Jaarverslag 2010 Rijksmuseum Fonds

Jaarrekening
Kasstroomoverzicht over 2010
(in euro’s) 2010 2010 2009
Bij de jaarrekening 2010 van het Rijksmuseum is op 21 april 2011
een goedkeurende accountants verklaring afgegeven.
Balans per 31 december 2010
(in euro’s) 31-12-2010 31-12-2009
Activa
1. Financiële vaste activa 9.638.120 9.066.360
2. Vorderingen 581.554 547.310
3. Liquide middelen 6.314.479 3.934.116
16.534.153 13.547.786
Passiva
4. Reserves en fondsen
- 4.1. Reserves 3.576.767 3.166.518
- 4.2. Fondsen 11.984.101 9.464.180
Totaal eigen vermogen 15.560.868 12.630.698
5. Kortlopende schulden
- 5.1. Stichting het Rijksmuseum 151.738 120.504
- 5.2. Overige te betalen kosten 821.547 796.584
Totaal schulden op korte termijn 973.285 917.088
16.534.153 13.547.786
Resultaat van bestemming
Toevoeging/onttrekking aan:
- Reserve instandhouding
endowmentvermogens
- Bestemmingsfondsen
endowment
- Bestemmingsfondsen
niet-endowment
Percentage kosten eigen fondsenwerving
Kosten eigen fondsenwerving
in % van baten uit eigen
fondsenwerving
Idem maar gemiddeld over
3 jaar
Percentage besteding
410.249 866.479 706.835
281.578 464.333 236.319
2.238.343 -1.779.592 -664.088
2.930.170 -448.780 279.066
5,47% 9,03% 7,32%
5,53% 6,72% 5,17%
Werkelijk Begroot Werkelijk
Saldo van baten en lasten 2.930.170 -448.780 279.066
Aanpassingen voor:
- mutaties ongerealiseerde koersverschillen
-490.130 -304.144 -567.393
en opgelopen rente
- mutatie vorderingen -34.244 - 451.841
- mutatie kortlopende schulden 56.197 - -1.931.660
Netto kasstroom uit operationele
activiteiten
2.461.993 -752.924 -1.768.146
Aankopen effecten -130.935 -1.026.667 -7.008.074
Verkopen effecten 49.305 - 6.608.942
Netto kasstroom uit investeringsactiviteiten
-81.630 -1.026.667 -399.132
Mutatie liquide middelen 2.380.363 -1.779.591 -2.167.278
Liquide middelen
- Stand 1 januari 3.934.116 4.934.740 6.101.394
- Stand 31 december 6.314.479 3.155.149 3.934.116
Mutatie liquide middelen 2.380.363 -1.779.591 -2.167.278
Grondslagen voor de bepaling van het vermogen en het
resultaat
Voor zover niet anders is vermeld zijn de activa en passiva gewaardeerd
tegen nominale waarde. Baten en lasten worden toegerekend
aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
Voor wat betreft de bijdragen van de BankGiro Loterij ten behoeve
van het nieuwe Rijksmuseum is deze toerekeningwijze te definiëren
als het jaar waarin de bijdrage wordt ontvangen (en ook
volledig wordt doorbetaald aan het Rijksmuseum). Dit is tevens
van toepassing voor de (incidentele) bijdrage van de BankGiro
Loterij inzake de projectaanvraag RijksXL.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa betreffen de beleggingen op lange termijn
van de endowmentfondsen. De obligaties en de aandelen worden
hierbij gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. Het
verschil tussen beurswaarde en aanschafwaarde wordt verantwoord
in de Staat van baten en lasten.
Staat van baten en lasten over 2010
(in euro’s) 2010 2010 2009
Werkelijk Begroot Werkelijk
Baten
6. Baten uit eigen fondsenwerving 1.972.028 1.540.000 1.601.885
7. Baten uit acties van derden 4.034.252 3.658.000 4.326.979
8. Baten uit beleggingen 778.726 709.210 1.013.937
Som der baten 6.785.006 5.907.210 6.942.800
Lasten
Besteed aan doelstelling
9. Bijdragen aan Stichting
3.600.306 6.071.332 6.443.733
het Rijksmuseum
Totaal besteed aan doelstelling 3.600.306 6.071.332 6.443.733
Totale baten 6.785.006 5.907.210 6.942.800
Af: niet-besteedbare baten:
- ontvangen endowmentschenkingen
-215.200 -1.026.667 -279.393
- 2% over in stand te houden
vermogens endowmentfondsen
specifieke
vermogensbeheerders
-7.505 - -11.747
Besteedbare baten 6.562.301 4.880.543 6.651.660
Besteed aan doelstelling als
percentage van besteedbare
baten
Kosten van beleggingen als
percentage van baten uit
beleggingen
54,86% 124,40% 96,87%
1,08% 2,35% 1,12%
Toelichting
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld conform de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving
650 (RJ 650) Fondsenwervende Instellingen (herzien
2007). Naar aanleiding van de tussentijdse hertoetsing van
het CBF-Keur wordt de continuïteitsreserve met ingang van het
boekjaar 2009 verantwoord als ‘Reserve als bron van inkomsten’.
De beleggingsinkomsten van deze reserve dienen ter dekking van
de verwervingskosten en uitvoeringskosten. Deze kosten worden
naar aanleiding van deze zelfde hertoetsing voortaan geheel toegerekend
aan fondsenwerving en beheer en administratie en niet
meer aan voorlichting als doelstelling.
Vorderingen
De vorderingen worden gewaardeerd rekening houdend met
mogelijke oninbaarheid.
Schenkingen, legaten en nalatenschappen
De schenkingen en nalatenschappen worden verantwoord in
het jaar waarin de omvang met voldoende betrouwbaarheid en
de inbaarheid met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.
Toegezegde schenkingen, legaten en nalatenschappen waarvan
de indicatie omtrent de omvang en inbaarheid op grond van deze
criteria nog niet voldoende expliciet kan worden vastgesteld,
worden als niet uit de balans blijkende rechten onder het hoofd
‘Rechten op Kapitaal’ opgenomen.
Werving baten
Kosten eigen fondsenwerving 107.779 139.000 117.311
Kosten van beleggingen 8.429 16.658 11.385
Beheer en administratie
Kosten van beheer en administratie 138.322 129.000 91.305
Som der lasten 3.854.836 6.355.990 6.663.734
Resultaat 2.930.170 -448.780 279.066
Kosten van beheer en
administratie als percentage
van totale baten
2,04% 2,18% 1,32%
Criteria voor consolidatie
Stichting Het Rijksmuseum Fonds is nauw gelieerd aan het Rijksmuseum.
Consolidatie zou gezien de verschillende aard van
de organisaties geweld doen aan de uniforme en transparante
verslaggevingseis. Daarnaast blijft het bestuur van Stichting
Het Rijksmuseum Fonds verantwoordelijk voor de verantwoording
van de besteding. Om deze reden vindt geen consolidatie plaats
met het Rijksmuseum. Het jaarverslag van het Rijksmuseum is opvraagbaar
en/of te raadplegen via de website www.rijksmuseum.nl.
Aandeel acties van derden
Conform de CBF-richtlijnen worden schenkingen van fondsenwervende
instellingen met het CBF-Keur aangemerkt als ‘Aandeel
in acties van derden’. Schenkingen van andere instellingen worden
aangemerkt als baten eigen fondsenwerving.
28 29