Onderwijs- en examenregeling - Faculteit Geowetenschappen ...

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur
Onderwijs- en Examenregeling
masteropleiding Earth Sciences
Universiteit Utrecht
studiejaar 2005-2006
Juni 2005, 07-06-2005 ….. uur.

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Inhoud:
paragraaf 1: Algemene bepalingen pag. 2
paragraaf 2: Inrichting van de opleiding pag. 4
paragraaf 3: Toelating pag. 6
paragraaf 4: Toetsing pag. 9
paragraaf 5: Studievoortgang en -begeleiding pag. 14
paragraaf 6: Overgangs- en slotbepalingen pag. 15
bijlagen
pag. 16 e.v.
1

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 1 – Algemene bepalingen
art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masterprogramma’s Biogeology,
Physical Geography, Geochemistry, Geophysics, Geology en Hydrology van de masteropleiding Earth
Sciences, hierna te noemen: de opleiding.
De programma’s worden verzorgd door het Onderwijsinstituut Aardwetenschappen, namens de
departementen Aardwetenschappen en Fysische Geografie van de faculteit Geowetenschappen, hierna te
noemen: de school.
art. 1.2 – begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Academische vakantie: periode in de zomer tussen de sluiting van het Academisch jaar en de
Opening van het nieuwe Academisch jaar.
b. ECTS: European Credit Transfer System; internationale benaming voor studiepunten. (Een
studiepunt ECTS komt overeen met 28 uur studiebelasting).
c. Examen: het masterexamen van de opleiding.
d. Examencommissie: De Masterexamencommissie is belast met de organisatie, het afnemen en het
beoordelen van de tentamens en examens van de opleiding. Daartoe wijst zij examinatoren aan, die
voor de tentamens een judicium toekennen.
e. Fraude: het bedrieglijk handelen of nalaten van een student dat erop gericht is het vormen van een
juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te
maken.
f. Onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet.
g. Practicum / practica: onder practica worden alle praktische oefeningen (p) verstaan die deel
uitmaken van het examen, zoals bedoeld in artikel 7.13 van de wet. Practica kunnen zelfstandige
onderwijseenheden zijn, of onderdeel uitmaken van een tentamen dat schriftelijk of mondeling
wordt afgenomen. Tot practica worden gerekend: scripties (v), stages (p), stageverslagen (v),
veldwerken (p), opgaven en werkstukken (w), veldwerkverslagen (v), practica (p), practicaverslagen
(v), referaten (v), papers (v), excursies (p), excursieverslagen (v), onderzoeksopdrachten (p) en
andere onderwijsactiviteiten, die gericht zijn op het bereiken van de beoogde vaardigheden (p).
Werkstukken (w) en (voortgang)testen (T), alsmede evaluatiegesprekken (g) kunnen deel uitmaken
van praktische oefeningen, en kunnen in de beoordeling worden betrokken.
h. Semester: gedeelte van het academisch jaar, zoals nader aangegeven in de Universitaire
Jaarkalender.
i. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en het
afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding;
j. Startdatum: de masterprogramma’s van de masteropleiding Earth Sciences starten aan het begin
van het academisch jaar in september. Op individuele basis is het soms mogelijk om in februari te
starten.
k. Studiegids: de studiegids is de verzameling van de beschrijvingen van de verschillende
studieonderdelen van de opleiding. Deze is via de website van de Faculteit te raadplegen.
l. Studiepunt Geowetenschappen, Onderwijsbalie van de Faculteit Geowetenschappen waar studenten
voor alle onderwijszaken terecht kunnen. Er zijn twee locaties: Heidelberglaan en Budapestlaan.
Studenten van de masteropleiding Earth Sciences worden nadrukkelijk verwezen naar de locatie
Budepestlaan.
m. Studiepunten: voor tentamens en practica waarvoor de student is geslaagd worden studiepunten
toegekend. De registratie van studievoortgang geschiedt in ECTS studiepunten, zodra aan de
tentameneisen van de gehele onderwijseenheid is voldaan.
2

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
n. Studiewijzer: Voor iedere cursus is er een studiewijzer, die op het moment van de eerste
bijeenkomst van de cursus de definitieve beschrijving geeft van de cursus. De studiewijzer is een
schriftelijk of elektronisch document waarin staat aangegeven: eindtermen van de cursus;
werkvormen van de cursus; eisen waaraan de student moet voldoen om de eindtermen te halen
(w.o. deelname- en inspanningsverplichtingen); wijze waarop eindcijfer van de cursus wordt
opgebouwd; bereikbaarheid van de docent(en): waar en wanneer?: spreekuur, e-mail enz.. De tekst
van de studiewijzer kan afwijken van hetgeen in de Universitaire Onderwijscatalogus is vermeld.
Docent(en) voeren de cursus uit zoals is beschreven in de studiewijzer. Een kopie van de
studiewijzer (al of niet in elektronische vorm) ligt ter inzage bij Studiepunt Geowetenschappen,
locatie Budapestlaan.
o. Tentamens: tentamens zijn onderdelen van het examen, waarbij een onderzoek wordt ingesteld
naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. Tentamens kunnen mondeling (m),
schriftelijk (s) of als praktische oefening (p,v) worden afgenomen. Ook is een combinatie van
verschillende toetsvormen mogelijk.
p. Theoretische onderdelen: alle onderdelen die niet vallen onder praktische oefeningen.
q. Toelatingscommissie: wordt benoemd door de decaan op voordracht van het bestuur van het
onderwijsinstituut en beslist over de toelating tot de masteropleiding en tot de verschillende
programma's daarbinnen.
r. Toets: elke vorm van toetsing inclusief tentamens als bedoeld in art. 7.10 van de wet.
s. Track: een in overleg met de programmaleider/persoonlijk adviseur vastgesteld studiepad in het
masterprogramma.
t. Universitaire jaarkalender: de periodiek door het College van Bestuur vastgestelde indeling van het
academisch jaar.
u. Verzoekschriften: verzoeken van studenten of examinatoren, waarover de examencommissie moet
beslissen, worden gericht aan de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. Behoudens
dringende zaken, vergadert de examencommissie ten hoogste eenmaal per maand (m.u.v.
december en juli). In verzoekschriften wordt het verzoek aan de examencommissie met redenen
omkleed. Indien het een verzoekschrift van een student betreft, worden naam, adres en
studentnummer van de student vermeld. Op verzoek wordt de student in de gelegenheid gesteld te
worden gehoord. De examencommissie beslist binnen 30 dagen op het verzoek.
v. Vrijstelling: de examencommissie is bevoegd een student die examen wenst af te leggen vrijstelling
te verlenen voor onderdelen, op grond van andere tentamens of diploma's of op grond van elders
opgedane kennis en vaardigheden.
w. Wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
art. 1.3 – doel van de opleiding
Met de opleiding wordt beoogd gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de
aardwetenschappen, in het bijzonder biogeologie, fysische geografie, geochemie, geofysica, geologie of
hydrologie bij te brengen.
Voor te bereiden op:
- een functie als ‘Phd student’ aan een universitaire instelling, of
- een functie als junior onderzoeker aan een universitaire instelling of in een researchafdeling van een
bedrijf of een andere instelling, of
- een bedrijfskundige of managementfunctie op academisch niveau bij een onderneming of
overheidsinstelling, georiënteerd op de praktijk van de aardwetenschappen, of
- een functie op academisch niveau in de communicatie of educatie sector, georiënteerd op de
praktijk van de aardwetenschappen.
art. 1.4 – vorm van de opleiding
De masteropleiding Earth Sciences wordt uitsluitend voltijds verzorgd.
3

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 2 – Inrichting van de opleiding
art. 2.1 – studielast
De opleiding heeft een studielast van 120 ects (2 x 60 ects), waarbij een ects gelijk staat aan 28 uur
studeren.
art. 2.2 – programma's
1. De opleiding kent zes programma's: (in de disciplines) Biogeology, Physical Geography,
Geochemistry, Geophysics, Geology en Hydrology.
De opleiding streeft zoveel mogelijk eenduidige regelingen na voor de verschillende programma's,
maar de aard van het programma brengt soms afwijkende regelingen met zich mee. Dit wordt nader
uitgewerkt vanaf artikel 2.3
2. De onder lid 1 genoemde programma’s bereiden de student voor op een functie als onderzoeker aan
een universitaire instelling (als promovendus, nationaal of internationaal) of in een researchafdeling
van een bedrijf of andere instelling (O profiel, O = onderzoek).
3. Onder de voorwaarden genoemd in artikel 2.3 onder goedkeuring van de masterexamencommissie
kan een afgeleid programma worden samengesteld dat:
a. voorbereidt op een bedrijfskundige of managementfunctie op academisch niveau bij een
onderneming of overheidsinstelling, georiënteerd op de praktijk van de aardwetenschappen (M
profiel, M = Maatschappij), of
b. voorbereidt op een functie op academisch niveau in de communicatie of educatie sector,
georiënteerd op de praktijk van de aardwetenschappen (C&E profiel, C&E = Communicatie en
Educatie).
art. 2.3 - samenstelling van de programma's
1. De programma's volgens het onderzoeksprofiel (O-profiel) omvatten als verplichte onderdelen in
ieder geval:
- Een gedeelte met een studielast van minimaal 45 en maximaal 60 ECTS, dat betrekking heeft op
de aardwetenschappen. De invulling wordt door de student gekozen uit het in de bijlage onder I
aangewezen aanbod van theoretisch verdiepende onderdelen in de voor het betreffende
programma relevante tabel. Per programma kunnen aanvullende regels gelden.
- Een individueel programma met een studielast van ten minste 30 ECTS
2. Keuzeonderdelen:
- De student kiest, onder goedkeuring van de examencommissie, een of meer onderdelen met
tenminste een totale studielast, die gelijk is aan het verschil tussen de studielast van de opleiding
en het totaal van de volgens lid 1 verplichte onderdelen van het door hem gekozen programma.
- Voor keuze komen in aanmerking de onderdelen, genoemd in de bijlage I. In bijzondere gevallen
kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire
masterprogramma’s worden gekozen.
- Op aanwijzing van de toelatings- en adviescommissie c.q. de persoonlijk adviseur, is het mogelijk
in deze keuzeruimte onderdelen van een bèta-bacheloropleiding van de Universiteit Utrecht in het
examenprogramma op te nemen tot een maximum van 15 ECTS (reparatie). In voorkomende
gevallen kan de toelatingscommissie reeds middels het toelatingsbesluit specifieke onderdelen
daartoe aanwijzen.
3. Het afgeleide programma als bedoeld in artikel 2.2 lid 3.a (M-profiel) omvat:
- een gedeelte (het modulaire deel) met een studielast van minimaal 30 ECTS, dat betrekking
heeft op de aardwetenschappen. De invulling wordt door de student gekozen uit het in bijlage I
nader gespecificeerde aanbod van theoretisch verdiepende onderdelen;
- theoretische onderdelen op het gebied van bedrijfskunde, management of economie met een
omvang van tenminste 30 ECTS. Deze onderdelen worden gekozen uit het aanbod van andere,
relevante universitaire masteropleidingen, onder goedkeuring van de masterexamencommissie 1 ;
1 In principe wordt de student de vrije hand gegeven om te komen tot een goed voorstel. Naarmate een beter zicht
wordt verkregen op het aanbod van M- en C/E cursussen in Utrecht zal een aantal modules worden aanbevolen.
Aansluiting wordt in eerste instantie gezocht bij op bèta-studenten gerichte M- en/of C/E-masteropleidingen.
4

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
- een onderzoekopdracht of praktijkstage met een studielast van tenminste 30 ECTS (de
afstudeeropdracht). Indien een onderzoekopdracht als afstudeeropdracht wordt gekozen dan
dient aanvullend een praktijkstage van minimaal 15 en maximaal 30 ECTS in het programma te
worden opgenomen.
4. Het afgeleide programma als bedoeld in artikel 2.2 lid 3.b (C/E-profiel) omvat:
- een gedeelte (het modulair deel) met een studielast van minimaal 30 ECTS, dat betrekking heeft
op de aardwetenschappen. De invulling wordt door de student gekozen uit het in bijlage I
aangewezen aanbod van theoretisch verdiepende onderdelen;
- theoretische onderdelen op het gebied van communicatie of educatie met een omvang van
tenminste 30 ECTS. Deze onderdelen worden gekozen uit het aanbod van andere, relevante
universitaire masteropleidingen, onder goedkeuring van de masterexamencommissie 1 ; [Science
Education and Communication; Geography and Education]
- een praktijkstage met een studielast van tenminste 30 ECTS (de afstudeeropdracht).
art. 2.4 - studiegids en onderwijsvormen
1. In de studiegids (of website/ universitair onderwijscatalogus) worden de inhoud en de
onderwijsvorm van alle onderdelen zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de programma’s nader
omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende
onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen, dan wel te mogen deelnemen. Zie ook wat onder
artikel 1.2 en artikel 4.1 m.b.t. de studiewijzer is vermeld.
2. Indien weinig studenten (kleiner dan zes) aan een onderdeel c.q. cursus deelnemen, kan naar
inzicht van de docent(en) in overleg met de betreffende MSc coördinator en de studenten de
werkvorm worden aangepast en afwijken van hetgeen in de studiegids en/of website is beschreven.
art. 2.5 – wijze van inrichting
1. De student richt zijn studieprogramma in onder de voorwaarden als hierboven beschreven en in
overleg met een namens de toelatings- en adviescommissie van de opleiding aangewezen
persoonlijk adviseur.
2. Het studieprogramma van de student wordt binnen 30 dagen na aanvang van de opleiding
schriftelijk vastgelegd. Het studieprogramma dient te worden ingeleverd bij het Studiepunt
Geowetensschappen, locatie Budapestlaan. Latere bijstelling van het studieprogramma is in overleg
met de persoonlijk adviseur mogelijk.
5

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 3 – Toelating
art. 3.1 – toelatingseisen opleiding
1. Om toegelaten te worden tot de masteropleiding Earth Sciences moet de kandidaat een universitair
of hbo diploma (bèta studie) op bachelorniveau hebben afgerond dat aantoont dat de student
beschikt over voldoende relevante kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de
Aardwetenschappen of de Fysische Geografie.
2. Studenten met een bachelordiploma in aan Aardwetenschappen verwante richtingen, zoals in de
Natuurwetenschappen, Biologie, Ecologie of Civiele techniek, Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde of
een bachelordiploma van een aantal ingenieursopleidingen kunnen eveneens in aanmerking komen
voor toelating, zulks ter beoordeling door de toelatingscommissie.
3. Toelating geschiedt door de toelatingscommissie, rekening houdend met het gewenste programma
binnen de masteropleiding Earth Sciences en met inachtneming van het gestelde in lid 1 en 2.
Daarbij worden de regels van de Universiteit Utrecht in principe gevolgd.
4. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Aardwetenschappen van de Universiteit
Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het
eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding.
5. De kandidaat moet de Engelse taal zowel mondeling als schriftelijk machtig zijn.
art. 3.2 – toelating tot de programma’s
Voor de onderscheidene programma’s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in artikel 3.1
bepaalde, de hieronder volgende toelatingsvoorwaarden. Van studenten die geen bacheloropleiding
Aardwetenschappen in Utrecht hebben behaald wordt de voorkennis hieraan getoetst.
a. programma Biogeology:
Van de vooropleiding moeten voldoende kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de
biologie en/of geologie deel hebben uitgemaakt. Zeker toelating hebben degenen die de volgende
UU-cursussen hebben behaald: Paleoceanografie; Sedimentatie, fauna en klimaat.
b. programma Physical Geography:
Er is een aanbevolen traject in de bacheloropleiding Aardwetenschappen voor toelating tot het
masterprogramma Physical Geography.
Per track zijn de volgende cursussen op niveau 3 van de UU bacheloropleiding Aardwetenschappen
verplicht gesteld:
track: Coastal and Fluvial Systems:
- Morfodynamica van kustsystemen of Morfodynamica van riviersystemen;
- Vloeistofmechanica 1:
track: Natura l Hazards and Earth Observation:
- Landdegradatie;
-track: Quaternary Geology and Climate Change:
- Kwartairgeologie en klimaatverandering;
track: Soil and Water Systems:
- Bodem- en waterverontreiniging;
c. programma Geochemistry:
Van de vooropleiding moeten voldoende kennis, inzicht en vaardigheden in de (geo)chemie deel
hebben uitgemaakt. Zeker toelating hebben degenen die de volgende ÙU-cursussen hebben
behaald: Geochemische processen aan het aardoppervlak; Principes en toepassingen in de
geochemie.
d. programma Geophysics:
Van de vooropleiding moeten voldoende kennis, inzicht en vaardigheden in de geofysica deel
hebben uitgemaakt. Toelating hebben degenen die de volgende UU-cursussen hebben behaald:
Inleiding seismologie en seismiek; Geodynamica.
e. programma Geology:
Van de vooropleiding moeten voldoende kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de
geologie deel hebben uitgemaakt. Toelating hebben degenen die tenminste twee van de volgende
UU-cursussen hebben behaald: Chemische geodynamica; Structurele geologie en tektoniek;
Paleoceanografie; Sedimentatie, fauna en klimaat.
6

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
f. programma Hydrology:
De vooropleiding moet voldoende kennis, inzicht en vaardigheden in natuur- en wiskunde bevatten.
Toegelaten worden degenen die minimaal twee van de volgende UU-cursussen hebben behaald:
Bodem- en waterverontreiniging, Environmental modelling, Programmeren en modelleren van aardse
processen, Vloeistofmechanica 1.
art. 3.3 – toelatings- en adviescommissie (wijzigt per 01 september 2005).
1. De toelating tot de opleiding, tot de onderscheiden programma’s Biogeology, Physical Geography,
Geochemistry, Geophysics, Geology en Hydrology alsmede een mogelijke aanbeveling richting een
van de onderscheiden studiepaden (tracks) is opgedragen aan de toelatingscommissie.
2. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur van de school.
3. De aanwijzing geschiedt door de decaan op voordracht van het bestuur van het Onderwijsinstituut.
art. 3.4 – toelatingsonderzoek: criteria
1. Kandidaten die de voorbereidende bacheloropleiding ("doorstroombachelor") hebben voltooid,
worden zonder meer toegelaten tot een van de programma’s van de opleiding.
2. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 3.1, eerste lid, stelt de
toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de
kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie
bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit.
3. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie
of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 3.2 gestelde voorwaarden.
De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de student m.b.t. het
desbetreffende programma, alsmede de kennis van de student van de Engelse taal.
art. 3.5 – toelatingsonderzoek: tijdstippen, toelatingsbewijs
1. Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 3.4, vindt tweemaal per jaar plaats, respectievelijk in het
eerste en het tweede semester zoals bepaald in de Universitaire Jaarkalender.
2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en tot een bepaald programma wordt ingediend
bij de toelatingscommissie voor de data die op de universitaire website zijn aangekondigd.
3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde
sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
4. De toelatingscommissie beslist voor de data die op de universitaire website zijn vastgelegd op het
verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de
begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 3.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en
vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door student gevolgde opleidingen.
5. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de beslissing waarbij hij wordt toegelaten tot
de opleiding en een bepaald programma/track, dan wel afgewezen. Een afwijzingsbesluit is altijd
beargumenteerd.
6. Tegen afwijzing is beroep mogelijk bij het College van beroep voor de examens (CBE).
7. Een student wordt in principe toegelaten tot een programma binnen de masteropleiding Earth
Sciences. De toelatingscommissie wijst iedere student een persoonlijk adviseur toe waarmee de
student vervolgens een nadere invulling van het studieprogramma bepaalt.
Indien de student later het programma waartoe betrokkene is toegelaten wil veranderen, dient
betrokkene daartoe een beargumenteerd verzoek te doen aan de toelatingscommissie van de
school, vergezeld met een aanbeveling van de persoonlijk adviseur. De toelatingscommissie kan dan
de student formeel toelaten tot een ander programma onder aanwijzing van een nieuw persoonlijk
adviseur.
7

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
art. 3.6 – voorlopige toelating
1. Op verzoek van de student, die zich voorbereidt op het afsluitend examen van de in art. 3.1,
genoemde bacheloropleidingen, kan de toelatingscommissie hem voorlopig toelaten tot de opleiding,
mits:
a. hij de verplichte onderdelen van de major heeft behaald, inclusief de major gebonden keuze (dit
geldt voor de UU studenten); en
b. overigens uit de bacheloropleiding nog onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten
hoogste 15 ECTS ontbreken, uitsluitend betrekking hebbend op vakken uit de profileringsruimte.
2. Een voorlopige toelating dient binnen zes maanden te worden vervangen door een toelating
krachtens art. 3.1.
3. Een student heeft na zes maanden geen recht meer op deelname aan onderwijs of toetsing in de
masteropleiding, tenzij is voldaan aan het gestelde in artikel 3.1.
art. 3.7 – inschrijfregels
- Alle inschrijvingen voor alle cursussen verlopen via osiris online.
- Alle studenten van de faculteit worden tijdig geïnformeerd over de inschrijving voor cursusjaar 2005-
2006.
De inschrijfperioden van de faculteit Geowetenschappen voor studiejaar 2005-2006 zijn als volgt
vastgesteld:
• periode 1: maandag 6 juni 2005 tot en met vrijdag 8 juli 2005,
• periode 2: maandag 19 september 2005 tot en met vrijdag 30 september 2005,
• periode 3: maandag 21 november 2005 tot en met vrijdag 2 december 2005,
• periode 4: maandag 20 februari 2006 tot en met vrijdag 10 maart 2006.
Indien mogelijk ontvangt de student twee weken na het einde van de inschrijfperiode bericht over
het al dan niet geplaatst zijn in de cursus(sen).
art. 3.8 - capaciteit van een onderdeel c.q. cursus
Indien er een capaciteitsfixus geldt voor een onderdeel c.q. cursus wordt dat vermeld in de
cursusbeschrijving in de studiegids en/of op de website. Aan studenten waarvoor het betreffende
onderdeel deel uitmaakt van het met de programmaleider/persoonlijk adviseur (zie artikel 5.2)
overeengekomen programma wordt voorrang verleend.
Studenten die zijn toegelaten tot en staan ingeschreven bij de masteropleiding Earth Sciences genieten
voorrang boven eventuele overige studenten. Studenten die een programma Biogeology volgen binnen
de masteropleiding Biologie, worden in ieder geval voor de daartoe aanbevolen onderdelen gelijk gesteld
aan studenten in de masteropleiding Earth Sciences.
Afhankelijk van de aard van de cursus gelden plaatsingsregels of wordt er geloot.
De plaatsingsvolgorde is:
- verplichte cursus voor een bepaald studiepad
- keuzecursus voor geaccepteerde uitwisselingstudenten
- keuzecursus voor studenten faculteit Geowetenschappen
- keuzecursus voor externe studenten UU
- keuzecursus voor externe studenten elders
Bij cursussen die voor niemand verplicht zijn, wordt er geloot. In de loting gaan studenten van de
faculteit Geowetenschappen voor studenten van andere faculteiten.
8

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 4 – Toetsing
art. 4.1 – algemeen
1. De toetsing geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige
informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. Hij wordt daarbij
geadviseerd door de programmaleider/persoonlijk adviseur over zijn verdere deelneming aan het
desbetreffende programma.
2. Eindbeoordelingen van cursussen worden uitgedrukt in een cijfer van 1 tot en met 10; in halve
punten vanaf de 6 en in hele punten onder de 6. Een 5 of lager geldt als onvoldoende, een 6 en
hoger geldt als voldoende. In de cursusbeschrijving en/of studiewijzer wordt aangegeven hoe de
docent het eindcijfer bepaalt en hoe eventuele afronding plaatsvindt.
3. De docent maakt de deelname- en inspanningsverplichtingen in ieder geval via de studiewijzer en/of
de universitaire onderwijscatalogus bekend.
4. Indien een student met een geldige en verifieerbare reden verhinderd is om aan een verplicht
onderdeel of toets deel te nemen, meldt hij dit zo mogelijk vóór, doch in elk geval binnen 48 uur daarna
bij de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt de geldigheid
van de reden van de verhindering. De examencommissie kan in dat geval besluiten, dat de student
alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om het desbetreffende onderdeel af te leggen op een later, in
overleg met de betrokken docent, vast te stellen tijdstip.
5. Is ziekte de in het vorige lid bedoelde reden van verhindering, dan levert de student een medische
verklaring daaromtrent bij Studiepunt Geowetenschappen in. Een dergelijke verklaring is in elk geval te
verkrijgen bij de studentenarts.
6. Niet-verontschuldigbare afwezigheid leidt tot uitsluiting van de toets en / of het tentamen. Indien de
omschreven verplichtingen door de student niet zijn nagekomen kan de docent besluiten het
eindcijfer niet toe te kennen.
7. Een student kan als onderdeel van zijn/haar MSc programma niet een cursus van de
bacheloropleiding Aardwetenschappen opvoeren, indien die reeds onderdeel heeft uitgemaakt van
zijn/haar bachelordiploma of anderszins eerder behaald is.
8. Vanwege de overlap in cursusinhoud kan een student slechts één van de twee cursussen Climate
change and fluvial systems en Hydrology and climate opvoeren.
art. 4.2 - verplichte volgorde onderdelen
1. In dit artikel is de vereiste volgorde van de studieonderdelen aangegeven. De theorievakken of een
deel ervan dienen te zijn voltooid voor de aanvang van de Preparation MSc research. Op Preparation
MSc research volgt MSc research daarna volgt de MSc individual programme.
2. Om aan een van de Field research instruction vakken deel te mogen nemen, dienen op 10 maart van
het lopende studiejaar drie cursorische mastervakken te zijn behaald. (Aangewezen remedial
bachelorvakken tellen in dit geval mee).
3. Voor een student die het MSc programma Physical Geography volgt, geldt als ingangseis voor
Preparation MSc research en MSc research, dat op 10 maart van het lopende studiejaar drie
cursorische mastervakken te zijn behaald. (Aangewezen remedial bachelorvakken tellen in dit geval
mee). UU doorstromers dienen bovendien alle bachelorvakken te hebben behaald. Voor het MSc
research kunnen, afhankelijk van het type research aanvullende ingangseisen gesteld worden.
4. Voor een student die het MSc programma Hydrology volgt, geldt als ingangseis voor het MSc
research, dat op 10 maart van het lopende studiejaar drie cursorische mastervakken te zijn behaald.
(Aangewezen remedial bachelorvakken tellen in dit geval mee). UU doorstromers dienen bovendien
alle bachelorvakken te hebben behaald.
5. Iedere student die het MSc programma Physical Geography of Hydrology volgt, dient minimaal acht
colloquia te volgen.
6. Voor toelating tot MSc research van de MSc programma’s Biogeology, Geochemistry, Geophysics en
Geology moet 60 ECTS (45 ECTS voor het M-profiel) op masterniveau zijn gehaald dan wel
toestemming van de Examencommissie zijn verkregen.
9

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
art. 4.3 – toetsing stage of onderzoekopdracht
De toetsing van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de desbetreffende
begeleider vanuit de opleiding en tenminste een andere deskundige. Tenminste één van beiden dient
deel uit te maken van de wetenschappelijke staf van de faculteit Geowetenschappen.
art. 4.4 – aanwezigheidsplicht en actieve deelname
1. In het onderwijs geldt functionele aanwezigheidsplicht.
2. De docent bepaalt de eindtermen van zijn cursus en de testen die moeten worden afgelegd om aan
die eindtermen te voldoen. In de studiewijzer is aangegeven welke deelname- en
inspanningsverplichtingen er aan een cursus zijn verbonden.
3. In de evaluatie kunnen studenten oordelen over de gestelde deelnameverplichtingen.
4. De verantwoordelijke docent kan besluiten geen eindcijfer toe te kennen, indien de omschreven
verplichtingen niet zijn nagekomen.
5. Indien er aantoonbaar sprake is van overmacht (b.v. als gevolg van ziekte of
familieomstandigheden), vervalt de aanwezigheidsplicht. De beoordeling hiervan is aan de
verantwoordelijke docent.
6. Inspanningsverplichtingen (b.v. het houden van een presentatie of het schrijven van een paper)
kunnen nimmer vervallen. Wanneer een student door overmacht niet op tijd aan een bepaalde
inspanningsverplichting kan voldoen (b.v. als gevolg van ziekte of familieomstandigheden), bepaalt
de verantwoordelijke docent een nieuwe datum waarop aan deze verplichting kan worden voldaan.
7. Geschillen omtrent verplichte aanwezigheid kunnen worden voorgelegd aan de examencommissie
van de opleiding.
8. Een docent kan een student niet tijdens de cursus uit de cursus verwijderen, tenzij er sprake is van
geconstateerde fraude of plagiaat.
art. 4.5 – deelcijfers en afronding
1. In de studiewijzer is aangegeven, op welke wijze het eindcijfer van een cursus wordt opgebouwd.
2. Aan de hoogte van deelcijfers in een cursus kunnen minimumeisen worden gesteld, ook kan aan
bepaalde deelcijfers een zwaarder gewicht worden toegekend in de bepaling van het eindcijfer.
3. De docent bepaalt vorm en inhoud van de aanvullende opdracht.
4. Het nieuwe eindcijfer (na beoordeling van de aanvullende opdracht) dient binnen 7 weken na de
vaststelling van het eerste eindcijfer bij het studiepunt Geowetenschappen te zijn ingediend.
5. Er vindt eenmalig afronding plaats, alleen bij het bepalen van het eindcijfer.
6. Het gemiddelde cijfer 5,49 leidt tot een onvoldoende eindcijfer (5), het gemiddelde cijfer 5,50 leidt
tot een voldoende (6) als eindcijfer.
art. 4.6 – toetsvorm
1. In de studiewijzer en/of Universitaire onderwijscatalogus is vastgelegd hoe de (eind)beoordeling van
een cursus plaatsvindt.
2. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de
toetsen af te leggen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De
examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze
dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd.
4. Indien ten aanzien van een toets niet is aangegeven op welke wijze deze zal worden afgelegd,
omdat deze toets betrekking heeft op een cursus die niet door de opleiding wordt verzorgd, is het
daaromtrent in de voor die cursus geldende OER bepaalde van toepassing.
5. De duur van een schriftelijke toets is ten hoogste 3 uur.
art. 4.7 - De taal waarin tentamens worden afgenomen
Tentamens worden in principe afgenomen in het Engels, indien de examencommissie dan wel de
betreffende examinator en de student(en) dit overeenkomen, in een andere taal.
10

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
art. 4.8 – mondelinge toetsen
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders
heeft bepaald.
2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende
examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar
heeft gemaakt.
3. Mondelinge toetsen worden afgenomen gedurende ten hoogste 60 minuten
art. 4.9 – termijn beoordeling
1. De examinator stelt binnen 1 werkdag na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast
en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit (tentamenbriefje) waarop wordt
vermeld: het tentamen waarop de uitslag betrekking heeft, de naam van de student,
studentnummer, de datum, het judicium, de naam en handtekening van de verantwoordelijke
examinator.
2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast binnen
10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft het studiepunt van de faculteit
de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of elektronisch bewijsstuk van
het oordeel aan de student.
3. De in het vorige lid bedoelde termijn van 10 werkdagen kan in bijzondere gevallen worden verlengd
door de examencommissie tot ten hoogste 30 dagen. Gedurende de academische vakantie gelden
deze termijnen niet.
4. In de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het
inzagerecht, bedoeld in art. 4.12.
art. 4.10 – herkansingen in masteropleiding
1. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus (zoals opgenomen in de
studiewijzer), heeft voldaan maar hem niettemin een eindcijfer 5 is toegekend, wordt hij eenmalig in
de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen als reparatieopdracht, teneinde in staat te
zijn de cursus als voldoende (6) af te sluiten;
2. Indien deze aanvullende toets een onvoldoende resultaat oplevert (5 of lager), wordt het eindcijfer 5
in de studievoortgangadministratie verwerkt en daarmee zijn alle deelresultaten van de cursus
vervallen;
3. Indien de student voor een cursus een onvoldoende eindcijfer heeft behaald (4 of lager), is geen
aanvullende toets mogelijk. Het toegekende eindcijfer wordt in de studievoortgangadministratie
verwerkt en daarmee zijn alle deelresultaten van de cursus vervallen.
art. 4.11 - geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is in principe onbeperkt. Voor onderdelen waarvan de
toets langer dan 5 jaar geleden is behaald kan de examencommissie in afwijking hiervan een
aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen.
2. De geldigheidsduur van behaalde (deel-)toetsen is tot 31 augustus van het lopende studiejaar.
art. 4.12 – inzagerecht
1. Gedurende een termijn van dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke
toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk. Tevens wordt hem op zijn
verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke student kennis nemen van vragen en
opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan
de beoordeling heeft plaatsgevonden.
11

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
art. 4.13 – beroepsrecht
Tegen beslissingen van de examencommissie of van examinatoren staat tot vier weken nadat aan het
tentamen of examen is deelgenomen, dan wel nadat de beslissing is genomen, schriftelijk en
gemotiveerd beroep open bij het College van Beroep voor de Examens ex art. 7.61 WHW, 1992.
art. 4.14 – vrijstelling
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator,
vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student:
a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere
beroepsopleiding heeft voltooid; of
b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te
beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
art. 4.15 – aanmelding voor het examen
1. Aanmelding voor het examen geschiedt door persoonlijke verschijning bij Studiepunt
Geowetenschappen, uiterlijk 4 weken voor het tijdstip waarop het betreffende examen wordt
afgenomen. Bij de aanmelding voor een examen dient te worden overlegd:
- (kopie van het) laatst behaalde relevante diploma;
- kopie van een identiteitsbewijs;
- het bewijs van inschrijving bij de Universiteit Utrecht;
- alle uitslagformulieren c.q. de beoordelingsformulieren (indien van toepassing);
- twee exemplaren van het veldwerkverslag, incl. het door twee beoordelaars getekende
beoordelingsformulier (indien van toepassing);
- een exemplaar van het stageverslag (indien van toepassing);
- een exemplaar van de afstudeerscriptie (indien van toepassing);
- de door de het bestuur van de school (voorheen: MSc examencommissie) afgegeven goedkeuring
van de gekozen keuzeonderdelen.
2. Studiepunt Geowetenschappen controleert of de student voor de verplichte tentamens is geslaagd
en of aan de verplichtingen met betrekking tot de vooropleiding is voldaan, en doet hiervan
mededeling aan de examencommissie.
3. Behaalde resultaten zijn alleen geldig indien de student op het moment van behalen was
ingeschreven bij de centrale studenten administratie van de UU. Indien aan deze voorwaarde niet is
voldaan, kan de examencommissie om deze reden geregistreerde resultaten achteraf ongeldig
verklaren.
4. Studiepunt Geowetenschappen stelt de examencommissie op de hoogte van de studieresultaten van
de student.
5. De examencommissie stelt het tijdstip en de uitslag van het examen vast.
6. Studiepunt Geowetenschappen deelt het tijdstip van de uitreiking van het diploma (mondeling)
mede aan de student.
art. 4.16 – vaststelling van de uitslag van een examen
1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen
overlegt van door hem met gunstig gevolg afgelegde toetsen.
2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek
instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding,
indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven.
3. Ingeval de student tijdens de opleiding blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, wordt dit
op het getuigschrift vermeld met de woorden 'cum laude'. Andere judicia dan 'cum laude' worden niet
op het getuigschrift vermeld, echter wel vernoemd bij de uitreiking van het getuigschrift.
4. Het judicium 'cum laude' wordt gegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
gemiddeld voor alle onderdelen het judicium 'goed = 8,0' of een hoger judicium behaald; het resultaat
van de scriptie, opdracht e.d. is tenminste 'goed = 8,0' en alle eindcijfers van de overige onderdelen zijn
tenminste 7,5; alle resultaten moeten binnen 30 maanden na aanvang van de opleiding zijn behaald.
12

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
5. Het judicium 'met genoegen' wordt gegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
gemiddeld voor alle onderdelen is het judicium 'ruim voldoende = 7,0' of een hoger judicium behaald;
het resultaat van de scriptie, opdracht e.d. is tenminste 'goed = 8,0' en alle eindcijfers van de overige
onderdelen zijn tenminste 6,5; alle resultaten binnen 30 maanden na aanvang van de opleiding zijn
behaald.
6. De examencommissie kan besluiten het predikaat ‘cum laude’ of ‘met genoegen’ toch toe te kennen,
indien aan de onder lid 4 en 5 genoemde voorwaarden niet geheel is voldaan. Een dergelijk besluit kan
alleen met algemene stemmen worden genomen.
art. 4.17 - tijdvakken en frequentie afleggen examens
1. Tot het afleggen van de examens wordt tien keer per jaar, iedere maand (in principe de laatste
donderdag) met uitzondering van de maanden juli en december, de gelegenheid geboden.
2. De openbare uitreiking van de getuigschriften, vindt tenminste plaats in de maanden: september of
oktober, januari of februari en april of mei.
art. 4.18 – graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science"
verleend.
2. De verleende graad wordt op de bijlage bij het getuigschrift van het examen aangetekend.
3. Op de bijlage bij het getuigschrift worden ook vermeld de naam van de opleiding en de naam van
het programma, eventueel de gevolgde richting binnen het programma; de onderdelen van het
examen, een eventuele beroepskwalificatie, die met de opleiding is verkregen en de datum.
13

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 5 – Studievoortgang en -begeleiding
art. 5.1 – studievoortgangadministratie
1. Studiepunt Geowetenschappen registreert de individuele studieresultaten van de studenten.
2. Studiepunt Geowetenschappen draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten,
dat elke student via de universitaire studievoortgangsadministratie (osiris online) een overzicht
verschaft kan worden van de behaalde studieresultaten.
art. 5.2 – studiebegeleiding
1. In het kader van de toelatingsprocedure maakt de toelatings- en adviescommissie een afspraak met
de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma.
2. Het bestuur van het onderwijsinstituut draagt zorg voor een inwerkprogramma van de student bij de
aanvang van zijn opleiding.
3. Het bestuur van het opleidingsinstituut draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student
tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in
het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding
of beroepsuitoefening buiten de universiteit.
4. Aan het eind van het eerste jaar van de opleiding ontvangt de student in het O-programma een -niet
verbindende- prognose m.b.t. de toelating tot een onderzoekersopleiding.
14

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Paragraaf 6 – Overgangs- en slotbepalingen
art. 6.1 – overstap ‘oude stijl’ > ‘nieuwe stijl’
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 3.1 en 3.2 kan degene die het propedeutisch examen
van de opleiding Aardwetenschappen heeft behaald, en een voldoende bewijs van opgedane
academische vaardigheden (vergelijkbaar met het portfolio van de bacheloropleiding) kan
overleggen, en maximaal 15 ects achterstand heeft in jaar 1 tot en met 3 van deze opleiding,
verzoeken te worden toegelaten tot een bepaald programma/ studiepad van de masteropleiding.
2. De in art. 6.1. lid 1 genoemde vooropleiding wordt dan (zodra 180 ects zijn behaald) gelijkgesteld
met het afsluitend examen van de equivalente bacheloropleiding.
3. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan ze, na advies van de programmaleider van
het masterprogramma, onderdelen aanwijzen, waarvan de student wordt vrijgesteld resp. die
moeten worden ingehaald.
art. 6.2 – wijziging
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord het bestuur van de school en na
verkregen instemming van de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopend studiejaar, tenzij de belangen
van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op:
- een goedkeuring die krachtens artikel 2.3 t/m 2.6 is verleend;
- enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten
aanzien van een student.
art.6.3 – bekendmaking
1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en
richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze
stukken, onder meer door opneming in het Opleidingsstatuut.
2. Elke belangstellende kan bij het Studiepunt een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken
verkrijgen.
art. 6.4 - Interpretatie van de onderwijs- en examenregeling
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of in het geval enig artikel voor verschillende uitleg vatbaar
is, beslist de Examencommissie, of indien de Examencommissie in het onderhavige geval niet bevoegd is,
beslist de decaan.
art. 6.5 – inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005.
De decaan van de faculteit Geowetenschappen, gehoord hebbende de opleidingscommissie, de
instemming van de faculteitsraad verkregen hebbende, stelt deze regeling vast op 11 mei 2005.
15

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Bijlage I: Totaal overzicht van het cursusaanbod van de school
A. Theoretisch verdiepende onderdelen aangeboden door / onder verantwoordelijkheid van docenten van
het departement Aardwetenschappen:
GEO4-1401 : AW Structure and composition of the earth's interior
7,5 ECTS
GEO4-1402 : AW Geopotential fields: gravity and magnetism of the earth
7,5 ECTS
GEO4-1403 : AW Magmatic processes
7,5 ECTS
GEO4-1404 : AW Advanced mineralogy (mineral chemistry and physics)
7,5 ECTS
GEO4-1405 : AW Paleoceanography and climate variability
7,5 ECTS
GEO4-1406 : AW Aquatic chemistry
7,5 ECTS
GEO4-1408 : AW Global seismology I: wave propagation
7,5 ECTS
GEO4-1409 : AW Tectonophysics (voorheen: Lithosphere dynamics)
7,5 ECTS
GEO4-1410 : AW Mechanisms of deformation and transport in rocks
7,5 ECTS
GEO4-1411 : AW Structural analysis of deformed rocks
7,5 ECTS
GEO4-1412 : AW Astronomical climate forcing and time scales
7,5 ECTS
GEO4-1413 : AW Biogeochemistry
7,5 ECTS
GEO4-1414 : AW Environmental geochemistry
7,5 ECTS
GEO4-1415 : AW Data processing and inverse theory
7,5 ECTS
GEO4-1416 : AW Dynamics of the earth's mantle
7,5 ECTS
GEO4-1417 : AW Petrogenesis: provenance and timing in igneous & metamorphic systems 7,5 ECTS
GEO4-1418 : AW Dynamics of basins and orogens
7,5 ECTS
GEO4-1419 : AW Sedimentary processes and products; field observations and modeling 7,5 ECTS
GEO4-1420 : AW Organic geochemistry
7,5 ECTS
GEO4-1421 : AW Reactive transport in the hydrosphere
7,5 ECTS
GEO4-1422 : AW Environmental paleobiology and proxies
7,5 ECTS
GEO4-1423 : AW Applied geophysics-I: Potential field methods
3,75 ECTS
GEO4-1424 : AW Applied geophysics-II: Seismics & GPR for energy, environment
and engineering
3,75 ECTS
GEO4-1425 : AW Earth resources: origin and exploration modeling with GIS
7,5 ECTS
GEO4-1426 : AW Kinetic processes
7,5 ECTS
GEO4-1427 : AW Computational geophysics
7,5 ECTS
GEO4-1430 : AW Field research instruction geology
7,5 ECTS
GEO4-1431 : AW Field research instruction geochemistry
7,5 ECTS
GEO4-1432 : AW Environmental hydrogeology
7,5 ECTS
GEO4-1433 : AW Hydrological transport phenomena
7,5 ECTS
GEO4-1434 : AW Principles of ground water flow
7,5 ECTS
GEO4-143.. : AW Petroleum systems and regional geology
2,5 ECTS
B. Research / seminar onderdelen
GEO4-1501 : AW Paleomagnetism and rock magnetism
GEO4-1502 : AW Tectonophysical modelling
GEO4-1503 : AW Seismic field school
GEO4-1504 : AW Seismic Interpretation
GEO4-1505 : AW Deformation mechanisms, rheology and tectonics
GEO4-1506 : AW Looking at the region around the Moho
GEO4-1507 : AW Seismic imaging / inversion …. the details
GEO4-1508 : AW Advanced inverse theory
GEO4-1509 : AW Global seismology 2
GEO4-1512 : AW Geomicrobiology
GEO4-1513 : AW Fieldwork related research project (with respect to GEO4-1430)
GEO4-1514 : AW Vertebrate evolution (tetrapods)
GEO4-1517 : AW Petroleum geology of the North Sea
GEO4-151.. : AW Reservoir prediction
GEO4-151… : AW Production geology
* Deficiency courses (BSc Earth Sciences level 3 course)
GEO3-1307 : AW Structural geology and tectonics (voor Basin masters)*
7,5 ECTS
7,5 ECTS
3,75 ECTS
3,75 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
3 ECTS
6 ECTS
5 ECTS
2,5 ECTS
7,5 ECTS
16

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
C. Theoretisch verdiepende onderdelen aangeboden door / onder verantwoordelijkheid van docenten van
het departement Fysische Geografie
GEO4-4401 : AW Applied physical geography
GEO4-4402 : AW Coastal and river modelling
GEO4-4403 : AW Coastal zone & river management
GEO4-4404 : AW Land surface hydrology
GEO4-4406 : AW Land degradation & catchment modelling
GEO4-4409 : AW Reconstructing Quaternary environments
GEO4-4410 : AW MSc research (voorheen: Fieldwork)
GEO4-4411 : AW Sedimentology
GEO4-4412 : AW Spatial analysis with GIS 2
GEO4-4414 : AW Soil and water systems management
GEO4-4415 : AW MSc thesis
GEO4-4416 : AW MSc individual programme (voorheen: Traineeship)
GEO4-4417 : AW Unsaturated zone hydrology
GEO4-4420 : AW Stochastic hydrology
GEO4-4421 : AW Fluid mechanics 2
GEO4-4423 : AW Hydrology and climate
GEO4-4424 : AW Sediment transport processes
GEO4-44… : AW Remote sensing
GEO4-44…. : AW Preparation MSc reseach
d. Advanced courses / seminar onderdelen
GEO4-4426 : Advanced course Coastal and fluvial systems
GEO4-4427 : Advanced Course in Geostatistics
GEO4-4428 : Advanced Course in Landdegradation
GEO4-4430 : Advanced Course in Quaternary geology and climate change
GEO4-4431 : Advanced Course in Remote sensing
GEO4-4432 : Advanced Course in Soil and water systems
* Deficiency courses (BSc Earth Sciences level 3 courses)
GEO3-4301 AW Soil and water pollution*
GEO3-4303 AW Quarternary geology and climate change*
GEO3-4304 AW Land degradation*
GEO3-4305 AW River morphodynamics*
GEO3-4306 AW Coastal morphodynamics *
GEO3-4307 AW Fluid mechanics 1*
** only one of these two courses may be selected
GEO4-4425: AW Climate change and fluvial systems **
GEO4-4423: AW Hydrology and climate**
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
15 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
15 ECTS
30 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
15 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
Opmerking: niet elk van de research seminar onderdelen zal ieder jaar worden aangeboden. Voor
aanvang van de relevante inschrijfperiode wordt het definitieve cursusaanbod en de werkvormen bekend
gemaakt.
17

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Bijlage II:
A. Uitwerking programma's Geology, Geochemistry en Geophysics
De masterprogramma's worden vormgegeven met een hoofdzakelijk cursorisch eerste jaar en een
hoofdzakelijk onderzoekgericht tweede jaar. In het eerste jaar kiest de student voor 6 tot 8 modules
uit het aanbod van tabel A van bijlage I Dit wordt indien nodig aangevuld met het wegwerken van
mogelijke kennislacunes op bachelorniveau (remedial teaching). Het afrondende onderzoek moet
tenminste een omvang van 30 ECTS hebben. Naast de aangeboden modules zijn er ook stage
mogelijkheden, die – na goedkeuring – voor het afrondende onderzoek gebruikt kunnen worden.
Voor het masterprogramma worden de modules ingeroosterd volgens een aantal logische lijnen die
elk voor zich aansluiting vinden bij één van de onderzoekprogramma's van het departement
Aardwetenschappen. Deze lijnen (tracks) zijn:
Programma Geophysics:
Geophysics
Programma Geophysics of
Evolution and Dynamics of the Crust/ Lithosphere System
programma Geology:
Programma Geology:
Earth Materials
Programma Geology: Evolution and Dynamics of Sedimentary Systems /
Basin Masters (M-profiel)
Programma Geochemistry:
Environmental Geochemistry
Dit garandeert een goede inbedding van MSc-onderzoek in de programma's van de
onderzoekinstituten en –scholen 2 . In het tweede jaar van de masteropleiding zullen de studenten
volwaardig mee draaien in het reilen en zeilen van de onderzoekinstituten en -scholen.
NB. De student is vrij om af te wijken van deze lijnen en wordt daarin slechts beperkt door de
inroostering. De opleiding streeft naar zo goed mogelijk op de individuele student afgestemde
programma's. Het einddoel van de student zal – in overleg met een persoonlijk adviseur – diens
voortraject bepalen.
De aanbevolen lijnen maken geen integraal onderdeel uit van deze OER, omdat naast inhoudelijke
redenen, ook redenen van organisatorische aard van invloed kunnen zijn op de plaats van het
onderdeel in het rooster. Voor aanvang van het studiejaar worden de aanbevolen lijnen echter wel
naar de opleidingscommissie en de faculteitsraad gecommuniceerd.
Afhankelijk van interesses, ambities en noodzakelijk geachte kennis wordt in het tweede jaar de
ruimte die resteert naast de verplichte afstudeeropdracht in beginsel gekozen uit het aanbod in
bijlage I.B, 'Research / seminar onderdelen'.
B. Uitwerking programma Biogeology
Het programma Biogeology bestaat uit een hoofdzakelijk cursorisch eerste jaar en een hoofdzakelijk
onderzoekgericht tweede jaar. Samenvattend:
- Cursorische modules (minimaal 45 ECTS)
- Afrondend onderzoek (minimaal 30 ECTS)
- Aanvulling tot 120 ECTS met stage en/of modules uit het gehele masteraanbod Earth Sciences en
Biological Sciences
2
Instituut voor Geodynamisch Onderzoek (GOI) / Vening Meinesz Onderzoekschool voor Geodynamica (VMGS)
Instituut voor Paleomilieus en Paleoklimaat Utrecht (IPPU)/ Nederlandse Onderzoekschool voor Sedimentaire Geologie (NSG)
18

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
In het eerste jaar kiest de student tenminste 6 modules (45 ECTS) waarvan minimaal vier uit de
volgende acht (de laatste drie worden door de faculteit biologie aangeboden):
- Paleo-oceanography and climate variability
- Astronomical forcing and time-scales
- Biogeochemistry
- Organic geochemistry
- Evolutionar paleobiology and proxies
- Advanced botanical paleoecology
- Ecology of plant communities and landscape
- Evolutionary biology (titel nog niet definitief)
Daarnaast wordt tenminste 2 modules (15 ECTS) gekozen uit het aanbod modules van Masters Earth
Sciences en Masters Biological Sciences.
Een (buiten) stage kan – na goedkeuring – worden gebruikt voor het afrondende onderzoek.
C. Uitwerking programma Physical Geography
Het programma Physical Geography biedt keuzemogelijkheden in de volgende studiepaden/tracks:
• Coastal and Fluvial Systems;
• Natural Hazards and Earth Observation;
• Quaternary Geology and Climate Change;
• Soil and Water Systems.
De studiepaden omvatten verplichte theoretische onderdelen met een totale studielast van
tenminste 22,5 ECTS. Eveneens verplicht is MSc preparation research (incl. ecxcursie) met een totale
omvang van 15 ECTS. Daarnaast is er een keuzeruimte / reparatieruimte van 15 ECTS.
Binnen de respectievelijke studiepaden gelden onderstaande verplichtingen:
Coastal and Fluvial Systems Coastal and river modelling 7,5 ECTS
Sedimentology
7,5 ECTS
1 uit 3:
Land surface hydrology of
Fluid mechanics 2 of
Remote sensing
7,5 ECTS
Natural Hazards and Earth
Observation
Quaternary Geology and
Climate Change
Soil and Water Systems
Land degradation and
catchment modelling
Remote sensing
1 uit 3:
Land surface hydrology, of
Unsaturated zone hydrology, of
Spatial analysis with GIS 2
Reconstructing quaternary
environments
Sedimentology
1 uit 2:
Land surface hydrology, of
Climate change and Fluvial
systems
Soil and water systems
management
Land surface hydrology
Unsaturated zone hydrology
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
7,5 ECTS
19

OER-MSc-NL-2005.doc d.d. 13-7-2005 om 14:35 uur.
Aanvullende keuze-onderdelen worden gekozen uit het totale aanbod van de MSc Earth Sciences. In
bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat één of meer onderdelen van andere
universitaire Masterprogramma’s worden gekozen.
2 e Studiejaar
MSc research (voorheen: Fieldwork) 30 ECTS, gevolgd door
MSc individual programme (voorheen: Traineeship) 30 ECTS (evt. in te vullen via een stage).
D. Uitwerking programma Hydrology
Het programma bevat in het eerste jaar de volgende twee verplichte onderdelen met de daarbij
vermelde studielast:
Land surface hydrology
7,5 ECTS
Principles of groundwater flow
7,5 ECTS
en drie verplichte onderdelen te kiezen uit onderstaande zes onderdelen:
- Unsaturated zone hydrology 7,5 ECTS
- Stochastic hydrology 7,5 ECTS
- Hydrology and climate 7,5 ECTS
- Hydrogeological transport phenomena 7,5 ECTS
- Reactive transport of the hydrosphere 7,5 ECTS
- Environmental hydrogeology 7,5 ECTS
Daarnaast wordt 22,5 ECTS gekozen uit het aanbod van de MSc Earth Sciences in bijlage I.
2 e Studiejaar
MSc research (Earth Surface hydrology of Environmental Hydrogeology) 30 ECTS, gevolgd door
MSc individual programme 30 ECTS (evt. in te vullen via een stage).
Indien één of meer van bovenstaande theorievakken door een student als onderdeel van
de bachelor- of de eerste drie jaar van de doctoraalopleiding reeds met goed gevolg zijn
afgelegd, wordt geen vrijstelling verleend, doch dient dit onderdeel vervangen te
worden door een vrij te kiezen onderdeel uit het aanbod van de masteropleidingen Earth
Sciences, dan wel - met toestemming van de Master examencommissie - daarbuiten.
20