijke segregatie getoetst worden aan<br />

de werkelijkheid. Ook <strong>hier</strong> kan best in groepjes worden gewerkt en<br />

daarbij kunnen observatiedocumenten vanuit aardrijkskunde gebruikt<br />

worden (zie bijlage 2) alsook onderzoeksinstrumenten aangemaakt<br />

als interviews of enquêtes met als onderzoeksveld buurtbewoners en<br />

be<strong>voor</strong>rechte getuigen (vb buurtwerker, wijkagent, directeur van een<br />

basisschool, gezondheidswerker…) Interviews en observatie van de<br />

buurtbewoners kunnen o.m. op vlak van de verhouding<br />

alleenstaanden – gezinnen – jongeren – ouderen, peilen van het<br />

verenigingsleven en/of frequentie van contacten, de verhouding<br />

allochtonen – autochtonen, het aantal werklozen – arbeiders –<br />

bedienden – middenkader – hoger kader…<br />

Het verzamelen van foto’s of digitale beelden kan daarenboven de<br />

observaties vastleggen <strong>voor</strong> de verwerking achteraf. Doel van <strong>dit</strong><br />

veldwerk is het in kaart brengen van het welbevinden van de burger.<br />

In <strong>dit</strong> stadium van het <strong>project</strong> kunnen groepjes eventueel<br />

onderzoeken hoe de stad in de loop van de geschiedenis in beeld is<br />

gebracht. Er kan aan de hand van het werk van bv schilders worden<br />

nagegaan wat zij te vertellen hadden over hun stad. Of er kan<br />

onderzocht worden wanneer het gewone volk het onderwerp van<br />

schilderijen werd. De politiek kan ook de basis zijn van<br />

stadsonderzoek door te peilen naar de relatie tussen enerzijds<br />

bewonersgroepen en anderzijds de gevoerde stadspolitiek doorheen<br />

12


de tijd.<br />

Weliswaar is het aantal deelonderzoeken afhankelijk van klasgrootte<br />

maar ook interesse van leerlingen en/of leraar spelen een rol.<br />

5 Uitvoeren van het veldwerk<br />

In <strong>dit</strong> stadium van het <strong>project</strong> verzamelen de deelgroepen de<br />

gegevens m.b.t. de geformuleerde onderzoeksvragen. Voor <strong>dit</strong> werk<br />

dient voldoende tijd beschikbaar gesteld en moet dus afgeweken van<br />

een ingeroosterd moment.<br />

6 Verwerken van onderzoeksgegevens<br />

Alle gegevens zijn verzameld. Nu volgt het verwerken van de info.<br />

Er wordt gewerkt op twee niveaus: de onderzochte straten en de<br />

statistische sectoren. Het is de bedoeling te komen tot een typering<br />

van bepaalde straten en wijken. Dit kan op basis van de gegevens uit<br />

bij<strong>voor</strong>beeld interviews. Elke deelgroep verwerkt de gegevens<br />

cartografisch en statistisch. Deze resultaten worden getoetst aan de<br />

gegevens en het kaartmateriaal van de volkstelling 2001 (per<br />

statistische sector) (Voor meer <strong>informatie</strong>:<br />

http://www.statbel.fgov.be/press/fl042_nl.asp). De terreinobservaties<br />

kunnen aan de hand van deze objectieve gegevens<br />

worden bijgestuurd en genuanceerd (bv bij de afbakening van zones<br />

met gelijke kenmerken). De resultaten en besluiten kunnen<br />

mondeling en schriftelijk (met ICT-integratie) aan de rest van de<br />

groep worden gerapporteerd.<br />

7 Formuleren van mogelijke oplossingen<br />

De antwoorden op de deelonderzoeken kunnen worden <strong>voor</strong>gelegd<br />

aan mensen die met deze problematiek begaan zijn zoals<br />

buurtbewoners, wijkagenten, schoolbesturen, gezondheidswerkers,…<br />

en zo kan gezocht naar mogelijke verklaringen <strong>voor</strong> segregatieprocessen.<br />

Vanuit het inzicht in het ontstaan van segregatie en de sociaalmaatschappelijke<br />

gevolgen zoeken de deelgroepen naar oplossingen.<br />

Dit kan in samenspraak met buurtwerkers of verantwoordelijken <strong>voor</strong><br />

het gemeentelijk beleid om een zo realistisch mogelijke invulling<br />

<strong>hier</strong>aan te geven. Een meningvormende vergadering met<br />

buurtbewoners, gemeentelijke overheid en de klasgroep kan een<br />

mooi sluitstuk vormen en is misschien de gelegenheid om een nieuwe<br />

onderzoeksvraag te lanceren.<br />

groep 2 tijd<br />

Het is mogelijk op dezelfde plaatsen en vanuit eenzelfde<br />

probleemstelling een onderzoek te doen dat zowel focust op de<br />

situering in de relevante historiek(situering in de historische<br />

13


eferentiekaders) als op de historische methode. De keuze van de<br />

relevante onderzoeksplaatsen door de leraar blijft belangrijk.<br />

Voor geschiedenis gaat het onderzoek over gelijkheid en<br />

ongelijkheid in de stad. Het onderzoek kent vier fases. De eerste<br />

drie fases verlopen apart met de groep tijd. De vierde fase richt<br />

elke school plenair in met een in aantallen evenwichtige<br />

vertegenwoordiging van leerlingen uit de groep ruimte én uit de<br />

groep tijd.<br />

- 1. descriptieve fase: beschrijving van de gelijkheids/<br />

ongelijkheidsproblematiek: doorheen de hele geschiedenis of<br />

in de 19 de ->21 ste eeuw ( vier periodes).<br />

- 2. verklarende fase: verklaring van de gelijkheids/<br />

ongelijkheidsproblematiek doorheen de hele geschiedenis of<br />

in de 19 de ->21 ste eeuw ( vier periodes).<br />

(tussentijdse evaluatie)<br />

- 3. onderzoek naar de remfactoren in de gelijkheids/<br />

ongelijkheidsproblematiek<br />

- 4. Discussie, eindwerk, …(plenair: samen met leerlingen van de<br />

groep ruimte)<br />

De onderzoeksvaardigheden die aan bod komen hebben zowel met de<br />

integratie van alle betrokken vakdisciplines te maken als met de<br />

vakoverschrijdende doelen/ eindtermen. De onderzoeksvaardigheden<br />

van de sterke leerlijn (leerplannen) humane wetenschappen worden<br />

meegenomen.<br />

We voegen in bijlage een synthese toe die deze van alle vakken<br />

integreert en enkele aandachtspunten <strong>voor</strong> de component tijd.<br />

Zie bijlage 1 D en 1 E<br />

De motiverende intro, begripsvorming en kader van het onderzoek<br />

hebben de leerlingen achter de rug in het algemeen deel. Ze verfijnen<br />

hun onderzoeksvraag en doen reflectie en uitvoerend veldwerk in een<br />

steeds wisselende volgorde. Deze wordt bepaald door de aard van de<br />

onderzoeksvraag.<br />

Dezelfde ‘etappes’ zijn aan de orde als bij de groep ruimte. Ze volgen<br />

elkaar niet altijd lineair op. Er is vanuit de onderzoeksvraag en vanuit<br />

de mate van beschikbaarheid van bronnen vaak een cyclische<br />

afwisseling nodig van actie(veld- en bronnenonderzoek) en reflectie.<br />

- Het formuleren van onderzoeksvragen op basis van bestaande<br />

documenten, beelden…,<br />

uitvoeren van het onderzoek(veldwerk en bronnenstudie)<br />

Veldwerk en studiewerk zijn in het <strong>project</strong> niet altijd (bv. bij<br />

geschiedenis) aparte fases: leerlingen zullen het studiewerk en<br />

veldwerk à la carte gebruiken: de onderzoeksvraag bepaalt welk<br />

studie- en veldwerk noodzakelijk is.<br />

Wat de gekozen periode, de steekproefmethode en enkel soorten<br />

bronnen betreft <strong>voor</strong> het ontwerp dat is aangeboden in bijlage,<br />

<strong>voor</strong>af het volgende.<br />

Vanuit historisch kaartmateriaal (stadsplannen, Ferrariskaart – te<br />

bekomen via het NGI) kan de evolutie van de stad afgeleid<br />

worden. Hierbij wordt voldoende aandacht besteed aan de<br />

koppeling van de tijdscomponent aan de ruimtelijke.<br />

14


De studie van de 19 de eeuw en de 20 ste eeuw heeft troeven<br />

omwille van de leefwereld van de leerlingen, de<br />

vergelijkingsmogelijkheden en de toegankelijkheid van bronnen.<br />

Een terugkoppeling naar het totale verhaal van het verleden om<br />

er de toepasselijke passages uit te halen verdient de <strong>voor</strong>keur.<br />

Voorkeur gaat uit naar de steekproefmethode: vier <strong>voor</strong> de<br />

gekozen stad relevante periodes worden met elkaar vergeleken:<br />

bv. midden 19 de eeuw, begin 20 ste eeuw, de jaren zestig, de 21 ste<br />

eeuw.<br />

Waar dat kan wordt verwezen naar het ruimere algemeen<br />

historisch referentiekader.<br />

Vanuit statistieken en ander cijfermateriaal kan de<br />

bevolkingsevolutie van de stad gevolgd worden:<br />

- een toename in de 19 de eeuw (als gevolg van de industriële<br />

revolutie en de plattelandsvlucht). Hieraan gekoppeld de<br />

vraag hoe de industriële revolutie het uitzicht van de stad<br />

bepaalde en tevens de relatie leggen tussen industrialisering<br />

en rijkdom/ armoede in de stad.<br />

- een toename in de 20 ste eeuw (als gevolg van de tertiaire sector, de<br />

(de-)kolonisatie, de internationale migratie<br />

Vanuit statistieken en cijfermateriaal ( o.a. gezondheidsrapporten)<br />

kunnen leerlingen tevens de leeftijd, de sekse, de nationaliteit,<br />

het bezit, de opleiding, het armoedeniveau , kindergrootte,<br />

woonoppervlakte, … detecteren. Deze gegevens zijn <strong>voor</strong> de eigen<br />

tijd bv. gemakkelijk beschikbaar via internet.<br />

Vanuit rapporten, foto’s, verslagen kunnen leerlingen de specifieke<br />

gevolgen van de technologische veranderingen <strong>voor</strong> de stad<br />

beschrijven en lokaliseren in de stad (rijke buurten, arme buurten:<br />

<strong>hier</strong> duidelijke aansluiting met aardrijkskunde), alsook de politiek<br />

van de (stedelijke) overheid in stadsontwikkeling/ stadsrenovatie<br />

bestuderen.<br />

Vanuit diverse bronnen de aanpak van de sociale ongelijkheid én<br />

door de overheid (o.a. asielproblematiek, OCMW-verslagen, …) én<br />

door de sociale groepen bestuderen. Tevens het imago van de stad<br />

confronteren met de realiteit. Bij<strong>voor</strong>beeld de Baedecker-gidsen<br />

in de 19 de eeuw vergelijken met authentiek fotomateriaal uit die tijd.<br />

Hedendaagse reisgidsen en films en series(Brussels by Night,<br />

Manneken Pis, Flikken, …) toetsen op hun ‘waarheidsgehalte’ door<br />

de historische methode toe te passen.<br />

De beeldvorming van en over de stad is een verhaal op zich dat een<br />

onderzoek waard is.<br />

- verwerken van de onderzoeksgegevens:<br />

Aangezien het <strong>voor</strong>gestelde geschiedenisonderzoek een hele grote<br />

vrijheid geeft aan de leerlingen zelf, kunnen <strong>hier</strong> enkel algemene<br />

richtlijnen gegeven worden in verband met de verwerking van de<br />

onderzoeksresultaten.<br />

- formuleren van mogelijke oplossingen<br />

concreet traject: vier etappes<br />

15


Het onderzoek kan starten met de vraag of er segregatie/<br />

ongelijkheid is in de stad. De bedding van het thema segregatie in het<br />

ruimer kader van gelijkheid en ongelijkheid in de stad wordt door elke<br />

vakdiscipline geëxpliciteerd én meegenomen doorheen het <strong>project</strong>.<br />

Het historisch onderzoek kan nagenoeg parallel verlopen met dat van<br />

aardrijkskunde. Het lijkt trouwens wenselijk om de moeilijkheidsgraad<br />

op eenzelfde niveau te houden … en te bewaken. De<br />

probleemstelling, de rode draad in het onderzoek, moet duidelijk en<br />

eenvoudig zijn.<br />

1. de beschrijvende fase<br />

Na een eerste verkenning van statistische bronnen en vaststelling van<br />

segregatie/ ongelijkheid komt de volgende vraag: hoe komt die<br />

segregatie/ ongelijkheid tot uiting in de stad?<br />

We proberen de tweespalt gelijkheid en ongelijkheid te beschrijven én<br />

te verklaren.<br />

Hoe komt de ongelijkheid tot uiting in de stad (algemeen en/ of in de<br />

19 de en de 20 ste eeuw? In deze fase beperken de leerlingen zich tot<br />

een beschrijving van de ongelijkheid in de stad in verschillende<br />

periodes (beschrijvende fase). Dit gebeurt aan de hand van<br />

teksten, beeld- en cijfermateriaal. Na deze fase schetsen de leerlingen<br />

‘een’ beeld van de stad op verschillende tijdstippen. Kennis van de<br />

uiterlijke verschijning van steden dragen immers erg veel bij tot een<br />

begrip van de sociale, economische en politieke achtergronden.<br />

Belangrijk is de discussie in de klasgroep over dat stadsbeeld: in<br />

welke mate is dat beeld geëvolueerd? Onder begeleiding van de<br />

leerkracht worden tijdens de discussie een aantal belangrijke<br />

bevindingen genoteerd. Die bevindingen vormen de basis <strong>voor</strong> de<br />

volgende stap: de verklaring (verklarende fase).<br />

2. de verklarende fase<br />

Bestaande documenten en publicaties vormen het uitgangspunt <strong>voor</strong><br />

het verfijnen van die vraag. Studie en verwerking van studiemateriaal<br />

kan best gebeuren via groepswerk. Iedere groep neemt dan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld een gebied/ periode/ bron onder de loep en de<br />

bevindingen worden naderhand in plenum uitgewisseld.<br />

De leerlingen beslissen in die verklarende fase zelf welke bevinding<br />

ze willen verklaren. Bij<strong>voor</strong>beeld: bepaalde leerlingen willen een<br />

verklaring vinden <strong>voor</strong> de sterk stijgende bevolking; andere leerlingen<br />

willen de toename van de Turkse gemeenschap in hun stad<br />

onderzoeken, …. Leerlingen met eenzelfde keuze vormen samen een<br />

groep. De leerkracht kan ook een andere groepsindeling maken:<br />

bij<strong>voor</strong>beeld één groep bestudeert het midden van de 19 de eeuw, een<br />

andere groep het begin van de 20 ste eeuw, …<br />

De groepen formuleren zelf hun onderzoeksvraag en stippelen<br />

zelf de best te volgen weg uit om die verklaringen te vinden.<br />

Meestal zal een combinatie van studie en veldwerk (bezoek<br />

stedelijke dienst, archief, interview, enquête, …) noodzakelijk zijn. In<br />

deze fase worden – net als bij de groep ruimte – vaardigheden en<br />

attitudes belangrijk. De opdracht van de leerkracht wordt vanaf dan<br />

16


complexer: de leraar is zowel de organisator en de manager als de<br />

vraagbaak, de stimulator, de observator en de evaluator.<br />

3. De derde fase (remfactoren op de gelijkheid en<br />

ongelijkheid in de stad) gebeurt slechts nadat de vorige fase<br />

definitief afgerond is. Samen met de leerkracht wordt bepaald of de<br />

verklaringen die aangereikt worden in verband met de bestudeerde<br />

bevinding voldoende zijn. Hier gebeurt tevens een tussentijdse<br />

evaluatie door de leerkracht. Inhoudelijke ‘hiaten’ en leerpunten<br />

inzake attitudes en vaardigheden worden nu vastgelegd. Zie bijlage 3<br />

B.<br />

Voor de derde fase worden nieuwe groepen gecreëerd: in elke<br />

groep zit een expert inzake één bestudeerde bevinding van de vorige<br />

fase. Elk groepslid heeft met andere woorden een expertise die de<br />

ander niet heeft. Dit leidt tot een positieve wederzijdse<br />

afhankelijkheid. De leerlingen moeten beseffen dat ze elkaar nodig<br />

hebben om de leertaak met succes uit te voeren.<br />

In deze derde fase wordt het ongelijkheid/ gelijkheid –aspect van de<br />

stad duidelijk beschreven en verklaard (samenvatting vorige fases).<br />

Vervolgens worden de remfactoren op de gelijkheid en ongelijkheid in<br />

de stad bestudeerd. Welke factoren hebben de aanpak van de<br />

sociaal-economische ongelijkheid<br />

( op allerhande vlakken zoals bij<strong>voor</strong>beeld woning, werk, ….)<br />

bevorderd, welke afgeremd? Ook <strong>hier</strong> is de inbreng van de leerlingen<br />

erg groot. Belangrijk is dat ze de remfactoren vanuit drie hoeken<br />

bekijken: de overheid, het patronaat en de sociale groepen<br />

(migranten, arbeiders, … ) zelf.<br />

3. De vierde fase (synthese/ discussie/ eindwerk gelijkheid<br />

en ongelijkheid in de stad)<br />

Voor de vierde fase; zie ‘alle leerlingen’<br />

Voor de vertaling van het stappenplan van het traject tijd naar de<br />

leerlingen zie bijlage 2, B (concretisering 19 de tot en met 21 ste eeuw).<br />

alle leerlingen<br />

Afsluitende uitwisseling van beide groepen<br />

Leerlingen uit de twee groepen(ruimte en tijd) worden gemixt. Ze<br />

worden samengebracht en ze rapporteren aan elkaar. Er volgt een<br />

bespreking waarbij de leerlingen <strong>informatie</strong> over zowel de methode<br />

als over de inhoud uitwisselen. In beide groepen komen volgende<br />

vragen aan bod:<br />

- welke beschrijvingen en verklaringen vond je <strong>voor</strong> deze<br />

probleemstelling vanuit de groep ruimte en welke vanuit de groep<br />

tijd?<br />

- Waren ze verhelderend <strong>voor</strong> de gekozen probleemstelling? De<br />

<strong>project</strong>leider(s) gaat(n) er (omwille van de vormende waarde van<br />

het geheel) best van uit dat deze van de ruimte en van de tijd<br />

complementair zijn en leidt(en) de leerlingen naar het geven van<br />

17


elevante argumenten om beide benaderingen te verantwoorden.<br />

- Welke zijn de <strong>voor</strong>- en nadelen van een gesloten en meer open<br />

onderzoek? Het traject ruimte is meer gesloten dan het traject<br />

tijd.<br />

Het slot van het <strong>project</strong> richt zich op dualiseringsprocessen of op de<br />

mechanismen van sociale uitsluiting. De leerlingen moeten aantonen<br />

dat ze op basis van hun onderzoek in staat zijn een genuanceerd en<br />

weloverwogen standpunt in te nemen over ethische vraagstukken.<br />

Dit kan bv. via een discussie.<br />

Alternatieve<br />

invullingen Een aantal mogelijkheden <strong>voor</strong> de kernvakken zijn:<br />

→ Humane wetenschappen<br />

o Maatschappelijke diversiteit en sociale stratificatie: sociale<br />

ladder, sociale klasse, kastenmaatschappij.<br />

o Breuklijnen in de maatschappij kunnen herkennen vb arm-rijk,<br />

gelovig-anders gelovig, Vlaams-Waals, autochtoon-allochtoon,<br />

kennis (haves-haves not).<br />

o Samenleven met verschillen: multiculturele samenleving,<br />

democratie-tolerantie-pluralisme.<br />

o Mechanismen die kunnen spelen wanneer mensen met<br />

verschillen worden geconfronteerd: frustratie, agressie, angst,<br />

attribuering, onzekerheid, instinctivisme, behaviorisme, het<br />

sociobiologisch model.<br />

o Onderzoek van sociologische theorieën over maatschappelijke<br />

conflicten: zondeboktheorie, <strong>project</strong>theorie, anomietheorie<br />

→ Aardrijkskunde<br />

o Het stadsgewest als resultaat van functionele en<br />

morfologische verstedelijking<br />

o De processen van urbanisatie, suburbanisatie en rurbanisatie<br />

o Ontvolking en verkrotting van steden<br />

De morfologische structuur van de bebouwde ruimte kan bestudeerd<br />

aan de hand van kaarten van bevolkingsspreiding, luchtfoto’s<br />

en topografische kaarten. (Die zijn te bekomen via het NGI, het<br />

Nationaal Geografisch Instituut http://www.ngi.be).<br />

De studie van het stadsgewest kan als dynamisch kader fungeren,<br />

waarbinnen de processen en problemen in de kernstad, in de<br />

stadsrand en in de banlieu kunnen gesitueerd worden. Het is <strong>hier</strong>bij<br />

niet de bedoeling om een systematische studie van elk onderdeel van<br />

het stadsgewest aan te vangen. Het stadsgewest moet <strong>hier</strong><br />

beschouwd worden als een kader waarbinnen zowel de bebouwde<br />

ruimte als de functionele samen komen.<br />

De sociale segregatie kan bestudeerd worden vanuit beeld- en<br />

kaartmateriaal (KESTELOOT, C., e.a. Atlas van achtergestelde buurten<br />

18


in Vlaanderen en Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,<br />

Brussel, 1996.)<br />

→ Geschiedenis<br />

cf. punt 2 (begripsvorming en mechanismen, geschiedenis)<br />

Voor elke probleemstelling terugkoppelen naar het globale verleden,<br />

naar de grote relevante lijnen van het verhaal van het verleden blijft<br />

de <strong>voor</strong>keur wegdragen. Dat is dan ook de alternatieve invulling die<br />

we naar <strong>voor</strong> schuiven. We blijven de historische methode<br />

meenemen.<br />

De uitwerking (bijlage 2 B) van een model uit de negentiende en<br />

twintigste eeuw is exemplarisch weerhouden omdat er meer<br />

raakpunten zijn met de andere betrokken disciplines, in casu zeker<br />

aardrijkskunde en gedragswetenschappen. De bronnen(internet) zijn<br />

meer en gemakkelijker toegankelijk. De historische methode kan<br />

evenzeer toegepast/ getraind via actuele bronnen(inclusief deze die<br />

via internet beschikbaar zijn) dan op die uit een ver(der) verleden.<br />

→ Esthetica (nog uit te werken, bv. in de school, zelf)<br />

Methode Heel wat methoden vullen mekaar aan in <strong>dit</strong> <strong>project</strong>. In de<br />

aanvangsfase is het vereist om de leerlingen het begrippenkader en<br />

de mechanismen en enkele relevante en essentiële inhouden bij te<br />

brengen of ze althans op te frissen. Zo wordt een referentiekader<br />

opgebouwd. Dit kan door de leraar aangebracht maar er kan ook<br />

gekozen worden <strong>voor</strong> de formule van zelfstandig werk van leerlingen.<br />

Zie ook de leercirkel (bijlage 1, C) <strong>voor</strong> een integratie doorheen het<br />

hele traject op maat van vier leerstijlen.<br />

We herhalen dat door de leercirkel (afwisseling actie en reflectie)<br />

denkers en doeners worden aangesproken. Onderzoeksvaardigheden<br />

kunnende spil vormen om denkers en doeners kennis, inzichten en<br />

vaardigheden te doen binnenhalen. Dat geldt des te meer <strong>voor</strong><br />

abstracte begrippen uit het referentiekader die optimaal in diverse<br />

transfersituaties worden aangeboden.<br />

Bij de onderzoeksfasen van het <strong>project</strong> zal er in deelgroepen worden<br />

gewerkt. De <strong>voor</strong>bereiding, uitvoering en verwerking ervan<br />

veronderstellen dat de leerlingen het werk meer sturen en dat de<br />

leraar het proces eerder bewaakt. Hier kan dan ook meer gedacht<br />

worden aan zelfstandig leren en <strong>dit</strong> zeker in de verwerkingsfase waar<br />

de leerlingen gegevens moeten terugkoppelen aan het algemeen<br />

onderzoeksthema.<br />

Evaluatievormen Omdat het een ruim <strong>project</strong> betreft, moet de leerling goede notie van<br />

begrippen en mechanismen hebben om de kans op succes te<br />

optimaliseren. Daarom is het zeker verantwoord via summatieve<br />

evaluatie te controleren.<br />

Als evaluatievormen bij het groepswerk (deelonderzoeken) wordt<br />

19


Frequentie<br />

• Tijdpad<br />

• Wekelijks of<br />

modulair<br />

eerder een ander pad gesuggereerd. Als de onderzoeksvragen per<br />

deelgroep worden <strong>voor</strong>gelegd aan de hele groep kan peerevaluatie<br />

een treffend oordeel vormen. (zie inleiding én bijlage 3 A) Omdat<br />

attitudes bij groepswerk zeer belangrijk zijn, is zelfevaluatie,<br />

peerevaluatie en evaluatie door de leraar <strong>hier</strong> mogelijk. Het gaat dan<br />

om een vormende evaluatie waarbij werkpunten kunnen worden<br />

geformuleerd. (zie inleiding én bijlage 3 B) Tenslotte zijn er de<br />

presentaties van onderzoeksgegevens en <strong>hier</strong><strong>voor</strong> is een rubriek (zie<br />

inleiding én bijlage 3 C) handig.<br />

Er worden bij de groep tijd geïndividualiseerde leerpunten<br />

afgesproken per leerling(zie traject, zie bijlage 3 B) na de tweede<br />

fase. De rapportering daarvan, de opvolging en de evaluatie zijn erg<br />

belangrijke evaluatiegegevens.<br />

Voor het evalueren van het gehalte van zelfstandig werken en<br />

zelfstandig leren is er de bijlage 3 C bruikbaar <strong>voor</strong> het evalueren van<br />

metacognitieve vaardigheden ( zelfevaluatie, peer en leraar)<br />

Omwille van de gelaagdheid van het <strong>project</strong> wordt het gespreid over<br />

een heel schooljaar. Administratief zijn twee lesuren per week nodig<br />

<strong>voor</strong> de realisatie ervan.<br />

Een modulair aanbod is te verkiezen <strong>voor</strong> veldwerk, verwerking en<br />

reflectie. De instap van <strong>dit</strong> <strong>project</strong> nl. motiverende aanvangsfase,<br />

<strong>informatie</strong>verwerving wat begrippen en mechanismen betreft kan<br />

geroosterd worden als lesuur.<br />

Grootte werkgroepen Een groepsgrootte van 3 leerlingen(groep ruimte) en 4 (groep tijd) is<br />

een na te streven ideaal wil het groepswerk efficiënt verlopen en<br />

voldoende kwaliteit garanderen.<br />

Infrastructuur en<br />

leermiddelen<br />

Een degelijk uitgerust informaticalokaal is vereist <strong>voor</strong> de<br />

<strong>voor</strong>bereidende en verwerkende fasen van het onderzoek. Leerlingen<br />

moeten immers de nodige bronnen kunnen raadplegen maar ook<br />

illustratie- en ondersteunend materiaal bij presentaties kunnen<br />

aanmaken.<br />

Bronnen WERBROUCK, L. Navorming <strong>voor</strong> de tweede graad humane<br />

wetenschappen<br />

KESTELOOT, C, DE TURCK, A., Sociale structuren en buurten in<br />

moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten, Minister van<br />

Grootstedenbeleid, ISEG, K.U.Leuven, 2000.<br />

KESTELOOT, C., e.a. Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen<br />

en Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, 1996.<br />

MEERT, H., MISTIAEN, P., KESTELOOT, C., The Geography of<br />

Survival: Household Strategies in Urban Settings, TESGeografie, 88,<br />

2, pp. 169-181, KNAG, 1997.<br />

Leefbaarheidsonderzoek met bewonersinbreng, Project Stadsmonitor,<br />

RISO, Gent, 2001.<br />

Diverse publicaties van de Koning Boudewijnstichting.<br />

20


VAN DE BROEK, B., FOBLETS, M.C. (red.), Het failliet van de<br />

integratie? Het multiculturalismedebat in Vlaanderen, Acco, Leuven,<br />

2002.<br />

OCMW, Welzijnszorg, actiegroepen, politieke partijen, vakbonden…<br />

W. GOEGEBEUR, L. VAN LOOY nascholing zelfstandigheidsdidactiek<br />

en eindtermen/ leerplannen geschiedenis. VUB en Dienst Nascholing<br />

bisdom Antwerpen, 2002-2004.<br />

In 2002-2004 is de zelfstandigheidsdidactiek vanuit de leerstijlen van<br />

Kolb zeer praktijkgericht in nascholing gebracht <strong>voor</strong> vakhoofden en<br />

leraren geschiedenis van een delegatie per scholengemeenschap in<br />

het bisdom Antwerpen. Deze nascholing wordt georganiseerd door de<br />

dienst nascholing bisdom Antwerpen onder leiding van de<br />

pedagogische begeleiding. Van deze nascholers (prof. VUB) zijn de<br />

algemene publicaties en pleidooien pro zelfstandigheidsdidactiek en<br />

vakoverschrijding genoegzaam bekend. In <strong>dit</strong> nascholingstraject<br />

brengen ze een vakvertaling vanuit Kolb <strong>voor</strong> geschiedenis vie vier<br />

ankers: het globaal referentiekader(sessie 1), actieve<br />

werkvormen(sessie 2), zelfstandigheidsdidactiek via studiewijzers<br />

(sessie 3) én evaluatie (sessie 4). Werner Goegebeur is <strong>voor</strong>zitter van<br />

de commissie eindtermen geschiedenis. Hij is ook decaan van de<br />

faculteit wijsbegeerte en letteren(VUB).<br />

BREPOLS, J., Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn? Anderhalve eeuw<br />

arbeidersstrijd in België, Kritak, Leuven, 1988<br />

DE MECHELEER, L., De armoede in onze gewesten van de<br />

Middeleeuwen tot nu, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de<br />

Provinciën, Brussel, 1991<br />

DE WITTE, P., Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden leefden (1848-<br />

1918), Kritak, Leuven, 1986<br />

Kansarmoedeatlas Gent 2002, Sociaal Impulsfondsprogramma,<br />

http://www.gent.be/gent/wonen/kansarmo/atlas2002/<br />

Urbex: The Spatial Dimensions of Urban Social Exclusion and<br />

Integration: A European Comparison. Report on Brussels (nr13:<br />

11/2001). http://fmg.uva.nl/urbex/menureps.htm<br />

Etre migrant en Europe-, seminarie <strong>voor</strong> leraren geschiedenis, Raad<br />

van Euriopa, Neuchâtel, 6-9 maart 2002<br />

http://www.standaard.be<br />

http://www.ngi.be<br />

http://www.statbel.fgov.be/press/fl042_nl.asp<br />

http://www.kuleuven.ac.be/StaDT (website STedelijke armoede<br />

Doorlichting en Troeven <strong>voor</strong> ontwikkeling)<br />

de website humane wetenschappen<br />

21


Bijlage 1 : <strong>voor</strong>beelden van artikels en een begrippenraster <strong>voor</strong><br />

een motiverende introductie<br />

Bijlage 1, A<br />

REPORTAGE. Wijkcontracten hebben niet het verhoopte<br />

resultaat <strong>voor</strong> achtergestelde buurt<br />

De gemiste kansen van Kuregem<br />

Van onze redactrice<br />

Anja Otte<br />

22<br />

22/09/2001<br />

De honderden bezoekers van de tentoonstelling Körperwelten, die opengesneden en<br />

geconserveerde lijken toont, kunnen zich niet alleen vergapen aan menselijk verval. Ook de<br />

buurt waar ze door moeten om de Kelders van Cureghem te bereiken, getuigt van een<br />

verregaande aftakeling. De miljarden die het gewest en de gemeente Anderlecht besteden<br />

aan wijkcontracten, veranderen daar weinig aan.<br />

De naam van het Lemmensplein doet veel Brusselaars huiveren. Dit plein staat bekend als<br />

dé plek om te mijden, het gevaarlijkste oord van de hoofdstad, een nachtelijke<br />

verzamelplaats <strong>voor</strong> junks.<br />

Maar ’s middag slenteren groepjes schoolkinderen tussen de platanen en het nieuwe<br />

straatmeubilair. Het kon een plek zijn in welke Vlaamse gemeente dan ook, mocht niet<br />

iedere vitrine rondom met houten panelen beschut zijn. Bijna alle woningen staan er leeg,<br />

hun gevels ontsierd door graffiti met als belangrijkste onderwerp Willy Boy, de bijnaam van<br />

de plaatselijke wijkagent.<br />

Dit is het hart van Kuregem, een levendige, maar straatarme wijk met een <strong>voor</strong>namelijk<br />

allochtone bevolking. Links en rechts van het Lemmensplein bevinden zich relatief nieuw<br />

speeltuintjes. Het lijken <strong>voor</strong>beelden uit een handboek stadsvernieuwing: rechts hoe het<br />

moet, links hoe het <strong>voor</strong>al niet moet.<br />

Het Brussels Instituut <strong>voor</strong> Milieubeheer nam, samen met de buurtbewoners, het<br />

Dauwparkje rechts onder handen. Het staat vol kleurrijke polyester speeltuigen: kamelen en<br />

ezeltjes, potloden en schroevendraaiers. Over de blinde gevels slingert een muurschildering<br />

in de vorm van een slang.<br />

Een bordje dankt de kunstenaars die eraan meewerkten. Op de eerste plaats: de kinderen<br />

van de buurt. Op de banken er<strong>voor</strong> stoppen enkelen van hen vlug hun sigaretten achter hun<br />

rug, wanneer volwassenen naderen.<br />

Het Liverpoolpark aan de andere kant, een verwezenlijking van een wijkcontract, biedt een<br />

andere aanblik. Die van een luchtplaats <strong>voor</strong> gevangenen. Rollen prikkeldraad zijn bovenop<br />

de muren aangebracht.<br />

Het pleintje is een steriele rechthoek, <strong>voor</strong> de helft ingenomen door een basket- en<br />

voetbalveld. Maandenlang lag het erbij zonder basketringen of goalen. Deze week stonden<br />

ze er eindelijk, maar een manshoog stalen hek over de hele lengte liet geen enkele<br />

bezoeker toe. ,,Komen jullie <strong>hier</strong> de toerist uithangen'', schertst een jongetje van een jaar<br />

of twaalf gespeeld ongelovig.


Voor Isabelle Herteleer en Joris Vanderhoydonc staat het plein symbool <strong>voor</strong> het mislukken<br />

van de wijkcontracten in Kuregem. Herteleer en Vanderhoydonc zijn coördinator bij de vzw<br />

Casa Blanco, die jongeren uit de buurt een opleiding en werkervaring biedt in de bouw.<br />

Het Brussels Gewest stopte sinds 1994 meer dan 100 miljoen euro (4 miljard frank) in<br />

wijkcontracten, de gemeenten legden daar bij elk wijkcontract 30 procent eigen middelen<br />

bovenop. De wijkcontracten hebben als doel achtergestelde buurten te doen heropleven,<br />

maar volgens Vanderhoydonc valt het resultaat in Kuregem danig tegen.<br />

,,Wat hebben de grote gezinnen <strong>hier</strong> aan het opknappen van gemeentelijk patrimonium of<br />

de bouw van appartementen <strong>voor</strong> de middenklasse'', zegt hij. Het wijkcontract dat er<strong>voor</strong><br />

zorgde dat het Liverpoolpark eruit ziet als vandaag, <strong>voor</strong>zag ook in een crèche en een<br />

sportzaal. De buurt van het Lemmensplein wacht er nog altijd op.<br />

,,Door desinteresse en een gebrek aan coördinatie van het gemeentebestuur, worden niet<br />

eens alle beschikbare middelen besteed'', vertelt Vanderhoydonc. De gemeente<br />

onderhandelt nu met het gewest om de niet-gebruikte fondsen, die normaal teruggestort<br />

moeten worden, te mogen behouden <strong>voor</strong> een nieuw wijkcontract.<br />

Het grote Anderlecht heeft nooit veel omgekeken naar de arbeiderswijk bij het Zuidstation,<br />

waar een groot deel van de bevolking niet mag stemmen. Jarenlang verwelkomde een bord<br />

aan de Wayezstraat bezoekers ,,in Anderlecht''. Dat die bezoekers zich al enkele kilometers<br />

lang op Anderlechts grondgebied bevonden, werd daarbij over het hoofd gezien. Anderlecht<br />

negeerde Kuregem en zijn krakkemikkige straten liever.<br />

Begin <strong>dit</strong> jaar werd het welkomsbord, de klap in het gezicht van veel Kuregemnaars,<br />

weggehaald. Een breuk met het verleden, <strong>voor</strong> het nieuwe gemeentebestuur.<br />

Volgens schepen Walter Vandenbossche (CVP) is de toekomst van Kuregem <strong>voor</strong>taan een<br />

topprioriteit. ,,Een derde van al onze besprekingen is eraan gewijd'', aldus Vandenbossche.<br />

Donderdag kwam de gemeenteraad opnieuw samen met als enige agendapunt: Kuregem.<br />

Toch begrijpt Vandenbossche de frustratie van vzw Casa Blanco, dat zo snel mogelijk<br />

resultaten op het terrein wil zien. ,,Het is echter nog te vroeg om ons nu al te beoordelen.<br />

Bij elke realisatie komt een ongelofelijke rompslomp kijken, zowel administratief als op<br />

gebied van inspraak. Ik zou het ook sneller willen zien gaan.''<br />

Casa Blanco zou graag betrokken worden bij de uitvoering van de wijkcontracten. Jongeren<br />

uit de buurt zien nu met lede ogen aan hoe grote bouwfirma's van buitenaf het merendeel<br />

van het renovatiewerk komen uitvoeren. Het opleidings<strong>project</strong> -- dat trager en duurder<br />

werkt -- moet het <strong>voor</strong>al stellen met opdrachten uit de non-profitsector, zoals <strong>voor</strong> Oxfam<br />

of het Huis <strong>voor</strong> de Vrede.<br />

In dat laatste is een tiental arbeiders in dienst van de vzw aan het pleisteren. Abdel Ahmed<br />

Alouch is nog volop het vak aan het leren. In het beroepsonderwijs heeft hij het verknoeid,<br />

geeft hij toe. ,,Nu ik 23 ben, ben ik meer gemotiveerd. Vroeger werkte ik in de afbraak,<br />

maar <strong>hier</strong> leer ik meer.''<br />

Binnenkort kan Alouch aan de slag in zijn eigen wijk. Casa Blanco gaat zes leegstaande<br />

huizen aan het Lemmensplein opknappen. Na zijn opleiding, wil hij <strong>voor</strong> privé-ondernemer<br />

werken. Zijn ogen glinsteren al als hij denkt aan een Vlaamse werkgever. ,,Daarom leer ik<br />

nu wat Nederlands bij Casa Blanco.''<br />

23<br />

©Copyright De Standaard


Slechte buurt weegt zwaarder door dan goed gezin<br />

(aeg)<br />

14/03/2001<br />

BRUSSEL -- De buurt waarin een kind opgroeit, is van grotere invloed op zijn gedrag dan de sociale<br />

status, het inkomen en de opvoeding van de ouders. Kinderen die in een achtergestelde wijk wonen,<br />

hebben veel meer kans om probleemgedrag te ontwikkelen, zelfs al groeien ze op in een stabiel<br />

gezin.<br />

Wetenschappers van de universiteit van Maastricht hebben de ouders van 734 vijf- tot zevenjarigen<br />

uit Maastricht bevraagd. Ouders die in armere buurten woonden, gescheiden waren, alleenstaand of<br />

werkloos rapporteerden veruit de meeste problemen met hun kinderen.<br />

,,Toen we de invloeden zoals het inkomen, de opleiding en de opvoeding wegcijferden, bleef de<br />

buurt sterk bepalend <strong>voor</strong> het gedrag van het kind. Zelfs als kinderen in een goed, stabiel gezin<br />

opgroeien, met rijke en briljante ouders, maar in een slechte buurt wonen, lopen ze meer kans om<br />

probleemgedrag te ontwikkelen dan wanneer ze in een welvarende omgeving zouden wonen'', zegt<br />

de Nederlandse professor Jim van Os.<br />

Niet de armoede van een achtergestelde buurt op zich, maar het gebrek aan sociale samenhang<br />

maakt dat een kind, dat in zo’n omgeving opgroeit, gemakkelijker anti-sociaal en crimineel gedrag<br />

vertoont. Wie als kind probleemgedrag ontwikkelt, riskeert als volwassene mentale stoornissen te<br />

vertonen of zelfs een psychopaat te worden.<br />

,,Nu we weten dat de woonomgeving zo’n belangrijke rol speelt in het gedrag van kinderen, kunnen<br />

we via buurtwerking nog meer aan preventie doen', vervolgt van Os.<br />

,,In achtergestelde wijken heerst vaak veel wantrouwen en werken de buurtbewoners zelden samen<br />

aan problemen. Met buurtcomités en dergelijke kun je dat echt beïnvloeden. Dat komt niet alleen de<br />

geestelijke, maar ook de lichamelijke gezondheid van een hele buurt ten goede.''<br />

Error! Unknown switch argument.<br />

Copyright | De Standaard Online 2003<br />

24


ASSIMILATIE<br />

MARGINALISATIE<br />

communicatie<br />

INTEGRATIE<br />

identiteit<br />

SEGREGATIE<br />

bijlage 1 B<br />

SEGREGATIE of INTEGRATIE?<br />

achtergrond:<br />

Calin Rus zette op een seminarie <strong>voor</strong> Europese leraren geschiedenis(Neuchâtel,<br />

2002) uiteen hoe communicatie en identiteit bepalend kunnen zijn <strong>voor</strong> de al dan<br />

niet integratie van minderheden. Hij werkte de casus Roemenië uit, anno 2002.<br />

Het kan boeiend zijn <strong>dit</strong> mechanisme <strong>voor</strong> te leggen aan de directie, de leraren en<br />

de leerlingen van een concentratieschool in een stad begin eenentwintigste<br />

eeuw.<br />

Calin RUS, Gevallenstudie Roemenië. Integratie van nationale minderheden, -<br />

Institut Interculturel Timisuara, Roemenië. Uit de powerpointpresentatie ‘être<br />

migrant en Europe’, seminarie Neuchâtel, maart 2002.<br />

25


BIJLAGE 1, C<br />

LEERCIRKEL VAN KOLB<br />

historische<br />

en<br />

koepelbegrippen leerplannen en eindtermen geschiedenis<br />

begrip: SEGREGATIE<br />

enkele suggesties om het begrip SEGREGATIE<br />

inzichtelijk te maken door het via diverse leeractiviteiten<br />

aan bod te laten komen:<br />

ERVAREN<br />

- De leerlingen bekijken een<br />

intervieuw met de directie/ leraren/<br />

leerlingen van een actuele<br />

concentratieschool over de <strong>voor</strong>- en<br />

nadelen van segregatie in de eigen<br />

school/ wijk.<br />

- Leerlingen maken een fotocollage<br />

van een <strong>voor</strong>beeld van segregatie.<br />

- Rollenspel apartheid in Zuid-Afrika:<br />

tweemaal twee leerlingen (een<br />

plantageuitbater en een werkman<br />

uit een thuisland) dialogeren élk met<br />

hun eigen echtgenote. Ze verweven<br />

in hun gesprek twee <strong>voor</strong>- en twee<br />

nadelen van thuislanden.<br />

VERANKEREN<br />

- Leerlingen zoeken en formuleren<br />

een definitie van het begrip<br />

segregatie.<br />

- Leerlingen schrijven een definitie/<br />

een essay over segregatie.<br />

26<br />

VERHELDEREN<br />

- Leerlingen verzamelen <strong>voor</strong>beelden<br />

en motieven <strong>voor</strong> segregatie en<br />

categoriseren ze in de kolom ethisch<br />

verantwoord en onverantwoord met<br />

telkenmale één rationeel argument.<br />

Drie mogelijkheden ter inspiratie: in<br />

een concentratieschool/ via<br />

gettovorming in een stad (Turkse,<br />

Chinese wijk, de Matongewijk…)/ in<br />

Zuid-Afrika ten tijde van de<br />

apartheid<br />

TOEPASSEN<br />

- Leerlingen passen het begrip<br />

segregatie toe op één item uit het<br />

verleden en één van vandaag.<br />

Het studiemateriaal of de persoon<br />

met wie ze dialogeren verschilt van<br />

de ervaringsfase.<br />

- Concrete <strong>voor</strong>beelden:<br />

- Leerlingen hanteren het begrip<br />

segregatie in hun vragen aan de gids<br />

van een historische rondleiding over<br />

de negentiende eeuw.<br />

- De leerlingen/ een gids<br />

beschrijven een woning van een<br />

arme en van een rijke burger uit de<br />

negentiende eeuw(bv. beluik en bv.<br />

het Hortamuseum) en peilen naar de<br />

achtergronden/ mechanismes/<br />

motieven van de ongelijkheid. Ze<br />

rapporteren wat ze leerden.


- De leerlingen beschrijven en<br />

verklaren uit een werk over het<br />

Hortamuseum de plaatsen <strong>voor</strong> de<br />

eigenaar en zijn familie en de<br />

plaatsten waar het personeel<br />

verbleef.<br />

- De leerlingen bevragen een<br />

Vlaming en een allochtoon over<br />

segregatie en gettovorming en<br />

vertellen aan elkaar<br />

overeenkomsten en verschillen<br />

tussen segregatie nu en vroeger.<br />

naar W. Goegebeur en L. Van Looy, nascholingstraject eindtermen geschiedenis<br />

<strong>voor</strong> vakhoofden scholengemeenschap, Dienst nascholing bisdom<br />

Antwerpen, 2002-2004, syllabus bij de sessie van 13 november 2002, p. 52.<br />

De kracht van deze leercirkel binnen een traject als <strong>dit</strong> dat twee lestijden/ week<br />

uitroostert over een heel schooljaar mag niet onderschat. Voor de opbouw<br />

van begrippen(cf. basisbegrippen van het globaal referentiekader; cf. sociaal<br />

constructivisme) kan een leraar bij de keuze van de werkvormen binnen een<br />

<strong>project</strong> als <strong>dit</strong> zowel focussen op ‘het denken’ als op ‘het doen’ van de<br />

leerling. In de nascholing (en bijhorende syllabus, sessie 13 november 2002,<br />

p. 56-79) verbonden Goegebeur en Van Looy aan elke activiteit van de<br />

leerling een reeks specifieke werkvormen die ze zowel theoretisch uitlegden<br />

als exemplarisch trainden. In een latere sessie (oktober 2003) brachten ze<br />

de corresponderende evaluatievormen.<br />

Binnen <strong>dit</strong> <strong>project</strong> zijn er legio kansen om begrippen via de vier KOLBwerkwoorden<br />

aan bod te laten komen. Zo is zowel via de intro als via de fase<br />

van de onderzoeksvaardigheden actie (ervaren bv. ) gepland. Er wordt ook<br />

op reflectie aangestuurd. De summatieve evaluatie duwt naar bv.<br />

verankering. Dit zijn maar enkel <strong>voor</strong>beelden uit een lange rij.<br />

BIJLAGE 1, D<br />

gemeenschappelijke ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN van diverse vakken en van<br />

vakoverschrijdende eindermen<br />

derde graad<br />

IN DE VRIJE RUIMTE<br />

INFORMATIE VERZAMELEN EN SELECTEREN<br />

- Leerlingen moeten kritisch en doeltreffend <strong>informatie</strong> kunnen verzamelen. Ze selecteren op<br />

basis van een opdracht of probleemstelling uit een gevarieerd aanbod van <strong>informatie</strong>materiaal.<br />

- De leerlingen kunnen o.a. <strong>informatie</strong> verzamelen via kwantitatief en kwalitatief onderzoek.<br />

- Leerlingen dienen hun selectie te kunnen verantwoorden op basis van de bruikbaarheid en<br />

de betrouwbaarheid van het materiaal.<br />

BEWERKING VAN HET GESELECTEERDE INFORMATIEMATERIAAL (ORDENING)<br />

27


- De leerlingen halen zelfstandig uit het materiaal de nodige gegevens om een<br />

probleemstelling te beantwoorden. Ze gebruiken een vraagstelling om de <strong>informatie</strong> kritisch<br />

en vanuit verschillende standpunten te benaderen.<br />

- De leerlingen wegen argumentaties uit verschillend <strong>informatie</strong>materiaal tegen elkaar af en<br />

trekken daaruit beredeneerde conclusies.<br />

- De leerlingen maken gebruik van verschillende zoeksystemen naargelang het<br />

onderzoeksonderwerp.<br />

RAPPORTERING EN SYNTHESE<br />

- De leerlingen bouwen een redenering op om hun standpunt t.o.v. een maatschappelijk<br />

probleem te kunnen verdedigen. Ze moeten bij<strong>voor</strong>beeld een groepsdiscussie kunnen voeren.<br />

- De leerlingen brengen een samenhangende rapportering met hun conclusies over het<br />

bestudeerde probleem. Die rapportering kan zowel schriftelijk als mondeling gebeuren. De<br />

leerlingen kunnen daar<strong>voor</strong> tra<strong>dit</strong>ionele en creatieve vormen en middelen (exposé, grafische<br />

rapportering, rollenspel, enz.) hanteren.<br />

- De leerlingen kunnen een eigen mening over een probleem kritisch toetsen aan de<br />

onderzoeksresultaten.<br />

ZELFEVALUATIE<br />

- De leerlingen kunnen de door hen gebruikte methode evalueren met het oog op de bijsturing<br />

ervan. Ze reflecteren over zowel het (leer-)resultaat als het (leer-)proces om de methode te<br />

evalueren.<br />

ICT<br />

- De leerlingen kunnen in elke etappe van het onderzoek de moderne communicatiemiddelen<br />

hanteren<br />

WERKVORMEN<br />

- De leerlingen kunnen zowel individueel als in groep onderzoeksvaardigheden toepassen<br />

PLANNING EN REGULATIEVAARDIGHEDEN<br />

- De leerlingen kunnen een realistische werk- en tijdsplanning op langere termijn maken.<br />

Bronnen:<br />

VVKSO leerplannen Geschiedenis (3 e graad) en Humane wetenschappen (3e graad)<br />

VOET 3 e graad.<br />

28


BIJLAGE 1 E<br />

Leerplandoelstellingen geschiedenis, belangrijk binnen <strong>dit</strong> <strong>project</strong><br />

1. De leerlingen kunnen de bestudeerde leerinhouden op een relevante conjuncturele<br />

en/of structurele lange termijn plaatsen.<br />

2. De leerlingen kunnen de bestudeerde leerinhouden situeren in het globale<br />

referentiekader en in de referentiekaders tijd, ruimte en maatschappelijke domeinen.<br />

3. De leerlingen kunnen de diverse etappes van de historische methode toepassen. Dat<br />

houdt in:<br />

a. Leerlingen moeten kritisch en doeltreffend <strong>informatie</strong> kunnen selecteren uit<br />

een gevarieerd aanbod van <strong>informatie</strong>materiaal (beelden, tekeningen,<br />

schema’s, tabellen, diagrammen, kaarten, cartoons, dagboekfragmenten,<br />

reisverslagen, brieven, enz.).<br />

b. Leerlingen dienen hun selectie te kunnen verantwoorden op basis van de<br />

bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van het materiaal.<br />

c. De leerlingen halen zelfstandig uit het materiaal de nodige gegevens om een<br />

probleemstelling te beantwoorden. Ze gebruiken een vraagstelling om de<br />

<strong>informatie</strong> kritisch en vanuit verschillende standpunten te benaderen.<br />

d. De leerlingen wegen argumentaties uit verschillend <strong>informatie</strong>materiaal tegen<br />

elkaar af en trekken daaruit beredeneerde conclusies.<br />

e. Ze bouwen een redenering op om hun standpunt t.o.v. een maatschappelijk<br />

probleem te kunnen verdedigen.<br />

f. Ze kunnen de door hen gebruikte methode evalueren met het oog op de<br />

bijsturing ervan.<br />

g. De leerlingen brengen een samenhangende rapportering met hun conclusies<br />

over het bestudeerde probleem. Die rapportering kan zowel schriftelijk als<br />

mondeling gebeuren. De leerlingen kunnen daar<strong>voor</strong> tra<strong>dit</strong>ionele en creatieve<br />

vormen en middelen (exposé, grafische rapportering, rollenspel, enz.)hanteren.<br />

h. De leerlingen kunnen de diverse etappes van de historische methode zowel<br />

individueel als in groep toepassen.<br />

i. Ze kunnen in elke etappe van het onderzoek de moderne<br />

communicatiemiddelen (ICT) hanteren.<br />

Van 1 D en van 1 E kunnen individuele evaluatiefiches gemaakt worden (vijfpuntschaal)<br />

<strong>voor</strong> zelfevaluatie, peerevaluatie en evaluatie door de leraar.<br />

29


Bijlage 2: het eigenlijk onderzoek<br />

Bijlage 2 -A (GROEP RUIMTE) Observatielijst gebouwen en woningen<br />

Periode waarin de woningen werden gebouwd:<br />

<strong>voor</strong> 1919 van 1971 tot 1980<br />

van 1919 tot 1945 van 1981 tot 1990<br />

van 1946 tot 1960 van 1991 tot 1995<br />

van 1961 tot 1970 in 1996 of later<br />

de buitenmuren<br />

de ramen<br />

de dakgoot<br />

het dak<br />

de regenpijpen<br />

Type van woongebouwen<br />

Eensgezinswoningen<br />

Open bebouwing<br />

(4 gevels)<br />

Eensgezinswoningen<br />

Half open bebouwing<br />

(3 gevels)<br />

Eensgezinswoningen<br />

Gesloten bebouwing<br />

(2 gevels)<br />

Appartementsgebouwen<br />

( minstens 3 verdiepingen)<br />

Overige<br />

(te omschrijven)<br />

observatielijst leefkwaliteit<br />

Uitzicht van de<br />

gebouwen<br />

Netheid van de<br />

gebouwen<br />

Uitzicht straat<br />

Uitzicht en<br />

onderhoud van<br />

straatmeubilair<br />

in goede staat kleine herstellingen<br />

nodig<br />

grote herstellingen<br />

nodig<br />

in goede staat matig onderhouden slechte staat<br />

erg aangenaam bevredigend weinig aangenaam<br />

30


Netheid straat<br />

(zwerfvuilnis op straat,<br />

hondenpoep, ...)<br />

De kwaliteit van de<br />

lucht<br />

(luchtvervuiling,<br />

geurhinder,....)<br />

De rust<br />

(lawaai door bedrijven<br />

of geluidshinder<br />

verkeer)<br />

Aanwezigheid van<br />

groen ( bomenrij,<br />

plantsoen, parkje, zicht<br />

op groen,...)<br />

Observatielijst mobiliteit<br />

verkeersdrukte<br />

(<strong>voor</strong> doorgangsweg, <strong>voor</strong><br />

woonwijk,<br />

sluikverkeer,...)<br />

snelheid van het<br />

verkeer (onaangepaste<br />

snelheid, agressief<br />

rijgedrag, gedisciplneerde<br />

rijstijl,....)<br />

Verkeersveiligheid<br />

<strong>voor</strong> fietsers en<br />

voetgangers (inrichting<br />

trottoir, fietspad,<br />

scheiding t.o.v. rijweg,...)<br />

Observatielijst uitrusting (<strong>voor</strong>zieningen)<br />

groen<br />

voetpaden<br />

fietspaden<br />

straten<br />

laag matig hoog<br />

heel goed <strong>voor</strong>zien normaal <strong>voor</strong>zien slecht <strong>voor</strong>zien<br />

31


aanbod van<br />

openbaar vervoer<br />

winkelaanbod<br />

gezondheidsdienst<br />

(arts, verpleegster, )<br />

administratieve<br />

<strong>voor</strong>zieningen<br />

vrije beroepen<br />

Sociale en<br />

school<strong>voor</strong>zieningen<br />

kribben en<br />

onthaalmoeders<br />

cultuur- en<br />

recreatieaanbod<br />

32


Bijlage 2 -B (GROEP TIJD) Leerlingenbladen traject tijd<br />

Voorbeeld: werkblad: historische invalshoek<br />

Namen groepsleden:<br />

Bestudeerde periode: periode 1: midden 19 de eeuw<br />

(schrappen wat niet past) Periode 2: begin 20 ste eeuw<br />

Periode3: de jaren zestig<br />

Periode 4: begin 21 ste eeuw<br />

========================================================<br />

Onderzoeksvraag: Is er ongelijkheid/gelijkheid in de stad?<br />

Fase 1: Beschrijvende fase<br />

In deze fase proberen jullie zich een beeld te vormen van de ongelijkheid in de stad tijdens<br />

een bepaalde periode. We doen <strong>dit</strong> door de bevolkingssamenstelling van jullie stad nader te<br />

bekijken. Een stedelijke bevolking kan op basis van criteria onderscheiden worden zoals<br />

leeftijd, geslacht, etnische achtergrond, opleiding, beroep , inkomen… De bedoeling in deze<br />

fase is de ruimtelijke segregatie te detecteren op sociaal-economisch vlak (waarbij de<br />

bevolkingsgroepen worden onderscheiden naar opleiding, beroep en inkomen) en op etnisch<br />

vlak (waarbij groepen worden onderscheiden naar afkomst. Met ruimtelijke segregatie<br />

bedoelen we dat in sommige wijken een oververtegenwoordiging is van een bepaalde groep,<br />

terwijl in andere wijken een ondervertegenwoordiging bestaat. In deze fase bekijken we ook<br />

in welke mate de ruimtelijke segregatie het stadsbeeld bepaalde.<br />

Stap 1: Onderzoek volgende demografische gegevens:<br />

a) Beschrijf de evolutie van het bevolkingscijfer van de stad<br />

b) Bespreek de evolutie van het aantal kinderen per gezin<br />

c) Bespreek de levensverwachting<br />

d) Bespreek de evolutie van de kindersterfte<br />

e) Bespreek de evolutie van de migrantenpopulatie<br />

f) In welke wijken woonden de gezinnen met het meest aantal kinderen?<br />

g) In welke wijken woonden de mensen met de hoogste levensverwachting?<br />

h) In welke wijken kwam kindersterfte het meest <strong>voor</strong>?<br />

i) In welke wijken leefden de meeste migranten?<br />

j) …<br />

Stap 2: Onderzoek het bezit en opleidingsniveau<br />

a) Hoeveel procent van de bevolking had een eigen huis?<br />

33


) Hoeveel procent van de bevolking had een groot huis?<br />

c) Hoeveel procent van de bevolking had een opleiding genoten of oefende een<br />

beroep uit waar<strong>voor</strong> scholing noodzakelijk was?<br />

d) Hoeveel procent van de bevolking betaalde belasting en had dus een ruim<br />

inkomen?<br />

e) In welke wijken woonden de eigenaars?<br />

f) In welke wijken stonden de grote huizen?<br />

g) In welke wijken woonden de hoog geschoolden?<br />

h) In welke wijken woonden de belastingbetalers?<br />

i) Waar woonden de ‘anderen’?<br />

j) Waar woonden de ‘migranten?<br />

k) …<br />

Stap 3: Onderzoek het beeld van de stad<br />

a) Bepaal van elke foto en tekst of ze de rijkdom of de armoede in de stad<br />

illustreren.<br />

b) Plaats de foto’s in een welbepaalde wijk<br />

Stap 4: Een samenvatting<br />

a) Leg een verband tussen de stappen 1, 2 en 3.<br />

Bvb. In gezinnen met een hoog inkomen en een hoge opleidingsgraad<br />

stierven minder kinderen. Die gezinnen leefden bovendien in die wijken.<br />

b) Bepaal nu of er gelijkheid of ongelijkheid was in de stad in jouw periode.<br />

Aan de hand van welke criteria heb je dat afgeleid?<br />

c) Toon aan of die segregatie zichtbaar was in de stad?<br />

Stap 5: Een vergelijking doorheen de tijd (in klasverband).<br />

Ook jullie klasgenoten hebben eenzelfde onderzoek doorgevoerd maar dan over een<br />

andere periode. Leg – onder begeleiding van jullie leerkracht - jullie bevindingen<br />

naast elkaar en bepaal of er een evolutie is op het vlak van de drie stappen.<br />

Te raadplegen bronnen:<br />

Naargelang de bestudeerde stad zullen de aangereikte bronnen andere zijn. Het is dan ook<br />

onmogelijk om <strong>voor</strong> elke stad <strong>voor</strong>beelden aan te reiken. Voor elke grote en middelgrote<br />

stad bestaan er historisch demografische studies, historische fotoboeken, ….) We beperken<br />

ons <strong>hier</strong> tot een aantal tips.<br />

In verband met de stad Gent.<br />

Interessant zijn de stadsmonografieën (met statistische materiaal) over de belangrijkste<br />

Vlaamse steden. Meer <strong>informatie</strong> op www.thuisindestad.be<br />

BACKS J., Mortaliteit in Gent 1830-1950. Verhandelingen der Maatschappij <strong>voor</strong> geschiedenis<br />

en oudheidkunde te Gent 29, Gent, 2003<br />

MATTHIJS, K., De mateloze negentiende eeuw. Bevolking, huwelijk, gezin en sociale<br />

verandering, Leuven, Universitaire Pers (Sociologie Vandaag, 5), 2001<br />

AMSAB, Rode daken: de goede werkmanswoning 75 jaar, Gent, 1998<br />

Antheunis, G., Fotografie te Gent van 1839 tot 1940, Gent, 1987<br />

Beeldbank Gent (website), www.beeldbankgent.be<br />

34


BISSCHOP M.L., e.a., Volkshuisvesting in Gent, Gent, 1984<br />

DE RAEDT M., COENE A., Bijdragen tot de stadsontwikkeling van Gent 1560-1990, Gent,<br />

1990<br />

Gent gisteren, Dienst Stedenbouw en ruimtelijke planning, Gent, 2002<br />

Gent vandaag, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Gent, 2002<br />

Gent morgen, Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, Gent, 2002<br />

Urbanisatie in de 19 de eeuw. Tijdschrift <strong>voor</strong> geschiedenis van techniek en industriële cultuur<br />

13/14, Gent, 1986<br />

MOREAU R., De Gentse beluiken vanaf 1820: een stand van zaken, TIC, 1998, nr.1, pp.2-25<br />

VAN AERSCHOT S., Bouwen door de eeuwen heen: Inventaris van het cultuurbezit in België:<br />

architectuur: stad Gent: 19 de en 20 ste eeuwse stadsuitbreiding, Gent, 1982<br />

Onroerend rood: het Gentse oeuvre au rouge: wandeling langsheen de bouwkundige<br />

geschiedenis van het socialistische Gent, 1991<br />

VIAENE P., Wonen te Gent: vroeger en nu, Gent, 1989<br />

Beginsituatie <strong>voor</strong> de leerkracht<br />

De leerkracht kan de eerste fase als volgt aankaarten.<br />

Wie vandaag een tocht kriskras door een grote stad en haar ommeland maakt, zal zien dat<br />

de 19 de eeuwse gordels van de grote steden of de sociale hoogbouwwijken of de exclusieve<br />

woonparken door 'andere soorten' mensen worden bewoond. In elke stedelijke samenleving,<br />

komt een ruimtelijke 'uitsortering' van sociale groeperingen en activiteiten <strong>voor</strong>. In de regel<br />

wonen de hogere inkomensgroepen vandaag in de groene woonwijken rond de kernstad.<br />

Etnische minderheden (Turken, Noord-Afrikanen) wonen in een beperkt aantal oude centraal<br />

stedelijke buurten. Recent is ook de scheiding naar gezinstype sterk uitgediept met gezinnen<br />

met kinderen in de suburbane rand rond de stadskernen en de alleenstaanden, de éénouder<br />

gezinnen en de samenwonende koppels in de centrumbuurten (letterlijk ontleend aan<br />

www.thuisindestad.be).<br />

De vraag is: geldt deze situatie ook <strong>voor</strong> jullie stad en meer nog, wat was de situatie in de<br />

19 de en 20 ste eeuw.<br />

35


Werkblad: historische invalshoek<br />

Namen groepsleden:<br />

Bestudeerde periode: periode 1: midden 19 de eeuw<br />

(schrappen wat niet past) Periode 2: begin 20 ste eeuw<br />

Periode3: de jaren zestig<br />

Periode 4: begin 21 ste eeuw<br />

========================================================<br />

Onderzoeksvraag: Is er ongelijkheid/Gelijkheid in de stad?<br />

Fase 2: Verklarende fase<br />

1 Probeer eerst zelf verklaringen te geven <strong>voor</strong> het beeld dat je van de stad hebt<br />

gekregen.<br />

2 Welke verklaringen reiken de tijdgenoten aan?<br />

3 Welke verklaringen reiken de historici aan?<br />

4 Op welke vlakken heb je je eigen verklaringen moeten bijstellen?<br />

36


Volgende tekst kan een inspiratiebron <strong>voor</strong> de leerkracht zijn bij deze fase.<br />

•<br />

Hoe komen verschillende woonbuurten tot stand?<br />

1. De oude centrale buurten waar vandaag de meest kansarme<br />

bevolkingsgroepen wonen, werden tijdens de eerste fase van het<br />

industriële kapitalisme in de tweede helft van de 19de eeuw<br />

gebouwd. Het was een periode van lange werktijden en beperkte<br />

mobiliteit. Het huisvestingsprobleem was een bron van winst <strong>voor</strong><br />

de bezittende klasse. Het was een bloeiperiode <strong>voor</strong> de<br />

speculatiebouw die zich in hoofdzaak in twee vormen <strong>voor</strong>doet.<br />

Vooreerst is er de kwartierwoning: op het eerste zicht is <strong>dit</strong> een<br />

19de eeuwse burgerwoning, in de praktijk is deze echter<br />

opgedeeld in kamers die afzonderlijk worden verhuurd. Daarnaast<br />

vindt men ook de steegjes, gangetjes, fortjes en beluiken met<br />

kleine huisjes die meestal binnen een bouwblok gelegen zijn.<br />

Ruimtelijk vertaalt de situatie van woonnood zich in een enorme<br />

verdichting van de bebouwing in de stad. Tegen het einde van de<br />

eeuw ontstaan, onder druk van een bedreigde<br />

gezondheidstoestand en de toenemende organisatiegraad van de<br />

arbeiders, een aantal saneringsoperaties. Deze zijn echter partieel<br />

zodat in grote delen van de stad verdichte zones blijven bestaan -<br />

en tot op vandaag in gebruik blijven.<br />

•<br />

2. De tweede periode van het industriële kapitalisme valt grosso<br />

modo samen met de eerste helft van deze eeuw. Nieuwe<br />

machines zorgen <strong>voor</strong> een verhoging van de productiviteit en er<br />

ontstaat een verfijnde sociale arbeidsverdeling. Naast de<br />

productiearbeiders moeten nu ook geschoolde arbeiders,<br />

ingenieurs en technici worden ingezet. Met het toenemend aantal<br />

ambtenaren, leraren en allerhande bedienden, vormen zij een<br />

groeiende middenklasse. Ingegeven door deze economische groei,<br />

valt <strong>voor</strong>al de ontwikkeling van de sociale huisvesting te<br />

onthouden. Twee benaderingen spelen. In de eerste plaats zien<br />

een aantal tuinwijken het licht. Omdat men goedkoop wil bouwen,<br />

veroorzaakt deze sociale woningbouw een prille suburbanisatie:<br />

men zoekt goedkope en grote stukken bouwgrond aan de<br />

toenmalige randen van de stad. In de tweede plaats wordt de<br />

bouw van individuele eigendomswoning als meest ideale<br />

woonvorm <strong>voor</strong> gezinnen bepleit. Heel wat gezinnen gaan dan ook<br />

in uitbreiding een eigen woning bouwen.<br />

•<br />

3. Een derde ontwikkelingsfase van het industriële kapitalisme<br />

situeert zich na de oorlog en eindigt met de crisis van de jaren 70.<br />

Het is de periode van massaproductie, economische groei en<br />

stijging van de welvaart. Woning en auto worden spilproducten.<br />

Huisvesting krijgt een rol in de consumptiesfeer. De overheid voert<br />

37


promotie <strong>voor</strong> de veralgemening van het woningbezit. Dit leidt tot<br />

een massale suburbanisatie, getypeerd als de vorming van het<br />

stadsgewest, een functionele ruimte die de gemeentegrenzen van<br />

de kernstad ver gaat overschrijden. Door de relatieve<br />

werkzekerheid en de constante stijging van de koopkracht kunnen<br />

steeds meer lagen van de bevolking een woning kopen of bouwen.<br />

Ze zoeken daarbij goedkope gronden, wat hen wegdrijft van de<br />

centra. Niettegenstaande deze ontwikkelingen en de omvang van<br />

de suburbanisatie, blijven heel wat gezinnen op goedkope<br />

huisvesting aangewezen. Het is in deze periode dat de<br />

gastarbeiders in ons land aankomen. De sociale huisvesting blijft<br />

beperkt en nieuwe <strong>project</strong>en komen ook aan de randen van de<br />

steden terecht.<br />

•<br />

2. Na de crisis van de jaren 70 lijkt een nieuwe groeilogica<br />

doorbroken waarbij flexibiliteit het sleutelbegrip lijkt te<br />

worden. Deze logica laat zich in de stad aflezen door een<br />

hernieuwde belangstelling <strong>voor</strong> wonen in de stad. Naast de<br />

suburbane woonlocaties - die de <strong>voor</strong>keuren blijven<br />

domineren - blijken nieuwe sociale groepen belangstelling<br />

<strong>voor</strong> hoogwaardig stedelijk wonen te vertonen. Het zijn<br />

jonge, hooggeschoolde en goed verdienende<br />

alleenstaanden en tweeverdieners zonder kinderen die <strong>hier</strong><br />

en daar stadsvernieuwingsprocessen voeden. De sociale<br />

huisvesting die sinds 1980 een sterke productiedaling<br />

kende is zich ook meer en meer in de steden gaan<br />

<strong>voor</strong>doen. Alhoewel stadsvernieuwing heel wat<br />

belangstelling genoot, zijn vaak lovenswaardige initiatieven<br />

niet voldoende mate doorgebroken. Dit impliceert dat in<br />

vele steden en stadjes de relicten van de 19de eeuw nog<br />

steeds in gebruik blijven en de minder kansrijke<br />

bevolkingsgroepen blijven huisvesten.<br />

Uit: www.thuisindestad.be<br />

38


Werkblad: historische invalshoek<br />

Namen groepsleden:<br />

Bestudeerde periode: periode 1: midden 19 de eeuw<br />

(schrappen wat niet past) Periode 2: begin 20 ste eeuw<br />

Periode3: de jaren zestig<br />

Periode 4: begin 21 ste eeuw<br />

========================================================<br />

Onderzoeksvraag: Is er ongelijkheid/Gelijkheid in de stad?<br />

Fase3: Welke factoren hebben de ongelijkheid/gelijkheid in de stad<br />

afgeremd?<br />

1. Onderzoek de rol van de overheid in het armoededossier?<br />

(OCMW, maatschappijen van onderlinge bijstand, saneringspolitiek, ….)<br />

2. Onderzoek de rol van de sociale actoren:<br />

- mutualiteiten,coöperaties, vakbonden<br />

- politieke partijen<br />

- sociale bewegingen zoals oa. Vrouwenbewegingen<br />

39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!