09.11.2013 Views

Toelichting_Regels_Zuidland - gemeente Bernisse

Toelichting_Regels_Zuidland - gemeente Bernisse

Toelichting_Regels_Zuidland - gemeente Bernisse

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ONTWERP BESTEMMINGSPLAN<br />

ZUIDLAND<br />

GEMEENTE BERNISSE<br />

november 2012


Nummer Procedurefase Datum<br />

01 Concept mei 2012<br />

02 Voorontwerp juni 2012<br />

03 Ontwerp november 2012<br />

04 Vastgesteld Raad


Ontwerp Bestemmingsplan<br />

<strong>Zuidland</strong><br />

Opdrachtgever<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Documentnaam<br />

645_Kern <strong>Zuidland</strong>_20121024_RCK_TL_OBP<br />

IMRO nummer<br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100<br />

Datum<br />

2-11-2012


<strong>Toelichting</strong>


Inhoudsopgave<br />

hoofdstuk 1 Inleiding 3<br />

1.1 Algemeen 3<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 4<br />

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen 4<br />

1.4 Het bestemmingsplan 5<br />

1.5 Leeswijzer 5<br />

hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied 7<br />

2.1 Algemeen 7<br />

2.2 Historische ontwikkeling 7<br />

2.3 Ruimtelijke structuur 10<br />

2.4 Functionele structuur 16<br />

hoofdstuk 3 Beleidskader 21<br />

3.1 Inleiding 21<br />

3.2 Rijksbeleid 21<br />

3.3 Provinciaal beleid 23<br />

3.4 Gemeentelijk beleid 26<br />

hoofdstuk 4 Sectorale aspecten 37<br />

4.1 Verkeer en infrastructuur 37<br />

4.2 Bedrijven en milieuzonering 39<br />

4.3 Externe veiligheid 40<br />

4.4 Kabels en leidingen 44<br />

4.5 Geluidshinder 45<br />

4.6 Luchtkwaliteit 47<br />

4.7 Archeologie en cultuurhistorie 48<br />

4.8 Bodem 59<br />

4.9 Ecologie 59<br />

4.10 Water 61<br />

4.11 Milieueffectrapportage 66<br />

4.12 Duurzaamheid 66<br />

hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 71<br />

5.1 Plansystematiek 71<br />

5.2 De bestemmingen 71<br />

hoofdstuk 6 Handhaving 81<br />

6.1 Algemeen 81<br />

6.2 Doelstelling Handhaving 81<br />

6.3 Uitvoering handhaving 82<br />

hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 83<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid 83<br />

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 83<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 1 - 84


Figuur 1.1 Globale ligging plangebied.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 2 - 84


hoofdstuk 1 Inleiding<br />

1.1 Algemeen<br />

Dit document vormt de toelichting op het bestemmingsplan '<strong>Zuidland</strong>'. Het bestemmingsplan bestaat, naast deze<br />

toelichting, uit een verbeelding en bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter.<br />

Slechts ondergeschikte en concrete ontwikkelingen zullen in het bestemmingsplan worden opgenomen. In dit<br />

bestemmingsplan gebeurt dit met twee wijzigingsbevoegdheden, een aan de Mr. P.J. Oudweg en een bij de<br />

begraafplaats aan de Kerkweg. In dit hoofdstuk worden de aanleiding en leeswijzer van dit bestemmingsplan<br />

uiteen gezet. Daarnaast wordt specifiek ingegaan op de ligging van het plangebied evenals de begrenzingen van<br />

het plangebied. Ook wordt aangegeven wat de voorheen vigerende bestemmingsplannen zijn.<br />

De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> is momenteel bezig met het actualiseren van haar vigerende bestemmingsplannen.<br />

Actualisatie van de bestaande bestemmingsplannen vindt niet zozeer plaats vanwege nieuwe ruimtelijke<br />

opvattingen of ontwikkelingen, maar omdat de Wro voorschrijft dat een bestemmingsplan per tien jaar moet<br />

worden herzien. In dat kader is besloten om de vigerende bestemmingsplannen voor <strong>Zuidland</strong> te herzien. Naast dit<br />

bestemmingsplan worden eveneens de bestemmingsplannen geactualiseerd van de kernen Geervliet, Heenvliet,<br />

Oudenhoorn, Simonshaven en het bedrijventerrein <strong>Zuidland</strong>. Voor de kern Abbenbroek en het buitengebied is het<br />

geactualiseerde bestemmingsplan al vastgesteld.<br />

Het merendeel van de bestemmingsplannen is ouder dan 10 jaar en is daarom aan herziening toe. Met de<br />

herziening wordt ook een uniformiteit in de bestemmingsplanregels aangebracht. Met dit bestemmingsplan wordt<br />

ook het aantal bestemmingsplannen binnen de <strong>gemeente</strong> verminderd, waardoor de toegankelijkheid van de<br />

bestemmingsplannen wordt vergroot. De leesbaarheid en toegankelijkheid van bestemmingsplannen is ook<br />

vergroot door de komst van de landelijk geldende richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008<br />

(SVBP2008) en de digitaliseringverplichting die is voorgekomen uit de Wro. Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene<br />

bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Deze wet heeft voor wat betreft bestemmingsplannen<br />

geen ingrijpende inhoudelijke wijzigingen opgeleverd, maar brengt wel nieuwe begrippen mee voor bestaande<br />

instrumenten.<br />

Het doel van het onderhavig bestemmingsplan is om te voldoen aan de actualiseringsplicht uit de Wro voor 1 juli<br />

2013 en het bestemmingsplan conform SVBP2008 en de Wabo digitaal raadpleegbaar te stellen met een doorloop<br />

van 10 jaar.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 3 - 84


1.2 Ligging en begrenzing plangebied<br />

Het plangebied omvat de gehele kern van <strong>Zuidland</strong> en sluit aan op het bestemmingsplan Buitengebied van de<br />

<strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. <strong>Zuidland</strong> is de grootste kern van <strong>Bernisse</strong> en is ook redelijk centraal gelegen binnen de<br />

<strong>gemeente</strong>, maar is wel één van de zuidelijke kernen. <strong>Zuidland</strong> is ten westen van de <strong>Bernisse</strong> en de Stompaardse<br />

plas gelegen. Het plangebied ligt ongeveer 2 km ten noorden van de Haringvliet en ligt grofweg tussen Spijkenisse<br />

en Hellevoetsluis in.<br />

Figuur 1.2 Begrenzing Plangebied.<br />

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen<br />

Het onderhavige bestemmingsplan '<strong>Zuidland</strong>' voorziet in een nieuwe bestemmingsregeling van de kern <strong>Zuidland</strong><br />

binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Dit bestemmingsplan vervangt de onderstaande bestemmingsplannen.<br />

Bestemmingsplan Vastgesteld Gemeente Goedgekeurd Provincie<br />

1 De Eilanden van <strong>Zuidland</strong>: De Groene kamers 13-02-1996 18-06-1996<br />

2 Dorpsgebied <strong>Zuidland</strong> 08-01-2002 22-07-2002<br />

3 De Tramhalte 11-12-2000 15-03-2001<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 4 - 84


1<br />

3<br />

2<br />

Figuur 1.3 Begrenzing bestemmingsplanplangebieden<br />

1.4 Het bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan ‘<strong>Zuidland</strong>’ bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding<br />

en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en<br />

verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder<br />

andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.<br />

Om de uitvoerbaarheid van de het plan te kunnen aantonen worden verschillende sectorale onderzoeken<br />

uitgevoerd. Omdat binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, heeft het<br />

bestemmingsplan een consoliderend karakter. Uitgebreid onderzoek naar een aantal aspecten is derhalve niet<br />

noodzakelijk.<br />

1.5 Leeswijzer<br />

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een middels de historische ontwikkeling, ruimtelijke structuur en de<br />

functionele structuur een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 worden vervolgens de relevante<br />

beleidsstukken behandeld op rijks-, provinciaal en <strong>gemeente</strong>lijk niveau. Daarna wordt in hoofdstuk 4 de<br />

verschillende sectorale aspecten van het bestemmingsplan bekeken. Hierbij moet gedacht worden aan<br />

onderzoeken zoals luchtkwaliteit, externe veiligheid, akoestische onderzoeken en dergelijke. In hoofdstuk 5 wordt<br />

de juridische vertaling beschreven van het bestemmingsplan en Hoofdstuk 6 benoemt het handhavingsbeleid van<br />

de <strong>gemeente</strong>. Hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 5 - 84


Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 6 - 84


hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied<br />

2.1 Algemeen<br />

<strong>Zuidland</strong> maakt deel uit van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>, die bestaat uit zes kernen en een groot<br />

buitengebied, ligt op het eiland Voorne-Putten, dat deel uitmaakt van het Deltagebied van Zuidwest-Nederland.<br />

Door haar landelijke uitstraling contrasteert de <strong>gemeente</strong> sterk met de omliggende stedelijke gebieden van<br />

Hellevoetsluis, Spijkenisse en de Botlek. De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> wordt in noordzuidrichting doorsneden door de<br />

gelijknamige rivier. <strong>Zuidland</strong> ligt aan de westoever van de <strong>Bernisse</strong>, min of meer centraal binnen de <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Bernisse</strong>, maar is wel één van de zuidelijke kernen.<br />

2.2 Historische ontwikkeling<br />

2.2.1 Algemeen<br />

In het grondgebied van de huidige <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> vond de eerste permanente bewoning plaats vanaf de 8e<br />

eeuw, op de hoger gelegen gronden tussen de stromen en kreken in het veengebied. Vanaf de late middeleeuwen<br />

vond meer grootschalige bedijking plaats, waardoor veenpolders (kleine polders omgeven door een ringdijk)<br />

ontstonden. Karakteristiek voor deze polders is de aanwezigheid van een dorpje aan de dijk.<br />

<strong>Zuidland</strong> is een typisch voorbeeld van een dergelijk dorp. De Molendijk, Gooidijk (Stationsweg) en Drogendijk zijn<br />

ook in de huidige situatie nog aanwezig. Door het afdammen van kreeklopen en het realiseren van meer dijken<br />

werden vervolgens nieuwe polders ontgonnen. Uiteindelijk werd heel Voorne-Putten ingepolderd, met uitzondering<br />

van de <strong>Bernisse</strong>, die tot in de late middeleeuwen een vaarweg van betekenis was.<br />

In de middeleeuwen werden aan de <strong>Bernisse</strong> vijf nederzettingen gesticht: Heenvliet, Geervliet, Abbenbroek, <strong>Zuidland</strong><br />

en Simonshaven. De oorsprong van deze dorpen ligt rond havens die aan weerszijden van de <strong>Bernisse</strong> ontstonden<br />

door afdamming van bestaande kreken. De bebouwingskernen ontstonden gelijktijdig met de aanleg van de eerste<br />

dijken en kregen vaak een karakteristieke hoefijzervorm, doordat bebouwing werd opgericht aan drie zijden van de<br />

haven. De eerste uitbreiding van de dorpen vond vervolgens in veel gevallen plaats langs het ‘polderpad’, dat de<br />

haven met het achterliggende poldergebied verbond en waarlangs ook de kerk met het kerkhof was gesitueerd.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 7 - 84


Figuur 2.1 Topografische kaart ca. 1905. (bron: Grote historische topografische atlas)<br />

Door de verlanding van de <strong>Bernisse</strong> en de havens vanaf de tweede helft van de 16e eeuw kwam een eind aan de<br />

periode van economische bloei. Van handelskernen transformeerden de dorpen tot kernen waar landbouw de<br />

belangrijkste inkomensbron vormde. Hierdoor is enkele eeuwen lang sprake geweest van een lage dynamiek in de<br />

dorpen, die gepaard ging met een zeer beperkte groei. In de 19e en 20e eeuw werden in de omgeving van de<br />

<strong>gemeente</strong> grootschalige haven- en industriegebieden ontwikkeld, waar veel inwoners van de dorpskernen werk<br />

vonden. In de loop van de 20e eeuw heeft dit geleid tot de realisering van planmatig opgezette woonbuurten, in<br />

aansluiting op de historische ring- en lintstructuren van de dorpen.<br />

2.2.2 <strong>Zuidland</strong><br />

<strong>Zuidland</strong> is een gaaf voorbeeld van een historische nederzetting in het gebied van de Zuid-Hollandse eilanden. Het<br />

dorp kenmerkt zich als een bedijkingskern, welke is ontwikkeld rond een vroegere havenkom. De kleinschalige<br />

structuur van smalle straatjes, de aaneengesloten bebouwing met panden van geringe afmetingen en de<br />

terzijdeligging van de Hervormde Kerk zijn typisch voor de dorpskernen op het eiland Voorne – Putten.<br />

<strong>Zuidland</strong> is gesitueerd aan de westzijde van de <strong>Bernisse</strong>. Het noordelijke deltagebied bestond in 1250 grotendeels<br />

uit klei op veengebieden. De breedte van de <strong>Bernisse</strong> was rond 1200 gelijk aan de afstand tussen de Stationsweg en<br />

de Slompaardsedijk. Het dorp dateert waarschijnlijk uit de 14 e eeuw, toen de aanwassen op Voorne-Putten werden<br />

bedijkt en door de heren uitgegeven aan edelen en burgers.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 8 - 84


Aanleiding voor de situering van <strong>Zuidland</strong> is wellicht een oude stroom welke ongeveer ter plaatse van de Ring in de<br />

<strong>Bernisse</strong> uitkomt. Het dorp is gelegen aan de rand van de polder op een punt waar de lozing van het overtollige<br />

water via <strong>Zuidland</strong>sche Polder kon plaatsvinden. De opzet van <strong>Zuidland</strong> vertoont een sterke verwantschap met<br />

andere <strong>Bernisse</strong>havens, zoals Abbenbroek en Heenvliet.<br />

De historische kern van <strong>Zuidland</strong> wordt gekenmerkt door een regelmatig verkavelingspatroon met percelen, welke<br />

georiënteerd zijn op het Hoofd, de Ring, de Dorpsstraat en de Breedstraat. De kerk heeft, zoals bij alle historische<br />

kerken, een oriëntatie in oost-westrichting. De dijk langs de <strong>Bernisse</strong> loopt ter hoogte van het dorp over in een<br />

smalle straat, welke toegang geeft tot de Ring en wordt vervoegd via de Molendijk. Erg karakteristiek is het zicht op<br />

‘De Arend', de korenmolen aan de Molendijk. Het Hoofd vormde vroeger het eindpunt van de havenkom. Deze<br />

havenkom is, zoals blijkt uit de kadastrale minuut, waarschijnlijk in de 18 e eeuw afgedamd. In 1878 is boven op de<br />

dam, dwars op de Ring, een bebouwingsstrook gerealiseerd met het raadhuis, een school en een woning. Het<br />

resterende gedeelte van de Haven is in later tijd omgevormd tot een vijver met een rondom gelegen park, waarin<br />

een achthoekige muziektent is opgenomen.<br />

Na de eerste wereldoorlog vindt bebouwing plaats buiten de oorspronkelijke kern in de vorm van lintbebouwing<br />

langs de Kerkweg en de Langeweg en een complex woningwet woningen nabij de Kerkweg. Na de Tweede<br />

Wereldoorlog vindt een oriëntatie plaats op de Rotterdamse haven met als gevolg een verdere uitbreiding van het<br />

dorp in de vorm van woningbouw; eerst aan de westzijde en later aan de oostzijde.<br />

Figuur 2.2 Topografische kaart. (bron: ANWB topografische atlas Zuid-Holland)<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 9 - 84


2.3 Ruimtelijke structuur<br />

2.3.1 Algemeen<br />

In <strong>Zuidland</strong> is de historische structuur in het hedendaagse dorp nog duidelijk te herkennen. Vanuit de historische<br />

kern rondom de kerk lopen enkele bebouwingslinten naar het buitengebied. Ten westen van de historische kern zijn<br />

er in de loop van de tijd verschillende woonbuurten gebouwd, als een schil om de kern heen. De Kerkweg vormt<br />

daarbij de grens tussen de kern en het bedrijventerrein en het buitengebied.<br />

Ruimtelijk gezien is <strong>Zuidland</strong> in acht deelgebieden te verdelen. De deelgebieden hebben elk een eigen<br />

kenmerkende structuur. Het hart van het dorp wordt gevormd door het historisch centrum van <strong>Zuidland</strong> (1): het<br />

gebied rond de Ring, de Breedstraat en de Kerkstraat. Samen met de Dam en het Hoofd heeft dit gebied de status<br />

als rijksbeschermd dorpsgezicht. De bebouwingslinten (2) die vanuit het centrum naar het buitengebied lopen<br />

vormen het tweede deelgebied. Dit zijn de linten Molendijk, Drogendijk, Kerkweg, Raadhuisstraat en Stationsweg.<br />

Langs deze wegen staat in een onregelmatig patroon vrijstaande bebouwing, afgewisseld met open plekken. De<br />

deelgebieden 3 t/m 7 worden gevormd door planmatig opgezette woonbuurten. Deelgebied 3 is een vooroorlogse<br />

woonbuurt rondom de Wilhelminastraat. De structuur van deze buurt is gebaseerd op het patroon van de<br />

poldersloten en de buurt heeft een sterk samenhangende architectuur. Het deelgebied 4 wordt gevormd door de<br />

woonbuurten met een rationele stroken en blokverkaveling. Deze buurten liggen tussen de Kerkweg en de<br />

Verlorenkost / Emmastraat / Trambaanpad en tussen de Raadhuisstraat en de Mr. J.R. Thorbeckestraat. In dit<br />

deelgebied ligt aan de Julianastraat, Christinastraat en Wilhelminastraat een zone met maatschappelijke<br />

voorzieningen. Het deelgebied 5 wordt gevormd door een woonbuurt met het woonerfconcept. Het deel tussen de<br />

Kerkweg en Weidesingel kenmerkt zich door een strakke en rechtlijnige opzet, terwijl het deel tussen de<br />

Weidesingel en Molendijk een grillig verloop heeft. Het deelgebied 6 is de buurt tussen de Beeldsweg en Het<br />

fietspad (Trambaanpad). Deze buurt heeft een moderne opzet met veel water, deels rechte en deels gebogen<br />

straten. De villabuurt Het Landgoed Gooischedijk vormt deelgebied 7. De meanderende ontsluitingsweg<br />

Gooischelaan ontsluit de vrijstaande villa’s. Het achtste deelgebied is een gevarieerd deelgebied dat wordt gevormd<br />

door bedrijven, een appartementcomplex en sportvelden ten westen van de Molendijk / Krommedijk en de<br />

begraafplaats aan de Kerkweg.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 10 - 84


1 Historisch centrum<br />

4<br />

6<br />

3<br />

2<br />

7<br />

1<br />

2 Bebouwingslinten<br />

3 Vooroorlogse woonbuurt<br />

4 Woonbuurt in blokken- en stroken<br />

verkaveling<br />

2<br />

2<br />

8<br />

5 Woonerven<br />

6 Moderne woonbuurt<br />

8<br />

5<br />

7 Villabuurt<br />

8 Gevarieerde zone<br />

2<br />

Figuur 2.3 Deelgebieden <strong>Zuidland</strong><br />

Historisch centrum<br />

In aard en opzet is <strong>Zuidland</strong> anders dan de andere <strong>Bernisse</strong>-nederzettingen. In <strong>Zuidland</strong> is sprake van een compleet<br />

met bebouwing omgeven stedelijke ruimten. De dorpsruimten zijn opvolgend en verschillen van karakter, zowel<br />

qua aard als opzet. De drie belangrijkste openbare ruimten in de historische kern zijn de Ring, de Breedstraat en de<br />

Kerkstraat met kerk. Daarnaast kenmerkt de historische kern zich door een tweedeling naar hoog en laag,<br />

respectievelijk de dijk met aangrenzende Ring en het achterliggende lager gelegen gedeelte van de kern in de<br />

richting van de Oude Watering.<br />

De bebouwing bestaat uit veelal aaneengesloten woonhuizen op smalle, diepe percelen. De woningen hebben door<br />

variatie in nok- en goothoogte, variatie in kopgevels en in materiaal- en kleurgebruik een individueel karakter. De<br />

bebouwing aan de open ruimten onderscheiden zich van de bebouwing langs de straten door de forsere<br />

bouwmassa’s en -hoogtes. De bouwhoogte langs de straten is één tot anderhalve laag met kap, terwijl in de<br />

pleinwanden de bebouwing tot twee lagen met kap hoog is.<br />

Bebouwingslinten<br />

De linten Molendijk, Drogendijk, delen van de Kerkweg, Raadhuisstraat en Stationsweg zijn de uitlopers van het<br />

historisch centrum van <strong>Zuidland</strong>. De bebouwingslinten hebben een onregelmatig bebouwingspatroon met<br />

verspreide, vrijstaande woningen afgewisseld door open plekken en clusters aaneengesloten woningen. Tussen de<br />

bebouwing door zijn er doorzichten naar het achtergebied. De oriëntatie van de bebouwing is zowel evenwijdig aan<br />

de weg als haaks op de weg. De bebouwing in de linten varieert van kleinschalige arbeiderswoningen tot forse<br />

boerderijen. Aan de Molendijk staat de molen ‘De Arend’, waar nog steeds graan wordt gemalen en verkocht.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 11 - 84


De linten kenmerken zich door een grote verscheidenheid aan bouwmassa’s en bouwhoogten. Door latere<br />

verdichting zijn er langs de bebouwingslinten verschillende architectuurstijlen te vinden.<br />

De linten Stationsweg, Molendijk en Drogendijk zijn dijklinten. De bebouwing langs deze linten staat zowel op de<br />

kruin van de dijk als op de voet of op enige afstand ervan. Langs de Kerkweg en de Raadshuisstraat ligt de<br />

bebouwing op dezelfde hoogte als de weg.<br />

Vooroorlogse woonbuurt<br />

In <strong>Zuidland</strong> vormt de woonbuurt rondom de Wilhelminastraat (tussen Julianastraat en Pr. Bernardstraat en tussen<br />

de Emmastraat en Willemstraat) de eerste planmatige uitbreiding van het historisch centrum. De structuur van<br />

deze uitbreiding volgt het patroon van de poldersloten. De woningen hebben een per bouwstrook een grote<br />

samenhang in architectuur. Per bouwstrook is de rooilijn recht, is de bouwhoogte gelijk en kent het materiaal- en<br />

kleurgebruik een grote samenhang. De architectuur, uit de jaren ’30, mist de voor die tijd kenmerkende<br />

uitgesproken detaillering met omtimmerde dakoverstekken en horizontale geleding.<br />

Aan het Oranjeplein staat een cluster nieuwbouw seniorenwoningen rondom een pleintje waar ook geparkeerd<br />

wordt. Deze woningen zijn in dezelfde stijl gebouwd als de rest van de woonbuurt.<br />

Woonbuurt in blokken- en stroken verkaveling<br />

Het deelgebied 4 wordt gevormd door de woonbuurten met een rationele stroken en blokverkaveling. Deze buurten<br />

liggen tussen de Kerkweg en de Verlorenkost / Emmastraat / Trambaanpad en tussen de Raadhuisstraat en de<br />

Mr. J.R. Thorbeckestraat.<br />

Deze woonbuurten zijn opgebouwd uit een helder stratenpatroon waar de gelijkvormige bouwblokken gesitueerd<br />

zijn langs straten. De wijk kent een hoge bebouwingsdichtheid met seriematige woningbouw en heeft enkele open<br />

(speel)plekken. De bouwstroken hebben binnen hetzelfde bouwblok een gelijke hoogte en verschijningsvorm. De<br />

bouwblokken verschillen onderling sterk van elkaar. Er komen verschillende woningtypes voor, zoals drive-inwoningen,<br />

geschakelde woningen, woningen met een plat dak en met een lessenaarsdak. Naast<br />

eengezinswoningen liggen er in deze buurt ook geclusterd enkele maatschappelijke voorzieningen en gestapelde<br />

woningen (tot 3 bouwlagen).<br />

Maatschappelijke voorzieningen<br />

In dit deelgebied ligt aan de Julianastraat, Christinastraat en Wilhelminastraat een zone met maatschappelijke<br />

voorzieningen en gestapelde woningbouw. In deze zone bevinden zich onder andere scholen, de bibliotheek, een<br />

kerk en een verpleeghuis. Deze bebouwing staat vrij en is rondom zichtbaar, alle gevels dienen daarom als<br />

voorgevels behandeld te worden. De gebouwen bestaan uit één tot drie bouwlagen met overwegend plat dak. De<br />

klokkentoren van de kerk vormt in deze zone een hoogteaccent.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 12 - 84


Woonerven<br />

Het deelgebied met woonerven kent twee delen, het deel tussen de Kerkweg en Weidesingel en het deel tussen de<br />

Weidesingel en Molendijk.<br />

De structuur van het deel tussen de Kerkweg en Weidesingel is strak en rechtlijnig van opzet. Het kenmerkt zich<br />

door doodlopende straten en wonen aan woonpaden. Het openbaar gebied is ingericht als verblijfsgebied waarbij<br />

de auto ondergeschikt is. In de straten en paden zijn groenstroken opgenomen wat de buurt een groen beeld geeft.<br />

De woningen zijn overwegend grondgebonden en zijn twee lagen met kap hoog. Typerend voor de bebouwing zijn<br />

de aanbouwen aan de voorzijde waarboven het schuine dakvlak doorloopt.<br />

De structuur van het deel tussen de Weidesingel en Molendijk is grillig van opzet. Het kenmerkt zich door een<br />

rondlopende straat met doodlopende straten. Het openbaar gebied is ingericht als verblijfsgebied waarbij de auto<br />

ondergeschikt is. De woningen hebben een gestaffelde rooilijn die de loop van de straat volgen. De woningen zijn<br />

overwegend grondgebonden en twee lagen met kap. Typerend voor de bebouwing zijn ook hier de aanbouwen aan<br />

de voorzijde waarboven het schuine dakvlak doorloopt.<br />

Moderne woonbuurt<br />

Het deelgebied 6 is de woonbuurt ‘De Groene Kamers’, gelegen tussen de Beeldsweg en Het fietspad<br />

(Trambaanpad). Deze buurt, de eerste fase van de ontwikkeling van ‘de Eilanden van <strong>Zuidland</strong>’ heeft een moderne<br />

opzet met veel water, deels rechte en deels gebogen straten. Vanuit de openbare ruimte is het water mede door de<br />

doorzichten tussen de woningen goed beleefbaar. De bebouwing bestaat uit verschillende typen grondgebonden<br />

woningen, in rijen, geschakeld of vrijstaand. De woningen zijn één tot drie lagen hoog en zijn voorzien van een plat<br />

dak, een lessenaarsdak of een gebogen kapvorm.<br />

Dakopbouwen<br />

De woningen in de buurt ‘De Groene Kamers’ hebben een uitgesproken verschijningsvorm. De woningen zijn<br />

gebouwd in moderne architectuur, waarbij dakopbouwen onderdeel zijn van het gehele ontwerp van de woningen.<br />

Voor de mogelijkheden voor uitbreiding van deze dakopbouwen is een stedenbouwkundige visie opgesteld. Daarin<br />

zijn de verschillende woningtypen bekeken en zijn stedenbouwkundig beoordeeld wat betreft eventuele<br />

mogelijkheden voor uitbreiding van de dakopbouw, derde bouwlaag of mogelijke dakkapellen. De<br />

stedenbouwkundige visie ‘Dakopbouwen De groene kamers <strong>Zuidland</strong>, <strong>Bernisse</strong> - februari 2012’ is als bijlage<br />

opgenomen bij dit bestemmingsplan.<br />

Villabuurt<br />

De villabuurt ‘Het Landgoed Gooischedijk’ ligt tussen de Stationsweg en de waterloop de <strong>Bernisse</strong>. Alle woningen<br />

zijn vrijstaand en worden door de meanderende weg, Gooischelaan, ontsloten. Centraal in de buurt ligt een<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 13 - 84


waterpartij. Een aantal woningen grenst met de achterkant aan dit water. In andere delen loopt de ontsluitingsweg<br />

langs het water, waardoor het water voor de hele buurt beleefbaar is. De woningen zijn vrijstaande villa’s met een<br />

hoogte van één tot twee lagen met kap.<br />

Gevarieerde zone<br />

Het achtste deelgebied is een gevarieerd gebied dat wordt gevormd door bedrijven en sportvelden ten westen van<br />

de Molendijk / Krommedijk en de begraafplaats aan de Kerkweg.<br />

Aan de Krommedijk ligt een zone met grotere gebouwen die zowel direct aan de Krommedijk liggen, als in de<br />

tweedelijn. Aan de Krommedijk ligt een buurt met nieuwbouwwoningen. Naast een tweelaags<br />

appartementengebouw dat op de koppen is voorzien van een kap, staan er enkele rijwoningen. Achter deze<br />

woningen is het bedrijf Aluku gevestigd in verschillende grote bedrijfshallen. Het bedrijf maakt aluminium en<br />

kunststof kozijnen, schuifpuien, serres enz.<br />

Aan de Molendijk, achter het lint ligt een cluster met verschillende sportvoorzieningen. Hier zijn de sporthal<br />

Drenkwaard, het zwembad ’t Molengors en de tennisvereniging LTV te vinden.<br />

Aan de ander kant van <strong>Zuidland</strong>, aan de Kerkweg ligt een begraafplaats.<br />

2.3.2 Groen en water<br />

De <strong>Bernisse</strong> vormt het belangrijkste landschappelijke element binnen de <strong>gemeente</strong> en is de recreatieve drager van<br />

de <strong>gemeente</strong>. De rivier kent een ruimtelijke zonering, die bepaald wordt door de beplanting langs de <strong>Bernisse</strong>, de<br />

inrichting van de aangrenzende gebieden en de situering van de aanpalende kernen. Het overige deel van het<br />

buitengebied heeft een agrarisch karakter.<br />

Door <strong>Zuidland</strong> loopt langs de Weidesingel, Lijnzaadstraat, achter de Nijverheidstraat, langs de Stationsweg en het<br />

fietspad (Trambaanpad) een groen- en waterstructuur. Deze groen- en waterstructuur loopt tussen de verschillende<br />

buurten door. In de buurten zelf zijn kleinere groenplekken aanwezig. In het historische centrum ligt het groen<br />

rondom de kerk en in de Ring. Verder heeft het centrum een vrij stenige uitstraling.<br />

In de verschillende buurten liggen verschillende groenplekken, veelal gecombineerd met speelplekken. Daarnaast<br />

speelt water in de buurten een rol. Het water ligt deels achter de woningen, maar doordat het deels aan de<br />

openbare ruimte grenst, is het water in de buurten beleefbaar.<br />

2.3.3 Infrastructuur<br />

De belangrijkste verbindingsweg binnen de kern <strong>Zuidland</strong> met de voorzieningen, en werkgelegenheidscentra in<br />

Spijkenisse, Abbenbroek en Heenvliet is de Gemeenlandsedijk Zuid, Stationsweg, Oosteinde / Nieuwe Veerdam en<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 14 - 84


Biertsedijk. Het deel door de kern, Stationsweg en Oosteinde, is een vrij smalle weg met aan weerszijden<br />

fietssuggestiestroken. Om <strong>Zuidland</strong> loopt een ring van wegen die de verschillende wijken ontsluiten. De<br />

Stationsweg, Molendijk, Drogendijk, Kerkweg, Beeldsweg vormen deze ring. De Julianastraat en de Dr. W. Dreesstraat<br />

vormen twee dwarsverbindingen in de ring. De Drogendijk heeft daarentegen geen directe verbinding met de<br />

woonwijken. De Kerkweg is een doorgaande route aan de rand van de kern als scheiding tussen het woongebied en<br />

het bedrijventerrein.<br />

De verkeersstructuur van de oude kern van <strong>Zuidland</strong> is grotendeels opgebouwd uit smalle straatjes met een<br />

historisch karakter. Centraal in het historisch centrum ligt de Kerk. Om de kerk lopen de Dorpsstraat en de<br />

Kerkstraat. De Dorpsstraat is voetgangersgebied en in de Kerkstraat geldt éénrichtingsverkeer. Vanuit de Kerkstraat<br />

lopen drie ontsluitingswegen die zich in verschillende windrichtingen van het centrum afwenden, de<br />

Raadhuisstraat, de Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohmanstraat en de Willemstraat.<br />

De woonwijken worden ontsloten door een hoofdontsluitingsroute van waaruit verschillende kleine straatjes de<br />

wijken inprikken. Deze buurtstraatjes lopen veelal dood. Als hoofdontsluiting van de wijken wordt de doorgaande<br />

ring gebruikt en de twee doorsteken.<br />

Figuur 2.4 Luchtfoto met infrastructuur. (bron: CycloMedia Globespotter)<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 15 - 84


Ten noordoosten van het plangebied liggen drie fietsknooppunten, nr. 81, 82 en 83. De recreatieve fietsroutes van<br />

dit knooppuntennetwerk lopen door en langs het plangebied. De routes lopen over het fietspad (Trambaanpad) en<br />

over de Koekendorpseweg / Kerkweg / Raadhuisstraat / Breedstraat / Dorpsstraat / Hoofd en Oosteinde. Ook de<br />

fietspaden aan beide zijden van de <strong>Bernisse</strong> horen tot het knooppuntennetwerk.<br />

Voor de voetgangers zijn er door de grotere groene ruimtes speciale voetpaden aangelegd, of routes gecombineerd<br />

met rustige autoroutes. Er is geen echte doorlopende langzaam verkeersroute door <strong>Zuidland</strong>.<br />

2.3.4 Ontwikkelingen<br />

Binnen het plangebied zijn twee gebieden aangeduid voor ontwikkeling door middel van een<br />

wijzigingsbevoegdheid:<br />

1 De eerste wijzigingsbevoegdheid is opgenomen over gronden ten zuiden van de begraafplaats aan de<br />

Kerkweg. Het wijzigingsgebied is opgenomen om ter plaatse de bestemming 'Groen' met aanduiding<br />

'volkstuin' te kunnen wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'begraafplaats'.<br />

Voorwaarden bij verzilvering van het wijzigingsgebied is het realiseren van voldoende parkeerplaatsen en er<br />

moet sprake zijn van een groene inpassing, die in lijn is met de bestaande groene zoom;<br />

2 De tweede wijzigingsbevoegdheid is opgenomen over een woonbestemming aan de Mr. P.J. Oudweg. Ter<br />

plaatse wordt beoogd om een uitbreiding mogelijk te maken van de centrumvoorzieningen. De bestemming<br />

'Wonen' en 'Tuin' mogen gewijzigd worden naar de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Het<br />

bedrijfsvloeroppervlak bedraagt hier maximaal 500 m 2 . De bebouwing bestaat uit ten hoogste 1 bouwlaag. De<br />

hoeveelheid parkeerplaatsen wordt bepaald op basis van de <strong>gemeente</strong>lijke parkeernormen.<br />

In het voorontwerp van het bestemmingsplan was nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de locatie<br />

achter de Molendijk. De wijzigingsbevoegdheid lag hier over een agrarisch perceel en een huidige<br />

bedrijfsbestemming. Op dit moment zijn de plannen en de uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling nog niet volledig<br />

uitgekristalliseerd, waardoor is besloten de wijzigingsbevoegdheid niet in het ontwerpbestemmingsplan terug te<br />

laten komen. De wenselijkheid om hier nieuwe woningen te ontwikkelen blijft wel bestaan. Daarom zal te zijner tijd,<br />

waarschijnlijk binnen de planperiode, middels een separaat juridisch-planologisch traject alsnog de ontwikkeling<br />

van woningbouw worden mogelijk gemaakt.<br />

2.4 Functionele structuur<br />

<strong>Zuidland</strong> is een typisch ‘woondorp’, maar vooral in het historisch centrum zijn ook wel diverse andere functies te<br />

vinden. Naast de woonfunctie komen in de kern nog enkele bedrijfspercelen en maatschappelijke voorzieningen<br />

voor. Een groot cluster maatschappelijke functies ligt aan de Julianastraat, ten noordwesten van het historisch<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 16 - 84


centrum. Daarnaast liggen in en rondom het historisch centrum enkele niet geclusterde maatschappelijke<br />

voorzieningen. De woonwijken om de oude kern bevatten in hoofdzaak woningbouw. Hierna worden de<br />

verschillende voorkomende functies binnen het plangebied beschreven.<br />

2.4.1 Wonen<br />

<strong>Zuidland</strong> bestaat hoofdzakelijk uit woningen. De woningen zijn voornamelijk grondgebonden. Op drie plekken<br />

bevinden zich gestapelde woningbouw, aan de Oude Watering, de Dirk Blaakstraat en de Krommedijk.<br />

In het historische centrum staat een grote variatie aan vrijstaande en geschakelde woningen. De woonwijken<br />

bestaan voornamelijk uit zowel korte als lange rijtjes. Langs de linten komen zowel vrijstaande, geschakelde als<br />

korte rijtjes met woningen voor. In het villabuurtje in het noordoosten van het plangebied ligt een clusters van<br />

vrijstaande woningen.<br />

2.4.2 Maatschappelijke voorzieningen<br />

De maatschappelijke voorzieningen van <strong>Zuidland</strong> liggen voornamelijk in het historische centrum en in het cluster<br />

aan de Julianalaan. Daar liggen onder andere scholen, de bibliotheek, een kerk en een verpleeghuis. Verspreid door<br />

<strong>Zuidland</strong> liggen nog enkele andere maatschappelijke voorzieningen. Bijvoorbeeld de sporthal Drenkwaard. Hier<br />

vinden diverse maatschappelijke activiteiten plaats door het jaar heen. In het historisch centrum bevinden zich<br />

daarnaast nog twee kerken en een huisartsenpost met apotheek.<br />

In het plangebied liggen drie begraafplaatsen. Aan de Raadhuisstraat ligt de algemene begraafplaats, aan de<br />

Kerkweg liggen twee begraafplaatsen; begraafplaats Kerkweg aan de Kerkweg 1 en een kleine Joodse<br />

begraafplaats met vijf grafstenen tussen Kerkweg 38a en 38b.<br />

2.4.3 Detailhandel<br />

De meeste detailhandelvoorzieningen bevinden zich in het historisch centrum. Dit zijn diverse kleinschalige<br />

detailhandelvoorzieningen die bestemd zijn als centrum. Het gaat om voorzieningen als: kledingwinkels,<br />

fietsenwinkel, kappers en dergelijke. Al deze functies passen goed in de schaal en maat van het historisch centrum.<br />

Aan de P. J. Oudweg ligt een klein winkelcentrum met een supermarkt.<br />

Eén maal per week, op woensdag, wordt op de Breedstraat markt gehouden.<br />

2.4.4 Horeca<br />

Binnen het plangebied zijn in het historisch centrum een aantal horecavestigingen gevestigd. In de betreffende<br />

panden zijn sinds een (groot) aantal jaren horecabedrijven aanwezig. Deze leveren mede een bijdrage aan de<br />

levendigheid in het centrumgebied.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 17 - 84


Afhankelijk van de aard van de bedrijfsvoering en de verkeersaantrekkende werking kunnen in het algemeen<br />

horecabedrijven met name geluidshinder in de omgeving veroorzaken. Om de ontwikkelingen in het plangebied in<br />

de hand te houden wordt in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van het aanduiden van de hogere horeca<br />

categorieën.. Alleen binnen de bestemming Horeca zijn alle horecacategorieën zonder meer toegestaan. Deze<br />

bestemming komt alleen voor op de Nieuwe Veerdam 2 en 2a, hier is dan ook geen aanduiding vereist. In dit<br />

bestemmingsplan worden de horecabedrijven ingedeeld in 4 categorieën:<br />

1 in hoofdzaak gericht op het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden;<br />

2 in hoofdzaak gericht op het verstrekken van etenswaren ten behoeve van consumptie al dan niet in combinatie<br />

met nachtverblijf en/of zalenverhuur;<br />

3 in hoofdzaak gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor consumptie, zoals een café, bar of<br />

zalenverhuur ten behoeve van bruiloften en partijen.;<br />

4 in hoofdzaak gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in combinatie met het<br />

verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of discotheek.<br />

De vier horeca categorieën zijn verder uitgelegd in de begripsbepalingen van de regels. De horecabedrijven in het<br />

plangebied behoren tot de volgende categorieën:<br />

naam adres soort horeca categorie<br />

FoodAnDrink Ring 2 bar, lunchroom, restaurant Cat. 2<br />

Café Meiburg Ring 15 café Cat. 3<br />

Snackpoint de Ring Ring 23 cafetaria Cat. 2<br />

Blessing Cuisine Savoureuse Ring 24/25 restaurant, hotel Cat. 3<br />

Restaurant Hellas Mythos Dorpsestraat 28/30 Restaurant Cat. 2<br />

Stroop Pannenkoeken Nieuwe Veerdam 2a restaurant Cat. 3 (bestemming<br />

Horeca)<br />

De <strong>Zuidland</strong>se Hoeve Nieuwe Veerdam 2 partycentrum, restaurant Cat. 4 (bestemming<br />

Horeca)<br />

Shoarma cafetaria Breedstraat 6 cafetaria Cat. 2<br />

Pizzaria Milano Breedstraat 18 Afhaal- en bezorgservice Cat. 2<br />

De Lange Muur Breedstraat 24 restaurant Cat. 2<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 18 - 84


2.4.5 Bedrijven<br />

De bedrijven in <strong>Zuidland</strong> liggen aan de Molendijk, achter het lint en in de omgeving van de Stationsweg /<br />

Nijverheidsstraat. Aan de Molendijk ligt een groter bedrijfsperceel met verschillende loodsen. Hier is een bedrijf<br />

gevestigd dat aluminium en kuststof kozijnen, schuifpuien, serres enz. maakt.<br />

In de omgeving van de Stationsweg / Nijverheidsstraat zijn een autodealer, garagebedrijven, aannemersbedrijven<br />

en (interieur)bouwbedrijven gevestigd. Aan de Beatrixstraat / Raadhuisstraat zijn ook enkele bedrijven gevestigd,<br />

onder meer de <strong>gemeente</strong>werken.<br />

2.4.6 Kantoren<br />

Aan de Dam 10a bevindt zich een kantoor (grafisch design) samen met een woning. Deze valt binnen de<br />

bestemming Gemengd.<br />

2.4.7 Agrarische bedrijven<br />

Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen agrarische percelen aanwezig.<br />

2.4.8 Sport en recreatie<br />

In het plangebied liggen aan de Molendijk, achter het lint, sportvoorzieningen. Er ligt een sporthal (Drenkwaard),<br />

een openluchtzwembad (’t Molengors) met drie baden en een ligweide en een tennisvereniging (LTV) met vijf<br />

tennisbanen. De sporthal Drenkwaard is opgenomen binnen de bestemming Maatschappelijk, aangezien hier<br />

behalve sportactiviteiten ook andere activiteiten op maatschappelijk gebied plaatsvinden.<br />

Vlakbij de sportvoorzieningen ligt er een ijsbaan. Verder zijn er in het plangebied een duivenvereniging gelegen en<br />

een schietvereniging, beide liggen achter de bebouwing aan de Julianastraat, aan het fietspad (Trambaanpad).<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 19 - 84


Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 20 - 84


hoofdstuk 3 Beleidskader<br />

3.1 Inleiding<br />

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit bestemmingsplan inzicht gegeven op de invloed van<br />

het van toepassing zijnde beleid ten opzichte van het plangebied en de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. In dit<br />

hoofdstuk worden de verschillende beleidskaders weergegeven waarmee rekening moet worden gehouden. De Wro<br />

gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid is opgenomen in<br />

structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of algemene regels. De Wro regelt dat<br />

concrete beleidsbeslissingen van het Rijk en de provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.<br />

De inhoud van het bestemmingsplan moet in overeenstemming zijn met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

en het provinciale ruimtelijke beleid. In dit hoofdstuk zal hier nader op worden ingegaan.<br />

3.2 Rijksbeleid<br />

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota<br />

ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn,<br />

uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is<br />

aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.<br />

Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk<br />

voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet,<br />

investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke<br />

structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio’s in<br />

interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de<br />

wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en<br />

versterken. Nederland heeft met zijn internationale oriëntatie en open economie een hoog welvaartsniveau<br />

opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met<br />

daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3<br />

hoofddoelen van de structuurvisie zijn:<br />

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische<br />

structuur van Nederland;<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 21 - 84


Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische<br />

waarden behouden zijn;<br />

Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker<br />

voorop staat.<br />

Conclusie<br />

Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in het<br />

onderhavig bestemmingsplan voldaan. Zo worden de cultuurhistorische monumenten aangeduid en de<br />

verkeerswegen als zodanig bestemd, ook is de dubbelbestemming beschermd dorpsgezicht opgenomen.<br />

3.2.2 Barro<br />

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, heeft medio 2009 als ontwerp ter<br />

inzage gelegen, destijds nog als AMvB Ruimte. Begin 2012 is de SVIR vastgesteld, de basis waarop de regelgeving<br />

van het Barro gebaseerd is. Het Barro is op 30 december 2011 in afgeslankte vorm in werking getreden, niet alle<br />

onderwerpen uit het ontwerp waren hierin opgenomen. Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld en volledig in<br />

werking getreden.<br />

Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen.<br />

Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van <strong>gemeente</strong>n<br />

moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich<br />

daarbij primair richt tot de <strong>gemeente</strong>n. Daarnaast kan het Barro aan de <strong>gemeente</strong>n opdragen om in de toelichting<br />

bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.<br />

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project<br />

Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4)<br />

Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en<br />

spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de<br />

(11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.<br />

Daarnaast bevat het besluit om het Barro aan te vullen een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit<br />

is de volgende wijziging: Gemeenten en provincies zijn verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de<br />

zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe<br />

stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 22 - 84


Conclusie<br />

Het gebied dat aan de noordkant aan de <strong>gemeente</strong> grenst is op de kaart met Grote Rivieren aangegeven als<br />

rivierbed. Het Barro stelt geen regels aan grensgebieden, alleen het gebied wat daadwerkelijk binnen de rivierbed<br />

is gelegen. Het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met het Barro.<br />

3.3 Provinciaal beleid<br />

3.3.1 Provinciale Structuurvisie<br />

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie “Visie op Zuid-Holland”, de Verordening<br />

Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen<br />

en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en geeft<br />

een doorkijk naar 2040. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en<br />

diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische<br />

concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.<br />

Figuur 3.1 Uitsnede functiekaart Visie op Zuid-Holland. (bron: structuurvisie Zuid-Holland)<br />

De functiekaart, zie figuur 3.1, geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend,<br />

begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de functiekaart van Visie op Zuid-Holland is het<br />

plangebied aangeduid als 'Stads- en dorpsgebied'. Binnen de functie 'stads- en dorpsgebied' streeft de provincie<br />

naar gedifferentieerdheid van gebruik om een prettig woon- en vestigingsklimaat te realiseren. De hoofdfunctie is<br />

wonen, maar ook functies als bedrijvigheid, kantoren en andere stedelijke voorzieningen vinden hierin plaats. Om<br />

het plangebied heen liggen andere functies als 'Stedelijk groen buiten de contour', 'Recreatiegebied' en<br />

'Bedrijventerrein'. De blauwe arcering (vierkantjes) ten zuiden van <strong>Zuidland</strong> staat voor een zoeklocatie voor een<br />

zoetwaterkanaal.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 23 - 84


Figuur 3.2 Uitsnede kwaliteitskaart Visie op Zuid-Holland. (bron: structuurvisie Zuid-Holland)<br />

Naast het sturen op functies, 'wat en waar', wil de provincie ook sturen op kwaliteit, 'waar en welke'. Op de<br />

kwaliteitskaart, zie uitsnede in figuur 3.2, zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een<br />

globale, regionale schaal. Op de kwaliteitskaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als<br />

'dorpskern' met water en een dijken met (cultuurhistorisch waardevol) bebouwingslint, Stationsweg / Molendijk. De<br />

bruine arcering (vierkantjes) geeft aan dat <strong>Zuidland</strong> en omgeving een kroonjuweel zijn op het gebied van<br />

cultuurhistorisch erfgoed.<br />

Beide kaarten duiden de bestaande situatie en hiermee is <strong>Zuidland</strong> ook in de toekomst passend in de provinciale<br />

visie. Tot 2020 staan voor het stedelijk netwerk de volgende provinciale belangen centraal:<br />

versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra;<br />

optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;<br />

verbeteren interne en externe bereikbaarheid;<br />

voldoende aanbod van verschillende woonmilieus;<br />

voorzien in een gezonde leefomgeving.<br />

Conclusie<br />

<strong>Zuidland</strong> is op de functie- en kwaliteitskaart aangewezen als stads- en dorpsgebied met een kroonjuweel op het<br />

gebied van cultuurhistorisch erfgoed. De historische dorpskern is opgenomen binnen het beschermd dorpsgezicht<br />

en heeft op de verbeelding een passende dubbelbescherming gekregen. Met dit bestemmingsplan worden geen<br />

directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, alleen een wijzigingsbevoegdheid aan de Mr. P.J. Oudstraat binnen de<br />

kern, die niet in strijd is met het provinciale beleid. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met het provinciale<br />

beleid.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 24 - 84


3.3.2 Provinciale Verordening Ruimte<br />

De Ruimtelijke Provinciale Verordening is vastgesteld door Provinciale staten op 2 juli 2010. In de Verordening<br />

ruimte zijn regels opgenomen waaraan <strong>gemeente</strong>lijke bestemmingsplannen moeten voldoen. Op basis van de<br />

provinciale belangen, zoals benoemd in de structuurvisie, zijn in de verordening voor diverse aspecten regels<br />

opgenomen. Er gelden onder meer regels voor de nieuwbouw van woningen, kantoren, bedrijventerreinen en<br />

detailhandel, voor agrarische bedrijven, voor de ecologische hoofdstructuur en voor molenbiotopen.<br />

In de verordening is vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe<br />

vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve<br />

recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden<br />

aangepast. De bebouwingscontouren voor <strong>Zuidland</strong> liggen om de bestaande kern heen, de opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid aan de Mr. P.J. Oudweg ligt binnen deze contour. In de bebouwingscontouren voor <strong>Zuidland</strong><br />

is in het noordwesten van de kern ruimte gelaten voor uitbreidingsmogelijkheden, de ontwikkeling ‘Kreken van<br />

Nibbeland’. Deze ontwikkeling valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, hiervoor wordt op dit moment<br />

een separaat bestemmingsplan opgesteld.<br />

Daarnaast is ten behoeve van de molen ‘De Arend' een molenbiotoop opgenomen die binnen het plangebied ligt, zie<br />

figuur 3.4, ter bescherming van de windvang en het vrije zicht op de molen (zie paragraaf 4.7.3).<br />

Figuur 3.3 Rode contour <strong>Zuidland</strong>. (bron: Geo atlas Zuid-<br />

Holland)<br />

Figuur 3.4 Molenbiotoop van ‘De Arend’. (bron: Geo atlas Zuid-<br />

Holland)<br />

Conclusie<br />

Het onderhavige bestemmingsplan is niet in strijd met de provinciale belangen, kaarten en bepalingen uit de<br />

provinciale verordening. Ook de wijzigingsbevoegdheid aan de Mr. P.J. Oudweg ligt binnen de rode contouren.<br />

Binnen het plangebied is voor de molen ‘De Arend’ een regeling opgenomen ter bescherming van de windvang en<br />

het vrije zicht.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 25 - 84


3.4 Gemeentelijk beleid<br />

3.4.1 Toekomstvisie<br />

Op 18 september 2007 is de Toekomstvisie <strong>Bernisse</strong> vastgelegd door de <strong>gemeente</strong>raad. De toekomstvisie is tot<br />

stand gekomen in interactief proces tussen de <strong>gemeente</strong> en de samenleving van <strong>Bernisse</strong>. In deze visie zijn per<br />

thema beleidsuitgangspunten geformuleerd.<br />

Wonen<br />

In het kader van de Woonvisie zijn diverse beleidsuitgangspunten geformuleerd. Het uitgangspunt van de visie is<br />

om woningen te bouwen naar de behoefte. Het saldo van vertrekkers en vestigers binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong><br />

wordt hierbij op nul gehouden. Daarnaast wordt er belang aan gehecht om de diverse woonwensen van inwoners<br />

te respecteren. Met enige regelmaat vindt een inventarisatie plaats naar de woonwensen en de resultaten hiervan<br />

worden binnen de beleidsmatige en fysieke mogelijkheden zoveel mogelijk gerespecteerd. Voorts is het bevorderen<br />

van doorstroming op de woningmarkt van belang. Tot slot zoekt de <strong>gemeente</strong> aansluiting bij de 'natuurlijke<br />

verhuismomenten'. Met een actieve benadering van diverse leeftijdsgroepen wordt beoogd de doorstroming verder<br />

op gang te brengen. Op basis van het voorgaande zijn de volgende bestuurlijke keuzes gemaakt:<br />

kerngewijze ontwikkeling: spreiding van woningbouw over alle kernen;<br />

gebruik van de bestaande voorraad: doel is een gedifferentieerde woningvoorraad;<br />

dorps bouwen: behoud en versterking van het dorpse karakter is een uitgangspunt;<br />

openstaan voor initiatieven van derde partijen.<br />

Werken<br />

Binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> worden momenteel geen nieuwe bedrijventerreinen meer beoogd. Er wordt<br />

terughoudend omgegaan met de uitbreiding van de bestaande bedrijventerreinen. Als binnen het bestaande areaal<br />

aan bedrijventerreinen geen ruimte meer is, kan uitbreiding alsnog plaatsvinden. Bedrijvigheid binnen de kernen<br />

zelf wordt vanuit het oogpunt van levendigheid wel wenselijk geacht, wanneer deze zich voegt naar de<br />

woonfunctie. Kantoren en kleinschalige ambachtelijke en dienstverlenende bedrijvigheid in en rond de historische<br />

dorpskernen is goed mogelijk en gewenst.<br />

Recreatie en sport<br />

De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> wil zich profileren als <strong>gemeente</strong> met de aantrekkelijke landschappen, fraaie dorpskernen<br />

van cultuurhistorische waarde, beleefbare natuurgebieden en een beheersbare diversiteit van<br />

recreatiemogelijkheden. Met name in het gebied rond de <strong>Bernisse</strong> wordt een uitbreiding van dagrecreatieve<br />

activiteiten voorgestaan. Door een versterking van de relatie tussen de <strong>Bernisse</strong> en de historische kernen kan de<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 26 - 84


ecreatieve aantrekkingskracht van het gebied worden vergroot. Horeca hoort met name thuis in de historische<br />

dorpscentra.<br />

De sportvoorzieningen, zowel voor veldsport als voor zaalsport worden geclusterd op één of enkele locaties,<br />

waarbij een zo groot mogelijke cross-over tussen de diverse sporten en een gemeenschappelijk gebruik door meer<br />

verenigingen in de rede ligt.<br />

Conclusie<br />

Omdat middels dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, kan er geen verdere<br />

invulling worden gegeven aan de toekomstvisie, met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheid aan de Mr. P.J.<br />

Oudweg. Deze wijziging maakt de afronding van het centrumbeeld langs de Mr. P.J. Oudweg mogelijk.<br />

3.4.2 Structuurvisie 2025 Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

De structuurvisie 2025 is vastgesteld op 21 september 2010. Deze visie is te beschouwen als een ruimtelijke<br />

doorvertaling van de toekomstvisie van <strong>Bernisse</strong>. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke<br />

inrichting van een gebied waardoor voor iedereen in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daar binnen<br />

passen of niet. De structuurvisie gaat daarnaast in op hoe het <strong>gemeente</strong>bestuur van <strong>Bernisse</strong> het voor ogen heeft<br />

om voorgenomen ontwikkelingen te verwezenlijken. In de structuurvisie is voor alle kernen binnen de <strong>gemeente</strong><br />

een strategie op kernniveau opgenomen.<br />

Huidige situatie<br />

<strong>Zuidland</strong> is de grootste kern binnen de <strong>gemeente</strong>. Net als de andere dorpen is zij ontstaan als havendorp aan de<br />

<strong>Bernisse</strong>. De oorspronkelijke opzet van het ringdorp is nog duidelijk zichtbaar en herbergt in tegenstelling tot de<br />

andere dorpen een aantal winkels en horecavoorzieningen. De historische kern is aangeduid als beschermd<br />

dorpsgezicht en herbergt een aantal Rijksmonumenten en <strong>gemeente</strong>lijke monumenten. De eigenlijke relatie met de<br />

<strong>Bernisse</strong> is niet meer aanwezig, de verbinding met het water bestaat niet meer. <strong>Zuidland</strong> is met name richting het<br />

noorden en zuiden ontwikkeld.<br />

Duurzaam ruimtelijke structuurbeeld (DRS)<br />

In het DRS voor de kern is het beschermde dorpsgezicht en de monumenten verankerd. Voorgesteld wordt om de<br />

oorspronkelijke verbinding met de <strong>Bernisse</strong> te herstellen. Daarnaast geldt voor het gehele gebied dat is<br />

opgespannen tussen de <strong>Bernisse</strong> en de Stationsweg / Molendijk dat daar waar mogelijk de relatie met de <strong>Bernisse</strong><br />

wordt versterkt. Voor <strong>Zuidland</strong> geldt dat een gedeelte van de <strong>Bernisse</strong> op termijn nog ontwikkeld kan worden mits<br />

het de <strong>Bernisse</strong>-zone versterkt en het bijdraagt aan het vergroten van de toegankelijkheid ervan. De Drogendijk en<br />

de Kerkweg bepalen aan de zuidzijde de ligging van de groene contour. De contour is vervolgens om het<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 27 - 84


edrijventerrein Harregat gelegd. Richting het noorden is er nog mogelijkheden voor uitbreiding van <strong>Zuidland</strong>. Hier<br />

ligt de contour globaal ter hoogte van de Haasdijk. De voormalige kreek, nu verworden tot watersloot, zal bij<br />

toekomstige ontwikkelingen worden ingezet als ruimtelijke drager en biedt mogelijkheden om middels langzaam<br />

verkeersverbindingen het krekenstelsel en de <strong>Bernisse</strong> te verbinden.<br />

Figuur 3.5 Structuurvisie Gemeente <strong>Bernisse</strong>, strategiekaart <strong>Zuidland</strong><br />

Strategie<br />

De strategie “verbetering” is van toepassing verklaard op de woongebieden aan de zuidzijde van de kern. Hier zijn<br />

op termijn ingrepen in de verkavelingsopzet noodzakelijk om de parkeerproblemen op te lossen en de openbare<br />

ruimte te upgraden. Als ontwikkelingslocaties zijn Harregat (bedrijventerrein) en ‘Kreken van Nibbeland’<br />

(woongebied) aangeduid. Binnen ‘Kreken van Nibbeland’ is een voorzieningenstrip opgenomen, waarnaar de<br />

bestaande scholen in <strong>Zuidland</strong> verplaatst kunnen worden. De vrijkomende gronden kunnen dan in samenhang met<br />

de naastgelegen bejaardenwoningen Julianastraat / Emmastraat als nieuw woonmilieu worden ontwikkeld. Een<br />

programma waarin nultrede woningen een belangrijk onderdeel vormen, ligt gelet op de nabijheid van<br />

<strong>Bernisse</strong>steijn (zorg) en de opgave uit het woonbeleidsplan voor de hand. In de noordelijke rand van de ‘Kreken van<br />

Nibbeland’ wordt de bestaande kreek verbreed en als locatie voor landelijk wonen landschappelijk ingericht. Het<br />

gebied, waar zich thans de tennisbanen, de ijsbaan en de Drenkwaard bevinden, zal getransformeerd worden op het<br />

moment dat het sportcomplex <strong>Bernisse</strong>-Zuid tot ontwikkeling wordt gebracht. Bij een transformatie tot<br />

hoofdzakelijk woongebied kan ook de ontsluiting van de woongebieden aan de zuidzijde van de kern op de<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 28 - 84


hoofdverkeersader om het beschermd dorpsgezicht gelegd worden, waardoor met name de omgeving van de Ring<br />

ontlast wordt. Het gebied waar zich thans de sportvelden van <strong>Zuidland</strong> bevinden, is één van de mogelijke locaties<br />

voor <strong>Bernisse</strong>-Zuid. Daar is een koppeling denkbaar met de voorzieningenstrip. Bij een keuze voor een andere<br />

locatie voor <strong>Bernisse</strong>-Zuid, kunnen de gronden van de bestaande sportvelden geschikt gemaakt worden voor<br />

afronding van het woongebied ‘Kreken van Nibbeland’.<br />

Conclusie<br />

In het bestemmingsplan '<strong>Zuidland</strong>' wordt enkel de bestaande situatie vastgelegd, daarbij is het beschermde<br />

dorpsgezicht opgenomen en zijn cultuurhistorische waarden als zodanig aangeduid op de verbeelding. De<br />

ontwikkelingen die voorzien zijn voor <strong>Zuidland</strong> en omgeving worden in een later stadium planologisch vastgelegd,<br />

met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheid aan de Mr. P.J. Oudweg. Daarnaast kan dit bestemmingsplan geen<br />

verdere invulling geven aan de structuurvisie.<br />

3.4.3 Voorzieningennota en accommodatiebeleid<br />

In september 2007 heeft de <strong>gemeente</strong>raad een wenselijk toekomstbeeld vastgesteld van de <strong>gemeente</strong> voor 2025.<br />

Door een wijziging van de financieel-economische omstandigheden, is er een noodzaak om een nieuw balans vast<br />

te stellen tussen de sociale en fysieke structuur, om zo de sociale cohesie binnen de kernen te behouden. In de<br />

Voorzieningennota is een visie neergezet als voorstel voor de gewijzigde toekomstkoers, waarbij wordt gekozen<br />

voor behoud van een minimale basisstructuur per kern, met als kapstok de Brede School gedachte. De <strong>gemeente</strong><br />

formuleert in de voorzieningennota de volgende doelstellingen:<br />

gemeenschapszin is kracht lokale samenleving;<br />

Brede school als vliegwiel van de lokale samenleving.<br />

De <strong>gemeente</strong> wil dit bereiken door:<br />

Clusteren en afstoten voorzieningen;<br />

Vastgoed afstoten en beheer op afstand;<br />

Sobere inrichting van en partners zoeken voor beheer openbare ruimte;<br />

Stimuleren bedrijvigheid;<br />

Versobering Wmo-voorzieningen;<br />

Bezuiniging op subsidies.<br />

<strong>Zuidland</strong> is vrij breed voorzien van de meeste voorzieningen. De Brede Schoolgedachte wordt gedragen; er ligt<br />

nabij <strong>Zuidland</strong> al een initiatief. Dat er bepaalde voorzieningen zullen moeten verdwijnen (mogelijk de bibliotheek)<br />

wordt als onvermijdelijk gezien, er wordt daarbij wel gelet op de behoefte van jongeren en ouderen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 29 - 84


Sportaccommodaties centraliseren is niet op voorhand afgewezen, maar het beleid laat wel de ruimte om eigen<br />

middelen te vinden. Daarnaast wordt gewezen op het openhouden van het zwembad. De <strong>gemeente</strong> wil ook meer<br />

mogelijk maken voor initiatieven in bijvoorbeeld recreatie en toerisme. Dat zijn kansen om meer ontwikkeling en<br />

dynamiek in het gebied te brengen.<br />

Conclusie<br />

Omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van voorzieningen mogelijk worden<br />

gemaakt, kan er geen verdere invulling worden gegeven aan de voorzieningennota.<br />

3.4.4 Woonbeleidsplan 2009<br />

In het woonbeleidsplan is het <strong>gemeente</strong>lijk beleid op het gebied van wonen geformuleerd. Het woonbeleidsplan<br />

werkt de gemaakte keuzes uit de Toekomstvisie 2025 verder uit. Uitgangspunt is het vinden van een balans tussen<br />

de toekomstige woningvoorraad en de wensen van de inwoners. Binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> bestaat de behoefte<br />

om tot aan 2020 circa 1.000 nieuwe woningen te realiseren. Voor de kern <strong>Zuidland</strong> zijn meerdere harde<br />

nieuwbouwplannen opgenomen. De grootste plannen betreft de ‘Kreken van Nibbeland’. Daar wordt in totaal de<br />

realisatie van 640 woningen beoogd. Daarnaast wordt op de locatie verenigingsgebouw de realisatie van 46<br />

woningen beoogd en zijn er aan de Krommedijk respectievelijk 14 woningen gerealiseerd. In de kern staan op dit<br />

moment circa 2070 woningen. Het streefbeeld voor de kern is om een woningaantal te bereiken van 2560 – 2770<br />

woningen. De verhouding koop- en huurwoningen bedraagt binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> circa 70% om 30%, en de<br />

verhouding in <strong>Zuidland</strong> sluit hier in grote lijnen op aan.<br />

<strong>Zuidland</strong> kent als gevolg van het concentratiebeleid een relatief jonge woningvoorraad. Het grootste<br />

nieuwbouwplan van de <strong>gemeente</strong>, ‘Kreken van Nibbeland’ is ook in <strong>Zuidland</strong> geprojecteerd. Deze is gekoppeld aan<br />

een voorzieningenniveau die boven dat van de andere kernen uitstijgt, zowel in termen van zorg als in termen van<br />

detailhandel. Voor de woningbouw betekent dit dat meer dan gemiddelde aandacht besteed moet worden aan de<br />

realisatie van voldoende woningen voor senioren met diverse gradaties van zorgbehoefte. Invulling van de<br />

woonzorgzone met geschikte woningen is daarvoor een vereiste. Herstructurering is op termijn te verwachten voor<br />

de wijk Kerckhoek, mede op grond van de geringe woontevredenheid die daar gemeten is.<br />

Conclusie<br />

De voorziene herstructureringen en ontwikkelingen uit de woonvisie in <strong>Zuidland</strong> worden met dit bestemmingsplan<br />

nog niet mogelijk gemaakt. De behoeften zoals beschreven in het woonbeleidsplan dienen wel in acht te worden<br />

genomen bij nieuwe ontwikkelingen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 30 - 84


3.4.5 Welstandsnota <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong><br />

In de welstandsnota van <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>, d.d. mei 2004, is voor ieder bepaald gebied binnen de <strong>gemeente</strong> een<br />

beoordelingskader vastgelegd waaraan bouwplannen getoetst dienen te worden. De <strong>gemeente</strong>lijke welstandsnota<br />

richt zich op de lokale karakteristieken in het stedelijk gebied en in het buitengebied. Aan welke criteria een<br />

bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. In het welstandsbeleid worden de<br />

volgende typen criteria onderscheiden:<br />

algemene criteria;<br />

gebiedsgerichte criteria;<br />

sneltoetscriteria (algemeen);<br />

gebiedsgerichte sneltoetscriteria;<br />

thematische criteria.<br />

In de welstandsnota is het volgende opgenomen over <strong>Zuidland</strong>. De oude dorpskern heeft een hoge<br />

stedenbouwkundige kwaliteit. Met name door de herkenbare hoogteverschillen en de spannende opeenvolging van<br />

de dorpsruimten, welke alle verschillend van karakter zijn. Zowel qua aard als qua opzet. Anders dan in andere<br />

kernen van <strong>Bernisse</strong> is hier sprake van compleet met bebouwing omgeven<br />

stedelijke ruimte. Deze bebouwing bestaat uit veelal aaneengesloten woonhuizen geplaatst op smalle, diepe<br />

percelen. Deze woningen zijn als afzonderlijke elementen te beleven door de sterke afwisseling van nok- en<br />

goothoogtes en variatie in klokgevels, tuitgevels en lijstgevels. Ook het materiaal- en kleurgebruik verschilt per<br />

woning, er zijn namelijk diverse soorten bakstenen toegepast en het pleisterwerk is uitgevoerd in verschillende<br />

lichtgekleurde tinten. Overeenkomst is er wel in het overwegende gebruik van oranje keramische dakpannen, de<br />

nadrukkelijke verticale geleding en de kaprichting die overwegend haaks op de weg ligt. Ook de kapvorm is in het<br />

gehele gebied gelijk: zadeldaken al dan niet met wolfseind. De bebouwing langs de open ruimtes onderscheidt zich<br />

van de bebouwing langs de straten door de forsere bouwmassa’s en –hoogtes. Langs de straten reikt de bebouwing<br />

tot maximaal anderhalve laag met kap, in de pleinwanden komt bebouwing voor met twee hoge bouwlagen plus<br />

kap.<br />

<strong>Zuidland</strong> is op de welstands-beleidskaart aangegeven als een nederzetting met bijzondere bebouwing. Daarnaast<br />

zijn er verschillende (gebiedsgerichte)criteria van toepassing op <strong>Zuidland</strong>. Bij ontwikkelingen dienen de<br />

bouwplannen bij welstand getoetst te worden, dit gebeurt aan de hand van de welstandsnota. Middels dit<br />

bestemmingsplannen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is derhalve niet in strijd met het<br />

welstandsbeleid van <strong>Bernisse</strong>.<br />

Conclusie<br />

De welstandsnota is ter kennisgeving opgenomen in het bestemmingsplan.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 31 - 84


3.4.6 Collegeprogramma 2010: Balancerend <strong>Bernisse</strong> 'Samen doen we meer'<br />

Een doel van het college voor de bestuursperiode 2010 – 2014 wordt als volgt geformuleerd: "een ondernemende<br />

aanpak met ruimte voor vernieuwende initiatieven van inwoners, buurten, verenigingen, ondernemers en<br />

maatschappelijke organisaties". Op het gebied van ruimte wordt het volgende beschreven.<br />

De mogelijkheden tot het plegen van woningbouw binnen de <strong>gemeente</strong> zijn de laatste jaren verruimd. <strong>Bernisse</strong> is in<br />

het kader van de verstedelijkingsafspraken met de Stadsregio een woningbouwtaakstelling voor de periode 2005-<br />

2010 aangegaan. Nieuwe afspraken worden in het college programma ook beoogd voor de periode 2011-2015. De<br />

nadruk wordt hierbij gelegd op kwalitatief hoogwaardige woningbouw. Handhaving en versterking van het dorpse<br />

en landelijke karakter van de <strong>gemeente</strong>, ook bij nieuwbouw, staan hierbij voor ogen. Eveneens wil het college in het<br />

ruimtelijk beleid ervoor zorgen dat er binnen de sociale woonvoorraad, maar ook in de vrije sector, voldoende<br />

levensloopbestendige woningen zijn om de vergrijzing in de nabije toekomst het hoofd te bieden.<br />

Binnen het collegeprogramma zijn een aantal ambities en aandachtspunten voor <strong>Zuidland</strong> benoemd. Ten eerste wil<br />

de <strong>gemeente</strong> de bestaande detailhandel behouden en nieuwe detailhandel aantrekken voor de Breedstraat. Zo wil<br />

de <strong>gemeente</strong> het verblijfs- en winkelklimaat verbeteren. Ook faciliteert de <strong>gemeente</strong> een extra uitbouw van<br />

recreatiepark <strong>Zuidland</strong>-buiten. Daarnaast wordt verkeersveiligheid als aandachtspunt benoemd. Er wordt overlast<br />

ervaren van het verkeer dat de doorgaande wegen door de kernen gebruikt als sluiproute, waarbij vaak te hard<br />

wordt gereden. Door het aanbrengen van snelheidsremmende maatregelen wordt het gedrag van de<br />

verkeersdeelnemer beïnvloed. De <strong>gemeente</strong> zet in op oplossingen om de overlast terug te dringen.<br />

Conclusie<br />

De bovenstaande doelstelling wil het college bereiken in de huidige bestuursperiode. Uitwerkingen op het<br />

bestemmingsplan hebben de doelstellingen niet. Wel wordt in dit bestemmingsplan het oprichten van terrassen op<br />

de Breedstraat, in overleg met de <strong>gemeente</strong>, mogelijk gemaakt voor de daar aanwezige Horeca. Het oprichten van<br />

terrassen is alleen mogelijk voor horecavestigingen in horeca categorie 2 en 3. Voor de Ring heeft de <strong>gemeente</strong> op<br />

een nota opgesteld om plaatsing van terrassen ook hier mogelijk te maken. De nota is verder uitgewerkt in<br />

paragraaf 3.4.10. Daarnaast worden de meeste wegen in dit bestemmingsplan bestemd als Verkeer –<br />

Verblijfsgebied<br />

3.4.7 Waterplan <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> 2009<br />

Doel van het waterplan is het creëren van een robuust en veerkrachtig watersysteem in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Het<br />

waterplan richt zich vooral op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen in het watersysteem in en<br />

rond de kernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. De kern <strong>Zuidland</strong> is gelegen binnen diverse peilgebieden. In het<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 32 - 84


waterplan worden per kern enkele knelpunten met bijbehorende oorzaken en maatregelen benoemd. Voor de kern<br />

<strong>Zuidland</strong> zijn dat de volgende:<br />

Knelpunt Oorzaak Maatregel<br />

Een slechte doorstroming in de<br />

omgeving Oostende, Stationsweg<br />

en Gooischelaan. De ecologische<br />

waterkwaliteit is hier<br />

gewaardeerd als slecht en de<br />

oeverecologie als matig.<br />

Een slechte doorstroming in de<br />

watergang langs het noordelijke<br />

deel van de Beeldsweg.<br />

Zeer slechte ecologische oevers<br />

in de omgeving van Ganzenhoek<br />

en de waterkwaliteit is ook als<br />

slecht beoordeeld.<br />

Een slechte doorstroming in de<br />

voormalig kreek gelegen tussen<br />

de hoek van het fietspad<br />

(Trambaanpad) en de<br />

Scheijdelveweg.<br />

Slechte ecologische oever en<br />

matige waterkwaliteit in de<br />

omgeving van de Kerkweg.<br />

Slechte ecologische oever en<br />

matige waterkwaliteit in de<br />

omgeving van de Schansoever.<br />

Slechte ecologische oever- en<br />

matige waterkwaliteit in de<br />

omgeving van de molen.<br />

Door versnipperde peilgebieden en<br />

opeenvolging van duikers met een<br />

geringe diameter, smalle bruggen en<br />

stuwen wordt de doorstroming<br />

beperkt. Ook is er een geringe<br />

inlaatcapaciteit onder de<br />

Stationsweg.<br />

De slecht functionerende stuwen<br />

veroorzaken de slechte<br />

doorstroming.<br />

Door beperkte ruimte zijn hier harde<br />

oevers aangelegd waardoor goede<br />

ecologische kwaliteit nauwelijks<br />

mogelijk is.<br />

Deze watergang is doodlopend. De<br />

waterham eindigt bij het fietspad<br />

(Trambaanpad) en sluit niet aan op<br />

de watergang langs de Kerkweg.<br />

Inspectie ter plaatse heeft<br />

aangetoond dat er twee duikers<br />

boven het waterpeil liggen en in één<br />

dam geen duiker aanwezig is.<br />

Bladval en schaduw van bomen is de<br />

oorzak van de slechte ecologische<br />

kwaliteit.<br />

De oorzaak is het stelsel van lange<br />

duikers en smalle watergangen.<br />

Hierdoor is er sprake van een geringe<br />

doorstroming en vermoedelijk<br />

contact met licht en lucht.<br />

Er wordt een tweede inlaatpunt<br />

aangebracht langs de noordzijde van<br />

het fietspad (Trambaanpad). De<br />

watergang ten oosten van de<br />

Stationsweg moet worden verbreed<br />

om voldoende aanvoer van water<br />

mogelijk maken.<br />

Voor dit knelpunt is er in het kader van<br />

het woningbouwplan ‘Kreken van<br />

Nibbeland’ een plan gemaakt om een<br />

klepstuw te plaatsen. Deze komt aan<br />

de noordwestzijde van de weg te<br />

liggen. Ook komt er aansluitend op<br />

deze klepstuw een watergang richting<br />

het nieuwbouwplan.<br />

Aanleggen van een groen talud is niet<br />

mogelijk. De maatregelen bestaan<br />

derhalve uit drie duikers onder het<br />

fietspad (Trambaanpad) en een pomp<br />

waardoor de stroming is vergroot.<br />

De doodlopende kreek bij dit knelpunt<br />

zal worden verbonden met de<br />

watergang langs de Kerkweg, met<br />

daaronder een duiker. Ten noorden<br />

van het fietspad (Trambaanpad) wordt<br />

een klepstuw aangelegd.<br />

In drie dammen moeten nieuwe<br />

duikers worden aangelegd.<br />

Een schouwstrook langs de watergang<br />

moet bladval en schaduw<br />

verminderen.<br />

Lange duikers zullen geregeld<br />

doorgespoten moeten worden.<br />

Conclusie<br />

Dit plan bevat geen ontwikkelingen die bijdragen aan het verbeteren of oplossen van knelpunten. Op de<br />

verbeelding zijn wel de watergangen en beschermingszones opgenomen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 33 - 84


3.4.8 Gemeentelijk Rioleringsplan planperiode 2007-2011<br />

Bij de afweging van het te voeren rioleringsbeleid binnen de <strong>gemeente</strong> is het <strong>gemeente</strong>lijk rioleringsplan een<br />

belangrijk hulpmiddel. Hierin wordt beschreven op welke wijze de <strong>gemeente</strong> invulling geeft aan haar wettelijke<br />

plicht voor een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van het geproduceerde afvalwater op haar<br />

grondgebied. De <strong>gemeente</strong> streeft de volgende doelen na:<br />

inzamelen van geproduceerd stedelijk afvalwater binnen het <strong>gemeente</strong>lijk gebied;<br />

inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en grondwater;<br />

transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt.<br />

Conclusie<br />

Bij eventuele ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het <strong>gemeente</strong>lijk rioleringsplan, waarbij<br />

nieuwe locaties goed worden aangesloten op het <strong>gemeente</strong>lijk rioleringssysteem.<br />

3.4.9 Groenstructuurplan<br />

Het Groenstructuurplan heeft momenteel nog de status als ontwerp. Wanneer het Groenstructuurplan vastgesteld<br />

zal worden is nog onduidelijk. Zodra het plan is vastgesteld, zal dit worden opgenomen in deze paragraaf.<br />

Vanuit een inventarisatie van de huidige situatie, een SWOT analyse en verdere beleidsplannen, is een visie<br />

vastgesteld. Deze is per kern vormgegeven in een kaartje. In figuur 3.6 is de visie voor <strong>Zuidland</strong> weergegeven. De<br />

groenstructuur is benoemd in een aantal categorieën, namelijk: Hoofdstructuur, Substructuur, Park/Parel, Natuurlijk<br />

groen en Kansen. Voor deze categorieën zijn productpaspoorten gemaakt, waarin de inrichting en beheersaspecten<br />

zijn omschreven.<br />

Figuur 3.6 Groenstructuurplan Gemeente <strong>Bernisse</strong>, visie voor <strong>Zuidland</strong><br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 34 - 84


Daaropvolgend is de beheerkwaliteit vastgesteld en vertaald naar werkpakketten om de kosten inzichtelijk te<br />

maken voor het gestelde beheer. In het bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden door belangrijke<br />

groenstructuren ook als Groen te bestemmen.<br />

In het groenstructuurplan staat over <strong>Zuidland</strong> het volgende: <strong>Zuidland</strong> is de grootste kern van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong><br />

met een aantal zeer mooie parels. De parel, de Ring in het centrum, ziet er redelijk verzorgd en overzichtelijk uit.<br />

Dankzij de lage beplanting is er een duidelijk overzicht over het gehele plein. Een deel van de beplanting is<br />

daarentegen aan vervanging toe. De hoofdgroenstructuur langs de Weide Singel ziet er erg verzorgd uit, mooie<br />

gezonde bomen in een netjes gemaaide strook gazon langs het water. De substructuur is op diverse plaatsen zeer<br />

duidelijk aanwezig en komt op meerdere plaatsen terug. Maar ook in deze kern zijn er diverse plantvakken waar<br />

oude en hoge beplanting staat die het overzicht wegnemen, dergelijke plantvakken zouden omgevormd kunnen<br />

worden naar gazon en/of de oude beplanting kan vervangen worden voor lage, eenduidige beplanting. Verder is de<br />

uitbreiding aan de buitenrand een kans om de groenstructuur te verrijken.<br />

Conclusie<br />

De hoofdgroenstructuren zijn daar waar mogelijk opgenomen met de bestemming Groen binnen dit<br />

bestemmingsplan. Zodoende kunnen aanwezige waarden worden beschermd.<br />

3.4.10 Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong><br />

Al geruime tijd bestaat de wens om in <strong>Zuidland</strong> terrassen mogelijk te maken. De toevoeging van terrassen zorgt<br />

ervoor dat de kern leefbaar wordt gehouden en wordt de horeca ondersteund in de vraag. Het mogelijk maken van<br />

terrassen past ook in de door de raad vastgestelde ‘Beleidsnotitie, Economisch Beleid <strong>Bernisse</strong> 2012-2016’. De nota<br />

is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. In opdracht van het college is door SpaceValue is een nota opgesteld<br />

voor het plaatsen van terrassen binnen <strong>Zuidland</strong>. De nota beschrijft de randvoorwaarden ten aanzien van de<br />

locaties waar terrassen mogelijk zijn en de eisen die aan de inrichting van de terrassen worden gesteld.<br />

Uitgangspunt hierbij is dat horecaondernemers aan de Ring onder bepaalde voorwaarden terrassen mogen gaan<br />

exploiteren. Deze locatie leent zich hier goed voor, omdat er al een centrumfunctie aanwezig is en vanwege de<br />

historische en groene uitstraling. Zorgvuldigheid is hier wel gevraagd, omdat het gebied deel uitmaakt van het<br />

beschermd dorpsgezicht.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 35 - 84


Figuur 3.7 Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>.<br />

Vooralsnog is gekozen voor een oplossing waarbij terrassen seizoensgebonden geëxploiteerd mogen worden. In de<br />

toekomst wordt gekeken naar een permanente oplossing, waarbij onderzoek gedaan zal worden om de Ring<br />

autoluw te maken.<br />

Het streefbeeld is het behouden van bestaande bomen en het waar mogelijk benutten van bestaande paden.<br />

Daarnaast is het de bedoeling om de huidige parkeerplaatsen zoveel mogelijk te behouden. Vanwege de gewenste<br />

zicht op de terrassen vanuit de horeca-etablissementen is het noodzakelijk om gedurende het seizoen twee<br />

parkeerplaatsen te laten vervallen. Deze worden na het seizoen weer in gebruik genomen. Figuur 3.7 geeft een<br />

indruk van de toekomstige situatie van de Ring. In dit bestemmingsplan worden de terrassen toegestaan, middels<br />

de aanduiding 'terras' op de plankaart. Voor inrichting, materiaalgebruik en locatie binnen de Ring is de Nota<br />

Terrassen <strong>Zuidland</strong> leidend.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 36 - 84


hoofdstuk 4 Sectorale aspecten<br />

Dit bestemmingsplan is conserverend van karakter en vertaalt de bestaande situatie in een nieuw ruimtelijk plan.<br />

Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen opgenomen die in dit bestemmingsplan vertaald moeten<br />

worden. Uitvoerig onderzoek naar diverse sectorale aspecten is dan ook niet noodzakelijk. Dit hoofdstuk beschrijft<br />

derhalve geen recente onderzoeken. Wel zijn in de diverse paragrafen beleidsstukken beschreven en<br />

gebiedsbeschrijvingen opgenomen. Dit vormt de onderlegger van het bestemmingsplan en geldt als toetsingskader<br />

voor eventueel toekomstige ontwikkelingen.<br />

4.1 Verkeer en infrastructuur<br />

4.1.1 Wettelijk kader<br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte<br />

De hoofdlijnen met betrekking tot het mobiliteitsysteem van Nederland, waarin de reiziger centraal staat, zijn als<br />

volgt. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's<br />

inclusief de achterlandverbindingen is daarbij van belang. Robuustheid en samenhang worden bereikt door de<br />

modaliteiten (weg, openbaar vervoer, vaarwegen) ieder voor zich vraaggericht te versterken, beter met elkaar te<br />

verknopen en de samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen te vergroten. Een betere benutting van de capaciteit<br />

en het in stand houden van het bestaande mobiliteitssystemen van weg, spoor en vaarwegen is daarbij belangrijk.<br />

De fiets en het openbaar vervoer moeten in de toekomst een grote rol gaan spelen om de drukte in de stedelijke<br />

regio's op te lossen.<br />

4.1.2 Onderzoek<br />

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de verkeersstructuur binnen het plangebied. De omschrijving<br />

betreft behalve het gemotoriseerde verkeer tevens het openbaar vervoer en het langzaam verkeer. Een<br />

omschrijving van het hoofdinfrastructuur is reeds opgenomen in paragraaf 2.3.3.<br />

Gemotoriseerd verkeer<br />

Binnen de kern is grotendeels sprake van een maximum snelheid van 30 km/h. De wegen die zorgen voor de<br />

ontsluiting van <strong>Zuidland</strong> en de verbinding leggen met de omgeving, Kerkweg en Stationsweg, geldt een maximale<br />

snelheid van 50 km/h. Zodra de woonwijk in wordt gereden geldt een 30 km/h-regime. Hiermee ontstaat een<br />

duidelijk onderscheid in stroomwegen en wegen binnen de woonwijken.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 37 - 84


Uitzondering is de Drogendijk, als weg buiten de bebouwde kom geldt hier een maximum snelheid van 60 km/h.<br />

Ook de belangrijkste verbindingsweg van <strong>Zuidland</strong> met de voorzieningen en werkgelegenheidscentra in Spijkenisse,<br />

de Nieuwe Veerdam, het vervolg van het Oosteinde, heeft een maximum snelheid van 60 km/h. (in de toekomst zal<br />

de maximum snelheid van de Nieuwe Veerdam door het waterschap worden verhoogd naar 80 km/h). De<br />

Nieuwlandsedijk Zuid, in het verlengde van de Stationsweg, de verbinding met Abbenbroek en Heenvliet heeft<br />

daarentegen een maximumsnelheid van 80 km/h. Deze verbindt <strong>Zuidland</strong> ook met de Groene Kruisweg, de<br />

belangrijkste ontsluitingsweg voor de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>, met Europoort en Rotterdam. Deze ligt voor <strong>Zuidland</strong> op<br />

een redelijke afstand en is daarmee wat minder snel bereikbaar.<br />

Voor het vrachtverkeer is een verbod ingesteld voor enkele wegen in de kern <strong>Zuidland</strong>, deel Beeldseweg, deel<br />

Nijverheidstraat en de Verlorenkost en omgeving.<br />

Lettende op het voorgaande kan worden gesteld dat de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer redelijk tot goed te<br />

noemen is.<br />

Openbaar vervoer<br />

Binnen <strong>Zuidland</strong> of in de directe omgeving hiervan, zijn geen openbaar vervoervoorzieningen per spoor aanwezig.<br />

De kern <strong>Zuidland</strong> wordt enkel bediend door een tweetal buslijnen, namelijk de lijn 106 Spijkenisse Metro Centrum –<br />

Hellevoetsluis - Rozenburg Eikenlaan (streekbus) en de lijn 107 Oudenhoorn - Geervliet (belbus).<br />

Vanuit Spijkenisse kan gebruik gemaakt worden van de metro in de richting van Rotterdam. De buslijn 106 halteert<br />

tweemaal per uur.<br />

Gelet op de regelmatige frequentie van de buslijn 106 en de verbinding richting zowel Spijkenisse, Hellevoetsluis en<br />

Rozenburg, en de aanvulling hierop met de belbus richting Geervliet / Heenvliet kan gesteld worden dat sprake is<br />

van een redelijke ontsluiting met het openbaar vervoer.<br />

Langzaam verkeer<br />

Binnen de gehele kern <strong>Zuidland</strong> is sprake van een 30 km/h-regime. De wegen dienen te worden gebruikt voor alle<br />

wegdeelnemers. Voor voetgangers zijn wel trottoirs aanwezig. Zodra de kern per fiets wordt verlaten zijn<br />

verschillende vrijliggende fietspaden aanwezig naar de omliggende kernen of de wat grotere plaatsen.<br />

Dwars door het plangebied loopt het fietspad (Trambaanpad), een belangrijke regionale fietsverbinding. Deze sluit<br />

net als de vrijliggende fietspaden langs de Nieuwe Veerdam aan op het fietspadennetwerk in het recreatiegebied<br />

de <strong>Bernisse</strong> en zorgt voor een goede recreatieve verbinding naar de andere kernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Het<br />

fietspad (Trambaanpad) loopt daarnaast richting het westen naar Hellevoetsluis en het vrijliggende fietspad langs<br />

de Nieuwe Veerdam is de fietsverbinding naar Spijkenisse.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 38 - 84


Binnen de kern <strong>Zuidland</strong> is naast het fietspad (Trambaanpad) geen sprake van vrije fietsverbindingen, maar<br />

aangezien voor de gehele kern een maximum snelheid voor gemotoriseerd verkeer geldt van 30 km/h is dit ook<br />

niet noodzakelijk. Via vrijliggende paden kunnen gemakkelijk omliggende kernen worden bereikt. Derhalve kan<br />

gesteld worden dat voor het aspect langzaam verkeer de ontsluiting redelijk tot goed te noemen is.<br />

Conclusie<br />

Door de ontsluiting naar zowel Heenvliet als Spijkenisse met directe routes vanuit <strong>Zuidland</strong>, maar de afstand tot de<br />

Groene Kruisweg voor de verbinding naar onder andere Rotterdam, kan de ontsluiting van de kern redelijk tot goed<br />

worden genoemd. Door de regelmatige frequentie van de buslijn 106 en de aanvulling van de belbus 107 is de<br />

bereikbaarheid met het openbaar vervoer redelijk te noemen. Binnen de kern moeten de wegen gedeeld worden<br />

tussen langzaam en gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van het vrijliggende fietspad door de kern, het<br />

fietspad (Trambaanpad). Buiten de kern zijn goede fietsverbindingen aangelegd. De ontsluiting voor langzaam<br />

verkeer is daarom redelijk tot goed te noemen. Voor bijna alle verkeerswegen binnen het bestemmingsplan is de<br />

bestemming Verkeer – Verblijfsgebied opgenomen, met uitzondering van de Kerkweg. Dit heeft onder andere te<br />

maken met de inrichtings- en gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte.<br />

4.2 Bedrijven en milieuzonering<br />

4.2.1 Wettelijk kader<br />

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de<br />

omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:<br />

ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;<br />

rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.<br />

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot<br />

milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering.<br />

Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB).<br />

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, detailhandel en horeca) aanwezig. Deze<br />

functies worden in het bestemmingsplan opgenomen. Voor het gehele plangebied wordt de SvB toegepast. Om de<br />

toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hier uitgegaan van een afstandstoetsing ten<br />

opzichte van een rustige woonwijk. De activiteiten die in het gebied worden toegelaten zijn weergegeven in de SvB<br />

die is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een<br />

categorie bepaald. Door het opnemen van categorieën op de verbeelding of in de regels worden de maximaal<br />

toegestane activiteiten bepaald. Binnen het plangebied worden bedrijven van milieucategorie 2 algemeen<br />

toelaatbaar geacht.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 39 - 84


4.2.2 Onderzoek<br />

In paragraaf 2.4 is een beschrijving gegeven van de binnen het plangebied voorkomende (agrarische) bedrijven.<br />

Binnen het gebied komen enkele bedrijfslocaties voor. Deze zijn gesitueerd aan de Molendijk, achter het lint en in<br />

de omgeving van de Stationsweg / Nijverheidsstraat.<br />

Aan de Stationsweg / Nijverheidsstraat betreft het een klein bedrijventerrein met diverse kleinschalige bedrijven,<br />

zoals een autodealer, garagebedrijven, aannemersbedrijven en (interieur) bouwbedrijven. Aan de Molendijk ligt een<br />

groter bedrijfsperceel met verschillende loodsen. Hier is een bedrijf dat aluminium en kunststof kozijnen,<br />

schuifpuien, serres enz. maakt gevestigd. De meeste bedrijven passen binnen de maximaal toegestane<br />

milieucategorie 2, met uitzondering van de bedrijven die specifiek aangeduid zijn, deze vallen in categorie 3.1 of 3.2.<br />

Deze reeds bestaande bedrijven passen, gelet op het gebruik en de afstand ten opzichte van de nabijgelegen<br />

woningen, binnen de huidige bestaande omgeving en vormen daarmee geen belemmering voor de bestaande<br />

woonomgeving. Om de huidige kwaliteit van de leefomgeving te behouden, dan wel te verbeteren, is het niet<br />

zondermeer mogelijk om zwaardere bedrijvigheden te initiëren.<br />

Agrarische bedrijven zijn gelegen in het buitengebied rondom <strong>Zuidland</strong>. Doordat geen sprake is van ontwikkelingen<br />

binnen het plangebied is verdere toetsing naar mogelijke overlast van agrarische bedrijven hier niet noodzakelijk.<br />

Binnen het plangebied is één agrarische perceel opgenomen. Deze grond mag uitsluitend worden gebruikt voor<br />

akkerbouw en opengrondse tuinbouw en de huidige bebouwing in de vorm van een kas.<br />

4.2.3 Conclusie<br />

Gelet op het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan is uitsluitend de bestaande ruimtelijk situatie<br />

vastgelegd. De bestaande bedrijven binnen het plangebied of in de directe omgeving veroorzaken geen knelpunten.<br />

In geval er sprake is van zaken die van belang zijn op het gebied van externe veiligheid, dan zal dit nader worden<br />

beschreven in paragraaf 4.3. Het aspect bedrijven staat derhalve de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de<br />

weg.<br />

4.3 Externe veiligheid<br />

4.3.1 Wettelijk kader<br />

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken,<br />

namelijk:<br />

1 Bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.<br />

2 Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 40 - 84


In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en<br />

het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks<br />

gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou<br />

verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR<br />

drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks<br />

gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.<br />

Het externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke<br />

stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald<br />

in een norm voor het PR en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het GR.<br />

Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling<br />

externe veiligheid inrichtingen (Revi).<br />

Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire<br />

RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing. Sinds 1 januari 2011 is voor wat betreft<br />

buisleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden, wat onderdeel uitmaakt van<br />

de structuurvisie Buisleidingen. De gevolgen van eventuele buisleidingen in de omgeving van het plangebied staat<br />

nader uitgewerkt in paragraaf 4.4.<br />

Plaatsgebonden risico<br />

Het PR kent een grenswaarde van 10 -6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10 -6 contour mogen geen<br />

kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in<br />

nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.<br />

Verantwoordingsplicht groepsrisico<br />

Het groepsrisico is een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een<br />

vliegtuig, een groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Deze maat is<br />

niet gericht op een bepaalde specifieke locatie of op een individuele persoon. Groepsrisicoberekeningen beogen<br />

maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk te maken. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een<br />

weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied.<br />

Voor het groepsrisico zijn geen vaste waarde vastgelegd, alleen oriënterende waarde: de kans op een ongeval met<br />

10 dodelijke slachtoffers van 10 -5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10 -7 per<br />

jaar, en met de kans op 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van 10 -9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 41 - 84


groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor<br />

inrichtingen.<br />

In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van<br />

een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast<br />

komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking<br />

verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).<br />

4.3.2 Onderzoek<br />

Consoliderend bestemmingsplan<br />

Het voorliggend bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen ontwikkelingen<br />

mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet slechts in het positief bestemmen van reeds bestaande<br />

(planologische) situaties. Daarnaast zijn er geen voor externe veiligheid relevante bedrijven (Bevi-inrichtingen)<br />

binnen het plangebied of in de directe omgeving aanwezig. Een nadere uitwerking van dit aspect is derhalve niet<br />

noodzakelijk.<br />

Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart externe veiligheid. Bron : http://www. Risicokaart.nl<br />

Transport per weg, water en spoor<br />

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen (spoor)wegen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen<br />

plaatsvindt.<br />

Vaarwegen<br />

Over het Hartelkanaal (noordzijde <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>) en de Haringvliet (zuidzijde) vindt vervoer van gevaarlijke<br />

stoffen over het water plaats. Het groepsrisico-aandachtsgebied bedraagt, net zoals bij het vervoer over spoor en<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 42 - 84


weg, 200 m. <strong>Zuidland</strong> ligt van beide vaarwegen enkele kilometers verwijderd, verdere aandacht is derhalve niet<br />

noodzakelijk.<br />

Inrichtingen binnen het plangebied<br />

Binnen het plangebied zijn twee bedrijven gelegen die zijn aangewezen als risicovolle inrichting. In het<br />

noordoostelijke deel van het plangebied is zwembad 't Molengors gelegen, die vanwege opslag van gevaarlijk<br />

stoffen een risicovolle inrichting is. Het zwembad heeft geen PR. Daarnaast is de op de Stationsweg 5 gevestigde<br />

Albers Tweewielers als risicovolle inrichting aangewezen. Dit omdat het een benzine vulpunt is (zonder LPG). Albers<br />

Tweewielers heeft geen PR en omdat er geen LPG verkoop plaatsvindt is het geen Bevi-inrichting. Beide bedrijven<br />

betreffen geen Bevi-inrichtingen.<br />

Inrichtingen buiten het plangebied<br />

In de nabijheid van het plangebied, op het bedrijventerrein Harregat / Kerkweg, zijn 2 locaties aanwezig waar in<br />

relatie tot veiligheid rekening mee moet worden gehouden. Dit betreft een verkooppunt voor motorbrandstoffen<br />

aan de Scheijdelveweg 1. Hier vindt geen verkoop van LPG plaats, waardoor dit geen Bevi-inrichting is en heeft<br />

derhalve geen PR.<br />

De andere locatie betreft Plascoat Europe B.V. een kunststofverwerkend bedrijf aan de Meeuwenoordlaan 19 waar<br />

sprake is van opslag van meer dan 200 ton aan brandbare vaste stoffen. Dit bedrijf is eveneens geen Beviinrichting.<br />

Desalniettemin wordt voor deze locatie geadviseerd om een afstand aan te houden in relatie tot<br />

veiligheid van minstens 50 m tot milieugevoelige functies. Er liggen geen milieugevoelige functies binnen deze<br />

50 m.<br />

Veiligheidsadvies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond<br />

Door de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt geadviseerd om bij (her)ontwikkelingen voorzieningen te<br />

treffen ten behoeve van zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten. Dit geldt voor<br />

een zone van 340 meter tot Plascoat Europe B.V. Binnen deze zone worden met dit bestemmingsplan geen<br />

ontwikkelingen voorzien.<br />

Voorts wordt geadviseerd om binnen 35 meter van het tankstation de (noord)uitgang(en) zo te situeren dat<br />

aanwezige personen veilig in tegengestelde richting van de risicobron kunnen vluchten. Hierdoor verbetert de<br />

zelfredzaamheid.<br />

4.3.3 Conclusie<br />

In het plangebied vinden geen overschrijdingen plaats van de grenswaarde voor het PR. Binnen de PR 10 -6 -<br />

risicocontouren van de relevante inrichtingen liggen in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare<br />

objecten. Voor wat betreft het groepsrisico kan worden gesteld dat het bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt)<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 43 - 84


kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt, waardoor het GR geen belemmering vormt. Mochten er nieuwe<br />

kwetsbare objecten worden ontwikkeld in de nabijheid van de risicovolle inrichtingen dient een GR verantwoording<br />

plaats te vinden.<br />

Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Externe veiligheid voor<br />

transport van gevaarlijke stoffen middels buisleidingen wordt onderstaand in paragraaf 4.4 behandeld.<br />

4.4 Kabels en leidingen<br />

4.4.1 Wettelijk kader<br />

Besluit Externe veiligheid Buisleidingen (Bevb)<br />

Het Bevb bevat regels voor de exploitant, regels voor <strong>gemeente</strong>n over het opnemen van buisleidingen in<br />

bestemmingsplannen en regels voor het melden van ongewone voorvallen. De afweging van de externe<br />

veiligheidssituatie van buisleidingen heeft op deze manier een grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de<br />

Wro. Het Bevb vervangt de circulaires Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984) en Zonering langs<br />

transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).<br />

In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids- / bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden<br />

voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR)<br />

en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar<br />

met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).<br />

Het Bevb zal van toepassing zijn op:<br />

<br />

<br />

<br />

hogedruk aardgasleidingen (vanaf de 16 bar);<br />

brandstofleidingen voor de categorieën K1, K2 en K3 (inclusief brandstofleidingen van Defensie);<br />

overige leidingen met gevaarlijke stoffen zoals aangewezen bij ministeriële regeling. Het betreft onder meer<br />

CO 2 , buteen en chloor.<br />

Overige ruimtelijk relevante leidingen en kabels<br />

Andere mogelijk planologisch relevante leidingen die in een bestemmingsplan opgenomen kunnen worden zijn<br />

leidingen zoals elektriciteits-, afvalwater- en rioolwaterleidingen. Deze vallen niet onder het Bevb.<br />

Binnen het plangebeid is één planologisch relevante buisleiding aanwezig. Dit betreft een rioolpersleiding. Ter<br />

bescherming van deze buisleiding is een belemmeringenstrook opgenomen van 3 m ter weerszijden van de leiding.<br />

Dit is in beginsel de minimale afstand die aangehouden moet worden voor het uitvoeren van werken. De ligging<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 44 - 84


van de leiding, samen met de belemmeringenstrook is op de verbeelding opgenomen middels de bestemming<br />

Leiding – Riool. In de regels is geregeld onder welke voorwaarden werken uitgevoerd mogen worden.<br />

4.4.2 Onderzoek<br />

Ten noordoosten van het plangebied zijn enkele buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd<br />

worden. Deze buisleidingen liggen op enkele kilometers van de kern af. Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn<br />

deze buisleidingen vanwege de conserverende aard en de afstand van het plan niet relevant.<br />

4.4.3 Conclusie<br />

In het plangebied bevinden zich één rioolpersleiding die een planologische bescherming behoeft. Deze is als<br />

zodanig op de verbeelding en in de regels bestemd.<br />

4.5 Geluidshinder<br />

4.5.1 Wettelijk kader<br />

Wegverkeerslawaai<br />

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader van het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een<br />

uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie,<br />

wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving<br />

en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.<br />

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het<br />

verlenen van een hogere waarde gedecentraliseerd naar Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het<br />

'hogere waardebesluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor<br />

wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor dayevening-<br />

night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).<br />

Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer. De<br />

maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer bedraagt 63 dB. Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden bekeken<br />

of de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Is dit het geval, dan moeten hogere waarden voor de<br />

ontwikkeling worden aangevraagd, met een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.<br />

Onderzoek moet plaatsvinden in geval de nieuwe ontwikkeling zich bevindt binnen een bepaalde zone van weg<br />

waar 50 km/h of meer gereden mag worden. De breedte van de zones, gemeten uit de as van de weg bedraagt:<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 45 - 84


in stedelijk gebied:<br />

voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;<br />

voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken genoemde geval: 200 meter.<br />

in buitenstedelijk gebied:<br />

voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;<br />

voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;<br />

voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken: 250 meter.<br />

Industrielawaai<br />

De kern <strong>Zuidland</strong> is niet gelegen binnen een geluidszone van een industrieterrein in de omgeving.<br />

Stiltegebied<br />

Op grond van de wet milieubeheer kunnen provincies gebieden aanwijzen waarin de kwaliteit van het milieu<br />

bijzondere bescherming behoeft. Hieronder valt ook het stiltegebied. Binnen stiltegebieden wordt een streefwaarde<br />

van 40 dB(A) gehanteerd. De stiltegebieden zijn verankerd in de verordening van de provincie, waarbij de vertaling<br />

hiervan moet plaatsvinden binnen bestemmingsplannen. Binnen stiltegebieden worden bestemmingen uitgesloten<br />

of op een afstand gehouden, bijvoorbeeld luidruchtige bedrijvigheid, recreatiebedrijven, kartingbanen,<br />

motorcrossing, et cetera.<br />

4.5.2 Onderzoek<br />

Spoor- en Wegverkeerslawaai<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige<br />

functies. Ook worden middels dit plan geen nieuwe wegen aangelegd. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai of<br />

spoorweglawaai is dan ook niet verplicht. Wel wordt een korte beschrijving gegeven van de geluidscontouren,<br />

waarmee bij eventuele ontwikkelingen in de toekomst rekening gehouden moet worden. Deze informatie komt<br />

voort uit de "Nota Hogere waardenbeleid Wet geluidhinder <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>". De nota is door DCMR opgesteld en<br />

wordt naar verwachting binnen afzienbare tijd vastgesteld door het college van B&W van <strong>Bernisse</strong>.<br />

Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn enkele wegen gelegen met een 50, 60 of 80 km/h regime. Dit zijn<br />

de Oosteinde, de Nieuwe Veerdam, de Stationsweg, de Beeldsweg, de Drogendijk, de Krommedijk en een gedeelte<br />

van de Kerkweg. In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorwegen gelegen. Bij ontwikkelingen binnen<br />

de geluidszone van deze wegen dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 46 - 84


Stiltegebieden<br />

In de nabijheid van het plangebied, ten zuiden van het bedrijventerrein, bevindt zich een stiltegebied. Het<br />

stiltegebied is gelegen op een afstand van circa 750 meter van de kern. Gelet op de afstand tot dit gebied en het<br />

feit dat middels dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is een nadere<br />

afweging naar dit aspect niet noodzakelijk.<br />

4.5.3 Conclusie<br />

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe geluidsgevoelige functies toe en er worden ook geen nieuwe wegen<br />

aangelegd. Onderzoek naar spoorweg-, wegverkeers- en industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk. Deze<br />

aspecten staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.<br />

4.6 Luchtkwaliteit<br />

4.6.1 Wettelijk kader<br />

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook<br />

wel Wet Luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn<br />

stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de<br />

grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De<br />

grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de<br />

Arbeidsomstandighedenwet.<br />

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de<br />

luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:<br />

de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);<br />

de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die<br />

bevoegdheid per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);<br />

bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van<br />

de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de<br />

luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);<br />

de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht<br />

(lid 1 onder c);<br />

het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />

Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid<br />

1 onder d).<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 47 - 84


Besluit niet in betekende mate (NIBM)<br />

In het besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de<br />

beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn<br />

wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.<br />

4.6.2 Onderzoek<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet derhalve niet in de bouw van nieuwe woningen of<br />

andere functies met een verkeersaantrekkende werking. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet<br />

verplicht. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal wel specifiek onderzocht moeten worden of onder de<br />

grenswaarden van het NSL wordt gebleven.<br />

4.6.3 Conclusie<br />

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan niet in de<br />

weg staat.<br />

4.7 Archeologie en cultuurhistorie<br />

4.7.1 Wettelijk kader<br />

Verdrag van Malta<br />

Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn<br />

beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd.<br />

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische<br />

erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële<br />

verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan<br />

bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek<br />

dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.<br />

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota<br />

Belvedère, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.<br />

Modernisering Monumentenzorg<br />

Eén van de pijlers van de Modernisering Monumentenzorg is het meewegen van cultuurhistorische belangen in de<br />

ruimtelijke ordening. De uitwerking hiervan is de wijziging van het Bro per 1 januari 2012.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 48 - 84


Artikel 3.1.6 lid 2 onder a van het Bro bepaalt dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving dient<br />

te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de<br />

grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hiermee maakt cultureel erfgoed expliciet<br />

onderdeel uit van de ruimtelijke afweging in het kader van het bestemmingsplan. In de Nota van <strong>Toelichting</strong> op de<br />

wijziging van het Bro staat dat het ingaan op cultuurhistorische waarden in de toelichting betekent dat de<br />

<strong>gemeente</strong>n een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en<br />

daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. De analyse kan plaatsvinden door<br />

middel van het uitvoeren van een cultuurhistorische inventarisatie.<br />

In het kader van deze nieuwe verplichting vanuit het Bro om cultuurhistorische waarden van de <strong>gemeente</strong> vast te<br />

leggen en te verankeren in bestemmingsplannen is de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> voornemens om een cultuurhistorische<br />

waardenkaart te laten maken.<br />

In dit bestemmingsplan zijn de <strong>gemeente</strong>lijke- en rijksmonumenten vastgelegd, tevens is het beschermd<br />

dorpsgezicht aangegeven.<br />

Nota Belvedère<br />

De Nota Belvedère bevat het rijksbeleid voor de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Daarnaast<br />

werkt de nota door in rijksnota's en –plannen en zal deze zijn vertaling moeten krijgen in het beleid van andere<br />

bestuursniveaus.<br />

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten in de toekomstige<br />

ruimtelijke inrichting kan worden omgegaan. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit<br />

toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting.<br />

Culturele identiteit is één van de basisprincipes voor de ruimtelijke inrichting. Hierbij staat een<br />

ontwikkelingsgerichte benadering centraal. In de Nota Belvedère wordt aangegeven dat cultuurhistorie een<br />

belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron kan worden gebruikt. De nota wil<br />

bewerkstelligen dat aanwezige cultuurhistorische waarden bewust, vroegtijdig en volwaardig worden<br />

meegenomen in de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunt is dat op elke locatie in Nederland cultuurhistorische<br />

waarden aanwezig zijn. Het ruimtelijk beleid voor de cultuurhistorie heeft daarom in principe betrekking op heel<br />

Nederland. De gebieden waar sprake is van een dusdanige cumulatie van cultuurhistorische waarden dat zij<br />

specifieke beleidsmatige aandacht verdienen, zijn aangemerkt als Belvedèregebied. In totaal zijn 70 gebieden<br />

aangemerkt als Belvedèregebied en zijn 105 cultuurhistorisch belangrijke steden benoemd.<br />

Provinciaal beleid<br />

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische<br />

Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 49 - 84


Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch<br />

vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat<br />

over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp<br />

maken een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te worden gehanteerd. Het<br />

verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader<br />

archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.<br />

Gemeentelijk beleid<br />

De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> onderschrijft de uitwerking van het “Verdrag van Malta”: behoud van het archeologisch<br />

erfgoed waar mogelijk en documentatie van vindplaatsen waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid<br />

en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat zijn neerslag heeft<br />

gevonden in de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007). <strong>Bernisse</strong> heeft in 2008 een <strong>gemeente</strong>lijk<br />

archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart een belangrijk instrument<br />

vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het <strong>gemeente</strong>lijk grondgebied en geeft<br />

aan hoe de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> daarmee wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende<br />

plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt.<br />

Binnen het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> zijn enkele tientallen vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de<br />

Middeleeuwen vanaf circa 1000 bekend. Vermoedelijk gaat het in werkelijkheid om een veelvoud van dergelijke<br />

vindplaatsen. Daarnaast is er het in de Late Middeleeuwen (na circa 1300) ontgonnen landschap met bijbehorende<br />

vaarten, sloten, wegen en dijken en de woonkernen Heenvliet, Geervliet, Abbenbroek, <strong>Zuidland</strong>, Simonshaven en<br />

Biert.<br />

Het doel van het <strong>gemeente</strong>lijk archeologisch beleid is om (1) te zorgen voor het ongeschonden behoud van<br />

archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden<br />

indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek<br />

bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.<br />

4.7.2 Onderzoek archeologie<br />

Archeologische waarden<br />

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied<br />

vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een<br />

archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden<br />

tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 50 - 84


ij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of<br />

geen verdere stappen te ondernemen.<br />

Figuur 4.2 Archeologische waarden. (bron: BOOR)<br />

Archeologische verwachting<br />

Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en<br />

Beleidskaart <strong>Bernisse</strong> (2008) gelden voor dit gebied verschillende archeologische verwachtingen, van redelijk tot<br />

zeer hoog, met hieraan gekoppeld archeologisch beleid. Dit beleid wordt in voorliggend bestemmingsplan omgezet<br />

in een tweetal archeologische regimes (zie ook de Aanbevelingen).<br />

Eventuele bewoningssporen uit de periode Neolithicum-Bronstijd bevinden zich op de oeverwallen van een, nu<br />

fossiele, zoetwatergetijdengeul, die zich door het toenmalige veenlandschap slingerde. Resten uit de IJzertijd en<br />

Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs jongere waterlopen in het op natuurlijke wijze ontwaterde veen- /<br />

kleigebied. Sporen uit de middeleeuwen kunnen samenhangen met de ontginning van het gebied (rond 1000) en de<br />

(her)inpoldering na de 12e-eeuwse overstromingen, waarbij vooral de dijken belangrijke bewoningslinten zijn. De<br />

dijken en stroken grond ter weerszijden ervan zijn daarom zeer kansrijk op het aantreffen van archeologische<br />

sporen uit deze periode. In het plangebied ligt een deel van de vermoede loop van de dijk rondom de polder<br />

Drencwaard (Repelstraat-Mr. P.J. Oudweg-Stationsweg).<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 51 - 84


De middeleeuwse dorpskern van <strong>Zuidland</strong> is op de provinciale CHS en op de <strong>gemeente</strong>lijke AWK aangegeven als een<br />

terrein met een zeer grote kans op archeologische sporen.<br />

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te<br />

verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie<br />

of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter.<br />

Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan<br />

200 vierkante meter), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische<br />

informatie is gefragmenteerd. De kosten en administratieve handelingen die een dergelijk onderzoek met zich<br />

meebrengt staan niet in verhouding tot de relatief kleine (en dus minder kostbare) bodemingreep, die vaak door<br />

een particulier wordt uitgevoerd en betaald. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen<br />

geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Uiteindelijk is de diepte van de bodemverstoring (in combinatie<br />

met de specifieke bodemopbouw) belangrijker dan de oppervlakte; die bepaalt of archeologische waarden bedreigd<br />

worden of niet.<br />

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan<br />

wel zinvol zijn. Daarom wijst de <strong>gemeente</strong>, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de<br />

meldingsplicht in geval van ‘toevalsvondsten’, zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.<br />

Voor de middeleeuwse dorpskern van <strong>Zuidland</strong>, evenals voor de oorspronkelijke polderdijk en de vermoede loop<br />

van de dijk rondom de polder Drencwaard (Waarde Archeologie - 1), geldt een bouwregeling en een<br />

omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een<br />

oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld. Waar deze regeling van<br />

toepassing is, is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 opgenomen.<br />

Voor de rest van het bestemmingsplangebied (Waarde Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een<br />

omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een<br />

oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld. Waar deze regeling van<br />

toepassing is, is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 opgenomen.<br />

4.7.3 Onderzoek cultuurhistorie<br />

Beschermd dorpsgezicht<br />

In 2007 is de oude kern van <strong>Zuidland</strong> aangewezen als ‘beschermd dorpsgezicht’. De Monumentenwet geeft als<br />

definitie voor een stads- en dorpsgezicht: “groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens<br />

hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 52 - 84


cultuurhistorische waarde en in en welke groepen zich één of meer monumenten bevinden”. De aanwijzing tot<br />

beschermd dorpsgezicht hoeft niet te betekenen dat de huidige situatie ‘bevroren wordt’. “Het uit de aanwijzing<br />

voortvloeiende bestemmingsplan kan iedere ontwikkeling, die de historische behandeling van de ruimte niet<br />

verstoort, mogelijk maken”.<br />

In de Monumentenwet is geregeld dat de karakteristieke elementen van het beschermde dorpsgezicht, die om<br />

bescherming vragen door midden van een bestemmingsplan, worden omschreven in de toelichting die behoort bij<br />

enkel de aanwijzing van een gebied tot ‘beschermd dorpsgezicht’. Deze omschrijving dient als toetsingsinstrument<br />

voor het vervaardigde bestemmingsplan. Vanwege het belang hiervan is hieronder een samenvatting gegeven van<br />

de toelichting van de aanwijzing van <strong>Zuidland</strong> tot ‘beschermd dorpsgezicht’. De gehele toelichting van de<br />

aanwijzing van <strong>Zuidland</strong> tot ‘beschermd dorpsgezicht’ is opgenomen in de bijlage.<br />

Figuur 4.3 Beschermd dorpsgezicht.<br />

In de toelichting bij de aanwijzing zijn de volgende elementen benoemd als te beschermen waarden:<br />

Meest waardevolle hoofdkenmerken<br />

De Ring als aanvankelijk driezijdig bebouwde lus van de dijk ronde havenkom;<br />

Zeer goed herkenbare agrarische oriëntatie van de bewoners van de Kerkstraat en de Breedstraat, die zich<br />

manifesteert door de aanwezigheid van een vrij groot aantal dorpsboerderijen en schuren.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 53 - 84


Hoofdstructuur<br />

De Ring rondom de Havenkom;<br />

De polderdijk (Gooidijk (Stationsweg) en Molendijk);<br />

De haaks op de polderdijk liggende Hoofd;<br />

De Nieuwe Watering, die de dorpskern omzoomt en zorgt voor de waterhuishouding;<br />

In de as van de Breedstraat – Raadhuisstraat komt de centrale rol van <strong>Zuidland</strong> in de totale polder tot uiting.<br />

Verkavelingsstructuur<br />

De verkaveling is in hoofdzaak op de wegen gericht;<br />

Langs de as Gooijdijk – Molendijk zijn ook de kappen van de bebouwing haaks op de wegen gericht;<br />

Aan de zuidzijde van de Kerkstraat liggen wat ruimere kavels dan elders;<br />

Opmerkelijk zijn de steegjes die de Dorpsstraat en de Kerkstraat verbinden.<br />

Openbare ruimte en groenvoorzieningen<br />

Deze zijn vooral gericht op de voormalige Havenkom, belangrijk zijn de kade aan de oostzijde en het talud en<br />

de hierin opgenomen bomenbeplanting;<br />

Het voormalige kerkhof met het ruime gazon en een aantal opgaande bomen, samen vormen ze een<br />

ondersteuning van het zicht op de kerk.<br />

Bebouwing<br />

<strong>Zuidland</strong> wordt gedomineerd door woningen uit de 17 e tot en met de vroege 20 e eeuw en voormalige<br />

boerderijen uit de 18 e , 19 e en 20 e eeuw. Over het algemeen is de bebouwing kleinschalig van karakter;<br />

De woningen hebben meestal één of twee woonlagen en een verdieping onder de kap, in veel gevallen werd<br />

in de 20 e eeuw de begane grond ingericht als winkelruimte;<br />

De boerderijen zijn meestal eenlaags met een verdieping onder de kap. Bij de boerderijen horen meestal<br />

bakstenen schuren of stallen;<br />

De hervormde kerk domineert het dorpssilhouet door zijn toren en door het hoge steile zadeldak;<br />

Het café is een uitzondering op het bebouwingsbeeld aan de Ring. Het café is niet alleen veel jonger maar<br />

heeft ook een kap die evenwijdig staat aan de straat.<br />

Functionele waarden<br />

De belangrijkste functionele waarden binnen het plangebied zijn de werkende en de voormalige boerderijen,<br />

en de bijbehorende schuren en opstallen;<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 54 - 84


Aan de Ring ligt een eenvoudige gietijzeren dorpspomp en vormt (mede) het relatief schaarse cultuurgoed;<br />

Er zijn verscheidene voorzieningen zoals kerken, scholen een raadshuis en een café.<br />

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een bescherming van de ruimtelijke en functionele waarden van het<br />

‘beschermd dorpsgezicht’. Enerzijds wordt dit bewerkstelligd doordat de bestaande bebouwing relatief strak<br />

bestemd is, waardoor het bestemmingsplan geen grote uitbreidingsmogelijkheden biedt. Anderzijds is de<br />

dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’ opgenomen, waarin algemene regels voor bouwen in het<br />

‘beschermd dorpsgezicht’ en een aanlegvergunningenstelsel zijn opgenomen. In deze regels is onder andere<br />

opgenomen dat er geen verandering mag plaatsvinden aan de situering van gebouwen, de gevelindeling van de<br />

gebouwen en de kaprichting van de gebouwen. De laatst genoemde staat hieronder weergegeven.<br />

Figuur 4.4 Kappenkaart <strong>Zuidland</strong><br />

Monumenten<br />

Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bevindt zich een groot aantal rijks- en <strong>gemeente</strong>lijke<br />

monumenten. De monumenten zijn op de verbeelding aangeduid met ‘cw’. De gronden met deze aanduiding zijn<br />

mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de aanwezige monumenten. Bescherming van de<br />

monumenten is verder gewaarborgd door de regelingen in de Monumentenwet 1988 (rijksmonumenten) dan wel<br />

de <strong>gemeente</strong>lijke monumentenverordening (<strong>gemeente</strong>lijke monumenten). Het betreft de volgende objecten:<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 55 - 84


Rijksmonumenten<br />

Gemeentelijke monumenten<br />

Hoofd 1 Breedstraat 7<br />

Hoofd 3 Breedstraat 10<br />

Hoofd 5 Breedstraat 16<br />

Kerkstraat 8 Dam 2<br />

Kerkstraat 10 Dorpsstraat 9<br />

Kerkstraat 12 – 14 Dorpsstraat 11<br />

Molendijk 35 (molen ‘De Arend’ )<br />

Joodse begraafplaats Kerkweg<br />

Nieuwe Veerdam 3 Molendijk 2<br />

Ring 3 Molendijk 26<br />

Ring 7 Nieuwe Veerdam 2<br />

Ring 13<br />

Houten schuur Nijverheidstraat / Dorpsstraat<br />

Ring 22<br />

Smeedijzeren toegangshek begraafplaats aan de Raadhuisstraat<br />

Stationsweg 7 (theekoepel) Raadhuisstraat 1<br />

Stationsweg 7 (woonhuis) Raadhuisstraat 8<br />

Raadhuisstraat 31<br />

Raadhuisstraat 46<br />

Gietijzeren pomp aan de Ring<br />

Ring 1<br />

Ring 2<br />

Ring 5<br />

Ring 8<br />

Ring 15<br />

Ring 17<br />

Stationsweg 11<br />

Molen 'De Arend'<br />

‘De Arend’ is een korenmolen uit 1844 gelegen in het meest oostelijke puntje van <strong>Zuidland</strong>. De molen werd in<br />

opdracht van Pieter de Gilde gebouwd als vervanger van een afgebrande houten molen. Een gedenksteen boven de<br />

deur naar de stelling vermeldt dat de eerste steen is gelegd door Cornelia Jannetje de Gilde P.D. en de tweede<br />

steen door Jannetje Johanna de Gilde A.D. Daarna werd ‘De Arend’ een aantal malen doorverkocht. Hij bleef in<br />

bedrijf tot 1954, om daarna langzaam maar zeker in verval te raken. In 1969 kocht de <strong>gemeente</strong> de molen, om hem<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 56 - 84


na twee restauraties in 1972 en in 1976-1977 weer maalvaardig te laten restaureren. Sindsdien wordt hij door<br />

vrijwilligers in bedrijf gehouden. De vlucht van de molen bedraagt 22,30 m.<br />

In de molen bevinden zich twee koppels maalstenen en een mengketel. De molen is doorgaans op vrijdag en<br />

zaterdag geopend en tijdens de openingsuren worden er molenproducten verkocht.<br />

Figuur 4.5 Molen 'De Arend'<br />

Figuur 4.6 Hervormde kerk van <strong>Zuidland</strong>.<br />

Kerk<br />

Het kerkgebouw van de Hervormde Gemeente, de huidige Dorpskerk, dateert uit de eerste helft van de vijftiende<br />

eeuw. De toren is omstreeks 1470 gebouwd. Kort daarop verrees, parallel aan het bestaande gebouw, een tweede<br />

beuk. In de zuidelijke muur werden daartoe ronde gewelven uitgehakt. De bevolking sprak indertijd van ‘de oude’ en<br />

‘de nieuwe’ kerk, al vormden beide delen één geheel.<br />

Begin 20 e eeuw werd de kerk getroffen door een blikseminslag en stond een deel van de kerk in brand. De kerk is<br />

toen gerestaureerd. Doordat alleen nog een gedeelte van de muren was blijven staan, werd de kerk eigenlijk<br />

opnieuw opgetrokken tot de staat waarin de kerk nu is, zie figuur 4.6.<br />

Overige cultuurhistorische waarden<br />

<strong>Zuidland</strong> ligt in het Belvedèregebied Voorne-<strong>Bernisse</strong>. In de gebiedsomschrijving zijn de kernen Abbenbroek,<br />

Geervliet, Heenvliet, Oudenhoorn en <strong>Zuidland</strong> benoemd als welvarende haven- annex Voorstraat nederzettingen<br />

langs de <strong>Bernisse</strong>, die de voornaamste vaarroute tussen Holland en Vlaanderen vormde. Het gebied rond de kernen<br />

wordt gekarakteriseerd als kleipolderlandschap, met min of meer ronde ringpolders. Kenmerkend zijn verder de<br />

kreekruggensystemen uit de voor-Romeinse tijd die langs de <strong>Bernisse</strong> liggen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 57 - 84


Naast de rijks- en <strong>gemeente</strong>lijke monumenten zijn in <strong>Zuidland</strong> diverse elementen met een cultuurhistorische<br />

betekenis aanwezig. De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Zuid-Holland geeft meerdere wegen als<br />

historisch dijklint aan, waaronder de Stationsweg, de Kerkweg en de Molendijk. Daarnaast is het beschermde<br />

dorpsgezicht en enkele andere gedeeltes van het plangebied aangeduid als nederzetting met zeer hoge waarde.<br />

Ook de molenbiotoop van molen ‘De Arend’ is op de cultuurhistorische kaart aangegeven. Om de windvang van de<br />

molen te beschermen, is in het bestemmingsplan een molenbeschermingszone opgenomen. Binnen deze<br />

beschermingszone gelden beperkingen aan de hoogte van bebouwing. Bovendien is een aanleg<br />

vergunningenstelsel opgenomen voor het aanbrengen van bovengrondse constructies en de aanplant van bomen.<br />

Figuur 4.7 Uitsnede cultuurhistorische kaart. (bron: geo.zuid-holland.nl)<br />

4.7.4 Conclusie<br />

<strong>Zuidland</strong> ligt in het Belvedèregebied Voorne-<strong>Bernisse</strong>. In de gebiedsomschrijving zijn de kernen Abbenbroek,<br />

Heenvliet, Geervliet, Simonshaven en <strong>Zuidland</strong> benoemd als welvarende haven- annex Voorstraat nederzettingen<br />

langs de <strong>Bernisse</strong>, die de voornaamste vaarroute tussen Holland en Vlaanderen vormde. Het gebied rond de kernen<br />

wordt gekarakteriseerd als kleipolderlandschap, met min of meer ronde ringpolders. Kenmerkend zijn verder de<br />

kreekruggensystemen uit de voor-Romeinse tijd die langs de <strong>Bernisse</strong> liggen. Ter bescherming van de bestaande<br />

uitstraling van het dorpsgezicht is de oude kern van <strong>Zuidland</strong> aangewezen als ‘beschermd dorpsgezicht’. In de<br />

bestemmingsregeling bij dit bestemmingsplan is geregeld dat uitsluitend het bestaande beeld van de bebouwing<br />

teruggebouwd mag worden.<br />

Voor de middeleeuwse dorpskern van <strong>Zuidland</strong>, (Waarde Archeologie - 1), geldt een bouwregeling en een<br />

omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een<br />

oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 58 - 84


Voor de rest van het plangebied (Waarde Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning<br />

voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en<br />

die tevens dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld.<br />

4.8 Bodem<br />

4.8.1 Wettelijk kader<br />

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om de bodemkwaliteit te onderzoeken. Bij<br />

functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodemkwaliteit voldoende is ten dienste van de beoogde nieuwe<br />

functie. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.<br />

De provincie hanteert als richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen in ieder geval het eerste deel van<br />

een verkennend bodemonderzoek moet worden verricht. Dit is het historisch onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt<br />

dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op<br />

verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.<br />

4.8.2 Onderzoek<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet derhalve niet in de bouw van nieuwe woningen of<br />

andere functies. Dit bestemmingsplan biedt daarmee niet de mogelijkheid voor verstoringen van de bodem. Indien<br />

een locatie binnen het plangebied herontwikkeld wordt op een manier waardoor de bodem verstoord wordt, zal<br />

een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.<br />

4.8.3 Conclusie<br />

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg<br />

staat.<br />

4.9 Ecologie<br />

4.9.1 Wettelijk kader<br />

Vogel- en Habitatrichtlijnen<br />

De vogelrichtlijn beschermt vogelsoorten die zijn genoemd in Bijlage I van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat<br />

naast de bescherming van planten en dieren in gebieden die worden aangeduid als Habitatgebied, ook de<br />

bescherming van verschillende planten- en diersoorten op zich.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 59 - 84


Flora- en faunawet (soortenbescherming)<br />

Voorde soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van belang. Deze wet heeft als doel de bescherming van<br />

dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Dit doel is niet alleen voor de zeldzame soorten, maar ook<br />

alle in het wild levende planten en dieren. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het<br />

aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere<br />

voorplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar'<br />

beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, dan wel van ruimtelijke<br />

ontwikkeling of inrichting, dat gelden voor sommige soorten de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake<br />

van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om<br />

van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het betreffende ministerie.<br />

Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)<br />

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) van belang. Deze wet onderscheid<br />

drie soorten gebieden, te weten:<br />

Door de minister aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;<br />

Door de minister aangewezen beschermde natuurmonumenten;<br />

Door gedeputeerde staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.<br />

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder de eerste twee punten bedoelde gebieden (in de vorm<br />

van verboden voor allerlei handelingen). De bescherming van het laatste punt bedoelde gebieden vindt plaats door<br />

middel van het bestemmingsplan.<br />

Bij de uitvoering van een plan moet worden onderzocht of de Nb-wet de uitvoering van de ontwikkeling niet inde<br />

weg staat. De Nb-wet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt<br />

waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Nb-wet zal kunnen worden<br />

verkregen.<br />

4.9.2 Onderzoek<br />

Soortenbescherming<br />

Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard. Middels dit bestemmingsplan worden geen<br />

functiewijzigingen beoogd en worden ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Vaststelling van dit<br />

bestemmingsplan zal derhalve niet leiden tot verstoring van eventueel beschermde flora en fauna. Indien sprake<br />

zal zijn van een ontwikkeling binnen het plangebied, zal de ruimtelijke verandering in een separaat plan worden<br />

vastgelegd waarin onderzoek uitgevoerd zal worden naar flora en fauna.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 60 - 84


Gebiedsbescherming<br />

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een<br />

staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de<br />

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Op een afstand van 1,4 km bevindt zich een Natura 2000-gebied. Dit<br />

betreft het Haringvliet. Gelet op de afstand en het feit dat het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft, is<br />

nader onderzoek naar de invloed hierop niet noodzakelijk. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf<br />

niet meer aan de orde. Wel zijn er in de <strong>Bernisse</strong> en aan de overkant van de <strong>Bernisse</strong> natuurkundige waarden<br />

aanwezig.<br />

Figuur 4.8 Plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur. (bron: geo.zuid-holland.nl)<br />

4.9.3 Conclusie<br />

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed kunnen hebben op de flora en<br />

fauna binnen het plangebied. Mocht een locatie binnen het plangebied (her-)ontwikkeld worden, zoals het<br />

wijzigingsgebied, zal een flora- en faunaonderzoek moeten plaatsvinden.<br />

4.10 Water<br />

4.10.1 Wettelijk kader<br />

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg<br />

stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als<br />

doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 61 - 84


Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta die verantwoordelijk is voor het<br />

waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg<br />

gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt<br />

in deze waterparagraaf.<br />

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer<br />

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de<br />

waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Dit betreft op<br />

Europees gebied de Kaderrichtlijn Water (KRW). Op nationaal niveau zijn dat het 'Nationaal Waterplan (NW),<br />

Waterbeleid voor de 21 e eeuw (WB21), Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Waterwet. Provincie Zuid-<br />

Holland heeft haar visie en regelgeving opgenomen in het Provinciaal Waterplan, Provinciale Structuurvisie en de<br />

Verordening Ruimte. De verschillende beleidsnota's zijn verwerkt in het waterschapsbeleid van het Waterschap<br />

Hollandse Delta.<br />

Waterschapsbeleid<br />

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de<br />

komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor<br />

veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke<br />

inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die<br />

de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft<br />

het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn<br />

Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.<br />

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden<br />

geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de<br />

hydraulische belasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). Bij een toename van aaneengesloten verhard<br />

oppervlak van 250 m 2 of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van<br />

de Keur. Als er sprake is van een toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename<br />

worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding<br />

plaatsvindt. De voorkeur gaat hierbij uit naar compensatie binnen het plangebied of het gebied waar de verharding<br />

toeneemt. Ook voor overige werkzaamheden welke het belang raken van het Waterschap, moet op grond van de<br />

Keur een ontheffing worden aangevraagd bij het waterschap.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 62 - 84


Gemeentelijk waterbeleid<br />

Waterplan <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> 2009<br />

Doel van het waterplan is het creëren van een robuust en veerkrachtig watersteem in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Het<br />

waterplan richt zich vooral op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen in het watersysteem in en<br />

rond de kernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. De kern <strong>Zuidland</strong> beslaat meerdere peilgebieden. In het waterplan<br />

worden per kern enkele knelpunten met bijbehorende oorzaken en maatregelen benoemd. In figuur 4.9 staan deze<br />

aangeduid. Knelpunten binnen het plangebeid betreffen de locaties Z1, Z3, Z5 en Z6.<br />

Knelpunt Oorzaak Maatregel<br />

(Z1) Een slechte doorstroming in de Door versnipperde peilgebieden en Een tweede inlaatpunt wordt aangelegd<br />

omgeving Oostende, Stationsweg en opeenvolging van duikers met een langs de noordzijde van de Trambaanpad.<br />

Goorschelaan. De ecologische geringe diameter, smalle bruggen en De watergang ten oosten van de<br />

waterkwaliteit is hier gewaardeerd stuwen wordt de doorstroming beperkt. Stationsweg moet worden verbreed,<br />

als slecht en de oeverecologie als<br />

matig.<br />

Ook is er een geringe inlaatcapaciteit<br />

onder de Stationsweg.<br />

waarbij rekening gehouden moet worden<br />

met het behoud van de schouwstrook.<br />

Tevens moeten de duikers onderzocht<br />

worden en zo nodig worden vervangen<br />

door ruime duikers.<br />

(Z3) Zeer slechte ecologische oevers<br />

in de omgeving van Ganzenhoek. De<br />

Door beperkte ruimte zijn hier harde<br />

oevers aangelegd. Hierdoor is er geen of<br />

Er is onvoldoende ruimte voor een groene<br />

talud. We zijn maatregelen getroffen om<br />

ecologische waterkwaliteit is hier nauwelijks een oever van goede de ecologische waterkwaliteit te<br />

beoordeeld als slecht.<br />

ecologische kwaliteit.<br />

verbeteren. Die bestaan uit een drietal<br />

duikers onder het Trambaanpad en een<br />

pomp waardoor de doorstroming vergroot.<br />

Onder de Beeldsweg wordt een<br />

stuwduiker aangelegd.<br />

(Z5) Een slechte ecologische Inspectie ter plaatse heeft aangetoond In drie dammen moeten nieuwe duikers<br />

waterkwaliteit in de omgeving van<br />

de Kerkweg. De oeverecologie is hier<br />

matig.<br />

dat er twee duikers boven het waterpeil<br />

liggen en in één dam geen duiker<br />

aanwezig is. Hierdoor vindt er geen<br />

worden aangelegd. De hoogteligging moet<br />

worden afgestemd op het polderpeil van<br />

NAP -1,80 meter.<br />

doorstroming plaats.<br />

(Z7) Een slechte ecologische Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door De duiker die tijdens de<br />

waterkwaliteit in de omgeving van het stelsel van lange duikers en smalle bouwwerkzaamheden is beschadigd,<br />

de molen.. De oeverecologie is hier watergangen. Hierdoor is er sprake van wordt hersteld. De lange duikers zullen<br />

matig.<br />

een geringe doorstroming en geregeld doorgespoten (en geïnspecteerd)<br />

vermoedelijk weinig contact met licht en<br />

lucht.<br />

moeten worden om de doorstroming te<br />

waarborgen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 63 - 84


4.10.2 Onderzoek<br />

Huidige situatie<br />

Het plangebied is vlak naast de <strong>Bernisse</strong> en de Stompaardse plas gelegen. Binnen het plangebied worden geen<br />

nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarnaast worden middels dit bestemmingsplan geen wijzigingen<br />

beoogd aan het watersysteem. Het plangebied is grotendeels verhard door bebouwing, door woningen als ook door<br />

andere voorzieningen en infrastructuur. Met name langs de randen van de kern bevinden zich groenvoorzieningen<br />

en agrarische gronden en ten zuidwesten van het plangebied liggen de bedrijventerreinen Harregat en Kerkweg.<br />

Figuur 4.9 Waterhuishouding en knelpunten <strong>Zuidland</strong>. (bron:waterplan <strong>Bernisse</strong>)<br />

<strong>Zuidland</strong> beslaat meerdere peilgebieden. Het inlaatwater uit de <strong>Bernisse</strong> wordt via de <strong>Bernisse</strong> vanuit het oosten<br />

aangevoerd. De betreffende watergang (peilgebied 3.19) loopt van het oosten naar het noordwesten met een<br />

waterpeil van NAP -0,30 m. In het kleine peilgebied (3.20) met daarin o.a. sporthal Drenkwaard en zwembad<br />

‘t Molengors met waterpeil NAP -0,70 m, wordt het water door middel van twee pompen in- en uitgelaten. De ene<br />

pomp zorgt voor inlaat vanuit de aanvoerwatergang, de andere voor de afvoer op de afvoerwatergang.<br />

Verderop westwaarts, bij de weg Oosteinde, wordt het water in twee lager gelegen peilgebieden ingelaten. Het<br />

peilgebied (3.13) dat het grootste gedeelte van <strong>Zuidland</strong> bestrijkt, heeft een waterpeil van NAP -1,80. De grens van<br />

het peilgebied komt grotendeels overeen met de grens van de bebouwde kom van <strong>Zuidland</strong>. De hoofdwatergang<br />

loopt centraal door <strong>Zuidland</strong> parallel aan de Prins Bernhardstraat en langs de Weidesingel. Via meerdere<br />

(regelbare) stuwen stroom het overtollige water naar de lager gelegen peilgebieden ten westen en ten zuiden van<br />

<strong>Zuidland</strong>.<br />

Zoals in het <strong>gemeente</strong>lijk beleid is aangegeven wordt binnen de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> een gescheiden stelsel<br />

nagestreefd voor afvalwater en het afvloeien van schoon (hemel)water. Bij nieuwe ontwikkelingen is een<br />

gescheiden stelsel ook verplicht. Hierdoor wordt de belasting op de RWZI minder groot.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 64 - 84


Grondwater<br />

De gemiddelde grondwaterstand in <strong>Zuidland</strong> varieert van -1.50 tot -.190 meter benden maaiveld. In het plangebied<br />

komt in beperkte mate kwel voor in het grondwater, de kwalintensiteit ligt tussen de 0,25 en o,50 mm per dag.<br />

Hoofdwatergangen en waterkeringen<br />

Binnen het plangebied zijn meerde watergangen gelegen, waarvan de hoofdwatergangen in dit bestemmingsplan<br />

als Water zijn bestemd. Langs het fietspad (Trambaanpad) is aan weerszijden een watergang gelegen, waarvan het<br />

water aan de noordzijde de grootste waterpartij binnen het plangebied is. Een andere watergang die het<br />

plangebied doorsnijdt is de Nieuwe Watering. Daarnaast is op enkele andere plekken ook de bestemming water<br />

opgenomen.<br />

Binnen het plangebied is een waterkering gelegen over de Stationsweg / de Ring en de Molendijk en nog een aantal<br />

kleine stukjes van waterkeringen aan de noordoost grens van het plangebied dat onderdeel uitmaakt van de<br />

Boezemkade langs de <strong>Bernisse</strong>. Binnen dit gebied worden geen ontwikkelingen gerealiseerd. Ter bescherming van<br />

de waterkerende functie is de dubbelbestemming Waterstaat – waterkering opgenomen.<br />

Afvalwaterketen<br />

De woonkernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> zijn over het algemeen gemengd gerioleerd. De <strong>gemeente</strong> heeft een<br />

basis rioleringsplan opgesteld waarmee de <strong>gemeente</strong> probeert de rioleringssystemen te verbeteren, zodat kan<br />

worden voldaan aan de zogenaamde 'basisinspanning'. Ook is er een afkoppelplan opgesteld, onder afkoppelen<br />

wordt verstaan het scheiden van twee waterstromen: 'schoon' hemelwater en 'vuil' hemelwater. Het doel van het<br />

afkoppelen is het verder reduceren van de emissie via de riooloverstorten van de gemengde riolering en het<br />

ontlasten van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Hierbij heeft het afkoppelen van <strong>Zuidland</strong> de prioriteit.<br />

Toekomstige situatie<br />

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en hierin worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem<br />

en het beheer hiervan te verbeteren.<br />

Mocht in de toekomst alsnog ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden dan is het uitgangspunt dat de<br />

waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Hierbij wordt gedacht aan het voorkomen dat schoon<br />

hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit kan gedaan worden door het afkoppelen<br />

van schoon water van verhard oppervlak naar locaties waar sprake is van open water. Daarnaast is het bij<br />

eventuele ruimtelijke ontwikkelingen de bedoeling om de toename van het verharde oppervlak of het dempen van<br />

open water te compenseren. Tot slot dient ter voorkoming van diffuse verontreinigingen gebruik gemaakt te<br />

worden van duurzame, niet uitloogbare materialen (geen koper, lood, PAK's-houdende materialen en zink).<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 65 - 84


Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem is alleen mogelijk nadat bij het Waterschap, op basis<br />

van de Keur, een watervergunning is aangevraagd. Ook is in de Keur geregeld dat een beschermingszone voor<br />

watergangen en waterkeringen in acht moet worden genomen. Zonder toestemming van het Waterschap is bouwen<br />

en opslag binnen de beschermingszones niet toegestaan.<br />

4.10.3 Conclusie<br />

Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen negatieve gevolgen te verwachten voor<br />

het waterhuishoudkundige systeem.<br />

4.11 Milieueffectrapportage<br />

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een<br />

ruimtelijke procedure planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten<br />

zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag, bij de betreffende<br />

activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of er sprake kan zijn van nadelige<br />

gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn<br />

milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:<br />

de kenmerken van de projecten;<br />

de plaats van de projecten;<br />

de kenmerken van potentiële effecten.<br />

Conclusie<br />

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, waarin geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die merplichtig<br />

zijn. Er is derhalve geen sprake van potentiële effecten die belangrijke negatieve milieugevolgen kunnen<br />

hebben. Voor dit bestemmingsplan is daarom geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure nodig, conform<br />

het Besluit m.e.r.<br />

4.12 Duurzaamheid<br />

Duurzaamheid<br />

Duurzaamheid reikt verder dan milieu alleen. Duurzaamheid is onlosmakelijk verbonden met een combinatie van<br />

sociaal-culturele, ecologische en economische waarden. Velen erkennen dat duurzaamheid ook economische winst<br />

kan opleveren; duurzaamheid loont! Maar ook sociaal heeft duurzaamheid een belangrijke betekenis.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 66 - 84


Een inmiddels breed geaccepteerde indeling van duurzaamheid is de Triple P-Benadering gebaseerd op de pijlers:<br />

People - sociale duurzaamheid;<br />

Planet - fysieke duurzaamheid;<br />

Prosperity - economische duurzaamheid.<br />

Sociale duurzaamheid richt zich op de kwaliteiten, zoals sociale veiligheid, de leefbaarheid van de omgeving,<br />

gezondheid en de betrokkenheid van bewoners.<br />

Fysieke duurzaamheid heeft een rechtstreeks verband met de milieuproblematiek, zoals geluid, luchtkwaliteit en<br />

externe veiligheid. Naast de klassieke milieuthema's moet er ook aandacht zijn voor thema's als verlies aan<br />

biodiversiteit, klimaatsverandering en aantasting van de leefomgeving. Het gaat hier om milieukwaliteiten, zoals<br />

energie, ecologie, water en verkeer.<br />

Economische duurzaamheid heeft betrekking op de aanwezigheid van voorzieningen, werkgelegenheid en<br />

inkomensdifferentiatie. Hierbij wordt bijgedragen aan het functioneren van de leefomgeving.<br />

De mogelijkheden voor de vergroting van de duurzaamheid in <strong>Zuidland</strong> is met dit bestemmingsplan minimaal<br />

aangezien dit bestemmingsplan enkel de bestaande situatie bestemd. Toch zijn er ook in dit bestemmingsplan wel<br />

mogelijkheden om in te zetten op bovengenoemde kwaliteitsaspecten.<br />

Sociale duurzaamheid<br />

Woonbeleidsplan<br />

Het <strong>gemeente</strong>lijk Woonbeleidsplan is een beleidsdocument waarin de beleidsuitgangspunten voor de woningbouw<br />

in de komende jaren wordt geformuleerd. Het Woonbeleidsplan is onder meer gebaseerd op de "Toekomstvisie<br />

<strong>Bernisse</strong>" en is tevens een vervolg op de "Woonvisie <strong>Bernisse</strong>". Binnen het bestemmingsplan worden de bestaande<br />

woningen als zodanig bestemd.<br />

Woon- en leefklimaat<br />

Om de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefklimaat binnen het plangebied te verbeteren, zijn de<br />

meeste wegen bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied, waarbij naast de verkeersbestemming ook het verblijven<br />

centraal staat.<br />

Ook is structureel groen als zodanig bestemd, waarmee het behoud hiervan is gegarandeerd.<br />

Bewonersparticipatie<br />

Bewoners zijn en worden tijdens de bestemmingsplanprocedure betrokken, waarbij inspraakreacties en zienswijzen<br />

ingediend kunnen worden. Reacties die hieruit voortkomen zullen worden meegenomen in de verdere planvorming.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 67 - 84


Fysieke duurzaamheid<br />

Fysieke duurzaamheid richt zich op de milieuproblematiek. Aangezien er in dit bestemmingsplan geen<br />

ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is verbetering op dit onderdeel niet mogelijk. Bij eventuele<br />

ontwikkelingen in de toekomst, bijvoorbeeld die van de locatie Molendijk 15-17 zal er aandacht moeten worden<br />

geschonken aan de milieuaspecten. Het gaat hier bijvoorbeeld om Geluid, Luchtkwaliteit, Externe veiligheid,<br />

Afvalwater, Verkeer, Energie, Materiaalgebruik op woningniveau en Biodiversiteit. Bij nieuwbouw en/of verbouw zal<br />

er wel rekening moeten worden gehouden met het materiaalgebruik. Er dient geen gebruik te worden gemaakt van<br />

milieubelastende materialen, zoals koper en zink.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 68 - 84


Economische duurzaamheid<br />

Binnen het bestemmingsplan worden bestaande bedrijven als zodanig bestemd en daarmee niet in hun<br />

bedrijfsvoering gehinderd. De menging van functies in het plangebied vergroot de economische duurzaamheid van<br />

<strong>Zuidland</strong>. Daarnaast geven de bestemmingen Centrum en Gemengd zijn diverse functies mogelijk, zo kan er een<br />

uitwisseling tussen verschillende functies plaatsvinden binnen dit bestemmingsplan.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 69 - 84


Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 70 - 84


hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving<br />

5.1 Plansystematiek<br />

In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische verankering van de bestaande ruimtelijke situatie<br />

binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld als een globaal gedetailleerd plan. Er wordt namelijk<br />

voorzien in enige mate van flexibiliteit, zodat kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden niet meteen tot wijziging van<br />

het bestemmingsplan zullen leiden. Hierdoor ontstaat de ruimte om beter in te kunnen spelen op de dan bestaande<br />

behoefte. Anderzijds is het plan wel gedetailleerd, in die zin dat vastgelegd is in de verbeelding waar welke functies<br />

toegestaan zijn en waar hoofdgebouwen gerealiseerd zijn.<br />

In dit bestemmingsplan ‘<strong>Zuidland</strong>’ wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare<br />

Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en<br />

presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wro. Daarnaast geldt per<br />

1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet introduceert nieuwe begrippen voor<br />

bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Het bestemmingsplan is hiermee in lijn<br />

gebracht.<br />

De planregels zijn opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In<br />

het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn<br />

vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de<br />

onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het<br />

bestemmingsplan.<br />

5.2 De bestemmingen<br />

5.2.1 Inleidende regels<br />

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)<br />

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van<br />

het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast<br />

begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen<br />

van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten<br />

worden.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 71 - 84


5.2.2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3 – Agrarisch<br />

Achter de bebouwing aan de Molendijk bevindt zich nog een gebied met de bestemming Agrarisch. Op deze<br />

gronden mag niet worden gebouwd. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn<br />

toegestaan in de vorm van erf- en terreinafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 1 meter.<br />

Artikel 4 – Bedrijf<br />

Op diverse locaties binnen het plangebied komen bedrijfspercelen voor. Deze percelen hebben de bestemming<br />

Bedrijf gekregen met de maximale milieucategorie 2. Bij enkele bedrijven is sprake van een afwijkend gebruik. Voor<br />

deze locatie is een specifieke aanduiding opgenomen, met de maximale milieucategorie 3.1 of 3.2. Voor het<br />

opgenomen bouwvlak geldt dat deze volledig mag worden bebouwd, indien er geen bebouwingspercentage is<br />

opgenomen. De maximaal toegestane bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven.<br />

Artikel 5 – Bedrijf – Nutsvoorziening<br />

Nutsvoorzieningen kunnen in principe binnen verschillende bestemmingen vergunningvrij worden gebouwd, met<br />

dien verstande dat deze maximaal een omvang van 15 m 2 mag hebben met een maximale bouwhoogte van 3 m. Op<br />

enkele locaties binnen het plangebied is echter een omvangrijkere nutsvoorzieningen aanwezig. Deze hebben een<br />

aparte bestemming opgelegd gekregen. Ander gebruik dan een nutsvoorziening is hier niet toegestaan.<br />

Artikel 6 – Centrum<br />

Langs verschillende straten in het historische gedeelte van <strong>Zuidland</strong> is de bestemming Centrum opgenomen. Dit<br />

geldt onder andere voor (delen van) de Breedstraat, Dorpsstraat, Kerkstraat en Ring. Ter plaatse van deze<br />

bestemming is meervoudig ruimtegebruik toegestaan en wordt een ruimer scala aan functies toegestaan. Zo is<br />

wonen toegestaan, maar ook kantoorruimte en lichte horeca uit categorie 1 (bijvoorbeeld een snackbar of<br />

lunchroom). Hogere horecacategorieën zijn aangeduid. Voorts zijn functies zoals detailhandel, dienstverlening,<br />

maatschappelijke en culturele voorzieningen alleen op de begane grond toegestaan. Beroepsmatig en kleinschalig<br />

bedrijfsmatig gebruik van een woning is eveneens toegestaan, hiervoor zijn wel specifieke regels opgenomen.<br />

Voor het bouwen is bepaald dat hoofdgebouwen alleen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Aan- en<br />

uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen daar buiten. Wel moet voor deze bouwwerken een afstand<br />

worden aangehouden van 3 meter tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw. Voorts mogen de gronden buiten het<br />

bouwvlak maximaal voor 50% worden bebouwd, met een maximum van 60 m 2 . Voor overkappingen is een<br />

specifieke bouwregeling opgenomen. Per bouwvlak mag hoogstens één overkapping worden gebouwd met een<br />

oppervlakte van 30 m 2 en waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 72 - 84


Gebouwen die aangemerkt worden als rijks en/of <strong>gemeente</strong>lijk monument hebben op de verbeelding de aanduiding<br />

'cultuurhistorische waarden' (cw) gekregen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.<br />

Artikel 7 - Cultuur en ontspanning – Speeltuin<br />

Aan de Savornin Lohmanstraat is een grote wijkspeeltuin gevestigd. Hiervoor is de specifieke bestemming Cultuur<br />

en Ontspanning – Speeltuin opgenomen. Binnen deze bestemming zijn speeltoestellen tot een hoogte van 6 meter<br />

toegestaan en is er voor de bestaande bebouwing een bouwvlak opgenomen.<br />

Artikel 8 - Detailhandel<br />

Hoewel op meerdere locaties sprake is van detailhandel binnen de kern <strong>Zuidland</strong>, is slechts voor één locatie de<br />

bestemming Detailhandel opgenomen. De overige locaties zijn opgenomen binnen de bestemming Centrum of<br />

Gemengd. Deze locatie betreft een kledingwinkel. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen<br />

het hoofdgebouw gebouwd dient te worden. Daarbij is ook een maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Het<br />

volledige bouwvlak mag worden bebouwd.<br />

Artikel 9 - Gemengd<br />

Naast de bestemmingen centrum en detailhandel komen er in de woongebieden nog enkele aanvullende<br />

voorzieningen voor, zoals bedrijfjes, sportvoorzieningen, een kantoor en wat kleinschalige detailhandel in<br />

combinatie met wonen. Deze zijn opgenomen binnen de bestemming Gemengd, waarbinnen een variatie aan<br />

functies mogelijk wordt gemaakt. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen het<br />

hoofdgebouw gebouwd dient te worden. Daarbij is ook een maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Het<br />

volledige bouwvlak mag worden bebouwd. Binnen de bestemming is sprake van cultuurhistorische waarden. Deze<br />

elementen zijn nader aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.<br />

Artikel 10 – Groen<br />

Binnen het plangebied zijn structuurbepalende groengebieden opgenomen. Deze gronden zijn bestemd als Groen.<br />

Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Om enige flexibiliteit in<br />

het bestemmingsplan te houden is de mogelijkheid opgenomen om binnen de bestemming eveneens<br />

nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen. Het hekwerk bij de<br />

begraafplaats aan de Raadhuislaan en de pomp aan de Ring hebben op de verbeelding de aanduiding<br />

'cultuurhistorische waarden' (cw) gekregen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 73 - 84


Artikel 11 – Horeca<br />

Op één locatie is sprake van een horecavoorziening. Deze is bestemd als Horeca. Anders dan bij de bestemming<br />

Centrum is hier een hogere categorie van horeca-activiteiten toegestaan, namelijk tot en met horeca categorie 4.<br />

Deze categorie is in hoofdzaak gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in<br />

combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing of<br />

discotheek. De boerderij aan de Nieuwe Veerdam die aangemerkt is als monument heeft op de verbeelding de<br />

aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw) gekregen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde.<br />

Artikel 12 – Maatschappelijk<br />

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke en culturele voorzieningen.<br />

In <strong>Zuidland</strong> zijn enkele maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze zijn met name gelegen in het westelijk deel<br />

van <strong>Zuidland</strong>. Binnen deze bestemming zijn diverse maatschappelijk voorzieningen toegestaan. Daarnaast mogen<br />

de gronden ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats’ uitsluitend gebruikt worden als begraafplaats. Op diverse<br />

locaties zijn ook onderwijsinstellingen aanwezig. Daarnaast zijn er ook andere voorzieningen aanwezig binnen het<br />

plangebied, zoals een bibliotheek en de kerken.. Aan de Molendijk bevindt zich een sporthal die tevens gebruikt<br />

wordt voor maatschappelijke doeleinden. Het hoofdgebouw moet hierbij binnen het bouwvlak worden gebouwd,<br />

waarbij geldt dat het volledige vlak bebouwd mag worden. Binnen de bestemming is sprake van cultuurhistorische<br />

waarden. Deze elementen zijn nader aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.<br />

Artikel 13 – Recreatie<br />

Binnen <strong>Zuidland</strong> bevinden zich een aantal recreatieve functies. Alle functies zijn specifiek aangeduid, namelijk een<br />

ijsbaan, volkstuinen en een duiven- en schietvereniging. De verschillende functies kennen verschillende bouwregels.<br />

Zo zijn er bij de volkstuinen uitsluitend vrijstaande bergingen en hobbykassen toegestaan. Per volkstuin mag ten<br />

hoogste één vrijstaande berging worden gebouwd met een bouwhoogte van 3 m en een maximum oppervlakte van<br />

6 m 2 . Daarnaast is één hobbykas toegestaan met een bouwhoogte van 3 m en een maximum oppervlakte van<br />

20 m 2 . Voor de duiven- en schietvereniging is een bouwvlak opgenomen voor de gebouwen en overkappingen, met<br />

een goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage. Bij de ijsbaan zijn als uitzondering lichtmasten tot 10 meter<br />

toegestaan. De gronden mogen ook worden gebruikt voor onder andere parkeervoorzieningen, water en<br />

watershuishoudkundige voorzieningen.<br />

Artikel 14 - Sport<br />

Aan de Molendijk zijn diverse sportvoorzieningen gelegen. Om de diverse gebruiksmogelijkheden in deze gebieden<br />

aan te geven zijn deze specifiek aangeduid. Ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' zijn sportvelden toegestaan, in<br />

de huidige situatie is dit een tennisvereniging. Ter plaatse van de aanduiding ‘zwembad’ is een openluchtzwembad<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 74 - 84


toegestaan. Op deze twee locaties is het toegestaan om tot een maximum bebouwingspercentage gebouwen te<br />

realiseren, aangezien er geen bouwvlak is ingetekend. Hierbij is wel een maximale goot- en bouwhoogte<br />

aangegeven.<br />

Artikel 15 – Tuin<br />

De voortuinen en enkele zijerven bij grondgebonden woningen worden bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming<br />

is maar een beperkte hoeveelheid aan bouwwerken toegestaan. Voor erkers, balkons en luifels zijn specifieke<br />

bouwregels opgenomen om binnen de bestemming Tuin te mogen bouwen. Bij een aantal woningen met de<br />

achterkant langs het water is een deel van de achtertuin bestemd als Tuin. Dit moet ervoor zorgen dat er minder<br />

makkelijk bijgebouwen en erfscheidingen aan de waterkant worden opgericht. In de tuin van Stationsweg 7 staat<br />

een theekoepel die nader is aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.<br />

Artikel 16 – Verkeer<br />

De Kerkweg is een doorgaande weg aan de rand van de kern en is daarom als Verkeer bestemd in aansluiting op<br />

het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein <strong>Zuidland</strong>’. De bestemming is bedoeld voor voorzieningen zoals wegen, maar<br />

ook voor openbaar vervoervoorzieningen, parkeerplaatsen, groen en water. Ten behoeve van een goede<br />

waterhuishouding zijn binnen de bestemming ook voorzieningen zoals duikers toegestaan..<br />

Artikel 17 – Verkeer – Verblijfsgebied<br />

Alle andere wegen die gelegen zijn binnen het plangebied zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer -<br />

Verblijfsgebied. De bestemming is erop gericht om ook bijvoorbeeld speelvoorzieningen binnen de woonstraten te<br />

kunnen realiseren. Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden. Ter<br />

plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garages toegestaan. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel<br />

uitmaakt van het structureel groen, zijn de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze<br />

bestemming. Op de Breedstraat is op deze bestemming een aanduiding opgenomen voor de wekelijkse markt, één<br />

standplaats en om de oprichting van terrassen mogelijk te maken.<br />

Artikel 18 – Water<br />

Het open water binnen het plangebied is opgenomen binnen de bestemming Water. Binnen deze bestemming zijn<br />

bruggen, duikers, oeververbindingen en steigers mogelijk. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden opgericht. Op grond van de Keur van het Waterschap is langs hoofdwatergangen, wegsloten en<br />

overige watergangen beschermingszones aanwezig. Eventuele waterkeringen zijn op de kaart weergegeven. Dit<br />

staat nader uitgewerkt in artikel 24 Waterstaat – Waterkering.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 75 - 84


Artikel 19 – Wonen<br />

Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd als Wonen. Voor diverse woningen is sprake van<br />

cultuurhistorische waarden. Het betreft hier gebouwen die zijn aangemerkt als rijks- en/of <strong>gemeente</strong>lijke<br />

monument. Deze gebouwen hebben de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw) gekregen ter bescherming van<br />

de cultuurhistorische waarde. Daarnaast zijn onder voorwaarden beroeps- en kleinschalige bedrijfsactiviteiten<br />

toegestaan. De voorwaarden zijn opgenomen onder de specifieke gebruiksregels.<br />

Om de ruimtelijke situatie binnen de kern te reguleren, zijn verschillende bouwaanduidingen opgenomen voor de<br />

verschillende typen woningen. Zo mag ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend<br />

aaneengebouwde woningen worden gebouwd. Ter plaatse van 'twee-aaneen' is uitsluitend dit type toegestaan.<br />

Vrijstaande hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand'. Tot slot<br />

zijn gestapelde woningen enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld’.<br />

Binnen de bestemmingsregeling zijn bouwregels opgenomen voor wat betreft hoofdgebouwen en aan- en<br />

uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Ook is een ruime bouwregeling opgenomen voor bouwwerken, geen<br />

gebouwen en geen overkappingen zijnde.<br />

Artikel 20 - Leiding – Riool<br />

Binnen het plangebied is de rioolpersleiding als dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is het<br />

oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan zonder dat er een<br />

omgevingsvergunning voor wordt verleend door het bevoegd gezag.<br />

Artikel 21 en 22 – Waarde – Archeologie – 1 en – 2<br />

In <strong>Zuidland</strong> is sprake van afwisselend lage en middelhoge verwachtingswaarden voor archeologische resten. Bij de<br />

ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen moet daarom gezocht worden naar eventueel voorkomende<br />

archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is daarom opgenomen om het gebied aan te<br />

geven waar in ieder geval onderzoek benodigd is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt naar twee waarden<br />

opgenomen in twee verschillende artikelen. Het verschil tussen de twee bestemmingen betreft de diepte en het<br />

oppervlakte die vrijgesteld zijn van onderzoeks- en omgevingsvergunningsplicht, namelijk bij werkzaamheden<br />

binnen:<br />

1. Waarde – Archeologie – 1, met een oppervlakte groter dan 100 m 2 en dieper dan 50 cm;<br />

2. Waarde – Archeologie – 2, met een oppervlakte groter dan 200 m 2 en dieper dan 80 cm;<br />

In artikel 29 van dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Waarde -<br />

Archeologie (1 en 2) te wijzigen, danwel geheel of gedeeltelijk te verwijderen. Dit is mogelijk indien uit<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 76 - 84


archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake meer is van archeologische waarden. Uit het<br />

nader archeologisch onderzoek moet blijken dat het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan<br />

ter plaatse in bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden voorziet.<br />

Artikel 23 – Waarde – Beschermd dorpsgezicht<br />

Gelet op de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied en het beschermd dorpsgezicht is de<br />

dubbelbestemming Waarde – Beschermd dorpsgezicht opgenomen. Deze dubbelbestemming regelt dat de aan<br />

deze gronden gegeven bestemmingen primair bestemd zijn voor de bescherming en onderhoud van het<br />

beschermde dorpsgezicht.<br />

Met dit artikel wordt bepaald dat er geen veranderingen mogen worden aangebracht aan de situering, goot- en<br />

bouwhoogten van gebouwen, bebouwingspercentage, bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, etc. De<br />

bestaande situatie wordt als ware bevroren. Met een omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag hiervan<br />

worden afgeweken. Op deze wijze kan het beschermde dorpsgezicht in stand worden gehouden.<br />

Omgevingsvergunning kan worden verleend indien de karakteristiek en de kenmerken van het dorpsgezicht niet<br />

onevenredig worden aangetast. Voordat omgevingsvergunning kan worden afgegeven, dient eerst door het<br />

bevoegd gezag advies ingewonnen te worden bij de monumentencommissie van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. In dit<br />

artikel wordt opgesomd welke sloop, werken en werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd zonder<br />

omgevingsvergunning.<br />

Artikel 24 – Waterstaat – Waterkering<br />

Over de Stationsweg / Molendijk en enkele kleine gebieden aan de noordoostgrens van het plangebied hebben een<br />

waterkerende functie. Derhalve is de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering opgenomen. Door middel van<br />

deze bestemming is geregeld dat slechts beperkte bouwmogelijkheden zijn toegestaan op deze gronden.<br />

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 3 m zijn hier toegestaan.<br />

5.2.3 Algemene <strong>Regels</strong><br />

Artikel 25 – Antidubbeltelregel<br />

Het doel van de anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde<br />

gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog<br />

eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg komt<br />

het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een<br />

tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander<br />

bouwperceel is gaan behoren.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 77 - 84


Artikel 26 – Algemene bouwregels<br />

Naast de bouwregels die opgenomen zijn in hoofdstuk 2 van de planregels, gelden er aanvullende algemene<br />

bouwregels. De algemene bouwregels hebben betrekking op alle bestemmingen die binnen dit bestemmingsplan<br />

zijn opgenomen.<br />

Binnen lid 1 en 2 van dit artikel geldt dat de bestaande goot- en bouwhoogte, oppervlakte van bouwwerken en<br />

bebouwingspercentage ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als maximum gelden.<br />

In lid 3 zijn regels opgenomen voor wat betreft ondergronds bouwen. Dit is namelijk alleen toegestaan op alle<br />

plaatsen waar boven de grond ook gebouwd mag worden. Daarbij bedraagt de ondergrondse bouwdiepte ten<br />

hoogste 3 m onder het peil.<br />

Artikel 27 – Algemene gebruiksregels<br />

In dit artikel staat omschreven wat binnen de bestemmingsregeling, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de<br />

planregels, onder strijdig gebruik wordt verstaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om het gebruik van gronden voor het<br />

opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op<br />

de bestemming gerichte gebruik van de gronden. Deze bepaling regelt dat het opslaan van goederen voor<br />

bedrijfsmatig gebruik niet is toegestaan, tenzij de opslag past en noodzakelijk is voor de bedrijfmatige activiteiten<br />

waarvoor de gronden ook zijn bestemd. Daarnaast wordt in dit artikel vastgelegd dat ondergeschikte functies bij<br />

een bestemming ten hoogste 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte mag bedragen.<br />

Artikel 28 – Algemene aanduidingsregels<br />

Als algemene aanduiding binnen het plangebied is als eerste de vrijwaringszone van de molenbiotoop opgenomen.<br />

Om vrije windvang te garanderen en het zicht op de betrokken molen veilig te stellen, gelden binnen een zone van<br />

400 m rondom de molen beperkende bouwmaatregelen. Binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van<br />

de molen mag geen bebouwing worden gebouwd dat hoger is dan het onderste punt van de verticaal staande wiek.<br />

Voorts tot een afstand van 400 m is op glijdende schaal hogere bebouwing toegestaan. Hierbij geldt een<br />

verhouding dat de bouwhoogte een honderdste deel van de horizontale afstand mag bedragen, gerekend vanaf het<br />

onderste punt van de verticaal staande wiek. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken met een<br />

omgevingsvergunning onder voorwaarde dat de vrije windvang en/of het zicht niet onevenredig wordt beperkt of<br />

aangetast.<br />

Als tweede algemene aanduiding binnen het plangebied is de wro-zone – wijzigingsgebied opgenomen. Ter plaatse<br />

van deze aanduiding is het mogelijk om de bestemming Wonen te wijzigen naar de bestemming Centrum. Hierbij<br />

zijn als eisen gesteld dat het gebouw uit maximaal 1 bouwlaag mag bestaan en dat de uitbreiding van de<br />

centrumvoorzieningen met ten hoogste 500 m 2 bvo mag worden uitgebreid.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 78 - 84


Artikel 29 – Algemene afwijkingsregels<br />

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid<br />

mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.<br />

Artikel 30 – Algemene wijzigingsregels<br />

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid<br />

ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid<br />

en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke<br />

wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt<br />

veranderd.<br />

Daarnaast is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen, om, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat<br />

ter plaatse geen sprake is van archeologische waarden, de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie - 1 en – 2 in<br />

zijn geheel of gedeeltelijk te verwijderen.<br />

Artikel 31 – Overige regels<br />

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening<br />

Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende<br />

werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit<br />

de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het<br />

bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze onderwerpen. Lid 1 voorkomt dat<br />

bepalingen uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.<br />

Werking wettelijke regelingen<br />

In dit artikel is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden<br />

op het moment van vaststelling van het plan. Van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS)<br />

mag een bestemmingsplan enkel en alleen worden gewijzigd volgens de vereiste procedure van de Wro. De<br />

Afdeling heeft er bezwaar tegen dat een plan impliciet gewijzigd kan worden. Met dit artikel wordt dit voorkomen.<br />

5.2.4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 32 – Overgangsrecht<br />

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 21.1 Wro. Dit artikel is, rekening houdend<br />

met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het<br />

moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is, dan wel planologisch mogelijk is en afwijkt van<br />

het plan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 79 - 84


vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden<br />

vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het<br />

voorgaande geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het moment van inwerkingtreding van het plan,<br />

maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder<br />

begrepen het overgangsrecht van dat plan.<br />

Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het<br />

bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet.<br />

Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.<br />

Artikel 33 – Slotregel<br />

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald<br />

kunnen worden, is opgenomen.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 80 - 84


hoofdstuk 6 Handhaving<br />

6.1 Algemeen<br />

Het handhavingsbeleid van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> is vastgelegd in het “Beleidsplan Integrale handhaving Fysieke<br />

leefomgeving”. Het college van burgemeester en wethouders heeft hiertoe op 6 maart 2012 besloten.<br />

In dit document wordt een beschrijving gegeven van het <strong>gemeente</strong>lijk kader omtrent toezicht en handhaving zoals<br />

dat onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), de Wro en delen van de Algemene<br />

plaatselijke verordening (APV) geldt. Het beleidsmatig kader, de afwegingsaspecten en de prioriteiten worden<br />

beschreven. Verder worden taken en verantwoordelijkheden benoemd en vastgelegd. Toezicht en handhaving is<br />

georganiseerd vanuit een drietal uitgangspunten: effectief, efficiënt en eenduidig.<br />

Naast het beleidsmatig deel is als onderdeel van de handhavingkader ook een jaarlijks vast te stellen<br />

uitvoeringsprogramma opgenomen waarin het beleid (de “wat-vraag”) is vertaald naar concrete prioriteringen en<br />

waarbij inzichtelijk is gemaakt welke keuzen worden gemaakt en met welke middelen die keuzen kunnen worden<br />

uitgevoerd (“hoe”, en “waarmee”-vraag). Het beleid en uitvoeringsprogramma vormen een basisdocument waarop<br />

toezicht en handhaving binnen de <strong>gemeente</strong> is georganiseerd. Deze basis vormt samen met de bijbehorende<br />

communicatie, werkprocessen, werkinstructies, protocollen en monitoring het geheel.<br />

Het door het college vastgesteld beleid voldoet aan de bepalingen uit de Wabo (hoofdstuk 5) en het gestelde in het<br />

besluit omgevingsrecht (Bor: artikel 7.2 tot en met 7.7). Het kader vormt daarbij tevens een basis voor de<br />

uitvoeringsprogramma’s van de uitvoeringsorganisaties voor wat betreft het aspect Milieu (DCMR / RUD) en<br />

brandpreventieve taken (Veiligheidsregio / regionale brandweer). Tot slot kan hiermee invulling worden gegeven<br />

aan de ketensamenwerking met de andere handhavingpartners en de politie / Openbaar Ministerie (strafrechtelijk<br />

deel).<br />

6.2 Doelstelling Handhaving<br />

Het handhavingbeleidsplan heeft de volgende doelstelling: “Langs de werkwijze van integraal en programmatisch<br />

handhaven komen tot een effectieve en efficiënte inzet van middelen, met als doel de naleving van de wet- en<br />

regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving te bereiken en/of te bevorderen. Daarbij wordt de inzet<br />

transparant weergegeven en wordt hierover jaarlijks gerapporteerd”.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 81 - 84


Met de uitvoering van het beleid wordt ingezet op het bereiken van een gezond en economisch vitaal woon-, werken<br />

leefklimaat voor inwoners en ondernemers, waarbij er oog is voor:<br />

gezondheid en veiligheid;<br />

behoud van cultureel erfgoed;<br />

duurzaamheid en natuurontwikkeling; en<br />

behoud en verbetering van het woon- en leefklimaat in de kernen en buitengebied.<br />

Integraal toezicht en handhaving zijn gericht op een zo groot mogelijk nalevinggedrag om de gestelde doelen te<br />

bereiken. Daarbij krijgen preventie en handhaving aandacht. Bij overtredingen handhaaft de <strong>gemeente</strong> op een<br />

integrale en transparante wijze met oog voor zowel het algemeen als individuele belangen van inwoners en<br />

ondernemers.<br />

Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zichzelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk<br />

niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken<br />

van heldere en hanteerbare regels en het verschaffen van inzicht daarin, zodat eenieder het vanzelfsprekend acht<br />

zich aan de gestelde norm te houden.<br />

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde 'oude' gevallen. Bij de opstelling van<br />

bestemmingsplannen dient nagegaan te worden welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke<br />

zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen<br />

worden. In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan wordt hier daarom uitdrukkelijk bij stil gestaan.<br />

Zo nodig zal wraking van de illegale situatie plaats moeten vinden, zodat in principe handhaving mogelijk blijft.<br />

6.3 Uitvoering handhaving<br />

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing<br />

worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is<br />

vastgelegd in het beleid en uitgewerkt in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en<br />

procedures tot uitdrukking komen.<br />

Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de<br />

strafrechtelijke handhaving. In die zin biedt de aankondiging dat een overtreding van het bestemmingsplan tevens<br />

een overtreding is op grond van de Wet Economische Delicten, perspectief. De uitvoering en voortgang van de<br />

handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk dient te worden vastgesteld.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 82 - 84


hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid<br />

Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in<br />

hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling<br />

6.4 Wro bepaald dat de <strong>gemeente</strong>raad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van<br />

bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds<br />

zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een<br />

consoliderend plan. Hierin worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is er derhalve geen sprake<br />

van een bouwplan. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet vereist. Op basis van het voorgaande wordt<br />

geconcludeerd dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.<br />

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />

7.2.1 Inspraak<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘<strong>Zuidland</strong>’ heeft in het kader van de inspraakprocedure vanaf 14 juni 2012<br />

gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan was eveneens via de <strong>gemeente</strong>lijke website in te<br />

zien en is toegelicht in een inspraak- / informatieavond, welke op 25 juni 2012 heeft plaatsgevonden. Gedurende de<br />

periode van terinzagelegging kon een ieder een inspraakreactie tegen het voorontwerpbestemmingsplan indienen.<br />

Gedurende deze termijn zijn 9 inspraakreacties ingediend.<br />

De inspraakreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de als bijlage 3 opgenomen ‘Nota van<br />

beantwoording vooroverleg en inspraak bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong>’. De inspraakreacties hebben geleid tot een<br />

beperkte aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

7.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan ‘<strong>Zuidland</strong>’ is in het kader van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende<br />

overleginstanties. De overlegreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de als bijlage 3<br />

opgenomen ‘Nota van beantwoording vooroverleg en inspraak bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong>’. De overlegreacties<br />

hebben geleid tot een beperkte aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 83 - 84


7.2.3 Zienswijzen<br />

Nu het bestemmingsplan als voorontwerp ter inzage heeft gelegen en de overlegpartners op het bestemmingsplan<br />

hebben gereageerd, is het bestemmingsplan gereedgemaakt als ontwerpbestemmingsplan. Het<br />

ontwerpbestemmingsplan zal vervolgens in het kader van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)<br />

gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode krijgt een ieder de gelegenheid om zienswijzen op<br />

het bestemmingsplan in te dienen. De verwerking van eventuele zienswijzen zal in een aparte nota worden<br />

verwerkt. De nota, inclusief beantwoording, en het ontwerpbestemmingsplan zullen voorts door de <strong>gemeente</strong>raad<br />

worden vastgesteld.<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> 84 - 84


Bijlagen bij de<br />

toelichting


Bijlage 1<br />

<strong>Toelichting</strong> beschermd dorpsgezicht <strong>Zuidland</strong>


Bijlage 2<br />

Stedenbouwkundige visie<br />

‘Dakopbouwen De groene kamers <strong>Zuidland</strong> <strong>Bernisse</strong> - februari 2012’


Visie<br />

STEDENBOUWKUNDIGE VISIE DAKOPBOUWEN<br />

DE GROENE KAMERS ZUIDLAND, BERNISSE<br />

februari 2012<br />

ruimte voor ideeën


2<br />

4<br />

1<br />

5<br />

1<br />

2<br />

3<br />

2<br />

5<br />

1<br />

1<br />

2


Inventarisatie<br />

De woningen in de buurt De Groene Kamers hebben een uitgesproken<br />

verschijningsvorm. De woningen zijn gebouwd in moderne architectuur,<br />

waarbij dakopbouwen onderdeel zijn van het gehele ontwerp van de<br />

woning. Bijna bij alle woningen is sprake van een derde bouwlaag, met<br />

uitzondering van de patiowoningen (5).<br />

Deze derde bouwlaag is op verschillende manieren vormgegeven:<br />

1. bij alle tweekappers als een dakopbouw (bijzondere bouwlaag);<br />

2. bij de rijen aan de Beeldseweg en de Schardelaan als dakopbouw<br />

waarbij maximaal 50% van de derde laag is bebouwd;<br />

3. bij de rijen aan het Oostendeelplein als bijna volledige bouwlaag, met<br />

50% plat en daarna schuin aflopend tot 2 lagen;<br />

4. bij de rijen aan de Grotenhoeklaan als schuine kap van 3 naar 2 lagen.<br />

“De Groene Kamers is een buurt<br />

met woningen met een uitgesproken<br />

verschijningsvorm”<br />

Bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan stelt dat het aantal bouwlagen per woning niet<br />

meer mag bedragen dan 2 lagen, met dien verstande, dat:<br />

1. van ten hoogste 25% van het aantal woningen dat wordt of is gebouwd<br />

het aantal bouwlagen per woning niet meer mag bedragen dan 3<br />

lagen;<br />

2. bij iedere woning boven het maximum aantal bouwlagen als hiervoor<br />

bedoeld een bijzondere bouwlaag mag worden gebouwd.<br />

Een bijzondere bouwlaag wordt omschreven als: de afdekking van<br />

een gebouw door een bouwlaag, met eventueel een borstwering van ten<br />

hoogste 1,20 m en daarop geplaatst een kap, waarbij de maximale bouwhoogte<br />

niet meer mag bedragen dan 4 m boven de maximum toegestane<br />

goothoogte en de maximale grondoppervlakte niet meer mag bedragen<br />

dan 50% van de grondoppervlakte van de ondergelegen bouwlaag.<br />

derde laag<br />

Bijzondere bouwlaag<br />

Een bouwlaag die niet groter mag<br />

zijn dan 50% van de grondoppervlakte<br />

van de ondergelegen<br />

bouwlaag.<br />

van drie naar twee lagen<br />

tweede laag<br />

3


C<br />

E<br />

F<br />

G<br />

I<br />

C<br />

D<br />

H<br />

B<br />

G<br />

A<br />

A<br />

4


A<br />

B<br />

Stedenbouwkundige visie<br />

C<br />

D<br />

De verschilende woningtypen zijn bekeken en zijn stedenbouwkundig<br />

beoordeeld wat betreft eventuele mogelijkheden voor uitbreiding van<br />

de dakopbouw, derde bouwlaag of mogelijke dakkapellen. Aangezien de<br />

voorzijden van de woningen beeldbepalend zijn en binnen het straatbeeld<br />

uniformiteit gewenst is, zijn aanpassingen aan de voorzijde niet toegestaan.<br />

A. Tweekapper met gelijke tweede en derde bouwlaag<br />

De opbouw wordt gevormd door de tweede en derde bouwlaag en vormt<br />

gezien van de straatzijde de totale woning. Uitbreiding van beide bouwlagen<br />

zou de woningen erg pompeus maken. Daannaast liggen de woningen<br />

met hun achterzijde aan het openbare fietspad en zijn ook hier beeldbepalend.<br />

Uitbreidingen aan de achterzijde zijn daarom niet gewenst. Geen<br />

verdere uitbreiding van tweede en derde bouwlaag toegestaan.<br />

B. Tweekapper met asymmetrische opbouw<br />

De opbouw ligt halverwege de tweede bouwlaag en door de asymmetrische<br />

plaatsing zorgt de opbouw voor een specifieke vormgeving van de<br />

woning. Eventuale uitbreiding van de opbouw, ook aan de achterzijde, zal<br />

een afbreuk doen aan deze vormgeving. Daarnaast is de afstand van de<br />

woningen tot het achtergelegen bouwblok plaatselijk beperkt. Uitbreiding<br />

van de derde bouwlaag maakt dat de woningen nog meer oprijzen gezien<br />

vanuit de tuinen van het bouwblok. Geen verdere uitbreiding van<br />

tweede en derde bouwlaag toegestaan.<br />

“Aangezien de voorzijde van de woningen beeldbepalend<br />

zijn en binnen het straatbeeld uniformiteit gewenst is, zijn<br />

aanpassingen aan de voorzijde niet toegestaan.”<br />

C. Rijwoningen aan Beeldseweg met opbouw aan voorzijde<br />

De opbouw ligt aan de voorzijde en is onderdeel van de voorgevel. Eventuele<br />

uitbreidingen aan de achterzijde tast het straatbeeld niet aan. Daarentegen<br />

is een uitbreiding van de opbouw wel van invloed op de lichtinval<br />

van naastgelegen woning en ook op de zon op het terras en in de tuin.<br />

Het volledig volbouwen van de derde bouwlaag is daarom niet gewenst.<br />

Uitbreiding van derde bouwlaag toegestaan aan achterzijde over<br />

een diepte van maximaal 50% van het dakterras.<br />

D. Rijwoningen aan Oostendeelplein in drie lagen<br />

De woningen zijn aan de voorzijde drie bouwlagen. De kap loopt na circa 5<br />

meter af tot halverwege de tweede bouwlaag. Het schuine dak ligt aan de<br />

achterzijde en het eventueel plaatsen van dakkapellen tast het straatbeeld<br />

niet aan. Toestaan van dakkapel aan achterzijde, binnen de<br />

gestelde randvoorwaarden van de WABO.<br />

5


E<br />

F<br />

G<br />

H<br />

I<br />

E. Rijwoning aan Grotenhoeklaan met lessenaarskap<br />

De woningen zijn aan de voorzijde drie bouwlagen. De kap loopt af tot<br />

twee bouwlagen. Het schuine dak ligt aan de achterzijde en het eventueel<br />

plaatsen van dakkapellen tast het straatbeeld niet aan. Toestaan van<br />

dakkapel aan achterzijde, binnen de gestelde randvoorwaarden<br />

van de WABO.<br />

F. Tweekapper met opbouw tot achtergevel<br />

Geen uitbreidingsmogelijkheden meer aan achterzijde. Geen verdere<br />

uitbreiding van derde bouwlaag toegestaan<br />

G. Patiowoningen met incidentele opbouw tweede bouwlaag<br />

In de bestaande situatie komen op het achterste gedeelte van de woningen<br />

verschillende opbouwen van de tweede bouwlaag voor. De meest uitgebreide<br />

uitgevoerde uitbouw is een L-vorm rondom de patio. De L-vormige<br />

opbouw van de tweede bouwlaag voor alle woningen toegestaan.<br />

“De centrale ligging van de opbouw is beeldbepalend. Uitbreidingen<br />

van de opbouw zouden een afbreuk zijn aan de<br />

vormgeving van de rij.”<br />

H. Rijwoningen aan Schardelaan met centrale opbouw<br />

De centrale ligging van de opbouw is beeldbepalend. Het blok ligt zowel<br />

aan de voor- als achterzijde in zicht van het openbaar gebied. Uitbreidingen<br />

van de opbouw zouden een afbreuk zijn aan de vormgeving van de rij.<br />

Geen verdere uitbreiding van derde bouwlaag toegestaan.<br />

I. Tweekapper met bijzonder vormgegeven opbouw<br />

De vormgeving van de opbouw sluit uitbreiding uit. Geen verdere uitbreiding<br />

van derde bouwlaag toegestaan.<br />

6


Bijlage 3<br />

Notitie inspraak en overleg – september 2012


September 2012<br />

Nota van beantwoording<br />

vooroverleg en inspraak<br />

Bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong>


Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding 3<br />

1.1 Status Nota van beantwoording 3<br />

1.2 Leeswijzer 3<br />

1.3 Procedure bestemmingsplan 3<br />

1.4 Ingekomen reacties 3<br />

1.4.1 Schriftelijke inspraakreacties 3<br />

1.4.2 Mondelinge inspraakreacties 3<br />

1.4.3 Schriftelijke overlegreacties 4<br />

1.4.3 Mondelinge overlegreacties 4<br />

2 Inspraakreactie 5<br />

2.1 Inleiding 5<br />

2.1 Beantwoording inspraakreacties 5<br />

3 Vooroverlegreacties 8<br />

3.1 Inleiding 8<br />

3.2 Beantwoording vooroverlegreacties 8<br />

4 Ambtshalve wijzigingen 10<br />

4.1 Inleiding 10<br />

4.2 Ambtshalve wijzigingen 10<br />

2


1. Inleiding<br />

1.1 Status nota van beantwoording<br />

De voorliggende nota van beantwoording behoort bij het besluit over de tervisielegging van het<br />

ontwerpbestemmingsplan “<strong>Zuidland</strong>”.<br />

1.2 Leeswijzer<br />

Deze nota van beantwoording bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 beschrijft de procedure van<br />

het bestemmingsplan “<strong>Zuidland</strong>” en bevat een overzicht van de ingediende inspraakreacties.<br />

In hoofdstuk 2 en 3 volgt een samenvatting van de inspraakreacties en de voorliggende<br />

overlegreacties met een <strong>gemeente</strong>lijk commentaar en een conclusie. Telkens wordt aangegeven of,<br />

en zo ja welke, aanpassingen de betreffende reactie tot gevolg heeft gehad. In hoofdstuk 4 zijn de<br />

ambtshalve wijzigingen uitééngezet die het gevolg zijn van voorschrijdend inzicht en los staan van de<br />

ingediende reacties. De nota biedt hiermee een volledig overzicht van door te voeren/doorgevoerde<br />

wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan.<br />

1.3 Procedure voorontwerpbestemmingsplan<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan “<strong>Zuidland</strong>” is gepubliceerd op 13 juni 2012. Het bestemmingsplan<br />

heeft vanaf 14 juni 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het <strong>gemeente</strong>huis. Het<br />

bestemmingsplan was gedurende voornoemde periode digitaal in te zien via de <strong>gemeente</strong>lijke website<br />

www.<strong>gemeente</strong>bernisse.nl<br />

Op 25 juni 2012 is een inloopbijeenkomst georganiseerd in de kantine van sporthal De Drenkwaard in<br />

<strong>Zuidland</strong>.<br />

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan voorgelegd aan de<br />

diverse rijksdiensten, de provincie Zuid-Holland, het Waterschap Hollandse Delta en Veiligheidsregio<br />

Rotterdam-Rijnmond.<br />

1.4 Ingekomen reacties<br />

1.4.1 Schriftelijke inspraakreacties<br />

Tijdens de inspraakperiode zijn 9 reacties binnengekomen. Onderstaande tabel bevat een overzicht<br />

van de schriftelijk ingediend inspraakreacties.<br />

Inspraakreactie Datum ontvangst Registratienummer<br />

Inspreker 1 25 juni 2012 12.0008741<br />

Inspreker 2 25 juni 2012 12.0008742<br />

Inspreker 3 25 juni 2012 12.0008743<br />

Inspreker 4 25 juni 2012 12.0008744<br />

Inspreker 5 25 juni 2012 12.0008745<br />

Inspreker 6 10 juli 2012 12.0008885<br />

Inspreker 7 16 juli 2012 12.0007540<br />

Inspreker 8 1 augustus 2012 12.0008088<br />

Inspreker 9 1 augustus 2012 12.0008084<br />

1.4.2 Mondelinge inspraakreacties<br />

Er zijn geen mondelinge inspraakreacties ingebracht. Tijdens de informatiebijeenkomst zijn vragen<br />

gesteld, maar er zijn geen formele mondelinge inspraakreacties ingediend.<br />

3


1.4.3 Schriftelijke vooroverlegreacties<br />

In het kader van het vooroverleg zijn 2 reacties binnengekomen. Deze<br />

Vooroverlegreacties Datum ontvangst Registratienummer<br />

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 25 juni 2012 12.0006525<br />

Waterschap Hollandse Delta 25 juli 2012 12.0007899<br />

1.4.4 Mondelinge vooroverlegreacties<br />

Door de vooroverlegpartners zijn geen mondelinge reacties ingebracht.<br />

4


2. Inspraakreacties<br />

2.1 Inleiding<br />

De reacties worden in de navolgende tekst beantwoord. Bij de beantwoording is een<br />

kolommenstructuur gebruikt waarin een samenvatting van ingediende reacties wordt gegeven (kolom<br />

1) en vervolgens het <strong>gemeente</strong>lijk commentaar op de reactie wordt uiteengezet (kolom 2). In de<br />

daaropvolgende kolom is een conclusie geformuleerd (kolom 3).<br />

Inspraakreactie<br />

Inspreker 1<br />

De <strong>Bernisse</strong>r wordt niet altijd<br />

ontvangen<br />

Inspreker 2<br />

Inspreker reageert op de<br />

wijzigingsbevoegdheid die in het<br />

bestemmingsplan is opgenomen<br />

voor de gronden grenzend aan<br />

de achterzijde van de woning<br />

van inspreker.<br />

Inspreker wijst er op de gronden<br />

de achterzijde van zijn woning<br />

reeds jarenlang in gebruik te<br />

hebben en deze grond kwijt te<br />

raken als de op deze gronden<br />

voorziene woningbouw wordt<br />

geëffectueerd.<br />

Gevraagd wordt om dit aspect in<br />

overleg met de <strong>gemeente</strong> te<br />

bespreken<br />

Commentaar op de<br />

inspraakreactie<br />

Deze reactie betreft een klacht<br />

over de bezorging van De<br />

<strong>Bernisse</strong>r. In deze weekkrant<br />

wordt de <strong>gemeente</strong>lijke<br />

aankondigingen opgenomen.<br />

De klacht is onder de aandacht<br />

gevraagd van de<br />

communicatiemedewerker van<br />

de <strong>gemeente</strong>.<br />

De reactie heeft betrekking op<br />

de in het bestemmingplan<br />

opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid met<br />

betrekking tot gronden grenzend<br />

aan de noordoostzijde van het<br />

perceel van inspreker.<br />

De wijzigingsbevoegdheid<br />

maakt het mogelijk de vigerende<br />

agrarische bestemming te<br />

wijzigen in de bestemming<br />

“Wonen”.<br />

Een deel van de gronden is in<br />

gebruik bij, doch geen<br />

eigendom van, inspreker.<br />

Dit betreft een privaatrechtelijke<br />

aangelegenheid, waarin de<br />

<strong>gemeente</strong> geen partij is,<br />

aangezien de <strong>gemeente</strong> niet<br />

beschikt over het eigendom van<br />

de betreffende gronden.<br />

De <strong>gemeente</strong> is in overleg met<br />

een projectontwikkelaar over de<br />

realisatie van circa 30 woningen<br />

op betreffende gronden.<br />

Omdat nog geen concreet zicht<br />

bestaat op de uitvoerbaarheid<br />

van de plannen zal de in het<br />

bestemmingsplan opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid voor de<br />

betreffende gronden komen te<br />

vervallen.<br />

Te zijner tijd zal voor de<br />

hiervoor genoemde ontwikkeling<br />

5<br />

Conclusie<br />

Op basis van deze reactie wordt<br />

geen aanpassing doorgevoerd<br />

in het bestemmingsplan.<br />

De in het bestemmingsplan<br />

opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid voor het<br />

perceel Molendijk 15-17 en<br />

aangrenzende gronden komt te<br />

vervallen.<br />

Wel zal in de toelichting van het<br />

bestemmingsplan worden<br />

gemeld naar verwachting<br />

binnen de planperiode van het<br />

bestemmingsplan voornoemde<br />

gronden zullen worden<br />

ontwikkeld in woningbouw.


Inspreker 3<br />

Inspreker vraagt om toezicht op<br />

het gebruik van het pand<br />

Nieuwe Veerdam 2<br />

Inspreker 4<br />

Inspreker vraagt om aan de<br />

achterzijde van zijn perceel<br />

ruimte vrij te houden om de<br />

toegankelijkheid van zijn perceel<br />

aan de achterzijde te<br />

waarborgen.<br />

Inspreker 5<br />

Inspreker vraagt naar de<br />

verandering ten opzichte van<br />

het vigerende plan.<br />

Inspreker 6<br />

Inspreker reageert op de in het<br />

bestemmingplan opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid voor de<br />

gronden ten noordoosten van<br />

zijn perceel en de<br />

aangrenzende percelen<br />

separaat een ruimtelijke<br />

procedure worden doorlopen.<br />

In het pand was voorheen een<br />

horecabedrijf gevestigd. Het<br />

pand is niet meer als zodanig in<br />

gebruik en staat leeg.<br />

Uit de reactie van inspreker valt<br />

op te maken dat het pand<br />

schijnbaar door derden wordt<br />

gebruikt.<br />

De inspraakreactie is onder de<br />

aandacht gebracht bij de<br />

afdeling Vergunning en<br />

Handhaving.<br />

Het perceel waarop inspreker<br />

doelt is bestemd conform het<br />

vigerende bestemmingsplan<br />

‘Dorpsgebied <strong>Zuidland</strong>’.<br />

Ten opzichte van de vigerende<br />

planologische situatie treedt als<br />

zodanig geen wijziging op voor<br />

inspreker.<br />

Feitelijk is het perceel thans in<br />

gebruik als parkeerterrein. Op<br />

het terrein was voorheen een<br />

verenigingsgebouw gevestigd.<br />

De <strong>gemeente</strong> is in overleg over<br />

verkoop van het perceel.<br />

Bij een eventuele verkoop van<br />

het perceel zal de wens van<br />

inspreker aan koper kenbaar<br />

worden gemaakt.<br />

Bij de beantwoording van deze<br />

reactie is er vanuit gegaan dat<br />

inspreker doelt op de mogelijke<br />

verandering ten opzicht van het<br />

perceel Stationsweg 2-4 te<br />

<strong>Zuidland</strong>.<br />

Aan genoemde percelen is<br />

conform het vigerend<br />

bestemmingsplan een<br />

woonbestemming toegekend.<br />

De achterliggende gronden zijn,<br />

ten opzichte van het vigerend<br />

bestemmingsplan, gewijzigd van<br />

“agrarische doeleinden” in “tuin”,<br />

conform het vigerend gebruik.<br />

De op het perceel staande<br />

opstallen zijn<br />

dienovereenkomstig bestemd.<br />

Voor wat betreft de reactie ten<br />

aanzien van de opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid wordt<br />

verwezen naar de<br />

beantwoording van<br />

inspraakreactie 2.<br />

Op basis van deze reactie wordt<br />

geen aanpassing doorgevoerd<br />

in het bestemmingsplan.<br />

Op basis van deze reactie wordt<br />

geen aanpassing doorgevoerd<br />

in het bestemmingsplan.<br />

Op basis van deze reactie wordt<br />

geen aanpassing doorgevoerd<br />

in het bestemmingsplan.<br />

Verwezen wordt naar de<br />

conclusie van inspraakreactie 2.<br />

6


Molendijk 15-17.<br />

Inspreker heeft een deel van de<br />

gronden reeds jarenlang in<br />

gebruik.<br />

Inspreker uit zijn ongenoegen<br />

over de communicatie<br />

(terinzagelegging tijdens de<br />

vakantie, woningbouwplannen<br />

niet tijdig gecommuniceerd met<br />

de omgeving) en vraagt wat is<br />

gebeurd met de in het vigerende<br />

bestemmingsplan opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid met<br />

betrekking tot voornoemde<br />

gronden.<br />

Inspreker 7<br />

Inspreker verzet zich tegen het<br />

toestaan van een dakopbouw<br />

over een diepte van maximaal<br />

50% voor de rijenwoningen aan<br />

de Beeldsweg, gelegen in de<br />

“Groene Kamers” en vraagt ter<br />

onderbouwing van deze<br />

regeling een zonnestudie.<br />

Inspreker vreest voor<br />

beïnvloeding van uitzicht een<br />

waarde van zijn woning.<br />

Voor wat betreft het aspect<br />

communicatie geldt dat het<br />

bestemmingsplan vóór de<br />

vakantieperiode ter inzage is<br />

gelegd.<br />

De reden dat de beoogde<br />

woningbouwplannen nog niet<br />

zijn gecommuniceerd met de<br />

omgeving is gelegen in het feit<br />

dat de <strong>gemeente</strong> nog in<br />

afwachting is van het eindplan<br />

van de ontwikkelaar.<br />

Eerst dan wordt het zinvol<br />

geacht de plannen met de<br />

omgeving te communiceren.<br />

Het gebied waarvoor de Visie<br />

'Dakopbouwen de Groene<br />

Kamers' is opgesteld, betreft<br />

een gebied waar nu nog een<br />

bestemmingsplan vigeert dat<br />

opgesteld is om de<br />

woningbouwontwikkeling op<br />

deze locatie mogelijk te maken.<br />

Inmiddels is dit woongebied<br />

volledig bebouwd en wordt nu<br />

overgestapt op een op beheer<br />

gericht bestemmingsplan in<br />

plaats van een<br />

ontwikkelingsplan. Het<br />

vigerende bestemmingsplan<br />

biedt echter nog de mogelijkheid<br />

op uitbreidingen die, gelet op de<br />

stedenbouwkundige opzet van<br />

het woongebied, niet meer<br />

wenselijk zijn of beheerbaar zijn.<br />

De regeling was voornamelijk<br />

bedoeld als sturingselement op<br />

het toen in ontwikkeling zijnde<br />

woongebied.<br />

Voor de ontwikkeling van het<br />

woongebied was het toegestaan<br />

om 25% van de woningen in De<br />

Groene Kamers te voorzien van<br />

een volledige derde bouwlaag.<br />

Deze mogelijkheid wordt, op<br />

basis van de opgestelde visie, in<br />

het nieuwe bestemmingsplan<br />

aangepast tot een regeling die<br />

beter past bij de kenmerken van<br />

de omgeving. Hierbij is per type<br />

woning gekeken naar de<br />

mogelijkheden.<br />

Bij het opstellen van de<br />

Stedenbouwkundige visie<br />

'Dakopbouwen De Groene<br />

Kamers <strong>Zuidland</strong>' is er voor de<br />

woningen aan de Beeldsweg<br />

Op basis van deze reactie wordt<br />

geen aanpassing doorgevoerd<br />

in het bestemmingsplan.<br />

7


Inspreker 8<br />

Inspreker ageert tegen de in het<br />

bestemmingsplan opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid met<br />

betrekking tot het perceel<br />

Molendijk 15-17 en<br />

aangrenzende gronden.<br />

Inspreker 9<br />

Inspreker ageert tegen de in het<br />

bestemmingsplan opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid met<br />

betrekking tot het perceel<br />

Molendijk 15-17 en<br />

aangrenzende gronden.<br />

een afweging gemaakt tussen<br />

de belangen van de<br />

woningbezitters, die op basis<br />

van het ontwikkelingsgerichte<br />

bestemmingsplan nog de<br />

mogelijkheid hebben om het<br />

dakterras volledig te bebouwen,<br />

en de belangen van<br />

omwonenden, die, op basis van<br />

de bestaande bebouwde<br />

situatie, door de bestaande<br />

bouwmogelijkheden meer last<br />

van schaduwwerking in hun tuin<br />

kunnen krijgen.<br />

Gelet op het voorgaande is<br />

ervoor gekozen om de huidige<br />

mogelijkheden die het<br />

bestemmingsplan biedt aan te<br />

passen, om zo ook de<br />

schaduwwerking in de tuinen<br />

van naastgelegen woningen te<br />

beperken.<br />

Lettende op het voorgaande<br />

wordt het uitvoeren van een<br />

zonnestudie derhalve niet<br />

noodzakelijk geacht.<br />

Tot slot wordt opgemerkt dat de<br />

eventueel noodzakelijke<br />

toestemming van de architect,<br />

indien aanwezig, niet in het<br />

kader van het bestemmingsplan<br />

wordt geregeld, maar<br />

waarschijnlijk in de koopakte.<br />

Het vragen van toestemming<br />

van de architect is voor het<br />

realiseren van een uitbouw op<br />

de verdieping derhalve geen<br />

reden om de regeling uit dit<br />

bestemmingsplan te wijzigen.<br />

Verwezen wordt naar de<br />

weerlegging van inspraakreactie<br />

2.<br />

Verwezen wordt naar de<br />

weerlegging van inspraakreactie<br />

2.<br />

Verwezen wordt naar de<br />

conclusie van inspraakreactie 2.<br />

Verwezen wordt naar de<br />

conclusie van inspraakreactie 2.<br />

8


3. Vooroverlegreacties<br />

3.1 Inleiding<br />

De reacties worden in de navolgende tekst beantwoord. Bij de beantwoording is een<br />

kolommenstructuur gebruikt waarin een samenvatting van ingediende reacties wordt gegeven (kolom<br />

1) en vervolgens het <strong>gemeente</strong>lijk commentaar op de reactie wordt uiteengezet (kolom 2). In de<br />

daaropvolgende kolom is een conclusie geformuleerd (kolom 3).<br />

3.2 Beantwoording vooroverlegreacties<br />

Vooroverlegreactie<br />

Veiligheidsregio Rotterdam-<br />

Rijnmond<br />

Door de Veiligheidsregio is<br />

advies uitgebracht over de<br />

verantwoording van het<br />

groepsrisico en de<br />

mogelijkheden voor<br />

hulpverlening en<br />

zelfredzaamheid.<br />

Waterschap Hollandse Delta<br />

In de toelichting wordt gemist<br />

een beschrijving over de<br />

afvalwaterketen en een<br />

algemene beschouwing over de<br />

grondwaterstand.<br />

Gevraagd wordt in de<br />

bestemmingsomschrijving en de<br />

verbeelding de functie<br />

rioolgemaal op te nemen,<br />

alsmede op de verbeelding de<br />

gearceerde contouren van de<br />

Regionale Waterkering en het<br />

ontbrekende gedeelte van de<br />

Boezemkade weer te geven.<br />

Commentaar op de<br />

vooroverlegreactie<br />

Het advies is een aanvulling op<br />

de paragraaf Externe Veiligheid<br />

van het voorontwerpbestemmingsplan<br />

<strong>Zuidland</strong>.<br />

De adviespunten voor eventuele<br />

ontwikkelingen zijn in<br />

voornoemde paragraaf<br />

toegevoegd.<br />

Daarbij is de conclusie gelijk<br />

gebleven dat het aspect externe<br />

veiligheid de vaststelling van het<br />

bestemmingsplan niet in de weg<br />

staat.<br />

De gevraagde aanvulling zal in<br />

de toelichting worden verwerkt.<br />

De functie “rioolgemaal” kan<br />

worden geschaard onder de<br />

definitie van het begrip<br />

“nutsvoorziening” dan wel<br />

“water en<br />

waterhuishoudkundige<br />

voorzieningen”.<br />

Teneinde uit te sluiten dat op<br />

het onderhavige perceel binnen<br />

de toegekende<br />

bedrijfsbestemming andere<br />

gebouwen dan een rioolgemaal<br />

kunnen worden opgericht, zal<br />

aan het onderhavige perceel de<br />

functieaanduiding “nv”<br />

(nutsvoorziening) worden<br />

toegevoegd.<br />

De contouren van de Regionale<br />

Waterkering en het ontbrekende<br />

gedeelte van de Boezemkade<br />

worden op de verbeelding<br />

opgenomen.<br />

9<br />

Conclusie<br />

Het advies van de<br />

Veiligheidsregio zal worden<br />

verwerkt in de paragraaf<br />

Externe Veiligheid van de<br />

toelichting van het<br />

bestemmingsplan.<br />

De gevraagde aanvulling zal in<br />

par. 4.10 van de toelichting<br />

worden verwerkt.<br />

Aan het perceel zal de<br />

functieaanduiding<br />

'nutsvoorziening' (nv) worden<br />

toegevoegd.<br />

De Regionale Waterkering en<br />

het ontbrekende gedeelte van<br />

de boezemkade zijn op<br />

kaartblad 4 van de verbeelding<br />

opgenomen met de<br />

dubbelbestemming Waterstaat –<br />

Waterkering.


4. Ambtshalve wijzigingen<br />

4.1 Inleiding<br />

De ambtshalve wijzigingen worden in het navolgende overzicht uiteengezet. Onderscheid wordt<br />

gemaakt tussen ambtshalve wijzigingen in de toelichting, in de regels en in de verbeelding. De<br />

wijzigingen worden in hoofdlijnen weergegeven zonder in detail te treden over exacte verwerking<br />

4.2 Ambtshalve wijzigingen<br />

<strong>Toelichting</strong><br />

Paragraaf<br />

<strong>Toelichting</strong> wijziging<br />

2.3.4 Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden gelegen<br />

ten zuid-westen van de begraafplaats aan de Kerkweg t.b v. uitbreiding<br />

van de begraafplaats.<br />

2.4.2 Aanvulling tekst met sporthal.<br />

2.4.4 Toevoeging horeca categorie.<br />

2.4.4 Aanvulling tekst i.v.m. toestaan van terrassen op de Ring en in de<br />

Breedstraat.<br />

<strong>Regels</strong><br />

Artikelnummer<br />

1.50 Toevoeging horeca categorie 4.<br />

10.1 Toevoeging dat ter plaatse van de functieaanduiding ‘tr’ terrassen zijn<br />

toegestaan.<br />

11.1 Horeca categorie 3 is vervangen door categorie 4.<br />

12.1 Komen te vervallen zijn artikelleden:<br />

- ter plaatse van de aanduiding ‘bibliotheek’: uitsluitend voor een<br />

bibliotheek;<br />

- ter plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’: uitsluitend voor<br />

onderwijsvoorzieningen;<br />

- ter plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: uitsluitend voor een<br />

zorginstelling.<br />

14.1 Komen te vervallen is het artikellid: ter plaatse van de aanduiding<br />

‘sporthal: voor een sporthal.<br />

17.1 Toevoeging dat ter plaatse van de functieaanduiding ‘tr’ terrassen zijn<br />

toegestaan.<br />

28.2 Vervangen door wijzigingsbevoegdheid t.b.v. uitbreiding begraafplaats.<br />

Verbeelding<br />

Locatie<br />

Sporthal<br />

Breedstraat/Ring<br />

Kerkweg (gronden ten<br />

zuid-westen van de<br />

begraafplaats)<br />

Maatschappelijke<br />

bestemmingen met<br />

aanduiding ‘on’, ‘zoi’ en<br />

‘bi’<br />

Bestemming gewijzigd in “Maatschappelijk”.<br />

Functieaanduiding ‘tr’ toegevoegd.<br />

Gebiedsaanduiding “Wijzigingsgebied 1” opgenomen.<br />

De aanduidingen ‘on’ (onderwijs), ‘bi’ (bibliotheek) en ‘zoi’ (zorginstelling)<br />

bij de bestemmingen “Maatschappelijk” zijn verwijderd.<br />

10


5. Bijlagen<br />

Bijlage 1:<br />

Bijlage 2:<br />

Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond<br />

Vooroverlegreactie Waterschap Hollandse Delta<br />

11


Vooroverlegreactie Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond<br />

13


Vooroverlegreactie Waterschap Hollandse Delta<br />

15


Bijlage 4<br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>, Gemeente <strong>Bernisse</strong>


nota<br />

TERRASSEN ZUIDLAND<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong>


2<br />

Colofon<br />

De nota voor terrassen aan<br />

de Ring in <strong>Zuidland</strong> is opgesteld door:<br />

Spacevalue B.V.<br />

Raadhuisstraat 12<br />

4835 JB Breda<br />

info@spacevalue.nl<br />

In opdracht van:<br />

10 oktober 2012<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


INHOUDSOPGAVE<br />

VOORWOORD<br />

1. INLEIDING<br />

aanleiding.........................................................................................................7<br />

ambitie.............................................................................................................7<br />

3<br />

2. VISIE<br />

analyse............................................................................................................11<br />

‘Onder de bomen’..........................................................................................13<br />

3. BEELDKWALITEIT<br />

streefbeeld......................................................................................................17<br />

spelregelset....................................................................................................19


4<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


VOORWOORD<br />

5<br />

Voor u ligt de nota voor terrassen aan de<br />

Ring in <strong>Zuidland</strong>. De nota beschrijft de<br />

randvoorwaarden ten aanzien van de locaties<br />

waar terrassen mogelijk zijn en de eisen die<br />

aan de inrichting van de terrassen worden<br />

gesteld. Uitgangspunt is dat huidige en<br />

toekomstige horecaondernemers aan de Ring<br />

in <strong>Zuidland</strong> onder bepaalde voorwaarden<br />

terrassen mogen gaan exploiteren. Op<br />

pagina 4 is de luchtfoto van de Ring met het<br />

groene binnengebied en de directe omgeving<br />

afgebeeld.<br />

De nota dient als ruimtelijk en kwalitatief kader<br />

voor de toetsing van toekomstige initiatieven<br />

en vormt een bouwsteen voor het beleid zoals<br />

dat opgenomen wordt in het bestemmingsplan<br />

voor de kern <strong>Zuidland</strong>.


BESTAANDE SITUATIE IN BEELD<br />

6<br />

zicht op het binnengebied<br />

profiel ter plaatse van FoodAnDrink<br />

profiel ter plaatse van Café Meiburg<br />

huidig terras Café Meiburg<br />

huidig terras Snackpoint De Ring<br />

huidig terras FoodAnDrink<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


1. INLEIDING<br />

aanleiding<br />

Een veelgehoord knelpunt in <strong>Zuidland</strong> is dat er<br />

weinig terrassen voor inwoners, toeristen en<br />

recreanten zijn. Onder bepaalde voorwaarden<br />

zou de Ring daar een geschikte plaats voor<br />

zijn, met de karakteristieke en historische<br />

panden als aantrekkelijk decor. De Ring vormt<br />

onderdeel van het ‘beschermd dorpsgezicht’,<br />

wat grote zorgvuldigheid vraagt ten aanzien<br />

van inpassing met aandacht voor het<br />

historisch erfgoed.<br />

In het kader van het bestemmingsplan<br />

<strong>Zuidland</strong> (voorontwerp d.d. 11 juni 2012)<br />

heeft de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> Spacevalue B.V.<br />

gevraagd te onderzoeken hoe terrassen aan<br />

de Ring ingepast kunnen worden.<br />

Op basis van analyse en een variantenstudie is<br />

in overleg met ambtenaren, de monumentencommissie<br />

en het college van burgemeester<br />

en wethouders een voorkeursmodel<br />

ontwikkeld dat basis vormt voor input in het<br />

bestemmingsplan.<br />

ambitie<br />

Op middellange termijn (5 tot 10 jaar) wordt<br />

er integraal onderzoek gedaan naar de<br />

mogelijkheden van het autoluw maken van<br />

de Ring. Dit biedt wellicht mogelijkheden<br />

om terrassen op een andere manier dan<br />

de voorgestelde manier te organiseren.<br />

Echter omdat enkele ondernemers hebben<br />

aangegeven al op korte termijn een terras<br />

te willen gaan exploiteren, is gekozen voor<br />

een (semi-permanente) oplossing, die<br />

seizoensgebonden geëxploiteerd kan worden<br />

en desgewenst buiten het seizoen verwijderd<br />

kan worden. Uitgangspunt hierbij is dat de<br />

bestaande bomen en parkeerplaatsen aan de<br />

Ring behouden blijven.<br />

7


8<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


2. VISIE<br />

analyse<br />

9<br />

Momenteel exploiteert Hotel Blessing als<br />

enige een terras aan de Ring in <strong>Zuidland</strong>. Drie<br />

horecaondernemers hebben aangegeven ook<br />

graag een terras te willen gaan exploiteren.<br />

Het betreft FoodAnDrink (Ring nr. 2), Café<br />

Meiburg (Ring nr. 15) en Snackpoint De Ring<br />

(Ring nr. 23). Qua type onderneming gaat het<br />

respectievelijk om een restaurant, een café en<br />

een cafetaria.<br />

Deze ondernemingen richten zich op<br />

verschillende doelgroepen, die ieder om een<br />

ander gebruik van een terras vragen:<br />

• restaurant: middellang tot lang gebruik<br />

van het terras, voldoende ruimte en rust<br />

om te dineren, bediening vanuit het pand;<br />

• café: middellang tot lang gebruik van het<br />

terras, beperkte ruimte, bediening vanuit<br />

het pand;<br />

• cafetaria: kort gebruik, beperkte ruimte<br />

om te eten, (vaak) zelfbediening.<br />

Daarnaast is de maximale afstand van het<br />

pand tot aan het terras belangrijk. Zowel voor<br />

de gebruiker, deze wil graag weten waar hij of<br />

zij op het terras zit, maar zeker ook voor de<br />

exploitant (zicht, klantvriendelijkheid, arbo- en<br />

vergunningseisen etc.). Voor een restaurant en<br />

café is deze maximale afstand circa 30 m, mits<br />

er vanuit het pand goed zicht op het terras is.<br />

Voor een cafetaria is dit circa 20 m, mits er<br />

vanuit het pand goed zicht is op het terras.<br />

Uit de hiernaast afgebeelde analysekaart blijkt<br />

dat dit betekent dat de drie geïnteresseerde<br />

ondernemers vanuit het oogpunt van<br />

‘nabijheid’ te ver uit elkaar zitten om<br />

gezamenlijk een terras te exploiteren. Ook<br />

gelet op het gebruik is het samenvoegen<br />

van de verschillende doelgroepen op één of<br />

meerdere terrassen niet wenselijk.<br />

De huidige inrichting van de Ring en het<br />

binnengebied maken het onmogelijk voor de<br />

exploitant van Café Meiburg in de zone tussen<br />

de 20 en 30 m goed zicht te hebben op het<br />

terras. In dit geval zal er in de zone tot 20 m<br />

gezocht worden naar ruimte voor een terras.<br />

Hierbij is het uitgangspunt de terrassen in het<br />

binnengebied te realiseren, zodat het huidige<br />

profiel van de Ring (stoepen, rijbaan en<br />

parkeren) ongewijzigd blijft.


10<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


2. VISIE<br />

“Onder de bomen”<br />

11<br />

Uit de variantenstudie is het hiernaast<br />

afgebeelde voorkeursmodel naar voren<br />

gekomen. In dit model wordt tegemoet<br />

gekomen aan de wensen van de verschillende<br />

ondernemers, maar is tevens zorgvuldig<br />

afstemming gezocht met het historische<br />

karakter van de Ring en rekening gehouden<br />

met een seizoensgebonden inrichting.<br />

Voor de drie ondernemers is ruimte voor<br />

een terras gevonden aan de rand van het<br />

binnengebied. De terrassen bevinden zich<br />

op deze manier dichtbij het pand, maar<br />

profiteren van het aantrekkelijke karakter van<br />

het binnengebied. Vanwege de bereikbaarheid<br />

van en zicht op het terras is het wenselijk om<br />

gedurende het seizoen twee parkeerplaatsen<br />

te laten vervallen.<br />

De terrassen worden gerealiseerd op houten<br />

vlonders. De vlonder worden op enige afstand<br />

(circa 1 m) van het hekwerk en de bestaande<br />

verharding gepositioneerd, zodat er rondom<br />

ruimte is voor beplanting (gras). Hierdoor<br />

worden de terrassen als solitaire elementen in<br />

het binnengebied ervaren.<br />

De terrasvlonders voor Café Meiburg en<br />

Snackpoint De Ring hebben een afmeting van<br />

maximaal 5 x 4 m en zijn daarmee geschikt<br />

voor maximaal 6 kleinere tafels voor 4<br />

personen. De terrasvlonder voor FoodAnDrink<br />

heeft een afmeting van maximaal 5 x 5 m en<br />

is daarmee geschikt voor maximaal 4 ruime<br />

tafels voor 4 personen of 6 kleinere tafels voor<br />

4 personen.<br />

Vanwege het relatief steile talud van het<br />

binnengebied heeft het de voorkeur de<br />

vlonders op korte palen, vrij van het maaiveld<br />

aan te leggen. Hiermee ontstaat er een klein<br />

hoogteverschil ten opzichte van het maaiveld.<br />

Dit vormt automatisch een barrière om vanaf<br />

de vlonder het binnengebied in te stappen.<br />

Ter plaatse van het terras voor Café Meiburg<br />

zal de huidige beplanting vervangen worden<br />

door gras. Voor de toegang tot het terras van<br />

FoodAnDrink kan gebruikt worden gemaakt<br />

van het bestaande pad en de poort in het<br />

hekwerk. Voor het terras van Café Meiburg zal<br />

een nieuwe opening in het hekwerk gemaakt<br />

moeten worden. Dit geldt ook voor het terras<br />

van Snackpoint De Ring.<br />

De sfeerbeelden op de hierna volgende<br />

pagina’s geven een impressie van de<br />

uitstraling van de terrassen en de (beperkte)<br />

ruimtelijke impact in het binnengebied.


12<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


14<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


16<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


3. BEELDKWALITEIT<br />

streefbeeld<br />

17<br />

Uitgangspunt bij het realiseren van terrassen<br />

aan de Ring is dat dit met respect voor het<br />

historisch karakter gebeurd. Dit betekent dat<br />

er niet alleen eisen worden gesteld aan de<br />

uitstraling en afmetingen van de terrassen,<br />

maar ook dat de locaties zorgvuldig gekozen<br />

zijn.<br />

Het behouden van bestaande bomen en het<br />

waar mogelijk benutten van bestaande paden<br />

staat daarbij voorop. Het streven is tevens de<br />

huidige parkeerplaatsen te behouden. Echter<br />

vanwege gewenst zicht op de terrassen en de<br />

bereikbaarheid ervan is het noodzakelijk om<br />

gedurende het seizoen twee parkeerplaatsen<br />

te laten vervallen. Deze kunnen echter buiten<br />

het seizoen wel gebruikt worden.


18<br />

Gemeente <strong>Bernisse</strong><br />

Nota Terrassen <strong>Zuidland</strong>


3. BEELDKWALITEIT<br />

spelregelset<br />

19<br />

De uitstraling en afmeting van de terrassen<br />

dienen een eenheid te vormen en aan te<br />

sluiten bij het historisch karakter van de<br />

Ring. Hiertoe is er een heldere spelregelset<br />

opgesteld. De spelregels hebben met name<br />

betrekking op kleur- en materiaalgebruik en<br />

zijn erop gericht ondernemers te stimuleren.<br />

Terrassen<br />

De terrassen bestaan uit hardhouten vlonders,<br />

met een ribbelprofiel (antislip) en worden door<br />

de <strong>gemeente</strong> aangelegd en onderhouden.<br />

De vlonders blijven gedurende het hele jaar<br />

liggen, maar mogen enkel gedurende het<br />

seizoen gebruikt worden als terras.<br />

Meubilair<br />

Per terras is één (zweef)parasol toegestaan.<br />

Deze kan in het midden van de vlonder<br />

geplaatst worden en mag gedurende het<br />

seizoen blijven staan. De ondernemers worden<br />

verplicht gezamenlijk te kiezen voor één soort<br />

parasol in dezelfde donkere kleur (zwart of<br />

antracietgrijs).<br />

Windschermen, terrasverwarming en<br />

andere losse inrichtingselementen, zoals<br />

plantenbakken en verlichting, zijn niet<br />

toegestaan. Het terrasmeubilair (stoelen)<br />

dient tevens in donkere kleuren (zwart<br />

of antracietgrijs) te worden aangeschaft.<br />

Ondernemers zijn vrij om het soort meubilair te<br />

kiezen dat bij hun onderneming past.<br />

Om eventuele overlast te voorkomen is het<br />

verplicht om, met uitzondering van de (zweef)<br />

parasol, iedere dag het meubilair van de<br />

vlonders te verwijderen en binnen op te slaan.<br />

Verwijzingen<br />

Het is niet toegestaan om individueel aan de<br />

rand van het binnengebied borden te plaatsen<br />

die naar de terrasen verwijzen. Indien het<br />

vanuit de ondernemers gewenst is om in<br />

het openbaar gebied een verwijzing naar de<br />

terrassen te plaatsen, dient er gezamenlijk<br />

gekozen te worden voor één soort verwijzing.


<strong>Regels</strong>


Inhoudsopgave<br />

1 Inleidende regels 3<br />

Artikel 1 Begrippen 3<br />

Artikel 2 Wijze van meten 10<br />

2 Bestemmingsregels 11<br />

Artikel 3 Agrarisch 11<br />

Artikel 4 Bedrijf 12<br />

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 14<br />

Artikel 6 Centrum 15<br />

Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Speeltuin 17<br />

Artikel 8 Detailhandel 18<br />

Artikel 9 Gemengd 19<br />

Artikel 10 Groen 21<br />

Artikel 11 Horeca 22<br />

Artikel 12 Maatschappelijk 23<br />

Artikel 13 Recreatie 24<br />

Artikel 14 Sport 25<br />

Artikel 15 Tuin 26<br />

Artikel 16 Verkeer 27<br />

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied 28<br />

Artikel 18 Water 29<br />

Artikel 19 Wonen 30<br />

Artikel 20 Leiding - Riool 32<br />

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1 33<br />

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2 34<br />

Artikel 23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht 35<br />

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering 37<br />

3 Algemene regels 39<br />

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel 39<br />

Artikel 26 Algemene bouwregels 40<br />

Artikel 27 Algemene gebruiksregels 41<br />

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels 42<br />

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels 43<br />

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels 44<br />

Artikel 31 Overige regels 45<br />

4 Overgangs- en slotregels 47<br />

Artikel 32 Overgangsrecht 47<br />

Artikel 33 Slotregel 47<br />

Bijlagen bij de regels<br />

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten


(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 2 - 47


1 Inleidende regels<br />

Artikel 1<br />

Begrippen<br />

1.1 plan<br />

het bestemmingsplan <strong>Zuidland</strong> van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>.<br />

1.2 bestemmingsplan<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100<br />

met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).<br />

1.3 kaart<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100.<br />

1.4 aanbouw<br />

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat,<br />

welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is<br />

aan het hoofdgebouw.<br />

1.5 aanduiding<br />

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden<br />

gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.<br />

1.6 aanduidingsgrens<br />

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />

1.7 aaneengebouwd<br />

bebouwing waarbij meer dan drie aaneengebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn<br />

gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te<br />

worden gebouwd.<br />

1.8 achtergevel<br />

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.<br />

1.9 achtergevelrooilijn<br />

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen<br />

sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die<br />

wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde<br />

bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.<br />

1.10 afwijking<br />

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo, zoals<br />

deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.<br />

1.11 agrarisch bedrijf<br />

een bedrijf, gericht op het continue en duurzaam voortbrengen van producten door middel van het telen van<br />

gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in onder meer:<br />

a. akker- en opengrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond met uitzondering van fruitteelt, sierteelt<br />

en bosbouw;<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 3 - 47


. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee alsmede het houden van paarden ten<br />

behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt,<br />

geheel of nagenoeg geheel met gebruikmaking van open grond;<br />

c. sierteelt: de teelt van gewassen met in beperkte mate gebruikmaking van kassen al dan niet gecombineerd met<br />

de handel en export in boomkwekerijgewassen en vaste planten.<br />

1.12 archeologische waarde<br />

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen<br />

van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.<br />

1.13 bebouwing<br />

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

1.14 bedrijfsgebouw<br />

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.<br />

1.15 bedrijfswoning<br />

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van)<br />

een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.<br />

1.16 beroeps- c.g. bedrijfsvloeroppervlak<br />

het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk dat wordt gebruikt als kantoor- en praktijkruimten en<br />

voor de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, inclusief opslag- en<br />

administratieruimten en dergelijke.<br />

1.17 beroepsmatig gebruik van een woning<br />

het gebruik van (een beperkt gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde<br />

bijgebouwen voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de hoofdbewoner op administratief,<br />

juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn<br />

beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met<br />

behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.<br />

1.18 bestaand<br />

ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.<br />

1.19 bestemmingsgrens<br />

de grens van een bestemmingsvlak.<br />

1.20 bestemmingsvlak<br />

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />

1.21 bevoegd gezag<br />

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een<br />

omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo.<br />

1.22 bewoner<br />

een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een woning en op dat adres is ingeschreven in de <strong>gemeente</strong>lijke<br />

basisadministratie.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 4 - 47


1.23 bijgebouw<br />

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm, ligging en constructie onderscheiden kan<br />

worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht<br />

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />

1.24 bouwen<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,<br />

alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.<br />

1.25 bouwgrens<br />

de grens van een bouwvlak.<br />

1.26 bouwlaag<br />

een doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of<br />

balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.<br />

1.27 bouwperceel<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is<br />

toegelaten.<br />

1.28 bouwperceelgrens<br />

de grens van een bouwperceel.<br />

1.29 bouwvlak<br />

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.<br />

1.30 bouwwerk<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de<br />

grond verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />

1.31 brutovloeroppervlakte<br />

het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de<br />

desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen. Dit is met inbegrip van ruimten, zoals keukens, toiletten,<br />

bergruimten en dergelijke.<br />

1.32 cultuurhistorische waarde<br />

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik<br />

dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer<br />

tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.<br />

1.33 detailhandel<br />

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van<br />

goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening<br />

van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />

1.34 dienstverlening<br />

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt<br />

gestaan en geholpen, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te<br />

stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 5 - 47


1.35 druiplijn<br />

de lijn die van onderen het dak begrenst of de onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft.<br />

1.36 eerste bouwlaag<br />

de bouwlaag op de begane grond.<br />

1.37 erfafscheiding<br />

de afscheiding van een erf.<br />

1.38 erker<br />

een grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van een woning.<br />

1.39 escortbedrijf<br />

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,<br />

prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend,<br />

zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.<br />

1.40 functie<br />

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.<br />

1.41 gebouw<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte<br />

vormt.<br />

1.42 geschakeld<br />

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door<br />

een bijgebouw en/of aan- en uitbouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.<br />

1.43 gestapeld<br />

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar<br />

zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.<br />

1.44 groenvoorzieningen<br />

parken, plantsoenen en perken.<br />

1.45 hoofdgebouw<br />

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw op<br />

een bouwperceel valt kan worden aangemerkt.<br />

1.46 horeca<br />

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar<br />

bedrijfsmatig logies wordt aangeboden.<br />

1.47 horeca categorie 1<br />

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine<br />

maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken,<br />

zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom, ijssalon en tearoom.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 6 - 47


1.48 horeca categorie 2<br />

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren<br />

ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en<br />

niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur,<br />

zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé, pizzeria en snackbar.<br />

1.49 horeca categorie 3<br />

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor<br />

consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café, bar of zalenverhuur ten<br />

behoeve van bruiloften en partijen.<br />

1.50 horeca categorie 4<br />

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het<br />

uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende<br />

en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek, casino of automatenhal.<br />

1.51 huishouden<br />

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of<br />

willen voeren.<br />

1.52 kantoor<br />

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te<br />

woord wordt gestaan en geholpen.<br />

1.53 kleinschalig bedrijfsmatig gebruik van een woning<br />

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde<br />

bijgebouwen voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door<br />

de hoofdbewoner, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging<br />

geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft<br />

en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wabo geldt.<br />

1.54 maatschappelijke voorzieningen<br />

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare<br />

dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.<br />

1.55 markt<br />

de door het college ingestelde (waren)markt overeenkomstig de geldende (markt) verordening.<br />

1.56 nutsvoorzieningen<br />

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes,<br />

duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.<br />

1.57 onderbouw<br />

een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.<br />

1.58 ondergrondse gebouwen<br />

gebouwen of delen daarvan die zijn gelegen onder peil.<br />

1.59 onderkomen<br />

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover<br />

dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 7 - 47


1.60 overkapping<br />

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal één wand.<br />

1.61 prostitutie<br />

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen ten behoeve van een ander tegen<br />

vergoeding.<br />

1.62 raamprostitutie<br />

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten<br />

op zich te vestigen.<br />

1.63 seksinrichting<br />

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was,<br />

seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een<br />

seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een<br />

(raam)prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.<br />

1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt en is gebaseerd op de VNG-brochure 2009<br />

Bedrijven en milieuzonering.<br />

1.65 standplaats<br />

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of<br />

afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een<br />

wagen of een tafel.<br />

1.66 straatprostitutie<br />

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen of<br />

aanlokken, dan wel het naar aanleiding daarvan verrichten van seksuele handelingen.<br />

1.67 terras<br />

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding<br />

dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt.<br />

1.68 twee-aaneen<br />

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij<br />

onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.<br />

1.69 uitbouw<br />

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer<br />

voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />

1.70 verblijfsruimte<br />

een in een gebouw gelegen ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen.<br />

1.71 voorgevel<br />

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als<br />

belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.<br />

1.72 voorgevellijn<br />

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 8 - 47


1.73 voorgevelrooilijn<br />

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.<br />

1.74 voorzieningen voor verkeer en verblijf<br />

wegen, erftoegangswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en trottoirs met het bijbehorende straatmeubilair.<br />

1.75 vrijstaand<br />

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.<br />

1.76 Wabo<br />

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.<br />

1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen<br />

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit,<br />

waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van<br />

hemelwater.<br />

1.78 werk<br />

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.<br />

1.79 wonen<br />

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.<br />

1.80 woning<br />

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één<br />

huishouden.<br />

1.81 Wro<br />

Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 9 - 47


Artikel 2<br />

Wijze van meten<br />

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />

2.1 afstanden<br />

van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot bouwperceelsgrens<br />

worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.<br />

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens<br />

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel<br />

voorkomende bouwwerk.<br />

2.3 bebouwde oppervlak<br />

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen tezamen, tenzij in deze<br />

regels anders is bepaald.<br />

2.4 bebouwingspercentage<br />

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.<br />

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk<br />

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.<br />

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk<br />

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering<br />

van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />

bouwonderdelen.<br />

2.7 de goothoogte van een bouwwerk<br />

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen<br />

constructiedeel.<br />

2.8 de inhoud van een bouwwerk<br />

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)<br />

en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het<br />

gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />

2.10 peil<br />

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;<br />

b. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;<br />

c. in andere gevallen én voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende<br />

afgewerkte maaiveld.<br />

2.11 ondergeschikte bouwdelen<br />

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:<br />

a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en<br />

uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;<br />

b. overstekende daken tot ten hoogste 1 m;<br />

c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;<br />

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt ten opzichte van de bouwgrens of de<br />

maximale bouwhoogte.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 10 - 47


2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3<br />

Agrarisch<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. akkerbouw, opengrondse tuinbouw met uitzondering van fruitteelt, en grondgebonden veehouderij;<br />

b. wegen en paden;<br />

c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

3.2 Bouwregels<br />

3.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.<br />

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 11 - 47


Artikel 4<br />

Bedrijf<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze<br />

regels;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens voor een verkooppunt<br />

motorbrandstoffen zonder lpg;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': uitsluitend voor een<br />

aannemersbedrijf in ten hoogste categorie 3.1 van den Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf': uitsluitend voor een<br />

constructiebedrijf in ten hoogste categorie 3.2 van den Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - <strong>gemeente</strong>werken': uitsluitend voor <strong>gemeente</strong>werken<br />

in ten hoogste categorie 3.1 van den Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf': uitsluitend voor een timmerbedrijf in<br />

ten hoogste categorie 3.2 van den Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />

g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

h. parkeervoorzieningen;<br />

i. groenvoorzieningen;<br />

j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

4.2 Bouwregels<br />

4.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding<br />

'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' of 'maximaal bebouwingspercentage' is<br />

aangegeven;<br />

c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

4.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:<br />

a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming<br />

'Verkeer - Verblijfsgebied' is niet toegestaan;<br />

b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet<br />

toegestaan;<br />

c. opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 12 - 47


4.4 Afwijken van de gebruiksregels<br />

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1, sub a:<br />

a. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken<br />

bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1,<br />

sub a genoemd;<br />

b. voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die één categorie hoger is dan algemeen toelaatbaar, mits deze<br />

activiteit naar haar kwalitatieve uitstraling, aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of<br />

bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) kan worden<br />

gelijkgesteld met een krachtens lid 4.1, sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten én passend<br />

wordt geacht.<br />

4.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />

4.5.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel<br />

uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin, dat bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd<br />

dan wel worden verwijderd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van<br />

bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 13 - 47


Artikel 5<br />

Bedrijf - Nutsvoorziening<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. nutsvoorzieningen;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een rioolgemaal;<br />

c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

d. parkeervoorzieningen;<br />

e. groenvoorzieningen;<br />

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

5.2 Bouwregels<br />

5.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij dit bouwvlak volledig mag<br />

worden bebouwd;<br />

b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;<br />

c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

5.2.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub b,<br />

ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 3 m, met inachtneming van de<br />

volgende regels:<br />

a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;<br />

b. de hogere erf- of terreinafscheiding dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 14 - 47


Artikel 6<br />

Centrum<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wonen;<br />

b. beroepsmatig en kleinschalig bedrijfsmatig gebruik, met inachtname van het bepaalde in lid 6.3;<br />

c. kantoren;<br />

d. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;<br />

e. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;<br />

f. horeca categorie 1, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie' waar de hogere<br />

aangeduide horecacategorie is toegestaan;<br />

g. maatschappelijke en culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;<br />

h. nutsvoorzieningen;<br />

i. tuinen, erven en verhardingen;<br />

j. terrassen;<br />

k. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

l. parkeervoorzieningen;<br />

m. groenvoorzieningen;<br />

n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

alsmede voor:<br />

o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

6.2 Bouwregels<br />

6.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:<br />

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de diepte van hoofdgebouwen exclusief aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de bestemmingsgrens, mag ten<br />

hoogste gelijk zijn aan de diepte die aanwezig is op de dag van de terinzagelegging van het<br />

ontwerpbestemmingsplan.<br />

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de<br />

voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;<br />

c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van<br />

het bijbehorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 60 m²;<br />

d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;<br />

e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;<br />

f. voor het bouwen van overkappingen gelden ook de volgende regels:<br />

1. per bouwvlak mag niet meer dan één overkapping worden gebouwd;<br />

2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m²;<br />

3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 15 - 47


6.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Het beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning, een aan- of uitbouw of<br />

aangebouwd bijgebouw, is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;<br />

b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan<br />

25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;<br />

c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;<br />

d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard gaan met horeca en<br />

detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />

e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande<br />

dat:<br />

1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het<br />

voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;<br />

2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;<br />

3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;<br />

4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;<br />

5. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of<br />

meldingsplichtig is op grond van de Wabo.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 16 - 47


Artikel 7<br />

Cultuur en ontspanning - Speeltuin<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. speelvoorzieningen;<br />

b. paden;<br />

c. parkeervoorzieningen;<br />

d. groenvoorzieningen;<br />

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

7.2 Bouwregels<br />

7.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale<br />

goot- en bouwhoogte' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;<br />

c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 17 - 47


Artikel 8<br />

Detailhandel<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. detailhandelsbedrijven;<br />

b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

c. parkeervoorzieningen;<br />

d. groenvoorzieningen;<br />

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

8.2 Bouwregels<br />

8.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

8.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:<br />

a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen gebouwen en de meest nabij gelegen bestemming 'Verkeer -<br />

Verblijfsgebied' is niet toegestaan;<br />

b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet<br />

toegestaan;<br />

c. opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 18 - 47


Artikel 9<br />

Gemengd<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wonen;<br />

b. beroepsmatig en kleinschalig bedrijfsmatig gebruik, met inachtname van het bepaalde in lid 9.3;<br />

c. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze<br />

regels;<br />

d. kantoren;<br />

e. bestaande detailhandel;<br />

f. bestaande horeca;<br />

g. maatschappelijke en culturele voorzieningen;<br />

h. dienstverlening;<br />

i. sportvoorzieningen;<br />

j. nutsvoorzieningen;<br />

k. tuinen, erven en verhardingen;<br />

l. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

m. parkeervoorzieningen;<br />

n. groenvoorzieningen;<br />

o. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

alsmede voor:<br />

p. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

9.2 Bouwregels<br />

9.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding<br />

'maximale bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

9.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Het beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning, een aan- of uitbouw of<br />

aangebouwd bijgebouw, is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;<br />

b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan<br />

25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;<br />

c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 19 - 47


d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard gaan met horeca en<br />

detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />

e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande<br />

dat:<br />

1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het<br />

voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;<br />

2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;<br />

3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;<br />

4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;<br />

5. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of<br />

meldingsplichtig is op grond van de Wabo.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 20 - 47


Artikel 10 Groen<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. groenvoorzieningen;<br />

b. bermen en beplantingen;<br />

c. speelvoorzieningen;<br />

d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

e. nutsvoorzieningen;<br />

f. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor terrassen ten dienste van horeca in categorie 2 en 3;<br />

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bergbezinkbassins;<br />

alsmede voor:<br />

h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

10.2 Bouwregels<br />

10.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;<br />

b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 21 - 47


Artikel 11 Horeca<br />

11.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. horeca met ten hoogste categorie 4;<br />

b. nutsvoorzieningen;<br />

c. tuinen, erven en verhardingen;<br />

d. terrassen;<br />

e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

alsmede voor:<br />

i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

11.2 Bouwregels<br />

11.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding<br />

'maximale bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 22 - 47


Artikel 12 Maatschappelijk<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbaar bestuur, verenigingen, godsdienstuitoefening,<br />

onderwijs, brede school, medische, sociale, culturele en sportvoorzieningen;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend voor een begraafplaats;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': uitsluitend voor een molen;<br />

d. nutsvoorzieningen;<br />

e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

alsmede voor:<br />

i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

12.2 Bouwregels<br />

12.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd indien een bouwvlak<br />

wordt aangeduid;<br />

b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak, indien een bouwvlak ontbreekt,<br />

mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum<br />

bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

c. de voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m;<br />

3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende<br />

hoofdgebouw;<br />

4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het<br />

hoofdgebouw.<br />

d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, met dien<br />

verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – molen' de bestaande<br />

bouwhoogte is toegestaan;<br />

f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e mogen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'<br />

gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m²;<br />

2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

g. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;<br />

c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;<br />

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 23 - 47


Artikel 13 Recreatie<br />

13.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. recreatieve voorzieningen;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': uitsluitend voor een ijsbaan;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - duiven- en schietvereniging': uitsluitend voor een<br />

duivenvereniging en een schietvereniging;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend voor volkstuinen;<br />

e. erven en verhardingen;<br />

f. groenvoorzieningen;<br />

g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

h. parkeervoorzieningen;<br />

i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

13.2 Bouwregels<br />

13.2.1 Gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduidingen 'ijsbaan' en 'specifieke vorm van recreatie -<br />

duiven- en schietvereniging'<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduidingen 'ijsbaan' en 'specifieke vorm van<br />

recreatie - duiven- en schietvereniging' gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, indien een bouwvlak<br />

wordt aangeduid;<br />

b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

13.2.2 Gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden de volgende<br />

regels:<br />

a. uitsluitend toestaan zijn vrijstaande bergingen en hobbykassen;<br />

b. per volkstuin mag ten hoogste 1 vrijstaande berging worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m<br />

en maximale oppervlakte van 6 m 2 ;<br />

c. per volkstuin mag ten hoogste 1 hobbykas worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en<br />

maximale oppervlakte van 20 m 2 ;<br />

d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' niet meer mag bedragen<br />

dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m;<br />

d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' zijn, in afwijking van het bepaalde onder c, lichtmasten<br />

toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 24 - 47


Artikel 14 Sport<br />

14.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend voor sportvelden;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': uitsluitend voor een openluchtzwembad;<br />

c. ondergeschikte horecavoorzieningen;<br />

d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

e. parkeervoorzieningen;<br />

f. groenvoorzieningen;<br />

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

14.2 Bouwregels<br />

14.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, indien een bouwvlak<br />

wordt aangeduid;<br />

b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' of 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;<br />

e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan:<br />

1. voor lichtmasten 25 m;<br />

2. voor ballenvangers 10 m;<br />

3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 25 - 47


Artikel 15 Tuin<br />

15.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. tuinen, erven en verhardingen;<br />

b. parkeervoorzieningen;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - berging': tevens voor bestaande bergingen en schuren;<br />

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

alsmede voor:<br />

e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

15.2 Bouwregels<br />

15.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen<br />

worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden en met uitzondering van de bestaande gebouwen ter plaatse<br />

van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - berging':<br />

a. de horizontale diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;<br />

b. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;<br />

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende<br />

hoofdgebouw +0,3 m;<br />

d. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw.<br />

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;<br />

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 2 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 26 - 47


Artikel 16 Verkeer<br />

16.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

b. parkeervoorzieningen;<br />

c. groenvoorzieningen;<br />

d. nutsvoorzieningen;<br />

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

16.2 Bouwregels<br />

16.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend opgericht ten dienste van de bestemming;<br />

b. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer,<br />

kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 27 - 47


Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied<br />

17.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;<br />

b. parkeervoorzieningen;<br />

c. groen- en speelvoorzieningen;<br />

d. straatmeubilair en nutsvoorzieningen;<br />

e. afvalverzamelvoorzieningen;<br />

f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': tevens voor garageboxen;<br />

g. ter plaatse van de aanduiding 'markt': tevens het houden van markten;<br />

h. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor terrassen ten dienste van horeca in categorie 2 en 3;<br />

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - standplaats': tevens voor standplaatsen;<br />

j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

17.2 Bouwregels<br />

17.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage', met<br />

dien verstande dat:<br />

a. de oppervlakte per garagebox niet meer mag bedragen dan 25 m 2 ;<br />

b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.<br />

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;<br />

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.<br />

17.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'markt' mag ten hoogste 1 keer per week een markt plaatsvinden;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - standplaats' mag ten hoogste 1 standplaats in<br />

gebruik zijn;<br />

c. het gebruik van terrassen ten dienste van horeca in categorie 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'terras' mag<br />

geen hinder opleveren voor het verkeer dan wel de verkeersveiligheid verminderen.<br />

17.4 Afwijken van de gebruiksregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 17.1 onder h. ten behoeve van<br />

terrassen ten dienste van horeca in categorie 1, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />

a. het gebruik van terrassen mag geen hinder opleveren voor het verkeer dan wel de verkeersveiligheid<br />

verminderen;<br />

b. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, beeldkwaliteit en omvang van terrassen.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 28 - 47


Artikel 18 Water<br />

18.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. water, waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

b. taluds, bruggen, steigers, duikers, dammen, kade en dijksloten;<br />

c. oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.<br />

18.2 Bouwregels<br />

18.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 29 - 47


Artikel 19 Wonen<br />

19.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wonen;<br />

b. tuinen, erven, verhardingen en parkeervoorzieningen;<br />

c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

d. beroepsmatig en kleinschalig bedrijfsmatig gebruik, met inachtname van het bepaalde in lid 19.4;<br />

alsmede voor:<br />

e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van de<br />

aanwezige cultuurhistorische waarden.<br />

19.2 Bouwregels<br />

19.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding:<br />

1. 'aaneengebouwd';<br />

2. 'gestapeld';<br />

3. 'twee-aaneen';<br />

4. 'vrijstaand'.<br />

mag uitsluitend het aangeduide type worden gebouwd;<br />

b. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />

c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale gooten<br />

bouwhoogte' is aangegeven;<br />

e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:<br />

1. 'vrijstaand' mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;<br />

2. 'twee-aaneen' mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;<br />

3. 'aaneengebouwd' mag alleen bij de eindwoningen aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen.<br />

19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:<br />

a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden<br />

gebouwd;<br />

b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de<br />

voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;<br />

c. de gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;<br />

d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, voor zover gesitueerd<br />

buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 60 m² met dien verstande dat bestaande grotere<br />

oppervlaktes mogen worden gehandhaafd;<br />

e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;<br />

f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;<br />

g. voor het bouwen van overkappingen gelden ook de volgende regels:<br />

1. per bouwperceel mag niet meer dan één overkapping worden gebouwd;<br />

2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m²;<br />

3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 30 - 47


c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer<br />

bedragen dan 3 m.<br />

19.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 19.2.2 onder d ten behoeve<br />

van sanering, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />

a. het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan voor zover na inwerkingtreding van het plan èn<br />

voorafgaand aan de bouw één of meerdere gebouwen met een oppervlakte van minimaal het dubbele van het<br />

op te richten gebouw of de gebouwen zijn geamoveerd;<br />

b. gebouwen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken indien zij met inachtneming van het bepaalde bij<br />

of krachtens de Woningwet of Wabo tot stand gekomen zijn.<br />

19.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning, een aan- of uitbouw of aangebouwd<br />

bijgebouw, zijn respectievelijk bij wijze van medebestemming toegestaan met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;<br />

b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan<br />

25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;<br />

c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;<br />

d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard gaan met horeca en<br />

detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken<br />

beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />

e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande<br />

dat:<br />

1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het<br />

voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;<br />

2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;<br />

3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;<br />

4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;<br />

5. er geen sprake is van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wabo.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 31 - 47


Artikel 20 Leiding - Riool<br />

20.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair<br />

bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze<br />

gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming 'Leiding - Riool' samenvallen.<br />

20.2 Bouwregels<br />

Binnen de bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van<br />

de rioolpersleiding, met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.<br />

20.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 20.2 voor de bouw van<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of<br />

dubbelbestemming, met dien verstande dat:<br />

a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in 20.1;<br />

b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.<br />

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of<br />

van werkzaamheden<br />

a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken de navolgende werken<br />

en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 20.1:<br />

het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld<br />

rietbeplanting;<br />

het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;<br />

het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;<br />

diepploegen;<br />

het aanbrengen van gesloten verhardingen;<br />

het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />

het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;<br />

het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;<br />

het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.<br />

b. Het in 20.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor:<br />

1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale<br />

onderhoud en beheer;<br />

2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.<br />

c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 20.4 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en<br />

werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen<br />

onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.<br />

d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 20.3 wordt de beheerder gehoord.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 32 - 47


Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1<br />

21.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen,<br />

mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.<br />

21.2 Bouwregels<br />

a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor<br />

het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de<br />

archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het<br />

bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b. deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken<br />

(waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die dieper reiken dan 50 cm<br />

beneden maaivelden en die tevens een oppervlakte groter dan 100 m² hebben;<br />

c. het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning<br />

de volgende regels verbinden:<br />

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de<br />

bodem kunnen worden behouden;<br />

2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch<br />

deskundige.<br />

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of<br />

van werkzaamheden<br />

21.3.1 Verbod<br />

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van<br />

omgevingsvergunning de hierna onder 21.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te<br />

voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />

terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.<br />

21.3.2 Werken c.q. werkzaamheden<br />

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:<br />

a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />

d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />

e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;<br />

f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />

21.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer<br />

van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en<br />

evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />

21.3.4 Omgevingsvergunning<br />

Omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van<br />

een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden<br />

verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.<br />

21.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning<br />

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem<br />

kunnen worden behouden;<br />

b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />

c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 33 - 47


Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2<br />

22.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen,<br />

mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.<br />

22.2 Bouwregels<br />

a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor<br />

het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de<br />

archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het<br />

bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b. deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken<br />

(waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die dieper reiken dan 80 cm<br />

beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m² hebben;<br />

c. het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning<br />

de volgende regels verbinden:<br />

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de<br />

bodem kunnen worden behouden;<br />

2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />

3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch<br />

deskundige.<br />

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of<br />

van werkzaamheden<br />

22.3.1 Verbod<br />

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van<br />

omgevingsvergunning de hierna onder 22.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te<br />

voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />

terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.<br />

22.3.2 Werken c.q. werkzaamheden<br />

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:<br />

a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />

d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />

e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;<br />

f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />

22.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer<br />

van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en<br />

evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />

22.3.4 Omgevingsvergunning<br />

Omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van<br />

een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden<br />

verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.<br />

22.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning<br />

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem<br />

kunnen worden behouden;<br />

b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />

c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 34 - 47


Artikel 23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht<br />

23.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende<br />

bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het dorpsgezicht.<br />

23.2 Bouwregels<br />

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige<br />

bestemmingen van deze gronden, mag aan de gronden en de bebouwing geen verandering worden aangebracht ten<br />

aanzien van de volgende karakteristiek/ kenmerken:<br />

a. situering van gebouwen;<br />

b. (minimale en maximale) goot- en bouwhoogte van gebouwen, de bouwhoogte van gebouwen;<br />

c. het bebouwingspercentage en bebouwingsoppervlakte van bouwpercelen, tenzij op de verbeelding anders<br />

wordt aangeduid;<br />

d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

e. gevelindeling van gebouwen;<br />

f. voorgevelbreedte van gebouwen;<br />

g. kaprichting van gebouwen;<br />

h. dakhelling van gebouwen;<br />

i. kleur- en materiaalgebruik van gebouwen.<br />

23.3 Afwijken van de bouwregels<br />

a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor<br />

zover en indien daardoor de karakteristiek/kenmerken van het dorpsgezicht niet onevenredig worden aangetast;<br />

b. alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag advies in bij de<br />

monumentencommissie.<br />

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of<br />

van werkzaamheden<br />

23.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden de volgende werken,<br />

geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. verleggen van bestaande paden en wegen;<br />

b. bestraten en verharden van onverharde gronden;<br />

c. bestraten of herstraten van de bestaande profielen, in de zin van herprofilering en/of wijziging van<br />

bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen en<br />

waterpompen;<br />

d. herinrichten en/of wijzigen van de inrichting van de openbare ruimte;<br />

e. herinrichten en/of wijzigen van oevers;<br />

f. het aanbrengen en/of wijzigen van niveauverschillen in het maaiveld en peil;<br />

g. het vellen, rooien of beschadigen van bomen en andere opgaande beplanting die zichtbaar is vanaf de<br />

openbare ruimte en die hoger zijn dan 4 m, met dien verstande dat voor aaneengesloten beplanting een hoogte<br />

van 2 m geldt;<br />

h. het schilderen, sauzen, pleisteren of ontpleisteren van gevels die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte.<br />

23.4.2 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 23.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor het in de<br />

enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en indien door werkzaamheden geen onevenredige<br />

aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van de aanwezige<br />

bebouwing en de karakteristieke inrichting van het aangewezen gebied;<br />

b. alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag advies in bij de<br />

monumentencommissie.<br />

23.4.3 Uitzonderingen<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 35 - 47


Het bepaalde in lid 23.4.1 is niet van toepassing op:<br />

a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze<br />

gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig<br />

de bestemming;<br />

b. werken en werkzaamheden die reeds bestaan of in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht<br />

verkrijgt.<br />

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

23.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen<br />

van gebouwen te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning voor het<br />

bouwen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.<br />

23.5.2 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 23.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor het in de<br />

enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke sloop, indien door de<br />

sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde en het<br />

beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en de karakteristieke inrichting van het aangewezen<br />

gebied;<br />

b. alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag advies in bij de<br />

monumentencommissie.<br />

23.5.3 Uitzonderingen<br />

Het bepaalde in lid 23.5.1 is niet van toepassing op:<br />

a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze<br />

gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig<br />

de bestemming;<br />

b. werken en werkzaamheden die reeds bestaan of in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht<br />

verkrijgt.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 36 - 47


Artikel 24 Waterstaat - Waterkering<br />

24.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende<br />

bestemmingen, mede bestemd voor:<br />

a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;<br />

b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;<br />

met inachtneming van het volgende:<br />

c. in geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen<br />

op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.<br />

24.2 Bouwregels<br />

24.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen geldt het volgende: gebouwen zijn niet toegestaan.<br />

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 m mogen worden gebouwd ten behoeve<br />

van de aanleg en instandhouding van de waterkering.<br />

24.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 en lid<br />

24.2.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de<br />

volgende regels:<br />

a. de bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de<br />

waterkering;<br />

b. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.<br />

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of<br />

van werkzaamheden<br />

24.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te<br />

voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;<br />

b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;<br />

c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />

d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;<br />

e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.<br />

24.4.2 Uitzonderingen<br />

Het bepaalde in lid 24.4.1 is niet van toepassing op:<br />

a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze<br />

gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig<br />

de bestemming;<br />

b. werken en werkzaamheden die reeds bestaan of in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht<br />

verkrijgt.<br />

24.4.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige<br />

afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering;<br />

b. alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de<br />

beheerder van de waterkering.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 37 - 47


(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 38 - 47


3 Algemene regels<br />

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of<br />

alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 39 - 47


Artikel 26 Algemene bouwregels<br />

26.1 Bestaande afmetingen en afstanden<br />

a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken die in overeenstemming met<br />

het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het<br />

plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte,<br />

bouwhoogte, oppervlakte, horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;<br />

b. in die gevallen dat de afstand tot enige grens van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de<br />

Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedraagt<br />

dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven toegestaan, geldt die afstand in<br />

afwijking daarvan als minimaal toegestaan;<br />

c. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het<br />

geschiedt op dezelfde plaats.<br />

26.2 Bestaand bebouwingspercentage<br />

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot<br />

stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat<br />

bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.<br />

26.3 Ondergronds bouwen<br />

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen<br />

toelaatbaar zijn;<br />

b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen mag niet meer dan 3 m onder peil bedragen;<br />

c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder<br />

een bovengronds gebouw zijn gelegen.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 40 - 47


Artikel 27 Algemene gebruiksregels<br />

27.1 Strijdig gebruik<br />

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:<br />

a. het doen of laten gebruiken van gronden, alsmede gebouwen, onderkomens en bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde ten behoeve van (de exploitatie van) een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;<br />

b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw als zelfstandige woonruimte;<br />

c. het inrichten en/of gebruiken van een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte en/of voor bewoning;<br />

d. het doen of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor het opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de<br />

gronden;<br />

e. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor<br />

zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;<br />

f. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk<br />

gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband<br />

met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;<br />

g. het doen of laten gebruiken van gebouwen voor zelfstandige kantoren;<br />

h. het doen of laten van onbebouwde gronden voor het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger,<br />

grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;<br />

i. het doen of laten van onbebouwde gronden voor het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten,<br />

kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte<br />

werktuigen, machines of onderdelen hiervan, afval, puin, grind en brandstoffen;<br />

j. het doen of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.<br />

27.2 Ondergeschikte functie<br />

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer van 30% van de gezamenlijke<br />

brutovloeroppervlakte van de bebouwing.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 41 - 47


Artikel 28 Algemene aanduidingsregels<br />

28.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop<br />

28.1.1 Bouwregels<br />

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag uitsluitend worden gebouwd met<br />

inachtneming van de volgende regels:<br />

a. binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht<br />

hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;<br />

b. binnen een afstand van 100 tot 400 m vanaf het middelpunt van de wiek mag geen bebouwing worden<br />

opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen, gerekend<br />

vanaf het onderste punt van de verticaal staande wiek.<br />

28.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 28.1.1 indien:<br />

a. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing,<br />

zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt; óf<br />

b. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de<br />

molenbeschermingszone worden gecompenseerd.<br />

28.1.3 Voorrang bouwregels<br />

Indien op basis van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming een lagere bouwhoogte ten hoogste is<br />

toegestaan dan de bouwhoogte welke op grond van lid 28.1.1 of lid 28.1.2 kan worden toegestaan, gaat het<br />

bepaalde in deze bouwregels voor het hier bepaalde.<br />

28.1.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' gelden de volgende regels:<br />

a. binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mag geen beplanting aanwezig zijn, hoger<br />

dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;<br />

b. binnen een afstand van 100 tot 400 m vanaf het middelpunt van de wiek mag geen beplanting aanwezig zijn<br />

met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen, gerekend vanaf het<br />

onderste punt van de verticaal staande wiek.<br />

28.2 wro-zone - wijzigingsgebied 1<br />

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, bevoegd het plan ter plaatse<br />

van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' met de<br />

aanduiding 'begraafplaats', met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. de bouwregels van het naastgelegen begraafplaats zijn onverkort van toepassing op de uitbreiding;<br />

b. voor de uitbreiding dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, conform de <strong>gemeente</strong>lijke eisen;<br />

c. langs de randen van de uitbreiding moet sprake zijn van een groene inpassing die in lijn is met de bestaande<br />

groene zoom;<br />

d. de aanduiding 'volkstuin' komt na wijziging volledig te vervallen;<br />

e. wijziging mag uitsluitend plaatsvinden nadat het huidige gebruik van de gronden is beëindigd of dat beëindiging<br />

in de nabije toekomst wordt voorzien.<br />

28.3 wro-zone - wijzigingsgebied 2<br />

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wro, bevoegd het plan ter plaatse<br />

van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen naar de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer -<br />

Verblijfsgebied' met inachtneming van de volgende regels:<br />

a. er mag ten hoogste 500 m² aan bedrijfsvloeroppervlak worden gerealiseerd;<br />

b. bebouwing heeft een maximale bouwhoogte van 1 bouwlaag;<br />

c. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, conform de <strong>gemeente</strong>lijke eisen.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 42 - 47


Artikel 29 Algemene afwijkingsregels<br />

29.1 Afwijkingen<br />

29.1.1 Algemene afwijkingen<br />

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:<br />

a. overschrijding van de gegeven maten, afmetingen en bebouwingspercentages tot maximaal 10% van de<br />

voorgeschreven maten, afmetingen en percentages;<br />

b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling,<br />

indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit en/of praktische omstandigheden daartoe aanleiding geeft;<br />

c. het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;<br />

d. openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten<br />

behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen<br />

gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² mag<br />

bedragen én de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;<br />

e. vergroting van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:<br />

1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 40 m;<br />

2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;<br />

3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m.<br />

f. overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals<br />

schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:<br />

1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte<br />

dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;<br />

2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het<br />

betreffende gebouw.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 43 - 47


Artikel 30 Algemene wijzigingsregels<br />

30.1 Wijzigingen<br />

30.1.1 Algemene wijziging<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van<br />

bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde realisering en/of<br />

plaatsing van bestemmingen of bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het<br />

terrein, met dien verstande dat:<br />

a. verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 m toelaatbaar zijn;<br />

b. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;<br />

c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de<br />

belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;<br />

d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of<br />

cultuurhistorische waarden;<br />

e. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;<br />

f. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid niet in het gedrang komen;<br />

g. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.<br />

30.1.2 Wijziging Waarde – Archeologie<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de<br />

bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien:<br />

a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;<br />

b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan<br />

ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 44 - 47


Artikel 31 Overige regels<br />

31.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening<br />

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven<br />

overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de<br />

volgende onderwerpen:<br />

a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;<br />

b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;<br />

c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />

d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;<br />

e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en<br />

f. de ruimte tussen bouwwerken.<br />

31.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen<br />

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden<br />

op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 45 - 47


(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 46 - 47


4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 32 Overgangsrecht<br />

32.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,<br />

dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,<br />

mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:<br />

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de<br />

aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop<br />

het bouwwerk is teniet gegaan;<br />

b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 32.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het<br />

vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1, sub a met maximaal 10%;<br />

c. lid 32.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de<br />

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende<br />

plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

32.2 Overgangsrecht gebruik<br />

a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het<br />

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;<br />

b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.2, sub a, te veranderen of te<br />

laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard<br />

en omvang wordt verkleind;<br />

c. indien het gebruik, bedoeld in lid 32.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan<br />

een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;<br />

d. lid 32.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende<br />

bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.<br />

32.3 Afwijking<br />

Voor zover toepassing van het overgangsrecht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer<br />

natuurlijke personen en/of strikte toepassing leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik, die niet door<br />

dingende redenen wordt gerechtvaardigd, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen bij een<br />

omgevingsvergunning afwijken.<br />

Artikel 33 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als:<br />

<strong>Regels</strong> van het bestemmingsplan '<strong>Zuidland</strong>'.<br />

(ontwerp) <strong>Zuidland</strong><br />

NL.IMRO.0568.BNSZLDDRP012011-0100 47 - 47


Bijlagen bij de regels


Bijlage 1<br />

Staat van bedrijfsactiviteiten


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN<br />

151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:<br />

151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2<br />

151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2<br />

151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. = 250.000 t/j 200 10 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2<br />

1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. = 500 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2<br />

1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 C 50 R 200 4.1<br />

1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1<br />

1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:<br />

1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 C 30 R 200 4.1<br />

1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1571 1091 0 Veevoerfabrieken:<br />

1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200 C 30 300 4.2<br />

1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 C 30 200 4.1<br />

1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1<br />

1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:<br />

1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 C 10 30 2<br />

1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2<br />

1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2<br />

1583 1081 0 Suikerfabrieken:<br />

1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:<br />

1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2<br />

1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2<br />

1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2<br />

1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1<br />

1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:<br />

1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2<br />

1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1<br />

1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1<br />

1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1<br />

1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:<br />

1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2<br />

1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1<br />

1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2<br />

1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:<br />

1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 C 30 R 200 4.1<br />

1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300 C 50 R 300 4.2<br />

1596 1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2<br />

1597 1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2<br />

1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2<br />

16 12 -<br />

16 12 - VERWERKING VAN TABAK<br />

160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1<br />

17 13 -<br />

17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL<br />

171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2<br />

172 132 0 Weven van textiel:<br />

172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2<br />

172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2<br />

173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1<br />

174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1<br />

1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1<br />

176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1<br />

18 14 -<br />

18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT<br />

181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1<br />

183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1<br />

19 15 -<br />

19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)<br />

191 151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2<br />

192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1<br />

193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1<br />

20 16 -<br />

20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.<br />

2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2<br />

2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1<br />

2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1<br />

202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2<br />

203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2<br />

203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1<br />

21 17 -<br />

21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN<br />

2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1<br />

2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:<br />

2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1<br />

2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 C Z 50 R 200 4.1<br />

2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2<br />

212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2<br />

2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:<br />

2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2<br />

2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 C Z 30 R 200 4.1<br />

22 58 -<br />

22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA<br />

2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2<br />

2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2<br />

23 19 -<br />

23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN<br />

2320.1 19201 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500 C Z 1500 R 1500 6<br />

2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2<br />

2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2<br />

2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300 D 4.2<br />

233 201, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6<br />

24 20 -<br />

24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN<br />

2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:<br />

2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200 D 4.1<br />

2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:<br />

2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300 D 4.2<br />

2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:<br />

2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300 D 4.2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:<br />

2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 C 100 R 200 4.1<br />

2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300 C Z 200 R 300 4.2<br />

2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):<br />

2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200 C 100 R 300 4.2<br />

242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:<br />

243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300 D 4.2<br />

2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:<br />

2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200 C 300 R 300 4.2<br />

2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:<br />

2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1<br />

2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2<br />

2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2<br />

2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:<br />

2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2<br />

2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2<br />

2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1<br />

2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1<br />

247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2<br />

25 22 -<br />

25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF<br />

2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2<br />

2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:<br />

2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1<br />

2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 R 200 4.1<br />

2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2<br />

252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:<br />

252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1<br />

252 222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2<br />

252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1<br />

26 23 -<br />

26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN<br />

261 231 0 Glasfabrieken:<br />

261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2<br />

2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1<br />

262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:<br />

262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2<br />

264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1<br />

264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1<br />

2651 2351 0 Cementfabrieken:<br />

2652 235201 0 Kalkfabrieken:<br />

2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1<br />

2653 235202 0 Gipsfabrieken:<br />

2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1<br />

2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:<br />

2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1<br />

2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2<br />

2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:<br />

2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2<br />

2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2<br />

2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2<br />

2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:<br />

2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 100 3.2<br />

2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 30 200 300 Z 10 300 4.2<br />

2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:<br />

2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2<br />

2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200 R 300 4.2<br />

267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:<br />

267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2<br />

267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. = 5.000 t/j 100 200 300 C Z 30 300 4.2<br />

2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2<br />

2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1<br />

2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2<br />

27 24 -<br />

27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN<br />

271 241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:<br />

271 241 2 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 1000 1500 C Z 300 R 1500 6<br />

272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:<br />

273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:<br />

273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2<br />

274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:<br />

274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30 R 300 4.2<br />

274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:<br />

2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:<br />

2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2<br />

2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:<br />

2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2<br />

28 25 -<br />

VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL.<br />

28 25, 31 - MACH./TRANSPORTMIDD.)<br />

281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:<br />

281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2<br />

281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1<br />

281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1<br />

281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2<br />

2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:<br />

2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30 R 300 4.2<br />

2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1<br />

284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1<br />

284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2<br />

284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1<br />

2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:<br />

2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1<br />

2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2<br />

2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2<br />

2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2<br />

2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2<br />

2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2<br />

2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. = 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2<br />

30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS<br />

30 26, 28, 33 -<br />

30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 30 2<br />

31 26, 27, 33 -<br />

31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.<br />

311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 50 200 4.1<br />

312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1<br />

313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1<br />

314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2<br />

315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2<br />

3162 2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C Z 200 R 1500 6<br />

32 26,33 -<br />

32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.<br />

321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1<br />

33 26, 32, 33 -<br />

33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN<br />

33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2<br />

34 29 -<br />

34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS<br />

341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven<br />

341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1<br />

341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 200 30 300 Z 50 R 300 4.2<br />

3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1<br />

3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1<br />

343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2<br />

35 30 -<br />

35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)<br />

351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:<br />

351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1<br />

351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2<br />

351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1<br />

352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:<br />

352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2<br />

352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 R 300 4.2<br />

353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:<br />

353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1<br />

354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2<br />

355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2<br />

36 31 -<br />

36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.<br />

361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2<br />

361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1<br />

362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2<br />

363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2<br />

364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1<br />

365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1<br />

3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1<br />

37 38 -<br />

37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING<br />

372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:<br />

372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2<br />

372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2<br />

372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2<br />

40 35 -<br />

40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER<br />

40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)<br />

40 35 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 10 500 C 1500 1500 D 6<br />

40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:<br />

40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen<br />

voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2<br />

40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 100 3.2<br />

40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:<br />

40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2<br />

40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1<br />

40 35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2<br />

40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 C Z 50 300 4.2<br />

40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:<br />

40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2<br />

40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1<br />

40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:<br />

40 35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2<br />

41 36 -<br />

41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER<br />

41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:<br />

41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1<br />

41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:<br />

41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2<br />

41 36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2<br />

41 36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2<br />

45 41, 42, 43 -<br />

45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2<br />

45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1<br />

45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2<br />

50 45, 47 -<br />

50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS<br />

501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2<br />

5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2<br />

5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1<br />

51 46 -<br />

51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING<br />

5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1<br />

5121 4621 1 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur<br />

of meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2<br />

5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2<br />

5123 4623 Grth in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2<br />

5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1<br />

5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1<br />

5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1<br />

5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2<br />

5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2<br />

5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2<br />

5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2<br />

5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2<br />

514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2<br />

5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:<br />

5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2<br />

5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1<br />

5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2<br />

5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:<br />

5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1<br />

5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:<br />

5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1<br />

5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2<br />

5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:<br />

5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2<br />

5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2<br />

5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:<br />

5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1<br />

5153 4673 2 - algemeen: b.o. 200 m² 0 30 100 0 100 3.2<br />

5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1<br />

5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2<br />

5155.1 46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 100 D 3.2<br />

5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2<br />

5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2<br />

5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 100 3.2<br />

5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. 1000 m² 10 30 100 10 100 D 3.2<br />

5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. 1000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2<br />

6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o.


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:<br />

6311.2 52241 1 - containers 0 10 300 50 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 10 100 200 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2<br />

6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 30 200 300 30 300 4.2<br />

6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 300 200 50 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 50 300 4.2<br />

6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1<br />

6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2<br />

6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2<br />

64 53 -<br />

64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE<br />

641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2<br />

642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1<br />

71 77 -<br />

71 77 -<br />

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE<br />

GOEDEREN<br />

712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1<br />

713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1<br />

714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2<br />

72 62<br />

72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE<br />

72 58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2<br />

74<br />

63, 69tm71,<br />

73,74,77,78, 80tm82 -<br />

74<br />

63, 69tm71,<br />

73,74,77,78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />

747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1<br />

7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2<br />

7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200 C 50 R 200 4.1<br />

90 37, 38, 39 -<br />

90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING<br />

9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:<br />

9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1


Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen.<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 C Z 10 300 4.2<br />

9001 3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2<br />

9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1<br />

9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1<br />

9002.1 381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2<br />

9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:<br />

9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2<br />

9002.2 382 A3 - verwerking radio-actief afval 0 10 200 C 1500 1500 6<br />

9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1<br />

9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2<br />

9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 C Z 50 300 D 4.2<br />

9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2<br />

9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2<br />

9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:<br />

9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2<br />

9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1<br />

9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1<br />

93 96 -<br />

93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING<br />

9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1<br />

9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1<br />

9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2<br />

9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2


Verbeelding in<br />

4 bladen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!