02.06.2014 Views

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Uilenkamp 22,<br />

3972 XS Driebergen-Rijsenburg<br />

tel./fax 0343 – 521021<br />

e-mail h.j.v.vdbijtel@planet


Colofon<br />

Tekst:<br />

H.J.V. van den Bijtel<br />

Veld<strong>onderzoek</strong>: C. Achterberg, A. Aptroot, H.J.V. van den Bijtel, C.J.G.G. Goudsmits, J.P. Keizer,<br />

H. van de Vendel, I.W. van Woersem<br />

Fotografie: C. Achterberg (CA), H. van den Bijtel (HB), J. van der Greef (JG),<br />

H. van de Vendel (HV) , I.W. van Woersem (IW)<br />

Gegevensverwerking: H.F. van den Bijtel<br />

Cartografie en GIS: van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek<br />

Opmaak: H.J.V. van den Bijtel<br />

Tekstcorrectie: H. van de Vendel<br />

Foto’s<br />

Omslag achtergrond: zicht over de Lange baan vanaf de wal bij baankop-oost (HB)<br />

Inzet links: bos, heide en droog grasland, de belangrijkste begroeiingstypen van de <strong>vliegbasis</strong> (HB)<br />

Inzet midden: stortbui in de Middle East (HB)<br />

Inzet rechts: veldkaart broedvogelinventarisatie deelgebied 2<br />

Pagina 1: zonnige nazomerdag op de <strong>vliegbasis</strong> (HB)<br />

Pagina 5: impressie van het Sheltergebied (HB)<br />

Pagina 39: regensluiers naderen de <strong>vliegbasis</strong> (HB)<br />

Pagina 45: veld<strong>onderzoek</strong>ers in actie (HV)<br />

Pagina xxxxxxxxxx<br />

Beopublicatie 201109<br />

April 2011<br />

© van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek<br />

Uilenkamp 22, 3972 XS Driebergen-Rijsenburg<br />

tel/fax: 0343 – 521 021<br />

e-mail: h.j.v.vdbijtel@planet.nl


Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding 1<br />

1.1 Aanleiding 2<br />

1.2 De opdracht 3<br />

1.3 De rapportages<br />

2 Gebiedsbeschrijving 5<br />

2.1 Ligging en oppervlakte 6<br />

2.2 Namen gebiedsdelen 7<br />

2.3 Inrichting 7<br />

2.3.1 Bossen 9<br />

2.3.2 Struwelen 21<br />

2.3.3 Heide en heischraal grasland 27<br />

2.3.4 Grasland en ruigte 30<br />

2.3.5 Bebouwing 33<br />

2.3.6 Verharding 35<br />

2.4 Geomorfologie en bodem 36<br />

2.4.1 Geomorfologie 36<br />

2.4.2 Bodem 36<br />

2.5 Water 37<br />

4 Methode 45<br />

4.1 Regulier monitorings<strong>onderzoek</strong> 46<br />

4.2 Flora, mossen en korstmossen, paddenstoelen 48<br />

4.3 Zoogdieren 49<br />

4.4 Vogels 51<br />

4.5 Reptielen 52<br />

4.6 Amfibieën 52<br />

4.7 Insecten 53<br />

5 Geraadpleegde literatuur 55<br />

Bijlagen<br />

3 Weer 39<br />

3.1 Betekenis van het weer voor het <strong>onderzoek</strong> 40<br />

3.2 Juli tot en met november 2009 40<br />

3.3 Winter 2009/2010 41<br />

3.4 Maart tot en met mei 2010 42<br />

3.5 Juni tot en met augustus 2010 42<br />

3.6 September tot en met november 2010 43<br />

3.7 Enkele weerseffecten 44


1.1 Aanleiding<br />

In november 2008 is de Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> officieel gesloten en op<br />

13 juni 2009 is het eigendom van de gronden van de voormalige<br />

Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>, met uitzondering van Camp New Amsterdam<br />

(CNA) en het terrein van het toekomstig militair museum (Museumkwartier),<br />

door het ministerie van Defensie overgedragen aan de<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> (figuur 1). Dit gebied, dat wordt aangeduid als het<br />

provincieterrein, heeft een oppervlakte van 391,8 ha en strekt zich uit<br />

over het grondgebied van de gemeenten Soest en Zeist.<br />

Vooruitlopend op de sluiting van de <strong>vliegbasis</strong> en de overdracht van<br />

een groot deel van de gronden aan de provincie <strong>Utrecht</strong> is voor de<br />

ontwikkeling van de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> een ruimtelijk<br />

plan opgesteld (Programmabureau Hart van de Heuvelrug 2009). Dit<br />

plan is inmiddels verankerd in een structuurvisie en zal komende jaren<br />

tevens worden vastgelegd in bestemmingsplannen.<br />

Het ruimtelijk plan voor de voormalige <strong>vliegbasis</strong> beschrijft op<br />

hoofdlijnen hoe de inrichting, het gebruik en het beheer zullen worden<br />

vormgegeven nu het gebied geen militaire functie meer heeft. Er zijn<br />

tal van maatregelen gepland: variërend van woningbouw en de aanleg<br />

van fietspaden tot openstelling van het terrein en het vervangen van<br />

het maaibeheer door begrazing met schapen. Deze maatregelen zijn<br />

verder uitgewerkt in een Inrichtings- en beheerplan (Bakker 2010<br />

(concept)).<br />

De voormalige <strong>vliegbasis</strong> ligt in de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur. Tot de<br />

sluiting van de <strong>vliegbasis</strong> had het gebied binnen de EHS de status van<br />

‘bestaande natuur, militair terrein’. Nu het militaire gebruik is<br />

weggevallen, heeft het gebied de status van ‘bestaande natuur’ en<br />

geldt het gebruikelijke beschermingsregime – het nee, tenzij-regime –<br />

voor de EHS. In de regelgeving met betrekking tot de bescherming van<br />

de EHS is ook de mogelijkheid opgenomen voor toepassing van de<br />

zogeheten saldobenadering.<br />

Op 12 november 2008 werd de Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> officieel gesloten en kwam er<br />

een einde aan de militaire luchtvaart (PHH)<br />

De saldobenadering houdt in dat verschillende plannen voor<br />

afzonderlijke delen van een samenhangend gebied niet als individuele<br />

ingrepen worden beschouwd, maar dat er een integrale afweging op<br />

gebiedsniveau wordt gemaakt. Voor de herontwikkeling van de<br />

voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> is gekozen voor toepassing van<br />

deze saldobenadering.<br />

2


Belangrijke randvoorwaarde bij toepassing van de saldobenadering is<br />

dat de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per<br />

saldo dient te verbeteren (Ministeries van LNV en VROM & <strong>Provincie</strong>s<br />

2007). Dit betekent dat:<br />

• voor EHS-gebieden een kwaliteitsslag wordt gemaakt waarbij de<br />

oppervlakte natuur minimaal gelijkblijft dan wel toeneemt, en<br />

• voor het beoordelen van kwaliteitswinst de gebiedsvisie inzicht zal<br />

moeten geven in de vier wezenlijke kenmerken en waarden van de<br />

EHS.<br />

Om na te kunnen gaan of de in het kader van de saldobenadering<br />

vereiste kwaliteitswinst voor de EHS ook daadwerkelijk wordt<br />

gerealiseerd, is er behoefte aan vlakdekkende gegevens over de in het<br />

gebied aanwezige flora en fauna. Daarom is in 2009 in opdracht van<br />

het Projectbureau Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> gestart met een uitgebreid<br />

<strong>onderzoek</strong> naar de flora en fauna van het provinciale deel van de<br />

voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. De uitkomsten van dit <strong>onderzoek</strong><br />

dienen tevens om de effecten van de plannen op de natuurwaarden<br />

van het gebied te kunnen meten, als basis voor een ontheffingaanvraag<br />

in het kader van de Flora- en Faunawet, als bouwstenen<br />

voor het Inrichtings- en beheerplan (Bakker 2010 (concept)) en om<br />

sturing te kunnen geven aan het toekomstige beheer. Het <strong>onderzoek</strong><br />

heeft zich primair gericht op het voorkomen en de verspreiding van<br />

beschermde soorten, soorten van de Rode en Oranje Lijst en<br />

doelsoorten van de voor het gebied geldende natuurdoeltypen. De<br />

gegevens die tijdens het <strong>onderzoek</strong> in 2009 en 2010 verzameld zijn,<br />

moeten worden opgevat als een nulmeting, waarin de uitgangssituatie<br />

wordt vastgelegd.<br />

1.2 De opdracht<br />

In september 2009 is door het Projectbureau Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

aan Van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek opdracht gegeven tot het<br />

uitvoeren van een <strong>onderzoek</strong> naar de flora en fauna van de<br />

voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. Het ging hierbij om een opdracht<br />

voor een eerste <strong>onderzoek</strong>sronde. In februari 2010 is opdracht<br />

gegeven voor het vervolg van dit <strong>onderzoek</strong>. De gegevens die met dit<br />

<strong>onderzoek</strong> verzameld worden, moeten gebruikt kunnen worden om de<br />

ontwikkelingen in het gebied te toetsen aan de Flora- en Faunawet en<br />

aan de regelgeving met betrekking tot de bescherming van de EHS<br />

(saldobenadering).<br />

1.3 De rapportages<br />

Tijdens het <strong>onderzoek</strong> in 2009 en 2010 is een schat aan gegevens over<br />

het voorkomen en de verspreiding van flora en fauna op de voormalige<br />

Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> verzameld. De hoeveelheid gegevens is zo<br />

omvangrijk dat besloten is deze te publiceren in vijf deelrapporten.<br />

In dit deel – deel 1 – wordt een beschrijving van het gebied gegeven,<br />

een algemene beschrijving van het weer in de maanden van en<br />

voorafgaand aan het <strong>onderzoek</strong> en een uitgebreide verantwoording<br />

van de gevolgde werkwijze voor de verschillende <strong>onderzoek</strong>sonderdelen.<br />

In deel 2 worden de resultaten van het <strong>onderzoek</strong> naar planten en de<br />

vegetatie gepresenteerd. In deel 3 wordt verslag gedaan van de<br />

uitkomsten van het <strong>onderzoek</strong> naar zoogdieren, reptielen en<br />

amfibieën. In deel 4 worden de resultaten van het <strong>onderzoek</strong> naar<br />

vogels besproken en in deel 5 komen de resultaten van het <strong>onderzoek</strong><br />

naar insecten aan de orde.<br />

In de rapportages worden in hoofdzaak de gegevens van het<br />

<strong>onderzoek</strong> in 2010 besproken. Dit <strong>onderzoek</strong> is het meest uitgebreid<br />

geweest en levert het meest volledige beeld op. De gegevens van het<br />

<strong>onderzoek</strong> uit 2009 zijn gebruikt ter aanvulling, vooral bij soorten<br />

waarvan de trefkans gering is, zoals sommige zoogdieren en reptielen,<br />

bij soorten waarvan de aantallen van jaar tot jaar sterk fluctueren of<br />

die niet jaarlijks aanwezig zijn, zoals insecten en paddenstoelen, en bij<br />

soorten die slechts gedurende korte tijd aanwezig zijn, waardoor meer<br />

jaren nodig zijn om een goed beeld te verkrijgen, zoals bijen en<br />

paddenstoelen.<br />

3


Figuur 1. Eigendommen voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

Terreinen van het Ministerie van Defensie zijn rood gearceerd<br />

4


2.1 Ligging en oppervlakte<br />

De Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> ligt midden op de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug in<br />

het driehoekige bos- en heidegebied tussen de kernen van Zeist, Soest<br />

en Amersfoort (figuur 2). Het provincieterrein ligt deels in de<br />

gemeente Zeist (58,6 ha) en deels in de gemeente Soest (333,2 ha).<br />

zogeheten Kippenfarm, ligt ten oosten van deze weg en wordt omringd<br />

door de bossen van het militair oefenterrein De Stompert, dat gelegen<br />

is ten oosten van de Van Weerden Poelmanweg. In het zuiden grenst<br />

de <strong>vliegbasis</strong> aan de bebouwing langs de Amersfoortseweg (N237) en<br />

verder naar het westen, aan het terrein van Tammer, de<br />

Batenburgweg en het Camp New Amsterdam. Aan de westzijde wordt<br />

de <strong>vliegbasis</strong> begrensd door de Nieuwe Dolderseweg (N238), de<br />

Hertenlaan en de Hindelaan.<br />

Figuur 2. Ligging van de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

Het provincieterrein, het eigenlijke <strong>onderzoek</strong>sgebied, is blauw omlijnd;<br />

de groene lijn is de grens tussen de gemeente Zeist in het westen en de<br />

gemeente Soest in het noordoosten<br />

De voormalige <strong>vliegbasis</strong> ligt direct ten noorden van het dorp<br />

<strong>Soesterberg</strong> en wordt aan de noordzijde begrensd door het bedrijventerrein<br />

Fornhese, de spoorlijn <strong>Utrecht</strong>-Amersfoort en het bosgebied<br />

van het landgoed De Paltz. In het oosten wordt de <strong>vliegbasis</strong> begrensd<br />

door de Van Weerden Poelmanweg (N413), de doorgaande weg van<br />

<strong>Soesterberg</strong> naar Soest. Een klein deel van het <strong>onderzoek</strong>sgebied, de<br />

Ten oosten van de Van Weerden Poelmanweg ligt de zogeheten Kippenfarm. Op dit<br />

terrein, dat onderdeel uitmaakt van het <strong>onderzoek</strong>sgebied, staan de met rollen<br />

scheermesdraad (corcertina) beveiligde stellages van de aanvliegverlichting (HB)<br />

6


Het <strong>onderzoek</strong>sterrein beslaat het gehele gebied dat in eigendom is<br />

overgedragen aan de <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> met uitzondering van de<br />

boscorridor die over Camp New Amsterdam loopt (zie figuur 1).<br />

Dit gebied heeft een oppervlakte van 391,8 ha en beslaat in totaal<br />

477 hectarehokjes, de basiseenheid voor het ecologisch <strong>onderzoek</strong><br />

(zie hoofdstuk 3).<br />

2.2 Namen gebiedsdelen<br />

Het provincieterrein is met zijn bijna vierhonderd hectare zo groot, dat<br />

het voor een nadere plaatsbepaling zinvol is namen te geven aan<br />

gebiedsdelen. In figuur 3 zijn de namen weergegeven zoals die voor<br />

de verschillende gebiedsdelen in dit deel en de volgende delen van de<br />

<strong>onderzoek</strong>srapportage worden gebruikt. De naamgeving is gebaseerd<br />

op:<br />

• bestaande namen (namen wegen),<br />

• namen van bepaalde objecten (verkeerstoren, blusvijver,<br />

vliegtuigbrandstofopslaginstallatie (VBOI)),<br />

• namen die dateren uit de tijd dat de Amerikanen de <strong>vliegbasis</strong><br />

gebruikten (Middle East, Camp New Amsterdam),<br />

• namen van objecten met specifieke kenmerken (Korte baan, Lange<br />

baan),<br />

• geografische aanduidingen (noordelijk bosgebied);<br />

• of een combinatie van de laatste twee aspecten (baankop-oost).<br />

Slechts vier van de gebruikte namen zijn geïntroduceerd ten behoeve<br />

van deze <strong>onderzoek</strong>srapportage. Het gaat hierbij om de<br />

‘noordoostelijke ontsluitingsweg’, de ‘noordelijke heide’, het ‘zuidelijk<br />

bosgebied’ en de ‘zuidelijke bosstrook’. Alle overige namen worden ook<br />

in andere publicaties over de <strong>vliegbasis</strong> gebruikt (Bakker 2010<br />

(concept), DGW&T 1995).<br />

In het noorden van het gebied ligt de Vliegtuigbrandstofopslaginstallatie Noord (VBOI<br />

Noord). In de heuvel, die ook wel wordt aangeduid als kerosineheuvel bevindt, zich<br />

een grote tank voor de opslag van vliegtuigbrandstof (HV)<br />

2.3 Inrichting<br />

De inrichting van de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> bestaat uit<br />

bossen, heide, (hei)schrale graslanden, gebouwen en verharding. In<br />

de volgende paragrafen wordt een beknopte beschrijving gegeven van<br />

deze elementen. Voor elk element wordt in globale termen<br />

aangegeven welk belang dit heeft voor de flora en fauna.<br />

7


Figuur 3. Naamgeving gebiedsdelen<br />

Grotere eenheden zijn voorzien van een groene achtergrond, kleinere eenheden en objecten van een blauwe achtergrond<br />

8


2.3.1 Bossen<br />

Figuur 4. De bosgebieden op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

Open berkenbos bij zonsopkomst, april 2010 (HB)<br />

Naam deelgebied<br />

Oppervlakte<br />

bos in ha<br />

Oppervlakte<br />

struweel in ha<br />

De totale oppervlakte bos op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

bedraagt 163 ha, waarvan ca. 9 ha bestaat uit struweel. De bossen<br />

concentreren zich in zeven deelgebieden (figuur 4): het noordelijk<br />

bosgebied, baankop-noord, sheltergebied, het zuidelijk bosgebied, de<br />

zuidelijke bosstrook, de Middle East en de Kippenfarm. Tussen deze<br />

deelgebieden bestaan verschillen in het karakter van de bossen, die<br />

voornamelijk bepaald worden door de gebruikte hoofdboomsoorten en<br />

leeftijd van de bomen. In het onderstaande wordt per deelgebied een<br />

korte beschrijving gegeven van de aanwezige bossen. Op de<br />

vegetatiekundige samenstelling van de bossen wordt nader ingegaan<br />

in deel 2.<br />

Noordelijk bosgebied 70,3 0,5<br />

Bossen rondom baankop-noord 20,3 2,4<br />

Shelterterrein 29,8 1,6<br />

Zuidelijk bosgebied 9,8 0,9<br />

Zuidelijke bosstrook 4,8 1,3<br />

Middle East 15,9 1,6<br />

Kippenfarm 3 0,9<br />

Totaal 153,9 9,2<br />

Tabel 1.<br />

Oppervlakten bos en struweel in de deelgebieden<br />

9


Noordelijk bosgebied<br />

Langs de gehele noordzijde van dit deelgebied strekt zich een gordel<br />

met bossen van oudere grove dennen (>60 jaar) uit. De meeste van<br />

deze dennen zijn aangeplant, maar sommige zijn van natuurlijke<br />

oorsprong, in het bijzonder de oudere vliegdennen in het stuifzandgebied<br />

ten noorden van de VBOI Noord.<br />

gemengd loofhout. In deze strook liggen enkele clusters met tamme<br />

kastanjes, die veel holten bevatten. Pleksgewijs komt hier een dichte<br />

begroeiing van adelaarsvaren voor. Ten zuiden van deze strook<br />

gemengd loofhout liggen percelen met boswilg en zwarte den.<br />

Ten oosten van het boogpad-noord liggen enkele gemengde<br />

opstanden, waaronder een opstand met beuken, douglassparren en<br />

fijnsparren en een opstand met gewone esdoorn, rode paardenkastanje<br />

en winterlinde. Nog verder naar het oosten versmalt de<br />

bosstrook ten noorden van de noordoostelijke ontsluitingsweg tot een<br />

breedte van circa vijftien meter en wordt het open grove dennenbos<br />

vervangen door een perceel met zomereiken dat doorplant is met<br />

haagbeuken.<br />

Oudere vliegdennen in het stuifzandgebiedje ten noorden van de VBOI Noord, maart<br />

2010 (HB)<br />

De grove dennenbossen hebben een open structuur en er is veel<br />

bijmenging van berken. Pleksgewijs is de kroonbedekking van berken<br />

groter dan die van grove den. Ook zomereiken zijn aanwezig, maar<br />

vaak slechts met enkele (jongere) exemplaren. Ten oosten van de<br />

VBOI Noord ligt te midden van de dennenbossen een strook met<br />

In het noordelijk bosgebied komen veel zachte berken voor. De foto toont de bast van<br />

een zachte berk, maart 2010 (HV)<br />

10


Het bosgebied aan weerszijden van het boogpad-zuid – tussen het<br />

slingerpad ten zuiden van gebouw 257 en de oostgrens van de<br />

<strong>vliegbasis</strong> – bestaat uit een kern van middeloude en oudere grove<br />

dennen (>40 jaar). Hieromheen liggen kleine productiepercelen met<br />

afwisselend jonge aanplant van zomereik en grove den, oudere<br />

douglassparren, fijnsparren, zeedennen en Japanse lariks, en oudere<br />

eiken en berken.<br />

deze plant duidt op een oudere bosgroeiplaats. In dit gebied liggen<br />

aan de noordzijde ook enkele perceeltjes met gemengd loofhout. Het<br />

gaat hierbij om opstanden van berken, zomereik en witte els en om<br />

een opstand met winterlinden.<br />

De bossen tussen het slingerpad ten zuiden van gebouw 257 en het<br />

gebouwencluster langs de rondweg bestaan voornamelijk uit percelen<br />

grove den met bijmenging van berken en zomereiken, uit gemengde<br />

opstanden van berken en zomereik en uit enkele opstanden met in<br />

hoofdzaak zomereik, waaronder een strook met deels oude eiken. In<br />

dit gebied komen ook enkele grotere percelen met monocultures van<br />

jonge grove dennen voor. Een opvallend element in dit gebied wordt<br />

gevormd door een rijtje van vier leilindes. Ze markeren de plek waar in<br />

het verleden een boerderij heeft gestaan.<br />

Het bosgebied aan weerszijden van het boogpad-zuid bestaat uit een afwisseling van<br />

kleine percelen loof- en naaldhout (HB)<br />

Aan de oostzijde van dit bosgebied ligt een oude wal die begroeid is<br />

met voormalig eikenhakhout en in het zuiden ligt een wat groter<br />

perceel met eikenspaartelgenbos. In de ondergroei van deze opstand<br />

komen enkele forse plekken met dalkruid voor. De aanwezigheid van<br />

Vier leilindes markeren de plaats waar ooit een boerderij heeft gestaan, mei 2010 (IW)<br />

11


De bossen ten oosten van het gebouwencluster bestaan uit een<br />

afwisseling van kleine percelen loof- en naaldhout. Voorts komen hier<br />

twee grotere percelen met gemengd loof- en naaldhout voor en een<br />

gemengde opstand van jonge grove den en boswilg.<br />

berken, boswilg, grauwe abeel en zomereik. Het zijn veelal jonge<br />

opstanden met plaatselijk een dichte ondergroei van hazelaar.<br />

Ten oosten van het Munitiepark liggen opstanden met zomereiken,<br />

douglassparren en grove den gemengd met berken. Hier ligt ook nog<br />

een eikenwal die begroeid is met hakhout. Voorts liggen hier twee<br />

perceeltjes met Amerikaanse eik en een gemengde opstand van<br />

Amerikaanse eik, tamme kastanje en zomereik.<br />

Jong bos van berken en eiken in het Munitiepark nabij de iglo’s met in de plaatselijk<br />

zeer goed ontwikkelde struiklaag hazelaar en wilde appel, mei 2010 (HB)<br />

In het Munitiepark bestaan de bossen in zijn geheel uit loofhout, in het<br />

bijzonder opstanden van berken en zomereiken, of gemengde percelen<br />

van deze soorten. Om eventueel brandgevaar te beteugelen is hier in<br />

het verleden nooit naaldhout aangeplant. De bossen op de gronden<br />

rond de iglo’s hebben een ander karakter. Deels gaat het hier om<br />

percelen met gemengd loofhout met soorten als Amerikaanse eik,<br />

Oude vervallen wal begroeid met doorgeschoten eikenhakhout nabij de Verlengde<br />

Paltzerweg, mei 2010 (HB)<br />

In het gebied ten noordoosten van de VBOI Gravelpit liggen de<br />

mooiste bossen van de <strong>vliegbasis</strong>. Het zijn over het algemeen oudere<br />

bossen van grove den gemengd met zomer- en wintereik, deels<br />

strubben, en berken. Het bosperceel dat grenst aan het Museum-<br />

12


kwartier bestaat geheel uit eikenstrubben. De bodem van dit<br />

bosperceel is bedekt met dichte matten van dalkruid, een indicator<br />

voor oude bosgroeiplaatsen.<br />

Amerikaanse eik, berken, robinia’s en zomereiken. Aan de oostzijde<br />

van dit pad ligt nog een perceel met berken.<br />

Een bostype dat niet onvermeld mag blijven, zijn de open berkenbossen<br />

langs de zuidzijde van het heideveld in het zuidwesten van het<br />

noordelijk bosgebied. Op de bodem van deze bossen komt bijna geen<br />

strooisel voor, omdat vallend blad door de wind wordt weggeblazen.<br />

De ondergroei bestaat voornamelijk uit mossen en gras. Plaatselijk zijn<br />

horsten duinriet en groepen wilde rozen (egelantier en hondsroos)<br />

aanwezig.<br />

Eikenstrubbenbos met dichte matten bloeiend dalkruid, mei 2010 (IW)<br />

Ten westen van het strubbenbos, langs de oprit naar de mobiele<br />

radarpost, is een opstand van oudere eiken gemengd met berken<br />

aanwezig. Naar het westen toe gaat dit over in een jong bos van<br />

gemengd loofhout. De strook aan de noordzijde van de oprit is<br />

begroeid met berken en een perceeltje met jonge grove dennen.<br />

De strook tussen het Munitiepark en het pad ten westen van de<br />

VBOI Gravelpit is begroeid met gemengd loofhout bestaande uit<br />

Een groep berken te midden van duinriet: een kenmerkend beeld voor de open<br />

berkenbossen langs de zuidwestrand van het noordelijk bosgebied (HB)<br />

13


Bossen rondom baankop-noord<br />

De bossen rond baankop-noord vormen de verbinding tussen het<br />

noordelijk bosgebied en de bossen op het sheltergebied. Ze strekken<br />

zich uit langs de noordzijde van de Korte baan vanaf het Museumkwartier<br />

via de west- en zuidzijde van baankop-noord naar de<br />

noordpunt van het Sheltergebied.<br />

dit perceel zijn groepen met taxus aangeplant en aan de zuidkant komt<br />

over de gehele lengte een smalle strook met berken en zomereik voor.<br />

Zonsopkomst in het zwarte dennenperceel, april 2010 (HB)<br />

Overzicht over de bossen rondom baankop-noord vanaf de opstelplaats voor<br />

luchtafweergeschut, augustus 2010 (HB)<br />

Pal ten noorden van het Museumkwartier liggen een jong eikenperceel<br />

en een perceel gemengd loofhout met Amerikaanse eik, berken en<br />

zomereik. Ten zuiden van de BOSpomp ligt een complex jonge eiken<br />

met enkele plukken jong grove dennenbos. Ten noordwesten hiervan<br />

ligt een langgerekt perceel met zwarte dennen. In de noordrand van<br />

Pal ten zuidwesten van het perceel zwarte dennen ligt een jonge<br />

opstand van zomereik en berk met groepen grove den en gemengd<br />

struweel. Het perceel zwarte dennen sluit aan op een smalle strook<br />

gemengd loofhout die parallel loopt aan de verbindingsweg tussen de<br />

Korte baan en de rondweg. Deze strook bestaat voornamelijk uit<br />

Spaanse aak (veldesdoorn) en haagbeuk, maar er groeien ook enkele<br />

winterlindes en zomereiken.<br />

Aan de westzijde van de verbindingsweg ligt een blok met productieopstanden.<br />

Dit bestaat uit een perceel douglassparren, enkele<br />

gemengde percelen met douglas- en fijnsparren en een perceel vrij<br />

14


jonge grove dennen. De productiepercelen zijn aan de oost- en<br />

noordzijde omzoomd met een strook van Amerikaanse eiken en<br />

berken.<br />

afgestorven, heeft dit jonge bos een open structuur met veel open<br />

plekken, die ten dele begroeid is met struikheide, ten dele met<br />

ruigtesoorten. Te midden van deze gemengde percelen liggen enkele<br />

opstanden die geheel uit jonge grove dennen bestaan.<br />

Het bos ten westen van de rondweg bestaat uit een aantal kleine<br />

percelen van berken, boswilg, grove den, zomereik, gemengd loofhout<br />

en gemengd loof- en naaldhout. Het zijn over het algemeen jonge<br />

opstanden (


Bossen in het Sheltergebied<br />

De bossen in het Sheltergebied bestaan voor een aanzienlijk deel uit<br />

productieopstanden van douglasspar en Japanse lariks. Grotere<br />

percelen van douglasspar zijn aanwezig aan de noordzijde van het<br />

Sheltergebied, aan weerszijden van de rondweg, in de lus langs de<br />

noordelijke shelters, langs de weg naar gebouw 247 en langs de<br />

rondweg in het zuidwestelijke deel van het gebied. Percelen met<br />

Japanse lariks komen voor aan weerszijden van de rolbaan langs de<br />

noordoostelijke shelters. Rondom de zuidelijke shelters liggen enkele<br />

percelen van vrij jonge grove dennen (20-40 jaar), waarvan sommige<br />

gemengd met berk, en verspreid over het terrein liggen kleine<br />

perceeltjes met fijnsparren.<br />

De naaldhoutpercelen wisselen af met percelen jong loofhout, vooral<br />

zomereik, al dan niet met bijmenging van berken of grove dennen.<br />

Oudere eikenbossen gemengd met berken komen voor in een strook<br />

ten westen van de rondweg en tussen de westelijke shelters. Hier<br />

komt ook nog één eikenstrubbe met twaalf stammen voor.<br />

In het Sheltergebied staat één eikenstrubbe, een relict uit de tijd van vóór de<br />

<strong>vliegbasis</strong>, mei 2010 (HB)<br />

Een opstandstype dat beperkt is tot het Sheltergebied bestaat uit<br />

zwarte elzen en zachte berken. Van dit type komen kleine perceeltjes<br />

voor langs de graslanden rond de noordelijke shelters.<br />

Vlammende herfstkleuren van Japanse lariks (felgeel) en zomereik (bruinrood) sieren<br />

in het najaar het Sheltergebied, november 2010 (HB)<br />

16


Zuidelijk bosgebied<br />

De bossen in het zuidelijk bosgebied strekken zich uit van de ingang<br />

tot het provincieterrein aan de Batenburgweg tot aan de westgrens<br />

van het gebied. Het grootste deel van dit bosgebied ligt ten zuiden van<br />

de weg die vanaf de ingang naar Camp New Amsterdam loopt. Het<br />

westelijke deel van dit boscomplex heeft een uitloper naar het<br />

noorden, tot aan de tennisbaan.<br />

Aan de randen van het grasland rond verschillende shelters aan de noordzijde van<br />

het Sheltergebied komen kleine opstanden van zwarte els en zachte berk voor,<br />

juni 2010 (HB)<br />

Opstanden die alleen uit berken bestaan, komen vooral voor ten<br />

westen van de rondweg in het uiterste zuidwesten van het<br />

Sheltergebied. Het gaat hierbij deels om zeer jonge bossen die<br />

ontstaan zijn als gevolg van natuurlijke verjonging. In dit gebiedsdeel<br />

liggen ook nog een perceel fijnspar, twee opstanden met Amerikaanse<br />

eik en een perceel oudere grove dennen met bijmenging van berk.<br />

Nog wat verder naar het zuidwesten liggen twee tuinen, grotendeels<br />

met ouder gemengd bos van Amerikaanse eik, berken, beuk,<br />

douglasspar, gewone esdoorn, grove den en zomereik begroeid.<br />

Middeloude en jonge grove dennenpercelen in het zuidelijk bosgebied, augustus 2009<br />

(HB)<br />

Het grootste deel van dit bosgebied bestaat uit middeloude grove<br />

dennenbossen (40-60 jaar). Het gaat hierbij om monocultures en om<br />

percelen met bijmenging van berken en zomereik. Pleksgewijs zijn<br />

Amerikaanse eiken aanwezig, die echter in meerderheid zijn geringd<br />

17


en afgestorven. In het uiterste noordwesten ligt een geïsoleerd jong<br />

eikenbosje dat aansluit op de bossen van Camp New Amsterdam.<br />

Rondom de tennisbaan zijn twee perceeltjes met jonge eiken aanwezig<br />

en een perceel gemengd loofhout met onder andere gewone esdoorn,<br />

robinia en winterlinde. Ten zuidwesten hiervan, aan de zuidzijde van<br />

de parallelbaan, ligt een perceel met gemengd loof- en naaldhout, dat<br />

bestaat uit Amerikaanse eiken, berken, grove dennen en zomereiken.<br />

In het uiterste zuidwesten van het gebied ligt een klein perceel dat<br />

geheel uit Amerikaanse eiken bestaat.<br />

Het bosperceel ten westen van de brandweerkazerne bestaat uit<br />

berken en zomereiken. Te oordelen naar de meerstammige groeiwijze<br />

van de bomen betreft het hier een oud hakhoutperceel. De<br />

brandweerkazerne wordt in het oosten en zuiden omringd door een<br />

middeloud bos van zomereiken.<br />

Zuidelijke bosstrook<br />

De bossen van de zuidelijke bosstrook strekken zich uit van de ingang<br />

aan de Batenburgweg tot aan baankop-oost. Ze bestaan voornamelijk<br />

uit jonge aanplant van loofhout, vooral berken en zomereiken. Alle<br />

bospercelen zijn omzoomd door struwelen die bestaan uit verschillende<br />

soorten struiken (zie paragraaf 2.3.2).<br />

In het deel tussen de ingang aan de Batenburgweg en het fietspad<br />

over de <strong>vliegbasis</strong> liggen twee perceeltjes gemengd loof- en naaldbos<br />

die bestaan uit berken, gewone esdoorn, grove den en zomereik.<br />

Tussen deze beide perceeltje ligt een jonge aanplant van zomereik met<br />

bijmenging van berk.<br />

Ten oosten van het fietspad liggen twee perceeltjes met berken, een<br />

jong eikenbos met bijmenging van berken en een ouder douglasperceel<br />

eveneens gemengd met eik.<br />

Verder naar het oosten wordt de bosstrook over korte afstand<br />

onderbroken. Het bos na deze onderbreking bestaat uit een langgerekt<br />

perceel met gemengd loofhout. In dit perceel groeien onder andere<br />

berken, gewone esdoorn, haagbeuk, wilgen, winterlinde en zomereik.<br />

Langs een deel van de noordzijde van het perceel gemengd loofhout is<br />

een jonge opstand van fijnspar aanwezig.<br />

In de grove dennenbossen in het zuidelijk bosgebied komt in de ondergroei veel wilde<br />

lijsterbes voor, augustus 2009 (HB)<br />

18


egroeid is met vrij jonge eiken en berken. Deze bosstrook loopt uit in<br />

een perceel met oudere eiken ten oosten van de dispersals. Op de<br />

gronden tussen de dispersals komen enkele kleine opstanden van<br />

gemengd loofhout voor (Amerikaanse eik, berken, robinia, zomereik).<br />

Het bosgebied ten zuiden van de dispersals bestaat geheel uit<br />

loofhout. Het zijn meest jonge bossen van berken en gemengde<br />

opstanden van berken en zomereik. Ook ligt hier een perceel met<br />

Amerikaanse eik.<br />

Perceel jonge fijnspar in de zuidelijke bosstrook, maart 2010 (IW)<br />

Bossen in de Middle East<br />

De bossen in de Middle East strekken zich uit van de grens met het<br />

Museumkwartier in het westen tot aan de wal langs de Van Weerden<br />

Poelmanweg in het oosten.<br />

De bospercelen ten noorden en oosten van het cargoplatform bestaan<br />

uit vrij jonge tot middeloude grove dennen (40-60 jaar) gemengd met<br />

berken en een enkele zomereik. Het noordelijke perceel wordt<br />

omzoomd door een opstand van jonge eiken, het zuidelijke perceel<br />

door een opstand van gemengd loofhout (berken, gewone esdoorn,<br />

zomereik). Langs het fietspad liggen twee stroken met oudere eiken en<br />

een rijtje oude beuken, het restant van een vroegere laanbeplanting.<br />

De dispersals worden aan de noordzijde omzoomd door een wal die<br />

Jong berkenbos aan de zuidzijde van de Middle East, maart 2010 (HB)<br />

De gronden tussen de dispersals aan de zuidzijde van de rolbaan zijn<br />

net als aan de noordzijde begroeid met kleine opstanden van gemengd<br />

loofhout (Amerikaanse eik, berken, robinia, zomereik).<br />

Het hart van het bosblok ten oosten van de rolbaan naar baankop-oost<br />

19


wordt gevormd door een perceel zwarte dennen. Dit wordt aan de<br />

noord- en westzijde begrensd door perceeltjes met gemengd loofhout,<br />

die vooral uit robinia bestaan. Ten oosten en zuiden van het perceel<br />

zwarte dennen liggen afwisselend opstanden van berken en zomereik.<br />

groeiplaats van adelaarsvaren duidt het voorkomen van deze plant<br />

erop dat het een oude bosgroeiplaats betreft. Langs de westrand van<br />

het eikenbos ligt nog een smalle strook vrij jong grove dennenbos.<br />

Verspreid over het gehele terrein groeien fijnsparren, solitair of in<br />

kleine groepen.<br />

Zwarte dennenperceel in de Middle East met op de voorgrond een zoom van robinia’s<br />

en rechts een perceel met jonge zomereiken, april 2010 (IW)<br />

Bossen op de Kippenfarm<br />

De zuidoost- en noordwesthoek van de Kippenfarm is begroeid met<br />

een gemengd loofbos van Amerikaanse eik, berken, beuk, haagbeuk<br />

en zomereik. In het middengedeelte liggen enkele berkenpercelen,<br />

waarin zachte berk een fors aandeel heeft. De gehele noordoosthoek<br />

van het terrein bestaat uit een eikenspaartelgenbos met bijmenging<br />

van berken en in de ondergroei dalkruid. Net als de aanwezige grote<br />

In het gemengde loofbos op de Kippenfarm groeien vrij veel haagbeuken, juni 2010<br />

(HB)<br />

20


2.3.2 Struwelen<br />

Noordelijk bosgebied<br />

In het noordelijk bosgebied komen vrijwel alleen aangeplante<br />

sierstruwelen voor. Deze liggen onder andere rondom de<br />

raketlanceerplaatsen (sneeuwbes) en de gebouwen. Bij gebouw 13 zijn<br />

struwelen van vlinderstruik aangeplant die in de bloeitijd bezocht<br />

worden door veel dagvlinders.<br />

Struweel van Amerikaans krentenboompje langs de zuidelijke bosrand van de Middle<br />

East, april 2010 (HB)<br />

Struwelen zijn min of meer gesloten begroeiingen die geheel uit<br />

struiken bestaan en die gemiddeld een meter of twee, drie hoog zijn,<br />

maar vaak lager. De meeste struwelen op de <strong>vliegbasis</strong> zijn aangeplant<br />

en liggen in of langs bossen en rondom bebouwing (zie figuur 4).<br />

De oppervlakte struweel op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

bedraagt slechts 9,2 ha (tabel 1). De werkelijke oppervlakte is echter<br />

groter, omdat er langs veel bossen smalle mantels van onder andere<br />

braam en natuurlijke opslag van boomsoorten voorkomen. Deze zijn<br />

niet afzonderlijk gekarteerd en niet meegenomen in de oppervlakteberekening.<br />

De grootste oppervlakte struweel is aanwezig in de bossen<br />

rondom baankop-noord.<br />

Dicht struweel van sneeuwbes op de raketlanceerplaats in het noordelijk bosgebied,<br />

augustus 2010 (HV)<br />

Het enige grotere natuurlijke struweel is te vinden ten westen van het<br />

slingerpad ten zuiden van gebouw 257. Dit struweel bestaat uit een<br />

dichte begroeiing van braam en opslag van bomen, vooral berk.<br />

21


Natuurlijke struwelen zijn ook aan te treffen in de bosranden van veel<br />

bospercelen. Ze vormen hier smalle mantels die soms niet veel breder<br />

zijn dan één à twee meter. Deze mantels bestaan meestal uit braam,<br />

maar soms ook uit opslag van bomen en in het Munitiepark ook uit<br />

Sachalinse duizendknoop.<br />

vogelkers, hulst, sporkehout en wilde lijsterbes, en uit natuurlijke<br />

verjonging van bomen.<br />

Struwelen rondom baankop-noord<br />

Alle bossen rondom baankop-noord zijn aan de zijde van de Korte<br />

baan omzoomd met een aangeplant struweel dat in breedte varieert<br />

van twee tot meer dan tien meter. De struwelen bestaan uit soorten<br />

als Amerikaans krentenboompje, egelantier, Gelderse roos, hazelaar,<br />

hondsroos, eenstijlige meidoorn, sleedoorn, vogelkers, wilde liguster<br />

en wilde kardinaalsmuts.<br />

Mantels van bramen zijn in de bloeitijd van grote betekenis als nectarbron voor<br />

insecten, juni 2010 (HB)<br />

Ook in de bossen komen plaatselijk veel struiken voor, vooral in<br />

percelen met een open structuur en een voedselrijkere bodem. Deze<br />

struiklaag maakt onderdeel uit van de bosvegetatie en wordt niet tot<br />

de struwelen gerekend. Naast braam bestaat de struiklaag in de<br />

bossen uit soorten als Amerikaans krentenboompje, Amerikaanse<br />

Struweel met bloeiende meidoorns aan de baanzijde van het bos langs de Korte baan,<br />

mei 2010 (HB)<br />

Tussen de jonge bosaanplant ten noorden en westen van baankopnoord<br />

liggen enkele struweelstroken die voornamelijk bestaan uit<br />

22


Amerikaans krentenboompje. Aan de zijde van de rondweg is de jonge<br />

bosaanplant omzoomd met een struweel dat bestaat uit dezelfde<br />

soorten als de struwelen langs de Korte baan.<br />

Ten zuidwesten van de rondweg zijn enkele kleinere vlakken met<br />

struweel aangeplant, waarbij vooral sleedoorn is gebruikt. Deze<br />

aanplant gedijt slecht en is ten dele overgroeid door een natuurlijk<br />

struweel van brem. Voorts komen in het gebied ten zuidwesten van de<br />

rondweg plaatselijk dichte struwelen van bramen voor.<br />

rondweg is een open struweel van sleedoorn, meidoorn, veel wilde<br />

rozen (egelantier en hondsroos) en opslag van berken en grove den<br />

aanwezig. Langs de bosstrook parallel aan de verbindingsweg tussen<br />

de Korte baan en de rondweg is een struweel van rode kamperfoelie<br />

aangeplant dat in de bloeitijd wordt bezocht door vele tientallen<br />

hommels.<br />

Rijk bloeiend struweel van rode kamperfoelie langs de bosstrook parallel aan de<br />

verbindingsweg tussen de Korte baan en de rondweg, mei 2010 (HB)<br />

Bloeiend bremstruweel met rechts een slecht groeiende sleedoornstruik, juni 2010<br />

(HB)<br />

In het gebied rondom baankop-noord komen nog twee andere typen<br />

struwelen voor. Op het perceel tussen de zweefvliegershangar en de<br />

Struwelen in het Sheltergebied<br />

Net als in het noordelijk bosgebied komen in het Sheltergebied langs<br />

veel bosranden smalle mantels van bramen voor. Struwelen van hoger<br />

opgaande struiksoorten zijn vooral te vinden in het zuidwesten van het<br />

gebied. Ze bestaan grotendeels uit Amerikaans krentenboompje, maar<br />

23


plaatselijk domineert hazelaar, vooral in het gebied tussen de zuidwestelijke<br />

toegang tot het Sheltergebied en de rondweg.<br />

Zuidelijk bosgebied<br />

Langs de bosranden in het zuidelijk bosgebied zijn op veel plaatsen<br />

mantels van dicht braamstruweel aanwezig. Op sommige plaatsen zijn<br />

deze tientallen meters lang en enkele meters breed. Dit is onder<br />

andere het geval bij de brandstofopslag en rondom de tennisbaan.<br />

Rond de gebouwen nabij de verkeerstoren zijn diverse sierstruwelen<br />

aangelegd van verschillende cultivars, onder andere van een<br />

struikvormige ganzerik-soort en een spirea-soort. Ook zijn enkele<br />

groepen vlinderstruiken aanwezig.<br />

Ten zuiden van de parallelbaan ligt een perceel van meer dan een<br />

halve hectare met hoger opgaand struweel van Amerikaans<br />

krentenboompje en wilde liguster. Het is enkele meters hoog en hol.<br />

Struwelen met onder andere Amerikaans krentenboompje en hazelaar aan de zuidrand<br />

van het Sheltergebied, mei 2010 (HV)<br />

Ten westen van de centrale toegang tot en in het uiterste noorden van<br />

het Sheltergebied liggen enkele perceeltjes met een dicht, laag<br />

struweel van sneeuwbes.<br />

Langs de zuidrand van het perceel met jong bos aan de zuidoostzijde<br />

van het Sheltergebied liggen struweelgroepen die deels zijn aangeplant<br />

(eenstijlige meidoorn, liguster, sleedoorn) en deels van natuurlijke<br />

oorsprong zijn (braam, brem, egelantier).<br />

Struweel van Amerikaans krentenboompje en liguster ten zuiden van de parallelbaan,<br />

december 2010 (HB)<br />

24


Zuidelijke bosstrook<br />

In de zuidelijke bosstrook zijn op uitgebreide schaal struiken<br />

aangeplant. Bovendien zijn de bossen in dit gebied nog zo jong dat ze<br />

ten dele nog in de struikfase verkeren. Als gevolg hiervan heeft bijna<br />

de gehele zuidelijke bosstrook het karakter van een struweel.<br />

Langs de gehele zuidrand van de bosstrook zijn struiken aangeplant.<br />

Het gaat onder andere om soorten als Gelderse roos, gele en rode<br />

kornoelje, wilde kardinaalsmuts en wilde liguster. Verder is een aantal<br />

stroken met de altijdgroene laurierkers aangeplant. Deze stroken<br />

worden in de winter door vele tientallen groenlingen gebruikt als<br />

slaapplaats.<br />

Over de gehele lengte van de zuidelijke bosstrook zijn ook natuurlijke<br />

struwelen van braam aan te treffen. Op sommige plaatsten,<br />

bijvoorbeeld langs de randen van het open terrein die de bosstrook<br />

onderbreekt, kunnen deze struwelen enkele meters breed zijn.<br />

Dicht, meter breed braamstruweel aan de zuidrand van de zuidelijke bosstrook,<br />

augustus 2009 (HB)<br />

Ten hoogte van baankop-oost versmalt de zuidelijke bosstrook tot een<br />

meter of tien. De wal die hier ligt, is over de gehele lengte en breedte<br />

beplant met struweel, waarbij vooral inheemse soorten zijn gebruikt.<br />

De in maart bloeiende gele kornoelje geeft al vroeg in het jaar kleur aan de struwelen,<br />

maart 2010 (HB)<br />

25


Struwelen in de Middle East<br />

Net als in de overige gebiedsdelen met oudere bossen komen ook in<br />

de Middle East langs bosranden op veel plaatsen mantels van braam<br />

voor en ook hier zijn deze doorgaans smal. Hoger opgaande struwelen<br />

zijn beperkt tot de baanzijde van de bossen, waar over een<br />

aanzienlijke lengte struwelen van Amerikaans krentenboompje zijn<br />

aangeplant. Plaatselijk zijn deze struwelen gemengd met soorten als<br />

Gelderse roos, hazelaar, wilde kardinaalsmuts en wilde liguster.<br />

De wal die langs de oostgrens van de <strong>vliegbasis</strong> loopt en aansluit op<br />

de bossen en struwelen in de Middle East, is aan de westzijde over de<br />

gehele lengte begroeid met bramen met daartussen enkele grauwe<br />

wilgen.<br />

Aan de zijde van de Van Weerden Poelmanweg zijn op de wal ook<br />

struiken als gele kornoelje, hazelaar en wilde liguster aangeplant. Aan<br />

de oostzijde worden de bramen naar het zuiden toe vervangen door<br />

een laag, dicht struweel van Douglasspirea, waarvan in de heide ten<br />

westen van de wal ook enkele grote horsten aanwezig zijn.<br />

De wal langs de oostgrens van de <strong>vliegbasis</strong> is ten dele begroeid met een dicht<br />

struweel van Douglasspirea, september 2010 (HB)<br />

Bloeiende grauwe wilg te midden van braamstruweel, april 2010 (HB)<br />

Struwelen op de Kippenfarm<br />

Aan de begroeiing aan de oostzijde van de Kippenfarm is nog goed te<br />

zien dat hier in het verleden een huis heeft gestaan, waaromheen een<br />

tuin was aangelegd. In dit deel van het gebied zijn nog restanten van<br />

de vroegere tuinaanleg te vinden zoals verschillende soorten coniferen,<br />

26


azalea’s en rododendrons. Elders op het terrein komen, afgezien van<br />

mantels met braamstruweel, voornamelijk struwelen van Amerikaans<br />

krentenboompje en hazelaar voor. De struwelen van krentenboompje<br />

zijn ver doorgeschoten en op sommige plekken tussen de vijf en de<br />

tien meter hoog. Omdat er onder deze doorgeschoten struiken vrijwel<br />

geen ondergroei aanwezig is, hebben deze begroeiingen een zeer hol<br />

karakter en hebben ze weinig ecologische waarde.<br />

2.3.3 Heide en heischraal grasland<br />

De noordelijke heide kenmerkt zich door veel afwisseling en variatie in structuur,<br />

augustus 2010 (HB)<br />

Grote bloeiende struiken van het Amerikaans krentenboompje, april 2010 (IW)<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komt ca. 22 ha heide en ca. 9 ha heischraal grasland<br />

voor. Tot heide zijn begroeiingen gerekend die voor meer dan veertig<br />

procent uit struikheide (en dopheide) bestaan. Begroeiingen die voor<br />

tien tot veertig procent uit struikheide (en dopheide) en voor ten<br />

minste veertig procent uit bepaalde soorten grassen en kruiden<br />

bestaan, zijn gerekend tot de heischrale graslanden. Omdat de<br />

scheidslijn tussen heischraal grasland en droog grasland niet altijd<br />

duidelijk is, is de oppervlakte van de heischrale graslanden<br />

vermoedelijk onderschat.<br />

27


Heide<br />

De grootste oppervlakten heide op de <strong>vliegbasis</strong> zijn te vinden op de<br />

noordelijke heide, rondom baankop-west, in de Middle East en rondom<br />

baankop-oost (figuur 5).<br />

De heideveldjes ten noorden van de Korte baan en langs de bosrand<br />

van het Sheltergebied, langs Camp New Amsterdam en delen van de<br />

heideterreinen ten zuiden van de Middle East kenmerken zich door<br />

grote, hoge heidepollen. Tussen de pollen groeien braamstruiken,<br />

grassen en mossen. De heide rondom het cargoplatform heeft<br />

eenzelfde pollerige structuur, maar de ruimte tussen de pollen bestaat<br />

veelal uit open, grindrijk zand of korstmosbegroeiingen.<br />

Figuur 5. Heide en heischrale graslanden op de voormalige<br />

Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

De noordelijke heide is een gevarieerd heideterrein waarin gesloten<br />

heidebegroeiingen afwisselen met grazige vegetaties, plekken met<br />

open zand, met (korst)mossen begroeide stukken, solitaire bomen en<br />

boomgroepen. De heideveldjes ten westen van baankop-west, ten<br />

zuidoosten van het Museumkwartier, in de Middle East en ten oosten<br />

van baankop-oost hebben een vergelijkbaar karakter met dien<br />

verstande dat er geen bomen voorkomen.<br />

De heide langs de zuidzijde van het Sheltergebied bestaat uit grote pollen struikheide<br />

met daartussen gras en bramen, augustus 2010 (HB)<br />

Het heideveldje ten zuiden van de weg tussen de rondweg en de<br />

westelijke ingang tot het Sheltergebied kenmerkt zich door een veel<br />

eenvormiger structuur met een hoog aandeel struikheide. Ditzelfde<br />

28


geldt voor het heideveld in de vork, delen van de heideterreinen ten<br />

zuiden van de Middle East en de heidevelden ten noorden en zuiden<br />

van baankop-oost. In deze laatste heideterreinen, die veelal uit oudere<br />

heide bestaan, waren in 2010 als gevolg van aantasting door het<br />

heidehaantje en door vorstschade veel heidestruiken afgestorven.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> worden grote oppervlakten heischraal grasland vooral<br />

aangetroffen in het oostelijke deel, in het bijzonder in het gebied ten<br />

westen van baankop-oost en in de Middle East. Ook in de Vork ligt nog<br />

een flinke oppervlakte heischraal grasland. Elders in het gebied komen<br />

heischrale graslanden slechts in kleine oppervlakten voor en zijn ze<br />

door hun geringe omvang niet afzonderlijk op de kaart weergegeven.<br />

In 2010 waren veel oudere heidestruiken afgestorven, zoals in deze heidestrook ten<br />

zuiden van de Middle East, september 2010 (HV)<br />

Heischraal grasland<br />

Heischraal grasland onderscheidt zich van heide doordat struikheide<br />

veel minder dominant aanwezig is en van droog grasland door de<br />

aanwezigheid van een substantieel aandeel struikheide en het<br />

voorkomen van enkele karakteristieke plantensoorten, zoals<br />

borstelgras, hondsviooltje, liggend walstro, tandjesgras en tormentil.<br />

Aan de zuidzijde van de Korte baan, in de uiterste noordwestpunt van het zweefvliegterrein,<br />

komt een heischraal graslandje voor dat wordt gedomineerd door struikheide<br />

en tandjesgras, augustus 2010 (HB)<br />

Heischraal grasland kan ontstaan uit droge heide doordat als gevolg<br />

van betreding of beweiding de heide geleidelijk plaatsmaakt voor<br />

grassen en kruiden. Door plaggen van droge of vochtige heide kan zich<br />

eveneens een heischraal grasland ontwikkelen (Schaminée et al 1996).<br />

29


2.3.4 Grasland en ruigte<br />

In totaal komt er op de <strong>vliegbasis</strong>, exclusief heide en heischraal<br />

grasland, ca. 144 ha grasland voor. De graslanden liggen<br />

geconcentreerd rond de Korte en de Lange baan (figuur 6). Kleinere<br />

oppervlakten grasland zijn te vinden in het Sheltergebied en in de<br />

bermen van wegen en paden in het noordelijk bosgebied.<br />

Ruigten komen op de <strong>vliegbasis</strong> slechts in geringe oppervlakten voor,<br />

veelal in de overgang van grasland naar opgaande beplantingen. De<br />

stukken met ruigten zijn doorgaans zo klein dat ze niet apart zijn<br />

onderscheiden.<br />

In mei kleuren de veelal droge graslanden op de <strong>vliegbasis</strong> geel door de massale bloei<br />

van knolboterbloem, mei 2010 (HB)<br />

De droge graslanden van de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> zijn<br />

ecologisch gezien van grote waarde en herbergen tal van zeldzame en<br />

beschermde soorten. Hoewel de graslanden van de <strong>vliegbasis</strong><br />

vegetatiekundig grote verschillen vertonen, zijn de landschappelijke<br />

verschillen tussen de graslanden gering. Dat laatste is de reden dat<br />

aan de graslanden in deze gebiedbeschrijving slechts een korte<br />

paragraaf wordt gewijd, die feitelijk in geen verhouding staat tot de<br />

betekenis ervan. In deel 2 van de rapportage komen met name de<br />

vegetatiekundige verschillen tussen de graslanden uitgebreider aan<br />

bod.<br />

Figuur 6. Graslanden op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

Zonder te letten op de soortensamenstelling kunnen er op grond van<br />

de structuur en de hoogte van de vegetatie in grote lijnen vier typen<br />

worden onderscheiden: een lage grazige vegetatie met verspreide<br />

30


graspollen en veel open zand en/of (korstmos)begroeiingen, een lage<br />

tot vrij lage grazige vegetatie (10 tot 25 cm) met een nagenoeg gesloten<br />

vegetatiemat en veel kruiden, een vrij lage tot vrij hoge grazige<br />

vegetatie (25 tot 60 cm) met een (vrijwel) gesloten vegetatiemat en<br />

veel hoogopschietende kruiden, en een vrij hoge tot hoge (>40 cm)<br />

vegetatie die gedomineerd wordt door hoogopschietende kruiden.<br />

Het eerste type komt op de <strong>vliegbasis</strong> in kleine oppervlakten voor. Het<br />

betreft hier voormalige stuifzandbegroeiingen. Het zijn zeer open<br />

vegetaties met verspreide polletjes gras, meest buntgras of<br />

zandstruisgras, maar op enkele plekken ook het zeldzame genaald<br />

schapengras. Tussen de graspollen is open zand en/of een begroeiing<br />

van mossen en korstmossen aanwezig.<br />

Dergelijke grazige vegetaties komen onder andere voor in de<br />

noordelijke heide, nabij de BOSpomp, op de VBOI Noord en de VBOI<br />

Gravelpit en ten zuiden van de rondweg ten zuidwesten van baankopnoord.<br />

Veruit de meeste graslanden op de <strong>vliegbasis</strong> behoren tot het tweede<br />

type. De belangrijkste grassoorten in deze graslanden zijn gewoon<br />

reukgras, gewoon schapengras, gewoon struisgras en rood zwenkgras.<br />

De begroeiing is rijk aan kruiden waardoor deze een groot deel van het<br />

jaar zeer kleurrijk is. De overheersende kleur is evenwel geel, door de<br />

aanwezigheid van onder andere de geel bloeiende knolboterbloem,<br />

gewoon biggenkruid en kleine leeuwentand.<br />

Zeer open graslandvegetatie met verspreide pollen gras en daartussen open zand en<br />

een (korst)mossenbegroeiing, april 2010 (HB)<br />

Gesloten grasvegetatie met onder andere gewoon reukgras, grasklokje en kleine<br />

leeuwentand, juli 2010 (HB)<br />

31


Dit type beslaat grote delen van de graslanden langs de Korte en<br />

Lange baan, maar ook de graslanden in het Sheltergebied en in de<br />

bermen van wegen en paden in het noordelijk bosgebied behoren in<br />

hoofdzaak tot dit type.<br />

Het derde type onderscheidt zich vooral door de hoogte van de<br />

begroeiing. De belangrijkste grassoorten zijn glanshaver, goudhaver en<br />

rood zwenkgras. Ook in deze graslanden groeien veel kruiden,<br />

waaronder knoopkruid en wilde margriet.<br />

aan de noordzijde van de zuidelijke bosstrook en op de kerosineheuvel<br />

in de VBOI Noord.<br />

Het vierde type omvat de ruigten. Dit zijn veelal zeer bloemrijke<br />

begroeiingen die in plaats van door grassen gedomineerd worden door<br />

hoogopschietende kruiden. Twee opvallende soorten die in veel droge<br />

ruigten op de <strong>vliegbasis</strong> kunnen worden aangetroffen, zijn het geel<br />

bloeiende boerenwormkruid en het blauw bloeiende slangenkruid.<br />

Gesloten graslandvegetatie met massaal bloeiend gewoon knoopkruid, juli 2010 (IW)<br />

Dit graslandtype beslaat een veel kleinere oppervlakte en is onder<br />

andere aan te treffen in delen van de Queens, de graslanden ten<br />

zuiden van het Sheltergebied, ten zuidoosten van het Museumkwartier,<br />

Ruigte met boerenwormkruid en slangenkruid, augustus 2009 (HB)<br />

Ruigten kunnen over de gehele <strong>vliegbasis</strong> worden aangetroffen, maar<br />

de oppervlakten zijn klein en het onderscheid tussen grasland en<br />

ruigte is niet altijd even scherp.<br />

32


2.3.5 Bebouwing<br />

De bebouwing op de <strong>vliegbasis</strong> is heel divers, zowel wat betreft de<br />

functie en de vorm als de constructie. De bebouwing op het<br />

provincieterrein is geconcentreerd in het gebied langs de rondweg ten<br />

zuiden van de noordelijke heide, in het munitiepark, in het Sheltergebied,<br />

op de VBOI’s en in het zuidelijk bosgebied nabij de ingang aan<br />

de Batenburgweg.<br />

De bebouwing langs de rondweg en bij de ingang aan de Batenburgweg<br />

bestaat voor een deel uit kantoorgebouwen die zijn opgetrokken<br />

uit baksteen en een met pannen gedekt dak hebben.<br />

Veel van deze gebouwen zijn in het kader van de herontwikkeling van<br />

de <strong>vliegbasis</strong> in 2009 en in 2010 gesloopt. Het enige pand van dit type<br />

dat er nog is, is de brandweerkazerne.<br />

In het Munitiepark staan in totaal vijftien bunkers, zogeheten iglo’s, die<br />

gebruikt werden voor de opslag van munitie. Ze zijn opgetrokken uit<br />

beton en afgedekt met een dikke laag grond.<br />

De iglo’s in het Munitiepark werden gebruikt voor de opslag van munitie, maart 2010<br />

(HV)<br />

De brandweerkazerne is het enige grotere bakstenen gebouw dat nog niet is gesloopt,<br />

oktober 2010 (HB)<br />

De bebouwing op de VBOI’s bestaat, naast de grote ondergrondse<br />

brandstoftanks, uit kleine lage betonnen gebouwtjes waarin installaties<br />

voor onder andere de filtering van brandstof zijn ondergebracht.<br />

In het Sheltergebied liggen in totaal zeventien koepelvormige shelters<br />

waarin indertijd de straaljagers werden ondergebracht. De shelters<br />

bestaan uit een constructie van beton en staal. Aan de zijkant van elke<br />

shelter zit een betonnen uitbouw waarin elektriciteitskasten hangen en<br />

33


waarin de bediening van de deuren is ondergebracht. Achter deze<br />

betonnen uitbouwen zitten pijpen die een functie hadden voor het<br />

luchtcirculatiesysteem in de shelter. Zowel de elektriciteitskasten als de<br />

pijpen van de luchtcirculatie bleken bij het <strong>onderzoek</strong> in 2010 een<br />

functie te hebben als broedplaatsen voor vogels. De pijpen worden<br />

bovendien ook gebruikt door vleermuizen.<br />

Ten westen van de brandweerkazerne en ten zuiden van de rondweg<br />

ten zuiden van de noordelijke heide staan drie hangars die zijn<br />

opgetrokken uit steen, beton, kunststof en metaal. Deze hangars zijn<br />

nog als zodanig in gebruik (zweefvliegtuigen).<br />

Eveneens ten westen van de brandweerkazerne staat de<br />

verkeerstoren, die is opgetrokken uit steen. De toren bevat veel glas<br />

en heeft een metalen ombouw.<br />

Nest met vijf jonge merels op een meterkast in de uitbouw van een shelter, mei 2010<br />

(HV)<br />

Behalve de shelters staan er in het Sheltergebied nog acht uit beton of<br />

steen opgetroffen rechthoekige gebouwen, waarvan de meeste<br />

inmiddels gesloopt zijn.<br />

De verkeerstoren met links een van de hangars, mei 2009 (HB)<br />

De overige bebouwing bestaat uit een aantal ondergronds bunkers en<br />

kelders, die van belang zijn als overwinteringplaats voor vleermuizen,<br />

twee uit baksteen opgetrokken elektriciteitshuisjes (Middle East en te<br />

midden van de bebouwing langs de rondweg) en een uit metaal<br />

34


estaand half ondergronds gebouw nabij baankop-oost dat een functie<br />

had bij de controle van de vliegbewegingen op de <strong>vliegbasis</strong>. De<br />

andere gebouwtjes langs de Lange baan, die waren opgetrokken uit<br />

steen en beton en waarvan de meeste nabij ondergrondse<br />

brandstoftanks stonden, zijn in 2010 gesloopt. Wel liggen er verspreid<br />

over het terrein nog enkele schuilplaatsen en staan er op strategische<br />

punten kleine betonnen wachthuisjes.<br />

2.3.6 Verharding<br />

De omvangrijkste en meest opvallende verharding op de <strong>vliegbasis</strong> is<br />

de Lange baan, waarvan de toplaag uit vrij grof teerhoudend asfalt<br />

bestaat. Deze baan is zo’n vijftig meter breed en drie kilometer lang.<br />

De Korte baan is in de jaren negentig van de vorige eeuw gedeeltelijk<br />

versmald en bestaat ten dele uit beton. Langs de koppen van de Lange<br />

baan en een groot deel van de Korte baan ligt een betongoot voor de<br />

waterafvoer.<br />

Half ingegraven betonnen wachthuisje in het Sheltergebied met een natuurlijke<br />

camouflage, juli 2009 (HB)<br />

De grootste oppervlakte verharding op de <strong>vliegbasis</strong>: de Lange baan, juni 2009 (HB)<br />

De rolbanen langs de banen, door het Sheltergebied, in de Middle East<br />

en door de noordelijke heide bestaan deels uit asfalt en deels uit<br />

platen van grof beton. Ook de dispersals in de Middle East en de<br />

35


toegangen tot de shelters bestaan uit betonplaten. De verhardingen<br />

van kleinere wegen, zoals de noordoostelijke ontsluitingsweg, en de<br />

verharding rondom veel gebouwen bestaan uit klinkers.<br />

De aanwezige verharding heeft op twee manieren invloed op de natuur<br />

in het gebied. In de eerste plaats zorgt de kalk die oplost uit met name<br />

de betonnen verhardingen ervoor dat zich in de eerste meters naast de<br />

verhardingen een rijkere vegetatie kan ontwikkelen. In de tweede<br />

plaats heeft de verharding invloed op het microklimaat. Dit was goed<br />

te zien in het koude voorjaar van 2010. De eerste knolboterbloemen<br />

bloeiden in een smalle strook pal langs de verhardingen. In de dagen<br />

daarna verschoof de grens van bloeiende knolboterbloemen steeds<br />

verder de graslanden in. De knolboterbloemen op de grootste afstand<br />

van de verhardingen bloeiden zo’n tien dagen later.<br />

In een smalle strook langs veel verhardingen heeft zich een rijke vegetatie kunnen<br />

ontwikkelen, juli 2010 (HB)<br />

2.4 Geomorfologie en bodem<br />

2.4.1 Geomorfologie<br />

Het gehele noordelijke deel van de <strong>vliegbasis</strong> ligt op de hoge stuwwal,<br />

het eikenstrubbenbos ten westen van het Museumkwartier ligt op het<br />

stuwwalplateau. In het uiterste noordwesten van het provincieterrein<br />

komt parallel aan de spoorlijn een strook met lage landduinen met<br />

bijbehorende vlakten en laagten voor. Ten zuidwesten hiervan ligt een<br />

klein gebied met gordeldekzandwelvingen (Stiboka 1982).<br />

Het zuidelijke en zuidwestelijke deel van de <strong>vliegbasis</strong> ligt op een<br />

vlakte van smeltwaterafzettingen (sandr). Deze vlakte wordt van oost<br />

naar west doorsneden door een droogdal (Stiboka 1982).<br />

De geomorfologie van het gebied zal door de met de aanleg van<br />

verhardingen en de bouw van gebouwen gepaard gaande vergraving<br />

op verschillende plaatsen zijn aangetast.<br />

Voor kaarten van de geomorfologie van het gebied wordt verwezen<br />

naar Bakker (2011) en Programmabureau Hart van de Heuvelrug<br />

(2007).<br />

2.4.2 Bodem<br />

De bodems in het overgrote deel van de <strong>vliegbasis</strong> worden gerekend<br />

tot de haarpodzolbodems in grof zand met grind op minder dan 40<br />

centimeter. De bodems in het uiterste noorden zijn gevarieerder van<br />

opbouw. In het uiterste noordwesten liggen duinvaaggronden in<br />

leemarm tot zwak lemig fijn zand. Ten oosten hiervan ligt parallel aan<br />

de spoorlijn een strook met haarpodzolbodems in leemarm tot zwak<br />

lemig fijn zand. Ten zuiden hiervan, ongeveer samenvallend met de<br />

grenzen van het Munitiepark, ligt een gebied met holtpodzolen in grof<br />

zand (Stiboka 1966).<br />

De oorspronkelijke bodemopbouw zal door vergraving ten behoeve van<br />

bouwwerkzaamheden op verschillende plaatsen meer of minder sterk<br />

verstoord zijn. Daarnaast is er mogelijk ook verstoring van de bodem<br />

opgetreden door de aanvoer van zand van elders.<br />

36


schijngrondwaterspiegels aanwezig als gevolg van de aanwezigheid<br />

van niet of minder doorlatende lagen in de ondergrond, bijvoorbeeld<br />

een overstoven humusprofiel. Op een van deze vochtige plekken, die<br />

zich op het laagste punt van de Lange baan bevindt, komt een<br />

vegetatie met onder andere brede orchis en veldrus voor. Deze laatste<br />

soort is indicatief voor grondwaterinvloeden. Elders komen vochtige<br />

plekken voor die begroeid met soorten als moeraszegge en poelruit.<br />

Oppervlaktewater<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komt van nature geen oppervlaktewater voor. Echter,<br />

omdat er behoefte was aan bluswater, zijn in het verleden zeven<br />

blusvijvers aangelegd, waarvan vijf op het provincieterrein.<br />

Haarpodzolbodems zijn het meest voorkomende bodemtype op de <strong>vliegbasis</strong>, oktober<br />

2009 (HB)<br />

Voor kaarten van de bodems van het gebied wordt verwezen naar<br />

Bakker (2011) en Programmabureau Hart van de Heuvelrug (2007).<br />

2.5 Water<br />

Grondwater<br />

De voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> ligt in een infiltratiegebied, waar<br />

neerslag wegzijgt in de bodem. Het grondwater zit diep. Het gehele<br />

gebied valt onder grondwatertrap VII. Dat betekent dat het<br />

grondwater bij de gemiddelde hoogste stand meer dan 80 centimeter<br />

onder maaiveld zit en bij de gemiddeld laagste stand op meer dan 120<br />

centimeter. Toch komen er verspreid over het gebied verschillende<br />

vochtige tot natte plekken voor. Mogelijk zijn op dergelijke plekken<br />

Blusvijver 1 in het Sheltergebied heeft een watervegetatie die voor een groot deel uit<br />

drijvend fonteinkruid bestaat, juli 2009 (HB)<br />

37


Deze blusvijvers zijn enkele meters diepe betonnen bakken die middels<br />

pompen van water worden voorzien. Van de vijf blusvijvers ligt er één<br />

in het Sheltergebied, liggen er drie in het Munitiepark en ligt er één<br />

langs de rand van het eikenstrubbenbos.<br />

Tussen de blusvijvers bestaat een duidelijk verschil in ecologische<br />

kwaliteit. Blusvijvers 2, 3 en 4 worden vrij sterk overschaduwd door<br />

het omringende geboomte en zijn mede daardoor sterk gevoelig voor<br />

verkrozing.<br />

een weelderige water- en oevervegetatie. <strong>Ecologisch</strong> gezien is dit de<br />

mooiste blusvijver.<br />

Naast de blusvijver is er in het noordelijke heidegebied ook nog een<br />

ven aangelegd. Omdat deze ver boven het grondwater ligt en er ook<br />

geen ondoorlatende bodemlaag aanwezig is, is er een kunstmatige<br />

bodem van bentoniet aangebracht. Een probleem is de sterke<br />

rietgroei, die in ieder geval ten dele wordt veroorzaakt door de geringe<br />

diepte. Om te sterke verlanding te voorkomen, moet de rietvegetatie<br />

periodiek verwijderd worden.<br />

Op blusvijver 3 in het Munitiepark lag een groot deel van 2010 een gesloten kroosdek,<br />

mei 2010 (IW)<br />

In blusvijver 5 in het noorden van het Munitiepark, die nauwelijks<br />

overschaduwd wordt, komt een zeer ijle water- en oevervegetatie<br />

voor. Blusvijver 1, in het Sheltergebied, ligt in de halfschaduw en heeft<br />

Dichte rietbegroeiing in het kunstmatige ven op de noordelijke heide, maart 2010 (IW)<br />

Behalve de blusvijvers en het ven liggen er in het gebied nog twee<br />

kunstmatige vijvertjes met een foliebodem: één ten oosten van de<br />

brandweerkazerne en één in het bos ten oosten van de hondensectie.<br />

38


3.1 Betekenis van het weer voor het <strong>onderzoek</strong><br />

De weersomstandigheden tijdens en voorafgaand aan het <strong>onderzoek</strong><br />

hebben invloed op de uitkomsten daarvan. Zo kan het karakter van de<br />

winter voorafgaand aan een veldseizoen invloed hebben op de<br />

overlevingskansen van de overwinteringsstadia van bepaalde soorten<br />

en daarmee op het aantal individuen dat tijdens een <strong>onderzoek</strong> kan<br />

worden waargenomen. Het is bekend dat zachte, natte winters kunnen<br />

leiden tot schimmelinfecties bij eieren of poppen van insecten, die<br />

hierdoor afsterven. Het gevolg kan zijn dat er van deze soorten tijdens<br />

het veldseizoen minder individuen vliegen.<br />

De weersomstandigheden in de periode van <strong>onderzoek</strong> kunnen een<br />

sterke invloed hebben op de activiteit van bepaalde soorten. Dat harde<br />

wind, regen en lage temperaturen een negatieve invloed hebben op de<br />

activiteit van allerlei diersoorten moge duidelijk zijn. Maar zelfs het<br />

afschermen van de zon door één enkele stapelwolk, op een voor het<br />

overige mooie dag, kan leiden tot een sterke afname van de activiteit<br />

bij bijvoorbeeld dagvlinders en sprinkhanen.<br />

Vanwege de aanzienlijke invloed die het weer kan hebben op de<br />

uitkomsten van het veld<strong>onderzoek</strong> wordt in dit hoofdstuk een overzicht<br />

gegeven van het weer gedurende de <strong>onderzoek</strong>smaanden en de winter<br />

die ertussen lag. Dit overzicht begint in juli 2009 toen een begin werd<br />

gemaakt met de eerste veldronde van het <strong>onderzoek</strong> op de <strong>vliegbasis</strong>.<br />

Voor het samenstellen van het overzicht is gebruikgemaakt van de<br />

maandoverzichten van het weer in Nederland (KNMI.nl).<br />

3.2 Juli tot en met november 2009<br />

Juli 2009<br />

De eerste zes dagen van juli waren warm, met temperaturen rond of<br />

(ruim) boven 25 graden. Hierna brak een periode van wisselvallig weer<br />

aan, die tussen 7 en 12 juli met temperaturen onder de 20 graden ook<br />

koel was. Vanaf 13 juli tot het einde van de maand kwam de<br />

temperatuur op de meeste dagen boven de 20 graden uit. De<br />

wisselvalligheid hield evenwel aan en op veel dagen vielen er buien,<br />

soms met onweer en hagel. Door de sterke wisselvalligheid was de<br />

maand nat. Echter, omdat de meeste neerslag tijdens kortdurende<br />

hevige buien viel, was de maand ook zonnig.<br />

Een stortbui ontlaadt zich boven de <strong>vliegbasis</strong>, juli 2009 (HB)<br />

Augustus 2009<br />

In augustus stabiliseerde het weer. Een groot deel van de maand was<br />

het zonnig en liepen de temperaturen hoog op met op 20 augustus<br />

een maximumtemperatuur van 33,8 graden. Neerslag van betekenis<br />

viel er op 2, 11, 12 en 28 augustus. Op deze laatste dag viel er meer<br />

dan 20 mm. De maand als geheel was warm, zonnig en droog.<br />

40


September 2009<br />

September begon wisselvallig. De eerste vijf dagen viel er elke dag<br />

regen. Daarna trad een verbetering op en viel er alleen op de 15 e , de<br />

29 e en de 30 e nog neerslag van betekenis. Als gevolg hiervan viel er<br />

nog niet de helft van de normale hoeveelheid neerslag. De<br />

temperatuur schommelde de gehele maand tussen de 17 en 20 graden<br />

met positieve uitschieters op de 7 e , de 8 e en de 19 e .<br />

ruim 20 centimeter. Dit sneeuwdek hield tot na kerst stand. Al met al<br />

was december ondanks het zachte begin koud, nat en vrij zonnig.<br />

Oktober 2009<br />

Oktober begon met wisselvallig weer met een voor de tijd van het jaar<br />

normale temperatuur. Tot de 12 e viel er met uitzondering van de 2 e en<br />

de 4 e elke dag regen, op drie dagen zelfs meer dan tien millimeter. Op<br />

7 oktober werd korte tijd zeer zachte lucht aangevoerd en steeg het<br />

kwik tot bijna twintig graden. Vanaf de 12 e trad er een afkoeling op en<br />

op de 14 e daalde de temperatuur voor het eerst onder nul. Ook op de<br />

15 e vroor het ’s nachts enkele graden, waarmee een vroegtijdig einde<br />

leek te zijn gekomen aan het paddenstoelenseizoen. De tweede helft<br />

van de maand verliep echter zacht, maar droog. Alleen op 16, 22, 24<br />

en 26 oktober regende het.<br />

November 2009<br />

November was zeer zacht met op de 13 e een maximum van ruim<br />

16 graden. Geen enkele nacht daalde de temperatuur op<br />

waarnemingshoogte onder nul. De maand was ook nat. Op slechts zes<br />

dagen viel er geen neerslag. Op alle andere dagen regende het<br />

gedurende enige tijd. Door het zachte, natte weer werd november een<br />

heel goede paddenstoelenmaand.<br />

3.3 Winter 2009/2010<br />

December 2009 begon zoals november geëindigd was: zacht en nat.<br />

Vanaf de 11 e zette de temperatuur een sterke daling in en vanaf de<br />

13 e doken de minima onder nul. Opvallend waren de vele dagen met<br />

sneeuwval. Op de 17 e viel er zo’n 10 centimeter sneeuw. Nieuwe<br />

sneeuwval op de 19 e zorgde ervoor dat het sneeuwdek aangroeide tot<br />

Een eindeloze sneeuwvlakte, december 2009 (HB)<br />

Januari 2010 begon koud met op verschillende dagen enige<br />

sneeuwval. Rond het midden van de maand werd het kwakkelweer<br />

met temperaturen veelal net boven nul. Vanaf de 21 e begon het<br />

opnieuw te vriezen en aan het einde van de maand viel er ook weer<br />

verse sneeuw. Al met al was januari droog en koud met een<br />

gemiddelde maandtemperatuur van -0,5 graden.<br />

Ook februari was koud met een gemiddelde temperatuur van 1,6<br />

graden. De maand begon met temperaturen rond normaal, maar op de<br />

8 e begon een nieuwe vorstperiode die tot de 16 e aanhield. Hierna zette<br />

41


een geleidelijke stijging van de temperatuur in en op de 24 e werd voor<br />

het eerst de 10 graden overschreden. Op 21 dagen viel er neerslag,<br />

meest in de vorm van regen, maar op 1 en 10 februari viel er sneeuw.<br />

3.4 Maart tot en met mei 2010<br />

Maart 2010<br />

De eerste tien dagen van maart waren koud met temperaturen die<br />

ruim beneden de norm lagen en ’s nachts lichte tot matige vorst. Vanaf<br />

de 11 e begon de temperatuur aan een gestage stijging en op de 17 e<br />

werd voor het eerst de 15 graden overschreden. De gehele tweede<br />

helft van de maand verliep zacht, al daalde het kwik ’s nachts nog wel<br />

een aantal keer tot dicht bij nul. Het regende vaak, al waren de<br />

hoeveelheden meestal beperkt met als gevolg dat de maand de<br />

normale hoeveelheid opleverde. Op 8 maart viel er zo’n twee<br />

centimeter sneeuw, die overdag snel wegdooide.<br />

April 2010<br />

De gemiddelde temperatuur in april was ruim anderhalve graad hoger<br />

dan normaal. Dit werd vooral veroorzaakt door de hoge maxima aan<br />

het einde van de maand. Op 25 april werd voor het eerst in 2010 de<br />

20 gradengrens overschreden en op 29 april werd het zelfs meer dan<br />

25 graden. Op drie dagen kwam het op waarnemingshoogte tot vorst,<br />

maar aan de grond vroor het veel vaker. Op slechts negen dagen viel<br />

er regen met als gevolg dat de maand niet alleen zacht maar ook<br />

droog was.<br />

Mei 2010<br />

De gemiddelde temperatuur in mei lag ruim twee graden onder de<br />

normale waarde. Op slechts zes dagen haalde de gemiddelde<br />

dagtemperatuur de normale waarde, op alle overige dagen bleef deze<br />

er (ruim) onder. Op verschillende dagen vroor het aan de grond enkele<br />

graden. Zelfs de inventarisatietocht op 28 mei begon nog met<br />

nachtvorst.<br />

Veel inventarisatietochten in mei begonnen met grondvorst en -mist, mei 2010 (HB)<br />

3.5 Juni tot en met augustus 2010<br />

Juni 2010<br />

Juni begon met mooi weer en temperaturen tussen 20 en 25 graden,<br />

Hierna volgde een week met wisselvallig weer en enige regen bij<br />

ongeveer normale temperaturen. Vanaf de 12 e nam de zon het heft in<br />

handen en vanaf de 21 e ging ook de temperatuur in de lift. De maand<br />

eindigde met warm zomerweer. Op de 28 e werd bijna de tropische<br />

waarde van 30 graden gehaald. In de gehele maand viel er op slechts<br />

zes dagen regen en omdat dat met uitzondering van de 8 e slechts<br />

kleine hoeveelheden waren, was de maand zeer droog.<br />

42


Juli 2010<br />

De maand juli was zeer warm met op de 9 e een maximum van ruim<br />

34 graden. Hierna daalde de temperatuur naar meer normale waarden<br />

met een opleving rond de 20 e . Viel er gedurende de eerste tien dagen<br />

alleen op de 3 e en de 10 e regen, hierna werd het een stuk wisselvalliger<br />

en regende het regelmatig. Al met al was juli zeer warm, zeer<br />

zonnig en viel de normale hoeveelheid neerslag.<br />

Op slechts één dag (de 20 e ) overschreed de maximumtemperatuur de<br />

25 graden. De maand was ook zeer nat met bijna driemaal de normale<br />

hoeveelheid neerslag. Op 26 dagen viel wel wat regen.<br />

3.6 September tot en met november 2010<br />

September 2010<br />

Net als augustus verliep ook september vrij koel en nat. In de eerste<br />

week was het zonnig en droog, maar wel vrij koel. Hierna keerde de<br />

wisselvalligheid die augustus kenmerkte weer terug. Het regende<br />

veelvuldig en de temperaturen lagen rond of onder de norm.<br />

Oktober 2010<br />

Oktober begon met een aantal zeer zachte dagen. Op 3 en 4 oktober<br />

steeg de temperatuur boven de 20 graden. Vanaf de zesde zette de<br />

temperatuur een gestage daling in en vanaf de 10 e daalde de<br />

gemiddelde dagtemperatuur onder het langjarig gemiddelde. Op<br />

17 oktober daalde de temperatuur voor het eerst onder het vriespunt.<br />

In totaal waren er in oktober drie vorstdagen. Het regende in oktober<br />

regelmatig, vooral in de tweede helft van de maand was het vaak<br />

raak. Toch gaat de maand als vrij droog de boeken in.<br />

Kanteelwolken kondigden al in de ochtend van de tropische 2 e juli de komst van<br />

onweer aan, juli 2010 (HB)<br />

Augustus 2010<br />

Tot en met de 19 e lag de temperatuur rond of onder het langjarig<br />

gemiddelde. Hierna volgden vier wat warmere dagen, waarna de<br />

gemiddelde temperatuur weer terugzakte tot onder het gemiddelde.<br />

November 2010<br />

De eerste vijf dagen van november verliepen vrij zacht met op de 4 e<br />

een minimumtemperatuur van ruim 14 graden. Op 6 en 7 november<br />

kwam het op uitgebreide schaal tot nachtvorst en op 16 november<br />

vroor het ook op waarnemingshoogte. Vanaf de 25 e viel de vorst in en<br />

gedurende de laatste twee dagen van de maand kwam de temperatuur<br />

ook overdag niet meer boven nul. De eerste veertien dagen van de<br />

maand waren nat met bijna elke dag regen. Alleen op de 1 e en de 4 e<br />

bleef het droog. De tweede helft van de maand viel er slechts op twee<br />

dagen neerslag. Op de 29 e was dit in de vorm van sneeuw. Gemiddeld<br />

was november vrij koud en viel de normale hoeveelheid neerslag.<br />

43


2009 was dit de belangrijkste plant voor de kommavlinder, niet alleen<br />

als nectarbron, maar ook als slaapplaats voor de mannetjes. In 2010<br />

waren er in de vliegtijd van de kommavlinders nog maar weinig<br />

bloeiende exemplaren van slangenkruid; in ieder geval vele malen<br />

minder dan in 2009.<br />

Door rijp ingekapselde aardtong, november 2010 (HB)<br />

3.7 Enkele weerseffecten<br />

Tijdens het veld<strong>onderzoek</strong> van 2010 zijn enkele effecten opgetreden<br />

die direct herleidbaar zijn tot de weersomstandigheden voorafgaand<br />

en tijdens de <strong>onderzoek</strong>speriode.<br />

De winter van 2009-2010 was aan de koude kant en sneeuwrijk. Een<br />

van de gevolgen hiervan was een verhoogde sterfte onder<br />

winterkoningen. In verhouding tot andere soorten werden er tijdens de<br />

broedvogelinventarisatie dan ook relatief weinig winterkoningen<br />

vastgesteld.<br />

Door de grote hitte in de eerste tien dagen van juli waren veel planten,<br />

die in 2009 tot aan het begin van de herfst bloeiden, in de tweede<br />

helft van juli al verdord. Een van deze planten was slangenkruid. In<br />

Veel exemplaren van slangenkruid waren in juli al verdord terwijl ze in 2009 nog tot in<br />

september stonden te bloeien, september 2010 (HB)<br />

Door het natte weer waren augustus en september heel goede<br />

paddenstoelenmaanden. Er werden verschillende soorten gezien die<br />

eerder niet zijn waargenomen, waaronder de rosse populierenboleet<br />

en verschillende soorten satijnzwammen.<br />

44


4.1 Regulier monitoringsonderoek<br />

Het monitorings<strong>onderzoek</strong> is uitgevoerd conform de richtlijnen die zijn<br />

opgenomen in de Handleiding Onderzoek Flora Fauna bij het <strong>Utrecht</strong>s<br />

Landschap (Weijs & van den Bijtel 2009). Gelet op de omvang van het<br />

te <strong>onderzoek</strong>en gebied is voor de monitoring een hectarehok (100 x<br />

100m) als <strong>onderzoek</strong>seenheid aangehouden. Hierbij is gebruikgemaakt<br />

van het standaardraster gebaseerd op Amersfoortcoördinaten. Elk<br />

onderzocht hectarehok is doorkruist door het aflopen van een<br />

haakvormige route (figuur 4).<br />

Gemiddeld heeft de looproute een lengte van ca. 170 meter. Aan<br />

weerszijden van de looproute kan een strook met een gemiddelde<br />

breedte van ca. 5 meter redelijk worden overzien, waarbij de<br />

kanttekening moet worden geplaatst dat dit van soort tot soort kan<br />

verschillen. Dit betekent dat per hectarehok gemiddeld tussen de 1700<br />

en 2000 m 2 daadwerkelijk onderzocht wordt, een steekproef van<br />

maximaal 20 procent. Aan enkele soorten, zoals hagedissen,<br />

geelsprietdikkopje en kommavlinder, is extra aandacht besteed. Voor<br />

deze soorten is een groter deel van de hectarehokken onderzocht.<br />

Tijdens het reguliere monitorings<strong>onderzoek</strong> zijn de volgende groepen<br />

onderzocht:<br />

• flora<br />

• paddenstoelen<br />

• zoogdieren (exclusief vleermuizen)<br />

• reptielen<br />

• amfibieën<br />

• dagvlinders<br />

• libellen<br />

• sprinkhanen<br />

• wilde bijen<br />

• bosmieren, in het bijzonder nesten<br />

• overige soorten, zoals zandloopkevers, hoornaarroofvlieg,<br />

wespspin en mierenleeuwen<br />

Figuur 7. Schematische voorstelling van de looproute per<br />

hectarehok<br />

Afwijkende elementen of biotooptypen binnen een hectarehok, zoals<br />

paden, wegen (randen van de banen en rolbanen) en sterk afwijkende<br />

vegetatietypen, die buiten de looproute vielen, zijn apart onderzocht.<br />

Binnen deze groepen is de aandacht vooral uitgegaan naar soorten die<br />

zijn beschermd krachtens de Flora- en Faunawet, soorten die zijn<br />

opgenomen op de Rode en/of Oranje Lijst en doelsoorten voor<br />

bepaalde natuurdoeltypen. Van de te <strong>onderzoek</strong>en soorten zijn met<br />

een GPS (Garmin GPSmap 60 C en 60 CSx) in principe de exacte<br />

coördinaten van de groeiplaatsen en waarnemingslocaties opgenomen.<br />

46


Figuur 8. Betekenis van de cijfercodes volgens de schaal van<br />

Tansley<br />

Onder gunstige omstandigheden kan de GPSmap een nauwkeurigheid van één meter<br />

halen, juni 2010 (KG)<br />

Veel soorten, ook soorten die elders in de provincie zeldzaam zijn, zijn<br />

op de voormalige <strong>vliegbasis</strong> zo talrijk dat het opnemen van de exacte<br />

coördinaten van groeiplaatsen en waarnemingslocaties teveel tijd zou<br />

kosten. Voor deze soorten is daarom volstaan met het tellen of<br />

schatten van het aantal exemplaren per hectarehok. Voor planten is<br />

voor talrijke soorten een Tansley-code per hectarehok opgegeven. Een<br />

Tansley-code geeft een indicatie van de talrijkheid en de verspreiding<br />

van een soort (Schaminée et al. 1995).<br />

Er zijn voor de monitoring zeven (gedeeltelijke) veldronden afgelegd<br />

(tabel 2). Tijdens de eerste twee ronden zijn de open terreinen zo min<br />

mogelijk betreden om verstoring van grondbroedende vogels te<br />

voorkomen. Tijdens deze ronden is een meer steekproefsgewijze<br />

benadering toegepast en zijn daarnaast geschikte biotopen voor<br />

specifieke soorten onderzocht.<br />

Monitorings<strong>onderzoek</strong><br />

Veldronde<br />

Periode<br />

1 10 april – 30 april (met uitloop tot 30 mei)<br />

2 20 mei – 20 juni (met uitloop to 30 juni)<br />

3 30 juni – 30 juli (met uitloop tot 10 aug)<br />

4 10 aug – 30 aug (met uitloop tot 10 september)<br />

5 20 sept - 20 oktober (paddenstoelen); 70-80 procent<br />

6 20 oktober - 20 november (paddenstoelen); 50-60 procent<br />

7 25 juni-15 juli (extra ronde dikkopjes); 70-80 procent<br />

Tabel 2.<br />

Planning van de monitoringsronden<br />

Het percentage is het geschatte onderzochte aandeel van het totale<br />

terrein<br />

47


Tijdens de derde tot en met de zevende veldronde is gewerkt volgens<br />

de bovenbeschreven methode. Aanvullende waarnemingen voor de<br />

monitoring zijn verzameld tijdens de broedvogelinventarisatie en<br />

tijdens het plaatjes<strong>onderzoek</strong> naar amfibieën en reptielen.<br />

In totaal is er op 111 dagen met een of meer personen <strong>onderzoek</strong><br />

uitgevoerd ten behoeve van de monitoring.<br />

In de volgende paragrafen wordt per groep besproken hoe het<br />

<strong>onderzoek</strong> is uitgevoerd voor zover dit afwijkt van het reguliere<br />

monitorings<strong>onderzoek</strong>, en hoeveel tijd er aan het <strong>onderzoek</strong> is<br />

besteed.<br />

4.2 Flora, mossen en korstmossen, paddenstoelen<br />

Flora<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar de flora is geheel uitgevoerd conform de<br />

richtlijnen van het monitorings<strong>onderzoek</strong>.<br />

Mossen en korstmossen<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar mossen en korstmossen is uitgevoerd door<br />

dr. A. Aptroot. Als <strong>onderzoek</strong>seenheid zijn door banen, wegen en<br />

andere elementen begrensde vlakken gebruikt. Per vlak is een<br />

soortenlijst opgesteld. Van enkele zeldzame en/of indicatorsoorten zijn<br />

met een GPS de coördinaten van de groeiplaats opgenomen. Van<br />

enkele moeilijk herkenbare soorten is materiaal verzameld voor nadere<br />

determinatie. Dit <strong>onderzoek</strong> is uitgevoerd in maart en april 2010.<br />

Aanvullende waarnemingen, in het bijzonder van leermossen en<br />

knobbelig heidestaartje, zijn verzameld tijdens de reguliere monitoring.<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar mossen en korstmossen is uitgevoerd door A. Aptroot, maart 2010<br />

(HV)<br />

Paddenstoelen<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar paddenstoelen is uitgevoerd langs twee sporen.<br />

Door dr. P.J. Keizer is in de periode half september tot half november<br />

een <strong>onderzoek</strong> uitgevoerd waarbij vlakken en ecologische homogene<br />

eenheden als <strong>onderzoek</strong>seenheid zijn gebruikt. De aandacht bij dit<br />

<strong>onderzoek</strong> is vooral uitgegaan naar de graslanden. Van soorten die in<br />

het veld niet met zekerheid te herkennen waren, zijn exemplaren<br />

verzameld voor nadere determinatie.<br />

48


Een belangrijk deel van het <strong>onderzoek</strong> naar paddenstoelen is uitgevoerd door<br />

P.J. Keizer, september 2010 (HV)<br />

Daarnaast zijn van een aantal in het veld goed herkenbare soorten,<br />

zoals sneeuwzwammetje, weidewasplaat, bruine en gele ringboleet,<br />

gegevens verzameld tijdens gerichte paddenstoelenronden conform de<br />

richtlijnen van de reguliere monitoring.<br />

In de <strong>onderzoek</strong>speriode zijn ook drie excursies van de Nederlandse<br />

Mycologische Vereniging (NMV) gehouden. Deze excursies vonden<br />

plaats op 9 en 16 november 2009 en op 12 november 2010. Tijdens<br />

deze excursies zijn waardevolle aanvullende gegevens verzameld over<br />

het voorkomen en de verspreiding van verschillende soorten paddenstoelen<br />

op de <strong>vliegbasis</strong>.<br />

Welke soort hebben we hier? Paddenstoelenexcursie van de NMV, november 2009<br />

(HB)<br />

4.3 Zoogdieren<br />

Gegevens over het voorkomen en de verspreiding van zoogdieren,<br />

anders dan vleermuizen, zijn verzameld tijdens de reguliere monitoring<br />

aan de hand van zichtwaarnemingen, vondsten en sporen.<br />

Daarnaast zijn in de periode begin juni tot begin december verspreid<br />

over het terrein vier cameravallen geplaatst. Nabij deze cameravallen<br />

is een paaltje geplaatst met lokstoffen en bij enkele vallen zijn appels<br />

uitgelegd. De plaatsing en controle van de cameravallen en de analyse<br />

van de opgenomen beelden zijn uitgevoerd door C. en M. Achterberg.<br />

49


Er is in het kader van het natuurwaarden<strong>onderzoek</strong> op de <strong>vliegbasis</strong><br />

geen <strong>onderzoek</strong> gedaan naar het voorkomen van kleine zoogdieren<br />

met behulp van inloopvallen. Er zijn ook slechts twee braakballen van<br />

uilen onderzocht op resten van kleine zoogdieren. De reden hiervoor<br />

was eenvoudig: er zijn namelijk niet meer braakballen gevonden.<br />

C. Achterberg bezig met het aanbrengen van een lokstof binnen het bereik van een<br />

cameraval, juni 2010 (HV)<br />

Vleermuizen<br />

Voor het <strong>onderzoek</strong> naar vleermuizen is de <strong>vliegbasis</strong> opgedeeld in een<br />

aantal te <strong>onderzoek</strong>en deelgebieden (figuur 8). Deze gebieden<br />

omvatten een aantal gebouwenclusters en vier bosterreinen en<br />

graslanden waar ingrepen voorzien zijn. In bijlage 1a zijn de<br />

bezoekdata met tijden en weersomstandigheden weergegeven. Het<br />

<strong>onderzoek</strong> is wat betreft het vereist aantal bezoeken in verschillende<br />

perioden van het jaar niet uitgevoerd conform het vleermuizenprotocol<br />

van de Gegevensautoriteit Natuur (2010). Dit is weergegeven in het<br />

overzicht in bijlage 1b.<br />

De redenen dat er niet volgens het protocol gewerkt is, zijn de<br />

volgende:<br />

• De winterverblijfplaatsen van vleermuizen op de <strong>vliegbasis</strong> zijn<br />

bekend en worden jaarlijks geteld (Kaldenbach et al. 2010).<br />

• Voor verschillende soorten dienen deze winterverblijven tevens als<br />

zwermplaatsen.<br />

• Naar de aanwezigheid van gebouwenbewonende vleermuizen was<br />

in 2009 al <strong>onderzoek</strong> uitgevoerd (NWC, 2009). Een deel van de<br />

gebouwen was al gesloopt en voor een ander deel was een<br />

ontheffing voor sloop afgegeven.<br />

• Het aantal bomen met holten waarin in potentie vleermuizen<br />

zouden kunnen verblijven, is dusdanig groot (>700), dat<br />

gedetailleerd <strong>onderzoek</strong> ervan een buitensporige <strong>onderzoek</strong>sinspanning<br />

vereist.<br />

• Er is vanuit gegaan dat voorafgaand aan de sloop van panden<br />

waarvoor nog geen ontheffing is aangevraagd of verleend, en aan<br />

de kap van bospercelen waar mogelijk vleermuizen verblijven, er<br />

als nog in detail naar het voorkomen van vleermuizen zal moeten<br />

worden gekeken.<br />

Tijdens de vleermuizenbezoeken is het gebied per auto en te voet<br />

doorkruist, waarbij op geschikte plekken gedurende enige tijd is<br />

geluisterd met een batdetector (Pettersson D240x). Voorts zijn<br />

aanvullende gegevens over het voorkomen van vleermuizen verzameld<br />

tijdens de broedvogelinventarisatie. Tijdens sommige van deze<br />

bezoeken was de temperatuur te laag voor vleermuizen.<br />

50


Op 30 juli is met drie man een simultane telling gehouden. Verder is er<br />

in september en begin oktober gericht gekeken naar het voorkomen<br />

van vleermuizen in de te slopen panden 13, 120 en 198. In deze zelfde<br />

maand zijn diverse nestkasten in het bos ten westen van het Sheltergebied<br />

onderzocht op de aanwezigheid van vleermuizen.<br />

Deelgebied<br />

Oppervlak<br />

1 46,31<br />

2 36,32<br />

3 46,34<br />

4 53,94<br />

5 24,70<br />

6 34,65<br />

7 79,51<br />

8 69,30<br />

Tabel 3.<br />

Oppervlakte deelgebieden broedvogel<strong>onderzoek</strong><br />

Figuur 8. Deelgebieden vleermuizen<strong>onderzoek</strong><br />

4.4 Vogels<br />

Ten behoeve van het broedvogel<strong>onderzoek</strong> is het gebied opgedeeld in<br />

acht deelgebieden (figuur 9). De bos- en heidegebieden (1-6) lopen in<br />

grootte uiteen van ca. 23 ha tot ca. 54 ha (tabel 3). De beide<br />

graslandgebieden zijn aanmerkelijk groter.<br />

Aan elke deelgebied zijn minimaal acht bezoeken gebracht. In bijlage 2<br />

zijn de bezoekdata en -tijden per deelgebied weergegeven.<br />

Figuur 9. Deelgebieden broedvogel<strong>onderzoek</strong><br />

51


Het veldwerk en de interpretatie van de veldgegevens zijn uitgevoerd<br />

conform de Handleiding Broedvogel Monitoring Project (BMP) 1996<br />

(Van Dijk 1996).<br />

Aanvullende gegevens van broedvogels en niet-broedvogels zijn<br />

verzameld tijdens het monitorings<strong>onderzoek</strong> en het <strong>onderzoek</strong> naar<br />

reptielen.<br />

4.5 Reptielen<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar reptielen heeft plaatsgevonden conform de<br />

richtlijnen van de reguliere monitoring. Tijdens de bezoekronde in<br />

augustus en september is extra aandacht besteed aan hagedissen.<br />

Naast het monitorings<strong>onderzoek</strong> is er ook <strong>onderzoek</strong> uitgevoerd met<br />

behulp van dakpannen en tapijttegels. Op veertig locaties verspreid<br />

over de <strong>vliegbasis</strong> zijn een tapijttegel en een dakpan uitgelegd. In<br />

september zijn bovendien op de Kippenfarm nog vier extra dakpannen<br />

uitgelegd. In onderstaande tabel zijn de controledata weergegeven.<br />

Op de laatste drie data zijn alleen de dakpannen op de Kippenfarm<br />

gecontroleerd.<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 14-apr 09.45 - 12.45 uur 3,0<br />

2 23-apr 10.15 - 12.45 uur 2,5<br />

3 18-mei 09.30 - 10.30 uur 1,0<br />

4 4-jun 09.30 - 12.00 uur 2,5<br />

5 15-jun 09.40 - 13.40 uur 4,0<br />

6 25-jul 16.00 - 18.30 uur 2,5<br />

7 29-aug 12.00 - 16.00 uur 4,0<br />

8 10-sep 13.30 - 17.00 uur 3,5<br />

9 13-sep 14.15 - 15.15 uur 1,0<br />

10 20-sep 10.30 - 11.30 uur 1,0<br />

11 24-sep 14.00 - 15.30 uur 1,5<br />

Begin april werden de dakpannen en tapijttegels voor het reptielen<strong>onderzoek</strong><br />

uitgelegd, april 2010 (HB)<br />

4.6 Amfibieën<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar amfibieën heeft plaatsgevonden conform de<br />

richtlijnen van de reguliere monitoring. Daarnaast zijn de blusvijvers,<br />

het ven en de kleine vijvertjes ten minste eenmaal bemonsterd met<br />

een groot net.<br />

Tabel 4.<br />

Controledata dakpannen en tapijttegels<br />

52


4.7 Insecten<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar insecten heeft plaatsgevonden conform de<br />

richtlijnen van de reguliere monitoring. Van wilde bijen is een<br />

soortenlijst voor het gehele gebied opgemaakt en zijn alleen enkele in<br />

het veld goed herkenbare soorten opgenomen per hectarehok. Van de<br />

moeilijk te herkennen soorten zijn enkele exemplaren gevangen voor<br />

nadere determinatie.<br />

Van lastig te herkennen soorten wilde bijen zijn exemplaren gevangen ter nadere<br />

determinatie, juni 2010 (IW)<br />

53


5 Geraadpleegde literatuur<br />

Bakker C. 2010. Inrichtings- en beheerplan voormalige Vliegbasis<br />

<strong>Soesterberg</strong> (concept). Maatregelen voor natuur, cultuurhistorie en<br />

recreatie. Het <strong>Utrecht</strong>s Landschap, De bilt<br />

Bijtel. H.J.V. & I.W. van Woersem 2010. <strong>Ecologisch</strong> <strong>onderzoek</strong>, inclusief<br />

natuurtoets, Museumkwartier, voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>,<br />

gemeente Soest. Basisrapport. Van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek,<br />

Driebergen-Rijsenburg.<br />

Alterra 2001. Handboek Robuuste Verbindingen. <strong>Ecologisch</strong>e<br />

randvoorwaarden. Rapport, Wageningen.<br />

Alterra 2007. Website Bodemdata.nl. (http://www.bodemdata.nl/).<br />

Arcadis 2009. Ruimtelijk plan Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. Toetsing aan de<br />

Saldobenadering EHS. Programmabureau Hart van de Heuvelrug,<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

Backes, Ch.W., P.J.J. van Buuren & A.A. Freriks 2004. Hoofdlijnen<br />

natuurbeschermingsrecht. Sdu Uitgevers bv., Den Haag.<br />

Bal, D., H.M. Beije, Y.R. Hoogeveen, S.R.J. Jansen & P.J. van der Reest<br />

1995. Handboek natuurdoeltypen in Nederland. Rapport IKC-<br />

Natuurbeheer nr. 11. IKC, Wageningen.<br />

Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal &<br />

F.J. van Zadelhoff 2001. Handboek Natuurdoeltypen, Rapport<br />

Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Wageningen.<br />

Beenen, R. (red.) 1998. Werkdocument Soortenbeleid, onderdeel fauna.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Beenen, R., E. van den Dool & W. Timmers 2002. Werkdocument<br />

Soortenbeleid, onderdeel flora. <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Beusekom, R. van, et al. [red.] 2005. Rode Lijst van de Nederlandse<br />

Broedvogels. Tirion Uitgevers B.V. Baarn.<br />

Bosschap e.a. 2004. Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer. Het Bosschap,<br />

Zeist.<br />

DGW&T 1995. Inventarisatie en monitoring van natuurwaarden op<br />

Defensieterreinen. Rapport, Leiden.<br />

Dienst Regelingen van het ministerie van LNV 2009. Wijziging beoordeling<br />

ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Brief,<br />

Den Haag.<br />

Dienst Vastgoed Defensie 2009. Inrichtingskaart Museumkwartier.<br />

Dijk, A.J. van 1996. Broedvogels inventariseren in proefvlakken<br />

(handleiding Broedvogel Monitoring Project). SOVON, Beek-Ubbergen.<br />

Eggels G. 1998. Het Amsterdam-Rijnkanaal en de verdroging. TU Delft.<br />

Gegevensautoriteit Natuur, Netwerk Groene Bureaus & Zoogdiervereniging<br />

2010. Het protocol voor vleermuisinventarisaties (www.natuurnet.nl).<br />

Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R.<br />

Lenders 1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in<br />

Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC Natuurbeheer<br />

nr. 25. IKC, Wageningen.<br />

Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) 1997. Atlas van de<br />

Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie.<br />

KNNV-Uitgeverij, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Lina, P.H.C. en G. van Ommering 1996. Bedreigde en kwetsbare vogels in<br />

Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer<br />

nr. 21. IKC, Wageningen.<br />

Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal 2000.<br />

Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met<br />

voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26(4):85-208.<br />

Ministerie van LNV 2000. Bescherming van planten en dieren. Over de<br />

Flora- en Faunawet. Brochure nr. 03. Ministerie van LNV,<br />

’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002a. Ter bescherming van onvervangbare flora en<br />

fauna. Algemene toelichting op de Flora- en Faunawet. Ministerie van<br />

LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002b. Soortbescherming bij ruimtelijke ingrepen en<br />

dergelijke. Over de Flora- en Faunawet in Nederland. Ministerie van<br />

LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met<br />

beschermde planten en dieren. De Flora- en Faunawet in de praktijk;<br />

informatie over vrijstellingen, ontheffingen en gedragscodes. Ministerie<br />

van LNV, ’s Gravenhage.<br />

56


Ministerie van LNV 2009. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en<br />

Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling<br />

van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV,<br />

’s Gravenhage.<br />

Ministeries van LNV en VROM & <strong>Provincie</strong>s 2007. Spelregels EHS.<br />

Brochure. ’s-Gravenhage.<br />

Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Zwaay & I. Wynhoff 1995.<br />

Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland. Toelichting op de<br />

Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer nr. 18, IKC, Wageningen.<br />

Programmabureau Hart van de Heuvelrug 2009. Hart van de Heuvelrug,<br />

Ruimtelijk plan Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 1992. Beleidsplan Natuur en Landschap <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

(BNLU). Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 1993. Werkdocument <strong>Ecologisch</strong>e Verbindingszones.<br />

Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2002a. <strong>Utrecht</strong>se Natuurdoeltypen. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2002b. Natuurgebiedsplan <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug. Rapport,<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2004. Streekplan 2005-2015. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005a. Handleiding bestemmingsplannen 2005<br />

(concept). Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005b. Inhoud <strong>onderzoek</strong> door initiatiefnemer naar<br />

significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van de<br />

EHS (concept). Notitie, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005c. Herziening Natuurgebiedsplannen <strong>Provincie</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> 2005. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2007. Uitwerking ruimtelijk beleid verblijfsrecreatie<br />

binnen de EHS (Heuvelrug). B-stuk. Notitie, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2008. Structuurvisie <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & V. Westhoff 1995. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 1. Inleiding tot de plantensociologie – grondslagen,<br />

methoden en toepassingen. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1995. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 2. Plantengemeenschappen van wateren, moerassen<br />

en natte heiden. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1996. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen<br />

en droge heiden. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 4. Plantengemeenschappen van de kust en van<br />

binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1966. Bodemkaart van Nederland.<br />

Wageningen.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1982. Geomorfologische kaart van<br />

Nederland. Wageningen.<br />

Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel 1999. De<br />

vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van<br />

ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2009.<br />

Vleermuistelling Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> 2009.<br />

Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2010.<br />

Vleermuistelling Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> 2010.<br />

H. Weijs & H. van den Bijtel 2009. Handleiding Onderzoek Flora Fauna bij<br />

het <strong>Utrecht</strong>s Landschap. Rapport, De Bilt.<br />

Werf, S. van der 1991. Natuurbeheer in Nederland, deel 5.<br />

Bosgemeenschappen. Pudoc, Wageningen.<br />

57


Bijlage 1a. Bezoekdata en -tijden vleermuizen<strong>onderzoek</strong> met weersomstandigheden<br />

Datum Gebieden Tijd Duur Temperatuur Wind Bewolking Neerslag<br />

in o C<br />

6-apr 1,2 19:30-23:30 4,00 14 - 8 ZZO 3 - 1 licht bew geen<br />

7-apr 3,4 19:30-00:30 5,00 17 - 12 Z 2 -1 geh-zw bew af en toe lichte motregen<br />

17-mei 3,4 21:00-23:30 2,50 16 - 10 NW 2 - 1 licht bew geen<br />

18-mei 1,2 21:00-00:15 3,25 16 - 11 NNW 2 - 1 onbew geen<br />

24-jun 2,3,4 21:30-00:30 3,00 25 - 17 W 2 - 1 licht bew geen<br />

27-jun 1,2 20:45-01:00 4,00 26 - 17 NO 3 - 1 onbew geen<br />

30-jun 4 21:30-23:30 2,00 25 - 20 W 3 - 2 half bew geen<br />

13-jul 1,2.3.4 21:00-01:30 4,50 22 - 18 ZW 2 - 1 half bew geen<br />

30-jul 1,2.3.4 20:30-04:30 8,00 25 - 14 W 2 - 0 half-geh bew geen<br />

13-aug 1,4 20:30-00:00 3,50 18 - 12 WZW 2 - 1 geh-half bew geen<br />

14-aug 2,3 20:30-22:30 3,00 23 - 16 NO 2 - 1 licht bew geen<br />

3-sep 3 20:00-22:00 2,00 18 - 12 N 1 licht-half bew geen<br />

9-sep 4 03:00-05:15 2,25 15 - 11 W 0 - 1 half bew geen<br />

10-sep 1,2,3 04:00-07:00 3,00 15 - 11 ZW 0 - 2 geh bew geen<br />

13-sep 1 (gebouwen) 05-45-07:15 1,50 9 - 10 WZW 1 -2 geh bew geen<br />

14-sep 1 (gebouwen) 05:15-08:15 3,00 14 ZW 2 - 3 geh bew geen<br />

26-sep 1 (gebouwen) 05:45-07:45 2,00 6-8 ONO 1 - 2 geh bew geen<br />

8-okt 1,3 18:30-21:30 3,00 15-12 O 3 - 2 geh bew geen<br />

9-okt 2,4 18:30-22:00 3,50 17-13 O 3 - 2 onbew geen


Bijlage 1b. Verichte en volgens protocol vereist <strong>onderzoek</strong>sinspanning.<br />

gebied 1<br />

gebied 2<br />

gebied 3<br />

gebied 4<br />

bezoeken<br />

uren<br />

bezoeken<br />

uren<br />

bezoeken uren bezoeken uren<br />

verricht vereist verricht vereist verricht vereist verricht vereist verricht vereist verricht vereist verricht vereist verricht vereist<br />

ruige dwergvleermuis<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 apr - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 15 aug - 1 okt 5 2 11,75 6,00 1 2 3,00 6,00 2 2 5,00 6,00 1 2 2,25 6,00<br />

foerageergebied 15 mei - 1 aug 4 2 18,75 4,00 5 2 21,75 4,00 4 2 17,00 4,00 5 2 19,00 4,00<br />

vliegroute 15 mei - 1 aug 4 2 18,75 4,00 5 2 21,75 4,00 4 2 17,00 4,00 5 2 19,00 4,00<br />

gewone dwergvleermuis<br />

kraamkolonie 15 mei - 15 jul 3 2 11,75 4,00 4 2 14,75 4,00 3 2 10,00 4,00 4 2 12,00 4,00<br />

zomerverblijfplaats 1 mrt - 15 okt 11 2 38,75 4,00 9 2 35,25 4,00 9 2 32,50 4,00 9 2 33,25 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 15 aug - 1 okt 5 2 11,75 6,00 1 2 3,00 6,00 2 2 5,00 6,00 1 2 2,25 6,00<br />

foerageergebied 15 mei - 15 okt 9 2 33,25 3,00 8 2 31,25 3,00 7 2 26,00 3,00 8 2 28,50 3,00<br />

vliegroute 15 mei - 15 okt 9 2 33,25 4,00 8 2 31,25 4,00 7 2 26,00 4,00 8 2 28,50 4,00<br />

gewone grootoorvleermuis<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 3 8,50 9,00 3 3 11,50 9,00 2 3 7,50 9,00 3 3 9,50 9,00<br />

zomerverblijfplaats 15 apr - 15 aug 5 3 22,25 9,00 6 3 24,75 9,00 5 3 20,00 9,00 6 3 22,50 9,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 1 apr - 15 mei/ 15 aug - 1 okt 5 2 16,50 6,00 3 2 10,50 6,00 3 2 11,00 6,00 3 2 10,75 6,00<br />

foerageergebied 15 apr - 1 okt 8 3 31,75 6,00 8 3 31,25 6,00 7 3 26,00 6,00 8 3 28,25 6,00<br />

vliegroute 15 apr - 1 okt 8 3 31,75 6,00 8 3 31,25 6,00 7 3 26,00 6,00 8 3 28,25 6,00<br />

laatvlieger<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 mei - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats<br />

foerageergebied 15 apr - 1 okt 7 2 31,75 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

vliegroute 15 apr - 1 okt 7 2 31,75 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

rosse vleermuis<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 mei - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 15 jul - 15 aug 2 2 10,50 4,00 2 2 10,00 4,00 2 2 10,00 4,00 2 2 10,50 4,00<br />

foerageergebied 15 apr - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

vliegroute 15 apr - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

baardvleermuis<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 mei - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 1 aug -15 sep 1 2 3,00 6,00 1 2 3,00 6,00 1 2 3,00 6,00 1 2 2,25 6,00<br />

foerageergebied 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

vliegroute 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

franjestaart<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 mei - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 15 sep - 15 okt 1 2 3,00 6,00 1 2 3,50 6,00 1 2 3,00 6,00 1 2 3,50 6,00<br />

foerageergebied 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

vliegroute 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

watervleermuis<br />

kraamkolonie 1 jun - 15 jul 2 2 8,50 4,00 3 2 11,50 4,00 2 2 7,50 4,00 3 2 9,50 4,00<br />

zomerverblijfplaats 15 mei - 15 aug 5 2 22,25 4,00 6 2 24,75 4,00 5 2 20,00 4,00 6 2 22,50 4,00<br />

paar-/zwermverblijfplaats 15 aug - 15 sep 1 2 3,00 6,00 1 2 3,00 6,00 1 2 3,00 6,00 1 2 2,25 6,00<br />

foerageergebied 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

vliegroute 15 mei - 15 sep 6 2 25,25 4,00 7 2 27,75 4,00 6 2 23,00 4,00 7 2 24,75 4,00<br />

De rode getallen in de tabel geven aan dat voor een soort voor het betreffende onderdeel niet genoeg bezoeken zjn gebracht of uren zijn besteed


Bijlage 2. Bezoekdata en -tijden broedvogel<strong>onderzoek</strong> per deelgebied<br />

Deelgebied 1<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 27-mrt 07:30 - 16:30 9,00<br />

Nacht 6-apr 19:30 - 23:30 4,00<br />

2 29-apr 05:00 - 15:00 10,00<br />

3 10-mei 05:15 - 13:00 7,75<br />

4 23-mei 05:30 - 18:30 13,00<br />

5 6 juni 06:00 - 12:00 6,00<br />

6 24-jun 04:00 - 08:00 4,00<br />

Nacht 27 juni 20:45 - 01:00 4,25<br />

7 6-jul 04:30 - 07:30 3,00<br />

8 13-jul 14:00 - 17:45 3,75<br />

Totaal 64,75<br />

Deelgebied 2<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 24-mrt 07:30 - 12:00 4,50<br />

Nacht 6-apr 19:30 - 23:30 4,00<br />

2 18-apr 05:00 - 15:00 10,00<br />

3 9-mei 05:00 - 12:30 7,50<br />

4 19-mei 04:15 - 11:45 7,50<br />

5 2 juni 05:00 - 18:00 13,00<br />

6 24-jun 08:00 - 12:00 4,00<br />

Nacht 27 juni 20:45 - 01:00 4,25<br />

7 6-jul 07:30 - 11:00 3,50<br />

6-jul 14:30 - 18:30 4,00<br />

8 13-jul 11:00 - 14:00 3,00<br />

Totaal 60,75<br />

Deelgebied 3<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 24-mrt 13:00 - 17:00 4,00<br />

Nacht 6-apr 19:30 - 23:30 4,00<br />

2 5-apr 06:00 - 14:00 8,00<br />

3 18-apr 05:45 - 11:30 5,75<br />

27-apr 06:15 - 08:30 2,25<br />

4 9-mei 05:00 - 12:30 7,50<br />

5 20-mei 05:00 - 17:30 12,50<br />

6 28 mei 04:15 - 11:45 7,50<br />

Nacht 27 juni 20:45 - 01:00 4,25<br />

7 6-jun 12:00 - 14:45 2,75<br />

8 8-jul 06:00 - 09:00 3,00<br />

Totaal 61,50<br />

Deelgebied 4<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 12-mrt 10:00 - 16:30 6,50<br />

19-mrt 05:30 - 09:00 3,50<br />

Nacht 7-apr 19:30 - 00:30 5,00<br />

2 23-apr 07:30 - 14:00 6,50<br />

3 4-mei 04:30 - 10:00 5,50<br />

4 15-mei 04:45 - 11:30 6,75<br />

5 28 mei 05:00 - 20:00 15,00<br />

6 6-jun 15:00 - 19:00 4,00<br />

Nacht 27 juni 20:45 - 01:00 4,25<br />

7 13-jul 09:00 - 11:00 2,00<br />

8 23 juli 09:00 - 18:15 9,25<br />

Totaal 68,25


Deelgebied 5<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 26-mrt 05:45 - 10:00 4,25<br />

Nacht 7-apr 19:30 - 00:30 5,00<br />

2 25-apr 07:00 - 13:00 6,00<br />

3 6-mei 05:15 - 10:30 5,25<br />

4 16-mei 04:30 - 09:30 5,00<br />

5 4 juni 04:30 - 13:30 9,00<br />

6 17-jun 04:30- 10:00 5,50<br />

Nacht 24-jun 21:30 - 00:30 3,00<br />

7 1-jul 05:00 - 10:30 5,50<br />

8 27-jul 10:00 - 16:00 6,00<br />

Totaal 54,50<br />

Deelgebied 6<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 17-mrt 07:30 - 13:30 6,00<br />

Nacht 7-apr 19:30 - 00:30 5,00<br />

2 23-apr 05:30 - 09:15 3,75<br />

3 5-mei 04:45 - 08:15 3,50<br />

4 18-mei 04:30 - 10:30 6,00<br />

5 29 mei 05:15 - 11:45 6,50<br />

6 16-jun 04:30 - 09:30 5,00<br />

Nacht 24-jun 21:30 - 00:30 3,00<br />

7 2-jul 05:30 - 08:30 3,00<br />

8 8-jul 09:00 - 12:00 3,00<br />

Totaal 44,75<br />

Deelgebied 6 oost<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1<br />

Nacht<br />

2 23-apr 13:45 - 15:45 2,00<br />

27-apr 05:00 - 06:15 1,25<br />

3 10-mei 15:00 - 18:00 3,00<br />

4 19-mei 12:00 - 15:00 3,00<br />

5 2 juni 05:00 - 07:00 2,00<br />

6 30-jun 15:00 - 19:30 4,50<br />

Nacht 30-jun 21:30 - 23:30 2,00<br />

7 5-jul 05:00 - 07:30 2,50<br />

8 28-jul 11:30 - 14:00 2,50<br />

Totaal 22,75<br />

Deelgebied 7<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 15-mrt 08:00 - 13:30 5,50<br />

Nacht 7-apr 19:30 - 00:30 5,00<br />

2 20-apr 06:00 - 10:30 4,50<br />

3 4-mei 10:00 - 14:30 4,50<br />

5-mei 08:30 - 12:00 3,50<br />

4 11-mei 07:00 - 10:30 3,50<br />

5 25 mei 11:00 - 18:00 7,00<br />

6 17-jun 10:00 - 14:30 4,50<br />

Nacht 24-jun 21:30 - 00:30 3,00<br />

7 1-jul 13:00 - 15:30 2,50<br />

8 6 juli 12:30 - 15:00 2,50<br />

Totaal 46,00


Deelgebied 8<br />

Bezoek Datum Tijd Duur in uur<br />

1 17-mrt 07:30 - 13:30 6,00<br />

Nacht 7-apr 19:30 - 00:30 5,00<br />

2 27-apr 08:45 - 11:45 3,00<br />

3 4-mei 10:00 - 14:30 4,50<br />

4 19-mei 04:30 - 09:30 5,00<br />

5 1 juni 04:15 - 10:15 6,00<br />

6 17-jun 10:00 - 14:30 4,50<br />

Nacht 24-jun 21:30 - 00:30 3,00<br />

7 1-jul 10:30 - 13:00 2,50<br />

8 27 juli 10:00 - 16:00 6,00<br />

Totaal 45,50

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!