Bedieningshandleiding
Bedieningshandleiding
Bedieningshandleiding
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VLT® 2800-serie<br />
Draairichting van de motor<br />
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er<br />
bij de start en bij lage snelheden problemen optreden.<br />
Dit wordt veroorzaakt doordat kleine motoren een relatief<br />
grote ohmse weerstand in de stator hebben,<br />
waardoor deze bij de start en bij lage snelheden een<br />
hogere spanning vereisen.<br />
In systemen waar motoren parallel werken, kan het<br />
thermo-elektronisch relais (ETR) van de frequentieomvormer<br />
niet worden gebruikt als motorbeveiliging<br />
voor de afzonderlijke motor. Daarom dienen extra motorbeveiligingen<br />
te worden toegepast, bijvoorbeeld<br />
thermistors in iedere motor of een apart thermisch relais.<br />
(Stroomonderbrekers zijn niet geschikt als beveiliging.)<br />
De fabrieksinstelling zorgt voor draaiing met de klok<br />
mee als de uitgang van de frequentieomvormer als<br />
volgt is aangesloten:<br />
Klem 96 aangesloten op U-fase.<br />
Klem 97 aangesloten op V-fase.<br />
NB!<br />
Parameter 107 Automatische aanpassing<br />
motorgegevens, AMT kan niet worden gebruikt<br />
wanneer motoren parallel zijn geschakeld.<br />
Parameter 101 Koppelkarakteristiek<br />
moet op Speciale motorkarakteristieken<br />
[8] worden ingesteld wanneer<br />
motoren parallel zijn geschakeld.<br />
Klem 98 aangesloten op W-fase.<br />
De draairichting kan worden gewijzigd door twee fasen<br />
op de motorklemmen te verwisselen.<br />
Parallelle aansluiting van motoren<br />
De frequentieomvormer kan meerdere, parallel aangesloten<br />
motoren besturen. Als de motoren moeten<br />
werken met verschillende motorsnelheden, moet u<br />
motoren met verschillende nominale motorsnelheden<br />
gebruiken. De motorsnelheid wordt simultaan gewijzigd,<br />
wat betekent dat de verhouding tussen de nominale<br />
motorsnelheden in het gehele bereik gehandhaafd<br />
blijft. Het totale stroomverbruik van de motoren<br />
mag niet groter zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom<br />
IINV van de frequentieomvormer.<br />
Motorkabels<br />
Zie Technische gegevens voor de juiste kabeldoorsnede<br />
en -lengte. Houd u altijd aan de nationale en lokale<br />
voorschriften ten aanzien van de kabeldoorsnede.<br />
NB!<br />
Als een niet-afgeschermde/niet-gewapende<br />
kabel wordt gebruikt, wordt niet voldaan<br />
aan bepaalde EMC-vereisten, zie<br />
EMC-testresultaten in de Design Guide.<br />
Als voldaan moet worden aan de EMC-specificaties<br />
met betrekking tot emissie, dient de motorkabel te<br />
worden afgeschermd/gewapend, tenzij anders is aangegeven<br />
voor het betreffende RFI-filter. Het is belangrijk<br />
om de motorkabel zo kort mogelijk te houden om<br />
het ruisniveau en lekstromen tot een minimum te beperken.<br />
De afscherming van de motorkabel dient te<br />
worden aangesloten op de metalen behuizing van de<br />
frequentieomvormer en op de metalen behuizing van<br />
de motor. De aansluitingen voor de afscherming moeten<br />
met een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem)<br />
worden gemaakt. Voor de diverse frequentieomvormers<br />
is hiervoor aparte installatieapparatuur beschikbaar.<br />
Montage met gedraaide kabeluiteinden (pigtails)<br />
dient vermeden te worden, aangezien dit het afschermende<br />
effect bij hoge frequenties verstoort. Als het<br />
noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een<br />
motorisolator of motorrelais te installeren, dient de afscherming<br />
te worden voortgezet met de laagst mogelijke<br />
HF-impedantie.<br />
Installatie<br />
MG.27.A2.10 – VLT ® is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss 73