18.01.2014 Views

Download het vademecum als pdf bestand - IBR

Download het vademecum als pdf bestand - IBR

Download het vademecum als pdf bestand - IBR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

VADEMECUM VAN DE BEDRIJFSREVISOR<br />

Deel III: Toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

2007


INSTITUUT<br />

VAN DE<br />

BEDRIJFSREVISOREN<br />

VADEMECUM<br />

VAN DE<br />

BEDRIJFSREVISOR<br />

Deel III: Toegang tot <strong>het</strong><br />

beroep<br />

2007<br />

Standaard Uitgeverij<br />

Mechelsesteenweg 203<br />

2018 Antwerpen<br />

tel.: 03 285 72 00<br />

fax: 03 230 12 25<br />

www.standaarduitgeverij.be/<br />

informatief<br />

e-mail:<br />

sui@standaarduitgeverij.be<br />

<strong>IBR</strong><br />

Arenbergstraat 13<br />

1000 Brussel<br />

tel.: 02 512 51 36<br />

fax: 02 512 78 86<br />

www.accountancy.be<br />

e-mail: info@ibr-ire.be


Door O. COSTA, adviseur<br />

Onder leiding van de Stagecommissie samengesteld uit:<br />

D. VAN CUTSEM, Voorzitter<br />

M. BLOCKX<br />

B. CALLENS<br />

F. FANK<br />

G. HEPNER<br />

D. KROES<br />

V. MARICQ<br />

I. SAEYS<br />

J. TISON<br />

R. VAN ASBROECK<br />

P. VAN IMPE<br />

L. VERRIJSSEN<br />

H. WILMOTS<br />

4de uitgave<br />

Verantwoordelijke uitgever: P. Berger – Arenbergstraat 13 – 1000 Brussel<br />

Tel: 02/512.51.36<br />

© 2007 Alle rechten voorbehouden.<br />

Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of<br />

opgeslagen in een retriev<strong>als</strong>ysteem, en evenmin worden overgedragen in welke<br />

vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van<br />

fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke<br />

uitgever.<br />

Wettelijk depot: D/2007/0034/424<br />

ISBN 978-90-341-9238-7


VOORWOORD<br />

De organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep is één van de voornaamste<br />

opdrachten die de wetgever aan ons Instituut heeft toevertrouwd. Het betreft niet<br />

alleen de stage maar ook de examens die afgelegd dienen te worden door de<br />

buitenlandse, al dan niet Europese, confraters even<strong>als</strong> de relaties met de andere<br />

Instituten op dit gebied.<br />

Deze opdracht wordt vooral door de Stagecommissie, die over een ruime<br />

autonomie tegenover de Raad beschikt, uitgeoefend. De Stagecommissie zetelt<br />

ook in de hoedanigheid van tuchtinstantie.<br />

De Stagecommissie heeft, in de loop van de voorbije jaren, een rechtspraak<br />

uitgebouwd waarvan <strong>het</strong> interessant leek deze in Deel III van <strong>het</strong> Vademecum<br />

van de Bedrijfsrevisor te verzamelen. De voornaamste aspecten van de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België worden erin samengevat.<br />

In 2006 en 2007 vonden belangrijke evoluties plaats inzake de toegang tot <strong>het</strong><br />

beroep. Onderhavige uitgave betreft een volledige herziening van de vorige<br />

uitgave van deze publicatie. Dit werk houdt rekening met de evoluties van de<br />

Richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van<br />

jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, bekendgemaakt in <strong>het</strong><br />

Publicatieblad van de Europese Unie van 9 juni 2006.<br />

Onderhavige uitgave houdt eveneens rekening met de talrijke aanpassingen<br />

aangebracht aan de reglementaire bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep,<br />

die zijn vervat in <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007 (B.S. 30 mei 2007).<br />

Deze uitgave is een onontbeerlijke referentiebron voor alle stagiairs en<br />

toekomstige stagiairs, voor de studenten die belangstelling tonen voor ons<br />

beroep, voor de onderwijsinstellingen, voor de buitenlandse confraters even<strong>als</strong><br />

voor de leden van <strong>het</strong> Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten.<br />

Ook de stagemeesters zullen hierin een antwoord op hun vragen vinden.<br />

Ik wens mijn oprechte dank te betuigen aan de leden van de Stagecommissie<br />

even<strong>als</strong> aan de heer Olivier COSTA, verantwoordelijke van de stagedienst, dank<br />

zij wie deze kwaliteitsvolle uitgave tot stand kon komen.<br />

Pierre P. BERGER<br />

Voorzitter<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 5


INHOUDSTAFEL<br />

1. Inleiding 15<br />

1.1 Toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees niveau 15<br />

1.1.1 Richtlijn 2006/43/EG 15<br />

A. Toepassingsgebied 15<br />

B. Studieniveau 16<br />

C. Theoretische kennis 16<br />

D. Vrijstellingen 16<br />

E. Praktijkopleiding 16<br />

F. Beroepservaring 17<br />

G. Toelating van wettelijke auditors uit andere Lidstaten 17<br />

1.1.2 Richtlijn 2005/36/EG 17<br />

A. Bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep 17<br />

B. Toepassingsgebied 17<br />

1.2 Toegang tot <strong>het</strong> beroep in België 18<br />

1.3 Organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep in de schoot van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> 18<br />

1.4 www.ibr-ire.be: een informatiebron voor de stagiairs 19<br />

1.5 Internationale context 19<br />

2. Wettelijke (wet van 22 juli 1953) en reglementaire (K.B. toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van 30 april 2007, K.B. van 10 januari 1994<br />

betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren en K.B. tucht<br />

van 26 april 2007) bepalingen 21<br />

3. De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep 23<br />

3.1 Bevoegdheden van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald in <strong>het</strong> Koninklijk Besluit<br />

van 30 april 2007 23<br />

3.2 De Stagecommissie (art. 28 van de wet van 22 juli 1953 en art. 4<br />

tot en met 10 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007) 23<br />

3.2.1 Samenstelling van de Stagecommissie 23<br />

3.2.2 Bevoegdheden van de Stagecommissie 24<br />

3.2.3 Organisatie van de vergaderingen van de Stagecommissie 26<br />

3.2.4 De functie van verslaggever 27<br />

3.3 De Examencommissie (artikel 11) 27<br />

3.3.1 Samenstelling van de Examencommissie 27<br />

3.3.2 Bevoegdheden van de Examencommissie 27<br />

3.4 Rol van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) 28<br />

4. Voorwaarden voor de toelating tot de stage 29<br />

4.1 Voorwaarde van nationaliteit of woonplaats 29<br />

4.2 Voorwaarde van de burgerlijke en politieke rechten 29<br />

4.3 Diploma 29<br />

4.4 Sluiten van een stageovereenkomst 30<br />

5. Toelatingsexamen 31<br />

5.1 Inschrijving voor <strong>het</strong> toelatingsexamen 31<br />

5.2 Af te leggen examenvakken 31<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 7


5.3 Vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen 33<br />

5.3.1 Vrijstellingen voor de houders van een masterdiploma 33<br />

5.3.2 Vrijstellingen voor andere gediplomeerden 33<br />

5.3.3 Analyse door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> van de dossiers waarvoor vrijstellingen<br />

worden gevraagd 33<br />

5.3.4 Geldigheid van de vrijstellingen en van de resultaten van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen 35<br />

5.4 Opstelling en verbetering van <strong>het</strong> examen 36<br />

5.5 Timing en aantal keren dat <strong>het</strong> toelatingsexamen mag worden afgelegd 36<br />

5.6 Administratieve stappen 36<br />

6. Toelating tot de stage 39<br />

6.1 Het dossier van toelating tot de stage 39<br />

6.2 Voorwaarden van toelating tot de stage 39<br />

6.2.1 Voorwaarden in verband met de stagemeester 39<br />

A. Vijf jaar inschrijving in hoedanigheid van bedrijfsrevisor op<br />

<strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> 40<br />

B. Maximum drie stagiairs 40<br />

C. Het profiel van de stagemeester 40<br />

D. Het geval van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor 42<br />

E. Sociaal statuut van de stagemeester 42<br />

F. Contacten tussen de stagemeester en de stagiair 42<br />

G. Stagemeester gestraft met een schorsing 42<br />

H. Twee stagemeesters 43<br />

6.2.2 Voorwaarden verbonden aan de stagiair 43<br />

A. Verbod van stageactiviteiten verricht namens een vennootschap 43<br />

B. Onverenigbaarheden 44<br />

6.2.3 Overige voorwaarden 44<br />

6.3 Goedkeuring van de stageovereenkomsten door de Stagecommissie<br />

en toelating tot de stage door de Stagecommissie 44<br />

6.4 Voorbeelden van stageovereenkomsten onder een statuut <strong>als</strong><br />

zelfstandige en onder een statuut <strong>als</strong> loontrekkende en ook van<br />

verbintenisbrief 45<br />

6.4.1 Model van stageovereenkomst 45<br />

6.4.2 Stageovereenkomst met een bedrijfsrevisorenkantoor 46<br />

6.4.3 Verbintenisbrief van de stagemeester 47<br />

6.5 Titel van stagiair-bedrijfsrevisor 48<br />

6.6 De hoedanigheid van stagiair 48<br />

6.7 Sociaal statuut van de stagiair 49<br />

6.8 Informatievergadering met betrekking tot de stage 49<br />

6.9 Weigering van de toelating tot de stage door de Stagecommissie 49<br />

7. Verloop van de stage 51<br />

7.1 Doel van de stage 51<br />

7.2 Duur van de stage 51<br />

7.3 Stagewerkzaamheden: <strong>het</strong> begrip duizend uren per jaar 51<br />

7.4 Vermindering van de stageduur en vrijstelling van de stage 52<br />

7.5 Opschorting van de stage 54<br />

7.5.1 Algemeenheden 54<br />

8 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


7.5.2 Verplichtingen van de stagemeester naar aanleiding van<br />

<strong>het</strong> beëindigen van een stageovereenkomst 55<br />

7.5.3 Onderbreking van de stage in geval van overmacht 55<br />

7.6 Verlenging van de stage 56<br />

7.7 Schrappingen 56<br />

7.7.1 Administratieve schrappingen 56<br />

7.7.2 Tuchtrechtelijke schrappingen 57<br />

7.8 Einde van de stage 57<br />

7.9 Herneming van de stage bij dezelfde stagemeester 57<br />

7.9.1 Automatisch 57<br />

7.9.2 Binnen de termijn van vijf jaar vanaf de aanvang van de<br />

opschorting 57<br />

7.9.3 Na <strong>het</strong> verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting 58<br />

7.10 Verandering van stagemeester (gedurende de stage of na een<br />

opschorting van de stage) 58<br />

7.11 Stage in <strong>het</strong> buitenland 59<br />

7.12 Stage uitgevoerd bij twee stagemeesters 61<br />

7.13 Facultatief karakter van <strong>het</strong> concurrentiebeding 61<br />

7.14 Bijhouden van de lijst van de stagiairs 61<br />

8. Stageseminaries 63<br />

8.1 Principes 63<br />

8.2 Materies vervat in de stageseminaries 63<br />

8.3 Facultatief karakter van de stageseminaries 63<br />

8.4 Financiële tussenkomst van de stagemeester 64<br />

8.5 Timing van de inschrijvingen en organisatie van de seminaries 64<br />

8.6 Betaling van <strong>het</strong> inschrijvingsrecht voor de stageseminaries 65<br />

8.7 Syllabi van de stageseminaries 65<br />

9. Stage-examens 67<br />

9.1 Vakgebieden voor de stage-examens 67<br />

9.2 Afleggen van de examens per vakkenblok 67<br />

9.3 Afwezigheid op <strong>het</strong> examen 67<br />

9.4 Afleggen van de stage-examens 68<br />

9.5 Quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet worden<br />

gehaald 68<br />

9.6 Inzage in de examenformulieren 69<br />

9.7 Voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de stage-examens<br />

te kunnen afleggen 69<br />

9.8 Toegelaten documentatie op examens 69<br />

9.9 Verbanden tussen de stageseminaries en de stage-examens 69<br />

10. Stagedagboek 71<br />

10.1 Doel 71<br />

10.2 Vorm 71<br />

10.3 Inhoud 71<br />

10.4 Bespreking van de opmerkingen die in <strong>het</strong> stagedagboek worden<br />

vermeld 73<br />

10.5 Periodiciteit 73<br />

10.6 Laattijdige indiening 74<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 9


10.7 Advies van de Stagecommissie 74<br />

10.8 Stagedagboek in <strong>het</strong> geval van twee stagemeesters 75<br />

10.9 Indiening van een stagedagboek in geval van opschorting 75<br />

10.10 Indiening van een stagedagboek in geval van verandering van<br />

stagemeester 75<br />

10.11 Indiening van een stagedagboek in geval van slagen voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen 75<br />

10.12 Indiening van een stagedagboek in geval van mislukking voor<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 76<br />

11. Bekwaamheidsexamen 77<br />

11.1 Inrichting van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 77<br />

11.2 Beraadslaging voor de toelating tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 77<br />

11.3 Inhoud en praktische organisatie van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 78<br />

11.3.1 Een schriftelijke proef 78<br />

11.3.2 Een mondelinge proef 78<br />

11.4 Aanwezigheid van de stagemeester op <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

(mondeling gedeelte) 79<br />

11.5 Samenstelling van de jury voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

(art. 33 van <strong>het</strong> K.B.) 79<br />

11.6 Reglementaire bepalingen in verband met <strong>het</strong> afleggen van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen 80<br />

11.7 Inschrijving voor een sessie van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 80<br />

11.8 Niet afleggen van <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen in geval van overmacht 81<br />

11.9 Deelname aan de kosten van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen 81<br />

12. Eedaflegging 83<br />

12.1 De beslissing van toelating tot de eedaflegging 83<br />

12.2 Eedaflegging voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te Luik 83<br />

12.3 Eedaflegging van een Belgische stagiair met woonplaats in <strong>het</strong><br />

buitenland 84<br />

12.4 Termijn voor <strong>het</strong> afleggen van de eed 85<br />

12.5 Taal van de eedaflegging 85<br />

12.6 Statuut van de persoon die toegelaten is tot de eed van bedrijfsrevisor 85<br />

12.7 Procedure na de eedaflegging 86<br />

13. Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register 87<br />

13.1 Algemeenheden 87<br />

13.2 In geval van herinschrijving binnen de termijn van vijf jaar 87<br />

13.3 In geval van herinschrijving buiten de termijn van vijf jaar 88<br />

14. Plichtenleer 89<br />

14.1 Reglementaire bepalingen 89<br />

14.2 Toepassingsgevallen 89<br />

15. Tucht 91<br />

15.1 Algemeenheden 91<br />

15.2 Bevoegdheid in eerste aanleg 91<br />

15.3 Bevoegdheid in hoger beroep 91<br />

15.4 Procedure in eerste aanleg 92<br />

10 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


15.5 Procedure in beroep 92<br />

15.6 Tuchtsancties 92<br />

15.7 Bijstand van een stagiair-bedrijfsrevisor tijdens een tuchtprocedure<br />

door een bedrijfsrevisor die niet zijn stagemeester is of door een<br />

advocaat 93<br />

16. Inachtneming van de beroepservaring 95<br />

17. Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse<br />

beroepsbeoefenaars 97<br />

17.1 Inleiding 97<br />

17.2 Algemeenheden 97<br />

17.3 In de Europese Unie 98<br />

17.4 Wederzijdse erkenning (= wederkerigheid) buiten de Europese Unie 99<br />

17.5 Geen wederzijdse ambtshalve erkenning (= geen wederkerigheid)<br />

buiten de Europese Unie 99<br />

18. Bijlagen 101<br />

18.1 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007 101<br />

18.2 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de toegang tot<br />

<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van <strong>het</strong> Koninklijk<br />

Besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de<br />

kandidaat-bedrijfsrevisoren 131<br />

18.3 Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />

17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen<br />

78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking<br />

van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad 146<br />

18.4 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de erkenning van<br />

bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register 174<br />

18.5 Koninklijk Besluit van 7 juni 2007 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />

huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren 186<br />

18.6 Koninklijk Besluit van 26 april 2007 tot organisatie van <strong>het</strong><br />

toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong> tuchtreglement<br />

voor de bedrijfsrevisoren 200<br />

18.7 Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse<br />

beroepsbeoefenaars 221<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 11


WAARSCHUWING<br />

Dit Vademecum bevat een samenvatting van de adviezen en standpunten van <strong>het</strong><br />

<strong>IBR</strong> maar is niet noodzakelijkerwijs volledig.<br />

Wanneer geen verdere aanduiding is vermeld na de afkorting “K.B.”, wordt<br />

verwezen naar <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor.<br />

Wanneer geen verdere aanduiding is vermeld na <strong>het</strong> woord “wet”, wordt<br />

verwezen naar de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007.<br />

Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. Erkenning”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong><br />

K.B. van 30 april 2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong><br />

openbaar register.<br />

Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong> K.B. van 7 juni 2007 tot vaststelling van<br />

<strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren.<br />

Wanneer verwezen wordt naar <strong>het</strong> “K.B. Tucht”, wordt hiermee bedoeld <strong>het</strong> K.B.<br />

van 26 april 2007 tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en<br />

houdende <strong>het</strong> tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren.<br />

De inhoud van onderhavig document is bijgehouden tot 31 oktober 2007.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 13


Inleiding<br />

1. INLEIDING<br />

1.1 Toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees niveau<br />

1.1.1 Richtlijn 2006/43/EG<br />

Op Europees niveau wordt de toegang tot <strong>het</strong> beroep van wettelijke auditor<br />

geregeld door de Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />

van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en<br />

geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en<br />

83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van<br />

de Raad (PB. L. 157, 9 juni 2006).<br />

Deze richtlijn vervangt de Achtste Richtlijn van de Raad van de EEG van<br />

10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van <strong>het</strong> EEG-Verdrag<br />

inzake de toelating van personen belast met de wettelijke controle van<br />

boekhoudbescheiden (PBEG L. 126, 12 mei 1984).<br />

De Richtlijn 2006/43/EG definieert onder andere de minimumvoorwaarden die<br />

zowel door de natuurlijke personen <strong>als</strong> door de rechtspersonen nageleefd moeten<br />

worden om erkend te worden <strong>als</strong> wettelijke auditor in elk land van de Europese<br />

Unie.<br />

In vergelijking met de vroegere tekst van de Richtlijn van 10 april 1984 heeft<br />

deze reglementering een bredere draagwijdte dan de erkenning van de wettelijke<br />

auditor. Zij betreft eveneens de plichtenleer, de onafhankelijkheid, de normen en<br />

controleverslagen, <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole, enz.<br />

De artikelen 6 tot en met 14 van de richtlijn betreffen de aspecten met betrekking<br />

tot de toegang tot <strong>het</strong> beroep.<br />

De tests over de theoretische kennis inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep zullen<br />

vanaf 2008 betrekking hebben op 19 materies in plaats van de 17 tot op heden.<br />

De twee nieuwe materies betreffen de internationale boekhoudkundige normen<br />

en de internationale controlenormen. De benaming van sommige bestaande<br />

materies werd aangepast om rekening te houden met de nieuwe context.<br />

De belangrijkste bepalingen omtrent de toelating van natuurlijke personen die in<br />

de richtlijn werden opgenomen, zijn:<br />

A. Toepassingsgebied<br />

Artikel 1 bepaalt dat de richtlijn van toepassing is op de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van handelsvennootschappen.<br />

De wettelijke auditor kijkt de waarachtigheid en de getrouwheid na van de door<br />

vennootschappen openbaar gemaakte financiële informatie.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 15


Inleiding<br />

De wettelijke controle van jaarrekeningen is een opdracht van algemeen belang<br />

ten behoeve van vele bestemmelingen (aandeelhouders of vennoten, personeel<br />

van de vennootschap, publiek, investeerders, publieke overheden, banken,<br />

klanten, leveranciers, enz.).<br />

De wettelijke controle van jaarrekeningen kan worden gedefinieerd <strong>als</strong> de<br />

controle van de boekhouddocumenten opgesteld door de vennootschappen om<br />

zich naar de wettelijke plichten te schikken inzake publicatie van periodieke<br />

financiële informatie (statutaire en geconsolideerde rekeningen, jaarlijks of<br />

interimair, in functie van de plichten van de vennootschap). De resultaten van die<br />

controle leiden tot <strong>het</strong> tot uitdrukking brengen van een oordeel door de<br />

beroepsbeoefenaar.<br />

Deze opdrachten zijn voorbehouden voor wettelijke auditors of auditkantoren<br />

toegelaten door de Lidstaat die de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

voorschrijft.<br />

B. Studieniveau<br />

Artikel 6 schrijft voor dat <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen van universitair niveau<br />

(master) moet zijn en legt bijgevolg deze vereiste op aan de personen die zijn<br />

toegelaten tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke controles van jaarrekeningen.<br />

C. Theoretische kennis<br />

Artikel 8 legt de 19 vakgebieden vast die <strong>het</strong> voorwerp moeten uitmaken van een<br />

toetsing van de theoretische kennis (in België “toelatingsexamen” genoemd).<br />

Het minimumniveau van kennis vereist in elk van deze materies wordt niet<br />

vermeld in de richtlijn maar <strong>het</strong> spreekt vanzelf dat <strong>het</strong> gaat om een niveau dat<br />

overeenkomt met een universitaire opleiding.<br />

D. Vrijstellingen<br />

Artikel 9 bepaalt dat de houders van een universitair of <strong>als</strong> gelijkwaardig erkend<br />

diploma vrijstellingen tot <strong>het</strong> toelatingsexamen kunnen bekomen.<br />

E. Praktijkopleiding<br />

Artikel 10 schrijft een praktische opleiding (in België “stage” genoemd) voor<br />

van drie jaar bij een erkend persoon, die betrekking heeft op de controle van de<br />

jaarrekening, de geconsolideerde jaarrekening en de financiële overzichten.<br />

Ten minste twee derde van de praktijkopleiding vindt plaats in een Lidstaat.<br />

16 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Inleiding<br />

F. Beroepservaring<br />

Artikel 11 bepaalt dat een persoon die niet beantwoordt aan <strong>het</strong> diplomavereiste<br />

toegelaten kan worden mits hij <strong>het</strong> bewijs voorlegt van beroepservaring. Een<br />

adequate ervaring van zeven of vijftien jaar laat onder bepaalde voorwaarden<br />

(waaronder <strong>het</strong> toelatings- en bekwaamheidsexamen) toe om toegelaten te<br />

worden <strong>als</strong> wettelijke auditor.<br />

G. Toelating van wettelijke auditors uit andere Lidstaten<br />

Artikel 14 voorziet in de toelating, onder bepaalde voorwaarden, door <strong>het</strong><br />

bevoegde gezag van een Lidstaat, van personen die hun bekwaamheid geheel of<br />

gedeeltelijk in een andere Lidstaat hebben verworven.<br />

1.1.2 Richtlijn 2005/36/EG<br />

De Richtlijn 2005/36/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />

7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB. L.<br />

255, 30 september 2005) betreft <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor voor opdrachten<br />

andere dan de wettelijke controle van jaarrekeningen.<br />

A. Bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

De artikelen 5 tot en met 9 en 13 tot en met 14 hebben betrekking op de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep. Andere artikelen kunnen eveneens een invloed hebben inzake de<br />

toegang tot <strong>het</strong> beroep (art. 56 inzake de samenwerking van de autoriteiten en<br />

art. 57 inzake de contactpunten).<br />

B. Toepassingsgebied<br />

De Richtlijn 2005/36/EG betreft de erkenning van beroepskwalificaties.<br />

Zij beoogt niet enkel <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor maar talrijke<br />

gereglementeerde beroepen.<br />

Deze richtlijn betreft de beroepstitels (en niet de uitgevoerde werkzaamheden).<br />

Het gaat om een richtlijn die tot doel heeft vijftien bestaande richtlijnen inzake<br />

beroepskwalificaties te verenigen en een onderdaan van een Lidstaat toe te laten<br />

een gereglementeerd beroep uit te oefenen in een andere Lidstaat dan die waar de<br />

beroepskwalificatie werd verworven.<br />

De richtlijn betreft:<br />

- de vrijheid van vestiging (titel III);<br />

- de vrije dienstverrichting (titel II).<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 17


Inleiding<br />

De Richtlijn 2005/36/EG is van toepassing op de bedrijfsrevisor voor de<br />

opdrachten die geen betrekking hebben op de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen van handelsvennootschappen.<br />

Zij beoogt derhalve niet de wederzijdse erkenning van de wettelijke auditors<br />

voor zover deze geregeld wordt bij Richtlijn 2006/43/EG.<br />

1.2 Toegang tot <strong>het</strong> beroep in België<br />

De toegang tot <strong>het</strong> beroep is afhankelijk van:<br />

- <strong>het</strong> slagen in een toelatingsexamen ;<br />

- <strong>het</strong> doorlopen van een stage ;<br />

- <strong>het</strong> slagen in een bekwaamheidsexamen.<br />

Het toelatingsexamen omvat 19 vakken (cf. infra punt 5). De houder van een<br />

masterdiploma kan vrijstellingen bekomen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen in functie<br />

van gevolgde cursussen tijdens zijn/haar universitaire opleiding.<br />

De stage duurt drie jaar. De kandidaten die <strong>het</strong> bewijs kunnen leveren van een<br />

ervaring op financieel, juridisch en boekhoudvlak, en/of op <strong>het</strong> gebied van<br />

wettelijke controle van de jaarrekening, kunnen genieten van een vermindering<br />

van de duur van de stage (cf. infra 7.4).<br />

1.3 Organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep in de schoot<br />

van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />

Artikel 3 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren bepaalt:<br />

“Het Instituut heeft <strong>als</strong> doel te waken over de opleiding en te voorzien in de<br />

bestendige organisatie van een korps specialisten die bekwaam zijn de functie<br />

van bedrijfsrevisor te vervullen....”.<br />

Om deze opdracht uit te oefenen, waakt <strong>het</strong> Instituut er over dat de kandidaatbedrijfsrevisor<br />

een stage loopt of over een voldoende beroepservaring beschikt<br />

teneinde de stage volledig of gedeeltelijk te vervangen. Het koninklijk besluit<br />

van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep bevat bijzondere regels<br />

in dit verband.<br />

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren beschikt over een dienst (“de stagedienst”)<br />

die met de organisatie van de toegang tot <strong>het</strong> beroep en onder meer van de stage<br />

van bedrijfsrevisor is belast. Deze dienst voert zijn werkzaamheden uit onder de<br />

verantwoordelijkheid van de Stagecommissie.<br />

18 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Inleiding<br />

1.4 www.ibr-ire.be: een informatiebron voor de stagiairs<br />

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren heeft de rubriek stage op zijn website<br />

(www.ibr-ire.be) uitgewerkt.<br />

Een groot aantal inlichtingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en<br />

inzonderheid inzake <strong>het</strong> verloop van de stage is beschikbaar op de website van<br />

<strong>het</strong> Instituut.<br />

Bepaalde documenten worden door <strong>het</strong> Instituut medegedeeld via deze website.<br />

Zijn onder meer beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut: inlichtingen met<br />

betrekking tot <strong>het</strong> toelatingsexamen (voorwaarden, reglement,<br />

inschrijvingsformulieren, enz.), de toelating tot de stage (samenstelling van <strong>het</strong><br />

dossier, met typevoorbeelden van stageovereenkomsten, basisregels, enz.), de<br />

agenda van de seminaries, de examens en de gebeurtenissen in verband met de<br />

stage, de beslissingen van de rechtspraak van de Stagecommissie, <strong>het</strong><br />

stagedagboek, <strong>het</strong> verloop van de stage, enz.<br />

De Stagecommissie nodigt de stagiairs uit om regelmatig de website van <strong>het</strong><br />

Instituut te raadplegen.<br />

1.5 Internationale context<br />

Het Instituut is inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep op Europees vlak actief in de<br />

schoot van de werkgroep “Liberalisation / Qualification” van de Fédération des<br />

Experts Comptables Européens (FEE), waarvan <strong>het</strong> voorzitterschap wordt<br />

waargenomen door de Erevoorzitter van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>, de heer André KILESSE. Het<br />

Instituut volgt eveneens aandachtig de ontwikkelingen inzake de toegang tot <strong>het</strong><br />

beroep in de schoot van de International Federation of Accountants (IFAC).<br />

Onder meer op <strong>het</strong> gebied van de stage onderhoudt <strong>het</strong> Instituut van de<br />

Bedrijfsrevisoren contacten met verschillende gelijkaardige beroepsorganisaties<br />

(bv. IRE in Luxemburg, Compagnie Nationale des Commissaires aux Comptes,<br />

Koninklijk Nivra).<br />

Het Instituut organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen voor de Luxemburgse kandidaten<br />

samen met <strong>het</strong> IRE in Luxemburg.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 19


Wettelijke en reglementaire bepalingen<br />

2. WETTELIJKE (WET VAN 22 JULI 1953) EN<br />

REGLEMENTAIRE (K.B. TOEGANG TOT HET<br />

BEROEP VAN 30 APRIL 2007, K.B. VAN 10 JANUARI<br />

1994 BETREFFENDE DE PLICHTEN VAN DE<br />

BEDRIJFSREVISOREN EN K.B. TUCHT VAN<br />

26 APRIL 2007) BEPALINGEN<br />

De bepalingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en meer bepaald tot de<br />

stage van bedrijfsrevisor liggen vervat in Europese bepalingen, even<strong>als</strong> in<br />

Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bronnen.<br />

De nuttige bepalingen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep van de Richtlijn<br />

2006/43/EG werden hiervoor aangehaald (cf. supra, punt 1.1.1.).<br />

Wat de Belgische wettelijke bepalingen betreft, gaat <strong>het</strong> om de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Deze wet<br />

werd onder meer gewijzigd door de wet van 21 februari 1985 en onlangs door<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit van 21 april 2007. De bepalingen in verband met de functie<br />

van bedrijfsrevisor en de toegang tot <strong>het</strong> beroep zijn vervat in de artikelen 4 en<br />

volgende van de wet. De bepalingen in verband met de stage van<br />

bedrijfsrevisoren zijn vervat in de artikelen 27 tot en met 29 van de wet.<br />

De specifieke bepalingen in verband met de toegang tot <strong>het</strong> beroep en onder<br />

meer de stage liggen vervat in <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007<br />

betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Dit koninklijk besluit<br />

bevat 39 artikels, met <strong>als</strong> hoofdstukken:<br />

1) Definities;<br />

2) De stage in <strong>het</strong> algemeen;<br />

3) De Stagecommissie;<br />

4) De Examencommissie;<br />

5) Toelating tot de stage;<br />

6) De stageovereenkomst;<br />

7) Verloop van de stage;<br />

8) Rechten en plichten van de stagiair en van de stagemeester;<br />

9) Het bekwaamheidsexamen;<br />

10) Toelating tot de eed en einde van de stage;<br />

11) Erkenning van de bekwaamheden gelijkwaardig met die van bedrijfsrevisor<br />

in <strong>het</strong> buitenland;<br />

12) Diverse en opheffingsbepalingen.<br />

Het koninklijk besluit betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong><br />

openbaar register (K.B. van 30 april 2007) en <strong>het</strong> huishoudelijk reglement (K.B.<br />

van 7 juni 2007) bevatten eveneens een aantal bepalingen betreffende de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />

De bepalingen inzake de plichtenleer zijn opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

van 10 januari 1994 betreffende de plichten van de bedrijfsrevisoren.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 21


Wettelijke en reglementaire bepalingen<br />

De tuchtbepalingen zijn opgenomen in een specifiek koninklijk besluit (K.B. van<br />

26 april 2007) tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en<br />

houdende <strong>het</strong> tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren.<br />

22 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

3. DE ORGANEN INZAKE DE TOEGANG TOT HET<br />

BEROEP<br />

3.1 Bevoegdheden van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald in <strong>het</strong><br />

Koninklijk Besluit van 30 april 2007<br />

De Raad:<br />

- benoemt de leden van de Stagecommissie en haar Voorzitter (art. 4, § 2 van<br />

<strong>het</strong> K.B.);<br />

- bepaalt, na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, <strong>het</strong><br />

aantal uren of ECTS-punten die voor een vakgebied <strong>als</strong> voldoende worden<br />

geacht voor een vrijstelling tot <strong>het</strong> toelatingsexamen (art. 14, § 2 van <strong>het</strong><br />

K.B.);<br />

- benoemt de leden van elke kamer van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

voor drie jaar, even<strong>als</strong> de plaatsvervangende leden (art. 33, § 3 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- stelt de personen die in een Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />

bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, vrij van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen (art. 37, § 1 van <strong>het</strong><br />

K.B.);<br />

- kan, in geval van wederkerigheid, deze vrijstelling ook verlenen voor een<br />

derde land van de Europese Unie (art. 37, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- gaat, zowel binnen <strong>als</strong> buiten de Europese Unie, na of de vrijgestelde<br />

kandidaten over een voldoende kennis van <strong>het</strong> Belgische recht beschikken<br />

om in België <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen (art. 37, § 3 van <strong>het</strong><br />

K.B.);<br />

- overhandigt ieder jaar aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen een<br />

verslag over de activiteiten van de Stagecommissie en over de<br />

vormingsactiviteiten ten behoeve van de stagiairs (art. 10, tweede lid van <strong>het</strong><br />

K.B.).<br />

3.2 De Stagecommissie (art. 28 van de wet van 22 juli 1953<br />

en art. 4 tot en met 10 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007)<br />

3.2.1 Samenstelling van de Stagecommissie<br />

Artikel 4, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie tien effectieve leden<br />

telt, benoemd door de Raad voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar.<br />

Vier leden van de Stagecommissie zijn leden van de Raad. De Raad duidt één<br />

van hen aan <strong>als</strong> Voorzitter. De zes andere leden zijn bedrijfsrevisor of zijn <strong>het</strong><br />

geweest.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 23


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

Artikel 4, § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat “de Stagecommissie is derwijze<br />

samengesteld dat zij de aanvragen van de kandidaten kan onderzoeken die zich<br />

in één van de landstalen uitdrukken”.<br />

De Stagecommissie kan beroep doen op technische experts.<br />

3.2.2 Bevoegdheden van de Stagecommissie<br />

Artikel 8 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De Stagecommissie organiseert en beheert de stage, met name:<br />

1° keurt de stageovereenkomsten en de toelating tot de stage goed;<br />

2° houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage zowel wat de stagiair <strong>als</strong><br />

de stagemeester betreft;<br />

3° dient de Raad, ambtshalve of op diens vraag, van advies over alle kwesties<br />

betreffende de stage en de stagiairs;<br />

4° stelt de lijst der stagiairs op en houdt deze bij;<br />

5° onderzoekt de stagedagboeken;<br />

6° regelt en leidt de aan de stagiairs opgelegde vakoefeningen;<br />

7° organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />

8° volgt de opleiding gegeven door de stagemeester en geeft de nodige<br />

richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding onvoldoende vindt;<br />

9° kan de stagiairs die niet zijn geslaagd voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />

bijkomende taken opleggen ter vervolmaking van hun praktijkopleiding;<br />

10° beslist, in de gevallen bepaald in dit besluit, over de verlenging of de<br />

verkorting van de stageduur, de opschorting van de stage, de verandering<br />

van stagemeester en de herneming van de stage. Behoudens andersluidende<br />

bepaling kan tegen die beslissingen beroep worden ingesteld bij de Raad;<br />

11° beslist over de vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />

12° stelt aan de Raad de toelating tot de eed voor volgens de modaliteiten<br />

voorzien in artikel 36, § 1;<br />

13° treedt bemiddelend op in geschillen tussen stagemeesters en stagiairs;<br />

14° kan aan de Raad alle inlichtingen meedelen die zij nuttig acht met<br />

betrekking tot een stagemeester of een stagiair en die zij in <strong>het</strong> kader van<br />

haar werkzaamheden heeft ingewonnen;<br />

24 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

15° beslist over de administratieve schrapping van de stagiairs die hun stage<br />

hebben opgeschort voor een periode van meer dan vijf jaar.”.<br />

De Stagecommissie:<br />

- beschikt in de uitoefening van haar opdracht over de ruimste middelen van<br />

toezicht en onderzoek; zij kan alle nuttige inlichtingen inwinnen, de stagiairs<br />

en de stagemeesters verzoeken om voor haar te verschijnen en zich alle<br />

bescheiden doen voorleggen. Zij kan haar bevoegdheid van toezicht en<br />

onderzoek aan één van haar leden overdragen (art. 9 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- kan, wanneer zij de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of wanneer<br />

zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie, de duur<br />

van de stage verlengen voor een totale periode van maximum drie jaar<br />

(art. 22 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- waakt over <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage in <strong>het</strong> buitenland (art. 3, § 2,<br />

tweede lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- organiseert eens per jaar <strong>het</strong> toelatingsexamen (art. 13, § 1, eerste lid van <strong>het</strong><br />

K.B.);<br />

- benoemt de leden van de Examencommissie van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

(art. 11, § 1, derde lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- keurt <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van de Examencommissie van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen goed (art. 11, § 1, vierde lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- kan, onder bepaalde voorwaarden, vrijstelling verlenen voor <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen (art. 14 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- bepaalt de datum van toelating tot de stage (art. 20 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- keurt de stageovereenkomsten goed (art. 16, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- legt de minima van de aan de stagiairs toegekende bezoldiging vast (art. 19,<br />

§ 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- legt de aard van de uren revisorale opdrachten vast (art. 21 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- legt de voorschriften voor <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong> stagedagboek vast (art. 27<br />

van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- kan, enkel in specifieke gevallen, een vermindering van de duur van de stage<br />

toestaan (art. 23 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- beslist over de opschorting van de stage op gemotiveerd verzoek van één van<br />

de partijen (art. 24, § 1 van <strong>het</strong> K.B.) en legt de datum van aanvang van de<br />

opschorting van de stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting van de<br />

stage (art. 24, § 3 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 25


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

- beslist over de schrapping van een stagiair (art. 24, § 4 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- legt de voorwaarden vast voor een verandering van stagemeester (art. 25 van<br />

<strong>het</strong> K.B.);<br />

- stelt aan de Raad de toelating tot de eedaflegging van de stagiairs voor<br />

(art. 36, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- kan individuele afwijkingen toestaan van de regels betreffende de<br />

onverenigbaarheden (art. 28, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- geeft voorschriften aan de stagemeesters (art. 30 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- laat de stagiairs die voldaan hebben aan de stageverplichtingen toe tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen (art. 32, § 2 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- bepaalt de inhoud van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen (art. 34, § 1 van <strong>het</strong> K.B.);<br />

- kan, aansluitend op de beslissing van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />

bijkomende werkzaamheden opleggen aan de kandidaat (art. 35 van <strong>het</strong><br />

K.B.);<br />

- kan tuchtsancties opleggen aan de stagiair die de regels inzake tucht en<br />

plichtenleer niet nakomt (art. 76 van de wet);<br />

- houdt de lijst der stagiairs bij (art. 12 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning en art. 8, 4° van<br />

<strong>het</strong> K.B.);<br />

- brengt jaarlijks verslag uit bij de Raad over haar werkzaamheden (art. 10,<br />

eerste lid van <strong>het</strong> K.B.).<br />

3.2.3 Organisatie van de vergaderingen van de Stagecommissie<br />

Artikel 5, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie ten minste om de twee<br />

maanden vergadert. In praktijk vergadert de Stagecommissie ongeveer tien maal<br />

per jaar. Bijkomende vergaderingen worden op verzoek van de Voorzitter van de<br />

Stagecommissie georganiseerd.<br />

De vergaderingen van de Stagecommissie worden genotuleerd. De notulen<br />

worden op de zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard (art. 7 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

Naar analogie met artikel 13 van <strong>het</strong> K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement van <strong>het</strong> Instituut, kan de Stagecommissie haar akkoord geven om<br />

uittreksels van de notulen aan confraters of aan derden mede te delen.<br />

De voornaamste beslissingen van de Stagecommissie worden bij uittreksel<br />

bekendgemaakt op de website van <strong>het</strong> Instituut, in <strong>het</strong> Vademecum en/of <strong>het</strong><br />

Jaarverslag van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />

26 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

3.2.4 De functie van verslaggever<br />

De verslaggever, in wiens functie impliciet voorzien wordt in artikel 9, tweede<br />

lid van <strong>het</strong> K.B., is een lid van de Stagecommissie dat aangesteld wordt om de<br />

stage van een aantal stagiairs op te volgen.<br />

De functie van verslaggever heeft tot doel om, in specifieke dossiers, de<br />

beslissingen van de Stagecommissie voor te bereiden.<br />

De verslaggever wordt met name belast met <strong>het</strong> onderzoeken van <strong>het</strong> dossier van<br />

toelating tot de stage en van de stagedagboeken.<br />

3.3 De Examencommissie (artikel 11)<br />

3.3.1 Samenstelling van de Examencommissie<br />

De Examencommissie is samengesteld uit ten minste tien personen die één van<br />

de 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen doceren aan een universiteit of aan een<br />

hogeschool van <strong>het</strong> lange type.<br />

Deze personen worden benoemd door de Stagecommissie.<br />

3.3.2 Bevoegdheden van de Examencommissie<br />

De Examencommissie is bevoegd voor:<br />

- <strong>het</strong> opstellen van de vragen van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />

- de verbetering van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />

- de deliberatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen;<br />

- <strong>het</strong> overmaken van de resultaten van <strong>het</strong> toelatingsexamen aan de<br />

Stagecommissie.<br />

De Examencommissie oefent haar werkzaamheden onafhankelijk van de<br />

Stagecommissie uit. Zij oefent haar activiteiten uit op basis van haar<br />

huishoudelijk reglement.<br />

De Examencommissie stelt een kalender op van haar interventies rekening<br />

houdend met de verplichting om de resultaten van de deliberaties uiterlijk twee<br />

maanden na de datum van <strong>het</strong> examen aan de Stagecommissie te bezorgen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 27


De organen inzake de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

3.4 Rol van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

(HREB)<br />

In <strong>het</strong> kader van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor, komt de HREB in<br />

volgende gevallen tussenbeide:<br />

a) de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> overhandigt ieder jaar aan de HREB een verslag over de<br />

activiteiten van de Stagecommissie en over de vormingsactiviteiten ten<br />

behoeve van de stagiairs (art. 10, tweede lid van <strong>het</strong> K.B.);<br />

b) overeenkomstig artikel 14, § 2 van <strong>het</strong> K.B. verstrekt de Hoge Raad zijn<br />

advies aan de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> betreffende <strong>het</strong> voldoende karakter van <strong>het</strong><br />

aantal punten of ECTS besteed aan de studie van een vakgebied in <strong>het</strong> kader<br />

van de eisen gesteld voor <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor betreffende de<br />

toekenning van vrijstellingen.<br />

De HREB heeft onder meer verschillende adviezen uitgebracht betreffende de<br />

organisatie van de stage waaronder <strong>het</strong> advies van 17 februari 2005 betreffende<br />

de vrijstellingsvoorwaarden in <strong>het</strong> kader van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor. Dit advies analyseert de lijst van de vakken van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen, de criteria van de vrijstellingen en <strong>het</strong> vereiste niveau omtrent<br />

dit examen zo<strong>als</strong> voorgesteld door de Raad van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />

28 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Voorwaarden voor de toelating tot de stage<br />

4. VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING TOT DE<br />

STAGE<br />

4.1 Voorwaarde van nationaliteit of woonplaats<br />

Artikel 27 van de wet verwijst naar artikel 5 dat bepaalt:<br />

“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />

natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />

1° onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat<br />

die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische<br />

Ruimte, of zijn woonplaats hebben in België; in de veronderstelling dat een<br />

persoon zijn woonplaats niet in België heeft, dient hij er te beschikken over<br />

een vestiging;”.<br />

4.2 Voorwaarde van de burgerlijke en politieke rechten<br />

Ditzelfde artikel verduidelijkt dat men:<br />

“3° niet [mag] beroofd geweest zijn van de burgerlijke en politieke rechten, niet<br />

in staat van faillissement verklaard geweest zijn zonder eerherstel te hebben<br />

bekomen en geen zelfs voorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste drie<br />

maand hebben opgelopen voor één van de strafbare feiten vermeld in<br />

artikel 1 van <strong>het</strong> koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende<br />

<strong>het</strong> rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om<br />

bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, voor een<br />

inbreuk op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van <strong>het</strong><br />

bedrijfsleven, voor een inbreuk op <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen, op de<br />

wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, hun<br />

uitvoeringsbesluiten, op de fiscale wetgeving of op buitenlandse bepalingen<br />

die <strong>het</strong>zelfde voorwerp hebben;”.<br />

4.3 Diploma<br />

Om tot de stage te worden toegelaten, moet de kandidaat eveneens beantwoorden<br />

aan de vereisten inzake diploma en/of ervaring zo<strong>als</strong> bepaald met toepassing van<br />

artikel 5, 4° van de wet en slagen voor een toelatingsexamen van een niveau dat<br />

de bevoegdheid en de bekwaamheid van de toekomstige bedrijfsrevisor kan<br />

waarborgen. Artikel 5, 4° van de wet bepaalt dat:<br />

“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />

natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet: (..);<br />

4° in <strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma afgeleverd door een Belgische<br />

universiteit of een Belgische hogeschool van <strong>het</strong> lange type en van<br />

universitair niveau. De Koning bepaalt de voorwaarden op grond waarvan<br />

een buitenlands diploma of een bepaalde ervaring <strong>als</strong> gelijkwaardig worden<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 29


Voorwaarden voor de toelating tot de stage<br />

erkend, in voorkomend geval na <strong>het</strong> slagen in een examen over de materies<br />

van <strong>het</strong> Belgisch recht die van belang zijn voor de uitoefening van <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor;”.<br />

Onverminderd de bepalingen die betrekking hebben op de ervaring, is de toegang<br />

tot de stage voorbehouden aan de houders van een masterdiploma.<br />

Een bachelordiploma beantwoordt niet aan die voorwaarden.<br />

De kwestie van <strong>het</strong> diploma moet worden bekeken in <strong>het</strong> licht van de<br />

ontwikkelingen rond de Bologna-verklaring van 19 juni 1999 die door België<br />

<strong>als</strong>ook door alle landen van de Europese Unie werd ondertekend. De Bolognaverklaring<br />

werd in België omgezet in <strong>het</strong> decreet van de Franse Gemeenschap<br />

van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger onderwijs ter<br />

bevordering van de integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong> hoger onderwijs en<br />

betreffende de herfinanciering van de universiteiten, en <strong>het</strong> decreet van de<br />

Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />

De Bologna-verklaring bepaalt onder meer een hervorming van de universitaire<br />

titels.<br />

Er zijn drie universitaire titels voorzien:<br />

- Bachelor (3 jaar universitaire studie);<br />

- Master (4 of 5 jaar universitaire studie);<br />

- Doctorandus (8 jaar universitaire studie).<br />

Overeenkomstig artikel 5, 4° van de wet heeft de Raad van <strong>het</strong> Instituut beslist<br />

een universitair diploma van <strong>het</strong> type “Master” voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor te eisen.<br />

De bepalingen inzake de buitenlandse beroepsbeoefenaars worden in punt 17.3.<br />

behandeld.<br />

4.4 Sluiten van een stageovereenkomst<br />

Om tot de stage te worden toegelaten, moet de kandidaat een stageovereenkomst<br />

sluiten met een lid van <strong>het</strong> Instituut dat tenminste vijf jaar is ingeschreven in <strong>het</strong><br />

openbaar register van <strong>het</strong> Instituut en zich ertoe verbindt de stagiair te begeleiden<br />

en hem bij te staan in zijn opleiding <strong>als</strong> bedrijfsrevisor.<br />

De stageovereenkomst moet door de Stagecommissie worden goedgekeurd.<br />

De Stagecommissie stelt “model” stageovereenkomsten voor, zowel voor de<br />

stagiair-bediende <strong>als</strong> voor de stagiair met een statuut van zelfstandige.<br />

Dit onderwerp wordt verder toegelicht in punt 6.4.<br />

30 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelatingsexamen<br />

5. TOELATINGSEXAMEN<br />

5.1 Inschrijving voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

Het inschrijvingsformulier voor <strong>het</strong> toelatingsexamen <strong>als</strong>ook de samenvattende<br />

tabel van de cursussen, die door de onderwijsinstelling moet worden<br />

geattesteerd, zijn beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De kandidaten voor <strong>het</strong> toelatingsexamen worden verzocht de naar behoren<br />

ingevulde samenvattende tabel van de geattesteerde cursussen voor de<br />

vakgebieden van <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> <strong>als</strong>ook <strong>het</strong><br />

inschrijvingsformulier uiterlijk op de laatste werkdag van juni in te dienen bij <strong>het</strong><br />

<strong>IBR</strong>.<br />

De samenvattende tabel moet worden geattesteerd door de onderwijsinstelling<br />

die <strong>het</strong> diploma heeft uitgereikt. Deze tabel herneemt onder andere de<br />

beschrijvingen van de gevolgde vakken en de vermelding van <strong>het</strong> aantal<br />

overeenkomende lesuren of studiepunten (ECTS-kredieten m.a.w. European<br />

Credit Transfer System). De Stagecommissie bepaalt op basis hiervan de<br />

vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

Een afschrift van <strong>het</strong> (de) door de onderwijsinstelling afgeleverde diploma(‘s)<br />

wordt bij <strong>het</strong> inschrijvingsformulier voor <strong>het</strong> toelatingsexamen gevoegd.<br />

De betaling van de dossierkosten (150 EUR) moet worden verricht op <strong>het</strong><br />

moment dat de inschrijvingsstukken worden ingediend.<br />

Wanneer deze bepalingen niet worden nageleefd, wordt <strong>het</strong> dossier niet aanvaard<br />

en teruggezonden naar de kandidaat.<br />

Indien de kandidaat op datum van indiening van zijn dossier niet in <strong>het</strong> bezit is<br />

van <strong>het</strong> diploma (en eventueel van een aanvullend diploma of van een<br />

getuigschrift van einde studie), aanvaardt de Stagecommissie dat uitsluitend dit<br />

bewijsdocument uiterlijk tegen 30 september wordt ingediend. Deze tolerantie<br />

geldt enkel voor de diploma’s en de attesten van slagen afgeleverd tijdens <strong>het</strong><br />

jaar van indiening van <strong>het</strong> dossier voor de toelatingsexamens. Hierdoor kunnen<br />

studenten die hun diploma in juni of september van <strong>het</strong> jaar van inschrijving<br />

behaalden, deelnemen aan de in oktober van <strong>het</strong>zelfde jaar georganiseerde<br />

toelatingsexamens van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />

5.2 Af te leggen examenvakken<br />

Het toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> omvat 19 vakgebieden waarvoor<br />

vrijstellingen kunnen worden bekomen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 31


Toelatingsexamen<br />

Overeenkomstig de Richtlijn 2006/43/EG en artikel 13, § 2 van <strong>het</strong> K.B. zijn de<br />

19 examenvakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen tot <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>:<br />

1° algemene theorie en de beginselen<br />

van de boekhouding;<br />

2° wettelijke voorschriften en<br />

normen voor de opstelling van<br />

jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen;<br />

11° vennootschapsrecht en corporate<br />

governance;<br />

12° faillissementsrecht en soortgelijke<br />

procedures;<br />

3° internationale standaarden voor 13° belastingrecht;<br />

jaarrekeningen;<br />

4° financiële analyse; 14° burgerlijk en handelsrecht;<br />

5° analytische en<br />

beleidsboekhouding;<br />

6° risicomanagement en interne<br />

beheersing;<br />

7° controleleer en<br />

beroepsvaardigheden;<br />

8° wettelijke voorschriften en<br />

gedrags- en beroepsnormen<br />

betreffende de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen en de daarmee<br />

belaste wettelijke auditors;<br />

9° internationale<br />

controlestandaarden;<br />

10° beroepsethiek en<br />

onafhankelijkheid;<br />

15° socialezekerheidsrecht en<br />

arbeidsrecht;<br />

16° informatietechnologieën en<br />

informaticasystemen;<br />

17° algemene, financiële en<br />

bedrijfseconomie;<br />

18° wiskunde en statistiek;<br />

19° grondbeginselen van financieel<br />

bedrijfsbeheer.<br />

De 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen betreffen in de praktijk 23 verschillende<br />

examens in de mate dat de beschrijving van de vakken van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

bestaat uit de hergroepering van vakken waarvan de onderwerpen verschillend<br />

zijn. De 23 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen worden in punt 5.3.3. gedetailleerd.<br />

Een lijst van naslagwerken die moeten helpen bij de voorbereiding op de<br />

toelatingsexamens is beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De vermelde werken zijn ter beschikking in de bibliotheek van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Zo<strong>als</strong> vermeld in artikel 38, § 2 van <strong>het</strong> K.B., treedt de bepaling met betrekking<br />

tot de vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen in werking op 1 januari 2008. Geen<br />

enkel overgangsstelsel werd voorzien.<br />

32 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelatingsexamen<br />

5.3 Vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

5.3.1 Vrijstellingen voor houders van een masterdiploma<br />

De vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> kunnen worden<br />

bekomen op grond van een universitair diploma of van een diploma van hoger<br />

onderwijs van <strong>het</strong> lange type (masterdiploma).<br />

5.3.2 Vrijstellingen voor andere gediplomeerden<br />

De universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type staan<br />

soms bepaalde faciliteiten toe aan de houders van een diploma van <strong>het</strong> hoger<br />

onderwijs van <strong>het</strong> korte type (graduaat/bachelor). Dergelijke faciliteiten maken<br />

deel uit van de autonomie van de onderwijsinstellingen van universitair niveau.<br />

Er kan rekening worden gehouden met graduaatcursussen (bachelor), in de<br />

gevallen waarin deze individueel werden erkend in <strong>het</strong> kader van een<br />

universitaire overstapregeling en de universitaire instelling bevestigt dat die<br />

cursussen gelijkwaardig zijn met de vakken gegeven in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

cursussenprogramma van de universitaire instelling.<br />

5.3.3 Analyse door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> van de dossiers waarvoor<br />

vrijstellingen worden gevraagd<br />

De toekenning van vrijstellingen is <strong>het</strong> voorwerp van een onderzoek door de<br />

Stagecommissie op basis van de inlichtingen die op <strong>het</strong> inschrijvingsformulier<br />

worden vermeld en van de door de onderwijsinstellingen verstrekte inlichtingen<br />

betreffende de inhoud van de verschillende cursussen, met inbegrip van de<br />

graduaatcursussen waarvoor een vrijstelling wordt gevraagd (cf. 5.3.2 supra).<br />

De Stagecommissie heeft <strong>het</strong> geheel van de cursussen van de programma’s van<br />

de universiteiten en economische hogescholen van <strong>het</strong> lange type met<br />

economische oriëntatie in België onderzocht en heeft voor elk van de door<br />

voormelde instellingen meegedeelde cursussen <strong>het</strong> aantal studiepunten ECTS<br />

bepaald die in aanmerking kunnen worden genomen in <strong>het</strong> kader van de<br />

toekenning van vrijstellingen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De<br />

cursussen die door de onderwijsinstellingen werden meegedeeld en die naar<br />

behoren werden gedocumenteerd, komen in aanmerking in <strong>het</strong> kader van een<br />

vrijstelling voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

Het Instituut van de Bedrijfsrevisoren heeft deze inlichtingen meegedeeld aan<br />

elk van voormelde onderwijsinstellingen voor de cursussen die zij organiseren.<br />

In geval van wijziging van <strong>het</strong> cursussenprogramma, worden de<br />

onderwijsinstellingen verzocht <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> hiervan in te lichten zodat deze laatste<br />

deze cursussen kan onderzoeken en desgevallend kan beslissen dat deze<br />

cursussen <strong>het</strong> voorwerp kunnen uitmaken van vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 33


Toelatingsexamen<br />

De Stagecommissie zal, in voorkomend geval, andere aanvragen tot vrijstelling<br />

tot <strong>het</strong> toelatingsexamen nazien.<br />

Om vrijstellingen mogelijk te maken, moet (overeenkomstig art. 14 van <strong>het</strong><br />

K.B.) aan twee voorwaarden zijn voldaan:<br />

a) <strong>het</strong> betrokken vakgebied moet uitdrukkelijk op (de aanvulling van) <strong>het</strong><br />

diploma/getuigschrift zijn vermeld;<br />

b) de aan <strong>het</strong> vakgebied bestede aantal uren of studiepunten ECTS moeten<br />

tenminste overeenstemmen met <strong>het</strong> aantal uren of studiepunten ECTS die<br />

voor dit vakgebied door de Raad, na advies van de Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen, voldoende worden geacht in <strong>het</strong> kader van de eisen<br />

gesteld voor <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Wij hebben de eisen van de Raad<br />

in onderstaande tabel samengevat.<br />

Code Vakgebieden Verdeling Aantal<br />

ECTS<br />

010 Algemene theorie en de beginselen van de<br />

boekhouding<br />

10<br />

021<br />

022<br />

Wettelijke voorschriften en normen voor de<br />

opstelling van<br />

jaarrekeningen en<br />

geconsolideerde jaarrekeningen<br />

030 Internationale standaarden voor jaarrekeningen 6<br />

040 Financiële analyse 6<br />

050 Analytische en beleidsboekhouding 6<br />

060 Risicomanagement en interne beheersing Minimum 4<br />

voor interne<br />

beheersing<br />

6<br />

070 Controleleer en beroepsvaardigheden 6<br />

080 Wettelijke voorschriften en gedrags- en<br />

beroepsnormen betreffende de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen en de daarmee<br />

belaste wettelijke auditors<br />

3<br />

090 Internationale controlestandaarden 3<br />

100 Beroepsethiek en onafhankelijkheid 3<br />

111<br />

112<br />

Vennootschapsrecht en<br />

corporate governance<br />

120 Faillissementsrecht en soortgelijke procedures 3<br />

130 Belastingrecht 3<br />

141<br />

142<br />

Burgerlijk en<br />

handelsrecht<br />

150 Socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht 2<br />

4<br />

2<br />

4<br />

2<br />

1<br />

1<br />

6<br />

6<br />

2<br />

34 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelatingsexamen<br />

Code Vakgebieden Verdeling Aantal<br />

ECTS<br />

160 Informatietechnologieën en<br />

8<br />

informaticasystemen<br />

170 Algemene, financiële en bedrijfseconomie 8<br />

181<br />

182<br />

Wiskunde en<br />

statistiek<br />

190 Grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer 6<br />

Vrijstellingen worden door de Stagecommissie verleend in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

volledige studieprogramma. Aanvullende cursussen bij dit volledig programma<br />

zullen slechts in aanmerking kunnen worden genomen voor zover zij bevestigd<br />

worden door een getuigschrift afgeleverd door een universiteit of een hogeschool<br />

van <strong>het</strong> lange type. Deze bepaling laat een kandidaat die niet met goed gevolg de<br />

totaliteit van een aanvullend programma na een masterdiploma heeft afgelegd,<br />

toch toe om de met succes afgelegde vakgebieden te doen gelden. De cursussen<br />

die succesvol werden afgelegd in de hoedanigheid van individuele student<br />

kunnen eveneens in aanmerking worden genomen in <strong>het</strong> kader van de toekenning<br />

van vrijstellingen voor zover de kandidaat bovendien over een masterdiploma<br />

beschikt.<br />

Volgende verduidelijkingen kunnen aangebracht worden:<br />

- vrijstellingen kunnen alleen worden toegekend aan de houders van een<br />

Belgisch diploma dat overeenstemt met een studieprogramma van tenminste<br />

vier jaar en uitgereikt door een universiteit, een instelling voor hoger<br />

economisch onderwijs van universitair niveau opgericht of erkend door de<br />

Staat of door een staatsjury;<br />

- vrijstellingen kunnen worden toegekend aan de studenten die hun studies<br />

buiten België hebben gevolgd voor zover <strong>het</strong> diploma <strong>het</strong> voorwerp uitmaakt<br />

van een erkenning door de regering (art. 43 van <strong>het</strong> decreet van de Franse<br />

Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger<br />

onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, en<br />

<strong>het</strong> decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de<br />

herstructurering van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen). De vakgebieden die<br />

specifiek betrekking hebben op nationale materies komen niet in aanmerking<br />

voor de toekenning van vrijstellingen.<br />

5.3.4 Geldigheid van de vrijstellingen en van de resultaten van<br />

<strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

De vrijstellingen die behaald worden voor <strong>het</strong> toelatingsexamen op basis van een<br />

universitair of gelijkwaardig diploma, zijn toegekend voor een onbepaalde duur.<br />

De vrijstellingen behaald ter gelegenheid van <strong>het</strong> toelatingsexamen van <strong>het</strong><br />

Instituut na <strong>het</strong> afleggen en <strong>het</strong> slagen voor de vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

3<br />

3<br />

6<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 35


Toelatingsexamen<br />

van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> met ten minste 60 % van de punten per vak, zijn eveneens geldig<br />

voor een onbepaalde duur.<br />

De kandidaten die de stage niet begonnen zijn binnen een termijn van tien jaar na<br />

<strong>het</strong> indienen van hun inschrijvingsdossier tot <strong>het</strong> toelatingsexamen, worden door<br />

de Stagecommissie ingelicht dat hun dossier zal vernietigd worden tenzij zij<br />

binnen een termijn van zes maanden per aangetekend schrijven aan <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />

bevestigen dat zij <strong>als</strong> nog hun stage willen aanvangen. In haar schrijven bevestigt<br />

de Stagecommissie de lijst van de verkregen vrijstellingen.<br />

5.4 Opstelling en verbetering van <strong>het</strong> examen<br />

Overeenkomstig artikel 11, § 2 van <strong>het</strong> K.B. worden de toelatingsexamens<br />

voorbereid en verbeterd door de Examencommissie samengesteld uit professoren<br />

of docenten van <strong>het</strong> universitair onderwijs of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van<br />

universitair niveau (cf. punt 3.3.).<br />

5.5 Timing en aantal keren dat <strong>het</strong> toelatingsexamen mag<br />

worden afgelegd<br />

De kandidaten kunnen zich inschrijven voor een onbeperkt aantal<br />

examenzittijden voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

Ingeval van mislukking op een examenzittijd, kan de kandidaat zich inschrijven<br />

voor een volgende zittijd van <strong>het</strong> examen en bewaart hierbij zowel de<br />

vrijstellingen toegekend op basis van <strong>het</strong> diploma en <strong>het</strong> getuigschrift <strong>als</strong> de<br />

beste voor elk vak behaalde punten op vorige zittijden van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

De examens worden eens per jaar georganiseerd in de loop van de maand<br />

oktober. Zij zijn gespreid over verschillende examendagen. De data en plaatsen<br />

zijn beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De examens mogen naar keuze in één van de landstalen worden afgelegd.<br />

5.6 Administratieve stappen<br />

Het Instituut deelt aan de kandidaat de vakgebieden mee die hij moet afleggen.<br />

Er wordt een inschrijvingsgeld van 25 EUR gevraagd per af te leggen vakgebied<br />

en per examensessie, dat vóór de deelname aan <strong>het</strong> examen moet worden betaald.<br />

In geval van annulering wordt <strong>het</strong> bedrag van 25 EUR per geannuleerd examen<br />

terugbetaald (ofwel is desgevallend <strong>het</strong> bedrag niet verschuldigd) voor zover <strong>het</strong><br />

Instituut hiervan naar behoren werd ingelicht ten minste tien werkdagen vóór de<br />

datum van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

Geen enkele terugbetaling van de 150 EUR dossierkosten is voorzien.<br />

36 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelatingsexamen<br />

De kandidaat bevestigt per brief, fax of e-mail zijn wens om aan de<br />

toelatingsexamens deel te nemen en zorgt er in voorkomend geval voor dat hij<br />

<strong>het</strong> vakgebied (de vakgebieden) vermeldt dat (die) hij wenst af te leggen.<br />

In geval van vrijstelling voor alle vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen of ingeval hij<br />

geslaagd is voor alle vakken, kan de kandidaat tegen uiterlijk 15 februari van <strong>het</strong><br />

jaar waarin hij zijn stage wenst aan te vatten, een inschrijvingsdossier voor de<br />

stage indienen (cf. punt 6).<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 37


Toelating tot de stage<br />

6. TOELATING TOT DE STAGE<br />

6.1 Het dossier van toelating tot de stage<br />

Het dossier van toelating tot de stage kan pas worden ingediend na kennisgeving<br />

van <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong> toelatingsexamen en/of de vrijstelling voor alle vakken die<br />

voor dat examen werd verleend. Het behoorlijk ingevuld dossier moet uiterlijk<br />

op 15 februari van <strong>het</strong> jaar waarin de kandidaat zijn stage wenst aan te vatten, op<br />

de zetel van <strong>het</strong> Instituut aankomen.<br />

Het dossier moet de volgende gegevens bevatten:<br />

- de stageovereenkomst in drie exemplaren (ondertekend door de stagemeester<br />

en door de stagiair);<br />

- de arbeidsovereenkomst/overeenkomst voor <strong>het</strong> verstrekken van zelfstandige<br />

diensten (met vermelding van de huidige vergoeding);<br />

- een verbintenisbrief ondertekend door de stagemeester (“comfort letter”);<br />

- een curriculum vitae;<br />

- een foto (formaat identiteitskaart);<br />

- een getuigschrift van goed zedelijk gedrag (gedateerd van maximum zes<br />

maanden);<br />

- een kopie van de identiteitskaart;<br />

- een afschrift van <strong>het</strong> diploma en, in voorkomend geval, van de aanvullende<br />

diploma’s of certificaten.<br />

Modellen van de stageovereenkomst en van de verbintenisbrief werden<br />

opgesteld door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> (cf. punt 6.4.1 tot 6.4.3 en punt 6.4.4.).<br />

Indien uiterlijk op 15 februari geen behoorlijk ingevuld dossier werd ingediend,<br />

zal de kandidaat zijn stage niet kunnen aanvangen op 1 juli van dat jaar.<br />

6.2 Voorwaarden van toelating tot de stage<br />

6.2.1 Voorwaarden in verband met de stagemeester<br />

Artikel 2, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt, overeenkomstig artikel 28, § 1, 4° van de<br />

wet:<br />

“De stage wordt verricht onder <strong>het</strong> toezicht van de Stagecommissie bij een<br />

stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die of bedrijfsrevisorenkantoor<br />

dat, op <strong>het</strong> ogenblik van de aanvang van de stage, minstens vijf jaar op <strong>het</strong><br />

openbaar register is ingeschreven en beantwoordt aan de door de<br />

Stagecommissie gestelde voorwaarden.”.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 39


Toelating tot de stage<br />

A. Vijf jaar inschrijving in hoedanigheid van bedrijfsrevisor op <strong>het</strong><br />

openbaar register van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong><br />

Kan <strong>als</strong> stagemeester optreden, enkel de persoon die sinds ten minste vijf jaar de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor bezit (art. 28, § 1, 4° van de wet en art. 2, § 2<br />

van <strong>het</strong> K.B.).<br />

De Stagecommissie aanvaardt voor de beoordeling van dit criterium de datum<br />

van de effectieve aanvang van de stage (en niet de datum van ondertekening van<br />

de stageovereenkomst).<br />

Wat de bedrijfsrevisor betreft die ontslag heeft genomen en die om<br />

wederinschrijving op <strong>het</strong> openbaar register verzoekt, zal <strong>het</strong> criterium van vijf<br />

jaar inschrijving op <strong>het</strong> openbaar register worden beoordeeld rekening houdend<br />

met <strong>het</strong> aantal jaren beroepsuitoefening vóór <strong>het</strong> ontslag.<br />

De beroepsbeoefenaar die in <strong>het</strong> buitenland over een gelijkaardige hoedanigheid<br />

<strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België beschikt, maar die geen titel van<br />

bedrijfsrevisor in België draagt, mag geen stagemeester worden in België. Een<br />

buitenlandse beroepsbeoefenaar mag wel optreden <strong>als</strong> “supervisor” (in<br />

samenwerking met de Belgische stagemeester die verantwoordelijk blijft) voor<br />

<strong>het</strong> gedeelte van de stage uitgeoefend in <strong>het</strong> land waar hij over een hoedanigheid<br />

gelijkwaardig aan die van bedrijfsrevisor beschikt en na goedkeuring door de<br />

Stagecommissie (cf. punt 7.11).<br />

B. Maximum drie stagiairs<br />

De stagemeester kan tegelijkertijd de opleiding van maximum drie stagiairs op<br />

zich nemen (art. 29 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

De hoedanigheid van stagiair wordt verder toegelicht in punt 6.6.<br />

C. Het profiel van de stagemeester<br />

Enkel de leden die in orde zijn met hun bijdrage en hun administratieve<br />

verplichtingen tegenover <strong>het</strong> Instituut (onder meer de jaarlijkse mededeling)<br />

hebben vervuld op de dag van indiening van <strong>het</strong> stagedossier kunnen de<br />

hoedanigheid van stagemeester hebben.<br />

De stagemeester moet over de noodzakelijke ervaring, omvang en kwaliteit van<br />

werkzaamheden beschikken voor de goede vorming van de stagiair.<br />

De Stagecommissie beoordeelt <strong>het</strong> profiel van de stagemeester op basis van de<br />

jaarlijkse mededeling:<br />

a) binnen de vier rubrieken van activiteiten ((a) permanente controleopdrachten<br />

uitgevoerd krachtens de wet, (b) andere controleopdrachten uitgevoerd<br />

krachtens de wet, (c) andere controleopdrachten betreffende de financiële<br />

informatie, (d) controleopdrachten uitgevoerd voor andere bedrijfsrevisoren),<br />

worden enkel de rubrieken a en b beschouwd <strong>als</strong> “revisorale opdrachten”;<br />

40 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelating tot de stage<br />

b) binnen de vijf rubrieken betreffende <strong>het</strong> personeel, beogen de vier eerste<br />

(bedrijfsrevisoren met een handtekeningsbevoegdheid, overige bedrijfsrevisoren,<br />

stagiairs <strong>IBR</strong>, medewerkers deskundigen) beroepsbeoefenaars van de<br />

controle voor wie 1.000 uren revisorale opdrachten per persoon, inclusief de<br />

kandidaat-stagiair, beschikbaar moeten zijn;<br />

c) binnen de 1.000 uren per beroepsbeoefenaar waarvan sprake in punt b)<br />

hierboven, moet een minimum van 500 uren per beroepsbeoefenaar<br />

permanente controleopdrachten uitgevoerd krachtens de wet betreffen<br />

(activiteitsrubriek a);<br />

d) de activiteiten voorgesteld aan de kandidaat-stagiair moet voldoende worden<br />

gediversifieerd;<br />

e) <strong>het</strong> feit dat een kantoor beantwoordt aan de voorwaarden verbonden aan <strong>het</strong><br />

uitoefenen van een hoofdactiviteit, zo<strong>als</strong> bepaald door de omzendbrief van de<br />

Raad van 8 november 2002 impliceert niet noodzakelijk dat <strong>het</strong> kantoor aan<br />

de eisen inzake de opleiding van een stagiair beantwoordt.<br />

De Stagecommissie biedt de bedrijfsrevisor waarvan <strong>het</strong> profiel <strong>als</strong> stagemeester<br />

bepaalde zwakheden zou kunnen vertonen de mogelijkheid om vooraf <strong>het</strong> advies<br />

van de Stagecommissie te vragen. Indien <strong>het</strong> profiel van de stagemeester niet<br />

blijkt te voldoen aan de hierboven vermelde criteria, kan hij door de<br />

Stagecommissie worden gehoord. De Stagecommissie kan bijvoorbeeld toelaten<br />

dat de stage wordt uitgevoerd bij twee stagemeesters (cf. punt 6.2.1. H.<br />

hieronder).<br />

De jaarlijkse mededeling die elke confrater verplicht moet indienen bij <strong>het</strong><br />

Instituut helpt de Stagecommissie bij de analyse van <strong>het</strong> profiel van de<br />

stagemeester met <strong>het</strong> oog op de hoger vermelde criteria. Het ontbreken van de<br />

recentste jaarlijkse mededeling weerhoudt de Stagecommissie een standpunt in<br />

te nemen betreffende de toelating tot de stage van de kandidaten.<br />

De Stagecommissie vervolledigt <strong>het</strong> onderzoek van <strong>het</strong> profiel van de<br />

stagemeester zo<strong>als</strong> hierboven uiteengezet door rekening te houden met de<br />

resultaten van de laatste kwaliteitscontrole van de kandidaat-stagemeester.<br />

Indien de inlichtingen waarover <strong>het</strong> Instituut beschikt niet voldoende en/of<br />

actueel blijken te zijn, wordt de kandidaat-stagemeester uitgenodigd om<br />

bijkomende informatie mee te delen.<br />

De betrokken bedrijfsrevisor kan eveneens worden uitgenodigd voor een<br />

onderhoud met de Stagecommissie betreffende de mogelijkheid om een stagiair<br />

op volwaardige wijze te begeleiden.<br />

Tegen de weigering van toelating van een bedrijfsrevisor tot de hoedanigheid van<br />

stagemeester, kan beroep worden ingesteld bij de Commissie van Beroep, binnen<br />

een termijn van dertig dagen naar analogie van de bepaling van artikel 28, § 2<br />

van de wet dat in dit beroep voorziet in geval van weigering van toelating van<br />

een kandidaat tot de stage.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 41


Toelating tot de stage<br />

Het profiel van de stagemeester zal zowel ter gelegenheid van de toelating tot de<br />

stage <strong>als</strong> van de aanvraag tot verandering van stagemeester of van een herneming<br />

van de stage ten gevolge van een opschorting nagekeken worden.<br />

D. Het geval van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

Overeenkomstig artikel 16, § 2 van <strong>het</strong> K.B., heeft de Stagecommissie beslist dat<br />

een bedrijfsrevisorenkantoor de hoedanigheid van stagemeester kan bezitten op<br />

voorwaarde dat een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die <strong>het</strong><br />

bedrijfsrevisorenkantoor vertegenwoordigt, aan de voorwaarden van stagemeester<br />

voldoet. De stageovereenkomst zal door een bedrijfsrevisor, die op een persoonlijke<br />

basis handelt in de hoedanigheid van stagemeester, ondertekend worden.<br />

Aangezien krachtens artikel 29, eerste lid van <strong>het</strong> K.B. een bedrijfsrevisor niet<br />

meer dan drie stagiairs tegelijk kan opleiden en aangezien een<br />

bedrijfsrevisorenkantoor een natuurlijke persoon <strong>als</strong> stagemeester moet<br />

aanduiden, verhoogt <strong>het</strong> optreden van een bedrijfsrevisorenkantoor <strong>het</strong> aantal<br />

mogelijke stagiairs die kunnen worden toegelaten tot de stage niet.<br />

E. Sociaal statuut van de stagemeester<br />

Een bedrijfsrevisor kan de opleiding van een stagiair begeleiden zonder dat <strong>het</strong><br />

sociaal statuut (zelfstandige of loontrekkende) van de stagemeester alleen een<br />

doorslaggevend selectiecriterium voor de aanvaarding van de hoedanigheid van<br />

stagemeester mag zijn.<br />

Een bedrijfsrevisor zonder handtekeningsbevoegdheid binnen zijn kantoor, maar<br />

die voldoet aan de wettelijke voorwaarden van artikel 28, § 1, 4° van de wet, kan<br />

optreden <strong>als</strong> stagemeester.<br />

F. Contacten tussen de stagemeester en de stagiair<br />

De Stagecommissie dringt er op aan dat de stagiairs worden ingezet voor<br />

opdrachten die rechtstreeks door hun stagemeester worden gecontroleerd. Indien<br />

<strong>het</strong> kantoor over verschillende vestigingen in België beschikt, wordt de stagiair<br />

bij voorkeur aan <strong>het</strong> kantoor verbonden waar de stagemeester actief is.<br />

Deze principes worden in herinnering gebracht in de verbintenisbrief (“comfort<br />

letter”) die door de stagemeester wordt ondertekend. De stagemeester verbindt<br />

zich ertoe de stagiair te begeleiden. Hij zorgt voor diens deontologische vorming<br />

en beroepsopleiding en staat in voor de goede uitvoering van de stage (art. 29,<br />

eerste lid, en 30 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

G. Stagemeester gestraft met een schorsing<br />

Artikel 29, tweede lid van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stagemeester die een schorsing van meer dan een maand <strong>als</strong> tuchtstraf<br />

opgelegd krijgt, mag tijdens de schorsingsperiode geen stagiairs opleiden.”.<br />

42 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelating tot de stage<br />

H. Twee stagemeesters<br />

In bepaalde gevallen staat de Stagecommissie toe dat de stage door twee<br />

stagemeesters van verschillende kantoren wordt begeleid.<br />

Beide stagemeesters ondertekenen een verbintenisbrief (comfort letter).<br />

De stageovereenkomst wordt door beide stagemeesters ondertekend en in<br />

voorkomend geval kunnen twee afzonderlijke documenten worden opgesteld.<br />

Het detail van <strong>het</strong> aantal uren gepresteerd bij elke stagemeester moet aan de<br />

Stagecommissie worden voorgelegd.<br />

De twee stagemeesters moeten voor de opleiding van de stagiair zorgen volgens<br />

de modaliteiten die onderling te bepalen zijn op basis van de overeenkomst die<br />

door de Stagecommissie goedgekeurd werd. Onder andere de stagedagboeken<br />

moeten door beide stagemeesters ondertekend worden.<br />

Dit onderwerp komt eveneens aan bod in punt 7.12.<br />

6.2.2 Voorwaarden verbonden aan de stagiair<br />

A. Verbod van stageactiviteiten verricht namens een vennootschap<br />

De vraag werd gesteld of een stagiair zijn activiteit van stagiair onder de vorm<br />

van een vennootschap kon uitoefenen.<br />

De Stagecommissie heeft geoordeeld dat zulks niet mogelijk was.<br />

Zij is inderdaad van oordeel dat de stageovereenkomst een overeenkomst intuitu<br />

personae is en dat de uitoefening van de activiteiten van stagiair niet onder de<br />

naam van een vennootschap kan plaatsvinden. De stagiair ontvangt zijn<br />

instructies en zijn opleiding rechtstreeks van zijn stagemeester en dit<br />

veronderstelt een persoonlijke relatie, wat ten overstaan van een vennootschap<br />

uitgesloten is.<br />

De situatie van een bedrijfsrevisorenkantoor met de hoedanigheid van<br />

stagemeester (bedrijfsrevisorenkantoor dat optreedt via een permanent<br />

vertegenwoordiger) en die van een vennootschap die zou optreden <strong>als</strong> stagiair<br />

zijn fundamenteel verschillend, ook al is <strong>het</strong> intuitu personae-karakter vereist<br />

zowel voor de stagiair <strong>als</strong> voor de stagemeester. Men kan zich inderdaad zonder<br />

probleem voorstellen dat een bedrijfsrevisorenkantoor-stagemeester gedurende<br />

de driejarige stage de permanente vertegenwoordiger wijzigt zonder dat de aard<br />

van de stage wordt beïnvloed. Het is daarentegen onvoorstelbaar dat een<br />

vennootschap kan optreden <strong>als</strong> stagiair en gedurende de stage een nieuwe<br />

permanente vertegenwoordiger, dus stagiair, krijgt.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 43


Toelating tot de stage<br />

B. Onverenigbaarheden<br />

Artikel 28 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stagiair onderwerpt zich aan de beslissingen van de Raad en van de<br />

Stagecommissie. Hij leeft de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />

en van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut na.<br />

De Stagecommissie kan, omwille van bijzondere omstandigheden, individuele<br />

afwijkingen toestaan op de door of krachtens de wet bepaalde regels betreffende<br />

de onverenigbaarheden.”.<br />

De Stagecommissie is van oordeel dat <strong>het</strong> stelsel van de onverenigbaarheden<br />

moet gelden voor de totaliteit van de activiteit van de stagiair, ook buiten de<br />

uitoefening van de stage zelf (minimum 1.000 uur per jaar). In de<br />

veronderstelling dat een persoon 1.600 uur per jaar presteert, waarvan 1.000 uur<br />

in <strong>het</strong> kader van de stage van bedrijfsrevisor, is de Commissie de mening<br />

toegedaan dat de stagiair gedurende de “resterende” 600 uren geen<br />

onverenigbare activiteit mag uitoefenen (b.v. verzekeringsmakelaar).<br />

Behoudens afwijking bepaald in artikel 28, § 2 van <strong>het</strong> K.B., houdt de<br />

onverenigbaarheid verband met de hoedanigheid van de persoon in <strong>het</strong><br />

algemeen, en blijft zij niet beperkt tot de periode die aan de uitoefening van <strong>het</strong><br />

beroep wordt besteed.<br />

6.2.3 Overige voorwaarden<br />

De Stagecommissie bepaalt, overeenkomstig artikel 19, § 1 van <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit, de bedragen van de minimumhonoraria en -vergoedingen van de<br />

stagiairs. Deze worden thans vastgesteld <strong>als</strong> volgt:<br />

- loontrekkende: 1.700 EUR bruto per maand op voltijdse basis;<br />

- zelfstandige: 18 EUR bruto per uur.<br />

Deze bedragen zijn minima en dus geenszins een aanbeveling van <strong>het</strong> Instituut<br />

inzake de vergoeding van de stagiairs bedrijfsrevisoren.<br />

6.3 Goedkeuring van de stageovereenkomsten door de<br />

Stagecommissie en toelating tot de stage door de<br />

Stagecommissie<br />

De Stagecommissie onderzoekt de dossiers van toelating tot de stage tijdens haar<br />

vergadering van de maand maart.<br />

De profielen van stagemeesters die volgens de criteria vastgelegd door de<br />

Stagecommissie moeilijkheden kunnen opleveren, worden onderzocht zo<strong>als</strong><br />

hoger beschreven (cf. punt 6.2.1. C.).<br />

44 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelating tot de stage<br />

Zodra de stageovereenkomsten door de Stagecommissie zijn goedgekeurd, wordt<br />

een bevestigingsbrief gestuurd aan de stagemeester en aan de stagiair (art. 16, § 3<br />

van <strong>het</strong> K.B.). De stage vangt effectief aan op 1 juli.<br />

De stageovereenkomst mag geen clausule bevatten die de stageduur beperkt tot<br />

drie jaar in de mate dat de effectieve duur van de stage langer kan zijn dan drie<br />

jaar.<br />

De clausule van artikel 17, § 2 van <strong>het</strong> K.B. volgens dewelke de stagiair<br />

gedurende drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde van de stageovereenkomst geen<br />

contact mag opnemen met <strong>het</strong> kliënteel van de stagemeester zonder diens<br />

schriftelijke toestemming, is facultatief en wordt aan <strong>het</strong> oordeel van de partijen<br />

overgelaten.<br />

6.4 Voorbeelden van stageovereenkomsten onder een statuut<br />

<strong>als</strong> zelfstandige en onder een statuut <strong>als</strong> loontrekkende<br />

en ook van verbintenisbrief<br />

De Stagecommissie raadt aan de hieronder voorgestelde type stageovereenkomst<br />

te gebruiken. Uitgezonderd artikel 8 zullen de hierna volgende bepalingen<br />

verplicht worden opgenomen in de stageovereenkomst. Deze bepalingen zijn<br />

minimumvereisten. Een bedrijfsrevisorenkantoor heeft derhalve de vrijheid om<br />

bijkomende clausules te voorzien voor zover deze niet strijdig zijn met de wetten<br />

en reglementen van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De overeenkomst wordt in drie exemplaren ondertekend door de stagiair en de<br />

stagemeester.<br />

6.4.1 Model van stageovereenkomst<br />

Tussen ondergetekenden, N..., Bedrijfsrevisor, hierna stagemeester, en NN...,<br />

wonende te...., hierna stagiair, is overeengekomen wat volgt:<br />

Artikel 1 De stagemeester neemt NN in stage voor een duur van minimum drie<br />

jaar, onder voorbehoud van <strong>het</strong> in artikel 4 hierna bepaalde.<br />

Artikel 2 Overeenkomstig artikel 21 van <strong>het</strong> K.B. van 30 april 2007<br />

betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor besteedt de stagiair<br />

tenminste duizend uur per jaar aan revisorale opdrachten die de stagemeester<br />

hem toevertrouwt.<br />

Artikel 3 Onderhavige overeenkomst verstrijkt van rechtswege zodra aan de<br />

overeenkomst van zelfstandige dienstverlening/arbeidsovereenkomst (*) die<br />

onder de partijen is gesloten een einde wordt gesteld om om <strong>het</strong> even welke<br />

reden. Niettemin kan onderhavige overeenkomst slechts worden beëindigd na<br />

een met redenen omkleed verzoek van één van de partijen waarvan de<br />

gegrondheid door de Stagecommissie wordt beoordeeld.<br />

(*) doorhalen wat niet past<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 45


Toelating tot de stage<br />

Artikel 4 De partijen verklaren kennis te hebben genomen van <strong>het</strong><br />

stagereglement en verbinden zich ertoe dit reglement na te leven even<strong>als</strong> de<br />

instructies en richtlijnen die hen door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

worden gegeven.<br />

Artikel 5 De stagemeester verbindt zich ertoe de beroepsopleiding van de<br />

stagiair te bevorderen door hem werkzaamheden toe te vertrouwen die hem<br />

geleidelijk de kennis en een zo volledig mogelijke praktijk van <strong>het</strong> beroep dat hij<br />

ambieert, kunnen verzekeren.<br />

Artikel 6 De stagemeester verbindt er zich toe de kosten verbonden aan<br />

stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader van een normaal stageverloop ten laste<br />

te nemen. Onder normaal stageverloop wordt verstaan dat de stagiair enkel één<br />

keer aan de seminaries deelneemt en dat hij slaagt voor de examens vanaf de<br />

eerste deelname.<br />

Artikel 7 De stagiair verbindt zich ertoe zich met goede wil en benaarstiging<br />

aan de stage te wijden, in geweten de opdrachten uit te voeren waarmee hij door<br />

de stagemeester is belast en een stagedagboek bij te houden waarin de<br />

werkzaamheden die hij heeft verricht of waaraan hij heeft meegewerkt, worden<br />

genoteerd. Het dagboek wordt bijgehouden met de discretie die <strong>het</strong><br />

beroepsgeheim vereist.<br />

Artikel 8 De stagiair verbindt zich ertoe de belangen van de stagemeester niet<br />

in <strong>het</strong> gedrang te brengen, noch tijdens de stage, noch na de beëindiging ervan.<br />

Hij zal onder meer nalaten ruchtbaarheid te geven aan feiten waarvan hij naar<br />

aanleiding van de stage kennis heeft gekregen en eender welke opdracht te<br />

aanvaarden van cliënten van de stagemeester gedurende de drie jaar die volgen<br />

op <strong>het</strong> verstrijken van de stage of de opzegging van onderhavige overeenkomst,<br />

behoudens formele en schriftelijke goedkeuring door de stagemeester.<br />

Artikel 9 Onderhavige overeenkomst gaat in op <strong>het</strong> moment dat NN... door de<br />

Stagecommissie van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren tot de stage wordt<br />

toegelaten.<br />

Gedaan in drie exemplaren te..., op...<br />

De stagiair<br />

De stagemeester<br />

6.4.2 Stageovereenkomst met een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

Indien de stageovereenkomst getekend wordt met een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />

zal de stageovereenkomst met volgende bepaling beginnen:<br />

“Tussen ondergetekenden, N..., bedrijfsrevisorenkantoor, hierna stagemeester<br />

vertegenwoordigd door X, bedrijfsrevisor en NN..., wonende te... hierna stagiair,<br />

is overeengekomen wat volgt:…”.<br />

46 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelating tot de stage<br />

De overeenkomst zal de handtekening van beide partijen bevatten, de stagiair en<br />

de vertegenwoordiger van de stagemeester bedrijfsrevisorenkantoor met de<br />

vermelding “de stagemeester N vertegenwoordigd door X”.<br />

6.4.3 Verbintenisbrief van de stagemeester<br />

Bij de aanvraag tot toelating van een stagiair zal de stagemeester (of de<br />

bedrijfsrevisor die optreedt <strong>als</strong> verantwoordelijke stagemeester wanneer de<br />

stageovereenkomst afgesloten is met een bedrijfsrevisorenkantoor) naast de<br />

stageovereenkomst een verbintenisbrief (comfort letter) ondertekenen. Het<br />

model wordt hieronder weergegeven. De bepalingen opgenomen in <strong>het</strong> hieronder<br />

weergegeven model zijn verplichte minimumvereisten.<br />

Die verbintenis vloeit voort uit de verplichting vervat in artikel 30 van <strong>het</strong> K.B.<br />

dat bepaalt: “De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de<br />

Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van<br />

de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

beroep valt en leidt hem bij de uitvoering ervan.”.<br />

“Verbintenisbrief”:<br />

Ik ondergetekende, X, Bedrijfsrevisor, woonachtig te..., ingeschreven op <strong>het</strong><br />

openbaar register onder nr.... sedert... ga op mijn eer de verbintenis aan de<br />

verschillende onderstaande principes na te leven tijdens de ganse duur van de<br />

stage van mevrouw/de heer Y.<br />

1. Mijn kantoor beschikt momenteel over een voldoende werkvolume in<br />

revisorale opdrachten en over een gepaste organisatie opdat de stagiair<br />

minimaal een volume van 1.000 uur per jaar aan revisorale opdrachten kan<br />

uitvoeren. Ik zal erop toezien dat deze opdrachten idealiter over de<br />

verschillende bestaande activiteitsgebieden worden gespreid (opdrachten <strong>als</strong><br />

commissaris, bijzondere opdrachten, enz.) en voldoende sectoriele<br />

verscheidenheid bieden.<br />

2. Ik zal de stagiair de nodige beschikbaarheid verlenen om deel te nemen aan<br />

de stageseminaries en aan de andere vormingsdagen die door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> worden<br />

georganiseerd. De opleiding door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> verstrekt kan echter slechts een<br />

aanvulling zijn op de opleiding die door de stagemeester wordt gegeven, een<br />

taak die in eerste instantie bij hem berust. Ik zal er dan ook persoonlijk op<br />

toezien dat de stagiair een hoogwaardige opleiding krijgt.<br />

3. Ik zal erover waken dat de stagiair maximaal en in functie van de<br />

organisatorische mogelijkheden van <strong>het</strong> kantoor waarvan ik deel uitmaak,<br />

deelneemt aan opdrachten die onder mijn verantwoordelijkheid worden<br />

uitgevoerd. Indien mijn kantoor over verschillende vestigingen in <strong>het</strong> land<br />

beschikt, zal ik ervoor zorgen dat de stagiair bij voorkeur aan mijn kantoor<br />

wordt verbonden. Ik zal persoonlijk voldoende tijd besteden aan de<br />

opvolging van de werkzaamheden van de stagiair en de evaluatie van zijn<br />

professionele vooruitgang.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 47


Toelating tot de stage<br />

4. Ik zal de aandacht van de stagiair vestigen op <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> verwerven<br />

van een beroepsmaturiteit die ons beroep waardig is. Een bedrijfsrevisor is<br />

niet alleen een technicus. Hij moet ook <strong>het</strong> woord kunnen voeren in <strong>het</strong><br />

openbaar (algemene vergadering, ondernemingsraad, toezichthoudende<br />

overheid, enz.) in duidelijke en onomwonden taal. Ik zal ervoor zorgen dat de<br />

stagiair de mogelijkheid krijgt om zich in dit opzicht te vormen.<br />

5. Ik ben de mening toegedaan dat de stagiair, naast <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen, over de nodige troeven beschikt om een vruchtbare stage<br />

aan te vatten.<br />

Gedaan in drie exemplaren te..., op...<br />

De stagemeester<br />

Een vertaling van de comfort letter in <strong>het</strong> Engels is beschikbaar infra, punt 7.11.<br />

Deze vertaling kan worden gebruikt wanneer de stage deels buiten België wordt<br />

verricht.<br />

6.5 Titel van stagiair-bedrijfsrevisor<br />

Artikel 11, § 3 van de wet machtigt een stagiair de titel van bedrijfsrevisorstagiair<br />

te voeren.<br />

Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort mag de titel van bedrijfsrevisorstagiair<br />

niet voeren.<br />

6.6 De hoedanigheid van stagiair<br />

Een stagiair verliest de hoedanigheid van stagiair:<br />

- bij beslissing van de Raad om de stagiair tot de eed toe te laten;<br />

- bij ontslag van de stagiair;<br />

- bij schrapping van de stagiair;<br />

- bij <strong>het</strong> gecumuleerd verstrijken van de in artikelen 3, § 1, 22 en 35, § 2 van<br />

<strong>het</strong> K.B. beoogde termijnen, <strong>het</strong>zij in totaal 11 jaar.<br />

In dit verband moet worden onderstreept dat een stagiair die zich in de cyclus<br />

van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen bevindt de hoedanigheid van stagiair behoudt.<br />

Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort bezit niet langer de hoedanigheid<br />

van stagiair.<br />

Een stagiair waarvan de stage werd opgeschort is niet meer onderworpen aan de<br />

stageverplichtingen, noch aan de tuchtregels van de stagiairs (art. 24, § 5 van <strong>het</strong><br />

K.B.).<br />

48 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Toelating tot de stage<br />

Het statuut van stagiair brengt met zich mee de verplichting tot naleven van de<br />

deontologische voorschriften (cf. art. 28, § 1 van <strong>het</strong> K.B.) en <strong>het</strong> houden van een<br />

stagedagboek (cf. art. 27 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

De vraag of een stagiair de hoedanigheid van stagiair behouden of verloren heeft,<br />

is belangrijk voor de beoordeling van onder andere <strong>het</strong> aantal toegelaten stagiairs<br />

(maximum drie) per stagemeester (cf. supra, punt 6.2.1.) of om te weten of de<br />

betrokkene onderworpen is aan de stageverplichtingen inclusief de<br />

tuchtrechtelijke aspecten.<br />

6.7 Sociaal statuut van de stagiair<br />

De stage van bedrijfsrevisor kan gevolgd worden ofwel in <strong>het</strong> kader van een<br />

bediendenovereenkomst ofwel in <strong>het</strong> kader van een overeenkomst van<br />

zelfstandige dienstverlening. Deze bevoegdheid werd bevestigd door artikel 18<br />

van <strong>het</strong> K.B.<br />

Enkel een stagiair die <strong>het</strong>zij een bediendenovereenkomst, <strong>het</strong>zij een<br />

overeenkomst van zelfstandige dienstverlening heeft afgesloten met zijn<br />

stagemeester of met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor van zijn stagemeester, kan<br />

aanspraak maken op de hoedanigheid van stagiair. Bij gebrek aan <strong>het</strong> verankeren<br />

van de sociale betrekkingen in een geschreven document, zal de stage niet<br />

kunnen worden goedgekeurd door de Stagecommissie. Dit document zal bij<br />

indiening van <strong>het</strong> stagedossier gevoegd worden ter attentie van de<br />

Stagecommissie (cf. supra, punt 6.1.).<br />

In geval van wijziging van <strong>het</strong> sociaal statuut in de loop van de stage, zullen de<br />

stagemeester en de stagiair erop toezien dat de Stagecommissie hiervan<br />

schriftelijk en onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht en dat haar een nieuwe<br />

versie wordt bezorgd van de overeenkomst afgesloten tussen de partijen (of van<br />

<strong>het</strong> aanhangsel van de overeenkomst afgesloten tussen de partijen).<br />

6.8 Informatievergadering met betrekking tot de stage<br />

Het Instituut richt eind april-begin mei een informatievergadering in voor de<br />

nieuwe tot de stage toegelaten stagiairs met <strong>als</strong> doel ze vertrouwd te maken met<br />

de structuren, de institutionele aspecten en de organisatie van de stage van<br />

bedrijfsrevisor.<br />

6.9 Weigering van de toelating tot de stage door de<br />

Stagecommissie<br />

De beslissing van toelating tot de stage wordt door de Stagecommissie genomen.<br />

In geval van weigering beschikt de betrokkene, overeenkomstig artikel 28, § 2<br />

van de wet, over een mogelijkheid tot beroep bij de Commissie van Beroep.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 49


Verloop van de stage<br />

7. VERLOOP VAN DE STAGE<br />

7.1 Doel van de stage<br />

Artikel 2, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stage heeft tot doel de kandidaten tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor voor te<br />

bereiden door te voorzien in hun vorming met betrekking tot de beroepspraktijk<br />

en de plichtenleer.”.<br />

7.2 Duur van de stage<br />

Artikel 20 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stage vangt aan op de door de Stagecommissie vastgestelde datum.”.<br />

Deze datum is thans vastgesteld op 1 juli van elk jaar. Er is per jaar slechts één<br />

aanvangsdatum voor de stage.<br />

Artikel 3, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“Onverminderd artikel 27 van de wet, duurt de stage minstens drie jaar.”.<br />

Artikel 22 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of<br />

wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om<br />

<strong>het</strong> goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />

meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar.”.<br />

De stageovereenkomst mag derhalve geen clausule bevatten dat de stageduur<br />

beperkt is tot drie jaar omdat de effectieve duur van de stage langer kan zijn dan<br />

drie jaar.<br />

Artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt: “De kandidaat kan <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen vijf maal afleggen binnen een periode van vijf jaar te<br />

rekenen vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

wordt toegelaten.”<br />

De stage kan aldus in totaal elf jaar in beslag nemen.<br />

7.3 Stagewerkzaamheden: <strong>het</strong> begrip duizend uren per jaar<br />

Artikel 21 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stage jaarlijks ten minste duizend uren<br />

revisorale opdrachten moet bedragen. Deze 1.000 uren moeten uren van<br />

revisorale aard zijn. De aard van de uren revisorale opdrachten wordt door de<br />

Stagecommissie vastgelegd. De revisorale werkzaamheden worden met name<br />

vermeld in <strong>het</strong> model van stagedagboek.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 51


Verloop van de stage<br />

De Stagecommissie leidt uit deze bepaling af dat de stagiair die reeds meer dan<br />

3 x 1.000 uren heeft gepresteerd (b.v. door <strong>het</strong> feit dat zijn stage werd verlengd),<br />

moet doorgaan met <strong>het</strong> naleven van de verplichting om ten minste 1.000 uren<br />

revisorale opdrachten per bijkomend stagejaar te verrichten.<br />

Het begrip 1.000 uren revisorale opdrachten per jaar moet worden<br />

geïnterpreteerd per stagejaar (juli-juni) en niet per kalenderjaar.<br />

Een overschot boven de 1.000 uren revisorale opdrachten kan niet naar <strong>het</strong><br />

volgende jaar worden overgedragen.<br />

De Stagecommissie behoudt zich de mogelijkheid voor om de regel van 1.000<br />

uren revisorale opdrachten prorata temporis te beoordelen voor zover de stagiair<br />

geen volledig stagejaar heeft volbracht.<br />

In geval van verlenging van de stage na drie jaar stage, moet <strong>het</strong> stagedagboek<br />

<strong>het</strong> aantal uren vermelden dat overeenkomt met <strong>het</strong> evenredig deel van 1.000<br />

uren berekend in functie van de duur van de verlenging. Zo houdt een verlenging<br />

van de duur van de stage van zes maanden een verplichting in van een prestatie<br />

van minimum 500 uren revisorale opdrachten.<br />

Het totaal aantal stage-uren en op zijn minst de jaarlijkse 1.000 uren revisorale<br />

opdrachten moeten worden uitgevoerd bij een bedrijfsrevisor, goedgekeurd door<br />

de Stagecommissie.<br />

7.4 Vermindering van de stageduur en vrijstelling van de<br />

stage<br />

Artikel 23 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

Ҥ 1. De Stagecommissie kan tot de stage toelaten en een vermindering van de<br />

duur van de stage toestaan aan die personen waarvan zij vaststelt dat:<br />

a) zij gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend op <strong>het</strong> vlak<br />

van de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen;<br />

b) zij een ervaring van vijftien jaar hebben opgedaan op financieel, juridisch en<br />

boekhoudvlak;<br />

c) zij de hoedanigheid hebben van <strong>het</strong>zij stagiair accountant, <strong>het</strong>zij accountant<br />

en dat zij houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 12 van dit besluit:<br />

d) zij hun stage gedeeltelijk of volledig volbracht hebben in een Lidstaat van de<br />

Europese Unie of in een derde land onder voorbehoud van <strong>het</strong> naleven van<br />

artikel 5 van de wet.<br />

§ 2. Voor de beoordeling van de duur van de beroepswerkzaamheden van zeven<br />

en vijftien jaar bedoeld in de eerste paragraaf, houdt de Stagecommissie<br />

rekening met studies bekrachtigd door een diploma erkend door de Staat voor<br />

een duur van theoretische opleidingen die niet korter mogen zijn dan één jaar en<br />

52 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Verloop van de stage<br />

die niet voor meer dan vier jaar in mindering mogen worden gebracht van de<br />

voornoemde duur van zeven en vijftien jaar.<br />

De duur van de beroepswerkzaamheden en de praktijkopleiding mag niet korter<br />

zijn dan de duur van de theoretische opleiding en van de praktijkopleiding<br />

vereist krachtens dit besluit.<br />

§ 3. De beslissing tot vermindering van de stage, bedoeld in de eerste<br />

paragraaf, is onderworpen aan de volgende voorwaarden:<br />

a) de indiening van een gemotiveerd verslag gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek van de<br />

kandidaat;<br />

b) <strong>het</strong> horen van de kandidaat door twee leden van de Stagecommissie.”<br />

Het toekennen van een vermindering van de stageduur is een bevoegdheid die<br />

wordt overgelaten aan de beoordeling van de Stagecommissie. Deze toepassing<br />

zal afhankelijk zijn van <strong>het</strong> persoonlijk parcours van de kandidaat die de<br />

vermindering van de stageduur vraagt.<br />

Een vermindering van de stageduur ontslaat niet van de verplichting tot<br />

aflegging van <strong>het</strong> toelatingsexamen (volgens de modaliteiten en met de eventuele<br />

vrijstellingen uiteengezet in hoofdstuk 5 supra) en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

zo<strong>als</strong> voorzien in de artikelen 32 tot en met 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />

De bepalingen inzake de vermindering van de stageduur hebben betrekking op<br />

zowel kandidaten afkomstig uit een land van de Europese Unie <strong>als</strong> uit een derde<br />

land.<br />

De Stagecommissie zal, in geval van toekenning van vermindering van de<br />

stageduur, bepalen welke stage-examens de stagiair moet afleggen, even<strong>als</strong> elke<br />

andere modaliteit met betrekking tot <strong>het</strong> volbrengen van de verkorte stage. Zij<br />

zal, in voorkomend geval, <strong>het</strong> volgen van bepaalde seminaries of <strong>het</strong> uitdiepen<br />

van bepaalde vakgebieden opleggen.<br />

De aanvraag tot <strong>het</strong> bekomen van een verkorte stageduur mag ingediend worden<br />

<strong>het</strong>zij vóór de aanvang van de stage, <strong>het</strong>zij gedurende de stage. Deze<br />

mogelijkheid zou bijvoorbeeld de medewerkers van bedrijfsrevisorenkantoren<br />

die over verscheidene jaren beroepservaring beschikken kunnen betreffen,<br />

ongeacht of zij al dan niet houder zijn van een masterdiploma. Indien zij niet in<br />

<strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma, moeten zij alle vakken van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen afleggen zonder mogelijkheid tot vrijstellingen.<br />

De Stagecommissie verleent geen verkorte stage met retro-actief effect.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 53


Verloop van de stage<br />

7.5 Opschorting van de stage<br />

7.5.1 Algemeenheden<br />

Artikel 24 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

Ҥ 1. De Stagecommissie beslist over de opschorting van de stage op<br />

gemotiveerd verzoek van één van de partijen betrokken bij de stageovereenkomst.<br />

§ 2. De uitvoering van de stage wordt geschorst wanneer de stagiair<br />

gedurende meer dan een maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen.<br />

Hetzelfde geldt in geval van tuchtrechtelijke schorsing van de stagemeester.<br />

Op verzoek van de stagiair of van de stagemeester, kan de Stagecommissie de<br />

stage opschorten. Het verzoek tot opschorting van de stage dient te worden<br />

gericht aan de Stagecommissie overeenkomstig de door haar vastgelegde<br />

voorwaarden.<br />

§ 3. De Stagecommissie legt de datum van aanvang van de opschorting van de<br />

stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting van de stage.<br />

§ 4. De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen<br />

niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt,<br />

beveelt de Stagecommissie de schrapping van de stagiair.<br />

§ 5. De stagiair waarvan de stage werd opgeschort, is niet meer onderworpen<br />

aan de stageverplichtingen.”.<br />

Ingeval een opschorting van de stage wordt gevraagd, richten de stagiair en/of de<br />

stagemeester een gemotiveerde brief aan <strong>het</strong> Instituut met vermelding van de<br />

datum waarop zij een opschorting van de stage wensen te bekomen.<br />

De aanvragen tot opschorting van de stage moeten verplicht schriftelijk worden<br />

gericht aan <strong>het</strong> Instituut. Modellen van standaardbrieven voor de opschorting zijn<br />

terug te vinden op de website van <strong>het</strong> Instituut. Zijn beschikbaar:<br />

- een modelbrief met betrekking tot de opschorting van de stage voor bepaalde<br />

duur;<br />

- een modelbrief met betrekking tot de opschorting van de stage om reden van<br />

beëindiging van de stageovereenkomst (onbepaalde duur).<br />

De datum vanaf wanneer de opschorting wordt gevraagd (<strong>als</strong>ook desgevallend de<br />

gevraagde duur van de opschorting) zal door de partij(en) worden vermeld.<br />

De brief wordt door de stagiair en/of door de stagemeester ondertekend en tijdig<br />

gestuurd naar <strong>het</strong> Instituut. Het is aangeraden dat de brief ondertekend wordt<br />

door beide partijen.<br />

Vragen tot opschorting die niet aan bovenvermelde voorwaarden voldoen, zullen<br />

onontvankelijk worden verklaard.<br />

54 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Verloop van de stage<br />

In geval van opschorting van de stage naar aanleiding van de beëindiging van de<br />

stageovereenkomst zal de opschorting voor een onbepaalde duur worden<br />

goedgekeurd.<br />

De aanvraag van opschorting van de stage gemotiveerd door een geval van<br />

overmacht zal de nodige bewijsstukken bevatten (bv. een medisch attest).<br />

De Stagecommissie kent slechts opschortingen voor bepaalde duur toe in<br />

blokken van zes maanden (6, 12, 18 maanden, enz.).<br />

De aanvraag tot opschorting van de stage mag gedurende de hele duur van de<br />

stage verzocht worden, de cyclus van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen inbegrepen.<br />

Indien aan een stagiair een opschorting van de stage voor een bepaalde duur<br />

werd toegekend en hij gedurende deze periode <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

verlaat, zal hij eveneens <strong>het</strong> Instituut hiervan inlichten. In zulk geval wordt de<br />

opschorting omgezet in een opschorting van onbepaalde duur.<br />

De Stagecommissie kent geen opschorting van de stage toe met terugwerkende<br />

kracht.<br />

Om <strong>het</strong> voordeel van een deel van een stagejaar volbracht vóór een opschorting<br />

niet te verliezen, wordt de stagiair verzocht zijn stagedagboek in te vullen tot de<br />

datum van de vraag tot opschorting en dit zo snel mogelijk in te dienen, uiterlijk<br />

op 15 augustus na de betreffende stageperiode.<br />

De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen niet<br />

meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt, beveelt de<br />

Stagecommissie de schrapping van de stagiair.<br />

Overeenkomstig artikel 24, § 5 van <strong>het</strong> K.B., is de stagiair tijdens de periode van<br />

opschorting niet onderworpen aan de stageverplichtingen.<br />

7.5.2 Verplichtingen van de stagemeester naar aanleiding van<br />

<strong>het</strong> beëindigen van een stageovereenkomst<br />

De Stagecommissie benadrukt de verplichting van de stagemeester om <strong>het</strong><br />

Instituut van de Bedrijfsrevisoren schriftelijk en onverwijld op de hoogte te<br />

brengen wanneer een stagiair <strong>het</strong> kantoor verlaat en bijgevolg zijn<br />

stageovereenkomst beeindigt. De Stagecommissie dringt erop aan dat hiervoor<br />

procedures van interne organisatie door de kantoren worden uitgewerkt.<br />

7.5.3 Onderbreking van de stage in geval van overmacht<br />

Bij onderbreking van zijn/haar activiteiten in de schoot van <strong>het</strong> kantoor in geval<br />

van overmacht (zwangerschapsverlof, ziekte van lange duur, ongeval, enz.),<br />

wordt de stagiair aangeraden zijn stage op te schorten teneinde te voorkomen dat<br />

hij gedurende deze periode zijn stageverplichtingen verder zou moeten nakomen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 55


Verloop van de stage<br />

7.6 Verlenging van de stage<br />

Artikel 22 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of<br />

wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om<br />

<strong>het</strong> goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />

meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar.”.<br />

Dit kan bijvoorbeeld <strong>het</strong> geval zijn voor:<br />

- werkzaamheden die in <strong>het</strong> stagedagboek zijn vermeld en die niet<br />

beantwoorden aan de eisen van de Stagecommissie (onvoldoende uren,<br />

gebrek aan afwisseling van de opdrachten, enz.);<br />

- een te gering aantal stage-uren met betrekking tot de werkzaamheden<br />

bedoeld in artikel 4 van de wet;<br />

- stagedagboeken die niet binnen de vastgestelde termijn worden ingediend;<br />

- <strong>het</strong> niet slagen voor de stage-examens binnen de stageperiode van drie jaar.<br />

Overeenkomstig artikel 22 van <strong>het</strong> K.B., zal de totale duur van de verlenging(en)<br />

van de stage maximaal drie jaar bedragen.<br />

In <strong>het</strong> geval dat de stagiair zijn/haar stageverplichtingen niet zou nagekomen zijn<br />

na een verlenging van de stage met drie jaar, beslist de Stagecommissie de<br />

administratieve schrapping van de stagiair. De Stagecommissie verwittigt de<br />

stagiair hiervan ten laatste drie maand vóór de effectieve datum van de<br />

schrapping.<br />

Wanneer een administratieve sanctie van stageverlenging tegen een stagiair werd<br />

uitgesproken, blijft deze onderworpen aan de verplichtingen omtrent <strong>het</strong><br />

indienen van <strong>het</strong> stagedagboek, <strong>als</strong>ook aan de andere regels die op de stage van<br />

toepassing zijn.<br />

7.7 Schrappingen<br />

7.7.1 Administratieve schrappingen<br />

Overeenkomstig artikelen 8, 15° en 24, § 4 van <strong>het</strong> K.B., zal de Stagecommissie<br />

de stagiair automatisch van de lijst van de stagiairs schrappen na <strong>het</strong> verstrijken<br />

van vijf jaar opschorting van de stage. Drie maanden vóór <strong>het</strong> verstrijken van die<br />

termijn richt <strong>het</strong> Instituut een brief aan de betrokkene. Indien deze vóór <strong>het</strong><br />

verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting reageert, kan hij om de<br />

herneming van zijn stage verzoeken; doet hij dat niet, dan wordt hij automatisch<br />

geschrapt.<br />

Een geschrapte stagiair die opnieuw een stage wenst te starten kan niet genieten<br />

van de duur van de stage volbracht vóór de schrapping. In principe zal een<br />

nieuwe stage van minimum drie jaar moeten worden volbracht. De stagiair zal<br />

evenwel een vermindering van de stageduur kunnen aanvragen, overeenkomstig<br />

artikel 23 van <strong>het</strong> K.B. (cf. 7.4 supra).<br />

56 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Verloop van de stage<br />

7.7.2 Tuchtrechtelijke schrappingen<br />

Artikel 76, § 3, d) van de wet voorziet in de tuchtrechtelijke schrapping. Het<br />

betreft één van de vier tuchtsancties die de Stagecommissie kan opleggen aan de<br />

stagiairs die de reglementaire bepalingen niet naleven. Een stagiair die de<br />

tuchtsanctie van schrapping heeft opgelopen kan geen nieuwe stage starten<br />

binnen een termijn van tien jaar (cf. punt 15.6 infra).<br />

7.8 Einde van de stage<br />

Artikel 36, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stage eindigt door:<br />

1° de beslissing van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eedaflegging;<br />

2° <strong>het</strong> ontslag van de stagiair;<br />

3° de schrapping van de stagiair;<br />

4° <strong>het</strong> verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 3, § 1, 22 en 35, § 2<br />

van dit besluit.”.<br />

De beslissing om aan de Raad voor te stellen om de stagiair toe te laten tot de<br />

eedaflegging wordt genomen in <strong>het</strong> licht van <strong>het</strong> gunstige resultaat van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen, <strong>het</strong> indienen van <strong>het</strong> laatste stagedagboek, een mogelijke<br />

verlenging van de stage, een mogelijke tuchtrechtelijke procedure of elk ander<br />

gegeven dat de Stagecommissie zal beoordelen.<br />

7.9 Herneming van de stage bij dezelfde stagemeester<br />

7.9.1 Automatisch<br />

Als de Stagecommissie een opschortingstermijn voor de stage bepaalt, zal de<br />

stage automatisch hervatten na <strong>het</strong> verstrijken van die termijn onder dezelfde<br />

voorwaarden <strong>als</strong> die vóór de periode van opschorting. De persoon wiens stage is<br />

opgeschort verkrijgt automatisch de hoedanigheid van stagiair na <strong>het</strong> verstrijken<br />

van de periode van opschorting van de stage. Indien de situatie gewijzigd is,<br />

zullen de partijen <strong>het</strong> Instituut hiervan inlichten.<br />

De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om <strong>het</strong> profiel van de<br />

stagemeester na te kijken in geval van verzoeken tot herneming van de stage,<br />

zelfs indien dit een automatische herneming is na een periode van opschorting<br />

van bepaalde duur.<br />

7.9.2 Binnen de termijn van vijf jaar vanaf de aanvang van de<br />

opschorting<br />

Deze situatie betreft de geschorste stagiair die zijn stage wenst te hervatten op<br />

voorwaarde dat de periode van vijf jaar opschorting niet voorbij is.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 57


Verloop van de stage<br />

In geval van herneming van de stage, volstaat een brief getekend door de twee<br />

partijen en tijdig opgestuurd naar de Stagecommissie. De brief zal de datum van<br />

de herneming van de stage vermelden.<br />

Het is niet nodig een nieuwe stageovereenkomst en/of comfort letter te sturen<br />

indien de partijen dezelfde blijven en de bepalingen die vóór de opschorting van<br />

de stage van kracht waren, van toepassing blijven.<br />

De Stagecommissie spreekt zich uit over de herneming van de stage.<br />

7.9.3 Na <strong>het</strong> verstrijken van de termijn van vijf jaar opschorting<br />

Een stagiair die na vijf jaar opschorting van de stage administratief geschrapt<br />

wordt, heeft de mogelijkheid om een nieuwe stage aan te vangen zonder de<br />

toelatingsexamens opnieuw te moeten afleggen. De afgelegde en geslaagde<br />

toelatingsexamens, even<strong>als</strong> de bekomen vrijstellingen, zijn immers levenslang<br />

geldig.<br />

Er wordt niet automatisch rekening gehouden met de stageperiode volbracht<br />

vóór de opschorting van de stage. In principe zal een nieuwe stage van minimaal<br />

drie jaar moeten worden volbracht. De stagiair zal evenwel een vermindering van<br />

de stageduur kunnen aanvragen. (cf. punt 7.4.).<br />

7.10 Verandering van stagemeester (gedurende de stage of<br />

na een opschorting van de stage)<br />

De stagiair die van stagemeester wenst te veranderen, brengt de Stagecommissie<br />

hiervan schriftelijk en op voorhand op de hoogte.<br />

In geval van verandering van stagemeester,<br />

a. in <strong>het</strong>zelfde kantoor onder de begeleiding van een verschillende natuurlijke<br />

persoon:<br />

- indien de stagemeester een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon is, zullen<br />

een door de nieuwe stagemeester ondertekende comfort letter, even<strong>als</strong><br />

een aanhangsel (in drie exemplaren) met vermelding van de verandering<br />

van stagemeester aan de Stagecommissie worden bezorgd;<br />

- indien <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor de stagemeester is, zal de verandering<br />

van permanente vertegenwoordiger worden meegedeeld in een brief<br />

ondertekend door de verschillende partijen en gericht aan <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De<br />

permanente vertegenwoordiger moet voldoen aan dezelfde voorwaarden<br />

<strong>als</strong> een stagemeester natuurlijke persoon (maximum drie stagiairs, vijf<br />

jaar ingeschreven zijn op <strong>het</strong> openbaar register, enz.). Bovendien zal hij<br />

een comfort letter moeten ondertekenen;<br />

b. in een verschillend kantoor: drie nieuwe stageovereenkomsten, even<strong>als</strong> een<br />

door de nieuwe stagemeester ondertekende verbintenisbrief (comfort letter)<br />

58 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Verloop van de stage<br />

en een kopie van de arbeidsovereenkomst of van de overeenkomst van<br />

dienstenverlening zullen worden bezorgd.<br />

De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om <strong>het</strong> profiel van de nieuwe<br />

stagemeester na te kijken (cf. punt 6.2.1. c)).<br />

7.11 Stage in <strong>het</strong> buitenland<br />

De stagiair kan een deel van zijn stage in <strong>het</strong> buitenland uitvoeren.<br />

Artikel 3, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stage wordt voor ten minste twee derde in een Lidstaat van de Europese<br />

Unie, waarvan één derde in België, volbracht.<br />

De Stagecommissie waakt erover dat de activiteit van de stagiair, tijdens de<br />

stageperiode buiten België, op doeltreffende wijze wordt gevolgd door de<br />

stagemeester in samenwerking met een persoon die in dat land een hoedanigheid<br />

heeft die <strong>als</strong> gelijkwaardig is erkend met deze van bedrijfsrevisor.”.<br />

Overeenkomstig artikel 10.1 van de Richtlijn 2006/43/EG, moet de stage voor<br />

ten minste twee derde van de totale duur van de stage worden gevolgd in een<br />

Lidstaat.<br />

Op basis van een normale duur van de stage van drie jaar is (buiten<br />

verlengingen), zal de stagiair ten minste 24 maanden in een Lidstaat van de<br />

Europese Unie, waarvan ten minste 12 maanden in België, moeten uitvoeren.<br />

Het verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland wordt door de Stagecommissie<br />

onderzocht en goedgekeurd op voorwaarde dat:<br />

- minstens één derde van de minimumduur van de stage in België wordt<br />

volbracht;<br />

- een buitenlandse beroepsbeoefenaar die over een gelijkwaardige<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor beschikt, toeziet op de activiteiten van de<br />

stagiair;<br />

- een bedrijfsrevisor <strong>als</strong> stagemeester de uiteindelijke verantwoordelijkheid<br />

draagt voor <strong>het</strong> verloop van de stage en deze controleert.<br />

Het verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland wordt door de stagemeester en de<br />

stagiair aan de Stagecommissie gericht ten minste zes weken voor <strong>het</strong> begin van<br />

de stage in <strong>het</strong> buitenland. De stagemeester verstrekt de gewenste waarborgen<br />

betreffende de bevoegdheden van de confrater die buiten België geschoold is en<br />

die de stage in <strong>het</strong> buitenland zal superviseren. Hiertoe zal een afschrift van <strong>het</strong><br />

document dat de hoedanigheid van de buitenlandse beroepsbeoefenaar op de dag<br />

van <strong>het</strong> verzoek opgesteld door <strong>het</strong> Instituut van oorsprong bevestigt, worden<br />

gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek voor een stage in <strong>het</strong> buitenland. De buitenlandse<br />

confrater ondertekent eveneens een “comfort letter” binnen de hoger vermelde<br />

termijn.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 59


Verloop van de stage<br />

De stagiair die een deel van zijn stage in <strong>het</strong> buitenland volbrengt blijft aan de<br />

stageverplichtingen in België onderworpen.<br />

De comfort letter van de buitenlandse confrater mag in <strong>het</strong> Engels worden<br />

opgesteld volgens <strong>het</strong> volgende model:<br />

Comfort Letter<br />

I, the undersigned, _________ (Name and Surname), _____________<br />

(Professional title equivalent to “reviseur d’entreprises/bedrijfsrevisor”),<br />

residing at _____________ (Full address), member of __________________<br />

(Full designation of the Profession Institute equivalent to the “Institut des<br />

Réviseurs d’Entreprises/Instituut van de Bedrijfsrevisoren”) (manager/partner<br />

of… (name of firm)), hereby confirm on my professional honour that I will<br />

supervise the apprenticeship of ______________ (Name and Surname of<br />

trainee) to the best of my abilities and that, in my capacity of trainee supervisor,<br />

I will adhere to the following principles:<br />

1. My office currently has a sufficient volume of work in terms of audit<br />

engagements and an appropriate organization which will give the trainee the<br />

opportunity to work on audit engagements for a minimum of 1.000 hours per<br />

annum. I will ensure that the trainee is planned on a variety of engagements<br />

which will enable him/her to gain experience in different types of<br />

engagements as well as in different industries.<br />

2. I will give the opportunity to the trainee to participate in sufficient high<br />

quality training programs organized by my firm or by external organizations.<br />

I recognize, however, that such training programs only complement on-thejob<br />

training for which I will assume primary responsibility. I will personally<br />

ensure that the trainee receives quality training.<br />

3. I will ensure that the trainee is assigned, to the fullest possible extent, to<br />

engagements carried out under my responsibility. If my firm has several<br />

offices, I will ensure that the trainee works primarily in the office where I am<br />

active. I will personnally spend sufficient time to follow up the work of the<br />

trainee and to evaluate his professional progress.<br />

4. I will draw the trainee’s attention to the importance of developing the various<br />

skills required by our profession, including the necessary professional<br />

maturity. A professional accountant/auditor is not only a technician. The<br />

trainee must <strong>als</strong>o develop oral and written communication skills. I will ensure<br />

that the trainee receives the opportunity to develop his/her skills in this area.<br />

__________________ (Place and date of signature)<br />

__________________ (Signature of the trainee supervisor)<br />

__________________ (Name and Surname of trainee supervisor)<br />

60 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Verloop van de stage<br />

7.12 Stage uitgevoerd bij twee stagemeesters<br />

Ingeval de stagiair zijn stage onder de begeleiding van twee stagemeesters wenst<br />

te volbrengen, moet iedere stagemeester een verbintenisbrief (comfort letter)<br />

ondertekenen.<br />

In dit geval stuurt de stagiair <strong>het</strong> Instituut twee stageovereenkomsten even<strong>als</strong> de<br />

arbeidsovereenkomst of de overeenkomst betreffende <strong>het</strong> zelfstandig statuut<br />

afgesloten met elkeen van de stagemeesters. Een verklaring betreffende de<br />

verdeling van <strong>het</strong> aantal uren dat hij bij elk van de stagemeesters zal presteren,<br />

zal schriftelijk worden gegeven.<br />

Wanneer de Stagecommissie een stage onder de begeleiding van twee<br />

stagemeesters goedkeurt, vormt dit geen optionele maatregel. De twee<br />

stagemeesters moeten in onderlinge overeenstemming zorgen voor de opleiding<br />

van de stagiair volgens de modaliteiten die tussen hen te bepalen zijn<br />

overeenkomstig de stageovereenkomsten die door de Stagecommissie werden<br />

goedgekeurd. De stagedagboeken moeten door beide stagemeesters getekend<br />

worden, rekening houdend met de voor hun rekening gepresteerde<br />

werkzaamheden.<br />

Indien de partijen de voorwaarden van de stage verdeeld onder twee<br />

stagemeesters wensen te wijzigen, zullen zij op voorhand een uitdrukkelijk<br />

verzoek aan de Stagecommissie richten.<br />

Dit onderwerp komt eveneens aan bod supra, punt 6.2.1. H.<br />

7.13 Facultatief karakter van <strong>het</strong> concurrentiebeding<br />

Artikel 17, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stageovereenkomst mag de verbintenis voor de stagiair bevatten om<br />

gedurende drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde van de stageovereenkomst geen<br />

contact op te nemen met de cliëntèle van de stagemeester zonder diens<br />

schriftelijke toestemming.”.<br />

Overeenkomstig <strong>het</strong> verzoek dat werd gericht door de Dienst<br />

“Concurrentievermogen” van de FOD Economie, maakt een dergelijke clausule<br />

geen deel uit van de verplichte vermeldingen die dienen te worden opgenomen in<br />

de stageovereenkomst. De beslissing om een dergelijke clausule in te voegen<br />

wordt overgelaten aan de beoordeling van de partijen.<br />

7.14 Bijhouden van de lijst van de stagiairs<br />

Artikel 12 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning bepaalt:<br />

“De lijst van de stagiairs wordt bijgehouden onder de verantwoordelijkheid van<br />

de Stagecommissie.”.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 61


Verloop van de stage<br />

De lijst met de namen en voornamen van de stagiairs kan schriftelijk<br />

aangevraagd worden aan <strong>het</strong> Instituut. Geen enkele andere vermelding zal <strong>het</strong><br />

voorwerp uitmaken van een mededeling door <strong>het</strong> Instituut. Deze lijst wordt niet<br />

openbaar gemaakt.<br />

62 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stageseminaries<br />

8. STAGESEMINARIES<br />

8.1 Principes<br />

Artikel 30 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de<br />

Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van<br />

de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

beroep valt en begeleidt hem bij de utvoering ervan.”.<br />

Het Instituut organiseert seminaries ten behoeve van de stagiairs.<br />

De voorgestelde onderwerpen bestaan uit een basisopleiding. Het spreekt vanzelf<br />

dat de stagiair ervoor zal zorgen dat hij zijn vorming nuttig zal vervolledigen met<br />

andere seminaries en studiedagen.<br />

Deze vormingen kunnen worden voorgesteld in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

vormingsprogramma van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> of door andere organisaties.<br />

8.2 Materies vervat in de stageseminaries<br />

De Stagecommissie stelt de stagiairs 13 seminarieonderwerpen voor. Deze<br />

seminaries zijn:<br />

- Uitdieping basiskennis: boekhoudtechnieken, financiële analyse,<br />

vennootschapsrecht, consolidatie, boekhoudrecht;<br />

- Controle: externe controle, interne controle, controle van de geconsolideerde<br />

jaarrekening;<br />

- Het beroep: bijzondere opdrachten, de ondernemingsraad, <strong>het</strong><br />

controleverslag;<br />

- Special topics: deontologie, International Financial Reporting Standards.<br />

Bovendien is <strong>het</strong> voor de stagiairs mogelijk de seminaries permanente vorming<br />

te volgen die aan de confraters worden voorgesteld. De stagiairs kunnen deze<br />

seminaries gratis bijwonen, vermits de stagiairs kunnen genieten van de<br />

bijzondere bijdrage van de stagemeester. De Stagecommissie moedigt de<br />

stagiairs aan om aan deze seminaries deel te nemen.<br />

8.3 Facultatief karakter van de stageseminaries<br />

De aanwezigheid op de seminaries is niet verplicht. Er bestaat geen band tussen<br />

de aanwezigheid op de seminaries en de deelneming aan de examens. De stagiair<br />

die van mening is dat hij over voldoende bagage beschikt om met succes de<br />

examens af te leggen, kan beslissen er niet aan deel te nemen. Na een mislukking<br />

kan de Stagecommissie evenwel de kandidaten die lacunes vertonen, verplichten<br />

aan één of meer seminaries deel te nemen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 63


Stageseminaries<br />

8.4 Financiële tussenkomst van de stagemeester<br />

De financiële tussenkomst in de kosten van de deelneming aan de seminaries<br />

waaraan de stagiair heeft deelgenomen en die deel uitmaken van <strong>het</strong> normaal<br />

verloop van de stage, moet door de stagemeester worden gedragen.<br />

Dit gegeven is vermeld in een bijzondere clausule van de stageovereenkomst die<br />

bepaalt:<br />

“De stagemeester verbindt er zich toe de kosten verbonden aan de<br />

stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader van een normaal verloop van de stage<br />

ten laste te nemen. Onder normaal stageverloop wordt verstaan dat de stagiair<br />

enkel één keer aan de seminaries deelneemt en dat hij slaagt voor de examens<br />

vanaf de eerste deelname.”.<br />

De verplichte tussenkomst van de stagemeester in de betaling van de<br />

stageseminaries, zo<strong>als</strong> voorzien in de stageovereenkomst, betreft enkel de<br />

stageseminaries georganiseerd door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>. De deelname aan de<br />

stageseminaries zal nuttig worden vervolledigd met de deelname uit <strong>het</strong> aanbod<br />

aan andere seminaries en studiedagen georganiseerd onder meer door <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>.<br />

8.5 Timing van de inschrijvingen en organisatie van de<br />

seminaries<br />

De stagiairs waken erover dat zij zich inschrijven voor de seminaries aan de hand<br />

van <strong>het</strong> daartoe bestemde formulier dat bij <strong>het</strong> einde van elk kalenderjaar wordt<br />

toegestuurd en ook op de website van <strong>het</strong> Instituut beschikbaar is. Het document<br />

moet uiterlijk tegen einde maart aan <strong>het</strong> Instituut worden teruggezonden. De<br />

seminaries worden ingericht in de loop van de maanden mei en juni.<br />

De stageseminaries hebben <strong>als</strong> doelgroep de stagiairs bedrijfsrevisoren; derden<br />

hebben dus niet de mogelijkheid hieraan deel te nemen, in tegenstelling tot de<br />

seminaries die in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> aanbod van permanente vorming worden<br />

georganiseerd.<br />

De kandidaten voor de stage die een dossier tot toelating aan de stage hebben<br />

ingediend maar waarvan <strong>het</strong> dossier nog niet definitief werd afgehandeld,<br />

kunnen aan de stageseminaries deelnemen op voorwaarde dat zij zich tijdig<br />

hebben ingeschreven. Hetzelfde geldt voor de stagiairs die hun stage hebben<br />

opgeschort maar die <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor van hun stagemeester niet<br />

hebben verlaten en die hun kennis wensen te vervolmaken.<br />

64 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stageseminaries<br />

8.6 Betaling van <strong>het</strong> inschrijvingsrecht voor de<br />

stageseminaries<br />

De stageseminaries zijn betalend.<br />

Het bedrag van de bijdrage in de kosten bedraagt thans 100 EUR per<br />

seminariedag.<br />

Zo<strong>als</strong> vermeld in de bevestigingsbrief voor deelname aan de stageseminaries die<br />

naar de stagiair wordt gestuurd, wordt de stagiair gevraagd er persoonlijk voor te<br />

zorgen dat de betaling voor de seminaries is verricht uiterlijk op de datum<br />

waarop <strong>het</strong> seminarie plaatsvindt, ook in <strong>het</strong> geval dat de betaling door de<br />

stagemeester wordt verricht. Is dat niet gebeurd, dan kan de stagiair niet aan <strong>het</strong><br />

seminarie deelnemen.<br />

De betalingen voor de seminaries zijn door de stagiair verschuldigd zodra deze<br />

zich voor de seminaries inschrijft ongeacht <strong>het</strong> feit of de stagiair al dan niet<br />

daadwerkelijk aanwezig is op <strong>het</strong> seminarie. Hij beschikt evenwel over de<br />

mogelijkheid om zich tenminste tien werkdagen vooraf en schriftelijk terug te<br />

trekken. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, moet de bijdrage in de kosten<br />

van <strong>het</strong> seminarie niet worden betaald of zal <strong>het</strong> bedrag worden terugbetaald.<br />

8.7 Syllabi van de stageseminaries<br />

De stagiairs ingeschreven op de stageseminaries krijgen de syllabi van de<br />

stageseminaries.<br />

De syllabi van de stageseminaries zijn na afloop van <strong>het</strong> seminarie kosteloos<br />

beschikbaar op <strong>het</strong> Extranet van <strong>het</strong> Instituut. Elke stagiair heeft derhalve de<br />

mogelijkheid kosteloos toegang te verkrijgen tot <strong>het</strong> geheel van de documentatie<br />

van de seminaries.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 65


Stage-examens<br />

9. STAGE-EXAMENS<br />

9.1 Vakgebieden voor de stage-examens<br />

De Stagecommissie regelt de stage-examens voor de stagiairs.<br />

Dit punt verwijst niet naar <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen dat infra, punt 11 aan bod<br />

komt.<br />

De stage-examens bestaan uit drie blokken met de volgende vakgebieden:<br />

- uitdieping basiskennis: boekhoudtechnieken, financiële analyse,<br />

vennootschapsrecht, consolidatie, boekhoudrecht;<br />

- controle: externe controle, interne controle, controle van de geconsolideerde<br />

jaarrekening;<br />

- <strong>het</strong> beroep: bijzondere opdrachten, de ondernemingsraad, controleverslag.<br />

Niettegenstaande er seminaries worden ingericht omtrent deontologie en IFRS,<br />

maken voornoemde vakgebieden geen voorwerp uit van een stage-examen. Zij<br />

kunnen echter wel aan bod komen op <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

De stage-examens moeten verplicht in de loop van de stage worden afgelegd.<br />

De Stagecommissie houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen van de stage (art. 8,<br />

2° van <strong>het</strong> K.B.) en ziet er onder meer op toe dat de stagiairs aan de stageexamens<br />

deelnemen.<br />

9.2 Afleggen van de examens per vakkenblok<br />

De stage-examens moeten per vakkenblok worden afgelegd. Het is niet mogelijk<br />

afzonderlijk één of ander vak van een vakkenblok af te leggen. De drie blokken<br />

zijn uitdieping basiskennis, controle en <strong>het</strong> beroep.<br />

De stagiairs hebben gedurende een zittijd de mogelijkheid om één of meerdere<br />

blokken af te leggen.<br />

Het aantal deelnames aan een vakkenblok is onbeperkt zolang de betrokkene de<br />

hoedanigheid van stagiair bezit.<br />

De Stagecommissie moedigt de stagiairs aan maximaal gebruik te maken van de<br />

examensessies ten einde hun slaagkansen te verhogen.<br />

9.3 Afwezigheid op <strong>het</strong> examen<br />

De stagiair die een stage-examen niet kan afleggen, zorgt ervoor dat hij <strong>het</strong><br />

Instituut – behoudens overmacht – ten minste tien werkdagen op voorhand op de<br />

hoogte brengt. De stagiair kan zich inschrijven voor de eerstvolgende<br />

examenzittijd (een jaar later) maar heeft niet de mogelijkheid om <strong>het</strong> stageexamen<br />

op een ander moment af te leggen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 67


Stage-examens<br />

Het niet-afleggen van de drie blokken van examens binnen een termijn van drie<br />

jaar zal een verlenging van de stageduur met zich meebrengen, <strong>als</strong>ook de<br />

administratieve schrapping van de stagiair na de maximale verlenging van drie<br />

jaar.<br />

9.4 Afleggen van de stage-examens<br />

De stage-examens worden eenmaal per jaar georganiseerd (traditioneel eind<br />

september-begin oktober) volgens de agenda vastgelegd door <strong>het</strong> Instituut en<br />

meegedeeld aan de stagiairs. De stagiair beslist wanneer hij in de loop van de<br />

stage elk examenblok wenst af te leggen.<br />

De stagiairs schrijven zich in voor de stage-examens aan de hand van <strong>het</strong> daartoe<br />

bestemde formulier, dat op <strong>het</strong> einde van elk kalenderjaar wordt verstuurd en<br />

tevens beschikbaar is op de website van <strong>het</strong> Instituut. Dit document moet<br />

uiterlijk eind augustus aan <strong>het</strong> Instituut worden teruggestuurd.<br />

De deelname aan de stage-examens is gratis.<br />

De stagiair moet verplicht de 11 vakgebieden hebben afgelegd die in drie<br />

examenblokken zijn opgedeeld vóór hij beraadslaagd kan worden voor toelating<br />

tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

De stagiair heeft de verplichting om tenminste één keer elk vakkenblok af te<br />

leggen vóór de vervaltijd van de normale stagetermijn, te weten na <strong>het</strong><br />

verstrijken van de termijn van drie jaar stage. Het niet naleven van deze<br />

minimale bepaling kan tot gevolg hebben dat de Stagecommissie<br />

tuchtmaatregelen neemt tegenover de stagiair.<br />

9.5 Quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet<br />

worden gehaald<br />

De quotering die voor <strong>het</strong> slagen in de stage-examens moet worden behaald, is<br />

vastgesteld op 60 % van de punten voor elk van de vakkenblokken.<br />

De quotering weerhouden voor <strong>het</strong> bepalen van <strong>het</strong> slagen in de stage-examens is<br />

<strong>het</strong> resultaat uitgedrukt in percenten van de som van de behaalde resultaten voor<br />

elk vakgebied van <strong>het</strong> vakkenblok gedeeld door <strong>het</strong> aantal vakgebieden.<br />

De stagiair die niet geslaagd is, moet <strong>het</strong> geheel van de vakgebieden van een<br />

vakkenblok opnieuw afleggen, zelfs indien hij voor sommige vakken uit <strong>het</strong> blok<br />

slaagde.<br />

Een stagiair die een gemiddelde van 60 % voor <strong>het</strong> vakkenblok behaalde maar<br />

die echter niet geslaagd is voor een vakgebied moet dit vakkenblok niet meer<br />

afleggen.<br />

De resultaten van de examens worden schriftelijk meegedeeld aan de stagiair,<br />

met afschrift aan de stagemeester.<br />

68 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stage-examens<br />

9.6 Inzage in de examenformulieren<br />

De examenformulieren kunnen worden geraadpleegd op de zetel van <strong>het</strong><br />

Instituut door de stagiair en/of de stagemeester.<br />

Het verzoek tot inzage van de examenformulieren zal per brief of per e-mail<br />

worden gericht aan <strong>het</strong> Instituut. De stagiair en/of de stagemeester beschikken<br />

over een inzagerecht; dit recht gaat niet verder dan de inzage van de<br />

examenformulieren. Handgeschreven aantekeningen mogen genomen worden<br />

maar de examenformulieren mogen niet gekopieerd worden.<br />

De stagiair en/of de stagemeester kan (kunnen), in voorkomend geval, na inzage<br />

van de examenformulieren vragen dat deze worden nagezien door de<br />

Stagecommissie. Een schriftelijke gemotiveerde aanvraag van de betrokkene zal<br />

in die zin worden ingediend bij de Stagecommissie.<br />

9.7 Voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de<br />

stage-examens te kunnen afleggen<br />

Om een stage-examen af te leggen, moet de betrokkene de hoedanigheid van<br />

stagiair hebben op <strong>het</strong> moment dat hij <strong>het</strong> examen aflegt.<br />

Een stagiair waarvan de stage werd geschorst, mag derhalve de stage-examens<br />

niet afleggen.<br />

De stagiair beschikt over een onbeperkt aantal zittijden om de stage-examens af<br />

te leggen, zolang hij de hoedanigheid van stagiair-bedrijfsrevisor bezit.<br />

9.8 Toegelaten documentatie op examens<br />

Tijdens <strong>het</strong> examen over de “Uitdieping basiskennis” kunnen de stagiairs gebruik<br />

maken van de papieren versie van Wetten en Reglementen.<br />

Voor <strong>het</strong> examen “Controle” mag geen enkele documentatie worden gebruikt.<br />

Voor <strong>het</strong> examen “Het beroep” mag elke vorm van schriftelijke documentatie<br />

worden gebruikt.<br />

Het gebruik van een draagbare computer, een GSM of enig ander elektronisch<br />

instrument is verboden. Daarentegen is een eenvoudige rekenmachine wel<br />

toegelaten.<br />

9.9 Verbanden tussen de stageseminaries en de stageexamens<br />

De Stagecommissie wenst dat een overeenkomst zou bestaan tussen de<br />

vakgebieden voor de stage-examens en de stageseminaries die aan de stagiairs<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 69


Stage-examens<br />

worden voorgesteld. Daarom is de docent van de stageseminaries eveneens<br />

belast met de opstelling en de verbetering van de stage-examens.<br />

De examenstof blijft evenwel niet beperkt tot <strong>het</strong> thema dat op de<br />

stageseminaries wordt behandeld. Het is inderdaad uitgesloten om binnen één of<br />

twee seminariedagen <strong>het</strong> geheel van de kennis te bestrijken die vereist wordt bij<br />

<strong>het</strong> afleggen van de stage-examens.<br />

De syllabi voor de seminaries worden alleen aan de stagiairs bezorgd die voor de<br />

betrokken seminaries zijn ingeschreven. Een stagiair die niet is ingeschreven<br />

voor de stageseminaries of zijn stagemeester kunnen de syllabi gratis verkrijgen<br />

via <strong>het</strong> Extranet van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De vragen van de stage-examens zijn dezelfde voor de twee taalrollen.<br />

De door de docenten opgestelde voorstellen van vragen worden vooraf door de<br />

Stagecommissie nagekeken.<br />

70 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stagedagboek<br />

10. STAGEDAGBOEK<br />

10.1 Doel<br />

Artikel 8, 5° van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de Stagecommissie de stagedagboeken<br />

onderzoekt.<br />

Het stagedagboek is een document dat de Stagecommissie in staat moet stellen<br />

om een oordeel te vormen over de kwaliteit van de stage die aan de stagiairs<br />

wordt geboden. Dit document moet toelaten een globaal inzicht te bekomen<br />

omtrent de binnen <strong>het</strong> kader van de stage verrichte werkzaamheden.<br />

Elk stagedagboek wordt door een lid van de Stagecommissie, die <strong>als</strong><br />

verslaggever voor de Commissie fungeert, onderzocht.<br />

Bij <strong>het</strong> onderzoek van <strong>het</strong> stagedagboek beoordeelt de verslaggever of de stage<br />

overeenstemt met de vereisten die de Stagecommissie stelt. Hij besteedt een<br />

bijzondere aandacht zowel aan de inhoud <strong>als</strong> aan de vorm van <strong>het</strong> stagedagboek.<br />

De bepalingen betreffende <strong>het</strong> stagedagboek zijn opgenomen in de artikelen 27<br />

en 31 van <strong>het</strong> K.B.<br />

10.2 Vorm<br />

Het stagedagboek moet op papier worden ingediend op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Een model is beschikbaar op de website van <strong>het</strong> Instituut, www.ibrire.be/stagedagboek.<br />

Dit formaat moet verplicht worden gebruikt.<br />

Het stagedagboek moet worden opgesteld in lettertype 12. De tabellen moeten<br />

worden voorgesteld in de vorm van twee A4-bladzijden tegenover elkaar of van<br />

een geplooide A3-bladzijde.<br />

10.3 Inhoud<br />

Elk stagejaar moet ten minste 1.000 uren revisorale opdrachten omvatten (art. 21<br />

van <strong>het</strong> K.B.). De werkzaamheden die <strong>als</strong> revisorale opdrachten worden<br />

beschouwd, worden in <strong>het</strong> gedeelte “Omschrijving van de rubrieken” van <strong>het</strong><br />

model van stagedagboek meegedeeld.<br />

De stagiair zorgt ervoor dat hij de voorschriften volgt die op de eerste pagina van<br />

<strong>het</strong> stagedagboek zijn vermeld, namelijk:<br />

- <strong>het</strong> stagedagboek moet een verslag zijn over de activiteiten van de stagiair<br />

gedurende <strong>het</strong> jaar;<br />

- <strong>het</strong> stagedagboek moet per onderneming en/of opdracht zijn opgesteld. Het<br />

moet voldoende duidelijk zijn om een degelijk inzicht te geven in de<br />

verantwoordelijkheden van de stagiair en de uitgevoerde werkzaamheden.<br />

De stagiairs worden verzocht één dagboek per jaar te gebruiken;<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 71


Stagedagboek<br />

- de prestaties die de stagiair in zijn dagboek heeft ingeschreven, worden per<br />

pagina getotaliseerd en vervolgens overgedragen naar de volgende<br />

bladzijden, zodat op deze wijze <strong>het</strong> exacte aantal prestatieuren op <strong>het</strong> einde<br />

van de afgesloten periode in <strong>het</strong> dagboek worden vermeld;<br />

- de samenvattende bladzijde vermeldt <strong>het</strong> jaarlijks totaal aantal uren per aard<br />

van tussenkomst (rubrieken);<br />

- de paraaf van de stagemeester moet op elke pagina, op de aangeduide plaats,<br />

worden aangebracht;<br />

- de beoordeling van de stagemeester, zowel wat de prestaties van de stagiair<br />

betreft <strong>als</strong> de vooruitgang die in de loop van <strong>het</strong> jaar werd geboekt, wordt in<br />

<strong>het</strong> dagboek opgenomen. De stagemeester ondertekent zijn beoordeling en de<br />

stagiair ondertekent dit mede. De stagiair kan, in voorkomend geval,<br />

meedelen dat hij niet instemt met de beoordeling van de stagemeester.<br />

De stagiair zal eveneens aandacht besteden aan de tekst “Omschrijving van de<br />

rubrieken” die in <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> model van <strong>het</strong> stagedagboek is opgenomen.<br />

Bij wijze van voorbeeld: <strong>het</strong> stagedagboek moet de naam, de rechtsvorm en de<br />

activiteit van de onderneming vermelden. Voor opdrachten van meer dan 40 uur<br />

geeft de stagiair ook volgende kwantitatieve informatie:<br />

- omzet;<br />

- balanstotaal;<br />

- aantal personeelsleden.<br />

De Stagecommissie legt de nadruk op <strong>het</strong> feit dat deze inlichtingen, zo<strong>als</strong> alle<br />

onderwerpen die in de Stagecommissie worden besproken, op vertrouwelijke<br />

wijze worden behandeld.<br />

Het stagedagboek kan in één van de landstalen of in <strong>het</strong> Engels worden ingevuld.<br />

De Engelse versie van <strong>het</strong> stagedagboek is hoofdzakelijk bedoeld voor de<br />

stagiairs die een deel van de stage volbrengen buiten België in een land waar de<br />

officiële taal verschilt van één van de Belgische landstalen.<br />

Blanco modellen van stagedagboeken in <strong>het</strong> Nederlands, Frans en Engels worden<br />

voorgesteld op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Naast de voorschriften die worden gegeven op de eerste pagina’s van <strong>het</strong><br />

stagedagboek, legt de Stagecommissie de nadruk op volgende punten:<br />

1) Wat de voorstelling betreft:<br />

- de structuur van de tabellen moet worden gevolgd;<br />

- de tabellen mogen niet worden verkleind en een lettertype 12 moet<br />

worden gebruikt;<br />

- de linker- en rechterpagina’s van de tabel worden tegenover elkaar<br />

voorgesteld, op een volledig benut A3-formaat (eventueel twee A4) zodat<br />

<strong>het</strong> geheel van de tabel leesbaar is zonder andere pagina’s te moeten<br />

raadplegen;<br />

- <strong>het</strong> stagedagboek moet worden ingebonden;<br />

72 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stagedagboek<br />

- de prestaties moeten voor alle uitgevoerde opdrachten in detail worden<br />

vermeld. Het stagedagboek mag niet worden ingevuld aan de hand van<br />

nummers of codes die met de uitgevoerde opdrachten overeenstemmen.<br />

2) Wat de inhoud betreft:<br />

- wordt op de voorpagina <strong>het</strong> aantal jaren ervaring in <strong>het</strong> revisoraat, vóór of<br />

gedurende de stage, vermeld;<br />

- op de samenvattende pagina in <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> stagedagboek wordt in<br />

een aanvullende kolom <strong>het</strong> aantal uren van de vorige jaren vermeld;<br />

- de opdrachten uitgevoerd voor éénzelfde cliënt worden op één of over<br />

meerdere pagina’s gegroepeerd;<br />

- de uitgevoerde opdrachten worden voldoende gedetailleerd ten einde hun<br />

beoordeling door de Stagecommissie mogelijk te maken (omschrijvingen<br />

zo<strong>als</strong> “controle activa” zijn duidelijk onvoldoende);<br />

- wat de opleidingsuren betreft, moet <strong>het</strong> type van opleiding worden<br />

vermeld (<strong>IBR</strong>, intern, andere met verduidelijking);<br />

- de uren die aan de voorbereiding en <strong>het</strong> afleggen van de <strong>IBR</strong>-examens<br />

besteed worden komen niet in aanmerking voor de berekening van de<br />

1.000 stage-uren.<br />

Ingeval bovenstaande voorschriften niet worden nageleefd, is <strong>het</strong> stagedagboek<br />

onontvankelijk.<br />

10.4 Bespreking van de opmerkingen die in <strong>het</strong><br />

stagedagboek worden vermeld<br />

Artikel 31, tweede lid van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stagiair en de stagemeester ondertekenen <strong>het</strong> stagedagboek na de<br />

opmerkingen, die de stagemeester erin heeft opgetekend, te hebben besproken.”.<br />

Een veld van <strong>het</strong> stagedagboek wordt voorzien voor de opmerkingen van de<br />

stagemeester die door de stagemeester en door de stagiair ondertekend moeten<br />

worden.<br />

10.5 Periodiciteit<br />

Het stagedagboek omvat de periode van 1 juli tot en met 30 juni van <strong>het</strong> jaar<br />

nadien.<br />

Elke persoon die de hoedanigheid van stagiair bezit op de vervaldag van de<br />

periode die door <strong>het</strong> stagedagboek wordt gedekt, is verplicht een stagedagboek in<br />

te dienen.<br />

Het stagedagboek moet – naar behoren ingevuld – toekomen op <strong>het</strong> Instituut<br />

uiterlijk op de eerste werkdag volgend op 15 augustus. Het stagedagboek wordt<br />

geacht te zijn ingediend op de datum van ontvangst op <strong>het</strong> Instituut, en dit tijdens<br />

de kantooruren.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 73


Stagedagboek<br />

Er wordt aan de kandidaten die hun stagedagboek niet binnen de gestelde termijn<br />

hebben ingediend, geen herinnering verzonden.<br />

10.6 Laattijdige indiening<br />

De stagiair die zijn/haar stagedagboek niet op de door de Stagecommissie<br />

vastgestelde datum heeft ingediend, kan gesanctioneerd worden met een<br />

verlenging van de stageduur. Hetzelfde geldt voor <strong>het</strong> stagedagboek dat wel<br />

tijdig, maar niet in orde, werd voorgelegd en – na regularisatie – wordt ingediend<br />

na de gestelde datum. De Stagecommissie behoudt zich <strong>het</strong> recht voor om<br />

specifieke gevallen te beoordelen.<br />

10.7 Advies van de Stagecommissie<br />

De commentaar van de Stagecommissie inzake <strong>het</strong> stagedagboek wordt aan de<br />

stagiair <strong>als</strong>ook aan de stagemeester medegedeeld.<br />

Vooraleer een advies over <strong>het</strong> stagedagboek te geven, behoudt de<br />

Stagecommissie zich de mogelijkheid voor om bijkomende informatie aan de<br />

stagiair en/of de stagemeester te vragen.<br />

De beoordeling van de Stagecommissie inzake <strong>het</strong> stagedagboek dat haar werd<br />

voorgelegd kan gunstig, genuanceerd of negatief zijn.<br />

Een gunstig advies betekent dat de Stagecommissie geen opmerkingen te<br />

formuleren heeft omtrent de inhoud of de vorm van <strong>het</strong> stagedagboek. In dit<br />

geval verloopt de stage overeenkomstig de verwachtingen van de<br />

Stagecommissie.<br />

In geval van een genuanceerd advies oordeelt de Stagecommissie dat <strong>het</strong><br />

stagedagboek in zijn geheel voldoet. Toch wordt (worden) de stagiair en/of de<br />

stagemeester uitgenodigd om alle vereiste aandacht te besteden aan de<br />

geformuleerde opmerkingen en, in voorkomend geval, de nodige maatregelen te<br />

treffen teneinde te voldoen aan de verwachtingen van de Stagecommissie. Er kan<br />

bijvoorbeeld voorgesteld worden om een bepaalde materie in <strong>het</strong> bijzonder uit te<br />

diepen of om erover te waken dat er meer gediversifieerde opdrachten worden<br />

uitgevoerd.<br />

Er kan aan de stagiair gevraagd worden om zijn/haar stagedagboek te<br />

herbeginnen. Hij/zij wordt uitgenodigd om zo spoedig mogelijk een nieuwe<br />

versie van <strong>het</strong> stagedagboek in te dienen.<br />

In geval van een negatief advies oordeelt de Stagecommissie dat <strong>het</strong><br />

stagedagboek niet voldoet en dat de stage niet op bevredigende wijze verloopt.<br />

Het uitgevoerde stagejaar (of een deel van <strong>het</strong> jaar) zal in <strong>het</strong> kader van de stage<br />

van bedrijfsrevisor <strong>als</strong> niet aanvaardbaar beoordeeld worden.<br />

74 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Stagedagboek<br />

10.8 Stagedagboek in <strong>het</strong> geval van twee stagemeesters<br />

Elke stagemeester ondertekent <strong>het</strong> stagedagboek en beoordeelt de evolutie van<br />

de stagiair voor de opdrachten uitgevoerd onder zijn/haar supervisie.<br />

10.9 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />

opschorting<br />

Er wordt de stagiair wiens stage opgeschort is, aanbevolen een stagedagboek in<br />

te dienen dat is ingevuld tot op de datum van opschorting, zodat de verrichte<br />

prestaties in rekening kunnen worden gebracht bij een eventuele herneming van<br />

de stage.<br />

Het stagedagboek moet zo spoedig mogelijk worden ingediend en in ieder geval<br />

binnen de termijn voorzien in punt 10.5. hierboven.<br />

In dit geval, en voor zover <strong>het</strong> advies van de verslaggever gunstig is, zal <strong>het</strong><br />

stagejaar (of een deel van <strong>het</strong> jaar) in aanmerking worden genomen bij een latere<br />

herneming van de stage.<br />

10.10 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />

verandering van stagemeester<br />

In geval van verandering van stagemeester moet <strong>het</strong> stagedagboek worden<br />

getekend door beide stagemeesters voor de stageperiode die hen aanbelangt.<br />

De stagiairs wordt aanbevolen <strong>het</strong> stagedagboek in te vullen en te laten<br />

ondertekenen uiterlijk op <strong>het</strong> ogenblik van verandering van stagemeester en dus<br />

niet te wachten tot <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> stagejaar.<br />

De Stagecommissie beveelt aan om twee afzonderlijke stagedagboeken in te<br />

dienen die elk betrekking hebben op de stageperiode die werd uitgevoerd<br />

respectievelijk onder de begeleiding van elkeen van de stagemeesters.<br />

10.11 Indiening van een stagedagboek in geval van slagen<br />

voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

De stagiair die <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen met succes heeft afgelegd moet een<br />

behoorlijk ingevuld stagedagboek tot de datum van <strong>het</strong> slagen voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen indienen. De stagiair zorgt ervoor dat hij zijn<br />

stagedagboek zo spoedig mogelijk indient en ten laatste op 15 augustus volgend<br />

op <strong>het</strong> met succes afgelegd bekwaamheidsexamen. Deze bepaling laat de Raad<br />

toe de kandidaten tot de eedaflegging toe te laten binnen redelijke termijnen.<br />

Geen enkele toelating tot de eed zal door de Stagecommissie aan de Raad<br />

voorgesteld worden zolang <strong>het</strong> laatste stagedagboek niet door de verslaggever is<br />

nagekeken.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 75


Stagedagboek<br />

10.12 Indiening van een stagedagboek in geval van<br />

mislukking voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

Een kandidaat die niet slaagt voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen blijft onderworpen<br />

aan de normale verplichtingen inzake <strong>het</strong> invullen en <strong>het</strong> indienen van de<br />

stagedagboeken tot hij/zij slaagt voor dit examen.<br />

76 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Bekwaamheidsexamen<br />

11. BEKWAAMHEIDSEXAMEN<br />

11.1 Inrichting van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

De voorschriften met betrekking tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen zijn opgenomen<br />

in de artikelen 32 tot en met 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />

Het bekwaamheidsexamen wordt tweemaal per jaar ingericht door de<br />

Stagecommissie, overeenkomstig artikel 32, § 3 van <strong>het</strong> K.B. Een sessie vindt<br />

plaats in de maand mei (schriftelijk gedeelte) en juni (mondeling gedeelte). De<br />

tweede zittijd vindt plaats in de maand november (schriftelijk gedeelte) en<br />

december (mondeling gedeelte).<br />

De juiste data van de examensessies worden vooraf aan de stagiairs meegedeeld<br />

en vermeld op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De hoedanigheid van stagiair is vereist om elk van de gedeelten van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen te mogen afleggen. Een stagiair die zijn stage opgeschort<br />

heeft zal bijgevolg niet worden toegelaten om <strong>het</strong> examen af te leggen.<br />

11.2 Beraadslaging voor de toelating tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen<br />

Artikel 32, § 2, van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De Stagecommissie laat de stagiairs die voldaan hebben aan de<br />

stageverplichtingen, toe tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.”.<br />

De beoordeling van de opleiding van de stagiair vindt dus plaats na <strong>het</strong><br />

verstrijken van de termijn van drie jaar praktijkopleiding in <strong>het</strong> revisoraat<br />

(vermeerderd met eventueel besliste verlengingen).<br />

De Stagecommissie neemt de beslissing van toelating tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen, onder meer rekening houdend met:<br />

- <strong>het</strong> succesvol volbrengen van de stage;<br />

- de stagedagboeken;<br />

- de resultaten van de stage-examens;<br />

- de eventuele opmerkingen die de Stagecommissie heeft geformuleerd;<br />

- elk ander gegeven dat de Stagecommissie nuttig acht.<br />

De resultaten bekomen op de stage-examens vormen slechts één gegeven naast<br />

andere waarmee rekening wordt gehouden bij de toelating tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen.<br />

Vooraleer te beslissen een stagiair toe te laten tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, zal<br />

de Stagecommissie in <strong>het</strong> bezit moeten zijn van <strong>het</strong> advies van de verslaggever<br />

over <strong>het</strong> laatste stagedagboek (voor <strong>het</strong> laatste volledig jaar of de laatste<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 77


Bekwaamheidsexamen<br />

tussentijdse periode naargelang <strong>het</strong> geval). In de afwezigheid van <strong>het</strong> laatste<br />

stagedagboek zal de Stagecommissie geen beslissing nemen en kan zij de stage<br />

verlengen.<br />

Wanneer de Stagecommissie beslist om een stagiair niet tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen toe te laten, bepaalt ze de duur van de verlenging van de<br />

stage. Deze verlenging is in <strong>het</strong> algemeen voor zes maanden of één jaar.<br />

De stagiair wordt schriftelijk verwittigd van de beslissing van de Commissie.<br />

11.3 Inhoud en praktische organisatie van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen<br />

Het bekwaamheidsexamen omvat, overeenkomstig artikel 34, § 1 van <strong>het</strong> K.B.,<br />

twee delen, die samen één geheel vormen.<br />

11.3.1 Een schriftelijke proef<br />

De schriftelijke proef bestaat uit een case study.<br />

De kandidaat wordt gevraagd een oordeel uit te drukken over de jaarrekening<br />

van een entiteit.<br />

Het schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen duurt maximum zeven<br />

uren.<br />

Een computer wordt ter beschikking van elke kandidaat gesteld.<br />

De kandidaten beantwoorden elektronisch <strong>het</strong> schriftelijk deel van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen volgens de aan de kandidaten meegedeelde procedure.<br />

Een afschrift van <strong>het</strong> schriftelijk examen wordt elektronisch aan de kandidaat<br />

bezorgd zodat deze de mondelinge proef kan voorbereiden, in voorkomend geval<br />

door zijn antwoorden geformuleerd tijdens de schriftelijke proef te bespreken<br />

met zijn stagemeester.<br />

11.3.2 Een mondelinge proef<br />

De mondelinge proef wordt afgelegd voor een kamer van de jury van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen. De mondelinge proef bestaat uit de verdediging van de<br />

schriftelijke proef en een mondelinge ondervraging over de vakken in verband<br />

met <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Het mondeling deel van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen heeft niet alleen betrekking op de technische aspecten van<br />

<strong>het</strong> beroep maar heeft eveneens tot doel de beroepsmaturiteit van de kandidaat te<br />

beoordelen.<br />

78 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Bekwaamheidsexamen<br />

11.4 Aanwezigheid van de stagemeester op <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen (mondeling gedeelte)<br />

De Stagecommissie heeft de mogelijkheid onderzocht om de mondelinge proef<br />

van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen een openbaar karakter te geven.<br />

De Stagecommissie heeft, in overleg met de Voorzitters van de kamers van de<br />

examenjury’s voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, beslist dat de mogelijkheid wordt<br />

geboden aan de stagemeester, in onderling akkoord met zijn stagiair, om<br />

aanwezig te zijn op de mondelinge proef van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen van zijn<br />

stagiair. Deze mogelijkheid wordt geboden op voorwaarde dat de stagemeester<br />

zich ertoe verbindt om tijdens de ganse duur van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen niet<br />

tussenbeide te komen en hij ten minste tien werkdagen vóór de datum van <strong>het</strong><br />

mondelinge examen een schriftelijk verzoek richt aan de stagedienst. De<br />

aanwezigheid wordt voorbehouden aan de stagemeester met uitzondering van<br />

elke andere persoon, met inbegrip van een andere vennoot van <strong>het</strong><br />

bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

11.5 Samenstelling van de jury voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen (art. 33 van <strong>het</strong> K.B.)<br />

De jury is samengesteld uit verschillende kamers.<br />

De Voorzitter en de effectieve leden van de kamers van de jury voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen worden benoemd door de Raad voor een hernieuwbaar<br />

mandaat van drie jaar. De Raad duidt tevens plaatsvervangende leden aan.<br />

Elke kamer bestaat uit vijf leden, namelijk één lid dat de hoedanigheid heeft van<br />

universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type,<br />

drie leden bedrijfsrevisoren of erebedrijfsrevisoren en één lid dat de<br />

economische en sociale wereld vertegenwoordigt (art. 33, § 2 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

De Voorzitter is een universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs<br />

van <strong>het</strong> lange type.<br />

Zowel <strong>het</strong> lid universiteitsprofessor of professor van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong><br />

lange type, <strong>als</strong> de vertegenwoordiger van de economische en sociale wereld<br />

oefenen <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor niet uit.<br />

Hoogstens één lid per kamer is een erebedrijfsrevisor.<br />

Naar analogie van artikel 2, § 2 van <strong>het</strong> K.B. heeft de Raad geoordeeld dat <strong>het</strong><br />

nuttig was dat een bedrijfsrevisor, om zitting te kunnen hebben in een kamer van<br />

de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, ten minste vijf jaar is ingeschreven op <strong>het</strong><br />

openbaar register van <strong>het</strong> Instituut.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 79


Bekwaamheidsexamen<br />

11.6 Reglementaire bepalingen in verband met <strong>het</strong> afleggen<br />

van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

Artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stagiair over vijf kansen beschikt om<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af te leggen.<br />

Dit artikel luidt:<br />

“De kandidaat kan <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen vijf maal afleggen binnen een<br />

periode van vijf jaar te rekenen vanaf de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen wordt toegelaten.”.<br />

De stagiair bepaalt, met naleving van voornoemd artikel, <strong>het</strong> ogenblik waarop hij<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen aflegt. Hij zorgt ervoor dat hij <strong>het</strong> Instituut hiervan<br />

tijdig inlicht en uiterlijk tien werkdagen vóór de datum van <strong>het</strong> examen.<br />

Aangezien jaarlijks twee bekwaamheidsexamensessies worden georganiseerd,<br />

heeft de stagiair de mogelijkheid gebruik te maken van zijn vijf mogelijkheden<br />

om <strong>het</strong> examen af te leggen in de loop van één van de tien examensessies die<br />

volgen op de datum waarop hij werd toegelaten tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

Indien hij binnen de voorgeschreven termijn geen gebruik maakt van de<br />

mogelijkheden om <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af te leggen, eindigt de stage en<br />

wordt de stagiair geschrapt.<br />

Het resultaat van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen bestaande in een algemene<br />

beoordeling van de bekwaamheid van de kandidaat om <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor uit te oefenen, wordt schriftelijk na <strong>het</strong> einde van de examensessie<br />

door <strong>het</strong> Instituut aan de stagiair en aan de stagemeester medegedeeld.<br />

Aangezien artikel 35, § 2 van <strong>het</strong> K.B. voorziet in vijf mogelijkheden om <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen af te leggen, vloeit hieruit voort dat een stagiair die vijf<br />

maal voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen een mislukking oploopt, op grond van de<br />

gecombineerde bepalingen van artikelen 35, § 2 en 36, § 2, 3° van <strong>het</strong> K.B. zal<br />

worden geschrapt.<br />

11.7 Inschrijving voor een sessie van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen<br />

Aangezien de stagiair zelf bepaalt aan welke sessies van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen hij/zij zal deelnemen, moet hij/zij <strong>het</strong> initiatief nemen om<br />

zich in te schrijven voor een sessie. Deze inschrijving moet per brief of e-mail<br />

gebeuren, gericht aan de stagedienst van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong>, ten laatste tien werkdagen vóór<br />

de datum van de schriftelijke proef.<br />

80 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Bekwaamheidsexamen<br />

11.8 Niet afleggen van <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen in geval van overmacht<br />

Ingeval een stagiair <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen ten<br />

gevolge van ziekte (bewezen door een medisch attest) of in geval van overmacht<br />

(te beoordelen door de Stagecommissie) niet zou afleggen terwijl hij heeft<br />

deelgenomen aan <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen, heeft de<br />

Stagecommissie beslist dat <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen behouden<br />

blijft voor de volgende deelname aan <strong>het</strong> mondeling gedeelte van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen. De stagiair zal aldus geen zesde kans krijgen om <strong>het</strong><br />

schriftelijk gedeelte van <strong>het</strong> examen af te leggen, <strong>het</strong>geen strijdig zou zijn met de<br />

bepalingen van <strong>het</strong> artikel 35 van <strong>het</strong> K.B.<br />

De leden van de jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen quoteren <strong>het</strong> schriftelijke<br />

gedeelte van <strong>het</strong> examen zelfs indien de kandidaat zich niet voor de mondelinge<br />

proef aangeboden heeft. De punten voor <strong>het</strong> schriftelijke gedeelte van <strong>het</strong><br />

examen blijven behouden en zullen worden beoordeeld tijdens de volgende<br />

deelname aan <strong>het</strong> mondelinge gedeelte van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

11.9 Deelname aan de kosten van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

Er wordt een inschrijvingsrecht tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen gevraagd van een<br />

bedrag van 100 EUR per deelname.<br />

De stagiair dient ervoor te zorgen dat dit bedrag ten laatste tien werkdagen vóór<br />

de schriftelijke proef overgeschreven is. Zoniet, zal hij <strong>het</strong> examen niet kunnen<br />

afleggen. In geval van afwezigheid op de schriftelijke en/of mondelinge proef<br />

wordt <strong>het</strong> inschrijvingsrecht niet terugbetaald.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 81


Eedaflegging<br />

12. EEDAFLEGGING<br />

12.1 De beslissing van toelating tot de eedaflegging<br />

Op basis van onder meer <strong>het</strong> slagen in <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen en van <strong>het</strong><br />

laatste stagedagboek, stelt de Stagecommissie aan de Raad voor om de stagiair<br />

tot de eedaflegging toe te laten (art. 36, § 1 van <strong>het</strong> K.B.).<br />

Overeenkomstig artikel 36, § 2 van <strong>het</strong> K.B., verliest een stagiair zijn<br />

hoedanigheid van stagiair pas op <strong>het</strong> ogenblik van de beslissing van de Raad om<br />

de stagiair tot de eedaflegging toe te laten.<br />

De Raad gaat na of aan de voorwaarden van artikel 5 van de wet, en<br />

inzonderheid aan artikel 5, 3°, op basis van <strong>het</strong> gunstig advies van de Procureurgeneraal<br />

bij <strong>het</strong> Hof van Beroep van <strong>het</strong> rechtsgebied waar de kandidaat zijn<br />

woonplaats heeft, is voldaan.<br />

Een uittreksel van <strong>het</strong> besluit van toelating tot de eedaflegging wordt door de<br />

Voorzitter van <strong>het</strong> Instituut toegestuurd aan de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />

te Brussel (in voorkomend geval, van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik) (art. 2, derde<br />

lid van <strong>het</strong> K.B. Erkenning).<br />

12.2 Eedaflegging voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te<br />

Luik<br />

De bevoegdheid die voorheen door artikel 576 van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />

werd voorbehouden aan de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel van de<br />

verblijfplaats van de kandidaat, wordt voortaan toevertrouwd aan de Voorzitter<br />

van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel of te Luik.<br />

De stagiair wordt uitgenodigd door de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te<br />

Brussel, in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik, om de eed af te<br />

leggen zo<strong>als</strong> bepaald in artikel 5, 6° van de Wet.<br />

Atikel 5, 6° van de wet bepaalt:<br />

“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />

natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />

6° bij de inschrijving op <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> Instituut, en uiterlijk<br />

twaalf maanden na de datum van toelating tot de eed door de Raad, voor <strong>het</strong><br />

Hof van Beroep van Brussel de volgende eed afleggen in <strong>het</strong> Nederlands: “Ik<br />

zweer trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de<br />

wetten van <strong>het</strong> Belgische volk, en ik zweer de opdrachten, die mij <strong>als</strong><br />

bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten getrouw te<br />

vervullen.” of in <strong>het</strong> Frans: “Je jure fidélité au Roi, obéissance à la<br />

Constitution et aux lois du peuple belge, et je jure de remplir fidèlement, en<br />

âme et conscience, les missions qui me seront confiées en qualité de réviseur<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 83


Eedaflegging<br />

d’entreprises.” Of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Luik de volgende<br />

eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung<br />

und den Gesetzen des belgischen Volkes und ich schwöre die mir <strong>als</strong><br />

Wirtschaftsprüfer erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und<br />

ehrlich zu erfüllen.”.<br />

De personen van vreemde nationaliteit leggen voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van<br />

Brussel de volgende eed af in <strong>het</strong> Nederlands: Ik zweer de opdrachten, die<br />

mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten,<br />

getrouw en volgens de voorschriften van de Belgische wet, te vervullen.” of<br />

in <strong>het</strong> Frans: “Je jure de remplir fidèlement, en âme et conscience, selon les<br />

prescriptions de la loi belge, les missions qui me seront confiées en qualité de<br />

réviseur d’entreprises.” of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Luik de<br />

volgende eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre die mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer<br />

erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich und gemäss<br />

den Vorschriften des belgischen Gesetzes zu erfüllen.”; (...)”.<br />

Het Instituut stuurt een brief aan de Voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep waarin de<br />

Voorzitter wordt voorgesteld om de stagiair uit te nodigen teneinde de eed van<br />

bedrijfsrevisor af te leggen.<br />

De stagiair en de stagemeester worden door <strong>het</strong> Instituut op de hoogte gebracht<br />

van de beslissing van de Raad van toelating tot de eedaflegging. Deze brief<br />

wordt pas verstuurd wanneer <strong>het</strong> Instituut in <strong>het</strong> bezit wordt gesteld van <strong>het</strong><br />

gunstig advies van de Procureur-generaal wat de naleving betreft van de<br />

voorwaarden bepaald in artikel 5, 3° van de wet.<br />

Artikel 2, lid 3 tot 6 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning bepaalt:<br />

“De Voorzitter van de Raad laat de voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel,<br />

in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik, een uittreksel van <strong>het</strong> besluit<br />

van toelating tot de eedaflegging geworden.<br />

De kandidaat-bedrijfsrevisor legt zijn eed af op de dag en <strong>het</strong> uur bepaald door<br />

de voorzitter van <strong>het</strong> bevoegde Hof.<br />

De hoofdgriffier van de rechtbank brengt <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />

gedane eedafleggingen en levert aan elke betrokkene een uittreksel van <strong>het</strong><br />

proces-verbaal van de zitting af.<br />

Op de voorlegging van een uittreksel van <strong>het</strong> proces-verbaal van de<br />

eedaflegging, wordt de bedrijfsrevisor met ingang van de dag van zijn<br />

eedaflegging ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register.”.<br />

12.3 Eedaflegging van een Belgische stagiair met woonplaats<br />

in <strong>het</strong> buitenland<br />

De eedaflegging vindt plaats voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Brussel zowel voor de<br />

eedafleggingen in <strong>het</strong> Nederlands, <strong>als</strong> in <strong>het</strong> Frans. De eedafleggingen in <strong>het</strong><br />

Duits gebeuren voor <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik.<br />

84 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eedaflegging<br />

12.4 Termijn voor <strong>het</strong> afleggen van de eed<br />

Overeenkomstig artikel 5, 6° van de wet, is de termijn om de eed te kunnen<br />

afleggen vastgelegd op twaalf maanden vanaf de datum van toelating tot de eed<br />

door de Raad.<br />

12.5 Taal van de eedaflegging<br />

De kandidaat kiest de taal van de eedaflegging.<br />

De taal van de eedaflegging bepaalt de taalrol van de bedrijfsrevisor.<br />

De eed mag in <strong>het</strong> Nederlands of in <strong>het</strong> Frans worden afgelegd bij <strong>het</strong> Hof van<br />

Beroep te Brussel en in <strong>het</strong> Duits bij <strong>het</strong> Hof van Beroep te Luik.<br />

12.6 Statuut van de persoon die toegelaten is tot de eed van<br />

bedrijfsrevisor<br />

De Stagecommissie heeft zich gebogen over de hoedanigheid die is toegekend<br />

aan de stagiair die voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is geslaagd en, op voorstel van<br />

de Stagecommissie, door de Raad van <strong>het</strong> Instituut werd toegelaten tot de<br />

eedaflegging. De Juridische Commissie heeft de vraag naar <strong>het</strong> statuut van de<br />

persoon die tot de eedaflegging werd toegelaten tot op <strong>het</strong> moment dat hij<br />

daadwerkelijk de eed aflegt, beantwoord.<br />

De Juridische Commissie is van oordeel dat in deze hypothese, de betrokken<br />

persoon niet de hoedanigheid van stagiair en ook niet die van bedrijfsrevisor<br />

heeft.<br />

Krachtens artikel 5, 6° van de wet, wordt de hoedanigheid van lid van <strong>het</strong><br />

Instituut inderdaad alleen toegekend indien de persoon de eed heeft afgelegd<br />

voor <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

Artikel 36, § 2, 1°, van <strong>het</strong> K.B. bepaalt dat de stage eindigt door de beslissing<br />

van de Raad om de stagiair toe te laten tot de eedaflegging.<br />

Uit wat voorafgaat, volgt dat de persoon die is toegelaten tot de eedaflegging<br />

maar de eed nog niet heeft afgelegd, niet de hoedanigheid van stagiair en ook<br />

niet die van bedrijfsrevisor heeft. Die persoon is dan ook niet onderworpen aan<br />

de regels van plichtenleer, behoudens in voorkomend geval wat betreft de<br />

bepalingen met betrekking tot <strong>het</strong> beroepsgeheim die voortvloeien uit artikel 458<br />

van <strong>het</strong> Strafwetboek.<br />

De titel van bedrijfsrevisor kan slechts worden gevoerd vanaf de datum van<br />

eedaflegging.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 85


Eedaflegging<br />

12.7 Procedure na de eedaflegging<br />

Het Instituut wordt door de griffier van <strong>het</strong> Hof van Beroep op de hoogte<br />

gebracht van de eedaflegging. De griffier levert aan elke betrokkene een<br />

uittreksel van <strong>het</strong> proces-verbaal van de zitting af.<br />

De kandidaat waakt, overeenkomstig artikel 2, laatste lid van <strong>het</strong> K.B.<br />

Erkenning, over de overmaking aan <strong>het</strong> Instituut van een uittreksel van <strong>het</strong><br />

proces-verbaal van de eedaflegging.<br />

Het Instituut gaat nadien over tot de inschrijving van de betrokkene in <strong>het</strong><br />

openbaar register met ingang van de dag van zijn eedaflegging en kent hem een<br />

nummer <strong>als</strong> lid van <strong>het</strong> Instituut in de hoedanigheid van natuurlijke persoon toe.<br />

De bedrijfsrevisor wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van zijn lidnummer,<br />

van de gegevens zo<strong>als</strong> opgenomen in <strong>het</strong> openbaar register en wordt verzocht aan<br />

<strong>het</strong> Instituut de nuttige informatie, onder meer met betrekking tot de<br />

beroepsverzekering mee te delen.<br />

86 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

13. HERINSCHRIJVING IN HET OPENBAAR<br />

REGISTER<br />

13.1 Algemeenheden<br />

Een bedrijfsrevisor die ontslag heeft genomen uit <strong>het</strong> openbaar register kan<br />

opnieuw tot de eedaflegging worden toegelaten op basis van de bepalingen van<br />

artikel 18 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning dat immers <strong>het</strong> volgende bepaalt:<br />

Ҥ 1. Onverminderd de gevolgen van een schrapping om tuchtredenen, kan<br />

iedere ontslagnemende bedrijfsrevisor natuurliijke persoon, de Raad om zijn<br />

herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register verzoeken, op voorwaarde dat hij de in<br />

artikelen 5, 1° tot 3° en 13 van de wet voorgeschreven voorwaarden vervult op de<br />

datum van aanvraag en voldaan heeft aan de verplichtingen inzake permanente<br />

vorming.<br />

§ 2. Het verzoek wordt gericht aan de Raad, samen met een dossier waaruit<br />

blijkt dat de voorwaarden vereist voor <strong>het</strong> bekomen van de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor verenigd zijn. Het dossier moet een curriculum vitae bevatten<br />

waarin de beroepsactiviteiten van de kandidaat-bedrijfsrevisor sinds zijn ontslag<br />

worden opgenomen even<strong>als</strong> een nota waaruit blijkt dat hij zijn vorming op<br />

permanente wijze heeft voortgezet.<br />

§ 3. Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />

sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />

in overeenstemming met de bepalingen van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende de<br />

toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd aan<br />

een jury, samengesteld uit twee leden van de Raad en door hem aangeduid.”.<br />

De termijn van vijf jaar wordt beoordeeld op de datum van effectieve herneming<br />

van de functie van bedrijfsrevisor (en niet op de datum van aanvraag).<br />

13.2 In geval van herinschrijving binnen de termijn van vijf<br />

jaar<br />

Een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die ontslag heeft genomen sinds minder<br />

dan vijf jaar, heeft de mogelijkheid om te worden heringeschreven in <strong>het</strong><br />

openbaar register zonder examens te moeten afleggen.<br />

Hiertoe richt hij zijn verzoek aan <strong>het</strong> Instituut, overeenkomstig artikel 18, § 2<br />

van <strong>het</strong> K.B. Erkenning.<br />

In geval van gunstig advies van de Raad, kan de kandidaat opnieuw de eed <strong>als</strong><br />

bedrijfsrevisor afleggen en zal hij in <strong>het</strong> openbaar register worden<br />

heringeschreven.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 87


Herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

13.3 In geval van herinschrijving buiten de termijn van<br />

vijf jaar<br />

Een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die ontslag heeft genomen sinds meer<br />

dan vijf jaar kan in <strong>het</strong> openbaar register worden heringeschreven onder<br />

voorwaarde dat hij opnieuw een examen aflegt waarvoor hij slaagt.<br />

De kandidaat richt zijn verzoek per aangetekende brief overeenkomstig<br />

artikel 18, § 2 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning.<br />

De kandidaat wordt verzocht een examen af te leggen zo<strong>als</strong> voorzien voor de<br />

stagiairs bedrijfsrevisoren (cf. supra, punt 11.3.1.), overeenkomstig artikel 18,<br />

§ 3 van <strong>het</strong> K.B. Erkenning dat bepaalt:<br />

“Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />

sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />

in overeenstemming met de bepalingen van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende de<br />

toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd aan<br />

een jury, samengesteld uit twee leden van de Raad en door hem aangeduid.”.<br />

Per deelname aan een examen wordt een inschrijvingsrecht tot <strong>het</strong> examen met<br />

<strong>het</strong> oog op de herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register gevraagd van 100 EUR.<br />

De kandidaat legt de schriftelijke proef van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen af ter<br />

gelegenheid van één van de door <strong>het</strong> Instituut georganiseerde zittingen van <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen (naar keuze in november of in mei).<br />

De mondelinge proef vindt plaats voor een jury samengesteld uit twee leden van<br />

de Raad.<br />

Indien de kandidaat slaagt voor <strong>het</strong> examen, zal hij opnieuw de eed van<br />

bedrijfsrevisor mogen afleggen.<br />

Indien de kandidaat niet slaagt voor <strong>het</strong> examen, zal hij pas na een minimale<br />

tussentijd van zes maanden opnieuw de proef mogen afleggen. De kandidaat<br />

beschikt over drie kansen om dit examen af te leggen.<br />

88 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Plichtenleer<br />

14. PLICHTENLEER<br />

14.1 Reglementaire bepalingen<br />

Artikel 28, § 1 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De stagiair onderwerpt zich aan de beslissingen van de Raad en van de<br />

Stagecommissie. Hij leeft de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />

en van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut na.”.<br />

Tegen de stagiair die deze bepalingen niet naleeft, kan een tuchtprocedure<br />

worden ingesteld.<br />

14.2 Toepassingsgevallen<br />

a) Het uitoefenen van een mandaat van bestuurder in een handelsvennootschap<br />

is niet toegelaten (naar analogie van art. 13, § 2 van de wet). Het uitoefenen<br />

van een mandaat van bestuurder in een vzw kan toegelaten worden enkel en<br />

alleen <strong>als</strong> de vzw geen handelsactiviteiten uitoefent.<br />

b) De stagiair kan zaakvoerder of bestuurder zijn van een familiaal<br />

patrimonium. Met de term “patrimoniumvennootschap” wordt een<br />

vennootschap bedoeld die opgericht werd met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> beheren,<br />

bewaren of in voorkomend geval verhogen van een roerend of onroerend<br />

patrimonium. Het patrimonium moet de persoonlijke, familiale of<br />

beroepsgoederen van de stagiair betreffen.<br />

c) De hoedanigheid van belastingconsulent is niet onverenigbaar met <strong>het</strong><br />

uitoefenen van de activiteiten van de stagiair bedrijfsrevisor voor zover de<br />

stage overeenkomstig de wet en <strong>het</strong> K.B. verloopt. Wanneer de betrokkene de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor zal verkrijgen, zal hij erop toezien dat hij<br />

ontslag neemt van zijn hoedanigheid van belastingconsulent teneinde zich te<br />

schikken naar de bepalingen van artikel 19, derde lid van de wet van 22 april<br />

1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 89


Tucht<br />

15. TUCHT<br />

15.1 Algemeenheden<br />

Overeenkomstig artikel 76, § 1 van de wet, kunnen tuchtsancties worden<br />

opgelegd aan stagiairs die:<br />

1° tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen;<br />

2° tekort gekomen zijn aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en<br />

kiesheid die ten grondslag liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />

3° tekort gekomen zijn aan de rechtmatige achting die verschuldigd is ten<br />

aanzien van hun stagemeester, <strong>het</strong> Instituut of zijn organen.<br />

In tegenstelling tot de procedure tegen een bedrijfsrevisor, komt de Kamer van<br />

Verwijzing en Instaatstelling niet tussen inzake de tuchtprocedure betreffende de<br />

stagiairs.<br />

De algemene beginselen inzake tucht worden hierna beschreven. Voor meer<br />

details met betrekking tot de tuchtprocedure zal de lezer zich beroepen op de<br />

wettelijke en reglementaire bepalingen hieromtrent.<br />

15.2 Bevoegdheid in eerste aanleg<br />

Overeenkomstig artikel 76 van de wet en artikel 37 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, is de<br />

Stagecommissie in eerste aanleg bevoegd voor de tucht met betrekking tot de<br />

stagiairs.<br />

De Stagecommissie is bevoegd <strong>als</strong> tuchtrechtelijke instantie om uitspraak te doen<br />

over de tucht met betrekking tot de stagiairs. De tuchtsanctie opgelegd aan de<br />

stagiair die de stage opschort zal van toepassing zijn wanneer de stagiair zijn<br />

stage herneemt. Op dezelfde wijze zal een tuchtprocedure die aan de gang is op<br />

<strong>het</strong> moment van opschorting, voortgezet worden na <strong>het</strong> einde van de opschorting.<br />

Deze maatregel laat toe te vermijden dat een stagiair zijn stage zou opschorten<br />

teneinde een tuchtprocedure te vermijden.<br />

Ten aanzien van de stagemeesters, dit wil zeggen de personen die de titel van<br />

bedrijfsrevisor voeren, voorzien de bepalingen opgenomen in <strong>het</strong> K.B. Tucht dat<br />

<strong>het</strong> dossier in vooronderzoek wordt genomen door de Kamer van Verwijzing en<br />

Instaatstelling die, in voorkomend geval, beslist de bedrijfsrevisor te verwijzen<br />

naar de Tuchtcommissie.<br />

15.3 Bevoegdheid in hoger beroep<br />

De Commissie van Beroep is bevoegd, zowel wat de stagiairs <strong>als</strong> de<br />

stagemeesters betreft, die <strong>het</strong> voorwerp zijn van een tegen hen ingestelde<br />

tuchtprocedure (art. 76, § 5 van de wet voor de stagiairs en art. 63 van de wet<br />

voor de stagemeesters).<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 91


Tucht<br />

De Commissie van Beroep is, overeenkomstig artikel 63, § 2 van de wet,<br />

samengesteld uit drie rechters en twee bedrijfsrevisoren.<br />

15.4 Procedure in eerste aanleg<br />

Bij ter post aangetekende brief roept de Stagecommissie de stagiair veertien<br />

dagen vóór de datum van de hoorzitting op om te verschijnen voor een<br />

tuchtinstantie.<br />

Een verslag met vermelding van de verweten feiten, opgesteld door de door de<br />

Raad aangewezen verslaggever, wordt bij de brief gevoegd.<br />

De stagemeester wordt eveneens opgeroepen voor de tuchtinstantie.<br />

De stagiair beschikt over de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen; hij kan<br />

inzage nemen van zijn tuchtdossier op de zetel van <strong>het</strong> Instituut en zich door een<br />

advocaat laten bijstaan. De verschillende partijen kunnen op de tuchtzitting<br />

worden gehoord. Naar keuze van de stagiair wordt die terechtzitting openbaar of<br />

met gesloten deuren gehouden. De rechtspleging verloopt altijd met gesloten<br />

deuren indien zij strijdig is met de goede zeden (naar analogie van art. 60, § 4<br />

van de wet).<br />

De beslissing van de Stagecommissie is met redenen omkleed.<br />

De tuchtbeslissing wordt bij ter post aangetekende brief aan de stagiair betekend<br />

met afschrift aan de stagemeester.<br />

De stagiair die bij verstek wordt veroordeeld, kan binnen een termijn van dertig<br />

dagen voor de Stagecommissie verzet aantekenen.<br />

Een hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing die door de<br />

Stagecommissie wordt genomen binnen een termijn van dertig dagen die volgt op<br />

de betekening van de tuchtuitspraak (naar analogie van art. 64, § 1 van de wet).<br />

15.5 Procedure in beroep<br />

De stagiair of de Raad kunnen beroep aantekenen tegen de beslissing van de<br />

Stagecommissie voor de Commissie van Beroep binnen een termijn van dertig<br />

dagen te rekenen vanaf de betekening (art. 76, § 5 van de wet).<br />

15.6 Tuchtsancties<br />

Krachtens artikel 76, § 3 van de wet, kunnen vier types van tuchtsancties worden<br />

uitgesproken:<br />

1) de waarschuwing;<br />

2) de berisping;<br />

3) de schorsing van de stage voor ten hoogste één jaar;<br />

4) de schrapping.<br />

92 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Tucht<br />

Artikel 37, § 6 en § 7 van <strong>het</strong> K.B. Tucht bepaalt:<br />

Ҥ 6. Alle door de stagiair opgelopen straffen worden automatisch uitgewist op<br />

de dag van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor, met uitzondering van<br />

schorsingsstraffen van ten minste drie maanden die slechts na vijf jaar na de<br />

eedaflegging worden uitgewist.<br />

§ 7. De schrapping van een stagiair brengt <strong>het</strong> verlies van <strong>het</strong> positieve<br />

resultaat van alle reeds ondergane proeven, hierin begrepen <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen, met zich mee, <strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich opnieuw aan te<br />

bieden tijdens een termijn van tien jaar.”.<br />

15.7 Bijstand van een stagiair-bedrijfsrevisor tijdens een<br />

tuchtprocedure door een bedrijfsrevisor die niet zijn<br />

stagemeester is of door een advocaat<br />

Naar aanleiding van een tuchtprocedure, waarvan een stagiair-bedrijfsrevisor <strong>het</strong><br />

voorwerp uitmaakt, wordt de vraag gesteld of deze zich kan laten bijstaan door<br />

een bedrijfsrevisor die niet zijn stagemeester is of door een raadsman.<br />

Artikel 60, § 3 van de wet bepaalt:<br />

“De bedrijfsrevisor mag zijn verweer mondeling of schriftelijk doen gelden.”.<br />

Artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht voorziet in de mogelijkheid om zich op de<br />

zitting te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of<br />

bedrijfsrevisor.<br />

De Juridische Commissie bevestigt dat voormeld artikel ook van toepassing is op<br />

de stagiair, hierbij een onderscheid makend tussen enerzijds de tuchtprocedures<br />

in verband met de niet-naleving van de specifieke stageverplichtingen die aan de<br />

stagiair worden opgelegd (A.) en anderzijds tuchtprocedures omtrent situaties<br />

waarin de stagemeester tevens rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is (B.).<br />

A. Artikel 76, § 2 van de wet bepaalt dat: “Na de stagiair en de stagemeester te<br />

hebben gehoord of minstens rechtsgeldig te hebben opgeroepen per<br />

aangetekende brieven verstuurd minstens veertien dagen voor de hoorzitting,<br />

vergezeld van een verslag opgesteld door de verslaggevers aangesteld door<br />

de Raad en waarin de feiten worden uiteengezet die aan de stagiair worden<br />

verweten, met verwijzing naar de betrokken wettelijke, reglementaire en/of<br />

tuchtrechtelijke bepalingen, kan de Stagecommissie tuchtrechtelijke sancties<br />

opleggen aan de stagiair die de regels inzake tucht en deontologie niet<br />

naleeft.”. Indien de stagiair met betrekking tot zijn specifieke<br />

stageverplichtingen wordt opgeroepen in een tuchtrechtelijke procedure,<br />

oordeelt de Juridische Commissie dat hij zich mag laten bijstaan door de<br />

stagemeester of, overeenkomstig artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, door een<br />

advocaat of een bedrijfsrevisor.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 93


Tucht<br />

Volgens de Juridische Commissie kan de stagemeester geen volmacht geven<br />

aan een confrater van de revisorenvennootschap, waarvan hij deel uitmaakt,<br />

om hem te vertegenwoordigen. De stagemeester heeft de keuze om al dan<br />

niet te verschijnen. Indien hij verschijnt, dient hij in persoon te verschijnen,<br />

aangezien de stagiair een intuitu personae relatie heeft met zijn stagemeester,<br />

en niet met de revisorenvennootschap van zijn stagemeester.<br />

B. Indien de tuchtrechtelijke procedure situaties betreft waarin de stagemeester<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is, is de Juridische Commissie van<br />

oordeel dat de stagemeester de stagiair niet kan bijstaan, aangezien er in<br />

hoofde van de stagemeester een belangenconflict bestaat. Naar analogie van<br />

artikel 27, § 1 van <strong>het</strong> K.B. Tucht, mag de stagiair zich wel laten bijstaan<br />

door een advocaat of een bedrijfsrevisor.<br />

94 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Inachtneming van de beroepservaring<br />

16. INACHTNEMING VAN DE BEROEPSERVARING<br />

De kandidaten bedrijfsrevisoren kunnen genieten van de inachtneming van de<br />

beroepservaring van bijvoorbeeld zeven jaar (ervaring inzake wettelijke controle<br />

van de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening) of vijftien jaar (ervaring op<br />

financieel, juridisch en boekhoudkundig gebied).<br />

De inachtneming van de beroepservaring maakt <strong>het</strong> voorwerp uit van een<br />

beoordeling door de Stagecommissie.<br />

De beroepservaring mag zowel de Belgische ervaring <strong>als</strong> deze verworven in <strong>het</strong><br />

buitenland betreffen.<br />

Er kunnen zich vier gevallen voordoen inzake de inachtneming van de<br />

beroepservaring:<br />

- gedurende zeven jaar beroepswerkzaamheden hebben verricht op <strong>het</strong> gebied<br />

van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde<br />

jaarrekening;<br />

- vijftien jaar ervaring op financieel, juridisch en boekhoudkundig gebied;<br />

- de hoedanigheid bezitten van accountant of stagiair accountant en houder zijn<br />

van een masterdiploma;<br />

- de stage gelijkwaardig met die van de bedrijfsrevisor volledig of gedeeltelijk<br />

hebben volbracht in een Lidstaat van de Europese Unie of in een derde Staat.<br />

De inachtneming van de beroepservaring kan aanleiding geven tot een<br />

vermindering van de duur van de stage (cf. punt 7.4.).<br />

De inachtneming van de beroepservaring zal nooit de vereiste om houder te zijn<br />

van een masterdiploma teneinde van vrijstellingen tot <strong>het</strong> toelatingsexamen te<br />

kunnen genieten, vervangen. Een kandidaat die geen houder van een<br />

masterdiploma is maar die beschikt over een beroepservaring van zeven of<br />

vijftien jaar of een stagiair in <strong>het</strong> buitenland die geen houder van een universitair<br />

diploma is zal alle vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen moeten afleggen.<br />

De inachtneming van de hoedanigheid van externe accountant of van stagiair<br />

externe accountant gaat gepaard met de verplichting om houder te zijn van een<br />

masterdiploma.<br />

De inachtneming van de beroepservaring laat niet toe om vrijgesteld te worden<br />

van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 95


Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

17. VEREENVOUDIGDE TOEGANGSPROCEDURE<br />

VOOR BUITENLANDSE BEROEPSBEOEFENAARS<br />

17.1 Inleiding<br />

Elk dossier ingediend door een Belgische of buitenlandse kandidaat die een<br />

gelijkaardige hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland heeft behaald, wordt aan de Raad<br />

voorgesteld.<br />

17.2 Algemeenheden<br />

Artikel 14 van de Richtlijn 2006/43/EG bepaalt dat <strong>het</strong> bevoegde gezag van een<br />

Lidstaat personen die hun bekwaamheid geheel of gedeeltelijk hebben<br />

verworven in een andere Lidstaat onder bepaalde voorwaarden kan toelaten.<br />

Artikel 5, 1° van de wet verduidelijkt:<br />

“De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere<br />

natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />

1° onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat<br />

die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische<br />

Ruimte, of zijn woonplaats hebben in België; in de veronderstelling dat een<br />

persoon zijn woonplaats niet in België heeft, dient hij er te beschikken over<br />

een vestiging;<br />

(...)”.<br />

De vereenvoudigde procedure van toegang tot <strong>het</strong> beroep voor buitenlandse<br />

beroepsbeoefenaars is enkel van toepassing indien de betrokkene effectief<br />

bevoegd is om, op de dag van de indiening van <strong>het</strong> dossier, wettelijke opdrachten<br />

van controle van jaarrekeningen en van de geconsolideerde rekeningen uit te<br />

voeren in zijn land van oorsprong. De vereenvoudigde procedure van toegang tot<br />

<strong>het</strong> beroep kan eveneens van toepassing zijn op een Belgische onderdaan die de<br />

hoedanigheid van wettelijke auditor in <strong>het</strong> buitenland heeft verworven.<br />

Onder vereenvoudigde procedure voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep wordt verstaan<br />

dat de buitenlandse beroepsbeoefenaar geen toelatingsexamen moet afleggen,<br />

vrijgesteld is om een stage te verrichten en geen stage-examens of<br />

bekwaamheidsexamen moet afleggen. Dit is in overeenstemming met artikel 37<br />

van <strong>het</strong> K.B.<br />

Overeenkomstig artikel 37, § 3 van <strong>het</strong> K.B., moet de kandidaat een examen<br />

afleggen betreffende de adequate kennis van de wetten en reglementeringen die<br />

relevant zijn voor de uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 97


Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

17.3 In de Europese Unie<br />

In de schoot van de Europese Unie is de wederzijdse erkenning van de<br />

hoedanigheden die met die van de bedrijfsrevisor in de Unie vergelijkbaar zijn,<br />

overeenkomstig artikel 14 van de Richtlijn 2006/43/EG, automatisch op<br />

voorwaarde van <strong>het</strong> naleven van de voorwaarden van <strong>het</strong> artikel 37 van <strong>het</strong> K.B.<br />

Een synthesedocument inzake de procedure met betrekking tot de examens van<br />

de buitenlandse beroepsbeoefenaars is beschikbaar op de website van <strong>het</strong><br />

Instituut (zie bijlage 18.7).<br />

De kandidaten die een hoedanigheid bezitten die met die van bedrijfsrevisor in<br />

België gelijkwaardig is, sturen een dossier in dat volgende bescheiden bevat:<br />

- een kopie van de identiteitskaart of van <strong>het</strong> paspoort of van enig document<br />

dat de identiteit van de betrokkene bewijst;<br />

- een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag (ten hoogste zes maanden<br />

oud);<br />

- <strong>het</strong> bewijs van <strong>het</strong> voeren van de titel afgeleverd door <strong>het</strong> Instituut van<br />

oorsprong die met die van bedrijfsrevisor gelijkwaardig is, in voorkomend<br />

geval met vermelding van de bevoegdheid van de betrokkene om verslagen te<br />

ondertekenen;<br />

- een kopij van de diploma’s;<br />

- een curriculum vitae samen met een foto;<br />

- de vermelding van <strong>het</strong> beroepsadres in de Europese Unie;<br />

- de bevestiging van de verbintenis de normen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> na te komen.<br />

Op <strong>het</strong> ogenblik van <strong>het</strong> indienen van de aanvraag, betaalt de kandidaat een<br />

bedrag van 500 EUR dat de dossier- en examenkosten dekt.<br />

Artikel 37, § 1 en § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“De personen die in een Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />

bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, zijn vrijgesteld van <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

(...) de Raad [vergewist zich ervan] dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven<br />

van een adequate kennis van de in België van kracht zijnde wetten en<br />

reglementeringen, voor zover deze voor de wettelijke controles van<br />

jaarrekeningen in België relevant zijn.”.<br />

De betrokkenen zullen worden uitgenodigd zich aan te bieden voor een jury<br />

samengesteld uit twee leden van de Raad teneinde hun adequate kennis van de<br />

relevante wetten en reglementeringen op <strong>het</strong> examen met betrekking tot <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor in België aan te tonen. Het examen kan door de<br />

kandidaat ten hoogste drie maal worden afgelegd.<br />

98 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

17.4 Wederzijdse erkenning (= wederkerigheid) buiten de<br />

Europese Unie<br />

Artikel 37, § 2 en § 3 van <strong>het</strong> K.B. bepaalt:<br />

“§ 2. Onverminderd de naleving van internationale verdragen waarbij België<br />

partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid, personen die in een andere<br />

dan een lidstaat van de Europese Unie een gelijkwaardige hoedanigheid<br />

bezitten, eveneens van <strong>het</strong> toelatingsexamen, de stage en <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen vrijstellen.<br />

§ 3. In de gevallen bedoeld in de eerste en tweede paragraaf van onderhavig<br />

artikel organiseert de Raad een examen met de bedoeling zich ervan te<br />

vergewissen dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven van een adequate kennis<br />

van de in België van kracht zijnde wetten en reglementeringen, voor zover deze<br />

voor de wettelijke controles van jaarrekeningen in België relevant zijn.”.<br />

Het Instituut kan akkoorden van wederzijdse erkenning van de<br />

beroepshoedanigheid sluiten met Instituten buiten de Europese Unie.<br />

Een procedure bestaat sinds 2002 met Canada en Zwitserland. De Belgische<br />

bedrijfsrevisor kan van een vereenvoudigde procedure genieten voor de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep respectievelijk van Chartered Accountant in Canada en van<br />

“Expert-comptable/Wirtschaftsprüfer” in Zwitserland. De Chartered Accountant<br />

in Canada of de “Expert-comptable/ Wirtschaftsprüfer” in Zwitserland kan van<br />

een vereenvoudigde procedure van toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in<br />

België genieten.<br />

De procedure van wederzijdse erkenning is eveneens van toepassing op de<br />

beroepsbeoefenaars van de landen van de Europese Economische Ruimte<br />

(namelijk Noorwegen, Ijsland en Lichtenstein) gezien de Vrijheden waarop de<br />

eenheidsmarkt van de Europese Unie gebaseerd is, van toepassing zijn op de<br />

landen van de EER.<br />

De betrokkenen zullen worden uitgenodigd zich aan te bieden voor een jury<br />

samengesteld uit twee leden van de Raad teneinde hun adequate kennis van de<br />

relevante wetten en reglementeringen op <strong>het</strong> examen met betrekking tot <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor in België aan te tonen. Het examen kan door de<br />

kandidaat ten hoogste drie maal worden afgelegd.<br />

17.5 Geen wederzijdse ambtshalve erkenning (= geen<br />

wederkerigheid) buiten de Europese Unie<br />

Artikel 7, § 1, 1° van de wet voorziet in de voorwaarde van de wederkerigheid.<br />

Indien er geen akkoord van wederkerigheid is, bestaat er geen mogelijkheid tot<br />

wederzijdse erkenning van de beroepshoedanigheden tussen de in België<br />

erkende beroepsbeoefenaars en deze erkend in een land buiten de Europese Unie.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 99


Vereenvoudigde toegangsprocedure voor buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

De kandidaat heeft derhalve niet de mogelijkheid slechts een examen ad hoc af te<br />

leggen gezien zijn hoedanigheid van wettelijke auditor in <strong>het</strong> buitenland en zal<br />

onderworpen zijn aan de algemene bepalingen inzake <strong>het</strong> examen en de toegang<br />

tot de stage.<br />

Hij kan, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 23 van <strong>het</strong> K.B., genieten<br />

van een inachtname van zijn beroepservaring (cf. punt 16).<br />

100 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

18. BIJLAGEN<br />

18.1 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een<br />

Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van<br />

<strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor,<br />

gecoördineerd op 30 april 2007<br />

(K.B. 30 april 2007, B.S., 24 mei 2007)<br />

Hoofdstuk I. – Benaming – Doel<br />

Artikel 1. Er wordt een Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren opgericht, bekleed<br />

met rechtspersoonlijkheid. De zetel van<br />

<strong>het</strong> Instituut is gevestigd in <strong>het</strong> administratief<br />

arrondissement Brussel-Hoofdstad.<br />

Art. 2. Voor de toepassing van deze<br />

wet wordt verstaan onder:<br />

1° bedrijfsrevisor natuurlijke persoon:<br />

een natuurlijke persoon ingeschreven<br />

in <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong> Instituut;<br />

2° bedrijfsrevisorenkantoor: een rechtspersoon<br />

of een andere entiteit met om<br />

<strong>het</strong> even welke rechtsvorm ingeschreven<br />

in <strong>het</strong> openbaar register van<br />

<strong>het</strong> Instituut, andere dan een natuurlijke<br />

persoon;<br />

3° bedrijfsrevisor: een bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon of een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />

ingeschreven in <strong>het</strong><br />

openbaar register van <strong>het</strong> Instituut;<br />

4° wettelijke auditor: een natuurlijke<br />

persoon, die de toelating heeft om in<br />

een Lidstaat van de Europese Unie<br />

<strong>het</strong> beroep van wettelijke auditor in<br />

de zin van de Richtlijn 2006/43/EG<br />

uit te oefenen;<br />

5° auditkantoor: een entiteit, andere dan<br />

een natuurlijke persoon, die de toelating<br />

heeft om in een Lidstaat van de<br />

Europese Unie <strong>het</strong> beroep van wettelijke<br />

auditor in de zin van de Richtlijn<br />

2006/43/EG uit te oefenen;<br />

6° auditor of auditorganisatie van een<br />

derde land: een natuurlijke persoon<br />

of een entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />

rechtsvorm, andere dan een natuurlijke<br />

persoon, die de controle uitvoert<br />

van de enkelvoudige jaarrekening of<br />

de geconsolideerde jaarrekening van<br />

een onderneming met statutaire zetel<br />

in een derde land;<br />

7° organisaties van openbaar belang: de<br />

genoteerde vennootschappen in de<br />

zin van artikel 4 van <strong>het</strong> Wetboek van<br />

vennootschappen, de kredietinstellingen<br />

in de zin van artikel 1 van de wet<br />

van 22 maart 1993 op <strong>het</strong> statuut van<br />

en <strong>het</strong> toezicht op de kredietinstellingen<br />

en verzekeringsondernemingen<br />

in de zin van artikel 2 van de wet van<br />

9 juli 1975 betreffende de controle<br />

van de verzekeringsondernemingen;<br />

8° netwerk: de grotere structuur die op<br />

samenwerking is gericht en waartoe<br />

een bedrijfsrevisor behoort, en die<br />

duidelijk is gericht op winst- of kostendeling,<br />

of <strong>het</strong> delen van gemeenschappelijke<br />

eigendom, zeggenschap<br />

of bestuur, een gemeenschappelijk<br />

beleid en procedures inzake kwaliteitsbeheersing<br />

heeft, een gemeenschappelijke<br />

bedrijfsstrategie, <strong>het</strong> gebruik<br />

van een gemeenschappelijke<br />

merknaam of een aanzienlijk deel<br />

van de bedrijfsmiddelen;<br />

9° internationale controlestandaarden:<br />

de International Standards on Auditing<br />

zo<strong>als</strong> goedgekeurd door de Europese<br />

Commissie en de daarmee<br />

verband houdende standaarden, voorzover<br />

deze voor de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen van belang<br />

zijn;<br />

10° Instituut: <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren;<br />

11° Raad: de Raad van <strong>het</strong> Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren;<br />

12° derde land: land dat geen deel uitmaakt<br />

van de Europese Unie;<br />

13° tuchtinstanties: de Tuchtcommissie<br />

en de Commissie van beroep;<br />

14° vennoot: de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon die zijn beroepsactiviteit<br />

inbrengt in een bedrijfsrevisorenkantoor;<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 101


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

15° aandeelhouder: een persoon die participeert<br />

in <strong>het</strong> kapitaal van een bedrijfsrevisorenkantoor;<br />

16° wettelijke controle van jaarrekeningen:<br />

een controle van een jaarrekening<br />

of een geconsolideerde jaarrekening<br />

bedoeld in titel VII van Boek IV<br />

van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />

betreffende “de controle van de<br />

jaarrekening en van de geconsolideerde<br />

jaarrekening”;<br />

17° revisorale opdracht: onverminderd<br />

<strong>het</strong> bepaalde in artikel 4 van deze<br />

wet, elke opdracht die ertoe strekt<br />

een deskundig oordeel te geven over<br />

de getrouwheid en de waarachtigheid<br />

van een jaarrekening, van een tussentijdse<br />

financiële staat, van een waardering<br />

of van andere economische en<br />

financiële informatie, verschaft door<br />

een onderneming of instelling; dit begrip<br />

omvat eveneens de ontleding en<br />

de verklaring van de economische en<br />

financiële inlichtingen aan de leden<br />

van de ondernemingsraad;<br />

18° Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen: de Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen bedoeld in<br />

artikel 54 van de wet van 22 april<br />

1999 betreffende de boekhoudkundige<br />

en fiscale beroepen;<br />

19° Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris:<br />

<strong>het</strong> Comité bedoeld in artikel 133,<br />

§ 10 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen;<br />

20° Commissie voor <strong>het</strong> Bank, Financieen<br />

Assurantiewezen: de Commissie<br />

bedoeld in artikel 44 van de wet van<br />

2 augustus 2002 betreffende <strong>het</strong> toezicht<br />

op de financiele sector en de financiële<br />

diensten;<br />

21° verbonden entiteit van een bedrijfsrevisorenkantoor:<br />

een entiteit met om<br />

<strong>het</strong> even welke rechtsvorm die met<br />

een bedrijfsrevisorenkantoor verbonden<br />

is in de zin van artikel 11 van <strong>het</strong><br />

Wetboek van vennootschappen;<br />

22° groepsauditor: de commissaris of de<br />

bedrijfsrevisor die overeenkomstig<br />

artikel 146 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />

belast is met de controle<br />

van de geconsolideerde jaarrekening.<br />

Art. 3. Het Instituut heeft <strong>als</strong> doel te<br />

waken over de opleiding en te voorzien<br />

in de bestendige organisatie van een<br />

korps specialisten die bekwaam zijn de<br />

functie van bedrijfsrevisor te vervullen<br />

zo<strong>als</strong> deze bepaald wordt in artikel 4, met<br />

al de vereiste waarborgen in zake bevoegdheid,<br />

onafhankelijkheid en beroepseerlijkheid<br />

en toezicht uit te<br />

oefenen op de behoorlijke uitvoering van<br />

aan de bedrijfsrevisoren toevertrouwde<br />

opdrachten.<br />

Hoofdstuk II. – De<br />

bedrijfsrevisoren, hun inschrijving<br />

in <strong>het</strong> openbaar register van <strong>het</strong><br />

Instituut en de bescherming van<br />

hun titel<br />

Art. 4. De bedrijfsrevisor heeft <strong>als</strong><br />

hoofdtaak alle opdrachten uit te voeren<br />

die bij of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren<br />

uitsluitend zijn toevertrouwd<br />

en op algemene wijze, alle<br />

revisorale opdrachten te vervullen met<br />

betrekking tot financiële overzichten,<br />

verricht met toepassing van of krachtens<br />

de wet.<br />

Art. 5. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt door de Raad toegekend<br />

aan iedere natuurlijke persoon die er om<br />

verzoekt en aan de volgende eisen voldoet:<br />

1° onderdaan zijn van een Lidstaat van<br />

de Europese Unie of een andere Staat<br />

die partij is bij de Overeenkomst betreffende<br />

de Europese Economische<br />

Ruimte, of zijn woonplaats hebben in<br />

België; in de veronderstelling dat een<br />

persoon zijn woonplaats niet in België<br />

heeft, dient hij er te beschikken<br />

over een vestiging;<br />

2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;<br />

3° niet beroofd geweest zijn van de burgerlijke<br />

en politieke rechten, niet in<br />

staat van faillissement verklaard geweest<br />

zijn zonder eerherstel te hebben<br />

bekomen en geen zelfs voorwaardelijke<br />

gevangenisstraf van ten<br />

minste drie maand hebben opgelopen<br />

voor een van de strafbare feiten vermeld<br />

in artikel 1 van <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit nr. 22 van 24 oktober 1934<br />

betreffende <strong>het</strong> rechterlijk verbod aan<br />

bepaalde veroordeelden en gefailleerden<br />

om bepaalde ambten, beroepen<br />

of werkzaamheden uit te oefenen,<br />

voor een inbreuk op de wet van<br />

102 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

20 september 1948 houdende organisatie<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsleven, voor een<br />

inbreuk op <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen,<br />

op de wet van 17 juli 1975<br />

op de boekhouding van de ondernemingen,<br />

hun uitvoeringsbesluiten, op<br />

de fiscale wetgeving of op buitenlandse<br />

bepalingen die <strong>het</strong>zelfde voorwerp<br />

hebben;<br />

4° in <strong>het</strong> bezit zijn van een masterdiploma<br />

afgeleverd door een Belgische<br />

universiteit of een Belgische hogeschool<br />

van <strong>het</strong> lange type en van universitair<br />

niveau. De Koning bepaalt<br />

de voorwaarden op grond waarvan<br />

een buitenlands diploma of een bepaalde<br />

ervaring <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />

worden erkend, in voorkomend geval<br />

na <strong>het</strong> slagen in een examen over de<br />

materies van <strong>het</strong> Belgisch recht die<br />

van belang zijn voor de uitoefening<br />

van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />

5° de bij <strong>het</strong> stagereglement ingerichte<br />

stage hebben beëindigd, geslaagd<br />

zijn voor een bekwaamheidsexamen,<br />

waarvoor de Koning <strong>het</strong> programma<br />

en de voorwaarden bepaalt;<br />

6° bij de inschrijving op <strong>het</strong> openbaar<br />

register van <strong>het</strong> Instituut, en uiterlijk<br />

twaalf maanden na de datum van toelating<br />

tot de eed door de Raad, voor<br />

<strong>het</strong> Hof van Beroep van Brussel de<br />

volgende eed afleggen in <strong>het</strong> Nederlands:<br />

“Ik zweer trouw aan de Koning,<br />

gehoorzaamheid aan de Grondwet<br />

en aan de wetten van <strong>het</strong><br />

Belgische volk, en ik zweer de opdrachten,<br />

die mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />

zullen worden toevertrouwd, in eer<br />

en geweten getrouw te vervullen.” of<br />

in <strong>het</strong> Frans: “Je jure fidélité au Roi,<br />

obéissance à la Constitution et aux<br />

lois du peuple belge, et je jure de<br />

remplir fidèlement, en âme et conscience,<br />

les missions qui me seront confiées<br />

en qualité de réviseur d’entreprises.”<br />

of ook nog voor <strong>het</strong> Hof van<br />

Beroep van Luik de volgende eed in<br />

<strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre Treue dem<br />

König, Gehorsam der Verfassung und<br />

den Gesetzen des belgischen Volkes<br />

und ich schwöre die mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer<br />

erteilten Aufträge auf<br />

Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich<br />

zu erfüllen.”<br />

De personen van vreemde nationaliteit<br />

leggen voor <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />

van Brussel de volgende eed af in <strong>het</strong><br />

Nederlands: “Ik zweer de opdrachten,<br />

die mij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor zullen<br />

worden toevertrouwd, in eer en geweten,<br />

getrouw en volgens de voorschriften<br />

van de Belgische wet, te<br />

vervullen.” of in <strong>het</strong> Frans: “Je jure<br />

de remplir fidèlement, en âme et conscience,<br />

selon les prescriptions de la<br />

loi belge, les missions qui me seront<br />

confiées en qualité de réviseur d’entreprises.”<br />

of ook nog voor <strong>het</strong> Hof<br />

van Beroep van Luik de volgende<br />

eed in <strong>het</strong> Duits: “Ich schwöre die<br />

mir <strong>als</strong> Wirtschaftsprüfer erteilten<br />

Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau<br />

und ehrlich und gemäss den Vorschriften<br />

des belgischen Gesetzes zu<br />

erfüllen.”;<br />

7° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn;<br />

8° verbonden zijn met een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

of over een organisatie<br />

beschikken die toelaat onderhavige<br />

wet en zijn uitvoeringsbesluiten na te<br />

leven.<br />

Art. 6. § 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt door de Raad toegekend<br />

aan iedere rechtspersoon of een<br />

andere entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />

rechtsvorm, met zetel in een Lidstaat van<br />

de Europese Unie, die de volgende voorwaarden<br />

vervult:<br />

1° de natuurlijke personen die de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen namens<br />

<strong>het</strong> auditkantoor uitvoeren,<br />

moeten de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

hebben;<br />

2° de meerderheid van de stemrechten is<br />

in <strong>het</strong> bezit van auditkantoren en/of<br />

van wettelijke auditors;<br />

3° de meerderheid van de leden van <strong>het</strong><br />

bestuursorgaan is samengesteld uit<br />

auditkantoren en/of wettelijke auditors.<br />

Wanneer <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />

slechts uit twee leden bestaat, moet<br />

ten minste één van hen een auditkantoor<br />

of een wettelijke auditor zijn.<br />

Wanneer een auditkantoor lid is van<br />

<strong>het</strong> bestuursorgaan, wordt dit kantoor<br />

vertegenwoordigd, overeenkomstig<br />

artikel 132 van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen,<br />

door een natuurlijke<br />

persoon die erkend is <strong>als</strong> wettelijke<br />

auditor.<br />

§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1<br />

kan de rechtspersoon of een andere enti-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 103


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

teit met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />

niet worden toegelaten <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />

indien, naar <strong>het</strong> oordeel van de Raad,<br />

de betrouwbaarheid in <strong>het</strong> gedrang is gebracht<br />

naar aanleiding van één van de<br />

volgende elementen of gelijkaardige elementen:<br />

1° de rechtspersoon of een andere entiteit<br />

met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />

werd failliet verklaard, heeft<br />

een gerechtelijk akkoord verkregen,<br />

werd gerechtelijk ontbonden of heeft<br />

<strong>het</strong> voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige<br />

gerechtelijke of administratieve<br />

maatregel in België of in <strong>het</strong><br />

buitenland;<br />

2° de rechtspersoon of de entiteit met<br />

om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm, heeft<br />

<strong>het</strong> voorwerp uitgemaakt van een<br />

strafrechtelijke of tuchtrechtelijke<br />

veroordeling die in kracht van gewijsde<br />

is gegaan, in toepassing van<br />

de wetten en besluiten bedoeld in<br />

artikel 5, 3°, van ten minste<br />

1.500 euro, zelfs met uitstel, of van<br />

een definitieve straf in <strong>het</strong> buitenland<br />

die daar voor een auditkantoor <strong>het</strong><br />

verlies van deze hoedanigheid met<br />

zich meebrengt;<br />

3° de benaming, <strong>het</strong> doel of andere statutaire<br />

clausules van de rechtspersoon<br />

of van een andere entiteit met<br />

om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm kunnen<br />

aanleiding zijn voor derden om<br />

zich te vergissen wat de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor of andere eigenschappen<br />

van de rechtspersoon of<br />

van de entiteit betreft;<br />

4° één van haar vennoten of één van de<br />

leden van <strong>het</strong> bestuursorgaan bevindt<br />

zich in één van in artikel 5, 3°<br />

bedoelde situaties, tenzij binnen de<br />

maand van de ingebrekestelling door<br />

de Raad de betrokken persoon ontslag<br />

neemt <strong>als</strong> vennoot en/of <strong>als</strong> lid<br />

van <strong>het</strong> bestuursorgaan, naargelang<br />

<strong>het</strong> geval.<br />

Art. 7. § 1. Aan de natuurlijke personen<br />

van derde landen wordt, op hun<br />

schriftelijk, gehandtekend en aan <strong>het</strong> Instituut<br />

gericht verzoek, de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor toegekend, indien zij<br />

aan de volgende voorwaarden voldoen:<br />

1° onderdaan zijn van een Staat die aan<br />

Belgische bedrijfsrevisoren op zijn<br />

grondgebied <strong>het</strong> voordeel van de wederkerigheid<br />

toekent wat de toelating<br />

tot <strong>het</strong> beroep betreft;<br />

2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;<br />

3° voldoen aan de eisen bepaald in<br />

artikel 5, 4° en 5°, van de wet en in<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit te nemen in uitvoering<br />

van artikel 29 betreffende de<br />

toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />

4° noch in België noch in <strong>het</strong> land waar<br />

zij gemachtigd zijn de wettelijke controle<br />

op de financiële staten van ondernemingen<br />

uit te voeren, in staat<br />

van faillissement zijn verklaard zonder<br />

eerherstel te hebben bekomen of<br />

er veroordeeld zijn tot straffen die <strong>het</strong><br />

verbod meebrengen om een beroepsactiviteit,<br />

die gelijkwaardig is met<br />

die van bedrijfsrevisor, uit te oefenen;<br />

5° zich ertoe verbinden in België een<br />

vestiging te houden waar de beroepsactiviteit<br />

effectief zal uitgeoefend<br />

worden en waar de ermee samenhangende<br />

akten, documenten en briefwisseling<br />

zullen bewaard worden;<br />

6° voor <strong>het</strong> Hof van Beroep van Brussel<br />

of van Luik, de eed afleggen bepaald<br />

in artikel 5, 6°, van de wet;<br />

7° zich ertoe verbinden alle deontologische<br />

verplichtingen na te leven die op<br />

de bedrijfsrevisoren van toepassing<br />

zijn;<br />

8° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn.<br />

§ 2. Aan de entiteiten, andere dan een<br />

natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong> recht van<br />

derde landen, wordt op hun schriftelijk,<br />

gehandtekend en aan <strong>het</strong> Instituut gericht<br />

verzoek de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

toegekend indien zij aan de volgende<br />

voorwaarden voldoen:<br />

1° alle vennoten, even<strong>als</strong> de zaakvoerders<br />

en bestuurders, moeten gemachtigd<br />

zijn in de Staat waar zij hun<br />

hoofdvestiging hebben, om de wettelijke<br />

controle op de financiële staten<br />

van ondernemingen uit te voeren; indien<br />

de vennoot een rechtspersoon is,<br />

is dezelfde voorwaarde van toepassing<br />

op de vennoten van deze laatste;<br />

2° hun zetel en hun hoofdvestiging hebben<br />

in een Staat die aan de Belgische<br />

bedrijfsrevisoren op zijn grondgebied<br />

<strong>het</strong> voordeel van de wederkerigheid<br />

toekent wat de toelating tot <strong>het</strong> be-<br />

104 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

roep betreft; zij moeten er gemachtigd<br />

zijn om in die Staat de wettelijke<br />

controle op de financiële staten van<br />

ondernemingen uit te voeren;<br />

3° opgericht zijn in een vorm, onder een<br />

statuut en onder voorwaarden die<br />

vergelijkbaar zijn met die waaronder<br />

de bedrijfsrevisoren zich in België<br />

kunnen verenigen; zij verbinden zich<br />

ertoe, voor <strong>het</strong> uitoefenen in België<br />

van hun activiteiten <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />

zich te doen kennen onder een<br />

firma die enkel de naam mag bevatten<br />

van een of meerdere natuurlijke<br />

personen, die vennoot, zaakvoerder<br />

of bestuurder zijn of de naam van één<br />

of meer natuurlijke personen die de<br />

hoedanigheid van vennoot hebben<br />

gehad;<br />

4° tenminste één bestuurder of zaakvoerder<br />

moet bedrijfsrevisor zijn en<br />

moet belast zijn met <strong>het</strong> bestuur van<br />

de vestiging in België; indien meerdere<br />

personen met dit bestuur zijn belast,<br />

moet de meerderheid ervan bedrijfsrevisor<br />

zijn;<br />

5° alle vennoten, bestuurders of zaakvoerders<br />

die gewoonlijk hun beroepsactiviteit<br />

in België uitoefenen<br />

moeten bedrijfsrevisor zijn;<br />

6° zich ertoe verbinden in België een<br />

vestiging te houden waar de beroepsactiviteit<br />

effectief zal uitgeoefend<br />

worden en waar de daarmee samenhangende<br />

akten, documenten en<br />

briefwisseling zullen bewaard worden;<br />

7° zich ertoe verbinden in België rechtstreeks<br />

of zijdelings geen activiteiten<br />

uit te oefenen die onverenigbaar zijn<br />

met de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;<br />

8° zich ertoe verbinden artikel 132 van<br />

<strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen te<br />

eerbiedigen, telkens een controleopdracht<br />

hen in België wordt toevertrouwd.<br />

§ 3. In uitvoering van de internationale<br />

verdragen waarbij België partij is op<br />

voorwaarde van wederkerigheid stelt de<br />

Koning, na advies van de Raad en van de<br />

Hoge Raad voor de Economische Beroepen,<br />

de modaliteiten vast voor de<br />

toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

aan de auditors of auditorganisaties<br />

van een derde land <strong>als</strong>ook de<br />

regels inzake <strong>het</strong> publiek toezicht, de<br />

kwaliteitscontrole en <strong>het</strong> toezicht op deze<br />

personen.<br />

§ 4. De Koning stelt eveneens de regels<br />

vast voor de inschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />

register <strong>als</strong> auditor of auditorganisatie<br />

van een derde land en voor <strong>het</strong> publiek<br />

toezicht, de kwaliteitscontrole en <strong>het</strong> toezicht<br />

op de auditors en auditorganisaties<br />

van een derde land, die een controleverklaring<br />

afleveren betreffende de jaarrekening<br />

of de geconsolideerde jaarrekening<br />

van een vennootschap die haar statutaire<br />

zetel buiten de Europese Gemeenschap<br />

heeft en waarvan de effecten in België<br />

zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />

markt in de zin van<br />

artikel 4, eerste lid, punt 14, van Richtlijn<br />

2004/39/EG, behalve indien de vennootschap<br />

alleen een emittent is van effecten<br />

die in een lidstaat zijn toegelaten tot de<br />

handel op een gereglementeerde markt in<br />

de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van<br />

Richtlijn 2004/109/EG, met een nominale<br />

waarde per eenheid van ten minste<br />

50.000 euro of, in <strong>het</strong> geval van effecten<br />

die in een andere munteenheid luiden, op<br />

de dag van uitgifte equivalent aan ten<br />

minste 50.000 euro.<br />

Art. 8. § 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt door de Raad ingetrokken<br />

wanneer aan de voorwaarden<br />

voor de toekenning van deze hoedanigheid<br />

met uitzondering van de voorwaarde<br />

bepaald in artikel 5, 7° niet meer is voldaan<br />

of wanneer diens betrouwbaarheid<br />

ernstig in <strong>het</strong> gedrang is gekomen overeenkomstig<br />

artikel 5, 3°, in geval van een<br />

natuurlijke persoon of artikel 6, § 1, 2°<br />

en 3° en § 2, in geval van een rechtspersoon<br />

of een andere entiteit ongeacht haar<br />

rechtsvorm.<br />

De Raad kan de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

slechts intrekken na de betrokkene<br />

te hebben uitgenodigd om zijn<br />

opmerkingen te laten geworden binnen<br />

een termijn die niet minder mag zijn dan<br />

vijftien dagen. De Raad motiveert zijn<br />

beslissing.<br />

Tegen die beslissing kan beroep worden<br />

ingesteld bij de Commissie van Beroep.<br />

Het beroep wordt binnen de dertig<br />

dagen na de kennisgeving van de beslissing<br />

van de Raad ingeleid bij de Commissie<br />

van Beroep. De artikelen 64,<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 105


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

tweede paragraaf en 66 van de wet zijn<br />

van toepassing.<br />

§ 2. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt ingetrokken op de zevenenzestigste<br />

verjaardag van bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen.<br />

§ 3. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt ingetrokken wanneer de bedrijfsrevisoren,<br />

drie maanden na de<br />

terechtwijzing voorzien in artikel 37, in<br />

gebreke blijven van <strong>het</strong> betalen van alle<br />

of een gedeelte van de bijdragen of van<br />

<strong>het</strong> indienen van documenten tot vaststelling<br />

van de bijdrage, of nog van <strong>het</strong> meedelen<br />

van inlichtingen of documenten die<br />

ze moeten meedelen aan <strong>het</strong> Instituut.<br />

§ 4. De definitieve intrekking van de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor en de<br />

redenen daarvoor worden door <strong>het</strong> Instituut<br />

meegedeeld aan de relevante bevoegde<br />

autoriteiten van de Lidstaat waar<br />

de bedrijfsrevisor, is toegelaten <strong>als</strong> wettelijke<br />

auditor of auditkantoor.<br />

Art. 9. § 1. Iedere beslissing van de<br />

Raad tot inschrijving van een kandidaat<br />

<strong>als</strong> bedrijfsrevisor is vatbaar voor beroep<br />

vanwege de Procureur-generaal bij de<br />

Commissie van Beroep en volgens de<br />

modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.<br />

Hetzelfde geldt voor iedere beslissing<br />

waarbij de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt ingetrokken.<br />

Indien de Procureur-generaal beroep<br />

aantekent tegen de beslissing van de<br />

Raad van <strong>het</strong> Instituut om een kandidaat<br />

<strong>als</strong> bedrijfsrevisor toe te laten, dient hij<br />

de Raad er gelijktijdig van op de hoogte<br />

te brengen.<br />

§ 2. Iedere beslissing van de Raad tot<br />

herinschrijving van een kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />

is vatbaar voor beroep vanwege<br />

de Procureur-generaal bij de<br />

Commissie van Beroep en volgens de<br />

modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.<br />

Indien de Procureur-generaal beroep<br />

aantekent tegen de beslissing van de<br />

Raad om een kandidaat opnieuw <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />

toe te laten, dient hij de<br />

Raad er gelijktijdig van op de hoogte te<br />

brengen.<br />

§ 3. Tegen iedere beslissing van de<br />

Raad, waarbij de toelating van een kandidaat<br />

<strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt geweigerd,<br />

staat voor de belanghebbende beroep<br />

open bij de voormelde Commissie van<br />

Beroep.<br />

§ 4. Tegen iedere beslissing van de<br />

Raad, waarbij de herinschrijving van een<br />

kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt geweigerd,<br />

staat voor de belanghebbende<br />

beroep open bij de voormelde Commissie.<br />

Art. 10. § 1. De Raad houdt een<br />

openbaar register bij waarin de bedrijfsrevisoren<br />

worden geregistreerd.<br />

De auditors en de auditorganisaties<br />

van derde landen die overeenkomstig<br />

artikel 7, § 4 zijn geregistreerd, worden<br />

in die hoedanigheid afzonderlijk in <strong>het</strong><br />

openbaar register vermeld.<br />

§ 2. De registratiegegevens worden in<br />

elektronische vorm in <strong>het</strong> register opgeslagen.<br />

Eenieder kan deze te allen tijde<br />

op de website van <strong>het</strong> Instituut consulteren.<br />

§ 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon en elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />

worden door een individueel nummer in<br />

<strong>het</strong> openbaar register geïdentificeerd.<br />

§ 4. Het openbaar register bevat de<br />

naam en <strong>het</strong> adres van de bevoegde autoriteiten<br />

die belast zijn met de registratie,<br />

<strong>het</strong> toezicht, de kwaliteitscontrole, de<br />

sancties, en <strong>het</strong> publiek toezicht.<br />

§ 5. De modaliteiten inzake actualisering<br />

en toegang tot <strong>het</strong> openbaar register<br />

worden door de Koning bepaald.<br />

Art. 11. § 1. Alleen de natuurlijke<br />

personen of entiteiten ingeschreven in<br />

<strong>het</strong> openbaar register mogen de titel van<br />

bedrijfsrevisor dragen.<br />

De auditors en de auditorganisaties van<br />

een derde land ingeschreven overeenkomstig<br />

artikel 7, § 4 dragen niet de titel<br />

van bedrijfsrevisor.<br />

§ 2. De Raad kan onder de voorwaarden<br />

bepaald door <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

toelaten aan oud-bedrijfsrevisoren<br />

106 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen de titel van erebedrijfsrevisor<br />

te voeren.<br />

De toelating wordt door de Raad ingetrokken,<br />

indien aan de voorwaarden voor<br />

de toekenning niet meer is voldaan. Tegen<br />

de beslissing tot intrekking is beroep<br />

mogelijk voor de Commissie van Beroep<br />

en volgens de modaliteiten voorzien in<br />

artikel 64, § 2.<br />

§ 3. De stagiairs kunnen de titel van bedrijfsrevisor<br />

stagiair dragen. De stagiaires<br />

hebben niet de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor, maar staan onder <strong>het</strong> toezicht<br />

en de tuchtmacht van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Hoofdstuk III. – De rechten en<br />

plichten van de bedrijfsrevisoren<br />

Art. 12. De bedrijfsrevisoren en de auditors<br />

en auditorganisaties van een derde<br />

land, die in België geregistreerd zijn, betalen<br />

jaarlijkse bijdragen ter financiering<br />

van de werkingskosten van <strong>het</strong> Instituut,<br />

waarvan <strong>het</strong> bedrag door de algemene<br />

vergadering van <strong>het</strong> Instituut wordt vastgesteld<br />

binnen de grenzen en volgens de<br />

modaliteiten bepaald in <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Art. 13. § 1. Het is de bedrijfsrevisor<br />

niet toegelaten werkzaamheden uit te oefenen<br />

of daden te stellen die onverenigbaar<br />

zijn met de waardigheid of de<br />

onafhankelijkheid van zijn functie.<br />

§ 2. Het is de bedrijfsrevisor niet toegelaten<br />

revisorale opdrachten uit te voeren<br />

in de volgende omstandigheden:<br />

a) de functie van bediende uitoefenen,<br />

behoudens bij een andere bedrijfsrevisor<br />

of een ander bedrijfsrevisorenkantoor;<br />

b) rechtstreeks of onrechtstreeks een<br />

handelsactiviteit uitoefenen, onder<br />

andere in de hoedanigheid van bestuurder<br />

van een handelsvennootschap;<br />

<strong>het</strong> uitoefenen van een mandaat<br />

van bestuurder in burgerlijke<br />

vennootschappen die de rechtsvorm<br />

van een handelsvennootschap hebben<br />

aangenomen, wordt niet bedoeld<br />

door deze onverenigbaarheid;<br />

c) de functie van Minister of Staatssecretaris<br />

bekleden.<br />

Het punt a) is niet van toepassing op<br />

een taak in <strong>het</strong> onderwijs.<br />

§ 3. Wat punt a) en punt b) bedoeld in<br />

de tweede paragraaf betreft, kan een afwijking<br />

worden toegekend door de Raad<br />

van <strong>het</strong> Instituut, na gunstig advies van<br />

<strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris.<br />

Art. 14. § 1. Bij <strong>het</strong> vervullen van de<br />

hem toevertrouwde revisorale opdrachten<br />

handelt de bedrijfsrevisor in volledige<br />

onafhankelijkheid van de betrokken<br />

personen.<br />

§ 2. Elke situatie waarin de onafhankelijkheid<br />

van een bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />

gedrang wordt gebracht, door een belangenconflict,<br />

of op een andere wijze,<br />

brengt eveneens de onafhankelijkheid in<br />

<strong>het</strong> gedrang:<br />

a) van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

waarvan de betrokkene vennoot, lid<br />

van <strong>het</strong> bestuursorgaan of vaste vertegenwoordiger<br />

is;<br />

b) van zijn vennoten;<br />

c) van de leden van <strong>het</strong> bestuursorgaan<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor bedoeld<br />

in punt a);<br />

d) van de bedrijfsrevisoren die lid zijn<br />

van <strong>het</strong> netwerk waarvan de bedrijfsrevisor<br />

lid is.<br />

§ 3. De bedrijfsrevisor moet:<br />

1° vooraleer een opdracht te aanvaarden,<br />

beschikken over de bekwaamheid,<br />

medewerking en tijd vereist om<br />

deze opdracht goed uit te voeren;<br />

2° zich met de nodige zorg en in volledige<br />

onafhankelijkheid kwijten van<br />

de zijn toevertrouwde revisorale opdrachten;<br />

3° geen opdrachten aanvaarden onder<br />

voorwaarden die een objectieve uitvoering<br />

daarvan in <strong>het</strong> gedrang zouden<br />

kunnen brengen;<br />

4° geen werkzaamheden uitoefenen die<br />

onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid<br />

van zijn taak;<br />

5° alle aanzienlijke bedreigingen voor<br />

zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen<br />

die zijn genomen<br />

om deze bedreigingen in te perken,<br />

onderbouwen in zijn werkdocumenten.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 107


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

§ 4. De bedrijfsrevisor, natuurlijke persoon,<br />

zet zijn permanente vorming op<br />

continue wijze voort teneinde zijn theoretische<br />

kennis, zijn beroepsbekwaamheden<br />

en zijn beroepsethiek op een<br />

voldoende peil te houden.<br />

§ 5. Noch de aandeelhouders van een<br />

bedrijfsrevisorenkantoor, noch de leden<br />

van <strong>het</strong> bestuursorgaan van <strong>het</strong> betrokken<br />

bedrijfsrevisorenkantoor, noch verbonden<br />

personen mogen een zodanige bemoeienis<br />

met de uitvoering van een<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />

van een andere revisorale opdracht hebben<br />

waardoor afbreuk wordt gedaan aan<br />

de onafhankelijkheid en objectiviteit van<br />

de bedrijfsrevisor die namens <strong>het</strong> betrokken<br />

bedrijfsrevisorenkantoor de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen of de<br />

revisorale opdracht uitvoert.<br />

Art. 15. § 1. De bedrijfsrevisoren die<br />

wettelijke controles van de enkelvoudige<br />

jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening<br />

bij organisaties van openbaar belang<br />

uitvoeren, maken uiterlijk drie maanden<br />

na <strong>het</strong> eind van elk boekjaar op hun<br />

websites jaarlijkse transparantieverslagen<br />

bekend die ze via een elektronische<br />

handtekening bevestigen. Dit verslag bevat<br />

in hoofde van de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon ten minste de volgende<br />

informatie:<br />

a) indien hij tot een netwerk behoort,<br />

een beschrijving van dit netwerk en<br />

van de juridische en structurele regelingen<br />

binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />

b) een aanduiding van wanneer de laatste<br />

kwaliteitscontrole zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in artikel 33 heeft plaatsgevonden;<br />

c) een lijst van de organisaties van<br />

openbaar belang waarbij <strong>het</strong> afgelopen<br />

jaar de wettelijke controle van de<br />

jaarrekening heeft uitgevoerd;<br />

d) de data waarop de informatie opgenomen<br />

onder a) tot c) werden bijgewerkt.<br />

§ 2. Bovendien bevestigen de bedrijfsrevisorenkantoren<br />

de volgende informatie:<br />

a) een beschrijving van de juridische en<br />

kapita<strong>als</strong>tructuur;<br />

b) indien een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

tot een netwerk behoort, een beschrijving<br />

van <strong>het</strong> netwerk en van de<br />

juridische en structurele regelingen<br />

binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />

c) een beschrijving van de bestuursstructuur<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor;<br />

d) een beschrijving van <strong>het</strong> interne kwaliteitbeheersingssysteem<br />

en een verklaring<br />

van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />

bestuursorgaan betreffende de doeltreffendheid<br />

van de werking van dit<br />

systeem;<br />

e) een aanduiding van wanneer de laatste<br />

kwaliteitscontrole zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in artikel 33 heeft plaatsgevonden;<br />

f) een lijst van de organisaties van<br />

openbaar belang waarbij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

<strong>het</strong> afgelopen jaar<br />

een wettelijke controle van de jaarrekening<br />

heeft uitgevoerd;<br />

g) een verklaring betreffende de praktijken<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

op <strong>het</strong> gebied van de onafhankelijkheid,<br />

waarin tevens wordt bevestigd<br />

dat een interne beoordeling van de<br />

naleving van de onafhankelijkheidseisen<br />

heeft plaatsgevonden;<br />

h) een verklaring inzake de door <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

gevolgde gedragslijn<br />

betreffende de permanente<br />

scholing van bedrijfsrevisoren <strong>als</strong> bedoeld<br />

in artikel 31;<br />

i) financiële informatie waaruit blijkt<br />

hoe belangrijk <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

en zijn netwerk in België<br />

zijn, zo<strong>als</strong> de totale omzet uitgesplitst<br />

naar honoraria voor de wettelijke<br />

controle van de jaarrekening en geconsolideerde<br />

jaarrekening, en honoraria<br />

voor andere revisorale opdrachten,<br />

belastingadviesopdrachten en<br />

andere opdrachten buiten de revisorale<br />

opdrachten;<br />

j) informatie over de grondslagen voor<br />

de vergoeding van vennoten;<br />

k) de data waarop de informatie opgenomen<br />

onder a) tot j) werden bijgewerkt.<br />

Art. 16. Telkens wanneer een revisorale<br />

opdracht wordt toevertrouwd aan een<br />

bedrijfsrevisorenkantoor, is dat bedrijfsrevisorenkantoor<br />

ertoe gehouden een<br />

vertegenwoordiger bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon te benoemen. Deze bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon dient <strong>als</strong><br />

vennoot of anderszins aan dat kantoor<br />

verbonden te zijn en belast met de uit-<br />

108 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

voering van deze opdracht in naam en<br />

voor rekening van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Bij de uitvoering van deze revisorale<br />

opdracht, heeft de bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon die <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

vertegenwoordigt alleen de<br />

handtekeningbevoegdheid voor rekening<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Deze vertegenwoordiger moet aan<br />

dezelfde voorwaarden voldoen en is burgerrechtelijk,<br />

strafrechtelijk en tuchtrechtelijk<br />

aansprakelijk <strong>als</strong>of hij zelf de<br />

betrokken opdracht in eigen naam en<br />

voor eigen rekening zou volbrengen, onverminderd<br />

de hoofdelijke aansprakelijkheid<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor dat<br />

hij vertegenwoordigt.<br />

Laatstgenoemde mag zijn vertegenwoordiger<br />

niet ontslaan zonder tegelijk<br />

een opvolger te benoemen.<br />

Art. 17. De bedrijfsrevisoren zijn aansprakelijk,<br />

overeenkomstig <strong>het</strong> gemeen<br />

recht, voor de uitoefening van de opdrachten,<br />

hen toevertrouwd door of<br />

krachtens de wet. Behoudens bij overtreding<br />

gepleegd met bedrieglijk opzet of<br />

met <strong>het</strong> oogmerk om te schaden, wordt<br />

deze aansprakelijkheid beperkt tot een<br />

bedrag van drie miljoen euro voor de uitoefening<br />

van een van deze opdrachten bij<br />

een andere persoon dan een genoteerde<br />

vennootschap, verhoogd tot twaalf miljoen<br />

euro voor de uitoefening van een<br />

van deze opdrachten bij een genoteerde<br />

vennootschap. De Koning kan deze bedragen<br />

wijzigen bij een besluit vastgesteld<br />

na overleg in de Ministerraad.<br />

Het is de bedrijfsrevisoren verboden<br />

zich aan deze aansprakelijkheid, zelfs gedeeltelijk,<br />

door een bijzondere overeenkomst<br />

te onttrekken.<br />

Het is hun geoorloofd hun burgerrechtelijke<br />

aansprakelijkheid te laten dekken<br />

door een door de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

goedgekeurd verzekeringscontract.<br />

De bepalingen bedoeld in <strong>het</strong> eerste en<br />

tweede lid zijn ook van toepassing op de<br />

opdrachten die door of krachtens de wet<br />

toevertrouwd worden aan de commissaris<br />

of, bij gebrek aan een commissaris,<br />

aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant,<br />

inclusief de gevallen waarbij<br />

deze opdrachten worden uitgeoefend<br />

door een accountant.<br />

Hoofdstuk IV. – Beheer en werking<br />

van <strong>het</strong> Instituut<br />

Art. 18. De Koning stelt, op voorstel<br />

van of na advies van de Raad van <strong>het</strong> Instituut,<br />

<strong>het</strong> stagereglement en <strong>het</strong> tuchtreglement<br />

vast, <strong>als</strong>mede de andere<br />

reglementen die noodzakelijk zijn voor<br />

de werking van <strong>het</strong> Instituut en voor de<br />

verwezenlijking van zijn bij deze wet<br />

omschreven doelstellingen.<br />

Deze reglementen worden vastgesteld<br />

op voorstel of na advies van de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen.<br />

Art. 19. De algemene vergadering is<br />

samengesteld, met beslissende stem, uit<br />

alle bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />

en, met raadgevende stem, uit alle<br />

bedrijfsrevisorenkantoren.<br />

Zij kiest de voorzitter, de ondervoorzitter,<br />

de andere leden van de Raad en van<br />

<strong>het</strong> Instituut en de commissarissen, keurt<br />

de jaarrekening goed, verleent de Raad<br />

kwijting voor zijn bestuur, beraadslaagt<br />

over alle onderwerpen waarvoor deze<br />

wet en de reglementen haar bevoegdheid<br />

verlenen.<br />

De vergadering neemt bovendien, door<br />

middel van berichten, voorstellen of aanbevelingen<br />

aan de raad, kennis van alle<br />

onderwerpen die <strong>het</strong> Instituut aanbelangen<br />

en die regelmatig zijn voorgelegd.<br />

De beslissingen van de algemene vergadering<br />

zijn in België bindend voor al<br />

de bedrijfsrevisoren en stagiaires. Zij<br />

worden genomen bij meerderheid van de<br />

aanwezige of vertegenwoordigde bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen. Elke<br />

bedrijfsrevisor natuurlijke persoon heeft<br />

recht op één stem. De bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen kunnen aan een andere<br />

bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />

schriftelijk volmacht geven om op de algemene<br />

vergadering in hun plaats te<br />

stemmen. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon kan houder zijn van ten hoogste<br />

twee volmachten.<br />

Art. 20. De algemene vergadering<br />

komt ten minste éénmaal per jaar bijeen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 109


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

De datum en de modaliteiten dezer bijeenkomst<br />

worden bepaald in <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement.<br />

De Raad van <strong>het</strong> Instituut kan, telkens<br />

<strong>als</strong> hij <strong>het</strong> nuttig acht, de algemene vergadering<br />

bijeenroepen. Hij dient dit te doen<br />

wanneer één vijfde van de bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen <strong>het</strong> schriftelijk<br />

aanvragen, met aanduiding van <strong>het</strong> onderwerp<br />

dat zij op de agenda wensen te<br />

zien geplaatst.<br />

De oproepingen worden verzonden,<br />

voor de gewone algemene vergadering<br />

ten minste vijftien dagen en voor de buitengewone<br />

algemene vergaderingen ten<br />

minste acht dagen vóór de vergadering;<br />

zij vermelden de agenda.<br />

De rekeningen worden opgemaakt volgens<br />

de bepalingen van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement en bij uittreksel aan de bedrijfsrevisoren<br />

ter kennis gebracht. Zij<br />

moeten door de zorg van de penningmeester,<br />

gedurende de vijftien dagen welke<br />

de algemene vergadering voorafgaan,<br />

ten zetel van <strong>het</strong> Instituut voor de bedrijfsrevisoren<br />

ter inzage worden gelegd.<br />

Art. 21. § 1. Het Instituut staat onder<br />

de leiding van een Raad, samengesteld uit:<br />

1° Een voorzitter en een ondervoorzitter,<br />

die bij geheime stemming door de<br />

algemene vergadering voor drie jaar<br />

onder de bedrijfsrevisoren, natuurlijke<br />

personen, worden gekozen; hun<br />

mandaat, dat verstrijkt op de dag zelf<br />

van de jaarlijkse algemene vergadering,<br />

kan éénmaal hernieuwd worden.<br />

Indien de voorzitter Franstalig is,<br />

moet de ondervoorzitter verplicht<br />

Nederlandstalig zijn of omgekeerd;<br />

2° Twaalf leden, zes Franstalige en zes<br />

Nederlandstalige, die door de algemene<br />

vergadering, bij een van de vorige<br />

verschillende geheime stemming<br />

voor drie jaar onder de bedrijfsrevisoren,<br />

natuurlijke personen, worden<br />

gekozen; hun mandaat dat eindigt op<br />

dezelfde dag <strong>als</strong> de jaarlijkse algemene<br />

vergadering kan hernieuwd worden.<br />

§ 2. Onder deze twaalf leden wijst de<br />

Raad van <strong>het</strong> Instituut een Franstalige en<br />

een Nederlandstalige secretaris aan; één<br />

van beiden zal door de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

gelast worden tevens <strong>het</strong> ambt van<br />

penningmeester waar te nemen.<br />

§ 3. De beslissingen van de Raad van<br />

<strong>het</strong> Instituut worden bij meerderheid van<br />

stemmen genomen. Bij staking van stemmen<br />

is die van de voorzitter beslissend.<br />

§ 4. Elke beslissing van de Raad van<br />

<strong>het</strong> Instituut die betrekking heeft op één<br />

welbepaalde persoon wordt met redenen<br />

omkleed.<br />

Art. 22. § 1. De Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

vertegenwoordigt <strong>het</strong> Instituut bij<br />

rechtshandelingen en bij rechtsvorderingen,<br />

<strong>het</strong>zij <strong>als</strong> eiser of <strong>als</strong> verweerder. De<br />

voorzitter of ondervoorzitter kunnen optreden<br />

namens de Raad.<br />

§ 2. De Raad garandeert de werking<br />

van <strong>het</strong> Instituut overeenkomstig deze<br />

wet en de reglementen.<br />

§ 3. Hij bezit elke bevoegdheid van bestuur<br />

en beschikking, welke hem door<br />

deze wet of de reglementen niet wordt<br />

ontnomen. De reglementen met <strong>het</strong> oog<br />

op de inrichting of de beperking dier bevoegdheid<br />

kunnen slechts tegen derden<br />

worden aangevoerd in zover <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit, waarbij zij worden vastgesteld,<br />

in <strong>het</strong> Belgisch Staatsblad is<br />

bekendgemaakt.<br />

§ 4. De Raad vertrouwt <strong>het</strong> dagelijks<br />

bestuur toe aan verscheidene leden, die,<br />

onder de leiding van de voorzitter van <strong>het</strong><br />

Instituut en onder de voorwaarden voorzien<br />

in <strong>het</strong> huishoudelijke reglement, <strong>het</strong><br />

Uitvoerend Comité zullen vormen.<br />

§ 5. Het Instituut voert zijn opdrachten<br />

uitsluitend uit in <strong>het</strong> algemeen belang.<br />

Het Instituut, de leden van zijn organen<br />

en zijn personeelsleden zijn niet burgerlijk<br />

aansprakelijk voor hun beslissingen,<br />

handelingen of gedragingen in de uitoefening<br />

van de wettelijke opdrachten van<br />

<strong>het</strong> Instituut behalve in geval van bedrog<br />

of zware fout.<br />

De schending van <strong>het</strong> geheime karakter<br />

van <strong>het</strong> tuchtonderzoek is een zware<br />

fout even<strong>als</strong> de beslissing tot <strong>het</strong> geven<br />

van een injunctie die kennelijk een misbruik<br />

is.<br />

110 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Art. 23. Alleen bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen kunnen worden benoemd<br />

<strong>als</strong> voorzitter, ondervoorzitter of<br />

lid van de Raad, of meer in <strong>het</strong> algemeen,<br />

<strong>als</strong> lid van een orgaan dat door of krachtens<br />

onderhavige wet wordt opgericht.<br />

Deze taken worden niet bezoldigd, behoudens<br />

eventuele toekenning van zitpenningen<br />

en van een taakvergoeding.<br />

Art. 24. De ontvangsten van <strong>het</strong> Instituut<br />

<strong>als</strong>mede de voorschriften in verband<br />

met <strong>het</strong> opmaken van en de controle op<br />

de rekeningen en de begroting worden<br />

bepaald door <strong>het</strong> huishoudelijk reglement,<br />

met uitzondering van <strong>het</strong> bepaalde<br />

in de artikelen 25 en 26.<br />

Art. 25. De ontvangsten van <strong>het</strong> Instituut<br />

bestaan o.m. uit:<br />

1° De bijdragen van de bedrijfsrevisoren<br />

en de auditors en auditorganisaties,<br />

die in België geregistreerd zijn;<br />

2° De diverse inkomsten en opbrengsten<br />

van zijn vermogen;<br />

3° De toelagen, legaten en schenkingen.<br />

Art. 26. § 1. Elk jaar legt de Raad ter<br />

goedkeuring aan de algemene vergadering<br />

voor:<br />

1° <strong>het</strong> verslag over de werkzaamheden<br />

van <strong>het</strong> Instituut tijdens <strong>het</strong> verlopen<br />

jaar;<br />

2° de jaarrekening op 31 december van<br />

<strong>het</strong> vorig jaar;<br />

3° <strong>het</strong> verslag van de commissarissen;<br />

4° de begroting voor <strong>het</strong> nieuwe boekjaar.<br />

§ 2. De jaarrekening dient voorafgaandelijk<br />

te worden gecontroleerd door twee<br />

commissarissen. De artikelen 130 tot<br />

133, 134, § 1 en § 3, 135 tot 137, 139 en<br />

140, 142 tot 144, met uitzondering van<br />

artikel 144, eerste lid, 4° en 5° van <strong>het</strong><br />

Wetboek van vennootschappen zijn van<br />

toepassing. Ten behoeve van onderhavige<br />

paragraaf moeten de woorden<br />

“wetboek” en “vennootschap” worden<br />

begrepen <strong>als</strong> respectievelijk “de wet van<br />

22 juli 1953” en “Instituut”.<br />

§ 3. De documenten bedoeld in de eerste<br />

paragraaf, 1° tot 3° worden door de<br />

Raad overgemaakt aan de Minister die<br />

bevoegd is voor economie <strong>als</strong>ook aan de<br />

Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

en aan <strong>het</strong> Advies- en controlecomité<br />

op de onafhankelijkheid van de commissaris<br />

binnen de maand na de algemene<br />

vergadering waarop <strong>het</strong> werd voorgelegd.<br />

Hoofdstuk V. – De stage van de<br />

bedrijfsrevisor<br />

Art. 27. Het Instituut richt voor hen die<br />

zich tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

voorbestemmen, de bij artikel 5, 5° voorziene<br />

stage in.<br />

De stage duurt ten minste drie jaar.<br />

De door de Koning overeenkomstig<br />

artikel 29 vast te leggen nadere bepalingen<br />

modaliteiten betreffende de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor kunnen<br />

nochtans voorzien in een verkorting van<br />

de stageduur.<br />

Art. 28. § 1. Om door de Stagecommissie<br />

tot de stage te worden toegelaten<br />

dient men:<br />

1° de bij artikel 5, 1° en 3° gestelde<br />

voorwaarden te vervullen;<br />

2° de voorwaarden te vervullen inzake<br />

diploma en/of ervaring vastgesteld<br />

met toepassing van artikel 5, 4° en te<br />

slagen voor een toelatingsexamen<br />

waarvan <strong>het</strong> peil de bekwaamheid en<br />

geschiktheid van de toekomstige bedrijfsrevisor<br />

kan waarborgen;<br />

3° ten hoogste zestig jaar oud zijn;<br />

4° een stageovereenkomst te hebben gesloten<br />

met een bedrijfsrevisor die ten<br />

minste vijf jaar in <strong>het</strong> openbaar register<br />

ingeschreven is en die de verplichting<br />

op zich neemt de stagiair bij<br />

diens opleiding tot bedrijfsrevisor te<br />

leiden en bij te staan. De overeenkomst<br />

moet worden goedgekeurd<br />

door de Stagecommissie.<br />

§ 2. Tegen elke beslissing van de Stagecommissie<br />

waarbij de toelating van<br />

een kandidaat tot de stage wordt geweigerd,<br />

kan door de belanghebbende voor<br />

de Commissie van Beroep, beroep worden<br />

aangetekend volgens de modaliteiten<br />

voorzien in artikel 64, § 2.<br />

Art. 29. De modaliteiten inzake de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

worden door de Koning bepaald.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 111


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Hoofdstuk VI. – De rol van <strong>het</strong><br />

Instituut in de uitoefening van de<br />

taak van bedrijfsrevisor<br />

Afdeling 1. – Normen en<br />

aanbevelingen<br />

Art. 30. § 1. Onverminderd internationale<br />

controlestandaarden goedgekeurd<br />

door een wetgevingsinstrument<br />

van de Europese Commissie, formuleert<br />

de Raad de normen en aanbevelingen<br />

met betrekking tot de uitoefening van<br />

opdrachten die worden beoogd door<br />

artikel 4 of die nuttig zijn voor de uitvoering<br />

van de doelstellingen gedefinieerd in<br />

de artikelen 14, § 3 en § 4, 31 en 32.<br />

De inhoud van elke ontwerpnorm of<br />

-aanbeveling wordt door de Raad openbaar<br />

gemaakt.<br />

De Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnorm<br />

of -aanbeveling, na de vertegenwoordiger<br />

van de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

hierover te hebben gehoord.<br />

Deze normen en aanbevelingen krijgen<br />

slechts uitwerking na goedkeuring door<br />

de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

en de Minister die bevoegd is<br />

voor Economie. De goedkeuring door de<br />

Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

gebeurt binnen de drie maanden volgend<br />

op de vraag die hem werd<br />

overgemaakt door <strong>het</strong> Instituut. In geval<br />

van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid<br />

kan de termijn worden beperkt<br />

tot één maand, na onderlinge overeenstemming<br />

tussen de Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen en <strong>het</strong> Instituut.<br />

De Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen kan de Commissie voor <strong>het</strong><br />

Bank-, Financie- en Assurantiewezen<br />

raadplegen betreffende alle aspecten van<br />

een ontwerpnorm of -aanbeveling met<br />

betrekking tot organisaties van openbaar<br />

belang.<br />

De bepalingen eigen aan de organisaties<br />

van openbaar belang in de normen<br />

inzake de kwaliteitscontrole worden<br />

vastgesteld na raadpleging door de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen<br />

van de Commissie voor <strong>het</strong> Bank-, Financie-<br />

en Assurantiewezen.<br />

§ 2. Indien <strong>het</strong> Instituut nalaat zijn normen<br />

en aanbevelingen aan te passen aan<br />

de gewijzigde toepasselijke wettelijke en<br />

reglementaire bepalingen of aan de internationale<br />

controlestandaarden erkend in<br />

een wetgevingsinstrument van de Europese<br />

Commissie, kan de Minister die bevoegd<br />

is voor Economie, na advies van<br />

de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

en <strong>het</strong> Instituut, de nodige wijzigingen<br />

aanbrengen.<br />

De Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen en <strong>het</strong> Instituut moeten de hen<br />

gevraagde adviezen binnen de drie maanden<br />

uitbrengen. Zo niet worden zij geacht<br />

een gunstig advies te hebben uitgebracht.<br />

§ 3. De normen zijn bindend voor de<br />

bedrijfsrevisoren.<br />

De aanbevelingen zijn eveneens bindend,<br />

tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere<br />

omstandigheden kan motiveren dat<br />

de afwijking ten aanzien van de aanbeveling<br />

geen afbreuk doet aan de criteria<br />

vastgesteld in artikel 14, § 3.<br />

§ 4. De normen en aanbevelingen<br />

even<strong>als</strong> hun bijwerkingen worden openbaar<br />

gemaakt op papier en op de website<br />

van <strong>het</strong> Instituut en de Hoge Raad voor<br />

de Economische Beroepen.<br />

De goedkeuring van deze normen en<br />

aanbevelingen even<strong>als</strong> de latere bijwerkingen<br />

hiervan, door de Minister die bevoegd<br />

is voor Economie, maakt <strong>het</strong><br />

voorwerp uit van een bericht dat openbaar<br />

wordt gemaakt in <strong>het</strong> Belgisch<br />

Staatsblad.<br />

§ 5. De Raad ontwikkelt de doctrine inzake<br />

de audittechnieken en de goede toepassing<br />

door de bedrijfsrevisoren van <strong>het</strong><br />

wettelijk, reglementair en normatief kader<br />

dat de uitoefening van hun beroep regelt,<br />

onder de vorm van adviezen,<br />

omzendbrieven of mededelingen.<br />

Het Instituut maakt de adviezen, omzendbrieven<br />

of mededelingen over aan<br />

de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.<br />

Indien hij een onverenigbaarheid vaststelt<br />

tussen deze adviezen, omzendbrieven<br />

of mededelingen en een wet, besluit,<br />

112 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

norm of aanbeveling, nodigt de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen <strong>het</strong><br />

Instituut uit om dit te verhelpen, en indien<br />

hij geen genoegdoening krijgt binnen<br />

de termijn die hij vaststelt, gaat hij<br />

over tot de openbaarmaking van zijn eigen<br />

stellingname.<br />

Afdeling 2. – Permanente vorming<br />

Art. 31. Het Instituut ziet erop toe dat<br />

de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />

hun permanente vorming op continue<br />

wijze voortzetten overeenkomstig<br />

artikel 14, § 4.<br />

Afdeling 3. – Toezicht en<br />

kwaliteitscontrole<br />

Art. 32. § 1. Het Instituut ziet toe op<br />

de goede uitvoering door de bedrijfsrevisoren<br />

van de hen toevertrouwde opdrachten;<br />

in <strong>het</strong> kader van deze opdracht, ziet<br />

<strong>het</strong> Instituut erop toe dat de bedrijfsrevisoren<br />

onder andere de principes opgenomen<br />

in de artikelen 13, 14, § 1 tot § 3 en<br />

§ 5, 15, 16 en 17 naleven.<br />

§ 2. Het Instituut kan binnen een termijn<br />

die hij vastlegt de voorlegging bekomen<br />

door zijn bedrijfsrevisoren van<br />

elke informatie, verklaring of document,<br />

en meer in <strong>het</strong> bijzonder van de lijsten<br />

van de door hen aanvaarde revisorale opdrachten,<br />

hun werkprogramma’s en<br />

werkdocumenten, en hun verbanden met<br />

andere personen die deel uitmaken van<br />

hun netwerk en, die al dan niet in een<br />

Lidstaat van de Europese Unie of in een<br />

derde land de hoedanigheid van wettelijke<br />

auditor, auditkantoor, auditor of auditorganisatie<br />

van een derde land hebben,<br />

en de opdrachten die door deze personen<br />

zijn aanvaard in een vennootschap, onderneming<br />

of vereniging waarin de bedrijfsrevisor<br />

een opdracht, waarvan de<br />

uitoefening is voorbehouden aan de bedrijfsrevisoren,<br />

vervult of heeft vervuld.<br />

§ 3. De modaliteiten inzake organisatie<br />

van <strong>het</strong> toezicht op de bedrijfsrevisoren<br />

worden door de Koning bepaald.<br />

Art. 33. § 1. Het Instituut onderwerpt<br />

de bedrijfsrevisoren ten minste om de zes<br />

jaar aan een kwaliteitscontrole, gaat bij<br />

hen over tot alle onderzoeken betreffende<br />

hun werkmethodes, hun organisatie, de<br />

uitgevoerde werkzaamheden en de manier<br />

waarop ze hun opdrachten uitoefenen.<br />

De kwaliteitscontrole beoogt onder andere<br />

de verplichting inzake de permanente<br />

vorming zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 14,<br />

§4.<br />

§ 2. De kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd<br />

overeenkomstig de in deze materie<br />

uitgevaardigde normen, <strong>het</strong>zij door bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen, <strong>het</strong>zij<br />

door aan <strong>het</strong> beroep externe<br />

inspecteurs. Laatstgenoemden zullen<br />

door <strong>het</strong> Instituut worden gecontracteerd<br />

in <strong>het</strong> kader van een arbeidsovereenkomst<br />

ofwel door een samenwerkingsovereenkomst<br />

verbonden zijn met <strong>het</strong><br />

Instituut. Deze personen zullen onderworpen<br />

zijn aan <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />

bedoeld in artikel 458 van <strong>het</strong> Strafwetboek.<br />

§ 3. De bedrijfsrevisoren die de controle<br />

van één of meerdere organisaties van<br />

openbaar belang uitvoeren worden ten<br />

minste om de drie jaar aan een kwaliteitscontrole<br />

onderworpen.<br />

§ 4. De Raad maakt jaarlijks via alle<br />

gepaste middelen de algemene resultaten<br />

van de kwaliteitscontrole openbaar.<br />

§ 5. Het Instituut gaat na of de uit de<br />

kwaliteitscontrole voortvloeiende aanbevelingen<br />

binnen een redelijke termijn<br />

worden opgevolgd.<br />

§ 6. De normen inzake de kwaliteitscontrole<br />

worden vastgesteld overeenkomstig<br />

artikel 30 van onderhavige wet.<br />

§ 7. De Raad is bevoegd voor <strong>het</strong> aannemen<br />

van de besluiten van de kwaliteitscontrole.<br />

§ 8. De modaliteiten inzake organisatie<br />

van de kwaliteitscontrole worden door de<br />

Koning bepaald.<br />

Art. 34. De Koning wijst de organen<br />

van <strong>het</strong> Instituut aan die belast zijn met<br />

<strong>het</strong> organiseren van <strong>het</strong> toezicht en de<br />

kwaliteitscontrole voorzien in de artikelen<br />

32 en 33.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 113


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Afdeling 4. – Beroepsgeheim van <strong>het</strong><br />

Instituut<br />

Art. 35. § 1. Onvermiderd de bepalingen<br />

voorzien in artikel 77 van onderhavige<br />

wet, is artikel 458 van <strong>het</strong><br />

Strafwetboek van toepassing op <strong>het</strong> Instituut,<br />

zijn organen, de leden van zijn organen<br />

en zijn personeelsleden.<br />

§ 2. Het Instituut mag aan de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen,<br />

aan <strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de<br />

onafhankelijkheid van de commissaris,<br />

aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

of aan de Commissie voor <strong>het</strong><br />

Bank-, Financie- en Assurantiewezen<br />

elke informatie meedelen die pertinent is<br />

voor de uitoefening van hun bevoegdheden.<br />

Hetzelfde geldt ten aanzien van de<br />

bevoegde autoriteiten van Lidstaten van<br />

de Europese Unie of van een derde land<br />

in geval van een internationaal akkoord,<br />

op voorwaarde dat er wederkerigheid is.<br />

De Koning bepaalt de modaliteiten inzake<br />

de uitwisseling van vertrouwelijke informatie<br />

aan en de samenwerking met de<br />

bevoegde autoriteiten van een Lidstaat<br />

van de Europese Unie en met de bevoegde<br />

autoriteiten van derde landen.<br />

§ 3. In <strong>het</strong> kader van de uitoefening van<br />

zijn opdracht inzake toezicht, kwaliteitscontrole<br />

en tucht of in geval van internationale<br />

verplichtingen, is <strong>het</strong> Instituut<br />

gemachtigd om aan een beroepsorganisatie<br />

die in België of in een Lidstaat van de<br />

Europese Unie een statuut en een functie<br />

heeft die vergelijkbaar is met die van <strong>het</strong><br />

Instituut, informatie over een bedrijfsrevisor<br />

en zijn activiteit mede te delen of<br />

van die organisatie te ontvangen.<br />

§ 4. Onverminderd de bepalingen bedoeld<br />

in de tweede paragraaf, mag informatie<br />

die onder <strong>het</strong> beroepsgeheim valt,<br />

aan geen enkele persoon of autoriteit<br />

worden openbaar gemaakt, behalve wanneer<br />

dit wordt vereist door de wetgeving,<br />

regelgeving of administratieve procedures<br />

van een Lidstaat van de Europese<br />

Unie.<br />

§ 5. De informatie door de Raad verkregen<br />

bij de uitoefening van één van<br />

zijn opdrachten, mag worden gebruikt in<br />

<strong>het</strong> kader van de uitoefening van één of<br />

meer andere opdrachten die hem door<br />

onderhavige wet zijn toegekend.<br />

Afdeling 5. – Injunctie<br />

Art. 36. § 1. Indien de Raad kennis<br />

heeft van <strong>het</strong> feit dat een bedrijfsrevisor<br />

zich gedraagt op een wijze die strijdig is<br />

met <strong>het</strong> bepaalde in artikel 14, § 3, of<br />

geen passend gevolg geeft aan de bepalingen<br />

bedoeld in artikelen 32, § 2 of 33,<br />

§ 5, kan deze hem, <strong>het</strong>zij ambtshalve,<br />

<strong>het</strong>zij op verzoek van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, de verplichting<br />

opleggen binnen de door hem vastgestelde<br />

termijn en op de door hem vastgestelde<br />

wijze aan de omstreden toestand een<br />

einde te maken.<br />

Deze injunctie kan worden opgelegd,<br />

onverminderd de eventuele verwijzing<br />

van deze bedrijfsrevisor naar de tuchtinstanties<br />

voor dezelfde feiten <strong>als</strong> deze die<br />

aan de basis liggen van de injunctie.<br />

§ 2. Wordt hieraan door de bedrijfsrevisor<br />

binnen de hem toegemeten termijn op<br />

onvoldoende wijze gevolg gegeven, dan<br />

kan <strong>het</strong> Uitvoerend Comité voorlopige<br />

ordemaatregelen opleggen overeenkomstig<br />

artikelen 38 tot 40.<br />

§ 3. Het niet-naleven van de injunctie<br />

bedoeld in de eerste paragraaf kan <strong>als</strong><br />

dusdanig <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />

tuchtsanctie.<br />

Afdeling 6. – Terechtwijzing<br />

Art. 37. § 1. Wanneer de feiten die<br />

de bedrijfsrevisor kunnen verweten worden,<br />

hoewel ze vaststaan, geen enkele<br />

van de in artikel 73 voorziene sancties<br />

verantwoorden, kan de Raad, <strong>het</strong>zij<br />

ambtshalve, <strong>het</strong>zij op verzoek van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling,<br />

deze bedrijfsrevisor terechtwijzen.<br />

De Raad informeert de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling over de beslissing<br />

tot terechtwijzing.<br />

Deze terechtwijzing kan worden beslist,<br />

onverminderd de eventuele verwijzing<br />

van deze bedrijfsrevisor naar de<br />

tuchtinstanties voor dezelfde feiten <strong>als</strong><br />

114 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

deze die aan de basis liggen van de terechtwijzing.<br />

§ 2. De bedrijfsrevisor die de terechtwijzing<br />

niet aanvaardt, kan de Commissie<br />

van Beroep adiëren binnen een<br />

termijn van één maand nadat de terechtwijzing<br />

hem werd betekend en dit met<br />

<strong>het</strong> oog op een tegensprekelijk debat. Dit<br />

beroep is opschortend.<br />

§ 3. De Commissie van Beroep kan de<br />

terechtwijzing hervormen of bevestigen,<br />

dan wel, met unanimiteit, één van de in<br />

artikel 73 voorziene sancties in de plaats<br />

stellen.<br />

§ 4. Iedere definitief geworden terechtwijzing<br />

wordt vermeld in <strong>het</strong> dossier van<br />

de bedrijfsrevisor gedurende vijf jaar, <strong>het</strong><br />

moment waarop deze automatisch wordt<br />

uitgewist. Indien gedurende deze termijn<br />

de bedrijfsrevisor <strong>het</strong> voorwerp is van<br />

een aanhangigmaking of een andere aanhangigmaking<br />

bij de Tuchtcommissie of<br />

de Commissie van Beroep, wordt deze<br />

tuchtinstantie speciaal geïnformeerd over<br />

de beslissing tot terechtwijzing.<br />

Afdeling 7. – Voorlopige<br />

ordemaatregel<br />

Art. 38. § 1. Hetzij ambtshalve bij<br />

unanieme beslissing van zijn aanwezige<br />

leden tijdens de beraadslaging, <strong>het</strong>zij op<br />

verzoek van de Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling, kan <strong>het</strong> Uitvoerend Comité<br />

van <strong>het</strong> Instituut, wanneer <strong>het</strong> algemeen<br />

belang <strong>het</strong> vereist, via een<br />

ordemaatregel de bedrijfsrevisor gelasten<br />

om zich voorlopig te onthouden van iedere<br />

beroepsmatige dienstverlening of<br />

van bepaalde diensten. De Raad brengt<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

binnen vijf werkdagen na kennisgeving<br />

aan de betrokken bedrijfsrevisor op<br />

de hoogte van een voorlopige maatregel<br />

die genomen werd ten aanzien van een<br />

bedrijfsrevisor.<br />

De ordemaatregel is van toepassing<br />

gedurende de periode bepaald door <strong>het</strong><br />

Uitvoerend Comité. Zijn effecten houden<br />

van rechtswege op indien de Tuchtcommissie<br />

niet binnen de zes maanden van<br />

deze maatregel is geadieerd met aanwijzingen,<br />

feiten of tenlasteleggingen die de<br />

ordemaatregel rechtvaardigen. Zijn effecten<br />

houden eveneens op wanneer de<br />

beslissing van de tuchtinstanties inzake<br />

deze aanwijzingen, feiten of tenlasteleggingen<br />

in kracht van gewijsde is gegaan.<br />

§ 2. Geen enkele ordemaatregel kan<br />

worden genomen indien de betrokken bedrijfsrevisor<br />

niet, ten minste vijftien dagen<br />

op voorhand, werd uitgenodigd, bij<br />

aangetekende brief met de uiteenzetting<br />

van de bezwaren, om zich daaromtrent te<br />

verantwoorden voor <strong>het</strong> Uitvoerend Comité.<br />

§ 3. De bedrijfsrevisor die <strong>het</strong> voorwerp<br />

uitmaakt van een ordemaatregel<br />

kan aan de Commissie van Beroep vragen<br />

om deze op te heffen. Dit beroep is<br />

niet opschortend voor de uitgesproken<br />

ordemaatregel. Wanneer een dergelijk<br />

verzoek niet werd ingewilligd, kan de bedrijfsrevisor<br />

geen nieuw verzoek formuleren<br />

vóór <strong>het</strong> verstrijken van de termijn<br />

van twee maanden na <strong>het</strong> verwerpen van<br />

de voorgaande vraag.<br />

Art. 39. § 1. In afwijking van <strong>het</strong> vorige<br />

artikel kan de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut,<br />

in geval van hoogdringendheid of<br />

klaarblijkelijkheid een voorlopige ordemaatregel<br />

nemen zonder voorafgaand<br />

verhoor van de betrokkene.<br />

§ 2. Behoudens bevestiging door <strong>het</strong><br />

Uitvoerend Comité van <strong>het</strong> Instituut binnen<br />

de vijftien dagen na zijn kennisgeving<br />

en bij unanimiteit van zijn leden<br />

aanwezig tijdens de beraadslaging, houdt<br />

de door de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />

uitgesproken ordemaatregel op gevolgen<br />

te hebben bij <strong>het</strong> verstrijken van deze termijn.<br />

§ 3. De kennisgeving van de ordemaatregel<br />

die genomen is in <strong>het</strong> kader van de<br />

eerste paragraaf van onderhavig artikel<br />

houdt een uitnodiging in om te verschijnen<br />

voor <strong>het</strong> Uitvoerend Comité van <strong>het</strong><br />

Instituut op een zitting die vastgesteld is<br />

binnen een termijn van vijftien dagen.<br />

§ 4. De voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />

neemt niet deel aan de beraadslaging van<br />

<strong>het</strong> Uitvoerend Comité.<br />

§5. Artikel38, §1, tweede lid en §3 is<br />

van toepassing.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 115


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Art. 40. Zelfs wanneer <strong>het</strong> onderzoek<br />

van een tuchtdossier nog niet zou zijn afgesloten,<br />

kan er in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep<br />

tot voorlopige ordemaatregelen<br />

worden besloten.<br />

Afdeling 8. – Informatieverstrekking<br />

inzake procedures en sancties en<br />

raadpleging van de Raad door<br />

overheden<br />

Art. 41. §1. Onverminderd artikel 14,<br />

§ 3, moet elke bedrijfsrevisor tegen wie<br />

een gerechtelijke, tucht- of administratieve<br />

procedure werd ingeleid die betrekking<br />

heeft op de uitoefening van zijn<br />

beroep, de Raad hierover inlichten binnen<br />

de maand na de inleiding van de procedure.<br />

In geval van een strafprocedure<br />

brengt de bedrijfsrevisor de Raad daarvan<br />

op de hoogte vanaf <strong>het</strong> ogenblik dat<br />

hij in staat van beschuldiging is gesteld.<br />

§ 2. De bedrijfsrevisor deelt eveneens<br />

aan <strong>het</strong> Instituut de tuchtsancties, administratieve<br />

sancties en strafsancties mee die<br />

hem werden opgelegd door een autoriteit<br />

of beroepsorganisatie die in België, in<br />

een Lidstaat van de Europese Unie of een<br />

derde land, wat zijn beroepsactiviteiten<br />

betreft, gelijkaardige functies uitoefent<br />

<strong>als</strong> deze van de Belgische Staat of <strong>het</strong> Instituut.<br />

Deze mededeling heeft plaats uiterlijk<br />

een maand nadat de bedoelde<br />

beslissingen definitief zijn geworden.<br />

§ 3. De betrokken elementen worden in<br />

voorkomend geval gewist uit <strong>het</strong> dossier<br />

van de bedrijfsrevisor binnen dezelfde<br />

termijn en onder dezelfde voorwaarden<br />

<strong>als</strong> de analoge sancties die in België van<br />

toepassing zijn.<br />

Art. 42. De Raad kan worden geraadpleegd<br />

door de betrokken gerechtelijke,<br />

tucht- of administratieve overheid, bij dewelke<br />

een zaak die de bedrijfsrevisor<br />

aanbelangt in de uitoefening van zijn beroep<br />

aanhangig werd gemaakt.<br />

Hoofdstuk VII. – Publiek toezicht<br />

Art. 43. § 1. Het systeem van publiek<br />

toezicht, waarop de eindverantwoordelijkheid<br />

van <strong>het</strong> toezicht rust, is samengesteld<br />

uit de Minister die bevoegd is voor<br />

Economie, de Procureur-generaal, de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling, de<br />

Hoge Raad voor Economische Beroepen,<br />

<strong>het</strong> Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris en<br />

de tuchtinstanties.<br />

De werkprogramma’s en de activiteitenverslagen<br />

van de organen van publiek<br />

toezicht worden jaarlijks gepubliceerd<br />

volgens de door <strong>het</strong> in <strong>het</strong> artikel 77, § 1,<br />

bedoelde orgaan bepaalde modaliteiten.<br />

§ 2. De Minister die bevoegd is voor<br />

Economie, de Procureur-generaal, de leden<br />

van de tuchtinstanties die niet de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor bezitten<br />

en de leden van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, van de Hoge Raad voor<br />

de Economische Beroepen en van <strong>het</strong><br />

Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris mogen<br />

geen bedrijfsrevisor zijn en evenmin lid<br />

zijn van <strong>het</strong> Instituut van de Accountants<br />

en de Belastingconsulenten of van <strong>het</strong><br />

Beroepsinstituut van de erkende Boekhouders<br />

en Fiscalisten.<br />

Dit verbod is van toepassing op de<br />

oud-bedrijfsrevisoren die <strong>het</strong> beroep<br />

sinds minder dan drie jaar hebben verlaten<br />

en degenen die sinds minder dan drie<br />

jaar voorafgaand aan hun betrokkenheid<br />

bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />

toezicht wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

hebben verricht, stemrecht in<br />

een auditkantoor hebben bezeten, lid zijn<br />

geweest van <strong>het</strong> bestuursorgaan van een<br />

auditkantoor en in dienst zijn geweest<br />

van of verbonden zijn geweest met een<br />

auditkantoor.<br />

Hoofdstuk VIII. – Beroepstucht<br />

Afdeling 1. – Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling<br />

Onderafdeling 1. – Samenstelling en<br />

financiering<br />

Art. 44. § 1. Er wordt een instelling<br />

van openbaar nut, genaamd Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling opgericht,<br />

bekleed met rechtspersoonlijkheid.<br />

§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

wordt geleid door een orgaan<br />

samengesteld uit drie directeurs<br />

waaronder de voorzitter. De leden van dit<br />

116 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

orgaan dragen de titel van verslaggever.<br />

Ten hoogste twee derde van de verslaggevers<br />

behoort tot dezelfde taalrol.<br />

Dit orgaan staat in voor <strong>het</strong> operationeel<br />

bestuur van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, en stelt alle<br />

handelingen die nodig zijn voor de uitvoering<br />

van de opdrachten van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatsstelling.<br />

Het betreft een college dat beraadslaagt<br />

volgens de gewone regels van<br />

collegiale organen behoudens uitzonderingen<br />

bepaald bij wet of door de Koning.<br />

§ 3. De voorzitter van de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling neemt tevens<br />

de administratieve taken voor deze<br />

Kamer waar.<br />

§ 4. Artikel 458 van <strong>het</strong> Strafwetboek<br />

is van toepassing op de verslaggevers.<br />

§ 5. De Koning benoemt een lid van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

op voorstel van de Minister van Economie,<br />

een ander lid op voorstel van de Minister<br />

van Justitie en de Voorzitter op<br />

gezamenlijk voorstel van de Minister van<br />

Economie en de Minister van Justitie.<br />

De Koning kan, op gezamenlijk voorstel<br />

van de Minister van Economie en de<br />

Minister van Justitie, <strong>het</strong> mandaat van<br />

een verslaggever, met inbegrip van de<br />

Voorzitter, beeindigen, <strong>het</strong>zij met <strong>het</strong> akkoord<br />

van de betrokkene <strong>het</strong>zij om wettige<br />

en gewichtige redenen in <strong>het</strong> belang<br />

van de Kamer.<br />

De werkingsmodaliteiten van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling<br />

worden door de Koning vastgelegd.<br />

De Koning kan de samenstelling van<br />

<strong>het</strong> orgaan van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling uitbreiden, zonder dat<br />

<strong>het</strong> aantal verslaggevers zeven overschrijdt.<br />

Onverminderd artikel 43, § 2 van onderhavige<br />

wet is de hoedanigheid van lid<br />

van <strong>het</strong> Instituut, van lid van de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen en<br />

van lid van <strong>het</strong> Advies- en controlecomité<br />

op de onafhankelijkheid van de commissaris<br />

onverenigbaar met de functie<br />

van verslaggever. De verslaggevers tonen<br />

de door de Europese Richtlijn van 17 mei<br />

2006 betreffende de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen vereiste bekwaamheden<br />

aan. Worden vermoed vermelde bekwaamheden<br />

aan te tonen:<br />

a) magistraten,<br />

b) advocaten,<br />

c) bedrijfsjuristen,<br />

d) notarissen, en<br />

e) andere houders van een masterdiploma<br />

die een nuttige ervaring in de<br />

door voormelde Europese Richtlijn<br />

beoogde materies aantonen.<br />

§ 6. De verslaggevers genieten <strong>het</strong> statuut<br />

van mandataris en ontvangen een bijhorende<br />

maandelijkse bezoldiging, welke<br />

hun onafhankelijkheid moet waarborgen.<br />

Art. 45. § 1. De financiering van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

wordt ten laste genomen door <strong>het</strong> Instituut.<br />

§ 2. De bezoldiging van de voorzitter<br />

en de verslaggevers wordt vastgesteld<br />

door de Koning op voorstel van de Minister<br />

bevoegd voor Economie. Deze bezoldiging<br />

mag niet meer bedragen dan de<br />

helft van de wedde die wordt verleend<br />

aan de Eerste Voorzitter van de Raad van<br />

State, automatisch vermeerderd met de<br />

verhogingen en voordelen die aan die<br />

wedde verbonden zijn, rekening houdend<br />

met een anciënniteit van 35 jaar.<br />

§ 3. De begroting van de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling wordt jaarlijks<br />

vastgesteld op basis van de kosten<br />

van <strong>het</strong> verlopen jaar, met een maximum<br />

van 400.000 euro .<br />

§ 4. De kamer kan beschikken over de<br />

infrastructuur die te dien einde ter beschikking<br />

wordt gesteld door <strong>het</strong> Instituut.<br />

§ 5. De kosten en honoraria, gevraagd<br />

door de expert speciaal aangesteld door<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 worden<br />

gedragen door <strong>het</strong> Instituut.<br />

Bij gebrek aan een akkoord van <strong>het</strong> Instituut<br />

over <strong>het</strong> bedrag van de kosten en<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 117


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

honoraria, legt de meest gerede partij <strong>het</strong><br />

geschil voor aan de Tuchtcommissie die<br />

deze zal belasten.<br />

Onderafdeling 2. – Bevoegdheden<br />

Art. 46. § 1. De Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling is bevoegd voor:<br />

a) de instaatstelling van tuchtzaken die<br />

in vooronderzoek werden genomen<br />

door de Raad;<br />

b) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om een toezichtsdossier<br />

te openen lastens een<br />

bedrijfsrevisor;<br />

c) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om bijkomende<br />

onderzoeken uit te voeren;<br />

d) de regeling van de procedure betreffende<br />

klachten lastens een bedrijfsrevisor;<br />

e) <strong>het</strong> gelasten van de Raad om iedere<br />

klacht, ontvangen lastens een bedrijfsrevisor,<br />

in vooronderzoek te nemen<br />

overeenkomstig artikel 49;<br />

f) de beoordeling van de conclusies van<br />

de kwaliteitscontroles overeenkomstig<br />

artikel 50;<br />

g) <strong>het</strong> verzoek aan de Raad om aan een<br />

bedrijfsrevisor de verplichting op te<br />

leggen een einde te maken aan een<br />

omstreden toestand, overeenkomstig<br />

artikel 36, § 1.<br />

§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

is tevens bevoegd voor de<br />

goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />

te verrichten kwaliteitscontroles, zo<strong>als</strong><br />

deze werden goedgekeurd, door de Raad.<br />

§ 3. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

is niet bevoegd in tuchtzaken<br />

betreffende stagiairs.<br />

§ 4. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

kan ten allen tijde kennis nemen<br />

van de evolutie van <strong>het</strong> onderzoek<br />

van één of meerdere dossiers. De aldus<br />

gevraagde inlichtingen zullen binnen een<br />

termijn van hoogstens vijf werkdagen<br />

door de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut aan<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

worden overgemaakt. In voorkomend<br />

geval kan de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling aan één van<br />

zijn leden delegatie verlenen om de door<br />

de Raad geleide onderzoeken bij te wonen.<br />

§ 5. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

publiceert jaarlijks zijn<br />

werkprogramma’s en activiteitenverslagen.<br />

§ 6. De modaliteiten van de procedure<br />

van vooronderzoek worden bepaald door<br />

de Koning.<br />

Art. 47. Wanneer hij ambtshalve gevat<br />

wordt door een dossier, adieert de Raad<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

indien hij van oordeel is dat de feiten<br />

aanleiding moeten geven tot tuchtrechtelijke<br />

vervolgingen.<br />

Art. 48. §1. De Raad of de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling kunnen<br />

<strong>het</strong>zij door de Procureur-generaal, <strong>het</strong>zij<br />

door een klacht van iedere belanghebbende<br />

worden geadieerd.<br />

§ 2. Wanneer hij gevat is door een<br />

klacht overeenkomstig de eerste paragraaf,<br />

neemt de Raad de klacht in vooronderzoek<br />

en vat hij de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling na afloop<br />

van <strong>het</strong> vooronderzoek.<br />

Art. 49. § 1. Wanneer een klacht bij<br />

haar is ingediend, verzoekt de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling de Raad om<br />

de klachten die zij ontvangen heeft lastens<br />

een bedrijfsrevisor in vooronderzoek<br />

te nemen en haar erover verslag uit te<br />

brengen, tenzij de klacht klaarblijkelijk<br />

onontvankelijk of ongegrond zou zijn.<br />

§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

kan bij unanimiteit van haar<br />

verslaggevers een expert aanduiden die<br />

<strong>het</strong> dossier in vooronderzoek zal nemen.<br />

Deze aangeduide expert is <strong>het</strong>zij een<br />

lid van de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

<strong>het</strong>zij een bedrijfsrevisor<br />

die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />

voor de Raad vervult, of een erebedrijfsrevisor.<br />

Art. 50. § 1. De door de Raad goedgekeurde<br />

conclusies van de kwaliteitscontroles,<br />

andere dan de voorstellen tot<br />

verwijzing naar de tuchtinstanties, worden<br />

op driemaandelijkse basis meegedeeld<br />

aan de Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling.<br />

118 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

§ 2. Laatstgenoemde verzendt <strong>het</strong> dossier<br />

opnieuw naar de Raad wanneer zij de<br />

door de Raad genomen conclusie niet<br />

goedkeurt. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling motiveert de redenen van<br />

haar niet-goedkeuring.<br />

Art. 51. § 1. De Raad maakt jaarlijks<br />

de lijst van de in <strong>het</strong> komende jaar uit te<br />

voeren kwaliteitscontroles over aan de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

§ 2. Wanneer de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling de in de eerste paragraaf<br />

bedoelde lijst ontvangt, kan zij de<br />

Raad gelasten om een bedrijfsrevisor, die<br />

niet in deze lijst is opgenomen, te onderwerpen<br />

aan een vervroegde kwaliteitscontrole.<br />

Afdeling 2. – Vooronderzoek en<br />

instaatstelling<br />

Art. 52. De Raad is bevoegd voor <strong>het</strong><br />

vooronderzoek, onverminderd de bevoegdheden<br />

van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling.<br />

Art. 53. Na afloop van <strong>het</strong> vooronderzoek<br />

zal de Raad of de speciaal daartoe<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide<br />

expert een verslag overmaken aan de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

waarin de feiten worden uiteengezet met<br />

verwijzing naar de wettelijke, reglementaire<br />

en tuchtrechtelijke bepalingen van<br />

toepassing.<br />

Na beslist te hebben tot verwijzing van<br />

de bedrijfsrevisor voor de Tuchtcommissie,<br />

zonder <strong>het</strong> in <strong>het</strong> eerste lid bedoelde<br />

verslag te hebben goedgekeurd, vordert<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

de Raad of de speciaal daartoe overeenkomstig<br />

artikel 49, § 2 aangeduide<br />

expert dat deze, binnen een termijn van<br />

twee maanden, een verslag opstelt of wijzigt<br />

waarbij hij zich voegt naar de genomen<br />

beslissing en waarin de feiten<br />

worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor<br />

worden verweten.<br />

Het verslag waarvan sprake is in <strong>het</strong><br />

eerste en tweede lid kan onder andere een<br />

beschrijving bevatten van <strong>het</strong> niet gewiste<br />

tuchtrechtelijke verleden van de betrokken<br />

bedrijfsrevisor <strong>als</strong>ook een<br />

voorstel tot sanctie.<br />

Art. 54. Indien de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling oordeelt dat de<br />

voorgelegde feiten aanleiding kunnen geven<br />

tot voldoende tenlasteleggingen lastens<br />

de vervolgde bedrijfsrevisor, zendt<br />

zij haar beslissing, vergezeld van <strong>het</strong> in<br />

artikel 53 bedoeld verslag naar de Tuchtcommissie.<br />

Art. 55. De beslissing van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling wordt<br />

per aangetekend schrijven betekend aan<br />

de betrokken bedrijfsrevisor en aan de<br />

Raad en in voorkomend geval, aan de speciaal<br />

daartoe overeenkomstig artikel 49,<br />

§ 2 aangeduide expert.<br />

Art. 56. De beslissing van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling is niet<br />

vatbaar voor verzet.<br />

Art. 57. De beslissing van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling is niet<br />

vatbaar voor beroep.<br />

Afdeling 3. – De tuchtinstanties<br />

Onderafdeling 1. – De Tuchtcommissie<br />

Art. 58. § 1. De beroepstucht wordt<br />

in eerste aanleg gehandhaafd door een<br />

Tuchtcommissie.<br />

§ 2. Deze Commissie bestaat uit twee<br />

kamers, waarvan één Nederlandstalige en<br />

één Franstalige. Elk van beide kamers is<br />

samengesteld uit een voorzitter, rechter<br />

in functie in de Rechtbank van Koophandel<br />

op <strong>het</strong> ogenblik van zijn benoeming,<br />

<strong>als</strong>mede uit een lid die niet behoort tot<br />

<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en die<br />

wordt benoemd door de Koning op voordracht<br />

van de Minister van Economie en<br />

uit een door de Raad aangeduide bedrijfsrevisor.<br />

De voorzitter wordt benoemd<br />

door de Koning op voordracht<br />

van de Minister van Justitie. Voor elk effectief<br />

lid wordt minstens een plaatsvervangend<br />

lid aangewezen.<br />

§ 3. De effectieve en plaatsvervangende<br />

leden worden voor een hernieuwbare<br />

periode van zes jaar benoemd. Wanneer<br />

evenwel de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />

effectief lid of van plaatsvervangend lid<br />

is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn<br />

herbenoeming of de benoeming van zijn<br />

opvolger.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 119


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Art. 59. § 1. De Tuchtcommissie<br />

wordt gevat ofwel rechtsreeks door de<br />

Procureur-generaal, ofwel door de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling die haar<br />

<strong>het</strong> originele exemplaar van de beslissing<br />

tot verwijzing overmaakt, vergezeld van<br />

<strong>het</strong> verslag bedoeld in artikel 53.<br />

§ 2. De Procureur-generaal kan de<br />

Tuchtcommissie niet rechtstreeks vatten<br />

in geval hij vooraf de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling heeft gevat omtrent<br />

dezelfde feiten en lastens dezelfde<br />

betrokken bedrijfsrevisor.<br />

Art. 60. § 1. De Tuchtcommissie kan<br />

geen tuchtstraf uitspreken tenzij de betrokken<br />

revisor, bij een ten minste dertig<br />

dagen vooraf toegezonden aangetekende<br />

brief, is uitgenodigd om voor de Tuchtcommissie<br />

te verschijnen.<br />

Deze brief bevat, op straffe van nietigheid,<br />

een kopie, naar gelang <strong>het</strong> geval,<br />

van de beslissing tot verwijzing bedoeld<br />

in <strong>het</strong> artikel 53, eerste of tweede lid, <strong>als</strong>ook<br />

in voorkomend geval, van <strong>het</strong> verslag<br />

bedoeld in artikel 53. Het vermeldt<br />

de mogelijkheid om inzage te nemen van<br />

<strong>het</strong> dossier en nodigt de bedrijfsrevisor<br />

uit aan de Tuchtcommissie een verweerschrift<br />

te richten waarbij alle voor zijn<br />

verweer nuttige stukken zijn gevoegd.<br />

§ 2. De betrokken bedrijfsrevisor heeft<br />

een recht van wraking in de gevallen bepaald<br />

bij artikel 828 van <strong>het</strong> Gerechtelijk<br />

Wetboek.<br />

Over de wraking beslist de Tuchtcommissie<br />

anders samengesteld.<br />

§ 3. De bedrijfsrevisor mag zijn verweer<br />

mondeling of schriftelijk doen gelden.<br />

§ 4. De procedure vindt in <strong>het</strong> openbaar<br />

plaats, behoudens tegengestelde uitdrukkelijke<br />

vraag van de betrokken bedrijfsrevisor<br />

of wanneer de openbaarheid een<br />

aantasting uitmaakt van de goede zeden,<br />

de openbare orde, de nationale veiligheid,<br />

<strong>het</strong> belang van de minderjarigen, de<br />

bescherming van <strong>het</strong> privé-leven, <strong>het</strong> belang<br />

van de rechtspraak of <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />

in de zin van artikel 79 van<br />

onderhavige wet.<br />

Art. 61. § 1. De beslissingen van de<br />

Tuchtcommissie zijn met redenen omkleed.<br />

Zij worden, bij een ter post aangetekende<br />

brief, ter kennis gebracht van de<br />

betrokken bedrijfsrevisor, van de Raad,<br />

in voorkomend geval, van de speciaal<br />

daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2<br />

aangestelde expert, van de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling en van de<br />

Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

Samen met deze betekening worden<br />

alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />

de termijn van verzet en van hoger<br />

beroep, en de wijze waarop verzet of hoger<br />

beroep tegen de beslissing kan worden<br />

ingesteld. Bij ontstentenis van deze<br />

vermeldingen is de kennisgeving nietig.<br />

§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />

van Beroep, de Raad en de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling kunnen <strong>het</strong><br />

volledige dossier van de procedure voor<br />

de Tuchtcommissie ter inzage vragen.<br />

Art. 62. Hij tegen wie een tuchtbeslissing<br />

bij verstek is gewezen, kan daartegen<br />

verzet doen binnen een termijn van<br />

dertig dagen.<br />

Om toelaatbaar te zijn moet <strong>het</strong> verzet<br />

bij aangetekende brief, gepost binnen de<br />

gestelde termijn ter kennis van de Tuchtcommissie<br />

worden gebracht. Wanneer de<br />

eiser in verzet een tweede maal verstek<br />

laat gaan, is een nieuw verzet niet meer<br />

toelaatbaar.<br />

Onderafdeling 2. – De Commissie van<br />

Beroep<br />

Art. 63. § 1. Het hoger beroep tegen<br />

beslissingen van de Tuchtcommissie<br />

wordt aanhangig gemaakt bij de Commissie<br />

van Beroep.<br />

§ 2. Deze Commissie bestaat uit twee<br />

kamers waarvan één Nederlandstalige en<br />

één Franstalige.<br />

Elk van beide kamers is samengesteld<br />

uit een voorzitter, raadsheer in functie bij<br />

een Hof van Beroep op <strong>het</strong> ogenblik van<br />

zijn benoeming, uit een rechter in een<br />

Rechtbank van Koophandel en een rechter<br />

in een Arbeidsrechtbank, beiden in<br />

functie op <strong>het</strong> ogenblik van hun benoe-<br />

120 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

ming, allen voorgedragen door de Minister<br />

van Justitie en benoemd door de<br />

Koning, <strong>als</strong>mede uit twee bedrijfsrevisoren<br />

verkozen door de algemene vergadering<br />

van <strong>het</strong> Instituut. Voor elk effectief<br />

lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.<br />

§ 3. De effectieve en plaatsvervangende<br />

leden worden voor een hernieuwbare<br />

periode van zes jaar benoemd. Wanneer<br />

evenwel de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />

een effectief of een plaatsvervangend lid<br />

is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn<br />

herbenoeming of de benoeming van zijn<br />

opvolger.<br />

Art. 64. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor<br />

kan beroep aantekenen per aangetekend<br />

schrijven gericht aan de Commissie<br />

van Beroep binnen een termijn van dertig<br />

dagen te rekenen vanaf de betekening.<br />

De Commissie van Beroep betekent de<br />

akte van beroep per aangetekend schrijven<br />

verzonden binnen de twee werkdagen<br />

volgende op de ontvangst van de<br />

akte, aan de Procureur-generaal bij <strong>het</strong><br />

Hof van Beroep, aan de Raad en, in voorkomend<br />

geval, aan de speciaal daartoe,<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 van de<br />

wet, aangeduide expert, <strong>als</strong>ook aan de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />

van Beroep en de Raad en, in voorkomend<br />

geval, de speciaal daartoe, overeenkomstig<br />

artikel 49, § 2 van de wet,<br />

aangeduide expert, kunnen binnen een<br />

termijn van veertig dagen te rekenen vanaf<br />

de betekening, beroep aantekenen per<br />

aangetekend schrijven gericht aan de<br />

Commissie van Beroep.<br />

De Commissie van Beroep betekent de<br />

akte van hoger beroep per aangetekende<br />

brief binnen de twee werkdagen na ontvangst<br />

van de akte aan de betrokken revisor,<br />

aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut, in<br />

voorkomend geval aan de speciaal daartoe,<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 van<br />

de wet, aangeduide expert, en aan de Procureur-generaal<br />

bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

Art. 65. Artikel 60 is van toepassing<br />

met dien verstande dat de term “Tuchtcommissie”<br />

dient vervangen te worden<br />

door “Commissie van Beroep”.<br />

Art. 66. § 1. De beslissingen van de<br />

Commissie van Beroep zijn met redenen<br />

omkleed. Zij worden onverwijld, bij een<br />

ter post aangetekende brief, ter kennis<br />

gebracht van de betrokken bedrijfsrevisor,<br />

van de Raad, in voorkomend geval,<br />

of van de speciaal daartoe overeenkomstig<br />

artikel 49, § 2 aangestelde expert,<br />

van de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

en van de Procureur-generaal bij<br />

<strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

Samen met deze betekening worden<br />

alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />

de termijn van verzet en van cassatieberoep<br />

<strong>als</strong>ook de wijze waarop verzet<br />

of cassatieberoep tegen de beslissing kan<br />

worden ingesteld. Bij ontstentenis van<br />

deze vermeldingen is de kennisgeving<br />

nietig.<br />

§ 2. De Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof<br />

van Beroep, de Raad en de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling kunnen <strong>het</strong><br />

volledige dossier van de procedure voor<br />

de Commissie van Beroep ter inzage vragen.<br />

Art. 67. Artikel 62 is van toepassing<br />

met dien verstande dat de term “Tuchtcommissie”<br />

dient te worden gelezen <strong>als</strong><br />

“Commissie van Beroep”.<br />

Art. 68. § 1. Binnen de drie maanden<br />

te rekenen van de dag waarop van iedere<br />

beslissing van de Commissie van Beroep<br />

kennis is gegeven, kan zij door de betrokken<br />

bedrijfsrevisor, de Raad, in voorkomend<br />

geval, de speciaal daartoe<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide<br />

expert of door de Procureur-generaal<br />

bij <strong>het</strong> Hof van Beroep, aan <strong>het</strong> Hof van<br />

Cassatie worden voorgelegd in de vormen<br />

van de voorzieningen in burgerlijke<br />

zaken.<br />

§ 2. De voorziening in cassatie heeft<br />

schorsende kracht.<br />

§ 3. Wordt de beslissing vernietigd, dan<br />

verwijst <strong>het</strong> Hof van Cassatie de zaak<br />

naar de Commissie van Beroep, anders<br />

samengesteld, die zich schikt naar de beslissing<br />

van <strong>het</strong> Hof betreffende <strong>het</strong> door<br />

hem beslechte rechtspunt.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 121


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Art. 69. Onverminderd de bepalingen<br />

van onderhavige wet inzake de tucht van<br />

de bedrijfsrevisoren zijn de bepalingen<br />

van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek inzake de<br />

tucht van de magistraten van toepassing<br />

op de leden en de plaatsvervangende leden<br />

van de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

van de Tuchtcommissie en<br />

van de Commissie van Beroep. Voor de<br />

toepassing van deze bepalingen wordt<br />

een lid of plaatsvervangend lid van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

of van de Tuchtcommissie gelijkgesteld<br />

met een rechter van de Rechtbank van<br />

Eerste Aanleg en wordt een lid of plaatsvervangend<br />

lid van de Commissie van<br />

Beroep gelijkgesteld met een raadsheer<br />

van <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

Art. 70. De Raad wordt binnen een termijn<br />

van vijftien dagen door de Tuchtcommissie<br />

en de Commissie van Beroep<br />

op de hoogte gehouden van de zaken die<br />

bij hen aanhangig zijn gemaakt. De Raad<br />

kan op elk ogenblik beslissen om bij de<br />

Tuchtcommissie of de Commissie van<br />

Beroep tussen te komen met <strong>het</strong> oog op<br />

<strong>het</strong> naar voren schuiven van zijn standpunt<br />

omtrent de aan de gang zijnde zaken.<br />

Art. 71. § 1. De modaliteiten betreffende<br />

de organisatie van de tuchtinstanties<br />

en de procedure voor deze, de<br />

gevolgen en de publicatie van de sancties,<br />

worden door de Koning geregeld.<br />

§ 2. De leden van de tuchtinstanties<br />

ontvangen elk 150 EUR aan zitpenningen<br />

per zitting en 150 EUR aan vacatievergoeding<br />

per halve dag besteed aan<br />

andere prestaties. Deze vergoedingen<br />

worden door <strong>het</strong> Instituut betaald. De<br />

Koning kan deze bedragen aanpassen rekening<br />

houdend met de werklast en kan<br />

de betalingsmodaliteiten bepalen.<br />

Onderafdeling 4. – Tuchtsancties<br />

Art. 72. § 1. Tuchtsancties kunnen<br />

door de tuchtinstanties worden opgelegd<br />

aan de bedrijfsrevisoren die:<br />

1° tekort gekomen zijn aan hun verplichtingen<br />

verbonden aan de uitoefening<br />

van <strong>het</strong> beroep;<br />

2° tekort gekomen zijn aan de beginselen<br />

van waardigheid, rechtschapenheid,<br />

voorzichtigheid en kiesheid die<br />

ten grondslag liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />

3° tekort gekomen zijn aan de rechtmatige<br />

achting die verschuldigd is ten<br />

aanzien van <strong>het</strong> Instituut of zijn organen.<br />

§ 2. In geval van verwijzing van een<br />

bedrijfsrevisor natuurlijke persoon naar<br />

de Tuchtcommissie, kan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor,<br />

die deze bedrijfsrevisor in<br />

voorkomend geval vertegenwoordigt,<br />

enkel wegens een onderscheiden tuchtrechtelijke<br />

fout in hoofde van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

zelf worden<br />

doorverwezen.<br />

Art. 73. § 1. De tuchtsancties die<br />

kunnen worden opgelegd zijn:<br />

a) de waarschuwing;<br />

b) de berisping;<br />

c) <strong>het</strong> verbod om bepaalde opdrachten<br />

te aanvaarden of verder te zetten;<br />

d) de schorsing voor ten hoogste één<br />

jaar voorzien, in voorkomend geval,<br />

voor een schorsing van ten minste<br />

één maand, van de bekendmaking<br />

van de schorsing op de website van<br />

<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

gedurende de duur van deze schorsing;<br />

e) de schrapping.<br />

§ 2. De schorsing houdt verbod in <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor in België uit te<br />

oefenen voor de in de tuchtstraf bepaalde<br />

tijd. De schorsing houdt <strong>het</strong> verbod in om<br />

aan beraadslagingen en verkiezingen<br />

deel te nemen in de algemene vergadering,<br />

in de Raad en in commissies van <strong>het</strong><br />

Instituut, de Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep inbegrepen, zolang<br />

deze tuchtstraf uitwerking heeft.<br />

§ 3. In afwijking van de tweede paragraaf<br />

van onderhavig artikel, wanneer er<br />

een schorsing van maximum één maand<br />

wordt opgelegd aan een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />

kan dit zijn beroepsactiviteiten<br />

voortzetten, indien <strong>het</strong> uiterlijk de<br />

dag waarop de schorsing een aanvang<br />

moet nemen, een bedrag aan <strong>het</strong> Instituut<br />

heeft overgemaakt van zoveel maal vijfhonderd<br />

euro <strong>als</strong> <strong>het</strong> vennoten telt die de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben,<br />

122 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

vermenigvuldigd met <strong>het</strong> aantal werkdagen<br />

van de schorsing. Dit bedrag wordt<br />

<strong>als</strong> definitief verworven door <strong>het</strong> Instituut<br />

beschouwd.<br />

Het bedrag van vijfhonderd euro kan<br />

door de Raad worden aangepast in functie<br />

van de evolutie van de index van de<br />

consumptieprijzen. Iedere aanpassing<br />

wordt door de Raad bekendgemaakt volgens<br />

de modaliteiten die hij bepaalt.<br />

§ 4. De schrapping houdt verbod in om<br />

<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor in België<br />

uit te oefenen.<br />

Art. 74. Het Instituut neemt de nodige<br />

maatregelen met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> op passende<br />

wijze openbaar maken van de<br />

sancties voorzien in artikel 73, § 1, uitgesproken<br />

tegen de bedrijfsrevisoren.<br />

Art. 75. § 1. Voor de toepassing van<br />

artikel 22 van de wet van 11 januari 1993<br />

tot voorkoming van <strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong><br />

financiële stelsel voor <strong>het</strong> witwassen van<br />

geld en de financiering van <strong>het</strong> terrorisme,<br />

worden de Tuchtcommissie en de<br />

Commissie van beroep beschouwd <strong>als</strong><br />

bevoegde tuchtoverheid.<br />

§ 2. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van beroep kunnen beslissen tot<br />

de openbaarmaking van hun beslissing<br />

en de modaliteiten ervan.<br />

Afdeling 4. – Beroepstucht betreffende<br />

stagiairs<br />

Art. 76. § 1. Tuchtsancties kunnen<br />

worden opgelegd aan stagiairs:<br />

1° die tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen;<br />

2° die tekort gekomen zijn aan de beginselen<br />

van waardigheid, rechtschapenheid<br />

en kiesheid die ten grondslag<br />

liggen aan <strong>het</strong> beroep;<br />

3° die tekort gekomen zijn aan de rechtmatige<br />

achting die verschuldigd is<br />

ten aanzien van hun stagemeester, <strong>het</strong><br />

Instituut of zijn organen.<br />

§ 2. Na de stagiair en de stagemeester<br />

te hebben gehoord of minstens rechtsgeldig<br />

te hebben opgeroepen per aangetekende<br />

brieven verstuurd minstens<br />

veertien dagen voor de hoorzitting, vergezeld<br />

van een verslag opgesteld door de<br />

verslaggevers aangesteld door de Raad<br />

en waarin de feiten worden uiteengezet<br />

die aan de stagiair worden verweten, met<br />

verwijzing naar de betrokken wettelijke,<br />

reglementaire en/of tuchtrechtelijke bepalingen,<br />

kan de stagecommissie tuchtrechtelijke<br />

sancties opleggen aan de<br />

stagiair die de regels inzake tucht en deontologie<br />

niet naleeft.<br />

§ 3. De tuchtsancties die kunnen worden<br />

opgelegd zijn:<br />

a) de waarschuwing;<br />

b) de berisping;<br />

c) de schorsing voor ten hoogste een<br />

jaar;<br />

d) de schrapping.<br />

§ 4. De beslissingen van de Stagecommissie<br />

zijn met redenen omkleed. Zij<br />

worden onverwijld, bij een ter post aangetekende<br />

brief, ter kennis gebracht van<br />

de stagiair, zijn stagemeester, de Raad en<br />

de Procureur-generaal bij <strong>het</strong> Hof van<br />

Beroep.<br />

Samen met deze betekening worden<br />

alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende<br />

de termijn van verzet en van hoger<br />

beroep, en de wijze waarop verzet of hoger<br />

beroep tegen de beslissing kan worden<br />

ingesteld. Bij ontstentenis van deze<br />

vermeldingen is de kennisgeving nietig.<br />

§ 5. De stagiair of de Raad kunnen beroep<br />

aantekenen tegen de beslissing van<br />

de Stagecommissie voor de Commissie<br />

van Beroep binnen een termijn van dertig<br />

dagen te rekenen vanaf de betekening.<br />

De Commissie van Beroep betekent de<br />

akte van beroep per aangetekend schrijven<br />

verzonden binnen de twee werkdagen<br />

volgende op de ontvangst van de<br />

akte aan de stagiair, zijn stagemeester, de<br />

Raad en de procureur-generaal bij <strong>het</strong><br />

Hof van Beroep.<br />

§ 6. De Raad kan op elk ogenblik beslissen<br />

om tussen te komen bij de Commissie<br />

van Beroep met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong><br />

uiteenzetten van zijn standpunt omtrent<br />

de lopende zaak.<br />

§ 7. De beslissingen van de Commissie<br />

van Beroep zijn met redenen om-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 123


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

kleed. Zij worden onverwijld, bij een ter<br />

post aangetekende brief, ter kennis gebracht<br />

van de betrokken stagiair, zijn stagemeester,<br />

de Raad en de Procureurgeneraal<br />

bij <strong>het</strong> Hof van Beroep.<br />

§ 8. Samen met deze betekening worden<br />

alle gepaste inlichtingen verstrekt<br />

betreffende de termijn van verzet en van<br />

cassatieberoep, en de wijze waarop verzet<br />

of cassatieberoep tegen de beslissing<br />

kan worden ingesteld. Bij ontstentenis<br />

van deze vermeldingen is de kennisgeving<br />

nietig.<br />

§ 9. Artikel 65 is van toepassing.<br />

§ 10. De stagiair of de Raad kan cassatieberoep<br />

aantekenen volgens de wijzen<br />

en modaliteiten en binnen de termijnen<br />

voorzien in artikel 68.<br />

§ 11. De tuchtprocedure van toepassing<br />

op de stagiairs wordt door de Koning gepreciseerd.<br />

Hoofdstuk IX. – Nationale en<br />

internationale samenwerking<br />

Art. 77. § 1. De Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen wordt aangeduid<br />

<strong>als</strong> orgaan dat belast is met de nationale<br />

samenwerking tussen de organen<br />

van <strong>het</strong> systeem van publiek toezicht en<br />

belast is met de internationale samenwerking<br />

tussen stelsels van publiek toezicht<br />

van Lidstaten van de Europese Unie, zo<strong>als</strong><br />

hierna bepaald.<br />

§ 2. Het Instituut, de Minister die bevoegd<br />

is voor Economie, de Procureurgeneraal,<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, <strong>het</strong> Advies- en<br />

controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris en de tuchtinstanties<br />

werken samen wanneer dat nodig is voor<br />

de vervulling van hun respectieve taken.<br />

Deze autoriteiten verlenen onderling assistentie.<br />

Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen<br />

zij informatie uit en werken ze samen bij<br />

onderzoeken die op de uitvoering van<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

betrekking hebben.<br />

§ 3. Het Instituut, de Minister die bevoegd<br />

is voor Economie, de Procureurgeneraal,<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, <strong>het</strong> Advies- en<br />

controlecomité op de onafhankelijkheid<br />

van de commissaris en de tuchtinstanties<br />

werken samen met de bevoegde autoriteiten<br />

van de Lidstaten van de Europese<br />

Unie wanneer dat nodig is voor de vervulling<br />

van hun respectieve taken. Deze<br />

autoriteiten verlenen onderling assistentie.<br />

Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen zij informatie<br />

uit en werken ze samen bij<br />

onderzoeken die op de uitvoering van<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

betrekking hebben.<br />

Hetzelfde geldt ten aanzien van de bevoegde<br />

autoriteiten van een derde land in<br />

geval van een internationaal akkoord<br />

mits dit een clausule van wederkerigheid<br />

bevat.<br />

§ 4. De Koning kan de modaliteiten bepalen<br />

inzake de uitwisseling van vertrouwelijke<br />

informatie en de samenwerking<br />

tussen de bevoegde autoriteiten bedoeld<br />

in paragrafen 2 en 3.<br />

Hoofdstuk X. – Strafbepalingen<br />

Art. 78. § 1. Met een gevangenisstraf<br />

van acht dagen tot drie maanden en met<br />

een geldboete van 200 tot 2.000 euro of<br />

met één van die straffen alleen wordt gestraft:<br />

1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig<br />

de hoedanigheid toeeigent van<br />

bedrijfsrevisor of die artikel 11 overtreedt;<br />

2° hij die de beroepswerkzaamheid van<br />

bedrijfsrevisor uitoefent of deze titel<br />

voert terwijl hij <strong>het</strong> voorwerp is van<br />

een uitvoerbare schorsingsmaatregel.<br />

§ 2. De rechtbank kan bovendien bevelen:<br />

1° de definitieve of tijdelijke sluiting<br />

van een deel van de lokalen of van<br />

alle lokalen die worden gebruikt door<br />

degene die zich schuldig maakt aan<br />

één of meer van de hierboven bedoelde<br />

overtredingen;<br />

2° de bekendmaking van <strong>het</strong> vonnis of<br />

van een samenvatting ervan in één of<br />

meer dagbladen, of op enige andere<br />

wijze, op kosten van de veroordeelde.<br />

124 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Art. 79. § 1. Artikel 458 van <strong>het</strong><br />

Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren,<br />

de stagiairs en de personen<br />

voor wie ze instaan. Buiten de<br />

uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht<br />

waarin dit artikel voorziet, geldt<br />

deze plicht tevens niet voor:<br />

a) de mededeling van een attest of van<br />

een bevestiging verricht met de<br />

schriftelijke toestemming van de onderneming<br />

waarbij zij hun taak uitoefenen;<br />

b) de mededeling van een attest of van<br />

een bevestiging gericht tot een commissaris<br />

of een persoon die in een onderneming<br />

naar buitenlands recht een<br />

gelijkaardige taak uitoefent <strong>als</strong> deze<br />

van commissaris, binnen <strong>het</strong> kader<br />

van de hun toevertrouwde controle<br />

over de jaarrekening of de geconsolideerde<br />

jaarrekening van een onderneming;<br />

c) de raadpleging door een bedrijfsrevisor<br />

in <strong>het</strong> kader van een opvolging in<br />

een revisorale opdracht, van de werkdocumenten<br />

van een bedrijfsrevisor<br />

die voorafgaandelijk dezelfde revisorale<br />

opdracht uitoefende;<br />

d) <strong>het</strong> contact van een bedrijfsrevisor<br />

met een andere bedrijfsrevisor wanneer<br />

de eerste ertoe gebracht wordt<br />

om <strong>het</strong> werk of de attestering van de<br />

tweede in <strong>het</strong> gedrang te brengen behalve<br />

in geval van verzet van de persoon<br />

die de opdracht heeft toevertrouwd<br />

aan de eerste bedrijfsrevisor;<br />

e) <strong>het</strong> contact tussen de bedrijfsrevisor<br />

en <strong>het</strong> Instituut, zijn organen en in <strong>het</strong><br />

bijzonder de organen belast met <strong>het</strong><br />

organiseren van <strong>het</strong> toezicht en de<br />

kwaliteitscontrole.<br />

§ 2. Wanneer een rechtspersoon een geconsolideerde<br />

jaarrekening opstelt, zijn<br />

de commissaris van de consoliderende<br />

rechtspersoon en de commissarissen van<br />

de geconsolideerde rechtspersonen, de<br />

ene ten opzichte van de andere, bevrijd<br />

van <strong>het</strong> beroepsgeheim, binnen <strong>het</strong> kader<br />

van de hun toevertrouwde controle over<br />

de geconsolideerde jaarrekening van een<br />

onderneming. Deze bepaling is eveneens<br />

van toepassing ten opzichte van een persoon<br />

die in een rechtspersoon naar <strong>het</strong><br />

recht van een land van de Europese Unie,<br />

een gelijkaardige taak uitoefent <strong>als</strong> deze<br />

van commissaris. In de zin van huidig lid<br />

wordt met de commissaris gelijkgesteld<br />

de bedrijfsrevisor die, zonder <strong>het</strong> mandaat<br />

van commissaris uit te oefenen,<br />

belast is met de controle over de geconsolideerde<br />

jaarrekening.<br />

Art. 80. Rechtspersonen zijn burgerrechtelijk<br />

aansprakelijk voor <strong>het</strong> betalen<br />

van de geldboeten waartoe hun organen<br />

of aangestelden krachtens dit hoofdstuk<br />

veroordeeld zijn.<br />

Inhoudsopgave<br />

Hoofdstuk I. Benaming – doel<br />

Hoofdstuk II. De bedrijfsrevisoren, hun<br />

inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register van<br />

<strong>het</strong> Instituut en de bescherming van hun<br />

titel<br />

Hoofdstuk III. De rechten en plichten<br />

van de bedrijfsrevisoren<br />

Hoofdstuk IV. Beheer en werking van<br />

<strong>het</strong> Instituut<br />

Hoofdstuk V. De stage van de bedrijfsrevisor<br />

Hoofdstuk VI. De rol van <strong>het</strong> Instituut in<br />

de uitoefening van de taak van bedrijfsrevisor<br />

Afdeling 1. Normen en aanbevelingen<br />

Afdeling 2. Permanente vorming<br />

Afdeling 3. Toezicht en kwaliteitscontrole<br />

Afdeling 4. Beroepsgeheim van <strong>het</strong> Instituut<br />

Afdeling 5. Injunctie<br />

Afdeling 6. Terechtwijzing<br />

Afdeling 7. Voorlopige ordemaatregel<br />

Afdeling 8. Informatieverstrekking inzake<br />

procedures en sancties en raadpleging<br />

van de Raad door overheden<br />

Hoofdstuk VII. Publiek toezicht<br />

Hoofdstuk VIII. Beroepstucht<br />

Afdeling 1. Kamer van Verwijzing en<br />

instaatstelling<br />

Onderafdeling 1. Samenstelling en financiering<br />

Onderafdeling 2. Bevoegdheden<br />

Afdeling 2. Vooronderzoek en instaatstelling<br />

Afdeling 3. De tuchtinstanties<br />

Onderafdeling 1. De Tuchtcommissie<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 125


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Onderafdeling 2. De Commissie van Beroep<br />

Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen<br />

Onderafdeling 4. Tuchtsancties<br />

Afdeling 4. Beroepstucht betreffende stagiairs<br />

Hoofdstuk IX. Nationale en internationale<br />

samenwerking<br />

Hoofdstuk X. Strafbepalingen<br />

Gecoördineerde wet<br />

Concordantietabel<br />

Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />

gewijzigd bij de wet<br />

van 10 juli 1956, bij de<br />

wet van 21 februari 1985<br />

en bij de wet van<br />

23 december 2005<br />

Hoofdstuk I. – Benaming –<br />

doel<br />

Art. 1 Art. 1<br />

Art. 2 Art. 2<br />

Art. 3 Art. 2<br />

Hoofdstuk II. – De bedrijfsrevisoren,<br />

hun inschrijving<br />

in <strong>het</strong> openbaar register van<br />

<strong>het</strong> Instituut en de bescherming<br />

van hun titel<br />

Art. 4 Art. 3<br />

Art. 5 Art. 4 Art. 13<br />

Art. 6 Art. 4bis<br />

Art. 7 Art. 4ter<br />

Art. 8 Art. 4quater<br />

Art. 9 Art. 5<br />

Art. 10 Art. 6<br />

Art. 11 Art. 6 en 7<br />

Hoofdstuk III. – De rechten<br />

en plichten van de bedrijfsrevisoren<br />

Art. 12 Art. 21<br />

Art. 13 Art. 23<br />

Art. 14 Art. 8<br />

Koninklijk besluit van<br />

21 april 2007 tot omzetting<br />

van bepalingen van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong><br />

Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />

de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van<br />

de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking<br />

van Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad<br />

126 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Gecoördineerde wet<br />

Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />

gewijzigd bij de wet<br />

van 10 juli 1956, bij de<br />

wet van 21 februari 1985<br />

en bij de wet van<br />

23 december 2005<br />

Art. 15 Art. 25<br />

Art. 16 Art. 26<br />

Art. 17 Art. 9bis<br />

Hoofdstuk IV. – Beheer en<br />

werking van <strong>het</strong> Instituut<br />

Art. 18 Art. 10<br />

Art. 19 Art. 11<br />

Art. 20 Art. 12<br />

Art. 21 Art. 13<br />

Art. 22 Art. 14<br />

Art. 23 Art. 15<br />

Art. 24 Art. 24<br />

Art. 25 Art. 25<br />

Art. 26 Art. 26<br />

Hoofdstuk V. – De stage<br />

van de bedrijfsrevisor<br />

Art. 27 Art. 16<br />

Art. 28 Art. 17<br />

Art. 29 Art. 18<br />

Hoofdstuk VI. – De rol van<br />

<strong>het</strong> Instituut in de uitoefening<br />

van de taak van bedrijfsrevisor<br />

Afdeling 1. – Normen en<br />

aanbevelingen<br />

Art. 30 Art. 18bis<br />

Afdeling 2. – Permanente<br />

vorming<br />

Art. 31 Art. 18ter<br />

Afdeling 3. – Toezicht en<br />

kwaliteitscontrole<br />

Art. 32 Art. 18ter<br />

Koninklijk besluit van<br />

21 april 2007 tot omzetting<br />

van bepalingen van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong><br />

Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />

de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van<br />

de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking<br />

van Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 127


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Gecoördineerde wet<br />

Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />

gewijzigd bij de wet<br />

van 10 juli 1956, bij de<br />

wet van 21 februari 1985<br />

en bij de wet van<br />

23 december 2005<br />

Art. 33 Art. 49<br />

Art. 34 Art. 50<br />

Afdeling 4. – Beroepsgeheim<br />

van <strong>het</strong> Instituut<br />

Art. 35 Art. 52<br />

Afdeling 5. – Injunctie<br />

Art. 36 Art. 18quater<br />

Afdeling 6. – Terechtwijzing<br />

Art. 37 Art. 56<br />

Afdeling 7. – Voorlopige ordemaatregelen<br />

Art. 38 Art. 58<br />

Art. 39 Art. 59<br />

Art. 40 Art. 60<br />

Afdeling 8. – Informatieverstrekking<br />

inzake procedures<br />

en sancties en<br />

raadpleging van de Raad<br />

door overheden<br />

Art. 41 Art. 18quinquies<br />

Art. 42 Art. 63<br />

Hoofdstuk VII. – Publiek<br />

toezicht<br />

Art. 43 Art. 65<br />

Hoofdstuk VIII. – Beroepstucht<br />

Afdeling 1. – Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling<br />

Onderafdeling 1. – Samenstelling<br />

en financiering<br />

Art. 44 Art. 67<br />

Koninklijk besluit van<br />

21 april 2007 tot omzetting<br />

van bepalingen van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong><br />

Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />

de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van<br />

de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking<br />

van Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad<br />

128 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Gecoördineerde wet<br />

Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />

gewijzigd bij de wet<br />

van 10 juli 1956, bij de<br />

wet van 21 februari 1985<br />

en bij de wet van<br />

23 december 2005<br />

Art. 45 Art. 67<br />

Onderafdeling 2. – Bevoegdheden<br />

Art. 46 Art. 67<br />

Art. 47 Art. 67<br />

Art. 48 Art. 67<br />

Art. 49 Art. 67<br />

Art. 50 Art. 67<br />

Art. 51 Art. 67<br />

Afdeling 2. – Vooronderzoek<br />

en instaatstelling<br />

Art. 52 Art. 68<br />

Art. 53 Art. 68<br />

Art. 54 Art. 68<br />

Art. 55 Art. 68<br />

Art. 56 Art. 68<br />

Art. 57 Art. 68<br />

Afdeling 3. – De tuchtinstanties<br />

Onderafdeling 1. – De<br />

Tuchtcommissie<br />

Art. 58 Art. 19<br />

Art. 59 Art. 20, § 2<br />

Art. 60 Art. 20, §§ 3 en 5<br />

Art. 61 Art. 20, § 4<br />

Art. 62<br />

Art. 20bis<br />

Onderafdeling 2. – De<br />

Commissie van Beroep<br />

Art. 63 Art. 21, § 1<br />

Art. 64 Art. 21, §§ 2 tot 4<br />

Art. 22<br />

Koninklijk besluit van<br />

21 april 2007 tot omzetting<br />

van bepalingen van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong><br />

Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />

de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van<br />

de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking<br />

van Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 129


Wet houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

Gecoördineerde wet<br />

Wet van 22 juli 1953 zo<strong>als</strong><br />

gewijzigd bij de wet<br />

van 10 juli 1956, bij de<br />

wet van 21 februari 1985<br />

en bij de wet van<br />

23 december 2005<br />

Art. 65 Art. 21, § 5<br />

Art. 66 Art. 80<br />

Art. 67 Art. 82<br />

Art. 68 Art. 23<br />

Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Art. 69 Art. 85<br />

Art. 70 Art. 86<br />

Art. 71 Art. 87<br />

Onderafdeling 4. – Tuchtsancties<br />

Art. 72<br />

Art. 19bis<br />

Art. 73 Art. 20, § 1<br />

Art. 74 Art. 91<br />

Art. 75 Art. 92<br />

Afdeling 4. – Beroepstucht<br />

betreffende stagiairs<br />

Art. 76 Art. 94<br />

Hoofdstuk IX. – Nationale<br />

en internationale samenwerking<br />

Art. 77 Art. 96<br />

Hoofdstuk X. – Strafbepalingen<br />

Art. 78 Art. 27<br />

Art. 79 Art. 27 Art. 100<br />

Art. 80 Art. 27<br />

Koninklijk besluit van<br />

21 april 2007 tot omzetting<br />

van bepalingen van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong><br />

Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende<br />

de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van<br />

de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking<br />

van Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad<br />

130 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

18.2 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de<br />

toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor en tot<br />

opheffing van <strong>het</strong> Koninklijk Besluit van 13 oktober<br />

1987 betreffende de stage van de kandidaatbedrijfsrevisoren<br />

(B.S., 30 mei 2007)<br />

Verslag aan de Koning<br />

De omzetting in <strong>het</strong> Belgisch recht van<br />

de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd<br />

door <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />

de Raad op 17 mei 2006, betreffende de<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen, tot<br />

wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de Raad, en houdende<br />

intrekking van de Richtlijn<br />

84/253/EEG van de Raad die werd bekendgemaakt<br />

in <strong>het</strong> Publicatieblad van<br />

de Europese Unie van 9 juni 2006 (hierna<br />

“de Richtlijn”) heeft ertoe geleid U voor<br />

te stellen om de voorschriften betreffende<br />

de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />

en van de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor georganiseerd door <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 13 oktober 1987 te<br />

wijzigen.<br />

Gezien <strong>het</strong> aantal voorgestelde wijzigingen<br />

werd een nieuw koninklijk besluit<br />

verkozen boven een aanpassing van de<br />

bestaande tekst.<br />

In overeenstemming met de Richtlijn, zal<br />

<strong>het</strong> toelatingsexamen in de toekomst betrekking<br />

hebben op 19 vakken.<br />

De tekst voorziet in de oprichting van<br />

een Examencommissie. De Examencommissie<br />

heeft <strong>als</strong> taak de vragen voor <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen voor te bereiden, de<br />

toelatingsexamens te verbeteren en deze<br />

examens te delibereren.<br />

De bepalingen betreffende de vermindering<br />

van de stage die aan verschillende<br />

categorieën van mensen met professionele<br />

ervaring verleend kan worden, werden<br />

aangepast conform de Richtlijn.<br />

De regels betreffende de stage in een Lidstaat<br />

of in een derde land werden herzien<br />

in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de<br />

Richtlijn.<br />

Ten slotte werd de samenstelling van de<br />

jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen herzien<br />

teneinde de aanwezigheid van<br />

personen extern aan <strong>het</strong> beroep te verstevigen.<br />

Er worden nieuwe bevoegdheden aan de<br />

Stagecommissie toevertrouwd. Sommige<br />

zijn helemaal nieuw, andere kennen<br />

een reglementair karakter toe aan een bestaande<br />

situatie.<br />

Bepaalde bevoegdheden specifiek verbonden<br />

aan <strong>het</strong> verloop van de stage werden<br />

overgedragen van de Raad naar de<br />

Stagecommissie. Het betreft:<br />

- de toelating tot de stage (art. 8, 1°);<br />

- <strong>het</strong> vastleggen van een minimumbezoldiging<br />

voor de stagiair (art. 19,<br />

§1);<br />

- <strong>het</strong> vastleggen van de aanvangsdatum<br />

van de stage (art. 20);<br />

- de vermindering van de stageduur<br />

(art. 23).<br />

Toelichting artikel per artikel<br />

Hoofdstuk I. – Definities<br />

Artikel 1. Dit artikel herneemt de definities<br />

gebruikt in <strong>het</strong> koninklijk besluit.<br />

Hoofdstuk II. – De stage in <strong>het</strong><br />

algemeen<br />

Art. 2. Dit artikel bepaalt <strong>het</strong> doel van<br />

de stage, met name de voorbereiding van<br />

de kandidaten op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 131


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

De hoedanigheid van de stagemeester,<br />

bedrijfsrevisor natuurlijke persoon of<br />

bedrijfsrevisorenkantoor, wordt beoordeeld<br />

op de aanvangsdatum van de stage.<br />

Voordien werd er geen precisering voorzien.<br />

De hoedanigheid van de stagemeester<br />

wordt beoordeeld met verwijzing naar<br />

de goedkeuringsvoorwaarden vastgelegd<br />

door de Stagecommissie.<br />

Art. 3.<br />

jaar.<br />

De stage duurt minstens drie<br />

In overeenstemming met artikel 10 van<br />

de Richtlijn wordt de stage die in een andere<br />

Lidstaat kan volbracht worden, gebracht<br />

op twee derde van de stageduur.<br />

De in België uitgevoerde stage is minstens<br />

één derde van de stageduur (in<br />

plaats van de huidige twee derden).<br />

De Richtlijn laat toe dat minstens twee<br />

derde van de praktische opleiding bij een<br />

wettelijke auditor van de jaarrekeningen<br />

of bij een erkend kantoor in een Lidstaat<br />

verloopt. Het besluit weerhoudt niet de<br />

oplossing om de stagiair de mogelijkheid<br />

te bieden om één derde van de stage bij<br />

een persoon uit te voeren die niet de hoedanigheid<br />

van wettelijke auditor van de<br />

jaarrekeningen heeft. Het geheel van de<br />

stage moet uitgevoerd worden bij een<br />

wettelijke auditor van de jaarrekeningen.<br />

Hoofdstuk III. – De<br />

Stagecommissie<br />

Art. 4. Het aantal leden van de Stagecommissie<br />

wordt op tien gebracht. De<br />

Raad benoemt vier van haar leden om in<br />

de Stagecommissie te zetelen. De zes andere<br />

leden, niet-leden van de Raad, moeten<br />

de hoedanigheid hebben of gehad<br />

hebben van bedrijfsrevisor.<br />

Het maximum aantal personen die de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor gehad<br />

hebben is drie.<br />

De duur van <strong>het</strong> mandaat in de Stagecommissie<br />

wordt verduidelijkt; <strong>het</strong> betreft<br />

een mandaat van drie jaar en is<br />

hernieuwbaar.<br />

De voorzitter van de Stagecommissie is<br />

één van de vier leden benoemd door de<br />

Raad. Dit verleent soepelheid aan de organisatie<br />

van de werkzaamheden van de<br />

Stagecommissie in vergelijking met de<br />

vroegere situatie waar <strong>het</strong> voorzitterschap<br />

van de Stagecommissie opgelegd<br />

werd aan de Voorzitter of de Ondervoorzitter<br />

van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Er wordt een regel voorzien in geval van<br />

afwezigheid van de voorzitter van de Stagecommissie.<br />

Het aanwezige raadslid<br />

met de meeste anciënniteit op <strong>het</strong> openbaar<br />

register zit de vergadering voor.<br />

Art. 5. Dit artikel bepaalt de functioneringsregels<br />

van de Stagecommissie.<br />

Art. 6. Het aanwezigheidsquorum wordt<br />

vastgelegd op vijf leden. Het stemmingsquorum<br />

wordt vastgelegd volgens de<br />

meerderheidsregel.<br />

Voor zover <strong>het</strong> aantal leden van de Stagecommissie<br />

een even aantal is, wordt een<br />

precisering aan de deliberatieregels van<br />

de Stagecommissie aangebracht.<br />

Bij gelijkheid van stemmen is de stem<br />

van de voorzitter van de Stagecommissie<br />

doorslaggevend.<br />

Art. 7. Er worden notulen van de werkzaamheden<br />

van de Stagecommissie opgesteld.<br />

De notulen worden door ten minste twee<br />

leden getekend en niet meer noodzakelijk<br />

door de voorzitter van de Stagecommissie<br />

en twee leden, zo<strong>als</strong> dit vroeger <strong>het</strong><br />

geval was.<br />

Art. 8. De bevoegdheden van de Stagecommissie<br />

worden uitgebreid. Dit laat de<br />

Stagecommissie toe om efficiënter te<br />

functioneren en om de Raad te ontlasten<br />

van een reeks van beslissingen aangaande<br />

materies die door de Stagecommissie<br />

beheerd worden.<br />

De Stagecommissie is verantwoordelijk<br />

voor <strong>het</strong> bijhouden van de lijst van de<br />

stagiairs en zal beoordelen of deze lijst al<br />

dan niet een openbaar karakter moet hebben.<br />

De beslissingsbevoegdheid van de Stagecommissie<br />

wordt uitgebreid in <strong>het</strong> geval<br />

van verandering van stagemeester en van<br />

herneming van de stage. Dit werd niet <strong>als</strong><br />

dusdanig vermeld in de vroegere tekst.<br />

132 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

De Stagecommissie is bevoegd om de<br />

toelating tot de eed van de kandidaten<br />

aan de Raad voor te stellen in de mate dat<br />

de kandidaat geslaagd is voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />

voldaan heeft aan<br />

de eisen van de stage en geen voorwerp<br />

uitmaakt van een tuchtprocedure.<br />

De Stagecommissie is bevoegd om alle<br />

inlichtingen die zij nuttig acht met betrekking<br />

tot een stagiair of een stagemeester<br />

die zij in <strong>het</strong> kader van haar<br />

werkzaamheden heeft ingewonnen mee<br />

te delen aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De Stagecommissie is bevoegd om te beslissen<br />

over de administratieve schrapping<br />

van de stagiairs die hun stage<br />

hebben opgeschort voor een periode van<br />

meer dan vijf jaar. Deze bevoegdheid<br />

werd in <strong>het</strong> verleden aan de Raad van <strong>het</strong><br />

Instituut toevertrouwd.<br />

De tuchtrechtspraak met betrekking tot<br />

de stagiairs wordt door artikel 76 van de<br />

wet georganiseerd.<br />

De door een kandidaat gevraagde<br />

vrijstellingen worden, overeenkomstig<br />

artikel 14, § 3, toegekend door de Stagecommissie.<br />

Art. 9. Dit artikel bepaalt de middelen<br />

waarover de Stagecommissie beschikt<br />

teneinde zijn opdrachten te vervullen.<br />

Naar aanleiding van de bemerking van de<br />

Raad van State, werd de mogelijkheid die<br />

geboden werd aan de Stagecommissie<br />

om te beslissen een administratieve boete<br />

op te leggen aan de stagiair of de stagemeester<br />

volgens de door de Raad van <strong>het</strong><br />

Instituut vastgelegde principes geschrapt.<br />

Art. 10. Dit artikel voorziet in de bepaling<br />

inzake transparantie en communicatie<br />

van de activiteiten van de<br />

Stagecommissie.<br />

Hoofdstuk IV. – De<br />

Examencommissie<br />

Art. 11. Dit artikel voorziet in een Examencommissie.<br />

Teneinde de academische bevoegdheden<br />

inzake <strong>het</strong> toelatingsexamen aan derden<br />

uit te besteden wordt er een Examencommissie<br />

opgericht. Deze heeft tot doel zich<br />

aan te passen aan de principes van toepassing<br />

bij <strong>het</strong> Instituut der Accountants<br />

en Belastingconsulenten. De Examencommissie<br />

is samengesteld uit personen<br />

die de voor <strong>het</strong> toelatingsexamen voorziene<br />

vakken doceren. Deze personen<br />

worden door de Stagecommissie benoemd.<br />

De Examencommissie is samengesteld<br />

uit minstens tien leden en bepaalt<br />

haar huishoudelijk reglement. Tenminste<br />

de helft van haar leden heeft niet de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor.<br />

De Examencommissie is belast met de<br />

voorbereiding van de examenvragen<br />

voor <strong>het</strong> toelatingsexamen, de verbetering<br />

van <strong>het</strong> toelatingsexamen even<strong>als</strong> de<br />

deliberatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen. De<br />

resultaten van de deliberaties van de Examencommissie<br />

worden uiterlijk twee<br />

maanden na de datum van <strong>het</strong> examen<br />

aan de Stagecommissie overgemaakt.<br />

De Stagecommissie zal de administratieve<br />

en logistieke organisatie van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

blijven waarborgen (cf.<br />

artikel 8, 7°).<br />

Hoofdstuk V. – Toelating tot de<br />

stage<br />

Art. 12. De toelating tot de stage van<br />

de kandidaat-bedrijfsrevisoren is voorbehouden<br />

aan houders van een master diploma<br />

zo<strong>als</strong> bepaald in de decreten<br />

betreffende <strong>het</strong> onderwijs van de Franse<br />

Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Deze bepaling is conform met de<br />

nieuwe bepalingen op <strong>het</strong> gebied van<br />

academische titels.<br />

Er werd rekening gehouden met de evoluties<br />

op Europees niveau in <strong>het</strong> kader<br />

van de Bologna-akkoorden en met de<br />

omzetting van deze in de Belgische juridische<br />

omgeving. De verwijzing naar diploma’s<br />

van universitair niveau, namelijk<br />

<strong>het</strong> master niveau, verwijst naar de voorwaarden<br />

gesteld door <strong>het</strong> decreet van de<br />

Franse Gemeenschap van 31 maart 2004<br />

betreffende de organisatie van <strong>het</strong> hoger<br />

onderwijs ter bevordering van de integratie<br />

in de Europese ruimte van <strong>het</strong> hoger<br />

onderwijs en betreffende de herfinanciering<br />

van de universiteiten en door <strong>het</strong> decreet<br />

van de Vlaamse Gemeenschap van<br />

4 april 2003 betreffende de herstructure-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 133


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

ring van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />

Zowel de Belgische <strong>als</strong> de buitenlandse<br />

diploma’s worden in artikel 12 opgenomen.<br />

Art. 13. Dit artikel betreft de organisatie<br />

van <strong>het</strong> toelatingsexamen dat één<br />

maal per jaar plaatsvindt.<br />

Het bedrag van de bijdrage aan <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

wordt jaarlijks door de Stagecommissie<br />

vastgelegd.<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State, werd § 3 geschrapt.<br />

In overeenstemming met artikel 8 van de<br />

Richtlijn is <strong>het</strong> aantal vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

19; dit artikel somt ze op.<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State, worden de vakken bedoeld<br />

in artikel 8.2 van de richtlijn opgenomen<br />

in een afzonderlijk lid. De<br />

toetsing heeft betrekking op deze vakgebieden<br />

voor zover deze voor de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen van<br />

belang zijn.<br />

Art. 14. Het toekennen van vrijstellingen<br />

voor <strong>het</strong> toelatingsexamen wordt uitgebreid<br />

naar houders van een diploma of<br />

getuigschrift aanvullend op een master<br />

diploma. Deze bepaling heeft <strong>als</strong> doel de<br />

kandidaten die houder zijn van een gespecialiseerd<br />

en aanvullend diploma de<br />

mogelijkheid te bieden om vrijstellingen<br />

te bekomen voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

Het toekennen van vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen wordt door de Stagecommissie<br />

bepaald, na advies van de<br />

Hoge Raad voor de Economische Beroepen,<br />

volgens de vereiste van <strong>het</strong> aantal<br />

studiepunten ECTS besteed aan een vakgebied.<br />

Voor de houders van een diploma dat enkel<br />

in uren wordt uitgedrukt, wordt de<br />

beoordeling van de vrijstelling bepaald<br />

op basis van de criteria uitgedrukt in uren<br />

in plaats van de criteria uitgedrukt in<br />

ECTS.<br />

Het vak moet op <strong>het</strong> diploma of op <strong>het</strong><br />

getuigschrift vermeld zijn.<br />

De vakken die op een getuigschrift aanvullend<br />

op een master diploma vermeld<br />

staan, kunnen door de Stagecommissie<br />

eveneens <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />

vrijstelling voor <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

De door een kandidaat gevraagde vrijstellingen<br />

worden toegekend door de Stagecommissie.<br />

Art. 15. Dit artikel stelt de toelatingsvoorwaarden<br />

tot de stage vast.<br />

Hoofdstuk VI. – De<br />

stageovereenkomst<br />

Art. 16. Dit artikel bepaalt dat de stageovereenkomst<br />

door de Stagecommissie<br />

moet worden goedgekeurd.<br />

Het derde exemplaar van de stageovereenkomst<br />

wordt door de Stagecommissie<br />

bewaard voor zover zij overgaat tot de<br />

goedkeuring van de stageovereenkomst.<br />

In <strong>het</strong> geval dat een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

één van de partijen is van de stageovereenkomst,<br />

dient deze een natuurlijke<br />

persoon aan te wijzen die beantwoordt<br />

aan de voorwaarden bepaald door artikel<br />

2, § 2 van dit besluit. Deze bepaling wil<br />

vermijden dat beroep doen op een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

toelaat om aan de<br />

gestelde eisen voor de stagemeester natuurlijke<br />

persoon te ontsnappen.<br />

Art. 17. De bepalingen van artikel 17<br />

betreffende de stageovereenkomst zijn<br />

niet volledig. De partijen mogen immers,<br />

voor zover dit niet tegenstrijdig is met<br />

andere wettelijke en reglementaire bepalingen,<br />

andere bepalingen in de stageovereenkomst<br />

voorzien.<br />

Art. 18. Dit artikel bepaalt in welke<br />

omstandigheden de stageovereenkomst<br />

getekend mag worden wat <strong>het</strong> sociaal<br />

statuut betreft.<br />

Er wordt verduidelijkt dat de arbeidsovereenkomst<br />

met de stagemeester of<br />

met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, waarin<br />

de stagemeester werkzaam is, moet afgesloten<br />

worden. Dit strekt ertoe te vermijden<br />

dat de arbeidsovereenkomst door een<br />

derde partij wordt getekend die niet de<br />

hoedanigheid heeft van bedrijfsrevisor.<br />

De stageovereenkomst moet conform<br />

134 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

zijn aan de voorschriften voorzien in de<br />

arbeidsovereenkomst of in de overeenkomst<br />

van zelfstandige dienstverlening.<br />

De arbeidsovereenkomst of de overeenkomst<br />

van zelfstandige dienstverlening<br />

wordt aan de Stagecommissie bezorgd,<br />

even<strong>als</strong> de aanhangsels afgesloten gedurende<br />

de overeenkomst.<br />

Een onderscheiden systeem voor de twee<br />

types van sociale overeenkomsten dient<br />

niet te worden voorzien.<br />

Art. 19. De stagemeester verbindt er<br />

zich toe om aan zijn stagiair een vergoeding<br />

te betalen die minstens gelijk is aan<br />

de minimumvergoeding bepaald door de<br />

Stagecommissie.<br />

De stagemeester neemt de kosten voor<br />

zijn rekening die betrekking hebben op<br />

de vorming van de stagiair, namelijk de<br />

stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader<br />

van een normaal verloop van de stage.<br />

Deze maatregel geeft de stagiairs de materiële<br />

mogelijkheid de nuttige activiteiten<br />

in <strong>het</strong> kader van hun vorming te<br />

volgen.<br />

Hoofdstuk VII. – Verloop van de<br />

stage<br />

Art. 20. De bepaling van de aanvangsdatum<br />

van de stage wordt aan de Stagecommissie<br />

toevertrouwd.<br />

Art. 21. De stage moet op jaarbasis<br />

tenminste 1000 uren aan revisorale opdrachten<br />

bevatten.<br />

Artikel 21 verduidelijkt dat de 1000 stage-uren<br />

enerzijds jaarlijks moeten worden<br />

verwezenlijkt en anderzijds<br />

revisorale opdrachten betreffen waarvan<br />

de aard door de Stagecommissie wordt<br />

vastgelegd. Deze bepaling heeft <strong>als</strong> doel<br />

zich te vergewissen van <strong>het</strong> feit dat de<br />

uitgevoerde stage materies betreft die leiden<br />

naar de kennis van <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor.<br />

Art. 22. De mogelijkheid om de stage<br />

te verlengen werd voorzien in de mate<br />

dat de Stagecommissie niet over voldoende<br />

relevante en adequate informatie<br />

beschikt (bijvoorbeeld: een correct ingevuld<br />

stagedagboek) om <strong>het</strong> goede verloop<br />

van de stage te beoordelen.<br />

De verlenging van de stage wordt vastgelegd<br />

op maximum drie jaar. De redenen<br />

van de verlengingen worden uitgebreid.<br />

De stageduur kan aldus drie jaar, plus<br />

maximum drie jaar verlenging, plus een<br />

periode van maximum vijf jaar voor <strong>het</strong><br />

afleggen van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen,<br />

te weten hoogstens 11 jaar, bedragen.<br />

Art. 23. De bevoegdheid om over een<br />

vermindering van de stage te beslissen<br />

wordt aan de Stagecommissie toevertrouwd.<br />

In overeenstemming met artikel 11 van<br />

de Richtlijn, kan de beroepservaring, al<br />

dan niet aangevuld door een praktische<br />

opleiding, gevaloriseerd worden in <strong>het</strong><br />

kader van de stage van bedrijfsrevisor.<br />

De personen die beschikken over een ervaring<br />

van minstens vijftien jaar op financieel,<br />

juridisch en boekhoudkundig<br />

vlak, ongeacht <strong>het</strong> diploma waarvan deze<br />

personen houder zijn (artikel 23, § 1, b))<br />

kunnen een vermindering van de duur<br />

van de stage bekomen (artikel 23, § 1).<br />

De personen die gedurende zeven jaar<br />

beroepsactiviteiten op <strong>het</strong> vlak van de<br />

wettelijke controle van de jaarrekeningen<br />

hebben uitgeoefend (artikel 23, § 1, a)),<br />

moeten niettemin, overeenkomstig artikel<br />

11 van de Richtlijn, een stage afleggen.<br />

Naar aanleiding van de bemerking van de<br />

Raad van State, wordt de vrijstelling voor<br />

<strong>het</strong> toelatingsexamen, die systematisch<br />

toegekend werd aan personen die vijftien<br />

of zeven jaar ervaring hebben, opgeheven,<br />

overeenkomstig artikel 11 van de<br />

Richtlijn. Deze personen kunnen niettemin<br />

van de vrijstellingen genieten, overeenkomstig<br />

<strong>het</strong> algemene regime, onder<br />

andere <strong>als</strong> ze een universitair diploma of<br />

een door de Staat <strong>als</strong> gelijkwaardig erkend<br />

diploma hebben.<br />

Paragraaf 2 zet artikel 12 van de Richtlijn<br />

om.<br />

De praktijkopleiding verworven in een<br />

ander Instituut, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld de stage<br />

van externe accountant of belastingconsulent<br />

uitgeoefend bij <strong>het</strong> Instituut<br />

van de Accountants en de Belastingcon-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 135


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

sulenten kan eveneens in aanmerking<br />

worden genomen voor <strong>het</strong> berekenen van<br />

de duur van zeven of vijftien jaar.<br />

De stagiairs externe accountants of externe<br />

accountants die houder zijn van een<br />

master diploma (artikel 23, § 1, c)) en de<br />

personen die hun stage gedeeltelijk of<br />

volledig in een Lidstaat van de Europese<br />

Unie of een derde land hebben uitgeoefend<br />

(artikel 23, § 1, d)) blijven onderworpen<br />

aan de voorwaarden inzake <strong>het</strong><br />

diploma, <strong>het</strong> toelatingsexamen en kunnen<br />

vrijstellingen bekomen.<br />

De stage kan tot nul herleid worden. Een<br />

stageverkorting, zelfs een totale, betekent<br />

geen vrijstelling voor <strong>het</strong> afleggen van<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen zo<strong>als</strong> voorzien<br />

in artikelen 32 tot 35.<br />

Art. 24. Dit artikel betreft de mogelijkheid<br />

om de stage op te schorten.<br />

De stage wordt opgeschort op gemotiveerd<br />

verzoek van de partijen of wanneer<br />

de stagiair gedurende meer dan een<br />

maand verhinderd is om zijn stage te volbrengen.<br />

De stage wordt eveneens opgeschort<br />

in geval van een tuchtrechtelijke<br />

schorsing van de stagemeester.<br />

De beslissing van de Stagecommissie bepaalt<br />

de duur en de datum van de opschorting<br />

van de stage.<br />

Om de rechtszekerheid te verbeteren<br />

wordt er bepaald dat de geschorste stagiair<br />

niet onderworpen is aan de stageverplichtingen.<br />

Art. 25. De mogelijkheid om van stagemeester<br />

te veranderen wordt voorzien.<br />

Hoofdstuk VIII. – Rechten en<br />

plichten van de stagiair en van de<br />

stagemeester<br />

Afdeling 1. – Rechten en plichten van<br />

de stagiair<br />

Art. 26. Dit artikel voorziet dat de stagiair<br />

zich enerzijds aan de instructies van<br />

de stagemeester en anderzijds aan de<br />

richtlijnen van de Stagecommissie onderwerpt.<br />

Deze bepaling laat de Stagecommissie<br />

toe zich ervan te vergewissen dat<br />

de stagiair zijn stage volbrengt volgens<br />

de eisen gesteld door <strong>het</strong> Instituut.<br />

Art. 27. Artikel 27 verduidelijkt dat <strong>het</strong><br />

stagedagboek bijgehouden wordt overeenkomstig<br />

de door de Stagecommissie<br />

vastgelegde voorschriften.<br />

De reglementaire tekst herneemt geen<br />

detail van de vermeldingen die in <strong>het</strong><br />

stagedagboek moeten voorkomen. Deze<br />

moeten door de Stagecommissie worden<br />

bepaald teneinde zich aan de evoluties<br />

van <strong>het</strong> beroep aan te passen.<br />

Art. 28. De stagiair moet niet enkel de<br />

regels inzake plichtenleer, maar ook de<br />

regels betreffende <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

van <strong>het</strong> Instituut, op dezelfde<br />

manier naleven <strong>als</strong> deze van toepassing<br />

zijn op de bedrijfsrevisoren.<br />

Afdeling 2. – Rechten en plichten van<br />

de stagemeester<br />

Art. 29. De stagemeester is verantwoordelijk<br />

voor de opleiding van de stagiair.<br />

Teneinde zich ervan te vergewissen<br />

dat deze tot een goed einde wordt gebracht,<br />

is de opleiding beperkt tot drie<br />

stagiairs tegelijkertijd.<br />

De stagemeester die een tuchtstraf krijgt<br />

van meer dan één maand kan gedurende<br />

de periode van opschorting geen stagiairs<br />

opleiden.<br />

Art. 30. Er wordt onderstreept dat de<br />

stagemeester zich moet houden aan de<br />

voorschriften van de Stagecommissie.<br />

Art. 31. Een stagedagboek moet jaarlijks<br />

opgesteld worden. De organisatie<br />

inzake controle van dit document wordt<br />

aan de beoordeling van de partijen overgelaten.<br />

Hoofdstuk IX. – Het<br />

bekwaamheidsexamen<br />

Art. 32. Er wordt in een algemene terminologie<br />

voorzien om de inhoud van<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen te beschrijven.<br />

Het bekwaamheidsexamen beoogt na te<br />

gaan of de stagiair bekwaam is om, in de<br />

naleving van de wetten en de deontologische<br />

regels, <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

uit te oefenen en niet enkel de<br />

136 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

verworven theoretische kennis, vereist<br />

om de wettelijke controle van de jaarrekeningen,<br />

in de praktijk toe te passen.<br />

De toelatingsvoorschriften tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

worden herzien. De<br />

toegang tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is<br />

bestemd voor de stagiairs die aan de verplichtingen<br />

van de stage hebben voldaan,<br />

in plaats van, zo<strong>als</strong> vroeger, een automatische<br />

toelating in de zes laatste maanden<br />

van de stage, met name na twee en een<br />

half jaar stage.<br />

De praktijk heeft aangetoond dat de organisatie<br />

van twee examenzittijden ruimschoots<br />

voldoende is.<br />

Art. 33. Het examen mag in één van de<br />

drie Belgische landstalen afgelegd worden.<br />

De jury van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen is<br />

samengesteld uit drie leden die de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor of van erebedrijfsrevisor<br />

hebben, waarvan maximum<br />

één lid erebedrijfsrevisor is, een professor<br />

van <strong>het</strong> universitair onderwijs of van<br />

<strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair niveau<br />

en één persoon die <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor niet uitoefent.<br />

De duur van de mandaten is drie jaar.<br />

De professor van <strong>het</strong> universitair onderwijs<br />

of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair<br />

niveau draagt niet gelijktijdig de<br />

titel van bedrijfsrevisor. Hij doceert één<br />

van de 19 vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen.<br />

De term “professor” wordt geïnterpreteerd<br />

in de zin van de wet op de<br />

pensioenen van de universiteitsprofessoren.<br />

De professor van <strong>het</strong> universitair onderwijs<br />

of van <strong>het</strong> hoger onderwijs van universitair<br />

niveau oefent de functie uit van<br />

voorzitter van de jury.<br />

Art. 34. Het examen bevat twee delen:<br />

een schriftelijke en een mondelinge<br />

proef.<br />

De inhoud van de schriftelijke proef<br />

wordt door de Stagecommissie bepaald.<br />

De mondelinge proef behelst <strong>het</strong> geheel<br />

van nuttige materies voor de uitoefening<br />

van <strong>het</strong> beroep.<br />

Art. 35. De kandidaat beschikt over<br />

vijf kansen om <strong>het</strong> examen af te leggen<br />

binnen een periode van vijf jaar.<br />

De periode van vijf jaar begint vanaf de<br />

deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

wordt toegelaten.<br />

De stagiair is vrij om uit de tien examenzittijden<br />

de vijf examenzittijden, waaraan<br />

hij wenst deel te nemen, uit te kiezen.<br />

Hoofdstuk X. – Toelating tot de<br />

eed en einde van de stage<br />

Art. 36. Deze bepaling maakt een onderscheid<br />

tussen de toelating tot de eed<br />

en <strong>het</strong> einde van de stage.<br />

De stage eindigt door de beslissing van<br />

de Raad om de stagiair toe te laten tot de<br />

eed, of door <strong>het</strong> ontslag van de stagiair,<br />

of door de schrapping van de stagiair, of<br />

door de gecumuleerde vervaltermijnen<br />

van de stageduur en de duur van de verlenging<br />

van de stage even<strong>als</strong> <strong>het</strong> afleggen<br />

van <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

Voor zover een stagiair niet werd toegelaten<br />

tot de eed blijft hij onderworpen aan<br />

de verplichtingen van de stage, met name<br />

<strong>het</strong> invullen van zijn stagedagboek.<br />

De toelating tot de eed wordt verleend<br />

aan de stagiair die (i) geslaagd is voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen (ii) aan de stageverplichtingen<br />

heeft voldaan en (iii) geen<br />

voorwerp heeft uitgemaakt van een<br />

tuchtprocedure.<br />

Deze voorwaarden zijn cumulatief.<br />

Hoofdstuk XI. – Erkenning van de<br />

bekwaamheden gelijkwaardig met<br />

die van bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />

buitenland<br />

Art. 37. De vrijstelling van de in <strong>het</strong><br />

buitenland gekwalificeerde beroepsbeoefenaars<br />

betreft <strong>het</strong> toelatingsexamen, de<br />

stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen voorzien<br />

in artikelen 32 tot 35 van dit besluit.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 137


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

Artikel 37, §§ 1 en 3, werd herschreven<br />

overeenkomstig de opmerking van de<br />

Raad van State.<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State, dient te worden onderstreept<br />

dat artikel 37, § 2 de bepalingen<br />

herneemt van <strong>het</strong> vroegere artikel 40,<br />

lid 2 van <strong>het</strong> koninklijk besluit betreffende<br />

de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />

en in overeenstemming is met<br />

artikel 44 van de Audit Richtlijn van<br />

17 mei 2006.<br />

De buitenlandse kandidaten moeten blijk<br />

geven van hun adequate kennis van de in<br />

België van kracht zijnde wetten en reglementeringen,<br />

voorzover deze voor de<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

in België relevant zijn. De tekst herneemt<br />

de terminologie uit artikel 14 van de<br />

Richtlijn, naar aanleiding van de bemerking<br />

van de Raad van State.<br />

Worden geacht een gelijkwaardige bekwaamheid<br />

met die van bedrijfsrevisor te<br />

bezitten, de personen die, conform de<br />

wet van kracht in de Lidstaat, erkend zijn<br />

voor de wettelijke controle van de jaarrekeningen<br />

van vennootschappen, voor zover<br />

de wettelijke en reglementaire<br />

voorwaarden voor de toegang tot <strong>het</strong> beroep<br />

in dat land overeenstemmen met<br />

deze voorzien in dit besluit voor wat de<br />

theoretische kennis en de beroepsbekwaamheid<br />

betreft.<br />

Hoofdstuk XII. – Diverse en<br />

opheffingsbepalingen<br />

Art. 38. Het koninklijk besluit van<br />

13 oktober 1987 betreffende de stage van<br />

de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt op<br />

31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering<br />

van artikel 15 dat van toepassing<br />

blijft tot 31 december 2007.<br />

De datum van inwerkingtreding is vastgelegd<br />

op 31 augustus 2007.<br />

De artikelen 11 en 13, § 2 zijn van toepassing<br />

vanaf 1 januari 2008. Voor de<br />

vakken van <strong>het</strong> toelatingsexamen wordt<br />

er een latere datum van inwerkingtreding<br />

voorzien, teneinde de onderwijsinstellingen<br />

toe te laten, in voorkomend geval,<br />

hun programma te herzien.<br />

Een latere datum van inwerkingtreding is<br />

eveneens voorzien voor de oprichting<br />

van de Examencommissie waarvan de<br />

samenstelling en de werking gebonden<br />

zijn aan de vakken onderwezen door de<br />

universiteiten en de economische hogescholen<br />

van <strong>het</strong> lange type.<br />

Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

Hoofdstuk I. – Definities<br />

Artikel 1. § 1. De definities opgenomen<br />

in artikel 2 van de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige<br />

toepassing.<br />

§ 2. Voor de toepassing van onderhavig<br />

besluit wordt verstaan onder:<br />

1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

oprichting van een Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op<br />

<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />

2° <strong>het</strong> huishoudelijk reglement: <strong>het</strong><br />

huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren;<br />

3° de algemene vergadering: de algemene<br />

vergadering van <strong>het</strong> Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> voorzien<br />

in artikel 19 van de wet.<br />

Hoofdstuk II. – De stage in <strong>het</strong><br />

algemeen<br />

Art. 2. § 1. De stage heeft tot doel de<br />

kandidaten tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

voor te bereiden door te voorzien in<br />

hun vorming met betrekking tot de beroepspraktijk<br />

en de plichtenleer.<br />

§ 2. De stage wordt verricht onder <strong>het</strong><br />

toezicht van de Stagecommissie bij een<br />

stagemeester, bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon die of bedrijfsrevisorenkantoor<br />

dat, op <strong>het</strong> ogenblik van de aanvang van<br />

de stage, minstens vijf jaar op <strong>het</strong> openbaar<br />

register is ingeschreven en beantwoordt<br />

aan de door de Stagecommissie<br />

gestelde voorwaarden.<br />

Art. 3. § 1. Onverminderd artikel 27<br />

van de wet, duurt de stage minstens drie<br />

jaar.<br />

138 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

§ 2. De stage wordt voor ten minste<br />

twee derde in een Lidstaat van de Europese<br />

Unie, waarvan één derde in België,<br />

volbracht.<br />

De Stagecommissie waakt erover dat<br />

de activiteit van de stagiair, tijdens de<br />

stageperiode buiten België, op doeltreffende<br />

wijze wordt gevolgd door de stagemeester<br />

in samenwerking met een<br />

persoon die in dat land een hoedanigheid<br />

heeft die <strong>als</strong> gelijkwaardig is erkend met<br />

deze van bedrijfsrevisor.<br />

Hoofdstuk III. – De<br />

Stagecommissie<br />

Art. 4. § 1. Overeenkomstig artikel<br />

28, § 1 van de wet wordt in de schoot van<br />

<strong>het</strong> Instituut een commissie opgericht die<br />

belast is met de organisatie van de toegang<br />

tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor.<br />

Deze commissie wordt de Stagecommissie<br />

genoemd.<br />

§ 2. De Stagecommissie telt tien effectieve<br />

leden. Op de eerste vergadering die<br />

volgt op de jaarlijkse algemene vergadering,<br />

duidt de Raad vier van zijn leden<br />

aan en zes natuurlijke personen, die niet<br />

in de Raad zetelen, die bedrijfsrevisor<br />

zijn of zijn geweest, om deel uit te maken<br />

van de Stagecommissie. Het aantal personen<br />

dat bedrijfsrevisor is geweest, is<br />

beperkt tot drie.<br />

De leden van de Stagecommissie worden<br />

benoemd voor een hernieuwbaar<br />

mandaat van drie jaar.<br />

De voorzitter wordt door de Raad aangeduid<br />

onder de vier leden van de Stagecommissie<br />

die in de Raad zetelen.<br />

§ 3. De Stagecommissie is derwijze samengesteld<br />

dat zij de aanvragen van de<br />

kandidaten kan onderzoeken die zich in<br />

één van de landstalen uitdrukken.<br />

§ 4. Bij afwezigheid van de voorzitter<br />

wordt de vergadering voorgezeten door<br />

<strong>het</strong> aanwezige raadslid met de meeste anciënniteit<br />

op <strong>het</strong> openbaar register.<br />

Art. 5. § 1. De Stagecommissie vergadert<br />

op de schriftelijke uitnodiging van<br />

haar voorzitter, ten minste om de twee<br />

maanden. De oproeping vermeldt de<br />

agenda van de vergadering en is vergezeld<br />

van de vereiste documenten.<br />

§ 2. Op verzoek van de Raad vergadert<br />

de Stagecommissie binnen vijftien dagen<br />

nadat de Raad haar daarom heeft verzocht.<br />

Art. 6. De Stagecommissie kan slechts<br />

geldig beraadslagen wanneer tenminste<br />

vijf leden aanwezig zijn.<br />

De beslissingen van de Stagecommissie<br />

worden bij eenvoudige meerderheid<br />

van stemmen genomen.<br />

Bij staking van stemmen is de stem<br />

van de voorzitter van de Stagecommissie<br />

doorslaggevend.<br />

Art. 7. De beraadslagingen van de Stagecommissie<br />

worden opgenomen in notulen.<br />

Na door de Stagecommissie te zijn<br />

goedgekeurd, worden de notulen ondertekend<br />

door de voorzitter van de Stagecommissie<br />

en minstens één lid die de<br />

vergadering heeft bijgewoond. Zij worden<br />

ten zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard en<br />

een afschrift ervan wordt bij uittreksel<br />

door de voorzitter van de Stagecommissie<br />

aan de verzoeker en aan de leden van<br />

de Stagecommissie bezorgd.<br />

Art. 8. De Stagecommissie organiseert<br />

en beheert de stage, met name:<br />

1° keurt de stageovereenkomsten en de<br />

toelating tot de stage goed;<br />

2° houdt toezicht op <strong>het</strong> goed volbrengen<br />

van de stage zowel wat de stagiair<br />

<strong>als</strong> de stagemeester betreft;<br />

3° dient de Raad, ambtshalve of op<br />

diens vraag, van advies over alle<br />

kwesties betreffende de stage en de<br />

stagiairs;<br />

4° stelt de lijst der stagiairs op en houdt<br />

deze bij;<br />

5° onderzoekt de stagedagboeken;<br />

6° regelt en leidt de aan de stagiairs opgelegde<br />

vakoefeningen;<br />

7° organiseert <strong>het</strong> toelatingsexamen en<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />

8° volgt de opleiding gegeven door de<br />

stagemeester en geeft de nodige<br />

richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding<br />

onvoldoende vindt;<br />

9° kan de stagiairs die niet zijn geslaagd<br />

voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen, bij-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 139


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

komende taken opleggen ter vervolmaking<br />

van hun praktijkopleiding;<br />

10° beslist, in de gevallen bepaald in dit<br />

besluit, over de verlenging of de verkorting<br />

van de stageduur, de opschorting<br />

van de stage, de verandering van<br />

stagemeester en de herneming van de<br />

stage. Behoudens andersluidende bepaling<br />

kan tegen die beslissingen beroep<br />

worden ingesteld bij de Raad;<br />

11° beslist over de vrijstellingen voor <strong>het</strong><br />

toelatingsexamen;<br />

12° stelt aan de Raad de toelating tot de<br />

eed voor volgens de modaliteiten<br />

voorzien in artikel 36, § 1;<br />

13° treedt bemiddelend op in geschillen<br />

tussen stagemeesters en stagiairs;<br />

14° kan aan de Raad alle inlichtingen<br />

meedelen die zij nuttig acht met betrekking<br />

tot een stagemeester of een<br />

stagiair en die zij in <strong>het</strong> kader van<br />

haar werkzaamheden heeft ingewonnen;<br />

15° beslist over de administratieve<br />

schrapping van de stagiairs die hun<br />

stage hebben opgeschort voor een periode<br />

van meer dan vijf jaar.<br />

Art. 9. De Stagecommissie beschikt in<br />

de uitoefening van haar opdracht over de<br />

ruimste middelen van toezicht en onderzoek;<br />

zij kan alle nuttige inlichtingen inwinnen,<br />

de stagiairs en de stagemeesters<br />

verzoeken om voor haar te verschijnen<br />

en zich alle bescheiden doen voorleggen.<br />

Zij kan haar bevoegdheid van toezicht<br />

en onderzoek aan één van haar leden<br />

overdragen.<br />

Art. 10. De Stagecommissie brengt<br />

jaarlijks verslag uit bij de Raad over haar<br />

werkzaamheden. Zij formuleert de opmerkingen<br />

en voorstellen die zij nuttig<br />

acht.<br />

De Raad overhandigt ieder jaar aan de<br />

Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

een verslag over de activiteiten van de<br />

Stagecommissie en over de vormingsactiviteiten<br />

die door <strong>het</strong> Instituut ten behoeve<br />

van de stagiairs werden georganiseerd.<br />

Hoofdstuk IV. – De<br />

Examencommissie<br />

Art. 11. § 1. Een Examencommissie<br />

wordt opgericht.<br />

De Examencommissie is samengesteld<br />

uit personen die de voor <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

voorziene vakken doceren<br />

aan een universiteit of aan een instelling<br />

van <strong>het</strong> hoger onderwijs van <strong>het</strong> lange type.<br />

Onder hen mag tenminste de helft<br />

niet beschikken over de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor.<br />

De leden van de Examencommissie<br />

worden door de Stagecommissie benoemd.<br />

De Examencommissie is samengesteld<br />

uit minstens tien leden. De Examencommissie<br />

bepaalt haar huishoudelijk<br />

reglement dat door de Stagecommissie<br />

wordt goedgekeurd.<br />

§ 2. De Examencommissie is belast<br />

met <strong>het</strong> opstellen van de vragen, de verbetering<br />

van <strong>het</strong> toelatingsexamen, even<strong>als</strong><br />

met de deliberatie van deze examens.<br />

Zij bezorgt de resultaten van de deliberaties<br />

aan de Stagecommissie uiterlijk<br />

twee maanden na de datum van <strong>het</strong> examen.<br />

Hoofdstuk V. – Toelating tot de<br />

stage<br />

Art. 12. Onverminderd de bepalingen<br />

bedoeld in artikel 28, § 1 van de wet, dienen<br />

de kandidaten om tot de stage te worden<br />

toegelaten, houder te zijn van een<br />

masterdiploma overeenkomstig <strong>het</strong> decreet<br />

van de Franse Gemeenschap van<br />

31 maart 2004 betreffende de organisatie<br />

van <strong>het</strong> hoger onderwijs ter bevordering<br />

van de integratie in de Europese ruimte<br />

van <strong>het</strong> hoger onderwijs en betreffende<br />

de herfinanciering van de universiteiten<br />

of overeenkomstig <strong>het</strong> decreet van de<br />

Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003<br />

betreffende de herstructurering van <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs in Vlaanderen.<br />

Art. 13. § 1. De Stagecommissie organiseert<br />

eens per jaar <strong>het</strong> toelatingsexamen<br />

bedoeld in artikel 28, § 1, 2° van de<br />

wet.<br />

Tot <strong>het</strong> examen worden toegelaten de<br />

personen die voldoen aan de voorwaarden<br />

bepaald in de wet en in dit besluit.<br />

140 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

§ 2. Het toelatingsexamen heeft betrekking<br />

op volgende vakken:<br />

1° algemene theorie en de beginselen<br />

van de boekhouding;<br />

2° wettelijke voorschriften en normen<br />

voor de opstelling van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen;<br />

3° internationale standaarden voor jaarrekeningen;<br />

4° financiële analyse;<br />

5° analytische en beleidsboekhouding;<br />

6° risicomanagement en interne beheersing;<br />

7° controleleer en beroepsvaardigheden;<br />

8° wettelijke voorschriften en gedragsen<br />

beroepsnormen betreffende de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

en de daarmee belaste wettelijke<br />

auditors;<br />

9° internationale controlestandaarden;<br />

10° beroepsethiek en onafhankelijkheid;<br />

Het toelatingsexamen heeft ook betrekking<br />

op volgende vakken, voorzover<br />

deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

van belang zijn:<br />

1° vennootschapsrecht en corporate governance;<br />

2° faillissementsrecht en soortgelijke<br />

procedures;<br />

3° belastingrecht;<br />

4° burgerlijk en handelsrecht;<br />

5° socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;<br />

6° informatietechnologieën en informaticasystemen;<br />

7° algemene, financiële en bedrijfseconomie;<br />

8° wiskunde en statistiek;<br />

9° grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer.<br />

Art. 14. § 1. De personen die houder<br />

zijn van een diploma, bedoeld in artikel<br />

12, en van aanvullende getuigschriften,<br />

worden door de Stagecommissie vrijgesteld<br />

van <strong>het</strong> toelatingsexamen over de<br />

theoretische kennis van de vakgebieden<br />

die uitdrukkelijk vermeld staan op hun<br />

diploma of getuigschrift uitgereikt door<br />

de instellingen beoogd in <strong>het</strong> decreet van<br />

de Franse Gemeenschap van 31 maart<br />

2004 betreffende de organisatie van <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs ter bevordering van de<br />

integratie in de Europese ruimte van <strong>het</strong><br />

hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering<br />

van de universiteiten of in <strong>het</strong><br />

decreet van de Vlaamse Regering van<br />

4 april 2003 betreffende de herstructurering<br />

van <strong>het</strong> hoger onderwijs in Vlaanderen<br />

en voor zover aan de in de volgende<br />

paragraaf bepaalde voorwaarden werd<br />

voldaan.<br />

§ 2. De vrijstelling wordt verleend per<br />

vakgebied op voorwaarde dat de aan <strong>het</strong><br />

vakgebied bestede aantal studiepunten<br />

ECTS tenminste overeenstemmen met<br />

<strong>het</strong> aantal studiepunten ECTS die voor<br />

dit vakgebied door de Raad, na advies<br />

van de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, voldoende worden geacht in<br />

<strong>het</strong> kader van de eisen gesteld voor <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor.<br />

Voor de houders van een diploma enkel<br />

uitgedrukt in uren, worden de voorwaarden<br />

uitgedrukt in ECTS in <strong>het</strong><br />

vorige lid begrepen in uren.<br />

§ 3. De door een kandidaat gevraagde<br />

vrijstellingen worden toegekend door de<br />

Stagecommisise overeenkomstig de principes<br />

bedoeld in de eerste en tweede paragraaf<br />

van dit artikel.<br />

Art. 15. Het verzoek om tot de stage<br />

toegelaten te worden is slechts ontvankelijk,<br />

indien de kandidaat geslaagd is in de<br />

proef voorzien in artikel 13 of de in de<br />

artikel 14 bedoelde vrijstellingen heeft<br />

bekomen.<br />

Hoofdstuk VI. – De<br />

stageovereenkomst<br />

Art. 16. § 1. De stageovereenkomst<br />

wordt ter goedkeuring aan de Stagecommissie<br />

voorgelegd. Zij wordt, in drie<br />

exemplaren behoorlijk ondertekend door<br />

de partijen, gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek om<br />

tot de stage toegelaten te worden.<br />

§ 2. De stageovereenkomst mag ondertekend<br />

worden in naam van een bedrijfsrevisorenkantoor,<br />

op voorwaarde dat<br />

deze een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />

aanwijst die aan de in artikel 2,<br />

tweede paragraaf van dit besluit bepaalde<br />

voorwaarden voldoet en die de verantwoordelijkheid<br />

in de hoedanigheid van<br />

stagemeester draagt.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 141


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

§ 3. Na goedkeuring van de overeenkomst<br />

wordt een exemplaar aan de stagiair<br />

en aan de stagemeester toegezonden.<br />

Het derde exemplaar wordt door de Stagecommissie<br />

bewaard.<br />

Art. 17. § 1. De stageovereenkomst<br />

behelst met name:<br />

1° de verbintenis van de partijen om<br />

zich te schikken naar <strong>het</strong> stagereglement<br />

en zich te gedragen naar de onderrichtingen<br />

en richtlijnen die door<br />

<strong>het</strong> Instituut worden verstrekt;<br />

2° de verbintenis van de stagemeester<br />

om in de opleiding van de stagiair te<br />

voorzien door hem te betrekken bij<br />

een voldoende aantal controlewerkzaamheden<br />

die hem in staat stellen de<br />

vereiste beroepservaring op te doen;<br />

3° de verbintenis van de stagiair om<br />

zich met loyauteit aan de stage te wijden<br />

en de beroepsbelangen van de<br />

stagemeester tijdens de stage niet te<br />

schaden.<br />

§ 2. De stageovereenkomst mag de verbintenis<br />

voor de stagiair bevatten om gedurende<br />

drie jaar die volgen op <strong>het</strong> einde<br />

van de stageovereenkomst geen contact<br />

op te nemen met de cliëntèle van de stagemeester<br />

zonder diens schriftelijke toestemming.<br />

Art. 18. § 1. De stage wordt verricht<br />

in <strong>het</strong> kader van een arbeidsovereenkomst<br />

of van een overeenkomst van zelfstandige<br />

dienstverlening afgesloten met<br />

de stagemeester of met <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

waarin de stagemeester<br />

werkzaam is.<br />

§ 2. De stageovereenkomst is ondergeschikt<br />

aan de arbeidsovereenkomst of<br />

aan de overeenkomst van zelfstandige<br />

dienstverlening.<br />

Behoudens andersluidende overeenkomst<br />

tussen de partijen wordt de arbeidsovereenkomst<br />

of de overeenkomst<br />

van zelfstandige dienstverlening, gesloten<br />

vóór de toelating tot de stage, voortgezet<br />

tijdens de stage. De arbeidsovereenkomst<br />

of de overeenkomst van<br />

zelfstandige dienstverlening wordt gelijktijdig<br />

met de stageovereenkomst aan<br />

de Stagecommissie bezorgd. Tijdens de<br />

stage worden de aanhangsels van de<br />

overeenkomst, zodra ondertekend, aan de<br />

Stagecommissie meegedeeld.<br />

Art. 19. § 1. De stagemeester verbindt<br />

zich ertoe een bezoldiging niet lager<br />

dan de minima vastgelegd door de<br />

Stagecommissie te betalen.<br />

§ 2. De stagemeester verbindt zich ertoe<br />

de kosten die betrekking hebben op<br />

de stageseminaries en examens in <strong>het</strong> kader<br />

van <strong>het</strong> gewone verloop van de stage,<br />

voor zijn rekening te nemen.<br />

Hoofdstuk VII. – Verloop van de<br />

stage<br />

Art. 20. De stage vangt aan op de door<br />

de Stagecommissie vastgestelde datum.<br />

Art. 21. De stage bedraagt jaarlijks ten<br />

minste duizend uren revisorale opdrachten<br />

waarvan de aard door de Stagecommissie<br />

wordt vastgelegd.<br />

Art. 22. Wanneer de Stagecommissie<br />

de opleiding van de stagiair onvoldoende<br />

acht of wanneer zij niet beschikt over<br />

voldoende relevante en adequate informatie<br />

om <strong>het</strong> goede verloop van de stage<br />

te beoordelen, kan zij de duur van de stage<br />

meerma<strong>als</strong> verlengen voor een totale<br />

periode van maximaal drie jaar.<br />

Art. 23. § 1. De Stagecommissie kan<br />

tot de stage toelaten en een vermindering<br />

van de duur van de stage toestaan aan die<br />

personen waarvan zij vaststelt dat:<br />

a) zij gedurende zeven jaar beroepsactiviteiten<br />

hebben uitgeoefend op <strong>het</strong><br />

vlak van de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen;<br />

b) zij een ervaring van vijftien jaar hebben<br />

opgedaan op financieel, juridisch<br />

en boekhoudvlak.<br />

c) zij de hoedanigheid hebben van <strong>het</strong>zij<br />

stagiair accountant, <strong>het</strong>zij accountant<br />

en dat zij houder zijn van een diploma<br />

bedoeld in artikel 12 van dit<br />

besluit;<br />

d) zij hun stage gedeeltelijk of volledig<br />

volbracht hebben in een Lidstaat van<br />

de Europese Unie of in een derde<br />

land onder voorbehoud van <strong>het</strong> naleven<br />

van artikel 5 van de wet.<br />

142 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

§ 2. Voor de beoordeling van de duur<br />

van de beroepswerkzaamheden van zeven<br />

en vijftien jaar bedoeld in de eerste<br />

paragraaf, houdt de Stagecommissie rekening<br />

met studies bekrachtigd door een<br />

diploma erkend door de Staat voor een<br />

duur van theoretische opleidingen die<br />

niet korter mogen zijn dan één jaar en die<br />

niet voor meer dan vier jaar in mindering<br />

mogen worden gebracht van de voornoemde<br />

duur van zeven en vijftien jaar.<br />

De duur van de beroepswerkzaamheden<br />

en de praktijkopleiding mag niet korter<br />

zijn dan de duur van de theoretische<br />

opleiding en van de praktijkopleiding<br />

vereist krachtens dit besluit.<br />

§ 3. De beslissing tot vermindering van<br />

de stage, bedoeld in de eerste paragraaf,<br />

is onderworpen aan de volgende voorwaarden:<br />

a) de indiening van een gemotiveerd<br />

verslag gevoegd bij <strong>het</strong> verzoek van<br />

de kandidaat;<br />

b) <strong>het</strong> horen van de kandidaat door twee<br />

leden van de Stagecommissie.<br />

Art. 24. § 1. De Stagecommissie beslist<br />

over de opschorting van de stage op<br />

gemotiveerd verzoek van één van de partijen<br />

betrokken bij de stageovereenkomst.<br />

§ 2. De uitvoering van de stage wordt<br />

geschorst wanneer de stagiair gedurende<br />

meer dan een maand verhinderd is om<br />

zijn stage te volbrengen. Hetzelfde geldt<br />

in geval van tuchtrechtelijke schorsing<br />

van de stagemeester.<br />

Op verzoek van de stagiair of van de<br />

stagemeester, kan de Stagecommissie de<br />

stage opschorten. Het verzoek tot opschorting<br />

van de stage dient te worden<br />

gericht aan de Stagecommissie overeenkomstig<br />

de door haar vastgelegde voorwaarden.<br />

§ 3. De Stagecommissie legt de datum<br />

van aanvang van de opschorting van de<br />

stage vast, even<strong>als</strong> de duur van de opschorting<br />

van de stage.<br />

§ 4. De opschorting of de opeenvolgende<br />

opschortingen van de stage mogen<br />

niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien<br />

deze termijn overschreden wordt, beveelt<br />

de Stagecommissie de schrapping van de<br />

stagiair.<br />

§ 5. De stagiair waarvan de stage werd<br />

opgeschort, is niet meer onderworpen<br />

aan de stageverplichtingen.<br />

Art. 25. De stagiair kan van stagemeester<br />

veranderen, onder de door de<br />

Stagecommissie vastgelegde voorwaarden.<br />

Hoofdstuk VIII. – Rechten en<br />

plichten van de stagiair en van de<br />

stagemeester<br />

Afdeling 1. – Rechten en plichten van<br />

de stagiair<br />

Art. 26. § 1. De stagiair volbrengt<br />

nauwgezet de opdrachten en <strong>het</strong> werk<br />

waarmee de stagemeester hem belast en<br />

volgt diens instructies en richtlijnen op.<br />

§ 2. De stagiair zorgt ervoor dat de eisen<br />

van de Stagecommissie nageleefd<br />

worden.<br />

Art. 27. De stagiair houdt, overeenkomstig<br />

de door de Stagecommissie vastgelegde<br />

voorschriften, een stagedagboek<br />

bij dat een overzicht geeft van de werkzaamheden<br />

die hij heeft verricht of waaraan<br />

hij heeft deelgenomen. Het<br />

stagedagboek wordt bijgehouden met inachtneming<br />

van de nodige discretie.<br />

Art. 28. § 1. De stagiair onderwerpt<br />

zich aan de beslissingen van de Raad en<br />

van de Stagecommissie. Hij leeft de regels<br />

inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren<br />

en van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement van <strong>het</strong> Instituut na.<br />

§ 2. De Stagecommissie kan, omwille<br />

van bijzondere omstandigheden, individuele<br />

afwijkingen toestaan op de door of<br />

krachtens de wet bepaalde regels betreffende<br />

de onverenigbaarheden.<br />

Afdeling 2. – Rechten en plichten van<br />

de stagemeester<br />

Art. 29. De stagemeester mag niet<br />

meer dan drie stagiairs tegelijk opleiden.<br />

Hij staat in voor de goede uitvoering van<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 143


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

de te vervullen voorschriften inzake de<br />

stage.<br />

De stagemeester die een schorsing van<br />

meer dan een maand <strong>als</strong> tuchtstraf opgelegd<br />

krijgt, mag tijdens de schorsingsperiode<br />

geen stagiairs opleiden.<br />

Art. 30. De stagemeester zorgt, overeenkomstig<br />

de voorschriften van de Stagecommissie,<br />

voor de goede deontologische<br />

vorming en beroepsopleiding van de<br />

stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk<br />

toe dat binnen <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> beroep<br />

valt en begeleidt hem bij de uitvoering<br />

ervan.<br />

Art. 31. De stagemeester houdt toezicht<br />

op <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong> stagedagboek<br />

en tekent er zijn opmerkingen in<br />

aan.<br />

De stagiair en de stagemeester ondertekenen<br />

<strong>het</strong> stagedagboek na de opmerkingen,<br />

die de stagemeester erin heeft opgetekend,<br />

te hebben besproken.<br />

Hoofdstuk IX. – Het<br />

bekwaamheidsexamen<br />

Art. 32. § 1. Het bekwaamheidsexamen<br />

strekt ertoe de bekwaamheid van de<br />

stagiair om <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

uit te oefenen, te toetsen.<br />

§ 2. De Stagecommissie laat de stagiairs<br />

die voldaan hebben aan de stageverplichtingen,<br />

toe tot <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

§ 3. Ieder jaar worden twee sessies van<br />

<strong>het</strong> bekwaamheidsexamen ingericht door<br />

de Stagecommissie.<br />

Art. 33. § 1. De bekwaamheid van de<br />

kandidaat om <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

uit te oefenen wordt beoordeeld<br />

door een jury, samengesteld uit één of<br />

meerdere Nederlandstalige, Franstalige<br />

dan wel Duitstalige kamers al naar gelang<br />

de door de kandidaat gekozen landstaal.<br />

§ 2. Elke kamer bestaat uit vijf leden,<br />

namelijk:<br />

onderwijs van universitair niveau, die<br />

één van de vakken voorzien in artikel<br />

13, § 2 doceert en die <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor niet uitoefent;<br />

b) drie bedrijfsrevisoren of erebedrijfsrevisoren,<br />

waaronder hoogstens één<br />

erebedrijfsrevisor;<br />

c) één persoon die <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

niet uitoefent, gekozen<br />

omwille van zijn bijzondere bekendheid<br />

met <strong>het</strong> economisch en sociaal<br />

leven.<br />

§ 3. De voorzitter en de leden van elke<br />

kamer worden voor drie jaar benoemd<br />

door de Raad. De Raad duidt tevens<br />

plaatsvervangende leden aan.<br />

Art. 34. § 1. Het bekwaamheidsexamen<br />

omvat een mondelinge en een<br />

schriftelijke proef.<br />

De inhoud van de schriftelijke proef<br />

wordt bepaald door de Stagecommissie.<br />

De mondelinge proef omvat de toelichting<br />

van de schriftelijke proef, <strong>als</strong>mede<br />

een ondervraging over de beroepspraktijk,<br />

de opdrachten, de<br />

verantwoordelijkheden en de plichtenleer<br />

van de bedrijfsrevisor.<br />

§ 2. De jury beoordeelt niet alleen de<br />

vakbekwaamheid van de kandidaat, maar<br />

ook zijn inzicht in de behoeften van de<br />

gebruikers van revisorale verslagen en<br />

zijn geschiktheid ten aanzien van de verantwoordelijkheden<br />

van een bedrijfsrevisor<br />

in <strong>het</strong> maatschappelijk verkeer.<br />

Art. 35. § 1. De met redenen omklede<br />

beslissing van de jury wordt aan de<br />

Stagecommissie meegedeeld.<br />

De beslissing van de jury kan een aanbeveling<br />

behelzen, gericht aan de Stagecommissie,<br />

om de kandidaat bijkomende<br />

werkzaamheden op te leggen.<br />

§ 2. De kandidaat kan <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

vijf maal afleggen binnen<br />

een periode van vijf jaar te rekenen vanaf<br />

de deliberatie waarbij de stagiair tot <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen wordt toegelaten.<br />

a) een voorzitter, professor van <strong>het</strong> universitair<br />

onderwijs of van <strong>het</strong> hoger<br />

144 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

Hoofdstuk X. – Toelating tot de<br />

eed en beëindiging van de stage<br />

Art. 36. § 1. De Stagecommissie stelt<br />

aan de Raad voor om de stagiair, die aan<br />

de volgende voorwaarden voldoet, tot de<br />

eedaflegging toe te laten:<br />

1° geslaagd zijn voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen;<br />

2° voldaan hebben aan de stageverplichtingen;<br />

3° niet <strong>het</strong> voorwerp uitmaken van een<br />

tuchtprocedure.<br />

§ 2. De stage eindigt door:<br />

1° de beslissing van de Raad om de stagiair<br />

toe te laten tot de eedaflegging;<br />

2° <strong>het</strong> ontslag van de stagiair;<br />

3° de schrapping van de stagiair;<br />

4° <strong>het</strong> verstrijken van de termijnen bedoeld<br />

in de artikelen 3, § 1, 22 en 35,<br />

§ 2 van dit besluit.<br />

Hoofdstuk XI. – Erkenning van de<br />

bekwaamheden gelijkwaardig met<br />

die van bedrijfsrevisor in <strong>het</strong><br />

buitenland<br />

Art. 37. § 1. De personen die in een<br />

Lidstaat van de Europese Unie een hoedanigheid<br />

bezitten die gelijkwaardig is<br />

met die van bedrijfsrevisor, zijn vrijgesteld<br />

van <strong>het</strong> toelatingsexamen, de stage<br />

en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen.<br />

§ 2. Onverminderd de naleving van internationale<br />

verdragen waarbij België<br />

partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid,<br />

personen die in een andere<br />

dan een Lidstaat van de Europese Unie<br />

een gelijkwaardige hoedanigheid bezitten,<br />

eveneens van <strong>het</strong> toelatingsexamen,<br />

de stage en <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen<br />

vrijstellen.<br />

§ 3. In de gevallen bedoeld in de eerste<br />

en tweede paragraaf van onderhavig artikel<br />

organiseert de Raad een examen met<br />

de bedoeling zich ervan te vergewissen<br />

dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven<br />

van een adequate kennis van de in<br />

België van kracht zijnde wetten en reglementeringen,<br />

voorzover deze voor de<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

in België relevant zijn.<br />

Hoofdstuk XII. – Diverse en<br />

opheffingsbepalingen<br />

Art. 38. § 1. Het koninklijk besluit<br />

van 13 oktober 1987 betreffende de stage<br />

van de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt<br />

op 31 augustus 2007 opgeheven, met uitzondering<br />

van artikel 15 dat van toepassing<br />

blijft tot 31 december 2007.<br />

§ 2. Onderhavig besluit treedt in werking<br />

op 31 augustus 2007, met uitzondering<br />

van de artikelen 11 en 13, § 2, die in<br />

werking treden op 1 januari 2008.<br />

Art. 39. Onze Minister van Economie<br />

is belast met de uitvoering van dit besluit.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 145


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

18.3 Richtlijn 2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />

de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen<br />

78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende<br />

intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad<br />

(PB. L. 157, 9 juni 2006)<br />

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE<br />

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,<br />

Gelet op <strong>het</strong> Verdrag tot oprichting van<br />

de Europese Gemeenschap, en met name<br />

op artikel 44, lid 2, onder g),<br />

Gezien <strong>het</strong> voorstel van de Commissie,<br />

Gezien <strong>het</strong> advies van <strong>het</strong> Europees Economisch<br />

en Sociaal Comité,<br />

Handelend volgens de procedure van<br />

artikel 251 van <strong>het</strong> Verdrag,<br />

Overwegende <strong>het</strong>geen volgt:<br />

(1) Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de<br />

Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening<br />

van bepaalde vennootschapsvormen,<br />

Zevende Richtlijn 83/349/EEG<br />

van de Raad van 13 juni 1983 betreffende<br />

de geconsolideerde jaarrekening,<br />

Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van<br />

8 december 1986 betreffende de jaarrekening<br />

en de geconsolideerde jaarrekening<br />

van banken en andere financiële<br />

instellingen en Richtlijn 91/674/EEG van<br />

de Raad van 19 december 1991 betreffende<br />

de jaarrekening en de geconsolideerde<br />

jaarrekening van verzekeringsondernemingen<br />

schrijven momenteel<br />

voor dat de jaarrekening of de geconsolideerde<br />

jaarrekening moet worden gecontroleerd<br />

door een of meer personen die<br />

hiertoe bevoegd zijn.<br />

(2) De voorwaarden voor de toelating<br />

van voor de uitvoering van de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen verantwoordelijke<br />

personen zijn vastgelegd in Achtste<br />

Richtlijn 84/253/EEG van de Raad<br />

van 10 april 1984 inzake de toelating van<br />

personen, belast met de wettelijke controle<br />

van boekhoudbescheiden.<br />

(3) Omdat een geharmoniseerde aanpak<br />

van de problematiek van de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen in de<br />

Gemeenschap ontbrak, heeft de Commissie<br />

in haar mededeling van 1998 betreffende<br />

“de Wettelijke controle in de<br />

Europese Unie: verdere maatregelen”<br />

voorgesteld een comité wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen in <strong>het</strong> leven te roepen,<br />

dat in nauw overleg met <strong>het</strong><br />

auditberoep en de lidstaten verdere maatregelen<br />

op dit terrein zou uitwerken.<br />

(4) Op basis van de werkzaamheden<br />

van dit comité heeft de Commissie op<br />

15 november 2000 een aanbeveling inzake<br />

“waarborging van de kwaliteit van de<br />

wettelijke controle in de Europese Unie:<br />

minimumvereisten” gepubliceerd en op<br />

16 mei 2002 een andere aanbeveling over<br />

“de onafhankelijkheid van de met de<br />

wettelijke controle belaste accountant in<br />

de EU: basisbeginselen”.<br />

(5) Deze richtlijn beoogt een hoge mate<br />

van – maar geen volledige – harmonisatie<br />

van de voorschriften inzake de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen tot<br />

stand te brengen. Een lidstaat die de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen eist,<br />

kan strengere voorschriften hanteren,<br />

tenzij in deze richtlijn anders bepaald.<br />

(6) De vakbekwaamheid op <strong>het</strong> gebied<br />

van controle van jaarrekeningen die de<br />

wettelijke auditor op grond van deze<br />

richtlijn hebben verworven, wordt <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />

beschouwd. De lidstaten mogen<br />

bijgevolg niet meer kunnen<br />

verlangen dat de meerderheid van de<br />

stemrechten in een auditkantoor in <strong>het</strong><br />

bezit moet zijn van of dat de meerderheid<br />

146 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

van de leden van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />

bestuursorgaan van een auditkantoor<br />

moet bestaan uit wettelijke auditors die<br />

aldaar zijn toegelaten.<br />

(7) Voor de uitvoering van wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen is een adequate<br />

kennis vereist van vakgebieden zo<strong>als</strong><br />

vennootschapsrecht, belastingrecht en<br />

socialezekerheidsrecht. Deze kennis<br />

dient te worden getoetst voordat een wettelijke<br />

auditor uit een andere lidstaat kan<br />

worden toegelaten.<br />

(8) Ter bescherming van derden dienen<br />

alle toegelaten wettelijke auditors en auditkantoren<br />

te worden ingeschreven in<br />

een register dat toegankelijk is voor <strong>het</strong><br />

publiek en dat alle essentiële gegevens<br />

over wettelijke auditors en auditkantoren<br />

bevat.<br />

(9) Wettelijke auditors dienen de hoogste<br />

ethische normen in acht te nemen. Zij<br />

moeten derhalve aan een strenge beroepsethiek<br />

onderworpen zijn, die ten<br />

minste betrekking heeft op hun verantwoordelijkheid<br />

voor <strong>het</strong> openbaar belang,<br />

hun integriteit en objectiviteit,<br />

<strong>als</strong>mede hun vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.<br />

De verantwoordelijkheid van<br />

de wettelijke auditors voor <strong>het</strong> openbaar<br />

belang houdt in dat een grotere kring van<br />

personen en instellingen vertrouwt op de<br />

kwaliteit van <strong>het</strong> werk van deze wettelijke<br />

auditors. Controles van de jaarrekeningen<br />

van goede kwaliteit dragen bij<br />

aan een behoorlijke werking van de<br />

markten door de integriteit en efficiëntie<br />

van de jaarrekeningen te vergroten. De<br />

Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften<br />

uitvoeringsmaatregelen inzake<br />

de beroepsethiek vaststellen.<br />

Daarbij zouden de beginselen in de Code<br />

of Ethics van de International Federation<br />

of Accountants (IFAC) in aanmerking<br />

genomen kunnen worden.<br />

(10) Het is van belang dat wettelijke<br />

auditors en auditkantoren de privacy van<br />

hun cliënten respecteren. Zij dienen derhalve<br />

onderworpen te zijn aan strikte regels<br />

op <strong>het</strong> gebied van vertrouwelijkheid<br />

en beroepsgeheim. Deze regels mogen<br />

evenwel geen belemmering vormen voor<br />

de correcte handhaving van deze richtlijn.<br />

Deze geheimhoudingsregels dienen<br />

eveneens van toepassing te zijn op wettelijke<br />

auditors en auditkantoren die niet<br />

langer betrokken zijn bij een specifieke<br />

controleopdracht.<br />

(11) Wettelijke auditors en auditkantoren<br />

dienen onafhankelijk te zijn wanneer<br />

zij wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

uitvoeren. Zij kunnen de gecontroleerde<br />

entiteit informeren over kwesties<br />

die verband houden met de controle,<br />

maar moeten zich afzijdig houden van de<br />

interne besluitvormingsprocessen van de<br />

gecontroleerde entiteit. Indien zij in een<br />

situatie komen te verkeren waarin de bedreiging<br />

voor hun onafhankelijkheid,<br />

zelfs na <strong>het</strong> nemen van veiligheidsmaatregelen<br />

om die bedreiging in te perken, te<br />

groot is, dienen zij de controleopdracht<br />

neer te leggen of ervan af te zien. De conclusie<br />

dat er een relatie bestaat die de onafhankelijkheid<br />

van de auditor in <strong>het</strong><br />

gedrang brengt, kan voor de relatie tussen<br />

de auditor en de gecontroleerde entiteit<br />

anders uitvallen dan voor die tussen<br />

<strong>het</strong> netwerk en de gecontroleerde entiteit.<br />

Wanneer een groepsauditor <strong>als</strong> bedoeld<br />

in artikel 2, punt 14, of een soortgelijke<br />

entiteit <strong>als</strong> bedoeld in artikel 45 van<br />

Richtlijn 86/635/EEG krachtens nationale<br />

voorschriften lid mag of moet zijn van<br />

een controle-entiteit zonder winstoogmerk,<br />

zou een objectieve, redelijke en<br />

goed ingelichte partij niet tot de conclusie<br />

komen dat de op lidmaatschap berustende<br />

relatie de onafhankelijkheid van de<br />

wettelijke auditor in <strong>het</strong> gedrang brengt,<br />

op voorwaarde dat, wanneer een dergelijke<br />

entiteit een wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen bij één van haar leden uitvoert,<br />

de beginselen van onafhankelijkheid<br />

van toepassing zijn op de auditors<br />

die de controle van een jaarrekening uitvoeren,<br />

<strong>als</strong>mede op degenen die wellicht<br />

invloed kunnen uitoefenen op de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen. Bedreigingen<br />

voor de onafhankelijkheid<br />

van een wettelijke auditor of auditkantoor<br />

zijn bijvoorbeeld een direct of indirect<br />

financieel belang in de<br />

gecontroleerde entiteit en de verrichting<br />

van bijkomende niet-controlediensten.<br />

Ook kan de hoogte van <strong>het</strong> van één gecontroleerde<br />

entiteit ontvangen honorarium<br />

en/of de honorariumstructuur een<br />

bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid<br />

van een wettelijke auditor of auditkantoor.<br />

Tot de veiligheidsmaatregelen<br />

die kunnen worden genomen om deze<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 147


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

bedreiging af te zwakken of weg te nemen,<br />

behoren verboden, beperkingen, andere<br />

beleids- en proceduremaatregelen<br />

<strong>als</strong>mede openbaarmaking. Wettelijke auditors<br />

en auditkantoren dienen de verrichting<br />

van bijkomende nietcontrolediensten<br />

die hun onafhankelijkheid<br />

in <strong>het</strong> gedrang brengen, te weigeren.<br />

De Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften<br />

uitvoeringsmaatregelen<br />

inzake de onafhankelijkheid<br />

vaststellen. Daarbij kan de Commissie<br />

rekening houden met de beginselen in<br />

haar reeds aangehaalde Aanbeveling van<br />

16 mei 2002 over “de onafhankelijkheid<br />

van de met de wettelijke controle belaste<br />

accountant in de EU: basisbeginselen”.<br />

Om de onafhankelijkheid van wettelijke<br />

auditors te kunnen bepalen, dient <strong>het</strong> begrip<br />

“netwerk” waarvan wettelijke auditors<br />

deel uitmaken, duidelijk te zijn. In<br />

dit verband dienen verscheidene omstandigheden<br />

in aanmerking te worden genomen,<br />

zo<strong>als</strong> gevallen waarin een structuur<br />

<strong>als</strong> netwerk kan worden gedefinieerd omdat<br />

deze op winst- of kostendeling gericht<br />

is. De criteria om aan te tonen dat er<br />

sprake is van een netwerk, dienen aan de<br />

hand van alle bekende feitelijke omstandigheden,<br />

zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> bestaan van gezamenlijke<br />

vaste cliënten, te worden<br />

beoordeeld en afgewogen.<br />

(12) In geval van zelftoetsing of een eigen<br />

belang dient, waar dit dienstig is om<br />

de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />

auditors of auditkantoren te waarborgen,<br />

de lidstaat en niet de wettelijke auditor of<br />

<strong>het</strong> auditkantoor te kunnen bepalen of de<br />

wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor de<br />

controleopdracht van een cliënt dient<br />

neer te leggen of daarvan dient af te zien.<br />

Dit mag evenwel niet leiden tot een situatie<br />

waarin de lidstaten een algemene verplichting<br />

hebben te voorkomen dat de<br />

wettelijke auditors of auditkantoren nietcontrolediensten<br />

voor hun cliënten verrichten.<br />

Om te bepalen of <strong>het</strong> in geval<br />

van een eigen belang of zelftoetsing beter<br />

is dat een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />

geen wettelijke controles uitvoert<br />

om zijn onafhankelijkheid te<br />

waarborgen, dient o.a. in aanmerking te<br />

worden genomen of de gecontroleerde<br />

organisatie van openbaar belang al dan<br />

niet effecten heeft uitgegeven die zijn<br />

toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />

markt, <strong>als</strong> bedoeld in artikel 4,<br />

lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG<br />

van <strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />

van 21 april 2004 betreffende markten<br />

voor financiële instrumenten.<br />

(13) Het is van belang dat alle bij <strong>het</strong><br />

Gemeenschapsrecht voorgeschreven wettelijke<br />

controles van de jaarrekeningen<br />

steeds van goede kwaliteit zijn. Deze<br />

controles dienen derhalve te worden uitgevoerd<br />

met inachtneming van internationale<br />

controlestandaarden. Deze<br />

internationale controlestandaarden dienen<br />

te worden genomen overeenkomstig<br />

Besluit 1999/468/EG van de Raad van<br />

28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden<br />

voor de uitoefening van de aan<br />

de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.<br />

Een technisch comité of een<br />

groep inzake wettelijke controles van<br />

jaarrekeningen zal de Commissie bijstaan<br />

bij de beoordeling van de technische<br />

degelijkheid van alle internationale<br />

controlestandaarden en dient hierbij ook<br />

<strong>het</strong> stelsel van publieke toezichthoudende<br />

instanties van de lidstaten te betrekken.<br />

Om een maximale harmonisatie te<br />

bereiken, mag <strong>het</strong> de lidstaten alleen<br />

worden toegestaan aanvullende nationale<br />

procedures of voorschriften voor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

verplicht te stellen indien deze voortvloeien<br />

uit specifieke nationale wettelijke<br />

vereisten die met <strong>het</strong> voorwerp van de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />

de geconsolideerde jaarrekeningen verband<br />

houden, d.w.z. dat deze voorschriften<br />

niet zijn vervat in de goedgekeurde<br />

internationale controlestandaarden. De<br />

lidstaten kunnen deze aanvullende procedures<br />

voor de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen handhaven, totdat de procedures<br />

of voorschriften zijn vervat in later<br />

goedgekeurde internationale<br />

controlestandaarden. Mochten de goedgekeurde<br />

ISA’s evenwel controlewerkzaamheden<br />

bevatten waarvan de<br />

uitvoering tot een specifiek juridisch<br />

conflict met <strong>het</strong> nationaal recht zou leiden<br />

<strong>als</strong> gevolg van specifieke nationale<br />

voorschriften inzake <strong>het</strong> voorwerp van de<br />

controle van jaarrekeningen, kunnen de<br />

lidstaten <strong>het</strong> conflicterende gedeelte van<br />

de internationale controlestandaarden<br />

uitsluiten zolang dit conflict bestaat, mits<br />

de in artikel 26, lid 3, genoemde maatregelen<br />

worden genomen. Elke toevoeging<br />

of uitsluiting door de lidstaten dient bij te<br />

148 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

dragen tot een grote mate van geloofwaardigheid<br />

van de jaarrekeningen van<br />

ondernemingen en dient bevorderlijk te<br />

zijn voor <strong>het</strong> openbaar belang. Dit houdt<br />

in dat de lidstaten bijvoorbeeld een bijkomend<br />

verslag van de wettelijke auditors<br />

gericht aan <strong>het</strong> toezichthoudende orgaan<br />

kunnen eisen of andere verslaggevingsof<br />

controle-eisen kunnen stellen op basis<br />

van de nationale regelgeving inzake<br />

deugdelijk bestuur.<br />

(14) Opdat een internationale controlestandaard<br />

door de Commissie wordt<br />

goedgekeurd voor toepassing in de Gemeenschap,<br />

moet deze internationaal algemeen<br />

aanvaard zijn en tevens volgens<br />

een open en transparante procedure en<br />

met volledige medewerking van alle belanghebbenden<br />

zijn opgesteld, zodat hij<br />

de geloofwaardigheid van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen vergroot<br />

en bevorderlijk is voor <strong>het</strong> Europees<br />

openbaar belang. De noodzaak van<br />

goedkeuring van een International Auditing<br />

Practice Statement <strong>als</strong> onderdeel van<br />

een standaard dient overeenkomstig Besluit<br />

1999/468/EG per geval te worden<br />

beoordeeld. De Commissie dient er zorg<br />

voor te dragen dat voorafgaand aan <strong>het</strong><br />

goedkeuringsproces wordt onderzocht of<br />

aan deze eisen is voldaan, en aan <strong>het</strong> door<br />

deze richtlijn ingestelde comité verslag<br />

uit te brengen over <strong>het</strong> resultaat van dit<br />

onderzoek.<br />

(15) In geval van geconsolideerde jaarrekeningen<br />

is <strong>het</strong> van belang dat de verantwoordelijkheden<br />

van de wettelijke<br />

auditors die onderdelen van de groep<br />

controleren, duidelijk zijn afgebakend.<br />

Daartoe dient de groepsauditor de volledige<br />

verantwoordelijkheid te dragen voor<br />

de controleverklaring.<br />

(16) Om vennootschappen die dezelfde<br />

standaarden voor jaarrekeningen toepassen<br />

beter met elkaar te kunnen<br />

vergelijken en om <strong>het</strong> publieke vertrouwen<br />

in de controlefunctie te versterken,<br />

kan de Commissie een gemeenschappelijke<br />

controleverklaring invoeren voor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen of<br />

geconsolideerde jaarrekeningen die op<br />

basis van goedgekeurde internationale<br />

standaarden voor jaarrekeningen zijn opgesteld,<br />

tenzij op communautair niveau<br />

een passende standaard voor deze verklaring<br />

is goedgekeurd.<br />

(17) Regelmatige inspecties vormen<br />

een goed instrument om tot wettelijke<br />

controles van de jaarrekeningen te komen<br />

die constant van degelijke kwaliteit<br />

zijn. Wettelijke auditors en auditkantoren<br />

dienen daarom onderworpen te zijn aan<br />

een kwaliteitsborgingsstelsel dat op zodanige<br />

wijze is opgezet dat <strong>het</strong> los staat<br />

van de wettelijke auditors en auditkantoren<br />

die in <strong>het</strong> kader ervan worden beoordeeld.<br />

Met <strong>het</strong> oog op de toepassing van<br />

artikel 29 inzake kwaliteitsborgingsstelsels<br />

kunnen de lidstaten beslissen dat<br />

wanneer afzonderlijke wettelijke auditors<br />

een gezamenlijk kwaliteitsborgingsbeleid<br />

hebben, alleen de vereisten ten aanzien<br />

van auditkantoren in aanmerking hoeven<br />

te worden genomen. De lidstaten kunnen<br />

<strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel zodanig opzetten<br />

dat elke afzonderlijke wettelijke<br />

auditor ten minste om de zes jaar aan een<br />

kwaliteitsbeoordeling wordt onderworpen.<br />

In dit verband dient de financiering<br />

van <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel gevrijwaard<br />

te zijn van oneigenlijke beïnvloeding.<br />

De Commissie dient de<br />

bevoegdheid te hebben om uitvoeringsmaatregelen<br />

goed te keuren op punten<br />

die van belang zijn voor de organisatie<br />

van kwaliteitsborgingsstelsels en met betrekking<br />

tot de financiering daarvan,<br />

wanneer <strong>het</strong> publieke vertrouwen in <strong>het</strong><br />

kwaliteitsborgingsstelsel ernstig is geschaad.<br />

De stelsels van publiek toezicht<br />

van de lidstaten dienen aangemoedigd te<br />

worden om tot een gecoördineerde benadering<br />

van de uitvoering van kwaliteitsbeoordelingen<br />

te komen, teneinde<br />

onnodige lasten voor de betrokken partijen<br />

te voorkomen.<br />

(18) Onderzoeken en passende sancties<br />

dragen bij tot de preventie en bestraffing<br />

van inadequaat uitgevoerde<br />

wettelijke controles van de jaarrekeningen.<br />

(19) De wettelijke auditors en auditkantoren<br />

dienen hun werk met de vereiste<br />

zorg uit te voeren en dienen derhalve<br />

aansprakelijk gesteld te kunnen worden<br />

voor financiële schade die een gevolg is<br />

van <strong>het</strong> ontbreken van de vereiste zorg.<br />

De mogelijkheid om een beroeps-WAverzekering<br />

af te sluiten kan afhankelijk<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 149


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

worden gesteld van de vraag of voor wettelijke<br />

auditors en auditkantoren een onbeperkte<br />

financiële aansprakelijkheid<br />

geldt. De Commissie zal deze kwestie<br />

onderzoeken, rekening houdend met <strong>het</strong><br />

feit dat de aansprakelijkheidsregelingen<br />

van de lidstaten aanzienlijke verschillen<br />

kunnen vertonen.<br />

(20) De lidstaten dienen een doeltreffend<br />

stelsel op te zetten voor de uitoefening<br />

van publiek toezicht op wettelijke<br />

auditors en auditkantoren. Dit stelsel<br />

dient gebaseerd te zijn op <strong>het</strong> beginsel<br />

dat <strong>het</strong> toezicht wordt uitgeoefend door<br />

de lidstaat van herkomst. De op <strong>het</strong> publiek<br />

toezicht van toepassing zijnde wettelijke<br />

regelingen dienen een<br />

doeltreffende samenwerking op Gemeenschapsniveau<br />

van de toezichtsactiviteiten<br />

van de lidstaten mogelijk te maken.<br />

Het stelsel van publiek toezicht dient te<br />

worden beheerd door personen die zelf<br />

geen beroepsbeoefenaars zijn, maar voldoende<br />

bekend zijn met de vakgebieden<br />

die van belang zijn voor de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen. De niet-beroepsbeoefenaars<br />

kunnen specialisten<br />

zijn die nooit verbonden zijn geweest<br />

met <strong>het</strong> auditberoep, dan wel voormalige<br />

wettelijke auditors. De lidstaten kunnen<br />

echter toestaan dat een minderheid van<br />

wettelijke auditors wordt betrokken bij<br />

<strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />

toezicht. De nationale bevoegde autoriteiten<br />

dienen onderling samen te werken<br />

wanneer dat nodig is voor de vervulling<br />

van hun taken op <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> toezicht<br />

op de wettelijke auditors en auditkantoren<br />

die door hen zijn toegelaten.<br />

Een dergelijke samenwerking kan er in<br />

aanzienlijke mate toe bijdragen dat de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen in<br />

de Gemeenschap steeds van hoge kwaliteit<br />

is. Aangezien op Europees niveau<br />

moet worden gezorgd voor efficiënte samenwerking<br />

en coördinatie tussen de<br />

door de lidstaten aangewezen bevoegde<br />

autoriteiten, mag de aanwijzing van één<br />

voor de samenwerking verantwoordelijke<br />

instelling niet beletten dat elke autoriteit<br />

rechtstreeks samenwerkt met de<br />

overige bevoegde autoriteiten van de lidstaten.<br />

(21) Om naleving van artikel 32, lid 3<br />

(Beginselen van <strong>het</strong> publiek toezicht) te<br />

waarborgen, wordt een persoon die geen<br />

beroepsbeoefenaar is, geacht voldoende<br />

bekend te zijn met de vakgebieden die<br />

voor de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

van belang zijn, <strong>als</strong> hij op grond<br />

van vroegere beroepsuitoefening bekwaam<br />

is of <strong>als</strong> hij kennis bezit op ten<br />

minste een van de in artikel 8 genoemde<br />

vakgebieden.<br />

(22) De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

dient te worden benoemd door<br />

de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering<br />

van de gecontroleerde entiteit.<br />

Om de onafhankelijkheid van de<br />

wettelijke auditor te beschermen, is <strong>het</strong><br />

van belang dat deze alleen kan worden<br />

ontslagen wanneer daar gegronde redenen<br />

toe zijn, die aan de voor <strong>het</strong> publiek<br />

toezicht verantwoordelijke autoriteit of<br />

autoriteiten dienen te worden meegedeeld.<br />

(23) Aangezien organisaties van openbaar<br />

belang sterker in de kijker lopen en<br />

economisch belangrijker zijn, dienen er<br />

aan de wettelijke controle van hun jaarrekening<br />

of geconsolideerde jaarrekening<br />

strengere eisen te worden gesteld.<br />

(24) Auditcomités en doeltreffende internebeheersingssystemen<br />

dragen ertoe<br />

bij dat de financiële, operationele en nalevingsrisico’s<br />

tot een minimum worden<br />

gereduceerd en verhogen tevens de kwaliteit<br />

van de financiële verslaggeving. De<br />

lidstaten kunnen rekening houden met de<br />

Aanbeveling van de Commissie van<br />

15 februari 2005 betreffende de taak van<br />

niet bij <strong>het</strong> dagelijks bestuur betrokken<br />

bestuurders of commissarissen van<br />

beursgenoteerde ondernemingen en betreffende<br />

de comités van de raad van bestuur<br />

of van de raad van commissarissen,<br />

waarin de instelling en <strong>het</strong> functioneren<br />

van auditcomités worden uiteengezet. De<br />

lidstaten kunnen bepalen dat de aan <strong>het</strong><br />

auditcomité of een orgaan met soortgelijke<br />

bevoegdheden toegewezen taken worden<br />

uitgevoerd door <strong>het</strong> leidinggevende<br />

of <strong>het</strong> toezichthoudende orgaan <strong>als</strong> geheel.<br />

Wettelijke auditors en auditkantoren<br />

zijn op geen enkele wijze<br />

onderworpen aan <strong>het</strong> auditcomité, wat de<br />

in artikel 41 bedoelde taken daarvan betreft.<br />

(25) De lidstaten kunnen besluiten organisaties<br />

van openbaar belang die in-<br />

150 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

stellingen voor collectieve belegging zijn<br />

waarvan de effecten zijn toegelaten tot de<br />

handel op een gereglementeerde markt,<br />

vrij te stellen van de verplichting tot <strong>het</strong><br />

hebben van een auditcomité. Daarbij<br />

wordt in aanmerking genomen dat <strong>het</strong><br />

niet altijd passend is van een auditcomité<br />

gebruik te maken wanneer de functie van<br />

een instelling voor collectieve belegging<br />

uitsluitend bestaat in <strong>het</strong> bijeenbrengen<br />

van de activa. De financiële verslaggeving<br />

en aanverwante risico’s zijn niet<br />

vergelijkbaar met die van andere organisaties<br />

van openbaar belang. Bovendien<br />

opereren instellingen voor collectieve belegging<br />

in effecten (icbe’s) en hun beheermaatschappijen<br />

binnen een strikt<br />

omschreven regelgevingskader en zijn<br />

onderworpen aan specifieke bestuursmechanismen,<br />

zo<strong>als</strong> controles door hun bewaarders.<br />

Ten aanzien van instellingen<br />

voor collectieve belegging die niet zijn<br />

geharmoniseerd uit hoofde van Richtlijn<br />

85/611/EEG, maar onderworpen zijn aan<br />

veiligheidsmaatregelen die gelijkwaardig<br />

zijn aan die waarin laatstgenoemde<br />

richtlijn voorziet, dienen de lidstaten in<br />

dit bijzondere geval de mogelijkheid te<br />

hebben om te bepalen dat zij op dezelfde<br />

wijze worden behandeld <strong>als</strong> geharmoniseerde<br />

instellingen voor collectieve belegging<br />

in de Gemeenschap.<br />

(26) Ter versterking van de onafhankelijkheid<br />

van de wettelijke auditors van<br />

organisaties van openbaar belang<br />

dient/dienen de voornaamste vennoot/vennoten<br />

die deze organisaties controleert/controleren,<br />

te rouleren. Daartoe<br />

dienen de lidstaten te bepalen dat de<br />

voornaamste vennoot/vennoten bij een<br />

gecontroleerde organisatie wordt/worden<br />

vervangen, terwijl wordt toegestaan<br />

dat <strong>het</strong> auditkantoor waaraan de voornaamste<br />

vennoot/vennoten verbonden<br />

is/zijn, de wettelijke auditor van die instelling<br />

blijft. Bij wijze van alternatief<br />

mag een lidstaat die dit passend acht om<br />

de gestelde doelen te verwezenlijken, onverminderd<br />

artikel 42, lid 2, een wisseling<br />

van auditkantoor verlangen.<br />

(27) Als gevolg van de verwevenheid<br />

van de kapitaalmarkten is <strong>het</strong> tevens<br />

noodzakelijk dat auditors van derde landen<br />

degelijk werk afleveren wanneer dit<br />

van belang is voor de Europese kapitaalmarkt.<br />

De betrokken auditors dienen bijgevolg<br />

in een register te worden<br />

ingeschreven, zodat zij onderworpen zijn<br />

aan kwaliteitsbeoordelingen en aan de<br />

onderzoeks- en sanctieregeling. Vrijstellingen<br />

op basis van wederkerigheid dienen<br />

mogelijk te zijn na een door de<br />

Commissie in samenwerking met de lidstaten<br />

verrichte gelijkwaardigheidstoetsing.<br />

Een instelling die effecten heeft<br />

uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel<br />

op een gereglementeerde markt, <strong>als</strong><br />

bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />

Richtlijn 2004/39/EG, dient evenwel altijd<br />

te worden gecontroleerd door een auditor<br />

die <strong>het</strong>zij is ingeschreven in een<br />

lidstaat, <strong>het</strong>zij onder toezicht staat van de<br />

bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong> derde land<br />

waaruit hij komt, indien de Commissie of<br />

een lidstaat heeft erkend dat dat derde<br />

land voldoet aan vereisten die gelijkwaardig<br />

zijn aan de in de Gemeenschap<br />

gehanteerde vereisten inzake toezichtbeginselen,<br />

kwaliteitsborgingsstelsels en<br />

onderzoeks- en sanctieregelingen, en indien<br />

de erkenning op wederkerigheid berust.<br />

Indien een lidstaat een<br />

kwaliteitsborgingsstelsel van een derde<br />

land <strong>als</strong> gelijkwaardig aanmerkt, betekent<br />

dit niet dat andere lidstaten verplicht<br />

zijn tot <strong>het</strong> aanvaarden van deze nationale<br />

gelijkwaardigheidsbeoordeling, en<br />

maakt dit <strong>het</strong> besluit van de Commissie<br />

ook niet overbodig.<br />

(28) Gezien de complexiteit van controles<br />

van de jaarrekeningen bij internationale<br />

groepen is een goede<br />

samenwerking vereist tussen de bevoegde<br />

autoriteiten van de lidstaten en die van<br />

derde landen. De lidstaten dienen er dan<br />

ook op toe te zien dat controle- en andere<br />

documenten via de nationale bevoegde<br />

autoriteiten toegankelijk zijn voor bevoegde<br />

autoriteiten van derde landen.<br />

Teneinde de rechten van de betrokken<br />

partijen te beschermen en deze controleen<br />

andere documenten tegelijkertijd gemakkelijk<br />

toegankelijk te maken, is <strong>het</strong><br />

aangewezen dat <strong>het</strong> de lidstaten wordt<br />

toegestaan de bevoegde autoriteiten van<br />

derde landen directe toegang tot deze documenten<br />

te verlenen, mits de betrokken<br />

nationale bevoegde autoriteit daarmee instemt.<br />

Een van de relevante criteria voor<br />

<strong>het</strong> verlenen van toegang is of de bevoegde<br />

autoriteiten van derde landen voldoen<br />

aan de door de Commissie adequaat bevonden<br />

vereisten. In afwachting van een<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 151


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

besluit van de Commissie kunnen de lidstaten<br />

de adequaatheid van de vereisten<br />

beoordelen, <strong>het</strong>geen <strong>het</strong> besluit van de<br />

Commissie onverlet laat.<br />

(29) Het verstrekken van inlichtingen<br />

<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen 36 en 47 dient<br />

te geschieden overeenkomstig de voorschriften<br />

voor de overdracht van persoonsgegevens<br />

aan derde landen, die zijn<br />

opgenomen in Richtlijn 95/46/EG van<br />

<strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad van<br />

24 oktober 1995 betreffende de bescherming<br />

van natuurlijke personen in verband<br />

met de verwerking van<br />

persoonsgegevens en betreffende <strong>het</strong><br />

vrije verkeer van die gegevens.<br />

(30) De voor de uitvoering van deze<br />

richtlijn vereiste maatregelen dienen te<br />

worden genomen overeenkomstig Besluit<br />

1999/468/EG en rekening houdend<br />

met de verklaring over de tenuitvoerlegging<br />

van de wetgeving inzake financiële<br />

diensten die de Commissie op 5 februari<br />

2002 in <strong>het</strong> Europees Parlement heeft afgelegd.<br />

(31) Het Europees Parlement dient<br />

over een termijn van drie maanden te beschikken,<br />

te rekenen vanaf de eerste indiening<br />

van ontwerp-amendementen en<br />

-uitvoeringsmaatregelen, om deze te bestuderen<br />

en advies uit te brengen. In urgente<br />

en naar behoren gemotiveerde<br />

gevallen moet deze termijn echter ingekort<br />

kunnen worden. Indien binnen die<br />

termijn door <strong>het</strong> Europees Parlement een<br />

resolutie wordt aangenomen, moet de<br />

Commissie de ontwerp-amendementen<br />

of -maatregelen opnieuw onderzoeken.<br />

(32) Aangezien de doelstellingen van<br />

deze richtlijn, namelijk de toepassing van<br />

één enkele set van internationale controlestandaarden,<br />

de actualisering van de<br />

scholingseisen, de definitie van de beroepsethiek<br />

en de technische tenuitvoerlegging<br />

van de samenwerking tussen de<br />

bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />

onderling en tussen deze autoriteiten en<br />

de autoriteiten van derde landen, met <strong>het</strong><br />

oog op de verdere verbetering en harmonisatie<br />

van de kwaliteit van de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen in de Gemeenschap<br />

en de bevordering van de samenwerking<br />

tussen de lidstaten<br />

onderling en met derde landen met de bedoeling<br />

<strong>het</strong> vertrouwen in de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen te versterken,<br />

niet voldoende door de lidstaten<br />

kunnen worden verwezenlijkt en derhalve,<br />

vanwege de omvang en de gevolgen<br />

van de richtlijn, beter door de Gemeenschap<br />

kunnen worden verwezenlijkt, kan<br />

de Gemeenschap, overeenkomstig <strong>het</strong> in<br />

artikel 5 van <strong>het</strong> Verdrag neergelegde<br />

subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen.<br />

Overeenkomstig <strong>het</strong> in <strong>het</strong>zelfde artikel<br />

neergelegde evenredigheidsbeginsel<br />

gaat deze richtlijn niet verder dan <strong>het</strong>geen<br />

nodig is om deze doelstellingen te<br />

verwezenlijken.<br />

(33) Teneinde de relatie tussen de<br />

wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

en de gecontroleerde entiteit transparanter<br />

te maken, dienen de Richtlijnen<br />

78/660/EEG en 83/349/EEG zodanig te<br />

worden gewijzigd dat zij voorschrijven<br />

dat <strong>het</strong> honorarium voor de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen en <strong>het</strong> honorarium<br />

voor niet-controlediensten in de<br />

toelichting bij de jaarrekening en de geconsolideerde<br />

jaarrekening moeten worden<br />

vermeld.<br />

(34) Richtlijn 84/253/EEG dient te<br />

worden ingetrokken omdat deze richtlijn<br />

niet alle regels – zo<strong>als</strong> extern toezicht,<br />

tuchtregelingen en kwaliteitsborgingsstelsels<br />

– bevat die voor een passende<br />

controle-infrastructuur moeten zorgen en<br />

omdat zij geen specifieke regels vaststelt<br />

voor de samenwerking op toezichtgebied<br />

tussen de lidstaten onderling en met<br />

derde landen. Met <strong>het</strong> oog op de rechtszekerheid<br />

is <strong>het</strong> niettemin noodzakelijk<br />

dat duidelijk wordt gesteld dat wettelijke<br />

auditors en auditkantoren die overeenkomstig<br />

Richtlijn 84/253/EEG zijn toegelaten,<br />

worden beschouwd <strong>als</strong> zijnde<br />

toegelaten overeenkomstig deze richtlijn,<br />

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN<br />

VASTGESTELD:<br />

Hoofdstuk I. Voorwerp en<br />

definities<br />

Art. 1. Voorwerp<br />

Deze richtlijn stelt regels vast voor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen en<br />

geconsolideerde jaarrekeningen.<br />

152 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

Art. 2. Definities<br />

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan<br />

onder:<br />

1. “wettelijke controle van jaarrekeningen”:<br />

een controle van een jaarrekening<br />

of een geconsolideerde<br />

jaarrekening, voorzover deze wordt<br />

voorgeschreven door <strong>het</strong> Gemeenschapsrecht;<br />

2. “wettelijke auditor”: een natuurlijke<br />

persoon die door de bevoegde autoriteiten<br />

van een lidstaat in overeenstemming<br />

met deze richtlijn is toegelaten<br />

tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen;<br />

3. “auditkantoor”: een rechtspersoon of<br />

een andere entiteit met om <strong>het</strong> even<br />

welke rechtsvorm die door de bevoegde<br />

autoriteiten van een lidstaat<br />

in overeenstemming met deze richtlijn<br />

is toegelaten tot <strong>het</strong> uitvoeren van<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen;<br />

4. “auditorganisatie van een derde<br />

land”: een entiteit, met om <strong>het</strong> even<br />

welke rechtsvorm, die de controle<br />

uitvoert van de jaarrekening of de geconsolideerde<br />

jaarrekening van een<br />

onderneming met statutaire zetel in<br />

een derde land;<br />

5. “auditor van een derde land”: een natuurlijke<br />

persoon die de controle uitvoert<br />

van de jaarrekening of geconsolideerde<br />

jaarrekeningen van een<br />

onderneming met statutaire zetel in<br />

een derde land;<br />

6. “groepsauditor”: de wettelijke auditor<br />

die, dan wel <strong>het</strong> (de) auditkanto(o)r(en)<br />

dat (die) de wettelijke<br />

controle van geconsolideerde jaarrekeningen<br />

uitvoert (uitvoeren);<br />

7. “netwerk”: de grotere structuur:<br />

- die op samenwerking is gericht<br />

en waartoe een wettelijke auditor<br />

of een auditkantoor behoort, en<br />

- die duidelijk is gericht op winstof<br />

kostendeling, of <strong>het</strong> delen van<br />

gemeenschappelijke eigendom,<br />

zeggenschap of bestuur, een gemeenschappelijk<br />

beleid en procedures<br />

inzake kwaliteitsbeheersing,<br />

een gemeenschappelijke<br />

bedrijfsstrategie, <strong>het</strong> gebruik van<br />

een gemeenschappelijke merknaam<br />

of een aanzienlijk deel van<br />

de bedrijfsmiddelen;<br />

8. “verbonden entiteit van een auditkantoor”:<br />

een entiteit met om <strong>het</strong> even<br />

welke rechtsvorm die met een auditkantoor<br />

verbonden is door middel<br />

van gemeenschappelijke eigendom,<br />

zeggenschap of bestuur;<br />

9. “controleverklaring”: <strong>het</strong> in<br />

artikel 51bis van Richtlijn<br />

78/660/EEG en artikel 37 van Richtlijn<br />

83/349/EEG bedoelde verslag dat<br />

is uitgebracht door de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor;<br />

10. “bevoegde autoriteiten”: bij wet aangewezen<br />

instanties of organisaties<br />

die belast zijn met de regelgeving betreffende<br />

en/of <strong>het</strong> toezicht op wettelijke<br />

auditors en auditkantoren of<br />

specifieke aspecten daarvan; de verwijzing<br />

naar de “bevoegde autoriteit”<br />

in een artikel is een verwijzing naar<br />

de autoriteit(en) of instantie(s) die<br />

verantwoordelijk is (zijn) voor de in<br />

dat artikel genoemde taken;<br />

11. “internationale controlestandaarden”:<br />

de International Standards on Auditing<br />

(ISA) en de daarmee verband<br />

houdende Statements en standaarden,<br />

voorzover deze voor de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen van belang<br />

zijn;<br />

12. “internationale standaarden voor<br />

jaarrekeningen”: de International Accounting<br />

Standards (IAS), de International<br />

Financial Reporting Standards<br />

(IFRS) en de daarmee verband houdende<br />

interpretaties (SIC/IFRIC interpretations),<br />

wijzigingen van deze<br />

standaarden en interpretaties, toekomstige<br />

standaarden en daarmee<br />

verband houdende interpretaties die<br />

worden vastgesteld of goedgekeurd<br />

door de International Accounting<br />

Standards Board (IASB);<br />

13. “organisaties van openbaar belang”:<br />

onder <strong>het</strong> recht van een lidstaat vallende<br />

entiteiten waarvan de effecten<br />

in een lidstaat worden verhandeld op<br />

een gereglementeerde markt in de zin<br />

van artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />

Richtlijn 2004/39/EG, kredietinstellingen<br />

<strong>als</strong> omschreven in artikel 1,<br />

punt 1, van Richtlijn 2000/12/EG van<br />

<strong>het</strong> Europees Parlement en de Raad<br />

van 20 maart 2000 betreffende de<br />

toegang tot en de uitoefening van de<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 153


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

werkzaamheden van kredietinstellingen<br />

en verzekeringsondernemingen<br />

in de zin van artikel 2, lid 1, van<br />

Richtlijn 91/674/EEG. De lidstaten<br />

kunnen ook andere entiteiten aanmerken<br />

<strong>als</strong> organisaties van openbaar<br />

belang, bijvoorbeeld entiteiten die<br />

van groot algemeen belang zijn <strong>als</strong><br />

gevolg van de aard van hun bedrijfsactiviteiten,<br />

hun omvang of hun personeels<strong>bestand</strong>;<br />

14. “coöperatie”: een Europese coöperatieve<br />

vennootschap zo<strong>als</strong> omschreven<br />

in artikel 1 van Verordening<br />

(EG) nr. 1435/2003 van de Raad van<br />

22 juli 2003 betreffende <strong>het</strong> statuut<br />

voor een Europese Coöperatieve<br />

Vennootschap (ECV), of een andere<br />

coöperatie waarvoor <strong>het</strong> Gemeenschapsrecht<br />

een wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen voorschrijft, zo<strong>als</strong><br />

kredietinstellingen <strong>als</strong> omschreven<br />

in artikel 1, punt 1, van Richtlijn<br />

2000/12/EG, en verzekeringsondernemingen<br />

in de zin van artikel 2, lid<br />

1, van Richtlijn 91/674/EEG;<br />

15. “persoon die geen beroepsbeoefenaar<br />

is”: een natuurlijke persoon die gedurende<br />

ten minste drie jaar voorafgaande<br />

aan zijn of haar betrokkenheid<br />

bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong> stelsel van<br />

publiek toezicht geen wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen heeft verricht,<br />

geen stemrecht in een auditkantoor<br />

heeft bezeten, geen lid is<br />

geweest van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />

bestuursorgaan van een auditkantoor<br />

en niet in dienst is geweest van of<br />

verbonden is geweest aan een auditkantoor;<br />

16. “voornaamste vennoot/vennoten”:<br />

a) de wettelijke auditor(s) die door<br />

een auditkantoor voor een bepaalde<br />

controleopdracht is/zijn<br />

aangewezen <strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />

voor de uitvoering<br />

van de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen namens <strong>het</strong><br />

auditkantoor; of<br />

b) in <strong>het</strong> geval van een groepscontrole,<br />

ten minste de wettelijke auditor(s)<br />

die door een auditkantoor<br />

is/zijn aangewezen <strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />

voor de uitvoering<br />

van de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen op<br />

groepsniveau en de wettelijke auditor(s)<br />

die is/zijn aangewezen<br />

<strong>als</strong> hoofdverantwoordelijke(n)<br />

voor de uitvoering van de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen<br />

bij dochterondernemingen; of<br />

c) de wettelijke auditor(s) die de<br />

controleverklaring ondertekent/ondertekenen.<br />

Hoofdstuk II. Toelating,<br />

permanente scholing en<br />

wederzijdse erkenning<br />

Art. 3. Toelating van wettelijke<br />

auditors en auditkantoren<br />

1. Een wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

mag alleen worden uitgevoerd<br />

door wettelijke auditors en<br />

auditkantoren die zijn toegelaten<br />

door de lidstaat die deze controles<br />

eist.<br />

2. Elke lidstaat wijst bevoegde autoriteiten<br />

aan die verantwoordelijk zijn<br />

voor de toelating van wettelijke auditors<br />

en auditkantoren.<br />

De bevoegde autoriteiten mogen beroepsorganisaties<br />

zijn, mits deze onder<br />

een stelsel van publiek toezicht<br />

vallen, zo<strong>als</strong> bepaald in hoofdstuk<br />

VIII.<br />

3. Onverminderd artikel 11 mogen alleen<br />

natuurlijke personen die ten<br />

minste aan de in de artikelen 4 en 6<br />

tot en met 10 gestelde voorwaarden<br />

voldoen, door de bevoegde autoriteiten<br />

van de lidstaten worden toegelaten<br />

<strong>als</strong> wettelijke auditors.<br />

4. Alleen entiteiten die aan de onder a)<br />

tot en met d) gestelde voorwaarden<br />

voldoen, mogen door de bevoegde<br />

autoriteiten van de lidstaten worden<br />

toegelaten <strong>als</strong> auditkantoren:<br />

a) de natuurlijke personen die wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen<br />

namens een kantoor<br />

uitvoeren, die ten minste voldoen<br />

aan de in de artikelen 4 en 6 tot<br />

en met 12 gestelde voorwaarden<br />

en toegelaten zijn in die lidstaat<br />

<strong>als</strong> wettelijke auditors;<br />

b) een meerderheid van de stemrechten<br />

van de entiteit is in <strong>het</strong><br />

bezit van auditkantoren die in een<br />

lidstaat zijn toegelaten, of van<br />

natuurlijke personen die ten minste<br />

voldoen aan de in de<br />

154 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

artikelen 4 en 6 tot en met 12 gestelde<br />

voorwaarden. De lidstaten<br />

kunnen bepalen dat dergelijke<br />

natuurlijke personen ook in een<br />

andere lidstaat moeten zijn toegelaten.<br />

Voor de wettelijke controle<br />

van de jaarrekeningen van<br />

coöperaties en soortgelijke instellingen,<br />

zo<strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 45 van Richtlijn<br />

86/635/EEG, kunnen de lidstaten<br />

andere specifieke bepalingen inzake<br />

de stemrechten vaststellen;<br />

c) een meerderheid – van ten hoogste<br />

75 % – van de leden van <strong>het</strong><br />

leidinggevende of bestuursorgaan<br />

van de entiteit bestaat uit<br />

auditkantoren die in een lidstaat<br />

zijn toegelaten, of uit natuurlijke<br />

personen die ten minste voldoen<br />

aan de in de artikelen 4 en 6 tot<br />

en met 12 gestelde voorwaarden.<br />

De lidstaten kunnen bepalen dat<br />

dergelijke natuurlijke personen<br />

ook in een andere lidstaat moeten<br />

zijn toegelaten. Wanneer dit orgaan<br />

uit slechts twee leden bestaat,<br />

moet één van deze leden<br />

ten minste aan de in dit lid gestelde<br />

voorwaarden voldoen;<br />

d) <strong>het</strong> kantoor voldoet aan de in<br />

artikel 4 gestelde voorwaarde.<br />

De lidstaten mogen alleen bijkomende<br />

voorwaarden stellen in verband met <strong>het</strong><br />

bepaalde onder c), die in verhouding<br />

staan tot <strong>het</strong> nagestreefde doel en niet<br />

verder gaan dan <strong>het</strong>geen strikt noodzakelijk<br />

is.<br />

Art. 4. Betrouwbaarheid<br />

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />

mogen slechts toelating verlenen aan betrouwbare<br />

natuurlijke personen of kantoren.<br />

Art. 5. Intrekking van de toelating<br />

1. De toelating van een wettelijke auditor<br />

of een auditkantoor wordt ingetrokken<br />

indien de betrouwbaarheid<br />

van deze persoon of dat kantoor ernstig<br />

in <strong>het</strong> gedrang is gekomen. De<br />

lidstaten kunnen evenwel een redelijke<br />

termijn toestaan om aan de betrouwbaarheidsvereisten<br />

te voldoen.<br />

2. De toelating van een auditkantoor<br />

wordt ingetrokken indien niet langer<br />

wordt voldaan aan één van de in<br />

artikel 3, lid 4, onder b) en c), gestelde<br />

voorwaarden. De lidstaten kunnen<br />

evenwel een redelijke termijn toestaan<br />

om aan deze voorwaarden te<br />

voldoen.<br />

3. Wanneer de toelating van een wettelijke<br />

auditor of een auditkantoor om<br />

welke reden dan ook wordt ingetrokken,<br />

deelt de bevoegde autoriteit van<br />

de lidstaat waar de toelating wordt<br />

ingetrokken, dit met opgave van de<br />

redenen voor de intrekking mee aan<br />

de relevante bevoegde autoriteiten<br />

van de lidstaten waar de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor eveneens<br />

is toegelaten en waarvan de gegevens<br />

overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder<br />

c), zijn opgenomen in <strong>het</strong> register<br />

van de intrekkende lidstaat.<br />

Art. 6. Scholing<br />

Onverminderd artikel 11 kunnen natuurlijke<br />

personen slechts worden toegelaten<br />

tot <strong>het</strong> uitvoeren van wettelijke controles<br />

van de jaarrekeningen wanneer zij, na <strong>het</strong><br />

niveau te hebben bereikt om tot een universiteit<br />

te worden toegelaten of een gelijkwaardig<br />

niveau, een theoretische<br />

opleiding en een praktijkopleiding hebben<br />

gevolgd en met goed gevolg een<br />

door de betrokken lidstaat georganiseerd<br />

of erkend vakbekwaamheidsexamen hebben<br />

afgelegd waarvan <strong>het</strong> niveau overeenkomt<br />

met een afgesloten universitaire<br />

opleiding of een gelijkwaardig niveau.<br />

Art. 7. Vakbekwaamheidsexamen<br />

Het in artikel 6 bedoelde vakbekwaamheidsexamen<br />

biedt de garantie dat de<br />

noodzakelijke theoretische kennis van de<br />

vakgebieden die voor de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen van belang zijn,<br />

aanwezig is en bij de uitvoering van deze<br />

controle in de praktijk kan worden gebracht.<br />

Dit examen moet ten minste één<br />

schriftelijk gedeelte omvatten.<br />

Art. 8. Toetsing van de theoretische<br />

kennis<br />

1. De toetsing van de theoretische kennis<br />

die deel uitmaakt van <strong>het</strong> examen,<br />

heeft met name betrekking op de volgende<br />

vakgebieden:<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 155


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

a) algemene theorie en beginselen<br />

van de boekhouding;<br />

b) wettelijke voorschriften en normen<br />

voor de opstelling van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen;<br />

c) internationale standaarden voor<br />

jaarrekeningen;<br />

d) financiële analyse;<br />

e) analytische- en beleidsboekhouding;<br />

f) risicomanagement en interne beheersing;<br />

g) controleleer en beroepsvaardigheden;<br />

h) wettelijke voorschriften en gedrags-<br />

en beroepsnormen betreffende<br />

de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen en de daarmee belaste<br />

wettelijke auditors;<br />

i) internationale controlestandaarden;<br />

j) beroepsethiek en onafhankelijkheid.<br />

2. De toetsing heeft ook ten minste betrekking<br />

op de volgende vakgebieden,<br />

voorzover deze voor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

van belang zijn:<br />

a) vennootschapsrecht en corporate<br />

governance;<br />

b) faillissementsrecht en soortgelijke<br />

procedures;<br />

c) belastingrecht;<br />

d) burgerlijk en handelsrecht;<br />

e) socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;<br />

f) informatietechnologie en informaticasystemen;<br />

g) algemene, financiële en bedrijfseconomie;<br />

h) wiskunde en statistiek;<br />

i) grondbeginselen van financieel<br />

bedrijfsbeheer.<br />

3. De lijst van vakgebieden waarop de<br />

in lid 1 bedoelde toetsing van de theoretische<br />

kennis betrekking heeft,<br />

kan door de Commissie worden aangepast<br />

volgens de procedure van<br />

artikel 48, lid 2. De Commissie houdt<br />

bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen<br />

rekening met de ontwikkelingen<br />

inzake controleleer en<br />

binnen <strong>het</strong> auditberoep.<br />

Art. 9. Vrijstellingen<br />

1. In afwijking van de artikelen 7 en 8<br />

mogen de lidstaten bepalen dat personen<br />

die met goed gevolg een universitair<br />

of gelijkwaardig examen<br />

hebben afgelegd dan wel in <strong>het</strong> bezit<br />

zijn van een universitair of gelijkwaardig<br />

diploma voor een of meer<br />

van de in artikel 8 genoemde vakgebieden,<br />

worden vrijgesteld van de<br />

toetsing van de theoretische kennis<br />

van de vakgebieden waarop dat examen<br />

of diploma betrekking heeft.<br />

2. In afwijking van artikel 7 mogen de<br />

lidstaten bepalen dat houders van een<br />

universitair of gelijkwaardig diploma<br />

voor een of meer van de in artikel 8<br />

genoemde vakgebieden, met betrekking<br />

tot die vakgebieden worden vrijgesteld<br />

van toetsing van <strong>het</strong> vermogen<br />

om de theoretische kennis in de<br />

praktijk toe te passen, indien daarvoor<br />

een praktijkopleiding is gevolgd,<br />

afgesloten met een door de<br />

staat erkend examen of diploma.<br />

Art. 10. Praktijkopleiding<br />

1. Ter verkrijging van <strong>het</strong> op <strong>het</strong> examen<br />

te toetsen vermogen om de theoretische<br />

kennis in de praktijk toe te<br />

passen, wordt een ten minste drie jaar<br />

durende praktijkopleiding gevolgd<br />

die in <strong>het</strong> bijzonder de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen, geconsolideerde<br />

jaarrekeningen of soortgelijke<br />

financiële overzichten omvat.<br />

Deze praktijkopleiding wordt voor<br />

ten minste twee derden gevolgd bij<br />

een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />

van een lidstaat.<br />

2. De lidstaten zien erop toe dat de gehele<br />

opleiding wordt gevolgd bij personen<br />

die voldoende waarborgen bieden<br />

dat zij in staat zijn de<br />

praktijkopleiding te verzorgen.<br />

156 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

Art. 11. Bekwaamheid <strong>als</strong> gevolg van<br />

langdurige praktijkervaring<br />

Een lidstaat mag personen die niet aan de<br />

in artikel 6 gestelde eisen voldoen, <strong>als</strong><br />

wettelijke auditors toelaten, mits deze<br />

personen aantonen dat zij:<br />

a) gedurende vijftien jaar beroepswerkzaamheden<br />

hebben verricht waardoor<br />

zij voldoende ervaring op financieel,<br />

juridisch en boekhoudkundig gebied<br />

verkregen kunnen hebben en met<br />

goed gevolg <strong>het</strong> in artikel 7 bedoelde<br />

vakbekwaamheidsexamen hebben afgelegd,<br />

ofwel<br />

b) gedurende zeven jaar op dat gebied<br />

beroepswerkzaamheden hebben verricht<br />

en bovendien de in artikel 10<br />

bedoelde praktijkopleiding hebben<br />

gevolgd en met goed gevolg <strong>het</strong> in<br />

artikel 7 bedoelde vakbekwaamheidsexamen<br />

hebben afgelegd.<br />

Art. 12. Combinatie van<br />

praktijkopleiding en<br />

theoretische opleiding<br />

1. De lidstaten mogen bepalen dat de<br />

tijdvakken waarin een theoretische<br />

opleiding op de in artikel 8 bedoelde<br />

vakgebieden werd gevolgd, meetellen<br />

bij <strong>het</strong> in artikel 11 genoemde<br />

aantal jaren beroepswerkzaamheden,<br />

mits die opleiding is afgesloten met<br />

een met goed gevolg afgelegd examen<br />

dat door de staat is erkend. Deze<br />

opleiding mag niet korter zijn dan<br />

één jaar en mag niet voor meer dan<br />

vier jaar op <strong>het</strong> aantal jaren beroepswerkzaamheden<br />

in mindering worden<br />

gebracht.<br />

2. De duur van de beroepswerkzaamheden<br />

en de praktijkopleiding samen<br />

mag niet korter zijn dan de duur van<br />

de bij artikel 10 voorgeschreven theoretische<br />

opleiding en praktijkopleiding<br />

samen.<br />

Art. 13. Permanente scholing<br />

De lidstaten zien erop toe dat er voor<br />

wettelijke auditors passende permanente<br />

scholingsprogramma’s gelden om de theoretische<br />

kennis, de beroepsvaardigheden<br />

en de beroepsethiek op een<br />

voldoende peil te houden, en dat tegen<br />

wettelijke auditors die de permanente<br />

scholingseisen niet naleven, passende<br />

sancties <strong>als</strong> bedoeld in artikel 30 worden<br />

getroffen.<br />

Art. 14. Toelating van wettelijke<br />

auditors uit andere lidstaten<br />

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />

stellen procedures in voor de toelating van<br />

wettelijke auditors die reeds in andere lidstaten<br />

zijn toegelaten. Deze procedures<br />

gaan niet verder dan te eisen dat conform<br />

artikel 4 van Richtlijn 89/48/EEG van de<br />

Raad van 21 december 1988 betreffende<br />

een algemeen stelsel van erkenning van<br />

hogeronderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen<br />

van ten minste drie jaar<br />

worden afgesloten met goed gevolg een<br />

proeve van bekwaamheid wordt afgelegd.<br />

Deze proeve van bekwaamheid, die<br />

wordt afgenomen in een taal die overeenkomstig<br />

de in de betrokken lidstaat van<br />

toepassing zijnde taalvoorschriften is<br />

toegestaan, mag alleen ten doel hebben te<br />

beoordelen of de wettelijke auditor een<br />

adequate kennis bezit van de wet- en regelgeving<br />

van de betrokken lidstaat,<br />

voorzover deze voor de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen relevant is.<br />

Hoofdstuk III. Registratie<br />

Art. 15. Openbaar register<br />

1. Elke lidstaat ziet erop toe dat wettelijke<br />

auditors en auditkantoren die<br />

zijn toegelaten, conform de<br />

artikelen 16 en 17 in een openbaar<br />

register zijn ingeschreven. In uitzonderlijke<br />

gevallen kunnen de lidstaten<br />

afzien van toepassing van <strong>het</strong> bepaalde<br />

in dit artikel en artikel 16 inzake<br />

openbaarmaking, maar slechts voorzover<br />

dit noodzakelijk is om een onmiddellijke<br />

en aanzienlijke<br />

bedreiging voor de persoonlijke veiligheid<br />

van een persoon in te perken.<br />

2. De lidstaten zien erop toe dat elke<br />

wettelijke auditor en elk auditkantoor<br />

aan de hand van een individueel<br />

nummer in <strong>het</strong> openbaar register is<br />

geïdentificeerd. De registratiegegevens<br />

worden in elektronische vorm in<br />

<strong>het</strong> register opgeslagen, en zijn langs<br />

elektronische weg toegankelijk voor<br />

<strong>het</strong> publiek.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 157


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

3. Het openbaar register bevat ook<br />

naam en adres van de bevoegde autoriteiten<br />

die belast zijn met de toelating<br />

<strong>als</strong> bedoeld in artikel 3, met de<br />

kwaliteitsborging <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 29, met de onderzoeken en<br />

sancties tegen wettelijke auditors en<br />

auditkantoren <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 30, en met <strong>het</strong> publiek toezicht<br />

<strong>als</strong> bedoeld in artikel 32.<br />

4. De lidstaten zien erop toe dat <strong>het</strong><br />

openbaar register uiterlijk op 29 juni<br />

2009 volledig operationeel is.<br />

Art. 16. Registerinschrijving van<br />

wettelijke auditors<br />

1. Het openbaar register bevat met betrekking<br />

tot wettelijke auditors ten<br />

minste de volgende gegevens:<br />

a) naam, adres en registratienummer;<br />

b) in voorkomend geval, naam,<br />

adres, internetadres en registratienummer<br />

van <strong>het</strong> auditkantoor<br />

waarbij de betrokken wettelijke<br />

auditor werkzaam is of waaraan<br />

hij <strong>als</strong> vennoot of anderszins verbonden<br />

is;<br />

c) elke andere inschrijving <strong>als</strong> wettelijke<br />

auditor bij de bevoegde<br />

autoriteiten van andere lidstaten<br />

en <strong>als</strong> auditor in derde landen,<br />

met inbegrip van de na(a)m(en)<br />

van de met de registratie belaste<br />

autoriteit(en) en in voorkomend<br />

geval <strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />

2. Auditors van derde landen die overeenkomstig<br />

artikel 45 worden ingeschreven,<br />

worden in <strong>het</strong> register<br />

duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en niet<br />

<strong>als</strong> wettelijke auditors.<br />

Art. 17. Registerinschrijving van<br />

auditkantoren<br />

1. Het openbaar register bevat met betrekking<br />

tot auditkantoren ten minste<br />

de volgende gegevens:<br />

a) naam, adres en registratienummer;<br />

b) rechtsvorm;<br />

c) contactgegevens, voornaamste<br />

contactpersoon en, in voorkomend<br />

geval, internetadres van de<br />

website;<br />

d) adres van elke vestiging in de lidstaat;<br />

e) naam en registratienummer van<br />

alle wettelijke auditors die bij <strong>het</strong><br />

auditkantoor werkzaam zijn of<br />

die <strong>als</strong> vennoot of anderszins aan<br />

<strong>het</strong> kantoor verbonden zijn;<br />

f) naam en kantooradres van alle eigenaars<br />

en aandeelhouders;<br />

g) naam en kantooradres van alle leden<br />

van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />

bestuursorgaan;<br />

h) in voorkomend geval, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />

van een netwerk en<br />

een lijst van de namen en adressen<br />

van de daartoe behorende<br />

kantoren en verbonden entiteiten,<br />

of vermelding van de plaats waar<br />

deze gegevens toegankelijk zijn<br />

voor <strong>het</strong> publiek;<br />

i) elke andere inschrijving <strong>als</strong> auditkantoor<br />

bij de bevoegde autoriteiten<br />

van andere lidstaten en<br />

<strong>als</strong> auditorganisatie in derde landen,<br />

met inbegrip van de<br />

na(a)m(en) van de met de registratie<br />

belaste autoriteit(en) en in<br />

voorkomend geval <strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />

2. Auditorganisaties van derde landen<br />

die overeenkomstig artikel 45 worden<br />

ingeschreven, worden in <strong>het</strong> register<br />

duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld<br />

en niet <strong>als</strong> auditkantoren.<br />

Art. 18. Actualisering van de<br />

registergegevens<br />

De lidstaten zien erop toe dat wettelijke<br />

auditors en auditkantoren de bevoegde<br />

autoriteiten die voor <strong>het</strong> openbaar register<br />

verantwoordelijk zijn, zo spoedig mogelijk<br />

in kennis stellen van elke wijziging<br />

in de gegevens die in <strong>het</strong> openbaar register<br />

zijn opgenomen. Het register wordt zo<br />

spoedig mogelijk na de kennisgeving geactualiseerd.<br />

158 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

Art. 19. Verantwoordelijkheid voor de<br />

registergegevens<br />

De in overeenstemming met de<br />

artikelen 16, 17 en 18 aan de relevante<br />

bevoegde autoriteiten verstrekte gegevens<br />

worden door de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor ondertekend. Indien<br />

de bevoegde autoriteit de mogelijkheid<br />

van elektronische gegevensverstrekking<br />

biedt, kan dit bijvoorbeeld gebeuren door<br />

middel van een elektronische handtekening<br />

<strong>als</strong> omschreven in artikel 2, punt 1,<br />

van Richtlijn 1999/93/EG van <strong>het</strong> Europees<br />

Parlement en de Raad van<br />

13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk<br />

kader voor elektronische<br />

handtekeningen.<br />

Art. 20. Taal<br />

1. De in <strong>het</strong> openbaar register ingevoerde<br />

gegevens zijn gesteld in een taal<br />

die overeenkomstig de in de betrokken<br />

lidstaat van toepassing zijnde<br />

taalvoorschriften is toegestaan.<br />

2. De lidstaten kunnen toestaan dat de<br />

gegevens nog in (een) andere officiële<br />

taal (talen) van de Gemeenschap in<br />

<strong>het</strong> openbaar register worden opgenomen.<br />

De lidstaten kunnen voorschrijven<br />

dat de vertaling van de gegevens<br />

wordt gewaarmerkt.<br />

De betrokken lidstaat ziet erop toe dat <strong>het</strong><br />

register in alle gevallen vermeldt of de<br />

vertaling gewaarmerkt is of niet.<br />

Hoofdstuk IV. Beroepsethiek,<br />

onafhankelijkheid, objectiviteit,<br />

vertrouwelijkheid en<br />

beroepsgeheim<br />

Art. 21. Beroepsethiek<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat voor<br />

alle wettelijke auditors en auditkantoren<br />

beginselen van de beroepsethiek gelden.<br />

Deze hebben ten minste betrekking op<br />

hun verantwoordelijkheid voor <strong>het</strong> openbaar<br />

belang, hun integriteit en objectiviteit,<br />

<strong>als</strong>mede hun vakbekwaamheid en<br />

zorgvuldigheid.<br />

2. Teneinde <strong>het</strong> vertrouwen in de controlefunctie<br />

en de uniforme toepassing<br />

van lid 1 van dit artikel te verzekeren,<br />

mag de Commissie volgens de procedure<br />

van artikel 48, lid 2, op beginselen gebaseerde<br />

uitvoeringsmaatregelen inzake beroepsethiek<br />

vaststellen.<br />

Art. 22. Onafhankelijkheid en<br />

objectiviteit<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat wanneer<br />

de wettelijke auditor en/of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

een wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen uitvoert, de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> kantoor onafhankelijk is<br />

van de gecontroleerde entiteit en niet<br />

betrokken is bij de besluitvorming<br />

van de gecontroleerde entiteit.<br />

2. De lidstaten zien erop toe dat een<br />

wettelijke auditor of een auditkantoor<br />

afziet van een wettelijke controle indien<br />

er sprake is van enige directe of<br />

indirecte financiële, zakelijke, arbeids-<br />

of andere relatie tussen de<br />

wettelijke auditor, <strong>het</strong> auditkantoor<br />

of <strong>het</strong> netwerk – inclusief de verlening<br />

van bijkomende niet-controlediensten<br />

– en de gecontroleerde entiteit,<br />

op grond waarvan een<br />

objectieve, redelijke en geïnformeerde<br />

derde partij zou concluderen dat<br />

de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong><br />

gedrang komt. Indien de onafhankelijkheid<br />

van de wettelijke auditor of<br />

<strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong> gedrang wordt<br />

gebracht door bedreigingen zo<strong>als</strong><br />

zelftoetsing, een eigen belang, voorspraak,<br />

bekendheid of vertrouwen of<br />

intimidatie, moet de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor veiligheidsmaatregelen<br />

nemen om dergelijke<br />

bedreigingen in te perken. Indien de<br />

omvang van de bedreigingen in vergelijking<br />

met de genomen veiligheidsmaatregelen<br />

zodanig is dat de<br />

onafhankelijkheid in <strong>het</strong> gedrang<br />

komt, ziet de wettelijke auditor of <strong>het</strong><br />

auditkantoor van de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen af.<br />

De lidstaten zorgen er daarnaast met<br />

betrekking tot controles van organisaties<br />

van openbaar belang voor dat<br />

een wettelijke auditor of een auditkantoor,<br />

indien dit nodig is om de onafhankelijkheid<br />

van deze wettelijke<br />

auditor of dit auditkantoor te waarborgen,<br />

afziet van de wettelijke controle<br />

in <strong>het</strong> geval van zelftoetsing of<br />

een eigen belang.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 159


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

3. De lidstaten zien erop toe dat een<br />

wettelijke auditor of een auditkantoor<br />

alle aanzienlijke bedreigingen voor<br />

zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen<br />

die zijn genomen<br />

om deze bedreigingen in te perken,<br />

onderbouwt in de controledocumenten.<br />

4. Teneinde <strong>het</strong> vertrouwen in de controlefunctie<br />

en de uniforme toepassing<br />

van de leden 1 en 2 van dit artikel<br />

te verzekeren, mag de Commissie<br />

volgens de procedure van artikel 48,<br />

lid 2, op beginselen gebaseerde uitvoeringsmaatregelen<br />

vaststellen betreffende:<br />

a) de in lid 2 bedoelde bedreigingen<br />

en veiligheidsmaatregelen;<br />

b) de situaties waarin de omvang<br />

van de in lid 2 bedoelde bedreigingen<br />

zodanig is dat de onafhankelijkheid<br />

van de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor in <strong>het</strong><br />

gedrang komt;<br />

c) de in lid 2, tweede alinea, bedoelde<br />

gevallen van zelftoetsing en<br />

eigen belang, waarin een wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen<br />

al dan niet mag worden verricht.<br />

Art. 23. Vertrouwelijkheid en<br />

beroepsgeheim<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat alle gegevens<br />

en documenten waartoe een<br />

wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

toegang heeft bij de uitvoering van<br />

een wettelijke controle van jaarrekeningen,<br />

beschermd zijn door middel<br />

van passende regels op <strong>het</strong> gebied<br />

van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.<br />

2. De regels op <strong>het</strong> gebied van vertrouwelijkheid<br />

en beroepsgeheim welke<br />

op wettelijke auditors en auditkantoren<br />

betrekking hebben, mogen de uitvoering<br />

van de bepalingen van deze<br />

richtlijn niet in de weg staan.<br />

3. Wanneer een wettelijke auditor of<br />

een auditkantoor wordt vervangen<br />

door een andere wettelijke auditor of<br />

een ander auditkantoor, verleent de<br />

voormalige wettelijke auditor of <strong>het</strong><br />

voormalige kantoor de nieuwe wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> nieuwe kantoor<br />

toegang tot alle relevante informatie<br />

aangaande de gecontroleerde entiteit.<br />

4. Een wettelijke auditor of een auditkantoor<br />

die/dat niet langer bij een<br />

specifieke controle betrokken is, en<br />

een voormalig wettelijke auditor of<br />

kantoor blijft onderworpen aan <strong>het</strong><br />

bepaalde in de leden 1 en 2 voor wat<br />

die specifieke controle betreft.<br />

Art. 24. Onafhankelijkheid en<br />

objectiviteit van wettelijke<br />

auditors die namens<br />

auditkantoren wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen<br />

uitvoeren<br />

De lidstaten zien erop toe dat noch de eigenaars<br />

of aandeelhouders van een auditkantoor,<br />

noch de leden van de<br />

leidinggevende, bestuurs- en toezichtorganen<br />

van <strong>het</strong> betrokken kantoor, noch<br />

verbonden entiteiten een zodanige bemoeienis<br />

met de uitvoering van een wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen<br />

hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan<br />

aan de onafhankelijkheid en objectiviteit<br />

van de wettelijke auditor die<br />

namens <strong>het</strong> betrokken auditkantoor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

uitvoert.<br />

Art. 25. Honoraria voor wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen<br />

De lidstaten zien erop toe dat er adequate<br />

regels bestaan die bepalen dat de honoraria<br />

voor wettelijke controles van jaarrekeningen:<br />

a) niet worden beïnvloed of bepaald<br />

door <strong>het</strong> feit dat nevendiensten aan<br />

de gecontroleerde entiteit worden<br />

verleend;<br />

b) niet resultaatgebonden zijn.<br />

Hoofdstuk V. Controlestandaarden<br />

en controleverklaringen<br />

Art. 26. Controlestandaarden<br />

1. De lidstaten schrijven voor dat wettelijke<br />

auditors en auditkantoren hun<br />

wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />

moeten uitvoeren met inachtneming<br />

van de internationale controlestandaarden<br />

die door de Commissie<br />

zijn goedgekeurd volgens de procedure<br />

van artikel 48, lid 2. De lidstaten<br />

kunnen een nationale controlestan-<br />

160 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

daard toepassen zolang de Commissie<br />

geen internationale controlestandaard<br />

over <strong>het</strong>zelfde onderwerp heeft<br />

goedgekeurd. De volledige tekst van<br />

goedgekeurde internationale controlestandaarden<br />

wordt in alle officiële<br />

talen van de Gemeenschap gepubliceerd<br />

in <strong>het</strong> Publicatieblad van de<br />

Europese Unie.<br />

2. De Commissie kan volgens de in<br />

artikel 48, lid 2, vermelde procedure<br />

een besluit nemen over de toepasselijkheid<br />

in de Gemeenschap van internationale<br />

controlestandaarden. De<br />

Commissie keurt internationale controlestandaarden<br />

goed voor toepassing<br />

in de Gemeenschap enkel wanneer<br />

deze standaarden:<br />

a) volgens geijkte procedures, onder<br />

publiek toezicht en op transparante<br />

wijze zijn opgesteld en<br />

internationaal algemeen aanvaard<br />

zijn; en<br />

b) bijdragen tot een grote geloofwaardigheid<br />

en hoge kwaliteit<br />

van jaarrekeningen of geconsolideerde<br />

jaarrekeningen in overeenstemming<br />

met de beginselen<br />

die zijn neergelegd in artikel 2,<br />

lid 3, van Richtlijn 78/660/EEG<br />

en artikel 16, lid 3, van Richtlijn<br />

83/349/EEG; en<br />

c) bevorderlijk zijn voor <strong>het</strong> Europees<br />

algemeen belang.<br />

3. De lidstaten mogen controlewerkzaamheden<br />

of -vereisten die een aanvulling<br />

zijn op – of in uitzonderlijke<br />

gevallen een uitsluiting inhouden van<br />

– delen van de internationale controlestandaarden,<br />

verplicht stellen enkel<br />

indien deze voortvloeien uit specifieke<br />

nationale wettelijke vereisten in<br />

verband met de reikwijdte van wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen.<br />

De lidstaten dragen er zorg voor dat<br />

deze controlewerkzaamheden of -<br />

vereisten voldoen aan <strong>het</strong> bepaalde in<br />

lid 2, onder b) en c), en stellen de<br />

Commissie en de lidstaten hiervan in<br />

kennis alvorens zij worden goedgekeurd.<br />

In <strong>het</strong> uitzonderlijke geval van<br />

<strong>het</strong> uitsluiten van delen van een internationale<br />

controlestandaard stellen<br />

de lidstaten de Commissie en de andere<br />

lidstaten ten minste zes maanden<br />

voor de nationale goedkeuring in<br />

kennis van hun specifieke nationale<br />

wettelijke vereisten en de redenen<br />

voor handhaving ervan of, in <strong>het</strong> geval<br />

van vereisten die al bestonden op<br />

<strong>het</strong> tijdstip van goedkeuring van een<br />

internationale controlestandaard, uiterlijk<br />

drie maanden na goedkeuring<br />

van de relevante internationale controlestandaard.<br />

4. De lidstaten mogen gedurende een<br />

termijn tot uiterlijk op 29 juni 2010<br />

aanvullende vereisten inzake wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen en<br />

geconsolideerde jaarrekeningen verplicht<br />

stellen.<br />

Art. 27. Wettelijke controles van de<br />

geconsolideerde jaarrekening<br />

De lidstaten zien erop toe dat in geval<br />

van wettelijke controles van de geconsolideerde<br />

jaarrekeningen van een groep<br />

van ondernemingen:<br />

a) de groepsauditor de volledige verantwoordelijkheid<br />

draagt voor de controleverklaring<br />

betreffende de<br />

geconsolideerde jaarrekening;<br />

b) de groepsauditor een onderzoek uitvoert<br />

en informatie bijhoudt over zijn<br />

of haar onderzoek van de controlewerkzaamheden<br />

die door (een)<br />

auditor(s) van derde landen, (een)<br />

wettelijke auditor(s), (een) auditorganisatie(s)<br />

van derde landen of (een)<br />

auditkanto(o)r(en) zijn verricht met<br />

<strong>het</strong> oog op de groepscontrole. De<br />

door de groepsauditor bijgehouden<br />

informatie moet adequaat zijn om de<br />

relevante bevoegde autoriteit in staat<br />

te stellen <strong>het</strong> werk van de groepsauditor<br />

goed te beoordelen;<br />

c) de groepsauditor, wanneer een onderdeel<br />

van een groep ondernemingen is<br />

gecontroleerd door (een) auditor(s) of<br />

(een) auditorganisatie(s) van een derde<br />

land dat geen werkregelingen heeft<br />

zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 47, verantwoordelijk<br />

is voor de aanlevering, indien<br />

gevraagd, aan de toezichthoudende<br />

autoriteiten van de documenten die<br />

op de controlewerkzaamheden van de<br />

auditor(s) of (de) auditorganisatie(s)<br />

van <strong>het</strong> derde land betrekking hebben,<br />

met inbegrip van de werkdocumenten<br />

met betrekking tot de groepscontrole.<br />

Voor <strong>het</strong> waarborgen van deze aanlevering<br />

behoudt de groepsauditor een<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 161


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

afschrift van deze documenten of<br />

komt hij met de auditor(s) of auditorganisatie(s)<br />

van <strong>het</strong> derde land overeen<br />

dat hij zelf, op verzoek, onbeperkt<br />

toegang tot deze documenten heeft of<br />

neemt hij alle andere passende maatregelen.<br />

Indien werkdocumenten met<br />

betrekking tot een controle om wettelijke<br />

of andere redenen niet vanuit een<br />

derde land aan de groepsauditor kunnen<br />

worden doorgegeven, moet uit de<br />

door de groepsauditor bijgehouden<br />

documentatie blijken dat hij of zij de<br />

passende procedures heeft gevolgd<br />

om toegang tot de controledocumenten<br />

te verkrijgen en, in <strong>het</strong> geval van<br />

andere dan wettelijke belemmeringen<br />

die voortvloeien uit de nationale wetgeving,<br />

dat een dergelijke belemmering<br />

bestaat.<br />

Art. 28. Controleverklaringen<br />

1. Wanneer de wettelijke controle van<br />

jaarrekeningen wordt uitgevoerd<br />

door een auditkantoor, wordt de controleverklaring<br />

ondertekend door de<br />

wettelijke auditor(s) die namens <strong>het</strong><br />

auditkantoor de wettelijke controle<br />

van de jaarrekeningen heeft (hebben)<br />

verricht. In buitengewone omstandigheden<br />

kunnen de lidstaten bepalen<br />

dat deze handtekening niet openbaar<br />

hoeft te worden gemaakt indien dit<br />

tot een onmiddellijke en aanzienlijke<br />

bedreiging voor de persoonlijke veiligheid<br />

van een persoon zou kunnen<br />

leiden. De naam/namen van de betrokken<br />

persoon/personen is/zijn in<br />

ieder geval bekend bij de bevoegde<br />

autoriteiten.<br />

2. Onverminderd artikel 51bis, lid 1,<br />

van Richtlijn 78/660/EEG en in <strong>het</strong><br />

geval dat de Commissie geen gemeenschappelijke<br />

standaard voor<br />

controleverklaringen heeft ingevoerd<br />

overeenkomstig artikel 26, lid<br />

1, van deze richtlijn kan zij, om <strong>het</strong><br />

publieke vertrouwen in controles van<br />

de jaarrekeningen te vergroten, volgens<br />

de procedure van artikel 48, lid<br />

2, van deze richtlijn een gemeenschappelijke<br />

standaard voor controleverklaringen<br />

invoeren voor jaarrekeningen<br />

of geconsolideerde<br />

jaarrekeningen die conform goedgekeurde<br />

internationale standaarden<br />

voor jaarrekeningen zijn opgesteld.<br />

Hoofdstuk VI. Kwaliteitsborging<br />

Art. 29. Kwaliteitsborgingsstelsels<br />

1. Elke lidstaat ziet erop toe dat alle<br />

wettelijke auditors en auditkantoren<br />

vallen onder een kwaliteitsborgingsstelsel<br />

dat ten minste aan de volgende<br />

criteria voldoet:<br />

a) <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel is<br />

op zodanige wijze opgezet dat<br />

<strong>het</strong> onafhankelijk is van de wettelijke<br />

auditors en auditkantoren<br />

die in <strong>het</strong> kader ervan worden beoordeeld,<br />

en dat <strong>het</strong> onderworpen<br />

is aan publiek toezicht <strong>als</strong> bedoeld<br />

in hoofdstuk VIII;<br />

b) de financiering van <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel<br />

is afdoende<br />

verzekerd en gevrijwaard tegen<br />

enigerlei ongewenste beïnvloeding<br />

door wettelijke auditors en<br />

auditkantoren;<br />

c) aan <strong>het</strong> kwaliteitsborgingsstelsel<br />

zijn voldoende middelen toegewezen;<br />

d) de personen die kwaliteitsbeoordelingen<br />

verrichten, beschikken<br />

over passende beroepskwalificaties<br />

en relevante beroepservaring<br />

op <strong>het</strong> gebied van wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen en financiële<br />

verslaggeving, en<br />

hebben tevens een specifieke opleiding<br />

voor de uitvoering van<br />

kwaliteitsbeoordelingen genoten;<br />

e) de selectie van beoordelaars voor<br />

<strong>het</strong> verrichten van specifieke<br />

kwaliteitsbeoordelingen vindt<br />

plaats volgens een objectieve<br />

procedure, opgezet om belangenconflicten<br />

te voorkomen tussen<br />

de beoordelaars en de wettelijke<br />

auditors en auditkantoren die<br />

worden beoordeeld;<br />

f) de kwaliteitsbeoordeling, op basis<br />

van een adequate toetsing van<br />

een selectie van controledossiers,<br />

omvat onder meer een evaluatie<br />

van de naleving van de toepasselijke<br />

controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />

van de<br />

kwantiteit en kwaliteit van ingezette<br />

middelen, van de door de<br />

auditor in rekening gebrachte honoraria<br />

voor controles en van <strong>het</strong><br />

interne kwaliteitsbeheersingssysteem<br />

van <strong>het</strong> auditkantoor;<br />

162 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

g) over de kwaliteitsbeoordeling<br />

wordt een verslag opgesteld<br />

waarin de voornaamste conclusies<br />

van de kwaliteitsbeoordeling<br />

zijn opgenomen;<br />

h) ten minste om de zes jaar vindt<br />

er een kwaliteitsbeoordeling<br />

plaats;<br />

i) de algemene resultaten van <strong>het</strong><br />

kwaliteitsborgingsstelsel worden<br />

jaarlijks openbaar gemaakt;<br />

j) de uit de kwaliteitsbeoordelingen<br />

voortvloeiende aanbevelingen<br />

worden binnen een redelijke<br />

termijn opgevolgd door de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor.<br />

Ingeval er aan de onder j) bedoelde<br />

aanbevelingen geen gevolg wordt gegeven,<br />

worden tegen de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor, indien<br />

van toepassing, tuchtmaatregelen of<br />

sancties getroffen <strong>als</strong> bedoeld in<br />

artikel 30.<br />

2. De Commissie kan volgens de procedure<br />

van artikel 48, lid 2, uitvoeringsmaatregelen<br />

vaststellen om <strong>het</strong><br />

publieke vertrouwen in de controlefunctie<br />

te vergroten en om uniforme<br />

toepassing van lid 1, onder a), b) en<br />

e) tot en met j), te garanderen.<br />

Hoofdstuk VII. Onderzoeken en<br />

sancties<br />

Art. 30. Onderzoeks- en<br />

sanctieregelingen<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat er doeltreffende<br />

onderzoeks- en sanctieregelingen<br />

bestaan om inadequaat<br />

uitgevoerde wettelijke controles van<br />

jaarrekeningen op te sporen, te bestraffen<br />

en te voorkomen.<br />

2. Onverminderd hun wettelijke aansprakelijkheidsregelingen<br />

leggen de<br />

lidstaten doeltreffende, evenredige en<br />

ontradende sancties op aan wettelijke<br />

auditors en auditkantoren wanneer<br />

wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />

niet conform de bepalingen<br />

genomen ter uitvoering van deze<br />

richtlijn zijn uitgevoerd.<br />

3. De lidstaten bepalen dat genomen<br />

maatregelen en sancties die aan wettelijke<br />

auditors en auditkantoren zijn<br />

opgelegd, op passende wijze openbaar<br />

worden gemaakt. De sancties<br />

omvatten ook de mogelijkheid de<br />

toelating in te trekken.<br />

Art. 31. Aansprakelijkheid van<br />

wettelijke auditors<br />

De Commissie dient voor 1 januari 2007<br />

een verslag in over <strong>het</strong> effect van de huidige<br />

nationale aansprakelijkheidsregelingen<br />

voor de uitvoering van wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen op de Europese<br />

kapitaalmarkten en op de verzekeringsvoorwaarden<br />

voor wettelijke<br />

auditors en auditkantoren, waaronder een<br />

objectieve analyse van de beperkingen<br />

van de financiële aansprakelijkheid. De<br />

Commissie organiseert zo nodig een<br />

openbare raadpleging. Rekening houdend<br />

met dit verslag doet de Commissie,<br />

indien zij dit dienstig acht, aanbevelingen<br />

aan de lidstaten.<br />

Hoofdstuk VIII. Publiek toezicht<br />

en regelingen tussen de lidstaten<br />

op toezicht- en regelgevingsgebied<br />

Art. 32. Beginselen van <strong>het</strong> publiek<br />

toezicht<br />

1. De lidstaten zetten een doeltreffend<br />

stelsel van publiek toezicht op voor<br />

wettelijke auditors en auditkantoren.<br />

Dit stelsel is gebaseerd op de beginselen<br />

uiteengezet in de leden 2 tot en<br />

met 7.<br />

2. Alle wettelijke auditors en auditkantoren<br />

zijn aan publiek toezicht onderworpen.<br />

3. Het stelsel van publiek toezicht<br />

wordt beheerd door personen die zelf<br />

geen beroepsbeoefenaars zijn maar<br />

voldoende bekend zijn met de vakgebieden<br />

die voor de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen van belang<br />

zijn. De lidstaten kunnen evenwel<br />

toestaan dat een minderheid van beroepsbeoefenaren<br />

bij <strong>het</strong> beheer van<br />

<strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht is betrokken.<br />

De bij <strong>het</strong> beheer van <strong>het</strong><br />

stelsel van publiek toezicht betrokken<br />

personen worden geselecteerd<br />

volgens een onafhankelijke en transparante<br />

benoemingsprocedure.<br />

4. Op <strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht<br />

rust de eindverantwoordelijkheid<br />

voor <strong>het</strong> toezicht op:<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 163


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

a) de toelating en registerinschrijving<br />

van wettelijke auditors en<br />

auditkantoren; en<br />

b) de goedkeuring van normen op<br />

<strong>het</strong> gebied van beroepsethiek en<br />

interne kwaliteitbeheersing van<br />

auditkantoren, <strong>als</strong>ook van controlestandaarden;<br />

en<br />

c) permanente scholing, kwaliteitsborging<br />

en onderzoeks- en tuchtregelingen.<br />

5. Het stelsel van publiek toezicht heeft<br />

<strong>het</strong> recht, waar nodig, om onderzoeken<br />

met betrekking tot wettelijke auditors<br />

en auditkantoren te verrichten<br />

en passende maatregelen te nemen.<br />

6. Het stelsel van publiek toezicht is<br />

transparant. Dat houdt onder meer in<br />

dat jaarlijks werkprogramma’s en activiteitenverslagen<br />

worden gepubliceerd.<br />

7. Aan <strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht<br />

zijn voldoende financiële middelen<br />

toegewezen. De financiering van <strong>het</strong><br />

stelsel is afdoende verzekerd en gevrijwaard<br />

tegen ongewenste beïnvloeding<br />

door wettelijke auditors en<br />

auditkantoren.<br />

Art. 33. Samenwerking tussen stelsels<br />

van publiek toezicht op<br />

Gemeenschapsniveau<br />

De lidstaten zien erop toe dat de op stelsels<br />

van publiek toezicht toepasselijke<br />

wettelijke regelingen een effectieve samenwerking<br />

op Gemeenschapsniveau<br />

met betrekking tot de toezichtactiviteiten<br />

van de lidstaten mogelijk maken. Te dien<br />

einde wijst elke lidstaat één entiteit aan<br />

die specifiek verantwoordelijk is voor de<br />

samenwerking.<br />

Art. 34. Wederzijdse erkenning van<br />

wettelijke regelingen tussen<br />

lidstaten<br />

1. De wettelijke regelingen van de lidstaten<br />

respecteren <strong>het</strong> beginsel dat de<br />

regelgeving en <strong>het</strong> stelsel van publiek<br />

toezicht van de lidstaat van herkomst<br />

van toepassing zijn, dat wil zeggen<br />

de lidstaat waar de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor is toegelaten en<br />

waar de statutaire zetel van de gecontroleerde<br />

entiteit is gevestigd.<br />

2. Bij een wettelijke controle van een<br />

geconsolideerde jaarrekening mag de<br />

lidstaat die de wettelijke controle van<br />

de geconsolideerde jaarrekening<br />

voorschrijft, met betrekking tot deze<br />

controle geen aanvullende verplichtingen<br />

op <strong>het</strong> gebied van registerinschrijving,<br />

kwaliteitsbeoordeling,<br />

controlestandaarden, beroepsethiek<br />

en onafhankelijkheid opleggen aan<br />

een wettelijke auditor die, dan wel<br />

een auditkantoor dat een wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen van een<br />

in een andere lidstaat gevestigde<br />

dochteronderneming uitvoert.<br />

3. Wanneer <strong>het</strong> een vennootschap betreft<br />

waarvan de effecten worden verhandeld<br />

op een gereglementeerde<br />

markt die zich in een andere lidstaat<br />

bevindt dan de lidstaat waar de statutaire<br />

zetel van die vennootschap gevestigd<br />

is, dan mag de lidstaat waar<br />

de effecten worden verhandeld geen<br />

aanvullende verplichtingen op <strong>het</strong><br />

gebied van registerinschrijving, kwaliteitsbeoordeling,<br />

controlestandaarden,<br />

beroepsethiek en onafhankelijkheid<br />

opleggen aan de wettelijke<br />

auditor die, dan wel <strong>het</strong> auditkantoor<br />

dat een wettelijke controle van de<br />

jaarrekening of de geconsolideerde<br />

jaarrekening van die vennootschap<br />

uitvoert.<br />

Art. 35. Aanwijzing van bevoegde<br />

autoriteiten<br />

1. De lidstaten wijzen één of meerdere<br />

bevoegde autoriteiten aan voor de in<br />

deze richtlijn bedoelde taken. De lidstaten<br />

stellen de Commissie van de<br />

aangewezen autoriteit(en) op de<br />

hoogte.<br />

2. De bevoegde autoriteiten zijn zodanig<br />

georganiseerd dat belangenconflicten<br />

worden vermeden.<br />

Art. 36. Beroepsgeheim en<br />

regelgevende samenwerking<br />

tussen lidstaten<br />

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten<br />

die met de toelating, registerinschrijving,<br />

kwaliteitsborging,<br />

toezicht en sancties belast zijn, werken<br />

onderling samen wanneer dat nodig<br />

is voor de vervulling van hun<br />

respectieve taken uit hoofde van deze<br />

richtlijn. De bevoegde autoriteiten<br />

die in een lidstaat met de toelating,<br />

164 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

registerinschrijving, kwaliteitsborging,<br />

toezicht en sancties belast zijn,<br />

verlenen assistentie aan de bevoegde<br />

autoriteiten van andere lidstaten.<br />

Meer in <strong>het</strong> bijzonder wisselen de bevoegde<br />

autoriteiten informatie uit en<br />

werken zij samen bij onderzoeken<br />

die op de uitvoering van wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen betrekking<br />

hebben.<br />

2. Het beroepsgeheim geldt voor eenieder<br />

die bij de bevoegde autoriteiten<br />

werkzaam is of is geweest. Informatie<br />

die onder <strong>het</strong> beroepsgeheim valt,<br />

mag aan geen enkele persoon of autoriteit<br />

openbaar worden gemaakt,<br />

behalve wanneer dit wordt vereist<br />

door de wetgeving, regelgeving of<br />

administratieve procedures van een<br />

lidstaat.<br />

3. Lid 2 weerhoudt bevoegde autoriteiten<br />

niet van <strong>het</strong> uitwisselen van vertrouwelijke<br />

informatie. De aldus uitgewisselde<br />

informatie valt onder <strong>het</strong><br />

beroepsgeheim waartoe eenieder gehouden<br />

is die bij de bevoegde autoriteiten<br />

werkzaam is of is geweest.<br />

4. De bevoegde autoriteiten verstrekken<br />

op verzoek en zonder onnodige vertraging<br />

alle informatie die voor <strong>het</strong> in<br />

lid 1 genoemde doel noodzakelijk<br />

zijn. Indien nodig, stelt de aangezochte<br />

bevoegde autoriteit zonder<br />

onnodige vertraging de maatregelen<br />

vast die vereist zijn om de gevraagde<br />

informatie te verzamelen. De aldus<br />

verstrekte informatie valt onder <strong>het</strong><br />

beroepsgeheim waartoe eenieder gehouden<br />

is die bij de bevoegde autoriteiten<br />

die de informatie ontvangen,<br />

werkzaam is of is geweest.<br />

Indien de aangezochte bevoegde autoriteit<br />

niet bij machte is de gevraagde<br />

informatie zonder onnodige vertraging<br />

te verstrekken, stelt zij de<br />

verzoekende bevoegde autoriteit van<br />

de redenen hiervan in kennis.<br />

De bevoegde autoriteiten kunnen<br />

weigeren om aan een verzoek om informatie<br />

gevolg te geven indien:<br />

a) <strong>het</strong> verstrekken van de inlichtingen<br />

gevaar zou kunnen opleveren<br />

voor de soevereiniteit, de veiligheid<br />

of de openbare orde van de<br />

aangezochte lidstaat of in strijd<br />

zou zijn met de nationale veiligheidsvoorschriften;<br />

of<br />

b) met betrekking tot dezelfde handelingen<br />

en tegen dezelfde wettelijke<br />

auditors en auditkantoren<br />

reeds een gerechtelijke procedure<br />

is ingeleid bij de bevoegde autoriteiten<br />

van de aangezochte lidstaat;<br />

of<br />

c) voor dezelfde handelingen en dezelfde<br />

wettelijke auditors en auditkantoren<br />

reeds een<br />

onherroepelijke uitspraak is gedaan<br />

door de bevoegde autoriteiten<br />

van de aangezochte lidstaat.<br />

Onverminderd hun verplichtingen in<br />

<strong>het</strong> kader van gerechtelijke procedures<br />

mogen de bevoegde autoriteiten<br />

die op grond van lid 1 informatie ontvangen,<br />

deze uitsluitend gebruiken<br />

voor de uitoefening van hun functies<br />

in de zin van deze richtlijn, <strong>als</strong>mede<br />

in <strong>het</strong> kader van bestuursrechtelijke<br />

of gerechtelijke procedures die specifiek<br />

met de uitoefening van deze<br />

functies verband houden.<br />

5. Wanneer een bevoegde autoriteit<br />

vaststelt dat er op <strong>het</strong> grondgebied<br />

van een andere lidstaat handelingen<br />

worden of zijn uitgevoerd die strijdig<br />

zijn met de bepalingen van deze<br />

richtlijn, geeft zij hiervan op zo specifiek<br />

mogelijke wijze kennis aan de<br />

bevoegde autoriteit van de andere<br />

lidstaat. De bevoegde autoriteit van<br />

de andere lidstaat neemt de nodige<br />

maatregelen en stelt de kennisgevende<br />

bevoegde autoriteit van <strong>het</strong> resultaat<br />

in kennis, <strong>als</strong>mede, voorzover<br />

mogelijk, van belangrijke tussentijdse<br />

ontwikkelingen.<br />

6. Een bevoegde autoriteit van een lidstaat<br />

kan verzoeken dat een onderzoek<br />

wordt verricht door de bevoegde<br />

autoriteit van een andere lidstaat<br />

op <strong>het</strong> grondgebied van die lidstaat.<br />

Verder kan zij verzoeken dat aan een<br />

aantal leden van haar personeel toestemming<br />

wordt verleend om de leden<br />

van <strong>het</strong> personeel van de bevoegde<br />

autoriteit van de andere lidstaat<br />

gedurende <strong>het</strong> onderzoek te vergezellen.<br />

Het onderzoek wordt evenwel verricht<br />

onder de eindverantwoordelijkheid<br />

van de lidstaat op <strong>het</strong> grondgebied<br />

waarvan <strong>het</strong> onderzoek<br />

plaatsvindt.<br />

De bevoegde autoriteiten kunnen een<br />

verzoek om een onderzoek zo<strong>als</strong> be-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 165


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

doeld in de eerste alinea, of een verzoek<br />

dat leden van hun personeel<br />

worden vergezeld door leden van <strong>het</strong><br />

personeel van de bevoegde autoriteit<br />

van een andere lidstaat zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in de tweede alinea, van de hand wijzen<br />

indien:<br />

a) een dergelijk onderzoek gevaar<br />

zou kunnen opleveren voor de<br />

soevereiniteit, de veiligheid of de<br />

openbare orde van de aangezochte<br />

staat, of<br />

b) met betrekking tot dezelfde handelingen<br />

en tegen dezelfde personen<br />

reeds een gerechtelijke<br />

procedure is ingeleid bij de autoriteiten<br />

van de aangezochte staat,<br />

of<br />

c) voor dezelfde handelingen en tegen<br />

dezelfde personen in de aangezochte<br />

lidstaat reeds een<br />

onherroepelijke uitspraak is gedaan.<br />

7. Volgens de procedure van artikel 48,<br />

lid 2, kan de Commissie met <strong>het</strong> oog<br />

op <strong>het</strong> vergemakkelijken van de samenwerking<br />

tussen bevoegde autoriteiten,<br />

uitvoeringsmaatregelen vaststellen<br />

voor de procedures inzake de<br />

uitwisseling van informatie en grensoverschrijdend<br />

onderzoek zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in de leden 2 tot en met 4 van<br />

dit artikel.<br />

Hoofdstuk IX. Benoeming en<br />

ontslag<br />

Art. 37. Benoeming van wettelijke<br />

auditors of auditkantoren<br />

1. De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

wordt benoemd door de algemene<br />

aandeelhouders- of ledenvergadering<br />

van de gecontroleerde entiteit.<br />

2. De lidstaten mogen alternatieve regelingen<br />

of modaliteiten toestaan voor<br />

de benoeming van de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor, mits deze regelingen<br />

of modaliteiten bedoeld zijn<br />

om te waarborgen dat de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor onafhankelijk<br />

is van de bij <strong>het</strong> dagelijks bestuur<br />

betrokken leden van <strong>het</strong> leidinggevend<br />

orgaan of bestuursorgaan<br />

van de gecontroleerde entiteit.<br />

Art. 38. Ontslagneming en opzegging<br />

van wettelijke auditors of<br />

auditkantoren<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat wettelijke<br />

auditors of auditkantoren alleen<br />

om gegronde redenen kunnen worden<br />

ontslagen; verschil van mening<br />

over methoden van boekhoudkundige<br />

verwerking of controlewerkzaamheden<br />

zijn geen gegronde redenen<br />

voor ontslag.<br />

2. De lidstaten zien erop toe dat de gecontroleerde<br />

entiteit en de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor de voor<br />

<strong>het</strong> stelsel van publiek toezicht bevoegde<br />

autoriteit of autoriteiten in<br />

kennis stellen van <strong>het</strong> ontslag of opzegging<br />

van de wettelijke auditor(s)<br />

of (<strong>het</strong>) auditkanto(o)r(en) tijdens de<br />

duur van de benoeming en hiervoor<br />

een afdoende motivering geven.<br />

Hoofdstuk X. Bijzondere<br />

bepalingen betreffende de<br />

wettelijke controles van de<br />

jaarrekeningen van organisaties<br />

van openbaar belang<br />

Art. 39. Toepassing op nietbeursgenoteerde<br />

organisaties<br />

van openbaar belang<br />

De lidstaten kunnen organisaties van<br />

openbaar belang waarvan de effecten niet<br />

worden verhandeld op een gereglementeerde<br />

markt zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 4,<br />

lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG,<br />

en hun wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en)<br />

vrijstellen van één of meerdere<br />

van de eisen in dit hoofdstuk.<br />

Art. 40. Transparantieverslag<br />

1. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke<br />

auditors en auditkantoren die<br />

wettelijke controles van de jaarrekeningen<br />

bij organisaties van openbaar<br />

belang uitvoeren, uiterlijk drie maanden<br />

na <strong>het</strong> eind van elk boekjaar op<br />

hun websites jaarlijkse transparantieverslagen<br />

bekendmaken waarin ten<br />

minste de volgende informatie is opgenomen:<br />

a) een beschrijving van de juridische<br />

en eigendomsstructuur;<br />

166 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

b) wanneer <strong>het</strong> auditkantoor tot een<br />

netwerk behoort, een beschrijving<br />

van <strong>het</strong> netwerk en van de<br />

juridische en structurele regelingen<br />

binnen <strong>het</strong> netwerk;<br />

c) een beschrijving van de bestuurstructuur<br />

van <strong>het</strong> auditkantoor;<br />

d) een beschrijving van <strong>het</strong> interne<br />

kwaliteitbeheersingssysteem van<br />

<strong>het</strong> auditkantoor en een verklaring<br />

van <strong>het</strong> leidinggevende of<br />

bestuursorgaan betreffende de<br />

doeltreffendheid van de werking<br />

van dit systeem;<br />

e) een aanduiding van wanneer de<br />

laatste kwaliteitsbeoordeling zo<strong>als</strong><br />

bedoeld in artikel 29 heeft<br />

plaatsgevonden;<br />

f) een lijst van de organisaties van<br />

openbaar belang waarbij <strong>het</strong> auditkantoor<br />

<strong>het</strong> afgelopen jaar<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

heeft uitgevoerd;<br />

g) een verklaring betreffende de<br />

praktijken van <strong>het</strong> auditkantoor<br />

op <strong>het</strong> gebied van de onafhankelijkheid,<br />

waarin tevens wordt bevestigd<br />

dat een interne<br />

beoordeling van de naleving van<br />

de onafhankelijkheidseisen heeft<br />

plaatsgevonden;<br />

h) een verklaring inzake de door <strong>het</strong><br />

auditkantoor gevolgde gedragslijn<br />

betreffende de permanente<br />

scholing van wettelijke auditors<br />

<strong>als</strong> bedoeld in artikel 13;<br />

i) financiële informatie waaruit<br />

blijkt hoe belangrijk <strong>het</strong> auditkantoor<br />

is, zo<strong>als</strong> de totale omzet<br />

uitgesplitst naar honoraria voor<br />

de wettelijke controle van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen, en honoraria<br />

voor andere assurance-opdrachten,<br />

belastingadviesdiensten en<br />

andere niet-controlediensten;<br />

j) informatie over de grondslagen<br />

voor de beloning van vennoten.<br />

In uitzonderlijke gevallen kunnen de<br />

lidstaten afzien van toepassing van<br />

<strong>het</strong> bepaalde onder f), voorzover dit<br />

noodzakelijk is om een onmiddellijke<br />

en aanzienlijke bedreiging voor de<br />

persoonlijke veiligheid van een persoon<br />

in te perken.<br />

2. Het transparantieverslag wordt ondertekend<br />

door de wettelijke auditor,<br />

respectievelijk <strong>het</strong> auditkantoor. Dit<br />

kan bijvoorbeeld gebeuren door middel<br />

van een elektronische handtekening<br />

<strong>als</strong> omschreven in artikel 2, lid<br />

1, van Richtlijn 1999/93/EG.<br />

Art. 41. Auditcomité<br />

1. Elke organisatie van openbaar belang<br />

heeft een auditcomité. De lidstaten<br />

bepalen of auditcomités samengesteld<br />

moeten zijn uit niet bij <strong>het</strong> dagelijks<br />

bestuur betrokken leden van <strong>het</strong><br />

leidinggevende en/of leden van <strong>het</strong><br />

toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde<br />

entiteit en/of leden die<br />

worden benoemd door de algemene<br />

aandeelhoudersvergadering van de<br />

gecontroleerde entiteit. Ten minste<br />

één lid van <strong>het</strong> auditcomité is onafhankelijk<br />

en beschikt over de nodige<br />

deskundigheid op <strong>het</strong> gebied van<br />

boekhouding en/of controle.<br />

De lidstaten kunnen toestaan dat in<br />

organisaties van openbaar belang<br />

die voldoen aan de criteria van<br />

artikel 2, lid 1, onder f), van Richtlijn<br />

2003/71/EG, de aan <strong>het</strong> auditcomité<br />

toegewezen taken worden uitgevoerd<br />

door <strong>het</strong> leidinggevende of <strong>het</strong><br />

toezichthoudende orgaan <strong>als</strong> geheel,<br />

mits de voorzitter van een dergelijk<br />

orgaan geen voorzitter van <strong>het</strong> auditcomité<br />

is indien hij of zij bij <strong>het</strong> dagelijks<br />

bestuur betrokken is.<br />

2. Onverminderd de verantwoordelijkheid<br />

van de leden van <strong>het</strong> leidinggevende,<br />

bestuurs- of toezichthoudende<br />

orgaan of van andere leden die worden<br />

benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering<br />

van de gecontroleerde<br />

entiteit, heeft <strong>het</strong><br />

auditcomité onder meer tot taak:<br />

a) <strong>het</strong> monitoren van <strong>het</strong> financiëleverslaggevingsproces;<br />

b) <strong>het</strong> monitoren van de doeltreffendheid<br />

van <strong>het</strong> internebeheersingssysteem,<br />

<strong>het</strong> eventuele<br />

interneauditsysteem en <strong>het</strong> risicomanagementsysteem<br />

van de vennootschap;<br />

c) <strong>het</strong> monitoren van de wettelijke<br />

controle van de jaarrekening en<br />

de geconsolideerde jaarrekening;<br />

d) <strong>het</strong> beoordelen en monitoren van<br />

de onafhankelijkheid van de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor,<br />

waarbij met name wordt<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 167


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

gelet op de verlening van nevendiensten<br />

aan de gecontroleerde<br />

entiteit.<br />

3. Het voorstel van <strong>het</strong> leidinggevende<br />

of toezichthoudende orgaan in een<br />

organisatie van openbaar belang inzake<br />

de benoeming van een wettelijke<br />

auditor of auditkantoor moet<br />

gebaseerd zijn op een aanbeveling<br />

van <strong>het</strong> auditcomité.<br />

4. De wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

brengt aan <strong>het</strong> auditcomité verslag<br />

uit over bij de wettelijke controle<br />

van de jaarrekening aan <strong>het</strong> licht<br />

gekomen belangrijke zaken, en met<br />

name ernstige tekortkomingen in <strong>het</strong><br />

internebeheersingsproces met betrekking<br />

tot de financiële verslaggeving.<br />

5. De lidstaten kunnen toestaan of bepalen<br />

dat <strong>het</strong> bepaalde in de leden 1 tot<br />

en met 4 niet van toepassing is op<br />

enige organisatie van openbaar belang<br />

met een orgaan dat soortgelijke<br />

bevoegdheden heeft <strong>als</strong> een auditcomité<br />

en dat is ingesteld en functioneert<br />

volgens de voorschriften van de<br />

lidstaat waarin de te controleren entiteit<br />

geregistreerd is. In dergelijke gevallen<br />

deelt de entiteit mee welk orgaan<br />

deze bevoegdheden uitoefent en<br />

wat de samenstelling ervan is.<br />

6. De lidstaten kunnen van de verplichting<br />

tot instelling van een auditcomité<br />

vrijstellen:<br />

a) elke organisatie van openbaar belang<br />

die een dochteronderneming<br />

is, in de zin van artikel 1 van<br />

Richtlijn 83/349/EEG, indien de<br />

onderneming op groepsniveau<br />

voldoet aan de in de leden 1 tot<br />

en met 4 van dit artikel gestelde<br />

eisen;<br />

b) elke organisatie van openbaar belang<br />

die een instelling voor collectieve<br />

belegging is <strong>als</strong> omschreven<br />

in artikel 1, lid 2, van<br />

Richtlijn 85/611/EEG; de lidstaten<br />

mogen ook organisaties van<br />

openbaar belang vrijstellen die<br />

<strong>het</strong> collectief beleggen van door<br />

<strong>het</strong> publiek ingelegd kapitaal <strong>als</strong><br />

enig doel hebben, die volgens <strong>het</strong><br />

beginsel van risicospreiding werken<br />

en die niet streven naar juridische<br />

of bestuurlijke zeggenschap<br />

over emittenten van hun<br />

onderliggende beleggingen, mits<br />

deze instellingen voor collectieve<br />

belegging zijn toegelaten en onder<br />

toezicht van bevoegde autoriteiten<br />

staan en een bewaarder<br />

hebben die taken uitvoert die gelijkwaardig<br />

zijn aan die uit hoofde<br />

van Richtlijn 85/611/EEG;<br />

c) elke organisatie van openbaar belang<br />

waarvan de enige zakelijke<br />

activiteit bestaat in <strong>het</strong> uitgeven<br />

van door activa gedekte waardepapieren,<br />

zo<strong>als</strong> gedefinieerd in<br />

artikel 2, lid 5, van Verordening<br />

(EG) nr. 809/2004 van de Commissie;<br />

in die gevallen verlangt<br />

de lidstaat van de instelling dat<br />

zij <strong>het</strong> publiek uiteenzet waarom<br />

zij <strong>het</strong> niet dienstig acht <strong>het</strong>zij<br />

een auditcomité in te stellen, <strong>het</strong>zij<br />

een leidinggevend of toezichthoudend<br />

orgaan dat belast is met<br />

de uitvoering van de taken van<br />

een auditcomité;<br />

d) elke kredietinstelling in de zin<br />

van artikel 1, lid 1, van Richtlijn<br />

2000/12/EG, waarvan de aandelen<br />

niet zijn toegelaten tot de<br />

handel op een gereglementeerde<br />

markt in enige lidstaat in de zin<br />

van artikel 4, lid 1, punt 14, van<br />

Richtlijn 2004/39/EG en die continu<br />

of herhaaldelijk alleen obligaties<br />

heeft uitgegeven, op<br />

voorwaarde dat al die obligaties<br />

een totaal nominaal bedrag van<br />

minder dan 100 000 000 EUR<br />

vertegenwoordigen en dat zij<br />

geen prospectus uit hoofde van<br />

Richtlijn 2003/71/EG heeft gepubliceerd.<br />

Art. 42. Onafhankelijkheid<br />

1. Benevens <strong>het</strong> bepaalde in de<br />

artikelen 22 en 24 zien de lidstaten<br />

erop toe dat de wettelijke auditor of<br />

<strong>het</strong> auditkantoor die/dat de wettelijke<br />

controle van de jaarrekeningen van<br />

organisaties van openbaar belang uitvoert:<br />

a) jaarlijks <strong>het</strong> auditcomité schriftelijk<br />

zijn onafhankelijkheid van de<br />

gecontroleerde organisatie van<br />

openbaar belang bevestigt;<br />

b) jaarlijks alle voor de gecontroleerde<br />

entiteit verrichte nevendiensten<br />

meldt bij <strong>het</strong> auditcomité;<br />

en<br />

168 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

c) met <strong>het</strong> auditcomité overleg voert<br />

over de bedreigingen voor de onafhankelijkheid<br />

van de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor en<br />

de veiligheidsmaatregelen die<br />

zijn genomen om deze bedreigingen<br />

in te perken, zo<strong>als</strong> door de<br />

wettelijke auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

bijgehouden overeenkomstig<br />

artikel 22, lid 3.<br />

2. De lidstaten zien erop toe dat de<br />

voornaamste vennoot/vennoten die<br />

met de uitvoering van een wettelijke<br />

controle van de jaarrekeningen is/zijn<br />

belast, na uiterlijk zeven jaar vanaf<br />

de benoeming van de controleopdracht<br />

wordt/worden ontslagen en<br />

pas na een periode van ten minste<br />

twee jaar opnieuw aan de controle<br />

van de gecontroleerde entiteit<br />

mag/mogen deelnemen.<br />

3. De wettelijke auditor of de voornaamste<br />

vennoot die namens een auditkantoor<br />

een wettelijke controle<br />

van de jaarrekeningen uitvoert, mag<br />

pas een centrale leidinggevende<br />

functie in de gecontroleerde entiteit<br />

aanvaarden nadat een periode van ten<br />

minste twee jaar is verstreken sinds<br />

hij of zij zich <strong>als</strong> wettelijke auditor of<br />

voornaamste vennoot uit de controleopdracht<br />

heeft teruggetrokken.<br />

Art. 43. Kwaliteitsborging<br />

Bij wettelijke auditors en auditkantoren<br />

die wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

van organisaties van openbaar belang<br />

uitvoeren, vindt de in artikel 29 bedoelde<br />

kwaliteitsbeoordeling ten minste om de<br />

drie jaar plaats.<br />

Hoofdstuk XI. Internationale<br />

aspecten<br />

Art. 44. Toelating van auditors van<br />

derde landen<br />

1. Op voorwaarde van wederkerigheid<br />

mogen de bevoegde autoriteiten van<br />

een lidstaat een auditor van een derde<br />

land <strong>als</strong> wettelijke auditor toelaten,<br />

mits deze persoon <strong>het</strong> bewijs heeft<br />

geleverd dat hij of zij voldoet aan eisen<br />

gelijkwaardig aan die in de<br />

artikelen 4 en 6 tot en met 13.<br />

2. Vooraleer een auditor van een derde<br />

land toe te laten die voldoet aan <strong>het</strong><br />

bepaalde in lid 1, zien de bevoegde<br />

autoriteiten van een lidstaat toe op de<br />

naleving van de eisen van artikel 14.<br />

Art. 45. Registerinschrijving<br />

van en toezicht op auditors en<br />

auditorganisaties van derde<br />

landen<br />

1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />

gaan over tot registerinschrijving<br />

conform de artikelen 15 tot en<br />

met 17 van elke auditor en auditorganisatie<br />

van een derde land die een<br />

controleverklaring aflevert betreffende<br />

de jaarrekening of de geconsolideerde<br />

jaarrekening van een<br />

vennootschap die haar statutaire zetel<br />

buiten de Gemeenschap heeft en<br />

waarvan de effecten in die lidstaat<br />

zijn toegelaten tot de handel op een<br />

gereglementeerde markt in de zin van<br />

artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn<br />

2004/39/EG, behalve indien <strong>het</strong> bedrijf<br />

alleen een emmittent is van effecten<br />

die in een lidstaat zijn<br />

toegelaten tot de handel op een gereglementeerde<br />

markt in de zin van<br />

artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn<br />

2004/109/EG, met een nominale<br />

waarde per eenheid van ten minste<br />

50 000 EUR of, in <strong>het</strong> geval van effecten<br />

die in een andere munteenheid<br />

luiden, op de dag van uitgifte equivalent<br />

aan ten minste 50 000 EUR.<br />

2. De artikelen 18 en 19 zijn van toepassing.<br />

3. De lidstaten onderwerpen de in <strong>het</strong><br />

register ingeschreven auditors en auditorganisaties<br />

van een derde land<br />

aan hun stelsels van publiek toezicht,<br />

hun kwaliteitsborgingsstelsels en hun<br />

onderzoeks- en sanctieregelingen.<br />

Een lidstaat mag er vanaf zien een in<br />

<strong>het</strong> register ingeschreven auditor en<br />

auditorganisatie van een derde land<br />

aan zijn kwaliteitsborgingsstelsel te<br />

onderwerpen indien een andere lidstaat,<br />

of een kwaliteitsborgingsstelsel<br />

uit een derde land dat <strong>als</strong> gelijkwaardig<br />

is beoordeeld in de zin van<br />

artikel 46, de betrokken auditor of de<br />

auditorganisatie van een derde land<br />

in de voorgaande drie jaar aan een<br />

kwaliteitsbeoordeling heeft onderworpen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 169


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

4. Onverminderd <strong>het</strong> bepaalde in<br />

artikel 46 hebben controleverklaringen<br />

betreffende de in lid 1 van dit artikel<br />

bedoelde jaarrekeningen of geconsolideerde<br />

jaarrekeningen welke<br />

zijn afgeleverd door auditors of auditorganisaties<br />

van een derde land die<br />

in de betrokken lidstaat niet in <strong>het</strong> register<br />

zijn ingeschreven, in deze lidstaat<br />

geen rechtsgevolg.<br />

5. Een lidstaat mag alleen een auditorganisatie<br />

van een derde land in <strong>het</strong><br />

register inschrijven wanneer:<br />

a) deze voldoet aan eisen die gelijkwaardig<br />

zijn aan die welke in<br />

artikel 3, lid 3, worden gesteld;<br />

b) de meerderheid van de leden van<br />

<strong>het</strong> leidinggevende of bestuursorgaan<br />

van de auditorganisaties van<br />

een derde land voldoet aan eisen<br />

die gelijkwaardig zijn aan die<br />

welke in de artikelen 4 tot en met<br />

10 worden gesteld;<br />

c) de auditor van een derde land die<br />

namens de auditorganisatie van<br />

een derde land de controle uitvoert,<br />

voldoet aan eisen die gelijkwaardig<br />

zijn aan die welke in<br />

de artikelen 4 tot en met 10 worden<br />

gesteld;<br />

d) de controles van de in lid 1 bedoelde<br />

jaarrekening of geconsolideerde<br />

jaarrekening worden<br />

uitgevoerd in overeenstemming<br />

met internationale controlestandaarden<br />

<strong>als</strong> bedoeld in artikel 26<br />

en conform de voorschriften van<br />

de artikelen 22, 24 en 25, of gelijkwaardige<br />

standaarden en<br />

voorschriften;<br />

e) deze op haar website een jaarlijks<br />

transparantieverslag publiceert<br />

dat de in artikel 40 bedoelde informatie<br />

bevat, of zij aan gelijkwaardige<br />

openbaarmakingseisen<br />

voldoet.<br />

6. Teneinde uniforme toepassing van lid<br />

5, onder d), te waarborgen, wordt de<br />

daaronder bedoelde gelijkwaardigheid<br />

beoordeeld door de Commissie<br />

in samenwerking met de lidstaten.<br />

De Commissie neemt terzake een besluit<br />

volgens de procedure van<br />

artikel 48, lid 2. In afwachting van<br />

een dergelijk besluit van de Commissie<br />

kunnen de lidstaten de in lid 5,<br />

onder d), bedoelde gelijkwaardigheid<br />

beoordelen.<br />

Art. 46. Afwijking in geval van<br />

gelijkwaardigheid<br />

1. Op voorwaarde van wederkerigheid<br />

kunnen de lidstaten afzien van de<br />

toepassing van de in artikel 45, leden<br />

1 en 3, gestelde eisen of deze wijzigen,<br />

mits de betrokken auditorganisatie<br />

of de betrokken auditor van een<br />

derde land in <strong>het</strong> derde land onderworpen<br />

is aan stelsels van publiek<br />

toezicht, kwaliteitsborgingsstelsels<br />

en onderzoeks- en sanctieregelingen<br />

die voldoen aan eisen die gelijkwaardig<br />

zijn aan die welke in de<br />

artikelen 29, 30 en 32 worden gesteld.<br />

2. Teneinde uniforme toepassing van lid<br />

1 van dit artikel te waarborgen, wordt<br />

de in lid 1 bedoelde gelijkwaardigheid<br />

beoordeeld door de Commissie<br />

in samenwerking met de lidstaten.<br />

De Commissie neemt terzake een besluit<br />

volgens de procedure van<br />

artikel 48, lid 2. De lidstaten kunnen<br />

de in lid 1 van dit artikel bedoelde<br />

gelijkwaardigheid beoordelen of vertrouwen<br />

op de beoordelingen van andere<br />

lidstaten, zolang de Commissie<br />

geen besluit heeft genomen. Indien<br />

de Commissie besluit dat niet aan de<br />

gelijkwaardigheidseis van lid 1 wordt<br />

voldaan, kan zij de betrokken auditors<br />

en auditorganisaties toestaan hun<br />

controleactiviteiten gedurende een<br />

passende overgangsperiode voort te<br />

zetten overeenkomstig de relevante<br />

voorschriften van de lidstaat.<br />

3. De lidstaten stellen de Commissie in<br />

kennis van:<br />

a) hun beoordelingen van de gelijkwaardigheden,<br />

<strong>als</strong> bedoeld in lid<br />

2; en<br />

b) de belangrijkste onderdelen van<br />

hun samenwerkingsovereenkomsten<br />

met derde landen met betrekking<br />

tot stelsels van publiek<br />

toezicht, kwaliteitsborgingsstelsels<br />

en onderzoeks- en sanctieregelingen,<br />

op basis van lid 1.<br />

170 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

Art. 47. Samenwerking met bevoegde<br />

autoriteiten van derde landen<br />

1. De lidstaten mogen toestaan dat controle-<br />

of andere documenten die in<br />

<strong>het</strong> bezit zijn van wettelijke auditors<br />

of auditkantoren die door hen zijn<br />

toegelaten, aan de bevoegde autoriteiten<br />

van een derde land worden<br />

overgedragen, op voorwaarde dat:<br />

a) die controle- of andere documenten<br />

betrekking hebben op controles<br />

bij vennootschappen die in<br />

<strong>het</strong> betrokken derde land effecten<br />

hebben uitgegeven of die onderdeel<br />

uitmaken van een groep die<br />

onderworpen is aan een wettelijke<br />

controle van geconsolideerde<br />

jaarrekeningen in dat derde land;<br />

b) deze controle- of andere documenten<br />

via de bevoegde autoriteiten<br />

van <strong>het</strong> land van herkomst<br />

aan de bevoegde autoriteiten van<br />

<strong>het</strong> betrokken derde land worden<br />

overgedragen nadat laatstgenoemde<br />

autoriteiten daarom hebben<br />

verzocht;<br />

c) de bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong><br />

betrokken derde land voldoen<br />

aan eisen die overeenkomstig lid<br />

3 adequaat zijn verklaard;<br />

d) er tussen de betrokken bevoegde<br />

autoriteiten op wederkerigheid<br />

gebaseerde werkregelingen zijn<br />

overeengekomen;<br />

e) de overdracht van persoonsgegevens<br />

aan derde landen geschiedt<br />

overeenkomstig hoofdstuk IV<br />

van Richtlijn 95/46/EG.<br />

2. De in lid 1, onder d), bedoelde werkregelingen<br />

waarborgen dat:<br />

a) de bevoegde autoriteiten <strong>het</strong> verzoek<br />

om controle- en andere documenten<br />

motiveren;<br />

b) eenieder die werkzaam is of is<br />

geweest bij de bevoegde autoriteiten<br />

van <strong>het</strong> derde land die de<br />

informatie ontvangen, onderworpen<br />

is aan <strong>het</strong> beroepsgeheim;<br />

c) de bevoegde autoriteiten van <strong>het</strong><br />

derde land de controle- en andere<br />

documenten alleen mogen gebruiken<br />

voor de uitoefening van<br />

hun publiek toezicht-, kwaliteitsborgings-<br />

en onderzoeksfuncties<br />

die voldoen aan eisen die gelijkwaardig<br />

zijn aan die welke in de<br />

artikelen 29, 30 en 32 worden gesteld;<br />

d) <strong>het</strong> verzoek van een bevoegde<br />

autoriteit van een derde land om<br />

controle- of andere documenten<br />

die in <strong>het</strong> bezit zijn van een wettelijke<br />

auditor of een auditkantoor,<br />

van de hand kan worden<br />

gewezen wanneer:<br />

- de verstrekking van deze<br />

controle- of andere documenten<br />

gevaar zou kunnen opleveren<br />

voor de soevereiniteit,<br />

de veiligheid of de openbare<br />

orde van de Gemeenschap of<br />

de aangezochte lidstaat, of<br />

- indien voor dezelfde handelingen<br />

en tegen dezelfde personen<br />

reeds een gerechtelijke<br />

procedure is ingeleid bij de<br />

bevoegde autoriteiten van de<br />

aangezochte lidstaat.<br />

3. Over de in lid 1, onder c), bedoelde<br />

adequaatheid van de eisen wordt<br />

door de Commissie een besluit genomen<br />

volgens de procedure van<br />

artikel 48, lid 2, teneinde de samenwerking<br />

tussen bevoegde autoriteiten<br />

te vergemakkelijken. De toetsing van<br />

de adequaatheid wordt verricht in samenwerking<br />

met de lidstaten en op<br />

basis van de criteria van artikel 36 of<br />

grotendeels gelijkwaardige functionele<br />

resultaten. De lidstaten nemen<br />

de nodige maatregelen om zich naar<br />

<strong>het</strong> besluit van de Commissie te voegen.<br />

4. In uitzonderingsgevallen en in afwijking<br />

van lid 1 kunnen de lidstaten<br />

wettelijke auditors en auditkantoren<br />

die door hen zijn toegelaten, toestaan<br />

controle- en andere documenten<br />

rechtstreeks aan de bevoegde autoriteiten<br />

van een derde land over te dragen,<br />

op voorwaarde dat:<br />

a) in <strong>het</strong> betrokken derde land onderzoeken<br />

zijn ingeleid door de<br />

bevoegde autoriteiten;<br />

b) de overdracht niet in strijd is met<br />

de verplichtingen waaraan wettelijke<br />

auditors en auditkantoren<br />

moeten voldoen met betrekking<br />

tot de overdracht van controle- en<br />

andere documenten aan de bevoegde<br />

autoriteit van hun lidstaat<br />

van herkomst;<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 171


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

c) er werkregelingen met de bevoegde<br />

autoriteiten van <strong>het</strong> betrokken<br />

derde land bestaan uit<br />

hoofde waarvan de bevoegde autoriteiten<br />

van de lidstaat wederkerige<br />

rechtstreekse toegang<br />

hebben tot controle- en andere<br />

documenten van auditorganisaties<br />

van dat derde land;<br />

d) de verzoekende bevoegde autoriteit<br />

van <strong>het</strong> betrokken derde land<br />

de bevoegde autoriteit van de lidstaat<br />

van herkomst van de wettelijke<br />

auditor of <strong>het</strong> auditkantoor<br />

in kennis stelt van elk rechtstreeks<br />

verzoek om inlichtingen,<br />

met opgave van de redenen voor<br />

dat verzoek;<br />

e) de in lid 2 gestelde voorwaarden<br />

in acht worden genomen.<br />

5. De Commissie kan volgens de procedure<br />

van artikel 48, lid 2, de in lid 4<br />

bedoelde uitzonderingsgevallen nader<br />

omschrijven, teneinde de samenwerking<br />

tussen bevoegde autoriteiten<br />

te vergemakkelijken en uniforme toepassing<br />

van dat lid te garanderen.<br />

6. De lidstaten stellen de Commissie in<br />

kennis van de in de leden 1 en 4 bedoelde<br />

werkregelingen.<br />

Hoofdstuk XII. Overgangs- en<br />

slotbepalingen<br />

Art. 48. Comité<br />

1. De Commissie wordt bijgestaan door<br />

een comité (hierna “<strong>het</strong> comité” genoemd).<br />

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen,<br />

zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit<br />

1999/468/EG van toepassing, met inachtneming<br />

van artikel 8 van dat besluit.<br />

De in artikel 5, lid 6, van Besluit<br />

1999/468/EG bedoelde termijn wordt<br />

vastgesteld op drie maanden.<br />

3. Het comité stelt zijn reglement van<br />

orde vast.<br />

4. Onverminderd de reeds vastgestelde<br />

uitvoeringsmaatregelen, en behoudens<br />

de bepalingen bedoeld in<br />

artikel 26, wordt na afloop van een<br />

periode van twee jaar na de goedkeuring<br />

van deze richtlijn en uiterlijk op<br />

1 april 2008, de toepassing van haar<br />

bepalingen die de vaststelling van<br />

technische regels, wijzigingen en besluiten<br />

overeenkomstig lid 2 vereisen,<br />

opgeschort. Op voorstel van de<br />

Commissie kunnen <strong>het</strong> Europees Parlement<br />

en de Raad de desbetreffende<br />

bepalingen volgens de procedure van<br />

artikel 251 van <strong>het</strong> Verdrag verlengen<br />

en zullen zij daartoe deze bepalingen<br />

vóór afloop van de hierboven bedoelde<br />

periode of vóór bedoelde datum<br />

aan een herziening onderwerpen.<br />

Art 49.<br />

Wijziging van Richtlijn<br />

78/660/EEG en Richtlijn<br />

83/349/EEG<br />

1) Richtlijn 78/660/EEG wordt <strong>als</strong> volgt<br />

gewijzigd:<br />

a) in artikel 43, lid 1, wordt <strong>het</strong> volgende<br />

punt toegevoegd:<br />

“15. afzonderlijk, de tijdens <strong>het</strong><br />

boekjaar door de wettelijke auditor<br />

of <strong>het</strong> auditkantoor aangerekende<br />

totale honoraria voor de<br />

wettelijke controle van jaarrekeningen,<br />

de totale honoraria voor<br />

andere assurance-opdrachten, de<br />

totale honoraria voor belastingadviesdiensten<br />

en de totale honoraria<br />

voor andere nietcontrolediensten.<br />

De lidstaten kunnen bepalen dat<br />

deze vereiste niet van toepassing<br />

is indien de vennootschap is<br />

opgenomen in de geconsolideerde<br />

jaarrekeningen die overeenkomstig<br />

artikel 1 van Richtlijn<br />

83/349/EEG moeten worden opgesteld,<br />

mits deze informatie in<br />

de toelichting bij de jaarrekeningen<br />

wordt vermeld.”;<br />

b) artikel 44, lid 1, wordt vervangen<br />

door:<br />

“1. De lidstaten kunnen toestaan<br />

dat de in artikel 11 bedoelde vennootschappen<br />

een verkorte toelichting<br />

opstellen waarin de in<br />

artikel 43, lid 1, punten 5 tot en<br />

met 12, punt 14, onder a), en<br />

punt 15 genoemde gegevens achterwege<br />

worden gelaten. In de<br />

toelichting wordt evenwel voor<br />

<strong>het</strong> geheel van de betrokken posten<br />

de in artikel 43, lid 1, punt 6,<br />

172 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Eur. Richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

verlangde informatie door middel<br />

van een totaalbedrag verstrekt.”;<br />

c) artikel 45, lid 2, wordt vervangen<br />

door:<br />

“2. Het bepaalde in lid 1, onder<br />

b), is ook van toepassing op de in<br />

artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde<br />

gegevens.<br />

De lidstaten kunnen de in<br />

artikel 27 bedoelde vennootschappen<br />

toestaan de in<br />

artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde<br />

gegevens achterwege te laten.<br />

De lidstaten kunnen de in<br />

artikel 27 bedoelde vennootschappen<br />

tevens toestaan de in<br />

artikel 43, lid 1, punt 15, genoemde<br />

gegevens achterwege te<br />

laten, op voorwaarde dat deze gegevens<br />

worden verstrekt aan <strong>het</strong><br />

stelsel van publiek toezicht <strong>als</strong><br />

bedoeld in artikel 32 van Richtlijn<br />

2006/43/EG van <strong>het</strong> Europees<br />

Parlement en de Raad van<br />

17 mei 2006 betreffende de wettelijke<br />

controle van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen, indien <strong>het</strong> stelsel<br />

van publiek toezicht hierom verzoekt.<br />

2) In artikel 34 van Richtlijn 83/349/EEG<br />

wordt <strong>het</strong> volgende punt toegevoegd:<br />

“16. afzonderlijk, de tijdens <strong>het</strong><br />

boekjaar door de wettelijke auditor of<br />

<strong>het</strong> auditkantoor aangerekende totale<br />

honoraria voor de wettelijke controle<br />

van de jaarrekening, de totale honoraria<br />

voor andere assurance-opdrachten,<br />

de totale honoraria voor<br />

belastingadviesdiensten en de totale<br />

honoraria voor andere niet-controlediensten.”.<br />

Art. 50. Intrekking van Richtlijn<br />

84/253/EEG<br />

Met ingang van 29 juni 2006 wordt<br />

Richtlijn 84/253/EEG ingetrokken. Verwijzingen<br />

naar de ingetrokken richtlijn<br />

gelden <strong>als</strong> verwijzingen naar deze richtlijn.<br />

Art. 51. Overgangsbepaling<br />

Wettelijke auditors en auditkantoren die<br />

overeenkomstig Richtlijn 84/253/EEG<br />

door de bevoegde autoriteiten zijn toegelaten<br />

vóór de inwerkingtreding van de in<br />

artikel 53, lid 1, bedoelde bepalingen,<br />

worden beschouwd <strong>als</strong> zijnde toegelaten<br />

overeenkomstig deze richtlijn.<br />

Art. 52. Minimumharmonisatie<br />

De lidstaten die de wettelijke controle<br />

van jaarrekeningen verplicht stellen, kunnen<br />

strengere voorschriften vaststellen,<br />

tenzij in de tekst van de richtlijn anders is<br />

vermeld.<br />

Art. 53. Omzetting<br />

1. De lidstaten dienen vóór 29 juni<br />

2008 de bepalingen vast te stellen die nodig<br />

zijn om aan deze richtlijn te voldoen.<br />

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld<br />

in kennis.<br />

2. Wanneer de lidstaten die bepalingen<br />

aannemen, wordt in de bepalingen zelf of<br />

bij de officiële bekendmaking daarvan<br />

naar deze richtlijn verwezen. De regels<br />

voor de verwijzing worden vastgesteld<br />

door de lidstaten.<br />

3. De lidstaten delen de Commissie de<br />

tekst van de belangrijkste bepalingen van<br />

intern recht mee die zij op <strong>het</strong> onder deze<br />

richtlijn vallende gebied vaststellen.<br />

Art. 54. Inwerkingtreding<br />

Deze richtlijn treedt in werking op de<br />

twintigste dag volgende op die van haar<br />

bekendmaking in <strong>het</strong> Publicatieblad van<br />

de Europese Unie.<br />

Art. 55. Adressaten<br />

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 173


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

18.4 Koninklijk Besluit van 30 april 2007 betreffende de<br />

erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar<br />

register<br />

(B.S., 30 mei 2007)<br />

Verslag aan de Koning<br />

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />

hebben <strong>het</strong> Uwe Majesteit ter ondertekening<br />

voor te leggen heeft tot doel om bepalingen<br />

inzake de erkenning van<br />

bedrijfsrevisoren en de ledenlijst van <strong>het</strong><br />

Instituut der Bedrijfsrevisoren aan te passen<br />

in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de<br />

bepalingen van de Europese Richtlijn<br />

2006/43/EG, goedgekeurd door <strong>het</strong> Europees<br />

Parlement en de Raad op 17 mei<br />

2006, betreffende de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen, tot wijziging van de<br />

Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG<br />

van de Raad, en houdende intrekking van<br />

Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, die<br />

werd bekendgemaakt in <strong>het</strong> Publicatieblad<br />

van de Europese Unie van 9 juni<br />

2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />

Gezien <strong>het</strong> groot aantal voorgestelde wijzigingen<br />

werd een nieuw koninklijk besluit<br />

verkozen boven een aanpassing van<br />

de bestaande tekst.<br />

De tekst is ingedeeld in vijf hoofdstukken<br />

die hierna achtereenvolgens worden<br />

besproken.<br />

Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />

en definities<br />

Het eerste hoofdstuk (artikel 1) omschrijft<br />

<strong>het</strong> toepassingsgebied, met name<br />

de bedrijfsrevisoren en stagiairs <strong>als</strong>ook<br />

de voor de toepassing van <strong>het</strong> besluit gehanteerde<br />

definities.<br />

Zo<strong>als</strong> dit in de Richtlijn <strong>het</strong> geval is,<br />

wordt ook in dit besluit <strong>het</strong> belangrijk<br />

onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende<br />

natuurlijke personen en rechtspersonen<br />

of entiteiten met om <strong>het</strong> even<br />

welke rechtsvorm:<br />

- enerzijds, de beroepsbeoefenaars die<br />

in een land buiten de Europese Unie<br />

door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten<br />

om daar wettelijke controles<br />

uit te voeren, die respectievelijk aangeduid<br />

worden <strong>als</strong> “auditors van derde<br />

landen” en “auditorganisaties van<br />

derde landen”; en<br />

- anderzijds, de beroepsbeoefenaars<br />

die in een lidstaat van de Europese<br />

Unie door een bevoegde autoriteit<br />

zijn toegelaten en ingeschreven om<br />

daar wettelijke controles uit te voeren,<br />

die respectievelijk aangeduid<br />

worden <strong>als</strong> “wettelijke auditors” en<br />

“auditkantoren”.<br />

Verder wordt er voor gekozen om de in<br />

België door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

in <strong>het</strong> publiek register ingeschreven<br />

wettelijke auditors en<br />

auditkantoren, respectievelijk aan te duiden<br />

<strong>als</strong> “de bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen” en de “bedrijfsrevisorenkantoren”,<br />

terwijl beiden gezamenlijk worden<br />

aangeduid <strong>als</strong> zijnde “de bedrijfsrevisoren”.<br />

Beroepsbeoefenaars die in een andere<br />

Lidstaat van de Europese Unie zijn toegelaten<br />

en aldaar ingeschreven, kunnen<br />

zich overeenkomstig artikel 3 van de<br />

Richtlijn ook in België, onder bepaalde<br />

voorwaarden, laten inschrijven om in<br />

België wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

uit te voeren.<br />

Europese beroepsbeoefenaars die niet<br />

zijn ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />

van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

worden in dit besluit respectievelijk aangeduid<br />

<strong>als</strong> “wettelijke auditors” (voor natuurlijke<br />

personen) en “auditkantoren”<br />

(voor rechtspersonen of entiteiten met<br />

om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm).<br />

Hoofdstuk II. – Erkenning van de<br />

bedrijfsrevisoren<br />

De Richtlijn en de wet van 22 juli 1953<br />

In overweging 8 van de Richtlijn wordt<br />

gesteld: “Ter bescherming van derden<br />

174 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

dienen alle toegelaten wettelijke auditors<br />

en auditkantoren te worden ingeschreven<br />

in een register dat toegankelijk is<br />

voor <strong>het</strong> publiek en dat alle essentiële gegevens<br />

over wettelijke auditors en auditkantoren<br />

bevat.”.<br />

Verder bepaalt artikel 15, lid 2 van de<br />

Richtlijn: “De lidstaten zien erop toe dat<br />

elke wettelijke auditor en elk auditkantoor<br />

aan de hand van een individueel<br />

nummer in <strong>het</strong> openbaar register is<br />

geïdentificeerd. De registratiegegevens<br />

worden in elektronische vorm in <strong>het</strong> register<br />

opgeslagen, en zijn langs elektronische<br />

weg toegankelijk voor <strong>het</strong> publiek.”.<br />

Wat de inschrijving van auditors en auditorganisaties<br />

van derde landen betreft,<br />

stelt artikel 45, lid 1 van de Richtlijn:<br />

“De bevoegde autoriteiten van een lidstaat<br />

gaan over tot registerinschrijving<br />

conform de artikelen 15 tot en met 17<br />

van elke auditor en auditorganisatie van<br />

een derde land die een controleverklaring<br />

aflevert betreffende de jaarrekening of de<br />

geconsolideerde jaarrekening van een<br />

vennootschap die haar statutaire zetel<br />

buiten de Gemeenschap heeft en waarvan<br />

de effecten in die lidstaat zijn toegelaten<br />

tot de handel op een gereglementeerde<br />

markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt<br />

14, van Richtlijn 2004/39/EG, behalve<br />

indien <strong>het</strong> bedrijf alleen een emmittent is<br />

van effecten die in een lidstaat zijn toegelaten<br />

tot de handel op een gereglementeerde<br />

markt in de zin van artikel 2, lid 1,<br />

onder b), van Richtlijn 2004/109/EG, met<br />

een nominale waarde per eenheid van ten<br />

minste 50 000 EUR of, in <strong>het</strong> geval van<br />

effecten die in een andere munteenheid<br />

luiden, op de dag van uitgifte equivalent<br />

aan ten minste 50 000 EUR.”.<br />

Overeenkomstig de artikels 16, lid 2 en<br />

17, lid 2 van de Richtlijn worden auditors<br />

van derde landen, <strong>als</strong>ook auditorganisaties<br />

van derde landen ingeschreven in <strong>het</strong><br />

openbaar register, doch duidelijk <strong>als</strong> zodanig<br />

vermeld en niet <strong>als</strong> respectievelijk<br />

wettelijke auditors of auditkantoren.<br />

Verder bepaalt artikel 15, lid 4 van de<br />

Richtlijn: “De lidstaten zien erop toe dat<br />

<strong>het</strong> openbaar register uiterlijk op 29 juni<br />

2009 volledig operationeel is.”.<br />

Het nieuwe artikel 10 van de wet van<br />

22 juli 1953 bepaalt ten aanzien van <strong>het</strong><br />

openbaar register:<br />

Ҥ 1. De Raad houdt een openbaar register<br />

bij waarin de bedrijfsrevisoren worden<br />

geregistreerd.<br />

De auditors en de auditorganisaties van<br />

derde landen die overeenkomstig artikel<br />

7, § 2 zijn geregistreerd, worden in die<br />

hoedanigheid afzonderlijk in <strong>het</strong> openbaar<br />

register vermeld.<br />

§ 2. De registratiegegevens worden in<br />

elektronische vorm in <strong>het</strong> register opgeslagen.<br />

Eenieder kan deze te allen tijde<br />

op de website van <strong>het</strong> Instituut consulteren.<br />

§ 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />

en elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />

worden door een individueel nummer in<br />

<strong>het</strong> openbaar register geïdentificeerd.<br />

§ 4. Het openbaar register bevat de naam<br />

en <strong>het</strong> adres van de bevoegde autoriteiten<br />

die belast zijn met de registratie, <strong>het</strong> toezicht,<br />

de kwaliteitscontrole, de sancties,<br />

en <strong>het</strong> publiek toezicht.<br />

§ 5. De modaliteiten inzake actualisering<br />

en toegang tot <strong>het</strong> openbaar register<br />

worden door de Koning bepaald.”<br />

Algemeen<br />

Het tweede hoofdstuk inzake de erkenning<br />

wordt onderverdeeld in twee afdelingen,<br />

namelijk:<br />

- Afdeling 1: Wettelijke auditors en<br />

auditkantoren in de Europese Unie<br />

- Afdeling 2: Auditors of auditorganisaties<br />

van derde landen<br />

Afdeling 1. – Wettelijke auditors en<br />

auditkantoren in de Europese Unie<br />

Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />

Afdeling 1 handelt over de procedure van<br />

inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register van<br />

een natuurlijke persoon en een rechtspersoon<br />

of entiteit met om <strong>het</strong> even welke<br />

rechtsvorm die de door de wet en de reglementen<br />

vastgestelde voorwaarden<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 175


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

vervult, de vermelding van de gegevens<br />

die <strong>het</strong> openbaar register omtrent voormelde<br />

natuurlijke personen en rechtspersonen<br />

of entiteiten dient te bevatten, <strong>het</strong><br />

bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register, <strong>het</strong><br />

bijhouden van een register van de stagiairs<br />

onder verantwoordelijkheid van de<br />

Stagecommissie en <strong>het</strong> dossier op naam<br />

van de bedrijfsrevisoren (artikelen 2 tot<br />

12).<br />

Artikel 2 betreft de aanvraag tot toelating<br />

tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

en de inschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

van de natuurlijke personen die daarom<br />

verzoeken.<br />

Onderafdeling 2. – Rechtspersonen of<br />

entiteiten met om <strong>het</strong> even welke<br />

rechtsvorm<br />

Artikel 3 bevat <strong>het</strong> aan de artikelen 16 en<br />

17 van de Richtlijn aangepaste artikel 15<br />

van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 15 mei<br />

1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />

in de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

oprichting van een Instituut der<br />

Bedrijfsrevisoren, ingevoegd door de wet<br />

van 21 februari 1985. Het koninklijk besluit<br />

van 15 mei 1985 werd opgeheven.<br />

Voormeld artikel 15 gaf een omschrijving<br />

van de elementen die <strong>het</strong> dossier bij de<br />

vraag tot toelating tot de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor door een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

dient te bevatten.<br />

Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Artikelen 4 en 5 handelen over de behandeling<br />

door de Raad van de aanvragen tot<br />

toelating tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />

Gelet op de opmerking van de Raad van<br />

State in hun advies 42.880/1 van 24 april<br />

2007 werd <strong>het</strong> vorige artikel 5 betreffende<br />

de registratie van de periode van verbod<br />

om revisorale opdrachten uit te<br />

oefenen geschrapt.<br />

Afdeling 2. – Auditors of<br />

auditorganisaties van derde landen<br />

In <strong>het</strong> licht van de gelijkwaardigheid van<br />

wettelijke auditors in de Europese Unie<br />

is <strong>het</strong> koninklijk besluit van 14 februari<br />

1989 tot vaststelling van de voorwaarden<br />

voor toekenning van de hoedanigheid<br />

van lid van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

aan de natuurlijke personen en de<br />

rechtspersonen bedoeld in artikel 4ter<br />

van de wet van 22 juli 1953 tot oprichting<br />

van een Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

niet langer van toepassing op<br />

wettelijke auditors die onderdaan zijn<br />

van een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen.<br />

De terminologie van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

van 14 februari 1989 werd afgestemd<br />

op de aanpassingen van de wet van<br />

22 juli 1953 in <strong>het</strong> licht van de omzetting<br />

van de Richtlijn.<br />

Het volledige koninklijk besluit van<br />

14 februari 1989 is opgenomen in de artikelen<br />

6 en 7 van onderhavig besluit,<br />

even<strong>als</strong> in <strong>het</strong> artikel 7 van de wet.<br />

Hoofdstuk III. – Het openbaar<br />

register<br />

Afdeling 1. – Bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen<br />

Artikel 9 neemt de gegevens over, die <strong>het</strong><br />

openbaar register overeenkomstig artikel<br />

16 van de Richtlijn ten minste moet bevatten<br />

met betrekking tot de bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen. Hierbij wordt<br />

“wettelijk auditor” vervangen door de<br />

term “bedrijfsrevisor natuurlijke persoon”.<br />

Enkele gegevens die in België gebruikelijk<br />

zijn, zo<strong>als</strong> gekozen taalgroep<br />

en jaar van eedaflegging worden toegevoegd.<br />

Afdeling 2. –Bedrijfsrevisorenkantoren<br />

Zo worden in artikel 10 eveneens de gegevens<br />

overgenomen die overeenkomstig<br />

artikel 17 van de Richtlijn <strong>het</strong> openbaar<br />

register ten minste moet bevatten met betrekking<br />

tot de bedrijfsrevisorenkantoren.<br />

Hierbij worden de term “wettelijk auditor”<br />

vervangen door “bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon” en de term “auditkantoor”<br />

door “bedrijfsrevisorenkantoor”.<br />

Zo<strong>als</strong> gebruikelijk in België, wordt<br />

<strong>het</strong> jaar van inschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />

register toegevoegd. Verder werden ook,<br />

<strong>als</strong> bijkomende te verstrekken identifica-<br />

176 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

tie-informatie toegevoegd: <strong>het</strong> ondernemingsnummer<br />

en <strong>het</strong> nummer van<br />

vestigingseenheid bij de Kruispuntbank<br />

van Ondernemingen voor elke vestiging<br />

in België.<br />

Onder “voornaamste contactpersoon”<br />

(artikel 10, § 1, 3°) wordt verstaan de bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon die binnen<br />

de entiteit de verantwoordelijkheid<br />

draagt voor de organisatie van de controleactiviteiten.<br />

In voorkomend geval zal (artikel 10, § 1,<br />

8°) worden vermeld, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />

van een netwerk en de lijst van de namen<br />

en adressen van de daartoe behorende<br />

kantoren in België en zijn verbonden entiteiten,<br />

of de vermelding waar deze gegevens<br />

toegankelijk zijn voor <strong>het</strong><br />

publiek.<br />

Afdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

In artikel 11 wordt de actualisering van<br />

de openbare registergegevens uitgewerkt.<br />

Het openbaar register wordt bijgehouden,<br />

onder de verantwoordelijkheid van de<br />

Raad, onder de vorm van een database<br />

die toegankelijk is via een website, die<br />

voor elke bedrijfsrevisor de datum aangeeft<br />

waarop deze de laatste maal werd<br />

geactualiseerd. Op de bedrijfsrevisoren<br />

rust de verplichting om <strong>het</strong> Instituut zo<br />

spoedig mogelijk in kennis te stellen van<br />

elke wijziging. Vanaf <strong>het</strong> moment dat de<br />

mogelijkheid bestaat om op elektronische<br />

wijze de gegevens te verstrekken en te<br />

actualiseren, kan de ondertekening gebeuren<br />

door middel van een elektronische<br />

handtekening, waarvan de modaliteiten<br />

door de Raad worden bepaald.<br />

Artikel 14 heeft betrekking op <strong>het</strong> bijhouden<br />

van <strong>het</strong> individuele dossier betreffende<br />

de bedrijfsrevisor en de erin op<br />

te nemen gegevens.<br />

Naar aanleiding van <strong>het</strong> advies van de<br />

Raad van State, dient er <strong>het</strong> volgende<br />

verduidelijkt te worden.<br />

Het dossier dient hoofdzakelijk <strong>als</strong> basis<br />

voor <strong>het</strong> identificeren van de bedrijfsrevisoren<br />

in <strong>het</strong> openbaar register; dit resulteert<br />

uit artikel 15 van Richtlijn<br />

2006/43/EG; de rechtsgrond is artikel 10<br />

van de wet van 1953.<br />

In bijkomende orde worden de gegevens<br />

in dit dossier gebruikt voor <strong>het</strong> toezicht<br />

op de uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />

dit resulteert uit artikel 30<br />

van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond<br />

is artikel 32 van de wet van 1953.<br />

Het dossier dient de bevestiging te bevatten<br />

dat er jaarlijks een transparantieverslag<br />

is opgesteld; dit resulteert uit artikel<br />

40 van voormelde Richtlijn; de rechtsgrond<br />

is artikel 15 van de wet van 1953.<br />

Dit dossier dient ook de mededeling te<br />

bevatten van gerechtelijke, tucht- en administratieve<br />

procedures waarvan de bedrijfsrevisor<br />

in de uitoefening van zijn<br />

beroep <strong>het</strong> voorwerp is; dit resulteert uit<br />

artikel 30 van voormelde Richtlijn; de<br />

rechtsgrond is artikel 41 van de wet van<br />

1953.<br />

Artikel 15 stelt dat de bedrijfsrevisoren<br />

spontaan alle wijzigingen moeten mededelen<br />

in de gegevens waarover <strong>het</strong> Instituut<br />

moet beschikken en stipuleert dat de<br />

Raad de modaliteiten bepaalt volgens dewelke<br />

<strong>het</strong> de bedrijfsrevisoren kan worden<br />

toegelaten, of verplicht, om zelf de<br />

databanken te actualiseren middels een<br />

op afstand beveiligde toegang.<br />

Hoofdstuk IV. – Het verlies van de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

Het vierde hoofdstuk behandelt de schorsing<br />

wanneer <strong>het</strong> algemeen belang <strong>het</strong><br />

vereist (zo<strong>als</strong> voorgesteld door de Raad<br />

van State in zijn advies), <strong>het</strong> ontslag, de<br />

herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register,<br />

<strong>als</strong>ook de bedrijfsrevisorenkantoren in<br />

vereffening (artikelen 16 tot 20).<br />

Hoofdstuk V. – Slotbepalingen<br />

Het laatste hoofdstuk (artikelen 21 tot<br />

26) is o.m. gewijd aan de overgangsbepalingen<br />

die gepaard gaan met de opheffing<br />

van de “tijdelijke weglating uit de ledenlijst”<br />

en <strong>het</strong> statuut van de verhinderde<br />

bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook de overschrijving<br />

van de bedrijfsrevisoren ingeschreven<br />

op de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut der<br />

Bedrijfsrevisoren” op datum van<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 177


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

31 augustus 2007. Deze bedrijfsrevisoren<br />

worden toegestaan hun overdracht te verzoeken<br />

van de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut<br />

der bedrijfsrevisoren” naar <strong>het</strong><br />

“openbaar register van <strong>het</strong> Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren” (artikel 22).<br />

De natuurlijke personen waaraan de<br />

Raad, voor de bekendmaking van dit besluit,<br />

op hun persoonlijk verzoek de procedure<br />

van de tijdelijke weglating uit de<br />

ledenlijst toegestaan heeft, <strong>als</strong>ook zij die<br />

<strong>het</strong> statuut van verhinderde bedrijfsrevisor<br />

hebben aangenomen oordelend dat de<br />

uitoefening van hun politiek mandaat de<br />

uitoefening van <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

in <strong>het</strong> gedrang kon brengen, dienen<br />

vóór 31 december 2007 <strong>het</strong>zij aan de<br />

Raad te kennen geven dat zij opnieuw in<br />

staat zijn om de verplichtingen van de<br />

bedrijfsrevisoren na te komen, <strong>het</strong>zij hun<br />

ontslag aanbieden <strong>als</strong> bedrijfsrevisor. Indien<br />

zij bij <strong>het</strong> verstrijken van de termijn<br />

hebben nagelaten om de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

hun keuze kenbaar te maken worden<br />

zij geacht ontslag te nemen en<br />

verliezen zij, op deze datum, de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor zonder mogelijkheid<br />

van verhaal.<br />

Artikel 22 geeft gestalte aan artikel 51<br />

van de Richtlijn dat stelt: “Wettelijke auditors<br />

en auditkantoren die overeenkomstig<br />

Richtlijn 84/253/EEG door de<br />

bevoegde autoriteiten zijn toegelaten<br />

vóór de inwerkingtreding van de in artikel<br />

53, lid 1, bedoelde bepalingen, worden<br />

beschouwd <strong>als</strong> zijnde toegelaten<br />

overeenkomstig deze richtlijn.”.<br />

De Raad neemt de nodige maatregelen<br />

inzake de overdracht van de “ledenlijst<br />

van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren”<br />

naar <strong>het</strong> openbaar register, zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in de artikelen 9 tot 11.<br />

Teneinde de bevestiging van de wens tot<br />

overschrijving van de “ledenlijst van <strong>het</strong><br />

Instituut der Bedrijfsrevisoren” in <strong>het</strong><br />

nieuwe openbaar register eenvormig en<br />

gestructureerd te laten verlopen, zal de<br />

Raad de bedrijfsrevisoren de nodige formulieren,<br />

al dan niet elektronisch invulbaar,<br />

ter beschikking stellen. Deze zullen<br />

hen toelaten de gegevens bij te werken<br />

die in <strong>het</strong> openbaar register voor de<br />

bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />

(artikel 9) en voor de bedrijfsrevisorenkantoren<br />

(artikel 10) moeten worden bekendgemaakt.<br />

Op alle bedrijfsrevisoren rust de verplichting<br />

tot actualisering - zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in artikel 15 van dit besluit - van de voor<br />

overschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

verstrekte registergegevens.<br />

Krachtens artikel 23, neemt de Raad de<br />

nodige maatregelen voor de samenstelling<br />

en de actualisering van de dossiers<br />

en inlichtingen, zo<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen<br />

14 en 15.<br />

Artikel 24, paragraaf 1 bepaalt dat <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 20 april 1989 tot<br />

vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

wordt opgeheven.<br />

Artikel 24, paragraaf 2, stelt dat <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit van 14 februari 1989 tot<br />

vaststelling van de voorwaarden voor<br />

toekenning van de hoedanigheid van lid<br />

van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen<br />

bedoeld in artikel 4ter van de<br />

wet van 22 juli 1953 tot oprichting van<br />

een Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt<br />

opgeheven.<br />

Overeenkomstig artikel 25 treedt <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit in werking op<br />

31 augustus 2007.<br />

Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />

en definities<br />

Artikel 1. § 1. Dit besluit is van toepassing<br />

op de bedrijfsrevisoren en de stagiairs.<br />

§ 2. De definities opgenomen in artikel<br />

2 van de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

de oprichting van een Instituut van de<br />

Bedrijfsrevisoren en organisatie van <strong>het</strong><br />

publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor<br />

zijn van overeenkomstige<br />

toepassing.<br />

§ 3. Voor de toepassing van onderhavig<br />

besluit wordt verstaan onder:<br />

1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

de oprichting van een Instituut<br />

178 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

van de Bedrijfsrevisoren en organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor;<br />

2° <strong>het</strong> openbaar register: <strong>het</strong> register bedoeld<br />

in artikel 10 van de wet;<br />

3° <strong>het</strong> Instituut: <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren;<br />

4° de Raad: de Raad van <strong>het</strong> Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren;<br />

Hoofdstuk II. – Erkenning van de<br />

bedrijfsrevisoren<br />

Afdeling 1. – Wettelijke auditors en<br />

auditkantoren in de Europese Unie<br />

Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />

Art. 2. Ieder natuurlijk persoon, die de<br />

voorwaarden door de wet en de reglementen<br />

gesteld, vervult, kan door middel<br />

van een ondertekend en aan <strong>het</strong> Instituut<br />

gericht schrijven verzoeken om toelating<br />

tot de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />

Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd<br />

met de stukken vereist om de<br />

toelatingsvoorwaarden te beoordelen,<br />

<strong>als</strong>ook overige gegevens en bescheiden<br />

die naar <strong>het</strong> oordeel van <strong>het</strong> Instituut nodig<br />

zijn in <strong>het</strong> belang van de beoordeling<br />

van de aanvraag. De relevante stukken in<br />

<strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> Instituut, in voorkomend<br />

geval in <strong>het</strong> kader van de stageprocedure,<br />

worden bij <strong>het</strong> dossier gevoegd.<br />

De voorzitter van de Raad laat de<br />

voorzitter van <strong>het</strong> Hof van Beroep te<br />

Brussel, in voorkomend geval, <strong>het</strong> Hof<br />

van Beroep te Luik, een uittreksel van <strong>het</strong><br />

besluit van toelating tot de eedaflegging<br />

geworden.<br />

De kandidaat-bedrijfsrevisor legt zijn<br />

eed af op de dag en <strong>het</strong> uur bepaald door<br />

de voorzitter van <strong>het</strong> bevoegde Hof.<br />

De hoofdgriffier van de rechtbank<br />

brengt <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />

gedane eedafleggingen en levert aan elke<br />

betrokkene een uittreksel van <strong>het</strong> procesverbaal<br />

van de zitting af.<br />

Op de voorlegging van een uittreksel<br />

van <strong>het</strong> proces-verbaal van de eedaflegging,<br />

wordt de bedrijfsrevisor met ingang<br />

van de dag van zijn eedaflegging ingeschreven<br />

in <strong>het</strong> openbaar register.<br />

Onderafdeling 2. – Rechtspersonen of<br />

entiteiten met om <strong>het</strong> even welke<br />

rechtsvorm<br />

Art. 3. § 1. Iedere rechtspersoon of<br />

entiteit met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm<br />

die de door de wet en de reglementen<br />

vastgestelde voorwaarden vervult,<br />

kan door middel van een ondertekend en<br />

aan <strong>het</strong> Instituut gericht schrijven verzoeken<br />

om toelating tot de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor.<br />

De aanvraag tot toelating tot de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor, ingediend ter<br />

uitvoering van artikel 6 van de wet, moet<br />

worden gericht aan <strong>het</strong> Instituut.<br />

Bij deze aanvraag is een dossier gevoegd<br />

met de stukken vereist om de toelatingsvoorwaarden<br />

te beoordelen.<br />

§ 2. Het dossier moet <strong>het</strong> volgende bevatten:<br />

1° de statuten of, in voorkomend geval,<br />

een gelijkwaardige overeenkomst<br />

van de rechtspersoon of entiteit;<br />

2° de jaarrekening van de rechtspersoon<br />

of entiteit over de laatste vijf boekjaren<br />

of sedert haar oprichting zo<br />

sindsdien nog geen vijf jaren zijn<br />

verlopen;<br />

3° de benaming, de rechtsvorm, <strong>het</strong> ondernemingsnummer<br />

en <strong>het</strong> adres van<br />

de zetel en, in voorkomend geval, <strong>het</strong><br />

internetadres van de website, <strong>het</strong><br />

adres van elke vestiging in België<br />

met zijn nummer van vestigingseenheid<br />

bij de Kruispuntbank van Ondernemingen,<br />

elke andere inschrijving<br />

<strong>als</strong> auditkantoor bij de bevoegde<br />

autoriteiten van andere Lidstaten van<br />

de Europese Unie of België en <strong>als</strong> auditorganisatie<br />

in derde landen, met<br />

inbegrip van de na(a)m(en) van de<br />

registratieautoriteit(en) en, in voorkomend<br />

geval, <strong>het</strong>/de registratienummer(s)<br />

en <strong>het</strong> netwerk waartoe de<br />

rechtspersoon of entiteit behoort;<br />

4° de naam en <strong>het</strong> registratienummer<br />

van alle bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen die bij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

werkzaam zijn of die <strong>als</strong><br />

vennoot of anderszins aan <strong>het</strong> kan-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 179


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

toor verbonden zijn, dit in voorkomend<br />

geval per vestiging in België;<br />

5° de naam, en <strong>het</strong> kantooradres van alle<br />

eigenaars en aandeelhouders;<br />

6° de naam en de adres- en contactgegevens<br />

van de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon die binnen de entiteit de<br />

verantwoordelijkheid draagt voor de<br />

organisatie van de controlewerkzaamheden;<br />

7° de naam en <strong>het</strong> kantooradres van alle<br />

leden van <strong>het</strong> leidinggevende of <strong>het</strong><br />

bestuursorgaan;<br />

8° de omschrijving van de activiteiten<br />

en de verantwoording of beslissing<br />

dat de activiteiten betrekking hebben,<br />

of zullen hebben in geval van toelating,<br />

op de uitoefening van revisorale<br />

opdrachten bedoeld in artikel 4 van<br />

de wet en de uitoefening van activiteiten<br />

verenigbaar met de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor;<br />

9° <strong>het</strong> bewijs van naleving van de voorwaarden<br />

opgelegd aan de rechtspersoon<br />

of entiteit, aan haar bestuursorgaan,<br />

<strong>als</strong>ook aan haar eigenaars en<br />

haar aandeelhouders door artikel 6<br />

van de wet;<br />

10° een nauwkeurige omschrijving van<br />

de organisatie en de werking van de<br />

rechtspersoon of entiteit, de werkmethodes<br />

en interne systemen voor<br />

kwaliteitscontrole die zij heeft opgezet;<br />

11° alle gegevens die toelaten na te gaan<br />

of de bepalingen van de artikelen 13<br />

en 14 van de wet worden in acht genomen;<br />

12° de overige gegevens en bescheiden<br />

die naar <strong>het</strong> oordeel van <strong>het</strong> Instituut<br />

nodig zijn in <strong>het</strong> belang van de beoordeling<br />

van de aanvraag.<br />

§ 3. De Raad mag van de rechtspersoon<br />

of entiteit eisen dat zij haar dossier vervolledigt<br />

door voorlegging van alle stukken<br />

of gegevens die nodig zijn om zich<br />

over de toelatingsaanvraag te kunnen uitspreken.<br />

Hij kan beslissen om de vertegenwoordigers<br />

van de rechtspersoon of<br />

entiteit te horen op dag en uur die hij<br />

vaststelt.<br />

§ 4. De rechtspersoon of entiteit wordt<br />

<strong>als</strong> bedrijfsrevisorenkantoor ingeschreven<br />

in <strong>het</strong> openbaar register met ingang<br />

van de dag waarop de gunstige beslissing<br />

door de Raad werd genomen.<br />

Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Art. 4. De Raad doet over de in artikelen<br />

2 en 3 bedoelde aanvragen uitspraak,<br />

uiterlijk drie maanden nadat de aanvrager<br />

alle vereiste stukken ter beschikking<br />

heeft gesteld.<br />

Art. 5. Wanneer de Raad vaststelt dat<br />

de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden<br />

vereist voor de inschrijving in<br />

<strong>het</strong> openbaar register, betekent hij hem<br />

zijn gemotiveerde beslissing. De belanghebbende<br />

beschikt over een termijn van<br />

dertig kalenderdagen te rekenen vanaf<br />

deze betekening om beroep in te dienen<br />

bij de Commissie van Beroep. De artikelen<br />

64 en 68, eerste paragraaf van de wet<br />

zijn van toepassing.<br />

Afdeling 2. – Auditors of<br />

auditorganisaties van derde landen<br />

Onderafdeling 1. – Natuurlijke personen<br />

Art. 6. Ter staving van zijn verzoek<br />

deelt de natuurlijke persoon, overeenkomstig<br />

artikel 7, §1 van de wet, aan de<br />

Raad van <strong>het</strong> Instituut de volgende bescheiden<br />

mee, onverminderd artikel 2:<br />

1° een uittreksel uit de geboorteakte en<br />

een attest van nationaliteit;<br />

2° een attest afgegeven door de bevoegde<br />

overheid van de betrokken Staat,<br />

waarin wordt gecertificeerd dat de<br />

persoon in die Staat gemachtigd is<br />

om de wettelijke controle op de financiële<br />

staten van ondernemingen<br />

uit te voeren en, wanneer <strong>het</strong> betrokken<br />

verdrag erin is voorzien, een<br />

voor echt verklaarde kopie van zijn<br />

diploma;<br />

3° een attest betreffende de professionele<br />

eerbaarheid, afgegeven door een<br />

bevoegd ambtenaar van de Staat<br />

waarin hij gemachtigd is de wettelijke<br />

controle op de financiële staten<br />

van ondernemingen uit te voeren.<br />

Wanneer de afgifte van een zodanig<br />

attest in de betrokken Staat niet is geregeld,<br />

doet de betrokkene, vóór de<br />

eedaflegging, aan <strong>het</strong> Hof van Beroep<br />

van Brussel of van Luik, een<br />

schriftelijke verklaring geworden<br />

waarin hij bevestigt te voldoen aan<br />

180 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

de voorwaarde vermeld in artikel 7,<br />

§ 1, 4° van de wet.<br />

Onderafdeling 2. – Entiteiten, andere<br />

dan een natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong><br />

recht van derde landen<br />

Art. 7. Ter staving van zijn verzoek<br />

deelt de entiteit, andere dan een natuurlijke<br />

persoon, naar <strong>het</strong> recht van derde landen,<br />

overeenkomstig artikel 7, § 2 van de<br />

wet, aan de Raad van <strong>het</strong> Instituut de volgende<br />

bescheiden en gegevens mee, onverminderd<br />

artikel 3:<br />

1° de statuten van de rechtspersoon, de<br />

identiteit van zijn vennoten, zaakvoerders<br />

of bestuurders en de laatste<br />

jaarrekening;<br />

2° een attest afgegeven door de bevoegde<br />

overheid van de betrokken Staat,<br />

waarin wordt gecertificeerd dat de<br />

entiteit even<strong>als</strong> zijn vennoten, zaakvoerders<br />

en bestuurders, in die Staat<br />

gemachtigd zijn om de wettelijke<br />

controle op de financiële staten van<br />

ondernemingen uit te voeren;<br />

3° de naam van de vennoten, bestuurders<br />

of zaakvoerders die de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor hebben<br />

en die gewoonlijk hun beroepsactiviteit<br />

in België uitoefenen;<br />

4° de nauwkeurige omschrijving van<br />

zijn bedrijf en <strong>het</strong> bewijs of de beslissing<br />

dat dit bedrijf beperkt is, of, ingeval<br />

van toelating, beperkt zal zijn<br />

tot <strong>het</strong> uitoefenen van werkzaamheden<br />

die verenigbaar zijn met de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor;<br />

5° de nauwkeurige omschrijving van de<br />

organisatie en de werking van de<br />

Belgische vestiging van de entiteit,<br />

andere dan natuurlijke persoon, naar<br />

<strong>het</strong> recht van derde landen, de medewerkers<br />

op wie hij kan rekenen, zijn<br />

werkmethodes en de interne systemen<br />

voor kwaliteitscontrole;<br />

6° een stuk ondertekend door <strong>het</strong> bevoegde<br />

orgaan van de entiteit, andere<br />

dan natuurlijke persoon, naar <strong>het</strong><br />

recht van derde landen, waarbij de<br />

verbintenissen, opgesomd in artikel<br />

7, § 2, 6°, 7° en 8° van de wet worden<br />

bevestigd.<br />

Onderafdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Art. 8. De natuurlijke personen of entiteiten,<br />

andere dan natuurlijke persoon,<br />

naar <strong>het</strong> recht van derde landen, die bij<br />

toepassing van dit besluit de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor hebben verkregen<br />

en in hun land de professionele<br />

hoedanigheid verliezen waarop ze zich<br />

beroepen hebben bij hun verzoek tot toekenning<br />

van <strong>het</strong> hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />

kunnen, op beslissing van<br />

de Raad van <strong>het</strong> Instituut, hun hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor in België behouden,<br />

wanneer is aangetoond dat zij hun<br />

professionele hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland<br />

om andere dan disciplinaire redenen<br />

hebben verloren.<br />

Hoofdstuk III. – Het openbaar<br />

register<br />

Afdeling 1. – Bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen<br />

Art. 9. § 1. Het openbaar register,<br />

voorzien in artikel 10 van de wet, bevat<br />

tenminste de volgende gegevens omtrent<br />

de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen:<br />

1° naam, woonplaats, gekozen taalgroep,<br />

Nederlands of Frans, jaar van<br />

de eedaflegging en registratienummer;<br />

2° in voorkomend geval, naam, vestigingsadres,<br />

internetadres en registratienummer<br />

van de bedrijfsrevisorenkantoren<br />

waarbij de betrokken<br />

bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />

werkzaam is of waaraan hij <strong>als</strong> vennoot<br />

of anderszins verbonden is;<br />

3° elke andere inschrijving <strong>als</strong> wettelijke<br />

auditor bij de bevoegde autoriteiten<br />

van andere Lidstaten van de Europese<br />

Unie en <strong>als</strong> auditor in derde<br />

landen, met inbegrip van de<br />

na(a)m(en) van de registratieautoriteit(en)<br />

en, in voorkomend geval,<br />

<strong>het</strong>/de registratienummer(s).<br />

§ 2. Auditors van derde landen die<br />

overeenkomstig artikel 7, § 4 van de wet<br />

worden ingeschreven, worden in <strong>het</strong> register<br />

duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en<br />

niet <strong>als</strong> bedrijfsrevisoren natuurlijke personen.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 181


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

Afdeling 2. – Bedrijfsrevisorenkantoren<br />

Art. 10. § 1. Het openbaar register<br />

bevat ten minste de volgende gegevens<br />

omtrent de bedrijfsrevisorenkantoren:<br />

1° registratienummer, jaar van inschrijving,<br />

naam, adres van de zetel en<br />

ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank<br />

van Ondernemingen;<br />

2° rechtsvorm;<br />

3° contactgegevens, voornaamste contactpersoon<br />

en, in voorkomend geval,<br />

internetadres van de website;<br />

4° adres van elke vestiging in België<br />

met zijn nummer van vestigingseenheid<br />

bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;<br />

5° naam en registratienummer van alle<br />

bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />

die bij <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

werkzaam zijn of die <strong>als</strong> vennoot<br />

of anderszins aan <strong>het</strong> kantoor verbonden<br />

zijn;<br />

6° naam en kantooradres van alle eigenaars<br />

en aandeelhouders;<br />

7° naam en kantooradres van alle leden<br />

van <strong>het</strong> leidinggevende of bestuursorgaan;<br />

8° in voorkomend geval, <strong>het</strong> lidmaatschap<br />

van een netwerk en de lijst van<br />

de namen en adressen van de daartoe<br />

behorende kantoren en zijn verbonden<br />

entiteiten, of vermelding van de<br />

plaats waar deze gegevens toegankelijk<br />

zijn voor <strong>het</strong> publiek;<br />

9° elke andere inschrijving <strong>als</strong> auditkantoor<br />

bij de bevoegde autoriteiten van<br />

andere lidstaten en <strong>als</strong> auditorganisatie<br />

in derde landen, met inbegrip van<br />

de na(a)m(en) van de met de registratie<br />

belaste autoriteit(en) en in voorkomend<br />

geval <strong>het</strong>/ de registratienummer(s).<br />

§ 2. Auditorganisaties van derde landen<br />

die overeenkomstig artikel 7, § 4 van de<br />

wet worden ingeschreven, worden in <strong>het</strong><br />

register duidelijk <strong>als</strong> zodanig vermeld en<br />

niet <strong>als</strong> bedrijfsrevisorenkantoren.<br />

Afdeling 3. – Gemeenschappelijke<br />

bepalingen<br />

Art. 11. § 1. Het openbaar register<br />

wordt bijgehouden, onder de verantwoordelijkheid<br />

van de Raad, onder de vorm<br />

van een database die toegankelijk is via<br />

een website, die voor elke bedrijfsrevisor<br />

de datum aangeeft van de laatste actualisering.<br />

§ 2. De bedrijfsrevisoren dienen <strong>het</strong> Instituut<br />

zo spoedig mogelijk in kennis te<br />

stellen van elke wijziging in de gegevens<br />

die in <strong>het</strong> openbaar register zijn opgenomen.<br />

Het register wordt zo spoedig mogelijk<br />

na de kennisgeving geactualiseerd.<br />

Zij dienen de verstrekte gegevens te ondertekenen.<br />

Vanaf <strong>het</strong> moment dat de<br />

mogelijkheid bestaat voor de bedrijfsrevisoren<br />

om op elektronische wijze de gegevens<br />

te verstrekken en te actualiseren,<br />

kan de ondertekening gebeuren door<br />

middel van een elektronische handtekening,<br />

waarvan de modaliteiten door de<br />

Raad worden bepaald.<br />

§ 3. De Raad kan de modaliteiten bepalen<br />

volgens dewelke <strong>het</strong> openbaar register<br />

in zijn geheel of deels kan worden<br />

toegezonden onder de vorm van een uitprint<br />

aan om <strong>het</strong> even wie hem wenst te<br />

bekomen.<br />

Art. 12. De lijst van de stagiairs wordt<br />

bijgehouden onder de verantwoordelijkheid<br />

van de Stagecommissie.<br />

Art. 13. De Raad kan beslissen dat de<br />

website, zo<strong>als</strong> bedoeld in artikel 11, § 1<br />

andere informatie bevat waarin derden<br />

geïnteresseerd kunnen zijn, zo<strong>als</strong> onder<br />

meer een elektronisch adres.<br />

Art. 14. § 1. Het Instituut opent een<br />

dossier op naam van de bedrijfsrevisoren.<br />

Het dossier bevat de bescheiden die bij<br />

de vraag om toegelaten te worden tot de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor werden<br />

overgemaakt.<br />

De bedrijfsrevisor deelt spontaan aan<br />

de Raad de volgende informatie mee, die<br />

aan <strong>het</strong> dossier wordt toegevoegd:<br />

a) de akten en bekendmakingen, die de<br />

wijzigingen in <strong>het</strong> openbaar register<br />

desgevallend staven;<br />

b) de procedures bedoeld in artikel 41<br />

van de wet;<br />

c) de melding of al dan niet wordt opgetreden<br />

in organisaties van openbaar<br />

belang;<br />

182 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

d) elke inschrijving bij bevoegde Belgische<br />

autoriteiten.<br />

§ 2. Het dossier van elke natuurlijke<br />

persoon ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />

vermeldt: <strong>het</strong> registratienummer,<br />

de datum van registratie, zijn naam, zijn<br />

voornamen, zijn plaats en datum van geboorte,<br />

zijn nationaliteit, zijn gekozen<br />

taalgroep, Frans of Nederlands.<br />

§ 3. Het dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor<br />

ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar<br />

register vermeldt: <strong>het</strong> registratienummer,<br />

de datum van registratie, de maatschappelijke<br />

benaming op <strong>het</strong> moment van registratie,<br />

de rechtsvorm op <strong>het</strong> moment<br />

van inschrijving, de datum van oprichting<br />

en <strong>het</strong> ondernemingsnummer bij de<br />

Kruispuntbank van Ondernemingen.<br />

Naast de in § 1 bedoelde inlichtingen,<br />

bevat <strong>het</strong> dossier van elk bedrijfsrevisorenkantoor:<br />

1° zijn statuten of, in voorkomend geval,<br />

een gelijkwaardige overeenkomst;<br />

2° de lijst van de verbonden entiteiten<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor;<br />

3° in voorkomend geval, de bevestigingen<br />

met betrekking tot de naleving<br />

van artikel 15 van de wet;<br />

4° de lijst van de bedrijfsrevisorenkantoren,<br />

auditkantoren en auditorganisaties<br />

van derde landen waarin <strong>het</strong><br />

kantoor aandelen of deelbewijzen bezit.<br />

§ 4. De Raad kan daarenboven aan de<br />

bedrijfsrevisoren alle andere nuttige gegevens<br />

in toepassing van artikel 32 van<br />

de wet opvragen of verzoeken deze uit<br />

eigen initiatief mee te delen, met <strong>het</strong> oog<br />

op de toevoeging ervan aan <strong>het</strong> dossier.<br />

Art. 15. De bedrijfsrevisoren delen <strong>het</strong><br />

Instituut binnen de maand spontaan alle<br />

wijzigingen mee aangebracht in de gegevens<br />

bedoeld in artikelen 9, 10, 13 en 14.<br />

Wat de gegevens bedoeld in artikel 14,<br />

§ 4 betreft, heeft de taak van actualisering<br />

ten laste van de bedrijfsrevisoren enkel<br />

betrekking op de gegevens die door<br />

de bedrijfsrevisoren werden meegedeeld<br />

op vraag van de Raad.<br />

De Raad bepaalt de modaliteiten volgens<br />

dewelke <strong>het</strong> de bedrijfsrevisoren<br />

kan worden toegelaten, of verplicht, om<br />

zelf de databanken van <strong>het</strong> Instituut te actualiseren<br />

via een beveiligde toegang op<br />

afstand.<br />

Wat de procedures bedoeld in artikel<br />

41 van de wet betreft, heeft de verplichting<br />

tot mededeling betrekking op de inleiding<br />

van een procedure, even<strong>als</strong> op<br />

alle beslissingen die in <strong>het</strong> kader van<br />

deze procedure door de geadieerde<br />

rechtsmachten of overheden zijn genomen.<br />

Hoofdstuk IV. – Het verlies van de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

Art. 16. De bedrijfsrevisor, die ten gevolge<br />

van een veroordeling of andere<br />

maatregel of omstandigheid in de onmogelijkheid<br />

verkeert zijn beroep uit te oefenen,<br />

kan, wanneer <strong>het</strong> algemeen belang<br />

<strong>het</strong> vereist, door de Raad voor de duur<br />

van de onmogelijkheid worden geschorst.<br />

Art. 17. De bedrijfsrevisor, die ontslag<br />

neemt, verliest de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

met ingang van de dag<br />

waarop de Raad de bedrijfsrevisor ervan<br />

in kennis stelt dat zijn ontslag werd aanvaard.<br />

Om geldig te zijn, moet <strong>het</strong> ontslag bij<br />

de Raad worden ingediend en de verklaring<br />

bevatten dat de ontslagnemende bedrijfsrevisor<br />

alle opdrachten, waarmee<br />

hij <strong>als</strong> bedrijfsrevisor werd belast, tot een<br />

goed einde heeft gebracht of aan een andere<br />

bedrijfsrevisor heeft toevertrouwd,<br />

even<strong>als</strong> de verklaring dat hij geen mandaat<br />

of functie bedoeld in artikel 133, § 3<br />

van <strong>het</strong> Wetboek van vennootschappen<br />

heeft aanvaard. De Raad neemt, uiterlijk<br />

drie maanden na <strong>het</strong> toezenden van de<br />

brief, een beslissing over de aanvaarding<br />

of de weigering van <strong>het</strong> ontslag.<br />

Het bedrijfsrevisorenkantoor dat ontslag<br />

neemt, zal <strong>het</strong> bewijs leveren dat de<br />

statuten, of in voorkomend geval de gelijkwaardige<br />

overeenkomst, niet langer<br />

verwijst naar de uitoefening van <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 183


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

De Raad kan <strong>het</strong> ontslag weigeren, indien<br />

er aanwijzingen zijn dat de verklaringen,<br />

bedoeld in de vorige alinea, v<strong>als</strong><br />

zouden zijn.<br />

Art. 18. § 1. Onverminderd de gevolgen<br />

van een schrapping om tuchtredenen,<br />

kan iedere ontslagnemende bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon, de Raad om zijn<br />

herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

verzoeken, op voorwaarde dat hij de in<br />

artikelen 5, 1° tot 3° en 13 van de wet<br />

voorgeschreven voorwaarden vervult op<br />

de datum van aanvraag en voldaan heeft<br />

aan de verplichtingen inzake permanente<br />

vorming.<br />

§ 2. Het verzoek wordt gericht aan de<br />

Raad, samen met een dossier waaruit<br />

blijkt dat de voorwaarden vereist voor<br />

<strong>het</strong> bekomen van de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor verenigd zijn. Het dossier<br />

moet een curriculum vitae bevatten waarin<br />

de beroepsactiviteiten van de kandidaat-bedrijfsrevisor<br />

sinds zijn ontslag<br />

worden opgenomen even<strong>als</strong> een nota<br />

waaruit blijkt dat hij zijn vorming op permanente<br />

wijze heeft voortgezet.<br />

§ 3. Wanneer <strong>het</strong> verzoek wordt gedaan<br />

nadat meer dan vijf jaar zijn verstreken<br />

sinds <strong>het</strong> ontslag, moet de verzoeker<br />

daarenboven een proef afleggen, ingericht<br />

in overeenstemming met de bepalingen<br />

van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor. Deze proef wordt toevertrouwd<br />

aan een jury, samengesteld uit<br />

twee leden van de Raad en door hem aangeduid.<br />

Art. 19. Het bedrijfsrevisorenkantoor<br />

dat de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

heeft verloren om andere redenen dan<br />

tuchtrechtelijke kan op ieder moment om<br />

herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar register<br />

verzoeken overeenkomstig artikel 3.<br />

Art. 20. De bedrijfsrevisorenkantoren<br />

in vereffening kunnen slechts gedurende<br />

één jaar in <strong>het</strong> openbaar register ingeschreven<br />

blijven, te rekenen vanaf de datum<br />

van hun ontbinding. Zij worden van<br />

rechtswege doorgehaald in <strong>het</strong> openbaar<br />

register bij <strong>het</strong> verstrijken van deze periode.<br />

Hoofdstuk V. – Slotbepalingen<br />

Art. 21. § 1. De tijdelijke weglating<br />

uit de ledenlijst toegekend door de Raad<br />

aan bedrijfsrevisoren natuurlijke personen<br />

in uitvoering van artikel 5, § 5 van<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit van 20 april 1989<br />

tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren,<br />

zo<strong>als</strong> gewijzigd door <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 12 maart 2000 en<br />

de verhindering wegens uitoefening van<br />

een politiek mandaat overeenkomstig artikel<br />

5, § 6 van voormeld besluit vervallen<br />

van rechtswege ten laatste op<br />

31 december 2007.<br />

§ 2. De bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen die de tijdelijke weglating uit<br />

de ledenlijst of de verhindering wegens<br />

uitoefening van een politiek mandaat genieten<br />

moeten vóór 31 december 2007,<br />

<strong>het</strong>zij aan de Raad mededelen dat zij opnieuw<br />

in staat zijn om de verplichtingen<br />

van de bedrijfsrevisoren na te komen,<br />

<strong>het</strong>zij hun ontslag aanbieden met naleving<br />

van artikel 19 van onderhavig besluit.<br />

§ 3. Indien bij <strong>het</strong> verstrijken van de in<br />

<strong>het</strong> voorgaande lid vermelde datum de<br />

bedrijfsrevisor heeft nagelaten aan de<br />

Raad te melden hoe hij zijn tijdelijke<br />

weglating uit de ledenlijst of de verhindering<br />

wegens uitoefening van een politiek<br />

mandaat wenst te beëindigen, wordt<br />

hij geacht ontslag te nemen en wordt hij<br />

bijgevolg doorgehaald in <strong>het</strong> openbaar<br />

register.<br />

Art. 22. § 1. De bedrijfsrevisoren ingeschreven<br />

op de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren” op datum<br />

van 31 augustus 2007 worden beschouwd<br />

<strong>als</strong> zijnde toegelaten tot overdracht<br />

naar <strong>het</strong> “openbaar register van<br />

<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren”.<br />

§ 2. De Raad neemt de nodige maatregelen<br />

voor de overdracht van gegevens<br />

uit de “ledenlijst van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren”<br />

naar <strong>het</strong> openbaar register,<br />

zo<strong>als</strong> bedoeld in de artikelen 9 tot 11,<br />

binnen een termijn van zes maanden na<br />

de inwerkingtreding van dit besluit.<br />

Art. 23. De Raad neemt de nodige<br />

maatregelen voor de samenstelling en de<br />

184 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register<br />

actualisering van de dossiers, zo<strong>als</strong> bedoeld<br />

in de artikelen 14 en 15.<br />

Art. 24. § 1. Het koninklijk besluit<br />

van 20 april 1989 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />

huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> gewijzigd<br />

door <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />

12 maart 2000, wordt opgeheven.<br />

§ 2. Het koninklijk besluit van<br />

14 februari 1989 tot vaststelling van de<br />

voorwaarden voor toekenning van de<br />

hoedanigheid van lid van <strong>het</strong> Instituut der<br />

Bedrijfsrevisoren aan de natuurlijke personen<br />

en de rechtspersonen bedoeld in<br />

artikel 4ter van de wet van 22 juli 1953<br />

tot oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

wordt opgeheven.<br />

Art. 25. Dit besluit treedt in werking<br />

op 31 augustus 2007.<br />

Art. 26. Onze Minister van Economie<br />

wordt belast met de uitvoering van dit<br />

besluit.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 185


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

18.5 Koninklijk Besluit van 7 juni 2007 tot vaststelling van<br />

<strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut van de<br />

Bedrijfsrevisoren<br />

(B.S., 29 juni 2007)<br />

Verslag aan de Koning<br />

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />

hebben <strong>het</strong> Uwe Majesteit ter ondertekening<br />

voor te leggen heeft tot doel om <strong>het</strong><br />

huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren aan te passen<br />

in <strong>het</strong> kader van de omzetting van de bepalingen<br />

van de Europese Richtlijn<br />

2006/43/EG, goedgekeurd door <strong>het</strong> Europees<br />

Parlement en de Raad op 17 mei<br />

2006, betreffende de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen, tot wijziging van de<br />

Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG<br />

van de Raad, en houdende intrekking van<br />

Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, die<br />

werd bekendgemaakt in <strong>het</strong> Publicatieblad<br />

van de Europese Unie van 9 juni<br />

2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />

Gezien <strong>het</strong> groot aantal voorgestelde wijzigingen<br />

werd een nieuw koninklijk besluit<br />

verkozen boven een aanpassing van<br />

de bestaande tekst.<br />

Het nieuwe huishoudelijk reglement is<br />

ingedeeld in twaalf hoofdstukken die<br />

hierna achtereenvolgens worden besproken.<br />

Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />

en definities<br />

Het eerste hoofdstuk (artikel 1) omschrijft<br />

de voor de toepassing van <strong>het</strong> besluit<br />

gehanteerde definities.<br />

Overeenkomstig <strong>het</strong> advies 42.940/1 van<br />

15 mei 2007 van de Raad van State werd<br />

artikel 1 van onderhavig koninklijk besluit<br />

aangepast. De definities van de wet<br />

van 22 juli 1953 zijn van rechtswege van<br />

toepassing.<br />

Zo<strong>als</strong> dit in de Richtlijn <strong>het</strong> geval is,<br />

wordt ook in dit besluit <strong>het</strong> belangrijk<br />

onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende<br />

natuurlijke personen en rechtspersonen<br />

of entiteiten met om <strong>het</strong> even<br />

welke rechtsvorm:<br />

- enerzijds, de beroepsbeoefenaars die<br />

in een land buiten de Europese Unie<br />

door een bevoegde autoriteit zijn toegelaten<br />

om daar wettelijke controles<br />

uit te voeren, die respectievelijk aangeduid<br />

worden <strong>als</strong> “auditors van derde<br />

landen” en “auditorganisaties van<br />

derde landen”; en<br />

- anderzijds, de beroepsbeoefenaars<br />

die in een Lidstaat van de Europese<br />

Unie door een bevoegde autoriteit<br />

zijn toegelaten en ingeschreven om<br />

daar wettelijke controles uit te voeren,<br />

die respectievelijk aangeduid<br />

worden <strong>als</strong> “wettelijke auditors” en<br />

“auditkantoren”.<br />

Verder wordt er voor gekozen om de in<br />

België door <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

in <strong>het</strong> publiek register ingeschreven<br />

wettelijke auditors en auditkantoren,<br />

respectievelijk aan te duiden<br />

<strong>als</strong> “de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen”<br />

en de “bedrijfsrevisorenkantoren”,<br />

terwijl beiden gezamenlijk worden<br />

aangeduid <strong>als</strong> zijnde “de bedrijfsrevisoren”.<br />

Beroepsbeoefenaars die in een andere<br />

Lidstaat van de Europese Unie zijn toegelaten<br />

en aldaar ingeschreven, kunnen<br />

zich overeenkomstig artikel 3 van de<br />

Richtlijn ook in België, onder bepaalde<br />

voorwaarden, laten inschrijven om in<br />

België wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

uit te voeren.<br />

Europese beroepsbeoefenaars die niet<br />

zijn ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar register<br />

van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren<br />

worden in dit besluit<br />

respectievelijk aangeduid <strong>als</strong> “wettelijke<br />

auditors” (voor natuurlijke personen) en<br />

“auditkantoren” (voor rechtspersonen of<br />

entiteiten met om <strong>het</strong> even welke rechtsvorm).<br />

186 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

Hoofdstuk II. – De financiering<br />

van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />

Instituut<br />

De artikelen 2 en 3 van <strong>het</strong> tweede<br />

hoofdstuk betreffen <strong>het</strong> vaststellen, <strong>het</strong><br />

opvragen en <strong>het</strong> innen van vaste en/of<br />

aanvullende veranderlijke bijdragen verschuldigd<br />

- ter financiering van de werkingskosten<br />

van <strong>het</strong> Instituut - door de<br />

bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook door de in <strong>het</strong><br />

register ingeschreven auditors en auditorganisaties<br />

van derde landen die beantwoorden<br />

aan artikel 7, § 4, van de wet.<br />

Er wordt voorgesteld om <strong>het</strong> maximale<br />

bedrag van de vaste bijdragen te brengen<br />

van 1.250 EUR op 5.000 EUR, aangepast<br />

aan de index van de consumptieprijzen in<br />

België. Dit moet toelaten de lasten van<br />

<strong>het</strong> Instituut op een meer billijke wijze te<br />

laten dragen door alle bedrijfsrevisoren.<br />

Een bedrijfsrevisor die weinig activiteiten<br />

heeft, brengt immers administratieve<br />

kosten van toezicht en kwaliteitscontrole<br />

met zich mee, die vaak te vergelijken zijn<br />

met deze van andere bedrijfsrevisoren<br />

die een grotere activiteit hebben.<br />

In antwoord op een vraag van de Raad<br />

van State in zijn advies 42.940/1 van<br />

15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />

Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />

dat <strong>het</strong> aan de algemene vergadering van<br />

<strong>het</strong> Instituut toekomt om <strong>het</strong> begrip omzet<br />

bedoeld in artikel 2, § 1, b) van onderhavig<br />

koninklijk besluit te bepalen.<br />

Artikel 7, eerste lid van <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit van 20 april 1989 tot vaststelling<br />

van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong><br />

Instituut der Bedrijfsrevisoren bepaalde<br />

dat de veranderlijke bijdrage “wordt berekend<br />

op de aan BTW onderworpen omzet<br />

zo<strong>als</strong> aangegeven in de loop van <strong>het</strong><br />

burgerlijk jaar dat vooraf gaat aan <strong>het</strong><br />

jaar waarin de bijdrage is verschuldigd”.<br />

Deze bijkomende bepaling wordt niet<br />

meer opgenomen in <strong>het</strong> besluit, om de<br />

mogelijkheid open te laten ten aanzien<br />

van de wijze waarop de omzet wordt bepaald.<br />

De omzetting van de Richtlijn in<br />

<strong>het</strong> Belgisch recht kan inderdaad aanleiding<br />

geven tot een nieuwe omgeving<br />

waarin <strong>het</strong> beroep zal uitgevoerd worden<br />

en waarbij de aan BTW onderworpen<br />

omzet niet langer een geschikt gegeven<br />

zal zijn om daarop de veranderlijke bijdrage<br />

te berekenen.<br />

Jaarlijks bepaalt de algemene vergadering<br />

<strong>het</strong> bedrag van de vaste bijdragen,<br />

<strong>als</strong>ook desgevallend <strong>het</strong> percentage van<br />

de veranderlijke bijdragen ter financiering<br />

van de werkingskosten van <strong>het</strong> Instituut<br />

(artikel 2, § 2).<br />

Overeenkomstig de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />

Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />

dat artikel 3, § 1 van onderhavig<br />

koninklijk besluit geen afbreuk doet aan<br />

de bepalingen van gemeen recht betreffende<br />

de samenloop van schuldeisers.<br />

De stemming over de begroting heeft betrekking<br />

op de gehele begroting en<br />

brengt mee dat de bijdragen, zo<strong>als</strong> voorgesteld,<br />

zijn bepaald op de bedragen die<br />

in aanmerking werden genomen voor de<br />

opstelling van de begroting (artikel 8).<br />

De algemene vergadering zou kunnen beslissen<br />

om bijdragen vast te stellen met<br />

verschillende bedragen per categorie,<br />

door bijvoorbeeld een onderscheid te maken<br />

tussen bedrijfsrevisoren en auditors<br />

of auditorganisaties van derde landen of<br />

nog door een verlaagde bijdrage te voorzien<br />

voor jonge bedrijfrevisoren natuurlijke<br />

personen.<br />

De bijdragen in de werkingskosten van<br />

<strong>het</strong> Instituut van de bedrijfsrevisorenkantoren<br />

in vereffening vormen <strong>het</strong><br />

voorwerp van artikel 3. Bedrijfsrevisorenkantoren<br />

die in vereffening worden<br />

gesteld kunnen nog gedurende één jaar in<br />

<strong>het</strong> openbaar register ingeschreven blijven<br />

en dit vanaf de datum van ontbinding<br />

(artikel 20 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />

30 april 2007 betreffende de erkenning<br />

van bedrijfsrevisoren en <strong>het</strong> openbaar register).<br />

De bedrijfsrevisoren vennoten<br />

zijn per hoofdelijk aandeel aansprakelijk<br />

voor de betaling van de bijdragen toegerekend<br />

aan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Hoofdstuk III. – Eretitels en een<br />

regime voor kandidaatbedrijfsrevisoren<br />

De toekenning tot <strong>het</strong> voeren van de titel<br />

van erebedrijfsrevisor, <strong>als</strong>ook van<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 187


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

erevoorzitter van <strong>het</strong> Instituut en een mogelijks<br />

statuut voor kandidaat-bedrijfsrevisoren<br />

vormen <strong>het</strong> voorwerp van de<br />

artikelen 4 en 5 van <strong>het</strong> derde hoofdstuk.<br />

Er worden strengere voorwaarden gesteld<br />

aan de toekenning van <strong>het</strong> voeren<br />

van de titel van erebedrijfsrevisor. De<br />

lijst van de erebedrijfsrevisoren zal<br />

voortaan op de website van <strong>het</strong> Instituut<br />

worden bekendgemaakt. Tevens wordt de<br />

titel van erevoorzitter van <strong>het</strong> Instituut in<br />

<strong>het</strong> leven geroepen. De principes voor <strong>het</strong><br />

intrekken van de toestemming tot <strong>het</strong><br />

voeren van de eretitel zijn in beide gevallen<br />

dezelfde (artikel 4).<br />

Verder wordt ook voorzien dat de Raad<br />

van <strong>het</strong> Instituut, na gunstig advies van<br />

de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, een aangepast regime kan inrichten<br />

voor de “kandidaat-bedrijfsrevisoren”,<br />

dit wil zeggen de stagiairs<br />

bedrijfsrevisoren die na geslaagd te zijn<br />

voor <strong>het</strong> bekwaamheidsexamen de eed<br />

van bedrijfsrevisor nog niet hebben afgelegd,<br />

<strong>als</strong>ook de ontslagnemende natuurlijke<br />

personen die kunnen aanspraak<br />

maken op herinschrijving in <strong>het</strong> openbaar<br />

register (artikel 5).<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />

Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />

dat onderhavig artikel <strong>het</strong> artikel 5,<br />

6° van de wet van 22 juli 1953 uitvoert.<br />

Laatstgenoemd artikel voorziet in een periode<br />

van uiterlijk twaalf maanden tussen<br />

de datum van toelating tot de eed en de<br />

datum van eedaflegging. Voormeld regime<br />

beoogt <strong>het</strong> juridisch vacuüm gedurende<br />

deze periode in te vullen.<br />

Hoofdstuk IV. – Algemene<br />

vergadering<br />

Het vierde hoofdstuk (artikelen 6 tot 15)<br />

behandelt de bevoegdheid, de oproeping<br />

tot de vergadering, <strong>het</strong> verloop en de beslissingen<br />

van de algemene vergadering.<br />

De algemene vergadering bestaat, overeenkomstig<br />

artikel 19 van de wet, uit alle<br />

bedrijfsrevisoren natuurlijke personen,<br />

die stemgerechtigd zijn, en alle bedrijfsrevisorenkantoren,<br />

die beschikken over<br />

een adviserende stem. De bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen kunnen drager<br />

zijn van maximaal twee volmachten.<br />

Er wordt niet langer een specifieke dag<br />

vooropgesteld voor de algemene vergadering<br />

van <strong>het</strong> Instituut, die plaatsheeft in<br />

de tweede helft van de maand april (artikel<br />

6).<br />

Er wordt voorgesteld dat de Raad de modaliteiten<br />

van oproeping en de terbeschikkingstelling<br />

van de documenten kan<br />

bepalen, bijvoorbeeld door toezending<br />

van de oproeping per e-mail of <strong>het</strong> plaatsen<br />

van documenten met betrekking tot<br />

de algemene vergadering op <strong>het</strong> extranet<br />

van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De algemene vergadering kiest de voorzitter,<br />

de ondervoorzitter, de leden van de<br />

Raad, de commissarissen belast met de<br />

controle van de jaarrekening, <strong>als</strong>ook de<br />

bedrijfsrevisoren die zetelen in de Commissie<br />

van Beroep (artikel 9). Alleen bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen zijn<br />

verkiesbaar voor voornoemde functies<br />

(artikel 15, § 2).<br />

Artikel 30 van <strong>het</strong> besluit voorziet dat,<br />

buiten <strong>het</strong> geval van verkiezingen, op de<br />

algemene vergadering slechts tot een geheime<br />

stemming kan worden overgegaan<br />

wanneer 50 bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen daartoe een verzoek richten aan<br />

<strong>het</strong> Instituut ten minste acht kalenderdagen<br />

vóór de datum van de algemene vergadering.<br />

Hoofdstuk V. – De Raad<br />

De bevoegdheden en de besluitvorming<br />

van de Raad worden in <strong>het</strong> vijfde hoofdstuk<br />

(artikelen 16 tot 26) omschreven.<br />

Overeenkomstig de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 werd artikel 16 van onderhavig<br />

koninklijk besluit opgeheven.<br />

Daar waar in <strong>het</strong> verleden een niet-exhaustieve<br />

opsomming werd gegeven van<br />

de bevoegdheden van de Raad, die betrekking<br />

hebben op de werking en de vertegenwoordiging<br />

van <strong>het</strong> Instituut in<br />

rechtshandelingen en in rechte, wordt<br />

deze opsomming achterwege gelaten.<br />

Het artikel 16 bevat daarentegen wel een<br />

188 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

lijst van taken die de Raad aan <strong>het</strong> Uitvoerend<br />

Comité kan delegeren:<br />

1° nagaan en vaststellen of een kandidaat-bedrijfsrevisor<br />

of de entiteit voldoet<br />

aan de voorwaarden voorzien in<br />

de artikelen 5 tot 7 van de wet van<br />

22 juli 1953 en, in voorkomend geval,<br />

hem <strong>als</strong> bedrijfsrevisor toelaten;<br />

2° toezicht houden op <strong>het</strong> opmaken en<br />

<strong>het</strong> bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register<br />

overeenkomstig de door onderhavig<br />

reglement opgestelde regels;<br />

3° verzorgen van de publieke toegankelijkheid<br />

van de nodige in <strong>het</strong> openbaar<br />

register opgeslagen gegevens<br />

zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 11 van <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 30 april 2007<br />

betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />

en <strong>het</strong> openbaar register;<br />

4° goedkeuring van de verzekeringscontracten<br />

inzake de burgerrechtelijke<br />

aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisoren;<br />

5° beroep aantekenen tegen een beslissing<br />

van de Tuchtcommissie of een<br />

voorziening in cassatie indienen tegen<br />

een beslissing van de Commissie<br />

van Beroep;<br />

6° <strong>het</strong> personeel van <strong>het</strong> Instituut aanwerven<br />

of ontslaan en hun bezoldigingen<br />

vaststellen;<br />

7° aanduiden van <strong>het</strong> Raadslid of <strong>het</strong> gewezen<br />

Raadslid dat zal instaan om de<br />

Raad te vertegenwoordigen ingeval<br />

van huiszoeking ten huize van een<br />

bedrijfsrevisor.<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend in onderhavig<br />

Verslag aan de Koning te verduidelijken<br />

dat de delegatie van de<br />

bevoegdheden door de Raad dient te gebeuren<br />

binnen de door hem vastgelegde<br />

voorwaarden en moet worden begrepen<br />

in de zin dat de Raad vooraf de essentiële<br />

regels met betrekking tot de betrokken<br />

bevoegdheden vaststelt.<br />

Punt 6° van onderhavig artikel werd opgeheven<br />

om reden dat <strong>het</strong> treffen van<br />

voorlopige ordemaatregelen overeenkomstig<br />

artikel 39 van de wet van 22 juli<br />

1953 reeds van rechtswege een bevoegdheid<br />

van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité is.<br />

De Raad komt bijeen op uitnodiging van<br />

de voorzitter, die bijvoorbeeld eveneens<br />

per e-mail kan gebeuren (artikel 17).<br />

Een Raadslid kan zich niet bij volmacht<br />

laten vertegenwoordigen. Drie Raadsleden<br />

kunnen vragen dat een vraag wordt<br />

overgedragen naar een volgende vergadering.<br />

Aan deze vraag kan slechts voorbijgegaan<br />

worden mits akkoord van ten<br />

minste zes aanwezige leden (artikel 20).<br />

Artikel 22 stelt dat de Raad in zijn midden<br />

alle door hem nuttig geachte comités<br />

mag oprichten, <strong>als</strong>ook permanente commissies<br />

of technische werkgroepen in <strong>het</strong><br />

leven roepen die hij nodig acht tot verwezenlijking<br />

van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Natuurlijke personen die geen bedrijfsrevisor<br />

zijn kunnen eveneens deelnemen<br />

aan de werkzaamheden van deze permanente<br />

commissies of technische werkgroepen.<br />

Alle leden zetelen hierin ten<br />

persoonlijke titel, zodat ook hier de vertegenwoordiging<br />

bij volmacht ingeval<br />

van afwezigheid niet wordt aanvaard.<br />

Verder bepaalt artikel 23 dat de Raad kan<br />

beslissen om aan zijn leden, <strong>als</strong>ook aan<br />

de leden van comités, commissies en<br />

technische werkgroepen zitpenningen of<br />

vacaties toe te kennen en ook dat de reiskosten<br />

gemaakt voor <strong>het</strong> bijwonen van de<br />

vergaderingen kunnen worden vergoed.<br />

De kosten aangegaan door voormelde<br />

personen in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> Instituut<br />

kunnen eveneens met akkoord van de<br />

Raad worden terugbetaald. De Raad kan<br />

tevens aan de voorzitter, de ondervoorzitter,<br />

<strong>als</strong>ook aan andere personen belast<br />

met specifieke functies in de schoot van<br />

<strong>het</strong> Instituut forfaitaire functie- en kostenvergoedingen<br />

toekennen – respectievelijk<br />

in vervanging van zitpenningen en<br />

vergoeding van voormelde reis- en andere<br />

kosten – dit uiteraard binnen de grenzen<br />

van de begroting, zo<strong>als</strong> goedgekeurd<br />

door de algemene vergadering.<br />

Het dagelijks bestuur van <strong>het</strong> Instituut<br />

wordt waargenomen door <strong>het</strong> Uitvoerend<br />

Comité, dat minstens bestaat uit de voorzitter<br />

en de ondervoorzitter (artikel 24).<br />

In antwoord op de vraag van de Raad van<br />

State in zijn advies 42.940/1 van 15 mei<br />

2007 is <strong>het</strong> passend te verduidelijken in<br />

onderhavig Verslag aan de Koning dat de<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 189


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

term dagelijks bestuur voorkomt in artikel<br />

22, § 4 van de wet van 22 juli 1953<br />

zonder gedefinieerd te worden. Het begrip<br />

dagelijks bestuur in artikel 22, § 4,<br />

van de wet is verschillend van de gemeenrechterlijke<br />

betekenis zo<strong>als</strong> van toepassing<br />

op handelsvennootschappen.<br />

Bovendien behoort <strong>het</strong>, overeenkomstig<br />

artikel 108 van de Grondwet, tot de algemene<br />

bevoegdheid van de Koning om<br />

besluiten te nemen die nodig zijn voor de<br />

uitvoering van wetten.<br />

Het lidmaatschap van de Raad vervalt<br />

van rechtswege wanneer <strong>het</strong> raadslid niet<br />

langer de hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

heeft of omdat hem de tuchtsanctie<br />

van schorsing werd opgelegd, die in<br />

kracht van gewijsde is getreden. In antwoord<br />

op de vraag van de Raad van State<br />

in zijn advies 42.940/1 van 15 mei 2007<br />

is <strong>het</strong> passend te verduidelijken in onderhavig<br />

Verslag aan de Koning dat <strong>het</strong> behoort,<br />

overeenkomstig artikel 108 van de<br />

Grondwet, tot de algemene bevoegdheid<br />

van de Koning om besluiten te nemen die<br />

nodig zijn voor de uitvoering van wetten.<br />

De Raad kan een lid <strong>als</strong> ontslagnemend<br />

beschouwen, indien hij op vier achtereenvolgende<br />

vergaderingen afwezig is.<br />

Hij wordt vooraf door de voorzitter uitgenodigd<br />

om uitleg te verschaffen op de<br />

volgende vergadering van de Raad. Bij<br />

afwezigheid op deze vergadering of indien<br />

de Raad zijn redenen voor de voorbije<br />

afwezigheid niet kan aanvaarden<br />

wordt zijn ontslag vastgesteld op de<br />

eerstvolgende algemene vergadering die<br />

in zijn vervanging zal voorzien (artikel<br />

26).<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 is <strong>het</strong> passend te verduidelijken<br />

in onderhavig Verslag aan de<br />

Koning dat onderhavig artikel <strong>het</strong> artikel<br />

29 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 20 april<br />

1989 tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk<br />

reglement van <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren<br />

herneemt en derhalve een<br />

vernummering van een bestaande bepaling<br />

inhoudt.<br />

Hoofdstuk VI. – Functies van de<br />

voorzitter, de ondervoorzitter, de<br />

secretaris en de penningmeester<br />

Het zesde hoofdstuk (artikelen 27 tot 29)<br />

betreft de vervanging van de voorzitter<br />

bij diens afwezigheid, de opdrachten van<br />

de secretaris van de Raad en van de secretaris-penningmeester<br />

van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Hoofdstuk VII. – Jaarrekening en<br />

begroting<br />

Het zevende hoofdstuk (artikel 30) behandelt<br />

de jaarrekening en begroting van<br />

<strong>het</strong> Instituut.<br />

Voortaan stelt de Raad de inhoud van <strong>het</strong><br />

rekeningenstelsel vast en bepaalt hij de<br />

waarderingsregels, met naleving van de<br />

regels opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

van 19 december 2003 betreffende<br />

de boekhoudkundige verplichtingen en<br />

de openbaarmaking van de jaarrekeningen<br />

van bepaalde verenigingen<br />

zonder winstoogmerk, internationale verenigingen<br />

zonder winstoogmerk en stichtingen.<br />

De secretaris-penningmeester zorgt voor<br />

<strong>het</strong> opstellen van <strong>het</strong> ontwerp van jaarrekening<br />

en van begroting, die hij aan de<br />

Raad voorlegt ten laatste op 10 maart van<br />

elk jaar.<br />

De Raad legt de jaarrekening, na deze te<br />

hebben afgesloten, ter controle voor aan<br />

de commissarissen, dit uiterlijk één<br />

maand vóór de algemene vergadering.<br />

De jaarrekening, <strong>het</strong> verslag van de commissarissen<br />

en de begroting worden vervolgens<br />

bij de uitnodiging tot de<br />

algemene vergadering gevoegd.<br />

Hoofdstuk VIII. – Periodieke<br />

mededeling door de<br />

bedrijfsrevisoren<br />

De bedrijfsrevisoren brengen spontaan<br />

<strong>het</strong> Instituut periodiek op de hoogte van<br />

de opdrachten die zij uitvoeren of hebben<br />

uitgevoerd in <strong>het</strong> kader van hun beroepsactiviteit.<br />

De vorm, de gedetailleerde inhoud<br />

en de periodiciteit hiervan worden<br />

bepaald door de Raad. Deze maken <strong>het</strong><br />

190 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

onderwerp uit van <strong>het</strong> achtste hoofdstuk<br />

(artikel 31).<br />

De bedrijfsrevisoren die één of meerdere<br />

commissarismandaten in een organisatie<br />

van openbaar belang uitoefenen, delen<br />

jaarlijks aan <strong>het</strong> Instituut de hyperlink<br />

mee naar <strong>het</strong> deel van de website waar de<br />

informatie opgenomen in <strong>het</strong> transparantieverslag<br />

is bekendgemaakt. Dit transparantieverslag<br />

zal onder meer een<br />

beschrijving van <strong>het</strong> netwerk inhouden.<br />

Voor wat de commentaar in <strong>het</strong> Verslag<br />

aan de Koning bij artikel 10, § 1, 8°, van<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april 2007<br />

betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />

en <strong>het</strong> openbaar register betreft,<br />

worden ten aanzien van een netwerk vermeld,<br />

<strong>het</strong> lidmaatschap van een netwerk<br />

en de lijst van de namen en adressen van<br />

de daartoe behorende kantoren in België,<br />

<strong>als</strong>ook een beschrijving in hoofdlijnen<br />

van de onderdelen van <strong>het</strong> netwerk die<br />

zich buiten België bevinden, of de vermelding<br />

waar deze gegevens toegankelijk<br />

zijn voor <strong>het</strong> publiek<br />

Hoofdstuk IX. –<br />

Mededelingsmodaliteiten,<br />

Het negende hoofdstuk (artikel 32) heeft<br />

betrekking op mededelingen met een individuele<br />

of een algemene draagwijdte.<br />

De mededelingen met een individuele<br />

draagwijdte worden altijd gedaan in de<br />

taal van de taalgroep waarin de bedrijfsrevisor<br />

in <strong>het</strong> openbaar register is ingeschreven.<br />

Gelet op de afwezigheid in de huidige<br />

stand van zaken van harmonisering van<br />

de bescherming van <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />

in de Europese Unie, wordt voorgeschreven<br />

dat, met <strong>het</strong> oog op de uitoefening<br />

van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

op de bedrijfsrevisoren door <strong>het</strong> Instituut,<br />

deze een vestiging in België dienen te<br />

hebben waar ze hun dossiers, akten, documenten<br />

en briefwisseling die verband<br />

houdt met de beroepsactiviteit in België,<br />

bewaren. Het Instituut zal hen ook enkel<br />

op dit adres alle briefwisseling richten.<br />

Hoofdstuk X. – Terechtwijzing<br />

Het tiende hoofdstuk betreft de maatregelen<br />

die van toepassing zijn bij een “terechtwijzing”,<br />

zo<strong>als</strong> bedoeld in <strong>het</strong><br />

nieuwe tuchtreglement, wanneer de bedrijfsrevisor<br />

verzuimt om mededeling te<br />

doen van inlichtingen of documenten<br />

waartoe hij is gehouden, <strong>als</strong>ook wanneer<br />

hij verzuimt om zijn bijdragen tijdig te<br />

betalen of <strong>het</strong> document over te maken<br />

dat bedoeld is tot vaststelling van een bijdrage<br />

(artikel 33).<br />

Overeenkomstig de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 werd de formulering<br />

van de eerste paragraaf aangepast.<br />

In antwoord op de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies werd de<br />

tweede paragraaf opgeheven, onverminderd<br />

de mogelijkheid voor <strong>het</strong> Instituut<br />

om terugbetaling te bekomen voor de gemaakte<br />

kosten.<br />

Overeenkomstig de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies werd de formulering<br />

van de derde paragraaf aangepast<br />

en gepreciseerd in de zin dat deze<br />

bevoegdheid aan de Raad toekomt.<br />

Hoofdstuk XI. – Bekendmaking<br />

van de normen en -aanbevelingen<br />

Het elfde hoofdstuk stelt in artikel 34,<br />

§ 1, dat de Raad op de hoogte gebracht<br />

wordt door de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen van de domeinen die<br />

niet gedekt worden door maatregelen genomen<br />

op Europees niveau, waarin deze<br />

laatste een leemte in normatieve en reglementaire<br />

teksten heeft vastgesteld.<br />

Artikel 34, § 2, voorziet dat de normen<br />

en -aanbevelingen, even<strong>als</strong> hun bijwerkingen,<br />

openbaar gemaakt zullen worden<br />

op papier en op de website van <strong>het</strong> Instituut<br />

en per post aan de Hoge Raad voor<br />

de Economische Beroepen overgemaakt<br />

zullen worden.<br />

Overeenkomstig de bemerking van de<br />

Raad van State in zijn advies 42.940/1<br />

van 15 mei 2007 werd de formulering<br />

van de tweede paragraaf aangepast.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 191


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

Hoofdstuk XII. –<br />

Overgangsbepalingen<br />

Artikel 35, § 1 bepaalt dat <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit van 20 april 1989 tot vaststelling<br />

van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement van <strong>het</strong><br />

Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt opgeheven.<br />

Artikel 35, § 2, stelt dat de artikelen 4 en<br />

5, <strong>als</strong>ook 29 tot 36 van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

van 10 januari 1994 betreffende de<br />

plichten van de bedrijfsrevisoren worden<br />

opgeheven. Voormelde artikelen van <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 10 januari 1994<br />

zijn inderdaad zonder voorwerp geworden<br />

<strong>als</strong> gevolg van enerzijds de opheffing<br />

van de bepalingen over de middelenvennootschappen<br />

en -verenigingen zo<strong>als</strong><br />

voorzien in artikel 8, paragrafen 2 tot 4<br />

van de wet van 22 juli 1953 en anderzijds<br />

de aan <strong>het</strong> artikel 7bis van dezelfde wet<br />

aangebrachte aanpassingen. Tenslotte<br />

werden ook de bepalingen inzake de<br />

tuchtprocedure opgeheven, aangezien de<br />

tuchtprocedure voortaan is opgenomen in<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit van 26 april 2007<br />

tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de<br />

kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong> tuchtreglement<br />

voor de bedrijfsrevisoren.<br />

Artikel 35, § 3 bepaalt dat de Raad, op<br />

basis van een werkprogramma voorgesteld<br />

door de Raad van <strong>het</strong> Instituut, aan<br />

de Hoge Raad voor de Economische Beroepen<br />

de normen, aanbevelingen, adviezen,<br />

omzendbrieven en mededelingen<br />

meedeelt, zo<strong>als</strong> goedgekeurd door de<br />

Raad vóór de inwerkingtreding van onderhavig<br />

besluit.<br />

In <strong>het</strong> licht van de Richtlijn en gegeven<br />

<strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> om overgangsbepalingen<br />

gaat, heeft <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />

15 mei 1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />

in de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd<br />

door de wet van 21 februari 1985, geen<br />

bestaansreden meer. Artikel 36 voorziet<br />

derhalve dat dit koninklijk besluit wordt<br />

opgeheven.<br />

Overeenkomstig artikel 37 treedt <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit in werking op<br />

31 augustus 2007. Artikel 30 is voor de<br />

eerste maal van toepassing op <strong>het</strong> boekjaar<br />

dat een aanvang neemt na<br />

31 augustus 2007.<br />

Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

Hoofdstuk I. – Toepassingsgebied<br />

en definities<br />

Artikel 1. Voor de toepassing van onderhavig<br />

besluit wordt verstaan onder:<br />

1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

de oprichting van een Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren en organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor;<br />

2° de algemene vergadering: de algemene<br />

vergadering van <strong>het</strong> Instituut van<br />

de Bedrijfsrevisoren, bepaald in artikel<br />

19 van de wet;<br />

3° <strong>het</strong> openbaar register: <strong>het</strong> register bedoeld<br />

in artikel 10 van de wet.<br />

Hoofdstuk II. – De financiering<br />

van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />

Instituut<br />

Art. 2. § 1. De bedrijfsrevisoren, <strong>als</strong>ook<br />

de auditors en auditorganisaties van<br />

derde landen ingeschreven in <strong>het</strong> openbaar<br />

register overeenkomstig artikel 7,<br />

§ 4 van de wet betalen jaarlijks ter financiering<br />

van de werkingskosten van <strong>het</strong><br />

Instituut:<br />

a) een vaste bijdrage waarvan <strong>het</strong> bedrag<br />

niet hoger mag zijn dan<br />

5.000 EUR, aangepast aan de index<br />

van de consumptieprijzen;<br />

b) een aanvullende veranderlijke bijdrage,<br />

die wordt berekend steunend op<br />

de omzet; deze bijdrage mag niet hoger<br />

zijn dan 2 % en kan op een minimum<br />

bedrag worden vastgelegd.<br />

§ 2. Jaarlijks bepaalt de algemene vergadering<br />

<strong>het</strong> bedrag van de vaste bijdragen<br />

en ook in voorkomend geval <strong>het</strong><br />

percentage van de veranderlijke bijdragen.<br />

Ze stelt alle bijzondere voorwaarden<br />

vast die nuttig zijn voor de berekening<br />

van deze bijdragen.<br />

§ 3. De bedrijfsrevisoren delen hun<br />

omzet ten laatste op 31 maart van elk jaar<br />

mee door middel van een aangifteformulier,<br />

opgesteld door de Raad.<br />

192 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

§ 4. De vaste en de veranderlijke bijdragen<br />

worden telkens voor de helft halfjaarlijks<br />

opgevraagd. De eerste helft van<br />

de veranderlijke bijdrage is een voorschot<br />

berekend op basis van de aangifte<br />

van <strong>het</strong> vorige jaar.<br />

De bijdragen zijn betaalbaar binnen de<br />

maand na de door de penningmeester<br />

toegezonden oproep.<br />

§ 5. De Raad stelt de inningsvoorwaarden<br />

van de vaste en veranderlijke bijdrage<br />

vast, met naleving van de beslissingen<br />

van de algemene vergadering en de bepalingen<br />

van onderhavig reglement.<br />

§ 6. De bedrijfsrevisor natuurlijke persoon<br />

die ontslag neemt of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

dat vraagt om<br />

doorgehaald te worden in <strong>het</strong> openbaar<br />

register, is de bijdragen verschuldigd<br />

voor <strong>het</strong> halfjaar waarin <strong>het</strong> ontslag of de<br />

doorhaling wordt aanvaard.<br />

§ 7. De vennoten van een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

zijn per hoofdelijk aandeel<br />

aansprakelijk voor de betaling van de bijdragen<br />

toegerekend aan <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Art. 3. § 1. De bedrijfsrevisorenkantoren<br />

in vereffening betalen bijdragen<br />

overeenkomstig artikel 2. Onverminderd<br />

artikel 2, § 7 worden de bijdragen opgevraagd<br />

vanaf de datum van de in vereffeningstelling<br />

beschouwd <strong>als</strong> lasten van de<br />

vereffening.<br />

§ 2. De vereffenaars van een bedrijfsrevisorenkantoor<br />

delen aan de hand van <strong>het</strong><br />

in artikel 2, § 3 bedoeld aangifteformulier<br />

de omzet mee van de vennootschap<br />

tot aan haar doorhaling op <strong>het</strong> openbaar<br />

register, dit ter afrekening van de nog<br />

verschuldigde veranderlijke bijdrage.<br />

Hoofdstuk III. – Eretitels en een<br />

regime voor kandidaatbedrijfsrevisoren<br />

Art. 4. § 1. De Raad kan <strong>het</strong> voeren<br />

van de titel van erebedrijfsrevisor toekennen<br />

aan bedrijfsrevisoren die ontslag<br />

namen na gedurende tenminste vijftien<br />

jaar <strong>het</strong> beroep met waardigheid, rechtschapenheid<br />

en kiesheid te hebben uitgeoefend<br />

en die niet actief zijn in een ander<br />

beroep dat verwarring zou kunnen scheppen<br />

met de activiteiten van een bedrijfsrevisor.<br />

§ 2. De lijst van de erebedrijfsrevisoren<br />

wordt gepubliceerd op de website bedoeld<br />

in artikel 10, § 2 van de wet.<br />

§ 3. Bij niet-naleving van de regels van<br />

waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid<br />

of wanneer niet langer voldaan is<br />

aan de toekenningsvoorwaarden van de<br />

titel van erebedrijfsrevisor, kan de Raad<br />

de toestemming tot <strong>het</strong> voeren van de<br />

eretitel intrekken. De belanghebbende<br />

beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen<br />

te rekenen vanaf de betekening<br />

van de intrekking om beroep in te<br />

dienen bij de Commissie van Beroep. De<br />

artikelen 64 en 68, eerste paragraaf van<br />

de wet zijn van toepassing.<br />

§ 4. De Raad kan <strong>het</strong> voeren van de titel<br />

van erevoorzitter toekennen aan een<br />

gewezen voorzitter van <strong>het</strong> Instituut, na<br />

<strong>het</strong> beëindigen van diens mandaat.<br />

Desgevallend zijn de principes opgesomd<br />

in paragraaf 3 van toepassing.<br />

Art. 5. De Raad kan, na gunstig advies<br />

van de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, een aangepast regime inrichten<br />

voor de kandidaat-bedrijfsrevisoren,<br />

dit wil zeggen de stagiairs bedrijfsrevisoren<br />

die, na geslaagd te zijn voor <strong>het</strong><br />

bekwaamheidsexamen, de eed van bedrijfsrevisor<br />

nog niet hebben afgelegd,<br />

<strong>als</strong>ook de ontslagnemende natuurlijke<br />

personen die, overeenkomstig artikel 18<br />

van <strong>het</strong> koninklijk besluit van 30 april<br />

2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />

en <strong>het</strong> openbaar register,<br />

aanspraak kunnen maken op herinschrijving<br />

in <strong>het</strong> openbaar register.<br />

Hoofdstuk IV. – Algemene<br />

vergadering<br />

Art. 6. De gewone algemene vergadering<br />

komt jaarlijks bijeen in de loop van<br />

de tweede helft van de maand april.<br />

De Raad bepaalt de modaliteiten van<br />

oproeping en terbeschikkingstelling van<br />

de documenten.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 193


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

De oproeping vermeldt de agenda, de<br />

plaats, de dag en <strong>het</strong> uur van de vergadering.<br />

Art. 7. Onverminderd <strong>het</strong> bepaalde in<br />

artikel 19, vierde lid, van de wet, moeten<br />

de volmachten voor de algemene vergadering,<br />

om geldig te zijn, aankomen op<br />

<strong>het</strong> Instituut, ten minste vijf kalenderdagen<br />

vóór de datum van de algemene vergadering.<br />

Zij moeten gedateerd en<br />

ondertekend zijn door de volmachtgever<br />

en dienen de identiteit van de volmachtgever,<br />

de identiteit van de gevolmachtigde<br />

en de datum van de algemene<br />

vergadering waarvoor de volmacht geldig<br />

is, te bevatten.<br />

Art. 8. De jaarrekening en de begroting<br />

geven aanleiding tot aparte stemmingen.<br />

De stemming over de begroting slaat<br />

noodzakelijk op de gehele begroting en<br />

brengt mede dat deze bijdragen zijn bepaald<br />

op de bedragen die in aanmerking<br />

werden genomen voor de opstelling van<br />

de begroting.<br />

Binnen de perken van de goedgekeurde<br />

begroting van een boekjaar, is de Raad<br />

ertoe gemachtigd om gedurende de eerste<br />

zes maanden van <strong>het</strong> volgend boekjaar de<br />

bijdragen in de werkingskosten van <strong>het</strong><br />

Instituut te innen en de uitgaven te doen.<br />

Indien de rekening of de begroting niet<br />

wordt goedgekeurd, kan de Raad de algemene<br />

vergadering ten hoogste twee<br />

maanden uitstellen.<br />

Art. 9. In toepassing van de artikelen<br />

21, 26, § 2 en 63, § 2, van de wet kiest de<br />

vergadering:<br />

a) de voorzitter;<br />

b) de ondervoorzitter;<br />

c) de leden van de Raad;<br />

d) de commissarissen belast met de controle<br />

van de jaarrekening;<br />

e) de bedrijfsrevisoren die zetelen in de<br />

Commissie van Beroep.<br />

De voorzitter van de Raad voert de titel<br />

van voorzitter van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De nieuwe titularissen treden onmiddellijk<br />

in functie na de algemene vergadering<br />

die hen heeft aangeduid.<br />

Art. 10. De algemene vergadering die<br />

overeenkomstig artikel 20, tweede lid<br />

van de wet wordt samengeroepen op<br />

vraag van ten minste één vijfde van de<br />

bedrijfsrevisoren natuurlijke personen,<br />

moet ten laatste twee maanden na de datum<br />

van de ontvangst van de aanvraag<br />

worden gehouden.<br />

Art. 11. De oproepingen tot de algemene<br />

vergaderingen vermelden <strong>het</strong> uur, de<br />

plaats en de agenda van de vergadering.<br />

Art. 12. De algemene vergadering kan<br />

enkel over de op haar agenda vermelde<br />

onderwerpen geldig beraadslagen.<br />

Zij wordt voorgezeten door de voorzitter<br />

van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Op elke vergadering worden op voorstel<br />

van de voorzitter ten minste twee en<br />

ten hoogste tien stemopnemers aangewezen<br />

die niet mogen worden gekozen uit<br />

de Raadsleden of uit de kandidaten voor<br />

mandaten waarin de vergadering moet<br />

voorzien.<br />

Art. 13. De besluiten van de algemene<br />

vergadering worden opgenomen in de<br />

notulen die worden ondertekend door de<br />

voorzitter, de secretarissen en twee stemopnemers.<br />

De notulen van de algemene vergaderingen<br />

worden bewaard op de zetel van<br />

<strong>het</strong> Instituut. Op vraag van de bedrijfsrevisoren<br />

worden ze hen meegedeeld.<br />

De voorzitter van <strong>het</strong> Instituut beslist<br />

over de uitreiking van uittreksels die<br />

voor niet-bedrijfsrevisoren zijn bestemd<br />

en ondertekent ze.<br />

Art. 14. § 1. De besluiten van de algemene<br />

vergadering worden bij handopsteken<br />

genomen, tenzij de vergadering<br />

anders beschikt.<br />

§ 2. De stemming is geheim wanneer<br />

zij verkiezingen betreft.<br />

§ 3. Buiten <strong>het</strong> in § 2 bedoelde geval,<br />

kan slechts tot een geheime stemming<br />

worden overgaan middels een schriftelijk<br />

verzoek daartoe vanwege vijftig bedrijfsrevisoren<br />

natuurlijke personen en op<br />

voorwaarde dat dit verzoek ten minste<br />

acht kalenderdagen vóór de datum van de<br />

194 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

algemene vergadering aan <strong>het</strong> Instituut<br />

wordt gericht.<br />

Art. 15. § 1. Wanneer een algemene<br />

vergadering tot verkiezingen moet overgaan,<br />

brengt de voorzitter van <strong>het</strong> Instituut<br />

de bedrijfsrevisoren hiervan ten<br />

minste twee maanden vóór de bijeenkomst<br />

op de hoogte met vermelding van<br />

de te begeven mandaten. Om ontvankelijk<br />

te zijn, moeten de kandidaturen uiterlijk<br />

één maand vóór de vergadering bij de<br />

voorzitter van <strong>het</strong> Instituut toekomen en<br />

door ten minste tien bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen worden gesteund.<br />

§ 2. Niet verkiesbaar zijn:<br />

a) de bedrijfsrevisoren, die op de uiterste<br />

datum voor de indiening van de<br />

kandidaturen <strong>het</strong> beroep sedert minder<br />

dan vijf jaar uitoefenen;<br />

b) de bedrijfsrevisorenkantoren;<br />

c) zij die, op de uiterste datum voor <strong>het</strong><br />

indienen van de kandidaturen, hun<br />

bijdragen niet hebben betaald;<br />

d) zij die na veroordeling, <strong>het</strong>zij door de<br />

Tuchtcommissie, <strong>het</strong>zij door de<br />

Commissie van Beroep, tot de straf<br />

van de schorsing of de schrapping,<br />

op <strong>het</strong> tijdstip der verkiezingen <strong>het</strong><br />

voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure<br />

die aanhangig is respectievelijk<br />

voor de Commissie van beroep of<br />

<strong>het</strong> Hof van Cassatie;<br />

e) zij die, minder dan drie jaar vóór de<br />

datum van de bijeenkomst van de algemene<br />

vergadering, <strong>het</strong> voorwerp<br />

hebben uitgemaakt van een tuchtrechtelijke<br />

straf anders dan een waarschuwing<br />

of zij die sedert minder dan<br />

vijf jaar een schorsing van minder<br />

dan zes maand en zij die, sedert minder<br />

dan tien jaar, een schorsing van<br />

ten minste zes maanden hebben opgelopen;<br />

de termijn begint te lopen<br />

vanaf <strong>het</strong> tijdstip dat de beslissing definitief<br />

is geworden.<br />

§ 3. Indien <strong>het</strong> aantal regelmatig voorgestelde<br />

kandidaten lager ligt dan <strong>het</strong><br />

dubbel van <strong>het</strong> aantal te begeven mandaten,<br />

kan de Raad op eigen initiatief kandidaten<br />

voordragen, mits <strong>het</strong> akkoord van<br />

deze laatsten.<br />

Indien <strong>het</strong> aantal voorgedragen kandidaten,<br />

in voorkomend geval in toepassing<br />

van <strong>het</strong> vorige lid, gelijk is aan <strong>het</strong> aantal<br />

te begeven mandaten, worden deze kandidaten,<br />

zonder andere vormvereisten<br />

door de algemene vergadering <strong>als</strong> verkozen<br />

verklaard.<br />

§ 4. De mandaten worden toegekend<br />

bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde<br />

bedrijfsrevisoren. Indien<br />

na de tweede stemronde de vereiste<br />

meerderheid niet wordt bereikt, vindt er<br />

een herstemming plaats over de twee<br />

kandidaten die de meeste stemmen hebben<br />

bekomen. Bij staking van stemmen<br />

wordt de deelneming aan de herstemming<br />

bepaald voorrang verlenend aan <strong>het</strong><br />

jongste lid.<br />

Bij de herstemming wordt diegene benoemd<br />

die de meeste stemmen heeft bekomen.<br />

Bij staking van stemmen bij de<br />

derde stembeurt krijgt de jongste kandidaat<br />

de voorkeur.<br />

Wanneer de stemming gelijktijdig betrekking<br />

heeft op de functies van lid en<br />

van plaatsvervangend lid van de Commissie<br />

van Beroep, worden, onverminderd<br />

de voormelde regels, de kandidaten<br />

die bij de eerste stemronde de meeste<br />

stemmen hebben gehaald, aangewezen<br />

<strong>als</strong> effectief lid.<br />

Hoofdstuk V. – De Raad<br />

Art. 16. De Raad kan, in voorkomend<br />

geval binnen de door hem vastgestelde<br />

voorwaarden, de volgende taken aan <strong>het</strong><br />

Uitvoerend Comité delegeren:<br />

1° nagaan en vaststellen of een kandidaat-bedrijfsrevisor<br />

of de entiteit voldoet<br />

aan de voorwaarden voorzien in<br />

de artikelen 5 tot 7 van de wet en, in<br />

voorkomend geval, hem <strong>als</strong> bedrijfsrevisor<br />

toelaten;<br />

2° toezicht houden op <strong>het</strong> opmaken en<br />

<strong>het</strong> bijwerken van <strong>het</strong> openbaar register<br />

overeenkomstig de door onderhavig<br />

reglement opgestelde regels;<br />

3° verzorgen van de publieke toegankelijkheid<br />

van de nodige in <strong>het</strong> openbaar<br />

register opgeslagen gegevens,<br />

zo<strong>als</strong> voorzien in artikel 11 van <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 30 april 2007<br />

betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren<br />

en <strong>het</strong> openbaar register;<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 195


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

4° de verzekeringscontracten inzake de<br />

burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />

van de bedrijfsrevisoren goedkeuren;<br />

5° beroep aantekenen tegen een beslissing<br />

van de Tuchtcommissie of een<br />

voorziening in cassatie indienen tegen<br />

een beslissing van de Commissie<br />

van Beroep;<br />

6° <strong>het</strong> personeel van <strong>het</strong> Instituut aanwerven<br />

of ontslaan en hun bezoldigingen<br />

vaststellen;<br />

7° aanduiden van <strong>het</strong> Raadslid of <strong>het</strong> gewezen<br />

Raadslid dat zal instaan om de<br />

Raad te vertegenwoordigen ingeval<br />

van huiszoeking ten huize van een<br />

bedrijfsrevisor.<br />

Art. 17. De Raad komt bijeen op uitnodiging<br />

van de voorzitter, telkens <strong>het</strong> belang<br />

van <strong>het</strong> Instituut <strong>het</strong> vereist en ten<br />

minste acht maal per jaar. De oproeping<br />

vermeldt de agenda en is vergezeld van<br />

de vereiste documenten. Behoudens<br />

hoogdringendheid wordt de oproeping<br />

ten minste acht kalenderdagen vóór de<br />

vergadering verzonden.<br />

Art. 18. De voorzitter roept de Raad<br />

bijeen wanneer ten minste vier leden<br />

schriftelijk erom verzoeken. Het verzoek<br />

vermeldt <strong>het</strong> onderwerp dat op de agenda<br />

moet worden geplaatst. De vergadering<br />

vindt plaats ten laatste tien kalenderdagen<br />

na <strong>het</strong> indienen van de aanvraag.<br />

Art. 19. Onverminderd artikel 27 worden<br />

de vergaderingen van de Raad voorgezeten<br />

door de voorzitter van <strong>het</strong><br />

Instituut.<br />

Art. 20. De Raad kan slechts geldig beraadslagen<br />

wanneer tenminste zeven van<br />

zijn leden aanwezig zijn. Volmachten<br />

zijn niet toegestaan.<br />

Drie leden kunnen niettemin vragen<br />

dat een vraag wordt overgedragen naar<br />

een volgende vergadering. Aan deze<br />

vraag kan slechts voorbijgegaan worden<br />

mits akkoord van ten minste zes aanwezige<br />

leden.<br />

Art. 21. De beraadslagingen van de<br />

Raad worden opgenomen in notulen, die<br />

in ontwerp aan de Raadsleden worden<br />

toegestuurd en hen tijdens de volgende<br />

vergadering, ter goedkeuring worden<br />

voorgelegd.<br />

De goedgekeurde notulen worden door<br />

de voorzitter en door ten minste één secretaris<br />

ondertekend; zij worden op de<br />

zetel van <strong>het</strong> Instituut bewaard.<br />

De notulen of de uittreksels ervan mogen<br />

aan de bedrijfsrevisoren of aan derden<br />

enkel worden meegedeeld door twee<br />

leden van <strong>het</strong> Uitvoerend comité die gezamenlijk<br />

optreden. Buiten deze eventuele<br />

mededeling zijn de notulen, even<strong>als</strong> de<br />

beraadslagingen die ze weergeven, vertrouwelijk.<br />

Door de Raad kan worden besloten dat<br />

bepaalde documenten die door hem zijn<br />

goedgekeurd en die <strong>als</strong> bijlage bij de<br />

notulen van de vergadering worden gevoegd,<br />

niet aan de bedrijfsrevisoren worden<br />

toegezonden; deze kunnen er steeds<br />

inzage van krijgen op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Art. 22. De Raad mag in zijn midden<br />

alle door hem nuttig geachte comités oprichten.<br />

Hij stelt de bevoegdheden ervan<br />

vast. De voorzitter en de ondervoorzitter<br />

van de Raad zijn van ambtswege lid van<br />

elk comité.<br />

De Raad mag eveneens permanente<br />

commissies of technische werkgroepen<br />

oprichten die hij nodig acht tot verwezenlijking<br />

van <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De Raad kan personen extern aan <strong>het</strong> Instituut<br />

vragen hieraan deel te nemen. Enkel<br />

natuurlijke personen kunnen ervan lid<br />

zijn en dit ten persoonlijke titel. Volmachten<br />

zijn bijgevolg niet toegestaan.<br />

De comités, commissies en werkgroepen<br />

leggen hun besluiten voor aan de<br />

Raad.<br />

Art. 23. §1. De eventuele vergoedingsmodaliteiten<br />

of presentiegelden die<br />

verband houden met de deelneming aan<br />

de comités, commissies en werkgroepen<br />

worden door de Raad bepaald binnen de<br />

grenzen van de door de algemene vergadering<br />

vastgestelde begroting.<br />

§ 2. De Raad kan toestaan dat aan zijn<br />

leden en aan de leden van de comités,<br />

commissies en werkgroepen worden terugbetaald:<br />

196 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

a) de reis- en andere kosten die zij maken<br />

om de regelmatig samengeroepen<br />

vergaderingen van de Raad, van<br />

een comité, commissie of werkgroep<br />

bij te wonen of om de opdrachten te<br />

vervullen, die hen door de Raad of<br />

met zijn instemming zijn toevertrouwd;<br />

b) de door hen en met <strong>het</strong> akkoord van<br />

de Raad in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> Instituut<br />

gedane uitgaven.<br />

§ 3. De Raad kan, binnen de grenzen<br />

van de begroting goedgekeurd door de<br />

algemene vergadering, de functie- en de<br />

kostenvergoedingen van de voorzitter en<br />

de ondervoorzitter vastleggen, <strong>als</strong>ook<br />

van andere personen belast met specifieke<br />

functies.<br />

Art. 24. § 1. Het dagelijks bestuur in<br />

de zin van artikel 22, § 4 van de wet omvat<br />

<strong>het</strong> afhandelen van de lopende zaken,<br />

<strong>het</strong> toezicht over de financiële toestand<br />

van <strong>het</strong> Instituut, de leiding van <strong>het</strong> personeel<br />

en alle andere door de Raad bepaalde<br />

opdrachten met uitzondering<br />

evenwel van de door de wet of <strong>het</strong> reglement<br />

uitdrukkelijk aan de Raad toevertrouwde<br />

bevoegdheden.<br />

§ 2. Het Uitvoerend Comité bestaat ten<br />

minste uit de voorzitter en de ondervoorzitter.<br />

§ 3. Telkens wanneer de Raad vergadert,<br />

brengt <strong>het</strong> Uitvoerend Comité of de<br />

voorzitter verslag uit over <strong>het</strong> bestuur. De<br />

notulen van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité worden<br />

aan de leden van de Raad overgemaakt.<br />

Art. 25. Behoudens de artikelen 13, 21<br />

en 27 en de ondertekeningsmachtiging<br />

waartoe de Raad zou beslissen, moeten<br />

alle stukken die van <strong>het</strong> Instituut uitgaan,<br />

om <strong>het</strong> Instituut te verbinden, getekend<br />

zijn door de voorzitter of door de ondervoorzitter.<br />

Art. 26. § 1. Het lidmaatschap van de<br />

Raad vervalt van rechtswege, wanneer de<br />

betrokkene ophoudt bedrijfsrevisor te<br />

zijn of <strong>als</strong> tuchtsanctie een schorsing oploopt,<br />

van welke duur deze ook moge<br />

zijn, die in kracht van gewijsde is gegaan.<br />

§ 2. Behoudens ziekte, indien een<br />

raadslid tijdens vier opeenvolgende vergaderingen<br />

afwezig is, wordt hij door de<br />

voorzitter uitgenodigd om uitleg te verschaffen<br />

op de volgende vergadering van<br />

de Raad. Indien hij niet aanwezig is op<br />

die vergadering, of indien de Raad de<br />

motivering voor de afwezigheid niet kan<br />

aanvaarden, wordt <strong>het</strong> ontslag van <strong>het</strong> lid<br />

door de eerstvolgende algemene vergadering<br />

vastgesteld en voorziet deze in zijn<br />

vervanging.<br />

§ 3. Het ontslag van een lid van de<br />

Raad is slechts geldig ingediend wanneer<br />

<strong>het</strong> schriftelijk aan de voorzitter van <strong>het</strong><br />

Instituut is gericht.<br />

§ 4. De jaarlijkse algemene vergadering<br />

voorziet in de vacatures. Wanneer<br />

meer dan twee mandaten zijn opengevallen,<br />

moet de Raad, ten laatste twee maanden<br />

na <strong>het</strong> vacant worden van <strong>het</strong> derde<br />

mandaat, een algemene vergadering samenroepen<br />

ten einde tot de verkiezing<br />

van de nieuwe leden over te gaan.<br />

Hoofdstuk VI. – Functies van de<br />

voorzitter, de ondervoorzitter, de<br />

secretaris en de penningmeester<br />

Art. 27. In geval van afwezigheid of<br />

verhindering van de voorzitter worden<br />

zijn functies uitgeoefend door de ondervoorzitter<br />

of, bij gebreke daaraan, door<br />

<strong>het</strong> Raadslid met de grootste anciënniteit<br />

binnen de Raad, dat zelf niet afwezig of<br />

verhinderd is.<br />

Art. 28. De secretarissen houden toezicht<br />

op de organisatie en de werking van<br />

<strong>het</strong> secretariaat, op <strong>het</strong> bijhouden van <strong>het</strong><br />

openbaar register en op <strong>het</strong> bewaren van<br />

<strong>het</strong> archief. Zij zijn belast met <strong>het</strong> secretariaat<br />

van de algemene vergadering. Zij<br />

bereiden de algemene vergaderingen en<br />

de vergaderingen van de Raad voor,<br />

even<strong>als</strong> de erop betrekking hebbende notulen.<br />

Art. 29. De penningmeester is de bewaarder<br />

van alle roerende goederen van<br />

<strong>het</strong> Instituut. Hij zorgt voor <strong>het</strong> innen van<br />

de bijdragen en van alle aan <strong>het</strong> Instituut<br />

verschuldigde sommen en geeft kwijting.<br />

Zonder afbreuk te doen aan gelijkaardige<br />

bevoegdheden toegekend aan de le-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 197


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

den van <strong>het</strong> Uitvoerend Comité mag hij<br />

alle door de Raad of <strong>het</strong> Uitvoerend Comité<br />

toegestane betalingen uitvoeren.<br />

Hij stelt <strong>het</strong> ontwerp van jaarrekening<br />

en <strong>het</strong> ontwerp van begroting op en legt<br />

deze voor aan de Raad.<br />

Op <strong>het</strong> einde van elk trimester legt hij<br />

aan de Raad een overzicht van de financiële<br />

toestand voor, vergezeld van een<br />

staat van de uitvoering van de begroting.<br />

Hoofdstuk VII. – Jaarrekening en<br />

begroting<br />

Art. 30. § 1. De Raad stelt de inhoud<br />

van <strong>het</strong> rekeningenstelsel vast en bepaalt<br />

de waarderingsregels, met naleving van<br />

de regels opgenomen in <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit van 19 december 2003 betreffende<br />

de boekhoudkundige verplichtingen<br />

en de openbaarmaking van de jaarrekening<br />

van bepaalde verenigingen zonder<br />

winstoogmerk, internationale verenigingen<br />

zonder winstoogmerk en stichtingen.<br />

§ 2. Ten laatste op 10 maart van elk<br />

jaar legt de penningmeester aan de Raad<br />

voor:<br />

a) een ontwerp van jaarrekening van <strong>het</strong><br />

Instituut afgesloten op 31 december;<br />

b) een ontwerp van begroting voor <strong>het</strong><br />

nieuwe jaar.<br />

§ 3. De Raad sluit de jaarrekening af;<br />

deze moet een getrouw beeld geven van<br />

<strong>het</strong> patrimonium, de financiële toestand<br />

en de resultaten van <strong>het</strong> Instituut over <strong>het</strong><br />

afgelopen jaar.<br />

Deze wordt opgesteld in overeenstemming<br />

met de regels vastgelegd in de eerste<br />

paragraaf van <strong>het</strong> in onderhavig<br />

artikel genoemde koninklijk besluit van<br />

19 december 2003.<br />

§ 4. De Raad legt ze uiterlijk één<br />

maand vóór de datum vastgesteld voor de<br />

algemene vergadering voorgeschreven<br />

bij artikel 6 ter verificatie aan de commissarissen<br />

voor, die hun verslag ten<br />

minste vijftien kalenderdagen vóór de<br />

vergadering moeten voorleggen.<br />

§ 5. De jaarrekening en <strong>het</strong> verslag van<br />

de commissarissen even<strong>als</strong> <strong>het</strong> ontwerp<br />

van begroting worden bij de uitnodiging<br />

voor de algemene vergadering gevoegd<br />

op de wijze bepaald door de Raad overeenkomstig<br />

artikel 6.<br />

Hoofdstuk VIII. – Periodieke<br />

mededeling door de<br />

bedrijfsrevisoren<br />

Art. 31. § 1. De bedrijfsrevisoren<br />

brengen <strong>het</strong> Instituut op de hoogte van de<br />

opdrachten die zij uitvoeren of hebben<br />

uitgevoerd in <strong>het</strong> kader van hun beroepsactiviteit.<br />

§ 2. De bedrijfsrevisoren die één of<br />

meerdere commissarismandaten in een<br />

organisatie van openbaar belang uitoefenen,<br />

delen jaarlijks aan <strong>het</strong> Instituut de<br />

hyperlink mee naar <strong>het</strong> deel van de website<br />

waar de in artikel 15 van de wet bedoelde<br />

informatie is bekendgemaakt.<br />

§ 3. De Raad bepaalt de vorm, de gedetailleerde<br />

inhoud en de periodiciteit van<br />

de informatie bedoeld in de eerste en<br />

tweede paragraaf.<br />

§ 4. De bedrijfsrevisoren natuurlijke<br />

personen die hun activiteiten uitvoeren<br />

middels een bedrijfsrevisorenkantoor, ingeschreven<br />

in <strong>het</strong> openbaar register, zijn<br />

vrijgesteld van de verplichtingen opgenomen<br />

in de voorafgaande paragrafen<br />

wanneer zij hun gehele beroepsactiviteit<br />

in dit kantoor hebben ingebracht.<br />

Hoofdstuk IX. – Mededelingsmodaliteiten<br />

Art. 32. § 1. De mededelingen met<br />

een individuele draagwijdte tussen <strong>het</strong><br />

Instituut en een bedrijfsrevisor, even<strong>als</strong><br />

de mededelingen tussen een bedrijfsrevisor<br />

en <strong>het</strong> Instituut, gebeuren bij aangetekende<br />

brief of bij deurwaardersexploot.<br />

Bij gebreke daaraan worden de termijnen<br />

voorzien in de wet of haar uitvoeringsbesluiten<br />

geacht nog niet te zijn beginnen<br />

lopen, en/of de mededeling zal door zijn<br />

bestemmeling kunnen worden beschouwd<br />

<strong>als</strong> niet gebeurd zijnde. De mededelingen<br />

gebeuren steeds in de taal<br />

waarin de bedrijfsrevisor in <strong>het</strong> openbaar<br />

register is ingeschreven.<br />

§ 2. De mededelingen van <strong>het</strong> Instituut<br />

met een algemene draagwijdte ten aan-<br />

198 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot vaststelling van <strong>het</strong> huishoudelijk reglement<br />

zien van de bedrijfsrevisoren gebeuren in<br />

de door de Raad vastgestelde vorm. Het<br />

voorwerp van de mededelingen met een<br />

algemene draagwijdte, die de Raad zou<br />

beslissen te doen in elektronische vorm,<br />

wordt vermeld in een bericht dat via de<br />

post aan de bedrijfsrevisoren wordt toegezonden.<br />

§ 3. In <strong>het</strong> geval dat de bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon zijn woonplaats niet<br />

in België heeft of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

waaraan hij verbonden is niet in<br />

België gevestigd is, dient deze in België<br />

over een vestiging te beschikken. De dossiers,<br />

akten, documenten en briefwisseling<br />

die verband houden met de<br />

beroepsactiviteit in België dienen er te<br />

worden bewaard behoudens in geval van<br />

tijdelijke afwezigheid om redenen van de<br />

opdracht en onder de verantwoordelijkheid<br />

van de bedrijfsrevisor.<br />

Hoofdstuk X. – Terechtwijzing<br />

Art. 33. § 1. Onverminderd andere<br />

strengere wettelijke of reglementaire bepalingen,<br />

zal, overeenkomstig artikel 37<br />

van de wet, een terechtwijzing worden<br />

gericht aan elke bedrijfsrevisor die verzuimt<br />

om <strong>het</strong> Instituut, binnen de voorziene<br />

termijnen, mededeling te doen van<br />

inlichtingen of documenten waartoe hij is<br />

gehouden.<br />

Hetzelfde geldt voor een bedrijfsrevisor<br />

die in gebreke blijft om binnen de<br />

voorziene termijnen alle of een gedeelte<br />

van de bijdragen, waaraan hij is onderworpen,<br />

te betalen of <strong>het</strong> document over<br />

te maken dat bedoeld is tot vaststelling<br />

van een bijdrage.<br />

§ 2. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor<br />

wordt door de Raad ingetrokken in de<br />

gevallen bedoeld in artikel 8, § 3 van de<br />

wet.<br />

Hoofdstuk XI. – Normen en<br />

aanbevelingen<br />

Art. 34. § 1. De Raad wordt op de<br />

hoogte gebracht door de Hoge Raad voor<br />

de Economische Beroepen van de domeinen<br />

die niet gedekt worden door maatregelen<br />

genomen op Europees niveau,<br />

waarin deze laatste een leemte in normatieve<br />

en reglementaire teksten heeft vastgesteld.<br />

§ 2. De normen en aanbevelingen zo<strong>als</strong><br />

bedoeld in artikel 30 van de wet, even<strong>als</strong><br />

hun bijwerkingen, worden openbaar gemaakt<br />

op papier en op de website van <strong>het</strong><br />

Instituut, alwaar <strong>het</strong> publiek hiervan inzage<br />

kan nemen; zij worden tevens per<br />

post overgemaakt aan de Hoge Raad voor<br />

de Economische Beroepen.<br />

Hoofdstuk XII. – Slotbepalingen<br />

Art. 35. § 1. Het koninklijk besluit<br />

van 20 april 1989 tot vaststelling van <strong>het</strong><br />

huishoudelijk reglement van <strong>het</strong> Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren, zo<strong>als</strong> gewijzigd<br />

door <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />

12 maart 2000, wordt opgeheven.<br />

§ 2. De artikelen 4 en 5, <strong>als</strong>ook 29 tot<br />

36 van <strong>het</strong> koninklijk besluit van<br />

10 januari 1994 betreffende de plichten<br />

van de bedrijfsrevisoren worden opgeheven.<br />

§ 3. De Raad deelt, op basis van een<br />

werkprogramma voorgesteld door de<br />

Raad, aan de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen de normen, aanbevelingen,<br />

adviezen, omzendbrieven en<br />

mededelingen mee, zo<strong>als</strong> goedgekeurd<br />

door de Raad voor de inwerkingtreding<br />

van onderhavig besluit.<br />

Art. 36. Het koninklijk besluit van<br />

15 mei 1985 tot uitvoering van de overgangsbepalingen<br />

in de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd<br />

door de wet van 21 februari 1985, wordt<br />

opgeheven.<br />

Art. 37. Dit besluit treedt in werking<br />

op 31 augustus 2007.<br />

Artikel 30 is voor de eerste maal van<br />

toepassing op <strong>het</strong> boekjaar dat een aanvang<br />

neemt na 31 augustus 2007.<br />

Art. 38. Onze Minister van Economie<br />

wordt belast met de uitvoering van dit<br />

besluit.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 199


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

18.6 Koninklijk Besluit van 26 april 2007 tot organisatie van<br />

<strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende <strong>het</strong><br />

tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren<br />

(B.S., 27 april 2007)<br />

Verslag aan de Koning<br />

Het koninklijk besluit waarvan wij de eer<br />

hebben <strong>het</strong> aan Uwe Majesteit ter ondertekening<br />

voor te leggen, heeft tot doel om<br />

de bepalingen betreffende de organisatie<br />

van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

even<strong>als</strong> <strong>het</strong> tuchtreglement van de bedrijfsrevisoren<br />

aan te passen in <strong>het</strong> kader<br />

van de omzetting van de bepalingen van<br />

de Europese Richtlijn 2006/43/EG, goedgekeurd<br />

door <strong>het</strong> Europees Parlement en<br />

de Raad op 17 mei 2006, betreffende de<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen, tot<br />

wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG<br />

en 83/349/EEG van de Raad, en houdende<br />

intrekking van Richtlijn 84/253/EEG<br />

van de Raad die werd bekendgemaakt in<br />

<strong>het</strong> Publicatieblad van de Europese Unie<br />

van 9 juni 2006 (hierna “de Richtlijn”).<br />

Artikelsgewijze commentaar<br />

Hoofdstuk I. – Definities<br />

Artikel 1. Het eerste hoofdstuk (artikel<br />

1) beschrijft de in <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

gebruikte definities.<br />

Hoofdstuk II. – Algemeen beginsel<br />

Art. 2. Het tweede hoofdstuk (artikel 2)<br />

poneert <strong>het</strong> algemeen beginsel dat de<br />

tuchtvordering onderscheiden is van de<br />

strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering.<br />

Hoofdstuk III. – Het onderzoek<br />

van de dossiers en de beslissing tot<br />

tuchtverwijzing<br />

Het derde hoofdstuk (artikelen 3 tot 24)<br />

beschrijft <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers<br />

en de beslissing tot tuchtverwijzing. Dit<br />

hoofdstuk is onderverdeeld in 3 afdelingen:<br />

toezicht, kwaliteitscontrole en de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

Afdeling I. – Toezicht<br />

Een eerste opvallende nieuwigheid is <strong>het</strong><br />

feit dat de werking van de Commissie<br />

van Toezicht in een koninklijk besluit zal<br />

worden opgenomen (artikelen 3 tot 7).<br />

Art. 3. Naar aanleiding van de bemerking<br />

van de Raad van State, is verduidelijkt<br />

dat de Commissie van toezicht<br />

belast is met de ondersteuning van de<br />

Raad in zijn opdracht van toezicht op de<br />

uitoefening door de bedrijfsrevisoren van<br />

hun beroep, met uitzondering van de<br />

kwaliteitscontrole (artikel 3, § 1).<br />

Artikel 3, § 2 voorziet dat deze Commissie<br />

is samengesteld uit maximaal twaalf<br />

bedrijfsrevisoren, benoemd door de<br />

Raad.<br />

Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />

benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />

Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />

Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />

een effectief lid of plaatsvervanger vervallen<br />

is, blijft hij in functie tot aan zijn<br />

herbenoeming of de benoeming van zijn<br />

opvolger (artikel 3, § 4).<br />

De voorzitter en de plaatsvervangende<br />

voorzitter worden benoemd door de Raad<br />

onder de leden van de Commissie van<br />

Toezicht (artikel 3, § 5).<br />

Art. 4. De opdracht van de Commissie<br />

van Toezicht is opgenomen in artikel 4,<br />

met name <strong>het</strong> onderzoeken van zowel de<br />

deontologische houding, de naleving van<br />

de wettelijke en reglementaire bepalingen<br />

en alle andere voorschriften van toepassing<br />

op <strong>het</strong> beroep, even<strong>als</strong> de<br />

technische kwaliteit van de activiteiten<br />

200 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

van de bedrijfsrevisoren. Dit onderzoek<br />

gebeurt <strong>het</strong>zij op eigen initiatief, <strong>het</strong>zij<br />

op vraag van de Raad, <strong>het</strong>zij na een<br />

klacht.<br />

Naar aanleiding van de bemerking van de<br />

Raad van State, is verduidelijkt dat de<br />

Commissie van toezicht voorstellen aan<br />

de Raad formuleert, in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong><br />

artikel 52 van de wet, dat aan de Raad de<br />

bevoegdheid voor <strong>het</strong> vooronderzoek in<br />

tuchtzaken toevertrouwt, onverminderd<br />

de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling (artikel 4, § 1).<br />

Als een klacht wordt beschouwd, iedere<br />

mededeling, op naam, gedagtekend en<br />

ondertekend, gericht aan <strong>het</strong> Instituut<br />

waarin verwijten geuit worden tegen een<br />

bedrijfsrevisor, voor zover dit expliciet<br />

en uitdrukkelijk <strong>als</strong> een klacht wordt<br />

voorgesteld.<br />

De Commissie handelt in naam en voor<br />

rekening van de Raad. Overeenkomstig<br />

de verplichtingen opgelegd door de artikelen<br />

29 en volgende van de Richtlijn inzake<br />

public oversight, komt <strong>het</strong> toe aan<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

om aangaande deze materie de voorstellen<br />

van de Raad goed te keuren of te<br />

weigeren.<br />

Art. 5. De tweede belangrijke nieuwigheid<br />

is ingeschreven in <strong>het</strong> artikel 5. De<br />

Commissie van Toezicht kan <strong>het</strong> onderzoek<br />

van de dossiers delegeren aan één<br />

of meer verslaggevers, al dan niet lid van<br />

de Commissie, die de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor vervullen, die de voorwaarden<br />

van verkiesbaarheid voor de<br />

Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor bezitten.<br />

Art. 6. De rechten en verplichtingen<br />

van de bedrijfsrevisor wiens dossier in<br />

behandeling is bij de Commissie van<br />

Toezicht worden uiteengezet in <strong>het</strong> artikel<br />

6.<br />

De betrokken bedrijfsrevisor heeft <strong>het</strong><br />

recht om in de loop van <strong>het</strong> onderzoek<br />

door de aangeduide verslaggevers gehoord<br />

te worden. Met <strong>het</strong> oog hierop, zal<br />

hij hierover worden geïnformeerd minstens<br />

vijftien dagen vóór de datum waarop<br />

hij zal kunnen worden gehoord.<br />

Zolang de tuchtprocedure niet wordt gevat,<br />

heeft de betrokken bedrijfsrevisor<br />

geen toegang tot <strong>het</strong> dossier in vooronderzoek.<br />

Bij gebrek aan aanduiding van<br />

een verslaggever delen de Commissie<br />

van Toezicht of de Raad, al naar gelang<br />

<strong>het</strong> geval, aan de bedrijfsrevisor alle elementen<br />

mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />

zou kunnen worden besloten<br />

en laten ze hem een termijn van vijftien<br />

dagen om zijn eventuele bemerkingen te<br />

laten geworden.<br />

Het behoort tot de beroepsplicht van de<br />

bedrijfsrevisor om alles in <strong>het</strong> werk te<br />

stellen om te antwoorden op de vraag tot<br />

verhoor of tot commentaar uitgaande van<br />

de verslaggever(s), van de Raad of van<br />

de Commissie van Toezicht.<br />

De bedrijfsrevisor waakt erover om persoonlijk<br />

te antwoorden op de uitnodigingen<br />

om gehoord te worden of om<br />

persoonlijk zijn bemerkingen te formuleren.<br />

Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />

of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />

bij <strong>het</strong> formuleren van zijn bemerkingen.<br />

De verslaggever(s) stel(t)(len) een verslag<br />

van dit eventueel verhoor op. Dit<br />

verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />

die over een termijn van vijftien<br />

dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />

formuleren. Deze procedure inzake de<br />

inlichtingen van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

waarvan de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon de vertegenwoordiger<br />

is heeft enkel betrekking op de bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon die <strong>het</strong> voorwerp<br />

uitmaakt van <strong>het</strong> onderzoek (§ 7).<br />

Art. 7. Artikel 7 stipuleert de geldigheid<br />

en de wijze van beraadslaging binnen<br />

de Commissie van Toezicht.<br />

Afdeling II. – Kwaliteitscontrole<br />

Een andere opvallende nieuwigheid is<br />

<strong>het</strong> feit dat de werking van de Commissie<br />

Kwaliteitscontrole voortaan ook in een<br />

koninklijk besluit zal worden vastgelegd<br />

(artikelen 8 tot 14).<br />

Art. 8. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />

is belast met de organisatie van de<br />

kwaliteitscontrole.<br />

In zijn advies stelt de Raad van State vast<br />

dat de Commissie Kwaliteitscontrole in<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 201


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

de schoot van <strong>het</strong> Instituut wordt opgericht.<br />

De Raad van State stelt de vraag<br />

naar de conformiteit van deze bepaling<br />

met <strong>het</strong> artikel 29.1.b) en c) van de Richtlijn,<br />

volgens <strong>het</strong>welk de financiering van<br />

<strong>het</strong> systeem van kwaliteitscontrole afdoende<br />

verzekerd moet zijn en gevrijwaard<br />

moet zijn tegen enigerlei<br />

ongewenste beïnvloeding door wettelijke<br />

auditors en auditkantoren en volgens<br />

<strong>het</strong>welk aan <strong>het</strong> systeem van kwaliteitscontrole<br />

voldoende middelen moeten zijn<br />

toegewezen.<br />

In antwoord op de vraag vanwege de<br />

Raad van State, dient vooreerst te worden<br />

onderstreept dat <strong>het</strong> artikel 46, § 2, van<br />

de wet bepaalt dat de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling bevoegd is voor de<br />

goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />

door de Raad te verrichten kwaliteitscontroles.<br />

Deze bevoegdheid houdt in dat de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling zich<br />

moet kunnen uitspreken over de toereikendheid<br />

van de financiële middelen speciaal<br />

toegewezen aan de realisatie van dit<br />

werkprogramma.<br />

Vanuit de bezorgdheid om duidelijkheid,<br />

is artikel 8, § 1, van <strong>het</strong> besluit in deze<br />

zin aangevuld, teneinde te antwoorden op<br />

voormelde vraag van de Raad van State.<br />

Het minimumbedrag van <strong>het</strong> jaarlijks<br />

werkingsbudget dat speciaal door de<br />

Raad wordt toegewezen aan de werkzaamheden<br />

van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

wordt bepaald op<br />

200.000 euros. Het werkingsbudget moet<br />

toelaten om onder meer de vergoedingen<br />

die worden gestort aan de personen die<br />

belast zijn met de kwaliteitscontrole en<br />

aan de leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

te dekken.<br />

Bovendien is de financiering van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling, die<br />

<strong>het</strong> toezichtsorgaan is met de eindverantwoordelijkheid<br />

over <strong>het</strong> systeem van<br />

kwaliteitscontrole, en die bevoegd is om,<br />

in voorkomend geval, experten aan te<br />

duiden, onder meer onder de verslaggevers,<br />

bepaald in de wet en eveneens afdoende<br />

verzekerd en gevrijwaard tegen<br />

enigerlei ongewenste beïnvloeding door<br />

wettelijke auditors en auditkantoren.<br />

Uit <strong>het</strong>geen voorafgaat, volgt dat de vereisten<br />

bepaald in voormeld artikel<br />

29.1.b) en c) van de Richtlijn zijn nageleefd.<br />

Artikel 8, § 2 voorziet dat deze Commissie<br />

is samengesteld uit maximaal twaalf<br />

bedrijfsrevisoren, benoemd door de<br />

Raad.<br />

Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />

benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />

Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />

Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat van<br />

een effectief lid of plaatsvervanger vervallen<br />

is, blijft hij in functie tot aan zijn<br />

herbenoeming of de benoeming van zijn<br />

opvolger (art. 8, § 4).<br />

De voorzitter en de plaatsvervangende<br />

voorzitter worden benoemd door de Raad<br />

onder de leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

(artikel 8, § 5).<br />

Art. 9. De bevoegdheden van de Commissie<br />

Kwaliteitscontrole zijn vervat in<br />

artikel 9. De Commissie handelt in naam<br />

en voor rekening van de Raad en zonder<br />

afbreuk te doen aan de bevoegdheden<br />

van de Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

Overeenkomstig de verplichtingen opgelegd<br />

door de artikelen 29 en volgende<br />

van de Richtlijn inzake public oversight,<br />

komt <strong>het</strong> toe aan de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling om aangaande<br />

deze materie de voorstellen van de Raad<br />

goed te keuren of te weigeren.<br />

De Commissie Kwaliteitscontrole:<br />

1. stelt aan de Raad de normen inzake<br />

de kwaliteitscontrole voor, zonder afbreuk<br />

te doen aan <strong>het</strong> extern toezicht<br />

op de Raad;<br />

2. stelt aan de Raad de leidraden van de<br />

inspecteurs, overeenkomstig artikel<br />

33, § 2 van de wet, voor <strong>het</strong> uitvoeren<br />

van kwaliteitscontrole van de bedrijfsrevisoren<br />

voor, zonder afbreuk<br />

te doen aan <strong>het</strong> extern toezicht op de<br />

Raad;<br />

3. stelt jaarlijks aan de Raad de lijst<br />

voor van de bedrijfsrevisoren die onderworpen<br />

zijn aan de kwaliteitscon-<br />

202 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

trole, zonder afbreuk te doen aan <strong>het</strong><br />

extern toezicht op de Raad;<br />

4. stelt aan de Raad de lijst van de inspecteurs,<br />

overeenkomstig artikel 33,<br />

§ 2 van de wet, voor die kwaliteitscontroles<br />

bij bedrijfsrevisoren kunnen<br />

uitvoeren, zonder afbreuk te<br />

doen aan <strong>het</strong> extern toezicht op de<br />

Raad, en stelt aan elke bedrijfsrevisor,<br />

te onderwerpen aan een kwaliteitscontrole,<br />

de namen van de inspecteurs,<br />

vermeld in voorvermelde<br />

lijst, voor die deze controle zouden<br />

kunnen uitvoeren;<br />

5. superviseert <strong>het</strong> verloop van de kwaliteitscontroles<br />

en onderzoekt de resultaten<br />

van deze, vooraleer ze over<br />

te maken aan de Raad;<br />

6. controleert de toepassing van de verplichting<br />

van de permanente vorming<br />

overeenkomstig de norm inzake permanente<br />

vorming voorzien in artikel<br />

31 van de Wet.<br />

Art. 10. Artikel 10 beschrijft <strong>het</strong> doel<br />

van de kwaliteitscontrole en legt vast dat<br />

de kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd in<br />

overeenstemming met de normen inzake<br />

kwaliteitscontrole, bepaald overeenkomstig<br />

artikel 33, § 6 van de wet (artikel 10,<br />

§1).<br />

De selectie van de inspecteurs, overeenkomstig<br />

artikel 33, § 2 van de wet, wordt<br />

uitgevoerd volgens een objectieve procedure,<br />

overeenkomstig de normen inzake<br />

de kwaliteitscontrole, ontworpen om elk<br />

belangenconflict tussen deze inspecteurs<br />

en de bedrijfsrevisor of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

onderworpen aan een controle,<br />

te vermijden.<br />

De inspecteurs beschikken over passende<br />

beroepskwalificaties en relevante beroepservaring,<br />

en hebben tevens een specifieke<br />

opleiding voor de uitvoering van<br />

kwaliteitscontroles genoten, overeenkomstig<br />

de normen inzake kwaliteitscontrole.<br />

De kwaliteitscontrole is een onderzoeksprocedure<br />

van de professionele activiteit<br />

van een bedrijfsrevisor. Deze heeft onder<br />

meer tot doel na te gaan dat de gecontroleerde<br />

bedrijfsrevisor en/of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

beschikt over een<br />

organisatie die aangepast is aan de aard<br />

en de omvang van haar activiteiten. Deze<br />

controle beoogt eveneens <strong>het</strong> publiek en<br />

de toezichthouders ervan te overtuigen<br />

dat de bedrijfsrevisoren hun werkzaamheden<br />

uitoefenen overeenkomstig de<br />

controlenormen en de toepasselijke deontologische<br />

regels.<br />

De kwaliteitscontrole, op basis van een<br />

adequate toetsing van een selectie van<br />

controledossiers, omvat onder meer een<br />

evaluatie van de naleving van de toepasselijke<br />

controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />

van de kwantiteit en<br />

kwaliteit van ingezette middelen, van de<br />

door de bedrijfsrevisor in rekening gebrachte<br />

honoraria voor controles en van<br />

<strong>het</strong> systeem van interne kwaliteitscontrole<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Art. 11. Een andere opvallende nieuwigheid<br />

wordt weergegeven in artikel 11.<br />

De Commissie Kwaliteitscontrole kan<br />

<strong>het</strong> onderzoek van de dossiers delegeren<br />

aan één of meer verslaggevers, die de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor vervullen,<br />

die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />

voor de Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor<br />

bezitten.<br />

Art. 12. De rechten en verplichtingen<br />

van de bedrijfsrevisor, waarvan <strong>het</strong> dossier<br />

in behandeling is bij de Commissie<br />

Kwaliteitscontrole, zijn uiteengezet in artikel<br />

12.<br />

De gecontroleerde bedrijfsrevisor heeft<br />

<strong>het</strong> recht om in de loop van <strong>het</strong> onderzoek<br />

door de aangeduide verslaggevers<br />

gehoord te worden. Met <strong>het</strong> oog hierop,<br />

zal hij hierover worden geïnformeerd<br />

minstens vijftien dagen vóór de datum<br />

waarop hij zal kunnen worden gehoord.<br />

Zolang de tuchtprocedure niet wordt gevat,<br />

heeft de betrokken bedrijfsrevisor<br />

geen toegang tot <strong>het</strong> dossier in vooronderzoek.<br />

Bij gebrek aan aanduiding van<br />

een verslaggever delen de Commissie<br />

Kwaliteitscontrole of de Raad, al naar gelang<br />

<strong>het</strong> geval, aan de gecontroleerde alle<br />

elementen mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />

zou kunnen worden besloten<br />

en laten ze hem een termijn van vijftien<br />

dagen om zijn eventuele bemerkingen te<br />

laten geworden.<br />

Het behoort tot de beroepsplicht van de<br />

gecontroleerde bedrijfsrevisor om alles<br />

in <strong>het</strong> werk te stellen om te antwoorden<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 203


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

op de vraag tot verhoor of tot commentaar<br />

uitgaande van de verslaggever(s),<br />

van de Raad of van de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />

De bedrijfsrevisor waakt erover om persoonlijk<br />

te antwoorden op de uitnodigingen<br />

om gehoord te worden of om<br />

persoonlijk zijn bemerkingen te formuleren.<br />

Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />

of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />

bij <strong>het</strong> formuleren van zijn bemerkingen.<br />

De verslaggever(s) ma(a)k(t)(en) een<br />

verslag van dit eventueel verhoor. Dit<br />

verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />

die over een termijn van vijftien<br />

dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />

formuleren. Deze procedure inzake de<br />

inlichtingen van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

waarvan de bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon de vertegenwoordiger<br />

is, heeft enkel betrekking op de bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon die <strong>het</strong> voorwerp<br />

uitmaakt van de kwaliteitscontrole<br />

(§ 7).<br />

Art. 13. Artikel 13 stipuleert de geldigheid<br />

en de wijze van beraadslaging binnen<br />

de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />

De leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

onthouden zich ervan om te zetelen<br />

bij elke beraadslaging of beslissing<br />

waarvoor hun onafhankelijkheid of hun<br />

objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou kunnen<br />

komen.<br />

Overeenkomstig <strong>het</strong> advies van de Raad<br />

van State is artikel 13, § 2, aangevuld<br />

met een bepaling volgens dewelke de betrokken<br />

leden voor de behandeling van<br />

de desbetreffende dossiers worden vervangen<br />

door plaatsvervangende leden.<br />

Art. 14. Wanneer een bedrijfsrevisor<br />

geen gevolg geeft binnen een redelijke<br />

termijn aan de voorgestelde aanbevelingen<br />

volgend op een kwaliteitscontrole,<br />

kan de Raad, zo nodig, naar gelang de<br />

ernst van de vastgestelde tekortkomingen,<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

adiëren.<br />

Dit weerhoudt de Raad echter niet om de<br />

bedrijfsrevisor door te verwijzen naar<br />

tucht zonder dat de procedure van de<br />

kwaliteitscontrole volledig werd afgerond.<br />

Afdeling III. – Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling<br />

De artikelen 15 tot 23 hebben betrekking<br />

op de oprichting en de organisatie van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

welke de belangrijkste nieuwigheid omvat.<br />

Art. 15. De oprichting van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling even<strong>als</strong><br />

de benoeming van haar verslaggevers<br />

zijn bij wet geregeld. Gelet op hun onafhankelijkheid<br />

wordt een cooling offperiode<br />

voorzien van zes maanden na <strong>het</strong><br />

beëindigen van hun mandaat en wordt de<br />

procedure vastgelegd in geval er zich een<br />

belangenconflict voordoet.<br />

Art. 16. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling stelt haar huishoudelijk reglement<br />

op en legt <strong>het</strong> ter goedkeuring<br />

voor aan de Minister die bevoegd is voor<br />

Economie.<br />

Art. 17. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling kan haar administratief<br />

personeel in dienst nemen voor de uitvoering<br />

van haar opdrachten en legt de<br />

vergoedingen voor de prestaties van dit<br />

personeel vast.<br />

Art. 18. Artikel 18 bepaalt dat de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling elk<br />

jaar haar begroting opstelt, op basis van<br />

de berekening van de kosten van <strong>het</strong> afgelopen<br />

jaar, met <strong>als</strong> maximum <strong>het</strong>geen<br />

bepaald is in artikel 45, § 3 van de wet<br />

van 22 juli 1953.<br />

Er wordt in de mogelijkheid voorzien dat<br />

<strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren één<br />

of meer voorschotten op de jaarlijkse bijdrage<br />

zal betalen, en dit volgens de modaliteiten<br />

zo<strong>als</strong> bepaald door de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling.<br />

De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

zal de betaling door <strong>het</strong> Instituut<br />

kunnen verkrijgen van een voorschot of<br />

meerdere voorschotten op de jaarlijkse<br />

bijdrage, volgens de modaliteiten die zij<br />

bepaalt.<br />

204 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

Art. 19. Artikel 19 bepaalt de modaliteiten<br />

inzake bezoldiging en vergoeding<br />

van de Voorzitter, de verslaggevers van<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

en van de expert, bedoeld in artikel<br />

49, §2 van de wet.<br />

Deze modaliteiten bestaan uit de vaste<br />

maandelijkse vergoeding en de terugbetalingen<br />

van de verplaatsings- en verblijfskosten.<br />

Art. 20. Artikel 20 voorziet dat de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling bevoegd<br />

is om haar beslissing in de plaats<br />

te stellen van deze van de Raad.<br />

Indien de conclusie aangenomen door de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

bestaat uit de verwijzing van de bedrijfsrevisor<br />

naar de Tuchtcommissie, verzendt<br />

zij <strong>het</strong> dossier opnieuw naar de<br />

Raad die ermee belast is om zich te voegen<br />

naar deze beslissing en een verslag<br />

op te stellen, te richten aan de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling, waarin de<br />

feiten worden uiteengezet die ten laste<br />

worden gelegd, met verwijzing naar de<br />

wettelijke, reglementaire of tuchtrechtelijke<br />

bepalingen.<br />

Art. 21. Artikel 21 heeft tot doel de<br />

modaliteiten vast te leggen van <strong>het</strong> verloop<br />

van de procedure voor de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling, met <strong>het</strong><br />

oog op <strong>het</strong> vermijden van soms dilatoire<br />

vertragingen.<br />

De procedure die voorzien wordt door<br />

<strong>het</strong> koninklijk besluit is geïnspireerd op<br />

de procedure in burgerlijke zaken.<br />

De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

beslist of zij <strong>het</strong> dossier toevertrouwt<br />

aan één van haar verslaggevers of aan de<br />

voltallige Kamer.<br />

Vervolgens worden de partijen in kennis<br />

gesteld van de vaststelling van de zaak<br />

voor de Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

De betrokken bedrijfsrevisor wordt in<br />

kennis gesteld van <strong>het</strong> verslag opgesteld<br />

door de Raad waarin de feiten worden<br />

uiteengezet met verwijzing naar de wettelijke,<br />

reglementaire en tuchtrechtelijke<br />

bepalingen. Hij beschikt over een termijn<br />

van vijftien dagen, te rekenen vanaf de<br />

kennisgeving, om een schriftelijke nota<br />

met zijn opmerkingen en zijn overtuigingsstukken<br />

neer te leggen. Het betreft<br />

een vervaltermijn.<br />

De partijen dienen niet aanwezig te zijn<br />

op de vastgestelde datum. Zij kunnen er<br />

ook niet <strong>het</strong> woord nemen, aangezien de<br />

procedure uitsluitend schriftelijk verloopt.<br />

De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

doet uitspraak op basis van <strong>het</strong> verslag<br />

opgesteld door de Raad, eventueel<br />

vergezeld van overtuigingsstukken, de<br />

nota met opmerkingen en de eventuele<br />

stukken meegedeeld door de betrokken<br />

bedrijfsrevisor.<br />

Art. 22. Overeenkomstig artikel 22 kan<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

zelfs in de fase van de beraadslaging,<br />

wanneer zij vaststelt dat <strong>het</strong> dossier<br />

dient vervolledigd te worden met elementen<br />

die nuttig zijn voor <strong>het</strong> vaststellen<br />

van de waarheid, de Raad verzoeken<br />

om de bijkomende onderzoekswerkzaamheden<br />

te verrichten die zij voorschrijft.<br />

Art. 23. Dit artikel geeft de mogelijkheid<br />

aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

beroep te kunnen doen op<br />

andere experts dan degene bedoeld in artikel<br />

49, § 2 van de wet. Deze personen<br />

kunnen niet deelnemen aan de stemming.<br />

Hoofdstuk IV. – De organisatie van<br />

de Tuchtcommissie en de<br />

Commissie van Beroep<br />

De organisatie van de Tuchtcommissie<br />

en de Commissie van Beroep wordt beschreven<br />

in <strong>het</strong> vierde hoofdstuk (artikelen<br />

24 en 25).<br />

Art. 24. De voorzitter van deze tuchtrechtelijke<br />

instanties organiseert de kalender<br />

van de zittingen, die gehouden<br />

worden op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

De kalender van de hoorzittingen wordt<br />

openbaar gemaakt en kan geconsulteerd<br />

worden op de website van <strong>het</strong> Instituut.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 205


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

Het secretariaat, inclusief de griffie van<br />

de tuchtinstanties wordt door <strong>het</strong> Instituut<br />

waargenomen.<br />

De voorzitter regelt de vervangingen in<br />

de schoot van zijn kamer.<br />

De vergoedingen van de leden van de<br />

tuchtinstanties worden betaald door <strong>het</strong><br />

Instituut op trimestriële basis.<br />

Art. 25. Artikel 25 van <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit beoogt blokkeringssituaties te<br />

vermijden die voortvloeien uit de onmogelijkheid,<br />

wegens verhindering of wraking,<br />

om de tuchtinstanties samen te<br />

stellen onder de leden van een taalrol. Er<br />

kan een beroep gedaan worden op de leden<br />

van de kamer van de andere rol die<br />

over een voldoende kennis beschikken<br />

van de andere taal.<br />

In de hypothese dat een partij een lid van<br />

de tuchtinstanties, afkomstig van een andere<br />

taalrol, zou komen te wraken door<br />

zich te beroepen op een onvoldoende<br />

kennis van de taal die gebruikt wordt tijdens<br />

de procedure, zal de vraag van deze<br />

partij voorgelegd worden aan de voorzitter<br />

van de kamer van de andere taalrol<br />

die alle nuttige maatregelen zal nemen<br />

met <strong>het</strong> oog op de samenstelling van de<br />

zetel.<br />

Hoofdstuk V. – Procedure voor de<br />

Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep<br />

Hoofdstuk vijf viseert de procedure voor<br />

de Tuchtcommissie en de Commissie van<br />

Beroep (artikelen 26 tot 29).<br />

Artikel 71 van de wet machtigt de Koning<br />

om onder meer de procedure voor<br />

de tuchtinstanties te regelen.<br />

Naar aanleiding van de bemerking van de<br />

Raad van State, wordt opgemerkt dat de<br />

bepalingen van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />

toepasselijk zijn op de tuchtprocedures,<br />

zonder dat <strong>het</strong> noodzakelijk is om uitdrukkelijk<br />

te verwijzen naar dit wetboek<br />

in <strong>het</strong> besluit.<br />

Artikel 2 van <strong>het</strong> Gerechtelijk Wetboek<br />

luidt <strong>als</strong> volgt: “De in dit Wetboek gestelde<br />

regels zijn van toepassing op alle<br />

rechtsplegingen, behoudens wanneer<br />

deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk<br />

opgeheven wetsbepalingen of door<br />

rechtsbeginselen, waarvan de toepassing<br />

niet verenigbaar is met de toepassing van<br />

de bepalingen van dit Wetboek.”.<br />

Art. 26. In artikel 26, § 1 wordt <strong>als</strong> beginsel<br />

vooropgesteld dat, wanneer er<br />

meerdere tuchtrechtelijke tekortkomingen<br />

aan de betrokken bedrijfsrevisor<br />

worden ten laste gelegd, er één enkele<br />

procedure te zijnen laste wordt ingeleid.<br />

Ze kan slechts uitmonden in één enkele<br />

tuchtsanctie.<br />

Artikel 26, § 2 bepaalt dat indien er hem<br />

een nieuwe tekortkoming in de loop van<br />

de tuchtprocedure wordt toegeschreven,<br />

er een nieuwe procedure wordt ingeleid<br />

zonder dat de reeds ingeleide procedure<br />

daarom wordt onderbroken. In geval van<br />

samenhang wordt deze nieuwe tekortkoming<br />

evenwel tijdens de lopende procedure<br />

beoordeeld.<br />

Art. 27. Overeenkomstig artikel 27<br />

kunnen de bedrijfsrevisor, de Raad of de<br />

overeenkomstig artikel 49, § 2 van de<br />

wet speciaal aangestelde verslaggever<br />

zich voor de tuchtinstanties laten vertegenwoordigen.<br />

Zij kunnen zich eveneens<br />

laten bijstaan door een advocaat. Evenwel<br />

kunnen de tuchtinstanties de persoonlijke<br />

verschijning van de partijen<br />

eisen.<br />

De Raad en de betrokken bedrijfsrevisor<br />

kunnen elkeen aan de tuchtinstanties vragen<br />

om de in <strong>het</strong> artikel 49, § 2 van de<br />

wet bedoelde verslaggever(s) te horen.<br />

De tuchtinstanties kunnen op elk moment<br />

aan de Raad een aanvullend verslag vragen<br />

dienende om de elementen van de<br />

zaak, waarmee zij zijn gevat, te verduidelijken.<br />

De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep kunnen ook beslissen om de<br />

klachtindiener te horen, wanneer de procedure<br />

werd opgestart op basis van een<br />

klacht (artikel 27, § 3).<br />

Art. 28. Volgens artikel 28 worden de<br />

beslissingen van de tuchtinstanties tijdens<br />

een publieke hoorzitting uitgesproken.<br />

206 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

De Raad van State onderstreept dat artikel<br />

30.3 van de Richtlijn bepaalt dat de<br />

sancties “op passende wijze openbaar<br />

worden gemaakt” en dat artikel 28 van<br />

<strong>het</strong> besluit in ontwerp enkel bepaalt dat<br />

de tuchtbeslissingen in <strong>het</strong> openbaar worden<br />

uitgesproken.<br />

In antwoord op deze bemerking, kan onderstreept<br />

worden dat <strong>het</strong> artikel 74 van<br />

de wet bepaalt dat <strong>het</strong> Instituut de nodige<br />

maatregelen neemt met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> op<br />

passende wijze openbaar maken van de<br />

sancties en dat artikel 75, § 2, van de wet<br />

bepaalt dat de tuchtinstanties kunnen beslissen<br />

tot de openbaarmaking van hun<br />

beslissing en de modaliteiten ervan.<br />

Deze bepalingen beantwoorden aan de<br />

vereisten van voormeld artikel 30.3 van<br />

de Richtlijn.<br />

Art. 29. Artikel 29 voorziet dat de<br />

Raad, wanneer hij tijdens de tuchtprocedure<br />

<strong>het</strong> ontslag van de bedrijfsrevisor<br />

aanvaardt, aan de Tuchtcommissie of<br />

Commissie van Beroep, al naar gelang<br />

<strong>het</strong> geval, kan vragen dat, rekening houdende<br />

met de ernst van de feiten, de<br />

tuchtprocedure wordt voortgezet, niettegenstaande<br />

<strong>het</strong> ontslag. De straf die eventueel<br />

naar aanleiding van de procedure<br />

wordt uitgesproken, wordt slechts van<br />

kracht in <strong>het</strong> geval van de wedertoelating.<br />

Hoofdstuk VI. – Gevolgen van de<br />

tuchtsancties<br />

Hoofdstuk zes (artikelen 30 tot 34) bevat<br />

een overzicht van enkele gevolgen van<br />

tuchtsancties.<br />

Art. 30. Indien een bedrijfsrevisor speciaal<br />

is erkend voor de uitoefening van<br />

bepaalde revisorale opdrachten, of indien<br />

hij lid is van een beroepsorganisatie die<br />

gelijkaardige functies <strong>als</strong> deze van <strong>het</strong><br />

Instituut heeft, in België (bv. een externe<br />

accountant) of in een Lidstaat van de<br />

Europese Unie of in een Staat waarmee<br />

<strong>het</strong> Koninkrijk of de Europese Unie een<br />

overeenkomst in dat opzicht heeft gesloten,<br />

stipuleert artikel 30 dat iedere beslissing<br />

van de Tuchtcommissie of van de<br />

Commissie van Beroep, die een<br />

tuchtsanctie bevat die in kracht van gewijsde<br />

is gegaan, door de Raad wordt<br />

meegedeeld aan de autoriteit die de erkenning<br />

heeft afgeleverd of aan de betrokken<br />

beroepsorganisatie, tenzij de<br />

Raad geen kennis zou hebben van de erkenning<br />

of <strong>het</strong> lidmaatschap.<br />

Deze bepaling is hoofdzakelijk de actualisering<br />

van artikel 35 van <strong>het</strong> koninklijk<br />

besluit van 10 januari 1994 betreffende<br />

de plichten van de bedrijfsrevisoren.<br />

Art. 31. Volgens <strong>het</strong> artikel 31, § 1,<br />

neemt de schorsing van rechtswege een<br />

aanvang op de eerste dag van de maand<br />

die volgt op deze tijdens dewelke de beroepstermijn<br />

is verstreken.<br />

In geval van een schorsing van meer dan<br />

één maand of een schrapping die, in beide<br />

gevallen, in kracht van gewijsde is gegaan,<br />

dienen de personen, voor wie de<br />

bedrijfsrevisor een revisorale opdracht<br />

uitvoert, per aangetekende brief te worden<br />

in kennis gesteld dat hij ofwel volledig<br />

onbeschikbaar is tijdens de<br />

schorsingsperiode, ofwel van <strong>het</strong> feit dat<br />

hij <strong>het</strong> beroep niet meer uitoefent.<br />

In beide voorvermelde gevallen maakt de<br />

betrokken bedrijfsrevisor op dezelfde<br />

dag aan de Raad een kopie over van de<br />

aldus gedane kennisgevingen (artikel 31,<br />

§2).<br />

Art. 32. Artikel 32 bevat een andere<br />

nieuwigheid, namelijk <strong>het</strong> automatisch<br />

uitwissen van bepaalde sancties. De<br />

sancties van waarschuwing en berisping<br />

worden automatisch uitgewist na vijf<br />

jaar. Het uitwissen geldt voor de toekomst.<br />

De tweede paragraaf bepaalt dat <strong>als</strong> de<br />

betrokkene zijn eerherstel bekomt, de<br />

sancties die <strong>het</strong> verbod inhouden om bepaalde<br />

opdrachten te aanvaarden of voort<br />

te zetten en de schorsingen worden uitgewist.<br />

De maatregel kan worden gevraagd<br />

na een periode van vijf jaar vanaf <strong>het</strong><br />

ogenblik waarop de beslissing in kracht<br />

van gewijsde is gegaan.<br />

De beslissing van de Tuchtcommissie is<br />

niet vatbaar voor beroep of voorziening<br />

in cassatie.<br />

Evenwel kan de betrokkene altijd een<br />

nieuwe vraag indienen bij de Tuchtcom-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 207


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

missie indien hij beschikt over nieuwe<br />

nuttige stukken. Deze nieuwe vraag kan<br />

slechts twee jaar na de verwerping van<br />

zijn vorige vraag ingediend worden.<br />

Art. 33. Overeenkomstig artikel 33,<br />

brengt de definitief geworden schrapping<br />

om tuchtrechtelijke redenen van rechtswege<br />

<strong>het</strong> verlies van de hoedanigheid<br />

van bedrijfsrevisor met zich mee. De geschrapte<br />

bedrijfsrevisor kan slechts om<br />

zijn wedertoelating verzoeken na een termijn<br />

van tien jaar en nadat hij, in <strong>het</strong> geval<br />

van een natuurlijke persoon, geslaagd<br />

is in de proef voorzien in artikel 5, 5° van<br />

de wet (cumulatieve voorwaarden).<br />

Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />

die volgens de Raad<br />

zouden moeten worden doorgevoerd in<br />

<strong>het</strong> algemeen belang en <strong>het</strong> belang van<br />

<strong>het</strong> beroep, wordt de definitief geworden<br />

schrapping vermeld in <strong>het</strong> jaarverslag dat<br />

wordt voorgesteld door de Raad aan de<br />

algemene vergadering van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Art. 34. In geval van schorsing behoudt<br />

de geschorste bedrijfsrevisor, volgens<br />

artikel 34, de hoedanigheid van<br />

bedrijfsrevisor, maar oefent, overeenkomstig<br />

de wet, geen enkele beroepsactiviteit<br />

meer uit.<br />

Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />

die volgens de Raad<br />

zouden moeten doorgevoerd worden in<br />

<strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt zijn<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor niet aan<br />

derden meegedeeld tijdens de duur van<br />

de schorsing.<br />

Hoofdstuk VII. – Bijzondere<br />

bevoegdheid inzake geldboete<br />

Art. 35. Artikel 22 van de wet van<br />

11 januari 1993 tot voorkoming van <strong>het</strong><br />

gebruik van <strong>het</strong> financiële stelsel voor<br />

<strong>het</strong> witwassen van geld en financiering<br />

van terrorisme, zo<strong>als</strong> laatst gewijzigd<br />

door de wet van 12 januari 2004, verleent,<br />

met name aan de bevoegde tuchtinstanties,<br />

de bevoegdheid administratieve<br />

geldboetes op te leggen bij niet-naleving<br />

van de artikelen 4 tot 19 van voormelde<br />

wet. In casu zijn de Tuchtcommissie en<br />

de Commissie van Beroep bevoegd.<br />

Iedere uitgesproken beslissing van de<br />

Tuchtcommissie of de Commissie van<br />

Beroep in deze materie die een<br />

tuchtsanctie inhoudt die in kracht van gewijsde<br />

is gegaan, wordt door de Raad aan<br />

de Cel voor Financiële Informatieverwerking<br />

medegedeeld.<br />

Hoofdstuk VIII. – Informatie aan<br />

derden<br />

Hoofdstuk acht (artikel 36) behandelt de<br />

informatieverstrekking aan derden.<br />

Art. 36. Wanneer de Raad een klacht<br />

ontvangen heeft betreffende een bedrijfsrevisor<br />

en hij meent dat een tuchtverwijzing<br />

niet aangewezen is, zal hijdit<br />

mededelen aan de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling. Als deze laatste de beslissing<br />

tot niet-verwijzing bevestigt,<br />

deelt de Raad deze beslissing en zijn motivering,<br />

binnen de maand na de bevestiging<br />

door de Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling, mee aan de klachtindiener<br />

(artikel 36, § 1).<br />

Indien deze beslissing gepaard gaat met<br />

een terechtwijzing, worden de beslissing<br />

en de terechtwijzing slechts aan de<br />

klachtindiener meegedeeld op <strong>het</strong> moment<br />

waarop de terechtwijzing definitief<br />

is geworden.<br />

Wanneer de Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

de Tuchtcommissie of de<br />

Commissie van Beroep worden geadieerd<br />

in verband met feiten die <strong>het</strong><br />

voorwerp van een klacht uitmaken, deelt<br />

de Raad aan de klachtindiener die erom<br />

verzoekt <strong>het</strong> dispositief van de in kracht<br />

van gewijsde gegane beslissing mee die<br />

voorvloeit uit de aanhangigmaking. Hij<br />

informeert eveneens de klachtindiener<br />

dat alleen de Procureur-generaal de toegang<br />

tot een volledige of gedeeltelijke<br />

kopie van de beslissing kan verlenen. De<br />

Procureur-generaal onderzoekt ieder verzoek<br />

tot toegang, rekening houdend met<br />

de voorschriften die voortvloeien uit <strong>het</strong><br />

beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor<br />

(artikel 36, § 2).<br />

Wanneer een klacht wordt onderzocht, of<br />

wanneer naar aanleiding van een klacht<br />

de tuchtinstanties werden gevat en er nog<br />

geen enkele in kracht van gewijsde gegane<br />

beslissing is tussengekomen, infor-<br />

208 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

meert de Raad de klachtindiener, op zijn<br />

verzoek, dat er nog geen enkele definitieve<br />

beslissing is genomen inzake de<br />

klacht (artikel 36, § 3).<br />

De Raad maakt een kopie over aan de betrokken<br />

bedrijfsrevisor van iedere mededeling<br />

die aan de klachtindiener werd<br />

gedaan op grond van artikel 36, § 4.<br />

Hoofdstuk IX. – Tucht van de<br />

stagiairs<br />

Het voorlaatste hoofdstuk negen (artikel<br />

37) betreft de tucht van de stagiairs.<br />

Art. 37. De Stagecommissie, haar<br />

voorzitter en haar plaatsvervangende<br />

voorzitter vervullen de functies die zijn<br />

voorbehouden respectievelijk aan de<br />

Tuchtcommissie, haar voorzitter en haar<br />

plaatsvervangende voorzitter.<br />

De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

komt overeenkomstig <strong>het</strong> artikel 46,<br />

§ 3 van de wet niet tussen in <strong>het</strong> kader<br />

van tuchtprocedures inzake stagiairs.<br />

Het onderzoek van de dossiers wordt<br />

door de Raad toevertrouwd aan één of<br />

meerdere verslaggevers die de hoedanigheid<br />

hebben van bedrijfsrevisor of van<br />

erebedrijfsrevisor en die geen lid zijn van<br />

de Stagecommissie.<br />

Alle door een stagiair opgelopen sancties<br />

worden automatisch uitgewist op de dag<br />

van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />

met uitzondering van schorsingen van<br />

ten minste drie maanden die slechts na<br />

vijf jaar na de eedaflegging worden uitgewist.<br />

De schrapping van een stagiair brengt <strong>het</strong><br />

verlies van <strong>het</strong> positief resultaat van alle<br />

reeds ondergane proeven, hierin begrepen<br />

<strong>het</strong> toegangsexamen, met zich mee,<br />

<strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich opnieuw aan<br />

te bieden tijdens een termijn van tien jaar.<br />

Hoofdstuk X. – Slotbepalingen<br />

Het laatste hoofdstuk (artikelen 38 tot<br />

41) bevat de slotbepalingen.<br />

Art. 38. Artikel 38 bepaalt de inwerkingtreding.<br />

Art. 39. Onderhavig besluit is van toepassing<br />

op de procedures die hangende<br />

zijn bij zijn inwerkingtreding. De bepalingen<br />

van onderhavig besluit kunnen<br />

evenwel niet worden ingeroepen om de<br />

geldigheid van de handelingen die voorafgaandelijk<br />

aan zijn inwerkingtreding<br />

werden gesteld opnieuw ter discussie te<br />

stellen.<br />

Niettegenstaande <strong>het</strong> vorig lid zijn de<br />

mededelingsverplichtingen zo<strong>als</strong> vastgelegd<br />

door artikel 41 van de wet (mededeling<br />

van gerechtelijke procedures of<br />

tuchtsancties aan <strong>het</strong> Instituut) slechts<br />

van toepassing op de beslissingen die genomen<br />

zijn na de inwerkingtreding van<br />

dit besluit.<br />

Voor <strong>het</strong> eerste jaar, wordt de door <strong>het</strong> Instituut<br />

krachtens artikel 17 verschuldigde<br />

bijdrage vastgesteld op 260.000 EUR, en<br />

strekt zich uit over de periode van<br />

27 april 2007 tot 31 december 2007. Het<br />

eventuele overschot wordt overgedragen<br />

naar boekjaar 2008.<br />

Tekst van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

Hoofdstuk I. – Definities<br />

Artikel 1. § 1. De definities opgenomen<br />

in artikel 2 van de wet van 22 juli<br />

1953 houdende oprichting van een Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong><br />

beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige<br />

toepassing.<br />

§ 2. Voor de toepassing van onderhavig<br />

besluit wordt verstaan onder:<br />

1° de wet: de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

oprichting van een Instituut<br />

van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie<br />

van <strong>het</strong> publiek toezicht op<br />

<strong>het</strong> beroep van bedrijfsrevisor;<br />

2° inspecteur: de bedrijfsrevisor of inspecteur<br />

extern aan <strong>het</strong> beroep die<br />

overeenkomstig artikel 33, § 2 van de<br />

wet belast is met de opdracht van<br />

kwaliteitscontrole;<br />

3° de gecontroleerde revisor: de bedrijfsrevisor<br />

onderworpen aan de<br />

kwaliteitscontrole.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 209


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

Hoofdstuk II. – Algemeen beginsel<br />

Art. 2. De tuchtvordering is onafhankelijk<br />

van de strafvordering en de burgerlijke<br />

rechtsvordering.<br />

Hoofdstuk III. – Het onderzoek<br />

van de dossiers en de beslissing tot<br />

tuchtverwijzing<br />

Afdeling I. – Toezicht<br />

Art. 3. § 1. Overeenkomstig de artikelen<br />

32 en 34 van de wet wordt in de<br />

schoot van <strong>het</strong> Instituut een commissie<br />

opgericht die belast is met de ondersteuning<br />

van de Raad in zijn opdracht van<br />

toezicht op de uitoefening door de bedrijfsrevisoren<br />

van hun beroep, met uitzondering<br />

van de kwaliteitscontrole.<br />

§ 2. Deze commissie, de Commissie<br />

van Toezicht genoemd, is samengesteld<br />

uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren,<br />

benoemd door de Raad. Er kunnen zoveel<br />

plaatsvervangers worden benoemd<br />

<strong>als</strong> er effectieve leden zijn. Hun mandaat<br />

is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />

Hun mandaat wordt uitsluitend vergoed<br />

door zitpenningen.<br />

§ 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers<br />

kunnen slechts hun mandaat behouden<br />

indien zij de voorwaarden van<br />

verkiesbaarheid voor de Raad vervullen.<br />

Ten minste de helft van deze effectieve<br />

leden en ten minste de helft van deze<br />

plaatsvervangende leden dienen de Franse<br />

taal te beheersen en ten minste de helft<br />

van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende<br />

leden dienen de Nederlandse<br />

taal te beheersen.<br />

§ 4. Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat<br />

van een effectief of plaatsvervangend<br />

lid vervalt, blijft hij in functie tot<br />

zijn herbenoeming of de benoeming van<br />

zijn opvolger.<br />

§ 5. De voorzitter en de plaatsvervangende<br />

voorzitter van de Commissie van<br />

Toezicht worden benoemd door de Raad<br />

onder de effectieve leden van de betrokken<br />

commissie.<br />

§ 6. De handelingen van de commissie<br />

worden op geldige wijze meegedeeld aan<br />

de betrokkenen door de voorzitter van de<br />

commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid<br />

kan delegeren aan een ander<br />

commissielid.<br />

Art. 4. § 1. De Commissie van Toezicht<br />

onderzoekt, met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> formuleren<br />

van voorstellen aan de Raad en<br />

onverminderd de bevoegdheden van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

zowel de deontologische houding, <strong>het</strong><br />

respect voor de wettelijke en reglementaire<br />

bepalingen en elke andere bepaling<br />

van toepassing op <strong>het</strong> beroep, <strong>als</strong> de technische<br />

kwaliteit van de activiteiten van<br />

de bedrijfsrevisoren, <strong>het</strong>zij op eigen initiatief,<br />

<strong>het</strong>zij op vraag van de Raad, <strong>het</strong>zij<br />

na een klacht, in <strong>het</strong> kader van de bevoegdheden<br />

van de Raad zo<strong>als</strong> bepaald<br />

in artikel 52 van de wet.<br />

§ 2. Als een klacht wordt beschouwd,<br />

iedere mededeling aan <strong>het</strong> Instituut, op<br />

naam, gedateerd en ondertekend, van<br />

verwijten tegen een bedrijfsrevisor, voor<br />

zover dit expliciet en uitdrukkelijk <strong>als</strong><br />

een klacht wordt voorgesteld.<br />

Art. 5. De Commissie van Toezicht<br />

kan <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers toevertrouwen<br />

aan één of meer onderzoekers<br />

aangeduid onder de bedrijfsrevisoren<br />

die de voorwaarden van<br />

verkiesbaarheid voor de Raad vervullen,<br />

met inbegrip van de leden van de Commissie<br />

van toezicht, of onder de erebedrijfsrevisoren.<br />

De Commissie van toezicht en de<br />

onderzoekers kunnen alle nuttige handelingen<br />

stellen voor een behoorlijk onderzoek<br />

van <strong>het</strong> dossier.<br />

Art. 6. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor<br />

heeft <strong>het</strong> recht om gehoord te worden<br />

gedurende <strong>het</strong> onderzoek door de<br />

aangeduide onderzoeker(s).<br />

Met <strong>het</strong> oog hierop, zal hij hierover<br />

worden geïnformeerd minstens vijftien<br />

dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen<br />

worden gehoord.<br />

Zelfs indien hij niet zou verschijnen,<br />

wat ook de reden hiervoor is, zal de procedure<br />

kunnen worden voortgezet.<br />

210 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

§ 2. Bij gebrek aan aanduiding van een<br />

onderzoeker delen de Commissie van<br />

Toezicht of de Raad, al naar gelang <strong>het</strong><br />

geval, aan de bedrijfsrevisor alle elementen<br />

mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing<br />

zou kunnen worden besloten en<br />

laten ze hem een termijn van vijftien dagen<br />

om zijn eventuele bemerkingen te laten<br />

geworden.<br />

Indien hij geen bemerkingen formuleert<br />

binnen de vastgelegde termijn, wat<br />

ook de reden weze, wordt de procedure<br />

voortgezet.<br />

§ 3. Het behoort tot de beroepsplicht<br />

van de bedrijfsrevisor om alles in <strong>het</strong><br />

werk te stellen om te antwoorden, binnen<br />

de vastgelegde termijn, op de vraag tot<br />

verhoor of tot opmerking uitgaande van<br />

de onderzoeker(s), van de Raad of van de<br />

Commissie van Toezicht.<br />

§ 4. De bedrijfsrevisor waakt erover<br />

om persoonlijk te antwoorden op de uitnodigingen<br />

om gehoord te worden of om<br />

persoonlijk zijn opmerkingen te formuleren.<br />

Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />

of bijstaan tijdens zijn verhoor of<br />

bij <strong>het</strong> formuleren van zijn opmerkingen.<br />

§ 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een<br />

verslag van dit eventueel verhoor op. Dit<br />

verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld<br />

die over een termijn van vijftien<br />

dagen beschikt om zijn bemerkingen te<br />

formuleren.<br />

§ 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon wordt uitgenodigd om<br />

te verschijnen of om zijn opmerkingen te<br />

formuleren, wordt een kopie van deze<br />

uitnodiging bij gewone brief verstuurd<br />

naar <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, dat <strong>het</strong><br />

lid natuurlijke persoon in voorkomend<br />

geval vertegenwoordigde in de uitoefening<br />

van de revisorale opdracht. Het<br />

bestuursorgaan van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

kan dan een tweede bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon afvaardigen met<br />

<strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> verschijnen bij een eventueel<br />

verhoor.<br />

§ 7. Voorvermelde paragraaf is niet van<br />

toepassing wanneer <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

wordt uitgenodigd om te verschijnen<br />

of om zich persoonlijk te<br />

verantwoorden.<br />

Art. 7. § 1. De Commissie van Toezicht<br />

kan slechts geldig beraadslagen in<br />

aanwezigheid van ten minste de helft van<br />

haar leden.<br />

§ 2. De leden van de Commissie van<br />

Toezicht onthouden zich ervan om te zetelen<br />

bij elke beraadslaging of beslissing<br />

waarvoor hun onafhankelijkheid of hun<br />

objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou kunnen<br />

komen. De betrokken leden worden voor<br />

de behandeling van de desbetreffende<br />

dossiers vervangen door plaatsvervangende<br />

leden. De Raad is gemachtigd om,<br />

na raadpleging van de Commissie van<br />

Toezicht, daarover richtlijnen uit te vaardigen.<br />

§ 3. De onderzoekers die zouden zijn<br />

aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen<br />

aan <strong>het</strong> voorstel van de latere beslissing<br />

van de Commissie van Toezicht of aan de<br />

beslissing van de Raad wat de eventuele<br />

aanhangigmaking bij de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling betreft.<br />

§ 4. Het voorstel van de beslissing geformuleerd<br />

door de Commissie van Toezicht<br />

aan de Raad of de beslissing van de<br />

Raad om de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

te adiëren, is niet vatbaar<br />

voor enig beroep.<br />

Afdeling II. – De Kwaliteitscontrole<br />

Art. 8. § 1. In de schoot van <strong>het</strong> Instituut<br />

wordt een commissie opgericht, de<br />

Commissie Kwaliteitscontrole genoemd,<br />

die belast is met de organisatie van de<br />

kwaliteitscontrole overeenkomstig de artikelen<br />

33 en 34 van de wet.<br />

Na advies van de Commissie Kwaliteitscontrole,<br />

legt de Raad een voorstel<br />

van jaarlijks werkingsbudget, specifiek<br />

toegewezen aan de kwaliteitscontrole, ter<br />

goedkeuring voor aan de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, tegelijk met de<br />

goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de<br />

kwaliteitscontroles bepaald in artikel 46,<br />

§ 2, van de wet. Het bedrag van dit budget<br />

mag niet lager zijn dan 200.000 euros.<br />

§ 2. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />

is samengesteld uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren,<br />

benoemd door de Raad.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 211


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden<br />

benoemd <strong>als</strong> er effectieve leden zijn.<br />

Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar.<br />

Hun mandaat wordt uitsluitend<br />

vergoed door zitpenningen.<br />

§ 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers,<br />

kunnen slechts hun mandaat behouden<br />

indien zij de voorwaarden van<br />

verkiesbaarheid voor de Raad vervullen.<br />

Ten minste de helft van deze effectieve<br />

leden en ten minste de helft van deze<br />

plaatsvervangende leden dienen de Franse<br />

taal te beheersen en ten minste de helft<br />

van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende<br />

leden dienen de Nederlandse<br />

taal te beheersen.<br />

§ 4. Wanneer de termijn van <strong>het</strong> mandaat<br />

van een effectief of plaatsvervangend<br />

lid vervalt, blijft hij in functie tot<br />

zijn herbenoeming of de benoeming van<br />

zijn opvolger.<br />

§ 5. De voorzitter en de plaatsvervangende<br />

voorzitter van de Commissie kwaliteitscontrole<br />

worden benoemd door de<br />

Raad onder de effectieve leden van de<br />

betrokken commissie.<br />

§ 6. De handelingen van de commissie<br />

worden op geldige wijze meegedeeld aan<br />

de betrokkenen door de voorzitter van de<br />

commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid<br />

kan delegeren aan een ander<br />

commissielid.<br />

Art. 9. § 1. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />

handelt in naam en voor rekening<br />

van de Raad, ongeacht de<br />

bevoegdheden van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling.<br />

§ 2. De Commissie Kwaliteitscontrole:<br />

1° stelt aan de Raad de normen inzake<br />

de kwaliteitscontrole voor, onverminderd<br />

de externe supervisie op de<br />

Raad;<br />

2° stelt aan de Raad de leidraden van de<br />

inspecteurs, overeenkomstig artikel<br />

33, § 2 van de wet, voor <strong>het</strong> uitvoeren<br />

van de kwaliteitscontrole van de<br />

bedrijfsrevisoren voor, ongeacht de<br />

externe supervisie op de Raad;<br />

3° stelt aan de Raad jaarlijks de lijst van<br />

de bedrijfsrevisoren voor die onderworpen<br />

zullen worden aan de kwaliteitscontrole,<br />

onverminderd de externe<br />

supervisie op de Raad;<br />

4° stelt aan de Raad, onverminderd de<br />

externe supervisie op de Raad, de<br />

lijst van de inspecteurs, overeenkomstig<br />

artikel 33, § 2 van de wet, die<br />

kwaliteitscontroles bij bedrijfsrevisoren<br />

kunnen uitvoeren voor, en stelt<br />

aan elke bedrijfsrevisor, te onderwerpen<br />

aan een kwaliteitscontrole, de<br />

namen van de inspecteurs, vermeld<br />

in voormelde lijst, voor die deze controle<br />

zouden kunnen uitvoeren;<br />

5° superviseert <strong>het</strong> verloop van de kwaliteitscontroles<br />

en onderzoekt de resultaten<br />

van deze vooraleer ze voor te<br />

leggen aan de Raad;<br />

6° controleert de naleving van de verplichting<br />

van permanente vorming<br />

overeenkomstig de norm betreffende<br />

de permanente vorming voorzien in<br />

artikel 31 van de wet.<br />

Art. 10. § 1. De kwaliteitscontrole<br />

wordt uitgevoerd conform de normen inzake<br />

de kwaliteitscontrole bepaald overeenkomstig<br />

artikel 33, § 6, van de wet.<br />

§ 2. De selectie van de inspecteurs,<br />

overeenkomstig artikel 33, § 2, van de<br />

wet wordt uitgevoerd volgens een objectieve<br />

procedure, overeenkomstig de normen<br />

inzake de kwaliteitscontrole,<br />

ontworpen om elk belangenconflict tussen<br />

deze inspecteurs en de bedrijfsrevisor<br />

of <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor onderworpen<br />

aan een controle te vermijden.<br />

De inspecteurs beschikken over passende<br />

beroepskwalificaties en relevante<br />

beroepservaring, en hebben tevens een<br />

specifieke opleiding voor de uitvoering<br />

van kwaliteitscontroles genoten, overeenkomstig<br />

de normen inzake kwaliteitscontrole.<br />

§ 3. De kwaliteitscontrole is een onderzoeksprocedure<br />

van de professionele activiteit<br />

van een bedrijfsrevisor.<br />

Deze heeft onder meer tot doel na te<br />

gaan of de gecontroleerde bedrijfsrevisor<br />

beschikt over een organisatie die aangepast<br />

is aan de aard en de omvang van<br />

haar activiteiten.<br />

Deze controle beoogt eveneens <strong>het</strong> publiek<br />

en de toezichthouders ervan te<br />

212 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

overtuigen dat de bedrijfsrevisoren hun<br />

werkzaamheden uitoefenen overeenkomstig<br />

de controlenormen en de toepasselijke<br />

deontologische regels.<br />

§ 4. De kwaliteitscontrole, op basis van<br />

een adequate toetsing van een selectie<br />

van controledossiers, omvat onder meer<br />

een evaluatie van de naleving van de toepasselijke<br />

controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen,<br />

van de kwantiteit en<br />

kwaliteit van ingezette middelen, van de<br />

door de bedrijfsrevisor in rekening gebrachte<br />

honoraria voor controles en van<br />

<strong>het</strong> systeem van interne kwaliteitscontrole<br />

van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor.<br />

Art. 11. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />

kan <strong>het</strong> onderzoek van de dossiers<br />

delegeren aan één of meer verslaggevers,<br />

die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />

die de voorwaarden van verkiesbaarheid<br />

voor de Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor<br />

bezitten.<br />

De commissie en de verslaggevers<br />

kunnen alle nuttige handelingen stellen<br />

voor een behoorlijk onderzoek van <strong>het</strong><br />

dossier.<br />

Art. 12. § 1. De gecontroleerde revisor<br />

heeft <strong>het</strong> recht om gehoord te worden<br />

gedurende <strong>het</strong> onderzoek door de aangeduide<br />

verslaggever(s).<br />

Met <strong>het</strong> oog hierop, zal hij hierover<br />

worden geïnformeerd minstens vijftien<br />

dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen<br />

worden gehoord.<br />

Indien hij niet zou verschijnen op de<br />

vastgestelde datum, wat ook de reden<br />

hiervoor is, zal de procedure kunnen<br />

worden voortgezet.<br />

§ 2. Bij gebrek aan aanduiding van een<br />

verslaggever delen de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

of de Raad, al naar gelang<br />

<strong>het</strong> geval, aan de gecontroleerde revisor<br />

alle elementen mee waarvoor er tot een<br />

tuchtverwijzing zou kunnen worden besloten<br />

en laten ze hem een termijn van<br />

vijftien dagen om zijn eventuele bemerkingen<br />

te laten geworden.<br />

Indien hij geen bemerkingen formuleert<br />

binnen de vastgelegde termijn, wat<br />

ook de reden weze, wordt de procedure<br />

voortgezet.<br />

§ 3. Het behoort tot de beroepsplicht<br />

van de gecontroleerde revisor om alles in<br />

<strong>het</strong> werk te stellen om te antwoorden,<br />

binnen de vastgestelde termijn, op de<br />

vraag tot verhoor of tot opmerking uitgaande<br />

van de verslaggever(s), van de<br />

Raad of van de Commissie Kwaliteitscontrole.<br />

§ 4. De gecontroleerde revisor waakt<br />

erover om persoonlijk te antwoorden op<br />

de uitnodigingen om gehoord te worden<br />

of om persoonlijk zijn opmerkingen te<br />

formuleren. Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen<br />

of bijstaan tijdens zijn<br />

verhoor of bij <strong>het</strong> formuleren van zijn opmerkingen.<br />

§ 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een<br />

verslag van dit eventuele verhoor op. Dit<br />

verslag wordt aan de gecontroleerde revisor<br />

meegedeeld die over een termijn van<br />

vijftien dagen beschikt om zijn bemerkingen<br />

te formuleren.<br />

§ 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke<br />

persoon wordt uitgenodigd om<br />

te verschijnen of om zijn opmerkingen te<br />

formuleren, wordt een kopie van deze<br />

uitnodiging bij gewone brief verstuurd<br />

naar <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor, dat <strong>het</strong><br />

lid natuurlijke persoon in voorkomend<br />

geval vertegenwoordigde in de uitoefening<br />

van de revisorale opdracht. Het<br />

bestuursorgaan van <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

kan dus een andere bedrijfsrevisor<br />

natuurlijke persoon afvaardigen met<br />

<strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> verschijnen bij een eventueel<br />

verhoor.<br />

§ 7. Voorvermelde paragraaf is niet van<br />

toepassing wanneer <strong>het</strong> bedrijfsrevisorenkantoor<br />

wordt uitgenodigd om te verschijnen<br />

of om zich persoonlijk te<br />

verantwoorden.<br />

Art. 13. § 1. De Commissie Kwaliteitscontrole<br />

kan slechts geldig beraadslagen<br />

in aanwezigheid van ten minste de<br />

helft van haar leden.<br />

§ 2. De leden van de Commissie Kwaliteitscontrole<br />

onthouden zich ervan om<br />

te zetelen bij elke beraadslaging of beslissing<br />

waarvoor hun onafhankelijkheid<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 213


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

of hun objectiviteit in <strong>het</strong> gedrang zou<br />

kunnen komen. De betrokken leden worden<br />

voor de behandeling van de desbetreffende<br />

dossiers vervangen door<br />

plaatsvervangende leden. De Raad is gemachtigd<br />

om, na raadpleging van de<br />

Commissie Kwaliteitscontrole, daarover<br />

richtlijnen uit te vaardigen.<br />

§ 3. De verslaggevers die zouden zijn<br />

aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen<br />

aan <strong>het</strong> latere voorstel van beslissing van<br />

de Commissie Kwaliteitscontrole noch<br />

aan de beslissing van de Raad wat de<br />

eventuele aanhangigmaking bij de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling betreft.<br />

§ 4. De beslissing van de Raad om de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

te adiëren, is niet vatbaar voor enig beroep.<br />

Art. 14. Als een bedrijfsrevisor geen<br />

gevolg geeft binnen een redelijke termijn<br />

aan de voorgestelde aanbevelingen volgend<br />

op een kwaliteitscontrole, kan de<br />

Raad, zo nodig, naar gelang de ernst van<br />

de vastgestelde tekortkomingen, de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling<br />

adiëren.<br />

Afdeling III. – De Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling<br />

Art. 15. § 1. De verslaggevers van de<br />

Kamer van verwijzing en instaatstelling,<br />

opgericht overeenkomstig artikel 44, § 1<br />

van de wet, worden overeenkomstig artikel<br />

44, § 5 van de wet benoemd door de<br />

Koning.<br />

§ 2. De verslaggevers van de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling, mogen<br />

tijdens de duur van hun mandaat en gedurende<br />

een periode van zes maanden na<br />

hun mandaat, geen enkele functie of activiteit<br />

uitoefenen, al dan niet bezoldigd,<br />

ten dienste van een bedrijfsrevisor.<br />

De overeenkomst bedoeld in artikel 19<br />

§ 5, kan eventueel voorzien in een vergoeding<br />

ter compensatie van dit verbod<br />

na de beëindiging van <strong>het</strong> mandaat. Deze<br />

vergoeding mag niet hoger zijn dan de<br />

bruto bezoldiging die de verslaggever<br />

zou ontvangen hebben gedurende de periode<br />

van zes maanden voorafgaand aan<br />

de afloop van <strong>het</strong> mandaat.<br />

§ 3. Indien een verslaggever bij <strong>het</strong> behandelen<br />

van een dossier een belangenconflict<br />

heeft, dient hij dit onmiddellijk<br />

schriftelijk te melden aan alle andere verslaggevers.<br />

De betrokken verslaggever<br />

mag niet deelnemen aan de beraadslaging<br />

over dit dossier, noch deelnemen<br />

aan de stemming.<br />

Art. 16. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling stelt haar huishoudelijk reglement<br />

op en legt <strong>het</strong> ter goedkeuring<br />

voor aan de Minister die bevoegd is voor<br />

Economie.<br />

Art. 17. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling kan administratief personeel<br />

in dienst nemen voor de uitvoering<br />

van haar opdrachten en legt de vergoedingen<br />

voor de prestaties van dit personeel<br />

vast.<br />

Art. 18. § 1. De Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling stelt elk jaar haar<br />

begroting op, op basis van de berekening<br />

van de kosten van <strong>het</strong> afgelopen jaar, met<br />

<strong>als</strong> maximum <strong>het</strong>geen bepaald is in artikel<br />

45, § 3 van de wet.<br />

In voorkomend geval zal de bijdrage<br />

die door <strong>het</strong> Instituut verschuldigd is,<br />

aangepast worden binnen de voornoemde<br />

grens.<br />

§ 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

zal de betaling door <strong>het</strong> Instituut<br />

kunnen verkrijgen van één of<br />

meerdere voorschotten op de jaarlijkse<br />

bijdrage, volgens de modaliteiten die zij<br />

bepaalt.<br />

Art. 19. § 1. De bezoldiging van de<br />

Voorzitter en de overige verslaggevers<br />

van de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

bestaat uit een vaste maandelijkse<br />

vergoeding.<br />

Rekening houdend met de administratieve<br />

taken die de Voorzitter voor de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling<br />

dient waar te nemen, ligt de vaste maandelijkse<br />

vergoeding van de Voorzitter<br />

hoger dan de vaste maandelijkse vergoeding<br />

van de overige verslaggevers.<br />

214 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

§ 2. De vaste maandelijkse vergoeding<br />

uit <strong>het</strong> vorige paragraaf kan maximaal<br />

4.000 euro bruto per maand bedragen<br />

voor de Voorzitter en maximaal 3.500<br />

euro bruto voor elk van de overige verslaggevers.<br />

Deze vergoeding wordt jaarlijks<br />

aangepast aan de evolutie van de<br />

index der consumptieprijzen.<br />

§ 3. De Voorzitter, de verslaggevers en<br />

de expert bedoeld in artikel 49, § 2, van<br />

de wet, hebben recht op de terugbetaling<br />

van hun verplaatsings-, verblijfs- en enige<br />

andere kosten die zij in de uitoefening<br />

van hun mandaat hebben moeten maken.<br />

Deze kosten worden vergoed ten belope<br />

van <strong>het</strong> bedrag van de werkelijke kosten<br />

mits <strong>het</strong> voorleggen van bewijskrachtige<br />

bescheiden. De overeenkomst bedoeld in<br />

artikel 19 § 5 van <strong>het</strong> onderhavige Koninklijk<br />

Besluit kan eventueel voorzien<br />

in een terugbetaling van kosten op forfaitaire<br />

basis.<br />

§ 4. Aan de expert, bedoeld in artikel<br />

49 § 2 van de wet, wordt enkel een vaste<br />

vergoeding van 125 euro bruto per halve<br />

dag toegekend voor de door de Kamer<br />

van verwijzing en instaatstelling aan hem<br />

toegewezen onderzoekswerkzaamheden.<br />

De Koning kan dit bedrag verhogen op<br />

voorstel van de Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling. Deze vergoeding wordt<br />

jaarlijks aangepast aan de evolutie van de<br />

index der consumptieprijzen.<br />

§ 5. Het bedrag van de bezoldiging en<br />

van de vergoeding van de Voorzitter en<br />

van de verslaggevers wordt samen met<br />

de andere modaliteiten waarin deze hun<br />

mandaat zullen uitoefenen vastgelegd in<br />

een bijzondere overeenkomst afgesloten<br />

tussen enerzijds de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling en anderzijds telkens<br />

respectievelijk de Voorzitter en elk<br />

van de andere verslaggevers.<br />

Die overeenkomst, welke louter de<br />

modaliteiten waarin de betrokkene zijn<br />

mandaat uitoefent regelt en dus geen arbeidsovereenkomst<br />

uitmaakt, wordt voor<br />

de Voorzitter en voor elke andere verslaggever<br />

afzonderlijk schriftelijk vastgesteld.<br />

Bij <strong>het</strong> onderhandelen over en de ondertekening<br />

van deze overeenkomst<br />

wordt de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

vertegenwoordigd door de<br />

Minister bevoegd voor Economie.<br />

Art. 20. § 1. Indien de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling de conclusie<br />

van een kwaliteitscontrole of van een<br />

toezichtsonderzoek aangenomen door de<br />

Raad niet goedkeurt, stelt zij haar beslissing<br />

in de plaats van deze van de Raad<br />

die <strong>het</strong> aanpast.<br />

§ 2. Op verzoek van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling maakt de Raad<br />

aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

een gemotiveerde conclusie over,<br />

voorzien van een verslag waarin de feiten<br />

worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor<br />

worden verweten, met verwijzing<br />

naar de betrokken wettelijke, reglementaire<br />

en tuchtrechtelijke bepalingen.<br />

Art. 21. § 1. De Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling beslist of zij <strong>het</strong><br />

onderzoek van een dossier toevertrouwt<br />

aan één van haar verslaggevers of aan de<br />

voltallige Kamer van verwijzing en instaatstelling.<br />

§ 2. De vaststelling van de zaak voor<br />

de Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

wordt per aangetekende brief betekend<br />

door de Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling aan de betrokken bedrijfsrevisor<br />

en de Raad van <strong>het</strong> Instituut vergezeld<br />

van <strong>het</strong> verslag beoogd in artikel<br />

53 van de wet.<br />

§ 3. De betrokken bedrijfsrevisor beschikt<br />

over een termijn van vijftien dagen<br />

vanaf de betekening om kennis te nemen<br />

van <strong>het</strong> dossier, om er eventueel tegen<br />

betaling kopie van te nemen en om<br />

schriftelijke opmerkingen over te maken.<br />

Na deze termijn zullen de schriftelijke<br />

opmerkingen uit de debatten worden geweerd.<br />

§ 4. De procedure voor de Kamer van<br />

verwijzing en instaatstelling verloopt uitsluitend<br />

schriftelijk en partijen kunnen<br />

geen argumenten doen gelden gedurende<br />

een zitting.<br />

Art. 22. De Kamer van verwijzing en<br />

instaatstelling kan <strong>het</strong> dossier terugzenden<br />

naar de Raad of naar de speciaal<br />

daartoe aangeduide expert overeenkomstig<br />

artikel 49, § 2, van de wet met <strong>het</strong><br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 215


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

verzoek om bijkomende onderzoeksdaden<br />

te verrichten.<br />

Art. 23. De Voorzitter kan, met instemming<br />

van de verslaggevers, andere experts<br />

dan degene bedoeld in artikel 49,<br />

§ 2 van de wet horen of er beroep op<br />

doen tijdens de vergaderingen. Deze personen<br />

kunnen niet deelnemen aan de<br />

stemming.<br />

Hoofdstuk IV. – De organisatie van<br />

de Tuchtcommissie en de<br />

Commissie van Beroep<br />

Art. 24. § 1. De voorzitter van elk<br />

van de kamers van de Tuchtcommissie en<br />

van de Commissie van Beroep organiseert<br />

een kalender van de zittingen.<br />

Deze kalender, die wordt vastgesteld<br />

vóór <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> gerechtelijk jaar,<br />

zal voorzien in <strong>het</strong> houden van minstens<br />

één zitting per maand, onverminderd de<br />

organisatie van buitengewone zittingen<br />

en de gerechtelijke vakantie.<br />

De kalender van de zittingen kan op de<br />

website van <strong>het</strong> Instituut geraadpleegd<br />

worden.<br />

§ 2. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep houden hun zittingen<br />

op de zetel van <strong>het</strong> Instituut.<br />

§ 3. Het secretariaat van de tuchtinstanties<br />

wordt waargenomen door <strong>het</strong> Instituut.<br />

§ 4. De effectieve voorzitter van elk<br />

van deze kamers regelt in de schoot van<br />

deze de vervangingen, de zijne en deze<br />

van de effectieve leden door hun plaatsvervangers.<br />

§ 5. De vergoedingen van de leden van<br />

de tuchtinstanties worden betaald door<br />

<strong>het</strong> Instituut op trimestriële basis.<br />

Art. 25. § 1. Wanneer een kamer van<br />

de Tuchtcommissie of de Commissie van<br />

Beroep niet kan worden samengesteld<br />

binnen een taalrol, <strong>als</strong> gevolg van de verhindering<br />

van de effectieve leden en hun<br />

plaatsvervangers, wordt er op initiatief<br />

van de Raad of de vervolgde bedrijfsrevisor,<br />

beroep gedaan op één of meerdere leden<br />

van de kamer van de andere rol die<br />

over een voldoende kennis beschikken<br />

van de andere taal, en volgens de hoedanigheid<br />

op grond waarvan ze werden benoemd.<br />

§ 2. Ieder verzoek dat wordt geformuleerd<br />

in uitvoering van voorgaande paragraaf<br />

wordt gericht aan de voorzitter van<br />

de kamer van de andere taalrol of, bij gebrek<br />

daaraan, aan zijn plaatsvervanger,<br />

die alle nuttige schikkingen neemt met<br />

<strong>het</strong> oog op de samenstelling van de zetel.<br />

Hoofdstuk V. – Procedure voor de<br />

Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep<br />

Art. 26. § 1. Wanneer er meerdere<br />

tuchtrechtelijke tekortkomingen aan de<br />

betrokken bedrijfsrevisor worden ten laste<br />

gelegd, wordt er één enkele procedure<br />

te zijnen laste ingeleid. Ze kan slechts<br />

uitmonden in één enkele tuchtsanctie.<br />

§ 2. Indien er hem een nieuwe tekortkoming<br />

in de loop van de tuchtprocedure<br />

wordt toegeschreven, wordt er, behoudens<br />

samenhang met de voorafgaande,<br />

een nieuwe procedure ingeleid zonder<br />

dat de reeds ingeleide procedure daarom<br />

wordt onderbroken.<br />

Art. 27. § 1. De betrokken bedrijfsrevisor,<br />

de Raad of de overeenkomstig artikel<br />

49, § 2, van de wet speciaal daartoe<br />

aangeduide expert, kunnen zich op de zitting<br />

laten bijstaan of vertegenwoordigen<br />

door een advocaat of bedrijfsrevisor.<br />

De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep kunnen niettemin de persoonlijke<br />

verschijning bevelen.<br />

§ 2. De Raad en de betrokken bedrijfsrevisor<br />

kunnen ieder aan de Tuchtcommissie<br />

en de Commissie van Beroep<br />

vragen om de expert(en) bedoeld in artikel<br />

49, § 2, van de wet te horen.<br />

De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep kunnen op ieder moment aan<br />

de Raad een aanvulling op <strong>het</strong> verslag<br />

vragen die bestemd is om hen de elementen<br />

van de zaak waarvan ze geadieerd<br />

zijn te verduidelijken.<br />

§ 3. De Tuchtcommissie en de Commissie<br />

van Beroep kunnen beslissen om<br />

216 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

de klachtindiener te horen, wanneer ze<br />

geadieerd zijn op basis van een klacht.<br />

Art. 28. De beslissingen van de Tuchtcommissie<br />

en de Commissie van Beroep<br />

worden in <strong>het</strong> openbaar uitgesproken.<br />

Art. 29. Wanneer de Raad, tijdens de<br />

procedure, <strong>het</strong> ontslag van de vervolgde<br />

bedrijfsrevisor aanvaardt, kan de Raad,<br />

niettegenstaande <strong>het</strong> ontslag, aan de<br />

Tuchtcommissie of de Commissie van<br />

Beroep vragen dat, rekening houdende<br />

met de ernst van de feiten, de tuchtprocedure<br />

wordt voortgezet. De straf, die<br />

eventueel naar aanleiding van de procedure<br />

wordt uitgesproken, wordt slechts<br />

van kracht in geval van wedertoelating.<br />

Hoofdstuk VI. – Gevolgen van de<br />

tuchtsancties<br />

Art. 30. Indien een bedrijfsrevisor speciaal<br />

is erkend voor de uitoefening van<br />

bepaalde revisorale opdrachten, of indien<br />

hij ingeschreven is bij een bevoegde autoriteit<br />

die gelijkaardige functies <strong>als</strong> deze<br />

van <strong>het</strong> Instituut heeft in België of in een<br />

Lidstaat van de Europese Unie of in een<br />

Staat waarmee <strong>het</strong> Koninkrijk of de Europese<br />

Unie een overeenkomst in dat opzicht<br />

heeft gesloten, wordt iedere<br />

beslissing van de Tuchtcommissie of van<br />

de Commissie van Beroep, die een<br />

tuchtsanctie bevat die in kracht van gewijsde<br />

is gegaan, door de Raad meegedeeld<br />

aan de autoriteit die de erkenning<br />

heeft afgeleverd of aan de betrokken bevoegde<br />

autoriteit, tenzij de Raad geen<br />

kennis zou hebben van de erkenning of<br />

<strong>het</strong> lidmaatschap.<br />

Art. 31. § 1. De schorsing neemt van<br />

rechtswege een aanvang op de eerste dag<br />

van de maand die volgt op deze tijdens<br />

dewelke de beroepstermijn is verstreken.<br />

§ 2. Wanneer een bedrijfsrevisor <strong>het</strong><br />

voorwerp uitmaakt van een tuchtsanctie<br />

van schorsing van meer dan één maand<br />

die in kracht van gewijsde is gegaan,<br />

brengt hij bij aangetekende brief vanaf de<br />

eerste dag van de schorsing de personen<br />

voor wie hij een revisorale opdracht uitvoert<br />

ter kennis dat hij volledig onbeschikbaar<br />

is voor de periode die is<br />

vastgesteld door de tuchtbeslissing. Op<br />

dezelfde dag maakt hij aan de Raad een<br />

kopie over van de aldus gedane kennisgevingen.<br />

Art. 32. § 1. De sancties van waarschuwing<br />

en berisping worden automatisch<br />

uitgewist na vijf jaar. Het uitwissen<br />

geldt voor de toekomst.<br />

§ 2. Indien de betrokkene zijn eerherstel<br />

bekomt, worden de straffen met <strong>het</strong><br />

verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden<br />

of voort te zetten en de schorsingen<br />

uitgewist.<br />

Deze kan worden gevraagd na een periode<br />

van vijf jaar vanaf <strong>het</strong> ogenblik<br />

waarop de beslissing in kracht van gewijsde<br />

is gegaan. Met <strong>het</strong> oog hierop<br />

dient de belanghebbende bij de Tuchtcommissie<br />

een gemotiveerd verzoek in<br />

dat vergezeld is van de nodige stukken.<br />

Laatstgenoemde verzoekt om <strong>het</strong> advies<br />

van de Raad, die <strong>het</strong> zal formuleren binnen<br />

een termijn van maximaal twee<br />

maanden. Vervolgens neemt zij haar beslissing<br />

binnen de drie maanden van de<br />

kennisgeving van <strong>het</strong> advies van de<br />

Raad.<br />

Deze beslissing is niet vatbaar voor<br />

hoger beroep of voorziening in cassatie.<br />

Een nieuw verzoek kan worden ingediend<br />

iedere keer dat de betrokken persoon<br />

over nieuwe nuttige stukken ter<br />

ondersteuning van zijn verzoek beschikt<br />

en ten vroegste twee jaar na <strong>het</strong> verwerpen<br />

van <strong>het</strong> vorige verzoek.<br />

Het eerherstel geldt slechts voor de<br />

toekomst.<br />

Art. 33. § 1. De definitief geworden<br />

schrapping om tuchtrechtelijke redenen<br />

brengt van rechtswege <strong>het</strong> verlies van de<br />

hoedanigheid van bedrijfsrevisor met<br />

zich mee. De geschrapte bedrijfsrevisor<br />

kan slechts om zijn wedertoelating verzoeken<br />

na een termijn van tien jaar en nadat<br />

hij, in <strong>het</strong> geval van een natuurlijke<br />

persoon, geslaagd is in de proef voorzien<br />

in artikel 5, 5° van de wet.<br />

§ 2. Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />

die volgens de<br />

Raad zouden moeten worden doorgevoerd<br />

in <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt<br />

de definitief geworden schrapping ver-<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 217


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

meld in <strong>het</strong> jaarverslag dat voorgesteld<br />

wordt door de Raad aan de algemene vergadering<br />

van <strong>het</strong> Instituut.<br />

Art. 34. De geschorste bedrijfsrevisor<br />

behoudt de hoedanigheid van bedrijfsrevisor,<br />

maar oefent, overeenkomstig de<br />

wet, geen enkele beroepsactiviteit meer<br />

uit in België in zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor.<br />

Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen<br />

die volgens de Raad<br />

zouden moeten doorgevoerd worden in<br />

<strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> beroep, wordt zijn<br />

hoedanigheid van lid van <strong>het</strong> Instituut<br />

niet aan derden meegedeeld tijdens de<br />

duur van de schorsing.<br />

Hoofdstuk VII. – Bijzondere<br />

bevoegdheid inzake geldboete<br />

Art. 35. § 1. Overeenkomstig artikel<br />

75 van de wet en artikel 22 van de wet<br />

van 11 januari 1993 tot voorkoming van<br />

<strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong> financiële stelsel<br />

voor <strong>het</strong> witwassen van geld en de financiering<br />

van <strong>het</strong> terrorisme, kan de Tuchtcommissie<br />

of de Commissie van Beroep,<br />

in geval van niet-naleving van de artikelen<br />

4 tot 19 van de wet van 11 januari<br />

1993 of van de ter uitvoering genomen<br />

besluiten door de bedrijfsrevisoren die<br />

eraan zijn onderworpen:<br />

1° volgens de regels die zij bepaalt, de<br />

beslissingen en maatregelen die zij<br />

neemt, openbaar maken;<br />

2° een administratieve geldboete opleggen,<br />

die niet minder dan 250 euro en<br />

niet meer dan 1.250.000 euro mag<br />

bedragen, na de betrokken ondernemingen<br />

of personen in hun verweer<br />

te hebben gehoord of minstens behoorlijk<br />

te hebben opgeroepen; de<br />

geldboete wordt geïnd in <strong>het</strong> voordeel<br />

van de Schatkist, door de Administratie<br />

van de B.T.W., registratie en<br />

domeinen.<br />

§ 2. Iedere uitgesproken beslissing van<br />

de Tuchtcommissie of de Commissie van<br />

Beroep in deze materie dat een<br />

tuchtsanctie inhoudt die in kracht van gewijsde<br />

is gegaan, wordt door de Raad aan<br />

de Cel voor Financiële Informatieverwerking<br />

meegedeeld.<br />

Hoofdstuk VIII. – Informatie aan<br />

derden<br />

Art. 36. § 1. Onverminderd de bevoegdheden<br />

van de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, wanneer de Raad<br />

een klacht betreffende een bedrijfsrevisor<br />

heeft ontvangen en beslist om noch de<br />

Tuchtcommissie noch de Commissie van<br />

Beroep te adiëren, deelt hij deze beslissing<br />

en zijn motivering mee aan de<br />

klachtindiener binnen de maand van<br />

voorvermelde beslissing. Indien deze beslissing<br />

gepaard gaat met een terechtwijzing,<br />

worden de beslissing en de<br />

terechtwijzing slechts aan de klachtindiener<br />

meegedeeld op <strong>het</strong> moment waarop<br />

de terechtwijziging definitief is geworden.<br />

§ 2. Wanneer de Kamer van verwijzing<br />

en instaatstelling, de Tuchtcommissie of<br />

de Commissie van Beroep uitspraak hebben<br />

gedaan over feiten die <strong>het</strong> voorwerp<br />

van een klacht uitmaken, deelt de Raad<br />

aan de klachtindiener, die erom verzoekt,<br />

<strong>het</strong> dispositief van de in kracht van gewijsde<br />

gegane beslissing mee die voorvloeit<br />

uit de aanhangigmaking.<br />

In dat geval informeert de Raad eveneens<br />

de klachtindiener dat alleen de Procureur-generaal<br />

de toegang tot een<br />

volledige of gedeeltelijke kopie van de<br />

beslissing kan verlenen. De Procureurgeneraal<br />

onderzoekt ieder verzoek tot<br />

toegang, rekening houdend met de voorschriften<br />

die voortvloeien uit <strong>het</strong> beroepsgeheim<br />

van de bedrijfsrevisor.<br />

§ 3. Wanneer een klacht wordt onderzocht,<br />

of wanneer naar aanleiding van<br />

een klacht de tuchtinstanties werden gevat<br />

en er nog geen enkele in kracht van<br />

gewijsde gegane beslissing is tussengekomen,<br />

informeert de Raad de klachtindiener,<br />

op zijn verzoek, dat er nog geen<br />

enkele definitieve beslissing is genomen<br />

inzake de klacht.<br />

§ 4. De Raad maakt een kopie over aan<br />

de betrokken bedrijfsrevisor van iedere<br />

mededeling die aan de klachtindiener<br />

werd gedaan op grond van onderhavig<br />

artikel.<br />

218 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

Hoofdstuk IX. – Tucht van de<br />

stagiairs<br />

Art. 37. § 1. In uitvoering van artikel<br />

76 van de wet, zijn de bepalingen van<br />

dit artikel van toepassing inzake tucht<br />

van de stagiairs. De Stagecommissie,<br />

haar voorzitter en haar plaatsvervangende<br />

voorzitter vervullen de functies die<br />

zijn voorbehouden respectievelijk aan de<br />

Tuchtcommissie, haar voorzitter en haar<br />

plaatsvervangende voorzitter.<br />

De Kamer van verwijzing en instaatstelling<br />

komt niet tussen in tuchtprocedures<br />

betreffende stagiairs overeenkomstig<br />

artikel 46, § 3, van de wet.<br />

§ 2. Het onderzoek van de dossiers<br />

wordt door de Raad toevertrouwd aan<br />

één of meerdere verslaggevers die de<br />

hoedanigheid hebben van bedrijfsrevisor<br />

of van erebedrijfsrevisor, en die geen lid<br />

zijn van de Stagecommissie.<br />

§ 3. De Raad kan zijn functies die dit<br />

besluit hem toekent delegeren aan een<br />

comité bestaande uit drie van zijn leden.<br />

§ 4. Op initiatief van de verslaggever(s)<br />

kan <strong>het</strong> verhoor van de stagiair in<br />

de loop van <strong>het</strong> onderzoek worden vervangen<br />

door een schriftelijke vraag om<br />

uitleg.<br />

§ 5. Wanneer de Stagecommissie optreedt<br />

<strong>als</strong> tuchtrechtsmacht, zetelt zij op<br />

geldige wijze voor zover ten minste drie<br />

van haar leden de met <strong>het</strong> oog hierop bijeengekomen<br />

kamer samenstellen.<br />

§ 6. Alle door de stagiair opgelopen<br />

straffen worden automatisch uitgewist op<br />

de dag van zijn eedaflegging <strong>als</strong> bedrijfsrevisor,<br />

met uitzondering van schorsingsstraffen<br />

van ten minste drie maanden die<br />

slechts na vijf jaar na de eedaflegging<br />

worden uitgewist.<br />

§ 7. De schrapping van een stagiair<br />

brengt <strong>het</strong> verlies van <strong>het</strong> positieve resultaat<br />

van alle reeds ondergane proeven,<br />

hierin begrepen <strong>het</strong> toelatingsexamen,<br />

met zich mee, <strong>als</strong>ook <strong>het</strong> verbod om zich<br />

opnieuw aan te bieden tijdens een termijn<br />

van tien jaar.<br />

§ 8. Iedere kennisgeving of mededeling<br />

gedaan aan de stagiair of aan een derde<br />

klachtindiener in <strong>het</strong> kader van een onderzoek<br />

of een tuchtprocedure wordt in<br />

kopie aan de stagemeester gericht, behoudens<br />

in de gevallen waarin de autoriteit,<br />

die overgaat tot de kennisgeving of<br />

de mededeling, van mening zou zijn dat<br />

de verzending van een kopie aan de stagemeester<br />

schade zou berokkenen aan<br />

<strong>het</strong> onderzoek of de tuchtprocedure.<br />

§ 9. Voor de toepassing van artikel 27<br />

van onderhavig besluit dienen de termen<br />

“bedrijfsrevisor” en “art. 73 van de wet”<br />

respectievelijk <strong>als</strong> “stagiair” en “art. 76,<br />

§ 2 van de wet” te worden gelezen.<br />

Hoofdstuk X. – Slotbepalingen<br />

Art. 38. Op 27 april 2007 treden in<br />

werking:<br />

1° artikel 67 van <strong>het</strong> koninklijk besluit<br />

van 21 april 2007 tot omzetting van<br />

bepalingen van Richtlijn 2006/43/EG<br />

van <strong>het</strong> Europees Parlement en de<br />

Raad van 17 mei 2006 betreffende de<br />

wettelijke controles van jaarrekeningen<br />

en geconsolideerde jaarrekeningen,<br />

tot wijziging van de Richtlijnen<br />

78/660/EEG en 83/349/EEG van de<br />

Raad, en houdende intrekking van<br />

Richtlijn 84/253/EEG van de Raad,<br />

voor zover <strong>het</strong> de artikelen 44 en 45<br />

in de wet van 22 juli 1953 houdende<br />

oprichting van een Instituut van de<br />

Bedrijfsrevisoren en organisatie van<br />

<strong>het</strong> publiek toezicht op <strong>het</strong> beroep<br />

van bedrijfsrevisor invoegt; en<br />

2° artikelen 15 tot 19 van dit besluit.<br />

Op 31 augustus 2007 treden de andere<br />

artikelen van dit besluit in werking.<br />

Art. 39. § 1. Onderhavig besluit is<br />

van toepassing op de procedures die hangende<br />

zijn bij zijn inwerkingtreding en<br />

op de tevoren uitgesproken straffen. De<br />

bepalingen van dit besluit kunnen evenwel<br />

niet worden ingeroepen om de<br />

geldigheid van de handelingen die voorafgaandelijk<br />

aan zijn inwerkingtreding<br />

werden gesteld opnieuw ter discussie te<br />

stellen.<br />

§ 2. Niettegenstaande de vorige paragraaf<br />

zijn de mededelingsverplichtingen<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 219


K.B. tot organisatie van <strong>het</strong> toezicht en de kwaliteitscontrole<br />

zo<strong>als</strong> vastgelegd door artikels 31 en 32<br />

slechts van toepassing op de beslissingen<br />

die genomen zijn na de inwerkingtreding<br />

van dit besluit.<br />

§ 3. Voor <strong>het</strong> eerste jaar, wordt de door<br />

<strong>het</strong> Instituut krachtens artikel 18<br />

verschuldigde bijdrage vastgesteld op<br />

260.000 euro, en strekt zich uit over<br />

de periode van 27 april 2007 tot<br />

31 december 2007. Het eventuele overschot<br />

wordt overgedragen naar boekjaar<br />

2008.<br />

Art. 40. Onze Minister bevoegd voor<br />

Economie is belast met de uitvoering van<br />

onderhavig besluit.<br />

220 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

18.7 Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de<br />

buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

1. Algemeenheden<br />

De toegang tot <strong>het</strong> beroep voor de kandidaten die genieten van een<br />

gelijkwaardige titel in <strong>het</strong> buitenland maakt <strong>het</strong> voorwerp uit van een examen<br />

door <strong>het</strong> Instituut der Bedrijfsrevisoren (artikel 5 van de wet van 22 juli 1953<br />

houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren en artikel 37 van <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de toegang tot <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor).<br />

Deze procedure betreft de beroepsbeoefenaars van de 27 Lidstaten van de<br />

Europese Unie, en tevens de landen met wie wederzijdse overeenkomsten<br />

afgesloten werden (heden met Canada en Zwitserland).<br />

De procedure van wederzijdse erkenning is ook van toepassing op de<br />

beroepsbeoefenaars van de Europese Economische Ruimte (met name<br />

Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) in de mate dat de vrijheden waarop de<br />

eenheidsmarkt van de Europese Unie gebaseerd zijn ook van toepassing zijn op<br />

de landen van de EER.<br />

2. Gelijkwaardige hoedanigheid<br />

De procedure voorzien in artikel 5 van de wet van 1953 en in artikel 37 van <strong>het</strong><br />

koninklijk besluit van 30 april 2007 wordt voorbehouden voor de<br />

beroepsbeoefenaars die in <strong>het</strong> buitenland over een gelijkwaardige hoedanigheid<br />

<strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België beschikken.<br />

Onder gelijkwaardige hoedanigheid wordt begrepen, de hoedanigheid in dat land<br />

om de controle van de jaarrekeningen te kunnen uitvoeren.<br />

In Nederland betreft <strong>het</strong> de “registeraccountant” en “accountantadministratieconsulent<br />

met aantekening”.<br />

In Frankrijk betreft <strong>het</strong> de “commissaire aux comptes”.<br />

In Duitsland betreft <strong>het</strong> de “wirtschaftsprüfer”.<br />

In <strong>het</strong> Groothertogdom Luxemburg betreft <strong>het</strong> de “réviseur d’entreprises”.<br />

In <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk betreft <strong>het</strong> de “chartered accountant” die beschikt<br />

over een Practising Certificate dat toelaat om de jaarrekeningen in <strong>het</strong> Verenigd<br />

Koninkrijk te certificeren.<br />

In Canada betreft <strong>het</strong> de “comptable agréé/chartered accountant”.<br />

Indien er twijfel blijft bestaan over de gelijkwaardige hoedanigheid, zal er<br />

contact opgenomen worden met <strong>het</strong> Instituut van oorsprong. De Raad beslist<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 221


Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

vervolgens, op basis van de ingewonnen inlichtingen, over <strong>het</strong> gelijkwaardige<br />

karakter.<br />

3. Dossier<br />

Een kandidatuur zal enkel in aanmerking genomen worden na indiening van een<br />

behoorlijk ingevuld dossier en na betaling van de dossierkosten ten belope van<br />

500,-€ op de rekening 001-2073801-17.<br />

Het dossier bestaat uit volgende stukken:<br />

a) een geboorteakte;<br />

b) een nationaliteitsbewijs of een fotokopie van de identiteitskaart;<br />

c) een recent getuigschrift van goed gedrag en zeden<br />

d) <strong>het</strong> attest uitgereikt door <strong>het</strong> Instituut van oorsprong van <strong>het</strong> behalen van een<br />

gelijkwaardige titel <strong>als</strong> die van bedrijfsrevisor in België;<br />

e) een kopie van de diploma’s;<br />

f) een curriculum vitae met een foto;<br />

g) de aanduiding van een beroepsadres in België;<br />

h) de bevestiging van <strong>het</strong> engagement om de normen van <strong>het</strong> <strong>IBR</strong> na te leven.<br />

4. Voorbereiding van <strong>het</strong> examen<br />

Het doel van <strong>het</strong> examen is zich te vergewissen van de voldoende kennis van de<br />

kandidaat van de Belgische juridische beroepspraktijk.<br />

De materie van <strong>het</strong> examen betreft <strong>het</strong> geheel van de kennis die we van een<br />

beroepsbeoefenaar in België kunnen verwachten zo<strong>als</strong><br />

- <strong>het</strong> vennootschapsrecht;<br />

- <strong>het</strong> boekhoudrecht (statutaire en geconsolideerde jaarrekening);<br />

- <strong>het</strong> fiscaal recht;<br />

- <strong>het</strong> sociaal recht;<br />

- <strong>het</strong> burgerlijk recht;<br />

- de specifieke auditnormen in <strong>het</strong> Belgisch recht;<br />

- de plichtenleer.<br />

Het examen bestaat er niet in de audittechnieken na te zien. Deze wordt<br />

beschouwd <strong>als</strong> gekend gezien de betrokkene over een gelijkwaardige<br />

hoedanigheid in <strong>het</strong> buitenland beschikt.<br />

De kandidaat zal erop toezien zijn kennis ten opzichte van zijn specifieke<br />

beroepservaring uit te breiden.<br />

Eén van de nuttig referentiewerken voor de voorbereiding van <strong>het</strong> examen is <strong>het</strong><br />

Vademecum van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Dit boek is beschikbaar op<br />

aanvraag tegen betaling bij <strong>het</strong> Instituut van de Bedrijfsrevisoren (bib@ibr-ire.be).<br />

Dit document wordt louter ter informatie vermeld.<br />

222 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007


Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

Andere werken en nuttige wetgeving zullen geraadpleegd worden.<br />

In de bibliotheek van <strong>het</strong> Instituut vindt men talrijke nuttige referenties.<br />

5. Examen – praktische modaliteiten<br />

Het examen wordt op afspraak georganiseerd.<br />

Het examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte.<br />

De kandidaat wordt gevraagd om enkele vragen over de uitoefening van <strong>het</strong><br />

beroep in België te beantwoorden.<br />

De mondelinge proef volgt onmiddellijk na <strong>het</strong> schriftelijk gedeelte, en vindt<br />

plaats met twee leden van de Raad van <strong>het</strong> Instituut van de Bedrjfsrevisoren.<br />

Verschillende vragen worden aan de kandidaat gesteld teneinde zich te<br />

vergewissen van zijn bekwaamheid om <strong>het</strong> beroep in België uit te oefenen.<br />

Het examen bestaat erin aan de hand van een confraterneel onderhoud de kennis<br />

van de Belgische beroepspraktijk te beoordelen. Het is dus niet de bedoeling<br />

opnieuw de gelijkwaardige verplichtingen voor <strong>het</strong> uitoefenen van <strong>het</strong> beroep in<br />

<strong>het</strong> land van oorsprong van de kandidaat te controleren.<br />

De twee leden van de Raad stellen een schriftelijk verslag over <strong>het</strong> examen op en<br />

op basis van dit verslag beslist de Raad over <strong>het</strong> al dan niet toekennen van de<br />

hoedanigheid van lid aan de kandidaat.<br />

6. Aantal zittingen – mededeling van de resultaten<br />

De resultaten worden per brief binnen de twee maanden meegedeeld.<br />

De brief vermeldt al dan niet of de kandidaat bekwaam is om <strong>het</strong> beroep van<br />

bedrijfsrevisor in België uit te oefenen.<br />

Indien hij/zij geslaagd is, beslist de Raad over de toelating tot de eedaflegging<br />

van de kandidaat.<br />

In geval van niet-slagen, kan de kandidaat opnieuw <strong>het</strong> examen afleggen (zowel<br />

<strong>het</strong> schriftelijk <strong>als</strong> mondeling gedeelte maken deel uit van een geheel) na <strong>het</strong><br />

aflopen van een termijn van 6 maanden of 1 jaar rekening houdend met de<br />

vastgestelde zwakheden en de door de jury geformuleerde aanbevelingen.<br />

De kandidaat mag maximum drie keer <strong>het</strong> examen afleggen. Na de drie zittingen<br />

wordt de beslissing van de Raad definitief.<br />

<strong>IBR</strong> Vademecum 2007 223


Procedure van toelating tot <strong>het</strong> beroep voor de buitenlandse beroepsbeoefenaars<br />

7. Beroepsmogelijkheid<br />

Na drie mislukkingen beschikt de kandidaat over de mogelijkheid om in beroep<br />

te gaan tegen de beslissing van de Raad.<br />

Artikel 9, § 3 van de wet van 22 juli 1953 bepaalt: “Tegen iedere beslissing van<br />

de Raad waarbij de toelating van een kandidaat <strong>als</strong> bedrijfsrevisor wordt<br />

geweigerd, staat voor de belanghebbende beroep open bij de voormelde<br />

Commissie van Beroep.”.<br />

Het beroep is enkel geldig indien <strong>het</strong> ingediend werd bij de Commissie van<br />

Beroep (Arenbergstraat 13 te 1000 Brussel) binnen een termijn van 30 dagen na<br />

kennisneming van de beslissing van de Raad.<br />

224 <strong>IBR</strong> Vademecum 2007

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!