2008-12-15-svr-rapport2008-4 - Vlaanderen.be
2008-12-15-svr-rapport2008-4 - Vlaanderen.be
2008-12-15-svr-rapport2008-4 - Vlaanderen.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
5.2 Normatief karakter<br />
“Good governance” omvat in essentie een evaluatie van het functioneren van het<br />
overheidsapparaat. Deze evaluatie <strong>be</strong>rust op een diversiteit aan criteria, die onvermijdelijk<br />
normatief geladen zijn (Van de Walle, 2005). De criteria voor een dergelijk oordeel vinden<br />
hun oorsprong in verschillende bronnen, zoals grondwetten, verklaringen inzake<br />
mensenrechten, maar veelal rusten deze ook op een aantal populaire overtuigingen. Dit<br />
omvat zowel het oordeel van het overheidssysteem door “insiders” (bv. ambtenaren) als door<br />
“outsiders” (bv. academici en drukkingsgroepen). Het veranderen van de criteria bij deze<br />
evaluatie leidt natuurlijk tot een verandering in de mate waarin er “good governance” is. Een<br />
traditionele conceptualisering van “good governance” geeft dan ook in zekere zin aan hoe<br />
een ideale overheid zou moeten werken.<br />
De waardegeladenheid van de veranderingen in het kader van het New Public Managment,<br />
wordt soms over het hoofd gezien. Hervormingen in het kader van New Public Management<br />
genereren nu eenmaal potentiële conflicten tussen “moderne hervormingswaarden” en<br />
“klassieke publieke waarden”. Het New Public Management haalt nu immers zijn inspiratie bij<br />
de private sector, het neo-li<strong>be</strong>ralisme en een eerder individualistische kijk op de mensheid<br />
en de politiek (Jorgensen, 2006, 510). Deze waardegeladenheid is dan ook essentieel om<br />
rekening mee te houden wanneer we het heb<strong>be</strong>n over het toepassen van criteria inzake<br />
“good governance” in bijvoor<strong>be</strong>eld ontwikkelingssamenwerking. Ondanks de goede intenties,<br />
zijn de typisch westerse modellen en waarden niet noodzakelijk compati<strong>be</strong>l met de lokale<br />
politieke culturen (Jorgensen, 2006, 511).<br />
Maar over welke waarden gaat dit nu? In zijn analyse komt Jorgensen (2006) alvast tot de<br />
vaststelling dat er een 70-tal publieke waarden te onderscheiden zijn. Hoewel deze op het<br />
eerste gezicht wat chaotisch overkomen, is er volgens deze auteur een aantal clusters te<br />
onderscheiden. Een aantal van deze waardeclusters heeft <strong>be</strong>trekking op het<br />
overheidspersoneel (vb. integriteit), de interne organisatie (vb. efficiëntie), de administratieve<br />
omgeving (vb. transparantie), de burger (vb. vraaggerichtheid), et cetera. Niet al deze<br />
waarden zijn altijd even <strong>be</strong>langrijk en er is een zekere hiërarchie van waarden. Daarnaast<br />
kunnen waarden contradictorisch zijn. Bij het voeren van <strong>be</strong>leid is het balanceren tussen<br />
potentieel conflicterende waarden en doelstellingen veelal essentieel. Zo durven<br />
democratische overwegingen en deze inzake efficiëntie wel eens botsen (Van de Zande &<br />
Strikwerda, <strong>2008</strong>).<br />
Jorgensen (2006, 519-520) maakt verder een onderscheid tussen vier types van governance:<br />
hiërarchisch, clan, netwerk en markt governance. Hiërarchisch government komt tot uiting in<br />
de representatieve democratie en de parlementaire “chain of command”. Een waarde die hier<br />
thuishoort is loyaliteit. In deze invulling van governance zijn verticale lijnen in de organisatie<br />
<strong>be</strong>langrijk en is er veel aandacht voor autoriteit.<br />
In “clan governance” staan onafhankelijke professionele standaarden centraal. Hier is<br />
gedrevenheid in het goed/professioneel werken <strong>be</strong>langrijk, ondanks bijvoor<strong>be</strong>eld de<br />
kostprijs en de politieke prioriteiten.<br />
Netwerkgovernance van zijn kant vindt dan weer zijn oorsprong in een pluralistische traditie,<br />
waarbij consensus, compromis en politieke stabiliteit hoog op het prioriteitenlijstjes prijken.<br />
Bij marktgovernment is het dan weer vooral de klant die koning is. Centrale waarden hier<br />
zijn efficiëntie en vraaggerichtheid.<br />
Daarnaast merkt Jorgensen (2006) op dat waarden niet los te zien zijn van de functionele<br />
netwerken van politieke actoren. Met deze netwerken doelt hij op de contexten waarin men<br />
als actor opereert. Deze context ziet hij binnen een organisatie als functionele netwerken,<br />
met name stabiele gedragspatronen rond een aantal kwesties, bv. hoe omgaan met<br />
“klanten”, hoe de dagdagelijkse activiteiten plannen, hoe omgaan met het middenveld, et<br />
cetera. Zo maakt hij een onderscheid tussen politieke, administratieve, professionele en<br />
corporatieve netwerken, naast wat hij noemt het “daily production network” en het “user<br />
network”. Binnen elk van deze netwerken zijn ook specifieke waarden dominant. Bij een<br />
“deugdelijk <strong>be</strong>stuur” is het dan ook essentieel om de verschillende opduikende problemen te<br />
plaatsen in het juiste functionele netwerk, wat inhoudt dat specifieke waarden worden<br />
aangesproken in specifieke omstandigheden.<br />
26 / Good governance Studiedienst van de Vlaamse Regering