TopGear GS - Johnson Pump
TopGear GS - Johnson Pump
TopGear GS - Johnson Pump
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3.18.6.2 Leidingen<br />
• Gebruik leidingen met dezelfde diameter als de aansluitpoorten van de pomp en met de kortst<br />
mogelijke lengte.<br />
• De leidingdiameter moet berekend worden afhankelijk van de vloeistofparameters en de<br />
installatieparameters. Indien noodzakelijk kan men grotere diameters gebruiken om het<br />
drukverlies te beperken.<br />
• Bij het verpompen van viskeuze vloeistoffen kunnen de drukverliezen in de zuig- en pers leidingen<br />
aanzienlijk oplopen. Andere leidingcomponenten zoals kranen, bochten, zeven, filters en<br />
voetkleppen veroorzaken eveneens drukverliezen.<br />
• Diameters, leidinglengte en andere componenten moeten zodanig worden gekozen dat de pomp<br />
zal werken zonder mechanische schade te veroorzaken aan de pomp/pompgroep. Hierbij moet<br />
men rekening houden met de minimaal vereiste inlaatdruk, de maximaal toelaatbare werkdruk en<br />
het geïnstalleerde motorvermogen en koppel.<br />
• Controleer na het aansluiten de dichtheid van de leidingen.<br />
Aanzuigleiding<br />
• De vloeistoffen moeten de pomp bij voorkeur binnenkomen van op een hoger gelegen niveau<br />
dan de pomp. In het geval dat de vloeistof moet gezogen worden vanaf een niveau dat lager is<br />
dan de pomp, moet de zacht hellende leiding naar de pomp stijgen zonder enige luchtzak.<br />
• Wanneer de diameter te klein, de aanzuigleiding te lang, of de zeef te klein of verstopt is, zullen<br />
de leidingsverliezen zodanig stijgen dat de NPSHa (beschikbare NPSH) kleiner wordt dan de<br />
NPSHr (vereiste NPSH).<br />
Cavitatie zal ontstaan, met lawaai en trillingen als gevolg. Mechanische schade aan de pomp/<br />
pompgroep is niet uitgesloten.<br />
• Wanneer een aanzuigzeef of filter geïnstalleerd is, moeten de leidingsverliezen in de<br />
aanzuigleiding constant gecontroleerd worden. Eveneens moet men controleren of de inlaatdruk<br />
aan de aanzuigflens van de pomp nog steeds voldoende hoog is.<br />
• Wanneer de pomp in twee richtingen werkt, moeten de drukverliezen voor beide richtingen<br />
berekend worden.<br />
Zelfaanzuigende werking<br />
Bij aanvang moet er voldoende vloeistof in de pomp aanwezig zijn om de inwendige spelingen en de<br />
dode ruimten op te vullen. Dit laat de pomp toe om een drukverschil op te bouwen.<br />
Om deze reden moet voor het pompen van vloeistoffen met lage viscositeit een voetklep van<br />
dezelfde of grotere diameter als de aanzuigleiding geïnstalleerd worden. De pomp kan eveneens<br />
zonder voetklep geïnstalleerd worden, maar dan in een U-leiding.<br />
Opmerking! Een voetklep is niet aanbevolen voor het pompen van hoog viskeuze vloeistoffen.<br />
• Om lucht en gassen uit de aanzuigleiding en pomp te verwijderen, moet de tegendruk in de<br />
uitlaatleiding verminderd worden. In het geval van zelfaanzuigende werking moet de pomp<br />
worden gestart met een open en lege uitlaatleiding, zodat lucht en gas bij een lage tegendruk<br />
kunnen ontsnappen.<br />
• Een andere mogelijkheid in het geval van lange leidingen of wanneer een terugslagklep in de<br />
uitlaatleiding geplaatst is, bestaat erin om een bypass te plaatsen met een isoleerkraan dicht bij<br />
de uitlaatzijde van de pomp. Deze kraan wordt geopend bij het opgieten en laat toe dat lucht of<br />
gas ontsnapt bij een lage tegendruk.<br />
De bypass moet terug naar de voorraadtank geleid worden – niet naar de aanzuigpoort.<br />
32 A.0500.502 – IM-TG<strong>GS</strong>/05.01 NL (03/2013)