Tax audit & accountancy mei 2009 - IBR
Tax audit & accountancy mei 2009 - IBR
Tax audit & accountancy mei 2009 - IBR
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
4-5<br />
14<br />
Al deze vennootschappen die vallen onder artikel<br />
10 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde<br />
vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.<br />
15<br />
Deze bepaling is enkel ingelast omdat de <strong>audit</strong>richtlijn<br />
hierin voorziet. Deze vennootschappen<br />
noteren niet aan een gereglementeerde markt.<br />
16<br />
Zoals nader vastgelegd in artikel 2, lid 5 van Verordening<br />
(EG) nr. 809/2004 van de Europese Commissie<br />
(verordening die de Prospectusrichtlijn nader<br />
vormgeeft). Voor het overige geldt ook hier de in<br />
vorige voetnoot opgenomen opmerking.<br />
17<br />
Zie hoofdstuk 6 van de wet van 17 december 2008.<br />
18<br />
Nihil<br />
19<br />
Zoals boven reeds aan bod kwam, kennen kredietinstellingen<br />
en verzekeringsondernemingen<br />
bijzondere regels inzake het directiecomité.<br />
20<br />
En wat de kredietinstellingen betreft “elk lid van<br />
een college van zaakvoerders van een BVBA”.<br />
21<br />
Voor de kredietinstellingen betreft het een directiecomité<br />
in de zin van artikel 26 van de wet van<br />
22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de<br />
kredietinstellingen en voor verzekeringsondernemingen<br />
in de zin van artikel 90, §3 van de wet van 9<br />
juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.<br />
22<br />
Zie voor een overzicht L. He, R. Labelle, C. Piot<br />
en D. Thornton, Board Monitoring, Audit Committee<br />
Effectiveness, and Financial Reporting Quality:<br />
Review and Synthesis of Empirical Evidence, working<br />
paper, juli 2008, 42 p. terug te vinden op http://<br />
ssrn.com/abstract=1159453.<br />
23<br />
Zie terzake J. Krishnan en J. Eun Lee, Audit<br />
Committee Financial Expertise, Litigation Risk and<br />
Corporate Governance, working paper, juli 2008,<br />
32 p. terug te vinden op http://ssrn.com/abstract=1316278.<br />
24<br />
Section 407 van de Amerikaanse Sarbanes-Oxley<br />
Act die verplicht tot de aanduiding van een financiële<br />
expert in het <strong>audit</strong>comité dan wel de redenen<br />
op te geven waarom hier geen gevolg aan gegeven<br />
wordt, geeft gedetailleerd aan waaraan een dergelijke<br />
expert moet beantwoorden. Deze section 407<br />
wordt nog verder ontwikkeld in de SEC Final rule<br />
Disclosure Required by Sections 406 and 407 of<br />
the Sarbanes-Oxley Act of 2002, zie http://www.sec.<br />
gov/rules/final/33-8177.htm.<br />
Naast de voorwaardelijke vrijstellingen,<br />
zijn de meeste 14 openbare instellingen voor<br />
collectieve belegging met een veranderlijk<br />
aantal rechten van deelneming in vennootschapsvorm<br />
expliciet volledig vrijgesteld<br />
van de verplichting tot instelling van een<br />
<strong>audit</strong>comité 15 . De beheervennootschappen<br />
van instellingen voor collectieve beleggingen<br />
zijn niet vrijgesteld. Ook vennootschappen<br />
waarvan de enige zakelijke activiteit bestaat<br />
in het uitgeven van door activa gedekte waardepapieren<br />
16 krijgen vrijstelling mits deze<br />
melding maken van de redenen waarom noch<br />
een <strong>audit</strong>comité is ingericht, noch de raad<br />
van bestuur is belast met de in artikel 526bis,<br />
§4 W. Venn. vastgelegde wettelijke taken van<br />
dit <strong>audit</strong>comité.<br />
Tot slot heeft de wetgever een bijzonder<br />
regime uitgewerkt voor de Nationale Bank<br />
van België 17 .<br />
3. Samenstelling van het <strong>audit</strong>comité<br />
Een <strong>audit</strong>comité moet minstens twee leden<br />
tellen. Dit volgt uit artikel 526bis, §2 W.<br />
Venn. dat spreekt over “leden”. Uitsluitend<br />
niet-uitvoerende bestuurders mogen deel uitmaken<br />
van het <strong>audit</strong>comité. Deze verplichting<br />
heeft een belangrijke vernieuwing van<br />
het Belgische vennootschapsrecht tot gevolg.<br />
Immers noopte het de wetgever om naast het<br />
begrip onafhankelijke bestuurders waarmee<br />
het vennootschapsrecht sinds de wet van 13<br />
april 1995 vertrouwd is 18 , ook het begrip<br />
uitvoerende bestuurders nader te duiden. Uitvoerende<br />
bestuurders zijn deze bestuurders:<br />
1. die lid zijn van het directiecomité in de<br />
zin van artikel 524bis W. Venn 19 .<br />
2. dagelijks bestuurders in de zin van artikel<br />
525 W. Venn 20 .<br />
3. andere personen die als uitvoerend worden<br />
gekenmerkt.<br />
De eerste twee categorieën van bestuurders<br />
zijn makkelijk te identificeren. De toevoeging<br />
van “onder meer” bij aanvang van artikel<br />
526bis, §3, lid 2 W. Venn., de derde categorie<br />
uitvoerende bestuuders, creëert rechtsonzekerheid<br />
en is ten onrechte niet nader vastgelegd.<br />
De vraag rijst immers naar de hoedanigheid<br />
van bestuurders, andere dan deze die<br />
onder het eerste en tweede criterium vallen<br />
en geen onafhankelijke bestuurders zijn. Zij<br />
mogen blijkens de wettekst niet automatisch<br />
gekwalificeerd worden als niet-uitvoerende<br />
bestuurders. Deze onduidelijkheid is ook<br />
doorgetrokken naar de nieuwe criteria inzake<br />
onafhankelijkheid in artikel 526ter W. Venn.<br />
Artikel 526ter, 1° W. Venn verwijst naar een<br />
bestuurder die geen “mandaat van uitvoerend<br />
lid van het bestuursorgaan of een functie van<br />
lid van het directiecomité of van een persoon<br />
belast met het dagelijks bestuur” heeft uitgeoefend.<br />
Wie mag die kwalificatie van “andere” uitvoerende<br />
bestuurder toekennen? Voor de<br />
categorie van de onafhankelijke bestuurders<br />
kan de Koning of de buitengewone algemene<br />
vergadering middels een statutenwijziging de<br />
kwalificatie van onafhankelijke bestuurder<br />
nader vaststellen. De wet liet evenwel na deze<br />
bevoegdheid tot invulling van “andere” uitvoerende<br />
bestuurders toe te wijzen. Volstaat<br />
het dat nadere regels worden vastgelegd in<br />
het corporate governance charter?<br />
Uitvoerende leden van het wettelijke bestuursorgaan<br />
van een kredietinstelling zijn<br />
naast de leden van het directiecomité 21 en<br />
dagelijks bestuurders ook de leden van het<br />
college van zaakvoerders van een BVBA.<br />
Deze laatste zinsnede is moeilijk te kaderen<br />
en kan op verschillende wijzen worden geïnterpreteerd.<br />
Voor andere instellingen in de financiële<br />
sector zoals de verzekeringsondernemingen<br />
geldt de verplichting niet. Problemen<br />
worden vermeden wanneer de kredietinstelling<br />
als niet-uitvoerende bestuurder personen<br />
benoemt die op geen enkele wijze in verband<br />
kunnen gebracht worden met een collegiaal<br />
zaakvoerderschap van een BVBA, maar dit is<br />
slechts een praktische oplossing.<br />
Minstens één lid van het <strong>audit</strong>comité moet<br />
een onafhankelijke bestuurder zijn. De<br />
criteria waaraan deze bestuurder moet beantwoorden<br />
liggen vervat in artikel 526ter<br />
W. Venn. De betrokken onafhankelijke<br />
bestuurder moet bovendien over de nodige<br />
deskundigheid beschikken op het gebied van<br />
boekhouding en <strong>audit</strong>. De voorbereidende<br />
werken duiden aan dat deze deskundigheid<br />
voortvloeit uit “het bezit van een diploma van<br />
hogere studies in een economische of financiële<br />
richting of dat hij in deze do<strong>mei</strong>nen relevante<br />
beroepservaring heeft verworven.” Deze verplichting<br />
moet vanuit academisch oogpunt<br />
worden ondersteund. Immers deskundigheid<br />
(eerder dan onafhankelijkheid) blijkt in vele<br />
gevallen een positieve invloed te hebben op<br />
de kwaliteit van de financiële rapportering 22 .<br />
Evenwel wijst ander onderzoek uit dat positieve<br />
effecten slechts worden behaald indien<br />
de deskundigheid zich situeert in welbepaalde<br />
do<strong>mei</strong>nen en meer bepaald op het stuk van<br />
financiële expertise in <strong>accountancy</strong> 23 . De positieve<br />
effecten van andere financiële deskundigen<br />
zijn veel kleiner tot onbestaande. Hieruit<br />
volgt dat de Belgische wetgeving verdere<br />
verfijning behoeft. De Amerikaanse wetgeving<br />
omschrijft gedetailleerd de competenties<br />
waarover een financiële expert moet beschikken<br />
24 . Bovendien is de Belgische benadering<br />
vrij vaag en onscherp. De deskundigheid op<br />
boekhoudkundig gebied moet volgen uit een<br />
economisch of financieel diploma en volgens