M-factor
M-factor
M-factor
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De maatschappelijke impact als<br />
onderdeel van de crisisbeheersing<br />
i.s.m. de Provincie Noord-Brabant en de<br />
21 gemeenten in de Regio Zuidoost-Brabant<br />
1
Voorwoord<br />
Inhoudsopgave<br />
De afgelopen jaren is de<br />
organisatie van de rampenbestrijding<br />
en crisisbeheersing<br />
in onze regio er met sprongen<br />
op vooruitgegaan. We delen<br />
nu onze kennis en onze technische specialismen, zodat een getroffen gemeente<br />
er niet meer alleen voor staat. In heldere procedures en protocollen hebben we<br />
de ’best practices’ vastgelegd, zodat we ernaar kunnen handelen en onze inzet<br />
kunnen evalueren. De rampenbestrijdingsorganisatie is technisch-functioneel een<br />
eind op de goede weg.<br />
Naarmate we technisch-functioneel vooruitgang boeken, wordt de vraag belangrijker:<br />
waar blijft de mens - de burger - met zijn vragen, twijfels en emoties? Is<br />
daar nog plek voor? Zien we de mens nog wel in alle verschijningsvormen die<br />
zich bij een crisis voor kunnen doen?<br />
Dit is het thema van deze rapportage: oog hebben voor de maatschappelijke<br />
impact en uitstraling van incidenten en van ons optreden als bestuurders en<br />
hulpverleners, kortweg de M-<strong>factor</strong>. We willen ervoor zorgen dat we oog hebben<br />
voor de mens achter het slachtoffer. We willen voorkomen dat de technische en<br />
protocollaire structuur van de rampenbestrijding het menselijke aspect overheerst.<br />
Dit ‘oog voor de mens’ kan alleen voluit openstaan, als ook de hulpverleners<br />
en de bestuurlijk verantwoordelijken zich als mens in hun rol kunnen bewegen.<br />
Weliswaar geleid door protocollen als richtsnoer, maar op elk moment in staat om<br />
op basis van signalen situationeel leiderschap te tonen.<br />
Uiteraard vereist dit dat signalen ook worden opgevangen voor, tijdens en na een<br />
incident. Het vergt Alertheid van hulpverleners, gemeentepersoneel en bestuurders.<br />
Niet alleen tijdens een incident, maar ook daarvoor en daarna.<br />
Bovendien is tijdens een incident Bestuurlijk leiderschap vereist. De burger wil<br />
zien dat er handelend wordt opgetreden, dat het bestuur de situatie naar het<br />
mogelijke beheerst. Dit kan alleen maar bereikt worden als de burgemeester tijdig<br />
wordt gealarmeerd en zich vervolgens ook in de gemeenschap kan begeven.<br />
Want alleen een bestuur dat zichtbaar in de gemeenschap staat, kan de noodzakelijke<br />
Communicatie met de burgers en de media op een krachtige wijze vorm en<br />
inhoud geven. Alleen door te communiceren kunnen we onze compassie met de<br />
slachtoffers tonen.<br />
Zo komt deze rapportage tot een ABC van de andere kant van de rampenbestrijding<br />
en crisisbeheersing, voorbij de technisch-functionele aspecten. Met dat ABC<br />
in beeld kunnen we nog eens goed bekijken hoe we het nu doen en wat er beter<br />
kan. Niet om de resultaten van tien jaar bouwen aan de rampenbestrijding weg te<br />
gooien, maar om vanuit het huidige niveau weer een stap voorwaarts te zetten.<br />
basisschool tegen geweld tegen scholen.<br />
Een menselijk schild bij een Eindhovense<br />
Voorwoord 2<br />
1 Inleiding 4<br />
1.1 Maatschappelijke uitstraling van incidenten<br />
1.2 Belang<br />
1.3 Aanpak<br />
1.4 Opbouw van dit document<br />
2 De M-<strong>factor</strong> als probleem 6<br />
2.1 Inleiding<br />
2.2 Omschrijving<br />
3 Werkzame <strong>factor</strong>en 7<br />
3.1 Inleiding<br />
3.2 Maatschappelijke beeldvorming in een global village<br />
3.3 Onzekerheid en informatie<br />
3.4 Rol overheid<br />
3.5 Rol operationele diensten<br />
3.6 Media<br />
4 Essentie 13<br />
4.1 Inleiding<br />
4.2 Alertheid<br />
4.3 Bestuurlijk leiderschap<br />
4.4 Communicatie en compassie<br />
5 Consequenties voor de huidige werkwijze 16<br />
5.1 Inleiding<br />
5.2 Rol burgemeester<br />
5.3 Rol gemeente - regionale voorzieningen<br />
5.4 Rol operationele leiding<br />
5.5 Planvorming en protocollen<br />
5.6 Communicatie<br />
5.7 Opleiding en oefening<br />
6 Samenvatting 25<br />
7 Bijlage: overzicht medewerkenden 27<br />
2 3
1 Inleiding<br />
1.1 Maatschappelijke uitstraling van incidenten<br />
Bij elk incident verwachten we een maatschappelijke en bestuurlijke uitstraling,<br />
die afhankelijk is van de omvang van het incident en van het slachtofferbeeld.<br />
Soms is echter de maatschappelijke en bestuurlijke uitstraling níet evenredig<br />
met de omvang en het slachtofferbeeld van het incident, maar juist veel groter.<br />
Er is blijkbaar een extra lading die een versterkend effect heeft. We hebben dan<br />
de maatschappelijke doorwerkeffecten kennelijk niet goed beoordeeld; er zijn<br />
verschillende beelden ontstaan. Dit kan leiden tot een communicatiestoring tussen<br />
de operationele diensten, het bestuur en/of tussen deze twee enerzijds en de<br />
bevolking en media anderzijds.<br />
Technisch-functioneel is de rampenbestrijdingsorganisatie nu een heel eind<br />
op de goede weg. In de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele<br />
Prestaties, zoals gehanteerd voor het Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding,<br />
is de maatschappelijke en bestuurlijke uitstraling van een incident echter géén<br />
expliciete variabele. Het gaat daarin immers om de operationele prestaties, gezien<br />
het schade- en slachtofferbeeld. Daardoor krijgt het onderwerp niet vanzelf de<br />
juiste aandacht en kan het voorkomen dat we niet meer zien wat er tijdens een<br />
incident in de burgers omgaat.<br />
Dit werd onder andere zichtbaar in de ’trilogie‘ van incidentevaluaties, die werd<br />
gehouden in 2004. Deze uitkomst past ook bij eerdere ervaringen. Daarom startte<br />
het Veiligheidsbureau Zuidoost-Brabant een multidisciplinair verbeterproject met<br />
als hoofdvraag: hoe kunnen we het domein van de verrassing in dit kader terugdringen?<br />
Oftewel: hoe kunnen de vier partners hun optreden beter afstemmen<br />
op de maatschappelijke en bestuurlijke impact? Beter afstemmen op de M-<strong>factor</strong>,<br />
zoals we dit fenomeen hebben genoemd.<br />
1.2 Belang<br />
bomaanslag op een islamitische basisschool.<br />
Politiebewaking bij een moskee na een<br />
1.3 Aanpak<br />
De vier partners in de rampenbestrijding hebben een volle agenda; er is nog een<br />
waslijst aan werk te verrichten. Toch gaf het Veiligheidsbureau prioriteit aan dit<br />
project, met steun van de Provincie Noord-Brabant, vanwege het grote belang<br />
voor de operationele diensten, de gemeentelijke organisaties en het bestuur.<br />
De maatschappelijke impact kan namelijk bij elk incident bepalen of de voorbereiding<br />
en het optreden van de operationele diensten in de maatschappelijke<br />
beeldvorming succesvol was. Voor deze beeldvorming is niet alleen de technische<br />
beoordeling van het optreden van belang, maar ook – en steeds meer – de maatschappelijke<br />
uitstraling. Verrast worden is<br />
dan een slechte startpositie. Zoals een burgemeester<br />
het zei: “het grootste risico voor het<br />
openbaar bestuur is dat je denkt dat alles<br />
goed gaat”.<br />
Zoals blijkt uit het project is het ’kennen en<br />
gekend worden’ een van de belangrijke pijlers<br />
waarop een goede hantering van de maatschappelijke<br />
impact rust. Doordat de operationele<br />
diensten steeds meer gaan werken met<br />
operationele grenzen en in bovengemeentelijk/regionaal<br />
verband, komt het ’kennen<br />
en gekend worden’ onder druk te staan en<br />
neemt het bestuurlijke risico toe. Ook binnen<br />
gemeenten blijkt het ’kennen en gekend<br />
worden’ af te nemen, omdat steeds minder<br />
medewerkers in de gemeente zelf wonen.<br />
Bekeken vanuit de operationele diensten vergt de vraagstelling – hoe kunnen we<br />
beter afstemmen op de M-<strong>factor</strong>? - het zoeken en vinden van de eigen ’blinde<br />
vlek’. Daarom is het zwaartepunt van het project gericht op het bevragen van<br />
burgemeesters en gemeentesecretarissen, die vanuit hun rol juist voortdurend<br />
met de M-<strong>factor</strong> bezig zijn. In totaal hebben twintig burgemeesters en elf<br />
gemeentesecretarissen in persoonlijke interviews hun visie op de probleemstelling<br />
gegeven (zie de bijlage voor een overzicht van alle medewerkenden). Daarnaast<br />
is, groepsgewijs, een aantal officieren van dienst, ambtenaren rampenbestrijding<br />
en communicatiemedewerkers bij de discussie betrokken. Hierdoor kregen ook de<br />
opvattingen vanuit ‘de frontlinie’ een plaats. Tijdens het project hebben we alle<br />
medewerking ervaren. De gespreksronde leverde ons niet alleen veel materiaal<br />
op, maar vestigde ook bij de gesprekspartners de aandacht op dit belangrijke<br />
onderdeel van de crisisbeheersing.<br />
1.4 Opbouw van dit document<br />
In deze notitie doen we verslag van de bevindingen. Eerst komt de M-<strong>factor</strong> als<br />
probleem aan de orde. Waarover hebben we het eigenlijk? Deze probleemstelling<br />
wordt vervolgens uitgewerkt, door te bekijken wat de werkzame <strong>factor</strong>en zijn die<br />
we bij de M-<strong>factor</strong> ontdekten. Daarop volgt een beeld van de clou, de essentie<br />
van deze <strong>factor</strong>. Met deze essentie in de hand brengen we tot slot in kaart welke<br />
consequenties de bevindingen hebben voor de huidige werkwijze. We doen dat<br />
niet als receptuur, maar door aandachtspunten en mogelijkheden aan te reiken.<br />
4 5
2 De M-<strong>factor</strong> als probleem<br />
2.1 Inleiding<br />
Het project M-<strong>factor</strong> is geboren uit ’het gevoel soms belangrijke aspecten van een<br />
incident te missen’.<br />
Verrast worden door de gebeurtenissen, door de gang van zaken, door de<br />
gevolgen. De ontdekking dat er een maatschappelijke uitstraling is die we niet<br />
gevangen hebben, terwijl we het achteraf prima begrijpen.<br />
Om onszelf niet op voorhand te beperken hebben we, bij de start van het project,<br />
het begrip M-<strong>factor</strong> met opzet niet scherp gedefinieerd. Dat zou er immers toe<br />
kunnen leiden dat de blinde vlekken waar we naar zoeken, door de definitie<br />
buiten beeld zouden blijven. We zijn daarom op pad gegaan met een zeer globaal<br />
en open beeld. Een nadere omschrijving van de M-<strong>factor</strong> was een van de beoogde<br />
opbrengsten van het project.<br />
2.2 Omschrijving<br />
Op basis van de gesprekken kunnen we nu het begrip M-<strong>factor</strong> nader aanduiden.<br />
Centraal staat het ontstaan van grote onrust of paniekgevoelens bij de burgers<br />
tijdens of na een incident. Onrust die gemakkelijk leidt tot een escalatie van<br />
onvrede en wantrouwen. De burger heeft het gevoel er niks aan te kúnnen doen,<br />
terwijl hij van mening is dat de overheid er al lang wat aan had móeten doen: de<br />
M-<strong>factor</strong> treedt in elk geval op bij ’zie-je-wel’-incidenten. Daar past het gevoel bij<br />
van ‘niet begrepen te worden door het bestuur’. De onrust en onvrede kunnen<br />
losstaan van de technische afloop van het incident en lijken daardoor irrationeel.<br />
Ook de politieke context is belangrijk: plaatselijke of landelijke groeperingen<br />
kunnen belang hebben bij het aanjagen van zorgen en bij het wegzetten van de<br />
schuldvraag.<br />
Als de onrust- en onlustgevoelens niet tijdig worden omgebogen, ligt een<br />
bestuurlijke crisis in het verschiet. Er ontstaan verschillende belevingswerelden<br />
binnen het publiek en het bestuur, met verschillende interpretaties van al dan<br />
niet verstrekte informatie. Deze interpretaties wakkeren het wantrouwen aan en<br />
kunnen leiden tot complottheorieën, waarin begrippen als bijvoorbeeld ’gevaarlijke<br />
stoffen’ of ’rellen’ een eigen leven gaan leiden. Het gaat om beeldvorming,<br />
waarin de media een (aan)jagende rol vervullen. Publiek, bestuur en media zijn<br />
daarin niet drie homogene segmenten. Binnen elk segment zijn er mensen met<br />
verschillende kijken, met verschillende reactiemogelijkheden.<br />
waarbij twee broertjes om het leven kwamen.<br />
Stille tocht na brandstichting in een woning<br />
Deze omschrijving toont<br />
een fenomeen dat niet<br />
is voorbehouden aan de<br />
operationele diensten; elke<br />
maatschappelijke organisatie<br />
kan ermee te maken krijgen.<br />
Gezien onze doelstelling<br />
echter beperken we ons<br />
tot het taakveld van de<br />
operationele diensten politie,<br />
brandweer, GHOR/ambulance<br />
en de gemeentelijke taak in de<br />
crisisbeheersing.<br />
De aanleiding tot het project lag in gebeurtenissen tijdens en na een incident.<br />
Maar het is duidelijk dat het ontstaan en de aanpak van de maatschappelijke<br />
impact besloten kunnen liggen in elke schakel van de veiligheidsketen: pro-actie,<br />
preventie, preparatie, repressie en nazorg – in het bijzonder in de laatste drie. We<br />
moeten onze blik dus niet alleen richten op het incident en wat daarop volgt,<br />
maar ook op wat er aan vooraf ging.<br />
3 Werkzame <strong>factor</strong>en<br />
3.1 Inleiding<br />
De maatschappelijke impact is een van de meest ingewikkelde <strong>factor</strong>en bij de<br />
rampenbestrijding. Het heeft zijn eigen dynamiek. Het incident en de bestrijding<br />
zijn te kwantificeren en te kwalificeren, maar hoe mensen zich vervolgens<br />
gedragen en hoe paniek ontstaat, aanwakkert of juist niet, dat is bijna niet te<br />
voorspellen.<br />
De werkzame <strong>factor</strong>en kunnen we dan ook niet in een formule onderbrengen. We<br />
kunnen er wel een aantal benoemen en bespreken, zodat we het fenomeen beter<br />
gaan begrijpen. In dit hoofdstuk worden de volgende vijf werkzame <strong>factor</strong>en<br />
uitgewerkt:<br />
• de maatschappelijke beeldvorming als context;<br />
• de onzekerheid en informatiepositie van burgers na een incident;<br />
• de rol van de overheid als behandelaar en medespeler;<br />
• de rol van de operationele diensten;<br />
• de rol van de media.<br />
6 7
3.2 Maatschappelijke beeldvorming in een global village<br />
De maatschappelijke beeldvorming vormt de context waarbinnen een incident<br />
plaatsvindt. Binnen elke woonomgeving of gemeente zijn er objecten of situaties<br />
met een gevoelige historie. Veel gemeenten kennen hun gevoelige objecten<br />
en situaties, zoals een chemische industrie of opslag van bestrijdingsmiddelen,<br />
een grote camping of disco, intensief vervoer van gevaarlijke stoffen over een<br />
spoorweg of snelweg om maar enkele voorbeelden te noemen. Het gaat om<br />
gevallen waarvan het beeld of het gevoel is ontstaan dat de burgerij een groot<br />
risico loopt (gezondheid, woning, kinderen) los van de vraag wat het technisch<br />
gekwantificeerde risico is. Vaak ligt er een historie van bezwaren tegen het object<br />
of de situatie, bezwaren die niet volledig werden gehonoreerd. Als er dan iets<br />
gebeurt, zal de reactie zijn: “we hebben je gewaarschuwd”, ook al is er gebouwd<br />
volgens de regelgeving. Voor de getroffen burgers onderstreept het hun onmacht<br />
en de in hun ogen arrogante bestuurscultuur.<br />
Uit de interviews is gebleken dat de gemeenten in de regio een vrij scherp beeld<br />
hebben van dergelijke objecten op hun grondgebied. Dat is in dit verband<br />
erg belangrijk, maar tegelijkertijd moeten we inzien dat de wereld heel klein is<br />
geworden. Ook iets wat elders in Nederland of in het buitenland gebeurt, kan<br />
een grote impact hebben op gevoelens van de mensen in de eigen regio. Onrusten<br />
onlustgevoelens zijn een mix van vele ingrediënten. We zien dit bijvoorbeeld<br />
bij landelijke thema’s zoals pedofilie, TBS en LPG-stations, die neerdalen in een<br />
plaatselijke politiek-bestuurlijke situatie en aan een concreet incident worden<br />
gekoppeld. Er ontstaat dan gemakkelijk een optelsom van op zichzelf staande<br />
gevallen, met een escalerend karakter.<br />
De werking van de <strong>factor</strong> ’maatschappelijke beeldvorming’ zien we steeds meer.<br />
Veelal is er (gelukkig) geen nazorg nodig voor individuele slachtoffers, maar is er<br />
wel aandacht nodig voor omwonenden en andere burgers, die met vragen zitten<br />
over het optreden van de overheid en over de beslissingen die zijn genomen.<br />
Ook omgekeerd blijkt de maatschappelijke beeldvorming een indringend effect op<br />
de waarneming van incidenten te hebben, bijvoorbeeld als het gaat om verkeersongevallen.<br />
Daar heeft de beeldvorming een dempende werking. Hoewel we in<br />
het verkeer jaarlijks een gelijke van de watersnoodramp 1953 meemaken, is er<br />
nog geen deltaplan tegen verkeersrisico’s en wordt veel bezwaar gemaakt tegen<br />
preventief en correctief optreden in verkeerssituaties.<br />
Gezien het bovenstaande moeten we de ernst van een incident niet alleen<br />
afmeten aan het schadebeeld en het aantal slachtoffers, maar de feitelijke effecten<br />
ook bekijken door de bril van de maatschappelijke beeldvorming.<br />
3.3 Onzekerheid en informatie<br />
Direct na een incident willen mensen weten wat er aan de hand is, of naasten<br />
en verwanten in veiligheid zijn en hoe het incident verder zal verlopen. Daarna<br />
informatie bij elkaar en bij hulpverleners.<br />
In de omgeving van een brand zoeken omwonenden<br />
volgen de vragen van ‘hoe<br />
het kon gebeuren’ en ‘of het<br />
incident zich kan herhalen’. Een<br />
incident brengt onzekerheid<br />
en mensen willen deze<br />
onzekerheid reduceren.<br />
Daarom wordt informatie<br />
gezocht en de beschikbare<br />
informatie wordt verslonden en<br />
doorgegeven. Er zijn vandaag<br />
de dag vele bronnen en de<br />
bron van informatie is van<br />
secundair belang. Per direct is<br />
er informatie van bijvoorbeeld buren, omstanders, een oom die bij de brandweer<br />
werkt of www.112brabant.nl. Dit wordt snel aangevuld met informatie van de<br />
plaatselijke en landelijke media, soms zelfs internationale pers.<br />
De essentie van een incident is echter juist de onduidelijkheid. Het duurt enige<br />
tijd voordat we weten wat er precies gebeurd is en het duurt soms maanden<br />
voordat we weten hoe het kon gebeuren. Het vacuüm in de beeldvorming<br />
moet echter hoe dan ook worden opgevuld. Ieder maakt zijn eigen verhaal.<br />
En daarbij hoort uitvergroting van de ernst van het incident en het falen van<br />
anderen. De ontwikkeling van deze verhalen is sterk afhankelijk van het optreden<br />
van de overheid, van de media en van de groepsprocessen in de kringen van<br />
betrokkenen. Het optreden van de overheid en media komen hierna aan de orde.<br />
De mogelijkheid tot regie van groepsprocessen is afhankelijk van de samenhang<br />
in een gemeenschap. In een samenhangende gemeenschap ontstaan snel één<br />
of twee grote verhalen, waaruit blijkt dat regie mogelijk is en kennelijk ook<br />
gevoerd wordt. In onsamenhangende wooneenheden, die we in de stad kunnen<br />
tegenkomen, zijn anonimiteit en individualiteit kenmerk en is regie lastiger.<br />
Bij het maken van ‘het eigen verhaal’ wordt de maatschappelijke beeldvorming<br />
verwerkt en wordt aanwezige (latente) irritatie ingeweven. Situaties worden<br />
door mensen van een betekenis voorzien en vervolgens gaan mensen mede<br />
naar deze betekenis handelen. Naarmate de tijd vordert, wordt het verhaal<br />
steviger. Er worden nieuwe details ingepast. Informatie die strijdig is met het<br />
verhaal wordt wantrouwend buitengesloten. In deze bewegingen zien we dat<br />
de maatschappelijke impact een dynamisch karakter heeft: er is een escalerende<br />
ontwikkeling in de tijd. In deze dynamiek zien we de afgelopen twee decennia een<br />
herwaardering van het slachtofferschap. Werd het slachtofferschap vroeger bedekt<br />
en verdekt beleefd, nu presenteren mensen zich nadrukkelijk als slachtoffer. Het<br />
lijkt soms een begerenswaardig attribuut, met kennelijk belangrijke emotionele,<br />
politieke en in toenemende mate financiële effecten. De vraag naar compassie is<br />
gestegen, evenals die naar schadevergoeding.<br />
8 9
3.4 Rol overheid<br />
De overheid staat voor de taak om de maatschappelijke impact te verwerken, ziet<br />
zich als het ware als behandelaar voor een opdracht geplaatst. Tegelijkertijd is de<br />
overheid medespeler in het ’M-spel’. Deze dubbelrol is niet eenvoudig. Vanuit<br />
haar verantwoordelijkheid voor preventie bijvoorbeeld, zal de overheid bedrijven<br />
verplichten tot preventieve maatregelen tegen brand of een ‘alerteringssysteem’<br />
tegen terrorisme introduceren. Deze preventieve maatregelen hebben tegelijkertijd<br />
invloed op de maatschappelijke beeldvorming: een tot dan toe onbeduidend<br />
onderwerp wordt stevig geagendeerd. Soms moeten de risico’s zelfs sterk worden<br />
aangezet om de gemeenteraad of het parlement zover te krijgen dat men instemt<br />
met de gewenste maatregelen. Hiermee stelt de overheid zelf de vraag aan de<br />
orde of bijvoorbeeld het betreffende bedrijf wel in een bebouwde omgeving thuishoort.<br />
Dit betekent dat de maatschappelijke impact niet alleen een vraagstuk is<br />
dat na een incident speelt, maar ook vóórdat een incident plaatsvindt. Hoe ben je<br />
als overheid in de voorbereidende sfeer met het object of de situatie omgegaan?<br />
De dubbelrol van de overheid is nog lastiger, omdat de verwachtingen van<br />
burgers niet eenduidig en soms strijdig zijn. De burger is kritischer geworden en<br />
accepteert geen risico’s. Terwijl het leef- en consumptiepatroon tot allerlei risicovolle<br />
processen van productie en transport dwingt, is het niet de bedoeling dat<br />
we daar iets van merken (‘not in my backyard’). Dit maakt breedgedragen keuzeprocessen<br />
nagenoeg onmogelijk.<br />
Politieke partijen spelen hun eigen rol in dit vraagstuk. Profilering op gevoelige<br />
thema’s, bijvoorbeeld door veel kritische vragen te stellen, is een van de manieren<br />
om kiezers te trekken. Daarmee worden risico’s verder uitvergroot.<br />
In haar rol als behandelaar moet de overheid optreden, maar tegelijkertijd<br />
gedogen. De gemeente als abstracte organisatie is een heel gemakkelijk vijandbeeld.<br />
De emoties in reactie op een gebeurtenis richten zich dan ook gemakkelijk<br />
op de gemeente; de burgemeester of de wethouder zijn geschikte zondebokken.<br />
Het is belangrijk dat burgers deze functionarissen als uitlaatklep kunnen gebruiken,<br />
want dat maakt ruimte voor deëscalatie. Maar hoeveel ergernis kun je verdragen<br />
en hoe moet je omgaan met onwaarheden die tijdens het stoom afblazen als feit<br />
worden neergelegd?<br />
Het vertrouwen in de bestuurlijke overheid en in de hulpverleningsinstanties<br />
is een belangrijke <strong>factor</strong>. Bij de overheid wil men begrip en compassie zien,<br />
terwijl overheidsdienaren toch vaak werken met een beperkte benadering vanuit<br />
functionaliteit, met een bureaucratische houding.<br />
straten zich met hulpverleningsvoertuigen.<br />
Na een explosie in een opslagtank vullen de omringende<br />
3.5 Rol operationele diensten<br />
De operationele diensten hebben de taak het incident te bestrijden, en de wijze<br />
waarop zij dat doen, het ’hoe’, is van grote betekenis voor de maatschappelijke<br />
impact. Een incident kan zelden in onzichtbaarheid worden bestreden. Het schept<br />
in eerste instantie vertrouwen als de burger ziet dat de diensten ingrijpen, maar<br />
door de uitrukgewoonten kunnen hulpverleningsdiensten het probleem vergroten.<br />
De aanwezigheid van veel voertuigen en mensen van de verschillende hulpverlenende<br />
diensten is indrukwekkend. Hierdoor denken mensen al gauw dat er een<br />
groot incident gaande is. Inzetprotocollen zijn lang niet altijd goed afgestemd op<br />
het risicobeeld. Op basis van protocollen gaat men bij zwaardere risico’s gemakkelijk<br />
over tot zware inzet onder het motto<br />
’beter mee verlegen dan om verlegen’. Ook<br />
bij onbeduidende incidenten komt door vrije<br />
instroom een forse inzet voor, bijvoorbeeld<br />
omdat de vrijwilligers van de brandweer het<br />
incident niet willen missen.<br />
Politie, brandweer en ambulance werken<br />
met operationele grenzen. Voor hogerleidinggevenden<br />
omvat dit 25% tot 100% van<br />
het regionale zorggebied. Voor zover de<br />
M-<strong>factor</strong> een bekendheid met de plaatselijke<br />
verhoudingen vergt, leidt deze werkwijze tot<br />
grotere risico’s. Men is immers niet plaatselijk<br />
bekend en niet-betrokken bij de plaatselijke<br />
omstandigheden. Men hoeft de volgende<br />
dag ook niet verder met wat achterbleef. Er kan een onthechte vorm van incidentbestrijding<br />
ontstaan, die alleen rekening houdt met de technische oplossing. Deze<br />
werkwijze bevordert het maken van een onjuiste beoordeling van de maatschappelijke<br />
gevolgen van het incident en het nemen van verkeerde beslissingen.<br />
Een derde aspect in de rol van de operationele diensten is de voorlichting. Deze<br />
is deels georganiseerd bij de officier van dienst en deels bij de voorlichterpool.<br />
Juist omdat zij vaak als eerste stem van de overheid tot het publiek spreken,<br />
is hun inschatting van de situatie cruciaal. Maar soms is de onderstroom nog<br />
belangrijker: hulpverleningspersoneel dat eigen meningen ventileert naar de pers<br />
of naar omstanders en plaatselijke opinieleiders. Deze berichten worden zeer<br />
serieus genomen, omdat bij burgers en media dan het gevoel bestaat dat zij uit<br />
de eerste hand, niet gefilterd door politieke belangen, informatie verkrijgen. Het<br />
gegeven dat de uitvoerende hulpverlener door zijn taak en positie doorgaans juist<br />
geen in- en overzicht heeft, dempt dat gevoel niet.<br />
10 11
3.6 Media<br />
De media spelen een bijzonder<br />
belangrijke rol. Dit ligt voor de<br />
hand, aangezien de M-<strong>factor</strong><br />
deels samen lijkt te vallen met<br />
beeldvorming. Berichtgeving<br />
in de media, ook voor zover<br />
die uit het stellen van vragen<br />
bestaat, kan tot escalatie<br />
van zorgen en onrust leiden.<br />
De mediale verhalen spelen<br />
uiteraard in op de verhalen van<br />
de burger, zoals aangeduid in paragraaf 3.3.<br />
Het is de taak van de media verslag te doen en daar hoort het maken van een<br />
eigen verhaal bij. Media zijn hierin niet belangeloos, zij moeten de eerste zijn<br />
en nieuwsgierigheid oproepen naar hun uitzending of uitgave van vandaag<br />
en morgen. Het betere verhaal is dus een spannend vervolgverhaal waarin de<br />
extremiteiten worden opgezocht. “Geen commentaar”, elkaar tegensprekende<br />
autoriteiten, uitvoerders die iets anders vertellen dan leidinggevenden, slachtoffers<br />
die geholpen noch gehoord worden: het zijn mooie bouwstenen voor nader<br />
onderzoek en om morgen op terug te komen. Indien een dergelijke trein eenmaal<br />
loopt, is zij nauwelijks te stoppen of bij te sturen. Dan kan slechts gewacht<br />
worden op een ander incident dat de aandacht afleidt. Nog lastiger wordt het als<br />
een verhaal al bestaat, bijvoorbeeld omdat een thema landelijk reeds alle belangstelling<br />
geniet. Valt een incident daarin te passen of te persen, dan staat niet meer<br />
het incident centraal, maar krijgt het de proporties van het landelijke thema.<br />
Nadere beschouwing leert dat spreken over ’de media’ een te grofmazige benadering<br />
is. Media verschillen in kleur, belangstelling en verteltoon. Lokale, regionale,<br />
nationale en internationale media verschillen in hun betrokkenheid. Deze<br />
verschillen vragen om een verschillende benadering die wordt beperkt doordat<br />
alles in de openbaarheid staat.<br />
Er is één overeenkomst tussen vele media: de snelheid. Soms is de freelance<br />
reporter eerder bij een brand dan de brandweer. Gereguleerde landelijke media<br />
hebben een opkomsttijd van 15 tot 30 minuten of korter, vergelijkbaar met de<br />
officier van dienst. Deze snelheid wordt gehaald, mede dankzij de directe informatie<br />
die de media ontvangen vanuit onze meldkamer. De overheidsrespons moet<br />
met deze snelheid rekening houden, als we het spel nog vanaf de aftrap willen<br />
meespelen.<br />
een persconferentie van de burgemeester.<br />
De pers verzamelt zich in het gemeentehuis voor<br />
4 Essentie<br />
4.1 Inleiding<br />
In de voorgaande hoofdstukken hebben we de M-<strong>factor</strong> verkend. In dit hoofdstuk<br />
proberen we de essentie te vangen. Uit de interviews met burgemeesters en<br />
gemeentesecretarissen komt een ABC naar voren, met de volgende elementen:<br />
• Alertheid<br />
• Bestuurlijk leiderschap<br />
• Communicatie en Compassie.<br />
Naast de M-<strong>factor</strong> benoemen we deze – om in stijl te blijven – als de A-<strong>factor</strong>,<br />
B-<strong>factor</strong> en C-<strong>factor</strong>.<br />
4.2 Alertheid<br />
In paragraaf 2.1 brachten we de M-<strong>factor</strong> in verband met ’het gevoel soms<br />
belangrijke aspecten van een incident te missen’. Misschien even niet opgelet?<br />
Dit wijst erop dat alertheid een cruciale <strong>factor</strong> is vóór, tijdens en na een incident.<br />
Weten wat er onder de bevolking leeft, is hier het eerste belang. Als je van tevoren<br />
verwacht dat iets maatschappelijke onrust zou kunnen geven, dan ga je er ook<br />
al mee aan de slag. Dat vereist kennis van de risicovolle objecten, situaties en<br />
evenementen in de gemeente en hun historie onder de bevolking. Noem het een<br />
’M-risicokaart’. Dan is het mogelijk om al tijdens de preparatie alert te handelen.<br />
Ook iets wat elders in het land of in het buitenland gebeurt, kan een grote impact<br />
hebben op gevoelens van de mensen hier. Daar moet je steeds van bewust zijn en<br />
je als bestuurder de vraag stellen of je daar iets mee moet doen.<br />
Bij een incident is een juiste eerste inschatting ter plaatse essentieel: wanneer<br />
vergt een incident bestuurlijke aandacht? Succesvol bestuurlijk optreden vereist<br />
herkenning hiervan in een vroeg stadium. Dit vraagt om alertheid van de operationele<br />
functionarissen gedurende het gehele incident. Want voor je het weet,<br />
worden bestuurders door de pers gebeld terwijl ze nog niets weten.<br />
Bij grotere incidenten zijn burgemeesters volgens protocol niet op de plaats<br />
incident, maar in het beleidsteam. De burgemeester kan dus niet zelf, rechtstreeks,<br />
het gevoel krijgen van wat er in die omgeving leeft. Er zijn nadrukkelijk<br />
mensen ter plaatse nodig die zich bewust zijn van de maatschappelijke onrust<br />
die er bij het incident ontstaat. Ook in het beleidsteam zijn mensen nodig die<br />
aandacht aan de maatschappelijke impact besteden. Alert zijn heeft ook betekenis<br />
voor de kleine dingen, zoals het vastleggen van de juiste namen en telefoon-<br />
12 13
nummers. Het zijn vaak dit<br />
soort slordigheden die bij<br />
betrokkenen grote ergernis<br />
opleveren. Daarbij kan het een<br />
probleem zijn om protocollen<br />
strak te hanteren. Protocollen<br />
leiden namelijk gemakkelijk<br />
tot isolement en tot ‘functioneren<br />
met oogkleppen’ zonder<br />
alert te zijn op signalen uit de<br />
omgeving.<br />
De noodzaak van alertheid<br />
loopt door in de nazorg, ook als het incident ’technisch’ met succes is bestreden.<br />
Voor de hulpverleners is het incident dan gedaan, maar voor burgers kan het dan<br />
soms pas beginnen.<br />
Een vraagpunt is de omvang van de gemeente: is het weten wat er leeft gemakkelijker<br />
in een kleine gemeente dan in een grote? Het lijkt erop dat je in een grotere<br />
gemeente de ’antennes’ voor maatschappelijke bewegingen nadrukkelijker moet<br />
organiseren. Het massale karakter van de stad maakt bewegingen minder voorspelbaar.<br />
Daar staat tegenover dat je in een dorp te gemakkelijk kunt denken dat<br />
je wel weet wat er leeft.<br />
4.3 Bestuurlijk leiderschap<br />
De hantering van de maatschappelijke impact is de core business van de<br />
burgemeester. Alert reageren door de operationele diensten maakt bestuurlijk<br />
leiderschap mogelijk. Bij een incident verwacht de burger handelend optreden<br />
van het bestuur, waarbij de rituele component minstens zo belangrijk is als de<br />
functionele component.<br />
Deze B-<strong>factor</strong> wordt vanaf het eerste moment bepaald. Hoe kom je als burgemeester<br />
zo’n incident ‘binnen’? Tijdigheid en doortastendheid zijn hier de<br />
steekwoorden. Dit betekent dat de burgemeester de eerste slag al heeft verloren<br />
als hij niet direct kan optreden, bijvoorbeeld doordat hij van niets weet. De<br />
burgemeester blijft dan achter de feiten aanhollen, kan niet acteren, maar alleen<br />
reageren, bijvoorbeeld op wat media en burgerij aandragen. Burgerij en media<br />
letten er op hoe lang het duurt voordat de hoogste in rang komt kijken. Dan gaat<br />
het om zichtbaarheid en betrokkenheid als voorwaarden voor leiderschap.<br />
De eerste fase van elk incident kenmerkt zich door informatietekort. Het bestuurlijk<br />
leiderschap zal dus altijd om moeten gaan met een beperkte informatiepositie<br />
met omwonenden na een incident.<br />
De Eindhovense burgemeester Sakkers praat ’s nachts<br />
over de oorzaak en het verloop van het incident.<br />
Bij opschaling naar GRIP 3 wordt dit versterkt door het isolement waarin de<br />
burgemeester gaat verkeren, afgesneden van het incident en van de gevoelens<br />
onder de bevolking. Dit schept het risico dat de burgemeester als bestuurlijk leider<br />
van de bevolking wordt uitgeschakeld, zodra hij als opperbevelhebber van de<br />
operationele diensten wordt ingeschakeld.<br />
4.4 Communicatie en compassie<br />
De C-<strong>factor</strong> staat voor communicatie en compassie vóór, tijdens en na het<br />
incident. Bij een groot incident is het oordeel over het optreden van het openbaar<br />
bestuur en de diensten tijdens het incident in grote mate afhankelijk van de wijze<br />
waarop wij in de voorfase aan beeldvorming gedaan hebben.<br />
De wijze van communiceren door de gemeente en de burgemeester beïnvloedt<br />
mede het vertrouwen. Het is niet zo dat intensief communiceren automatisch leidt<br />
tot een groot vertrouwen: het effect kan ook zijn dat de zorg wordt aangewakkerd.<br />
Communicatie begint met luisteren. Bij de mensen zijn en luisteren naar de<br />
burger, naar gekozen vertegenwoordigers en naar informele leiders in de<br />
gemeenschap. De leidraad bij de communicatie vanuit de overheid is: openheid<br />
en transparantie. Ook als er dingen in het verleden fout zijn gegaan, is het<br />
verstandig dat gewoon maar te vertellen. Laat weten dat je af en toe risico’s moet<br />
nemen; een risicoloze maatschappij bestaat immers niet.<br />
In de communicatie spelen de media, als belangrijke intermediair tussen overheid<br />
en burgerij, uiteraard een beeldbepalende rol. Het goed omgaan met de media<br />
vereist een hele goede organisatie. Komt er van de gemeente onvoldoende informatie,<br />
dan gaan de media die zelf zoeken. Dus niet alleen communiceren als er<br />
iets te melden is, maar steeds proberen om een open lijn te hebben.<br />
Snelheid is belangrijk: geef meteen na een incident een persconferentie. Dat geeft<br />
de kans om bestuurlijk leiderschap te tonen en zelf de lijnen uit te zetten. Doe je<br />
dat niet, dan zit je altijd in de verdediging: de media maken hun eigen verhaal en<br />
je kunt dat niet meer veranderen. Deze snelle bestuurlijke aanpak werkt uiteraard<br />
niet meer, als operationele mensen de communicatie in het begin – goed<br />
bedoelend – op zich nemen.<br />
Risico’s afwegen en beheersen, is meer en meer een technische zaak geworden.<br />
Daardoor kunnen de gevoelens van slachtoffers en burgers die zich door een<br />
incident geraakt voelen gemakkelijk ondersneeuwen. Daarom is compassie een<br />
belangrijk begrip, je zou het ook empathie kunnen noemen. Het belang van<br />
compassie is toegenomen, omdat het maatschappelijk beeld van slachtofferschap<br />
is veranderd. Vroeger plaatsten mensen zich niet graag in de slachtofferrol, nu<br />
wordt daar gemakkelijker mee omgegaan. Het slachtofferschap wordt gepresenteerd<br />
en daarbij past de compassie van de omgeving. En zeker van het bestuur als<br />
14 15
– in de beeldvorming – ‘medeveroorzaker’<br />
van het incident<br />
(door gedogen, door falende<br />
hulpverlening of gewoon als<br />
zondebok).<br />
De compassie staat nooit op<br />
zichzelf, het komt mee of niet<br />
mee met de communicatie.<br />
Terwijl de communicatie een<br />
goede organisatie vereist, zijn<br />
‘empathie’ en ’organiseren’ in<br />
feite tegenstrijdige begrippen.<br />
Het bestuursvak vergt dat je je eigen gevoel buiten werking moet stellen en je<br />
tegelijkertijd moet inleven in de ervaring van anderen, in de huid kruipen van de<br />
direct- en de indirect-betrokkenen.<br />
5 Consequenties voor de huidige<br />
werkwijze<br />
5.1 Inleiding<br />
Hoe kunnen we ons beter op de M-<strong>factor</strong> instellen? Hoewel het ABC uit hoofdstuk<br />
4 veel omvat dat ’tussen de oren’ moet zitten, is het de moeite waard om<br />
praktisch te kijken naar onze huidige werkwijzen:<br />
• moeten we aanvullende maatregelen nemen?<br />
• sluiten de verwachtingen van bestuur en operationele diensten goed op elkaar<br />
aan?<br />
• zijn sommige huidige procedures in strijd met een goede hantering van de<br />
maatschappelijke impact?<br />
Uit de voorgaande hoofdstukken is één ding in elk geval duidelijk geworden: een<br />
goede hantering van de maatschappelijke impact laat zich niet, of maar beperkt,<br />
in protocollen vatten. Sterker: protocollair denken kan juist een bedreiging zijn.<br />
In de protocollen moet de burger zich voegen naar de manier waarop wij ons<br />
hebben georganiseerd en die ons goed van pas komt. Het is echter de kunst om<br />
je als grotere organisatie te voegen naar dee individuele burger. Dat vergt eerder<br />
improvisatie dan protocollering. Tegelijkertijd kunnen we niet zonder een helder<br />
stelsel van afspraken.<br />
ondersteuning naar het team van een basisschool nadat een leerlinge om het leven is gebracht.<br />
Burgemeester Haas van Valkenswaard geeft in zijn functie van ‘burgervader’ uiting aan zijn medeleven en<br />
Het probleem is ook niet in één hokje te plaatsen. Het kent vele aspecten en<br />
elke betrokkene in de incidentbestrijding heeft ermee te maken. We moeten dus<br />
niet denken aan een soort ‘M-brigade’ of een regionale ’M-functionaris’, die de<br />
oplossing kan bieden.<br />
In dit hoofdstuk bekijken we op welke manieren we onze hantering van de maatschappelijke<br />
impact kunnen verbeteren. Ter sprake komen:<br />
• de rolverdeling;<br />
• de planvorming en de protocollen;<br />
• de communicatie;<br />
• de opleiding en oefening.<br />
5.2 Rol burgemeester<br />
De discussie over de maatschappelijke impact levert een beeld over de gewenste<br />
rolverdeling. De formulering ‘De hantering van de maatschappelijke impact is<br />
de core business van de burgemeester’ leidt ertoe dat we de burgemeester de<br />
hoofdrol toekennen. Dit past ook bij de verwachtingen die burgers en media<br />
hebben. Deze rol vereist dat de burgemeester snel en duidelijk in het incident<br />
wordt gepositioneerd. Dit vinden we op dit moment maar beperkt terug in de<br />
huidige werkwijzen en protocollen. In het regionale model rampenplan is de<br />
burgemeester tot en met GRIP 2 passief opgenomen: de burgemeester ’wordt<br />
geïnformeerd’. De regionale procedure Regionaal Opschalen Brand vermeldt<br />
bij Grote Brand en bij Zeer Grote Brand onder informeren: ’op verzoek burgemeester’.<br />
Dit verzoek kan bijvoorbeeld van de officier van dienst komen.<br />
In dezelfde procedure worden de media al bij Middelbrand direct door de<br />
Meldkamer ingeseind. Omdat (Zeer) Grote Brand doorgaans in opschaling wordt<br />
gegeven na Middelbrand loopt de burgemeester al direct achter.<br />
Sommige burgemeesters hebben met de operationele diensten een specifieke<br />
afspraak gemaakt bijvoorbeeld direct informeren bij moord, verkeersongelukken<br />
met dodelijke afloop of met meerdere gewonden, brand in woonhuis in de nacht<br />
en soortgelijke incidenten. Het zou goed zijn als daar wat meer lijn in komt,<br />
want hoe meer afwijkingen, hoe groter de kans dat het niet goed gaat. Het lijkt<br />
verstandig om de protocollen op het punt van ’informeren burgemeester’ regiobreed<br />
aan te passen, zodat voldaan kan worden aan de eis van tijdigheid. Een<br />
aantal officieren van dienst brandweer geeft bovendien aan dat ze geen duidelijk<br />
beeld hebben van wat burgemeesters willen weten en wat niet. De officieren van<br />
dienst politie hebben hier helemaal geen beeld van. Een duidelijke lijn over het<br />
informeren van burgemeesters neemt natuurlijk niet het belang weg van de juiste<br />
inschatting die ter plaatse moet worden gemaakt, wanneer een incident wel en<br />
wanneer niet om bestuurlijke aandacht vraagt.<br />
Het informeren van de burgemeester betekent dat de burgemeester ter plaatse<br />
kan komen zonder dat hij het opperbevel daar daadwerkelijk opneemt. Bij het ter<br />
16 17
plaatse komen van de burgemeester zal hij<br />
afstand nemen van het incident zelf en zich<br />
concentreren op de effecten daarvan. Hij is<br />
dan als burgervader present en in technische<br />
termen dus ‘zonder functie aanwezig’. Dat<br />
is iets waar de operationele diensten mee<br />
moeten leren omgaan, de rol van de ‘burgervader’<br />
mag door de diensten meer gekoesterd<br />
worden.<br />
Tijdens en na het incident vergt het vervullen<br />
van de hoofdrol een structuur, waarbinnen<br />
de aanspreekbaarheid van de burgemeester<br />
invulling kan krijgen. Buiten de GRIP-indeling (GRIP 0) en in GRIP 1 en 2 is deze<br />
structuur echter niet gegeven en in GRIP 3 en 4 is de burgemeester afgesneden<br />
van het incident en van de bevolking. Hierop gaan we in paragraaf 5.5 nader in.<br />
Van elke burgemeester is er maar één en daardoor is de burgemeester binnen de<br />
eigen organisatie een ‘lonesome cowboy’ en ook nog eens in de hoogste positie.<br />
De burgemeester heeft intern dus geen natuurlijke vakgroep en de andere ambtenaren<br />
kunnen aarzelen over de vraag: kan ik mijn burgemeester coachen? En zo<br />
ja: hoe dan? De burgemeester moet zich dus intern open en kwetsbaar opstellen,<br />
om de noodzakelijke signalering en ondersteuning uit te lokken. Daarnaast is collegiale<br />
ondersteuning belangrijk. Die is nu formeel georganiseerd vanaf GRIP 3 door<br />
een adviesteam, maar we moeten zoeken naar wegen om het collegiaal contact<br />
meer inhoud te geven, ook in de nazorgfase. Voor de gemeentesecretarissen geldt<br />
een soortgelijk verhaal.<br />
5.3 Rol gemeente - regionale voorzieningen<br />
Wil je als gemeente de positie van regisseur hebben richting de hulpverlenende<br />
diensten, dan moet je zorgen dat je het eigen huis op orde hebt. Het signaleren<br />
van de maatschappelijke impact moet dicht bij ‘het gebeuren’ plaatsvinden en<br />
dat vergt van de gemeente een omgevingsgerichte benadering. In de ambtelijke<br />
wereld komen we echter vaak een verkokerde kijk tegen. Bovendien wonen steeds<br />
meer medewerkers buiten de gemeente, waardoor ze geen deel hebben aan het<br />
sociale leven in de gemeente waar ze werken. Op die manier zijn we, in vergelijking<br />
met vroeger, heel wat antennes kwijt. Er zal gewerkt moeten worden aan een<br />
meer omgevingsbewuste organisatie. Wil je de gevoeligheid voor signalen borgen,<br />
dan moet het onderwerp steeds op de agenda staan: zowel onze eigen toegankelijkheid<br />
als wat er leeft in de gemeenschap.<br />
Multidisciplinair overleg bij een ongeval met een LPGtankwagen.<br />
Ook over de rol van de ‘burgervader’?<br />
De raadsleden, de communicatiemedewerkers en de medewerkers die veel op<br />
de straat komen (buitendienst, bodes, etc.), kunnen een goede signaalfunctie<br />
vervullen. Er moeten dan wel afspraken zijn over hoe die signalen op de goede<br />
plek terechtkomen. Cruciaal zijn uiteraard de burgemeester, de gemeentesecretaris<br />
en de communicatieadviseur. Deze drie zullen het toch als eerste tot<br />
onderdeel van hun pakket moeten maken.<br />
Bij crisis- en rampenbeheersing is het belangrijk dat er, naast de hulpverlenende<br />
diensten, mensen actief zijn die de lokale situatie kennen en daarmee de burgemeester<br />
van dienst zijn. Je kunt dan denken aan ambtenaren, maar ook aan raadsleden<br />
en informele leiders uit het ambtelijke apparaat en uit de gemeenschap. Die<br />
moeten van tevoren in kaart zijn gebracht zodat je ze snel kunt benaderen bij een<br />
incident.<br />
De regionale voorzieningen zijn een noodzakelijke aanvulling op de plaatselijke<br />
slagkracht. Met name voor de vaktechnische behandeling van een ingewikkeld of<br />
een groter incident zijn de collega’s uit de regio onontbeerlijk. We hebben niet<br />
voor niets allerlei steunfuncties georganiseerd: in elke gemeente komen we op<br />
een bepaald moment slagkracht en kwaliteit tekort. Vanuit de M-<strong>factor</strong> bekeken,<br />
moeten we echter goed onder ogen zien dat regionale functionarissen meestal<br />
níet uit de betreffende omgeving komen en soms noch de gemeente noch de<br />
burgemeester kennen – laat staan andere gemeentelijke functionarissen die een<br />
rol hebben in de crisisbeheersing. Tweedelijns ondersteuners moeten zich dus<br />
steeds realiseren dat ze facilitair zijn: doen wat men lokaal niet kan, onder lokale<br />
regie. We signaleren hier een spanning tussen enerzijds de professionalisering van<br />
de operationele diensten die gewenst en noodzakelijk is voor een goede vaktechnische<br />
behandeling van incidenten en anderzijds de professionele organisatie die<br />
zich nergens iets van aantrekt: “dat is ons ‘pakkie an’ en dat zullen we wel in<br />
regionaal verband regelen”. We moeten het soepel samengaan van technische<br />
superioriteit en ‘couleur locale’ nog vinden.<br />
5.4 Rol operationele leiding<br />
De rol van de operationele leiding, zoals de officier van dienst (OVD) of de<br />
commandant brandweer, is in de hantering van de M-<strong>factor</strong> niet eenvoudig.<br />
In de afgelopen twintig jaar zijn incidenten complexer geworden en is er een<br />
toenemende druk op de mediavoorlichting gegroeid. Dit heeft geleid tot het<br />
aanstellen van regionale voorlichtingsfunctionarissen bij politie en brandweer.<br />
In de huidige situatie is het zo geregeld dat bij monodisciplinaire brandweer- en<br />
GHOR-incidenten en bij GRIP 1 de OVD optreedt als persvoorlichter. De OVD kan<br />
een ander aanwijzen. In GRIP 2 wordt de commandant rampterrein bijgestaan<br />
door een voorlichter uit de regionale pool.<br />
18 19
De laatste jaren is er echter<br />
steeds meer aandacht voor de<br />
maatschappelijke effecten bij<br />
incidenten en is de druk vanuit<br />
media en burgerij alleen maar<br />
toegenomen. Enerzijds vergt<br />
dit een sterkere aanwezigheid<br />
van de burgemeester en<br />
het openbaar bestuur. Anderzijds<br />
is uit incidentevaluaties<br />
gebleken dat de OVD veelal alle<br />
aandacht nodig heeft voor de<br />
technische incidentbestrijding<br />
en daardoor de buitenwereld minder in beeld heeft. De OVD-formule moet dus<br />
worden versterkt op het aspect ’buitenwereld & communicatie’, bijvoorbeeld door<br />
een tweede OVD of Hoofd-OVD in te zetten, óf de OVD-taak moet op dat punt<br />
worden versmald. Onder OVD-en bestaat hierover nog geen eenstemmigheid.<br />
Voor de OVD-politie geldt bovendien dat hij door hele regio opereert en het is<br />
dan moeilijk om per gemeente om te schakelen. Vanwege de onbekendheid met<br />
het gebied en de lokale situatie, is het voor de OVD-politie heel lastig te beoordelen<br />
wat er leeft. Terwijl juist van de politie een antennefunctie wordt verwacht,<br />
omdat de politie bij incidenten vaak opereert op de grens tussen het incident<br />
en de omgeving. Mogelijk kunnen de netwerker of de buurtbrigadier hierin iets<br />
betekenen, maar dat zijn geen functies in continudienst.<br />
Burgemeesters zien voor de OVD primair de technische incidentbestrijding als<br />
taak: schoenmaker hou je bij je leest. Vanuit hun positie aan de frontlijn worden<br />
uiteraard wel signalen naar het bestuur verwacht; zij zijn op het moment van het<br />
incident immers de ogen en oren ter plaatse.<br />
Het is belangrijk dat we regiobreed over de taakstelling van de OVD in relatie tot<br />
de omgeving tot één en dezelfde opvatting komen, die kan worden omgezet in<br />
eenheid van handelen.<br />
5.5 Planvorming en protocollen<br />
De M-<strong>factor</strong> leent zich niet voor directe vertaling in allerlei werkafspraken en<br />
protocollen, maar we kunnen het wel beter doen dan nu.<br />
In veel gemeenten zijn risicovolle plekken en bedrijven wel in beeld, maar is dit<br />
beeld compleet? Als je de historie kent, kun je al redelijk voorspellen waarover<br />
onrust zal ontstaan.<br />
Bij het maken van uitrukvoorstellen, rampbestrijdingsplannen en dergelijke, is<br />
het belangrijk om de maatschappelijke impact als fenomeen te verwerken. In<br />
tussen incident en omgeving.<br />
Antennefunctie van de politie op de grens<br />
het gebruikelijke scenariodenken kan de vraag naar de maatschappelijke uitstraling<br />
worden meegenomen en kan de beeldvorming van het optreden worden<br />
voorspeld; bijvoorbeeld het effect van zestig hulpverlenende voertuigen met<br />
optische en geluidssignalen in een dorp.<br />
Ook de hantering van zaken als realistisch oefenen, vals alarm en dergelijke<br />
kunnen in de plannen aandacht krijgen.<br />
De maatschappelijke betekenis kan ook meer plaats krijgen als aandachtpunt<br />
in alle processen die voor de rampbestrijding zijn beschreven. We kunnen de<br />
M-<strong>factor</strong> opnemen in de checklisten zodat deze niet vergeten wordt. We weten<br />
hoe sterk je in het incident wordt gezogen en daar moeten we ons tegen<br />
beschermen. We kunnen de gemeentelijke processen langslopen om te kijken voor<br />
welke mensen de M-<strong>factor</strong> van bijzondere betekenis is. Naast de burgemeester,<br />
de secretaris en de communicatieadviseur kom je dan bijvoorbeeld bij de mensen<br />
die op straat de hekken zetten. De suggestie is gedaan om bij een aantal buitenfunctionarissen<br />
nadrukkelijk de rol als ’verkenner’ te noemen. De praktijk leert dat<br />
signalen uit de buitenring nu niet altijd doorkomen omdat het niet als zodanig is<br />
benoemd en er geen afgesproken route voor is.<br />
Er zijn ook praktische zaken die we kunnen verbeteren. Burgemeesters en<br />
gemeentepersoneel met een rol in de rampbestrijding worden lang niet altijd<br />
herkend of wordt de toegang tot de omgeving van het incident of tot het<br />
gemeentehuis ontzegd. Pasjes of hesjes kunnen hier mogelijk uitkomst bieden.<br />
Een set protocollen die centraal staat in de rampbestrijding is het rampenplan,<br />
met daarin de GRIP-structuur. Bij monodisciplinaire incidenten en bij GRIP 1 en 2<br />
moeten we meer van de mogelijkheid gebruikmaken om een gemeentelijk actiecentrum<br />
in te stellen of gemeentelijk beleidsteam bijeen te roepen, ook als daar<br />
technisch gezien vanuit de operationele diensten geen aanleiding voor is.<br />
Bij GRIP 3 en GRIP 4 ontstaat het risico dat de burgemeester wordt gevangen<br />
in de protocollen en weinig ruimte heeft om daarbuiten iets te doen. Hij mag<br />
bij wijze van spreken ‘het hok niet uit’. Dat zijn gevaarlijke momenten: dat je zo<br />
gevangen zit in het protocol, dat je vitale acties vergeet of nalaat. We moeten de<br />
rol van de burgemeester in het beleidsteam wellicht heroverwegen. Is het niet<br />
beter om in het beleidsteam de loco-burgemeester - of een technisch gespreksleider<br />
- als voorzitter te laten optreden? Of moet de burgemeester voorzitter<br />
blijven en de loco-burgemeester aanwijzen om op pad te gaan en daarover te<br />
rapporteren?<br />
Vanwege deze risico’s moeten we scherp zijn op het kiezen van het juiste opschalingniveau.<br />
We moeten uitkijken dat GRIP niet gebruikt wordt als een soort<br />
bestuurlijk of operationeel ‘behang’ dat aan de buitenwereld moet tonen hoe<br />
goed wij het allemaal hebben voorbereid. De nadruk moet niet liggen op de<br />
structuur, maar op de deskundigheid die indien nodig beschikbaar moet komen.<br />
We moeten situationeel leiding kunnen geven.<br />
20 21
Hoge GRIP-niveaus hebben bovendien een eigen uitstraling: het geeft een extra<br />
accent op de ernst van de situatie, die op zichzelf schrik en onrust kan bevorderen.<br />
Naast het scherp kiezen van het opschalingniveau moet de keuze dus ook<br />
duidelijk aan de buitenwereld worden toegelicht.<br />
Tot slot de Meldkamer. Vaak merkt men op de Meldkamer al in een vroeg stadium<br />
welke gevoeligheden er onder de bevolking leven. Deze antennefunctie zal nog<br />
sterker worden als het Regionaal Service Centrum binnen de Gemeenschappelijke<br />
Meldkamer ook een formele taak krijgt in de informatieverstrekking aan burgers,<br />
zoals wordt overwogen. Het Meldkamerpersoneel moet hier iets mee kunnen<br />
doen en dat vergt een coördinator Meldkamer en een duidelijke afspraak over de<br />
routing van dergelijke signalen.<br />
Daarnaast is het belangrijk om de meldkamerinstructie ’informeren burgemeester’<br />
aan te passen, zodra daarover een duidelijk beeld is ontstaan (zie paragraaf 5.2).<br />
5.6 Communicatie<br />
Communicatie is het sleutelwoord en die begint bij goede risicocommunicatie.<br />
De gemeente moet ook in de voorfase goed met de bevolking gecommuniceerd<br />
hebben, over en weer. Als dat is gelukt en er gebeurt een incident, dan weet men<br />
ervan en is dus niet verrast. De burger weet dan in elk geval dat de gemeente<br />
er alles aan heeft gedaan om te voorkomen wat er te voorkomen was. Wanneer<br />
een bedrijf betrokken is bij het incident, is de opstelling van het bedrijf hierbij<br />
uiteraard ook een belangrijke <strong>factor</strong>. Staat het bedrijf in de gemeenschap of met<br />
de rug naar de samenleving? In dat laatste geval heeft men de beeldvorming van<br />
de burger snel tegen zich, met doorwerkeffecten naar het bestuur. Bij een ernstig<br />
incident staat luisteren centraal. De burgemeester moet bij de mensen zijn, dan<br />
heeft ook de compassie een ‘voertuig’. Hij moet formeel en informeel de burger<br />
de mogelijkheid bieden zich te uiten. Zoek de ‘stakeholders’ binnen de gemeenschap<br />
en spreek de mensen aan, geef verantwoordelijkheid.<br />
Tegelijkertijd wordt informatie verwacht. Openheid is de manier om geruchten de<br />
kop in te duwen. Daar moeten we alert op zijn, want we vergeten als overheid<br />
ook wel eens wat. Naar de mensen toegaan, of ze bij elkaar brengen, geeft de<br />
mogelijkheid direct informatie te geven, los van allerlei verhalen die meestal snel<br />
de ronde doen. Er gaan altijd wel dingen mis bij een groot incident en er is maar<br />
één weg: gewoon vertellen. Maatschappelijke onrust is vaak gebaseerd op onwetendheid<br />
en ongeïnformeerdheid. Op het moment dat je dat niet meteen en goed<br />
rechtzet, dus niet tijdig bent, dan wordt het onbeheersbaar.<br />
De media spelen in het hele verhaal een cruciale rol en daarmee ook de omgang<br />
met de media. Misschien moeten we hierover eens met een aantal media rond de<br />
tafel, of kunnen we de media betrekken bij oefeningen.<br />
Gemeentelijke voorlichtingsavond.<br />
Zoals in voorgaande paragrafen<br />
al is aangegeven, is er geen<br />
duidelijkheid over de verdeling<br />
van de rollen in de communicatie.<br />
De officier van dienst<br />
moet er iets mee, maar is vaak<br />
niet in de gelegenheid. De<br />
burgemeester wil er iets mee,<br />
maar het protocol ’alarmering<br />
burgemeester’ sluit daar niet<br />
op aan. Daarnaast zijn er de<br />
gemeentelijke en regionale<br />
communicatieadviseurs.<br />
Dat zijn de mensen die in de frontlinie van de communicatie hun ondersteuning<br />
moeten bieden. Het solo- of duo-karakter van de voorlichterfunctie in veel<br />
gemeenten dwingt echter tot nadere afspraken met de buren of met de regio,<br />
over 24-uurs dekking. Kortom: er is een duidelijke lijn over de rolverdeling bij de<br />
communicatie gewenst, die we vervolgens kunnen omzetten in werkafspraken en<br />
instructies.<br />
5.7 Opleiding en oefening<br />
De maatschappelijke impact vraagt alertheid vanaf het eerste moment, die<br />
doorloopt gedurende het hele incident tot in de nazorg. Op dit moment krijgt<br />
dat in opleiding en oefening van de vier disciplines geen specifieke aandacht.<br />
Uiteraard is een heldere rolverdeling tussen operationele functionarissen en<br />
bestuur een voorwaarde om tot een goede inbedding van de M-<strong>factor</strong> in de<br />
opleiding en oefening te komen.<br />
Het gaat hier niet in de eerste plaats om puur technische vaardigheden die<br />
moeten worden bijgebracht. Het gaat allereerst om bewustwording, om het<br />
aanbrengen van ’antennes’, om het verhogen van de gevoeligheid. Uitvoerend<br />
personeel en operationele leiding hebben een belangrijke signalerende functie,<br />
maar die werkt alleen als deze mensen over de gevoeligheid voor signalen<br />
beschikken. De noodzakelijke bewustwording betreft ook de maatschappelijke<br />
effecten van het eigen optreden die verder gaan dan de klus die we in technische<br />
zin klaren. De brand die wordt geblust, de aanhouding, het afvoeren van<br />
gewonden, de registratie van schade, daar gaat het ons technisch om, maar<br />
maatschappelijk gaat het ook om de schrik, om de ergernis, om het vertrouwen.<br />
Een voorwaarde voor de juiste bestuurlijke uitstraling is een goed samenspel<br />
tussen de operationeel manager die de leiding heeft en het bestuur. Beiden<br />
moeten zich bewust zijn van de M-<strong>factor</strong> en ervoor zorgen dat de B-<strong>factor</strong> tot haar<br />
22 23
echt komt. We zijn in de formele, structurerende sfeer heel ver met de organisatie<br />
van rampenbestrijding, maar in de praktijk staat er nog iets anders naast:<br />
de mensen die met elkaar samenwerken, die elkaars ‘kijk’ moeten kennen en die<br />
moeten aanvoelen welke dingen van wezenlijke betekenis zijn voor het beeld dat<br />
je met elkaar bij burgers en media oproept. Dit betekent dat we in opleiding en<br />
oefening meer accent moeten geven aan de relationele aspecten.<br />
Naast de bewustwording en het<br />
onderlinge samenspel kunnen<br />
aspecten van de hantering<br />
van de M-<strong>factor</strong> ook gewoon<br />
getraind worden. Omgaan met<br />
uitvergroting van gebeurtenissen,<br />
met onjuiste verhalen,<br />
met het afreageren van woede<br />
en machteloosheid, met het<br />
kiezen van de juiste timing, met<br />
het aanwezig zijn of niet: het<br />
kan allemaal oefenstof zijn.<br />
De genoemde punten gelden<br />
meer of minder voor alle disciplines:<br />
politie, brandweer,<br />
GHOR, gemeentepersoneel, bestuurders. Politie, GHOR en beroepsbrandweerpersoneel<br />
vergen extra aandacht omdat deze functionarissen vaak een groot werkterrein<br />
hebben – bijvoorbeeld de hele regio – en weinig bestuurlijke contacten.<br />
De politiemensen hebben bovendien een bijzondere rol omdat zij hun werk<br />
vaak doen aan de rand van het incident. Ze kunnen dus op het grensvlak tussen<br />
incident en omgeving als ’verkenner’ optreden.<br />
Ook bij gemeentepersoneel dat een rol heeft in de incidentbestrijding ervaren<br />
we regelmatig een naar binnen gerichte houding, in plaats van alertheid op de<br />
omgeving. Terwijl maatschappelijke signalen juist vanuit de gemeentekring mogen<br />
worden verwacht, want de gemeente als zorggebied is de core-business van de<br />
gemeente als organisatie.<br />
En alert zijn op wat er in de omgeving gebeurt, bleek de noodzakelijke voorwaarde<br />
om aan de slag te gaan met de M-<strong>factor</strong>.<br />
hebben voor de mens achter de betrokkenen.<br />
Alert zijn op wat er in de omgeving gebeurt en oog<br />
6 Samenvatting<br />
De afgelopen jaren is de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing<br />
in onze regio er met sprongen op vooruitgegaan. We delen nu onze kennis en<br />
onze technische specialismen, zodat een getroffen gemeente er niet meer alleen<br />
voor staat. In heldere procedures en protocollen hebben we de ‘best practices’<br />
vastgelegd, zodat we ernaar kunnen handelen en onze inzet kunnen evalueren.<br />
De rampenbestrijdingsorganisatie is technisch-functioneel een eind op de goede<br />
weg.<br />
Naarmate we technisch-functioneel vooruitgang boeken, wordt de vraag belangrijker:<br />
waar blijft de mens - de burger - met zijn vragen, twijfels en emoties? Is<br />
daar nog plek voor? Zien we die mens nog wel in alle verschijningsvormen die<br />
zich bij een crisis voor kunnen doen? Hebben we voldoende oog voor de maatschappelijke<br />
impact en uitstraling van incidenten en van ons optreden als bestuurders<br />
en als hulpverleners, kortweg de M-<strong>factor</strong>?<br />
Dit was het thema van het Project M-<strong>factor</strong> dat op 23 november 2005 werd<br />
afgesloten met een presentatie voor de burgemeesters van de gemeenten in de<br />
regio Zuidoost-Brabant. Dit project was een initiatief van het Veiligheidsbureau<br />
Zuidoost-Brabant. Daarmee werd invulling gegeven aan de aanbevelingen uit de<br />
incidentevaluaties die de Sector Crisisbeheersing van de Regionale Brandweer in<br />
2004 en 2005 had uitgevoerd. In het project zijn de burgemeesters en een aantal<br />
gemeentesecretarissen van de regiogemeenten bevraagd op hun beelden bij deze<br />
M-<strong>factor</strong> en hoe ermee om te gaan. Dezelfde vragen werden voorgelegd aan de<br />
kringen van officieren van dienst, communicatieadviseurs en ambtenaren rampenbestrijding<br />
in de regio.<br />
Vanuit deze brede kring kwam een duidelijk beeld naar voren dat is vastgelegd<br />
in deze rapportage. We willen ervoor zorgen dat we oog hebben voor de mens<br />
achter het slachtoffer. We willen voorkomen dat de technische en protocollaire<br />
structuur van de rampenbestrijding het menselijke overheerst. Dit ‘oog voor de<br />
mens’ kan alleen voluit openstaan, als ook de hulpverleners en de bestuurlijk<br />
verantwoordelijken zich als mens in hun rol kunnen bewegen. Weliswaar geleid<br />
door protocollen als richtsnoer, maar op elk moment in staat om op basis van<br />
signalen situationeel leiderschap te tonen.<br />
Uiteraard vereist dit dat die signalen worden opgevangen voor, tijdens en na een<br />
incident. Het vergt Alertheid van hulpverleners, gemeentepersoneel en bestuurders.<br />
Bovendien is tijdens een incident Bestuurlijk leiderschap vereist. De burger<br />
wil zien dat er handelend wordt opgetreden, dat het bestuur de situatie naar het<br />
mogelijke beheerst. Dat vergt dat de burgemeester tijdig wordt gealarmeerd en<br />
24 25
zich vervolgens ook in de gemeenschap kan begeven. Want alleen een bestuur<br />
dat zichtbaar in de gemeenschap staat kan de noodzakelijke Communicatie met<br />
de burgers en de media op een krachtige wijze vorm en inhoud geven. En alleen<br />
door te communiceren kunnen we onze compassie met de slachtoffers tonen.<br />
Zo komt deze rapportage tot een ABC van de andere kant van de rampenbestrijding<br />
en crisisbeheersing, voorbij de technisch-functionele aspecten. Met dat ABC<br />
in beeld kunnen we nog eens goed bekijken hoe we het nu doen en wat er beter<br />
kan. Niet om de resultaten van tien jaar bouwen aan de rampenbestrijding weg te<br />
gooien, maar om vanuit het huidige niveau weer een stap voorwaarts te zetten.<br />
Als we kijken naar de ‘antennes’ die we nodig hebben, zien we dat we er een<br />
aantal zijn kwijtgeraakt: steeds minder ambtenaren wonen in de gemeente, steeds<br />
meer operationele officieren werken regiobreed en kennen daardoor de plaatselijke<br />
omstandigheden steeds minder.<br />
We zien dat de burgemeester bij grote incidenten vaak opgesloten raakt in het<br />
beleidscentrum en weinig voeling met de omgeving heeft. De officieren van<br />
dienst moeten uiteraard oog hebben voor wat er in de omgeving van het incident<br />
gebeurt, maar deze worden snel in het incident gezogen. Zodoende lopen we<br />
gemakkelijk belangrijke signalen mis. Op de gemeenschappelijke meldkamer<br />
worden signalen van burgers wel gehoord, maar daar weet men niet waar men ze<br />
kwijt kan.<br />
Ook de communicatie is voor verbetering vatbaar. Openheid is de manier om een<br />
eind te maken aan geruchten. Daar moeten we alert op zijn, want we vergeten<br />
als overheid ook wel eens wat. De burgemeester heeft in de communicatie de<br />
sleutelrol, ondersteunt door de gemeentevoorlichter.<br />
De M-<strong>factor</strong> is een goed onderwerp voor opleiding en oefening. Omgaan met<br />
uitvergroting van gebeurtenissen, met onjuiste verhalen, met het afreageren<br />
van woede en machteloosheid, met het kiezen van de juiste timing, met het<br />
aanwezig zijn of niet: het kan allemaal oefenstof zijn.Het gaat dan niet om puur<br />
technische vaardigheden die moeten worden bijgebracht. Het gaat allereerst<br />
om bewustwording, om ‘antennes aanbrengen’, om het verhogen van de<br />
gevoeligheid. Want gevoeligheid voor wat er in de omgeving gebeurt, bleek de<br />
noodzakelijke voorwaarde om aan de slag te gaan met de M-<strong>factor</strong>.<br />
7 Bijlage: overzicht medewerkenden<br />
Geïnterviewde personen:<br />
Ir. J. Beenakker<br />
burgemeester Asten<br />
Drs. G.J.M. Cox<br />
burgemeester Veldhoven<br />
J.G.M. Daandels<br />
burgemeester Deurne<br />
Mw. A.M. Demmers-van der Geest burgemeester Best<br />
Mw. M.J.D. Donders-de Leest burgemeester Geldrop-Mierlo<br />
Drs. J.F.M. Gaillard<br />
burgemeester Son en Breugel<br />
J.J.P.M. Gilissen<br />
burgemeester Laarbeek<br />
Drs. J.E.A. Haas<br />
burgemeester Valkenswaard<br />
Mw H.P.G.M. Houben-Sipman burgemeester Eersel<br />
Drs. A.A.M. Jacobs<br />
burgemeester Helmond<br />
Mw. I. de Jong-van den Heuvel burgemeester Reusel-De Mierden<br />
Mr. W.R. Ligtvoet<br />
burgemeester Nuenen, Gerwen en<br />
Nederwetten<br />
J.L.D. van der Linde<br />
burgemeester Heeze-Leende<br />
Mr. J.A.H.G. van Maasakkers burgemeester Gemert-Bakel<br />
B.P. Meinema<br />
burgemeester Cranendonck<br />
Drs. A.B. Sakkers<br />
burgemeester Eindhoven<br />
Mr. G.G.I.M. Speetjens<br />
burgemeester Oirschot<br />
A.P.M. Veltman<br />
burgemeester Someren<br />
A.H.M. Verhoeven<br />
burgemeester Bergeijk<br />
Mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth burgemeester Waalre<br />
L.J.M. Bertens<br />
gemeentesecretaris Reusel-De Mierden<br />
A.J.G. Bex<br />
gemeentesecretaris Bergeijk<br />
Drs. K.J.P.A. Boonen<br />
gemeentesecretaris Veldhoven<br />
Drs. H.G.J. van den Boorn<br />
gemeentesecretaris Nuenen<br />
Drs. A. van Etten<br />
gemeentesecretaris Son en Breugel<br />
Mr. J.J.P.M. van Hout<br />
gemeentesecretaris Bladel<br />
Mr. A.C.J.M. de Kroon<br />
gemeentesecretaris Helmond<br />
Ir. C.A.J.M. Langerwerf<br />
gemeentesecretaris Eindhoven<br />
Mr. H.J.M. Timmermans<br />
gemeentesecretaris Eersel<br />
Mr. W.M.A. Verberkt<br />
gemeentesecretaris Asten<br />
J.H.M. Vlerken<br />
gemeentesecretaris Geldrop-Mierlo<br />
Brainstormsessies:<br />
• Ambtenaren rampenbestrijding • Officieren van Dienst Brandweer • Medewerkers<br />
Integraal Veiligheidsbeleid • Officieren van Dienst Politie • Voorlichters<br />
26<br />
27
Informatie<br />
Nadere informatie over de ‘M-<strong>factor</strong>’ is te verkrijgen bij:<br />
Veiligheidsbureau Zuidoost-Brabant, tel.: (040) 260 86 33,<br />
e-mail: veiligheidsbureau@hvrzob.nl<br />
Met dank aan de burgemeesters en gemeentesecretarissen van de regio<br />
Zuidoost-Brabant, aan de Provincie Noord-Brabant en aan alle anderen die<br />
hun bijdrage hebben geleverd.<br />
© Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden<br />
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,<br />
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,<br />
mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van de Regionale Brandweer<br />
Zuidoost-Brabant.<br />
Colofon<br />
Initiatiefnemer Henk Tromp, hoofd sector Crisisbeheersing,<br />
Regionale Brandweer Zuidoost-Brabant<br />
Opdrachtgever Veiligheidsbureau Zuidoost-Brabant<br />
Projectgroep Marga Baeten (projectleider), Jan Groenenberg, Annemieke<br />
Vos, Tiny Wijnands, Thom Verleg, Bert Wiegant (redactie)<br />
Vormgeving Bureau HOW, Eindhoven<br />
Fotografie Fotopersbureau Bert Jansen, Eindhoven<br />
Eindhoven, maart 2006<br />
in samenwerking met de 21 gemeenten in de<br />
Regio Zuidoost-Brabant<br />
28