29.11.2014 Views

Lees hier - Rotterdam Sportsupport

Lees hier - Rotterdam Sportsupport

Lees hier - Rotterdam Sportsupport

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Samenvatting conferentie Sport(verenigingen) in de jeugdketen<br />

Opening<br />

Bart Nolles opent namens <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong> en FlexusJeugdplein de conferentie. Hij memoreert<br />

aan de grote opkomst, waardoor er zelfs mensen staan. De aandacht voor het onderwerp veiligheid,<br />

normen en waarden en sport is de laatste weken enorm geweest. Maar dat is niet de aanleiding voor<br />

deze conferentie: in <strong>Rotterdam</strong> is de aandacht voor dit thema er al jaren. Dit kreeg onder andere vorm<br />

in de pilot Verbeteren pedagogisch klimaat op de sportverenigingen. De onderzoeksresultaten van die<br />

pilot vormen de aanleiding van deze conferentie. <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong> en FlexusJeugdplein willen<br />

met deze bijeenkomst een bijdrage leveren aan ‘een <strong>Rotterdam</strong>se aanpak’, een aanpak die zich richt<br />

op de gehele jeugdketen en op een krachtenbundeling tussen de jeugd- en sportsector met als doel de<br />

<strong>Rotterdam</strong>se jeugd veilig te kunnen laten opgroeien.<br />

Interview wethouders<br />

Bart roept Hugo de Jonge (wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin) en Antoinette Laan (wethouder<br />

Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur) naar voren. Bart vraagt waarom deze bijeenkomst mag<br />

plaatsvinden in de aanwezigheid van twee wethouders.<br />

Wethouder De Jonge benadrukt dat hij zich met zijn beleid richt op het creëren van kansen voor elk<br />

kind. Dat doe je door zorg te leveren als dat nodig is, maar ook door hen hun talenten te laten<br />

ontwikkelen. Sport kan daar aan bijdragen. De jeugd wordt beleidsmatig voor de gemeente de<br />

komende jaren alleen maar belangrijker, omdat haar taken op het gebied van jeugd(zorg) groter<br />

worden. Bovendien vindt er een transitie van de jeugdzorg plaats, waarbij de nadruk veel meer komt te<br />

liggen op het voorkomen en vroegtijdig signaleren van problemen. Ook daarom vindt de wethouder het<br />

belangrijk de samenwerking binnen de jeugdaanpak in <strong>Rotterdam</strong> te vergroten.<br />

Wethouder Laan benadrukt dat <strong>Rotterdam</strong> een sportstad is, maar dat er nog steeds te veel kinderen<br />

niet sporten. Daar moeten we met z'n allen aan werken, want bewegen is voor alle kinderen belangrijk.<br />

Aan de andere kant moet er binnen de sport nog wel wat gedaan worden aan het realiseren van goed<br />

gedrag. Helaas hebben we recent gezien hoe fout het kan gaan. Het is belangrijk dat we dergelijk<br />

gedrag niet tolereren.<br />

Bart vraagt de beide wethouders naar hun toekomstbeeld. Wethouder De Jonge hoopt dat sport en<br />

zorg in de toekomst vanzelfsprekende partners zijn, zodat trainers en bestuurders zich gesteund weten<br />

en ze de weg naar zorg gemakkelijker kunnen vinden. Dat geldt ook voor ouders. Dit past overigens<br />

heel goed in het beleid om het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) meer naar de zogenaamde<br />

vindplaatsen, waar sport er ook een van is, te laten gaan.<br />

Wethouder Laan geeft aan dat zorg en sport nog heel verschillende werelden zijn. We hoeven niet<br />

hetzelfde te worden, we hoeven elkaars rol niet over te nemen, maar we kunnen wel van elkaar leren<br />

en elkaar versterken. Dat zal ook tijd kosten en we zullen tegen belemmeringen aanlopen. Ik hoop dat<br />

we die werelden succesvol met elkaar weten te verbinden, zodat de <strong>Rotterdam</strong>se kinderen er beter van<br />

worden. Die verdienen het om te sporten, om gestimuleerd te worden in hun ontwikkeling. Voor hen<br />

doen we het.<br />

Onderzoeksresultaten<br />

Bart roept de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut naar voren, die de genoemde pilot hebben<br />

onderzocht: Rob Gilsing en Niels Hermens. Wat is er uit het onderzoek naar voren gekomen?<br />

Niels vertelt dat er verschillende aanwijzingen zijn voor een positief effect van de inzet van de<br />

pedagogisch coördinator op sportverenigingen. Zo zijn de gedragsregels bekender en is er meer


draagvlak voor. Ook zijn ouders meer betrokken bij de sportvereniging. Daarnaast zijn er bij de clubs<br />

met een pedagogisch coördinator meer jeugdleden met gedragsproblemen lid gebleven dan bij de<br />

controleverenigingen. Tot slot zijn de pedagogische en didactische vaardigheden van trainers en<br />

teamleiders verbeterd. Zij geven ook aan dat hun taken leuker zijn geworden.<br />

Bart vraagt naar een voorbeeld van wat de pedagogisch coördinator doet. Niels noemt het voorbeeld<br />

van een team waarin kinderen zich niet goed gedroegen en dat er sportief zeer slecht voor stond. In<br />

een teambespreking werden gedragsregels afgesproken en werd een codewoord bedacht waarmee de<br />

jongens elkaar op slecht gedrag konden aanspreken. Als tijdens het voetballen iemand zich misdroeg,<br />

riep een ander: bibbedibop! De sfeer in het team is flink verbeterd en het team werd kampioen.<br />

De onderzoekers overhandigen de eerste twee exemplaren van het onderzoeksrapport aan de beide<br />

wethouders.<br />

De ervaringsdeskundigen<br />

Bart roept een aantal ervaringsdeskundigen naar voren: twee jongeren en een gedragswetenschapper<br />

van FlexusJeugdplein.<br />

Othmane Imossaten zaalvoetbalt in de scholencompetitie voor het voortgezet onderwijs op Zuid, waar<br />

stevig wordt ingezet op een goed pedagogisch klimaat. Bart vraagt hem wat dit voor hem heeft<br />

betekend. Othmane zegt dat hij eerst soms een vervelende jongen was: vaak een grote mond, niet<br />

goed z’n best doen op school. Tot hij merkte dat hij niet werd opgesteld als hij zich op school misdroeg.<br />

Nu zeggen de leraren dat ze hem niet meer herkennen, hij is een andere jongen geworden.<br />

Jessie Proost voetbalde bij HOV, toen de pedagogisch coördinator Ineke Kalkman daar kwam. Bart<br />

vraagt hem wat hij daar van merkte. Jessie vertelt dat hij zelf geen ‘probleemjongere’ was, maar dat er<br />

in zijn team regelmatig wangedrag plaatsvond en dat het goed was dat Ineke gesprekken voerde met<br />

de jongens. Toen Ineke een tijdje bij de club zat, merkte hij dat er minder gevochten werd. Hij vroeg<br />

haar dan ook hoe het moest als zij weer weg zou gaan. Dan zou het misschien weer misgaan. Jessie<br />

voetbalt inmiddels bij de B2 van Feyenoord.<br />

Tot slot spreekt Bart met Jurensli Willems, gedragsdeskundige bij FlexusJeugdplein. Daarnaast<br />

begeleidde hij bij zijn club, <strong>Rotterdam</strong> Basketbal, een project waarbij jongens met gedragsproblemen<br />

gingen basketballen. Jurensli herkent de verhalen die de jongens vertellen uit zijn eigen ervaringen. Zij<br />

laten zien wat Jurensli en anderen al jaren weten: sport draagt bij in de ontwikkeling van jongeren. Of<br />

zij nu zes of één maal per week trainen. Jurensli vertelt het verhaal van een moeder die hem meldde<br />

dat haar zoon sinds hij sportte ook zijn kamer opruimde. Waarmee hij wil aangeven dat je door<br />

jongeren binnen sport taken in en rond het veld te geven en hen daarin te begeleiden, zij een stap<br />

kunnen maken in de richting van goed burgerschap. Jurensli benadrukt tot slot het belang van<br />

professionele ondersteuning in zowel de zorg als de sport.<br />

Bart nodigt iedereen uit om naar de deelsessies te gaan, waarvoor iedereen zich van te voren heeft<br />

opgegeven. Hij kondigt aan dat er drie ‘spionnen’ zijn die bij de verschillende sessies zullen rondkijken<br />

en in het plenaire deel hun ervaringen zullen terugkoppelen.<br />

1. Sportparticipatie: elke jeugdhulpverlener kan sportparticipatie bij jeugd stimuleren. Wat is<br />

daarvoor nodig? (Geleid door Jurensli Willems en Harry Schaarman van FlexusJeugdplein)<br />

De sessieleiders stellen dat elke hulpverlener in staat moet zijn om jongeren te motiveren tot deelname<br />

aan sport. Daarvoor is het besef nodig dat sport een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van een<br />

kind/jongere. De hulpverlener dient in staat te zijn middels gesprekstechnieken de jongeren zover te<br />

krijgen. Maar als de jongere dan zover is, is de vereniging dan bereid een zorgjongere in hun club op te


nemen? En als de sportvereniging bereid is de jongere op te nemen, kan de club dan ook rekenen op<br />

onvoorwaardelijk ondersteuning vanuit de zorg? En zijn de partijen, sport en zorg, in staat elkaar te<br />

vinden en te ondersteunen?<br />

Jurensli en Harry starten de deelsessie met een ice breaker, waarin aan den lijve ervaren werd wat<br />

‘bewegen’ met je doet. Bewegen maakt je geest vrij.<br />

Aan de hand van diverse stellingen, waarbij de deelnemers letterlijk een positie (in de ruimte) moeten<br />

innemen, wordt het thema verkend. Daarbij ontstaan levendige discussies en worden mensen<br />

uitgedaagd in elkaars wereld te stappen en vanuit een andere invalshoek te kijken.<br />

Hiermee is de overall doelstelling “elkaar leren kennen” ruimschoots gehaald. Een van de conclusies is<br />

dat het verbinden van de werelden een taak van een ieder is, dat we elkaar hard nodig hebben en veel<br />

beter gebruik kunnen maken van elkaars kennis en expertise. Een andere conclusie is dat de<br />

kennismaking smaakt naar meer en dat de samenwerking staat of valt met het hebben van een lange<br />

adem.<br />

2. Vroegtijdige signalering: sportprofessionals en –vrijwilligers zijn vaak de eersten die<br />

problemen zien, dat moeten we benutten! (Geleid door Rianne Cornelissen van<br />

FlexusJeugdplein en Carola Nagy van <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong>)<br />

In haar inleiding zoomt Rianne in op de mogelijkheden van signalering in de sport. Bij de<br />

sportvereniging zijn mensen ontspannen en vertonen hun natuurlijke gedrag. Dat maakt de<br />

sportvereniging zo’n geschikte signaleringsplaats. Als iets wordt gesignaleerd moet je er ook mee<br />

verder kunnen: een neutraal gesprek met betrokkenen kunnen voeren en weten wat eventuele<br />

vervolgstappen (kunnen) zijn.<br />

Aan de hand van stellingen komen een aantal standpunten bij de deelnemers boven tafel. Iedereen is<br />

het er over eens dat het gewoonweg een burgerplicht is om te signaleren en <strong>hier</strong>mee ook iets te doen.<br />

Sportverenigingen echt verantwoordelijk maken voor vroegtijdig signaleren vindt men echter te ver<br />

gaan. Iemand vanuit het onderwijs geeft aan dat er ook veel juridische dingen spelen op dit terrein.<br />

Vanuit de sportverenigingen wordt aangegeven dat het belangrijk is dat er voor hen ook een<br />

meerwaarde is die verder strekt dan puur burgerplicht. De aanwezigen geven aan dat clubs baat<br />

kunnen hebben bij verdieping van kennis en vaardigheden op dit vlak. Dat geldt ook voor contact met<br />

jeugdzorg. Hierdoor kunnen excessen op de vereniging worden voorkomen en kunnen vrijwilligers met<br />

nog meer plezier functioneren. Je zou het voordeel voor sportverenigingen ook kunnen zoeken in een<br />

certificering van clubs die dit op orde hebben. Of er kan bijvoorbeeld een extra subsidiemaatregel voor<br />

gelden.<br />

Iedereen ziet het als een voorwaarde dat iets als vroegtijdig signaleren echt in het beleid van een<br />

vereniging verankerd moet worden. Er is <strong>hier</strong>in een belangrijke rol weg gelegd voor de besturen. Deze<br />

moeten – geholpen door de zorg – beleid op dit onderwerp ontwikkelen. Ook moet de jeugdzorg de<br />

vereniging gaan begeleiden en inspringen of overpakken als dit nodig is – jeugdzorg blijft een apart<br />

vak. Voor de verenigingen zou het erg prettig zijn als er vanuit de zorg een vast aanspreekpunt komt.<br />

Dat is een grote stap want tot op heden is de jeugdzorg behoorlijk onzichtbaar voor de sport en vice<br />

versa. De meeste aanwezigen zijn het er over eens dat er eerst een fase van kennismaken zou moeten<br />

komen. Vanuit die positie kunnen zorg en sport elkaars meerwaarde letterlijk zien en ontdekken.<br />

3. Pedagogisch klimaat: pedagogische kennis in de sport vraagt focus. Maar hoe? (Geleid door<br />

Petra van der Kooi en Sanne Scholten van <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong>)


Als eerste gaan we met elkaar in gesprek over wat we eigenlijk verstaan onder het pedagogisch<br />

klimaat. Petra trapt af met de stelling dat we in de sport te veel opleggen aan kinderen, dat er te veel<br />

wordt uitgegaan van het presteren en het groepsbelang. De meeste deelnemers beamen deze stelling.<br />

De kern is dat het kind en zijn ontwikkeling centraal staat. Ze geven daarbij aan dat de rol van ouders<br />

soms lastig is: die verwachten vaak veel van hun sportende kind en vertonen zelf regelmatig<br />

ongewenst gedrag. Een goed pedagogisch klimaat begint met een duidelijke keuze van de club.<br />

Duidelijke gedragsregels zijn vervolgens van groot belang. Zou het niet mooi zijn als overal dezelfde<br />

gedragsregels golden? Dit zou voor kinderen het meest overzichtelijk zijn.<br />

Er wordt een tijd gesproken over de vraag of er wel of geen professionals nodig zijn voor een goed<br />

pedagogisch klimaat bij de sportvereniging. De meningen zijn <strong>hier</strong>over verdeeld. Aan de ene kant wordt<br />

benadrukt dat professionele ondersteuning minimaal nodig is in de achterwacht, aan de andere kant<br />

spreken diverse mensen zich uit voor de pedagogische civil society waarin we allemaal onze<br />

verantwoordelijkheid kunnen nemen, ook vrijwilligers op sportverenigingen. De ervaring met de<br />

pedagogische inzet op sportverenigingen is wel dat het lastig is om de kwaliteit vast te houden op het<br />

moment dat de ondersteuning wegvalt. Dan is het belangrijk dat er nog een aanspreekpunt is.<br />

Als afronding van het gesprek spreken we over wat ieder van de aanwezigen vanuit zijn/haar<br />

organisatie kan bijdragen. Het mooiste antwoord komt van een medewerker van een CJG die aangeeft<br />

dat wij allemaal, gewoon als mens (dus niet als vrijwilliger of professional), vanaf het moment dat we de<br />

deur uitlopen onze verantwoordelijkheid voor de jeugd kunnen oppakken. Met die stimulerende<br />

woorden, sluiten we de deelsessie af.<br />

4. Sportzorgtrajecten: sport kan in vele behandeltrajecten een rol spelen. Hoe organiseren we<br />

dit? (De sessie wordt geleid door Maarten Neven van De Jonge Krijger en Penny Nugteren van<br />

<strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong>)<br />

Eén van de eerste randvoorwaarden die de deelnemers benoemen, is dat er bij beide partijen, zorg en<br />

sport, een sterke wil moet zijn om samen te werken. Alleen met die wil is het mogelijk om de drempels<br />

die genomen moeten worden, ook te nemen. Zo wordt gesproken over de verschillende werktijden:<br />

zorg vooral overdag, de sport vooral ’s avonds. Dat is een kwestie van anders willen en kunnen werken<br />

en bereid zijn om in elkaars belevingswereld te stappen.<br />

Voor beide werelden geldt dat er al grote druk is. Bij de verenigingen werken bovendien overwegend<br />

vrijwilligers. Het is vaak al lastig om de organisatie voldoende bemenst te hebben, dus juist voor de<br />

verenigingen is het van belang om duidelijk inzicht te hebben in: what’s in it for me? Het verbeteren van<br />

sportieve prestaties zou dat kunnen zijn, maar denk ook aan de sfeer op de club en het plezier voor de<br />

vrijwilligers die er werken.<br />

Maar uiteindelijk gaat het om het kind. Hoewel sport voor iedereen belangrijk kan zijn, is een<br />

sportzorgtraject niet voor elk kind de logische keuze. Een sportvereniging kan dit bovendien niet alleen.<br />

Zorgpartijen moeten ondersteunen, bijvoorbeeld met training en scholing, met voortrajecten,<br />

natrajecten en dergelijke.<br />

Wat we ons ook moet realiseren is dat het niet stopt niet bij dat partijen 'willen'. Er moet ook iets<br />

gedaan worden. We moeten proberen uit de sfeer van vrijblijvendheid te komen en nu daadwerkelijk<br />

afspraken gaan vastleggen. Dat is de enige manier waarop echte samenwerking tot stand zal komen.<br />

Afsluiting<br />

Bart Nolles introduceert de ‘spionnen’: Ton Legerstee (beleidsadviseur Jeugd en Onderwijs bij de<br />

gemeente <strong>Rotterdam</strong>), Jacques Bovens (bestuurder FlexusJeugdplein) en Gert-Jan Lammens


(directeur <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong>). Zij hebben rondgekeken bij de verschillende sessies. Wat is hen<br />

vooral opgevallen?<br />

Gert-Jan Lammens benadrukt dat de beide werelden elkaar nodig hebben om de kinderen in deze stad<br />

verder te helpen. Hij spreekt de ambitie uit om alle ervaring die is opgedaan en ook de input die<br />

vandaag is geleverd een startpunt te laten zijn voor een breed vervolg van wat hij noemt ‘de<br />

<strong>Rotterdam</strong>se aanpak’. Die houdt wat hem betreft in niet pas te reageren als er een incident is, maar<br />

structureel te werken aan het bespreekbaar maken van gedrag en het verbeteren ervan met behulp van<br />

sport.<br />

Jacques Bovens geeft aan dat er een dubbele aanpak nodig is: de sport kan meer zorgminded worden<br />

en de zorg meer sportminded. Jacques heeft bij de sessies gezien dat de wil om elkaar te leren kennen<br />

en samen te werken er is. FlexusJeugdplein heeft zelf enkele jaren geleden gekozen om zich meer op<br />

sport te richten en wil die ontwikkeling verder doorvoeren.<br />

Ton Legerstee vindt dat je zaken natuurlijk goed moet regelen en dat de lokale overheid daar zeker ook<br />

een rol in kan spelen, maar dat we ook niet alles moeten institutionaliseren. Het gaat erom dat mensen<br />

verantwoordelijkheid nemen en dit hoeft in beginsel dus ook geen extra geld te kosten. Wel haalt hij<br />

een spreker uit een van de deelsessies aan die aangaf dat het belangrijk is dat de sportvereniging, als<br />

vrijwilligersorganisatie, ondersteund wordt. Harrie Dechering, van Sportzone Charlois, reageert <strong>hier</strong>op<br />

door aan te geven dat je niet als gemeente enerzijds de huren kunt verhogen en <strong>hier</strong>mee grote druk op<br />

de verenigingen legt, en anderzijds van ze verwacht dat ze nog een tandje harder gaan lopen.<br />

Vooruitblik<br />

FlexusJeugdplein en <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong> zijn erg blij met de grote deelname en positieve insteek<br />

van alle deelnemers aan de conferentie.<br />

Samen met het Centrum voor Jeugd en Gezien werken zij de komende maanden aan het versterken<br />

van het netwerk van sport en jeugdzorg in de <strong>Rotterdam</strong>se wijken.<br />

Daarnaast heeft de gemeente <strong>Rotterdam</strong> het voortouw genomen om bestaande initiatieven en plannen<br />

vanuit diverse partijen ten behoeve van een veiliger sportklimaat (voor de jeugd), met als doel in<br />

beginsel het delen van kennis en het versterken van elkaar om uiteindelijk een integrale <strong>Rotterdam</strong>se<br />

aanpak te verkrijgen.<br />

In eerste instantie zal dit gericht zijn op de voetbalsport, met als gesprekspartners de KNVB, de drie<br />

<strong>Rotterdam</strong>se BVO’s, enkele amateurverenigingen en <strong>Rotterdam</strong> <strong>Sportsupport</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!