Download het vademecum als pdf bestand - IBR
Download het vademecum als pdf bestand - IBR
Download het vademecum als pdf bestand - IBR
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
VADEMECUM VAN DE BEDRIJFSREVISOR<br />
Deel III: Toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
2007
INSTITUUT<br />
VAN DE<br />
BEDRIJFSREVISOREN<br />
VADEMECUM<br />
VAN DE<br />
BEDRIJFSREVISOR<br />
Deel III: Toegang tot <strong>het</strong><br />
beroep<br />
2007<br />
Standaard Uitgeverij<br />
Mechelsesteenweg 203<br />
2018 Antwerpen<br />
tel.: 03 285 72 00<br />
fax: 03 230 12 25<br />
www.standaarduitgeverij.be/<br />
informatief<br />
e-mail:<br />
sui@standaarduitgeverij.be<br />
<strong>IBR</strong><br />
Arenbergstraat 13<br />
1000 Brussel<br />
tel.: 02 512 51 36<br />
fax: 02 512 78 86<br />
www.accountancy.be<br />
e-mail: info@ibr-ire.be
Door O. COSTA, adviseur<br />
Onder leiding van de Stagecommissie samengesteld uit:<br />
D. VAN CUTSEM, Voorzitter<br />
M. BLOCKX<br />
B. CALLENS<br />
F. FANK<br />
G. HEPNER<br />
D. KROES<br />
V. MARICQ<br />
I. SAEYS<br />
J. TISON<br />
R. VAN ASBROECK<br />
P. VAN IMPE<br />
L. VERRIJSSEN<br />
H. WILMOTS<br />
4de uitgave<br />
Verantwoordelijke uitgever: P. Berger – Arenbergstraat 13 – 1000 Brussel<br />
Tel: 02/512.51.36<br />
© 2007 Alle rechten voorbehouden.<br />
Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of<br />
opgeslagen in een retriev<strong>als</strong>ysteem, en evenmin worden overgedragen in welke<br />
vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van<br />
fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke<br />
uitgever.<br />
Wettelijk depot: D/2007/0034/424<br />
ISBN 978-90-341-9238-7
VOORWOORD<br />
De organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep is één van de voornaamste<br />
opdrachten die de wetgever aan ons Instituut heeft toevertrouwd. Het betreft niet<br />
alleen de stage maar ook de examens die afgelegd dienen te worden door de<br />
buitenlandse, al dan niet Europese, confraters even<strong>als</strong> de relaties met de andere<br />
Instituten op dit gebied.<br />
Deze opdracht wordt vooral door de Stagecommissie, die over een ruime<br />
autonomie tegenover de Raad beschikt, uitgeoefend. De Stagecommissie zetelt<br />
ook in de hoedanigheid van tuchtinstantie.<br />
De Stagecommissie heeft, in de loop van de voorbije jaren, een rechtspraak<br />
uitgebouwd waarvan <strong>het</strong> interessant leek deze in Deel III van <strong>het</strong> Vademecum<br />
van de Bedrijfsrevisor te verzamelen. De voornaamste aspecten van de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België worden erin samengevat.<br />
In 2006 en 2007 vonden belangrijke evoluties plaats inzake de toegang tot <strong>het</strong><br />
beroep. Onderhavige uitgave betreft een volledige herziening van de vorige<br />
uitgave van deze publicatie. Dit werk houdt rekening met de evoluties van de<br />
Richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van<br />
jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, bekendgemaakt in <strong>het</strong><br />
Publicatieblad van de Europese Unie van 9 juni 2006.<br />
Onderhavige uitgave houdt eveneens rekening met de talrijke aanpassingen<br />
aangebracht aan de reglementaire bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep,<br />
die zijn vervat in <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007 (B.S. 30 mei 2007).<br />
Deze uitgave is een onontbeerlijke referentiebron voor alle stagiairs en<br />
toekomstige stagiairs, voor de studenten die belangstelling tonen voor ons<br />
beroep, voor de onderwijsinstellingen, voor de buitenlandse confraters even<strong>als</strong><br />
voor de leden van <strong>het</strong> Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten.<br />
Ook de stagemeesters zullen hierin een antwoord op hun vragen vinden.<br />
Ik wens mijn oprechte dank te betuigen aan de leden van de Stagecommissie<br />
even<strong>als</strong> aan de heer Olivier COSTA, verantwoordelijke van de stagedienst, dank<br />
zij wie deze kwaliteitsvolle uitgave tot stand kon komen.<br />
Pierre P. BERGER<br />
Voorzitter<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 5
INHOUDSTAFEL<br />
1. Inleiding 15<br />
1.1 Toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees niveau 15<br />
1.1.1 Richtlijn 2006/43/EG 15<br />
A. Toepassingsgebied 15<br />
B. Studieniveau 16<br />
C. Theoretische kennis 16<br />
D. Vrijstellingen 16<br />
E. Praktijkopleiding 16<br />
F. Beroepservaring 17<br />
G. Toelating van wettelijke auditors uit andere Lidstaten 17<br />
1.1.2 Richtlijn 2005/36/EG 17<br />
A. Bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep 17<br />
B. Toepassingsgebied 17<br />
1.2 Toegang tot <strong>het</strong> beroep in België 18<br />
1.3 Organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep in de schoot van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> 18<br />
1.4 www.ibr-ire.be: een informatiebron voor de stagiairs 19<br />
1.5 Internationale context 19<br />
2. Wettelijke (wet van 22 juli 1953) en reglementaire (K.B. toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van 30 april 2007, K.B. van 10 januari 1994<br />
betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren en K.B. tucht<br />
van 26 april 2007) bepalingen 21<br />
3. De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep 23<br />
3.1 Bevoegdheden van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald in <strong>het</strong> Koninklijk Besluit<br />
van 30 april 2007 23<br />
3.2 De Stagecommissie (art. 28 van de wet van 22 juli 1953 en art. 4<br />
tot en met 10 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007) 23<br />
3.2.1 Samenstelling van de Stagecommissie 23<br />
3.2.2 Bevoegdheden van de Stagecommissie 24<br />
3.2.3 Organisatie van de vergaderingen van de Stagecommissie 26<br />
3.2.4 De functie van verslaggever 27<br />
3.3 De Examencommissie (artikel 11) 27<br />
3.3.1 Samenstelling van de Examencommissie 27<br />
3.3.2 Bevoegdheden van de Examencommissie 27<br />
3.4 Rol van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) 28<br />
4. Voorwaarden voor de toelating tot de stage 29<br />
4.1 Voorwaarde van nationaliteit of woonplaats 29<br />
4.2 Voorwaarde van de burgerlijke en politieke rechten 29<br />
4.3 Diploma 29<br />
4.4 Sluiten van een stageovereenkomst 30<br />
5. Toelatingsexamen 31<br />
5.1 Inschrijving voor <strong>het</strong> toelatingsexamen 31<br />
5.2 Af te leggen examenvakken 31<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 7
5.3 Vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen 33<br />
5.3.1 Vrijstellingen voor de houders van een masterdiploma 33<br />
5.3.2 Vrijstellingen voor andere gediplomeerden 33<br />
5.3.3 Analyse door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> van de dossiers waarvoor vrijstellingen<br />
worden gevraagd 33<br />
5.3.4 Geldigheid van de vrijstellingen en van de resultaten van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen 35<br />
5.4 Opstelling en verbetering van <strong>het</strong> examen 36<br />
5.5 Timing en aantal keren dat <strong>het</strong> toelatingsexamen mag worden afgelegd 36<br />
5.6 Administratieve stappen 36<br />
6. Toelating tot de stage 39<br />
6.1 Het dossier van toelating tot de stage 39<br />
6.2 Voorwaarden van toelating tot de stage 39<br />
6.2.1 Voorwaarden in verband met de stagemeester 39<br />
A. Vijf jaar inschrijving in hoedanigheid van bedrijfsrevisor op<br />
<strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> 40<br />
B. Maximum drie stagiairs 40<br />
C. Het profiel van de stagemeester 40<br />
D. Het geval van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor 42<br />
E. Sociaal statuut van de stagemeester 42<br />
F. Contacten tussen de stagemeester en de stagiair 42<br />
G. Stagemeester gestraft met een schorsing 42<br />
H. Twee stagemeesters 43<br />
6.2.2 Voorwaarden verbonden aan de stagiair 43<br />
A. Verbod van stageactiviteiten verricht namens een vennootschap 43<br />
B. Onverenigbaarheden 44<br />
6.2.3 Overige voorwaarden 44<br />
6.3 Goedkeuring van de stageovereenkomsten door de Stagecommissie<br />
en toelating tot de stage door de Stagecommissie 44<br />
6.4 Voorbeelden van stageovereenkomsten onder een statuut <strong>als</strong><br />
zelfstandige en onder een statuut <strong>als</strong> loontrekkende en ook van<br />
verbintenisbrief 45<br />
6.4.1 Model van stageovereenkomst 45<br />
6.4.2 Stageovereenkomst met een bedrijfsrevisorenkantoor 46<br />
6.4.3 Verbintenisbrief van de stagemeester 47<br />
6.5 Titel van stagiair-bedrijfsrevisor 48<br />
6.6 De hoedanigheid van stagiair 48<br />
6.7 Sociaal statuut van de stagiair 49<br />
6.8 Informatievergadering met betrekking tot de stage 49<br />
6.9 Weigering van de toelating tot de stage door de Stagecommissie 49<br />
7. Verloop van de stage 51<br />
7.1 Doel van de stage 51<br />
7.2 Duur van de stage 51<br />
7.3 Stagewerkzaamheden: <strong>het</strong> begrip duizend uren per jaar 51<br />
7.4 Vermindering van de stageduur en vrijstelling van de stage 52<br />
7.5 Opschorting van de stage 54<br />
7.5.1 Algemeenheden 54<br />
8 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
7.5.2 Verplichtingen van de stagemeester naar aanleiding van<br />
<strong>het</strong> beëindigen van een stageovereenkomst 55<br />
7.5.3 Onderbreking van de stage in geval van overmacht 55<br />
7.6 Verlenging van de stage 56<br />
7.7 Schrappingen 56<br />
7.7.1 Administratieve schrappingen 56<br />
7.7.2 Tuchtrechtelijke schrappingen 57<br />
7.8 Einde van de stage 57<br />
7.9 Herneming van de stage bij dezelfde stagemeester 57<br />
7.9.1 Automatisch 57<br />
7.9.2 Binnen de termijn van vijf jaar vanaf de aanvang van de<br />
opschorting 57<br />
7.9.3 Na <strong>het</strong> verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting 58<br />
7.10 Verandering van stagemeester (gedurende de stage of na een<br />
opschorting van de stage) 58<br />
7.11 Stage in <strong>het</strong> buitenland 59<br />
7.12 Stage uitgevoerd bij twee stagemeesters 61<br />
7.13 Facultatief karakter van <strong>het</strong> concurrentiebeding 61<br />
7.14 Bijhouden van de lijst van de stagiairs 61<br />
8. Stageseminaries 63<br />
8.1 Principes 63<br />
8.2 Materies vervat in de stageseminaries 63<br />
8.3 Facultatief karakter van de stageseminaries 63<br />
8.4 Financiële tussenkomst van de stagemeester 64<br />
8.5 Timing van de inschrijvingen en organisatie van de seminaries 64<br />
8.6 Betaling van <strong>het</strong> inschrijvingsrecht voor de stageseminaries 65<br />
8.7 Syllabi van de stageseminaries 65<br />
9. Stage-examens 67<br />
9.1 Vakgebieden voor de stage-examens 67<br />
9.2 Afleggen van de examens per vakkenblok 67<br />
9.3 Afwezigheid op <strong>het</strong> examen 67<br />
9.4 Afleggen van de stage-examens 68<br />
9.5 Quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet worden<br />
gehaald 68<br />
9.6 Inzage in de examenformulieren 69<br />
9.7 Voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de stage-examens<br />
te kunnen afleggen 69<br />
9.8 Toegelaten documentatie op examens 69<br />
9.9 Verbanden tussen de stageseminaries en de stage-examens 69<br />
10. Stagedagboek 71<br />
10.1 Doel 71<br />
10.2 Vorm 71<br />
10.3 Inhoud 71<br />
10.4 Bespreking van de opmerkingen die in <strong>het</strong> stagedagboek worden<br />
vermeld 73<br />
10.5 Periodiciteit 73<br />
10.6 Laattijdige indiening 74<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 9
10.7 Advies van de Stagecommissie 74<br />
10.8 Stagedagboek in <strong>het</strong> geval van twee stagemeesters 75<br />
10.9 Indiening van een stagedagboek in geval van opschorting 75<br />
10.10 Indiening van een stagedagboek in geval van verandering van<br />
stagemeester 75<br />
10.11 Indiening van een stagedagboek in geval van slagen voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen 75<br />
10.12 Indiening van een stagedagboek in geval van mislukking voor<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 76<br />
11. Bekwaamheidsexamen 77<br />
11.1 Inrichting van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 77<br />
11.2 Beraadslaging voor de toelating tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 77<br />
11.3 Inhoud en praktische organisatie van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 78<br />
11.3.1 Een schriftelijke proef 78<br />
11.3.2 Een mondelinge proef 78<br />
11.4 Aanwezigheid van de stagemeester op <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
(mondeling gedeelte) 79<br />
11.5 Samenstelling van de jury voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
(art. 33 van <strong>het</strong> K.B.) 79<br />
11.6 Reglementaire bepalingen in verband met <strong>het</strong> afleggen van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen 80<br />
11.7 Inschrijving voor een sessie van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 80<br />
11.8 Niet afleggen van <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen in geval van overmacht 81<br />
11.9 Deelname aan de kosten van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 81<br />
12. Eedaflegging 83<br />
12.1 De beslissing van toelating tot de eedaflegging 83<br />
12.2 Eedaflegging voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te Luik 83<br />
12.3 Eedaflegging van een Belgische stagiair met woonplaats in <strong>het</strong><br />
buitenland 84<br />
12.4 Termijn voor <strong>het</strong> afleggen van de eed 85<br />
12.5 Taal van de eedaflegging 85<br />
12.6 Statuut van de persoon die toegelaten is tot de eed van bedrijfsrevisor 85<br />
12.7 Procedure na de eedaflegging 86<br />
13. Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register 87<br />
13.1 Algemeenheden 87<br />
13.2 In geval van herinschrijving binnen de termijn van vijf jaar 87<br />
13.3 In geval van herinschrijving buiten de termijn van vijf jaar 88<br />
14. Plichtenleer 89<br />
14.1 Reglementaire bepalingen 89<br />
14.2 Toepassingsgevallen 89<br />
15. Tucht 91<br />
15.1 Algemeenheden 91<br />
15.2 Bevoegdheid in eerste aanleg 91<br />
15.3 Bevoegdheid in hoger beroep 91<br />
15.4 Procedure in eerste aanleg 92<br />
10 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
15.5 Procedure in beroep 92<br />
15.6 Tuchtsancties 92<br />
15.7 Bijstand van een stagiair-bedrijfsrevisor tijdens een tuchtprocedure<br />
door een bedrijfsrevisor die niet zijn stagemeester is of door een<br />
advocaat 93<br />
16. Inachtneming van de beroepservaring 95<br />
17. Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse<br />
beroepsbeoefenaars 97<br />
17.1 Inleiding 97<br />
17.2 Algemeenheden 97<br />
17.3 In de Europese Unie 98<br />
17.4 Wederzijdse erkenning (= wederkerigheid) buiten de Europese Unie 99<br />
17.5 Geen wederzijdse ambtshalve erkenning (= geen wederkerigheid)<br />
buiten de Europese Unie 99<br />
18. Bijlagen 101<br />
18.1 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007 101<br />
18.2 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de toegang tot<br />
<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van <strong>het</strong> Koninklijk<br />
Besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de<br />
kandidaat-bedrijfsrevisoren 131<br />
18.3 Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />
17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen<br />
78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking<br />
van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad 146<br />
18.4 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de erkenning van<br />
bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register 174<br />
18.5 Koninklijk Besluit van 7 juni 2007 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />
huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren 186<br />
18.6 Koninklijk Besluit van 26 april 2007 tot organisatie van <strong>het</strong><br />
toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong> tuchtreglement<br />
voor de bedrijfsrevisoren 200<br />
18.7 Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse<br />
beroepsbeoefenaars 221<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 11
WAARSCHUWING<br />
Dit Vademecum bevat een samenvatting van de adviezen en standpunten van <strong>het</strong><br />
<strong>IBR</strong> maar is niet noodzakelijkerwijs volledig.<br />
Wanneer geen verdere aanduiding is vermeld na de afkorting “K.B.”, wordt<br />
verwezen naar <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor.<br />
Wanneer geen verdere aanduiding is vermeld na <strong>het</strong> woord “wet”, wordt<br />
verwezen naar de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007.<br />
Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. Erkenning”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong><br />
K.B. van 30 april 2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong><br />
openbaar register.<br />
Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong> K.B. van 7 juni 2007 tot vaststelling van<br />
<strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren.<br />
Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. Tucht”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong> K.B.<br />
van 26 april 2007 tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en<br />
houdende <strong>het</strong> tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren.<br />
De inhoud van onderhavig document is bijgehouden tot 31 oktober 2007.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 13
Inleiding<br />
1. INLEIDING<br />
1.1 Toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees niveau<br />
1.1.1 Richtlijn 2006/43/EG<br />
Op Europees niveau wordt de toegang tot <strong>het</strong> beroep van wettelijke auditor<br />
geregeld door de Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />
van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en<br />
geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en<br />
83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van<br />
de Raad (PB. L. 157, 9 juni 2006).<br />
Deze richtlijn vervangt de Achtste Richtlijn van de Raad van de EEG van<br />
10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van <strong>het</strong> EEG-Verdrag<br />
inzake de toelating van personen belast met de wettelijke controle van<br />
boekhoudbescheiden (PBEG L. 126, 12 mei 1984).<br />
De Richtlijn 2006/43/EG definieert onder andere de minimumvoorwaarden die<br />
zowel door de natuurlijke personen <strong>als</strong> door de rechtspersonen nageleefd moeten<br />
worden om erkend te worden <strong>als</strong> wettelijke auditor in elk land van de Europese<br />
Unie.<br />
In vergelijking met de vroegere tekst van de Richtlijn van 10 april 1984 heeft<br />
deze reglementering een bredere draagwijdte dan de erkenning van de wettelijke<br />
auditor. Zij betreft eveneens de plichtenleer, de onafhankelijkheid, de normen en<br />
controleverslagen, <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole, enz.<br />
De artikelen 6 tot en met 14 van de richtlijn betreffen de aspecten met betrekking<br />
tot de toegang tot <strong>het</strong> beroep.<br />
De tests over de theoretische kennis inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep zullen<br />
vanaf 2008 betrekking hebben op 19 materies in plaats van de 17 tot op heden.<br />
De twee nieuwe materies betreffen de internationale boekhoudkundige normen<br />
en de internationale controlenormen. De benaming van sommige bestaande<br />
materies werd aangepast om rekening te houden met de nieuwe context.<br />
De belangrijkste bepalingen omtrent de toelating van natuurlijke personen die in<br />
de richtlijn werden opgenomen, zijn:<br />
A. Toepassingsgebied<br />
Artikel 1 bepaalt dat de richtlijn van toepassing is op de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van handelsvennootschappen.<br />
De wettelijke auditor kijkt de waarachtigheid en de getrouwheid na van de door<br />
vennootschappen openbaar gemaakte financiële informatie.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 15
Inleiding<br />
De wettelijke controle van jaarrekeningen is een opdracht van algemeen belang<br />
ten behoeve van vele bestemmelingen (aandeelhouders of vennoten, personeel<br />
van de vennootschap, publiek, investeerders, publieke overheden, banken,<br />
klanten, leveranciers, enz.).<br />
De wettelijke controle van jaarrekeningen kan worden gedefinieerd <strong>als</strong> de<br />
controle van de boekhouddocumenten opgesteld door de vennootschappen om<br />
zich naar de wettelijke plichten te schikken inzake publicatie van periodieke<br />
financiële informatie (statutaire en geconsolideerde rekeningen, jaarlijks of<br />
interimair, in functie van de plichten van de vennootschap). De resultaten van die<br />
controle leiden tot <strong>het</strong> tot uitdrukking brengen van een oordeel door de<br />
beroepsbeoefenaar.<br />
Deze opdrachten zijn voorbehouden voor wettelijke auditors of auditkantoren<br />
toegelaten door de Lidstaat die de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
voorschrijft.<br />
B. Studieniveau<br />
Artikel 6 schrijft voor dat <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen van universitair niveau<br />
(master) moet zijn en legt bijgevolg deze vereiste op aan de personen die zijn<br />
toegelaten tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke controles van jaarrekeningen.<br />
C. Theoretische kennis<br />
Artikel 8 legt de 19 vakgebieden vast die <strong>het</strong> voorwerp moeten uitmaken van een<br />
toetsing van de theoretische kennis (in België “toelatingsexamen” genoemd).<br />
Het minimumniveau van kennis vereist in elk van deze materies wordt niet<br />
vermeld in de richtlijn maar <strong>het</strong> spreekt vanzelf dat <strong>het</strong> gaat om een niveau dat<br />
overeenkomt met een universitaire opleiding.<br />
D. Vrijstellingen<br />
Artikel 9 bepaalt dat de houders van een universitair of <strong>als</strong> gelijkwaardig erkend<br />
diploma vrijstellingen tot <strong>het</strong> toelatingsexamen kunnen bekomen.<br />
E. Praktijkopleiding<br />
Artikel 10 schrijft een praktische opleiding (in België “stage” genoemd) voor<br />
van drie jaar bij een erkend persoon, die betrekking heeft op de controle van de<br />
jaarrekening, de geconsolideerde jaarrekening en de financiële overzichten.<br />
Ten minste twee derde van de praktijkopleiding vindt plaats in een Lidstaat.<br />
16 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Inleiding<br />
F. Beroepservaring<br />
Artikel 11 bepaalt dat een persoon die niet beantwoordt aan <strong>het</strong> diplomavereiste<br />
toegelaten kan worden mits hij <strong>het</strong> bewijs voorlegt van beroepservaring. Een<br />
adequate ervaring van zeven of vijftien jaar laat onder bepaalde voorwaarden<br />
(waaronder <strong>het</strong> toelatings- en bekwaamheidsexamen) toe om toegelaten te<br />
worden <strong>als</strong> wettelijke auditor.<br />
G. Toelating van wettelijke auditors uit andere Lidstaten<br />
Artikel 14 voorziet in de toelating, onder bepaalde voorwaarden, door <strong>het</strong><br />
bevoegde gezag van een Lidstaat, van personen die hun bekwaamheid geheel of<br />
gedeeltelijk in een andere Lidstaat hebben verworven.<br />
1.1.2 Richtlijn 2005/36/EG<br />
De Richtlijn 2005/36/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />
7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB. L.<br />
255, 30 september 2005) betreft <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor voor opdrachten<br />
andere dan de wettelijke controle van jaarrekeningen.<br />
A. Bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
De artikelen 5 tot en met 9 en 13 tot en met 14 hebben betrekking op de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep. Andere artikelen kunnen eveneens een invloed hebben inzake de<br />
toegang tot <strong>het</strong> beroep (art. 56 inzake de samenwerking van de autoriteiten en<br />
art. 57 inzake de contactpunten).<br />
B. Toepassingsgebied<br />
De Richtlijn 2005/36/EG betreft de erkenning van beroepskwalificaties.<br />
Zij beoogt niet enkel <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor maar talrijke<br />
gereglementeerde beroepen.<br />
Deze richtlijn betreft de beroepstitels (en niet de uitgevoerde werkzaamheden).<br />
Het gaat om een richtlijn die tot doel heeft vijftien bestaande richtlijnen inzake<br />
beroepskwalificaties te verenigen en een onderdaan van een Lidstaat toe te laten<br />
een gereglementeerd beroep uit te oefenen in een andere Lidstaat dan die waar de<br />
beroepskwalificatie werd verworven.<br />
De richtlijn betreft:<br />
- de vrijheid van vestiging (titel III);<br />
- de vrije dienstverrichting (titel II).<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 17
Inleiding<br />
De Richtlijn 2005/36/EG is van toepassing op de bedrijfsrevisor voor de<br />
opdrachten die geen betrekking hebben op de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen van handelsvennootschappen.<br />
Zij beoogt derhalve niet de wederzijdse erkenning van de wettelijke auditors<br />
voor zover deze geregeld wordt bij Richtlijn 2006/43/EG.<br />
1.2 Toegang tot <strong>het</strong> beroep in België<br />
De toegang tot <strong>het</strong> beroep is afhankelijk van:<br />
- <strong>het</strong> slagen in een toelatingsexamen ;<br />
- <strong>het</strong> doorlopen van een stage ;<br />
- <strong>het</strong> slagen in een bekwaamheidsexamen.<br />
Het toelatingsexamen omvat 19 vakken (cf. infra punt 5). De houder van een<br />
masterdiploma kan vrijstellingen bekomen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen in functie<br />
van gevolgde cursussen tijdens zijn/haar universitaire opleiding.<br />
De stage duurt drie jaar. De kandidaten die <strong>het</strong> bewijs kunnen leveren van een<br />
ervaring op financieel, juridisch en boekhoudvlak, en/of op <strong>het</strong> gebied van<br />
wettelijke controle van de jaarrekening, kunnen genieten van een vermindering<br />
van de duur van de stage (cf. infra 7.4).<br />
1.3 Organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep in de schoot<br />
van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />
Artikel 3 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren bepaalt:<br />
“Het Instituut heeft <strong>als</strong> doel te waken over de opleiding en te voorzien in de<br />
bestendige organisatie van een korps specialisten die bekwaam zijn de functie<br />
van bedrijfsrevisor te vervullen....”.<br />
Om deze opdracht uit te oefenen, waakt <strong>het</strong> Instituut er over dat de kandidaatbedrijfsrevisor<br />
een stage loopt of over een voldoende beroepservaring beschikt<br />
teneinde de stage volledig of gedeeltelijk te vervangen. Het koninklijk besluit<br />
van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep bevat bijzondere regels<br />
in dit verband.<br />
Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren beschikt over een dienst (“de stagedienst”)<br />
die met de organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep en onder meer van de stage<br />
van bedrijfsrevisor is belast. Deze dienst voert zijn werkzaamheden uit onder de<br />
verantwoordelijkheid van de Stagecommissie.<br />
18 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Inleiding<br />
1.4 www.ibr-ire.be: een informatiebron voor de stagiairs<br />
Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren heeft de rubriek stage op zijn website<br />
(www.ibr-ire.be) uitgewerkt.<br />
Een groot aantal inlichtingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en<br />
inzonderheid inzake <strong>het</strong> verloop van de stage is beschikbaar op de website van<br />
<strong>het</strong> Instituut.<br />
Bepaalde documenten worden door <strong>het</strong> Instituut medegedeeld via deze website.<br />
Zijn onder meer beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut: inlichtingen met<br />
betrekking tot <strong>het</strong> toelatingsexamen (voorwaarden, reglement,<br />
inschrijvingsformulieren, enz.), de toelating tot de stage (samenstelling van <strong>het</strong><br />
dossier, met typevoorbeelden van stageovereenkomsten, basisregels, enz.), de<br />
agenda van de seminaries, de examens en de gebeurtenissen in verband met de<br />
stage, de beslissingen van de rechtspraak van de Stagecommissie, <strong>het</strong><br />
stagedagboek, <strong>het</strong> verloop van de stage, enz.<br />
De Stagecommissie nodigt de stagiairs uit om regelmatig de website van <strong>het</strong><br />
Instituut te raadplegen.<br />
1.5 Internationale context<br />
Het Instituut is inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees vlak actief in de<br />
schoot van de werkgroep “Liberalisation / Qualification” van de Fédération des<br />
Experts Comptables Européens (FEE), waarvan <strong>het</strong> voorzitterschap wordt<br />
waargenomen door de Erevoorzitter van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>, de heer André KILESSE. Het<br />
Instituut volgt eveneens aandachtig de ontwikkelingen inzake de toegang tot <strong>het</strong><br />
beroep in de schoot van de International Federation of Accountants (IFAC).<br />
Onder meer op <strong>het</strong> gebied van de stage onderhoudt <strong>het</strong> Instituut van de<br />
Bedrijfsrevisoren contacten met verschillende gelijkaardige beroepsorganisaties<br />
(bv. IRE in Luxemburg, Compagnie Nationale des Commissaires aux Comptes,<br />
Koninklijk Nivra).<br />
Het Instituut organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen voor de Luxemburgse kandidaten<br />
samen met <strong>het</strong> IRE in Luxemburg.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 19
Wettelijke en reglementaire bepalingen<br />
2. WETTELIJKE (WET VAN 22 JULI 1953) EN<br />
REGLEMENTAIRE (K.B. TOEGANG TOT HET<br />
BEROEP VAN 30 APRIL 2007, K.B. VAN 10 JANUARI<br />
1994 BETREFFENDE DE PLICHTEN VAN DE<br />
BEDRIJFSREVISOREN EN K.B. TUCHT VAN<br />
26 APRIL 2007) BEPALINGEN<br />
De bepalingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en meer bepaald tot de<br />
stage van bedrijfsrevisor liggen vervat in Europese bepalingen, even<strong>als</strong> in<br />
Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bronnen.<br />
De nuttige bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep van de Richtlijn<br />
2006/43/EG werden hiervoor aangehaald (cf. supra, punt 1.1.1.).<br />
Wat de Belgische wettelijke bepalingen betreft, gaat <strong>het</strong> om de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Deze wet<br />
werd onder meer gewijzigd door de wet van 21 februari 1985 en onlangs door<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit van 21 april 2007. De bepalingen in verband met de functie<br />
van bedrijfsrevisor en de toegang tot <strong>het</strong> beroep zijn vervat in de artikelen 4 en<br />
volgende van de wet. De bepalingen in verband met de stage van<br />
bedrijfsrevisoren zijn vervat in de artikelen 27 tot en met 29 van de wet.<br />
De specifieke bepalingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en onder<br />
meer de stage liggen vervat in <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007<br />
betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Dit koninklijk besluit<br />
bevat 39 artikels, met <strong>als</strong> hoofdstukken:<br />
1) Definities;<br />
2) De stage in <strong>het</strong> algemeen;<br />
3) De Stagecommissie;<br />
4) De Examencommissie;<br />
5) Toelating tot de stage;<br />
6) De stageovereenkomst;<br />
7) Verloop van de stage;<br />
8) Rechten en plichten van de stagiair en van de stagemeester;<br />
9) Het bekwaamheidsexamen;<br />
10) Toelating tot de eed en einde van de stage;<br />
11) Erkenning van de bekwaamheden gelijkwaardig met die van bedrijfsrevisor<br />
in <strong>het</strong> buitenland;<br />
12) Diverse en opheffingsbepalingen.<br />
Het koninklijk besluit betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong><br />
openbaar register (K.B. van 30 april 2007) en <strong>het</strong> huishoudelijk reglement (K.B.<br />
van 7 juni 2007) bevatten eveneens een aantal bepalingen betreffende de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />
De bepalingen inzake de plichtenleer zijn opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 21
Wettelijke en reglementaire bepalingen<br />
De tuchtbepalingen zijn opgenomen in een specifiek koninklijk besluit (K.B. van<br />
26 april 2007) tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en<br />
houdende <strong>het</strong> tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren.<br />
22 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
3. DE ORGANEN INZAKE DE TOEGANG TOT HET<br />
BEROEP<br />
3.1 Bevoegdheden van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald in <strong>het</strong><br />
Koninklijk Besluit van 30 april 2007<br />
De Raad:<br />
- benoemt de leden van de Stagecommissie en haar Voorzitter (art. 4, § 2 van<br />
<strong>het</strong> K.B.);<br />
- bepaalt, na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, <strong>het</strong><br />
aantal uren of ECTS-punten die voor een vakgebied <strong>als</strong> voldoende worden<br />
geacht voor een vrijstelling tot <strong>het</strong> toelatingsexamen (art. 14, § 2 van <strong>het</strong><br />
K.B.);<br />
- benoemt de leden van elke kamer van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
voor drie jaar, even<strong>als</strong> de plaatsvervangende leden (art. 33, § 3 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- stelt de personen die in een Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />
bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, vrij van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen (art. 37, § 1 van <strong>het</strong><br />
K.B.);<br />
- kan, in geval van wederkerigheid, deze vrijstelling ook verlenen voor een<br />
derde land van de Europese Unie (art. 37, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- gaat, zowel binnen <strong>als</strong> buiten de Europese Unie, na of de vrijgestelde<br />
kandidaten over een voldoende kennis van <strong>het</strong> Belgische recht beschikken<br />
om in België <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen (art. 37, § 3 van <strong>het</strong><br />
K.B.);<br />
- overhandigt ieder jaar aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen een<br />
verslag over de activiteiten van de Stagecommissie en over de<br />
vormingsactiviteiten ten behoeve van de stagiairs (art. 10, tweede lid van <strong>het</strong><br />
K.B.).<br />
3.2 De Stagecommissie (art. 28 van de wet van 22 juli 1953<br />
en art. 4 tot en met 10 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007)<br />
3.2.1 Samenstelling van de Stagecommissie<br />
Artikel 4, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie tien effectieve leden<br />
telt, benoemd door de Raad voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar.<br />
Vier leden van de Stagecommissie zijn leden van de Raad. De Raad duidt één<br />
van hen aan <strong>als</strong> Voorzitter. De zes andere leden zijn bedrijfsrevisor of zijn <strong>het</strong><br />
geweest.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 23
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
Artikel 4, § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat “de Stagecommissie is derwijze<br />
samengesteld dat zij de aanvragen van de kandidaten kan onderzoeken die zich<br />
in één van de landstalen uitdrukken”.<br />
De Stagecommissie kan beroep doen op technische experts.<br />
3.2.2 Bevoegdheden van de Stagecommissie<br />
Artikel 8 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De Stagecommissie organiseert en beheert de stage, met name:<br />
1° keurt de stageovereenkomsten en de toelating tot de stage goed;<br />
2° houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage zowel wat de stagiair <strong>als</strong><br />
de stagemeester betreft;<br />
3° dient de Raad, ambtshalve of op diens vraag, van advies over alle kwesties<br />
betreffende de stage en de stagiairs;<br />
4° stelt de lijst der stagiairs op en houdt deze bij;<br />
5° onderzoekt de stagedagboeken;<br />
6° regelt en leidt de aan de stagiairs opgelegde vakoefeningen;<br />
7° organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />
8° volgt de opleiding gegeven door de stagemeester en geeft de nodige<br />
richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding onvoldoende vindt;<br />
9° kan de stagiairs die niet zijn geslaagd voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />
bijkomende taken opleggen ter vervolmaking van hun praktijkopleiding;<br />
10° beslist, in de gevallen bepaald in dit besluit, over de verlenging of de<br />
verkorting van de stageduur, de opschorting van de stage, de verandering<br />
van stagemeester en de herneming van de stage. Behoudens andersluidende<br />
bepaling kan tegen die beslissingen beroep worden ingesteld bij de Raad;<br />
11° beslist over de vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />
12° stelt aan de Raad de toelating tot de eed voor volgens de modaliteiten<br />
voorzien in artikel 36, § 1;<br />
13° treedt bemiddelend op in geschillen tussen stagemeesters en stagiairs;<br />
14° kan aan de Raad alle inlichtingen meedelen die zij nuttig acht met<br />
betrekking tot een stagemeester of een stagiair en die zij in <strong>het</strong> kader van<br />
haar werkzaamheden heeft ingewonnen;<br />
24 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
15° beslist over de administratieve schrapping van de stagiairs die hun stage<br />
hebben opgeschort voor een periode van meer dan vijf jaar.”.<br />
De Stagecommissie:<br />
- beschikt in de uitoefening van haar opdracht over de ruimste middelen van<br />
toezicht en onderzoek; zij kan alle nuttige inlichtingen inwinnen, de stagiairs<br />
en de stagemeesters verzoeken om voor haar te verschijnen en zich alle<br />
bescheiden doen voorleggen. Zij kan haar bevoegdheid van toezicht en<br />
onderzoek aan één van haar leden overdragen (art. 9 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- kan, wanneer zij de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of wanneer<br />
zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie, de duur<br />
van de stage verlengen voor een totale periode van maximum drie jaar<br />
(art. 22 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- waakt over <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage in <strong>het</strong> buitenland (art. 3, § 2,<br />
tweede lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- organiseert eens per jaar <strong>het</strong> toelatingsexamen (art. 13, § 1, eerste lid van <strong>het</strong><br />
K.B.);<br />
- benoemt de leden van de Examencommissie van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
(art. 11, § 1, derde lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- keurt <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van de Examencommissie van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen goed (art. 11, § 1, vierde lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- kan, onder bepaalde voorwaarden, vrijstelling verlenen voor <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen (art. 14 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- bepaalt de datum van toelating tot de stage (art. 20 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- keurt de stageovereenkomsten goed (art. 16, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- legt de minima van de aan de stagiairs toegekende bezoldiging vast (art. 19,<br />
§ 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- legt de aard van de uren revisorale opdrachten vast (art. 21 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- legt de voorschriften voor <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong> stagedagboek vast (art. 27<br />
van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- kan, enkel in specifieke gevallen, een vermindering van de duur van de stage<br />
toestaan (art. 23 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- beslist over de opschorting van de stage op gemotiveerd verzoek van één van<br />
de partijen (art. 24, § 1 van <strong>het</strong> K.B.) en legt de datum van aanvang van de<br />
opschorting van de stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting van de<br />
stage (art. 24, § 3 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 25
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
- beslist over de schrapping van een stagiair (art. 24, § 4 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- legt de voorwaarden vast voor een verandering van stagemeester (art. 25 van<br />
<strong>het</strong> K.B.);<br />
- stelt aan de Raad de toelating tot de eedaflegging van de stagiairs voor<br />
(art. 36, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- kan individuele afwijkingen toestaan van de regels betreffende de<br />
onverenigbaarheden (art. 28, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- geeft voorschriften aan de stagemeesters (art. 30 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- laat de stagiairs die voldaan hebben aan de stageverplichtingen toe tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen (art. 32, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- bepaalt de inhoud van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen (art. 34, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />
- kan, aansluitend op de beslissing van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />
bijkomende werkzaamheden opleggen aan de kandidaat (art. 35 van <strong>het</strong><br />
K.B.);<br />
- kan tuchtsancties opleggen aan de stagiair die de regels inzake tucht en<br />
plichtenleer niet nakomt (art. 76 van de wet);<br />
- houdt de lijst der stagiairs bij (art. 12 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning en art. 8, 4° van<br />
<strong>het</strong> K.B.);<br />
- brengt jaarlijks verslag uit bij de Raad over haar werkzaamheden (art. 10,<br />
eerste lid van <strong>het</strong> K.B.).<br />
3.2.3 Organisatie van de vergaderingen van de Stagecommissie<br />
Artikel 5, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie ten minste om de twee<br />
maanden vergadert. In praktijk vergadert de Stagecommissie ongeveer tien maal<br />
per jaar. Bijkomende vergaderingen worden op verzoek van de Voorzitter van de<br />
Stagecommissie georganiseerd.<br />
De vergaderingen van de Stagecommissie worden genotuleerd. De notulen<br />
worden op de zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard (art. 7 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
Naar analogie met artikel 13 van <strong>het</strong> K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement van <strong>het</strong> Instituut, kan de Stagecommissie haar akkoord geven om<br />
uittreksels van de notulen aan confraters of aan derden mede te delen.<br />
De voornaamste beslissingen van de Stagecommissie worden bij uittreksel<br />
bekendgemaakt op de website van <strong>het</strong> Instituut, in <strong>het</strong> Vademecum en/of <strong>het</strong><br />
Jaarverslag van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />
26 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
3.2.4 De functie van verslaggever<br />
De verslaggever, in wiens functie impliciet voorzien wordt in artikel 9, tweede<br />
lid van <strong>het</strong> K.B., is een lid van de Stagecommissie dat aangesteld wordt om de<br />
stage van een aantal stagiairs op te volgen.<br />
De functie van verslaggever heeft tot doel om, in specifieke dossiers, de<br />
beslissingen van de Stagecommissie voor te bereiden.<br />
De verslaggever wordt met name belast met <strong>het</strong> onderzoeken van <strong>het</strong> dossier van<br />
toelating tot de stage en van de stagedagboeken.<br />
3.3 De Examencommissie (artikel 11)<br />
3.3.1 Samenstelling van de Examencommissie<br />
De Examencommissie is samengesteld uit ten minste tien personen die één van<br />
de 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen doceren aan een universiteit of aan een<br />
hogeschool van <strong>het</strong> lange type.<br />
Deze personen worden benoemd door de Stagecommissie.<br />
3.3.2 Bevoegdheden van de Examencommissie<br />
De Examencommissie is bevoegd voor:<br />
- <strong>het</strong> opstellen van de vragen van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />
- de verbetering van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />
- de deliberatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />
- <strong>het</strong> overmaken van de resultaten van <strong>het</strong> toelatingsexamen aan de<br />
Stagecommissie.<br />
De Examencommissie oefent haar werkzaamheden onafhankelijk van de<br />
Stagecommissie uit. Zij oefent haar activiteiten uit op basis van haar<br />
huishoudelijk reglement.<br />
De Examencommissie stelt een kalender op van haar interventies rekening<br />
houdend met de verplichting om de resultaten van de deliberaties uiterlijk twee<br />
maanden na de datum van <strong>het</strong> examen aan de Stagecommissie te bezorgen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 27
De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
3.4 Rol van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
(HREB)<br />
In <strong>het</strong> kader van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor, komt de HREB in<br />
volgende gevallen tussenbeide:<br />
a) de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> overhandigt ieder jaar aan de HREB een verslag over de<br />
activiteiten van de Stagecommissie en over de vormingsactiviteiten ten<br />
behoeve van de stagiairs (art. 10, tweede lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />
b) overeenkomstig artikel 14, § 2 van <strong>het</strong> K.B. verstrekt de Hoge Raad zijn<br />
advies aan de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> betreffende <strong>het</strong> voldoende karakter van <strong>het</strong><br />
aantal punten of ECTS besteed aan de studie van een vakgebied in <strong>het</strong> kader<br />
van de eisen gesteld voor <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor betreffende de<br />
toekenning van vrijstellingen.<br />
De HREB heeft onder meer verschillende adviezen uitgebracht betreffende de<br />
organisatie van de stage waaronder <strong>het</strong> advies van 17 februari 2005 betreffende<br />
de vrijstellingsvoorwaarden in <strong>het</strong> kader van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor. Dit advies analyseert de lijst van de vakken van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen, de criteria van de vrijstellingen en <strong>het</strong> vereiste niveau omtrent<br />
dit examen zo<strong>als</strong> voorgesteld door de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />
28 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Voorwaarden voor de toelating tot de stage<br />
4. VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING TOT DE<br />
STAGE<br />
4.1 Voorwaarde van nationaliteit of woonplaats<br />
Artikel 27 van de wet verwijst naar artikel 5 dat bepaalt:<br />
“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />
natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />
1° onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat<br />
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische<br />
Ruimte, of zijn woonplaats hebben in België; in de veronderstelling dat een<br />
persoon zijn woonplaats niet in België heeft, dient hij er te beschikken over<br />
een vestiging;”.<br />
4.2 Voorwaarde van de burgerlijke en politieke rechten<br />
Ditzelfde artikel verduidelijkt dat men:<br />
“3° niet [mag] beroofd geweest zijn van de burgerlijke en politieke rechten, niet<br />
in staat van faillissement verklaard geweest zijn zonder eerherstel te hebben<br />
bekomen en geen zelfs voorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste drie<br />
maand hebben opgelopen voor één van de strafbare feiten vermeld in<br />
artikel 1 van <strong>het</strong> koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende<br />
<strong>het</strong> rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om<br />
bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, voor een<br />
inbreuk op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van <strong>het</strong><br />
bedrijfsleven, voor een inbreuk op <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen, op de<br />
wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, hun<br />
uitvoeringsbesluiten, op de fiscale wetgeving of op buitenlandse bepalingen<br />
die <strong>het</strong>zelfde voorwerp hebben;”.<br />
4.3 Diploma<br />
Om tot de stage te worden toegelaten, moet de kandidaat eveneens beantwoorden<br />
aan de vereisten inzake diploma en/of ervaring zo<strong>als</strong> bepaald met toepassing van<br />
artikel 5, 4° van de wet en slagen voor een toelatingsexamen van een niveau dat<br />
de bevoegdheid en de bekwaamheid van de toekomstige bedrijfsrevisor kan<br />
waarborgen. Artikel 5, 4° van de wet bepaalt dat:<br />
“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />
natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet: (..);<br />
4° in <strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma afgeleverd door een Belgische<br />
universiteit of een Belgische hogeschool van <strong>het</strong> lange type en van<br />
universitair niveau. De Koning bepaalt de voorwaarden op grond waarvan<br />
een buitenlands diploma of een bepaalde ervaring <strong>als</strong> gelijkwaardig worden<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 29
Voorwaarden voor de toelating tot de stage<br />
erkend, in voorkomend geval na <strong>het</strong> slagen in een examen over de materies<br />
van <strong>het</strong> Belgisch recht die van belang zijn voor de uitoefening van <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor;”.<br />
Onverminderd de bepalingen die betrekking hebben op de ervaring, is de toegang<br />
tot de stage voorbehouden aan de houders van een masterdiploma.<br />
Een bachelordiploma beantwoordt niet aan die voorwaarden.<br />
De kwestie van <strong>het</strong> diploma moet worden bekeken in <strong>het</strong> licht van de<br />
ontwikkelingen rond de Bologna-verklaring van 19 juni 1999 die door België<br />
<strong>als</strong>ook door alle landen van de Europese Unie werd ondertekend. De Bolognaverklaring<br />
werd in België omgezet in <strong>het</strong> decreet van de Franse Gemeenschap<br />
van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger onderwijs ter<br />
bevordering van de integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong> hoger onderwijs en<br />
betreffende de herfinanciering van de universiteiten, en <strong>het</strong> decreet van de<br />
Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />
De Bologna-verklaring bepaalt onder meer een hervorming van de universitaire<br />
titels.<br />
Er zijn drie universitaire titels voorzien:<br />
- Bachelor (3 jaar universitaire studie);<br />
- Master (4 of 5 jaar universitaire studie);<br />
- Doctorandus (8 jaar universitaire studie).<br />
Overeenkomstig artikel 5, 4° van de wet heeft de Raad van <strong>het</strong> Instituut beslist<br />
een universitair diploma van <strong>het</strong> type “Master” voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor te eisen.<br />
De bepalingen inzake de buitenlandse beroepsbeoefenaars worden in punt 17.3.<br />
behandeld.<br />
4.4 Sluiten van een stageovereenkomst<br />
Om tot de stage te worden toegelaten, moet de kandidaat een stageovereenkomst<br />
sluiten met een lid van <strong>het</strong> Instituut dat tenminste vijf jaar is ingeschreven in <strong>het</strong><br />
openbaar register van <strong>het</strong> Instituut en zich ertoe verbindt de stagiair te begeleiden<br />
en hem bij te staan in zijn opleiding <strong>als</strong> bedrijfsrevisor.<br />
De stageovereenkomst moet door de Stagecommissie worden goedgekeurd.<br />
De Stagecommissie stelt “model” stageovereenkomsten voor, zowel voor de<br />
stagiair-bediende <strong>als</strong> voor de stagiair met een statuut van zelfstandige.<br />
Dit onderwerp wordt verder toegelicht in punt 6.4.<br />
30 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelatingsexamen<br />
5. TOELATINGSEXAMEN<br />
5.1 Inschrijving voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
Het inschrijvingsformulier voor <strong>het</strong> toelatingsexamen <strong>als</strong>ook de samenvattende<br />
tabel van de cursussen, die door de onderwijsinstelling moet worden<br />
geattesteerd, zijn beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De kandidaten voor <strong>het</strong> toelatingsexamen worden verzocht de naar behoren<br />
ingevulde samenvattende tabel van de geattesteerde cursussen voor de<br />
vakgebieden van <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> <strong>als</strong>ook <strong>het</strong><br />
inschrijvingsformulier uiterlijk op de laatste werkdag van juni in te dienen bij <strong>het</strong><br />
<strong>IBR</strong>.<br />
De samenvattende tabel moet worden geattesteerd door de onderwijsinstelling<br />
die <strong>het</strong> diploma heeft uitgereikt. Deze tabel herneemt onder andere de<br />
beschrijvingen van de gevolgde vakken en de vermelding van <strong>het</strong> aantal<br />
overeenkomende lesuren of studiepunten (ECTS-kredieten m.a.w. European<br />
Credit Transfer System). De Stagecommissie bepaalt op basis hiervan de<br />
vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
Een afschrift van <strong>het</strong> (de) door de onderwijsinstelling afgeleverde diploma(‘s)<br />
wordt bij <strong>het</strong> inschrijvingsformulier voor <strong>het</strong> toelatingsexamen gevoegd.<br />
De betaling van de dossierkosten (150 EUR) moet worden verricht op <strong>het</strong><br />
moment dat de inschrijvingsstukken worden ingediend.<br />
Wanneer deze bepalingen niet worden nageleefd, wordt <strong>het</strong> dossier niet aanvaard<br />
en teruggezonden naar de kandidaat.<br />
Indien de kandidaat op datum van indiening van zijn dossier niet in <strong>het</strong> bezit is<br />
van <strong>het</strong> diploma (en eventueel van een aanvullend diploma of van een<br />
getuigschrift van einde studie), aanvaardt de Stagecommissie dat uitsluitend dit<br />
bewijsdocument uiterlijk tegen 30 september wordt ingediend. Deze tolerantie<br />
geldt enkel voor de diploma’s en de attesten van slagen afgeleverd tijdens <strong>het</strong><br />
jaar van indiening van <strong>het</strong> dossier voor de toelatingsexamens. Hierdoor kunnen<br />
studenten die hun diploma in juni of september van <strong>het</strong> jaar van inschrijving<br />
behaalden, deelnemen aan de in oktober van <strong>het</strong>zelfde jaar georganiseerde<br />
toelatingsexamens van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />
5.2 Af te leggen examenvakken<br />
Het toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> omvat 19 vakgebieden waarvoor<br />
vrijstellingen kunnen worden bekomen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 31
Toelatingsexamen<br />
Overeenkomstig de Richtlijn 2006/43/EG en artikel 13, § 2 van <strong>het</strong> K.B. zijn de<br />
19 examenvakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen tot <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>:<br />
1° algemene theorie en de beginselen<br />
van de boekhouding;<br />
2° wettelijke voorschriften en<br />
normen voor de opstelling van<br />
jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen;<br />
11° vennootschapsrecht en corporate<br />
governance;<br />
12° faillissementsrecht en soortgelijke<br />
procedures;<br />
3° internationale standaarden voor 13° belastingrecht;<br />
jaarrekeningen;<br />
4° financiële analyse; 14° burgerlijk en handelsrecht;<br />
5° analytische en<br />
beleidsboekhouding;<br />
6° risicomanagement en interne<br />
beheersing;<br />
7° controleleer en<br />
beroepsvaardigheden;<br />
8° wettelijke voorschriften en<br />
gedrags- en beroepsnormen<br />
betreffende de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen en de daarmee<br />
belaste wettelijke auditors;<br />
9° internationale<br />
controlestandaarden;<br />
10° beroepsethiek en<br />
onafhankelijkheid;<br />
15° socialezekerheidsrecht en<br />
arbeidsrecht;<br />
16° informatietechnologieën en<br />
informaticasystemen;<br />
17° algemene, financiële en<br />
bedrijfseconomie;<br />
18° wiskunde en statistiek;<br />
19° grondbeginselen van financieel<br />
bedrijfsbeheer.<br />
De 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen betreffen in de praktijk 23 verschillende<br />
examens in de mate dat de beschrijving van de vakken van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
bestaat uit de hergroepering van vakken waarvan de onderwerpen verschillend<br />
zijn. De 23 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen worden in punt 5.3.3. gedetailleerd.<br />
Een lijst van naslagwerken die moeten helpen bij de voorbereiding op de<br />
toelatingsexamens is beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De vermelde werken zijn ter beschikking in de bibliotheek van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Zo<strong>als</strong> vermeld in artikel 38, § 2 van <strong>het</strong> K.B., treedt de bepaling met betrekking<br />
tot de vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen in werking op 1 januari 2008. Geen<br />
enkel overgangsstelsel werd voorzien.<br />
32 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelatingsexamen<br />
5.3 Vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
5.3.1 Vrijstellingen voor houders van een masterdiploma<br />
De vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> kunnen worden<br />
bekomen op grond van een universitair diploma of van een diploma van hoger<br />
onderwijs van <strong>het</strong> lange type (masterdiploma).<br />
5.3.2 Vrijstellingen voor andere gediplomeerden<br />
De universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type staan<br />
soms bepaalde faciliteiten toe aan de houders van een diploma van <strong>het</strong> hoger<br />
onderwijs van <strong>het</strong> korte type (graduaat/bachelor). Dergelijke faciliteiten maken<br />
deel uit van de autonomie van de onderwijsinstellingen van universitair niveau.<br />
Er kan rekening worden gehouden met graduaatcursussen (bachelor), in de<br />
gevallen waarin deze individueel werden erkend in <strong>het</strong> kader van een<br />
universitaire overstapregeling en de universitaire instelling bevestigt dat die<br />
cursussen gelijkwaardig zijn met de vakken gegeven in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
cursussenprogramma van de universitaire instelling.<br />
5.3.3 Analyse door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> van de dossiers waarvoor<br />
vrijstellingen worden gevraagd<br />
De toekenning van vrijstellingen is <strong>het</strong> voorwerp van een onderzoek door de<br />
Stagecommissie op basis van de inlichtingen die op <strong>het</strong> inschrijvingsformulier<br />
worden vermeld en van de door de onderwijsinstellingen verstrekte inlichtingen<br />
betreffende de inhoud van de verschillende cursussen, met inbegrip van de<br />
graduaatcursussen waarvoor een vrijstelling wordt gevraagd (cf. 5.3.2 supra).<br />
De Stagecommissie heeft <strong>het</strong> geheel van de cursussen van de programma’s van<br />
de universiteiten en economische hogescholen van <strong>het</strong> lange type met<br />
economische oriëntatie in België onderzocht en heeft voor elk van de door<br />
voormelde instellingen meegedeelde cursussen <strong>het</strong> aantal studiepunten ECTS<br />
bepaald die in aanmerking kunnen worden genomen in <strong>het</strong> kader van de<br />
toekenning van vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De<br />
cursussen die door de onderwijsinstellingen werden meegedeeld en die naar<br />
behoren werden gedocumenteerd, komen in aanmerking in <strong>het</strong> kader van een<br />
vrijstelling voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren heeft deze inlichtingen meegedeeld aan<br />
elk van voormelde onderwijsinstellingen voor de cursussen die zij organiseren.<br />
In geval van wijziging van <strong>het</strong> cursussenprogramma, worden de<br />
onderwijsinstellingen verzocht <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> hiervan in te lichten zodat deze laatste<br />
deze cursussen kan onderzoeken en desgevallend kan beslissen dat deze<br />
cursussen <strong>het</strong> voorwerp kunnen uitmaken van vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 33
Toelatingsexamen<br />
De Stagecommissie zal, in voorkomend geval, andere aanvragen tot vrijstelling<br />
tot <strong>het</strong> toelatingsexamen nazien.<br />
Om vrijstellingen mogelijk te maken, moet (overeenkomstig art. 14 van <strong>het</strong><br />
K.B.) aan twee voorwaarden zijn voldaan:<br />
a) <strong>het</strong> betrokken vakgebied moet uitdrukkelijk op (de aanvulling van) <strong>het</strong><br />
diploma/getuigschrift zijn vermeld;<br />
b) de aan <strong>het</strong> vakgebied bestede aantal uren of studiepunten ECTS moeten<br />
tenminste overeenstemmen met <strong>het</strong> aantal uren of studiepunten ECTS die<br />
voor dit vakgebied door de Raad, na advies van de Hoge Raad voor de<br />
Economische Beroepen, voldoende worden geacht in <strong>het</strong> kader van de eisen<br />
gesteld voor <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Wij hebben de eisen van de Raad<br />
in onderstaande tabel samengevat.<br />
Code Vakgebieden Verdeling Aantal<br />
ECTS<br />
010 Algemene theorie en de beginselen van de<br />
boekhouding<br />
10<br />
021<br />
022<br />
Wettelijke voorschriften en normen voor de<br />
opstelling van<br />
jaarrekeningen en<br />
geconsolideerde jaarrekeningen<br />
030 Internationale standaarden voor jaarrekeningen 6<br />
040 Financiële analyse 6<br />
050 Analytische en beleidsboekhouding 6<br />
060 Risicomanagement en interne beheersing Minimum 4<br />
voor interne<br />
beheersing<br />
6<br />
070 Controleleer en beroepsvaardigheden 6<br />
080 Wettelijke voorschriften en gedrags- en<br />
beroepsnormen betreffende de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen en de daarmee<br />
belaste wettelijke auditors<br />
3<br />
090 Internationale controlestandaarden 3<br />
100 Beroepsethiek en onafhankelijkheid 3<br />
111<br />
112<br />
Vennootschapsrecht en<br />
corporate governance<br />
120 Faillissementsrecht en soortgelijke procedures 3<br />
130 Belastingrecht 3<br />
141<br />
142<br />
Burgerlijk en<br />
handelsrecht<br />
150 Socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht 2<br />
4<br />
2<br />
4<br />
2<br />
1<br />
1<br />
6<br />
6<br />
2<br />
34 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelatingsexamen<br />
Code Vakgebieden Verdeling Aantal<br />
ECTS<br />
160 Informatietechnologieën en<br />
8<br />
informaticasystemen<br />
170 Algemene, financiële en bedrijfseconomie 8<br />
181<br />
182<br />
Wiskunde en<br />
statistiek<br />
190 Grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer 6<br />
Vrijstellingen worden door de Stagecommissie verleend in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
volledige studieprogramma. Aanvullende cursussen bij dit volledig programma<br />
zullen slechts in aanmerking kunnen worden genomen voor zover zij bevestigd<br />
worden door een getuigschrift afgeleverd door een universiteit of een hogeschool<br />
van <strong>het</strong> lange type. Deze bepaling laat een kandidaat die niet met goed gevolg de<br />
totaliteit van een aanvullend programma na een masterdiploma heeft afgelegd,<br />
toch toe om de met succes afgelegde vakgebieden te doen gelden. De cursussen<br />
die succesvol werden afgelegd in de hoedanigheid van individuele student<br />
kunnen eveneens in aanmerking worden genomen in <strong>het</strong> kader van de toekenning<br />
van vrijstellingen voor zover de kandidaat bovendien over een masterdiploma<br />
beschikt.<br />
Volgende verduidelijkingen kunnen aangebracht worden:<br />
- vrijstellingen kunnen alleen worden toegekend aan de houders van een<br />
Belgisch diploma dat overeenstemt met een studieprogramma van tenminste<br />
vier jaar en uitgereikt door een universiteit, een instelling voor hoger<br />
economisch onderwijs van universitair niveau opgericht of erkend door de<br />
Staat of door een staatsjury;<br />
- vrijstellingen kunnen worden toegekend aan de studenten die hun studies<br />
buiten België hebben gevolgd voor zover <strong>het</strong> diploma <strong>het</strong> voorwerp uitmaakt<br />
van een erkenning door de regering (art. 43 van <strong>het</strong> decreet van de Franse<br />
Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger<br />
onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, en<br />
<strong>het</strong> decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de<br />
herstructurering van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen). De vakgebieden die<br />
specifiek betrekking hebben op nationale materies komen niet in aanmerking<br />
voor de toekenning van vrijstellingen.<br />
5.3.4 Geldigheid van de vrijstellingen en van de resultaten van<br />
<strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
De vrijstellingen die behaald worden voor <strong>het</strong> toelatingsexamen op basis van een<br />
universitair of gelijkwaardig diploma, zijn toegekend voor een onbepaalde duur.<br />
De vrijstellingen behaald ter gelegenheid van <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong><br />
Instituut na <strong>het</strong> afleggen en <strong>het</strong> slagen voor de vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
3<br />
3<br />
6<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 35
Toelatingsexamen<br />
van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> met ten minste 60 % van de punten per vak, zijn eveneens geldig<br />
voor een onbepaalde duur.<br />
De kandidaten die de stage niet begonnen zijn binnen een termijn van tien jaar na<br />
<strong>het</strong> indienen van hun inschrijvingsdossier tot <strong>het</strong> toelatingsexamen, worden door<br />
de Stagecommissie ingelicht dat hun dossier zal vernietigd worden tenzij zij<br />
binnen een termijn van zes maanden per aangetekend schrijven aan <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />
bevestigen dat zij <strong>als</strong> nog hun stage willen aanvangen. In haar schrijven bevestigt<br />
de Stagecommissie de lijst van de verkregen vrijstellingen.<br />
5.4 Opstelling en verbetering van <strong>het</strong> examen<br />
Overeenkomstig artikel 11, § 2 van <strong>het</strong> K.B. worden de toelatingsexamens<br />
voorbereid en verbeterd door de Examencommissie samengesteld uit professoren<br />
of docenten van <strong>het</strong> universitair onderwijs of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van<br />
universitair niveau (cf. punt 3.3.).<br />
5.5 Timing en aantal keren dat <strong>het</strong> toelatingsexamen mag<br />
worden afgelegd<br />
De kandidaten kunnen zich inschrijven voor een onbeperkt aantal<br />
examenzittijden voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
Ingeval van mislukking op een examenzittijd, kan de kandidaat zich inschrijven<br />
voor een volgende zittijd van <strong>het</strong> examen en bewaart hierbij zowel de<br />
vrijstellingen toegekend op basis van <strong>het</strong> diploma en <strong>het</strong> getuigschrift <strong>als</strong> de<br />
beste voor elk vak behaalde punten op vorige zittijden van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
De examens worden eens per jaar georganiseerd in de loop van de maand<br />
oktober. Zij zijn gespreid over verschillende examendagen. De data en plaatsen<br />
zijn beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De examens mogen naar keuze in één van de landstalen worden afgelegd.<br />
5.6 Administratieve stappen<br />
Het Instituut deelt aan de kandidaat de vakgebieden mee die hij moet afleggen.<br />
Er wordt een inschrijvingsgeld van 25 EUR gevraagd per af te leggen vakgebied<br />
en per examensessie, dat vóór de deelname aan <strong>het</strong> examen moet worden betaald.<br />
In geval van annulering wordt <strong>het</strong> bedrag van 25 EUR per geannuleerd examen<br />
terugbetaald (ofwel is desgevallend <strong>het</strong> bedrag niet verschuldigd) voor zover <strong>het</strong><br />
Instituut hiervan naar behoren werd ingelicht ten minste tien werkdagen vóór de<br />
datum van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
Geen enkele terugbetaling van de 150 EUR dossierkosten is voorzien.<br />
36 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelatingsexamen<br />
De kandidaat bevestigt per brief, fax of e-mail zijn wens om aan de<br />
toelatingsexamens deel te nemen en zorgt er in voorkomend geval voor dat hij<br />
<strong>het</strong> vakgebied (de vakgebieden) vermeldt dat (die) hij wenst af te leggen.<br />
In geval van vrijstelling voor alle vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen of ingeval hij<br />
geslaagd is voor alle vakken, kan de kandidaat tegen uiterlijk 15 februari van <strong>het</strong><br />
jaar waarin hij zijn stage wenst aan te vatten, een inschrijvingsdossier voor de<br />
stage indienen (cf. punt 6).<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 37
Toelating tot de stage<br />
6. TOELATING TOT DE STAGE<br />
6.1 Het dossier van toelating tot de stage<br />
Het dossier van toelating tot de stage kan pas worden ingediend na kennisgeving<br />
van <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong> toelatingsexamen en/of de vrijstelling voor alle vakken die<br />
voor dat examen werd verleend. Het behoorlijk ingevuld dossier moet uiterlijk<br />
op 15 februari van <strong>het</strong> jaar waarin de kandidaat zijn stage wenst aan te vatten, op<br />
de zetel van <strong>het</strong> Instituut aankomen.<br />
Het dossier moet de volgende gegevens bevatten:<br />
- de stageovereenkomst in drie exemplaren (ondertekend door de stagemeester<br />
en door de stagiair);<br />
- de arbeidsovereenkomst/overeenkomst voor <strong>het</strong> verstrekken van zelfstandige<br />
diensten (met vermelding van de huidige vergoeding);<br />
- een verbintenisbrief ondertekend door de stagemeester (“comfort letter”);<br />
- een curriculum vitae;<br />
- een foto (formaat identiteitskaart);<br />
- een getuigschrift van goed zedelijk gedrag (gedateerd van maximum zes<br />
maanden);<br />
- een kopie van de identiteitskaart;<br />
- een afschrift van <strong>het</strong> diploma en, in voorkomend geval, van de aanvullende<br />
diploma’s of certificaten.<br />
Modellen van de stageovereenkomst en van de verbintenisbrief werden<br />
opgesteld door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> (cf. punt 6.4.1 tot 6.4.3 en punt 6.4.4.).<br />
Indien uiterlijk op 15 februari geen behoorlijk ingevuld dossier werd ingediend,<br />
zal de kandidaat zijn stage niet kunnen aanvangen op 1 juli van dat jaar.<br />
6.2 Voorwaarden van toelating tot de stage<br />
6.2.1 Voorwaarden in verband met de stagemeester<br />
Artikel 2, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt, overeenkomstig artikel 28, § 1, 4° van de<br />
wet:<br />
“De stage wordt verricht onder <strong>het</strong> toezicht van de Stagecommissie bij een<br />
stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die of bedrijfsrevisorenkantoor<br />
dat, op <strong>het</strong> ogenblik van de aanvang van de stage, minstens vijf jaar op <strong>het</strong><br />
openbaar register is ingeschreven en beantwoordt aan de door de<br />
Stagecommissie gestelde voorwaarden.”.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 39
Toelating tot de stage<br />
A. Vijf jaar inschrijving in hoedanigheid van bedrijfsrevisor op <strong>het</strong><br />
openbaar register van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />
Kan <strong>als</strong> stagemeester optreden, enkel de persoon die sinds ten minste vijf jaar de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor bezit (art. 28, § 1, 4° van de wet en art. 2, § 2<br />
van <strong>het</strong> K.B.).<br />
De Stagecommissie aanvaardt voor de beoordeling van dit criterium de datum<br />
van de effectieve aanvang van de stage (en niet de datum van ondertekening van<br />
de stageovereenkomst).<br />
Wat de bedrijfsrevisor betreft die ontslag heeft genomen en die om<br />
wederinschrijving op <strong>het</strong> openbaar register verzoekt, zal <strong>het</strong> criterium van vijf<br />
jaar inschrijving op <strong>het</strong> openbaar register worden beoordeeld rekening houdend<br />
met <strong>het</strong> aantal jaren beroepsuitoefening vóór <strong>het</strong> ontslag.<br />
De beroepsbeoefenaar die in <strong>het</strong> buitenland over een gelijkaardige hoedanigheid<br />
<strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België beschikt, maar die geen titel van<br />
bedrijfsrevisor in België draagt, mag geen stagemeester worden in België. Een<br />
buitenlandse beroepsbeoefenaar mag wel optreden <strong>als</strong> “supervisor” (in<br />
samenwerking met de Belgische stagemeester die verantwoordelijk blijft) voor<br />
<strong>het</strong> gedeelte van de stage uitgeoefend in <strong>het</strong> land waar hij over een hoedanigheid<br />
gelijkwaardig aan die van bedrijfsrevisor beschikt en na goedkeuring door de<br />
Stagecommissie (cf. punt 7.11).<br />
B. Maximum drie stagiairs<br />
De stagemeester kan tegelijkertijd de opleiding van maximum drie stagiairs op<br />
zich nemen (art. 29 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
De hoedanigheid van stagiair wordt verder toegelicht in punt 6.6.<br />
C. Het profiel van de stagemeester<br />
Enkel de leden die in orde zijn met hun bijdrage en hun administratieve<br />
verplichtingen tegenover <strong>het</strong> Instituut (onder meer de jaarlijkse mededeling)<br />
hebben vervuld op de dag van indiening van <strong>het</strong> stagedossier kunnen de<br />
hoedanigheid van stagemeester hebben.<br />
De stagemeester moet over de noodzakelijke ervaring, omvang en kwaliteit van<br />
werkzaamheden beschikken voor de goede vorming van de stagiair.<br />
De Stagecommissie beoordeelt <strong>het</strong> profiel van de stagemeester op basis van de<br />
jaarlijkse mededeling:<br />
a) binnen de vier rubrieken van activiteiten ((a) permanente controleopdrachten<br />
uitgevoerd krachtens de wet, (b) andere controleopdrachten uitgevoerd<br />
krachtens de wet, (c) andere controleopdrachten betreffende de financiële<br />
informatie, (d) controleopdrachten uitgevoerd voor andere bedrijfsrevisoren),<br />
worden enkel de rubrieken a en b beschouwd <strong>als</strong> “revisorale opdrachten”;<br />
40 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelating tot de stage<br />
b) binnen de vijf rubrieken betreffende <strong>het</strong> personeel, beogen de vier eerste<br />
(bedrijfsrevisoren met een handtekeningsbevoegdheid, overige bedrijfsrevisoren,<br />
stagiairs <strong>IBR</strong>, medewerkers deskundigen) beroepsbeoefenaars van de<br />
controle voor wie 1.000 uren revisorale opdrachten per persoon, inclusief de<br />
kandidaat-stagiair, beschikbaar moeten zijn;<br />
c) binnen de 1.000 uren per beroepsbeoefenaar waarvan sprake in punt b)<br />
hierboven, moet een minimum van 500 uren per beroepsbeoefenaar<br />
permanente controleopdrachten uitgevoerd krachtens de wet betreffen<br />
(activiteitsrubriek a);<br />
d) de activiteiten voorgesteld aan de kandidaat-stagiair moet voldoende worden<br />
gediversifieerd;<br />
e) <strong>het</strong> feit dat een kantoor beantwoordt aan de voorwaarden verbonden aan <strong>het</strong><br />
uitoefenen van een hoofdactiviteit, zo<strong>als</strong> bepaald door de omzendbrief van de<br />
Raad van 8 november 2002 impliceert niet noodzakelijk dat <strong>het</strong> kantoor aan<br />
de eisen inzake de opleiding van een stagiair beantwoordt.<br />
De Stagecommissie biedt de bedrijfsrevisor waarvan <strong>het</strong> profiel <strong>als</strong> stagemeester<br />
bepaalde zwakheden zou kunnen vertonen de mogelijkheid om vooraf <strong>het</strong> advies<br />
van de Stagecommissie te vragen. Indien <strong>het</strong> profiel van de stagemeester niet<br />
blijkt te voldoen aan de hierboven vermelde criteria, kan hij door de<br />
Stagecommissie worden gehoord. De Stagecommissie kan bijvoorbeeld toelaten<br />
dat de stage wordt uitgevoerd bij twee stagemeesters (cf. punt 6.2.1. H.<br />
hieronder).<br />
De jaarlijkse mededeling die elke confrater verplicht moet indienen bij <strong>het</strong><br />
Instituut helpt de Stagecommissie bij de analyse van <strong>het</strong> profiel van de<br />
stagemeester met <strong>het</strong> oog op de hoger vermelde criteria. Het ontbreken van de<br />
recentste jaarlijkse mededeling weerhoudt de Stagecommissie een standpunt in<br />
te nemen betreffende de toelating tot de stage van de kandidaten.<br />
De Stagecommissie vervolledigt <strong>het</strong> onderzoek van <strong>het</strong> profiel van de<br />
stagemeester zo<strong>als</strong> hierboven uiteengezet door rekening te houden met de<br />
resultaten van de laatste kwaliteitscontrole van de kandidaat-stagemeester.<br />
Indien de inlichtingen waarover <strong>het</strong> Instituut beschikt niet voldoende en/of<br />
actueel blijken te zijn, wordt de kandidaat-stagemeester uitgenodigd om<br />
bijkomende informatie mee te delen.<br />
De betrokken bedrijfsrevisor kan eveneens worden uitgenodigd voor een<br />
onderhoud met de Stagecommissie betreffende de mogelijkheid om een stagiair<br />
op volwaardige wijze te begeleiden.<br />
Tegen de weigering van toelating van een bedrijfsrevisor tot de hoedanigheid van<br />
stagemeester, kan beroep worden ingesteld bij de Commissie van Beroep, binnen<br />
een termijn van dertig dagen naar analogie van de bepaling van artikel 28, § 2<br />
van de wet dat in dit beroep voorziet in geval van weigering van toelating van<br />
een kandidaat tot de stage.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 41
Toelating tot de stage<br />
Het profiel van de stagemeester zal zowel ter gelegenheid van de toelating tot de<br />
stage <strong>als</strong> van de aanvraag tot verandering van stagemeester of van een herneming<br />
van de stage ten gevolge van een opschorting nagekeken worden.<br />
D. Het geval van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
Overeenkomstig artikel 16, § 2 van <strong>het</strong> K.B., heeft de Stagecommissie beslist dat<br />
een bedrijfsrevisorenkantoor de hoedanigheid van stagemeester kan bezitten op<br />
voorwaarde dat een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die <strong>het</strong><br />
bedrijfsrevisorenkantoor vertegenwoordigt, aan de voorwaarden van stagemeester<br />
voldoet. De stageovereenkomst zal door een bedrijfsrevisor, die op een persoonlijke<br />
basis handelt in de hoedanigheid van stagemeester, ondertekend worden.<br />
Aangezien krachtens artikel 29, eerste lid van <strong>het</strong> K.B. een bedrijfsrevisor niet<br />
meer dan drie stagiairs tegelijk kan opleiden en aangezien een<br />
bedrijfsrevisorenkantoor een natuurlijke persoon <strong>als</strong> stagemeester moet<br />
aanduiden, verhoogt <strong>het</strong> optreden van een bedrijfsrevisorenkantoor <strong>het</strong> aantal<br />
mogelijke stagiairs die kunnen worden toegelaten tot de stage niet.<br />
E. Sociaal statuut van de stagemeester<br />
Een bedrijfsrevisor kan de opleiding van een stagiair begeleiden zonder dat <strong>het</strong><br />
sociaal statuut (zelfstandige of loontrekkende) van de stagemeester alleen een<br />
doorslaggevend selectiecriterium voor de aanvaarding van de hoedanigheid van<br />
stagemeester mag zijn.<br />
Een bedrijfsrevisor zonder handtekeningsbevoegdheid binnen zijn kantoor, maar<br />
die voldoet aan de wettelijke voorwaarden van artikel 28, § 1, 4° van de wet, kan<br />
optreden <strong>als</strong> stagemeester.<br />
F. Contacten tussen de stagemeester en de stagiair<br />
De Stagecommissie dringt er op aan dat de stagiairs worden ingezet voor<br />
opdrachten die rechtstreeks door hun stagemeester worden gecontroleerd. Indien<br />
<strong>het</strong> kantoor over verschillende vestigingen in België beschikt, wordt de stagiair<br />
bij voorkeur aan <strong>het</strong> kantoor verbonden waar de stagemeester actief is.<br />
Deze principes worden in herinnering gebracht in de verbintenisbrief (“comfort<br />
letter”) die door de stagemeester wordt ondertekend. De stagemeester verbindt<br />
zich ertoe de stagiair te begeleiden. Hij zorgt voor diens deontologische vorming<br />
en beroepsopleiding en staat in voor de goede uitvoering van de stage (art. 29,<br />
eerste lid, en 30 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
G. Stagemeester gestraft met een schorsing<br />
Artikel 29, tweede lid van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stagemeester die een schorsing van meer dan een maand <strong>als</strong> tuchtstraf<br />
opgelegd krijgt, mag tijdens de schorsingsperiode geen stagiairs opleiden.”.<br />
42 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelating tot de stage<br />
H. Twee stagemeesters<br />
In bepaalde gevallen staat de Stagecommissie toe dat de stage door twee<br />
stagemeesters van verschillende kantoren wordt begeleid.<br />
Beide stagemeesters ondertekenen een verbintenisbrief (comfort letter).<br />
De stageovereenkomst wordt door beide stagemeesters ondertekend en in<br />
voorkomend geval kunnen twee afzonderlijke documenten worden opgesteld.<br />
Het detail van <strong>het</strong> aantal uren gepresteerd bij elke stagemeester moet aan de<br />
Stagecommissie worden voorgelegd.<br />
De twee stagemeesters moeten voor de opleiding van de stagiair zorgen volgens<br />
de modaliteiten die onderling te bepalen zijn op basis van de overeenkomst die<br />
door de Stagecommissie goedgekeurd werd. Onder andere de stagedagboeken<br />
moeten door beide stagemeesters ondertekend worden.<br />
Dit onderwerp komt eveneens aan bod in punt 7.12.<br />
6.2.2 Voorwaarden verbonden aan de stagiair<br />
A. Verbod van stageactiviteiten verricht namens een vennootschap<br />
De vraag werd gesteld of een stagiair zijn activiteit van stagiair onder de vorm<br />
van een vennootschap kon uitoefenen.<br />
De Stagecommissie heeft geoordeeld dat zulks niet mogelijk was.<br />
Zij is inderdaad van oordeel dat de stageovereenkomst een overeenkomst intuitu<br />
personae is en dat de uitoefening van de activiteiten van stagiair niet onder de<br />
naam van een vennootschap kan plaatsvinden. De stagiair ontvangt zijn<br />
instructies en zijn opleiding rechtstreeks van zijn stagemeester en dit<br />
veronderstelt een persoonlijke relatie, wat ten overstaan van een vennootschap<br />
uitgesloten is.<br />
De situatie van een bedrijfsrevisorenkantoor met de hoedanigheid van<br />
stagemeester (bedrijfsrevisorenkantoor dat optreedt via een permanent<br />
vertegenwoordiger) en die van een vennootschap die zou optreden <strong>als</strong> stagiair<br />
zijn fundamenteel verschillend, ook al is <strong>het</strong> intuitu personae-karakter vereist<br />
zowel voor de stagiair <strong>als</strong> voor de stagemeester. Men kan zich inderdaad zonder<br />
probleem voorstellen dat een bedrijfsrevisorenkantoor-stagemeester gedurende<br />
de driejarige stage de permanente vertegenwoordiger wijzigt zonder dat de aard<br />
van de stage wordt beïnvloed. Het is daarentegen onvoorstelbaar dat een<br />
vennootschap kan optreden <strong>als</strong> stagiair en gedurende de stage een nieuwe<br />
permanente vertegenwoordiger, dus stagiair, krijgt.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 43
Toelating tot de stage<br />
B. Onverenigbaarheden<br />
Artikel 28 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stagiair onderwerpt zich aan de beslissingen van de Raad en van de<br />
Stagecommissie. Hij leeft de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />
en van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut na.<br />
De Stagecommissie kan, omwille van bijzondere omstandigheden, individuele<br />
afwijkingen toestaan op de door of krachtens de wet bepaalde regels betreffende<br />
de onverenigbaarheden.”.<br />
De Stagecommissie is van oordeel dat <strong>het</strong> stelsel van de onverenigbaarheden<br />
moet gelden voor de totaliteit van de activiteit van de stagiair, ook buiten de<br />
uitoefening van de stage zelf (minimum 1.000 uur per jaar). In de<br />
veronderstelling dat een persoon 1.600 uur per jaar presteert, waarvan 1.000 uur<br />
in <strong>het</strong> kader van de stage van bedrijfsrevisor, is de Commissie de mening<br />
toegedaan dat de stagiair gedurende de “resterende” 600 uren geen<br />
onverenigbare activiteit mag uitoefenen (b.v. verzekeringsmakelaar).<br />
Behoudens afwijking bepaald in artikel 28, § 2 van <strong>het</strong> K.B., houdt de<br />
onverenigbaarheid verband met de hoedanigheid van de persoon in <strong>het</strong><br />
algemeen, en blijft zij niet beperkt tot de periode die aan de uitoefening van <strong>het</strong><br />
beroep wordt besteed.<br />
6.2.3 Overige voorwaarden<br />
De Stagecommissie bepaalt, overeenkomstig artikel 19, § 1 van <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit, de bedragen van de minimumhonoraria en -vergoedingen van de<br />
stagiairs. Deze worden thans vastgesteld <strong>als</strong> volgt:<br />
- loontrekkende: 1.700 EUR bruto per maand op voltijdse basis;<br />
- zelfstandige: 18 EUR bruto per uur.<br />
Deze bedragen zijn minima en dus geenszins een aanbeveling van <strong>het</strong> Instituut<br />
inzake de vergoeding van de stagiairs bedrijfsrevisoren.<br />
6.3 Goedkeuring van de stageovereenkomsten door de<br />
Stagecommissie en toelating tot de stage door de<br />
Stagecommissie<br />
De Stagecommissie onderzoekt de dossiers van toelating tot de stage tijdens haar<br />
vergadering van de maand maart.<br />
De profielen van stagemeesters die volgens de criteria vastgelegd door de<br />
Stagecommissie moeilijkheden kunnen opleveren, worden onderzocht zo<strong>als</strong><br />
hoger beschreven (cf. punt 6.2.1. C.).<br />
44 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelating tot de stage<br />
Zodra de stageovereenkomsten door de Stagecommissie zijn goedgekeurd, wordt<br />
een bevestigingsbrief gestuurd aan de stagemeester en aan de stagiair (art. 16, § 3<br />
van <strong>het</strong> K.B.). De stage vangt effectief aan op 1 juli.<br />
De stageovereenkomst mag geen clausule bevatten die de stageduur beperkt tot<br />
drie jaar in de mate dat de effectieve duur van de stage langer kan zijn dan drie<br />
jaar.<br />
De clausule van artikel 17, § 2 van <strong>het</strong> K.B. volgens dewelke de stagiair<br />
gedurende drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde van de stageovereenkomst geen<br />
contact mag opnemen met <strong>het</strong> kliënteel van de stagemeester zonder diens<br />
schriftelijke toestemming, is facultatief en wordt aan <strong>het</strong> oordeel van de partijen<br />
overgelaten.<br />
6.4 Voorbeelden van stageovereenkomsten onder een statuut<br />
<strong>als</strong> zelfstandige en onder een statuut <strong>als</strong> loontrekkende<br />
en ook van verbintenisbrief<br />
De Stagecommissie raadt aan de hieronder voorgestelde type stageovereenkomst<br />
te gebruiken. Uitgezonderd artikel 8 zullen de hierna volgende bepalingen<br />
verplicht worden opgenomen in de stageovereenkomst. Deze bepalingen zijn<br />
minimumvereisten. Een bedrijfsrevisorenkantoor heeft derhalve de vrijheid om<br />
bijkomende clausules te voorzien voor zover deze niet strijdig zijn met de wetten<br />
en reglementen van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De overeenkomst wordt in drie exemplaren ondertekend door de stagiair en de<br />
stagemeester.<br />
6.4.1 Model van stageovereenkomst<br />
Tussen ondergetekenden, N..., Bedrijfsrevisor, hierna stagemeester, en NN...,<br />
wonende te...., hierna stagiair, is overeengekomen wat volgt:<br />
Artikel 1 De stagemeester neemt NN in stage voor een duur van minimum drie<br />
jaar, onder voorbehoud van <strong>het</strong> in artikel 4 hierna bepaalde.<br />
Artikel 2 Overeenkomstig artikel 21 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007<br />
betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor besteedt de stagiair<br />
tenminste duizend uur per jaar aan revisorale opdrachten die de stagemeester<br />
hem toevertrouwt.<br />
Artikel 3 Onderhavige overeenkomst verstrijkt van rechtswege zodra aan de<br />
overeenkomst van zelfstandige dienstverlening/arbeidsovereenkomst (*) die<br />
onder de partijen is gesloten een einde wordt gesteld om om <strong>het</strong> even welke<br />
reden. Niettemin kan onderhavige overeenkomst slechts worden beëindigd na<br />
een met redenen omkleed verzoek van één van de partijen waarvan de<br />
gegrondheid door de Stagecommissie wordt beoordeeld.<br />
(*) doorhalen wat niet past<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 45
Toelating tot de stage<br />
Artikel 4 De partijen verklaren kennis te hebben genomen van <strong>het</strong><br />
stagereglement en verbinden zich ertoe dit reglement na te leven even<strong>als</strong> de<br />
instructies en richtlijnen die hen door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
worden gegeven.<br />
Artikel 5 De stagemeester verbindt zich ertoe de beroepsopleiding van de<br />
stagiair te bevorderen door hem werkzaamheden toe te vertrouwen die hem<br />
geleidelijk de kennis en een zo volledig mogelijke praktijk van <strong>het</strong> beroep dat hij<br />
ambieert, kunnen verzekeren.<br />
Artikel 6 De stagemeester verbindt er zich toe de kosten verbonden aan<br />
stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader van een normaal stageverloop ten laste<br />
te nemen. Onder normaal stageverloop wordt verstaan dat de stagiair enkel één<br />
keer aan de seminaries deelneemt en dat hij slaagt voor de examens vanaf de<br />
eerste deelname.<br />
Artikel 7 De stagiair verbindt zich ertoe zich met goede wil en benaarstiging<br />
aan de stage te wijden, in geweten de opdrachten uit te voeren waarmee hij door<br />
de stagemeester is belast en een stagedagboek bij te houden waarin de<br />
werkzaamheden die hij heeft verricht of waaraan hij heeft meegewerkt, worden<br />
genoteerd. Het dagboek wordt bijgehouden met de discretie die <strong>het</strong><br />
beroepsgeheim vereist.<br />
Artikel 8 De stagiair verbindt zich ertoe de belangen van de stagemeester niet<br />
in <strong>het</strong> gedrang te brengen, noch tijdens de stage, noch na de beëindiging ervan.<br />
Hij zal onder meer nalaten ruchtbaarheid te geven aan feiten waarvan hij naar<br />
aanleiding van de stage kennis heeft gekregen en eender welke opdracht te<br />
aanvaarden van cliënten van de stagemeester gedurende de drie jaar die volgen<br />
op <strong>het</strong> verstrijken van de stage of de opzegging van onderhavige overeenkomst,<br />
behoudens formele en schriftelijke goedkeuring door de stagemeester.<br />
Artikel 9 Onderhavige overeenkomst gaat in op <strong>het</strong> moment dat NN... door de<br />
Stagecommissie van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren tot de stage wordt<br />
toegelaten.<br />
Gedaan in drie exemplaren te..., op...<br />
De stagiair<br />
De stagemeester<br />
6.4.2 Stageovereenkomst met een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
Indien de stageovereenkomst getekend wordt met een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />
zal de stageovereenkomst met volgende bepaling beginnen:<br />
“Tussen ondergetekenden, N..., bedrijfsrevisorenkantoor, hierna stagemeester<br />
vertegenwoordigd door X, bedrijfsrevisor en NN..., wonende te... hierna stagiair,<br />
is overeengekomen wat volgt:…”.<br />
46 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelating tot de stage<br />
De overeenkomst zal de handtekening van beide partijen bevatten, de stagiair en<br />
de vertegenwoordiger van de stagemeester bedrijfsrevisorenkantoor met de<br />
vermelding “de stagemeester N vertegenwoordigd door X”.<br />
6.4.3 Verbintenisbrief van de stagemeester<br />
Bij de aanvraag tot toelating van een stagiair zal de stagemeester (of de<br />
bedrijfsrevisor die optreedt <strong>als</strong> verantwoordelijke stagemeester wanneer de<br />
stageovereenkomst afgesloten is met een bedrijfsrevisorenkantoor) naast de<br />
stageovereenkomst een verbintenisbrief (comfort letter) ondertekenen. Het<br />
model wordt hieronder weergegeven. De bepalingen opgenomen in <strong>het</strong> hieronder<br />
weergegeven model zijn verplichte minimumvereisten.<br />
Die verbintenis vloeit voort uit de verplichting vervat in artikel 30 van <strong>het</strong> K.B.<br />
dat bepaalt: “De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de<br />
Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van<br />
de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
beroep valt en leidt hem bij de uitvoering ervan.”.<br />
“Verbintenisbrief”:<br />
Ik ondergetekende, X, Bedrijfsrevisor, woonachtig te..., ingeschreven op <strong>het</strong><br />
openbaar register onder nr.... sedert... ga op mijn eer de verbintenis aan de<br />
verschillende onderstaande principes na te leven tijdens de ganse duur van de<br />
stage van mevrouw/de heer Y.<br />
1. Mijn kantoor beschikt momenteel over een voldoende werkvolume in<br />
revisorale opdrachten en over een gepaste organisatie opdat de stagiair<br />
minimaal een volume van 1.000 uur per jaar aan revisorale opdrachten kan<br />
uitvoeren. Ik zal erop toezien dat deze opdrachten idealiter over de<br />
verschillende bestaande activiteitsgebieden worden gespreid (opdrachten <strong>als</strong><br />
commissaris, bijzondere opdrachten, enz.) en voldoende sectoriele<br />
verscheidenheid bieden.<br />
2. Ik zal de stagiair de nodige beschikbaarheid verlenen om deel te nemen aan<br />
de stageseminaries en aan de andere vormingsdagen die door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> worden<br />
georganiseerd. De opleiding door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> verstrekt kan echter slechts een<br />
aanvulling zijn op de opleiding die door de stagemeester wordt gegeven, een<br />
taak die in eerste instantie bij hem berust. Ik zal er dan ook persoonlijk op<br />
toezien dat de stagiair een hoogwaardige opleiding krijgt.<br />
3. Ik zal erover waken dat de stagiair maximaal en in functie van de<br />
organisatorische mogelijkheden van <strong>het</strong> kantoor waarvan ik deel uitmaak,<br />
deelneemt aan opdrachten die onder mijn verantwoordelijkheid worden<br />
uitgevoerd. Indien mijn kantoor over verschillende vestigingen in <strong>het</strong> land<br />
beschikt, zal ik ervoor zorgen dat de stagiair bij voorkeur aan mijn kantoor<br />
wordt verbonden. Ik zal persoonlijk voldoende tijd besteden aan de<br />
opvolging van de werkzaamheden van de stagiair en de evaluatie van zijn<br />
professionele vooruitgang.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 47
Toelating tot de stage<br />
4. Ik zal de aandacht van de stagiair vestigen op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> verwerven<br />
van een beroepsmaturiteit die ons beroep waardig is. Een bedrijfsrevisor is<br />
niet alleen een technicus. Hij moet ook <strong>het</strong> woord kunnen voeren in <strong>het</strong><br />
openbaar (algemene vergadering, ondernemingsraad, toezichthoudende<br />
overheid, enz.) in duidelijke en onomwonden taal. Ik zal ervoor zorgen dat de<br />
stagiair de mogelijkheid krijgt om zich in dit opzicht te vormen.<br />
5. Ik ben de mening toegedaan dat de stagiair, naast <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen, over de nodige troeven beschikt om een vruchtbare stage<br />
aan te vatten.<br />
Gedaan in drie exemplaren te..., op...<br />
De stagemeester<br />
Een vertaling van de comfort letter in <strong>het</strong> Engels is beschikbaar infra, punt 7.11.<br />
Deze vertaling kan worden gebruikt wanneer de stage deels buiten België wordt<br />
verricht.<br />
6.5 Titel van stagiair-bedrijfsrevisor<br />
Artikel 11, § 3 van de wet machtigt een stagiair de titel van bedrijfsrevisorstagiair<br />
te voeren.<br />
Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort mag de titel van bedrijfsrevisorstagiair<br />
niet voeren.<br />
6.6 De hoedanigheid van stagiair<br />
Een stagiair verliest de hoedanigheid van stagiair:<br />
- bij beslissing van de Raad om de stagiair tot de eed toe te laten;<br />
- bij ontslag van de stagiair;<br />
- bij schrapping van de stagiair;<br />
- bij <strong>het</strong> gecumuleerd verstrijken van de in artikelen 3, § 1, 22 en 35, § 2 van<br />
<strong>het</strong> K.B. beoogde termijnen, <strong>het</strong>zij in totaal 11 jaar.<br />
In dit verband moet worden onderstreept dat een stagiair die zich in de cyclus<br />
van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen bevindt de hoedanigheid van stagiair behoudt.<br />
Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort bezit niet langer de hoedanigheid<br />
van stagiair.<br />
Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort is niet meer onderworpen aan de<br />
stageverplichtingen, noch aan de tuchtregels van de stagiairs (art. 24, § 5 van <strong>het</strong><br />
K.B.).<br />
48 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Toelating tot de stage<br />
Het statuut van stagiair brengt met zich mee de verplichting tot naleven van de<br />
deontologische voorschriften (cf. art. 28, § 1 van <strong>het</strong> K.B.) en <strong>het</strong> houden van een<br />
stagedagboek (cf. art. 27 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
De vraag of een stagiair de hoedanigheid van stagiair behouden of verloren heeft,<br />
is belangrijk voor de beoordeling van onder andere <strong>het</strong> aantal toegelaten stagiairs<br />
(maximum drie) per stagemeester (cf. supra, punt 6.2.1.) of om te weten of de<br />
betrokkene onderworpen is aan de stageverplichtingen inclusief de<br />
tuchtrechtelijke aspecten.<br />
6.7 Sociaal statuut van de stagiair<br />
De stage van bedrijfsrevisor kan gevolgd worden ofwel in <strong>het</strong> kader van een<br />
bediendenovereenkomst ofwel in <strong>het</strong> kader van een overeenkomst van<br />
zelfstandige dienstverlening. Deze bevoegdheid werd bevestigd door artikel 18<br />
van <strong>het</strong> K.B.<br />
Enkel een stagiair die <strong>het</strong>zij een bediendenovereenkomst, <strong>het</strong>zij een<br />
overeenkomst van zelfstandige dienstverlening heeft afgesloten met zijn<br />
stagemeester of met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor van zijn stagemeester, kan<br />
aanspraak maken op de hoedanigheid van stagiair. Bij gebrek aan <strong>het</strong> verankeren<br />
van de sociale betrekkingen in een geschreven document, zal de stage niet<br />
kunnen worden goedgekeurd door de Stagecommissie. Dit document zal bij<br />
indiening van <strong>het</strong> stagedossier gevoegd worden ter attentie van de<br />
Stagecommissie (cf. supra, punt 6.1.).<br />
In geval van wijziging van <strong>het</strong> sociaal statuut in de loop van de stage, zullen de<br />
stagemeester en de stagiair erop toezien dat de Stagecommissie hiervan<br />
schriftelijk en onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht en dat haar een nieuwe<br />
versie wordt bezorgd van de overeenkomst afgesloten tussen de partijen (of van<br />
<strong>het</strong> aanhangsel van de overeenkomst afgesloten tussen de partijen).<br />
6.8 Informatievergadering met betrekking tot de stage<br />
Het Instituut richt eind april-begin mei een informatievergadering in voor de<br />
nieuwe tot de stage toegelaten stagiairs met <strong>als</strong> doel ze vertrouwd te maken met<br />
de structuren, de institutionele aspecten en de organisatie van de stage van<br />
bedrijfsrevisor.<br />
6.9 Weigering van de toelating tot de stage door de<br />
Stagecommissie<br />
De beslissing van toelating tot de stage wordt door de Stagecommissie genomen.<br />
In geval van weigering beschikt de betrokkene, overeenkomstig artikel 28, § 2<br />
van de wet, over een mogelijkheid tot beroep bij de Commissie van Beroep.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 49
Verloop van de stage<br />
7. VERLOOP VAN DE STAGE<br />
7.1 Doel van de stage<br />
Artikel 2, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stage heeft tot doel de kandidaten tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor voor te<br />
bereiden door te voorzien in hun vorming met betrekking tot de beroepspraktijk<br />
en de plichtenleer.”.<br />
7.2 Duur van de stage<br />
Artikel 20 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stage vangt aan op de door de Stagecommissie vastgestelde datum.”.<br />
Deze datum is thans vastgesteld op 1 juli van elk jaar. Er is per jaar slechts één<br />
aanvangsdatum voor de stage.<br />
Artikel 3, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“Onverminderd artikel 27 van de wet, duurt de stage minstens drie jaar.”.<br />
Artikel 22 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of<br />
wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om<br />
<strong>het</strong> goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />
meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar.”.<br />
De stageovereenkomst mag derhalve geen clausule bevatten dat de stageduur<br />
beperkt is tot drie jaar omdat de effectieve duur van de stage langer kan zijn dan<br />
drie jaar.<br />
Artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt: “De kandidaat kan <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen vijf maal afleggen binnen een periode van vijf jaar te<br />
rekenen vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
wordt toegelaten.”<br />
De stage kan aldus in totaal elf jaar in beslag nemen.<br />
7.3 Stagewerkzaamheden: <strong>het</strong> begrip duizend uren per jaar<br />
Artikel 21 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stage jaarlijks ten minste duizend uren<br />
revisorale opdrachten moet bedragen. Deze 1.000 uren moeten uren van<br />
revisorale aard zijn. De aard van de uren revisorale opdrachten wordt door de<br />
Stagecommissie vastgelegd. De revisorale werkzaamheden worden met name<br />
vermeld in <strong>het</strong> model van stagedagboek.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 51
Verloop van de stage<br />
De Stagecommissie leidt uit deze bepaling af dat de stagiair die reeds meer dan<br />
3 x 1.000 uren heeft gepresteerd (b.v. door <strong>het</strong> feit dat zijn stage werd verlengd),<br />
moet doorgaan met <strong>het</strong> naleven van de verplichting om ten minste 1.000 uren<br />
revisorale opdrachten per bijkomend stagejaar te verrichten.<br />
Het begrip 1.000 uren revisorale opdrachten per jaar moet worden<br />
geïnterpreteerd per stagejaar (juli-juni) en niet per kalenderjaar.<br />
Een overschot boven de 1.000 uren revisorale opdrachten kan niet naar <strong>het</strong><br />
volgende jaar worden overgedragen.<br />
De Stagecommissie behoudt zich de mogelijkheid voor om de regel van 1.000<br />
uren revisorale opdrachten prorata temporis te beoordelen voor zover de stagiair<br />
geen volledig stagejaar heeft volbracht.<br />
In geval van verlenging van de stage na drie jaar stage, moet <strong>het</strong> stagedagboek<br />
<strong>het</strong> aantal uren vermelden dat overeenkomt met <strong>het</strong> evenredig deel van 1.000<br />
uren berekend in functie van de duur van de verlenging. Zo houdt een verlenging<br />
van de duur van de stage van zes maanden een verplichting in van een prestatie<br />
van minimum 500 uren revisorale opdrachten.<br />
Het totaal aantal stage-uren en op zijn minst de jaarlijkse 1.000 uren revisorale<br />
opdrachten moeten worden uitgevoerd bij een bedrijfsrevisor, goedgekeurd door<br />
de Stagecommissie.<br />
7.4 Vermindering van de stageduur en vrijstelling van de<br />
stage<br />
Artikel 23 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
Ҥ 1. De Stagecommissie kan tot de stage toelaten en een vermindering van de<br />
duur van de stage toestaan aan die personen waarvan zij vaststelt dat:<br />
a) zij gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend op <strong>het</strong> vlak<br />
van de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen;<br />
b) zij een ervaring van vijftien jaar hebben opgedaan op financieel, juridisch en<br />
boekhoudvlak;<br />
c) zij de hoedanigheid hebben van <strong>het</strong>zij stagiair accountant, <strong>het</strong>zij accountant<br />
en dat zij houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 12 van dit besluit:<br />
d) zij hun stage gedeeltelijk of volledig volbracht hebben in een Lidstaat van de<br />
Europese Unie of in een derde land onder voorbehoud van <strong>het</strong> naleven van<br />
artikel 5 van de wet.<br />
§ 2. Voor de beoordeling van de duur van de beroepswerkzaamheden van zeven<br />
en vijftien jaar bedoeld in de eerste paragraaf, houdt de Stagecommissie<br />
rekening met studies bekrachtigd door een diploma erkend door de Staat voor<br />
een duur van theoretische opleidingen die niet korter mogen zijn dan één jaar en<br />
52 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Verloop van de stage<br />
die niet voor meer dan vier jaar in mindering mogen worden gebracht van de<br />
voornoemde duur van zeven en vijftien jaar.<br />
De duur van de beroepswerkzaamheden en de praktijkopleiding mag niet korter<br />
zijn dan de duur van de theoretische opleiding en van de praktijkopleiding<br />
vereist krachtens dit besluit.<br />
§ 3. De beslissing tot vermindering van de stage, bedoeld in de eerste<br />
paragraaf, is onderworpen aan de volgende voorwaarden:<br />
a) de indiening van een gemotiveerd verslag gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek van de<br />
kandidaat;<br />
b) <strong>het</strong> horen van de kandidaat door twee leden van de Stagecommissie.”<br />
Het toekennen van een vermindering van de stageduur is een bevoegdheid die<br />
wordt overgelaten aan de beoordeling van de Stagecommissie. Deze toepassing<br />
zal afhankelijk zijn van <strong>het</strong> persoonlijk parcours van de kandidaat die de<br />
vermindering van de stageduur vraagt.<br />
Een vermindering van de stageduur ontslaat niet van de verplichting tot<br />
aflegging van <strong>het</strong> toelatingsexamen (volgens de modaliteiten en met de eventuele<br />
vrijstellingen uiteengezet in hoofdstuk 5 supra) en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
zo<strong>als</strong> voorzien in de artikelen 32 tot en met 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />
De bepalingen inzake de vermindering van de stageduur hebben betrekking op<br />
zowel kandidaten afkomstig uit een land van de Europese Unie <strong>als</strong> uit een derde<br />
land.<br />
De Stagecommissie zal, in geval van toekenning van vermindering van de<br />
stageduur, bepalen welke stage-examens de stagiair moet afleggen, even<strong>als</strong> elke<br />
andere modaliteit met betrekking tot <strong>het</strong> volbrengen van de verkorte stage. Zij<br />
zal, in voorkomend geval, <strong>het</strong> volgen van bepaalde seminaries of <strong>het</strong> uitdiepen<br />
van bepaalde vakgebieden opleggen.<br />
De aanvraag tot <strong>het</strong> bekomen van een verkorte stageduur mag ingediend worden<br />
<strong>het</strong>zij vóór de aanvang van de stage, <strong>het</strong>zij gedurende de stage. Deze<br />
mogelijkheid zou bijvoorbeeld de medewerkers van bedrijfsrevisorenkantoren<br />
die over verscheidene jaren beroepservaring beschikken kunnen betreffen,<br />
ongeacht of zij al dan niet houder zijn van een masterdiploma. Indien zij niet in<br />
<strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma, moeten zij alle vakken van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen afleggen zonder mogelijkheid tot vrijstellingen.<br />
De Stagecommissie verleent geen verkorte stage met retro-actief effect.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 53
Verloop van de stage<br />
7.5 Opschorting van de stage<br />
7.5.1 Algemeenheden<br />
Artikel 24 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
Ҥ 1. De Stagecommissie beslist over de opschorting van de stage op<br />
gemotiveerd verzoek van één van de partijen betrokken bij de stageovereenkomst.<br />
§ 2. De uitvoering van de stage wordt geschorst wanneer de stagiair<br />
gedurende meer dan een maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen.<br />
Hetzelfde geldt in geval van tuchtrechtelijke schorsing van de stagemeester.<br />
Op verzoek van de stagiair of van de stagemeester, kan de Stagecommissie de<br />
stage opschorten. Het verzoek tot opschorting van de stage dient te worden<br />
gericht aan de Stagecommissie overeenkomstig de door haar vastgelegde<br />
voorwaarden.<br />
§ 3. De Stagecommissie legt de datum van aanvang van de opschorting van de<br />
stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting van de stage.<br />
§ 4. De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen<br />
niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt,<br />
beveelt de Stagecommissie de schrapping van de stagiair.<br />
§ 5. De stagiair waarvan de stage werd opgeschort, is niet meer onderworpen<br />
aan de stageverplichtingen.”.<br />
Ingeval een opschorting van de stage wordt gevraagd, richten de stagiair en/of de<br />
stagemeester een gemotiveerde brief aan <strong>het</strong> Instituut met vermelding van de<br />
datum waarop zij een opschorting van de stage wensen te bekomen.<br />
De aanvragen tot opschorting van de stage moeten verplicht schriftelijk worden<br />
gericht aan <strong>het</strong> Instituut. Modellen van standaardbrieven voor de opschorting zijn<br />
terug te vinden op de website van <strong>het</strong> Instituut. Zijn beschikbaar:<br />
- een modelbrief met betrekking tot de opschorting van de stage voor bepaalde<br />
duur;<br />
- een modelbrief met betrekking tot de opschorting van de stage om reden van<br />
beëindiging van de stageovereenkomst (onbepaalde duur).<br />
De datum vanaf wanneer de opschorting wordt gevraagd (<strong>als</strong>ook desgevallend de<br />
gevraagde duur van de opschorting) zal door de partij(en) worden vermeld.<br />
De brief wordt door de stagiair en/of door de stagemeester ondertekend en tijdig<br />
gestuurd naar <strong>het</strong> Instituut. Het is aangeraden dat de brief ondertekend wordt<br />
door beide partijen.<br />
Vragen tot opschorting die niet aan bovenvermelde voorwaarden voldoen, zullen<br />
onontvankelijk worden verklaard.<br />
54 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Verloop van de stage<br />
In geval van opschorting van de stage naar aanleiding van de beëindiging van de<br />
stageovereenkomst zal de opschorting voor een onbepaalde duur worden<br />
goedgekeurd.<br />
De aanvraag van opschorting van de stage gemotiveerd door een geval van<br />
overmacht zal de nodige bewijsstukken bevatten (bv. een medisch attest).<br />
De Stagecommissie kent slechts opschortingen voor bepaalde duur toe in<br />
blokken van zes maanden (6, 12, 18 maanden, enz.).<br />
De aanvraag tot opschorting van de stage mag gedurende de hele duur van de<br />
stage verzocht worden, de cyclus van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen inbegrepen.<br />
Indien aan een stagiair een opschorting van de stage voor een bepaalde duur<br />
werd toegekend en hij gedurende deze periode <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
verlaat, zal hij eveneens <strong>het</strong> Instituut hiervan inlichten. In zulk geval wordt de<br />
opschorting omgezet in een opschorting van onbepaalde duur.<br />
De Stagecommissie kent geen opschorting van de stage toe met terugwerkende<br />
kracht.<br />
Om <strong>het</strong> voordeel van een deel van een stagejaar volbracht vóór een opschorting<br />
niet te verliezen, wordt de stagiair verzocht zijn stagedagboek in te vullen tot de<br />
datum van de vraag tot opschorting en dit zo snel mogelijk in te dienen, uiterlijk<br />
op 15 augustus na de betreffende stageperiode.<br />
De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen niet<br />
meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt, beveelt de<br />
Stagecommissie de schrapping van de stagiair.<br />
Overeenkomstig artikel 24, § 5 van <strong>het</strong> K.B., is de stagiair tijdens de periode van<br />
opschorting niet onderworpen aan de stageverplichtingen.<br />
7.5.2 Verplichtingen van de stagemeester naar aanleiding van<br />
<strong>het</strong> beëindigen van een stageovereenkomst<br />
De Stagecommissie benadrukt de verplichting van de stagemeester om <strong>het</strong><br />
Instituut van de Bedrijfsrevisoren schriftelijk en onverwijld op de hoogte te<br />
brengen wanneer een stagiair <strong>het</strong> kantoor verlaat en bijgevolg zijn<br />
stageovereenkomst beeindigt. De Stagecommissie dringt erop aan dat hiervoor<br />
procedures van interne organisatie door de kantoren worden uitgewerkt.<br />
7.5.3 Onderbreking van de stage in geval van overmacht<br />
Bij onderbreking van zijn/haar activiteiten in de schoot van <strong>het</strong> kantoor in geval<br />
van overmacht (zwangerschapsverlof, ziekte van lange duur, ongeval, enz.),<br />
wordt de stagiair aangeraden zijn stage op te schorten teneinde te voorkomen dat<br />
hij gedurende deze periode zijn stageverplichtingen verder zou moeten nakomen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 55
Verloop van de stage<br />
7.6 Verlenging van de stage<br />
Artikel 22 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of<br />
wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om<br />
<strong>het</strong> goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />
meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar.”.<br />
Dit kan bijvoorbeeld <strong>het</strong> geval zijn voor:<br />
- werkzaamheden die in <strong>het</strong> stagedagboek zijn vermeld en die niet<br />
beantwoorden aan de eisen van de Stagecommissie (onvoldoende uren,<br />
gebrek aan afwisseling van de opdrachten, enz.);<br />
- een te gering aantal stage-uren met betrekking tot de werkzaamheden<br />
bedoeld in artikel 4 van de wet;<br />
- stagedagboeken die niet binnen de vastgestelde termijn worden ingediend;<br />
- <strong>het</strong> niet slagen voor de stage-examens binnen de stageperiode van drie jaar.<br />
Overeenkomstig artikel 22 van <strong>het</strong> K.B., zal de totale duur van de verlenging(en)<br />
van de stage maximaal drie jaar bedragen.<br />
In <strong>het</strong> geval dat de stagiair zijn/haar stageverplichtingen niet zou nagekomen zijn<br />
na een verlenging van de stage met drie jaar, beslist de Stagecommissie de<br />
administratieve schrapping van de stagiair. De Stagecommissie verwittigt de<br />
stagiair hiervan ten laatste drie maand vóór de effectieve datum van de<br />
schrapping.<br />
Wanneer een administratieve sanctie van stageverlenging tegen een stagiair werd<br />
uitgesproken, blijft deze onderworpen aan de verplichtingen omtrent <strong>het</strong><br />
indienen van <strong>het</strong> stagedagboek, <strong>als</strong>ook aan de andere regels die op de stage van<br />
toepassing zijn.<br />
7.7 Schrappingen<br />
7.7.1 Administratieve schrappingen<br />
Overeenkomstig artikelen 8, 15° en 24, § 4 van <strong>het</strong> K.B., zal de Stagecommissie<br />
de stagiair automatisch van de lijst van de stagiairs schrappen na <strong>het</strong> verstrijken<br />
van vijf jaar opschorting van de stage. Drie maanden vóór <strong>het</strong> verstrijken van die<br />
termijn richt <strong>het</strong> Instituut een brief aan de betrokkene. Indien deze vóór <strong>het</strong><br />
verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting reageert, kan hij om de<br />
herneming van zijn stage verzoeken; doet hij dat niet, dan wordt hij automatisch<br />
geschrapt.<br />
Een geschrapte stagiair die opnieuw een stage wenst te starten kan niet genieten<br />
van de duur van de stage volbracht vóór de schrapping. In principe zal een<br />
nieuwe stage van minimum drie jaar moeten worden volbracht. De stagiair zal<br />
evenwel een vermindering van de stageduur kunnen aanvragen, overeenkomstig<br />
artikel 23 van <strong>het</strong> K.B. (cf. 7.4 supra).<br />
56 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Verloop van de stage<br />
7.7.2 Tuchtrechtelijke schrappingen<br />
Artikel 76, § 3, d) van de wet voorziet in de tuchtrechtelijke schrapping. Het<br />
betreft één van de vier tuchtsancties die de Stagecommissie kan opleggen aan de<br />
stagiairs die de reglementaire bepalingen niet naleven. Een stagiair die de<br />
tuchtsanctie van schrapping heeft opgelopen kan geen nieuwe stage starten<br />
binnen een termijn van tien jaar (cf. punt 15.6 infra).<br />
7.8 Einde van de stage<br />
Artikel 36, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stage eindigt door:<br />
1° de beslissing van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eedaflegging;<br />
2° <strong>het</strong> ontslag van de stagiair;<br />
3° de schrapping van de stagiair;<br />
4° <strong>het</strong> verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 3, § 1, 22 en 35, § 2<br />
van dit besluit.”.<br />
De beslissing om aan de Raad voor te stellen om de stagiair toe te laten tot de<br />
eedaflegging wordt genomen in <strong>het</strong> licht van <strong>het</strong> gunstige resultaat van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen, <strong>het</strong> indienen van <strong>het</strong> laatste stagedagboek, een mogelijke<br />
verlenging van de stage, een mogelijke tuchtrechtelijke procedure of elk ander<br />
gegeven dat de Stagecommissie zal beoordelen.<br />
7.9 Herneming van de stage bij dezelfde stagemeester<br />
7.9.1 Automatisch<br />
Als de Stagecommissie een opschortingstermijn voor de stage bepaalt, zal de<br />
stage automatisch hervatten na <strong>het</strong> verstrijken van die termijn onder dezelfde<br />
voorwaarden <strong>als</strong> die vóór de periode van opschorting. De persoon wiens stage is<br />
opgeschort verkrijgt automatisch de hoedanigheid van stagiair na <strong>het</strong> verstrijken<br />
van de periode van opschorting van de stage. Indien de situatie gewijzigd is,<br />
zullen de partijen <strong>het</strong> Instituut hiervan inlichten.<br />
De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om <strong>het</strong> profiel van de<br />
stagemeester na te kijken in geval van verzoeken tot herneming van de stage,<br />
zelfs indien dit een automatische herneming is na een periode van opschorting<br />
van bepaalde duur.<br />
7.9.2 Binnen de termijn van vijf jaar vanaf de aanvang van de<br />
opschorting<br />
Deze situatie betreft de geschorste stagiair die zijn stage wenst te hervatten op<br />
voorwaarde dat de periode van vijf jaar opschorting niet voorbij is.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 57
Verloop van de stage<br />
In geval van herneming van de stage, volstaat een brief getekend door de twee<br />
partijen en tijdig opgestuurd naar de Stagecommissie. De brief zal de datum van<br />
de herneming van de stage vermelden.<br />
Het is niet nodig een nieuwe stageovereenkomst en/of comfort letter te sturen<br />
indien de partijen dezelfde blijven en de bepalingen die vóór de opschorting van<br />
de stage van kracht waren, van toepassing blijven.<br />
De Stagecommissie spreekt zich uit over de herneming van de stage.<br />
7.9.3 Na <strong>het</strong> verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting<br />
Een stagiair die na vijf jaar opschorting van de stage administratief geschrapt<br />
wordt, heeft de mogelijkheid om een nieuwe stage aan te vangen zonder de<br />
toelatingsexamens opnieuw te moeten afleggen. De afgelegde en geslaagde<br />
toelatingsexamens, even<strong>als</strong> de bekomen vrijstellingen, zijn immers levenslang<br />
geldig.<br />
Er wordt niet automatisch rekening gehouden met de stageperiode volbracht<br />
vóór de opschorting van de stage. In principe zal een nieuwe stage van minimaal<br />
drie jaar moeten worden volbracht. De stagiair zal evenwel een vermindering van<br />
de stageduur kunnen aanvragen. (cf. punt 7.4.).<br />
7.10 Verandering van stagemeester (gedurende de stage of<br />
na een opschorting van de stage)<br />
De stagiair die van stagemeester wenst te veranderen, brengt de Stagecommissie<br />
hiervan schriftelijk en op voorhand op de hoogte.<br />
In geval van verandering van stagemeester,<br />
a. in <strong>het</strong>zelfde kantoor onder de begeleiding van een verschillende natuurlijke<br />
persoon:<br />
- indien de stagemeester een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon is, zullen<br />
een door de nieuwe stagemeester ondertekende comfort letter, even<strong>als</strong><br />
een aanhangsel (in drie exemplaren) met vermelding van de verandering<br />
van stagemeester aan de Stagecommissie worden bezorgd;<br />
- indien <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor de stagemeester is, zal de verandering<br />
van permanente vertegenwoordiger worden meegedeeld in een brief<br />
ondertekend door de verschillende partijen en gericht aan <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De<br />
permanente vertegenwoordiger moet voldoen aan dezelfde voorwaarden<br />
<strong>als</strong> een stagemeester natuurlijke persoon (maximum drie stagiairs, vijf<br />
jaar ingeschreven zijn op <strong>het</strong> openbaar register, enz.). Bovendien zal hij<br />
een comfort letter moeten ondertekenen;<br />
b. in een verschillend kantoor: drie nieuwe stageovereenkomsten, even<strong>als</strong> een<br />
door de nieuwe stagemeester ondertekende verbintenisbrief (comfort letter)<br />
58 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Verloop van de stage<br />
en een kopie van de arbeidsovereenkomst of van de overeenkomst van<br />
dienstenverlening zullen worden bezorgd.<br />
De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om <strong>het</strong> profiel van de nieuwe<br />
stagemeester na te kijken (cf. punt 6.2.1. c)).<br />
7.11 Stage in <strong>het</strong> buitenland<br />
De stagiair kan een deel van zijn stage in <strong>het</strong> buitenland uitvoeren.<br />
Artikel 3, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stage wordt voor ten minste twee derde in een Lidstaat van de Europese<br />
Unie, waarvan één derde in België, volbracht.<br />
De Stagecommissie waakt erover dat de activiteit van de stagiair, tijdens de<br />
stageperiode buiten België, op doeltreffende wijze wordt gevolgd door de<br />
stagemeester in samenwerking met een persoon die in dat land een hoedanigheid<br />
heeft die <strong>als</strong> gelijkwaardig is erkend met deze van bedrijfsrevisor.”.<br />
Overeenkomstig artikel 10.1 van de Richtlijn 2006/43/EG, moet de stage voor<br />
ten minste twee derde van de totale duur van de stage worden gevolgd in een<br />
Lidstaat.<br />
Op basis van een normale duur van de stage van drie jaar is (buiten<br />
verlengingen), zal de stagiair ten minste 24 maanden in een Lidstaat van de<br />
Europese Unie, waarvan ten minste 12 maanden in België, moeten uitvoeren.<br />
Het verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland wordt door de Stagecommissie<br />
onderzocht en goedgekeurd op voorwaarde dat:<br />
- minstens één derde van de minimumduur van de stage in België wordt<br />
volbracht;<br />
- een buitenlandse beroepsbeoefenaar die over een gelijkwaardige<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor beschikt, toeziet op de activiteiten van de<br />
stagiair;<br />
- een bedrijfsrevisor <strong>als</strong> stagemeester de uiteindelijke verantwoordelijkheid<br />
draagt voor <strong>het</strong> verloop van de stage en deze controleert.<br />
Het verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland wordt door de stagemeester en de<br />
stagiair aan de Stagecommissie gericht ten minste zes weken voor <strong>het</strong> begin van<br />
de stage in <strong>het</strong> buitenland. De stagemeester verstrekt de gewenste waarborgen<br />
betreffende de bevoegdheden van de confrater die buiten België geschoold is en<br />
die de stage in <strong>het</strong> buitenland zal superviseren. Hiertoe zal een afschrift van <strong>het</strong><br />
document dat de hoedanigheid van de buitenlandse beroepsbeoefenaar op de dag<br />
van <strong>het</strong> verzoek opgesteld door <strong>het</strong> Instituut van oorsprong bevestigt, worden<br />
gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland. De buitenlandse<br />
confrater ondertekent eveneens een “comfort letter” binnen de hoger vermelde<br />
termijn.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 59
Verloop van de stage<br />
De stagiair die een deel van zijn stage in <strong>het</strong> buitenland volbrengt blijft aan de<br />
stageverplichtingen in België onderworpen.<br />
De comfort letter van de buitenlandse confrater mag in <strong>het</strong> Engels worden<br />
opgesteld volgens <strong>het</strong> volgende model:<br />
Comfort Letter<br />
I, the undersigned, _________ (Name and Surname), _____________<br />
(Professional title equivalent to “reviseur d’entreprises/bedrijfsrevisor”),<br />
residing at _____________ (Full address), member of __________________<br />
(Full designation of the Profession Institute equivalent to the “Institut des<br />
Réviseurs d’Entreprises/Instituut van de Bedrijfsrevisoren”) (manager/partner<br />
of… (name of firm)), hereby confirm on my professional honour that I will<br />
supervise the apprenticeship of ______________ (Name and Surname of<br />
trainee) to the best of my abilities and that, in my capacity of trainee supervisor,<br />
I will adhere to the following principles:<br />
1. My office currently has a sufficient volume of work in terms of audit<br />
engagements and an appropriate organization which will give the trainee the<br />
opportunity to work on audit engagements for a minimum of 1.000 hours per<br />
annum. I will ensure that the trainee is planned on a variety of engagements<br />
which will enable him/her to gain experience in different types of<br />
engagements as well as in different industries.<br />
2. I will give the opportunity to the trainee to participate in sufficient high<br />
quality training programs organized by my firm or by external organizations.<br />
I recognize, however, that such training programs only complement on-thejob<br />
training for which I will assume primary responsibility. I will personally<br />
ensure that the trainee receives quality training.<br />
3. I will ensure that the trainee is assigned, to the fullest possible extent, to<br />
engagements carried out under my responsibility. If my firm has several<br />
offices, I will ensure that the trainee works primarily in the office where I am<br />
active. I will personnally spend sufficient time to follow up the work of the<br />
trainee and to evaluate his professional progress.<br />
4. I will draw the trainee’s attention to the importance of developing the various<br />
skills required by our profession, including the necessary professional<br />
maturity. A professional accountant/auditor is not only a technician. The<br />
trainee must <strong>als</strong>o develop oral and written communication skills. I will ensure<br />
that the trainee receives the opportunity to develop his/her skills in this area.<br />
__________________ (Place and date of signature)<br />
__________________ (Signature of the trainee supervisor)<br />
__________________ (Name and Surname of trainee supervisor)<br />
60 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Verloop van de stage<br />
7.12 Stage uitgevoerd bij twee stagemeesters<br />
Ingeval de stagiair zijn stage onder de begeleiding van twee stagemeesters wenst<br />
te volbrengen, moet iedere stagemeester een verbintenisbrief (comfort letter)<br />
ondertekenen.<br />
In dit geval stuurt de stagiair <strong>het</strong> Instituut twee stageovereenkomsten even<strong>als</strong> de<br />
arbeidsovereenkomst of de overeenkomst betreffende <strong>het</strong> zelfstandig statuut<br />
afgesloten met elkeen van de stagemeesters. Een verklaring betreffende de<br />
verdeling van <strong>het</strong> aantal uren dat hij bij elk van de stagemeesters zal presteren,<br />
zal schriftelijk worden gegeven.<br />
Wanneer de Stagecommissie een stage onder de begeleiding van twee<br />
stagemeesters goedkeurt, vormt dit geen optionele maatregel. De twee<br />
stagemeesters moeten in onderlinge overeenstemming zorgen voor de opleiding<br />
van de stagiair volgens de modaliteiten die tussen hen te bepalen zijn<br />
overeenkomstig de stageovereenkomsten die door de Stagecommissie werden<br />
goedgekeurd. De stagedagboeken moeten door beide stagemeesters getekend<br />
worden, rekening houdend met de voor hun rekening gepresteerde<br />
werkzaamheden.<br />
Indien de partijen de voorwaarden van de stage verdeeld onder twee<br />
stagemeesters wensen te wijzigen, zullen zij op voorhand een uitdrukkelijk<br />
verzoek aan de Stagecommissie richten.<br />
Dit onderwerp komt eveneens aan bod supra, punt 6.2.1. H.<br />
7.13 Facultatief karakter van <strong>het</strong> concurrentiebeding<br />
Artikel 17, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stageovereenkomst mag de verbintenis voor de stagiair bevatten om<br />
gedurende drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde van de stageovereenkomst geen<br />
contact op te nemen met de cliëntèle van de stagemeester zonder diens<br />
schriftelijke toestemming.”.<br />
Overeenkomstig <strong>het</strong> verzoek dat werd gericht door de Dienst<br />
“Concurrentievermogen” van de FOD Economie, maakt een dergelijke clausule<br />
geen deel uit van de verplichte vermeldingen die dienen te worden opgenomen in<br />
de stageovereenkomst. De beslissing om een dergelijke clausule in te voegen<br />
wordt overgelaten aan de beoordeling van de partijen.<br />
7.14 Bijhouden van de lijst van de stagiairs<br />
Artikel 12 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning bepaalt:<br />
“De lijst van de stagiairs wordt bijgehouden onder de verantwoordelijkheid van<br />
de Stagecommissie.”.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 61
Verloop van de stage<br />
De lijst met de namen en voornamen van de stagiairs kan schriftelijk<br />
aangevraagd worden aan <strong>het</strong> Instituut. Geen enkele andere vermelding zal <strong>het</strong><br />
voorwerp uitmaken van een mededeling door <strong>het</strong> Instituut. Deze lijst wordt niet<br />
openbaar gemaakt.<br />
62 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stageseminaries<br />
8. STAGESEMINARIES<br />
8.1 Principes<br />
Artikel 30 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de<br />
Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van<br />
de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
beroep valt en begeleidt hem bij de utvoering ervan.”.<br />
Het Instituut organiseert seminaries ten behoeve van de stagiairs.<br />
De voorgestelde onderwerpen bestaan uit een basisopleiding. Het spreekt vanzelf<br />
dat de stagiair ervoor zal zorgen dat hij zijn vorming nuttig zal vervolledigen met<br />
andere seminaries en studiedagen.<br />
Deze vormingen kunnen worden voorgesteld in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
vormingsprogramma van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> of door andere organisaties.<br />
8.2 Materies vervat in de stageseminaries<br />
De Stagecommissie stelt de stagiairs 13 seminarieonderwerpen voor. Deze<br />
seminaries zijn:<br />
- Uitdieping basiskennis: boekhoudtechnieken, financiële analyse,<br />
vennootschapsrecht, consolidatie, boekhoudrecht;<br />
- Controle: externe controle, interne controle, controle van de geconsolideerde<br />
jaarrekening;<br />
- Het beroep: bijzondere opdrachten, de ondernemingsraad, <strong>het</strong><br />
controleverslag;<br />
- Special topics: deontologie, International Financial Reporting Standards.<br />
Bovendien is <strong>het</strong> voor de stagiairs mogelijk de seminaries permanente vorming<br />
te volgen die aan de confraters worden voorgesteld. De stagiairs kunnen deze<br />
seminaries gratis bijwonen, vermits de stagiairs kunnen genieten van de<br />
bijzondere bijdrage van de stagemeester. De Stagecommissie moedigt de<br />
stagiairs aan om aan deze seminaries deel te nemen.<br />
8.3 Facultatief karakter van de stageseminaries<br />
De aanwezigheid op de seminaries is niet verplicht. Er bestaat geen band tussen<br />
de aanwezigheid op de seminaries en de deelneming aan de examens. De stagiair<br />
die van mening is dat hij over voldoende bagage beschikt om met succes de<br />
examens af te leggen, kan beslissen er niet aan deel te nemen. Na een mislukking<br />
kan de Stagecommissie evenwel de kandidaten die lacunes vertonen, verplichten<br />
aan één of meer seminaries deel te nemen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 63
Stageseminaries<br />
8.4 Financiële tussenkomst van de stagemeester<br />
De financiële tussenkomst in de kosten van de deelneming aan de seminaries<br />
waaraan de stagiair heeft deelgenomen en die deel uitmaken van <strong>het</strong> normaal<br />
verloop van de stage, moet door de stagemeester worden gedragen.<br />
Dit gegeven is vermeld in een bijzondere clausule van de stageovereenkomst die<br />
bepaalt:<br />
“De stagemeester verbindt er zich toe de kosten verbonden aan de<br />
stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader van een normaal verloop van de stage<br />
ten laste te nemen. Onder normaal stageverloop wordt verstaan dat de stagiair<br />
enkel één keer aan de seminaries deelneemt en dat hij slaagt voor de examens<br />
vanaf de eerste deelname.”.<br />
De verplichte tussenkomst van de stagemeester in de betaling van de<br />
stageseminaries, zo<strong>als</strong> voorzien in de stageovereenkomst, betreft enkel de<br />
stageseminaries georganiseerd door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De deelname aan de<br />
stageseminaries zal nuttig worden vervolledigd met de deelname uit <strong>het</strong> aanbod<br />
aan andere seminaries en studiedagen georganiseerd onder meer door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />
8.5 Timing van de inschrijvingen en organisatie van de<br />
seminaries<br />
De stagiairs waken erover dat zij zich inschrijven voor de seminaries aan de hand<br />
van <strong>het</strong> daartoe bestemde formulier dat bij <strong>het</strong> einde van elk kalenderjaar wordt<br />
toegestuurd en ook op de website van <strong>het</strong> Instituut beschikbaar is. Het document<br />
moet uiterlijk tegen einde maart aan <strong>het</strong> Instituut worden teruggezonden. De<br />
seminaries worden ingericht in de loop van de maanden mei en juni.<br />
De stageseminaries hebben <strong>als</strong> doelgroep de stagiairs bedrijfsrevisoren; derden<br />
hebben dus niet de mogelijkheid hieraan deel te nemen, in tegenstelling tot de<br />
seminaries die in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> aanbod van permanente vorming worden<br />
georganiseerd.<br />
De kandidaten voor de stage die een dossier tot toelating aan de stage hebben<br />
ingediend maar waarvan <strong>het</strong> dossier nog niet definitief werd afgehandeld,<br />
kunnen aan de stageseminaries deelnemen op voorwaarde dat zij zich tijdig<br />
hebben ingeschreven. Hetzelfde geldt voor de stagiairs die hun stage hebben<br />
opgeschort maar die <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor van hun stagemeester niet<br />
hebben verlaten en die hun kennis wensen te vervolmaken.<br />
64 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stageseminaries<br />
8.6 Betaling van <strong>het</strong> inschrijvingsrecht voor de<br />
stageseminaries<br />
De stageseminaries zijn betalend.<br />
Het bedrag van de bijdrage in de kosten bedraagt thans 100 EUR per<br />
seminariedag.<br />
Zo<strong>als</strong> vermeld in de bevestigingsbrief voor deelname aan de stageseminaries die<br />
naar de stagiair wordt gestuurd, wordt de stagiair gevraagd er persoonlijk voor te<br />
zorgen dat de betaling voor de seminaries is verricht uiterlijk op de datum<br />
waarop <strong>het</strong> seminarie plaatsvindt, ook in <strong>het</strong> geval dat de betaling door de<br />
stagemeester wordt verricht. Is dat niet gebeurd, dan kan de stagiair niet aan <strong>het</strong><br />
seminarie deelnemen.<br />
De betalingen voor de seminaries zijn door de stagiair verschuldigd zodra deze<br />
zich voor de seminaries inschrijft ongeacht <strong>het</strong> feit of de stagiair al dan niet<br />
daadwerkelijk aanwezig is op <strong>het</strong> seminarie. Hij beschikt evenwel over de<br />
mogelijkheid om zich tenminste tien werkdagen vooraf en schriftelijk terug te<br />
trekken. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, moet de bijdrage in de kosten<br />
van <strong>het</strong> seminarie niet worden betaald of zal <strong>het</strong> bedrag worden terugbetaald.<br />
8.7 Syllabi van de stageseminaries<br />
De stagiairs ingeschreven op de stageseminaries krijgen de syllabi van de<br />
stageseminaries.<br />
De syllabi van de stageseminaries zijn na afloop van <strong>het</strong> seminarie kosteloos<br />
beschikbaar op <strong>het</strong> Extranet van <strong>het</strong> Instituut. Elke stagiair heeft derhalve de<br />
mogelijkheid kosteloos toegang te verkrijgen tot <strong>het</strong> geheel van de documentatie<br />
van de seminaries.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 65
Stage-examens<br />
9. STAGE-EXAMENS<br />
9.1 Vakgebieden voor de stage-examens<br />
De Stagecommissie regelt de stage-examens voor de stagiairs.<br />
Dit punt verwijst niet naar <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen dat infra, punt 11 aan bod<br />
komt.<br />
De stage-examens bestaan uit drie blokken met de volgende vakgebieden:<br />
- uitdieping basiskennis: boekhoudtechnieken, financiële analyse,<br />
vennootschapsrecht, consolidatie, boekhoudrecht;<br />
- controle: externe controle, interne controle, controle van de geconsolideerde<br />
jaarrekening;<br />
- <strong>het</strong> beroep: bijzondere opdrachten, de ondernemingsraad, controleverslag.<br />
Niettegenstaande er seminaries worden ingericht omtrent deontologie en IFRS,<br />
maken voornoemde vakgebieden geen voorwerp uit van een stage-examen. Zij<br />
kunnen echter wel aan bod komen op <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
De stage-examens moeten verplicht in de loop van de stage worden afgelegd.<br />
De Stagecommissie houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage (art. 8,<br />
2° van <strong>het</strong> K.B.) en ziet er onder meer op toe dat de stagiairs aan de stageexamens<br />
deelnemen.<br />
9.2 Afleggen van de examens per vakkenblok<br />
De stage-examens moeten per vakkenblok worden afgelegd. Het is niet mogelijk<br />
afzonderlijk één of ander vak van een vakkenblok af te leggen. De drie blokken<br />
zijn uitdieping basiskennis, controle en <strong>het</strong> beroep.<br />
De stagiairs hebben gedurende een zittijd de mogelijkheid om één of meerdere<br />
blokken af te leggen.<br />
Het aantal deelnames aan een vakkenblok is onbeperkt zolang de betrokkene de<br />
hoedanigheid van stagiair bezit.<br />
De Stagecommissie moedigt de stagiairs aan maximaal gebruik te maken van de<br />
examensessies ten einde hun slaagkansen te verhogen.<br />
9.3 Afwezigheid op <strong>het</strong> examen<br />
De stagiair die een stage-examen niet kan afleggen, zorgt ervoor dat hij <strong>het</strong><br />
Instituut – behoudens overmacht – ten minste tien werkdagen op voorhand op de<br />
hoogte brengt. De stagiair kan zich inschrijven voor de eerstvolgende<br />
examenzittijd (een jaar later) maar heeft niet de mogelijkheid om <strong>het</strong> stageexamen<br />
op een ander moment af te leggen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 67
Stage-examens<br />
Het niet-afleggen van de drie blokken van examens binnen een termijn van drie<br />
jaar zal een verlenging van de stageduur met zich meebrengen, <strong>als</strong>ook de<br />
administratieve schrapping van de stagiair na de maximale verlenging van drie<br />
jaar.<br />
9.4 Afleggen van de stage-examens<br />
De stage-examens worden eenmaal per jaar georganiseerd (traditioneel eind<br />
september-begin oktober) volgens de agenda vastgelegd door <strong>het</strong> Instituut en<br />
meegedeeld aan de stagiairs. De stagiair beslist wanneer hij in de loop van de<br />
stage elk examenblok wenst af te leggen.<br />
De stagiairs schrijven zich in voor de stage-examens aan de hand van <strong>het</strong> daartoe<br />
bestemde formulier, dat op <strong>het</strong> einde van elk kalenderjaar wordt verstuurd en<br />
tevens beschikbaar is op de website van <strong>het</strong> Instituut. Dit document moet<br />
uiterlijk eind augustus aan <strong>het</strong> Instituut worden teruggestuurd.<br />
De deelname aan de stage-examens is gratis.<br />
De stagiair moet verplicht de 11 vakgebieden hebben afgelegd die in drie<br />
examenblokken zijn opgedeeld vóór hij beraadslaagd kan worden voor toelating<br />
tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
De stagiair heeft de verplichting om tenminste één keer elk vakkenblok af te<br />
leggen vóór de vervaltijd van de normale stagetermijn, te weten na <strong>het</strong><br />
verstrijken van de termijn van drie jaar stage. Het niet naleven van deze<br />
minimale bepaling kan tot gevolg hebben dat de Stagecommissie<br />
tuchtmaatregelen neemt tegenover de stagiair.<br />
9.5 Quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet<br />
worden gehaald<br />
De quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet worden behaald, is<br />
vastgesteld op 60 % van de punten voor elk van de vakkenblokken.<br />
De quotering weerhouden voor <strong>het</strong> bepalen van <strong>het</strong> slagen in de stage-examens is<br />
<strong>het</strong> resultaat uitgedrukt in percenten van de som van de behaalde resultaten voor<br />
elk vakgebied van <strong>het</strong> vakkenblok gedeeld door <strong>het</strong> aantal vakgebieden.<br />
De stagiair die niet geslaagd is, moet <strong>het</strong> geheel van de vakgebieden van een<br />
vakkenblok opnieuw afleggen, zelfs indien hij voor sommige vakken uit <strong>het</strong> blok<br />
slaagde.<br />
Een stagiair die een gemiddelde van 60 % voor <strong>het</strong> vakkenblok behaalde maar<br />
die echter niet geslaagd is voor een vakgebied moet dit vakkenblok niet meer<br />
afleggen.<br />
De resultaten van de examens worden schriftelijk meegedeeld aan de stagiair,<br />
met afschrift aan de stagemeester.<br />
68 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stage-examens<br />
9.6 Inzage in de examenformulieren<br />
De examenformulieren kunnen worden geraadpleegd op de zetel van <strong>het</strong><br />
Instituut door de stagiair en/of de stagemeester.<br />
Het verzoek tot inzage van de examenformulieren zal per brief of per e-mail<br />
worden gericht aan <strong>het</strong> Instituut. De stagiair en/of de stagemeester beschikken<br />
over een inzagerecht; dit recht gaat niet verder dan de inzage van de<br />
examenformulieren. Handgeschreven aantekeningen mogen genomen worden<br />
maar de examenformulieren mogen niet gekopieerd worden.<br />
De stagiair en/of de stagemeester kan (kunnen), in voorkomend geval, na inzage<br />
van de examenformulieren vragen dat deze worden nagezien door de<br />
Stagecommissie. Een schriftelijke gemotiveerde aanvraag van de betrokkene zal<br />
in die zin worden ingediend bij de Stagecommissie.<br />
9.7 Voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de<br />
stage-examens te kunnen afleggen<br />
Om een stage-examen af te leggen, moet de betrokkene de hoedanigheid van<br />
stagiair hebben op <strong>het</strong> moment dat hij <strong>het</strong> examen aflegt.<br />
Een stagiair waarvan de stage werd geschorst, mag derhalve de stage-examens<br />
niet afleggen.<br />
De stagiair beschikt over een onbeperkt aantal zittijden om de stage-examens af<br />
te leggen, zolang hij de hoedanigheid van stagiair-bedrijfsrevisor bezit.<br />
9.8 Toegelaten documentatie op examens<br />
Tijdens <strong>het</strong> examen over de “Uitdieping basiskennis” kunnen de stagiairs gebruik<br />
maken van de papieren versie van Wetten en Reglementen.<br />
Voor <strong>het</strong> examen “Controle” mag geen enkele documentatie worden gebruikt.<br />
Voor <strong>het</strong> examen “Het beroep” mag elke vorm van schriftelijke documentatie<br />
worden gebruikt.<br />
Het gebruik van een draagbare computer, een GSM of enig ander elektronisch<br />
instrument is verboden. Daarentegen is een eenvoudige rekenmachine wel<br />
toegelaten.<br />
9.9 Verbanden tussen de stageseminaries en de stageexamens<br />
De Stagecommissie wenst dat een overeenkomst zou bestaan tussen de<br />
vakgebieden voor de stage-examens en de stageseminaries die aan de stagiairs<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 69
Stage-examens<br />
worden voorgesteld. Daarom is de docent van de stageseminaries eveneens<br />
belast met de opstelling en de verbetering van de stage-examens.<br />
De examenstof blijft evenwel niet beperkt tot <strong>het</strong> thema dat op de<br />
stageseminaries wordt behandeld. Het is inderdaad uitgesloten om binnen één of<br />
twee seminariedagen <strong>het</strong> geheel van de kennis te bestrijken die vereist wordt bij<br />
<strong>het</strong> afleggen van de stage-examens.<br />
De syllabi voor de seminaries worden alleen aan de stagiairs bezorgd die voor de<br />
betrokken seminaries zijn ingeschreven. Een stagiair die niet is ingeschreven<br />
voor de stageseminaries of zijn stagemeester kunnen de syllabi gratis verkrijgen<br />
via <strong>het</strong> Extranet van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De vragen van de stage-examens zijn dezelfde voor de twee taalrollen.<br />
De door de docenten opgestelde voorstellen van vragen worden vooraf door de<br />
Stagecommissie nagekeken.<br />
70 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stagedagboek<br />
10. STAGEDAGBOEK<br />
10.1 Doel<br />
Artikel 8, 5° van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie de stagedagboeken<br />
onderzoekt.<br />
Het stagedagboek is een document dat de Stagecommissie in staat moet stellen<br />
om een oordeel te vormen over de kwaliteit van de stage die aan de stagiairs<br />
wordt geboden. Dit document moet toelaten een globaal inzicht te bekomen<br />
omtrent de binnen <strong>het</strong> kader van de stage verrichte werkzaamheden.<br />
Elk stagedagboek wordt door een lid van de Stagecommissie, die <strong>als</strong><br />
verslaggever voor de Commissie fungeert, onderzocht.<br />
Bij <strong>het</strong> onderzoek van <strong>het</strong> stagedagboek beoordeelt de verslaggever of de stage<br />
overeenstemt met de vereisten die de Stagecommissie stelt. Hij besteedt een<br />
bijzondere aandacht zowel aan de inhoud <strong>als</strong> aan de vorm van <strong>het</strong> stagedagboek.<br />
De bepalingen betreffende <strong>het</strong> stagedagboek zijn opgenomen in de artikelen 27<br />
en 31 van <strong>het</strong> K.B.<br />
10.2 Vorm<br />
Het stagedagboek moet op papier worden ingediend op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Een model is beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut, www.ibrire.be/stagedagboek.<br />
Dit formaat moet verplicht worden gebruikt.<br />
Het stagedagboek moet worden opgesteld in lettertype 12. De tabellen moeten<br />
worden voorgesteld in de vorm van twee A4-bladzijden tegenover elkaar of van<br />
een geplooide A3-bladzijde.<br />
10.3 Inhoud<br />
Elk stagejaar moet ten minste 1.000 uren revisorale opdrachten omvatten (art. 21<br />
van <strong>het</strong> K.B.). De werkzaamheden die <strong>als</strong> revisorale opdrachten worden<br />
beschouwd, worden in <strong>het</strong> gedeelte “Omschrijving van de rubrieken” van <strong>het</strong><br />
model van stagedagboek meegedeeld.<br />
De stagiair zorgt ervoor dat hij de voorschriften volgt die op de eerste pagina van<br />
<strong>het</strong> stagedagboek zijn vermeld, namelijk:<br />
- <strong>het</strong> stagedagboek moet een verslag zijn over de activiteiten van de stagiair<br />
gedurende <strong>het</strong> jaar;<br />
- <strong>het</strong> stagedagboek moet per onderneming en/of opdracht zijn opgesteld. Het<br />
moet voldoende duidelijk zijn om een degelijk inzicht te geven in de<br />
verantwoordelijkheden van de stagiair en de uitgevoerde werkzaamheden.<br />
De stagiairs worden verzocht één dagboek per jaar te gebruiken;<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 71
Stagedagboek<br />
- de prestaties die de stagiair in zijn dagboek heeft ingeschreven, worden per<br />
pagina getotaliseerd en vervolgens overgedragen naar de volgende<br />
bladzijden, zodat op deze wijze <strong>het</strong> exacte aantal prestatieuren op <strong>het</strong> einde<br />
van de afgesloten periode in <strong>het</strong> dagboek worden vermeld;<br />
- de samenvattende bladzijde vermeldt <strong>het</strong> jaarlijks totaal aantal uren per aard<br />
van tussenkomst (rubrieken);<br />
- de paraaf van de stagemeester moet op elke pagina, op de aangeduide plaats,<br />
worden aangebracht;<br />
- de beoordeling van de stagemeester, zowel wat de prestaties van de stagiair<br />
betreft <strong>als</strong> de vooruitgang die in de loop van <strong>het</strong> jaar werd geboekt, wordt in<br />
<strong>het</strong> dagboek opgenomen. De stagemeester ondertekent zijn beoordeling en de<br />
stagiair ondertekent dit mede. De stagiair kan, in voorkomend geval,<br />
meedelen dat hij niet instemt met de beoordeling van de stagemeester.<br />
De stagiair zal eveneens aandacht besteden aan de tekst “Omschrijving van de<br />
rubrieken” die in <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> model van <strong>het</strong> stagedagboek is opgenomen.<br />
Bij wijze van voorbeeld: <strong>het</strong> stagedagboek moet de naam, de rechtsvorm en de<br />
activiteit van de onderneming vermelden. Voor opdrachten van meer dan 40 uur<br />
geeft de stagiair ook volgende kwantitatieve informatie:<br />
- omzet;<br />
- balanstotaal;<br />
- aantal personeelsleden.<br />
De Stagecommissie legt de nadruk op <strong>het</strong> feit dat deze inlichtingen, zo<strong>als</strong> alle<br />
onderwerpen die in de Stagecommissie worden besproken, op vertrouwelijke<br />
wijze worden behandeld.<br />
Het stagedagboek kan in één van de landstalen of in <strong>het</strong> Engels worden ingevuld.<br />
De Engelse versie van <strong>het</strong> stagedagboek is hoofdzakelijk bedoeld voor de<br />
stagiairs die een deel van de stage volbrengen buiten België in een land waar de<br />
officiële taal verschilt van één van de Belgische landstalen.<br />
Blanco modellen van stagedagboeken in <strong>het</strong> Nederlands, Frans en Engels worden<br />
voorgesteld op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Naast de voorschriften die worden gegeven op de eerste pagina’s van <strong>het</strong><br />
stagedagboek, legt de Stagecommissie de nadruk op volgende punten:<br />
1) Wat de voorstelling betreft:<br />
- de structuur van de tabellen moet worden gevolgd;<br />
- de tabellen mogen niet worden verkleind en een lettertype 12 moet<br />
worden gebruikt;<br />
- de linker- en rechterpagina’s van de tabel worden tegenover elkaar<br />
voorgesteld, op een volledig benut A3-formaat (eventueel twee A4) zodat<br />
<strong>het</strong> geheel van de tabel leesbaar is zonder andere pagina’s te moeten<br />
raadplegen;<br />
- <strong>het</strong> stagedagboek moet worden ingebonden;<br />
72 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stagedagboek<br />
- de prestaties moeten voor alle uitgevoerde opdrachten in detail worden<br />
vermeld. Het stagedagboek mag niet worden ingevuld aan de hand van<br />
nummers of codes die met de uitgevoerde opdrachten overeenstemmen.<br />
2) Wat de inhoud betreft:<br />
- wordt op de voorpagina <strong>het</strong> aantal jaren ervaring in <strong>het</strong> revisoraat, vóór of<br />
gedurende de stage, vermeld;<br />
- op de samenvattende pagina in <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> stagedagboek wordt in<br />
een aanvullende kolom <strong>het</strong> aantal uren van de vorige jaren vermeld;<br />
- de opdrachten uitgevoerd voor éénzelfde cliënt worden op één of over<br />
meerdere pagina’s gegroepeerd;<br />
- de uitgevoerde opdrachten worden voldoende gedetailleerd ten einde hun<br />
beoordeling door de Stagecommissie mogelijk te maken (omschrijvingen<br />
zo<strong>als</strong> “controle activa” zijn duidelijk onvoldoende);<br />
- wat de opleidingsuren betreft, moet <strong>het</strong> type van opleiding worden<br />
vermeld (<strong>IBR</strong>, intern, andere met verduidelijking);<br />
- de uren die aan de voorbereiding en <strong>het</strong> afleggen van de <strong>IBR</strong>-examens<br />
besteed worden komen niet in aanmerking voor de berekening van de<br />
1.000 stage-uren.<br />
Ingeval bovenstaande voorschriften niet worden nageleefd, is <strong>het</strong> stagedagboek<br />
onontvankelijk.<br />
10.4 Bespreking van de opmerkingen die in <strong>het</strong><br />
stagedagboek worden vermeld<br />
Artikel 31, tweede lid van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stagiair en de stagemeester ondertekenen <strong>het</strong> stagedagboek na de<br />
opmerkingen, die de stagemeester erin heeft opgetekend, te hebben besproken.”.<br />
Een veld van <strong>het</strong> stagedagboek wordt voorzien voor de opmerkingen van de<br />
stagemeester die door de stagemeester en door de stagiair ondertekend moeten<br />
worden.<br />
10.5 Periodiciteit<br />
Het stagedagboek omvat de periode van 1 juli tot en met 30 juni van <strong>het</strong> jaar<br />
nadien.<br />
Elke persoon die de hoedanigheid van stagiair bezit op de vervaldag van de<br />
periode die door <strong>het</strong> stagedagboek wordt gedekt, is verplicht een stagedagboek in<br />
te dienen.<br />
Het stagedagboek moet – naar behoren ingevuld – toekomen op <strong>het</strong> Instituut<br />
uiterlijk op de eerste werkdag volgend op 15 augustus. Het stagedagboek wordt<br />
geacht te zijn ingediend op de datum van ontvangst op <strong>het</strong> Instituut, en dit tijdens<br />
de kantooruren.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 73
Stagedagboek<br />
Er wordt aan de kandidaten die hun stagedagboek niet binnen de gestelde termijn<br />
hebben ingediend, geen herinnering verzonden.<br />
10.6 Laattijdige indiening<br />
De stagiair die zijn/haar stagedagboek niet op de door de Stagecommissie<br />
vastgestelde datum heeft ingediend, kan gesanctioneerd worden met een<br />
verlenging van de stageduur. Hetzelfde geldt voor <strong>het</strong> stagedagboek dat wel<br />
tijdig, maar niet in orde, werd voorgelegd en – na regularisatie – wordt ingediend<br />
na de gestelde datum. De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om<br />
specifieke gevallen te beoordelen.<br />
10.7 Advies van de Stagecommissie<br />
De commentaar van de Stagecommissie inzake <strong>het</strong> stagedagboek wordt aan de<br />
stagiair <strong>als</strong>ook aan de stagemeester medegedeeld.<br />
Vooraleer een advies over <strong>het</strong> stagedagboek te geven, behoudt de<br />
Stagecommissie zich de mogelijkheid voor om bijkomende informatie aan de<br />
stagiair en/of de stagemeester te vragen.<br />
De beoordeling van de Stagecommissie inzake <strong>het</strong> stagedagboek dat haar werd<br />
voorgelegd kan gunstig, genuanceerd of negatief zijn.<br />
Een gunstig advies betekent dat de Stagecommissie geen opmerkingen te<br />
formuleren heeft omtrent de inhoud of de vorm van <strong>het</strong> stagedagboek. In dit<br />
geval verloopt de stage overeenkomstig de verwachtingen van de<br />
Stagecommissie.<br />
In geval van een genuanceerd advies oordeelt de Stagecommissie dat <strong>het</strong><br />
stagedagboek in zijn geheel voldoet. Toch wordt (worden) de stagiair en/of de<br />
stagemeester uitgenodigd om alle vereiste aandacht te besteden aan de<br />
geformuleerde opmerkingen en, in voorkomend geval, de nodige maatregelen te<br />
treffen teneinde te voldoen aan de verwachtingen van de Stagecommissie. Er kan<br />
bijvoorbeeld voorgesteld worden om een bepaalde materie in <strong>het</strong> bijzonder uit te<br />
diepen of om erover te waken dat er meer gediversifieerde opdrachten worden<br />
uitgevoerd.<br />
Er kan aan de stagiair gevraagd worden om zijn/haar stagedagboek te<br />
herbeginnen. Hij/zij wordt uitgenodigd om zo spoedig mogelijk een nieuwe<br />
versie van <strong>het</strong> stagedagboek in te dienen.<br />
In geval van een negatief advies oordeelt de Stagecommissie dat <strong>het</strong><br />
stagedagboek niet voldoet en dat de stage niet op bevredigende wijze verloopt.<br />
Het uitgevoerde stagejaar (of een deel van <strong>het</strong> jaar) zal in <strong>het</strong> kader van de stage<br />
van bedrijfsrevisor <strong>als</strong> niet aanvaardbaar beoordeeld worden.<br />
74 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Stagedagboek<br />
10.8 Stagedagboek in <strong>het</strong> geval van twee stagemeesters<br />
Elke stagemeester ondertekent <strong>het</strong> stagedagboek en beoordeelt de evolutie van<br />
de stagiair voor de opdrachten uitgevoerd onder zijn/haar supervisie.<br />
10.9 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />
opschorting<br />
Er wordt de stagiair wiens stage opgeschort is, aanbevolen een stagedagboek in<br />
te dienen dat is ingevuld tot op de datum van opschorting, zodat de verrichte<br />
prestaties in rekening kunnen worden gebracht bij een eventuele herneming van<br />
de stage.<br />
Het stagedagboek moet zo spoedig mogelijk worden ingediend en in ieder geval<br />
binnen de termijn voorzien in punt 10.5. hierboven.<br />
In dit geval, en voor zover <strong>het</strong> advies van de verslaggever gunstig is, zal <strong>het</strong><br />
stagejaar (of een deel van <strong>het</strong> jaar) in aanmerking worden genomen bij een latere<br />
herneming van de stage.<br />
10.10 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />
verandering van stagemeester<br />
In geval van verandering van stagemeester moet <strong>het</strong> stagedagboek worden<br />
getekend door beide stagemeesters voor de stageperiode die hen aanbelangt.<br />
De stagiairs wordt aanbevolen <strong>het</strong> stagedagboek in te vullen en te laten<br />
ondertekenen uiterlijk op <strong>het</strong> ogenblik van verandering van stagemeester en dus<br />
niet te wachten tot <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> stagejaar.<br />
De Stagecommissie beveelt aan om twee afzonderlijke stagedagboeken in te<br />
dienen die elk betrekking hebben op de stageperiode die werd uitgevoerd<br />
respectievelijk onder de begeleiding van elkeen van de stagemeesters.<br />
10.11 Indiening van een stagedagboek in geval van slagen<br />
voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
De stagiair die <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen met succes heeft afgelegd moet een<br />
behoorlijk ingevuld stagedagboek tot de datum van <strong>het</strong> slagen voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen indienen. De stagiair zorgt ervoor dat hij zijn<br />
stagedagboek zo spoedig mogelijk indient en ten laatste op 15 augustus volgend<br />
op <strong>het</strong> met succes afgelegd bekwaamheidsexamen. Deze bepaling laat de Raad<br />
toe de kandidaten tot de eedaflegging toe te laten binnen redelijke termijnen.<br />
Geen enkele toelating tot de eed zal door de Stagecommissie aan de Raad<br />
voorgesteld worden zolang <strong>het</strong> laatste stagedagboek niet door de verslaggever is<br />
nagekeken.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 75
Stagedagboek<br />
10.12 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />
mislukking voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
Een kandidaat die niet slaagt voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen blijft onderworpen<br />
aan de normale verplichtingen inzake <strong>het</strong> invullen en <strong>het</strong> indienen van de<br />
stagedagboeken tot hij/zij slaagt voor dit examen.<br />
76 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Bekwaamheidsexamen<br />
11. BEKWAAMHEIDSEXAMEN<br />
11.1 Inrichting van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
De voorschriften met betrekking tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen zijn opgenomen<br />
in de artikelen 32 tot en met 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />
Het bekwaamheidsexamen wordt tweemaal per jaar ingericht door de<br />
Stagecommissie, overeenkomstig artikel 32, § 3 van <strong>het</strong> K.B. Een sessie vindt<br />
plaats in de maand mei (schriftelijk gedeelte) en juni (mondeling gedeelte). De<br />
tweede zittijd vindt plaats in de maand november (schriftelijk gedeelte) en<br />
december (mondeling gedeelte).<br />
De juiste data van de examensessies worden vooraf aan de stagiairs meegedeeld<br />
en vermeld op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De hoedanigheid van stagiair is vereist om elk van de gedeelten van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen te mogen afleggen. Een stagiair die zijn stage opgeschort<br />
heeft zal bijgevolg niet worden toegelaten om <strong>het</strong> examen af te leggen.<br />
11.2 Beraadslaging voor de toelating tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen<br />
Artikel 32, § 2, van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De Stagecommissie laat de stagiairs die voldaan hebben aan de<br />
stageverplichtingen, toe tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.”.<br />
De beoordeling van de opleiding van de stagiair vindt dus plaats na <strong>het</strong><br />
verstrijken van de termijn van drie jaar praktijkopleiding in <strong>het</strong> revisoraat<br />
(vermeerderd met eventueel besliste verlengingen).<br />
De Stagecommissie neemt de beslissing van toelating tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen, onder meer rekening houdend met:<br />
- <strong>het</strong> succesvol volbrengen van de stage;<br />
- de stagedagboeken;<br />
- de resultaten van de stage-examens;<br />
- de eventuele opmerkingen die de Stagecommissie heeft geformuleerd;<br />
- elk ander gegeven dat de Stagecommissie nuttig acht.<br />
De resultaten bekomen op de stage-examens vormen slechts één gegeven naast<br />
andere waarmee rekening wordt gehouden bij de toelating tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen.<br />
Vooraleer te beslissen een stagiair toe te laten tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, zal<br />
de Stagecommissie in <strong>het</strong> bezit moeten zijn van <strong>het</strong> advies van de verslaggever<br />
over <strong>het</strong> laatste stagedagboek (voor <strong>het</strong> laatste volledig jaar of de laatste<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 77
Bekwaamheidsexamen<br />
tussentijdse periode naargelang <strong>het</strong> geval). In de afwezigheid van <strong>het</strong> laatste<br />
stagedagboek zal de Stagecommissie geen beslissing nemen en kan zij de stage<br />
verlengen.<br />
Wanneer de Stagecommissie beslist om een stagiair niet tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen toe te laten, bepaalt ze de duur van de verlenging van de<br />
stage. Deze verlenging is in <strong>het</strong> algemeen voor zes maanden of één jaar.<br />
De stagiair wordt schriftelijk verwittigd van de beslissing van de Commissie.<br />
11.3 Inhoud en praktische organisatie van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen<br />
Het bekwaamheidsexamen omvat, overeenkomstig artikel 34, § 1 van <strong>het</strong> K.B.,<br />
twee delen, die samen één geheel vormen.<br />
11.3.1 Een schriftelijke proef<br />
De schriftelijke proef bestaat uit een case study.<br />
De kandidaat wordt gevraagd een oordeel uit te drukken over de jaarrekening<br />
van een entiteit.<br />
Het schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen duurt maximum zeven<br />
uren.<br />
Een computer wordt ter beschikking van elke kandidaat gesteld.<br />
De kandidaten beantwoorden elektronisch <strong>het</strong> schriftelijk deel van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen volgens de aan de kandidaten meegedeelde procedure.<br />
Een afschrift van <strong>het</strong> schriftelijk examen wordt elektronisch aan de kandidaat<br />
bezorgd zodat deze de mondelinge proef kan voorbereiden, in voorkomend geval<br />
door zijn antwoorden geformuleerd tijdens de schriftelijke proef te bespreken<br />
met zijn stagemeester.<br />
11.3.2 Een mondelinge proef<br />
De mondelinge proef wordt afgelegd voor een kamer van de jury van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen. De mondelinge proef bestaat uit de verdediging van de<br />
schriftelijke proef en een mondelinge ondervraging over de vakken in verband<br />
met <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Het mondeling deel van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen heeft niet alleen betrekking op de technische aspecten van<br />
<strong>het</strong> beroep maar heeft eveneens tot doel de beroepsmaturiteit van de kandidaat te<br />
beoordelen.<br />
78 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Bekwaamheidsexamen<br />
11.4 Aanwezigheid van de stagemeester op <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen (mondeling gedeelte)<br />
De Stagecommissie heeft de mogelijkheid onderzocht om de mondelinge proef<br />
van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen een openbaar karakter te geven.<br />
De Stagecommissie heeft, in overleg met de Voorzitters van de kamers van de<br />
examenjury’s voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, beslist dat de mogelijkheid wordt<br />
geboden aan de stagemeester, in onderling akkoord met zijn stagiair, om<br />
aanwezig te zijn op de mondelinge proef van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen van zijn<br />
stagiair. Deze mogelijkheid wordt geboden op voorwaarde dat de stagemeester<br />
zich ertoe verbindt om tijdens de ganse duur van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen niet<br />
tussenbeide te komen en hij ten minste tien werkdagen vóór de datum van <strong>het</strong><br />
mondelinge examen een schriftelijk verzoek richt aan de stagedienst. De<br />
aanwezigheid wordt voorbehouden aan de stagemeester met uitzondering van<br />
elke andere persoon, met inbegrip van een andere vennoot van <strong>het</strong><br />
bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
11.5 Samenstelling van de jury voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen (art. 33 van <strong>het</strong> K.B.)<br />
De jury is samengesteld uit verschillende kamers.<br />
De Voorzitter en de effectieve leden van de kamers van de jury voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen worden benoemd door de Raad voor een hernieuwbaar<br />
mandaat van drie jaar. De Raad duidt tevens plaatsvervangende leden aan.<br />
Elke kamer bestaat uit vijf leden, namelijk één lid dat de hoedanigheid heeft van<br />
universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type,<br />
drie leden bedrijfsrevisoren of erebedrijfsrevisoren en één lid dat de<br />
economische en sociale wereld vertegenwoordigt (art. 33, § 2 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
De Voorzitter is een universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs<br />
van <strong>het</strong> lange type.<br />
Zowel <strong>het</strong> lid universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong><br />
lange type, <strong>als</strong> de vertegenwoordiger van de economische en sociale wereld<br />
oefenen <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor niet uit.<br />
Hoogstens één lid per kamer is een erebedrijfsrevisor.<br />
Naar analogie van artikel 2, § 2 van <strong>het</strong> K.B. heeft de Raad geoordeeld dat <strong>het</strong><br />
nuttig was dat een bedrijfsrevisor, om zitting te kunnen hebben in een kamer van<br />
de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, ten minste vijf jaar is ingeschreven op <strong>het</strong><br />
openbaar register van <strong>het</strong> Instituut.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 79
Bekwaamheidsexamen<br />
11.6 Reglementaire bepalingen in verband met <strong>het</strong> afleggen<br />
van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
Artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stagiair over vijf kansen beschikt om<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af te leggen.<br />
Dit artikel luidt:<br />
“De kandidaat kan <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen vijf maal afleggen binnen een<br />
periode van vijf jaar te rekenen vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen wordt toegelaten.”.<br />
De stagiair bepaalt, met naleving van voornoemd artikel, <strong>het</strong> ogenblik waarop hij<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen aflegt. Hij zorgt ervoor dat hij <strong>het</strong> Instituut hiervan<br />
tijdig inlicht en uiterlijk tien werkdagen vóór de datum van <strong>het</strong> examen.<br />
Aangezien jaarlijks twee bekwaamheidsexamensessies worden georganiseerd,<br />
heeft de stagiair de mogelijkheid gebruik te maken van zijn vijf mogelijkheden<br />
om <strong>het</strong> examen af te leggen in de loop van één van de tien examensessies die<br />
volgen op de datum waarop hij werd toegelaten tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
Indien hij binnen de voorgeschreven termijn geen gebruik maakt van de<br />
mogelijkheden om <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af te leggen, eindigt de stage en<br />
wordt de stagiair geschrapt.<br />
Het resultaat van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen bestaande in een algemene<br />
beoordeling van de bekwaamheid van de kandidaat om <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor uit te oefenen, wordt schriftelijk na <strong>het</strong> einde van de examensessie<br />
door <strong>het</strong> Instituut aan de stagiair en aan de stagemeester medegedeeld.<br />
Aangezien artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. voorziet in vijf mogelijkheden om <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen af te leggen, vloeit hieruit voort dat een stagiair die vijf<br />
maal voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen een mislukking oploopt, op grond van de<br />
gecombineerde bepalingen van artikelen 35, § 2 en 36, § 2, 3° van <strong>het</strong> K.B. zal<br />
worden geschrapt.<br />
11.7 Inschrijving voor een sessie van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen<br />
Aangezien de stagiair zelf bepaalt aan welke sessies van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen hij/zij zal deelnemen, moet hij/zij <strong>het</strong> initiatief nemen om<br />
zich in te schrijven voor een sessie. Deze inschrijving moet per brief of e-mail<br />
gebeuren, gericht aan de stagedienst van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>, ten laatste tien werkdagen vóór<br />
de datum van de schriftelijke proef.<br />
80 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Bekwaamheidsexamen<br />
11.8 Niet afleggen van <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen in geval van overmacht<br />
Ingeval een stagiair <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen ten<br />
gevolge van ziekte (bewezen door een medisch attest) of in geval van overmacht<br />
(te beoordelen door de Stagecommissie) niet zou afleggen terwijl hij heeft<br />
deelgenomen aan <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen, heeft de<br />
Stagecommissie beslist dat <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen behouden<br />
blijft voor de volgende deelname aan <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen. De stagiair zal aldus geen zesde kans krijgen om <strong>het</strong><br />
schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen af te leggen, <strong>het</strong>geen strijdig zou zijn met de<br />
bepalingen van <strong>het</strong> artikel 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />
De leden van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen quoteren <strong>het</strong> schriftelijke<br />
gedeelte van <strong>het</strong> examen zelfs indien de kandidaat zich niet voor de mondelinge<br />
proef aangeboden heeft. De punten voor <strong>het</strong> schriftelijke gedeelte van <strong>het</strong><br />
examen blijven behouden en zullen worden beoordeeld tijdens de volgende<br />
deelname aan <strong>het</strong> mondelinge gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
11.9 Deelname aan de kosten van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
Er wordt een inschrijvingsrecht tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen gevraagd van een<br />
bedrag van 100 EUR per deelname.<br />
De stagiair dient ervoor te zorgen dat dit bedrag ten laatste tien werkdagen vóór<br />
de schriftelijke proef overgeschreven is. Zoniet, zal hij <strong>het</strong> examen niet kunnen<br />
afleggen. In geval van afwezigheid op de schriftelijke en/of mondelinge proef<br />
wordt <strong>het</strong> inschrijvingsrecht niet terugbetaald.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 81
Eedaflegging<br />
12. EEDAFLEGGING<br />
12.1 De beslissing van toelating tot de eedaflegging<br />
Op basis van onder meer <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen en van <strong>het</strong><br />
laatste stagedagboek, stelt de Stagecommissie aan de Raad voor om de stagiair<br />
tot de eedaflegging toe te laten (art. 36, § 1 van <strong>het</strong> K.B.).<br />
Overeenkomstig artikel 36, § 2 van <strong>het</strong> K.B., verliest een stagiair zijn<br />
hoedanigheid van stagiair pas op <strong>het</strong> ogenblik van de beslissing van de Raad om<br />
de stagiair tot de eedaflegging toe te laten.<br />
De Raad gaat na of aan de voorwaarden van artikel 5 van de wet, en<br />
inzonderheid aan artikel 5, 3°, op basis van <strong>het</strong> gunstig advies van de Procureurgeneraal<br />
bij <strong>het</strong> Hof van Beroep van <strong>het</strong> rechtsgebied waar de kandidaat zijn<br />
woonplaats heeft, is voldaan.<br />
Een uittreksel van <strong>het</strong> besluit van toelating tot de eedaflegging wordt door de<br />
Voorzitter van <strong>het</strong> Instituut toegestuurd aan de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />
te Brussel (in voorkomend geval, van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik) (art. 2, derde<br />
lid van <strong>het</strong> K.B. Erkenning).<br />
12.2 Eedaflegging voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te<br />
Luik<br />
De bevoegdheid die voorheen door artikel 576 van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />
werd voorbehouden aan de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel van de<br />
verblijfplaats van de kandidaat, wordt voortaan toevertrouwd aan de Voorzitter<br />
van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te Luik.<br />
De stagiair wordt uitgenodigd door de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te<br />
Brussel, in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik, om de eed af te<br />
leggen zo<strong>als</strong> bepaald in artikel 5, 6° van de Wet.<br />
Atikel 5, 6° van de wet bepaalt:<br />
“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />
natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />
6° bij de inschrijving op <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> Instituut, en uiterlijk<br />
twaalf maanden na de datum van toelating tot de eed door de Raad, voor <strong>het</strong><br />
Hof van Beroep van Brussel de volgende eed afleggen in <strong>het</strong> Nederlands: “Ik<br />
zweer trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de<br />
wetten van <strong>het</strong> Belgische volk, en ik zweer de opdrachten, die mij <strong>als</strong><br />
bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten getrouw te<br />
vervullen.” of in <strong>het</strong> Frans: “Je jure fidélité au Roi, obéissance à la<br />
Constitution et aux lois du peuple belge, et je jure de remplir fidèlement, en<br />
âme et conscience, les missions qui me seront confiées en qualité de réviseur<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 83
Eedaflegging<br />
d’entreprises.” Of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Luik de volgende<br />
eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung<br />
und den Gesetzen des belgischen Volkes und ich schwöre die mir <strong>als</strong><br />
Wirtschaftsprüfer erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und<br />
ehrlich zu erfüllen.”.<br />
De personen van vreemde nationaliteit leggen voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van<br />
Brussel de volgende eed af in <strong>het</strong> Nederlands: Ik zweer de opdrachten, die<br />
mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten,<br />
getrouw en volgens de voorschriften van de Belgische wet, te vervullen.” of<br />
in <strong>het</strong> Frans: “Je jure de remplir fidèlement, en âme et conscience, selon les<br />
prescriptions de la loi belge, les missions qui me seront confiées en qualité de<br />
réviseur d’entreprises.” of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Luik de<br />
volgende eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre die mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer<br />
erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich und gemäss<br />
den Vorschriften des belgischen Gesetzes zu erfüllen.”; (...)”.<br />
Het Instituut stuurt een brief aan de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep waarin de<br />
Voorzitter wordt voorgesteld om de stagiair uit te nodigen teneinde de eed van<br />
bedrijfsrevisor af te leggen.<br />
De stagiair en de stagemeester worden door <strong>het</strong> Instituut op de hoogte gebracht<br />
van de beslissing van de Raad van toelating tot de eedaflegging. Deze brief<br />
wordt pas verstuurd wanneer <strong>het</strong> Instituut in <strong>het</strong> bezit wordt gesteld van <strong>het</strong><br />
gunstig advies van de Procureur-generaal wat de naleving betreft van de<br />
voorwaarden bepaald in artikel 5, 3° van de wet.<br />
Artikel 2, lid 3 tot 6 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning bepaalt:<br />
“De Voorzitter van de Raad laat de voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel,<br />
in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik, een uittreksel van <strong>het</strong> besluit<br />
van toelating tot de eedaflegging geworden.<br />
De kandidaat-bedrijfsrevisor legt zijn eed af op de dag en <strong>het</strong> uur bepaald door<br />
de voorzitter van <strong>het</strong> bevoegde Hof.<br />
De hoofdgriffier van de rechtbank brengt <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />
gedane eedafleggingen en levert aan elke betrokkene een uittreksel van <strong>het</strong><br />
proces-verbaal van de zitting af.<br />
Op de voorlegging van een uittreksel van <strong>het</strong> proces-verbaal van de<br />
eedaflegging, wordt de bedrijfsrevisor met ingang van de dag van zijn<br />
eedaflegging ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register.”.<br />
12.3 Eedaflegging van een Belgische stagiair met woonplaats<br />
in <strong>het</strong> buitenland<br />
De eedaflegging vindt plaats voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel zowel voor de<br />
eedafleggingen in <strong>het</strong> Nederlands, <strong>als</strong> in <strong>het</strong> Frans. De eedafleggingen in <strong>het</strong><br />
Duits gebeuren voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik.<br />
84 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eedaflegging<br />
12.4 Termijn voor <strong>het</strong> afleggen van de eed<br />
Overeenkomstig artikel 5, 6° van de wet, is de termijn om de eed te kunnen<br />
afleggen vastgelegd op twaalf maanden vanaf de datum van toelating tot de eed<br />
door de Raad.<br />
12.5 Taal van de eedaflegging<br />
De kandidaat kiest de taal van de eedaflegging.<br />
De taal van de eedaflegging bepaalt de taalrol van de bedrijfsrevisor.<br />
De eed mag in <strong>het</strong> Nederlands of in <strong>het</strong> Frans worden afgelegd bij <strong>het</strong> Hof van<br />
Beroep te Brussel en in <strong>het</strong> Duits bij <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik.<br />
12.6 Statuut van de persoon die toegelaten is tot de eed van<br />
bedrijfsrevisor<br />
De Stagecommissie heeft zich gebogen over de hoedanigheid die is toegekend<br />
aan de stagiair die voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is geslaagd en, op voorstel van<br />
de Stagecommissie, door de Raad van <strong>het</strong> Instituut werd toegelaten tot de<br />
eedaflegging. De Juridische Commissie heeft de vraag naar <strong>het</strong> statuut van de<br />
persoon die tot de eedaflegging werd toegelaten tot op <strong>het</strong> moment dat hij<br />
daadwerkelijk de eed aflegt, beantwoord.<br />
De Juridische Commissie is van oordeel dat in deze hypothese, de betrokken<br />
persoon niet de hoedanigheid van stagiair en ook niet die van bedrijfsrevisor<br />
heeft.<br />
Krachtens artikel 5, 6° van de wet, wordt de hoedanigheid van lid van <strong>het</strong><br />
Instituut inderdaad alleen toegekend indien de persoon de eed heeft afgelegd<br />
voor <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
Artikel 36, § 2, 1°, van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stage eindigt door de beslissing<br />
van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eedaflegging.<br />
Uit wat voorafgaat, volgt dat de persoon die is toegelaten tot de eedaflegging<br />
maar de eed nog niet heeft afgelegd, niet de hoedanigheid van stagiair en ook<br />
niet die van bedrijfsrevisor heeft. Die persoon is dan ook niet onderworpen aan<br />
de regels van plichtenleer, behoudens in voorkomend geval wat betreft de<br />
bepalingen met betrekking tot <strong>het</strong> beroepsgeheim die voortvloeien uit artikel 458<br />
van <strong>het</strong> Strafwetboek.<br />
De titel van bedrijfsrevisor kan slechts worden gevoerd vanaf de datum van<br />
eedaflegging.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 85
Eedaflegging<br />
12.7 Procedure na de eedaflegging<br />
Het Instituut wordt door de griffier van <strong>het</strong> Hof van Beroep op de hoogte<br />
gebracht van de eedaflegging. De griffier levert aan elke betrokkene een<br />
uittreksel van <strong>het</strong> proces-verbaal van de zitting af.<br />
De kandidaat waakt, overeenkomstig artikel 2, laatste lid van <strong>het</strong> K.B.<br />
Erkenning, over de overmaking aan <strong>het</strong> Instituut van een uittreksel van <strong>het</strong><br />
proces-verbaal van de eedaflegging.<br />
Het Instituut gaat nadien over tot de inschrijving van de betrokkene in <strong>het</strong><br />
openbaar register met ingang van de dag van zijn eedaflegging en kent hem een<br />
nummer <strong>als</strong> lid van <strong>het</strong> Instituut in de hoedanigheid van natuurlijke persoon toe.<br />
De bedrijfsrevisor wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van zijn lidnummer,<br />
van de gegevens zo<strong>als</strong> opgenomen in <strong>het</strong> openbaar register en wordt verzocht aan<br />
<strong>het</strong> Instituut de nuttige informatie, onder meer met betrekking tot de<br />
beroepsverzekering mee te delen.<br />
86 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
13. HERINSCHRIJVING IN HET OPENBAAR<br />
REGISTER<br />
13.1 Algemeenheden<br />
Een bedrijfsrevisor die ontslag heeft genomen uit <strong>het</strong> openbaar register kan<br />
opnieuw tot de eedaflegging worden toegelaten op basis van de bepalingen van<br />
artikel 18 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning dat immers <strong>het</strong> volgende bepaalt:<br />
Ҥ 1. Onverminderd de gevolgen van een schrapping om tuchtredenen, kan<br />
iedere ontslagnemende bedrijfsrevisor natuurliijke persoon, de Raad om zijn<br />
herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register verzoeken, op voorwaarde dat hij de in<br />
artikelen 5, 1° tot 3° en 13 van de wet voorgeschreven voorwaarden vervult op de<br />
datum van aanvraag en voldaan heeft aan de verplichtingen inzake permanente<br />
vorming.<br />
§ 2. Het verzoek wordt gericht aan de Raad, samen met een dossier waaruit<br />
blijkt dat de voorwaarden vereist voor <strong>het</strong> bekomen van de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor verenigd zijn. Het dossier moet een curriculum vitae bevatten<br />
waarin de beroepsactiviteiten van de kandidaat-bedrijfsrevisor sinds zijn ontslag<br />
worden opgenomen even<strong>als</strong> een nota waaruit blijkt dat hij zijn vorming op<br />
permanente wijze heeft voortgezet.<br />
§ 3. Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />
sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />
in overeenstemming met de bepalingen van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende de<br />
toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd aan<br />
een jury, samengesteld uit twee leden van de Raad en door hem aangeduid.”.<br />
De termijn van vijf jaar wordt beoordeeld op de datum van effectieve herneming<br />
van de functie van bedrijfsrevisor (en niet op de datum van aanvraag).<br />
13.2 In geval van herinschrijving binnen de termijn van vijf<br />
jaar<br />
Een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die ontslag heeft genomen sinds minder<br />
dan vijf jaar, heeft de mogelijkheid om te worden heringeschreven in <strong>het</strong><br />
openbaar register zonder examens te moeten afleggen.<br />
Hiertoe richt hij zijn verzoek aan <strong>het</strong> Instituut, overeenkomstig artikel 18, § 2<br />
van <strong>het</strong> K.B. Erkenning.<br />
In geval van gunstig advies van de Raad, kan de kandidaat opnieuw de eed <strong>als</strong><br />
bedrijfsrevisor afleggen en zal hij in <strong>het</strong> openbaar register worden<br />
heringeschreven.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 87
Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
13.3 In geval van herinschrijving buiten de termijn van<br />
vijf jaar<br />
Een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die ontslag heeft genomen sinds meer<br />
dan vijf jaar kan in <strong>het</strong> openbaar register worden heringeschreven onder<br />
voorwaarde dat hij opnieuw een examen aflegt waarvoor hij slaagt.<br />
De kandidaat richt zijn verzoek per aangetekende brief overeenkomstig<br />
artikel 18, § 2 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning.<br />
De kandidaat wordt verzocht een examen af te leggen zo<strong>als</strong> voorzien voor de<br />
stagiairs bedrijfsrevisoren (cf. supra, punt 11.3.1.), overeenkomstig artikel 18,<br />
§ 3 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning dat bepaalt:<br />
“Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />
sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />
in overeenstemming met de bepalingen van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende de<br />
toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd aan<br />
een jury, samengesteld uit twee leden van de Raad en door hem aangeduid.”.<br />
Per deelname aan een examen wordt een inschrijvingsrecht tot <strong>het</strong> examen met<br />
<strong>het</strong> oog op de herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register gevraagd van 100 EUR.<br />
De kandidaat legt de schriftelijke proef van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af ter<br />
gelegenheid van één van de door <strong>het</strong> Instituut georganiseerde zittingen van <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen (naar keuze in november of in mei).<br />
De mondelinge proef vindt plaats voor een jury samengesteld uit twee leden van<br />
de Raad.<br />
Indien de kandidaat slaagt voor <strong>het</strong> examen, zal hij opnieuw de eed van<br />
bedrijfsrevisor mogen afleggen.<br />
Indien de kandidaat niet slaagt voor <strong>het</strong> examen, zal hij pas na een minimale<br />
tussentijd van zes maanden opnieuw de proef mogen afleggen. De kandidaat<br />
beschikt over drie kansen om dit examen af te leggen.<br />
88 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Plichtenleer<br />
14. PLICHTENLEER<br />
14.1 Reglementaire bepalingen<br />
Artikel 28, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De stagiair onderwerpt zich aan de beslissingen van de Raad en van de<br />
Stagecommissie. Hij leeft de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />
en van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut na.”.<br />
Tegen de stagiair die deze bepalingen niet naleeft, kan een tuchtprocedure<br />
worden ingesteld.<br />
14.2 Toepassingsgevallen<br />
a) Het uitoefenen van een mandaat van bestuurder in een handelsvennootschap<br />
is niet toegelaten (naar analogie van art. 13, § 2 van de wet). Het uitoefenen<br />
van een mandaat van bestuurder in een vzw kan toegelaten worden enkel en<br />
alleen <strong>als</strong> de vzw geen handelsactiviteiten uitoefent.<br />
b) De stagiair kan zaakvoerder of bestuurder zijn van een familiaal<br />
patrimonium. Met de term “patrimoniumvennootschap” wordt een<br />
vennootschap bedoeld die opgericht werd met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> beheren,<br />
bewaren of in voorkomend geval verhogen van een roerend of onroerend<br />
patrimonium. Het patrimonium moet de persoonlijke, familiale of<br />
beroepsgoederen van de stagiair betreffen.<br />
c) De hoedanigheid van belastingconsulent is niet onverenigbaar met <strong>het</strong><br />
uitoefenen van de activiteiten van de stagiair bedrijfsrevisor voor zover de<br />
stage overeenkomstig de wet en <strong>het</strong> K.B. verloopt. Wanneer de betrokkene de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor zal verkrijgen, zal hij erop toezien dat hij<br />
ontslag neemt van zijn hoedanigheid van belastingconsulent teneinde zich te<br />
schikken naar de bepalingen van artikel 19, derde lid van de wet van 22 april<br />
1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 89
Tucht<br />
15. TUCHT<br />
15.1 Algemeenheden<br />
Overeenkomstig artikel 76, § 1 van de wet, kunnen tuchtsancties worden<br />
opgelegd aan stagiairs die:<br />
1° tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen;<br />
2° tekort gekomen zijn aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en<br />
kiesheid die ten grondslag liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />
3° tekort gekomen zijn aan de rechtmatige achting die verschuldigd is ten<br />
aanzien van hun stagemeester, <strong>het</strong> Instituut of zijn organen.<br />
In tegenstelling tot de procedure tegen een bedrijfsrevisor, komt de Kamer van<br />
Verwijzing en Instaatstelling niet tussen inzake de tuchtprocedure betreffende de<br />
stagiairs.<br />
De algemene beginselen inzake tucht worden hierna beschreven. Voor meer<br />
details met betrekking tot de tuchtprocedure zal de lezer zich beroepen op de<br />
wettelijke en reglementaire bepalingen hieromtrent.<br />
15.2 Bevoegdheid in eerste aanleg<br />
Overeenkomstig artikel 76 van de wet en artikel 37 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, is de<br />
Stagecommissie in eerste aanleg bevoegd voor de tucht met betrekking tot de<br />
stagiairs.<br />
De Stagecommissie is bevoegd <strong>als</strong> tuchtrechtelijke instantie om uitspraak te doen<br />
over de tucht met betrekking tot de stagiairs. De tuchtsanctie opgelegd aan de<br />
stagiair die de stage opschort zal van toepassing zijn wanneer de stagiair zijn<br />
stage herneemt. Op dezelfde wijze zal een tuchtprocedure die aan de gang is op<br />
<strong>het</strong> moment van opschorting, voortgezet worden na <strong>het</strong> einde van de opschorting.<br />
Deze maatregel laat toe te vermijden dat een stagiair zijn stage zou opschorten<br />
teneinde een tuchtprocedure te vermijden.<br />
Ten aanzien van de stagemeesters, dit wil zeggen de personen die de titel van<br />
bedrijfsrevisor voeren, voorzien de bepalingen opgenomen in <strong>het</strong> K.B. Tucht dat<br />
<strong>het</strong> dossier in vooronderzoek wordt genomen door de Kamer van Verwijzing en<br />
Instaatstelling die, in voorkomend geval, beslist de bedrijfsrevisor te verwijzen<br />
naar de Tuchtcommissie.<br />
15.3 Bevoegdheid in hoger beroep<br />
De Commissie van Beroep is bevoegd, zowel wat de stagiairs <strong>als</strong> de<br />
stagemeesters betreft, die <strong>het</strong> voorwerp zijn van een tegen hen ingestelde<br />
tuchtprocedure (art. 76, § 5 van de wet voor de stagiairs en art. 63 van de wet<br />
voor de stagemeesters).<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 91
Tucht<br />
De Commissie van Beroep is, overeenkomstig artikel 63, § 2 van de wet,<br />
samengesteld uit drie rechters en twee bedrijfsrevisoren.<br />
15.4 Procedure in eerste aanleg<br />
Bij ter post aangetekende brief roept de Stagecommissie de stagiair veertien<br />
dagen vóór de datum van de hoorzitting op om te verschijnen voor een<br />
tuchtinstantie.<br />
Een verslag met vermelding van de verweten feiten, opgesteld door de door de<br />
Raad aangewezen verslaggever, wordt bij de brief gevoegd.<br />
De stagemeester wordt eveneens opgeroepen voor de tuchtinstantie.<br />
De stagiair beschikt over de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen; hij kan<br />
inzage nemen van zijn tuchtdossier op de zetel van <strong>het</strong> Instituut en zich door een<br />
advocaat laten bijstaan. De verschillende partijen kunnen op de tuchtzitting<br />
worden gehoord. Naar keuze van de stagiair wordt die terechtzitting openbaar of<br />
met gesloten deuren gehouden. De rechtspleging verloopt altijd met gesloten<br />
deuren indien zij strijdig is met de goede zeden (naar analogie van art. 60, § 4<br />
van de wet).<br />
De beslissing van de Stagecommissie is met redenen omkleed.<br />
De tuchtbeslissing wordt bij ter post aangetekende brief aan de stagiair betekend<br />
met afschrift aan de stagemeester.<br />
De stagiair die bij verstek wordt veroordeeld, kan binnen een termijn van dertig<br />
dagen voor de Stagecommissie verzet aantekenen.<br />
Een hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing die door de<br />
Stagecommissie wordt genomen binnen een termijn van dertig dagen die volgt op<br />
de betekening van de tuchtuitspraak (naar analogie van art. 64, § 1 van de wet).<br />
15.5 Procedure in beroep<br />
De stagiair of de Raad kunnen beroep aantekenen tegen de beslissing van de<br />
Stagecommissie voor de Commissie van Beroep binnen een termijn van dertig<br />
dagen te rekenen vanaf de betekening (art. 76, § 5 van de wet).<br />
15.6 Tuchtsancties<br />
Krachtens artikel 76, § 3 van de wet, kunnen vier types van tuchtsancties worden<br />
uitgesproken:<br />
1) de waarschuwing;<br />
2) de berisping;<br />
3) de schorsing van de stage voor ten hoogste één jaar;<br />
4) de schrapping.<br />
92 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Tucht<br />
Artikel 37, § 6 en § 7 van <strong>het</strong> K.B. Tucht bepaalt:<br />
Ҥ 6. Alle door de stagiair opgelopen straffen worden automatisch uitgewist op<br />
de dag van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor, met uitzondering van<br />
schorsingsstraffen van ten minste drie maanden die slechts na vijf jaar na de<br />
eedaflegging worden uitgewist.<br />
§ 7. De schrapping van een stagiair brengt <strong>het</strong> verlies van <strong>het</strong> positieve<br />
resultaat van alle reeds ondergane proeven, hierin begrepen <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen, met zich mee, <strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich opnieuw aan te<br />
bieden tijdens een termijn van tien jaar.”.<br />
15.7 Bijstand van een stagiair-bedrijfsrevisor tijdens een<br />
tuchtprocedure door een bedrijfsrevisor die niet zijn<br />
stagemeester is of door een advocaat<br />
Naar aanleiding van een tuchtprocedure, waarvan een stagiair-bedrijfsrevisor <strong>het</strong><br />
voorwerp uitmaakt, wordt de vraag gesteld of deze zich kan laten bijstaan door<br />
een bedrijfsrevisor die niet zijn stagemeester is of door een raadsman.<br />
Artikel 60, § 3 van de wet bepaalt:<br />
“De bedrijfsrevisor mag zijn verweer mondeling of schriftelijk doen gelden.”.<br />
Artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht voorziet in de mogelijkheid om zich op de<br />
zitting te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of<br />
bedrijfsrevisor.<br />
De Juridische Commissie bevestigt dat voormeld artikel ook van toepassing is op<br />
de stagiair, hierbij een onderscheid makend tussen enerzijds de tuchtprocedures<br />
in verband met de niet-naleving van de specifieke stageverplichtingen die aan de<br />
stagiair worden opgelegd (A.) en anderzijds tuchtprocedures omtrent situaties<br />
waarin de stagemeester tevens rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is (B.).<br />
A. Artikel 76, § 2 van de wet bepaalt dat: “Na de stagiair en de stagemeester te<br />
hebben gehoord of minstens rechtsgeldig te hebben opgeroepen per<br />
aangetekende brieven verstuurd minstens veertien dagen voor de hoorzitting,<br />
vergezeld van een verslag opgesteld door de verslaggevers aangesteld door<br />
de Raad en waarin de feiten worden uiteengezet die aan de stagiair worden<br />
verweten, met verwijzing naar de betrokken wettelijke, reglementaire en/of<br />
tuchtrechtelijke bepalingen, kan de Stagecommissie tuchtrechtelijke sancties<br />
opleggen aan de stagiair die de regels inzake tucht en deontologie niet<br />
naleeft.”. Indien de stagiair met betrekking tot zijn specifieke<br />
stageverplichtingen wordt opgeroepen in een tuchtrechtelijke procedure,<br />
oordeelt de Juridische Commissie dat hij zich mag laten bijstaan door de<br />
stagemeester of, overeenkomstig artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, door een<br />
advocaat of een bedrijfsrevisor.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 93
Tucht<br />
Volgens de Juridische Commissie kan de stagemeester geen volmacht geven<br />
aan een confrater van de revisorenvennootschap, waarvan hij deel uitmaakt,<br />
om hem te vertegenwoordigen. De stagemeester heeft de keuze om al dan<br />
niet te verschijnen. Indien hij verschijnt, dient hij in persoon te verschijnen,<br />
aangezien de stagiair een intuitu personae relatie heeft met zijn stagemeester,<br />
en niet met de revisorenvennootschap van zijn stagemeester.<br />
B. Indien de tuchtrechtelijke procedure situaties betreft waarin de stagemeester<br />
rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is, is de Juridische Commissie van<br />
oordeel dat de stagemeester de stagiair niet kan bijstaan, aangezien er in<br />
hoofde van de stagemeester een belangenconflict bestaat. Naar analogie van<br />
artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, mag de stagiair zich wel laten bijstaan<br />
door een advocaat of een bedrijfsrevisor.<br />
94 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Inachtneming van de beroepservaring<br />
16. INACHTNEMING VAN DE BEROEPSERVARING<br />
De kandidaten bedrijfsrevisoren kunnen genieten van de inachtneming van de<br />
beroepservaring van bijvoorbeeld zeven jaar (ervaring inzake wettelijke controle<br />
van de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening) of vijftien jaar (ervaring op<br />
financieel, juridisch en boekhoudkundig gebied).<br />
De inachtneming van de beroepservaring maakt <strong>het</strong> voorwerp uit van een<br />
beoordeling door de Stagecommissie.<br />
De beroepservaring mag zowel de Belgische ervaring <strong>als</strong> deze verworven in <strong>het</strong><br />
buitenland betreffen.<br />
Er kunnen zich vier gevallen voordoen inzake de inachtneming van de<br />
beroepservaring:<br />
- gedurende zeven jaar beroepswerkzaamheden hebben verricht op <strong>het</strong> gebied<br />
van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde<br />
jaarrekening;<br />
- vijftien jaar ervaring op financieel, juridisch en boekhoudkundig gebied;<br />
- de hoedanigheid bezitten van accountant of stagiair accountant en houder zijn<br />
van een masterdiploma;<br />
- de stage gelijkwaardig met die van de bedrijfsrevisor volledig of gedeeltelijk<br />
hebben volbracht in een Lidstaat van de Europese Unie of in een derde Staat.<br />
De inachtneming van de beroepservaring kan aanleiding geven tot een<br />
vermindering van de duur van de stage (cf. punt 7.4.).<br />
De inachtneming van de beroepservaring zal nooit de vereiste om houder te zijn<br />
van een masterdiploma teneinde van vrijstellingen tot <strong>het</strong> toelatingsexamen te<br />
kunnen genieten, vervangen. Een kandidaat die geen houder van een<br />
masterdiploma is maar die beschikt over een beroepservaring van zeven of<br />
vijftien jaar of een stagiair in <strong>het</strong> buitenland die geen houder van een universitair<br />
diploma is zal alle vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen moeten afleggen.<br />
De inachtneming van de hoedanigheid van externe accountant of van stagiair<br />
externe accountant gaat gepaard met de verplichting om houder te zijn van een<br />
masterdiploma.<br />
De inachtneming van de beroepservaring laat niet toe om vrijgesteld te worden<br />
van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 95
Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
17. VEREENVOUDIGDE TOEGANGSPROCEDURE<br />
VOOR BUITENLANDSE BEROEPSBEOEFENAARS<br />
17.1 Inleiding<br />
Elk dossier ingediend door een Belgische of buitenlandse kandidaat die een<br />
gelijkaardige hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland heeft behaald, wordt aan de Raad<br />
voorgesteld.<br />
17.2 Algemeenheden<br />
Artikel 14 van de Richtlijn 2006/43/EG bepaalt dat <strong>het</strong> bevoegde gezag van een<br />
Lidstaat personen die hun bekwaamheid geheel of gedeeltelijk hebben<br />
verworven in een andere Lidstaat onder bepaalde voorwaarden kan toelaten.<br />
Artikel 5, 1° van de wet verduidelijkt:<br />
“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />
natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />
1° onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat<br />
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische<br />
Ruimte, of zijn woonplaats hebben in België; in de veronderstelling dat een<br />
persoon zijn woonplaats niet in België heeft, dient hij er te beschikken over<br />
een vestiging;<br />
(...)”.<br />
De vereenvoudigde procedure van toegang tot <strong>het</strong> beroep voor buitenlandse<br />
beroepsbeoefenaars is enkel van toepassing indien de betrokkene effectief<br />
bevoegd is om, op de dag van de indiening van <strong>het</strong> dossier, wettelijke opdrachten<br />
van controle van jaarrekeningen en van de geconsolideerde rekeningen uit te<br />
voeren in zijn land van oorsprong. De vereenvoudigde procedure van toegang tot<br />
<strong>het</strong> beroep kan eveneens van toepassing zijn op een Belgische onderdaan die de<br />
hoedanigheid van wettelijke auditor in <strong>het</strong> buitenland heeft verworven.<br />
Onder vereenvoudigde procedure voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep wordt verstaan<br />
dat de buitenlandse beroepsbeoefenaar geen toelatingsexamen moet afleggen,<br />
vrijgesteld is om een stage te verrichten en geen stage-examens of<br />
bekwaamheidsexamen moet afleggen. Dit is in overeenstemming met artikel 37<br />
van <strong>het</strong> K.B.<br />
Overeenkomstig artikel 37, § 3 van <strong>het</strong> K.B., moet de kandidaat een examen<br />
afleggen betreffende de adequate kennis van de wetten en reglementeringen die<br />
relevant zijn voor de uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 97
Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
17.3 In de Europese Unie<br />
In de schoot van de Europese Unie is de wederzijdse erkenning van de<br />
hoedanigheden die met die van de bedrijfsrevisor in de Unie vergelijkbaar zijn,<br />
overeenkomstig artikel 14 van de Richtlijn 2006/43/EG, automatisch op<br />
voorwaarde van <strong>het</strong> naleven van de voorwaarden van <strong>het</strong> artikel 37 van <strong>het</strong> K.B.<br />
Een synthesedocument inzake de procedure met betrekking tot de examens van<br />
de buitenlandse beroepsbeoefenaars is beschikbaar op de website van <strong>het</strong><br />
Instituut (zie bijlage 18.7).<br />
De kandidaten die een hoedanigheid bezitten die met die van bedrijfsrevisor in<br />
België gelijkwaardig is, sturen een dossier in dat volgende bescheiden bevat:<br />
- een kopie van de identiteitskaart of van <strong>het</strong> paspoort of van enig document<br />
dat de identiteit van de betrokkene bewijst;<br />
- een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag (ten hoogste zes maanden<br />
oud);<br />
- <strong>het</strong> bewijs van <strong>het</strong> voeren van de titel afgeleverd door <strong>het</strong> Instituut van<br />
oorsprong die met die van bedrijfsrevisor gelijkwaardig is, in voorkomend<br />
geval met vermelding van de bevoegdheid van de betrokkene om verslagen te<br />
ondertekenen;<br />
- een kopij van de diploma’s;<br />
- een curriculum vitae samen met een foto;<br />
- de vermelding van <strong>het</strong> beroepsadres in de Europese Unie;<br />
- de bevestiging van de verbintenis de normen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> na te komen.<br />
Op <strong>het</strong> ogenblik van <strong>het</strong> indienen van de aanvraag, betaalt de kandidaat een<br />
bedrag van 500 EUR dat de dossier- en examenkosten dekt.<br />
Artikel 37, § 1 en § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“De personen die in een Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />
bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, zijn vrijgesteld van <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
(...) de Raad [vergewist zich ervan] dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven<br />
van een adequate kennis van de in België van kracht zijnde wetten en<br />
reglementeringen, voor zover deze voor de wettelijke controles van<br />
jaarrekeningen in België relevant zijn.”.<br />
De betrokkenen zullen worden uitgenodigd zich aan te bieden voor een jury<br />
samengesteld uit twee leden van de Raad teneinde hun adequate kennis van de<br />
relevante wetten en reglementeringen op <strong>het</strong> examen met betrekking tot <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor in België aan te tonen. Het examen kan door de<br />
kandidaat ten hoogste drie maal worden afgelegd.<br />
98 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
17.4 Wederzijdse erkenning (= wederkerigheid) buiten de<br />
Europese Unie<br />
Artikel 37, § 2 en § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />
“§ 2. Onverminderd de naleving van internationale verdragen waarbij België<br />
partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid, personen die in een andere<br />
dan een lidstaat van de Europese Unie een gelijkwaardige hoedanigheid<br />
bezitten, eveneens van <strong>het</strong> toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen vrijstellen.<br />
§ 3. In de gevallen bedoeld in de eerste en tweede paragraaf van onderhavig<br />
artikel organiseert de Raad een examen met de bedoeling zich ervan te<br />
vergewissen dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven van een adequate kennis<br />
van de in België van kracht zijnde wetten en reglementeringen, voor zover deze<br />
voor de wettelijke controles van jaarrekeningen in België relevant zijn.”.<br />
Het Instituut kan akkoorden van wederzijdse erkenning van de<br />
beroepshoedanigheid sluiten met Instituten buiten de Europese Unie.<br />
Een procedure bestaat sinds 2002 met Canada en Zwitserland. De Belgische<br />
bedrijfsrevisor kan van een vereenvoudigde procedure genieten voor de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep respectievelijk van Chartered Accountant in Canada en van<br />
“Expert-comptable/Wirtschaftsprüfer” in Zwitserland. De Chartered Accountant<br />
in Canada of de “Expert-comptable/ Wirtschaftsprüfer” in Zwitserland kan van<br />
een vereenvoudigde procedure van toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in<br />
België genieten.<br />
De procedure van wederzijdse erkenning is eveneens van toepassing op de<br />
beroepsbeoefenaars van de landen van de Europese Economische Ruimte<br />
(namelijk Noorwegen, Ijsland en Lichtenstein) gezien de Vrijheden waarop de<br />
eenheidsmarkt van de Europese Unie gebaseerd is, van toepassing zijn op de<br />
landen van de EER.<br />
De betrokkenen zullen worden uitgenodigd zich aan te bieden voor een jury<br />
samengesteld uit twee leden van de Raad teneinde hun adequate kennis van de<br />
relevante wetten en reglementeringen op <strong>het</strong> examen met betrekking tot <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor in België aan te tonen. Het examen kan door de<br />
kandidaat ten hoogste drie maal worden afgelegd.<br />
17.5 Geen wederzijdse ambtshalve erkenning (= geen<br />
wederkerigheid) buiten de Europese Unie<br />
Artikel 7, § 1, 1° van de wet voorziet in de voorwaarde van de wederkerigheid.<br />
Indien er geen akkoord van wederkerigheid is, bestaat er geen mogelijkheid tot<br />
wederzijdse erkenning van de beroepshoedanigheden tussen de in België<br />
erkende beroepsbeoefenaars en deze erkend in een land buiten de Europese Unie.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 99
Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
De kandidaat heeft derhalve niet de mogelijkheid slechts een examen ad hoc af te<br />
leggen gezien zijn hoedanigheid van wettelijke auditor in <strong>het</strong> buitenland en zal<br />
onderworpen zijn aan de algemene bepalingen inzake <strong>het</strong> examen en de toegang<br />
tot de stage.<br />
Hij kan, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 23 van <strong>het</strong> K.B., genieten<br />
van een inachtname van zijn beroepservaring (cf. punt 16).<br />
100 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
18. BIJLAGEN<br />
18.1 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een<br />
Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van<br />
<strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor,<br />
gecoördineerd op 30 april 2007<br />
(K.B. 30 april 2007, B.S., 24 mei 2007)<br />
Hoofdstuk I. – Benaming – Doel<br />
Artikel 1. Er wordt een Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren opgericht, bekleed<br />
met rechtspersoonlijkheid. De zetel van<br />
<strong>het</strong> Instituut is gevestigd in <strong>het</strong> administratief<br />
arrondissement Brussel-Hoofdstad.<br />
Art. 2. Voor de toepassing van deze<br />
wet wordt verstaan onder:<br />
1° bedrijfsrevisor natuurlijke persoon:<br />
een natuurlijke persoon ingeschreven<br />
in <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> Instituut;<br />
2° bedrijfsrevisorenkantoor: een rechtspersoon<br />
of een andere entiteit met om<br />
<strong>het</strong> even welke rechtsvorm ingeschreven<br />
in <strong>het</strong> openbaar register van<br />
<strong>het</strong> Instituut, andere dan een natuurlijke<br />
persoon;<br />
3° bedrijfsrevisor: een bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon of een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />
ingeschreven in <strong>het</strong><br />
openbaar register van <strong>het</strong> Instituut;<br />
4° wettelijke auditor: een natuurlijke<br />
persoon, die de toelating heeft om in<br />
een Lidstaat van de Europese Unie<br />
<strong>het</strong> beroep van wettelijke auditor in<br />
de zin van de Richtlijn 2006/43/EG<br />
uit te oefenen;<br />
5° auditkantoor: een entiteit, andere dan<br />
een natuurlijke persoon, die de toelating<br />
heeft om in een Lidstaat van de<br />
Europese Unie <strong>het</strong> beroep van wettelijke<br />
auditor in de zin van de Richtlijn<br />
2006/43/EG uit te oefenen;<br />
6° auditor of auditorganisatie van een<br />
derde land: een natuurlijke persoon<br />
of een entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />
rechtsvorm, andere dan een natuurlijke<br />
persoon, die de controle uitvoert<br />
van de enkelvoudige jaarrekening of<br />
de geconsolideerde jaarrekening van<br />
een onderneming met statutaire zetel<br />
in een derde land;<br />
7° organisaties van openbaar belang: de<br />
genoteerde vennootschappen in de<br />
zin van artikel 4 van <strong>het</strong> Wetboek van<br />
vennootschappen, de kredietinstellingen<br />
in de zin van artikel 1 van de wet<br />
van 22 maart 1993 op <strong>het</strong> statuut van<br />
en <strong>het</strong> toezicht op de kredietinstellingen<br />
en verzekeringsondernemingen<br />
in de zin van artikel 2 van de wet van<br />
9 juli 1975 betreffende de controle<br />
van de verzekeringsondernemingen;<br />
8° netwerk: de grotere structuur die op<br />
samenwerking is gericht en waartoe<br />
een bedrijfsrevisor behoort, en die<br />
duidelijk is gericht op winst- of kostendeling,<br />
of <strong>het</strong> delen van gemeenschappelijke<br />
eigendom, zeggenschap<br />
of bestuur, een gemeenschappelijk<br />
beleid en procedures inzake kwaliteitsbeheersing<br />
heeft, een gemeenschappelijke<br />
bedrijfsstrategie, <strong>het</strong> gebruik<br />
van een gemeenschappelijke<br />
merknaam of een aanzienlijk deel<br />
van de bedrijfsmiddelen;<br />
9° internationale controlestandaarden:<br />
de International Standards on Auditing<br />
zo<strong>als</strong> goedgekeurd door de Europese<br />
Commissie en de daarmee<br />
verband houdende standaarden, voorzover<br />
deze voor de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen van belang<br />
zijn;<br />
10° Instituut: <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren;<br />
11° Raad: de Raad van <strong>het</strong> Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren;<br />
12° derde land: land dat geen deel uitmaakt<br />
van de Europese Unie;<br />
13° tuchtinstanties: de Tuchtcommissie<br />
en de Commissie van beroep;<br />
14° vennoot: de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon die zijn beroepsactiviteit<br />
inbrengt in een bedrijfsrevisorenkantoor;<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 101
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
15° aandeelhouder: een persoon die participeert<br />
in <strong>het</strong> kapitaal van een bedrijfsrevisorenkantoor;<br />
16° wettelijke controle van jaarrekeningen:<br />
een controle van een jaarrekening<br />
of een geconsolideerde jaarrekening<br />
bedoeld in titel VII van Boek IV<br />
van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />
betreffende “de controle van de<br />
jaarrekening en van de geconsolideerde<br />
jaarrekening”;<br />
17° revisorale opdracht: onverminderd<br />
<strong>het</strong> bepaalde in artikel 4 van deze<br />
wet, elke opdracht die ertoe strekt<br />
een deskundig oordeel te geven over<br />
de getrouwheid en de waarachtigheid<br />
van een jaarrekening, van een tussentijdse<br />
financiële staat, van een waardering<br />
of van andere economische en<br />
financiële informatie, verschaft door<br />
een onderneming of instelling; dit begrip<br />
omvat eveneens de ontleding en<br />
de verklaring van de economische en<br />
financiële inlichtingen aan de leden<br />
van de ondernemingsraad;<br />
18° Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen: de Hoge Raad voor de<br />
Economische Beroepen bedoeld in<br />
artikel 54 van de wet van 22 april<br />
1999 betreffende de boekhoudkundige<br />
en fiscale beroepen;<br />
19° Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris:<br />
<strong>het</strong> Comité bedoeld in artikel 133,<br />
§ 10 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen;<br />
20° Commissie voor <strong>het</strong> Bank, Financieen<br />
Assurantiewezen: de Commissie<br />
bedoeld in artikel 44 van de wet van<br />
2 augustus 2002 betreffende <strong>het</strong> toezicht<br />
op de financiele sector en de financiële<br />
diensten;<br />
21° verbonden entiteit van een bedrijfsrevisorenkantoor:<br />
een entiteit met om<br />
<strong>het</strong> even welke rechtsvorm die met<br />
een bedrijfsrevisorenkantoor verbonden<br />
is in de zin van artikel 11 van <strong>het</strong><br />
Wetboek van vennootschappen;<br />
22° groepsauditor: de commissaris of de<br />
bedrijfsrevisor die overeenkomstig<br />
artikel 146 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />
belast is met de controle<br />
van de geconsolideerde jaarrekening.<br />
Art. 3. Het Instituut heeft <strong>als</strong> doel te<br />
waken over de opleiding en te voorzien<br />
in de bestendige organisatie van een<br />
korps specialisten die bekwaam zijn de<br />
functie van bedrijfsrevisor te vervullen<br />
zo<strong>als</strong> deze bepaald wordt in artikel 4, met<br />
al de vereiste waarborgen in zake bevoegdheid,<br />
onafhankelijkheid en beroepseerlijkheid<br />
en toezicht uit te<br />
oefenen op de behoorlijke uitvoering van<br />
aan de bedrijfsrevisoren toevertrouwde<br />
opdrachten.<br />
Hoofdstuk II. – De<br />
bedrijfsrevisoren, hun inschrijving<br />
in <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong><br />
Instituut en de bescherming van<br />
hun titel<br />
Art. 4. De bedrijfsrevisor heeft <strong>als</strong><br />
hoofdtaak alle opdrachten uit te voeren<br />
die bij of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren<br />
uitsluitend zijn toevertrouwd<br />
en op algemene wijze, alle<br />
revisorale opdrachten te vervullen met<br />
betrekking tot financiële overzichten,<br />
verricht met toepassing van of krachtens<br />
de wet.<br />
Art. 5. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt door de Raad toegekend<br />
aan iedere natuurlijke persoon die er om<br />
verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />
1° onderdaan zijn van een Lidstaat van<br />
de Europese Unie of een andere Staat<br />
die partij is bij de Overeenkomst betreffende<br />
de Europese Economische<br />
Ruimte, of zijn woonplaats hebben in<br />
België; in de veronderstelling dat een<br />
persoon zijn woonplaats niet in België<br />
heeft, dient hij er te beschikken<br />
over een vestiging;<br />
2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;<br />
3° niet beroofd geweest zijn van de burgerlijke<br />
en politieke rechten, niet in<br />
staat van faillissement verklaard geweest<br />
zijn zonder eerherstel te hebben<br />
bekomen en geen zelfs voorwaardelijke<br />
gevangenisstraf van ten<br />
minste drie maand hebben opgelopen<br />
voor een van de strafbare feiten vermeld<br />
in artikel 1 van <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit nr. 22 van 24 oktober 1934<br />
betreffende <strong>het</strong> rechterlijk verbod aan<br />
bepaalde veroordeelden en gefailleerden<br />
om bepaalde ambten, beroepen<br />
of werkzaamheden uit te oefenen,<br />
voor een inbreuk op de wet van<br />
102 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
20 september 1948 houdende organisatie<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsleven, voor een<br />
inbreuk op <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen,<br />
op de wet van 17 juli 1975<br />
op de boekhouding van de ondernemingen,<br />
hun uitvoeringsbesluiten, op<br />
de fiscale wetgeving of op buitenlandse<br />
bepalingen die <strong>het</strong>zelfde voorwerp<br />
hebben;<br />
4° in <strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma<br />
afgeleverd door een Belgische<br />
universiteit of een Belgische hogeschool<br />
van <strong>het</strong> lange type en van universitair<br />
niveau. De Koning bepaalt<br />
de voorwaarden op grond waarvan<br />
een buitenlands diploma of een bepaalde<br />
ervaring <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />
worden erkend, in voorkomend geval<br />
na <strong>het</strong> slagen in een examen over de<br />
materies van <strong>het</strong> Belgisch recht die<br />
van belang zijn voor de uitoefening<br />
van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />
5° de bij <strong>het</strong> stagereglement ingerichte<br />
stage hebben beëindigd, geslaagd<br />
zijn voor een bekwaamheidsexamen,<br />
waarvoor de Koning <strong>het</strong> programma<br />
en de voorwaarden bepaalt;<br />
6° bij de inschrijving op <strong>het</strong> openbaar<br />
register van <strong>het</strong> Instituut, en uiterlijk<br />
twaalf maanden na de datum van toelating<br />
tot de eed door de Raad, voor<br />
<strong>het</strong> Hof van Beroep van Brussel de<br />
volgende eed afleggen in <strong>het</strong> Nederlands:<br />
“Ik zweer trouw aan de Koning,<br />
gehoorzaamheid aan de Grondwet<br />
en aan de wetten van <strong>het</strong><br />
Belgische volk, en ik zweer de opdrachten,<br />
die mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />
zullen worden toevertrouwd, in eer<br />
en geweten getrouw te vervullen.” of<br />
in <strong>het</strong> Frans: “Je jure fidélité au Roi,<br />
obéissance à la Constitution et aux<br />
lois du peuple belge, et je jure de<br />
remplir fidèlement, en âme et conscience,<br />
les missions qui me seront confiées<br />
en qualité de réviseur d’entreprises.”<br />
of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van<br />
Beroep van Luik de volgende eed in<br />
<strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre Treue dem<br />
König, Gehorsam der Verfassung und<br />
den Gesetzen des belgischen Volkes<br />
und ich schwöre die mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer<br />
erteilten Aufträge auf<br />
Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich<br />
zu erfüllen.”<br />
De personen van vreemde nationaliteit<br />
leggen voor <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />
van Brussel de volgende eed af in <strong>het</strong><br />
Nederlands: “Ik zweer de opdrachten,<br />
die mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor zullen<br />
worden toevertrouwd, in eer en geweten,<br />
getrouw en volgens de voorschriften<br />
van de Belgische wet, te<br />
vervullen.” of in <strong>het</strong> Frans: “Je jure<br />
de remplir fidèlement, en âme et conscience,<br />
selon les prescriptions de la<br />
loi belge, les missions qui me seront<br />
confiées en qualité de réviseur d’entreprises.”<br />
of ook nog voor <strong>het</strong> Hof<br />
van Beroep van Luik de volgende<br />
eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre die<br />
mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer erteilten<br />
Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau<br />
und ehrlich und gemäss den Vorschriften<br />
des belgischen Gesetzes zu<br />
erfüllen.”;<br />
7° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn;<br />
8° verbonden zijn met een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
of over een organisatie<br />
beschikken die toelaat onderhavige<br />
wet en zijn uitvoeringsbesluiten na te<br />
leven.<br />
Art. 6. § 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt door de Raad toegekend<br />
aan iedere rechtspersoon of een<br />
andere entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />
rechtsvorm, met zetel in een Lidstaat van<br />
de Europese Unie, die de volgende voorwaarden<br />
vervult:<br />
1° de natuurlijke personen die de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen namens<br />
<strong>het</strong> auditkantoor uitvoeren,<br />
moeten de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
hebben;<br />
2° de meerderheid van de stemrechten is<br />
in <strong>het</strong> bezit van auditkantoren en/of<br />
van wettelijke auditors;<br />
3° de meerderheid van de leden van <strong>het</strong><br />
bestuursorgaan is samengesteld uit<br />
auditkantoren en/of wettelijke auditors.<br />
Wanneer <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />
slechts uit twee leden bestaat, moet<br />
ten minste één van hen een auditkantoor<br />
of een wettelijke auditor zijn.<br />
Wanneer een auditkantoor lid is van<br />
<strong>het</strong> bestuursorgaan, wordt dit kantoor<br />
vertegenwoordigd, overeenkomstig<br />
artikel 132 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen,<br />
door een natuurlijke<br />
persoon die erkend is <strong>als</strong> wettelijke<br />
auditor.<br />
§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1<br />
kan de rechtspersoon of een andere enti-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 103
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
teit met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />
niet worden toegelaten <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />
indien, naar <strong>het</strong> oordeel van de Raad,<br />
de betrouwbaarheid in <strong>het</strong> gedrang is gebracht<br />
naar aanleiding van één van de<br />
volgende elementen of gelijkaardige elementen:<br />
1° de rechtspersoon of een andere entiteit<br />
met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />
werd failliet verklaard, heeft<br />
een gerechtelijk akkoord verkregen,<br />
werd gerechtelijk ontbonden of heeft<br />
<strong>het</strong> voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige<br />
gerechtelijke of administratieve<br />
maatregel in België of in <strong>het</strong><br />
buitenland;<br />
2° de rechtspersoon of de entiteit met<br />
om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm, heeft<br />
<strong>het</strong> voorwerp uitgemaakt van een<br />
strafrechtelijke of tuchtrechtelijke<br />
veroordeling die in kracht van gewijsde<br />
is gegaan, in toepassing van<br />
de wetten en besluiten bedoeld in<br />
artikel 5, 3°, van ten minste<br />
1.500 euro, zelfs met uitstel, of van<br />
een definitieve straf in <strong>het</strong> buitenland<br />
die daar voor een auditkantoor <strong>het</strong><br />
verlies van deze hoedanigheid met<br />
zich meebrengt;<br />
3° de benaming, <strong>het</strong> doel of andere statutaire<br />
clausules van de rechtspersoon<br />
of van een andere entiteit met<br />
om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm kunnen<br />
aanleiding zijn voor derden om<br />
zich te vergissen wat de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor of andere eigenschappen<br />
van de rechtspersoon of<br />
van de entiteit betreft;<br />
4° één van haar vennoten of één van de<br />
leden van <strong>het</strong> bestuursorgaan bevindt<br />
zich in één van in artikel 5, 3°<br />
bedoelde situaties, tenzij binnen de<br />
maand van de ingebrekestelling door<br />
de Raad de betrokken persoon ontslag<br />
neemt <strong>als</strong> vennoot en/of <strong>als</strong> lid<br />
van <strong>het</strong> bestuursorgaan, naargelang<br />
<strong>het</strong> geval.<br />
Art. 7. § 1. Aan de natuurlijke personen<br />
van derde landen wordt, op hun<br />
schriftelijk, gehandtekend en aan <strong>het</strong> Instituut<br />
gericht verzoek, de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor toegekend, indien zij<br />
aan de volgende voorwaarden voldoen:<br />
1° onderdaan zijn van een Staat die aan<br />
Belgische bedrijfsrevisoren op zijn<br />
grondgebied <strong>het</strong> voordeel van de wederkerigheid<br />
toekent wat de toelating<br />
tot <strong>het</strong> beroep betreft;<br />
2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;<br />
3° voldoen aan de eisen bepaald in<br />
artikel 5, 4° en 5°, van de wet en in<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit te nemen in uitvoering<br />
van artikel 29 betreffende de<br />
toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />
4° noch in België noch in <strong>het</strong> land waar<br />
zij gemachtigd zijn de wettelijke controle<br />
op de financiële staten van ondernemingen<br />
uit te voeren, in staat<br />
van faillissement zijn verklaard zonder<br />
eerherstel te hebben bekomen of<br />
er veroordeeld zijn tot straffen die <strong>het</strong><br />
verbod meebrengen om een beroepsactiviteit,<br />
die gelijkwaardig is met<br />
die van bedrijfsrevisor, uit te oefenen;<br />
5° zich ertoe verbinden in België een<br />
vestiging te houden waar de beroepsactiviteit<br />
effectief zal uitgeoefend<br />
worden en waar de ermee samenhangende<br />
akten, documenten en briefwisseling<br />
zullen bewaard worden;<br />
6° voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Brussel<br />
of van Luik, de eed afleggen bepaald<br />
in artikel 5, 6°, van de wet;<br />
7° zich ertoe verbinden alle deontologische<br />
verplichtingen na te leven die op<br />
de bedrijfsrevisoren van toepassing<br />
zijn;<br />
8° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn.<br />
§ 2. Aan de entiteiten, andere dan een<br />
natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong> recht van<br />
derde landen, wordt op hun schriftelijk,<br />
gehandtekend en aan <strong>het</strong> Instituut gericht<br />
verzoek de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
toegekend indien zij aan de volgende<br />
voorwaarden voldoen:<br />
1° alle vennoten, even<strong>als</strong> de zaakvoerders<br />
en bestuurders, moeten gemachtigd<br />
zijn in de Staat waar zij hun<br />
hoofdvestiging hebben, om de wettelijke<br />
controle op de financiële staten<br />
van ondernemingen uit te voeren; indien<br />
de vennoot een rechtspersoon is,<br />
is dezelfde voorwaarde van toepassing<br />
op de vennoten van deze laatste;<br />
2° hun zetel en hun hoofdvestiging hebben<br />
in een Staat die aan de Belgische<br />
bedrijfsrevisoren op zijn grondgebied<br />
<strong>het</strong> voordeel van de wederkerigheid<br />
toekent wat de toelating tot <strong>het</strong> be-<br />
104 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
roep betreft; zij moeten er gemachtigd<br />
zijn om in die Staat de wettelijke<br />
controle op de financiële staten van<br />
ondernemingen uit te voeren;<br />
3° opgericht zijn in een vorm, onder een<br />
statuut en onder voorwaarden die<br />
vergelijkbaar zijn met die waaronder<br />
de bedrijfsrevisoren zich in België<br />
kunnen verenigen; zij verbinden zich<br />
ertoe, voor <strong>het</strong> uitoefenen in België<br />
van hun activiteiten <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />
zich te doen kennen onder een<br />
firma die enkel de naam mag bevatten<br />
van een of meerdere natuurlijke<br />
personen, die vennoot, zaakvoerder<br />
of bestuurder zijn of de naam van één<br />
of meer natuurlijke personen die de<br />
hoedanigheid van vennoot hebben<br />
gehad;<br />
4° tenminste één bestuurder of zaakvoerder<br />
moet bedrijfsrevisor zijn en<br />
moet belast zijn met <strong>het</strong> bestuur van<br />
de vestiging in België; indien meerdere<br />
personen met dit bestuur zijn belast,<br />
moet de meerderheid ervan bedrijfsrevisor<br />
zijn;<br />
5° alle vennoten, bestuurders of zaakvoerders<br />
die gewoonlijk hun beroepsactiviteit<br />
in België uitoefenen<br />
moeten bedrijfsrevisor zijn;<br />
6° zich ertoe verbinden in België een<br />
vestiging te houden waar de beroepsactiviteit<br />
effectief zal uitgeoefend<br />
worden en waar de daarmee samenhangende<br />
akten, documenten en<br />
briefwisseling zullen bewaard worden;<br />
7° zich ertoe verbinden in België rechtstreeks<br />
of zijdelings geen activiteiten<br />
uit te oefenen die onverenigbaar zijn<br />
met de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;<br />
8° zich ertoe verbinden artikel 132 van<br />
<strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen te<br />
eerbiedigen, telkens een controleopdracht<br />
hen in België wordt toevertrouwd.<br />
§ 3. In uitvoering van de internationale<br />
verdragen waarbij België partij is op<br />
voorwaarde van wederkerigheid stelt de<br />
Koning, na advies van de Raad en van de<br />
Hoge Raad voor de Economische Beroepen,<br />
de modaliteiten vast voor de<br />
toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
aan de auditors of auditorganisaties<br />
van een derde land <strong>als</strong>ook de<br />
regels inzake <strong>het</strong> publiek toezicht, de<br />
kwaliteitscontrole en <strong>het</strong> toezicht op deze<br />
personen.<br />
§ 4. De Koning stelt eveneens de regels<br />
vast voor de inschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />
register <strong>als</strong> auditor of auditorganisatie<br />
van een derde land en voor <strong>het</strong> publiek<br />
toezicht, de kwaliteitscontrole en <strong>het</strong> toezicht<br />
op de auditors en auditorganisaties<br />
van een derde land, die een controleverklaring<br />
afleveren betreffende de jaarrekening<br />
of de geconsolideerde jaarrekening<br />
van een vennootschap die haar statutaire<br />
zetel buiten de Europese Gemeenschap<br />
heeft en waarvan de effecten in België<br />
zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />
markt in de zin van<br />
artikel 4, eerste lid, punt 14, van Richtlijn<br />
2004/39/EG, behalve indien de vennootschap<br />
alleen een emittent is van effecten<br />
die in een lidstaat zijn toegelaten tot de<br />
handel op een gereglementeerde markt in<br />
de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van<br />
Richtlijn 2004/109/EG, met een nominale<br />
waarde per eenheid van ten minste<br />
50.000 euro of, in <strong>het</strong> geval van effecten<br />
die in een andere munteenheid luiden, op<br />
de dag van uitgifte equivalent aan ten<br />
minste 50.000 euro.<br />
Art. 8. § 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt door de Raad ingetrokken<br />
wanneer aan de voorwaarden<br />
voor de toekenning van deze hoedanigheid<br />
met uitzondering van de voorwaarde<br />
bepaald in artikel 5, 7° niet meer is voldaan<br />
of wanneer diens betrouwbaarheid<br />
ernstig in <strong>het</strong> gedrang is gekomen overeenkomstig<br />
artikel 5, 3°, in geval van een<br />
natuurlijke persoon of artikel 6, § 1, 2°<br />
en 3° en § 2, in geval van een rechtspersoon<br />
of een andere entiteit ongeacht haar<br />
rechtsvorm.<br />
De Raad kan de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
slechts intrekken na de betrokkene<br />
te hebben uitgenodigd om zijn<br />
opmerkingen te laten geworden binnen<br />
een termijn die niet minder mag zijn dan<br />
vijftien dagen. De Raad motiveert zijn<br />
beslissing.<br />
Tegen die beslissing kan beroep worden<br />
ingesteld bij de Commissie van Beroep.<br />
Het beroep wordt binnen de dertig<br />
dagen na de kennisgeving van de beslissing<br />
van de Raad ingeleid bij de Commissie<br />
van Beroep. De artikelen 64,<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 105
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
tweede paragraaf en 66 van de wet zijn<br />
van toepassing.<br />
§ 2. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt ingetrokken op de zevenenzestigste<br />
verjaardag van bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen.<br />
§ 3. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt ingetrokken wanneer de bedrijfsrevisoren,<br />
drie maanden na de<br />
terechtwijzing voorzien in artikel 37, in<br />
gebreke blijven van <strong>het</strong> betalen van alle<br />
of een gedeelte van de bijdragen of van<br />
<strong>het</strong> indienen van documenten tot vaststelling<br />
van de bijdrage, of nog van <strong>het</strong> meedelen<br />
van inlichtingen of documenten die<br />
ze moeten meedelen aan <strong>het</strong> Instituut.<br />
§ 4. De definitieve intrekking van de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor en de<br />
redenen daarvoor worden door <strong>het</strong> Instituut<br />
meegedeeld aan de relevante bevoegde<br />
autoriteiten van de Lidstaat waar<br />
de bedrijfsrevisor, is toegelaten <strong>als</strong> wettelijke<br />
auditor of auditkantoor.<br />
Art. 9. § 1. Iedere beslissing van de<br />
Raad tot inschrijving van een kandidaat<br />
<strong>als</strong> bedrijfsrevisor is vatbaar voor beroep<br />
vanwege de Procureur-generaal bij de<br />
Commissie van Beroep en volgens de<br />
modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.<br />
Hetzelfde geldt voor iedere beslissing<br />
waarbij de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt ingetrokken.<br />
Indien de Procureur-generaal beroep<br />
aantekent tegen de beslissing van de<br />
Raad van <strong>het</strong> Instituut om een kandidaat<br />
<strong>als</strong> bedrijfsrevisor toe te laten, dient hij<br />
de Raad er gelijktijdig van op de hoogte<br />
te brengen.<br />
§ 2. Iedere beslissing van de Raad tot<br />
herinschrijving van een kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />
is vatbaar voor beroep vanwege<br />
de Procureur-generaal bij de<br />
Commissie van Beroep en volgens de<br />
modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.<br />
Indien de Procureur-generaal beroep<br />
aantekent tegen de beslissing van de<br />
Raad om een kandidaat opnieuw <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />
toe te laten, dient hij de<br />
Raad er gelijktijdig van op de hoogte te<br />
brengen.<br />
§ 3. Tegen iedere beslissing van de<br />
Raad, waarbij de toelating van een kandidaat<br />
<strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt geweigerd,<br />
staat voor de belanghebbende beroep<br />
open bij de voormelde Commissie van<br />
Beroep.<br />
§ 4. Tegen iedere beslissing van de<br />
Raad, waarbij de herinschrijving van een<br />
kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt geweigerd,<br />
staat voor de belanghebbende<br />
beroep open bij de voormelde Commissie.<br />
Art. 10. § 1. De Raad houdt een<br />
openbaar register bij waarin de bedrijfsrevisoren<br />
worden geregistreerd.<br />
De auditors en de auditorganisaties<br />
van derde landen die overeenkomstig<br />
artikel 7, § 4 zijn geregistreerd, worden<br />
in die hoedanigheid afzonderlijk in <strong>het</strong><br />
openbaar register vermeld.<br />
§ 2. De registratiegegevens worden in<br />
elektronische vorm in <strong>het</strong> register opgeslagen.<br />
Eenieder kan deze te allen tijde<br />
op de website van <strong>het</strong> Instituut consulteren.<br />
§ 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon en elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />
worden door een individueel nummer in<br />
<strong>het</strong> openbaar register geïdentificeerd.<br />
§ 4. Het openbaar register bevat de<br />
naam en <strong>het</strong> adres van de bevoegde autoriteiten<br />
die belast zijn met de registratie,<br />
<strong>het</strong> toezicht, de kwaliteitscontrole, de<br />
sancties, en <strong>het</strong> publiek toezicht.<br />
§ 5. De modaliteiten inzake actualisering<br />
en toegang tot <strong>het</strong> openbaar register<br />
worden door de Koning bepaald.<br />
Art. 11. § 1. Alleen de natuurlijke<br />
personen of entiteiten ingeschreven in<br />
<strong>het</strong> openbaar register mogen de titel van<br />
bedrijfsrevisor dragen.<br />
De auditors en de auditorganisaties van<br />
een derde land ingeschreven overeenkomstig<br />
artikel 7, § 4 dragen niet de titel<br />
van bedrijfsrevisor.<br />
§ 2. De Raad kan onder de voorwaarden<br />
bepaald door <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
toelaten aan oud-bedrijfsrevisoren<br />
106 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen de titel van erebedrijfsrevisor<br />
te voeren.<br />
De toelating wordt door de Raad ingetrokken,<br />
indien aan de voorwaarden voor<br />
de toekenning niet meer is voldaan. Tegen<br />
de beslissing tot intrekking is beroep<br />
mogelijk voor de Commissie van Beroep<br />
en volgens de modaliteiten voorzien in<br />
artikel 64, § 2.<br />
§ 3. De stagiairs kunnen de titel van bedrijfsrevisor<br />
stagiair dragen. De stagiaires<br />
hebben niet de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor, maar staan onder <strong>het</strong> toezicht<br />
en de tuchtmacht van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Hoofdstuk III. – De rechten en<br />
plichten van de bedrijfsrevisoren<br />
Art. 12. De bedrijfsrevisoren en de auditors<br />
en auditorganisaties van een derde<br />
land, die in België geregistreerd zijn, betalen<br />
jaarlijkse bijdragen ter financiering<br />
van de werkingskosten van <strong>het</strong> Instituut,<br />
waarvan <strong>het</strong> bedrag door de algemene<br />
vergadering van <strong>het</strong> Instituut wordt vastgesteld<br />
binnen de grenzen en volgens de<br />
modaliteiten bepaald in <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Art. 13. § 1. Het is de bedrijfsrevisor<br />
niet toegelaten werkzaamheden uit te oefenen<br />
of daden te stellen die onverenigbaar<br />
zijn met de waardigheid of de<br />
onafhankelijkheid van zijn functie.<br />
§ 2. Het is de bedrijfsrevisor niet toegelaten<br />
revisorale opdrachten uit te voeren<br />
in de volgende omstandigheden:<br />
a) de functie van bediende uitoefenen,<br />
behoudens bij een andere bedrijfsrevisor<br />
of een ander bedrijfsrevisorenkantoor;<br />
b) rechtstreeks of onrechtstreeks een<br />
handelsactiviteit uitoefenen, onder<br />
andere in de hoedanigheid van bestuurder<br />
van een handelsvennootschap;<br />
<strong>het</strong> uitoefenen van een mandaat<br />
van bestuurder in burgerlijke<br />
vennootschappen die de rechtsvorm<br />
van een handelsvennootschap hebben<br />
aangenomen, wordt niet bedoeld<br />
door deze onverenigbaarheid;<br />
c) de functie van Minister of Staatssecretaris<br />
bekleden.<br />
Het punt a) is niet van toepassing op<br />
een taak in <strong>het</strong> onderwijs.<br />
§ 3. Wat punt a) en punt b) bedoeld in<br />
de tweede paragraaf betreft, kan een afwijking<br />
worden toegekend door de Raad<br />
van <strong>het</strong> Instituut, na gunstig advies van<br />
<strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris.<br />
Art. 14. § 1. Bij <strong>het</strong> vervullen van de<br />
hem toevertrouwde revisorale opdrachten<br />
handelt de bedrijfsrevisor in volledige<br />
onafhankelijkheid van de betrokken<br />
personen.<br />
§ 2. Elke situatie waarin de onafhankelijkheid<br />
van een bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />
gedrang wordt gebracht, door een belangenconflict,<br />
of op een andere wijze,<br />
brengt eveneens de onafhankelijkheid in<br />
<strong>het</strong> gedrang:<br />
a) van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
waarvan de betrokkene vennoot, lid<br />
van <strong>het</strong> bestuursorgaan of vaste vertegenwoordiger<br />
is;<br />
b) van zijn vennoten;<br />
c) van de leden van <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor bedoeld<br />
in punt a);<br />
d) van de bedrijfsrevisoren die lid zijn<br />
van <strong>het</strong> netwerk waarvan de bedrijfsrevisor<br />
lid is.<br />
§ 3. De bedrijfsrevisor moet:<br />
1° vooraleer een opdracht te aanvaarden,<br />
beschikken over de bekwaamheid,<br />
medewerking en tijd vereist om<br />
deze opdracht goed uit te voeren;<br />
2° zich met de nodige zorg en in volledige<br />
onafhankelijkheid kwijten van<br />
de zijn toevertrouwde revisorale opdrachten;<br />
3° geen opdrachten aanvaarden onder<br />
voorwaarden die een objectieve uitvoering<br />
daarvan in <strong>het</strong> gedrang zouden<br />
kunnen brengen;<br />
4° geen werkzaamheden uitoefenen die<br />
onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid<br />
van zijn taak;<br />
5° alle aanzienlijke bedreigingen voor<br />
zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen<br />
die zijn genomen<br />
om deze bedreigingen in te perken,<br />
onderbouwen in zijn werkdocumenten.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 107
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
§ 4. De bedrijfsrevisor, natuurlijke persoon,<br />
zet zijn permanente vorming op<br />
continue wijze voort teneinde zijn theoretische<br />
kennis, zijn beroepsbekwaamheden<br />
en zijn beroepsethiek op een<br />
voldoende peil te houden.<br />
§ 5. Noch de aandeelhouders van een<br />
bedrijfsrevisorenkantoor, noch de leden<br />
van <strong>het</strong> bestuursorgaan van <strong>het</strong> betrokken<br />
bedrijfsrevisorenkantoor, noch verbonden<br />
personen mogen een zodanige bemoeienis<br />
met de uitvoering van een<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />
van een andere revisorale opdracht hebben<br />
waardoor afbreuk wordt gedaan aan<br />
de onafhankelijkheid en objectiviteit van<br />
de bedrijfsrevisor die namens <strong>het</strong> betrokken<br />
bedrijfsrevisorenkantoor de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen of de<br />
revisorale opdracht uitvoert.<br />
Art. 15. § 1. De bedrijfsrevisoren die<br />
wettelijke controles van de enkelvoudige<br />
jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening<br />
bij organisaties van openbaar belang<br />
uitvoeren, maken uiterlijk drie maanden<br />
na <strong>het</strong> eind van elk boekjaar op hun<br />
websites jaarlijkse transparantieverslagen<br />
bekend die ze via een elektronische<br />
handtekening bevestigen. Dit verslag bevat<br />
in hoofde van de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon ten minste de volgende<br />
informatie:<br />
a) indien hij tot een netwerk behoort,<br />
een beschrijving van dit netwerk en<br />
van de juridische en structurele regelingen<br />
binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />
b) een aanduiding van wanneer de laatste<br />
kwaliteitscontrole zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in artikel 33 heeft plaatsgevonden;<br />
c) een lijst van de organisaties van<br />
openbaar belang waarbij <strong>het</strong> afgelopen<br />
jaar de wettelijke controle van de<br />
jaarrekening heeft uitgevoerd;<br />
d) de data waarop de informatie opgenomen<br />
onder a) tot c) werden bijgewerkt.<br />
§ 2. Bovendien bevestigen de bedrijfsrevisorenkantoren<br />
de volgende informatie:<br />
a) een beschrijving van de juridische en<br />
kapita<strong>als</strong>tructuur;<br />
b) indien een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
tot een netwerk behoort, een beschrijving<br />
van <strong>het</strong> netwerk en van de<br />
juridische en structurele regelingen<br />
binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />
c) een beschrijving van de bestuursstructuur<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor;<br />
d) een beschrijving van <strong>het</strong> interne kwaliteitbeheersingssysteem<br />
en een verklaring<br />
van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />
bestuursorgaan betreffende de doeltreffendheid<br />
van de werking van dit<br />
systeem;<br />
e) een aanduiding van wanneer de laatste<br />
kwaliteitscontrole zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in artikel 33 heeft plaatsgevonden;<br />
f) een lijst van de organisaties van<br />
openbaar belang waarbij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
<strong>het</strong> afgelopen jaar<br />
een wettelijke controle van de jaarrekening<br />
heeft uitgevoerd;<br />
g) een verklaring betreffende de praktijken<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
op <strong>het</strong> gebied van de onafhankelijkheid,<br />
waarin tevens wordt bevestigd<br />
dat een interne beoordeling van de<br />
naleving van de onafhankelijkheidseisen<br />
heeft plaatsgevonden;<br />
h) een verklaring inzake de door <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
gevolgde gedragslijn<br />
betreffende de permanente<br />
scholing van bedrijfsrevisoren <strong>als</strong> bedoeld<br />
in artikel 31;<br />
i) financiële informatie waaruit blijkt<br />
hoe belangrijk <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
en zijn netwerk in België<br />
zijn, zo<strong>als</strong> de totale omzet uitgesplitst<br />
naar honoraria voor de wettelijke<br />
controle van de jaarrekening en geconsolideerde<br />
jaarrekening, en honoraria<br />
voor andere revisorale opdrachten,<br />
belastingadviesopdrachten en<br />
andere opdrachten buiten de revisorale<br />
opdrachten;<br />
j) informatie over de grondslagen voor<br />
de vergoeding van vennoten;<br />
k) de data waarop de informatie opgenomen<br />
onder a) tot j) werden bijgewerkt.<br />
Art. 16. Telkens wanneer een revisorale<br />
opdracht wordt toevertrouwd aan een<br />
bedrijfsrevisorenkantoor, is dat bedrijfsrevisorenkantoor<br />
ertoe gehouden een<br />
vertegenwoordiger bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon te benoemen. Deze bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon dient <strong>als</strong><br />
vennoot of anderszins aan dat kantoor<br />
verbonden te zijn en belast met de uit-<br />
108 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
voering van deze opdracht in naam en<br />
voor rekening van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Bij de uitvoering van deze revisorale<br />
opdracht, heeft de bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon die <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
vertegenwoordigt alleen de<br />
handtekeningbevoegdheid voor rekening<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Deze vertegenwoordiger moet aan<br />
dezelfde voorwaarden voldoen en is burgerrechtelijk,<br />
strafrechtelijk en tuchtrechtelijk<br />
aansprakelijk <strong>als</strong>of hij zelf de<br />
betrokken opdracht in eigen naam en<br />
voor eigen rekening zou volbrengen, onverminderd<br />
de hoofdelijke aansprakelijkheid<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor dat<br />
hij vertegenwoordigt.<br />
Laatstgenoemde mag zijn vertegenwoordiger<br />
niet ontslaan zonder tegelijk<br />
een opvolger te benoemen.<br />
Art. 17. De bedrijfsrevisoren zijn aansprakelijk,<br />
overeenkomstig <strong>het</strong> gemeen<br />
recht, voor de uitoefening van de opdrachten,<br />
hen toevertrouwd door of<br />
krachtens de wet. Behoudens bij overtreding<br />
gepleegd met bedrieglijk opzet of<br />
met <strong>het</strong> oogmerk om te schaden, wordt<br />
deze aansprakelijkheid beperkt tot een<br />
bedrag van drie miljoen euro voor de uitoefening<br />
van een van deze opdrachten bij<br />
een andere persoon dan een genoteerde<br />
vennootschap, verhoogd tot twaalf miljoen<br />
euro voor de uitoefening van een<br />
van deze opdrachten bij een genoteerde<br />
vennootschap. De Koning kan deze bedragen<br />
wijzigen bij een besluit vastgesteld<br />
na overleg in de Ministerraad.<br />
Het is de bedrijfsrevisoren verboden<br />
zich aan deze aansprakelijkheid, zelfs gedeeltelijk,<br />
door een bijzondere overeenkomst<br />
te onttrekken.<br />
Het is hun geoorloofd hun burgerrechtelijke<br />
aansprakelijkheid te laten dekken<br />
door een door de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
goedgekeurd verzekeringscontract.<br />
De bepalingen bedoeld in <strong>het</strong> eerste en<br />
tweede lid zijn ook van toepassing op de<br />
opdrachten die door of krachtens de wet<br />
toevertrouwd worden aan de commissaris<br />
of, bij gebrek aan een commissaris,<br />
aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant,<br />
inclusief de gevallen waarbij<br />
deze opdrachten worden uitgeoefend<br />
door een accountant.<br />
Hoofdstuk IV. – Beheer en werking<br />
van <strong>het</strong> Instituut<br />
Art. 18. De Koning stelt, op voorstel<br />
van of na advies van de Raad van <strong>het</strong> Instituut,<br />
<strong>het</strong> stagereglement en <strong>het</strong> tuchtreglement<br />
vast, <strong>als</strong>mede de andere<br />
reglementen die noodzakelijk zijn voor<br />
de werking van <strong>het</strong> Instituut en voor de<br />
verwezenlijking van zijn bij deze wet<br />
omschreven doelstellingen.<br />
Deze reglementen worden vastgesteld<br />
op voorstel of na advies van de Hoge<br />
Raad voor de Economische Beroepen.<br />
Art. 19. De algemene vergadering is<br />
samengesteld, met beslissende stem, uit<br />
alle bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />
en, met raadgevende stem, uit alle<br />
bedrijfsrevisorenkantoren.<br />
Zij kiest de voorzitter, de ondervoorzitter,<br />
de andere leden van de Raad en van<br />
<strong>het</strong> Instituut en de commissarissen, keurt<br />
de jaarrekening goed, verleent de Raad<br />
kwijting voor zijn bestuur, beraadslaagt<br />
over alle onderwerpen waarvoor deze<br />
wet en de reglementen haar bevoegdheid<br />
verlenen.<br />
De vergadering neemt bovendien, door<br />
middel van berichten, voorstellen of aanbevelingen<br />
aan de raad, kennis van alle<br />
onderwerpen die <strong>het</strong> Instituut aanbelangen<br />
en die regelmatig zijn voorgelegd.<br />
De beslissingen van de algemene vergadering<br />
zijn in België bindend voor al<br />
de bedrijfsrevisoren en stagiaires. Zij<br />
worden genomen bij meerderheid van de<br />
aanwezige of vertegenwoordigde bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen. Elke<br />
bedrijfsrevisor natuurlijke persoon heeft<br />
recht op één stem. De bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen kunnen aan een andere<br />
bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />
schriftelijk volmacht geven om op de algemene<br />
vergadering in hun plaats te<br />
stemmen. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon kan houder zijn van ten hoogste<br />
twee volmachten.<br />
Art. 20. De algemene vergadering<br />
komt ten minste éénmaal per jaar bijeen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 109
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
De datum en de modaliteiten dezer bijeenkomst<br />
worden bepaald in <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement.<br />
De Raad van <strong>het</strong> Instituut kan, telkens<br />
<strong>als</strong> hij <strong>het</strong> nuttig acht, de algemene vergadering<br />
bijeenroepen. Hij dient dit te doen<br />
wanneer één vijfde van de bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen <strong>het</strong> schriftelijk<br />
aanvragen, met aanduiding van <strong>het</strong> onderwerp<br />
dat zij op de agenda wensen te<br />
zien geplaatst.<br />
De oproepingen worden verzonden,<br />
voor de gewone algemene vergadering<br />
ten minste vijftien dagen en voor de buitengewone<br />
algemene vergaderingen ten<br />
minste acht dagen vóór de vergadering;<br />
zij vermelden de agenda.<br />
De rekeningen worden opgemaakt volgens<br />
de bepalingen van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement en bij uittreksel aan de bedrijfsrevisoren<br />
ter kennis gebracht. Zij<br />
moeten door de zorg van de penningmeester,<br />
gedurende de vijftien dagen welke<br />
de algemene vergadering voorafgaan,<br />
ten zetel van <strong>het</strong> Instituut voor de bedrijfsrevisoren<br />
ter inzage worden gelegd.<br />
Art. 21. § 1. Het Instituut staat onder<br />
de leiding van een Raad, samengesteld uit:<br />
1° Een voorzitter en een ondervoorzitter,<br />
die bij geheime stemming door de<br />
algemene vergadering voor drie jaar<br />
onder de bedrijfsrevisoren, natuurlijke<br />
personen, worden gekozen; hun<br />
mandaat, dat verstrijkt op de dag zelf<br />
van de jaarlijkse algemene vergadering,<br />
kan éénmaal hernieuwd worden.<br />
Indien de voorzitter Franstalig is,<br />
moet de ondervoorzitter verplicht<br />
Nederlandstalig zijn of omgekeerd;<br />
2° Twaalf leden, zes Franstalige en zes<br />
Nederlandstalige, die door de algemene<br />
vergadering, bij een van de vorige<br />
verschillende geheime stemming<br />
voor drie jaar onder de bedrijfsrevisoren,<br />
natuurlijke personen, worden<br />
gekozen; hun mandaat dat eindigt op<br />
dezelfde dag <strong>als</strong> de jaarlijkse algemene<br />
vergadering kan hernieuwd worden.<br />
§ 2. Onder deze twaalf leden wijst de<br />
Raad van <strong>het</strong> Instituut een Franstalige en<br />
een Nederlandstalige secretaris aan; één<br />
van beiden zal door de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
gelast worden tevens <strong>het</strong> ambt van<br />
penningmeester waar te nemen.<br />
§ 3. De beslissingen van de Raad van<br />
<strong>het</strong> Instituut worden bij meerderheid van<br />
stemmen genomen. Bij staking van stemmen<br />
is die van de voorzitter beslissend.<br />
§ 4. Elke beslissing van de Raad van<br />
<strong>het</strong> Instituut die betrekking heeft op één<br />
welbepaalde persoon wordt met redenen<br />
omkleed.<br />
Art. 22. § 1. De Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
vertegenwoordigt <strong>het</strong> Instituut bij<br />
rechtshandelingen en bij rechtsvorderingen,<br />
<strong>het</strong>zij <strong>als</strong> eiser of <strong>als</strong> verweerder. De<br />
voorzitter of ondervoorzitter kunnen optreden<br />
namens de Raad.<br />
§ 2. De Raad garandeert de werking<br />
van <strong>het</strong> Instituut overeenkomstig deze<br />
wet en de reglementen.<br />
§ 3. Hij bezit elke bevoegdheid van bestuur<br />
en beschikking, welke hem door<br />
deze wet of de reglementen niet wordt<br />
ontnomen. De reglementen met <strong>het</strong> oog<br />
op de inrichting of de beperking dier bevoegdheid<br />
kunnen slechts tegen derden<br />
worden aangevoerd in zover <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit, waarbij zij worden vastgesteld,<br />
in <strong>het</strong> Belgisch Staatsblad is<br />
bekendgemaakt.<br />
§ 4. De Raad vertrouwt <strong>het</strong> dagelijks<br />
bestuur toe aan verscheidene leden, die,<br />
onder de leiding van de voorzitter van <strong>het</strong><br />
Instituut en onder de voorwaarden voorzien<br />
in <strong>het</strong> huishoudelijke reglement, <strong>het</strong><br />
Uitvoerend Comité zullen vormen.<br />
§ 5. Het Instituut voert zijn opdrachten<br />
uitsluitend uit in <strong>het</strong> algemeen belang.<br />
Het Instituut, de leden van zijn organen<br />
en zijn personeelsleden zijn niet burgerlijk<br />
aansprakelijk voor hun beslissingen,<br />
handelingen of gedragingen in de uitoefening<br />
van de wettelijke opdrachten van<br />
<strong>het</strong> Instituut behalve in geval van bedrog<br />
of zware fout.<br />
De schending van <strong>het</strong> geheime karakter<br />
van <strong>het</strong> tuchtonderzoek is een zware<br />
fout even<strong>als</strong> de beslissing tot <strong>het</strong> geven<br />
van een injunctie die kennelijk een misbruik<br />
is.<br />
110 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Art. 23. Alleen bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen kunnen worden benoemd<br />
<strong>als</strong> voorzitter, ondervoorzitter of<br />
lid van de Raad, of meer in <strong>het</strong> algemeen,<br />
<strong>als</strong> lid van een orgaan dat door of krachtens<br />
onderhavige wet wordt opgericht.<br />
Deze taken worden niet bezoldigd, behoudens<br />
eventuele toekenning van zitpenningen<br />
en van een taakvergoeding.<br />
Art. 24. De ontvangsten van <strong>het</strong> Instituut<br />
<strong>als</strong>mede de voorschriften in verband<br />
met <strong>het</strong> opmaken van en de controle op<br />
de rekeningen en de begroting worden<br />
bepaald door <strong>het</strong> huishoudelijk reglement,<br />
met uitzondering van <strong>het</strong> bepaalde<br />
in de artikelen 25 en 26.<br />
Art. 25. De ontvangsten van <strong>het</strong> Instituut<br />
bestaan o.m. uit:<br />
1° De bijdragen van de bedrijfsrevisoren<br />
en de auditors en auditorganisaties,<br />
die in België geregistreerd zijn;<br />
2° De diverse inkomsten en opbrengsten<br />
van zijn vermogen;<br />
3° De toelagen, legaten en schenkingen.<br />
Art. 26. § 1. Elk jaar legt de Raad ter<br />
goedkeuring aan de algemene vergadering<br />
voor:<br />
1° <strong>het</strong> verslag over de werkzaamheden<br />
van <strong>het</strong> Instituut tijdens <strong>het</strong> verlopen<br />
jaar;<br />
2° de jaarrekening op 31 december van<br />
<strong>het</strong> vorig jaar;<br />
3° <strong>het</strong> verslag van de commissarissen;<br />
4° de begroting voor <strong>het</strong> nieuwe boekjaar.<br />
§ 2. De jaarrekening dient voorafgaandelijk<br />
te worden gecontroleerd door twee<br />
commissarissen. De artikelen 130 tot<br />
133, 134, § 1 en § 3, 135 tot 137, 139 en<br />
140, 142 tot 144, met uitzondering van<br />
artikel 144, eerste lid, 4° en 5° van <strong>het</strong><br />
Wetboek van vennootschappen zijn van<br />
toepassing. Ten behoeve van onderhavige<br />
paragraaf moeten de woorden<br />
“wetboek” en “vennootschap” worden<br />
begrepen <strong>als</strong> respectievelijk “de wet van<br />
22 juli 1953” en “Instituut”.<br />
§ 3. De documenten bedoeld in de eerste<br />
paragraaf, 1° tot 3° worden door de<br />
Raad overgemaakt aan de Minister die<br />
bevoegd is voor economie <strong>als</strong>ook aan de<br />
Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
en aan <strong>het</strong> Advies- en controlecomité<br />
op de onafhankelijkheid van de commissaris<br />
binnen de maand na de algemene<br />
vergadering waarop <strong>het</strong> werd voorgelegd.<br />
Hoofdstuk V. – De stage van de<br />
bedrijfsrevisor<br />
Art. 27. Het Instituut richt voor hen die<br />
zich tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
voorbestemmen, de bij artikel 5, 5° voorziene<br />
stage in.<br />
De stage duurt ten minste drie jaar.<br />
De door de Koning overeenkomstig<br />
artikel 29 vast te leggen nadere bepalingen<br />
modaliteiten betreffende de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor kunnen<br />
nochtans voorzien in een verkorting van<br />
de stageduur.<br />
Art. 28. § 1. Om door de Stagecommissie<br />
tot de stage te worden toegelaten<br />
dient men:<br />
1° de bij artikel 5, 1° en 3° gestelde<br />
voorwaarden te vervullen;<br />
2° de voorwaarden te vervullen inzake<br />
diploma en/of ervaring vastgesteld<br />
met toepassing van artikel 5, 4° en te<br />
slagen voor een toelatingsexamen<br />
waarvan <strong>het</strong> peil de bekwaamheid en<br />
geschiktheid van de toekomstige bedrijfsrevisor<br />
kan waarborgen;<br />
3° ten hoogste zestig jaar oud zijn;<br />
4° een stageovereenkomst te hebben gesloten<br />
met een bedrijfsrevisor die ten<br />
minste vijf jaar in <strong>het</strong> openbaar register<br />
ingeschreven is en die de verplichting<br />
op zich neemt de stagiair bij<br />
diens opleiding tot bedrijfsrevisor te<br />
leiden en bij te staan. De overeenkomst<br />
moet worden goedgekeurd<br />
door de Stagecommissie.<br />
§ 2. Tegen elke beslissing van de Stagecommissie<br />
waarbij de toelating van<br />
een kandidaat tot de stage wordt geweigerd,<br />
kan door de belanghebbende voor<br />
de Commissie van Beroep, beroep worden<br />
aangetekend volgens de modaliteiten<br />
voorzien in artikel 64, § 2.<br />
Art. 29. De modaliteiten inzake de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
worden door de Koning bepaald.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 111
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Hoofdstuk VI. – De rol van <strong>het</strong><br />
Instituut in de uitoefening van de<br />
taak van bedrijfsrevisor<br />
Afdeling 1. – Normen en<br />
aanbevelingen<br />
Art. 30. § 1. Onverminderd internationale<br />
controlestandaarden goedgekeurd<br />
door een wetgevingsinstrument<br />
van de Europese Commissie, formuleert<br />
de Raad de normen en aanbevelingen<br />
met betrekking tot de uitoefening van<br />
opdrachten die worden beoogd door<br />
artikel 4 of die nuttig zijn voor de uitvoering<br />
van de doelstellingen gedefinieerd in<br />
de artikelen 14, § 3 en § 4, 31 en 32.<br />
De inhoud van elke ontwerpnorm of<br />
-aanbeveling wordt door de Raad openbaar<br />
gemaakt.<br />
De Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnorm<br />
of -aanbeveling, na de vertegenwoordiger<br />
van de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
hierover te hebben gehoord.<br />
Deze normen en aanbevelingen krijgen<br />
slechts uitwerking na goedkeuring door<br />
de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
en de Minister die bevoegd is<br />
voor Economie. De goedkeuring door de<br />
Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
gebeurt binnen de drie maanden volgend<br />
op de vraag die hem werd<br />
overgemaakt door <strong>het</strong> Instituut. In geval<br />
van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid<br />
kan de termijn worden beperkt<br />
tot één maand, na onderlinge overeenstemming<br />
tussen de Hoge Raad voor de<br />
Economische Beroepen en <strong>het</strong> Instituut.<br />
De Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen kan de Commissie voor <strong>het</strong><br />
Bank-, Financie- en Assurantiewezen<br />
raadplegen betreffende alle aspecten van<br />
een ontwerpnorm of -aanbeveling met<br />
betrekking tot organisaties van openbaar<br />
belang.<br />
De bepalingen eigen aan de organisaties<br />
van openbaar belang in de normen<br />
inzake de kwaliteitscontrole worden<br />
vastgesteld na raadpleging door de Hoge<br />
Raad voor de Economische Beroepen<br />
van de Commissie voor <strong>het</strong> Bank-, Financie-<br />
en Assurantiewezen.<br />
§ 2. Indien <strong>het</strong> Instituut nalaat zijn normen<br />
en aanbevelingen aan te passen aan<br />
de gewijzigde toepasselijke wettelijke en<br />
reglementaire bepalingen of aan de internationale<br />
controlestandaarden erkend in<br />
een wetgevingsinstrument van de Europese<br />
Commissie, kan de Minister die bevoegd<br />
is voor Economie, na advies van<br />
de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
en <strong>het</strong> Instituut, de nodige wijzigingen<br />
aanbrengen.<br />
De Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen en <strong>het</strong> Instituut moeten de hen<br />
gevraagde adviezen binnen de drie maanden<br />
uitbrengen. Zo niet worden zij geacht<br />
een gunstig advies te hebben uitgebracht.<br />
§ 3. De normen zijn bindend voor de<br />
bedrijfsrevisoren.<br />
De aanbevelingen zijn eveneens bindend,<br />
tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere<br />
omstandigheden kan motiveren dat<br />
de afwijking ten aanzien van de aanbeveling<br />
geen afbreuk doet aan de criteria<br />
vastgesteld in artikel 14, § 3.<br />
§ 4. De normen en aanbevelingen<br />
even<strong>als</strong> hun bijwerkingen worden openbaar<br />
gemaakt op papier en op de website<br />
van <strong>het</strong> Instituut en de Hoge Raad voor<br />
de Economische Beroepen.<br />
De goedkeuring van deze normen en<br />
aanbevelingen even<strong>als</strong> de latere bijwerkingen<br />
hiervan, door de Minister die bevoegd<br />
is voor Economie, maakt <strong>het</strong><br />
voorwerp uit van een bericht dat openbaar<br />
wordt gemaakt in <strong>het</strong> Belgisch<br />
Staatsblad.<br />
§ 5. De Raad ontwikkelt de doctrine inzake<br />
de audittechnieken en de goede toepassing<br />
door de bedrijfsrevisoren van <strong>het</strong><br />
wettelijk, reglementair en normatief kader<br />
dat de uitoefening van hun beroep regelt,<br />
onder de vorm van adviezen,<br />
omzendbrieven of mededelingen.<br />
Het Instituut maakt de adviezen, omzendbrieven<br />
of mededelingen over aan<br />
de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.<br />
Indien hij een onverenigbaarheid vaststelt<br />
tussen deze adviezen, omzendbrieven<br />
of mededelingen en een wet, besluit,<br />
112 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
norm of aanbeveling, nodigt de Hoge<br />
Raad voor de Economische Beroepen <strong>het</strong><br />
Instituut uit om dit te verhelpen, en indien<br />
hij geen genoegdoening krijgt binnen<br />
de termijn die hij vaststelt, gaat hij<br />
over tot de openbaarmaking van zijn eigen<br />
stellingname.<br />
Afdeling 2. – Permanente vorming<br />
Art. 31. Het Instituut ziet erop toe dat<br />
de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />
hun permanente vorming op continue<br />
wijze voortzetten overeenkomstig<br />
artikel 14, § 4.<br />
Afdeling 3. – Toezicht en<br />
kwaliteitscontrole<br />
Art. 32. § 1. Het Instituut ziet toe op<br />
de goede uitvoering door de bedrijfsrevisoren<br />
van de hen toevertrouwde opdrachten;<br />
in <strong>het</strong> kader van deze opdracht, ziet<br />
<strong>het</strong> Instituut erop toe dat de bedrijfsrevisoren<br />
onder andere de principes opgenomen<br />
in de artikelen 13, 14, § 1 tot § 3 en<br />
§ 5, 15, 16 en 17 naleven.<br />
§ 2. Het Instituut kan binnen een termijn<br />
die hij vastlegt de voorlegging bekomen<br />
door zijn bedrijfsrevisoren van<br />
elke informatie, verklaring of document,<br />
en meer in <strong>het</strong> bijzonder van de lijsten<br />
van de door hen aanvaarde revisorale opdrachten,<br />
hun werkprogramma’s en<br />
werkdocumenten, en hun verbanden met<br />
andere personen die deel uitmaken van<br />
hun netwerk en, die al dan niet in een<br />
Lidstaat van de Europese Unie of in een<br />
derde land de hoedanigheid van wettelijke<br />
auditor, auditkantoor, auditor of auditorganisatie<br />
van een derde land hebben,<br />
en de opdrachten die door deze personen<br />
zijn aanvaard in een vennootschap, onderneming<br />
of vereniging waarin de bedrijfsrevisor<br />
een opdracht, waarvan de<br />
uitoefening is voorbehouden aan de bedrijfsrevisoren,<br />
vervult of heeft vervuld.<br />
§ 3. De modaliteiten inzake organisatie<br />
van <strong>het</strong> toezicht op de bedrijfsrevisoren<br />
worden door de Koning bepaald.<br />
Art. 33. § 1. Het Instituut onderwerpt<br />
de bedrijfsrevisoren ten minste om de zes<br />
jaar aan een kwaliteitscontrole, gaat bij<br />
hen over tot alle onderzoeken betreffende<br />
hun werkmethodes, hun organisatie, de<br />
uitgevoerde werkzaamheden en de manier<br />
waarop ze hun opdrachten uitoefenen.<br />
De kwaliteitscontrole beoogt onder andere<br />
de verplichting inzake de permanente<br />
vorming zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 14,<br />
§4.<br />
§ 2. De kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd<br />
overeenkomstig de in deze materie<br />
uitgevaardigde normen, <strong>het</strong>zij door bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen, <strong>het</strong>zij<br />
door aan <strong>het</strong> beroep externe<br />
inspecteurs. Laatstgenoemden zullen<br />
door <strong>het</strong> Instituut worden gecontracteerd<br />
in <strong>het</strong> kader van een arbeidsovereenkomst<br />
ofwel door een samenwerkingsovereenkomst<br />
verbonden zijn met <strong>het</strong><br />
Instituut. Deze personen zullen onderworpen<br />
zijn aan <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />
bedoeld in artikel 458 van <strong>het</strong> Strafwetboek.<br />
§ 3. De bedrijfsrevisoren die de controle<br />
van één of meerdere organisaties van<br />
openbaar belang uitvoeren worden ten<br />
minste om de drie jaar aan een kwaliteitscontrole<br />
onderworpen.<br />
§ 4. De Raad maakt jaarlijks via alle<br />
gepaste middelen de algemene resultaten<br />
van de kwaliteitscontrole openbaar.<br />
§ 5. Het Instituut gaat na of de uit de<br />
kwaliteitscontrole voortvloeiende aanbevelingen<br />
binnen een redelijke termijn<br />
worden opgevolgd.<br />
§ 6. De normen inzake de kwaliteitscontrole<br />
worden vastgesteld overeenkomstig<br />
artikel 30 van onderhavige wet.<br />
§ 7. De Raad is bevoegd voor <strong>het</strong> aannemen<br />
van de besluiten van de kwaliteitscontrole.<br />
§ 8. De modaliteiten inzake organisatie<br />
van de kwaliteitscontrole worden door de<br />
Koning bepaald.<br />
Art. 34. De Koning wijst de organen<br />
van <strong>het</strong> Instituut aan die belast zijn met<br />
<strong>het</strong> organiseren van <strong>het</strong> toezicht en de<br />
kwaliteitscontrole voorzien in de artikelen<br />
32 en 33.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 113
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Afdeling 4. – Beroepsgeheim van <strong>het</strong><br />
Instituut<br />
Art. 35. § 1. Onvermiderd de bepalingen<br />
voorzien in artikel 77 van onderhavige<br />
wet, is artikel 458 van <strong>het</strong><br />
Strafwetboek van toepassing op <strong>het</strong> Instituut,<br />
zijn organen, de leden van zijn organen<br />
en zijn personeelsleden.<br />
§ 2. Het Instituut mag aan de Hoge<br />
Raad voor de Economische Beroepen,<br />
aan <strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de<br />
onafhankelijkheid van de commissaris,<br />
aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
of aan de Commissie voor <strong>het</strong><br />
Bank-, Financie- en Assurantiewezen<br />
elke informatie meedelen die pertinent is<br />
voor de uitoefening van hun bevoegdheden.<br />
Hetzelfde geldt ten aanzien van de<br />
bevoegde autoriteiten van Lidstaten van<br />
de Europese Unie of van een derde land<br />
in geval van een internationaal akkoord,<br />
op voorwaarde dat er wederkerigheid is.<br />
De Koning bepaalt de modaliteiten inzake<br />
de uitwisseling van vertrouwelijke informatie<br />
aan en de samenwerking met de<br />
bevoegde autoriteiten van een Lidstaat<br />
van de Europese Unie en met de bevoegde<br />
autoriteiten van derde landen.<br />
§ 3. In <strong>het</strong> kader van de uitoefening van<br />
zijn opdracht inzake toezicht, kwaliteitscontrole<br />
en tucht of in geval van internationale<br />
verplichtingen, is <strong>het</strong> Instituut<br />
gemachtigd om aan een beroepsorganisatie<br />
die in België of in een Lidstaat van de<br />
Europese Unie een statuut en een functie<br />
heeft die vergelijkbaar is met die van <strong>het</strong><br />
Instituut, informatie over een bedrijfsrevisor<br />
en zijn activiteit mede te delen of<br />
van die organisatie te ontvangen.<br />
§ 4. Onverminderd de bepalingen bedoeld<br />
in de tweede paragraaf, mag informatie<br />
die onder <strong>het</strong> beroepsgeheim valt,<br />
aan geen enkele persoon of autoriteit<br />
worden openbaar gemaakt, behalve wanneer<br />
dit wordt vereist door de wetgeving,<br />
regelgeving of administratieve procedures<br />
van een Lidstaat van de Europese<br />
Unie.<br />
§ 5. De informatie door de Raad verkregen<br />
bij de uitoefening van één van<br />
zijn opdrachten, mag worden gebruikt in<br />
<strong>het</strong> kader van de uitoefening van één of<br />
meer andere opdrachten die hem door<br />
onderhavige wet zijn toegekend.<br />
Afdeling 5. – Injunctie<br />
Art. 36. § 1. Indien de Raad kennis<br />
heeft van <strong>het</strong> feit dat een bedrijfsrevisor<br />
zich gedraagt op een wijze die strijdig is<br />
met <strong>het</strong> bepaalde in artikel 14, § 3, of<br />
geen passend gevolg geeft aan de bepalingen<br />
bedoeld in artikelen 32, § 2 of 33,<br />
§ 5, kan deze hem, <strong>het</strong>zij ambtshalve,<br />
<strong>het</strong>zij op verzoek van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, de verplichting<br />
opleggen binnen de door hem vastgestelde<br />
termijn en op de door hem vastgestelde<br />
wijze aan de omstreden toestand een<br />
einde te maken.<br />
Deze injunctie kan worden opgelegd,<br />
onverminderd de eventuele verwijzing<br />
van deze bedrijfsrevisor naar de tuchtinstanties<br />
voor dezelfde feiten <strong>als</strong> deze die<br />
aan de basis liggen van de injunctie.<br />
§ 2. Wordt hieraan door de bedrijfsrevisor<br />
binnen de hem toegemeten termijn op<br />
onvoldoende wijze gevolg gegeven, dan<br />
kan <strong>het</strong> Uitvoerend Comité voorlopige<br />
ordemaatregelen opleggen overeenkomstig<br />
artikelen 38 tot 40.<br />
§ 3. Het niet-naleven van de injunctie<br />
bedoeld in de eerste paragraaf kan <strong>als</strong><br />
dusdanig <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />
tuchtsanctie.<br />
Afdeling 6. – Terechtwijzing<br />
Art. 37. § 1. Wanneer de feiten die<br />
de bedrijfsrevisor kunnen verweten worden,<br />
hoewel ze vaststaan, geen enkele<br />
van de in artikel 73 voorziene sancties<br />
verantwoorden, kan de Raad, <strong>het</strong>zij<br />
ambtshalve, <strong>het</strong>zij op verzoek van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling,<br />
deze bedrijfsrevisor terechtwijzen.<br />
De Raad informeert de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling over de beslissing<br />
tot terechtwijzing.<br />
Deze terechtwijzing kan worden beslist,<br />
onverminderd de eventuele verwijzing<br />
van deze bedrijfsrevisor naar de<br />
tuchtinstanties voor dezelfde feiten <strong>als</strong><br />
114 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
deze die aan de basis liggen van de terechtwijzing.<br />
§ 2. De bedrijfsrevisor die de terechtwijzing<br />
niet aanvaardt, kan de Commissie<br />
van Beroep adiëren binnen een<br />
termijn van één maand nadat de terechtwijzing<br />
hem werd betekend en dit met<br />
<strong>het</strong> oog op een tegensprekelijk debat. Dit<br />
beroep is opschortend.<br />
§ 3. De Commissie van Beroep kan de<br />
terechtwijzing hervormen of bevestigen,<br />
dan wel, met unanimiteit, één van de in<br />
artikel 73 voorziene sancties in de plaats<br />
stellen.<br />
§ 4. Iedere definitief geworden terechtwijzing<br />
wordt vermeld in <strong>het</strong> dossier van<br />
de bedrijfsrevisor gedurende vijf jaar, <strong>het</strong><br />
moment waarop deze automatisch wordt<br />
uitgewist. Indien gedurende deze termijn<br />
de bedrijfsrevisor <strong>het</strong> voorwerp is van<br />
een aanhangigmaking of een andere aanhangigmaking<br />
bij de Tuchtcommissie of<br />
de Commissie van Beroep, wordt deze<br />
tuchtinstantie speciaal geïnformeerd over<br />
de beslissing tot terechtwijzing.<br />
Afdeling 7. – Voorlopige<br />
ordemaatregel<br />
Art. 38. § 1. Hetzij ambtshalve bij<br />
unanieme beslissing van zijn aanwezige<br />
leden tijdens de beraadslaging, <strong>het</strong>zij op<br />
verzoek van de Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling, kan <strong>het</strong> Uitvoerend Comité<br />
van <strong>het</strong> Instituut, wanneer <strong>het</strong> algemeen<br />
belang <strong>het</strong> vereist, via een<br />
ordemaatregel de bedrijfsrevisor gelasten<br />
om zich voorlopig te onthouden van iedere<br />
beroepsmatige dienstverlening of<br />
van bepaalde diensten. De Raad brengt<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
binnen vijf werkdagen na kennisgeving<br />
aan de betrokken bedrijfsrevisor op<br />
de hoogte van een voorlopige maatregel<br />
die genomen werd ten aanzien van een<br />
bedrijfsrevisor.<br />
De ordemaatregel is van toepassing<br />
gedurende de periode bepaald door <strong>het</strong><br />
Uitvoerend Comité. Zijn effecten houden<br />
van rechtswege op indien de Tuchtcommissie<br />
niet binnen de zes maanden van<br />
deze maatregel is geadieerd met aanwijzingen,<br />
feiten of tenlasteleggingen die de<br />
ordemaatregel rechtvaardigen. Zijn effecten<br />
houden eveneens op wanneer de<br />
beslissing van de tuchtinstanties inzake<br />
deze aanwijzingen, feiten of tenlasteleggingen<br />
in kracht van gewijsde is gegaan.<br />
§ 2. Geen enkele ordemaatregel kan<br />
worden genomen indien de betrokken bedrijfsrevisor<br />
niet, ten minste vijftien dagen<br />
op voorhand, werd uitgenodigd, bij<br />
aangetekende brief met de uiteenzetting<br />
van de bezwaren, om zich daaromtrent te<br />
verantwoorden voor <strong>het</strong> Uitvoerend Comité.<br />
§ 3. De bedrijfsrevisor die <strong>het</strong> voorwerp<br />
uitmaakt van een ordemaatregel<br />
kan aan de Commissie van Beroep vragen<br />
om deze op te heffen. Dit beroep is<br />
niet opschortend voor de uitgesproken<br />
ordemaatregel. Wanneer een dergelijk<br />
verzoek niet werd ingewilligd, kan de bedrijfsrevisor<br />
geen nieuw verzoek formuleren<br />
vóór <strong>het</strong> verstrijken van de termijn<br />
van twee maanden na <strong>het</strong> verwerpen van<br />
de voorgaande vraag.<br />
Art. 39. § 1. In afwijking van <strong>het</strong> vorige<br />
artikel kan de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut,<br />
in geval van hoogdringendheid of<br />
klaarblijkelijkheid een voorlopige ordemaatregel<br />
nemen zonder voorafgaand<br />
verhoor van de betrokkene.<br />
§ 2. Behoudens bevestiging door <strong>het</strong><br />
Uitvoerend Comité van <strong>het</strong> Instituut binnen<br />
de vijftien dagen na zijn kennisgeving<br />
en bij unanimiteit van zijn leden<br />
aanwezig tijdens de beraadslaging, houdt<br />
de door de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />
uitgesproken ordemaatregel op gevolgen<br />
te hebben bij <strong>het</strong> verstrijken van deze termijn.<br />
§ 3. De kennisgeving van de ordemaatregel<br />
die genomen is in <strong>het</strong> kader van de<br />
eerste paragraaf van onderhavig artikel<br />
houdt een uitnodiging in om te verschijnen<br />
voor <strong>het</strong> Uitvoerend Comité van <strong>het</strong><br />
Instituut op een zitting die vastgesteld is<br />
binnen een termijn van vijftien dagen.<br />
§ 4. De voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />
neemt niet deel aan de beraadslaging van<br />
<strong>het</strong> Uitvoerend Comité.<br />
§5. Artikel38, §1, tweede lid en §3 is<br />
van toepassing.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 115
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Art. 40. Zelfs wanneer <strong>het</strong> onderzoek<br />
van een tuchtdossier nog niet zou zijn afgesloten,<br />
kan er in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep<br />
tot voorlopige ordemaatregelen<br />
worden besloten.<br />
Afdeling 8. – Informatieverstrekking<br />
inzake procedures en sancties en<br />
raadpleging van de Raad door<br />
overheden<br />
Art. 41. §1. Onverminderd artikel 14,<br />
§ 3, moet elke bedrijfsrevisor tegen wie<br />
een gerechtelijke, tucht- of administratieve<br />
procedure werd ingeleid die betrekking<br />
heeft op de uitoefening van zijn<br />
beroep, de Raad hierover inlichten binnen<br />
de maand na de inleiding van de procedure.<br />
In geval van een strafprocedure<br />
brengt de bedrijfsrevisor de Raad daarvan<br />
op de hoogte vanaf <strong>het</strong> ogenblik dat<br />
hij in staat van beschuldiging is gesteld.<br />
§ 2. De bedrijfsrevisor deelt eveneens<br />
aan <strong>het</strong> Instituut de tuchtsancties, administratieve<br />
sancties en strafsancties mee die<br />
hem werden opgelegd door een autoriteit<br />
of beroepsorganisatie die in België, in<br />
een Lidstaat van de Europese Unie of een<br />
derde land, wat zijn beroepsactiviteiten<br />
betreft, gelijkaardige functies uitoefent<br />
<strong>als</strong> deze van de Belgische Staat of <strong>het</strong> Instituut.<br />
Deze mededeling heeft plaats uiterlijk<br />
een maand nadat de bedoelde<br />
beslissingen definitief zijn geworden.<br />
§ 3. De betrokken elementen worden in<br />
voorkomend geval gewist uit <strong>het</strong> dossier<br />
van de bedrijfsrevisor binnen dezelfde<br />
termijn en onder dezelfde voorwaarden<br />
<strong>als</strong> de analoge sancties die in België van<br />
toepassing zijn.<br />
Art. 42. De Raad kan worden geraadpleegd<br />
door de betrokken gerechtelijke,<br />
tucht- of administratieve overheid, bij dewelke<br />
een zaak die de bedrijfsrevisor<br />
aanbelangt in de uitoefening van zijn beroep<br />
aanhangig werd gemaakt.<br />
Hoofdstuk VII. – Publiek toezicht<br />
Art. 43. § 1. Het systeem van publiek<br />
toezicht, waarop de eindverantwoordelijkheid<br />
van <strong>het</strong> toezicht rust, is samengesteld<br />
uit de Minister die bevoegd is voor<br />
Economie, de Procureur-generaal, de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling, de<br />
Hoge Raad voor Economische Beroepen,<br />
<strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris en<br />
de tuchtinstanties.<br />
De werkprogramma’s en de activiteitenverslagen<br />
van de organen van publiek<br />
toezicht worden jaarlijks gepubliceerd<br />
volgens de door <strong>het</strong> in <strong>het</strong> artikel 77, § 1,<br />
bedoelde orgaan bepaalde modaliteiten.<br />
§ 2. De Minister die bevoegd is voor<br />
Economie, de Procureur-generaal, de leden<br />
van de tuchtinstanties die niet de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor bezitten<br />
en de leden van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, van de Hoge Raad voor<br />
de Economische Beroepen en van <strong>het</strong><br />
Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris mogen<br />
geen bedrijfsrevisor zijn en evenmin lid<br />
zijn van <strong>het</strong> Instituut van de Accountants<br />
en de Belastingconsulenten of van <strong>het</strong><br />
Beroepsinstituut van de erkende Boekhouders<br />
en Fiscalisten.<br />
Dit verbod is van toepassing op de<br />
oud-bedrijfsrevisoren die <strong>het</strong> beroep<br />
sinds minder dan drie jaar hebben verlaten<br />
en degenen die sinds minder dan drie<br />
jaar voorafgaand aan hun betrokkenheid<br />
bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />
toezicht wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
hebben verricht, stemrecht in<br />
een auditkantoor hebben bezeten, lid zijn<br />
geweest van <strong>het</strong> bestuursorgaan van een<br />
auditkantoor en in dienst zijn geweest<br />
van of verbonden zijn geweest met een<br />
auditkantoor.<br />
Hoofdstuk VIII. – Beroepstucht<br />
Afdeling 1. – Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling<br />
Onderafdeling 1. – Samenstelling en<br />
financiering<br />
Art. 44. § 1. Er wordt een instelling<br />
van openbaar nut, genaamd Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling opgericht,<br />
bekleed met rechtspersoonlijkheid.<br />
§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
wordt geleid door een orgaan<br />
samengesteld uit drie directeurs<br />
waaronder de voorzitter. De leden van dit<br />
116 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
orgaan dragen de titel van verslaggever.<br />
Ten hoogste twee derde van de verslaggevers<br />
behoort tot dezelfde taalrol.<br />
Dit orgaan staat in voor <strong>het</strong> operationeel<br />
bestuur van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, en stelt alle<br />
handelingen die nodig zijn voor de uitvoering<br />
van de opdrachten van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatsstelling.<br />
Het betreft een college dat beraadslaagt<br />
volgens de gewone regels van<br />
collegiale organen behoudens uitzonderingen<br />
bepaald bij wet of door de Koning.<br />
§ 3. De voorzitter van de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling neemt tevens<br />
de administratieve taken voor deze<br />
Kamer waar.<br />
§ 4. Artikel 458 van <strong>het</strong> Strafwetboek<br />
is van toepassing op de verslaggevers.<br />
§ 5. De Koning benoemt een lid van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
op voorstel van de Minister van Economie,<br />
een ander lid op voorstel van de Minister<br />
van Justitie en de Voorzitter op<br />
gezamenlijk voorstel van de Minister van<br />
Economie en de Minister van Justitie.<br />
De Koning kan, op gezamenlijk voorstel<br />
van de Minister van Economie en de<br />
Minister van Justitie, <strong>het</strong> mandaat van<br />
een verslaggever, met inbegrip van de<br />
Voorzitter, beeindigen, <strong>het</strong>zij met <strong>het</strong> akkoord<br />
van de betrokkene <strong>het</strong>zij om wettige<br />
en gewichtige redenen in <strong>het</strong> belang<br />
van de Kamer.<br />
De werkingsmodaliteiten van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling<br />
worden door de Koning vastgelegd.<br />
De Koning kan de samenstelling van<br />
<strong>het</strong> orgaan van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling uitbreiden, zonder dat<br />
<strong>het</strong> aantal verslaggevers zeven overschrijdt.<br />
Onverminderd artikel 43, § 2 van onderhavige<br />
wet is de hoedanigheid van lid<br />
van <strong>het</strong> Instituut, van lid van de Hoge<br />
Raad voor de Economische Beroepen en<br />
van lid van <strong>het</strong> Advies- en controlecomité<br />
op de onafhankelijkheid van de commissaris<br />
onverenigbaar met de functie<br />
van verslaggever. De verslaggevers tonen<br />
de door de Europese Richtlijn van 17 mei<br />
2006 betreffende de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen vereiste bekwaamheden<br />
aan. Worden vermoed vermelde bekwaamheden<br />
aan te tonen:<br />
a) magistraten,<br />
b) advocaten,<br />
c) bedrijfsjuristen,<br />
d) notarissen, en<br />
e) andere houders van een masterdiploma<br />
die een nuttige ervaring in de<br />
door voormelde Europese Richtlijn<br />
beoogde materies aantonen.<br />
§ 6. De verslaggevers genieten <strong>het</strong> statuut<br />
van mandataris en ontvangen een bijhorende<br />
maandelijkse bezoldiging, welke<br />
hun onafhankelijkheid moet waarborgen.<br />
Art. 45. § 1. De financiering van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
wordt ten laste genomen door <strong>het</strong> Instituut.<br />
§ 2. De bezoldiging van de voorzitter<br />
en de verslaggevers wordt vastgesteld<br />
door de Koning op voorstel van de Minister<br />
bevoegd voor Economie. Deze bezoldiging<br />
mag niet meer bedragen dan de<br />
helft van de wedde die wordt verleend<br />
aan de Eerste Voorzitter van de Raad van<br />
State, automatisch vermeerderd met de<br />
verhogingen en voordelen die aan die<br />
wedde verbonden zijn, rekening houdend<br />
met een anciënniteit van 35 jaar.<br />
§ 3. De begroting van de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling wordt jaarlijks<br />
vastgesteld op basis van de kosten<br />
van <strong>het</strong> verlopen jaar, met een maximum<br />
van 400.000 euro .<br />
§ 4. De kamer kan beschikken over de<br />
infrastructuur die te dien einde ter beschikking<br />
wordt gesteld door <strong>het</strong> Instituut.<br />
§ 5. De kosten en honoraria, gevraagd<br />
door de expert speciaal aangesteld door<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 worden<br />
gedragen door <strong>het</strong> Instituut.<br />
Bij gebrek aan een akkoord van <strong>het</strong> Instituut<br />
over <strong>het</strong> bedrag van de kosten en<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 117
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
honoraria, legt de meest gerede partij <strong>het</strong><br />
geschil voor aan de Tuchtcommissie die<br />
deze zal belasten.<br />
Onderafdeling 2. – Bevoegdheden<br />
Art. 46. § 1. De Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling is bevoegd voor:<br />
a) de instaatstelling van tuchtzaken die<br />
in vooronderzoek werden genomen<br />
door de Raad;<br />
b) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om een toezichtsdossier<br />
te openen lastens een<br />
bedrijfsrevisor;<br />
c) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om bijkomende<br />
onderzoeken uit te voeren;<br />
d) de regeling van de procedure betreffende<br />
klachten lastens een bedrijfsrevisor;<br />
e) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om iedere<br />
klacht, ontvangen lastens een bedrijfsrevisor,<br />
in vooronderzoek te nemen<br />
overeenkomstig artikel 49;<br />
f) de beoordeling van de conclusies van<br />
de kwaliteitscontroles overeenkomstig<br />
artikel 50;<br />
g) <strong>het</strong> verzoek aan de Raad om aan een<br />
bedrijfsrevisor de verplichting op te<br />
leggen een einde te maken aan een<br />
omstreden toestand, overeenkomstig<br />
artikel 36, § 1.<br />
§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
is tevens bevoegd voor de<br />
goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />
te verrichten kwaliteitscontroles, zo<strong>als</strong><br />
deze werden goedgekeurd, door de Raad.<br />
§ 3. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
is niet bevoegd in tuchtzaken<br />
betreffende stagiairs.<br />
§ 4. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
kan ten allen tijde kennis nemen<br />
van de evolutie van <strong>het</strong> onderzoek<br />
van één of meerdere dossiers. De aldus<br />
gevraagde inlichtingen zullen binnen een<br />
termijn van hoogstens vijf werkdagen<br />
door de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut aan<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
worden overgemaakt. In voorkomend<br />
geval kan de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling aan één van<br />
zijn leden delegatie verlenen om de door<br />
de Raad geleide onderzoeken bij te wonen.<br />
§ 5. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
publiceert jaarlijks zijn<br />
werkprogramma’s en activiteitenverslagen.<br />
§ 6. De modaliteiten van de procedure<br />
van vooronderzoek worden bepaald door<br />
de Koning.<br />
Art. 47. Wanneer hij ambtshalve gevat<br />
wordt door een dossier, adieert de Raad<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
indien hij van oordeel is dat de feiten<br />
aanleiding moeten geven tot tuchtrechtelijke<br />
vervolgingen.<br />
Art. 48. §1. De Raad of de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling kunnen<br />
<strong>het</strong>zij door de Procureur-generaal, <strong>het</strong>zij<br />
door een klacht van iedere belanghebbende<br />
worden geadieerd.<br />
§ 2. Wanneer hij gevat is door een<br />
klacht overeenkomstig de eerste paragraaf,<br />
neemt de Raad de klacht in vooronderzoek<br />
en vat hij de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling na afloop<br />
van <strong>het</strong> vooronderzoek.<br />
Art. 49. § 1. Wanneer een klacht bij<br />
haar is ingediend, verzoekt de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling de Raad om<br />
de klachten die zij ontvangen heeft lastens<br />
een bedrijfsrevisor in vooronderzoek<br />
te nemen en haar erover verslag uit te<br />
brengen, tenzij de klacht klaarblijkelijk<br />
onontvankelijk of ongegrond zou zijn.<br />
§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
kan bij unanimiteit van haar<br />
verslaggevers een expert aanduiden die<br />
<strong>het</strong> dossier in vooronderzoek zal nemen.<br />
Deze aangeduide expert is <strong>het</strong>zij een<br />
lid van de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
<strong>het</strong>zij een bedrijfsrevisor<br />
die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />
voor de Raad vervult, of een erebedrijfsrevisor.<br />
Art. 50. § 1. De door de Raad goedgekeurde<br />
conclusies van de kwaliteitscontroles,<br />
andere dan de voorstellen tot<br />
verwijzing naar de tuchtinstanties, worden<br />
op driemaandelijkse basis meegedeeld<br />
aan de Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling.<br />
118 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
§ 2. Laatstgenoemde verzendt <strong>het</strong> dossier<br />
opnieuw naar de Raad wanneer zij de<br />
door de Raad genomen conclusie niet<br />
goedkeurt. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling motiveert de redenen van<br />
haar niet-goedkeuring.<br />
Art. 51. § 1. De Raad maakt jaarlijks<br />
de lijst van de in <strong>het</strong> komende jaar uit te<br />
voeren kwaliteitscontroles over aan de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
§ 2. Wanneer de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling de in de eerste paragraaf<br />
bedoelde lijst ontvangt, kan zij de<br />
Raad gelasten om een bedrijfsrevisor, die<br />
niet in deze lijst is opgenomen, te onderwerpen<br />
aan een vervroegde kwaliteitscontrole.<br />
Afdeling 2. – Vooronderzoek en<br />
instaatstelling<br />
Art. 52. De Raad is bevoegd voor <strong>het</strong><br />
vooronderzoek, onverminderd de bevoegdheden<br />
van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling.<br />
Art. 53. Na afloop van <strong>het</strong> vooronderzoek<br />
zal de Raad of de speciaal daartoe<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide<br />
expert een verslag overmaken aan de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
waarin de feiten worden uiteengezet met<br />
verwijzing naar de wettelijke, reglementaire<br />
en tuchtrechtelijke bepalingen van<br />
toepassing.<br />
Na beslist te hebben tot verwijzing van<br />
de bedrijfsrevisor voor de Tuchtcommissie,<br />
zonder <strong>het</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoelde<br />
verslag te hebben goedgekeurd, vordert<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
de Raad of de speciaal daartoe overeenkomstig<br />
artikel 49, § 2 aangeduide<br />
expert dat deze, binnen een termijn van<br />
twee maanden, een verslag opstelt of wijzigt<br />
waarbij hij zich voegt naar de genomen<br />
beslissing en waarin de feiten<br />
worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor<br />
worden verweten.<br />
Het verslag waarvan sprake is in <strong>het</strong><br />
eerste en tweede lid kan onder andere een<br />
beschrijving bevatten van <strong>het</strong> niet gewiste<br />
tuchtrechtelijke verleden van de betrokken<br />
bedrijfsrevisor <strong>als</strong>ook een<br />
voorstel tot sanctie.<br />
Art. 54. Indien de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling oordeelt dat de<br />
voorgelegde feiten aanleiding kunnen geven<br />
tot voldoende tenlasteleggingen lastens<br />
de vervolgde bedrijfsrevisor, zendt<br />
zij haar beslissing, vergezeld van <strong>het</strong> in<br />
artikel 53 bedoeld verslag naar de Tuchtcommissie.<br />
Art. 55. De beslissing van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling wordt<br />
per aangetekend schrijven betekend aan<br />
de betrokken bedrijfsrevisor en aan de<br />
Raad en in voorkomend geval, aan de speciaal<br />
daartoe overeenkomstig artikel 49,<br />
§ 2 aangeduide expert.<br />
Art. 56. De beslissing van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling is niet<br />
vatbaar voor verzet.<br />
Art. 57. De beslissing van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling is niet<br />
vatbaar voor beroep.<br />
Afdeling 3. – De tuchtinstanties<br />
Onderafdeling 1. – De Tuchtcommissie<br />
Art. 58. § 1. De beroepstucht wordt<br />
in eerste aanleg gehandhaafd door een<br />
Tuchtcommissie.<br />
§ 2. Deze Commissie bestaat uit twee<br />
kamers, waarvan één Nederlandstalige en<br />
één Franstalige. Elk van beide kamers is<br />
samengesteld uit een voorzitter, rechter<br />
in functie in de Rechtbank van Koophandel<br />
op <strong>het</strong> ogenblik van zijn benoeming,<br />
<strong>als</strong>mede uit een lid die niet behoort tot<br />
<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en die<br />
wordt benoemd door de Koning op voordracht<br />
van de Minister van Economie en<br />
uit een door de Raad aangeduide bedrijfsrevisor.<br />
De voorzitter wordt benoemd<br />
door de Koning op voordracht<br />
van de Minister van Justitie. Voor elk effectief<br />
lid wordt minstens een plaatsvervangend<br />
lid aangewezen.<br />
§ 3. De effectieve en plaatsvervangende<br />
leden worden voor een hernieuwbare<br />
periode van zes jaar benoemd. Wanneer<br />
evenwel de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />
effectief lid of van plaatsvervangend lid<br />
is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn<br />
herbenoeming of de benoeming van zijn<br />
opvolger.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 119
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Art. 59. § 1. De Tuchtcommissie<br />
wordt gevat ofwel rechtsreeks door de<br />
Procureur-generaal, ofwel door de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling die haar<br />
<strong>het</strong> originele exemplaar van de beslissing<br />
tot verwijzing overmaakt, vergezeld van<br />
<strong>het</strong> verslag bedoeld in artikel 53.<br />
§ 2. De Procureur-generaal kan de<br />
Tuchtcommissie niet rechtstreeks vatten<br />
in geval hij vooraf de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling heeft gevat omtrent<br />
dezelfde feiten en lastens dezelfde<br />
betrokken bedrijfsrevisor.<br />
Art. 60. § 1. De Tuchtcommissie kan<br />
geen tuchtstraf uitspreken tenzij de betrokken<br />
revisor, bij een ten minste dertig<br />
dagen vooraf toegezonden aangetekende<br />
brief, is uitgenodigd om voor de Tuchtcommissie<br />
te verschijnen.<br />
Deze brief bevat, op straffe van nietigheid,<br />
een kopie, naar gelang <strong>het</strong> geval,<br />
van de beslissing tot verwijzing bedoeld<br />
in <strong>het</strong> artikel 53, eerste of tweede lid, <strong>als</strong>ook<br />
in voorkomend geval, van <strong>het</strong> verslag<br />
bedoeld in artikel 53. Het vermeldt<br />
de mogelijkheid om inzage te nemen van<br />
<strong>het</strong> dossier en nodigt de bedrijfsrevisor<br />
uit aan de Tuchtcommissie een verweerschrift<br />
te richten waarbij alle voor zijn<br />
verweer nuttige stukken zijn gevoegd.<br />
§ 2. De betrokken bedrijfsrevisor heeft<br />
een recht van wraking in de gevallen bepaald<br />
bij artikel 828 van <strong>het</strong> Gerechtelijk<br />
Wetboek.<br />
Over de wraking beslist de Tuchtcommissie<br />
anders samengesteld.<br />
§ 3. De bedrijfsrevisor mag zijn verweer<br />
mondeling of schriftelijk doen gelden.<br />
§ 4. De procedure vindt in <strong>het</strong> openbaar<br />
plaats, behoudens tegengestelde uitdrukkelijke<br />
vraag van de betrokken bedrijfsrevisor<br />
of wanneer de openbaarheid een<br />
aantasting uitmaakt van de goede zeden,<br />
de openbare orde, de nationale veiligheid,<br />
<strong>het</strong> belang van de minderjarigen, de<br />
bescherming van <strong>het</strong> privé-leven, <strong>het</strong> belang<br />
van de rechtspraak of <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />
in de zin van artikel 79 van<br />
onderhavige wet.<br />
Art. 61. § 1. De beslissingen van de<br />
Tuchtcommissie zijn met redenen omkleed.<br />
Zij worden, bij een ter post aangetekende<br />
brief, ter kennis gebracht van de<br />
betrokken bedrijfsrevisor, van de Raad,<br />
in voorkomend geval, van de speciaal<br />
daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2<br />
aangestelde expert, van de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling en van de<br />
Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
Samen met deze betekening worden<br />
alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />
de termijn van verzet en van hoger<br />
beroep, en de wijze waarop verzet of hoger<br />
beroep tegen de beslissing kan worden<br />
ingesteld. Bij ontstentenis van deze<br />
vermeldingen is de kennisgeving nietig.<br />
§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />
van Beroep, de Raad en de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling kunnen <strong>het</strong><br />
volledige dossier van de procedure voor<br />
de Tuchtcommissie ter inzage vragen.<br />
Art. 62. Hij tegen wie een tuchtbeslissing<br />
bij verstek is gewezen, kan daartegen<br />
verzet doen binnen een termijn van<br />
dertig dagen.<br />
Om toelaatbaar te zijn moet <strong>het</strong> verzet<br />
bij aangetekende brief, gepost binnen de<br />
gestelde termijn ter kennis van de Tuchtcommissie<br />
worden gebracht. Wanneer de<br />
eiser in verzet een tweede maal verstek<br />
laat gaan, is een nieuw verzet niet meer<br />
toelaatbaar.<br />
Onderafdeling 2. – De Commissie van<br />
Beroep<br />
Art. 63. § 1. Het hoger beroep tegen<br />
beslissingen van de Tuchtcommissie<br />
wordt aanhangig gemaakt bij de Commissie<br />
van Beroep.<br />
§ 2. Deze Commissie bestaat uit twee<br />
kamers waarvan één Nederlandstalige en<br />
één Franstalige.<br />
Elk van beide kamers is samengesteld<br />
uit een voorzitter, raadsheer in functie bij<br />
een Hof van Beroep op <strong>het</strong> ogenblik van<br />
zijn benoeming, uit een rechter in een<br />
Rechtbank van Koophandel en een rechter<br />
in een Arbeidsrechtbank, beiden in<br />
functie op <strong>het</strong> ogenblik van hun benoe-<br />
120 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
ming, allen voorgedragen door de Minister<br />
van Justitie en benoemd door de<br />
Koning, <strong>als</strong>mede uit twee bedrijfsrevisoren<br />
verkozen door de algemene vergadering<br />
van <strong>het</strong> Instituut. Voor elk effectief<br />
lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.<br />
§ 3. De effectieve en plaatsvervangende<br />
leden worden voor een hernieuwbare<br />
periode van zes jaar benoemd. Wanneer<br />
evenwel de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />
een effectief of een plaatsvervangend lid<br />
is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn<br />
herbenoeming of de benoeming van zijn<br />
opvolger.<br />
Art. 64. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor<br />
kan beroep aantekenen per aangetekend<br />
schrijven gericht aan de Commissie<br />
van Beroep binnen een termijn van dertig<br />
dagen te rekenen vanaf de betekening.<br />
De Commissie van Beroep betekent de<br />
akte van beroep per aangetekend schrijven<br />
verzonden binnen de twee werkdagen<br />
volgende op de ontvangst van de<br />
akte, aan de Procureur-generaal bij <strong>het</strong><br />
Hof van Beroep, aan de Raad en, in voorkomend<br />
geval, aan de speciaal daartoe,<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 van de<br />
wet, aangeduide expert, <strong>als</strong>ook aan de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />
van Beroep en de Raad en, in voorkomend<br />
geval, de speciaal daartoe, overeenkomstig<br />
artikel 49, § 2 van de wet,<br />
aangeduide expert, kunnen binnen een<br />
termijn van veertig dagen te rekenen vanaf<br />
de betekening, beroep aantekenen per<br />
aangetekend schrijven gericht aan de<br />
Commissie van Beroep.<br />
De Commissie van Beroep betekent de<br />
akte van hoger beroep per aangetekende<br />
brief binnen de twee werkdagen na ontvangst<br />
van de akte aan de betrokken revisor,<br />
aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut, in<br />
voorkomend geval aan de speciaal daartoe,<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 van<br />
de wet, aangeduide expert, en aan de Procureur-generaal<br />
bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
Art. 65. Artikel 60 is van toepassing<br />
met dien verstande dat de term “Tuchtcommissie”<br />
dient vervangen te worden<br />
door “Commissie van Beroep”.<br />
Art. 66. § 1. De beslissingen van de<br />
Commissie van Beroep zijn met redenen<br />
omkleed. Zij worden onverwijld, bij een<br />
ter post aangetekende brief, ter kennis<br />
gebracht van de betrokken bedrijfsrevisor,<br />
van de Raad, in voorkomend geval,<br />
of van de speciaal daartoe overeenkomstig<br />
artikel 49, § 2 aangestelde expert,<br />
van de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
en van de Procureur-generaal bij<br />
<strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
Samen met deze betekening worden<br />
alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />
de termijn van verzet en van cassatieberoep<br />
<strong>als</strong>ook de wijze waarop verzet<br />
of cassatieberoep tegen de beslissing kan<br />
worden ingesteld. Bij ontstentenis van<br />
deze vermeldingen is de kennisgeving<br />
nietig.<br />
§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />
van Beroep, de Raad en de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling kunnen <strong>het</strong><br />
volledige dossier van de procedure voor<br />
de Commissie van Beroep ter inzage vragen.<br />
Art. 67. Artikel 62 is van toepassing<br />
met dien verstande dat de term “Tuchtcommissie”<br />
dient te worden gelezen <strong>als</strong><br />
“Commissie van Beroep”.<br />
Art. 68. § 1. Binnen de drie maanden<br />
te rekenen van de dag waarop van iedere<br />
beslissing van de Commissie van Beroep<br />
kennis is gegeven, kan zij door de betrokken<br />
bedrijfsrevisor, de Raad, in voorkomend<br />
geval, de speciaal daartoe<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide<br />
expert of door de Procureur-generaal<br />
bij <strong>het</strong> Hof van Beroep, aan <strong>het</strong> Hof van<br />
Cassatie worden voorgelegd in de vormen<br />
van de voorzieningen in burgerlijke<br />
zaken.<br />
§ 2. De voorziening in cassatie heeft<br />
schorsende kracht.<br />
§ 3. Wordt de beslissing vernietigd, dan<br />
verwijst <strong>het</strong> Hof van Cassatie de zaak<br />
naar de Commissie van Beroep, anders<br />
samengesteld, die zich schikt naar de beslissing<br />
van <strong>het</strong> Hof betreffende <strong>het</strong> door<br />
hem beslechte rechtspunt.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 121
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Art. 69. Onverminderd de bepalingen<br />
van onderhavige wet inzake de tucht van<br />
de bedrijfsrevisoren zijn de bepalingen<br />
van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek inzake de<br />
tucht van de magistraten van toepassing<br />
op de leden en de plaatsvervangende leden<br />
van de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
van de Tuchtcommissie en<br />
van de Commissie van Beroep. Voor de<br />
toepassing van deze bepalingen wordt<br />
een lid of plaatsvervangend lid van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
of van de Tuchtcommissie gelijkgesteld<br />
met een rechter van de Rechtbank van<br />
Eerste Aanleg en wordt een lid of plaatsvervangend<br />
lid van de Commissie van<br />
Beroep gelijkgesteld met een raadsheer<br />
van <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
Art. 70. De Raad wordt binnen een termijn<br />
van vijftien dagen door de Tuchtcommissie<br />
en de Commissie van Beroep<br />
op de hoogte gehouden van de zaken die<br />
bij hen aanhangig zijn gemaakt. De Raad<br />
kan op elk ogenblik beslissen om bij de<br />
Tuchtcommissie of de Commissie van<br />
Beroep tussen te komen met <strong>het</strong> oog op<br />
<strong>het</strong> naar voren schuiven van zijn standpunt<br />
omtrent de aan de gang zijnde zaken.<br />
Art. 71. § 1. De modaliteiten betreffende<br />
de organisatie van de tuchtinstanties<br />
en de procedure voor deze, de<br />
gevolgen en de publicatie van de sancties,<br />
worden door de Koning geregeld.<br />
§ 2. De leden van de tuchtinstanties<br />
ontvangen elk 150 EUR aan zitpenningen<br />
per zitting en 150 EUR aan vacatievergoeding<br />
per halve dag besteed aan<br />
andere prestaties. Deze vergoedingen<br />
worden door <strong>het</strong> Instituut betaald. De<br />
Koning kan deze bedragen aanpassen rekening<br />
houdend met de werklast en kan<br />
de betalingsmodaliteiten bepalen.<br />
Onderafdeling 4. – Tuchtsancties<br />
Art. 72. § 1. Tuchtsancties kunnen<br />
door de tuchtinstanties worden opgelegd<br />
aan de bedrijfsrevisoren die:<br />
1° tekort gekomen zijn aan hun verplichtingen<br />
verbonden aan de uitoefening<br />
van <strong>het</strong> beroep;<br />
2° tekort gekomen zijn aan de beginselen<br />
van waardigheid, rechtschapenheid,<br />
voorzichtigheid en kiesheid die<br />
ten grondslag liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />
3° tekort gekomen zijn aan de rechtmatige<br />
achting die verschuldigd is ten<br />
aanzien van <strong>het</strong> Instituut of zijn organen.<br />
§ 2. In geval van verwijzing van een<br />
bedrijfsrevisor natuurlijke persoon naar<br />
de Tuchtcommissie, kan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor,<br />
die deze bedrijfsrevisor in<br />
voorkomend geval vertegenwoordigt,<br />
enkel wegens een onderscheiden tuchtrechtelijke<br />
fout in hoofde van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
zelf worden<br />
doorverwezen.<br />
Art. 73. § 1. De tuchtsancties die<br />
kunnen worden opgelegd zijn:<br />
a) de waarschuwing;<br />
b) de berisping;<br />
c) <strong>het</strong> verbod om bepaalde opdrachten<br />
te aanvaarden of verder te zetten;<br />
d) de schorsing voor ten hoogste één<br />
jaar voorzien, in voorkomend geval,<br />
voor een schorsing van ten minste<br />
één maand, van de bekendmaking<br />
van de schorsing op de website van<br />
<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
gedurende de duur van deze schorsing;<br />
e) de schrapping.<br />
§ 2. De schorsing houdt verbod in <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor in België uit te<br />
oefenen voor de in de tuchtstraf bepaalde<br />
tijd. De schorsing houdt <strong>het</strong> verbod in om<br />
aan beraadslagingen en verkiezingen<br />
deel te nemen in de algemene vergadering,<br />
in de Raad en in commissies van <strong>het</strong><br />
Instituut, de Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep inbegrepen, zolang<br />
deze tuchtstraf uitwerking heeft.<br />
§ 3. In afwijking van de tweede paragraaf<br />
van onderhavig artikel, wanneer er<br />
een schorsing van maximum één maand<br />
wordt opgelegd aan een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />
kan dit zijn beroepsactiviteiten<br />
voortzetten, indien <strong>het</strong> uiterlijk de<br />
dag waarop de schorsing een aanvang<br />
moet nemen, een bedrag aan <strong>het</strong> Instituut<br />
heeft overgemaakt van zoveel maal vijfhonderd<br />
euro <strong>als</strong> <strong>het</strong> vennoten telt die de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben,<br />
122 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
vermenigvuldigd met <strong>het</strong> aantal werkdagen<br />
van de schorsing. Dit bedrag wordt<br />
<strong>als</strong> definitief verworven door <strong>het</strong> Instituut<br />
beschouwd.<br />
Het bedrag van vijfhonderd euro kan<br />
door de Raad worden aangepast in functie<br />
van de evolutie van de index van de<br />
consumptieprijzen. Iedere aanpassing<br />
wordt door de Raad bekendgemaakt volgens<br />
de modaliteiten die hij bepaalt.<br />
§ 4. De schrapping houdt verbod in om<br />
<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België<br />
uit te oefenen.<br />
Art. 74. Het Instituut neemt de nodige<br />
maatregelen met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> op passende<br />
wijze openbaar maken van de<br />
sancties voorzien in artikel 73, § 1, uitgesproken<br />
tegen de bedrijfsrevisoren.<br />
Art. 75. § 1. Voor de toepassing van<br />
artikel 22 van de wet van 11 januari 1993<br />
tot voorkoming van <strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong><br />
financiële stelsel voor <strong>het</strong> witwassen van<br />
geld en de financiering van <strong>het</strong> terrorisme,<br />
worden de Tuchtcommissie en de<br />
Commissie van beroep beschouwd <strong>als</strong><br />
bevoegde tuchtoverheid.<br />
§ 2. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van beroep kunnen beslissen tot<br />
de openbaarmaking van hun beslissing<br />
en de modaliteiten ervan.<br />
Afdeling 4. – Beroepstucht betreffende<br />
stagiairs<br />
Art. 76. § 1. Tuchtsancties kunnen<br />
worden opgelegd aan stagiairs:<br />
1° die tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen;<br />
2° die tekort gekomen zijn aan de beginselen<br />
van waardigheid, rechtschapenheid<br />
en kiesheid die ten grondslag<br />
liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />
3° die tekort gekomen zijn aan de rechtmatige<br />
achting die verschuldigd is<br />
ten aanzien van hun stagemeester, <strong>het</strong><br />
Instituut of zijn organen.<br />
§ 2. Na de stagiair en de stagemeester<br />
te hebben gehoord of minstens rechtsgeldig<br />
te hebben opgeroepen per aangetekende<br />
brieven verstuurd minstens<br />
veertien dagen voor de hoorzitting, vergezeld<br />
van een verslag opgesteld door de<br />
verslaggevers aangesteld door de Raad<br />
en waarin de feiten worden uiteengezet<br />
die aan de stagiair worden verweten, met<br />
verwijzing naar de betrokken wettelijke,<br />
reglementaire en/of tuchtrechtelijke bepalingen,<br />
kan de stagecommissie tuchtrechtelijke<br />
sancties opleggen aan de<br />
stagiair die de regels inzake tucht en deontologie<br />
niet naleeft.<br />
§ 3. De tuchtsancties die kunnen worden<br />
opgelegd zijn:<br />
a) de waarschuwing;<br />
b) de berisping;<br />
c) de schorsing voor ten hoogste een<br />
jaar;<br />
d) de schrapping.<br />
§ 4. De beslissingen van de Stagecommissie<br />
zijn met redenen omkleed. Zij<br />
worden onverwijld, bij een ter post aangetekende<br />
brief, ter kennis gebracht van<br />
de stagiair, zijn stagemeester, de Raad en<br />
de Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof van<br />
Beroep.<br />
Samen met deze betekening worden<br />
alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />
de termijn van verzet en van hoger<br />
beroep, en de wijze waarop verzet of hoger<br />
beroep tegen de beslissing kan worden<br />
ingesteld. Bij ontstentenis van deze<br />
vermeldingen is de kennisgeving nietig.<br />
§ 5. De stagiair of de Raad kunnen beroep<br />
aantekenen tegen de beslissing van<br />
de Stagecommissie voor de Commissie<br />
van Beroep binnen een termijn van dertig<br />
dagen te rekenen vanaf de betekening.<br />
De Commissie van Beroep betekent de<br />
akte van beroep per aangetekend schrijven<br />
verzonden binnen de twee werkdagen<br />
volgende op de ontvangst van de<br />
akte aan de stagiair, zijn stagemeester, de<br />
Raad en de procureur-generaal bij <strong>het</strong><br />
Hof van Beroep.<br />
§ 6. De Raad kan op elk ogenblik beslissen<br />
om tussen te komen bij de Commissie<br />
van Beroep met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong><br />
uiteenzetten van zijn standpunt omtrent<br />
de lopende zaak.<br />
§ 7. De beslissingen van de Commissie<br />
van Beroep zijn met redenen om-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 123
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
kleed. Zij worden onverwijld, bij een ter<br />
post aangetekende brief, ter kennis gebracht<br />
van de betrokken stagiair, zijn stagemeester,<br />
de Raad en de Procureurgeneraal<br />
bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />
§ 8. Samen met deze betekening worden<br />
alle gepaste inlichtingen verstrekt<br />
betreffende de termijn van verzet en van<br />
cassatieberoep, en de wijze waarop verzet<br />
of cassatieberoep tegen de beslissing<br />
kan worden ingesteld. Bij ontstentenis<br />
van deze vermeldingen is de kennisgeving<br />
nietig.<br />
§ 9. Artikel 65 is van toepassing.<br />
§ 10. De stagiair of de Raad kan cassatieberoep<br />
aantekenen volgens de wijzen<br />
en modaliteiten en binnen de termijnen<br />
voorzien in artikel 68.<br />
§ 11. De tuchtprocedure van toepassing<br />
op de stagiairs wordt door de Koning gepreciseerd.<br />
Hoofdstuk IX. – Nationale en<br />
internationale samenwerking<br />
Art. 77. § 1. De Hoge Raad voor de<br />
Economische Beroepen wordt aangeduid<br />
<strong>als</strong> orgaan dat belast is met de nationale<br />
samenwerking tussen de organen<br />
van <strong>het</strong> systeem van publiek toezicht en<br />
belast is met de internationale samenwerking<br />
tussen stelsels van publiek toezicht<br />
van Lidstaten van de Europese Unie, zo<strong>als</strong><br />
hierna bepaald.<br />
§ 2. Het Instituut, de Minister die bevoegd<br />
is voor Economie, de Procureurgeneraal,<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen, <strong>het</strong> Advies- en<br />
controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris en de tuchtinstanties<br />
werken samen wanneer dat nodig is voor<br />
de vervulling van hun respectieve taken.<br />
Deze autoriteiten verlenen onderling assistentie.<br />
Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen<br />
zij informatie uit en werken ze samen bij<br />
onderzoeken die op de uitvoering van<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
betrekking hebben.<br />
§ 3. Het Instituut, de Minister die bevoegd<br />
is voor Economie, de Procureurgeneraal,<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen, <strong>het</strong> Advies- en<br />
controlecomité op de onafhankelijkheid<br />
van de commissaris en de tuchtinstanties<br />
werken samen met de bevoegde autoriteiten<br />
van de Lidstaten van de Europese<br />
Unie wanneer dat nodig is voor de vervulling<br />
van hun respectieve taken. Deze<br />
autoriteiten verlenen onderling assistentie.<br />
Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen zij informatie<br />
uit en werken ze samen bij<br />
onderzoeken die op de uitvoering van<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
betrekking hebben.<br />
Hetzelfde geldt ten aanzien van de bevoegde<br />
autoriteiten van een derde land in<br />
geval van een internationaal akkoord<br />
mits dit een clausule van wederkerigheid<br />
bevat.<br />
§ 4. De Koning kan de modaliteiten bepalen<br />
inzake de uitwisseling van vertrouwelijke<br />
informatie en de samenwerking<br />
tussen de bevoegde autoriteiten bedoeld<br />
in paragrafen 2 en 3.<br />
Hoofdstuk X. – Strafbepalingen<br />
Art. 78. § 1. Met een gevangenisstraf<br />
van acht dagen tot drie maanden en met<br />
een geldboete van 200 tot 2.000 euro of<br />
met één van die straffen alleen wordt gestraft:<br />
1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig<br />
de hoedanigheid toeeigent van<br />
bedrijfsrevisor of die artikel 11 overtreedt;<br />
2° hij die de beroepswerkzaamheid van<br />
bedrijfsrevisor uitoefent of deze titel<br />
voert terwijl hij <strong>het</strong> voorwerp is van<br />
een uitvoerbare schorsingsmaatregel.<br />
§ 2. De rechtbank kan bovendien bevelen:<br />
1° de definitieve of tijdelijke sluiting<br />
van een deel van de lokalen of van<br />
alle lokalen die worden gebruikt door<br />
degene die zich schuldig maakt aan<br />
één of meer van de hierboven bedoelde<br />
overtredingen;<br />
2° de bekendmaking van <strong>het</strong> vonnis of<br />
van een samenvatting ervan in één of<br />
meer dagbladen, of op enige andere<br />
wijze, op kosten van de veroordeelde.<br />
124 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Art. 79. § 1. Artikel 458 van <strong>het</strong><br />
Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren,<br />
de stagiairs en de personen<br />
voor wie ze instaan. Buiten de<br />
uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht<br />
waarin dit artikel voorziet, geldt<br />
deze plicht tevens niet voor:<br />
a) de mededeling van een attest of van<br />
een bevestiging verricht met de<br />
schriftelijke toestemming van de onderneming<br />
waarbij zij hun taak uitoefenen;<br />
b) de mededeling van een attest of van<br />
een bevestiging gericht tot een commissaris<br />
of een persoon die in een onderneming<br />
naar buitenlands recht een<br />
gelijkaardige taak uitoefent <strong>als</strong> deze<br />
van commissaris, binnen <strong>het</strong> kader<br />
van de hun toevertrouwde controle<br />
over de jaarrekening of de geconsolideerde<br />
jaarrekening van een onderneming;<br />
c) de raadpleging door een bedrijfsrevisor<br />
in <strong>het</strong> kader van een opvolging in<br />
een revisorale opdracht, van de werkdocumenten<br />
van een bedrijfsrevisor<br />
die voorafgaandelijk dezelfde revisorale<br />
opdracht uitoefende;<br />
d) <strong>het</strong> contact van een bedrijfsrevisor<br />
met een andere bedrijfsrevisor wanneer<br />
de eerste ertoe gebracht wordt<br />
om <strong>het</strong> werk of de attestering van de<br />
tweede in <strong>het</strong> gedrang te brengen behalve<br />
in geval van verzet van de persoon<br />
die de opdracht heeft toevertrouwd<br />
aan de eerste bedrijfsrevisor;<br />
e) <strong>het</strong> contact tussen de bedrijfsrevisor<br />
en <strong>het</strong> Instituut, zijn organen en in <strong>het</strong><br />
bijzonder de organen belast met <strong>het</strong><br />
organiseren van <strong>het</strong> toezicht en de<br />
kwaliteitscontrole.<br />
§ 2. Wanneer een rechtspersoon een geconsolideerde<br />
jaarrekening opstelt, zijn<br />
de commissaris van de consoliderende<br />
rechtspersoon en de commissarissen van<br />
de geconsolideerde rechtspersonen, de<br />
ene ten opzichte van de andere, bevrijd<br />
van <strong>het</strong> beroepsgeheim, binnen <strong>het</strong> kader<br />
van de hun toevertrouwde controle over<br />
de geconsolideerde jaarrekening van een<br />
onderneming. Deze bepaling is eveneens<br />
van toepassing ten opzichte van een persoon<br />
die in een rechtspersoon naar <strong>het</strong><br />
recht van een land van de Europese Unie,<br />
een gelijkaardige taak uitoefent <strong>als</strong> deze<br />
van commissaris. In de zin van huidig lid<br />
wordt met de commissaris gelijkgesteld<br />
de bedrijfsrevisor die, zonder <strong>het</strong> mandaat<br />
van commissaris uit te oefenen,<br />
belast is met de controle over de geconsolideerde<br />
jaarrekening.<br />
Art. 80. Rechtspersonen zijn burgerrechtelijk<br />
aansprakelijk voor <strong>het</strong> betalen<br />
van de geldboeten waartoe hun organen<br />
of aangestelden krachtens dit hoofdstuk<br />
veroordeeld zijn.<br />
Inhoudsopgave<br />
Hoofdstuk I. Benaming – doel<br />
Hoofdstuk II. De bedrijfsrevisoren, hun<br />
inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register van<br />
<strong>het</strong> Instituut en de bescherming van hun<br />
titel<br />
Hoofdstuk III. De rechten en plichten<br />
van de bedrijfsrevisoren<br />
Hoofdstuk IV. Beheer en werking van<br />
<strong>het</strong> Instituut<br />
Hoofdstuk V. De stage van de bedrijfsrevisor<br />
Hoofdstuk VI. De rol van <strong>het</strong> Instituut in<br />
de uitoefening van de taak van bedrijfsrevisor<br />
Afdeling 1. Normen en aanbevelingen<br />
Afdeling 2. Permanente vorming<br />
Afdeling 3. Toezicht en kwaliteitscontrole<br />
Afdeling 4. Beroepsgeheim van <strong>het</strong> Instituut<br />
Afdeling 5. Injunctie<br />
Afdeling 6. Terechtwijzing<br />
Afdeling 7. Voorlopige ordemaatregel<br />
Afdeling 8. Informatieverstrekking inzake<br />
procedures en sancties en raadpleging<br />
van de Raad door overheden<br />
Hoofdstuk VII. Publiek toezicht<br />
Hoofdstuk VIII. Beroepstucht<br />
Afdeling 1. Kamer van Verwijzing en<br />
instaatstelling<br />
Onderafdeling 1. Samenstelling en financiering<br />
Onderafdeling 2. Bevoegdheden<br />
Afdeling 2. Vooronderzoek en instaatstelling<br />
Afdeling 3. De tuchtinstanties<br />
Onderafdeling 1. De Tuchtcommissie<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 125
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Onderafdeling 2. De Commissie van Beroep<br />
Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen<br />
Onderafdeling 4. Tuchtsancties<br />
Afdeling 4. Beroepstucht betreffende stagiairs<br />
Hoofdstuk IX. Nationale en internationale<br />
samenwerking<br />
Hoofdstuk X. Strafbepalingen<br />
Gecoördineerde wet<br />
Concordantietabel<br />
Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />
gewijzigd bij de wet<br />
van 10 juli 1956, bij de<br />
wet van 21 februari 1985<br />
en bij de wet van<br />
23 december 2005<br />
Hoofdstuk I. – Benaming –<br />
doel<br />
Art. 1 Art. 1<br />
Art. 2 Art. 2<br />
Art. 3 Art. 2<br />
Hoofdstuk II. – De bedrijfsrevisoren,<br />
hun inschrijving<br />
in <strong>het</strong> openbaar register van<br />
<strong>het</strong> Instituut en de bescherming<br />
van hun titel<br />
Art. 4 Art. 3<br />
Art. 5 Art. 4 Art. 13<br />
Art. 6 Art. 4bis<br />
Art. 7 Art. 4ter<br />
Art. 8 Art. 4quater<br />
Art. 9 Art. 5<br />
Art. 10 Art. 6<br />
Art. 11 Art. 6 en 7<br />
Hoofdstuk III. – De rechten<br />
en plichten van de bedrijfsrevisoren<br />
Art. 12 Art. 21<br />
Art. 13 Art. 23<br />
Art. 14 Art. 8<br />
Koninklijk besluit van<br />
21 april 2007 tot omzetting<br />
van bepalingen van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong><br />
Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />
de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van<br />
de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking<br />
van Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad<br />
126 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Gecoördineerde wet<br />
Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />
gewijzigd bij de wet<br />
van 10 juli 1956, bij de<br />
wet van 21 februari 1985<br />
en bij de wet van<br />
23 december 2005<br />
Art. 15 Art. 25<br />
Art. 16 Art. 26<br />
Art. 17 Art. 9bis<br />
Hoofdstuk IV. – Beheer en<br />
werking van <strong>het</strong> Instituut<br />
Art. 18 Art. 10<br />
Art. 19 Art. 11<br />
Art. 20 Art. 12<br />
Art. 21 Art. 13<br />
Art. 22 Art. 14<br />
Art. 23 Art. 15<br />
Art. 24 Art. 24<br />
Art. 25 Art. 25<br />
Art. 26 Art. 26<br />
Hoofdstuk V. – De stage<br />
van de bedrijfsrevisor<br />
Art. 27 Art. 16<br />
Art. 28 Art. 17<br />
Art. 29 Art. 18<br />
Hoofdstuk VI. – De rol van<br />
<strong>het</strong> Instituut in de uitoefening<br />
van de taak van bedrijfsrevisor<br />
Afdeling 1. – Normen en<br />
aanbevelingen<br />
Art. 30 Art. 18bis<br />
Afdeling 2. – Permanente<br />
vorming<br />
Art. 31 Art. 18ter<br />
Afdeling 3. – Toezicht en<br />
kwaliteitscontrole<br />
Art. 32 Art. 18ter<br />
Koninklijk besluit van<br />
21 april 2007 tot omzetting<br />
van bepalingen van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong><br />
Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />
de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van<br />
de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking<br />
van Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 127
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Gecoördineerde wet<br />
Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />
gewijzigd bij de wet<br />
van 10 juli 1956, bij de<br />
wet van 21 februari 1985<br />
en bij de wet van<br />
23 december 2005<br />
Art. 33 Art. 49<br />
Art. 34 Art. 50<br />
Afdeling 4. – Beroepsgeheim<br />
van <strong>het</strong> Instituut<br />
Art. 35 Art. 52<br />
Afdeling 5. – Injunctie<br />
Art. 36 Art. 18quater<br />
Afdeling 6. – Terechtwijzing<br />
Art. 37 Art. 56<br />
Afdeling 7. – Voorlopige ordemaatregelen<br />
Art. 38 Art. 58<br />
Art. 39 Art. 59<br />
Art. 40 Art. 60<br />
Afdeling 8. – Informatieverstrekking<br />
inzake procedures<br />
en sancties en<br />
raadpleging van de Raad<br />
door overheden<br />
Art. 41 Art. 18quinquies<br />
Art. 42 Art. 63<br />
Hoofdstuk VII. – Publiek<br />
toezicht<br />
Art. 43 Art. 65<br />
Hoofdstuk VIII. – Beroepstucht<br />
Afdeling 1. – Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling<br />
Onderafdeling 1. – Samenstelling<br />
en financiering<br />
Art. 44 Art. 67<br />
Koninklijk besluit van<br />
21 april 2007 tot omzetting<br />
van bepalingen van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong><br />
Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />
de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van<br />
de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking<br />
van Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad<br />
128 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Gecoördineerde wet<br />
Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />
gewijzigd bij de wet<br />
van 10 juli 1956, bij de<br />
wet van 21 februari 1985<br />
en bij de wet van<br />
23 december 2005<br />
Art. 45 Art. 67<br />
Onderafdeling 2. – Bevoegdheden<br />
Art. 46 Art. 67<br />
Art. 47 Art. 67<br />
Art. 48 Art. 67<br />
Art. 49 Art. 67<br />
Art. 50 Art. 67<br />
Art. 51 Art. 67<br />
Afdeling 2. – Vooronderzoek<br />
en instaatstelling<br />
Art. 52 Art. 68<br />
Art. 53 Art. 68<br />
Art. 54 Art. 68<br />
Art. 55 Art. 68<br />
Art. 56 Art. 68<br />
Art. 57 Art. 68<br />
Afdeling 3. – De tuchtinstanties<br />
Onderafdeling 1. – De<br />
Tuchtcommissie<br />
Art. 58 Art. 19<br />
Art. 59 Art. 20, § 2<br />
Art. 60 Art. 20, §§ 3 en 5<br />
Art. 61 Art. 20, § 4<br />
Art. 62<br />
Art. 20bis<br />
Onderafdeling 2. – De<br />
Commissie van Beroep<br />
Art. 63 Art. 21, § 1<br />
Art. 64 Art. 21, §§ 2 tot 4<br />
Art. 22<br />
Koninklijk besluit van<br />
21 april 2007 tot omzetting<br />
van bepalingen van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong><br />
Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />
de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van<br />
de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking<br />
van Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 129
Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
Gecoördineerde wet<br />
Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />
gewijzigd bij de wet<br />
van 10 juli 1956, bij de<br />
wet van 21 februari 1985<br />
en bij de wet van<br />
23 december 2005<br />
Art. 65 Art. 21, § 5<br />
Art. 66 Art. 80<br />
Art. 67 Art. 82<br />
Art. 68 Art. 23<br />
Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Art. 69 Art. 85<br />
Art. 70 Art. 86<br />
Art. 71 Art. 87<br />
Onderafdeling 4. – Tuchtsancties<br />
Art. 72<br />
Art. 19bis<br />
Art. 73 Art. 20, § 1<br />
Art. 74 Art. 91<br />
Art. 75 Art. 92<br />
Afdeling 4. – Beroepstucht<br />
betreffende stagiairs<br />
Art. 76 Art. 94<br />
Hoofdstuk IX. – Nationale<br />
en internationale samenwerking<br />
Art. 77 Art. 96<br />
Hoofdstuk X. – Strafbepalingen<br />
Art. 78 Art. 27<br />
Art. 79 Art. 27 Art. 100<br />
Art. 80 Art. 27<br />
Koninklijk besluit van<br />
21 april 2007 tot omzetting<br />
van bepalingen van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong><br />
Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />
de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van<br />
de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking<br />
van Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad<br />
130 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
18.2 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de<br />
toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en tot<br />
opheffing van <strong>het</strong> Koninklijk Besluit van 13 oktober<br />
1987 betreffende de stage van de kandidaatbedrijfsrevisoren<br />
(B.S., 30 mei 2007)<br />
Verslag aan de Koning<br />
De omzetting in <strong>het</strong> Belgisch recht van<br />
de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd<br />
door <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />
de Raad op 17 mei 2006, betreffende de<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen, tot<br />
wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de Raad, en houdende<br />
intrekking van de Richtlijn<br />
84/253/EEG van de Raad die werd bekendgemaakt<br />
in <strong>het</strong> Publicatieblad van<br />
de Europese Unie van 9 juni 2006 (hierna<br />
“de Richtlijn”) heeft ertoe geleid U voor<br />
te stellen om de voorschriften betreffende<br />
de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />
en van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor georganiseerd door <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 13 oktober 1987 te<br />
wijzigen.<br />
Gezien <strong>het</strong> aantal voorgestelde wijzigingen<br />
werd een nieuw koninklijk besluit<br />
verkozen boven een aanpassing van de<br />
bestaande tekst.<br />
In overeenstemming met de Richtlijn, zal<br />
<strong>het</strong> toelatingsexamen in de toekomst betrekking<br />
hebben op 19 vakken.<br />
De tekst voorziet in de oprichting van<br />
een Examencommissie. De Examencommissie<br />
heeft <strong>als</strong> taak de vragen voor <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen voor te bereiden, de<br />
toelatingsexamens te verbeteren en deze<br />
examens te delibereren.<br />
De bepalingen betreffende de vermindering<br />
van de stage die aan verschillende<br />
categorieën van mensen met professionele<br />
ervaring verleend kan worden, werden<br />
aangepast conform de Richtlijn.<br />
De regels betreffende de stage in een Lidstaat<br />
of in een derde land werden herzien<br />
in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de<br />
Richtlijn.<br />
Ten slotte werd de samenstelling van de<br />
jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen herzien<br />
teneinde de aanwezigheid van<br />
personen extern aan <strong>het</strong> beroep te verstevigen.<br />
Er worden nieuwe bevoegdheden aan de<br />
Stagecommissie toevertrouwd. Sommige<br />
zijn helemaal nieuw, andere kennen<br />
een reglementair karakter toe aan een bestaande<br />
situatie.<br />
Bepaalde bevoegdheden specifiek verbonden<br />
aan <strong>het</strong> verloop van de stage werden<br />
overgedragen van de Raad naar de<br />
Stagecommissie. Het betreft:<br />
- de toelating tot de stage (art. 8, 1°);<br />
- <strong>het</strong> vastleggen van een minimumbezoldiging<br />
voor de stagiair (art. 19,<br />
§1);<br />
- <strong>het</strong> vastleggen van de aanvangsdatum<br />
van de stage (art. 20);<br />
- de vermindering van de stageduur<br />
(art. 23).<br />
Toelichting artikel per artikel<br />
Hoofdstuk I. – Definities<br />
Artikel 1. Dit artikel herneemt de definities<br />
gebruikt in <strong>het</strong> koninklijk besluit.<br />
Hoofdstuk II. – De stage in <strong>het</strong><br />
algemeen<br />
Art. 2. Dit artikel bepaalt <strong>het</strong> doel van<br />
de stage, met name de voorbereiding van<br />
de kandidaten op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 131
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
De hoedanigheid van de stagemeester,<br />
bedrijfsrevisor natuurlijke persoon of<br />
bedrijfsrevisorenkantoor, wordt beoordeeld<br />
op de aanvangsdatum van de stage.<br />
Voordien werd er geen precisering voorzien.<br />
De hoedanigheid van de stagemeester<br />
wordt beoordeeld met verwijzing naar<br />
de goedkeuringsvoorwaarden vastgelegd<br />
door de Stagecommissie.<br />
Art. 3.<br />
jaar.<br />
De stage duurt minstens drie<br />
In overeenstemming met artikel 10 van<br />
de Richtlijn wordt de stage die in een andere<br />
Lidstaat kan volbracht worden, gebracht<br />
op twee derde van de stageduur.<br />
De in België uitgevoerde stage is minstens<br />
één derde van de stageduur (in<br />
plaats van de huidige twee derden).<br />
De Richtlijn laat toe dat minstens twee<br />
derde van de praktische opleiding bij een<br />
wettelijke auditor van de jaarrekeningen<br />
of bij een erkend kantoor in een Lidstaat<br />
verloopt. Het besluit weerhoudt niet de<br />
oplossing om de stagiair de mogelijkheid<br />
te bieden om één derde van de stage bij<br />
een persoon uit te voeren die niet de hoedanigheid<br />
van wettelijke auditor van de<br />
jaarrekeningen heeft. Het geheel van de<br />
stage moet uitgevoerd worden bij een<br />
wettelijke auditor van de jaarrekeningen.<br />
Hoofdstuk III. – De<br />
Stagecommissie<br />
Art. 4. Het aantal leden van de Stagecommissie<br />
wordt op tien gebracht. De<br />
Raad benoemt vier van haar leden om in<br />
de Stagecommissie te zetelen. De zes andere<br />
leden, niet-leden van de Raad, moeten<br />
de hoedanigheid hebben of gehad<br />
hebben van bedrijfsrevisor.<br />
Het maximum aantal personen die de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor gehad<br />
hebben is drie.<br />
De duur van <strong>het</strong> mandaat in de Stagecommissie<br />
wordt verduidelijkt; <strong>het</strong> betreft<br />
een mandaat van drie jaar en is<br />
hernieuwbaar.<br />
De voorzitter van de Stagecommissie is<br />
één van de vier leden benoemd door de<br />
Raad. Dit verleent soepelheid aan de organisatie<br />
van de werkzaamheden van de<br />
Stagecommissie in vergelijking met de<br />
vroegere situatie waar <strong>het</strong> voorzitterschap<br />
van de Stagecommissie opgelegd<br />
werd aan de Voorzitter of de Ondervoorzitter<br />
van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Er wordt een regel voorzien in geval van<br />
afwezigheid van de voorzitter van de Stagecommissie.<br />
Het aanwezige raadslid<br />
met de meeste anciënniteit op <strong>het</strong> openbaar<br />
register zit de vergadering voor.<br />
Art. 5. Dit artikel bepaalt de functioneringsregels<br />
van de Stagecommissie.<br />
Art. 6. Het aanwezigheidsquorum wordt<br />
vastgelegd op vijf leden. Het stemmingsquorum<br />
wordt vastgelegd volgens de<br />
meerderheidsregel.<br />
Voor zover <strong>het</strong> aantal leden van de Stagecommissie<br />
een even aantal is, wordt een<br />
precisering aan de deliberatieregels van<br />
de Stagecommissie aangebracht.<br />
Bij gelijkheid van stemmen is de stem<br />
van de voorzitter van de Stagecommissie<br />
doorslaggevend.<br />
Art. 7. Er worden notulen van de werkzaamheden<br />
van de Stagecommissie opgesteld.<br />
De notulen worden door ten minste twee<br />
leden getekend en niet meer noodzakelijk<br />
door de voorzitter van de Stagecommissie<br />
en twee leden, zo<strong>als</strong> dit vroeger <strong>het</strong><br />
geval was.<br />
Art. 8. De bevoegdheden van de Stagecommissie<br />
worden uitgebreid. Dit laat de<br />
Stagecommissie toe om efficiënter te<br />
functioneren en om de Raad te ontlasten<br />
van een reeks van beslissingen aangaande<br />
materies die door de Stagecommissie<br />
beheerd worden.<br />
De Stagecommissie is verantwoordelijk<br />
voor <strong>het</strong> bijhouden van de lijst van de<br />
stagiairs en zal beoordelen of deze lijst al<br />
dan niet een openbaar karakter moet hebben.<br />
De beslissingsbevoegdheid van de Stagecommissie<br />
wordt uitgebreid in <strong>het</strong> geval<br />
van verandering van stagemeester en van<br />
herneming van de stage. Dit werd niet <strong>als</strong><br />
dusdanig vermeld in de vroegere tekst.<br />
132 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
De Stagecommissie is bevoegd om de<br />
toelating tot de eed van de kandidaten<br />
aan de Raad voor te stellen in de mate dat<br />
de kandidaat geslaagd is voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />
voldaan heeft aan<br />
de eisen van de stage en geen voorwerp<br />
uitmaakt van een tuchtprocedure.<br />
De Stagecommissie is bevoegd om alle<br />
inlichtingen die zij nuttig acht met betrekking<br />
tot een stagiair of een stagemeester<br />
die zij in <strong>het</strong> kader van haar<br />
werkzaamheden heeft ingewonnen mee<br />
te delen aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De Stagecommissie is bevoegd om te beslissen<br />
over de administratieve schrapping<br />
van de stagiairs die hun stage<br />
hebben opgeschort voor een periode van<br />
meer dan vijf jaar. Deze bevoegdheid<br />
werd in <strong>het</strong> verleden aan de Raad van <strong>het</strong><br />
Instituut toevertrouwd.<br />
De tuchtrechtspraak met betrekking tot<br />
de stagiairs wordt door artikel 76 van de<br />
wet georganiseerd.<br />
De door een kandidaat gevraagde<br />
vrijstellingen worden, overeenkomstig<br />
artikel 14, § 3, toegekend door de Stagecommissie.<br />
Art. 9. Dit artikel bepaalt de middelen<br />
waarover de Stagecommissie beschikt<br />
teneinde zijn opdrachten te vervullen.<br />
Naar aanleiding van de bemerking van de<br />
Raad van State, werd de mogelijkheid die<br />
geboden werd aan de Stagecommissie<br />
om te beslissen een administratieve boete<br />
op te leggen aan de stagiair of de stagemeester<br />
volgens de door de Raad van <strong>het</strong><br />
Instituut vastgelegde principes geschrapt.<br />
Art. 10. Dit artikel voorziet in de bepaling<br />
inzake transparantie en communicatie<br />
van de activiteiten van de<br />
Stagecommissie.<br />
Hoofdstuk IV. – De<br />
Examencommissie<br />
Art. 11. Dit artikel voorziet in een Examencommissie.<br />
Teneinde de academische bevoegdheden<br />
inzake <strong>het</strong> toelatingsexamen aan derden<br />
uit te besteden wordt er een Examencommissie<br />
opgericht. Deze heeft tot doel zich<br />
aan te passen aan de principes van toepassing<br />
bij <strong>het</strong> Instituut der Accountants<br />
en Belastingconsulenten. De Examencommissie<br />
is samengesteld uit personen<br />
die de voor <strong>het</strong> toelatingsexamen voorziene<br />
vakken doceren. Deze personen<br />
worden door de Stagecommissie benoemd.<br />
De Examencommissie is samengesteld<br />
uit minstens tien leden en bepaalt<br />
haar huishoudelijk reglement. Tenminste<br />
de helft van haar leden heeft niet de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor.<br />
De Examencommissie is belast met de<br />
voorbereiding van de examenvragen<br />
voor <strong>het</strong> toelatingsexamen, de verbetering<br />
van <strong>het</strong> toelatingsexamen even<strong>als</strong> de<br />
deliberatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen. De<br />
resultaten van de deliberaties van de Examencommissie<br />
worden uiterlijk twee<br />
maanden na de datum van <strong>het</strong> examen<br />
aan de Stagecommissie overgemaakt.<br />
De Stagecommissie zal de administratieve<br />
en logistieke organisatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
blijven waarborgen (cf.<br />
artikel 8, 7°).<br />
Hoofdstuk V. – Toelating tot de<br />
stage<br />
Art. 12. De toelating tot de stage van<br />
de kandidaat-bedrijfsrevisoren is voorbehouden<br />
aan houders van een master diploma<br />
zo<strong>als</strong> bepaald in de decreten<br />
betreffende <strong>het</strong> onderwijs van de Franse<br />
Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap.<br />
Deze bepaling is conform met de<br />
nieuwe bepalingen op <strong>het</strong> gebied van<br />
academische titels.<br />
Er werd rekening gehouden met de evoluties<br />
op Europees niveau in <strong>het</strong> kader<br />
van de Bologna-akkoorden en met de<br />
omzetting van deze in de Belgische juridische<br />
omgeving. De verwijzing naar diploma’s<br />
van universitair niveau, namelijk<br />
<strong>het</strong> master niveau, verwijst naar de voorwaarden<br />
gesteld door <strong>het</strong> decreet van de<br />
Franse Gemeenschap van 31 maart 2004<br />
betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger<br />
onderwijs ter bevordering van de integratie<br />
in de Europese ruimte van <strong>het</strong> hoger<br />
onderwijs en betreffende de herfinanciering<br />
van de universiteiten en door <strong>het</strong> decreet<br />
van de Vlaamse Gemeenschap van<br />
4 april 2003 betreffende de herstructure-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 133
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
ring van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />
Zowel de Belgische <strong>als</strong> de buitenlandse<br />
diploma’s worden in artikel 12 opgenomen.<br />
Art. 13. Dit artikel betreft de organisatie<br />
van <strong>het</strong> toelatingsexamen dat één<br />
maal per jaar plaatsvindt.<br />
Het bedrag van de bijdrage aan <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
wordt jaarlijks door de Stagecommissie<br />
vastgelegd.<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State, werd § 3 geschrapt.<br />
In overeenstemming met artikel 8 van de<br />
Richtlijn is <strong>het</strong> aantal vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
19; dit artikel somt ze op.<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State, worden de vakken bedoeld<br />
in artikel 8.2 van de richtlijn opgenomen<br />
in een afzonderlijk lid. De<br />
toetsing heeft betrekking op deze vakgebieden<br />
voor zover deze voor de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen van<br />
belang zijn.<br />
Art. 14. Het toekennen van vrijstellingen<br />
voor <strong>het</strong> toelatingsexamen wordt uitgebreid<br />
naar houders van een diploma of<br />
getuigschrift aanvullend op een master<br />
diploma. Deze bepaling heeft <strong>als</strong> doel de<br />
kandidaten die houder zijn van een gespecialiseerd<br />
en aanvullend diploma de<br />
mogelijkheid te bieden om vrijstellingen<br />
te bekomen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
Het toekennen van vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen wordt door de Stagecommissie<br />
bepaald, na advies van de<br />
Hoge Raad voor de Economische Beroepen,<br />
volgens de vereiste van <strong>het</strong> aantal<br />
studiepunten ECTS besteed aan een vakgebied.<br />
Voor de houders van een diploma dat enkel<br />
in uren wordt uitgedrukt, wordt de<br />
beoordeling van de vrijstelling bepaald<br />
op basis van de criteria uitgedrukt in uren<br />
in plaats van de criteria uitgedrukt in<br />
ECTS.<br />
Het vak moet op <strong>het</strong> diploma of op <strong>het</strong><br />
getuigschrift vermeld zijn.<br />
De vakken die op een getuigschrift aanvullend<br />
op een master diploma vermeld<br />
staan, kunnen door de Stagecommissie<br />
eveneens <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />
vrijstelling voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
De door een kandidaat gevraagde vrijstellingen<br />
worden toegekend door de Stagecommissie.<br />
Art. 15. Dit artikel stelt de toelatingsvoorwaarden<br />
tot de stage vast.<br />
Hoofdstuk VI. – De<br />
stageovereenkomst<br />
Art. 16. Dit artikel bepaalt dat de stageovereenkomst<br />
door de Stagecommissie<br />
moet worden goedgekeurd.<br />
Het derde exemplaar van de stageovereenkomst<br />
wordt door de Stagecommissie<br />
bewaard voor zover zij overgaat tot de<br />
goedkeuring van de stageovereenkomst.<br />
In <strong>het</strong> geval dat een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
één van de partijen is van de stageovereenkomst,<br />
dient deze een natuurlijke<br />
persoon aan te wijzen die beantwoordt<br />
aan de voorwaarden bepaald door artikel<br />
2, § 2 van dit besluit. Deze bepaling wil<br />
vermijden dat beroep doen op een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
toelaat om aan de<br />
gestelde eisen voor de stagemeester natuurlijke<br />
persoon te ontsnappen.<br />
Art. 17. De bepalingen van artikel 17<br />
betreffende de stageovereenkomst zijn<br />
niet volledig. De partijen mogen immers,<br />
voor zover dit niet tegenstrijdig is met<br />
andere wettelijke en reglementaire bepalingen,<br />
andere bepalingen in de stageovereenkomst<br />
voorzien.<br />
Art. 18. Dit artikel bepaalt in welke<br />
omstandigheden de stageovereenkomst<br />
getekend mag worden wat <strong>het</strong> sociaal<br />
statuut betreft.<br />
Er wordt verduidelijkt dat de arbeidsovereenkomst<br />
met de stagemeester of<br />
met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, waarin<br />
de stagemeester werkzaam is, moet afgesloten<br />
worden. Dit strekt ertoe te vermijden<br />
dat de arbeidsovereenkomst door een<br />
derde partij wordt getekend die niet de<br />
hoedanigheid heeft van bedrijfsrevisor.<br />
De stageovereenkomst moet conform<br />
134 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
zijn aan de voorschriften voorzien in de<br />
arbeidsovereenkomst of in de overeenkomst<br />
van zelfstandige dienstverlening.<br />
De arbeidsovereenkomst of de overeenkomst<br />
van zelfstandige dienstverlening<br />
wordt aan de Stagecommissie bezorgd,<br />
even<strong>als</strong> de aanhangsels afgesloten gedurende<br />
de overeenkomst.<br />
Een onderscheiden systeem voor de twee<br />
types van sociale overeenkomsten dient<br />
niet te worden voorzien.<br />
Art. 19. De stagemeester verbindt er<br />
zich toe om aan zijn stagiair een vergoeding<br />
te betalen die minstens gelijk is aan<br />
de minimumvergoeding bepaald door de<br />
Stagecommissie.<br />
De stagemeester neemt de kosten voor<br />
zijn rekening die betrekking hebben op<br />
de vorming van de stagiair, namelijk de<br />
stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader<br />
van een normaal verloop van de stage.<br />
Deze maatregel geeft de stagiairs de materiële<br />
mogelijkheid de nuttige activiteiten<br />
in <strong>het</strong> kader van hun vorming te<br />
volgen.<br />
Hoofdstuk VII. – Verloop van de<br />
stage<br />
Art. 20. De bepaling van de aanvangsdatum<br />
van de stage wordt aan de Stagecommissie<br />
toevertrouwd.<br />
Art. 21. De stage moet op jaarbasis<br />
tenminste 1000 uren aan revisorale opdrachten<br />
bevatten.<br />
Artikel 21 verduidelijkt dat de 1000 stage-uren<br />
enerzijds jaarlijks moeten worden<br />
verwezenlijkt en anderzijds<br />
revisorale opdrachten betreffen waarvan<br />
de aard door de Stagecommissie wordt<br />
vastgelegd. Deze bepaling heeft <strong>als</strong> doel<br />
zich te vergewissen van <strong>het</strong> feit dat de<br />
uitgevoerde stage materies betreft die leiden<br />
naar de kennis van <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor.<br />
Art. 22. De mogelijkheid om de stage<br />
te verlengen werd voorzien in de mate<br />
dat de Stagecommissie niet over voldoende<br />
relevante en adequate informatie<br />
beschikt (bijvoorbeeld: een correct ingevuld<br />
stagedagboek) om <strong>het</strong> goede verloop<br />
van de stage te beoordelen.<br />
De verlenging van de stage wordt vastgelegd<br />
op maximum drie jaar. De redenen<br />
van de verlengingen worden uitgebreid.<br />
De stageduur kan aldus drie jaar, plus<br />
maximum drie jaar verlenging, plus een<br />
periode van maximum vijf jaar voor <strong>het</strong><br />
afleggen van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />
te weten hoogstens 11 jaar, bedragen.<br />
Art. 23. De bevoegdheid om over een<br />
vermindering van de stage te beslissen<br />
wordt aan de Stagecommissie toevertrouwd.<br />
In overeenstemming met artikel 11 van<br />
de Richtlijn, kan de beroepservaring, al<br />
dan niet aangevuld door een praktische<br />
opleiding, gevaloriseerd worden in <strong>het</strong><br />
kader van de stage van bedrijfsrevisor.<br />
De personen die beschikken over een ervaring<br />
van minstens vijftien jaar op financieel,<br />
juridisch en boekhoudkundig<br />
vlak, ongeacht <strong>het</strong> diploma waarvan deze<br />
personen houder zijn (artikel 23, § 1, b))<br />
kunnen een vermindering van de duur<br />
van de stage bekomen (artikel 23, § 1).<br />
De personen die gedurende zeven jaar<br />
beroepsactiviteiten op <strong>het</strong> vlak van de<br />
wettelijke controle van de jaarrekeningen<br />
hebben uitgeoefend (artikel 23, § 1, a)),<br />
moeten niettemin, overeenkomstig artikel<br />
11 van de Richtlijn, een stage afleggen.<br />
Naar aanleiding van de bemerking van de<br />
Raad van State, wordt de vrijstelling voor<br />
<strong>het</strong> toelatingsexamen, die systematisch<br />
toegekend werd aan personen die vijftien<br />
of zeven jaar ervaring hebben, opgeheven,<br />
overeenkomstig artikel 11 van de<br />
Richtlijn. Deze personen kunnen niettemin<br />
van de vrijstellingen genieten, overeenkomstig<br />
<strong>het</strong> algemene regime, onder<br />
andere <strong>als</strong> ze een universitair diploma of<br />
een door de Staat <strong>als</strong> gelijkwaardig erkend<br />
diploma hebben.<br />
Paragraaf 2 zet artikel 12 van de Richtlijn<br />
om.<br />
De praktijkopleiding verworven in een<br />
ander Instituut, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld de stage<br />
van externe accountant of belastingconsulent<br />
uitgeoefend bij <strong>het</strong> Instituut<br />
van de Accountants en de Belastingcon-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 135
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
sulenten kan eveneens in aanmerking<br />
worden genomen voor <strong>het</strong> berekenen van<br />
de duur van zeven of vijftien jaar.<br />
De stagiairs externe accountants of externe<br />
accountants die houder zijn van een<br />
master diploma (artikel 23, § 1, c)) en de<br />
personen die hun stage gedeeltelijk of<br />
volledig in een Lidstaat van de Europese<br />
Unie of een derde land hebben uitgeoefend<br />
(artikel 23, § 1, d)) blijven onderworpen<br />
aan de voorwaarden inzake <strong>het</strong><br />
diploma, <strong>het</strong> toelatingsexamen en kunnen<br />
vrijstellingen bekomen.<br />
De stage kan tot nul herleid worden. Een<br />
stageverkorting, zelfs een totale, betekent<br />
geen vrijstelling voor <strong>het</strong> afleggen van<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen zo<strong>als</strong> voorzien<br />
in artikelen 32 tot 35.<br />
Art. 24. Dit artikel betreft de mogelijkheid<br />
om de stage op te schorten.<br />
De stage wordt opgeschort op gemotiveerd<br />
verzoek van de partijen of wanneer<br />
de stagiair gedurende meer dan een<br />
maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen.<br />
De stage wordt eveneens opgeschort<br />
in geval van een tuchtrechtelijke<br />
schorsing van de stagemeester.<br />
De beslissing van de Stagecommissie bepaalt<br />
de duur en de datum van de opschorting<br />
van de stage.<br />
Om de rechtszekerheid te verbeteren<br />
wordt er bepaald dat de geschorste stagiair<br />
niet onderworpen is aan de stageverplichtingen.<br />
Art. 25. De mogelijkheid om van stagemeester<br />
te veranderen wordt voorzien.<br />
Hoofdstuk VIII. – Rechten en<br />
plichten van de stagiair en van de<br />
stagemeester<br />
Afdeling 1. – Rechten en plichten van<br />
de stagiair<br />
Art. 26. Dit artikel voorziet dat de stagiair<br />
zich enerzijds aan de instructies van<br />
de stagemeester en anderzijds aan de<br />
richtlijnen van de Stagecommissie onderwerpt.<br />
Deze bepaling laat de Stagecommissie<br />
toe zich ervan te vergewissen dat<br />
de stagiair zijn stage volbrengt volgens<br />
de eisen gesteld door <strong>het</strong> Instituut.<br />
Art. 27. Artikel 27 verduidelijkt dat <strong>het</strong><br />
stagedagboek bijgehouden wordt overeenkomstig<br />
de door de Stagecommissie<br />
vastgelegde voorschriften.<br />
De reglementaire tekst herneemt geen<br />
detail van de vermeldingen die in <strong>het</strong><br />
stagedagboek moeten voorkomen. Deze<br />
moeten door de Stagecommissie worden<br />
bepaald teneinde zich aan de evoluties<br />
van <strong>het</strong> beroep aan te passen.<br />
Art. 28. De stagiair moet niet enkel de<br />
regels inzake plichtenleer, maar ook de<br />
regels betreffende <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
van <strong>het</strong> Instituut, op dezelfde<br />
manier naleven <strong>als</strong> deze van toepassing<br />
zijn op de bedrijfsrevisoren.<br />
Afdeling 2. – Rechten en plichten van<br />
de stagemeester<br />
Art. 29. De stagemeester is verantwoordelijk<br />
voor de opleiding van de stagiair.<br />
Teneinde zich ervan te vergewissen<br />
dat deze tot een goed einde wordt gebracht,<br />
is de opleiding beperkt tot drie<br />
stagiairs tegelijkertijd.<br />
De stagemeester die een tuchtstraf krijgt<br />
van meer dan één maand kan gedurende<br />
de periode van opschorting geen stagiairs<br />
opleiden.<br />
Art. 30. Er wordt onderstreept dat de<br />
stagemeester zich moet houden aan de<br />
voorschriften van de Stagecommissie.<br />
Art. 31. Een stagedagboek moet jaarlijks<br />
opgesteld worden. De organisatie<br />
inzake controle van dit document wordt<br />
aan de beoordeling van de partijen overgelaten.<br />
Hoofdstuk IX. – Het<br />
bekwaamheidsexamen<br />
Art. 32. Er wordt in een algemene terminologie<br />
voorzien om de inhoud van<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen te beschrijven.<br />
Het bekwaamheidsexamen beoogt na te<br />
gaan of de stagiair bekwaam is om, in de<br />
naleving van de wetten en de deontologische<br />
regels, <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
uit te oefenen en niet enkel de<br />
136 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
verworven theoretische kennis, vereist<br />
om de wettelijke controle van de jaarrekeningen,<br />
in de praktijk toe te passen.<br />
De toelatingsvoorschriften tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
worden herzien. De<br />
toegang tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is<br />
bestemd voor de stagiairs die aan de verplichtingen<br />
van de stage hebben voldaan,<br />
in plaats van, zo<strong>als</strong> vroeger, een automatische<br />
toelating in de zes laatste maanden<br />
van de stage, met name na twee en een<br />
half jaar stage.<br />
De praktijk heeft aangetoond dat de organisatie<br />
van twee examenzittijden ruimschoots<br />
voldoende is.<br />
Art. 33. Het examen mag in één van de<br />
drie Belgische landstalen afgelegd worden.<br />
De jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is<br />
samengesteld uit drie leden die de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor of van erebedrijfsrevisor<br />
hebben, waarvan maximum<br />
één lid erebedrijfsrevisor is, een professor<br />
van <strong>het</strong> universitair onderwijs of van<br />
<strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair niveau<br />
en één persoon die <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor niet uitoefent.<br />
De duur van de mandaten is drie jaar.<br />
De professor van <strong>het</strong> universitair onderwijs<br />
of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair<br />
niveau draagt niet gelijktijdig de<br />
titel van bedrijfsrevisor. Hij doceert één<br />
van de 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />
De term “professor” wordt geïnterpreteerd<br />
in de zin van de wet op de<br />
pensioenen van de universiteitsprofessoren.<br />
De professor van <strong>het</strong> universitair onderwijs<br />
of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair<br />
niveau oefent de functie uit van<br />
voorzitter van de jury.<br />
Art. 34. Het examen bevat twee delen:<br />
een schriftelijke en een mondelinge<br />
proef.<br />
De inhoud van de schriftelijke proef<br />
wordt door de Stagecommissie bepaald.<br />
De mondelinge proef behelst <strong>het</strong> geheel<br />
van nuttige materies voor de uitoefening<br />
van <strong>het</strong> beroep.<br />
Art. 35. De kandidaat beschikt over<br />
vijf kansen om <strong>het</strong> examen af te leggen<br />
binnen een periode van vijf jaar.<br />
De periode van vijf jaar begint vanaf de<br />
deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
wordt toegelaten.<br />
De stagiair is vrij om uit de tien examenzittijden<br />
de vijf examenzittijden, waaraan<br />
hij wenst deel te nemen, uit te kiezen.<br />
Hoofdstuk X. – Toelating tot de<br />
eed en einde van de stage<br />
Art. 36. Deze bepaling maakt een onderscheid<br />
tussen de toelating tot de eed<br />
en <strong>het</strong> einde van de stage.<br />
De stage eindigt door de beslissing van<br />
de Raad om de stagiair toe te laten tot de<br />
eed, of door <strong>het</strong> ontslag van de stagiair,<br />
of door de schrapping van de stagiair, of<br />
door de gecumuleerde vervaltermijnen<br />
van de stageduur en de duur van de verlenging<br />
van de stage even<strong>als</strong> <strong>het</strong> afleggen<br />
van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
Voor zover een stagiair niet werd toegelaten<br />
tot de eed blijft hij onderworpen aan<br />
de verplichtingen van de stage, met name<br />
<strong>het</strong> invullen van zijn stagedagboek.<br />
De toelating tot de eed wordt verleend<br />
aan de stagiair die (i) geslaagd is voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen (ii) aan de stageverplichtingen<br />
heeft voldaan en (iii) geen<br />
voorwerp heeft uitgemaakt van een<br />
tuchtprocedure.<br />
Deze voorwaarden zijn cumulatief.<br />
Hoofdstuk XI. – Erkenning van de<br />
bekwaamheden gelijkwaardig met<br />
die van bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />
buitenland<br />
Art. 37. De vrijstelling van de in <strong>het</strong><br />
buitenland gekwalificeerde beroepsbeoefenaars<br />
betreft <strong>het</strong> toelatingsexamen, de<br />
stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen voorzien<br />
in artikelen 32 tot 35 van dit besluit.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 137
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
Artikel 37, §§ 1 en 3, werd herschreven<br />
overeenkomstig de opmerking van de<br />
Raad van State.<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State, dient te worden onderstreept<br />
dat artikel 37, § 2 de bepalingen<br />
herneemt van <strong>het</strong> vroegere artikel 40,<br />
lid 2 van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende<br />
de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />
en in overeenstemming is met<br />
artikel 44 van de Audit Richtlijn van<br />
17 mei 2006.<br />
De buitenlandse kandidaten moeten blijk<br />
geven van hun adequate kennis van de in<br />
België van kracht zijnde wetten en reglementeringen,<br />
voorzover deze voor de<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
in België relevant zijn. De tekst herneemt<br />
de terminologie uit artikel 14 van de<br />
Richtlijn, naar aanleiding van de bemerking<br />
van de Raad van State.<br />
Worden geacht een gelijkwaardige bekwaamheid<br />
met die van bedrijfsrevisor te<br />
bezitten, de personen die, conform de<br />
wet van kracht in de Lidstaat, erkend zijn<br />
voor de wettelijke controle van de jaarrekeningen<br />
van vennootschappen, voor zover<br />
de wettelijke en reglementaire<br />
voorwaarden voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />
in dat land overeenstemmen met<br />
deze voorzien in dit besluit voor wat de<br />
theoretische kennis en de beroepsbekwaamheid<br />
betreft.<br />
Hoofdstuk XII. – Diverse en<br />
opheffingsbepalingen<br />
Art. 38. Het koninklijk besluit van<br />
13 oktober 1987 betreffende de stage van<br />
de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt op<br />
31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering<br />
van artikel 15 dat van toepassing<br />
blijft tot 31 december 2007.<br />
De datum van inwerkingtreding is vastgelegd<br />
op 31 augustus 2007.<br />
De artikelen 11 en 13, § 2 zijn van toepassing<br />
vanaf 1 januari 2008. Voor de<br />
vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen wordt<br />
er een latere datum van inwerkingtreding<br />
voorzien, teneinde de onderwijsinstellingen<br />
toe te laten, in voorkomend geval,<br />
hun programma te herzien.<br />
Een latere datum van inwerkingtreding is<br />
eveneens voorzien voor de oprichting<br />
van de Examencommissie waarvan de<br />
samenstelling en de werking gebonden<br />
zijn aan de vakken onderwezen door de<br />
universiteiten en de economische hogescholen<br />
van <strong>het</strong> lange type.<br />
Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
Hoofdstuk I. – Definities<br />
Artikel 1. § 1. De definities opgenomen<br />
in artikel 2 van de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige<br />
toepassing.<br />
§ 2. Voor de toepassing van onderhavig<br />
besluit wordt verstaan onder:<br />
1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
oprichting van een Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op<br />
<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />
2° <strong>het</strong> huishoudelijk reglement: <strong>het</strong><br />
huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren;<br />
3° de algemene vergadering: de algemene<br />
vergadering van <strong>het</strong> Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> voorzien<br />
in artikel 19 van de wet.<br />
Hoofdstuk II. – De stage in <strong>het</strong><br />
algemeen<br />
Art. 2. § 1. De stage heeft tot doel de<br />
kandidaten tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
voor te bereiden door te voorzien in<br />
hun vorming met betrekking tot de beroepspraktijk<br />
en de plichtenleer.<br />
§ 2. De stage wordt verricht onder <strong>het</strong><br />
toezicht van de Stagecommissie bij een<br />
stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon die of bedrijfsrevisorenkantoor<br />
dat, op <strong>het</strong> ogenblik van de aanvang van<br />
de stage, minstens vijf jaar op <strong>het</strong> openbaar<br />
register is ingeschreven en beantwoordt<br />
aan de door de Stagecommissie<br />
gestelde voorwaarden.<br />
Art. 3. § 1. Onverminderd artikel 27<br />
van de wet, duurt de stage minstens drie<br />
jaar.<br />
138 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
§ 2. De stage wordt voor ten minste<br />
twee derde in een Lidstaat van de Europese<br />
Unie, waarvan één derde in België,<br />
volbracht.<br />
De Stagecommissie waakt erover dat<br />
de activiteit van de stagiair, tijdens de<br />
stageperiode buiten België, op doeltreffende<br />
wijze wordt gevolgd door de stagemeester<br />
in samenwerking met een<br />
persoon die in dat land een hoedanigheid<br />
heeft die <strong>als</strong> gelijkwaardig is erkend met<br />
deze van bedrijfsrevisor.<br />
Hoofdstuk III. – De<br />
Stagecommissie<br />
Art. 4. § 1. Overeenkomstig artikel<br />
28, § 1 van de wet wordt in de schoot van<br />
<strong>het</strong> Instituut een commissie opgericht die<br />
belast is met de organisatie van de toegang<br />
tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />
Deze commissie wordt de Stagecommissie<br />
genoemd.<br />
§ 2. De Stagecommissie telt tien effectieve<br />
leden. Op de eerste vergadering die<br />
volgt op de jaarlijkse algemene vergadering,<br />
duidt de Raad vier van zijn leden<br />
aan en zes natuurlijke personen, die niet<br />
in de Raad zetelen, die bedrijfsrevisor<br />
zijn of zijn geweest, om deel uit te maken<br />
van de Stagecommissie. Het aantal personen<br />
dat bedrijfsrevisor is geweest, is<br />
beperkt tot drie.<br />
De leden van de Stagecommissie worden<br />
benoemd voor een hernieuwbaar<br />
mandaat van drie jaar.<br />
De voorzitter wordt door de Raad aangeduid<br />
onder de vier leden van de Stagecommissie<br />
die in de Raad zetelen.<br />
§ 3. De Stagecommissie is derwijze samengesteld<br />
dat zij de aanvragen van de<br />
kandidaten kan onderzoeken die zich in<br />
één van de landstalen uitdrukken.<br />
§ 4. Bij afwezigheid van de voorzitter<br />
wordt de vergadering voorgezeten door<br />
<strong>het</strong> aanwezige raadslid met de meeste anciënniteit<br />
op <strong>het</strong> openbaar register.<br />
Art. 5. § 1. De Stagecommissie vergadert<br />
op de schriftelijke uitnodiging van<br />
haar voorzitter, ten minste om de twee<br />
maanden. De oproeping vermeldt de<br />
agenda van de vergadering en is vergezeld<br />
van de vereiste documenten.<br />
§ 2. Op verzoek van de Raad vergadert<br />
de Stagecommissie binnen vijftien dagen<br />
nadat de Raad haar daarom heeft verzocht.<br />
Art. 6. De Stagecommissie kan slechts<br />
geldig beraadslagen wanneer tenminste<br />
vijf leden aanwezig zijn.<br />
De beslissingen van de Stagecommissie<br />
worden bij eenvoudige meerderheid<br />
van stemmen genomen.<br />
Bij staking van stemmen is de stem<br />
van de voorzitter van de Stagecommissie<br />
doorslaggevend.<br />
Art. 7. De beraadslagingen van de Stagecommissie<br />
worden opgenomen in notulen.<br />
Na door de Stagecommissie te zijn<br />
goedgekeurd, worden de notulen ondertekend<br />
door de voorzitter van de Stagecommissie<br />
en minstens één lid die de<br />
vergadering heeft bijgewoond. Zij worden<br />
ten zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard en<br />
een afschrift ervan wordt bij uittreksel<br />
door de voorzitter van de Stagecommissie<br />
aan de verzoeker en aan de leden van<br />
de Stagecommissie bezorgd.<br />
Art. 8. De Stagecommissie organiseert<br />
en beheert de stage, met name:<br />
1° keurt de stageovereenkomsten en de<br />
toelating tot de stage goed;<br />
2° houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen<br />
van de stage zowel wat de stagiair<br />
<strong>als</strong> de stagemeester betreft;<br />
3° dient de Raad, ambtshalve of op<br />
diens vraag, van advies over alle<br />
kwesties betreffende de stage en de<br />
stagiairs;<br />
4° stelt de lijst der stagiairs op en houdt<br />
deze bij;<br />
5° onderzoekt de stagedagboeken;<br />
6° regelt en leidt de aan de stagiairs opgelegde<br />
vakoefeningen;<br />
7° organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen en<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />
8° volgt de opleiding gegeven door de<br />
stagemeester en geeft de nodige<br />
richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding<br />
onvoldoende vindt;<br />
9° kan de stagiairs die niet zijn geslaagd<br />
voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, bij-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 139
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
komende taken opleggen ter vervolmaking<br />
van hun praktijkopleiding;<br />
10° beslist, in de gevallen bepaald in dit<br />
besluit, over de verlenging of de verkorting<br />
van de stageduur, de opschorting<br />
van de stage, de verandering van<br />
stagemeester en de herneming van de<br />
stage. Behoudens andersluidende bepaling<br />
kan tegen die beslissingen beroep<br />
worden ingesteld bij de Raad;<br />
11° beslist over de vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />
toelatingsexamen;<br />
12° stelt aan de Raad de toelating tot de<br />
eed voor volgens de modaliteiten<br />
voorzien in artikel 36, § 1;<br />
13° treedt bemiddelend op in geschillen<br />
tussen stagemeesters en stagiairs;<br />
14° kan aan de Raad alle inlichtingen<br />
meedelen die zij nuttig acht met betrekking<br />
tot een stagemeester of een<br />
stagiair en die zij in <strong>het</strong> kader van<br />
haar werkzaamheden heeft ingewonnen;<br />
15° beslist over de administratieve<br />
schrapping van de stagiairs die hun<br />
stage hebben opgeschort voor een periode<br />
van meer dan vijf jaar.<br />
Art. 9. De Stagecommissie beschikt in<br />
de uitoefening van haar opdracht over de<br />
ruimste middelen van toezicht en onderzoek;<br />
zij kan alle nuttige inlichtingen inwinnen,<br />
de stagiairs en de stagemeesters<br />
verzoeken om voor haar te verschijnen<br />
en zich alle bescheiden doen voorleggen.<br />
Zij kan haar bevoegdheid van toezicht<br />
en onderzoek aan één van haar leden<br />
overdragen.<br />
Art. 10. De Stagecommissie brengt<br />
jaarlijks verslag uit bij de Raad over haar<br />
werkzaamheden. Zij formuleert de opmerkingen<br />
en voorstellen die zij nuttig<br />
acht.<br />
De Raad overhandigt ieder jaar aan de<br />
Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
een verslag over de activiteiten van de<br />
Stagecommissie en over de vormingsactiviteiten<br />
die door <strong>het</strong> Instituut ten behoeve<br />
van de stagiairs werden georganiseerd.<br />
Hoofdstuk IV. – De<br />
Examencommissie<br />
Art. 11. § 1. Een Examencommissie<br />
wordt opgericht.<br />
De Examencommissie is samengesteld<br />
uit personen die de voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
voorziene vakken doceren<br />
aan een universiteit of aan een instelling<br />
van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type.<br />
Onder hen mag tenminste de helft<br />
niet beschikken over de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor.<br />
De leden van de Examencommissie<br />
worden door de Stagecommissie benoemd.<br />
De Examencommissie is samengesteld<br />
uit minstens tien leden. De Examencommissie<br />
bepaalt haar huishoudelijk<br />
reglement dat door de Stagecommissie<br />
wordt goedgekeurd.<br />
§ 2. De Examencommissie is belast<br />
met <strong>het</strong> opstellen van de vragen, de verbetering<br />
van <strong>het</strong> toelatingsexamen, even<strong>als</strong><br />
met de deliberatie van deze examens.<br />
Zij bezorgt de resultaten van de deliberaties<br />
aan de Stagecommissie uiterlijk<br />
twee maanden na de datum van <strong>het</strong> examen.<br />
Hoofdstuk V. – Toelating tot de<br />
stage<br />
Art. 12. Onverminderd de bepalingen<br />
bedoeld in artikel 28, § 1 van de wet, dienen<br />
de kandidaten om tot de stage te worden<br />
toegelaten, houder te zijn van een<br />
masterdiploma overeenkomstig <strong>het</strong> decreet<br />
van de Franse Gemeenschap van<br />
31 maart 2004 betreffende de organisatie<br />
van <strong>het</strong> hoger onderwijs ter bevordering<br />
van de integratie in de Europese ruimte<br />
van <strong>het</strong> hoger onderwijs en betreffende<br />
de herfinanciering van de universiteiten<br />
of overeenkomstig <strong>het</strong> decreet van de<br />
Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003<br />
betreffende de herstructurering van <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />
Art. 13. § 1. De Stagecommissie organiseert<br />
eens per jaar <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />
bedoeld in artikel 28, § 1, 2° van de<br />
wet.<br />
Tot <strong>het</strong> examen worden toegelaten de<br />
personen die voldoen aan de voorwaarden<br />
bepaald in de wet en in dit besluit.<br />
140 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
§ 2. Het toelatingsexamen heeft betrekking<br />
op volgende vakken:<br />
1° algemene theorie en de beginselen<br />
van de boekhouding;<br />
2° wettelijke voorschriften en normen<br />
voor de opstelling van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen;<br />
3° internationale standaarden voor jaarrekeningen;<br />
4° financiële analyse;<br />
5° analytische en beleidsboekhouding;<br />
6° risicomanagement en interne beheersing;<br />
7° controleleer en beroepsvaardigheden;<br />
8° wettelijke voorschriften en gedragsen<br />
beroepsnormen betreffende de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
en de daarmee belaste wettelijke<br />
auditors;<br />
9° internationale controlestandaarden;<br />
10° beroepsethiek en onafhankelijkheid;<br />
Het toelatingsexamen heeft ook betrekking<br />
op volgende vakken, voorzover<br />
deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
van belang zijn:<br />
1° vennootschapsrecht en corporate governance;<br />
2° faillissementsrecht en soortgelijke<br />
procedures;<br />
3° belastingrecht;<br />
4° burgerlijk en handelsrecht;<br />
5° socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;<br />
6° informatietechnologieën en informaticasystemen;<br />
7° algemene, financiële en bedrijfseconomie;<br />
8° wiskunde en statistiek;<br />
9° grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer.<br />
Art. 14. § 1. De personen die houder<br />
zijn van een diploma, bedoeld in artikel<br />
12, en van aanvullende getuigschriften,<br />
worden door de Stagecommissie vrijgesteld<br />
van <strong>het</strong> toelatingsexamen over de<br />
theoretische kennis van de vakgebieden<br />
die uitdrukkelijk vermeld staan op hun<br />
diploma of getuigschrift uitgereikt door<br />
de instellingen beoogd in <strong>het</strong> decreet van<br />
de Franse Gemeenschap van 31 maart<br />
2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs ter bevordering van de<br />
integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong><br />
hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering<br />
van de universiteiten of in <strong>het</strong><br />
decreet van de Vlaamse Regering van<br />
4 april 2003 betreffende de herstructurering<br />
van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen<br />
en voor zover aan de in de volgende<br />
paragraaf bepaalde voorwaarden werd<br />
voldaan.<br />
§ 2. De vrijstelling wordt verleend per<br />
vakgebied op voorwaarde dat de aan <strong>het</strong><br />
vakgebied bestede aantal studiepunten<br />
ECTS tenminste overeenstemmen met<br />
<strong>het</strong> aantal studiepunten ECTS die voor<br />
dit vakgebied door de Raad, na advies<br />
van de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen, voldoende worden geacht in<br />
<strong>het</strong> kader van de eisen gesteld voor <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor.<br />
Voor de houders van een diploma enkel<br />
uitgedrukt in uren, worden de voorwaarden<br />
uitgedrukt in ECTS in <strong>het</strong><br />
vorige lid begrepen in uren.<br />
§ 3. De door een kandidaat gevraagde<br />
vrijstellingen worden toegekend door de<br />
Stagecommisise overeenkomstig de principes<br />
bedoeld in de eerste en tweede paragraaf<br />
van dit artikel.<br />
Art. 15. Het verzoek om tot de stage<br />
toegelaten te worden is slechts ontvankelijk,<br />
indien de kandidaat geslaagd is in de<br />
proef voorzien in artikel 13 of de in de<br />
artikel 14 bedoelde vrijstellingen heeft<br />
bekomen.<br />
Hoofdstuk VI. – De<br />
stageovereenkomst<br />
Art. 16. § 1. De stageovereenkomst<br />
wordt ter goedkeuring aan de Stagecommissie<br />
voorgelegd. Zij wordt, in drie<br />
exemplaren behoorlijk ondertekend door<br />
de partijen, gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek om<br />
tot de stage toegelaten te worden.<br />
§ 2. De stageovereenkomst mag ondertekend<br />
worden in naam van een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />
op voorwaarde dat<br />
deze een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />
aanwijst die aan de in artikel 2,<br />
tweede paragraaf van dit besluit bepaalde<br />
voorwaarden voldoet en die de verantwoordelijkheid<br />
in de hoedanigheid van<br />
stagemeester draagt.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 141
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
§ 3. Na goedkeuring van de overeenkomst<br />
wordt een exemplaar aan de stagiair<br />
en aan de stagemeester toegezonden.<br />
Het derde exemplaar wordt door de Stagecommissie<br />
bewaard.<br />
Art. 17. § 1. De stageovereenkomst<br />
behelst met name:<br />
1° de verbintenis van de partijen om<br />
zich te schikken naar <strong>het</strong> stagereglement<br />
en zich te gedragen naar de onderrichtingen<br />
en richtlijnen die door<br />
<strong>het</strong> Instituut worden verstrekt;<br />
2° de verbintenis van de stagemeester<br />
om in de opleiding van de stagiair te<br />
voorzien door hem te betrekken bij<br />
een voldoende aantal controlewerkzaamheden<br />
die hem in staat stellen de<br />
vereiste beroepservaring op te doen;<br />
3° de verbintenis van de stagiair om<br />
zich met loyauteit aan de stage te wijden<br />
en de beroepsbelangen van de<br />
stagemeester tijdens de stage niet te<br />
schaden.<br />
§ 2. De stageovereenkomst mag de verbintenis<br />
voor de stagiair bevatten om gedurende<br />
drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde<br />
van de stageovereenkomst geen contact<br />
op te nemen met de cliëntèle van de stagemeester<br />
zonder diens schriftelijke toestemming.<br />
Art. 18. § 1. De stage wordt verricht<br />
in <strong>het</strong> kader van een arbeidsovereenkomst<br />
of van een overeenkomst van zelfstandige<br />
dienstverlening afgesloten met<br />
de stagemeester of met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
waarin de stagemeester<br />
werkzaam is.<br />
§ 2. De stageovereenkomst is ondergeschikt<br />
aan de arbeidsovereenkomst of<br />
aan de overeenkomst van zelfstandige<br />
dienstverlening.<br />
Behoudens andersluidende overeenkomst<br />
tussen de partijen wordt de arbeidsovereenkomst<br />
of de overeenkomst<br />
van zelfstandige dienstverlening, gesloten<br />
vóór de toelating tot de stage, voortgezet<br />
tijdens de stage. De arbeidsovereenkomst<br />
of de overeenkomst van<br />
zelfstandige dienstverlening wordt gelijktijdig<br />
met de stageovereenkomst aan<br />
de Stagecommissie bezorgd. Tijdens de<br />
stage worden de aanhangsels van de<br />
overeenkomst, zodra ondertekend, aan de<br />
Stagecommissie meegedeeld.<br />
Art. 19. § 1. De stagemeester verbindt<br />
zich ertoe een bezoldiging niet lager<br />
dan de minima vastgelegd door de<br />
Stagecommissie te betalen.<br />
§ 2. De stagemeester verbindt zich ertoe<br />
de kosten die betrekking hebben op<br />
de stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader<br />
van <strong>het</strong> gewone verloop van de stage,<br />
voor zijn rekening te nemen.<br />
Hoofdstuk VII. – Verloop van de<br />
stage<br />
Art. 20. De stage vangt aan op de door<br />
de Stagecommissie vastgestelde datum.<br />
Art. 21. De stage bedraagt jaarlijks ten<br />
minste duizend uren revisorale opdrachten<br />
waarvan de aard door de Stagecommissie<br />
wordt vastgelegd.<br />
Art. 22. Wanneer de Stagecommissie<br />
de opleiding van de stagiair onvoldoende<br />
acht of wanneer zij niet beschikt over<br />
voldoende relevante en adequate informatie<br />
om <strong>het</strong> goede verloop van de stage<br />
te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />
meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale<br />
periode van maximaal drie jaar.<br />
Art. 23. § 1. De Stagecommissie kan<br />
tot de stage toelaten en een vermindering<br />
van de duur van de stage toestaan aan die<br />
personen waarvan zij vaststelt dat:<br />
a) zij gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten<br />
hebben uitgeoefend op <strong>het</strong><br />
vlak van de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen;<br />
b) zij een ervaring van vijftien jaar hebben<br />
opgedaan op financieel, juridisch<br />
en boekhoudvlak.<br />
c) zij de hoedanigheid hebben van <strong>het</strong>zij<br />
stagiair accountant, <strong>het</strong>zij accountant<br />
en dat zij houder zijn van een diploma<br />
bedoeld in artikel 12 van dit<br />
besluit;<br />
d) zij hun stage gedeeltelijk of volledig<br />
volbracht hebben in een Lidstaat van<br />
de Europese Unie of in een derde<br />
land onder voorbehoud van <strong>het</strong> naleven<br />
van artikel 5 van de wet.<br />
142 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
§ 2. Voor de beoordeling van de duur<br />
van de beroepswerkzaamheden van zeven<br />
en vijftien jaar bedoeld in de eerste<br />
paragraaf, houdt de Stagecommissie rekening<br />
met studies bekrachtigd door een<br />
diploma erkend door de Staat voor een<br />
duur van theoretische opleidingen die<br />
niet korter mogen zijn dan één jaar en die<br />
niet voor meer dan vier jaar in mindering<br />
mogen worden gebracht van de voornoemde<br />
duur van zeven en vijftien jaar.<br />
De duur van de beroepswerkzaamheden<br />
en de praktijkopleiding mag niet korter<br />
zijn dan de duur van de theoretische<br />
opleiding en van de praktijkopleiding<br />
vereist krachtens dit besluit.<br />
§ 3. De beslissing tot vermindering van<br />
de stage, bedoeld in de eerste paragraaf,<br />
is onderworpen aan de volgende voorwaarden:<br />
a) de indiening van een gemotiveerd<br />
verslag gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek van<br />
de kandidaat;<br />
b) <strong>het</strong> horen van de kandidaat door twee<br />
leden van de Stagecommissie.<br />
Art. 24. § 1. De Stagecommissie beslist<br />
over de opschorting van de stage op<br />
gemotiveerd verzoek van één van de partijen<br />
betrokken bij de stageovereenkomst.<br />
§ 2. De uitvoering van de stage wordt<br />
geschorst wanneer de stagiair gedurende<br />
meer dan een maand verhinderd is om<br />
zijn stage te volbrengen. Hetzelfde geldt<br />
in geval van tuchtrechtelijke schorsing<br />
van de stagemeester.<br />
Op verzoek van de stagiair of van de<br />
stagemeester, kan de Stagecommissie de<br />
stage opschorten. Het verzoek tot opschorting<br />
van de stage dient te worden<br />
gericht aan de Stagecommissie overeenkomstig<br />
de door haar vastgelegde voorwaarden.<br />
§ 3. De Stagecommissie legt de datum<br />
van aanvang van de opschorting van de<br />
stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting<br />
van de stage.<br />
§ 4. De opschorting of de opeenvolgende<br />
opschortingen van de stage mogen<br />
niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien<br />
deze termijn overschreden wordt, beveelt<br />
de Stagecommissie de schrapping van de<br />
stagiair.<br />
§ 5. De stagiair waarvan de stage werd<br />
opgeschort, is niet meer onderworpen<br />
aan de stageverplichtingen.<br />
Art. 25. De stagiair kan van stagemeester<br />
veranderen, onder de door de<br />
Stagecommissie vastgelegde voorwaarden.<br />
Hoofdstuk VIII. – Rechten en<br />
plichten van de stagiair en van de<br />
stagemeester<br />
Afdeling 1. – Rechten en plichten van<br />
de stagiair<br />
Art. 26. § 1. De stagiair volbrengt<br />
nauwgezet de opdrachten en <strong>het</strong> werk<br />
waarmee de stagemeester hem belast en<br />
volgt diens instructies en richtlijnen op.<br />
§ 2. De stagiair zorgt ervoor dat de eisen<br />
van de Stagecommissie nageleefd<br />
worden.<br />
Art. 27. De stagiair houdt, overeenkomstig<br />
de door de Stagecommissie vastgelegde<br />
voorschriften, een stagedagboek<br />
bij dat een overzicht geeft van de werkzaamheden<br />
die hij heeft verricht of waaraan<br />
hij heeft deelgenomen. Het<br />
stagedagboek wordt bijgehouden met inachtneming<br />
van de nodige discretie.<br />
Art. 28. § 1. De stagiair onderwerpt<br />
zich aan de beslissingen van de Raad en<br />
van de Stagecommissie. Hij leeft de regels<br />
inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />
en van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement van <strong>het</strong> Instituut na.<br />
§ 2. De Stagecommissie kan, omwille<br />
van bijzondere omstandigheden, individuele<br />
afwijkingen toestaan op de door of<br />
krachtens de wet bepaalde regels betreffende<br />
de onverenigbaarheden.<br />
Afdeling 2. – Rechten en plichten van<br />
de stagemeester<br />
Art. 29. De stagemeester mag niet<br />
meer dan drie stagiairs tegelijk opleiden.<br />
Hij staat in voor de goede uitvoering van<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 143
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
de te vervullen voorschriften inzake de<br />
stage.<br />
De stagemeester die een schorsing van<br />
meer dan een maand <strong>als</strong> tuchtstraf opgelegd<br />
krijgt, mag tijdens de schorsingsperiode<br />
geen stagiairs opleiden.<br />
Art. 30. De stagemeester zorgt, overeenkomstig<br />
de voorschriften van de Stagecommissie,<br />
voor de goede deontologische<br />
vorming en beroepsopleiding van de<br />
stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk<br />
toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> beroep<br />
valt en begeleidt hem bij de uitvoering<br />
ervan.<br />
Art. 31. De stagemeester houdt toezicht<br />
op <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong> stagedagboek<br />
en tekent er zijn opmerkingen in<br />
aan.<br />
De stagiair en de stagemeester ondertekenen<br />
<strong>het</strong> stagedagboek na de opmerkingen,<br />
die de stagemeester erin heeft opgetekend,<br />
te hebben besproken.<br />
Hoofdstuk IX. – Het<br />
bekwaamheidsexamen<br />
Art. 32. § 1. Het bekwaamheidsexamen<br />
strekt ertoe de bekwaamheid van de<br />
stagiair om <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
uit te oefenen, te toetsen.<br />
§ 2. De Stagecommissie laat de stagiairs<br />
die voldaan hebben aan de stageverplichtingen,<br />
toe tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
§ 3. Ieder jaar worden twee sessies van<br />
<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen ingericht door<br />
de Stagecommissie.<br />
Art. 33. § 1. De bekwaamheid van de<br />
kandidaat om <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
uit te oefenen wordt beoordeeld<br />
door een jury, samengesteld uit één of<br />
meerdere Nederlandstalige, Franstalige<br />
dan wel Duitstalige kamers al naar gelang<br />
de door de kandidaat gekozen landstaal.<br />
§ 2. Elke kamer bestaat uit vijf leden,<br />
namelijk:<br />
onderwijs van universitair niveau, die<br />
één van de vakken voorzien in artikel<br />
13, § 2 doceert en die <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor niet uitoefent;<br />
b) drie bedrijfsrevisoren of erebedrijfsrevisoren,<br />
waaronder hoogstens één<br />
erebedrijfsrevisor;<br />
c) één persoon die <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
niet uitoefent, gekozen<br />
omwille van zijn bijzondere bekendheid<br />
met <strong>het</strong> economisch en sociaal<br />
leven.<br />
§ 3. De voorzitter en de leden van elke<br />
kamer worden voor drie jaar benoemd<br />
door de Raad. De Raad duidt tevens<br />
plaatsvervangende leden aan.<br />
Art. 34. § 1. Het bekwaamheidsexamen<br />
omvat een mondelinge en een<br />
schriftelijke proef.<br />
De inhoud van de schriftelijke proef<br />
wordt bepaald door de Stagecommissie.<br />
De mondelinge proef omvat de toelichting<br />
van de schriftelijke proef, <strong>als</strong>mede<br />
een ondervraging over de beroepspraktijk,<br />
de opdrachten, de<br />
verantwoordelijkheden en de plichtenleer<br />
van de bedrijfsrevisor.<br />
§ 2. De jury beoordeelt niet alleen de<br />
vakbekwaamheid van de kandidaat, maar<br />
ook zijn inzicht in de behoeften van de<br />
gebruikers van revisorale verslagen en<br />
zijn geschiktheid ten aanzien van de verantwoordelijkheden<br />
van een bedrijfsrevisor<br />
in <strong>het</strong> maatschappelijk verkeer.<br />
Art. 35. § 1. De met redenen omklede<br />
beslissing van de jury wordt aan de<br />
Stagecommissie meegedeeld.<br />
De beslissing van de jury kan een aanbeveling<br />
behelzen, gericht aan de Stagecommissie,<br />
om de kandidaat bijkomende<br />
werkzaamheden op te leggen.<br />
§ 2. De kandidaat kan <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
vijf maal afleggen binnen<br />
een periode van vijf jaar te rekenen vanaf<br />
de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen wordt toegelaten.<br />
a) een voorzitter, professor van <strong>het</strong> universitair<br />
onderwijs of van <strong>het</strong> hoger<br />
144 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
Hoofdstuk X. – Toelating tot de<br />
eed en beëindiging van de stage<br />
Art. 36. § 1. De Stagecommissie stelt<br />
aan de Raad voor om de stagiair, die aan<br />
de volgende voorwaarden voldoet, tot de<br />
eedaflegging toe te laten:<br />
1° geslaagd zijn voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />
2° voldaan hebben aan de stageverplichtingen;<br />
3° niet <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />
tuchtprocedure.<br />
§ 2. De stage eindigt door:<br />
1° de beslissing van de Raad om de stagiair<br />
toe te laten tot de eedaflegging;<br />
2° <strong>het</strong> ontslag van de stagiair;<br />
3° de schrapping van de stagiair;<br />
4° <strong>het</strong> verstrijken van de termijnen bedoeld<br />
in de artikelen 3, § 1, 22 en 35,<br />
§ 2 van dit besluit.<br />
Hoofdstuk XI. – Erkenning van de<br />
bekwaamheden gelijkwaardig met<br />
die van bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />
buitenland<br />
Art. 37. § 1. De personen die in een<br />
Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />
bezitten die gelijkwaardig is<br />
met die van bedrijfsrevisor, zijn vrijgesteld<br />
van <strong>het</strong> toelatingsexamen, de stage<br />
en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />
§ 2. Onverminderd de naleving van internationale<br />
verdragen waarbij België<br />
partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid,<br />
personen die in een andere<br />
dan een Lidstaat van de Europese Unie<br />
een gelijkwaardige hoedanigheid bezitten,<br />
eveneens van <strong>het</strong> toelatingsexamen,<br />
de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />
vrijstellen.<br />
§ 3. In de gevallen bedoeld in de eerste<br />
en tweede paragraaf van onderhavig artikel<br />
organiseert de Raad een examen met<br />
de bedoeling zich ervan te vergewissen<br />
dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven<br />
van een adequate kennis van de in<br />
België van kracht zijnde wetten en reglementeringen,<br />
voorzover deze voor de<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
in België relevant zijn.<br />
Hoofdstuk XII. – Diverse en<br />
opheffingsbepalingen<br />
Art. 38. § 1. Het koninklijk besluit<br />
van 13 oktober 1987 betreffende de stage<br />
van de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt<br />
op 31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering<br />
van artikel 15 dat van toepassing<br />
blijft tot 31 december 2007.<br />
§ 2. Onderhavig besluit treedt in werking<br />
op 31 augustus 2007, met uitzondering<br />
van de artikelen 11 en 13, § 2, die in<br />
werking treden op 1 januari 2008.<br />
Art. 39. Onze Minister van Economie<br />
is belast met de uitvoering van dit besluit.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 145
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
18.3 Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />
de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen<br />
78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende<br />
intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad<br />
(PB. L. 157, 9 juni 2006)<br />
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE<br />
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,<br />
Gelet op <strong>het</strong> Verdrag tot oprichting van<br />
de Europese Gemeenschap, en met name<br />
op artikel 44, lid 2, onder g),<br />
Gezien <strong>het</strong> voorstel van de Commissie,<br />
Gezien <strong>het</strong> advies van <strong>het</strong> Europees Economisch<br />
en Sociaal Comité,<br />
Handelend volgens de procedure van<br />
artikel 251 van <strong>het</strong> Verdrag,<br />
Overwegende <strong>het</strong>geen volgt:<br />
(1) Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de<br />
Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening<br />
van bepaalde vennootschapsvormen,<br />
Zevende Richtlijn 83/349/EEG<br />
van de Raad van 13 juni 1983 betreffende<br />
de geconsolideerde jaarrekening,<br />
Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van<br />
8 december 1986 betreffende de jaarrekening<br />
en de geconsolideerde jaarrekening<br />
van banken en andere financiële<br />
instellingen en Richtlijn 91/674/EEG van<br />
de Raad van 19 december 1991 betreffende<br />
de jaarrekening en de geconsolideerde<br />
jaarrekening van verzekeringsondernemingen<br />
schrijven momenteel<br />
voor dat de jaarrekening of de geconsolideerde<br />
jaarrekening moet worden gecontroleerd<br />
door een of meer personen die<br />
hiertoe bevoegd zijn.<br />
(2) De voorwaarden voor de toelating<br />
van voor de uitvoering van de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen verantwoordelijke<br />
personen zijn vastgelegd in Achtste<br />
Richtlijn 84/253/EEG van de Raad<br />
van 10 april 1984 inzake de toelating van<br />
personen, belast met de wettelijke controle<br />
van boekhoudbescheiden.<br />
(3) Omdat een geharmoniseerde aanpak<br />
van de problematiek van de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen in de<br />
Gemeenschap ontbrak, heeft de Commissie<br />
in haar mededeling van 1998 betreffende<br />
“de Wettelijke controle in de<br />
Europese Unie: verdere maatregelen”<br />
voorgesteld een comité wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen in <strong>het</strong> leven te roepen,<br />
dat in nauw overleg met <strong>het</strong><br />
auditberoep en de lidstaten verdere maatregelen<br />
op dit terrein zou uitwerken.<br />
(4) Op basis van de werkzaamheden<br />
van dit comité heeft de Commissie op<br />
15 november 2000 een aanbeveling inzake<br />
“waarborging van de kwaliteit van de<br />
wettelijke controle in de Europese Unie:<br />
minimumvereisten” gepubliceerd en op<br />
16 mei 2002 een andere aanbeveling over<br />
“de onafhankelijkheid van de met de<br />
wettelijke controle belaste accountant in<br />
de EU: basisbeginselen”.<br />
(5) Deze richtlijn beoogt een hoge mate<br />
van – maar geen volledige – harmonisatie<br />
van de voorschriften inzake de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen tot<br />
stand te brengen. Een lidstaat die de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen eist,<br />
kan strengere voorschriften hanteren,<br />
tenzij in deze richtlijn anders bepaald.<br />
(6) De vakbekwaamheid op <strong>het</strong> gebied<br />
van controle van jaarrekeningen die de<br />
wettelijke auditor op grond van deze<br />
richtlijn hebben verworven, wordt <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />
beschouwd. De lidstaten mogen<br />
bijgevolg niet meer kunnen<br />
verlangen dat de meerderheid van de<br />
stemrechten in een auditkantoor in <strong>het</strong><br />
bezit moet zijn van of dat de meerderheid<br />
146 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
van de leden van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />
bestuursorgaan van een auditkantoor<br />
moet bestaan uit wettelijke auditors die<br />
aldaar zijn toegelaten.<br />
(7) Voor de uitvoering van wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen is een adequate<br />
kennis vereist van vakgebieden zo<strong>als</strong><br />
vennootschapsrecht, belastingrecht en<br />
socialezekerheidsrecht. Deze kennis<br />
dient te worden getoetst voordat een wettelijke<br />
auditor uit een andere lidstaat kan<br />
worden toegelaten.<br />
(8) Ter bescherming van derden dienen<br />
alle toegelaten wettelijke auditors en auditkantoren<br />
te worden ingeschreven in<br />
een register dat toegankelijk is voor <strong>het</strong><br />
publiek en dat alle essentiële gegevens<br />
over wettelijke auditors en auditkantoren<br />
bevat.<br />
(9) Wettelijke auditors dienen de hoogste<br />
ethische normen in acht te nemen. Zij<br />
moeten derhalve aan een strenge beroepsethiek<br />
onderworpen zijn, die ten<br />
minste betrekking heeft op hun verantwoordelijkheid<br />
voor <strong>het</strong> openbaar belang,<br />
hun integriteit en objectiviteit,<br />
<strong>als</strong>mede hun vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.<br />
De verantwoordelijkheid van<br />
de wettelijke auditors voor <strong>het</strong> openbaar<br />
belang houdt in dat een grotere kring van<br />
personen en instellingen vertrouwt op de<br />
kwaliteit van <strong>het</strong> werk van deze wettelijke<br />
auditors. Controles van de jaarrekeningen<br />
van goede kwaliteit dragen bij<br />
aan een behoorlijke werking van de<br />
markten door de integriteit en efficiëntie<br />
van de jaarrekeningen te vergroten. De<br />
Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften<br />
uitvoeringsmaatregelen inzake<br />
de beroepsethiek vaststellen.<br />
Daarbij zouden de beginselen in de Code<br />
of Ethics van de International Federation<br />
of Accountants (IFAC) in aanmerking<br />
genomen kunnen worden.<br />
(10) Het is van belang dat wettelijke<br />
auditors en auditkantoren de privacy van<br />
hun cliënten respecteren. Zij dienen derhalve<br />
onderworpen te zijn aan strikte regels<br />
op <strong>het</strong> gebied van vertrouwelijkheid<br />
en beroepsgeheim. Deze regels mogen<br />
evenwel geen belemmering vormen voor<br />
de correcte handhaving van deze richtlijn.<br />
Deze geheimhoudingsregels dienen<br />
eveneens van toepassing te zijn op wettelijke<br />
auditors en auditkantoren die niet<br />
langer betrokken zijn bij een specifieke<br />
controleopdracht.<br />
(11) Wettelijke auditors en auditkantoren<br />
dienen onafhankelijk te zijn wanneer<br />
zij wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
uitvoeren. Zij kunnen de gecontroleerde<br />
entiteit informeren over kwesties<br />
die verband houden met de controle,<br />
maar moeten zich afzijdig houden van de<br />
interne besluitvormingsprocessen van de<br />
gecontroleerde entiteit. Indien zij in een<br />
situatie komen te verkeren waarin de bedreiging<br />
voor hun onafhankelijkheid,<br />
zelfs na <strong>het</strong> nemen van veiligheidsmaatregelen<br />
om die bedreiging in te perken, te<br />
groot is, dienen zij de controleopdracht<br />
neer te leggen of ervan af te zien. De conclusie<br />
dat er een relatie bestaat die de onafhankelijkheid<br />
van de auditor in <strong>het</strong><br />
gedrang brengt, kan voor de relatie tussen<br />
de auditor en de gecontroleerde entiteit<br />
anders uitvallen dan voor die tussen<br />
<strong>het</strong> netwerk en de gecontroleerde entiteit.<br />
Wanneer een groepsauditor <strong>als</strong> bedoeld<br />
in artikel 2, punt 14, of een soortgelijke<br />
entiteit <strong>als</strong> bedoeld in artikel 45 van<br />
Richtlijn 86/635/EEG krachtens nationale<br />
voorschriften lid mag of moet zijn van<br />
een controle-entiteit zonder winstoogmerk,<br />
zou een objectieve, redelijke en<br />
goed ingelichte partij niet tot de conclusie<br />
komen dat de op lidmaatschap berustende<br />
relatie de onafhankelijkheid van de<br />
wettelijke auditor in <strong>het</strong> gedrang brengt,<br />
op voorwaarde dat, wanneer een dergelijke<br />
entiteit een wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen bij één van haar leden uitvoert,<br />
de beginselen van onafhankelijkheid<br />
van toepassing zijn op de auditors<br />
die de controle van een jaarrekening uitvoeren,<br />
<strong>als</strong>mede op degenen die wellicht<br />
invloed kunnen uitoefenen op de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen. Bedreigingen<br />
voor de onafhankelijkheid<br />
van een wettelijke auditor of auditkantoor<br />
zijn bijvoorbeeld een direct of indirect<br />
financieel belang in de<br />
gecontroleerde entiteit en de verrichting<br />
van bijkomende niet-controlediensten.<br />
Ook kan de hoogte van <strong>het</strong> van één gecontroleerde<br />
entiteit ontvangen honorarium<br />
en/of de honorariumstructuur een<br />
bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid<br />
van een wettelijke auditor of auditkantoor.<br />
Tot de veiligheidsmaatregelen<br />
die kunnen worden genomen om deze<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 147
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
bedreiging af te zwakken of weg te nemen,<br />
behoren verboden, beperkingen, andere<br />
beleids- en proceduremaatregelen<br />
<strong>als</strong>mede openbaarmaking. Wettelijke auditors<br />
en auditkantoren dienen de verrichting<br />
van bijkomende nietcontrolediensten<br />
die hun onafhankelijkheid<br />
in <strong>het</strong> gedrang brengen, te weigeren.<br />
De Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften<br />
uitvoeringsmaatregelen<br />
inzake de onafhankelijkheid<br />
vaststellen. Daarbij kan de Commissie<br />
rekening houden met de beginselen in<br />
haar reeds aangehaalde Aanbeveling van<br />
16 mei 2002 over “de onafhankelijkheid<br />
van de met de wettelijke controle belaste<br />
accountant in de EU: basisbeginselen”.<br />
Om de onafhankelijkheid van wettelijke<br />
auditors te kunnen bepalen, dient <strong>het</strong> begrip<br />
“netwerk” waarvan wettelijke auditors<br />
deel uitmaken, duidelijk te zijn. In<br />
dit verband dienen verscheidene omstandigheden<br />
in aanmerking te worden genomen,<br />
zo<strong>als</strong> gevallen waarin een structuur<br />
<strong>als</strong> netwerk kan worden gedefinieerd omdat<br />
deze op winst- of kostendeling gericht<br />
is. De criteria om aan te tonen dat er<br />
sprake is van een netwerk, dienen aan de<br />
hand van alle bekende feitelijke omstandigheden,<br />
zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> bestaan van gezamenlijke<br />
vaste cliënten, te worden<br />
beoordeeld en afgewogen.<br />
(12) In geval van zelftoetsing of een eigen<br />
belang dient, waar dit dienstig is om<br />
de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />
auditors of auditkantoren te waarborgen,<br />
de lidstaat en niet de wettelijke auditor of<br />
<strong>het</strong> auditkantoor te kunnen bepalen of de<br />
wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor de<br />
controleopdracht van een cliënt dient<br />
neer te leggen of daarvan dient af te zien.<br />
Dit mag evenwel niet leiden tot een situatie<br />
waarin de lidstaten een algemene verplichting<br />
hebben te voorkomen dat de<br />
wettelijke auditors of auditkantoren nietcontrolediensten<br />
voor hun cliënten verrichten.<br />
Om te bepalen of <strong>het</strong> in geval<br />
van een eigen belang of zelftoetsing beter<br />
is dat een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />
geen wettelijke controles uitvoert<br />
om zijn onafhankelijkheid te<br />
waarborgen, dient o.a. in aanmerking te<br />
worden genomen of de gecontroleerde<br />
organisatie van openbaar belang al dan<br />
niet effecten heeft uitgegeven die zijn<br />
toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />
markt, <strong>als</strong> bedoeld in artikel 4,<br />
lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG<br />
van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />
van 21 april 2004 betreffende markten<br />
voor financiële instrumenten.<br />
(13) Het is van belang dat alle bij <strong>het</strong><br />
Gemeenschapsrecht voorgeschreven wettelijke<br />
controles van de jaarrekeningen<br />
steeds van goede kwaliteit zijn. Deze<br />
controles dienen derhalve te worden uitgevoerd<br />
met inachtneming van internationale<br />
controlestandaarden. Deze<br />
internationale controlestandaarden dienen<br />
te worden genomen overeenkomstig<br />
Besluit 1999/468/EG van de Raad van<br />
28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden<br />
voor de uitoefening van de aan<br />
de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.<br />
Een technisch comité of een<br />
groep inzake wettelijke controles van<br />
jaarrekeningen zal de Commissie bijstaan<br />
bij de beoordeling van de technische<br />
degelijkheid van alle internationale<br />
controlestandaarden en dient hierbij ook<br />
<strong>het</strong> stelsel van publieke toezichthoudende<br />
instanties van de lidstaten te betrekken.<br />
Om een maximale harmonisatie te<br />
bereiken, mag <strong>het</strong> de lidstaten alleen<br />
worden toegestaan aanvullende nationale<br />
procedures of voorschriften voor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
verplicht te stellen indien deze voortvloeien<br />
uit specifieke nationale wettelijke<br />
vereisten die met <strong>het</strong> voorwerp van de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />
de geconsolideerde jaarrekeningen verband<br />
houden, d.w.z. dat deze voorschriften<br />
niet zijn vervat in de goedgekeurde<br />
internationale controlestandaarden. De<br />
lidstaten kunnen deze aanvullende procedures<br />
voor de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen handhaven, totdat de procedures<br />
of voorschriften zijn vervat in later<br />
goedgekeurde internationale<br />
controlestandaarden. Mochten de goedgekeurde<br />
ISA’s evenwel controlewerkzaamheden<br />
bevatten waarvan de<br />
uitvoering tot een specifiek juridisch<br />
conflict met <strong>het</strong> nationaal recht zou leiden<br />
<strong>als</strong> gevolg van specifieke nationale<br />
voorschriften inzake <strong>het</strong> voorwerp van de<br />
controle van jaarrekeningen, kunnen de<br />
lidstaten <strong>het</strong> conflicterende gedeelte van<br />
de internationale controlestandaarden<br />
uitsluiten zolang dit conflict bestaat, mits<br />
de in artikel 26, lid 3, genoemde maatregelen<br />
worden genomen. Elke toevoeging<br />
of uitsluiting door de lidstaten dient bij te<br />
148 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
dragen tot een grote mate van geloofwaardigheid<br />
van de jaarrekeningen van<br />
ondernemingen en dient bevorderlijk te<br />
zijn voor <strong>het</strong> openbaar belang. Dit houdt<br />
in dat de lidstaten bijvoorbeeld een bijkomend<br />
verslag van de wettelijke auditors<br />
gericht aan <strong>het</strong> toezichthoudende orgaan<br />
kunnen eisen of andere verslaggevingsof<br />
controle-eisen kunnen stellen op basis<br />
van de nationale regelgeving inzake<br />
deugdelijk bestuur.<br />
(14) Opdat een internationale controlestandaard<br />
door de Commissie wordt<br />
goedgekeurd voor toepassing in de Gemeenschap,<br />
moet deze internationaal algemeen<br />
aanvaard zijn en tevens volgens<br />
een open en transparante procedure en<br />
met volledige medewerking van alle belanghebbenden<br />
zijn opgesteld, zodat hij<br />
de geloofwaardigheid van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen vergroot<br />
en bevorderlijk is voor <strong>het</strong> Europees<br />
openbaar belang. De noodzaak van<br />
goedkeuring van een International Auditing<br />
Practice Statement <strong>als</strong> onderdeel van<br />
een standaard dient overeenkomstig Besluit<br />
1999/468/EG per geval te worden<br />
beoordeeld. De Commissie dient er zorg<br />
voor te dragen dat voorafgaand aan <strong>het</strong><br />
goedkeuringsproces wordt onderzocht of<br />
aan deze eisen is voldaan, en aan <strong>het</strong> door<br />
deze richtlijn ingestelde comité verslag<br />
uit te brengen over <strong>het</strong> resultaat van dit<br />
onderzoek.<br />
(15) In geval van geconsolideerde jaarrekeningen<br />
is <strong>het</strong> van belang dat de verantwoordelijkheden<br />
van de wettelijke<br />
auditors die onderdelen van de groep<br />
controleren, duidelijk zijn afgebakend.<br />
Daartoe dient de groepsauditor de volledige<br />
verantwoordelijkheid te dragen voor<br />
de controleverklaring.<br />
(16) Om vennootschappen die dezelfde<br />
standaarden voor jaarrekeningen toepassen<br />
beter met elkaar te kunnen<br />
vergelijken en om <strong>het</strong> publieke vertrouwen<br />
in de controlefunctie te versterken,<br />
kan de Commissie een gemeenschappelijke<br />
controleverklaring invoeren voor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />
geconsolideerde jaarrekeningen die op<br />
basis van goedgekeurde internationale<br />
standaarden voor jaarrekeningen zijn opgesteld,<br />
tenzij op communautair niveau<br />
een passende standaard voor deze verklaring<br />
is goedgekeurd.<br />
(17) Regelmatige inspecties vormen<br />
een goed instrument om tot wettelijke<br />
controles van de jaarrekeningen te komen<br />
die constant van degelijke kwaliteit<br />
zijn. Wettelijke auditors en auditkantoren<br />
dienen daarom onderworpen te zijn aan<br />
een kwaliteitsborgingsstelsel dat op zodanige<br />
wijze is opgezet dat <strong>het</strong> los staat<br />
van de wettelijke auditors en auditkantoren<br />
die in <strong>het</strong> kader ervan worden beoordeeld.<br />
Met <strong>het</strong> oog op de toepassing van<br />
artikel 29 inzake kwaliteitsborgingsstelsels<br />
kunnen de lidstaten beslissen dat<br />
wanneer afzonderlijke wettelijke auditors<br />
een gezamenlijk kwaliteitsborgingsbeleid<br />
hebben, alleen de vereisten ten aanzien<br />
van auditkantoren in aanmerking hoeven<br />
te worden genomen. De lidstaten kunnen<br />
<strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel zodanig opzetten<br />
dat elke afzonderlijke wettelijke<br />
auditor ten minste om de zes jaar aan een<br />
kwaliteitsbeoordeling wordt onderworpen.<br />
In dit verband dient de financiering<br />
van <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel gevrijwaard<br />
te zijn van oneigenlijke beïnvloeding.<br />
De Commissie dient de<br />
bevoegdheid te hebben om uitvoeringsmaatregelen<br />
goed te keuren op punten<br />
die van belang zijn voor de organisatie<br />
van kwaliteitsborgingsstelsels en met betrekking<br />
tot de financiering daarvan,<br />
wanneer <strong>het</strong> publieke vertrouwen in <strong>het</strong><br />
kwaliteitsborgingsstelsel ernstig is geschaad.<br />
De stelsels van publiek toezicht<br />
van de lidstaten dienen aangemoedigd te<br />
worden om tot een gecoördineerde benadering<br />
van de uitvoering van kwaliteitsbeoordelingen<br />
te komen, teneinde<br />
onnodige lasten voor de betrokken partijen<br />
te voorkomen.<br />
(18) Onderzoeken en passende sancties<br />
dragen bij tot de preventie en bestraffing<br />
van inadequaat uitgevoerde<br />
wettelijke controles van de jaarrekeningen.<br />
(19) De wettelijke auditors en auditkantoren<br />
dienen hun werk met de vereiste<br />
zorg uit te voeren en dienen derhalve<br />
aansprakelijk gesteld te kunnen worden<br />
voor financiële schade die een gevolg is<br />
van <strong>het</strong> ontbreken van de vereiste zorg.<br />
De mogelijkheid om een beroeps-WAverzekering<br />
af te sluiten kan afhankelijk<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 149
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
worden gesteld van de vraag of voor wettelijke<br />
auditors en auditkantoren een onbeperkte<br />
financiële aansprakelijkheid<br />
geldt. De Commissie zal deze kwestie<br />
onderzoeken, rekening houdend met <strong>het</strong><br />
feit dat de aansprakelijkheidsregelingen<br />
van de lidstaten aanzienlijke verschillen<br />
kunnen vertonen.<br />
(20) De lidstaten dienen een doeltreffend<br />
stelsel op te zetten voor de uitoefening<br />
van publiek toezicht op wettelijke<br />
auditors en auditkantoren. Dit stelsel<br />
dient gebaseerd te zijn op <strong>het</strong> beginsel<br />
dat <strong>het</strong> toezicht wordt uitgeoefend door<br />
de lidstaat van herkomst. De op <strong>het</strong> publiek<br />
toezicht van toepassing zijnde wettelijke<br />
regelingen dienen een<br />
doeltreffende samenwerking op Gemeenschapsniveau<br />
van de toezichtsactiviteiten<br />
van de lidstaten mogelijk te maken.<br />
Het stelsel van publiek toezicht dient te<br />
worden beheerd door personen die zelf<br />
geen beroepsbeoefenaars zijn, maar voldoende<br />
bekend zijn met de vakgebieden<br />
die van belang zijn voor de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen. De niet-beroepsbeoefenaars<br />
kunnen specialisten<br />
zijn die nooit verbonden zijn geweest<br />
met <strong>het</strong> auditberoep, dan wel voormalige<br />
wettelijke auditors. De lidstaten kunnen<br />
echter toestaan dat een minderheid van<br />
wettelijke auditors wordt betrokken bij<br />
<strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />
toezicht. De nationale bevoegde autoriteiten<br />
dienen onderling samen te werken<br />
wanneer dat nodig is voor de vervulling<br />
van hun taken op <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> toezicht<br />
op de wettelijke auditors en auditkantoren<br />
die door hen zijn toegelaten.<br />
Een dergelijke samenwerking kan er in<br />
aanzienlijke mate toe bijdragen dat de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen in<br />
de Gemeenschap steeds van hoge kwaliteit<br />
is. Aangezien op Europees niveau<br />
moet worden gezorgd voor efficiënte samenwerking<br />
en coördinatie tussen de<br />
door de lidstaten aangewezen bevoegde<br />
autoriteiten, mag de aanwijzing van één<br />
voor de samenwerking verantwoordelijke<br />
instelling niet beletten dat elke autoriteit<br />
rechtstreeks samenwerkt met de<br />
overige bevoegde autoriteiten van de lidstaten.<br />
(21) Om naleving van artikel 32, lid 3<br />
(Beginselen van <strong>het</strong> publiek toezicht) te<br />
waarborgen, wordt een persoon die geen<br />
beroepsbeoefenaar is, geacht voldoende<br />
bekend te zijn met de vakgebieden die<br />
voor de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
van belang zijn, <strong>als</strong> hij op grond<br />
van vroegere beroepsuitoefening bekwaam<br />
is of <strong>als</strong> hij kennis bezit op ten<br />
minste een van de in artikel 8 genoemde<br />
vakgebieden.<br />
(22) De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
dient te worden benoemd door<br />
de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering<br />
van de gecontroleerde entiteit.<br />
Om de onafhankelijkheid van de<br />
wettelijke auditor te beschermen, is <strong>het</strong><br />
van belang dat deze alleen kan worden<br />
ontslagen wanneer daar gegronde redenen<br />
toe zijn, die aan de voor <strong>het</strong> publiek<br />
toezicht verantwoordelijke autoriteit of<br />
autoriteiten dienen te worden meegedeeld.<br />
(23) Aangezien organisaties van openbaar<br />
belang sterker in de kijker lopen en<br />
economisch belangrijker zijn, dienen er<br />
aan de wettelijke controle van hun jaarrekening<br />
of geconsolideerde jaarrekening<br />
strengere eisen te worden gesteld.<br />
(24) Auditcomités en doeltreffende internebeheersingssystemen<br />
dragen ertoe<br />
bij dat de financiële, operationele en nalevingsrisico’s<br />
tot een minimum worden<br />
gereduceerd en verhogen tevens de kwaliteit<br />
van de financiële verslaggeving. De<br />
lidstaten kunnen rekening houden met de<br />
Aanbeveling van de Commissie van<br />
15 februari 2005 betreffende de taak van<br />
niet bij <strong>het</strong> dagelijks bestuur betrokken<br />
bestuurders of commissarissen van<br />
beursgenoteerde ondernemingen en betreffende<br />
de comités van de raad van bestuur<br />
of van de raad van commissarissen,<br />
waarin de instelling en <strong>het</strong> functioneren<br />
van auditcomités worden uiteengezet. De<br />
lidstaten kunnen bepalen dat de aan <strong>het</strong><br />
auditcomité of een orgaan met soortgelijke<br />
bevoegdheden toegewezen taken worden<br />
uitgevoerd door <strong>het</strong> leidinggevende<br />
of <strong>het</strong> toezichthoudende orgaan <strong>als</strong> geheel.<br />
Wettelijke auditors en auditkantoren<br />
zijn op geen enkele wijze<br />
onderworpen aan <strong>het</strong> auditcomité, wat de<br />
in artikel 41 bedoelde taken daarvan betreft.<br />
(25) De lidstaten kunnen besluiten organisaties<br />
van openbaar belang die in-<br />
150 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
stellingen voor collectieve belegging zijn<br />
waarvan de effecten zijn toegelaten tot de<br />
handel op een gereglementeerde markt,<br />
vrij te stellen van de verplichting tot <strong>het</strong><br />
hebben van een auditcomité. Daarbij<br />
wordt in aanmerking genomen dat <strong>het</strong><br />
niet altijd passend is van een auditcomité<br />
gebruik te maken wanneer de functie van<br />
een instelling voor collectieve belegging<br />
uitsluitend bestaat in <strong>het</strong> bijeenbrengen<br />
van de activa. De financiële verslaggeving<br />
en aanverwante risico’s zijn niet<br />
vergelijkbaar met die van andere organisaties<br />
van openbaar belang. Bovendien<br />
opereren instellingen voor collectieve belegging<br />
in effecten (icbe’s) en hun beheermaatschappijen<br />
binnen een strikt<br />
omschreven regelgevingskader en zijn<br />
onderworpen aan specifieke bestuursmechanismen,<br />
zo<strong>als</strong> controles door hun bewaarders.<br />
Ten aanzien van instellingen<br />
voor collectieve belegging die niet zijn<br />
geharmoniseerd uit hoofde van Richtlijn<br />
85/611/EEG, maar onderworpen zijn aan<br />
veiligheidsmaatregelen die gelijkwaardig<br />
zijn aan die waarin laatstgenoemde<br />
richtlijn voorziet, dienen de lidstaten in<br />
dit bijzondere geval de mogelijkheid te<br />
hebben om te bepalen dat zij op dezelfde<br />
wijze worden behandeld <strong>als</strong> geharmoniseerde<br />
instellingen voor collectieve belegging<br />
in de Gemeenschap.<br />
(26) Ter versterking van de onafhankelijkheid<br />
van de wettelijke auditors van<br />
organisaties van openbaar belang<br />
dient/dienen de voornaamste vennoot/vennoten<br />
die deze organisaties controleert/controleren,<br />
te rouleren. Daartoe<br />
dienen de lidstaten te bepalen dat de<br />
voornaamste vennoot/vennoten bij een<br />
gecontroleerde organisatie wordt/worden<br />
vervangen, terwijl wordt toegestaan<br />
dat <strong>het</strong> auditkantoor waaraan de voornaamste<br />
vennoot/vennoten verbonden<br />
is/zijn, de wettelijke auditor van die instelling<br />
blijft. Bij wijze van alternatief<br />
mag een lidstaat die dit passend acht om<br />
de gestelde doelen te verwezenlijken, onverminderd<br />
artikel 42, lid 2, een wisseling<br />
van auditkantoor verlangen.<br />
(27) Als gevolg van de verwevenheid<br />
van de kapitaalmarkten is <strong>het</strong> tevens<br />
noodzakelijk dat auditors van derde landen<br />
degelijk werk afleveren wanneer dit<br />
van belang is voor de Europese kapitaalmarkt.<br />
De betrokken auditors dienen bijgevolg<br />
in een register te worden<br />
ingeschreven, zodat zij onderworpen zijn<br />
aan kwaliteitsbeoordelingen en aan de<br />
onderzoeks- en sanctieregeling. Vrijstellingen<br />
op basis van wederkerigheid dienen<br />
mogelijk te zijn na een door de<br />
Commissie in samenwerking met de lidstaten<br />
verrichte gelijkwaardigheidstoetsing.<br />
Een instelling die effecten heeft<br />
uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel<br />
op een gereglementeerde markt, <strong>als</strong><br />
bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />
Richtlijn 2004/39/EG, dient evenwel altijd<br />
te worden gecontroleerd door een auditor<br />
die <strong>het</strong>zij is ingeschreven in een<br />
lidstaat, <strong>het</strong>zij onder toezicht staat van de<br />
bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong> derde land<br />
waaruit hij komt, indien de Commissie of<br />
een lidstaat heeft erkend dat dat derde<br />
land voldoet aan vereisten die gelijkwaardig<br />
zijn aan de in de Gemeenschap<br />
gehanteerde vereisten inzake toezichtbeginselen,<br />
kwaliteitsborgingsstelsels en<br />
onderzoeks- en sanctieregelingen, en indien<br />
de erkenning op wederkerigheid berust.<br />
Indien een lidstaat een<br />
kwaliteitsborgingsstelsel van een derde<br />
land <strong>als</strong> gelijkwaardig aanmerkt, betekent<br />
dit niet dat andere lidstaten verplicht<br />
zijn tot <strong>het</strong> aanvaarden van deze nationale<br />
gelijkwaardigheidsbeoordeling, en<br />
maakt dit <strong>het</strong> besluit van de Commissie<br />
ook niet overbodig.<br />
(28) Gezien de complexiteit van controles<br />
van de jaarrekeningen bij internationale<br />
groepen is een goede<br />
samenwerking vereist tussen de bevoegde<br />
autoriteiten van de lidstaten en die van<br />
derde landen. De lidstaten dienen er dan<br />
ook op toe te zien dat controle- en andere<br />
documenten via de nationale bevoegde<br />
autoriteiten toegankelijk zijn voor bevoegde<br />
autoriteiten van derde landen.<br />
Teneinde de rechten van de betrokken<br />
partijen te beschermen en deze controleen<br />
andere documenten tegelijkertijd gemakkelijk<br />
toegankelijk te maken, is <strong>het</strong><br />
aangewezen dat <strong>het</strong> de lidstaten wordt<br />
toegestaan de bevoegde autoriteiten van<br />
derde landen directe toegang tot deze documenten<br />
te verlenen, mits de betrokken<br />
nationale bevoegde autoriteit daarmee instemt.<br />
Een van de relevante criteria voor<br />
<strong>het</strong> verlenen van toegang is of de bevoegde<br />
autoriteiten van derde landen voldoen<br />
aan de door de Commissie adequaat bevonden<br />
vereisten. In afwachting van een<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 151
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
besluit van de Commissie kunnen de lidstaten<br />
de adequaatheid van de vereisten<br />
beoordelen, <strong>het</strong>geen <strong>het</strong> besluit van de<br />
Commissie onverlet laat.<br />
(29) Het verstrekken van inlichtingen<br />
<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen 36 en 47 dient<br />
te geschieden overeenkomstig de voorschriften<br />
voor de overdracht van persoonsgegevens<br />
aan derde landen, die zijn<br />
opgenomen in Richtlijn 95/46/EG van<br />
<strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />
24 oktober 1995 betreffende de bescherming<br />
van natuurlijke personen in verband<br />
met de verwerking van<br />
persoonsgegevens en betreffende <strong>het</strong><br />
vrije verkeer van die gegevens.<br />
(30) De voor de uitvoering van deze<br />
richtlijn vereiste maatregelen dienen te<br />
worden genomen overeenkomstig Besluit<br />
1999/468/EG en rekening houdend<br />
met de verklaring over de tenuitvoerlegging<br />
van de wetgeving inzake financiële<br />
diensten die de Commissie op 5 februari<br />
2002 in <strong>het</strong> Europees Parlement heeft afgelegd.<br />
(31) Het Europees Parlement dient<br />
over een termijn van drie maanden te beschikken,<br />
te rekenen vanaf de eerste indiening<br />
van ontwerp-amendementen en<br />
-uitvoeringsmaatregelen, om deze te bestuderen<br />
en advies uit te brengen. In urgente<br />
en naar behoren gemotiveerde<br />
gevallen moet deze termijn echter ingekort<br />
kunnen worden. Indien binnen die<br />
termijn door <strong>het</strong> Europees Parlement een<br />
resolutie wordt aangenomen, moet de<br />
Commissie de ontwerp-amendementen<br />
of -maatregelen opnieuw onderzoeken.<br />
(32) Aangezien de doelstellingen van<br />
deze richtlijn, namelijk de toepassing van<br />
één enkele set van internationale controlestandaarden,<br />
de actualisering van de<br />
scholingseisen, de definitie van de beroepsethiek<br />
en de technische tenuitvoerlegging<br />
van de samenwerking tussen de<br />
bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />
onderling en tussen deze autoriteiten en<br />
de autoriteiten van derde landen, met <strong>het</strong><br />
oog op de verdere verbetering en harmonisatie<br />
van de kwaliteit van de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen in de Gemeenschap<br />
en de bevordering van de samenwerking<br />
tussen de lidstaten<br />
onderling en met derde landen met de bedoeling<br />
<strong>het</strong> vertrouwen in de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen te versterken,<br />
niet voldoende door de lidstaten<br />
kunnen worden verwezenlijkt en derhalve,<br />
vanwege de omvang en de gevolgen<br />
van de richtlijn, beter door de Gemeenschap<br />
kunnen worden verwezenlijkt, kan<br />
de Gemeenschap, overeenkomstig <strong>het</strong> in<br />
artikel 5 van <strong>het</strong> Verdrag neergelegde<br />
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen.<br />
Overeenkomstig <strong>het</strong> in <strong>het</strong>zelfde artikel<br />
neergelegde evenredigheidsbeginsel<br />
gaat deze richtlijn niet verder dan <strong>het</strong>geen<br />
nodig is om deze doelstellingen te<br />
verwezenlijken.<br />
(33) Teneinde de relatie tussen de<br />
wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
en de gecontroleerde entiteit transparanter<br />
te maken, dienen de Richtlijnen<br />
78/660/EEG en 83/349/EEG zodanig te<br />
worden gewijzigd dat zij voorschrijven<br />
dat <strong>het</strong> honorarium voor de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen en <strong>het</strong> honorarium<br />
voor niet-controlediensten in de<br />
toelichting bij de jaarrekening en de geconsolideerde<br />
jaarrekening moeten worden<br />
vermeld.<br />
(34) Richtlijn 84/253/EEG dient te<br />
worden ingetrokken omdat deze richtlijn<br />
niet alle regels – zo<strong>als</strong> extern toezicht,<br />
tuchtregelingen en kwaliteitsborgingsstelsels<br />
– bevat die voor een passende<br />
controle-infrastructuur moeten zorgen en<br />
omdat zij geen specifieke regels vaststelt<br />
voor de samenwerking op toezichtgebied<br />
tussen de lidstaten onderling en met<br />
derde landen. Met <strong>het</strong> oog op de rechtszekerheid<br />
is <strong>het</strong> niettemin noodzakelijk<br />
dat duidelijk wordt gesteld dat wettelijke<br />
auditors en auditkantoren die overeenkomstig<br />
Richtlijn 84/253/EEG zijn toegelaten,<br />
worden beschouwd <strong>als</strong> zijnde<br />
toegelaten overeenkomstig deze richtlijn,<br />
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN<br />
VASTGESTELD:<br />
Hoofdstuk I. Voorwerp en<br />
definities<br />
Art. 1. Voorwerp<br />
Deze richtlijn stelt regels vast voor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen en<br />
geconsolideerde jaarrekeningen.<br />
152 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
Art. 2. Definities<br />
In de zin van deze richtlijn wordt verstaan<br />
onder:<br />
1. “wettelijke controle van jaarrekeningen”:<br />
een controle van een jaarrekening<br />
of een geconsolideerde<br />
jaarrekening, voorzover deze wordt<br />
voorgeschreven door <strong>het</strong> Gemeenschapsrecht;<br />
2. “wettelijke auditor”: een natuurlijke<br />
persoon die door de bevoegde autoriteiten<br />
van een lidstaat in overeenstemming<br />
met deze richtlijn is toegelaten<br />
tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen;<br />
3. “auditkantoor”: een rechtspersoon of<br />
een andere entiteit met om <strong>het</strong> even<br />
welke rechtsvorm die door de bevoegde<br />
autoriteiten van een lidstaat<br />
in overeenstemming met deze richtlijn<br />
is toegelaten tot <strong>het</strong> uitvoeren van<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen;<br />
4. “auditorganisatie van een derde<br />
land”: een entiteit, met om <strong>het</strong> even<br />
welke rechtsvorm, die de controle<br />
uitvoert van de jaarrekening of de geconsolideerde<br />
jaarrekening van een<br />
onderneming met statutaire zetel in<br />
een derde land;<br />
5. “auditor van een derde land”: een natuurlijke<br />
persoon die de controle uitvoert<br />
van de jaarrekening of geconsolideerde<br />
jaarrekeningen van een<br />
onderneming met statutaire zetel in<br />
een derde land;<br />
6. “groepsauditor”: de wettelijke auditor<br />
die, dan wel <strong>het</strong> (de) auditkanto(o)r(en)<br />
dat (die) de wettelijke<br />
controle van geconsolideerde jaarrekeningen<br />
uitvoert (uitvoeren);<br />
7. “netwerk”: de grotere structuur:<br />
- die op samenwerking is gericht<br />
en waartoe een wettelijke auditor<br />
of een auditkantoor behoort, en<br />
- die duidelijk is gericht op winstof<br />
kostendeling, of <strong>het</strong> delen van<br />
gemeenschappelijke eigendom,<br />
zeggenschap of bestuur, een gemeenschappelijk<br />
beleid en procedures<br />
inzake kwaliteitsbeheersing,<br />
een gemeenschappelijke<br />
bedrijfsstrategie, <strong>het</strong> gebruik van<br />
een gemeenschappelijke merknaam<br />
of een aanzienlijk deel van<br />
de bedrijfsmiddelen;<br />
8. “verbonden entiteit van een auditkantoor”:<br />
een entiteit met om <strong>het</strong> even<br />
welke rechtsvorm die met een auditkantoor<br />
verbonden is door middel<br />
van gemeenschappelijke eigendom,<br />
zeggenschap of bestuur;<br />
9. “controleverklaring”: <strong>het</strong> in<br />
artikel 51bis van Richtlijn<br />
78/660/EEG en artikel 37 van Richtlijn<br />
83/349/EEG bedoelde verslag dat<br />
is uitgebracht door de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor;<br />
10. “bevoegde autoriteiten”: bij wet aangewezen<br />
instanties of organisaties<br />
die belast zijn met de regelgeving betreffende<br />
en/of <strong>het</strong> toezicht op wettelijke<br />
auditors en auditkantoren of<br />
specifieke aspecten daarvan; de verwijzing<br />
naar de “bevoegde autoriteit”<br />
in een artikel is een verwijzing naar<br />
de autoriteit(en) of instantie(s) die<br />
verantwoordelijk is (zijn) voor de in<br />
dat artikel genoemde taken;<br />
11. “internationale controlestandaarden”:<br />
de International Standards on Auditing<br />
(ISA) en de daarmee verband<br />
houdende Statements en standaarden,<br />
voorzover deze voor de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen van belang<br />
zijn;<br />
12. “internationale standaarden voor<br />
jaarrekeningen”: de International Accounting<br />
Standards (IAS), de International<br />
Financial Reporting Standards<br />
(IFRS) en de daarmee verband houdende<br />
interpretaties (SIC/IFRIC interpretations),<br />
wijzigingen van deze<br />
standaarden en interpretaties, toekomstige<br />
standaarden en daarmee<br />
verband houdende interpretaties die<br />
worden vastgesteld of goedgekeurd<br />
door de International Accounting<br />
Standards Board (IASB);<br />
13. “organisaties van openbaar belang”:<br />
onder <strong>het</strong> recht van een lidstaat vallende<br />
entiteiten waarvan de effecten<br />
in een lidstaat worden verhandeld op<br />
een gereglementeerde markt in de zin<br />
van artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />
Richtlijn 2004/39/EG, kredietinstellingen<br />
<strong>als</strong> omschreven in artikel 1,<br />
punt 1, van Richtlijn 2000/12/EG van<br />
<strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />
van 20 maart 2000 betreffende de<br />
toegang tot en de uitoefening van de<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 153
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
werkzaamheden van kredietinstellingen<br />
en verzekeringsondernemingen<br />
in de zin van artikel 2, lid 1, van<br />
Richtlijn 91/674/EEG. De lidstaten<br />
kunnen ook andere entiteiten aanmerken<br />
<strong>als</strong> organisaties van openbaar<br />
belang, bijvoorbeeld entiteiten die<br />
van groot algemeen belang zijn <strong>als</strong><br />
gevolg van de aard van hun bedrijfsactiviteiten,<br />
hun omvang of hun personeels<strong>bestand</strong>;<br />
14. “coöperatie”: een Europese coöperatieve<br />
vennootschap zo<strong>als</strong> omschreven<br />
in artikel 1 van Verordening<br />
(EG) nr. 1435/2003 van de Raad van<br />
22 juli 2003 betreffende <strong>het</strong> statuut<br />
voor een Europese Coöperatieve<br />
Vennootschap (ECV), of een andere<br />
coöperatie waarvoor <strong>het</strong> Gemeenschapsrecht<br />
een wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen voorschrijft, zo<strong>als</strong><br />
kredietinstellingen <strong>als</strong> omschreven<br />
in artikel 1, punt 1, van Richtlijn<br />
2000/12/EG, en verzekeringsondernemingen<br />
in de zin van artikel 2, lid<br />
1, van Richtlijn 91/674/EEG;<br />
15. “persoon die geen beroepsbeoefenaar<br />
is”: een natuurlijke persoon die gedurende<br />
ten minste drie jaar voorafgaande<br />
aan zijn of haar betrokkenheid<br />
bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van<br />
publiek toezicht geen wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen heeft verricht,<br />
geen stemrecht in een auditkantoor<br />
heeft bezeten, geen lid is<br />
geweest van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />
bestuursorgaan van een auditkantoor<br />
en niet in dienst is geweest van of<br />
verbonden is geweest aan een auditkantoor;<br />
16. “voornaamste vennoot/vennoten”:<br />
a) de wettelijke auditor(s) die door<br />
een auditkantoor voor een bepaalde<br />
controleopdracht is/zijn<br />
aangewezen <strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />
voor de uitvoering<br />
van de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen namens <strong>het</strong><br />
auditkantoor; of<br />
b) in <strong>het</strong> geval van een groepscontrole,<br />
ten minste de wettelijke auditor(s)<br />
die door een auditkantoor<br />
is/zijn aangewezen <strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />
voor de uitvoering<br />
van de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen op<br />
groepsniveau en de wettelijke auditor(s)<br />
die is/zijn aangewezen<br />
<strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />
voor de uitvoering van de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen<br />
bij dochterondernemingen; of<br />
c) de wettelijke auditor(s) die de<br />
controleverklaring ondertekent/ondertekenen.<br />
Hoofdstuk II. Toelating,<br />
permanente scholing en<br />
wederzijdse erkenning<br />
Art. 3. Toelating van wettelijke<br />
auditors en auditkantoren<br />
1. Een wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
mag alleen worden uitgevoerd<br />
door wettelijke auditors en<br />
auditkantoren die zijn toegelaten<br />
door de lidstaat die deze controles<br />
eist.<br />
2. Elke lidstaat wijst bevoegde autoriteiten<br />
aan die verantwoordelijk zijn<br />
voor de toelating van wettelijke auditors<br />
en auditkantoren.<br />
De bevoegde autoriteiten mogen beroepsorganisaties<br />
zijn, mits deze onder<br />
een stelsel van publiek toezicht<br />
vallen, zo<strong>als</strong> bepaald in hoofdstuk<br />
VIII.<br />
3. Onverminderd artikel 11 mogen alleen<br />
natuurlijke personen die ten<br />
minste aan de in de artikelen 4 en 6<br />
tot en met 10 gestelde voorwaarden<br />
voldoen, door de bevoegde autoriteiten<br />
van de lidstaten worden toegelaten<br />
<strong>als</strong> wettelijke auditors.<br />
4. Alleen entiteiten die aan de onder a)<br />
tot en met d) gestelde voorwaarden<br />
voldoen, mogen door de bevoegde<br />
autoriteiten van de lidstaten worden<br />
toegelaten <strong>als</strong> auditkantoren:<br />
a) de natuurlijke personen die wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen<br />
namens een kantoor<br />
uitvoeren, die ten minste voldoen<br />
aan de in de artikelen 4 en 6 tot<br />
en met 12 gestelde voorwaarden<br />
en toegelaten zijn in die lidstaat<br />
<strong>als</strong> wettelijke auditors;<br />
b) een meerderheid van de stemrechten<br />
van de entiteit is in <strong>het</strong><br />
bezit van auditkantoren die in een<br />
lidstaat zijn toegelaten, of van<br />
natuurlijke personen die ten minste<br />
voldoen aan de in de<br />
154 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
artikelen 4 en 6 tot en met 12 gestelde<br />
voorwaarden. De lidstaten<br />
kunnen bepalen dat dergelijke<br />
natuurlijke personen ook in een<br />
andere lidstaat moeten zijn toegelaten.<br />
Voor de wettelijke controle<br />
van de jaarrekeningen van<br />
coöperaties en soortgelijke instellingen,<br />
zo<strong>als</strong> bedoeld in<br />
artikel 45 van Richtlijn<br />
86/635/EEG, kunnen de lidstaten<br />
andere specifieke bepalingen inzake<br />
de stemrechten vaststellen;<br />
c) een meerderheid – van ten hoogste<br />
75 % – van de leden van <strong>het</strong><br />
leidinggevende of bestuursorgaan<br />
van de entiteit bestaat uit<br />
auditkantoren die in een lidstaat<br />
zijn toegelaten, of uit natuurlijke<br />
personen die ten minste voldoen<br />
aan de in de artikelen 4 en 6 tot<br />
en met 12 gestelde voorwaarden.<br />
De lidstaten kunnen bepalen dat<br />
dergelijke natuurlijke personen<br />
ook in een andere lidstaat moeten<br />
zijn toegelaten. Wanneer dit orgaan<br />
uit slechts twee leden bestaat,<br />
moet één van deze leden<br />
ten minste aan de in dit lid gestelde<br />
voorwaarden voldoen;<br />
d) <strong>het</strong> kantoor voldoet aan de in<br />
artikel 4 gestelde voorwaarde.<br />
De lidstaten mogen alleen bijkomende<br />
voorwaarden stellen in verband met <strong>het</strong><br />
bepaalde onder c), die in verhouding<br />
staan tot <strong>het</strong> nagestreefde doel en niet<br />
verder gaan dan <strong>het</strong>geen strikt noodzakelijk<br />
is.<br />
Art. 4. Betrouwbaarheid<br />
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />
mogen slechts toelating verlenen aan betrouwbare<br />
natuurlijke personen of kantoren.<br />
Art. 5. Intrekking van de toelating<br />
1. De toelating van een wettelijke auditor<br />
of een auditkantoor wordt ingetrokken<br />
indien de betrouwbaarheid<br />
van deze persoon of dat kantoor ernstig<br />
in <strong>het</strong> gedrang is gekomen. De<br />
lidstaten kunnen evenwel een redelijke<br />
termijn toestaan om aan de betrouwbaarheidsvereisten<br />
te voldoen.<br />
2. De toelating van een auditkantoor<br />
wordt ingetrokken indien niet langer<br />
wordt voldaan aan één van de in<br />
artikel 3, lid 4, onder b) en c), gestelde<br />
voorwaarden. De lidstaten kunnen<br />
evenwel een redelijke termijn toestaan<br />
om aan deze voorwaarden te<br />
voldoen.<br />
3. Wanneer de toelating van een wettelijke<br />
auditor of een auditkantoor om<br />
welke reden dan ook wordt ingetrokken,<br />
deelt de bevoegde autoriteit van<br />
de lidstaat waar de toelating wordt<br />
ingetrokken, dit met opgave van de<br />
redenen voor de intrekking mee aan<br />
de relevante bevoegde autoriteiten<br />
van de lidstaten waar de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor eveneens<br />
is toegelaten en waarvan de gegevens<br />
overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder<br />
c), zijn opgenomen in <strong>het</strong> register<br />
van de intrekkende lidstaat.<br />
Art. 6. Scholing<br />
Onverminderd artikel 11 kunnen natuurlijke<br />
personen slechts worden toegelaten<br />
tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke controles<br />
van de jaarrekeningen wanneer zij, na <strong>het</strong><br />
niveau te hebben bereikt om tot een universiteit<br />
te worden toegelaten of een gelijkwaardig<br />
niveau, een theoretische<br />
opleiding en een praktijkopleiding hebben<br />
gevolgd en met goed gevolg een<br />
door de betrokken lidstaat georganiseerd<br />
of erkend vakbekwaamheidsexamen hebben<br />
afgelegd waarvan <strong>het</strong> niveau overeenkomt<br />
met een afgesloten universitaire<br />
opleiding of een gelijkwaardig niveau.<br />
Art. 7. Vakbekwaamheidsexamen<br />
Het in artikel 6 bedoelde vakbekwaamheidsexamen<br />
biedt de garantie dat de<br />
noodzakelijke theoretische kennis van de<br />
vakgebieden die voor de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen van belang zijn,<br />
aanwezig is en bij de uitvoering van deze<br />
controle in de praktijk kan worden gebracht.<br />
Dit examen moet ten minste één<br />
schriftelijk gedeelte omvatten.<br />
Art. 8. Toetsing van de theoretische<br />
kennis<br />
1. De toetsing van de theoretische kennis<br />
die deel uitmaakt van <strong>het</strong> examen,<br />
heeft met name betrekking op de volgende<br />
vakgebieden:<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 155
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
a) algemene theorie en beginselen<br />
van de boekhouding;<br />
b) wettelijke voorschriften en normen<br />
voor de opstelling van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen;<br />
c) internationale standaarden voor<br />
jaarrekeningen;<br />
d) financiële analyse;<br />
e) analytische- en beleidsboekhouding;<br />
f) risicomanagement en interne beheersing;<br />
g) controleleer en beroepsvaardigheden;<br />
h) wettelijke voorschriften en gedrags-<br />
en beroepsnormen betreffende<br />
de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen en de daarmee belaste<br />
wettelijke auditors;<br />
i) internationale controlestandaarden;<br />
j) beroepsethiek en onafhankelijkheid.<br />
2. De toetsing heeft ook ten minste betrekking<br />
op de volgende vakgebieden,<br />
voorzover deze voor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
van belang zijn:<br />
a) vennootschapsrecht en corporate<br />
governance;<br />
b) faillissementsrecht en soortgelijke<br />
procedures;<br />
c) belastingrecht;<br />
d) burgerlijk en handelsrecht;<br />
e) socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;<br />
f) informatietechnologie en informaticasystemen;<br />
g) algemene, financiële en bedrijfseconomie;<br />
h) wiskunde en statistiek;<br />
i) grondbeginselen van financieel<br />
bedrijfsbeheer.<br />
3. De lijst van vakgebieden waarop de<br />
in lid 1 bedoelde toetsing van de theoretische<br />
kennis betrekking heeft,<br />
kan door de Commissie worden aangepast<br />
volgens de procedure van<br />
artikel 48, lid 2. De Commissie houdt<br />
bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen<br />
rekening met de ontwikkelingen<br />
inzake controleleer en<br />
binnen <strong>het</strong> auditberoep.<br />
Art. 9. Vrijstellingen<br />
1. In afwijking van de artikelen 7 en 8<br />
mogen de lidstaten bepalen dat personen<br />
die met goed gevolg een universitair<br />
of gelijkwaardig examen<br />
hebben afgelegd dan wel in <strong>het</strong> bezit<br />
zijn van een universitair of gelijkwaardig<br />
diploma voor een of meer<br />
van de in artikel 8 genoemde vakgebieden,<br />
worden vrijgesteld van de<br />
toetsing van de theoretische kennis<br />
van de vakgebieden waarop dat examen<br />
of diploma betrekking heeft.<br />
2. In afwijking van artikel 7 mogen de<br />
lidstaten bepalen dat houders van een<br />
universitair of gelijkwaardig diploma<br />
voor een of meer van de in artikel 8<br />
genoemde vakgebieden, met betrekking<br />
tot die vakgebieden worden vrijgesteld<br />
van toetsing van <strong>het</strong> vermogen<br />
om de theoretische kennis in de<br />
praktijk toe te passen, indien daarvoor<br />
een praktijkopleiding is gevolgd,<br />
afgesloten met een door de<br />
staat erkend examen of diploma.<br />
Art. 10. Praktijkopleiding<br />
1. Ter verkrijging van <strong>het</strong> op <strong>het</strong> examen<br />
te toetsen vermogen om de theoretische<br />
kennis in de praktijk toe te<br />
passen, wordt een ten minste drie jaar<br />
durende praktijkopleiding gevolgd<br />
die in <strong>het</strong> bijzonder de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen, geconsolideerde<br />
jaarrekeningen of soortgelijke<br />
financiële overzichten omvat.<br />
Deze praktijkopleiding wordt voor<br />
ten minste twee derden gevolgd bij<br />
een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />
van een lidstaat.<br />
2. De lidstaten zien erop toe dat de gehele<br />
opleiding wordt gevolgd bij personen<br />
die voldoende waarborgen bieden<br />
dat zij in staat zijn de<br />
praktijkopleiding te verzorgen.<br />
156 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
Art. 11. Bekwaamheid <strong>als</strong> gevolg van<br />
langdurige praktijkervaring<br />
Een lidstaat mag personen die niet aan de<br />
in artikel 6 gestelde eisen voldoen, <strong>als</strong><br />
wettelijke auditors toelaten, mits deze<br />
personen aantonen dat zij:<br />
a) gedurende vijftien jaar beroepswerkzaamheden<br />
hebben verricht waardoor<br />
zij voldoende ervaring op financieel,<br />
juridisch en boekhoudkundig gebied<br />
verkregen kunnen hebben en met<br />
goed gevolg <strong>het</strong> in artikel 7 bedoelde<br />
vakbekwaamheidsexamen hebben afgelegd,<br />
ofwel<br />
b) gedurende zeven jaar op dat gebied<br />
beroepswerkzaamheden hebben verricht<br />
en bovendien de in artikel 10<br />
bedoelde praktijkopleiding hebben<br />
gevolgd en met goed gevolg <strong>het</strong> in<br />
artikel 7 bedoelde vakbekwaamheidsexamen<br />
hebben afgelegd.<br />
Art. 12. Combinatie van<br />
praktijkopleiding en<br />
theoretische opleiding<br />
1. De lidstaten mogen bepalen dat de<br />
tijdvakken waarin een theoretische<br />
opleiding op de in artikel 8 bedoelde<br />
vakgebieden werd gevolgd, meetellen<br />
bij <strong>het</strong> in artikel 11 genoemde<br />
aantal jaren beroepswerkzaamheden,<br />
mits die opleiding is afgesloten met<br />
een met goed gevolg afgelegd examen<br />
dat door de staat is erkend. Deze<br />
opleiding mag niet korter zijn dan<br />
één jaar en mag niet voor meer dan<br />
vier jaar op <strong>het</strong> aantal jaren beroepswerkzaamheden<br />
in mindering worden<br />
gebracht.<br />
2. De duur van de beroepswerkzaamheden<br />
en de praktijkopleiding samen<br />
mag niet korter zijn dan de duur van<br />
de bij artikel 10 voorgeschreven theoretische<br />
opleiding en praktijkopleiding<br />
samen.<br />
Art. 13. Permanente scholing<br />
De lidstaten zien erop toe dat er voor<br />
wettelijke auditors passende permanente<br />
scholingsprogramma’s gelden om de theoretische<br />
kennis, de beroepsvaardigheden<br />
en de beroepsethiek op een<br />
voldoende peil te houden, en dat tegen<br />
wettelijke auditors die de permanente<br />
scholingseisen niet naleven, passende<br />
sancties <strong>als</strong> bedoeld in artikel 30 worden<br />
getroffen.<br />
Art. 14. Toelating van wettelijke<br />
auditors uit andere lidstaten<br />
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />
stellen procedures in voor de toelating van<br />
wettelijke auditors die reeds in andere lidstaten<br />
zijn toegelaten. Deze procedures<br />
gaan niet verder dan te eisen dat conform<br />
artikel 4 van Richtlijn 89/48/EEG van de<br />
Raad van 21 december 1988 betreffende<br />
een algemeen stelsel van erkenning van<br />
hogeronderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen<br />
van ten minste drie jaar<br />
worden afgesloten met goed gevolg een<br />
proeve van bekwaamheid wordt afgelegd.<br />
Deze proeve van bekwaamheid, die<br />
wordt afgenomen in een taal die overeenkomstig<br />
de in de betrokken lidstaat van<br />
toepassing zijnde taalvoorschriften is<br />
toegestaan, mag alleen ten doel hebben te<br />
beoordelen of de wettelijke auditor een<br />
adequate kennis bezit van de wet- en regelgeving<br />
van de betrokken lidstaat,<br />
voorzover deze voor de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen relevant is.<br />
Hoofdstuk III. Registratie<br />
Art. 15. Openbaar register<br />
1. Elke lidstaat ziet erop toe dat wettelijke<br />
auditors en auditkantoren die<br />
zijn toegelaten, conform de<br />
artikelen 16 en 17 in een openbaar<br />
register zijn ingeschreven. In uitzonderlijke<br />
gevallen kunnen de lidstaten<br />
afzien van toepassing van <strong>het</strong> bepaalde<br />
in dit artikel en artikel 16 inzake<br />
openbaarmaking, maar slechts voorzover<br />
dit noodzakelijk is om een onmiddellijke<br />
en aanzienlijke<br />
bedreiging voor de persoonlijke veiligheid<br />
van een persoon in te perken.<br />
2. De lidstaten zien erop toe dat elke<br />
wettelijke auditor en elk auditkantoor<br />
aan de hand van een individueel<br />
nummer in <strong>het</strong> openbaar register is<br />
geïdentificeerd. De registratiegegevens<br />
worden in elektronische vorm in<br />
<strong>het</strong> register opgeslagen, en zijn langs<br />
elektronische weg toegankelijk voor<br />
<strong>het</strong> publiek.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 157
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
3. Het openbaar register bevat ook<br />
naam en adres van de bevoegde autoriteiten<br />
die belast zijn met de toelating<br />
<strong>als</strong> bedoeld in artikel 3, met de<br />
kwaliteitsborging <strong>als</strong> bedoeld in<br />
artikel 29, met de onderzoeken en<br />
sancties tegen wettelijke auditors en<br />
auditkantoren <strong>als</strong> bedoeld in<br />
artikel 30, en met <strong>het</strong> publiek toezicht<br />
<strong>als</strong> bedoeld in artikel 32.<br />
4. De lidstaten zien erop toe dat <strong>het</strong><br />
openbaar register uiterlijk op 29 juni<br />
2009 volledig operationeel is.<br />
Art. 16. Registerinschrijving van<br />
wettelijke auditors<br />
1. Het openbaar register bevat met betrekking<br />
tot wettelijke auditors ten<br />
minste de volgende gegevens:<br />
a) naam, adres en registratienummer;<br />
b) in voorkomend geval, naam,<br />
adres, internetadres en registratienummer<br />
van <strong>het</strong> auditkantoor<br />
waarbij de betrokken wettelijke<br />
auditor werkzaam is of waaraan<br />
hij <strong>als</strong> vennoot of anderszins verbonden<br />
is;<br />
c) elke andere inschrijving <strong>als</strong> wettelijke<br />
auditor bij de bevoegde<br />
autoriteiten van andere lidstaten<br />
en <strong>als</strong> auditor in derde landen,<br />
met inbegrip van de na(a)m(en)<br />
van de met de registratie belaste<br />
autoriteit(en) en in voorkomend<br />
geval <strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />
2. Auditors van derde landen die overeenkomstig<br />
artikel 45 worden ingeschreven,<br />
worden in <strong>het</strong> register<br />
duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en niet<br />
<strong>als</strong> wettelijke auditors.<br />
Art. 17. Registerinschrijving van<br />
auditkantoren<br />
1. Het openbaar register bevat met betrekking<br />
tot auditkantoren ten minste<br />
de volgende gegevens:<br />
a) naam, adres en registratienummer;<br />
b) rechtsvorm;<br />
c) contactgegevens, voornaamste<br />
contactpersoon en, in voorkomend<br />
geval, internetadres van de<br />
website;<br />
d) adres van elke vestiging in de lidstaat;<br />
e) naam en registratienummer van<br />
alle wettelijke auditors die bij <strong>het</strong><br />
auditkantoor werkzaam zijn of<br />
die <strong>als</strong> vennoot of anderszins aan<br />
<strong>het</strong> kantoor verbonden zijn;<br />
f) naam en kantooradres van alle eigenaars<br />
en aandeelhouders;<br />
g) naam en kantooradres van alle leden<br />
van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />
bestuursorgaan;<br />
h) in voorkomend geval, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />
van een netwerk en<br />
een lijst van de namen en adressen<br />
van de daartoe behorende<br />
kantoren en verbonden entiteiten,<br />
of vermelding van de plaats waar<br />
deze gegevens toegankelijk zijn<br />
voor <strong>het</strong> publiek;<br />
i) elke andere inschrijving <strong>als</strong> auditkantoor<br />
bij de bevoegde autoriteiten<br />
van andere lidstaten en<br />
<strong>als</strong> auditorganisatie in derde landen,<br />
met inbegrip van de<br />
na(a)m(en) van de met de registratie<br />
belaste autoriteit(en) en in<br />
voorkomend geval <strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />
2. Auditorganisaties van derde landen<br />
die overeenkomstig artikel 45 worden<br />
ingeschreven, worden in <strong>het</strong> register<br />
duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld<br />
en niet <strong>als</strong> auditkantoren.<br />
Art. 18. Actualisering van de<br />
registergegevens<br />
De lidstaten zien erop toe dat wettelijke<br />
auditors en auditkantoren de bevoegde<br />
autoriteiten die voor <strong>het</strong> openbaar register<br />
verantwoordelijk zijn, zo spoedig mogelijk<br />
in kennis stellen van elke wijziging<br />
in de gegevens die in <strong>het</strong> openbaar register<br />
zijn opgenomen. Het register wordt zo<br />
spoedig mogelijk na de kennisgeving geactualiseerd.<br />
158 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
Art. 19. Verantwoordelijkheid voor de<br />
registergegevens<br />
De in overeenstemming met de<br />
artikelen 16, 17 en 18 aan de relevante<br />
bevoegde autoriteiten verstrekte gegevens<br />
worden door de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor ondertekend. Indien<br />
de bevoegde autoriteit de mogelijkheid<br />
van elektronische gegevensverstrekking<br />
biedt, kan dit bijvoorbeeld gebeuren door<br />
middel van een elektronische handtekening<br />
<strong>als</strong> omschreven in artikel 2, punt 1,<br />
van Richtlijn 1999/93/EG van <strong>het</strong> Europees<br />
Parlement en de Raad van<br />
13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk<br />
kader voor elektronische<br />
handtekeningen.<br />
Art. 20. Taal<br />
1. De in <strong>het</strong> openbaar register ingevoerde<br />
gegevens zijn gesteld in een taal<br />
die overeenkomstig de in de betrokken<br />
lidstaat van toepassing zijnde<br />
taalvoorschriften is toegestaan.<br />
2. De lidstaten kunnen toestaan dat de<br />
gegevens nog in (een) andere officiële<br />
taal (talen) van de Gemeenschap in<br />
<strong>het</strong> openbaar register worden opgenomen.<br />
De lidstaten kunnen voorschrijven<br />
dat de vertaling van de gegevens<br />
wordt gewaarmerkt.<br />
De betrokken lidstaat ziet erop toe dat <strong>het</strong><br />
register in alle gevallen vermeldt of de<br />
vertaling gewaarmerkt is of niet.<br />
Hoofdstuk IV. Beroepsethiek,<br />
onafhankelijkheid, objectiviteit,<br />
vertrouwelijkheid en<br />
beroepsgeheim<br />
Art. 21. Beroepsethiek<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat voor<br />
alle wettelijke auditors en auditkantoren<br />
beginselen van de beroepsethiek gelden.<br />
Deze hebben ten minste betrekking op<br />
hun verantwoordelijkheid voor <strong>het</strong> openbaar<br />
belang, hun integriteit en objectiviteit,<br />
<strong>als</strong>mede hun vakbekwaamheid en<br />
zorgvuldigheid.<br />
2. Teneinde <strong>het</strong> vertrouwen in de controlefunctie<br />
en de uniforme toepassing<br />
van lid 1 van dit artikel te verzekeren,<br />
mag de Commissie volgens de procedure<br />
van artikel 48, lid 2, op beginselen gebaseerde<br />
uitvoeringsmaatregelen inzake beroepsethiek<br />
vaststellen.<br />
Art. 22. Onafhankelijkheid en<br />
objectiviteit<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat wanneer<br />
de wettelijke auditor en/of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
een wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen uitvoert, de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> kantoor onafhankelijk is<br />
van de gecontroleerde entiteit en niet<br />
betrokken is bij de besluitvorming<br />
van de gecontroleerde entiteit.<br />
2. De lidstaten zien erop toe dat een<br />
wettelijke auditor of een auditkantoor<br />
afziet van een wettelijke controle indien<br />
er sprake is van enige directe of<br />
indirecte financiële, zakelijke, arbeids-<br />
of andere relatie tussen de<br />
wettelijke auditor, <strong>het</strong> auditkantoor<br />
of <strong>het</strong> netwerk – inclusief de verlening<br />
van bijkomende niet-controlediensten<br />
– en de gecontroleerde entiteit,<br />
op grond waarvan een<br />
objectieve, redelijke en geïnformeerde<br />
derde partij zou concluderen dat<br />
de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong><br />
gedrang komt. Indien de onafhankelijkheid<br />
van de wettelijke auditor of<br />
<strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong> gedrang wordt<br />
gebracht door bedreigingen zo<strong>als</strong><br />
zelftoetsing, een eigen belang, voorspraak,<br />
bekendheid of vertrouwen of<br />
intimidatie, moet de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor veiligheidsmaatregelen<br />
nemen om dergelijke<br />
bedreigingen in te perken. Indien de<br />
omvang van de bedreigingen in vergelijking<br />
met de genomen veiligheidsmaatregelen<br />
zodanig is dat de<br />
onafhankelijkheid in <strong>het</strong> gedrang<br />
komt, ziet de wettelijke auditor of <strong>het</strong><br />
auditkantoor van de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen af.<br />
De lidstaten zorgen er daarnaast met<br />
betrekking tot controles van organisaties<br />
van openbaar belang voor dat<br />
een wettelijke auditor of een auditkantoor,<br />
indien dit nodig is om de onafhankelijkheid<br />
van deze wettelijke<br />
auditor of dit auditkantoor te waarborgen,<br />
afziet van de wettelijke controle<br />
in <strong>het</strong> geval van zelftoetsing of<br />
een eigen belang.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 159
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
3. De lidstaten zien erop toe dat een<br />
wettelijke auditor of een auditkantoor<br />
alle aanzienlijke bedreigingen voor<br />
zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen<br />
die zijn genomen<br />
om deze bedreigingen in te perken,<br />
onderbouwt in de controledocumenten.<br />
4. Teneinde <strong>het</strong> vertrouwen in de controlefunctie<br />
en de uniforme toepassing<br />
van de leden 1 en 2 van dit artikel<br />
te verzekeren, mag de Commissie<br />
volgens de procedure van artikel 48,<br />
lid 2, op beginselen gebaseerde uitvoeringsmaatregelen<br />
vaststellen betreffende:<br />
a) de in lid 2 bedoelde bedreigingen<br />
en veiligheidsmaatregelen;<br />
b) de situaties waarin de omvang<br />
van de in lid 2 bedoelde bedreigingen<br />
zodanig is dat de onafhankelijkheid<br />
van de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong><br />
gedrang komt;<br />
c) de in lid 2, tweede alinea, bedoelde<br />
gevallen van zelftoetsing en<br />
eigen belang, waarin een wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen<br />
al dan niet mag worden verricht.<br />
Art. 23. Vertrouwelijkheid en<br />
beroepsgeheim<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat alle gegevens<br />
en documenten waartoe een<br />
wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
toegang heeft bij de uitvoering van<br />
een wettelijke controle van jaarrekeningen,<br />
beschermd zijn door middel<br />
van passende regels op <strong>het</strong> gebied<br />
van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.<br />
2. De regels op <strong>het</strong> gebied van vertrouwelijkheid<br />
en beroepsgeheim welke<br />
op wettelijke auditors en auditkantoren<br />
betrekking hebben, mogen de uitvoering<br />
van de bepalingen van deze<br />
richtlijn niet in de weg staan.<br />
3. Wanneer een wettelijke auditor of<br />
een auditkantoor wordt vervangen<br />
door een andere wettelijke auditor of<br />
een ander auditkantoor, verleent de<br />
voormalige wettelijke auditor of <strong>het</strong><br />
voormalige kantoor de nieuwe wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> nieuwe kantoor<br />
toegang tot alle relevante informatie<br />
aangaande de gecontroleerde entiteit.<br />
4. Een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />
die/dat niet langer bij een<br />
specifieke controle betrokken is, en<br />
een voormalig wettelijke auditor of<br />
kantoor blijft onderworpen aan <strong>het</strong><br />
bepaalde in de leden 1 en 2 voor wat<br />
die specifieke controle betreft.<br />
Art. 24. Onafhankelijkheid en<br />
objectiviteit van wettelijke<br />
auditors die namens<br />
auditkantoren wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen<br />
uitvoeren<br />
De lidstaten zien erop toe dat noch de eigenaars<br />
of aandeelhouders van een auditkantoor,<br />
noch de leden van de<br />
leidinggevende, bestuurs- en toezichtorganen<br />
van <strong>het</strong> betrokken kantoor, noch<br />
verbonden entiteiten een zodanige bemoeienis<br />
met de uitvoering van een wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen<br />
hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan<br />
aan de onafhankelijkheid en objectiviteit<br />
van de wettelijke auditor die<br />
namens <strong>het</strong> betrokken auditkantoor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
uitvoert.<br />
Art. 25. Honoraria voor wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen<br />
De lidstaten zien erop toe dat er adequate<br />
regels bestaan die bepalen dat de honoraria<br />
voor wettelijke controles van jaarrekeningen:<br />
a) niet worden beïnvloed of bepaald<br />
door <strong>het</strong> feit dat nevendiensten aan<br />
de gecontroleerde entiteit worden<br />
verleend;<br />
b) niet resultaatgebonden zijn.<br />
Hoofdstuk V. Controlestandaarden<br />
en controleverklaringen<br />
Art. 26. Controlestandaarden<br />
1. De lidstaten schrijven voor dat wettelijke<br />
auditors en auditkantoren hun<br />
wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />
moeten uitvoeren met inachtneming<br />
van de internationale controlestandaarden<br />
die door de Commissie<br />
zijn goedgekeurd volgens de procedure<br />
van artikel 48, lid 2. De lidstaten<br />
kunnen een nationale controlestan-<br />
160 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
daard toepassen zolang de Commissie<br />
geen internationale controlestandaard<br />
over <strong>het</strong>zelfde onderwerp heeft<br />
goedgekeurd. De volledige tekst van<br />
goedgekeurde internationale controlestandaarden<br />
wordt in alle officiële<br />
talen van de Gemeenschap gepubliceerd<br />
in <strong>het</strong> Publicatieblad van de<br />
Europese Unie.<br />
2. De Commissie kan volgens de in<br />
artikel 48, lid 2, vermelde procedure<br />
een besluit nemen over de toepasselijkheid<br />
in de Gemeenschap van internationale<br />
controlestandaarden. De<br />
Commissie keurt internationale controlestandaarden<br />
goed voor toepassing<br />
in de Gemeenschap enkel wanneer<br />
deze standaarden:<br />
a) volgens geijkte procedures, onder<br />
publiek toezicht en op transparante<br />
wijze zijn opgesteld en<br />
internationaal algemeen aanvaard<br />
zijn; en<br />
b) bijdragen tot een grote geloofwaardigheid<br />
en hoge kwaliteit<br />
van jaarrekeningen of geconsolideerde<br />
jaarrekeningen in overeenstemming<br />
met de beginselen<br />
die zijn neergelegd in artikel 2,<br />
lid 3, van Richtlijn 78/660/EEG<br />
en artikel 16, lid 3, van Richtlijn<br />
83/349/EEG; en<br />
c) bevorderlijk zijn voor <strong>het</strong> Europees<br />
algemeen belang.<br />
3. De lidstaten mogen controlewerkzaamheden<br />
of -vereisten die een aanvulling<br />
zijn op – of in uitzonderlijke<br />
gevallen een uitsluiting inhouden van<br />
– delen van de internationale controlestandaarden,<br />
verplicht stellen enkel<br />
indien deze voortvloeien uit specifieke<br />
nationale wettelijke vereisten in<br />
verband met de reikwijdte van wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen.<br />
De lidstaten dragen er zorg voor dat<br />
deze controlewerkzaamheden of -<br />
vereisten voldoen aan <strong>het</strong> bepaalde in<br />
lid 2, onder b) en c), en stellen de<br />
Commissie en de lidstaten hiervan in<br />
kennis alvorens zij worden goedgekeurd.<br />
In <strong>het</strong> uitzonderlijke geval van<br />
<strong>het</strong> uitsluiten van delen van een internationale<br />
controlestandaard stellen<br />
de lidstaten de Commissie en de andere<br />
lidstaten ten minste zes maanden<br />
voor de nationale goedkeuring in<br />
kennis van hun specifieke nationale<br />
wettelijke vereisten en de redenen<br />
voor handhaving ervan of, in <strong>het</strong> geval<br />
van vereisten die al bestonden op<br />
<strong>het</strong> tijdstip van goedkeuring van een<br />
internationale controlestandaard, uiterlijk<br />
drie maanden na goedkeuring<br />
van de relevante internationale controlestandaard.<br />
4. De lidstaten mogen gedurende een<br />
termijn tot uiterlijk op 29 juni 2010<br />
aanvullende vereisten inzake wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen en<br />
geconsolideerde jaarrekeningen verplicht<br />
stellen.<br />
Art. 27. Wettelijke controles van de<br />
geconsolideerde jaarrekening<br />
De lidstaten zien erop toe dat in geval<br />
van wettelijke controles van de geconsolideerde<br />
jaarrekeningen van een groep<br />
van ondernemingen:<br />
a) de groepsauditor de volledige verantwoordelijkheid<br />
draagt voor de controleverklaring<br />
betreffende de<br />
geconsolideerde jaarrekening;<br />
b) de groepsauditor een onderzoek uitvoert<br />
en informatie bijhoudt over zijn<br />
of haar onderzoek van de controlewerkzaamheden<br />
die door (een)<br />
auditor(s) van derde landen, (een)<br />
wettelijke auditor(s), (een) auditorganisatie(s)<br />
van derde landen of (een)<br />
auditkanto(o)r(en) zijn verricht met<br />
<strong>het</strong> oog op de groepscontrole. De<br />
door de groepsauditor bijgehouden<br />
informatie moet adequaat zijn om de<br />
relevante bevoegde autoriteit in staat<br />
te stellen <strong>het</strong> werk van de groepsauditor<br />
goed te beoordelen;<br />
c) de groepsauditor, wanneer een onderdeel<br />
van een groep ondernemingen is<br />
gecontroleerd door (een) auditor(s) of<br />
(een) auditorganisatie(s) van een derde<br />
land dat geen werkregelingen heeft<br />
zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 47, verantwoordelijk<br />
is voor de aanlevering, indien<br />
gevraagd, aan de toezichthoudende<br />
autoriteiten van de documenten die<br />
op de controlewerkzaamheden van de<br />
auditor(s) of (de) auditorganisatie(s)<br />
van <strong>het</strong> derde land betrekking hebben,<br />
met inbegrip van de werkdocumenten<br />
met betrekking tot de groepscontrole.<br />
Voor <strong>het</strong> waarborgen van deze aanlevering<br />
behoudt de groepsauditor een<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 161
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
afschrift van deze documenten of<br />
komt hij met de auditor(s) of auditorganisatie(s)<br />
van <strong>het</strong> derde land overeen<br />
dat hij zelf, op verzoek, onbeperkt<br />
toegang tot deze documenten heeft of<br />
neemt hij alle andere passende maatregelen.<br />
Indien werkdocumenten met<br />
betrekking tot een controle om wettelijke<br />
of andere redenen niet vanuit een<br />
derde land aan de groepsauditor kunnen<br />
worden doorgegeven, moet uit de<br />
door de groepsauditor bijgehouden<br />
documentatie blijken dat hij of zij de<br />
passende procedures heeft gevolgd<br />
om toegang tot de controledocumenten<br />
te verkrijgen en, in <strong>het</strong> geval van<br />
andere dan wettelijke belemmeringen<br />
die voortvloeien uit de nationale wetgeving,<br />
dat een dergelijke belemmering<br />
bestaat.<br />
Art. 28. Controleverklaringen<br />
1. Wanneer de wettelijke controle van<br />
jaarrekeningen wordt uitgevoerd<br />
door een auditkantoor, wordt de controleverklaring<br />
ondertekend door de<br />
wettelijke auditor(s) die namens <strong>het</strong><br />
auditkantoor de wettelijke controle<br />
van de jaarrekeningen heeft (hebben)<br />
verricht. In buitengewone omstandigheden<br />
kunnen de lidstaten bepalen<br />
dat deze handtekening niet openbaar<br />
hoeft te worden gemaakt indien dit<br />
tot een onmiddellijke en aanzienlijke<br />
bedreiging voor de persoonlijke veiligheid<br />
van een persoon zou kunnen<br />
leiden. De naam/namen van de betrokken<br />
persoon/personen is/zijn in<br />
ieder geval bekend bij de bevoegde<br />
autoriteiten.<br />
2. Onverminderd artikel 51bis, lid 1,<br />
van Richtlijn 78/660/EEG en in <strong>het</strong><br />
geval dat de Commissie geen gemeenschappelijke<br />
standaard voor<br />
controleverklaringen heeft ingevoerd<br />
overeenkomstig artikel 26, lid<br />
1, van deze richtlijn kan zij, om <strong>het</strong><br />
publieke vertrouwen in controles van<br />
de jaarrekeningen te vergroten, volgens<br />
de procedure van artikel 48, lid<br />
2, van deze richtlijn een gemeenschappelijke<br />
standaard voor controleverklaringen<br />
invoeren voor jaarrekeningen<br />
of geconsolideerde<br />
jaarrekeningen die conform goedgekeurde<br />
internationale standaarden<br />
voor jaarrekeningen zijn opgesteld.<br />
Hoofdstuk VI. Kwaliteitsborging<br />
Art. 29. Kwaliteitsborgingsstelsels<br />
1. Elke lidstaat ziet erop toe dat alle<br />
wettelijke auditors en auditkantoren<br />
vallen onder een kwaliteitsborgingsstelsel<br />
dat ten minste aan de volgende<br />
criteria voldoet:<br />
a) <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel is<br />
op zodanige wijze opgezet dat<br />
<strong>het</strong> onafhankelijk is van de wettelijke<br />
auditors en auditkantoren<br />
die in <strong>het</strong> kader ervan worden beoordeeld,<br />
en dat <strong>het</strong> onderworpen<br />
is aan publiek toezicht <strong>als</strong> bedoeld<br />
in hoofdstuk VIII;<br />
b) de financiering van <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel<br />
is afdoende<br />
verzekerd en gevrijwaard tegen<br />
enigerlei ongewenste beïnvloeding<br />
door wettelijke auditors en<br />
auditkantoren;<br />
c) aan <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel<br />
zijn voldoende middelen toegewezen;<br />
d) de personen die kwaliteitsbeoordelingen<br />
verrichten, beschikken<br />
over passende beroepskwalificaties<br />
en relevante beroepservaring<br />
op <strong>het</strong> gebied van wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen en financiële<br />
verslaggeving, en<br />
hebben tevens een specifieke opleiding<br />
voor de uitvoering van<br />
kwaliteitsbeoordelingen genoten;<br />
e) de selectie van beoordelaars voor<br />
<strong>het</strong> verrichten van specifieke<br />
kwaliteitsbeoordelingen vindt<br />
plaats volgens een objectieve<br />
procedure, opgezet om belangenconflicten<br />
te voorkomen tussen<br />
de beoordelaars en de wettelijke<br />
auditors en auditkantoren die<br />
worden beoordeeld;<br />
f) de kwaliteitsbeoordeling, op basis<br />
van een adequate toetsing van<br />
een selectie van controledossiers,<br />
omvat onder meer een evaluatie<br />
van de naleving van de toepasselijke<br />
controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />
van de<br />
kwantiteit en kwaliteit van ingezette<br />
middelen, van de door de<br />
auditor in rekening gebrachte honoraria<br />
voor controles en van <strong>het</strong><br />
interne kwaliteitsbeheersingssysteem<br />
van <strong>het</strong> auditkantoor;<br />
162 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
g) over de kwaliteitsbeoordeling<br />
wordt een verslag opgesteld<br />
waarin de voornaamste conclusies<br />
van de kwaliteitsbeoordeling<br />
zijn opgenomen;<br />
h) ten minste om de zes jaar vindt<br />
er een kwaliteitsbeoordeling<br />
plaats;<br />
i) de algemene resultaten van <strong>het</strong><br />
kwaliteitsborgingsstelsel worden<br />
jaarlijks openbaar gemaakt;<br />
j) de uit de kwaliteitsbeoordelingen<br />
voortvloeiende aanbevelingen<br />
worden binnen een redelijke<br />
termijn opgevolgd door de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor.<br />
Ingeval er aan de onder j) bedoelde<br />
aanbevelingen geen gevolg wordt gegeven,<br />
worden tegen de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor, indien<br />
van toepassing, tuchtmaatregelen of<br />
sancties getroffen <strong>als</strong> bedoeld in<br />
artikel 30.<br />
2. De Commissie kan volgens de procedure<br />
van artikel 48, lid 2, uitvoeringsmaatregelen<br />
vaststellen om <strong>het</strong><br />
publieke vertrouwen in de controlefunctie<br />
te vergroten en om uniforme<br />
toepassing van lid 1, onder a), b) en<br />
e) tot en met j), te garanderen.<br />
Hoofdstuk VII. Onderzoeken en<br />
sancties<br />
Art. 30. Onderzoeks- en<br />
sanctieregelingen<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat er doeltreffende<br />
onderzoeks- en sanctieregelingen<br />
bestaan om inadequaat<br />
uitgevoerde wettelijke controles van<br />
jaarrekeningen op te sporen, te bestraffen<br />
en te voorkomen.<br />
2. Onverminderd hun wettelijke aansprakelijkheidsregelingen<br />
leggen de<br />
lidstaten doeltreffende, evenredige en<br />
ontradende sancties op aan wettelijke<br />
auditors en auditkantoren wanneer<br />
wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />
niet conform de bepalingen<br />
genomen ter uitvoering van deze<br />
richtlijn zijn uitgevoerd.<br />
3. De lidstaten bepalen dat genomen<br />
maatregelen en sancties die aan wettelijke<br />
auditors en auditkantoren zijn<br />
opgelegd, op passende wijze openbaar<br />
worden gemaakt. De sancties<br />
omvatten ook de mogelijkheid de<br />
toelating in te trekken.<br />
Art. 31. Aansprakelijkheid van<br />
wettelijke auditors<br />
De Commissie dient voor 1 januari 2007<br />
een verslag in over <strong>het</strong> effect van de huidige<br />
nationale aansprakelijkheidsregelingen<br />
voor de uitvoering van wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen op de Europese<br />
kapitaalmarkten en op de verzekeringsvoorwaarden<br />
voor wettelijke<br />
auditors en auditkantoren, waaronder een<br />
objectieve analyse van de beperkingen<br />
van de financiële aansprakelijkheid. De<br />
Commissie organiseert zo nodig een<br />
openbare raadpleging. Rekening houdend<br />
met dit verslag doet de Commissie,<br />
indien zij dit dienstig acht, aanbevelingen<br />
aan de lidstaten.<br />
Hoofdstuk VIII. Publiek toezicht<br />
en regelingen tussen de lidstaten<br />
op toezicht- en regelgevingsgebied<br />
Art. 32. Beginselen van <strong>het</strong> publiek<br />
toezicht<br />
1. De lidstaten zetten een doeltreffend<br />
stelsel van publiek toezicht op voor<br />
wettelijke auditors en auditkantoren.<br />
Dit stelsel is gebaseerd op de beginselen<br />
uiteengezet in de leden 2 tot en<br />
met 7.<br />
2. Alle wettelijke auditors en auditkantoren<br />
zijn aan publiek toezicht onderworpen.<br />
3. Het stelsel van publiek toezicht<br />
wordt beheerd door personen die zelf<br />
geen beroepsbeoefenaars zijn maar<br />
voldoende bekend zijn met de vakgebieden<br />
die voor de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen van belang<br />
zijn. De lidstaten kunnen evenwel<br />
toestaan dat een minderheid van beroepsbeoefenaren<br />
bij <strong>het</strong> beheer van<br />
<strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht is betrokken.<br />
De bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong><br />
stelsel van publiek toezicht betrokken<br />
personen worden geselecteerd<br />
volgens een onafhankelijke en transparante<br />
benoemingsprocedure.<br />
4. Op <strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht<br />
rust de eindverantwoordelijkheid<br />
voor <strong>het</strong> toezicht op:<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 163
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
a) de toelating en registerinschrijving<br />
van wettelijke auditors en<br />
auditkantoren; en<br />
b) de goedkeuring van normen op<br />
<strong>het</strong> gebied van beroepsethiek en<br />
interne kwaliteitbeheersing van<br />
auditkantoren, <strong>als</strong>ook van controlestandaarden;<br />
en<br />
c) permanente scholing, kwaliteitsborging<br />
en onderzoeks- en tuchtregelingen.<br />
5. Het stelsel van publiek toezicht heeft<br />
<strong>het</strong> recht, waar nodig, om onderzoeken<br />
met betrekking tot wettelijke auditors<br />
en auditkantoren te verrichten<br />
en passende maatregelen te nemen.<br />
6. Het stelsel van publiek toezicht is<br />
transparant. Dat houdt onder meer in<br />
dat jaarlijks werkprogramma’s en activiteitenverslagen<br />
worden gepubliceerd.<br />
7. Aan <strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht<br />
zijn voldoende financiële middelen<br />
toegewezen. De financiering van <strong>het</strong><br />
stelsel is afdoende verzekerd en gevrijwaard<br />
tegen ongewenste beïnvloeding<br />
door wettelijke auditors en<br />
auditkantoren.<br />
Art. 33. Samenwerking tussen stelsels<br />
van publiek toezicht op<br />
Gemeenschapsniveau<br />
De lidstaten zien erop toe dat de op stelsels<br />
van publiek toezicht toepasselijke<br />
wettelijke regelingen een effectieve samenwerking<br />
op Gemeenschapsniveau<br />
met betrekking tot de toezichtactiviteiten<br />
van de lidstaten mogelijk maken. Te dien<br />
einde wijst elke lidstaat één entiteit aan<br />
die specifiek verantwoordelijk is voor de<br />
samenwerking.<br />
Art. 34. Wederzijdse erkenning van<br />
wettelijke regelingen tussen<br />
lidstaten<br />
1. De wettelijke regelingen van de lidstaten<br />
respecteren <strong>het</strong> beginsel dat de<br />
regelgeving en <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />
toezicht van de lidstaat van herkomst<br />
van toepassing zijn, dat wil zeggen<br />
de lidstaat waar de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor is toegelaten en<br />
waar de statutaire zetel van de gecontroleerde<br />
entiteit is gevestigd.<br />
2. Bij een wettelijke controle van een<br />
geconsolideerde jaarrekening mag de<br />
lidstaat die de wettelijke controle van<br />
de geconsolideerde jaarrekening<br />
voorschrijft, met betrekking tot deze<br />
controle geen aanvullende verplichtingen<br />
op <strong>het</strong> gebied van registerinschrijving,<br />
kwaliteitsbeoordeling,<br />
controlestandaarden, beroepsethiek<br />
en onafhankelijkheid opleggen aan<br />
een wettelijke auditor die, dan wel<br />
een auditkantoor dat een wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen van een<br />
in een andere lidstaat gevestigde<br />
dochteronderneming uitvoert.<br />
3. Wanneer <strong>het</strong> een vennootschap betreft<br />
waarvan de effecten worden verhandeld<br />
op een gereglementeerde<br />
markt die zich in een andere lidstaat<br />
bevindt dan de lidstaat waar de statutaire<br />
zetel van die vennootschap gevestigd<br />
is, dan mag de lidstaat waar<br />
de effecten worden verhandeld geen<br />
aanvullende verplichtingen op <strong>het</strong><br />
gebied van registerinschrijving, kwaliteitsbeoordeling,<br />
controlestandaarden,<br />
beroepsethiek en onafhankelijkheid<br />
opleggen aan de wettelijke<br />
auditor die, dan wel <strong>het</strong> auditkantoor<br />
dat een wettelijke controle van de<br />
jaarrekening of de geconsolideerde<br />
jaarrekening van die vennootschap<br />
uitvoert.<br />
Art. 35. Aanwijzing van bevoegde<br />
autoriteiten<br />
1. De lidstaten wijzen één of meerdere<br />
bevoegde autoriteiten aan voor de in<br />
deze richtlijn bedoelde taken. De lidstaten<br />
stellen de Commissie van de<br />
aangewezen autoriteit(en) op de<br />
hoogte.<br />
2. De bevoegde autoriteiten zijn zodanig<br />
georganiseerd dat belangenconflicten<br />
worden vermeden.<br />
Art. 36. Beroepsgeheim en<br />
regelgevende samenwerking<br />
tussen lidstaten<br />
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />
die met de toelating, registerinschrijving,<br />
kwaliteitsborging,<br />
toezicht en sancties belast zijn, werken<br />
onderling samen wanneer dat nodig<br />
is voor de vervulling van hun<br />
respectieve taken uit hoofde van deze<br />
richtlijn. De bevoegde autoriteiten<br />
die in een lidstaat met de toelating,<br />
164 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
registerinschrijving, kwaliteitsborging,<br />
toezicht en sancties belast zijn,<br />
verlenen assistentie aan de bevoegde<br />
autoriteiten van andere lidstaten.<br />
Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen de bevoegde<br />
autoriteiten informatie uit en<br />
werken zij samen bij onderzoeken<br />
die op de uitvoering van wettelijke<br />
controles van jaarrekeningen betrekking<br />
hebben.<br />
2. Het beroepsgeheim geldt voor eenieder<br />
die bij de bevoegde autoriteiten<br />
werkzaam is of is geweest. Informatie<br />
die onder <strong>het</strong> beroepsgeheim valt,<br />
mag aan geen enkele persoon of autoriteit<br />
openbaar worden gemaakt,<br />
behalve wanneer dit wordt vereist<br />
door de wetgeving, regelgeving of<br />
administratieve procedures van een<br />
lidstaat.<br />
3. Lid 2 weerhoudt bevoegde autoriteiten<br />
niet van <strong>het</strong> uitwisselen van vertrouwelijke<br />
informatie. De aldus uitgewisselde<br />
informatie valt onder <strong>het</strong><br />
beroepsgeheim waartoe eenieder gehouden<br />
is die bij de bevoegde autoriteiten<br />
werkzaam is of is geweest.<br />
4. De bevoegde autoriteiten verstrekken<br />
op verzoek en zonder onnodige vertraging<br />
alle informatie die voor <strong>het</strong> in<br />
lid 1 genoemde doel noodzakelijk<br />
zijn. Indien nodig, stelt de aangezochte<br />
bevoegde autoriteit zonder<br />
onnodige vertraging de maatregelen<br />
vast die vereist zijn om de gevraagde<br />
informatie te verzamelen. De aldus<br />
verstrekte informatie valt onder <strong>het</strong><br />
beroepsgeheim waartoe eenieder gehouden<br />
is die bij de bevoegde autoriteiten<br />
die de informatie ontvangen,<br />
werkzaam is of is geweest.<br />
Indien de aangezochte bevoegde autoriteit<br />
niet bij machte is de gevraagde<br />
informatie zonder onnodige vertraging<br />
te verstrekken, stelt zij de<br />
verzoekende bevoegde autoriteit van<br />
de redenen hiervan in kennis.<br />
De bevoegde autoriteiten kunnen<br />
weigeren om aan een verzoek om informatie<br />
gevolg te geven indien:<br />
a) <strong>het</strong> verstrekken van de inlichtingen<br />
gevaar zou kunnen opleveren<br />
voor de soevereiniteit, de veiligheid<br />
of de openbare orde van de<br />
aangezochte lidstaat of in strijd<br />
zou zijn met de nationale veiligheidsvoorschriften;<br />
of<br />
b) met betrekking tot dezelfde handelingen<br />
en tegen dezelfde wettelijke<br />
auditors en auditkantoren<br />
reeds een gerechtelijke procedure<br />
is ingeleid bij de bevoegde autoriteiten<br />
van de aangezochte lidstaat;<br />
of<br />
c) voor dezelfde handelingen en dezelfde<br />
wettelijke auditors en auditkantoren<br />
reeds een<br />
onherroepelijke uitspraak is gedaan<br />
door de bevoegde autoriteiten<br />
van de aangezochte lidstaat.<br />
Onverminderd hun verplichtingen in<br />
<strong>het</strong> kader van gerechtelijke procedures<br />
mogen de bevoegde autoriteiten<br />
die op grond van lid 1 informatie ontvangen,<br />
deze uitsluitend gebruiken<br />
voor de uitoefening van hun functies<br />
in de zin van deze richtlijn, <strong>als</strong>mede<br />
in <strong>het</strong> kader van bestuursrechtelijke<br />
of gerechtelijke procedures die specifiek<br />
met de uitoefening van deze<br />
functies verband houden.<br />
5. Wanneer een bevoegde autoriteit<br />
vaststelt dat er op <strong>het</strong> grondgebied<br />
van een andere lidstaat handelingen<br />
worden of zijn uitgevoerd die strijdig<br />
zijn met de bepalingen van deze<br />
richtlijn, geeft zij hiervan op zo specifiek<br />
mogelijke wijze kennis aan de<br />
bevoegde autoriteit van de andere<br />
lidstaat. De bevoegde autoriteit van<br />
de andere lidstaat neemt de nodige<br />
maatregelen en stelt de kennisgevende<br />
bevoegde autoriteit van <strong>het</strong> resultaat<br />
in kennis, <strong>als</strong>mede, voorzover<br />
mogelijk, van belangrijke tussentijdse<br />
ontwikkelingen.<br />
6. Een bevoegde autoriteit van een lidstaat<br />
kan verzoeken dat een onderzoek<br />
wordt verricht door de bevoegde<br />
autoriteit van een andere lidstaat<br />
op <strong>het</strong> grondgebied van die lidstaat.<br />
Verder kan zij verzoeken dat aan een<br />
aantal leden van haar personeel toestemming<br />
wordt verleend om de leden<br />
van <strong>het</strong> personeel van de bevoegde<br />
autoriteit van de andere lidstaat<br />
gedurende <strong>het</strong> onderzoek te vergezellen.<br />
Het onderzoek wordt evenwel verricht<br />
onder de eindverantwoordelijkheid<br />
van de lidstaat op <strong>het</strong> grondgebied<br />
waarvan <strong>het</strong> onderzoek<br />
plaatsvindt.<br />
De bevoegde autoriteiten kunnen een<br />
verzoek om een onderzoek zo<strong>als</strong> be-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 165
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
doeld in de eerste alinea, of een verzoek<br />
dat leden van hun personeel<br />
worden vergezeld door leden van <strong>het</strong><br />
personeel van de bevoegde autoriteit<br />
van een andere lidstaat zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in de tweede alinea, van de hand wijzen<br />
indien:<br />
a) een dergelijk onderzoek gevaar<br />
zou kunnen opleveren voor de<br />
soevereiniteit, de veiligheid of de<br />
openbare orde van de aangezochte<br />
staat, of<br />
b) met betrekking tot dezelfde handelingen<br />
en tegen dezelfde personen<br />
reeds een gerechtelijke<br />
procedure is ingeleid bij de autoriteiten<br />
van de aangezochte staat,<br />
of<br />
c) voor dezelfde handelingen en tegen<br />
dezelfde personen in de aangezochte<br />
lidstaat reeds een<br />
onherroepelijke uitspraak is gedaan.<br />
7. Volgens de procedure van artikel 48,<br />
lid 2, kan de Commissie met <strong>het</strong> oog<br />
op <strong>het</strong> vergemakkelijken van de samenwerking<br />
tussen bevoegde autoriteiten,<br />
uitvoeringsmaatregelen vaststellen<br />
voor de procedures inzake de<br />
uitwisseling van informatie en grensoverschrijdend<br />
onderzoek zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in de leden 2 tot en met 4 van<br />
dit artikel.<br />
Hoofdstuk IX. Benoeming en<br />
ontslag<br />
Art. 37. Benoeming van wettelijke<br />
auditors of auditkantoren<br />
1. De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
wordt benoemd door de algemene<br />
aandeelhouders- of ledenvergadering<br />
van de gecontroleerde entiteit.<br />
2. De lidstaten mogen alternatieve regelingen<br />
of modaliteiten toestaan voor<br />
de benoeming van de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor, mits deze regelingen<br />
of modaliteiten bedoeld zijn<br />
om te waarborgen dat de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor onafhankelijk<br />
is van de bij <strong>het</strong> dagelijks bestuur<br />
betrokken leden van <strong>het</strong> leidinggevend<br />
orgaan of bestuursorgaan<br />
van de gecontroleerde entiteit.<br />
Art. 38. Ontslagneming en opzegging<br />
van wettelijke auditors of<br />
auditkantoren<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat wettelijke<br />
auditors of auditkantoren alleen<br />
om gegronde redenen kunnen worden<br />
ontslagen; verschil van mening<br />
over methoden van boekhoudkundige<br />
verwerking of controlewerkzaamheden<br />
zijn geen gegronde redenen<br />
voor ontslag.<br />
2. De lidstaten zien erop toe dat de gecontroleerde<br />
entiteit en de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor de voor<br />
<strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht bevoegde<br />
autoriteit of autoriteiten in<br />
kennis stellen van <strong>het</strong> ontslag of opzegging<br />
van de wettelijke auditor(s)<br />
of (<strong>het</strong>) auditkanto(o)r(en) tijdens de<br />
duur van de benoeming en hiervoor<br />
een afdoende motivering geven.<br />
Hoofdstuk X. Bijzondere<br />
bepalingen betreffende de<br />
wettelijke controles van de<br />
jaarrekeningen van organisaties<br />
van openbaar belang<br />
Art. 39. Toepassing op nietbeursgenoteerde<br />
organisaties<br />
van openbaar belang<br />
De lidstaten kunnen organisaties van<br />
openbaar belang waarvan de effecten niet<br />
worden verhandeld op een gereglementeerde<br />
markt zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 4,<br />
lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG,<br />
en hun wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en)<br />
vrijstellen van één of meerdere<br />
van de eisen in dit hoofdstuk.<br />
Art. 40. Transparantieverslag<br />
1. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke<br />
auditors en auditkantoren die<br />
wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />
bij organisaties van openbaar<br />
belang uitvoeren, uiterlijk drie maanden<br />
na <strong>het</strong> eind van elk boekjaar op<br />
hun websites jaarlijkse transparantieverslagen<br />
bekendmaken waarin ten<br />
minste de volgende informatie is opgenomen:<br />
a) een beschrijving van de juridische<br />
en eigendomsstructuur;<br />
166 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
b) wanneer <strong>het</strong> auditkantoor tot een<br />
netwerk behoort, een beschrijving<br />
van <strong>het</strong> netwerk en van de<br />
juridische en structurele regelingen<br />
binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />
c) een beschrijving van de bestuurstructuur<br />
van <strong>het</strong> auditkantoor;<br />
d) een beschrijving van <strong>het</strong> interne<br />
kwaliteitbeheersingssysteem van<br />
<strong>het</strong> auditkantoor en een verklaring<br />
van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />
bestuursorgaan betreffende de<br />
doeltreffendheid van de werking<br />
van dit systeem;<br />
e) een aanduiding van wanneer de<br />
laatste kwaliteitsbeoordeling zo<strong>als</strong><br />
bedoeld in artikel 29 heeft<br />
plaatsgevonden;<br />
f) een lijst van de organisaties van<br />
openbaar belang waarbij <strong>het</strong> auditkantoor<br />
<strong>het</strong> afgelopen jaar<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
heeft uitgevoerd;<br />
g) een verklaring betreffende de<br />
praktijken van <strong>het</strong> auditkantoor<br />
op <strong>het</strong> gebied van de onafhankelijkheid,<br />
waarin tevens wordt bevestigd<br />
dat een interne<br />
beoordeling van de naleving van<br />
de onafhankelijkheidseisen heeft<br />
plaatsgevonden;<br />
h) een verklaring inzake de door <strong>het</strong><br />
auditkantoor gevolgde gedragslijn<br />
betreffende de permanente<br />
scholing van wettelijke auditors<br />
<strong>als</strong> bedoeld in artikel 13;<br />
i) financiële informatie waaruit<br />
blijkt hoe belangrijk <strong>het</strong> auditkantoor<br />
is, zo<strong>als</strong> de totale omzet<br />
uitgesplitst naar honoraria voor<br />
de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen, en honoraria<br />
voor andere assurance-opdrachten,<br />
belastingadviesdiensten en<br />
andere niet-controlediensten;<br />
j) informatie over de grondslagen<br />
voor de beloning van vennoten.<br />
In uitzonderlijke gevallen kunnen de<br />
lidstaten afzien van toepassing van<br />
<strong>het</strong> bepaalde onder f), voorzover dit<br />
noodzakelijk is om een onmiddellijke<br />
en aanzienlijke bedreiging voor de<br />
persoonlijke veiligheid van een persoon<br />
in te perken.<br />
2. Het transparantieverslag wordt ondertekend<br />
door de wettelijke auditor,<br />
respectievelijk <strong>het</strong> auditkantoor. Dit<br />
kan bijvoorbeeld gebeuren door middel<br />
van een elektronische handtekening<br />
<strong>als</strong> omschreven in artikel 2, lid<br />
1, van Richtlijn 1999/93/EG.<br />
Art. 41. Auditcomité<br />
1. Elke organisatie van openbaar belang<br />
heeft een auditcomité. De lidstaten<br />
bepalen of auditcomités samengesteld<br />
moeten zijn uit niet bij <strong>het</strong> dagelijks<br />
bestuur betrokken leden van <strong>het</strong><br />
leidinggevende en/of leden van <strong>het</strong><br />
toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde<br />
entiteit en/of leden die<br />
worden benoemd door de algemene<br />
aandeelhoudersvergadering van de<br />
gecontroleerde entiteit. Ten minste<br />
één lid van <strong>het</strong> auditcomité is onafhankelijk<br />
en beschikt over de nodige<br />
deskundigheid op <strong>het</strong> gebied van<br />
boekhouding en/of controle.<br />
De lidstaten kunnen toestaan dat in<br />
organisaties van openbaar belang<br />
die voldoen aan de criteria van<br />
artikel 2, lid 1, onder f), van Richtlijn<br />
2003/71/EG, de aan <strong>het</strong> auditcomité<br />
toegewezen taken worden uitgevoerd<br />
door <strong>het</strong> leidinggevende of <strong>het</strong><br />
toezichthoudende orgaan <strong>als</strong> geheel,<br />
mits de voorzitter van een dergelijk<br />
orgaan geen voorzitter van <strong>het</strong> auditcomité<br />
is indien hij of zij bij <strong>het</strong> dagelijks<br />
bestuur betrokken is.<br />
2. Onverminderd de verantwoordelijkheid<br />
van de leden van <strong>het</strong> leidinggevende,<br />
bestuurs- of toezichthoudende<br />
orgaan of van andere leden die worden<br />
benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering<br />
van de gecontroleerde<br />
entiteit, heeft <strong>het</strong><br />
auditcomité onder meer tot taak:<br />
a) <strong>het</strong> monitoren van <strong>het</strong> financiëleverslaggevingsproces;<br />
b) <strong>het</strong> monitoren van de doeltreffendheid<br />
van <strong>het</strong> internebeheersingssysteem,<br />
<strong>het</strong> eventuele<br />
interneauditsysteem en <strong>het</strong> risicomanagementsysteem<br />
van de vennootschap;<br />
c) <strong>het</strong> monitoren van de wettelijke<br />
controle van de jaarrekening en<br />
de geconsolideerde jaarrekening;<br />
d) <strong>het</strong> beoordelen en monitoren van<br />
de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor,<br />
waarbij met name wordt<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 167
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
gelet op de verlening van nevendiensten<br />
aan de gecontroleerde<br />
entiteit.<br />
3. Het voorstel van <strong>het</strong> leidinggevende<br />
of toezichthoudende orgaan in een<br />
organisatie van openbaar belang inzake<br />
de benoeming van een wettelijke<br />
auditor of auditkantoor moet<br />
gebaseerd zijn op een aanbeveling<br />
van <strong>het</strong> auditcomité.<br />
4. De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
brengt aan <strong>het</strong> auditcomité verslag<br />
uit over bij de wettelijke controle<br />
van de jaarrekening aan <strong>het</strong> licht<br />
gekomen belangrijke zaken, en met<br />
name ernstige tekortkomingen in <strong>het</strong><br />
internebeheersingsproces met betrekking<br />
tot de financiële verslaggeving.<br />
5. De lidstaten kunnen toestaan of bepalen<br />
dat <strong>het</strong> bepaalde in de leden 1 tot<br />
en met 4 niet van toepassing is op<br />
enige organisatie van openbaar belang<br />
met een orgaan dat soortgelijke<br />
bevoegdheden heeft <strong>als</strong> een auditcomité<br />
en dat is ingesteld en functioneert<br />
volgens de voorschriften van de<br />
lidstaat waarin de te controleren entiteit<br />
geregistreerd is. In dergelijke gevallen<br />
deelt de entiteit mee welk orgaan<br />
deze bevoegdheden uitoefent en<br />
wat de samenstelling ervan is.<br />
6. De lidstaten kunnen van de verplichting<br />
tot instelling van een auditcomité<br />
vrijstellen:<br />
a) elke organisatie van openbaar belang<br />
die een dochteronderneming<br />
is, in de zin van artikel 1 van<br />
Richtlijn 83/349/EEG, indien de<br />
onderneming op groepsniveau<br />
voldoet aan de in de leden 1 tot<br />
en met 4 van dit artikel gestelde<br />
eisen;<br />
b) elke organisatie van openbaar belang<br />
die een instelling voor collectieve<br />
belegging is <strong>als</strong> omschreven<br />
in artikel 1, lid 2, van<br />
Richtlijn 85/611/EEG; de lidstaten<br />
mogen ook organisaties van<br />
openbaar belang vrijstellen die<br />
<strong>het</strong> collectief beleggen van door<br />
<strong>het</strong> publiek ingelegd kapitaal <strong>als</strong><br />
enig doel hebben, die volgens <strong>het</strong><br />
beginsel van risicospreiding werken<br />
en die niet streven naar juridische<br />
of bestuurlijke zeggenschap<br />
over emittenten van hun<br />
onderliggende beleggingen, mits<br />
deze instellingen voor collectieve<br />
belegging zijn toegelaten en onder<br />
toezicht van bevoegde autoriteiten<br />
staan en een bewaarder<br />
hebben die taken uitvoert die gelijkwaardig<br />
zijn aan die uit hoofde<br />
van Richtlijn 85/611/EEG;<br />
c) elke organisatie van openbaar belang<br />
waarvan de enige zakelijke<br />
activiteit bestaat in <strong>het</strong> uitgeven<br />
van door activa gedekte waardepapieren,<br />
zo<strong>als</strong> gedefinieerd in<br />
artikel 2, lid 5, van Verordening<br />
(EG) nr. 809/2004 van de Commissie;<br />
in die gevallen verlangt<br />
de lidstaat van de instelling dat<br />
zij <strong>het</strong> publiek uiteenzet waarom<br />
zij <strong>het</strong> niet dienstig acht <strong>het</strong>zij<br />
een auditcomité in te stellen, <strong>het</strong>zij<br />
een leidinggevend of toezichthoudend<br />
orgaan dat belast is met<br />
de uitvoering van de taken van<br />
een auditcomité;<br />
d) elke kredietinstelling in de zin<br />
van artikel 1, lid 1, van Richtlijn<br />
2000/12/EG, waarvan de aandelen<br />
niet zijn toegelaten tot de<br />
handel op een gereglementeerde<br />
markt in enige lidstaat in de zin<br />
van artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />
Richtlijn 2004/39/EG en die continu<br />
of herhaaldelijk alleen obligaties<br />
heeft uitgegeven, op<br />
voorwaarde dat al die obligaties<br />
een totaal nominaal bedrag van<br />
minder dan 100 000 000 EUR<br />
vertegenwoordigen en dat zij<br />
geen prospectus uit hoofde van<br />
Richtlijn 2003/71/EG heeft gepubliceerd.<br />
Art. 42. Onafhankelijkheid<br />
1. Benevens <strong>het</strong> bepaalde in de<br />
artikelen 22 en 24 zien de lidstaten<br />
erop toe dat de wettelijke auditor of<br />
<strong>het</strong> auditkantoor die/dat de wettelijke<br />
controle van de jaarrekeningen van<br />
organisaties van openbaar belang uitvoert:<br />
a) jaarlijks <strong>het</strong> auditcomité schriftelijk<br />
zijn onafhankelijkheid van de<br />
gecontroleerde organisatie van<br />
openbaar belang bevestigt;<br />
b) jaarlijks alle voor de gecontroleerde<br />
entiteit verrichte nevendiensten<br />
meldt bij <strong>het</strong> auditcomité;<br />
en<br />
168 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
c) met <strong>het</strong> auditcomité overleg voert<br />
over de bedreigingen voor de onafhankelijkheid<br />
van de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor en<br />
de veiligheidsmaatregelen die<br />
zijn genomen om deze bedreigingen<br />
in te perken, zo<strong>als</strong> door de<br />
wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
bijgehouden overeenkomstig<br />
artikel 22, lid 3.<br />
2. De lidstaten zien erop toe dat de<br />
voornaamste vennoot/vennoten die<br />
met de uitvoering van een wettelijke<br />
controle van de jaarrekeningen is/zijn<br />
belast, na uiterlijk zeven jaar vanaf<br />
de benoeming van de controleopdracht<br />
wordt/worden ontslagen en<br />
pas na een periode van ten minste<br />
twee jaar opnieuw aan de controle<br />
van de gecontroleerde entiteit<br />
mag/mogen deelnemen.<br />
3. De wettelijke auditor of de voornaamste<br />
vennoot die namens een auditkantoor<br />
een wettelijke controle<br />
van de jaarrekeningen uitvoert, mag<br />
pas een centrale leidinggevende<br />
functie in de gecontroleerde entiteit<br />
aanvaarden nadat een periode van ten<br />
minste twee jaar is verstreken sinds<br />
hij of zij zich <strong>als</strong> wettelijke auditor of<br />
voornaamste vennoot uit de controleopdracht<br />
heeft teruggetrokken.<br />
Art. 43. Kwaliteitsborging<br />
Bij wettelijke auditors en auditkantoren<br />
die wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
van organisaties van openbaar belang<br />
uitvoeren, vindt de in artikel 29 bedoelde<br />
kwaliteitsbeoordeling ten minste om de<br />
drie jaar plaats.<br />
Hoofdstuk XI. Internationale<br />
aspecten<br />
Art. 44. Toelating van auditors van<br />
derde landen<br />
1. Op voorwaarde van wederkerigheid<br />
mogen de bevoegde autoriteiten van<br />
een lidstaat een auditor van een derde<br />
land <strong>als</strong> wettelijke auditor toelaten,<br />
mits deze persoon <strong>het</strong> bewijs heeft<br />
geleverd dat hij of zij voldoet aan eisen<br />
gelijkwaardig aan die in de<br />
artikelen 4 en 6 tot en met 13.<br />
2. Vooraleer een auditor van een derde<br />
land toe te laten die voldoet aan <strong>het</strong><br />
bepaalde in lid 1, zien de bevoegde<br />
autoriteiten van een lidstaat toe op de<br />
naleving van de eisen van artikel 14.<br />
Art. 45. Registerinschrijving<br />
van en toezicht op auditors en<br />
auditorganisaties van derde<br />
landen<br />
1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />
gaan over tot registerinschrijving<br />
conform de artikelen 15 tot en<br />
met 17 van elke auditor en auditorganisatie<br />
van een derde land die een<br />
controleverklaring aflevert betreffende<br />
de jaarrekening of de geconsolideerde<br />
jaarrekening van een<br />
vennootschap die haar statutaire zetel<br />
buiten de Gemeenschap heeft en<br />
waarvan de effecten in die lidstaat<br />
zijn toegelaten tot de handel op een<br />
gereglementeerde markt in de zin van<br />
artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn<br />
2004/39/EG, behalve indien <strong>het</strong> bedrijf<br />
alleen een emmittent is van effecten<br />
die in een lidstaat zijn<br />
toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />
markt in de zin van<br />
artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn<br />
2004/109/EG, met een nominale<br />
waarde per eenheid van ten minste<br />
50 000 EUR of, in <strong>het</strong> geval van effecten<br />
die in een andere munteenheid<br />
luiden, op de dag van uitgifte equivalent<br />
aan ten minste 50 000 EUR.<br />
2. De artikelen 18 en 19 zijn van toepassing.<br />
3. De lidstaten onderwerpen de in <strong>het</strong><br />
register ingeschreven auditors en auditorganisaties<br />
van een derde land<br />
aan hun stelsels van publiek toezicht,<br />
hun kwaliteitsborgingsstelsels en hun<br />
onderzoeks- en sanctieregelingen.<br />
Een lidstaat mag er vanaf zien een in<br />
<strong>het</strong> register ingeschreven auditor en<br />
auditorganisatie van een derde land<br />
aan zijn kwaliteitsborgingsstelsel te<br />
onderwerpen indien een andere lidstaat,<br />
of een kwaliteitsborgingsstelsel<br />
uit een derde land dat <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />
is beoordeeld in de zin van<br />
artikel 46, de betrokken auditor of de<br />
auditorganisatie van een derde land<br />
in de voorgaande drie jaar aan een<br />
kwaliteitsbeoordeling heeft onderworpen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 169
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
4. Onverminderd <strong>het</strong> bepaalde in<br />
artikel 46 hebben controleverklaringen<br />
betreffende de in lid 1 van dit artikel<br />
bedoelde jaarrekeningen of geconsolideerde<br />
jaarrekeningen welke<br />
zijn afgeleverd door auditors of auditorganisaties<br />
van een derde land die<br />
in de betrokken lidstaat niet in <strong>het</strong> register<br />
zijn ingeschreven, in deze lidstaat<br />
geen rechtsgevolg.<br />
5. Een lidstaat mag alleen een auditorganisatie<br />
van een derde land in <strong>het</strong><br />
register inschrijven wanneer:<br />
a) deze voldoet aan eisen die gelijkwaardig<br />
zijn aan die welke in<br />
artikel 3, lid 3, worden gesteld;<br />
b) de meerderheid van de leden van<br />
<strong>het</strong> leidinggevende of bestuursorgaan<br />
van de auditorganisaties van<br />
een derde land voldoet aan eisen<br />
die gelijkwaardig zijn aan die<br />
welke in de artikelen 4 tot en met<br />
10 worden gesteld;<br />
c) de auditor van een derde land die<br />
namens de auditorganisatie van<br />
een derde land de controle uitvoert,<br />
voldoet aan eisen die gelijkwaardig<br />
zijn aan die welke in<br />
de artikelen 4 tot en met 10 worden<br />
gesteld;<br />
d) de controles van de in lid 1 bedoelde<br />
jaarrekening of geconsolideerde<br />
jaarrekening worden<br />
uitgevoerd in overeenstemming<br />
met internationale controlestandaarden<br />
<strong>als</strong> bedoeld in artikel 26<br />
en conform de voorschriften van<br />
de artikelen 22, 24 en 25, of gelijkwaardige<br />
standaarden en<br />
voorschriften;<br />
e) deze op haar website een jaarlijks<br />
transparantieverslag publiceert<br />
dat de in artikel 40 bedoelde informatie<br />
bevat, of zij aan gelijkwaardige<br />
openbaarmakingseisen<br />
voldoet.<br />
6. Teneinde uniforme toepassing van lid<br />
5, onder d), te waarborgen, wordt de<br />
daaronder bedoelde gelijkwaardigheid<br />
beoordeeld door de Commissie<br />
in samenwerking met de lidstaten.<br />
De Commissie neemt terzake een besluit<br />
volgens de procedure van<br />
artikel 48, lid 2. In afwachting van<br />
een dergelijk besluit van de Commissie<br />
kunnen de lidstaten de in lid 5,<br />
onder d), bedoelde gelijkwaardigheid<br />
beoordelen.<br />
Art. 46. Afwijking in geval van<br />
gelijkwaardigheid<br />
1. Op voorwaarde van wederkerigheid<br />
kunnen de lidstaten afzien van de<br />
toepassing van de in artikel 45, leden<br />
1 en 3, gestelde eisen of deze wijzigen,<br />
mits de betrokken auditorganisatie<br />
of de betrokken auditor van een<br />
derde land in <strong>het</strong> derde land onderworpen<br />
is aan stelsels van publiek<br />
toezicht, kwaliteitsborgingsstelsels<br />
en onderzoeks- en sanctieregelingen<br />
die voldoen aan eisen die gelijkwaardig<br />
zijn aan die welke in de<br />
artikelen 29, 30 en 32 worden gesteld.<br />
2. Teneinde uniforme toepassing van lid<br />
1 van dit artikel te waarborgen, wordt<br />
de in lid 1 bedoelde gelijkwaardigheid<br />
beoordeeld door de Commissie<br />
in samenwerking met de lidstaten.<br />
De Commissie neemt terzake een besluit<br />
volgens de procedure van<br />
artikel 48, lid 2. De lidstaten kunnen<br />
de in lid 1 van dit artikel bedoelde<br />
gelijkwaardigheid beoordelen of vertrouwen<br />
op de beoordelingen van andere<br />
lidstaten, zolang de Commissie<br />
geen besluit heeft genomen. Indien<br />
de Commissie besluit dat niet aan de<br />
gelijkwaardigheidseis van lid 1 wordt<br />
voldaan, kan zij de betrokken auditors<br />
en auditorganisaties toestaan hun<br />
controleactiviteiten gedurende een<br />
passende overgangsperiode voort te<br />
zetten overeenkomstig de relevante<br />
voorschriften van de lidstaat.<br />
3. De lidstaten stellen de Commissie in<br />
kennis van:<br />
a) hun beoordelingen van de gelijkwaardigheden,<br />
<strong>als</strong> bedoeld in lid<br />
2; en<br />
b) de belangrijkste onderdelen van<br />
hun samenwerkingsovereenkomsten<br />
met derde landen met betrekking<br />
tot stelsels van publiek<br />
toezicht, kwaliteitsborgingsstelsels<br />
en onderzoeks- en sanctieregelingen,<br />
op basis van lid 1.<br />
170 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
Art. 47. Samenwerking met bevoegde<br />
autoriteiten van derde landen<br />
1. De lidstaten mogen toestaan dat controle-<br />
of andere documenten die in<br />
<strong>het</strong> bezit zijn van wettelijke auditors<br />
of auditkantoren die door hen zijn<br />
toegelaten, aan de bevoegde autoriteiten<br />
van een derde land worden<br />
overgedragen, op voorwaarde dat:<br />
a) die controle- of andere documenten<br />
betrekking hebben op controles<br />
bij vennootschappen die in<br />
<strong>het</strong> betrokken derde land effecten<br />
hebben uitgegeven of die onderdeel<br />
uitmaken van een groep die<br />
onderworpen is aan een wettelijke<br />
controle van geconsolideerde<br />
jaarrekeningen in dat derde land;<br />
b) deze controle- of andere documenten<br />
via de bevoegde autoriteiten<br />
van <strong>het</strong> land van herkomst<br />
aan de bevoegde autoriteiten van<br />
<strong>het</strong> betrokken derde land worden<br />
overgedragen nadat laatstgenoemde<br />
autoriteiten daarom hebben<br />
verzocht;<br />
c) de bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong><br />
betrokken derde land voldoen<br />
aan eisen die overeenkomstig lid<br />
3 adequaat zijn verklaard;<br />
d) er tussen de betrokken bevoegde<br />
autoriteiten op wederkerigheid<br />
gebaseerde werkregelingen zijn<br />
overeengekomen;<br />
e) de overdracht van persoonsgegevens<br />
aan derde landen geschiedt<br />
overeenkomstig hoofdstuk IV<br />
van Richtlijn 95/46/EG.<br />
2. De in lid 1, onder d), bedoelde werkregelingen<br />
waarborgen dat:<br />
a) de bevoegde autoriteiten <strong>het</strong> verzoek<br />
om controle- en andere documenten<br />
motiveren;<br />
b) eenieder die werkzaam is of is<br />
geweest bij de bevoegde autoriteiten<br />
van <strong>het</strong> derde land die de<br />
informatie ontvangen, onderworpen<br />
is aan <strong>het</strong> beroepsgeheim;<br />
c) de bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong><br />
derde land de controle- en andere<br />
documenten alleen mogen gebruiken<br />
voor de uitoefening van<br />
hun publiek toezicht-, kwaliteitsborgings-<br />
en onderzoeksfuncties<br />
die voldoen aan eisen die gelijkwaardig<br />
zijn aan die welke in de<br />
artikelen 29, 30 en 32 worden gesteld;<br />
d) <strong>het</strong> verzoek van een bevoegde<br />
autoriteit van een derde land om<br />
controle- of andere documenten<br />
die in <strong>het</strong> bezit zijn van een wettelijke<br />
auditor of een auditkantoor,<br />
van de hand kan worden<br />
gewezen wanneer:<br />
- de verstrekking van deze<br />
controle- of andere documenten<br />
gevaar zou kunnen opleveren<br />
voor de soevereiniteit,<br />
de veiligheid of de openbare<br />
orde van de Gemeenschap of<br />
de aangezochte lidstaat, of<br />
- indien voor dezelfde handelingen<br />
en tegen dezelfde personen<br />
reeds een gerechtelijke<br />
procedure is ingeleid bij de<br />
bevoegde autoriteiten van de<br />
aangezochte lidstaat.<br />
3. Over de in lid 1, onder c), bedoelde<br />
adequaatheid van de eisen wordt<br />
door de Commissie een besluit genomen<br />
volgens de procedure van<br />
artikel 48, lid 2, teneinde de samenwerking<br />
tussen bevoegde autoriteiten<br />
te vergemakkelijken. De toetsing van<br />
de adequaatheid wordt verricht in samenwerking<br />
met de lidstaten en op<br />
basis van de criteria van artikel 36 of<br />
grotendeels gelijkwaardige functionele<br />
resultaten. De lidstaten nemen<br />
de nodige maatregelen om zich naar<br />
<strong>het</strong> besluit van de Commissie te voegen.<br />
4. In uitzonderingsgevallen en in afwijking<br />
van lid 1 kunnen de lidstaten<br />
wettelijke auditors en auditkantoren<br />
die door hen zijn toegelaten, toestaan<br />
controle- en andere documenten<br />
rechtstreeks aan de bevoegde autoriteiten<br />
van een derde land over te dragen,<br />
op voorwaarde dat:<br />
a) in <strong>het</strong> betrokken derde land onderzoeken<br />
zijn ingeleid door de<br />
bevoegde autoriteiten;<br />
b) de overdracht niet in strijd is met<br />
de verplichtingen waaraan wettelijke<br />
auditors en auditkantoren<br />
moeten voldoen met betrekking<br />
tot de overdracht van controle- en<br />
andere documenten aan de bevoegde<br />
autoriteit van hun lidstaat<br />
van herkomst;<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 171
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
c) er werkregelingen met de bevoegde<br />
autoriteiten van <strong>het</strong> betrokken<br />
derde land bestaan uit<br />
hoofde waarvan de bevoegde autoriteiten<br />
van de lidstaat wederkerige<br />
rechtstreekse toegang<br />
hebben tot controle- en andere<br />
documenten van auditorganisaties<br />
van dat derde land;<br />
d) de verzoekende bevoegde autoriteit<br />
van <strong>het</strong> betrokken derde land<br />
de bevoegde autoriteit van de lidstaat<br />
van herkomst van de wettelijke<br />
auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />
in kennis stelt van elk rechtstreeks<br />
verzoek om inlichtingen,<br />
met opgave van de redenen voor<br />
dat verzoek;<br />
e) de in lid 2 gestelde voorwaarden<br />
in acht worden genomen.<br />
5. De Commissie kan volgens de procedure<br />
van artikel 48, lid 2, de in lid 4<br />
bedoelde uitzonderingsgevallen nader<br />
omschrijven, teneinde de samenwerking<br />
tussen bevoegde autoriteiten<br />
te vergemakkelijken en uniforme toepassing<br />
van dat lid te garanderen.<br />
6. De lidstaten stellen de Commissie in<br />
kennis van de in de leden 1 en 4 bedoelde<br />
werkregelingen.<br />
Hoofdstuk XII. Overgangs- en<br />
slotbepalingen<br />
Art. 48. Comité<br />
1. De Commissie wordt bijgestaan door<br />
een comité (hierna “<strong>het</strong> comité” genoemd).<br />
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen,<br />
zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit<br />
1999/468/EG van toepassing, met inachtneming<br />
van artikel 8 van dat besluit.<br />
De in artikel 5, lid 6, van Besluit<br />
1999/468/EG bedoelde termijn wordt<br />
vastgesteld op drie maanden.<br />
3. Het comité stelt zijn reglement van<br />
orde vast.<br />
4. Onverminderd de reeds vastgestelde<br />
uitvoeringsmaatregelen, en behoudens<br />
de bepalingen bedoeld in<br />
artikel 26, wordt na afloop van een<br />
periode van twee jaar na de goedkeuring<br />
van deze richtlijn en uiterlijk op<br />
1 april 2008, de toepassing van haar<br />
bepalingen die de vaststelling van<br />
technische regels, wijzigingen en besluiten<br />
overeenkomstig lid 2 vereisen,<br />
opgeschort. Op voorstel van de<br />
Commissie kunnen <strong>het</strong> Europees Parlement<br />
en de Raad de desbetreffende<br />
bepalingen volgens de procedure van<br />
artikel 251 van <strong>het</strong> Verdrag verlengen<br />
en zullen zij daartoe deze bepalingen<br />
vóór afloop van de hierboven bedoelde<br />
periode of vóór bedoelde datum<br />
aan een herziening onderwerpen.<br />
Art 49.<br />
Wijziging van Richtlijn<br />
78/660/EEG en Richtlijn<br />
83/349/EEG<br />
1) Richtlijn 78/660/EEG wordt <strong>als</strong> volgt<br />
gewijzigd:<br />
a) in artikel 43, lid 1, wordt <strong>het</strong> volgende<br />
punt toegevoegd:<br />
“15. afzonderlijk, de tijdens <strong>het</strong><br />
boekjaar door de wettelijke auditor<br />
of <strong>het</strong> auditkantoor aangerekende<br />
totale honoraria voor de<br />
wettelijke controle van jaarrekeningen,<br />
de totale honoraria voor<br />
andere assurance-opdrachten, de<br />
totale honoraria voor belastingadviesdiensten<br />
en de totale honoraria<br />
voor andere nietcontrolediensten.<br />
De lidstaten kunnen bepalen dat<br />
deze vereiste niet van toepassing<br />
is indien de vennootschap is<br />
opgenomen in de geconsolideerde<br />
jaarrekeningen die overeenkomstig<br />
artikel 1 van Richtlijn<br />
83/349/EEG moeten worden opgesteld,<br />
mits deze informatie in<br />
de toelichting bij de jaarrekeningen<br />
wordt vermeld.”;<br />
b) artikel 44, lid 1, wordt vervangen<br />
door:<br />
“1. De lidstaten kunnen toestaan<br />
dat de in artikel 11 bedoelde vennootschappen<br />
een verkorte toelichting<br />
opstellen waarin de in<br />
artikel 43, lid 1, punten 5 tot en<br />
met 12, punt 14, onder a), en<br />
punt 15 genoemde gegevens achterwege<br />
worden gelaten. In de<br />
toelichting wordt evenwel voor<br />
<strong>het</strong> geheel van de betrokken posten<br />
de in artikel 43, lid 1, punt 6,<br />
172 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
verlangde informatie door middel<br />
van een totaalbedrag verstrekt.”;<br />
c) artikel 45, lid 2, wordt vervangen<br />
door:<br />
“2. Het bepaalde in lid 1, onder<br />
b), is ook van toepassing op de in<br />
artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde<br />
gegevens.<br />
De lidstaten kunnen de in<br />
artikel 27 bedoelde vennootschappen<br />
toestaan de in<br />
artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde<br />
gegevens achterwege te laten.<br />
De lidstaten kunnen de in<br />
artikel 27 bedoelde vennootschappen<br />
tevens toestaan de in<br />
artikel 43, lid 1, punt 15, genoemde<br />
gegevens achterwege te<br />
laten, op voorwaarde dat deze gegevens<br />
worden verstrekt aan <strong>het</strong><br />
stelsel van publiek toezicht <strong>als</strong><br />
bedoeld in artikel 32 van Richtlijn<br />
2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees<br />
Parlement en de Raad van<br />
17 mei 2006 betreffende de wettelijke<br />
controle van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen, indien <strong>het</strong> stelsel<br />
van publiek toezicht hierom verzoekt.<br />
2) In artikel 34 van Richtlijn 83/349/EEG<br />
wordt <strong>het</strong> volgende punt toegevoegd:<br />
“16. afzonderlijk, de tijdens <strong>het</strong><br />
boekjaar door de wettelijke auditor of<br />
<strong>het</strong> auditkantoor aangerekende totale<br />
honoraria voor de wettelijke controle<br />
van de jaarrekening, de totale honoraria<br />
voor andere assurance-opdrachten,<br />
de totale honoraria voor<br />
belastingadviesdiensten en de totale<br />
honoraria voor andere niet-controlediensten.”.<br />
Art. 50. Intrekking van Richtlijn<br />
84/253/EEG<br />
Met ingang van 29 juni 2006 wordt<br />
Richtlijn 84/253/EEG ingetrokken. Verwijzingen<br />
naar de ingetrokken richtlijn<br />
gelden <strong>als</strong> verwijzingen naar deze richtlijn.<br />
Art. 51. Overgangsbepaling<br />
Wettelijke auditors en auditkantoren die<br />
overeenkomstig Richtlijn 84/253/EEG<br />
door de bevoegde autoriteiten zijn toegelaten<br />
vóór de inwerkingtreding van de in<br />
artikel 53, lid 1, bedoelde bepalingen,<br />
worden beschouwd <strong>als</strong> zijnde toegelaten<br />
overeenkomstig deze richtlijn.<br />
Art. 52. Minimumharmonisatie<br />
De lidstaten die de wettelijke controle<br />
van jaarrekeningen verplicht stellen, kunnen<br />
strengere voorschriften vaststellen,<br />
tenzij in de tekst van de richtlijn anders is<br />
vermeld.<br />
Art. 53. Omzetting<br />
1. De lidstaten dienen vóór 29 juni<br />
2008 de bepalingen vast te stellen die nodig<br />
zijn om aan deze richtlijn te voldoen.<br />
Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld<br />
in kennis.<br />
2. Wanneer de lidstaten die bepalingen<br />
aannemen, wordt in de bepalingen zelf of<br />
bij de officiële bekendmaking daarvan<br />
naar deze richtlijn verwezen. De regels<br />
voor de verwijzing worden vastgesteld<br />
door de lidstaten.<br />
3. De lidstaten delen de Commissie de<br />
tekst van de belangrijkste bepalingen van<br />
intern recht mee die zij op <strong>het</strong> onder deze<br />
richtlijn vallende gebied vaststellen.<br />
Art. 54. Inwerkingtreding<br />
Deze richtlijn treedt in werking op de<br />
twintigste dag volgende op die van haar<br />
bekendmaking in <strong>het</strong> Publicatieblad van<br />
de Europese Unie.<br />
Art. 55. Adressaten<br />
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 173
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
18.4 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de<br />
erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar<br />
register<br />
(B.S., 30 mei 2007)<br />
Verslag aan de Koning<br />
Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />
hebben <strong>het</strong> Uwe Majesteit ter ondertekening<br />
voor te leggen heeft tot doel om bepalingen<br />
inzake de erkenning van<br />
bedrijfsrevisoren en de ledenlijst van <strong>het</strong><br />
Instituut der Bedrijfsrevisoren aan te passen<br />
in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de<br />
bepalingen van de Europese Richtlijn<br />
2006/43/EG, goedgekeurd door <strong>het</strong> Europees<br />
Parlement en de Raad op 17 mei<br />
2006, betreffende de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen, tot wijziging van de<br />
Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG<br />
van de Raad, en houdende intrekking van<br />
Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, die<br />
werd bekendgemaakt in <strong>het</strong> Publicatieblad<br />
van de Europese Unie van 9 juni<br />
2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />
Gezien <strong>het</strong> groot aantal voorgestelde wijzigingen<br />
werd een nieuw koninklijk besluit<br />
verkozen boven een aanpassing van<br />
de bestaande tekst.<br />
De tekst is ingedeeld in vijf hoofdstukken<br />
die hierna achtereenvolgens worden<br />
besproken.<br />
Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />
en definities<br />
Het eerste hoofdstuk (artikel 1) omschrijft<br />
<strong>het</strong> toepassingsgebied, met name<br />
de bedrijfsrevisoren en stagiairs <strong>als</strong>ook<br />
de voor de toepassing van <strong>het</strong> besluit gehanteerde<br />
definities.<br />
Zo<strong>als</strong> dit in de Richtlijn <strong>het</strong> geval is,<br />
wordt ook in dit besluit <strong>het</strong> belangrijk<br />
onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende<br />
natuurlijke personen en rechtspersonen<br />
of entiteiten met om <strong>het</strong> even<br />
welke rechtsvorm:<br />
- enerzijds, de beroepsbeoefenaars die<br />
in een land buiten de Europese Unie<br />
door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten<br />
om daar wettelijke controles<br />
uit te voeren, die respectievelijk aangeduid<br />
worden <strong>als</strong> “auditors van derde<br />
landen” en “auditorganisaties van<br />
derde landen”; en<br />
- anderzijds, de beroepsbeoefenaars<br />
die in een lidstaat van de Europese<br />
Unie door een bevoegde autoriteit<br />
zijn toegelaten en ingeschreven om<br />
daar wettelijke controles uit te voeren,<br />
die respectievelijk aangeduid<br />
worden <strong>als</strong> “wettelijke auditors” en<br />
“auditkantoren”.<br />
Verder wordt er voor gekozen om de in<br />
België door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
in <strong>het</strong> publiek register ingeschreven<br />
wettelijke auditors en<br />
auditkantoren, respectievelijk aan te duiden<br />
<strong>als</strong> “de bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen” en de “bedrijfsrevisorenkantoren”,<br />
terwijl beiden gezamenlijk worden<br />
aangeduid <strong>als</strong> zijnde “de bedrijfsrevisoren”.<br />
Beroepsbeoefenaars die in een andere<br />
Lidstaat van de Europese Unie zijn toegelaten<br />
en aldaar ingeschreven, kunnen<br />
zich overeenkomstig artikel 3 van de<br />
Richtlijn ook in België, onder bepaalde<br />
voorwaarden, laten inschrijven om in<br />
België wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
uit te voeren.<br />
Europese beroepsbeoefenaars die niet<br />
zijn ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />
van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
worden in dit besluit respectievelijk aangeduid<br />
<strong>als</strong> “wettelijke auditors” (voor natuurlijke<br />
personen) en “auditkantoren”<br />
(voor rechtspersonen of entiteiten met<br />
om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm).<br />
Hoofdstuk II. – Erkenning van de<br />
bedrijfsrevisoren<br />
De Richtlijn en de wet van 22 juli 1953<br />
In overweging 8 van de Richtlijn wordt<br />
gesteld: “Ter bescherming van derden<br />
174 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
dienen alle toegelaten wettelijke auditors<br />
en auditkantoren te worden ingeschreven<br />
in een register dat toegankelijk is<br />
voor <strong>het</strong> publiek en dat alle essentiële gegevens<br />
over wettelijke auditors en auditkantoren<br />
bevat.”.<br />
Verder bepaalt artikel 15, lid 2 van de<br />
Richtlijn: “De lidstaten zien erop toe dat<br />
elke wettelijke auditor en elk auditkantoor<br />
aan de hand van een individueel<br />
nummer in <strong>het</strong> openbaar register is<br />
geïdentificeerd. De registratiegegevens<br />
worden in elektronische vorm in <strong>het</strong> register<br />
opgeslagen, en zijn langs elektronische<br />
weg toegankelijk voor <strong>het</strong> publiek.”.<br />
Wat de inschrijving van auditors en auditorganisaties<br />
van derde landen betreft,<br />
stelt artikel 45, lid 1 van de Richtlijn:<br />
“De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />
gaan over tot registerinschrijving<br />
conform de artikelen 15 tot en met 17<br />
van elke auditor en auditorganisatie van<br />
een derde land die een controleverklaring<br />
aflevert betreffende de jaarrekening of de<br />
geconsolideerde jaarrekening van een<br />
vennootschap die haar statutaire zetel<br />
buiten de Gemeenschap heeft en waarvan<br />
de effecten in die lidstaat zijn toegelaten<br />
tot de handel op een gereglementeerde<br />
markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt<br />
14, van Richtlijn 2004/39/EG, behalve<br />
indien <strong>het</strong> bedrijf alleen een emmittent is<br />
van effecten die in een lidstaat zijn toegelaten<br />
tot de handel op een gereglementeerde<br />
markt in de zin van artikel 2, lid 1,<br />
onder b), van Richtlijn 2004/109/EG, met<br />
een nominale waarde per eenheid van ten<br />
minste 50 000 EUR of, in <strong>het</strong> geval van<br />
effecten die in een andere munteenheid<br />
luiden, op de dag van uitgifte equivalent<br />
aan ten minste 50 000 EUR.”.<br />
Overeenkomstig de artikels 16, lid 2 en<br />
17, lid 2 van de Richtlijn worden auditors<br />
van derde landen, <strong>als</strong>ook auditorganisaties<br />
van derde landen ingeschreven in <strong>het</strong><br />
openbaar register, doch duidelijk <strong>als</strong> zodanig<br />
vermeld en niet <strong>als</strong> respectievelijk<br />
wettelijke auditors of auditkantoren.<br />
Verder bepaalt artikel 15, lid 4 van de<br />
Richtlijn: “De lidstaten zien erop toe dat<br />
<strong>het</strong> openbaar register uiterlijk op 29 juni<br />
2009 volledig operationeel is.”.<br />
Het nieuwe artikel 10 van de wet van<br />
22 juli 1953 bepaalt ten aanzien van <strong>het</strong><br />
openbaar register:<br />
Ҥ 1. De Raad houdt een openbaar register<br />
bij waarin de bedrijfsrevisoren worden<br />
geregistreerd.<br />
De auditors en de auditorganisaties van<br />
derde landen die overeenkomstig artikel<br />
7, § 2 zijn geregistreerd, worden in die<br />
hoedanigheid afzonderlijk in <strong>het</strong> openbaar<br />
register vermeld.<br />
§ 2. De registratiegegevens worden in<br />
elektronische vorm in <strong>het</strong> register opgeslagen.<br />
Eenieder kan deze te allen tijde<br />
op de website van <strong>het</strong> Instituut consulteren.<br />
§ 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />
en elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />
worden door een individueel nummer in<br />
<strong>het</strong> openbaar register geïdentificeerd.<br />
§ 4. Het openbaar register bevat de naam<br />
en <strong>het</strong> adres van de bevoegde autoriteiten<br />
die belast zijn met de registratie, <strong>het</strong> toezicht,<br />
de kwaliteitscontrole, de sancties,<br />
en <strong>het</strong> publiek toezicht.<br />
§ 5. De modaliteiten inzake actualisering<br />
en toegang tot <strong>het</strong> openbaar register<br />
worden door de Koning bepaald.”<br />
Algemeen<br />
Het tweede hoofdstuk inzake de erkenning<br />
wordt onderverdeeld in twee afdelingen,<br />
namelijk:<br />
- Afdeling 1: Wettelijke auditors en<br />
auditkantoren in de Europese Unie<br />
- Afdeling 2: Auditors of auditorganisaties<br />
van derde landen<br />
Afdeling 1. – Wettelijke auditors en<br />
auditkantoren in de Europese Unie<br />
Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />
Afdeling 1 handelt over de procedure van<br />
inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register van<br />
een natuurlijke persoon en een rechtspersoon<br />
of entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />
rechtsvorm die de door de wet en de reglementen<br />
vastgestelde voorwaarden<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 175
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
vervult, de vermelding van de gegevens<br />
die <strong>het</strong> openbaar register omtrent voormelde<br />
natuurlijke personen en rechtspersonen<br />
of entiteiten dient te bevatten, <strong>het</strong><br />
bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register, <strong>het</strong><br />
bijhouden van een register van de stagiairs<br />
onder verantwoordelijkheid van de<br />
Stagecommissie en <strong>het</strong> dossier op naam<br />
van de bedrijfsrevisoren (artikelen 2 tot<br />
12).<br />
Artikel 2 betreft de aanvraag tot toelating<br />
tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
en de inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
van de natuurlijke personen die daarom<br />
verzoeken.<br />
Onderafdeling 2. – Rechtspersonen of<br />
entiteiten met om <strong>het</strong> even welke<br />
rechtsvorm<br />
Artikel 3 bevat <strong>het</strong> aan de artikelen 16 en<br />
17 van de Richtlijn aangepaste artikel 15<br />
van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 15 mei<br />
1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />
in de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
oprichting van een Instituut der<br />
Bedrijfsrevisoren, ingevoegd door de wet<br />
van 21 februari 1985. Het koninklijk besluit<br />
van 15 mei 1985 werd opgeheven.<br />
Voormeld artikel 15 gaf een omschrijving<br />
van de elementen die <strong>het</strong> dossier bij de<br />
vraag tot toelating tot de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor door een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
dient te bevatten.<br />
Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Artikelen 4 en 5 handelen over de behandeling<br />
door de Raad van de aanvragen tot<br />
toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />
Gelet op de opmerking van de Raad van<br />
State in hun advies 42.880/1 van 24 april<br />
2007 werd <strong>het</strong> vorige artikel 5 betreffende<br />
de registratie van de periode van verbod<br />
om revisorale opdrachten uit te<br />
oefenen geschrapt.<br />
Afdeling 2. – Auditors of<br />
auditorganisaties van derde landen<br />
In <strong>het</strong> licht van de gelijkwaardigheid van<br />
wettelijke auditors in de Europese Unie<br />
is <strong>het</strong> koninklijk besluit van 14 februari<br />
1989 tot vaststelling van de voorwaarden<br />
voor toekenning van de hoedanigheid<br />
van lid van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
aan de natuurlijke personen en de<br />
rechtspersonen bedoeld in artikel 4ter<br />
van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting<br />
van een Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
niet langer van toepassing op<br />
wettelijke auditors die onderdaan zijn<br />
van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.<br />
De terminologie van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
van 14 februari 1989 werd afgestemd<br />
op de aanpassingen van de wet van<br />
22 juli 1953 in <strong>het</strong> licht van de omzetting<br />
van de Richtlijn.<br />
Het volledige koninklijk besluit van<br />
14 februari 1989 is opgenomen in de artikelen<br />
6 en 7 van onderhavig besluit,<br />
even<strong>als</strong> in <strong>het</strong> artikel 7 van de wet.<br />
Hoofdstuk III. – Het openbaar<br />
register<br />
Afdeling 1. – Bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen<br />
Artikel 9 neemt de gegevens over, die <strong>het</strong><br />
openbaar register overeenkomstig artikel<br />
16 van de Richtlijn ten minste moet bevatten<br />
met betrekking tot de bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen. Hierbij wordt<br />
“wettelijk auditor” vervangen door de<br />
term “bedrijfsrevisor natuurlijke persoon”.<br />
Enkele gegevens die in België gebruikelijk<br />
zijn, zo<strong>als</strong> gekozen taalgroep<br />
en jaar van eedaflegging worden toegevoegd.<br />
Afdeling 2. –Bedrijfsrevisorenkantoren<br />
Zo worden in artikel 10 eveneens de gegevens<br />
overgenomen die overeenkomstig<br />
artikel 17 van de Richtlijn <strong>het</strong> openbaar<br />
register ten minste moet bevatten met betrekking<br />
tot de bedrijfsrevisorenkantoren.<br />
Hierbij worden de term “wettelijk auditor”<br />
vervangen door “bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon” en de term “auditkantoor”<br />
door “bedrijfsrevisorenkantoor”.<br />
Zo<strong>als</strong> gebruikelijk in België, wordt<br />
<strong>het</strong> jaar van inschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />
register toegevoegd. Verder werden ook,<br />
<strong>als</strong> bijkomende te verstrekken identifica-<br />
176 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
tie-informatie toegevoegd: <strong>het</strong> ondernemingsnummer<br />
en <strong>het</strong> nummer van<br />
vestigingseenheid bij de Kruispuntbank<br />
van Ondernemingen voor elke vestiging<br />
in België.<br />
Onder “voornaamste contactpersoon”<br />
(artikel 10, § 1, 3°) wordt verstaan de bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon die binnen<br />
de entiteit de verantwoordelijkheid<br />
draagt voor de organisatie van de controleactiviteiten.<br />
In voorkomend geval zal (artikel 10, § 1,<br />
8°) worden vermeld, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />
van een netwerk en de lijst van de namen<br />
en adressen van de daartoe behorende<br />
kantoren in België en zijn verbonden entiteiten,<br />
of de vermelding waar deze gegevens<br />
toegankelijk zijn voor <strong>het</strong><br />
publiek.<br />
Afdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
In artikel 11 wordt de actualisering van<br />
de openbare registergegevens uitgewerkt.<br />
Het openbaar register wordt bijgehouden,<br />
onder de verantwoordelijkheid van de<br />
Raad, onder de vorm van een database<br />
die toegankelijk is via een website, die<br />
voor elke bedrijfsrevisor de datum aangeeft<br />
waarop deze de laatste maal werd<br />
geactualiseerd. Op de bedrijfsrevisoren<br />
rust de verplichting om <strong>het</strong> Instituut zo<br />
spoedig mogelijk in kennis te stellen van<br />
elke wijziging. Vanaf <strong>het</strong> moment dat de<br />
mogelijkheid bestaat om op elektronische<br />
wijze de gegevens te verstrekken en te<br />
actualiseren, kan de ondertekening gebeuren<br />
door middel van een elektronische<br />
handtekening, waarvan de modaliteiten<br />
door de Raad worden bepaald.<br />
Artikel 14 heeft betrekking op <strong>het</strong> bijhouden<br />
van <strong>het</strong> individuele dossier betreffende<br />
de bedrijfsrevisor en de erin op<br />
te nemen gegevens.<br />
Naar aanleiding van <strong>het</strong> advies van de<br />
Raad van State, dient er <strong>het</strong> volgende<br />
verduidelijkt te worden.<br />
Het dossier dient hoofdzakelijk <strong>als</strong> basis<br />
voor <strong>het</strong> identificeren van de bedrijfsrevisoren<br />
in <strong>het</strong> openbaar register; dit resulteert<br />
uit artikel 15 van Richtlijn<br />
2006/43/EG; de rechtsgrond is artikel 10<br />
van de wet van 1953.<br />
In bijkomende orde worden de gegevens<br />
in dit dossier gebruikt voor <strong>het</strong> toezicht<br />
op de uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />
dit resulteert uit artikel 30<br />
van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond<br />
is artikel 32 van de wet van 1953.<br />
Het dossier dient de bevestiging te bevatten<br />
dat er jaarlijks een transparantieverslag<br />
is opgesteld; dit resulteert uit artikel<br />
40 van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond<br />
is artikel 15 van de wet van 1953.<br />
Dit dossier dient ook de mededeling te<br />
bevatten van gerechtelijke, tucht- en administratieve<br />
procedures waarvan de bedrijfsrevisor<br />
in de uitoefening van zijn<br />
beroep <strong>het</strong> voorwerp is; dit resulteert uit<br />
artikel 30 van voormelde Richtlijn; de<br />
rechtsgrond is artikel 41 van de wet van<br />
1953.<br />
Artikel 15 stelt dat de bedrijfsrevisoren<br />
spontaan alle wijzigingen moeten mededelen<br />
in de gegevens waarover <strong>het</strong> Instituut<br />
moet beschikken en stipuleert dat de<br />
Raad de modaliteiten bepaalt volgens dewelke<br />
<strong>het</strong> de bedrijfsrevisoren kan worden<br />
toegelaten, of verplicht, om zelf de<br />
databanken te actualiseren middels een<br />
op afstand beveiligde toegang.<br />
Hoofdstuk IV. – Het verlies van de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
Het vierde hoofdstuk behandelt de schorsing<br />
wanneer <strong>het</strong> algemeen belang <strong>het</strong><br />
vereist (zo<strong>als</strong> voorgesteld door de Raad<br />
van State in zijn advies), <strong>het</strong> ontslag, de<br />
herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register,<br />
<strong>als</strong>ook de bedrijfsrevisorenkantoren in<br />
vereffening (artikelen 16 tot 20).<br />
Hoofdstuk V. – Slotbepalingen<br />
Het laatste hoofdstuk (artikelen 21 tot<br />
26) is o.m. gewijd aan de overgangsbepalingen<br />
die gepaard gaan met de opheffing<br />
van de “tijdelijke weglating uit de ledenlijst”<br />
en <strong>het</strong> statuut van de verhinderde<br />
bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook de overschrijving<br />
van de bedrijfsrevisoren ingeschreven<br />
op de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut der<br />
Bedrijfsrevisoren” op datum van<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 177
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
31 augustus 2007. Deze bedrijfsrevisoren<br />
worden toegestaan hun overdracht te verzoeken<br />
van de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut<br />
der bedrijfsrevisoren” naar <strong>het</strong><br />
“openbaar register van <strong>het</strong> Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren” (artikel 22).<br />
De natuurlijke personen waaraan de<br />
Raad, voor de bekendmaking van dit besluit,<br />
op hun persoonlijk verzoek de procedure<br />
van de tijdelijke weglating uit de<br />
ledenlijst toegestaan heeft, <strong>als</strong>ook zij die<br />
<strong>het</strong> statuut van verhinderde bedrijfsrevisor<br />
hebben aangenomen oordelend dat de<br />
uitoefening van hun politiek mandaat de<br />
uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
in <strong>het</strong> gedrang kon brengen, dienen<br />
vóór 31 december 2007 <strong>het</strong>zij aan de<br />
Raad te kennen geven dat zij opnieuw in<br />
staat zijn om de verplichtingen van de<br />
bedrijfsrevisoren na te komen, <strong>het</strong>zij hun<br />
ontslag aanbieden <strong>als</strong> bedrijfsrevisor. Indien<br />
zij bij <strong>het</strong> verstrijken van de termijn<br />
hebben nagelaten om de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
hun keuze kenbaar te maken worden<br />
zij geacht ontslag te nemen en<br />
verliezen zij, op deze datum, de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor zonder mogelijkheid<br />
van verhaal.<br />
Artikel 22 geeft gestalte aan artikel 51<br />
van de Richtlijn dat stelt: “Wettelijke auditors<br />
en auditkantoren die overeenkomstig<br />
Richtlijn 84/253/EEG door de<br />
bevoegde autoriteiten zijn toegelaten<br />
vóór de inwerkingtreding van de in artikel<br />
53, lid 1, bedoelde bepalingen, worden<br />
beschouwd <strong>als</strong> zijnde toegelaten<br />
overeenkomstig deze richtlijn.”.<br />
De Raad neemt de nodige maatregelen<br />
inzake de overdracht van de “ledenlijst<br />
van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren”<br />
naar <strong>het</strong> openbaar register, zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in de artikelen 9 tot 11.<br />
Teneinde de bevestiging van de wens tot<br />
overschrijving van de “ledenlijst van <strong>het</strong><br />
Instituut der Bedrijfsrevisoren” in <strong>het</strong><br />
nieuwe openbaar register eenvormig en<br />
gestructureerd te laten verlopen, zal de<br />
Raad de bedrijfsrevisoren de nodige formulieren,<br />
al dan niet elektronisch invulbaar,<br />
ter beschikking stellen. Deze zullen<br />
hen toelaten de gegevens bij te werken<br />
die in <strong>het</strong> openbaar register voor de<br />
bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />
(artikel 9) en voor de bedrijfsrevisorenkantoren<br />
(artikel 10) moeten worden bekendgemaakt.<br />
Op alle bedrijfsrevisoren rust de verplichting<br />
tot actualisering - zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in artikel 15 van dit besluit - van de voor<br />
overschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
verstrekte registergegevens.<br />
Krachtens artikel 23, neemt de Raad de<br />
nodige maatregelen voor de samenstelling<br />
en de actualisering van de dossiers<br />
en inlichtingen, zo<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen<br />
14 en 15.<br />
Artikel 24, paragraaf 1 bepaalt dat <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 20 april 1989 tot<br />
vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
wordt opgeheven.<br />
Artikel 24, paragraaf 2, stelt dat <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit van 14 februari 1989 tot<br />
vaststelling van de voorwaarden voor<br />
toekenning van de hoedanigheid van lid<br />
van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen<br />
bedoeld in artikel 4ter van de<br />
wet van 22 juli 1953 tot oprichting van<br />
een Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt<br />
opgeheven.<br />
Overeenkomstig artikel 25 treedt <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit in werking op<br />
31 augustus 2007.<br />
Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />
en definities<br />
Artikel 1. § 1. Dit besluit is van toepassing<br />
op de bedrijfsrevisoren en de stagiairs.<br />
§ 2. De definities opgenomen in artikel<br />
2 van de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
de oprichting van een Instituut van de<br />
Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong><br />
publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />
zijn van overeenkomstige<br />
toepassing.<br />
§ 3. Voor de toepassing van onderhavig<br />
besluit wordt verstaan onder:<br />
1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
de oprichting van een Instituut<br />
178 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
van de Bedrijfsrevisoren en organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor;<br />
2° <strong>het</strong> openbaar register: <strong>het</strong> register bedoeld<br />
in artikel 10 van de wet;<br />
3° <strong>het</strong> Instituut: <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren;<br />
4° de Raad: de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren;<br />
Hoofdstuk II. – Erkenning van de<br />
bedrijfsrevisoren<br />
Afdeling 1. – Wettelijke auditors en<br />
auditkantoren in de Europese Unie<br />
Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />
Art. 2. Ieder natuurlijk persoon, die de<br />
voorwaarden door de wet en de reglementen<br />
gesteld, vervult, kan door middel<br />
van een ondertekend en aan <strong>het</strong> Instituut<br />
gericht schrijven verzoeken om toelating<br />
tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />
Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd<br />
met de stukken vereist om de<br />
toelatingsvoorwaarden te beoordelen,<br />
<strong>als</strong>ook overige gegevens en bescheiden<br />
die naar <strong>het</strong> oordeel van <strong>het</strong> Instituut nodig<br />
zijn in <strong>het</strong> belang van de beoordeling<br />
van de aanvraag. De relevante stukken in<br />
<strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> Instituut, in voorkomend<br />
geval in <strong>het</strong> kader van de stageprocedure,<br />
worden bij <strong>het</strong> dossier gevoegd.<br />
De voorzitter van de Raad laat de<br />
voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te<br />
Brussel, in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof<br />
van Beroep te Luik, een uittreksel van <strong>het</strong><br />
besluit van toelating tot de eedaflegging<br />
geworden.<br />
De kandidaat-bedrijfsrevisor legt zijn<br />
eed af op de dag en <strong>het</strong> uur bepaald door<br />
de voorzitter van <strong>het</strong> bevoegde Hof.<br />
De hoofdgriffier van de rechtbank<br />
brengt <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />
gedane eedafleggingen en levert aan elke<br />
betrokkene een uittreksel van <strong>het</strong> procesverbaal<br />
van de zitting af.<br />
Op de voorlegging van een uittreksel<br />
van <strong>het</strong> proces-verbaal van de eedaflegging,<br />
wordt de bedrijfsrevisor met ingang<br />
van de dag van zijn eedaflegging ingeschreven<br />
in <strong>het</strong> openbaar register.<br />
Onderafdeling 2. – Rechtspersonen of<br />
entiteiten met om <strong>het</strong> even welke<br />
rechtsvorm<br />
Art. 3. § 1. Iedere rechtspersoon of<br />
entiteit met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />
die de door de wet en de reglementen<br />
vastgestelde voorwaarden vervult,<br />
kan door middel van een ondertekend en<br />
aan <strong>het</strong> Instituut gericht schrijven verzoeken<br />
om toelating tot de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor.<br />
De aanvraag tot toelating tot de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor, ingediend ter<br />
uitvoering van artikel 6 van de wet, moet<br />
worden gericht aan <strong>het</strong> Instituut.<br />
Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd<br />
met de stukken vereist om de toelatingsvoorwaarden<br />
te beoordelen.<br />
§ 2. Het dossier moet <strong>het</strong> volgende bevatten:<br />
1° de statuten of, in voorkomend geval,<br />
een gelijkwaardige overeenkomst<br />
van de rechtspersoon of entiteit;<br />
2° de jaarrekening van de rechtspersoon<br />
of entiteit over de laatste vijf boekjaren<br />
of sedert haar oprichting zo<br />
sindsdien nog geen vijf jaren zijn<br />
verlopen;<br />
3° de benaming, de rechtsvorm, <strong>het</strong> ondernemingsnummer<br />
en <strong>het</strong> adres van<br />
de zetel en, in voorkomend geval, <strong>het</strong><br />
internetadres van de website, <strong>het</strong><br />
adres van elke vestiging in België<br />
met zijn nummer van vestigingseenheid<br />
bij de Kruispuntbank van Ondernemingen,<br />
elke andere inschrijving<br />
<strong>als</strong> auditkantoor bij de bevoegde<br />
autoriteiten van andere Lidstaten van<br />
de Europese Unie of België en <strong>als</strong> auditorganisatie<br />
in derde landen, met<br />
inbegrip van de na(a)m(en) van de<br />
registratieautoriteit(en) en, in voorkomend<br />
geval, <strong>het</strong>/de registratienummer(s)<br />
en <strong>het</strong> netwerk waartoe de<br />
rechtspersoon of entiteit behoort;<br />
4° de naam en <strong>het</strong> registratienummer<br />
van alle bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen die bij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
werkzaam zijn of die <strong>als</strong><br />
vennoot of anderszins aan <strong>het</strong> kan-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 179
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
toor verbonden zijn, dit in voorkomend<br />
geval per vestiging in België;<br />
5° de naam, en <strong>het</strong> kantooradres van alle<br />
eigenaars en aandeelhouders;<br />
6° de naam en de adres- en contactgegevens<br />
van de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon die binnen de entiteit de<br />
verantwoordelijkheid draagt voor de<br />
organisatie van de controlewerkzaamheden;<br />
7° de naam en <strong>het</strong> kantooradres van alle<br />
leden van <strong>het</strong> leidinggevende of <strong>het</strong><br />
bestuursorgaan;<br />
8° de omschrijving van de activiteiten<br />
en de verantwoording of beslissing<br />
dat de activiteiten betrekking hebben,<br />
of zullen hebben in geval van toelating,<br />
op de uitoefening van revisorale<br />
opdrachten bedoeld in artikel 4 van<br />
de wet en de uitoefening van activiteiten<br />
verenigbaar met de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor;<br />
9° <strong>het</strong> bewijs van naleving van de voorwaarden<br />
opgelegd aan de rechtspersoon<br />
of entiteit, aan haar bestuursorgaan,<br />
<strong>als</strong>ook aan haar eigenaars en<br />
haar aandeelhouders door artikel 6<br />
van de wet;<br />
10° een nauwkeurige omschrijving van<br />
de organisatie en de werking van de<br />
rechtspersoon of entiteit, de werkmethodes<br />
en interne systemen voor<br />
kwaliteitscontrole die zij heeft opgezet;<br />
11° alle gegevens die toelaten na te gaan<br />
of de bepalingen van de artikelen 13<br />
en 14 van de wet worden in acht genomen;<br />
12° de overige gegevens en bescheiden<br />
die naar <strong>het</strong> oordeel van <strong>het</strong> Instituut<br />
nodig zijn in <strong>het</strong> belang van de beoordeling<br />
van de aanvraag.<br />
§ 3. De Raad mag van de rechtspersoon<br />
of entiteit eisen dat zij haar dossier vervolledigt<br />
door voorlegging van alle stukken<br />
of gegevens die nodig zijn om zich<br />
over de toelatingsaanvraag te kunnen uitspreken.<br />
Hij kan beslissen om de vertegenwoordigers<br />
van de rechtspersoon of<br />
entiteit te horen op dag en uur die hij<br />
vaststelt.<br />
§ 4. De rechtspersoon of entiteit wordt<br />
<strong>als</strong> bedrijfsrevisorenkantoor ingeschreven<br />
in <strong>het</strong> openbaar register met ingang<br />
van de dag waarop de gunstige beslissing<br />
door de Raad werd genomen.<br />
Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Art. 4. De Raad doet over de in artikelen<br />
2 en 3 bedoelde aanvragen uitspraak,<br />
uiterlijk drie maanden nadat de aanvrager<br />
alle vereiste stukken ter beschikking<br />
heeft gesteld.<br />
Art. 5. Wanneer de Raad vaststelt dat<br />
de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden<br />
vereist voor de inschrijving in<br />
<strong>het</strong> openbaar register, betekent hij hem<br />
zijn gemotiveerde beslissing. De belanghebbende<br />
beschikt over een termijn van<br />
dertig kalenderdagen te rekenen vanaf<br />
deze betekening om beroep in te dienen<br />
bij de Commissie van Beroep. De artikelen<br />
64 en 68, eerste paragraaf van de wet<br />
zijn van toepassing.<br />
Afdeling 2. – Auditors of<br />
auditorganisaties van derde landen<br />
Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />
Art. 6. Ter staving van zijn verzoek<br />
deelt de natuurlijke persoon, overeenkomstig<br />
artikel 7, §1 van de wet, aan de<br />
Raad van <strong>het</strong> Instituut de volgende bescheiden<br />
mee, onverminderd artikel 2:<br />
1° een uittreksel uit de geboorteakte en<br />
een attest van nationaliteit;<br />
2° een attest afgegeven door de bevoegde<br />
overheid van de betrokken Staat,<br />
waarin wordt gecertificeerd dat de<br />
persoon in die Staat gemachtigd is<br />
om de wettelijke controle op de financiële<br />
staten van ondernemingen<br />
uit te voeren en, wanneer <strong>het</strong> betrokken<br />
verdrag erin is voorzien, een<br />
voor echt verklaarde kopie van zijn<br />
diploma;<br />
3° een attest betreffende de professionele<br />
eerbaarheid, afgegeven door een<br />
bevoegd ambtenaar van de Staat<br />
waarin hij gemachtigd is de wettelijke<br />
controle op de financiële staten<br />
van ondernemingen uit te voeren.<br />
Wanneer de afgifte van een zodanig<br />
attest in de betrokken Staat niet is geregeld,<br />
doet de betrokkene, vóór de<br />
eedaflegging, aan <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />
van Brussel of van Luik, een<br />
schriftelijke verklaring geworden<br />
waarin hij bevestigt te voldoen aan<br />
180 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
de voorwaarde vermeld in artikel 7,<br />
§ 1, 4° van de wet.<br />
Onderafdeling 2. – Entiteiten, andere<br />
dan een natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong><br />
recht van derde landen<br />
Art. 7. Ter staving van zijn verzoek<br />
deelt de entiteit, andere dan een natuurlijke<br />
persoon, naar <strong>het</strong> recht van derde landen,<br />
overeenkomstig artikel 7, § 2 van de<br />
wet, aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut de volgende<br />
bescheiden en gegevens mee, onverminderd<br />
artikel 3:<br />
1° de statuten van de rechtspersoon, de<br />
identiteit van zijn vennoten, zaakvoerders<br />
of bestuurders en de laatste<br />
jaarrekening;<br />
2° een attest afgegeven door de bevoegde<br />
overheid van de betrokken Staat,<br />
waarin wordt gecertificeerd dat de<br />
entiteit even<strong>als</strong> zijn vennoten, zaakvoerders<br />
en bestuurders, in die Staat<br />
gemachtigd zijn om de wettelijke<br />
controle op de financiële staten van<br />
ondernemingen uit te voeren;<br />
3° de naam van de vennoten, bestuurders<br />
of zaakvoerders die de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor hebben<br />
en die gewoonlijk hun beroepsactiviteit<br />
in België uitoefenen;<br />
4° de nauwkeurige omschrijving van<br />
zijn bedrijf en <strong>het</strong> bewijs of de beslissing<br />
dat dit bedrijf beperkt is, of, ingeval<br />
van toelating, beperkt zal zijn<br />
tot <strong>het</strong> uitoefenen van werkzaamheden<br />
die verenigbaar zijn met de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor;<br />
5° de nauwkeurige omschrijving van de<br />
organisatie en de werking van de<br />
Belgische vestiging van de entiteit,<br />
andere dan natuurlijke persoon, naar<br />
<strong>het</strong> recht van derde landen, de medewerkers<br />
op wie hij kan rekenen, zijn<br />
werkmethodes en de interne systemen<br />
voor kwaliteitscontrole;<br />
6° een stuk ondertekend door <strong>het</strong> bevoegde<br />
orgaan van de entiteit, andere<br />
dan natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong><br />
recht van derde landen, waarbij de<br />
verbintenissen, opgesomd in artikel<br />
7, § 2, 6°, 7° en 8° van de wet worden<br />
bevestigd.<br />
Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Art. 8. De natuurlijke personen of entiteiten,<br />
andere dan natuurlijke persoon,<br />
naar <strong>het</strong> recht van derde landen, die bij<br />
toepassing van dit besluit de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor hebben verkregen<br />
en in hun land de professionele<br />
hoedanigheid verliezen waarop ze zich<br />
beroepen hebben bij hun verzoek tot toekenning<br />
van <strong>het</strong> hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />
kunnen, op beslissing van<br />
de Raad van <strong>het</strong> Instituut, hun hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor in België behouden,<br />
wanneer is aangetoond dat zij hun<br />
professionele hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland<br />
om andere dan disciplinaire redenen<br />
hebben verloren.<br />
Hoofdstuk III. – Het openbaar<br />
register<br />
Afdeling 1. – Bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen<br />
Art. 9. § 1. Het openbaar register,<br />
voorzien in artikel 10 van de wet, bevat<br />
tenminste de volgende gegevens omtrent<br />
de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen:<br />
1° naam, woonplaats, gekozen taalgroep,<br />
Nederlands of Frans, jaar van<br />
de eedaflegging en registratienummer;<br />
2° in voorkomend geval, naam, vestigingsadres,<br />
internetadres en registratienummer<br />
van de bedrijfsrevisorenkantoren<br />
waarbij de betrokken<br />
bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />
werkzaam is of waaraan hij <strong>als</strong> vennoot<br />
of anderszins verbonden is;<br />
3° elke andere inschrijving <strong>als</strong> wettelijke<br />
auditor bij de bevoegde autoriteiten<br />
van andere Lidstaten van de Europese<br />
Unie en <strong>als</strong> auditor in derde<br />
landen, met inbegrip van de<br />
na(a)m(en) van de registratieautoriteit(en)<br />
en, in voorkomend geval,<br />
<strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />
§ 2. Auditors van derde landen die<br />
overeenkomstig artikel 7, § 4 van de wet<br />
worden ingeschreven, worden in <strong>het</strong> register<br />
duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en<br />
niet <strong>als</strong> bedrijfsrevisoren natuurlijke personen.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 181
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
Afdeling 2. – Bedrijfsrevisorenkantoren<br />
Art. 10. § 1. Het openbaar register<br />
bevat ten minste de volgende gegevens<br />
omtrent de bedrijfsrevisorenkantoren:<br />
1° registratienummer, jaar van inschrijving,<br />
naam, adres van de zetel en<br />
ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank<br />
van Ondernemingen;<br />
2° rechtsvorm;<br />
3° contactgegevens, voornaamste contactpersoon<br />
en, in voorkomend geval,<br />
internetadres van de website;<br />
4° adres van elke vestiging in België<br />
met zijn nummer van vestigingseenheid<br />
bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;<br />
5° naam en registratienummer van alle<br />
bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />
die bij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
werkzaam zijn of die <strong>als</strong> vennoot<br />
of anderszins aan <strong>het</strong> kantoor verbonden<br />
zijn;<br />
6° naam en kantooradres van alle eigenaars<br />
en aandeelhouders;<br />
7° naam en kantooradres van alle leden<br />
van <strong>het</strong> leidinggevende of bestuursorgaan;<br />
8° in voorkomend geval, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />
van een netwerk en de lijst van<br />
de namen en adressen van de daartoe<br />
behorende kantoren en zijn verbonden<br />
entiteiten, of vermelding van de<br />
plaats waar deze gegevens toegankelijk<br />
zijn voor <strong>het</strong> publiek;<br />
9° elke andere inschrijving <strong>als</strong> auditkantoor<br />
bij de bevoegde autoriteiten van<br />
andere lidstaten en <strong>als</strong> auditorganisatie<br />
in derde landen, met inbegrip van<br />
de na(a)m(en) van de met de registratie<br />
belaste autoriteit(en) en in voorkomend<br />
geval <strong>het</strong>/ de registratienummer(s).<br />
§ 2. Auditorganisaties van derde landen<br />
die overeenkomstig artikel 7, § 4 van de<br />
wet worden ingeschreven, worden in <strong>het</strong><br />
register duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en<br />
niet <strong>als</strong> bedrijfsrevisorenkantoren.<br />
Afdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />
bepalingen<br />
Art. 11. § 1. Het openbaar register<br />
wordt bijgehouden, onder de verantwoordelijkheid<br />
van de Raad, onder de vorm<br />
van een database die toegankelijk is via<br />
een website, die voor elke bedrijfsrevisor<br />
de datum aangeeft van de laatste actualisering.<br />
§ 2. De bedrijfsrevisoren dienen <strong>het</strong> Instituut<br />
zo spoedig mogelijk in kennis te<br />
stellen van elke wijziging in de gegevens<br />
die in <strong>het</strong> openbaar register zijn opgenomen.<br />
Het register wordt zo spoedig mogelijk<br />
na de kennisgeving geactualiseerd.<br />
Zij dienen de verstrekte gegevens te ondertekenen.<br />
Vanaf <strong>het</strong> moment dat de<br />
mogelijkheid bestaat voor de bedrijfsrevisoren<br />
om op elektronische wijze de gegevens<br />
te verstrekken en te actualiseren,<br />
kan de ondertekening gebeuren door<br />
middel van een elektronische handtekening,<br />
waarvan de modaliteiten door de<br />
Raad worden bepaald.<br />
§ 3. De Raad kan de modaliteiten bepalen<br />
volgens dewelke <strong>het</strong> openbaar register<br />
in zijn geheel of deels kan worden<br />
toegezonden onder de vorm van een uitprint<br />
aan om <strong>het</strong> even wie hem wenst te<br />
bekomen.<br />
Art. 12. De lijst van de stagiairs wordt<br />
bijgehouden onder de verantwoordelijkheid<br />
van de Stagecommissie.<br />
Art. 13. De Raad kan beslissen dat de<br />
website, zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 11, § 1<br />
andere informatie bevat waarin derden<br />
geïnteresseerd kunnen zijn, zo<strong>als</strong> onder<br />
meer een elektronisch adres.<br />
Art. 14. § 1. Het Instituut opent een<br />
dossier op naam van de bedrijfsrevisoren.<br />
Het dossier bevat de bescheiden die bij<br />
de vraag om toegelaten te worden tot de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor werden<br />
overgemaakt.<br />
De bedrijfsrevisor deelt spontaan aan<br />
de Raad de volgende informatie mee, die<br />
aan <strong>het</strong> dossier wordt toegevoegd:<br />
a) de akten en bekendmakingen, die de<br />
wijzigingen in <strong>het</strong> openbaar register<br />
desgevallend staven;<br />
b) de procedures bedoeld in artikel 41<br />
van de wet;<br />
c) de melding of al dan niet wordt opgetreden<br />
in organisaties van openbaar<br />
belang;<br />
182 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
d) elke inschrijving bij bevoegde Belgische<br />
autoriteiten.<br />
§ 2. Het dossier van elke natuurlijke<br />
persoon ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />
vermeldt: <strong>het</strong> registratienummer,<br />
de datum van registratie, zijn naam, zijn<br />
voornamen, zijn plaats en datum van geboorte,<br />
zijn nationaliteit, zijn gekozen<br />
taalgroep, Frans of Nederlands.<br />
§ 3. Het dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />
ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar<br />
register vermeldt: <strong>het</strong> registratienummer,<br />
de datum van registratie, de maatschappelijke<br />
benaming op <strong>het</strong> moment van registratie,<br />
de rechtsvorm op <strong>het</strong> moment<br />
van inschrijving, de datum van oprichting<br />
en <strong>het</strong> ondernemingsnummer bij de<br />
Kruispuntbank van Ondernemingen.<br />
Naast de in § 1 bedoelde inlichtingen,<br />
bevat <strong>het</strong> dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor:<br />
1° zijn statuten of, in voorkomend geval,<br />
een gelijkwaardige overeenkomst;<br />
2° de lijst van de verbonden entiteiten<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor;<br />
3° in voorkomend geval, de bevestigingen<br />
met betrekking tot de naleving<br />
van artikel 15 van de wet;<br />
4° de lijst van de bedrijfsrevisorenkantoren,<br />
auditkantoren en auditorganisaties<br />
van derde landen waarin <strong>het</strong><br />
kantoor aandelen of deelbewijzen bezit.<br />
§ 4. De Raad kan daarenboven aan de<br />
bedrijfsrevisoren alle andere nuttige gegevens<br />
in toepassing van artikel 32 van<br />
de wet opvragen of verzoeken deze uit<br />
eigen initiatief mee te delen, met <strong>het</strong> oog<br />
op de toevoeging ervan aan <strong>het</strong> dossier.<br />
Art. 15. De bedrijfsrevisoren delen <strong>het</strong><br />
Instituut binnen de maand spontaan alle<br />
wijzigingen mee aangebracht in de gegevens<br />
bedoeld in artikelen 9, 10, 13 en 14.<br />
Wat de gegevens bedoeld in artikel 14,<br />
§ 4 betreft, heeft de taak van actualisering<br />
ten laste van de bedrijfsrevisoren enkel<br />
betrekking op de gegevens die door<br />
de bedrijfsrevisoren werden meegedeeld<br />
op vraag van de Raad.<br />
De Raad bepaalt de modaliteiten volgens<br />
dewelke <strong>het</strong> de bedrijfsrevisoren<br />
kan worden toegelaten, of verplicht, om<br />
zelf de databanken van <strong>het</strong> Instituut te actualiseren<br />
via een beveiligde toegang op<br />
afstand.<br />
Wat de procedures bedoeld in artikel<br />
41 van de wet betreft, heeft de verplichting<br />
tot mededeling betrekking op de inleiding<br />
van een procedure, even<strong>als</strong> op<br />
alle beslissingen die in <strong>het</strong> kader van<br />
deze procedure door de geadieerde<br />
rechtsmachten of overheden zijn genomen.<br />
Hoofdstuk IV. – Het verlies van de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
Art. 16. De bedrijfsrevisor, die ten gevolge<br />
van een veroordeling of andere<br />
maatregel of omstandigheid in de onmogelijkheid<br />
verkeert zijn beroep uit te oefenen,<br />
kan, wanneer <strong>het</strong> algemeen belang<br />
<strong>het</strong> vereist, door de Raad voor de duur<br />
van de onmogelijkheid worden geschorst.<br />
Art. 17. De bedrijfsrevisor, die ontslag<br />
neemt, verliest de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
met ingang van de dag<br />
waarop de Raad de bedrijfsrevisor ervan<br />
in kennis stelt dat zijn ontslag werd aanvaard.<br />
Om geldig te zijn, moet <strong>het</strong> ontslag bij<br />
de Raad worden ingediend en de verklaring<br />
bevatten dat de ontslagnemende bedrijfsrevisor<br />
alle opdrachten, waarmee<br />
hij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor werd belast, tot een<br />
goed einde heeft gebracht of aan een andere<br />
bedrijfsrevisor heeft toevertrouwd,<br />
even<strong>als</strong> de verklaring dat hij geen mandaat<br />
of functie bedoeld in artikel 133, § 3<br />
van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />
heeft aanvaard. De Raad neemt, uiterlijk<br />
drie maanden na <strong>het</strong> toezenden van de<br />
brief, een beslissing over de aanvaarding<br />
of de weigering van <strong>het</strong> ontslag.<br />
Het bedrijfsrevisorenkantoor dat ontslag<br />
neemt, zal <strong>het</strong> bewijs leveren dat de<br />
statuten, of in voorkomend geval de gelijkwaardige<br />
overeenkomst, niet langer<br />
verwijst naar de uitoefening van <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 183
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
De Raad kan <strong>het</strong> ontslag weigeren, indien<br />
er aanwijzingen zijn dat de verklaringen,<br />
bedoeld in de vorige alinea, v<strong>als</strong><br />
zouden zijn.<br />
Art. 18. § 1. Onverminderd de gevolgen<br />
van een schrapping om tuchtredenen,<br />
kan iedere ontslagnemende bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon, de Raad om zijn<br />
herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
verzoeken, op voorwaarde dat hij de in<br />
artikelen 5, 1° tot 3° en 13 van de wet<br />
voorgeschreven voorwaarden vervult op<br />
de datum van aanvraag en voldaan heeft<br />
aan de verplichtingen inzake permanente<br />
vorming.<br />
§ 2. Het verzoek wordt gericht aan de<br />
Raad, samen met een dossier waaruit<br />
blijkt dat de voorwaarden vereist voor<br />
<strong>het</strong> bekomen van de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor verenigd zijn. Het dossier<br />
moet een curriculum vitae bevatten waarin<br />
de beroepsactiviteiten van de kandidaat-bedrijfsrevisor<br />
sinds zijn ontslag<br />
worden opgenomen even<strong>als</strong> een nota<br />
waaruit blijkt dat hij zijn vorming op permanente<br />
wijze heeft voortgezet.<br />
§ 3. Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan<br />
nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />
sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker<br />
daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />
in overeenstemming met de bepalingen<br />
van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd<br />
aan een jury, samengesteld uit<br />
twee leden van de Raad en door hem aangeduid.<br />
Art. 19. Het bedrijfsrevisorenkantoor<br />
dat de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
heeft verloren om andere redenen dan<br />
tuchtrechtelijke kan op ieder moment om<br />
herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />
verzoeken overeenkomstig artikel 3.<br />
Art. 20. De bedrijfsrevisorenkantoren<br />
in vereffening kunnen slechts gedurende<br />
één jaar in <strong>het</strong> openbaar register ingeschreven<br />
blijven, te rekenen vanaf de datum<br />
van hun ontbinding. Zij worden van<br />
rechtswege doorgehaald in <strong>het</strong> openbaar<br />
register bij <strong>het</strong> verstrijken van deze periode.<br />
Hoofdstuk V. – Slotbepalingen<br />
Art. 21. § 1. De tijdelijke weglating<br />
uit de ledenlijst toegekend door de Raad<br />
aan bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />
in uitvoering van artikel 5, § 5 van<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit van 20 april 1989<br />
tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren,<br />
zo<strong>als</strong> gewijzigd door <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 12 maart 2000 en<br />
de verhindering wegens uitoefening van<br />
een politiek mandaat overeenkomstig artikel<br />
5, § 6 van voormeld besluit vervallen<br />
van rechtswege ten laatste op<br />
31 december 2007.<br />
§ 2. De bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen die de tijdelijke weglating uit<br />
de ledenlijst of de verhindering wegens<br />
uitoefening van een politiek mandaat genieten<br />
moeten vóór 31 december 2007,<br />
<strong>het</strong>zij aan de Raad mededelen dat zij opnieuw<br />
in staat zijn om de verplichtingen<br />
van de bedrijfsrevisoren na te komen,<br />
<strong>het</strong>zij hun ontslag aanbieden met naleving<br />
van artikel 19 van onderhavig besluit.<br />
§ 3. Indien bij <strong>het</strong> verstrijken van de in<br />
<strong>het</strong> voorgaande lid vermelde datum de<br />
bedrijfsrevisor heeft nagelaten aan de<br />
Raad te melden hoe hij zijn tijdelijke<br />
weglating uit de ledenlijst of de verhindering<br />
wegens uitoefening van een politiek<br />
mandaat wenst te beëindigen, wordt<br />
hij geacht ontslag te nemen en wordt hij<br />
bijgevolg doorgehaald in <strong>het</strong> openbaar<br />
register.<br />
Art. 22. § 1. De bedrijfsrevisoren ingeschreven<br />
op de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren” op datum<br />
van 31 augustus 2007 worden beschouwd<br />
<strong>als</strong> zijnde toegelaten tot overdracht<br />
naar <strong>het</strong> “openbaar register van<br />
<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren”.<br />
§ 2. De Raad neemt de nodige maatregelen<br />
voor de overdracht van gegevens<br />
uit de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren”<br />
naar <strong>het</strong> openbaar register,<br />
zo<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen 9 tot 11,<br />
binnen een termijn van zes maanden na<br />
de inwerkingtreding van dit besluit.<br />
Art. 23. De Raad neemt de nodige<br />
maatregelen voor de samenstelling en de<br />
184 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />
actualisering van de dossiers, zo<strong>als</strong> bedoeld<br />
in de artikelen 14 en 15.<br />
Art. 24. § 1. Het koninklijk besluit<br />
van 20 april 1989 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />
huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> gewijzigd<br />
door <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />
12 maart 2000, wordt opgeheven.<br />
§ 2. Het koninklijk besluit van<br />
14 februari 1989 tot vaststelling van de<br />
voorwaarden voor toekenning van de<br />
hoedanigheid van lid van <strong>het</strong> Instituut der<br />
Bedrijfsrevisoren aan de natuurlijke personen<br />
en de rechtspersonen bedoeld in<br />
artikel 4ter van de wet van 22 juli 1953<br />
tot oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
wordt opgeheven.<br />
Art. 25. Dit besluit treedt in werking<br />
op 31 augustus 2007.<br />
Art. 26. Onze Minister van Economie<br />
wordt belast met de uitvoering van dit<br />
besluit.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 185
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
18.5 Koninklijk Besluit van 7 juni 2007 tot vaststelling van<br />
<strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de<br />
Bedrijfsrevisoren<br />
(B.S., 29 juni 2007)<br />
Verslag aan de Koning<br />
Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />
hebben <strong>het</strong> Uwe Majesteit ter ondertekening<br />
voor te leggen heeft tot doel om <strong>het</strong><br />
huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren aan te passen<br />
in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de bepalingen<br />
van de Europese Richtlijn<br />
2006/43/EG, goedgekeurd door <strong>het</strong> Europees<br />
Parlement en de Raad op 17 mei<br />
2006, betreffende de wettelijke controles<br />
van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />
jaarrekeningen, tot wijziging van de<br />
Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG<br />
van de Raad, en houdende intrekking van<br />
Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, die<br />
werd bekendgemaakt in <strong>het</strong> Publicatieblad<br />
van de Europese Unie van 9 juni<br />
2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />
Gezien <strong>het</strong> groot aantal voorgestelde wijzigingen<br />
werd een nieuw koninklijk besluit<br />
verkozen boven een aanpassing van<br />
de bestaande tekst.<br />
Het nieuwe huishoudelijk reglement is<br />
ingedeeld in twaalf hoofdstukken die<br />
hierna achtereenvolgens worden besproken.<br />
Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />
en definities<br />
Het eerste hoofdstuk (artikel 1) omschrijft<br />
de voor de toepassing van <strong>het</strong> besluit<br />
gehanteerde definities.<br />
Overeenkomstig <strong>het</strong> advies 42.940/1 van<br />
15 mei 2007 van de Raad van State werd<br />
artikel 1 van onderhavig koninklijk besluit<br />
aangepast. De definities van de wet<br />
van 22 juli 1953 zijn van rechtswege van<br />
toepassing.<br />
Zo<strong>als</strong> dit in de Richtlijn <strong>het</strong> geval is,<br />
wordt ook in dit besluit <strong>het</strong> belangrijk<br />
onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende<br />
natuurlijke personen en rechtspersonen<br />
of entiteiten met om <strong>het</strong> even<br />
welke rechtsvorm:<br />
- enerzijds, de beroepsbeoefenaars die<br />
in een land buiten de Europese Unie<br />
door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten<br />
om daar wettelijke controles<br />
uit te voeren, die respectievelijk aangeduid<br />
worden <strong>als</strong> “auditors van derde<br />
landen” en “auditorganisaties van<br />
derde landen”; en<br />
- anderzijds, de beroepsbeoefenaars<br />
die in een Lidstaat van de Europese<br />
Unie door een bevoegde autoriteit<br />
zijn toegelaten en ingeschreven om<br />
daar wettelijke controles uit te voeren,<br />
die respectievelijk aangeduid<br />
worden <strong>als</strong> “wettelijke auditors” en<br />
“auditkantoren”.<br />
Verder wordt er voor gekozen om de in<br />
België door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
in <strong>het</strong> publiek register ingeschreven<br />
wettelijke auditors en auditkantoren,<br />
respectievelijk aan te duiden<br />
<strong>als</strong> “de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen”<br />
en de “bedrijfsrevisorenkantoren”,<br />
terwijl beiden gezamenlijk worden<br />
aangeduid <strong>als</strong> zijnde “de bedrijfsrevisoren”.<br />
Beroepsbeoefenaars die in een andere<br />
Lidstaat van de Europese Unie zijn toegelaten<br />
en aldaar ingeschreven, kunnen<br />
zich overeenkomstig artikel 3 van de<br />
Richtlijn ook in België, onder bepaalde<br />
voorwaarden, laten inschrijven om in<br />
België wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
uit te voeren.<br />
Europese beroepsbeoefenaars die niet<br />
zijn ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />
van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />
worden in dit besluit<br />
respectievelijk aangeduid <strong>als</strong> “wettelijke<br />
auditors” (voor natuurlijke personen) en<br />
“auditkantoren” (voor rechtspersonen of<br />
entiteiten met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm).<br />
186 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
Hoofdstuk II. – De financiering<br />
van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />
Instituut<br />
De artikelen 2 en 3 van <strong>het</strong> tweede<br />
hoofdstuk betreffen <strong>het</strong> vaststellen, <strong>het</strong><br />
opvragen en <strong>het</strong> innen van vaste en/of<br />
aanvullende veranderlijke bijdragen verschuldigd<br />
- ter financiering van de werkingskosten<br />
van <strong>het</strong> Instituut - door de<br />
bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook door de in <strong>het</strong><br />
register ingeschreven auditors en auditorganisaties<br />
van derde landen die beantwoorden<br />
aan artikel 7, § 4, van de wet.<br />
Er wordt voorgesteld om <strong>het</strong> maximale<br />
bedrag van de vaste bijdragen te brengen<br />
van 1.250 EUR op 5.000 EUR, aangepast<br />
aan de index van de consumptieprijzen in<br />
België. Dit moet toelaten de lasten van<br />
<strong>het</strong> Instituut op een meer billijke wijze te<br />
laten dragen door alle bedrijfsrevisoren.<br />
Een bedrijfsrevisor die weinig activiteiten<br />
heeft, brengt immers administratieve<br />
kosten van toezicht en kwaliteitscontrole<br />
met zich mee, die vaak te vergelijken zijn<br />
met deze van andere bedrijfsrevisoren<br />
die een grotere activiteit hebben.<br />
In antwoord op een vraag van de Raad<br />
van State in zijn advies 42.940/1 van<br />
15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />
Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />
dat <strong>het</strong> aan de algemene vergadering van<br />
<strong>het</strong> Instituut toekomt om <strong>het</strong> begrip omzet<br />
bedoeld in artikel 2, § 1, b) van onderhavig<br />
koninklijk besluit te bepalen.<br />
Artikel 7, eerste lid van <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit van 20 april 1989 tot vaststelling<br />
van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong><br />
Instituut der Bedrijfsrevisoren bepaalde<br />
dat de veranderlijke bijdrage “wordt berekend<br />
op de aan BTW onderworpen omzet<br />
zo<strong>als</strong> aangegeven in de loop van <strong>het</strong><br />
burgerlijk jaar dat vooraf gaat aan <strong>het</strong><br />
jaar waarin de bijdrage is verschuldigd”.<br />
Deze bijkomende bepaling wordt niet<br />
meer opgenomen in <strong>het</strong> besluit, om de<br />
mogelijkheid open te laten ten aanzien<br />
van de wijze waarop de omzet wordt bepaald.<br />
De omzetting van de Richtlijn in<br />
<strong>het</strong> Belgisch recht kan inderdaad aanleiding<br />
geven tot een nieuwe omgeving<br />
waarin <strong>het</strong> beroep zal uitgevoerd worden<br />
en waarbij de aan BTW onderworpen<br />
omzet niet langer een geschikt gegeven<br />
zal zijn om daarop de veranderlijke bijdrage<br />
te berekenen.<br />
Jaarlijks bepaalt de algemene vergadering<br />
<strong>het</strong> bedrag van de vaste bijdragen,<br />
<strong>als</strong>ook desgevallend <strong>het</strong> percentage van<br />
de veranderlijke bijdragen ter financiering<br />
van de werkingskosten van <strong>het</strong> Instituut<br />
(artikel 2, § 2).<br />
Overeenkomstig de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />
Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />
dat artikel 3, § 1 van onderhavig<br />
koninklijk besluit geen afbreuk doet aan<br />
de bepalingen van gemeen recht betreffende<br />
de samenloop van schuldeisers.<br />
De stemming over de begroting heeft betrekking<br />
op de gehele begroting en<br />
brengt mee dat de bijdragen, zo<strong>als</strong> voorgesteld,<br />
zijn bepaald op de bedragen die<br />
in aanmerking werden genomen voor de<br />
opstelling van de begroting (artikel 8).<br />
De algemene vergadering zou kunnen beslissen<br />
om bijdragen vast te stellen met<br />
verschillende bedragen per categorie,<br />
door bijvoorbeeld een onderscheid te maken<br />
tussen bedrijfsrevisoren en auditors<br />
of auditorganisaties van derde landen of<br />
nog door een verlaagde bijdrage te voorzien<br />
voor jonge bedrijfrevisoren natuurlijke<br />
personen.<br />
De bijdragen in de werkingskosten van<br />
<strong>het</strong> Instituut van de bedrijfsrevisorenkantoren<br />
in vereffening vormen <strong>het</strong><br />
voorwerp van artikel 3. Bedrijfsrevisorenkantoren<br />
die in vereffening worden<br />
gesteld kunnen nog gedurende één jaar in<br />
<strong>het</strong> openbaar register ingeschreven blijven<br />
en dit vanaf de datum van ontbinding<br />
(artikel 20 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />
30 april 2007 betreffende de erkenning<br />
van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register).<br />
De bedrijfsrevisoren vennoten<br />
zijn per hoofdelijk aandeel aansprakelijk<br />
voor de betaling van de bijdragen toegerekend<br />
aan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Hoofdstuk III. – Eretitels en een<br />
regime voor kandidaatbedrijfsrevisoren<br />
De toekenning tot <strong>het</strong> voeren van de titel<br />
van erebedrijfsrevisor, <strong>als</strong>ook van<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 187
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
erevoorzitter van <strong>het</strong> Instituut en een mogelijks<br />
statuut voor kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />
vormen <strong>het</strong> voorwerp van de<br />
artikelen 4 en 5 van <strong>het</strong> derde hoofdstuk.<br />
Er worden strengere voorwaarden gesteld<br />
aan de toekenning van <strong>het</strong> voeren<br />
van de titel van erebedrijfsrevisor. De<br />
lijst van de erebedrijfsrevisoren zal<br />
voortaan op de website van <strong>het</strong> Instituut<br />
worden bekendgemaakt. Tevens wordt de<br />
titel van erevoorzitter van <strong>het</strong> Instituut in<br />
<strong>het</strong> leven geroepen. De principes voor <strong>het</strong><br />
intrekken van de toestemming tot <strong>het</strong><br />
voeren van de eretitel zijn in beide gevallen<br />
dezelfde (artikel 4).<br />
Verder wordt ook voorzien dat de Raad<br />
van <strong>het</strong> Instituut, na gunstig advies van<br />
de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen, een aangepast regime kan inrichten<br />
voor de “kandidaat-bedrijfsrevisoren”,<br />
dit wil zeggen de stagiairs<br />
bedrijfsrevisoren die na geslaagd te zijn<br />
voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen de eed<br />
van bedrijfsrevisor nog niet hebben afgelegd,<br />
<strong>als</strong>ook de ontslagnemende natuurlijke<br />
personen die kunnen aanspraak<br />
maken op herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />
register (artikel 5).<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />
Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />
dat onderhavig artikel <strong>het</strong> artikel 5,<br />
6° van de wet van 22 juli 1953 uitvoert.<br />
Laatstgenoemd artikel voorziet in een periode<br />
van uiterlijk twaalf maanden tussen<br />
de datum van toelating tot de eed en de<br />
datum van eedaflegging. Voormeld regime<br />
beoogt <strong>het</strong> juridisch vacuüm gedurende<br />
deze periode in te vullen.<br />
Hoofdstuk IV. – Algemene<br />
vergadering<br />
Het vierde hoofdstuk (artikelen 6 tot 15)<br />
behandelt de bevoegdheid, de oproeping<br />
tot de vergadering, <strong>het</strong> verloop en de beslissingen<br />
van de algemene vergadering.<br />
De algemene vergadering bestaat, overeenkomstig<br />
artikel 19 van de wet, uit alle<br />
bedrijfsrevisoren natuurlijke personen,<br />
die stemgerechtigd zijn, en alle bedrijfsrevisorenkantoren,<br />
die beschikken over<br />
een adviserende stem. De bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen kunnen drager<br />
zijn van maximaal twee volmachten.<br />
Er wordt niet langer een specifieke dag<br />
vooropgesteld voor de algemene vergadering<br />
van <strong>het</strong> Instituut, die plaatsheeft in<br />
de tweede helft van de maand april (artikel<br />
6).<br />
Er wordt voorgesteld dat de Raad de modaliteiten<br />
van oproeping en de terbeschikkingstelling<br />
van de documenten kan<br />
bepalen, bijvoorbeeld door toezending<br />
van de oproeping per e-mail of <strong>het</strong> plaatsen<br />
van documenten met betrekking tot<br />
de algemene vergadering op <strong>het</strong> extranet<br />
van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De algemene vergadering kiest de voorzitter,<br />
de ondervoorzitter, de leden van de<br />
Raad, de commissarissen belast met de<br />
controle van de jaarrekening, <strong>als</strong>ook de<br />
bedrijfsrevisoren die zetelen in de Commissie<br />
van Beroep (artikel 9). Alleen bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen zijn<br />
verkiesbaar voor voornoemde functies<br />
(artikel 15, § 2).<br />
Artikel 30 van <strong>het</strong> besluit voorziet dat,<br />
buiten <strong>het</strong> geval van verkiezingen, op de<br />
algemene vergadering slechts tot een geheime<br />
stemming kan worden overgegaan<br />
wanneer 50 bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen daartoe een verzoek richten aan<br />
<strong>het</strong> Instituut ten minste acht kalenderdagen<br />
vóór de datum van de algemene vergadering.<br />
Hoofdstuk V. – De Raad<br />
De bevoegdheden en de besluitvorming<br />
van de Raad worden in <strong>het</strong> vijfde hoofdstuk<br />
(artikelen 16 tot 26) omschreven.<br />
Overeenkomstig de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 werd artikel 16 van onderhavig<br />
koninklijk besluit opgeheven.<br />
Daar waar in <strong>het</strong> verleden een niet-exhaustieve<br />
opsomming werd gegeven van<br />
de bevoegdheden van de Raad, die betrekking<br />
hebben op de werking en de vertegenwoordiging<br />
van <strong>het</strong> Instituut in<br />
rechtshandelingen en in rechte, wordt<br />
deze opsomming achterwege gelaten.<br />
Het artikel 16 bevat daarentegen wel een<br />
188 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
lijst van taken die de Raad aan <strong>het</strong> Uitvoerend<br />
Comité kan delegeren:<br />
1° nagaan en vaststellen of een kandidaat-bedrijfsrevisor<br />
of de entiteit voldoet<br />
aan de voorwaarden voorzien in<br />
de artikelen 5 tot 7 van de wet van<br />
22 juli 1953 en, in voorkomend geval,<br />
hem <strong>als</strong> bedrijfsrevisor toelaten;<br />
2° toezicht houden op <strong>het</strong> opmaken en<br />
<strong>het</strong> bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register<br />
overeenkomstig de door onderhavig<br />
reglement opgestelde regels;<br />
3° verzorgen van de publieke toegankelijkheid<br />
van de nodige in <strong>het</strong> openbaar<br />
register opgeslagen gegevens<br />
zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 11 van <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 30 april 2007<br />
betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />
en <strong>het</strong> openbaar register;<br />
4° goedkeuring van de verzekeringscontracten<br />
inzake de burgerrechtelijke<br />
aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisoren;<br />
5° beroep aantekenen tegen een beslissing<br />
van de Tuchtcommissie of een<br />
voorziening in cassatie indienen tegen<br />
een beslissing van de Commissie<br />
van Beroep;<br />
6° <strong>het</strong> personeel van <strong>het</strong> Instituut aanwerven<br />
of ontslaan en hun bezoldigingen<br />
vaststellen;<br />
7° aanduiden van <strong>het</strong> Raadslid of <strong>het</strong> gewezen<br />
Raadslid dat zal instaan om de<br />
Raad te vertegenwoordigen ingeval<br />
van huiszoeking ten huize van een<br />
bedrijfsrevisor.<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />
Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />
dat de delegatie van de<br />
bevoegdheden door de Raad dient te gebeuren<br />
binnen de door hem vastgelegde<br />
voorwaarden en moet worden begrepen<br />
in de zin dat de Raad vooraf de essentiële<br />
regels met betrekking tot de betrokken<br />
bevoegdheden vaststelt.<br />
Punt 6° van onderhavig artikel werd opgeheven<br />
om reden dat <strong>het</strong> treffen van<br />
voorlopige ordemaatregelen overeenkomstig<br />
artikel 39 van de wet van 22 juli<br />
1953 reeds van rechtswege een bevoegdheid<br />
van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité is.<br />
De Raad komt bijeen op uitnodiging van<br />
de voorzitter, die bijvoorbeeld eveneens<br />
per e-mail kan gebeuren (artikel 17).<br />
Een Raadslid kan zich niet bij volmacht<br />
laten vertegenwoordigen. Drie Raadsleden<br />
kunnen vragen dat een vraag wordt<br />
overgedragen naar een volgende vergadering.<br />
Aan deze vraag kan slechts voorbijgegaan<br />
worden mits akkoord van ten<br />
minste zes aanwezige leden (artikel 20).<br />
Artikel 22 stelt dat de Raad in zijn midden<br />
alle door hem nuttig geachte comités<br />
mag oprichten, <strong>als</strong>ook permanente commissies<br />
of technische werkgroepen in <strong>het</strong><br />
leven roepen die hij nodig acht tot verwezenlijking<br />
van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Natuurlijke personen die geen bedrijfsrevisor<br />
zijn kunnen eveneens deelnemen<br />
aan de werkzaamheden van deze permanente<br />
commissies of technische werkgroepen.<br />
Alle leden zetelen hierin ten<br />
persoonlijke titel, zodat ook hier de vertegenwoordiging<br />
bij volmacht ingeval<br />
van afwezigheid niet wordt aanvaard.<br />
Verder bepaalt artikel 23 dat de Raad kan<br />
beslissen om aan zijn leden, <strong>als</strong>ook aan<br />
de leden van comités, commissies en<br />
technische werkgroepen zitpenningen of<br />
vacaties toe te kennen en ook dat de reiskosten<br />
gemaakt voor <strong>het</strong> bijwonen van de<br />
vergaderingen kunnen worden vergoed.<br />
De kosten aangegaan door voormelde<br />
personen in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> Instituut<br />
kunnen eveneens met akkoord van de<br />
Raad worden terugbetaald. De Raad kan<br />
tevens aan de voorzitter, de ondervoorzitter,<br />
<strong>als</strong>ook aan andere personen belast<br />
met specifieke functies in de schoot van<br />
<strong>het</strong> Instituut forfaitaire functie- en kostenvergoedingen<br />
toekennen – respectievelijk<br />
in vervanging van zitpenningen en<br />
vergoeding van voormelde reis- en andere<br />
kosten – dit uiteraard binnen de grenzen<br />
van de begroting, zo<strong>als</strong> goedgekeurd<br />
door de algemene vergadering.<br />
Het dagelijks bestuur van <strong>het</strong> Instituut<br />
wordt waargenomen door <strong>het</strong> Uitvoerend<br />
Comité, dat minstens bestaat uit de voorzitter<br />
en de ondervoorzitter (artikel 24).<br />
In antwoord op de vraag van de Raad van<br />
State in zijn advies 42.940/1 van 15 mei<br />
2007 is <strong>het</strong> passend te verduidelijken in<br />
onderhavig Verslag aan de Koning dat de<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 189
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
term dagelijks bestuur voorkomt in artikel<br />
22, § 4 van de wet van 22 juli 1953<br />
zonder gedefinieerd te worden. Het begrip<br />
dagelijks bestuur in artikel 22, § 4,<br />
van de wet is verschillend van de gemeenrechterlijke<br />
betekenis zo<strong>als</strong> van toepassing<br />
op handelsvennootschappen.<br />
Bovendien behoort <strong>het</strong>, overeenkomstig<br />
artikel 108 van de Grondwet, tot de algemene<br />
bevoegdheid van de Koning om<br />
besluiten te nemen die nodig zijn voor de<br />
uitvoering van wetten.<br />
Het lidmaatschap van de Raad vervalt<br />
van rechtswege wanneer <strong>het</strong> raadslid niet<br />
langer de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
heeft of omdat hem de tuchtsanctie<br />
van schorsing werd opgelegd, die in<br />
kracht van gewijsde is getreden. In antwoord<br />
op de vraag van de Raad van State<br />
in zijn advies 42.940/1 van 15 mei 2007<br />
is <strong>het</strong> passend te verduidelijken in onderhavig<br />
Verslag aan de Koning dat <strong>het</strong> behoort,<br />
overeenkomstig artikel 108 van de<br />
Grondwet, tot de algemene bevoegdheid<br />
van de Koning om besluiten te nemen die<br />
nodig zijn voor de uitvoering van wetten.<br />
De Raad kan een lid <strong>als</strong> ontslagnemend<br />
beschouwen, indien hij op vier achtereenvolgende<br />
vergaderingen afwezig is.<br />
Hij wordt vooraf door de voorzitter uitgenodigd<br />
om uitleg te verschaffen op de<br />
volgende vergadering van de Raad. Bij<br />
afwezigheid op deze vergadering of indien<br />
de Raad zijn redenen voor de voorbije<br />
afwezigheid niet kan aanvaarden<br />
wordt zijn ontslag vastgesteld op de<br />
eerstvolgende algemene vergadering die<br />
in zijn vervanging zal voorzien (artikel<br />
26).<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend te verduidelijken<br />
in onderhavig Verslag aan de<br />
Koning dat onderhavig artikel <strong>het</strong> artikel<br />
29 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 20 april<br />
1989 tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />
reglement van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />
herneemt en derhalve een<br />
vernummering van een bestaande bepaling<br />
inhoudt.<br />
Hoofdstuk VI. – Functies van de<br />
voorzitter, de ondervoorzitter, de<br />
secretaris en de penningmeester<br />
Het zesde hoofdstuk (artikelen 27 tot 29)<br />
betreft de vervanging van de voorzitter<br />
bij diens afwezigheid, de opdrachten van<br />
de secretaris van de Raad en van de secretaris-penningmeester<br />
van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Hoofdstuk VII. – Jaarrekening en<br />
begroting<br />
Het zevende hoofdstuk (artikel 30) behandelt<br />
de jaarrekening en begroting van<br />
<strong>het</strong> Instituut.<br />
Voortaan stelt de Raad de inhoud van <strong>het</strong><br />
rekeningenstelsel vast en bepaalt hij de<br />
waarderingsregels, met naleving van de<br />
regels opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
van 19 december 2003 betreffende<br />
de boekhoudkundige verplichtingen en<br />
de openbaarmaking van de jaarrekeningen<br />
van bepaalde verenigingen<br />
zonder winstoogmerk, internationale verenigingen<br />
zonder winstoogmerk en stichtingen.<br />
De secretaris-penningmeester zorgt voor<br />
<strong>het</strong> opstellen van <strong>het</strong> ontwerp van jaarrekening<br />
en van begroting, die hij aan de<br />
Raad voorlegt ten laatste op 10 maart van<br />
elk jaar.<br />
De Raad legt de jaarrekening, na deze te<br />
hebben afgesloten, ter controle voor aan<br />
de commissarissen, dit uiterlijk één<br />
maand vóór de algemene vergadering.<br />
De jaarrekening, <strong>het</strong> verslag van de commissarissen<br />
en de begroting worden vervolgens<br />
bij de uitnodiging tot de<br />
algemene vergadering gevoegd.<br />
Hoofdstuk VIII. – Periodieke<br />
mededeling door de<br />
bedrijfsrevisoren<br />
De bedrijfsrevisoren brengen spontaan<br />
<strong>het</strong> Instituut periodiek op de hoogte van<br />
de opdrachten die zij uitvoeren of hebben<br />
uitgevoerd in <strong>het</strong> kader van hun beroepsactiviteit.<br />
De vorm, de gedetailleerde inhoud<br />
en de periodiciteit hiervan worden<br />
bepaald door de Raad. Deze maken <strong>het</strong><br />
190 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
onderwerp uit van <strong>het</strong> achtste hoofdstuk<br />
(artikel 31).<br />
De bedrijfsrevisoren die één of meerdere<br />
commissarismandaten in een organisatie<br />
van openbaar belang uitoefenen, delen<br />
jaarlijks aan <strong>het</strong> Instituut de hyperlink<br />
mee naar <strong>het</strong> deel van de website waar de<br />
informatie opgenomen in <strong>het</strong> transparantieverslag<br />
is bekendgemaakt. Dit transparantieverslag<br />
zal onder meer een<br />
beschrijving van <strong>het</strong> netwerk inhouden.<br />
Voor wat de commentaar in <strong>het</strong> Verslag<br />
aan de Koning bij artikel 10, § 1, 8°, van<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007<br />
betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />
en <strong>het</strong> openbaar register betreft,<br />
worden ten aanzien van een netwerk vermeld,<br />
<strong>het</strong> lidmaatschap van een netwerk<br />
en de lijst van de namen en adressen van<br />
de daartoe behorende kantoren in België,<br />
<strong>als</strong>ook een beschrijving in hoofdlijnen<br />
van de onderdelen van <strong>het</strong> netwerk die<br />
zich buiten België bevinden, of de vermelding<br />
waar deze gegevens toegankelijk<br />
zijn voor <strong>het</strong> publiek<br />
Hoofdstuk IX. –<br />
Mededelingsmodaliteiten,<br />
Het negende hoofdstuk (artikel 32) heeft<br />
betrekking op mededelingen met een individuele<br />
of een algemene draagwijdte.<br />
De mededelingen met een individuele<br />
draagwijdte worden altijd gedaan in de<br />
taal van de taalgroep waarin de bedrijfsrevisor<br />
in <strong>het</strong> openbaar register is ingeschreven.<br />
Gelet op de afwezigheid in de huidige<br />
stand van zaken van harmonisering van<br />
de bescherming van <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />
in de Europese Unie, wordt voorgeschreven<br />
dat, met <strong>het</strong> oog op de uitoefening<br />
van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
op de bedrijfsrevisoren door <strong>het</strong> Instituut,<br />
deze een vestiging in België dienen te<br />
hebben waar ze hun dossiers, akten, documenten<br />
en briefwisseling die verband<br />
houdt met de beroepsactiviteit in België,<br />
bewaren. Het Instituut zal hen ook enkel<br />
op dit adres alle briefwisseling richten.<br />
Hoofdstuk X. – Terechtwijzing<br />
Het tiende hoofdstuk betreft de maatregelen<br />
die van toepassing zijn bij een “terechtwijzing”,<br />
zo<strong>als</strong> bedoeld in <strong>het</strong><br />
nieuwe tuchtreglement, wanneer de bedrijfsrevisor<br />
verzuimt om mededeling te<br />
doen van inlichtingen of documenten<br />
waartoe hij is gehouden, <strong>als</strong>ook wanneer<br />
hij verzuimt om zijn bijdragen tijdig te<br />
betalen of <strong>het</strong> document over te maken<br />
dat bedoeld is tot vaststelling van een bijdrage<br />
(artikel 33).<br />
Overeenkomstig de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 werd de formulering<br />
van de eerste paragraaf aangepast.<br />
In antwoord op de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies werd de<br />
tweede paragraaf opgeheven, onverminderd<br />
de mogelijkheid voor <strong>het</strong> Instituut<br />
om terugbetaling te bekomen voor de gemaakte<br />
kosten.<br />
Overeenkomstig de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies werd de formulering<br />
van de derde paragraaf aangepast<br />
en gepreciseerd in de zin dat deze<br />
bevoegdheid aan de Raad toekomt.<br />
Hoofdstuk XI. – Bekendmaking<br />
van de normen en -aanbevelingen<br />
Het elfde hoofdstuk stelt in artikel 34,<br />
§ 1, dat de Raad op de hoogte gebracht<br />
wordt door de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen van de domeinen die<br />
niet gedekt worden door maatregelen genomen<br />
op Europees niveau, waarin deze<br />
laatste een leemte in normatieve en reglementaire<br />
teksten heeft vastgesteld.<br />
Artikel 34, § 2, voorziet dat de normen<br />
en -aanbevelingen, even<strong>als</strong> hun bijwerkingen,<br />
openbaar gemaakt zullen worden<br />
op papier en op de website van <strong>het</strong> Instituut<br />
en per post aan de Hoge Raad voor<br />
de Economische Beroepen overgemaakt<br />
zullen worden.<br />
Overeenkomstig de bemerking van de<br />
Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />
van 15 mei 2007 werd de formulering<br />
van de tweede paragraaf aangepast.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 191
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
Hoofdstuk XII. –<br />
Overgangsbepalingen<br />
Artikel 35, § 1 bepaalt dat <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit van 20 april 1989 tot vaststelling<br />
van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong><br />
Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt opgeheven.<br />
Artikel 35, § 2, stelt dat de artikelen 4 en<br />
5, <strong>als</strong>ook 29 tot 36 van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
van 10 januari 1994 betreffende de<br />
plichten van de bedrijfsrevisoren worden<br />
opgeheven. Voormelde artikelen van <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 10 januari 1994<br />
zijn inderdaad zonder voorwerp geworden<br />
<strong>als</strong> gevolg van enerzijds de opheffing<br />
van de bepalingen over de middelenvennootschappen<br />
en -verenigingen zo<strong>als</strong><br />
voorzien in artikel 8, paragrafen 2 tot 4<br />
van de wet van 22 juli 1953 en anderzijds<br />
de aan <strong>het</strong> artikel 7bis van dezelfde wet<br />
aangebrachte aanpassingen. Tenslotte<br />
werden ook de bepalingen inzake de<br />
tuchtprocedure opgeheven, aangezien de<br />
tuchtprocedure voortaan is opgenomen in<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit van 26 april 2007<br />
tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de<br />
kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong> tuchtreglement<br />
voor de bedrijfsrevisoren.<br />
Artikel 35, § 3 bepaalt dat de Raad, op<br />
basis van een werkprogramma voorgesteld<br />
door de Raad van <strong>het</strong> Instituut, aan<br />
de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />
de normen, aanbevelingen, adviezen,<br />
omzendbrieven en mededelingen<br />
meedeelt, zo<strong>als</strong> goedgekeurd door de<br />
Raad vóór de inwerkingtreding van onderhavig<br />
besluit.<br />
In <strong>het</strong> licht van de Richtlijn en gegeven<br />
<strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> om overgangsbepalingen<br />
gaat, heeft <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />
15 mei 1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />
in de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd<br />
door de wet van 21 februari 1985, geen<br />
bestaansreden meer. Artikel 36 voorziet<br />
derhalve dat dit koninklijk besluit wordt<br />
opgeheven.<br />
Overeenkomstig artikel 37 treedt <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit in werking op<br />
31 augustus 2007. Artikel 30 is voor de<br />
eerste maal van toepassing op <strong>het</strong> boekjaar<br />
dat een aanvang neemt na<br />
31 augustus 2007.<br />
Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />
en definities<br />
Artikel 1. Voor de toepassing van onderhavig<br />
besluit wordt verstaan onder:<br />
1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
de oprichting van een Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren en organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor;<br />
2° de algemene vergadering: de algemene<br />
vergadering van <strong>het</strong> Instituut van<br />
de Bedrijfsrevisoren, bepaald in artikel<br />
19 van de wet;<br />
3° <strong>het</strong> openbaar register: <strong>het</strong> register bedoeld<br />
in artikel 10 van de wet.<br />
Hoofdstuk II. – De financiering<br />
van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />
Instituut<br />
Art. 2. § 1. De bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook<br />
de auditors en auditorganisaties van<br />
derde landen ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar<br />
register overeenkomstig artikel 7,<br />
§ 4 van de wet betalen jaarlijks ter financiering<br />
van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />
Instituut:<br />
a) een vaste bijdrage waarvan <strong>het</strong> bedrag<br />
niet hoger mag zijn dan<br />
5.000 EUR, aangepast aan de index<br />
van de consumptieprijzen;<br />
b) een aanvullende veranderlijke bijdrage,<br />
die wordt berekend steunend op<br />
de omzet; deze bijdrage mag niet hoger<br />
zijn dan 2 % en kan op een minimum<br />
bedrag worden vastgelegd.<br />
§ 2. Jaarlijks bepaalt de algemene vergadering<br />
<strong>het</strong> bedrag van de vaste bijdragen<br />
en ook in voorkomend geval <strong>het</strong><br />
percentage van de veranderlijke bijdragen.<br />
Ze stelt alle bijzondere voorwaarden<br />
vast die nuttig zijn voor de berekening<br />
van deze bijdragen.<br />
§ 3. De bedrijfsrevisoren delen hun<br />
omzet ten laatste op 31 maart van elk jaar<br />
mee door middel van een aangifteformulier,<br />
opgesteld door de Raad.<br />
192 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
§ 4. De vaste en de veranderlijke bijdragen<br />
worden telkens voor de helft halfjaarlijks<br />
opgevraagd. De eerste helft van<br />
de veranderlijke bijdrage is een voorschot<br />
berekend op basis van de aangifte<br />
van <strong>het</strong> vorige jaar.<br />
De bijdragen zijn betaalbaar binnen de<br />
maand na de door de penningmeester<br />
toegezonden oproep.<br />
§ 5. De Raad stelt de inningsvoorwaarden<br />
van de vaste en veranderlijke bijdrage<br />
vast, met naleving van de beslissingen<br />
van de algemene vergadering en de bepalingen<br />
van onderhavig reglement.<br />
§ 6. De bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />
die ontslag neemt of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
dat vraagt om<br />
doorgehaald te worden in <strong>het</strong> openbaar<br />
register, is de bijdragen verschuldigd<br />
voor <strong>het</strong> halfjaar waarin <strong>het</strong> ontslag of de<br />
doorhaling wordt aanvaard.<br />
§ 7. De vennoten van een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
zijn per hoofdelijk aandeel<br />
aansprakelijk voor de betaling van de bijdragen<br />
toegerekend aan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Art. 3. § 1. De bedrijfsrevisorenkantoren<br />
in vereffening betalen bijdragen<br />
overeenkomstig artikel 2. Onverminderd<br />
artikel 2, § 7 worden de bijdragen opgevraagd<br />
vanaf de datum van de in vereffeningstelling<br />
beschouwd <strong>als</strong> lasten van de<br />
vereffening.<br />
§ 2. De vereffenaars van een bedrijfsrevisorenkantoor<br />
delen aan de hand van <strong>het</strong><br />
in artikel 2, § 3 bedoeld aangifteformulier<br />
de omzet mee van de vennootschap<br />
tot aan haar doorhaling op <strong>het</strong> openbaar<br />
register, dit ter afrekening van de nog<br />
verschuldigde veranderlijke bijdrage.<br />
Hoofdstuk III. – Eretitels en een<br />
regime voor kandidaatbedrijfsrevisoren<br />
Art. 4. § 1. De Raad kan <strong>het</strong> voeren<br />
van de titel van erebedrijfsrevisor toekennen<br />
aan bedrijfsrevisoren die ontslag<br />
namen na gedurende tenminste vijftien<br />
jaar <strong>het</strong> beroep met waardigheid, rechtschapenheid<br />
en kiesheid te hebben uitgeoefend<br />
en die niet actief zijn in een ander<br />
beroep dat verwarring zou kunnen scheppen<br />
met de activiteiten van een bedrijfsrevisor.<br />
§ 2. De lijst van de erebedrijfsrevisoren<br />
wordt gepubliceerd op de website bedoeld<br />
in artikel 10, § 2 van de wet.<br />
§ 3. Bij niet-naleving van de regels van<br />
waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid<br />
of wanneer niet langer voldaan is<br />
aan de toekenningsvoorwaarden van de<br />
titel van erebedrijfsrevisor, kan de Raad<br />
de toestemming tot <strong>het</strong> voeren van de<br />
eretitel intrekken. De belanghebbende<br />
beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen<br />
te rekenen vanaf de betekening<br />
van de intrekking om beroep in te<br />
dienen bij de Commissie van Beroep. De<br />
artikelen 64 en 68, eerste paragraaf van<br />
de wet zijn van toepassing.<br />
§ 4. De Raad kan <strong>het</strong> voeren van de titel<br />
van erevoorzitter toekennen aan een<br />
gewezen voorzitter van <strong>het</strong> Instituut, na<br />
<strong>het</strong> beëindigen van diens mandaat.<br />
Desgevallend zijn de principes opgesomd<br />
in paragraaf 3 van toepassing.<br />
Art. 5. De Raad kan, na gunstig advies<br />
van de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen, een aangepast regime inrichten<br />
voor de kandidaat-bedrijfsrevisoren,<br />
dit wil zeggen de stagiairs bedrijfsrevisoren<br />
die, na geslaagd te zijn voor <strong>het</strong><br />
bekwaamheidsexamen, de eed van bedrijfsrevisor<br />
nog niet hebben afgelegd,<br />
<strong>als</strong>ook de ontslagnemende natuurlijke<br />
personen die, overeenkomstig artikel 18<br />
van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april<br />
2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />
en <strong>het</strong> openbaar register,<br />
aanspraak kunnen maken op herinschrijving<br />
in <strong>het</strong> openbaar register.<br />
Hoofdstuk IV. – Algemene<br />
vergadering<br />
Art. 6. De gewone algemene vergadering<br />
komt jaarlijks bijeen in de loop van<br />
de tweede helft van de maand april.<br />
De Raad bepaalt de modaliteiten van<br />
oproeping en terbeschikkingstelling van<br />
de documenten.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 193
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
De oproeping vermeldt de agenda, de<br />
plaats, de dag en <strong>het</strong> uur van de vergadering.<br />
Art. 7. Onverminderd <strong>het</strong> bepaalde in<br />
artikel 19, vierde lid, van de wet, moeten<br />
de volmachten voor de algemene vergadering,<br />
om geldig te zijn, aankomen op<br />
<strong>het</strong> Instituut, ten minste vijf kalenderdagen<br />
vóór de datum van de algemene vergadering.<br />
Zij moeten gedateerd en<br />
ondertekend zijn door de volmachtgever<br />
en dienen de identiteit van de volmachtgever,<br />
de identiteit van de gevolmachtigde<br />
en de datum van de algemene<br />
vergadering waarvoor de volmacht geldig<br />
is, te bevatten.<br />
Art. 8. De jaarrekening en de begroting<br />
geven aanleiding tot aparte stemmingen.<br />
De stemming over de begroting slaat<br />
noodzakelijk op de gehele begroting en<br />
brengt mede dat deze bijdragen zijn bepaald<br />
op de bedragen die in aanmerking<br />
werden genomen voor de opstelling van<br />
de begroting.<br />
Binnen de perken van de goedgekeurde<br />
begroting van een boekjaar, is de Raad<br />
ertoe gemachtigd om gedurende de eerste<br />
zes maanden van <strong>het</strong> volgend boekjaar de<br />
bijdragen in de werkingskosten van <strong>het</strong><br />
Instituut te innen en de uitgaven te doen.<br />
Indien de rekening of de begroting niet<br />
wordt goedgekeurd, kan de Raad de algemene<br />
vergadering ten hoogste twee<br />
maanden uitstellen.<br />
Art. 9. In toepassing van de artikelen<br />
21, 26, § 2 en 63, § 2, van de wet kiest de<br />
vergadering:<br />
a) de voorzitter;<br />
b) de ondervoorzitter;<br />
c) de leden van de Raad;<br />
d) de commissarissen belast met de controle<br />
van de jaarrekening;<br />
e) de bedrijfsrevisoren die zetelen in de<br />
Commissie van Beroep.<br />
De voorzitter van de Raad voert de titel<br />
van voorzitter van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De nieuwe titularissen treden onmiddellijk<br />
in functie na de algemene vergadering<br />
die hen heeft aangeduid.<br />
Art. 10. De algemene vergadering die<br />
overeenkomstig artikel 20, tweede lid<br />
van de wet wordt samengeroepen op<br />
vraag van ten minste één vijfde van de<br />
bedrijfsrevisoren natuurlijke personen,<br />
moet ten laatste twee maanden na de datum<br />
van de ontvangst van de aanvraag<br />
worden gehouden.<br />
Art. 11. De oproepingen tot de algemene<br />
vergaderingen vermelden <strong>het</strong> uur, de<br />
plaats en de agenda van de vergadering.<br />
Art. 12. De algemene vergadering kan<br />
enkel over de op haar agenda vermelde<br />
onderwerpen geldig beraadslagen.<br />
Zij wordt voorgezeten door de voorzitter<br />
van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Op elke vergadering worden op voorstel<br />
van de voorzitter ten minste twee en<br />
ten hoogste tien stemopnemers aangewezen<br />
die niet mogen worden gekozen uit<br />
de Raadsleden of uit de kandidaten voor<br />
mandaten waarin de vergadering moet<br />
voorzien.<br />
Art. 13. De besluiten van de algemene<br />
vergadering worden opgenomen in de<br />
notulen die worden ondertekend door de<br />
voorzitter, de secretarissen en twee stemopnemers.<br />
De notulen van de algemene vergaderingen<br />
worden bewaard op de zetel van<br />
<strong>het</strong> Instituut. Op vraag van de bedrijfsrevisoren<br />
worden ze hen meegedeeld.<br />
De voorzitter van <strong>het</strong> Instituut beslist<br />
over de uitreiking van uittreksels die<br />
voor niet-bedrijfsrevisoren zijn bestemd<br />
en ondertekent ze.<br />
Art. 14. § 1. De besluiten van de algemene<br />
vergadering worden bij handopsteken<br />
genomen, tenzij de vergadering<br />
anders beschikt.<br />
§ 2. De stemming is geheim wanneer<br />
zij verkiezingen betreft.<br />
§ 3. Buiten <strong>het</strong> in § 2 bedoelde geval,<br />
kan slechts tot een geheime stemming<br />
worden overgaan middels een schriftelijk<br />
verzoek daartoe vanwege vijftig bedrijfsrevisoren<br />
natuurlijke personen en op<br />
voorwaarde dat dit verzoek ten minste<br />
acht kalenderdagen vóór de datum van de<br />
194 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
algemene vergadering aan <strong>het</strong> Instituut<br />
wordt gericht.<br />
Art. 15. § 1. Wanneer een algemene<br />
vergadering tot verkiezingen moet overgaan,<br />
brengt de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />
de bedrijfsrevisoren hiervan ten<br />
minste twee maanden vóór de bijeenkomst<br />
op de hoogte met vermelding van<br />
de te begeven mandaten. Om ontvankelijk<br />
te zijn, moeten de kandidaturen uiterlijk<br />
één maand vóór de vergadering bij de<br />
voorzitter van <strong>het</strong> Instituut toekomen en<br />
door ten minste tien bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen worden gesteund.<br />
§ 2. Niet verkiesbaar zijn:<br />
a) de bedrijfsrevisoren, die op de uiterste<br />
datum voor de indiening van de<br />
kandidaturen <strong>het</strong> beroep sedert minder<br />
dan vijf jaar uitoefenen;<br />
b) de bedrijfsrevisorenkantoren;<br />
c) zij die, op de uiterste datum voor <strong>het</strong><br />
indienen van de kandidaturen, hun<br />
bijdragen niet hebben betaald;<br />
d) zij die na veroordeling, <strong>het</strong>zij door de<br />
Tuchtcommissie, <strong>het</strong>zij door de<br />
Commissie van Beroep, tot de straf<br />
van de schorsing of de schrapping,<br />
op <strong>het</strong> tijdstip der verkiezingen <strong>het</strong><br />
voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure<br />
die aanhangig is respectievelijk<br />
voor de Commissie van beroep of<br />
<strong>het</strong> Hof van Cassatie;<br />
e) zij die, minder dan drie jaar vóór de<br />
datum van de bijeenkomst van de algemene<br />
vergadering, <strong>het</strong> voorwerp<br />
hebben uitgemaakt van een tuchtrechtelijke<br />
straf anders dan een waarschuwing<br />
of zij die sedert minder dan<br />
vijf jaar een schorsing van minder<br />
dan zes maand en zij die, sedert minder<br />
dan tien jaar, een schorsing van<br />
ten minste zes maanden hebben opgelopen;<br />
de termijn begint te lopen<br />
vanaf <strong>het</strong> tijdstip dat de beslissing definitief<br />
is geworden.<br />
§ 3. Indien <strong>het</strong> aantal regelmatig voorgestelde<br />
kandidaten lager ligt dan <strong>het</strong><br />
dubbel van <strong>het</strong> aantal te begeven mandaten,<br />
kan de Raad op eigen initiatief kandidaten<br />
voordragen, mits <strong>het</strong> akkoord van<br />
deze laatsten.<br />
Indien <strong>het</strong> aantal voorgedragen kandidaten,<br />
in voorkomend geval in toepassing<br />
van <strong>het</strong> vorige lid, gelijk is aan <strong>het</strong> aantal<br />
te begeven mandaten, worden deze kandidaten,<br />
zonder andere vormvereisten<br />
door de algemene vergadering <strong>als</strong> verkozen<br />
verklaard.<br />
§ 4. De mandaten worden toegekend<br />
bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde<br />
bedrijfsrevisoren. Indien<br />
na de tweede stemronde de vereiste<br />
meerderheid niet wordt bereikt, vindt er<br />
een herstemming plaats over de twee<br />
kandidaten die de meeste stemmen hebben<br />
bekomen. Bij staking van stemmen<br />
wordt de deelneming aan de herstemming<br />
bepaald voorrang verlenend aan <strong>het</strong><br />
jongste lid.<br />
Bij de herstemming wordt diegene benoemd<br />
die de meeste stemmen heeft bekomen.<br />
Bij staking van stemmen bij de<br />
derde stembeurt krijgt de jongste kandidaat<br />
de voorkeur.<br />
Wanneer de stemming gelijktijdig betrekking<br />
heeft op de functies van lid en<br />
van plaatsvervangend lid van de Commissie<br />
van Beroep, worden, onverminderd<br />
de voormelde regels, de kandidaten<br />
die bij de eerste stemronde de meeste<br />
stemmen hebben gehaald, aangewezen<br />
<strong>als</strong> effectief lid.<br />
Hoofdstuk V. – De Raad<br />
Art. 16. De Raad kan, in voorkomend<br />
geval binnen de door hem vastgestelde<br />
voorwaarden, de volgende taken aan <strong>het</strong><br />
Uitvoerend Comité delegeren:<br />
1° nagaan en vaststellen of een kandidaat-bedrijfsrevisor<br />
of de entiteit voldoet<br />
aan de voorwaarden voorzien in<br />
de artikelen 5 tot 7 van de wet en, in<br />
voorkomend geval, hem <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />
toelaten;<br />
2° toezicht houden op <strong>het</strong> opmaken en<br />
<strong>het</strong> bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register<br />
overeenkomstig de door onderhavig<br />
reglement opgestelde regels;<br />
3° verzorgen van de publieke toegankelijkheid<br />
van de nodige in <strong>het</strong> openbaar<br />
register opgeslagen gegevens,<br />
zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 11 van <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 30 april 2007<br />
betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />
en <strong>het</strong> openbaar register;<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 195
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
4° de verzekeringscontracten inzake de<br />
burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />
van de bedrijfsrevisoren goedkeuren;<br />
5° beroep aantekenen tegen een beslissing<br />
van de Tuchtcommissie of een<br />
voorziening in cassatie indienen tegen<br />
een beslissing van de Commissie<br />
van Beroep;<br />
6° <strong>het</strong> personeel van <strong>het</strong> Instituut aanwerven<br />
of ontslaan en hun bezoldigingen<br />
vaststellen;<br />
7° aanduiden van <strong>het</strong> Raadslid of <strong>het</strong> gewezen<br />
Raadslid dat zal instaan om de<br />
Raad te vertegenwoordigen ingeval<br />
van huiszoeking ten huize van een<br />
bedrijfsrevisor.<br />
Art. 17. De Raad komt bijeen op uitnodiging<br />
van de voorzitter, telkens <strong>het</strong> belang<br />
van <strong>het</strong> Instituut <strong>het</strong> vereist en ten<br />
minste acht maal per jaar. De oproeping<br />
vermeldt de agenda en is vergezeld van<br />
de vereiste documenten. Behoudens<br />
hoogdringendheid wordt de oproeping<br />
ten minste acht kalenderdagen vóór de<br />
vergadering verzonden.<br />
Art. 18. De voorzitter roept de Raad<br />
bijeen wanneer ten minste vier leden<br />
schriftelijk erom verzoeken. Het verzoek<br />
vermeldt <strong>het</strong> onderwerp dat op de agenda<br />
moet worden geplaatst. De vergadering<br />
vindt plaats ten laatste tien kalenderdagen<br />
na <strong>het</strong> indienen van de aanvraag.<br />
Art. 19. Onverminderd artikel 27 worden<br />
de vergaderingen van de Raad voorgezeten<br />
door de voorzitter van <strong>het</strong><br />
Instituut.<br />
Art. 20. De Raad kan slechts geldig beraadslagen<br />
wanneer tenminste zeven van<br />
zijn leden aanwezig zijn. Volmachten<br />
zijn niet toegestaan.<br />
Drie leden kunnen niettemin vragen<br />
dat een vraag wordt overgedragen naar<br />
een volgende vergadering. Aan deze<br />
vraag kan slechts voorbijgegaan worden<br />
mits akkoord van ten minste zes aanwezige<br />
leden.<br />
Art. 21. De beraadslagingen van de<br />
Raad worden opgenomen in notulen, die<br />
in ontwerp aan de Raadsleden worden<br />
toegestuurd en hen tijdens de volgende<br />
vergadering, ter goedkeuring worden<br />
voorgelegd.<br />
De goedgekeurde notulen worden door<br />
de voorzitter en door ten minste één secretaris<br />
ondertekend; zij worden op de<br />
zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard.<br />
De notulen of de uittreksels ervan mogen<br />
aan de bedrijfsrevisoren of aan derden<br />
enkel worden meegedeeld door twee<br />
leden van <strong>het</strong> Uitvoerend comité die gezamenlijk<br />
optreden. Buiten deze eventuele<br />
mededeling zijn de notulen, even<strong>als</strong> de<br />
beraadslagingen die ze weergeven, vertrouwelijk.<br />
Door de Raad kan worden besloten dat<br />
bepaalde documenten die door hem zijn<br />
goedgekeurd en die <strong>als</strong> bijlage bij de<br />
notulen van de vergadering worden gevoegd,<br />
niet aan de bedrijfsrevisoren worden<br />
toegezonden; deze kunnen er steeds<br />
inzage van krijgen op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Art. 22. De Raad mag in zijn midden<br />
alle door hem nuttig geachte comités oprichten.<br />
Hij stelt de bevoegdheden ervan<br />
vast. De voorzitter en de ondervoorzitter<br />
van de Raad zijn van ambtswege lid van<br />
elk comité.<br />
De Raad mag eveneens permanente<br />
commissies of technische werkgroepen<br />
oprichten die hij nodig acht tot verwezenlijking<br />
van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De Raad kan personen extern aan <strong>het</strong> Instituut<br />
vragen hieraan deel te nemen. Enkel<br />
natuurlijke personen kunnen ervan lid<br />
zijn en dit ten persoonlijke titel. Volmachten<br />
zijn bijgevolg niet toegestaan.<br />
De comités, commissies en werkgroepen<br />
leggen hun besluiten voor aan de<br />
Raad.<br />
Art. 23. §1. De eventuele vergoedingsmodaliteiten<br />
of presentiegelden die<br />
verband houden met de deelneming aan<br />
de comités, commissies en werkgroepen<br />
worden door de Raad bepaald binnen de<br />
grenzen van de door de algemene vergadering<br />
vastgestelde begroting.<br />
§ 2. De Raad kan toestaan dat aan zijn<br />
leden en aan de leden van de comités,<br />
commissies en werkgroepen worden terugbetaald:<br />
196 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
a) de reis- en andere kosten die zij maken<br />
om de regelmatig samengeroepen<br />
vergaderingen van de Raad, van<br />
een comité, commissie of werkgroep<br />
bij te wonen of om de opdrachten te<br />
vervullen, die hen door de Raad of<br />
met zijn instemming zijn toevertrouwd;<br />
b) de door hen en met <strong>het</strong> akkoord van<br />
de Raad in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> Instituut<br />
gedane uitgaven.<br />
§ 3. De Raad kan, binnen de grenzen<br />
van de begroting goedgekeurd door de<br />
algemene vergadering, de functie- en de<br />
kostenvergoedingen van de voorzitter en<br />
de ondervoorzitter vastleggen, <strong>als</strong>ook<br />
van andere personen belast met specifieke<br />
functies.<br />
Art. 24. § 1. Het dagelijks bestuur in<br />
de zin van artikel 22, § 4 van de wet omvat<br />
<strong>het</strong> afhandelen van de lopende zaken,<br />
<strong>het</strong> toezicht over de financiële toestand<br />
van <strong>het</strong> Instituut, de leiding van <strong>het</strong> personeel<br />
en alle andere door de Raad bepaalde<br />
opdrachten met uitzondering<br />
evenwel van de door de wet of <strong>het</strong> reglement<br />
uitdrukkelijk aan de Raad toevertrouwde<br />
bevoegdheden.<br />
§ 2. Het Uitvoerend Comité bestaat ten<br />
minste uit de voorzitter en de ondervoorzitter.<br />
§ 3. Telkens wanneer de Raad vergadert,<br />
brengt <strong>het</strong> Uitvoerend Comité of de<br />
voorzitter verslag uit over <strong>het</strong> bestuur. De<br />
notulen van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité worden<br />
aan de leden van de Raad overgemaakt.<br />
Art. 25. Behoudens de artikelen 13, 21<br />
en 27 en de ondertekeningsmachtiging<br />
waartoe de Raad zou beslissen, moeten<br />
alle stukken die van <strong>het</strong> Instituut uitgaan,<br />
om <strong>het</strong> Instituut te verbinden, getekend<br />
zijn door de voorzitter of door de ondervoorzitter.<br />
Art. 26. § 1. Het lidmaatschap van de<br />
Raad vervalt van rechtswege, wanneer de<br />
betrokkene ophoudt bedrijfsrevisor te<br />
zijn of <strong>als</strong> tuchtsanctie een schorsing oploopt,<br />
van welke duur deze ook moge<br />
zijn, die in kracht van gewijsde is gegaan.<br />
§ 2. Behoudens ziekte, indien een<br />
raadslid tijdens vier opeenvolgende vergaderingen<br />
afwezig is, wordt hij door de<br />
voorzitter uitgenodigd om uitleg te verschaffen<br />
op de volgende vergadering van<br />
de Raad. Indien hij niet aanwezig is op<br />
die vergadering, of indien de Raad de<br />
motivering voor de afwezigheid niet kan<br />
aanvaarden, wordt <strong>het</strong> ontslag van <strong>het</strong> lid<br />
door de eerstvolgende algemene vergadering<br />
vastgesteld en voorziet deze in zijn<br />
vervanging.<br />
§ 3. Het ontslag van een lid van de<br />
Raad is slechts geldig ingediend wanneer<br />
<strong>het</strong> schriftelijk aan de voorzitter van <strong>het</strong><br />
Instituut is gericht.<br />
§ 4. De jaarlijkse algemene vergadering<br />
voorziet in de vacatures. Wanneer<br />
meer dan twee mandaten zijn opengevallen,<br />
moet de Raad, ten laatste twee maanden<br />
na <strong>het</strong> vacant worden van <strong>het</strong> derde<br />
mandaat, een algemene vergadering samenroepen<br />
ten einde tot de verkiezing<br />
van de nieuwe leden over te gaan.<br />
Hoofdstuk VI. – Functies van de<br />
voorzitter, de ondervoorzitter, de<br />
secretaris en de penningmeester<br />
Art. 27. In geval van afwezigheid of<br />
verhindering van de voorzitter worden<br />
zijn functies uitgeoefend door de ondervoorzitter<br />
of, bij gebreke daaraan, door<br />
<strong>het</strong> Raadslid met de grootste anciënniteit<br />
binnen de Raad, dat zelf niet afwezig of<br />
verhinderd is.<br />
Art. 28. De secretarissen houden toezicht<br />
op de organisatie en de werking van<br />
<strong>het</strong> secretariaat, op <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong><br />
openbaar register en op <strong>het</strong> bewaren van<br />
<strong>het</strong> archief. Zij zijn belast met <strong>het</strong> secretariaat<br />
van de algemene vergadering. Zij<br />
bereiden de algemene vergaderingen en<br />
de vergaderingen van de Raad voor,<br />
even<strong>als</strong> de erop betrekking hebbende notulen.<br />
Art. 29. De penningmeester is de bewaarder<br />
van alle roerende goederen van<br />
<strong>het</strong> Instituut. Hij zorgt voor <strong>het</strong> innen van<br />
de bijdragen en van alle aan <strong>het</strong> Instituut<br />
verschuldigde sommen en geeft kwijting.<br />
Zonder afbreuk te doen aan gelijkaardige<br />
bevoegdheden toegekend aan de le-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 197
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
den van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité mag hij<br />
alle door de Raad of <strong>het</strong> Uitvoerend Comité<br />
toegestane betalingen uitvoeren.<br />
Hij stelt <strong>het</strong> ontwerp van jaarrekening<br />
en <strong>het</strong> ontwerp van begroting op en legt<br />
deze voor aan de Raad.<br />
Op <strong>het</strong> einde van elk trimester legt hij<br />
aan de Raad een overzicht van de financiële<br />
toestand voor, vergezeld van een<br />
staat van de uitvoering van de begroting.<br />
Hoofdstuk VII. – Jaarrekening en<br />
begroting<br />
Art. 30. § 1. De Raad stelt de inhoud<br />
van <strong>het</strong> rekeningenstelsel vast en bepaalt<br />
de waarderingsregels, met naleving van<br />
de regels opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit van 19 december 2003 betreffende<br />
de boekhoudkundige verplichtingen<br />
en de openbaarmaking van de jaarrekening<br />
van bepaalde verenigingen zonder<br />
winstoogmerk, internationale verenigingen<br />
zonder winstoogmerk en stichtingen.<br />
§ 2. Ten laatste op 10 maart van elk<br />
jaar legt de penningmeester aan de Raad<br />
voor:<br />
a) een ontwerp van jaarrekening van <strong>het</strong><br />
Instituut afgesloten op 31 december;<br />
b) een ontwerp van begroting voor <strong>het</strong><br />
nieuwe jaar.<br />
§ 3. De Raad sluit de jaarrekening af;<br />
deze moet een getrouw beeld geven van<br />
<strong>het</strong> patrimonium, de financiële toestand<br />
en de resultaten van <strong>het</strong> Instituut over <strong>het</strong><br />
afgelopen jaar.<br />
Deze wordt opgesteld in overeenstemming<br />
met de regels vastgelegd in de eerste<br />
paragraaf van <strong>het</strong> in onderhavig<br />
artikel genoemde koninklijk besluit van<br />
19 december 2003.<br />
§ 4. De Raad legt ze uiterlijk één<br />
maand vóór de datum vastgesteld voor de<br />
algemene vergadering voorgeschreven<br />
bij artikel 6 ter verificatie aan de commissarissen<br />
voor, die hun verslag ten<br />
minste vijftien kalenderdagen vóór de<br />
vergadering moeten voorleggen.<br />
§ 5. De jaarrekening en <strong>het</strong> verslag van<br />
de commissarissen even<strong>als</strong> <strong>het</strong> ontwerp<br />
van begroting worden bij de uitnodiging<br />
voor de algemene vergadering gevoegd<br />
op de wijze bepaald door de Raad overeenkomstig<br />
artikel 6.<br />
Hoofdstuk VIII. – Periodieke<br />
mededeling door de<br />
bedrijfsrevisoren<br />
Art. 31. § 1. De bedrijfsrevisoren<br />
brengen <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />
opdrachten die zij uitvoeren of hebben<br />
uitgevoerd in <strong>het</strong> kader van hun beroepsactiviteit.<br />
§ 2. De bedrijfsrevisoren die één of<br />
meerdere commissarismandaten in een<br />
organisatie van openbaar belang uitoefenen,<br />
delen jaarlijks aan <strong>het</strong> Instituut de<br />
hyperlink mee naar <strong>het</strong> deel van de website<br />
waar de in artikel 15 van de wet bedoelde<br />
informatie is bekendgemaakt.<br />
§ 3. De Raad bepaalt de vorm, de gedetailleerde<br />
inhoud en de periodiciteit van<br />
de informatie bedoeld in de eerste en<br />
tweede paragraaf.<br />
§ 4. De bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />
personen die hun activiteiten uitvoeren<br />
middels een bedrijfsrevisorenkantoor, ingeschreven<br />
in <strong>het</strong> openbaar register, zijn<br />
vrijgesteld van de verplichtingen opgenomen<br />
in de voorafgaande paragrafen<br />
wanneer zij hun gehele beroepsactiviteit<br />
in dit kantoor hebben ingebracht.<br />
Hoofdstuk IX. – Mededelingsmodaliteiten<br />
Art. 32. § 1. De mededelingen met<br />
een individuele draagwijdte tussen <strong>het</strong><br />
Instituut en een bedrijfsrevisor, even<strong>als</strong><br />
de mededelingen tussen een bedrijfsrevisor<br />
en <strong>het</strong> Instituut, gebeuren bij aangetekende<br />
brief of bij deurwaardersexploot.<br />
Bij gebreke daaraan worden de termijnen<br />
voorzien in de wet of haar uitvoeringsbesluiten<br />
geacht nog niet te zijn beginnen<br />
lopen, en/of de mededeling zal door zijn<br />
bestemmeling kunnen worden beschouwd<br />
<strong>als</strong> niet gebeurd zijnde. De mededelingen<br />
gebeuren steeds in de taal<br />
waarin de bedrijfsrevisor in <strong>het</strong> openbaar<br />
register is ingeschreven.<br />
§ 2. De mededelingen van <strong>het</strong> Instituut<br />
met een algemene draagwijdte ten aan-<br />
198 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />
zien van de bedrijfsrevisoren gebeuren in<br />
de door de Raad vastgestelde vorm. Het<br />
voorwerp van de mededelingen met een<br />
algemene draagwijdte, die de Raad zou<br />
beslissen te doen in elektronische vorm,<br />
wordt vermeld in een bericht dat via de<br />
post aan de bedrijfsrevisoren wordt toegezonden.<br />
§ 3. In <strong>het</strong> geval dat de bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon zijn woonplaats niet<br />
in België heeft of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
waaraan hij verbonden is niet in<br />
België gevestigd is, dient deze in België<br />
over een vestiging te beschikken. De dossiers,<br />
akten, documenten en briefwisseling<br />
die verband houden met de<br />
beroepsactiviteit in België dienen er te<br />
worden bewaard behoudens in geval van<br />
tijdelijke afwezigheid om redenen van de<br />
opdracht en onder de verantwoordelijkheid<br />
van de bedrijfsrevisor.<br />
Hoofdstuk X. – Terechtwijzing<br />
Art. 33. § 1. Onverminderd andere<br />
strengere wettelijke of reglementaire bepalingen,<br />
zal, overeenkomstig artikel 37<br />
van de wet, een terechtwijzing worden<br />
gericht aan elke bedrijfsrevisor die verzuimt<br />
om <strong>het</strong> Instituut, binnen de voorziene<br />
termijnen, mededeling te doen van<br />
inlichtingen of documenten waartoe hij is<br />
gehouden.<br />
Hetzelfde geldt voor een bedrijfsrevisor<br />
die in gebreke blijft om binnen de<br />
voorziene termijnen alle of een gedeelte<br />
van de bijdragen, waaraan hij is onderworpen,<br />
te betalen of <strong>het</strong> document over<br />
te maken dat bedoeld is tot vaststelling<br />
van een bijdrage.<br />
§ 2. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />
wordt door de Raad ingetrokken in de<br />
gevallen bedoeld in artikel 8, § 3 van de<br />
wet.<br />
Hoofdstuk XI. – Normen en<br />
aanbevelingen<br />
Art. 34. § 1. De Raad wordt op de<br />
hoogte gebracht door de Hoge Raad voor<br />
de Economische Beroepen van de domeinen<br />
die niet gedekt worden door maatregelen<br />
genomen op Europees niveau,<br />
waarin deze laatste een leemte in normatieve<br />
en reglementaire teksten heeft vastgesteld.<br />
§ 2. De normen en aanbevelingen zo<strong>als</strong><br />
bedoeld in artikel 30 van de wet, even<strong>als</strong><br />
hun bijwerkingen, worden openbaar gemaakt<br />
op papier en op de website van <strong>het</strong><br />
Instituut, alwaar <strong>het</strong> publiek hiervan inzage<br />
kan nemen; zij worden tevens per<br />
post overgemaakt aan de Hoge Raad voor<br />
de Economische Beroepen.<br />
Hoofdstuk XII. – Slotbepalingen<br />
Art. 35. § 1. Het koninklijk besluit<br />
van 20 april 1989 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />
huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> gewijzigd<br />
door <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />
12 maart 2000, wordt opgeheven.<br />
§ 2. De artikelen 4 en 5, <strong>als</strong>ook 29 tot<br />
36 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />
10 januari 1994 betreffende de plichten<br />
van de bedrijfsrevisoren worden opgeheven.<br />
§ 3. De Raad deelt, op basis van een<br />
werkprogramma voorgesteld door de<br />
Raad, aan de Hoge Raad voor de Economische<br />
Beroepen de normen, aanbevelingen,<br />
adviezen, omzendbrieven en<br />
mededelingen mee, zo<strong>als</strong> goedgekeurd<br />
door de Raad voor de inwerkingtreding<br />
van onderhavig besluit.<br />
Art. 36. Het koninklijk besluit van<br />
15 mei 1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />
in de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut<br />
der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd<br />
door de wet van 21 februari 1985, wordt<br />
opgeheven.<br />
Art. 37. Dit besluit treedt in werking<br />
op 31 augustus 2007.<br />
Artikel 30 is voor de eerste maal van<br />
toepassing op <strong>het</strong> boekjaar dat een aanvang<br />
neemt na 31 augustus 2007.<br />
Art. 38. Onze Minister van Economie<br />
wordt belast met de uitvoering van dit<br />
besluit.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 199
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
18.6 Koninklijk Besluit van 26 april 2007 tot organisatie van<br />
<strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong><br />
tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren<br />
(B.S., 27 april 2007)<br />
Verslag aan de Koning<br />
Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />
hebben <strong>het</strong> aan Uwe Majesteit ter ondertekening<br />
voor te leggen, heeft tot doel om<br />
de bepalingen betreffende de organisatie<br />
van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
even<strong>als</strong> <strong>het</strong> tuchtreglement van de bedrijfsrevisoren<br />
aan te passen in <strong>het</strong> kader<br />
van de omzetting van de bepalingen van<br />
de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd<br />
door <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />
de Raad op 17 mei 2006, betreffende de<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen, tot<br />
wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG<br />
en 83/349/EEG van de Raad, en houdende<br />
intrekking van Richtlijn 84/253/EEG<br />
van de Raad die werd bekendgemaakt in<br />
<strong>het</strong> Publicatieblad van de Europese Unie<br />
van 9 juni 2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />
Artikelsgewijze commentaar<br />
Hoofdstuk I. – Definities<br />
Artikel 1. Het eerste hoofdstuk (artikel<br />
1) beschrijft de in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
gebruikte definities.<br />
Hoofdstuk II. – Algemeen beginsel<br />
Art. 2. Het tweede hoofdstuk (artikel 2)<br />
poneert <strong>het</strong> algemeen beginsel dat de<br />
tuchtvordering onderscheiden is van de<br />
strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering.<br />
Hoofdstuk III. – Het onderzoek<br />
van de dossiers en de beslissing tot<br />
tuchtverwijzing<br />
Het derde hoofdstuk (artikelen 3 tot 24)<br />
beschrijft <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers<br />
en de beslissing tot tuchtverwijzing. Dit<br />
hoofdstuk is onderverdeeld in 3 afdelingen:<br />
toezicht, kwaliteitscontrole en de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
Afdeling I. – Toezicht<br />
Een eerste opvallende nieuwigheid is <strong>het</strong><br />
feit dat de werking van de Commissie<br />
van Toezicht in een koninklijk besluit zal<br />
worden opgenomen (artikelen 3 tot 7).<br />
Art. 3. Naar aanleiding van de bemerking<br />
van de Raad van State, is verduidelijkt<br />
dat de Commissie van toezicht<br />
belast is met de ondersteuning van de<br />
Raad in zijn opdracht van toezicht op de<br />
uitoefening door de bedrijfsrevisoren van<br />
hun beroep, met uitzondering van de<br />
kwaliteitscontrole (artikel 3, § 1).<br />
Artikel 3, § 2 voorziet dat deze Commissie<br />
is samengesteld uit maximaal twaalf<br />
bedrijfsrevisoren, benoemd door de<br />
Raad.<br />
Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />
benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />
Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />
Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />
een effectief lid of plaatsvervanger vervallen<br />
is, blijft hij in functie tot aan zijn<br />
herbenoeming of de benoeming van zijn<br />
opvolger (artikel 3, § 4).<br />
De voorzitter en de plaatsvervangende<br />
voorzitter worden benoemd door de Raad<br />
onder de leden van de Commissie van<br />
Toezicht (artikel 3, § 5).<br />
Art. 4. De opdracht van de Commissie<br />
van Toezicht is opgenomen in artikel 4,<br />
met name <strong>het</strong> onderzoeken van zowel de<br />
deontologische houding, de naleving van<br />
de wettelijke en reglementaire bepalingen<br />
en alle andere voorschriften van toepassing<br />
op <strong>het</strong> beroep, even<strong>als</strong> de<br />
technische kwaliteit van de activiteiten<br />
200 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
van de bedrijfsrevisoren. Dit onderzoek<br />
gebeurt <strong>het</strong>zij op eigen initiatief, <strong>het</strong>zij<br />
op vraag van de Raad, <strong>het</strong>zij na een<br />
klacht.<br />
Naar aanleiding van de bemerking van de<br />
Raad van State, is verduidelijkt dat de<br />
Commissie van toezicht voorstellen aan<br />
de Raad formuleert, in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />
artikel 52 van de wet, dat aan de Raad de<br />
bevoegdheid voor <strong>het</strong> vooronderzoek in<br />
tuchtzaken toevertrouwt, onverminderd<br />
de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling (artikel 4, § 1).<br />
Als een klacht wordt beschouwd, iedere<br />
mededeling, op naam, gedagtekend en<br />
ondertekend, gericht aan <strong>het</strong> Instituut<br />
waarin verwijten geuit worden tegen een<br />
bedrijfsrevisor, voor zover dit expliciet<br />
en uitdrukkelijk <strong>als</strong> een klacht wordt<br />
voorgesteld.<br />
De Commissie handelt in naam en voor<br />
rekening van de Raad. Overeenkomstig<br />
de verplichtingen opgelegd door de artikelen<br />
29 en volgende van de Richtlijn inzake<br />
public oversight, komt <strong>het</strong> toe aan<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
om aangaande deze materie de voorstellen<br />
van de Raad goed te keuren of te<br />
weigeren.<br />
Art. 5. De tweede belangrijke nieuwigheid<br />
is ingeschreven in <strong>het</strong> artikel 5. De<br />
Commissie van Toezicht kan <strong>het</strong> onderzoek<br />
van de dossiers delegeren aan één<br />
of meer verslaggevers, al dan niet lid van<br />
de Commissie, die de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor vervullen, die de voorwaarden<br />
van verkiesbaarheid voor de<br />
Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor bezitten.<br />
Art. 6. De rechten en verplichtingen<br />
van de bedrijfsrevisor wiens dossier in<br />
behandeling is bij de Commissie van<br />
Toezicht worden uiteengezet in <strong>het</strong> artikel<br />
6.<br />
De betrokken bedrijfsrevisor heeft <strong>het</strong><br />
recht om in de loop van <strong>het</strong> onderzoek<br />
door de aangeduide verslaggevers gehoord<br />
te worden. Met <strong>het</strong> oog hierop, zal<br />
hij hierover worden geïnformeerd minstens<br />
vijftien dagen vóór de datum waarop<br />
hij zal kunnen worden gehoord.<br />
Zolang de tuchtprocedure niet wordt gevat,<br />
heeft de betrokken bedrijfsrevisor<br />
geen toegang tot <strong>het</strong> dossier in vooronderzoek.<br />
Bij gebrek aan aanduiding van<br />
een verslaggever delen de Commissie<br />
van Toezicht of de Raad, al naar gelang<br />
<strong>het</strong> geval, aan de bedrijfsrevisor alle elementen<br />
mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />
zou kunnen worden besloten<br />
en laten ze hem een termijn van vijftien<br />
dagen om zijn eventuele bemerkingen te<br />
laten geworden.<br />
Het behoort tot de beroepsplicht van de<br />
bedrijfsrevisor om alles in <strong>het</strong> werk te<br />
stellen om te antwoorden op de vraag tot<br />
verhoor of tot commentaar uitgaande van<br />
de verslaggever(s), van de Raad of van<br />
de Commissie van Toezicht.<br />
De bedrijfsrevisor waakt erover om persoonlijk<br />
te antwoorden op de uitnodigingen<br />
om gehoord te worden of om<br />
persoonlijk zijn bemerkingen te formuleren.<br />
Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />
of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />
bij <strong>het</strong> formuleren van zijn bemerkingen.<br />
De verslaggever(s) stel(t)(len) een verslag<br />
van dit eventueel verhoor op. Dit<br />
verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />
die over een termijn van vijftien<br />
dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />
formuleren. Deze procedure inzake de<br />
inlichtingen van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
waarvan de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon de vertegenwoordiger<br />
is heeft enkel betrekking op de bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon die <strong>het</strong> voorwerp<br />
uitmaakt van <strong>het</strong> onderzoek (§ 7).<br />
Art. 7. Artikel 7 stipuleert de geldigheid<br />
en de wijze van beraadslaging binnen<br />
de Commissie van Toezicht.<br />
Afdeling II. – Kwaliteitscontrole<br />
Een andere opvallende nieuwigheid is<br />
<strong>het</strong> feit dat de werking van de Commissie<br />
Kwaliteitscontrole voortaan ook in een<br />
koninklijk besluit zal worden vastgelegd<br />
(artikelen 8 tot 14).<br />
Art. 8. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />
is belast met de organisatie van de<br />
kwaliteitscontrole.<br />
In zijn advies stelt de Raad van State vast<br />
dat de Commissie Kwaliteitscontrole in<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 201
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
de schoot van <strong>het</strong> Instituut wordt opgericht.<br />
De Raad van State stelt de vraag<br />
naar de conformiteit van deze bepaling<br />
met <strong>het</strong> artikel 29.1.b) en c) van de Richtlijn,<br />
volgens <strong>het</strong>welk de financiering van<br />
<strong>het</strong> systeem van kwaliteitscontrole afdoende<br />
verzekerd moet zijn en gevrijwaard<br />
moet zijn tegen enigerlei<br />
ongewenste beïnvloeding door wettelijke<br />
auditors en auditkantoren en volgens<br />
<strong>het</strong>welk aan <strong>het</strong> systeem van kwaliteitscontrole<br />
voldoende middelen moeten zijn<br />
toegewezen.<br />
In antwoord op de vraag vanwege de<br />
Raad van State, dient vooreerst te worden<br />
onderstreept dat <strong>het</strong> artikel 46, § 2, van<br />
de wet bepaalt dat de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling bevoegd is voor de<br />
goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />
door de Raad te verrichten kwaliteitscontroles.<br />
Deze bevoegdheid houdt in dat de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling zich<br />
moet kunnen uitspreken over de toereikendheid<br />
van de financiële middelen speciaal<br />
toegewezen aan de realisatie van dit<br />
werkprogramma.<br />
Vanuit de bezorgdheid om duidelijkheid,<br />
is artikel 8, § 1, van <strong>het</strong> besluit in deze<br />
zin aangevuld, teneinde te antwoorden op<br />
voormelde vraag van de Raad van State.<br />
Het minimumbedrag van <strong>het</strong> jaarlijks<br />
werkingsbudget dat speciaal door de<br />
Raad wordt toegewezen aan de werkzaamheden<br />
van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
wordt bepaald op<br />
200.000 euros. Het werkingsbudget moet<br />
toelaten om onder meer de vergoedingen<br />
die worden gestort aan de personen die<br />
belast zijn met de kwaliteitscontrole en<br />
aan de leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
te dekken.<br />
Bovendien is de financiering van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling, die<br />
<strong>het</strong> toezichtsorgaan is met de eindverantwoordelijkheid<br />
over <strong>het</strong> systeem van<br />
kwaliteitscontrole, en die bevoegd is om,<br />
in voorkomend geval, experten aan te<br />
duiden, onder meer onder de verslaggevers,<br />
bepaald in de wet en eveneens afdoende<br />
verzekerd en gevrijwaard tegen<br />
enigerlei ongewenste beïnvloeding door<br />
wettelijke auditors en auditkantoren.<br />
Uit <strong>het</strong>geen voorafgaat, volgt dat de vereisten<br />
bepaald in voormeld artikel<br />
29.1.b) en c) van de Richtlijn zijn nageleefd.<br />
Artikel 8, § 2 voorziet dat deze Commissie<br />
is samengesteld uit maximaal twaalf<br />
bedrijfsrevisoren, benoemd door de<br />
Raad.<br />
Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />
benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />
Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />
Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />
een effectief lid of plaatsvervanger vervallen<br />
is, blijft hij in functie tot aan zijn<br />
herbenoeming of de benoeming van zijn<br />
opvolger (art. 8, § 4).<br />
De voorzitter en de plaatsvervangende<br />
voorzitter worden benoemd door de Raad<br />
onder de leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
(artikel 8, § 5).<br />
Art. 9. De bevoegdheden van de Commissie<br />
Kwaliteitscontrole zijn vervat in<br />
artikel 9. De Commissie handelt in naam<br />
en voor rekening van de Raad en zonder<br />
afbreuk te doen aan de bevoegdheden<br />
van de Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
Overeenkomstig de verplichtingen opgelegd<br />
door de artikelen 29 en volgende<br />
van de Richtlijn inzake public oversight,<br />
komt <strong>het</strong> toe aan de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling om aangaande<br />
deze materie de voorstellen van de Raad<br />
goed te keuren of te weigeren.<br />
De Commissie Kwaliteitscontrole:<br />
1. stelt aan de Raad de normen inzake<br />
de kwaliteitscontrole voor, zonder afbreuk<br />
te doen aan <strong>het</strong> extern toezicht<br />
op de Raad;<br />
2. stelt aan de Raad de leidraden van de<br />
inspecteurs, overeenkomstig artikel<br />
33, § 2 van de wet, voor <strong>het</strong> uitvoeren<br />
van kwaliteitscontrole van de bedrijfsrevisoren<br />
voor, zonder afbreuk<br />
te doen aan <strong>het</strong> extern toezicht op de<br />
Raad;<br />
3. stelt jaarlijks aan de Raad de lijst<br />
voor van de bedrijfsrevisoren die onderworpen<br />
zijn aan de kwaliteitscon-<br />
202 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
trole, zonder afbreuk te doen aan <strong>het</strong><br />
extern toezicht op de Raad;<br />
4. stelt aan de Raad de lijst van de inspecteurs,<br />
overeenkomstig artikel 33,<br />
§ 2 van de wet, voor die kwaliteitscontroles<br />
bij bedrijfsrevisoren kunnen<br />
uitvoeren, zonder afbreuk te<br />
doen aan <strong>het</strong> extern toezicht op de<br />
Raad, en stelt aan elke bedrijfsrevisor,<br />
te onderwerpen aan een kwaliteitscontrole,<br />
de namen van de inspecteurs,<br />
vermeld in voorvermelde<br />
lijst, voor die deze controle zouden<br />
kunnen uitvoeren;<br />
5. superviseert <strong>het</strong> verloop van de kwaliteitscontroles<br />
en onderzoekt de resultaten<br />
van deze, vooraleer ze over<br />
te maken aan de Raad;<br />
6. controleert de toepassing van de verplichting<br />
van de permanente vorming<br />
overeenkomstig de norm inzake permanente<br />
vorming voorzien in artikel<br />
31 van de Wet.<br />
Art. 10. Artikel 10 beschrijft <strong>het</strong> doel<br />
van de kwaliteitscontrole en legt vast dat<br />
de kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd in<br />
overeenstemming met de normen inzake<br />
kwaliteitscontrole, bepaald overeenkomstig<br />
artikel 33, § 6 van de wet (artikel 10,<br />
§1).<br />
De selectie van de inspecteurs, overeenkomstig<br />
artikel 33, § 2 van de wet, wordt<br />
uitgevoerd volgens een objectieve procedure,<br />
overeenkomstig de normen inzake<br />
de kwaliteitscontrole, ontworpen om elk<br />
belangenconflict tussen deze inspecteurs<br />
en de bedrijfsrevisor of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
onderworpen aan een controle,<br />
te vermijden.<br />
De inspecteurs beschikken over passende<br />
beroepskwalificaties en relevante beroepservaring,<br />
en hebben tevens een specifieke<br />
opleiding voor de uitvoering van<br />
kwaliteitscontroles genoten, overeenkomstig<br />
de normen inzake kwaliteitscontrole.<br />
De kwaliteitscontrole is een onderzoeksprocedure<br />
van de professionele activiteit<br />
van een bedrijfsrevisor. Deze heeft onder<br />
meer tot doel na te gaan dat de gecontroleerde<br />
bedrijfsrevisor en/of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
beschikt over een<br />
organisatie die aangepast is aan de aard<br />
en de omvang van haar activiteiten. Deze<br />
controle beoogt eveneens <strong>het</strong> publiek en<br />
de toezichthouders ervan te overtuigen<br />
dat de bedrijfsrevisoren hun werkzaamheden<br />
uitoefenen overeenkomstig de<br />
controlenormen en de toepasselijke deontologische<br />
regels.<br />
De kwaliteitscontrole, op basis van een<br />
adequate toetsing van een selectie van<br />
controledossiers, omvat onder meer een<br />
evaluatie van de naleving van de toepasselijke<br />
controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />
van de kwantiteit en<br />
kwaliteit van ingezette middelen, van de<br />
door de bedrijfsrevisor in rekening gebrachte<br />
honoraria voor controles en van<br />
<strong>het</strong> systeem van interne kwaliteitscontrole<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Art. 11. Een andere opvallende nieuwigheid<br />
wordt weergegeven in artikel 11.<br />
De Commissie Kwaliteitscontrole kan<br />
<strong>het</strong> onderzoek van de dossiers delegeren<br />
aan één of meer verslaggevers, die de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor vervullen,<br />
die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />
voor de Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor<br />
bezitten.<br />
Art. 12. De rechten en verplichtingen<br />
van de bedrijfsrevisor, waarvan <strong>het</strong> dossier<br />
in behandeling is bij de Commissie<br />
Kwaliteitscontrole, zijn uiteengezet in artikel<br />
12.<br />
De gecontroleerde bedrijfsrevisor heeft<br />
<strong>het</strong> recht om in de loop van <strong>het</strong> onderzoek<br />
door de aangeduide verslaggevers<br />
gehoord te worden. Met <strong>het</strong> oog hierop,<br />
zal hij hierover worden geïnformeerd<br />
minstens vijftien dagen vóór de datum<br />
waarop hij zal kunnen worden gehoord.<br />
Zolang de tuchtprocedure niet wordt gevat,<br />
heeft de betrokken bedrijfsrevisor<br />
geen toegang tot <strong>het</strong> dossier in vooronderzoek.<br />
Bij gebrek aan aanduiding van<br />
een verslaggever delen de Commissie<br />
Kwaliteitscontrole of de Raad, al naar gelang<br />
<strong>het</strong> geval, aan de gecontroleerde alle<br />
elementen mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />
zou kunnen worden besloten<br />
en laten ze hem een termijn van vijftien<br />
dagen om zijn eventuele bemerkingen te<br />
laten geworden.<br />
Het behoort tot de beroepsplicht van de<br />
gecontroleerde bedrijfsrevisor om alles<br />
in <strong>het</strong> werk te stellen om te antwoorden<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 203
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
op de vraag tot verhoor of tot commentaar<br />
uitgaande van de verslaggever(s),<br />
van de Raad of van de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />
De bedrijfsrevisor waakt erover om persoonlijk<br />
te antwoorden op de uitnodigingen<br />
om gehoord te worden of om<br />
persoonlijk zijn bemerkingen te formuleren.<br />
Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />
of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />
bij <strong>het</strong> formuleren van zijn bemerkingen.<br />
De verslaggever(s) ma(a)k(t)(en) een<br />
verslag van dit eventueel verhoor. Dit<br />
verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />
die over een termijn van vijftien<br />
dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />
formuleren. Deze procedure inzake de<br />
inlichtingen van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
waarvan de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon de vertegenwoordiger<br />
is, heeft enkel betrekking op de bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon die <strong>het</strong> voorwerp<br />
uitmaakt van de kwaliteitscontrole<br />
(§ 7).<br />
Art. 13. Artikel 13 stipuleert de geldigheid<br />
en de wijze van beraadslaging binnen<br />
de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />
De leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
onthouden zich ervan om te zetelen<br />
bij elke beraadslaging of beslissing<br />
waarvoor hun onafhankelijkheid of hun<br />
objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou kunnen<br />
komen.<br />
Overeenkomstig <strong>het</strong> advies van de Raad<br />
van State is artikel 13, § 2, aangevuld<br />
met een bepaling volgens dewelke de betrokken<br />
leden voor de behandeling van<br />
de desbetreffende dossiers worden vervangen<br />
door plaatsvervangende leden.<br />
Art. 14. Wanneer een bedrijfsrevisor<br />
geen gevolg geeft binnen een redelijke<br />
termijn aan de voorgestelde aanbevelingen<br />
volgend op een kwaliteitscontrole,<br />
kan de Raad, zo nodig, naar gelang de<br />
ernst van de vastgestelde tekortkomingen,<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
adiëren.<br />
Dit weerhoudt de Raad echter niet om de<br />
bedrijfsrevisor door te verwijzen naar<br />
tucht zonder dat de procedure van de<br />
kwaliteitscontrole volledig werd afgerond.<br />
Afdeling III. – Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling<br />
De artikelen 15 tot 23 hebben betrekking<br />
op de oprichting en de organisatie van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
welke de belangrijkste nieuwigheid omvat.<br />
Art. 15. De oprichting van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling even<strong>als</strong><br />
de benoeming van haar verslaggevers<br />
zijn bij wet geregeld. Gelet op hun onafhankelijkheid<br />
wordt een cooling offperiode<br />
voorzien van zes maanden na <strong>het</strong><br />
beëindigen van hun mandaat en wordt de<br />
procedure vastgelegd in geval er zich een<br />
belangenconflict voordoet.<br />
Art. 16. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling stelt haar huishoudelijk reglement<br />
op en legt <strong>het</strong> ter goedkeuring<br />
voor aan de Minister die bevoegd is voor<br />
Economie.<br />
Art. 17. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling kan haar administratief<br />
personeel in dienst nemen voor de uitvoering<br />
van haar opdrachten en legt de<br />
vergoedingen voor de prestaties van dit<br />
personeel vast.<br />
Art. 18. Artikel 18 bepaalt dat de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling elk<br />
jaar haar begroting opstelt, op basis van<br />
de berekening van de kosten van <strong>het</strong> afgelopen<br />
jaar, met <strong>als</strong> maximum <strong>het</strong>geen<br />
bepaald is in artikel 45, § 3 van de wet<br />
van 22 juli 1953.<br />
Er wordt in de mogelijkheid voorzien dat<br />
<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren één<br />
of meer voorschotten op de jaarlijkse bijdrage<br />
zal betalen, en dit volgens de modaliteiten<br />
zo<strong>als</strong> bepaald door de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling.<br />
De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
zal de betaling door <strong>het</strong> Instituut<br />
kunnen verkrijgen van een voorschot of<br />
meerdere voorschotten op de jaarlijkse<br />
bijdrage, volgens de modaliteiten die zij<br />
bepaalt.<br />
204 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
Art. 19. Artikel 19 bepaalt de modaliteiten<br />
inzake bezoldiging en vergoeding<br />
van de Voorzitter, de verslaggevers van<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
en van de expert, bedoeld in artikel<br />
49, §2 van de wet.<br />
Deze modaliteiten bestaan uit de vaste<br />
maandelijkse vergoeding en de terugbetalingen<br />
van de verplaatsings- en verblijfskosten.<br />
Art. 20. Artikel 20 voorziet dat de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling bevoegd<br />
is om haar beslissing in de plaats<br />
te stellen van deze van de Raad.<br />
Indien de conclusie aangenomen door de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
bestaat uit de verwijzing van de bedrijfsrevisor<br />
naar de Tuchtcommissie, verzendt<br />
zij <strong>het</strong> dossier opnieuw naar de<br />
Raad die ermee belast is om zich te voegen<br />
naar deze beslissing en een verslag<br />
op te stellen, te richten aan de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling, waarin de<br />
feiten worden uiteengezet die ten laste<br />
worden gelegd, met verwijzing naar de<br />
wettelijke, reglementaire of tuchtrechtelijke<br />
bepalingen.<br />
Art. 21. Artikel 21 heeft tot doel de<br />
modaliteiten vast te leggen van <strong>het</strong> verloop<br />
van de procedure voor de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling, met <strong>het</strong><br />
oog op <strong>het</strong> vermijden van soms dilatoire<br />
vertragingen.<br />
De procedure die voorzien wordt door<br />
<strong>het</strong> koninklijk besluit is geïnspireerd op<br />
de procedure in burgerlijke zaken.<br />
De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
beslist of zij <strong>het</strong> dossier toevertrouwt<br />
aan één van haar verslaggevers of aan de<br />
voltallige Kamer.<br />
Vervolgens worden de partijen in kennis<br />
gesteld van de vaststelling van de zaak<br />
voor de Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
De betrokken bedrijfsrevisor wordt in<br />
kennis gesteld van <strong>het</strong> verslag opgesteld<br />
door de Raad waarin de feiten worden<br />
uiteengezet met verwijzing naar de wettelijke,<br />
reglementaire en tuchtrechtelijke<br />
bepalingen. Hij beschikt over een termijn<br />
van vijftien dagen, te rekenen vanaf de<br />
kennisgeving, om een schriftelijke nota<br />
met zijn opmerkingen en zijn overtuigingsstukken<br />
neer te leggen. Het betreft<br />
een vervaltermijn.<br />
De partijen dienen niet aanwezig te zijn<br />
op de vastgestelde datum. Zij kunnen er<br />
ook niet <strong>het</strong> woord nemen, aangezien de<br />
procedure uitsluitend schriftelijk verloopt.<br />
De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
doet uitspraak op basis van <strong>het</strong> verslag<br />
opgesteld door de Raad, eventueel<br />
vergezeld van overtuigingsstukken, de<br />
nota met opmerkingen en de eventuele<br />
stukken meegedeeld door de betrokken<br />
bedrijfsrevisor.<br />
Art. 22. Overeenkomstig artikel 22 kan<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
zelfs in de fase van de beraadslaging,<br />
wanneer zij vaststelt dat <strong>het</strong> dossier<br />
dient vervolledigd te worden met elementen<br />
die nuttig zijn voor <strong>het</strong> vaststellen<br />
van de waarheid, de Raad verzoeken<br />
om de bijkomende onderzoekswerkzaamheden<br />
te verrichten die zij voorschrijft.<br />
Art. 23. Dit artikel geeft de mogelijkheid<br />
aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
beroep te kunnen doen op<br />
andere experts dan degene bedoeld in artikel<br />
49, § 2 van de wet. Deze personen<br />
kunnen niet deelnemen aan de stemming.<br />
Hoofdstuk IV. – De organisatie van<br />
de Tuchtcommissie en de<br />
Commissie van Beroep<br />
De organisatie van de Tuchtcommissie<br />
en de Commissie van Beroep wordt beschreven<br />
in <strong>het</strong> vierde hoofdstuk (artikelen<br />
24 en 25).<br />
Art. 24. De voorzitter van deze tuchtrechtelijke<br />
instanties organiseert de kalender<br />
van de zittingen, die gehouden<br />
worden op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
De kalender van de hoorzittingen wordt<br />
openbaar gemaakt en kan geconsulteerd<br />
worden op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 205
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
Het secretariaat, inclusief de griffie van<br />
de tuchtinstanties wordt door <strong>het</strong> Instituut<br />
waargenomen.<br />
De voorzitter regelt de vervangingen in<br />
de schoot van zijn kamer.<br />
De vergoedingen van de leden van de<br />
tuchtinstanties worden betaald door <strong>het</strong><br />
Instituut op trimestriële basis.<br />
Art. 25. Artikel 25 van <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit beoogt blokkeringssituaties te<br />
vermijden die voortvloeien uit de onmogelijkheid,<br />
wegens verhindering of wraking,<br />
om de tuchtinstanties samen te<br />
stellen onder de leden van een taalrol. Er<br />
kan een beroep gedaan worden op de leden<br />
van de kamer van de andere rol die<br />
over een voldoende kennis beschikken<br />
van de andere taal.<br />
In de hypothese dat een partij een lid van<br />
de tuchtinstanties, afkomstig van een andere<br />
taalrol, zou komen te wraken door<br />
zich te beroepen op een onvoldoende<br />
kennis van de taal die gebruikt wordt tijdens<br />
de procedure, zal de vraag van deze<br />
partij voorgelegd worden aan de voorzitter<br />
van de kamer van de andere taalrol<br />
die alle nuttige maatregelen zal nemen<br />
met <strong>het</strong> oog op de samenstelling van de<br />
zetel.<br />
Hoofdstuk V. – Procedure voor de<br />
Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep<br />
Hoofdstuk vijf viseert de procedure voor<br />
de Tuchtcommissie en de Commissie van<br />
Beroep (artikelen 26 tot 29).<br />
Artikel 71 van de wet machtigt de Koning<br />
om onder meer de procedure voor<br />
de tuchtinstanties te regelen.<br />
Naar aanleiding van de bemerking van de<br />
Raad van State, wordt opgemerkt dat de<br />
bepalingen van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />
toepasselijk zijn op de tuchtprocedures,<br />
zonder dat <strong>het</strong> noodzakelijk is om uitdrukkelijk<br />
te verwijzen naar dit wetboek<br />
in <strong>het</strong> besluit.<br />
Artikel 2 van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />
luidt <strong>als</strong> volgt: “De in dit Wetboek gestelde<br />
regels zijn van toepassing op alle<br />
rechtsplegingen, behoudens wanneer<br />
deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk<br />
opgeheven wetsbepalingen of door<br />
rechtsbeginselen, waarvan de toepassing<br />
niet verenigbaar is met de toepassing van<br />
de bepalingen van dit Wetboek.”.<br />
Art. 26. In artikel 26, § 1 wordt <strong>als</strong> beginsel<br />
vooropgesteld dat, wanneer er<br />
meerdere tuchtrechtelijke tekortkomingen<br />
aan de betrokken bedrijfsrevisor<br />
worden ten laste gelegd, er één enkele<br />
procedure te zijnen laste wordt ingeleid.<br />
Ze kan slechts uitmonden in één enkele<br />
tuchtsanctie.<br />
Artikel 26, § 2 bepaalt dat indien er hem<br />
een nieuwe tekortkoming in de loop van<br />
de tuchtprocedure wordt toegeschreven,<br />
er een nieuwe procedure wordt ingeleid<br />
zonder dat de reeds ingeleide procedure<br />
daarom wordt onderbroken. In geval van<br />
samenhang wordt deze nieuwe tekortkoming<br />
evenwel tijdens de lopende procedure<br />
beoordeeld.<br />
Art. 27. Overeenkomstig artikel 27<br />
kunnen de bedrijfsrevisor, de Raad of de<br />
overeenkomstig artikel 49, § 2 van de<br />
wet speciaal aangestelde verslaggever<br />
zich voor de tuchtinstanties laten vertegenwoordigen.<br />
Zij kunnen zich eveneens<br />
laten bijstaan door een advocaat. Evenwel<br />
kunnen de tuchtinstanties de persoonlijke<br />
verschijning van de partijen<br />
eisen.<br />
De Raad en de betrokken bedrijfsrevisor<br />
kunnen elkeen aan de tuchtinstanties vragen<br />
om de in <strong>het</strong> artikel 49, § 2 van de<br />
wet bedoelde verslaggever(s) te horen.<br />
De tuchtinstanties kunnen op elk moment<br />
aan de Raad een aanvullend verslag vragen<br />
dienende om de elementen van de<br />
zaak, waarmee zij zijn gevat, te verduidelijken.<br />
De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep kunnen ook beslissen om de<br />
klachtindiener te horen, wanneer de procedure<br />
werd opgestart op basis van een<br />
klacht (artikel 27, § 3).<br />
Art. 28. Volgens artikel 28 worden de<br />
beslissingen van de tuchtinstanties tijdens<br />
een publieke hoorzitting uitgesproken.<br />
206 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
De Raad van State onderstreept dat artikel<br />
30.3 van de Richtlijn bepaalt dat de<br />
sancties “op passende wijze openbaar<br />
worden gemaakt” en dat artikel 28 van<br />
<strong>het</strong> besluit in ontwerp enkel bepaalt dat<br />
de tuchtbeslissingen in <strong>het</strong> openbaar worden<br />
uitgesproken.<br />
In antwoord op deze bemerking, kan onderstreept<br />
worden dat <strong>het</strong> artikel 74 van<br />
de wet bepaalt dat <strong>het</strong> Instituut de nodige<br />
maatregelen neemt met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> op<br />
passende wijze openbaar maken van de<br />
sancties en dat artikel 75, § 2, van de wet<br />
bepaalt dat de tuchtinstanties kunnen beslissen<br />
tot de openbaarmaking van hun<br />
beslissing en de modaliteiten ervan.<br />
Deze bepalingen beantwoorden aan de<br />
vereisten van voormeld artikel 30.3 van<br />
de Richtlijn.<br />
Art. 29. Artikel 29 voorziet dat de<br />
Raad, wanneer hij tijdens de tuchtprocedure<br />
<strong>het</strong> ontslag van de bedrijfsrevisor<br />
aanvaardt, aan de Tuchtcommissie of<br />
Commissie van Beroep, al naar gelang<br />
<strong>het</strong> geval, kan vragen dat, rekening houdende<br />
met de ernst van de feiten, de<br />
tuchtprocedure wordt voortgezet, niettegenstaande<br />
<strong>het</strong> ontslag. De straf die eventueel<br />
naar aanleiding van de procedure<br />
wordt uitgesproken, wordt slechts van<br />
kracht in <strong>het</strong> geval van de wedertoelating.<br />
Hoofdstuk VI. – Gevolgen van de<br />
tuchtsancties<br />
Hoofdstuk zes (artikelen 30 tot 34) bevat<br />
een overzicht van enkele gevolgen van<br />
tuchtsancties.<br />
Art. 30. Indien een bedrijfsrevisor speciaal<br />
is erkend voor de uitoefening van<br />
bepaalde revisorale opdrachten, of indien<br />
hij lid is van een beroepsorganisatie die<br />
gelijkaardige functies <strong>als</strong> deze van <strong>het</strong><br />
Instituut heeft, in België (bv. een externe<br />
accountant) of in een Lidstaat van de<br />
Europese Unie of in een Staat waarmee<br />
<strong>het</strong> Koninkrijk of de Europese Unie een<br />
overeenkomst in dat opzicht heeft gesloten,<br />
stipuleert artikel 30 dat iedere beslissing<br />
van de Tuchtcommissie of van de<br />
Commissie van Beroep, die een<br />
tuchtsanctie bevat die in kracht van gewijsde<br />
is gegaan, door de Raad wordt<br />
meegedeeld aan de autoriteit die de erkenning<br />
heeft afgeleverd of aan de betrokken<br />
beroepsorganisatie, tenzij de<br />
Raad geen kennis zou hebben van de erkenning<br />
of <strong>het</strong> lidmaatschap.<br />
Deze bepaling is hoofdzakelijk de actualisering<br />
van artikel 35 van <strong>het</strong> koninklijk<br />
besluit van 10 januari 1994 betreffende<br />
de plichten van de bedrijfsrevisoren.<br />
Art. 31. Volgens <strong>het</strong> artikel 31, § 1,<br />
neemt de schorsing van rechtswege een<br />
aanvang op de eerste dag van de maand<br />
die volgt op deze tijdens dewelke de beroepstermijn<br />
is verstreken.<br />
In geval van een schorsing van meer dan<br />
één maand of een schrapping die, in beide<br />
gevallen, in kracht van gewijsde is gegaan,<br />
dienen de personen, voor wie de<br />
bedrijfsrevisor een revisorale opdracht<br />
uitvoert, per aangetekende brief te worden<br />
in kennis gesteld dat hij ofwel volledig<br />
onbeschikbaar is tijdens de<br />
schorsingsperiode, ofwel van <strong>het</strong> feit dat<br />
hij <strong>het</strong> beroep niet meer uitoefent.<br />
In beide voorvermelde gevallen maakt de<br />
betrokken bedrijfsrevisor op dezelfde<br />
dag aan de Raad een kopie over van de<br />
aldus gedane kennisgevingen (artikel 31,<br />
§2).<br />
Art. 32. Artikel 32 bevat een andere<br />
nieuwigheid, namelijk <strong>het</strong> automatisch<br />
uitwissen van bepaalde sancties. De<br />
sancties van waarschuwing en berisping<br />
worden automatisch uitgewist na vijf<br />
jaar. Het uitwissen geldt voor de toekomst.<br />
De tweede paragraaf bepaalt dat <strong>als</strong> de<br />
betrokkene zijn eerherstel bekomt, de<br />
sancties die <strong>het</strong> verbod inhouden om bepaalde<br />
opdrachten te aanvaarden of voort<br />
te zetten en de schorsingen worden uitgewist.<br />
De maatregel kan worden gevraagd<br />
na een periode van vijf jaar vanaf <strong>het</strong><br />
ogenblik waarop de beslissing in kracht<br />
van gewijsde is gegaan.<br />
De beslissing van de Tuchtcommissie is<br />
niet vatbaar voor beroep of voorziening<br />
in cassatie.<br />
Evenwel kan de betrokkene altijd een<br />
nieuwe vraag indienen bij de Tuchtcom-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 207
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
missie indien hij beschikt over nieuwe<br />
nuttige stukken. Deze nieuwe vraag kan<br />
slechts twee jaar na de verwerping van<br />
zijn vorige vraag ingediend worden.<br />
Art. 33. Overeenkomstig artikel 33,<br />
brengt de definitief geworden schrapping<br />
om tuchtrechtelijke redenen van rechtswege<br />
<strong>het</strong> verlies van de hoedanigheid<br />
van bedrijfsrevisor met zich mee. De geschrapte<br />
bedrijfsrevisor kan slechts om<br />
zijn wedertoelating verzoeken na een termijn<br />
van tien jaar en nadat hij, in <strong>het</strong> geval<br />
van een natuurlijke persoon, geslaagd<br />
is in de proef voorzien in artikel 5, 5° van<br />
de wet (cumulatieve voorwaarden).<br />
Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />
die volgens de Raad<br />
zouden moeten worden doorgevoerd in<br />
<strong>het</strong> algemeen belang en <strong>het</strong> belang van<br />
<strong>het</strong> beroep, wordt de definitief geworden<br />
schrapping vermeld in <strong>het</strong> jaarverslag dat<br />
wordt voorgesteld door de Raad aan de<br />
algemene vergadering van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Art. 34. In geval van schorsing behoudt<br />
de geschorste bedrijfsrevisor, volgens<br />
artikel 34, de hoedanigheid van<br />
bedrijfsrevisor, maar oefent, overeenkomstig<br />
de wet, geen enkele beroepsactiviteit<br />
meer uit.<br />
Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />
die volgens de Raad<br />
zouden moeten doorgevoerd worden in<br />
<strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt zijn<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor niet aan<br />
derden meegedeeld tijdens de duur van<br />
de schorsing.<br />
Hoofdstuk VII. – Bijzondere<br />
bevoegdheid inzake geldboete<br />
Art. 35. Artikel 22 van de wet van<br />
11 januari 1993 tot voorkoming van <strong>het</strong><br />
gebruik van <strong>het</strong> financiële stelsel voor<br />
<strong>het</strong> witwassen van geld en financiering<br />
van terrorisme, zo<strong>als</strong> laatst gewijzigd<br />
door de wet van 12 januari 2004, verleent,<br />
met name aan de bevoegde tuchtinstanties,<br />
de bevoegdheid administratieve<br />
geldboetes op te leggen bij niet-naleving<br />
van de artikelen 4 tot 19 van voormelde<br />
wet. In casu zijn de Tuchtcommissie en<br />
de Commissie van Beroep bevoegd.<br />
Iedere uitgesproken beslissing van de<br />
Tuchtcommissie of de Commissie van<br />
Beroep in deze materie die een<br />
tuchtsanctie inhoudt die in kracht van gewijsde<br />
is gegaan, wordt door de Raad aan<br />
de Cel voor Financiële Informatieverwerking<br />
medegedeeld.<br />
Hoofdstuk VIII. – Informatie aan<br />
derden<br />
Hoofdstuk acht (artikel 36) behandelt de<br />
informatieverstrekking aan derden.<br />
Art. 36. Wanneer de Raad een klacht<br />
ontvangen heeft betreffende een bedrijfsrevisor<br />
en hij meent dat een tuchtverwijzing<br />
niet aangewezen is, zal hijdit<br />
mededelen aan de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling. Als deze laatste de beslissing<br />
tot niet-verwijzing bevestigt,<br />
deelt de Raad deze beslissing en zijn motivering,<br />
binnen de maand na de bevestiging<br />
door de Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling, mee aan de klachtindiener<br />
(artikel 36, § 1).<br />
Indien deze beslissing gepaard gaat met<br />
een terechtwijzing, worden de beslissing<br />
en de terechtwijzing slechts aan de<br />
klachtindiener meegedeeld op <strong>het</strong> moment<br />
waarop de terechtwijzing definitief<br />
is geworden.<br />
Wanneer de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
de Tuchtcommissie of de<br />
Commissie van Beroep worden geadieerd<br />
in verband met feiten die <strong>het</strong><br />
voorwerp van een klacht uitmaken, deelt<br />
de Raad aan de klachtindiener die erom<br />
verzoekt <strong>het</strong> dispositief van de in kracht<br />
van gewijsde gegane beslissing mee die<br />
voorvloeit uit de aanhangigmaking. Hij<br />
informeert eveneens de klachtindiener<br />
dat alleen de Procureur-generaal de toegang<br />
tot een volledige of gedeeltelijke<br />
kopie van de beslissing kan verlenen. De<br />
Procureur-generaal onderzoekt ieder verzoek<br />
tot toegang, rekening houdend met<br />
de voorschriften die voortvloeien uit <strong>het</strong><br />
beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor<br />
(artikel 36, § 2).<br />
Wanneer een klacht wordt onderzocht, of<br />
wanneer naar aanleiding van een klacht<br />
de tuchtinstanties werden gevat en er nog<br />
geen enkele in kracht van gewijsde gegane<br />
beslissing is tussengekomen, infor-<br />
208 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
meert de Raad de klachtindiener, op zijn<br />
verzoek, dat er nog geen enkele definitieve<br />
beslissing is genomen inzake de<br />
klacht (artikel 36, § 3).<br />
De Raad maakt een kopie over aan de betrokken<br />
bedrijfsrevisor van iedere mededeling<br />
die aan de klachtindiener werd<br />
gedaan op grond van artikel 36, § 4.<br />
Hoofdstuk IX. – Tucht van de<br />
stagiairs<br />
Het voorlaatste hoofdstuk negen (artikel<br />
37) betreft de tucht van de stagiairs.<br />
Art. 37. De Stagecommissie, haar<br />
voorzitter en haar plaatsvervangende<br />
voorzitter vervullen de functies die zijn<br />
voorbehouden respectievelijk aan de<br />
Tuchtcommissie, haar voorzitter en haar<br />
plaatsvervangende voorzitter.<br />
De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
komt overeenkomstig <strong>het</strong> artikel 46,<br />
§ 3 van de wet niet tussen in <strong>het</strong> kader<br />
van tuchtprocedures inzake stagiairs.<br />
Het onderzoek van de dossiers wordt<br />
door de Raad toevertrouwd aan één of<br />
meerdere verslaggevers die de hoedanigheid<br />
hebben van bedrijfsrevisor of van<br />
erebedrijfsrevisor en die geen lid zijn van<br />
de Stagecommissie.<br />
Alle door een stagiair opgelopen sancties<br />
worden automatisch uitgewist op de dag<br />
van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />
met uitzondering van schorsingen van<br />
ten minste drie maanden die slechts na<br />
vijf jaar na de eedaflegging worden uitgewist.<br />
De schrapping van een stagiair brengt <strong>het</strong><br />
verlies van <strong>het</strong> positief resultaat van alle<br />
reeds ondergane proeven, hierin begrepen<br />
<strong>het</strong> toegangsexamen, met zich mee,<br />
<strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich opnieuw aan<br />
te bieden tijdens een termijn van tien jaar.<br />
Hoofdstuk X. – Slotbepalingen<br />
Het laatste hoofdstuk (artikelen 38 tot<br />
41) bevat de slotbepalingen.<br />
Art. 38. Artikel 38 bepaalt de inwerkingtreding.<br />
Art. 39. Onderhavig besluit is van toepassing<br />
op de procedures die hangende<br />
zijn bij zijn inwerkingtreding. De bepalingen<br />
van onderhavig besluit kunnen<br />
evenwel niet worden ingeroepen om de<br />
geldigheid van de handelingen die voorafgaandelijk<br />
aan zijn inwerkingtreding<br />
werden gesteld opnieuw ter discussie te<br />
stellen.<br />
Niettegenstaande <strong>het</strong> vorig lid zijn de<br />
mededelingsverplichtingen zo<strong>als</strong> vastgelegd<br />
door artikel 41 van de wet (mededeling<br />
van gerechtelijke procedures of<br />
tuchtsancties aan <strong>het</strong> Instituut) slechts<br />
van toepassing op de beslissingen die genomen<br />
zijn na de inwerkingtreding van<br />
dit besluit.<br />
Voor <strong>het</strong> eerste jaar, wordt de door <strong>het</strong> Instituut<br />
krachtens artikel 17 verschuldigde<br />
bijdrage vastgesteld op 260.000 EUR, en<br />
strekt zich uit over de periode van<br />
27 april 2007 tot 31 december 2007. Het<br />
eventuele overschot wordt overgedragen<br />
naar boekjaar 2008.<br />
Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
Hoofdstuk I. – Definities<br />
Artikel 1. § 1. De definities opgenomen<br />
in artikel 2 van de wet van 22 juli<br />
1953 houdende oprichting van een Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />
beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige<br />
toepassing.<br />
§ 2. Voor de toepassing van onderhavig<br />
besluit wordt verstaan onder:<br />
1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
oprichting van een Instituut<br />
van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />
van <strong>het</strong> publiek toezicht op<br />
<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />
2° inspecteur: de bedrijfsrevisor of inspecteur<br />
extern aan <strong>het</strong> beroep die<br />
overeenkomstig artikel 33, § 2 van de<br />
wet belast is met de opdracht van<br />
kwaliteitscontrole;<br />
3° de gecontroleerde revisor: de bedrijfsrevisor<br />
onderworpen aan de<br />
kwaliteitscontrole.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 209
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
Hoofdstuk II. – Algemeen beginsel<br />
Art. 2. De tuchtvordering is onafhankelijk<br />
van de strafvordering en de burgerlijke<br />
rechtsvordering.<br />
Hoofdstuk III. – Het onderzoek<br />
van de dossiers en de beslissing tot<br />
tuchtverwijzing<br />
Afdeling I. – Toezicht<br />
Art. 3. § 1. Overeenkomstig de artikelen<br />
32 en 34 van de wet wordt in de<br />
schoot van <strong>het</strong> Instituut een commissie<br />
opgericht die belast is met de ondersteuning<br />
van de Raad in zijn opdracht van<br />
toezicht op de uitoefening door de bedrijfsrevisoren<br />
van hun beroep, met uitzondering<br />
van de kwaliteitscontrole.<br />
§ 2. Deze commissie, de Commissie<br />
van Toezicht genoemd, is samengesteld<br />
uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren,<br />
benoemd door de Raad. Er kunnen zoveel<br />
plaatsvervangers worden benoemd<br />
<strong>als</strong> er effectieve leden zijn. Hun mandaat<br />
is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />
Hun mandaat wordt uitsluitend vergoed<br />
door zitpenningen.<br />
§ 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers<br />
kunnen slechts hun mandaat behouden<br />
indien zij de voorwaarden van<br />
verkiesbaarheid voor de Raad vervullen.<br />
Ten minste de helft van deze effectieve<br />
leden en ten minste de helft van deze<br />
plaatsvervangende leden dienen de Franse<br />
taal te beheersen en ten minste de helft<br />
van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende<br />
leden dienen de Nederlandse<br />
taal te beheersen.<br />
§ 4. Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat<br />
van een effectief of plaatsvervangend<br />
lid vervalt, blijft hij in functie tot<br />
zijn herbenoeming of de benoeming van<br />
zijn opvolger.<br />
§ 5. De voorzitter en de plaatsvervangende<br />
voorzitter van de Commissie van<br />
Toezicht worden benoemd door de Raad<br />
onder de effectieve leden van de betrokken<br />
commissie.<br />
§ 6. De handelingen van de commissie<br />
worden op geldige wijze meegedeeld aan<br />
de betrokkenen door de voorzitter van de<br />
commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid<br />
kan delegeren aan een ander<br />
commissielid.<br />
Art. 4. § 1. De Commissie van Toezicht<br />
onderzoekt, met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> formuleren<br />
van voorstellen aan de Raad en<br />
onverminderd de bevoegdheden van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
zowel de deontologische houding, <strong>het</strong><br />
respect voor de wettelijke en reglementaire<br />
bepalingen en elke andere bepaling<br />
van toepassing op <strong>het</strong> beroep, <strong>als</strong> de technische<br />
kwaliteit van de activiteiten van<br />
de bedrijfsrevisoren, <strong>het</strong>zij op eigen initiatief,<br />
<strong>het</strong>zij op vraag van de Raad, <strong>het</strong>zij<br />
na een klacht, in <strong>het</strong> kader van de bevoegdheden<br />
van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald<br />
in artikel 52 van de wet.<br />
§ 2. Als een klacht wordt beschouwd,<br />
iedere mededeling aan <strong>het</strong> Instituut, op<br />
naam, gedateerd en ondertekend, van<br />
verwijten tegen een bedrijfsrevisor, voor<br />
zover dit expliciet en uitdrukkelijk <strong>als</strong><br />
een klacht wordt voorgesteld.<br />
Art. 5. De Commissie van Toezicht<br />
kan <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers toevertrouwen<br />
aan één of meer onderzoekers<br />
aangeduid onder de bedrijfsrevisoren<br />
die de voorwaarden van<br />
verkiesbaarheid voor de Raad vervullen,<br />
met inbegrip van de leden van de Commissie<br />
van toezicht, of onder de erebedrijfsrevisoren.<br />
De Commissie van toezicht en de<br />
onderzoekers kunnen alle nuttige handelingen<br />
stellen voor een behoorlijk onderzoek<br />
van <strong>het</strong> dossier.<br />
Art. 6. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor<br />
heeft <strong>het</strong> recht om gehoord te worden<br />
gedurende <strong>het</strong> onderzoek door de<br />
aangeduide onderzoeker(s).<br />
Met <strong>het</strong> oog hierop, zal hij hierover<br />
worden geïnformeerd minstens vijftien<br />
dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen<br />
worden gehoord.<br />
Zelfs indien hij niet zou verschijnen,<br />
wat ook de reden hiervoor is, zal de procedure<br />
kunnen worden voortgezet.<br />
210 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
§ 2. Bij gebrek aan aanduiding van een<br />
onderzoeker delen de Commissie van<br />
Toezicht of de Raad, al naar gelang <strong>het</strong><br />
geval, aan de bedrijfsrevisor alle elementen<br />
mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />
zou kunnen worden besloten en<br />
laten ze hem een termijn van vijftien dagen<br />
om zijn eventuele bemerkingen te laten<br />
geworden.<br />
Indien hij geen bemerkingen formuleert<br />
binnen de vastgelegde termijn, wat<br />
ook de reden weze, wordt de procedure<br />
voortgezet.<br />
§ 3. Het behoort tot de beroepsplicht<br />
van de bedrijfsrevisor om alles in <strong>het</strong><br />
werk te stellen om te antwoorden, binnen<br />
de vastgelegde termijn, op de vraag tot<br />
verhoor of tot opmerking uitgaande van<br />
de onderzoeker(s), van de Raad of van de<br />
Commissie van Toezicht.<br />
§ 4. De bedrijfsrevisor waakt erover<br />
om persoonlijk te antwoorden op de uitnodigingen<br />
om gehoord te worden of om<br />
persoonlijk zijn opmerkingen te formuleren.<br />
Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />
of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />
bij <strong>het</strong> formuleren van zijn opmerkingen.<br />
§ 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een<br />
verslag van dit eventueel verhoor op. Dit<br />
verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />
die over een termijn van vijftien<br />
dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />
formuleren.<br />
§ 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon wordt uitgenodigd om<br />
te verschijnen of om zijn opmerkingen te<br />
formuleren, wordt een kopie van deze<br />
uitnodiging bij gewone brief verstuurd<br />
naar <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, dat <strong>het</strong><br />
lid natuurlijke persoon in voorkomend<br />
geval vertegenwoordigde in de uitoefening<br />
van de revisorale opdracht. Het<br />
bestuursorgaan van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
kan dan een tweede bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon afvaardigen met<br />
<strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> verschijnen bij een eventueel<br />
verhoor.<br />
§ 7. Voorvermelde paragraaf is niet van<br />
toepassing wanneer <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
wordt uitgenodigd om te verschijnen<br />
of om zich persoonlijk te<br />
verantwoorden.<br />
Art. 7. § 1. De Commissie van Toezicht<br />
kan slechts geldig beraadslagen in<br />
aanwezigheid van ten minste de helft van<br />
haar leden.<br />
§ 2. De leden van de Commissie van<br />
Toezicht onthouden zich ervan om te zetelen<br />
bij elke beraadslaging of beslissing<br />
waarvoor hun onafhankelijkheid of hun<br />
objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou kunnen<br />
komen. De betrokken leden worden voor<br />
de behandeling van de desbetreffende<br />
dossiers vervangen door plaatsvervangende<br />
leden. De Raad is gemachtigd om,<br />
na raadpleging van de Commissie van<br />
Toezicht, daarover richtlijnen uit te vaardigen.<br />
§ 3. De onderzoekers die zouden zijn<br />
aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen<br />
aan <strong>het</strong> voorstel van de latere beslissing<br />
van de Commissie van Toezicht of aan de<br />
beslissing van de Raad wat de eventuele<br />
aanhangigmaking bij de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling betreft.<br />
§ 4. Het voorstel van de beslissing geformuleerd<br />
door de Commissie van Toezicht<br />
aan de Raad of de beslissing van de<br />
Raad om de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
te adiëren, is niet vatbaar<br />
voor enig beroep.<br />
Afdeling II. – De Kwaliteitscontrole<br />
Art. 8. § 1. In de schoot van <strong>het</strong> Instituut<br />
wordt een commissie opgericht, de<br />
Commissie Kwaliteitscontrole genoemd,<br />
die belast is met de organisatie van de<br />
kwaliteitscontrole overeenkomstig de artikelen<br />
33 en 34 van de wet.<br />
Na advies van de Commissie Kwaliteitscontrole,<br />
legt de Raad een voorstel<br />
van jaarlijks werkingsbudget, specifiek<br />
toegewezen aan de kwaliteitscontrole, ter<br />
goedkeuring voor aan de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, tegelijk met de<br />
goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />
kwaliteitscontroles bepaald in artikel 46,<br />
§ 2, van de wet. Het bedrag van dit budget<br />
mag niet lager zijn dan 200.000 euros.<br />
§ 2. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />
is samengesteld uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren,<br />
benoemd door de Raad.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 211
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />
benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />
Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />
Hun mandaat wordt uitsluitend<br />
vergoed door zitpenningen.<br />
§ 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers,<br />
kunnen slechts hun mandaat behouden<br />
indien zij de voorwaarden van<br />
verkiesbaarheid voor de Raad vervullen.<br />
Ten minste de helft van deze effectieve<br />
leden en ten minste de helft van deze<br />
plaatsvervangende leden dienen de Franse<br />
taal te beheersen en ten minste de helft<br />
van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende<br />
leden dienen de Nederlandse<br />
taal te beheersen.<br />
§ 4. Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat<br />
van een effectief of plaatsvervangend<br />
lid vervalt, blijft hij in functie tot<br />
zijn herbenoeming of de benoeming van<br />
zijn opvolger.<br />
§ 5. De voorzitter en de plaatsvervangende<br />
voorzitter van de Commissie kwaliteitscontrole<br />
worden benoemd door de<br />
Raad onder de effectieve leden van de<br />
betrokken commissie.<br />
§ 6. De handelingen van de commissie<br />
worden op geldige wijze meegedeeld aan<br />
de betrokkenen door de voorzitter van de<br />
commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid<br />
kan delegeren aan een ander<br />
commissielid.<br />
Art. 9. § 1. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />
handelt in naam en voor rekening<br />
van de Raad, ongeacht de<br />
bevoegdheden van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling.<br />
§ 2. De Commissie Kwaliteitscontrole:<br />
1° stelt aan de Raad de normen inzake<br />
de kwaliteitscontrole voor, onverminderd<br />
de externe supervisie op de<br />
Raad;<br />
2° stelt aan de Raad de leidraden van de<br />
inspecteurs, overeenkomstig artikel<br />
33, § 2 van de wet, voor <strong>het</strong> uitvoeren<br />
van de kwaliteitscontrole van de<br />
bedrijfsrevisoren voor, ongeacht de<br />
externe supervisie op de Raad;<br />
3° stelt aan de Raad jaarlijks de lijst van<br />
de bedrijfsrevisoren voor die onderworpen<br />
zullen worden aan de kwaliteitscontrole,<br />
onverminderd de externe<br />
supervisie op de Raad;<br />
4° stelt aan de Raad, onverminderd de<br />
externe supervisie op de Raad, de<br />
lijst van de inspecteurs, overeenkomstig<br />
artikel 33, § 2 van de wet, die<br />
kwaliteitscontroles bij bedrijfsrevisoren<br />
kunnen uitvoeren voor, en stelt<br />
aan elke bedrijfsrevisor, te onderwerpen<br />
aan een kwaliteitscontrole, de<br />
namen van de inspecteurs, vermeld<br />
in voormelde lijst, voor die deze controle<br />
zouden kunnen uitvoeren;<br />
5° superviseert <strong>het</strong> verloop van de kwaliteitscontroles<br />
en onderzoekt de resultaten<br />
van deze vooraleer ze voor te<br />
leggen aan de Raad;<br />
6° controleert de naleving van de verplichting<br />
van permanente vorming<br />
overeenkomstig de norm betreffende<br />
de permanente vorming voorzien in<br />
artikel 31 van de wet.<br />
Art. 10. § 1. De kwaliteitscontrole<br />
wordt uitgevoerd conform de normen inzake<br />
de kwaliteitscontrole bepaald overeenkomstig<br />
artikel 33, § 6, van de wet.<br />
§ 2. De selectie van de inspecteurs,<br />
overeenkomstig artikel 33, § 2, van de<br />
wet wordt uitgevoerd volgens een objectieve<br />
procedure, overeenkomstig de normen<br />
inzake de kwaliteitscontrole,<br />
ontworpen om elk belangenconflict tussen<br />
deze inspecteurs en de bedrijfsrevisor<br />
of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor onderworpen<br />
aan een controle te vermijden.<br />
De inspecteurs beschikken over passende<br />
beroepskwalificaties en relevante<br />
beroepservaring, en hebben tevens een<br />
specifieke opleiding voor de uitvoering<br />
van kwaliteitscontroles genoten, overeenkomstig<br />
de normen inzake kwaliteitscontrole.<br />
§ 3. De kwaliteitscontrole is een onderzoeksprocedure<br />
van de professionele activiteit<br />
van een bedrijfsrevisor.<br />
Deze heeft onder meer tot doel na te<br />
gaan of de gecontroleerde bedrijfsrevisor<br />
beschikt over een organisatie die aangepast<br />
is aan de aard en de omvang van<br />
haar activiteiten.<br />
Deze controle beoogt eveneens <strong>het</strong> publiek<br />
en de toezichthouders ervan te<br />
212 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
overtuigen dat de bedrijfsrevisoren hun<br />
werkzaamheden uitoefenen overeenkomstig<br />
de controlenormen en de toepasselijke<br />
deontologische regels.<br />
§ 4. De kwaliteitscontrole, op basis van<br />
een adequate toetsing van een selectie<br />
van controledossiers, omvat onder meer<br />
een evaluatie van de naleving van de toepasselijke<br />
controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />
van de kwantiteit en<br />
kwaliteit van ingezette middelen, van de<br />
door de bedrijfsrevisor in rekening gebrachte<br />
honoraria voor controles en van<br />
<strong>het</strong> systeem van interne kwaliteitscontrole<br />
van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />
Art. 11. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />
kan <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers<br />
delegeren aan één of meer verslaggevers,<br />
die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />
die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />
voor de Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor<br />
bezitten.<br />
De commissie en de verslaggevers<br />
kunnen alle nuttige handelingen stellen<br />
voor een behoorlijk onderzoek van <strong>het</strong><br />
dossier.<br />
Art. 12. § 1. De gecontroleerde revisor<br />
heeft <strong>het</strong> recht om gehoord te worden<br />
gedurende <strong>het</strong> onderzoek door de aangeduide<br />
verslaggever(s).<br />
Met <strong>het</strong> oog hierop, zal hij hierover<br />
worden geïnformeerd minstens vijftien<br />
dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen<br />
worden gehoord.<br />
Indien hij niet zou verschijnen op de<br />
vastgestelde datum, wat ook de reden<br />
hiervoor is, zal de procedure kunnen<br />
worden voortgezet.<br />
§ 2. Bij gebrek aan aanduiding van een<br />
verslaggever delen de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
of de Raad, al naar gelang<br />
<strong>het</strong> geval, aan de gecontroleerde revisor<br />
alle elementen mee waarvoor er tot een<br />
tuchtverwijzing zou kunnen worden besloten<br />
en laten ze hem een termijn van<br />
vijftien dagen om zijn eventuele bemerkingen<br />
te laten geworden.<br />
Indien hij geen bemerkingen formuleert<br />
binnen de vastgelegde termijn, wat<br />
ook de reden weze, wordt de procedure<br />
voortgezet.<br />
§ 3. Het behoort tot de beroepsplicht<br />
van de gecontroleerde revisor om alles in<br />
<strong>het</strong> werk te stellen om te antwoorden,<br />
binnen de vastgestelde termijn, op de<br />
vraag tot verhoor of tot opmerking uitgaande<br />
van de verslaggever(s), van de<br />
Raad of van de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />
§ 4. De gecontroleerde revisor waakt<br />
erover om persoonlijk te antwoorden op<br />
de uitnodigingen om gehoord te worden<br />
of om persoonlijk zijn opmerkingen te<br />
formuleren. Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />
of bijstaan tijdens zijn<br />
verhoor of bij <strong>het</strong> formuleren van zijn opmerkingen.<br />
§ 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een<br />
verslag van dit eventuele verhoor op. Dit<br />
verslag wordt aan de gecontroleerde revisor<br />
meegedeeld die over een termijn van<br />
vijftien dagen beschikt om zijn bemerkingen<br />
te formuleren.<br />
§ 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke<br />
persoon wordt uitgenodigd om<br />
te verschijnen of om zijn opmerkingen te<br />
formuleren, wordt een kopie van deze<br />
uitnodiging bij gewone brief verstuurd<br />
naar <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, dat <strong>het</strong><br />
lid natuurlijke persoon in voorkomend<br />
geval vertegenwoordigde in de uitoefening<br />
van de revisorale opdracht. Het<br />
bestuursorgaan van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
kan dus een andere bedrijfsrevisor<br />
natuurlijke persoon afvaardigen met<br />
<strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> verschijnen bij een eventueel<br />
verhoor.<br />
§ 7. Voorvermelde paragraaf is niet van<br />
toepassing wanneer <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />
wordt uitgenodigd om te verschijnen<br />
of om zich persoonlijk te<br />
verantwoorden.<br />
Art. 13. § 1. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />
kan slechts geldig beraadslagen<br />
in aanwezigheid van ten minste de<br />
helft van haar leden.<br />
§ 2. De leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />
onthouden zich ervan om<br />
te zetelen bij elke beraadslaging of beslissing<br />
waarvoor hun onafhankelijkheid<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 213
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
of hun objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou<br />
kunnen komen. De betrokken leden worden<br />
voor de behandeling van de desbetreffende<br />
dossiers vervangen door<br />
plaatsvervangende leden. De Raad is gemachtigd<br />
om, na raadpleging van de<br />
Commissie Kwaliteitscontrole, daarover<br />
richtlijnen uit te vaardigen.<br />
§ 3. De verslaggevers die zouden zijn<br />
aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen<br />
aan <strong>het</strong> latere voorstel van beslissing van<br />
de Commissie Kwaliteitscontrole noch<br />
aan de beslissing van de Raad wat de<br />
eventuele aanhangigmaking bij de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling betreft.<br />
§ 4. De beslissing van de Raad om de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
te adiëren, is niet vatbaar voor enig beroep.<br />
Art. 14. Als een bedrijfsrevisor geen<br />
gevolg geeft binnen een redelijke termijn<br />
aan de voorgestelde aanbevelingen volgend<br />
op een kwaliteitscontrole, kan de<br />
Raad, zo nodig, naar gelang de ernst van<br />
de vastgestelde tekortkomingen, de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling<br />
adiëren.<br />
Afdeling III. – De Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling<br />
Art. 15. § 1. De verslaggevers van de<br />
Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />
opgericht overeenkomstig artikel 44, § 1<br />
van de wet, worden overeenkomstig artikel<br />
44, § 5 van de wet benoemd door de<br />
Koning.<br />
§ 2. De verslaggevers van de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling, mogen<br />
tijdens de duur van hun mandaat en gedurende<br />
een periode van zes maanden na<br />
hun mandaat, geen enkele functie of activiteit<br />
uitoefenen, al dan niet bezoldigd,<br />
ten dienste van een bedrijfsrevisor.<br />
De overeenkomst bedoeld in artikel 19<br />
§ 5, kan eventueel voorzien in een vergoeding<br />
ter compensatie van dit verbod<br />
na de beëindiging van <strong>het</strong> mandaat. Deze<br />
vergoeding mag niet hoger zijn dan de<br />
bruto bezoldiging die de verslaggever<br />
zou ontvangen hebben gedurende de periode<br />
van zes maanden voorafgaand aan<br />
de afloop van <strong>het</strong> mandaat.<br />
§ 3. Indien een verslaggever bij <strong>het</strong> behandelen<br />
van een dossier een belangenconflict<br />
heeft, dient hij dit onmiddellijk<br />
schriftelijk te melden aan alle andere verslaggevers.<br />
De betrokken verslaggever<br />
mag niet deelnemen aan de beraadslaging<br />
over dit dossier, noch deelnemen<br />
aan de stemming.<br />
Art. 16. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling stelt haar huishoudelijk reglement<br />
op en legt <strong>het</strong> ter goedkeuring<br />
voor aan de Minister die bevoegd is voor<br />
Economie.<br />
Art. 17. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling kan administratief personeel<br />
in dienst nemen voor de uitvoering<br />
van haar opdrachten en legt de vergoedingen<br />
voor de prestaties van dit personeel<br />
vast.<br />
Art. 18. § 1. De Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling stelt elk jaar haar<br />
begroting op, op basis van de berekening<br />
van de kosten van <strong>het</strong> afgelopen jaar, met<br />
<strong>als</strong> maximum <strong>het</strong>geen bepaald is in artikel<br />
45, § 3 van de wet.<br />
In voorkomend geval zal de bijdrage<br />
die door <strong>het</strong> Instituut verschuldigd is,<br />
aangepast worden binnen de voornoemde<br />
grens.<br />
§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
zal de betaling door <strong>het</strong> Instituut<br />
kunnen verkrijgen van één of<br />
meerdere voorschotten op de jaarlijkse<br />
bijdrage, volgens de modaliteiten die zij<br />
bepaalt.<br />
Art. 19. § 1. De bezoldiging van de<br />
Voorzitter en de overige verslaggevers<br />
van de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
bestaat uit een vaste maandelijkse<br />
vergoeding.<br />
Rekening houdend met de administratieve<br />
taken die de Voorzitter voor de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling<br />
dient waar te nemen, ligt de vaste maandelijkse<br />
vergoeding van de Voorzitter<br />
hoger dan de vaste maandelijkse vergoeding<br />
van de overige verslaggevers.<br />
214 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
§ 2. De vaste maandelijkse vergoeding<br />
uit <strong>het</strong> vorige paragraaf kan maximaal<br />
4.000 euro bruto per maand bedragen<br />
voor de Voorzitter en maximaal 3.500<br />
euro bruto voor elk van de overige verslaggevers.<br />
Deze vergoeding wordt jaarlijks<br />
aangepast aan de evolutie van de<br />
index der consumptieprijzen.<br />
§ 3. De Voorzitter, de verslaggevers en<br />
de expert bedoeld in artikel 49, § 2, van<br />
de wet, hebben recht op de terugbetaling<br />
van hun verplaatsings-, verblijfs- en enige<br />
andere kosten die zij in de uitoefening<br />
van hun mandaat hebben moeten maken.<br />
Deze kosten worden vergoed ten belope<br />
van <strong>het</strong> bedrag van de werkelijke kosten<br />
mits <strong>het</strong> voorleggen van bewijskrachtige<br />
bescheiden. De overeenkomst bedoeld in<br />
artikel 19 § 5 van <strong>het</strong> onderhavige Koninklijk<br />
Besluit kan eventueel voorzien<br />
in een terugbetaling van kosten op forfaitaire<br />
basis.<br />
§ 4. Aan de expert, bedoeld in artikel<br />
49 § 2 van de wet, wordt enkel een vaste<br />
vergoeding van 125 euro bruto per halve<br />
dag toegekend voor de door de Kamer<br />
van verwijzing en instaatstelling aan hem<br />
toegewezen onderzoekswerkzaamheden.<br />
De Koning kan dit bedrag verhogen op<br />
voorstel van de Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling. Deze vergoeding wordt<br />
jaarlijks aangepast aan de evolutie van de<br />
index der consumptieprijzen.<br />
§ 5. Het bedrag van de bezoldiging en<br />
van de vergoeding van de Voorzitter en<br />
van de verslaggevers wordt samen met<br />
de andere modaliteiten waarin deze hun<br />
mandaat zullen uitoefenen vastgelegd in<br />
een bijzondere overeenkomst afgesloten<br />
tussen enerzijds de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling en anderzijds telkens<br />
respectievelijk de Voorzitter en elk<br />
van de andere verslaggevers.<br />
Die overeenkomst, welke louter de<br />
modaliteiten waarin de betrokkene zijn<br />
mandaat uitoefent regelt en dus geen arbeidsovereenkomst<br />
uitmaakt, wordt voor<br />
de Voorzitter en voor elke andere verslaggever<br />
afzonderlijk schriftelijk vastgesteld.<br />
Bij <strong>het</strong> onderhandelen over en de ondertekening<br />
van deze overeenkomst<br />
wordt de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
vertegenwoordigd door de<br />
Minister bevoegd voor Economie.<br />
Art. 20. § 1. Indien de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling de conclusie<br />
van een kwaliteitscontrole of van een<br />
toezichtsonderzoek aangenomen door de<br />
Raad niet goedkeurt, stelt zij haar beslissing<br />
in de plaats van deze van de Raad<br />
die <strong>het</strong> aanpast.<br />
§ 2. Op verzoek van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling maakt de Raad<br />
aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
een gemotiveerde conclusie over,<br />
voorzien van een verslag waarin de feiten<br />
worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor<br />
worden verweten, met verwijzing<br />
naar de betrokken wettelijke, reglementaire<br />
en tuchtrechtelijke bepalingen.<br />
Art. 21. § 1. De Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling beslist of zij <strong>het</strong><br />
onderzoek van een dossier toevertrouwt<br />
aan één van haar verslaggevers of aan de<br />
voltallige Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />
§ 2. De vaststelling van de zaak voor<br />
de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
wordt per aangetekende brief betekend<br />
door de Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling aan de betrokken bedrijfsrevisor<br />
en de Raad van <strong>het</strong> Instituut vergezeld<br />
van <strong>het</strong> verslag beoogd in artikel<br />
53 van de wet.<br />
§ 3. De betrokken bedrijfsrevisor beschikt<br />
over een termijn van vijftien dagen<br />
vanaf de betekening om kennis te nemen<br />
van <strong>het</strong> dossier, om er eventueel tegen<br />
betaling kopie van te nemen en om<br />
schriftelijke opmerkingen over te maken.<br />
Na deze termijn zullen de schriftelijke<br />
opmerkingen uit de debatten worden geweerd.<br />
§ 4. De procedure voor de Kamer van<br />
verwijzing en instaatstelling verloopt uitsluitend<br />
schriftelijk en partijen kunnen<br />
geen argumenten doen gelden gedurende<br />
een zitting.<br />
Art. 22. De Kamer van verwijzing en<br />
instaatstelling kan <strong>het</strong> dossier terugzenden<br />
naar de Raad of naar de speciaal<br />
daartoe aangeduide expert overeenkomstig<br />
artikel 49, § 2, van de wet met <strong>het</strong><br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 215
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
verzoek om bijkomende onderzoeksdaden<br />
te verrichten.<br />
Art. 23. De Voorzitter kan, met instemming<br />
van de verslaggevers, andere experts<br />
dan degene bedoeld in artikel 49,<br />
§ 2 van de wet horen of er beroep op<br />
doen tijdens de vergaderingen. Deze personen<br />
kunnen niet deelnemen aan de<br />
stemming.<br />
Hoofdstuk IV. – De organisatie van<br />
de Tuchtcommissie en de<br />
Commissie van Beroep<br />
Art. 24. § 1. De voorzitter van elk<br />
van de kamers van de Tuchtcommissie en<br />
van de Commissie van Beroep organiseert<br />
een kalender van de zittingen.<br />
Deze kalender, die wordt vastgesteld<br />
vóór <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> gerechtelijk jaar,<br />
zal voorzien in <strong>het</strong> houden van minstens<br />
één zitting per maand, onverminderd de<br />
organisatie van buitengewone zittingen<br />
en de gerechtelijke vakantie.<br />
De kalender van de zittingen kan op de<br />
website van <strong>het</strong> Instituut geraadpleegd<br />
worden.<br />
§ 2. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep houden hun zittingen<br />
op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />
§ 3. Het secretariaat van de tuchtinstanties<br />
wordt waargenomen door <strong>het</strong> Instituut.<br />
§ 4. De effectieve voorzitter van elk<br />
van deze kamers regelt in de schoot van<br />
deze de vervangingen, de zijne en deze<br />
van de effectieve leden door hun plaatsvervangers.<br />
§ 5. De vergoedingen van de leden van<br />
de tuchtinstanties worden betaald door<br />
<strong>het</strong> Instituut op trimestriële basis.<br />
Art. 25. § 1. Wanneer een kamer van<br />
de Tuchtcommissie of de Commissie van<br />
Beroep niet kan worden samengesteld<br />
binnen een taalrol, <strong>als</strong> gevolg van de verhindering<br />
van de effectieve leden en hun<br />
plaatsvervangers, wordt er op initiatief<br />
van de Raad of de vervolgde bedrijfsrevisor,<br />
beroep gedaan op één of meerdere leden<br />
van de kamer van de andere rol die<br />
over een voldoende kennis beschikken<br />
van de andere taal, en volgens de hoedanigheid<br />
op grond waarvan ze werden benoemd.<br />
§ 2. Ieder verzoek dat wordt geformuleerd<br />
in uitvoering van voorgaande paragraaf<br />
wordt gericht aan de voorzitter van<br />
de kamer van de andere taalrol of, bij gebrek<br />
daaraan, aan zijn plaatsvervanger,<br />
die alle nuttige schikkingen neemt met<br />
<strong>het</strong> oog op de samenstelling van de zetel.<br />
Hoofdstuk V. – Procedure voor de<br />
Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep<br />
Art. 26. § 1. Wanneer er meerdere<br />
tuchtrechtelijke tekortkomingen aan de<br />
betrokken bedrijfsrevisor worden ten laste<br />
gelegd, wordt er één enkele procedure<br />
te zijnen laste ingeleid. Ze kan slechts<br />
uitmonden in één enkele tuchtsanctie.<br />
§ 2. Indien er hem een nieuwe tekortkoming<br />
in de loop van de tuchtprocedure<br />
wordt toegeschreven, wordt er, behoudens<br />
samenhang met de voorafgaande,<br />
een nieuwe procedure ingeleid zonder<br />
dat de reeds ingeleide procedure daarom<br />
wordt onderbroken.<br />
Art. 27. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor,<br />
de Raad of de overeenkomstig artikel<br />
49, § 2, van de wet speciaal daartoe<br />
aangeduide expert, kunnen zich op de zitting<br />
laten bijstaan of vertegenwoordigen<br />
door een advocaat of bedrijfsrevisor.<br />
De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep kunnen niettemin de persoonlijke<br />
verschijning bevelen.<br />
§ 2. De Raad en de betrokken bedrijfsrevisor<br />
kunnen ieder aan de Tuchtcommissie<br />
en de Commissie van Beroep<br />
vragen om de expert(en) bedoeld in artikel<br />
49, § 2, van de wet te horen.<br />
De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep kunnen op ieder moment aan<br />
de Raad een aanvulling op <strong>het</strong> verslag<br />
vragen die bestemd is om hen de elementen<br />
van de zaak waarvan ze geadieerd<br />
zijn te verduidelijken.<br />
§ 3. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />
van Beroep kunnen beslissen om<br />
216 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
de klachtindiener te horen, wanneer ze<br />
geadieerd zijn op basis van een klacht.<br />
Art. 28. De beslissingen van de Tuchtcommissie<br />
en de Commissie van Beroep<br />
worden in <strong>het</strong> openbaar uitgesproken.<br />
Art. 29. Wanneer de Raad, tijdens de<br />
procedure, <strong>het</strong> ontslag van de vervolgde<br />
bedrijfsrevisor aanvaardt, kan de Raad,<br />
niettegenstaande <strong>het</strong> ontslag, aan de<br />
Tuchtcommissie of de Commissie van<br />
Beroep vragen dat, rekening houdende<br />
met de ernst van de feiten, de tuchtprocedure<br />
wordt voortgezet. De straf, die<br />
eventueel naar aanleiding van de procedure<br />
wordt uitgesproken, wordt slechts<br />
van kracht in geval van wedertoelating.<br />
Hoofdstuk VI. – Gevolgen van de<br />
tuchtsancties<br />
Art. 30. Indien een bedrijfsrevisor speciaal<br />
is erkend voor de uitoefening van<br />
bepaalde revisorale opdrachten, of indien<br />
hij ingeschreven is bij een bevoegde autoriteit<br />
die gelijkaardige functies <strong>als</strong> deze<br />
van <strong>het</strong> Instituut heeft in België of in een<br />
Lidstaat van de Europese Unie of in een<br />
Staat waarmee <strong>het</strong> Koninkrijk of de Europese<br />
Unie een overeenkomst in dat opzicht<br />
heeft gesloten, wordt iedere<br />
beslissing van de Tuchtcommissie of van<br />
de Commissie van Beroep, die een<br />
tuchtsanctie bevat die in kracht van gewijsde<br />
is gegaan, door de Raad meegedeeld<br />
aan de autoriteit die de erkenning<br />
heeft afgeleverd of aan de betrokken bevoegde<br />
autoriteit, tenzij de Raad geen<br />
kennis zou hebben van de erkenning of<br />
<strong>het</strong> lidmaatschap.<br />
Art. 31. § 1. De schorsing neemt van<br />
rechtswege een aanvang op de eerste dag<br />
van de maand die volgt op deze tijdens<br />
dewelke de beroepstermijn is verstreken.<br />
§ 2. Wanneer een bedrijfsrevisor <strong>het</strong><br />
voorwerp uitmaakt van een tuchtsanctie<br />
van schorsing van meer dan één maand<br />
die in kracht van gewijsde is gegaan,<br />
brengt hij bij aangetekende brief vanaf de<br />
eerste dag van de schorsing de personen<br />
voor wie hij een revisorale opdracht uitvoert<br />
ter kennis dat hij volledig onbeschikbaar<br />
is voor de periode die is<br />
vastgesteld door de tuchtbeslissing. Op<br />
dezelfde dag maakt hij aan de Raad een<br />
kopie over van de aldus gedane kennisgevingen.<br />
Art. 32. § 1. De sancties van waarschuwing<br />
en berisping worden automatisch<br />
uitgewist na vijf jaar. Het uitwissen<br />
geldt voor de toekomst.<br />
§ 2. Indien de betrokkene zijn eerherstel<br />
bekomt, worden de straffen met <strong>het</strong><br />
verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden<br />
of voort te zetten en de schorsingen<br />
uitgewist.<br />
Deze kan worden gevraagd na een periode<br />
van vijf jaar vanaf <strong>het</strong> ogenblik<br />
waarop de beslissing in kracht van gewijsde<br />
is gegaan. Met <strong>het</strong> oog hierop<br />
dient de belanghebbende bij de Tuchtcommissie<br />
een gemotiveerd verzoek in<br />
dat vergezeld is van de nodige stukken.<br />
Laatstgenoemde verzoekt om <strong>het</strong> advies<br />
van de Raad, die <strong>het</strong> zal formuleren binnen<br />
een termijn van maximaal twee<br />
maanden. Vervolgens neemt zij haar beslissing<br />
binnen de drie maanden van de<br />
kennisgeving van <strong>het</strong> advies van de<br />
Raad.<br />
Deze beslissing is niet vatbaar voor<br />
hoger beroep of voorziening in cassatie.<br />
Een nieuw verzoek kan worden ingediend<br />
iedere keer dat de betrokken persoon<br />
over nieuwe nuttige stukken ter<br />
ondersteuning van zijn verzoek beschikt<br />
en ten vroegste twee jaar na <strong>het</strong> verwerpen<br />
van <strong>het</strong> vorige verzoek.<br />
Het eerherstel geldt slechts voor de<br />
toekomst.<br />
Art. 33. § 1. De definitief geworden<br />
schrapping om tuchtrechtelijke redenen<br />
brengt van rechtswege <strong>het</strong> verlies van de<br />
hoedanigheid van bedrijfsrevisor met<br />
zich mee. De geschrapte bedrijfsrevisor<br />
kan slechts om zijn wedertoelating verzoeken<br />
na een termijn van tien jaar en nadat<br />
hij, in <strong>het</strong> geval van een natuurlijke<br />
persoon, geslaagd is in de proef voorzien<br />
in artikel 5, 5° van de wet.<br />
§ 2. Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />
die volgens de<br />
Raad zouden moeten worden doorgevoerd<br />
in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt<br />
de definitief geworden schrapping ver-<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 217
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
meld in <strong>het</strong> jaarverslag dat voorgesteld<br />
wordt door de Raad aan de algemene vergadering<br />
van <strong>het</strong> Instituut.<br />
Art. 34. De geschorste bedrijfsrevisor<br />
behoudt de hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />
maar oefent, overeenkomstig de<br />
wet, geen enkele beroepsactiviteit meer<br />
uit in België in zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />
Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />
die volgens de Raad<br />
zouden moeten doorgevoerd worden in<br />
<strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt zijn<br />
hoedanigheid van lid van <strong>het</strong> Instituut<br />
niet aan derden meegedeeld tijdens de<br />
duur van de schorsing.<br />
Hoofdstuk VII. – Bijzondere<br />
bevoegdheid inzake geldboete<br />
Art. 35. § 1. Overeenkomstig artikel<br />
75 van de wet en artikel 22 van de wet<br />
van 11 januari 1993 tot voorkoming van<br />
<strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong> financiële stelsel<br />
voor <strong>het</strong> witwassen van geld en de financiering<br />
van <strong>het</strong> terrorisme, kan de Tuchtcommissie<br />
of de Commissie van Beroep,<br />
in geval van niet-naleving van de artikelen<br />
4 tot 19 van de wet van 11 januari<br />
1993 of van de ter uitvoering genomen<br />
besluiten door de bedrijfsrevisoren die<br />
eraan zijn onderworpen:<br />
1° volgens de regels die zij bepaalt, de<br />
beslissingen en maatregelen die zij<br />
neemt, openbaar maken;<br />
2° een administratieve geldboete opleggen,<br />
die niet minder dan 250 euro en<br />
niet meer dan 1.250.000 euro mag<br />
bedragen, na de betrokken ondernemingen<br />
of personen in hun verweer<br />
te hebben gehoord of minstens behoorlijk<br />
te hebben opgeroepen; de<br />
geldboete wordt geïnd in <strong>het</strong> voordeel<br />
van de Schatkist, door de Administratie<br />
van de B.T.W., registratie en<br />
domeinen.<br />
§ 2. Iedere uitgesproken beslissing van<br />
de Tuchtcommissie of de Commissie van<br />
Beroep in deze materie dat een<br />
tuchtsanctie inhoudt die in kracht van gewijsde<br />
is gegaan, wordt door de Raad aan<br />
de Cel voor Financiële Informatieverwerking<br />
meegedeeld.<br />
Hoofdstuk VIII. – Informatie aan<br />
derden<br />
Art. 36. § 1. Onverminderd de bevoegdheden<br />
van de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, wanneer de Raad<br />
een klacht betreffende een bedrijfsrevisor<br />
heeft ontvangen en beslist om noch de<br />
Tuchtcommissie noch de Commissie van<br />
Beroep te adiëren, deelt hij deze beslissing<br />
en zijn motivering mee aan de<br />
klachtindiener binnen de maand van<br />
voorvermelde beslissing. Indien deze beslissing<br />
gepaard gaat met een terechtwijzing,<br />
worden de beslissing en de<br />
terechtwijzing slechts aan de klachtindiener<br />
meegedeeld op <strong>het</strong> moment waarop<br />
de terechtwijziging definitief is geworden.<br />
§ 2. Wanneer de Kamer van verwijzing<br />
en instaatstelling, de Tuchtcommissie of<br />
de Commissie van Beroep uitspraak hebben<br />
gedaan over feiten die <strong>het</strong> voorwerp<br />
van een klacht uitmaken, deelt de Raad<br />
aan de klachtindiener, die erom verzoekt,<br />
<strong>het</strong> dispositief van de in kracht van gewijsde<br />
gegane beslissing mee die voorvloeit<br />
uit de aanhangigmaking.<br />
In dat geval informeert de Raad eveneens<br />
de klachtindiener dat alleen de Procureur-generaal<br />
de toegang tot een<br />
volledige of gedeeltelijke kopie van de<br />
beslissing kan verlenen. De Procureurgeneraal<br />
onderzoekt ieder verzoek tot<br />
toegang, rekening houdend met de voorschriften<br />
die voortvloeien uit <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />
van de bedrijfsrevisor.<br />
§ 3. Wanneer een klacht wordt onderzocht,<br />
of wanneer naar aanleiding van<br />
een klacht de tuchtinstanties werden gevat<br />
en er nog geen enkele in kracht van<br />
gewijsde gegane beslissing is tussengekomen,<br />
informeert de Raad de klachtindiener,<br />
op zijn verzoek, dat er nog geen<br />
enkele definitieve beslissing is genomen<br />
inzake de klacht.<br />
§ 4. De Raad maakt een kopie over aan<br />
de betrokken bedrijfsrevisor van iedere<br />
mededeling die aan de klachtindiener<br />
werd gedaan op grond van onderhavig<br />
artikel.<br />
218 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
Hoofdstuk IX. – Tucht van de<br />
stagiairs<br />
Art. 37. § 1. In uitvoering van artikel<br />
76 van de wet, zijn de bepalingen van<br />
dit artikel van toepassing inzake tucht<br />
van de stagiairs. De Stagecommissie,<br />
haar voorzitter en haar plaatsvervangende<br />
voorzitter vervullen de functies die<br />
zijn voorbehouden respectievelijk aan de<br />
Tuchtcommissie, haar voorzitter en haar<br />
plaatsvervangende voorzitter.<br />
De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />
komt niet tussen in tuchtprocedures<br />
betreffende stagiairs overeenkomstig<br />
artikel 46, § 3, van de wet.<br />
§ 2. Het onderzoek van de dossiers<br />
wordt door de Raad toevertrouwd aan<br />
één of meerdere verslaggevers die de<br />
hoedanigheid hebben van bedrijfsrevisor<br />
of van erebedrijfsrevisor, en die geen lid<br />
zijn van de Stagecommissie.<br />
§ 3. De Raad kan zijn functies die dit<br />
besluit hem toekent delegeren aan een<br />
comité bestaande uit drie van zijn leden.<br />
§ 4. Op initiatief van de verslaggever(s)<br />
kan <strong>het</strong> verhoor van de stagiair in<br />
de loop van <strong>het</strong> onderzoek worden vervangen<br />
door een schriftelijke vraag om<br />
uitleg.<br />
§ 5. Wanneer de Stagecommissie optreedt<br />
<strong>als</strong> tuchtrechtsmacht, zetelt zij op<br />
geldige wijze voor zover ten minste drie<br />
van haar leden de met <strong>het</strong> oog hierop bijeengekomen<br />
kamer samenstellen.<br />
§ 6. Alle door de stagiair opgelopen<br />
straffen worden automatisch uitgewist op<br />
de dag van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />
met uitzondering van schorsingsstraffen<br />
van ten minste drie maanden die<br />
slechts na vijf jaar na de eedaflegging<br />
worden uitgewist.<br />
§ 7. De schrapping van een stagiair<br />
brengt <strong>het</strong> verlies van <strong>het</strong> positieve resultaat<br />
van alle reeds ondergane proeven,<br />
hierin begrepen <strong>het</strong> toelatingsexamen,<br />
met zich mee, <strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich<br />
opnieuw aan te bieden tijdens een termijn<br />
van tien jaar.<br />
§ 8. Iedere kennisgeving of mededeling<br />
gedaan aan de stagiair of aan een derde<br />
klachtindiener in <strong>het</strong> kader van een onderzoek<br />
of een tuchtprocedure wordt in<br />
kopie aan de stagemeester gericht, behoudens<br />
in de gevallen waarin de autoriteit,<br />
die overgaat tot de kennisgeving of<br />
de mededeling, van mening zou zijn dat<br />
de verzending van een kopie aan de stagemeester<br />
schade zou berokkenen aan<br />
<strong>het</strong> onderzoek of de tuchtprocedure.<br />
§ 9. Voor de toepassing van artikel 27<br />
van onderhavig besluit dienen de termen<br />
“bedrijfsrevisor” en “art. 73 van de wet”<br />
respectievelijk <strong>als</strong> “stagiair” en “art. 76,<br />
§ 2 van de wet” te worden gelezen.<br />
Hoofdstuk X. – Slotbepalingen<br />
Art. 38. Op 27 april 2007 treden in<br />
werking:<br />
1° artikel 67 van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />
van 21 april 2007 tot omzetting van<br />
bepalingen van Richtlijn 2006/43/EG<br />
van <strong>het</strong> Europees Parlement en de<br />
Raad van 17 mei 2006 betreffende de<br />
wettelijke controles van jaarrekeningen<br />
en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />
tot wijziging van de Richtlijnen<br />
78/660/EEG en 83/349/EEG van de<br />
Raad, en houdende intrekking van<br />
Richtlijn 84/253/EEG van de Raad,<br />
voor zover <strong>het</strong> de artikelen 44 en 45<br />
in de wet van 22 juli 1953 houdende<br />
oprichting van een Instituut van de<br />
Bedrijfsrevisoren en organisatie van<br />
<strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />
van bedrijfsrevisor invoegt; en<br />
2° artikelen 15 tot 19 van dit besluit.<br />
Op 31 augustus 2007 treden de andere<br />
artikelen van dit besluit in werking.<br />
Art. 39. § 1. Onderhavig besluit is<br />
van toepassing op de procedures die hangende<br />
zijn bij zijn inwerkingtreding en<br />
op de tevoren uitgesproken straffen. De<br />
bepalingen van dit besluit kunnen evenwel<br />
niet worden ingeroepen om de<br />
geldigheid van de handelingen die voorafgaandelijk<br />
aan zijn inwerkingtreding<br />
werden gesteld opnieuw ter discussie te<br />
stellen.<br />
§ 2. Niettegenstaande de vorige paragraaf<br />
zijn de mededelingsverplichtingen<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 219
K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />
zo<strong>als</strong> vastgelegd door artikels 31 en 32<br />
slechts van toepassing op de beslissingen<br />
die genomen zijn na de inwerkingtreding<br />
van dit besluit.<br />
§ 3. Voor <strong>het</strong> eerste jaar, wordt de door<br />
<strong>het</strong> Instituut krachtens artikel 18<br />
verschuldigde bijdrage vastgesteld op<br />
260.000 euro, en strekt zich uit over<br />
de periode van 27 april 2007 tot<br />
31 december 2007. Het eventuele overschot<br />
wordt overgedragen naar boekjaar<br />
2008.<br />
Art. 40. Onze Minister bevoegd voor<br />
Economie is belast met de uitvoering van<br />
onderhavig besluit.<br />
220 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
18.7 Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de<br />
buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
1. Algemeenheden<br />
De toegang tot <strong>het</strong> beroep voor de kandidaten die genieten van een<br />
gelijkwaardige titel in <strong>het</strong> buitenland maakt <strong>het</strong> voorwerp uit van een examen<br />
door <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren (artikel 5 van de wet van 22 juli 1953<br />
houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren en artikel 37 van <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor).<br />
Deze procedure betreft de beroepsbeoefenaars van de 27 Lidstaten van de<br />
Europese Unie, en tevens de landen met wie wederzijdse overeenkomsten<br />
afgesloten werden (heden met Canada en Zwitserland).<br />
De procedure van wederzijdse erkenning is ook van toepassing op de<br />
beroepsbeoefenaars van de Europese Economische Ruimte (met name<br />
Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) in de mate dat de vrijheden waarop de<br />
eenheidsmarkt van de Europese Unie gebaseerd zijn ook van toepassing zijn op<br />
de landen van de EER.<br />
2. Gelijkwaardige hoedanigheid<br />
De procedure voorzien in artikel 5 van de wet van 1953 en in artikel 37 van <strong>het</strong><br />
koninklijk besluit van 30 april 2007 wordt voorbehouden voor de<br />
beroepsbeoefenaars die in <strong>het</strong> buitenland over een gelijkwaardige hoedanigheid<br />
<strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België beschikken.<br />
Onder gelijkwaardige hoedanigheid wordt begrepen, de hoedanigheid in dat land<br />
om de controle van de jaarrekeningen te kunnen uitvoeren.<br />
In Nederland betreft <strong>het</strong> de “registeraccountant” en “accountantadministratieconsulent<br />
met aantekening”.<br />
In Frankrijk betreft <strong>het</strong> de “commissaire aux comptes”.<br />
In Duitsland betreft <strong>het</strong> de “wirtschaftsprüfer”.<br />
In <strong>het</strong> Groothertogdom Luxemburg betreft <strong>het</strong> de “réviseur d’entreprises”.<br />
In <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk betreft <strong>het</strong> de “chartered accountant” die beschikt<br />
over een Practising Certificate dat toelaat om de jaarrekeningen in <strong>het</strong> Verenigd<br />
Koninkrijk te certificeren.<br />
In Canada betreft <strong>het</strong> de “comptable agréé/chartered accountant”.<br />
Indien er twijfel blijft bestaan over de gelijkwaardige hoedanigheid, zal er<br />
contact opgenomen worden met <strong>het</strong> Instituut van oorsprong. De Raad beslist<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 221
Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
vervolgens, op basis van de ingewonnen inlichtingen, over <strong>het</strong> gelijkwaardige<br />
karakter.<br />
3. Dossier<br />
Een kandidatuur zal enkel in aanmerking genomen worden na indiening van een<br />
behoorlijk ingevuld dossier en na betaling van de dossierkosten ten belope van<br />
500,-€ op de rekening 001-2073801-17.<br />
Het dossier bestaat uit volgende stukken:<br />
a) een geboorteakte;<br />
b) een nationaliteitsbewijs of een fotokopie van de identiteitskaart;<br />
c) een recent getuigschrift van goed gedrag en zeden<br />
d) <strong>het</strong> attest uitgereikt door <strong>het</strong> Instituut van oorsprong van <strong>het</strong> behalen van een<br />
gelijkwaardige titel <strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België;<br />
e) een kopie van de diploma’s;<br />
f) een curriculum vitae met een foto;<br />
g) de aanduiding van een beroepsadres in België;<br />
h) de bevestiging van <strong>het</strong> engagement om de normen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> na te leven.<br />
4. Voorbereiding van <strong>het</strong> examen<br />
Het doel van <strong>het</strong> examen is zich te vergewissen van de voldoende kennis van de<br />
kandidaat van de Belgische juridische beroepspraktijk.<br />
De materie van <strong>het</strong> examen betreft <strong>het</strong> geheel van de kennis die we van een<br />
beroepsbeoefenaar in België kunnen verwachten zo<strong>als</strong><br />
- <strong>het</strong> vennootschapsrecht;<br />
- <strong>het</strong> boekhoudrecht (statutaire en geconsolideerde jaarrekening);<br />
- <strong>het</strong> fiscaal recht;<br />
- <strong>het</strong> sociaal recht;<br />
- <strong>het</strong> burgerlijk recht;<br />
- de specifieke auditnormen in <strong>het</strong> Belgisch recht;<br />
- de plichtenleer.<br />
Het examen bestaat er niet in de audittechnieken na te zien. Deze wordt<br />
beschouwd <strong>als</strong> gekend gezien de betrokkene over een gelijkwaardige<br />
hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland beschikt.<br />
De kandidaat zal erop toezien zijn kennis ten opzichte van zijn specifieke<br />
beroepservaring uit te breiden.<br />
Eén van de nuttig referentiewerken voor de voorbereiding van <strong>het</strong> examen is <strong>het</strong><br />
Vademecum van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Dit boek is beschikbaar op<br />
aanvraag tegen betaling bij <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren (bib@ibr-ire.be).<br />
Dit document wordt louter ter informatie vermeld.<br />
222 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007
Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
Andere werken en nuttige wetgeving zullen geraadpleegd worden.<br />
In de bibliotheek van <strong>het</strong> Instituut vindt men talrijke nuttige referenties.<br />
5. Examen – praktische modaliteiten<br />
Het examen wordt op afspraak georganiseerd.<br />
Het examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte.<br />
De kandidaat wordt gevraagd om enkele vragen over de uitoefening van <strong>het</strong><br />
beroep in België te beantwoorden.<br />
De mondelinge proef volgt onmiddellijk na <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte, en vindt<br />
plaats met twee leden van de Raad van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrjfsrevisoren.<br />
Verschillende vragen worden aan de kandidaat gesteld teneinde zich te<br />
vergewissen van zijn bekwaamheid om <strong>het</strong> beroep in België uit te oefenen.<br />
Het examen bestaat erin aan de hand van een confraterneel onderhoud de kennis<br />
van de Belgische beroepspraktijk te beoordelen. Het is dus niet de bedoeling<br />
opnieuw de gelijkwaardige verplichtingen voor <strong>het</strong> uitoefenen van <strong>het</strong> beroep in<br />
<strong>het</strong> land van oorsprong van de kandidaat te controleren.<br />
De twee leden van de Raad stellen een schriftelijk verslag over <strong>het</strong> examen op en<br />
op basis van dit verslag beslist de Raad over <strong>het</strong> al dan niet toekennen van de<br />
hoedanigheid van lid aan de kandidaat.<br />
6. Aantal zittingen – mededeling van de resultaten<br />
De resultaten worden per brief binnen de twee maanden meegedeeld.<br />
De brief vermeldt al dan niet of de kandidaat bekwaam is om <strong>het</strong> beroep van<br />
bedrijfsrevisor in België uit te oefenen.<br />
Indien hij/zij geslaagd is, beslist de Raad over de toelating tot de eedaflegging<br />
van de kandidaat.<br />
In geval van niet-slagen, kan de kandidaat opnieuw <strong>het</strong> examen afleggen (zowel<br />
<strong>het</strong> schriftelijk <strong>als</strong> mondeling gedeelte maken deel uit van een geheel) na <strong>het</strong><br />
aflopen van een termijn van 6 maanden of 1 jaar rekening houdend met de<br />
vastgestelde zwakheden en de door de jury geformuleerde aanbevelingen.<br />
De kandidaat mag maximum drie keer <strong>het</strong> examen afleggen. Na de drie zittingen<br />
wordt de beslissing van de Raad definitief.<br />
<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 223
Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />
7. Beroepsmogelijkheid<br />
Na drie mislukkingen beschikt de kandidaat over de mogelijkheid om in beroep<br />
te gaan tegen de beslissing van de Raad.<br />
Artikel 9, § 3 van de wet van 22 juli 1953 bepaalt: “Tegen iedere beslissing van<br />
de Raad waarbij de toelating van een kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt<br />
geweigerd, staat voor de belanghebbende beroep open bij de voormelde<br />
Commissie van Beroep.”.<br />
Het beroep is enkel geldig indien <strong>het</strong> ingediend werd bij de Commissie van<br />
Beroep (Arenbergstraat 13 te 1000 Brussel) binnen een termijn van 30 dagen na<br />
kennisneming van de beslissing van de Raad.<br />
224 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007