Lees verder... - Sabvba
Lees verder... - Sabvba
Lees verder... - Sabvba
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Steek WATT in je zak!
CREDITS<br />
COÖRDINATIE:<br />
Willy Ivens – Voka Kamer van Koophandel Mechelen<br />
ALGEMENE PROJECTLEIDING:<br />
Laetitia Lemahieu – Voka Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen<br />
REDACTIE:<br />
An Maes – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven<br />
Els Heyvaert – Voka - Kamer van Koophandel Halle-Vilvoorde<br />
Katrien Moens – Voka - Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen<br />
Laetitia Lemahieu – Voka - Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen<br />
Lieven Dehandschutter – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven en Halle-Vilvoorde<br />
EINDREDACTIE:<br />
Luc van Balberghe - Ready Press Agency<br />
BIJZONDERE DANK AAN DE LEDEN VAN DE BEGELEIDINGSCOMMISSIE EN DE TESTBEDRIJVEN VOOR HUN<br />
BEREIDWILLIGE MEDEWERKING AAN EN ONDERSTEUNING VAN HET PROJECT.<br />
Jeroen Persyn - OVAM<br />
Johan Liekens - VITO<br />
Katleen Marien - Voka - VEV<br />
Kirsten Loncke - GEDIS<br />
Paul Zeebroek - ANRE<br />
TESTBEDRIJVEN:<br />
Provincie Antwerpen:<br />
Bulo Kantoormeubelen NV<br />
Novotel Mechelen Centrum<br />
Sopraco NV<br />
Xeikon International NV<br />
Provincie Oost-Vlaanderen:<br />
Argo Reclame BVBA<br />
Autojet Technologies BVBA<br />
Confiserie Trefin NV<br />
De Cuyper – Robberecht Drukkerij NV<br />
Gates Europe NV<br />
Transport Mervielde NV<br />
Provincie Vlaams-Brabant:<br />
Antalis NV<br />
Carrosserie Celis NV<br />
Fithuis BVBA<br />
L.M.S. International NV<br />
Van Os - Sonnevelt BVBA<br />
Met dank aan Electrabel die het project ondersteunde met o.a. de uitvoering van energiescans bij de testbedrijven.<br />
Contactadres: milieu@kvkov.voka.be<br />
Steek WATT in je zak 01
Een lichtpuntje zonder energieverbruik…<br />
Beste ondernemer,<br />
“Steek Watt in je zak!” Het klinkt leuk als slogan, maar eigenlijk zit er veel meer achter. Het betekent gewoon:‘Keep the money in your<br />
pocket'! Gewoontes en een gevoel van evidentie bepalen het leven van ons allemaal. Tot op zekere hoogte geeft dat ook een rust en<br />
een veiligheid. Maar boven een bepaalde grens, begint het geld te kosten. Erger, we zijn belangrijke dingen –van ons, van anderen, van<br />
de gemeenschap- aan 't verspillen.<br />
Dat is zeker het geval met energie. Staan we er nog bij stil dat het verklikkerlampje van ons pc-scherm elektriciteit verbruikt en geen<br />
hele nacht moet blijven branden Beseffen we genoeg dat we ons in de winter bij 20°C behaaglijk voelen, maar dat we in de zomer tot<br />
minder dan 16°C zouden koelen en daarvoor heel wat dure energie verbruiken Maakten we al de berekening dat een spaarlamp op<br />
een periode van 2 jaar eigenlijk veel goedkoper is dan een gewone gloeilamp, door de winst op minder verbruik en langere levensduur,<br />
ook al is ze bij de aankoop duurder<br />
Dit werk is een uniek initiatief, uitgewerkt door de milieucellen van vijf Voka – Kamers van Koophandel, onder coördinatie van Voka –<br />
Kamer van Koophandel Mechelen, in het kader van Presti 5.<br />
Elke bedrijfsleider, hoe groot of hoe klein ook, heeft hier iets aan.<br />
Het werk is zeer volledig en bestrijkt zowat alle terreinen waarop een bedrijf energie verbruikt. Telkens staat uitgelegd hoe dat gebeurt,<br />
hoe bepaalde mechanismen in hun werk gaan, wat de alternatieven zijn. Praktische voorbeelden van energiebesparing zijn zeer herkenbaar<br />
en zullen u ongetwijfeld aansporen om in uw eigen omgeving het energieverbruik bewust te evalueren. Ook aan de wetgeving<br />
terzake besteedt dit werk aandacht.<br />
<strong>Lees</strong> de volgende bladzijden aandachtig. De tijd die u daarvoor nodig heeft, is de beste investering van de laatste jaren! Dit werk bevat<br />
een lichtpunt dat zelfs geen energie verbruikt.<br />
Deze handleiding heeft een dubbel doel: u en de toekomst.<br />
Wat u nu bespaart, heeft u het eerst verdiend. Maar wat u bespaart, blijft over voor de volgende generatie.<br />
Veel succes!<br />
Willy Ivens<br />
Directeur<br />
Voka – Kamer van Koophandel Mechelen<br />
Steek WATT in je zak 02
Inhoudsopgave<br />
INLEIDING<br />
1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK<br />
1.1. Wetgevend kader<br />
1.1.1. Reductie van de broeikasgassen<br />
1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking<br />
1.2. Wat is rationeel energiegebruik<br />
1.2.1. Inleiding<br />
1.2.2. Primair energiegebruik<br />
1.2.3. Energiekosten<br />
1.3. Algemene principes van REG<br />
2. ENERGIEBOEKHOUDING<br />
2.1. Energieboekhouding: wat en waarom<br />
2.1.1. Wat is een energieboekhouding<br />
2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden<br />
2.2. Elektriciteitsverbruiken in kaart brengen<br />
2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie<br />
2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik<br />
2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s<br />
2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen<br />
2.3.1. Principes<br />
3. REG-MAATREGELEN<br />
3.1. Inleiding<br />
3.2. Verlichting<br />
3.2.1. Binnenverlichting<br />
3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting<br />
3.2.3. LED-verlichting<br />
3.2.4. Energiebesparende mogelijkheden verlichting<br />
3.3. Verwarming<br />
3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes<br />
3.3.2. Verwarmen van kantoren<br />
3.3.3. Productiegebonden verwarming<br />
3.4. Koeling<br />
3.4.1. Inleiding<br />
3.4.2. Het koelproces<br />
3.4.3. Koel- & vriescel-installaties<br />
3.4.4. Klimaatkoeling (airco)<br />
3.5. Bureautica<br />
3.5.1. Energiebesparende stand<br />
3.5.2. Screensaver (schermbeveiliging)<br />
3.5.3. Power-management<br />
3.5.4. Voordelen<br />
3.5.5. Energielabels<br />
3.5.6. Besparingstips<br />
3.6. Productiegerelateerde maatregelen<br />
3.6.1. Actief - Reactief energieverbruik<br />
3.6.2. Kwartuurpiekbewaking<br />
3.6.3. Motoren<br />
3.6.4. Perslucht<br />
Steek WATT in je zak 03
4. DUURZAME ENERGIE<br />
4.1. Waarom is duurzame energie belangrijk<br />
4.2. Warmte uit zonlicht: passieve thermische zonne-energie<br />
4.3. Warmte uit zonlicht: de zonneboiler<br />
4.4. Elektriciteit uit zonlicht: fotovoltaïsche panelen of zonnecellen<br />
4.5. Windenergie<br />
4.6. Energie uit biomassa<br />
4.7. Waterkracht<br />
4.8. Warmtekrachtkoppeling (WKK)<br />
4.9. Warmtepomp<br />
5. REG-STEUNMAATREGELEN<br />
5.1. Vlaams Gewest<br />
5.1.1. Ecologiepremie<br />
5.1.2. Steun voor demonstratieprojecten energietechnologieën<br />
5.1.3. Adviescheques<br />
5.1.4. PRODEM-steun<br />
5.2. Acties van de distributienetbeheerders<br />
5.3. Federale Overheid<br />
5.3.1. Energie-investeringsaftrek<br />
5.3.2. Acties van het IWT<br />
6. WETGEVING<br />
6.1. Acties in het kader van het Vlaams Klimaatsbeleidsplan<br />
6.1.1. REG-decreet dd. 2 april 2004<br />
6.1.2. Energieprestatiedecreet dd. 7 mei 2004<br />
6.2. Wetgeving m.b.t de specifieke thema’s vermeld onder hoofdstuk 3<br />
6.2.1. Verlichting<br />
6.2.2. Elektrische installaties<br />
6.2.3. PCB-houdende apparaten (condensatoren, transformatoren,…)<br />
6.2.4. Verwarming<br />
6.2.5. Koeling<br />
6.2.6. Perslucht<br />
6.2.7. Isolatie van gebouwen<br />
Bijlage 1 - Definities en eenheden<br />
Bijlage 2 - Spreadsheets hoofdstuk 2<br />
Inventaris verbruikers.xls<br />
Steekkaart X1.doc<br />
Rekenblad primair energiegebruik.xls<br />
Registratieformulier laagspanning.xls<br />
Registratieformulier hoogspanning.xls<br />
Referenties<br />
Steek WATT in je zak 04
INLEIDING<br />
Energie brengt welvaart en zorgt voor een comfortabel leven. Maar ons energiegebruik heeft ook nadelen: milieuvervuiling, klimaatverandering,<br />
uitputting van de natuurlijke voorraden.<br />
Wat kunnen we daartegen doen Allereerst het terugdringen van de energievraag, dus energie zo efficiënt mogelijk gebruiken.<br />
Vervolgens duurzame bronnen inzetten, zoals zon, wind en biomassa. Tenslotte, zolang ze nog niet kunnen worden gemist, de fossiele<br />
brandstoffen zo schoon mogelijk aanwenden.<br />
1. Reduceer de vraag<br />
(energiebesparing)<br />
2. Zet duurzame<br />
energiebronnen in<br />
3. Gebruik fossiele brandstoffen<br />
zo schoon mogelijk<br />
Energievraag<br />
Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, kadert precies binnen die maatregelen om het energieverbruik te verminderen. Rationeel<br />
energiegebruik is immers het zo efficiënt mogelijk omspringen met energie zodat het energieverbruik daalt zonder verlies aan productiecapaciteit,<br />
veiligheid en comfort.<br />
Voor bedrijven heeft REG nog een ander belangrijk voordeel: minder energieverbruik betekent ook een lagere energierekening. Studies<br />
tonen immers aan dat de energiekost een groot aandeel vertegenwoordigt in de totale werkingskosten van de bedrijven. Zeker voor<br />
kmo’s kan deze kost zwaar doorwegen. Precies zij kunnen door rationalisering hun energieverbruik doen dalen.<br />
Binnen het door de Vlaamse Overheid gesubsidieerde Presti 5-project “Steek Watt in je zak !” hebben vijf Voka - Kamers van Koophandel<br />
deze handleiding opgesteld rond rationeel energiegebruik in een kmo.<br />
De handleiding is modulair opgebouwd rond 6 hoofdstukken: rationeel energiegebruik, energieboekhouding, REG-maatregelen,<br />
duurzame energie, REG-steunmaatregelen en wetgeving. Bedrijven kunnen dus rechtstreeks het hoofdstuk raadplegen waar hun interesse<br />
naar uitgaat. De handleiding is opgemaakt op maat van de kmo met veel tips en praktische voorbeelden, met een aantal direct<br />
bruikbare hulpmiddelen (spreadsheets) en met verwijzingen naar interessante websites.<br />
Steek WATT in je zak 05
1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK<br />
1.1. Wetgevend kader<br />
1.1.1. Reductie van de broeikasgassen<br />
Woestijnen in Spanje en Italië, tropische onweersbuien en tornado’s in onze streken, stijging van het zeeniveau met 5 meter,… u heeft<br />
die doemscenario’s over klimaatsveranderingen en de mogelijke gevolgen de laatste jaren vast ook gehoord.<br />
Broeikasgassen, CFK’s, Kyoto, ozon,… aan moeilijke woorden geen gebrek in deze materie. Wat houdt dit nu in, en vooral welke invloed<br />
heeft dit op uw bedrijf en kunnen we er misschien ook voordeel uit halen <br />
Klimaatverandering door broeikasgassen is een feit!<br />
Om te beginnen, broeikaseffect en klimaatverandering zijn natuurlijke fenomenen. Meer nog, zonder broeikaseffect zou er op aarde<br />
geen leven mogelijk zijn.<br />
De aarde wordt omgeven door een atmosfeer, bestaande uit stikstof en zuurstof, maar ook uit broeikasgassen zoals waterdamp, ozon,<br />
koolstofdioxide (CO 2 ), methaan en andere. Zonder atmosfeer zou de temperatuur op aarde overdag zeer hoog en ’s nachts zeer laag<br />
zijn.<br />
De atmosfeer vermindert de hoeveelheid zonnewarmte die de aarde bereikt. Op aarde wordt de zonnewarmte gedeeltelijk geabsorbeerd<br />
en gedeeltelijk teruggekaatst als infraroodstraling. Deze wordt door de broeikasgassen in de atmosfeer geabsorbeerd en<br />
teruggekaatst naar de aarde. Broeikasgassen zorgen er dus voor dat de warmte niet verloren gaat en ze ken als een serre. Zonder<br />
broeikasgassen zou de gemiddelde temperatuur op aarde –18°C zijn.<br />
Samen maken de broeikasgassen minder dan 1 procent van de atmosfeer uit, maar kleine verschillen in de concentraties kunnen grote<br />
gevolgen hebben voor het terugkaatsendevermogen en dus voor de gemiddelde temperatuur op aarde en ons klimaat.<br />
Klimaatveranderingen worden voor een groot deel veroorzaakt door natuurlijke fenomenen zoals de continentendrift, vulkaanuitbarstingen,<br />
bosbranden, …<br />
Ondertussen weten we met zekerheid dat ook menselijke activiteiten bijdragen aan klimaatveranderingen, onder meer door de productie<br />
van broeikasgassen en ozonafbrekende stoffen.<br />
Deze klimaatveranderingen zullen zeker hun invloed hebben op de wereldorganisatie, zowel sociaal als economisch.<br />
Tijd voor actie!<br />
De verandering van het wereldklimaat is per definitie een internationale zaak: elk land zal er vroeg of laat mee geconfronteerd worden.<br />
Daarom besliste het hoogste orgaan van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering, in 1990 om een verdrag voor te bereiden om<br />
iets aan het probleem te doen.<br />
In 1992, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling, ondertekenden in Rio de Janeiro (Brazilië) de<br />
afgevaardigden van 150 landen het Verdrag van Rio.<br />
De EU speelde een belangrijke rol bij de onderhandelingen in Rio en heeft nog steeds een voortrekkersfunctie op wereldvlak. Reeds in<br />
1986 keurde het Europese Parlement de eerste resoluties over klimaatbeheer goed. In 1990 besloot de Europese Unie om tegen het jaar<br />
2000 de uitstoot van broeikasgassen te stabiliseren op het peil van 1990.<br />
Steek WATT in je zak 06
De landen die het Klimaatverdrag ondertekenden, moeten:<br />
- een inventaris opmaken van hun emissie aan broeikasgassen;<br />
- nationale plannen uitwerken voor de stabilisering of vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;<br />
- het wetenschappelijke en technische onderzoek steunen over het klimaatsysteem, evenals de ontwikkeling en verspreiding<br />
van relevante technologieën;<br />
- promotie voeren voor educatie- en sensibiliseringprogramma's over klimaatverandering.<br />
Het Verdrag duidt de geïndustrialiseerde landen aan als hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot, nu en in het verleden. Zij moeten<br />
daarom de voortrekkersrol spelen bij het nemen van maatregelen en hebben een aantal bijkomende verplichtingen:<br />
- een beleid voeren zodat de netto emissie aan broeikasgassen in 2000 niet hoger is dan in 1990;<br />
- bijkomende financiële en technische ondersteuning aan ontwikkelingslanden geven, zodat ook zij aan hun verplichtingen kunnen<br />
voldoen;<br />
- ontwikkelingslanden die speciaal kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering financieel bijstaan, zodat zij zich aan<br />
deze gevolgen kunnen aanpassen.<br />
Reeds in 1995 bleek dat de verplichtingen, die de geïndustrialiseerde landen door het Verdrag van Rio kregen, niet volstaan. Daarom<br />
ondertekenden ze in december 1997 in het Japanse Kyoto een bijkomend Protocol.<br />
Dit Protocol van Kyoto bevat onder meer een concrete doelstelling voor de vermindering van de emissies van broeikasgassen door de<br />
geïndustrialiseerde landen.<br />
Het Kyoto protocol voorziet voor de EU een vermindering van de emissie van 8% ten opzichte van referentiejaar 1990 voor de volgende<br />
gassen: CO 2 ,CH 4 ,N 2 O, HFK's, PFK's en SF 6 tegen de periode 2008-2012. Deze 8 % werd binnen de EU verdeeld over de Lidstaten.<br />
Ook Vlaanderen engageert zich!<br />
In Kyoto heeft België zich verbonden om een reductie te bekomen van 7,5 % broeikasgassen in 2010 t.o.v.. het referentiejaar 1990.<br />
Voor Vlaanderen werd een reductie van 5,2 % vooropgesteld.<br />
In 2004 zaten we aan 77.000 kton CO2 en de doelstelling die we moeten halen in 2010 is 62.000 kton. We hebben nog een lange weg<br />
voor de boeg, vooral omdat de prognoses nog wijzen op een stijging in plaats van op een daling op korte termijn.<br />
De overheid wil de reductie bewerkstelligen bij die groepen, die verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de CO2-uitstoot: de<br />
huishoudens, de energiesector en de industrie.<br />
Om de kloof tussen de doelstellingen en de reële emissies van CO 2 te dichten, heeft Vlaanderen een Vlaams Klimaatsbeleidsplan (VKP)<br />
opgemaakt. Om dit plan te verwezenlijken kan de Vlaamse overheid verschillende beleidsinstrumenten inzetten die zowel de<br />
CO2-emissie aan de bron als het energieverbruik verminderen.<br />
Totale CO 2 -emissie = CO 2 -emissie aan de bron x energieverbruik<br />
De mogelijkheden om CO2 te reduceren aan de bron bestaan (vb. windenergie, zonne-energie, warmtekrachtcentrales,…), maar ze zijn<br />
beperkt. Ook kernenergie biedt mogelijkheden om een CO2-reductie te bekomen, maar heeft dan weer andere nadelen. De reductie zal<br />
dus vooral moeten komen door een vermindering van het energieverbruik. Rationeel energiegebruik is de boodschap!<br />
Om onze Kyoto-doelstellingen te behalen werkte de Vlaamse overheid een aantal acties om minder energie te verbruiken. Specifiek<br />
voor de sector Industrie voorziet de overheid in een aanpassing van de milieureglementering (wettelijke verplichtingen voor processen,<br />
installaties en gebouwen) en in het afsluiten van convenanten (vrijwillige overeenkomsten). Daarnaast houdt de overheid een fiscale<br />
stok achter de deur om de CO2-emissie te doen dalen: de CO2-taks.<br />
Als de doelstelling voor 2010 dan nog niet binnen handbereik is, kunnen we nog altijd emissierechten verhandelen met het buitenland.<br />
Ter ondersteuning van de industrie voorziet de overheid een aantal directe (vernieuwde ecologiesteun, fiscale aftrek, adviescheques,…)<br />
en indirecte (via de elektriciteitsnetbeheerders) steunmaatregelen.<br />
TIP<br />
Meer info over de Vlaamse acties in het kader van<br />
het Vlaamse Klimaatsbeleidsplan: raadpleeg hoofdstuk 6, punt 6.1.<br />
TIP<br />
Meer info over de steunmaatregelen op Vlaams en federaal niveau<br />
en de acties van de distributienetbeheerders:<br />
raadpleeg hoofdstuk 5.<br />
Steek WATT in je zak 07
TIP<br />
1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking<br />
Vroeger was de band tussen u en uw elektriciteits- of gasleverancier een band voor het leven. Een gearrangeerd huwelijk, waar niemand<br />
zich echt vragen bij stelde. Die tijden zijn voorbij. Met de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in Vlaanderen kan u zelf kiezen<br />
waar u uw energie vandaan haalt.<br />
Sinds 1 juli 2003 is de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest volledig vrijgemaakt.<br />
De vroegere energiemarkt, waarin de intercommunales/netbeheerders zowel voor de levering van de energie als het beheer van het<br />
distributienetwerk zorgden, ligt nu al een tijdje achter ons. In de vrije markt zijn beide activiteiten strikt gescheiden.<br />
Aan de ene kant zijn er de netbeheerders die het distributienet uitbaten, onderhouden en ontwikkelen. De Vlaamse<br />
Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (kortweg VREG) wijst deze netbeheerders aan voor een periode van 12 jaar. Het<br />
beheer van het distributienet blijft een monopolieactiviteit. Dit laat toe, het bestaande net zo efficiënt mogelijk te gebruiken en<br />
voorkomt dat verschillende elektriciteits- en gasnetten naast elkaar zouden bestaan, zoals in de telecomsector wel het geval was.<br />
Aan de andere kant is de levering of de verkoop van elektriciteit en gas in de vrijgemaakte markt een concurrentiële activiteit. In tegenstelling<br />
tot vroeger, kunt u dus kiezen tussen diverse leveranciers, onder andere op basis van de prijs en de kwaliteit van dienstverlening.<br />
De bevoegdheden van de VREG zijn beperkt door de Vlaamse energiebevoegdheid. De VREG zorgt voor een efficiënte organisatie en<br />
werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt. Ze wijst de netbeheerders aan en reikt leveringsvergunningen uit aan de leveranciers.<br />
Daarnaast geeft ze adviezen aan de Vlaamse overheid om de organisatie en de werking van de energiemarkt te optimaliseren.<br />
Het Vlaamse gewest blijft ook aandacht schenken aan de bevordering van het rationele energiegebruik en de promotie van hernieuwbare<br />
energiebronnen. Dergelijke, belangrijke elementen mogen door de vrije markt zeker niet in het gedrang komen.<br />
De elektriciteits- en aardgasprijs in de vrijgemaakte markt<br />
Als vrije afnemer heeft u een leverancier en een netbeheerder. Uw leverancier levert u elektriciteit en/of aardgas, uw netbeheerder stelt<br />
zijn distributienet ter beschikking om deze energie te vervoeren tot bij u op het bedrijf. Beiden hebben recht op een vergoeding voor<br />
hun prestaties.<br />
Toch krijgt u net zoals vroeger, maar een factuur. De vergoeding van de netbeheerder is een onderdeel van de elektriciteits- en<br />
aardgasprijs die de leverancier u aanrekent op uw factuur. De leverancier stort deze vergoeding door naar de betrokken netbeheerder.<br />
Meer info over de voordelen en andere aspecten van<br />
de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt<br />
of wil u de verschillende leveranciers<br />
voor elektriciteit en aardgas vergelijken:<br />
surf naar http://www.vreg.be<br />
1.2. Wat is rationeel energiegebruik<br />
1.2.1. Inleiding<br />
Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, is een onderdeel van een beleid van duurzame ontwikkeling. REG tracht dit te doen door<br />
enerzijds minder energie te gebruiken en anderzijds over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen.<br />
Economische groei op lange termijn is enkel houdbaar wanneer we rekening houden met de draagkracht van het milieu en de<br />
eindigheid van de fossiele brandstoffen aardolie, aardgas en steenkool.<br />
REG = energieverspilling, waar mogelijk, elimineren<br />
met behoud (of verbetering) van prestatie, veiligheid en comfort<br />
1.2.2. Primair energiegebruik<br />
Om de verschillende energievormen met elkaar te vergelijken, moet we meten met dezelfde maten. Bijgevolg dienen we steeds alles te<br />
herleiden tot primair energiegebruik.<br />
Primaire energie omvat de ingekochte brandstoffen zoals aardgas en stookolie. Voor de opwekking van ingekochte, secundaire<br />
energiedragers zoals elektriciteit is echter eveneens een hoeveelheid brandstof nodig. Ook deze hoeveelheid brandstof dienen we in<br />
rekening te brengen. Voor de omrekening van secundaire naar primaire energie, gaan we uit van een energetisch rendement van 40%<br />
voor elektriciteit en 90% voor warmte. Op bedrijfsniveau bedrijf ligt dit energetisch rendement lager door van de verliezen bij het overbrengen<br />
van de elektriciteit van de centrale naar de machines (o.a. door transport en transformeren).<br />
Steek WATT in je zak 08
Aangezien de percentages van een elektrische centrale algemeen gelden binnen Europa in het kader van de CO 2 -problematiek en de<br />
benchmarkconvenanten (zie ook hoofdstuk 6, punt 6.1.1.2 Energiebeleidsovereenkomsten), gebruiken we in deze handleiding de primaire<br />
energetische rendementen van 40% voor elektriciteit en 90% voor warmte, om de secundaire energie naar primaire energie te<br />
berekenen.<br />
Gebruik dus steeds volgende omrekeningsfactoren bij het vergelijken van secundaire energievormen en primaire energievormen.<br />
Herleiden tot primair energiegebruik (voor een preciezer berekening van de waarden kan u gebruik maken van het “rekenblad voor de<br />
berekening van het primair energiegebruik” in bijlage 1):<br />
• Elektriciteit:<br />
1,0 kWh e = 2,5 kWh prim<br />
(OPGELET: DE KWH VERMELD OP DE ELEKTRICITEITSFACTUUR IS STEEDS<br />
UITGEDRUKT ALS HET SECUNDAIRE VERBRUIK EN DIENT DUS OMGEREKEND<br />
NAAR PRIMAIR VERBRUIK)<br />
∑ • Stoom: 1,0 kWh th = 1,1 kWh prim<br />
∑ • Aardgas: 1,0 kWh B = 1,0 kWh prim<br />
~ 0,1 m 3 gas<br />
∑ • Stookolie: 1,0 kWh B = 1,0 kWh prim<br />
~ 0,1 liter<br />
1.2.3. Energiekosten<br />
In de vrijgemaakte elektriciteits- en aardgasmarkt zijn het de leveranciers die de elektriciteits- en aardgasprijzen factureren aan de<br />
bedrijven, de eindafnemers.<br />
De prijs die de leveranciers aanrekenen hangt meestal af van verschillende factoren: het totale jaarlijkse verbruik van de afnemer, het<br />
aansluitvermogen, de netbeheerder, het aantal tellers,...<br />
De onderstaande tabel geeft indicatief de kostprijs voor een aantal energievormen weer.<br />
Voor de juiste energieprijzen die de leveranciers aanrekenen, kunnen we best contact opnemen met de leveranciers zelf. Zij vragen dan<br />
de nodige gegevens op en bieden een aangepaste offerte.<br />
In de tabel zien we een onderscheid tussen de energievorm die het bedrijf toegeleverd krijgt en ook direct moet betalen (energievorm<br />
direct) en de energievorm die het bedrijf zelf produceert (energievorm indirect).<br />
Energievorm<br />
Energievorm direct<br />
Elektriciteit hoogspanning<br />
(de zogenaamde Elia klanten en klanten rechtstreeks<br />
aangesloten op het distributienet)<br />
Gemiddelde kostprijs (EUR/kWh)*<br />
0,04 … 0,12<br />
(gemiddeld 0,07 … 0,1)<br />
Elektriciteit laagspanning 0,12 … 0,17<br />
Aardgas<br />
niet-huishoudelijk<br />
0,012 … 0,021<br />
gebruik<br />
Aardgas huishoudelijk gebruik 0,021 … 0,025<br />
Stookolie 0,017 … 0,045<br />
Energievorm indirect<br />
Warm water uit CV 1,2 ...1,4 x brandstofprijs 0,015 … 0,05<br />
Koeling op –20°C 0,4 x elektriciteitsprijs (0,015 …) 0,03 … 0,04 (…0,07)<br />
Koeling op –40°C 0,6 x elektriciteitsprijs (0,025 …) 0,045 … 0,06 (… 0,1)<br />
Perslucht op 7 bar 5 … 7 x elektriciteitsprijs (0,2 …) 0,37 … 0,7 (… 1,2)<br />
* De elektriciteits- en aardgasprijzen die door de leveranciers aangerekend worden, bestaan uit verschillende factoren, niet altijd<br />
afhankelijk van de leverancier. Ze zijn de som van de transmissiekost, de distributiekost, de heffingen en de energiekost.<br />
Steek WATT in je zak 09
TIP<br />
Perslucht is een zeer dure vorm van energie. Enige acties rond het persluchtverbruik leveren dan ook een mooie besparing op,<br />
want een persluchtlek van 1 mm 3 kost algauw zo’n 325 EUR per jaar. Ga naar hoofdstuk 3 en bekijk onder het punt 3.6.4<br />
de mogelijkheden om energie te besparen op een persluchtinstallatie.<br />
TIP<br />
1.3. Algemene principes van REG<br />
Om te komen tot rationeel energiegebruik binnen een onderneming, dienen we steeds de volgende stappen en in de onderschreven<br />
volgorde, te respecteren:<br />
Stap 1: Minimaliseer de energiebehoefte<br />
Stap 2: Maximaliseer de energierecuperatie<br />
Stap 3: Optimaliseer de energieconversie<br />
REG vergt een kritische kijk op het proces en het bedrijf, maar met gezond boerenverstand en met behulp van de onderstaande “regels<br />
van de goede huisvader” ligt REG binnen handbereik.<br />
Regel 1: Onderhoud de machines: een slecht onderhoud leidt tot een kwalitatief slecht product en een enorme energieverspilling<br />
Regel 2: Schakel uit wat niet moet werken: denk aan de verlichting overdag, afzetten van doseerunits, menglijnen, enz.<br />
Regel 3: Doe niet meer dan nodig: produceren met overbodige handelingen leidt tot een overdreven slijtage van de machines, een<br />
capaciteitsdaling en een hoger energiegebruik<br />
In hoofdstuk 3 “REG-maatregelen” bespreken we een aantal mogelijkheden van energiebesparing rond de specifieke thema’s: verlichting,<br />
verwarming, koeling, bureautica en productiegerelateerde maatregelen (waaronder perslucht).<br />
Wanneer u rond de specifieke thema’s aan de slag gaat, vergeet dan niet dat er voor elk van de besproken faciliteiten<br />
in hoofdstuk 3 regelgevingen bestaan die een aantal verplichtingen opleggen aan de bedrijven zoals een vergunningsplicht,<br />
periodieke keuringen en metingen.<br />
Volledigheidshalve worden de belangrijkste wettelijke verplichtingen voor elk van de faciliteiten onder hoofdstuk 6,<br />
punt 6.2 besproken.<br />
Steek WATT in je zak 10
2. ENERGIEBOEKHOUDING<br />
2.1. Energieboekhouding: wat en waarom<br />
2.1.1. Wat is een energieboekhouding <br />
Een energieboekhouding volgt het energieverbruik kritisch op. De doelstelling van een energieboekhouding is immers, inzicht verwerven<br />
in het energieverbruik om het op te volgen en te optimaliseren.<br />
De basis voor een energieboekhouding is een analyse van het energieverbruik gedurende een representatieve en voldoende lange<br />
periode. Deze analyse is mogelijk met een systeem dat het verbruik met een vaste regelmaat registreert (wekelijks, maandelijks,…) .<br />
Dit kan handmatig, door het noteren van de meterstanden van de energiemeters in een tabel, of automatisch via energiemeters die aan<br />
een verwerkingspakket op pc (intern of bij de energieleverancier) gekoppeld zijn.<br />
Een hoogspanningsklant kan bij zijn elektriciteitsleverancier zijn verbruiksprofiel opvragen. Ook deze gegevens leveren veel informatie.<br />
Een energieboekhouding omvat naast de registratie van de verbruiken ook het kritisch opvolgen van de geregistreerde gegevens.<br />
Voorstelling van de gegevens in grafieken over een voldoende ruime periode is hiervoor het meest geschikt. In de softwarepakketten<br />
voor energieopvolging zijn steeds grafieken voorzien, voor handmatig geregistreerde gegevens kan dit vrij eenvoudig in Excel.<br />
In deze handleiding beperken we ons tot het elektriciteitsverbruik. De registratie ervan bespreken we uitvoerig met uitgewerkte voorbeelden<br />
in punt 2.2.2.<br />
Vanzelfsprekend kunnen we deze principes ook toepassen om het verbruik van andere soorten energie op te volgen (aardgas, brandstof,<br />
…). Deze registraties gebeuren analoog maar we behandelen ze niet <strong>verder</strong> in deze handleiding.<br />
2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden<br />
Het regelmatig opvolgen van het energieverbruik maakt energieverbruikpatronen zichtbaar. Voordelen hiervan zijn :<br />
• U kan afwijkende verbruiken snel opsporen door het geregistreerde verbruik te vergelijken met het verbruik in vergelijkbare<br />
periodes, komen onregelmatigheden sneller aan het licht en kunnen we fouten lokaliseren.<br />
• Door het kritisch analyseren van de verbruiksgegevens kan u verbeter-mogelijkheden in kaart brengen. Hoge piekvermogens<br />
kunnen bij voorbeeld leiden tot maatregelen zoals piekuurbewaking. Bij hoog verbruik gedurende de nacht, kan u nagaan of<br />
alle toestellen die gedurende de nacht blijven opstaan, noodzakelijk zijn.<br />
• U kan de doeltreffendheid van maatregelen voor energiebesparing opvolgen.<br />
Door het energieverbruik na de maatregel te vergelijken met de vroegere verbruiken kan u de gerealiseerde energiebesparing<br />
in kaart brengen en vergelijken met de verwachte besparing. Indien het gaat om organisatorische maatregelen (vb. doven van lichten,<br />
uitschakelen van niet gebruikte toestellen, …) kan u door het opvolgen van het verbruik ook nagaan of de instructies na enkele<br />
maanden nog steeds worden opgevolgd.<br />
• U kan de gegevens gebruiken om uw medewerkers te motiveren voor energiebesparingen.<br />
Veel energiebesparingen zijn afhankelijk van de inzet van de verbruikers, bijvoorbeeld het doven van lichten of uitschakelen<br />
van niet gebruikte apparatuur. Het zichtbaar maken van de gerealiseerde besparingen overtuigt hen van het nut van de<br />
geleverde inspanningen en motiveert hen.<br />
• U krijgt een beter zicht op uw energieverbruik. Door het opvolgen van een energieboekhouding krijgt u een beter zicht op<br />
uw energieverbruik en kan u eventuele fouten in de facturatie opsporen.<br />
Bovendien kan u deze kennis gebruiken bij tariefonderhandelingen met uw elektriciteitsleverancier.<br />
• Door het opvolgen van uw elektriciteitsverbruik, gekoppeld aan productiecijfers kan u correlaties tussen elektriciteitsverbruik<br />
en productie ontdekken, waardoor u een beter zicht krijgt op de elektriciteitskosten, veroorzaakt door bepaalde niet-continue<br />
producties.<br />
Bij het in kaart brengen van uw energieverbruik merken we nogal wat begrippen uit de wereld van energie en elektriciteit. Indien u<br />
hierin niet thuis bent, kan u in bijlage 1 uitleg vinden over de meest gebruikte termen en eenheden.<br />
2.2. Elektriciteitsverbruik in kaart brengen<br />
2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie<br />
De eerste stap bij het in kaart brengen van uw energieverbruik, is de elektriciteitsinstallatie zelf.<br />
De antwoorden op volgende vragen zullen u reeds heel wat informatie geven.<br />
Hoogspanning of laagspanning <br />
Indien hoogspanning :<br />
- Welke transformator is aanwezig, wat is het vermogen (in kVA) van deze transformator<br />
Opgelet : transformatoren zijn vergunningplichtig vanaf een individueel nominaal vermogen van 100 kVA –<br />
zie hoofdstuk 6, punt 6.2.2<br />
Steek WATT in je zak 11
- Indien er een transformator aanwezig is, hoe wordt deze gekoeld Olie, PCB-olie of luchtgekoeld<br />
PCB-houdende toestellen zijn niet meer toegelaten tenzij u een afwijking hebt verkregen. In het laatste geval moet u bij verwijdering<br />
een strikte reglementering volgen – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3<br />
- Zijn er cos-phi batterijen aanwezig Zijn deze PCB-vrij<br />
Opgelet: PCB-houdende toestellen zijn slechts in bepaalde gevallen nog toegelaten en dienen volgens een strikte reglementering<br />
verwijderd te worden – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3<br />
- Wordt de installatie regelmatig gekeurd Zijn de laatste keuringsattesten ter beschikking<br />
Indien laagspanning ;<br />
- Wat is het aansluitvermogen (terug te vinden op de factuur van uw elektriciteitsleverancier)<br />
- Beschikt u over drijfkracht (380 V)<br />
U kunt hierbij gebruik maken van de voorbeeld-steekkaart in bijlage 2. Indien u verscheidene aansluitingen hebt, moet u voor elke<br />
aansluiting een steekkaart opmaken.<br />
VOORBEELD STEEKKAART X1<br />
Steek WATT in je zak 13
2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik<br />
Een systematische en regelmatige registratie van elektriciteitsverbruik vormt de basis van een goede energieboekhouding.<br />
De voordelen van een energieboekhouding kwamen reeds eerder aan bod.<br />
Registratie van elektriciteitsverbruik gebeurt best met een vaste regelmaat, bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks of maandelijks.<br />
Welke periodiciteit u voor uw bedrijf best hanteert, is afhankelijk van de activiteiten en het elektriciteitsverbruik. Voor kleine verbruikers<br />
met een vrij stabiel verbruikspatroon, volstaat een maandelijkse registratie. Voor grotere verbruikers kan een wekelijkse of zelfs<br />
dagelijkse registratie aangewezen zijn.<br />
Voor verbruikers met een stabiel verbruikspatroon geeft het bijhouden van een tabel met de verbruiksgegevens voldoende informatie.<br />
Visuele voorstelling van de gegevens in een grafiek, maakt het eenvoudiger om afwijkingen vast te stellen en eventuele acties op te<br />
volgen.<br />
In de volgende hoofdstukken bespreken we met enkele voorbeelden hoe een dergelijke registratie kan gebeuren.<br />
U kan bij de bijlagen een excel-file downloaden om direct te gebruiken of eventueel aan uw eigen behoeften aan te passen.<br />
Verbruikers met een sterk wisselend verbruikspatroon zullen uit deze eenvoudige tabellen niet voldoende informatie halen.<br />
Voor deze bedrijven bestaat een gamma softwarepakketten om hun elektriciteitsverbruik op te volgen. De mogelijkheden hiervan<br />
bespreken we <strong>verder</strong>.<br />
Ook bedrijven die een sterk wisselend piekvermogen hebben en aan piekvermogenbeheer – zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2 - willen doen,<br />
zijn wellicht gebaat met een softwarepakket.<br />
Om te beoordelen of een dergelijk pakket interessant is, maakt u een afweging tussen de kosten voor het pakket en de bijkomende<br />
informatie die u erdoor verkrijgt.<br />
Bij de beoordeling van de kosten houdt u niet alleen rekening met de aankoop- of abonnementskosten voor het pakket, maar ook met<br />
de noodzakelijke aanpassingen aan de elektriciteits- of andere meters, de kosten voor het invoeren van gegevens, de eventuele kosten<br />
voor aanpassingen (updates) of technische bijstand, ….<br />
De meeste van de aangeboden pakketten kunnen naast het elektriciteitsverbruik ook het aardgasverbruik en stookolieverbruik opvolgen,<br />
waardoor u een volledige energieboekhouding kunt voeren. Onder het punt 2.2.3 vindt u meer informatie over deze pakketten.<br />
2.2.2.1. Registratie van het elektriciteitsverbruik voor laagspanningsverbruikers<br />
Registratie van het elektriciteitsverbruik op basis van meterstanden<br />
Het regelmatig aflezen van de elektriciteitsmeters en het noteren van deze gegevens in een tabel, geeft veel informatie over het<br />
verloop van het elektriciteitsverbruik.<br />
Bij het noteren van de meterstanden is het belangrijk, de periodiciteit te respecteren. U kan bijvoorbeeld telkens de eerste werkdag van<br />
de maand de meterstanden noteren.<br />
TIP<br />
Noteer dit als taak in uw elektronische of papieren agenda!<br />
De meterstanden noteert u vervolgens in een tabel, samen met de datum van de opname.<br />
Om een correcte vergelijking te maken tussen de verschillende maanden kan u rekening houden met het aantal werkdagen in de<br />
afgelopen periode en het gemiddeld verbruik per werkdag berekenen.<br />
U kan het elektriciteitsverbruik ook koppelen aan productiegegevens en in plaats van ‘aantal werkdagen’,‘productieaantallen’ als referentie<br />
gebruiken.<br />
Hieronder staat een voorbeeld gegeven van een dergelijke opvolgingstabel voor maandelijkse registratie van de meterstanden.<br />
U kan dit formulier – opgemaakt in Excel - downloaden bij de bijlagen.<br />
Gebruik van de excel-file voor het registreren van elektriciteitsverbruik per maand<br />
Deze file kan als basis dienen voor uw registraties. U kan deze file aanpassen aan de eigen behoeften van uw bedrijf.<br />
Let op: indien u meer aansluitingen hebt, kan u een afzonderlijke registratie starten voor elk van de meters (bijvoorbeeld dag en nachtmeter).<br />
U kan elk afzonderlijk verbruik samentellen zodat u een overzicht hebt van het totale verbruik.<br />
Opbouw van de file<br />
De file bevat een afzonderlijk tabblad voor 5 jaren (2002 –2006) en een tabblad met grafieken.<br />
U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7,<br />
waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden.<br />
U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen).<br />
De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens.<br />
Steek WATT in je zak 14
INVULLEN VAN DE GEGEVENS<br />
De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.<br />
Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden.<br />
In de 2de kolom (datum opname begin maand) vult u de datum van de eerste meteropname voor januari in.<br />
Voor de volgende maanden wordt telkens de datum van de meteropname op het einde van de vorige maand overgenomen.<br />
In de 3de kolom (datum opname einde maand) vermeldt u de datum van de meteropname op het einde van de maand.<br />
In de 4de kolom (meterstand begin maand) vult u voor de maand januari de meterstand van het begin van de maand in.<br />
Voor de andere maanden wordt telkens de meterstand van het einde van de vorige maand overgenomen.<br />
In de 5de kolom (meterstand einde maand) vult u telkens de meterstand op het einde van de maand in.<br />
In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per maand (kWh)) wordt het verbruik automatisch berekend door het verschil te maken tussen de<br />
meterstand op het einde van de maand en bij het begin van de maand.<br />
In de 7de kolom (aantal gewerkte dagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de<br />
laatste meteropname inbegrepen). U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveelheden.<br />
Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik.<br />
In de 8ste kolom (jaartal Verbruik / werkdag (kWh)) wordt het gemiddeld verbruik per werkdag voor de betreffende periode berekend.<br />
In de 9de kolom (jaartal Kost per maand in euro) kan u de kost voor de betreffende periode noteren. Indien u slechts jaarlijks een<br />
afrekeningfactuur krijgt, kan u op basis van deze afrekeningfactuur de totale kost per kWh berekenen en deze kost vermenigvuldigen<br />
met het totale verbruik voor de betreffende periode.<br />
Dit kan u slechts berekenen na afloop van de facturatieperiode. U kan natuurlijk van tevoren de berekeningen uitvoeren met de<br />
kostprijs per kWh van de vorige facturatieperiode en de gegevens updaten na ontvangst van de factuur.<br />
In de 10de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren.<br />
Voorbeeld: plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, in werking treding van een<br />
REG-maatregel,…<br />
Steek WATT in je zak 15
Volgende grafieken worden dan automatisch aangemaakt :<br />
- Verbruik per maand<br />
- Gemiddeld verbruik per werkdag<br />
- Elektriciteitskost / maand<br />
UW VERBRUIK REGISTREREN OP BASIS VAN FACTUREN<br />
* Verbruik opvolgen op basis van jaarlijkse afrekeningen<br />
Indien u slechts jaarlijks een afrekening ontvangt waarop ook meterstanden zijn vermeld, zal u hieruit weinig informatie halen. U kan<br />
dan enkel een gemiddeld maandelijks verbruik over het volledige jaar bepalen.<br />
De maandelijkse of driemaandelijkse voorschotfacturen die u ontvangt, zijn berekend op basis van het verbruik van het vorige jaren en<br />
bevatten geen informatie over de huidige verbruiken.<br />
We raden u dan ook aan om minimaal maandelijks de meterstanden op te nemen en te registreren zodat u een beter zicht krijgt op de<br />
schommelingen in het verbruik .<br />
Verbruiksgegevens op basis van jaarlijkse afrekeningen uit het recente verleden (1 tot 2 jaar) kunnen u evenwel nuttige informatie<br />
geven en als vergelijkingsbasis dienen voor de geregistreerde gegevens.<br />
Indien u niet de beschikking hebt over maandelijkse registraties van meterstanden van de vorige jaren, kan u in elk geval op basis van<br />
de elektriciteitsfacturen een gemiddeld maandelijks verbruik voor deze periode bepalen.<br />
U kan deze informatie invoeren in de Excel-file voor opvolging van de maandelijkse meteropnames. De kolommen 2 tot en met 5 (data<br />
en meterstanden) blijven dan blanco.<br />
In kolom 6 (verbruik per maand in kW) voert u het gemiddeld maandelijks verbruik over de facturatieperiode in.<br />
* Verbruik opvolgen op basis van maandelijkse afrekeningsfacturen<br />
Indien u maandelijks een factuur ontvangst met vermelding van meterstanden kan u deze gegevens invoeren in de Excel-file voor registratie<br />
van de maandelijkse meteropnames.<br />
TIP<br />
Bij laagspanning bepaalt het aansluitvermogen het maximale vermogen dat u kan afnemen. Indien u meer vermogen afneemt, zal<br />
de zekering springen.<br />
Indien u uw machinepark uitbreidt, kan het dus nodig zijn om het aansluitvermogen te laten verhogen.<br />
Ga echter eerst na of de stroombanen gelijkmatig verdeeld zijn over de drie fasen. Misschien kan u door een gelijkmatige verdeling<br />
vermijden dat u een verzwaring van het aansluitvermogen moet vragen en kan u besparen op uw elektriciteitskost. Voor het<br />
aansluitvermogen wordt immers een vaste vergoeding per maand aangerekend.<br />
Steek WATT in je zak 16
2.2.2.2. Registratie van energieverbruik voor hoogspanningsverbruikers<br />
Voor hoogspanningsverbruikers geeft het aflezen van de meterstand slechts een deel van de informatie. De waarde van cos-phi en het<br />
kwartiervermogen (piekvermogen) kan u immers niet op de meters aflezen. In bijlage 1 vindt u een omschrijving van een aantal vaak<br />
gebruikte termen, zoals cos phi en piekvermogen.<br />
Indien u van uw elektriciteitsleverancier maandelijks afrekeningfacturen ontvangt, kan u deze gegevens gebruiken om uw elektriciteitsverbruik<br />
op te volgen.<br />
Volgende gegevens zal u op uw factuur terugvinden :<br />
- verbruik normale uren (in kWhnu)<br />
- verbruik stille uren (in kWhsu)<br />
- reactief verbruik (in kVAhr), eventueel opgesplitst naar inductief en capacitief verbruik<br />
- cos phi<br />
- kwartiervermogen (in kW) of piekvermogen<br />
- maximale kwartuurpiek (in kW, soms ook opgedeeld in een piekvermogen tijdens de stille uren en een piekvermogen<br />
tijdens de normale uren)<br />
Deze gegevens kan u opvolgen in een Excel werkblad. U kan in bijlage een excelwerkblad downloaden waarin u deze gegevens over<br />
een periode van vijf jaar kan invullen.<br />
De file bevat afzonderlijke tabbladen voor 5 jaren (2002 –2006) en drie tabbladen met grafieken. Het tabblad Tabellen dient enkel om<br />
de grafieken op te maken – u hoeft hierin niets in te vullen.<br />
De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens.<br />
U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7,<br />
waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden.<br />
U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen).<br />
Invullen van de gegevens<br />
De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.<br />
Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden.<br />
In de 2de kolom (jaartal verbruik Normale uren (kWh nu) komt het verbruik gedurende de normale uren (op de factuur vermeld als<br />
verbruik normale uren of verbruik dag)<br />
In de 3de kolom (jaartal verbruik stille uren (kWh su) komt het verbruik gedurende de stille uren (nacht – weekend), op de factuur vermeld<br />
als verbruik stille uren, verbruik nacht of verbruik weekend.<br />
In de 4de kolom (jaartal Totaal verbruik) komt het totale elektriciteitsverbruik, berekend door de som te maken van kolom 2 en kolom 3<br />
In de 5de kolom (Aantal werkdagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de laatste<br />
meteropname inbegrepen).<br />
Steek WATT in je zak 17
U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveelheden.<br />
Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik.<br />
In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag normale uren) komt het verbruik per werkdag voor de normale uren automatisch, berekend<br />
door het verbruik normale uren te delen door het aantal werkdagen.<br />
In de 7de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag stille uren) komt het verbruik per werkdag voor de stille uren, automatisch berekend<br />
door het verbruik stille uren te delen door het aantal werkdagen.<br />
In de 8ste kolom (jaartal totaal verbruik per werkdag) wordt het verbruik automatisch berekend door het totaal verbruik te delen door<br />
het aantal werkdagen.<br />
In de 9de kolom (cos phi) vult u de cos phi waarde in.<br />
In de 10de kolom (maximaal vermogen) noteert u het piekvermogen.<br />
In de 11de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren. Voorbeeld:<br />
plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, inwerkingtreding van een REG-maatregel,<br />
…<br />
Volgende grafieken worden automatisch aangemaakt :<br />
- verbruik normale uren<br />
- verbruik stille uren<br />
- totaal verbruik<br />
- gemiddeld verbruik per werkdag<br />
- Overzicht elektriciteitsverbruik (tab overzicht – grafieken)<br />
- Overzicht cos phi (tab grafieken – cos phi –piekv)<br />
- Overzicht piekvermogens (tab grafieken – cos phi –piekv)<br />
Steek WATT in je zak 18
2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s<br />
Er bestaat een heel gamma softwareprogramma’s voor opvolging van energiegebruik, zowel aangeboden door elektriciteitsleveranciers<br />
als door softwareleveranciers.<br />
Met behulp van deze softwaretoepassingen kan u uw (hoogspannings)verbruik opvolgen en er een beter inzicht in krijgen. Voor<br />
laagspanning zijn deze toepassingen niet geschikt.<br />
Beter inzicht in uw elektriciteitsverbruik laat u toe om uw verbruik bij te sturen en een efficiënt energiebeleid uit te werken.<br />
De aangeboden softwaretoepassingen variëren van zeer eenvoudige toepassingen die slechts toelaten het elektriciteitsverbruik uit het<br />
verleden op te volgen, tot toepassingen waarmee u het verbruik onmiddellijk (in real time) kan opvolgen en waaraan u besturingssystemen<br />
kan koppelen, bijvoorbeeld in het kader van piekbeheer (zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2).<br />
Er is een onderscheid tussen de verschillende systemen, zowel op niveau van de dataregistratie, van de dataverwerking als van de<br />
beschikbare gegevens.<br />
Dataregistratie :<br />
- telemetriesystemen, die via dataloggers die pulsen ontvangen van de energiemeters, automatisch de meetgegevens inlezen<br />
- systemen met manuele ingave waarbij de gebruiker zelf de meterstanden ingeeft in de software.<br />
Dataverwerking :<br />
- internetsystemen, waarbij de software en de databank op een internetserver zijn geplaatst en de gebruiker zijn gegevens<br />
invoert en opvraagt via het internet. Let hierbij op dat het systeem werkt met een beveiligde internetverbinding en een<br />
persoonlijk paswoord.<br />
- systemen die geïnstalleerd zijn op lokale PC's.<br />
Beschikbare gegevens<br />
- systemen waarbij u kan beschikken over uw verbruiksgegevens uit het verleden.<br />
Meestal zijn de gegevens beschikbaar na een dag. U kan dus telkens de gegevens tot en met de vorige dag bekijken.<br />
- Real-time systemen waarbij u de onmiddellijke verbruiksgegevens kan zien, naast de verbruiksgegevens uit het verleden<br />
Bij de keuze van een softwaretoepassing kan u zich laten leiden door volgende aandachtspunten :<br />
- Is de softwaretoepassing gratis of dient u hiervoor een abonnement of een eenmalige kost te betalen<br />
- Indien u het softwarepakket dient aan te kopen, wat kosten updates van het programma<br />
- Is een aanpassing van uw elektriciteitsmeter(s) nodig en hoeveel kost deze aanpassing<br />
- Draait de toepassing op uw pc’s (let op voor oudere besturingssystemen)<br />
- Kan u in het systeem op een eenvoudige manier rapporten en grafieken opvragen<br />
- Kan u gedetailleerde verbruiksgegevens opvragen, bijvoorbeeld tot op 15 minuten<br />
- Kan u de tabellen en grafieken op een eenvoudige wijze kopiëren of exporteren zodat u deze kan gebruiken in een presentatie of<br />
eigen verslagen<br />
- Is de invoer van gegevens niet te omslachtig<br />
- Kan u terecht bij een helpdesk indien u vragen hebt<br />
- Kan u andere verbruik opvolgen binnen hetzelfde pakket (vb. aardgas, water, stookolie, …)<br />
Contacteer uw energieleverancier of uw installateur voor een overzicht van de mogelijkheden.<br />
2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen<br />
2.3.1. Principes<br />
Om te weten waar u energie kan besparen, is het belangrijk inzicht te hebben in de verdeling van het elektriciteitsverbruik over de verschillende<br />
installaties en toestellen in uw bedrijf.<br />
Meestal denkt men de grootste verbruikers wel te kennen, maar het opstellen van een verbruikerslijst kan soms tot verrassende vaststellingen<br />
leiden.<br />
Een inventaris van elektrische toestellen en hun verbruik verstrekt inzicht in de verdeling van het elektrische verbruik.<br />
Ideaal zou zij als u het energieverbruik van elke installatie over een voldoende lange periode zou kunnen meten zodat u het gemiddelde<br />
verbruik van elk van deze installaties kent.<br />
Voor belangrijke energieverbruikers kan u overwegen afzonderlijke meters te plaatsen of kan u het verbruik gedurende een periode<br />
laten opvolgen. U kan het verbruik van individuele toestellen gedurende een korte periode opvolgen door het gebruik van een<br />
energiemeter. Deze energiemeters zijn te koop in de vakhandel of bij uw installateur. Meestal bestaat ook de mogelijkheid om<br />
energiemeters te ontlenen voor een korte periode.<br />
Voor de meeste installaties is het plaatsen van extra meters moeilijk en wegen de kosten en inspanningen niet op tegen de te<br />
verwachten informatie. In dat geval kunnen we het verbruik theoretisch berekenen. Hou er echter rekening mee dat deze theoretische<br />
berekeningen slechts indicaties zijn en zeker geen exacte gegevens zijn.<br />
We splitsen de werkwijze op in drie delen : het machinepark, de verlichting en het kantoor (bureautica). Als voorbeeld nemen we de<br />
inventaris van het bedrijf WATT-test, een klein bedrijf met 20 werknemers met als activiteit machinebouw.<br />
In de bijlage vindt u een excel-werkblad dat als basis kan dienen voor de berekeningen voor uw eigen bedrijf.<br />
Steek WATT in je zak 19
2.3.1.1. Machinepark<br />
Waarschijnlijk is in uw bedrijf reeds een lijst aanwezig van machines en hun geïnstalleerde vermogens. Deze lijst is immers nodig in het<br />
kader van een milieuvergunningsaanvraag of een aangifte van de bedrijfsactiviteit.<br />
Indien dergelijke lijst niet ter beschikking is kan u het vermogen terugvinden in de technische informatie van de machine of op het zilverkleurige<br />
plaatje met technische gegevens op de machine.<br />
Voorbeeld inventaris machinepark<br />
Inventaris machinepark WATT-test<br />
Machine nummer Omschrijving machine Geïnstalleerd vermogen<br />
M1 Draaibank 0.75 kW<br />
M2 Draaibank 1.00 kW<br />
M3 Plooibank 7.50 kW<br />
M4 Lasinstallatie halfautomaat 0.50 kW<br />
M5 Kolomboor 1.50 kW<br />
M6 Zaagmachine 0.75 kW<br />
M7 Freesmachine 0.90 kW<br />
M8 Plaatschaar 7.80 kW<br />
M9 Compressor 25 kW<br />
M10 Verwarming 50 kW<br />
Theoretisch zouden we het verbruik van elke installatie kunnen bepalen door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met<br />
het aantal draaiuren.<br />
Indien we dit theoretische vermogen zouden vergelijken met het werkelijk afgenomen vermogen, zouden we echter merken dat dit<br />
veel te hoog is.<br />
Dit is eenvoudig te verklaren. Een machine neemt niet steeds het maximale, geïnstalleerde, vermogen op. Het werkelijk opgenomen vermogen<br />
is namelijk afhankelijk van de belasting van de motor. Vooral bij mechanisch toepassingen kan het werkelijk afgenomen vermogen<br />
merkelijk lager zijn dan het geïnstalleerde vermogen.<br />
Voor verlichting wordt het geïnstalleerde vermogen volledig benut gedurende de branduren.<br />
Bij compressoren en verwarming wordt het geïnstalleerde vermogen enkel volledig benut tijdens de draaiuren, tenzij de compressor<br />
voorzien is van een toerentalregeling.<br />
In de berekening moet u dus rekening houden met een benuttingfactor, afhankelijk van het soort installatie. Deze factor ligt steeds<br />
tussen 0 en 1.<br />
Het inschatten van deze benuttingfactor is niet eenvoudig en kan enkel een raming zijn.<br />
In elk geval dient u op het einde van alle berekeningen het berekende verbruik te vergelijken met het werkelijke verbruik. Op basis van<br />
deze vergelijking kan u de benuttingfactoren nog aanpassen zodat het berekende en het werkelijke verbruik in overeenstemming zijn.<br />
In de bijlage kan u een excel-file downloaden die als basis kan dienen voor de inventarisatie. U kan deze file aanpassen aan de<br />
behoeften van uw bedrijf.<br />
U kan de lijst vereenvoudigen door een aantal machines samen te vermelden. U kan bijvoorbeeld alle machines van de onderhoudsafdeling<br />
of alle machines van een productielijn op een lijn vermelden, op voorwaarde dat het aantal draaiuren en de benuttingfactor<br />
ongeveer gelijk zijn.<br />
Steek WATT in je zak 20
OPBOUW VAN DE FILE<br />
De file bevat 4 tabbladen: een tabblad voor het machinepark, een voor de verlichting, een voor de kantoortoestellen en een samenvatting.<br />
De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.<br />
Enkel in de witte vakken komen gegevens.<br />
Invullen van de gegevens<br />
In de tabel worden volgende zaken ingevuld :<br />
- Interne code of machinenummer<br />
- Naam of omschrijving machine<br />
- Geïnstalleerd vermogen<br />
- Draaiuren per dag voor de betreffende machine<br />
- Werkdagen per jaar voor de betreffende machine<br />
- Benuttingfactor: factor tussen 0 en 1<br />
De laatste kolom (verbruik per jaar) berekenen we op basis van de ingevulde gegevens.<br />
Het verbruik per jaar bekomen we door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met de draaiuren per dag, het aantal<br />
werkdagen per jaar en de benuttingfactor.<br />
Bij de berekening maken we gebruik van een aantal geschatte waarden. De benuttingfactor is in elk geval reeds een raming en veel<br />
bedrijven zullen ook een schatting van het aantal draaiuren moeten maken. Indien het aantal draaiuren van de verschillende machines<br />
niet bekend is, kunnen sommige bedrijven dit wellicht inschatten op basis van productiegegevens .<br />
Het aantal productie-eenheden per uur voor een bepaalde installatie geeft een indicatie van het aantal draaiuren, nodig voor een productie-eenheid<br />
(of honderd eenheden) zodat op basis van het aantal geproduceerde eenheden per jaar een raming kan gemaakt worden<br />
van het aantal draaiuren).<br />
Het berekende verbruik is in elk geval slechts een indicatie van het werkelijke verbruik.<br />
Indien voor bepaalde installaties een werkelijk gemeten verbruik beschikbaar is kan dit rechtstreeks in de laatste kolom ingevuld worden.<br />
Steek WATT in je zak 21
2.3.1.2.Verlichting<br />
Het opstellen van een inventaris van de verlichting vindt best plaats per afdeling of per lokaal.<br />
Net zoals voor het opstellen van de inventaris van het machinepark stellen we een tabel op met de geïnstalleerde vermogens en de<br />
branduren.<br />
Invullen van de gegevens<br />
Per lokaal of afdeling vullen we het aantal lampen, het type en het vermogen per lamp in. Voor het aantal branduren maken we een<br />
schatting.<br />
Indien in een afdeling of lokaal verschillende types lampen gebruikt, nemen we een lijn per type lamp.<br />
Opgelet: vergeet het vermogen van de ballast niet in te vullen bij TL-lampen! Deze kolom vullen we niet in voor gloeilampen en halogeenlampen.<br />
Het totaal vermogen berekenen we door het aantal lampen te vermenigvuldigen met de som van het vermogen van de lamp en de<br />
ballast, en dit te delen door 1000. Het vermogen van lampen is immers uitgedrukt in W. Bij het berekenen van het totale vermogen in<br />
kW dient u dus te delen door 1000.<br />
Het verbruik per jaar berekenen we door het totale vermogen te vermenigvuldigen met het aantal branduren per dag en het aantal<br />
werkdagen per jaar.<br />
2.3.1.3. Kantoortoestellen<br />
U kan een vergelijkbare inventaris maken van het kantoormateriaal (PC’s, printers, kopiers, …) met de werkelijke vermogens voor elk van<br />
de toestellen.<br />
Een gedetailleerde inventaris van het verbruik van kantoormateriaal is echter enkel interessant als het elektriciteitsverbruik door kantoortoestellen<br />
een groot gedeelte uitmaakt van uw totaal verbruik.<br />
In het andere geval kunt u een raming maken van het verbruik aan de hand van een aantal richtwaarden voor kantoorapparatuur.<br />
Toestel<br />
Vermogen<br />
bij actief verbruik (in Watt)<br />
PC 40 20-30<br />
Scherm (CRT) 80 10-15<br />
Flatscreen 15-30<br />
Laserprinter 90-130 20-30<br />
Kopieertoestel 120-1000 30-250<br />
Faxtoestel 30-40 10<br />
Drankautomaat 350-700 300<br />
Vermogen<br />
in stand-by ( in Watt)<br />
Steek WATT in je zak 22
Invullen van de gegevens<br />
Per lokaal of afdeling inventariseren we de kantoortoestellen met gelijk of ongeveer gelijk vermogen.<br />
Voor het vermogen kunnen we werkelijke vermogens of richtwaarden gebruiken. Het aantal uren zullen we waarschijnlijk moeten<br />
schatten. De vermogens voeren we in Watt in.<br />
Het totale verbruik berekenen we door het aantal toestellen te vermenigvuldigen met het vermogen per toestel, het aantal activiteitsuren<br />
per dag en het aantal werkdagen per jaar en te delen door 1000 (omrekening naar kW). In het tabbladsamenvatting staat dan het<br />
overzicht van de energiegebruikers.<br />
Het totaal berekende verbruik kunnen we dan vergelijken met het werkelijke energiegebruik op jaarbasis.<br />
Indien er een groot verschil is tussen het berekende en het werkelijke energiegebruik, dienen we te concluderen dat een aantal van<br />
onze ramingen niet correct waren. We kunnen dan bijvoorbeeld de benuttingfactor voor een aantal installaties aanpassen zodat het<br />
berekende verbruik beter in overeenstemming is met het werkelijke elektriciteitsverbruik.<br />
Houd er steeds rekening mee dat deze inventarisatie slechts een indicatie is en enkel de bedoeling heeft de grootste energieverbruikers<br />
te identificeren en de mogelijkheden voor energiebesparende maatregelen in kaart te brengen. In hoofdstuk 3 vindt u een overzicht<br />
van de energiebesparende maatregelen (REG-maatregelen) voor verschillende toepassingen.<br />
Op basis van het overzicht van de verbruikers en de REG-mogelijkheden voor de verschillende toepassingen kunnen we dan een REGactieplan<br />
uitgewerken, rekening houdend met de benodigde investering en terugverdientijd. Maatregelen, die invloed hebben op de<br />
grootste verbruikers en maatregelen met beperkte investeringen (bvb. organisatorische maatregelen), hebben hierbij vanzelfsprekend<br />
voorrang.<br />
Voor het voorbeeldbedrijf Watt-test kunnen we concluderen dat REG-maatregelen voor het machinepark en de verlichting het meest<br />
aangewezen zijn. Hiernaast kunnen we ook een aantal organisatorische maatregelen zoals het doven van lichten en het uitschakelen<br />
van computers en kopieertoestellen bij afwezigheid doorvoeren.<br />
Steek WATT in je zak 23
3. REG-MAATREGELEN<br />
3.1. Inleiding<br />
Dit hoofdstuk concentreert zich op breed toegepaste mogelijkheden van energiebesparing bij energie-intensieve voorzieningen. De<br />
nadruk ligt hierbij op technische maatregelen. De informatie in dit hoofdstuk richt zich niet op toepassingen of maatregelen die specifiek<br />
zijn voor een bepaalde bedrijfstak. Ze probeert een globaal overzicht te geven van mogelijke REG-maatregelen.<br />
Naast het toepassen van bovengenoemde technische maatregelen is natuurlijk ook het sensibiliseren van de medewerkers rond zuinig<br />
energieverbruik heel belangrijk om tot effectieve energiebesparing te komen. Energiezorg omvat immers maatregelen op het vlak van<br />
communicatie, gedrag en techniek.<br />
3.2. Verlichting<br />
Verlichting is in vele gevallen een grote energieverbruiker. In kantoren gaat gemiddeld 50% van het elektriciteitsverbruik naar verlichting;<br />
in montagehallen en magazijnen loopt het verbruik van verlichting vaak op tot 70 à 90% van het totale verbruik. Dankzij moderne<br />
verlichtingstechnieken zoals hoogfrequente TL-lampen en elektronische voorschakelapparatuur kan het energiegebruik van de meeste<br />
verlichting drastisch worden teruggeschroefd. Ook daglichtgestuurde regelingen en schakelingen in zones kunnen een grote<br />
energiewinst opleveren.<br />
De verlichtingssterkte heeft een belangrijke invloed hebben op het energieverbruik. Het is dus noodzakelijk een juiste keuze van verlichtingsterkte<br />
te maken. Onderstaande tabel geeft de standaard verlichtingsterktes weer:<br />
Aard van de verlichting typering van de taak verlichtingsterkte (lux*) Voorbeelden<br />
Oriëntatieverlichting (geen of<br />
incidentieel gebruik als<br />
werkruimte)<br />
Waarnemen van grote objecten<br />
en beweging van personen<br />
Waarnemen van zeer grove<br />
details<br />
50 Opslagruimte, parkeergarage<br />
100 Gang, trappenhuis<br />
Werkverlichting (permanent<br />
gebruik als werkruimte)<br />
Speciale werkverlichting<br />
Waarnemen van grove details 200<br />
Lezen, schrijven en waarnemen<br />
van vergelijkbare details en contrasten<br />
Waarnemen van kleinere details<br />
en zwakkere contrasten<br />
Waarnemen van zeer fijne<br />
details en zwakke contrasten op<br />
donkere achtergrond<br />
Waarnemen aan de grens van<br />
het gezichtsvermogen<br />
Constructiewerk, smederij, magazijn<br />
400 Kantoor, leslokaal<br />
800 Tekenkamer, fijn montagewerk<br />
1.600<br />
>3.200<br />
Precisiewerk, kadastraal tekenen,<br />
fijn inspectiewerk<br />
Microminiaturisatie, operatietafel<br />
Tabel: Standaard verlichtingssterktes<br />
*verlichtingssterkte (lux) = lichthoeveelheid per oppervlakte-eenheid (1 lx = 1 lm/m_)<br />
TIP<br />
3.2.1. Binnenverlichting<br />
Eerst en vooral moeten we nagaan op welke plaatsen en in welke mate licht noodzakelijk is. Het verlichtingsniveau is immers afhankelijk<br />
van de werkzaamheden die in de ruimte gebeuren.<br />
Gloeilampen mogen dan wel spotgoedkoop zijn en een aangenaam licht geven, toch produceren ze hoofdzakelijk warmte.<br />
Vervang daarom gloeilampen door spaarlampen. Dit levert een elektriciteitsbesparing op van 75% à 80%. De meeste spaarlampen<br />
passen in dezelfde fittings en armaturen als voor gloeilampen<br />
Spaarlampen zijn in feite kleine, gebogen TL-buisjes met in de voet een ingebouwd voorschakelapparaat. Ze gebruiken veel minder<br />
energie dan gloeilampen en kunnen in gewone armaturen gebruikt worden. Tegenwoordig hebben spaarlampen vaak dezelfde<br />
afmetingen en dezelfde lichtkleur als gloeilampen.<br />
Verder zijn er nu elektronische spaarlampen te koop die binnen een halve seconde zonder flikkeren opstarten en binnen 100 seconden<br />
90% van de lichtsterkte bereiken. Dit verhoogt het comfort. Ze kunnen zonder bezwaar vaak in- en uitgeschakeld worden.<br />
Regelmatig aan en uit doen van TL- en spaarlampen kost geen extra energie. Het kan wat extra slijtage geven. Vuistregel: verlaat u een<br />
ruimte voor langer dan 3 minuten, dan loont het de lamp uit te doen.<br />
Wilt u een gloeilamp vervangen door een spaarlamp, deel dan het vermogen van de gloeilamp (Watt) door vier.<br />
Steek WATT in je zak 23
Bron: Verlichting, Gedis 2004.<br />
Praktijkvoorbeeld<br />
Een spaarlamp kost gemiddeld 7 euro en een gloeilamp 0,90 euro. Een spaarlamp is in aanschaf dus duurder dan een gloeilamp.<br />
Maar die extra kosten verdient u in een jaar weer terug. Op de lange duur zijn spaarlampen erg voordelig. Dat komt door de lage<br />
energiekosten en de lange levensduur.<br />
Een spaarlamp van 15 Watt geeft net zo veel licht als een gloeilamp van 60 Watt. De spaarlamp verbruikt per jaar (uitgaande van<br />
1000 branduren) 15 kWh elektriciteit, de gloeilamp 60 kWh. Dat is een besparing 45 kWh, ofwel van 7,65. Binnen een jaar heeft u de<br />
aanschafprijs van de spaarlamp er dus al uit. Vanaf dat moment gaat u verdienen op de spaarlamp.<br />
Een goede spaarlamp brandt gemiddeld 10.000 uren, dat is ongeveer tien keer langer dan een gloeilamp (1000 branduren). In die 10.000<br />
branduren betaalt u maar enmaal de aanschafkosten van een spaarlamp ( 7 ) en voor de gloeilamp doet u dat tien keer (10 X 0,909 ).<br />
TIP<br />
De lichtopbrengst per armatuur (lichtbak) verbetert met spiegeloptiekarmaturen. Bij bestaande systemen kunnen we<br />
reflecterende kappen toevoegen. Hierdoor bekomen we met minder armaturen dezelfde lichtopbrengst. In een bestaande situatie<br />
kunnen we overgaan tot het halveren van het aantal TL-buizen wat dus ook een halvering van het energieverbruik oplevert.<br />
De licht-efficiency kunnen we ook verhogen door het toepassen van hoogfrequente voorschakelapparatuur. Hierdoor kunnen we de<br />
hoeveelheid armaturen verminderen. Bij deze armaturen met voorschakelapparaten kan ook de nieuwe TL5-lamp* worden toegepast.<br />
Het elektriciteitsverbruik is 20 % tot 30 % lager dan van een conventionele armatuur. Bij een volledige relighting, waar we oudere<br />
weinig efficiënte lampen én armaturen vervangen, kan de totale energiebesparing oplopen tot 60% en meer.<br />
In ruimten, waar de omgevingscondities het gebruik van hoogfrequente voorschakelapparatuur niet toelaten (bv. temperaturen 35°C), kunnen we ook verliesarme, magnetische ballasten gebruiken in plaats van de traditionele voorschakelapparaten.<br />
TIP<br />
Een goed onderhoud van uw verlichting zorgt voor efficiëntere verlichting. Door vuil en stof op de verlichting gaat de licht<br />
sterkte achteruit. Een regelmatige reiniging van de verlichting is dus noodzakelijk.<br />
TIP<br />
Streef voor ruimtes met een plafondhoogte van maximaal 3m, een energetisch verantwoord<br />
verbruik na van maximaal 2W/m_/100 lux.<br />
ACCENTVERLICHTING<br />
Spot- of accentverlichting is altijd energie-intensief en inefficiënt als basisverlichting. In representatieve ruimten of showrooms is<br />
accentverlichting echter een veelgebruikte vorm. De volgende lamptypes zijn de meest efficiënte vormen van accentverlichting:<br />
Voor kleine spots, bedoeld voor het verlichten van kleine voorwerpen vanaf korte afstand, zijn laagvolt halogeenlampen (20 W of 50 W)<br />
geschikt. Het energiegebruik hiervan is 25% van dat van kopspiegellampen. Een nog veel beter alternatief voor de halogeenspots, zijn<br />
de metaalhalogenidelampen. Deze zijn vanaf een vermogen van 38 W beschikbaar en geven 6x meer licht dan een halogeenspot van<br />
hetzelfde vermogen. Wat ook kan, is gebruik maken van compacte fluorescentielampen (spaarlampvormige lampen). Deze zijn<br />
ongeveer 5x zuiniger dan halogeenlampen. Voor grote spots komen de metaalhalogenide lamp (binnen en buitenverlichting) en de<br />
superhogedruk natriumlamp (buitenverlichting) in aanmerking. Deze zijn extra aantrekkelijk omdat, vergeleken met reflector- en persgaslampen,<br />
minder lampen nodig zijn. Bijkomend voordeel is de langere levensduur van de lampen. De kosten zijn afhankelijk van het<br />
type. Een los halogeen reflectorlampje kost ongeveer 3,5 per stuk (20 of 50 Watt). De bijpassende steeklampjes zijn er vanaf 2 per<br />
stuk. Besparing op het energieverbruik van de verlichting tot 25% Terugverdientijd 4-6 jaar. Daarnaast is de levensduur van halogeenlampen<br />
langer.<br />
* TL5-lamp: relatief nieuwe generatie fluorescentielamp. Met zijn kleine diameter 16mm, 40% dunner dan de huidige TLD-generatie.<br />
Ontworpen voor hoge lichtopbrengst (tot 7000 lm); gemiddelde levensduur van 20.000 branduren, hoge specifieke lichtstroom tot<br />
104 lm/W, 8% zuiniger dan traditionele TL-buizen; zeer efficiënte fluorescerende laag, bevat absoluut de minimale waarde aan kwik,<br />
specifiek ontworpen voor gebruik met een elektronisch hoogfrequent voorschakelapparaat en dimbaar.<br />
Steek WATT in je zak 24
Sturing van de binnenverlichting<br />
In ruimten waar niet continu personen aanwezig zijn, zoals een magazijn of een opslagruimte, kunnen we een aanwezigheidsschakelaar<br />
plaatsen. Sensoren stellen vast of iemand in het vertrek aanwezig is. Is dit niet het geval, dan schakelt de verlichting na een bepaalde<br />
tijd automatisch uit. De besparing kan oplopen van 10% tot 90% , afhankelijk van het gebruikspatroon.<br />
Met behulp van daglichtafhankelijke regeling wordt de verlichting afgestemd op de lichtbehoefte, afhankelijk van de hoeveelheid<br />
daglicht. Bijv. in een gang, kantine, magazijn. De besparing loopt snel op tot 50%! Natuurlijk is de beste en goedkoopste oplossing om<br />
zoveel mogelijk gebruik te maken van het natuurlijke daglicht m.b.v. lichtkoepels en lichtstraten in loodsen en magazijnen.<br />
De verlichting kan beter worden afgestemd op de aanwezigheid van mensen en/of de verlichtingsbehoefte door het aanbrengen van<br />
meer lichtschakelgroepen (indelen in zones) die elk apart aan- of uitgezet kunnen worden. In ruimten waar niemand aanwezig is of in<br />
gedeelten van een ruimte waar men geen licht nodig heeft, kan het licht dan uit.<br />
Installeer bij voorkeur een raamzijdegroep en een binnenzijdegroep. Plaats de schakelknoppen iets uit elkaar zodat niet met een druk<br />
alle verlichting ingeschakeld kan zijn. Deze maatregel bespaart al snel zo’n 15%.<br />
Een tijdschakelklok kan de verlichting uitschakelen als er geen behoefte aan is. De schakelaar kan gekoppeld zijn aan een armatuur, aan<br />
de verlichting in een ruimte of aan de verlichting van het gehele gebouw. In het specifieke geval van showroomverlichting, kan de verlichting<br />
van modellen in de showroom opgedeeld zijn in verschillende groepen, gekoppeld aan een tijdschakelaar. Buiten bedrijfstijden<br />
worden dan alleen nog die modellen verlicht, die van buiten zichtbaar moeten zijn. Een digitale tijdschakelaar met weekprogrammering<br />
kost tussen de 15 en 35. Een met de hand instelbare tijdklok kost ongeveer 10. De besparing op het elektriciteitsverbruik ligt<br />
tussen de 10% en 25% en is sterk situatieafhankelijk. Terugverdientijd 1-3 jaar.<br />
Een andere vorm van de tijdschakelklok is de veegschakeling. Met een veegschakeling wordt op een zeker tijdstip (bijvoorbeeld bij aanvang<br />
van de pauze of bij einde van de werkdag) de gehele verlichting uitgeschakeld. Gebruikers dienen zelf de verlichting weer in te<br />
schakelen. Deze veegschakeling kan ook voor bureautica gebruikt worden zodat ook computers en printers uitgeschakeld worden.<br />
Deze techniek is vooral bij nieuwbouw een haalbare kaart: toestellen die niet mogen uitgeschakeld worden (zoals server, back-up, etc)<br />
dienen immers op een andere netschakeling te staan die niet gestuurd wordt door de veegschakeling.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
Cera Holding uit Heverlee, een kantoorsituatie met 42 medewerkers, maakte tot voor kort gebruik van de bestaande infrastructuur,<br />
namelijk een schakelsysteem van de verlichting dat niet afgestemd was op de functionele entiteiten. Bovendien bleef de verlichting<br />
gedurende de nacht branden omwille van de veiligheid. Het elektriciteitsverbruik lag vrij hoog: op jaarbasis werd ongeveer 155.000<br />
kWh verbruikt.<br />
Door zonering van de verlichting (een investering van 1.186 ), intensieve sensibilisatie van het personeel en een aanpassing van de<br />
fysische en elektronische beveiliging, daalde het totale elektriciteitsverbruik 67.000 kWh per jaar, een vermindering met 56 %! Het<br />
financiële resultaat was een minder uitgave van 9.536. Rekening houdende met de investering van 1.186, geeft dit een netto<br />
resultaat van 8.350 op jaarbasis.<br />
3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting<br />
Ook de buitenverlichting wordt best zo energie-efficiënt mogelijk gekozen. De keuze van verlichting is afhankelijk van het doel:<br />
beveiligingsverlichting heeft andere vereisten dan verlichting van bijvoorbeeld een parking.<br />
In het algemeen moet men zich afvragen of de verlichting continu aan moet.<br />
Wanneer verlichting alleen ter beveiliging is geïnstalleerd, hoeft deze alleen aan bij aanwezigheid van indringers aan te springen: de<br />
zogenaamde schrikverlichting. Bij camerabeveiliging moet de soort verlichting afgestemd zijn op de soort camera. Tegenwoordig zijn er<br />
camera´s op de markt, die voldoende kunnen registreren bij 1 lux of minder.<br />
Voor buitenverlichting zijn verschillende soorten lampen beschikbaar, met elk hun eigen toepassingsgebied.<br />
Type<br />
Energieverbr<br />
[W/1000 lm] (**)<br />
Levensduur (uren)<br />
Kleurweergave<br />
lagedruk natriumlamp 5-10 7.500 Geen<br />
hogedruk natriumlamp 6,5-12,5 5.000 - 7.500 slecht tot matig<br />
langwerpige fluorescentielamp 9,5-12,5 6.000 - 12.500 matig tot goed<br />
metaalhalogenidelamp 12-15 6.000 matig tot goed<br />
compacte fluorescentielamp 13-20 5.000 - 8.000 Goed<br />
inductielamp (*) 14-15 60.000 Goed<br />
hogedruk kwiklamp 17-25 7.500 slecht tot matig<br />
halogeenlamp 66-145 2.000 - 3.500 zeer goed<br />
gloeilamp 90-145 1.000 zeer goed<br />
(*) Aanschafkosten zijn zeer hoog. Alleen rendabel voor moeilijk bereikbare plaatsen.<br />
Bron: Informatieblad Kantoorgebouwen, Infomil.<br />
Steek WATT in je zak 25
Kleurweergave geeft aan in hoeverre je kleuren kunt zien in het licht van een dergelijke lamp. Voor het aanlichten van een<br />
representatief gebouw of op plekken waar gewerkt moet worden of waar mensen herkenbaar moeten zijn (toegangspoort) is<br />
kleurweergave belangrijk. Voor het aanlichten van muren, trappen en dergelijke (inbraakpreventie, veiligheid) is kleurweergave echter<br />
minder belangrijk.<br />
Lagedruk natriumlampen zijn het energiezuinigst. Bij hogedruk natriumlampen ligt het energieverbruik 1,5 tot 2,0 keer hoger, bij<br />
hogedruk kwiklampen ligt het energieverbruik 2,5 tot 3,0 keer hoger.<br />
Lampen moeten vanaf 1 januari 2001 verplicht een energielabel hebben (behalve laagvoltage halogeenlampen en reflectorlampen,<br />
zoals kopspiegellampen). Een lamp met de code ‘A’ is het zuinigst (spaarlamp), die met een ‘G’ verbruikt het meest (gloeilamp). Verder<br />
vermeldt de label het vermogen en de lichtopbrengst (in lumen) en (niet verplicht) het aantal branduren.<br />
Sturing van de gebouw- en terreinverlichting<br />
Om te voorkomen dat buitenverlichting onnodig brandt, zijn verschillende regelingen mogelijk. De meest eenvoudige is het aansluiten<br />
van de verlichting op een schakelklok. Dit bespaart energie als de schakelklok de verlichting ´s nachts automatisch uitzet en als de<br />
inschakeltijd aangepast is aan de lengte van de dag (kan worden aangepast bij de overgang van zomer- naar wintertijd).<br />
Een betere regeling krijg je door het aanzetten van de verlichting te koppelen aan een schemerschakelaar. Daardoor wordt de verlichting<br />
automatisch aangezet als het daglicht beneden een ingesteld niveau komt. Gemiddeld vermindert het aantal branduren van de<br />
installatie met 180 uur per jaar (vergeleken met regeling d.m.v. een schakelklok).<br />
Een optimale regeling van de verlichting is het aanzetten koppelen aan een schemerschakelaar, en het uitzetten aan een schakelklok.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
De firma Grohe uit Herent liet een relighting-studie uitvoeren. Uit de studie bleek dat de verlichting een pak “energiezuiniger” kon. De oude<br />
verlichtingsinstallatie bestond uit 443 armaturen voor een totaal vermogen van bijna 33 kW. De nieuwe verlichtingsinstallatie heeft een vermogen<br />
van slechts 18,8 kW wat een besparing inhoud van 42%. De besparing zal echter nog groter worden door het invoeren van een lichtsturingssysteem.<br />
Uit de totale berekening bleek dat maar liefst 75% bespaard kon worden op de energiefactuur. Grohe besloot dan ook de<br />
voorgestelde investeringen van 32.000 euro in fases uit te voeren.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
Autojet Technologies uit Gent voerde een relamping uit in haar kantoren. De 120 halogeenspots van 50Watt ( levensduur 2.000 uur,<br />
kostprijs 4/spot ) werden geleidelijk vervangen door spaarlampen van 9Watt (levensduur 15.000 uur, kostprijs 11/lamp). Deze<br />
aanpassingen leverden volgende besparing op:<br />
3.2.3 LED-verlichting<br />
Halogeenspots Spaarlampen Besparing<br />
120 spots (50W) x 10h/dag x<br />
220 werkdagen/jaar<br />
120 lampen (9W) x 10h/dag x 220<br />
werkdagen/jaar<br />
-> 13.200 kWh -> 2.376 kWh 10.824 kWh<br />
-> aankoop lampen: 1.320 (periode van 7jaar)<br />
LED-verlichting is ongetwijfeld dé verlichting van de toekomst. LED staat voor 'Light Emitting Diode': een elektronische component die<br />
oplicht als er een geringe stroom doorheen gaat. LED’s verbruiken tot 8 maal minder dan gewone klassieke verlichting (voor dezelfde<br />
lichtintensiteit). Lager stroomverbruik vertaalt zich ook in een lagere elektriciteitsrekening. Brandt 1000 watt klassieke verlichting 4u per<br />
dag, dan kost dit ongeveer 143 euro per jaar. Met LED-verlichting wordt dit 18euro.<br />
LED’s hebben een zeer lange levensduur, tot 100.000 uren. Dit resulteert in een levensduur van 35 jaar wanneer men een armatuur met<br />
LED’s 8 uur per dag laat branden.<br />
LED’s zijn zeer veilig doordat ze werken op laagspanning en een zeer geringe warmteontwikkeling hebben. Door hun epoxy omhulsel<br />
zijn ze slagvast, in tegenstelling tot een gewone gloeilamp die zeer kwetsbaar is.<br />
Het aanbod van LED-verlichting is momenteel nog vrij beperkt maar de markt is in volle expansie. Houd deze markt dus zeker in de gaten!<br />
Voor toepassingen zoals noodverlichting en verlichting in koel- en vriestunnels bestaan steunmaatregelen.<br />
Energiebesparende mogelijkheden verlichting:<br />
TIP<br />
Maatregel Besparing %<br />
Schakel het licht via het deurcontact uit 1 - 3<br />
Verdeel de verlichting over meer groepen 5 - 20<br />
Pas een centrale lichtbediening naar functionaliteit toe 5 - 40<br />
Plaats reflectoren achter open TL-lampen 50<br />
Pas een centrale lichtbron toe met gasontladingslamp met lichttransporterende kabels 20 - 50<br />
Pas een kunststof lichttoetredingssysteem toe (reflecterende koker) 5 - 20<br />
Maak armaturen en lichtsensoren regelmatig schoon 20 - 40<br />
Pas schakelklokinstellingen aan 5 - 40<br />
Regel een lager verlichtingsniveau tijdens de nacht (bijv. hal) 20 - 40<br />
Schilder muren en plafonds in heldere kleuren (optimale weerkaatsing licht) 5 - 20<br />
Schakel verlichting uit in ongebruikte ruimten 20 - 40<br />
Schakel verlichting uit bij voldoende lichtinval 5 – 40<br />
** Uitgedrukt in watt per 1000 lumen (W/1000 lm). Dit geeft aan hoeveel elektriciteit [W] men nodig heeft om een lichtstroom van<br />
1000 lumen te bekomen. Een klassieke spaarlamp van 15 W geeft bijvoorbeeld 900 lm licht.<br />
Steek WATT in je zak 26
3.3. Verwarming<br />
3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes<br />
De meest traditionele manier om grote bedrijfshallen te verwarmen is stoom of warm water in een centrale stookplaats op te wekken<br />
en de warmte van daaruit te verdelen. Gecentraliseerde verwarming gaat echter gepaard met onvermijdbare warmteverliezen in de<br />
stookplaats, in het distributienet en bij de eindtoepassing zelf. Vanuit energetisch oogpunt is het beter om een groot aantal toestellen<br />
met klein vermogen te plaatsen i.p.v. één enkel toestel met een groot vermogen. Door het plaatsen van directe verwarmingstoestellen<br />
in de ruimte waar de warmte effectief nodig is, kan een energiebesparing tot 50% worden bereikt. Bovendien zal in de meeste gevallen<br />
het werkklimaat er aanzienlijk op verbeteren.<br />
Bij de verwarming van grote industriële ruimten met een hoogte van tien meter of meer krijgt men te maken met het probleem van de<br />
stijging van de warme lucht naar het dak. In dat geval treden er grote warmteverliezen op. Twee manieren van verwarming kunnen<br />
deze verspilling voorkomen door de warmte precies te sturen naar de te verwarmen zones, namelijk convectie en straling.<br />
Verwarming door convectie<br />
De convectie bestaat erin, warme lucht te blazen door middel van luchtverhitters op aardgas. De luchtverhitter<br />
verdeelt de lucht op een toereikende manier over een niet al te hoog lokaal.<br />
Rendement: 88% voor de moderne luchtverhitters op gas; 98% of meer voor de apparaten met condensatietoepassing.<br />
Nadeel: accumulatie van de warme lucht onder het dak (stratificatie).<br />
In gebouwen met een grote hoogte blijft de stratificatie van warme lucht onder het dak bestaan. Door<br />
een ondersteunings-ventilator aan het plafond kan in hoge ruimtes, met een significante gradiënt van de<br />
luchttemperatuur (zoals werkplaatsen), warme lucht van bovenin de hal naar werkplekniveau worden gestuurd.<br />
De inregeling is bijzonder kritisch. Als de ventilatoren te langzaam draaien werkt het systeem niet,<br />
maar ook niet als de ventilatoren te snel draaien (omdat dan op werkniveau een "koude wind" kan<br />
waaien).<br />
Verwarming door straling<br />
In ruimtes waarvan de deur regelmatig openstaat of waar alleen op vaste plaatsen gewerkt wordt, kan stralingsverwarming aantrekkelijk<br />
zijn. Stralingsverwarming levert warmte in de vorm van infraroodstraling op die plaatsen waar gewerkt<br />
wordt. Dit levert een verhoogde bijdrage aan de thermische behaaglijkheid, zodat een lagere luchttemperatuur<br />
in de omgeving kan volstaan. In gedeeltelijk of plaatselijk te verwarmen ruimten van 4 meter of<br />
hoger waarvan de deur vaak open staat en/of de isolatie van muren en dak slecht en niet te verbeteren is,<br />
is stralingsverwarming de beste oplossing.<br />
De straling brengt de warmte tot bij de werknemers zonder dat de omgevingslucht eraan te pas komt.<br />
Het thermische comfort is bevredigend, ondanks de lage temperatuur van de lucht.<br />
Opgelet: Stralingsverwarming is niet toegestaan in ruimten waar meer dan 10 ton rubber, textiel of papier/karton opgeslagen<br />
wordt!<br />
(zie ook hoofdstuk 6, punt 6.2.4.2)<br />
Voordelen:<br />
- Duidelijk verminderd warmteverlies<br />
- Mogelijkheid om de verwarming te richten op duidelijk afgebakende zones<br />
- Verwarmingsmodulatie van iedere zone, in functie van de warmte die de machines verspreiden<br />
Verwarmingstechnieken op aardgas door straling<br />
Bij een lichtgevend stralingspaneel maakt verbranding van aardgas een keramische plaat roodgloeiend,<br />
die daardoor een thermische straling verspreid in de richting van de te verwarmen zone. Deze techniek<br />
heeft een rendement van 50 à 70% naargelang het type apparaat.<br />
De donkere stralingsbuis is een U-vormige buis waarvan een uiteinde is uitgerust met een brander en het<br />
andere met een extractor. Deze techniek heeft een rendement van 50%<br />
Steek WATT in je zak 28
3.3.2. Verwarmen van kantoren<br />
3.3.2.1. Centrale verwarming<br />
Bij gebouwen met een centrale verwarmingsinstallatie maken we tegenwoordig gebruik van een klassieke hoogrendementsketel, die<br />
een rendement van 90% heeft. Bij deze ketels wordt de voelbare warmte in de verbrandingsproducten gerecupereerd en ze zijn<br />
beduidend zuiniger dan de conventionele verwarmingsketels (rendement van < 90 %).<br />
Er bestaan echter nog betere technieken dan de hoogrendementsketels. Condensatietechnieken kunnen het energieverbruik van de<br />
installatie sterk verminderen doordat zowel ze de voelbare als de latente warmte in de verbrandingsproducten onttrekken. Bovendien<br />
werken condensatieketels op lage temperaturen zodat ze de stralingsverliezen tot een minimum herleiden.<br />
Voorwaarde dat de condensatieketels hun voordeel ten volle kunnen waar maken, is het toepassen van een lage temperatuurverwarming<br />
zoals vloerverwarming, luchtverwarming met geforceerde ventilatie of overgedimensioneerde radiatoren.<br />
Bij vervanging van een conventionele ketel door een condensatieketel komen de volgende varianten in aanmerking:<br />
• vervanging door een (grote) condensatieketel;<br />
• vervanging door meer kleine condensatieketels, gecombineerd met een klassieke HR-ketel voor pieklasten (bijvoorbeeld tijdens het<br />
opwarmen) opgenomen in een cascadeschakeling. De investeringskosten zijn in dit geval 3-5% lager dan die voor een grote condensatieketel.<br />
De cascaderegeling voorkomt het onnodig aanslaan van de tweede ketel. De meerinvesteringen in een condensatieketel<br />
t.o.v. een HR-ketel verdienen zich gemiddeld in 2 tot 4 jaar terug. In deze berekening zijn extra kosten voor aanpassing van het<br />
schoorsteenkanaal en de condensafvoer slechts beperkt (10% van de ketelkosten) meegenomen. De besparing bedraagt ca. 24% t.o.v.<br />
het aardgasgebruik van een conventionele ketel en ca. 11% t.o.v. een gewone HR-ketel<br />
Een mogelijk alternatief voor de klassieke verwarmingssystemen is de warmtepomp. Hierover lees je meer in het volgende hoofdstuk 4<br />
“Duurzame energie”, punt 4.9 Warmtepomp.<br />
Sturing van de centrale verwarming<br />
Bij het instellen van regelingen en thermostaten moeten we ermee rekening houden dat niet alle ruimtes dezelfde warmtebehoefte<br />
hebben. Door de ruimtes in groepen in te delen, is redelijk eenvoudig het warmteaanbod op de vraag te regelen. Deze maatregel werkt<br />
in combinatie met thermostaatknoppen en optimaliserende regelingen. Soms kan het zelfs zinvol zijn een ruimte een eigen CV-installatie<br />
te geven.<br />
Toepassing van een schakelklok voorkomt dat de verwarming onnodig in bedrijf is. Voor een centrale verwarming is het beter een<br />
schakelklok te combineren met een weersafhankelijke optimalisatieregeling.<br />
Weersafhankelijke optimaliseringsregeling<br />
De tijdklok van de cv-regeling schakelt de installatie geruime tijd van tevoren op een zeker tijdstip in. Als het buiten extra koud is, kan<br />
dit ertoe leiden dat het gebouw te laat op de gewenste temperatuur komt. Als het buiten relatief warm is, zal het gebouw te vroeg op<br />
temperatuur zijn. Een optimaliseringsregeling kan ervoor zorgen dat de opwarmtijd zo kort mogelijk is. Hierbij regelen we het tijdstip<br />
van inschakelen van de cv-installatie op basis van:<br />
• de heersende buitentemperatuur;<br />
• de op een bepaald tijdstip gewenste binnentemperatuur; en<br />
• de historische opstarttijden van voorgaande dagen.<br />
De optimaliseringsregeling is ook uitermate geschikt om de verwarmingsinstallatie per groep te regelen. Per groep kunnen we,<br />
afhankelijk van de gebruiksfunctie van de desbetreffende ruimten en de geveloriëntatie een aparte stooklijn en nachtverlaging<br />
instellen. Hierdoor sluiten we nauwkeuriger aan bij de individuele warmtevraag per groep. De investering ligt tussen EUR 160,- en EUR<br />
900,- (exclusief kosten voor montage). Terugverdientijd (en besparingen) afhankelijk van de huidige CV-regeling, de klimaateisen en<br />
optimale instellingen, maar meestal 1-3 jaar. De besparing bedraagt ca. 5%-15% op het aardgasgebruik voor verwarming.<br />
Belangrijk is ook dat de verwarming wordt uitgeschakeld op plaatsen waar ze niet nodig is. Dit lijkt een zeer voor de hand liggende<br />
maatregel, maar in de praktijk blijkt toch dat in veel gevallen de verwarming onnodig blijft aanstaan. Dat komt bijvoorbeeld doordat<br />
degene die de verwarming heeft aangedaan, vergat ze weer uit te zetten. Deze situatie kunnen we voorkomen door de radiatorknoppen<br />
of de thermostaat beter zichtbaar te maken. De investering voor thermosstatische radiatorknoppen ligt tussen EUR 45,- en EUR 70,-<br />
(inclusief montage). De besparingen zijn afhankelijk van gebruik en ruimte, en de terugverdientijd ligt tussen de 4 en 6 jaar.<br />
3.3.2.2. Gedecentraliseerde verwarming<br />
Soms kan het zinvol zijn, een ruimte een eigen cv-installatie of gedecentraliseerde (aardgas)toestellen te geven. Niet alle ruimtes<br />
hebben immers dezelfde warmtebehoefte. Een pc-lokaal hoeft bijvoorbeeld zelden bij verwarmd te worden. Door elke ruimte een<br />
aparte verwarmingsinstallatie te geven, kan de temperatuurregeling beter en efficiënter verlopen. Het is immers niet altijd zinvol een<br />
grote centrale verwarmingsketel te installeren in een groot kantoorgebouw waar bijvoorbeeld in het weekend slechts enkele lokalen<br />
verwarmd moeten zijn.<br />
Steek WATT in je zak 29
3.3.2.3. Tips om te besparen<br />
• Zorg voor een goede gebouwisolatie<br />
• Stel de thermostaat en schakelklok correct in<br />
• Zorg dat ramen en deuren gesloten zijn als de verwarming opstaat<br />
• Door de thermostaat een graad lager te zetten, bespaart u gemiddeld 8% op uw energiegebruik voor verwarming.<br />
• Leidingisolatie (20 mm rond een verwarmingsbuis van 22mm diameter) in onverwarmde ruimtes spaart in totaal ongeveer 3 m_gas<br />
per meter buislengte per jaar.<br />
• Een goedwerkende CV-ketel gebruikt minder energie. Het loont dus om de ketel eens per jaar goed te laten nakijken (zie eveneens<br />
wettelijke verplichtingen hoofdstuk 6, punt 6.2.4)<br />
3.3.3. Productiegebonden verwarming<br />
Gasgestookte apparaten zoals bakovens kunnen warmte terugwinnen als de rookgassen over een warmtewisselaar geleid zijn. De restwarmte<br />
van rookgassen kunnen we in twee stappen teruggewinnen. In een eerste stap met een economiser waar de rookgassen afkoelen<br />
tot ca. 100 °C, in de tweede stap kan condensatiewarmte worden teruggewonnen in een rookgascondensor of luchtvoorverwarmer.<br />
Een economiser is een warmtewisselaar in het rookgaskanaal die warmte uit de rookgassen haalt. Deze warmtewisselaar bestaat uit een<br />
bundel pijpen waarin water stroomt. Het warme water kan dienen voor bijvoorbeeld ruimteverwarming, procesverwarming of voorverwarming<br />
van het ketelvoedingswater. Het aanbod aan warmte moet dus zo veel mogelijk gelijktijdig met de vraag plaatsvinden.<br />
Bij voorverwarming van ketelvoedingswater is dit altijd het geval. Een andere uitvoering is luchtvoorverwarming. Hierin wordt de<br />
warmte overgedragen van de rookgassen op lucht. Meestal is dit de aanzuiglucht voor de brander.<br />
Een economiser of luchtvoorverwarming kan worden gecombineerd met een rookgascondensor. Een rookgascondensor kan de rookgassen<br />
achter de verwarmingsketel <strong>verder</strong> afkoelen en de vrijkomende warmte benutten voor verwarming. Bij voldoende lage temperatuur<br />
zal de in de rookgassen aanwezige waterdamp condenseren, waardoor de condensatiewarmte vrijkomt. De enkelvoudige condensor<br />
kan op de retourleiding worden aangesloten.<br />
Toestellen als een economiser, maar zeker een rookgascondensor of een luchtvoorverwarmer, zijn echter enkel economisch interessant<br />
bij voldoende grote verwarmingsvermogens.<br />
3.4. Koeling<br />
3.4.1. Inleiding<br />
Koude is vanuit energieoogpunt een moeilijk onderwerp. Bij bestaande, maar ook bij nieuwe installaties is het elektriciteitsverbruik vaak<br />
met tientallen procenten terug te dringen. Efficiënter koelen en vriezen kan bovendien samengaan met een betere productkwaliteit.<br />
Daarnaast is het veelal mogelijk te besparen op perslucht en ventilatie.<br />
3.4.2. Het koelproces<br />
De koelcel, koelkast of diepvries is een thermisch apparaat dat een hoeveelheid warmte onttrekt aan een ruimte met een lagere temperatuur,<br />
om ze over te brengen naar een omgeving met een hogere temperatuur. Omdat warmte altijd overgaat van een warmer<br />
lichaam naar een kouder, moet je hier dit natuurverschijnsel omkeren: er is dus een hoeveelheid energie nodig. Die nodige energie<br />
wordt door de compressor geleverd.<br />
Figuur 1: schematische voorstelling koelproces (Bron: Informatieblad Faciliteiten, Infomil )<br />
Een klassieke elektrische koelinstallatie bestaat uit volgende onderdelen:<br />
• Verdamper: deze ontrekt warmte aan het te koelen product (of ruimte), deze warmte wordt gebruikt bij de verdamping van het<br />
koelmiddel.<br />
• De compressor brengt het koelmiddel onder hogere druk en daardoor ook op een hogere temperatuur.<br />
• De condensor geeft onder condensatie van het koelmiddel de vrijkomende warmte af aan een ander medium (meestal aan de<br />
buitenlucht)<br />
• Het expansieventiel verlaagt de druk en de temperatuur van het koelmiddel. Hierdoor koelt het koelmiddel af en kan warmte<br />
opgenomen worden.<br />
Deze onderdelen vormen een gesloten circuit. De compressor perst het koelmiddel samen. Hierdoor stijgen druk en temperatuur van<br />
de damp. In de condensor geeft het koelmiddel zijn warmte af aan een ander medium (meestal lucht, soms water). Hierbij condenseert<br />
Steek WATT in je zak 30
het koelmiddel (van damp naar vloeistof ). Het koelmiddel is dan nog steeds onder druk. In het expansieventiel wordt vervolgens de<br />
druk van de vloeistof verlaagd. Onmiddellijk na het expansieventiel bevindt zich de verdamper. In deze verdamper gaat het koelmiddel<br />
van haar vloeistoffase opnieuw over naar de dampfase. Bij dit proces wordt warmte onttrokken aan het te koelen product of ruimte.<br />
Vervolgens stroomt het koelmiddel in haar dampfase naar de compressor. Waarna het koelproces opnieuw start.<br />
Afhankelijk van het gebruiksdoel wordt er gesproken over:<br />
• vriescelkoeling (–40°C tot 0°C)<br />
• koelcelkoeling (0°C tot 10°C)<br />
• klimaatkoeling, (10°C tot 20°C)<br />
Deze worden in volgende hoofdstukken apart belicht.<br />
3.4.2.1. Koelefficiëntie<br />
De verhouding van de hoeveelheid opgenomen warmte en de hiervoor benodigde aandrijfenergie, heet koudefactor. Hoe hoger deze<br />
koudefactor, hoe beter de energie-efficientie.<br />
Een voorbeeld: een koelcompressor die 100 kW gebruikt bij een koudefactor van 2, kan ongeveer 200 kW aan thermische energie koelen.<br />
De koudefactor van koelcompressoren varieert meestal tussen 3,5 en 5.<br />
De koudefactor is voor een belangrijk deel bepaald door de temperatuur (of druk) in de verdamper en de condensor. Hoe lager de condensortemperatuur<br />
en hoe hoger de verdampertemperatuur, des te gunstiger is de koudefactor. Voor een goed koelproces dient er een<br />
zeker verschil te bestaan tussen verdampingstemperatuur en de gewenste koel- of vriestemperatuur. Een te groot verschil tussen deze<br />
beide temperaturen is energetisch gezien echter ongunstig. Een temperatuurverschil van circa 7°C tussen de gewenste temperatuur en<br />
de verdampingstemperatuur van het koelmiddel is ideaal.<br />
In het geval van ruimtekoeling (airco) heeft de verdampertemperatuur een invloed op de luchtvochtigheid in de ruimte. Een verhoging<br />
van de verdampertemperatuur betekent minder condensvorming op de verdamper, en daardoor een hogere relatieve<br />
luchtvochtigheid. In koelcellen waar de relatieve vochtigheid belangrijk is (opslag bederfbaar materiaal als vlees, vis, fruit en groenten)<br />
moet hiermee rekening worden gehouden.<br />
3.4.2.2. Energiebesparing<br />
Bij koeling kunnen we energie besparen door in eerste instantie het toepassen van Good Houskeeping om de koudevraag te beperken<br />
(koel geen onbenutte ruimten, voorkom gelijktijdig koelen en verwarmen, …). Daarnaast is een goede isolatie van de koelcel van groot<br />
belang. Vervolgens dienen we de mogelijkheden van warmteterugwinning na te kijken. Tenslotte zijn er de maatregelen die het rendement<br />
van de koudeopwekking verhogen.<br />
3.4.3. Koel- & vriescel-installaties<br />
3.4.3.1. Beperk de koudevraag<br />
We kunnen veel energie besparen door eerst de koudevraag te beperken<br />
met onderstaande eenvoudig toepasbare maatregelen:<br />
Isoleer optimaal<br />
Het energieverbruik van een koel- of vriescel is voor een belangrijk deel<br />
bepaald door de isolatie van de cel. We kunnen de koellast beperken door<br />
de dikte van de isolatie te verhogen. Als de laag tweemaal zo dik is, neemt<br />
het verlies met de helft af.<br />
Vermijd warmtebronnen in koelruimtes<br />
Alle elektriciteit die in een koelcel of een geklimatiseerde ruimte verbruikt wordt,<br />
wordt uiteindelijk warmte. Losse elektriciteitsverbruikende apparaten moeten er daarom, indien mogelijk, uit. Het verbruik van verlichting, ventilatoren<br />
en andere elektriciteitsverbruikers in koel- of vriescellen moet minimaal zijn. Het onnodig aan staan van toestellen/machines moeten we<br />
voorkomen.Voorzie waar mogelijk een automatische schakeling (aanwezigheidsdetectie).<br />
Beperk deurverliezen<br />
De verliezen bij koel- en vriescellen hangen samen met de afdichting, de grootte van de deuropening en de frequentie, tijdsduur en<br />
snelheid waarmee de deuren openen en sluiten. Deurverliezen kunnen echter oplopen tot 30%.<br />
Deze verliezen kunnen we beperken door:<br />
• het verkleinen van de deuropeningen;<br />
• het voorzien van een automatisch systeem voor het sluiten van de deuren;<br />
• het voorzien van gordijnstroken voor het afschermen van de deuropening;<br />
• installeren van snelsluitdeuren, sluizen of dockshelters;<br />
De besparing door deze maatregelen is sterk afhankelijk van het temperatuurverschil binnen en buiten de cel. Deze maatregelen zijn<br />
vooral interessant als regelmatig transport plaatsvindt tussen gekoelde en niet gekoelde ruimten. Sommige voorzieningen zijn alleen<br />
haalbaar bij nieuwbouw of renovatie.<br />
Steek WATT in je zak 31
Beperk de te koelen ruimte<br />
Door omstandigheden kunnen koel- en vriesruimten slechts ten dele gevuld zijn met producten. Door het plaatsen van een tussenwand<br />
(een plastic scherm volstaat al) kan de grootte van de koelruimte verkleind worden. De kosten zijn gering. De besparingen kunnen<br />
oplopen tot 25% van het totale elektriciteitsverbruik van die koelcel.<br />
TIP<br />
Bij een koel- of vriescel voor de bewaring van gepaletiseerde producten is het vermogen van de koelinstallatie vooral afhankelijk van<br />
het volume van het lokaal. Het volume kan verkleinen door een automatisch of semi-automatisch rekkensysteem te voorzien. Zo<br />
moet men niet steeds gangen vrijhouden om met een vorkheftruck te passeren.<br />
Voorkom kieren<br />
Vaak blijkt dat deuren van koel- en vriescellen niet goed sluiten. Vervang daarom regelmatig versleten deurrubbers.<br />
Groepeer koel- en vriescellen<br />
Het energieverlies tussen cellen onderling kan verminderen door de koelcellen met dezelfde temperatuur, te groeperen. Orden de koelcellen<br />
zodanig dat de koelcellen met de hoogste temperatuur aan de buitenzijde staan. Tracht de koelcellen met de laagste temperatuur<br />
zo veel mogelijk te omringen door cellen met een hogere temperatuur. De cellen met de laagste temperatuur hebben dan zo min<br />
mogelijk koudeverlies, waardoor er minder rendementsverlies optreedt bij de koeling.<br />
Gekoelde voorruimte<br />
Telkens wanneer een koel- of vriescel open gaat, dringt warmte de vriesruimte binnen. Dit kunnen we reduceren door voor de toegang<br />
van de vriescel, een gekoelde voorruimte te voorzien. De toegangen van verschillende vriescellen kunnen we voorzien van een centrale<br />
gekoelde voorruimte.<br />
Vertraagd inschakelen compressoren<br />
In koel- en vriescellen houden we een maximale temperatuur aan. Bij overschrijding, schakelt de compressor in. Door het openen van<br />
deuren stijgt de temperatuur snel en kan de compressor aanslaan, terwijl de producten nog voldoende koud zijn. Door gebruik te<br />
maken van een regeling, die ervoor zorgt dat de compressoren vertraagd inschakelen t.o.v. de verdamperventilatoren, voorkomen we<br />
onnodig draaien van de compressor. Na overschrijding van de maximale temperatuur schakelt dan eerst de luchtcirculatie in. Hierdoor<br />
daalt de celluchttemperatuur en dit voorkomt het onnodig inschakelen van de compressor.<br />
Deze maatregel is rendabel bij vriescellen als de compressoren regelmatig minder dan 15 minuten draaien en het te koelen product<br />
enige tolerantie biedt m.b.t. de temperatuur. De maatregel is niet toepasbaar als het kortstondig inschakelen van compressoren<br />
ontstaat door iets anders dan het openen van deuren.<br />
Het plaatsen van een tijdvertraging kost ca. 45 euro. De besparing kan oplopen tot ongeveer 15% op het elektriciteitsgebruik van de<br />
compressor. Een indicatie van de terugverdientijd is 1 tot 2 jaar.<br />
Bron: Informatieblad Faciliteiten - 1999 - InfoMil<br />
Warmteafgifte condensor<br />
Zorg ervoor dat de condensor zijn warmte optimaal kan afgeven. Voorkom dat de condensor staat ingebouwd achter kratten, pallets<br />
e.d. of in een kleine en slecht geventileerde ruimte. De besparing kan hierdoor oplopen tot 15% van het verbruik.<br />
Ook als het condensoroppervlak vervuild geraakt, vermindert de warmteafgifte van de condensor en daalt het koelrendement van het<br />
systeem. Door regelmatig reinigen van het koel- en condensorlichaam kan tot 10% op het compressorverbruik bespaard worden.<br />
3.4.3.2. Verhoog het koelrendement<br />
Het koelrendement van een koelinstallatie kan verhogen door verschillende maatregelen. Sommige zijn eenvoudig en vragen een<br />
beperkte investering. Andere zijn ingrijpender.<br />
Optimaliseer het temperatuursverschil condensor / verdamper<br />
• Verlagen condensatortemperatuur<br />
Een condensor moet warmte kunnen afgeven aan zijn omgeving. Idealiter is er een temperatuursverschil van 15°C met de omgeving<br />
(meestal buitenlucht). In de praktijk blijkt vaak dat de temperatuur van de condensor is ingesteld op ca 40°C, terwijl het buiten,voor<br />
het overgrote deel van het jaar, kouder is dan 25°C. In die periode kan de condensortemperatuur beter verlaagd worden. Let er bij<br />
verlaging wel op dat het expansieventiel een minimaal drukverschil tussen condensor en verdamper nodig heeft. Bij kleine<br />
Installaties kan de condensortemperatuur bijv. tweemaal per jaar handmatig aan de weersomstandigheden worden aangepast.<br />
Voor grote installaties kan een automatische regeling rendabel zijn (elektronisch expansieventiel).<br />
Elke graad temperatuurverlaging levert een energiebesparing van ca 2% van het energieverbruik van de compressor.<br />
• Verhogen verdampertemperatuur<br />
De verdamper moet, om warmte te kunnen opnemen uit zijn omgeving, ca 7°C kouder zijn dan de koelcel-luchttemperatuur. Een<br />
groter of kleiner temperatuursverschil zal vaak leiden tot het niet maximaal benutten van de verdampingscapaciteit. Elke graad<br />
temperatuurverhoging levert een energiebesparing van ca 1% van het energieverbruik van de compressor.<br />
∑<br />
Steek WATT in je zak 32
• Oppervlak condensor/verdamper<br />
Verdampers en condensors met een relatief groot oppervlak voor uitwisseling van warmte kunnen het koelvermogen gunstig<br />
beïnvloeden. Zoals eerder vermeld is de aandrijfenergie voor de compressor van een compressiekoelmachine, zeer sterk afhankelijk<br />
van het verschil in temperatuur tussen de verdamper en de condensor. Door het warmtewisselend oppervlak in de verdamper en in<br />
de condensor te vergroten, kan men deze temperaturen zo dicht als mogelijk bij die van de koelvloeistof/ koellucht brengen.<br />
• Compressor<br />
∑ • HR-compressor<br />
Installeer een hoogrendementcompressor (HR-compressor) in plaats van een conventionele compressor. Het elektriciteitsverbruik<br />
van deze HR-compressoren ligt tot 25% lager dan bij een conventionele. De kosten van een HR-compressor zijn afhankelijk van het t<br />
ype, het vermogen en de eventueel extra benodigde voorzieningen. Besparing tussen de 5% en 25% op het energieverbruik van de<br />
compressor is mogelijk.<br />
∑ • Frequentieregeling compressor<br />
De capaciteit van de compressor kan op verschillende manieren geregeld worden. Sommige daarvan verlagen de capaciteit, maar<br />
nauwelijks het elektriciteitsverbruik. Als de capaciteit van een compressor vaak omlaag moet, kan het voorzien van een<br />
frequentieregeling (zie <strong>verder</strong>) rendabel zijn.<br />
• Condensor<br />
We kunnen drie belangrijke condensortypes onderscheiden: de luchtgekoelde, de watergekoelde en de evaporatieve<br />
condensor (warmteonttrekking gebeurt door verdamping van water). Elk hebben zij hun voor- en nadelen naar condensatietemperatuur,<br />
waterverbruik, benodigde pompenergie, etc.<br />
TIP<br />
Een goed compromis vormt echter de verdampingscondensor. Ideaal is het gebruik van een verdampingscondensor tijdens de<br />
zomermaanden en een luchtgekoelde condensor tijdens de winter.<br />
• Koppeling condensors bij deellast<br />
Bij veel koelinstallaties heeft elke compressor zijn eigen condensor. Bij afnemende koudevraag wordt met behulp van een cascaderegeling<br />
steeds een volgende compressor (met bijbehorende condensor) afgeschakeld. Door de dan nog draaiende compressoren toch alle condensors<br />
te laten gebruiken, kan het condensoroppervlak relatief verhogen. Bij toenemende koudebehoefte kunnen de compressoren alsnog<br />
weer hun eigen compressoren bedienen. De investering is gering (regelmechanisme en leidingwerk). De besparing kan oplopen tot 25%.De<br />
maatregel is toepasbaar bij meer compressoren die dankzij een onderlinge koppeling vaak afgeschakeld worden.<br />
TIP<br />
Indien het benodigde koelvermogen groot is, loont het de moeite om de installatie van een centrale koelinstallatie te bekijken<br />
(ipv. verdamper/condensorgroepen per lokaal). De koudefactor van een grote koelcentrale is steeds beter dan die van kleine units.<br />
Bovendien wordt hiermee de condensor steeds groot genoeg gekozen voor de volledige koelcapaciteit. Dit maakt dat de<br />
condensatortemperatuur bij deellast steeds laag genoeg kan zijn. Uiteraard dient hierbij ook een efficiënte deellastregeling voorzien.<br />
• Koudemiddel<br />
De eerste koelmiddelen waren natuurlijke producten: lucht, ammoniak, CO2, SO2, etc.. Deze koelmiddelen werden al snel vervangen<br />
door CFK´s (chloorfluorkoolwaterstoffen) en HCFK´s (gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen). Omwille van milieubezwaren en<br />
onder impuls van een strenge wetgeving drong zich een overschakeling op naar meer milieuvriendelijke alternatieven. Deze alternatieven<br />
zijn onder andere HFK´s, ammoniak, koolwaterstoffen, water, etc. Daar zuivere HFK´s meestal niet alle gewenste eigenschappen<br />
vertonen, werden diverse HFK-mengsels ontwikkeld.<br />
Wegens hun bijdrage aan het broeikaseffect zullen HFK´s naar verwachting op termijn tevens moeten afnemen in gebruik. Dit betekent<br />
dat andere alternatieven heil moeten brengen voor de toekomst. Echter, ook op lange termijn zal de dampcompressiecyclus waarschijnlijk<br />
de belangrijkste koelcyclus blijven.<br />
Indirecte koeling met koudedragers: niet steeds het koelmiddel zelf onttrekt rechtstreeks warmte aan de te koelen omgeving. Soms<br />
gebeurt de koeling onrechtstreeks via secundaire koelmiddelen, ook nog koudedragers genaamd. Een belangrijk voordeel van zulk indirect<br />
systeem is dat op deze wijze een centrale koelinstallatie haar geproduceerde koude naar verschillende plaatsen kan overdragen,<br />
zodat de hoeveelheid (milieuonvriendelijk) koelmiddel afneemt. Een nadeel is dan weer het efficiëntieverlies (bijkomend temperatuursverschil)<br />
dat gepaard gaat met de bijkomende warmteoverdrachtsstap.<br />
Koudedragers worden om verscheidene redenen ingezet: milieu, veiligheid, kostprijs, voedselveiligheid. (bv. (milieu)toxiciteit of brandbaarheid<br />
van het primaire koelmiddel).<br />
Een koelmiddel wordt afwisselend gecomprimeerd en geëxpandeerd om de primaire warmteoverdracht in de centrale machinekamer<br />
te realiseren. Een koudedrager (meestal een vloeistof ) daarentegen, onttrekt de koude aan het koelmiddel en transporteert deze koude<br />
dan <strong>verder</strong> naar de gewenste plaats. Voorbeelden van koudedragers zijn ondermeer zoutoplossingen van NaCl, CaCl2, glycolen, alcohol/watermengsels<br />
en talrijke specifiek gesynthetiseerde organische stoffen. De installatiekosten voor een onrechtstreeks koelsysteem<br />
kunnen 20% hoger oplopen dan deze voor een rechtstreeks systeem.<br />
Tip: Bij het gebruik van een koudedrager, is het gebruik van een elektrische ontdooiing (zie <strong>verder</strong>) geen noodzakelijk kwaad. Het iseven<br />
goed mogelijk om met behulp van hete persgassen de koudedrager (secundair koudemiddel) op te warmen en vervolgens d.m.v.<br />
opgewarmde glycol de verdampers te ontdooien.<br />
Steek WATT in je zak 33
• Expansieventiel<br />
In de koelkringloop zorgt het expansieventiel ervoor dat het koelmiddel, dat onder hoge druk vanaf de condensor komt, in druk verlaagt en<br />
naar de verdamper stroomt. In de verdamper neemt het koudemiddel warmte op van het te koelen product. De uittredetemperatuur (uit de<br />
verdamper) wordt gemeten, en op basis hiervan regelt het expansieventiel de hoeveelheid koudemiddel die doorgelaten moet worden. Er zijn<br />
twee typen expansieventielen: thermostatische en elektronische.<br />
Een thermostatisch expansieventiel is een mechanisch gestuurd ventiel. Een temperatuursensor bepaalt de uittredetemperatuur van de verdamper<br />
en stuurt hierdoor het expansieventiel open. Bij een elektronisch expansieventiel drijft een stappenmotor het ventiel aan en regelt zo<br />
de grootte van de doorlaatopening elektronisch. Er komt zoveel koudemiddel door dat de verdamper de grootste koelcapaciteit biedt. Dit<br />
gebeurt ook bij kleine drukverschillen. Hierdoor kan de condensatietemperatuur ook verlagen, waardoor de koelcyclus zo energie-efficiënt<br />
mogelijk kan verlopen. Deze maatregel kan toepasbaar zijn bij koelcellen en dan vooral bij verdampingsgevoelige producten.<br />
• Ontdooiing verdamper<br />
Op de verdamper ontstaat vaak een laagje ijs. Om te voorkomen dat de verdamper dicht vriest, moet deze regelmatig ontdooien.<br />
Meestal gebeurt dit elektrisch. Met het warme persgas kunnen we energie sparen. Heet persgas wordt uit de compressor in de verdamper<br />
geleid waardoor deze ontdooit. Bijkomend voordeel is dat er minder warmte in de cel komt omdat de ijslaag van binnenuit<br />
ontdooit. De ontdooitijd is daardoor ook korter. Een besparing van 5 tot 15 % op het totale energieverbruik van de installatie is<br />
mogelijk. Deze maatregel is alleen rendabel in geval van nieuwbouw/renovatie.<br />
• Warmteterugwinning<br />
Het koelmiddel is na de compressor heet. Dit hete gas heet persgas. De warmte hiervan kan dienen om water of een werkruimte mee te<br />
verwarmen zoals een persgasboiler.<br />
Naast het nuttige gebruik van de restwarmte is er een extra besparing omdat een lagere condensatietemperatuur mogelijk is en de condensorventilatoren<br />
minder hoeven te draaien. Als de restwarmte in het persgas wordt gebruikt om warm water te maken, kan bijverwarming<br />
nodig zijn.<br />
• Absorptiekoeling<br />
Naast elektrische compressiekoeling kunnen we ook koude produceren door toepassing van absorptiekoeling. Absorptiekoeling is koeling<br />
op basis van restwarmte.Voor absorptiekoeling is warmte nodig van een voldoende hoog temperatuursniveau (> 88°C ). Deze hoge temperaturen<br />
dienen in de nabije omgeving van de koelinstallatie beschikbaar te zijn (restwarmte uit processen, gasmotor, verwarming).<br />
Deze maatregel is alleen mogelijk als het gehele jaar een niet te sterk wisselende koelbehoefte aanwezig is en een aanbod van restwarmte<br />
dat goed op de koelbehoefte aansluit. De maatregel is vooral toepasbaar bij nieuwbouw of renovatie.<br />
Overzicht van enkele energiebesparende maatregelen en hun besparing:<br />
Maatregel Besparing (%)<br />
Regelmatig reinigen condensors 5 - 15<br />
Thermostatisch expansieventiel vervangen door elektronisch 5 - 10<br />
Isoleren van koelleidingen 1 - 5<br />
Deurschakelaar voor celverlichting < 5<br />
Hoogrendement koelaggregaat 15 - 20<br />
Hoogrendement ventilator 2 - 10<br />
Vergroting verdamper- en condensoroppervlak 5 - 10<br />
Bron: Cijfers en tabellen, Novem - http://www.novem.nl/default.aspdocumentId=28079<br />
3.4.4. Klimaatkoeling ( airco)<br />
3.4.4.1. Inleiding<br />
Airconditioning gaat met massa's energie lopen en kost daarenboven een pak geld aan elektriciteit<br />
in de zomer. Daarbij levert airconditioning niet altijd het gewenste comfort. Het wordt door vele<br />
mensen als onaangenaam ervaren. Ook de installatiekost en de onderhoudkosten zijn hoog.<br />
Overweeg alternatieve systemen vooraleer naar die zoemende energievreters te grijpen. Meer<br />
hierover in volgende rubrieken.<br />
3.4.4.2. Good housekeeping<br />
Koel niet onnodig<br />
Ruimten met een eigen koelsysteem hebben vaak een eigen regeling in de ruimte zelf. Schakel het<br />
koelsysteem uit als de ruimte niet hoeft koel te zijn. Dit kan handmatig, maar ook via een schakelklok of een aanwezigheidssensor.<br />
Koel beperkt<br />
Het energieverbruik van de airconditioning hangt af van het temperatuurverschil tussen binnen en buiten, niet door het absolute<br />
niveau van de binnentemperatuur. We kunnen energie besparen door de airconditioning zodanig in te stellen dat dit verschil niet groter<br />
dan 5°C is.<br />
Is het verschil groter, dan stijgt niet alleen het energieverbruik, maar is het verlaten van de gekoelde ruimte ook onaangenaam. Een<br />
temperatuurverschil met de buitenlucht van max. 5°C vinden de meeste mensen prettig. Het is niet prettig om van binnen naar buiten<br />
tegen een muur van warmte aan te lopen, of van buiten naar binnen in een koelkast terecht te komen. Grotere verschillen kunnen<br />
bovendien nadelige effecten hebben op de gezondheid.<br />
Steek WATT in je zak 34
Beperk de warmteproductie<br />
Maak gebruik van zeer efficiënte verlichting en kantoorapparaten. Deze apparaten worden gekenmerkt door een lage warmteafgifte.<br />
Ook kan de warmte die vrijkomt, door verlichting en andere warmteproducerende apparatuur, direct worden afgezogen om de<br />
warmteproductie te beperken.<br />
Voorzie aanwezigheidsdetectie voor het sturen van verlichting en maak optimaal gebruik van daglicht.<br />
Door verlichtingsarmaturen te koppelen aan een ventilatiesysteem wordt de door de lampen ontwikkelde warmte rechtstreeks afgezogen<br />
naar buiten, of eventueel gebruikt in combinatie met een warmtepomp.<br />
3.4.4.3. Bouwtechnisch<br />
Zorg ervoor dat de zon het gebouw niet te veel kan opwarmen. Dit kunnen we op verscheidene manieren voorkomen:<br />
Isoleren<br />
Het goed isoleren van een gebouw is veruit de belangrijkste ingreep om energie te sparen. Isolatie houdt niet alleen in de winter de<br />
warmte vast. In de zomer houdt het ook de zonnewarmte buiten, zodat de binnenruimte niet opwarmt.<br />
Een hardnekkige mythe betreft het overisoleren. Veel mensen denken dat door overmatig te isoleren het risico op schimmelvorming<br />
vergroot. Isolatie dient met de grootste zorg te zijn aangebracht. De nodige aandacht dient geschonken aan het vermijden van koudebruggen,<br />
en het voorzien van dampschermen. Het voorzien van een gecontroleerde ventilatie is erg belangrijk in elk gebouw, maar het<br />
aandeel ventilatie is belangrijker in de beter geïsoleerde gebouwen.<br />
Isoleren gaat over meer dan muren en dak. Een zorgvuldige isolatie houdt ook in dat een zo volledig mogelijke en ononderbroken mantel<br />
om de woning is aangebracht, dus inclusief isolerend glas (HR++ beglazing met een hoge isolatiewaarde), beter isolerende raamprofielen,<br />
geïsoleerde vloeren, enz…<br />
Zorg dat de beglazing het zonnelicht maximaal doorlaat (hoge lichttransmissie), maar tegelijkertijd de zonnewarmte tegenhoudt (lage<br />
zonnetransmissie). Een hoge lichttransmissie beperkt ook de nood aan kunstlicht.<br />
Bij bestaande beglazing kan dit opgevangen worden door het aanbrengen van een zonwerende film langs de binnenzijde van de<br />
beglazing.<br />
In geval van een plat dak dient aandacht geschonken aan een goede zonlichtreflectie. Maak dergelijke daken zo wit mogelijk, bijv. door<br />
het aanbrengen van witte keitjes. Ook kan op een plat dak een voldoende dik groendak aangebracht worden. Deze maatregelen<br />
hebben tevens een goed effect op de levensduur van het dak, gezien het aan minder hoge temperaturen onderhevig is in de zomer en<br />
daardoor minder vlug zal scheuren.<br />
WAT IS HR-GLAS <br />
HR-glas (of hoogrendementglas) is een superisolerende beglazing die een barrière vormt tegen de kou dankzij een<br />
nagenoeg onzichtbare warmte reflecterende metaal(oxide)laag, aangebracht op de spouwzijde van het binnenste glasblad<br />
van de dubbele beglazing. Het metaallaagje zorgt voor het terugkaatsen van de warmte van binnen in de ruimte.<br />
De U-coëfficiënt (oude k) geeft de warmtestroom aan die door een glazen wand van 1 m_ gaat voor een temperatuurverschil<br />
van 1°C tussen binnen en buiten. Hoe kleiner de U-waarde, hoe beter de beglazing isoleert. Voor traditionele<br />
isolerende dubbele beglazing bedraagt de U-waarde 2,8 à 2,9 W (m_.K). Daarentegen heeft HR-glas een U-coëfficiënt<br />
van maximum 2.0 W (m_.K). Tegenwoordig hebben de meeste HR-beglazingen een coëfficiënt die lager ligt dan dit<br />
cijfer en bereiken een waarde van 1.4W(m_.K) (met lucht). Wanneer de spouw van het HR-glas gevuld is met een edelgas,<br />
kan het isolerend vermogen nog verlaagd worden tot 1,1 W (m_.K).<br />
( bron: VGI_nota 8: Verhoogde thermische isolatie)<br />
HR-glas isoleert tot 5 keer beter dan enkelglas en 2 à 3 keer beter dan gewoon dubbelglas<br />
Temperatuur van de binnenruit bij 22°C in de woning en buitentemperatuur van –10°C:<br />
• Enkel glas : -2 °C<br />
• Dubbelglas : 9 °C<br />
• HR-glas U 1,1 : 15°C .<br />
Door een optimale isolatie, kan men minder gaan verwarmen. Gemiddeld levert 1°C minder stoken 8 % extra<br />
besparing op<br />
(Bron: WTCB).<br />
Steek WATT in je zak 35
noodzaak tot ventileren<br />
Ventileren is noodzakelijk om een goede binnenluchtkwaliteit te bekomen. Dit is belangrijk voor een<br />
gezond binnenklimaat.<br />
Daarnaast is het belangrijk dat een gebouw na een warme dag voldoende kan afkoelen. Zorg daarom tijdens<br />
de zomermaanden voor een sterke ventilatie ’s nachts, wanneer de omgevingstemperatuur lager is<br />
dan de binnentemperatuur. Hierdoor koelt het gebouw af, waardoor de binnentemperatuur overdag minder<br />
hoog oploopt en dus minder koeling nodig is<br />
Opteer voor een gecontroleerde ventilatie. 'Gecontroleerd' betekent dat de hoeveelheid lucht (het debiet)<br />
die de woning binnenkomt, geregeld is in functie van de behoefte, zonder overdreven energieverbruik, en<br />
dat de zin van de ventilatiestromen vastligt (waar wordt lucht aan- en afgevoerd en op welke manier<br />
doorstroomt de verse lucht het huis).<br />
zonwering<br />
Installeer zonwering om oververhitting gedurende warme periodes (zomer) te voorkomen. Hierdoor loopt<br />
de binnentemperatuur overdag minder hoog op, waardoor minder koeling nodig is. Breng voor een optimaal<br />
resultaat zonwering aan de buitenzijde aan. Pas dit zeker toe bij grote glasoppervlakken, vooral die<br />
op het zuiden gericht.<br />
Ventilatieluiken en regelbare buitenzonwering,<br />
gebouw SD Worx (bron: Cenergie)<br />
Een zonwering in combinatie met een ruimtekoelsysteem kan ervoor zorgen dat het koelsysteem kleiner gedimensioneerd kan zijn, wat<br />
investerings- en energiekosten bespaart.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
Xeikon International NV uit Heultje-Westerlo maakte het stuurprogramma van de airco intelligenter.<br />
Tijdens de wintermaanden wordt de temperatuur geregeld naar zijn ondergrens, nl. 19°C. Door interne warmteproductie stijgt de<br />
temperatuur tot 22°C. Op dat ogenblik wordt via inname van buitenlucht gekoeld naar 22°C. Dieper koelen heeft geen zin, gezien de<br />
temperatuur automatisch daalt naar 19°C als de warmteproductie in de hal stopt.<br />
Tijdens de zomermaanden wordt de temperatuur geregeld naar zijn bovengrens, nl. 22°C. Wanneer het overdag buiten warmer is<br />
dan binnen, wordt geen buitenlucht binnengenomen. Zodra de buitentemperatuur daalt onder de binnentemperatuur (’s nachts)<br />
wordt er buitenlucht binnengenomen en wordt er geregeld naar de ondergrens van 19°C. Deze koelte dient als buffer om tijdens de<br />
daaropvolgende voormiddag geen energie te hoeven verbruiken door koeling.<br />
Koelplafonds<br />
Toepassing van een koelplafond betekent dat de ruimte gekoeld wordt via het plafond. Daarvoor zorgt een koele luchtstroom die met<br />
een lage luchtsnelheid (door het grote plafondoppervlak) in de ruimte wordt geblazen. Daarnaast zorgt het plafond voor een "koudeervaring"<br />
doordat de gebruikers van de ruimte warmte uitstralen naar het plafond. Een dergelijk plafond bespaart energie, is onderhoudsarm<br />
en heeft een lange technische levensduur.<br />
Koude/warmte-opslag<br />
Koude-warmteopslag (KWO) is een technologie die op een economisch verantwoorde basis gebruik maakt van een alternatieve<br />
energiebron, namelijk de gratis beschikbare winterkoude en zomerwarmte. De gratis beschikbare winterkoude en zomerwarmte van de<br />
omgevingslucht worden in grondwaterlagen opgeslagen. Deze duurzame energie kan dienen voor koeling tijdens de zomer en voor<br />
voorverwarming van de ventilatielucht tijdens de winter. Koude-warmteopslag in watervoerende lagen werkt als een gesloten systeem.<br />
Grondwater wordt gebruikt en niet verbruikt, waardoor deze koeltechniek niet onderhevig is aan de grondwaterheffing.<br />
Met koude-warmteopslag zijn opmerkelijke besparingen van 60 tot 80% op het elektriciteitsverbruik voor koeling mogelijk en kan sterk<br />
bespaard worden op de fossiele brandstof voor verwarming tijdens de winterperiode.<br />
Om koude-warmteopslag te realiseren worden in een watervoerende laag (aquifer) twee of meer putten geboord op een onderlinge<br />
afstand van 100 tot 150 meter. De diepte van de bronnen bedraagt doorgaans 50 tot 150 m. In de zomer wordt, als er vraag naar koeling<br />
is, koud grondwater (12°C) uit een van de putten opgepompt en met een warmtewisselaar de koude gebruikt om de ventilatielucht te<br />
koelen via een warmtewisselaar. De koude wordt onttrokken aan het opgepompte grondwater. Het opgewarmde grondwater wordt in<br />
een tweede put, genaamd “warme bron”, geïnjecteerd. In de winter als er behoefte aan warmte is, wordt het opgeslagen warme grondwater<br />
weer opgepompt. Via dezelfde warmtewisselaar wordt de warmte afgegeven aan koude ventilatielucht zodat deze laatste<br />
voorverwarmd wordt. Het grondwater koelt door deze afgifte van warmte af, en wordt weer in de tweede put, genaamd “koude bron”,<br />
geïnjecteerd. Hier blijft het opgeslagen tot er in de volgende zomer weer behoefte aan koeling is. Het onttrokken grondwater wordt<br />
steeds weer geïnjecteerd, zodat er geen grondwater wordt verbruikt.<br />
Bij een KWO-systeem kan dus zowel de opgeslagen koude als de opgeslagen warmte worden gevaloriseerd. Het hoofddoel is echter<br />
koeling, dit levert het grootste economisch nut op door besparing op het elektriciteitsverbruik.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
In het hoofdkantoor van de KBC Bank te Leuven werd enkele jaren na de in dienst name van de nieuwbouw al een tekort aan koeling<br />
vastgesteld. Dit was het gevolg van een hogere bezetting en de explosieve groei van het aantal computers en andere<br />
bijkomende warmtebronnen. Het oorspronkelijke systeem bestond uit koelmachines, gekoppeld aan een ijsbuffer. De condensors<br />
van de koelmachines zijn gekoeld met het water van de vijver voor het gebouw. Door de groei van de interne warmtebronnen,<br />
gekoppeld aan een krap bemeten vijverinhoud, steeg de temperatuur van het vijverwater te hoog met als gevolg dat de condensortemperatuur<br />
hoger opliep dan de ontwerptemperatuur waardoor de koelmachines uitvielen.<br />
In de bestaande infrastructuur werd een KWO-systeem geïntegreerd. Door deze aanpassing werd de koelcapaciteit verhoogd met<br />
1.000 kW. Tijdens de zomer wordt koud grondwater uit de koude bron onttrokken voor koeling van de inkomende ventilatielucht via<br />
een warmtewisselaar. Vervolgens wordt, met behulp van een tweede warmtewisselaar het vijverwater, dat naar de condensors<br />
stroomt, gekoeld. Tijdens de winterperiode wordt de koude bron geladen met de koude buitenlucht (voorverwarming van de ventilatielucht)<br />
en met vijverwater wanneer de temperatuur van dit water lager is dan 6°C.<br />
De energiebesparing door KWOpslag ten opzichte van de oude situatie resulteerde in een verbetering van het rende-<br />
Steek WATT in je zak 36
ment van de koelmachines 20.000 kWhe/jaar; een besparing door voorkoeling 57.000 kWhe/jaar en een besparing door extra<br />
voorverwarming 25.000 m_gas/jaar.<br />
KBC Bank te Leuven is het eerste gebouw ter wereld uitgerust met een KWO-installatie in combinatie met een ijsbuffer.<br />
(bron: Informatiepakket koude-warmteopslag, VITO 2001)<br />
3.4.4.4. Energie-efficiënt gebouwconcept<br />
Een duurzaam gebouw vereist een bouwaanpak, waarbij rekening gehouden is met ecologische en economische aspecten. Het doel is,<br />
een gebouw te realiseren met een zo beperkt mogelijke impact op het milieu en de omgeving, waar het comfort voor de gebruikers<br />
uitstekend is.<br />
Om dit te kunnen realiseren is een integrale aanpak uiterst belangrijk. Daartoe is het noodzakelijk om alle partijen van in het begin bij het<br />
project te betrekken. Het gebeurt echter nog te vaak dat de architect een esthetisch ontwerp maakt, waarna een studiebureau ervoor moet<br />
zorgen dat er een goed comfort gehaald kan worden. Het gevolg is een gebouw met zware en complexe technische installaties.<br />
Enkel een geïntegreerde aanpak van in het begin kan een duurzaam gebouw opleveren: een gebouw, met specifieke aandacht voor de integratie<br />
van passieve klimatiseringstechnieken, een exacte dimensionering van technische installaties zonder nutteloze overdimensionering.<br />
Een gebouw, waarin eveneens de klemtoon ligt op het gebruik van efficiënte toestellen voor verwarming, verluchting, koeling en verlichting.<br />
Het ligt voor de hand dat bij dergelijke gebouwen de studiekosten verhogen. De efficiëntere manier van bouwen, zowel op het vlak van<br />
materialen als installaties, compenseren echter ruimschoots de hogere studiekosten. Dergelijke gebouwen zijn vooral gekenmerkt door<br />
veel lagere werkingskosten op het vlak van energie en onderhoud.<br />
Basisregels voor een energie-efficiënt ontwerp:<br />
• Minimaliseren van de energiebehoefte (door oa. extreme isolatie)<br />
• Optimaal gebruik maken van passieve energie ( zonne-energie, natuurlijke ventilatie, ..)<br />
Minimaliseren van de energiebehoefte<br />
Extreem isoleren is daarbij een evidentie. Energie-efficiënte gebouwen kenmerken zich door extreme isolatiewaarden. Voor nulenergiewoningen<br />
bijvoorbeeld bedraagt de isolatiewaarde van de dichte delen gemiddeld 0.2 W/m_K. In dergelijke projecten wordt gebruik<br />
gemaakt van HR++-be-glas met een U-waarde van 1,1 of 1,2 W/m2K.<br />
De energiebehoefte verkleint <strong>verder</strong> ook de koelbehoefte te reduceren. Om dit te bewerkstelligen moet de warmtetoetreding van het<br />
gebouw beperkt zijn. Een eerste stap daarin is het oriënteren van het gebouw volgens noord-zuidrichting.<br />
De koelbehoefte vermindert ook door het aanbrengen van zonwering. Een regelbare performante buitenzonwering verdient de<br />
voorkeur. Vaste lamellen hebben immers het nadeel dat ze niet kunnen inspelen op de wisselende behoefte. Het aanbrengen van regelbare<br />
zonwering heeft als bijkomend voordeel dat de daglichttoetreding in de kantoren maximaal is.<br />
Warmte komt echter niet alleen van de zon, maar ook van in het gebouw zelf. Een optimalisering van de verlichting en de kantoorapparatuur<br />
kan de koelbehoefte <strong>verder</strong> beperken.<br />
Figuur 2: grond-lucht-warmtewisselaar –<br />
stookseizoen winterdag (bron: Cenergie)<br />
Gebruik passieve energie<br />
De energiebehoefte moet zoveel mogelijk worden opgevangen met behulp van passieve technieken.<br />
Warmte wordt in belangrijke mate geleverd door de zon. Om tijdens koude periodes optimaal te kunnen<br />
genieten van die warmte, moet de mogelijkheid bestaan om de zonwering zo af te stellen dat de<br />
beglazing optimaal warmte kan opvangen.<br />
Tijdens koude periodes wordt de warme lucht afgezogen en via een regeneratieve warmte-wisselaar<br />
(rendement van meer dan 90%) overgedragen op verse ventilatielucht. Op die manier gaat er bijna<br />
geen energie verloren door ventilatie. Koelte komt uit de grond door de ventilatielucht aan te zuigen<br />
doorheen buizen die in het grondwater liggen. Op die manier kan de temperatuur van de buitenlucht<br />
bij zeer warme dagen met enkele graden verlagen.<br />
Verder wordt ook gebruik gemaakt van de nachtelijke koelte van de buitenlucht. ’s Nachts wordt het gebouw op natuurlijke wijze intensief<br />
doorspoeld door het openen van klapvensters in de noordgevel en in het dak.<br />
Figuur 3: grond-lucht-warmtewisselaar –<br />
zomerdag (bron: Cenergie )<br />
De laatste stap in het energiezuinige ontwerp is het voorzien van efficiënte installaties met een intelligente<br />
regeling.<br />
Aanwezigheidsdetectie en daglichtsturing halen het verbruik (en de warmtelast) nog <strong>verder</strong> naar<br />
omlaag.<br />
3.5. Bureautica<br />
Computers zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij, zowel als medium voor werk, studie én ontspanning. De computer is<br />
vaak in gebruik en staat daardoor gedurende lange tijd aan. Ook als de computer niet in gebruik is maar toch aanstaat, verbruikt hij<br />
Steek WATT in je zak 37
energie. Het is dus belangrijk om het energieverbruik (ook in de stand-by stand) goed in de gaten te houden.<br />
Kantoorapparatuur gebruikt veel energie, omdat deze apparatuur vaak lange tijd ongebruikt aan staat. Aangezien het meestal enkele<br />
minuten duurt voor de computer weer geheel is opgestart, laten veel mensen hun computer gewoon aanstaan. Bij geen gebruik treedt<br />
na enkele minuten de screensaver in werking. Die dwarrelende bloemen en figuren zijn leuk, maar de computer gebruikt daardoor<br />
evenveel energie als wanneer je gewoon met de computer werkt<br />
3.5.1. Power Management of energiebesparende stand<br />
Een computer kan in veel verschillende standen staan: actief gebruik, stand-by, slaapstand en uit. Het installeren van powermanagement<br />
bespaart energie. De systeemonderdelen schakelen automatisch in stand-by of schakelen uit wanneer ze een (korte) periode niet<br />
in gebruik zijn.<br />
Niet alleen het elektriciteitsgebruik, maar ook de verspreiding van warmte en geluid verminderen hierdoor.<br />
Computers met powermanagement verbruiken bijna de helft minder dan modellen zonder dit systeem. Momenteel zit powermanagement<br />
standaard op de meeste nieuwe apparatuur geïnstalleerd.<br />
In de onderstaande tabel, zijn de energieniveaus weergegeven die powermanagement kent, met hun eigenschappen:<br />
Uit-stand Slaap-stand Stand-by<br />
Aan/uit<br />
Uitgeschakeld<br />
Gedeeltelijk uitgeschakeld<br />
Screensaver<br />
(schermbeveiliging)<br />
Gedeeltelijk uitgeschakeld<br />
Ingeschakeld<br />
Werking functies<br />
Energieverbruik<br />
Geen functies in werking<br />
0 of zeer weinig (afhankelijk<br />
van wel/niet verbonden<br />
met elektriciteitsnet)<br />
Vrijwel geen functies in<br />
werking<br />
20 Watt 45 Watt<br />
Deel van de functies<br />
werkt<br />
Deel van de functies<br />
werkt<br />
Geen energiebesparing,<br />
160 Watt<br />
Toelichting:<br />
In slaapstand zijn de meeste functies uitgeschakeld. Het duurt wat langer om de computer (door het indrukken van een toets) weer<br />
gebruiksklaar te krijgen. In de stand-by stand zijn maar een deel van de functies uitgeschakeld. De computer is sneller gebruiksklaar. Een<br />
screensaver levert geen energiebesparing op, maar beschermt alleen het scherm tegen inbranden.<br />
Bron: www.Milieucentraal.nl/computers<br />
Voordelen powermanagement:<br />
• Met een powermanagementsysteem schakelen apparaten automatisch uit als zij niet actief in gebruik zijn. Tijdens de slaapstand<br />
worden de gegevens weggeschreven naar de harde schijf. Het indrukken van een toets roept ze automatisch weer op.<br />
• In de stand-by stand is maar een deel van de functies uitgeschakeld. De computer is sneller gebruiksklaar dan in de slaapstand.<br />
• De veronderstelling leeft dat de slaapstand een negatief effect heeft op de levensduur van de apparatuur. Uit onderzoek is gebleken<br />
dat dit niet het geval is: "Power management does not negatively effect the useful life of equipment if proper set."<br />
• Beperk de tijd dat uw computer stand-by staat. Schakel uw computer dus ook regelmatig uit, ook als u een uurtje pauze neemt.<br />
Het is een fabel dat het regelmatig uitschakelen van computers kwaad kan.<br />
• In een kantoor waar meer computers aanstaan, zal een geringere warmteafgifte door de computers vlug merkbaar zijn. Vooral in de<br />
zomer zal hierdoor de temperatuur op kantoor minder snel oplopen. Dit voorkomt extra elektriciteitsverbruik door de installatie die<br />
voor de koeling (klimaatbeheersing) zorgt.<br />
• Wanneer het beeldscherm automatisch uitschakelt, vermindert de afgifte van elektromagnetische straling.<br />
• Als het beeldscherm automatisch uitschakelt, bijvoorbeeld bij een pauze, is de informatie op uw computer niet zichtbaar. U kunt uw<br />
computer meestal ook vergrendelen met een wachtwoord, zodat deze niet onbevoegd gebruikt wordt.<br />
3.5.2. Keuze computer<br />
• Installeer en gebruik energiezuinige kantoorapparaten. Computers met Energy Star, GEEA-label en Ecolabel hebben een relatief laag<br />
verbruik (zie <strong>verder</strong>).<br />
• Een draagbare computer is energiezuiniger dan een gewone desktop. Ze bevatten allerlei energiebesparende voorzieningen, zodat<br />
ze zo lang mogelijk kunnen werken op de batterij.<br />
• Deze computer kan ook op het elektriciteitsnet werken. Dit is energiezuiniger omdat bij het opladen van de batterij altijd<br />
energieverliezen optreden.<br />
• De opladers van laptops gebruiken ook energie als er geen laptop op aangesloten is. Om dit sluipverbruik te voorkomen, moet de<br />
stekker van de oplader uit het stopcontact als de accu's niet opgeladen worden.<br />
• Palmtops zijn draagbare computers die het formaat van een hand hebben. Ze verbruiken minder energie. Als alternatief voor het<br />
notebook is een palmtop minder milieubelastend, maar meestal worden ze als extra apparaat aangeschaft.<br />
3.5.3. Keuze beeldscherm<br />
• Let bij de aankoop van een beeldscherm op de grootte van het beeldscherm: hoe groter, des te meer elektriciteitsverbruik.<br />
• Beeldschermen met een hoge resolutie, en dus een scherper beeld, verbruiken meer energie.<br />
• De platte LCD-beeldschermen (Liquid Crystal Display) verbruiken de helft van de energie die een conventioneel beeldscherm nodig<br />
heeft (CRT-monitor).<br />
• Beeldschermen geven elektromagnetische straling af. In huidige modellen is deze straling voldoende afgeschermd en vormt daar<br />
door voor de gebruiker geen belasting meer. LCD-schermen zijn in dit opzicht gunstiger dan conventionele beeldschermen.<br />
Steek WATT in je zak 38
3.5.4. Energielabels<br />
Energy Star<br />
Energy Star is een keurmerk van het Amerikaanse EPA (Environmental Protection Agency) en sinds<br />
begin 2002 ook door de landen van de EU ondersteund. Energy Star stelt eisen aan energiegebruik tijdens<br />
slaap- of stand-by stand. De apparatuur moet beschikken over powermanagement en dit moet<br />
bij aflevering geïnstalleerd zijn. Beeldschermen met Energy Star moeten in de slaapstand 50 % minder<br />
energie verbruiken dan een 'conventioneel' beeldscherm.<br />
GEEA<br />
In Europees verband is het vrijwillige energiekwaliteitslabel GEEA (Group for Energy Efficiënt<br />
Appliances) ontwikkeld voor elektrische apparaten, vooral voor grijs- en bruingoed apparaten, zoals<br />
tv's, videorecorders, audioapparatuur en computerapparatuur. Hierbij worden onder meer eisen<br />
gesteld aan het stand-by verbruik. Apparaten voorzien van een GEEA-label behoren tot de 30%<br />
zuinigste apparaten op de markt. Een overzicht van energiezuinige merken apparatuur met dit label is<br />
te vinden op de website: www.efficient-appliances.org.<br />
TCO label<br />
Het TCO-label is een Zweeds keurmerk dat, naast eisen aan energieverbruik van de monitor, ook eisen stelt aan straling.<br />
Deze eisen zijn strenger dan de wettelijke normen die gelden voor straling. (de MRP-II norm).<br />
Meer informatie: www.tco-info.com/<br />
Ecolabel<br />
De criteria van Ecolabel zijn februari 1999 vastgesteld en liggen met name op het terrein van energiebesparing en<br />
levensduurverlenging. Meer informatie: http://www.europa.eu.int/comm/dg11/ecolabel<br />
Opgenomen vermogen bij actief<br />
gebruik (W)<br />
Opgenomen vermogen in<br />
Stand-by stand (W)<br />
PC + beeldscherm 140 30-45<br />
PC 40 20-30<br />
Monitor 14’’ SVGA 80 10-15<br />
Monitor 17” SVGA 110 30<br />
Laptop 50<br />
Laserprinter 90-130 20-30<br />
Flatscreen 15-30<br />
Kopieerapparaat 120-1000 30-250<br />
Fax 30-40 10<br />
scanner 12<br />
Bron: www.energystar.nl<br />
TIP<br />
op de website www.eu-energystar.org staat een leuk rekenprogramma om het elektriciteitsverbruik van verschillende<br />
modellen van computers, schermen, laptops, etc. te berekenen.<br />
3.6. Productiegerelateerde maatregelen<br />
3.6.1. Actief - Reactief energieverbruik<br />
Actieve energie wordt rechtstreeks omgezet in nuttige arbeid of warmte. Reactieve energie levert daar geen bijdrage toe. Reactieve<br />
energie is het vermogen dat sommige apparaten gebruiken om een elektromagnetisch veld op te bouwen. Toestellen zoals motoren,<br />
niet-gecompenseerde verlichtings-toestellen en transformatoren (dus alle toestellen die gebruik maken van een alternatief elektromagnetisch<br />
veld, met een spoel) nemen naast actieve energie ook reactieve energie op.<br />
Hoe groter het reactieve verbruik, hoe minder efficiënt de geleverde energie is benut. Het reactieve verbruik wordt uitgedrukt in kVArh<br />
(=kilo-voltampère-uur reactief ).<br />
De verhouding tussen het aandeel actieve energie en schijnbare energieverbruik (actief + reactief ) wordt aangeduid als de cos phi<br />
(cosinus phi ). Het reactieve verbruik is een samenstelling van het inductieve en capacitieve verbruik. Het fenomeen van reactief<br />
verbruik kan sterke implicaties hebben op de facturen van hoogspanningsgebruikers.<br />
In wezen kan reactieve energie gezien worden als energie die je de ene fractie van een seconde uit het net betrekt, en een volgende<br />
fractie integraal terug in het net stopt, zonder dat deze “pendelenergie” bijdraagt tot een nuttig effect (=actief verbruik).<br />
Steek WATT in je zak 39
Actieve energie door een perfecte samenloop van spanning en stroom. Het ogenblikkelijk vermogen (rode curve) is steeds groter dan<br />
nul.<br />
Reactieve energie door een volledig gebrek aan samenloop tussen spanning en stroom: als de spanning maximaal is, is de stroom nul<br />
en omgekeerd. Het ogenblikkelijk vermogen is gedurende 5 milliseconden (ms) positief (energie wordt uit het net betrokken) en<br />
gedurende de volgende 5 ms negatief (zelfde energie wordt terug in het net gepompt zonder verbruikt te zijn). Zo ontstaat dus pendelenergie.<br />
Een reële situatie met een zekere mate van samenloop tussen spanning en stroom, en een zekere mate van niet-samenloop. Het gevolg<br />
is dat er netto meer energie uit het net gehaald wordt, dan er terug wordt gestoken (positieve perioden van het ogenblikkelijk vermogen<br />
duren langer dan de negatieve perioden). In deze figuur is de cos phi 0,52 en de tan phi 1,62.<br />
Steek WATT in je zak 40
Nadelen<br />
Het reactieve vermogen levert geen enkele vorm van nuttig werk. Bovendien veroorzaakt een te grote verhouding tussen het reactieve<br />
vermogen en het actieve vermogen verscheidene problemen:<br />
• Een stijging van de totale stroom;<br />
• Een bijkomende, niet-doeltreffende belasting van de lijnen en transformatoren;<br />
• De noodzaak om de elektrische installatie te versterken (wat een niet-productieve investering is);<br />
• Een functioneringssituatie die de grenzen benadert waarbij de veiligheidsmaatregelen in werking treden;<br />
• Een toename van het warmteverlies;<br />
• Een daling van de voedingsspanning.<br />
De terugvloeiing van reactieve energie naar het elektriciteitsnet veroorzaakt een verhitting van de kabels en alzo extra energieverlies in<br />
het transport van de elektriciteit.<br />
Invloed van reactieve energie op de factuur van hoogspanningselektriciteit<br />
Het verbruik van reactieve energie komt niet op de factuur zolang dit verbruik lager blijft dan 50% van de actieve energie. Eens dit aandeel<br />
overschreden, kost het overmatige reactieve verbruik 20% van de gemiddelde prijs per kWh. Concreet betekent dit dat er geen verrekening<br />
gebeurt als cos phi>0,9.<br />
Het is dus heel belangrijk het reactieve energieverbruik trachten te beperken.<br />
Door de berekening van de verhouding tussen het reactieve vermogen en het actieve vermogen kan uw elektrotechnicus de meest<br />
geschikte oplossing voorstellen. In de meeste gevallen volstaan een of meer correct afgemeten (dankzij de voorstudie) condensatorbatterijen<br />
om het probleem op te lossen.<br />
3.6.2. Kwartuurpiekbewaking<br />
3.6.2.1. Piekvermogen<br />
Bij hoogspanningverbruikers is de vermogenterm (zie eveneens verduidelijking opbouw elektriciteitsfactuur) afhankelijk van het werkelijk<br />
afgenomen vermogen, meer bepaald het piekvermogen (ook wel kwartiervermogen, kwartierspits, spitsvermogen genoemd).<br />
Het piekvermogen is het gemiddeld afgenomen of geïnjecteerd vermogen over een periode van een kwartier, uitgedrukt in kilowatt (kW) of<br />
megawatt (MW) in geval van actief vermogen, in kilovar (kVAr– kilo volt ampère) of megavar (MVAr) in geval van reactief vermogen.<br />
Het piekvermogen is dus niet de hoogste (start)stroom gedurende enkele seconden. Het piekvermogen is m.a.w. de maximale elektriciteitsafname,<br />
geregistreerd op basis van een kwartier, uitgedrukt in kW.<br />
3.6.2.2. Gecontracteerd vermogen<br />
Het vermogen (kW) dat u maximaal denkt af te nemen. Uw aansluiting wordt afgestemd op het gecontracteerde vermogen en u dient<br />
als klant onder deze grens te blijven. Het piekvermogen dient onder de waarde van het gecontracteerd vermogen te blijven.<br />
Door piekbewaking kan u zeer dure energievermogenspieken voorkomen.<br />
3.6.2.3. Piekshaving<br />
Piekshaving is het verminderen van het maximale kwartuurvermogen door het tijdelijke afschakelen van lasten. Om pro-actief de piekbewaking<br />
door te voeren, worden gedurende korte periodes verbruikers uitgeschakeld. Het spreekt voor zich dat de keuze hier vooral<br />
op niet-bedrijfskritische apparaten valt die voor elk bedrijf anders zijn. In vele gevallen gaat het om processen met grote inertie zoals<br />
verwarming, koeling, airconditioning, batterijladers, etc. Dit kan ook door het aanpassen van regelbare processen zoals frequentiesturingen.<br />
Men grijpt in op de vermogensterm, maar ook op de proportionele term van de factuur.<br />
bron: www.idetron.be<br />
Indien de voorspelling het vooropgestelde maximum zal overschrijden worden niet-kritische verbruikers gedurende een korte periode<br />
uitgeschakeld. Eventueel kan in een volgend kwartier extra vermogen verbruikt worden door deze specifieke verbruikers.<br />
Via het uitschakelen van de niet-kritische verbruikers zoals ruimteverwarming, ventilatie, … blijft het vermogen onder de gestelde limiet<br />
in dit kwartier.<br />
bron: www.idetron.be<br />
Een grondige kennis van het verbruikersprofiel laat toe, de gebruikswijze van de elektrische energie te evalueren.<br />
Steek WATT in je zak 41
3.6.2.4. Loadsharing<br />
Loadsharing is, net zoals piekshaving, het verminderen van de maximale kwartuurvermogens, maar door het verplaatsen van inschakelmomenten<br />
van de piekperiode naar een periode buiten de spits.<br />
Men grijpt in op de vermogensterm van de factuur: Globaal gezien verbruikt men evenveel energie maar ze is verplaatst in tijd.<br />
Praktijkvoorbeeld:<br />
NIKO uit Sint-Niklaas kocht een programma aan voor de opvolging van haar energieverbruik. Een opvolging van het kwartuurvermogen<br />
leidde tot een aantal aanpassingen waardoor een sterke reductie van het kwartuurvermogen kon gerealiseerd worden. De<br />
voornaamste aanpassing is het verschuiven van de productie in de galvanolijn naar de nachtploeg. In deze productielijn werken<br />
slechts twee werknemers, maar het betreft een zware installatie met hoog verbruik. Door deze naar de nacht te verplaatsen,<br />
daalden de pieken sterk. Dit betekende een reductie van 15 % op de energiekost.<br />
3.6.3. Motoren<br />
Motoren zijn belangrijke energieverbruikers. Ze vertegenwoordigen ruim 80% van het industriële elektriciteitsverbruik. De meest<br />
toegepaste motoren zijn elektromotoren, naast diesel- en gasmotoren. Belangrijke toepassingen zijn pompen, ventilatoren, aggregaten<br />
en compressoren.<br />
HR-motoren<br />
HR-motoren hebben een 2-11% hoger rendement dan klassieke motoren. Het herwikkelen van een motor leidt tot een rendementsdaling<br />
met ca. 5%. HR-motoren zijn dan ook vooral interessant indien er motoren herwikkeld moeten worden of indien men sowieso<br />
nieuwe motoren aankoopt. De rendementswinst van HR-motoren bedraagt dan wel slechts enkele procenten, de energiekosten zijn wel<br />
de grootste kostenpost in de totale levensduur van een elektrische motor (70-95%). Het loont dan ook de moeite om te gepasten tijde<br />
HR-motoren aan te schaffen in plaats van standaardmotoren of te herwikkelen.<br />
Een tool waarmee je kan beslissen welke motor voor je toepassing interessant is, kan je downloaden van<br />
http://iamest.jrc.it/projects/eem/eurodeem.htm.<br />
Motoren verzorgen de aandrijving van een toestel/machine aan. De regeling van dit toestel is belangrijk voor het energiegebruik van de<br />
motoren. Het energieverbruik van het toetstel kan geregeld worden door ervoor te zorgen dat het toestel minder arbeid levert. Dit kan<br />
op verschillende manieren. Voorbeelden voor pompen en ventilatoren zijn:<br />
• een bypassregeling: bij pompen en ventilatoren wordt dan een deel van de uitgaande (water- of lucht)stroom teruggevoerd naar de<br />
ingaande stroom. Het netto debiet verlaagt daardoor, terwijl de motor op hetzelfde toerental blijft werken.<br />
• een smoorregeling :door een smoorklep wordt de afvoerleiding kleiner gemaakt, waardoor het moeilijker wordt daar water of lucht<br />
doorheen te persen. De motor kan hierdoor meer geluid produceren.<br />
In de meeste gevallen is echter het terugschakelen van de motor het meest energiezuinig. Terugschakelen is mogelijk bij diesel- en gasmotoren,<br />
bij frequentiegeregelde elektromotoren en (beperkt) bij tweetoeren-elektromotoren.<br />
Frequentieregeling<br />
Als een apparaat wisselende vermogens moet leveren of regelmatig op een vermogen onder zijn maximum draait, is het voorzien van<br />
een frequentieregeling rendabel. Frequentieregeling wordt toegepast op een specifiek type draaistroommotor en kan daarom niet in<br />
alle gevallen op een bestaande motor.. De kosten van een frequentieregelaar zijn afhankelijk van de complexiteit van de regeling en het<br />
regelbereik. De prijs is de afgelopen jaren afgenomen.<br />
Bij verschillende processen draaien motoren niet altijd hun volle rendement. Een frequentieregeling op een elektromotor past de snelheid<br />
van de motor aan het gewenste debiet aan. Dat is heel wat energiezuiniger dan de gangbare aan-uitregeling. Een frequentieregeling<br />
realiseert een gemiddelde energiebesparing van 25%. De terugwintermijnen van een systeem voor frequentieregeling<br />
hangen af van de kracht van de motor en de exploitatieduur per jaar:<br />
Hoogrendementsmotoren kunnen een aantrekkelijk alternatief vormen: hun meerkost wordt teruggewonnen in minder dan twee jaar<br />
vanaf 3.000 uren per jaar.<br />
kracht van de motor 1 500 uur/jaar 3 000 uur/jaar 4 500 uur/jaar 8 500 uur/jaar<br />
10 kW 7,6 jaar 3,8 jaar 2,5 jaar 1,3 jaar<br />
> 10 kW < 100 kW 3,8 jaar 1,9 jaar 1,3 jaar 0,7 jaar<br />
> 100 kW 2,3 jaar 1,1 jaar 0,8 jaar 0,4 jaar<br />
TIP<br />
Een tool waarmee je kan beslissen wat het nut van frequentiesturing voor het bedrijf is, kan je downloaden via www.abb.com waar<br />
je een zoekopdracht lanceert naar “FanSave” (voor frequentiegestuurde ventilatoren) en “PumpSave”<br />
(voor frequentiegestuurde pompen).<br />
Steek WATT in je zak 42
Praktijkvoorbeeld:<br />
Een chemisch bedrijf installeerde een toerentalregelaar op vier krachtige ventilatoren, ter vervanging van oude leidingkleppen in de<br />
luchtkanalisaties.<br />
De resultaten hebben de verwachtingen overstegen:<br />
• Besparingen van 30 tot 70% afhankelijk van het vermogen van de ventilatoren<br />
• Een investering van 5 950 EUR die wordt teruggewonnen in minder dan een jaar<br />
• Een sterk verminderde slijtage van de ventilatoren<br />
(bron: www.electrabel.be)<br />
Softstarters<br />
Het hoofddoel van een softstarter is het beheerst laten starten van elektromotoren. Met behulp van een softstarter start de motor<br />
langzaam en beheerst. Dit gereduceert startstromen en elimineert stroompieken, wat de levensduur van aangekoppelde machines verlengt.<br />
In plaats van de energie op een heel korte tijd te verbruiken, verlengen softstarters de starttijd van motoren. Ze beperken gedurende<br />
deze periode de benodigde stroom en beschermen zo de motoren tijdens het starten. Door het gebruik van softstarters is het mogelijk<br />
om een aantal machines belast te laten starten. Tijdens de relatief korte startperiode wordt de stroom (en het vermogen) beperkt, maar<br />
wanneer we kijken naar de basis voor alle tariefmetingen in de elektriciteit, wordt niet noodzakelijk bespaard op de kwartuurpieken<br />
aangezien er evenveel energie nodig is om de motoren op te starten.<br />
Een softstarter verlaagt dus niet zozeer de energiekosten, maar is vanuit het oogpunt van rationeel energieverbruik (kWh en kW) wel<br />
interessant omdat er minder sterke schommelingen zijn op het elektriciteitsnet. Bovendien gaat de levensduur van de motor erop<br />
vooruit aangezien de startstromen beperkt blijven.<br />
Omdat softstarters de hoge startstromen en startkoppels reduceren, beperken ze tevens de slijtage door overbrengingen. Dit leidt tot<br />
minder onderhoudskosten en minder oponthoud door stilstand.<br />
TIP<br />
Via de website www.abb.com kan u gratis het berekeningsprogramma ProSoft downloaden. Deze software stelt u in staat op een<br />
professionele manier softstarters toe te passen (www.abb.com).<br />
3.6.4. Perslucht<br />
3.6.4.1. Inleiding<br />
Een persluchtinstallatie comprimeert aangezogen lucht voor uiteenlopende toepassingen. De industrie maakt vaak gebruik van perslucht<br />
voor diverse toepassingen, zoals het aandrijven van pneumatische productiemachines, van handgereedschap en het aanbrengen<br />
van lak en verf.<br />
Perslucht is echter een heel dure vorm van energie. Gemiddeld maken de energiekosten tussen de 55% en 73% uit van de totale productiekosten<br />
voor perslucht uit. Het energetische rendement van de compressie is laag.<br />
Slechts 5-14% van alle toegevoerde elektriciteit is effectief nuttig als perslucht. Door lekkages en drukverlies bij filters en in de leidingen,<br />
kan dit rendement nog lager liggen.<br />
Er bestaan echter verschillende mogelijkheden om het energieverbruik van een persluchtsysteem te beperken. Deze komen neer op<br />
het beperken van het gebruik, het reduceren van persluchtverliezen en drukvallen in de leidingen, terugwinning van vrijkomende<br />
warmte en het optimaliseren van het opwekkingsrendement. Welke maatregelen u toepast, is allereerst afhankelijk van de bijdrage van<br />
de compressor tot het totale energieverbruik. Afhankelijk van de energiebesparende effecten moet u afwegen kleine aanpassingen aan<br />
te brengen of over te gaan tot het voorzien van een volledig nieuwe installatie.<br />
3.6.4.2. Juist dimensioneren van het persluchtsysteem<br />
Een belangrijk aandachtspunt bij het ontwerp van het persluchtsysteem is de optimale leidingdiameter. Een te kleine diameter leidt tot<br />
een onnodig hoge drukval in het leidingnet. Bij het systeemontwerp moet de optimale diameter worden bepaald. De druk in het persluchtsysteem<br />
wordt ingesteld op de hoogste gevraagde druk van de persluchtverbruikers. Er moet regelmatig (bijv. jaarlijks) worden<br />
gecontroleerd of deze werkdruk nog steeds overeenkomt met de hoogst gevraagde druk. Een verlaging van de druk in het leidingnet<br />
reduceert immers het energieverbruik en bijgevolg ook lekverliezen.<br />
Wat persluchtleidingen betreft, is het vaak interessant om de leidingen minstens een maatje groter te nemen dan strikt noodzakelijk.<br />
Best legt men zelfs de hoofdleiding aan in een ringvorm. Op die manier daalt het drukverlies in de distributie tot ca. 75% ten opzichte<br />
van een klassiek antennenetwerk. Bovendien kan de perslucht via verscheidene wegen bij elke eindgebruiker komen zodat een fout in<br />
een deel van de hoofdleiding niet leidt tot productieuitval.<br />
Steek WATT in je zak 43
3.6.4.3. Good Housekeeping<br />
Vermijd persluchtverbruik<br />
Een elektrische aandrijving is steeds energiezuiniger dan een persluchtaandrijving. Het is dan ook verstandig om bij het ontwerp van de<br />
installatie al na te gaan of het gebruik van perslucht wel noodzakelijk is.<br />
Perslucht wordt o.a. gebruikt in gevallen waar elektrische aandrijvingen explosiegevaar kunnen opleveren, of waar met perslucht aangedreven<br />
gereedschap om ergonomische redenen nodig is. Door de ontwikkeling van explosievrije elektromotoren kan soms toch een<br />
elektrische aandrijving mogelijk zijn. Deze afweging geldt bijvoorbeeld voor gereedschap, membraanpompen en pneumatische<br />
spuitapparatuur.<br />
Onderhoud van het persluchtsysteem<br />
Perslucht is een dure vorm van energie. Regelmatig onderhoud kan een substantiële energiebesparing tot gevolg hebben.<br />
Ieder leidingnet raakt perslucht kwijt als er geen lucht wordt gebruikt. Zijn de verliezen groter dan 10 % van het persluchtverbruik,<br />
moeten lekken worden opgespoord en gerepareerd. Het is zinvol om regelmatig vast te stellen wat de omvang van de lekverliezen is.<br />
De omvang van de lekverliezen kan het eenvoudigst worden bepaald als alle persluchtverbruikers zijn afgesloten. Het persluchtverbruik<br />
is dan gelijk aan de lekverliezen. Dit verbruik kan op verschillende manieren worden bepaald. Als het leidingnet is voorzien van een<br />
flowmeter kan dit direct worden afgelezen. Zoniet is het mogelijk om aan de hand van een chronometer te bepalen wat het persluchtverbruik<br />
van de lekken is. Met de chronometer bepaal je de tijd T [min] die de compressor nodig heeft om van zijn minimum druk<br />
(druk waarbij de compressor normaal aanslaat) naar de maximum druk (druk waarbij de compressor normaal uitvalt of in nullast gaat)<br />
te gaan. Daarna meet je de tijd t [min] die verstrijkt tussen het moment dat de compressor gestopt is totdat de compressor weer<br />
opslaat. Het lekverlies volgt dan uit de formule:<br />
waarbij Q de capaciteit van de compressor is, uitgedrukt in [l/s vrije lucht] of [m_/min vrije lucht]. L is dan het persluchtverbruik van<br />
lekken in dezelfde eenheid als Q. Het vermogenverlies via lekken op een netdruk van 7 bar is benaderend: Plek = 6 L, waarbij L in<br />
m_/min ingevuld wordt zodat P in kW bekomen wordt.<br />
De besparingen op het energieverbruik als gevolg van regelmatig onderhoud kunnen oplopen tot 20% van het totale energieverbruik<br />
van de compressor. Als illustratie hiervan het volgende. Het comprimeren van een kubieke meter lucht kost 0,1 kWh. Als een compressorinstallatie<br />
gedurende 10 uur per dag 6 kubieke meter lucht per minuut produceert, verbruikt het apparaat op jaarbasis 310.000 kWh.<br />
Als het lekverlies 25% bedraagt, kan het totaal verbruik met 20% teruggedrongen worden tot 250.000 kWh (immers bij de productie<br />
van perslucht treedt altijd een verlies van 5 à 10 % op.<br />
(Bron: Informatieblad Faciliteiten, InfoMil)<br />
Lekken opsporen<br />
Lekken in de persluchtleidingen maken een sissend geluid. Daarom zijn ze vrij gemakkelijk op te sporen (bv. dmv zeepsop) . In een<br />
ruimte waar veel andere geluidsbronnen zijn, kan de precieze opsporing moeilijk zijn. In die gevallen maken we gebruik van een ultrasoon<br />
detectie apparaat. Lekkages gaan gepaard met een turbulente luchtstroom die een specifiek ultrasoon geluid voortbrengt, dat<br />
goed te detecteren is, ook als er andere geluidsbronnen zijn. De kostprijs van een ultrasoon meettoestel bedraagt 370 tot 1.000.<br />
Diameter lek (mm)<br />
Luchtverlies (m_/uur)<br />
bij 7 bar<br />
Energieverlies (kWh)*<br />
Kost per jaar ( /jaar)*<br />
0,1 0,04 0,004 2<br />
1 4,3 0,43 225<br />
3 42 4,2 2.210<br />
5 120 12 6.310<br />
10 433 22.760<br />
*8760 bedrijfsuren/jaar bij elektriciteitstarief<br />
van 60/MWh<br />
Bron: Vito, Energiegids perslucht<br />
Steek WATT in je zak 44
Herstellen<br />
Lekken kunnen eenvoudig worden hersteld door het lekkende onderdeel geheel of gedeeltelijk te vervangen.<br />
Voorbeelden van onderdelen waarin lekken relatief vaak voorkomen zijn slangen, koppelingen, kleppen, de afdichtingen in<br />
flensverbindingen, aansluitingen van filters en drogers en de condensaatafvoer.<br />
Lekken voorkomen<br />
• Besteed bij het onderhoud extra aandacht aan koppelingen en repareer deze onmiddellijk bij falen.<br />
• Door veroudering van het systeem treden vaker lekkages op. Vervang tijdig slangen.<br />
• Sla geen corrosieve stoffen (bijv. zuren) op in de buurt van het persluchtnet. Deze stoffen kunnen de slangen en koppelingen aantasten.<br />
• Opteer voor gelaste leidingen boven schroefkoppelingen<br />
• Verlaag de relatieve vochtigheid van de perslucht. Bij een verlaagd vochtgehalte zullen de koppelingen minder snel roesten en<br />
komen er geen roestdeeltjes in het persluchtnet.<br />
• Laat het persluchtsysteem regelmatig schoonmaken.<br />
Juiste instelling werkdruk<br />
De druk in het persluchtsysteem wordt ingesteld op de hoogste gevraagde druk van de persluchtverbruikers. Regelmatig (minstens<br />
eenmaal per jaar) moeten we nagaan of hierop controle is en of de werkdruk nog steeds overeenstemt met de hoogst gevraagde druk.<br />
Verlaging van de druk in het leidingnet verlaagt het energieverbruik en vermindert lekverliezen. Per bar drukdaling bespaart een compressor<br />
ca. 6% elektriciteit. Bovendien zal een lagere persluchtdruk er ook voor zorgen dat de eindafnemers een lager massadebiet lucht<br />
verbruiken.<br />
Daardoor kan de totale energiebesparing oplopen tot 15-20% per bar drukdaling.<br />
Een bijkomend hulpmiddel voor een zo laag mogelijke drukinstelling, is “remote sensing”. Hierbij meet een sensor, die buiten de compressor<br />
is opgesteld, de netdruk na de persluchtnabehandeling. Op die manier zal de werkdruk van de compressor laag zijn als bijv. de persluchtfilter<br />
nog heel zuiver is, en zal de druk stelselmatig toenemen naarmate de persluchtfilter meer vervuilt. Zonder de remote sensing zal men de<br />
druk op de compressor instellen zodat de druk na de filters te allen tijde hoog genoeg is, ook als de filters vervuild zijn.<br />
CONTROLE EN ONDERHOUD FILTERS<br />
Filters (of combinaties van filters) moeten voorzien zijn van een drukverschilmeter. Door vervuiling neemt het drukverschil over de filter<br />
toe. In het algemeen geldt dat het rendabel is het filter schoon te maken als het drukverschil groter wordt dan 0,3 bar. Het tijdig<br />
schoonmaken van de filters voorkomt bovendien vervuiling van het leidingnet.<br />
Sectionering van het persluchtnet<br />
Het is best om het persluchtnet te sectioneren volgens de productielijnen of verbruikers. Automatische afsluiters worden op de hoofdschakelaar<br />
van de lijn aangesloten zodat telkens, wanneer de lijn uit productie gaat, de persluchttoevoer naar die lijn stilvalt. Dit<br />
reduceert het lekverlies buiten de werktijden drastisch.<br />
Uitschakelen compressor<br />
Als er geen vraag is naar perslucht, zal de compressor toch af en toe draaien omdat er altijd perslucht verloren gaat via lekken. Daarom<br />
is het beter de compressor uit te schakelen buiten bedrijfstijden of wanneer er geen vraag is naar perslucht. Wanneer de compressor<br />
regelmatig buiten bedrijfstijd aan blijft staan, is het rendabel de compressor te voorzien van een tijdschakelaar.<br />
Aanzuigen koude lucht<br />
Het energieverbruik van de compressor is lager naarmate de temperatuur van de aangezogen lucht lager is. Omdat de temperatuur in<br />
de ruimte waar de compressor opgesteld staat meestal vrij hoog is, kan het in die gevallen aantrekkelijk zijn een aanzuigkanaal naar<br />
buiten aan te leggen.<br />
Een compressor hoort niet in een ruimte te staan met andere installaties die warmte afgeven, zoals een cv-ketel. De besparing die door<br />
het aanzuigen van koude lucht bereikt kan worden, bedraagt rond de 6% op het jaarverbruik.<br />
Reinigen spuitkop<br />
De spuitkop van een spuit- of straalinstallatie krijgt door slijtage een steeds grotere diameter, waardoor per oppervlakte-eenheid steeds meer<br />
perslucht nodig is. Daarom moeten we spuitkoppen tijdig vervangen. Eventueel kunnen we daarbij uitkijken naar slijtvastere materialen.<br />
3.6.4.4. Optimaliseer het persluchtsysteem<br />
Verouderd gereedschap vervangen<br />
Algemeen is het rendabel om pneumatisch gereedschap, ouder dan 10 jaar, te vervangen. De pneumatische aandrijvingen van gereedschappen<br />
zijn de laatste 10 jaar immers aanzienlijk verbeterd, de efficiëntie is van 30 tot 50% toegenomen.<br />
Persluchtzuinige toepassingen<br />
Een conventioneel blaaspistool verbruikt tot 120 l/min. Het gebruik van een goed blaaspistool met een aangepaste spuitkop, kan het<br />
persluchtverbruik tot 80% verminderen.<br />
Verfspuitsystemen, die werken met lagedruk perslucht (high volume low pressure of HVLP) of zonder perslucht (airless), brengen verf<br />
efficiënter op en geven daardoor ook minder afval en luchtemissies. Daarenboven verbruiken deze HVLP-systemen weinig perslucht,<br />
waardoor ze ook energie besparen.<br />
Steek WATT in je zak 45
Juiste regeling aandrijving<br />
Energetisch gezien zou het optimaal zijn als de aandrijving uitstaat wanneer er geen vraag is naar perslucht. Deze aan/uit-regeling is<br />
meestal niet mogelijk omdat de motor een maximaal aantal schakelingen per dag heeft. Om die reden hebben klassieke schroefcompressoren<br />
een nullast-stand, waarin de aandrijving wel draait, maar geen perslucht vrijkomt. In nullast verbruikt de compressor echter<br />
wel elektriciteit (ca. 25-30% van het vollastvermogen). Het draaien in nullast moet daarom zoveel mogelijk beperkt blijven.<br />
Een nieuwe compressor kiezen we vaak met een groter vermogen dan nodig. De motivatie daarvoor is meestal dat we toekomstige stijgingen<br />
in de persluchtvraag moeten kunnen opgevangen. Overdimensionering heeft tot gevolg dat de compressor vaak in nullast<br />
draait.<br />
Bij de aanschaf van een overgedimensioneerde compressor, of meer in het algemeen van een compressor die regelmatig in nullast zal<br />
draaien, is het van belang dat we eerst goed nagaan hoeveel het nullastverbruik is. Dit kan bij verschillende compressortypen nogal<br />
uiteenlopen. In het algemeen heeft een schroefcompressor een hoger nullastverbruik dan een zuigercompressor.<br />
Aan/uit-regeling<br />
Deze regeling past vooral bij kleine compressoren (zuigercompressoren). Om de start/stopfrequentie binnen de perken te houden, is<br />
een voldoende grote persluchtbuffer nodig.<br />
Frequentieregeling<br />
Als de aandrijfmotor van de compressor op frequentie afgestemd is, kan de capaciteit binnen bepaalde grenzen precies worden<br />
afgesteld op de persluchtvraag. Het voorzien van een frequentieregeling is enkel rendabel wanneer de persluchtvraag sterk fluctueert.<br />
Een frequentieregeling kan een energiebesparing opleveren tot 45%.<br />
De distributienetbeheerders kunnen voorzien in subsidies voor de aankoop van snelheidsvariatoren evenals voor hoogrendementsmotoren<br />
(zie <strong>verder</strong>).<br />
De investering is afhankelijk van het vermogen:<br />
• 10 kW: ongeveer 2.400 tot 4.700<br />
•50 kW: ongeveer 18.900 tot 23.600<br />
• > 100 kW: meer dan 47.000<br />
Het energieverbruik vermindert met 15 à 45%. De terugverdientijd bedraagt 2 tot 4 jaar.<br />
Vollast/nullast/uit-regeling<br />
We kunnen de aandrijving van de compressor zo regelen dat ze uitschakelt wanneer de compressor een bepaalde periode op nullast<br />
gedraaid heeft. De regeling kan een alternatief zijn wanneer een aan/uitregeling en frequentieregeling niet haalbaar zijn.<br />
Vollast/nullast-regeling<br />
Bij deze regeling draait de motor op vollast als er vraag is en anders op nullast. We passen ze toe als geen van de bovenstaande regelingen<br />
haalbaar zijn.<br />
Bij verscheidene compressoren is het mogelijk om een compressor van frequentieregeling te voorzien en de rest aan/uit te regelen. Een<br />
cascadeschakeling van de compressoren laat dan toe over het hele regelbereik op frequentie te regelen.<br />
TIP<br />
Uw compressorleverancier kan, om uw persluchtverbruik te optimaliseren, een simulatie maken van verscheidene configuraties,<br />
toegepast op uw specifiek persluchtgebruik. Belangrijk is, dit regelmatig te herhalen (bijv. om de twee jaar), zodat u ook bij een<br />
evoluerende productie, steeds over een efficiënt persluchtsysteem beschikt.<br />
Warmteterugwinning compressor<br />
Tot 95% van de toegevoerde elektriciteit kan uit een persluchtcompressor gerecupereerd worden onder de vorm van warmte. Bij elke<br />
kubieke meter per minuut vrij aangezogen lucht komt 5 à 6 kW warmte vrij. Warmte komt vooral vrij bij de compressor zelf of bij de<br />
oliekoeler als het om een oliegeïnjecteerde compressor gaat, onder vorm van warme lucht of eventueel warm water (compressorhuis<br />
met waterkoeling).<br />
Deze warmte is grotendeels beschikbaar voor terugwinning op voorwaarde dat er een behoefte aan is, op het ogenblik dat de compressor<br />
draait. De hoeveelheid recupereerbare warmte hangt bovendien af van het compressortype en van de temperatuur waarop de<br />
warmte benutbaar is.<br />
De warme lucht kan dienen voor een droogproces of het opwarmen van een spuitcabine. We kunnen ze ook gebruiken voor ruimteverwarming.<br />
Het is vaak enkel een kwestie van de lucht naar de verwarmde ruimtes te leiden. Nadeel is wel dat de warmtevraag er niet het<br />
hele jaar is. In de zomer zal de warme lucht via een ander kanaal ongebruikt naar buiten moeten.<br />
Warm water kunnen we gebruiken als wasserijwater of voor schoonmaak (bijverwarming kan eventueel noodzakelijk zijn).<br />
Steek WATT in je zak 46
Specifieke persluchttoepassingen aansluiten op aparte persluchtvoorziening<br />
Sommige persluchttoepassingen werken bij een lagere druk. Hiervoor kan het rendabel zijn, een lagedruk-blazer te gebruiken, los van<br />
het persluchtnet. Ook wanneer lagedruk-toepassingen, die een hoge persluchtkwaliteit vragen (o.a. stofmaskers en ademhalingsapparatuur)<br />
kunnen worden losgekoppeld van het systeem, is het soms mogelijk een extra besparing te realiseren. De filterstappen kunnen<br />
immers achterwege blijven.<br />
Als er slechts een beperkt aantal toepassingen is die een hoge druk eisen, kan het rendabel zijn van ze aan te sluiten op een aparte<br />
compressor. Dit bespaart energie want de werkdruk van het systeem verlaagt. De besparing is afhankelijk van de persluchtafname en<br />
het vermogen van de te plaatsen blazer.<br />
Zijn er relatief veel van deze afwijkende toepassingen, kunnen we overwegen om twee persluchtnetten aan te leggen met gescheiden<br />
compressie en/of conditionering. Deze optie is eigenlijk alleen bij ontwerp van een nieuw systeem, of renovatie van een bestaand systeem,<br />
uit te voeren.<br />
Steek WATT in je zak 47
4. DUURZAME ENERGIE<br />
4.1. Waarom is duurzame energie belangrijk <br />
Als we de kwaliteit van de huidige energievoorziening willen handhaven, zal er de komende jaren veel moeten veranderen.<br />
Zon, wind, water en biomassa waren de eerste energiebronnen, maar werden in de loop van de tijd vervangen door steenkool, aardolie<br />
en aardgas. Toekomstige generaties zullen echter geconfronteerd worden met de eindigheid van deze energiebronnen: steenkool,<br />
aardolie en aardgas raken ooit op. Deze energiebronnen zijn immers beperkt, in tegenstelling tot de energie van natuurlijke<br />
verschijnselen zoals zon, wind, water die zich steeds hernieuwen en die we dus als oneindig kunnen beschouwen. Terwijl de voorraad<br />
energiebronnen slinkt, neemt de energievraag toe. De wereldbevolking groeit immers aan en het energiegebruik per hoofd stijgt.<br />
Bovendien kan het feit, dat aardolie sterk geconcentreerd is in een klein deel van de wereld, tot spanningen leiden. Door de<br />
toenemende wereldbevolking, de verstedelijking en de industrialisering, verhoogt de druk op prijzen en voorraden. Een systeem dat<br />
zich te eenzijdig richt op een of slechts enkele energiebronnen, is kwetsbaar en dus minder stabiel. Veelzijdigheid en diversificatie in de<br />
energievoorziening zijn dan ook een belangrijke doelstelling van vele geïndustrialiseerde landen.<br />
Behalve die veelzijdigheid is er nog het argument van onafhankelijkheid door een ‘eigen’ energievoorziening. Na de sluiting van de<br />
steenkoolmijnen rest Vlaanderen naast kernenergie alleen nog hernieuwbare energie als eigen energiebron.<br />
Tenslotte gaat het opwekken van elektriciteit, kracht en warmte gepaard met schadelijke effecten op het leefmilieu, denken we maar<br />
aan de uitstoot van CO2 en fijn stof.<br />
Vanwege deze effecten op het milieu zal het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals aardgas, steenkool en olie) in de toekomst moeten<br />
afnemen.<br />
Het bereiken van een zo duurzaam mogelijke energievoorziening gebeurt volgens een stappenplan.<br />
Als eerste moeten we de vraag naar energie (elektriciteit, gas en warmte) beperken door energiebesparingen en rationeel energiegebruik.<br />
De energie, die toch nodig is, komt het best van duurzame energiebronnen. Het resterende energiegebruik moet dan zo efficiënt<br />
mogelijk worden opgewekt met behulp van niet-hernieuwbare brandstoffen.<br />
Onder duurzame energiebronnen verstaan we bronnen waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en<br />
omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte.<br />
In dit hoofdstuk bespreken we verschillende vormen van hernieuwbare energie, maar tevens enkele vormen van efficiënte energieopwekking<br />
zoals het gebruik van WKK’s (Warmte-kracht-koppeling) en warmtepompen.<br />
Hernieuwbare of duurzame energie kunnen we toepassen in het huishouden, industrie en transport. De laatste decennia zijn hiervoor<br />
doeltreffende technologieën ontwikkeld of bestaande technieken geoptimaliseerd. Deze ontwikkelingen staan evenwel nog lang niet<br />
op een eindpunt.<br />
Per bron zijn er verschillende technieken om de energie om te zetten in een bruikbare vorm. Deze technieken leiden meestal ook naar<br />
verschillende toepassingen. Deze energie kan dienen voor zowel waterverwarming als elektriciteitsproductie.<br />
U kan zelf energie produceren uit duurzame energiebronnen, maar u kan ook zogenaamde ‘groene energie’ aankopen bij uw<br />
elektriciteitsleverancier.<br />
Steek WATT in je zak 47
Sinds begin 2002 zijn alle energieleveranciers verplicht een deel van hun elektriciteit te leveren in groene stroom.<br />
Elektriciteitsleveranciers moeten voldoende groenestroomcertificaten of WKK-certificaten (aangekocht of uit eigen productie) kunnen<br />
voorleggen, zoniet worden zij beboet.<br />
Aan groenestroomproducenten (producenten van hernieuwbare energie) worden groenestroomcertificaten uitgereikt, exploitanten<br />
van Vlaamse WKK’s (warmtekrachtkoppeling-installaties) krijgen WKK-certificaten op basis van respectievelijk de geproduceerde of uitgespaarde<br />
energie. Deze certificaten zijn vrij verhandelbaar.<br />
De verkoop ervan kan een belangrijke rol spelen bij het bepalen van de economische haalbaarheid van projecten voor het opwekken<br />
van hernieuwbare energie.<br />
Voor de meeste investeringen in het kader van hernieuwbare energie is bovendien subsidiering mogelijk (zie hiervoor hoofdstuk 5).<br />
Niet elk vorm van hernieuwbare energie is voor ieder bedrijf haalbaar. Sommige vormen van hernieuwbare energie zijn immers enkel<br />
realiseerbaar op grote schaal of voor bepaalde toepassingen of sectoren. Bepaalde maatregelen zijn alleen interessant bij nieuwbouw<br />
of vernieuwbouw, andere zijn op elk ogenblik toepasbaar. Enkele vormen van hernieuwbare energie zijn in principe moeilijk of niet<br />
realiseerbaar door bedrijven, denken we bijvoorbeeld aan waterkracht.<br />
We willen u echter een zo volledig mogelijk overzicht geven van de verschillende mogelijkheden en toepassingen van hernieuwbare<br />
energie en verwijzen naar instanties en websites waar u bijkomende informatie kan vinden<br />
4.2. Warmte uit zonlicht: passieve thermische zonne-energie<br />
Het ontwerp en de constructie van een gebouw bepalen in belangrijke mate of optimaal gebruik kan gemaakt worden van de gratis<br />
energie uit de omgeving: passieve zonne-energie voor verwarming, natuurlijke ventilatie voor luchtverversing en koeling, daglicht voor<br />
verlichting. Elk gebouw maakt hier in meer of mindere mate gebruik van, al dan niet doelbewust. Het gebouwconcept bepaalt immers<br />
grotendeels de energiebalans en het comfort voor de gebruikers.<br />
Ook voor de huidige energie-intensieve en dure technieken van luchtkoeling bestaat een aantal alternatieven. Een ervan is koudewarmteopslag<br />
in ondergrondse watervoerende lagen.<br />
De gratis beschikbare winterkoude en zomerwarmte van de omgevingslucht worden in watervoerende lagen (grondwater) opgeslagen.<br />
Deze duurzame energie kan dan dienen voor koeling tijdens de zomer en voor voorverwarming van de ventilatielucht tijdens de winter.<br />
U vindt hierover meer informatie in hoofdstukken 3.3 en 3.4.<br />
4.3. Warmte uit zonlicht: de zonneboiler<br />
U kan de zonnewarmte niet enkel passief gebruiken, maar nog een stap <strong>verder</strong> gaan en de warmte van de zon opvangen, opslaan en<br />
verdelen door middel van een thermische zonne-installatie.<br />
Deze techniek bestaat reeds tientallen jaren met succes, waar warmte nodig is bij relatief lage temperatuur. Een belangrijk kenmerk van<br />
thermische zonne-energie is dat de efficiëntie toeneemt naarmate de temperatuur van de warmtegebruiker lager is en het waterverbruik<br />
gelijkmatig gespreid is over de dag. Het is evenwel nagenoeg onmogelijk om met de zon alle nodige warmte te produceren. Een<br />
installatie die kan zorgen voor bijverwarming blijft noodzakelijk.<br />
Een zonne-installatie voor sanitair warm water noemt men een zonneboiler. Deze bestaat uit een collector, een voorraadvat en een<br />
regeling<br />
De collector is een vlak dat, op een dak of tegen een gevel, naar de zon gericht is. Het vangt de warmte op. Een circulerende vloeistof<br />
brengt de warmte uit de collector naar het voorraadvat. Een warmtewisselaar (meestal een ondergedompelde spiraal) voorkomt rechtstreeks<br />
contact tussen de vloeistof in de collector en het leidingwater in het voorraadvat. De vloeistof circuleert door middel van een<br />
pomp, of door natuurlijke circulatie die opgewekt is door opwarming of verdamping van de vloeistof in de collector.<br />
Een watertemperatuur van 60°C en meer is in de zomer en op zonnige winterdagen heel normaal.<br />
Steek WATT in je zak 48
Bij bewolkt weer is de energiewinst kleiner, maar toch niet onbestaand. Bijverwarming is dan nodig. Hiervoor kan men kiezen uit een<br />
duo-boiler (zonne-energie en naverwarming samen in een voorraadvat), of een nageschakeld toestel: boiler of doorstroomgeiser.<br />
De combinatie zonneboiler-doorstroomtoestel kan alleen indien het doorstroomtoestel thermostatisch geregeld is, en bij uitdrukkelijke<br />
toestemming van de fabrikant, dit wegens gevaar voor oververhitting. Bij voorraadsystemen (boilers) is er geen probleem, deze zijn<br />
steeds thermostatisch geregeld.<br />
In een bestaande installatie kan een zonneboiler eenvoudig worden ingepast door het opslagvat van de zonneboiler voor de reeds aanwezige<br />
boiler of installatie te schakelen. In plaats van koud leidingwater stroomt dan het door de zonneboiler voorverwarmde water in<br />
het bestaande boilervat. Een eenvoudige oplossing met een uitstekende besparing.<br />
Een waarschuwing voor de legionellabacterie is hier op zijn plaats. Bij onvoldoende verwarming ontstaat een voedingsbodem voor de<br />
legionellabacterie, waardoor dit een probleem kan vormen bij het gebruik van zonneboilers in het tussenseizoen. De nodige aandacht<br />
hiervoor en eventuele preventieve maatregelen zijn dus noodzakelijk.<br />
Bijkomende informatie omtrent de zonneboiler over zowel werking, dimensionering, plaatsing als onderhoud kan u vinden in de<br />
brochure Warmte uit Zonlicht, gratis te verkrijgen bij Ode-Vlaanderen en downloadbaar van www.ode.be of via http://www.ode.be/publicaties/downloads/zon/warmte-uit-zonlicht.pdf<br />
4.4. Elektriciteit uit zonlicht: Foto-voltaïsche panelen of zonnecellen<br />
Zonnecellen zetten licht rechtstreeks om in elektriciteit. Bij lichtinval ontstaat er tussen voor- en achterzijde van de zonnecel een elektrische<br />
spanning. Het nominale vermogen of piekvermogen van een foto-voltaïsche module, opgemeten onder standaard testcondities,<br />
wordt uitgedrukt in Wattpiek (Wp). Een 55 Wp module levert dus bij deze standaardcondities een vermogen van 55 Watt.<br />
Een foto-voltaïsch systeem bestaat uit een serie- en/of parallelschakeling van PV-modules, gekoppeld aan elektrische randapparatuur.<br />
Het systeem produceert elektriciteit op bruikbare spanning, bijvoorbeeld 12V gelijkspanning.<br />
Voor een optimale opbrengst zijn een goede oriëntatie (bij voorkeur tussen ZO en ZW) en hellingshoek (tussen 20° en 60° t.o.v. het horizontaal<br />
vlak) belangrijk. Bovendien moet schaduw zoveel mogelijk vermeden worden, omdat zelfs een kleine schaduw op een module<br />
de opbrengst van het hele PV-systeem sterk vermindert.<br />
PV-systemen kunnen ofwel onafhankelijk van het openbare elektriciteitsnet werken (autonome systemen) ofwel stroom leveren aan het<br />
openbare net (netgekoppelde systemen).<br />
Enkele voorbeelden van autonome systemen zijn horloges, radio’s, rekenmachines, verlichting (zeeboeien, straatlantaarns), praatpalen<br />
langs de autosnelweg, parkeerautomaten, …<br />
In ontwikkelingslanden zijn dergelijke systemen vaak de enige betaalbare en betrouwbare oplossing voor basisvoorziening van elektriciteit<br />
in afgelegen gebieden (zgn. "solar home systems") en zelfs goedkoper dan de aanleg van een openbaar elektriciteitsnet.<br />
Bijkomende informatie omtrent foto-voltaïsche cellen over werking, dimensionering, plaatsing en onderhoud kan u vinden in de<br />
brochure Energie uit Zonlicht, gratis te verkrijgen bij Ode-Vlaanderen en downloadbaar van www.ode.be of via http://www.ode.be/publicaties/downloads/zon/elektr-uit-zonlicht.pdf<br />
4.5. Windenergie<br />
De mens maakt al eeuwen gebruik van windenergie. Traditionele windmolens zetten de energie van de wind om in mechanische<br />
energie, die vooral diende voor het malen van graan, het persen van olie uit zaden en het verpompen van water.<br />
De huidige windturbines zetten de energie van de wind om in elektriciteit. Ze bestaan uit een rotor met twee of drie wieken. De<br />
windenergie wordt via een generator omgezet in stroom die via een transformator naar het openbare elektriciteitsnet gaat.<br />
De technologie van moderne windturbines heeft in twintig jaar tijd een enorme evolutie gekend.<br />
Begin jaren 1980 hadden de windturbines diameters van 10-12 meter en vermogens van 50-75 kW.<br />
Nu, twintig jaar later, zijn commerciële molens verkrijgbaar met diameters van meer dan 70 meter en vermogens van 2 MW en meer. De<br />
opbrengst van een windturbine hangt in sterke mate af van de windsnelheid. Algemeen kan windenergie economisch haalbaar zijn<br />
vanaf een gemiddelde windsnelheid van 4 m/s, gemeten op 10 m hoogte.<br />
De voordelen van windenergie zijn talrijk. Windenergie brengt bij de productie van elektriciteit geen vervuilende, schadelijke stoffen in<br />
het milieu.<br />
Windenergie kan bovendien zeer snel toegepast worden. Een windturbinepark kan op een termijn van een paar maanden tot een jaar<br />
al functioneren.<br />
Bij de inplanting van windmolens moet men de locatie evenwel zorgvuldig overleggen, met respect voor de omgeving. Er moet in elk<br />
geval rekening gehouden worden met het windaanbod, mogelijke geluidshinder, visuele aspecten, effecten op de vogeltrek en interferenties<br />
met elektromagnetische golven of communicatiesystemen.<br />
De Vrije Universiteit Brussel en de Organisatie voor Duurzame Energie onderzochten mogelijke locaties voor windturbines en inventariseerden<br />
deze in het “Windplan voor Vlaanderen”<br />
Het windplan omvat technische kaarten (windsnelheid en specifieke energie) en ruimtelijke kaarten (met een opdeling van bestemmingsgebieden<br />
in vier klassen, afhankelijk van de geschiktheid voor de inplanting van windturbines). GIS-Vlaanderen werkt momenteel<br />
aan de actualisering van het windplan.<br />
Ondanks de vele voordelen van windenergie wordt er slechts weinig gebruik van gemaakt in Vlaanderen. Hier zijn verschillende oorzaken<br />
voor.<br />
Steek WATT in je zak 49
Windenergie heeft een geringe energiedichtheid waardoor de turbines vrij groot uitvallen.<br />
Een bijkomend nadeel van windenergie is de beschikbaarheid, het waait immers niet altijd. Het aanbod van windenergie is dus niet<br />
continu en oncontroleerbaar.<br />
Bovendien zijn er veel problemen met de vergunningprocedures voor windturbines, onder meer door de slechte maatschappelijke aanvaarding.<br />
De plaatselijke bevolking en de gemeentes verzetten zich vaak tegen de inplanting van windturbines.<br />
In een omzendbrief van de Vlaamse Overheid opgesteld in 2000 werden duidelijke richtlijnen vastgelegd voor de inplanting van windturbines.<br />
Omwille van de beperkte inplantingsmogelijkheden binnen het kader van de omzendbrief kunnen Ruimtelijke<br />
Uitvoeringsplannen opgesteld worden die de inplanting van windturbines en windturbineparken mogelijk maken buiten de voorwaarden<br />
vn de Omzendbrief.<br />
Bijkomende informatie omtrent windenergie kan u vinden in de brochure “Windenergie winstgevend”, gratis te verkrijgen bij Ode-<br />
Vlaanderen en downloadbaar op hun website www.ode.be of via volgende link<br />
http://www.ode.be/publicaties/downloads/wind/windenergie-winstgevend.pdf<br />
4.6. Energie uit biomassa<br />
Biomassa is al het organische materiaal van plantaardige of dierlijke oorsprong dat in natuurlijke of beheerde ecosystemen werd<br />
geproduceerd en dat al of niet reeds industriële transformaties heeft ondergaan. Energie uit deze biomassa wordt vaak ook kortweg<br />
‘bio-energie’ genoemd, met een onderscheid tussen energie uit afval en uit energieteelten. In Vlaanderen is het gebruik van biomassa<br />
gericht op warmte- en/of elektriciteitsproductie.<br />
Het proces van biomassa tot energie kent drie stappen<br />
- de productie van de biomassa (energieteelten en organische afvalstromen)<br />
- het oogsten, drogen, transporteren en de opslag van het materiaal<br />
- de omzetting in bio-energie door rechtstreekse verbranding, de productie van een brandbaar gas (biogas, pyrolysegas, …) of de productie<br />
van een vloeibare brandstof (bio-ethanol, biodiesel, biomethanol, …)<br />
Energie uit afval<br />
Energie uit afval kan opgewekt worden uit volgende soorten organisch afval<br />
• afval uit land- en tuinbouw (stro, mest, groenafval, dierlijk afval);<br />
• houtafval uit bosbeheer en houtverwerkende nijverheid (takhout, resthout, schors, zaagmeel)<br />
• huishoudelijk afval (GFT, slib van waterzuiveringsinstallaties);<br />
• afval uit de voedings-, papier- en textielindustrie.<br />
Uit afval wordt energie gewonnen door rechtstreekse verbranding (warmteproductie) of door elektriciteitsopwekking. In het laatste<br />
geval wordt de biomassa rechtstreeks of na omzetting in een brandbaar gas of vloeistof gebruikt als brandstof in een motor of turbine.<br />
Op verschillende plaatsen in Vlaanderen wordt nuttige energie gewonnen uit stortgas. Op bepaalde plaatsen levert de installatie elektriciteit<br />
en warmte, op andere plaatsen alleen elektriciteit. Daarnaast zijn er verschillende industriële ondernemingen die biogas winnen<br />
uit afval(water).<br />
Energie uit energieteelten<br />
Energieteelten zijn gewassen die uitsluitend of voornamelijk voor de opwekking van energie worden geteeld. Er wordt een onderscheid<br />
gemaakt tussen de teelt van landbouwgewassen zoals zonnebloem, raapzaad, koolzaad en de teelt van snelgroeiende houtige<br />
gewassen. Snelgroeiende houtsoorten behoren eerder tot het domein van de bosbouw, maar vallen eveneens onder de noemer energieteelten.<br />
De landbouwgewassen worden meestal omgezet in ethanol door fermentatie of in bio-olie en biodiesel door extractie.<br />
De belangrijkste hinderpalen voor een doorbraak van de energieteelten zijn de hoge productiekosten en de beperkte beschikbare<br />
ruimte. De omzettingstechnieken zijn beschikbaar, maar de biomassaopbrengsten zijn nog te laag waardoor energieteelten niet competitief<br />
zijn met de klassieke fossiele brandstoffen. Verbeter selectiemethoden en teelttechnieken zouden hier in de toekomst verbetering<br />
moeten inbrengen.<br />
Bijkomende informatie omtrent energie uit biomassa kan u vinden in de brochure “Biomassa”, gratis te verkrijgen bij Ode-Vlaanderen en<br />
downloadbaar van www.ode.be of via<br />
http://www.ode.be/publicaties/downloads/biomassa/biomassa.pdf<br />
4.7. Waterkracht<br />
De mens gebruikt reeds meer dan 2000 jaar waterkracht om molenstenen te doen draaien. In de vroege Middeleeuwen had Vlaanderen<br />
zo’n 700 watermolens. Ze kenden de meest uiteenlopende toepassingen: als houtzagerij, maalderij, olieslagerij,wolververij... De watermolens<br />
werden vaak de kern van een industrieel bedrijf.<br />
De kracht van het water bleef ook na de opkomst van de elektriciteit nuttig. Het mechanische vermogen kon men omzetten tot de vlot<br />
transporteerbare elektriciteit. Turbines met een beter rendement begonnen begin 20ste eeuw de waterraderen vaak te vervangen.<br />
Waterkracht ontstaat uit de beweging van water dat zich van hoog naar lager verplaatst. In het vlakke Vlaanderen wordt het geringe<br />
natuurlijke verval vergroot door het opstuwen van het water in de bedding van beken en rivieren. Het water gaat van de stuw naar de<br />
turbine of het waterwiel, waar energie geproduceerd wordt.<br />
Het totale vermogen van de molensites is vrij gering en het vermogen per site is meestal ook zeer gering. Deze sites zijn daarom niet<br />
interessant voor de productie van elektrische energie.<br />
Het gebeurt wel vaak dat molensites gerestaureerd worden om historische redenen. In het algemeen is het dan mogelijk om aan de<br />
molen een energetische functie te geven. Ook bij sites van minder groot vermogen, vooral sites met waterwielen, kan inwerkingstelling<br />
voor elektriciteitsproductie economisch verantwoord zijn.<br />
Steek WATT in je zak 50
Naast historische watermolens zijn er in Vlaanderen bevaarbare rivieren en kanalen uitgerust met stuwen en sluizen, die dienen voor<br />
waterbeheersing en om scheepvaart mogelijk te maken. Bij deze stuwen staan normaal geen waterkrachtinstallaties. Bij de meeste<br />
stuwen bestaat wel de mogelijkheid om een kleine waterkrachtinstallatie aan te brengen. Het hoofdkenmerk van een kleine<br />
waterkrachtinstallatie is dat de ingreep op de waterloop, nodig om de energie om te zetten, beperkt blijft.<br />
Bij bestaande stuwen is er niet altijd direct mogelijkheid tot oprichten van een waterkrachtinstallatie omdat daarvoor een aanpassing<br />
van de bouwkundige structuur nodig is. Speciaal aanpassen voor waterkrachtexploitatie is te duur. Het komt er op aan dat bij de<br />
eventuele herinrichting van een stuw er aandacht zou zijn voor de mogelijkheid van waterkrachtexploitatie.<br />
Bijkomende informatie omtrent energie uit waterkracht kan u vinden in de brochure “Kleine waterkracht”, gratis te verkrijgen bij Ode-<br />
Vlaanderen en downloadbaar van www.ode.be of via<br />
http://www.ode.be/publicaties/downloads/water/kleine-waterkracht.pdf<br />
4.8. Warmtekrachtkoppeling (WKK)<br />
Warmtekrachtkoppeling is geen vorm van hernieuwbare energie, maar een vorm van optimaal het gebruik van fossiele brandstoffen<br />
door efficiëntere energieopwekking.<br />
Meestal heeft de productie van warmte en elektriciteit gescheiden plaats: elektriciteit wordt aangekocht bij de elektriciteitsmaatschappij<br />
en de benodigde warmte wordt in het bedrijf zelf opgewekt aan de hand van een klassieke CV-installatie of stoomketel.<br />
Een Warmtekrachtkoppeling-eenheid (WKK) produceert zowel elektriciteit als warmte. Essentieel voor het begrip WKK is dat beide producten<br />
ook nuttig aangewend worden. Indien dezelfde technologie enkel dient om elektriciteit op te wekken en de warmte wordt<br />
weggekoeld, kan is dit geen WKK worden.<br />
Een correcte toepassing van WKK kan een aanzienlijke energiebesparing opleveren. Rechtstreeks gekoppeld aan deze energiebesparing<br />
is de vermindering van de CO2-emissie die gepaard gaat met de verbranding van fossiele brandstoffen. Ook andere schadelijke emissies<br />
(SO2, roet, …) worden beperkt.<br />
De investering voor een WKK-installatie is echter aanzienlijk. De te realiseren energiebesparing moet het mogelijk maken om tot aanvaardbare<br />
terugverdientijden te komen.<br />
Het invoeren van WKK-certificaten, die de energieproducenten dan aankopen, maakt de investering iets rendabeler.<br />
Een WKK-project kan gebeuren in eigen beheer, of met medewerking van een derde investeerder. De meest gangbare vorm bij medewerking<br />
van een derde investeerder is een samenwerking met een elektriciteitsleverancier, meestal onder de vorm van langlopende contracten<br />
(10 jaar). Hierbij financiert en exploiteert de elektriciteitsleverancier de installatie. De elektriciteit komt integraal aan het<br />
energiebedrijf toe, het bedrijf koopt de warmte aan een gereduceerd tarief. Dat bedrijf heeft aanzienlijk minder beslommeringen en<br />
loopt minder risico, daartegenover staat dat de winst beperkt blijft.<br />
In principe kan WKK met elke technologie die zowel kracht als warmte produceert. In de praktijk zijn de meest voorkomende technologieën<br />
de motor en de gasturbine. Andere technologieën (brandstofcellen, stirlingmotor) bevinden zich momenteel nog in een experimentele<br />
fase.<br />
De keuze van de technologie ligt vaak voor de hand. Motoren zorgen hoofdzakelijk voor warm water. Turbines kunnen daarentegen<br />
gemakkelijk stoom produceren.<br />
De grootte van de installatie, zowel bij motoren als bij turbines, betekent vaak een probleem is bij de dimensionering. De optimale<br />
installatiegrootte hangt af van zowel de vraag naar warmte als naar elektriciteit. Uit energetisch oogpunt verdient dimensionering op<br />
de warmtevraag de voorkeur. Overtollige elektriciteit is immers eenvoudig te transporteren. Overtollige warmte bij dimensionering op<br />
de elektriciteitsvraag dient meestal weggekoeld te worden, wat energetisch niet zinvol is.<br />
Bijkomende informatie betreffende WKK’s kan u bekomen bij Cogen-Vlaanderen, een onafhankelijke VZW voor de promotie van WKK of<br />
afgehaald van www.cogenvlaanderen.be<br />
4.9. Warmtepomp<br />
Ook de warmtepomp zorgt voor een efficiëntere energieopwekking en daardoor voor optimalisering van het gebruik van fossiele<br />
brandstoffen. Het is niet echt een vorm van hernieuwbare energie.<br />
Klassieke verwarmingssystemen voor ruimteverwarming of voor warmwaterbereiding draaien steeds het principe waarbij een bepaalde<br />
hoogwaardige energievorm (stookolie, aardgas, elektriciteit,…) omgezet wordt in warmte.<br />
Bij de warmtepomp maakt van een totaal ander principe gebruik. Zij benut de laagwaardige warmte die in overvloed aanwezig is in de<br />
natuur: in de lucht, het water of de grond.<br />
Het principe van de warmtepomp is vergelijkbaar met dat van de koelkast. Het gaat om dezelfde, beproefde technologie. Een koelkast<br />
haalt warmte weg en geeft ze door aan haar omgeving. Een warmtepomp doet net het omgekeerde: ze haalt warmte uit de omgeving<br />
en brengt ze in het gebouw.<br />
Het gaat hier dus per definitie over hernieuwbare energie vermits de in de natuur aanwezige warmte daar onder de invloed van de zon<br />
gekomen is en ook voortdurend opnieuw aangevuld wordt.<br />
De warmtepomp pompt de natuurlijke warmte op van een laag temperatuursniveau (waarbij die warmte onbruikbaar was) naar een<br />
hoger temperatuursniveau, zodat ze wél voor verwarmingsdoeleinden kan dienen.<br />
Dit oppompen gebeurt uiteraard niet vanzelf, maar vergt een bepaalde hoeveelheid energie E.<br />
De verhouding van de geproduceerde warmte Q t.o.v. de opgenomen energie E wordt de winstfactor of COP (Coefficient Of<br />
Performance) van de WP genoemd: COP = Q/E.<br />
Om de oppompenergie zo klein mogelijk te houden (teneinde een zo groot mogelijke COP te verwezenlijken), is het nodig om het temperatuursverschil<br />
tussen warme en koude zijde zo klein mogelijk te houden.<br />
De warmtepomptechnologie is er de laatste twee decennia aanzienlijk op vooruitgegaan door betere compressoren (scrolltype),<br />
warmtewisselaars (platenwarmtewisselaars), elektronische regelingen, pompen en ventilatoren. Dit alles maakt dat de COP van de huidige<br />
warmtepompen beduidend hoger ligt dan deze van vergelijkbare types uit het verleden. De thans gebruikte koelmiddelen zijn<br />
bovendien CFK-vrij.<br />
Steek WATT in je zak 51
De grootste kostenbesparingen en milieuvoordelen zijn te bereiken als er zowel koeling als verwarming nodig is. In de industrie is vaak<br />
tegelijk proceskoeling en warm tapwater of warmte voor drogers nodig. De koelmachine kan dan tegelijk als warmtepomp functioneren<br />
Als warmtebron kan men gebruik maken van de warmte, aanwezig in ondergronds water, in de bodem of in de lucht. Warmtepompen<br />
die de temperatuur van de omgevingslucht benutten, zijn gemakkelijk en goedkoop te installeren. Maar omdat de winterlucht in ons<br />
land erg koud kan zijn, is het rendement lager dan bij bodem en watersystemen.<br />
Een tot anderhalve meter onder de grond bedraagt de temperatuur gemiddeld twaalftal graden en met die warmte kan een pomp heel<br />
goed werken. Grondwarmtepompen werken met een ondergronds buizensysteem.<br />
Het capteren van de grondwarmte verloopt lang een, verticaal of horizontaal, ondergronds buizennet. Een horizontaal buizennet is eenvoudiger<br />
en goedkoper aan te leggen, maar neemt meer ruimte in beslag dan een verticaal buizennet. Bij nieuwbouw zijn er toch<br />
graafwerken nodig en kan de plaatsing van de buizen meteen gebeuren.<br />
Warmtepompen, die de natuurlijke warmte van water benutten, komen minder voor. Beschikt u over een grote vijver of waterput, dan is<br />
een warmtepomp die met water werkt, het overwegen waard.<br />
Steek WATT in je zak 52
5. REG-STEUNMAATREGELEN<br />
5.1. Vlaams Gewest<br />
5.1.1. Ecologiepremie<br />
Voor bepaalde energie-investeringen kan u een beroep doen op subsidies binnen het ecologiepremiesysteem.<br />
Investeringen op energiegebied, uitgevoerd door een kmo en voorkomend op de limitatieve technologieënlijst, komen in aanmerking<br />
voor een subsidie van 35%.<br />
Investeringen in warmtekrachtkoppeling en/of hernieuwbare energie komen in aanmerking van een ecologiepremie van 35% (voor<br />
KMO’s) of 25% (voor GO’s).<br />
Investeringen op energiegebied, uitgevoerd door een kmo en niet voorkomend op de limitatieve technologieënlijst, vereisen een CO2-<br />
emissiereductie-engagement en genieten 8% subsidie per procent CO2-emissiereductie, met een maximum van 35% subsidie.<br />
Investeringen op energiegebied, uitgevoerd door een grote onderneming, ongeacht of ze voorkomen op de limitatieve technologieënlijst,<br />
vereisen een CO2-emissiereductie-engagement en genieten 4% subsidie per procent CO2-emissiereductie, met een maximum van<br />
25% subsidie.<br />
De hoger vermelde subsidiepercentages kunnen hogen met respectievelijk 1,5%, 3% en 5% indien de onderneming in het bezit is van<br />
een milieuchartercertificaat, een ISO 14001- of een EMAS –certificaat of zich ertoe engageert om dit voor het einde van het investeringsprogramma<br />
te behalen. Deze extra subsidie is evenwel niet cumuleerbaar indien de onderneming over verscheidene certificaten zou<br />
beschikken.<br />
Meer info hierover vindt u op www.vlaanderen.be/ecologiepremie<br />
5.1.2. Steun voor demonstratieprojecten energietechnologieën<br />
Bevorderen en stimuleren van nieuwe innovatieve productieprocédés en/of technieken, gericht naar een rationeel energiegebruik in de<br />
industrie en de tertiaire sector.<br />
De financiële steun (subsidie) bedraagt maximaal 50% van de kosten van het innoverende deel van de nieuwe technologie (exclusief<br />
BTW en met een maximumbedrag van 250.000 euro).<br />
Een demonstratieproject moet passen in de prioriteiten die de overheid jaarlijks vastlegt.<br />
Meer informatie over deze steunmaatregel kan u vinden in de brochure "Steun voor demonstratieprojecten energietechnologie", op<br />
www.energiesparen.be of nog www.emis.vito.be<br />
Contactpersoon: frank.vandroogenbroeck@ewbl.vlaanderen.be<br />
5.1.3. Adviescheques<br />
Met het systeem van de adviescheques wil de Vlaamse overheid kwaliteitsvol bedrijfsadvies bij kleine en middelgrote ondernemingen<br />
stimuleren. Zo kan u bijvoorbeeld met een adviescheque een energieaudit bekostigen. Zie adviescheques.vlaanderen.be<br />
5.1.4. PRODEM-steun<br />
PRODEM staat voor PROmotie- en DEMonstratie van milieuvriendelijke technologieën. Het is een initiatief van de VITO, de Vlaamse<br />
Instelling voor Technologisch Onderzoek, en werd opgezet in samenwerking met de Vlaamse en Europese overheden. PRODEM ondersteunt<br />
ondernemingen bij het zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen op maat en het implementeren ervan in hun bedrijfsvoering.<br />
Projecten kunnen kaderen binnen de domeinen: afvalwater, lucht, afval, energie, bodem.<br />
De adviseurs van PRODEM komen ter plaatse in het bedrijf. Aan de hand van haalbaarheidsstudies, laboprogramma’s, onderzoek op<br />
proefschaal of tests in het bedrijf zoeken ze naar de meest geschikte oplossing of investering voor het specifieke probleem. In aanmerking<br />
komen kmo’s uit heel Vlaanderen die voldoen aan de Europese criteria van een kmo<br />
- minder dan 250 werknemers;<br />
- omzet kleiner dan 39.662.964 euro;<br />
- minstens 75 % van de aandelen in eigen handen (d.i. privé-persoon of kmo-gelijkgestelde structuur).<br />
De projecten hebben een budgetvriendelijke aanpak (belangrijke subsidie) door een brede samenwerking tussen kmo’s, VITO, universiteiten,<br />
onderzoeksinstellingen, ingenieursbureaus en leveranciers.<br />
Voor nadere kennismaking:<br />
Mon Gysen<br />
Boeretang 200 - 2400 Mol<br />
tel. 014 33 69 00<br />
fax 014/32 65 86<br />
E-mail: gysene@vito.be<br />
Website : www.vito.be<br />
5.2. Acties van de distributienetbeheerders<br />
De netbeheerders keren voor een aantal energiebesparende maatregelen een premie uit. Iedere netbeheerder kiest zelf welke maatregelen<br />
hij wenst te stimuleren en/of te financieren. Het is aan te raden om steeds rechtstreeks contact op te nemen met uw netbe-<br />
Steek WATT in je zak 52
heerder voor de hoogte van de tegemoetkomingen en de toekenningsvoorwaarden.<br />
Volgende distributienetbeheerders, zijn gemengde intercommunales en hebben zich verzameld tot GEDIS, het Gemeentelijk<br />
Samenwerkingsverband voor Distributienetbeheer: Gaselwest, Imewo, Intergem, Imea, Igao, Iveka, Iverlek, Sibelgas en Intermosane.<br />
Daarnaast zijn ook nog de volgende zuivere intercommunales actief: AGEM, BIAC, Etiz, Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen,<br />
Interelectra, Iveg, PBE en WVEM.<br />
Op www.vreg.be of www.energiesparen.be kan u nagaan wie uw distributienetbeheerder is.<br />
Afhankelijk van uw distributienetbeheerder, kan u in 2005 voor volgende maatregelen een premie bekomen:<br />
• Condensatieketel<br />
• Dakisolatie<br />
• Zonneboiler<br />
• Domotica<br />
• Meetapparatuur voor energieverliezen<br />
• rechtstreekse aardgasverwarming<br />
• snelheidsvariatoren<br />
• hoogrendementsmotoren<br />
• relighting/newlighting<br />
• spaarlampen<br />
• energieaudit (snelle audit, een-thema-audit, grondige audit )<br />
• energieboekhouding<br />
• energiezorgsysteem<br />
• renteloze lening voor condensatieketel<br />
Voor alle praktische informatie i.v.m. de premies (voorwaarden, premiebedragen, etc.) en hoe u deze kan aanvragen, kan u bij uw distributienetbeheerder<br />
terecht. (zie ook www.energiesparen.be )<br />
TIP<br />
Neem in ieder geval contact op met uw netbeheerder voor u de investering uitvoert.<br />
5.3. Federale Overheid<br />
5.3.1. Energie-investeringsaftrek<br />
Doel<br />
Het energetische rendement van bestaande installaties verbeteren en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen en<br />
stimuleren.<br />
Artikel 69 van het Wetboek der Inkomstenbelasting (W.I.B.) biedt bedrijven de mogelijkheid hun belastbare winst te verminderen met<br />
een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen.<br />
De aftrek gebeurt op de winst van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht.<br />
Contactpersoon: frank.vandroogenbroeck@ewbl.vlaanderen.be<br />
Tarieven aanslagjaar 2005:<br />
Natuurlijke personen<br />
Vennootschappen<br />
Andere vennootschappen<br />
1. K.M.O.:<br />
• onderworpen aan Belgische vennootschapsbelasting;<br />
• niet behorend tot een groep met een erkend coördinatiecentrum;<br />
• waarvan ten minste 50% van de aandelen in handen zijn van één of meer natuurlijke personen;<br />
• de bedoelde aandelen moeten de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen.<br />
KMO’s (1)<br />
Andere investeringen 3,5% 0 % 3% (2)<br />
Gespreide aftrek (3) 10,5% 10,5% 10,5%<br />
Energiebesparende<br />
investeringen<br />
13,5% 13,5% 13,5%<br />
2. Het investeringsbedrag waarop deze aftrek berekend wordt is beperkt tot 6.908.000 EUR in aanslagjaar 2005<br />
3. Voor alle belastingplichtigen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht<br />
minder dan 20 werknemers tewerkstellen. De spreiding loopt gelijk met de afschrijvingsduur van de activa. Het percentage dat vermeld<br />
wordt in de tabel is het percentage van de afschrijvingen dat in aanmerking wordt genomen.<br />
Zie ook :<br />
http://www.mineco.fgov.be/redir_new.asploc=/enterprises/vademecum/Vade23_nl-04.htm<br />
Steek WATT in je zak 53
5.3.2. Acties van het IWT<br />
Doelgroep<br />
Bedrijven in het Vlaamse Gewest (met eventueel buitenlandse oorsprong). Het is van belang dat de resultaten van het project in eerste<br />
instantie in Vlaanderen worden gevaloriseerd.<br />
Project gericht op een van zeven doelstellingen:<br />
• energiebesparing;<br />
• grondstoffenbesparing;<br />
• reductie van emissies van milieubelastende stoffen;<br />
• vermindering van afval en van andere milieuhinder;<br />
• ontwikkeling van hernieuwbare grondstoffen- en energiebronnen;<br />
• hergebruik en recycleerbaarheid van grondstoffen;<br />
• verhogen van de levensduur van producten en processen.<br />
Basissteun:<br />
3 types van activiteiten komen in aanmerking:<br />
• industrieel basisonderzoek gericht op het genereren van nieuwe kennis - subsidie van 50% van de aanvaarde kosten van het project;<br />
• prototype- of ontwikkelingsactiviteiten die de omzetting van technologische kennis in ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde en<br />
verbeterde producten, processen of diensten beogen - subsidie van 25% van de kosten;<br />
• mengvorm van 2 bovenstaande - subsidie van het gemiddelde, namelijk 38%.<br />
Bijkomende steun:<br />
Het basissteunpercentage verhoogt met 10% indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:<br />
- uitvoering door kmo's;<br />
- het project heeft een Eureka-label en minstens twee lidstaten van de Europese Unie zijn in het project vertegenwoordigd;<br />
- het project beantwoordt aan de criteria van andere specifieke acties (zoals bijvoorbeeld duurzame technologische ontwikkeling of<br />
EFRO-doelstellingsgebeid).<br />
Deze verhogingen van de steunpercentage zijn cumuleerbaar. In alle gevallen bedraagt het maximale steunpercentage 75% voor industrieel<br />
basisonderzoek en 50% voor ontwikkeling.<br />
Kmo’s kunnen, bovenop de toegekende subsidie, een aanvullende voorfinanciering krijgen in de vorm van een achtergestelde lening.<br />
Contact: IWT, www.iwt.be, dto@iwt.be, 02 209 09 89<br />
Steek WATT in je zak 54
6. WETGEVING<br />
6.1. Acties in het kader van het Vlaamse Klimaatsbeleidsplan<br />
6.1.1. REG-decreet dd. 2 april 2004<br />
Op 23 juni 2004 stond het REG-Decreet in het Belgische Staatsblad. Dit Decreet heeft tot doel de uitstoot van broeikasgassen in het<br />
Vlaamse Gewest te verminderen door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen<br />
en de toepassing van flexibiliteits-mechanismen (verhandelbare emissierechten) uit het Protocol van Kyoto. Om dat doel te verwezelijken<br />
voorziet het Deceet enerzijds in steunprogramma’s voor huishoudens en ondernemingen en anderzijds in energiebeleidsovereenkomsten<br />
en verplichtingen voor ondernemingen en brandstofleveranciers.<br />
Om het Decreet een praktische invulling te geven, nam de Vlaamse Regering een aantal besluiten.<br />
6.1.1.1. Besluit Energieplanning dd. 14 mei 2004<br />
Op 16 juli 2004 verscheen in het Belgische Staatsblad “het besluit van de energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen”.<br />
Het besluit, volgend op het REG-decreet, trad in werking op 14 oktober 2004. Met het besluit wijzigde ook de Vlarem-reglementering.<br />
Het is van toepassing op energie-intensieve bedrijven vanaf een energieverbruik* van 0,1 PJ/jaar. Energieverbruik is het primaire<br />
elektriciteits- en energetische gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als<br />
grondstof ingezette energiedragers.<br />
Het besluit wil dat nieuwe bedrijven bij de aanvraag van hun milieuvergunning een energiestudie toevoegen. Ook voor belangrijke<br />
wijzigingen moet een aparte energiestudie worden opgesteld. Voor bestaande inrichtingen vanaf 0,5 PJ/jaar volstaat een energieplan.<br />
Het doel van de energieplannen en -studies is, bedrijven te verplichten tot rationeel energieverbruik.<br />
In de onderstaande tabel staat welke bedrijven een energieplan of een energiestudie moeten opmaken.<br />
Voor bestaande inrichtingen<br />
Bestaande inrichtingen vanaf 0,5 PJ/jaar<br />
Bij het indienen van een vergunningsaanvraag<br />
Energieplan<br />
Tegen 01/01/2005 een conform verklaard<br />
energieplan door ANRE<br />
Tegen 30/10/2007 uitvoeren van alle<br />
rendabele maatregelen<br />
Energiestudie<br />
Voor een nieuwe inrichting vanaf 0,1 PJ/jaar - X<br />
Voor het veranderen van een inrichting vanaf<br />
0,1 PJ/jaar<br />
Voor het hernieuwen van een vergunning<br />
vanaf 0,1 PJ/jaar<br />
- X<br />
X -<br />
Het is een energiedeskundige die het energieplan en de energiestudie opstelt.<br />
Het energieplan bevat o.a. de resultaten van een analyse van het specifieke energieverbruik van de inrichting en de identificatie van<br />
mogelijke maatregelen om het verbruik te verminderen. Het energieplan is maar vier jaar geldig, daarna moet er opnieuw een plan worden<br />
opgesteld.<br />
Bij energiestudies is het de bedoeling dat ze aantonen dat de nieuwe inrichting de meest economische haalbare energie-efficiënte<br />
inrichting.<br />
De bedrijven met een goedgekeurd energieplan in het kader van de Energiebeleidsovereenkomst (zie <strong>verder</strong>), voldoen aan de bepalingen<br />
van dit Besluit.<br />
Opgelet: Volgens de bepalingen in Vlarem II dienen alle bedrijven met een totaal energiegebruik van 0,1 PJ per jaar elk jaar een milieujaarverslag<br />
in te dienen tegen 15/03.<br />
6.1.1.2. Energiebeleidsovereenkomsten (convenanten)<br />
Convenanten zijn vrijwillige overeenkomsten tussen de bedrijven en de Vlaamse overheid.<br />
De Vlaamse Regering keurde op 29 november 2002 het convenant Benchmarking Energie-efficiëntie goed. Sinds dan konden de bedrijven<br />
toetreden tot het Convenant en daardoor ambities tonen op het gebied van energie-efficiëntie, met name “tot de besten ter<br />
wereld behoren wat energie-efficiëntie betreft”. Als tegenprestatie voor de inspanningen van de bedrijven garandeert de Vlaamse<br />
Overheid dat zij geen bijkomende maatregelen aan de bedrijven zal opleggen op het gebied van rationeel energiegebruik of CO2 (taksen<br />
of emissieplafonds).<br />
Het Benchmarkingconvenant is opgesteld voor grote energie-intensieve bedrijven (> 0,5 PJ/jaar), uit alle industriële sectoren.<br />
Het convenant loopt tot 2012. Medio 2004 waren 179 bedrijven toegetreden, samen goed voor 80% van het energieverbruik en van de<br />
CO2-emissies.<br />
Gezien de doelgroep van de grote energie-intensieve bedrijven buiten de scope valt van dit project, gaan we hier niet dieper op in.<br />
Steek WATT in je zak 55
6.1.1.3. Besluit verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen<br />
Volgens de flexibliteitsmechanismen uit het Kyoto-protocol mogen landen een deel van de inspanningen voor uitstootvermindering in<br />
het buitenland realiseren. Er gaat over drie zogenaamde flexibiliteitsmechanismen.<br />
Ten eerste is er de internationale emissiehandel. Vervolgens zijn er de JI-(joint implementation)-projecten en CDM (Clean development<br />
mechanims). De instrumenten laten landen toe om schone projecten in het buitenland te realiseren en een deel van de daar gereduceerde<br />
emissies, onder strikte voorwaarden, aan zichzelf toe te kennen. Op 28 februari 2005 trad het Besluit inzake verhandelbare<br />
emissierechten voor broeikasgassen, een uitvoerings-besluit bij het REG-decreet, in werking.<br />
Het betreft hier een besluit van toepassing voor de grotere bedrijven. Gezien deze doelgroep buiten de scope valt van dit project, gaan<br />
we hier niet dieper op in.<br />
6.1.2. Energieprestatiedecreet dd. 7 mei 2004<br />
Het Energieprestatiedecreet kadert in de omzetting van een Europese richtlijn (dd. 16/12/2002). Op 7 mei 2004 bekrachtigde de<br />
Vlaamse regering het Energieprestatiedecreet (Belgisch Staatsblad 30 juli 2004).<br />
Dit decreet bepaalt onder meer uitvoerings- en handhavingsmaatregelen voor de energieprestaties en het binnenklimaat (EPB-eisen)<br />
van nieuwe en bestaande gebouwen. Het decreet legt ook de juridische basis voor de invoering van een ‘energieprestatiecertificaat’ (bij<br />
te voegen bij de verkoop en verhuur van gebouwen).<br />
Wat is energieprestatie<br />
De energieprestatie van een gebouw drukt uit hoe goed een gebouw presteert op het vlak van energieverbruik. Dit hangt af van verschillende<br />
elementen:<br />
• de geleidingsverliezen (thermische isolatie)<br />
• de ventilatieverliezen<br />
• de interne warmtewinsten<br />
• de zonnewinsten<br />
• het rendement van de verwarmingsinstallatie<br />
• het rendement van de koelinstallatie (grote gebouwen)<br />
• het rendement van de warmwaterproductie<br />
• de verlichtingsinstallatie (bij niet-woongebouwen)<br />
• zonne-energiesystemen<br />
Bij het berekenen van de energieprestatie van een gebouw wordt het verbruik omgerekend naar primair energieverbruik. Het resultaat<br />
van de berekening is het peil van primair energieverbruik of E-peil. Minimumeisen aan het E-peil van een gebouw, beperken het<br />
energieverbruik ervan.<br />
Om het Decreet een praktische invulling te geven, nam de Vlaamse Regering een Uitvoeringsbesluit.<br />
6.1.2.1. Ontwerp Energieprestatiebesluit<br />
Op 26 november 2004 keurde de Vlaamse regering het voorontwerp van het EnergiePrestatieBesluit (EPB) principieel goed. Het besluit<br />
zal in werking treden op 1 januari 2006.<br />
Het Energieprestatiebesluit legt eisen op aan alle nieuwe gebouwen en aan alle bestaande gebouwen die verbouwd, uitgebreid,… worden,<br />
met andere woorden gebouwen waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend na 1 januari 2006. De<br />
voorwaarde is wel dat het gebouw verwarmd of gekoeld wordt voor mensen die er wonen, werken, winkelen, sporten… en dat voor de<br />
werken een stedenbouwkundige vergunning nodig is. Naast eisen voor woongebouwen zijn er eisen voor kantoren, scholen, industriële<br />
gebouwen, handelszaken, horeca, sportfaciliteiten,….<br />
Werken aan kleine gebouwen (< 3000 m 3 ) waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd zonder de tussenkomst<br />
van een architect, zijn vrijgesteld. Voor beschermde monumenten en gebouwen, gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht of<br />
beschermd landschap, kunnen per gebouw uitzonderingen aangevraagd worden voor een of meer van de eisen.<br />
De EPB-eisen bestaan uit verschillende soorten eisen voor thermische isolatie, energieprestatie, zomercondities en ventilatievoorzieningen<br />
en zullen afhankelijk zijn van de aard van de werken en de bestemming van het gebouw.<br />
Na het beëindigen van de werken zal de bouwheer een “EPB-aangifte” opmaken die aantoont dat zijn gebouw voldoet aan de EPBeisen.<br />
Men kan dus de aangifte overeenkomstig de werkelijke uitvoering opstellen. De bouwheer behoudt de vrijheid om tijdens de<br />
uitvoering van de werken nog bepaalde keuzes (materialen, installaties,..) te veranderen, zolang het geheel maar blijft voldoen aan de<br />
eisen.<br />
De architect kan echter vanaf het ontwerp rekening houden met de EPB-eisen. Daarom wordt bij de aanvraag van een stedenbouwkundige<br />
vergunning een “EPB-voorstel” gevraagd, dat indicatief en beschrijvend weergeeft hoe het gebouw aan de EPB-eisen zal<br />
voldoen. De bouwheer zal voor de start van de werken een verslaggever aanstellen. Die zal tijdens de uitvoering alle zaken die de<br />
energieprestatie van het gebouw beïnvloeden, nauwkeurig bijhouden en op het einde van de werken de definitieve berekening voor<br />
de EPB-aangifte maken. De architect kan de functie van verslaggever vervullen, maar het kan ook iemand anders zijn die over het<br />
vereiste diploma (ingenieur) beschikt.<br />
Bij overtredingen van de EPB-eisen zal de bouwheer of de verslaggever een administratieve boete krijgen.<br />
MEER OVER DE ENERGIE-WETGEVING OP DE WEBSITE WWW.ENERGIESPAREN.BE<br />
Steek WATT in je zak 56
6.2. Wetgeving rond specifieke thema’s in hoofdstuk 3<br />
6.2.1. Verlichting<br />
6.2.1.1. ARAB<br />
Het ARAB bevat volgende bepalingen met betrekking tot de verlichting op de werkplaatsen:<br />
• De werkplaatsen dienen steeds voldoende verlicht te zijn, tenzij het werk in het duister of met een aangepaste verlichting dient<br />
te gebeuren. Tijdens de dag, moeten de werkplaatsen voor het te leveren werk voldoende daglicht toelaten. Is dit niet mogelijk,<br />
mag er kusntlicht branden.<br />
• Er gelden minimumwaarden van de verlichtingssterkte in functie van de uit te voeren taak. Die waarden hebben betrekking op<br />
de verlichtingssterkte op het werkvlak of op een horizontaal vlak gelegen op 85 cm van de grond.<br />
De minimale verlichtingssterkte gaat in stijgende lijn voglens de vereiste nauwkeurigheid om de taak uit te voeren:<br />
Vereiste Lux<br />
Uit te voeren werken<br />
20<br />
50<br />
Stations voor transformatie van elektrische stroom,<br />
Laad- en losplaatsen waar niet wordt gewerkt,…<br />
Opslagplaatsen en magazijnen voor ruwe of omvangrijke materialen,<br />
Garages,<br />
Koelkamers,<br />
Werkzaamheden die geen enkele waarneming van de details vergen<br />
(vb. behandeling van grove materialen, ruwe sortering,…)<br />
100<br />
200<br />
300<br />
500<br />
700<br />
Machinekamers, stookplaatsen, personen- en goederenliften,<br />
pakkamers, lokalen voor ontvangst of verzending van goederen,<br />
laad- of losplaatsen waar gewerkt wordt,<br />
Kleedlokalen, toiletten, wasgelegenheden, eetvertrekken,<br />
Werkzaamheden die slechts een geringe waarneming van de<br />
details vergen (vb. ruwe assemblage,…)<br />
Doorgangen in warenhuizen,<br />
Werkzaamheden die een matige waarneming van de details vergen<br />
(vb. inblikken van levensmiddelen, versnijden van vlees, bewerken<br />
van hout op werkbanken, walsen en knippen van werkstukken<br />
met grote afmetingen,…)<br />
Schakelborden, weegtoestellen, toetsenborden,…<br />
Werkzaamheden die een tamelijk scherpe waarneming van de<br />
details vergen (vb. allerhande kantoorwerk, met inbegrip van intermitterend<br />
typewerk, gewoon werk aan machines, precisieproeven,<br />
en controle op de afwerking, herstellingen in garages,…)<br />
Toonbanken<br />
Werkzaamheden die een scherpe waarneming van de details<br />
gedurende een lange tijd vergen (vb. fijn laswerk, permanent typewerk,<br />
nauwkeurige assemblage, tekenwerk,…)<br />
Werkzaamheden die een zeer scherpe waarneming van de details<br />
vergen (vb. bewerken van geverfde katoen, wol, zijde en kunstvezels,<br />
teken- en mecanografiewerk, waarbij een bijzonder grote<br />
verlichtingssterkte nodig is)<br />
1.000<br />
Werkzaamheden die een uiterst nauwkeurige waarneming van de<br />
details vergen (vb. beproeven van zeer gevoelige instrumenten,<br />
juweliers- en horlogemakerswerk, zetwerk, nalezing van<br />
drukproeven in drukkerijen,…)<br />
• Voor pleinen, opslagplaatsen en bouwplaatsen in open lucht is verlichting verplicht indien er na zonsondergang wordt gewerkt.<br />
Om de veiligheid van de werknemers niet in het gedrang te brengen, mag deze verlichting de kleurwaarneming van de<br />
veiligheidssignalisatie niet wijzigen.<br />
• Plaatsing van noodverlichting is verplicht om de evacuatie van de mensen toe te laten indien de kunstmatige verlichting uitvalt.<br />
Steek WATT in je zak 57
6.2.1.2. Vlarem II (hoofdstuk 4.6)<br />
In Vlarem II staat vermeld dat er de nodige maatregelen moeten getroffen zijn om lichthinder of lichtvervuiling te voorkomen. Zo mag<br />
er alleen buitenverlichting omwille van veiligheidsredenen (zie ook ARAB) en klemtoonverlichting enkel gericht op de inrichting zelf.<br />
Lichtreclame mogen de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen.<br />
6.2.2. Elektrische installaties<br />
6.2.2.1. AREI<br />
Elke elektrische installatie is wettelijk gezien onderworpen aan twee types van bezoeken:<br />
• een gelijkvormigheidsonderzoek voor de indienststelling<br />
• geregelde controlebezoeken na de indienststelling<br />
Een erkend organisme voert de bezoeken uit. Deze zijn hiertoe speciaal erkend door de overheid om binnen een welbepaald domein<br />
en op een duidelijk omschreven wijze, de controlefunctie van de overheid over te nemen. In België zijn dertien organismen erkend voor<br />
het uitvoeren van controles van elektrische installaties.<br />
TIP<br />
De lijst van de erkende organismen staat op www.mineco.fgov.be.<br />
Bij het gelijkvormigheidsonderzoek voor de indienststelling wordt nagegaan of de installatie wel voldoet aan de regels opgelegd door<br />
het AREI. Dit moet niet enkel gebeuren in het geval van nieuwe installaties, maar ook bij belangrijke wijzigingen of beduidende uitbreidingen<br />
van de bestaande installatie. Bij overtredingen moeten eerst de nodige aanpassingen uitgevoerd zijn, voor de indienstname.<br />
De frequentie van de regelmatige controlebezoeken hangt af van het spanningsniveau van de installatie:<br />
Voor laagspanningsinstallaties gelden de volgende frequenties:<br />
• om de 25 jaar voor huishoudelijke installaties;<br />
• om de 13 maanden voor foorinstallaties;<br />
• om de 5 jaar voor de overige installaties.<br />
In de meeste bedrijven zal dus een controle om de 5 jaar verplicht zijn. Toch laten heel wat bedrijven hun laagspanningsinstallatie elk<br />
jaar controleren. Een andere mogelijkheid, is om in eigen beheer tussenliggende periodieke controles uit te voeren, om de kans op<br />
opmerkingen vanwege het erkende organisme zo klein mogelijk te houden.<br />
Hoogspanningsinstallaties (transformatoren) moeten een jaarlijks controlebezoek ondergaan.<br />
6.2.2.2. Vlarem I<br />
In de indelingslijst van Vlarem I staat een rubriek rond elektriciteit, rubriek 12. Deze rubriek omvat de exploitatie van o.a. transformatoren.<br />
De exploitatie van dergelijke inrichtingen is onderworpen aan de meldingsplicht of vergunningsplicht.<br />
Rubriek Omschrijving Klasse Formulier Overheid<br />
Transformatoren<br />
12.2.1 100 kVA tot en met 1.000 kVA 3 Melding<br />
12.2.2 Meer dan 1.000 kVA 2 Milieuvergunning<br />
College van<br />
Burgemeester en<br />
Schepenen<br />
College van<br />
Burgemeester en<br />
Schepenen<br />
Opmerking: van 2 transformatoren van 600 kVA mogen de vermogens niet samengeteld worden.<br />
Voor de transformatoren telt het individueel nominale vermogen. Rubriek 12.2.1 blijft van toepassing voor 2 x 600 kVA.<br />
6.2.2.3. Vlarem II (hoofdstuk 5.12)<br />
In Vlarem II staan exploitatievoorwaarden waarin het transformatorlokaal moet voldoen, zoals brandweerstand RF _ h,<br />
brandblusvoorzieningen, enz.<br />
Verder dienen de nodige maatregelen getroffen te zijn om bodemverontreiniging te vermijden bij lekkage van di-elektrische vloeistof<br />
uit de transformator. Hiertoe moet onder de transformator een inkuiping zijn die de di-elektrische vloeistof kan opvangen.<br />
Steek WATT in je zak 58
6.2.3. PCB-houdende apparaten (condensatoren, transformatoren,…)<br />
6.2.3.1. Inleiding<br />
PCB's werden vooral toegepast in gesloten toepasingen zoals transformatoren en condensatoren.<br />
Transformatoren<br />
Op de eerste plaats zijn er de transformatoren die bewust met een PCB-vloeistof werden gevuld. Dit staat vermeld op de identificatieplaat<br />
(askarel, pyraleen, chlophen, ….) van het apparaat. Dit type transformatoren is trouwens sedert 1986 in België niet meer op de<br />
markt. Daarenboven mag een PCB-gevulde transformator niet overgenomen worden bij de overname, de verkoop enz. van een bedrijf.<br />
Daarnaast zijn er de transformatoren, gevuld met een PCB-vrije vloeistof (minerale olie), maar die tijdens het vullen of onderhoudswerkzaamheden<br />
door PCB's verontreinigd werden. De identificatieplaat maakt geen melding van de aanwezigheid van PCB's. Bij<br />
transformatoren met minerale olie zal men dus slechts na analyse van de vloeistof met zekerheid kunnen zeggen of die verontreinigd is<br />
en of de transformator bijgevolg PCB-houdend is.<br />
Condensatoren<br />
In talrijke toepassingen werd ook gebruik gemaakt van PCB-houdende condensatoren. Kleine versies ervan zijn terug te vinden in<br />
onder meer wit- en bruingoed of oude TL-armaturen, grote versies zijn terug te vinden in industriële toepassingen.<br />
6.2.3.2. Verwijderingsplan<br />
• Apparaten met een inhoud van minder dan 1 liter<br />
Apparaten en onderdelen van toestellen die minder dan een liter PCB’s bevatten en bijgevolg niet moesten gemeld worden voor de<br />
inventaris van de OVAM tegen 01/01/1999, moeten op het einde van hun gebruiksduur verwijderd worden.<br />
• Apparaten met een inhoud van meer dan 1 liter<br />
Het PCB-verwijderingsplan bevat onder meer een afbouwplan voor de PCB-houdende apparaten met een inhoud van meer dan 1 liter<br />
in functie van het bouwjaar van de apparaten. Het afbouwplan bepaalt dat de geïnventariseerde apparaten gereinigd en/of verwijderd<br />
moeten worden vóór:<br />
BOUWJAAR<br />
REINIGING EN/OF VERWIJDERING VÓÓR:<br />
Onbekend 31/12/2000<br />
< 1971 31/12/2000<br />
< 1972 31/12/2001<br />
< 1973 31/12/2002<br />
< 1974 31/12/2003<br />
< 1975 31/12/2004<br />
Alle andere 31/12/2005<br />
TIP<br />
De lijst van de erkende ophalers van PCB-houdende apparaten staat op www.ovam.be.<br />
6.2.4. Verwarming<br />
6.2.4.1. Vlarem I<br />
De exploitatie van een stookinstallatie staat gelijk aan een hinderlijke inrichting, in rubriek 43.1 van Vlarem-I ingedeeld als:<br />
“Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie (stookinstallatie e.d.)”.<br />
Zowel de stookinstallaties, gevoed met vaste brandstoffen (hout of kolen), vloeibare brandstoffen (stookolie of mazout) als aardgas,<br />
behoren tot deze rubriek, zowel bij de verwarming van gebouwen als bij procesinstallaties (droogkamers, naverbrandingskamers,…).<br />
Belangrijk hierbij is het warmtevermogen (niet het elektrische vermogen) van de stookinstallatie(s). Heeft een bedrijf verscheidenen<br />
stookinstallaties, telt het de verschillende warmtevermogens samen. Afhankelijk van de totaalsom van de warmtevermogens is er al dan<br />
niet een milieuvergunning nodig:<br />
Rubriek Warmtevermogen Klasse Formulier Overheid<br />
43.1.1 300 kW tot en met 500 kW 3 Melding College van Burgemeester en Schepenen<br />
43.1.2 meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW 2 Milieuvergunning College van Burgemeester en Schepenen<br />
43.1.3 Meer dan 5.000 kW 1 Milieuvergunning Bestendige Deputatie<br />
Steek WATT in je zak 59
Rookgasmetingen<br />
6.2.4.2. Vlarem II (hoofdstuk 5.43)<br />
De rookgassen van een stookinstallatie met een warmtevermogen vanaf 300 kW dienen periodiek gemeten te worden. Onderstaande<br />
tabel geeft de periodiciteit weer.<br />
Warmtevermogen individuele stookinstallatie<br />
Periodiciteit<br />
< 300 kW Geen metingen verplicht<br />
300 kW – 1.000 kW Ten minste om de 5 jaar<br />
1.000 kW – 5.000 kW Ten minste om de 2 jaar<br />
5.000 kW – 100.000 kW Ten minste om de 3 maanden<br />
> 100.000 kW Continue metingen<br />
Het meten moet gebeuren door een erkend labo. Dat hanteert de parameters stof, koolstofmonoxide, zwaveldioxide en stikstofoxide.<br />
Voor gasgestookte branders dienen de parameters stof en zwaveldioxide niet gemeten te worden.<br />
TIPS<br />
Tips voor een goede rookgasmeting:<br />
• Zorg ervoor dat de stookinstallaties vooraf een onderhoudsbeurt kregen. Let op! Deze onderhoudsbeurt stemt niet overeen<br />
met een meetcampagne omdat het geen zicht geeft op de concentraties van de rookgassen.<br />
• Veeg niet meteen het stooklokaal. Het dwarrelende stof in het lokaal geeft een vertekend beeld bij de stofmetingen in de<br />
rookgassen.<br />
• De exploitanten brengen de meetopeningen in het rookgaskanaal zelf aan. Neem contact op met het erkende labo dat de<br />
metingen komt uitvoeren voor de correcte uitvoering hiervan. Zorg er tevens voor dat de meetopeningen goed bereikbaar zijn.<br />
∑ • De lijst van de erkende labo’s voor rookgasmetingen (“erkende deskundigen in de discipline lucht”) staat op www.mina.be.<br />
Emissiegrenswaarden<br />
De resultaten van de voorgaande meetcampagne moeten getoetst worden aan emissie-grenswaarden. De emissiegrenswaarden zijn<br />
afhankelijk van een aantal factoren zoals het warmtevermogen van de stookinstallatie, de gebruikte brandstof en of het een nieuwe<br />
dan wel een bestaande installatie betreft. Zijn de normen overschreden, is bijregelen van de installatie nodig.<br />
TIP<br />
De emissiegrenswaarden voor stookinstallaties kan nagegaan worden op de EMIS-website van het VITO<br />
(www.emis.vito.be -> Wetgeving -> Navigator milieuwetgeving -> milieuvergunning -> Vlarem 2 -> Hoofdstuk 5.43).<br />
Verbodsbepalingen voor leidingen!<br />
Bij de opslag van meer dan 10 ton papier/karton, meer dan 10 ton rubber of meer dan 10 ton textiel in een lokaal is het verboden leidingen<br />
met brandbare gassen of ontvlambare vloeistoffen te leggen in het lokaal zelf, maar ook in de muren, de zoldering en de vloeren<br />
ervan (zie hoofdstuk 3, punt 3.3.1. directe verwarming).<br />
6.2.4.3. Wijziging wetgeving periodieke keuringen stookinstallaties<br />
Bij een periodiek onderhoud wordt de stookinstallatie afgesteld. Een goede afstelling is belangrijk en zorgt voor een daling van het<br />
brandstofverbruik, minder luchtverontreiniging en een langere levensduur van de installatie.<br />
Het Koninklijke Besluit dd. 06/01/1978 onderwerpt de stookinstallaties die werken met vaste of vloeibare brandstoffen, aan een periodieke<br />
keuring en bepaalt welke proeven van goede werking nodig zijn. Stookinstallaties gevoed met aardgas vallen buiten dit<br />
toepassingsgebied, omdat de verbranding van aardgas geen zwarte rook met zich meebrengt.<br />
Tengevolge van de Europese Richtlijn dd. 16/12/2002 over de energieprestatie van de gebouwen zullen de bepalingen m.b.t. de periodieke<br />
keuringen uit het Koninklijke Besluit gewijzigd worden. In de nieuwe richtlijn staat o.a. dat CV-ketels die werken op niethernieuwbare,<br />
vloeibare of vaste brandstof en een nominaal vermogen hebben van 20 kW tot 100 kW, regelmatig (nog geen periodiciteit<br />
vermeld) gekeurd dienen te worden. Voor CV-ketels met een nominaal vermogen > 100 kW moet dit ten minste om de 2 jaar<br />
gebeuren. Voor gasketels kan deze periode verlengen tot 4 jaar. Tevens zijn verwarmingsinstallaties waarvan de ketel ouder is dan 15<br />
jaar, tot een eenmalige totale keuring verplicht.<br />
Het is nog even afwachten hoe de Vlaamse Regering de bepalingen van de Richtlijn zal omzetten in Vlaamse wetgeving. De omzetting<br />
dient in ieder geval te gebeuren voor 4 januari 2006.<br />
Steek WATT in je zak 60
6.2.5. Koeling<br />
6.2.5.1. Vlarem I<br />
Koelinstallaties voor het bewaren van producten en airconditioninginstallaties zijn hinderlijke inrichtingen die meldings- of vergunningsplichtig<br />
zijn vanaf 5 kW. Als vermogen geldt het elektrische vermogen en niet het koelvermogen. Deze inrichtingen horen thuis<br />
onder subrubriek 16.3 ‘Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen’. Ook luchtcompressoren horen in deze subrubriek.<br />
Rubriek Omschrijving Klasse Formulier Overheid<br />
16.3.1 Koelinstallaties voor het bewaren van producten, airconditioninginstallaties en luchtcompressoren<br />
16.3.1.1 5 kW tot en met 200 kW 3 Melding College van Burgemeester en Schepenen<br />
16.3.1.2 Meer dan 200 kW 2 Milieuvergunning College van Burgemeester en Schepenen<br />
16.3.2 Andere inrichtingen dan 16.3.1 (vb. koelcompressoren koelcircuit, snelvriezers)<br />
16.3.2.1 5 kW tot en met 10 kW 3 Melding College van Burgemeester en Schepenen<br />
16.3.2.2 Meer dan 10 kW tot en met 200 kW 2 Milieuvergunning College van Burgemeester en Schepenen<br />
16.3.2.3 Meer dan 200 kW 1 Milieuvergunning Bestendige Deputatie<br />
Attest indienststelling<br />
6.2.5.2. Vlarem II (hoofdstuk 5.16)<br />
Voor grote koelinstallaties moeten de bedrijven een attest, opgemaakt door de constructeur of erkend milieudeskundige, bijhouden. Dit<br />
attest bewijst dat de koelinstallaties bepaalde proeven hebben ondergaan en geconstrueerd zijn volgens de code van goede praktijk.<br />
Voor kleine installaties is dit attest niet vereist. Om na te gaan welke koelinstallaties onder de definitie ‘kleine installatie’ vallen, is de<br />
hoeveelheid en het type van koelmiddel van belang:<br />
• Koelmiddel zonder gevaarssymbool:<br />
- Met een thermostatisch of elektronisch expansieventiel: < 10 kg -> geen attest nodig<br />
- Met een capillair expansiesysteem: < 3 kg -> geen attest nodig<br />
• Koelmiddel met gevaarssymbool Xn (= schadelijk): < 2,5 kg -> geen attest nodig<br />
• Koelmiddel met gevaarssymbool T of T+ (= giftig of zeer giftig): < 1 kg -> geen attest nodig<br />
OPMERKING :<br />
∑• Bovenstaande gegevens vind je meestal niet terug op de koelinstallaties zelf.<br />
Hiervoor raadpleeg je best de leverancier van de installatie.<br />
∑ • Indien een bedrijf verschillende koelinstallaties exploiteert, geldt de hoeveelheid koelmiddel van elke individuele installatie en<br />
mogen de hoeveelheden dus niet samengeteld worden.<br />
Onderhoud<br />
Om lekverliezen te voorkomen, moet een bevoegd koeltechnicus alle koelinstallaties regelmatig onderzoeken. Vastgestelde lekkages<br />
moeten onmiddellijk hersteld worden. De resultaten van de onderzoeken worden in een register ingeschreven.<br />
Buitenbedrijfstelling koelinstallaties<br />
Indien koelinstallaties niet meer gebruikt worden, moet het koelmiddel binnen de maand uit de installatie verwijderd worden. Dit<br />
gebeurt door een erkend koeltechnicus. Die tapt koelmiddel af en vangt het op in speciale recipiënten. Ook bij herstellingen dient het<br />
koelmiddel eerst te worden afgetapt door een erkend koeltechnicus. Het koelmiddel mag terug gebruikt worden, maar enkel binnen<br />
dezelfde inrichting.<br />
Steek WATT in je zak 61
Periodieke lekdichtheidscontroles en documentatie<br />
De koelinstallaties die gebruik maken van ozonafbrekende stoffen (CFK’s en HCFK’s, zoals R22) en/of gefluoreerde broeikasgassen<br />
(HFK’s, zoals R-134a,R-404a) en die geen deel uitmaken van een hermetisch gesloten koelsysteem, zijn onderworpen aan periodieke<br />
lekdichtheidscontroles en administratie.<br />
VOOR DEZE KOELINSTALLATIES GELDEN VOLGENDE PERIODIEKE LEKDICHTHEIDSCONTROLES:<br />
• Koelmiddelinhoud > 3 kg -> 1 x jaar<br />
• Koelmiddelinhoud > 30 kg -> 2 x jaar<br />
• Koelmiddelinhoud > 300 kg -> 4 x jaar<br />
Van deze koelinstallaties moet een instructiekaart en een logboek bijgehouden worden.<br />
6.2.6. Perslucht<br />
6.2.6.1. Vlarem I<br />
Persluchtcompressoren horen thuis in dezelfde subrubriek als de airconditioninginstallaties en de koelinstallaties voor het bewaren van<br />
producten. Ook hier telt het elektrisch vermogen en dienen alle vermogens opgeteld te worden. Enkel luchtcompressoren die tijdelijk<br />
worden ingezet bij bouw –of sloopactiviteiten, tellen niet mee.<br />
Voorbeeld:<br />
Een bedrijf exploiteert 2 luchtcompressoren van respectievelijk 3 kW en 15 kW en 2 airconditioningsinstallaties van 2 x 10 kW.<br />
Rubriek 16.3.1.1 is dan van toepassing voor een totaal vermogen van 38 kW.<br />
Drukvat < 300 l<br />
6.2.6.2. Vlarem II (hoofdstuk 5.16)<br />
Een drukvat met een waterinhoud < 300 l en die onder druk staat van meer dan 100 kPa moet voorzien zijn van een attest, opgesteld<br />
door de constructeur of erkend milieudeskundige. Dit attest bewijst dat het drukvat een waterdrukproef heeft ondergaan, de nodige<br />
veiligheidstoestellen bevat en dat het drukvat geconstrueerd is volgens de code van goede praktijk.<br />
Drukvat > 300 l<br />
Een drukvat met een waterinhoud > 300 l, onder druk van meer dan 100 kPa, moet voor de in dienstname, gecontroleerd zijn door een<br />
erkend milieudeskundige in de discipline toestellen en installaties onder druk (niet door de constructeur). De deskundige maakt hiervan<br />
een verslag op dat de exploitant moet bewaren. De deskundige slaat vervolgens de letter E, gevolgd met de datum van de waterdrukproef,<br />
in de identificatieplaat van de houder.<br />
Binnen de 3 jaar na indienststelling dient het drukvat gekeurd te worden door een erkend milieudeskundige in de discipline Toestellen<br />
en Installaties onder druk. Die maakt een certificaat op dat de uitgevoerde onderzoeken en gedane vaststellingen vermeldt. Vervolgens<br />
moeten de drukvaten om de 5 jaar gekeurd worden.<br />
De lijst van de erkende deskundigen in de discipline “houders voor gassen en gevaarlijke stoffen” staat op www.mina.be.<br />
6.2.7. Isolatie van gebouwen<br />
Het besluit van de Vlaamse Executieve van 18 september 1991 legt minimumeisen vast inzake thermische isolatie van woongebouwen.<br />
Dit besluit is dus niet van toepassing op vb. industriële gebouwen, kantoorgebouwen, schoolgebouwen …<br />
Dit ‘isolatiebesluit’ is vervangen door een decreet dat het algemene kader beschrijft en een uitvoeringsbesluit dat de concrete eisen<br />
vastlegt (zie Energieprestatiedecreet).<br />
MEER OVER DE WETTELIJKE VERPLICHTINGEN OP DE EMISWEBSITE<br />
WWW.EMIS.VITO.BE -> WETGEVING -> NAVIGATOR MILIEUWETGEVING<br />
Steek WATT in je zak 62
BIJLAGE 1 - DEFINITIES EN EENHEDEN<br />
Energie<br />
De basiseenheid voor energie is de Joule (J). Bij elektriciteitslevering wordt echter bijna uitsluitend gebruik gemaakt van de eenheid<br />
kWh (kilowattuur), gelijk aan de hoeveelheid energie die wordt verbruikt wanneer een vermogen van 1 kW gedurende een volledig uur<br />
wordt benut.<br />
1 kWh = 3,6 MJ = 3600 kJ.<br />
Officieel niet meer toegestane, maar in de praktijk nog vaak teruggevonden, eenheden voor energie zijn:<br />
Kilogramkrachtmeter (kgf.m) = 9,807 J<br />
De Paardekrachtuur (pK.h) = 2648 kJ<br />
De calorie (cal) = 4,186 J en de kilocalorie (kcal) = 4186 J<br />
De frigorie (fg) = -4,186 kJ<br />
In Angelsaxische landen of op toestellen daarvan afkomstig kan u ook de British Thermal Unit (Btu) terugvinden. 1 Btu = 1055 J<br />
Stroomsterkte<br />
De stroomsterkte is de hoeveelheid elektriciteit (energie) die door een geleider kan.<br />
Symbool: I<br />
Eenheid: Ampère (A)<br />
Spanning<br />
De spanning geeft de kracht aan waarmee de stroom door de geleider gestuurd wordt. Hoe hoger de spanning, hoe meer elektriciteit<br />
te transporteren is.<br />
Symbool: U<br />
Eenheid: Volt (V)<br />
Elektrische energie wordt over transportnetten en distributienetten van de centrale naar de verbruikers gebracht.<br />
De energieproducenten zijn aangesloten op transportnetten. Deze netten worden uitgebaat op spanningen hoger dan 70 kV<br />
(hoogspanning). Het transport van grote hoeveelheden elektrische energie over grote afstanden kan immers slechts op economische<br />
wijze gebeuren onder hoge spanning, omdat er dan minder verliezen optreden<br />
Verdere verdeling (distributie) van de energie gebeurt via de distributienetten. Deze distributienetten hebben spanningen beneden de<br />
70 kV.<br />
Telkens waar het spanningsniveau moet veranderen, staat een transformator. Op het eindpunt van hoogspanningsleidingen worden<br />
hoge spanningen naar lagere spanningen getransformeerd in transformatiestations (bijvoorbeeld van 380kV naar 70kV). Van hieruit<br />
gaat de elektrische energie <strong>verder</strong> naar belangrijke verbruikscentra, waar de spanning nogmaals naar lagere waarden wordt getransformeerd<br />
(bijvoorbeeld van 70 kV naar 11 kV).<br />
Ook de installaties bij de gebruiker kunnen op verschillende spanningsniveau’s werken.<br />
Er zijn elektrische installaties op hoogspanning (HS), op middenspanning (MS) en op laagspanning (LS). Het AREI (Algemeen Reglement<br />
op Elektrische Installaties) maakt hierbij de onderstaande indeling.<br />
1) Hoogspanning (vanaf 50 kV): wordt in het AREI aangegeven als hoogspanning 2e categorie.<br />
2) Middenspanning (1 kV tot 50 kV)<br />
3) Laagspanning (tot 1 kV): hier worden omsloten installaties in kasten of<br />
standaardvelden en schakel- en verdeelborden gebruikt.<br />
Hoogspanningafnemers zijn aangesloten op een stroomdistributienet met een spanning, groter dan 1.000 volt; laagspanningsafnemers<br />
op een verdeelnet met een spanning tot en met 1.000 volt.<br />
Bij hoogspanningsafnemers zet een transformator de elektriciteit om naar een lagere spanning die dan via het interne elektriciteitsnet<br />
wordt vervoerd.<br />
Het vermogen van een transformator wordt uitgedrukt in kVA.Transformatoren met een vermogen, hoger dan of gelijk aan 100 kVA zijn in<br />
Vlarem ingedeeld als een hinderlijke inrichting en dus onderworpen aan een meldings- of vergunningsplicht (zie ook hoofdstuk 6, punt 6.2.2).<br />
Vermogen<br />
Het vermogen geeft de energiestroom per tijdseenheid weer.<br />
De SI-eenheid (internationale standaard) voor vermogen of energiestroom is Watt (W). 1 W = 1 J/s. In de praktijk wordt veel gebruik<br />
gemaakt van de kilowatt (kW) = 1000 W (Watt) = 1000 J/s<br />
Niet meer toegestane eenheden (maar in de praktijk nog vaak teruggevonden eenheden) voor vermogen zijn :<br />
Kilogramkrachtmeter per seconde (kgf.m/s) = 9.807 W<br />
De Paardenkracht (pK) = 736 W. Opgelet, de Engelse Horse Power (Hp) = 746 W of 0,746 W<br />
De Kilocalorie per uur (kcal/h) = 1.163 W<br />
In Angelsaxische landen of op toestellen daarvan afkomstig kan u ook de British Thermal Unit per seconde (Btu/s) terugvinden.<br />
Steek WATT in je zak 01
Aansluitvermogen<br />
Het aansluitvermogen is het ter beschikking gestelde vermogen voor laagspanningsverbruikers, met andere woorden het vermogen<br />
van de aansluiting op het verdeelnet. Dit vermogen wordt uitgedrukt in kVA of in kW.<br />
De elektriciteitsmaatschappij en de klant bepalen in overleg de grootte van het beschikbare vermogen. Ook de geïnstalleerde zekering<br />
speelt daarbij een rol.<br />
Voor een particuliere aansluiting of een aansluiting voor een klein bedrijf bedraagt het aansluitvermogen meestal 10 kVA. Indien het<br />
aansluitvermogen groter is dan 10 kVA, staat dit op de factuur van uw elektriciteitsleverancier vermeld en betaalt u hiervoor een<br />
bijkomende kost.<br />
De elektriciteitsleverancier moet er immers voor zorgen dat het aansluitvermogen steeds ter beschikking staat van de verbruiker.<br />
Als uw aansluitvermogen te hoog is, betaalt u elke maand een te hoge bijdrage. Indien uw aansluitvermogen lager is dan het vermogen<br />
dat u nodig hebt, zullen de zekeringen springen.<br />
Geïnstalleerd vermogen<br />
Het geïnstalleerde vermogen is het vermogen dat een machine of installatie bij volledige belasting (maximale vermogen) opneemt.<br />
Het geïnstalleerde vermogen van een installatie is niet noodzakelijk het opgenomen vermogen. Vooral bij mechanische toepassingen<br />
(motoren, …) kan het opgenomen vermogen merkelijk lager zijn dan het geïnstalleerde vermogen. De motor zal immers niet altijd<br />
volledig belast worden. Bij andere toepassingen, zoals compressoren, verwarmingsinstallaties en verlichting zal het opgenomen vermogen<br />
nagenoeg gelijk zijn aan het geïnstalleerd vermogen, tenzij het gaat om toepassingen met toerentalregeling.<br />
Cosinus Phi (cos phi):<br />
schijnbaar, actief en reactief vermogen<br />
De waarde van cosinus phi heeft enkel een invloed op de facturatie voor hoogspanninggebruikers.<br />
Elektrische energie bestaat uit actieve en reactieve energie.<br />
Enkel de actieve energie kunnen we omzetten in licht, mechanische energie, thermische energie,... en dus nuttig gebruiken.<br />
De reactieve energie (uitgedrukt in kVArh, kilo-volt-ampère-uur-reactief ) is nodig voor het magnetiseren van machines en levert geen<br />
bijdrage tot nuttige arbeid of warmte. Het reactieve verbruik kan bestaan uit inductief of capacitief verbruik.<br />
Het inductieve verbruik ontstaat bij elektrische apparaten die een spoel bevatten, zoals bijv. voorschakelapparaten van oude TL-verlichting,<br />
motoren, transformatoren,... De spoel in deze apparaten zal ervoor zorgen dat de spanning en de stroom niet meer volledig in fase<br />
zijn (of op een lijn liggen), waardoor er een afwijking tussen beide ontstaat. Men spreekt hier dan over de hoek phi (d.i. de hoek tussen<br />
de spanning en de stroom) waaruit dan weer de cosinus phi (cos phi) voortvloeit. Hoe lager deze cos phi, hoe hoger het reactieve verbruik<br />
en hoe minder efficiënt de geleverde stroom wordt benut.<br />
Hetzelfde verhaal geldt voor het capacitieve verbruik, maar hier veroorzaken de condensatoren de afwijking tussen de spanning en de<br />
stroom. De hoek phi tussen de spanning en stroom ligt ook juist tegenovergesteld t.o.v. de hoek van het inductieve verbruik. M.a.w.het<br />
inductieve en het capacitieve verbruik zijn in feite tegengesteld aan elkaar en heffen elkaar op.<br />
Condensatorbatterijen wekken een capacitief verbruik op en kunnen inductief verbruik dus tegengaan.<br />
Het actieve vermogen wordt uitgedrukt in W of kW.<br />
Het reactieve elektrisch vermogen wordt uitgedrukt in var (var) en de decimaal afgeleide eenheden Mvar (1000000 var) en kvar (1000 var).<br />
Het schijnbaar elektrische vermogen, de vectoriële som van het actieve en reactievef vermogen, wordt uitgedrukt in Volt ampère (VA) .<br />
In de praktijk gebruiken we vaker het veelvoud hiervan, de kilovolt ampère (kVA)<br />
De meeste elektriciteitsleveranciers voorzien een boete indien de cos phi-waarde, de maat voor het reactieve vermogen, te laag wordt,<br />
bijv. beneden de 0,9.<br />
De efficiëntie van een installatie hangt namelijk af van de cos phi. In het ideale geval is het actieve vermogen gelijk aan het schijnbare<br />
vermogen (cos phi = 1). Hoe meer de cos phi afwijkt van de waarde 1, hoe minder nuttige energie er via hetzelfde net kan vervoerd<br />
worden. Het ter beschikking stellen van een groter schijnbaar vermogen betekent een belangrijke meerkost in infrastructuur (overdimensionering<br />
transformatoren, kabels en schakelapparatuur) bij de distributie en geeft aanleiding tot extra verliezen.<br />
De verbruikte reactieve energie wordt in de elektriciteitsfactuur verrekend. Deze meerkost wordt bepaald aan de hand van het<br />
opgemeten actieve en reactieve energieverbruik, waarbij rekening gehouden wordt met het globale energieverbruik.<br />
Condensdatorbatterijen kunnen de cos phi-waarde verbeteren.<br />
Elektrische apparaten, motoren, e.d. kunnen voorzien zijn van individuele condensatoren. Wanneer enkelvoudige condensatoren geen<br />
afdoende oplossing zijn voor het tekort aan capacitieve reactieve energie, dan worden er meer condensatoren opgesteld in een condensatorbatterij.<br />
Steek WATT in je zak 02
Piekvermogen, maximumkwartiervermogen, kwartierspits, spitsvermogen<br />
Bij de facturatie voor het elektriciteitsverbruik worden niet enkel de werkelijke verbruiken (verbruikstermen) aangerekend, maar ook<br />
een vermogenterm. Deze vermogenterm wordt aangerekend in functie van het ter beschikking gestelde vermogen.<br />
Bij laagspanningsverbruikers is de vermogenterm een vast bedrag per maand. Deze stemt overeen met het aansluitvermogen.<br />
Bij hoogspanningverbruikers is deze vermogenterm afhankelijk van het werkelijk afgenomen vermogen, meer bepaald het piekvermogen<br />
( ook wel kwartiervermogen, kwartierspits, spitsvermogen genoemd). Het betreft hier niet het piekvermogen gedurende een<br />
moment. Het is de maximale elektriciteitsafname gedurende een kwartier, gedeeld door een kwartier (0.25 h).<br />
Het piekvermogen wordt uitgedrukt in kW.<br />
In onderstaande figuur wordt het verloop van het werkelijke vermogen en van het kwartiervermogen aangegeven gedurende een uur.<br />
Uit deze figuur blijkt dat twee kleine pieken (I) met een korte tussentijd meer invloed hebben op het kwartiervermogen dan een grote<br />
geïsoleerde piek (II).<br />
Primair energiegebruik<br />
Het primaire energiegebruik van een onderneming geeft het verbruik weer van primaire brandstoffen, nodig om te voldoen aan de<br />
energievraag van de onderneming.<br />
Aardgas en stookolie zijn brandstoffen en bijgevolg primaire energiedragers. Voor deze energiebronnen is het primaire energiegebruik<br />
gelijk aan de energetische inhoud van de brandstof.<br />
Elektriciteit en stoom zijn secundaire energiedragers, omdat ze zelf immers geen brandstof zijn. Bij de productie ervan zijn namelijk al<br />
brandstoffen nodig.<br />
Het rendement voor de omzetting van de primaire energie van de brandstoffen naar de secundaire energie elektriciteit bedraagt<br />
gemiddeld 40%. Daarom moet het elektriciteitsverbruik met 2,5 vermenigvuldigd worden om het primaire energieverbruik voor elektriciteit<br />
te kennen.<br />
Voor de productie van warmte wordt uitgegaan van een rendement van 90%. De energetische waarde van warmte moet dus met 1.1<br />
vermenigvuldigd worden om het primaire energieverbruik te kennen.<br />
Steek WATT in je zak 03
OMREKENINGSTABELLEN VOOR EENHEDEN<br />
Omrekeningsfactoren voor energie-eenheden<br />
J = Ws kJ KWh Kgf..m kcal Btu<br />
1 J = 1 Ws = 1 10- 3 277,8 . 10 -9 0,102 239.10 -6 948,4.10 -6<br />
1 kJ = 1000 1 277,8. 10-6 0,102.10-3 0,239 0,9484<br />
1 kWh = 3,6.106 3600 1 367.103 860 3413<br />
1 kgf.m = 9,807 9,807.10 -3 2,725.10 -6 1 2,344.10 -3 9,301.10 -3<br />
kcal = 4187 4,187 1,163.10 -3 426,9 1 3,968<br />
Btu = 1055 1,055 293.10 -6 107,6 0,252 1<br />
Omrekeningsfactoren voor vermogen-eenheden<br />
Kgf.m/s pK W = J/s kW kcal/s Btu/s<br />
Kgf.m/s 1 13,15.10 -3 9,807 0,0098 0,0023 0,0093<br />
pK 75,021 1 735,5 0,7355 0,1758 0,698<br />
W = J/s 0,102 1,341.10 -3 1 0,001 239.10 -6 948,4.10 -6<br />
kW 102 1,341 1000 1 0,239 0,9484<br />
Kcal/s 426,9 5,614 4187 4,187 1 3,968<br />
Btu/s 107,6 1,415 1055 1,055 0,252 1<br />
Decimale veelvouden en delen<br />
Decimale veelvouden<br />
Factor Voorvoegsel Symbool<br />
10 1 = 10 Deca da<br />
10 2 = 100 Hector h<br />
10 3 = 1.000 Kilo k<br />
10 6 = 1.000.000 Mega M<br />
10 9 = 1.000.000.000 Giga G<br />
10 12 = 1.000.000.000.000 Tera T<br />
10 15 = 1.000.000.000.000.000 Peta P<br />
10 18 = 1.000.000.000.000.000.000 Exa E<br />
Decimale delen<br />
Factor Voorvoegsel Symbool<br />
10 -1 = 0,1 Deci d<br />
10 -2 = 0,01 Centi c<br />
10 -3 = 0,001 Milli m<br />
10 -6 = 0,000001 Micro µ<br />
10 -9 = 0,000000001 Nano n<br />
10 -12 = 0,000000000001 Pico p<br />
10 -15 = 0,000000000000001 Femto f<br />
10 -18 = 0,000000000000000001 Atto a<br />
Omrekening naar primair energiegebruik<br />
Steek WATT in je zak 04
Zoals reeds vermeld bij de definities geeft het primair energiegebruik van een onderneming het verbruik weer van primaire grondstoffen,<br />
nodig om te voldoen aan de energievraag van de onderneming.<br />
Voor secundaire energiedragers moeten we hierbij rekening houden met een omzettingsrendement. Voor elektriciteit bedraagt het<br />
omzettingsrendement 40%, voor warmte 90%.<br />
Dit betekent dat u het elektriciteitsverbruik moet vermenigvuldigen met 2.5 om het primaire energieverbruik te bekomen. Bij de<br />
aankoop van stoom moet u de energie-inhoud van de warmte vermenigvuldigen met 1,1.<br />
Als bijlage kan u een excel-werkblad downloaden waarin u uw primair energiegebruik kan berekenen op basis van uw jaarlijks verbruik<br />
aan elektriciteit, aardgas, stookolie en stoom. U moet enkel de aangekochte stoom meerekenen, voor warmte die u zelf produceert<br />
moet u wel de gebruikte brandstoffen meerekenen, maar niet de geproduceerde warmte.<br />
Brandstoffen, gebruikt voor niet-energetische doeleinden, bijvoorbeeld als grondstof, moeten niet mee geteld worden.<br />
Deze berekening geeft u een eerste indicatie van uw jaarlijks primair energiegebruik. Indien u als resultaat in de buurt van 0,1 PJ of<br />
hoger uitkomt, maakt u best een gedetailleerde berekening.<br />
Vanaf een jaarlijks primair energiegebruik hoger dan 0,1 PJ hebt u immers een aantal bijkomende verplichtingen<br />
(zie hoofdstuk 6, punt 6.1.1).<br />
Steek WATT in je zak 05
REFERENTIES<br />
Websites:<br />
• www.abb.com<br />
• www.bbri.be<br />
• www.benchmarking.be<br />
• www.cenergie.be<br />
• www.cogen.be<br />
• www.eh2o-techniek.com<br />
• www.electrabel.be<br />
• www.emis.vito.be<br />
• www.energielabel.be<br />
• www.energiesparen.be<br />
• www.eu-energystar.org<br />
• www.fiscus.fgov.be<br />
• www.gasinfo.be<br />
• www.gedis.be<br />
• www.howstuffsworks.com<br />
• www.idetron.com<br />
• www.infomil.nl<br />
• www.informazout.be<br />
• www.iwt.be<br />
• www.laborelec.com<br />
• www.luminus.be<br />
• www.milieucentraal.nl<br />
• www.milieuwinst.be<br />
• www.milieuwinst.nl<br />
• www.nuon.be<br />
• www.ode-vlaanderen.be<br />
• www.ovam.be<br />
• www.passiefhuis.be<br />
• www.presti.be<br />
• www.senternovem.nl<br />
• www.solargard.com<br />
• www.techniekweb.nl<br />
• www.vergelijk.nl<br />
• www.vibe.be<br />
• www.vito.be<br />
• www.vlaanderen.be/ecologiepremie<br />
• www.vlaanderen.be/adviescheques<br />
• www.vreg.be<br />
Voka - Vlaams netwerk van ondernemingen:<br />
• www.voka.be<br />
• Antwerpen-Waasland - www.kvkaw.voka.be<br />
• Halle-Vilvoorde - www.kvkhv.voka.be<br />
• Kempen - www.kvkkempen.voka.be<br />
• Arr. Leuven - www.kvkleuven.voka.be<br />
• Limburg - www.kvklimburg.voka.be<br />
• Mechelen - www.kvkmechelen.voka.be<br />
• Oost-Vlaanderen - www.kvkov.voka.be<br />
• West-Vlaanderen - www.kvkwvl.voka.be<br />
brochures, handleidingen, studies, syllabi:<br />
• VITO Informatiepakket KoudeWarmteOpslag, 2001.<br />
BTstudie – natuursteenverwerkende bedrijven, mei 2004.<br />
Syllabus ‘Rationeel EnergieGebruik’, vergadering Plato-Kempen 20 oktober 2003<br />
• INFOMIL Informatieblad Faciliteiten, oktober 1999.<br />
Informatieblad Kantoorgebouwen, maart 1999.<br />
Informatieblad Gebouwen – herziende versie, 2001.<br />
Informatieblad Detailhandel en ambachtsbedrijven met winkel, 1999.<br />
Informatieblad Broodbakkerijen en brood- en banketbakkerijen, 1996.<br />
Steek WATT in je zak 06
• Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
“Energie besparen in de horeca”, 2003.<br />
“Moderne kantoren: meer comfort met minder energie”, juni 2001.<br />
• NOVEM<br />
Folder “Kies energie-efficiente kantoorapparaten”<br />
Folder “Verminder het energiegebruik van uw computer met powermanagement”<br />
Brochure “Cijfers en tabellen”<br />
• GEDIS Brochure “Verlichting”, 2004.<br />
• CENERGIE<br />
Syllabus ‘De ontwikkelingen van de energiewetgeving’,<br />
studiedag Esher 22 juni 2004<br />
Steek WATT in je zak 00