17.01.2015 Views

Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suicidaliteit

Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suicidaliteit

Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suicidaliteit

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag


<strong>Multidisciplinaire</strong><br />

<strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag<br />

A.M. <strong>van</strong> Hemert, A.J.F.M. Kerkhof, J. de Keijser, B. Verwey, C. <strong>van</strong> Bov<strong>en</strong>,<br />

J.W. Hummel<strong>en</strong>, M.H. de Groot, P. Lucass<strong>en</strong>, J. Meerdinkveldboom, M.<br />

Ste<strong>en</strong>dam, B. Stringer <strong>en</strong> A.A. Verlinde (Werkgroep MDR Diagnostiek <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag) <strong>en</strong> G. <strong>van</strong> de Glind (projectleiding)<br />

Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP), Nederlands Instituut<br />

<strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (NIP), Verpleegkundig<strong>en</strong> & Verzorg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Nederland<br />

(V&VN)<br />

De Tijdstroom, Utrecht


© 2012 Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie, Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong><br />

E-mail: info@nvvp.net<br />

Omslagontwerp: Cees Brake bno, Enschede<br />

Uitgegev<strong>en</strong> door De Tijdstroom uitgeverij BV, Postbus 775, 3500 AT Utrecht.<br />

Internet: www.tijdstroom.nl<br />

E-mail: info@tijdstroom.nl<br />

Aan de totstandkoming <strong>van</strong> deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die<br />

nochtans onvolledig of onjuist is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, aanvaard<strong>en</strong> auteur(s), redactie <strong>en</strong> uitgever<br />

ge<strong>en</strong> aansprakelijkheid. Voor ev<strong>en</strong>tuele verbetering<strong>en</strong> <strong>van</strong> de opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s<br />

houd<strong>en</strong> zij zich gaarne aanbevol<strong>en</strong>.<br />

Waar dit mogelijk was is aan auteursrechtelijke verplichting<strong>en</strong> voldaan. Wij verzoek<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>ieder die me<strong>en</strong>t aansprak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan in dit boek opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tekst<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> afbeelding<strong>en</strong>, zich in verbinding te stell<strong>en</strong> met de uitgever.<br />

Alle recht<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong>. Niets uit deze uitgave mag word<strong>en</strong> verveelvoudigd,<br />

opgeslag<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geautomatiseerd gegev<strong>en</strong>sbestand of op<strong>en</strong>baar gemaakt in <strong>en</strong>ige vorm<br />

of op <strong>en</strong>ige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnam<strong>en</strong> of <strong>en</strong>ige<br />

andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie. Toestemming voor gebruik <strong>van</strong> tekst(gedeelt<strong>en</strong>) kunt u<br />

schriftelijk <strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d bij de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie aanvrag<strong>en</strong>.<br />

Voor zover het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond <strong>van</strong> artikel<br />

16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit <strong>van</strong> 20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij<br />

het Besluit <strong>van</strong> 23 augustus 1985, Stbl. 471, <strong>en</strong> artikel 17 Auteurswet 1912, di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de<br />

daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong> aan de Stichting Reprorecht,<br />

Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp.<br />

Voor het overnem<strong>en</strong> <strong>van</strong> gedeelt<strong>en</strong> uit deze uitgave in bloemlezing<strong>en</strong>, readers <strong>en</strong> andere<br />

compilatiewerk<strong>en</strong> (artikel 16 Auteurswet 1912) di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> zich tot de uitgever te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Financiering: ZonMw, programma KKCZ.<br />

Opdrachtgevers: Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP) <strong>en</strong> het Nederlands<br />

Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (NIP).<br />

Organisatie: Trimbos-instituut.<br />

Eindredactie: M.H. de Groot <strong>en</strong> G. <strong>van</strong> de Glind.<br />

Deze multidisciplinaire <strong>richtlijn</strong> is geautoriseerd door de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging<br />

voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (NIP) <strong>en</strong><br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> & Verzorg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Nederland (V&VN).<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is ge<strong>en</strong> standaard die in alle omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> toepassing verklaard kan<br />

word<strong>en</strong>. Standaard<strong>en</strong> zijn dwing<strong>en</strong>d <strong>en</strong> m<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t er in principe niet <strong>van</strong> af te wijk<strong>en</strong>.<br />

Van <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> mag in individuele gevall<strong>en</strong>, mits bered<strong>en</strong>eerd, afgewek<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Ze zijn<br />

bedoeld om rationeel klinisch handel<strong>en</strong> te ondersteun<strong>en</strong>.<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is ook beschikbaar via www.ggz<strong>richtlijn</strong><strong>en</strong>.nl.<br />

ISBN 978 90 5898 223 0<br />

NUR 875


Inhoud<br />

Voorwoord<br />

Sam<strong>en</strong>vatting<br />

1 Inleiding — 11<br />

2 Visie op suïcidaal gedrag — 12<br />

3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> — 15<br />

4 Het diagnostische proces — 18<br />

5 Schema voor <strong>behandeling</strong> — 24<br />

6 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide — 26<br />

7 Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (seh) <strong>en</strong> huisarts — 28<br />

8 Wet- <strong>en</strong> regelgeving in de praktijk — 30<br />

Literatuur — 34<br />

Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Hoofdstuk 1 Inleiding<br />

1 Inleiding — 37<br />

2 Doelstelling <strong>en</strong> doelgroep — 38<br />

3 Afbak<strong>en</strong>ing — 39<br />

4 Werkwijze — 41<br />

5 Leeswijzer — 43<br />

Literatuur — 44<br />

Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag<br />

1 Inleiding — 47<br />

2 Definitie — 47<br />

3 Oorzak<strong>en</strong> — 49<br />

4 Herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag — 51<br />

5 Diagnostisch doel — 52<br />

6 Wilsbekwaamheid <strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> — 53<br />

7 Behandeling — 55<br />

8 Risicoschatting — 57<br />

Literatuur — 58


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

1 Inleiding — 61<br />

2 Contact mak<strong>en</strong> — 62<br />

3 Zorg voor veiligheid — 65<br />

4 Omgaan met naast<strong>en</strong> — 70<br />

5 Continuïteit <strong>van</strong> zorg — 71<br />

Literatuur — 74<br />

Deel 2 Diagnostiek<br />

Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces<br />

1 Inleiding — 79<br />

2 Specifieke person<strong>en</strong> <strong>en</strong> situaties — 79<br />

3 Professioneel vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag — 84<br />

4 Vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> — 85<br />

5 Aspecifieke observeerbare factor<strong>en</strong> — 86<br />

6 Risico op uitlokk<strong>en</strong> suïcidaal gedrag — 88<br />

7 Herhaalfrequ<strong>en</strong>tie — 89<br />

8 Onderzoek bij intoxicatie — 90<br />

Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

1 Inleiding — 93<br />

2 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> — 93<br />

3 Stressor<strong>en</strong> — 105<br />

4 Structuurdiagnose, prognose <strong>en</strong> behandelplan — 120<br />

Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong><br />

1 Inleiding — 125<br />

2 Extra onderzoek voor specifieke groep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> — 125<br />

3 Jonger<strong>en</strong> — 125<br />

4 Ouder<strong>en</strong> — 134<br />

5 Immigrant<strong>en</strong> — 140<br />

6 Herhaald suïcidaal gedrag — 143<br />

Literatuur bij deel 2<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing — 147<br />

Niet verwerkt in wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing — 155


Deel 3 Behandeling<br />

Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

1 Inleiding — 171<br />

2 Somatische, psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties — 169<br />

3 WGBO <strong>en</strong> Wet Bopz — 176<br />

4 Therapietrouw — 179<br />

5 Non-suïcidecontract — 181<br />

6 Signalerings- of veiligheidsplan — 184<br />

Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn<br />

1 Inleiding — 187<br />

2 Medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties — 187<br />

3 Probleemoplossingsb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> <strong>en</strong> cognitieve<br />

gedrags therapie — 194<br />

4 Stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> — 197<br />

5 Verpleegkundige interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> methodiek<strong>en</strong> — 205<br />

6 Chronisch suïcidaal gedrag — 208<br />

Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong><br />

1 Inleiding — 213<br />

2 Jonger<strong>en</strong> — 213<br />

3 Ouder<strong>en</strong> — 219<br />

Literatuur bij deel 3<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing — 225<br />

Niet verwerkt in wet<strong>en</strong>schappelijk onderbouwing — 233<br />

Literatuur uit inleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> overige overweging<strong>en</strong> — 234<br />

Richtlijn<strong>en</strong> — 235<br />

Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide<br />

1 Inleiding — 239<br />

2 Direct na e<strong>en</strong> suïcide — 239<br />

3 Op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> — 242<br />

4 Risicoschatting <strong>van</strong> problem<strong>en</strong> in verliesverwerking — 245<br />

5 De professional als nabestaande — 247<br />

6 Meld<strong>en</strong> aan Inspectie voor de Gezondheidszorg (igz) — 247<br />

Literatuur — 248


Bijlag<strong>en</strong><br />

Bijlage 1 Sam<strong>en</strong>stelling werk- <strong>en</strong> klankbordgroep <strong>en</strong> focusgroep<strong>en</strong> — 253<br />

Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> — 255<br />

Bijlage 3 Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (seh) <strong>en</strong> huisarts — 273<br />

Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling — 281<br />

Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving — 295<br />

Bijlage 6 Implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> — 317<br />

Bijlage 7 Bewijsniveaus — 321<br />

Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> — 323<br />

Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> — 379


Voorwoord<br />

Diagnostiek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag vrag<strong>en</strong> veel <strong>van</strong> zorgprofessionals.<br />

Enerzijds gaat het bij vrag<strong>en</strong> over lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dood om hoogstpersoonlijke<br />

<strong>en</strong> exist<strong>en</strong>tiële thema’s, waarbij niemand als bijzondere<br />

deskundige kan word<strong>en</strong> aangemerkt. Anderzijds wet<strong>en</strong> we uit onderzoek<br />

dat psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> emotionele problem<strong>en</strong> bij suïcide<br />

e<strong>en</strong> grote rol spel<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de d<strong>en</strong>kprocess<strong>en</strong> bij suïcidale m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> vaak<br />

ernstig verstoord zijn. In dit kracht<strong>en</strong>spel moet de zorgprofessional naar<br />

beste kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> persoonlijk contact aangaan met de betrokk<strong>en</strong>e <strong>en</strong> de<br />

naast<strong>en</strong>, zich op de hoogte stell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de toestand, <strong>en</strong> in wijsheid afweg<strong>en</strong><br />

welke interv<strong>en</strong>ties het meest pass<strong>en</strong>d zijn om ernstig onheil af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong>duidige antwoord<strong>en</strong> zijn meestal niet voorhand<strong>en</strong>.<br />

Bij het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> heeft de werkgroep zich gebaseerd op de<br />

beschikbare evid<strong>en</strong>tie, op bestaande internationale <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong>, <strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

klankbordgroep (zie bijlage 3) <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> verteg<strong>en</strong>woordigers<br />

<strong>van</strong> beroepsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong>ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>. Daarbij is<br />

geblek<strong>en</strong> dat in de praktijk de evid<strong>en</strong>tie voor de besluitvorming belangrijke<br />

beperking<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t. De uitkomst <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidaal proces valt op basis <strong>van</strong><br />

alle beschikbare evid<strong>en</strong>tie nu e<strong>en</strong>maal niet betrouwbaar te voorspell<strong>en</strong>.<br />

Daarmee is echter niet gezegd dat er ge<strong>en</strong> basis is voor het handel<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

professionals in situaties die als risicovol word<strong>en</strong> ingeschat. De basis voor<br />

het handel<strong>en</strong> zal eerder ligg<strong>en</strong> in overweging<strong>en</strong> <strong>van</strong> goede klinisch praktijkvoering<br />

dan in ‘harde’ evid<strong>en</strong>tie. De evid<strong>en</strong>tie geeft e<strong>en</strong> richting, maar<br />

de besluitvorming is praktisch.<br />

De <strong>richtlijn</strong> is multidisciplinair opgesteld in opdracht <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP) <strong>en</strong> het Nederlands Instituut <strong>van</strong><br />

Psycholog<strong>en</strong> (nip). De primaire doelgroep<strong>en</strong> zijn huisarts<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong>,<br />

psychiaters <strong>en</strong> psychiatrisch verpleegkundig<strong>en</strong>, maar de werkgroep me<strong>en</strong>t<br />

dat de aanbeveling<strong>en</strong> ook voor ander<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

In de laatste 25 jar<strong>en</strong> is het aantal suïcides per hoofd <strong>van</strong> de bevolking<br />

in Nederland <strong>en</strong> ook daarbuit<strong>en</strong> gestaag afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> mag<br />

word<strong>en</strong> dat maatschappelijke factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de gezondheidszorg<br />

daarbij e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. Er zijn k<strong>en</strong>nelijk factor<strong>en</strong> die het aantal suïcides<br />

beïnvloed<strong>en</strong>. Het gaat dan niet alle<strong>en</strong> om de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag, zoals besprok<strong>en</strong> in deze <strong>richtlijn</strong>, maar ook om<br />

de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> psychische stoorniss<strong>en</strong>, waaronder de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> depressie. De daling <strong>van</strong> het aantal suïcides is de laatste jar<strong>en</strong> gaan<br />

afvlakk<strong>en</strong>. Dat is e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om prev<strong>en</strong>tie hoog op de ag<strong>en</strong>da te houd<strong>en</strong>.<br />

Het gaat bij de prev<strong>en</strong>tie om e<strong>en</strong> complex sam<strong>en</strong>spel <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

factor<strong>en</strong>, beschikbaarheid <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong>


de gezondheidszorg. E<strong>en</strong> zorgprofessional die weet hoe te handel<strong>en</strong> bij<br />

suïcidaal gedrag, is daar<strong>van</strong> e<strong>en</strong> onmisbaar onderdeel. Het is de hoop <strong>van</strong><br />

de werkgroep dat de <strong>richtlijn</strong> e<strong>en</strong> praktische handreiking biedt voor het<br />

professioneel handel<strong>en</strong> bij suïcidaal gedrag.<br />

Bert <strong>van</strong> Hemert, voorzitter


Sam<strong>en</strong>vatting<br />

1 Inleiding<br />

1.1 Doel<br />

Hier volgt e<strong>en</strong> korte versie <strong>van</strong> de <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Deze sam<strong>en</strong>vatting heeft als doel om<br />

de <strong>richtlijn</strong> <strong>en</strong> de belangrijkste aanbeveling<strong>en</strong> toegankelijk te mak<strong>en</strong> voor<br />

de praktijk. De volledige tekst <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> (hoofdstuk 1-10) bevat de<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing voor de vele vraagstukk<strong>en</strong> over <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Die wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

heeft met de overige overweging<strong>en</strong> geleid tot de aanbeveling<strong>en</strong> (zie<br />

hoofdstuk 3 tot <strong>en</strong> met 10 <strong>en</strong> bijlage 1). De werkgroep realiseert zich dat er<br />

behoefte is aan e<strong>en</strong> handzame, praktisch te gebruik<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting. Het is<br />

onvermijdelijk dat bij het sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong> nuancering<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong> zijn gegaan.<br />

Voor toelichting <strong>en</strong> achtergrondinformatie verwijz<strong>en</strong> wij dan ook met<br />

nadruk naar de integrale tekst <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> (hoofdstuk 1 tot <strong>en</strong> met 10).<br />

1.2 Doelgroep<br />

De opstellers <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> zijn psychiaters, psycholog<strong>en</strong>, huisarts<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong>. Wij bevel<strong>en</strong> de <strong>richtlijn</strong> aan de volg<strong>en</strong>de beroepsgroep<strong>en</strong><br />

aan: arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong><br />

die werkzaam zijn in de gezondheidszorg.<br />

1.3 Afbak<strong>en</strong>ing<br />

Richtlijn<strong>en</strong> zijn niet bedoeld als uitputt<strong>en</strong>de <strong>en</strong> limitatieve beschrijving<br />

<strong>van</strong> alle vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> zorg die bij individuele patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

toegepast. Het zijn ook ge<strong>en</strong> standaard<strong>en</strong> die in alle omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

toepassing kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard. Als professional hebt u de verantwoordelijkheid<br />

om op basis <strong>van</strong> onderzoek te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> indicatiestelling<br />

voor <strong>behandeling</strong>.<br />

De professional komt tot e<strong>en</strong> oordeel op basis <strong>van</strong> alle beschikbare informatie,<br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de actuele mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong>.<br />

Door deze <strong>richtlijn</strong> te volg<strong>en</strong>, zult u als professional bijdrag<strong>en</strong> aan zorgvuldig<br />

klinisch handel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, maar het biedt<br />

ge<strong>en</strong> garantie voor e<strong>en</strong> gunstige uitkomst bij elke patiënt. Ook bij zorgvuldig<br />

klinisch handel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> er patiënt<strong>en</strong> zijn die suïcide pleg<strong>en</strong>.<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is niet bestemd voor patiënt<strong>en</strong> met de vraag om hulp bij<br />

zelfdoding. Hiervoor verwijz<strong>en</strong> wij naar de Richtlijn omgaan met het


12 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis (Thol<strong>en</strong> et al., 2009).<br />

2 Visie op suïcidaal gedrag<br />

De term ‘suïcidaal gedrag’ verwijst naar het geheel aan gedacht<strong>en</strong>, voorbereidingshandeling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> poging<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> zekere int<strong>en</strong>tie uitdrukk<strong>en</strong> om<br />

zichzelf te dod<strong>en</strong>. De term ‘gedrag’ verwijst zowel naar handeling<strong>en</strong> als<br />

naar gedacht<strong>en</strong>. De werkgroep heeft voor deze algem<strong>en</strong>e term gekoz<strong>en</strong> in<br />

aansluiting op het internationale gebruik <strong>van</strong> het begrip suicidal behavior.<br />

Gedacht<strong>en</strong> aan suïcide word<strong>en</strong> niet altijd geuit, maar kunn<strong>en</strong> wel word<strong>en</strong><br />

vermoed. De <strong>en</strong>ige manier om achter deze vorm <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te<br />

kom<strong>en</strong>, is door er onderzoek naar te do<strong>en</strong>. Deze <strong>richtlijn</strong> behandelt gedrag<br />

dat verband houdt met de int<strong>en</strong>tie om dood te gaan, waaronder gedacht<strong>en</strong><br />

aan suïcide, fantasieën over suïcide, plann<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

te do<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het do<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging, hoe ambival<strong>en</strong>t dit ook is.<br />

Daarbij is inbegrep<strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d <strong>en</strong>/of risicovol gedrag waarbij de<br />

persoon de kans loopt te overlijd<strong>en</strong>, of het risico <strong>van</strong> overlijd<strong>en</strong> niet uit de<br />

weg gaat.<br />

De int<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is niet altijd e<strong>en</strong>duidig vast te stell<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kan variër<strong>en</strong> in de tijd: op het <strong>en</strong>e mom<strong>en</strong>t kan iemand dood will<strong>en</strong>, op e<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>d mom<strong>en</strong>t niet meer. Naast e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>tie om dood te gaan, is er vaak<br />

e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>tie om te lev<strong>en</strong>.<br />

Motiev<strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. Het kan gaan<br />

om e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> w<strong>en</strong>s om te sterv<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> gevoel of overtuiging het<br />

lev<strong>en</strong> niet langer aan te kunn<strong>en</strong> of niet meer te will<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> behoefte<br />

om te ontsnapp<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> situatie die de persoon als ondraaglijk ervaart,<br />

of om het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> te stopp<strong>en</strong>. Soms is suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> uiting <strong>van</strong> de<br />

behoefte om ander<strong>en</strong> iets duidelijk te mak<strong>en</strong>. Suïcidaal gedrag kan ook<br />

impulsief <strong>en</strong> zonder veel voorafgaand overweg<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> patiënt<br />

heeft niet altijd e<strong>en</strong> vrije keus in zijn gerichtheid op dood <strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>. Niet<br />

zeld<strong>en</strong> is er sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wanhoopsdaad, e<strong>en</strong> onvrije keuze waarbij de<br />

patiënt zich gedrev<strong>en</strong> voelt door de omstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of door onmacht.<br />

Elke vorm <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd risico<br />

op suïcide. Professionals die met suïcidaal gedrag word<strong>en</strong> geconfronteerd,<br />

moet<strong>en</strong> het gedrag – hoe ambival<strong>en</strong>t of og<strong>en</strong>schijnlijk onschuldig ook –<br />

serieus nem<strong>en</strong>. Weeg altijd af of medisch handel<strong>en</strong> geïndiceerd is.<br />

2.1 Stress, kwetsbaarheid <strong>en</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t<br />

Bij ieder individu wordt het suïcidale gedrag veroorzaakt door e<strong>en</strong> uniek<br />

complex <strong>van</strong> biologische, psychologische <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong>. In het gedrag<br />

zijn twee aspect<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong>: (1) de suïcidale toestand <strong>en</strong> (2)


Sam<strong>en</strong>vatting 13<br />

achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die bijdrag<strong>en</strong> aan het ontstaan <strong>en</strong> in stand houd<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de suïcidale toestand. Voor deze achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> model<br />

ontwikkeld voor suïcidaal gedrag, aan de hand <strong>van</strong> de begripp<strong>en</strong> stress,<br />

kwetsbaarheid <strong>en</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t.<br />

Suïcidale toestand<br />

De suïcidale toestand omvat suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidale handeling<strong>en</strong><br />

in de rec<strong>en</strong>te <strong>en</strong> ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> gedacht<strong>en</strong> over de nabije<br />

toekomst. Cruciaal zijn betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> handeling<strong>en</strong> in<br />

term<strong>en</strong> <strong>van</strong> motiev<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, overweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> zoals door de<br />

patiënt gerapporteerd.<br />

Achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

De achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag zijn in de <strong>richtlijn</strong> geord<strong>en</strong>d<br />

in e<strong>en</strong> geïntegreerd model voor <strong>van</strong> stress-kwetsbaarheid (Goldney,<br />

2008) <strong>en</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t (Williams et al., 2005), weergegev<strong>en</strong> in figuur S.1. Het<br />

model is gebaseerd op het uitgangspunt dat suïcidaal gedrag voortkomt uit<br />

duurzame factor<strong>en</strong> die de individuele kwetsbaarheid verhog<strong>en</strong> of verlag<strong>en</strong>,<br />

in combinatie met stressor<strong>en</strong> die het suïcidale gedrag ‘losmak<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> onderhoud<strong>en</strong>.<br />

Entrapm<strong>en</strong>t omvat het psychologische proces waarlangs kwetsbare<br />

individu<strong>en</strong> onder invloed <strong>van</strong> stressor<strong>en</strong> suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong><br />

ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

Figuur S.1 Geïntegreerd model <strong>van</strong> stress, kwetsbaarheid <strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t voor suïcidaal gedrag (naar Goldney, 2008; Williams<br />

et al., 2005)<br />

Erfelijke <strong>en</strong> biochemsiche Persoonlijkheid Lev<strong>en</strong>sbeschouwing Maatschappelijk <strong>en</strong><br />

factor<strong>en</strong><br />

interpersoonlijk<br />

steunsysteem<br />

Kwetsbaarheid<br />

Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

(inclusief alcohol / d rugs)<br />

Psychologische<br />

factor<strong>en</strong><br />

Stress<br />

Ingrijp<strong>en</strong>de<br />

lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>/<br />

verlieservaring<strong>en</strong><br />

Beleving <strong>van</strong><br />

hopeloosheid /<br />

wanhoop/<br />

‘<strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t’<br />

Suïcidaal gedrag


14 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Toelichting op het model<br />

Bij iemand die kwetsbaar is voor het int<strong>en</strong>s <strong>en</strong> heftig ervar<strong>en</strong> <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

in term<strong>en</strong> <strong>van</strong> ‘vernedering’, ‘verlies’ of ‘afwijzing’, kan verlies <strong>van</strong><br />

zelfrespect <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>waarde optred<strong>en</strong>. Als dit wordt versterkt door e<strong>en</strong><br />

gebrek aan probleemoploss<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong>, kan dit leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> toestand<br />

<strong>van</strong> wanhoop <strong>en</strong> uitzichtloosheid. Er ontstaat e<strong>en</strong> situatie <strong>van</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t<br />

(‘in e<strong>en</strong> val opgeslot<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>’). De persoon komt in e<strong>en</strong> situatie waarin<br />

hij of zij zelf ge<strong>en</strong> ontsnapping meer ziet <strong>en</strong> redding door ander<strong>en</strong> ook<br />

niet mogelijk acht, met suïcidaal gedrag tot gevolg. De toestand hangt<br />

vaak sam<strong>en</strong> met psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>. Naar schatting is de helft tot<br />

driekwart <strong>van</strong> alle suïcides mede toe te schrijv<strong>en</strong> aan psychiatrische stoorniss<strong>en</strong><br />

(Ca<strong>van</strong>agh et al., 2003). Naast psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> spel<strong>en</strong><br />

psychologische <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> zoals impulsiviteit, wanhoop <strong>en</strong> sociaal<br />

isolem<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> rol.<br />

2.2 Diagnostiek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Het geïntegreerde model <strong>van</strong> stress, kwetsbaarheid <strong>en</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t biedt<br />

voor de klinische praktijk de mogelijkheid om factor<strong>en</strong> die bijdrag<strong>en</strong> aan<br />

suïcidaal gedrag in onderlinge sam<strong>en</strong>hang te plaats<strong>en</strong>. Het model di<strong>en</strong>t als<br />

uitgangspunt voor <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

Basisvaardighed<strong>en</strong><br />

Diagnostiek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag omvat:<br />

• herk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> suïcidaal gedrag;<br />

• onderzoek naar de suïcidale toestand;<br />

• onderzoek naar het complex <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> dat bij de individuele patiënt tot<br />

het suïcidale gedrag heeft geleid;<br />

• beoordeling <strong>van</strong> de mate waarin de patiënt in staat geacht mag word<strong>en</strong><br />

zijn of haar belang<strong>en</strong> te overzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>.<br />

Structuurdiagnose<br />

Het resultaat <strong>van</strong> het systematische onderzoek naar suïcidaal gedrag wordt<br />

sam<strong>en</strong>gevat in e<strong>en</strong> structuurdiagnose <strong>van</strong> het suïcidale gedrag, bestaande<br />

uit:<br />

• e<strong>en</strong> beschrijving <strong>van</strong> de huidige suïcidale toestand;<br />

• e<strong>en</strong> beschrijving <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>;<br />

• hypothes<strong>en</strong> over de etiologie (ontstaansvoorwaard<strong>en</strong>) <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese<br />

(ontstaanswijze) <strong>van</strong> het suïcidale gedrag;<br />

• de mate <strong>van</strong> wilsbekwaamheid.<br />

Op basis <strong>van</strong> deze informatie maakt de professional, voor zover mogelijk<br />

sam<strong>en</strong> met de patiënt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s naast<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> inschatting <strong>van</strong> de prognose.


Sam<strong>en</strong>vatting 15<br />

Ook stelt de professional de indicatie voor interv<strong>en</strong>ties op de korte <strong>en</strong><br />

langere termijn voor het verminder<strong>en</strong> of voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> (herhaald)<br />

suïcidaal gedrag.<br />

Tak<strong>en</strong><br />

De werkgroep is <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong><br />

het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d onderzoek tot de basisvaardighed<strong>en</strong><br />

behoort <strong>van</strong> alle arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong><br />

in de gezondheidszorg. Oriënter<strong>en</strong>d onderzoek omvat contact<br />

mak<strong>en</strong>, onderzoek do<strong>en</strong> naar de actuele suïcidale toestand, stress- <strong>en</strong><br />

kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, naast<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong> bij de zorg,<br />

e<strong>en</strong> inschatting mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de noodzaak om door te verwijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong><br />

voor veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg.<br />

Het onderzoek naar etiologie <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>en</strong><br />

de indicatiestelling voor <strong>behandeling</strong> zijn specialistische vaardighed<strong>en</strong>: die<br />

word<strong>en</strong> uitgevoerd door e<strong>en</strong> deskundige die daartoe bevoegd <strong>en</strong> bekwaam<br />

is. De beoordeling of iemand wilsbekwaam is om te besliss<strong>en</strong> over noodzakelijke<br />

medische <strong>behandeling</strong>, is voorbehoud<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> arts. Voor zover de<br />

professionele bevoegdhed<strong>en</strong> niet zijn geregeld in de Wet Bopz (dwangopname)<br />

<strong>en</strong> de Wet big (onder andere voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> medicatie), legt de<br />

instelling waar de deskundige werkt de professionele bevoegdhed<strong>en</strong> vast in<br />

het professionele statuut.<br />

Het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010)<br />

maakt onderscheid tuss<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>de verwijzers die rechtstreeks naar de<br />

(acute) geestelijke gezondheidszorg kunn<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> (namelijk huisarts<strong>en</strong>,<br />

medisch specialist<strong>en</strong>, seh-arts<strong>en</strong>, Bureau Jeugdzorg <strong>en</strong> bedrijfsarts<strong>en</strong>)<br />

versus toeleiders die niet rechtstreeks kunn<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar de geestelijke<br />

gezondheidszorg (zoals personeel in de sector onderwijs, welzijn, jeugdzorg<br />

<strong>en</strong> gehandicapt<strong>en</strong>zorg). Aanbevol<strong>en</strong> wordt dat erk<strong>en</strong>de verwijzers in<br />

elk geval beschikk<strong>en</strong> over de in deze paragraaf g<strong>en</strong>oemde basisvaardighed<strong>en</strong>.<br />

3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

3.1 Contact<br />

Het is belangrijk om e<strong>en</strong> beeld te krijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale toestand <strong>en</strong> het<br />

unieke complex <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> dat bij de patiënt heeft geleid tot suïcidaal<br />

gedrag. Daarvoor is goed contact tuss<strong>en</strong> patiënt <strong>en</strong> professional onontbeerlijk.<br />

E<strong>en</strong> positieve werkrelatie bevordert de validiteit <strong>en</strong> betrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> de verzamelde informatie. Goed contact houdt in dat de patiënt zich<br />

vrij kan voel<strong>en</strong> om over zijn suïcidegedacht<strong>en</strong> te prat<strong>en</strong>. De professional


16 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

gaat e<strong>en</strong> werkrelatie aan met de patiënt. Die relatie vormt de basis voor het<br />

ton<strong>en</strong> <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> begrip, het legg<strong>en</strong> <strong>van</strong> contact met ev<strong>en</strong>tuele<br />

naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt, <strong>en</strong> het organiser<strong>en</strong> <strong>van</strong> veiligheid <strong>en</strong> continuïteit<br />

<strong>van</strong> zorg.<br />

Met de patiënt in contact kom<strong>en</strong> kan bemoeilijkt word<strong>en</strong> door de somatische,<br />

psychiatrische <strong>en</strong>/of psychologische toestand <strong>van</strong> de patiënt.<br />

Hierdoor kan het zicht op de suïcidegedacht<strong>en</strong> beperkt zijn. Zeker bij geïntoxiceerde<br />

patiënt<strong>en</strong> of bij ernstig somatisch zieke patiënt<strong>en</strong> kan het systematische<br />

onderzoek <strong>van</strong> het suïcidale gedrag niet of niet volledig mogelijk<br />

zijn. In deze situaties is het aan te bevel<strong>en</strong> om het verzamel<strong>en</strong> <strong>van</strong> meer<br />

complete informatie uit te stell<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> later mom<strong>en</strong>t <strong>en</strong>/of de informatie<br />

te verkrijg<strong>en</strong> via naast<strong>en</strong>. Veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg kunn<strong>en</strong> op dat<br />

mom<strong>en</strong>t eerste prioriteit zijn.<br />

3.2 Naast<strong>en</strong><br />

Suïcidaal gedrag speelt zich niet alle<strong>en</strong> af tuss<strong>en</strong> de patiënt <strong>en</strong> professionals,<br />

maar ook tuss<strong>en</strong> de patiënt <strong>en</strong> zijn directe leefomgeving. Het is<br />

daarom aan te bevel<strong>en</strong> om bij elke fase <strong>van</strong> het onderzoek <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt te betrekk<strong>en</strong>. Zij k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de patiënt veelal goed<br />

<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke bron <strong>van</strong> informatie zijn. Daarnaast kunn<strong>en</strong><br />

naast<strong>en</strong> als bondg<strong>en</strong>oot hulp <strong>en</strong> steun bied<strong>en</strong> bij de op<strong>van</strong>g <strong>en</strong> begeleiding<br />

<strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> bij de evaluatie <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong>. De volg<strong>en</strong>de<br />

uitgangspunt<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang.<br />

• De patiënt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s naast<strong>en</strong> gaan ermee akkoord dat de naast<strong>en</strong> bij de<br />

zorg word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

• De mate waarin naast<strong>en</strong> bij de zorg betrokk<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, is in<br />

overe<strong>en</strong>stemming met hun draagkracht <strong>en</strong> bereidheid.<br />

• Naast<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong> bij onderzoek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> di<strong>en</strong>t in<br />

overe<strong>en</strong>stemming te zijn met de wet- <strong>en</strong> regelgeving voor het recht op<br />

privacy <strong>en</strong> met het beroepsgeheim.<br />

• Weeg het recht op privacy <strong>en</strong> het beroepsgeheim af teg<strong>en</strong> veiligheid <strong>en</strong><br />

mogelijk ernstig nadeel door het bij de zorg betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong>.<br />

• De patiënt moet de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> om vertrouwelijke zak<strong>en</strong> met<br />

uitsluit<strong>en</strong>d de onderzoeker te besprek<strong>en</strong>.<br />

• Bij jonger<strong>en</strong> is het sterk aan te bevel<strong>en</strong> om vooral de ouders bij de zorg te<br />

betrekk<strong>en</strong>. Dat is <strong>van</strong> belang voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>, maar<br />

ook <strong>van</strong>wege wettelijke vereist<strong>en</strong>. De verplichting om ouders <strong>van</strong> kinder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong> bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> het<br />

vaststell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de behandelovere<strong>en</strong>komst, hangt af <strong>van</strong> de leeftijd <strong>van</strong> het<br />

kind.<br />

– Bij kinder<strong>en</strong> jonger dan 12 jaar is het wettelijk verplicht om de ouders<br />

die het ouderlijke gezag hebb<strong>en</strong>, te betrekk<strong>en</strong> bij het vaststell<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de behandelovere<strong>en</strong>komst. Jonger<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 12 <strong>en</strong> 16 jaar hebb<strong>en</strong> met


Sam<strong>en</strong>vatting 17<br />

de ouders e<strong>en</strong> gedeeld recht op het sluit<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behandelovere<strong>en</strong>komst.<br />

Vanaf 16 jaar is de instemming <strong>van</strong> de ouders wettelijk niet meer<br />

noodzakelijk.<br />

– Het ouderlijke gezag vervalt als het kind 18 jaar is, maar de ouders<br />

hebb<strong>en</strong> tot 21 jaar e<strong>en</strong> zorgplicht. Het ouderlijke gezag over kinder<strong>en</strong><br />

tot 18 jaar kan gedeeld zijn met, of overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn door e<strong>en</strong> voogd.<br />

Bij de afweging om de ouders te betrekk<strong>en</strong> bij de zorg moet de professional<br />

zich niet alle<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door de leeftijd, maar ook door de<br />

ernst <strong>van</strong> het klinische beeld, de mate waarin direct handel<strong>en</strong> noodzakelijk<br />

is, de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>van</strong> de jongere, <strong>en</strong> het oordeel <strong>van</strong> de professional<br />

over mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de jongere om de situatie juist in te schatt<strong>en</strong>.<br />

Naast<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaak behoefte aan uitleg, hulp <strong>en</strong> steun. Wanneer professionals<br />

aan deze behoefte tegemoetkom<strong>en</strong>, kan dit e<strong>en</strong> positief effect hebb<strong>en</strong><br />

op het contact met de patiënt, op de kwaliteit <strong>van</strong> de werkrelatie met de<br />

patiënt <strong>en</strong> zijn naast<strong>en</strong>, <strong>en</strong> op de therapietrouw.<br />

3.3 Veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg<br />

De ernst <strong>van</strong> het suïcidale gedrag, de somatische toestand <strong>en</strong> de mate <strong>van</strong><br />

coöperatie bepal<strong>en</strong> welke interv<strong>en</strong>ties nodig zijn om de patiënt teg<strong>en</strong> zichzelf<br />

te bescherm<strong>en</strong>.<br />

• Professionals moet<strong>en</strong> oog hebb<strong>en</strong> voor de directe noodzaak <strong>van</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> de somatische toestand.<br />

• Professionals moet<strong>en</strong> oog hebb<strong>en</strong> voor het verhinder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de toegang<br />

tot middel<strong>en</strong> waarmee iemand zich zou kunn<strong>en</strong> beschadig<strong>en</strong>.<br />

• Professionals moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op bijstand <strong>van</strong> hulpdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

(politie, brandweer, ambulance). In zorgsettings moet<strong>en</strong> professionals<br />

daarnaast e<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op collega’s <strong>en</strong> – indi<strong>en</strong> aanwezig – op<br />

beveiligingspersoneel.<br />

• Als de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt niet gegarandeerd is, kunn<strong>en</strong> onvrijwillige<br />

opname <strong>en</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong> nodig zijn. Het handel<strong>en</strong> moet allereerst<br />

gericht zijn op de veiligheid; direct daarna op de juridische afhandeling <strong>en</strong><br />

herstel <strong>van</strong> wederkerigheid in de behandelrelatie.<br />

• Suïcidaal gedrag k<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>d beloop. Het onderzoek naar de<br />

suïcidale toestand moet geregeld herhaald word<strong>en</strong>.<br />

• Tijd<strong>en</strong>s transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> (bij overplaatsing naar e<strong>en</strong><br />

andere behandelsetting <strong>en</strong> bij ontslag) <strong>en</strong> in niet-acute situaties krijgt<br />

zorg voor veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg vorm door goede afsprak<strong>en</strong><br />

te mak<strong>en</strong> over nazorg. Veiligheidsafsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgelegd in het<br />

veiligheidsplan, signaleringsplan of behandelplan.<br />

• Bij de zorg voor veiligheid <strong>en</strong> continuïteit zijn vaak meerdere intra<strong>en</strong><br />

extramurale (zorg-) disciplines betrokk<strong>en</strong>. Goede afsprak<strong>en</strong> met<br />

ket<strong>en</strong>partners zijn noodzakelijk. Zie Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij<br />

suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).


18 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

4 Het diagnostische proces<br />

Onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is geïndiceerd bij iedere<strong>en</strong> die met <strong>en</strong>ige<br />

overtuiging suïcidale uitsprak<strong>en</strong> doet, of die e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft<br />

gedaan. Suïcidale patiënt<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> hun suïcidegedacht<strong>en</strong> echter niet<br />

altijd uit zichzelf ter sprake. Doe in de volg<strong>en</strong>de situaties actief navraag<br />

naar suïcidegedacht<strong>en</strong>:<br />

• bij psychiatrisch onderzoek <strong>en</strong>/of crisissituaties, vooral bij depressieve<br />

symptom<strong>en</strong>;<br />

• bij uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> wanhoop;<br />

• na ernstige verliez<strong>en</strong> (inclusief verlies <strong>van</strong> gezondheid) <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de<br />

(traumatische) gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>;<br />

• op transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de lop<strong>en</strong>de psychiatrische <strong>behandeling</strong><strong>en</strong>, zoals<br />

bij wisseling <strong>van</strong> behandelaar of bij ontslag na e<strong>en</strong> klinische opname;<br />

• bij onverwachte verandering<strong>en</strong>, gebrek aan verbetering, of verslechtering<br />

<strong>van</strong> het klinische beeld <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis;<br />

• in elke andere situatie waarin de professional vermoedt dat sprake kan zijn<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is bedoeld om e<strong>en</strong> inschatting te mak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de prognose <strong>van</strong> suïcide, om e<strong>en</strong> indicatie te stell<strong>en</strong> voor noodzakelijke<br />

of gew<strong>en</strong>ste zorg, <strong>en</strong> om zorg te kunn<strong>en</strong> organiser<strong>en</strong>. U onderzoekt de<br />

suïcidale toestand, de wilsbekwaamheid <strong>en</strong> de rele<strong>van</strong>te stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

CASE-b<strong>en</strong>adering<br />

We bevel<strong>en</strong> u aan om de suïcidale toestand systematisch te onderzoek<strong>en</strong><br />

aan de hand <strong>van</strong> de case-b<strong>en</strong>adering (Chronological Assessm<strong>en</strong>t of<br />

Suïcide Ev<strong>en</strong>ts: Shea, 1998): u vraagt eerst naar de actuele gedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>, dan naar de rec<strong>en</strong>te voorgeschied<strong>en</strong>is (4-8 wek<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s naar de ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> eerdere episodes<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Tot slot vraagt u hoe de patiënt de toekomst ziet,<br />

welke plann<strong>en</strong> hij of zij heeft, <strong>en</strong> wat er zou moet<strong>en</strong> verander<strong>en</strong> om het<br />

toekomstperspectief te verbeter<strong>en</strong>.<br />

• Zie paragraaf 4.2, Voorbeeldvrag<strong>en</strong> suïcidale toestand.<br />

Wilsbekwaamheid<br />

Indi<strong>en</strong> u als professional moet beoordel<strong>en</strong> of de patiënt met suïcidaal<br />

gedrag wilsbekwaam is, beoordeelt u het begripsvermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de beslisvaardigheid<br />

<strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> maakt u e<strong>en</strong> afweging <strong>van</strong> waard<strong>en</strong> (zie<br />

hoofdstuk 2, paragraaf 6). Stel hoge eis<strong>en</strong> aan die beslisvaardigheid bij<br />

weigering <strong>van</strong> interv<strong>en</strong>ties die lev<strong>en</strong>sredd<strong>en</strong>d zijn.


Sam<strong>en</strong>vatting 19<br />

Stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

Factor<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in paragraag 4.1, Schema voor <strong>diagnostiek</strong>, zijn richtinggev<strong>en</strong>d<br />

voor het systematische onderzoek <strong>van</strong> de stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

Structuurdiagnose <strong>en</strong> prognose<br />

Het systematische onderzoek mondt uit in e<strong>en</strong> structuurdiagnose die is<br />

opgebouwd uit e<strong>en</strong> formulering <strong>van</strong> de suïcidale toestand, e<strong>en</strong> formulering<br />

<strong>van</strong> de belangrijkste stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> werkhypothese<br />

over de etiologie (ontstaansvoorwaard<strong>en</strong>) <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese (ontstaanswijze)<br />

<strong>van</strong> het suïcidale gedrag, <strong>en</strong> de mate waarin de patiënt in staat geacht<br />

mag word<strong>en</strong> zijn of haar belang<strong>en</strong> bij het suïcidale gedrag te overzi<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>. Uit de diagnostische formulering volgt e<strong>en</strong> individuele<br />

inschatting <strong>van</strong> de prognose, e<strong>en</strong> indicatiestelling voor interv<strong>en</strong>ties voor de<br />

kortere (dag<strong>en</strong>) <strong>en</strong> langere (wek<strong>en</strong>) termijn, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan<br />

of veiligheidsplan.<br />

4.1 Schema voor <strong>diagnostiek</strong><br />

Doel<strong>en</strong><br />

• Inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de prognose <strong>van</strong> suïcide.<br />

• Indicatiestelling voor zorg.<br />

• Organiser<strong>en</strong> <strong>van</strong> zorg.<br />

Voorbereid<strong>en</strong><br />

• Organiseer veiligheid.<br />

• Verzamel voorinformatie.<br />

• Organiseer de setting.<br />

Onderzoek<br />

1 Maak contact.<br />

2 Bepaal de suïcidale toestand (CASE-b<strong>en</strong>adering: Shea, 1998).<br />

3 Bepaal stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

4 Betrek naast<strong>en</strong> bij het onderzoek.<br />

5 Formuleer de structuurdiagnose.<br />

6 Bepaal de indicatie voor verdere zorg.<br />

Afrond<strong>en</strong><br />

• Maak e<strong>en</strong> plan met de patiënt (op schrift).<br />

– Organiseer veiligheid.<br />

– Betrek naast<strong>en</strong> bij de <strong>diagnostiek</strong>.<br />

– Maak afsprak<strong>en</strong> over het vervolg; wat als … .<br />

• Bepaal de noodzaak <strong>van</strong> vervolgonderzoek.<br />

• Organiseer de verdere zorg actief.<br />

• Rapporteer.


20 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Kader S.1 Selectie <strong>van</strong> stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

– Suïcidepoging.<br />

– Letaliteit <strong>van</strong> de poging.<br />

– Suïcidegedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>tie, plann<strong>en</strong>.<br />

– Beschikbaarheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> middel.<br />

– Eerdere poging<strong>en</strong> of zelfdestructief gedrag.<br />

Persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

– Leeftijd (ouder).<br />

– Geslacht (man).<br />

Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

– Stemmingsstoornis.<br />

– Angststoornis.<br />

– Schizofr<strong>en</strong>ie of psychotische stoornis.<br />

– Intoxicatie (alcohol <strong>en</strong>/of drugs).<br />

– Verslaving.<br />

– Eetstoornis.<br />

– Persoonlijkheidsstoornis.<br />

– Voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> psychiatrische <strong>behandeling</strong>.<br />

– Slaapstoornis (bij ouder<strong>en</strong>).<br />

– Suïcide in de familie.<br />

Psychologische factor<strong>en</strong><br />

– Wanhoop.<br />

– Negatief d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

– D<strong>en</strong>kt e<strong>en</strong> last te zijn voor ander<strong>en</strong>.<br />

– Angst.<br />

– Agitatie <strong>en</strong>/of agressie.<br />

– Impulsiviteit.<br />

Gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlies<br />

– Verlieservaring<strong>en</strong>.<br />

– Ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> (onder andere huiselijk geweld, seksueel<br />

misbruik, verwaarlozing).<br />

– Lichamelijke ziekte, pijn.<br />

– Werkloosheid.<br />

– Det<strong>en</strong>tie.<br />

Overig<br />

– Onvoldo<strong>en</strong>de contact bij onderzoek (te weinig informatie).<br />

Bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> (selectie)<br />

– Goede sociale steun.<br />

– Verantwoordelijkheid teg<strong>en</strong>over ander<strong>en</strong>, kinder<strong>en</strong>.<br />

– Actief betrokk<strong>en</strong> zijn bij e<strong>en</strong> religieuze geme<strong>en</strong>schap.<br />

– Goede therapeutische relatie.


Sam<strong>en</strong>vatting 21<br />

4.2 Voorbeeldvrag<strong>en</strong> suïcidale toestand<br />

Als er e<strong>en</strong> indicatie is om naar suïcidaal gedrag te vrag<strong>en</strong>, kunt u afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de situatie gebruikmak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hiërarchie <strong>van</strong> oriënter<strong>en</strong>de<br />

vrag<strong>en</strong>, oplop<strong>en</strong>d <strong>van</strong> algeme<strong>en</strong> naar specifiek.<br />

• Hoe gaat het met u<br />

• Hoe ziet u de toekomst op dit mom<strong>en</strong>t<br />

• Ziet u voor zichzelf nog <strong>en</strong>ige toekomst<br />

• Hebt u wel e<strong>en</strong>s het idee dat het lev<strong>en</strong> niet meer de moeite waard is<br />

• D<strong>en</strong>kt u wel e<strong>en</strong>s aan de dood; wat zijn dat voor gedacht<strong>en</strong><br />

• D<strong>en</strong>kt u wel e<strong>en</strong>s dat u e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> zou will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

Bij aanwijzing<strong>en</strong> voor suïcidegedacht<strong>en</strong> moet de inhoud zo concreet<br />

mogelijk word<strong>en</strong> nagevraagd.<br />

Gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die aanleiding war<strong>en</strong> voor het onderzoek<br />

• Hebt u gedacht<strong>en</strong> aan zelfmoord D<strong>en</strong>kt u dat u dood beter af b<strong>en</strong>t<br />

• Hebt u plann<strong>en</strong> om zelfmoord te pleg<strong>en</strong><br />

• Hoe zi<strong>en</strong> die plann<strong>en</strong> er uit Welke method<strong>en</strong> hebt u overwog<strong>en</strong><br />

• Welke voorbereiding<strong>en</strong> hebt u getroff<strong>en</strong><br />

• Hoeveel haast hebt u om uw plann<strong>en</strong> uit te voer<strong>en</strong><br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging vraagt u nauwkeurig na wat er precies is gebeurd.<br />

De onderzoeker maakt als het ware e<strong>en</strong> videofragm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> het mom<strong>en</strong>t<br />

waarop de suïcidepoging is uitgevoerd.<br />

• Hoe was de situatie (doorvrag<strong>en</strong>)<br />

• Wat hebt u gedaan (doorvrag<strong>en</strong>)<br />

• Wat war<strong>en</strong> uw gedacht<strong>en</strong> daarbij (doorvrag<strong>en</strong>)<br />

Rec<strong>en</strong>te voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

• Hoe lang speelt dit al Hoe was dit in de laatste wek<strong>en</strong><br />

• Hoe vaak had u deze gedacht<strong>en</strong> Hoe vaak per dag (ti<strong>en</strong>maal,<br />

honderdmaal Meer nog)<br />

• Hebt u terugker<strong>en</strong>d kwell<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong> Wat d<strong>en</strong>kt u op zo’n mom<strong>en</strong>t<br />

• Wat zijn aanleiding<strong>en</strong> voor u om zo te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

• Hoeveel tijd b<strong>en</strong>t u per dag bezig met deze gedacht<strong>en</strong> (Vier uur Acht<br />

uur Meer nog)<br />

• Hebt u plann<strong>en</strong> gehad of gemaakt om uzelf iets aan te do<strong>en</strong><br />

• Hebt u geprobeerd om e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

Ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

• B<strong>en</strong>t u wel e<strong>en</strong>s eerder zo wanhopig geweest<br />

• Hebt u ooit eerder e<strong>en</strong> periode gehad waarin u deze gedacht<strong>en</strong> had<br />

Wat was er to<strong>en</strong> aan de hand


22 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Figuur S.2 Interv<strong>en</strong>ties bij suïcidaal gedrag op korte <strong>en</strong> lange<br />

termijn<br />

Eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

bij alle patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

Somatische interv<strong>en</strong>ties<br />

(op indicatie)<br />

Psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties<br />

• Contact mak<strong>en</strong> (bij onvoldo<strong>en</strong>de coöperatie <strong>en</strong>/of vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

psychiatrische stoornis ter zake bevoegd <strong>en</strong> bekwaam deskundige<br />

consulter<strong>en</strong> of lat<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>)<br />

• Suïcidaal gedrag beïnvloed<strong>en</strong><br />

• Veiligheid bevorder<strong>en</strong><br />

Beïnvloeding aanleiding<strong>en</strong><br />

• Verhelder<strong>en</strong> oorzak<strong>en</strong> (naast<strong>en</strong> hierbij betrekk<strong>en</strong>; bij jonger<strong>en</strong>:<br />

de ouders)<br />

• Indi<strong>en</strong> nodig: behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiatrische ontregeling <strong>en</strong>/of<br />

beïnvloeding <strong>van</strong> aanleiding<strong>en</strong><br />

• Versterk<strong>en</strong> <strong>van</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

Indicatie stell<strong>en</strong> voor de behandelsetting <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor<br />

continuïteit<br />

Ambulante <strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong><br />

• Veiligheidsplan mak<strong>en</strong><br />

• Behandelplan mak<strong>en</strong> (betrek<br />

naast<strong>en</strong> bij interv<strong>en</strong>ties)<br />

Na suïcidepoging<br />

• Therapietrouw bevorder<strong>en</strong><br />

na ontslag<br />

• Overweeg telefonische<br />

herbeoordeling of<br />

herbeoordeling aan huis


Sam<strong>en</strong>vatting 23<br />

Langere termijn: <strong>behandeling</strong><br />

op indicatie<br />

Beïnvloeding suïcidaal<br />

gedrag*<br />

Farmacotherapie<br />

• Depressie:<br />

– antidepressiva (niveau 2);*<br />

– ECT (niveau 3) <strong>en</strong> lithium<br />

(niveau 1).<br />

• Psychotische stoorniss<strong>en</strong>:<br />

– clozapine (niveau 2).<br />

Psychotherapie<br />

• Oplossingsgerichte therapie<br />

<strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie<br />

(niveau 2).<br />

• Kortdur<strong>en</strong>de<br />

psychodynamische therapie<br />

(niveau 3).<br />

Aandachtspunt<strong>en</strong> bij<br />

specifieke groep<strong>en</strong><br />

Jonger<strong>en</strong><br />

• Betrek ouders of verzorgers<br />

bij de <strong>behandeling</strong>.<br />

Ouder<strong>en</strong><br />

• Op<strong>en</strong> houding teg<strong>en</strong>over<br />

doodsw<strong>en</strong>s.<br />

• Zorg<strong>en</strong> voor continuïteit <strong>en</strong><br />

niet in de steek lat<strong>en</strong>.<br />

• B<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> vaker<br />

gecontra-indiceerd.<br />

• Extra aandacht voor meerdere<br />

verliez<strong>en</strong>, wanhoop <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>zaamheid.<br />

Behandeling stress- <strong>en</strong><br />

kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>*<br />

Behandel<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoorniss<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

geld<strong>en</strong>de <strong>richtlijn</strong><br />

• Behandeling <strong>van</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

(niveau 2):*<br />

– dialectische gedrag (DGT)<br />

– m<strong>en</strong>talization based<br />

therapy (MBT)<br />

– schema-focused therapy (SFT);<br />

– transfer<strong>en</strong>ce-focused<br />

therapie (TFT).<br />

Behandel<strong>en</strong>, begeleid<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met<br />

• Wanhoop;<br />

• gebruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong>/of<br />

andere psychotrope stoff<strong>en</strong>;<br />

• seksueel misbruik <strong>en</strong> geweld;<br />

• dwangmatige preoccupatie<br />

met suïcide;<br />

• slapeloosheid;<br />

• lichamelijke ziekt<strong>en</strong>;<br />

• suïcide <strong>en</strong>/of suïcidaal gedrag<br />

in de familie;<br />

• negatieve ervaring<strong>en</strong> met<br />

hulpverl<strong>en</strong>ing bij eerder<br />

suïcidaal gedrag;<br />

• gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> schuld,<br />

waardeloosheid <strong>en</strong> zelfhaat;<br />

• ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of verandering<strong>en</strong> in de<br />

omgeving <strong>en</strong>/of het sociale<br />

netwerk.<br />

* Het niveau (niveau 1-4) geeft aan hoe sterk het bewijs is voor het effect <strong>van</strong> de interv<strong>en</strong>tie.<br />

De niveaus zijn e<strong>en</strong> indicatie voor de bewijskracht <strong>van</strong> onderzoek naar het effect<br />

<strong>van</strong> de interv<strong>en</strong>ties: niveau 1 staat voor e<strong>en</strong> zeer sterke bewijskracht (zie ook bijlage 7)


24 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Hebt u ooit eerder geprobeerd e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> Wat was<br />

er to<strong>en</strong> aan de hand<br />

• Wanneer was dat Wat hebt u to<strong>en</strong> gedaan<br />

Actuele gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> directe plann<strong>en</strong> voor de toekomst<br />

• Hoe is het nu voor u<br />

• Hoe ziet de toekomst Ziet u nog <strong>en</strong>ige toekomst<br />

• Wat gaat u do<strong>en</strong> als u straks weer thuis b<strong>en</strong>t [of:] als ik weg b<strong>en</strong><br />

5 Schema voor <strong>behandeling</strong><br />

Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag onderscheid<strong>en</strong> wij eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

versus interv<strong>en</strong>ties voor de langere termijn, zie figuur S.2.<br />

5.1 Behandelsetting<br />

In kader S.2 staan indicaties voor de behandelsetting. Deze indicaties zijn<br />

overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit de praktijk<strong>richtlijn</strong> voor de beoordeling <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>van</strong> de American Psychiatric Association<br />

(apa, 2003). De aanwijzing<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> richting aan het beleid; zij mog<strong>en</strong><br />

niet word<strong>en</strong> opgevat als voorschrift.<br />

Kader S.2 Indicaties voor de behandelsetting bij suïcidaal<br />

gedrag (APA, 2003)<br />

Bij voorkeur opnem<strong>en</strong> (in psychiatrische kliniek of PAAZ)<br />

1.1 Na e<strong>en</strong> suïcidepoging indi<strong>en</strong>:<br />

– de patiënt psychotisch, waanachtig depressief of delirant is;<br />

– de poging gewelddadig, bijna dodelijk of weloverwog<strong>en</strong> was;<br />

– voorzorg<strong>en</strong> zijn g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om ontdekking te voorkom<strong>en</strong>;<br />

– er e<strong>en</strong> persister<strong>en</strong>d plan of e<strong>en</strong> persister<strong>en</strong>de int<strong>en</strong>tie is;<br />

– de patiënt spijt heeft dat hij of zij nog leeft, of indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gevoel <strong>van</strong><br />

spanning is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>;<br />

– de patiënt e<strong>en</strong> man is <strong>van</strong> middelbare leeftijd of ouder, met e<strong>en</strong><br />

nieuwe psychiatrische aando<strong>en</strong>ing of nieuw suïcidaal gedrag;<br />

– de patiënt weinig ondersteuning heeft (inclusief huisvesting);<br />

– er bij onderzoek uiting<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> impulsief gedrag, ernstige agitatie,<br />

zwak oordeelsvermog<strong>en</strong>, of weigering <strong>van</strong> hulp;<br />

– er e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis is met e<strong>en</strong> metabole, toxische,<br />

infectieuze etiologie, waarvoor nader onderzoek in e<strong>en</strong> gestructureerde<br />

setting noodzakelijk is.


Sam<strong>en</strong>vatting 25<br />

1.2 Bij suïcidegedacht<strong>en</strong> met:<br />

– e<strong>en</strong> specifiek suïcideplan met hoge letaliteit;<br />

– e<strong>en</strong> sterke doodsw<strong>en</strong>s;<br />

– vitale uitputting <strong>van</strong>wege langdurige slapeloosheid <strong>en</strong>/of stress.<br />

Mogelijk opnem<strong>en</strong><br />

2.1 Na e<strong>en</strong> suïcidepoging zonder de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> bij 1.1 <strong>en</strong> 1.2<br />

beschrev<strong>en</strong>.<br />

2.2 Bij suïcidegedacht<strong>en</strong> in combinatie met:<br />

– e<strong>en</strong> psychose of e<strong>en</strong> andere ernstige psychiatrische aando<strong>en</strong>ing;<br />

– suïcidepoging<strong>en</strong> in de voorgeschied<strong>en</strong>is, vooral als die ernstig war<strong>en</strong>;<br />

– e<strong>en</strong> lichamelijke ziekte als bijkom<strong>en</strong>de factor;<br />

– e<strong>en</strong> beperkt steunsysteem (inclusief het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> huisvesting);<br />

– e<strong>en</strong> onwerkzame ambulante of deeltijd<strong>behandeling</strong>;<br />

– gebrek aan medewerking aan e<strong>en</strong> ambulante of deeltijd<strong>behandeling</strong>;<br />

– e<strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>de arts-patiëntrelatie of ge<strong>en</strong> toegang tot ambulante<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>;<br />

– de noodzaak <strong>van</strong> deskundige observatie, medisch onderzoek of diagnostisch<br />

onderzoek waarvoor e<strong>en</strong> gestructureerde setting nodig is.<br />

2.3 Zonder poging of gerapporteerde suïcidegedacht<strong>en</strong>, -plan of<br />

-int<strong>en</strong>tie als:<br />

– er uit psychiatrisch onderzoek <strong>en</strong>/of heteroanamnese aanwijzing<strong>en</strong><br />

zijn voor e<strong>en</strong> hoog suïciderisico <strong>en</strong> e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te acute to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong><br />

het risico.<br />

Mogelijk naar huis<br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging of bij de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> of<br />

-plan indi<strong>en</strong>:<br />

– het suïcidale gedrag e<strong>en</strong> reactie is op e<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is (bijvoorbeeld<br />

zakk<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> exam<strong>en</strong>, relatieproblem<strong>en</strong>), vooral als de opvatting<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt over de gebeurt<strong>en</strong>is inmiddels zijn veranderd;<br />

– het plan of de methode e<strong>en</strong> geringe letaliteit heeft;<br />

– de patiënt e<strong>en</strong> stabiele <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de omgeving heeft;<br />

– de patiënt in staat is om mee te werk<strong>en</strong> aan advies over follow-up.<br />

Bij voorkeur naar huis<br />

Bij chronisch suïcidaal gedrag:<br />

– zonder voorgeschied<strong>en</strong>is met e<strong>en</strong> suïcidepoging met hoge letaliteit,<br />

maar met e<strong>en</strong> veilige, ondersteun<strong>en</strong>de omgeving <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de<br />

ambulante <strong>behandeling</strong>.


26 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

6 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide<br />

Hoe u als professional di<strong>en</strong>t te handel<strong>en</strong> na suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt of e<strong>en</strong><br />

ernstige suïcidepoging, is weergegev<strong>en</strong> in tabel S.1.<br />

Tabel S.1 Tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professional na suïcide of e<strong>en</strong> ernstige<br />

suïcidepoging<br />

Tak<strong>en</strong> Toelichting<br />

Direct na de suïcide<br />

Informer<strong>en</strong><br />

• Familie <strong>en</strong>/of ev<strong>en</strong>tuele naast<strong>en</strong>.<br />

• Eindverantwoordelijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

instelling.<br />

• Ev<strong>en</strong>tuele medepatiënt<strong>en</strong>.<br />

• Led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het multidisciplinaire team<br />

<strong>en</strong>/of medebehandelaars.<br />

• Huisarts <strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Rapporteer.<br />

Op<strong>van</strong>g organiser<strong>en</strong><br />

• Voor familie ev<strong>en</strong>tuele andere<br />

naast<strong>en</strong>.<br />

• Voor ev<strong>en</strong>tuele medepatiënt<strong>en</strong>.<br />

• Onderzoek medepatiënt<strong>en</strong> op de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Voor led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het multidisciplinaire<br />

team <strong>en</strong>/of medebehandelaars.<br />

• Zie De Groot & De Keijser, 2010.<br />

• Houd het dossier beschikbaar voor<br />

evaluatie.<br />

• Zorg voor veiligheid <strong>en</strong> continuiteit.<br />

• Verzamel persoonlijke bezitting<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Zie De Groot & De Keijser, 2010.<br />

• Zorg voor veiligheid.<br />

• Zie paragraaf 4.1, Schema voor<br />

<strong>diagnostiek</strong>.<br />

• Betrek ev<strong>en</strong>tueel de huisarts <strong>van</strong><br />

de patiënt <strong>en</strong>/of de geestelijk<br />

verzorger bij de zorg.<br />

• Overweeg het (lat<strong>en</strong>) bijwon<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de uitvaart door led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

multidisciplinaire team.<br />

Middellange termijn (binn<strong>en</strong> zes wek<strong>en</strong> na de suïcide)<br />

Reconstruer<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcide<br />

• Met familie <strong>en</strong> andere naast<strong>en</strong>.<br />

• Met led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het multidisciplinaire<br />

team <strong>en</strong>/of medebehandelaars.<br />

• Rapporteer.<br />

• Betrek ev<strong>en</strong>tueel de huisarts <strong>van</strong><br />

de patiënt <strong>en</strong>/of de geestelijk<br />

verzorger bij de zorg.


Sam<strong>en</strong>vatting 27<br />

Tabel S.1<br />

vervolg<br />

Tak<strong>en</strong> Toelichting<br />

Rapporter<strong>en</strong> voor het interne systeem<br />

<strong>van</strong> ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong><br />

• Zie Handreiking uniforme<br />

meldingsroute bij suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

met ernstig letsel (GGZ<br />

Nederland, 2011): http://www.<br />

ggznederland.nl/kwaliteit-<strong>van</strong>zorg/suicideprev<strong>en</strong>tie/handreiking-suicide-02-05-2011-def.pdf.<br />

Meld<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcide bij de Inspectie<br />

voor de Gezondheidszorg indi<strong>en</strong>:<br />

• e<strong>en</strong> Bopz-maatregel <strong>van</strong> kracht was;<br />

• er sprake was <strong>van</strong> beperk<strong>en</strong>de<br />

middel<strong>en</strong>, waaronder e<strong>en</strong> verblijf<br />

in e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>it<strong>en</strong>tiaire inrichting, e<strong>en</strong><br />

for<strong>en</strong>sisch-psychiatrische kliniek of<br />

e<strong>en</strong> justitiële jeugdinrichting;<br />

• de instelling <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing is dat de<br />

suïcide sam<strong>en</strong>hangt met tekortkom<strong>en</strong>de<br />

zorg.<br />

• Door de Raad <strong>van</strong> Bestuur.<br />

• De meldingsvoorwaard<strong>en</strong> geld<strong>en</strong><br />

ook bij suïcidepoging<strong>en</strong> met<br />

ernstig letsel.<br />

• Zie www.igz.nl > Meld<strong>en</strong> > Meld<strong>en</strong><br />

als zorgaanbieder > Format<br />

melding suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<br />

met ernstig letsel aan de inspectie.<br />

Lange termijn (binn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong> of maand<strong>en</strong> na de suïcide)<br />

Consolider<strong>en</strong><br />

• Organiseer op<strong>van</strong>g <strong>en</strong>/of zorg voor<br />

nabestaand<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> expliciete<br />

hulpvraag <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> verhoogd risico<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong>/of problem<strong>en</strong><br />

in de verliesverwerking.<br />

• Implem<strong>en</strong>teer ev<strong>en</strong>tuele verbetering<strong>en</strong><br />

in de zorg voor suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Zie De Groot & De Keijser, 2010.<br />

• Zie paragraaf 5, Schema voor<br />

<strong>behandeling</strong>.<br />

• Betrek ev<strong>en</strong>tueel de huisarts of de<br />

geestelijk verzorger bij de zorg.<br />

• Verwijs naast<strong>en</strong> naar<br />

www.113online.nl.<br />

• Verwijs kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> naar<br />

www.survivalkid.nl.<br />

• Zie Handreiking uniforme<br />

meldingsroute bij suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

met ernstig letsel (GGZ<br />

Nederland, 2011): http://www.<br />

ggznederland.nl/kwaliteit-<strong>van</strong>zorg/suicideprev<strong>en</strong>tie/handreiking-suicide-02-05-2011-def.pdf.


28 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

7 Aanbeveling<strong>en</strong> voor SEH <strong>en</strong> huisarts<br />

Professionals werkzaam op e<strong>en</strong> afdeling voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (seh) <strong>en</strong><br />

huisarts<strong>en</strong> zijn niet ingebed in de ggz. Omdat zij vaak in aanraking kom<strong>en</strong><br />

met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, heeft de werkgroep voor deze groep<strong>en</strong><br />

professionals specifieke aanbeveling<strong>en</strong> geformuleerd. In alle omstandighed<strong>en</strong><br />

geld<strong>en</strong> de algem<strong>en</strong>e principes als contact mak<strong>en</strong>, zorg voor veiligheid<br />

<strong>en</strong> continuïteit <strong>en</strong> het bij de zorg betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong>. seh-professionals<br />

<strong>en</strong> huisarts<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te beschikk<strong>en</strong> over basisvaardighed<strong>en</strong> voor de<br />

omgang met suïcidaal gedrag. Daarnaast di<strong>en</strong><strong>en</strong> zij:<br />

• te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> of mogelijk sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis;<br />

• te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of verwijzing <strong>en</strong>/of consultatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> deskundige<br />

nodig is. Aandachtspunt<strong>en</strong> zijn: is de patiënt somatisch voldo<strong>en</strong>de stabiel;<br />

<strong>en</strong>: is de patiënt in staat tot e<strong>en</strong> gesprek<br />

7.1 Spoedeis<strong>en</strong>de hulp (SEH)<br />

Suïcidaal gedrag op e<strong>en</strong> seh betreft meestal patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

hebb<strong>en</strong> gedaan, of op<strong>en</strong>lijk of bedekt duidelijk mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s<br />

te hebb<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> somatische <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

prioriteit. In beide gevall<strong>en</strong> doet de professional oriënter<strong>en</strong>d onderzoek<br />

naar suïcidaal gedrag <strong>en</strong> betrekt daarbij e<strong>en</strong> bevoegd <strong>en</strong> bekwaam<br />

deskundige.<br />

Triage<br />

Tijd<strong>en</strong>s triage word<strong>en</strong> beoordeeld:<br />

• welke maatregel<strong>en</strong> nodig zijn voor de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt;<br />

• of e<strong>en</strong> somatische <strong>behandeling</strong> noodzakelijk is.<br />

– De noodzaak tot somatisch handel<strong>en</strong> gaat vooraf aan psychiatrische<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

– Als de patiënt noodzakelijke somatische <strong>behandeling</strong> weigert, moet<br />

word<strong>en</strong> beoordeeld of de patiënt wilsbekwaam is om zelf besluit<strong>en</strong> te<br />

nem<strong>en</strong>.<br />

– Als de patiënt wilsonbekwaam wordt geacht om te besliss<strong>en</strong> over de<br />

noodzakelijke somatische <strong>behandeling</strong>, zoekt de behandelaar zo mogelijk<br />

ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>de toestemming. Voor maatregel<strong>en</strong> die noodzakelijk zijn<br />

om ernstig nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> uitstel duld<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t de<br />

behandelaar als goed hulpverl<strong>en</strong>er te handel<strong>en</strong> conform de wgbo.<br />

nb E<strong>en</strong> patiënt zonder psychiatrische stoornis die betrekkelijk impulsief<br />

twintig tablett<strong>en</strong> paracetamol heeft geslikt <strong>en</strong> die <strong>behandeling</strong> weigert, zal<br />

in de meeste gevall<strong>en</strong> als wilsonbekwaam moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd,<br />

omdat redelijkerwijs aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat hij de consequ<strong>en</strong>ties <strong>van</strong><br />

zijn besluit <strong>en</strong> het ernstige nadeel daar<strong>van</strong> onvoldo<strong>en</strong>de kan overzi<strong>en</strong>.


Sam<strong>en</strong>vatting 29<br />

Consultatie <strong>en</strong> verwijzing<br />

De (arts-assist<strong>en</strong>t-) psychiater of consultatief psychiatrisch verpleegkundige<br />

kunn<strong>en</strong> op elk gew<strong>en</strong>st mom<strong>en</strong>t tijd<strong>en</strong>s het onderzoek <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt als deskundige op de seh in consult word<strong>en</strong> gevraagd.<br />

Consultatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> deskundige wordt in elk geval gedaan bij iedere patiënt<br />

die e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft gedaan, of bij patiënt<strong>en</strong> die op de seh zijn<br />

gekom<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege suïcidale uiting<strong>en</strong>. Afhankelijk <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> het<br />

suïcidale gedrag <strong>en</strong> de diagnose maakt de consul<strong>en</strong>t sam<strong>en</strong> met de patiënt,<br />

<strong>en</strong> zo mogelijk ook met de naast<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan <strong>en</strong> kiest<br />

de consul<strong>en</strong>t de juiste behandelsetting voor de uitvoering daar<strong>van</strong>. Bij<br />

overplaatsing binn<strong>en</strong> het ziek<strong>en</strong>huis of naar e<strong>en</strong> andere instelling hebb<strong>en</strong><br />

de seh-arts <strong>en</strong> de consul<strong>en</strong>t beid<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verantwoordelijkheid voor continuïteit<br />

<strong>van</strong> zorg:<br />

• er word<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> gemaakt wie als hoofdbehandelaar optreedt;<br />

• er vindt telefonische overdracht <strong>van</strong> informatie plaats. Schriftelijke<br />

verslaggeving <strong>van</strong> zowel SEH-arts als de consul<strong>en</strong>t volgt zo snel mogelijk.<br />

– Bij patiënt<strong>en</strong> met chronisch suïcidaal gedrag kan de zorg die de spoedeis<strong>en</strong>de<br />

hulp verle<strong>en</strong>t na e<strong>en</strong> suïcidepoging, beschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tueel veiligheidsplan waarbij afstemming plaatsvindt met andere<br />

betrokk<strong>en</strong> disciplines, <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s met de naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt.<br />

7.2 Huisarts<br />

De huisarts kan te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> met patiënt<strong>en</strong> met elke vorm <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag: gedacht<strong>en</strong> aan de dood, suïcidegedacht<strong>en</strong>, suïcideplann<strong>en</strong>, na<br />

e<strong>en</strong> suïcidepoging, of met naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> person<strong>en</strong> overled<strong>en</strong> door suïcide.<br />

Voor de huisarts geld<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de tak<strong>en</strong>:<br />

• patiënt<strong>en</strong> met gedacht<strong>en</strong> aan de dood, maar zonder plann<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> eind<br />

aan te mak<strong>en</strong>, psychiatrisch onderzoek<strong>en</strong>, vooral naar de aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> depressieve symptom<strong>en</strong>;<br />

• patiënt<strong>en</strong> die d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> einde aan te mak<strong>en</strong> maar ge<strong>en</strong> (gedetailleerd)<br />

plan hebb<strong>en</strong>, verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> bevoegd <strong>en</strong> bekwaam deskundige. De<br />

huisarts di<strong>en</strong>t zich zo mogelijk er<strong>van</strong> te vergewiss<strong>en</strong> dat de verwijzing<br />

daadwerkelijk tot stand is gekom<strong>en</strong>;<br />

• patiënt<strong>en</strong> met concrete plann<strong>en</strong> met spoed verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

deskundige, meestal de ggz;<br />

• na e<strong>en</strong> suïcidepoging de patiënt somatisch onderzoek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> of<br />

(verwijzing voor) somatische <strong>behandeling</strong> nodig is;<br />

• na suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt zo nodig de geme<strong>en</strong>telijk lijkschouwer<br />

inschakel<strong>en</strong>;<br />

• na suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt naast<strong>en</strong> informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong> welke<br />

nazorg nodig is.


30 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

In noodsituaties moet de huisarts ervoor zorg<strong>en</strong> dat de patiënt niet alle<strong>en</strong><br />

is; naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt kunn<strong>en</strong> hierbij word<strong>en</strong> ingeschakeld.<br />

• Zie ook paragraaf 3.3, Veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg.<br />

• Zie ook paragraaf 3.3, Veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg, zesde punt.<br />

• Zie ook paragraaf 3.2, Naast<strong>en</strong>.<br />

Zorg voor continuïteit<br />

De huisarts kan de continuïteit <strong>van</strong> zorg bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee de veiligheid<br />

<strong>van</strong> de suïcidale patiënt als volgt vergrot<strong>en</strong>:<br />

• zo veel mogelijk rele<strong>van</strong>te informatie verstrekk<strong>en</strong> bij de verwijzing <strong>van</strong> de<br />

patiënt naar e<strong>en</strong> andere behandelsetting;<br />

• de doktersdi<strong>en</strong>st informer<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag <strong>van</strong> de patiënt;<br />

• de rol <strong>van</strong> de huisarts in de zorg voor de suïcidale patiënt (lat<strong>en</strong>) beschrijv<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel veiligheidsplan <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> dit afstemm<strong>en</strong> met<br />

andere betrokk<strong>en</strong> disciplines, <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s met de naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt<br />

(zie Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit: Herm<strong>en</strong>s et al., 2010);<br />

• herhaald <strong>en</strong> geregeld contact mak<strong>en</strong> over de suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de patiënt, in het bijzonder bij patiënt<strong>en</strong> die herstell<strong>en</strong>de zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

klinische depressie;<br />

• geregeld proactief navraag do<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> die<br />

in het (rec<strong>en</strong>te) verled<strong>en</strong> suïcidaal gedrag hebb<strong>en</strong> vertoond.<br />

8 Wet- <strong>en</strong> regelgeving in de praktijk<br />

Bevoegdheid om de patiënt te beoordel<strong>en</strong><br />

Wie mag e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag beoordel<strong>en</strong> De Wet op de<br />

beroep<strong>en</strong> in de individuele gezondheidszorg (Wet big) regelt dat voor elke<br />

professional geldt: niet bekwaam is niet bevoegd. In e<strong>en</strong> instelling wordt<br />

vaak in e<strong>en</strong> professioneel statuut vastgelegd wie verantwoordelijk wordt<br />

geacht voor beoordeling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Professionals di<strong>en</strong><strong>en</strong> goed<br />

op de hoogte te zijn <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de instelling <strong>en</strong> <strong>van</strong> die <strong>van</strong> hun<br />

beroepsver<strong>en</strong>iging.<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> wordt in het bijzonder aanbevol<strong>en</strong> aan iedere arts,<br />

psycholoog, verpleegkundige <strong>en</strong> psychotherapeut die werkzaam is in de<br />

gezondheidszorg. De werkgroep is <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag <strong>en</strong> het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d onderzoek tot de<br />

basisvaardighed<strong>en</strong> behoort <strong>van</strong> iedere afzonderlijke professional uit deze<br />

beroepsgroep<strong>en</strong>. Oriënter<strong>en</strong>d onderzoek omvat contact mak<strong>en</strong>, onderzoek<br />

do<strong>en</strong> naar de suïcidale toestand, het in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> stress- <strong>en</strong><br />

kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>, het bij de beoordeling betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />

inschatting mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de noodzaak om door te verwijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> het zorg<strong>en</strong><br />

voor veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg.


Sam<strong>en</strong>vatting 31<br />

Het onderzoek naar etiologie <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>en</strong><br />

de indicatiestelling voor <strong>behandeling</strong> word<strong>en</strong> beschouwd als specialistische<br />

vaardighed<strong>en</strong>. De beoordeling of de patiënt wilsbekwaam is om te<br />

besliss<strong>en</strong> over de noodzakelijke medische <strong>behandeling</strong>, <strong>en</strong> de beoordeling<br />

in het kader <strong>van</strong> de Wet Bopz, zijn voorbehoud<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> arts. Als de<br />

beoordeling weg<strong>en</strong>s de Wet Bopz niet is gedaan door e<strong>en</strong> psychiater, di<strong>en</strong>t<br />

deze beoordeling zo snel mogelijk alsnog te volg<strong>en</strong>. Het is aan te bevel<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> psychiater bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> te betrekk<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ernstige<br />

psychiatrische stoornis vermoed wordt <strong>en</strong>/of als de noodzaak tot e<strong>en</strong><br />

psychiatrische opname afgewog<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>.<br />

Toestemming patiënt voor <strong>behandeling</strong><br />

Mag e<strong>en</strong> professional e<strong>en</strong> patiënt zonder di<strong>en</strong>s toestemming behandel<strong>en</strong><br />

na e<strong>en</strong> suïcidepoging Bij de indicatiestelling kan spanning bestaan tuss<strong>en</strong><br />

de artikel<strong>en</strong> in de grondwet die autonomie <strong>en</strong> zelfbeschikking <strong>van</strong> de<br />

patiënt bescherm<strong>en</strong> (artikel 10, 11, <strong>en</strong> 15) versus de sociale artikel<strong>en</strong> die<br />

meer verplichting tot zorg bepal<strong>en</strong> (artikel 22). Hierdoor kan e<strong>en</strong> dilemma<br />

optred<strong>en</strong> dat niet kan word<strong>en</strong> opgelost met wettelijke regels.<br />

E<strong>en</strong> somatische <strong>behandeling</strong> zonder toestemming <strong>van</strong> de patiënt kan alle<strong>en</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de patiënt als wilsonbekwaam wordt beoordeeld om<br />

besluit<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> over <strong>behandeling</strong>, <strong>en</strong> wanneer ernstig nadeel moet<br />

word<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>d (bijvoorbeeld maagspoel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging met<br />

letale middel<strong>en</strong>). Indi<strong>en</strong> u als professional moet beoordel<strong>en</strong> of de patiënt<br />

met suïcidaal gedrag wilsbekwaam is, beoordeelt u het begripsvermog<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de beslisvaardigheid <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> maakt u e<strong>en</strong> afweging <strong>van</strong><br />

waard<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2, paragraaf 6). Van belang is dat aan de beslisvaardigheid<br />

hoge eis<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld bij weigering <strong>van</strong> interv<strong>en</strong>ties<br />

die lev<strong>en</strong>sredd<strong>en</strong>d zijn. Als dat mogelijk is, di<strong>en</strong>t ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>de<br />

toestemming te word<strong>en</strong> gezocht.<br />

Wanneer het risico <strong>van</strong> suïcide of ernstige zelfbeschadiging hoog wordt<br />

ingeschat, overweegt u of e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> opname geïndiceerd is om het<br />

gevaar af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. In dit geval di<strong>en</strong>t u zich te realiser<strong>en</strong> dat het gevaar<br />

moet voortkom<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis. Bij uw onafhankelijke<br />

beoordeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> inbewaringstelling (ibs) of e<strong>en</strong> rechterlijke machtiging<br />

(rm) volg<strong>en</strong>s de Wet Bopz laat u zich leid<strong>en</strong> door de Richtlijn Besluitvorming<br />

dwang (Van Tilburg et al., 2008).<br />

Ontslag teg<strong>en</strong> advies in of gedwong<strong>en</strong> ontslag<br />

Hoe di<strong>en</strong>t u te handel<strong>en</strong> wanneer e<strong>en</strong> suïcidale patiënt teg<strong>en</strong> advies in<br />

met ontslag wil, of bij e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> ontslag De eerste periode na e<strong>en</strong><br />

klinische opname is kwetsbaar. U regelt e<strong>en</strong> goede continuïteit <strong>van</strong> zorg:<br />

in het bijzonder bij e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> ontslag <strong>en</strong> bij ontslag teg<strong>en</strong> het advies


32 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

<strong>van</strong> de behandelaar in (Kwaliteitswet Zorginstelling<strong>en</strong>, Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t<br />

Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit, Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).<br />

Professionals di<strong>en</strong><strong>en</strong> te overlegg<strong>en</strong> met ket<strong>en</strong>partners <strong>en</strong> in het dossier vast<br />

te legg<strong>en</strong> wie de regie <strong>en</strong> de verantwoordelijkheid heeft voor (onderdel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong>) de <strong>behandeling</strong>, voor welke termijn dat geldt, <strong>en</strong> hoe de afsprak<strong>en</strong> zijn<br />

over sam<strong>en</strong>werking, zie het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit<br />

(Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).<br />

U weegt de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> af <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ambulante versus e<strong>en</strong> klinische<br />

<strong>behandeling</strong>. U b<strong>en</strong>t zich bewust <strong>van</strong> de groei<strong>en</strong>de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de psychiater naarmate de psychiatrische problematiek ernstiger <strong>en</strong><br />

complexer is <strong>en</strong> opname wordt overwog<strong>en</strong>. U handelt steeds als goed hulpverl<strong>en</strong>er.<br />

Wanneer het risico <strong>van</strong> suïcide of ernstige zelfbeschadiging hoog<br />

wordt ingeschat, overweegt u of e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> opname geïndiceerd is.<br />

Beoordeling noodzaak gedwong<strong>en</strong> opname<br />

Wie moet beoordel<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> opname nodig is Dit di<strong>en</strong>t<br />

indi<strong>en</strong> mogelijk te word<strong>en</strong> gedaan door e<strong>en</strong> (bij voorkeur onafhankelijke)<br />

psychiater. Als die niet beschikbaar is dan mag de beoordeling ook word<strong>en</strong><br />

gedaan door e<strong>en</strong> arts die ge<strong>en</strong> psychiater is. In het laatste geval moet de<br />

patiënt binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> redelijke termijn alsnog door e<strong>en</strong> psychiater word<strong>en</strong><br />

beoordeeld.<br />

Ander<strong>en</strong> informer<strong>en</strong> over verhoogd suïciderisico<br />

Mog<strong>en</strong> professionals ander<strong>en</strong> (bijvoorbeeld andere professionals, naast<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt) informer<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico In het kader<br />

<strong>van</strong> goed hulpverl<strong>en</strong>erschap moet e<strong>en</strong> professional bij acute <strong>en</strong> concrete<br />

suïcideplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoog risico op e<strong>en</strong> fatale afloop afweging<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

over wilsbekwaamheid <strong>en</strong> de noodzaak om ernstig nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Daarbij kan het noodzakelijk zijn om de minimaal noodzakelijke informatie<br />

met naast<strong>en</strong> of andere professionals te del<strong>en</strong>. De patiënt wordt<br />

hier<strong>van</strong> direct, of zo snel als verantwoord mogelijk is, op de hoogte gesteld.<br />

Als professional di<strong>en</strong>t u systematisch na te gaan welke rele<strong>van</strong>te ander<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ingelicht: huisarts, crisisdi<strong>en</strong>st, supervisor, familie <strong>en</strong>/of naast<strong>en</strong>.<br />

U weet dat daarbij e<strong>en</strong> conflict <strong>van</strong> plicht<strong>en</strong> kan optred<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> geheimhoudingsplicht<br />

<strong>en</strong> informatieplicht. Indi<strong>en</strong> u het noodzakelijk acht naast<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt te informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> de patiënt hiervoor ge<strong>en</strong> toestemming<br />

geeft, zult u er alles aan moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong> om de patiënt te overtuig<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

noodzaak om ander<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong>.


Sam<strong>en</strong>vatting 33<br />

Verzoek om hulp bij zelfdoding<br />

Hoe moet e<strong>en</strong> professional omgaan met e<strong>en</strong> verzoek <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt om<br />

hulp bij zelfdoding U toetst e<strong>en</strong> verzoek <strong>van</strong> de patiënt tot hulp bij zelfdoding<br />

<strong>en</strong> uw handel<strong>en</strong> aan de Richtlijn Omgaan met het verzoek om hulp<br />

bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (Thol<strong>en</strong> et al.,<br />

2009).<br />

Dossiervorming<br />

Wat moet in het dossier word<strong>en</strong> vastgelegd In het dossier moet<strong>en</strong> alle<br />

rele<strong>van</strong>te bevinding<strong>en</strong>, afweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> beslissing<strong>en</strong> zorgvuldig word<strong>en</strong> vastgelegd,<br />

in het bijzonder wanneer wordt afgewek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong>. Voor<br />

e<strong>en</strong> klacht<strong>en</strong>commissie of de tuchtrechter is wat door de professional is<br />

gerapporteerd rele<strong>van</strong>ter dan wat de professional dacht of heeft gezegd.<br />

Inzage door nabestaand<strong>en</strong><br />

Mog<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide inzage hebb<strong>en</strong> in het dossier De<br />

algem<strong>en</strong>e regel is dat de geheimhoudingsplicht zich uitstrekt tot na het<br />

overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt (knmg, 2010). Nabestaand<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere partij<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> wettelijk recht op informatie of inzage in <strong>en</strong> afschrift <strong>van</strong> het<br />

dossier. In beginsel wordt alle<strong>en</strong> informatie gegev<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de overled<strong>en</strong>e<br />

daarvoor bij lev<strong>en</strong> toestemming heeft gegev<strong>en</strong>.<br />

Er zijn drie uitzondering<strong>en</strong>: veronderstelde toestemming <strong>van</strong> de patiënt,<br />

e<strong>en</strong> wettelijk voorschrift, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> conflict <strong>van</strong> plicht<strong>en</strong> bij de behandelaar<br />

weg<strong>en</strong>s zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> (knmg, 2010). In veel situaties<br />

kan veronderstelde toestemming e<strong>en</strong> redelijke grond zijn om wel informatie<br />

te gev<strong>en</strong>. Emotionele problem<strong>en</strong> <strong>van</strong> familieled<strong>en</strong> na het overlijd<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt wordt niet opgevat als zwaarweg<strong>en</strong>d belang. De informatie<br />

die na het overlijd<strong>en</strong> wordt verstrekt, is zo rele<strong>van</strong>t <strong>en</strong> beperkt mogelijk,<br />

zo veel mogelijk in de geest <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e, <strong>en</strong> wordt gegev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

gesprek met de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Familie<br />

Kan familie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt na di<strong>en</strong>s suïcide e<strong>en</strong> klacht indi<strong>en</strong><strong>en</strong> Bij de<br />

klacht<strong>en</strong>commissie kunn<strong>en</strong> familieled<strong>en</strong> of naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt e<strong>en</strong><br />

klacht indi<strong>en</strong><strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zorgaanbieder over ‘e<strong>en</strong> gedraging <strong>van</strong> hem of<br />

<strong>van</strong> voor hem werkzame person<strong>en</strong>’ jeg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> patiënt die inmiddels is<br />

overled<strong>en</strong>.


34 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Ca<strong>van</strong>agh, J.T.O., Carson, A.J., Sharpe, M., & Lawrie, S.M. (2003). Psychological<br />

autopsy studies of suicide: A systematic review. Psychological Medicine, 33,<br />

395-405.<br />

GGZ Nederland. (2011). Handreiking uniforme meldingsroute bij suïcides <strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel. Raadpleegbaar via: http://www.ggzne-<br />

derland.nl/kwaliteit-<strong>van</strong>-zorg/suicideprev<strong>en</strong>tie/handreiking-suicide-<br />

02-05-2011-def.pdf.<br />

Goldney, D.R. (2008). Suicide prev<strong>en</strong>tion. Oxford: Oxford University Press.<br />

Groot M. de, & Keijser, J de. (2010). De op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> na suïcide.<br />

In A.J.F.M. Kerkhof, & B.J. <strong>van</strong> Luyn (Red.), Suïcideprev<strong>en</strong>tie in de praktijk.<br />

Utrecht: Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg<br />

suïcidaliteit: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldige sam<strong>en</strong>werking in de ket<strong>en</strong>.<br />

Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Shea, S.C. (1998). The chronological assessm<strong>en</strong>t of suicide ev<strong>en</strong>ts: A practical<br />

interviewing strategy for the elicitation of suicidal ideation. The Journal of<br />

Clinical Psychiatry, 59, 58-72.<br />

KNMG. (2010). Richtlijn<strong>en</strong> inzake het omgaan met medische gegev<strong>en</strong>s. Utrecht:<br />

KNMG.<br />

Thol<strong>en</strong>, A.J., Berghmans, R.L.P., Huisman, J., Legemaate, J., Nol<strong>en</strong>, W.A., Polak,<br />

F., et al.; (NVvP-commissie Hulp bij zelfdoding). (2009). Richtlijn omgaan<br />

met verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Tilburg W. <strong>van</strong>, Veldhuiz<strong>en</strong>, J.R. <strong>van</strong>, Beijaert, E.W., et al.; NVvP-commissie<br />

<strong>richtlijn</strong> besluitvorming dwang. (2008). Richtlijn besluitvorming dwang:<br />

opname <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Williams, J.M.G., et al. (2005). Psychology and suicidal behavior: Elaborating<br />

the <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t model. In: K. Hawton (Ed.), Prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t of<br />

suicidal behavior: From sci<strong>en</strong>ce to practice (pp. 71-78). Oxford: Oxford<br />

University Press.<br />

Zuijderhoudt, R.H. (2004). Praktijkreeks Bopz deel 8: Stoornis <strong>en</strong> de Bopz. D<strong>en</strong><br />

Haag: Sdu.


Deel 1<br />

Algeme<strong>en</strong>


Hoofdstuk 1<br />

Inleiding<br />

1 Inleiding<br />

Waarom e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> voor zorgprofessionals Suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong><br />

om<strong>van</strong>grijk <strong>en</strong> complex maatschappelijk probleem. Jaarlijks registreert het<br />

C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek ongeveer 1.500 dod<strong>en</strong> in Nederland als<br />

gevolg <strong>van</strong> suïcide (statline.cbs.nl, zoek op: ‘Doodsoorzak<strong>en</strong>; zelf doding<br />

(inwoners), diverse k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>’). Het aantal dod<strong>en</strong> door suïcide is daarmee<br />

ongeveer tweemaal hoger dan het aantal dod<strong>en</strong> door verkeersongevall<strong>en</strong>.<br />

Het aantal m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met gedacht<strong>en</strong> aan suïcide <strong>en</strong> het aantal dat e<strong>en</strong><br />

suïcide poging onderneemt, is vele mal<strong>en</strong> hoger. Volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> onderzoek<br />

<strong>van</strong> het Trimbos-instituut onder volwass<strong>en</strong> inwoners <strong>van</strong> Nederland<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> jaarlijks 410.000 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> aan suïcide <strong>en</strong> do<strong>en</strong> 94.000 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging (T<strong>en</strong> Have et al., 2006). Van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

do<strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> er jaarlijks ongeveer 15.000 in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis<br />

voor <strong>behandeling</strong> (Hoeymans & Schoemaker, 2010; Tweede Kamer,<br />

2008; 2009). Figuur 1.1 toont de verhouding <strong>van</strong> de frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong>,<br />

suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcides in de Nederlandse bevolking.<br />

E<strong>en</strong> inhoudelijke <strong>richtlijn</strong> voor professionals beoogt het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

professionals in de zorg te verbeter<strong>en</strong>. Huisarts<strong>en</strong>, psychiaters, psycholog<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in hun dagelijkse praktijk regelmatig<br />

te mak<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Omgaan met deze problematiek is e<strong>en</strong><br />

belangrijk onderdeel <strong>van</strong> hun werk, maar hoe dit moet, is onvoldo<strong>en</strong>de<br />

e<strong>en</strong>duidig omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> geborgd (Verwey, 2006; Huisman, 2010; Kerkhof<br />

& Van Luyn, 2010). E<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> met concrete aanbeveling<strong>en</strong> voor <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag kan bijdrag<strong>en</strong> aan het verbeter<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> het professioneel handel<strong>en</strong> bij suïcidaal gedrag <strong>en</strong> maakt de zorg voor<br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong> transparant <strong>en</strong> toetsbaar. De <strong>richtlijn</strong> kan op deze<br />

manier bijdrag<strong>en</strong> aan de prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcides in Nederland.<br />

In 2007 bracht het Trimbos-instituut e<strong>en</strong> beleidsadvies uit over het<br />

verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Bool et al., 2007). Aanbevol<strong>en</strong> werd<br />

e<strong>en</strong> landelijke multidisciplinaire <strong>richtlijn</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> die als basis kan<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> voor lokale <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> protocoll<strong>en</strong> in zorginstelling<strong>en</strong>. In de<br />

Beleidsag<strong>en</strong>da suïcideprev<strong>en</strong>tie heeft de minister deze aanbeveling overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

(Tweede Kamer, 2008). Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg<br />

stelt belang te hecht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> voor professionals voor het<br />

omgaan met suïcidaal gedrag.


38 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Figuur 1.1 Frequ<strong>en</strong>tie in de Nederlandse bevolking <strong>van</strong>:<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong>; suïcidepoging<strong>en</strong> zonder medische<br />

<strong>behandeling</strong>; poging<strong>en</strong> met medische <strong>behandeling</strong>; suïcide<br />

S<br />

ge<strong>en</strong> arcering suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

lichte arcering suïcidepoging<strong>en</strong> zonder medische <strong>behandeling</strong><br />

donkere arcering suïcidepoging<strong>en</strong> met medische <strong>behandeling</strong><br />

S<br />

suïcide<br />

Verhouding tuss<strong>en</strong> de frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong>, suïcidepoging<strong>en</strong> zonder<br />

(lichte arcering) of met (donkere arcering) medische <strong>behandeling</strong>, <strong>en</strong> suïcide (S) in de<br />

Nederlandse bevolking. De oppervlakt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de cirkels gev<strong>en</strong> de verhouding tuss<strong>en</strong> de<br />

werkelijke aantall<strong>en</strong> weer. Bron: C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek<br />

Het verbeter<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professionele zorg voor suïcidale patiënt<strong>en</strong> is e<strong>en</strong><br />

logisch onderdeel <strong>van</strong> het suïcideprev<strong>en</strong>tiebeleid. Maar de werkgroep<br />

b<strong>en</strong>adrukt dat dit niet de <strong>en</strong>ige factor is die <strong>van</strong> invloed is op het aantal<br />

suïcides. De meeste m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die suïcide pleg<strong>en</strong>, zijn op het mom<strong>en</strong>t niet of<br />

niet meer in zorg. Dit betek<strong>en</strong>t dat er naast verbetering <strong>van</strong> de <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag door zorgprofessionals ook aandacht<br />

zal moet<strong>en</strong> zijn voor maatregel<strong>en</strong> in de publieke gezondheidszorg.<br />

2 Doelstelling <strong>en</strong> doelgroep<br />

Het doel <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> is concrete aanbeveling<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong> voor<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag, op basis <strong>van</strong> het beste<br />

beschikbare bewijs. De opstellers <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> zijn psychiaters,<br />

psycholog<strong>en</strong>, huisarts<strong>en</strong> <strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong>. Wij bevel<strong>en</strong> de <strong>richtlijn</strong><br />

aan de volg<strong>en</strong>de beroepsgroep<strong>en</strong> aan: arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong> die werkzaam zijn in de gezondheidszorg.<br />

De werkgroep is <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong>


Hoofdstuk 1 Inleiding 39<br />

het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d onderzoek tot de basisvaardighed<strong>en</strong><br />

behoort <strong>van</strong> alle arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong><br />

in de gezondheidszorg.<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is niet opgesteld <strong>van</strong>uit het perspectief <strong>van</strong> niet-big-geregistreerde<br />

professionals binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de gezondheidszorg die geregeld<br />

met suïcidaal gedrag te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>, zoals onderwijspersoneel, politie<br />

<strong>en</strong> geestelijk verzorgers. Hoewel deze professionals e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> in de zorg bij suïcidaal gedrag, zijn voor h<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong><br />

beschikbaar <strong>en</strong> er is nauwelijks empirisch bewijs om het handel<strong>en</strong> op<br />

te baser<strong>en</strong>. De werkgroep adviseert deze professionals om sam<strong>en</strong>werking<br />

te zoek<strong>en</strong> met de g<strong>en</strong>oemde arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

psychotherapeut<strong>en</strong> die werkzaam zijn in de gezondheidszorg.<br />

E<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> is niet bedoeld als uitputt<strong>en</strong>de <strong>en</strong> limitatieve beschrijving<br />

<strong>van</strong> alle vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> zorg die bij individuele patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

toegepast. Richtlijn<strong>en</strong> zijn dan ook ge<strong>en</strong> standaard<strong>en</strong> die in alle omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> toepassing kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard. De professional heeft<br />

de verantwoordelijkheid om op basis <strong>van</strong> onderzoek te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

indicatiestelling voor <strong>behandeling</strong>. De professional komt tot e<strong>en</strong> oordeel<br />

op basis <strong>van</strong> alle beschikbare informatie, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de actuele<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong>. Door deze <strong>richtlijn</strong> te volg<strong>en</strong>, draagt u bij<br />

aan zorgvuldig klinisch handel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, maar<br />

het biedt ge<strong>en</strong> garantie voor e<strong>en</strong> gunstige uitkomst bij elke patiënt. Ook bij<br />

zorgvuldig klinisch handel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> er patiënt<strong>en</strong> zijn die suïcide pleg<strong>en</strong>.<br />

3 Afbak<strong>en</strong>ing<br />

Het thema suïcidaal gedrag is breed <strong>en</strong> complex, <strong>en</strong> de middel<strong>en</strong> die<br />

beschikbaar war<strong>en</strong> voor het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>, war<strong>en</strong> begr<strong>en</strong>sd.<br />

De werkgroep heeft zich beperkt tot <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

individuele patiënt<strong>en</strong> door professionals. Maatgev<strong>en</strong>d voor de keuze<br />

<strong>van</strong> onderwerp<strong>en</strong> was het belang voor professionals die voor individuele<br />

patiënt<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> diagnose <strong>en</strong> e<strong>en</strong> behandelplan moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Onderwerp<strong>en</strong><br />

die de werkgroep heeft overwog<strong>en</strong> maar die buit<strong>en</strong> deze <strong>richtlijn</strong><br />

zijn geblev<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> in paragraaf 3.1 tot <strong>en</strong> met 3.4. Voor<br />

de onderwerp<strong>en</strong> publieke gezondheidszorg (3.1) <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

nabestaand<strong>en</strong> (3.2) kunn<strong>en</strong> in de toekomst wellicht specifieke <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ontwikkeld. Voor de andere onderwerp<strong>en</strong> zijn reeds <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong><br />

beschikbaar.<br />

3.1 Publieke gezondheidszorg<br />

Publieke gezondheidszorg is e<strong>en</strong> afzonderlijk g<strong>en</strong>eeskundig specialisme<br />

gericht op de totale bevolking of groep<strong>en</strong> hieruit, <strong>en</strong> niet op de <strong>diagnostiek</strong>


40 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> individuele person<strong>en</strong>. Aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcideprev<strong>en</strong>tie<br />

in de publieke gezondheidszorg zijn uiting<strong>en</strong> in de media over suïcidaal<br />

gedrag, wetgeving over de beschikbaarheid <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> waarmee iemand<br />

suïcide kan pleg<strong>en</strong>, of programma’s voor collectieve of geïndiceerde<br />

prev<strong>en</strong>tie.<br />

3.2 Behandeling <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong><br />

Deze <strong>richtlijn</strong> gaat niet over de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> <strong>van</strong> iemand<br />

die door suïcide om het lev<strong>en</strong> is gekom<strong>en</strong>. De werkgroep onderk<strong>en</strong>t dat<br />

dit e<strong>en</strong> belangrijk onderwerp is dat naar verhouding weinig aandacht<br />

krijgt. Het onderwerp valt echter buit<strong>en</strong> het k<strong>en</strong>nisgebied <strong>van</strong> de <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Wel wordt in hoofdstuk 10<br />

over handel<strong>en</strong> na suïcide ook aandacht besteed aan de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong>.<br />

3.3 Hulp bij zelfdoding<br />

Het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> hulp bij zelfdoding is ge<strong>en</strong> onderdeel <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> de Nederlandse wetgeving is hulp bij zelfdoding strafbaar. E<strong>en</strong><br />

uitzondering op strafbaarstelling wordt gemaakt voor de arts die hulp bij<br />

zelfdoding meldt <strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s handel<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de regionale toetsingscommissie<br />

voldoet aan de zorgvuldigheidseis<strong>en</strong>; deze zijn omschrev<strong>en</strong> in de<br />

Wet toetsing lev<strong>en</strong>sbeëindiging op verzoek <strong>en</strong> hulp bij zelfdoding. De wet<br />

heeft betrekking op lev<strong>en</strong>sbeëindig<strong>en</strong>d handel<strong>en</strong> bij person<strong>en</strong> die wilsbekwaam<br />

zijn, <strong>en</strong> bij wilsonbekwame person<strong>en</strong> die voorafgaand aan hun<br />

wilsonbekwaamheid e<strong>en</strong> schriftelijke wilsverklaring hebb<strong>en</strong> opgesteld.<br />

Voor nadere informatie verwijz<strong>en</strong> wij naar het standpunt <strong>van</strong> de Koninklijke<br />

Nederlandse Maatschappij ter bevordering <strong>van</strong> de G<strong>en</strong>eeskunst<br />

(knmg, 2003) <strong>en</strong> naar de Richtlijn omgaan met het verzoek om hulp bij<br />

zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (Thol<strong>en</strong> et al., 2009).<br />

3.4 Organisatie <strong>van</strong> ket<strong>en</strong>zorg<br />

E<strong>en</strong> belangrijk aspect <strong>van</strong> de zorg voor patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

is de continuïteit <strong>van</strong> de zorg <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong><br />

ket<strong>en</strong>partners. Het belang hier<strong>van</strong> wordt in deze <strong>richtlijn</strong> besprok<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk 2. De organisatie <strong>van</strong> de ket<strong>en</strong>zorg <strong>en</strong> de manier waarop die<br />

gewaarborgd kan word<strong>en</strong>, valt buit<strong>en</strong> de reikwijdte <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong>. Voor<br />

aanbeveling<strong>en</strong> hierover verwijz<strong>en</strong> wij naar het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg<br />

suïcidaal gedrag (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).


Hoofdstuk 1 Inleiding 41<br />

4 Werkwijze<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is tot stand gekom<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> subsidie <strong>van</strong>uit het<br />

programma K<strong>en</strong>nisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg <strong>van</strong> Zorgonderzoek<br />

Nederland (ZonMw). Het project werd geïnitieerd door de Nederlandse<br />

Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP, p<strong>en</strong>voerder) <strong>en</strong> het Nederlands Instituut<br />

<strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (nip). Het ontwikkelingsproces werd ondersteund<br />

door het Trimbos-instituut.<br />

4.1 Empirische evid<strong>en</strong>tie<br />

Bij het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> zijn twee uitgangspunt<strong>en</strong> gehanteerd<br />

die soms met elkaar op gespann<strong>en</strong> voet stond<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste is als werkwijze<br />

gekoz<strong>en</strong> voor de methodiek <strong>van</strong> de evid<strong>en</strong>ce-based <strong>richtlijn</strong>ontwikkeling<br />

(ebro), ontwikkeld door het C<strong>en</strong>traal Begeleidingsorgaan Kwaliteitsinstituut<br />

voor de Gezondheidszorg (Van Everding<strong>en</strong> et al., 2004). De <strong>richtlijn</strong><br />

is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

onderzoek, voor e<strong>en</strong> deel sam<strong>en</strong>gevat in de apa-<strong>richtlijn</strong> (apa,<br />

2003). Daarnaast werd<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te artikel<strong>en</strong> gezocht door het verricht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> systematische zoekacties. Er werd gezocht in de Cochrane-database,<br />

Medline, Psychinfo, <strong>en</strong> bij vrag<strong>en</strong> waar dit rele<strong>van</strong>t is ook in Cinahl. Op<br />

verzoek zijn de volledige zoekstrategieën beschikbaar. Daarnaast werd<strong>en</strong><br />

artikel<strong>en</strong> geëxtraheerd uit refer<strong>en</strong>tielijst<strong>en</strong> <strong>van</strong> opgevraagde literatuur.<br />

De beoordeling <strong>van</strong> de artikel<strong>en</strong> vindt u in de verschill<strong>en</strong>de tekst<strong>en</strong> terug<br />

onder het kopje ‘wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing’. Het wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

bewijs is vervolg<strong>en</strong>s kort sam<strong>en</strong>gevat in e<strong>en</strong> ‘conclusie’. De belangrijkste<br />

literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd, staat bij de conclusie<br />

vermeld, inclusief de mate <strong>van</strong> bewijs. In bijlage 7 vindt u de definities <strong>van</strong><br />

de classificatie <strong>van</strong> onderzoek (A1, A2, B, C of D) <strong>en</strong> die <strong>van</strong> de bewijsniveaus<br />

(1 tot <strong>en</strong> met 4), met e<strong>en</strong> toelichting.<br />

Voor het formuler<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aanbeveling zijn er naast het wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

bewijs vaak nog andere aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang, bijvoorbeeld: patiënt<strong>en</strong>voorkeur<strong>en</strong>,<br />

kost<strong>en</strong>, beschikbaarheid (in verschill<strong>en</strong>de echelons) of organisatorische<br />

aspect<strong>en</strong>. Deze aspect<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, voor zover niet wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

onderzocht, vermeld onder het kopje ‘overige overweging<strong>en</strong>’. In de<br />

overige overweging<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> de ervaring <strong>en</strong> de m<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de werkgroepled<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol. De ‘aanbeveling’ is het resultaat <strong>van</strong> de integratie<br />

<strong>van</strong> het beschikbare bewijs met de weergegev<strong>en</strong> overige overweging<strong>en</strong>.<br />

Van de in conclusies gebruikte literatuur zijn zogehet<strong>en</strong> evid<strong>en</strong>cetabell<strong>en</strong><br />

oftewel bewijstabell<strong>en</strong> gemaakt, die zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in deze <strong>richtlijn</strong><br />

(bijlag<strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> 9).<br />

T<strong>en</strong> tweede is in de doelstelling <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> vastgelegd dat deze aansluit<br />

bij vrag<strong>en</strong> uit het werkveld. Veel <strong>van</strong> deze vrag<strong>en</strong> zijn echter niet e<strong>en</strong>duidig<br />

te beantwoord<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> empirisch onderzoek. Het empirisch onder-


42 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

zoek naar suïcidaal gedrag heeft namelijk twee ess<strong>en</strong>tiële, methodologische<br />

beperking<strong>en</strong>. In de eerste plaats is suïcide naar verhouding e<strong>en</strong> zeldzame<br />

gebeurt<strong>en</strong>is waardoor prospectief onderzoek met suïcide als uitkomstmaat<br />

vrijwel onmogelijk is. In de tweede plaats is suïcide e<strong>en</strong> ongew<strong>en</strong>ste<br />

gebeurt<strong>en</strong>is die voor zover mogelijk door ingrijp<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>d.<br />

Nag<strong>en</strong>oeg alle resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderzoek waarin suïcidaal gedrag als<br />

uitkomstmaat geldt, zull<strong>en</strong> hierdoor vertek<strong>en</strong>d zijn.<br />

4.2 Professioneel oordeel via werk- klankbord- <strong>en</strong> focusgroep<strong>en</strong><br />

Omdat de evid<strong>en</strong>tie op wet<strong>en</strong>schappelijk basis beperkt is, is het oordeel<br />

<strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong> op het gebied <strong>van</strong> suïcidaal gedrag zwaar meegewog<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> brede verteg<strong>en</strong>woordiging <strong>van</strong> professionals was nauw betrokk<strong>en</strong> bij<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>, waarbij gezocht is naar cons<strong>en</strong>sus over<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong>. Professionals war<strong>en</strong> verteg<strong>en</strong>woordigd in e<strong>en</strong> werkgroep,<br />

de klankbordgroep <strong>en</strong> twee focusgroep<strong>en</strong>. Voor het sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de werkgroep <strong>en</strong> e<strong>en</strong> klankbordgroep is de betrokk<strong>en</strong> beroepsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

gevraagd om e<strong>en</strong> afvaardiging. Tev<strong>en</strong>s zijn verteg<strong>en</strong>woordigers <strong>van</strong><br />

patiënt<strong>en</strong>ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong> groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> person<strong>en</strong> met specifieke deskundigheid<br />

uitg<strong>en</strong>odigd.<br />

De uitgangsvrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> tekst<strong>en</strong> zijn voorbereid door de werkgroep <strong>en</strong><br />

voor comm<strong>en</strong>taar voorgelegd aan de klankbordgroep<strong>en</strong>. Met de klankbordgroep<strong>en</strong><br />

werd driemaal e<strong>en</strong> invitational confer<strong>en</strong>ce belegd. Met de<br />

verpleegkundige focusgroep zijn drie bije<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> belegd.<br />

Om het patiënt<strong>en</strong>perspectief tot zijn recht te lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, werd tweemaal<br />

overlegd met verteg<strong>en</strong>woordigers <strong>van</strong> de Ivonne <strong>van</strong> de V<strong>en</strong> Stichting.<br />

Deze stichting <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> richt zich <strong>van</strong>uit ervaringsdeskundigheid<br />

op het bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcideprev<strong>en</strong>tie. Dit overleg werd later uitgebreid<br />

<strong>en</strong> er werd e<strong>en</strong> focusgroep patiënt<strong>en</strong>participatie geformeerd, waarin verteg<strong>en</strong>woordigers<br />

<strong>van</strong> Stichting Ex6, Stichting 113Online <strong>en</strong> het Landelijk<br />

Platform ggz verteg<strong>en</strong>woordigd war<strong>en</strong>.<br />

4.3 Literatuuronderzoek<br />

Bestaande internationale <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> zijn gebruikt als startpunt voor het<br />

literatuuronderzoek. Het betreft de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric<br />

Association (apa, 2003), <strong>van</strong> de New Zealand Guideline Group (2003),<br />

<strong>van</strong> het National Institute for Clinical Excell<strong>en</strong>ce (nice, 2004), The Royal<br />

Australian and New Zealand College of Psychiatrists (ranzcp, 2004) <strong>en</strong><br />

The Royal College of Psychiatrists (2004; 2010). Daarnaast is gebruikgemaakt<br />

<strong>van</strong> twee uitgebreide literatuuronderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Schotse overheid<br />

(McLean et al., 2008; Leitner et al., 2008). Voor hoofdstuk 4 tot <strong>en</strong> met 9 is<br />

aanvull<strong>en</strong>d literatuuronderzoek uitgevoerd t<strong>en</strong>einde het literatuuroverzicht<br />

te actualiser<strong>en</strong>. De zoekopdracht<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de bewijstabell<strong>en</strong>,<br />

die zijn toegevoegd als bijlag<strong>en</strong> (bijlage 8 <strong>en</strong> 9). De verpleegkundige focus-


Hoofdstuk 1 Inleiding 43<br />

groep heeft voor diverse uitgangsvrag<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>d gezocht in de verplegingswet<strong>en</strong>schappelijke<br />

literatuur.<br />

5 Leeswijzer<br />

In dit inleid<strong>en</strong>de hoofdstuk zijn de doelstelling, de afbak<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> het<br />

proces <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong>ontwikkeling beschrev<strong>en</strong>. In hoofdstuk 2 wordt<br />

beschrev<strong>en</strong> wat suïcidaal gedrag is <strong>en</strong> hoe dit kan word<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong>. Er<br />

word<strong>en</strong> twee modell<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd die richtinggev<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> zijn bij<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag: het stresskwetsbaarheidsmodel<br />

(naar Goldney, 2008) <strong>en</strong> het <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>tmodel<br />

(Williams et al., 2005). De andere hoofdstukk<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> aan bij de visie die<br />

in hoofdstuk 2 is verwoord. De hoofdstukk<strong>en</strong> 3 tot <strong>en</strong> met 10 vorm<strong>en</strong> de<br />

kern <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> <strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> die zijn gebaseerd op de<br />

het best beschikbare bewijs <strong>en</strong> op het oordeel <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 3 gaat over e<strong>en</strong> aantal thema’s met e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> belang voor<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag: contact mak<strong>en</strong>, zorg voor<br />

veiligheid, de rol <strong>van</strong> betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong> <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg.<br />

Hoofdstuk 4 tot <strong>en</strong> met 6 (deel 2) gaan over onderzoek <strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

hoofdstuk 7 tot <strong>en</strong> met 9 (deel 3) over <strong>behandeling</strong>, met interv<strong>en</strong>ties voor<br />

de korte <strong>en</strong> voor de langere termijn. Hoofdstuk 10 geeft aanbeveling<strong>en</strong><br />

voor professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide. Vanwege de vrag<strong>en</strong> die er zijn<br />

over aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> gezondheidswetgeving, heeft de<br />

werkgroep e<strong>en</strong> aantal deskundig<strong>en</strong> gevraagd deze aspect<strong>en</strong> te behandel<strong>en</strong>.<br />

Hiermee doet de werkgroep e<strong>en</strong> handreiking aan professionals, zie bijlage<br />

5. Omdat huisarts<strong>en</strong> <strong>en</strong> medewerkers <strong>van</strong> de spoedeis<strong>en</strong>de hulp (seh)<br />

niet zijn ingebed in de ggz, zijn aparte aanbeveling<strong>en</strong> voor deze beroepsgroep<strong>en</strong><br />

toegevoegd, zie bijlage 3.<br />

Deze <strong>richtlijn</strong> is gebaseerd op de beschikbare evid<strong>en</strong>tie voor zover die <strong>van</strong><br />

belang is voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Als<br />

gevolg hier<strong>van</strong> is het basisdocum<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> om<strong>van</strong>grijk geword<strong>en</strong>.<br />

Professionals kunn<strong>en</strong> voor hun specifieke setting <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisbehoefte e<strong>en</strong><br />

selectie mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderdel<strong>en</strong> <strong>van</strong> het basisdocum<strong>en</strong>t die <strong>van</strong> toepassing<br />

zijn. Om de toegang <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> te bevorder<strong>en</strong>, is naast het basisdocum<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> praktische sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> gemaakt.


44 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Bool, M., Blekman J., Jong, S. de, Ruiter, M., & Voordouw, I. (Red.). (2007).<br />

Verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaliteit: Beleidsadvies. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Everding<strong>en</strong>, J.J.E. <strong>van</strong>, Burgers, J.S., Ass<strong>en</strong>delft, W.J.J., Swinkels, J.A., Barneveld,<br />

T.A. <strong>van</strong>, Klundert, J.L.M. <strong>van</strong> de (Red.). (2004). Evid<strong>en</strong>ce-based<br />

<strong>richtlijn</strong>ontwikkeling: E<strong>en</strong> leidraad voor de praktijk. Hout<strong>en</strong>: Bohn Stafleu<br />

<strong>van</strong> Loghum.<br />

Goldney, D.R. (2008). Suicide prev<strong>en</strong>tion. Oxford: Oxford University Press.<br />

Have, M. t<strong>en</strong>, Graaf, R. de, Dorsselaer, S. <strong>van</strong>, Verdurm<strong>en</strong>, J., Land, H. <strong>van</strong> ’t, &<br />

Vollebergh, W. (2006). Suïcidaliteit in de algem<strong>en</strong>e bevolking: Gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

poging<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Netherlands M<strong>en</strong>tal Health Survey and Incid<strong>en</strong>ce<br />

Study (NEMESIS). Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H., & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t ket<strong>en</strong>zorg<br />

suïcidaal gedrag: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldige sam<strong>en</strong>werking in de ket<strong>en</strong>.<br />

Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Hoeymans, N., & Schoemaker, C.G. (2010). De ziektelast <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong>. Bilthov<strong>en</strong>: RIVM. Raadpleegbaar via: http://www.<br />

rijksoverheid.nl/docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-publicaties/rapport<strong>en</strong>/2010/07/05/rivmrapport-de-ziektelast-<strong>van</strong>-suicide-<strong>en</strong>-suicidepoging<strong>en</strong>.html.<br />

Huisman, A. (2010). Learning from suicides: Towards an improved supervision<br />

procedure of suicides in m<strong>en</strong>tal health care in the Netherlands. PhD Thesis,<br />

Vrije Universiteit Amsterdam.<br />

Kerkhof, A.J.F.M., & Luyn, B.J. <strong>van</strong>. (Red). (2010). Suïcideprev<strong>en</strong>tie in de praktijk.<br />

Hout<strong>en</strong>: Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.<br />

KNMG. (2003). Standpunt federatiebestuur KNMG inzake euthanasie. Utrecht:<br />

KNMG.<br />

Leitner, M., Barr, W., & Hobby, L. (2008). Effectiv<strong>en</strong>ess of interv<strong>en</strong>tions to prev<strong>en</strong>t<br />

suicide and suicidal behavior: A systematic review. Edinburgh: Scottish<br />

Governm<strong>en</strong>t Social Research.<br />

McLean, J., Maxwell, M., Platt, S., Harris, F., & Jepson, R. (2008). Risk and<br />

protective factors for suicide and suicidal behaviour: A literature review.<br />

Edinburgh: Scottish Governm<strong>en</strong>t Social Research.<br />

New Zealand Guideline Group. (2003). The assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t of<br />

people at risk of suicide. Wellington: New Zealand Guideline Group.<br />

NICE. (2004). The short-term physical and psychological managem<strong>en</strong>t and<br />

secondary prev<strong>en</strong>tion of self-harm in primary and secondary care. London:<br />

National Institute for Clinical Excell<strong>en</strong>ce.<br />

RANZCP. (2004). Australian and New Zealand clinical practice guidelines for the<br />

managem<strong>en</strong>t of adult deliberate self-harm. Melbourne, Victoria: The Royal<br />

Australian & New Zealand College of psychiatrists.


Hoofdstuk 1 Inleiding 45<br />

Royal College of Psychiatrists. (2004). Assessm<strong>en</strong>t following self-harm in adults.<br />

London: Royal college of psychiatrists.<br />

Royal College of Psychiatrists. (2010). Self-harm, suicide and risk: Helping<br />

people who self-harm [College report CR158]. London: Royal College of<br />

Psychiatrists.<br />

Thol<strong>en</strong>, A.J., Berghmans, R.L.P., Huisman, J., Legemaate, J., Nol<strong>en</strong>, W.A., Polak,<br />

F., et al. (NVvP-commissie Hulp bij zelfdoding). (2009). Richtlijn omgaan<br />

met verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Tweede Kamer. (2008). Beleidsag<strong>en</strong>da suïcideprev<strong>en</strong>tie. Tweede Kamer,<br />

vergaderjaar 2007-2008, dossiernummer 22894, ondernummer 172.<br />

Tweede Kamer. (2009). Jaarrapportage Vermindering suïcidaliteit [CZ-CGGZ-<br />

2966471]. D<strong>en</strong> Haag: Tweede Kamer.<br />

Verwey, B. (2006). Don’t forget: Contributions to the assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t<br />

of suicide attempters in the g<strong>en</strong>eral hospital. Academisch proefschrift,<br />

Universiteit Leid<strong>en</strong>.<br />

Williams, J.M.G., Crane, C., Barnhofer, T., & Duggan, D. (2005). Psychology and<br />

suicidal behavior: Elaborating the <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t model. In K. Hawton (Ed.),<br />

Prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t of suicidal behaviour: From sci<strong>en</strong>ce to practice<br />

(pp. 71-88). Oxford: Oxford University Press.


Hoofdstuk 2<br />

Visie op suïcidaal gedrag<br />

1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt e<strong>en</strong> aantal algem<strong>en</strong>e uitgangsvrag<strong>en</strong> over suïcidaal<br />

gedrag beantwoord. Dit geeft de visie op suïcidaal gedrag weer die<br />

voor de werkgroep richtinggev<strong>en</strong>d is geweest. De werkgroep heeft bij het<br />

opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> gezocht naar cons<strong>en</strong>sus over wat onder suïcidaal<br />

gedrag verstaan moet word<strong>en</strong> <strong>en</strong> welk oorzakelijk model voor suïcidaal<br />

gedrag wordt gebruikt. Beschrev<strong>en</strong> wordt hoe suïcidaal gedrag kan word<strong>en</strong><br />

herk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> wat algem<strong>en</strong>e kaders zijn voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag door zorgprofessionals. T<strong>en</strong> slotte wordt besprok<strong>en</strong> in<br />

hoeverre het mogelijk is om suïcidaal gedrag te voorspell<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk<br />

zijn nog ge<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> geformuleerd; deze word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> in de<br />

hiernavolg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong>.<br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Wat is suïcidaal gedrag (Paragraaf 2.)<br />

• Wat zijn oorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Paragraaf 3.)<br />

• Hoe is suïcidaal gedrag te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> (Paragraaf 4.)<br />

• Waarop is de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag gericht (Paragraaf 5.)<br />

• Wat is het belang <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag (Paragraaf 6.)<br />

• Hoe kan suïcidaal gedrag word<strong>en</strong> behandeld (Paragraaf 7.)<br />

• Is suïcidaal gedrag te voorspell<strong>en</strong> (Paragraaf 8.)<br />

2 Definitie<br />

De term suïcidaal gedrag verwijst naar het geheel aan gedacht<strong>en</strong>, voorbereidingshandeling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> poging<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> zekere int<strong>en</strong>tie uitdrukk<strong>en</strong> om<br />

zichzelf te dod<strong>en</strong>. De term gedrag verwijst zowel naar handeling<strong>en</strong> als<br />

naar gedacht<strong>en</strong>. De werkgroep heeft voor deze algem<strong>en</strong>e term gekoz<strong>en</strong><br />

in aansluiting op het internationale gebruik <strong>van</strong> het begrip suicidal behaviour.<br />

Gedacht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> suïcide word<strong>en</strong> niet altijd geuit, maar kunn<strong>en</strong><br />

wel word<strong>en</strong> vermoed. De <strong>en</strong>ige manier om achter deze vorm <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag te kom<strong>en</strong> is er onderzoek naar te do<strong>en</strong>. Suïcidaal gedrag is<br />

niet geheel af te gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het bredere begrip zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.


48 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

De Britse <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> over zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag (self-harm)<br />

ongeacht het motief of de mate waarin iemand de bedoeling heeft door<br />

het gedrag te overlijd<strong>en</strong> (nice, 2004, Royal College of Psychiatrists,<br />

2010). De World Health Organization (who) sluit bij deze traditie aan<br />

met haar definitie <strong>van</strong> suicidal act (De Leo et al., 2006). De <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong><br />

de American Psychiatric Association (2003) heeft als onderwerp ‘The<br />

assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with suicidal behaviors’, waarmee de<br />

<strong>richtlijn</strong> zich niet alle<strong>en</strong> richt op <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> zelfbeschadiging<br />

dat reeds heeft plaatsgevond<strong>en</strong>, maar ook op suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcideplann<strong>en</strong> (apa, 2003; Silverman et al., 2007a; 2007b).<br />

In het literatuuronderzoek voor de huidige <strong>richtlijn</strong> heeft de werkgroep<br />

zich gericht op het spectrum <strong>van</strong> gedraging<strong>en</strong> dat verband houdt met de<br />

int<strong>en</strong>tie zichzelf te dod<strong>en</strong>, waaronder gedacht<strong>en</strong> aan suïcide, fantasieën<br />

over suïcide <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> suïcidepoging te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> het do<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging, hoe ambival<strong>en</strong>t dit ook is. Daarbij is inbegrep<strong>en</strong><br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d <strong>en</strong>/of risicovol gedrag waarbij de persoon de kans loopt<br />

te overlijd<strong>en</strong> c.q. het risico <strong>van</strong> overlijd<strong>en</strong> niet uit de weg gaat.<br />

De int<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is niet altijd e<strong>en</strong>duidig vast te stell<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> moet breed word<strong>en</strong> opgevat (Hasley et al., 2008). Patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

bijvoorbeeld na e<strong>en</strong> suïcidepoging ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat zij met hun daad de<br />

bedoeling hadd<strong>en</strong> te overlijd<strong>en</strong>, uit schaamte of uit vrees dat ze teg<strong>en</strong> hun<br />

zin word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Suïcidaal gedrag kan ook e<strong>en</strong> uitdrukking zijn <strong>van</strong><br />

de w<strong>en</strong>s om te ontsnapp<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> moeilijk te verdrag<strong>en</strong> situatie waarbij<br />

niet voor de dood wordt gekoz<strong>en</strong>. De int<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> de gedraging<strong>en</strong> kan variër<strong>en</strong><br />

in de tijd; op het <strong>en</strong>e mom<strong>en</strong>t kan iemand de gedachte hebb<strong>en</strong> dood<br />

te will<strong>en</strong>, op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>d mom<strong>en</strong>t niet meer. Naast e<strong>en</strong> gedachte om dood<br />

te will<strong>en</strong> is er vaak e<strong>en</strong> wil om te lev<strong>en</strong>. Vaak k<strong>en</strong>merkt deze ambival<strong>en</strong>tie<br />

het suïcidale gedrag. Het begrip int<strong>en</strong>tie moet hier overig<strong>en</strong>s niet begrep<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> alsof de patiënt altijd e<strong>en</strong> vrije keus heeft in zijn gerichtheid op<br />

dood <strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>. Niet zeld<strong>en</strong> is er sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wanhoopsdaad, e<strong>en</strong><br />

onvrije keuze waarbij de patiënt zich gedrev<strong>en</strong> voelt door de omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of door onmacht.<br />

Bij e<strong>en</strong> suïcidepoging is e<strong>en</strong> ernstige mate <strong>van</strong> letaliteit vaak veelzegg<strong>en</strong>d<br />

voor de int<strong>en</strong>tie om te overlijd<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> suïcidepoging die bijna dodelijk<br />

afloopt kan e<strong>en</strong> sterke doodsint<strong>en</strong>tie meestal word<strong>en</strong> verondersteld.<br />

Dat neemt niet weg dat e<strong>en</strong> poging met gering lichamelijk letsel ook<br />

kan sam<strong>en</strong>gaan met e<strong>en</strong> sterke doodsint<strong>en</strong>tie. Iemand die e<strong>en</strong> poging<br />

doet, maakt niet altijd e<strong>en</strong> correcte inschatting <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> letaliteit<br />

(Towns<strong>en</strong>d et al., 2001; Brown et al., 2004; Harris et al., 2005; Edelston et<br />

al., 2006).


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 49<br />

3 Oorzak<strong>en</strong><br />

Bij ieder individu wordt het suïcidale gedrag veroorzaakt door e<strong>en</strong> uniek<br />

complex <strong>van</strong> biologische, psychologisch <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong>. In het<br />

oorzakelijke proces <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide zijn twee aspect<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong>:<br />

de suïcidale toestand (paragraaf 3.1) <strong>en</strong> achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan het ontstaan <strong>en</strong> in stand houd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale toestand<br />

(paragraaf 3.2).<br />

3.1 Suïcidale toestand<br />

Bij de suïcidale toestand gaat het om suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> -handeling<strong>en</strong> in<br />

de rec<strong>en</strong>te <strong>en</strong> ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is, <strong>en</strong> om gedacht<strong>en</strong> over de nabije<br />

toekomst. C<strong>en</strong>traal staan betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>van</strong> de gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> handeling<strong>en</strong><br />

in term<strong>en</strong> <strong>van</strong> motiev<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, overweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> zoals die<br />

door de betrokk<strong>en</strong>e zelf word<strong>en</strong> gerapporteerd. Vanwege het subjectieve<br />

karakter er<strong>van</strong> is het wet<strong>en</strong>schappelijke onderzoek over suïcidale motiev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> int<strong>en</strong>ties veelal kwalitatief <strong>van</strong> aard (Lakeman & Fitzgerald, 2008). Er is<br />

ook kwantitatief onderzoek naar de voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> uitsprak<strong>en</strong><br />

over suïcide. Het is te verwacht<strong>en</strong> dat dergelijk onderzoek e<strong>en</strong> onderschatting<br />

geeft <strong>van</strong> de prognose, omdat de omgeving bij ernstige suïcidale<br />

uitsprak<strong>en</strong> in de meeste gevall<strong>en</strong> zal ingrijp<strong>en</strong> om suïcide te voorkom<strong>en</strong>.<br />

Motiev<strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. Het kan gaan<br />

om e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong> w<strong>en</strong>s te will<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> gevoel of overtuiging het<br />

lev<strong>en</strong> niet langer aan te (will<strong>en</strong>) kunn<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> behoefte om te ontsnapp<strong>en</strong><br />

uit e<strong>en</strong> situatie die de persoon als ondraaglijk ervaart, of om het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

te stopp<strong>en</strong>. Soms is suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> uiting <strong>van</strong> de behoefte ander<strong>en</strong><br />

iets duidelijk te mak<strong>en</strong>. Suïcidaal gedrag kan ook impulsief <strong>en</strong> zonder veel<br />

voorafgaand overweg<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>.<br />

Bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag wordt nagevraagd wat de inhoud is<br />

<strong>van</strong> de suïcidale gedacht<strong>en</strong>. Wat wil iemand bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat zijn daarvoor<br />

de motiev<strong>en</strong> Hoe concreter de patiënt de ideeën over e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>seinde<br />

heeft uitgewerkt, hoe sterker de doodsint<strong>en</strong>tie wordt ingeschat. Welke<br />

plann<strong>en</strong> heeft iemand gemaakt <strong>en</strong> hoe gedetailleerd zijn die plann<strong>en</strong><br />

uitgewerkt In het dagelijks lev<strong>en</strong> zijn de uitsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> iemand over wat<br />

hij of zij wil gaan do<strong>en</strong> vaak de beste voorspeller voor het feitelijke gedrag<br />

dat volgt.<br />

3.2 Achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

Naast de int<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> <strong>van</strong> het individu zijn er door onderzoek<br />

vele factor<strong>en</strong> opgespoord die met suïcidaal gedrag zijn geassocieerd.<br />

Suïcidaal gedrag is multifactorieel bepaald. Om e<strong>en</strong> ord<strong>en</strong>ing aan te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> heeft de werkgroep gebruik gemaakt<br />

<strong>van</strong> twee modell<strong>en</strong>: het stress-kwetsbaarheidsmodel (Goldney, 2008) <strong>en</strong>


50 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

het <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>tmodel (Williams et al., 2005). Deze modell<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> voor<br />

de klinische praktijk de mogelijkheid om de verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan suïcidaal gedrag in e<strong>en</strong> onderlinge sam<strong>en</strong>hang te plaats<strong>en</strong>.<br />

Het stress-kwetsbaarheidsmodel gaat er<strong>van</strong> uit dat suïcidaal gedrag voortkomt<br />

uit duurzame factor<strong>en</strong> die de individuele kwetsbaarheid verhog<strong>en</strong> of<br />

verlag<strong>en</strong>, in combinatie met stressor<strong>en</strong> die het actuele gedrag losmak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

onderhoud<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>tmodel beschrijft het psychologische proces<br />

waarlangs kwetsbare individu<strong>en</strong> onder invloed <strong>van</strong> stressor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> tot suïcidaal gedrag.<br />

Psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> bij suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> grote rol. In<br />

psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> is gevond<strong>en</strong> dat 74% tot 100% <strong>van</strong><br />

de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die overlijd<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> suïcide e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis heeft<br />

(Ca<strong>van</strong>agh et al., 2003). Dat is aanzi<strong>en</strong>lijk hoger dan in controlegroep<strong>en</strong>,<br />

waarin de mediaan lag op 27%. Op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> meta-analyse werd<br />

geschat dat 47% tot 74% <strong>van</strong> alle suïcides in de bevolking mede kan word<strong>en</strong><br />

toegeschrev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis. Vooral affectieve stoorniss<strong>en</strong><br />

drag<strong>en</strong> in hoge mate bij met e<strong>en</strong> populatieattributief risico (par)<br />

tuss<strong>en</strong> 30% <strong>en</strong> 57%.<br />

Naast psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> zijn psychologische factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang.<br />

In de psychologische literatuur word<strong>en</strong> impulsiviteit, wanhoop <strong>en</strong> sociale<br />

isolatie g<strong>en</strong>oemd als construct<strong>en</strong> die – naast depressiviteit <strong>en</strong> angst –<br />

Figuur 3.1 Geïntegreerd model voor suïcidaal gedrag <strong>van</strong> stresskwetsbaarheid<br />

<strong>en</strong> ‘<strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t’ (naar Goldney, 2008 & Williams<br />

et al., 2005)<br />

Erfelijke <strong>en</strong> biochemsiche Persoonlijkheid Lev<strong>en</strong>sbeschouwing Maatschappelijk <strong>en</strong><br />

factor<strong>en</strong><br />

interpersoonlijk<br />

steunsysteem<br />

Kwetsbaarheid<br />

Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

(inclusief alcohol / d rugs)<br />

Psychologische<br />

factor<strong>en</strong><br />

Stress<br />

Ingrijp<strong>en</strong>de<br />

lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>/<br />

verlieservaring<strong>en</strong><br />

Beleving <strong>van</strong><br />

hopeloosheid /<br />

wanhoop/<br />

‘<strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t’<br />

Suïcidaal gedrag


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 51<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan het risico <strong>van</strong> suïcide (Conner et al., 2001). Williams et<br />

al. (2005) beschrijv<strong>en</strong> in het <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>tmodel het tekortschiet<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

copingmechanism<strong>en</strong>. Bij iemand die kwetsbaar is voor het int<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

heftig ervar<strong>en</strong> <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> <strong>van</strong> ‘vernedering’, ‘verlies’ of<br />

‘afwijzing’ kan verlies <strong>van</strong> zelfrespect <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>waarde optred<strong>en</strong>. Versterkt<br />

door e<strong>en</strong> gebrek aan probleemoploss<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> kan dit leid<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> toestand <strong>van</strong> wanhoop <strong>en</strong> uitzichtloosheid. Er ontstaat e<strong>en</strong> situatie<br />

die Williams beschrijft als <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t (in e<strong>en</strong> val opgeslot<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong>). De<br />

persoon komt in e<strong>en</strong> situatie waarin hij of zij zelf ge<strong>en</strong> ontsnapping meer<br />

ziet <strong>en</strong> redding door ander<strong>en</strong> ook niet mogelijk acht, met suïcidaal gedrag<br />

tot gevolg. Williams et al. (2005) vergelijk<strong>en</strong> deze situatie met e<strong>en</strong> dier dat<br />

met zijn poot vastzit in e<strong>en</strong> klem <strong>en</strong> kermt. De wanhoopskreet uit zich als<br />

suïcidegedachte, suïcidepoging of daadwerkelijke suïcide.<br />

4 Herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Er bestaat ge<strong>en</strong> methode waarmee suïcidaal gedrag ondubbelzinnig kan<br />

word<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>d. Er zijn weliswaar verschill<strong>en</strong>de checklijst<strong>en</strong> die nuttig<br />

kunn<strong>en</strong> zijn bij e<strong>en</strong> gesprek over suïcidaal gedrag, maar deze kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

persoonlijk <strong>en</strong> vertrouwelijk gesprek niet ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>. Het gesprek kan er<br />

zelfs door word<strong>en</strong> gehinderd, omdat het door de patiënt als formeel <strong>en</strong><br />

afstandelijk kan word<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong>. Patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag scham<strong>en</strong><br />

zich vaak, zijn bang voor veroordeling, bang voor restrictieve maatregel<strong>en</strong>,<br />

bang om opgegev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, bang om niet gehoord te word<strong>en</strong>. Zij<br />

voel<strong>en</strong> zich vaak sociaal <strong>en</strong> emotioneel geïsoleerd.<br />

Suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> -plann<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>d als de<br />

betrokk<strong>en</strong>e bereid is om erover te prat<strong>en</strong>. Het bespreekbaar mak<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag vraagt om empathie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> sfeer <strong>van</strong> vertrouw<strong>en</strong>; goed<br />

contact kan <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>sbelang zijn. Goed contact is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nodig voor<br />

goede <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> adequate <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Bij e<strong>en</strong> suïcidepoging is in veel gevall<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong> op<strong>en</strong>lijk gedrag dat e<strong>en</strong><br />

zekere int<strong>en</strong>tie uitdrukt om zichzelf te dod<strong>en</strong>. Vaak meldt de patiënt zelf<br />

dat hij of zij e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft gedaan. Professionals moet<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

dergelijke mededeling serieus nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> noodzakelijke hulp in gang zett<strong>en</strong>.<br />

Soms kan alle<strong>en</strong> uit de omstandighed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid dat iemand aan<br />

suïcide d<strong>en</strong>kt of e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft gedaan. In die situaties moet<strong>en</strong><br />

professionals vrag<strong>en</strong> naar de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

-plann<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze explorer<strong>en</strong>. Daarbij moet ook – voor zover mogelijk<br />

– gebruik word<strong>en</strong> gemaakt <strong>van</strong> de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>, zoals<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> familieled<strong>en</strong> of ander<strong>en</strong> in de omgeving <strong>van</strong> de patiënt. Zij<br />

merk<strong>en</strong> suïcidaal gedrag of verandering<strong>en</strong> in gedrag vaak goed op.


52 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

5 Diagnostisch doel<br />

Suïcidaal gedrag is het resultaat <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uniek complex <strong>van</strong> factor<strong>en</strong>.<br />

Voor <strong>diagnostiek</strong> moet de professional e<strong>en</strong> beeld krijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong><br />

de situatie <strong>en</strong> <strong>van</strong> het geheel <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> die bij deze individuele patiënt<br />

leid<strong>en</strong> tot suïcidaal gedrag. Diagnostiek omvat de herk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> het suïcidale<br />

gedrag, onderzoek naar gedacht<strong>en</strong> over suïcide <strong>en</strong> naar de motiev<strong>en</strong>,<br />

int<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong> naar eerder suïcidaal gedrag <strong>en</strong> onderzoek<br />

naar de stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> die het suïcidale gedrag bepal<strong>en</strong>.<br />

Het onderzoek mondt uit in e<strong>en</strong> structuurdiagnose die di<strong>en</strong>t als uitgangspunt<br />

voor het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan.<br />

Bij het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag moet onderscheid gemaakt word<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> op<strong>en</strong>lijke gedraging<strong>en</strong> versus gedacht<strong>en</strong> die niet tot uiting word<strong>en</strong><br />

gebracht. In op<strong>en</strong>lijke gedraging<strong>en</strong> is het suïcidale gedrag voor de professional<br />

of voor naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> herk<strong>en</strong>baar in uitsprak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de persoon<br />

of in hetge<strong>en</strong> hij of zij doet. Er zijn echter ook situaties waarin de persoon<br />

ge<strong>en</strong> uiting geeft aan suïcidale gedacht<strong>en</strong>. De professional zal daar dan<br />

actief naar moet<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Het gaat dan specifiek om situaties waar<strong>van</strong><br />

bek<strong>en</strong>d is dat zij met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag gepaard<br />

gaan.<br />

Het onderzoek naar gedacht<strong>en</strong> over suïcide bestaat uit e<strong>en</strong> gedetailleerde<br />

analyse <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> de gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, plann<strong>en</strong> <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong>.<br />

Wat is de int<strong>en</strong>siteit <strong>van</strong> de gedacht<strong>en</strong> Zijn er steeds terugker<strong>en</strong>de kwell<strong>en</strong>de<br />

gedacht<strong>en</strong> Hoe vaak kom<strong>en</strong> ze voor Wat wil iemand bereik<strong>en</strong><br />

Welke plann<strong>en</strong> zijn gemaakt Welke voorbereiding<strong>en</strong> zijn getroff<strong>en</strong><br />

Hoeveel haast heeft de betrokk<strong>en</strong>e Welke consequ<strong>en</strong>ties verwacht hij of<br />

zij voor zichzelf of voor ander<strong>en</strong> Hoe is het toekomstperspectief Welke<br />

situaties of gedacht<strong>en</strong> wil de patiënt ontvlucht<strong>en</strong> Heeft de patiënt eerder<br />

episodes gehad met suïcidaal gedrag Wat zijn aanleiding<strong>en</strong> voor de<br />

gedacht<strong>en</strong> of in welke situaties kom<strong>en</strong> deze gedacht<strong>en</strong> voor<br />

Het onderzoek naar stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bestaat uit e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

<strong>van</strong> het complex <strong>van</strong> individuele psychiatrische, psychologische<br />

<strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> die met het suïcidale gedrag <strong>van</strong> de betrokk<strong>en</strong>e sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>.<br />

De belangrijkste factor<strong>en</strong> zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 5.<br />

Het resultaat <strong>van</strong> het onderzoek naar suïcidaal gedrag wordt sam<strong>en</strong>gevat<br />

in e<strong>en</strong> structuurdiagnose. De structuurdiagnose is opgebouwd uit e<strong>en</strong><br />

formulering <strong>van</strong> de aard <strong>en</strong> de ernst <strong>van</strong> de symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate <strong>van</strong><br />

wilsbekwaamheid, met daarbij de hypothes<strong>en</strong> over de etiologie (ontstaansvoorwaard<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese (ontstaanswijze) (Sno et al., 2004). De structuurdiagnose<br />

vormt het uitgangspunt voor het (voorlopige) behandelplan.<br />

De professional zal e<strong>en</strong> inschatting mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het directe gevaar <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

indicatie stell<strong>en</strong> voor de directe interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> behandelsetting, <strong>en</strong> voor de<br />

<strong>behandeling</strong> op langere termijn. Het is <strong>van</strong> groot belang om het onderzoek


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 53<br />

<strong>en</strong> de formulering <strong>van</strong> het behandelplan zo veel mogelijk te do<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>werking<br />

met de patiënt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk met de naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Diagnostiek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag stelt eis<strong>en</strong> aan de professionele vaardighed<strong>en</strong>.<br />

Het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

oriënter<strong>en</strong>d onderzoek hoort tot de basisvaardighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> alle arts<strong>en</strong>,<br />

verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong> die actief werkzaam<br />

zijn in de patiënt<strong>en</strong>zorg (zie ook hoofdstuk 1, paragraaf 2, Doelstelling<br />

<strong>en</strong> doelgroep). Oriënter<strong>en</strong>d onderzoek omvat contact mak<strong>en</strong>, onderzoek<br />

do<strong>en</strong> naar de actuele suïcidale toestand, in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> stress- <strong>en</strong><br />

kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>, naast<strong>en</strong> erbij betrekk<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> inschatting mak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de noodzaak om door te verwijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> het zorg<strong>en</strong> voor veiligheid <strong>en</strong><br />

continuïteit <strong>van</strong> zorg. Het onderzoek naar etiologie <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese <strong>van</strong><br />

het suïcidale gedrag, de beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid <strong>van</strong> iemand<br />

met suïcidaal gedrag, <strong>en</strong> de indicatiestelling voor <strong>behandeling</strong> word<strong>en</strong><br />

beschouwd als e<strong>en</strong> specialistische vaardigheid die wordt uitgevoerd door<br />

e<strong>en</strong> deskundige die daartoe bevoegd <strong>en</strong> bekwaam is. Voor zover dit niet<br />

is geregeld in de Wet Bopz (dwangopname) <strong>en</strong> de Wet big (onder andere<br />

voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> medicatie), legt de instelling waar de deskundige werkt<br />

dit vast in het professioneel statuut.<br />

In het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al.,<br />

2010) wordt onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>de verwijzers die rechtstreeks<br />

naar de (acute) geestelijke gezondheidszorg kunn<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong><br />

(namelijk huisarts<strong>en</strong>, medisch specialist/seh, Bureau Jeugdzorg <strong>en</strong><br />

bedrijfsarts<strong>en</strong>) <strong>en</strong> toeleiders die niet rechtstreeks kunn<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar<br />

de geestelijke gezondheidszorg (zoals personeel in de sector onderwijs,<br />

welzijn, jeugdzorg, gehandicapt<strong>en</strong>zorg). Aanbevol<strong>en</strong> wordt dat erk<strong>en</strong>de<br />

verwijzers in elk geval beschikk<strong>en</strong> over basisvaardighed<strong>en</strong> in het omgaan<br />

met suïcidaal gedrag.<br />

6 Wilsbekwaamheid <strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong><br />

Het begrip wilsbekwaamheid heeft e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol in het Nederlandse<br />

gezondheidsrecht. Het uitgangspunt is dat de toestemming <strong>van</strong> de patiënt<br />

e<strong>en</strong> noodzakelijke voorwaarde is voor e<strong>en</strong> medische handeling mits de<br />

patiënt wilsbekwaam is. Wanneer de patiënt niet wilsbekwaam is, moet<br />

de professional, indi<strong>en</strong> mogelijk met toestemming <strong>van</strong> naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

handel<strong>en</strong> om ernstig nadeel voor de patiënt af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

De wilsverklaring kan in e<strong>en</strong> schriftelijke, voorafgaande verklaring zijn<br />

vastgelegd. De arts is gehoud<strong>en</strong> zo’n schriftelijke verklaring te respecter<strong>en</strong><br />

mits er sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> heldere, op de situatie toegesned<strong>en</strong> verklaring <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> patiënt die op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de wilsverklaring (nog)<br />

wilsbekwaam was.


54 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Bij person<strong>en</strong> die suïcidale gedacht<strong>en</strong> uit<strong>en</strong> of die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong><br />

gedaan, is de beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid bepal<strong>en</strong>d voor het<br />

handel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professional. Het vaststell<strong>en</strong> hier<strong>van</strong> vergt e<strong>en</strong> zorgvuldige<br />

afweging. Voor e<strong>en</strong> uitwerking <strong>van</strong> het begrip wordt verwez<strong>en</strong> naar het<br />

knmg-rapport over de implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> de wgbo (knmg, 2004). Hierin<br />

stelt de knmg dat bij de beoordeling <strong>van</strong> wilsbekwaamheid drie aspect<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: het begripsvermog<strong>en</strong>, de beslisvaardigheid,<br />

<strong>en</strong> afweging <strong>van</strong> waard<strong>en</strong>.<br />

6.1 Begripsvermog<strong>en</strong><br />

Bij het begripsvermog<strong>en</strong> gaat het om het vermog<strong>en</strong> om informatie te<br />

begrijp<strong>en</strong> <strong>en</strong> (logisch) te bered<strong>en</strong>er<strong>en</strong>. Het begripsvermog<strong>en</strong> is vooral <strong>van</strong><br />

belang in het waarder<strong>en</strong> <strong>van</strong> complexe situaties.<br />

6.2 Beslisvaardigheid<br />

Bij de beslisvaardigheid gaat het om het besef <strong>en</strong> de waardering <strong>van</strong> informatie.<br />

In het algeme<strong>en</strong> zijn de vereist<strong>en</strong> <strong>van</strong> beslisvaardigheid hoger als het<br />

gaat om instemming met ingrijp<strong>en</strong>de <strong>en</strong> belast<strong>en</strong>de ingrep<strong>en</strong>, bij weigering<br />

<strong>van</strong> <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> die lev<strong>en</strong>sredd<strong>en</strong>d zijn, of wanneer wordt ingeschat dat<br />

het risico <strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>d handel<strong>en</strong> voor de patiënt niet opweegt teg<strong>en</strong> de<br />

voordel<strong>en</strong> die de patiënt ondervindt wanneer het ingrijp<strong>en</strong> succesvol blijkt.<br />

Het gaat er dan niet om of de beslissing goed g<strong>en</strong>oeg is, maar of de beslisvaardigheid<br />

goed g<strong>en</strong>oeg is gezi<strong>en</strong> de ernst <strong>van</strong> de situatie.<br />

6.3 Afweging <strong>van</strong> waard<strong>en</strong><br />

Tot slot is het oordeel <strong>van</strong> wilsbekwaamheid e<strong>en</strong> resultaat <strong>van</strong> e<strong>en</strong> afweging<br />

<strong>van</strong> waard<strong>en</strong>. Als zelfbeschikking sterk wordt gewaardeerd, zal de<br />

balans eerder doorslaan naar wilsbekwaamheid dan wanneer veel waarde<br />

wordt gehecht aan de bestwil <strong>van</strong> de patiënt. Het is daarom <strong>van</strong> groot<br />

belang om bij ingrijp<strong>en</strong>de medische beslissing<strong>en</strong> de overweging<strong>en</strong> die de<br />

afweging beïnvloed<strong>en</strong>, transparant te mak<strong>en</strong>. De professional doet dat door<br />

zo zorgvuldig <strong>en</strong> concreet mogelijk het begripsvermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de beslisvaardigheid<br />

te beoordel<strong>en</strong>, te registrer<strong>en</strong> <strong>en</strong> door rele<strong>van</strong>te betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

lat<strong>en</strong> toets<strong>en</strong>.<br />

6.4 Beoordel<strong>en</strong> wilsbekwaamheid<br />

Wanneer de patiënt niet wilsbekwaam is <strong>en</strong> er dreigt ernstig nadeel dan<br />

kan op basis <strong>van</strong> de wgbo medisch gehandeld word<strong>en</strong> om ernstig nadeel<br />

voor de patiënt af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Voor zover mogelijk wordt overlegd <strong>en</strong><br />

toestemming gevraagd <strong>van</strong> de wettelijk verteg<strong>en</strong>woordiger(s). In acute<br />

situaties waarin direct ingrijp<strong>en</strong> noodzakelijk is om ernstige gevolg<strong>en</strong> af<br />

te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, zal in de meeste gevall<strong>en</strong> de tijd ontbrek<strong>en</strong> om alle rele<strong>van</strong>te<br />

aspect<strong>en</strong> zorgvuldig te beoordel<strong>en</strong>. In dergelijke situaties heeft de medicus


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 55<br />

zelf primair de verantwoordelijkheid om eerst te handel<strong>en</strong>. Dit geldt ook<br />

voor situaties waarin e<strong>en</strong> schriftelijke wilsverklaring aanwezig is waar<strong>van</strong><br />

niet kan word<strong>en</strong> vastgesteld of de persoon op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> opstell<strong>en</strong><br />

(nog) wilsbekwaam was. Indi<strong>en</strong> er sprake is <strong>van</strong> gevaar voor de patiënt of<br />

ander<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis, kan medisch gehandeld<br />

word<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> de Wet Bopz.<br />

De groep suïcidale patiënt<strong>en</strong> die weloverwog<strong>en</strong> de balans heeft opgemaakt<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> einde aan zijn of haar lev<strong>en</strong> wil mak<strong>en</strong>, is klein. Van alle suïcides<br />

betreft het, afhankelijk <strong>van</strong> de criteria, naar schatting 0-7% (Van Tol,<br />

1985; 1986). Suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vraag om hulp bij zelfdoding moet<strong>en</strong><br />

daarom in eerste instantie word<strong>en</strong> opgevat als signal<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderligg<strong>en</strong>de<br />

problematiek. Het beleid is dan gericht op lev<strong>en</strong>shulp: suïcideprev<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> de onderligg<strong>en</strong>de problematiek. Bij ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij<br />

person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ernstige <strong>en</strong> uitzichtloze ziekte komt de weloverwog<strong>en</strong><br />

w<strong>en</strong>s om niet meer te lev<strong>en</strong> vaker voor dan bij jonger<strong>en</strong>. Voor de handelwijze<br />

bij verzoek<strong>en</strong> om hulp bij zelfdoding verwijz<strong>en</strong> wij naar de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der<br />

G<strong>en</strong>eeskunst (knmg, 2003; 2004) <strong>en</strong> <strong>van</strong> de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor<br />

Psychiatrie (Thol<strong>en</strong> et al., 2009).<br />

7 Behandeling<br />

De <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag moet aansluit<strong>en</strong> bij het unieke<br />

complex <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> dat aan het gedrag <strong>van</strong> de individuele patiënt t<strong>en</strong><br />

grondslag ligt. De <strong>behandeling</strong> kan bestaan uit interv<strong>en</strong>ties voor veiligheid<br />

of bescherming, gericht op de inhoud <strong>van</strong> de suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> op het<br />

beïnvloed<strong>en</strong> <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> die als oorzakelijk of onderhoud<strong>en</strong>d voor het<br />

suïcidale gedrag word<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

In het eerste contact met of over e<strong>en</strong> persoon met suïcidaal gedrag moet<br />

de professional e<strong>en</strong> inschatting mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> urg<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

handel<strong>en</strong>. Het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit beschrijft<br />

drie niveaus <strong>van</strong> urg<strong>en</strong>tie: nood (< 20 minut<strong>en</strong>), urg<strong>en</strong>t (< 24 uur), <strong>en</strong><br />

regulier (> 24 uur) (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010). Afhankelijk <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong><br />

urg<strong>en</strong>tie organiseert de professional gepaste hulp. In noodsituaties moet<br />

direct word<strong>en</strong> ingegrep<strong>en</strong>, bijvoorbeeld bij e<strong>en</strong> noodoproep door de<br />

politie, brandweer of ambulance. Bij urg<strong>en</strong>te situaties spel<strong>en</strong> huisarts,<br />

spoedeis<strong>en</strong>de hulp <strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>de psychiatrie e<strong>en</strong> sleutelrol.


56 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

In aansluiting op het onderzoek naar het suïcidale gedrag moet de zorgprofessional<br />

met de patiënt <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk met di<strong>en</strong>s naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

besprek<strong>en</strong> wat gedaan kan word<strong>en</strong> om de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt te<br />

waarborg<strong>en</strong>. Vrag<strong>en</strong> die de professional sam<strong>en</strong> met de patiënt <strong>en</strong> naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

moet doornem<strong>en</strong> zijn: zijn de suïcidegedacht<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de in de<br />

hand te houd<strong>en</strong> Hoe veilig is het om naar huis te gaan Beschikt de patiënt<br />

thuis over middel<strong>en</strong> waarmee hij of zij suïcide kan pleg<strong>en</strong> Is het mogelijk<br />

om die te verwijder<strong>en</strong> Zijn er naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> beschikbaar die steun <strong>en</strong><br />

veiligheid kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong><br />

Het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> zog<strong>en</strong>oemde non-suïcideafsprak<strong>en</strong> is controversieel <strong>en</strong><br />

het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> formeel non-suïcidecontract in situaties waarin er<br />

ge<strong>en</strong> voortgaande behandelrelatie bestaat (bijvoorbeeld bij het verlat<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het ziek<strong>en</strong>huis teg<strong>en</strong> het advies <strong>van</strong> de arts in) moet in de meeste gevall<strong>en</strong><br />

als obsoleet word<strong>en</strong> beschouwd. Het kan e<strong>en</strong> gevoel <strong>van</strong> schijnveiligheid<br />

gev<strong>en</strong> voor zowel de professional als de patiënt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Als de professional inschat dat het risico <strong>van</strong> suïcide op korte termijn hoog<br />

is <strong>en</strong> het niet mogelijk is om toereik<strong>en</strong>de veiligheidsafsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

moet de professional overweg<strong>en</strong> of er grond<strong>en</strong> zijn voor e<strong>en</strong> (gedwong<strong>en</strong>)<br />

opname.<br />

Het inperk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de autonomie <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag kan<br />

nodig zijn om de veiligheid te verhog<strong>en</strong>. Echter, deze maatregel kan ook<br />

averechts werk<strong>en</strong>. Patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zich door e<strong>en</strong> onvrijwillige opname<br />

nog sterker ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> in hun innerlijke conflict. Het gevoel <strong>van</strong><br />

<strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t kan word<strong>en</strong> versterkt, met e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong><br />

wanhoop <strong>en</strong> uitzichtloosheid. Suïcide kan hierdoor juist in de hand word<strong>en</strong><br />

gewerkt.<br />

Na interv<strong>en</strong>ties gericht op de veiligheid richt de <strong>behandeling</strong> zich op<br />

de inhoud <strong>van</strong> suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> op het complex <strong>van</strong> oorzakelijke<br />

factor<strong>en</strong>. Omdat suïcidegedacht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> fluctuer<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de <strong>behandeling</strong><br />

is het nodig om deze te blijv<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot focus <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong><br />

te mak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> crisisplan of e<strong>en</strong> signaleringsplan kunn<strong>en</strong> hierbij e<strong>en</strong> belangrijke<br />

functie hebb<strong>en</strong>.<br />

Als suïcidegedacht<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> als symptoom <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing moet deze aando<strong>en</strong>ing conform de geld<strong>en</strong>de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> behandeld. Soms zal e<strong>en</strong> biologische <strong>behandeling</strong> met psychofarmaca<br />

<strong>en</strong> bij uitzondering ook elektroconvulsietherapie (ect) geïndiceerd<br />

zijn, bijvoorbeeld bij e<strong>en</strong> psychotische depressie. In andere gevall<strong>en</strong> kan<br />

e<strong>en</strong> primair psychotherapeutische aanpak de voorkeur hebb<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

dialectische gedragstherapie bij patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

Het wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek naar de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> voor<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t nog ge<strong>en</strong> sterke traditie. Voor zover wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

solide effectonderzoek is verricht betreft het onderzoek naar het


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 57<br />

effect <strong>van</strong> <strong>en</strong>kelvoudige interv<strong>en</strong>ties in homog<strong>en</strong>e groep<strong>en</strong> met <strong>en</strong>kelvoudige<br />

diagnos<strong>en</strong>, bijvoorbeeld patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressie of borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis. De populaties in deze onderzoek<strong>en</strong> zijn slechts<br />

t<strong>en</strong> dele repres<strong>en</strong>tatief voor patiënt<strong>en</strong> uit de dagelijkse praktijk. Dit betek<strong>en</strong>t<br />

dat behandelaars <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> hun behandelstrategie<br />

niet echt kunn<strong>en</strong> baser<strong>en</strong> op de wet<strong>en</strong>schappelijk bewijs. In individuele<br />

gevall<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zij steeds moet<strong>en</strong> afweg<strong>en</strong> welke interv<strong>en</strong>ties geschikt zijn.<br />

Ongeacht de aard <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> moet er aandacht zijn voor de continuïteit<br />

<strong>van</strong> de zorg. De g<strong>en</strong>eigdheid tot suïcidaal gedrag is vaak langdurig<br />

aanwezig of kan in stressvolle omstandighed<strong>en</strong> opnieuw de kop opstek<strong>en</strong>.<br />

Overgangsmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> (wisseling <strong>van</strong> behandelsetting,<br />

wisseling <strong>van</strong> behandelaar, ontslag uit e<strong>en</strong> behandelsetting) zijn mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

waarop het suïciderisico is verhoogd. Goede sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> daarnaast<br />

mondelinge <strong>en</strong> schriftelijke informatie-uitwisseling tuss<strong>en</strong> zorgprofessionals<br />

is op die mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).<br />

8 Risicoschatting<br />

Valt e<strong>en</strong> suïcide te voorspell<strong>en</strong> De vraag moet verschill<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> beantwoord<br />

voor het relatieve risico <strong>en</strong> voor het absolute risico. Bij het relatieve<br />

risico gaat het om de vraag of het risico in e<strong>en</strong> groep met e<strong>en</strong> bepaald<br />

k<strong>en</strong>merk groter is dan in e<strong>en</strong> groep zonder dat k<strong>en</strong>merk. Bij het absolute<br />

risico gaat het om de feitelijke kans dat de uitkomst zich voordoet bij het<br />

individu met het betreff<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk.<br />

8.1 Relatieve risico <strong>en</strong> toepassing bij groep<strong>en</strong><br />

Als het relatieve risico <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uitkomst voor e<strong>en</strong> bepaald k<strong>en</strong>merk is<br />

verhoogd, betek<strong>en</strong>t dit dat de uitkomst in e<strong>en</strong> groep <strong>van</strong> person<strong>en</strong> met het<br />

k<strong>en</strong>merk vaker voorkomt dan in e<strong>en</strong> groep zonder het k<strong>en</strong>merk. Als ‘voorspelling’<br />

op deze manier wordt geïnterpreteerd zijn er vele factor<strong>en</strong> die<br />

e<strong>en</strong> suïcide voorspell<strong>en</strong>. Suïcide komt bijvoorbeeld aanzi<strong>en</strong>lijk vaker voor<br />

bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve stoornis of e<strong>en</strong> andere psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing dan bij person<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing hebb<strong>en</strong>.<br />

Op het niveau <strong>van</strong> de groep voorspelt het gegev<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressieve<br />

stoornis e<strong>en</strong> hogere kans op suïcide.<br />

Het belang <strong>van</strong> deze k<strong>en</strong>nis is dat e<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie die is gericht op de gehele<br />

groep met het gegev<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk, kan bijdrag<strong>en</strong> aan het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het probleem. Wanneer bijvoorbeeld alle person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve<br />

stoornis zodanig behandeld zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat deze stoorniss<strong>en</strong><br />

in de bevolking niet meer voorkomt, zou het aantal suïcides naar verwachting<br />

met 30% tot 57% afnem<strong>en</strong> (Ca<strong>van</strong>agh, 2003). Met deze k<strong>en</strong>nis kunn<strong>en</strong><br />

dus maatregel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> die aanbevol<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voor


58 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

de hele groep <strong>van</strong> person<strong>en</strong> met het betreff<strong>en</strong>de risicok<strong>en</strong>merk. Daarbij<br />

kan gedacht word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong>voudige interv<strong>en</strong>ties die e<strong>en</strong> minimale belasting<br />

met zich meebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, bijvoorbeeld navraag do<strong>en</strong> naar gedacht<strong>en</strong><br />

aan suïcide bij iedere<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve stoornis, of e<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d<br />

psychiatrisch onderzoek do<strong>en</strong> bij iedere<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft<br />

gedaan.<br />

8.2 Absolute risico <strong>en</strong> toepassing bij individu<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> verhoging <strong>van</strong> het relatieve risico geeft nog ge<strong>en</strong> informatie over<br />

het absolute risico voor de individuele persoon. Dit is vooral <strong>van</strong> belang<br />

als meer ingrijp<strong>en</strong>de interv<strong>en</strong>ties word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>. De kans dat e<strong>en</strong><br />

bepaalde uitkomst zich voordoet moet gewog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kans<br />

dat dat niet zo is. E<strong>en</strong> depressieve stoornis is weliswaar geassocieerd met<br />

e<strong>en</strong> hogere kans op suïcide, maar het absolute risico dat iemand met e<strong>en</strong><br />

depressie door suïcide om het lev<strong>en</strong> zal kom<strong>en</strong> is nog altijd zeer gering. Er<br />

is brede cons<strong>en</strong>sus dat e<strong>en</strong> betrouwbare voorspelling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide op<br />

basis <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> niet mogelijk is.<br />

In de klinische praktijk gaat het niet om de (actuele) voorspelling <strong>van</strong><br />

gedrag zoals hiervoor geschetst, maar om e<strong>en</strong> klinische inschatting <strong>van</strong><br />

de prognose in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> situatie. Als uitsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of handeling<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> context aanleiding gev<strong>en</strong> tot het sterke vermoed<strong>en</strong> dat<br />

iemand zich zal gaan suïcider<strong>en</strong>, dan zull<strong>en</strong> in de meeste gevall<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit<br />

de omgeving poging<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan om dit onheil af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De<br />

effectiviteit c.q. doelmatigheid <strong>van</strong> dergelijke maatregel<strong>en</strong> valt in onderzoek<br />

niet vast te stell<strong>en</strong>, omdat het <strong>van</strong>uit ethisch perspectief ond<strong>en</strong>kbaar<br />

is dat bescherm<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> controlegroep achterwege word<strong>en</strong><br />

gelat<strong>en</strong>. Het wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek naar de voorspell<strong>en</strong>de waarde<br />

<strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> zal om die red<strong>en</strong> t<strong>en</strong>der<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> systematische<br />

onderschatting <strong>van</strong> risico’s.<br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Brown, G.K., H<strong>en</strong>riques, G.R., Sosdjan, D., & Beck, A.T. (2004). Suicide int<strong>en</strong>t<br />

and accurate expectations of lethality: Predictors of medical lethality of<br />

suicide attempts. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 72, 1170-<br />

1174.<br />

Ca<strong>van</strong>agh, J.T.O., Carson, A.J., Sharpe, M., & Lawrie, S.M. (2003). Psychological<br />

autopsy studies of suicide: A systematic review. Psychological Medicine, 33,<br />

395-405.


Hoofdstuk 2 Visie op suïcidaal gedrag 59<br />

Conner, K.R., Duberstein, P.R., Conwell, Y., Seidlitz, L., & Caine, E.D. (2001).<br />

Psychological vulnerability to completed suicide: A review of empirical<br />

studies. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 31, 367-385.<br />

De Leo, D., Burgis, S., Bertolote, J., Kerkhof, A.J.F.M., & Bille-Brahe, U. (2006).<br />

Definitions of suicidal behaviour: Lessons learned from the WHO/EURO<br />

Multic<strong>en</strong>tre Study. Crisis, 27, 4-15.<br />

Eddleston, M., Karunaratne, A., Weerakoon, M., Kumarasinghe, S., Rajapakshe,<br />

M, Sheriff, MH, et al. (2006). Choice of poison for int<strong>en</strong>tional self-poisoning<br />

in rural Sri Lanka. Clinical Toxicology, 44, 283-286.<br />

Goldney, D.R. (2008). Suicide prev<strong>en</strong>tion. Oxford: Oxford University Press.<br />

Harriss, L., Hawton, K., & Zahl, D. (2005). Value of measuring suicidal int<strong>en</strong>t in<br />

the assessm<strong>en</strong>t of people att<strong>en</strong>ding hospital following self-poisoning or selfinjury.<br />

The British Journal of Psychiatry, 186, 60-66.<br />

Hasley, J.P., Ghosh, B., Huggins, J., Bell M.R., Adler L.E., & Shroyer, A.L. (2008). A<br />

review of ‘suicidal int<strong>en</strong>t’ within the existing suicide literature. Suicide and<br />

Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 38, 576-591.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t<br />

Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldig sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> in de<br />

ket<strong>en</strong>. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

KNMG. (2003). Standpunt federatiebestuur KNMG inzake euthanasie 2003.<br />

Utrecht: KNMG.<br />

KNMG. (2004). Stapp<strong>en</strong>plan bij beoordeling <strong>van</strong> wilsbekwaamheid. In KNMG,<br />

Implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> de WGBO, <strong>van</strong> wet naar praktijk: Deel 2 Informatie <strong>en</strong><br />

toestemming (pp. 117-122). Utrecht: KNMG.<br />

Lakeman, R., & Fitzgerald, M. (2008). How people live with or get over being<br />

suicidal: A review of qualitative studies. Journal of Ad<strong>van</strong>ced Nursing, 64,<br />

114-126.<br />

NICE. (2004). The short-term physical and psychological managem<strong>en</strong>t and<br />

secondary prev<strong>en</strong>tion of self-harm in primary and secondary care. London:<br />

National Institute for Clinical Excell<strong>en</strong>ce.<br />

Royal college of psychiatrists. (2010). Self-harm, suicide and risk: Helping<br />

people who self-harm [College report CR158]. London: Royal College of<br />

Psychiatrists.<br />

Silverman, M.M., Berman, A.L., Sanddal, N.D., O’Carroll, P.W., & Joiner, T.E.<br />

(2007a). Rebuilding the tower of Babel, a revised nom<strong>en</strong>clature for the<br />

study of suicide and suicidal behaviors: Part 1, background, rationale, and<br />

methodology. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 37, 248-263.<br />

Silverman, M.M., Berman, A.L, Sanddal, N.D., O’Carroll, P.W., & Joiner, T.E.<br />

(2007b). Rebuilding the tower of Babel, a revised nom<strong>en</strong>clature for the<br />

study of suicide and suicidal behaviors: Part 2, suicide related ideations,<br />

communications, and behaviors. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 37,<br />

264-277.


60 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Sno, H.N., Beekman, A.T.F., & H<strong>en</strong>geveld, M.W. (2004). Richtlijn voor<br />

psychiatrisch onderzoek bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (p. 21). Amsterdam: Boom.<br />

Thol<strong>en</strong>, A.J., Berghmans, R.L.P., Huisman, J., Legemaate, J., Nol<strong>en</strong>, W.A., Polak,<br />

F., & Scherders, M.J.W.T. (NVvP-commissie Hulp bij zelfdoding). (2009).<br />

Richtlijn omgaan met verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

psychiatrische stoornis. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Tol, D. <strong>van</strong>. (1985). Hulp bij zelfdoding: Medische <strong>en</strong> juridische problem<strong>en</strong>.<br />

Amsterdam: Elsevier.<br />

Tol, D. <strong>van</strong>. (1986). De balanszelfdoding. Nederlands Tijdschrift voor<br />

G<strong>en</strong>eeskunde, 130, 199-202.<br />

Towns<strong>en</strong>d, E., Hawton, K., Harriss, L., Bale, E., & Bond, A. (2001). Substances<br />

used in deliberate self-poisoning 1985-1997: Tr<strong>en</strong>ds and associations with<br />

age, g<strong>en</strong>der, repetition and suicide int<strong>en</strong>t. Social Psychiatry and Psychiatric<br />

Epidemiology, 36, 228-234.<br />

Williams, J.M.G., Crane, C., Barnhofer, T., & Duggan, D. (2005). Psychology and<br />

suicidal behavior: Elaborating the <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t model. In K. Hawton (Ed.),<br />

Prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t of suicidal behaviour: From sci<strong>en</strong>ce to practice<br />

(pp. 71-88). Oxford: Oxford University Press.


Hoofdstuk 3<br />

Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong><br />

1 Inleiding<br />

Dit hoofdstuk behandelt vier onderwerp<strong>en</strong> die in de literatuur over <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag aandacht<br />

krijg<strong>en</strong>: contact, veiligheid, naast<strong>en</strong> <strong>en</strong> continuïteit. Deze onderwerp<strong>en</strong><br />

houd<strong>en</strong> verband met wat suïcidaal gedrag <strong>van</strong> professionals vraagt <strong>en</strong> bij<br />

h<strong>en</strong> oproept. Bedoeld wordt het specifieke <strong>van</strong> suïcidaal gedrag: de dreiging<br />

dat iemand zich <strong>van</strong> het lev<strong>en</strong> zal berov<strong>en</strong>.<br />

Om te wet<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> of er sprake is <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is contact met<br />

de patiënt nodig <strong>en</strong> wil de professional het gedrag beïnvloed<strong>en</strong> dan is e<strong>en</strong><br />

werkrelatie nodig. Echter, contact mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt is niet<br />

altijd mogelijk of gemakkelijk. Daarom stell<strong>en</strong> we de vraag welke factor<strong>en</strong><br />

het legg<strong>en</strong> <strong>van</strong> contact beïnvloed<strong>en</strong>. Omdat er dreiging met de dood is <strong>en</strong><br />

contact niet altijd mogelijk of gemakkelijk is, is vereist dat voor de patiënt<br />

e<strong>en</strong> veilige situatie wordt gecreëerd. De vraag is, wanneer dit aan de orde<br />

is, <strong>en</strong> hoe, waar <strong>en</strong> door wie moet word<strong>en</strong> gehandeld. Verder is er de rol<br />

<strong>van</strong> de naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt. Kunn<strong>en</strong> zij bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

betrokk<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> zij daarbij betrokk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke<br />

informatie wordt met h<strong>en</strong> uitgewisseld Voorts wordt het belang <strong>van</strong><br />

continuïteit <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> besprok<strong>en</strong>, gelet op de specifieke aard <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag.<br />

De werkgroep heeft geme<strong>en</strong>d dat deze onderwerp<strong>en</strong> basisvoorwaard<strong>en</strong><br />

zijn voor adequate zorg voor patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, red<strong>en</strong><br />

waarom er e<strong>en</strong> apart hoofdstuk aan besteed wordt.<br />

Over deze onderwerp<strong>en</strong> is nauwelijks gecontroleerd vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek<br />

beschikbaar. Naar factor<strong>en</strong> die het legg<strong>en</strong> <strong>van</strong> contact met e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt beïnvloed<strong>en</strong> is bijvoorbeeld nooit gecontroleerd onderzoek<br />

gedaan; de literatuur hierover is beschrijv<strong>en</strong>d <strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> zijn<br />

grot<strong>en</strong>deels afgeleid <strong>van</strong> psychodynamische principes. Dit geldt ook voor<br />

e<strong>en</strong> groot deel <strong>van</strong> de andere onderwerp<strong>en</strong>. De uitgangsvrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

dan ook beantwoord op basis <strong>van</strong> cons<strong>en</strong>sus die bereikt is tuss<strong>en</strong> de led<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de werkgroep. Vandaar dat in dit hoofdstuk wel refer<strong>en</strong>ties word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>oemd, maar <strong>van</strong> die beschikbare literatuur is ge<strong>en</strong> weging opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Er zijn dan ook ge<strong>en</strong> bewijstabell<strong>en</strong> bijgevoegd.


62 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Welke factor<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> het contact met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt (Paragraaf<br />

2.1.)<br />

• Welke specifieke b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aanbevol<strong>en</strong> voor<br />

verpleegkundig<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> afdeling (Paragraaf 2.2.)<br />

• Met welke maatregel<strong>en</strong> kan de veiligheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt word<strong>en</strong><br />

gewaarborgd (Paragraaf 3.1.)<br />

• Wat is de rol <strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> bij het waarborg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt (Paragraaf 3.2.)<br />

• Hoe di<strong>en</strong>t de professional met naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale patiënt om te<br />

gaan (Paragraaf 4.1.)<br />

• Hoe kan de continuïteit <strong>van</strong> de zorg voor suïcidale patiënt<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

bevorderd (Paragraaf 5.1.)<br />

2 Contact mak<strong>en</strong><br />

Het is <strong>van</strong> belang ervoor te zorg<strong>en</strong> het contact zo vorm te gev<strong>en</strong> dat er<br />

e<strong>en</strong> positieve werkrelatie met de patiënt kan ontstaan. Hieronder wordt<br />

verstaan e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> de professional <strong>en</strong> de patiënt (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel zijn<br />

naast<strong>en</strong>), zodat de patiënt in staat is om over zijn gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s<br />

te sprek<strong>en</strong> (apa, 2003). Wanneer bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de beoordeling e<strong>en</strong> positieve<br />

werkrelatie wordt opgebouwd neemt de validiteit <strong>van</strong> de verzamelde<br />

informatie toe <strong>en</strong> wordt de inschatting <strong>van</strong> de mate waarin de patiënt<br />

coöperatief is betrouwbaarder (New Zealand Guideline Group, 2003).<br />

E<strong>en</strong> positieve werkrelatie is e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor teg<strong>en</strong> suïcide (New<br />

Zealand Guideline Group 2003, Ilg<strong>en</strong> et al., 2009).<br />

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de factor<strong>en</strong> die het contact<br />

met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt bepal<strong>en</strong>. Het betreft k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt<br />

die het contact kunn<strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe professionals hiermee om<br />

kunn<strong>en</strong> gaan. Ook k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professional die het contact met e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt beïnvloed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>.<br />

2.1 Bepal<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> bij contact<br />

Welke factor<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> het contact met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt Het contact<br />

met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt wordt bepaald door de interactie tuss<strong>en</strong> patiënt<br />

<strong>en</strong> professional. De patiënt verkeert meestal in e<strong>en</strong> toestand <strong>van</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t<br />

(klemzitt<strong>en</strong>), zoals in hoofdstuk 1 is beschrev<strong>en</strong>. Deze toestand, die<br />

gepaard kan gaan met cognitief disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> emotionele ontregeling,<br />

kan het contact met de professional belemmer<strong>en</strong>. Bij cognitief disfunctioner<strong>en</strong><br />

gaat het bijvoorbeeld om zwart-witd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, overg<strong>en</strong>eraliser<strong>en</strong>,<br />

tunneld<strong>en</strong>k<strong>en</strong> of bewustzijns- <strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tratiestoorniss<strong>en</strong>. Bij emotionele<br />

ontregeling kan het gaan om wanhoop, schaamte, angst om als ‘gestoord’ te


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 63<br />

word<strong>en</strong> beschouwd of vrees voor e<strong>en</strong> opname. Sommige patiënt<strong>en</strong> will<strong>en</strong><br />

weinig zegg<strong>en</strong> over hun suïcidale gedrag <strong>van</strong>uit de w<strong>en</strong>s dat het mogelijk<br />

blijft uitvoering te gev<strong>en</strong> aan de suïcidale gedacht<strong>en</strong> (Shea et al., 1998).<br />

Daarbij wordt opgemerkt dat het cognitief disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> de emotionele<br />

ontregeling hier vrij cognitief zijn omschrev<strong>en</strong>. Er di<strong>en</strong>t ook aandacht<br />

te zijn voor de verwarring, ambival<strong>en</strong>tie, impulsiviteit, het wegvloei<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>en</strong>ergie, opkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> agressie <strong>en</strong>zovoorts.<br />

De houding <strong>van</strong> de professional is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s bepal<strong>en</strong>d voor het contact<br />

met de suïcidale patiënt. De professional <strong>en</strong> de patiënt hebb<strong>en</strong> in principe<br />

teg<strong>en</strong>strijdige oriëntaties: de patiënt wil dood <strong>en</strong> de professional is gericht<br />

op het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidegedacht<strong>en</strong>. De visie <strong>van</strong> de professional<br />

op hulpverl<strong>en</strong>ing aan suïcidale patiënt<strong>en</strong> (Van Heering<strong>en</strong>, 2004)<br />

kan bij de professional <strong>en</strong> bij de patiënt reacties oproep<strong>en</strong> die het contact<br />

negatief beïnvloed<strong>en</strong>. Gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t <strong>en</strong> beklemming kunn<strong>en</strong><br />

versterk<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> terughoud<strong>en</strong>d gedrag. M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t zich<br />

er<strong>van</strong> bewust te zijn dat de patiënt de hulpverl<strong>en</strong>er kan waarnem<strong>en</strong> als<br />

iemand die meer bezig is met bestrijd<strong>en</strong> dan begrijp<strong>en</strong>. Daarbij helpt het<br />

om steeds oog te houd<strong>en</strong> voor zingevingsaspect<strong>en</strong>.<br />

Soms blijkt het niet mogelijk om voldo<strong>en</strong>de contact te mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt <strong>en</strong> lukt het niet om e<strong>en</strong> goede werkrelatie tot stand te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De professional moet in dat geval beoordel<strong>en</strong> of de veiligheid<br />

<strong>van</strong> de patiënt in gevaar is. Als dit zo is zal e<strong>en</strong> beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid<br />

moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> of onvrijwillige opname <strong>en</strong>/of dwang<strong>behandeling</strong><br />

nodig is.<br />

Ste<strong>en</strong>dam (2010) beschrijft verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die angst bij professionals<br />

oproep<strong>en</strong> <strong>van</strong> waaruit het handel<strong>en</strong> gestuurd kan word<strong>en</strong>. Dikwijls<br />

bestaat de vrees het probleem groter te mak<strong>en</strong> als met de patiënt over<br />

suïcide wordt gesprok<strong>en</strong>. Ook kan er sprake zijn <strong>van</strong> angst voor de juridische,<br />

professionele <strong>en</strong> emotionele consequ<strong>en</strong>ties <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide (Val<strong>en</strong>te,<br />

2003). De vrees om paternalistisch te zijn <strong>en</strong> de patiënt te betuttel<strong>en</strong>,<br />

ev<strong>en</strong>als de ideeën <strong>van</strong> de professional over zelfbeschikking kunn<strong>en</strong> effectief<br />

contact met e<strong>en</strong> suïcidale patiënt in de weg staan (Roose, 2001; Goldblatt,<br />

2009). De behoefte angst voor machteloosheid te beheers<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong> tot<br />

het onnodig nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> verregaande, restrictieve maatregel<strong>en</strong>. Hier kan<br />

sprake zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong> – gegev<strong>en</strong> de toestand <strong>van</strong> de cliënt – ongepast respect<br />

voor het recht op zelfbeschikking. T<strong>en</strong> slotte speelt e<strong>en</strong> rol in hoeverre<br />

professionals zich lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door angst voor de eig<strong>en</strong> dood (Yalom,<br />

1980).<br />

Patiënt<strong>en</strong> zijn zich vaak bewust <strong>van</strong> e<strong>en</strong> negatieve attitude <strong>van</strong> professionals<br />

(nice, 2004). Negatieve ervaring<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> eerdere suïcidepoging<br />

kan de neiging <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> om zich af te sluit<strong>en</strong> voor professionals do<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.


64 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> professional kan met empathie, door deskundigheid uit te stral<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> door transparant te zijn over zijn rol <strong>en</strong> werkwijze het contact met de<br />

suïcidale patiënt bevorder<strong>en</strong>. Professionals die specifiek zijn getraind in<br />

contact mak<strong>en</strong> met suïcidale patiënt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meer zelfvertrouw<strong>en</strong> in<br />

het omgaan met de problematiek (Isaac et al., 2009; Oordt et al., 2009). In<br />

de internationale <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> wordt aanbevol<strong>en</strong> dat professionals die met<br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> intervisie of supervisie hebb<strong>en</strong> (apa, 2003;<br />

New Zealand Guideline Group 2003; nice, 2004). Hierbij hoort de vereiste<br />

grondhouding <strong>van</strong> goed hulpverl<strong>en</strong>erschap, vooral ook in het geval dat de<br />

opvatting <strong>van</strong> de professional over zelfbeschikking dat mogelijk in de weg<br />

staat.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional de mate <strong>van</strong> cognitief<br />

disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> emotionele ontregeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

vaststelt.<br />

• Indi<strong>en</strong> het cognitieve disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> de emotionele ontregeling<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt het contact te zeer belemmer<strong>en</strong>, moet de<br />

professional maatregel<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> waardoor e<strong>en</strong> zo veilig mogelijke situatie<br />

wordt gecreëerd.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die betrokk<strong>en</strong> zijn bij<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, zich<br />

schol<strong>en</strong> in de specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> die hiervoor nodig zijn.<br />

Deze k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> regelmatig door scholing te word<strong>en</strong><br />

geactualiseerd.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die met suïcidale patiënt<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong>, daarover supervisie krijg<strong>en</strong> of deelnem<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> intervisiegroep.<br />

2.2 B<strong>en</strong>adering door afdelingsverpleegkundig<strong>en</strong><br />

Welke specifieke b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aanbevol<strong>en</strong> voor verpleegkundig<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> afdeling Verpleegkundig<strong>en</strong>, vooral zij die werk<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

afdeling psychiatrie, zijn vaak de professionals die het meest veelvuldig<br />

<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief contact hebb<strong>en</strong> met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Dit geldt<br />

overig<strong>en</strong>s ook voor verpleegkundig<strong>en</strong> werkzaam op e<strong>en</strong> seh.<br />

De verpleegkundige heeft traditioneel als taak observatie <strong>en</strong> het waarborg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> veiligheid. Daarnaast zijn ook methodiek<strong>en</strong> voor contact<br />

legg<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>. Het <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>tmodel wordt hier nader beschrev<strong>en</strong>.<br />

Het model <strong>en</strong> hier<strong>van</strong> afgeleide interv<strong>en</strong>ties zijn door Cutcliffe et al. (2006)<br />

ontwikkeld voor de verpleegkundige zorg voor suïcidale patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit<br />

e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> hoop. Het c<strong>en</strong>trale doel <strong>van</strong> de begeleiding<br />

is de verbinding <strong>van</strong> de patiënt met het lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

om hem he<strong>en</strong> te herstell<strong>en</strong>. In dit proces word<strong>en</strong> drie fas<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>:<br />

(1) uitdrukking gev<strong>en</strong> aan (mede-) m<strong>en</strong>selijkheid; (2) terugbegeleiding


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 65<br />

naar het lev<strong>en</strong>; (3) opnieuw ler<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>. De kracht <strong>van</strong> dit model is dat<br />

het aansluit bij het tempo <strong>van</strong> de patiënt: te snel kom<strong>en</strong> met oplossing<strong>en</strong><br />

vergroot het gevoelde onbegrip <strong>en</strong> isolem<strong>en</strong>t waarin de patiënt verkeert.<br />

Alhoewel vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek naar de meerwaarde ontbreekt, ziet de<br />

focusgroep <strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> de <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>tsb<strong>en</strong>adering als kansrijk,<br />

overig<strong>en</strong>s zonder het belang <strong>van</strong> observatie te veronachtzam<strong>en</strong>. In<br />

e<strong>en</strong> opiniër<strong>en</strong>d artikel beschrijv<strong>en</strong> Cutcliffe <strong>en</strong> Barker (2002) de voor- <strong>en</strong><br />

nadel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>tb<strong>en</strong>adering versus de directe observatieb<strong>en</strong>adering.<br />

Juist <strong>van</strong>wege de rol die verpleegkundig<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> (suïcidale) patiënt<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering die uitgaat <strong>van</strong> contact <strong>en</strong><br />

‘er zijn’ te preferer<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering die e<strong>en</strong>zijdig op bescherming<br />

<strong>en</strong> beheersing gericht is. Critici <strong>van</strong> de <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>tb<strong>en</strong>adering wijz<strong>en</strong> op<br />

de risico’s <strong>van</strong> onvoldo<strong>en</strong>de toezicht <strong>en</strong> verminderde waakzaamheid.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> opnameafdeling contact met de suïcidale<br />

patiënt niet alle<strong>en</strong> aan te gaan <strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> observer<strong>en</strong>de attitude, maar ook<br />

<strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> houding <strong>van</strong> <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t. Het aanwezig zijn, valider<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

wanhoop <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoop zijn hierbij belangrijker dan (te snel) zoek<strong>en</strong><br />

naar oplossing<strong>en</strong>. Daarbij mag het belang <strong>van</strong> voldo<strong>en</strong>de toezicht <strong>en</strong><br />

waakzaamheid niet uit het oog word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.<br />

3 Zorg voor veiligheid<br />

Als e<strong>en</strong> patiënt aan suïcide d<strong>en</strong>kt, vertelt suïcideplann<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, of zegt<br />

bang te zijn dat hij zichzelf niet in de hand kan houd<strong>en</strong>, kan het nodig zijn<br />

de patiënt bescherming teg<strong>en</strong> zichzelf te bied<strong>en</strong>. Dat geldt ook wanneer de<br />

professional onvoldo<strong>en</strong>de vertrouw<strong>en</strong> heeft dat de patiënt ge<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

zal do<strong>en</strong>, ook al zegt de patiënt dat daar ge<strong>en</strong> sprake <strong>van</strong> is. Deze<br />

paragraaf gaat in op de maatregel<strong>en</strong> die professionals kunn<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> om<br />

de veiligheid <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> te waarborg<strong>en</strong>. Ook wordt aandacht<br />

besteed aan de vraag hoe ander<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> help<strong>en</strong> bij het waarborg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt. De volg<strong>en</strong>de overweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong><br />

sluit<strong>en</strong> aan bij het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij Suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s<br />

et al., 2010).<br />

3.1 Maatregel<strong>en</strong><br />

Met welke maatregel<strong>en</strong> kan de veiligheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt word<strong>en</strong><br />

gewaarborgd De maatregel<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> af te hang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale<br />

toestand <strong>van</strong> de patiënt (int<strong>en</strong>ties, plann<strong>en</strong>), de psychiatrische toestand<br />

(angst, depressie, psychose), de aanwezigheid <strong>van</strong> psychologische factor<strong>en</strong><br />

als wanhoop <strong>en</strong> impulsiviteit, de ernst <strong>van</strong> bijkom<strong>en</strong>de symptom<strong>en</strong>


66 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

(agitatie, impulsiviteit), het niveau <strong>van</strong> functioner<strong>en</strong>, de beschikbaarheid<br />

<strong>van</strong> steun, <strong>en</strong> de aanwezigheid <strong>van</strong> overweging<strong>en</strong> voor de patiënt om te<br />

will<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> (apa, 2003). Op grond <strong>van</strong> deze factor<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de professional<br />

te besliss<strong>en</strong> of interv<strong>en</strong>ties nodig zijn die de patiënt teg<strong>en</strong> zichzelf<br />

bescherm<strong>en</strong>. De beschikbaarheid <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

mee te do<strong>en</strong> verhoogt het risico <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging of suïcide (Hawton<br />

& Van Heering<strong>en</strong>, 2009). Dit betek<strong>en</strong>t dat professionals daar oog voor<br />

moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo mogelijk de toegang tot deze middel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

prober<strong>en</strong> te verhinder<strong>en</strong>. Zij zull<strong>en</strong> daartoe in de praktijk maar beperkt<br />

in staat zijn <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> op bijstand <strong>van</strong> ander<strong>en</strong>, bijvoorbeeld beveiligingspersoneel,<br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

De apa-<strong>richtlijn</strong> (2003) stelt verder dat e<strong>en</strong> (gedwong<strong>en</strong>) opname moet<br />

word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> als de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt in het geding is. Opgemerkt<br />

wordt dat e<strong>en</strong> opname op zichzelf ge<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> is, maar wel<br />

de mogelijkheid biedt om veiligheidsmaatregel<strong>en</strong> te treff<strong>en</strong>, het suïciderisico<br />

over e<strong>en</strong> periode herhaald in te schatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag mogelijk te mak<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> opname is het mogelijk om<br />

de patiënt continu te observer<strong>en</strong>, te separer<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of te fixer<strong>en</strong>. In geval<br />

restrictieve maatregel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast moet word<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong> of medicatie<br />

wordt aangebod<strong>en</strong> of onder dwang wordt toegedi<strong>en</strong>d. Medicatie met<br />

direct effect op suïcidaal gedrag is niet beschikbaar. Als het handel<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de patiënt wordt gestuurd door agitatie of impulsiviteit, wan<strong>en</strong>, hallucinaties<br />

of verwardheid di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze toestand<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> behandeld. Seder<strong>en</strong>de<br />

middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> antipsychotica kom<strong>en</strong> daarbij in aanmerking. De keuze<br />

zal afhang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werkhypothese die is geformuleerd over de oorzaak<br />

<strong>van</strong> de verschijnsel<strong>en</strong>.<br />

Onvrijwillige opname <strong>en</strong> toepassing <strong>van</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> de kaders <strong>van</strong> de Wet Bopz plaatsvind<strong>en</strong>. In alle noodgevall<strong>en</strong><br />

geldt: safety first; dus eerst handel<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarna zo spoedig mogelijk administratieve<br />

zak<strong>en</strong> regel<strong>en</strong>. Ook de wgbo geeft mogelijkhed<strong>en</strong> tot dwang.<br />

Maatregel<strong>en</strong> die nodig zijn om e<strong>en</strong> noodsituatie te beheers<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het<br />

aangaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behandelrelatie in de weg staan, zeker als dwang moet<br />

word<strong>en</strong> toegepast. De professional di<strong>en</strong>t zich hier<strong>van</strong> bewust te zijn. Het is<br />

sterk aan te bevel<strong>en</strong> de toepassing met de patiënt <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel zijn naast<strong>en</strong><br />

na te besprek<strong>en</strong> zodra de patiënt hiertoe in staat is. Daarbij di<strong>en</strong>t expliciet<br />

aan de orde te kom<strong>en</strong> hoe de patiënt (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel zijn naast<strong>en</strong>) de toepassing<br />

<strong>van</strong> de dwangmaatregel heeft ervar<strong>en</strong>.<br />

In acute situaties, bijvoorbeeld bij beoordeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt in<br />

de crisisdi<strong>en</strong>st of op de spoedeis<strong>en</strong>de hulp, is het creër<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> veilige<br />

situatie direct aan de orde.<br />

In e<strong>en</strong> noodsituatie waarin wordt ingeschat dat binn<strong>en</strong> 20 minut<strong>en</strong> zorg<br />

aanwezig moet zijn <strong>en</strong> die zich buit<strong>en</strong> e<strong>en</strong> instelling voordoet, kan iedere<strong>en</strong><br />

via 112 e<strong>en</strong> nooddi<strong>en</strong>st (ambulance, politie of brandweer) oproep<strong>en</strong>. De


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 67<br />

nooddi<strong>en</strong>st zal dan vervolg<strong>en</strong>s doorleid<strong>en</strong> naar de seh, de acute of consultatieve<br />

di<strong>en</strong>st. Per instelling kunn<strong>en</strong> andere procedures geld<strong>en</strong>.<br />

Is er sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> urg<strong>en</strong>te situatie, dat wil zegg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> situatie waarin<br />

langer gewacht kan word<strong>en</strong> dan 20 minut<strong>en</strong>, geldt dat elke professional e<strong>en</strong><br />

beroep kan do<strong>en</strong> op de reguliere zorg <strong>van</strong> de huisarts <strong>van</strong> de patiënt. De<br />

huisarts kan besliss<strong>en</strong> of de patiënt door de acute psychiatrie moet word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke termijn geïndiceerd is. De routes voor verwijzing di<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

daarbij bek<strong>en</strong>d te zijn <strong>en</strong> door afsprak<strong>en</strong> te zijn geregeld.<br />

Als de patiënt e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft gedaan moet de professional ter<br />

plaatse besliss<strong>en</strong> wat moet gebeur<strong>en</strong>, afhankelijk <strong>van</strong> de beoordeling of<br />

sprake is <strong>van</strong> nood of urg<strong>en</strong>tie. E<strong>en</strong> huisarts of psychiater moet direct<br />

de somatische toestand inschatt<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de hand daar<strong>van</strong> handel<strong>en</strong>.<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerste inschatting <strong>van</strong> de ernst <strong>en</strong> raadpleg<strong>en</strong><br />

onverwijld e<strong>en</strong> somatisch arts of psychiater. In noodsituaties kan het te<br />

all<strong>en</strong> tijde nodig zijn om direct 112 te bell<strong>en</strong>.<br />

Professionals die patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag beoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> behandel<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op bijstand <strong>van</strong> person<strong>en</strong> die de veiligheid kunn<strong>en</strong><br />

bewak<strong>en</strong>, zoals beveiligingspersoneel <strong>en</strong> politie. De instelling waar zij<br />

werk<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t voorwaard<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong> waardoor veiligheid zo goed mogelijk<br />

kan word<strong>en</strong> gewaarborgd. Dit geldt ook voor ruimtelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> m<strong>en</strong>skracht.<br />

Aan de hand <strong>van</strong> de beoordeling <strong>van</strong> de patiënt wordt in het (voorlopig)<br />

behandelplan vastgelegd met welke maatregel<strong>en</strong> de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt<br />

wordt nagestreefd <strong>en</strong> hoe getracht wordt de werkrelatie te handhav<strong>en</strong>.<br />

Tot slot, wanneer e<strong>en</strong> patiënt al dan niet vrijwillig <strong>van</strong> huis of elders naar<br />

e<strong>en</strong> instelling gaat, is ook aandacht voor veiligheid gebod<strong>en</strong>. Dit geldt<br />

vooral als er twijfel is over de mate waarin de patiënt controle over zijn<br />

impuls<strong>en</strong> heeft. Bij twijfel kan de patiënt niet zonder begeleiding reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zijn maatregel<strong>en</strong> nodig om de veiligheid te garander<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional bij suïcidaal gedrag<br />

informeert of er in de directe omgeving middel<strong>en</strong> zijn waarmee de patiënt<br />

zichzelf kan beschadig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat de professional de toegang tot deze<br />

middel<strong>en</strong> zo mogelijk belemmert.<br />

• Het is vereist dat professionals die met suïcidale patiënt<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

krijg<strong>en</strong>, in noodsituaties kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op bijstand <strong>van</strong> politie <strong>en</strong><br />

beveiligingspersoneel; daartoe di<strong>en</strong><strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> zoals psychiatrische<br />

<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met deze<br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals in nood of urg<strong>en</strong>te situaties<br />

het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010)<br />

volg<strong>en</strong>. Dat wil zegg<strong>en</strong> dat bij noodsituaties 112 gebeld wordt <strong>en</strong> bij


68 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

urg<strong>en</strong>te situaties de huisarts, die op zijn beurt beoordeelt of de crisisdi<strong>en</strong>st<br />

moet word<strong>en</strong> ingeschakeld.<br />

• Het is vereist dat er op e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>de hulp <strong>van</strong> e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

ziek<strong>en</strong>huis mogelijkhed<strong>en</strong> aanwezig zijn om toezicht te houd<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt.<br />

• Het is vereist dat de professional, als de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt in het<br />

geding is, kiest voor e<strong>en</strong> behandelsetting met mogelijkhed<strong>en</strong> om deze<br />

veiligheid te bied<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist dat toepassing <strong>van</strong> dwang in e<strong>en</strong> ggz-instelling plaatsvindt<br />

binn<strong>en</strong> de kaders <strong>van</strong> de Wet Bopz.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> in situaties waarbij de veiligheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt<br />

met suïcidaal gedrag ge<strong>en</strong> uitstel duldt, te handel<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het principe<br />

<strong>van</strong> safety first; de professional di<strong>en</strong>t zich in dergelijke gevall<strong>en</strong> niet te<br />

lat<strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong> door administratieve overweging<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> aandacht te sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de werkrelatie met de<br />

patiënt tijd<strong>en</strong>s <strong>en</strong> na de toepassing <strong>van</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij verplaatsing <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

de veiligheid zo veel mogelijk te garander<strong>en</strong>. Bestaat er twijfel over de<br />

mate waarin de patiënt zichzelf in de hand heeft dan mag deze niet<br />

zonder begeleiding reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn maatregel<strong>en</strong> nodig om de veiligheid te<br />

waarborg<strong>en</strong>.<br />

3.2 Verpleegkundig<strong>en</strong><br />

Wat is de rol <strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> bij het waarborg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt Alle professionals word<strong>en</strong> in de omgang met<br />

patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag voor veiligheidsvrag<strong>en</strong> gesteld, maar dit<br />

geldt in het bijzonder voor verpleegkundig<strong>en</strong>. Immers, verpleegkundig<strong>en</strong><br />

die werk<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> seh of psychiatrische afdeling hebb<strong>en</strong> de taak patiënt<strong>en</strong><br />

te observer<strong>en</strong> <strong>en</strong> te begeleid<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat zij met patiënt<strong>en</strong> veelvuldig<br />

contact hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> geacht word<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te verandering<strong>en</strong> in het<br />

gedrag <strong>van</strong> de patiënt te signaler<strong>en</strong> <strong>en</strong> direct te handel<strong>en</strong> wanneer de<br />

veiligheid in het geding is. Daarbij geld<strong>en</strong> twee uitgangspunt<strong>en</strong> voor het<br />

handel<strong>en</strong>: de patiënt di<strong>en</strong>t beschermd te word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de drang om zich<br />

te suïcider<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de patiënt moet zich op e<strong>en</strong> afdeling veilig voel<strong>en</strong> om te<br />

kunn<strong>en</strong> herstell<strong>en</strong>. Verpleegkundig<strong>en</strong> bewak<strong>en</strong> het therapeutisch milieu<br />

tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> opname. Suïcidale patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zich veiliger voel<strong>en</strong> als ze<br />

wet<strong>en</strong> dat ze bij h<strong>en</strong> terechtkunn<strong>en</strong> met hun wanhoopsgevoel<strong>en</strong>s.<br />

Bij het toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> vrijheidsbeperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong><br />

voor het dilemma kom<strong>en</strong> te staan dat zij aan de <strong>en</strong>e kant verantwoordelijk<br />

zijn voor de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt, terwijl aan de andere kant<br />

vrijheidsbeperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> de autonomie <strong>en</strong> de werk relatie met de<br />

patiënt frustrer<strong>en</strong>. Hierna wordt beschrev<strong>en</strong> hoe met dit dilemma om te<br />

gaan.


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 69<br />

Verschill<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (al dan niet in combinatie) in de praktijk<br />

toegepast in het kader <strong>van</strong> directe observatie zoals 24 uursobservatie,<br />

e<strong>en</strong>-op-e<strong>en</strong>begeleiding, 15 minut<strong>en</strong>controles, separatie, het verwijder<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> schadelijke voorwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong>zovoort. Verpleegkundig<strong>en</strong> zijn meestal<br />

de professionals die directe observatie toepass<strong>en</strong>, veelal voorgeschrev<strong>en</strong><br />

door de eindverantwoordelijke behandelaar <strong>en</strong> gericht op de bescherming<br />

<strong>van</strong> de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat in ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> het beleid bij het<br />

toepass<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> constante observatie sterk verschilt (Bowers<br />

et al., 2000) <strong>en</strong> het effect er<strong>van</strong> moeilijk kan word<strong>en</strong> aangetoond (Manna,<br />

2010; Cox et al., 2010). In e<strong>en</strong> Cochrane-review (Muralidharan & F<strong>en</strong>ton,<br />

2008) naar beperk<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gecontroleerde trials<br />

gevond<strong>en</strong> waarmee uitsprak<strong>en</strong> gedaan kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> over de effectiviteit<br />

hier<strong>van</strong>. In de onderzoek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de definities gebruikt <strong>van</strong><br />

wat observatie inhoudt; de uitvoering verschilt ev<strong>en</strong>als de uitkomstmat<strong>en</strong>.<br />

Vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek naar het effect <strong>van</strong> bescherm<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />

wordt belemmerd doordat het nalat<strong>en</strong> <strong>van</strong> maatregel<strong>en</strong> ethisch niet te<br />

verantwoord<strong>en</strong> is.<br />

In e<strong>en</strong> review <strong>van</strong> Bowers et al. (2010) wordt gesteld dat tijd<strong>en</strong>s mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> verminderd toezicht (verlof, ongeoorloofde afwezigheid, overdracht<strong>en</strong>,<br />

avond- <strong>en</strong> nachtdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>) het suïciderisico to<strong>en</strong>eemt. Ook afgeleg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

afsluitbare ruimtes (toilet, badkamer) zonder toezicht lever<strong>en</strong> risico’s op.<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> in dergelijke omstandighed<strong>en</strong> te all<strong>en</strong> tijde<br />

waakzaam zijn <strong>en</strong> de patiënt direct observer<strong>en</strong> (Bowers et al., 2008).<br />

Directe observatie kan e<strong>en</strong> groot beslag legg<strong>en</strong> op de tijd <strong>en</strong> beschikbaarheid<br />

<strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong>. Het kan door verpleegkundig<strong>en</strong> ook als<br />

stressvol word<strong>en</strong> beleefd. Zij ervar<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> onvermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> angst<br />

om effectief bij te drag<strong>en</strong> aan de vermindering <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>van</strong><br />

de patiënt (Cleary et al., 1999).<br />

De kritiek op directe observatie is dat de b<strong>en</strong>aderingswijze voornamelijk<br />

gericht is op controle <strong>en</strong> beheersing <strong>van</strong> het suïcidale gedrag zonder oog<br />

te hebb<strong>en</strong> voor de beleving <strong>van</strong> de suïcidale patiënt (Cutcliffe & Barker,<br />

2002). Het kan bij patiënt<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s oproep<strong>en</strong> <strong>van</strong> boosheid, verzet,<br />

ontmoediging <strong>en</strong> angst (Jones et al., 2000; Cutcliffe et al., 2006). Negatieve<br />

ervaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ertoe leid<strong>en</strong> dat de patiënt<strong>en</strong> hun suïcidale<br />

gedrag verzwijg<strong>en</strong> om aan directe observatie <strong>en</strong> dwangtoepassing<br />

te ontkom<strong>en</strong> (Cox et al., 2010; Cutcliffe & Barker, 2002; Cardell & Pitula,<br />

1999).<br />

Manna (2010) beschrijft ook positieve ervaring<strong>en</strong> met directe observatie.<br />

Het is <strong>van</strong> belang om directe observatie in de juiste vorm toe te pass<strong>en</strong>,<br />

waarbij de patiënt adequaat geïnformeerd wordt over het doel. Daarbij<br />

di<strong>en</strong>t observatie altijd te vertrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit de erk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> de pijn <strong>en</strong><br />

wanhoop behor<strong>en</strong>d bij het suïcidale gedrag, <strong>en</strong> <strong>van</strong>uit erk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> de<br />

frustratie die directe observatie dikwijls oproept.


70 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Bij het waarborg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheid op de seh speelt daarnaast dat sehverpleegkundig<strong>en</strong><br />

de urg<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege<br />

e<strong>en</strong> suïcidepoging niet altijd onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Psychische wanhoop is<br />

minder zichtbaar dan bijvoorbeeld grote trauma’s of acute cardiologische<br />

problem<strong>en</strong>, waardoor het risico bestaat dat de veiligheid <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong><br />

tekort wordt gedaan. Wachttijd<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> psychiatrische beoordeling<br />

kunn<strong>en</strong> lang zijn, terwijl de verantwoordelijkheid om patiënt<strong>en</strong> te motiver<strong>en</strong><br />

om op de afdeling te wacht<strong>en</strong> bij de seh verpleegkundig<strong>en</strong> ligt. Zij<br />

voel<strong>en</strong> zich hier niet altijd bekwaam g<strong>en</strong>oeg voor.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is vereist verpleegkundig<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong>, uitvoer<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> evaluer<strong>en</strong> <strong>van</strong> beleid voor de toepassing <strong>van</strong> int<strong>en</strong>sieve observatie <strong>en</strong><br />

restrictieve maatregel<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om seh-verpleegkundig<strong>en</strong> gericht te schol<strong>en</strong> in het<br />

omgaan met suïcidaal gedrag.<br />

4 Omgaan met naast<strong>en</strong><br />

De meeste suïcidale patiënt<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> deel uit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> netwerk <strong>van</strong><br />

naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit kunn<strong>en</strong> familieled<strong>en</strong> zijn, maar ook vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> of<br />

k<strong>en</strong>niss<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt. Net als de patiënt <strong>en</strong> de professional zull<strong>en</strong> ook<br />

zij zich afvrag<strong>en</strong> waardoor het suïcidale gedrag veroorzaakt wordt, hoe dit<br />

te beïnvloed<strong>en</strong> is <strong>en</strong> wat hun mogelijkhed<strong>en</strong> hiertoe zijn. Op zijn minst<br />

zull<strong>en</strong> ook zij zich emotioneel betrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> verantwoordelijk voel<strong>en</strong>; er is<br />

immers de dreiging dat deg<strong>en</strong>e bij wie zij betrokk<strong>en</strong> zijn zichzelf iets zal<br />

aando<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit kan e<strong>en</strong> zware belasting zijn. In deze paragraaf word<strong>en</strong> deze<br />

person<strong>en</strong> aangeduid als ‘naast<strong>en</strong>’. Ingegaan wordt op de vraag hoe professionals<br />

met naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> om moet<strong>en</strong> gaan.<br />

4.1 Professional <strong>en</strong> naast<strong>en</strong><br />

Hoe di<strong>en</strong>t de professional met naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale patiënt om te<br />

gaan Het bij de zorg betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> is <strong>van</strong>uit meer opzicht<strong>en</strong><br />

aan te rad<strong>en</strong> (New Zealand Guideline Group, 2003). Voor de <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag kan de informatie <strong>en</strong> hulp <strong>van</strong><br />

naast<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel zijn. Uit e<strong>en</strong> onderzoek bij 153 suïcidepogers die e<strong>en</strong><br />

bijna-letale poging hadd<strong>en</strong> gedaan bleek dat zij meer g<strong>en</strong>eigd war<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> naaste over suïcide te prat<strong>en</strong> dan met e<strong>en</strong> professional (Barnes et al.,<br />

2001). Aan naast<strong>en</strong> kan onder meer gevraagd word<strong>en</strong> of zij iets hebb<strong>en</strong><br />

opgemerkt wat zou kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op suïcidale uiting<strong>en</strong>, of er sprake is <strong>van</strong><br />

eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>, of er rec<strong>en</strong>telijk sprake is <strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> of verandering<strong>en</strong> zijn opgevall<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> het


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 71<br />

gebruikelijke functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt. Ook is het rele<strong>van</strong>t informatie in<br />

te winn<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag in de familie <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele psychiatrische<br />

(co-) morbiditeit die bij suïcidaal gedrag vaak aanwezig is.<br />

Conform de wgbo mag aan derd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> informatie word<strong>en</strong> verstrekt<br />

zonder toestemming <strong>van</strong> de patiënt. In noodsituaties kan <strong>van</strong> de vereiste<br />

toestemming word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>.<br />

Naast<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich door suïcidaal gedrag <strong>van</strong> de patiënt vaak zwaar belast<br />

(Ste<strong>en</strong>dam, 2010). Aandacht voor de emoties <strong>van</strong> de naast<strong>en</strong>, uitleg over<br />

suïcidaal gedrag <strong>en</strong> hoe hiermee kan word<strong>en</strong> omgegaan zal voor h<strong>en</strong> vaak<br />

steun<strong>en</strong>d zijn. Er kan dan ook besprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> wat ieders rol is in de<br />

begeleiding <strong>van</strong> de patiënt. Het is w<strong>en</strong>selijk om dit sam<strong>en</strong> met de patiënt<br />

én zijn naast<strong>en</strong> te besprek<strong>en</strong>. De interactie tuss<strong>en</strong> de suïcidale patiënt <strong>en</strong><br />

zijn naast<strong>en</strong> kan dan ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> geobserveerd. De <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> het<br />

National Institute for Health and Clinical Excell<strong>en</strong>ce (nice, 2004) beveelt<br />

aan om waar mogelijk de patiënt eerst alle<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde vertrouwelijke<br />

onderwerp<strong>en</strong> zonder de aanwezigheid <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong><br />

besprek<strong>en</strong>. Met de patiënt moet word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> welke informatie als<br />

vertrouwelijk beschouwd wordt. Naast<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> informatie gev<strong>en</strong>, maar<br />

hebb<strong>en</strong> zelf vaak ook behoefte aan informatie <strong>en</strong> steun. Zij spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol<br />

in het lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage lever<strong>en</strong> als<br />

bondg<strong>en</strong>oot bij observatie, begeleiding of <strong>behandeling</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong><br />

bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> voor zover dat<br />

binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het beroepsgeheim te verantwoord<strong>en</strong> is.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> de patiënt eerst alle<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong> om vertrouwelijke<br />

zak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> besprek<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om naast<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> steun te bied<strong>en</strong>.<br />

5 Continuïteit <strong>van</strong> zorg<br />

Suïcidale patiënt<strong>en</strong> die zich in e<strong>en</strong> crisis bevind<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> vaak in korte<br />

tijd met verschill<strong>en</strong>de professionals te mak<strong>en</strong>. Bij de overdracht <strong>van</strong> de<br />

patiënt <strong>van</strong> de <strong>en</strong>e naar de andere behandelsetting kunn<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te gegev<strong>en</strong>s<br />

verlor<strong>en</strong> gaan, waardoor de patiënt niet de nazorg krijgt die gew<strong>en</strong>st<br />

is. De vraag is hoe kan word<strong>en</strong> gezorgd dat nazorg tot stand komt.


72 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

5.1 Continuïteit bevorder<strong>en</strong><br />

Hoe kan de continuïteit <strong>van</strong> de zorg voor suïcidale patiënt<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

bevorderd Continuïteit <strong>van</strong> zorg is ess<strong>en</strong>tieel bij de hulpverl<strong>en</strong>ing aan<br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong>. Continuïteit is in verschill<strong>en</strong>de situaties rele<strong>van</strong>t:<br />

tuss<strong>en</strong> organisaties, tuss<strong>en</strong> afdeling<strong>en</strong>, tuss<strong>en</strong> disciplines in e<strong>en</strong> team <strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> instelling, in e<strong>en</strong> klinische setting tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

(dag/nacht) <strong>van</strong> één discipline <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> ambulante (vrijgevestigde) professionals<br />

<strong>en</strong> instelling<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>werking in e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> <strong>van</strong> zorg is ess<strong>en</strong>tieel.<br />

Om te kunn<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> zijn deskundige professionals nodig ev<strong>en</strong>als<br />

duidelijkheid over professionele roll<strong>en</strong>, goede afsprak<strong>en</strong> in de zorgket<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> werkrelatie waarin onderling vertrouw<strong>en</strong> is.<br />

Het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al.,<br />

2010) bevat aanbeveling<strong>en</strong> voor de organisatie <strong>van</strong> de zorg voor suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> zodat continuïteit wordt gebod<strong>en</strong>. Tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsvorm<strong>en</strong><br />

zijn hierin vastgesteld. De verschill<strong>en</strong>de posities in de ket<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> toegelicht, zoals de positie <strong>van</strong> toeleider, huisarts,<br />

seh <strong>en</strong> medisch specialist<strong>en</strong>, acute <strong>en</strong> consultatieve di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ggz:<br />

• toeleiders signaler<strong>en</strong> suïcidaal gedrag, kunn<strong>en</strong> dit bespreekbaar mak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag toeleid<strong>en</strong> naar pass<strong>en</strong>de zorg;<br />

• de huisarts heeft e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol in de zorg voor de patiënt met suïcidaal<br />

gedrag. De huisarts signaleert, doet de eerste <strong>diagnostiek</strong>, zorgt voor<br />

veiligheid <strong>en</strong> verwijst. Tev<strong>en</strong>s biedt de huisarts overbruggingscontact<strong>en</strong>,<br />

mede ook als de zorg niet of niet voldo<strong>en</strong>de tot stand komt;<br />

• de seh-arts <strong>en</strong> de medisch specialist bied<strong>en</strong> somatische zorg, do<strong>en</strong> het<br />

eerste onderzoek, schakel<strong>en</strong> acute of consultatieve psychiatrie in zo<br />

nodig teg<strong>en</strong> de wil <strong>van</strong> de patiënt, lever<strong>en</strong> schriftelijke informatie aan <strong>en</strong><br />

verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> vervolg met goede informatieoverdracht;<br />

• acute <strong>en</strong> consultatieve psychiatrie hebb<strong>en</strong> als belangrijkste tak<strong>en</strong><br />

crisisinterv<strong>en</strong>tie, <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>en</strong> belangrijkste<br />

stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> (mede)<strong>behandeling</strong> totdat de patiënt<br />

is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> andere partij. Indi<strong>en</strong> nodig draagt de acute<br />

psychiatrie zorg voor e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> opname met e<strong>en</strong> Bopz-maatregel <strong>en</strong><br />

handelt di<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komstig;<br />

• de reguliere ggz is verantwoordelijk voor het systematisch beoordel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> het suïcidale gedrag met de kans op herhaling <strong>en</strong> het<br />

behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Het behandelaanbod voor<br />

suïcidale m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> is divers (ambulant, deeltijd, klinisch) <strong>en</strong> kan geleverd<br />

word<strong>en</strong> door verschill<strong>en</strong>de zorgaanbieders.<br />

De organisatie <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsafsprak<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> aangepast<br />

aan de lokale omstandighed<strong>en</strong>. Gesteld wordt dat de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag op de langere termijn voornamelijk e<strong>en</strong> taak is <strong>van</strong> tweedelijns<br />

geestelijke gezondheidszorg.<br />

Binn<strong>en</strong> de ggz is uiteraard ook goede overdracht tuss<strong>en</strong> afdeling<strong>en</strong> nodig.


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 73<br />

De suïcidale patiënt is extra kwetsbaar bij discontinuïteit <strong>van</strong> zorg, bijvoorbeeld<br />

na ontslag of bij ambulante <strong>behandeling</strong> ’s avonds <strong>en</strong> ’s nachts, of<br />

wanneer de eig<strong>en</strong> behandelaar niet bereikbaar is. In de eerste wek<strong>en</strong> na e<strong>en</strong><br />

klinische opname is er e<strong>en</strong> verhoogde kans op suïcide <strong>en</strong> is het <strong>van</strong> belang<br />

om toe te zi<strong>en</strong> op het tot stand kom<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beoogde continuïteit <strong>van</strong><br />

zorg (De Leo & Heller, 2007).<br />

Volg<strong>en</strong>s De Leo (2002) is voor suïcideprev<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong> integratieve b<strong>en</strong>adering<br />

nodig waarin psychiatrische, psychologische <strong>en</strong> sociologische<br />

aspect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geïntegreerd. Verpleegkundig<strong>en</strong>, psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> arts<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of psychiaters hebb<strong>en</strong> de taak om gezam<strong>en</strong>lijk de <strong>behandeling</strong> vorm te<br />

gev<strong>en</strong>, waarbij ze aanvull<strong>en</strong>d <strong>en</strong> op elkaar afgestemd de continuïteit in de<br />

tijd moet<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. Elke discipline heeft e<strong>en</strong> specifieke rol in e<strong>en</strong> multidisciplinair<br />

sam<strong>en</strong>werkingsverband. Voor de patiënt is het <strong>van</strong> belang dat hij<br />

weet bij wie hij waarvoor terecht kan.<br />

De meeste ggz-instelling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> professioneel statuut waarin de<br />

tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de verschill<strong>en</strong>de disciplines zijn omschrev<strong>en</strong>. In de juridische<br />

bijlage word<strong>en</strong> de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> zoals in de Wet big omschrev<strong>en</strong><br />

toegelicht.<br />

De specialist, meestal de psychiater, is verantwoordelijk voor <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag. Vooral bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> kan de<br />

specialist in sommige instelling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klinisch psycholoog zijn. Alle<strong>en</strong> de<br />

arts <strong>en</strong>/of psychiater is bevoegd tot het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> medicatie <strong>en</strong> het<br />

toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> dwang. Psycholog<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol in het psychotherapeutisch<br />

behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> coping <strong>van</strong> de patiënt.<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol in de begeleiding op het psychosociale<br />

vlak. Zij zijn veelal het eerste aanspreekpunt voor de patiënt. Zij mak<strong>en</strong><br />

contact, bied<strong>en</strong> steun, zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> veilige omgeving. Dit impliceert dat<br />

verpleegkundig<strong>en</strong> e<strong>en</strong> signaler<strong>en</strong>de rol kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bij verandering<strong>en</strong><br />

in het gedrag <strong>van</strong> de patiënt. Andere disciplines zoals de vaktherapie <strong>en</strong><br />

de geestelijke verzorging kunn<strong>en</strong> – afhankelijk <strong>van</strong> de problematiek <strong>en</strong> het<br />

behandelplan – e<strong>en</strong> bijdrage lever<strong>en</strong>.<br />

Niet alle<strong>en</strong> duidelijkheid over de verschill<strong>en</strong>de roll<strong>en</strong> maar ook de wijze<br />

<strong>van</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>, de visie op het omgaan met suïcidale patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

autonomie <strong>van</strong> de patiënt zijn belangrijk voor de continuïteit <strong>van</strong> zorg.<br />

Wanneer de <strong>en</strong>e professional ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> ziet voor e<strong>en</strong> klinisch verblijf<br />

maar de ander dit noodzakelijk vindt, kunn<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> multidisciplinair<br />

team verschill<strong>en</strong>de boodschapp<strong>en</strong> aan de patiënt gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

goed sam<strong>en</strong>werkingsverband biedt de mogelijkheid om deze dilemma’s<br />

op e<strong>en</strong> veilige manier te besprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> breed gedrag<strong>en</strong> keuzes te mak<strong>en</strong> op<br />

basis <strong>van</strong> gezam<strong>en</strong>lijke observaties <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis. Sam<strong>en</strong>werkingsbereidheid,<br />

erk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> de rol <strong>van</strong> elke discipline <strong>en</strong> onderlinge steun zijn hiervoor<br />

nodig. E<strong>en</strong> duidelijke werkwijze <strong>en</strong> visie <strong>en</strong> regelmatige evaluaties zijn de


74 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

voorwaard<strong>en</strong> die tijdige bijstelling <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> mogelijk mak<strong>en</strong>.<br />

Intervisie <strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijke scholing lever<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijdrage aan het optimaliser<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> deze sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze gezam<strong>en</strong>lijke taak.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit<br />

(Herm<strong>en</strong>s et al., 2010) in elke regio te implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, waarbij<br />

aandacht wordt besteed aan de sam<strong>en</strong>werking bij suïcidaal gedrag<br />

binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> alle disciplines die bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

betrokk<strong>en</strong> zijn.<br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Barnes, L.S., Ikeda, R.M., & Kresnow, M.J. (2001). Help-seeking behavior prior<br />

to nearly lethal suicide attempts. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 32,<br />

68-75.<br />

Bowers, L., Gournay, K., & Duffy, D. (2000). Suicide and self-harm in inpati<strong>en</strong>t<br />

psychiatric units: A national survey of observation policies. Journal of<br />

Ad<strong>van</strong>ced Nursing, 32, 437-444.<br />

Bowers, L., Banda, T., & Nijman, H. (2010). Suicide inside: A systematic review of<br />

inpati<strong>en</strong>t suicides. Journal of Nervous and M<strong>en</strong>tal Disease, 198, 315-328.<br />

Bowers, L., Whittington, R., Nolan, P., Parkin, D., Curtis, S., Bhui, K., et al. (2008).<br />

Relationship betwe<strong>en</strong> service ecology, special observation and self-harm<br />

during acute in-pati<strong>en</strong>t care: City-128 study. British Journal of Psychiatry,<br />

193, 395-401.<br />

Cardell, R., & Pitula, C.R. (1999). Suicidal inpati<strong>en</strong>ts’ perceptions of therapeutic<br />

and nontherapeutic aspects of constant observation. Psychiatric Services,<br />

50, 1066-1070.<br />

Cleary, M., Jordan, R., Horsfall, J., Mazoudier, P., & Delaney, J. (1999). Suicidal<br />

pati<strong>en</strong>ts and special observation. Journal of Psychiatric and M<strong>en</strong>tal Health<br />

Nursing, 6, 461-467.<br />

Cox, A., Hayter, M., & Ruane, J. (2010). Alternative approaches to ‘<strong>en</strong>hanced<br />

observations’ in acute inpati<strong>en</strong>t m<strong>en</strong>tal health care: A review of the<br />

literature. Journal of Psychiatric and M<strong>en</strong>tal Health Nursing, 17, 162-171.<br />

Cutcliffe, J.R., & Barker, P. (2002). Considering the care of the suicidal cli<strong>en</strong>t and<br />

the case for ‘<strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t and inspiring hope’ or ‘observations’. Journal of<br />

Psychiatric and M<strong>en</strong>tal Health Nursing, 9, 611-621.<br />

Cutcliffe, J.R., Stev<strong>en</strong>son, C., Jackson, S., & Smith, P. (2006). A modified<br />

grounded theory study of how psychiatric nurses work with suicidal people.<br />

International Journal of Nursing Studies, 43, 791-802.


Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 75<br />

De Leo, D. (2002). Struggling against suicide. Crisis, 23, 23-31.<br />

De Leo, D., & Heller, T. (2007). Int<strong>en</strong>sive case managem<strong>en</strong>t in suicide attempters<br />

following discharge from inpati<strong>en</strong>t psychiatric care. Australian Journal of<br />

Primary Health 2007, 13, 49-58.<br />

Goldblatt, M.J., & Maltsberger, J.T. (2009). Countertransfer<strong>en</strong>ce in the treatm<strong>en</strong>t<br />

of suicidal pati<strong>en</strong>ts. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford<br />

textbook of suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion: A global perspective (pp.<br />

389-393). Oxford University Press.<br />

Hawton, K., & Heering<strong>en</strong>, K. <strong>van</strong>. (2009). Suicide. Lancet, 373, 1372-1381.<br />

Heering<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong>. (2004). Ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46,<br />

619-620.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t<br />

Ket<strong>en</strong>zorg suïcidaal gedrag: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldige sam<strong>en</strong>werking in<br />

de ket<strong>en</strong>. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Ilg<strong>en</strong>, M.A., Czyz, E.K., Welsh, D.E., Zeber, J.E., Bauer, M.S., & Kilbourne, A.M.<br />

(2009). A collaborative therapeutic relationhip and risk of suicidal ideation<br />

in pati<strong>en</strong>ts with bipolar disorder. Journal of Affective Disorders, 115,<br />

246-251.<br />

Isaac, M., Elias, B., Katz, L.Y., Belik, S.L., Deane, F.P., Enns, M.W., et al. (2009).<br />

Gatekeeper training as a prev<strong>en</strong>tative interv<strong>en</strong>tion for suicide: A systematic<br />

review. Canadian Journal of Psychiatry, 54, 260-268.<br />

Jones, J., Ward, M., Wellman, N., Hall, J., & Lowe, T. (2000). Psychiatric<br />

inpati<strong>en</strong>ts’ experi<strong>en</strong>ce of nursing observation: A United Kingdom<br />

perspective. Journal of Psychosocial Nursing and M<strong>en</strong>tal Health Services, 38,<br />

12.<br />

Manna, M. (2010). Effectiv<strong>en</strong>ess of formal observation in inpati<strong>en</strong>t psychiatry in<br />

prev<strong>en</strong>ting adverse outcomes: The state of the sci<strong>en</strong>ce. Journal of Psychiatric<br />

and M<strong>en</strong>tal Health Nursing, 17, 268-273.<br />

Muralidharan, S., & F<strong>en</strong>ton, M. (2008). Containm<strong>en</strong>t strategies for people with<br />

serious m<strong>en</strong>tal illness [review]. The Cochrane Library, Issue 3, art.no.:<br />

CD002084.<br />

NICE. (2004). The short-term physical and psychological managem<strong>en</strong>t and<br />

secondary prev<strong>en</strong>tion of self-harm in primary and secondary care. London:<br />

National Institute for Clinical Excell<strong>en</strong>ce.<br />

New Zealand Guideline Group. (2003). The assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t of<br />

people at risk of suicide. Wellington: New Zealand Guideline Group.<br />

Oordt, M.S., Jobes, D.A., Fonseca, V.P., & Schmidt, M.S. (2009). Training m<strong>en</strong>tal<br />

health professionals to assess and manage suicidal behavior: Can provider<br />

confid<strong>en</strong>ce and practice be altered Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior,<br />

39, 21-28.<br />

Roose, S.P. (2001). Suicide: what is in the clinician’s mind Annals of the New York<br />

Academy of Sci<strong>en</strong>ces, 932, 151-7.


76 Deel 1 Algeme<strong>en</strong><br />

Shea, S.H. (1998). Psychiatric interviewing, the art of understanding. Philadelphia:<br />

Saunders Company.<br />

Ste<strong>en</strong>dam, M. (2010). Angst voor je suïcidale patiënt. Maandblad voor Geestelijke<br />

Volksgezondheid, 65, 467-473.<br />

Val<strong>en</strong>te, S.M. (2003). Aftermath of a pati<strong>en</strong>t’s suicide: A case study. Perspectives in<br />

Psychiatric Care, 39, 17-22.<br />

Yalom, I.D. (1980). Exist<strong>en</strong>tial psychotherapy. New York: Basic Books.


Deel 2<br />

Diagnostiek<br />

Professionele hulpverl<strong>en</strong>ers kunn<strong>en</strong> geconfronteerd word<strong>en</strong> met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

die zich suïcidaal uit<strong>en</strong>, met naast<strong>en</strong> die zich zorg<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> om suïcidale<br />

uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> iemand, met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging gedaan hebb<strong>en</strong>,<br />

met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij wie op grond <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing suïcidaal<br />

gedrag vermoed kan word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die ernstige problem<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> die in het verled<strong>en</strong> suïcidaal gedrag hebb<strong>en</strong> vertoond. In deze<br />

situaties gaat het voortdur<strong>en</strong>d om de vrag<strong>en</strong>: ‘Wat is het toestandsbeeld<br />

<strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de persoon’; ‘Wat zijn de oorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïcidale<br />

gedrag’ <strong>en</strong>: ‘Welke indicatie is er voor e<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie’<br />

Dit deel beschrijft het empirische bewijs dat aan het diagnostische proces<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag t<strong>en</strong> grondslag ligt. Dit deel omvat drie hoofdstukk<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 4 behandelt de uitgangsvrag<strong>en</strong> over het diagnostische proces<br />

in het algeme<strong>en</strong>. Hoofdstuk 5 gaat over de factor<strong>en</strong> die suïcidaal gedrag<br />

beïnvloed<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun plaats binn<strong>en</strong> het diagnostische onderzoek. Hoofdstuk<br />

6 behandelt de <strong>diagnostiek</strong> voor <strong>en</strong>kele specifieke groep<strong>en</strong>: jonger<strong>en</strong>,<br />

ouder<strong>en</strong>, immigrant<strong>en</strong> <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met herhaald suïcidaal gedrag.


Hoofdstuk 4<br />

Het diagnostische proces<br />

1 Inleiding<br />

De <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag omvat de herk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> het suïcidale<br />

gedrag, het onderzoek naar gedacht<strong>en</strong> over suïcide <strong>en</strong> naar de motiev<strong>en</strong>,<br />

int<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het onderzoek naar de factor<strong>en</strong> die het suïcidale<br />

gedrag bepal<strong>en</strong>. Het diagnostische onderzoek mondt uit in e<strong>en</strong> structuurdiagnose<br />

die di<strong>en</strong>t als uitgangspunt voor de indicatiestelling <strong>en</strong> het<br />

opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan.<br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Bij wie <strong>en</strong> in welke situaties moet onderzoek gedaan word<strong>en</strong> naar suïcidaal<br />

gedrag (Paragraaf 2.)<br />

• Wat is e<strong>en</strong> professionele wijze om te vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag<br />

(Paragraaf 3.)<br />

• Wat is het nut <strong>van</strong> vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> of observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij het<br />

onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Paragraaf 4.)<br />

• Zijn aspecifieke observeerbare factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang voor het onderzoek<br />

naar suïcidaal gedrag (Paragraaf 5.)<br />

• Kan het onderzoek naar suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> suïcide uitlokk<strong>en</strong> (Paragraaf<br />

6.)<br />

• Hoe vaak moet onderzoek naar suïcidaal gedrag word<strong>en</strong> herhaald<br />

(Paragraaf 7.)<br />

• Kan onderzoek naar suïcidaal gedrag plaatsvind<strong>en</strong> als de patiënt<br />

geïntoxiceerd is (Paragraaf 8.)<br />

2 Specifieke person<strong>en</strong> <strong>en</strong> situaties<br />

Bij wie <strong>en</strong> in welke situaties moet onderzoek gedaan word<strong>en</strong> naar suïcidaal<br />

gedrag Bij de beantwoording <strong>van</strong> deze vraag is hier e<strong>en</strong> onderscheid<br />

gemaakt tuss<strong>en</strong> directe uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaliteit, zoals e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

of suïcidale uitsprak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> situaties waarin naar suïcidaal gedrag gevraagd<br />

zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, terwijl er (nog) ge<strong>en</strong> directe uiting<strong>en</strong> zijn geweest.


80 Deel 2 Diagnostiek<br />

2.1 Directe suïcidale uiting<strong>en</strong><br />

Bij directe suïcidale uiting<strong>en</strong> gaat het om suïcidale uitsprak<strong>en</strong>, suïcideplann<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>. Gekek<strong>en</strong> is naar onderzoek over de voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde <strong>van</strong> deze uiting<strong>en</strong> voor het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> of<br />

suïcide.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: suïcidepoging<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong> suïcide<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> 23 onderzoek<strong>en</strong> naar het risico <strong>van</strong> suïcide na e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging of ernstige suïcidegedacht<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> Harris <strong>en</strong> Barraclough<br />

(1997) e<strong>en</strong> 38 tot 47 maal verhoogd risico gedur<strong>en</strong>de follow-upperiodes<br />

variër<strong>en</strong>d <strong>van</strong> 10 tot 20 jaar. Het risico in de verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong><br />

liep uite<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> 0 tot e<strong>en</strong> 120 keer verhoogd risico. Het risico <strong>van</strong><br />

suïcide was in de meeste onderzoek<strong>en</strong> het hoogst in de periode <strong>van</strong> 3<br />

tot 24 maand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> poging (Harris & Barraclough, 1997; Nordstrom<br />

et al., 1995; Otsama & Lönnqvist, 2002). Ook daarna blijft het risico <strong>van</strong><br />

suïcide aanzi<strong>en</strong>lijk verhoogd (Tidemalm et al., 2008; Haukka et al., 2008;<br />

J<strong>en</strong>kins et al., 2002; Holley et al., 1998). In e<strong>en</strong> systematische review <strong>van</strong><br />

90 onderzoek<strong>en</strong> rapporteerd<strong>en</strong> Ow<strong>en</strong>s et al. (2002) e<strong>en</strong> sterfterisico <strong>van</strong><br />

1,8% (namelijk 1.800 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>) in het 1e jaar na zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

gedrag. Zeer hoge suïciderisico’s zijn ook gerapporteerd voor<br />

suïcidepogers direct na ontslag uit e<strong>en</strong> psychiatrisch ziek<strong>en</strong>huis (Haukka et<br />

al., 2008; Holley et al., 1998).<br />

Het suïciderisico na e<strong>en</strong> suïcidepoging is bij mann<strong>en</strong> twee- tot viermaal<br />

hoger dan bij vrouw<strong>en</strong> (Nordstrom et al., 1995), bij e<strong>en</strong> hogere leeftijd, bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met rec<strong>en</strong>te poging<strong>en</strong> of meer poging<strong>en</strong> in de voorgeschied<strong>en</strong>is,<br />

bij e<strong>en</strong> hoge suïcide-int<strong>en</strong>tie (Hjelmeland, 1996; Ar<strong>en</strong>sman & Kerkhof,<br />

1996; Nordstrom et al., 1995), bij e<strong>en</strong> psychiatrische voorgeschied<strong>en</strong>is of<br />

lop<strong>en</strong>de <strong>behandeling</strong> voor e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing, geringe sociale<br />

cohesie <strong>en</strong> chronische somatische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (Harris & Barraclough,<br />

1997; Skogman et al., 2004; Suokas et al., 2001). Skogman e.a. (2004)<br />

vond<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de voorspellers voor suïcide voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor<br />

vrouw<strong>en</strong>. Voor mann<strong>en</strong> war<strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> de poging, herhaalde poging <strong>en</strong><br />

depressie de belangrijkste voorspellers. Voor vrouw<strong>en</strong> war<strong>en</strong> dat hogere<br />

leeftijd (> 50 jaar), depressie <strong>en</strong> ernstige lichamelijke ziekte. Van alle<br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is bij schizofr<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> stemmingsstoorniss<strong>en</strong><br />

het risico het hoogst (1,9 tot 4,1 maal, respectievelijk 1,7 tot 4,2 maal)<br />

(Tidemalm, 2008; Haukka et al., 2008).<br />

In vergelijking met zelfvergiftiging als methode is het suïciderisico hoger<br />

na poging<strong>en</strong> door verhanging, verwurging of strangulatie (6,2 maal),<br />

verdrinking (4,0), spring<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hoogte (3,2 maal) of gebruik <strong>van</strong> vuurwap<strong>en</strong>s<br />

(3,0 maal) (Runeson et al., 2010).<br />

In e<strong>en</strong> psychologische-autopsieonderzoek is gevond<strong>en</strong> dat 38% <strong>van</strong> de<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> 19% <strong>van</strong> de mann<strong>en</strong> die door suïcide overled<strong>en</strong>, in het jaar


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 81<br />

daarvoor e<strong>en</strong> niet-fatale poging hadd<strong>en</strong> gedaan. In totaal overled<strong>en</strong> 62%<br />

<strong>van</strong> de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 38% <strong>van</strong> de vrouw<strong>en</strong> bij hun eerste poging (Isometsa &<br />

Lonnqvist, 1998).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: suïcidepoging<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong> sterfte<br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging is niet alle<strong>en</strong> het risico <strong>van</strong> sterfte door suïcide<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk verhoogd, maar ook het risico <strong>van</strong> sterfte door andere oorzak<strong>en</strong><br />

(Haukka et al., 2008). Ostam <strong>en</strong> Lonqvist (2001) rapporteerd<strong>en</strong> voor<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> respectievelijk e<strong>en</strong> 38- <strong>en</strong> 25-voudig verhoogd risico<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> gewelddadige dood gedur<strong>en</strong>de 15 jaar na e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: suïcidepoging<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong><br />

Uit e<strong>en</strong> review <strong>van</strong> Ow<strong>en</strong>s et al. (2002) <strong>van</strong> 90 onderzoek<strong>en</strong> naar zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

gedrag blijkt dat dit zich bij 16% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

jaar herhaalt <strong>en</strong> bij 21% binn<strong>en</strong> 1 tot 4 jaar.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: uitlating<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>tie, plann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beschikbaarheid <strong>van</strong> middel<strong>en</strong><br />

Transitie <strong>van</strong> suïcidale uitlating<strong>en</strong> naar suïcideplann<strong>en</strong>, <strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcideplann<strong>en</strong><br />

naar e<strong>en</strong> geplande suïcidepoging wordt gezi<strong>en</strong> bij respectievelijk<br />

34% <strong>en</strong> 26% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> (Kessler et al., 1999). Van de ongeplande<br />

suïcidepoging<strong>en</strong> treedt 90% op binn<strong>en</strong> 1 jaar na het ontstaan <strong>van</strong> de suïcidale<br />

uitlating<strong>en</strong>; 60% <strong>van</strong> de geplande suïcidepoging<strong>en</strong> treedt op binn<strong>en</strong><br />

1 jaar (Kessler et al., 1999). Diverse longitudinale onderzoek<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

dat suïcidale uitlating<strong>en</strong> gecorreleerd zijn met suïcide op de lange termijn<br />

(Fawcett et al., 1991; Brown et al., 2000). Suïcidale uitlating<strong>en</strong> die word<strong>en</strong><br />

gedaan in de meest slechte periode <strong>van</strong> het lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt, zijn e<strong>en</strong><br />

sterkere voorspeller voor suïcide dan actuele suïcidale uitlating<strong>en</strong> (or 13,8<br />

respectievelijk 5,4) (Beck et al., 1999).<br />

Het begrip suïcide-int<strong>en</strong>tie betek<strong>en</strong>t de subjectieve verwachting <strong>en</strong> w<strong>en</strong>s<br />

<strong>van</strong> de patiënt te overlijd<strong>en</strong> aan door hem zelf aangebracht letsel. Onderzoek<br />

laat zi<strong>en</strong> dat de suïcide-int<strong>en</strong>tie rele<strong>van</strong>ter is dan de objectieve letaliteit<br />

<strong>van</strong> de gekoz<strong>en</strong> methode (Beck et al., 1975; 1976). E<strong>en</strong> systematische<br />

review <strong>van</strong> Hasley et al. (2008) naar suïcide-int<strong>en</strong>tie laat zi<strong>en</strong> dat er in het<br />

mer<strong>en</strong>deel <strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> suïcide-int<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> de<br />

letaliteit <strong>en</strong>/of de gekoz<strong>en</strong> methode voor de suïcidepoging. Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is in<br />

<strong>en</strong>kele cohortonderzoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positieve relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> suïcideint<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> suïcide (Hasley et al., 2008).<br />

E<strong>en</strong> derde deel <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met suïcidale uitlating<strong>en</strong> maakt suïcideplann<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 72% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> plan gaat ooit over tot e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging (Kessler et al., 1999). De aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcideplan is<br />

geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide; dit risico neemt verder


82 Deel 2 Diagnostiek<br />

toe wanneer de geplande methode meer letaal is, of het plan gericht is op<br />

het voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> ontdekking (Weisman & Word<strong>en</strong>, 1972).<br />

Conclusie<br />

(In bijlage 7 vindt u de definities <strong>van</strong> de bewijsniveaus (1-4) <strong>en</strong> classificatie<br />

<strong>van</strong> onderzoek (A1-D) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> toelichting.)<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat het ondernem<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

sterke voorspeller is <strong>van</strong> herhaalde suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> sterfte<br />

door suïcide <strong>en</strong> door andere gewelddadige oorzak<strong>en</strong>.<br />

A1: Harris & Barraclough, 1997; Ow<strong>en</strong>s et al., 2002.<br />

B: Haukka et al., 2008; Otsama & Lonqvist 2001.<br />

Niveau 2<br />

Er zijn sterke aanwijzing<strong>en</strong> dat suïcidale uitlating<strong>en</strong>, suïcide-int<strong>en</strong>tie,<br />

suïcideplann<strong>en</strong>, suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide nauw met elkaar sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>.<br />

B: Hasley et al., 2008.<br />

C: Kessler et al., 1999.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het is <strong>van</strong> belang te beseff<strong>en</strong> dat de onderzoek<strong>en</strong> die hier zijn sam<strong>en</strong>gevat,<br />

zijn uitgevoerd in e<strong>en</strong> omgeving waarin voor ernstige aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor<br />

zover mogelijk <strong>behandeling</strong> is ingezet. De prognose na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

zal waarschijnlijk ongunstiger zijn wanneer het suïcidale gedrag (<strong>en</strong> de<br />

stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>: zie hoofdstuk 5) niet zou zijn behandeld.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is vereist om bij suïcidale uitlating<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d onderzoek te do<strong>en</strong><br />

naar suïcidaal gedrag. Afhankelijk <strong>van</strong> de eerste inschatting <strong>van</strong> de ernst<br />

<strong>van</strong> de uitlating<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> moet nader onderzoek word<strong>en</strong><br />

gedaan door e<strong>en</strong> professional met psychiatrische expertise.<br />

• Het is vereist om bij suïcidepoging<strong>en</strong> onderzoek te do<strong>en</strong> naar suïcidaal<br />

gedrag door e<strong>en</strong> professional met psychiatrische expertise (zie bijlage 4,<br />

Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling).<br />

2.2 Andere risicosituaties<br />

Naast directe suïcidale uiting<strong>en</strong> is er in de literatuur e<strong>en</strong> groot aantal situaties<br />

beschrev<strong>en</strong> waarin het onderzoek naar suïcidaal gedrag is aangewez<strong>en</strong>.<br />

Deze situaties kunn<strong>en</strong> overlapp<strong>en</strong> met de kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> stressor<strong>en</strong><br />

beschrev<strong>en</strong> in hoofdstuk 5, paragraaf 2 <strong>en</strong> 3. Hier wordt e<strong>en</strong> aantal<br />

specifieke risicosituaties beschrev<strong>en</strong> die gepaard gaan met e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico <strong>van</strong> suïcide.


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 83<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Het lastig is om alle situaties waarin onderzoek gedaan moet word<strong>en</strong><br />

naar suïcidaal gedrag, volledig in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

evid<strong>en</strong>tie hiervoor staat t<strong>en</strong> dele verspreid over meerdere deelvrag<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk 5. De werkgroep heeft zich in deze paragraaf lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door<br />

de aanbeveling<strong>en</strong> uit de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric Association<br />

(apa, 2003, p. 8).<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Psychiatrische crisissituaties, transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de<br />

<strong>behandeling</strong>, onverwachte verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing, gebrek aan verbetering <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing of e<strong>en</strong> verslechtering zijn geassocieerd met<br />

e<strong>en</strong> verhoogde kans op suïcide.<br />

D: apa, 2003.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De professional moet bij het inzett<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

zich niet alle<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door empirische evid<strong>en</strong>tie. Het explorer<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag is aangewez<strong>en</strong> in situaties waarin de persoon bedreigd is<br />

of zich bedreigd voelt in ess<strong>en</strong>tiële lev<strong>en</strong>svoorwaard<strong>en</strong>. Welke situaties dat<br />

zijn, verschilt <strong>van</strong> persoon tot persoon.<br />

Het navrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag heeft e<strong>en</strong> speciale plaats bij depressieve<br />

stoorniss<strong>en</strong>, omdat het verlies <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>svreugde e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kernsymptom<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de aando<strong>en</strong>ing is. De patiënt kan gekweld word<strong>en</strong> door ernstige<br />

gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop <strong>en</strong> uitzichtloosheid. Hetzelfde kan optred<strong>en</strong> naar<br />

aanleiding <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. De professional kan zich <strong>van</strong> de individuele<br />

betek<strong>en</strong>is dergelijke situaties uitsluit<strong>en</strong>d op de hoogte stell<strong>en</strong> door er direct<br />

naar te vrag<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om, geïntegreerd in het behandelcontact, actief<br />

onderzoek te do<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> psychiatrische intake<br />

of crisissituatie (vooral bij depressieve stoorniss<strong>en</strong>, maar ook bij andere<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>), bij uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> wanhoop, bij belangrijke verlieservaring<strong>en</strong><br />

(inclusief verlies <strong>van</strong> gezondheid), bij transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de<br />

<strong>behandeling</strong>, bij onverwachte verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> bij gebrek aan verbetering of bij<br />

verslechtering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing.


84 Deel 2 Diagnostiek<br />

3 Professioneel vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag<br />

Wat is e<strong>en</strong> professionele wijze om te vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag Het<br />

onderzoek naar suïcidaal gedrag bestaat uit twee onderdel<strong>en</strong>: (1) e<strong>en</strong> gedetailleerde<br />

analyse <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>; <strong>en</strong> (2) onderzoek<br />

naar rele<strong>van</strong>te stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>. Het klinische interview<br />

is in de praktijk het belangrijkste onderzoeksinstrum<strong>en</strong>t. Daarnaast zijn<br />

er diverse vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>, checklists <strong>en</strong> beoordelingsschal<strong>en</strong> ontwikkeld. In<br />

deze paragraaf wordt het klinische interview naar suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Als zoekstrategie werd in PubMed met de zoekterm<strong>en</strong><br />

‘clinical interview suicidal behavior’ <strong>en</strong> ‘clinical assessm<strong>en</strong>t suicidal<br />

behavior’ gezocht naar overzichtartikel<strong>en</strong>. Rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> artikel<strong>en</strong> werd<br />

beoordeeld op basis <strong>van</strong> de titels. De zoekstrategie werd aangevuld met<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> led<strong>en</strong> <strong>van</strong> de werkgroep.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

De zoekactie in PubMed leverde als <strong>en</strong>ige de case-b<strong>en</strong>adering (Chronological<br />

Assessm<strong>en</strong>t of Suïcide Ev<strong>en</strong>ts) op, ontwikkeld door Shea (1998; 1999).<br />

De case-b<strong>en</strong>adering is e<strong>en</strong> methode voor het efficiënt vrag<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in de klinische setting <strong>van</strong> de spoedeis<strong>en</strong>de<br />

hulp. Voor de methode werd ge<strong>en</strong> valider<strong>en</strong>d empirisch bewijs gevond<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> lid <strong>van</strong> de werkgroep rapporteerde de cams-methode (Collaborative<br />

Assessm<strong>en</strong>t and Mangem<strong>en</strong>t of Suicidality), ontwikkeld door Jobes (2006).<br />

Naast onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is de cams-methode ook gericht op<br />

de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Uit e<strong>en</strong> klein retrospectief onderzoek<br />

bleek dat het suïcidale gedrag in e<strong>en</strong> groep patiënt<strong>en</strong> die met cams werd<br />

behandeld, sneller was g<strong>en</strong>ormaliseerd dan in e<strong>en</strong> groep die reguliere zorg<br />

kreeg (Jobes et al., 2005). Over patiënt<strong>en</strong> die war<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, werd e<strong>en</strong><br />

implem<strong>en</strong>tatieonderzoek beschrev<strong>en</strong> zonder uitkomst<strong>en</strong> op het niveau <strong>van</strong><br />

de patiënt (Ellis et al., 2009).<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Voor het klinische interview <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

werd onvoldo<strong>en</strong>de empirische evid<strong>en</strong>tie gevond<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> voorkeur<br />

op te kunn<strong>en</strong> baser<strong>en</strong>.<br />

D: Werkgroep <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Diagnostiek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

suïcidaal gedrag, 2011.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag moet beschouwd word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> klinische<br />

vaardigheid die professionals kunn<strong>en</strong> aanler<strong>en</strong>. Daarbij is het gebruik<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> systematische methode aan te bevel<strong>en</strong>, omdat het onderzoek


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 85<br />

daarmee vollediger <strong>en</strong> beter overdraagbaar zal zijn. Het is zinvol om<br />

onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ingsvrag<strong>en</strong> waarmee het thema <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag ter sprake wordt gebracht, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderzoekstrategie<br />

waarmee de suïcidale toestand nader wordt uitgediept.<br />

Voor de op<strong>en</strong>ingsvrag<strong>en</strong> is het belangrijk om aan te sluit<strong>en</strong> bij de situatie<br />

<strong>van</strong> de patiënt op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> het onderzoek. Ervar<strong>en</strong> professionals<br />

gebruik<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> zekere hiërarchie, waarin algem<strong>en</strong>e vrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gevolgd door meer specifieke vrag<strong>en</strong>. Voorbeeldvrag<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in<br />

bijlage 4.<br />

De case-b<strong>en</strong>adering (Shea, 1998) is e<strong>en</strong> geschikte methode om de suïcidale<br />

toestand nader uit te diep<strong>en</strong>. De methode is speciaal voor de klinische<br />

praktijk ontwikkeld. De keuze <strong>van</strong> de werkgroep impliceert overig<strong>en</strong>s niet<br />

dat andere method<strong>en</strong> minder geschikt zoud<strong>en</strong> zijn.<br />

De werkgroep beschouwt het vrag<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> basisvaardigheid <strong>van</strong> alle big-geregistreerde professionals<br />

die werkzaam zijn in de zorg. Het onderzoek <strong>van</strong> stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>,<br />

vooral <strong>van</strong> psychiatrische, psychologische <strong>en</strong> persoonlijkheidsfactor<strong>en</strong>,<br />

moet word<strong>en</strong> beschouwd als e<strong>en</strong> specifieke deskundigheid <strong>van</strong><br />

psychiaters <strong>en</strong> psycholog<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij het navrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag gebruik te<br />

mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> systematische interviewmethode.<br />

4 Vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Er is voor de beoordeling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> groot aantal vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>,<br />

checklists <strong>en</strong> beoordelingsschal<strong>en</strong> ontwikkeld (Brown, 2002). De<br />

werkgroep heeft beoordeeld wat het nut is <strong>van</strong> deze instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij het<br />

onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag in de klinische praktijk. De beoordeling<br />

is overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric Association<br />

(apa, 2003). Er is ge<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>d literatuuronderzoek verricht.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In e<strong>en</strong> uitgebreide review beschrijft Brown (2002) 31 meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag. Voorbeeld<strong>en</strong> zijn de Beck Suicide Int<strong>en</strong>tion Scale<br />

(Beck, 1974), de Suïcide Ideation Scale (Beck, 1979), de Hopelessness Scale<br />

(Beck, 1974) <strong>en</strong> de Pierce Suicide Int<strong>en</strong>tion Scale (Pierce, 1977). Het algem<strong>en</strong>e<br />

oordeel over de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is dat ze verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag redelijk betrouwbaar met<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ze bruikbaar zijn voor<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek. De bruikbaarheid voor de klinische praktijk<br />

valt sterk te betwijfel<strong>en</strong>, omdat de meeste instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de zijn


86 Deel 2 Diagnostiek<br />

uitgetest in prospectief onderzoek bij klinische patiënt<strong>en</strong>. De schal<strong>en</strong> die<br />

beter zijn uitgetest, ton<strong>en</strong> zonder uitzondering e<strong>en</strong> zeer geringe voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde voor het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide (< 3%) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer hoog<br />

perc<strong>en</strong>tage vals-positieve uitkomst<strong>en</strong> (apa, 2003).<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag betrouwbaar zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> met<strong>en</strong>, maar de voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde voor het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide is zeer gering.<br />

C: Brown, 2002.<br />

D: apa, 2003.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn voor de klinische praktijk<br />

vooral <strong>van</strong> belang voor het ontwikkel<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> degelijke systematiek<br />

voor het vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag (apa, 2003). Het gevolg <strong>van</strong> e<strong>en</strong> te<br />

groot vertrouw<strong>en</strong> in vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>, vooral in de hand<strong>en</strong> <strong>van</strong> minder ervar<strong>en</strong><br />

professionals, is dat e<strong>en</strong> risicovolle schijn <strong>van</strong> zekerheid kan ontstaan. Met<br />

het afvink<strong>en</strong> <strong>van</strong> checklists bestaat het risico dat het gedrag uit de context<br />

wordt gehaald <strong>en</strong> dat ess<strong>en</strong>tiële zingevingsaspect<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong> gaan. Het<br />

onderzoek is dan in technische zin wellicht vollediger, maar het verliest<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk aan betek<strong>en</strong>is. E<strong>en</strong> checklist kan wel goede di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong><br />

als geheug<strong>en</strong>steun, maar vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> of observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

het klinisch diagnostisch onderzoek niet ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het gebruik <strong>van</strong> meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, als <strong>en</strong>ige vorm <strong>van</strong><br />

informatieverzameling voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag, ter<br />

ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> het klinische oordeel wordt door de werkgroep niet<br />

aanbevol<strong>en</strong>. De functie <strong>van</strong> dergelijke lijst<strong>en</strong> voor de klinische praktijk is dat<br />

zij ev<strong>en</strong>tueel di<strong>en</strong>st kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> als geheug<strong>en</strong>steun.<br />

5 Aspecifieke observeerbare factor<strong>en</strong><br />

In deze paragraaf wordt de vraag behandeld wat bek<strong>en</strong>d is over aspecifieke<br />

observeerbare factor<strong>en</strong>. In de literatuur word<strong>en</strong> de reacties <strong>van</strong> gerichte<br />

observaties bij de professional aangeduid met het zogehet<strong>en</strong> niet-pluisgevoel.<br />

De definitie die in veel onderzoek<strong>en</strong> gebruikt wordt voor dit gevoel,<br />

is: ‘begrijp<strong>en</strong> zonder rationale’. Het niet-pluisgevoel bij professionals<br />

ontstaat doordat e<strong>en</strong> patiënt moeilijk te duid<strong>en</strong> signal<strong>en</strong> geeft of bepaalde


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 87<br />

gevoel<strong>en</strong>s oproept die in relatie gebracht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met suïcidale<br />

gevoel<strong>en</strong>s bij de patiënt.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Uit e<strong>en</strong> systematische review <strong>van</strong> onderzoek naar het gebruik <strong>van</strong> intuïtie<br />

in de verpleegkunde (Rew & Barrow, 2007) <strong>en</strong> huisarts<strong>en</strong> (Stolper, 2010)<br />

wordt geconcludeerd dat intuïtie e<strong>en</strong> waardevol onderdeel <strong>van</strong> de klinische<br />

besluitvorming <strong>en</strong> beoordeling is. Het is echter onbek<strong>en</strong>d hoe betrouwbaar<br />

intuïtie is.<br />

Over de rol <strong>van</strong> afwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> niet-pluisgevoel waar dit wel op zijn<br />

plaats zou zijn in relatie tot suïcidaal gedrag, is ge<strong>en</strong> onderzoek bek<strong>en</strong>d.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Intuïtie kan e<strong>en</strong> waardevol onderdeel <strong>van</strong> klinische besluitvorming<br />

zijn. De betrouwbaarheid <strong>van</strong> intuïtie in besluitvormingsprocess<strong>en</strong><br />

is onbek<strong>en</strong>d. Er is meer bek<strong>en</strong>d over het zogehet<strong>en</strong> niet-pluisgevoel<br />

dan over de afwezigheid <strong>van</strong> dit gevoel, waar dit wel op zijn plaats zou<br />

zijn.<br />

C: Rew & Barrow, 2007; Stolper, 2010.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Signal<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt die volg<strong>en</strong>s de werkgroep aanleiding zijn tot alertheid,<br />

zijn uiting<strong>en</strong> door de patiënt <strong>van</strong> het gevoel klem te zitt<strong>en</strong>, weglop<strong>en</strong>,<br />

snel weg will<strong>en</strong>, snel met ontslag will<strong>en</strong>, pill<strong>en</strong> spar<strong>en</strong>, zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

gedrag, stil <strong>en</strong> teruggetrokk<strong>en</strong> zijn, vlakke mimiek, weinig of ge<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s<br />

uit<strong>en</strong>, boosheid op ander<strong>en</strong> die kan omslaan naar boosheid op zichzelf<br />

<strong>en</strong> destructief gedrag, plotselinge aandacht voor zelfzorg, zakelijke ding<strong>en</strong><br />

regel<strong>en</strong> bij de notaris, spull<strong>en</strong> weggev<strong>en</strong>, discrepantie in de verhal<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de patiënt, incongru<strong>en</strong>tie in verbale <strong>en</strong> non-verbale uiting<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> plotselinge<br />

omslag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> sombere stemming in vrolijkheid of euforie.<br />

Signal<strong>en</strong> bij professionals die wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> niet-pluisgevoel zijn: e<strong>en</strong><br />

gevoel niet op je gemak te zijn in het gezelschap <strong>van</strong> de patiënt; behoefte<br />

hebb<strong>en</strong> de patiënt vaker dan gebruikelijk te controler<strong>en</strong>; ongerust zijn over<br />

de patiënt; het gevoel ge<strong>en</strong> grip op de patiënt te hebb<strong>en</strong> of je meer dan<br />

gebruikelijk verantwoordelijk voel<strong>en</strong> voor de patiënt.<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële rol in het observer<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze<br />

signal<strong>en</strong>. Het zorgvuldig rapporter<strong>en</strong> <strong>en</strong> overdrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze informatie<br />

voorkomt dat signal<strong>en</strong> <strong>en</strong> observaties uit beeld rak<strong>en</strong>. Het is <strong>van</strong> belang na<br />

te gaan waar deze signal<strong>en</strong> bij deze patiënt <strong>van</strong>daan kom<strong>en</strong>. Het kan nuttig<br />

zijn om niet-pluisgevoel<strong>en</strong>s met ander<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de patiënt te besprek<strong>en</strong><br />

om helder te krijg<strong>en</strong> waar de gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong>daan kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke implicaties<br />

dit heeft voor het handel<strong>en</strong>.


88 Deel 2 Diagnostiek<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om zogehet<strong>en</strong> niet-pluisgevoel<strong>en</strong>s serieus te nem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te besprek<strong>en</strong> met collega’s <strong>en</strong> met de patiënt.<br />

6 Risico op uitlokk<strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

De professional kan zich in het vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag geremd voel<strong>en</strong><br />

door de vrees dat vrag<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong> het gedrag in de hand<br />

werkt. In de literatuur is gezocht naar empirisch bewijs voor deze vrees.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In e<strong>en</strong> gerandomiseerd onderzoek naar iatrog<strong>en</strong>e risico’s <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

scre<strong>en</strong>ingprogramma bij 2.342 jonger<strong>en</strong> werd ge<strong>en</strong> verschil gevond<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> die war<strong>en</strong> blootgesteld aan vrag<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> controlegroep waarin dit niet gebeurde (Gould et al., 2005). In<br />

hoogrisicogroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> jonger<strong>en</strong> met depressieve symptom<strong>en</strong> of met<br />

e<strong>en</strong> voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> suïcidaal gedrag war<strong>en</strong> spanningsklacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> in de interv<strong>en</strong>tiegroep significant afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Cukrowicz<br />

et al. (2010) rapporteerd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klein onderzoek bij 21 person<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> depressieve stoornis die deelnam<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief onderzoek naar<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong>. In de follow-ups na 1 <strong>en</strong> 3 maand<strong>en</strong> rapporteerde ge<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dat suïcidegedacht<strong>en</strong> war<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij de<br />

eerste follow-up war<strong>en</strong> de gedacht<strong>en</strong> bij 7 deelnemers gelijk geblev<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij<br />

14 afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij de tweede follow-up war<strong>en</strong> dat respectievelijk 9 <strong>en</strong> 12.<br />

Uit psychotherapie is bek<strong>en</strong>d dat als e<strong>en</strong> professional d<strong>en</strong>kt dat zijn patiënt<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> heeft, dit vaak blijkt te klopp<strong>en</strong> (H<strong>en</strong>din et al., 2006). In<br />

e<strong>en</strong> review <strong>van</strong> 31 onderzoek<strong>en</strong> naar de ervaring met professionals <strong>van</strong><br />

person<strong>en</strong> met zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag komt naar vor<strong>en</strong> dat patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

betrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> deskundige houding <strong>van</strong> professionals waarder<strong>en</strong> (Taylor<br />

et al., 2009). Wat patiënt<strong>en</strong> mist<strong>en</strong>, was e<strong>en</strong> gevoel <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong><br />

duidelijke uitleg over de verle<strong>en</strong>de hulp.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is niet aannemelijk dat suïcidaal gedrag wordt uitgelokt door<br />

ernaar te vrag<strong>en</strong>.<br />

A2: Gould et al., 2005.<br />

C: Cukrowicz et al., 2010.


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 89<br />

Niveau 3<br />

Patiënt<strong>en</strong> met zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag waarder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deskundige opstelling <strong>van</strong> professional die uitleg geeft over de hulp<br />

die wordt verle<strong>en</strong>d.<br />

C: Taylor et al., 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> klinisch uitgangspunt is dat <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> probleem pas mogelijk is als daarover met de patiënt wordt gesprok<strong>en</strong>.<br />

Het niet bespreekbaar mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> die er wel zijn<br />

ontneemt de professional de mogelijkheid om hulp te bied<strong>en</strong>.<br />

Het kan niet word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> dat sommige patiënt<strong>en</strong> emotioneel<br />

kunn<strong>en</strong> reager<strong>en</strong> op vrag<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag of dat zij <strong>van</strong> hun suïcidale<br />

gedraging<strong>en</strong> e<strong>en</strong> strijdpunt mak<strong>en</strong>. Bij deze patiënt<strong>en</strong> moet de professional<br />

zijn gesprekstechniek aan de patiënt aanpass<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om naar suïcidaal gedrag te vrag<strong>en</strong> als daar<br />

aanleiding voor is. Patiënt<strong>en</strong> waarder<strong>en</strong> daarbij e<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deskundige houding <strong>van</strong> de professional. Het kan nodig zijn de<br />

gesprekstechniek af te stemm<strong>en</strong> op specifieke gevoelighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

patiënt wanneer deze uit het gesprek blijk<strong>en</strong>.<br />

7 Herhaalfrequ<strong>en</strong>tie<br />

Hoe vaak moet onderzoek naar suïcidaal gedrag word<strong>en</strong> herhaald Het<br />

onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag richt zich op de toestand <strong>van</strong> de patiënt in<br />

het hier <strong>en</strong> nu. Het beloop <strong>van</strong> het suïcidale gedrag is maatgev<strong>en</strong>d voor de<br />

vraag hoe vaak het onderzoek moet word<strong>en</strong> herhaald.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Diverse onderzoek<strong>en</strong> waarin suïcidale patiënt<strong>en</strong> langdurig werd<strong>en</strong> gevolgd,<br />

ton<strong>en</strong> de wisseling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag over de tijd (Brown et al., 2000;<br />

Fawcett et al., 1990; Williams et al., 2006; Zahl et al., 2004). Het wissel<strong>en</strong>de<br />

karakter heeft te mak<strong>en</strong> met de ontwikkeling <strong>van</strong> de psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> de comorbiditeit.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Suïcidaal gedrag k<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>d beloop over de tijd.<br />

C: Brown, 2000; Fawcett, 1990; Williams, 2006; Zahl, 2004.


90 Deel 2 Diagnostiek<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de uitdaging<strong>en</strong> in<br />

de zorg voor de suïcidale patiënt <strong>en</strong> vereist dat onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag door de tijd he<strong>en</strong> herhaald wordt. Het is daarbij niet altijd nodig om<br />

e<strong>en</strong> volledig onderzoek te herhal<strong>en</strong>. De onderzoeker moet in redelijkheid<br />

afweg<strong>en</strong> met welke int<strong>en</strong>siteit herhaald onderzoek wordt uitgevoerd.<br />

Het is <strong>van</strong> belang om aandacht te bested<strong>en</strong> aan herhaald onderzoek <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag op kritische mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong>, bijvoorbeeld bij<br />

verandering <strong>van</strong> vrijhed<strong>en</strong>, plotselinge verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld<br />

of kritische overgang<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> zoals ontslag uit het ziek<strong>en</strong>huis<br />

of overdracht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt aan e<strong>en</strong> collega.<br />

E<strong>en</strong> goede werkrelatie is <strong>van</strong> groot belang voor het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> vervolgonderzoek.<br />

Soms zull<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> niet de waarheid vertell<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

als zij vrez<strong>en</strong> dat dit zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> beperking <strong>van</strong> vrijhed<strong>en</strong>. Naast<br />

directe vrag<strong>en</strong> over suïcidegedacht<strong>en</strong> moet de onderzoeker ook lett<strong>en</strong> op<br />

verschijnsel<strong>en</strong> als to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> depressie, wanhoop, angst of bevelshallucinaties.<br />

E<strong>en</strong> onverwacht sterke verbetering <strong>van</strong> het klinische beeld, zeker bij<br />

patiënt<strong>en</strong> die eerder ernstig suïcidaal war<strong>en</strong>, kan e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> dreig<strong>en</strong>de<br />

suïcide (zie ook paragraaf 5, Aspecifieke observeerbare factor<strong>en</strong>).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om onderzoek naar suïcidaal gedrag op geregelde<br />

mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te herhal<strong>en</strong>. Formele mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om het onderzoek te herhal<strong>en</strong><br />

zijn kritische mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong>, crisissituaties, <strong>en</strong> onverwachte<br />

verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag die niet zijn<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, vervolgafsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde de ontwikkeling in het<br />

suïcidale gedrag te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>.<br />

8 Onderzoek bij intoxicatie<br />

E<strong>en</strong> geïntoxiceerde patiënt die na e<strong>en</strong> suïcidepoging e<strong>en</strong> verlaagd bewustzijn<br />

heeft, di<strong>en</strong>t in eerste instantie in veiligheid te word<strong>en</strong> gebracht.<br />

Herbeoordeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dergelijke patiënt is nodig als de intoxicatie is<br />

verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. Vervolgonderzoek <strong>van</strong> deze patiënt<strong>en</strong> na de acute fase <strong>van</strong><br />

intoxicatie is nodig.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Patiënt<strong>en</strong> die psychofarmaca gebruik<strong>en</strong>, in het bijzonder b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> rustig <strong>en</strong> tamelijk helder lijk<strong>en</strong>, maar hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote<br />

kans tijdelijk aan anterograde amnesie te lijd<strong>en</strong> wat betek<strong>en</strong>t dat zij nieuwe<br />

informatie niet goed kunn<strong>en</strong> onthoud<strong>en</strong> (Verwey et al., 2000; 2005). Deze


Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces 91<br />

patiënt<strong>en</strong> zijn dus tijdelijk vergeetachtig. Uit onderzoek blijkt dat zij zich<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> gesprek met e<strong>en</strong> professional weinig herinner<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de kans<br />

dat afsprak<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> gemaakt, bijvoorbeeld over nazorg, word<strong>en</strong><br />

onthoud<strong>en</strong> klein is.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Onderzoek naar het suïcidale gedrag bij patiënt<strong>en</strong> in geïntoxiceerde<br />

toestand is niet zinvol. Ook als de patiënt helder lijkt moet rek<strong>en</strong>ing<br />

gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met anterograde amnesie.<br />

B: Verwey 2000; 2005.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Dat e<strong>en</strong> geïntoxiceerde patiënt zich weinig <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gesprek met e<strong>en</strong><br />

professional zal herinner<strong>en</strong>, betek<strong>en</strong>t niet dat <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

niet mete<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om dat wel te do<strong>en</strong> is als de<br />

patiënt onhanteerbaar gedrag vertoont t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> verwardheid of<br />

psychose.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

geïntoxiceerde patiënt<strong>en</strong> uit te stell<strong>en</strong> tot zij goed aanspreekbaar zijn. De<br />

veiligheid <strong>van</strong> de patiënt mag daarbij niet uit het oog word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.<br />

Ook dan is het <strong>van</strong> belang om het onderzoek op e<strong>en</strong> later tijdstip nog e<strong>en</strong>s<br />

te herhal<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om behandelafsprak<strong>en</strong> voor geïntoxiceerde patiënt<strong>en</strong><br />

voor de patiënt op schrift te stell<strong>en</strong>, ook al lijkt het bewustzijn helder.


Hoofdstuk 5<br />

Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

1 Inleiding<br />

Het onderzoek naar stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bestaat uit e<strong>en</strong><br />

inv<strong>en</strong>tarisatie <strong>van</strong> het complex <strong>van</strong> psychiatrische, psychologische <strong>en</strong><br />

sociale factor<strong>en</strong> die met het suïcidale gedrag <strong>van</strong> de patiënt sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>.<br />

Deze zogehet<strong>en</strong> stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> zijn verdeeld in kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> stressor<strong>en</strong>. Bij de kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> gaat het<br />

om persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> of -eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> duurzaam karakter.<br />

Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> zijn min of meer synoniem aan distale risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Bij de stressor<strong>en</strong> gaat het om factor<strong>en</strong> die door de tijd variër<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

die op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> het suïcidale gedrag aanwezig zijn. Stressor<strong>en</strong> zijn<br />

min of meer synoniem aan proximale risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Het onderscheid tuss<strong>en</strong> de beide groep<strong>en</strong> <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> is kunstmatig. Veel<br />

<strong>van</strong> de stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol hebb<strong>en</strong> als kwetsbaarheidsfactor<br />

<strong>en</strong> als stressor. Duurzame werkloosheid bijvoorbeeld<br />

kan word<strong>en</strong> opgevat als kwetsbaarheidsfactor, <strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> ontslagsituatie<br />

als stressor. Op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> het suïcidale gedrag gaat het steeds om<br />

het complex <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> onderlinge wisselwerking het gedrag<br />

bepaalt.<br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Welke kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang bij het onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag (Paragraaf 2.)<br />

• Welke stressor<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

(Paragraaf 3.)<br />

• Welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang voor de risicoweging bij suïcidaal<br />

gedrag (Paragraaf 4.1.)<br />

2 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

Welke kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang bij het onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag Deze factor<strong>en</strong> verdel<strong>en</strong> we in de vier groep<strong>en</strong> die Goldney<br />

(2008) onderscheidt in het stress-kwetsbaarheidmodel, zoals beschrev<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk 2: (1) biologische factor<strong>en</strong>, (2) lev<strong>en</strong>sovertuiging, (3) persoonlijkheid<br />

<strong>en</strong> (4) maatschappelijke <strong>en</strong> interpersoonlijke factor<strong>en</strong> (steun-


94 Deel 2 Diagnostiek<br />

systeem). Voor drie <strong>van</strong> de vier groep<strong>en</strong> wordt hierna besprok<strong>en</strong> welke<br />

evid<strong>en</strong>tie er is voor e<strong>en</strong> relatie met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> wat het belang<br />

is voor het onderzoek naar suïcidaal gedrag. Vanwege de overlap wordt<br />

de persoonlijkheid besprok<strong>en</strong> bij de psychiatrische <strong>en</strong> psychologische<br />

factor<strong>en</strong>. Wel is hier e<strong>en</strong> paragraaf over persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het literatuuronderzoek voor deze onderdel<strong>en</strong> is voornamelijk gebaseerd<br />

op de literatuur <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric Association<br />

(apa, 2003), aangevuld met het literatuuroverzicht <strong>van</strong> de Schotse overheid<br />

(McLean et al., 2008). Aanvull<strong>en</strong>d is in PubMed gezocht naar rec<strong>en</strong>te<br />

reviewartikel<strong>en</strong>. Voor de Nederlandse situatie is de literatuur aangevuld op<br />

basis <strong>van</strong> de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de werkgroepled<strong>en</strong>.<br />

2.1 Biologische factor<strong>en</strong><br />

Het begrip ‘biologisch’ kan zeer breed word<strong>en</strong> opgevat. De werkgroep<br />

heeft zich beperkt tot twee groep<strong>en</strong> kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong>: familiaire<br />

(erfelijke) belasting <strong>en</strong> biologisch markers.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: familiaire (erfelijke) belasting<br />

Familiaire (erfelijke) belasting moet niet alle<strong>en</strong> opgevat word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong><br />

biologische factor. Naast g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong> zijn ook de leergeschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> omgevingsfactor<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang. Empirisch bewijs voor e<strong>en</strong> erfelijke<br />

belasting voor suïcidaal gedrag komt uit drie soort<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong>: familieonderzoek<strong>en</strong>,<br />

tweelingonderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> adoptieonderzoek<strong>en</strong> (Baldessarini<br />

& H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004; Br<strong>en</strong>t & Melhem, 2008).<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> vier familieonderzoek<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> significant<br />

hoger suïciderisico gevond<strong>en</strong> bij eerste- of tweedegraads familieled<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

iemand die door suïcide is overled<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> gemiddelde odds ratio (or)<br />

<strong>van</strong> 3,4 (Baldessarini & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004). Het risico was met e<strong>en</strong> (niet-significante)<br />

or <strong>van</strong> 2,8 lager in 18 onderzoek<strong>en</strong> waarbij ook suïcidepoging<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> geïncludeerd.<br />

Tweelingonderzoek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt om onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

omgevingsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong>. In totaal zijn zev<strong>en</strong> case-series<br />

bij tweeling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>. Roy <strong>en</strong> Segal (2001) rapporter<strong>en</strong> voor suïcide<br />

e<strong>en</strong> concordantie voor monozygotische versus dizygotische tweeling<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

14,9% versus 0,7%. Voor suïcidepoging<strong>en</strong> rapporteerd<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> concordantie<br />

<strong>van</strong> 38,0% versus 0%. Dit suggereert e<strong>en</strong> zeer sterke bijdrage <strong>van</strong><br />

g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong> aan suïcide <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog grotere bijdrage aan suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

De resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> tweelingonderzoek<strong>en</strong> zijn omstred<strong>en</strong>, omdat<br />

case-series mogelijk niet repres<strong>en</strong>tatief zijn voor alle tweeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> omdat<br />

de aantall<strong>en</strong> suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> laag zijn (Br<strong>en</strong>t & Melhem,<br />

2008). Vanwege de geringe aantall<strong>en</strong> zijn de schatting<strong>en</strong> mogelijk instabiel<br />

(Baldessarini & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004).


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 95<br />

E<strong>en</strong> andere manier om omgevingsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> erfelijke factor<strong>en</strong> te onderscheid<strong>en</strong><br />

zijn adoptieonderzoek<strong>en</strong>. In de periode <strong>van</strong> 1968 tot 1986 zijn<br />

drie onderzoek<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> die alle zijn gebaseerd op dezelfde registratie<br />

<strong>van</strong> de De<strong>en</strong>se gezondheidsregistratie (Kety et al., 1968; Schlusinger et<br />

al., 1979; W<strong>en</strong>der et al., 1986). Met verschill<strong>en</strong>de method<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> voor<br />

suïcide significante or’s gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 2,6 <strong>en</strong> 6,9 voor biologische versus<br />

geadopteerde familieled<strong>en</strong>. Voor suïcidepoging<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> niet-significant<br />

verlaagde or gevond<strong>en</strong> <strong>van</strong> 0,9. E<strong>en</strong> beperking <strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong> is dat<br />

zij gebaseerd zijn op registergegev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> dat het aantal suïcides gering was.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vaker voor in families met eersteof<br />

tweedegraadsverwant<strong>en</strong> die suïcidepoging<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gedaan of<br />

door suïcide zijn overled<strong>en</strong>.<br />

A2: Baldessarini & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004.<br />

Niveau 2<br />

Tweeling- <strong>en</strong> adoptieonderzoek<strong>en</strong> suggerer<strong>en</strong> dat het familiair<br />

voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide voor e<strong>en</strong> deel is toe te schrijv<strong>en</strong> aan<br />

g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong>. Dit is minder duidelijk voor suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

A2: Baldessarini & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het familiair voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag kan op veel manier<strong>en</strong><br />

verklaard word<strong>en</strong> (K<strong>en</strong>dler, 2010). E<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing, bijvoorbeeld<br />

e<strong>en</strong> depressieve stoornis of middel<strong>en</strong>misbruik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ouder kan<br />

direct of via e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>etische transmissie <strong>van</strong> invloed zijn op het gedrag <strong>van</strong><br />

het kind. Hetzelfde geldt voor persoonlijkheidstrekk<strong>en</strong> of andere biologische<br />

kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>. Voor de praktijk zijn de directe stressor<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> groter belang. G<strong>en</strong>etische belasting kan opgevat word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> kwetsbaarheid<br />

voor actuele stressor<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om onderzoek naar e<strong>en</strong> familiaire belasting niet<br />

selectief te richt<strong>en</strong> op de ev<strong>en</strong>tuele g<strong>en</strong>etische belasting, maar vooral op<br />

de actuele stressfactor<strong>en</strong> die het suïcidale gedrag direct beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: biologische markers<br />

Het onderzoek naar biologische markers of de neurobiologie <strong>van</strong> suïcide<br />

richt zich op vier gebied<strong>en</strong>: de g<strong>en</strong>etica, neurotransmittersystem<strong>en</strong>, het<br />

stresssysteem <strong>en</strong> de lipid<strong>en</strong>stofwisseling (Ernst et al., 2009; Currier &<br />

Mann, 2008; Mann, 2003; Van Heering<strong>en</strong>, 2003). De belangrijkste g<strong>en</strong>etische<br />

(familiaire) overweging<strong>en</strong> zijn hiervoor beschrev<strong>en</strong>.


96 Deel 2 Diagnostiek<br />

Op het gebied <strong>van</strong> neurotransmitters is onderzoek gedaan naar serotonine<br />

(5-ht), dopamine, adr<strong>en</strong>aline <strong>en</strong> noradr<strong>en</strong>aline, glutamaat <strong>en</strong> gaba, opioïd<strong>en</strong>receptor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> acetylcholine (Ernst et al., 2009). Van deze system<strong>en</strong> is<br />

het 5-ht-systeem het meest uitgebreid onderzocht. In meerdere onderzoek<strong>en</strong>,<br />

waaronder ook Nederlands onderzoek, is e<strong>en</strong> associatie gevond<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> verminderde serotonerge activiteit <strong>en</strong> suïcidaal gedrag (Verkes et<br />

al., 1998; Mann et al., 2003) <strong>en</strong> er zijn gunstige resultat<strong>en</strong> gerapporteerd<br />

<strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> met 5-ht-heropnameremmers (Verkes et al., 1998).<br />

Deze bevinding<strong>en</strong> zijn in later onderzoek niet consist<strong>en</strong>t bevestigd (Van<br />

Heering<strong>en</strong>, 2003). Het gebruik <strong>van</strong> 5-ht-activiteit als marker voor suïcidaal<br />

gedrag is omstred<strong>en</strong> (Muller-Oerlinghaus<strong>en</strong> et al., 2004).<br />

Hyperactiviteit <strong>van</strong> de hypothalamus-hypofyse-bijnieras (hpa-as) is<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s geassocieerd met suïcidaal gedrag (Ernst et al., 2009; Bunney &<br />

Fawcett, 1965). Postmortemonderzoek bij overled<strong>en</strong><strong>en</strong> door suïcide liet<br />

verhoogde niveaus <strong>van</strong> het corticotrofine releasing hormone (crh) zi<strong>en</strong><br />

(Nemeroff et al., 1988; Austin et al., 2003). Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ernstige<br />

depressieve episode <strong>en</strong> e<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong>de uitslag op de dexam<strong>en</strong>tasonsuppressietest<br />

(dst) liet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> suïciderisico <strong>van</strong> 26,8% zi<strong>en</strong> in vergelijking<br />

met e<strong>en</strong> risico <strong>van</strong> 2,9% bij e<strong>en</strong> groep met e<strong>en</strong> normale dst (Coryell &<br />

Schlesser, 2001). Hpa-as-hyperactiviteit is bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

in de voorgeschied<strong>en</strong>is geassocieerd met suïcide (Jokin<strong>en</strong> et al., 2007).<br />

In <strong>en</strong>kele onderzoek<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> laag serumcholesterol<br />

<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> gewelddadige dood (Ernst<br />

et al., 2009; Ellison & Morrison, 2001; Fawcett et al., 1997; Garland et al.,<br />

2000; Parton<strong>en</strong> et al., 1999). De klinische waarde <strong>van</strong> deze bevinding<strong>en</strong><br />

is onduidelijk aangezi<strong>en</strong> het gebruik <strong>van</strong> statines niet geassocieerd lijkt<br />

met e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> geweld, agressie, somberheid, ongelukk<strong>en</strong> of suïcide<br />

(Manfredini et al., 2000).<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Er zijn voor suïcidaal gedrag meerdere biologische correlat<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong>, onder andere in het serotoninesysteem, in de hypofysebijnieras<br />

<strong>en</strong> in de lipid<strong>en</strong>stofwisseling.<br />

B: Ernst, 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Voor de g<strong>en</strong>etische <strong>en</strong> andere biologische associaties geldt dat de resultat<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong> moeilijk e<strong>en</strong>duidig zijn te interpreter<strong>en</strong>, omdat suïcidaal<br />

gedrag ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidig f<strong>en</strong>otype k<strong>en</strong>t <strong>en</strong> omdat er complexe interacties<br />

zijn met andere rele<strong>van</strong>te factor<strong>en</strong>, zoals psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omgevingsfactor<strong>en</strong>. Het is onduidelijk hoe de causaliteit begrep<strong>en</strong> moet


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 97<br />

word<strong>en</strong>. Het onderzoek naar biologische markers heeft voor de klinische<br />

praktijk nog niet tot bruikbare resultat<strong>en</strong> geleid.<br />

Aanbeveling<br />

• Er zijn (nog) ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige aanwijzing<strong>en</strong> op basis waar<strong>van</strong> biologische<br />

markers gebruikt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de klinische praktijk. Het gebruik <strong>van</strong><br />

biologische markers wordt voor de klinische praktijk niet aanbevol<strong>en</strong>.<br />

2.2 Persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Er zijn diverse duurzame eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>van</strong> de persoon <strong>van</strong> invloed op<br />

suïcidaal gedrag. Op basis <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric<br />

Association (apa, 2003) <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele overzichtsartikel<strong>en</strong> wordt hier het<br />

bewijs sam<strong>en</strong>gevat voor geslacht, leeftijd, probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong>,<br />

perfectionisme, neuroticisme <strong>en</strong> homo- <strong>en</strong> biseksualiteit.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: geslacht<br />

De factor geslacht moet word<strong>en</strong> opgevat als e<strong>en</strong> indicator voor e<strong>en</strong> groot<br />

aantal achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>. Naast biologische factor<strong>en</strong> zijn ook psychologische<br />

<strong>en</strong> culturele factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang voor het verklar<strong>en</strong> <strong>van</strong> geslachtsverschill<strong>en</strong>.<br />

Met uitzondering <strong>van</strong> China <strong>en</strong> Singapore is het aantal suïcides<br />

wereldwijd bij mann<strong>en</strong> hoger dan bij vrouw<strong>en</strong> (Bertolote & Fleischmann,<br />

2009; Phillips et al., 2002). De man-vrouwverhouding loopt internationaal<br />

sterk uite<strong>en</strong> <strong>van</strong> 0,9 in China tot 7,9 in Panama. Gemiddeld is de verhouding<br />

wereldwijd 2,1. De man-vrouwverhouding in Nederland is de laatste<br />

25 jaar geleidelijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> 1,6 in 1983 tot 2,3 in 2007. Sinds 1983<br />

is het aantal suïcides sterker gedaald voor vrouw<strong>en</strong> dan voor mann<strong>en</strong> (Van<br />

Hemert & De Kruif, 2009).<br />

Het verschil kan op diverse manier<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard (Murphy, 1998;<br />

Kerkhof, 2010). Mann<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> meer aanleiding<strong>en</strong> tot suïcide kunn<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> hogere frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> alcoholmisbruik, doordat zij<br />

zich minder vaak dan vrouw<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing (nemesis, 2010) <strong>en</strong> door minder vaak troost <strong>en</strong> steun<br />

te zoek<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sociaal netwerk. Mann<strong>en</strong> gaan in de uitvoer <strong>van</strong> hun<br />

suïcidale plann<strong>en</strong> gemiddeld daadkrachtiger te werk dan vrouw<strong>en</strong>. Naar<br />

verhouding gebruik<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> vaker verhanging als methode <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong><br />

zelfvergiftiging (Van Hemert & De Kruif, 2009). Bij vrouw<strong>en</strong> is zwangerschap<br />

<strong>en</strong> de zorg voor (jonge) kinder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke bescherm<strong>en</strong>de factor<br />

voor suïcide (Appleby, 1991; Hoyer & Lund, 1993; Harris & Barraclough,<br />

1994; Marzuk et al., 1997; Qin & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, 2003).<br />

De hiervoor geschetste factor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangevoerd als verklaring<br />

voor het verschil in het aantal suïcides tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>. Daarnaast<br />

zijn er voor vrouw<strong>en</strong> echter ook risicoverhog<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>.


98 Deel 2 Diagnostiek<br />

Depressieve stoorniss<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> bij vrouw<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d vaker voor dan bij<br />

mann<strong>en</strong> (Oqu<strong>en</strong>do et al., 2001; De Graaf et al., 2010) <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

veel vaker dan mann<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met lichamelijk <strong>en</strong> seksueel misbruik<br />

(Plunkett et al., 2001). Zwangerschap <strong>en</strong> de zorg voor kinder<strong>en</strong> zijn niet<br />

alle<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> psychiatrische opname rond e<strong>en</strong> zwangerschap<br />

<strong>en</strong> sterfte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kind zijn geassocieerd met e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

verhoging <strong>van</strong> het suïciderisico (Appleby et al., 1998; Qin & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />

2003).<br />

Suïcidepoging<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere geslachtsverhouding dan suïcides. In<br />

drie Nederlandse onderzoek<strong>en</strong> naar suïcidepoging<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> behandeld<br />

in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis is e<strong>en</strong> hoger aantal suïcidepoging<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong> bij vrouw<strong>en</strong> dan bij mann<strong>en</strong> (Ar<strong>en</strong>sman et al., 1995; Burger et<br />

al., 2005; Burger et al., 2010). Ar<strong>en</strong>sman et al. (1995) vond<strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hogere incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> voor de gehele leeftijdsrange.<br />

Burger et al. (2010) vond<strong>en</strong> in het meest rec<strong>en</strong>te onderzoek in D<strong>en</strong> Haag<br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere incid<strong>en</strong>tie bij vrouw<strong>en</strong> onder 55 jaar. In het Nederlandse<br />

nemesis-onderzoek was de relatie met leeftijd <strong>en</strong> geslacht voor zelfgerapporteerde<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> minder duidelijk, mogelijk<br />

omdat dit onderzoek beperkt was tot volwass<strong>en</strong> deelnemers <strong>van</strong> 18 tot 64<br />

jaar (T<strong>en</strong> Have et al., 2006; 2009).<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat in Nederland mann<strong>en</strong> ongeveer tweemaal<br />

vaker door suïcide sterv<strong>en</strong> dan vrouw<strong>en</strong>.<br />

B: Van Hemert & De Kruif, 2009.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat vooral jongere vrouw<strong>en</strong> in Nederland vaker<br />

suïcidepoging<strong>en</strong> do<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> behandeld in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis.<br />

A2: Ar<strong>en</strong>sman, 1995.<br />

B: Burger, 2000; 2010.<br />

Niveau 2<br />

Zwangerschap <strong>en</strong> de zorg voor jonge kinder<strong>en</strong> zijn bij gezonde<br />

vrouw<strong>en</strong> geassocieerd met e<strong>en</strong> lager suïciderisico.<br />

A1: Harris & Barraclough, 1994; Qin & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, 2003; Appleby,<br />

1991; Hoyer & Lund, 1993; Marzuk, 1997.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De omgekeerde distributie <strong>van</strong> leeftijd <strong>en</strong> geslacht voor suïcidepoging<strong>en</strong> in<br />

vergelijking met suïcide is in de praktijk <strong>van</strong> belang bij het onderzoek <strong>van</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan. Jonge vrouw<strong>en</strong> do<strong>en</strong> naar<br />

verhouding vaak suïcidepoging<strong>en</strong> met naar verhouding weinig suïcides.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 99<br />

Voor mann<strong>en</strong> <strong>van</strong> middelbare leeftijd <strong>en</strong> ouder geldt het omgekeerde.<br />

Het is waarschijnlijk dat suïcidepoging<strong>en</strong> bij oudere mann<strong>en</strong> beschouwd<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als risicovoller.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om suïcidepoging<strong>en</strong>, vooral bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> 45<br />

jaar, op te vatt<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> belangrijke risico-indicator voor sterfte door<br />

suïcide.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: leeftijd<br />

Op basis <strong>van</strong> gegev<strong>en</strong>s <strong>van</strong> het C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek hebb<strong>en</strong><br />

Van Hemert <strong>en</strong> De Kruif (2009) voor Nederland de incid<strong>en</strong>tie beschrev<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcide naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht voor de periode <strong>van</strong> 1970 tot 2007.<br />

Hier word<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>tiecijfers gegev<strong>en</strong> per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong> in 2007.<br />

Onder de 15 jaar kwam suïcide weinig voor (0,3 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>).<br />

Tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 19 jaar was de incid<strong>en</strong>tie met 5,1 voor jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> 1,4<br />

voor meisjes betrekkelijk laag. Met het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> <strong>van</strong> de leeftijd nam de<br />

incid<strong>en</strong>tie voor mann<strong>en</strong> geleidelijk toe <strong>van</strong> 10,5 in de groep 20-29 jaar tot<br />

17,5 in de groep <strong>van</strong> 50-59 jaar. Daarna daalde de incid<strong>en</strong>tie tot 14,0 in de<br />

groep 70-79 jaar. Bij de mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 80 jaar was de incid<strong>en</strong>tie met<br />

22,1 het hoogst.<br />

Voor vrouw<strong>en</strong> lag de piek voor de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide 10 jaar eerder.<br />

Tuss<strong>en</strong> 20-29 jaar <strong>en</strong> 40-49 jaar nam de incid<strong>en</strong>tie toe <strong>van</strong> 3,3 naar 7,5.<br />

Daarna was de incid<strong>en</strong>tie min of meer constant tot 60-69 jaar, gevolgd<br />

door e<strong>en</strong> afname tot 5,8 bij vrouw<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 70 jaar. De to<strong>en</strong>ame die<br />

wordt gezi<strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 80 jaar was er niet meer voor vrouw<strong>en</strong>.<br />

Het verlies aan lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> door suïcide in Nederland was in 2007 het<br />

grootst in de leeftijd <strong>van</strong> 20-59 jaar; 24.668 jaar voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 10.907<br />

jaar voor vrouw<strong>en</strong>. Voor jonger<strong>en</strong> onder de 20 jaar was het totale verlies<br />

aan lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> 2.640 jaar <strong>en</strong> 5.023 jaar voor ouder<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 60 jaar.<br />

Tuss<strong>en</strong> 1983 <strong>en</strong> 2007 was er in Nederland <strong>en</strong> ook daarbuit<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

daling <strong>van</strong> het aantal suïcides met 38%. De daling was met 18% voor<br />

mann<strong>en</strong> <strong>van</strong> 20-59 jaar beperkt. Voor vrouw<strong>en</strong> was de daling in deze<br />

leeftijdsgroep 47%. De daling was met 58% het grootst voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 60 jaar.<br />

De leeftijdsverdeling voor suïcidepoging<strong>en</strong> verschilt sterk <strong>van</strong> die <strong>van</strong><br />

suïcides. Ar<strong>en</strong>sman et al. (1995) onderzocht<strong>en</strong> de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

die war<strong>en</strong> gemeld in de algem<strong>en</strong>e ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in de regio<br />

Leid<strong>en</strong> in de periode 1989-1992. De ggd <strong>van</strong> D<strong>en</strong> Haag deed soortgelijk<br />

onderzoek in D<strong>en</strong> Haag in de periode 2002-2004 <strong>en</strong> 2008-2009 (Burger et<br />

al., 2005, Burger et al., 2010). E<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>te bevinding was dat het aantal<br />

suïcidepoging<strong>en</strong> bij jonge vrouw<strong>en</strong> het hoogst was <strong>en</strong> dat het aantal afnam<br />

met de leeftijd. In het meest rec<strong>en</strong>te Haagse onderzoek was de incid<strong>en</strong>tie


100 Deel 2 Diagnostiek<br />

voor vrouw<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 24 jaar rond 300 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>.<br />

Tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 54 jaar was de incid<strong>en</strong>tie voor vrouw<strong>en</strong> betrekkelijk constant<br />

rond 200. Daarna nam de incid<strong>en</strong>tie voor vrouw<strong>en</strong> af <strong>van</strong> 60 bij 55-64 jaar<br />

tot 35 bov<strong>en</strong> de 75 jaar. Voor jonge mann<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 24 jaar was de<br />

incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met 80 per 100.000 aanzi<strong>en</strong>lijk lager dan de<br />

incid<strong>en</strong>tie bij vrouw<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 64 jaar was de incid<strong>en</strong>tie bij mann<strong>en</strong><br />

betrekkelijk constant rond 100 per 100.000 Bov<strong>en</strong> 65 jaar daalde de incid<strong>en</strong>tie<br />

tot 40 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide in Nederland het<br />

hoogste is bij mann<strong>en</strong> <strong>van</strong> middelbare leeftijd <strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

80 jaar. De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> is het hoogste bij vrouw<strong>en</strong><br />

jonger dan 20 jaar.<br />

A2: Ar<strong>en</strong>sman, 1995.<br />

B: Burger, 2005; Burger, 2010; Van Hemert & De Kruif, 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Suïcidaal gedrag moet mede begrep<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in relatie tot de lev<strong>en</strong>sfase.<br />

Belangrijke thema’s voor jonger<strong>en</strong> zijn relaties <strong>en</strong> sociale inbedding.<br />

Dezelfde thema’s spel<strong>en</strong> ook in de volwass<strong>en</strong>heid, maar daarnaast bestaan<br />

twijfels over hetge<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> gerealiseerd is of zou moet<strong>en</strong> zijn. E<strong>en</strong><br />

voorbeeld is de thematiek <strong>van</strong> verlies <strong>van</strong> werk of langdurige werkloosheid.<br />

Bij ouder<strong>en</strong> wordt het verlies <strong>van</strong> gezondheid naar verhouding belangrijker.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• In het algeme<strong>en</strong> wordt aanbevol<strong>en</strong> om bij het onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag aan te sluit<strong>en</strong> bij leeftijdsspecifieke thema’s.<br />

• nb Specifieke thema’s over jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verder uitgewerkt<br />

in hoofdstuk 6, paragraaf 3 <strong>en</strong> 4.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong><br />

Elliot <strong>en</strong> Frude (2001) ontdekt<strong>en</strong> het belang <strong>van</strong> probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong>.<br />

Zij onderzocht<strong>en</strong> in Wales volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> die zichzelf wild<strong>en</strong><br />

vergiftig<strong>en</strong>. Ze vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke relatie tuss<strong>en</strong> het meemak<strong>en</strong> <strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanhoop. Ze steld<strong>en</strong> vast dat het beschikk<strong>en</strong> over<br />

probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong> de kracht <strong>van</strong> dit verband aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

vermindert. Dit sluit aan bij de bevinding<strong>en</strong> <strong>van</strong> Speck<strong>en</strong>s et al. (2005) in<br />

e<strong>en</strong> Nederlandse overzichtsstudie bij suïcidale adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Probleemoploss<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> hangt negatief sam<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Piquet et<br />

al. (2003) hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zelfde conclusie na de vergelijking tuss<strong>en</strong> populaties<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met <strong>en</strong> zonder e<strong>en</strong> suïcidepoging.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 101<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: perfectionisme<br />

Perfectionisme is e<strong>en</strong> multidim<strong>en</strong>sioneel begrip. O’Conner (2007)<br />

vergeleek in 29 onderzoek<strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> perfectionisme (namelijk:<br />

zeer zelfkritisch <strong>en</strong> bezorgd om de verwachting die ander<strong>en</strong> <strong>van</strong> je hebb<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> suïcidaal gedrag. Hoewel in meerdere onderzoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante<br />

relatie werd gevond<strong>en</strong>, zijn de definities <strong>van</strong> het begrip zo verschill<strong>en</strong>d dat<br />

vraagtek<strong>en</strong>s gezet moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij de g<strong>en</strong>eraliseerbaarheid <strong>van</strong> deze<br />

bevinding.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: neuroticisme<br />

In de eerderg<strong>en</strong>oemde overzichtstudie noem<strong>en</strong> Brezo et al. (2006) naast<br />

wanhoop neuroticisme als persoonlijkheidsfactor die geassocieerd is met<br />

suïcidaal gedrag. Neuroticisme, hier omschrev<strong>en</strong> als emotionele instabiliteit,<br />

hangt sam<strong>en</strong> met suïcidegedacht<strong>en</strong> (Chioqueta & Stiles, 2005; Farmer<br />

et al., 2001; Heisel et al., 2006; Kerby, 2003; Velting, 1999) <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

(Claes et al., 2010; Useda et al., 2007). Er zijn ge<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong> de e<strong>en</strong> associatie met suïcide ton<strong>en</strong>. In alle onderzoek<strong>en</strong> is suïcidaal<br />

gedrag, gerelateerd aan hogere neuroticismescores, soms onafhankelijk<br />

<strong>van</strong> de aanwezigheid <strong>van</strong> depressie (Farmer et al., 2001).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: homo- <strong>en</strong> biseksualiteit<br />

In twee overzichtonderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> grote groep<strong>en</strong> hetero-, homo- <strong>en</strong><br />

biseksuele volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (King, 2008) in de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Europa is de algem<strong>en</strong>e conclusie dat bi- <strong>en</strong> homoseksuele<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vaker suïcidaal gedrag verton<strong>en</strong> in de vorm <strong>van</strong><br />

suïcide-ideatie <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>. Lewis (2009) vond grote regionale<br />

verschill<strong>en</strong> met het grootste verschil in e<strong>en</strong> Nederlandse studie bij hetero<strong>en</strong><br />

homoseksuele mann<strong>en</strong> (Sandfort et al., 2001; De Graaf et al., 2006). De<br />

kans op e<strong>en</strong> suïcidepoging is bij heterojonger<strong>en</strong> 1,5%, teg<strong>en</strong>over 14,5% bij<br />

bi- <strong>en</strong> homoseksuele jonger<strong>en</strong> (Lewis, 2009). Hoewel Nederland internationaal<br />

bek<strong>en</strong>dstaat als e<strong>en</strong> liberaal land voor homoseksuel<strong>en</strong>, zoek<strong>en</strong><br />

de auteurs de verklaring in e<strong>en</strong> acceptatie die mogelijk lager is dan officiële<br />

cijfers do<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong> <strong>en</strong> veronderstell<strong>en</strong> zij dat stigma <strong>en</strong> discriminatie<br />

mogelijk subtielere vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> (De Graaf et al., 2006).<br />

Conclusies<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat neuroticisme e<strong>en</strong> risicofactor is voor suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

B: Brezo, 2006.


102 Deel 2 Diagnostiek<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat e<strong>en</strong> gebrek aan probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> risicofactor is voor suïcidaal gedrag bij jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

depressie.<br />

A2: Speck<strong>en</strong>s, 2005.<br />

Niveau 3<br />

Perfectionisme is e<strong>en</strong> multidim<strong>en</strong>sioneel begrip. Uitgaande <strong>van</strong> de<br />

omschrijving ‘zeer zelfkritisch <strong>en</strong> bezorgd om verwachting<strong>en</strong> die<br />

ander<strong>en</strong> <strong>van</strong> je hebb<strong>en</strong>’ is perfectionisme e<strong>en</strong> risicofactor voor suïcidaal<br />

gedrag.<br />

B: O’Conner, 2007.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat bepaalde subgroep<strong>en</strong> in de bevolking e<strong>en</strong><br />

hoger suïciderisico hebb<strong>en</strong>, zoals homo- <strong>en</strong> biseksuel<strong>en</strong>.<br />

C: King, 2008; Lewis, 2009.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te<br />

inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> in welke mate de patiënt beschikt over probleemoplossingvaardighed<strong>en</strong>.<br />

• Bij persoonlijkheidsonderzoek in het kader <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is het aan<br />

te bevel<strong>en</strong> in het bijzonder te lett<strong>en</strong> op de mate <strong>van</strong> neuroticisme.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om de seksuele geaardheid <strong>van</strong> de patiënt te<br />

betrekk<strong>en</strong> in het onderzoek naar suïcidaal gedrag.<br />

2.3 Lev<strong>en</strong>sovertuiging<br />

Voor het belang <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>sovertuiging voor suïcidaal gedrag was het literatuuronderzoek<br />

beperkt tot de rol <strong>van</strong> religie. Alhoewel zingevingsaspect<strong>en</strong><br />

bij suïcidaal gedrag <strong>van</strong> c<strong>en</strong>traal belang word<strong>en</strong> geacht, is de onderzoeksliteratuur<br />

hierover beperkt. Als uitgangspunt werd de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de<br />

American Psychiatric Association gebruikt (apa, 2003). Aanvull<strong>en</strong>d werd<br />

in PubMed gezocht naar reviewartikel<strong>en</strong> met de trefwoord<strong>en</strong> ‘religion’ <strong>en</strong><br />

‘suicide’.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Gearing <strong>en</strong> Lizardi (2009) schrev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> review over de relatie tuss<strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> religie op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> systematische search <strong>van</strong> Psycinfo<br />

<strong>en</strong> medline, voor de periode 1980-2008. Zij concludeerd<strong>en</strong> dat de mate<br />

<strong>van</strong> religieuze betrokk<strong>en</strong>heid direct sam<strong>en</strong>hangt met de mate <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag: meer betrokk<strong>en</strong>heid voorspelt e<strong>en</strong> lager risico. Verschill<strong>en</strong>de<br />

mechanism<strong>en</strong> zoals minder agressie <strong>en</strong> vijandigheid <strong>en</strong> meer red<strong>en</strong><strong>en</strong> om<br />

te lev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als verklaring gegev<strong>en</strong>. De bescherm<strong>en</strong>de rol <strong>van</strong> religie<br />

geldt voor alle onderzochte religies met de kanttek<strong>en</strong>ing dat het onderwerp<br />

niet overal ev<strong>en</strong> veel aandacht krijgt. In de studie <strong>van</strong> Stack <strong>en</strong> Kposowa


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 103<br />

(2011) zijn gegev<strong>en</strong>s <strong>van</strong> de World Values Surveys betrokk<strong>en</strong> <strong>van</strong> 50.547<br />

individu<strong>en</strong> uit 56 land<strong>en</strong>. De individuele mate <strong>van</strong> acceptatie <strong>van</strong> suïcide<br />

was de afhankelijke variabele. De resultat<strong>en</strong> bevestig<strong>en</strong> dat religieuze<br />

betrokk<strong>en</strong>heid, religieuze integratie (het del<strong>en</strong> <strong>van</strong> overtuiging<strong>en</strong> met<br />

geloofsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> religieus netwerk bijdrag<strong>en</strong> aan lagere acceptatie<br />

<strong>van</strong> suïcide. De auteurs legg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief verband tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lage acceptatiegraad<br />

<strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Actieve betrokk<strong>en</strong>heid bij e<strong>en</strong> religieuze geme<strong>en</strong>schap is e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

A1: Stack, 2011.<br />

B: Gearing, 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Bij e<strong>en</strong> zorgvuldige beoordeling <strong>van</strong> religie als bescherm<strong>en</strong>de factor is de<br />

mate <strong>van</strong> religieuze betrokk<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> doorslaggev<strong>en</strong>d belang.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij het onderzoek <strong>van</strong> religie als bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor voor suïcidaal gedrag de mate <strong>van</strong> actieve betrokk<strong>en</strong>heid specifiek<br />

na te vrag<strong>en</strong>.<br />

2.4 Maatschappelijke factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het steunsysteem<br />

In dit onderdeel besprek<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> restgroep <strong>van</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

Het betreft het empirische bewijs over de relatie tuss<strong>en</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong><br />

de burgerlijke staat <strong>en</strong> het steunsysteem, de sociaaleconomische status <strong>en</strong><br />

werkloosheid, <strong>en</strong> het beroep.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: burgerlijke staat <strong>en</strong> steunsysteem<br />

In e<strong>en</strong> grote steekproef in diverse West-Europese land<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> Lorant<br />

et al. (2005) dat gehuwd zijn beschermt teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag. In diverse<br />

onderzoek<strong>en</strong> is gevond<strong>en</strong> dat alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> zich vaker suïcider<strong>en</strong> dan<br />

gehuwd<strong>en</strong> <strong>en</strong> person<strong>en</strong> die lev<strong>en</strong> in gezinsverband (Luoma & Pearson,<br />

2002, Heikkin<strong>en</strong> et al., 1995, Kaprio et al., 1987).<br />

Het is aannemelijk dat verbond<strong>en</strong>heid met familie, kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

partner, <strong>en</strong> het bredere sociale netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>niss<strong>en</strong>, bur<strong>en</strong>,<br />

collega’s <strong>en</strong>zovoort), <strong>en</strong> het gevoel <strong>van</strong> verantwoordelijk zijn voor familieled<strong>en</strong><br />

beschermt teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag (McLean et al., 2008; Rub<strong>en</strong>owitz<br />

et al., 2001; Hoyer & Lund, 1993). Ook verbond<strong>en</strong>heid met e<strong>en</strong> professional<br />

of mantelzorger is bescherm<strong>en</strong>d teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag (Chesley<br />

& Loring-McNulty, 2003). Uit onderzoek<strong>en</strong> bij suïcidepogers (Chesley &


104 Deel 2 Diagnostiek<br />

Loring-McNulty, 2003; Fleischmann et al., 2008) waarin gevraagd werd hoe<br />

e<strong>en</strong> herhaalde poging kon word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, bleek dat het hebb<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

persoonlijke relaties de belangrijkste red<strong>en</strong> om te lev<strong>en</strong> is.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: sociaaleconomische status <strong>en</strong><br />

werkloosheid<br />

In e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> 86 onderzoek<strong>en</strong> in Europa concludeerd<strong>en</strong> Rehkopf <strong>en</strong><br />

Buka (2006) dat in lagere sociaaleconomische klass<strong>en</strong> suïcide vaker voorkomt<br />

<strong>en</strong> dat suïcide geassocieerd is met relatieve armoede <strong>en</strong> deprivatie,<br />

gebaseerd op het gevoel <strong>van</strong> achtergesteld zijn t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> ander<strong>en</strong>.<br />

In Nederlands onderzoek is gevond<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> uit lagere sociaaleconomische<br />

klass<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> suïcidepoging rapporter<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger slagingsperc<strong>en</strong>tage<br />

hebb<strong>en</strong> (T<strong>en</strong> Have et al., 2006).<br />

Kraut <strong>en</strong> Walld (2003) concludeerd<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> hun Canadese studie<br />

(n = 43.188) dat onder werkloz<strong>en</strong> vaker suïcidaal gedrag voorkomt. Platt<br />

<strong>en</strong> Hawton (2000) kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overzichtsstudie tot e<strong>en</strong>zelfde bevinding.<br />

Het risico <strong>van</strong> suïcide was onder werkloz<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>t verhoogd, ook<br />

als gecontroleerd wordt voor leeftijd, geslacht, sociale klasse <strong>en</strong> opleiding.<br />

Stuckler et al. (2009) onderzocht<strong>en</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> economische recessie,<br />

vooral werkloosheid, <strong>en</strong> sterftecijfers over e<strong>en</strong> periode <strong>van</strong> 37 jaar in 26<br />

Europese land<strong>en</strong>. To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de werkloosheid hangt sam<strong>en</strong> met meer<br />

suïcide bij zowel mann<strong>en</strong> als vrouw<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: beroep<br />

De overzichtstudie <strong>van</strong> Platt <strong>en</strong> Hawton (2000) <strong>van</strong> 165 onderzoek<strong>en</strong> naar<br />

werk <strong>en</strong> suïcidaal gedrag detecteerde <strong>en</strong>kele beroep<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger risico<br />

<strong>van</strong> suïcide. Arts<strong>en</strong> <strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudiger toegang<br />

tot letale middel<strong>en</strong>. Dit geldt volg<strong>en</strong>s de auteurs ook voor boer<strong>en</strong> die<br />

beschikk<strong>en</strong> over landbouwgif. Het suïciderisico <strong>van</strong> politiem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> is vergelek<strong>en</strong><br />

met de algem<strong>en</strong>e bevolkingspopulatie niet verhoogd, ondanks de<br />

beschikbaarheid <strong>van</strong> letale middel<strong>en</strong> zoals vuurwap<strong>en</strong>s (Lindemann et al.,<br />

1996). Voor militair<strong>en</strong> is het suïciderisico ev<strong>en</strong>min verhoogd (Rozanov et<br />

al., 2009).<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Verbond<strong>en</strong>heid met familie, kinder<strong>en</strong>, partner <strong>en</strong> person<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong><br />

breder sociaal netwerk zijn bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

B: Lorant, 2005.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 105<br />

Niveau 3<br />

Verbond<strong>en</strong>heid met e<strong>en</strong> professional beschermt teg<strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

B: Fleischmann, 2008.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lagere sociaal-economische<br />

status, werkloz<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> <strong>en</strong> beroepsgroep<strong>en</strong> die beschikk<strong>en</strong><br />

over letale middel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag hebb<strong>en</strong>.<br />

B: Fleischmann, 2008; Platt & Hawton, 2000.<br />

C: King, 2008; Lewis, 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Bepaalde maatschappelijke omstandighed<strong>en</strong> zoals lage sociaaleconomische<br />

status verton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> statistische sam<strong>en</strong>hang met suïcidaal gedrag, maar<br />

zijn zo grofmazig dat ze alle<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>hang met andere factor<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

belang zijn in het onderzoek naar suïcidaal gedrag. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn veel<br />

maatschappelijke factor<strong>en</strong> niet onderzocht voor de Nederlandse situatie,<br />

waardoor het niet bek<strong>en</strong>d is in hoeverre de conclusies voor de Nederlandse<br />

populatie geld<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> maatschappelijke <strong>en</strong> steunfactor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met suïcidaal gedrag, zoals werkloosheid, lage sociaaleconomische status,<br />

de status <strong>van</strong> alle<strong>en</strong>staande, <strong>en</strong> beroepsrisico’s <strong>van</strong> groep<strong>en</strong> die beschikk<strong>en</strong><br />

over letale middel<strong>en</strong>, in het onderzoek te betrekk<strong>en</strong>.<br />

3 Stressor<strong>en</strong><br />

Welke stressor<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

De stressor<strong>en</strong> word<strong>en</strong> hier besprok<strong>en</strong> in drie groep<strong>en</strong>: psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, psychologische factor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de negatieve gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong>, waaronder lichamelijke aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

3.1 Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

Bij psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kan suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> symptoom<br />

<strong>van</strong> de stoornis zijn. Ook zijn er psychiatrische symptom<strong>en</strong> die verband<br />

houd<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide. Hier volgt e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong><br />

de evid<strong>en</strong>tie. Tabel 4.1 toont e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> de relatieve risico’s voor<br />

suïcide bij de verschill<strong>en</strong>de diagnos<strong>en</strong>.


106 Deel 2 Diagnostiek<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> 37 onderzoek<strong>en</strong> naar doodsoorzak<strong>en</strong> bij psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> Harris <strong>en</strong> Barraclough (1997) voor bijna<br />

alle psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide. Voor<br />

alle aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> was het risico 11 keer hoger dan bij afwezigheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing. In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong><br />

psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> bleek dat 74-100% (mediaan 91%)<br />

<strong>van</strong> de person<strong>en</strong> die war<strong>en</strong> overled<strong>en</strong> door suïcide op dat mom<strong>en</strong>t leed aan<br />

e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (Ca<strong>van</strong>agh et al., 2003). Uit de meest rec<strong>en</strong>te<br />

meta-analyse <strong>van</strong> 27 <strong>van</strong> soortgelijke onderzoek<strong>en</strong> verricht tuss<strong>en</strong> 1986<br />

<strong>en</strong> 2002 <strong>van</strong> in totaal 3.275 suïcides blijkt dat minst<strong>en</strong>s 87% <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> of meer psychiatrische diagnoses had voorafgaand aan de<br />

suïcide (Ars<strong>en</strong>ault-Lapierre et al., 2004). Het meest frequ<strong>en</strong>t war<strong>en</strong> stemmingsstoorniss<strong>en</strong><br />

(43%) <strong>en</strong> stoorniss<strong>en</strong> in gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> (26%).<br />

Het populatieattributief risico (par) <strong>van</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor<br />

suïcide wordt geschat tuss<strong>en</strong> 47 <strong>en</strong> 74% (Ca<strong>van</strong>agh et al., 2003).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: behandelvoorgeschied<strong>en</strong>is<br />

Verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat suïcide het meest voorkomt bij<br />

patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve psychiatrische <strong>behandeling</strong> hebb<strong>en</strong> ondergaan<br />

(Harris & Barraclough, 1997; Bostwick, 2000). Het is de vraag of dit komt<br />

omdat dit e<strong>en</strong> groep is die zieker is, of dat e<strong>en</strong> klinische opname aanleiding<br />

geeft tot meer ontmoediging. Na verandering <strong>van</strong> behandelsetting of na<br />

e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te opname bestaat er e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

(Goldacre, 1993; Harris & Barraclough, 1997; Appleby et al.,<br />

1999) min of meer onafhankelijk <strong>van</strong> de psychiatrische diagnose. Naarmate<br />

de tijd verstrijkt na e<strong>en</strong> opname wordt het suïciderisico kleiner, maar het<br />

blijft verschill<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> verhoogd.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: specifieke psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

Het risico <strong>van</strong> suïcide bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing is<br />

niet bij alle stoorniss<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> groot (apa, 2003). Hierna wordt afzonderlijk<br />

de evid<strong>en</strong>tie besprok<strong>en</strong> voor stemmingsstoorniss<strong>en</strong>, angststoorniss<strong>en</strong>,<br />

schizofr<strong>en</strong>ie, stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong>, eetstoorniss<strong>en</strong>,<br />

adhd <strong>en</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>. Voor alle risico’s die vermeld<br />

word<strong>en</strong> geldt de kanttek<strong>en</strong>ing dat in het onderzoek meestal ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />

is gehoud<strong>en</strong> met comorbiditeit. Het belang <strong>van</strong> comorbiditeit wordt bij<br />

de afzonderlijke stoorniss<strong>en</strong> herhaaldelijk aangeduid <strong>en</strong> er is e<strong>en</strong> aparte<br />

paragraaf aan gewijd.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: stemmingsstoorniss<strong>en</strong><br />

Harris <strong>en</strong> Barraclough (1997) vond<strong>en</strong> in hun meta-analyse voor unipolaire


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 107<br />

depressie e<strong>en</strong> 20 maal verhoogd risico, voor bipolaire stoorniss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 15<br />

maal verhoogd risico <strong>en</strong> voor dysthymie e<strong>en</strong> 12 maal verhoogd risico. In<br />

e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>tere meta-analyse <strong>van</strong> 28 onderzoek<strong>en</strong> werd voor bipolaire stoorniss<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> 22 maal verhoogd risico gevond<strong>en</strong> (Tondo et al., 2003). In e<strong>en</strong><br />

prospectief onderzoek met e<strong>en</strong> follow-up <strong>van</strong> 11 jaar bij 1.983 patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> unipolaire stoornis <strong>en</strong> 834 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis<br />

was het risico bij bipolaire stoorniss<strong>en</strong> 5 keer hoger dan bij unipolaire<br />

stoorniss<strong>en</strong> (Tondo et al., 2007). In dit onderzoek ded<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> bipolaire stoornis 2 keer zo vaak e<strong>en</strong> suïcidepoging. In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t<br />

epidemiologisch onderzoek werd significant meer suïcide-ideatie vastgesteld<br />

bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis (72%; n = 1.154) dan met<br />

e<strong>en</strong> uni polaire stoornis (39%; n = 11.904) (Weinstock et al., 2009). Uit<br />

e<strong>en</strong> prospectief onderzoek bij 6.891 ambulante patiënt<strong>en</strong> bleek dat het<br />

suïciderisico hoger was bij ernstiger depressies (Brown, 2000). Suïcide bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve stoornis komt het meest voor bij patiënt<strong>en</strong><br />

die opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn geweest (Bostwick et al., 2000; Angst et al., 2002).<br />

Naast de stemmingsstoornis zijn ook andere factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang, zoals<br />

angst, paniek, conc<strong>en</strong>tratieproblem<strong>en</strong>, slapeloosheid, anhedonie, wanhoop,<br />

alcohol misbruik <strong>en</strong> comorbide stoorniss<strong>en</strong> zoals angststoorniss<strong>en</strong>,<br />

stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

(Fawcett et al., 1990; H<strong>en</strong>riksson et al., 1995; Hawton, 2005).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: angststoorniss<strong>en</strong><br />

In e<strong>en</strong> registeronderzoek is gevond<strong>en</strong> dat het risico <strong>van</strong> suïcide bij angststoorniss<strong>en</strong><br />

6 keer hoger is dan in de algem<strong>en</strong>e populatie (Harris & Barraclough,<br />

1997, Allgulander, 1994). E<strong>en</strong> database met 20.076 patiënt<strong>en</strong> die<br />

behandeld war<strong>en</strong> voor angststoorniss<strong>en</strong> liet e<strong>en</strong> 10-voudig verhoogd risico<br />

zi<strong>en</strong> (Khan et al., 2002). E<strong>en</strong>zelfde risico is gerapporteerd voor paniekstoorniss<strong>en</strong><br />

(Harris & Barraclough, 1997). De relatieve risico’s zijn waarschijnlijk<br />

overschat, omdat veel onderzoek<strong>en</strong> gebaseerd zijn op e<strong>en</strong> selectie<br />

<strong>van</strong> de meest ernstige patiënt<strong>en</strong> die <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> angststoornis war<strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Suïcide-ideatie <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vaak voor bij angststoorniss<strong>en</strong><br />

(Warshaw et al., 2000; Pirkis et al., 2000) al of niet in sam<strong>en</strong>hang<br />

met comorbide depressie of andere stoorniss<strong>en</strong> waarbij suïcidaal gedrag<br />

voorkomt.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: angst<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> 46 cohort- of case-controleonderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> retrospectief dossieronderzoek <strong>van</strong> 76 patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> of<br />

rec<strong>en</strong>t ontslag<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> sterke correlatie gezi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het risico <strong>van</strong><br />

suïcide <strong>en</strong> de mate <strong>van</strong> angst, zeker als er ook e<strong>en</strong> depressieve stoornis<br />

was (Conner et al., 2001; Busch et al., 2003). Bij depressieve patiënt<strong>en</strong> die


108 Deel 2 Diagnostiek<br />

zich suïcideerd<strong>en</strong> of suïcidepoging<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> is vastgesteld dat hevige angst<br />

of paniekaanvall<strong>en</strong> vaak voorkwam<strong>en</strong>, maar in e<strong>en</strong> onderzoek naar angst<br />

bij 272 depressieve patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hadd<strong>en</strong> gedaan werd<br />

ge<strong>en</strong> verschil gevond<strong>en</strong> met deg<strong>en</strong>e die ge<strong>en</strong> poging hadd<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong><br />

(Placidi et al., 2000; Busch et al., 2003).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: schizofr<strong>en</strong>ie<br />

E<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> 29 case-controle- <strong>en</strong> cohortonderzoek<strong>en</strong> liet zi<strong>en</strong><br />

dat het risico <strong>van</strong> suïcide bij schizofr<strong>en</strong>ie 8,5 keer hoger is dan in de<br />

algem<strong>en</strong>e bevolking (Hawton et al., 2005). Dit komt overe<strong>en</strong> met de metaanalyse<br />

<strong>van</strong> Harris <strong>en</strong> Barraclough (1997) die gedeeltelijk op dezelfde<br />

onderzoek<strong>en</strong> was gebaseerd. Na e<strong>en</strong> eerste psychose wordt het risico 12<br />

keer groter ingeschat (Dutta, 2010). In e<strong>en</strong> systematisch overzicht <strong>van</strong> 29<br />

cohort onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> analyse <strong>van</strong> 51 onderzoek<strong>en</strong> na 2004 wordt<br />

het lifetimerisico <strong>van</strong> suïcide bij patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie geschat op<br />

ongeveer 5% (Palmer et al., 2005; Hor & Taylor, 2010). Op grond <strong>van</strong><br />

psycho logische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> is geschat dat 7% <strong>van</strong> alle suïcides<br />

kan word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan schizofr<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> 5% aan e<strong>en</strong> schizoaffectieve<br />

stoornis (Heila et al., 1997).<br />

Uit e<strong>en</strong> systematisch overzicht <strong>van</strong> 29 cohortonderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> langlop<strong>en</strong>d<br />

Fins cohortonderzoek blijkt dat het risico <strong>van</strong> suïcide het hoogst<br />

is tijd<strong>en</strong>s de eerste 3 tot 7 jaar nadat de diagnose is gesteld (Palmer et al.,<br />

2005; Alaräisän<strong>en</strong> et al., 2009). Meer ziekte-inzicht verhoogt het risico<br />

<strong>van</strong> suïcide, vooral wanneer ziekte-inzicht gepaard gaat met toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

wanhoop (Bourgeois et al., 2004; Wilson & Amador, 2005). Bourgeois et<br />

al. (2004) nuancer<strong>en</strong> dit gegev<strong>en</strong> door te stell<strong>en</strong> dat premorbide inzicht<br />

het risico verhoogt, terwijl ziekte-inzicht als gevolg <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

het risico juist verkleint. E<strong>en</strong> grote discrepantie tuss<strong>en</strong> verwachting<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de toekomst voor <strong>en</strong> na het ontstaan <strong>van</strong> de ziekte kan leid<strong>en</strong> tot toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

depressieve gevoel<strong>en</strong>s, wanhoop <strong>en</strong> in het uiterste geval tot suïcide,<br />

de zogehet<strong>en</strong> demoralisatiehypothese (Drake & Cotton, 1985; Lewine,<br />

2005; Restifo et al., 2009). Meer in het algeme<strong>en</strong> is angst voor toekomstige<br />

m<strong>en</strong>tale desintegratie geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico<br />

(Hawton et al., 2005).<br />

Het risico <strong>van</strong> suïcide is sterk verhoogd in de periode na e<strong>en</strong> opname<br />

(Nord<strong>en</strong>toft & Mort<strong>en</strong>son, 2005). Pompili (2005a) toont in literatuuroverzicht<br />

aan dat 6,8% <strong>van</strong> klinisch opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> zich suïcideert in e<strong>en</strong><br />

periode die varieert <strong>van</strong> 1 tot 26 jaar na de eerste opname. Ook wanneer<br />

patiënt<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> op te knapp<strong>en</strong>, tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> terugval of e<strong>en</strong> postpsychotische<br />

depressie, is het risico <strong>van</strong> suïcide verhoogd (Meltzer, 2002; Siris,<br />

2000).<br />

Risicofactor<strong>en</strong> zoals het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> partner <strong>en</strong> werkloosheid<br />

hebb<strong>en</strong> in het kader <strong>van</strong> schizofr<strong>en</strong>ie weinig afzonderlijke betek<strong>en</strong>is, omdat


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 109<br />

deze omstandighed<strong>en</strong> onder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie vaak voorkom<strong>en</strong>.<br />

Terwijl suïcide in het algeme<strong>en</strong> is geassocieerd met e<strong>en</strong> lager opleidingsniveau<br />

is dit bij schizofr<strong>en</strong>ie teg<strong>en</strong>overgesteld (Hawton et al., 2005, McGirr<br />

et al., 2006). Deze omgekeerde relatie tuss<strong>en</strong> sociaaleconomische status<br />

<strong>en</strong> suïcide bij patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie wordt verklaard door de in het<br />

voorafgaande g<strong>en</strong>oemde demoralisatiehypothese (Drake & Cotton,1985;<br />

Lewine, 2005; Restifo et al., 2009).<br />

Andere factor<strong>en</strong> die zijn geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd risico, zijn onvoldo<strong>en</strong>de<br />

therapietrouw, rec<strong>en</strong>te verliez<strong>en</strong>, agitatie <strong>en</strong> motorische onrust<br />

(Hawton et al., 2005).<br />

Bij promin<strong>en</strong>te negatieve symptom<strong>en</strong> is het suïciderisico verlaagd (Hawton<br />

et al., 2005; McGirr et al., 2006). Bevinding<strong>en</strong> uit onderzoek bij patiënt<strong>en</strong><br />

met positieve symptom<strong>en</strong> zijn inconsist<strong>en</strong>t. Wan<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> positief geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico, terwijl hallucinaties het risico<br />

lijk<strong>en</strong> te verlag<strong>en</strong> (Hawton, 2005). Er is ge<strong>en</strong> duidelijk verband gevond<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> suïcide <strong>en</strong> bevelshallucinaties (Rudnick, 1999; Montross et al.,<br />

2006; Kaplan et al., 1999; Heila et al., 1999; Harkavy-Friedman, 2003). Er<br />

is echter beperkt onderzoek voorhand<strong>en</strong>. Het opvolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> bevelshallucinaties<br />

komt voor <strong>en</strong> kan in sommige gevall<strong>en</strong> tot suïcidaal gedrag leid<strong>en</strong>.<br />

Bij psychotische patiënt<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t het vrag<strong>en</strong> naar dergelijke hallucinaties<br />

onderdeel <strong>van</strong> de anamnese te zijn.<br />

In geval <strong>van</strong> suïcide bij schizofr<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> andere psychotische stoorniss<strong>en</strong><br />

lijkt er minder vaak sprake <strong>van</strong> psychiatrische comorbiditeit dan bij andere<br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, met uitzondering <strong>van</strong> stoorniss<strong>en</strong> in het<br />

gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> (McGirr et al., 2008; Kim et al., 2003). E<strong>en</strong> comorbide<br />

depressie bij e<strong>en</strong> patiënt met schizofr<strong>en</strong>ie gaat echter gepaard met<br />

e<strong>en</strong> verhoging <strong>van</strong> het risico. Hetzelfde geldt voor afzonderlijke depressieve<br />

symptom<strong>en</strong> als wanhoop, waardeloosheid, laag zelfbeeld <strong>en</strong> slaapproblem<strong>en</strong><br />

(Hawton et al., 2005; Lester 2006).<br />

Bij 40% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie is suïcide-ideatie gevond<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bij 20-40% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie kom<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

voor (Drake et al., 2006). Mogelijk zijn deze perc<strong>en</strong>tages bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> schizoaffectie stoornis nog hoger. Vaak gaat het om ernstige suïcidepoging<strong>en</strong>,<br />

zowel medisch gezi<strong>en</strong> als wat betreft de int<strong>en</strong>tie (Harkavy-<br />

Friedman et al., 1999).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong><br />

Harris <strong>en</strong> Barraclough (1997) vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 6 maal hoger suïciderisico bij<br />

alcoholmisbruik, bij cannabis e<strong>en</strong> 4 maal hoger risico, bij sedativa <strong>en</strong><br />

hypnotica e<strong>en</strong> 20 maal hoger risico, bij opiat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 14 maal hoger risico<br />

<strong>en</strong> bij polidrugsgebruik e<strong>en</strong> 20 maal hoger risico. Het relatieve risico<br />

<strong>van</strong> suïcide was met 44 het hoogste voor illegaal gebruik <strong>van</strong> sedativa <strong>en</strong>


110 Deel 2 Diagnostiek<br />

hypnotica. Wilcox et al. (2004) constateerd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> 42<br />

onderzoek<strong>en</strong> dat middel<strong>en</strong>misbruik <strong>en</strong> -afhankelijkheid de kans op suïcide<br />

sterk vergrot<strong>en</strong>. Die kans is 9 maal groter bij het misbruik <strong>van</strong> alcohol, 13,5<br />

maal bij misbruik <strong>van</strong> opiat<strong>en</strong> <strong>en</strong> 16,8 maal groter voor polidrugsgebruikers.<br />

Cherpitel et al. (2004) rapporteerd<strong>en</strong> dat in 37 onderzoek<strong>en</strong> waarin<br />

suïcide is bestudeerd er bij 37% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> sprake was <strong>van</strong> alcoholgebruik.<br />

Op basis <strong>van</strong> 16 onderzoek<strong>en</strong> concludeerd<strong>en</strong> zij dat er bij 40% <strong>van</strong><br />

de suïcidepoging<strong>en</strong> sprake is <strong>van</strong> alcoholgebruik.<br />

Relatieproblem<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> mogelijk verband met suïcide bij alcoholist<strong>en</strong>,<br />

maar deze kunn<strong>en</strong> ook gevolg zijn <strong>van</strong> het alcoholprobleem. Bij de helft<br />

tot driekwart <strong>van</strong> de alcoholist<strong>en</strong> die overled<strong>en</strong> aan suïcide is e<strong>en</strong> depressie<br />

vastgesteld. Suïcide komt bij alcoholist<strong>en</strong> meestal laat in het beloop <strong>van</strong> de<br />

stoornis voor, nadat er vaker suïcide-uiting<strong>en</strong> zijn voorgekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> het met<br />

de patiënt geleidelijk in de meeste opzicht<strong>en</strong> slechter gaat (apa, 2003).<br />

Ook suïcidepoging<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> veel voor bij alcoholist<strong>en</strong>; bij vrouw<strong>en</strong> vaker<br />

dan bij mann<strong>en</strong>, bij e<strong>en</strong> jonge leeftijd, lage sociale status, op jonge leeftijd<br />

begonn<strong>en</strong> met drink<strong>en</strong>, alcoholgerelateerde problem<strong>en</strong>, grote hoeveelhed<strong>en</strong><br />

drink<strong>en</strong>, <strong>en</strong> alcoholisme in de directe familie. Het risico <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

is verhoogd bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> comorbide psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing zoals depressie, misbruik <strong>van</strong> andere middel<strong>en</strong>, antisociale<br />

persoonlijkheidsstoornis of angststoornis (apa, 2003). Voor andere<br />

middel<strong>en</strong> dan alcohol noemt de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de American Psychiatric<br />

Association dezelfde bevinding<strong>en</strong> (apa, 2003).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: eetstoorniss<strong>en</strong><br />

Er is vooral bij anorexia nervosa e<strong>en</strong> sterk verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide<br />

(rr = 23; Harris & Barraclough, 1997) <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> (Milos et al.,<br />

2004) vastgesteld. Het suïciderisico bij boulimia kon in de meta-analyse<br />

<strong>van</strong> Harris <strong>en</strong> Barraclough niet word<strong>en</strong> vastgesteld <strong>van</strong>wege te geringe<br />

aantall<strong>en</strong>. Verhoogde risico’s zijn gerapporteerd in kleinere onderzoek<strong>en</strong><br />

waarvoor publicatiebias niet kan word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>. Verder is het niet<br />

duidelijk in hoeverre het extreem hoge relatieve risico aan de eetstoornis<br />

of aan comorbide stemmingsstoorniss<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong><br />

(Pompili et al., 2006).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: ADHD<br />

In derti<strong>en</strong> psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> elf prospectieve<br />

langetermijnvervolgonderzoek<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> duidelijk verband tuss<strong>en</strong> adhd<br />

<strong>en</strong> suïcide gevond<strong>en</strong> (James et al., 2004). Als er al e<strong>en</strong> verband bestaat<br />

zou dat vooral voor mann<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>, maar dit kan ook het gevolg zijn <strong>van</strong><br />

comorbide stoorniss<strong>en</strong> zoals e<strong>en</strong> gedragsstoornis, misbruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> depressie.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 111<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

De persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> hor<strong>en</strong> strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

De stoorniss<strong>en</strong> staan hier beschrev<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege de sam<strong>en</strong>hang<br />

met de andere psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

is het risico <strong>van</strong> suïcide 7 keer hoger dan in de algem<strong>en</strong>e populatie<br />

(Harris & Barraclough, 1997). Speciaal bij borderline <strong>en</strong> antisociale<br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijk ook bij vermijd<strong>en</strong>de <strong>en</strong> schizoïde<br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> is de kans op suïcide verhoogd (Linehan et<br />

al., 2000). Van de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> antisociale persoonlijkheidsstoornis<br />

zou 5% zich uiteindelijk suïcider<strong>en</strong> (Links et al., 2003). Bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis lop<strong>en</strong> de perc<strong>en</strong>tages uite<strong>en</strong> <strong>van</strong> 3<br />

(McGlashan, 1986) tot 10 (Black et al., 2004).<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis is in het bijzonder het<br />

risico <strong>van</strong> suïcide verhoogd bij comorbide stemmingsstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of<br />

middel<strong>en</strong>misbruik (Isometsa et al., 1996). Dit geldt in het bijzonder voor<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (Y<strong>en</strong> et al., 2003).<br />

In psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> werd bij ongeveer de helft <strong>van</strong> de<br />

suïcides e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis vastgesteld (Hunt et al., 2006; Brown<br />

et al., 2000; Baxter & Appleby, 1999). Het gebruik <strong>van</strong> de methode <strong>van</strong><br />

psychologische autopsie wordt overig<strong>en</strong>s door sommig<strong>en</strong> als minder bruikbaar<br />

beschouwd bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> (Ernst et al., 2003).<br />

Bij 55-70% <strong>van</strong> de suïcidepoging<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

vastgesteld (Ch<strong>en</strong>g et al., 1997; Chioqueta & Stiles, 2004). Andersom doet<br />

40-90% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis wel e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging (Linehan et al., 2000). Vaak is er sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> comorbide<br />

psychiatrische diagnose, vooral e<strong>en</strong> depressieve stoornis <strong>en</strong> middel<strong>en</strong>misbruik<br />

(Oqu<strong>en</strong>do et al., 2003; Linehan et al., 2000; Suomin<strong>en</strong> et al., 2000).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: comorbiditeit<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> die zich suïcider<strong>en</strong>, wordt vaak meer dan één psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing vastgesteld. Datzelfde geldt voor de aanwezigheid <strong>van</strong><br />

psychiatrische symptom<strong>en</strong>. Het zijn vooral stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong> in het bijzonder alcohol, die zeer vaak word<strong>en</strong> vastgesteld bij alle<br />

vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Harris & Barraclough, 1997; Ca<strong>van</strong>agh et al.,<br />

2003; Wilcox et al., 2004; Ilg<strong>en</strong> et al., 2010). Depressies word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

bij de helft tot driekwart <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met alcoholgerelateerde stoorniss<strong>en</strong><br />

die zich suïcider<strong>en</strong> (Murphy et al., 1992). Bij alcoholist<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

lichamelijke ziekte <strong>en</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing is er e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico <strong>van</strong> suïcide; hoe meer middel<strong>en</strong> gebruikt word<strong>en</strong> hoe hoger het<br />

risico.<br />

Patiënt<strong>en</strong> met persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico<br />

als er tev<strong>en</strong>s depressieve symptom<strong>en</strong> bestaan, of e<strong>en</strong> stoornis in het


112 Deel 2 Diagnostiek<br />

gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> (Linehan, 2000; Ahr<strong>en</strong>s et al., 1996; Corbitt et al.,<br />

1996) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis wordt bij vrijwel alle suïcides vastgesteld<br />

(Isometsa, 1996).<br />

Voor suïcidepoging<strong>en</strong> geldt ook dat er vaak comorbide stoorniss<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vastgesteld (Suomin<strong>en</strong> et al., 1996). Het gaat om dezelfde comorbide stoorniss<strong>en</strong><br />

als bij suïcide. Het lijkt erop dat hoe meer diagnos<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld,<br />

hoe groter de kans op e<strong>en</strong> poging (Beautrais et al., 1996; Borges et al.,<br />

2000). Ook het aantal <strong>en</strong> de ernst <strong>van</strong> de symptom<strong>en</strong> zijn gerelateerd aan<br />

verhoogd risico, ongeacht of er sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische diagnose.<br />

Conclusies<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat het relatieve risico <strong>van</strong> suïcide, suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcide-ideatie zeer sterk verhoogd is (tot twintigmaal of hoger) bij<br />

stemmingsstoorniss<strong>en</strong>. Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> vergelijkbaar<br />

verhoogd risico bij anorexia nervosa <strong>en</strong> bij misbruik <strong>van</strong> sedativa,<br />

opiat<strong>en</strong> <strong>en</strong> polydrugsgebruik. Het is aangetoond dat het risico sterk<br />

verhoogd is (tot ti<strong>en</strong>maal) bij schizofr<strong>en</strong>ie, misbruik <strong>van</strong> alcohol,<br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> angststoorniss<strong>en</strong> waarbij e<strong>en</strong> opname<br />

noodzakelijk was.<br />

A2: Harris & Barraclough, 1997; Bostwick, 2000; Ars<strong>en</strong>ault-<br />

Lapierre, 2004; Wilcox, 2004; Hawton et al., 2005.<br />

B: James, 2004.<br />

Niveau 1<br />

Ongeveer 90% <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zich suïcider<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op het<br />

mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> suïcide e<strong>en</strong> psychiatrische diagnose.<br />

A2: Ca<strong>van</strong>agh, 2003; Ars<strong>en</strong>ault-Lapieree, 2004; Hawton, 2005.<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> comorbiditeit<br />

e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong> bij het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Vooral de combinatie met stemmingsstoorniss<strong>en</strong>,<br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> alcohol komt veel voor.<br />

A2: Bostwick, 2000; Angst, 2002; Wilcox, 2004; Cherpitel, 2004;<br />

Hawton, 2005.<br />

B: Fawcett, 1990; H<strong>en</strong>riksson, 1995; Brown, 2000.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat in meer dan de helft <strong>van</strong> de suïcidepoging<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> of meer persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />

Bij de meeste <strong>van</strong> deze patiënt<strong>en</strong> is sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> comorbide stemmingsstoornis<br />

<strong>en</strong>/of misbruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong>. Dit geldt in het bijzonder<br />

voor patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

C: Ch<strong>en</strong>g, 1997; Chioqueta & Stiles, 2004; Suomin<strong>en</strong>, 2000;<br />

Oqu<strong>en</strong>do, 2003; Isometsa, 1996; Y<strong>en</strong> 2003.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 113<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Suïcidaal gedrag komt vaak voor bij psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>. Echter, het betek<strong>en</strong>t niet dat in het beloop<br />

<strong>van</strong> de stoornis of <strong>behandeling</strong> per defeinitie suïcidaal gedrag zal ontstaan.<br />

Comorbiditeit, vooral stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong>, depressie<br />

<strong>en</strong> angst, naast psychologische dim<strong>en</strong>sies als impulsiviteit, agressie <strong>en</strong><br />

angst spel<strong>en</strong> daarbij e<strong>en</strong> rol. Patiënt<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> zich nogal e<strong>en</strong>s te suïcider<strong>en</strong><br />

tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> opname of kort na ontslag. Vrag<strong>en</strong> die hierbij rijz<strong>en</strong> zijn: is<br />

er voldo<strong>en</strong>de aandacht geweest voor het nog bestaande suïcidale gedrag<br />

ondanks dat de patiënt was opgeknapt Is gedacht aan voldo<strong>en</strong>de nazorg<br />

<strong>en</strong> is dit aansluit<strong>en</strong>d gerealiseerd<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag bij de<br />

anamnese, de heteroanamnese <strong>en</strong> het onderzoek na te gaan of sprake<br />

is <strong>van</strong> symptom<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing bij de anamnese, de heteroanamnese <strong>en</strong> het onderzoek na te<br />

gaan of sprake is <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing of e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis na te gaan<br />

of sprake is <strong>van</strong> comorbide depressie of e<strong>en</strong> stoornis in het gebruik <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> psychologische dim<strong>en</strong>sies als impulsiviteit, wanhoop <strong>en</strong><br />

angst.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<br />

of e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis die zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, vlak voor het ontslag<br />

navraag te do<strong>en</strong> naar de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong>, ook als hun<br />

toestand verbeterd lijkt.<br />

• Tev<strong>en</strong>s is het sterk aan te bevel<strong>en</strong> voor dergelijke patiënt<strong>en</strong>, voor zij met<br />

ontslag gaan aansluit<strong>en</strong>de nazorg tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> om het eerste<br />

contact kort na ontslag te lat<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

3.2 Psychologische factor<strong>en</strong><br />

Voor het verband tuss<strong>en</strong> psychologische factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag is<br />

gezocht naar empirisch bewijs voor e<strong>en</strong> aantal op basis <strong>van</strong> de literatuur<br />

geselecteerde psychologische factor<strong>en</strong>, namelijk cognitieve factor<strong>en</strong> waaronder<br />

wanhoop, negatief <strong>en</strong> dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, last voor ander<strong>en</strong>, impulsiviteit<br />

<strong>en</strong> agressie. Het literatuuronderzoek is gebaseerd op onderzoek<strong>en</strong><br />

uit de diverse <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> (apa, 2003; nzgg, 2008) <strong>en</strong> het overzicht <strong>van</strong> de<br />

Schotse overheid (McLean et al., 2008), aanvull<strong>en</strong>d met rec<strong>en</strong>te overzichtsartikel<strong>en</strong><br />

(PubMed).


114 Deel 2 Diagnostiek<br />

Tabel 4.1<br />

diagnos<strong>en</strong><br />

Standardized mortality ratio (SMR) bij psychiatrische<br />

Diagnose SMR Bron<br />

Stemmingsstoorniss<strong>en</strong> Unipolair 20 Harris & Barraclough, 1997<br />

Bipolair 15-22 Harris & Barraclough, 1997; Tondo<br />

et al., 2003<br />

Dysthymie 12 Harris & Barraclough, 1997<br />

Angststoorniss<strong>en</strong> (behandeld) 6-10 Harris & Barraclough, 1997; Khan<br />

et al., 2002<br />

Schizofr<strong>en</strong>ie 8,5 Harris & Barraclough, 1997;<br />

Hawton et al., 2005<br />

Eerste psychose 12 Dutta 2010<br />

Middel<strong>en</strong>misbruik Alcohol 6-9 Tondo et al., 2003; Wilcox et al.,<br />

2004; James et al., 2004; Hawton<br />

et al., 2005<br />

Cannabis 4 Harris & Barraclough, 1997<br />

Opiat<strong>en</strong> 14 Harris & Barraclough, 1997;<br />

Wilcox et al., 2004<br />

Sedativa <strong>en</strong> 20-44 Harris & Barraclough, 1997<br />

hypnotica<br />

Polydrugsgebruik 17-20 Harris & Barraclough, 1997;<br />

Wilcox et al., 2004<br />

Eetstoorniss<strong>en</strong> 23 Harris & Barraclough, 1997<br />

ADHD 1 James et al., 2004<br />

Persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> 7 Harris & Barraclough, 1997<br />

SMR standardized mortality ratio: te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> voor leeftijd <strong>en</strong> geslacht<br />

gestandaardiseerd relatief risico <strong>van</strong> suïcides voor de betreff<strong>en</strong>de diagnosegroep<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: wanhoop<br />

Wanhoop is gerelateerd aan verhoogd suïciderisico, maar het is de vraag<br />

in hoeverre deze toestand onderdeel is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<br />

of daar<strong>van</strong> losstaat. In e<strong>en</strong> prospectief onderzoek onder 1.985 ambulante<br />

patiënt<strong>en</strong> bleek e<strong>en</strong> hoge score op wanhoop significant meer voor te<br />

kom<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> die zich suïcideerd<strong>en</strong> (Beck et al., 1985; 1989a; 1989b;<br />

1990). Omdat wanhoop vaak bij depressies voorkomt, wordt aan deze<br />

factor e<strong>en</strong> groot gewicht toebedeeld bij het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

(Uncapher et al., 1998; Soloff et al., 2000, Hall et al., 1999). Young et al.<br />

(1996) concluder<strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong> de groep depressieve patiënt<strong>en</strong> de mate<br />

<strong>van</strong> wanhoop bepal<strong>en</strong>d is voor het al dan niet ontwikkel<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. Brezo et al. (2006) rapporter<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> 90


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 115<br />

onderzoek<strong>en</strong> waarin 20.000 person<strong>en</strong> war<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>, dat wanhoop e<strong>en</strong><br />

emotionele toestand is <strong>van</strong> waaruit relatief veel person<strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

verton<strong>en</strong>. Wanhoop hangt sam<strong>en</strong> met suïcide-ideatie, suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcide. Ook geeft dit onderzoek aanwijzing<strong>en</strong> dat ‘psychische pijn’, waaronder<br />

schaamte, vernedering, emotionele kwetsbaarheid <strong>en</strong> kr<strong>en</strong>king risicofactor<strong>en</strong><br />

zijn voor suïcidaal gedrag. E<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> 46 cohort- <strong>en</strong><br />

case-controleonderzoek<strong>en</strong> liet zi<strong>en</strong> dat suïcide verband houdt met onder<br />

ander impulsiviteit, wanhoop, depressie <strong>en</strong> angst (Conner et al., 2001;<br />

Busch et al., 2003).<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat hoop voor de toekomst bescherm<strong>en</strong>d is teg<strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong>. Meadows et al. (2005) vergelek<strong>en</strong> 100 suïcidepogers met<br />

e<strong>en</strong> controlegroep <strong>van</strong> 100 niet-pogers <strong>en</strong> constateerd<strong>en</strong> dat, naast andere<br />

factor<strong>en</strong>, uitzicht op e<strong>en</strong> medische of psychiatrische <strong>behandeling</strong> of zakelijk<br />

succes bescherm<strong>en</strong>d is.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: negatief <strong>en</strong> dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

De eerderg<strong>en</strong>oemde onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> Beck et al. (1985; 1989a; 1989b;<br />

1990) <strong>en</strong> Brezo et al. (2006) wijz<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s op de invloed <strong>van</strong> veelvuldige<br />

<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>de negatieve cognities op suïcidaal gedrag. Dichotoom<br />

of catastrofaal d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> (zie Ellis & Rutherford, 2008 voor e<strong>en</strong> overzicht),<br />

ruminer<strong>en</strong> <strong>en</strong> pieker<strong>en</strong> (Crane et al., 2007; Morrison & O’Connor, 2008;<br />

Kerkhof & Van Spijker, 2011) zijn geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico.<br />

Dit hangt sam<strong>en</strong> met geringe zelfwaardering. De g<strong>en</strong>oemde onderzoek<strong>en</strong><br />

over negatief <strong>en</strong> dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke associatie<br />

met suïcide-ideatie. Beck et al. (1985; 1989a; 1989b; 1990) <strong>en</strong> Brezo et al.<br />

(2006) constater<strong>en</strong> daarnaast associaties met suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: last voor ander<strong>en</strong><br />

Joiner et al. (2002) onderzocht<strong>en</strong> in afscheidsbriev<strong>en</strong> de ervar<strong>en</strong> last voor<br />

ander<strong>en</strong>, vooral voor kinder<strong>en</strong>. Person<strong>en</strong> die door suïcide om het lev<strong>en</strong><br />

kwam<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidepogers verschild<strong>en</strong> in twee afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong><br />

niet in mate <strong>van</strong> wanhoop, maar wel in de mate <strong>van</strong> ervar<strong>en</strong> belasting<br />

voor hun directe familie. Onder deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dacht<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> tot last te<br />

zijn kwam vaker suïcide voor <strong>en</strong> bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dit niet dacht<strong>en</strong> vaker<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>. Onduidelijk is in hoeverre de ervar<strong>en</strong> last voor ander<strong>en</strong><br />

verklaard kan word<strong>en</strong> uit de eerderg<strong>en</strong>oemde factor<strong>en</strong>, zoals negatief<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: impulsiviteit <strong>en</strong> agressie<br />

Uit onderzoek naar impulsiviteit <strong>en</strong> agressie in relatie tot suïcidaal gedrag<br />

bleek het moeilijk te zijn deze begripp<strong>en</strong> goed te definiër<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> elkaar<br />

te onderscheid<strong>en</strong>. Het lijkt erop dat ze in geval <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij alle<br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in aanzi<strong>en</strong>lijke mate voorkom<strong>en</strong>. Impulsi-


116 Deel 2 Diagnostiek<br />

viteit is vooral onderzocht bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

die zichzelf beschadig<strong>en</strong>, maar dergelijk gedrag is niet alle<strong>en</strong><br />

aan impulsiviteit toe te schrijv<strong>en</strong>. Niet alle patiënt<strong>en</strong> die suïcidepoging<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> hoog te scor<strong>en</strong> op impulsiviteit. E<strong>en</strong> suïcidepoging kan gezi<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> impulsieve daad, maar ook het gevolg <strong>van</strong> impulsiviteit <strong>van</strong><br />

de suïcidepoger (Zouk et al., 2006).<br />

Verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat impulsiviteit <strong>en</strong> agressie in<br />

hogere mate voorkom<strong>en</strong> bij suïcidepogers. Echter, het is de vraag of deze<br />

trekk<strong>en</strong> los kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> <strong>van</strong> andere risicofactor<strong>en</strong> als traumatisering.<br />

Mann et al. (1999) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> studie hogere agressie- <strong>en</strong><br />

impulsiviteitsscores bij 184 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> psychiatrische patiënt<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag dan bij opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> zonder suïcidaal gedrag. Dit<br />

suggereert dat er tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> directe relatie is tuss<strong>en</strong> agressie, impulsiviteit<br />

<strong>en</strong> suïcidaal gedrag. Daarnaast zijn onderzoek<strong>en</strong> verricht naar het temperam<strong>en</strong>t<br />

<strong>van</strong> suïcidepogers. Op basis <strong>van</strong> het onderzoek <strong>van</strong> Maser et al.<br />

(2002) is het aannemelijk dat impulsiviteit gepaard gaat met e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico <strong>van</strong> suïcide bij psychiatrische patiënt<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s zijn er aanwijzing<strong>en</strong><br />

dat agressie inclusief het gebruik <strong>van</strong> geweld jeg<strong>en</strong>s ander<strong>en</strong> geassocieerd is<br />

met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcide. Angst <strong>en</strong> Clayton (1986) vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

relatie tuss<strong>en</strong> premorbide agressie <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide bij drie<br />

groep<strong>en</strong> psychiatrische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat wanhoop e<strong>en</strong> risicofactor is voor e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

<strong>en</strong> suïcide.<br />

B: Beck, 1985; 1989a; 1989b; 1990; Brezo, 2006.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat negatief <strong>en</strong> dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> geringe<br />

zelfwaardering risicofactor<strong>en</strong> zijn voor suïcidaal gedrag.<br />

B: Beck, 1985; 1989a; 1989b; 1990; Brezo, 2006; Morrison &<br />

O’Conner, 2008.<br />

Niveau 2<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat impulsiviteit <strong>en</strong> agressie e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij het<br />

ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

A2: Conner, 2001.<br />

C: Maser, 2002; Mann, 1999.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het onderzoek naar psychologische factor<strong>en</strong> in relatie tot suïcidaal gedrag<br />

wordt gedomineerd door onderzoek<strong>en</strong> met veelal verschill<strong>en</strong>de definities<br />

<strong>van</strong> psychologische begripp<strong>en</strong>, waardoor in overzichtsonderzoek<strong>en</strong> lastig<br />

vergelijking<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> zijn. Daarnaast zijn factor<strong>en</strong> vaak onderling geas-


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 117<br />

socieerd <strong>en</strong> geassocieerd met psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, waardoor het<br />

moeilijk is vast te stell<strong>en</strong> wat de bijdrage is <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de factor<strong>en</strong> afzonderlijk.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te<br />

inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> of de patiënt zich wanhopig voelt, ge<strong>en</strong> toekomstplann<strong>en</strong><br />

heeft, in sterke mate negatieve gedacht<strong>en</strong> heeft over zichzelf of<br />

dwangmatige gedacht<strong>en</strong> heeft over suïcide. Ook is het aan te bevel<strong>en</strong> na te<br />

gaan of er sprake is <strong>van</strong> agressie <strong>en</strong>/of impulsiviteit.<br />

3.3 Negatieve ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong><br />

Ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> directe<br />

aanleiding tot suïcidaal gedrag. Het begrip verlieservaring<strong>en</strong> is hier<br />

bedoeld in brede zin: het betreft naast het verlies <strong>van</strong> relaties bijvoorbeeld<br />

ook het verlies <strong>van</strong> gezondheid, werk of vrijheid. Het literatuuronderzoek<br />

is gebaseerd op onderzoek<strong>en</strong> uit twee <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> (apa, 2003; nzgg, 2008)<br />

<strong>en</strong> het overzicht <strong>van</strong> de Schotse overheid (McLean et al., 2008), aangevuld<br />

met rec<strong>en</strong>te overzichtsartikel<strong>en</strong> (PubMed).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: verlies <strong>van</strong> e<strong>en</strong> persoon<br />

Het verlies <strong>van</strong> e<strong>en</strong> belangrijk persoon door overlijd<strong>en</strong> (Kaprio et al., 1987)<br />

of echtscheiding (cbs, 2009) zijn risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag. In<br />

vergelijking met gehuwde mann<strong>en</strong> is het aantal suïcides onder gescheid<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verweduwde mann<strong>en</strong> 4 maal hoger. Er is ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> verweduwde<br />

<strong>en</strong> gehuwde vrouw<strong>en</strong>, maar wel tuss<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> <strong>en</strong> gehuwde<br />

vrouw<strong>en</strong>; het verschil is met e<strong>en</strong> verhouding 2:1 minder groot dan bij<br />

mann<strong>en</strong>.<br />

De impact <strong>van</strong> het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> familielid door suïcide is door Kim<br />

et al. (2005) onderzocht bij 274 familieled<strong>en</strong> <strong>van</strong> 25 mann<strong>en</strong> die door<br />

suïcide om het lev<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> <strong>en</strong> 171 familieled<strong>en</strong> <strong>van</strong> 25 mann<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

gematchte controlegroep. De familieled<strong>en</strong> <strong>van</strong> mann<strong>en</strong> die suïcide hadd<strong>en</strong><br />

gepleegd, hadd<strong>en</strong> in deze studie e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>maal grotere kans om zelf e<strong>en</strong> eind<br />

aan het lev<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>. De auteurs verklar<strong>en</strong> hun bevinding door familiaire<br />

belasting <strong>en</strong> voorbeeldgedrag (zie paragraaf 2.1, Biologische factor<strong>en</strong>,<br />

onder Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: biologische markers).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: verlies <strong>van</strong> gezondheid<br />

Het verlies <strong>van</strong> gezondheid door e<strong>en</strong> ernstige lichamelijke aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong><br />

het uitzicht op e<strong>en</strong> verkorte lev<strong>en</strong>sverwachting <strong>en</strong>/of verminderde kwaliteit<br />

<strong>van</strong> lev<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> bij aan suïcidaal gedrag (Harris & Barraclough, 1994).<br />

Dit is gevond<strong>en</strong> voor kanker, multiple sclerose, ziekte <strong>van</strong> Huntington,<br />

chronische pijn, groeistoornis, functiebeperking<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> neuro-


118 Deel 2 Diagnostiek<br />

logische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of hers<strong>en</strong>beschadiging, hiv/aids, maagzweer, slecht<br />

instelbare hemofilie, kwaadaardige gezwell<strong>en</strong> <strong>en</strong> lupus erythematosus.<br />

Harris <strong>en</strong> Barraclough (1994) vond<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verhoogd risico voor de ziekte<br />

<strong>van</strong> Parkinson, amputaties, diabetis mellitus, reumatoïde artritis, blindheid,<br />

hypert<strong>en</strong>sie <strong>en</strong> cva. In diverse onderzoek<strong>en</strong> (Quan et al., 2002, St<strong>en</strong>ager et<br />

al., 1992) komt naar vor<strong>en</strong> dat andere factor<strong>en</strong>, zoals leeftijd <strong>en</strong> depressie,<br />

het verhoogde suïciderisico t<strong>en</strong> dele verklar<strong>en</strong>.<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat epilepsie <strong>en</strong> het gebruik <strong>van</strong> anti-epileptica<br />

gepaard gaan met e<strong>en</strong> hoger suïciderisico, afhankelijk <strong>van</strong> het type<br />

epilepsie (Pompili et al., 2005b; Bell et al., 2009; Patorno et al., 2010). Bij<br />

deze conclusie zijn vraagtek<strong>en</strong>s te zett<strong>en</strong>, omdat onvoldo<strong>en</strong>de gecontroleerd<br />

is voor depressie, die bij e<strong>en</strong> chronische ziekte zoals epilepsie vaker<br />

voorkomt dan in gezonde populaties (Machado et al., 2011).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: ontslag<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat ontslag <strong>van</strong> werk (Kposowa, 2001) tot e<strong>en</strong> hoger<br />

suïciderisico leidt, vooral bij jongere (< 45 jaar), mannelijke werknemers.<br />

Kposowa (2001) bekeek de sterftecijfers gedur<strong>en</strong>de 15 jaar in e<strong>en</strong> populatie<br />

<strong>van</strong> 471.922 Amerikan<strong>en</strong> <strong>van</strong> wie er 545 overled<strong>en</strong> door suïcide.<br />

Ontslag<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> de eerste drie jaar e<strong>en</strong> twee tot driemaal hogere<br />

kans op suïcide vergelek<strong>en</strong> met werk<strong>en</strong>de mann<strong>en</strong>. Na vier jaar war<strong>en</strong> de<br />

verschill<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het verschil in het suïciderisico tuss<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> nam in de loop <strong>van</strong> de jar<strong>en</strong> juist toe. De auteur<br />

wijst op de hoge correlaties tuss<strong>en</strong> ontslag, blijv<strong>en</strong>de werkloosheid <strong>en</strong><br />

psychiatrische problem<strong>en</strong>. Als gecontroleerd wordt voor psychiatrische<br />

problem<strong>en</strong>, lagere sociaaleconomische status <strong>en</strong> alle<strong>en</strong>lev<strong>en</strong>d bleek ontslag<br />

ge<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>de factor te zijn.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: huiselijk geweld<br />

Simon et al. (2002) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gecontroleerde studie onder 5.238<br />

Amerikaanse volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> waarin werd gecontroleerd voor sociaaldemografische<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> alcoholgebruik, dat huiselijk geweld zowel voor de<br />

plegers als de slachtoffers e<strong>en</strong> risicofactor was voor suïcidegedacht<strong>en</strong>, maar<br />

niet voor suïcide (or = 3,6). Onder deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die mishandeld werd<strong>en</strong> door<br />

hun partner bestond e<strong>en</strong> sterkere sam<strong>en</strong>hang met suïcidaal gedrag (or =<br />

7,7) dan onder deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die mishandeld werd<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> familielid (or =<br />

3,4). De sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> het ondervind<strong>en</strong> <strong>van</strong> huiselijk geweld <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag is ook gevond<strong>en</strong> in andere onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> land<strong>en</strong> (Wingood<br />

et al., 2000; Meadows et al., 2005; Vizcarra et al., 2004).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: det<strong>en</strong>tie<br />

Person<strong>en</strong> in det<strong>en</strong>tie, vooral in de eerste fase, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger suïciderisico.<br />

Fazel (2008) verrichte e<strong>en</strong> overzichtstudie over 34 onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong>


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 119<br />

4.780 suïcides in ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in 12 land<strong>en</strong>. Gedetineerd<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

hoger risico <strong>van</strong> suïcide vergelek<strong>en</strong> met niet-gedetineerd<strong>en</strong>. Het risico<br />

hangt sam<strong>en</strong> met psychiatrische problematiek, de ernst <strong>van</strong> de straf <strong>en</strong> het<br />

verblijf alle<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> cel. Het verhoogde suïciderisico in det<strong>en</strong>tie is ook in<br />

Nederlands onderzoek gevond<strong>en</strong> (Blaauw & Kerkhof, 1999).<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het verlies <strong>van</strong> gezondheid door de aanwezigheid <strong>van</strong> sommige lichamelijke<br />

ziekt<strong>en</strong> verhoogt het risico <strong>van</strong> suïcide.<br />

A1: Harris & Barraclough, 1994.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat ingrijp<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> zoals het<br />

overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dierbare, echtscheiding, det<strong>en</strong>tie of ontslag het<br />

risico <strong>van</strong> suïcide kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>. Hierbij di<strong>en</strong><strong>en</strong> de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

steeds in sam<strong>en</strong>hang met bestaande psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

onderzocht te word<strong>en</strong>.<br />

C: Kposowa, 2001; Fazel, 2008.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat het verlies <strong>van</strong> e<strong>en</strong> naast familielid door<br />

suïcide het risico <strong>van</strong> suïcide verhoogt.<br />

C: Kim, 2005.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> bij huiselijk geweld e<strong>en</strong><br />

verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag hebb<strong>en</strong>.<br />

C: Simon, 2002.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

In de onderzoek<strong>en</strong> naar de relatie tuss<strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag spel<strong>en</strong> biologische, sociale, demografische, psychologische <strong>en</strong><br />

psychiatrische factor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. In ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beschrev<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong><br />

is afdo<strong>en</strong>de gecontroleerd voor deze factor<strong>en</strong>. Dit heeft gevolg<strong>en</strong> voor de<br />

g<strong>en</strong>eraliseerbaarheid <strong>van</strong> de bevinding<strong>en</strong>. In het onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag (zie bijlage 4) di<strong>en</strong><strong>en</strong> de verlieservaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

steeds in e<strong>en</strong> bredere context geplaatst te word<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• In het onderzoek naar suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t de professional oog te<br />

hebb<strong>en</strong> voor rec<strong>en</strong>te verliez<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

in sam<strong>en</strong>hang met andere risicofactor<strong>en</strong> te onderzoek<strong>en</strong>, vooral in<br />

sam<strong>en</strong>hang met psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Verlieservaring<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

bestaande psychiatrische problem<strong>en</strong> ernstiger mak<strong>en</strong>, of psychiatrische<br />

problem<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>.


120 Deel 2 Diagnostiek<br />

4 Structuurdiagnose, prognose <strong>en</strong> behandelplan<br />

Het onderzoek naar suïcidaal gedrag mondt uit in e<strong>en</strong> diagnostische<br />

formulering die de basis vormt voor het behandelplan. In de diagnostische<br />

formulering volgt de werkgroep de indeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> syndroomdiagnose<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> structuurdiagnose, zoals beschrev<strong>en</strong> in de Richtlijn psychiatrisch<br />

onderzoek bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (Sno et al., 2004).<br />

De syndroomdiagnose bestaat uit drie onderdel<strong>en</strong>: de suïcidale toestand,<br />

de mate <strong>van</strong> wilsbekwaamheid daarbij <strong>en</strong> de rele<strong>van</strong>te stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

Bij de suïcidale toestand gaat het om e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting<br />

<strong>van</strong> de bevinding<strong>en</strong> bij de case-b<strong>en</strong>adering, over de actuele suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>, de rec<strong>en</strong>te <strong>en</strong> ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />

het suïcidale gedrag, <strong>en</strong> de huidige gedacht<strong>en</strong> over de nabije toekomst. Bij<br />

de stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> gaat het om e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong><br />

de rele<strong>van</strong>te kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> stressor<strong>en</strong>, zoals beschrev<strong>en</strong> in<br />

de voorgaande tekst. De structuurdiagnose bestaat uit de syndroomdiagnose<br />

met daarbij werkhypothes<strong>en</strong> over de etiologie <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese <strong>van</strong> de<br />

suïcidale toestand. De diagnose moet uitmond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> risicoformulering<br />

(prognose), e<strong>en</strong> indicatiestelling voor interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de formulering <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan.<br />

4.1 Risicoweging<br />

De professional moet bij de patiënt met suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> inschatting<br />

mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het directe gevaar <strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicatie stell<strong>en</strong> voor de directe<br />

interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> behandelsetting <strong>en</strong> voor de <strong>behandeling</strong> op langere termijn.<br />

Deze paragraaf gaat in op het wet<strong>en</strong>schappelijke bewijs voor het weg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor prognose <strong>en</strong> indicatiestelling. Het literatuuronderzoek<br />

is gebaseerd op de beschikbare literatuur <strong>van</strong> de apa-<strong>richtlijn</strong> (2003),<br />

aangevuld met e<strong>en</strong> zoekopdracht in PubMed met de combinatie ‘prediction’<br />

<strong>en</strong> ‘suicide’. Rele<strong>van</strong>te literatuur werd in volgorde geselecteerd op<br />

titel, abstract <strong>en</strong> inhoud <strong>van</strong> het artikel. Voor het populatieattributief risico<br />

(par) werd gezocht op de woord<strong>en</strong> ‘population attributabele risk’, ‘par’ <strong>en</strong><br />

‘suicide’. Rele<strong>van</strong>te literatuur werd in volgorde geselecteerd op titel, abstract<br />

<strong>en</strong> inhoud <strong>van</strong> het artikel.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: predictie<br />

In de voorgaande tekst is e<strong>en</strong> groot aantal factor<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> risico <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>. Het gewicht <strong>van</strong><br />

de afzonderlijk factor<strong>en</strong> is niet e<strong>en</strong>duidig te bepal<strong>en</strong>, omdat er grote<br />

verschill<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn tuss<strong>en</strong> populaties <strong>en</strong> onderzoeksdesigns <strong>en</strong> omdat<br />

de factor<strong>en</strong> niet onafhankelijk zijn <strong>van</strong> elkaar. In onderzoek is herhaaldelijk<br />

geprobeerd om de informatie over risicofactor<strong>en</strong> met statistische<br />

method<strong>en</strong> te weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong>, met als doel suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong>


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 121<br />

suïcide te voorspell<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de klassieke onderzoek<strong>en</strong> is beschrev<strong>en</strong><br />

door Pokorny (1983; 1993). In dit onderzoek werd<strong>en</strong> <strong>van</strong> 4.691 mann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

109 vrouw<strong>en</strong> die war<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, gegev<strong>en</strong>s verzameld over e<strong>en</strong> groot<br />

aantal risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag. Gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> vervolgperiode<br />

<strong>van</strong> vier tot zes jaar werd informatie verzameld over suïcide, suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> andere uitkomst<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Het<br />

onderzoek bevestigde dat veel factor<strong>en</strong> statistisch significante voorspellers<br />

zijn <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Significante k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die voorspell<strong>en</strong>d<br />

war<strong>en</strong> voor later suïcidaal gedrag war<strong>en</strong> onder andere: eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>,<br />

blank, man, alle<strong>en</strong>staand, e<strong>en</strong> diagnose stemmingsstoornis,<br />

schizofr<strong>en</strong>ie, alcoholverslaving, <strong>en</strong> manipulatieve of vijandige persoonlijkheidstrekk<strong>en</strong>.<br />

Van de 67 suïcides werd<strong>en</strong> er 30 correct voorspeld. Echter,<br />

bij 773 person<strong>en</strong> was de voorspelling niet correct. Dit komt overe<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> positief voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> 4%. Het was dus wel mogelijk om<br />

e<strong>en</strong> hoogrisicogroep op te spor<strong>en</strong>, maar de voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

combinatie <strong>van</strong> factor<strong>en</strong> was gering.<br />

In de literatuursearch vond<strong>en</strong> wij twee onderzoek<strong>en</strong> (Goldstein et al., 1991,<br />

Powell et al., 2000) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> review (Cassells et al., 2005) met vergelijkbare<br />

bevinding<strong>en</strong>. We vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veelvoud <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> naar het voorspell<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag, waarin alle<strong>en</strong> statistische associaties werd<strong>en</strong><br />

vermeld zonder berek<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de voorspell<strong>en</strong>de waarde. Wij nem<strong>en</strong> aan<br />

dat de voorspell<strong>en</strong>de waarde bij deze onderzoek<strong>en</strong> niet hoger is dan in<br />

onderzoek<strong>en</strong> die de voorspell<strong>en</strong>de waarde wel berek<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Stefanson et al.<br />

(2010) rapporteerd<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>d sterke bevinding<strong>en</strong> voor de Suicide Int<strong>en</strong>t<br />

Scale (sis) <strong>van</strong> Beck bij 81 person<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging. Met e<strong>en</strong> gemiddelde<br />

follow-up <strong>van</strong> 9,7 jaar werd e<strong>en</strong> positief voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong><br />

16,7% gevond<strong>en</strong>. Gelet op de resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> groot aantal onderzoek<strong>en</strong><br />

die niet met deze bevinding overe<strong>en</strong>stemm<strong>en</strong> moet replicatie <strong>van</strong> deze<br />

bevinding word<strong>en</strong> afgewacht.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: populatieattributief risico (PAR)<br />

In de onderzoek<strong>en</strong> die hiervoor zijn beschrev<strong>en</strong> is voor het individu<br />

gewog<strong>en</strong> wat de voorspell<strong>en</strong>de waarde is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag. E<strong>en</strong> andere manier om informatie over<br />

risicofactor<strong>en</strong> te weg<strong>en</strong> is aan de hand <strong>van</strong> het populatieattributief risico<br />

(par). Daarbij gaat het niet om de vraag wat e<strong>en</strong> bepaalde risicofactor<br />

bijdraagt aan het suïcidale gedrag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> individu, maar om de vraag<br />

wat de factor bijdraagt aan het suïcidale gedrag in e<strong>en</strong> populatie. Het par<br />

wordt niet alle<strong>en</strong> bepaald door het gewicht <strong>van</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> de factor<br />

<strong>en</strong> de uitkomst, maar ook door de frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> de factor in de populatie.<br />

Factor<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge par drag<strong>en</strong> veel bij aan het suïcidale gedrag in de<br />

populatie, factor<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage par drag<strong>en</strong> weinig bij.<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> was het


122 Deel 2 Diagnostiek<br />

par <strong>van</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 47% <strong>en</strong> 74% (Ca<strong>van</strong>agh et<br />

al., 2003). E<strong>en</strong> beperking <strong>van</strong> deze onderzoek<strong>en</strong> is dat de stoorniss<strong>en</strong><br />

retrospectief werd<strong>en</strong> vastgesteld. In e<strong>en</strong> groot bevolkingsonderzoek in<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> werd voor psychiatrische opname ooit in het lev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> par<br />

gevond<strong>en</strong> <strong>van</strong> 33% voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 53% voor vrouw<strong>en</strong> (Qin et al., 2003).<br />

Vooral affectieve stoorniss<strong>en</strong> (mann<strong>en</strong> 26%, vrouw<strong>en</strong> 32%) <strong>en</strong> middel<strong>en</strong>misbruik<br />

(mann<strong>en</strong> 19%, vrouw<strong>en</strong> 25%) drag<strong>en</strong> bij aan het par <strong>van</strong> suïcide<br />

voor psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> (Li et al., 2011). Hoge par’s zijn ook gerapporteerd<br />

voor lage socio-economische status (27%) (Taylor, 1998) <strong>en</strong> lage<br />

opleiding (41% voor mann<strong>en</strong>, 20% voor vrouw<strong>en</strong>) (Li et al., 2011). Bij deze<br />

onderzoek<strong>en</strong> werd echter niet gecontroleerd voor psychiatrische of andere<br />

factor<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> studie waarin werd gecontroleerd voor werkloosheid werd<br />

e<strong>en</strong> par <strong>van</strong> slechts 3% gevond<strong>en</strong> (Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong> et al., 2000). Voor alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

is e<strong>en</strong> voor confounding gecontroleerde par gerapporteerd <strong>van</strong><br />

10% (Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong> et al., 2000).<br />

Krysinska (2009) geeft e<strong>en</strong> review <strong>van</strong> e<strong>en</strong> groot aantal onderzoek<strong>en</strong><br />

waarin par’s werd<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d voor verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> in relatie tot<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>. De bevinding<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>,<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de populatie (leeftijd, geslacht, klinisch, bevolking) <strong>en</strong> de<br />

uitkomst (suïcidegedacht<strong>en</strong>, meer of minder ernstige suïcidepoging<strong>en</strong>).<br />

Bevinding<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in grote lijn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong> met de bevinding<strong>en</strong> voor<br />

suïcide. Het belang <strong>van</strong> middel<strong>en</strong>misbruik was voor suïcidegedacht<strong>en</strong> of<br />

suïcidepoging<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> par tuss<strong>en</strong> 6% <strong>en</strong> 8% minder duidelijk.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Niveau 2<br />

Van e<strong>en</strong> groot aantal risicofactor<strong>en</strong> is aangetoond dat zij afzonderlijk<br />

of in combinatie e<strong>en</strong> significant voorspell<strong>en</strong>de waarde hebb<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag. De positief voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> de beste<br />

combinatie <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> blijft echter gering.<br />

A2: Pokorny, 1983; 1993.<br />

B: Goldstein, 1991; Powell, 2000.<br />

Psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> in hoge mate bij aan suïcide <strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> populatieattributief risico (par) <strong>van</strong> rond<br />

de 50%.<br />

A2: Ca<strong>van</strong>agh, 2003; Krysinka, 2009.


Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> 123<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> belangrijke overweging bij het weg<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidaal<br />

gedrag is dat er e<strong>en</strong> grote mate <strong>van</strong> onderlinge correlatie is. De meeste<br />

risicofactor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet los gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>van</strong> andere factor<strong>en</strong>. Er zijn<br />

niet veel onderzoek<strong>en</strong> waarin e<strong>en</strong> weging wordt toegepast voor alle rele<strong>van</strong>te<br />

factor<strong>en</strong>. Het valt te betwijfel<strong>en</strong> of het grote aantal risicofactor<strong>en</strong> dat<br />

in de literatuur g<strong>en</strong>oemd wordt elk voor zich onafhankelijk bijdrag<strong>en</strong> aan<br />

het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide.<br />

E<strong>en</strong> tweede belangrijke overweging is dat al het onderzoek naar risicofactor<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag wordt uitgevoerd in e<strong>en</strong> omgeving waarin<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidedreiging gangbaar is. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong><br />

dat ernstige suïcidale uiting<strong>en</strong> red<strong>en</strong> zijn voor <strong>behandeling</strong> die gericht is op<br />

het afw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>van</strong> ernstig onheil. Uitkomst<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> daardoor vertek<strong>en</strong>d<br />

zijn in de richting <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verzwakking <strong>van</strong> de associatie tuss<strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ernstige uitkomst<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> derde overweging is dat er tuss<strong>en</strong> populaties belangrijke verschill<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> zijn in suïcidaal gedrag. Internationaal zijn er bijvoorbeeld grote<br />

verschill<strong>en</strong> in de aantall<strong>en</strong> suïcides. Het valt niet uit te sluit<strong>en</strong> dat er ook<br />

grote verschill<strong>en</strong> zijn in de risicofactor<strong>en</strong>, zoals onder andere blijkt uit<br />

de internationale verschill<strong>en</strong> in de verhouding tuss<strong>en</strong> het aantal suïcides<br />

onder mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>. In het wet<strong>en</strong>schappelijk bewijs zijn deze<br />

verschill<strong>en</strong> terug te zi<strong>en</strong>, maar de k<strong>en</strong>nis is onvoldo<strong>en</strong>de gediffer<strong>en</strong>tieerd<br />

om voor individuele person<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong> bek<strong>en</strong>de risicofactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

zinvol risicoprofiel te formuler<strong>en</strong>. Bij individuele cases is maatwerk leid<strong>en</strong>d.<br />

Het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> valide voorspell<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> ontslaat de professional<br />

niet <strong>van</strong> de verplichting te handel<strong>en</strong> bij het zelf observer<strong>en</strong> of <strong>van</strong> derd<strong>en</strong><br />

vernem<strong>en</strong> <strong>van</strong> signal<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidedreiging. In de praktijk zull<strong>en</strong> de<br />

uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de individuele patiënt gewog<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar de ernst<br />

<strong>van</strong> de suïcidedreiging. Die weging is vooral klinisch <strong>van</strong> aard. In bijlage<br />

4, paragraaf 8 is e<strong>en</strong> beschrijving opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> de suïcidedreiging,<br />

variër<strong>en</strong>d <strong>van</strong> licht tot zeer ernstig.<br />

Naast uiting<strong>en</strong> door de patiënt moet<strong>en</strong> de stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gewog<strong>en</strong> De onderzoeker formuleert op basis <strong>van</strong> de beschikbare<br />

informatie e<strong>en</strong> werkhypothese over de etiologie <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese. Het is<br />

w<strong>en</strong>selijk om met de patiënt <strong>en</strong> de naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de probleemdefinitie. Hierbij heeft het afvink<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> lijst<br />

<strong>van</strong> bek<strong>en</strong>de risicofactor<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> meerwaarde. Exploratie <strong>van</strong> risico- <strong>en</strong><br />

bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> kan wel bijdrag<strong>en</strong> aan inzicht in het ontstaan <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag <strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> indruk gev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ernst. Verder zijn omstandighed<strong>en</strong><br />

als de duur (gaat het om chronische uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

of om incid<strong>en</strong>tele uiting<strong>en</strong>), de context (staat iemand alle<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>op e<strong>en</strong><br />

flatgebouw of zit de persoon thuis in gezelschap <strong>van</strong> naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>),


124 Deel 2 Diagnostiek<br />

de beschikbaarheid <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> (Joiner, 2009) <strong>en</strong> zingevingsaspect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

belang.<br />

Bij e<strong>en</strong> suïcidedreiging zal vaak psychiatrische beoordeling nodig zijn om<br />

de rol <strong>van</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit te beoordel<strong>en</strong>. Daarbij is het<br />

onderzoek naar depressieve stoorniss<strong>en</strong> specifiek <strong>van</strong> belang, omdat suïcidegedacht<strong>en</strong>,<br />

wanhoop, agitatie <strong>en</strong> negatief d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderdeel zijn <strong>van</strong><br />

het depressieve syndroom. Herk<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie is<br />

e<strong>en</strong> belangrijke ingang voor prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide (zie deel 3).<br />

Op basis <strong>van</strong> de werkhypothese wordt sam<strong>en</strong> met de patiënt <strong>en</strong> voor zover<br />

mogelijk met naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> beoordeeld welke interv<strong>en</strong>ties nodig zijn<br />

om onheil af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, <strong>en</strong> welke <strong>behandeling</strong> zinvol is. In bijlage 4 bevat<br />

voor de behandelsetting praktische aanwijzing<strong>en</strong> voor indicatiestelling.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om op basis <strong>van</strong> de beschikbare informatie te<br />

kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> diagnostische formulering waarin de aard <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> de<br />

suïcidale toestand wordt beschrev<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>hang met psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, rele<strong>van</strong>te risico- <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate<br />

waarin de patiënt in staat geacht mag word<strong>en</strong> zijn of haar belang<strong>en</strong> te<br />

overzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>. Het is in dit verband ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan te bevel<strong>en</strong><br />

heteroanamnestisch onderzoek te do<strong>en</strong>.<br />

• Psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>, vooral depressieve stoorniss<strong>en</strong>, verdi<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

specifieke aandacht. K<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> risico- <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> voor<br />

suïcidaal gedrag kan nuttig zijn bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong><br />

kan licht werp<strong>en</strong> op de herkomst, de ernst <strong>en</strong> behandelmogelijkhed<strong>en</strong>.<br />

In het zakelijk afvink<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> ziet de werkgroep ge<strong>en</strong><br />

meerwaarde. De diagnostische formulering mondt uit in e<strong>en</strong> individuele<br />

inschatting <strong>van</strong> de prognose <strong>en</strong> e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan.<br />

Interv<strong>en</strong>ties word<strong>en</strong> afgestemd op het veiligheids- <strong>en</strong> behandelbeleid. De<br />

naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt word<strong>en</strong> waar mogelijk betrokk<strong>en</strong> bij de<br />

afstemming <strong>en</strong> uitvoering <strong>van</strong> dit beleid.<br />

• De professional wordt aanbevol<strong>en</strong> bij de indicatiestelling rek<strong>en</strong>ing te<br />

houd<strong>en</strong> met opvatting<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt over de aard <strong>en</strong><br />

de int<strong>en</strong>siteit <strong>van</strong> noodzakelijke professionele hulp, de b<strong>en</strong>utting <strong>van</strong><br />

bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

risicofactor<strong>en</strong>.<br />

• De professional wordt aanbevol<strong>en</strong> de indicatiestelling <strong>en</strong> het<br />

behandelbeleid regelmatig te toets<strong>en</strong> aan de hand <strong>van</strong> het effect er<strong>van</strong> op<br />

het suïcidale gedrag, de tevred<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s naast<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de mate waarin de situatie voor de patiënt veilig is.


Hoofdstuk 6<br />

Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong><br />

1 Inleiding<br />

In deel 2, hoofdstuk 4 <strong>en</strong> 5 zijn de algem<strong>en</strong>e uitgangspunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> stresskwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

besprok<strong>en</strong> voor het onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag voor de algem<strong>en</strong>e populatie. Dit laatste hoofdstuk <strong>van</strong> deel 2 geeft<br />

aanwijzing<strong>en</strong> voor specifieke groep<strong>en</strong>.<br />

1.1 Uitgangsvraag<br />

• Is extra onderzoek nodig bij specifieke groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> in speciale<br />

omstandighed<strong>en</strong> (Paragraaf 2.)<br />

2 Extra onderzoek voor specifieke groep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong><br />

Is extra onderzoek nodig bij specifieke groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> in speciale omstandighed<strong>en</strong><br />

In dit hoofdstuk onderscheid<strong>en</strong> we vier groep<strong>en</strong> waarbij het de<br />

vraag is of bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de algem<strong>en</strong>e <strong>richtlijn</strong>. Deze groep<strong>en</strong> zijn jonger<strong>en</strong>, ouder<strong>en</strong>,<br />

immigrant<strong>en</strong> <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met herhaald suïcidaal gedrag. We beschrijv<strong>en</strong><br />

eerst de evid<strong>en</strong>tie voor suïcidaal gedrag in relatie tot leeftijd, <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

voor de afzonderlijke groep<strong>en</strong>.<br />

3 Jonger<strong>en</strong><br />

Uit e<strong>en</strong> systematische review <strong>van</strong> E<strong>van</strong>s et al. (2005) waarin 128 onderzoek<strong>en</strong><br />

naar de preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (n =<br />

513.188) werd<strong>en</strong> geïncludeerd, bleek dat 9,7% (95%-bi 8,5-10,9) ooit e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging had gedaan <strong>en</strong> 29,9% (95%-bi 26,1-33,8) ooit aan suïcide had<br />

gedacht. Jonger<strong>en</strong> zijn per definitie nog niet volwass<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> derhalve<br />

op e<strong>en</strong> andere wijze b<strong>en</strong>aderd te word<strong>en</strong> dan volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

lev<strong>en</strong> zij veelal nog binn<strong>en</strong> de context <strong>van</strong> hun gezin. Om diverse red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t deze gezinscontext zo veel mogelijk bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

te word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Daarbij gaat het om juridische <strong>en</strong> emotionele<br />

verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook om het juridische <strong>en</strong> emotionele gezag. De


126 Deel 2 Diagnostiek<br />

juridische verantwoordelijkheid c.q. het juridische gezag is aan de hand <strong>van</strong><br />

de kal<strong>en</strong>derleeftijd wettelijk als volgt bepaald:<br />

• over kinder<strong>en</strong> onder de 12 jaar hebb<strong>en</strong> de ouders volledig gezag; dit geldt<br />

ook voor het aangaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behandelovere<strong>en</strong>komst;<br />

• de wgbo geeft jonger<strong>en</strong> <strong>van</strong>af 12 jaar e<strong>en</strong> met de ouders gedeeld recht op<br />

het afsluit<strong>en</strong> <strong>van</strong> de behandelovere<strong>en</strong>komst;<br />

• <strong>van</strong>af 16 jaar is het instemm<strong>en</strong> <strong>van</strong> ouders daarvoor niet meer<br />

noodzakelijk;<br />

• <strong>van</strong>af 18 jaar hebb<strong>en</strong> de ouders formeel ge<strong>en</strong> gezag meer over hun kind al<br />

hebb<strong>en</strong> zij tot het kind 21 jaar is nog wel zorgplicht;<br />

• tot 18 jaar kan de situatie bestaan dat het ouderlijk gezag gedeeld wordt<br />

met e<strong>en</strong> voogd of overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt door e<strong>en</strong> voogd.<br />

De g<strong>en</strong>oemde juridische gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> niet hoe gezinsrelaties beleefd <strong>en</strong><br />

gehanteerd word<strong>en</strong>. Als professionals zich bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

te veel lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door de juridische aspect<strong>en</strong>, bestaat<br />

het risico dat aan het kind e<strong>en</strong> mate <strong>van</strong> autonomie wordt toegek<strong>en</strong>d die<br />

lang niet altijd feitelijk bestaat. Niet alle<strong>en</strong> is de emotionele volwass<strong>en</strong>heid<br />

in de regel pas bereikt bij circa 22 jaar (Crone, 2008), maar vooral jonger<strong>en</strong><br />

die ernstig in de problem<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag verton<strong>en</strong>, zijn vaak<br />

met hun ontwikkeling minder ver gevorderd dan bij hun kal<strong>en</strong>derleeftijd<br />

past.<br />

Het komt regelmatig voor dat jonger<strong>en</strong> hun suïcidale gedrag erg<strong>en</strong>s anders<br />

pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> dan binn<strong>en</strong> het gezin. Soms ervar<strong>en</strong> suïcidale jonger<strong>en</strong> de<br />

relaties met hun ouders in die situatie als minder betek<strong>en</strong>isvol, waardoor<br />

zij eerder ander<strong>en</strong> dan de ouders in vertrouw<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>. Leeftijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong><br />

of andere volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (e<strong>en</strong> trainer, e<strong>en</strong> aandachtsdoc<strong>en</strong>t, e<strong>en</strong> buurvrouw)<br />

zijn echter niet in de positie om formele <strong>en</strong> informele verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

voor de jongere te drag<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> is het belangrijk om zo snel<br />

mogelijk de ouders bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong> te betrekk<strong>en</strong>. Is dit<br />

onmogelijk of gecontra-indiceerd door ernstig incompet<strong>en</strong>t ouderschap,<br />

psychiatrische ziekte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ouder of <strong>van</strong> beide ouders, afwezigheid <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> ouder of ouders, of sterke onwil <strong>van</strong> de jongere bov<strong>en</strong> de 18 jaar in<br />

deze situatie, dan kan hier bered<strong>en</strong>eerd <strong>van</strong> word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>. Wel di<strong>en</strong>t<br />

de professional te prober<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> andere volwass<strong>en</strong>e die zorg voor de<br />

jongere draagt of wil gaan drag<strong>en</strong>, bij de hulp te betrekk<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Bij jongere kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is het vereist <strong>en</strong> bij oudere<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is het sterk aan te bevel<strong>en</strong> om bij het onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag de ouders te betrekk<strong>en</strong>, ook als de jongere zegt dat hij dit<br />

niet wil of niet nodig vindt.


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 127<br />

3.1 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong><br />

Veel <strong>van</strong> de kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> belang zijn bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

zijn ook onderzocht bij jonger<strong>en</strong>. Het literatuuronderzoek voor de wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

onderbouwing is gebaseerd op de <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de American<br />

Psychiatric Association (apa, 2003), aangevuld met <strong>en</strong>kele latere overzichtsartikel<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: geslacht<br />

Net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> is het aantal suïcides bij jong<strong>en</strong>s hoger dan bij<br />

meisjes (Van Hemert & De Kruif, 2009; http://statline.cbs.nl/statweb/). De<br />

laatste 10 jaar war<strong>en</strong> in Nederland bij jonger<strong>en</strong> onder de 19 jaar gemiddeld<br />

32 suïcides bij jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> 13 bij meisjes. Onder de 15 jaar was suïcide zeldzaam:<br />

jaarlijks gemiddeld 5 suïcides bij jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> 2 bij meisjes.<br />

Het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> is bij meisjes vele mal<strong>en</strong> hoger dan bij jong<strong>en</strong>s.<br />

In 3 Nederlandse onderzoek<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> <strong>van</strong> meisjes tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 19 jaar<br />

4 tot 5 maal meer suïcidepoging<strong>en</strong> geregistreerd dan voor jong<strong>en</strong>s <strong>van</strong><br />

dezelfde leeftijd (Burger et al., 2010; Burger et al., 2005; Ar<strong>en</strong>sman et al.,<br />

1995). Hetzelfde werd gevond<strong>en</strong> door E<strong>van</strong>s et al. (2005). Het verschil<br />

in het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes is groter dan bij<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: familiaire (erfelijke) belasting<br />

In e<strong>en</strong> uitgebreid overzichtsartikel vermeldt Beautrais (2003) dat familiare<br />

<strong>en</strong> erfelijke factor<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong> net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> sterke voorspellers<br />

zijn <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: sociaaleconomische status<br />

Net als op oudere leeftijd komt suïcidaal gedrag vaker voor bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> lagere sociaaleconomische status <strong>en</strong> het betreft vaak<br />

sociale ‘uitvallers’ (Beautrais, 2003).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: steunsysteem<br />

Over gezinsrelaties stelt King (2008) dat maar weinig onderzoek<strong>en</strong> de<br />

relatie hebb<strong>en</strong> onderzocht tuss<strong>en</strong> suïcidaal gedrag bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

aard <strong>van</strong> de gezinsrelaties (gehechtheid, onderlinge steun, communicatiestijl,<br />

omgang met conflict<strong>en</strong>). Zij concludeert dat er e<strong>en</strong> negatieve correlatie<br />

is tuss<strong>en</strong> gezinscohesie <strong>en</strong> het aantal suïcidepoging<strong>en</strong>. Wagner (1997)<br />

concludeerde in e<strong>en</strong> eerdere studie dat er weinig evid<strong>en</strong>tie is dat gezinsfactor<strong>en</strong><br />

(slechte onderlinge communicatie, matige probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong>)<br />

als risicofactor voor suïcidaal gedrag <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> beschouwd. Er is ge<strong>en</strong> prospectief onderzoek gedaan.


128 Deel 2 Diagnostiek<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: huiselijk geweld <strong>en</strong> verwaarlozing<br />

Fergusson (2000) noemt verwaarlozing <strong>en</strong> seksueel misbruik als factor<strong>en</strong><br />

die zijn geassocieerd met suïcidepoging<strong>en</strong> in de adolesc<strong>en</strong>tie. E<strong>van</strong>s et al.<br />

(2004) kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> neg<strong>en</strong> empirische onderzoek<strong>en</strong> tot de<br />

conclusie dat suïcidepoging<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong> geassocieerd zijn met lichamelijke<br />

mishandeling <strong>en</strong> seksueel misbruik.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: homo- <strong>en</strong> biseksualiteit<br />

Uit e<strong>en</strong> overzichtstudie <strong>van</strong> grote groep<strong>en</strong> hetero-, homo- <strong>en</strong> biseksuele<br />

jonger<strong>en</strong> (King et al., 2008) blijkt dat homo- <strong>en</strong> biseksuele jonger<strong>en</strong> vaker<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaker suïcidepoging<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. De kans op e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging is bij heterojonger<strong>en</strong> 1,5% teg<strong>en</strong>over 14,5% bij bi- <strong>en</strong> homoseksuele<br />

jonger<strong>en</strong> (Lewis, 2009). De bevinding<strong>en</strong> zijn niet anders dan voor<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: biologische markers <strong>en</strong><br />

lev<strong>en</strong>sovertuiging<br />

Voor biologische markers <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sovertuiging zijn ge<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> naar<br />

jonger<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

Conclusies<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat in verhouding tot volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> zich<br />

minder vaak suïcider<strong>en</strong>, maar ze do<strong>en</strong> in verhouding tot het aantal<br />

suïcides vaker suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

B: Andrews & Lewinsohn, 1992; Beautrais, 1996; Fowler, 1986;<br />

Lesage, 1994; Ivarson, 1998; Pompili. 2004.<br />

C: Bridge, 2006.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat familiare <strong>en</strong> erfelijke factor<strong>en</strong>, verwaarlozing<br />

<strong>en</strong> seksueel misbruik geassocieerd zijn met suïcidepoging<strong>en</strong> in de<br />

adolesc<strong>en</strong>tie. Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat homo- <strong>en</strong> biseksuele jonger<strong>en</strong><br />

vaker suïcidegedacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaker suïcidepoging<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.<br />

B: Fergusson, 2000.<br />

C: King, 2008; Lewis, 2009.<br />

Niveau 2<br />

Meisjes do<strong>en</strong> vaker suïcidepoging<strong>en</strong> dan jong<strong>en</strong>s. Dit sekseverschil in<br />

het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> is groter dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

A1: E<strong>van</strong>s, 2005.<br />

A2: Ar<strong>en</strong>sman, 1995.<br />

B: Burger, 2005; 2010.


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 129<br />

Niveau 2<br />

Voor de relatie tuss<strong>en</strong> overige kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide zijn<br />

ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

C: King 2008; Lewis 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De overweging<strong>en</strong> die zijn beschrev<strong>en</strong> bij de kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong> in<br />

hoofdstuk 4 zijn ook <strong>van</strong> toepassing op jonger<strong>en</strong>. Voor de prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

suïcide onder jonger<strong>en</strong> is het <strong>van</strong> belang te constater<strong>en</strong> dat de methode<br />

<strong>van</strong> suïcide is veranderd. In 1969 was de meest gebruikte methode door<br />

jonger<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15 tot 20 jaar verhanging (37%). Dit perc<strong>en</strong>tage bleef tot 2007<br />

nag<strong>en</strong>oeg gelijk, maar spring<strong>en</strong> voor de trein is aanzi<strong>en</strong>lijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

op dit mom<strong>en</strong>t de meest gebruikte methode (39%). Ook spring<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

hoogte nam toe <strong>van</strong> 8% naar 18%. Er sterv<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> nauwelijks nog<br />

jonger<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> overdosis medicatie (cbs, 2009). E<strong>en</strong> kanttek<strong>en</strong>ing bij<br />

deze verschuiving<strong>en</strong> is dat het jaarlijks om betrekkelijk geringe aantall<strong>en</strong><br />

gaat.<br />

Aanbeveling<br />

• Het onderzoek naar kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> voor suïcide is bij jonger<strong>en</strong><br />

niet anders dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (zie hoofdstuk 5, paragraaf 2).<br />

3.2 Stressor<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong><br />

Veel <strong>van</strong> de stressor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> belang zijn bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, zijn ook onderzocht<br />

bij jonger<strong>en</strong>. Het literatuuronderzoek voor de wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

onderbouwing is gebaseerd op de apa-<strong>richtlijn</strong> (2003) aangevuld met<br />

<strong>en</strong>kele latere overzichtsartikel<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

Net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn er duidelijke aanwijzing<strong>en</strong> dat bij jonger<strong>en</strong><br />

psychiatrische (co-) morbiditeit e<strong>en</strong> grote rol speelt bij suïcidaal gedrag<br />

(Beautrais et al., 1996; Fowler et al., 1986; Lesage et al., 1994; Ivarson et<br />

al., 1998; Andrews & Lewinsohn, 1992; Bridge et al., 2006; Pompili et al.,<br />

2004). Vooral stemmingsstoorniss<strong>en</strong>, angststoorniss<strong>en</strong>, eetstoorniss<strong>en</strong>,<br />

verslaving<strong>en</strong> <strong>en</strong> antisociaal gedrag zijn bij jonger<strong>en</strong> in verband gebracht<br />

met suïcidaal gedrag. Uit psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong> blijkt dat<br />

bij ongeveer 90% <strong>van</strong> de jonger<strong>en</strong> die overlijd<strong>en</strong> door suïcide sprake is <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (Lesage et al., 1994).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychologische factor<strong>en</strong><br />

Beautrais (1996) concludeert het volg<strong>en</strong>de over de persoonlijkheid <strong>en</strong><br />

cognitieve stijl <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag. Zij hebb<strong>en</strong> vaak<br />

e<strong>en</strong> gering gevoel <strong>van</strong> eig<strong>en</strong>waarde, sterke gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop, <strong>van</strong><br />

introversie, impulsiviteit <strong>en</strong> roekeloosheid. Hun sociaal-emotionele vaar-


130 Deel 2 Diagnostiek<br />

dighed<strong>en</strong> schiet<strong>en</strong> vaak tekort. Pfeffer (2001) vermeldt naast vergelijkbare<br />

bevinding<strong>en</strong> gebrek aan toekomstperspectief <strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> hulpeloosheid.<br />

Ook Arie et al. (2005) wijz<strong>en</strong> bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve<br />

stoornis op afhankelijkheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke angst om betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong><br />

te verliez<strong>en</strong>; jonger<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> naar verhouding vaker suïcidaal gedrag<br />

verton<strong>en</strong> dan volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> met dezelfde problematiek.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verlieservaring<strong>en</strong><br />

Beautrais (2003) vermeldt in haar overzicht <strong>van</strong> cross-sectionele, retrospectieve,<br />

longitudinale onderzoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>spoed. Het gaat daarbij om echtscheiding, psychiatrische problem<strong>en</strong><br />

bij de ouders, verwaarlozing, seksueel misbruik <strong>en</strong> conflict<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het<br />

gezin. In tweederde <strong>van</strong> de onderzochte gevall<strong>en</strong> (Beautrais, 2003) was<br />

vlak voor de suïcidepoging sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> stressvolle situatie, variër<strong>en</strong>d<br />

<strong>van</strong> (sociale) conflict<strong>en</strong> tot verlieservaring<strong>en</strong>. Marttun<strong>en</strong> et al. (1993)<br />

onderzocht<strong>en</strong> precipiter<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> bij 53 adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> 13-19 jaar<br />

die overled<strong>en</strong> door suïcide. Bij bijna 100% <strong>van</strong> de onderzochte gevall<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> stressor<strong>en</strong> aan te wijz<strong>en</strong> in het jaar voorafgaand aan het overlijd<strong>en</strong>.<br />

De meest voorkom<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> war<strong>en</strong> het uitgaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> relatie,<br />

inter persoonlijke problem<strong>en</strong>, problem<strong>en</strong> met het gezag <strong>en</strong>/of de politie,<br />

moeilijkhed<strong>en</strong> op school of op het werk, werkeloosheid, <strong>en</strong> lichamelijke of<br />

psychiatrische ziekte bij zichzelf of bij e<strong>en</strong> ouder.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Niveau 3<br />

Net als bij volwass<strong>en</strong> zijn er duidelijke aanwijzing<strong>en</strong> dat bij jonger<strong>en</strong><br />

psychiatrische (co-) morbiditeit e<strong>en</strong> grote rol speelt bij suïcidaal<br />

gedrag.<br />

B: Andrews & Lewinsohn, 1992; Beautrais 1996; Fowler 1986;<br />

Lesage. 1994; Ivarson 1998; Pompili 2004.<br />

C: Bridge, 2006.<br />

Het onderzoek naar ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong><br />

bij jonger<strong>en</strong> is beperkt. Voor de meeste stressor<strong>en</strong> zijn ge<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> voor jonger<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzicht <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

B: Beautrais, 1996; Marttun<strong>en</strong>, 1993.


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 131<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat psychologische factor<strong>en</strong> als gering gevoel <strong>van</strong><br />

eig<strong>en</strong>waarde, sterke gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop, <strong>van</strong> introversie, impulsiviteit<br />

<strong>en</strong> roekeloosheid, <strong>en</strong> tekortschiet<strong>en</strong>de sociaal-emotionele<br />

vaardighed<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot meer suïcidaal gedrag dan bij volwass<strong>en</strong>.<br />

B: Beautrais, 1996.<br />

C: Pfeffer, 2001; Arie, 2005.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De overweging<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> bij de kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong> in hoofdstuk<br />

4 zijn ook <strong>van</strong> toepassing op jonger<strong>en</strong>. De klinische ervaring leert dat<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die psychotisch zijn (geweest) e<strong>en</strong> verhoogd risico hebb<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag, mede als gevolg <strong>van</strong> de confrontatie met de matige<br />

of slechte vooruitzicht<strong>en</strong> op de kwaliteit <strong>van</strong> hun lev<strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong> het relatief<br />

weinig voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze stoorniss<strong>en</strong> in de adolesc<strong>en</strong>tie betreft het<br />

slechts e<strong>en</strong> gering aantal.<br />

Aanbeveling<br />

• Het onderzoek naar stressor<strong>en</strong> in relatie tot suïcidaal gedrag bij jonger<strong>en</strong> is<br />

niet anders dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (zie hoofdstuk 5, paragraaf 3).<br />

Andere verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> werkwijze<br />

De kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> stressor<strong>en</strong> zijn op hoofdlijn<strong>en</strong> voor jonger<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> gelijk. Het verantwoordelijkheidskader <strong>en</strong> de werkwijze<br />

verschill<strong>en</strong> echter bij jonger<strong>en</strong>. In de rest <strong>van</strong> deze paragraaf beschrijv<strong>en</strong><br />

wij e<strong>en</strong> aantal aandachtspunt<strong>en</strong> die specifiek <strong>van</strong> belang zijn voor het<br />

diagnostische proces bij jonger<strong>en</strong>. Deze punt<strong>en</strong> zijn gebaseerd op klinische<br />

ervaring <strong>en</strong> niet op systematisch literatuuronderzoek.<br />

Contact mak<strong>en</strong><br />

Net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> is het contact cruciaal voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Het opbouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsrelatie<br />

vormt de basis voor de verdere hulpverl<strong>en</strong>ing. Dit vraagt om<br />

specifieke vaardighed<strong>en</strong>. Bij de bespreking <strong>van</strong> de kwetsbaarheidfactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> stressor<strong>en</strong> kan het zijn dat de adolesc<strong>en</strong>t het belang daar<strong>van</strong> anders<br />

ervaart dan e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong>e. Wanneer de professional empathie toont voor<br />

de aanleiding<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gedrag <strong>en</strong> het belang daar<strong>van</strong> begrijpt, kan dat de<br />

adolesc<strong>en</strong>t help<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong>srealtie te krijg<strong>en</strong> waarbij de adolesc<strong>en</strong>t<br />

zich serieus g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voelt in zijn wanhoop.<br />

Ontwikkelingsfase <strong>en</strong> psychatrische morbiditeit<br />

Het is belangrijk om e<strong>en</strong> inschatting te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de ontwikkelingsfase<br />

<strong>van</strong> de jongere (in vergelijking met de kal<strong>en</strong>derleeftijd). Hiermee kan bij<br />

het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> afsprak<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>. Bij de aanwezig-


132 Deel 2 Diagnostiek<br />

heid <strong>van</strong> psychiatrische problematiek bepaalt de ontwikkelingsfase <strong>van</strong><br />

de adolesc<strong>en</strong>t vaak de mate waarin de pathologie reeds e<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong><br />

karakter k<strong>en</strong>t. Bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> jonger<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t<br />

steeds de aard <strong>en</strong> de ernst <strong>van</strong> e<strong>en</strong> onderligg<strong>en</strong>de psychiatrische stoornis<br />

onderzocht te word<strong>en</strong>. Bijzondere aandacht is vereist voor depressieve<br />

stoorniss<strong>en</strong>. Bij twijfel over aard <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> de psychopathologie di<strong>en</strong>t<br />

jeugdpsychiatrische expertise word<strong>en</strong> gezocht. K<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> gedrag dat<br />

hoort bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met psychiatrische problem<strong>en</strong> is nodig voor de<br />

beoordeling <strong>van</strong> de toestand <strong>en</strong> kan help<strong>en</strong> om het contact te verbeter<strong>en</strong>.<br />

Het gezinssysteem <strong>en</strong> de school<br />

Het gezinssysteem speelt bij jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote rol <strong>van</strong>wege juridische<br />

verantwoordelijkhed<strong>en</strong>. Vanwege het belang voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> zal het vrijwel altijd nodig zijn om het gezinssysteem actief te<br />

betrekk<strong>en</strong> bij de zorg. Hierbij moet de professional niet alle<strong>en</strong> de interacties<br />

tuss<strong>en</strong> de gezinsled<strong>en</strong> observer<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitvrag<strong>en</strong>. Ook de gedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de ouders over suïcide in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag <strong>van</strong> hun kind<br />

in het bijzonder zijn <strong>van</strong> belang. Daarnaast kunn<strong>en</strong> de ouders gegev<strong>en</strong>s<br />

verstrekk<strong>en</strong> over de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind, de huidige omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de problem<strong>en</strong> daarbij. Het is meestal <strong>van</strong> belang dat zij dit do<strong>en</strong> in<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> hun kind; de professional beoordeelt de keuze om ook<br />

de ouders (gedeeltelijk) apart te sprek<strong>en</strong> als dit meerwaarde kan hebb<strong>en</strong><br />

of als ouders daar nadrukkelijk om vrag<strong>en</strong>. Als hun kind erbij is, kan dat<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan de op<strong>en</strong>heid binn<strong>en</strong> het gezin over belangrijke onderwerp<strong>en</strong>,<br />

zodat in voorkom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> de communicatie in het gezin kan verbeter<strong>en</strong>.<br />

Mededeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de jongere over zichzelf kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangevuld<br />

of g<strong>en</strong>uanceerd door de ouders.<br />

Het is <strong>van</strong>zelfsprek<strong>en</strong>d dat de bejeg<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de ouders nooit direct<br />

of indirect beschuldig<strong>en</strong>d mag zijn. Integ<strong>en</strong>deel, de stijl di<strong>en</strong>t nadrukkelijk<br />

steun<strong>en</strong>d te zijn <strong>en</strong> gericht op bekrachtiging <strong>van</strong> de ouders <strong>en</strong> het<br />

versterk<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun betrokk<strong>en</strong>heid bij hun kind. In dit gesprek moet de<br />

behandelaar in staat zijn e<strong>en</strong> meervoudige partijdigheid te ton<strong>en</strong> door<br />

zowel met de jongere als met de ouders e<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>d contact aan te<br />

gaan. Wanneer zich tijd<strong>en</strong>s het gesprek met de adolesc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s ouders<br />

<strong>en</strong> gezin m<strong>en</strong>ingsverschill<strong>en</strong> of conflict<strong>en</strong> voordo<strong>en</strong> die de algem<strong>en</strong>e gang<br />

<strong>van</strong> zak<strong>en</strong> in dat gezin betreff<strong>en</strong>, is het verstandig om – met respect voor<br />

de m<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t – de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de ouders<br />

voor die conflict<strong>en</strong> te b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong>.<br />

Bij het navrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong> kan<br />

e<strong>en</strong> beeld word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de sociale context waarin de adolesc<strong>en</strong>t<br />

verkeert. Hierbij kom<strong>en</strong> zowel risico- als bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> naar<br />

vor<strong>en</strong> waarbij die laatste b<strong>en</strong>ut kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voor het te mak<strong>en</strong> veiligheidsplan.<br />

Van het gezin moet duidelijk word<strong>en</strong> welke andere gezinsled<strong>en</strong>


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 133<br />

thuis zijn <strong>en</strong> welke roll<strong>en</strong> zij vervull<strong>en</strong>, maar ook welke andere person<strong>en</strong><br />

bijdrag<strong>en</strong> aan het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gezin. Belangrijk is te wet<strong>en</strong> of er<br />

sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> familiaire belasting. Wanneer in het gesprek familiegegev<strong>en</strong>s<br />

naar vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> waaruit blijkt dat led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gezin of <strong>van</strong> de<br />

familie eerder te kamp<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, di<strong>en</strong>t deze informatie<br />

zodanig b<strong>en</strong>aderd te word<strong>en</strong> dat het voor de adolesc<strong>en</strong>t duidelijk<br />

wordt dat suïcidaal gedrag niet gezi<strong>en</strong> wordt als e<strong>en</strong> acceptabele uitweg uit<br />

de problem<strong>en</strong>.<br />

De school is voor veel jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke plaats. Zorgprofessionals<br />

word<strong>en</strong> ingeschakeld door decan<strong>en</strong>, m<strong>en</strong>tor<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere leerlingbegeleiders.<br />

Pompili et al. (2011) beschrijv<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> overzichtartikel <strong>en</strong>kele<br />

belangrijke waarschuwingssignal<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op (a) onverwachte<br />

gedragsverandering zoals plotseling verslechterde schoolprestaties<br />

<strong>en</strong> schoolverzuim, terugtrekgedrag met grote stemmingsverandering <strong>en</strong> (b)<br />

actief in de weer zijn met de thema’s depressie, dood <strong>en</strong> suïcide.<br />

Veiligheid<br />

Bij de ouders is <strong>van</strong> belang na te gaan hoe groot hun betrokk<strong>en</strong>heid is <strong>en</strong><br />

welke veiligheid zij will<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>, zowel op het emotionele vlak<br />

als in praktische zin. De professional moet observer<strong>en</strong> hoe bescherm<strong>en</strong>d<br />

de ouders zijn, in hoeverre ze hun kind vertrouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> of er sprake is <strong>van</strong><br />

verwaarlozing <strong>en</strong>/of <strong>van</strong> sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> ouders <strong>en</strong> het kind. Ook is<br />

<strong>van</strong> belang dat zij in staat zijn om zolang de crisis duurt, zich te richt<strong>en</strong> op<br />

de veiligheid <strong>van</strong> het kind. Belangrijk is na te gaan of de ouders bereid <strong>en</strong> in<br />

staat zijn om afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> na te kom<strong>en</strong>.<br />

Bij de inzet <strong>van</strong> de ouders voor e<strong>en</strong> maximale veiligheid voor hun kind in<br />

de thuissituatie mog<strong>en</strong> zij niet overvraagd word<strong>en</strong>. In het gesprek moet<br />

indring<strong>en</strong>d aan h<strong>en</strong> gevraagd word<strong>en</strong> of zij tot hun inzet in staat zijn <strong>en</strong><br />

welke begr<strong>en</strong>zing<strong>en</strong> deze inzet k<strong>en</strong>t. Zo nodig wordt besprok<strong>en</strong> welke<br />

extra hulp ingezet kan word<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tieel is dat de verhouding tuss<strong>en</strong> de<br />

draaglast <strong>en</strong> draagkracht <strong>van</strong> alle betrokk<strong>en</strong> wordt vastgesteld, opdat wordt<br />

voorkom<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> zwakke schakel het veiligheidsplan beperkt.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is <strong>van</strong> belang is om het onderzoek naar suïcidaal gedrag bij e<strong>en</strong><br />

jongere af te stemm<strong>en</strong> op di<strong>en</strong>s ontwikkelingsfase. Daarom is het aan te<br />

bevel<strong>en</strong> dat dit onderzoek wordt verricht door e<strong>en</strong> professional met k<strong>en</strong>nis<br />

<strong>van</strong> <strong>en</strong> ervaring met deze leeftijdsgroep.<br />

• Contact mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïcidale jongere is ev<strong>en</strong>als bij e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong>e <strong>van</strong><br />

groot belang voor het onderzoek: vooral <strong>van</strong>wege mogelijke aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis. Daarom is het aan te bevel<strong>en</strong> dat dit<br />

onderzoek wordt gedaan door e<strong>en</strong> professional met k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring op<br />

dit terrein.


134 Deel 2 Diagnostiek<br />

4 Ouder<strong>en</strong><br />

Ouder<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> steeds dichter bij de dood te staan. Ze bevind<strong>en</strong> zich in<br />

de derde <strong>en</strong> vierde lev<strong>en</strong>sfase <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> vaker aan de dood. Veroudering<br />

br<strong>en</strong>gt veel lichamelijke, psychische <strong>en</strong> sociale verandering<strong>en</strong> met zich<br />

mee. Ouder<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong> als verminderd gaan belev<strong>en</strong>.<br />

Sommige ouder<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s, al dan niet gepaard gaand<br />

met suïcidaal gedrag. E<strong>en</strong> gesprek over de dood <strong>en</strong> mogelijke doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> naar de oorzakelijke factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag is in dat<br />

geval geïndiceerd.<br />

In Nederland heeft circa 2% <strong>van</strong> de ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s <strong>en</strong> e<strong>en</strong> deel is<br />

‘klaar met het lev<strong>en</strong>’. Van h<strong>en</strong> voldoet 20% aan de criteria <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressieve<br />

stoornis (Rurup et al., 2005), bij de overig<strong>en</strong> wordt veelal ge<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis geconstateerd. Veel ouder<strong>en</strong> in deze laatste groep vind<strong>en</strong><br />

suïcide niet gepast <strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> veelal naar e<strong>en</strong> oplossing die geaccepteerd is<br />

<strong>en</strong> waarmee ze ander<strong>en</strong> niet belast<strong>en</strong>. Soms is het wet<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> wettelijk<br />

geaccepteerde euthanasie als oplossing voorhand<strong>en</strong> is, red<strong>en</strong> om voorlopig<br />

door te kunn<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

4.1 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong><br />

Veel <strong>van</strong> de kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> belang zijn op middelbare<br />

leeftijd zijn ook <strong>van</strong> belang bij ouder<strong>en</strong>. Het literatuuronderzoek voor de<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing is gebaseerd op de apa-<strong>richtlijn</strong> (2003),<br />

aangevuld met latere overzichtsartikel<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoekpublicaties. De<br />

review <strong>van</strong> Bonnewijn et al. (2009) geeft e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> onderzoek<br />

naar de factor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

ouder<strong>en</strong>. Factor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> belang zijn, word<strong>en</strong> hier besprok<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: leeftijd <strong>en</strong> geslacht<br />

Mann<strong>en</strong> op hoge leeftijd hebb<strong>en</strong> het hoogste suïciderisico (Van Hemert<br />

& De Kruif, 2009; Voaklander, 2008; Conwell, 1998; Frierson, 1991). Het<br />

risico bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 80 jaar is ruim 3 keer hoger dan bij vrouw<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> dezelfde leeftijd. Ouder<strong>en</strong> ondernem<strong>en</strong> minder vaak suïcidepoging<strong>en</strong>,<br />

maar plann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> suïcide doelgerichter <strong>en</strong> voer<strong>en</strong> eerder e<strong>en</strong> geslaagde<br />

suïcide uit (Marquet et al., 2005; Oude Voshaar et al., 2011). Oude Voshaar<br />

et al. (2011) concludeerd<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> 10 jaar dur<strong>en</strong>de prospectieve studie<br />

naar zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag bij ouder<strong>en</strong> dat suïcidepoging<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> sterkere voorspell<strong>en</strong>de waarde hebb<strong>en</strong> voor suïcide dan bij jonger<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: sociale factor<strong>en</strong><br />

De sociale inbedding wordt met het vorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de leeftijd vaak meer<br />

beperkt. E<strong>en</strong>zaamheid kan dan het gevolg zijn <strong>en</strong> dit is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de factor<strong>en</strong>


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 135<br />

die kan bijdrag<strong>en</strong> aan het ontstaan <strong>van</strong> doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

(Heisel & Flett, 2006). Wiktorsson et al. (2010) meld<strong>en</strong> dat bij 60% <strong>van</strong> de<br />

ouder<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan e<strong>en</strong>zaamheid wordt gerapporteerd<br />

<strong>en</strong> 58% rapporteert gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop. De preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> stemmingsstoornis in de onderzochte groep was zeer hoog.<br />

Relationele problem<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan suïcidaal gedrag. Verbond<strong>en</strong>heid<br />

met <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor kinder<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor (Bonnewijn<br />

et al., 2009).<br />

Conwell (1998) <strong>en</strong> Wearn et al. (2002) stell<strong>en</strong> vast dat ouder<strong>en</strong> voorafgaand<br />

aan e<strong>en</strong> suïcide minder signal<strong>en</strong> afgev<strong>en</strong> dan andere leeftijdscategorieën.<br />

Conclusies<br />

Niveau 2<br />

E<strong>en</strong> hoge leeftijd bij mann<strong>en</strong> vormt e<strong>en</strong> risicofactor voor suïcide.<br />

Het risico <strong>van</strong> suïcide bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 80 jaar is driemaal zo<br />

hoog als bij vrouw<strong>en</strong> in deze leeftijdsgroep.<br />

Ouder<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> minder vaak signal<strong>en</strong> af aan professionals over hun<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> dan person<strong>en</strong> in jongere leeftijdsgroep<strong>en</strong>.<br />

Suïcidepoging<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterkere voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde voor suïcide dan suïcidepoging<strong>en</strong> in jongere leeftijdsgroep<strong>en</strong>.<br />

B: Van Hemert & De Kruijf, 2009; Voaklander, 2008; Conwell,<br />

1998; Frierson, 1991; Waern, 2002; Marquet, 2002; Oude<br />

Voshaar, 2011.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat sociale isolatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong>zaamheid het risico <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>.<br />

B: Wiktorsson, 2010; Heisel & Flett, 2006.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De kwetsbaarheid bij ouder<strong>en</strong> wordt mede bepaald door de hele lev<strong>en</strong>sloop.<br />

Trauma’s uit alle vroegere lev<strong>en</strong>sfas<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan de<br />

kwetsbaarheid die op latere leeftijd aanwezig is. De biografie is dan ook e<strong>en</strong><br />

belangrijke elem<strong>en</strong>t <strong>van</strong> e<strong>en</strong> compleet onderzoek naar de kwetsbaarheid bij<br />

ouder<strong>en</strong>.<br />

Het besprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s met hun kinder<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> veel ouder<strong>en</strong><br />

moeilijk <strong>en</strong> belast<strong>en</strong>d. Waern et al. (2002) constateerd<strong>en</strong> dat 66% <strong>van</strong> de<br />

ouder<strong>en</strong> suïcidale uitsprak<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> familieled<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> voorafgaand aan de<br />

suïcide <strong>en</strong> dat slechts 10% doodsgedacht<strong>en</strong> in het laatste contact met de<br />

professional had besprok<strong>en</strong>.


136 Deel 2 Diagnostiek<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om iedere suïcidepoging bij e<strong>en</strong> oudere op te vatt<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> indicatie voor e<strong>en</strong> nader<strong>en</strong>de suïcide.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om de biografie <strong>en</strong> de sociale situatie te betrekk<strong>en</strong> bij<br />

het onderzoek naar suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

4.2 Stressor<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong><br />

Stressor<strong>en</strong> die zijn geassocieerd met suïcidaal gedrag bij person<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

middelbare leeftijd zijn ook <strong>van</strong> belang bij ouder<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

onderbouwing is gebaseerd op de apa-<strong>richtlijn</strong> (2003), aangevuld met<br />

rec<strong>en</strong>te literatuur. De bespreking <strong>van</strong> stressor<strong>en</strong> is beperkt tot de factor<strong>en</strong><br />

die voor ouder<strong>en</strong> goed zijn onderzocht.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychiatrische stoorniss<strong>en</strong><br />

Bij ouder<strong>en</strong> is de aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische ziekte e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

belangrijkste stressor<strong>en</strong> die suïcidaal gedrag veroorzak<strong>en</strong>. Vaak is sprake<br />

<strong>van</strong> depressie. Het verschil met volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> is dat bij ouder<strong>en</strong> vaak sprake<br />

is <strong>van</strong> onder<strong>diagnostiek</strong>, onder<strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> de hoge incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

depressie bij ouder<strong>en</strong>. Depressie bij ouder<strong>en</strong> is vaak ondergediagnosticeerd<br />

<strong>en</strong> gaat gepaard met e<strong>en</strong> verhoogde kans op suïcidaal gedrag (Oyama<br />

et al., 2005). De preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> depressie inclusief de milde depressie is<br />

bij ouder<strong>en</strong> circa 10%. Bij ouder<strong>en</strong> met depressie die op latere leeftijd is<br />

ontstaan komt vaker suïcide voor dan bij ouder<strong>en</strong> die op jongere leeftijd<br />

voor het eerst depressief werd<strong>en</strong> (Oude Voshaar et al., 2011). Bij e<strong>en</strong> jaarlijkse<br />

scre<strong>en</strong>ing op depressie neemt vooral bij vrouw<strong>en</strong> het suïciderisico<br />

af (Oyama et al., 2005). Wiktorson et al. (2009) vond<strong>en</strong> bij 95% die e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging hadd<strong>en</strong> gedaan e<strong>en</strong> depressie, waar<strong>van</strong> bij 68% e<strong>en</strong> ernstige.<br />

Waern et al., 2002, Frierson (1991) <strong>en</strong> Bonnewijn et al. (2009) kom<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

tot deze conclusie. Bij ouder<strong>en</strong> die suicïde pleegd<strong>en</strong>, bleek achteraf<br />

38% e<strong>en</strong> depressie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> comorbide As 1-stoornis te hebb<strong>en</strong>, vooral<br />

dysthymie, e<strong>en</strong> psychotische stoornis of e<strong>en</strong> angststoornis (Waern et al.,<br />

2002). Ouder<strong>en</strong> die zijn overled<strong>en</strong> door suïcide hadd<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> slaapstoornis<br />

(Bonnewijn et al., 2009; Voaklander et al., 2008). Bonnewijn et<br />

al. (2009) <strong>en</strong> Erlangs<strong>en</strong> et al. (2008) vond<strong>en</strong> dat in in de eerste maand<strong>en</strong><br />

na het stelll<strong>en</strong> <strong>van</strong> de diagnose dem<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong> verhoogde kans is op suïcidaal<br />

gedrag. De cognitieve achteruitgang geeft ge<strong>en</strong> verhoogd risico voor<br />

suïcidaal gedrag (Voaklander et al., 2008). Stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik<br />

<strong>van</strong> middel<strong>en</strong>, vooral b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> <strong>en</strong> alcohol, zijn geassocieerd met<br />

suïcide bij ouder<strong>en</strong> (Waern et al., 2002; Frierson, 1991). Er is e<strong>en</strong> lineair<br />

verband tuss<strong>en</strong> de dagelijkse dosis b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide (Voaklander<br />

e.a., 2008).


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 137<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychologische factor<strong>en</strong><br />

In het psychologisch onderzoek bij ouder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> zoals<br />

persoonlijkheid, coping, lev<strong>en</strong>sloop, beleving <strong>van</strong> de eig<strong>en</strong> situatie <strong>en</strong><br />

kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Elke factor kan e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> in het al of<br />

niet ontstaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s <strong>en</strong>/of suïcidaal gedrag.<br />

Impulsiviteit, vermijd<strong>en</strong>de copingmechanism<strong>en</strong> <strong>en</strong> narcistische persoonlijkheidsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>,<br />

met frustratie over controleverlies door het ouder<br />

word<strong>en</strong> zijn geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

(Heisel et al., 2007; Neufeld & O’Rourke 2009, Bonnewijn et al., 2009),<br />

vooral bij het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> zingeving of als sprake is <strong>van</strong> rouw, wanhoop<br />

<strong>en</strong> verlies <strong>van</strong> persoonlijke waarde <strong>en</strong> sociale functies (Heisel & Flett 2006,<br />

Bonnewijn et al., 2009, Wiktorsson et al., 2010, Frierson 1991). Ouder<strong>en</strong><br />

met suïcidaal gedrag – al dan niet met e<strong>en</strong> depressie – ervar<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sere<br />

wanhoop dan ouder<strong>en</strong> die niet suïcidaal zijn (Szanto et al., 1998).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: verlieservaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> somatische<br />

factor<strong>en</strong><br />

Ouder word<strong>en</strong> gaat gepaard met verliez<strong>en</strong>, zoals het verlies <strong>van</strong> naast<strong>en</strong>,<br />

<strong>van</strong> maatschappelijke roll<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> lichamelijke mogelijkhed<strong>en</strong>. Omgaan<br />

met verliez<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> oudere. Soms verloopt e<strong>en</strong><br />

rouwproces gecompliceerd <strong>en</strong> draagt het verlies bij aan het ontstaan <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag (Erlangs<strong>en</strong> et al., 2004). Professionals die met ouder<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong> verlies als e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de belangrijkste risicofactor<strong>en</strong><br />

(Brown et al., 2004).<br />

Het ouder word<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt naast algem<strong>en</strong>e lichamelijke achteruitgang e<strong>en</strong><br />

verhoogde kans op somatische problem<strong>en</strong> met zich mee. Functionele<br />

beperking<strong>en</strong>, achteruitgang <strong>van</strong> cognitieve vermog<strong>en</strong>s, e<strong>en</strong> verminderde<br />

beleving <strong>van</strong> het fysieke welbevind<strong>en</strong> <strong>en</strong> het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kans op<br />

verbetering hebb<strong>en</strong> invloed op het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Frierson,<br />

1991; Voaklander et al., 2008; Bonnewijn et al., 2009). Prostaatkanker<br />

(Llor<strong>en</strong>te et al., 2005), diabetes (Pompilli et al., 2009), incontin<strong>en</strong>tie,<br />

leverziekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> kanker (Voaklander et al., 2009) zijn alle geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> verhoogde kans op suïcidaal gedrag. In e<strong>en</strong> systematische review<br />

<strong>van</strong> onderzoek naar chronische pijn <strong>en</strong> suïcidaal gedrag is gevond<strong>en</strong> dat<br />

suïcide-ideatie vaker voorkomt bij patiënt<strong>en</strong> met chronische pijn, al of niet<br />

gepaard gaand met depressie (Fishbain, 1999). Fysiek onwelbevind<strong>en</strong> speelt<br />

bij ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijkere rol in het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag dan<br />

bij jongere volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als rec<strong>en</strong>te ingrijp<strong>en</strong>de lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

(Oude Voshaar et al., 2011).


138 Deel 2 Diagnostiek<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

E<strong>en</strong> groot deel <strong>van</strong> de ouder<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag heeft e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis. Dit is meestal e<strong>en</strong> depressie die op latere leeftijd<br />

voor het eerst is ontstaan.<br />

B: Oude Voshaar, 2011; Voaklander, 2008; Wiktorsson, 2010;<br />

Oyama, 2005; Waern, 2002; Frierson, 1991.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat misbruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong> b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

verhoogde kans geeft op suïcidaal gedrag.<br />

B: Vaoklander, 2008; Waern, 2002; Frierson, 1991.<br />

Niveau 3<br />

Het is waarschijnlijk dat in de periode kort na het stell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de diagnose<br />

dem<strong>en</strong>tie sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico.<br />

B: Erlangs<strong>en</strong>, 2008; Bonnewijn, 2009.<br />

Niveau 2<br />

Psychologische factor<strong>en</strong> zoals wanhoop <strong>en</strong> het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> zingeving<br />

<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>de coping zijn belangrijke oorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

B: Heisel & Flett, 2006; Heisel, 2007; Wiktorsson, 2010; Frierson,<br />

1991.<br />

C: Neufeld & O’Rourke, 2009.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat verlies e<strong>en</strong> belangrijke stressor is die kan<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat er<br />

vaak sprake is <strong>van</strong> meerdere verliez<strong>en</strong>.<br />

B: Erlangs<strong>en</strong>, 2004; Oude Voshaar, 2011; Szanto, 1998.<br />

Niveau 1<br />

Het is bewez<strong>en</strong> dat fysieke achteruitgang <strong>en</strong> somatische ziekt<strong>en</strong> zoals<br />

prostaatkanker, diabetes <strong>en</strong> chronische pijn mede oorzak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

zijn voor suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

A: Fishbain, 1999; Pompilli, 2009.<br />

B: Frierson, 1991; Llor<strong>en</strong>te, 2005; Oude Voshaar, 2011; Voaklander,<br />

2008.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Psychologische factor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zelfs bij e<strong>en</strong> depressie ook e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de<br />

werking hebb<strong>en</strong>, zoals het gevoel erg<strong>en</strong>s bij te hor<strong>en</strong>, nodig te zijn<br />

of het hebb<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> positieve toekomstoriëntatie. Positieve emoties<br />

kunn<strong>en</strong> ook bescherming bied<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag bij chronische<br />

somatische problem<strong>en</strong> (Bonnewijn et al., 2009). Bij het onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag moet<strong>en</strong> naast stressor<strong>en</strong> de factor<strong>en</strong> die steun gev<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> onderzocht. Het is w<strong>en</strong>selijk om e<strong>en</strong> heteroanamnese af te nem<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 139<br />

De heteroanamnese kan informatie verschaff<strong>en</strong> over gedrag, ziektegeschied<strong>en</strong>is,<br />

de actuele situatie <strong>en</strong> stressor<strong>en</strong>. Ook moet onderzocht word<strong>en</strong> in<br />

hoeverre de oudere beschikt over e<strong>en</strong> steun<strong>en</strong>d netwerk.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om alle verliez<strong>en</strong> waarmee ouder<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>,<br />

op te vatt<strong>en</strong> als mogelijke stressor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> in het<br />

ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. De professional moet zich daarbij realiser<strong>en</strong><br />

dat meestal meerdere verliez<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om alert te zijn op depressie, middel<strong>en</strong>misbruik<br />

<strong>en</strong> somatische problem<strong>en</strong> zoals pijn, omdat deze bij ouder<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> als<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Het wordt aanbevol<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> bij wie diverse risicoverhog<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag aanwezig zijn, minimaal e<strong>en</strong>maal per jaar te<br />

scre<strong>en</strong><strong>en</strong> op de aanwezigheid <strong>van</strong> doodsgedacht<strong>en</strong>.<br />

4.3 Het diagnostische proces bij ouder<strong>en</strong><br />

Het diagnostische proces bij ouder<strong>en</strong> is in principe hetzelfde als bij jongere<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Professionals di<strong>en</strong><strong>en</strong> zich te realiser<strong>en</strong> dat de (eig<strong>en</strong>) houding<br />

teg<strong>en</strong>over doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke<br />

factor is voor de kwaliteit <strong>van</strong> de gebod<strong>en</strong> hulp.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong> multifactoriële b<strong>en</strong>adering<br />

het meest pass<strong>en</strong>d. Leeftijd, geslacht, de aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis, middel<strong>en</strong>gebruik, wanhoop, e<strong>en</strong>zaamheid, fysiek welbevind<strong>en</strong>,<br />

lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> zingeving zijn factor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> belang<br />

zijn (Bonnewijn et al., 2009; Vaoklander et al., 2008; Conwell, 1998; Oude<br />

Voshaar et al., 2011).<br />

Professionals zijn bij ouder<strong>en</strong> eerder dan bij jonger<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eigd om suïcidaal<br />

gedrag te accepter<strong>en</strong> als hor<strong>en</strong>d bij de leeftijd, wat goed hulpverl<strong>en</strong>erschap<br />

in de weg kan staan (Deluty, 1988). Uncapher <strong>en</strong> Arean (2000) legd<strong>en</strong> aan<br />

e<strong>en</strong> groep <strong>van</strong> honderd arts<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote controlegroep e<strong>en</strong> inhoudelijk<br />

id<strong>en</strong>tieke casus voor, met als verschil de leeftijd <strong>en</strong> de toevoeging<br />

dat de oudere gep<strong>en</strong>sioneerd was. Suïcidaal gedrag werd in beide groep<strong>en</strong><br />

herk<strong>en</strong>d, echter <strong>van</strong> de groep ouder<strong>en</strong> vaker geaccepteerd als pass<strong>en</strong>d bij<br />

de leeftijd. Professionals zijn g<strong>en</strong>eigd als ze ge<strong>en</strong> oplossing voor e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s<br />

– geuit in de vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong> euthanasieverzoek – wet<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de<br />

<strong>behandeling</strong> aan te bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verder gesprek uit de weg te gaan<br />

(Rurup, 2005).


140 Deel 2 Diagnostiek<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Suïcidaal gedrag is bij ouder<strong>en</strong>, net als bij andere leeftijdscategorieën,<br />

multifactorieel bepaald. Juist bij ouder<strong>en</strong> zijn er vaak meerdere<br />

factor<strong>en</strong> aanwezig. Leeftijd is er hier één <strong>van</strong>, die e<strong>en</strong> drempel voor<br />

het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag weg kan nem<strong>en</strong>.<br />

B: Bonnewijn, 2009; Vaoklander, 2008; Conwell, 1998; Oude<br />

Voshaar, 2011.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat de houding <strong>van</strong> de professional effect heeft<br />

op het resultaat <strong>en</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het psychiatrisch onderzoek <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

A2: Uncapher & Arean, 2000.<br />

B: Rurup, 2005.<br />

D: Deluty, 1988.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> professionals accepter<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> sombere stemming <strong>en</strong> het<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de dood als pass<strong>en</strong>d bij de leeftijd. Onderrapportage <strong>en</strong> onder<strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>van</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit is dan het gevolg.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong> multifactoriële b<strong>en</strong>adering<br />

het meest pass<strong>en</strong>d. Leeftijd, geslacht, de aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiatrische stoornis, middel<strong>en</strong>gebruik, wanhoop, e<strong>en</strong>zaamheid, fysiek<br />

welbevind<strong>en</strong>, lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> zingeving zijn factor<strong>en</strong> die <strong>van</strong><br />

belang zijn.<br />

• Juist bij ouder<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de professional zich bij het onderzoek bewust te<br />

zijn <strong>van</strong> zijn eig<strong>en</strong> visie <strong>en</strong> houding teg<strong>en</strong>over doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong>.<br />

• M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t alert te zijn op onderrapportage <strong>en</strong> onder<strong>diagnostiek</strong> door de<br />

hulpverl<strong>en</strong>er.<br />

5 Immigrant<strong>en</strong><br />

Bij immigrant<strong>en</strong> zijn meerdere factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> invloed op suïcidaal gedrag,<br />

zoals factor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het land <strong>van</strong> herkomst (culturele<br />

opvatting<strong>en</strong>, religie <strong>en</strong> etniciteit) <strong>en</strong> factor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met<br />

migratie, zoals adaptatie aan de nieuwe cultuur, sociale achterstand <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

hoger risico <strong>van</strong> psychische stoorniss<strong>en</strong> bij immigrant<strong>en</strong>. De problematiek<br />

<strong>van</strong> migrant<strong>en</strong> laat zich niet e<strong>en</strong>duidig sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>, omdat die sterk<br />

bepaald wordt door de specifieke omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de migratie. Naast


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 141<br />

de literatuur uit de apa-<strong>richtlijn</strong> (apa, 2003) heeft de werkgroep gezocht<br />

naar literatuur over het voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij immigrant<strong>en</strong><br />

in Nederland.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In Amerikaans onderzoek werd voor de grotere immigrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> lager suïciderisico gevond<strong>en</strong> dan voor autochtone Amerikan<strong>en</strong> (apa,<br />

2003). De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide bij migrant<strong>en</strong> neigt in eerste instantie<br />

naar de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> het land <strong>van</strong> herkomst, met e<strong>en</strong> ontwikkeling in de<br />

loop <strong>van</strong> de tijd in de richting <strong>van</strong> het nieuwe thuisland (Singh & Siahpush,<br />

2001; Kliewer & Ward, 1988; Sainsbury, 1955). In sommige onderzoek<strong>en</strong> is<br />

gevond<strong>en</strong> dat acculturatiestress kan bijdrag<strong>en</strong> aan suïcidaal gedrag (Hovey,<br />

2000). In Nederland is onderzoek gedaan naar verschill<strong>en</strong> in de incid<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> bij diverse immigrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong>.<br />

Garss<strong>en</strong> et al. (2006) vond<strong>en</strong> voor de periode 1996-2005 aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

verschill<strong>en</strong> in sterfte door suïcide tuss<strong>en</strong> migrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> in Nederland.<br />

Deze verschill<strong>en</strong> weerspiegeld<strong>en</strong> deels de suïcidecijfers in de land<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

herkomst. Vooral de mannelijke westerse immigrant<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> in het<br />

algeme<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger suïciderisico dan autochtoon Nederlandse mann<strong>en</strong>.<br />

Lagere suïciderisico’s werd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> voor Turkse <strong>en</strong> Marokkaanse<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>, met uitzondering <strong>van</strong> jonge Turkse mann<strong>en</strong>. In<br />

aanvull<strong>en</strong>de analyses voor Nederlandse Surinamers vond Garss<strong>en</strong> (2007)<br />

significant hogere suïcidecijfers voor Hindoestaanse <strong>en</strong> creoolse mann<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong>af 20 jaar tot de middelbare leeftijd. De suïcidecijfers <strong>van</strong> Surinaams-<br />

Nederlandse vrouw<strong>en</strong> war<strong>en</strong> veel lager dan die voor de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> wek<strong>en</strong><br />

in de meeste gevall<strong>en</strong> niet significant af <strong>van</strong> die <strong>van</strong> autochtoon Nederlandse<br />

vrouw<strong>en</strong>.<br />

Schudel et al. (1998) rapporteerd<strong>en</strong> voor de periode 1987-1993 e<strong>en</strong><br />

driemaal hogere incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag bij jonge<br />

Surinaamse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15 tot 25 jaar in vergelijking met Nederlandse<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> dezelfde leeftijd. Burger et al. (2009) rapporteerd<strong>en</strong> uit<br />

e<strong>en</strong> vervolgonderzoek voor de periode 2002-2004 e<strong>en</strong> tweemaal hogere<br />

incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> voor jonge Turkse <strong>en</strong> e<strong>en</strong> anderhalfmaal<br />

hogere incid<strong>en</strong>tie voor Surinaamse vrouw<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> lagere incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> werd gerapporteerd voor Marokkaanse mann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor Surinaamse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> middelbare leeftijd.<br />

Van Berg<strong>en</strong> et al. (2010) vond<strong>en</strong> voor de periode 2003-2006 in Rotterdam<br />

e<strong>en</strong> tweemaal hogere zelfrapportage <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> voor Surinaamse<br />

meisjes <strong>van</strong> 14-16 jaar <strong>en</strong> e<strong>en</strong> anderhalfmaal hogere zelfrapportage voor<br />

Turkse meisjes. Risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidepoging<strong>en</strong> war<strong>en</strong> voor autochtone<br />

<strong>en</strong> allochtone meisjes niet verschill<strong>en</strong>d. In 2 kwalitatieve onderzoek<strong>en</strong><br />

naar het welbevind<strong>en</strong> <strong>van</strong> jonge Surinaamse <strong>en</strong> Turkse vrouw<strong>en</strong><br />

vond Salverda (2004; 2010) ge<strong>en</strong> belangrijk rol voor migratiegerelateerde


142 Deel 2 Diagnostiek<br />

factor<strong>en</strong> zoals arbeidsparticipatie <strong>van</strong> de ouders, opleiding, taalbeheersing,<br />

inkom<strong>en</strong>, religie <strong>en</strong> gezinssam<strong>en</strong>stelling. Factor<strong>en</strong> die wel <strong>van</strong> invloed<br />

war<strong>en</strong> op het welzijn <strong>van</strong> de meisjes, war<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verstoorde relatie met de<br />

ouders <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> opgelegd in de keuze- <strong>en</strong> bewegingsvrijheid,<br />

vooral in relatie tot opvatting<strong>en</strong> over eer <strong>en</strong> maagdelijkheid <strong>en</strong> over<br />

de positie <strong>van</strong> meisjes <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Mannelijke westerse immigrant<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger<br />

suïciderisico dan autochtone Nederlandse mann<strong>en</strong>.<br />

Turkse <strong>en</strong> Marokkaanse immigrant<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager suïciderisico,<br />

met uitzondering <strong>van</strong> jonge Turkse mann<strong>en</strong>.<br />

Hindoestaanse <strong>en</strong> creoolse mann<strong>en</strong> <strong>van</strong>af 20 jaar tot de middelbare<br />

leeftijd hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger suïciderisico.<br />

B: Garss<strong>en</strong>, 2006; 2007.<br />

Niveau 2<br />

Turkse <strong>en</strong> Surinaamse vrouw<strong>en</strong> in Nederland <strong>van</strong> 15-24 jaar do<strong>en</strong><br />

vaker suïcidepoging<strong>en</strong> dan autochtone Nederlandse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

dezelfde leeftijd.<br />

B: Burger, 2009; Schudel, 1998; Van Berg<strong>en</strong>, 2010.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Immigratie kan niet word<strong>en</strong> opgevat als e<strong>en</strong> homoge<strong>en</strong> groepsk<strong>en</strong>merk.<br />

Immigrant<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de opvatting<strong>en</strong> over de dood <strong>en</strong><br />

over suïcide. Ook kunn<strong>en</strong> er aanzi<strong>en</strong>lijke verschill<strong>en</strong> zijn in de distributie<br />

<strong>van</strong> belangrijke risicofactor<strong>en</strong>, zoals bijvoorbeeld psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> geloofsovertuiging.<br />

Mannelijke westerse immigrant<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger suïciderisico<br />

dan autochtoon Nederlandse mann<strong>en</strong>. Turkse <strong>en</strong> Marokkaanse<br />

immigrant<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager suïciderisico, met uitzondering <strong>van</strong> jonge<br />

Turkse mann<strong>en</strong>. Hindoestaanse <strong>en</strong> creoolse mann<strong>en</strong> <strong>van</strong>af 20 jaar tot de<br />

middelbare leeftijd hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger suïciderisico (Garss<strong>en</strong>, 2006; 2007).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Op basis <strong>van</strong> de beschikbare evid<strong>en</strong>tie zijn er onvoldo<strong>en</strong>de grond<strong>en</strong> om<br />

algem<strong>en</strong>e aanbeveling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> voor onderzoek naar suïcidaal gedrag bij<br />

immigrant<strong>en</strong>. Het contact legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

bij immigrant<strong>en</strong> vraagt om e<strong>en</strong> cultuurs<strong>en</strong>sitieve b<strong>en</strong>adering.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij jonge Turkse <strong>en</strong> Surinaamse vrouw<strong>en</strong> (15-24<br />

jaar) die e<strong>en</strong> suïcidepoging do<strong>en</strong>, aandacht te bested<strong>en</strong> aan de relatie met<br />

de ouders <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> die zijn opgelegd <strong>van</strong>wege opvatting<strong>en</strong> over eer<br />

<strong>en</strong> maagdelijkheid <strong>en</strong> over de positie <strong>van</strong> meisjes <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 143<br />

6 Herhaald suïcidaal gedrag<br />

In de diagnostische fase <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is het <strong>van</strong> belang e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de omstandighed<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

verhoogd risico <strong>van</strong> herhaling. Hier wordt de literatuur sam<strong>en</strong>gevat over<br />

gegev<strong>en</strong>s uit de anamnese die <strong>van</strong> belang zijn voor het inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

kans op herhaling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Voor deze paragraaf is gezocht<br />

naar aanbeveling<strong>en</strong> in de internationale <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> literatuur over empirisch<br />

onderzoek naar het risico <strong>van</strong> herhaling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Onderzoek naar het risico <strong>van</strong> herhaling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is veelal<br />

gebaseerd op populaties die na e<strong>en</strong> suïcidepoging werd<strong>en</strong> behandeld in<br />

het ziek<strong>en</strong>huis. Bij ongeveer 15% is binn<strong>en</strong> 1 jaar sprake <strong>van</strong> herhaald nietfataal<br />

suïcidaal gedrag, oplop<strong>en</strong>d tot 20-25% in de jar<strong>en</strong> daarna. Het risico<br />

<strong>van</strong> suïcide binn<strong>en</strong> 1 jaar is 2% oplop<strong>en</strong>d tot 5% na 9 jaar (Ow<strong>en</strong>s et al.,<br />

2002).<br />

De relatie tuss<strong>en</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit is<br />

evid<strong>en</strong>t. Vooral bij patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis, al<br />

dan niet in combinatie met depressie <strong>en</strong>/of middel<strong>en</strong>misbruik <strong>en</strong> impulsiviteit,<br />

is het risico <strong>van</strong> herhaald suïcidaal gedrag verhoogd (Hawton & Van<br />

Heering<strong>en</strong>, 2009).<br />

Er is weinig onderzoek naar het voorspell<strong>en</strong> <strong>van</strong> het risico <strong>van</strong> herhaling<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag op het niveau <strong>van</strong> de individuele patiënt (Kapur &<br />

Gask, 2009), met uitzonderling <strong>van</strong> de studie <strong>van</strong> Cooper et al. (2006).<br />

Zij ontwikkeld<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klinisch instrum<strong>en</strong>t (de zogehet<strong>en</strong> mash-rule) ter<br />

verbetering <strong>van</strong> de klinische inschatting <strong>van</strong> de kans op (herhaald) suïcidaal<br />

gedrag bij patiënt<strong>en</strong> die na e<strong>en</strong> suïcidepoging op e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>de<br />

hulp <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis werd<strong>en</strong> behandeld. De studie werd uitgevoerd in 5<br />

ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> verzorgingsgebied voor 608.922 person<strong>en</strong>. Gedur<strong>en</strong>de<br />

de studie werd<strong>en</strong> in deze ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> 11.819 suïcidepoging<strong>en</strong> behandeld.<br />

Bij elke casus werd<strong>en</strong> 50 items betreff<strong>en</strong>de de demografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt, psychosociale stressfactor<strong>en</strong>, motiev<strong>en</strong> voor de suïcidepoging,<br />

details over de gebruikte methode, de psychiatrische voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> de huidige psychiatrische toestand geïnv<strong>en</strong>tariseerd.<br />

Uit de data afkomstig <strong>van</strong> 6.933 cases die werd<strong>en</strong> behandeld in 3 <strong>van</strong> de<br />

5 ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> (n = 9.089) werd e<strong>en</strong> model ontwikkeld waarmee herhaling<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag binn<strong>en</strong> 6 maand<strong>en</strong> werd voorspeld. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

werd de validiteit getoetst aan de hand <strong>van</strong> data afkomstig <strong>van</strong> 2.153<br />

cases behandeld in de andere 2 ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> (n = 2.760). Uit het onderzoek<br />

bleek dat 94% (bi 92-95%) <strong>van</strong> alle patiënt<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> 6 maand<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> herhaalde poging ded<strong>en</strong> (n = 1.583, 17%, waar<strong>van</strong> 22 suïcides) bij de<br />

indexpoging volded<strong>en</strong> aan de volg<strong>en</strong>de 4 criteria: eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging


144 Deel 2 Diagnostiek<br />

gedaan, in psychiatrische <strong>behandeling</strong>, ooit e<strong>en</strong> psychiatrische <strong>behandeling</strong><br />

ondergaan, indexpoging gedaan met b<strong>en</strong>zodiazipin<strong>en</strong> (Cooper et al., 2006).<br />

De National Suïcide Research Foundation (2009) publiceerde data over de<br />

periode 2003-2008 afkomstig <strong>van</strong> 8.755 patiënt<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> behandeld<br />

in het ziek<strong>en</strong>huis na e<strong>en</strong> suïcidepoging. Daaruit bleek dat het risico <strong>van</strong><br />

herhaald suïcidaal gedrag binn<strong>en</strong> 1 jaar hoger was wanneer de patiënt bij<br />

de indexpoging zichzelf sneed (ev<strong>en</strong>tueel in combinatie met e<strong>en</strong> andere<br />

methode), dan wanneer de patiënt e<strong>en</strong> overdosis nam (nsrf, 2008). Vergelijkbare<br />

uitkomst<strong>en</strong> zijn gevond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> community-based onderzoek<br />

onder 30.000 15- <strong>en</strong> 16-jarig<strong>en</strong> uit 6 Europese land<strong>en</strong> <strong>en</strong> Australië (casestudy).<br />

Het risico <strong>van</strong> herhaling was hoger na indexpoging<strong>en</strong> door snijd<strong>en</strong><br />

(59%) of e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> method<strong>en</strong> (63%), dan door e<strong>en</strong> overdosis<br />

medicatie (45%) (Madge et al., 2008).<br />

Conclusies<br />

Niveau 3<br />

Patiënt<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis word<strong>en</strong> behandeld na e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging <strong>en</strong> die eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging ded<strong>en</strong>, op dat mom<strong>en</strong>t<br />

in psychiatrische <strong>behandeling</strong> zijn, eerder e<strong>en</strong> psychiatrische <strong>behandeling</strong><br />

onderging<strong>en</strong> <strong>en</strong> de suïcidepoging ded<strong>en</strong> met b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> e<strong>en</strong> herhaalde suïcidepoging.<br />

B: Cooper, 2006.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat het risico <strong>van</strong> e<strong>en</strong> herhaalde poging hoger is<br />

bij patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> poging ded<strong>en</strong> door snijd<strong>en</strong>, snijd<strong>en</strong> in combinatie<br />

met andere method<strong>en</strong> of door e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> method<strong>en</strong>, dan bij<br />

patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging do<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> overdosis.<br />

C: Madge, 2008; nsrf, 2008.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> beperking <strong>van</strong> de studie <strong>van</strong> Cooper et al. (2006) is dat e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong> de<br />

patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de spoedeis<strong>en</strong>de hulp vertrok (23%, n = 2743) voordat het<br />

klinische instrum<strong>en</strong>t kon word<strong>en</strong> ingezet. Onbek<strong>en</strong>d is of <strong>en</strong> in welke richting<br />

hierdoor bias is ontstaan. Resultat<strong>en</strong> uit de studie zijn dus niet a priori<br />

te g<strong>en</strong>eraliser<strong>en</strong> naar patiënt<strong>en</strong> die na <strong>behandeling</strong> op de spoedeis<strong>en</strong>de<br />

hulp voor e<strong>en</strong> suïcidepoging vertrekk<strong>en</strong> voordat afsprak<strong>en</strong> over nazorg zijn<br />

gemaakt. Verondersteld wordt dat herhaald suïcidaal gedrag vaker voorkomt<br />

bij person<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> hulp zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of ge<strong>en</strong> medisch <strong>behandeling</strong><br />

nodig hebb<strong>en</strong>, maar systematisch onderzoek hierover is niet beschikbaar<br />

(Ar<strong>en</strong>sman et al., 2011).<br />

Suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de diagnostische criteria voor borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis; sommige patiënt<strong>en</strong> zijn chronisch suïcidaal,<br />

bij ander<strong>en</strong> staat het suïcidale gedrag (sterker) op de voorgrond wanneer


Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong> 145<br />

sprake is <strong>van</strong> stress <strong>en</strong>/of psychiatrische comorbiditeit (Paris, 2008). Internationale<br />

<strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> bevel<strong>en</strong> aan bij elke patiënt met suïcidaal gedrag zowel<br />

de behoeft<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt te inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong>, als e<strong>en</strong> inschatting te mak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de kans op herhaling, waarbij onderzocht moet word<strong>en</strong> of sprake is<br />

<strong>van</strong> psychiatrische comorbiditeit (nice, 2004; apa, 2003; Royal College of<br />

Psychiatrists, 2004; 2010).<br />

De <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de New Zealand Guideline Group (2003) wijst erop dat bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met herhaald suïcidaal gedrag de neiging bestaat om zorgvuldig<br />

onderzoek naar de aanleiding voor de herhaalde poging na te lat<strong>en</strong>. Aanbevol<strong>en</strong><br />

wordt bij person<strong>en</strong> met recidiver<strong>en</strong>d suïcidaal gedrag de aanleiding<br />

tot het zogehet<strong>en</strong> acuut-op-chronischrisico (Van Luyn, 2010) te onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Dit kan ontstaan wanneer de patiënt wordt geconfronteerd met<br />

e<strong>en</strong> stressfactor die geassocieerd is met e<strong>en</strong> verhoogd risico op suïcidaal<br />

gedrag (zie hoofdstuk 5, paragraaf 3, vooral e<strong>en</strong> reëel of dreig<strong>en</strong>d verlies,<br />

actualisering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> trauma, ernstige kr<strong>en</strong>king, problem<strong>en</strong> in de relatie<br />

met de behandelaar). De <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de New Zealand Guideline Group<br />

(2003) beveelt aan om in de diagnostische fase gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

bestaande k<strong>en</strong>nis over stressfactor<strong>en</strong> die bij de individuele patiënt aanleiding<br />

gev<strong>en</strong> tot herhaald suïcidaal gedrag. Verandering in de werkrelatie<br />

met de vaste professional, regressief gedrag, plotselinge verbetering <strong>van</strong><br />

klacht<strong>en</strong> of weggev<strong>en</strong> <strong>van</strong> bezitting<strong>en</strong> zijn voorbeeld<strong>en</strong> <strong>van</strong> signal<strong>en</strong> voor<br />

het acuut-op-chronischrisico (Van Luyn, 2010).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij het inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kans op herhaling <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag te onderzoek<strong>en</strong> of de patiënt eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft<br />

gedaan, ooit in psychiatrische <strong>behandeling</strong> is geweest of op het mom<strong>en</strong>t<br />

<strong>van</strong> de poging is, <strong>en</strong> of bij de suïcidepoging bezodiazepin<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

gebruikt.<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij patiënt<strong>en</strong> met (herhaald) suïcidaal gedrag te<br />

onderzoek<strong>en</strong> of er sprake is <strong>van</strong> behandelbare psychiatrische (co-)<br />

morbiditeit. Tev<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> nagegaan wat de aanleiding was tot<br />

de huidige suïcidepoging, wat in het verled<strong>en</strong> aanleiding<strong>en</strong> war<strong>en</strong> tot<br />

het do<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging <strong>en</strong> waar de patiënt in de huidige situatie<br />

behoefte aan heeft.<br />

• Bij patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan door snijd<strong>en</strong>, of door<br />

e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> method<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t sterker rek<strong>en</strong>ing te word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

met de kans op herhaling op korte termijn dan bij patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

poging hebb<strong>en</strong> gedaan door e<strong>en</strong> overdosis medicatie.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij chronische suïcidale patiënt<strong>en</strong> in situaties<br />

waarin sprake is <strong>van</strong> verandering<strong>en</strong> in het gedrag (bijvoorbeeld to<strong>en</strong>ame<br />

<strong>van</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit), bij problem<strong>en</strong> in de relatie met<br />

de behandelaar, e<strong>en</strong> reëel of dreig<strong>en</strong>d verlies, actualisering <strong>van</strong> e<strong>en</strong>


146 Deel 2 Diagnostiek<br />

trauma, of ernstige kr<strong>en</strong>king, zorgvuldig te onderzoek<strong>en</strong> of sprake is <strong>van</strong><br />

verergering <strong>van</strong> het suïcidale gedrag.<br />

• Gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die aanleiding hebb<strong>en</strong> gegegev<strong>en</strong> tot de suïcidepoging,<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> zorgvuldig te word<strong>en</strong> gerapporteerd, zodat <strong>van</strong> deze k<strong>en</strong>nis<br />

gebruik kan word<strong>en</strong> gemaakt in de diagnostische fase wanneer de patiënt<br />

ev<strong>en</strong>tueel opnieuw e<strong>en</strong> suïcidepoging doet.


Literatuur bij deel 2<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

De volg<strong>en</strong>de bronn<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

<strong>en</strong> in de conclusies. Zie bijlage 8, Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong>.<br />

Andrews, J.A., & Lewinsohn, P. (1992). Suicidal attempts among older<br />

adolesc<strong>en</strong>ts: Preval<strong>en</strong>ce and co-occurr<strong>en</strong>ce with psychiatric disorders.<br />

Journal of the American Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 31, 4.<br />

Angst, F., Stass<strong>en</strong>, H.H., Clayton, P.J., & Angst, J. (2002). Mortality of pati<strong>en</strong>ts<br />

with mood disorders: A follow-up over 34-38 years. Journal of Affective<br />

Disorders, 68, 167-181.<br />

Appleby, L. (1991). Suicide during pregnancy and in the first postnatal year.<br />

British medical journal, 302, 137-140.<br />

Ar<strong>en</strong>sman, E., Kerkhof, A.J., H<strong>en</strong>geveld, M.W., & Mulder, J.D. (1995). Medically<br />

treated suicide attempts: A four year monitoring study of the epidemiology<br />

in The Netherlands. Journal of Epidemiology and Community Health, 49,<br />

285-289.<br />

Arie, M., Haruvi-Ctalan, L., & Apter, A. (2005). Personality and suicidal behavior<br />

in adolesc<strong>en</strong>ts. Clinical Neuropsychiatry, 2, 1, 37-47.<br />

Ars<strong>en</strong>ault-Lapierre, G., Kim, C., & Turecki, G. (2004). Psychiatric diagnosis in<br />

3275 suïcides: A meta-analysis. BMC Psychiatry, 4, 37-47.<br />

Baldessarini, R.J., & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, J. (2004). G<strong>en</strong>etics of suicide: An overview. Harvard<br />

Review of Psychiatry, 12, 1-13.<br />

Beautrais, A.L., Joyce, P.R., & Mulder, R.T. (1996). Risk factors for serious suïcide<br />

attempts among youth aged 13 through 24 years. Journal of the American<br />

Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 35, 1174-1182.<br />

Beautrais, A.L. (2003). Life course factors associated with suicidal behavior in<br />

young people. American Behavioral Sci<strong>en</strong>tist, 46, 1137.<br />

Beck, A.T., Steer, R.A., Kovacs, M., & Garrison, B. (1985). Hopelessness and<br />

ev<strong>en</strong>tual suicide: A 10-year prospective study of pati<strong>en</strong>ts hospitalized with<br />

suicidal ideation. The American Journal of Psychiatry, 142, 559-563.<br />

Beck, A.T., Brown, G., & Steer, R.A. (1989a). Prediction of ev<strong>en</strong>tual suicide<br />

in psychiatric inpati<strong>en</strong>ts by clinical ratings of hopelessness. Journal of<br />

Consulting and Clinical Psychology, 57, 309-310.<br />

Beck, A.T., & Steer, R.A. (1989b). Clinical predictors of ev<strong>en</strong>tual suicide: A<br />

5- to 10-year prospective study of suicide attempters. Journal of Affective<br />

Disorders, 17, 203-209.<br />

Beck, A.T., Brown. G., Berchick, R.J., Stewart, B.L., & Steer, R.A. (1990).<br />

Relationship betwe<strong>en</strong> hopelessness and ultimate suicide: A replication with


148 Deel 2 Diagnostiek<br />

psychiatric outpati<strong>en</strong>ts. The American Journal of Psychiatry, 147, 190-195.<br />

Berg<strong>en</strong>, D.D. <strong>van</strong>, Eikel<strong>en</strong>boom, M., Smit, J.H., Looij-Jans<strong>en</strong>, P.M. <strong>van</strong> de, &<br />

Saharso, S. (2010). Suicidal behavior and ethnicity of young females in<br />

Rotterdam, the Netherlands: Rates and risk factors. Ethnicity & Health, 5,<br />

515-530.<br />

Bonnewijn, A., Shah, A., & Demytt<strong>en</strong>aere, K. (2009). Suicidality and suicide in<br />

older people. Reviews in Clinical Gerontology, 19, 271-294.<br />

Bostwick, J.M., & Pankratz, V.S. (2000): Affective disorders and suicide risk: A<br />

reexamination. The American Journal of Psychiatry, 157, 1925-1932.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A., & Melhem, N. (2008). Familial transmission of suicidal behaviour.<br />

The Psychiatric Clinics of North America, 31, 157-77.<br />

Brezo, J., Paris, J., & Turecki, G. (2006). Personality traits as correlates of suicidal<br />

ideation, suicide attempts, and suicide completion: A systematic review.<br />

Acta Pscyhiatrica Scandinavica, 113, 180-206.<br />

Bridge, J.A., Goldstein, T.R., & Br<strong>en</strong>t, D.A. (2006). Adolesc<strong>en</strong>t suicide and suicidal<br />

behavior. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 372-394.<br />

Brown, G.K. (2002). A review of suicide assessm<strong>en</strong>t measures for interv<strong>en</strong>tion<br />

research with adults and older adults. Rockville, MD: National Institute of<br />

M<strong>en</strong>tal Health, 2002.<br />

Brown, G.K., Beck, A.T., Steer, R.A., & Grisham, J.R. (2000). Risk factors for<br />

suicide in psychiatric outpati<strong>en</strong>ts: A 20-year prospective study. Journal of<br />

Consulting and Clinical Psychology, 68, 371- 377.<br />

Brown, L.M., Bongar, B., & Cleary, K.M. (2004). A profile of psychologists’s views<br />

of critical risk factors for completed suicide in older adults. Professional<br />

Psychology, Research and Practice, 35, 90-96.<br />

Burger, I., Hemert, A.M. <strong>van</strong>, Bindraban, C.A., & Schudel, W.J. (2005).<br />

Parasuïcides in D<strong>en</strong> Haag: Melding<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> 2000-2004.<br />

Epidemiologisch Bulletin, 40, 2-8.<br />

Burger, I., Hemert, A.M. <strong>van</strong>, Schudel, W.J., & Middelkoop, B.J.C. (2009). Suicidal<br />

behavior in four ethnic groups in The Hague, 2002-2004. Crisis, 30, 63-67.<br />

Burger, I., Lind<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong> der, Bos, A., Eckhardt, T., Post, S., Yper<strong>en</strong>, M. <strong>van</strong>,<br />

& Hemert, A.M. <strong>van</strong>. (2010). Vóórkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> parasuïcides in D<strong>en</strong> Haag:<br />

Op basis <strong>van</strong> instellingsregistratie in de jar<strong>en</strong> 2008-2009. Epidemiologisch<br />

Bulletin, 45, 1-11.<br />

Ca<strong>van</strong>agh, J.T.O., Carson, A.J., Sharpe, M., & Lawrie, S.M. (2003). Psychological<br />

autopsy studies of suïcide: A systematic review. Psychological Medicine, 33,<br />

395-405.<br />

Ch<strong>en</strong>g, A.T., Mann, A.H., & Chan, K.A. (1997). Personality disorder and suicide:<br />

A case-control study. British Journal of Psychiatry, 170, 441-446.<br />

Cherpitel, C.J., Borges, L.G.G., & Wilcox, H.C. (2004). Acute alcohol use and<br />

suicidal behavior: A review of the literature alcoholism. Alcoholism, Clinical<br />

and Experim<strong>en</strong>tal Research, 28, 18S-28S.


Literatuur bij deel 2 149<br />

Chioqueta, A.P., & Stiles, T.C. (2004). Assessing suicide risk in cluster C<br />

personality disorders. Crisis, 25, 128-133.<br />

Conner, K.R., Duberstein, P.R., Conwell, Y., Seidlitz, L., & Caine, E.D. (2001).<br />

Psychological vulnerability to completed suicide: A review of empirical<br />

studies. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 31, 367-385.<br />

Conwell, Y., Duberstein, P.R., Cox, C., Herrmann, J., Forbes, N., & Caine, E.D.<br />

(1998). Age differ<strong>en</strong>ces in behaviors leading to completed suicide. The<br />

American Journal of Geriatric Psychiatry, 6, 122-126.<br />

Cooper, J., Dunning, J., Guthrie, E., Appleby, L., & Mackway-Jones, K. (2006).<br />

A clinical tool for assessing risk after self-harm. Annals of Emerg<strong>en</strong>cy<br />

Medicine, 48, 459-466.<br />

Corbitt, E.M., Malon, K.M., Haas, G.L., & Mann, J. (1996). Suicidal behavior in<br />

pati<strong>en</strong>ts with major depression and comorbid personality disorders. Journal<br />

of Affective Disorders, 39, 61-72.<br />

Cukrowicz, K., Smith, P., & Poindexter, E. (2010). The effect of participating in<br />

suicide research: Does participating in a research protocol on suicide and<br />

psychiatric symptoms increase suicide ideation and attempts Suicide &<br />

Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 40, 535-543.<br />

Deluty, R.H. (1988). Factors affecting the acceptability of suicide. Omega-The<br />

Journal of Death and Dying, 19, 315- 326.<br />

Erlangs<strong>en</strong>, A., Zarit, S.H., & Conwell, Y. (2008). Hospital-diagnosed dem<strong>en</strong>tia and<br />

suicide: A longitudinal study using prospective, nationwide register data.<br />

The American Journal of Geriatric Psychiatry, 16, 220-228.<br />

Ernst, C., Mechawar, N., &Turecki, G. (2009). Suicide neurobiology. Progress in<br />

Neurobiology, 89, 315-33.<br />

E<strong>van</strong>s, E., Hawton, K., & Rodham, K. (2004). Factors associated with suicidal<br />

ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a in adolesc<strong>en</strong>ts: A systematic review of population-based<br />

studies. Clinical Psychology Review, 24, 957-79.<br />

E<strong>van</strong>s, E., Hawton, K., Rodham, K., & Deeks, J. (2005). The preval<strong>en</strong>ce of suicidal<br />

ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a in adolesc<strong>en</strong>ts: A systematic review of population-based<br />

studies. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 35, 239-50.<br />

Fawcett, J., Scheftner, W.A., Fogg, L., Clark, D.C., Young, M.A., Hedeke, D., et al.<br />

(1990). Time-related predictors of suicide in major affective disorder. The<br />

American journal of psychiatry, 147, 1189-1194.<br />

Fazel, S., Cartwright, J., Norman-Nott, A., & Hawton, K. (2008). Suicide in<br />

prisoners: A systematic review of risk factors. Journal of Clinical Psychiatry,<br />

69, 1721-1731.<br />

Fergusson, D.M., Woodward, L.J., & Horwood, L.J. (2000). Risk factors and<br />

life processes associated with the onset of suicidal behaviour during<br />

adolesc<strong>en</strong>ce and early adulthood. Psychological Medicine, 30, 23-39.<br />

Fishbain, D.A. (1999). The association of chronic pain and suicide. Seminars in<br />

Clinical Neuropsychiatry, 4, 221-227.


150 Deel 2 Diagnostiek<br />

Fowler, R.C., Rich, C.L., & Young, D. (1986). San Diego Suicide Study. II.<br />

Substance abuse in young cases. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 43, 962-965.<br />

Frierson, R.L. (1991). Suicide attempts by the old and the very old. Archives of<br />

Internal Medicine, 151, 141-144.<br />

Garss<strong>en</strong>, M.J., Hoog<strong>en</strong>boezem, J., & Kerkhof, A.J.F.M. (2006). Zelfdoding onder<br />

migrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> autochton<strong>en</strong> in Nederland. Nederlands Tijdschrift<br />

voor G<strong>en</strong>eeskunde, 150, 2143-2149.<br />

Garss<strong>en</strong>, M.J., Hoog<strong>en</strong>boezem, J., & Kerkhof, A.J.F.M. (2007). Zelfdoding onder<br />

Nederlandse Surinamers naar etniciteit. Tijdschift voor Psychiatrie, 49,<br />

373-381.<br />

Gearing, R.E., & Lizardi, D. (2009). Religion and suicide. Journal of Religion and<br />

Health, 48, 332-341.<br />

Goldstein, R.B., Black, D.W., Nasrallah, A., & Winokur, G. (1991). The prediction<br />

of suicide: S<strong>en</strong>sitivity, specificity, and predictive value of a multivariate<br />

model applied to suicide among 1906 pati<strong>en</strong>ts with affective disorders.<br />

Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 48, 418-422.<br />

Gould, M.S., Marocco, F.A., Kleinman, M., Thomas, J.G., Mostkoff, K., Cote, J.,<br />

et al.(2005). Evaluating iatrog<strong>en</strong>ic risk of youth suicide scre<strong>en</strong>ing programs:<br />

A randomized controlled trial. JAMA, 293, 1635-1643.<br />

Harris, E.C., & Barraclough, B. (1997). Suicide as an outcome for m<strong>en</strong>tal<br />

disorders: A meta-analysis. The British Journal of Psychiatry, 170, 205-228.<br />

Hasley, J.P., Ghosh, B., Huggins, J., Bell, M.R., Adler, L.E., & Shroyer, A.L.W.<br />

(2008). A review of ‘suicidal int<strong>en</strong>t’ within the existing suïcide literature.<br />

Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 38, 576-591.<br />

Haukka, J., Suomin<strong>en</strong>, K., Parton<strong>en</strong>, T., & Lönqvist, J. (2008). Dererminants and<br />

outcomes of serious attemted suicide: A nationwide study in Finland, 1996-<br />

2003. American Journal of Epidemiology, 167, 1155-1163.<br />

Hawton, K., Sutton, L., Haw, C., Sinclair, J., & Deeks, J.J. (2005a). Schizophr<strong>en</strong>ia<br />

and suicide: A systematic review of risk factors. British Journal of<br />

Psychiatry, 187, 9-20.<br />

Hawton, K., Sutton, L., Haw, C., Sinclair, J., & Harris, L. (2005b). Suicide and<br />

attempted suicide in bipolar disorder: A systematic review of risk factors.<br />

Journal of Clinical Psychiatry, 66, 693-704.<br />

Heisel, M.J., & Flett, G.L. (2006). The developm<strong>en</strong>t and initial validation of<br />

the geriatric suicide ideation scale. The American Journal of Geriatric<br />

Psychiatry, 14, 742-751.<br />

Heisel, M.J., Link, P.S., Conn, D., Reekum, R. <strong>van</strong>, & Flett, G.L. (2007). Narcissistic<br />

personality and vulnerability to late-life suicidality. The American Journal of<br />

Geriatric Psychiatry, 15, 734-741.<br />

Hemert, A.M. <strong>van</strong>, & Kruif, M. de. (2009). Dal<strong>en</strong>de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> zelfdoding <strong>en</strong><br />

verander<strong>en</strong>de method<strong>en</strong>. Nederlands Tijdschrift voor G<strong>en</strong>eeskunde, 153,<br />

1102-1107.


Literatuur bij deel 2 151<br />

H<strong>en</strong>riksson, M.M., Aro, H.M., Marttun<strong>en</strong>, M.J., Heikkin<strong>en</strong>, M.E., Isometsa ET,<br />

Kuoppasalmi KI, et al. (1993). M<strong>en</strong>tal disorders and comorbidity in suicide.<br />

The American Journal of Psychiatry, 150, 935-940.<br />

Hoyer, G., & Lund, E. (1993). Suicide among wom<strong>en</strong> related to number of<br />

childr<strong>en</strong> in marriage. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 50, 134-137.<br />

Isometsa, E.T., H<strong>en</strong>riksson, M.M., Heikkin<strong>en</strong>, M.E., Aro, H.M., Mart-Tun<strong>en</strong>, M.J.,<br />

Kuoppasalmi, K.I., et al. (1996). Suicide among subjects with personality<br />

disorders. The American Journal of Psychiatry, 153, 667-673.<br />

Ivarson, T., Larsson, B., & Gillberg, C. (1998). A 2-4 year follow up of depressive<br />

symptoms, suicidal ideation, and suicide attempts among adolesc<strong>en</strong>t<br />

psychiatric inpati<strong>en</strong>ts. European Child & Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 7, 96-104.<br />

James, A., Lai, F.H., & Dahl, C. (2004). Att<strong>en</strong>tion deficit hyperactivity disarder and<br />

suïcide: A review of possible associations. Acta Psychiatrica Scandinavica,<br />

110, 408-415.<br />

Kim, C.D., Seguin, M., Therri<strong>en</strong>, N., Riopel, G., Chawkay, N., Lesege, A.D., et al.<br />

(2005). Familial aggregation of suicidal behaviour: A family study of male<br />

suicide completers from the g<strong>en</strong>eral population. American Journal of<br />

Psychiatry, 162, 1017-1019.<br />

King, C.A., & Merchant, C.R. (2008). Social and interpersonal factors relating<br />

to suicidal adolesc<strong>en</strong>ts: A review of the literature. Archives of Suicidal<br />

Research, 12, 181-196.<br />

Kposowa, A.J. (2001). Unemploym<strong>en</strong>t and suicide: A cohort analysis of social<br />

factors predicting suicide in the US National Longitudinal Mortality Study.<br />

Psychological Medicine, 31, 127-138.<br />

Kraut, A., & Walld, R. (2003). Influ<strong>en</strong>ce of lack of full-time employm<strong>en</strong>t on<br />

attempted suicide in Manitoba, Canada. Scandinavian Journal of Work,<br />

Environm<strong>en</strong>t & Health, 29, 15-21.<br />

Krysinska, K., & Martin, G. (2009). The struggle to prev<strong>en</strong>t and evaluate:<br />

Application of population attributable risk and prev<strong>en</strong>tive fraction to suicide<br />

prev<strong>en</strong>tion research. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 39, 548-57.<br />

Lesage, A.D., Boyer, R., Grunberg, F., Vanier, C., Morissette, R., Ménard-Buteau,<br />

C., et al. (1994). Suïcide and m<strong>en</strong>tal disorders: A case-control study of<br />

young m<strong>en</strong>. The American Journal of Psychiatry, 151, 7.<br />

Lewis, N.M. (2009). M<strong>en</strong>tal health in sexual minorities: Rec<strong>en</strong>t indicators, tr<strong>en</strong>ds,<br />

and their relationships to place in North America and Europe. Health Place,<br />

15, 1029-45.<br />

Lindeman, S., Laara, E., Hakko, H., & Lonnqvist, L. (1996). J A systematic review<br />

on g<strong>en</strong>der-specific suicide mortality in medical doctors. The British Journal<br />

of Psychiatry, 168, 274-279.<br />

Linehan, M.M., Rizvi. S.L., Welch, S.S., & Page, B. (2000). Psychiatric aspects of<br />

suicidal behaviour: Personality disorders. In K. Hawton, & K. <strong>van</strong> Heering<strong>en</strong><br />

(Eds.), The international handbook of suicide and attempted suicide (pp<br />

147-178). Chichester (England): John Wiley & Sons.


152 Deel 2 Diagnostiek<br />

Llor<strong>en</strong>te, M.D., Burke, M., Gregory, G.R., Bosworth, H.B., Grambow, S.C.,<br />

Horner, R.D., et al. (2005). Prostate cancer: A significant risk factor of latelife<br />

suicide. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 13, 195-201.<br />

Lorant, V., Kunst, A.E., Huisman, M., Costa, G., & Mack<strong>en</strong>bach, J. (2005). Socioeconomic<br />

inequalities in suicide: A European comparative study. The British<br />

Journal of Psychiatry, 187, 49 -54.<br />

Madge, N., Hewitt, A., Hawton, K., Wilde, E.. de, Corcoran, P., Fekete, S., et al.<br />

(2008). Deliberate self-harm within an international community sample<br />

of young people: Comparative findings from the Child & Adolesc<strong>en</strong>t Selfharm<br />

in Europe (CASE) Study. Journal of Child Psychology & Psychiatry, 49,<br />

667-677.<br />

NSRF. (2008). National registry of deliberate self-harm Ireland-Annual report<br />

2006/07. Cork (Ireland): National Suicide Research Foundation. Available<br />

at: http://www.nsrf.ie/reports/RegistryReport2006_07/NSRF_06_07_<br />

NRDSH.pdf.<br />

Mann, J.J., Waternaux, C., Haas, G.L., & Malone, K.M. (1999). Toward a clinical<br />

model of suicidal behavior in psychiatric pati<strong>en</strong>ts. The American Journal of<br />

Psychiatry, 156, 181-189.<br />

Marquet, R.L., Bartels, A.I.M., Kerkhof, A.J.F.M., Schellevis, F.G., & Zee, J. <strong>van</strong><br />

der. (2005). The epidemiologie of suicide and attempted suicide in Dutch<br />

g<strong>en</strong>eral practicer 1983-2003. BMC Family Practice, 6, 45.<br />

Marttun<strong>en</strong>, M.J., Aro, H.M., & Lonnqvist, J.K. (1993). Precipitant stressors<br />

in adolesc<strong>en</strong>t suicide. Journal of the American Academy of Child and<br />

Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 32, 1178-1183.<br />

Marzuk, P.M., Tardiff, K., Leon, A.C., Hirsch, C.S., Portera, L., Hartwell, N., et<br />

al. (1997). Lower risk of suicide during pregnancy. The American Journal of<br />

Psychiatry, 154, 122-123.<br />

Maser, J.D., Akiskal, H.S., Schettler, P., Scheftner, W., Mueller, T., Endicott J, et<br />

al. (2002). Can temperam<strong>en</strong>t id<strong>en</strong>tify affectively ill pati<strong>en</strong>ts who <strong>en</strong>gage in<br />

lethal or near-lethal suicidal behavior A 14-year prospective study. Suicide<br />

& Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 32, 10-32.<br />

Morrison, R., & O’Connor, R.C. (2008). A systematic review of the relationship<br />

betwe<strong>en</strong> rumination and suicidality. Suicide and Life Threat<strong>en</strong>ing Behavior,<br />

38, 523-538.<br />

Neufeld E, & O’Rourke N. (2009). Impulsivity and hopelessness as predictors of<br />

suicide-related ideation among older adults Canadian Journal of Psychiatry,<br />

54, 684-692.<br />

O’Connor, R.C. (2007). The relations betwe<strong>en</strong> perfectionism and suicidality: A<br />

systematic review. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 37, 698-714.<br />

Ostama, A., & Lönnqvist, J (2001). Excess mortality of suicide attempters. Social<br />

Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 36, 29-35.<br />

Oqu<strong>en</strong>do, M.A., Fri<strong>en</strong>d, J.M., Halberstam, B., Brodsky, B.S., Burke, A.K.,<br />

Grunebaum, M.F., et al. (2003). Association of comorbid posttraumatic


Literatuur bij deel 2 153<br />

stress disorder and major depression with greater risk for suicidal<br />

behaviour. The American Journal of Psychiatry, 160, 580-582.<br />

Oude Voshaar, R.C., Cooper, J., Murphy, E., Steeg, S., Kapur, N., & Purandare, N.<br />

(2011). First episode of self-harm in older age: A 10-year prospective study.<br />

The Journal of Clinical Psychiatry, 72, 737-743.<br />

Oude Voshaar, R.C., Kapur, N., Bickley, H., Williams, & A., Purandare, N. (2011).<br />

Suicide in later life: A comparison betwe<strong>en</strong> cases with early- onset and lateonset<br />

depression. Journal of Affective Disorders, 132, 185-191.<br />

Ow<strong>en</strong>s, D., Horrocks, J., & House, A. (2002). Fatal and non-fatal repetition of<br />

self-harm: Systematic review. British Journal of Psychiatry, 181, 193-9.<br />

Oyama, H., Watanabe, N., Ono, Y., Sakashita, T., Tak<strong>en</strong>oshita, Y., Taguchi, T., et<br />

al (2005). Community-based suicide prev<strong>en</strong>tion through group activity for<br />

the elderly successfully reduced the high suicide rate for females. Psychiatry<br />

and Clinical Neurosci<strong>en</strong>ces, 59, 337-344.<br />

Pfeffer, C.R. (2001). Diagnosis of child and adolesc<strong>en</strong>t suicidal behavior: Unmet<br />

needs for suicide prev<strong>en</strong>tion. Biological Psychiatry, 49, 1055-1061.<br />

Platt, S., & Hawton, K. (2000). Suicidal behaviour and the labour market. In K.<br />

Hawton, & K .<strong>van</strong> Heering<strong>en</strong> (Eds.), The international handbook of suicide<br />

and attempted suicide (pp. 303-378). Chichester: John Wiley & Sons.<br />

Pokorny, A.D. (1983). Prediction of suicide in psychiatric pati<strong>en</strong>ts: Report of a<br />

prospective study. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 40, 249-257.<br />

Pokorny, AD. (1993). Suicide prediction revisited. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing<br />

Behavior, 23, 1-10.<br />

Pompili, M., Mancinelli, I., Girardi, P., Ruberto, A., & Tatarelli, R. (2004). Suicide<br />

in anorexia nervosa: A meta-analysis. The International Journal of Eating<br />

disorders, 36, 99-103.<br />

Pompili, M., Mancinelli, I., Ruberto, A., Kotzalidis, G.D., Girardi, P., & Tatarelli, R.<br />

(2005a). Where schizophr<strong>en</strong>ic pati<strong>en</strong>ts commit suicide: A review of suicide<br />

among inpati<strong>en</strong>t and former inpati<strong>en</strong>ts. International journal of psychiatry<br />

in medicine, 35, 171-190.<br />

Pompili, M., Girardi, P., Ruberto, A., & Tatarelli, R. (2005b). Suicide in the<br />

epilepsies: A meta-analytic investigation of 29 cohorts. Epilepsy & Behavior,<br />

7, 305-310.<br />

Posner, K., Br<strong>en</strong>t, D., Lucas, C., Gould, M., Stanley, B., Brown, G., et al. (2009).<br />

Columbia-Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS). New York, NY: New York<br />

State Psychiatric Institute.<br />

Powell, J., Geddes, J., Deeks, J., Goldcare, M., & Hawton, K. (2000). Suicide in<br />

psychiatric hospital in-pati<strong>en</strong>ts: Risk factors and their predictive power. The<br />

British Journal of Psychiatry, 176, 266-272.<br />

Qin, P., & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, P.B. (2003). The impact of par<strong>en</strong>tal status on the risk of<br />

completed suicide. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 60, 797-802.


154 Deel 2 Diagnostiek<br />

Rehkopf, D.H., & Buka, S.L. (2006). The association betwe<strong>en</strong> suicide and the<br />

socio-economic characteristics of geographical areas: A systematic review.<br />

Psychological Medicine, 36, 145-157.<br />

Rew, L., & Barrow, E.M. Jr. (2007). State of the sci<strong>en</strong>ce: Intuition in nursing, a<br />

g<strong>en</strong>eration of studying the ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on. ANS. Ad<strong>van</strong>ces in Nursing Sci<strong>en</strong>ce,<br />

30, 15-25.<br />

Rurup, M.L., Muller, M.T., Onwuteaka-Philips<strong>en</strong>, B.D., Heide, A. <strong>van</strong> der, Wal, G.<br />

<strong>van</strong> der, & Maas, P.J. <strong>van</strong> der. (2005). Requests for euthanasia or physicianassisted<br />

suicide from older persons who do not have a severe disease: An<br />

interview study. Psychological Medicine, 35, 665-671.<br />

Schudel, W.J., Strub<strong>en</strong>, H.W.A., & Vroom-Jongerd<strong>en</strong>, J.M. (1998). Suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> etnisch-culturele afkomst in D<strong>en</strong> Haag. Epidemiologisch Bulletin,<br />

33, 7-13.<br />

Simon, T.R., Anderso, M., Thompson, M.P., Crosby, A., & Sacks, J.J. (2002).<br />

Assault victimization and suicidal ideation or behavior within a national<br />

sample of US adults. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 32, 42-50.<br />

Speck<strong>en</strong>s, A.E.M., & Hawton, K. (2005). Social problem-solving in adolesc<strong>en</strong>ts<br />

with suicidal behavior: A systematic review. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing<br />

Behavior, 35, 365-387.<br />

Stack, S., & Kposowa, A.J. (2011). Religion and suicide: Integrating four theories<br />

cross-nationally. In R.C. O’Conner, S. Platt, & J. Gordon, International<br />

handbook of suicide prev<strong>en</strong>tion research, policy and practice. Oxford: Wiley<br />

& Sons.<br />

Suomin<strong>en</strong>, K.H., Isometsa, E.T., H<strong>en</strong>riksson, M.M., Ostamo, A.I., & Lonnqvist,<br />

J.K. (2000). Suicide attempts and personality disorder. Acta Psychiatrica<br />

Scandinavica, 102, 118-125.<br />

Szanto, K., Reynolds, C.F., Conwell, Y., Begley, A.E., & Houck, P. (1998). High<br />

levels of hopelessness persist in geriatric pati<strong>en</strong>ts with remitted depression<br />

and a history of attempted suicide. Journal of the American Geriatrics<br />

Society, 46, 1401-1406.<br />

Taylor, T.L., Hawton, K., Fortune, S., & Kapur, N. (2009). Attitudes towards<br />

clinical services among people that self harm. The British Journal of<br />

Psychiatry, 194, 104-110.<br />

Uncapher, H., & Arean, P.A. (2000). Physicians are less willing to treat suicidal<br />

ideation in older pati<strong>en</strong>ts. Journal of the American Geriatrics Society, 48,<br />

188-192.<br />

Verwey, B., Eling, P., Wi<strong>en</strong>tjes, H., & Zitman, F.G. (2000). Memory impairm<strong>en</strong>t<br />

in those who attempted suicide by b<strong>en</strong>zodiazepine overdose. Journal of<br />

Clinical Psychiatry, 61, 456-459.<br />

Verwey, B., Munt<strong>en</strong>dam, A., Ensing, K., Essink, G., Pasker-de Jong, P.C.,<br />

Willek<strong>en</strong>s, F.L., et al. (2005). Clinically rele<strong>van</strong>t anterograde amnesia and<br />

its relationship with blood levels of b<strong>en</strong>zodiazepines in suicide attempters


Literatuur bij deel 2 155<br />

who took an overdose. Progress in Neuro-Psychopharmacology & Biological<br />

Psychiatry, 29, 47-53.<br />

Voaklander, D.C., Rowe, B.H., Dryd<strong>en</strong>, D.M., Pahal, J., Saar, P., & Kelly,<br />

K.D. (2008). Medical illness, medication use and suicide in s<strong>en</strong>iors:<br />

A population-based case-control study. Journal of Epidemiology and<br />

Community Health, 62, 138-146.<br />

Waern, M., Runeson, B.S., Allebeck, P., Beskow, J., Rub<strong>en</strong>owitz, E., Skoog, I., et al.<br />

(2002). M<strong>en</strong>tal disorder in elderly suicides: A case-control study. The<br />

American Journal of Psychiatry, 159, 450-455.<br />

Wilcox, H.C., Conner, K.R., & Caine, E.D. (2004). Association of alcohol and drug<br />

use disorders and completed suicide: An empirical review of cohort studies.<br />

Drug Alcohol Dep<strong>en</strong>d, 76, S11-S19.<br />

Williams, J.M.G., Crane, C, Barnhofer, T, Does, A.J.W. <strong>van</strong> der, & Segal, Z.V.<br />

(2006). Recurr<strong>en</strong>ce of suicidal ideation across depressive episodes. Journal<br />

of Affective Disorders, 91, 189-194.<br />

Y<strong>en</strong>, S., Shea, M.T., Pagano, M., Sanislow, C.A., Grilo, C.M., McGlashan, T.H., et<br />

al. (2003). Axis I and axis II disorders are predictors of prospective suicide<br />

attemps: Findings from the collaborative longitudinal personality disorders<br />

study. Journal of Abnormal Psychology, 112, 375-381.<br />

Zahl, D., & Hawton, K. (2004). Repetition of deliberate self-harm and subsequ<strong>en</strong>t<br />

suicide risk: Long-term follow-up study in 11 583 pati<strong>en</strong>ts. The British<br />

Journal of Psychiatry, 185, 70-75.<br />

Niet verwerkt in wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Hier volg<strong>en</strong> de bronn<strong>en</strong> die in deel 2 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn, maar niet in de<br />

conclusies zijn verwerkt; er is derhalve ge<strong>en</strong> bewijstabel <strong>van</strong> gemaakt.<br />

Ahr<strong>en</strong>s, B., & Haug, H.-J. (1996). Suicidality in hospitalized pati<strong>en</strong>ts with a<br />

primary diagnosis of personality disorder. Crisis: The Journal of Crisis<br />

Interv<strong>en</strong>tion and Suicide Prev<strong>en</strong>tion, 17, 59-63.<br />

Allaraisan<strong>en</strong>, A., Miettun<strong>en</strong>, J., Rasan<strong>en</strong>, P., F<strong>en</strong>ton, W., Kouviumaa-Honkan<strong>en</strong>,<br />

H.T., & Isohanni, M. (2009). Suicide rate in schizophr<strong>en</strong>ia in the Northern<br />

Finland: 1966 Birth Cohort Social. Psychiatry & Psychiatric Epidemiology,<br />

25, 25.<br />

Allgulander, C. (1994). Suïcide and mortality patterns in anxiety neurosis and<br />

depressive neurosis. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 51, 708-712.<br />

Angst, J., & Clayton P. (1986). Premorbid personality of depressive, bipolar,<br />

and schizophr<strong>en</strong>ic pati<strong>en</strong>ts with special refer<strong>en</strong>ce to suicidal issues.<br />

Compreh<strong>en</strong>sive Psychiatry, 27, 511-532.<br />

APA. (2003). Practice Guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts<br />

with suicidal behaviors. The American Journal of Psychiatry, 160, 1-60.


156 Deel 2 Diagnostiek<br />

Appleby, L., Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, P.B., & Faragher, E.B. (1998). Suicide and other causes<br />

of mortality after post-partum psychiatric admission. The British Journal of<br />

Psychiatry, 173, 209-211.<br />

Appleby, L., Shaw, J., Amos, T., McDonnell, R., Harris, C., McCann, K., et al.<br />

(1999). Suicide within 12 months of contact with m<strong>en</strong>tal health services:<br />

National clinical survey. British Medical Journal, 318, 1235-1239.<br />

Ar<strong>en</strong>sman, E., & Kerkhof, A.J.F.M. (1996). Classification of attempted suicide: A<br />

review of empirical studies, 1963-1993. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior,<br />

26, 46-67.<br />

Ar<strong>en</strong>sman, E., Corcoran, P., & Fitzgerald, A. (2011). Deliberate self-harm: ext<strong>en</strong>t<br />

of the problem and prediction of repetition. In R. O’Connor, S. Platt, & J.<br />

Gord<strong>en</strong> (Eds.), International handbook of suicide prev<strong>en</strong>tion (pp. 119-132).<br />

Cichester: John Wiley & Sons, Ltd.<br />

Austin, M.C., Janosky, J.E., & Murphy, H.A. (2003). Increased corticotropinreleasing<br />

hormone immunoreactivity in monoamine-containing pontine<br />

nuclei of depressed suicide m<strong>en</strong>. Molecular Psychiatry, 8, 324-332.<br />

Baxter, D., & Appleby, L. (1999). Case register study of suicide risk in m<strong>en</strong>tal<br />

disorders. The British Journal of Psychiatry, 175:322-326.<br />

Beautrais, A.L., Joyce, P.R., Mulder, R.T., Fergusson, D.M., Deavoll, B.J., &<br />

Nightingale, S.K. (1996). Preval<strong>en</strong>ce and comorbidity of m<strong>en</strong>tal disor-ders<br />

in persons making serious suicideattempts: A case-con-trol study. The<br />

American Journal of Psychiatry, 153, 1009-1014.<br />

Beck, A.T., Beck, R., & Kovacs, M. (1975). Classification of suicidal behaviors<br />

I: Quantifying int<strong>en</strong>t and medical lethality The American Journal of<br />

Psychiatry, 132, 285-287.<br />

Beck, A.T., Brown, G.K., Steer, R.A., Dahlsgaard, K.K., & Grisham, J.R. (1999).<br />

Suicide ideation at its worst point: A predictor of ev<strong>en</strong>tual suicide in<br />

psychiatric outpati<strong>en</strong>ts. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 29, 1-9.<br />

Beck, A.T., Kovacs, M., & Weissman, A. (1979). Assessm<strong>en</strong>t of suicidal int<strong>en</strong>tion:<br />

The scale for suicide ideation. Journal of Consulting and Clinical Psychology,<br />

47, 343-352.<br />

Beck, A.T., Schuyler, D., & Herman, I. (1974). Developm<strong>en</strong>t of suicidal int<strong>en</strong>t<br />

scales. In A.T. Beck, H. Resnik, & D.J. Lettieri (Eds.), The prediction of<br />

suicide. Bowie, MD: Charles Press.<br />

Beck, A.T., Weissman, A., Lester, D., & Trexler, L. (1976). Classification of suicidal<br />

behaviors II dim<strong>en</strong>sions of suicidal int<strong>en</strong>t. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry,<br />

33, 835-837.<br />

Beck, A.T., Weissman, A., Lester D., & Trexler, L. (1974). The measurem<strong>en</strong>t<br />

of pessimism: The hopelessness scale. Journal of Consulting and Clinical<br />

Psychology, 42, 861-865.<br />

Bertolote, J.M., & Fleischmann, A. (2009). A global perspective on the magnitude of<br />

suicide mortality. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford textbook<br />

of suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion. Oxford: Oxford University Press.


Literatuur bij deel 2 157<br />

Blaauw, E., Kerkhof, A.J.F.M., Winkel, F.W., & Sheridan, L. (2001). Id<strong>en</strong>tifying<br />

suicide risk in p<strong>en</strong>al institutions in the Netherlands. British Journal of<br />

For<strong>en</strong>sic Practice, 3, 22-28.<br />

Black, D.W., Blum, N., Pfohl, B., & Hale, N. (2004). Suicidal behaviour in<br />

borderline personality disorder: Preval<strong>en</strong>ce, risk factors, prediction and<br />

prev<strong>en</strong>tion. Journal of Personality Disorders, 18, 226-239.<br />

Borges, G., Walters, E.E., & Kessler, R.C. (2000). Associations of substance use,<br />

abuse, and dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>ce with subsequ<strong>en</strong>t suicidal behaviour. American<br />

Journal of Epidemiology, 151, 781-789.<br />

Bourgeois, M., Sw<strong>en</strong>ds<strong>en</strong>, J., Youg, F., Amador, X., Pini, S., Cassano, G.B.,<br />

et al. (2004). Awar<strong>en</strong>ess of disorder and suicide risk in the treatm<strong>en</strong>t<br />

of schizophr<strong>en</strong>ia: Results of the international suicide prev<strong>en</strong>tion trial.<br />

American Journal of Psychiatry, 161, 1494-1496.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A., & Melhem, N. (2008). Familial transmission of suicidal behaviour.<br />

The Psychiatric Clinics of North America, 31, 157-77.<br />

Brown, L.M., Bongar, B., & Cleary, K.M. (2004). A profile of psychologists’s views<br />

of critical risk factors for completed suicide in older adults. Professional<br />

Psychology, Research and Practice, 35, 90-96.<br />

Bunney, W.E.J., & Fawcett, J.A. (1965). The possibility of a biochemical test for<br />

suicidal pot<strong>en</strong>tial. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 13, 232-238.<br />

Busch, K.A., Fawcett, J., & Jacobs, D.G. (2003). Clinical correlates of inpati<strong>en</strong>t<br />

suicide. The Journal of Clinical Psychiatry, 64, 14-9.<br />

CBS Statline. (2009). Doodsoorzak<strong>en</strong>; zelfdoding (inwoners), diverse k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

http://statline.cbs.nl.<br />

Chesley, K., & Loring-McNulty, N. (2003). Process of suicide: Perspective of the<br />

suicide attempter. Journal of the American Psychiatric Nurses Association,<br />

9, 41-45.<br />

Chioqueta, A.P., & Stiles, T.C. (2005). Personality traits and the developm<strong>en</strong>t of<br />

depression, hopelessness, and suicid ideation. Personality and Individual<br />

Differ<strong>en</strong>ces, 38, 1283-1291.<br />

Claes, L., Muehl<strong>en</strong>kamp, J., Vandereyck<strong>en</strong>, W., Hamelinck, L., Mart<strong>en</strong>s, H., &<br />

Claes, S. (2010). Comparison of non-suicidal self-injurous behavior and<br />

suicide attempts in pati<strong>en</strong>ts admitted to a psychiatric crisis unit. Personality<br />

and Individual Differ<strong>en</strong>ces, 48, 83-87.<br />

Conner, K.R., Duberstein, P.R., Conwell, Y., Seidlitz, L., & Caine, E.D. (2001).<br />

Psychological vulnerability to completed suicide: A review of empirical<br />

studies. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 31, 367-385.<br />

Coryell, W., & Schlesser, M. (2001). The dexamethasone suppression test and<br />

suicide prediction. The American Journal of Psychiatry, 158, 748-753.<br />

Cassells, C., Paterson, B., Dowding, D., & Morrison, R. (2005). Long- and shortterm<br />

risk factors in the prediction of inpati<strong>en</strong>t suicide: A review of the<br />

literature. Crisis, 26, 53-63.


158 Deel 2 Diagnostiek<br />

Crane, C., Barnhofer, T., & Williams, J.M.G. (2007). Reflection, brooding, and<br />

suicidality: A preliminary study of differ<strong>en</strong>t types of rumination individuals<br />

with a history of major depression. British Journal of Clinical Psychology, 46,<br />

497-504.<br />

Currier, D., & Mann, J.J. (2008). Stress, g<strong>en</strong>es and the biology of suicidal<br />

behaviour. Psychiatric Clinics of North America, 31, 247-269.<br />

Drake, R.E., Cotton, P.G. (1986). Depression, hopelessness and suicide in chronic<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. British Journal of Psychiatry, 148, 554-559.<br />

Drake, R.E. (2006). Suicide attempts and completed suicides among<br />

achizophr<strong>en</strong>ia pati<strong>en</strong>ts. In R. Tatarelli, M. Pompili, & P. Girardi (Eds.),<br />

Suicide in schizophr<strong>en</strong>ia. New York: Nova Sci<strong>en</strong>ce Publishers Inc.<br />

Dutta, R., Murray, R.M., & Boydell, J. (2010). Determining the long-term risk<br />

of suicide and premature death following a first episode of psychosis: An<br />

incid<strong>en</strong>ce cohort approach. Schizophr<strong>en</strong>ia Research, 117, 182-183.<br />

Elliott, J.L., & Frude, N. (2001). Stress, coping styles, and hopelessness in selfpoisoners.<br />

Crisis: The Journal of Crisis Interv<strong>en</strong>tion and Suicide Prev<strong>en</strong>tion,<br />

22, 20-26.<br />

Ellis, T.E., All<strong>en</strong>, J.G., Woodson, H, Frueh, B.C., & Jobes, D.A. (2009).<br />

Implem<strong>en</strong>ting an evid<strong>en</strong>ce-based approach to working with suicidal<br />

inpati<strong>en</strong>ts. Bulletin of the M<strong>en</strong>ninger Clinic, 73, 339-354.<br />

Ellis, T.E., & Rutherford, B. (2008). Cognition and suicide: Two decades of<br />

progress. InternationalJournal of Cognitive Therapy, 1, 47-68.<br />

Ellison, L.F., & Morrison, H.I. (2001). Low serum cholesterol conc<strong>en</strong>tration and<br />

risk of suicide. Epidemiology, 12, 168-172.<br />

Ernst, C., Mechawar, N., & Turecki, G. (2009). Suicide neurobiology. Progress in<br />

Neurobiology, 89, 315-33.<br />

Ernst, C., Lalovic, A., Lesage, A., Seguin, M., Tousignant, M., Turecki, G. (2003).<br />

Suicide and no axis I psychopathology. BMC Psychiatry, 4, 359-364.<br />

E<strong>van</strong>s, E., Hawton, K., Rodham, K., & Deeks, J. (2005). The preval<strong>en</strong>ce of suicidal<br />

ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a in adolesc<strong>en</strong>ts: A systematic review of population-based<br />

studies. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 35, 239-50.<br />

Farmer, A., Redman, K., Harris, T., Webb, R., Mahmood, A., Sadler, S., et al.<br />

(2001). The Cardiff sib-pair study. Crisis, 22, 71-73.<br />

Fawcett, J., Busch, K.A., Jacobs, D., Kravitz, H.M., & Fogg, L. (1997). Suicide: A<br />

four-pathway clinical-biochemical model Annals of the New York Academy<br />

of Sci<strong>en</strong>ces, 836, 288-301.<br />

Fleischmann, A., Bertolote, J.M., Wasserman, D., De Leo, D., Bolhari, J., Botega,<br />

N.J., et al. (2008). Effectiv<strong>en</strong>ess of brief interv<strong>en</strong>tion and contact for suicide<br />

attempters: A randomized controlled trail in five countries. Bulletin of the<br />

WHO, 86, 703-709.<br />

Garland, M., Hickey, D., Corvin, A., Gold<strong>en</strong>, J., Fitzpatrick, P., Cunningham, S.,<br />

& Walsh, N. (2000). Total serum cholesterol in relation to psychological<br />

correlates in parasuicide. The British Journal of Psychiatry, 177, 77-83.


Literatuur bij deel 2 159<br />

Goldacre, M., Seagroatt, V., & Hawton, K. (1993). Suicide after discharge from<br />

psychiatric inpati<strong>en</strong>t care. Lancet, 342, 283-286.<br />

Graaf, R. de, Have, M. t<strong>en</strong>, & Dorsselaer, S. <strong>van</strong>. (2010). De psychische<br />

gezondheid <strong>van</strong> de Nederlandse bevolking NEMESIS-2: Opzet <strong>en</strong> eerste<br />

resultat<strong>en</strong>. Utrecht, Trimbos-instituut.<br />

Graaf, R. de, Sandfort, T.G.M., & Have, M. t<strong>en</strong>. (2006) Suicidality and sexual<br />

ori<strong>en</strong>tation: Differ<strong>en</strong>ces betwe<strong>en</strong> m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong> in a g<strong>en</strong>eral populationbased<br />

sample from the Netherlands. Archives of Sexual Behavior, 35,<br />

253-262.<br />

Hall, R.C., Platt, D.E., & Hall, R.C. (1999). Suicide risk assessm<strong>en</strong>t: A review of<br />

risk factors for suicide in 100 pati<strong>en</strong>ts who made severe suicide attempts:<br />

Evaluation of suicide risk in a time of managed care. Psychosomatics, 40,<br />

18-27.<br />

Harkavy-Friedman, J.M., Kimhy, D., Nelson, E.A., V<strong>en</strong>arde, D.F., Malaspina, D., &<br />

Mann, J.J. (2003). Suicide attempts in schizophr<strong>en</strong>ia: The role of command<br />

auditory hallucinations for suicide. The Journal of Clinical Psychiatry, 64,<br />

871-874.<br />

Harkavy-Friedman, J.M., Restifo, K., Malaspina, D., Kaufmann, C.A., Amador,<br />

X.F., Yale, S.A., et al. (1999). Suicidal behavior in schizophr<strong>en</strong>ia:<br />

Characteristics of individuals who had and had not at-tempted suicide. The<br />

American Journal of Psychiatry, 156, 1276-1278.<br />

Have, M. t<strong>en</strong>, Graaf, R. de, Dorsselaer, S. <strong>van</strong>, Verdurm<strong>en</strong>, J., <strong>van</strong> ’t Land, H., &<br />

Vollebergh, W. (2006). Suicidaliteit in de algem<strong>en</strong>e bevolking, gedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> poging<strong>en</strong>: Resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> de Netherlands M<strong>en</strong>tal Health Survey and<br />

Incid<strong>en</strong>ce Study (NEMESIS). Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Have, M. t<strong>en</strong>, Graaf, R. de, Dorsselaer, S. <strong>van</strong>, Verdurm<strong>en</strong>, J., <strong>van</strong> ’t Land, H.,<br />

Vollebergh, et al. (2009). Incid<strong>en</strong>ce and course of suicidal ideation and<br />

suicide attempts in the g<strong>en</strong>eral population. The Canadian Journal of<br />

Psychiatry, 54, 824-33.<br />

Hawton, K., & Heering<strong>en</strong>, K. <strong>van</strong>. (2009). Suicide. Lancet, 393, 1372-1381.<br />

Heering<strong>en</strong>, K. <strong>van</strong>. (2003). The neurobiology of suicide and suicidality. Canadian<br />

Journal of Psychiatry, 48, 292-300.<br />

Heila, H., Isometsa, E.T., H<strong>en</strong>riksson, M.M., Heikkin<strong>en</strong>, M.E., Mart-Tun<strong>en</strong>, M.J.,<br />

& Lonnqvist, J.K. (1999). Suicide victims with schizophr<strong>en</strong>ia in differ<strong>en</strong>t<br />

treatm<strong>en</strong>t phases and adequacy of antipsychotic medication. The Journal of<br />

Clinical Psychiatry, 60, 200-208.<br />

Heila, H., Isometsa, E.T., H<strong>en</strong>riksson, M.M., Heikkin<strong>en</strong>, M.E., Mart-Tun<strong>en</strong>,<br />

M.J., & Lonnqvist, J.K. (1997). Suicide and schizophr<strong>en</strong>ia: A nation-wide<br />

psychological autopsy study on age- and sex-specific clinical characteristics<br />

of 92 suicide victims with schizophr<strong>en</strong>ia. The American Journal of<br />

Psychiatry, 154, 1235-1242.<br />

Heikkin<strong>en</strong>, M.E., Isometsa, E.T., Marttun<strong>en</strong>, M.J., Aro, H.M., & Lönqvist, J.K.<br />

(1995). Social factors in suicide. British Journal of Psychiatry, 167, 747-753.


160 Deel 2 Diagnostiek<br />

Heisel, M.J., Duberstein, P.R., Conner, K.R., Franus, N., Beckman, A., & Conwell,<br />

Y. (2006). Personality and reports of suicide ideation among depressed<br />

adults 50 years of age or older. Journal of Affective Disorders, 90, 175-180.<br />

H<strong>en</strong>din, H., Haas, A.P., Maltsberger, J.T., Koestner, B., & Szanto, K. (2006).<br />

Problems in psychotherapy with suicidal pati<strong>en</strong>ts. The American Journal of<br />

Psychiatry, 163, 67-72.<br />

Hjelmeland, H. (1996). Repetiotion of parasuicide: A predictive study. Suicide and<br />

Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 26, 395-404.<br />

Holley, H.L., Fick, G., & Love, E.J. (1998). Suicide following an inpati<strong>en</strong>t<br />

hospitalization for suicide attempt: A Canadian follow-up study. Social<br />

Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 33, 543-551.<br />

Hor, K., & Taylor, M. (2010). Suicide and schizophr<strong>en</strong>ia: A systematic review of<br />

rates and risk factors. Journal of Psychopharmacology, 24, 81-90.<br />

Hoyer, G., & Lund, E. (1993). Suicide among wom<strong>en</strong> related to number of<br />

childr<strong>en</strong> in marriage. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 50, 134-137.<br />

Hovey, J.D. (2000). Acculturative stress, depression, and suicidal ideation among<br />

C<strong>en</strong>tral American immigrants. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 30,<br />

125-139.<br />

Hunt, I.M., Kapur, N., Robinson, J., Shaw, J., Flynn, S., Bailey, H. (2006). Suicide<br />

within 12 month of m<strong>en</strong>tal health service contact in differ<strong>en</strong>t age and<br />

diagnostic groups. National clinical survey British Journal of Psychiatry,<br />

188, 135-142.<br />

Ilg<strong>en</strong>, M.A., Burnette, M.L., Conner, K.R., Czyz, E., Murray, R., Chermack, S.<br />

(2010). The association betwe<strong>en</strong> viol<strong>en</strong>ce and lifetime suicidal thoughts<br />

and behaviors in individuals treated for substance use disorders. Addictive<br />

Behaviors, 35, 111-115.<br />

Isometsa, E.T., & Lönnqvist, J.K. (1998). Suicide attempts preceding completed<br />

suicide. The British Journal of Psychiatry, 173, 531-535.<br />

J<strong>en</strong>kins, G.R., Hale, R., Papanastassiou, M., Crawford, M.J., & Tyrer, P. (2002).<br />

Suicide rate 22 years after parasuicide: Cohort study. British Medical<br />

Journal, 325, 1155.<br />

Jobes, D.A. (2006). Managing suicidal risk: A collaborative approach. New York:<br />

The Guilford Press.<br />

Jobes, D.A., Wong, S.A., Conrad, A.K., Drozd, J.F., & Neal-Wald<strong>en</strong>, T. (2005). The<br />

collaborative assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t of suicidality versus treatm<strong>en</strong>t<br />

as usual: A retrospective study with suicidal outpati<strong>en</strong>ts. Suicide & Life-<br />

Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 35, 483-497.<br />

Joiner, T.E., Pettit, J.W., Walker, R.L., Voelz, Z.R., Cruz, J., Rudd, M.D., et al.<br />

(2002). Perceived burd<strong>en</strong>som<strong>en</strong>ess and suicidality: Two studies on the<br />

suicide notes of those attempting and those completing suicide. Journal of<br />

Social and Clinical Psychology, 21, 531-545.<br />

Jokin<strong>en</strong>, J., Carlborg, A., Mårt<strong>en</strong>sson, B., Forslund, K., Nordström, A., &<br />

Nordström, P. (2007). DST non-suppression predicts suicide after


Literatuur bij deel 2 161<br />

attempted suicide. Psychiatry Research, 150, 297-303.<br />

Kaplan, K.J., & Harrow, M. (1999). Psychosis and functioning as risk factors for<br />

later suicidal activity among schizophr<strong>en</strong>ia and schizoaf-fective pati<strong>en</strong>ts: A<br />

disease-based interactive model. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behaviour, 29,<br />

10-24.<br />

Kaprio, J., Kosk<strong>en</strong>vuo, M., & Rita, H. (1987). Mortality after bereavem<strong>en</strong>t: A<br />

prospective study of 95,647 widowed persons. American Journal of Public<br />

Health, 77, 283-287.<br />

Kapur, N. & Gask, L. (2009). Introduction to suicide and self-harm. Psychiatry, 8,<br />

233-236.<br />

K<strong>en</strong>dler, K.S. (2010). G<strong>en</strong>etic and <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t pathways to suicidal behavior:<br />

Reflections of a g<strong>en</strong>etic epidemiologist. European Psychiatry, 25, 300-303.<br />

Kerby, D.S. (2003). CART analysis with unit-weighted regression to predict<br />

suicidal ideation from Big Five traits. Personality and Individual Differ<strong>en</strong>ces,<br />

35, 249-261.<br />

Kerkhof, A., & Spijker, B. <strong>van</strong>. (2011). Worrying and rumination as proximal<br />

risk factors for suicidal behaviour. In R.C. O’Conner, S. Platt, & J. Gordon,<br />

International handbook of suicide prev<strong>en</strong>tion research, policy and practice<br />

(pp. 199-210). Oxford: Wiley & Sons.<br />

Kessler, R.C., Borges, G., & Walters, E.E. (1999). Preval<strong>en</strong>ce of and risk factors for<br />

lifetime suicide attempts in the National Comorbidity Survey. Archives of<br />

G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 56, 617-626.<br />

Kety, S.S., Ros<strong>en</strong>thal, D., W<strong>en</strong>der, P.H., & Schulsinger, F. (1968). The types and<br />

preval<strong>en</strong>ce of m<strong>en</strong>tal illness in the biological and adoptive families of<br />

adopted schizophr<strong>en</strong>ics. Journal of Psychiatric Research, 6, 345-362.<br />

Khan, A., Lev<strong>en</strong>thal, R.M., Khan, S., & Brown, W.A. (2002). Suicide risk in<br />

pati<strong>en</strong>ts with anxiety disorders: A meta-analysis of the FDA data- base.<br />

Journal of Affective Disorders, 68, 183-190.<br />

Kim, C. , Lesage, A., Seguin, M., Chawsky, N., Vanier, C., Lipp, O. et al. (2003).<br />

Patterns of co-morbidity in male suicide completers. Psychological<br />

Medicine, 33, 1299-1309.<br />

Kliewer, E.V., & Ward, R.H. (1988). Converg<strong>en</strong>ce of immigrant suicide rates to<br />

those in the destination country. American Journal of Epidemiology, 127,<br />

640-653.<br />

Lester, D. (2006). Hopelessness and suicide in schizophr<strong>en</strong>ia. In R. Tatarelli, M.<br />

Pompili, & P. Girardi (Eds.), Suicide in schizophr<strong>en</strong>ia. New York: Nova<br />

Sci<strong>en</strong>ce Publishers Inc.<br />

Lewine, R.R. (2005). Social class of origin, lost pot<strong>en</strong>tial, and hopelessness in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. Schizophr<strong>en</strong>ia Research, 76, 329-335.<br />

Li, Z., Page, A., Martin, G., & Taylor, R. (2011). Attributable risk of psychiatric<br />

and socio-economic factors for suicide from individual-level, populationbased<br />

studies: A systematic review. Social Sci<strong>en</strong>ce & Medicine, 72, 608-616.


162 Deel 2 Diagnostiek<br />

Links, P.S., Gould, B., Ratnayake, R. (2003). Assessing suicidal youth with<br />

antisocial, borderline, or narcissistic personality disorder. Canadian Journal<br />

of Psychiatry, 48, 301-310.<br />

Luoma, J.B., & Pearson, J.L. (2002). Suicide and marital status in the United<br />

States, 1991-1996: Is widowhood a risk factor American Journal of Public<br />

Health, 92, 1518-1522.<br />

Luyn, J.B. <strong>van</strong>, & Kaas<strong>en</strong>brood, A. (2010). Suïcidaliteit in de acute <strong>en</strong> sociale<br />

psychiatrie. In A. Kerkhof, & B. <strong>van</strong> Luyn (Red.), Suicideprev<strong>en</strong>tie in de<br />

praktijk. Hout<strong>en</strong>: Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.<br />

Machado, R.A., Espinosa, A.G., Mel<strong>en</strong>drez, D., González, Y.R., García, V.F., &<br />

Rodríguez, Y.Q. (2011). Suicidal risk and suicide attempts in people treated<br />

with antiepileptic drugs for epilepsy Seizure 2011 Jan 24. Seizure: the<br />

Journal of the British Epilepsy Association, 20, 280-284.<br />

Manfredini, R., Caracciolo, S., Salmi, R., Boari, B., Tomelli, A., & Gallerani, M.<br />

(2000). The association of low serum cholesterol with depression and<br />

suicidal behaviours: New hypotheses for the missing link. The Journal of<br />

International Medical Research, 28, 247-257.<br />

Mann, J.J. (2003). Neurobiology of suicidal behaviour. Nature Reviews.<br />

Neurosci<strong>en</strong>ce, 4, 819-828.<br />

McGirr, A., Tousignant, M., Routhier, D., Pouliot, L., Chawky, N., Margolese,<br />

H.C., et al. (2006). Risk factors for completed suicide in schizophr<strong>en</strong>ia and<br />

other chronic psychotic disorders: A case-controle study. Schizophr<strong>en</strong>ia<br />

Research, 84, 132-143.<br />

McGirr, A., Seguin, M., R<strong>en</strong>aud, J., B<strong>en</strong>kelfat, C., Alda, M., & Turecki, G.<br />

(2006). G<strong>en</strong>der and risk factors for suicide: Evid<strong>en</strong>ce for heterog<strong>en</strong>eity in<br />

predisposing mechanisms. Journal of clinical Psychiatry, 67, 1612-1617.<br />

McGirr, A., & Turecki, G. (2008). What is specific to suicide in schizophr<strong>en</strong>ia<br />

Behavioural, clinical and sociodemographic dim<strong>en</strong>sions. Schizophr<strong>en</strong>ia<br />

Research, 98, 217-224.<br />

McGlashan, T.H. (1986). The Chesnut lodge follow-up study III: Long-term<br />

outcome of borderline personalities. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 43,<br />

2-30.<br />

McLean, J., Maxwell, M., Harris, F., & Jepson, R. (2008). Risk and protective facors<br />

for suicide and suicidal behaviour: A literature review. Edinburgh: Scottisch<br />

Governm<strong>en</strong>t Social Research.<br />

Meadows, L.A., Kaslow, N.J.,Thompson, M.P., & Jurkovic, G.J. (2005). Protective<br />

factors against suicide attempt risk among African American wom<strong>en</strong><br />

experi<strong>en</strong>cing intimate partner viol<strong>en</strong>ce. American Journal of Community<br />

Psychology, 36, 1, 56-66.<br />

Meltzer, H.Y. (2002). Suicidality in schizophr<strong>en</strong>ia: A review of the evid<strong>en</strong>ce for<br />

risk factors and treatm<strong>en</strong>t options. Curr<strong>en</strong>t Psychiatry Reports, 4, 279-283.


Literatuur bij deel 2 163<br />

Milos, G., Spindler, A., Hepp, U., & Schnyder, U. (2004). Suicde and suicidal<br />

ideation: Links with psychiatric morbidity in eating disorders. G<strong>en</strong>eral<br />

Hospital Psychiatry, 26, 129-135.<br />

Montross, L.P., Zisook, S., & Kasckow, J. (2006). Command hallicunations and<br />

suicide risk. In R. Tatarelli, M. Pompili, & P. Girardi (Eds.), Suicide in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. New York: Nova Sci<strong>en</strong>ce Publishers Inc.<br />

Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, P.B., Agerbo, E., Erikson, T., Qin, P., & Westergaard-Niels<strong>en</strong>, N.<br />

(2000). Psychiatric illness and risk factors for suicide in D<strong>en</strong>mark. Lancet,<br />

355, 9-12.<br />

Murphy, G.E., Wetzel, R.D., Robins, E., & McEvoy, L. (1992). Multiple risk factors<br />

predict suicide in alcoholism. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 49, 459-463.<br />

Müller-Oerlinghaus<strong>en</strong>, B., Rogg<strong>en</strong>bach, J., & Franke, L. (2004). Serotonergic<br />

platelet markers of suicidal behavior: Do they really exist Journal of<br />

Affective Disorders, 79, 13-24.<br />

Murphy, G.E. (1998). Why wom<strong>en</strong> are less likely than m<strong>en</strong> to commit suicide.<br />

Compreh<strong>en</strong>sive Psychiatry, 39, 165-175.<br />

Nemeroff, C.B., Ow<strong>en</strong>s, M.J., Bissette, G., Andorn, A.C., & Stanley, M. (1988).<br />

Reduced corticotropin releasing factor binding sites in the frontal cortex of<br />

suicide victims. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 45, 577-579.<br />

New Zealand Guideline Group. (2003). The assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t of<br />

people at risk of suicide. Wellington: New Zealand Guideline Group.<br />

Nord<strong>en</strong>thoft, M., & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, P.B. (2006). Hospital admission and suicide in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. In R. Tatarelli, M. Pompili, & P. Girardi (Eds.), Suicide in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. New York: Nova Sci<strong>en</strong>ce Publishers Inc.<br />

Nordstrom, P., Asberg, M., Aberg-Wistedt, A., & Nordin, C. (1995). Attempted<br />

suicide predicts suicide risk in mood disorders. Acta Psychiatrica<br />

Scandinavica, 92, 345-350.<br />

Oqu<strong>en</strong>do, M.A., Ellis, S.P., Gre<strong>en</strong>wald, S., Malone, K.M., Weissman, M.M., &<br />

Mann, J.J. (2001). Ethnic and sex differ<strong>en</strong>ces in suicide rates relative to<br />

major depression in the United States. The American Journal of Psychiatry,<br />

158, 1652-1658.<br />

Ow<strong>en</strong>s, D., Horrocks, J., & House, A. (2002). Fatal and non-fatal repetition<br />

of self-harm: Systematic review. The British Journal of Psychiatry, 181,<br />

193-199.<br />

Palmer, B.A., Pankratz, V.S., & Bostwick, J.M. (2005). The lifetime risk of suicide<br />

in schizophr<strong>en</strong>ia: A re-examination. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 62,<br />

247-253.<br />

Paris, J. (2008). Treatm<strong>en</strong>t of borderline personality disorder: A guide to evid<strong>en</strong>cebased<br />

practice. New York: Guilford Press.<br />

Parton<strong>en</strong>, T., Haukka, J., Virtamo, J., Taylor, P.R., & Lonnqvist, J. (1999).<br />

Association of low serum total cholesterol with major depression and<br />

suicide. The British Journal of Psychiatry, 175, 259-262.


164 Deel 2 Diagnostiek<br />

Patorno, E., Bohn, R.L., Wahl, P.M., Avorn, J., Patrick, A.R., Liu, J., et al. (2010).<br />

Anticonvulsant medications and the risk of suicide, attempted suicide, or<br />

viol<strong>en</strong>t death. JAMA, 303, 1401-9.<br />

Pierce, D.W. (1977). Suicidal int<strong>en</strong>t in self-injury. The British Journal of Psychiatry,<br />

130, 377-385.<br />

Pirkis, J., Burgess, P., & Dunt, D. (2000). Suicidal ideation and suicide attempts<br />

among Australian adults. Crisis, 21, 16-25.<br />

Placidi, G.P., Oqu<strong>en</strong>do, M.A., Malone, K.M., Brodsky, B., Ellis, S.P., & Mann, J.J.<br />

(2000). Anxiety in major depression: Relationship to suicide attempts. The<br />

American Journal of Psychiatry, 157, 1614-1618.<br />

Plunkett, A., O’Toole, B., Swanston, H., Oates, R.K., Shrimpton, S., & Parkinson,<br />

P. (2001). Suicide risk following child sexual abuse. Ambulatory Pediatrics,<br />

1, 262-266.<br />

Pompili, M., Girardi, P., Tatarelli, G., Ruberto, A., & Tatarelli, R. (2006). Suicide<br />

and attempted suicide in eating disorders, obesity and weight-image<br />

concern. Eating Behaviors, 7, 384-394.<br />

Pompili, M., Innamorati, M., Girardi, P, Tatarelli, R., & Lester, D. (2011).<br />

Evid<strong>en</strong>ce-based interv<strong>en</strong>tions for prev<strong>en</strong>ting suicide in youths (170-210). In<br />

M. Pompili, & R. Tatarelli (Eds.), Evid<strong>en</strong>ce-based practice in suicidology: A<br />

source book. Cambrigde: Hogrefe.<br />

Qin, P., Agerbo, A., & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, P.B. (2003). Suicide risk in relation to<br />

socioeconomic, demographic, psychiatric, and familial factors: A national<br />

register-based study of all suicides in D<strong>en</strong>mark, 1981-1997. The American<br />

Journal of Psychiatry, 160, 765-772.<br />

Quan, H., Arboleda-Florez, J., Fick, G.H., Stuart, H.L., & Love, E.J. (2002).<br />

Association betwe<strong>en</strong> physical illness and suicide among the elderly. Social<br />

Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 37, 190-197.<br />

Restifo, K., Harkavy-Friedman, J.M., & Shrout, P.E. (2009). Suicidal behaviour in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia: A test of the demoralization hypothesis. Journal of Nervous<br />

& M<strong>en</strong>tal Diseases, 197, 147-153.<br />

Royal College of Psychiatrists. (2004). Assessm<strong>en</strong>t following self-harm in adults.<br />

London: Royal college of psychiatrists.<br />

Royal College of Psychiatrists. (2010). Self-harm, suicide and risk: Helping<br />

people who self-harm [College report CR158]. London: Royal College of<br />

Psychiatrists.<br />

Rozanov, V., Mehlum, L. & Stiliha, R. (2009). Suicide in military settings:<br />

Combats and veterans. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford<br />

textbook of suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion: A global perspective (pp.<br />

249-256). Oxford: University Press.<br />

Rub<strong>en</strong>owitz, E., Waern, M., Wilhelmson, K., & Allebeck, P. (2001). Life ev<strong>en</strong>ts<br />

and psychosocial factors in elderly suicides: A case-control study.<br />

Psychological Medicine, 31, 1193-1202.


Literatuur bij deel 2 165<br />

Rudnick, A. (1999). Relation betwe<strong>en</strong> command hallucinations and dangerous<br />

behaviour. Journal of American Adademy of Psychiatry Law, 27, 253-257.<br />

Runeson, B., Tidemalm, D., Dahlin, M., Licht<strong>en</strong>stein, P., & Långström, N. (2010).<br />

Method of attempted suicide as predictor of subsequ<strong>en</strong>t successful suicide:<br />

National long term cohort study. British Medical Journal, 340, c3222.<br />

Roy, A., & Segal, N.L. (2001). Suicidal behavior in twins: A replication. Journal of<br />

Affective Disorders, 66, 71-74.<br />

Sainsbury, P. (1955). Suicide in London: An Ecological Study. London: Chapman<br />

and Hall.<br />

Salverda, B. (2004). Laat me los, hou me vast: Verslag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kwalitatief<br />

onderzoek naar het psychisch welbevind<strong>en</strong> <strong>van</strong> dertig Haagse meisjes <strong>van</strong><br />

Hindoestaanse afkomst. D<strong>en</strong> Haag: GGD-afdeling Epidemiologie.<br />

Salverda, B. (2010). Wel <strong>en</strong> Wee: Turks-Nederlandse meisjes aan het woord over<br />

hun lev<strong>en</strong>. D<strong>en</strong> Haag: GGD-afdeling Epidemiologie.<br />

Sandfort, T.G.M., Graaf, R. de, Bijl, R.V., & Schnabel, P. (2001). Same-sex sexual<br />

behavior and psychiatric disorders: Findings from the Netherlands m<strong>en</strong>tal<br />

health survey and incid<strong>en</strong>ce study (NEMESIS). Archives of G<strong>en</strong>eral<br />

Psychiatry, 58, 85-91.<br />

Schulsinger, F., Kety, S.S., Ros<strong>en</strong>thal, D., & W<strong>en</strong>der, R. (1979). A family study<br />

of suicide. In M. Schou, & E. Stromgr<strong>en</strong> (Eds.), Origins, prev<strong>en</strong>tion and<br />

treatm<strong>en</strong>t of affective disorders (pp. 277-287). New York: Academic Press.<br />

Shea, S.C. (1998). The chronological assessm<strong>en</strong>t of suicide ev<strong>en</strong>ts: A practical<br />

interviewing strategy for the elicitation of suicidal ideation. The Journal of<br />

clinical psychiatry, 59, 58-72.<br />

Shea, S.C. (1999). The practical art of suicide assessm<strong>en</strong>t: A guide for m<strong>en</strong>tal<br />

health professionals and substance abuse counselors. Hobok<strong>en</strong>, NJ: Wiley.<br />

Singh, G.K., & Siahpush, M. (2001). All-cause and cause-specific mortality of<br />

immigrants and native born in the United States. American Journal of<br />

Public Health, 91, 392-399.<br />

Siris, S.G. (2000). Depression in schizophr<strong>en</strong>ia: Perspective in the era of ‘atypical’<br />

antipsychotic ag<strong>en</strong>ts. The American Journal of Psychiatry, 157, 1379-1389.<br />

Skogman, K., Alsén, M., & Öjehag<strong>en</strong>, A. (2004). Sex differ<strong>en</strong>ces in risk factors<br />

for suicide after attempted suicide A follow-up study of 1052 suicide<br />

attempters. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 39, 113-120.<br />

Sno, H.N., Beekman, A.T.F., H<strong>en</strong>geveld, M.W., Kuiper, T., Kupka, R.W., Naarding,<br />

P., et al. Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie. (2004). Richtlijn<br />

psychiatrisch onderzoek bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Amsterdam: Boom.<br />

Stack, S. (2001). Occupation and suicide. Social sci<strong>en</strong>ce quarterly, 82, 384-396.<br />

Stefansson, J., Nordström, P., & Jokin<strong>en</strong>, J. (2012). Suicide Int<strong>en</strong>t Scale in the<br />

prediction of suicide. Journal of Affective Disorders, 136, 167-71.


166 Deel 2 Diagnostiek<br />

St<strong>en</strong>ager, E.N., St<strong>en</strong>ager, E., Koch-H<strong>en</strong>riks<strong>en</strong>, N., Bronnum-Hans<strong>en</strong>, H.,<br />

Hyllested, K., J<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, K., et al. (1992). Suicide and multiple sclerosis: An<br />

epidemiological investigation. Journal of Neurology, Neurosurgery, and<br />

Psychiatry, 55, 542-545.<br />

Stuckler, D., Basu, S., Suhrcke, M., Coutts, A., & McKee, M. (2009). The public<br />

health effect of economic crises and alternative policy responses in Europe:<br />

An empirical analysis. The Lancet, 374, 315-23.<br />

Suokas, J., Suomin<strong>en</strong>, K., Isometsa, E., Ostama, A., & Lönnqvist, J. (2001). Longterm<br />

risk factors for suicide mortality after attempted suicide findings of a<br />

14-year follow-up study. Acta Psychiatrica Scandinavica, 104, 117-121.<br />

Taylor, R., Morrell, S., Slaytor, E., & Ford, P. (1998). Suicide in urban New South<br />

Wales, Australia 1985-1994: Socio-economic and migrant interactions.<br />

Social Sci<strong>en</strong>ce & Medicine, 47, 1677-1686.<br />

Tidemalm, D., Långström, N., Licht<strong>en</strong>stein, P., & Runeson, B. (2008). Risk of<br />

suicide after suicide attempt according to coexisting psychiatric disorder:<br />

Swedish cohort study with long term follow-up. British Medical Journal,<br />

337, a2205.<br />

Tondo, L., Isacsson, G., & Baldessarini, R.J. (2003). Suicidal behaviour in bipolar<br />

disorder: Risk and prev<strong>en</strong>tion. CNS Drugs, 17, 491-511.<br />

Useda, J.D., Duberstein, P.R., Conner, K.R., Beckman, A., Franus, N., Tu, X., et al.<br />

(2007). Personality differ<strong>en</strong>ces in attempted suicide versus suicide in adults<br />

50 years of age or older. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 75,<br />

126-133.<br />

Uncapher, H., Gallagher-Thompson, D., Osgood, N.J., & Bongar, B. (1998).<br />

Hopelessness and suicidal ideation in older adults. The Gerontologist, 38,<br />

62-70.<br />

Velting, D.M. (1999). Suicidal ideation and the five-factor model of personality.<br />

Personality and Individual Differ<strong>en</strong>ces, 27, 943-952.<br />

Verkes, R.J., Mast, R.C. <strong>van</strong> der, Kerkhof, A.J., Fekkes, D., H<strong>en</strong>geveld, M.W., Tuyl,<br />

J.P., et al. (1998). Platelet serotonin, monoamine oxidase activity, and [3h]<br />

paroxetine binding related to impulsive suicide attempts and borderline<br />

personality disorder. Biological Psychiatry, 15, 740-746.<br />

Verkes, R.J., Mast, R.C. <strong>van</strong> der, H<strong>en</strong>geveld, M.W., Tuyl, J.P., Zwinderman, A.H.,<br />

& Kemp<strong>en</strong>, G.M. <strong>van</strong>. (1998). Reduction by paroxetine of suicidal behavior<br />

in pati<strong>en</strong>st with repeated suicide attempts but not major depression. The<br />

American Journal of Psychiatry, 155, 543-547.<br />

Vizcarra, B., Hassan, F., Hunter, W.M., Munoz, S.R., Ramiro, L., & De Paula, C.S.<br />

(2004). Partner viol<strong>en</strong>ce as a risk factor for m<strong>en</strong>tal health among wom<strong>en</strong><br />

from communities in the Philippines, Egypt, Chile, and India. International<br />

Journal of Injury Control and Safety Promotion, 11, 125-129.<br />

Wagner, B.M. (1997). Family risk factors for child and adolesc<strong>en</strong>t suicidal<br />

behavior. Psychological Bulletin, 121, 246-298.


Literatuur bij deel 2 167<br />

Warshaw, M.G., Dolan, R.T., & Keller, M.B. (2000). Suicidal behavior in pati<strong>en</strong>ts<br />

with curr<strong>en</strong>t or past panic disorder: Five years of prospective data from<br />

the Harvard/Brown Anxiety Research Program. The American Journal of<br />

Psychiatry, 157, 1876-1878.<br />

Weinstock, L.M., Strong, D., Uebelacker, L.A., & Miller, I.W. (2009). Differ<strong>en</strong>tial<br />

itemfunctioning of DSM-IV depressive symptoms in individuals with a<br />

history of mania versus without: An item response theory analysis. Bipolar<br />

Disorder, 11, 289-297.<br />

Weisman, A., & Word<strong>en</strong>, J.W. (1972). Risk-rescue rating in suicide assessm<strong>en</strong>t.<br />

Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 26, 553-560.<br />

W<strong>en</strong>der, P.H., Kety, S.S., Ros<strong>en</strong>thal, D., Schulsinger, F., Ortmann, J., & Lunde,<br />

I. (1986). Psychiatric disorders in the biological and adoptive families of<br />

adopted individuals with affective disorders. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry,<br />

43, 923-929.<br />

Wiktorsson, S., Runeson, B., Skoog, I., Ostling, S., & Waern, M. (2010).<br />

Attempted suicide in the elderly: Characteristics of suicide attempters 70<br />

years and older and a g<strong>en</strong>eral population comparison group. The American<br />

Journal of Geriatric Psychiatry, 18, 57-67.<br />

Wilson, S.T., & Amador, X.F. (2006). Awar<strong>en</strong>ess of illness and the risk of suicide<br />

in schizophr<strong>en</strong>ia. In R. Tatarelli, M. Pompili, & P. Girardi (Eds.), Suicide in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. New York: Nova Sci<strong>en</strong>ce Publishers Inc.<br />

Wingood, G.M., DiClem<strong>en</strong>te, R.J., & Raj, A. (2000). Adverse consequ<strong>en</strong>ces of<br />

intimate partner abuse among wom<strong>en</strong> in non-urban domestic viol<strong>en</strong>ce<br />

shelters. American Journal of Prev<strong>en</strong>tive Medicine, 19, 270-275.<br />

Young, M.A., Fogg, L.F., Scheftner, W., Fawcett, J., Akiskal, H., & Maser, J.<br />

(1996). Stable trait compon<strong>en</strong>ts of hopelessness: Baseline and s<strong>en</strong>sitivity to<br />

depression. Journal of Abnormal Psychology, 105, 155-165.<br />

Zouk, H., Tousignant, M., Séguin, M., Lesage, A., & Turecki, G. (2006).<br />

Characterization of impulsivity in suicide completers: Clinical, behavioral<br />

and psychosocial dim<strong>en</strong>sions. Journal of Affective Disorders, 92, 195-204.


Deel 3<br />

Behandeling<br />

Suïcidaal gedrag kan plotseling ontstaan of langdurig aanwezig zijn.<br />

Anamnese <strong>en</strong> onderzoek zijn bepal<strong>en</strong>d voor welke interv<strong>en</strong>ties direct<br />

nodig zijn <strong>en</strong> welke op langere termijn. Daarom wordt in dit deel<br />

onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> eerste interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de daaropvolg<strong>en</strong>de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.


Hoofdstuk 7<br />

Eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

1 Inleiding<br />

De eerste interv<strong>en</strong>ties voor patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong> niet los<br />

gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>diagnostiek</strong>. Bijvoorbeeld: in e<strong>en</strong> gesprek over suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> patiënt met e<strong>en</strong> depressie wordt uitgelegd dat dergelijke<br />

gedacht<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> depressie kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Dat kan de patiënt<br />

inzicht gev<strong>en</strong> in wat er aan de hand is, <strong>en</strong> hem of haar het gevoel gev<strong>en</strong><br />

begrep<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Het heeft iets kunstmatigs om <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

in dit opzicht strikt te scheid<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk wordt geprobeerd<br />

stapsgewijs vrag<strong>en</strong> te beantwoord<strong>en</strong> die aan de orde zijn in het proces dat<br />

begint met <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> dat leidt naar verdere zorg.<br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Welke somatische, psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties moet<strong>en</strong> het<br />

eerst word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> (Paragraaf 2.)<br />

• Welke eerste interv<strong>en</strong>ties vind<strong>en</strong> plaats onder wgbo <strong>en</strong> de Wet Bopz<br />

(Paragraaf 3.)<br />

• Welke interv<strong>en</strong>ties bevorder<strong>en</strong> de therapietrouw (Paragraaf 4.)<br />

• Wat is het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract op het verklein<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kans<br />

op suïcide <strong>en</strong> op de behandelrelatie (Paragraaf 5.)<br />

• Wat is het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> signalerings- of veiligheidsplan (Paragraaf 6.)<br />

• Welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> veiligheidsplan bevatt<strong>en</strong> (Paragraaf 6.)<br />

2 Somatische, psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties<br />

Welke somatische, psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties moet<strong>en</strong><br />

het eerst word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> In zowel eerste- als tweedelijnsvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> met meer of minder ernstige suïcidale<br />

gedraging<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om hier de vraag te beantwoord<strong>en</strong> welke interv<strong>en</strong>ties<br />

op welk mom<strong>en</strong>t nodig zijn.


172 Deel 3 Behandeling<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: specifieke interv<strong>en</strong>ties<br />

Er is ge<strong>en</strong> onderzoek gedaan naar de vraag welke somatische, psychiatrische<br />

<strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan. Uit het stresskwetsbaarheidsmodel<br />

<strong>en</strong> de toestand <strong>van</strong> <strong>en</strong>trapm<strong>en</strong>t (zie hoofdstuk 2)<br />

waarin e<strong>en</strong> patiënt verkeert, kunn<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties word<strong>en</strong> afgeleid.<br />

Overige overweging<strong>en</strong>: specifieke interv<strong>en</strong>ties<br />

Somatische interv<strong>en</strong>ties zijn nodig als anamnese <strong>en</strong> onderzoek wijz<strong>en</strong> in<br />

de richting <strong>van</strong> e<strong>en</strong> somatische aando<strong>en</strong>ing, bijvoorbeeld bij het plotseling<br />

optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> bewustzijnsverandering of bizar gedrag. De arts zal<br />

de interv<strong>en</strong>ties moet<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> <strong>en</strong> in veel gevall<strong>en</strong> is consultatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiater nodig, vooral als psychische ontregeling dreigt of al plaatsvindt.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek naar welke somatische interv<strong>en</strong>ties wanneer<br />

nodig zijn is niet voorhand<strong>en</strong>, omdat het niet gaat om interv<strong>en</strong>ties gericht<br />

op e<strong>en</strong> specifieke aando<strong>en</strong>ing.<br />

Ook kunn<strong>en</strong> somatische interv<strong>en</strong>ties nodig zijn wanneer het vermoed<strong>en</strong><br />

rijst dat de patiënt reeds e<strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>de handeling heeft verricht. In<br />

geval <strong>van</strong> e<strong>en</strong> auto-intoxicatie bijvoorbeeld di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> gedetailleerd uit te<br />

vrag<strong>en</strong> welke medicijn<strong>en</strong> zijn ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, wanneer, in welke hoeveelheid,<br />

of er al dan niet met alcohol is ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zovoort.<br />

Psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties zull<strong>en</strong> zich richt<strong>en</strong> op beïnvloeding<br />

<strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>en</strong> de directe aanleiding<strong>en</strong>,<br />

althans voor zover dat mogelijk is. Eerste interv<strong>en</strong>ties zijn erop gericht<br />

de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt te bevorder<strong>en</strong>, de werkrelatie te bevorder<strong>en</strong>,<br />

ev<strong>en</strong>tuele psychiatrische ontregeling<strong>en</strong> te behandel<strong>en</strong>, de juiste setting <strong>van</strong><br />

<strong>behandeling</strong> vast te stell<strong>en</strong> <strong>en</strong> de continuïteit <strong>van</strong> de zorg te bevorder<strong>en</strong>.<br />

Ook di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk mete<strong>en</strong> naast<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> te<br />

betrekk<strong>en</strong>. In het volg<strong>en</strong>de wordt nader ingegaan op interv<strong>en</strong>ties bij ambulante<br />

patiënt<strong>en</strong>, klinische patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

hebb<strong>en</strong> gedaan.<br />

Ambulante <strong>en</strong> klinische patiënt<strong>en</strong><br />

Bij ambulante patiënt<strong>en</strong> zal de eerste interv<strong>en</strong>tie neerkom<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

gesprek waarin duidelijk wordt of het suïcidale gedrag is te hanter<strong>en</strong> of<br />

te verminder<strong>en</strong>. Wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek is niet voorhand<strong>en</strong>; interv<strong>en</strong>ties<br />

zull<strong>en</strong> afhang<strong>en</strong> <strong>van</strong> de hypothese over hoe het suïcidale gedrag is<br />

ontstaan. Dit geldt ook voor klinische patiënt<strong>en</strong>. Patiënt <strong>en</strong> professional<br />

zull<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> goede werkrelatie sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkhypothese opstell<strong>en</strong> die<br />

leid<strong>en</strong>d is voor het bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> ev<strong>en</strong>tuele interv<strong>en</strong>ties.<br />

Daarbij is nodig onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> die wel of niet<br />

beïnvloedbaar zijn. Het is niet aannemelijk dat factor<strong>en</strong> als langdurige<br />

kwetsbaarheid of persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> op korte termijn beïnvloed<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Uiteraard zijn deze factor<strong>en</strong> ook <strong>van</strong> belang <strong>en</strong> professio-


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 173<br />

nals do<strong>en</strong> er goed aan de mogelijkheid <strong>van</strong> beïnvloeding dan wel <strong>behandeling</strong><br />

op langere termijn met de patiënt te besprek<strong>en</strong>. Factor<strong>en</strong> die mogelijk<br />

wel op korte termijn beïnvloedbaar zijn, zoals actuele psychiatrische<br />

verschijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> directe aanleiding<strong>en</strong>, meestal psychosociale stressor<strong>en</strong>,<br />

word<strong>en</strong> hierna besprok<strong>en</strong>.<br />

Eerste interv<strong>en</strong>ties gericht op e<strong>en</strong> actuele psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<br />

betreff<strong>en</strong> het verstrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychofarmaca. In de eerste plaats gaat het<br />

onder andere om bestrijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> angst, wanhoop, agitatie, slapeloosheid<br />

<strong>en</strong> hallucinaties of wan<strong>en</strong> die het suïcidale gedrag <strong>van</strong> de patiënt deels of<br />

geheel veroorzak<strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong> het feit dat bij ongeveer 90% <strong>van</strong> alle suïcides<br />

e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis, meestal e<strong>en</strong> depressie, is vastgesteld, moet<strong>en</strong><br />

professionals alert zijn op de aanwezigheid hier<strong>van</strong>. Zowel de patiënt als<br />

de naast<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> geïnformeerd word<strong>en</strong> over de betek<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele psychiatrische stoornis (zie ook hoofdstuk 3). Suïcidaal<br />

gedrag komt vaak voor bij depressies <strong>en</strong> met patiënt <strong>en</strong> naast<strong>en</strong> is<br />

daarom e<strong>en</strong> goede sam<strong>en</strong>werking, e<strong>en</strong> bondg<strong>en</strong>ootschap, vereist. Immers,<br />

de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie leidt pas na <strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong> tot zichtbaar<br />

resultaat <strong>en</strong> tot die tijd is dit bondg<strong>en</strong>ootschap noodzakelijk. Het<br />

besprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> kan daarbij ook help<strong>en</strong> de rele<strong>van</strong>tie er<strong>van</strong><br />

te bepal<strong>en</strong> <strong>en</strong> reële verwachting<strong>en</strong> te blijv<strong>en</strong> koester<strong>en</strong> over de mogelijkheid<br />

<strong>van</strong> het voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide. Dit alles geldt ook voor patiënt<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag die aan andere psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong>. Psychoeducatie<br />

over de stoornis zelf, het suïcidale gedrag dat daarmee in verband<br />

staat <strong>en</strong> de risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die medebepal<strong>en</strong>d<br />

zijn, behor<strong>en</strong> tot de eerste interv<strong>en</strong>ties.<br />

Omdat alcohol <strong>en</strong> het gebruik <strong>van</strong> andere psychotrope middel<strong>en</strong> vaak<br />

voorkom<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag zull<strong>en</strong> eerste interv<strong>en</strong>ties,<br />

indi<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>t, ook hierop moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gericht. Besprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> abstin<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> daar<strong>van</strong>, zoals het ontstaan <strong>van</strong> ontw<strong>en</strong>ningsverschijnsel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wat er nodig is om deze te behandel<strong>en</strong>, is nodig.<br />

Eerste interv<strong>en</strong>ties gericht op factor<strong>en</strong> die mede aanleiding hebb<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> tot suïcidaal gedrag betreff<strong>en</strong> verheldering er<strong>van</strong>. Immers, suïcidaal<br />

gedrag als reactie op e<strong>en</strong> relatiebreuk of ontslag vereist specifiek<br />

bespreking <strong>van</strong> de consequ<strong>en</strong>ties voor de patiënt. Het wordt daarbij ook<br />

duidelijk hoe de patiënt e<strong>en</strong> bepaalde aanleiding percipieert <strong>en</strong> of dit met<br />

de realiteit in overe<strong>en</strong>stemming is. Daardoor kan duidelijk word<strong>en</strong> in<br />

hoeverre de wanhoop of het toekomstperspectief te beïnvloed<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong><br />

daarmee het suïcidale gedrag. Om e<strong>en</strong> indruk te krijg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de context <strong>van</strong><br />

de patiënt, de mate <strong>van</strong> sociale steun <strong>en</strong> de aanleiding<strong>en</strong>, zijn de naast<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt e<strong>en</strong> belangrijke bron <strong>van</strong> informatie (Magne-Ingvar &<br />

Ojehag<strong>en</strong>, 1999).<br />

Het is <strong>van</strong> belang rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de toestand <strong>van</strong> de patiënt zoals<br />

deze die zelf ervaart. Na doorvrag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> meestal aanlei-


174 Deel 3 Behandeling<br />

ding<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, waarbij het soms opvalt dat bij sommige recidivist<strong>en</strong><br />

onder de suïcidepogers niet erg ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> tot suïcidaal<br />

gedrag hebb<strong>en</strong> geleid (Joiner & Rudd, 2000). Het is dus <strong>van</strong> belang de eig<strong>en</strong><br />

perceptie <strong>van</strong> de patiënt, zijn eig<strong>en</strong> verhaal <strong>en</strong> de int<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het suïcidale gedrag te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Het empathisch b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> <strong>van</strong> aspect<strong>en</strong> als<br />

klemzitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de daarmee gepaard gaande vermindering <strong>van</strong> de probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong><br />

bevordert de werkrelatie <strong>en</strong> de motivatie voor<br />

nazorg <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

Casus<br />

E<strong>en</strong> 56-jarige man wordt door de huisarts beoordeeld nadat hij teg<strong>en</strong><br />

zijn vrouw heeft gezegd dat hij naar het spoor zal gaan. Bij onderzoek<br />

wordt e<strong>en</strong> moedeloze man gezi<strong>en</strong> die vertelt dat hij e<strong>en</strong> conflict met zijn<br />

vrouw heeft gehad die vindt dat hij ‘eindelijk e<strong>en</strong>s iets aan zijn passieve<br />

houding moet do<strong>en</strong>’. Hij blijkt na e<strong>en</strong> arbeidsconflict al drie maand<strong>en</strong><br />

thuis te zitt<strong>en</strong>, somber te zijn, slecht te slap<strong>en</strong> <strong>en</strong> te et<strong>en</strong>. Zijn vrouw is<br />

geschokt <strong>en</strong> ziet zijn suïcidedreiging als het volg<strong>en</strong>de bewijs <strong>van</strong> zijn<br />

vermijd<strong>en</strong>de houding. De werkhypothese luidt dat er sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

depressie die nog niet behandeld wordt bij e<strong>en</strong> man die zich afgewez<strong>en</strong><br />

voelt door zijn vrouw.<br />

De eerste interv<strong>en</strong>tie bestaat uit het b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> <strong>van</strong> zijn sombere<br />

stemming <strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> afwijzing, die hij herk<strong>en</strong>t. Hierdoor voelt hij<br />

zich begrep<strong>en</strong>. De volg<strong>en</strong>de interv<strong>en</strong>tie is e<strong>en</strong> gesprek met de patiënt <strong>en</strong><br />

zijn vrouw, waarbij uitleg over depressie wordt gegev<strong>en</strong>. De echtg<strong>en</strong>ote<br />

blijkt daarop opgelucht te zijn, waarna wordt overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat<br />

<strong>behandeling</strong> voor de depressie geïndiceerd is. Er wordt expliciet<br />

afgesprok<strong>en</strong> dat de echtg<strong>en</strong>ote bij de <strong>behandeling</strong> betrokk<strong>en</strong> zal blijv<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: na suïcidepoging<br />

Als e<strong>en</strong> patiënt na e<strong>en</strong> suïcidepoging in de crisisdi<strong>en</strong>st of op e<strong>en</strong> seh wordt<br />

gezi<strong>en</strong>, kan de toestand <strong>van</strong> de patiënt om direct handel<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Naar<br />

het effect <strong>van</strong> de b<strong>en</strong>odigde zorg is weinig onderzoek gedaan. E<strong>en</strong> paar<br />

basale bevinding<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige richting.<br />

Uit e<strong>en</strong> cohortonderzoek bij 246 patiënt<strong>en</strong> die na e<strong>en</strong> suïcidepoging op e<strong>en</strong><br />

seh kwam<strong>en</strong>, werd 58% niet door e<strong>en</strong> psychiater beoordeeld. Deg<strong>en</strong>e die<br />

tuss<strong>en</strong> 17.00 <strong>en</strong> 9.00 uur kwam<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> minder vaak door e<strong>en</strong> psychiater<br />

beoordeeld dan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> 9.00 <strong>en</strong> 17.00 uur kwam<strong>en</strong>. Van de<br />

niet-beoordeelde patiënt<strong>en</strong> deed 37% e<strong>en</strong> recidiefpoging in het daaropvolg<strong>en</strong>de<br />

jaar, in de andere groep was dat 18% (Hickey et al., 2001).<br />

In e<strong>en</strong> cohortonderzoek <strong>van</strong> 604 suïcidepogers gezi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

ziek<strong>en</strong>huis bleek dat binn<strong>en</strong> 12 wek<strong>en</strong> 18% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> die niet war<strong>en</strong><br />

beoordeeld e<strong>en</strong> recidiefpoging ded<strong>en</strong>, terwijl dat bij 10% het geval was <strong>van</strong><br />

de patiënt<strong>en</strong> die wel beoordeeld werd<strong>en</strong> (p < 0,005). Dit impliceert dat de


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 175<br />

kans op e<strong>en</strong> recidief bij deze laatste groep ongeveer de helft kleiner was<br />

(Kapur et al., 2002). In e<strong>en</strong>zelfde soort onderzoek met langere follow-up bij<br />

658 suïcidepogers kon dat niet bevestigd word<strong>en</strong>, maar bleek dat verwijzing<br />

voor specialistische <strong>behandeling</strong> de recidiefkans halveerde (Kapur et<br />

al., 2004). In beide onderzoek<strong>en</strong> bleek er e<strong>en</strong> grote groep suïcidepogers<br />

te zijn die niet de zorg kreeg die het risico <strong>van</strong> herhaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> poging<br />

kan verminder<strong>en</strong>. Omdat de beoordeling <strong>en</strong> de zorg die e<strong>en</strong> deel wel kreeg<br />

nogal bescheid<strong>en</strong> lijkt, is uit deze onderzoek<strong>en</strong> toch de conclusie te trekk<strong>en</strong><br />

dat beoordeling <strong>en</strong> verwijzing op zich al tot e<strong>en</strong> opmerkelijke vermindering<br />

<strong>van</strong> recidiev<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong>.<br />

In dit verband is e<strong>en</strong> onderzoek rele<strong>van</strong>t waarin werd vastgesteld dat<br />

suïcidepogers zelf vooral behoefte hadd<strong>en</strong> aan hulp bij gezondheidsproblem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bij basale <strong>en</strong> sociale problem<strong>en</strong> (Cedereke & Ojehag<strong>en</strong>, 2002).<br />

Daar valt uit af te leid<strong>en</strong> dat aandacht voor dergelijke problem<strong>en</strong> bij het<br />

mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behandelplan <strong>van</strong> belang is.<br />

Overige overweging<strong>en</strong>: na suïcidepoging<br />

Gezi<strong>en</strong> de oververteg<strong>en</strong>woordiging <strong>van</strong> psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>, vooral<br />

depressie, bij patiënt<strong>en</strong> die zich hebb<strong>en</strong> gesuïcideerd, is het inschakel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiater bij het vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis<br />

aan te bevel<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s is dit het geval als de toestand <strong>van</strong> de patiënt daar<br />

aanleiding toegeeft: bij agitatie, hevige angst of gedrag dat ontregeld wordt<br />

door hallucinaties of verwardheid. De psychiater wordt dan gevraagd<br />

<strong>diagnostiek</strong> te verricht<strong>en</strong> <strong>en</strong> indicatie te stell<strong>en</strong> voor hanteerbaar mak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> het gedrag middels direct b<strong>en</strong>odigde interv<strong>en</strong>ties als medicatie <strong>en</strong>/of<br />

het regel<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> onvrijwillige opname. Hierbij wordt verwez<strong>en</strong> naar de<br />

toelichting in bijlage 5 over gezondheidszorgwetgeving.<br />

Conclusies<br />

Niveau 3<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat verwijzing <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

hebb<strong>en</strong> gedaan naar specialistische <strong>behandeling</strong> de kans op<br />

recidief vermindert.<br />

B: Kapur, 2004.<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale beoordeling<br />

<strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag op e<strong>en</strong> afdeling spoedeis<strong>en</strong>de hulp<br />

de kans op e<strong>en</strong> recidief verkleint.<br />

B: Kapur, 2002; 2004.<br />

C: Hickey, 2001.


176 Deel 3 Behandeling<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te informatie<br />

kunn<strong>en</strong> verstrekk<strong>en</strong> over patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag op e<strong>en</strong> afdeling<br />

spoedeis<strong>en</strong>de hulp (seh).<br />

C: Magne-Ingvar, 1999; Cedereke, 2002.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is vereist e<strong>en</strong> somatisch arts in te schakel<strong>en</strong> wanneer bij e<strong>en</strong> suïcidale<br />

patiënt aanwijzing<strong>en</strong> bestaan voor e<strong>en</strong> somatische aando<strong>en</strong>ing. Het is<br />

vereist om e<strong>en</strong> professional met gespecialiseerde k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag in te schakel<strong>en</strong> bij iedere patiënt die e<strong>en</strong> suïcidepoging of serieuze<br />

suïcidale uitsprak<strong>en</strong> heeft gedaan, of die ander gedrag vertoont dat e<strong>en</strong><br />

serieus risico <strong>van</strong> suïcide kan do<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om eerste interv<strong>en</strong>ties te richt<strong>en</strong> op beïnvloeding <strong>van</strong><br />

het suïcidale gedrag <strong>en</strong> de directe aanleiding<strong>en</strong> daar<strong>van</strong>. Daarbij behor<strong>en</strong><br />

het bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt, het bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

werkrelatie, behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiatrische ontregeling<strong>en</strong>, het vaststell<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de juiste plaats <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de continuïteit<br />

<strong>van</strong> <strong>behandeling</strong>, <strong>en</strong> voor zover mogelijk het betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> bij dit<br />

proces.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om aan patiënt<strong>en</strong> waarbij er e<strong>en</strong> (vermoed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong>) psychiatrische stoornis is, psycho-educatie te gev<strong>en</strong>: over<br />

de stoornis, het suïcidale gedrag dat daarmee in verband staat, <strong>en</strong> de<br />

risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die medebepal<strong>en</strong>d zijn. Het is<br />

sterk aan te bevel<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk daarbij naast<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> met patiënt met suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> werkhypothese<br />

op te stell<strong>en</strong> om te kom<strong>en</strong> tot <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> beïnvloedbare factor<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong>einde suïcidaal gedrag te verminder<strong>en</strong> of te hanter<strong>en</strong>. Daarbij is het<br />

vereist vast te stell<strong>en</strong> of actuele psychiatrische verschijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> directe<br />

aanleiding<strong>en</strong>, meestal psychosociale stressor<strong>en</strong>, beïnvloedbaar zijn.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging door e<strong>en</strong><br />

psychiater te lat<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>. Daarbij zal verwijzing voor specialistische<br />

<strong>behandeling</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>.<br />

3 WGBO <strong>en</strong> Wet Bopz<br />

Welke eerste interv<strong>en</strong>ties vind<strong>en</strong> plaats onder de Wet op de G<strong>en</strong>eeskundige<br />

Behandelingsovere<strong>en</strong>komst (wgbo) <strong>en</strong> de Wet bijzondere opneming<strong>en</strong><br />

in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> (Wet Bopz) Professionals kom<strong>en</strong><br />

dikwijls voor situaties te staan waarin zij of ander<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> hoe in<br />

te grijp<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> patiënt die zich suïcidaal uit, maar de patiënt hulp afwijst<br />

of niet goed in staat is daarover uitsprak<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>. Het is <strong>van</strong> belang erop


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 177<br />

te wijz<strong>en</strong> dat iedere professional er altijd goed aan doet te handel<strong>en</strong> naar<br />

eig<strong>en</strong> inzicht <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> zoals dat in de opleiding is geleerd, met<br />

inachtneming <strong>van</strong> het wettelijke criterium <strong>van</strong> ‘goed hulpverl<strong>en</strong>erschap’.<br />

Daarnaast is het vereist de mogelijkhed<strong>en</strong> te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> die de wet h<strong>en</strong> biedt.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Interv<strong>en</strong>ties vall<strong>en</strong> in principe onder de wgbo. Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> professional<br />

patiënt<strong>en</strong> onvrijwillig wil behandel<strong>en</strong>, geldt naast de wgbo de Wet Bopz.<br />

Bij de vraag naar welke interv<strong>en</strong>ties onder de wgbo <strong>en</strong> de Wet Bopz<br />

plaatsvind<strong>en</strong>, gaat het niet om resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek,<br />

maar om bij wet geregelde voorschrift<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Professionals zijn voor hun handel<strong>en</strong> bij suïcidale patiënt<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

aan de wgbo <strong>en</strong> de Wet Bopz. Dat wil zegg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> Bopz-opname<br />

nodig kan zijn om dreig<strong>en</strong>d gevaar voortvloei<strong>en</strong>d uit e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis te voorkom<strong>en</strong>. De wgbo vigeert bij wilsbekwaamheidsbeoordeling.<br />

D: Richtlijn Besluitvorming dwang: opname <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

(Van Tilburg, 2008).<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Eerste interv<strong>en</strong>ties zull<strong>en</strong> afhankelijk zijn <strong>van</strong> de toestand <strong>van</strong> de patiënt.<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag kan het in de praktijk voor professionals<br />

moeilijk zijn te interv<strong>en</strong>iër<strong>en</strong>, omdat de patiënt dit weigert of zich hier<br />

daadwerkelijk teg<strong>en</strong> verzet. Is somatisch handel<strong>en</strong> noodzakelijk om ernstig<br />

nadeel voor de lichamelijke gezondheid, in het ernstigste geval overlijd<strong>en</strong>,<br />

te voorkom<strong>en</strong>, dan di<strong>en</strong>t beoordeeld te word<strong>en</strong> of de patiënt wilsbekwaam<br />

is. Buit<strong>en</strong> of binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> instelling of ziek<strong>en</strong>huis di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> arts dit te do<strong>en</strong><br />

(dit kan dus ook e<strong>en</strong> psychiater zijn). Op e<strong>en</strong> seh komt het nogal e<strong>en</strong>s<br />

voor dat de psychiater voor beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid wordt<br />

gevraagd, maar iedere arts di<strong>en</strong>t dit zelf te kunn<strong>en</strong>. Bij twijfel kan de<br />

psychiater in consult gevraagd word<strong>en</strong>. Bij wilsonbekwaamheid handelt<br />

de arts volg<strong>en</strong>s de Wet op de G<strong>en</strong>eeskundige Behandelingsovere<strong>en</strong>komst<br />

(wgbo) als goed professional, nadat deze getracht heeft ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>de<br />

toestemming <strong>van</strong> e<strong>en</strong> wettelijk verteg<strong>en</strong>woordiger te verkrijg<strong>en</strong>. Bij twijfel<br />

geldt: wel behandel<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> patiënt die na zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag <strong>behandeling</strong> weigert, ongeacht<br />

de red<strong>en</strong> die daarvoor wordt gegev<strong>en</strong>, mag als wilsonbekwaam word<strong>en</strong><br />

beschouwd. Immers, de patiënt geeft met de weigering aan niet in staat te<br />

word<strong>en</strong> geacht tot e<strong>en</strong> redelijke waardering <strong>van</strong> zijn belang<strong>en</strong> ter zake.


178 Deel 3 Behandeling<br />

Tev<strong>en</strong>s geeft de wgbo (artikel 466, lid 1) aan dat zonder toestemming<br />

gehandeld mag word<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de tijd ontbreekt voor het vrag<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

toestemming (Koers, 1999).<br />

Indi<strong>en</strong> de patiënt wilsbekwaam wordt geacht maar <strong>behandeling</strong> blijft<br />

weiger<strong>en</strong> of zich hierteg<strong>en</strong> verzet, di<strong>en</strong>t beoordeeld te word<strong>en</strong> of patiënt<br />

voldoet aan de vier cumulatieve criteria om e<strong>en</strong> inbewaringstelling (ibs) in<br />

de zin <strong>van</strong> de Wet bijzondere opneming<strong>en</strong> in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong><br />

(Wet Bopz) aan te vrag<strong>en</strong>. Dit rechtvaardigt op zich alle<strong>en</strong> dwangopname<br />

op e<strong>en</strong> psychiatrische afdeling <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> somatische <strong>behandeling</strong> of psychiatrische<br />

dwang<strong>behandeling</strong>. E<strong>en</strong> Bopz-opname is bedoeld om dreig<strong>en</strong>d<br />

gevaar voortvloei<strong>en</strong>d uit e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis te voorkom<strong>en</strong>; de<br />

wgbo kan gebruikt word<strong>en</strong> als legitimering om e<strong>en</strong> noodzakelijke somatische<br />

<strong>behandeling</strong> in te zett<strong>en</strong> bij wilsonbekwame patiënt<strong>en</strong>.<br />

In sommige gevall<strong>en</strong> zijn de wgbo <strong>en</strong> de Wet Bopz met elkaar in strijd.<br />

Bijvoorbeeld bij e<strong>en</strong> somatische dwang<strong>behandeling</strong> ter voorkoming<br />

<strong>van</strong> ernstige somatische schade die niet in e<strong>en</strong> psychiatrisch ziek<strong>en</strong>huis<br />

gegev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. In dat geval di<strong>en</strong>t de somatische <strong>behandeling</strong> voorrang<br />

te krijg<strong>en</strong> (Klijn et al., 2004). De overweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> besluitvorming in<br />

deze gevall<strong>en</strong> volgt de Richtlijn besluitvorming dwang: opname <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

(Van Tilburg, 2008). Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt wilsbekwaam wordt geacht<br />

ter zake <strong>van</strong> zijn of haar oordeel te will<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t dat gerespecteerd<br />

te word<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> dergelijke situatie is anders dan wanneer e<strong>en</strong> patiënt<br />

na e<strong>en</strong> suïcidepoging op e<strong>en</strong> seh belandt. Zelfs in het geval dat de patiënt<br />

e<strong>en</strong> verklaring overlegt dood te will<strong>en</strong>, is op zo’n mom<strong>en</strong>t sprake <strong>van</strong> wilsonbekwaamheid<br />

ter zake <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> somatisch letsel.<br />

Het toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong> kan suïcide niet altijd voorkom<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> onderzoek naar dwangmaatregel<strong>en</strong> die war<strong>en</strong> toegepast bij 76 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> die zich hadd<strong>en</strong> gesuïcideerd toonde dat bij de helft e<strong>en</strong>op-e<strong>en</strong>-begeleiding<br />

of elk kwartier observatie was toegepast (Busch et al.,<br />

2003).<br />

Na te hebb<strong>en</strong> vastgesteld dat restrictieve maatregel<strong>en</strong> niet altijd e<strong>en</strong> suïcide<br />

kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, doet zich de vraag voor of er alternatiev<strong>en</strong> zijn. In<br />

de eerste plaats is niet aangetoond hoe vaak restrictieve maatregel<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

suïcide wel voorkom<strong>en</strong>, maar in de praktijk is dat zeker niet uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Daarbij komt dat het toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> dergelijke maatregel<strong>en</strong> op velerlei<br />

manier<strong>en</strong> kan gebeur<strong>en</strong>. In het ideale geval komt het met e<strong>en</strong> patiënt toch<br />

tot sam<strong>en</strong>werking, waarbij restrictieve maatregel<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> positief middel<br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. Daarnaar strev<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>t sterke aanbeveling.


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 179<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is vereist indi<strong>en</strong> somatische <strong>behandeling</strong> nodig is t<strong>en</strong>einde ernstig<br />

nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> maar de patiënt dit weigert of zich verzet, de<br />

beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid ter zake door e<strong>en</strong> arts te lat<strong>en</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist dat, indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag wilsonbekwaam<br />

is maar <strong>behandeling</strong> weigert of zich hierteg<strong>en</strong> verzet, de arts handelt<br />

volg<strong>en</strong>s de wgbo als ‘goed hulpverl<strong>en</strong>er’ om nadeel voor de patiënt te<br />

voorkom<strong>en</strong>. Tegelijkertijd is aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional zoekt naar<br />

alternatiev<strong>en</strong>, probeert de patiënt te overtuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> blijft strev<strong>en</strong> naar<br />

cons<strong>en</strong>sus.<br />

• Het is vereist dat, indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag <strong>behandeling</strong><br />

weigert of zich hierteg<strong>en</strong> verzet, e<strong>en</strong> arts of psychiater beoordeelt of<br />

dwangopname volg<strong>en</strong>s de Wet Bopz nodig is om gevaar voortvloei<strong>en</strong>d uit<br />

e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist om somatische <strong>behandeling</strong> ter voorkoming <strong>van</strong> ernstige<br />

lichamelijke schade voorrang te gev<strong>en</strong>.<br />

4 Therapietrouw<br />

Welke interv<strong>en</strong>ties bevorder<strong>en</strong> de therapietrouw E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de problem<strong>en</strong><br />

die zich voordo<strong>en</strong> bij de zorg aan patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, specifiek<br />

patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan, is de geringe therapietrouw.<br />

Dikwijls blijk<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> niet in <strong>behandeling</strong> te kom<strong>en</strong> of tijd<strong>en</strong>s<br />

de <strong>behandeling</strong> af te hak<strong>en</strong>. Veertig proc<strong>en</strong>t zou niet in zorg kom<strong>en</strong> (Van<br />

Heering<strong>en</strong>, 1992). Het is dus <strong>van</strong> belang te wet<strong>en</strong> welke interv<strong>en</strong>ties de<br />

therapietrouw kunn<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In principe zal m<strong>en</strong> bij iedere patiënt met suïcidaal gedrag die nog niet in<br />

<strong>behandeling</strong> is, <strong>behandeling</strong> nastrev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> sluit idealiter aan<br />

bij de behoeft<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt. In e<strong>en</strong> onderzoek blek<strong>en</strong> <strong>van</strong> 216 suïcidepogers<br />

de basale <strong>en</strong> sociale behoeft<strong>en</strong> na 12 maand<strong>en</strong> niet veranderd<br />

(Cedereke et al., 2002). Daarom pleit<strong>en</strong> de auteurs voor e<strong>en</strong> betere inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

<strong>van</strong> deze behoeft<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het eerste contact.<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> gedaan naar het effect <strong>van</strong> interv<strong>en</strong>ties<br />

om de therapietrouw te vergrot<strong>en</strong>. Dat dit nodig is mag word<strong>en</strong> afgeleid uit<br />

de vaststelling dat suïcidepogers zich <strong>van</strong> e<strong>en</strong> consult met e<strong>en</strong> psychiater in<br />

e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis dikwijls weinig herinner<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat zij er bij thuiskomst<br />

in e<strong>en</strong> aantal opzicht<strong>en</strong> niet goed aan toe zijn. In e<strong>en</strong> onderzoek bij 52<br />

suïcidepogers werd vastgesteld dat de psychiatrische <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> de<br />

mate <strong>van</strong> suïcidaal gedrag tijd<strong>en</strong>s het verblijf in e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis na e<strong>en</strong>


180 Deel 3 Behandeling<br />

poging e<strong>en</strong> zelfde beeld oplever<strong>en</strong> als wanneer dit 5 dag<strong>en</strong> later thuis nog<br />

e<strong>en</strong>s wordt onderzocht (Verwey et al., 2009). Echter, thuis blek<strong>en</strong> deze<br />

patiënt<strong>en</strong> significant meer te pieker<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere zelfwaardering te<br />

hebb<strong>en</strong> dan tijd<strong>en</strong>s het verblijf in het ziek<strong>en</strong>huis. Ook bleek de helft zich<br />

weinig meer te herinner<strong>en</strong> <strong>van</strong> de afsprak<strong>en</strong> die in het ziek<strong>en</strong>huis war<strong>en</strong><br />

gemaakt over de nazorg.<br />

Telefonische follow-up e<strong>en</strong> maand na e<strong>en</strong> suïcidepoging kan mogelijk<br />

de therapietrouw verhog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kans op e<strong>en</strong> herhaalde poging verminder<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> gerandomiseerd onderzoek werd<strong>en</strong> 216 suïcidepogers na e<strong>en</strong><br />

maand 2 keer gebeld om ze te motiver<strong>en</strong> zich te lat<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong> of de<br />

<strong>behandeling</strong> voort te zett<strong>en</strong> (Cedereke et al., 2002). Van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die gebeld<br />

war<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij aan<strong>van</strong>g niet in psychiatrische <strong>behandeling</strong> war<strong>en</strong> bleek<br />

56% na 1 jaar in <strong>behandeling</strong> te zijn (overig<strong>en</strong>s niet psychiatrisch): e<strong>en</strong><br />

significante stijging <strong>van</strong> meer dan 30%. In dit onderzoek werd vastgesteld<br />

dat de interv<strong>en</strong>tie niet tot minder suïcidepoging<strong>en</strong> had geleid. Van 827<br />

suïcidepogers blek<strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> crisis e<strong>en</strong> telefonisch consult<br />

kond<strong>en</strong> aanvrag<strong>en</strong>, na 6 maand<strong>en</strong> niet minder vaak e<strong>en</strong> herhaalde poging<br />

te hebb<strong>en</strong> gedaan (E<strong>van</strong>s, 1999). Er was e<strong>en</strong> aanwijzing dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

eerste poging hadd<strong>en</strong> gedaan, wel profiteerd<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze interv<strong>en</strong>tie. Van<br />

605 suïcidepogers blek<strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die na 1 maand werd<strong>en</strong> gebeld, na 13<br />

maand<strong>en</strong> minder vaak herhaalde poging<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> gedaan dan dieg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

die na 3 maand<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gebeld (Vaiva et al., 2006). Voorzichtig mag<br />

word<strong>en</strong> geconcludeerd dat e<strong>en</strong> telefonische follow-up de therapietrouw<br />

kan verhog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kans op recidiev<strong>en</strong> kan verminder<strong>en</strong>.<br />

Patiënt<strong>en</strong> actief volg<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> of meerdere huisbezoek<strong>en</strong> aan patiënt<strong>en</strong><br />

die niet op e<strong>en</strong> afspraak kom<strong>en</strong>, kan de therapietrouw verhog<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong><br />

gerandomiseerd onderzoek bij 516 patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging bleek<br />

na 1 jaar in de interv<strong>en</strong>tiegroep de therapietrouw significant hoger te zijn<br />

(Van Heering<strong>en</strong> et al., 1995) dan in de controlegroep. Het aantal herhaalde<br />

poging<strong>en</strong> bleek ook af te nem<strong>en</strong>, zij het net niet significant (p = 0,056). In<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbaar onderzoek werd<strong>en</strong> 119 geselecteerde patiënt<strong>en</strong> thuis door<br />

e<strong>en</strong> verpleegkundige bezocht die e<strong>en</strong> korte interv<strong>en</strong>tie deed, waarbij bleek<br />

dat na 6 maand<strong>en</strong> het aantal recidiev<strong>en</strong> significant was verminderd (9%<br />

versus 28%) (Guthrie et al., 2001).<br />

In 5 land<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> in totaal 1.876 suïcidepogers gerandomiseerd naar<br />

e<strong>en</strong> conditie waarin zij e<strong>en</strong> zogehet<strong>en</strong> brief interv<strong>en</strong>tion and contact<br />

(bic) kreg<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong> (Fleischmann et al., 2008). De bic bestond uit<br />

informatie, educatie <strong>en</strong> praktische adviez<strong>en</strong>, gegev<strong>en</strong> in 10 telefonische of<br />

poliklinische contact<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> periode <strong>van</strong> 1 jaar. Na 18 maand<strong>en</strong> bleek<br />

dat in de interv<strong>en</strong>tiegroep significant minder patiënt<strong>en</strong> zich hadd<strong>en</strong> gesuïcideerd.<br />

In Australië werd onderzocht of het acht keer stur<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kaartje over<br />

e<strong>en</strong> periode <strong>van</strong> e<strong>en</strong> jaar aan e<strong>en</strong> suïcidepoger effectief was om herhaalde


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 181<br />

poging<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>. In dit gerandomiseerde onderzoek bleek het<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong> twee jaar e<strong>en</strong> herhaalde poging ondernam<br />

niet af te nem<strong>en</strong>, maar het aantal poging<strong>en</strong> per persoon nam significant af<br />

(Carter et al., 2007).<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat het actief volg<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

helpt de therapietrouw te verbeter<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijk herhaalde<br />

poging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcides kan voorkom<strong>en</strong>.<br />

A2: Carter, 2007; Verwey, 2009.<br />

B: Van Heering<strong>en</strong>, 1995; Vaiva, 2006; Fleischmann, 2008.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het is <strong>van</strong> belang erop te wijz<strong>en</strong> dat therapietrouw niet alle<strong>en</strong> is toe te<br />

schrijv<strong>en</strong> aan de opstelling <strong>van</strong> de patiënt in zijn of haar toestand. Bij<br />

onvoldo<strong>en</strong>de trouw zal iedere professional moet<strong>en</strong> nagaan welke andere<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> daarvoor kunn<strong>en</strong> zijn. Voelt de patiënt zich voldo<strong>en</strong>de gehoord<br />

of begrep<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo niet, wat is daar<strong>van</strong> de oorzaak Is de diagnose juist<br />

geweest <strong>en</strong> met de patiënt besprok<strong>en</strong> Evaluatie <strong>van</strong> het contact of de<br />

<strong>behandeling</strong> kan ertoe leid<strong>en</strong> dat de professional actief probeert de patiënt<br />

te motiver<strong>en</strong> voor <strong>behandeling</strong>.<br />

Gezi<strong>en</strong> het belang <strong>van</strong> continuïteit <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> zorg op korte<br />

termijn bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, in het bijzonder na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

of na ontslag na e<strong>en</strong> opname, di<strong>en</strong>t het realiser<strong>en</strong> <strong>van</strong> ket<strong>en</strong>zorg<br />

prioriteit te hebb<strong>en</strong>. Dat geldt zowel de individuele <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> als het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> afsprak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> afdeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong>, zie<br />

het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010;<br />

hoofdstuk 3, Algem<strong>en</strong>e principes <strong>van</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>).<br />

Aanbeveling<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging onmiddellijk aansluit<strong>en</strong>de<br />

zorg te regel<strong>en</strong> <strong>en</strong> strategieën toe te pass<strong>en</strong> die de therapietrouw kunn<strong>en</strong><br />

verhog<strong>en</strong>, zoals telefonische follow-up, het stur<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kaartje, of e<strong>en</strong><br />

huisbezoek.<br />

5 Non-suïcidecontract<br />

Wat is het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract op het verklein<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

kans op suïcide <strong>en</strong> op de behandelrelatie Om de veiligheid <strong>van</strong> suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> te vergrot<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> vaak afsprak<strong>en</strong> gemaakt tuss<strong>en</strong> de patiënt<br />

<strong>en</strong> de professional over wat de patiënt zal of kan do<strong>en</strong> wanneer hij of zij


182 Deel 3 Behandeling<br />

in e<strong>en</strong> suïcidale crisis komt. Dat kan in de vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong> signalerings- of<br />

veiligheidsplan, of in de vorm <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract. Er zijn vele<br />

variant<strong>en</strong> <strong>van</strong> dergelijke afsprak<strong>en</strong> in omloop, waardoor het moeilijk is<br />

algem<strong>en</strong>e uitsprak<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> over de waarde. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het welhaast<br />

onmogelijk de waarde <strong>van</strong> veiligheidsafsprak<strong>en</strong> in gecontroleerd onderzoek<br />

vast te stell<strong>en</strong>. In het navolg<strong>en</strong>de wordt nagegaan wat bek<strong>en</strong>d is over het<br />

effect <strong>van</strong> non-suïcidecontract<strong>en</strong> op het verklein<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kans op suïcide<br />

<strong>en</strong> op de behandelrelatie. Onder non-suïcidecontract<strong>en</strong> wordt verstaan alle<br />

schriftelijke of mondelinge afsprak<strong>en</strong> waarin de patiënt toezegt e<strong>en</strong> zekere<br />

periode ge<strong>en</strong> suïcide te zull<strong>en</strong> pleg<strong>en</strong>, terwijl de professional toezegt steeds<br />

bereikbaar te zijn om de patiënt bij te staan op moeilijke mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, dan<br />

wel dat collega’s bereikbaar zull<strong>en</strong> zijn.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In e<strong>en</strong> dossieronderzoek <strong>van</strong> melding<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcides aan de Inspectie voor<br />

de Gezondheidszorg (igz) over de periode 1996-2006 bleek dat in 23%<br />

<strong>van</strong> de gevall<strong>en</strong> sprake was <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract (De Vries et al.,<br />

2008). De indruk was dat non-suïcidecontract<strong>en</strong> vaker werd<strong>en</strong> gebruikt bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger ingeschat suïciderisico.<br />

Drew et al. (2001) onderzocht<strong>en</strong> retrospectief non-suïcidecontract<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d <strong>en</strong> suïcidaal gedrag aan de hand <strong>van</strong> data <strong>van</strong> 2 psychiatrische<br />

afdeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis. In totaal werd<strong>en</strong> 650 ziek<strong>en</strong>huisrecords<br />

bekek<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de 6,5 maand<strong>en</strong>: 31 (4,8%) person<strong>en</strong> vertoond<strong>en</strong><br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag: 14 <strong>van</strong> de 31 patiënt<strong>en</strong> had hierbij e<strong>en</strong> suïcidale<br />

int<strong>en</strong>tie. Bij 33% <strong>van</strong> alle patiënt<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> non-suïcidecontract<strong>en</strong> gebruikt,<br />

bij de 31 patiënt<strong>en</strong> met zelfbeschadiging gedrag was dit 65%. Patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> non-suïcidecontract hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 5 tot 7 keer hogere kans op zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

gedrag dan patiënt<strong>en</strong> zonder non-suïcidecontract<strong>en</strong>. Ook hier<br />

kwam naar vor<strong>en</strong> dat het gebruik <strong>van</strong> dergelijke contract<strong>en</strong> vooral werd<br />

ingezet bij de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger ingeschat risico op suïcide.<br />

Farrow et al. (2002) voerd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwalitatief onderzoek uit naar de vraag<br />

waarom verpleegkundig<strong>en</strong> in crisisteams soms eerder non-suïcidecontract<strong>en</strong><br />

gebruik<strong>en</strong> dan te vertrouw<strong>en</strong> op hun intuïtie. Uit deze studie kwam<br />

de suggestie naar vor<strong>en</strong> dat dergelijke contract<strong>en</strong> soms werd<strong>en</strong> gebruikt<br />

als zelfbescherming <strong>van</strong> de verpleegkundige teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mogelijke negatieve<br />

beoordeling door collega’s <strong>en</strong> leidinggev<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s bleek dat ge<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de verpleegkundig<strong>en</strong> ooit e<strong>en</strong> training had ondergaan in het toepass<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> non-suïcidecontract<strong>en</strong>. Zij gebruikt<strong>en</strong> de contract<strong>en</strong> vooral wanneer<br />

ze ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere interv<strong>en</strong>tie meer kond<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, of als e<strong>en</strong> laatste<br />

middel bij gebrek aan beter, of bij tijdgebrek <strong>en</strong> overbelasting <strong>van</strong>wege<br />

crisissituaties bij andere patiënt<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 183<br />

De apa-<strong>richtlijn</strong> (2003) vat sam<strong>en</strong> dat non-suïcidecontract<strong>en</strong> niet<br />

beschouwd mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> substituut voor zorgvuldige beoordeling.<br />

De bereidheid <strong>van</strong> de patiënt e<strong>en</strong> contract te accepter<strong>en</strong> of te weiger<strong>en</strong><br />

kan niet word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als aanwijzing voor verdere risico’s. Er zijn aanwijzing<strong>en</strong><br />

dat het gebruik patiënt<strong>en</strong> belemmert om over hun suïcidale gedrag<br />

te prat<strong>en</strong>. Daarbij word<strong>en</strong> zulke contract<strong>en</strong> niet aanbevol<strong>en</strong> voor patiënt<strong>en</strong><br />

die geagiteerd, psychotisch, impulsief, of onder invloed <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> zijn.<br />

Non-suïcidecontract<strong>en</strong> word<strong>en</strong> wel gebruikt in langer bestaande behandelrelaties,<br />

maar kunn<strong>en</strong> niet gebruikt word<strong>en</strong> in crisisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> of bij nieuwe<br />

patiënt<strong>en</strong> (apa, 2003). De <strong>richtlijn</strong> <strong>van</strong> de New Zealand Guideline Group<br />

(2003) stelt dat het gebruik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

wijze de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt garandeert <strong>en</strong> ook niet werkt om af te<br />

schrikk<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> non-suïcidecontract niet bijdraagt tot het<br />

voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide. E<strong>en</strong> non-suïcidecontract geeft ge<strong>en</strong> garantie<br />

dat de patiënt zich niet zal suïcider<strong>en</strong>.<br />

C: Farrow, 2002; Drew, 2001.<br />

D: De Vries, 2008.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

In de praktijk wordt het non-suïcidecontract nog regelmatig gebruikt,<br />

maar de ervaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychiaters zijn<br />

wissel<strong>en</strong>d. Wissel<strong>en</strong>d voor wat betreft het aangaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> therapeutische<br />

relatie <strong>en</strong> het contact tuss<strong>en</strong> patiënt <strong>en</strong> professionals, <strong>en</strong> het al dan niet<br />

voorkóm<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide. Daarnaast hebb<strong>en</strong> contract<strong>en</strong> mogelijk schadelijke<br />

effect<strong>en</strong>, zoals e<strong>en</strong> verminderde aandacht voor het feitelijke suïciderisico<br />

(De Vries, 2008). Van belang is op te merk<strong>en</strong> dat schriftelijk ondertek<strong>en</strong>de<br />

non-suïcidecontract<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rechtsgeldigheid bezitt<strong>en</strong>. Door patiënt<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ze soms à contrecoeur ondertek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> ook uit angst ge<strong>en</strong> hulp<br />

meer te zull<strong>en</strong> ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is sterk af te rad<strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract<br />

in acute situaties of bij onbek<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong>. In langer dur<strong>en</strong>de<br />

therapeutische relaties is het soms te overweg<strong>en</strong> om mondelinge afsprak<strong>en</strong><br />

te hanter<strong>en</strong> als middel om suïcidaal gedrag bespreekbaar te mak<strong>en</strong>.


184 Deel 3 Behandeling<br />

6 Signalerings- of veiligheidsplan<br />

Wat is het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> signalerings- of veiligheidsplan Welke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

moet e<strong>en</strong> veiligheidsplan bevatt<strong>en</strong> Bij suïcidaal gedrag <strong>en</strong> herhaald zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

gedrag kan ingezet word<strong>en</strong> op vroegsignalering <strong>en</strong> vroege<br />

interv<strong>en</strong>tie. Bij het opstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> signaleringsplann<strong>en</strong><br />

(Bosman & Van Meijel, 2009; Fluttert et al., 2008; Van der Werf et al., 1998;<br />

Van Meijel, 2003) wordt vroegtijdige signalering door de patiënt <strong>van</strong> voortek<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

nagestreefd. De ervaring is dat suïcidaal <strong>en</strong> zelfdestructief gedrag<br />

meestal niet <strong>van</strong> het <strong>en</strong>e op het andere mom<strong>en</strong>t ontstaan, maar dat e<strong>en</strong><br />

geleidelijke opbouw herk<strong>en</strong>baar is. Soms zijn er specifieke risicomom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> situaties bek<strong>en</strong>d waarin het gedrag optreedt. De tijd <strong>van</strong>af het mom<strong>en</strong>t<br />

dat de eerste tek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> ontregeling zichtbaar zijn tot het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong><br />

escalatie waarbij het suïcidale gedrag zich in volle hevigheid voordoet,<br />

biedt mogelijkhed<strong>en</strong> voor prev<strong>en</strong>tieve interv<strong>en</strong>ties. Door het snel <strong>en</strong><br />

adequaat reager<strong>en</strong> op de vroege voortek<strong>en</strong><strong>en</strong> kan ernstige schade mogelijk<br />

voorkom<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Voor patiënt<strong>en</strong> met langdurige kwetsbaarheid voor<br />

suïcidaal gedrag lijkt het werk<strong>en</strong> met signaleringsplann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke<br />

aanvulling te zijn.<br />

Onderdeel <strong>van</strong> het signaleringsplan is de crisisresponskaart, voor die<br />

mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarop acuut handel<strong>en</strong> nodig is om schade te voorkom<strong>en</strong>. Het<br />

doel <strong>van</strong> signaleringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisresponskaart<strong>en</strong> is de patiënt meer<br />

inzicht te gev<strong>en</strong> in het proces <strong>van</strong> oplop<strong>en</strong>de stress <strong>en</strong> wanhoop, <strong>en</strong> ler<strong>en</strong><br />

zelfstandig te word<strong>en</strong> in het doorstaan <strong>van</strong> (suïcidale) crises.<br />

De terminologie <strong>van</strong> dergelijke plann<strong>en</strong> is niet e<strong>en</strong>duidig: veelgebruikte<br />

term<strong>en</strong> zijn signaleringsplan, veiligheidsplan, noodplan, crisisplan, crisisresponskaart,<br />

crisiskaart.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Er is weinig onderzoek naar het gebruik <strong>van</strong> signaleringsplann<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

behoeve <strong>van</strong> het voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Potter et al. (2005)<br />

onderzocht<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> quasi-experim<strong>en</strong>teel design de implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

veiligheidsplan in de acute psychiatrie door verpleegkundig<strong>en</strong>. Er werd<strong>en</strong><br />

2 meting<strong>en</strong> uitgevoerd (na 3 <strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong>) onder 44 verpleegkundig<strong>en</strong><br />

werkzaam in e<strong>en</strong> afdeling acute psychiatrie in Engeland. Door de veiligheidsplann<strong>en</strong><br />

voelde 48% zich comfortabeler bij het begeleid<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong>. Deelnemers war<strong>en</strong> verdeeld over de vraag of veiligheidsplann<strong>en</strong><br />

de relatie met de patiënt bevorderd<strong>en</strong>. Na de implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong><br />

de veiligheidsplann<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> lichte maar niet significante daling in het<br />

aantal incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfbeschadiging gevond<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties 185<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Er is <strong>en</strong>ige aanwijzing dat e<strong>en</strong> veiligheidsplan e<strong>en</strong> nuttig hulpmiddel<br />

is voor verpleegkundig<strong>en</strong> bij de op<strong>van</strong>g <strong>en</strong> begeleiding <strong>van</strong> suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong>.<br />

C: Potter, 2005.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Overe<strong>en</strong>komstige elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in crisisresponskaart<strong>en</strong> zijn (1) het opnem<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> gegev<strong>en</strong>s <strong>van</strong> contactperson<strong>en</strong> die in tijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> crisis geïnformeerd<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; (2) acties die de persoon zelf kan uitvoer<strong>en</strong> op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat hij in crisis verkeert; (3) als dat niet afdo<strong>en</strong>de werkt, informatie<br />

waar de persoon hulp kan inschakel<strong>en</strong> (binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> kantoorur<strong>en</strong>)<br />

<strong>van</strong> bijvoorbeeld e<strong>en</strong> ggz-instelling. Ook de mogelijkheid om<br />

www.113online.nl te consulter<strong>en</strong> kan hierin opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Signaleringsplann<strong>en</strong> gaan verder dan e<strong>en</strong> crisisresponskaart <strong>en</strong> prober<strong>en</strong><br />

het proces <strong>van</strong> oplop<strong>en</strong>de stress <strong>en</strong> wanhoop in beeld te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> aan<br />

de hand <strong>van</strong> uitlokkers <strong>en</strong> vroege voortek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Er wordt e<strong>en</strong> indeling<br />

gemaakt in fases <strong>van</strong> oplop<strong>en</strong>de spanning <strong>en</strong> wanhoop, waarbij per fase<br />

de belangrijkste vroege voortek<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn b<strong>en</strong>oemd. Per fase word<strong>en</strong> acties<br />

omschrev<strong>en</strong> die de persoon zelf of ev<strong>en</strong>tuele naast<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong> om<br />

spanning <strong>en</strong> wanhoop te reducer<strong>en</strong>. Het is aan te bevel<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> belangrijke<br />

persoon uit het netwerk <strong>van</strong> de patiënt te betrekk<strong>en</strong> bij het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het signaleringsplan. Deze kan meed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> met de patiënt <strong>en</strong> de patiënt<br />

ondersteun<strong>en</strong> bij het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> de acties uit het signaleringsplan. Het<br />

sam<strong>en</strong> met de patiënt opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> crisisresponskaart<strong>en</strong> <strong>en</strong> signaleringsplann<strong>en</strong><br />

is veelal e<strong>en</strong> verpleegkundige taak. Het is <strong>van</strong> belang na e<strong>en</strong> crisis<br />

te evaluer<strong>en</strong> in hoeverre het signaleringsplan heeft gewerkt <strong>en</strong>/of moet<br />

word<strong>en</strong> bijgesteld.<br />

In acute settings, zoals op e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>de hulp, is het niet altijd haalbaar<br />

om e<strong>en</strong> crisisresponskaart op te stell<strong>en</strong>, maar ook daar kan zowel mondeling<br />

als schriftelijk informatie aan patiënt <strong>en</strong> naast<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verstrekt<br />

over het mogelijk terugker<strong>en</strong>de karakter <strong>van</strong> suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke<br />

stapp<strong>en</strong> dan gezet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, vooral hoe <strong>en</strong> waar professionele hulp<br />

ingeschakeld kan word<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij regelmatig terugker<strong>en</strong>d suïcidaal gedrag e<strong>en</strong><br />

veiligheidsplan, e<strong>en</strong> signaleringsplan <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> crisisresponskaart op te<br />

stell<strong>en</strong> voor het omgaan met toekomstig suïcidaal gedrag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> de inhoud <strong>en</strong> het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

signaleringsplan of crisisresponskaart regelmatig, in ieder geval na elke<br />

suïcidale crisis, te evaluer<strong>en</strong>.


186 Deel 3 Behandeling<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om verpleegkundig<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> evaluer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> signaleringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisresponskaart<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol te<br />

lat<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> seh of andere acute setting patiënt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hun naast<strong>en</strong> zowel mondeling als schriftelijk te informer<strong>en</strong> over het<br />

mogelijk terugker<strong>en</strong>de karakter <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> de stapp<strong>en</strong> die<br />

dan gezet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, vooral over hoe <strong>en</strong> waar professionele hulp<br />

ingeschakeld kan word<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 8<br />

Behandeling op langere termijn<br />

1 Inleiding<br />

Onderzoek met voldo<strong>en</strong>de methodologische kwaliteit naar de effectiviteit<br />

<strong>van</strong> <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag is nog schaars. Er is meer bek<strong>en</strong>d<br />

over prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> (recidiver<strong>en</strong>de) suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

dan over prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> mortaliteit door suïcide. Daarom is het raadzaam<br />

om terughoud<strong>en</strong>d te zijn teg<strong>en</strong>over conclusies <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor de<br />

praktijk. Dit hoofdstuk behandelt interv<strong>en</strong>ties voor het direct beïnvloed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> het suïcidale gedrag, <strong>en</strong> voor het beïnvloed<strong>en</strong> <strong>van</strong> stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag.<br />

1.1 Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

• Lever<strong>en</strong> medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties e<strong>en</strong> positieve<br />

bijdrage aan het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Paragraaf 2.)<br />

• Welke verpleegkundige interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong>/of methodiek<strong>en</strong> zijn aangewez<strong>en</strong><br />

bij de zorg voor (langdurig) suïcidale patiënt<strong>en</strong> (Paragraaf 5.)<br />

2 Medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties<br />

Lever<strong>en</strong> medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties e<strong>en</strong> positieve<br />

bijdrage aan het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag Het belangrijkste doel<br />

bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag is verminder<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> poging<strong>en</strong>. Omdat suïcidaal gedrag voortkomt<br />

uit kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> in combinatie met stress is de vraag <strong>van</strong> belang<br />

welke farmacologische, biologische, psychosociale <strong>en</strong> psychotherapeutische<br />

interv<strong>en</strong>ties suïcidaal gedrag beïnvloed<strong>en</strong>. Deze paragraaf gaat in op<br />

de medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties. In paragraaf 3 kom<strong>en</strong> de<br />

psychosociale <strong>en</strong> psychotherapeutische interv<strong>en</strong>ties aan bod.<br />

Er is e<strong>en</strong> aantal gerandomiseerde <strong>en</strong> gecontroleerde onderzoek<strong>en</strong> (rct’s)<br />

verricht naar de effectiviteit <strong>van</strong> psychofarmaca <strong>en</strong> ect op het optred<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

of met risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidaal gedrag. Verder zijn rct’s verricht die<br />

aanton<strong>en</strong> dat psychofarmacologische, psychosociale of psychotherapeutische<br />

interv<strong>en</strong>ties effectief zijn in het terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcidegedacht<strong>en</strong>. Er zijn gecontroleerde onderzoek<strong>en</strong> verricht die hebb<strong>en</strong>


188 Deel 3 Behandeling<br />

aangetoond dat psychofarmacalogische interv<strong>en</strong>ties de mortaliteit door<br />

suïcide kunn<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong>. Zo is vastgesteld dat suïcide bij patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis die lithium gebruik<strong>en</strong>, vijfmaal minder vaak<br />

voorkomt, <strong>en</strong> ook bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> unipolaire depressie heeft het<br />

gebruik <strong>van</strong> lithium e<strong>en</strong> positief effect. Hetzelfde geldt voor patiënt<strong>en</strong> met<br />

psychotische stoorniss<strong>en</strong> die clozapine gebruik<strong>en</strong>. Tot slot zijn er epidemiologische<br />

onderzoek<strong>en</strong> die het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychofarmaca relater<strong>en</strong><br />

aan afname <strong>van</strong> mortaliteit door suïcide op het niveau <strong>van</strong> de bevolking<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> regio of land, maar de uitkomst<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze onderzoek<strong>en</strong> zijn niet<br />

e<strong>en</strong>duidig (Baldessarini & Tondo, 2010).<br />

2.1 Antidepressiva<br />

Uit verschill<strong>en</strong>de reviews blijk<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>gestelde resultat<strong>en</strong>. Van het gebruik<br />

<strong>van</strong> antidepressiva is nog niet onomstotelijk aangetoond dat dit het aantal<br />

suïcides vermindert (Mann & Currier, 2010; Baldessarini & Tondo, 2010).<br />

Wel is de effectiviteit <strong>van</strong> antidepressiva aangetoond in de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> depressie (de meest voorkom<strong>en</strong>de psychiatrische stoornis met kans<br />

op suïcide) <strong>en</strong> angststoorniss<strong>en</strong>. In sommige land<strong>en</strong> is het aantal suïcides<br />

gedaald met de to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> moderne antidepressiva<br />

(ssri’s). In e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> 29 ecologische onderzoek<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> Baldessarini<br />

<strong>en</strong> Tondo (2010) dat in 9 onderzoek<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> gebruik <strong>van</strong> antidepressiva<br />

gepaard ging met nationale, regionale of tijdelijke vermindering<br />

<strong>van</strong> het aantal suïcides. In 6 andere onderzoek<strong>en</strong> werd zo’n verband niet<br />

gevond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in 14 onderzoek<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> inconsist<strong>en</strong>te resultat<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

voor verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> uitgesplitst naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht.<br />

Tuss<strong>en</strong> 1950 (to<strong>en</strong> antidepressiva nog niet voorhand<strong>en</strong> war<strong>en</strong>) <strong>en</strong> 2000<br />

werd in de helft <strong>van</strong> 78 land<strong>en</strong> vermindering in het aantal suïcides<br />

gevond<strong>en</strong>, terwijl in de andere helft e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame werd geconstateerd.<br />

Bestudering <strong>van</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> gebruik <strong>van</strong> antidepressiva<br />

<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in het aantal suïcides op nationaal niveau tuss<strong>en</strong> 1990<br />

<strong>en</strong> 2000 leidt tot dezelfde conclusie. Baldessarini <strong>en</strong> Tondo (2010) concluder<strong>en</strong><br />

dat ecologische onderzoek<strong>en</strong> naar deze relatie kamp<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

groot aantal andere stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>, waaronder de toegankelijkheid<br />

<strong>van</strong> hulpverl<strong>en</strong>ing.<br />

In e<strong>en</strong> aantal onderzoek<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> vermindering <strong>van</strong> (herhaald) nietfataal<br />

suïcidaal gedrag gevond<strong>en</strong> na <strong>behandeling</strong> met ssri’s. In Nederland<br />

werd in dit opzicht e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tief effect gevond<strong>en</strong> <strong>van</strong> paroxetine (Verkes<br />

et al., 1998) voor vrouw<strong>en</strong> met recidiver<strong>en</strong>de suïcidepoging<strong>en</strong> die niet<br />

depressief war<strong>en</strong>. Voor de adequate toepassing <strong>van</strong> antidepressiva wordt<br />

verwez<strong>en</strong> naar de <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Depressie (Trimbos-instituut,<br />

2009b).


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 189<br />

2.2 Anxiolytica<br />

Hevige angst, paniekaanvall<strong>en</strong>, agitatie <strong>en</strong> ernstige slapeloosheid kunn<strong>en</strong><br />

symptom<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie. Angst <strong>en</strong> slapeloosheid zijn risicofactor<strong>en</strong><br />

voor het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Het lijkt dan ook <strong>van</strong> belang<br />

om deze symptom<strong>en</strong> te behandel<strong>en</strong> met anxiolytica. Er is echter weinig<br />

onderzoek naar het effect <strong>van</strong> anxiolytica op suïcidaal gedrag <strong>en</strong> uit het<br />

weinige onderzoek blijkt vooralsnog ge<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tief effect (Möller, 2009).<br />

2.3 Elektroconvulsietherapie (ECT)<br />

Er is ge<strong>en</strong> onderzoek bek<strong>en</strong>d waarin specifiek de effectiviteit <strong>van</strong> ect op<br />

het symptoom suïcidaal gedrag is onderzocht. Wel zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat<br />

ect e<strong>en</strong> snellere afname <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bewerkstelligt dan <strong>van</strong> de<br />

meeste andere symptom<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie (Prudic et al., 1999; Sharma,<br />

2001). In de Richtlijn Elektroconvulsietherapie wordt suïcidaal gedrag als<br />

e<strong>en</strong> extra argum<strong>en</strong>t gezi<strong>en</strong> om ect toe te pass<strong>en</strong> als het e<strong>en</strong> symptoom is<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> klinisch beeld (bijvoorbeeld depressie of psychose) waarvoor ect<br />

geïndiceerd is (Van d<strong>en</strong> Broek et al., 2010).<br />

Conclusies<br />

Niveau 1<br />

De beschikbaarheid <strong>van</strong> effectieve antidepressiva, gecombineerd met<br />

de sterke relatie tuss<strong>en</strong> depressie <strong>en</strong> suïcide, maakt dat er e<strong>en</strong> belangrijke<br />

rol is weggelegd voor het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> antidepressiva bij de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie met suïcidaal gedrag.<br />

A1: Baldessarini & Tondo, 2010.<br />

Niveau 2<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> dat het gebruik <strong>van</strong> anxiolytica bij angst,<br />

agitatie <strong>en</strong>/of slapeloosheid nuttig kan zijn bij de prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

A1: Möller 2009.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat ect e<strong>en</strong> snellere afname <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

bewerkstelligt dan <strong>van</strong> de meeste andere symptom<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie.<br />

C: Prudic & Sackeim, 1999; Sharma, 2001.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stemmingsstoornis, e<strong>en</strong> psychotische<br />

stoornis of e<strong>en</strong> angststoornis di<strong>en</strong><strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de voor die aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

ontwikkelde <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> behandeld. Na <strong>en</strong>kele casereports<br />

over toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> agressie, impulscontroleverlies <strong>en</strong> kans op suïcide<br />

door gebruik <strong>van</strong> ssri’s zijn diverse onderzoek<strong>en</strong> naar dit verme<strong>en</strong>de effect<br />

uitgevoerd. Hoewel dit effect niet werd bevestigd, lijkt het <strong>van</strong> belang om<br />

de patiënt in te licht<strong>en</strong> over het mogelijk optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de angst


190 Deel 3 Behandeling<br />

<strong>en</strong> onrust bij het start<strong>en</strong> met antidepressiva. De arts zal de eerste wek<strong>en</strong> na<br />

het start<strong>en</strong> met antidepressiva de klinische conditie <strong>van</strong> de patiënt moet<strong>en</strong><br />

vervolg<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> agitatie, onrust of slaapproblem<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> is <strong>behandeling</strong><br />

met sedativa te overweg<strong>en</strong>.<br />

Om het optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> schade door overdosering met antidepressiva te<br />

verminder<strong>en</strong> bestaat er bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie e<strong>en</strong> voorkeur voor<br />

niet-tca’s <strong>en</strong> niet-mao-remmers die in kleine hoeveelhed<strong>en</strong> per recept<br />

word<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong>.<br />

Er zijn klinische casusverslag<strong>en</strong> die wijz<strong>en</strong> op de mogelijkheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

plotselinge to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag na de start met antidepressiva,<br />

zowel bij jonger<strong>en</strong> als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt<br />

dat de remming verminderd is, terwijl de stemming nog ev<strong>en</strong> somber is.<br />

Clinici di<strong>en</strong><strong>en</strong> hier alert op te zijn.<br />

De vraag is of het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> antidepressiva bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag kan uitlokk<strong>en</strong>. Data gepoold over e<strong>en</strong> aantal<br />

kortdur<strong>en</strong>de rct’s lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> antidepressiva bij<br />

jongere patiënt<strong>en</strong> met acute major depression kan leid<strong>en</strong> tot meer suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcide-ideatie (Baldessarini & Tondo, 2010). Het is niet<br />

aangetoond dat het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> antidepressiva bij jonger<strong>en</strong> leidt tot<br />

meer suïcide.<br />

De periode na e<strong>en</strong> ggz-<strong>behandeling</strong> is e<strong>en</strong> periode met e<strong>en</strong> hoog suïciderisico.<br />

Ook na e<strong>en</strong> adequate <strong>behandeling</strong> met antidepressiva kom<strong>en</strong> suïcides<br />

voor, vaak in de eerste drie maand<strong>en</strong> (Appleby et al., 2006, Huisman 2010).<br />

Wanneer patiënt<strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> klinische opname <strong>en</strong> ambulant<br />

behandeld word<strong>en</strong>, is het gevaar <strong>van</strong> suïcide aanwezig.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> matige<br />

tot ernstige depressie met antidepressiva te behandel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> antidepressieve medicatie voor korte period<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> in kleine hoeveelhed<strong>en</strong> per recept voor te schrijv<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> suïcidale depressieve patiënt<strong>en</strong> steeds opnieuw te<br />

zi<strong>en</strong> met korte tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong>.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij de medicam<strong>en</strong>teuze <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag bij depressieve patiënt<strong>en</strong> te kiez<strong>en</strong> voor niet-tricyclische<br />

antidepressiva <strong>en</strong> niet-mao-remmers, <strong>van</strong>wege de toxiciteit bij e<strong>en</strong><br />

overdosis.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> suïcidale patiënt die qua stemming goed<br />

lijkt te reager<strong>en</strong> op antidepressiva, in het bijzonder na te gaan of ook het<br />

suïcidale gedrag afneemt.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij het begin <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> met<br />

antidepressieve medicatie att<strong>en</strong>t te zijn op de mogelijkheid <strong>van</strong> plotselinge<br />

to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 191<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> die ook geagiteerd of angstig<br />

zijn of lijd<strong>en</strong> aan slapeloosheid, te behandel<strong>en</strong> met anxiolytica of<br />

antipsychotica.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij acuut optred<strong>en</strong>d ernstig suïcidaal gedrag bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressie ect toe te pass<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong>, adequaat behandeld met<br />

antidepressiva, ook na beëindiging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> opname of bij e<strong>en</strong> overgang<br />

<strong>van</strong> klinische naar ambulante <strong>behandeling</strong> alert te zijn op terugval in<br />

suïcidaal gedrag.<br />

2.4 Antipsychotica, psychotherapie <strong>en</strong> psychotische stoorniss<strong>en</strong><br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie blijkt dat het gebruik <strong>van</strong> clozapine leidt<br />

tot e<strong>en</strong> afname <strong>van</strong> suïcide, suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> opnames. In e<strong>en</strong> metaanalyse<br />

<strong>van</strong> 6 onderzoek<strong>en</strong> naar de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> clozapine versus andere<br />

antipsychotica bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> psychotische patiënt<strong>en</strong> bleek bij de<br />

<strong>behandeling</strong> met clozapine e<strong>en</strong> 2,9 maal grotere reductie <strong>van</strong> suïcides <strong>en</strong><br />

3,3 maal grotere reductie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> (H<strong>en</strong>n<strong>en</strong> & Baldessarini,<br />

2005). E<strong>en</strong> rct onder 980 hoogrisicopatiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> schizoaffectieve<br />

stoorniss<strong>en</strong> vergeleek clozapine met olanzapine. Na 2 jaar was er<br />

sprake <strong>van</strong> 24% suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of klinische opnam<strong>en</strong> in de groep met<br />

clozapine-<strong>behandeling</strong> versus 32% in de groep die met olanzapine werd<br />

behandeld <strong>en</strong> dit verschil was significant. E<strong>en</strong> verschil in het vóorkom<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcide kon niet word<strong>en</strong> vastgesteld <strong>van</strong>wege de kleine aantall<strong>en</strong> (n = 5<br />

in de groep die met clozapine-werd behandeld <strong>en</strong> n = 3 in de groep met de<br />

olanzapine-<strong>behandeling</strong>) (Meltzer et al., 2005).<br />

In cohortonderzoek<strong>en</strong> waar suïcidepoging<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geregistreerd in de<br />

period<strong>en</strong> voor <strong>en</strong> na de start <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> met clozapine werd<strong>en</strong> steeds<br />

aanzi<strong>en</strong>lijke reducties <strong>van</strong> het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> onder patiënt<strong>en</strong><br />

met schizofr<strong>en</strong>ie of schizoaffectieve stoorniss<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> (Meltzer &<br />

Okayli, 1995; Spivak et al., 1997; Modestin et al., 2005). In e<strong>en</strong> Finse studie<br />

onder schizofr<strong>en</strong>iepatiënt<strong>en</strong> die behandeld werd<strong>en</strong> met clozapine werd<strong>en</strong><br />

minder suïcides geobserveerd (25.594 persoonjar<strong>en</strong>, 19 suïcides) dan onder<br />

patiënt<strong>en</strong> die met olanzapine werd<strong>en</strong> behandeld (19.629 persoonjar<strong>en</strong>, 44<br />

suïcides) of onder patiënt<strong>en</strong> die behandeld werd<strong>en</strong> met risperidon (15.060<br />

persoonjar<strong>en</strong>, 37 suïcides) (Tiihon<strong>en</strong> et al., 2009).<br />

Meltzer (2010) geeft e<strong>en</strong> overzicht <strong>van</strong> cohortonderzoek<strong>en</strong>, case-controleonderzoek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> retrospectieve onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> registraties <strong>van</strong> medicatievoorschrift<strong>en</strong><br />

betreff<strong>en</strong>de de <strong>behandeling</strong> met clozapine <strong>en</strong> concludeert<br />

dat al deze onderzoek<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tief effect <strong>van</strong> clozapine<br />

(Meltzer, 2010).


192 Deel 3 Behandeling<br />

De waarde <strong>van</strong> psychotherapeutische interv<strong>en</strong>ties bij psychotische<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïciderisico is vooralsnog niet gedemonstreerd. In e<strong>en</strong><br />

om<strong>van</strong>grijke rct (n = 278) werd<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met rec<strong>en</strong>t ontstane schizofr<strong>en</strong>ie<br />

gerandomiseerd naar 1 <strong>van</strong> de 3 condities: op suïcidaal gedrag<br />

gerichte cgt, ondersteun<strong>en</strong>de counseling, of gebruikelijke zorg (Tarrier,<br />

2006). De <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> bestond<strong>en</strong> uit 15 tot 20 uur individuele therapiesessies<br />

binn<strong>en</strong> 5 wek<strong>en</strong> na binn<strong>en</strong>komst in de kliniek <strong>en</strong> boostersessies<br />

tot aan 3 maand<strong>en</strong>. Er war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze 3 groep<strong>en</strong> wat<br />

betreft de reductie in suïcidaal gedrag, maar omdat bij alle 3 de groep<strong>en</strong><br />

de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag groot was <strong>en</strong> er sprake was <strong>van</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

uitval zijn effect<strong>en</strong> mogelijk gemaskeerd. Vooralsnog is er dus ge<strong>en</strong><br />

bewijs dat cgt meer effect zou hebb<strong>en</strong> op reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedag bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie dan andere <strong>behandeling</strong><strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Nord<strong>en</strong>toft et al. (2002) werd<strong>en</strong> 341 patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> eerste psychotische episode gerandomiseerd naar e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />

<strong>behandeling</strong> gericht op het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> wanhoop,<br />

of naar de gebruikelijke <strong>behandeling</strong>. Hoewel de geïntegreerde <strong>behandeling</strong><br />

wel leidde tot minder wanhoop, werd ge<strong>en</strong> reductie gezi<strong>en</strong> <strong>van</strong> het aantal<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min in het niveau <strong>van</strong> depressie.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat clozapine het risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

vermindert bij patiënt<strong>en</strong> met psychotische stoorniss<strong>en</strong>.<br />

A2: Meltzer, 2005; Tiihon<strong>en</strong>, 2009.<br />

B: H<strong>en</strong>n<strong>en</strong> & Baldessarini, 2005; Baldessarini & Tondo, 2010;<br />

Meltzer, 2010.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met psychotische stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag te behandel<strong>en</strong> met clozapine.<br />

2.5 Lithium<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Er is sterk <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t bewijs dat het gebruik <strong>van</strong> lithium bij patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> stemmingsstoornis is geassocieerd met minder suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcides (Baldessarini et al., 2003; Tondo et al., 2001; Cipriani et al.,<br />

2005; Baldessarini & Tondo, 2010). E<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> acht onderzoek<strong>en</strong><br />

waarin lithium werd vergelek<strong>en</strong> met <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> zonder lithium


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 193<br />

liet e<strong>en</strong> viervoudig verminderd risico zi<strong>en</strong> op suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

bij de <strong>behandeling</strong> met lithium (Guzzetta et al., 2007). Dit geldt zowel<br />

voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis als met e<strong>en</strong> unipolaire depressie.<br />

Het risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> unipolaire depressie<br />

of e<strong>en</strong> bipolaire II- of I-stoornis blijkt bij gebruik <strong>van</strong> lithium niet hoger<br />

te zijn dan in de algem<strong>en</strong>e populatie. Stopp<strong>en</strong> met lithium bij bipolaire<br />

patiënt<strong>en</strong> geeft e<strong>en</strong> fors verhoogde kans op suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

(Baldessarini et al., 1999).<br />

Over de <strong>behandeling</strong> met andere stemmingsstabilisator<strong>en</strong> (valproïnezuur,<br />

olanzapine, lamotrigine) als profylaxe voor recidiver<strong>en</strong>de stemmingsepisodes<br />

is vooralsnog ge<strong>en</strong> bewijs dat deze middel<strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

verminder<strong>en</strong> (Baldessarini & Tondo, 2010).<br />

Uit e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> Fountoulakis et al. (2009) bleek dat psychotherapeutische<br />

interv<strong>en</strong>ties naast farmacotherapeutische interv<strong>en</strong>ties teg<strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis ge<strong>en</strong> meerwaarde<br />

hebb<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> Gray <strong>en</strong> Otto (2001) werd nagegaan<br />

welke interv<strong>en</strong>ties effectief war<strong>en</strong> in het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychosociale<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide bij bipolaire stoorniss<strong>en</strong>. Drie strategieën<br />

blek<strong>en</strong> effectief: (1) interv<strong>en</strong>ties gericht op het inroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> acute hulp in<br />

tijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> crisis door patiënt<strong>en</strong> zelf; (2) training<strong>en</strong> in probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong>;<br />

(3) de combinatie <strong>van</strong> training<strong>en</strong> in probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong><br />

met int<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong> herhaalde oef<strong>en</strong>ing in cognitieve, sociale<br />

<strong>en</strong> emotionele interpretatie, <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> om met spanning om te gaan.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> stemmingsstoornis<br />

gebruik <strong>van</strong> lithium het risico op suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

vermindert. Dit effect geldt zowel voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire<br />

stoornis als voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> unipolaire depressie. Stopp<strong>en</strong><br />

met lithium bij bipolaire stoorniss<strong>en</strong> geeft e<strong>en</strong> fors verhoogde kans op<br />

suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

A2: Baldessarini, 2003; Cipriani, 2005; Baldessarini & Tondo, 2010;<br />

Guzetta et al., 2007; Baldessarini, 1999.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met bipolaire stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag te behandel<strong>en</strong> met lithium <strong>en</strong> bij ev<strong>en</strong>tueel stak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

<strong>behandeling</strong> patiënt<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong> over het (her-) optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> h<strong>en</strong> daarna int<strong>en</strong>sief te volg<strong>en</strong>.


194 Deel 3 Behandeling<br />

3 Probleemoplossingsb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> <strong>en</strong> cognitieve<br />

gedragstherapie<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zich gericht op de evaluatie <strong>van</strong> het<br />

effect <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> die zich direct richt<strong>en</strong> op het terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag in populaties <strong>van</strong> suïcidepogers of ambulante patiënt<strong>en</strong><br />

met gem<strong>en</strong>gde achtergrond<strong>en</strong> of gem<strong>en</strong>gde psychiatrische beeld<strong>en</strong>, waarbij<br />

depressieve klacht<strong>en</strong> in meer of mindere mate het beeld bepal<strong>en</strong>. Het gaat<br />

voornamelijk om oplossingsgerichte <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie.<br />

In e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele studie werd e<strong>en</strong> korte psychodynamische interpersoonlijke<br />

<strong>behandeling</strong> gebod<strong>en</strong> aan patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

In e<strong>en</strong> kleine studie <strong>van</strong> Salkovskis et al. (1990) werd<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>won<strong>en</strong>de<br />

patiënt<strong>en</strong> (n = 20) na e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te suïcidepoging door overdosering<br />

<strong>en</strong>/of na e<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s twee eerdere suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of bij e<strong>en</strong> hoge score op eerdere psychiatrische <strong>behandeling</strong>, problematisch<br />

alcoholgebruik, gerandomiseerd naar e<strong>en</strong> gebruikelijke <strong>behandeling</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>tele <strong>behandeling</strong> bestaande uit kortdur<strong>en</strong>de cognitiefgedragstherapeutische,<br />

oplossingsgerichte therapie inclusief huiswerkopdracht<strong>en</strong>,<br />

t<strong>en</strong>einde herhaling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te voorkom<strong>en</strong>. De<br />

resultat<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> verbetering zi<strong>en</strong> op depressie, wanhoop <strong>en</strong> spanning, <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> afname <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> in de eerste zes maand<strong>en</strong>. De <strong>behandeling</strong><br />

in deze studie was naar verhouding beperkt in de tijd (tot e<strong>en</strong> maand na de<br />

suïcidepoging), ev<strong>en</strong>als het effect.<br />

In twee meta-analyses (Hawton 1998, Towns<strong>en</strong>d et al., 2001) met gecontroleerde<br />

trials waarin probleemoplossingstherapie werd vergelek<strong>en</strong> met<br />

gebruikelijke <strong>behandeling</strong> voor patiënt<strong>en</strong> met zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag,<br />

bleek dat probleemoplossingstherapie leidde tot iets minder recidive<br />

dan de gebruikelijke <strong>behandeling</strong>, maar het verschil was niet significant.<br />

Wel leidt probleemoplossingstherapie tot e<strong>en</strong> significante afname <strong>van</strong><br />

depressie, wanhoop <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e problem<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> rct <strong>van</strong> Rudd et al. (1996) evalueerde de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve<br />

groepstherapie met probleemoplossingsgerichte cognitieve therapie<br />

gericht op emotionele expressie, het suïcidale gedrag zelf <strong>en</strong> de aanleiding<strong>en</strong><br />

daartoe, interpersoonlijke probleemoplossingsstrategieën, sociale<br />

vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanhoop. Deelnemers (n = 302) war<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>d jonge<br />

mann<strong>en</strong> (militair<strong>en</strong>). Follow-upmeting<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gedaan tot 24 maand<strong>en</strong><br />

na afloop <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong>. De deelnemers in beide condities verbeterd<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong>lijk, maar tuss<strong>en</strong> de condities was er ge<strong>en</strong> verschil.<br />

In e<strong>en</strong> systematische review <strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> Tarrier et al. (2008)<br />

werd<strong>en</strong> 28 rct’s betrokk<strong>en</strong> naar effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie<br />

op de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag met als uitkomstmaat de reductie<br />

in suïcidaal gedrag. Deze meta-analyse omvatte verschill<strong>en</strong>de populaties:


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 195<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, suïcidepogers, depressieve patiënt<strong>en</strong>, psychotische<br />

patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

Zowel individuele als groeps<strong>behandeling</strong><strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geïncludeerd. De resultat<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> deze meta-analyse wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> sterk algeheel, significant effect<br />

<strong>van</strong> cgt op de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag in de verschill<strong>en</strong>de populaties<br />

sam<strong>en</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Subgroepanalyses wez<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> significant effect voor de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong> populaties maar niet voor jonger<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> sterk<br />

effect voor individuele <strong>behandeling</strong> maar niet voor groepstherapie, <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

significant effect <strong>van</strong> cgt vergelek<strong>en</strong> met minimale <strong>behandeling</strong> of gebruikelijke<br />

<strong>behandeling</strong>, maar niet voor cgt vergelek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> andere actieve<br />

<strong>behandeling</strong>. De effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> blev<strong>en</strong> op middellange<br />

termijn gehandhaafd, dat wil zegg<strong>en</strong> tot na 16-24 maand<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> kwalitatief goede studie werd uitgevoerd door Brown et al. (2005). E<strong>en</strong><br />

groep <strong>van</strong> 120 patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging ded<strong>en</strong>, werd gerandomiseerd<br />

naar gebruikelijke <strong>behandeling</strong> of ambulante individuele cognitieve<br />

gedragstherapie (10 sessies, wekelijks of tweewekelijks). De <strong>behandeling</strong><br />

was gericht op het opspor<strong>en</strong> <strong>van</strong> uitlokk<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong>, beeld<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

opvatting<strong>en</strong> die aan de suïcidepoging voorafging<strong>en</strong>, het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

wanhoop <strong>en</strong> sociaal isolem<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> het versterk<strong>en</strong> <strong>van</strong> probleemoplossingsstrategieën,<br />

impulscontrole, <strong>en</strong> therapietrouw. Het doel was recidivepoging<strong>en</strong><br />

te voorkom<strong>en</strong>. In de 18 maand<strong>en</strong> follow-up ded<strong>en</strong> deelnemers aan<br />

de experim<strong>en</strong>tele conditie significant minder vaak opnieuw e<strong>en</strong> poging<br />

(24%) dan de deelnemers in de conditie <strong>van</strong> de gebruikelijke <strong>behandeling</strong><br />

(42%). Het niveau <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> wanhoop was in de experim<strong>en</strong>tele<br />

conditie significant minder geword<strong>en</strong>, terwijl suïcidegedacht<strong>en</strong> in beide<br />

groep<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>veel afnam<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> rct <strong>van</strong> Slee et al. (2008) werd<strong>en</strong> 90 patiënt<strong>en</strong> (15-35 jaar, voornamelijk<br />

meisjes) die zich zelf herhaaldelijk hadd<strong>en</strong> beschadigd al dan niet<br />

met suïcidale int<strong>en</strong>tie, gerandomiseerd naar gebruikelijke zorg of de experim<strong>en</strong>tele<br />

interv<strong>en</strong>tie bestaande uit ti<strong>en</strong> ambulante, individuele wekelijkse<br />

therapiezitting<strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong>d op de ziek<strong>en</strong>huis<strong>behandeling</strong>, gevolgd door<br />

twee boostersessies. De <strong>behandeling</strong> duurde 5,5 maand<strong>en</strong>. Het betrof e<strong>en</strong><br />

cognitieve gedragstherapeutische <strong>behandeling</strong> volg<strong>en</strong>s de b<strong>en</strong>adering <strong>van</strong><br />

Rudd (2001). C<strong>en</strong>traal in de <strong>behandeling</strong> stond het opspor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het verander<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> mechanism<strong>en</strong> die het zelfbeschadig<strong>en</strong>de gedrag instandhoud<strong>en</strong>.<br />

Na de follow-upperiode <strong>van</strong> neg<strong>en</strong> maand<strong>en</strong> bleek de experim<strong>en</strong>tele groep<br />

deelnemers significant verbeterd op alle uitkomst<strong>en</strong>: recidiver<strong>en</strong>de zelfbeschadiging,<br />

depressie, angst, suïcidecognities, hulpeloosheid, de perceptie<br />

ander<strong>en</strong> tot last te zijn, intolerantie voor stress, het idee niet geliefd te<br />

(kunn<strong>en</strong>) zijn <strong>en</strong> zelfwaardering. In deze studie blek<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> groter<br />

te word<strong>en</strong> naar mate de follow-up meting<strong>en</strong> later in de tijd plaatsvond<strong>en</strong>.<br />

Dit is de <strong>en</strong>ige studie met e<strong>en</strong> dergelijk effect. Het is waarschijnlijk (op<br />

grond <strong>van</strong> de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de symptom<strong>en</strong>, maar niet met e<strong>en</strong> diagnostisch


196 Deel 3 Behandeling<br />

interview vastgesteld) dat in deze studie e<strong>en</strong> aantal jonge vrouw<strong>en</strong> met<br />

persoonlijkheidsproblematiek geïncludeerd war<strong>en</strong>.<br />

Guthrie et al. (2001) evalueerd<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kortdur<strong>en</strong>de (vier<br />

zitting<strong>en</strong>) ambulante psychodynamische interpersoonlijke therapie voor<br />

119 patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hadd<strong>en</strong> gedaan met e<strong>en</strong> overdosis<br />

medicijn<strong>en</strong>. De <strong>behandeling</strong> vond plaats bij de patiënt<strong>en</strong> thuis. De focus<br />

lag op de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> interpersoonlijke problem<strong>en</strong>. Deelnemers in<br />

de interv<strong>en</strong>tiegroep k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bij de follow-up na zes maand<strong>en</strong> significant<br />

minder suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder suïcidepoging<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met<br />

patiënt<strong>en</strong> die gebruikelijke zorg kreg<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> kortdur<strong>en</strong>de cognitieve gedragstherapie (vijf sessies plus twee boostersessies)<br />

waarbij gebruik werd gemaakt <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zelfhulpboek resulteerde in<br />

minder suïcidepoging<strong>en</strong> per patiënt, alhoewel het perc<strong>en</strong>tage patiënt<strong>en</strong> dat<br />

recidiveerde in de experim<strong>en</strong>tele conditie <strong>en</strong> de controleconditie gelijk was<br />

(Tyrer et al., 2003; 2004). De interv<strong>en</strong>tie leek kost<strong>en</strong>effectief vooral voor<br />

patiënt<strong>en</strong> zonder borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

In e<strong>en</strong> op<strong>van</strong>gc<strong>en</strong>trum voor suïcidepogers in Kop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong> (Nord<strong>en</strong>toft,<br />

2005) werd<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> behandeld met probleemoplossingstechniek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> oplossingsgerichte <strong>behandeling</strong>. De studie betrof ge<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>teel<br />

design. In de behandelgroep bleek het aantal recidivepoging<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d<br />

minder dan in de groep die ge<strong>en</strong> gebruik maakte <strong>van</strong> het behandelaanbod.<br />

Conclusies<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat cognitieve gedragstherapie <strong>en</strong> probleemoplossingtherapieën<br />

suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong> reducer<strong>en</strong> in de ambulante<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> die suïcidepoging<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong><br />

of behandeld word<strong>en</strong> voor suïcidaal <strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

A1: Hawton, 1998; Towns<strong>en</strong>d, 2001; Tarrier, 2008.<br />

A2: Brown, 2005; Slee, 2008.<br />

B: Salkovskis, 1990; Tyrer, 2003; 2004.<br />

C: Nord<strong>en</strong>toft, 2005.<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat kortdur<strong>en</strong>de psychodynamische interpersoonlijke<br />

<strong>behandeling</strong> suïcidaal gedrag kan reducer<strong>en</strong> in de ambulante<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong><br />

of behandeld word<strong>en</strong> voor suïcidaal <strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

B: Guthrie, 2001.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Ge<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 197<br />

Aanbeveling<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

e<strong>en</strong> probleemoplossingsgerichte of cognitieve therapie gericht op de<br />

suïcidaliteit aan te bied<strong>en</strong>.<br />

4 Stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

Als er sprake is <strong>van</strong> As I- of As II-stoorniss<strong>en</strong> waarbij suïcidaal gedrag<br />

optreedt, di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> deze psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> behandeld te word<strong>en</strong><br />

conform de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> met de daarbij pass<strong>en</strong>de medicatie. In deze paragraaf<br />

word<strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> de meest voorkom<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

bij suïcidale patiënt<strong>en</strong>: depressie <strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

besprok<strong>en</strong>. Voor de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met psychotische stoorniss<strong>en</strong>,<br />

met bipolaire stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> met middel<strong>en</strong>afhankelijkheid wordt<br />

verwez<strong>en</strong> naar de betreff<strong>en</strong>de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong>.<br />

4.1 Behandeling bij depressie<br />

Voor e<strong>en</strong> uitputt<strong>en</strong>de beschrijving <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie wordt<br />

verwez<strong>en</strong> naar de <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Depressie (Trimbos-instituut,<br />

2009b).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Psychotherapeutische behandelvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> farmacotherapie zijn effectief<br />

voor het behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie (Cuijpers et al., 2008, Cuijpers et al.,<br />

2009, Trimbos-instituut, 2009b). Deze bronn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het effect<br />

<strong>van</strong> combinaties <strong>van</strong> farmacotherapie <strong>en</strong> psychotherapie iets groter is<br />

dan de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de afzonderlijke compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij bepaalde groep<strong>en</strong><br />

depressieve patiënt<strong>en</strong>. In de meeste onderzoek<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> echter (te) suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong> <strong>van</strong> deelname <strong>en</strong> werd suïcidaal gedrag (suïcide,<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> of suïcidepoging<strong>en</strong>) niet als uitkomstmaat meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het is derhalve nog niet bewez<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> adequate psychotherapeutische<br />

of psychosociale <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie daarmee ook het suïciderisico<br />

vermindert. Wel is bewez<strong>en</strong> dat cognitieve gedragstherapie effectief is in<br />

de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> wanhoop, e<strong>en</strong> belangrijke psychologische risicofactor<br />

voor suïcidaal gedrag (apa, 2003; Tarrier et al., 2008). In e<strong>en</strong> systematische<br />

review <strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> Tarrier (2008) over 28 rct’s over cognitieve<br />

gedragstherapie (cgt) gericht op suïcidaal gedrag als behandelfocus werd<br />

in 11 onderzoek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maat voor wanhoop meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het effect <strong>van</strong><br />

cgt op wanhoop over deze onderzoek<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk was groot <strong>en</strong> significant.<br />

Wanhoop lijkt e<strong>en</strong> belangrijke invloed te hebb<strong>en</strong> op het suïcidale<br />

gedrag bij depressieve patiënt<strong>en</strong>. Interv<strong>en</strong>ties die wanhoop reducer<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> daarmee ook het suïciderisico reducer<strong>en</strong> (apa, 2003).


198 Deel 3 Behandeling<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat psychotherapeutische behandelvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

farmacotherapie effectief zijn in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie.<br />

A1: Cuijpers 2008; 2009; Trimbos-instituut, 2009b.<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat cognitieve gedragstherapie effectief is in de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> wanhoop bij depressieve patiënt<strong>en</strong>.<br />

A1: apa, 2003; Tarrier, 2008.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Wanneer e<strong>en</strong> eerdere depressie sam<strong>en</strong>gaat met suïcidaal gedrag zal e<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>de depressieve episode naar alle waarschijnlijkheid opnieuw sam<strong>en</strong>gaan<br />

met suïcidaal gedrag. Suïcidaal gedrag is het meest constante symptoom<br />

<strong>van</strong> terugker<strong>en</strong>de depressieve episodes (Williams et al., 2006). Het is<br />

dan ook aan te bevel<strong>en</strong> de kans op terugkeer <strong>van</strong> suïcidaal gedrag na e<strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> uitdrukkelijk te besprek<strong>en</strong>.<br />

Ook al zijn psychotherapeutische behandelvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> farmacotherapie<br />

effectief in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie, <strong>en</strong> zal daarmee het suïciderisico<br />

kunn<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong>, zeker is dit lang niet altijd. Het is bek<strong>en</strong>d dat na<br />

e<strong>en</strong> klinische opname voor depressie <strong>en</strong> na e<strong>en</strong> ambulante <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong>wege depressie toch suïcides kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, ook al was de <strong>behandeling</strong><br />

schijnbaar succesvol. De eerste maand<strong>en</strong> na ontslag uit e<strong>en</strong> klinische<br />

opname vorm<strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> hoge risicoperiode (Appleby et al., 2006;<br />

Huisman, 2010). Aanbevol<strong>en</strong> wordt dan ook om tijd<strong>en</strong>s de <strong>behandeling</strong><br />

expliciet aandacht te bested<strong>en</strong> aan suïcidaal gedrag als focus <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>en</strong> aan het einde <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> na te gaan of er nog suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

aanwezig zijn. Ook verdi<strong>en</strong>t het aanbeveling om voor het afsluit<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> de patiënt door middel <strong>van</strong> psycho-educatie voor te<br />

bereid<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> mogelijke terugkeer <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> psychotherapeutische <strong>en</strong> farmacologische<br />

behandelvorm<strong>en</strong> voor depressie toe te pass<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag bij depressieve patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Voor de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> wanhoop bij suïcidale depressieve patiënt<strong>en</strong> kan<br />

de toepassing <strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressieve patiënt<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag, naast de depressie ook het suïcidale gedrag als focus <strong>van</strong><br />

de <strong>behandeling</strong> te nem<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> voor e<strong>en</strong> depressie na te gaan of<br />

er nog suïcidegedacht<strong>en</strong> aanwezig zijn.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 199<br />

4.2 Behandeling bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

Het is aangetoond dat individuele psychotherapieën met verschill<strong>en</strong>de<br />

theoretische oriëntaties werkzame interv<strong>en</strong>ties zijn voor de reductie <strong>van</strong><br />

symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong> persoonlijkheidspathologie <strong>en</strong> het verbeter<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

sociaal functioner<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

(<strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>:<br />

Trimbos-instituut, 2008; Giess<strong>en</strong>-Bloo et al., 2006). Bij de borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis (bpd, borderline personality disorder) is suïcidaal<br />

gedrag e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de meest op de voorgrond tred<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

In deze paragraaf wordt de effectiviteit <strong>van</strong> drie psychotherapeutische<br />

interv<strong>en</strong>ties besprok<strong>en</strong> voor het behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis: dialectische<br />

gedragstherapie (dgt); overige vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie<br />

(cgt) <strong>en</strong> psychodynamische psychotherapie. Farmaceutische interv<strong>en</strong>ties<br />

voor deze patiënt<strong>en</strong>groep moet<strong>en</strong> nog verder onderzocht word<strong>en</strong>; daarover<br />

is nog weinig bek<strong>en</strong>d.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: DGT bij BPD<br />

Voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheiddstoornis<br />

(bpd) is dialectische gedragstherapie (dgt) e<strong>en</strong> behandeloptie.<br />

K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> dialectische gedragstherapie zijn het voortdur<strong>en</strong>d<br />

bijhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> besprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d <strong>en</strong> suïcidaal gedrag gedur<strong>en</strong>de<br />

de loop <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong>. Het zelfbeschadig<strong>en</strong>de <strong>en</strong> suïcidale<br />

gedrag wordt expliciet als focus <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, zeker in<br />

de eerste fas<strong>en</strong>. Patiënt<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangemoedigd de therapeut te bell<strong>en</strong><br />

voordat zij overgaan tot zelfbeschadiging.<br />

E<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Linehan (1991) vergeleek dgt (n = 39) met <strong>behandeling</strong><br />

zoals gebruikelijk (n = 42) onder 81 vrouw<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

die in de voorgaande vijf jaar t<strong>en</strong> minste twee keer e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging ded<strong>en</strong> of zichzelf hadd<strong>en</strong> beschadigd, waar<strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

keer in de voorafgaande acht wek<strong>en</strong>. In de dgt-groep vond in de eerste zes<br />

maand<strong>en</strong> <strong>van</strong> de follow-up significant minder suïcidaal gedrag per persoon<br />

plaats (1,5 versus 9,0 gedraging<strong>en</strong> in de controlegroep) met minder lichamelijk<br />

letsel <strong>en</strong> minder opnamedag<strong>en</strong>, langere therapietrouw, betere<br />

sociale aanpassing <strong>en</strong> beter sociaal <strong>en</strong> beroepsmatig functioner<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> Nederlandse studie (Van d<strong>en</strong> Bosch et al., 2002; Verheul et al., 2003;<br />

Van d<strong>en</strong> Bosch et al., 2005) werd<strong>en</strong> 58 vrouw<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

gerandomiseerd naar dgt of gebruikelijke zorg. Comorbide<br />

middel<strong>en</strong>afhankelijkheid was ge<strong>en</strong> exclusiecriterium. De interv<strong>en</strong>tie<br />

was overe<strong>en</strong>komstig de Linehanhandleiding (1991). Minder vrouw<strong>en</strong> in de<br />

dgt-groep (7%) ded<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> dan in de groep die gebruikelijke<br />

zorg kreeg (26%), maar het verschil was niet significant na 12 maand<strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong>. Zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag verminderde wel significant tuss<strong>en</strong>


200 Deel 3 Behandeling<br />

beide groep<strong>en</strong> (35% in dgt versus 57% in de controlegroep). Ook bleek het<br />

effect <strong>van</strong> dgt-<strong>behandeling</strong> groter voor deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met de ernstiger stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Uitval was groter in de controlegroep (77%) dan in de dgt-groep<br />

(37%).<br />

Linehan et al. (2006) vergelek<strong>en</strong> dgt met gebruikelijke zorg bestaande uit<br />

ambulante psychotherapie door psychotherapeut<strong>en</strong> die niet gespecialiseerd<br />

war<strong>en</strong> in dgt. Daartoe werd<strong>en</strong> 101 vrouwelijke patiënt<strong>en</strong> met borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis met rec<strong>en</strong>t suïcidaal of zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag<br />

gerandomiseerd naar e<strong>en</strong> <strong>van</strong> beide condities. In de dgt-groep was gedur<strong>en</strong>de<br />

de twee jaar dat de studie duurde het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> de helft<br />

in vergelijking met de controlegroep (23% versus 46%, number needed to<br />

treat (nnt) = 4,2). Patiënt<strong>en</strong> in de dgt-groep hoefd<strong>en</strong> significant minder<br />

vaak opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege suïcidedreiging <strong>en</strong> k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> minder<br />

ernstig lichamelijk letsel over alle suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfbeschadiging<br />

sam<strong>en</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Er was significant minder uitval in de dgtgroep,<br />

<strong>en</strong> er war<strong>en</strong> minder opnames in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bezoek<strong>en</strong> aan psychiatrische crisisc<strong>en</strong>tra.<br />

In e<strong>en</strong> rct <strong>van</strong> McMain et al. (2009) hadd<strong>en</strong> 180 patiënt<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis <strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s 2 episodes met zelfbeschadig<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong>/of suïcidaal gedrag in de laatste 5 jaar. Er werd ge<strong>en</strong> verschil gevond<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> het effect <strong>van</strong> dgt <strong>en</strong> e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e psychiatrische <strong>behandeling</strong><br />

gedur<strong>en</strong>de 1 jaar bestaande uit e<strong>en</strong> psychodynamisch georiënteerde <strong>behandeling</strong><br />

met medicam<strong>en</strong>teuze ondersteuning. Bij nameting blek<strong>en</strong> beide<br />

groep<strong>en</strong> sterk verbeterd te zijn.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat dialectische gedragstherapie (dgt) effectief is<br />

in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag c.q. zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag<br />

bij vrouwelijke patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

A2: Verheul, 2003; Van d<strong>en</strong> Bosch, 2002; 2005.<br />

B: Linehan, 1991; 1993; 2006.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Dialectische gedragstherapie (dgt) vergt e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve scholing <strong>van</strong><br />

therapeut<strong>en</strong> <strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong>. Op dit mom<strong>en</strong>t is de therapie nog niet<br />

overal beschikbaar <strong>en</strong> de vraag is groter dan het aanbod. Effectiviteitonderzoek<strong>en</strong><br />

zijn vooral verricht onder vrouwelijke patiënt<strong>en</strong>. Er is vooralsnog<br />

ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong><strong>en</strong> om te veronderstell<strong>en</strong> dat mannelijke patiënt<strong>en</strong> met borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis niet ook zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> <strong>van</strong> dgt.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 201<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

is te overweg<strong>en</strong> dialectische gedragstherapie (dgt) aan te bied<strong>en</strong> als<br />

<strong>behandeling</strong> om suïcidaal gedrag <strong>en</strong> lichamelijk letsel terug te dring<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het ggz-zorggebruik te verminder<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: CGT bij BPD<br />

Naast dialectische gedragstherapie zijn er nog andere vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> cognitieve<br />

gedragstherapie (cgt), die ook zijn onderzocht voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (bpd). In e<strong>en</strong><br />

niet-gecontroleerde studie onderzocht<strong>en</strong> Brown et al. (2004) de werkzaamheid<br />

<strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie voor het terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. Bij 32 suïcidale patiënt<strong>en</strong> met de borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

vond<strong>en</strong> zij e<strong>en</strong> significante <strong>en</strong> klinisch rele<strong>van</strong>te afname <strong>van</strong><br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> hieraan gerelateerde wanhoop, depressie, disfunctionele<br />

opvatting<strong>en</strong> <strong>en</strong> symptom<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>d bij borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

In e<strong>en</strong> kleine rct (n = 30) werd aan suïcidale patiënt<strong>en</strong> met<br />

borderline persoonlijkheidsstoornis gebruikelijke zorg of e<strong>en</strong> geprotocolleerde,<br />

individuele cognitief-gedragstherapeutische <strong>behandeling</strong> aangebod<strong>en</strong><br />

(Weinberg et al., 2006). De <strong>behandeling</strong> was specifiek gericht op<br />

niet-fataal suïcidaal gedrag. Resultat<strong>en</strong> wez<strong>en</strong> uit dat de cognitief-gedragstherapeutische<br />

<strong>behandeling</strong> tijd<strong>en</strong>s de follow-up leidde tot minder nietfataal<br />

suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag met<br />

minder ernstig letsel dan in de groep die gebruikelijke zorg kreeg.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat cognitieve gedragstherapie gericht op<br />

suïcidaal gedrag werkzaam kan zijn in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

B: Weinberg 2006.<br />

C: Brown 2004<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> om aan patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis cognitieve gedragstherapie aan te bied<strong>en</strong> ter<br />

vermindering <strong>van</strong> het suïcidale gedrag.


202 Deel 3 Behandeling<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: psychodynamische psychotherapie<br />

bij BPD<br />

Voor suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

(bpd) is er ook psychodynamisch georiënteerde (interpersoonlijke,<br />

ipt) psychotherapie. Er is uitgebreide ervaring met psychodynamische<br />

<strong>en</strong> psychoanalytisch georiënteerde psychotherapieën voor de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> deze patiënt<strong>en</strong>. Onderzoek wijst op steeds duidelijker resultaat.<br />

In e<strong>en</strong> reeks <strong>van</strong> publicaties uit twee onderzoek<strong>en</strong> toond<strong>en</strong> Bateman <strong>en</strong><br />

Fonagy (1999; 2001; 2008; 2009) aan dat <strong>behandeling</strong> met m<strong>en</strong>talization <strong>en</strong><br />

partiële opname in de kliniek leidt tot significant minder suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zelfbeschadiging <strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter aantal patiënt<strong>en</strong> dat helemaal afziet <strong>van</strong><br />

zelf beschadiging dan bij gebruikelijke <strong>behandeling</strong>. Daarnaast leidt het<br />

tot minder opnamedag<strong>en</strong>, vermindering <strong>van</strong> depressieve symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verbeterd sociaal <strong>en</strong> interpersoonlijk functioner<strong>en</strong>. Verbetering<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

tot vijf jaar follow-up behoud<strong>en</strong>. Ook bij ambulant behandelde patiënt<strong>en</strong><br />

liet m<strong>en</strong>talization-based <strong>behandeling</strong> significante verbetering<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>.<br />

Clarkin et al. (2007) vergelek<strong>en</strong> drie ambulante <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor<br />

patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>: dialectische<br />

gedragstherapie (dgt), transfer<strong>en</strong>ce-focused therapy, <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de<br />

psychodynamische therapie. Alle drie de <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> leidd<strong>en</strong> tot verbetering<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> depressie, angst, globaal functioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociale aanpassing.<br />

Zowel transfer<strong>en</strong>ce-focused als dialectische gedragstherapie war<strong>en</strong> geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> significante vermindering <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Uit e<strong>en</strong> rct<br />

<strong>van</strong> Giess<strong>en</strong>-Bloo et al. (2006) blijk<strong>en</strong> zowel schema-focused therapie als<br />

transfer<strong>en</strong>ce-focused therapie gericht op suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> algehele<br />

verbetering <strong>van</strong> de persoonlijkheidspathologie, effectieve <strong>behandeling</strong><strong>en</strong><br />

zijn voor psychopathologisch disfunctioner<strong>en</strong> waaronder suïcidaal gedrag.<br />

Daarbij bleek schema-focused therapie effectiever dan transfer<strong>en</strong>cefocused<br />

therapie.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat m<strong>en</strong>talization-based therapie, transfer<strong>en</strong>cefocused<br />

therapie, schema-focused therapie <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

psychodynamische therapievorm<strong>en</strong> effectief zijn in de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

A2: Giess<strong>en</strong>-Bloo, 2006; Clarkin, 2007.<br />

B: Bateman & Fonagy, 1999; 2001; 2006; 2008; 2009.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De onderzoek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bijna uitsluit<strong>en</strong>d betrekking op vrouw<strong>en</strong>. Er is<br />

echter ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om te veronderstell<strong>en</strong> dat de gevond<strong>en</strong> effectiviteit niet


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 203<br />

zou geld<strong>en</strong> voor mannelijke patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

Aanbeveling<br />

• Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis is te overweg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de volg<strong>en</strong>de<br />

therapievorm<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong>: m<strong>en</strong>talization-based therapie, schemafocused<br />

therapie, transfer<strong>en</strong>ce-focused therapie, <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

psychodynamische therapie.<br />

4.3 Overige veelvoorkom<strong>en</strong>de stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t ook aandacht te zijn voor<br />

andere stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> die bij sommige patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> extra<br />

bijdrage lever<strong>en</strong> aan het suïciderisico. Uit deel 2 zijn risicofactor<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d<br />

die tijd<strong>en</strong>s de <strong>behandeling</strong> aandacht verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. De belangrijkste word<strong>en</strong><br />

hier kort aangestipt; zij kunn<strong>en</strong> bij verschill<strong>en</strong>de diagnostische categorieën<br />

<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>. Deze inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

zal gepaard moet<strong>en</strong> gaan met <strong>en</strong>erzijds begrip, empathie <strong>en</strong> uithoudingsvermog<strong>en</strong>,<br />

anderzijds met het actief, sam<strong>en</strong> met de patiënt, zoek<strong>en</strong><br />

naar mogelijkhed<strong>en</strong> <strong>van</strong> nieuwe hoop <strong>en</strong> perspectief.<br />

Wanhoop<br />

Sterke gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> voorbode zijn <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. In de <strong>behandeling</strong> di<strong>en</strong>t daar uitdrukkelijk aandacht aan te word<strong>en</strong><br />

besteed. Wanhoop betreft meestal de belangrijkste persoonlijke belang<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bedreiging <strong>van</strong> de id<strong>en</strong>titeit. In de <strong>behandeling</strong> di<strong>en</strong>t dan ook altijd<br />

geïnv<strong>en</strong>tariseerd te word<strong>en</strong> waarover patiënt<strong>en</strong> het meest wanhopig zijn<br />

(apa, 2003).<br />

Gebruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong> andere psychotrope stoff<strong>en</strong><br />

Het gebruik <strong>van</strong> alcohol of <strong>van</strong> andere bewustzijnsverander<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong><br />

kan suïcidale <strong>en</strong> of hopeloze gevoel<strong>en</strong>s versterk<strong>en</strong>. In elke <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag moet aandacht zijn voor het gebruik <strong>van</strong><br />

deze middel<strong>en</strong>. Het voorkom<strong>en</strong> c.q. beperk<strong>en</strong> <strong>van</strong> drankgebruik of gebruik<br />

<strong>van</strong> psychotrope middel<strong>en</strong> moet als e<strong>en</strong> belangrijk therapeutisch doel<br />

word<strong>en</strong> aangemerkt bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> (apa, 2003).<br />

Seksueel misbruik <strong>en</strong> geweld<br />

Bij e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, vooral (maar niet<br />

uitsluit<strong>en</strong>d) bij vrouw<strong>en</strong> met recidiver<strong>en</strong>d suïcidaal gedrag, speelde of<br />

speelt nog seksueel misbruik of geweld in het ouderlijk gezin of in de<br />

huidige partnerrelatie. Professionals do<strong>en</strong> er goed aan steeds naar dergelijke<br />

ervaring<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> <strong>van</strong> toepassing deze in de behan-


204 Deel 3 Behandeling<br />

deling te betrekk<strong>en</strong>. Behandeling<strong>en</strong> die dergelijke traumatische ervaring<strong>en</strong><br />

effectief aangrijp<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> daarmee ook het suïciderisico verminder<strong>en</strong><br />

(apa, 2003).<br />

Dwangmatige preoccupatie met suïcide<br />

Wanneer patiënt<strong>en</strong> dwangmatig gepreoccupeerd zijn met suïcide dan<br />

kan overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> cognitieve interv<strong>en</strong>ties in te zett<strong>en</strong> zoals ook bij<br />

obsessieve-compulsieve stoorniss<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingezet (antipiekeroef<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>,<br />

mindfulness, gecontroleerd pieker<strong>en</strong> over suïcide). Wanneer patiënt<strong>en</strong> niet<br />

kunn<strong>en</strong> slap<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege hun dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan suïcide di<strong>en</strong>t uiteraard<br />

deze slapeloosheid te word<strong>en</strong> behandeld.<br />

Lichamelijke ziekt<strong>en</strong><br />

Zoals in deel 2 is aangegev<strong>en</strong>, zijn veel lichamelijke ziekt<strong>en</strong>, pijn <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong><br />

geassocieerd met e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico. In de <strong>behandeling</strong><br />

di<strong>en</strong>t derhalve steeds aandacht te zijn voor de fysieke conditie <strong>en</strong> aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

die de patiënt ervaart <strong>en</strong> voor de invloed die daar<strong>van</strong> uitgaat op het<br />

suïciderisico (apa, 2003).<br />

Suïcide in de familiegeschied<strong>en</strong>is<br />

Door deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> met suïcide <strong>van</strong> familieled<strong>en</strong> kan het<br />

eig<strong>en</strong> suïcidale gedrag als e<strong>en</strong> ernstige bedreiging of als noodlot word<strong>en</strong><br />

ervar<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 10). De betek<strong>en</strong>is die suïcide <strong>van</strong> familieled<strong>en</strong> voor<br />

de patiënt heeft, di<strong>en</strong>t bij de <strong>behandeling</strong> steeds in og<strong>en</strong>schouw te word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (apa, 2003).<br />

Eerdere hulpverl<strong>en</strong>ing<br />

Ervaring<strong>en</strong> met eerdere hulpverl<strong>en</strong>ing kunn<strong>en</strong> de huidige hulpverl<strong>en</strong>ingsrelatie<br />

sterk beïnvloed<strong>en</strong>. De ope<strong>en</strong>volging <strong>van</strong> niet of minder succesvolle<br />

<strong>behandeling</strong><strong>en</strong> kan de patiënt tot de overtuiging br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> onbehandelbaar<br />

te zijn, of als zodanig te word<strong>en</strong> beschouwd door de professional. Dergelijke<br />

overtuiging<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> steeds geïnv<strong>en</strong>tariseerd <strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>,<br />

in het licht <strong>van</strong> realistische toekomstperspectiev<strong>en</strong> (apa, 2003).<br />

Gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> schuld, waardeloosheid <strong>en</strong> zelfhaat<br />

Gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> schuld, waardeloosheid <strong>en</strong> zelfhaat <strong>en</strong> gedacht<strong>en</strong> hierover<br />

kom<strong>en</strong> veelvuldig naar vor<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong>. Ze zijn zowel e<strong>en</strong> weerspiegeling <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> depressie, als<br />

e<strong>en</strong> realiteit in de og<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt. Dergelijke gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s<br />

onderhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> vererger<strong>en</strong> suïcidale crises <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> derhalve ook expliciet<br />

als focus <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> te word<strong>en</strong> aangemerkt. Dat geldt ook<br />

voor de overtuiging ander<strong>en</strong> tot last te zijn, de overtuiging dat er niemand<br />

is die <strong>van</strong> de patiënt houdt, de overtuiging dat de suïcide <strong>van</strong> de patiënt


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 205<br />

zal leid<strong>en</strong> tot opluchting bij familieled<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zovoort. Dergelijke gedacht<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> steeds krachtig te word<strong>en</strong> bestred<strong>en</strong>. Behandelaars, verpleegkundig<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> andere hulpverl<strong>en</strong>ers die acceptatie, g<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>heid, hoop <strong>en</strong><br />

vertrouw<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> uit te stral<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hierin veel betek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Ondersteuning door familie, partner <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

Gedur<strong>en</strong>de de <strong>behandeling</strong> zal de professional zich steeds moet<strong>en</strong> vergewiss<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de kracht <strong>van</strong> het steunsysteem om de patiënt bij te staan in<br />

zijn strijd. Plotselinge verandering<strong>en</strong> in de thuissituatie, e<strong>en</strong> aangekondigde<br />

scheiding, e<strong>en</strong> vakantieperiode <strong>van</strong> ouders; dergelijke zak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het<br />

suïciderisico beïnvloed<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> derhalve sterk in de gat<strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

gehoud<strong>en</strong>. Het gaat hierbij niet alle<strong>en</strong> om de objectief vast te stell<strong>en</strong> sterkte<br />

<strong>van</strong> het steunsysteem, maar vooral ook om de perceptie <strong>van</strong> de patiënt <strong>van</strong><br />

dit steunsysteem.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

aandacht te hebb<strong>en</strong> voor:<br />

– gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop;<br />

– gebruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong> andere psychotrope stoff<strong>en</strong>;<br />

– ervaring<strong>en</strong> met seksueel misbruik <strong>en</strong> geweld;<br />

– dwangmatige preoccupatie met suïcide;<br />

– slapeloosheid;<br />

– de fysieke conditie als gevolg <strong>van</strong> lichamelijke ziekt<strong>en</strong>;<br />

– suïcide <strong>en</strong>/of suïcidaal gedrag in de familie <strong>van</strong> de patiënt;<br />

– negatieve ervaring<strong>en</strong> met hulpverl<strong>en</strong>ing in verband met suïcidaal<br />

gedrag;<br />

– gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> schuld, waardeloosheid <strong>en</strong> zelfhaat;<br />

– ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of verandering<strong>en</strong> in de omgeving <strong>en</strong> in<br />

het sociale netwerk <strong>van</strong> de patiënt.<br />

5 Verpleegkundige interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> methodiek<strong>en</strong><br />

Welke verpleegkundige interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong>/of methodiek<strong>en</strong> zijn aangewez<strong>en</strong><br />

bij de zorg voor (langdurig) suïcidale patiënt<strong>en</strong> E<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel <strong>van</strong> de<br />

populatie in de langdur<strong>en</strong>de zorg heeft e<strong>en</strong> verhoogd suïciderisico. Langdurige<br />

psychiatrische <strong>en</strong> somatische problem<strong>en</strong>, verlieservaring<strong>en</strong>, verlies<br />

<strong>van</strong> sociale roll<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperkte sociale steun kom<strong>en</strong> veel voor. Toch leert de<br />

praktijk dat suïcidaal gedrag vooral ter sprake komt bij actuele crises.


206 Deel 3 Behandeling<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In de verpleegkundige wet<strong>en</strong>schappelijke literatuur werd<strong>en</strong> in totaal 41<br />

artikel<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> er vier verwerkt zijn in evid<strong>en</strong>tietabell<strong>en</strong>.<br />

De empirische literatuur levert weinig k<strong>en</strong>nis op over effectiviteit <strong>van</strong><br />

verpleegkundig handel<strong>en</strong> op suïcidaal gedrag bij de patiënt<strong>en</strong>. De literatuur<br />

in dit veld betreft overweg<strong>en</strong>d subjectieve evaluatie <strong>van</strong> training<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deskundigheidbevordering.<br />

In e<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Gask et al. (2006) werd de zogehet<strong>en</strong> storm-training<br />

(Skills Training on Risk Managem<strong>en</strong>t) geëvalueerd in de klinische staf <strong>van</strong><br />

drie ggz-instelling<strong>en</strong> in Groot-Brittannië. Deze training werd over het algeme<strong>en</strong><br />

goed ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>, vooral bij juniormedewerkers. Het zelfvertrouw<strong>en</strong><br />

in op<strong>en</strong>lijk prat<strong>en</strong> met patiënt<strong>en</strong> over suïcide werd groter. Deze <strong>en</strong> andere<br />

onderzoek<strong>en</strong> onderstrep<strong>en</strong> dat deskundigheidsbevordering bij verpleegkundig<strong>en</strong><br />

op prijs wordt gesteld <strong>en</strong> dat zij zich compet<strong>en</strong>ter voel<strong>en</strong> door<br />

de training<strong>en</strong>. Ggz-verpleegkundig<strong>en</strong> vermeldd<strong>en</strong> dat zij e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale <strong>en</strong><br />

cruciale rol spel<strong>en</strong> in het verbeter<strong>en</strong> <strong>van</strong> wanhoop <strong>en</strong> suïcidale gevoel<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> dat de kwaliteit <strong>van</strong> het contact tuss<strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong><br />

hierbij doorslaggev<strong>en</strong>d is (Sun et al., 2006; Koehn & Cutcliffe, 2007).<br />

Meerwijk et al. (2010) ontwikkeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> evalueerd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> voor<br />

het verpleg<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie in Nederland.<br />

Belangrijke interv<strong>en</strong>ties daarin zijn: (1) regelmatig contact houd<strong>en</strong> met de<br />

patiënt; (2) duidelijk mak<strong>en</strong> wanneer het volg<strong>en</strong>de contactmom<strong>en</strong>t is; (3)<br />

de toegang tot dodelijke middel<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong>; (4) e<strong>en</strong> sociaal steunsysteem<br />

mobiliser<strong>en</strong>; (5) steun bied<strong>en</strong> in het oploss<strong>en</strong> <strong>van</strong> problem<strong>en</strong>; (6) voorlichting<br />

gev<strong>en</strong> over rehabilitatieprogramma’s <strong>en</strong> buddysystem<strong>en</strong>. Het is belangrijk<br />

voor deze complexe doelgroep om de interv<strong>en</strong>ties met de verschill<strong>en</strong>de<br />

disciplines te overlegg<strong>en</strong>, ook al omdat deze interv<strong>en</strong>ties natuurlijk niet<br />

voorbehoud<strong>en</strong> zijn aan verpleegkundig<strong>en</strong>.<br />

De <strong>richtlijn</strong> werd geïmplem<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong> getest in e<strong>en</strong> pilotstudie onder<br />

21 verpleegkundig<strong>en</strong> in twee psychiatrische instelling<strong>en</strong> in Nederland.<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> vermeldd<strong>en</strong> zich daarna meer bewust te zijn <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> meer alert te zijn geword<strong>en</strong> op risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Deskundigheidbevordering onder verpleegkundig<strong>en</strong> leidt tot vaardighed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> compet<strong>en</strong>tie bij verpleegkundig<strong>en</strong> in het verpleg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> daardoor beter omgaan met de wanhoop<br />

<strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong>. Vooral door begrip <strong>en</strong> niet-veroordel<strong>en</strong>de attitudes wordt de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het contact met suïcidale patiënt<strong>en</strong> verbeterd. De werkgroep<br />

is <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat e<strong>en</strong> verpleegkundige <strong>richtlijn</strong> voor suïcidale patiënt<strong>en</strong><br />

met schizofr<strong>en</strong>ie bruikbaar is.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 207<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

E<strong>en</strong> verpleegkundige <strong>richtlijn</strong> voor de omgang met suïcidale patiënt<strong>en</strong><br />

met schizofr<strong>en</strong>ie vergroot de vaardigheid <strong>en</strong> compet<strong>en</strong>tiegevoel<strong>en</strong>s<br />

<strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> in het omgaan met suïcidale patiënt<strong>en</strong>.<br />

C: Meerwijk, 2010.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

In de internationale literatuur wordt e<strong>en</strong> aantal methodiek<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong><br />

die k<strong>en</strong>nis, attitude <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> positief beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> de verpleegkundige focusgroep bestaat cons<strong>en</strong>sus over<br />

het belang <strong>van</strong> het met regelmaat bespreekbaar mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het onderwerp<br />

suïcidaal gedrag in de meest brede zin <strong>van</strong> het woord. E<strong>en</strong> aanknopingspunt<br />

lijkt de basisanamnese uit de verpleegkundige <strong>richtlijn</strong>, zoals ontwikkeld<br />

door Meerwijk et al. (2010). Thema’s die daarin besprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

zijn: (1) kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>; (2) wat maakt het lev<strong>en</strong> de moeite waard; (3)<br />

wat is in het lev<strong>en</strong> erg belast<strong>en</strong>d <strong>en</strong> draagt mogelijk bij aan suïcidaal gedrag;<br />

(4) suïcidale gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, gedraging<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>; (5) de neiging<br />

om zichzelf iets aan te do<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat verpleegkundig<strong>en</strong> scholingsprogramma’s<br />

voor het omgaan met suïcidaal gedrag volg<strong>en</strong>. Dat geldt overig<strong>en</strong>s<br />

ook voor de andere doelgroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>: psychiaters, arts<strong>en</strong>,<br />

psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong>.<br />

• Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die regelmatig werk<strong>en</strong><br />

met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, super- <strong>en</strong> intervisie volg<strong>en</strong>.<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt om in de langdur<strong>en</strong>de zorg bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag expliciet aandacht te bested<strong>en</strong> aan het bied<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoop, door<br />

realistische toekomstperspectiev<strong>en</strong> te besprek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door het opdo<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

positieve ervaring<strong>en</strong>.<br />

• Verpleegkundig<strong>en</strong> in de langdur<strong>en</strong>de zorg wordt aanbevol<strong>en</strong> met<br />

patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag met regelmaat de volg<strong>en</strong>de thema’s te<br />

besprek<strong>en</strong>: kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>; wat maakt het lev<strong>en</strong> de moeite waard;<br />

wat is in het lev<strong>en</strong> belast<strong>en</strong>d <strong>en</strong> draagt mogelijk bij aan suïcidaal gedrag;<br />

suïcidale gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, gedraging<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>; de neiging<strong>en</strong><br />

om zichzelf iets aan te do<strong>en</strong>. Deze punt<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> bij<br />

evaluaties <strong>van</strong> het behandelplan.


208 Deel 3 Behandeling<br />

6 Chronisch suïcidaal gedrag<br />

Chronisch suïcidale patiënt<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> vaak, <strong>en</strong> soms bijna onophoudelijk<br />

suïcidale gedacht<strong>en</strong>; dit kan jar<strong>en</strong>lang e<strong>en</strong> dagelijks optred<strong>en</strong>d f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong><br />

zijn. Suïcidepoging<strong>en</strong>, <strong>van</strong> welke aard ook, kom<strong>en</strong> daarbij regelmatig<br />

voor (Paris, 2003). Chronisch suïcidaal gedrag vind<strong>en</strong> we bij alle grote<br />

psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>, vooral bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (cluster B- of<br />

C-) persoonlijkheidsstoornis <strong>en</strong> hierbinn<strong>en</strong> vooral bij patiënt<strong>en</strong> met de<br />

borderline persoonlijkheidsstoornis. Veelvuldig optred<strong>en</strong>d suïcidaal gedrag<br />

bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (borderline) persoonlijkheidsstoornis vermindert<br />

meestal door <strong>behandeling</strong> met in dit deel beschrev<strong>en</strong> method<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

Er is weinig evid<strong>en</strong>tie over de vraag hoe we psychiatrische patiënt<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> help<strong>en</strong> als ze niet hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> <strong>van</strong> adequate <strong>behandeling</strong><strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het suïcidale gedrag persisteert. De bespreking hierna is<br />

daarom voor e<strong>en</strong> groot deel gebaseerd op expertk<strong>en</strong>nis, ondersteund door<br />

literatuurverwijzing<strong>en</strong>. Van deze literatuur is ge<strong>en</strong> weging <strong>van</strong> de kwaliteit<br />

gemaakt <strong>en</strong> er zijn ge<strong>en</strong> bewijstabell<strong>en</strong> gemaakt.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

De bronn<strong>en</strong> <strong>van</strong> het aanhoud<strong>en</strong>de suïcidale verlang<strong>en</strong> zijn zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong> variër<strong>en</strong> <strong>van</strong> het niet kunn<strong>en</strong> verdrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beperking<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (bijvoorbeeld ernstige schizofr<strong>en</strong>ie met<br />

veel negatieve symptom<strong>en</strong>), het almaar optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> ernstige recidiev<strong>en</strong>,<br />

het verliez<strong>en</strong> <strong>van</strong> het vertrouw<strong>en</strong> in <strong>behandeling</strong>, het besef alles verlor<strong>en</strong><br />

te hebb<strong>en</strong> (werk, relaties, perspectief), tot geïnternaliseerde vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

haat <strong>en</strong> learned helplessness bij slachtoffers <strong>van</strong> vroeg misbruik <strong>en</strong> verwaarlozing.<br />

Vooral bij patiënt<strong>en</strong> met (borderline) persoonlijkheidsstoornis heeft het<br />

suïcidale gedrag e<strong>en</strong> communicatieve betek<strong>en</strong>is: e<strong>en</strong> manier om pijn <strong>en</strong><br />

ell<strong>en</strong>de tot uitdrukking te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Suïcidale uiting<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> doodsverlang<strong>en</strong><br />

uit, maar beog<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> ‘iets’ te do<strong>en</strong>, hoewel<br />

vaak onduidelijk is wat dat dan precies zou moet<strong>en</strong> zijn. Onmacht over<br />

het eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>, onvermog<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> te zijn <strong>en</strong> sterke affect<strong>en</strong> te verdrag<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> meestal de basis. Als het suïcidale appèl aanhoudt, roept het als<br />

manipuler<strong>en</strong>d ervar<strong>en</strong> gedrag bij ander<strong>en</strong> uiteindelijk onmacht <strong>en</strong> irritatie<br />

op, <strong>en</strong> aansluit<strong>en</strong>d to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afwijzing. Dat gebeurt bij naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

maar ook bij professionals. Als crises aanhoud<strong>en</strong>, ontstaat zo<br />

gemakkelijk e<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> <strong>van</strong> onmacht <strong>van</strong> waarbij patiënt, systeem, huisarts,<br />

crisisdi<strong>en</strong>st, ambulante behandelaars <strong>en</strong> kliniek elkaar verwijt<strong>en</strong> niets te<br />

do<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 209<br />

Door de diverse aard k<strong>en</strong>t chronisch suïcidaal gedrag niet e<strong>en</strong> specifieke<br />

wijze <strong>van</strong> behandel<strong>en</strong>; voor zover mogelijk wordt de basispathologie lege<br />

artis behandeld. E<strong>en</strong> aantal direct op het aanhoud<strong>en</strong>de suïcidale gedrag<br />

gerichte, uniforme – experi<strong>en</strong>ce-based – principes zijn <strong>van</strong> toepassing<br />

(Van Luyn & Kaas<strong>en</strong>brood, 2010).<br />

Commitm<strong>en</strong>t<br />

Veel patiënt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lange hulpverl<strong>en</strong>ingsgeschied<strong>en</strong>is, met veel<br />

wisseling<strong>en</strong> <strong>van</strong> behandelar<strong>en</strong>. Zij zijn gevoelig voor afwijzing; e<strong>en</strong> kerncognitie<br />

is: ‘Niemand kan me uiteindelijk verdrag<strong>en</strong>.’ De pathologie vraagt<br />

e<strong>en</strong> langdurig <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de hulpverl<strong>en</strong>er <strong>en</strong> geduld in het ontwikkel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> werkrelatie.<br />

Contextual understanding (of: geduld in plaats <strong>van</strong> actie)<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot acuut suïcidaal gedrag, dat de bereidheid vraagt actief<br />

<strong>en</strong> directief te strev<strong>en</strong> naar veiligheid, vereist chronisch suïcidaal gedrag<br />

‘geduld’ (apa, 2003). Het suïcidale gedrag moet in zijn context word<strong>en</strong><br />

onderzocht <strong>en</strong> begrep<strong>en</strong>: in de context <strong>van</strong> de lev<strong>en</strong>sgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> de<br />

patiënt, in die <strong>van</strong> de de actualiteit <strong>van</strong> zijn lev<strong>en</strong>ssituatie (let vooral op<br />

verlies), <strong>en</strong> in die <strong>van</strong> de behandelrelatie. To<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

kan de uitdrukking zijn <strong>van</strong> de vrees <strong>van</strong> de patiënt dat zijn behandelaar op<br />

hem uitgekek<strong>en</strong> raakt. Suïcidaal gedrag in dergelijke situaties is niet alle<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> dreiging, maar betek<strong>en</strong>t paradoxaal g<strong>en</strong>oeg dat de patiënt zich durft te<br />

hecht<strong>en</strong> aan zijn behandelaar.<br />

Contract<br />

Behandeling <strong>van</strong> chronisch suïcidaal gedrag is niet het almaar bied<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> veiligheid, maar het onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de bronn<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

ell<strong>en</strong>de. Daarbij vrag<strong>en</strong> deze patiënt<strong>en</strong> veel expliciete steun <strong>en</strong> validering.<br />

Behandelar<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> hierbij ev<strong>en</strong>wel voorkom<strong>en</strong> dat ze net als de patiënt<br />

het slachtoffer word<strong>en</strong> <strong>van</strong> di<strong>en</strong>s suïcidale dreiging. Vooral bij (borderline)<br />

persoonlijkheidsstoornis is e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> ‘contract’ hiertoe noodzakelijk.<br />

Het contract is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst die de patiënt aanspreekt op di<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong><br />

verantwoordelijkheid <strong>en</strong> inzet – hoe beperkt ook. Het moet het de behandelaar<br />

mogelijk mak<strong>en</strong> datg<strong>en</strong>e te do<strong>en</strong> wat volg<strong>en</strong>s zijn b<strong>en</strong>aderingswijze<br />

constructief is, juist op mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> dreiging.<br />

Containm<strong>en</strong>t<br />

Geduld vraagt <strong>van</strong> de therapeut het vermog<strong>en</strong> int<strong>en</strong>se affect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

patiënt te absorber<strong>en</strong>, niet onmiddellijk tot actie over te gaan maar e<strong>en</strong><br />

atmosfeer <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> nieuwsgierigheid te creër<strong>en</strong> zonder<br />

moreel oordeel (Akhtar, 1995). Bij ernstige dreiging, met niet alle<strong>en</strong> suïcide<br />

maar ook met homicide, schiet het absorber<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behan-


210 Deel 3 Behandeling<br />

delaar tekort; de primaire hulpverl<strong>en</strong>er heeft e<strong>en</strong> team, teamg<strong>en</strong>oot, <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> supervisor nodig <strong>en</strong> behoeft de steun <strong>van</strong> e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eesheer-directeur <strong>en</strong><br />

uiteindelijk de raad <strong>van</strong> bestuur.<br />

Countertransfer<strong>en</strong>ce<br />

Aanhoud<strong>en</strong>de communicatie <strong>van</strong> machteloosheid <strong>en</strong> suïcidedreiging heeft<br />

als groot risico dat de behandelaar gaat handel<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit teg<strong>en</strong>overdracht.<br />

Bij chronisch suïcidaal gedrag k<strong>en</strong>merkt dit zich door agressie, onmacht<br />

<strong>en</strong> afwijzing. Vooral agressieve teg<strong>en</strong>overdracht kan zich sterk gemaskeerd<br />

voordo<strong>en</strong> (Maltsberger & Buie, 1974), bijvoorbeeld in geprojecteerde vorm<br />

waarbij de hulpverl<strong>en</strong>er zich laat leid<strong>en</strong> door de angst dat de patiënt zich<br />

zal suïcider<strong>en</strong>.<br />

Risico’s<br />

Naast teg<strong>en</strong>overdracht is in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> chronisch suïcidaal gedrag<br />

het grootste risico dat acute dreiging wordt gemist. Chronisch suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> acute fase beland<strong>en</strong>, soms door e<strong>en</strong> juiste <strong>behandeling</strong><br />

zelf. Bij ‘acute op chronische suïcidaliteit’ di<strong>en</strong>t geduld plaats te<br />

mak<strong>en</strong> voor actiebereidheid. De overgang <strong>van</strong> chronisch suïcidaaal gedrag<br />

naar e<strong>en</strong> acute fase kan word<strong>en</strong> onderk<strong>en</strong>d door alert te zijn op afwijking<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> het patroon: het is ‘anders’.<br />

• er kan e<strong>en</strong> andere stoornis ontstaan (bijvoorbeeld e<strong>en</strong> comorbide<br />

depressie die zich ontwikkelt bij e<strong>en</strong> patiënt met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis), of to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> de bestaande<br />

stoornis (to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> drankgebruik);<br />

• de actualiteit <strong>van</strong> het lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt verandert (bijvoorbeeld de<br />

moeder <strong>van</strong> e<strong>en</strong> afhankelijke patiënt overlijdt; confrontatie met suïcide <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> medepatiënt);<br />

• de werkrelatie wordt anders: e<strong>en</strong> patiënt met wie e<strong>en</strong> redelijk vruchtbare<br />

sam<strong>en</strong>werking is gegroeid, regredieert weer sterk.<br />

Voorzichtigheid is ook gebod<strong>en</strong> als de behandelaar of zijn team rec<strong>en</strong>telijk<br />

is geconfronteerd met suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> andere patiënt; de behandelaar is<br />

dan als het ware ‘anders’: hij is zijn ijkpunt kwijt <strong>en</strong> is vatbaar voor overreacties,<br />

bijvoorbeeld opname waar noodzaak ontbreekt. E<strong>en</strong> grotere<br />

bereidheid tot consultatie is hier gebod<strong>en</strong>.<br />

Opname<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot acuut suïcidaal gedrag, of bij ‘acuut op chronisch suïcidaal<br />

gedrag’, waarbij psychiatrische opname geïndiceerd kan zijn, voegt<br />

opname bij chronisch suïcidaal gedrag weinig toe aan wat ambulant of<br />

dagklinisch kan word<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong>. De ongew<strong>en</strong>ste nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

groot zijn: verlies <strong>van</strong> maatschappelijke roll<strong>en</strong>, schaamte, stigma, e<strong>en</strong><br />

steeds hogere drempel voor reïntegratie, <strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met border-


Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn 211<br />

line persoonlijkheidsstoornis e<strong>en</strong> escaler<strong>en</strong>de strijd over autonomie <strong>en</strong><br />

gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>.<br />

Bij verhoogde dreiging is (tijdelijke) int<strong>en</strong>sivering <strong>van</strong> de ambulante zorg<br />

e<strong>en</strong> goed alternatief: in de vorm <strong>van</strong> Psychiatrisch Int<strong>en</strong>sieve Thuiszorg<br />

zoals die <strong>van</strong>uit fact-teams wordt gebod<strong>en</strong>. Opname kan nuttig zijn na<br />

ernstige suïcidepoging<strong>en</strong> om het behandelplan in relatieve rust te evaluer<strong>en</strong>,<br />

of om e<strong>en</strong> chronisch belast systeem te ontzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijvoorbeeld ev<strong>en</strong><br />

vakantie te gunn<strong>en</strong>. Beschermd Won<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> goed alternatief voor chronisch<br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> erg beperkte zelfredzaamheid: de steun,<br />

toezicht <strong>en</strong> structuur kunn<strong>en</strong> suïcidale crises voorkom<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Neem chronisch suïcidaal gedrag perman<strong>en</strong>t serieus, maar wees<br />

terughoud<strong>en</strong>d in het onmiddellijk ondernem<strong>en</strong> <strong>van</strong> bescherm<strong>en</strong>de acties.<br />

• Zoek naar de bron <strong>en</strong> het voortdur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de psychische nood, in e<strong>en</strong><br />

langdur<strong>en</strong>d <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t met de patiënt.<br />

• Voorkom zelf het slachtoffer te word<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale dreiging <strong>van</strong> de<br />

patiënt; blijf strev<strong>en</strong> naar verandering <strong>en</strong> spreek de patiënt aan op <strong>en</strong> naar<br />

zijn autonome vermog<strong>en</strong>.<br />

• Wees alert op handel<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit teg<strong>en</strong>overdracht: vooral onmacht <strong>en</strong><br />

agressie; maak regelmatig gebruik <strong>van</strong> inter- of supervisie.<br />

• Blijf waakzaam op acute fas<strong>en</strong> in het chronische suïcidale gedrag <strong>en</strong><br />

overweeg in geval <strong>van</strong> ‘acuut op chronisch risico’ zorgint<strong>en</strong>sivering.<br />

• Verzeker je <strong>van</strong> steun op elk niveau <strong>van</strong> de organisatie bij ernstige dreiging<br />

met suïcide <strong>en</strong> homicide.


Hoofdstuk 9<br />

Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong><br />

1 Inleiding<br />

In deel 3, hoofdstuk 7 <strong>en</strong> 8 zijn de eerste interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de langetermijnaanpak<br />

besprok<strong>en</strong> voor de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag voor de algem<strong>en</strong>e<br />

populatie. Dit laatste hoofdstuk <strong>van</strong> deel 3 geeft specifieke aanwijzing<strong>en</strong><br />

voor jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>.<br />

1.1 Uitgangsvraag<br />

• Moet de <strong>behandeling</strong> word<strong>en</strong> aangepast voor jonger<strong>en</strong> of ouder<strong>en</strong><br />

2 Jonger<strong>en</strong><br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: behandelvorm<strong>en</strong><br />

Er is betrekkelijk weinig onderzoek verricht naar de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag bij kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong>, zo blijkt uit e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong><br />

Schaffer et al. (2009). Er is e<strong>en</strong> klein aantal onderzoek<strong>en</strong> verricht naar de<br />

effectiviteit <strong>van</strong> interpersoonlijke therapie bij depressieve adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die<br />

voorzichtig positieve effect<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> op het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag (Mufson et al., 1999; 2004). Er zijn aanzett<strong>en</strong> tot het modificer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> dialectische gedragstherapie (dgt) voor adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Miller et al.,<br />

2007). Er zijn <strong>en</strong>kele onderzoek<strong>en</strong> naar de effectiviteit <strong>van</strong> cognitieve<br />

gedragstherapie bij suïcidale depressieve jonger<strong>en</strong> (Br<strong>en</strong>t, 2009). Er zijn<br />

ge<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d over psychodynamisch georiënteerde <strong>behandeling</strong><strong>en</strong><br />

met suïcidale jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun familieled<strong>en</strong>. De belangrijkste<br />

interv<strong>en</strong>tie is gezinstherapie, waarover veel is geschrev<strong>en</strong>, maar waarover<br />

weinig evaluatieonderzoek is versch<strong>en</strong><strong>en</strong> (Br<strong>en</strong>t, 2009).<br />

In gecontroleerde onderzoek<strong>en</strong> naar farmacologische <strong>en</strong> psychotherapeutische<br />

interv<strong>en</strong>ties zijn jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> te hoog suïciderisico veelal<br />

uitgeslot<strong>en</strong> <strong>van</strong> deelname <strong>en</strong> is suïcidaal gedrag als uitkomst<strong>en</strong>maat lang<br />

niet altijd meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> bewijs dat dag<strong>behandeling</strong> of klinische<br />

opname effectief zijn in de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag onder adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(Shaffer & Pfeiffer, 2009; Br<strong>en</strong>t, 2009; Pompili et al., 2010). Dat<br />

neemt uiteraard niet weg dat er vele red<strong>en</strong><strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn om depressieve<br />

suïcidale jonger<strong>en</strong> klinisch op te nem<strong>en</strong>, of dag<strong>behandeling</strong> aan te bied<strong>en</strong>.


214 Deel 3 Behandeling<br />

In e<strong>en</strong> overzicht <strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> achtti<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> werd ge<strong>en</strong><br />

bewijs gevond<strong>en</strong> dat psychosociale interv<strong>en</strong>ties (beperkt aantal individuele<br />

sessies <strong>van</strong> cognitieve therapie, interpersoonlijke therapie <strong>en</strong> dialectische<br />

gedragstherapie) <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> onmiddellijk na<br />

suïcidaal gedrag toekomstige suïcide help<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> (Crawford et al.,<br />

2007).<br />

Voor zover aanwezig word<strong>en</strong> de belangrijkste empirische bevinding<strong>en</strong> in<br />

deze paragraaf gecombineerd met cons<strong>en</strong>sus <strong>van</strong> clinici. Omdat depressie<br />

de belangrijkste risicofactor is voor suïcidaal gedrag onder jonger<strong>en</strong>, wordt<br />

hieraan eerst aandacht besteed. Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale jonger<strong>en</strong><br />

zijn contact, veiligheid <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg ev<strong>en</strong> belangrijk als bij<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (zie hoofdstuk 3). Meer aandacht verdi<strong>en</strong>t de rol die het gezin<br />

speelt bij de ontwikkeling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag, in het bescherm<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag, <strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: depressie<br />

Onderzoek, <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie zijn de belangrijkste<br />

opgav<strong>en</strong> voor professionals die suïcidale jonger<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong>. Wanneer de<br />

depressie vroeg inzet <strong>en</strong> ernstig <strong>en</strong> chronisch is, is het suïciderisico groter<br />

(Br<strong>en</strong>t, 2009). Misbruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong> drugs, gedragsstoorniss<strong>en</strong>, impulsiviteit<br />

<strong>en</strong> agressie, e<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> seksueel misbruik, conflict<strong>en</strong> met<br />

ouders, gepest word<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag in de familie drag<strong>en</strong> bij aan<br />

e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Lewinsohn et al., 1996, Br<strong>en</strong>t<br />

et al., 1997; Fergusson & Woodward, 2002; Br<strong>en</strong>t & Mann, 2005; Br<strong>en</strong>t,<br />

2009). De <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> de depressie vergt zowel e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

de depressie, de comorbide aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de context <strong>van</strong> het gezin of<br />

de leefomgeving. Omdat suïcidaal gedrag onder jonger<strong>en</strong> altijd gevolg<strong>en</strong><br />

heeft voor gezin, vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, klasg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>, lerar<strong>en</strong> <strong>en</strong> professionals, di<strong>en</strong>t de<br />

context <strong>van</strong> de jongere aandacht <strong>van</strong> professionals te krijg<strong>en</strong>.<br />

Psychofarmacologische <strong>en</strong> psychotherapeutische interv<strong>en</strong>ties zijn effectief<br />

voor het terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie, maar veel minder staat vast of<br />

daarmee ook suïcidaal gedrag wordt teg<strong>en</strong>gegaan. We verwijz<strong>en</strong> voor de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie naar de <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Depressie<br />

(2009) <strong>en</strong> naar Br<strong>en</strong>t (2009), Spirito <strong>en</strong> Esposito-Smythers (2009) <strong>en</strong><br />

Pompili et al. (2010).<br />

In e<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Br<strong>en</strong>t et al. (1997) werd<strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie,<br />

ondersteun<strong>en</strong>de psychotherapie <strong>en</strong> gezinstherapie voor suïcidale depressieve<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong>. Alle drie de <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> leidd<strong>en</strong> tot<br />

afname <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Er was ge<strong>en</strong> controlegroep met gebruikelijke<br />

klinische <strong>behandeling</strong>. In e<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> Mufson et al. (1999) bleek in de<br />

afname <strong>van</strong> depressieve symptom<strong>en</strong> interpersoonlijke therapie superieur<br />

aan gebruikelijke <strong>behandeling</strong>, maar niet wat betreft suïcidaal gedrag. In<br />

e<strong>en</strong> studie <strong>van</strong> March et al. (2004) werd<strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie,


Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong> 215<br />

fluoxetine <strong>en</strong> de combinatie <strong>van</strong> beide vergelek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> placebo. Alle<strong>en</strong><br />

de combinatie <strong>van</strong> fluoxetine <strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie leidde tot e<strong>en</strong><br />

significante reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Twee grotere onderzoek<strong>en</strong> met patiënt<strong>en</strong> met ernstiger <strong>en</strong> langduriger<br />

depressie <strong>en</strong> meer suïcidaal gedrag in de voorgeschied<strong>en</strong>is liet<strong>en</strong> echter<br />

ge<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>d effect zi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de combinatie <strong>van</strong> antidepressieve<br />

medicatie <strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie wat betreft suïcidaal gedrag<br />

(Goodyer et al., 2007, Br<strong>en</strong>t et al., 2008). Asarnow et al. (2005) onderzocht<strong>en</strong><br />

de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> kwaliteitsbevordering in de eerstelijns gezondheidszorg<br />

(individueel toegesned<strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie, medicatie,<br />

of beide) versus de gebruikelijke <strong>behandeling</strong>. Zij vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante<br />

reductie in depressie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijna significante reductie <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

In e<strong>en</strong> quasi-experim<strong>en</strong>tele studie <strong>van</strong> Rathus <strong>en</strong> Miller (2002) werd Linehan’s<br />

dialectische gedragstherapie aangepast voor suïcidale adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met trekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (n = 29) <strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong><br />

met gebruikelijke <strong>behandeling</strong> (n = 82). E<strong>en</strong> derde <strong>van</strong> de suïcidale<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> had suïcidepoging<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>. In beide groep<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong><br />

de deelnemers 24 individuele therapiesessies gedur<strong>en</strong>de drie maand<strong>en</strong>.<br />

Er werd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in de afname <strong>van</strong> suïcidaal gedrag tuss<strong>en</strong><br />

beide groep<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ongeveer 40% <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in beide<br />

groep<strong>en</strong> recidiveerde met suïcidaal gedrag.<br />

In e<strong>en</strong> rct over individuele psychotherapie voor suïcidaal gedrag bij<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> Donaldson et al. (2005) werd cognitieve gedragstherapie<br />

vergelek<strong>en</strong> met probleemoplossingsgerichte, ondersteun<strong>en</strong>de psychotherapie.<br />

Beide <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> werd<strong>en</strong> uitgevoerd in ti<strong>en</strong> individuele sessies<br />

afgewisseld met gezinsgesprekk<strong>en</strong>. Meer dan de helft <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

had e<strong>en</strong> voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> meerdere suïcidepoging<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong><br />

liet<strong>en</strong> verbetering<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> op depressie <strong>en</strong> suïcidaal gedrag in de experim<strong>en</strong>tele<br />

conditie, maar ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> beide condities in de follow-up.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Individuele psychotherapeutische <strong>en</strong> farmacotherapeutische <strong>behandeling</strong><strong>en</strong><br />

zijn effectief geblek<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie bij<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Maar er is vooralsnog onvoldo<strong>en</strong>de bewijs dat dergelijke<br />

<strong>behandeling</strong><strong>en</strong> ook effectief zijn in de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

A2: Crawford, 2007; Br<strong>en</strong>t, 1997; 2008; March, 2004; Goodyer, 2007.<br />

B: Mufson, 1999, 2004; Asarnow, 2005; Shaffer, 2001; Rathuis &<br />

Miller, 2002; Pompili, 2010; Lewinsohn, 1996; Fergusson &<br />

Wodward, 2002; Donaldson, 2005.


216 Deel 3 Behandeling<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn indicaties dat het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> ssri’s kan leid<strong>en</strong> tot to<strong>en</strong>ame<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> di<strong>en</strong>t het<br />

voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> ssri’s omgev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> met grote voorzichtigheid<br />

(korte period<strong>en</strong>, beperkte hoeveelhed<strong>en</strong>, regelmatige controle, <strong>en</strong> waarschuwing<br />

teg<strong>en</strong> mogelijke to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> het suïcidale gedrag).<br />

Toch zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat in het algeme<strong>en</strong> het voorschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> ssri’s<br />

positieve effect<strong>en</strong> heeft op suïcidaal gedrag <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Br<strong>en</strong>t, 2009).<br />

In verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> correlatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d<br />

gebruik <strong>van</strong> ssri’s bij depressieve adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> afname <strong>van</strong> het<br />

aantal suïcides. Nadat de Amerikaanse Food and Drugs Administration<br />

(fda) e<strong>en</strong> waarschuwing uitzond over de mogelijk averechtse effect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

ssri’s op het suïciderisico onder jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> dit leidde tot e<strong>en</strong> afname<br />

<strong>van</strong> het aantal ker<strong>en</strong> dat ssri’s werd voorgeschrev<strong>en</strong> bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, zou<br />

het aantal suïcides onder jonger<strong>en</strong> juist weer zijn toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (Gibbons<br />

et al., 2007). Dit effect zou zijn waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> in Nederland, maar de methodologische kwaliteit <strong>van</strong> deze studie is<br />

bekritiseerd (Wheeler, 2008, apa, 2003; Tandt et al., 2009; Hawton & Van<br />

Heering<strong>en</strong>, 2009). De conclusie lijkt te zijn dat meer depressieve suïcidale<br />

jonger<strong>en</strong> baat hebb<strong>en</strong> bij ssri’s dan dat er door geschaad zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

(Br<strong>en</strong>t, 2009).<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing: gezinsb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

In e<strong>en</strong> rct <strong>van</strong> Harrington et al. (1998) werd<strong>en</strong> 162 adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging hadd<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> overdosering medicijn<strong>en</strong>,<br />

gerandomiseerd naar e<strong>en</strong> gebruikelijke <strong>behandeling</strong> of gezinstherapie<br />

gedur<strong>en</strong>de vijf sessies die thuis werd gegev<strong>en</strong>. De gezinstherapie richtte<br />

zich op gezinsconflict<strong>en</strong>, problem<strong>en</strong> bij de ouders, suïcidaal gedrag <strong>van</strong><br />

de adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanhoop. Er werd ge<strong>en</strong> verschil waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

beide groep<strong>en</strong> wat betreft de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

E<strong>en</strong> rct <strong>van</strong> Huey et al. (2004) over de effectiviteit <strong>van</strong> multisysteemtherapie<br />

(e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering gericht op e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> individuele <strong>en</strong> gezinstherapie)<br />

voor suïcidale adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (n = 156) versus gebruikelijke <strong>behandeling</strong>,<br />

liet ev<strong>en</strong>min duidelijke effect<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> op suïcidaal gedrag, depressie<br />

<strong>en</strong> wanhoop bij de deelnem<strong>en</strong>de adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

Psychotherapeutische gezinsb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> zijn effectief geblek<strong>en</strong> bij<br />

de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Maar er is vooralsnog<br />

in onvoldo<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> bewijs gevond<strong>en</strong> dat deze b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

ook effectief zijn in de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

B: Harrington, 1998; Huey, 2004; Br<strong>en</strong>t, 2009.


Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong> 217<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Op grond <strong>van</strong> de wet<strong>en</strong>schappelijke literatuur over effectiviteit <strong>van</strong> interv<strong>en</strong>ties<br />

kunn<strong>en</strong> we niet concluder<strong>en</strong> dat de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag of <strong>van</strong> het risico <strong>en</strong> stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

anders zou moet<strong>en</strong> zijn dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Toch is er e<strong>en</strong> belangrijk<br />

verschil: adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> in de context <strong>van</strong> het gezin of in e<strong>en</strong> ander<br />

verband met person<strong>en</strong> die verantwoordelijkheid drag<strong>en</strong> voor hun welzijn<br />

<strong>en</strong> opvoeding. In e<strong>en</strong> suïcidale crisis zijn ouders of verzorgers deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die<br />

het eerst kunn<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong> om de veiligheid te bevorder<strong>en</strong>. Dat maakt dat<br />

in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> veel aandacht moet<br />

zijn voor de rol <strong>van</strong> de opvoeders <strong>en</strong> voor de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

professional <strong>en</strong> opvoeder. Omdat veel suïcidaal gedrag <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(tev<strong>en</strong>s) relationele aspect<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t, mogelijk in de etiologie maar zeker ook<br />

in de gevolg<strong>en</strong>, is het <strong>van</strong> het grootste belang waar mogelijk de ouders of<br />

andere verantwoordelijk<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> te betrekk<strong>en</strong>. Bij gebrek aan<br />

empirisch gefundeerde <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> moet<strong>en</strong> we ons richt<strong>en</strong> op hetge<strong>en</strong><br />

professionals die met suïcidale adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de praktijk werk<strong>en</strong> adviser<strong>en</strong>.<br />

Daaruit komt e<strong>en</strong> aantal algem<strong>en</strong>e aanbeveling<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> waarover<br />

cons<strong>en</strong>sus lijkt te bestaan.<br />

Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> zo<br />

spoedig mogelijk ouders <strong>en</strong>/of opvoeders of andere verantwoordelijk<strong>en</strong><br />

ingelicht <strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> betrokk<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, al vraagt de adolesc<strong>en</strong>t<br />

om geheimhouding. Het is onverstandig e<strong>en</strong> belofte <strong>van</strong> geheimhouding<br />

te do<strong>en</strong>, omdat het in crisissituaties niet mogelijk is om deze belofte<br />

gestand te do<strong>en</strong>.<br />

Wanneer e<strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t suïcidaal gedrag vertoont, is er meestal sprake <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> acute crisis. Ouders <strong>en</strong> andere verantwoordelijk<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> zo mogelijk<br />

nog in die crisissituatie gezi<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Maak zo spoedig mogelijk<br />

dwing<strong>en</strong>de afsprak<strong>en</strong> over het niveau <strong>van</strong> veiligheid dat de adolesc<strong>en</strong>t<br />

moet omgev<strong>en</strong>. Maak afsprak<strong>en</strong> over aanwezigheid <strong>en</strong> over bewaking <strong>van</strong><br />

gevaarlijke situaties <strong>en</strong> toezicht. Laat de adolesc<strong>en</strong>t niet alle<strong>en</strong>. Vraag de<br />

ouders <strong>en</strong>/of opvoeders, welke maatregel<strong>en</strong> zij kunn<strong>en</strong> opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> of welke<br />

hulpbronn<strong>en</strong> zij kunn<strong>en</strong> inschakel<strong>en</strong>. Geef de ouders <strong>en</strong>/of opvoeders<br />

educatie over het gevaar, uitlokk<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>, waarschuwingssignal<strong>en</strong>,<br />

kans op terugkeer <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>en</strong> de rol <strong>van</strong> alcohol<br />

<strong>en</strong> drugs bij het int<strong>en</strong>siver<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïcidale gedrag. Zorg voor overe<strong>en</strong>stemming<br />

over het belang <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>. Maak e<strong>en</strong> afspraak voor<br />

e<strong>en</strong> vervolgcontact op e<strong>en</strong> korte termijn (indi<strong>en</strong> nodig de volg<strong>en</strong>de dag).<br />

Zorg ervoor dat de ouders <strong>en</strong>/of opvoeders in crisissituaties de professional<br />

of e<strong>en</strong> ver<strong>van</strong>ger kunn<strong>en</strong> bell<strong>en</strong>.<br />

Vraag de ouders in het bijzijn <strong>van</strong> hun kind naar hun inzicht<strong>en</strong> in, <strong>en</strong><br />

verklaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïcidale gedrag <strong>van</strong> hun dochter of zoon. Vraag de<br />

adolesc<strong>en</strong>t zelf naar de achtergrond<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïci-


218 Deel 3 Behandeling<br />

dale gedrag, liefst in het bijzijn <strong>van</strong> de ouders. Informeer naar suïcidaal<br />

gedrag in de familiekring.<br />

Wees bedacht op ernstige gezinsconflict<strong>en</strong> (mishandeling, misbruik) die<br />

mogelijk <strong>van</strong> invloed zijn op het suïcidale gedrag. Maar ook in dergelijke<br />

omstandighed<strong>en</strong> is het <strong>van</strong> belang de ouders bij de <strong>behandeling</strong> te<br />

betrekk<strong>en</strong>. De professional moet vaardig omgaan met <strong>en</strong>erzijds de soms<br />

vertrouwelijke informatie die de adolesc<strong>en</strong>t geeft <strong>en</strong> anderzijds de op<strong>en</strong>heid<br />

betracht<strong>en</strong> die nodig is om veiligheid te creër<strong>en</strong>. De professional is<br />

meervoudig partijdig: hij of zij ondersteunt zowel de adolesc<strong>en</strong>t als di<strong>en</strong>s<br />

ouders. Bevestig de ouders in hun ouderlijke rol <strong>en</strong> draag bij aan de ouderlijke<br />

betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> aan hun gezag. De ouders di<strong>en</strong><strong>en</strong> de regie over<br />

het gedrag <strong>van</strong> hun zoon of dochter te herwinn<strong>en</strong>; de professional b<strong>en</strong>ut<br />

hierbij het morele gezag <strong>van</strong> de ouders.<br />

E<strong>en</strong> psychiatrische opname is te overweg<strong>en</strong> als de adolesc<strong>en</strong>t elk contact<br />

met de professional <strong>en</strong> met ander<strong>en</strong> afweert <strong>en</strong> niet bereid is afsprak<strong>en</strong><br />

te mak<strong>en</strong> over de veiligheid, of daartoe niet in staat is (bijvoorbeeld als<br />

gevolg <strong>van</strong> de psychiatrische symptomatologie of intoxicatie). E<strong>en</strong> opname<br />

is ook geïndiceerd wanneer sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> persister<strong>en</strong>de doodsw<strong>en</strong>s<br />

waarbij ge<strong>en</strong> ambival<strong>en</strong>ties waar te nem<strong>en</strong> zijn. Daarin word<strong>en</strong> relaties met<br />

ander<strong>en</strong> niet meer als betek<strong>en</strong>isvol ervar<strong>en</strong> door de adolesc<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> derde<br />

red<strong>en</strong> voor opname kan zijn dat de ouders onvoldo<strong>en</strong>de in staat zijn in de<br />

thuissituatie de b<strong>en</strong>odigde veiligheid te garander<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook niet over e<strong>en</strong><br />

alternatieve mogelijkheid beschikk<strong>en</strong>.<br />

In de praktijk blijkt dat in veel gevall<strong>en</strong> het suïcidale gedrag binn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

dag<strong>en</strong> zodanig vermindert dat met ontslag kan word<strong>en</strong> gegaan. In die<br />

dag<strong>en</strong> kan de gezinssituatie zich weer herstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> is naar huis gaan in<br />

de regel verantwoord, mits de hulpverl<strong>en</strong>ing ambulant <strong>en</strong> op e<strong>en</strong> zo kort<br />

mogelijke termijn wordt vervolgd.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag zo snel mogelijk <strong>en</strong> zo int<strong>en</strong>sief als haalbaar is, de ouders<br />

<strong>en</strong>/of opvoeders te betrekk<strong>en</strong>. De hulp aan de adolesc<strong>en</strong>t wordt aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

beter als gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> de informatie waarover de ouders<br />

<strong>en</strong>/of opvoeders beschikk<strong>en</strong>, <strong>van</strong> hun betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> zorg <strong>en</strong> <strong>van</strong> hun<br />

verantwoordelijkheid <strong>en</strong> gezag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij het beoordel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheidsaspect<strong>en</strong><br />

niet slechts de toestand <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t te beoordel<strong>en</strong>, maar ook de<br />

draagkracht <strong>van</strong> de ouders <strong>en</strong>/of opvoeders <strong>en</strong> hun vermog<strong>en</strong>s om binn<strong>en</strong><br />

de thuissituatie de veiligheid te organiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> garander<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong> 219<br />

3 Ouder<strong>en</strong><br />

Voor ouder<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> dezelfde principes <strong>van</strong> de eerste interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de<br />

behandelmogelijkhed<strong>en</strong> als voor volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Diverse factor<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het<br />

zinvol om apart aandacht aan ouder<strong>en</strong> te bested<strong>en</strong>, namelijk: (1) suïcide<br />

komt bij ouder<strong>en</strong> relatief vaak voor; (2) ouder<strong>en</strong> do<strong>en</strong> suïcidale uitlating<strong>en</strong><br />

maar uit<strong>en</strong> ook dikwijls doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zonder suïcidaal gedrag; deze<br />

doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> om begeleiding <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> behandeld word<strong>en</strong>; (3)<br />

in aansluiting op het multifactoriële onderzoek bij ouder<strong>en</strong> (zie hoofdstuk<br />

6, paragraaf 4) is e<strong>en</strong> meerspor<strong>en</strong>beleid in de <strong>behandeling</strong> gew<strong>en</strong>st; (4)<br />

de dynamiek <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> om h<strong>en</strong> he<strong>en</strong><br />

onderscheidt zich doordat ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> professionals g<strong>en</strong>eigd zijn, doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

te interpreter<strong>en</strong> als hor<strong>en</strong>d bij de leeftijd. Hierdoor is de professional<br />

minder g<strong>en</strong>eigd om e<strong>en</strong> complete <strong>behandeling</strong> in te zett<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

In de acute fase zijn continuïteit in de begeleiding <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele slaapstoornis rele<strong>van</strong>te interv<strong>en</strong>ties. Wekelijkse ondersteuning,<br />

telefonisch contact <strong>en</strong> e<strong>en</strong> 24 uurs crisistelefoon leverd<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

significante reductie <strong>van</strong> wanhoop op, vooral bij vrouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> leidde tot<br />

vermindering <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> suïcidaal gedrag (Morrow-Howel, 1998; De<br />

Leo, 2002; Fiske et al., 2000).<br />

Bij ouder<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag is vaak sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> slaapstoornis<br />

die behandeld moet word<strong>en</strong> (Voaklander et al., 2008; Bonnewijn et al.,<br />

2009). Echter, <strong>behandeling</strong> met b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> kan sam<strong>en</strong>gaan met e<strong>en</strong><br />

verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Voaklander et al., 2008).<br />

Onderzoek<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag waarin het effect <strong>van</strong> tegelijkertijd<br />

meer behandelcompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> onderzocht, zijn de impactstudie<br />

(Unutzer et al., 2002; 2006) <strong>en</strong> het onderzoeksprogramma prospect<br />

(Prev<strong>en</strong>tion of Suicide in Primary Care Elderly, Collaborative Trial)<br />

(Alexopoulos et al., 2009; Bruce et al., 2004). In het onderzoeksprogramma<br />

impact (Improving Mood-Promoting Access to Collaborative Treatm<strong>en</strong>t)<br />

werd<strong>en</strong> activeringsprogramma’s, e<strong>en</strong> caremanager <strong>en</strong> farmacologische of<br />

gedragstherapie ingezet <strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met gebruikelijke zorg. In de experim<strong>en</strong>tele<br />

conditie verminderd<strong>en</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> meer dan in de controleconditie<br />

met bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> snelle afname <strong>van</strong> depressie.<br />

Prospect, met op indicatie e<strong>en</strong> caremanager, monitoring, psychotherapie,<br />

follow-up <strong>en</strong> medicatie, liet bij patiënt<strong>en</strong> met mdd (major despressive<br />

disorder: depressie in <strong>en</strong>gere zin) e<strong>en</strong> tweemaal zo grote afname <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> als de gebruikelijke zorg, maar dit verschil was niet significant.<br />

Het verschil was wel significant bij ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> minor depressive<br />

disorder (Alexopoulos et al., 2009; Bruce et al., 2004).


220 Deel 3 Behandeling<br />

Oyama et al. (2005; 2008) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> community-based vergelijk<strong>en</strong>d<br />

onderzoek met e<strong>en</strong> 7-11-jaarsfollow-up bij oudere vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 70%<br />

reductie <strong>van</strong> het aantal suïcides bij e<strong>en</strong> jaarlijkse scre<strong>en</strong>ing op depressie,<br />

gecombineerd met m<strong>en</strong>tal health workshops <strong>en</strong> depressie<strong>behandeling</strong> bij<br />

e<strong>en</strong> huisarts of psychiater. Bij oudere mann<strong>en</strong> vond alle<strong>en</strong> reductie plaats<br />

indi<strong>en</strong> ze naar e<strong>en</strong> psychiater werd<strong>en</strong> doorverwez<strong>en</strong> (Oyama et al., 2005;<br />

2008).<br />

Szanto et al. (2001; 2003) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> case-serieonderzoek bij depressieve<br />

ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog suïciderisico e<strong>en</strong> 67% respons op e<strong>en</strong><br />

gecombineerde <strong>behandeling</strong> met antidepressiva <strong>en</strong> psychotherapie; bij<br />

depressieve ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag suïciderisico was dit zelfs 85%. Zowel in<br />

impact als in prospect werd gevond<strong>en</strong> dat de kwaliteit <strong>van</strong> de gebod<strong>en</strong><br />

zorg sam<strong>en</strong>hing met e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> houding <strong>van</strong> professionals teg<strong>en</strong>over suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> (Uncapher & Arean, 2000; Hunkeler et al.,<br />

2006).<br />

Barak et al. (2006) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> case-controleonderzoek dat ssri’s minder<br />

war<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong>weg e<strong>en</strong><br />

depressieve stoornis met suïcidaal gedrag dan bij ouder<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> dperessieve stoornis zonder suïcidaal gedrag. Stone<br />

et al. (2009) vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> rct’s met verschill<strong>en</strong>de<br />

antidepressiva (waaronder tca’s, die werd<strong>en</strong> gebruikt <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing) in vergelijking met placebo minder suïcidaal gedrag<br />

bij e<strong>en</strong> leeftijd bov<strong>en</strong> de 65 jaar, dit in teg<strong>en</strong>stelling tot bij jeugdig<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

bezwaar <strong>van</strong> tca’s is dat deze bij overdosering letaal zijn. ssri’s hebb<strong>en</strong> bij<br />

de <strong>behandeling</strong> om die red<strong>en</strong> de voorkeur.<br />

Psychologische <strong>behandeling</strong> kan bestaan uit zowel groepsmatige als individuele<br />

interpersoonlijke psychotherapie met de focus op zingeving <strong>en</strong><br />

nieuwe persoonlijke doel<strong>en</strong>. Ook kan gedragstherpie ingezet word<strong>en</strong>. Alle<br />

zijn effectief geblek<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> reductie <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

(Lapierre et al., 2007; Heisel et al., 2009; Szanto et al., 2001; 2003; Unutzer<br />

et al., 2002; 2006).<br />

Somatische stoorniss<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke bijdrag<strong>en</strong>de factor zijn<br />

bij het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Behandeling, voorlichting <strong>en</strong> verbetering<br />

<strong>van</strong> functioner<strong>en</strong> zijn dan ook geïndiceerd (Pompili et al., 2009;<br />

Llor<strong>en</strong>te et al., 2005; Voaklander et al., 2008). Lin et al. (2003) vond<strong>en</strong> dat<br />

met de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> de depressie bij oudere patiënt<strong>en</strong> met artritis ook<br />

de pijn verminderde. Tev<strong>en</strong>s verbeterd<strong>en</strong> het functioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> lev<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong> 221<br />

Conclusies<br />

Niveau 1<br />

Het is aannemelijk dat antidepressiva bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> suïcidaal gedrag verminder<strong>en</strong>.<br />

A1: Stone, 2009.<br />

B: Barak, 2006.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat het behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> slaapstoorniss<strong>en</strong> bij<br />

ouder<strong>en</strong> de kans op suïcide vermindert.<br />

A2: Bonnewijn, 2009.<br />

B: Voaklander, 2008.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat bij ouder<strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg e<strong>en</strong> belangrijke<br />

bijdrage levert aan de reductie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag, depressie <strong>en</strong><br />

wanhoop.<br />

B: Morrow-Howel, 1998; De Leo, 1995; 2002.<br />

C: Fiske et al., 2000.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat e<strong>en</strong> geïntegreerde <strong>behandeling</strong> (medicam<strong>en</strong>teuze<br />

<strong>behandeling</strong> gecombineerd met psychotherapie, e<strong>en</strong> caremanager,<br />

activeringsprogramma’s) effectief is bij het reducer<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag bij ouder<strong>en</strong>. Ook kan gedragstherapie word<strong>en</strong> ingezet.<br />

A1: Oyama, 2008; 2005.<br />

B: Szanto, 2001; Unutzer, 2002; 2006; Alexopoulos, 2009;<br />

Bruce, 2004.<br />

C: Szanto, 2001; 2003.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat het optimaliser<strong>en</strong> <strong>van</strong> fysiek welbevind<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

belangrijke bijdrage levert bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

ouder<strong>en</strong>.<br />

B: Voaklander, 2008; Llior<strong>en</strong>te, 2003; Pompili, 2009; Lin, 2003.<br />

Niveau 2<br />

Het is aannemelijk dat psychotherapie, in de vorm <strong>van</strong> interpersoonlijke<br />

psychotherapie of groepspsychotherapie, depressie <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag kan reducer<strong>en</strong>.<br />

B: Lapierre, 2007; Szanto, 2001; 2003.<br />

C: Heisel, 2009.<br />

Niveau 3<br />

Het is waarschijnlijk dat e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> houding teg<strong>en</strong>over doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

bij ouder<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieel is voor de hulpverl<strong>en</strong>ing aan ouder<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag.<br />

A2: Uncapher & Arean, 2000; Hunkeler, 2006.<br />

C: Rurup, 2005.


222 Deel 3 Behandeling<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Door naast<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere professionals te betrekk<strong>en</strong> bij de zorg, wordt de<br />

oudere uit zijn isolem<strong>en</strong>t gehaald wat betreft zijn doodsw<strong>en</strong>s. Ook de<br />

naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ondersteund <strong>en</strong> erk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> in hun betrokk<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> emoties, <strong>en</strong> in hoe zij met deze doodsw<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> omgaan.<br />

Duidelijkheid over de vervolgstapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> het mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> noodplan<br />

geeft de oudere houvast <strong>en</strong> controle. E<strong>en</strong> opname kan geïndiceerd zijn<br />

bij wilsonbekwaamheid <strong>en</strong> de onmogelijkheid om contact te krijg<strong>en</strong>. In<br />

de periode na e<strong>en</strong> opname kan de kans op e<strong>en</strong> suïcide verhoogd zijn.<br />

Afstemm<strong>en</strong>, informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij de zorg betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> andere professionals<br />

maakt e<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>te b<strong>en</strong>adering mogelijk <strong>en</strong> vergroot op<strong>en</strong>heid <strong>en</strong><br />

duidelijkheid (zie ook hoofdstuk 3).<br />

E<strong>en</strong> belangrijk aspect <strong>van</strong> hulpverl<strong>en</strong>ing aan ouder<strong>en</strong> met doodsgedacht<strong>en</strong><br />

is de noodzaak h<strong>en</strong> als professional ‘niet in de steek te lat<strong>en</strong>’ (Quill &<br />

Cassel, 1995). De consequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> het serieus nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s<br />

betek<strong>en</strong>t dat als mogelijke onderligg<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

behandeld zijn <strong>en</strong> er nog steeds doodsgedacht<strong>en</strong> zijn, de professional <strong>en</strong><br />

de oudere sam<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> hoe hiermee omgegaan kan word<strong>en</strong>. Persoonlijke<br />

gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professional, gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> hulpverl<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> juridische<br />

kaders moet<strong>en</strong> hierin meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2 <strong>en</strong> bijlage 5).<br />

Deze behandelstrategie <strong>en</strong> zorgaspect<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> duidelijk dat dit ge<strong>en</strong> taak<br />

is <strong>van</strong> één <strong>en</strong>kele professional. E<strong>en</strong> multidisciplinaire aanpak <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking<br />

in de ket<strong>en</strong> <strong>van</strong> zorg voor de oudere is hiervoor noodzakelijk<br />

(Zweig, 2005; Heisel, 2009).<br />

Sociaal isolem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong>zaamheid bij ouder<strong>en</strong> zijn belangrijke oorzakelijke<br />

factor<strong>en</strong> voor het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Doorbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit<br />

isolem<strong>en</strong>t door in overleg met de ouder<strong>en</strong> te zoek<strong>en</strong> naar mogelijkhed<strong>en</strong><br />

om contact<strong>en</strong> te legg<strong>en</strong>, het herstel <strong>van</strong> contact<strong>en</strong> met het systeem <strong>en</strong><br />

deelname aan maatschappelijke activiteit<strong>en</strong> zijn waarschijnlijk zinvolle<br />

interv<strong>en</strong>ties.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij acuut suïcidaal gedrag of bij e<strong>en</strong> eerste<br />

contact over suïcidaal gedrag of doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>, onmiddellijk de<br />

continuïteit <strong>van</strong> aansluit<strong>en</strong>de zorg te waarborg<strong>en</strong>.<br />

• Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om slaapstoorniss<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag zo spoedig mogelijk te behandel<strong>en</strong>. Bij ouder<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> ontrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> geadviseerd andere lange- <strong>en</strong><br />

kortetermijninterv<strong>en</strong>ties te hanter<strong>en</strong>, zoals slaapadviez<strong>en</strong>, gedragsmatige<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> andere seder<strong>en</strong>de medicatie.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij ouder<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie<br />

met suïcidaal gedrag ssri’s als medicatie te overweg<strong>en</strong>.


Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong> 223<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om psychotherapeutische behandelvorm<strong>en</strong> te<br />

overweg<strong>en</strong> bij depressies met suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag ook te strev<strong>en</strong> naar verbetering <strong>van</strong> het fysieke welbevind<strong>en</strong>.<br />

• Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om indi<strong>en</strong> mogelijk de naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong> te<br />

ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het behandelplan te betrekk<strong>en</strong>.<br />

• Het wordt aangerad<strong>en</strong> om iedere oudere met suïcidaal gedrag e<strong>en</strong><br />

geïntegreerde <strong>behandeling</strong> op maat te bied<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de disciplines <strong>en</strong> de eerste- <strong>en</strong> tweedelijnszorg is hierbij e<strong>en</strong><br />

voorwaarde.


Literatuur bij deel 3<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

De volg<strong>en</strong>de bronn<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing<br />

<strong>en</strong> in de conclusies. Zie bijlage 9, Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

Alexopoulos, G.S., Reynolds, C.F. 3rd, Bruce, M.L., Katz, I.R., Raue, P.J., Mulsant,<br />

B.H., et al.; The Prospect Group. (2009). Reducing suicidal ideation and<br />

depression in older primary care pati<strong>en</strong>ts: 24-month outcomes of the<br />

PROSPECT study. The American Journal of Psychiatry, 166, 882-890.<br />

Asarnow, J.R., Jaycox, L.H., Duan, N., LaBorde, A.P., Rea, M.M., Murray, P., et al.<br />

(2005). Effectiv<strong>en</strong>ess of a quality improvem<strong>en</strong>t interv<strong>en</strong>tion for adolesc<strong>en</strong>t<br />

depression in primary care clinics: A randomized controlled trial. Journal of<br />

the American Medical Association, 293, 311-319.<br />

Baldessarini, R.J., Tondo, L., & Viguera, A.C. (1999). Effects of discontinuing<br />

lithium maint<strong>en</strong>ance treatm<strong>en</strong>t in bipolar disorders. Bipolar Disorders, 1,<br />

17-24.<br />

Baldessarini, R.J., Tondo, L., & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, J. (2003). Lithium treatm<strong>en</strong>t and suicide<br />

risk in major affective disorders: Update and new findings. The Journal of<br />

Clinical Psychiatry, 64, 44-52.<br />

Baldessarini, R.J., & Tondo, L. (2010). Psychofarmacology for suicide prev<strong>en</strong>tion.<br />

In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evid<strong>en</strong>ce-based practice in suicidology<br />

(pp. 233-253). Götting<strong>en</strong>: Hogrefe & Huber.<br />

Barak, Y., Olmer, A., & Aiz<strong>en</strong>berg, D. (2006). Antidepressants reduce the risk of<br />

suicide among elderly depressed pati<strong>en</strong>ts. Neuropharmacology, 31, 178-181.<br />

Bateman, A., & Fonagy, P. (1999). Effectiv<strong>en</strong>ess of partial hospitalization in the<br />

treatm<strong>en</strong>t of borderline personality disorder: A randomized controlled trial.<br />

The American Journal of Psychiatry, 156, 1563-1569.<br />

Bateman, A., & Fonagy, P. (2001). Treatm<strong>en</strong>t of borderline personality disorder<br />

with psychoanalytically ori<strong>en</strong>ted partial hospitalization: An 18-month<br />

follow-up. The American Journal of Psychiatry, 158, 36-42.<br />

Bateman, A., & Fonagy, P. (2008). 8-Year follow-up of pati<strong>en</strong>ts treated for<br />

borderline personality disorder: M<strong>en</strong>talization-based treatm<strong>en</strong>t versus<br />

treatm<strong>en</strong>t as usual. American Journal of Psychiatry, 165, 631-638.<br />

Bateman, A., & Fonagy, P. (2009). Randomized controlled trial of outpati<strong>en</strong>t<br />

m<strong>en</strong>talization-based treatm<strong>en</strong>t versus structured clinical managem<strong>en</strong>t for<br />

borderline personality disorder. American Journal of Psychiatry, 166, 1355-<br />

1364.<br />

Bonnewijn, A., Shah, A., & Demytt<strong>en</strong>aere, K. (2009). Suicidality an suicide in<br />

older people. Reviews in Clinical Gerontology, 19, 271-294.


226 Deel 3 Behandeling<br />

Bosch, L. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>, Verheul, R., Schippers, G.M., & Brink, W. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>. (2002).<br />

Dialectical behavior therapy of borderline pati<strong>en</strong>ts with and without<br />

substance use problems: Implem<strong>en</strong>tation and long-term effects. Addictive<br />

Behaviors, 27, 911-923.<br />

Bosch, L. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>, Koeter, M., Stijn<strong>en</strong>, T., Verheul, R., & Brink, W <strong>van</strong> d<strong>en</strong>.<br />

(2005). Sustained efficacy of dialectical behaviour therapy for borderline<br />

personality disorder. Behaviour Research and Therapy, 43, 1231-1241.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A., Holder, D., Kolko, D., Birmaher, B., Baugher, M., Roth, C., et al.<br />

(1997). A clinical psychotherapy trial for adolesc<strong>en</strong>t depression comparing<br />

cognitive, family, and supportive treatm<strong>en</strong>ts. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry,<br />

54, 877-885.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A., Emslie, G.J., Clarke, G.N., et al. (2008). Switching to v<strong>en</strong>lafaxine or<br />

another SSRI with or without cognitive behavioural therapy for adolesc<strong>en</strong>ts<br />

with SSRI resistant depression: The TORDIA randomized control trial.<br />

Journal of the American Medical Association, 299, 901-913.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A. (2009). Effective treatm<strong>en</strong>ts for suicidal youth: Pharmacological<br />

and psychosocial approaches. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.),<br />

Oxford textbook on suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion (pp. 667-676). Oxford<br />

University Press.<br />

Bridge, J.A., Iy<strong>en</strong>gar, S., Salary, C.B., Barbe, R.P., Birmaher B, Pincus HA, et<br />

al. (2007). Clinical response and risk for reported suicidal ideation and<br />

suicide attempts in pediatric antidepressant treatm<strong>en</strong>t: A meta-analysis of<br />

randomized controlled trials. JAMA, 297, 1683-1696.<br />

Brown, G.K., Newman, C.F., Charlesworth, S.E., Crits-Christoph P., & Beck, A.T.<br />

(2004). An op<strong>en</strong> clinical trial of cognitive therapy for borderline personality<br />

disorder. Journal of Personality Disorders, 18, 257-271.<br />

Brown, G.K., Have, T. t<strong>en</strong>, H<strong>en</strong>riques, G.R., Xie, S.X., Hollander, J.E., & Beck, A.T.<br />

(2005). Cognitive therapy for the prev<strong>en</strong>tion of suicide attempts. Journal of<br />

the American Medical Association, 294, 563-570.<br />

Bruce, M., Have, T.R. t<strong>en</strong>, Reynolds, C.F. 3rd, Katz, I.I., Schulberg, H.C., Mulsant,<br />

B.H., et al. (2004). Reducing suicidal ideation and depressive symptoms in<br />

depressed older primary care pati<strong>en</strong>ts. Journal of the American Medical<br />

Association, 291, 1081-1091.<br />

Carter, G.L., Clover, K, Whyte, I.M., Dawson, A.H., & D’Este, C. (2007). Postcards<br />

from the EDge: 24-month outcomes of a randomised controlled trial for<br />

hospital-treated self-poisoning. The British Journal of Psychiatry, 191,<br />

548-553.<br />

Cedereke, M., & Ojehag<strong>en</strong>, A. (2002a). Pati<strong>en</strong>ts’ needs during the year after<br />

a suicide attempt: A secondary analysis of a randomised controlled<br />

interv<strong>en</strong>tion study. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 37,<br />

357-363.


Literatuur bij deel 3 227<br />

Cedereke, M., Monti, K., & Ojehag<strong>en</strong>, A. (2002b). Telephone contact with<br />

pati<strong>en</strong>ts in the year after a suicide attempt: Does it affect treatm<strong>en</strong>t<br />

att<strong>en</strong>dance and outcome A randomised controlled study. European<br />

Psychiatry, 17, 82-91.<br />

Cipriani, A., Pretty, H., Hawton, K., & Geddes, J.R. (2005). Lithium in the<br />

prev<strong>en</strong>tion of suicidal behavior and all-cause mortality in pati<strong>en</strong>ts with<br />

mood disorders: A systematic review of randomized trials. The American<br />

Journal of Psychiatry, 162, 1805-19.<br />

Clarkin, J.F., Levy, K.N., L<strong>en</strong>z<strong>en</strong>weger, M.F., & Kernberg, O.F. (2007). Evaluating<br />

three treatm<strong>en</strong>ts for borderline personality disorder: A multiwave study.<br />

The American Journal of Psychiatry, 164, 922-928.<br />

Crawford, M.J., Thomas, O., Khan, N, & Kulinskaya, E. (2007). Psychosocial<br />

interv<strong>en</strong>tions following self-harm: Systematic review of their efficacy in<br />

prev<strong>en</strong>ting suicide. British Journal Psychiatry, 190, 11-17.<br />

Cuijpers, P., Strat<strong>en</strong>, A. <strong>van</strong>, Opp<strong>en</strong>, P. <strong>van</strong>, & Andersson, G. (2008).<br />

Psychotherapy for depression in adults: A meta-analysis of comparative<br />

outcome studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76, 6,<br />

909-922.<br />

Cuijpers, P., Strat<strong>en</strong>, A. <strong>van</strong>, Warmerdam, L., & Andersson, G. (2009).<br />

Psychotherapy versus the combination of psychotherapy and<br />

pharmacotherapy in the treatm<strong>en</strong>t of depression: A meta-analysis.<br />

Depression and Anxiety, 26, 279-288.<br />

De Leo, D. (2002). Struggling against suicide, the need of an integrative approach.<br />

Crisis, 23, 23-31.<br />

De Leo, D., Dello Bu<strong>en</strong>o, M., & Dwyer, J. (2002). Suicide among the elderly: The<br />

long term impact of a telephone support and assessm<strong>en</strong>t interv<strong>en</strong>tion in<br />

northern Italy. British Journal of Psychiatry, 181, 226-229.<br />

Donaldson, D., Spirito, A., & Esposito-Smythers, C. (2005). Treatm<strong>en</strong>t for<br />

adolesc<strong>en</strong>ts following a suicide attempt: Results of a pilot trial. Journal of the<br />

American Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 44, 113-120.<br />

Drew, B.L. (2001). Self-harm behavior and no-suicide contracting in psychiatric<br />

inpati<strong>en</strong>t settings. Archives of Psychiatric Nursing, 15, 99-106.<br />

E<strong>van</strong>s, M.O., Morgan, H.G., Hayward, A., & Gunnell, D.G. (1999). Crisis<br />

telephone consultation for deliberate self-harm pati<strong>en</strong>ts: Effects on<br />

repetition. British Journal of Psychiatry, 175, 23-27.<br />

Farrow, T.L. (2002). Owning their expertise: Why nurses use ‘no suicide<br />

contracts’ rather than their own assessm<strong>en</strong>ts. International Journal of<br />

M<strong>en</strong>tal Health Nursing, 11, 214-219.<br />

Fergusson, D.M., & Woodward, L.J. (2002). M<strong>en</strong>tal health, educational, and<br />

social role outcomes of adolesc<strong>en</strong>ts with depression. Archives of G<strong>en</strong>eral<br />

Psychiatry, 59, 225-231.


228 Deel 3 Behandeling<br />

Fiske, A. (2000). Future directions in late life suicide prev<strong>en</strong>tion. Omega, Journal<br />

of Death and Dying, 42, 37-53.<br />

Fleischmann, A., Bertolote, J.M., Wasserman, D., De Leo, D., Bolhari, J., Botega,<br />

N.J. et al. (2008). Effectiv<strong>en</strong>ess of brief interv<strong>en</strong>tion and contact for suicide<br />

attempters: A randomized controlled trial in five countries. BullWorld<br />

Health Organ, 86, 703-709.<br />

Gies<strong>en</strong>-Bloo, J., Dyck, R. <strong>van</strong>, Spinhov<strong>en</strong>, P., Tilburg, W. <strong>van</strong>, Dirks<strong>en</strong> C, Asselt,<br />

T. <strong>van</strong>, et al. (2006). Outpati<strong>en</strong>t psychotherapy for borderline personality<br />

disorder: Randomized trial of schema-focused therapy vs transfer<strong>en</strong>cefocused<br />

therapy. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 63, 649-658.<br />

Goodyer, I., Dubicka, B., Wilkinson, P., Kelvin, R., Roberts, C., Byford S., et al.<br />

(2007) Selective serotonin reuptake inhibitors (SSRIs) and routine specialist<br />

care with and without cognitive behaviour therapy in adolesc<strong>en</strong>ts with<br />

major depression: Randomised controlled trial. British Medical Journal,<br />

335, 106-107.<br />

Gray, S.M., & Otto, M.W. (2001). Psychosocial approaches to suicide prev<strong>en</strong>tion:<br />

Applications to pati<strong>en</strong>ts with bipolar disorder. Journal of Clinical Psychiatry,<br />

62, 56-64.<br />

Guthrie, E., Kapur, N., Mackway-Jones, K., Chew-Graham, C., Moorey, J.,<br />

M<strong>en</strong>del, E., et al. (2001). Randomised controlled trial of brief psychological<br />

interv<strong>en</strong>tion after deliberate self poisoning. British Medical Journal, 323,<br />

135-138.<br />

Guzzetta, F., Tondo, L., C<strong>en</strong>torrino, F., & Baldessarini, R.J. (2007). Lithium<br />

treatm<strong>en</strong>t reduces suicidal risk in recurr<strong>en</strong>t major depressive disorder.<br />

Journal of Clinical Psychiatry, 68, 380-383.<br />

Harrington, R., Kerfoot, M., Dyer, E., McNiv<strong>en</strong>, F., Gill, J., Harrington, V., et al.<br />

(1998). Randomized trial of a home-based family interv<strong>en</strong>tion for childr<strong>en</strong><br />

who have deliberately poisoned themselves. Journal of the American<br />

Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 37, 512-518.<br />

Hawton, K., Ar<strong>en</strong>sman, E., Towns<strong>en</strong>d, E., Bremmer, S., Feldman, E., Goldney,<br />

R., et al. (1998). Deliberate self-harm: A systematic review of the efficacy<br />

of psychosocial and pharmacological treatm<strong>en</strong>ts in prev<strong>en</strong>ting repetition.<br />

British Medical Journal, 317, 441-447.<br />

Heering<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong>, Jannes, S., Buylaert, W., H<strong>en</strong>derick, H., Bacquer, D. de, &<br />

Remoortel, J. <strong>van</strong>. (1995). The managem<strong>en</strong>t of non-compliance with referral<br />

to out-pati<strong>en</strong>t after-care among attempted suicide pati<strong>en</strong>ts: A controlled<br />

interv<strong>en</strong>tion study. Psychological Medicine, 25, 963-970.<br />

Heisel, M.J., Duberstein, P.R., Talbot, N.L., King, D.A., & Xin, M.T. (2009).<br />

Adapting interpersonal psychotherapy for older adults at risk for suicide:<br />

preliminary findings. Professional Psychology, Research and Practice, 40,<br />

156-164.<br />

H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, J., & Baldessarini, R.J. (2005). Suicidal risk during treatm<strong>en</strong>t with<br />

clozapine: A meta-analysis. Schizophr<strong>en</strong>ia Research, 73, 139-145.


Literatuur bij deel 3 229<br />

Hickey, L., Hawton, K., Fagg, J., & Weitzel, H. (2001). Deliberate self-harm<br />

pati<strong>en</strong>ts who leave the accid<strong>en</strong>t and emerg<strong>en</strong>cy departm<strong>en</strong>t without a<br />

psychiatric assessm<strong>en</strong>t: A neglected population at risk of suicide. Journal of<br />

Psychosomatic Research, 50, 87-93.<br />

Huey, S.J. Jr, H<strong>en</strong>ggeler, S.W., Rowland, M.D., Halliday-Boykins, C.A.,<br />

Cunningham, P.B., Pickrel, S.G., et al. (2004). Multisystemic therapy effects<br />

on attempted suicide by youths pres<strong>en</strong>ting psychiatric emerg<strong>en</strong>cies. Journal<br />

of the American Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 43, 183-190.<br />

Hunkeler, E.M., Katon, W., Tang, L., Williams, J.W. Jr, Kro<strong>en</strong>ke K., Lin L.H.B.,<br />

et al. (2006). Long term outcomes from the IMPACT randomized trial for<br />

depressed elderly pati<strong>en</strong>ts in primary care. British Medical Journal, 332,<br />

259-263<br />

Kapur, N., House, A., Dodgson, K., May, C., & Creed, F. (2002). Effect of g<strong>en</strong>eral<br />

hospital managem<strong>en</strong>t on repeat episodes of deliberate self poisoning: cohort<br />

study. British Medical Journal, 325, 866-867.<br />

Kapur, N., Cooper, J., Hiroeh, U., May, C., Appleby, L., & House, A. (2004).<br />

Emerg<strong>en</strong>cy departm<strong>en</strong>t managem<strong>en</strong>t and outcome for self-poisoning: A<br />

cohort study. G<strong>en</strong>eral Hospital Psychiatry, 26, 36-41.<br />

Lapierre, S., Dubé, M., Bouffard, L., & Alain, M. (2007). Addressing suicidal<br />

ideations with the realization of meaningful personal goals. Crisis, 28,<br />

16-25.<br />

Lewinsohn, P.M., Rohde, P., & Seeley, J.R. (1996). Adolesc<strong>en</strong>t suicidal ideation<br />

and attempts: Preval<strong>en</strong>ce, risk factors and clinical implications, Clinical<br />

Psychology Sci<strong>en</strong>ce and Practice, 3, 25-46.<br />

Lin, E.H.B., Katon, W., Von Korff, M., Tang, L., Williams, J.W. Jr, Kro<strong>en</strong>ke, K., et<br />

al., for the IMPACT Investigators. (2003). Effect of improving depression<br />

care on pain and functional outcomes among older adults with arthritis.<br />

JAMA, 290, 18.<br />

Linehan, M.M., Armstrong, H.E., Suarez, A., Allmon, D., & Heard, H.L. (1991).<br />

Cognitive behavioral treatm<strong>en</strong>t of chronically parasuicidal borderline<br />

pati<strong>en</strong>ts. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 48, 1060-1064.<br />

Linehan M.M., Heard, H.L., & Armstrong, E. (1993). Naturalistic follow-up of<br />

a behavioural treatm<strong>en</strong>t for chronically parasuicidal borderline pati<strong>en</strong>ts.<br />

Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 50, 971-974.<br />

Linehan M.M., Comtois, K.A., Murray, A.M., Brown, M.Z., Gallop, R.J., Heard,<br />

H.L., et al. (2006). Two-year randomized controlled trial and follow-up of<br />

dialectical behavior therapy vs therapy by experts for suicidal behaviors and<br />

borderline personality disorder. Archives G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 63, 757-766.<br />

Llior<strong>en</strong>te, M.D., Burkte, M., Gregory, G.R., Bosworth, H.B., Grambow, S.C.<br />

Horner, R.D., et al. (2005). Prostate cancer, a significant risk factor for latelife<br />

suicide. The American Journal of Geriatric Psychiatry, 13, 195-201.


230 Deel 3 Behandeling<br />

Magne-Ingvar, U., & Ojehag<strong>en</strong>, A. (1999). Significant others of suicide<br />

attempters: Their views at the time of the acute psychiatric consultation.<br />

Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 34, 73-79.<br />

Mann, J.J., & Currier, D. (2010). Evid<strong>en</strong>ce-based suicide prev<strong>en</strong>tion strategies: An<br />

overview. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.). Evid<strong>en</strong>ce-based practice in<br />

suicidology (pp. 65-85). Götting<strong>en</strong>: Hogrefe and Huber.<br />

March, J., Silva, S., Petrycki, S., Curry, J., Wells, K., Fairbank, J., et al. (2004).<br />

Fluoxetine, cognitive-behavioral therapy, and their combination for<br />

adolesc<strong>en</strong>ts with depression, treatm<strong>en</strong>t for adloesc<strong>en</strong>t depression study<br />

(TADS): Randomized controlled trial. Journal of the American Medical<br />

Association, 292, 807-820.<br />

McMain, S.F., Links, P.S., Gnam, W.H., Guimond, T., Cardish, R.J., Korman L., et<br />

al. (2009). A randomized trial of dialectical behavior therapy versus g<strong>en</strong>eral<br />

psychiatric managem<strong>en</strong>t for borderline personality disorder. American<br />

Journal of Psychiatry, 166, 1365-1374.<br />

Meerwijk, E.L., Meijel, B. <strong>van</strong>, Kerkhof, A., Vogel, W. de, & Grypdonck, M. (2010).<br />

Developm<strong>en</strong>t and evaluation of a guideline for nursing care of suicidal<br />

pati<strong>en</strong>ts with schizophr<strong>en</strong>ia. Perspectives in Psychiatric Care, 46, 65-73.<br />

Meltzer, H.Y., & Okayli, G. (1995). Reduction of suicidality during clozapine<br />

treatm<strong>en</strong>t of neuroleptic resistant schizophr<strong>en</strong>ia: Impact on risk-b<strong>en</strong>efit<br />

assessm<strong>en</strong>t. American Journal of Psychiatry, 152, 183-190.<br />

Meltzer, H.Y., Alphs, L., Gre<strong>en</strong>, A.I., Altamura, A.C., Anand, R., Bertoldi, A., et al.<br />

(2005). Clozapine treatm<strong>en</strong>t for suicidality in schizophr<strong>en</strong>ia: International<br />

suicide prev<strong>en</strong>tion trial (Intersept). Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 60, 82-91.<br />

Meltzer, H.Y. (2010). Evid<strong>en</strong>ce-based treatm<strong>en</strong>t for reducing suicide risk in<br />

schizophr<strong>en</strong>ia. In M. Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evid<strong>en</strong>ce-based practice<br />

in suicidology (pp. 301-311). Gotting<strong>en</strong>: Hogrefe and Huber.<br />

Modestin, J., Dal Pian D., & Agarwalla, P. (2005). Clozapine diminishes suicidal<br />

behaviour: A retrospective evaluation of clinical records. Journal of Clinical<br />

Psychiatry, 66, 534-538.<br />

Möller, H.J. (2009). Pharmacological and other biological treatm<strong>en</strong>ts of suicidal<br />

individuals. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford textbook on<br />

suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion (pp. 395-405). Oxford University Press.<br />

Morrow-Howell, N., Becker-Kemppain<strong>en</strong>, S., & Judy, L. (1998). Evaluating an<br />

interv<strong>en</strong>tion for the elderly at risk of suicide. Research on Social Work<br />

Practice, 8, 28-46.<br />

Mufson, L., Weissman, M.M., Moreau, D., & Garfinkel, R. (1999). Efficacy of<br />

interpersonal psychotherapy for depressed adolesc<strong>en</strong>ts. Archives of G<strong>en</strong>eral<br />

Psychiatry, 56, 573-579.<br />

Mufson, L., Dorta, K.P., Wickramaratne, P., Nomura, Y., Olfson, M., &<br />

Weissman, M.M. (2004). A randomized effectiv<strong>en</strong>ess trial of interpersonal<br />

psychotherapy for depressed adolesc<strong>en</strong>ts. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry,<br />

61, 577-584.


Literatuur bij deel 3 231<br />

Nord<strong>en</strong>toft, M., Branner, J., Drejer, K., Mejsholm, B., Hans<strong>en</strong>, H., & Petersson, B.<br />

(2005). Effect of Suicide Prev<strong>en</strong>tion C<strong>en</strong>tre for young people with suicidal<br />

behaviour in Cop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong>. European Psychiatry, 20, 121-128.<br />

Oyama, H., Watanabe, N., Ono, Y., Sakashita, T., Tak<strong>en</strong>oshita, Y., Taguchi, T., et<br />

al. (2005). Community-based suicide prev<strong>en</strong>tion through group activity for<br />

the elderly successfully reduced the high suicide rate for females. Psychiatry<br />

and Clinical Neurosci<strong>en</strong>ces, 59, 337-344.<br />

Oyama, H., Sakashita, T., Ono, Y., Goto, M., Fujita, M., & Koida, J. (2008). Effect<br />

of community-based interv<strong>en</strong>tion using depression scre<strong>en</strong>ing on elderly<br />

suicide risk: A meta-analysis of the evid<strong>en</strong>ce from Japan. Community<br />

M<strong>en</strong>tal Health J, 44, 311-320.<br />

Pompili, M., Lester, D., Innamoraty, M., De Pisa, E., Amore, M., Ferrara C., et al.<br />

(2009). Quality of life and suicide risk in pati<strong>en</strong>ts with diabetes mellitus.<br />

Psychosomatics, 50,16-23.<br />

Pompili, M., Innamorati, M., Girardi, P., Tatarelli, R., & Lester, D. (2010).<br />

Evid<strong>en</strong>ce-based interv<strong>en</strong>tions for prev<strong>en</strong>ting suicide in youths. In M.<br />

Pompili, & R. Tartarelli (Eds.), Evid<strong>en</strong>ce-based practice in suicidology (pp.<br />

165-202). Götting<strong>en</strong>: Hogrefe and Huber.<br />

Potter, M.L., Vitale-Nol<strong>en</strong>, R., & Dawson, A.M. (2005). Implem<strong>en</strong>tation of<br />

safety agreem<strong>en</strong>ts in an acute psychiatric facility. Journal of the American<br />

Psychiatric Nurses Association, 11, 144-55 BT 51 <strong>en</strong> 52a.<br />

Prudic, J., & Sackeim, H.A. (1999). Electroconvulsive therapy and suicide risk.<br />

Journal of Clinical Psychiatry, 60, 104-110; discussion 111-6.<br />

Rathus, J.H., & Miller, A.L. (2002). Dialectical behaviour therapy adapted for<br />

suicidal adolesc<strong>en</strong>ts. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 32, 146-157.<br />

Rudd, M.D., Rajab, M.H., Orman, D.T., Stulman, D.A., Joiner, T., & Dixon, W.<br />

(1996). Effectiv<strong>en</strong>ess of an outpati<strong>en</strong>t interv<strong>en</strong>tion targeting suicidal young<br />

adults: Preliminary results. Journal of Consulting and Clinical Psychology,<br />

64, 179-190.<br />

Salkovskis, P.M., Atha, C., & Storer, D. (1990). Cognitive-behavioural problem<br />

solving in the treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts who repeatedly attempt suicide: A<br />

controlled trial. British Journal of Psychiatry, 157, 871-876.<br />

Shaffer, D.S., & Pfeffer, C. (2001). Practice parameter for the assessm<strong>en</strong>t and<br />

treatm<strong>en</strong>t of childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts with suicidal behavior. Journal of the<br />

American Academy of Child and Adolesc<strong>en</strong>t Psychiatry, 40, 24s-51s.<br />

Sharma, V. (2001). The effect of electroconvulsive therapy on suicide risk in<br />

pati<strong>en</strong>ts with mood disorders. Canadian Joural of Psychiatry, 46, 704-9.<br />

Slee, N., Garnefski, N., Leed<strong>en</strong>, R. <strong>van</strong> de, Ar<strong>en</strong>sman, E., & Spinhov<strong>en</strong>, P. (2008).<br />

Cognitive-behavioural interv<strong>en</strong>tion for self-harm: Randomised controlled<br />

trial. British Journal of Psychiatry, 192, 202-211.


232 Deel 3 Behandeling<br />

Stone, M., Laughr<strong>en</strong>, T., Jones, M.L., Lev<strong>en</strong>son, M., Holland, P.C., Hughes,<br />

A., et al. (2009). Risk of suicidality in clinical trials of antidepressants<br />

in adults: Analysis of proprietary data submitted to US Food and Drug<br />

Administration. British Medical Journal, 339, b2880.<br />

Szanto, K., Mulsant, B.H., Houck, P.R., Miller, M.D., Mazumdar, S., et al.<br />

(2001).CFTreatm<strong>en</strong>t outcome in suicidal vs non-suicidal elderly pati<strong>en</strong>ts.<br />

American Journal of Geriatric Psychiatry, 9, 261-268.<br />

Szanto, K., B<strong>en</strong>oit, H.M., Houck, P., Dew, M.A., & Reynolds, C.F. (2003).<br />

Occurr<strong>en</strong>ce and course of suicidality during short-term treatm<strong>en</strong>t of latelife<br />

depression. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 60, 610-617.<br />

Tarrier, N., Haddock, G., Lewis, S., Drake, R., & Gregg, L. (2006). Suicide<br />

behaviour over 18 months in rec<strong>en</strong>t onset schizophr<strong>en</strong>ic pati<strong>en</strong>ts: The<br />

effects of CBT. Schizophr<strong>en</strong>ia Research, 83, 15-27.<br />

Tarrier, N., Taylor, K., & Gooding, P. (2008). Cognitive behavioral interv<strong>en</strong>tions to<br />

reduce suicide behavior: A systematic review and meta-analysis. Behavior<br />

Modification, 32, 77-108.<br />

Tiihon<strong>en</strong>, J., Lönnqvist, J., Wahlbeck, K., Klaukka, T., Niskan<strong>en</strong>, L., Tanskan<strong>en</strong>,<br />

A., et al. (2009). 11-year follow-up of mortality in pati<strong>en</strong>ts with<br />

schizophr<strong>en</strong>ia: A population-based cohort study (FIN11 study). Lancet, 374,<br />

620-627.<br />

Tondo, L., H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, J., & Baldessarini, R.J. (2001). Reduced suicide risk with long<br />

term lithium treatm<strong>en</strong>t in major affective illness: A meta-analysis. Acta<br />

Psychiatrica Scandinavica, 104, 163-172.<br />

Towns<strong>en</strong>d, E., Hawton, K., Altman, D.G., Ar<strong>en</strong>sman, E., Gunnel, D., Hazelll, P.,<br />

et al. (2001). The efficacy of problem-solving treatm<strong>en</strong>ts after deliberate<br />

self-harm: Meta-analysis of randomized controlled trials with respect to<br />

depression, hopelessness and improvem<strong>en</strong>t in problems. Psychological<br />

Medicine, 31, 979-988.<br />

Tyrer, P., Thompson, S., Schmidt, U., Jones, V., Knapp, M., Davidson, K., et al.<br />

(2003). Randomized controlled trial of brief cognitive behaviour therapy<br />

versus treatm<strong>en</strong>t as usual in recurr<strong>en</strong>t deliberate self-harm: The POPMACT<br />

study. Psychological Medicine, 33, 969-976.<br />

Tyrer, P., Tom, B., Byford, S., Schmidt, U., Jones, V., Davidson, K., et al. (2004).<br />

Differ<strong>en</strong>tial effects of manual assisted cognitive therapy in the treatm<strong>en</strong>t of<br />

recurr<strong>en</strong>t deliberate self-harm and personality disturbance: The POPMACT<br />

study. Journal of Personality Disorders, 18, 102-116.<br />

Uncapher, H., & Arean, P.A. (2000). Physicians are less willing to treat suicidal<br />

ideation in older pati<strong>en</strong>ts. Journal of the American Geriatrics Society, 48,<br />

188-192.<br />

Unutzer, J., Katon, W., Callahan, C., Williams, J., Hunkeler, E., Harpole, L., et<br />

al. (2002). Collaborative care managem<strong>en</strong>t of late-life depression in the<br />

primary care setting: A randomized controlled trial JAMA: Journal of the<br />

American Medical Assosiation, 288, 2836-2845.


Literatuur bij deel 3 233<br />

Unützer, J., Tang, L., Oishi, S., Katon, W., Williams, J.W. Jr, Hunkeler, E., et al.<br />

(2006). Reducing suicidal ideation in depressed older primary care pati<strong>en</strong>ts.<br />

Journal of the American Geriatrics Society, 54, 1550-1556.<br />

Vaiva, G., Vaiva, G., Ducrocq, F., Meyer, P., Mathieu, D., Philippe, A., et al.<br />

(2006). Effect of telephone contact on further suicide attempts in pati<strong>en</strong>ts<br />

discharged from an emerg<strong>en</strong>cy departm<strong>en</strong>t: Randomised controlled study.<br />

British Medical Journal, 332, 1241-1245.<br />

Verheul, R., Bosch, L. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>, Koeter, M.W., Ridder, M.A.J. de, Stijn<strong>en</strong>, T.,<br />

Brink, W. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>. (2003). Dialectical behaviour therapy for wom<strong>en</strong> with<br />

borderline personality disorder. British Journal Psychiatry, 182, 135-140.<br />

Verwey, B., Bozdag, M.A., Waarde, J.A. <strong>van</strong>, Rooij, I.A. <strong>van</strong>, Beurs, E. de, &<br />

Zitman, F.G. (2010). Reassessm<strong>en</strong>t of suicide attempters at home, shortly<br />

after discharge from the hospital. Crisis, 31, 303-310.<br />

Voaklander, D.C., Rowe, B.H., Dryd<strong>en</strong>, D.M., Pahal, J., Saar, P., & Kelly,<br />

K.D. (2008). Medical illness, medication use and suicide in s<strong>en</strong>iors:<br />

A population-based case-control study. Joural of Epidemiological of<br />

Community Health, 62, 138-146.<br />

Vries, P. de, Huisman, A., Kerkhof, A.J.F.M., & Robb<strong>en</strong>, P.B.M. (2008). The<br />

no-suicide contract: A risky ritual. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 667-671.<br />

Weinberg, I., Gunderson, J.G., H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, J., & Cutter, C.J. (2006). Manual assisted<br />

cognitive treatm<strong>en</strong>t for deliberate self harm in borderline personality<br />

disorder pati<strong>en</strong>ts. Journal of Personality Disorders, 20, 482-492.<br />

Niet verwerkt in wet<strong>en</strong>schappelijk onderbouwing<br />

De volg<strong>en</strong>de bronn<strong>en</strong> zijn g<strong>en</strong>oemd in deel 3, maar zijn niet in de conclusies<br />

verwerkt; er is derhalve ge<strong>en</strong> bewijstabel gemaakt.<br />

Akhtar, S. (1995). Quest for answers. Jason Northvale, New Jersey, London:<br />

Aronson Inc.<br />

Br<strong>en</strong>t, D.A., & Mann, J.J. (2005). Family g<strong>en</strong>etic studies of suicide and suicidal<br />

behaviour. American Journal of Medical G<strong>en</strong>etics, 133c, 13-24.<br />

Fountoulakis, K.N., Gonda, X., Siamouli, M., & Rihmer, Z. (2009).<br />

Psychotherapeutic interv<strong>en</strong>tion and suicide risk reduction in bipolar<br />

disorder: A review of the evid<strong>en</strong>ce. Journal of Affective disorders, 113, 21-29.<br />

Gask, L., Dixon, C., Morriss, R., Appleby, L., & Gre<strong>en</strong>, G. (2006). Evaluating<br />

STORM skills training for managing people at risk of suicide: Skills Training<br />

On Risk Managem<strong>en</strong>t. Journal of Ad<strong>van</strong>ced Nursing, 54, 739-50.<br />

Koehn, C.V., & Cutcliffe, J.R. (2007). Hope and interpersonal psychiatric/m<strong>en</strong>tal<br />

health nursing: A systematic review of the literature, part one. Journal of<br />

Psychiatric & M<strong>en</strong>tal Health Nursing, 14, 134-40.<br />

Luyn, J.B. <strong>van</strong>, & Kaas<strong>en</strong>brood, A. (2010). Suïcidaliteit in de acute <strong>en</strong> sociale<br />

psychiatrie. In A. Kerkhof, & B. <strong>van</strong> Luyn (Red.), Suicideprev<strong>en</strong>tie in de<br />

praktijk. Hout<strong>en</strong>: Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.<br />

Maltsberger, J.T., & Buie, D.H. (1974). Countertransfer<strong>en</strong>ce hate in the treatm<strong>en</strong>t


234 Deel 3 Behandeling<br />

of suicidal pati<strong>en</strong>ts. Archives of G<strong>en</strong>eral Psychiatry, 30, 625-633.<br />

Miller, A.L., Rathus, J.H., & Linehan, M.M. (2007). Dialectical behavior therapy<br />

with suicidal adolesc<strong>en</strong>ts. New York: The Guilford Press.<br />

Nord<strong>en</strong>toft, M., Jeppes<strong>en</strong>, P., Abel, M., Kassow, PL., Peters<strong>en</strong>, L., Thorup, A., et al.<br />

(2002). OPUS Study: Suicidal behaviour, suicidal ideation and hopelessness<br />

among pati<strong>en</strong>ts with first episode psychosis. British Journal of Psychiatry,<br />

181, s98-s106.<br />

Paris, J. (2003). Personality disorders over time: Precursors, course and outcome.<br />

Washington: American Psychiatric Publishing.<br />

Spirito, A., & Esposito-Smythers, C. (2009). Individual therapy techniques with<br />

suicidal adolesc<strong>en</strong>ts. In D. Wasserman, & C. Wasserman (Eds.), Oxford<br />

textbook on suicidology and suicide prev<strong>en</strong>tion (pp. 677-683). Oxford<br />

University Press.<br />

Sun, F., Long, A., Boore, J., & Tsao, L. (2006). A theory for the nursing care of<br />

pati<strong>en</strong>ts at risk of suicide. Journal Ad<strong>van</strong>ced Nursing, 53, 680-90.<br />

Verkes, R.J., Mast, RE.C. <strong>van</strong> der, H<strong>en</strong>egeveld, M.W., Tuyl, J.P., Zwinderman,<br />

A.H., & Van Kemp<strong>en</strong>, G.M. (1998). Reduction by paroxetine of suicidal<br />

behaviour in pati<strong>en</strong>ts with repeated suicide attempts but not major<br />

depression. American Journal of Psychaitry, 155, 543-547.<br />

Literatuur uit inleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> overige overweging<strong>en</strong><br />

De volg<strong>en</strong>de bronn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd in inleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> overige overweging<strong>en</strong>;<br />

er zijn ge<strong>en</strong> bewijstabell<strong>en</strong> <strong>van</strong> gemaakt.<br />

Appleby, L., Shaw, J., Kapur, N, Windfur, K., Ashton, A., et al. (2006). Avoidable<br />

deaths: Five year report by the national confid<strong>en</strong>tial inquiry into suicide and<br />

homicide by people with m<strong>en</strong>tal illness. London: UK Departm<strong>en</strong>t of Health.<br />

Bosman, M., & Meijel, B. <strong>van</strong>. (2009). Begeleiding <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> die<br />

zelfverwond<strong>en</strong>: E<strong>en</strong> verpleegkundig interv<strong>en</strong>tiepakket. Maarss<strong>en</strong>: Elsevier<br />

Gezondheidszorg.<br />

Busch, K.A., Fawcett, J., & Jacobs, D.G. (2003). Clinical correlates of inpati<strong>en</strong>t<br />

suicide. Journal of Clinical Psychiatry, 64, 14-19.<br />

Gibbons, R.D., Brown, C.H., Hur, K., Marcus, S.M., Bhaumik, D.K., Erk<strong>en</strong>s, J.A.,<br />

et al. (2007). Early evid<strong>en</strong>ce on the effects of regulator’s suicidality warnings<br />

on SSRI prescriptions and suicide in childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts. American<br />

Journal of Psychiatry, 164, 1356-1363.<br />

Gibbons, R.D., Brown, C.H., Hur, K., Marcus, S.M., Bhaumik, D.K., & Mann,<br />

J. (2007). Relationship betwe<strong>en</strong> antidepressants and suicide attempts: An<br />

analysis of the Veteran Health Administration Data sets. American Journal<br />

of Psychiatry, 164, 1044-1049.<br />

Hawton, K., & Heering<strong>en</strong>, K. <strong>van</strong>. (2009). Suicide. Lancet, 373, 1372-81.<br />

Heisel, M.J., & Duberstein, P.R. (2005). Suicide prev<strong>en</strong>tion in older adults.<br />

Clinical Psychology: Sci<strong>en</strong>ce and Practice, 12, 242-259.


Literatuur bij deel 3 235<br />

Herm<strong>en</strong>s, M, Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t<br />

Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaal gedrag: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldig sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong><br />

in de ket<strong>en</strong>. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Huisman, A. (2010). Learning from suicides. Dissertatie, Vrije Universiteit<br />

Amsterdam.<br />

Joiner, T., & Rudd, M.D. (2000). Int<strong>en</strong>sity and duration of suicidal crises vary as<br />

a function of previous suicide attempts and negative life ev<strong>en</strong>ts. Journal of<br />

Consulting & Clinical Psychology, 68, 909-916.<br />

Klijn, E.A.M., & Berg, I. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>. (2004). Hoofdstuk 9: De WGBO <strong>en</strong> de Wet<br />

Bopz in relatie tot patiënt<strong>en</strong> met lichamelijke aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. In Le<strong>en</strong>tj<strong>en</strong>s,<br />

A.F.G., Bannink, M., Bo<strong>en</strong>ink, A.D., & Huyse, F.J. (Red.), Consultatieve<br />

psychiatrie in de praktijk (pp. 101-17). Ass<strong>en</strong>: Van Gorcum.<br />

Koers, H. (1999). Wat te do<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt na e<strong>en</strong> auto-intoxicatie<br />

<strong>behandeling</strong> weigert Nederlands Tijdschrift voor G<strong>en</strong>eeskunde, 143, 2497-<br />

2500.<br />

Meijel, B. <strong>van</strong>. (2003). Relapse prev<strong>en</strong>tion in pati<strong>en</strong>ts with schizophr<strong>en</strong>ia. Utrecht:<br />

Utrecht University, Departm<strong>en</strong>t of Nursing Sci<strong>en</strong>ce.<br />

Quill, T.E., & Cassel, C.K. (1995). Nonabandonm<strong>en</strong>t: A c<strong>en</strong>tral obligation for<br />

physicians. Annals of Internal Medicine, 122, 368-374.<br />

Tandt, H., Aud<strong>en</strong>aert, K., & Heering<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong>. (2009). SSRI’s <strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong>. Tijdschrift voor Psychiatrie, 51,<br />

387-393.<br />

Werf, B. <strong>van</strong> der, Goedhart, A., & Huiberts, S. (1998). Signaleringsplann<strong>en</strong>, naar<br />

minder agressie <strong>en</strong> dwang in de psychiatrie. Lisse: Swets & Zeitlinger.<br />

Wheeler, B.W., Gunnell, D., Metcalfe, C., Steph<strong>en</strong>s, P., & Martin, R.M. (2008).<br />

The population impact on incid<strong>en</strong>ce of suicide and non-fatal self-harm of<br />

regulatory action against the use of selective serotonin reuptake inhibitors<br />

in under 18s in the United Kingdom: Ecological study. British Medical<br />

Journal, 336, 542-545.<br />

Williams, J.M.G., Crane, C., Barnhofer, T., Does, A.J.W., <strong>van</strong> der, & Segal, Z.V.<br />

(2006). Recurr<strong>en</strong>ce of suicidal ideation across depressive episodes. Journal<br />

of Affective Disorders, 91, 189-194.<br />

Zweig, R.A. (2005). Suicide prev<strong>en</strong>tion in older adults: An interdisciplinary<br />

chall<strong>en</strong>ge. Clinical Psychology: Sci<strong>en</strong>ce and Practice, 12, 260-263.<br />

Richtlijn<strong>en</strong><br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Broek, W.W. <strong>van</strong> d<strong>en</strong>, Birk<strong>en</strong>häger, T.K., Boer, D. de, Burggraaf, J.P., Gemert, B.<br />

<strong>van</strong>, Gro<strong>en</strong>land, T.H.N. et al. (Werkgroep elektroconvulsietherapie). (2010).<br />

Richtlijn elektroconvulsietherapie, tweede herzi<strong>en</strong>e versie. Utrecht: De<br />

Tijdstroom.


236 Deel 3 Behandeling<br />

New Zealand Guideline Group. (2003). The assessm<strong>en</strong>t and managem<strong>en</strong>t of<br />

people at risk of suicide. Wellington: New Zealand Guideline Group.<br />

Nol<strong>en</strong>, W.A., Kupka, R.W., Schulte, P.F.J., Knoppert-<strong>van</strong> der Klein, E.A.M., Honig<br />

A, Reichart CG, et al. (2008). Richtlijn bipolaire stoorniss<strong>en</strong>, tweede, herzi<strong>en</strong>e<br />

versie. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Tilburg, W. <strong>van</strong>, Veldhuiz<strong>en</strong>, J.R. <strong>van</strong>, Beijaert, E.W., V<strong>en</strong>-Dijkman, M.V. <strong>van</strong> de,<br />

Mulder, C.L., Schulte, et al., NVvP-commissie Richtlijn besluitvorming<br />

dwang. (2008). Richtlijn besluitvorming dwang: opname <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Trimbos-instituut. (2005). <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Schizofr<strong>en</strong>ie: Richtlijn voor<br />

de <strong>diagnostiek</strong>, zorgorganisatie <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong> met<br />

schizofr<strong>en</strong>ie. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Trimbos-instituut. (2008). <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>:<br />

Richtlijn voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Trimbos-instituut. (2009a). <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Angststoorniss<strong>en</strong> (eerste<br />

revisie): Richtlijn voor de <strong>diagnostiek</strong>, <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> begeleiding <strong>van</strong><br />

volwass<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> angststoornis. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Trimbos-instituut. (2009b). <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Depressie: Richtlijn voor<br />

de <strong>diagnostiek</strong>, <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> begeleiding <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

depressieve stoornis (eerste revisie). Utrecht: Trimbos-instituut.


Deel 4<br />

Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide


Hoofdstuk 10<br />

Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide<br />

1 Inleiding<br />

Dit hoofdstuk biedt e<strong>en</strong> kader voor het handel<strong>en</strong> na suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

patiënt. In de eerste plaats wordt aandacht besteed aan het handel<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de professional direct na de suïcide (paragraaf 2). E<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tak<strong>en</strong> (paragraaf<br />

2.1) betreft de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong>. Vanwege de neiging tot<br />

clustering <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (Bowers et al., 2010) moet in de klinische<br />

praktijk aandacht word<strong>en</strong> besteed aan e<strong>en</strong> mogelijk verhoogd suïciderisico<br />

<strong>van</strong> person<strong>en</strong> die met de suïcide word<strong>en</strong> geconfronteerd. Paragraaf 4 gaat<br />

in op de inschatting <strong>van</strong> het risico op problem<strong>en</strong> met de verliesverwerking<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mogelijk verhoogd suïciderisico bij nabestaand<strong>en</strong>. Hiervoor wordt<br />

tev<strong>en</strong>s verwez<strong>en</strong> naar deel 2. Paragraaf 5 gaat in op de reactie <strong>van</strong> professionals<br />

op suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt. Tot slot behandelt paragraaf 6 de evaluatie<br />

<strong>van</strong> suïcide in de instelling <strong>en</strong> de meldingsprocedure <strong>van</strong> de Inspectie<br />

voor de Gezondheidszorg (igz).<br />

In dit hoofdstuk word<strong>en</strong>, voor zover dat <strong>van</strong> toepassing is, de tak<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

professionals in de eerstelijnszorg onderscheid<strong>en</strong> <strong>van</strong> professionals in de<br />

tweedelijnszorg. Dit onderscheid is niet helemaal strikt te mak<strong>en</strong>. In de<br />

praktijk stemm<strong>en</strong> professionals in de eerste- <strong>en</strong> tweedelijnszorg hun tak<strong>en</strong><br />

bij suïcide op elkaar af. Aandachtspunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> procedures die in dit hoofdstuk<br />

word<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>, zijn t<strong>en</strong> dele ook <strong>van</strong> toepassing als e<strong>en</strong> patiënt<br />

bij e<strong>en</strong> suïcidepoging ernstig lichamelijk letsel heeft opgelop<strong>en</strong>.<br />

2 Direct na e<strong>en</strong> suïcide<br />

Suïcide in e<strong>en</strong> zorginstelling<br />

In zorginstelling<strong>en</strong> is de (hoofd-) behandelaar eindverantwoordelijk voor<br />

het handel<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> suïcide. De (hoofd-) behandelaar organiseert de<br />

nazorg <strong>en</strong> verdeelt de tak<strong>en</strong>. Bij suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt of e<strong>en</strong><br />

patiënt die groeps<strong>behandeling</strong> volgde moet<strong>en</strong> ook maatregel<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

getroff<strong>en</strong> voor de veiligheid <strong>van</strong> medepatiënt<strong>en</strong> (zie paragraaf 2.1 <strong>en</strong> hoofdstuk<br />

3 paragraaf 3.1).


240 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

De rol <strong>van</strong> de huisarts<br />

Huisarts<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> gemiddeld e<strong>en</strong> keer in de vier jaar e<strong>en</strong> suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

patiënt mee (Marquet et al., 2005) <strong>en</strong> ongeveer 60% <strong>van</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die<br />

e<strong>en</strong> suïcide <strong>van</strong> nabij meemaakt doet korte of langere tijd na de suïcide<br />

e<strong>en</strong> beroep op de huisarts (De Groot et al., 2009). K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d voor de rol<br />

<strong>van</strong> de huisarts in het geval <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide is dat deze met verschill<strong>en</strong>de<br />

betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> kan krijg<strong>en</strong>: familieled<strong>en</strong>, hulpverl<strong>en</strong>ingsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> de behandelaar of behandelaars <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong> patiënt.<br />

Tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de huisarts na e<strong>en</strong> suïcide hang<strong>en</strong> af <strong>van</strong> het mom<strong>en</strong>t waarop<br />

deze wordt ingelicht over de suïcide <strong>en</strong> door wie, de aard <strong>van</strong> het contact<br />

dat de huisarts vóór de suïcide met de overled<strong>en</strong>e had <strong>en</strong> de aard <strong>van</strong> het<br />

contact tuss<strong>en</strong> de huisarts <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele nabestaand<strong>en</strong>. Ook hangt het<br />

af <strong>van</strong> de gezondheidsrisico’s <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong>, of nabestaand<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de huisarts zijn <strong>en</strong> <strong>van</strong> de behoefte <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> aan<br />

steun <strong>van</strong> de huisarts. Het overzicht <strong>van</strong> tak<strong>en</strong> in paragraaf 2.1 biedt e<strong>en</strong><br />

kader voor het handel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de huisarts in die specifieke omstandighed<strong>en</strong>.<br />

Vaak <strong>van</strong>gt de huisarts de nabestaand<strong>en</strong> op of nabestaand<strong>en</strong> do<strong>en</strong> direct<br />

of in e<strong>en</strong> later stadium uit zichzelf e<strong>en</strong> beroep op de huisarts. De huisarts<br />

wordt dan vaak geconfronteerd met vrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> over de<br />

toedracht <strong>van</strong> de suïcide, over zorg die de overled<strong>en</strong>e ev<strong>en</strong>tueel ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />

heeft, <strong>en</strong> over nazorg voor zichzelf.<br />

Ook nabestaand<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de betreff<strong>en</strong>de huisarts<br />

zijn, richt<strong>en</strong> zich soms tot de huisarts <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e om informatie in<br />

te winn<strong>en</strong> over de toestand <strong>van</strong> de patiënt in de periode voorafgaand aan<br />

de suïcide. De huisarts zal teg<strong>en</strong> de achtergrond <strong>van</strong> de wet- <strong>en</strong> regelgeving<br />

over het beroepsgeheim moet<strong>en</strong> afweg<strong>en</strong> welke informatie wel <strong>en</strong> welke<br />

niet gegev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> (zie paragraaf 3 <strong>en</strong> bijlage 2).<br />

2.1 Tak<strong>en</strong><br />

Na e<strong>en</strong> suïcide di<strong>en</strong>t de behandelaar per keer af te weg<strong>en</strong> in hoeverre<br />

ander<strong>en</strong> (huisarts, nabestaand<strong>en</strong>, medecliënt<strong>en</strong>, ket<strong>en</strong>partners) over de<br />

suïcide c.q. het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> ingelicht. De<br />

informatie die daarbij wordt verstrekt, is zo rele<strong>van</strong>t <strong>en</strong> zo beperkt mogelijk<br />

(proportionaliteitsbeginsel), zo veel mogelijk in de geest <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e,<br />

<strong>en</strong> bij voorkeur mondeling in e<strong>en</strong> gesprek met de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> (Gerzon et<br />

al., 2007).<br />

De algem<strong>en</strong>e regel is dat de geheimhoudingsplicht zich uitstrekt tot na<br />

het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt (knmg, 2010). In beginsel wordt alle<strong>en</strong><br />

informatie gegev<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de overled<strong>en</strong>e daarvoor bij lev<strong>en</strong> toestemming<br />

heeft gegev<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> de regel ‘na de dood ge<strong>en</strong> inzage’ tot situaties<br />

kan leid<strong>en</strong> die, bijvoorbeeld jeg<strong>en</strong>s de naast<strong>en</strong>, als onjuist moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

beschouwd, bestaan hierop e<strong>en</strong> aantal uitzondering<strong>en</strong>: veronderstelde<br />

toestemming <strong>van</strong> patiënt, e<strong>en</strong> wettelijk voorschrift, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> conflict <strong>van</strong>


Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide 241<br />

plicht<strong>en</strong> bij de behandelaar weg<strong>en</strong>s zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong><br />

(knmg, 2010).<br />

Nabestaand<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> de geleg<strong>en</strong>heid hun verzoek<strong>en</strong> k<strong>en</strong>baar te mak<strong>en</strong>.<br />

De professional bespreekt met de nabestaand<strong>en</strong> zijn overweging<strong>en</strong> om<br />

de gevraagde informatie al dan niet te verstrekk<strong>en</strong>. De professional moet<br />

bij zijn afweging om informatie te verstrekk<strong>en</strong> meeweg<strong>en</strong> dat deze informatie<br />

<strong>van</strong> grote betek<strong>en</strong>is kan zijn voor de verliesverwerking <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong>.<br />

De professional beslist op grond <strong>van</strong> de specifieke omstandighed<strong>en</strong><br />

hoe hij hiermee omgaat. De professional moet bij zijn afweging om<br />

informatie te verstrekk<strong>en</strong> meeweg<strong>en</strong> dat deze informatie <strong>van</strong> grote betek<strong>en</strong>is<br />

kan zijn voor de verliesverwerking <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong>. De juridische<br />

overweging<strong>en</strong> over het verstrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> informatie aan nabestaand<strong>en</strong><br />

zijn nader uitgewerkt in bijlage 5, Gezondheidszorgwetgeving.<br />

Het overzicht <strong>van</strong> tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professional direct na de suïcide is gebaseerd<br />

op De Groot <strong>en</strong> De Keijser, 2010, waarin de stapp<strong>en</strong> onderbouwd <strong>en</strong><br />

toegelicht word<strong>en</strong>. De (klinische) context waarin de suïcide plaatsvindt,<br />

is bepal<strong>en</strong>d voor de mate waarin de diverse tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> toepassing zijn <strong>en</strong><br />

hoeveel person<strong>en</strong> beschikbaar zijn om deze uit te voer<strong>en</strong>. In veel ggzinstelling<strong>en</strong><br />

zijn de tak<strong>en</strong> vastgelegd in e<strong>en</strong> suïcideprotocol.<br />

Tak<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

De volg<strong>en</strong>de punt<strong>en</strong> zijn in het algeme<strong>en</strong> <strong>van</strong> belang.<br />

• Licht onmiddellijk de familie of andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> bij de patiënt in <strong>en</strong><br />

organiseer de op<strong>van</strong>g (plaats, mom<strong>en</strong>t, wie is aanwezig).<br />

• Zorg dat het gesprek met de familie of andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> wordt gevoerd<br />

door de hoofdbehandelaar, ev<strong>en</strong>tueel in aanwezigheid <strong>van</strong> de geestelijk<br />

verzorger <strong>van</strong> de instelling, <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die kort voor het<br />

overlijd<strong>en</strong> nauw bij de patiënt betrokk<strong>en</strong> war<strong>en</strong>.<br />

• Informeer zo nodig led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het behandelteam die vrij zijn.<br />

• Zorg voor de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong> teamled<strong>en</strong>. Maak gebruik <strong>van</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> voor op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> personeel na traumatische<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

• Informeer de eindverantwoordelijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de instelling.<br />

• Informeer de huisarts <strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Zorg dat de status, het verpleegkundig dossier <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel andere<br />

rele<strong>van</strong>te docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter beschikking blijv<strong>en</strong> voor de evaluatie <strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele melding aan de inspectie.<br />

• Overleg met het team <strong>en</strong> de familie of het mogelijk is de begraf<strong>en</strong>is of<br />

crematie bij te won<strong>en</strong>.<br />

• Maak afsprak<strong>en</strong> met het team <strong>en</strong> de familie hoe verdere nazorg wordt<br />

geregeld. Overweeg welke andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> (bijvoorbeeld de huisarts)<br />

hierbij e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

• Zorg voor uitvoerige rapportage door direct betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> (zelf schrijv<strong>en</strong>, of<br />

lat<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>) (zie verder paragraaf 6).


242 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

Tak<strong>en</strong> na opname of ambulante <strong>behandeling</strong><br />

De volg<strong>en</strong>de punt<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang als de overled<strong>en</strong>e was opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

(of e<strong>en</strong> ambulante groeps<strong>behandeling</strong> volgde).<br />

• Zorg voor de veiligheid <strong>van</strong> medepatiënt<strong>en</strong> (zorg voor voldo<strong>en</strong>de<br />

personeel, sluit indi<strong>en</strong> nodig de deur).<br />

• Informeer de medepatiënt<strong>en</strong>. Aandachtspunt hierbij is de timing: zo snel<br />

mogelijk maar kies e<strong>en</strong> geschikt mom<strong>en</strong>t. Schakel ev<strong>en</strong>tueel de geestelijk<br />

verzorger in (ook <strong>van</strong> belang bij ambulante groeps<strong>behandeling</strong><strong>en</strong>).<br />

• Onderzoek de medepatiënt<strong>en</strong> op de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> neem zo nodig maatregel<strong>en</strong> (ook <strong>van</strong> belang bij ambulante<br />

groeps<strong>behandeling</strong><strong>en</strong>).<br />

• Organiseer indi<strong>en</strong> noodzakelijk de id<strong>en</strong>tificatie <strong>van</strong> de patiënt. Hierbij<br />

kunn<strong>en</strong> familieled<strong>en</strong>, andere nabestaand<strong>en</strong> of led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het behandelteam<br />

word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

• Draag zorg voor de verzorging <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e als het lichaam is<br />

vrijgegev<strong>en</strong> door justitie. Indi<strong>en</strong> mogelijk <strong>en</strong> nodig: maak het lichaam<br />

toonbaar voor de familie. Schakel ev<strong>en</strong>tueel hulp in <strong>van</strong> medewerkers <strong>van</strong><br />

het mortuarium.<br />

• Verzamel persoonlijke bezitting<strong>en</strong>. Registreer waar deze uit bestaan <strong>en</strong> wat<br />

aan de familie is gegev<strong>en</strong>.<br />

3 Op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong><br />

Jaarlijks word<strong>en</strong> in Nederland <strong>en</strong>kele ti<strong>en</strong>duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> direct geconfronteerd<br />

met de gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide. Voor al deze m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> geldt in meer<br />

of mindere mate dat zij achterblijv<strong>en</strong> met de vraag naar het waarom <strong>van</strong> de<br />

suïcide <strong>en</strong> wat hun rol daarin geweest is. Wat h<strong>en</strong> bezighoudt is of ze iets<br />

hadd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> of moet<strong>en</strong> nalat<strong>en</strong> waardoor de tragische gebeurt<strong>en</strong>is<br />

niet had hoev<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>. Schuld, spijt, taboe, angst, schaamte,<br />

het gevoel te hebb<strong>en</strong> gefaald <strong>en</strong> door de overled<strong>en</strong>e te zijn verlat<strong>en</strong> zijn<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d voor het nabestaan na e<strong>en</strong> suïcide. Reacties <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>, ook binn<strong>en</strong> het netwerk <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> <strong>en</strong> dezelfde overled<strong>en</strong>e (De Groot & De Keijser, 2010).<br />

E<strong>en</strong> verlies door suïcide veroorzaakt meestal heftige rouwreacties bij nabestaand<strong>en</strong>.<br />

Onzekerheid <strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> naar antwoord<strong>en</strong> zijn k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d voor<br />

het nabestaan na suïcide; dit zoek<strong>en</strong> is ess<strong>en</strong>tieel voor de verwerking <strong>van</strong><br />

de suïcide. Dit kan onder meer betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de familie zo veel mogelijk<br />

informatie wil hebb<strong>en</strong> om de suïcide te kunn<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong>. Aanbevol<strong>en</strong><br />

wordt om binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het beroepsgeheim alle informatie te<br />

gev<strong>en</strong> die dit doel kan di<strong>en</strong><strong>en</strong>.


Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide 243<br />

Uit onderzoek blijkt dat veel nabestaand<strong>en</strong> behoefte hebb<strong>en</strong> aan professionele<br />

nazorg; in diverse onderzoek<strong>en</strong> varieert dit <strong>van</strong> 26-88% (Jordan,<br />

2001; Jordan & McM<strong>en</strong>amy, 2004). Desondanks bereikt het mer<strong>en</strong>deel <strong>van</strong><br />

de nabestaand<strong>en</strong> uiteindelijk op eig<strong>en</strong> kracht <strong>en</strong> met gebruik <strong>van</strong> steun<br />

uit het eig<strong>en</strong> netwerk weer e<strong>en</strong> balans. Aanbevol<strong>en</strong> wordt het herstell<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> aan te moedig<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als het gebruikmak<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> steun uit het eig<strong>en</strong> netwerk <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong>.<br />

Onderzoek naar het effect <strong>van</strong> rouwinterv<strong>en</strong>ties laat zi<strong>en</strong> dat prev<strong>en</strong>tieve<br />

interv<strong>en</strong>ties teg<strong>en</strong> complicaties in het verwerk<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> verlies ge<strong>en</strong><br />

risicoverlag<strong>en</strong>d effect hebb<strong>en</strong>. Wanneer er complicaties zijn opgetred<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> rouwinterv<strong>en</strong>ties zinvol zijn (Wittouck et al., 2011). De thema’s<br />

die de verwerking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide kleur<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> mogelijk tot gevolg dat<br />

nabestaand<strong>en</strong> minder snel g<strong>en</strong>eigd zijn om hulp te zoek<strong>en</strong> of te accepter<strong>en</strong>.<br />

Deg<strong>en</strong>e die wel hulp zoek<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich in veel gevall<strong>en</strong> niet begrep<strong>en</strong> of<br />

gehoord (McM<strong>en</strong>amy et al., 2008).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt in de maand<strong>en</strong> na de suïcide alert te zijn op mogelijke<br />

problem<strong>en</strong> bij de verwerking <strong>van</strong> het verlies <strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> nodig<br />

te verwijz<strong>en</strong> (zie paragraaf 4).<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt om nabestaand<strong>en</strong> att<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong> op rele<strong>van</strong>te<br />

hulpbronn<strong>en</strong> zoals www.113online.nl; <strong>en</strong> specifiek voor jonger<strong>en</strong>: www.<br />

survivalkid.nl. Deze websites bied<strong>en</strong> informatie, literatuuroverzicht<strong>en</strong>,<br />

steun <strong>en</strong> de mogelijkheid contact te hebb<strong>en</strong> met lotg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Lokaal zijn er<br />

op<strong>van</strong>gprogramma’s voor nabestaand<strong>en</strong> beschikbaar.<br />

3.1 Het driefas<strong>en</strong>model voor de op<strong>van</strong>g<br />

De op<strong>van</strong>g aan nabestaand<strong>en</strong> bestaat uit drie onderdel<strong>en</strong>: informer<strong>en</strong>,<br />

reconstruer<strong>en</strong> <strong>en</strong> consolider<strong>en</strong>. In het besef dat de professionele verantwoordelijkheid<br />

bij e<strong>en</strong> suïcide per discipline verschilt word<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong><br />

gedaan voor de nazorg op de korte, middellange <strong>en</strong> lange termijn.<br />

Informer<strong>en</strong><br />

De eerste fase <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g bestaat uit het informer<strong>en</strong> <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong><br />

in de eerste ur<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of dag<strong>en</strong> na de suïcide. Als de cliënt in zorg<br />

was op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de suïcide is het gebruikelijk dat de (hoofd-)<br />

behandelaar deze verantwoordelijkheid op zich neemt <strong>en</strong> de familie <strong>van</strong> de<br />

cliënt te woord staat. Dikwijls zijn familieled<strong>en</strong> al op de hoogte gebracht<br />

door de politie of andere hulpverl<strong>en</strong>ingsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> of heeft e<strong>en</strong> familielid<br />

of vri<strong>en</strong>d de cliënt na de suïcide gevond<strong>en</strong>. Ook in die gevall<strong>en</strong> neemt de<br />

verantwoordelijke behandelaar contact op met de familie. Als de patiënt<br />

werd behandeld in e<strong>en</strong> zorginstelling is er na het contact in veel gevall<strong>en</strong><br />

contact tuss<strong>en</strong> de (hoofd-) behandelaar <strong>en</strong> de huisarts <strong>van</strong> de patiënt.


244 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

De huisarts kan word<strong>en</strong> ingeschakeld bij het ondersteun<strong>en</strong> <strong>van</strong> de nabestaand<strong>en</strong>.<br />

Reconstruer<strong>en</strong><br />

De tweede fase waarin e<strong>en</strong> reconstructie <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal staat,<br />

strekt zich uit <strong>van</strong>af het mom<strong>en</strong>t dat de familie wordt ingelicht tot aan<br />

de eerste wek<strong>en</strong> na de suïcide. Veel nabestaand<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> behoefte om te<br />

wet<strong>en</strong> wat precies is voorgevall<strong>en</strong>. Door als professional zelf het initiatief<br />

te nem<strong>en</strong> om sam<strong>en</strong> met de nabestaand<strong>en</strong> de suïcide na te besprek<strong>en</strong>,<br />

kunn<strong>en</strong> professionals mogelijk iets <strong>van</strong> ev<strong>en</strong>tueel wantrouw<strong>en</strong> wegnem<strong>en</strong>.<br />

In het algeme<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong> steun aan het reconstruer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die – dikwijls zonder dat zij dit beseff<strong>en</strong> – gekleurd<br />

zijn door e<strong>en</strong> psychiatrisch toestandsbeeld. Ook de algem<strong>en</strong>e vraag naar<br />

de achtergrond<strong>en</strong> <strong>en</strong> het waarom <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide kan hierbij, met de<br />

kaders <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> uit deze <strong>richtlijn</strong> als context, <strong>en</strong> op e<strong>en</strong> neutrale wijze<br />

besprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het kan nabestaand<strong>en</strong> help<strong>en</strong> om betek<strong>en</strong>is te gev<strong>en</strong>.<br />

Het uitgangspunt bij de informatieverstrekking is dat de professional helpt<br />

de suïcide voor nabestaand<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> voor de verwerking zuivere context<br />

te plaats<strong>en</strong>. Hierbij houdt de professional waar nodig rek<strong>en</strong>ing met de<br />

eis<strong>en</strong> die de wet stelt aan de bescherming <strong>van</strong> de privacy <strong>van</strong> de patiënt.<br />

E<strong>en</strong> reconstructie helpt ook professionals om de suïcide te begrijp<strong>en</strong>, te<br />

verwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> er<strong>van</strong> te ler<strong>en</strong>. Uit de houding <strong>van</strong> de professional moet<br />

blijk<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> reconstructie voor h<strong>en</strong> zinvol is.<br />

Consolider<strong>en</strong><br />

De derde fase <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g staat in het tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> consolidatie, waarin<br />

nabestaand<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voor verdere hulp of voor e<strong>en</strong><br />

(nagekom<strong>en</strong>) vraag bij de professional terechtkunn<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> gedetailleerde<br />

uitwerking <strong>van</strong> deze gefaseerde op<strong>van</strong>g wordt verwez<strong>en</strong> naar De<br />

Groot <strong>en</strong> De Keijser (2010).<br />

3.2 Kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide<br />

In Nederland verliez<strong>en</strong> jaarlijks ongeveer 1.600 kinder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ouder, broer<br />

of zus door suïcide, waar<strong>van</strong> er circa 350 op dat mom<strong>en</strong>t jonger zijn dan<br />

16 jaar (cbs-cijfers over 2007, zie http://statline.cbs.nl). Hoe kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

jonger<strong>en</strong> omgaan met verliez<strong>en</strong> hangt nauw sam<strong>en</strong> met de ontwikkelingsfase<br />

waarin het kind of de jongere zich bevindt <strong>en</strong> zijn sociale omgeving.<br />

Hoe ouder het kind, hoe meer de manier <strong>van</strong> rouw<strong>en</strong> lijkt op rouw bij<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (Fiddelaers-Jaspers, 2005). Kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong><br />

na e<strong>en</strong> suïcide vaak minder steun uit de omgeving dan ouders in het gezin<br />

(Dyregrov & Dyregrov, 2005).<br />

Aangezi<strong>en</strong> suïcidaal gedrag meestal sam<strong>en</strong>gaat met psychiatrische problematiek,<br />

hebb<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> gezinslid verliez<strong>en</strong> door


Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide 245<br />

suïcide, vaak sam<strong>en</strong>geleefd met iemand met psychische problem<strong>en</strong>. Ze<br />

hebb<strong>en</strong> geleerd om te reager<strong>en</strong> op behoeft<strong>en</strong> <strong>van</strong> ander<strong>en</strong>, maar (her-)<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> behoeft<strong>en</strong> vaak slecht. Professionals, bijvoorbeeld de huisarts,<br />

kunn<strong>en</strong> dergelijke patron<strong>en</strong> signaler<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan bewustwording<br />

(Beardslee et al., 2003).<br />

Het is net als bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> voor kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> belangrijk te<br />

prat<strong>en</strong> over het waarom <strong>van</strong> de suïcide. Wij bevel<strong>en</strong> professionals aan om<br />

proactief <strong>en</strong> uitnodig<strong>en</strong>d te zijn. Van belang is te b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> dat suïcide<br />

niet voortkomt uit e<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>t (waar het kind of de jongere deel <strong>van</strong><br />

uitmaakte), maar uit e<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>stapeling <strong>van</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>, meestal in<br />

combinatie met e<strong>en</strong> psychiatrische toestand. Dit kan help<strong>en</strong> om gevoel<strong>en</strong>s<br />

<strong>van</strong> schuld <strong>en</strong> afwijzing te verminder<strong>en</strong> (De Groot & De Keijser, 2010).<br />

Door hun overlevingsmechanism<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> ander<strong>en</strong><br />

op afstand houd<strong>en</strong>. Jonger<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de ander soms met botte opmerking<strong>en</strong>,<br />

cynisme <strong>en</strong> terugtrekgedrag op veilige afstand houd<strong>en</strong>. Professionals<br />

moet<strong>en</strong> stevig blijv<strong>en</strong> staan <strong>en</strong> contact blijv<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> (Van ’t Erve,<br />

2010).<br />

Voor de praktijk hebb<strong>en</strong> Van ’t Erve <strong>en</strong> Fiddelaers-Jaspers werkboek<strong>en</strong><br />

ontwikkeld voor <strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong> (Weg <strong>van</strong> mij) <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> (Om alles<br />

wat er niet meer is) die achterblijv<strong>en</strong> na suïcide. Kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> aangemoedigd op e<strong>en</strong> actieve manier met het verlies om te gaan.<br />

Met elkaar <strong>en</strong> met volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ze onderzoek<strong>en</strong> welke gedacht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gevoel<strong>en</strong>s zij hebb<strong>en</strong> over de suïcide. De volwass<strong>en</strong>e creëert op<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> veiligheid <strong>en</strong> respecteert de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> die het kind aangeeft (Van ’t Erve &<br />

Fiddelaers-Jaspers, 2009).<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> dat kinder<strong>en</strong> nadelige gevolg<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

k<strong>en</strong>nis over de doodsoorzaak <strong>en</strong> details over de gebruikte methode (Brown<br />

et al., 2008).<br />

4 Risicoschatting <strong>van</strong> problem<strong>en</strong> in verliesverwerking<br />

Beloop <strong>van</strong> verliesverwerking<br />

De doodsoorzaak kan het verwerkingsproces complicer<strong>en</strong>, maar of dit<br />

gebeurt, hangt af <strong>van</strong> de aanwezigheid <strong>van</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> die<br />

in het individu zijn verankerd zoals bijvoorbeeld emotionele instabiliteit.<br />

Persoonlijkheidsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals veerkracht, oplossingsgerichtheid, de<br />

neiging om steun te zoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> positieve herinnering<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> risicoverlag<strong>en</strong>d effect (Bonanno et al., 2004). In het<br />

begin <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> verliesverwerking kunn<strong>en</strong> de omstandighed<strong>en</strong><br />

(onverwachtheid, confrontatie met de overled<strong>en</strong>e) bepal<strong>en</strong>d zijn voor de<br />

heftigheid <strong>van</strong> rouwreacties; de mate <strong>en</strong> het tempo waarin rouwreacties


246 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

met het verstrijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de tijd milder word<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> af <strong>van</strong> persoonlijkheidsfactor<strong>en</strong><br />

(De Groot, 2008).<br />

Kans op problematische verliesverwerking<br />

Onderzoek laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> op de vijf nabestaand<strong>en</strong> kort na het verlies zelf<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> heeft (McM<strong>en</strong>amy et al., 2008; Cerel & Campbell, 2008;<br />

De Groot et al., 2010; De Groot & Broer, 2011). Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat<br />

in het lange termijn beloop de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gaat<br />

met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit. Andere<br />

factor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>gaan met e<strong>en</strong> verhoogde kans op complicaties zijn:<br />

• eerdere ingrijp<strong>en</strong>de verliez<strong>en</strong> <strong>en</strong> meervoudige verliez<strong>en</strong>;<br />

• somatische (co-) morbiditeit;<br />

• het verlies <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kind, vooral als het e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ig kind was;<br />

• gezins- of familieomstandighed<strong>en</strong> waarin sprake is <strong>van</strong> conflict<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

weinig doelgerichtheid <strong>en</strong> onderlinge verbond<strong>en</strong>heid (Kissane et al., 1996);<br />

• weinig sociale steun mede door e<strong>en</strong> maatschappelijk taboe of stigma <strong>van</strong><br />

suïcide;<br />

• niet erk<strong>en</strong>d zijn als nabestaande (stiefouders, ex-partners, buit<strong>en</strong>echtelijke<br />

relaties) (Stroebe et al., 2008).<br />

Het effect <strong>van</strong> rouwinterv<strong>en</strong>ties<br />

In het algeme<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong> rouwinterv<strong>en</strong>ties alle<strong>en</strong> het risico <strong>van</strong><br />

psychiatrische complicaties als dit risico is verhoogd (Currier e.a., 2009).<br />

De aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> indicatie voor e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> gecompliceerde rouw. Aanbevol<strong>en</strong> wordt om nabestaand<strong>en</strong><br />

met suïcidegedacht<strong>en</strong> te verwijz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> of mogelijk onderligg<strong>en</strong>de psychiatrische (co-) morbiditeit.<br />

Nabestaand<strong>en</strong> met ernstige schuldgevoel<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> baat bij cognitieve<br />

gedragstherapie (De Groot et al., 2007). Veel nabestaand<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

gebruik <strong>van</strong> lotg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>contact, maar het is niet bek<strong>en</strong>d welke effect<strong>en</strong> dit<br />

heeft.<br />

Voor nabestaand<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogde kans op problem<strong>en</strong> in de verliesverwerking<br />

kunn<strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> specifiek hulpaanbod implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

dat onderdeel is <strong>van</strong> activiteit<strong>en</strong> in het kader <strong>van</strong> suïcideprev<strong>en</strong>tie (zie De<br />

Groot & De Keijser, 2010). Om dit te realiser<strong>en</strong>, is sam<strong>en</strong>werking in de<br />

ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaal gedrag noodzakelijk (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010), zodat<br />

kwetsbare nabestaand<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgespoord <strong>en</strong> daadwerkelijk met deze<br />

hulp word<strong>en</strong> bereikt. Huisarts<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hierin e<strong>en</strong> sleutelrol spel<strong>en</strong> omdat<br />

zij vaak goed op de hoogte zijn <strong>van</strong> de (psychiatrische) voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> (De Groot & Broer, 2011).


Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide 247<br />

5 De professional als nabestaande<br />

Professionals die met suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong><br />

naast e<strong>en</strong> professionele betrokk<strong>en</strong>heid hun persoonlijke beleving <strong>van</strong> de<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. Net als familieled<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zij geschokt zijn, schuldgevoel<strong>en</strong>s<br />

hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> zij boosheid, rouw <strong>en</strong> twijfels over de juistheid <strong>van</strong><br />

hun eig<strong>en</strong> handel<strong>en</strong>.<br />

Er bestaat relatief weinig onderzoek naar de professional als nabestaande<br />

<strong>en</strong> het beschikbare onderzoek is uitsluit<strong>en</strong>d beschrijv<strong>en</strong>d. H<strong>en</strong>din et al.<br />

(2004) vond<strong>en</strong> dat suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt e<strong>en</strong> grote emotionele impact op<br />

psychiaters heeft <strong>en</strong> het professionele handel<strong>en</strong> bij suïcidaal gedrag beïnvloedt.<br />

Vergelijkbare effect<strong>en</strong> zijn gevond<strong>en</strong> voor huisarts<strong>en</strong> <strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong><br />

(Halligan & Corcoran, 2001; Val<strong>en</strong>te & Saunders, 2002).<br />

Uit e<strong>en</strong> onderzoek onder Vlaamse assist<strong>en</strong>t-psychiaters bleek de impact<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide het grootst als arts-assist<strong>en</strong>t<strong>en</strong> het gevoel hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

goede of juist zeer moeizame relatie met de patiënt te hebb<strong>en</strong>, bij e<strong>en</strong><br />

jonge leeftijd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge intellig<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> als ze zich kond<strong>en</strong><br />

inlev<strong>en</strong> in de familieomstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de problematiek <strong>van</strong> de patiënt<br />

(Heyn et al., 2004). Daarnaast spel<strong>en</strong> mogelijk persoonlijkheidsfactor<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de professional, ervaring<strong>en</strong> met suïcide in de eig<strong>en</strong> omgeving, opvatting<strong>en</strong><br />

over suïcide <strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong> tot prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide e<strong>en</strong> rol (Van<br />

Heering<strong>en</strong>, 2004). De suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt verhoogt de kans op werkverzuim<br />

door ziekte (Kim et al., 2005).<br />

Rinne-Albers et al. (1993) constateerd<strong>en</strong> dat contact met nabestaand<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het bijwon<strong>en</strong> <strong>van</strong> de uitvaart de psychiater helpt bij de verwerking <strong>van</strong> de<br />

suïcide. Ook het schrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïcideverslag wordt als nuttig beleefd<br />

voor het verwerk<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide.<br />

In het algeme<strong>en</strong> wordt de professional na suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt aangerad<strong>en</strong><br />

de suïcide in team- <strong>en</strong> intervisieverband te evaluer<strong>en</strong>. Professionals<br />

moet<strong>en</strong> de geleg<strong>en</strong>heid hebb<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> veilige omgeving met elkaar schuldgevoel<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> andere reacties op de suïcide te besprek<strong>en</strong>. Overwog<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong> om de huisarts <strong>van</strong> de patiënt hierbij te betrekk<strong>en</strong>.<br />

6 Meld<strong>en</strong> aan Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)<br />

Bij de reconstructie <strong>van</strong> de suïcide is het de taak <strong>van</strong> de betrokk<strong>en</strong> professional<br />

of professionals, om aan de hand <strong>van</strong> zo veel mogelijk beschikbare<br />

bronn<strong>en</strong> na te gaan wat de kwaliteit <strong>van</strong> de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> is<br />

geweest. Naast de informatie over de directe zorg zijn het contact met de<br />

familie of andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>, collega’s die bij de <strong>behandeling</strong> betrokk<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong>, professionals in andere instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het patiënt<strong>en</strong>dossier<br />

geschikte bronn<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aandachtspunt is te strev<strong>en</strong> naar zo veel mogelijk


248 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

objectiviteit, bijvoorbeeld door derd<strong>en</strong> die niet betrokk<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bij de<br />

<strong>behandeling</strong>, bij het interne onderzoek te betrekk<strong>en</strong>. Daardoor kunn<strong>en</strong><br />

professionals ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide.<br />

De behandelaar di<strong>en</strong>t binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> termijn <strong>van</strong> uiterlijk zes wek<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

rapportage op te stell<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve <strong>van</strong> het eig<strong>en</strong>, interne systeem <strong>van</strong><br />

ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> dit systeem wordt rele<strong>van</strong>te informatie over<br />

de suïcide gedeeld. De te ler<strong>en</strong> less<strong>en</strong> over het verder optimaliser<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcideprev<strong>en</strong>tie word<strong>en</strong> hierdoor geborgd. Hiervoor bestaat e<strong>en</strong> handreiking<br />

hoe instelling<strong>en</strong> het proces <strong>van</strong> melding<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> organiser<strong>en</strong> (ggz<br />

Nederland, 2011).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong>: verplicht meld<strong>en</strong><br />

Los <strong>van</strong> dit interne systeem <strong>van</strong> meld<strong>en</strong> <strong>en</strong> ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide moet<strong>en</strong> ggzinstelling<strong>en</strong><br />

suïcides in de volg<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> te all<strong>en</strong> tijde meld<strong>en</strong> bij de<br />

Inspectie voor de Gezondheidszorg (igz):<br />

• wanneer e<strong>en</strong> Bopz-maatregel <strong>van</strong> kracht was, zoals e<strong>en</strong> rechterlijke<br />

machtiging (rm) of e<strong>en</strong> inbewaringstelling (ibs);<br />

• wanneer sprake was <strong>van</strong> beperk<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong>, waaronder e<strong>en</strong> verblijf in<br />

e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>it<strong>en</strong>tiaire inrichting, e<strong>en</strong> for<strong>en</strong>sisch psychiatrische kliniek of e<strong>en</strong><br />

justitiële jeugdinrichting;<br />

• wanneer de instelling <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing is dat de suïcide sam<strong>en</strong>hangt met<br />

tekortkom<strong>en</strong>de zorg.<br />

De meldingsplicht geldt ook voor suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig blijv<strong>en</strong>d<br />

letsel. Voor gedetailleerde informatie over de meldingsprocedures zie<br />

www.igz.nl.<br />

Bij twijfel over de noodzaak om e<strong>en</strong> specifieke casus te meld<strong>en</strong> kan contact<br />

word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met de inspecteur.<br />

De Raad <strong>van</strong> Bestuur <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zorginstelling is het orgaan dat de suïcides<br />

meldt bij de igz. Binn<strong>en</strong> de instelling speelt de g<strong>en</strong>eesheer-directeur of<br />

eerste g<strong>en</strong>eeskundige e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol, zowel bij de suïcides die intern<br />

word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>, als bij het opstell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de rapportage aan de igz.<br />

Literatuur<br />

Beardslee, W., Gladstone, T., Wright, E., & Cooper, A.B. (2003). A family-based<br />

approach to the prev<strong>en</strong>tion of depressive symptoms in childr<strong>en</strong> at risk:<br />

Evid<strong>en</strong>ce of par<strong>en</strong>tal and child change. Pediatrics, 112, 119-131.<br />

Bonanno, G.A., Wortman, C.B., & Nesse, R.M. (2004). Prospective patterns of<br />

resili<strong>en</strong>ce and maladjustm<strong>en</strong>t during widowhood. Psychology and Aging, 19,<br />

260-271.<br />

Bowers, L., Banda, T., & Nijman, H. (2010). Suicide inside: A systematic review of<br />

inpati<strong>en</strong>t suicide. The Journal of Nervous and M<strong>en</strong>tal Disease, 198, 315-328.


Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide 249<br />

Brown, E., Amaya-Jackson, L., Coh<strong>en</strong>, J., Handel, S., Thiel De Bocanegra, H.,<br />

Zatta, E., et al. (2008). Childhood traumatic grief: A multi-site empirical<br />

examination of the construct and its correlates. Death Studies, 32, 899-923.<br />

Cerel, J., & Campbell, F. (2008). Suicide survivors seeking m<strong>en</strong>tal health services:<br />

A preliminary examination of the role of an active postv<strong>en</strong>tion model.<br />

Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 38, 30-34.<br />

Currier, J., Neimeyer, R., & Berman, J. (2008). The effectiv<strong>en</strong>ess of<br />

psychotherapeutic interv<strong>en</strong>tions for bereaved persons: A compreh<strong>en</strong>sive<br />

quantitative review. Psychological Bulletin, 134, 648-661.<br />

Dyregrov, K., & Dyregrov, A. (2005). Siblings after suicide: The forgott<strong>en</strong><br />

bereaved. Suicide & Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 35, 714-724.<br />

Erve, M. <strong>van</strong> ’t. (2010). Jong geconfronteerd met zelfdoding. Maandblad voor de<br />

geestelijke volksgezondheid, 10, 524-530.<br />

Erve, M. <strong>van</strong> ’t, & Fiddelaers-Jaspers, R. (2009). Jij slaat af, ik ga verder: Jong zijn<br />

<strong>en</strong> achterblijv<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> zelfdoding. Pedagogiek in praktijk, 4, 26-29.<br />

Fiddelaers-Jaspers, R. (2005). Jong verlies: Rouw<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong> serieus nem<strong>en</strong>.<br />

Kamp<strong>en</strong>: T<strong>en</strong> Have.<br />

Gerzon, R.P., Dijk, K. <strong>van</strong>, Frederiks, B.J.M., et al. (2007). Vraagbaak psychiatrie<br />

<strong>en</strong> recht. D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

GGZ Nederland. (2011). Handreiking uniforme meldingsroute bij suïcides<br />

<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel. Amersfoort: GGZ Nederland.<br />

Raadpleegbaar via: http://www.ggznederland.nl/kwaliteit-<strong>van</strong>-zorg/<br />

suicideprev<strong>en</strong>tie/handreiking-suicide-02-05-2011-def.pdf.<br />

Groot, M. de, & Keijser, J. de. (2010). De op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong><br />

suïcide. In A. Kerkhof, & B. <strong>van</strong> Luyn (Eds.), Suïcideprev<strong>en</strong>tie in de praktijk.<br />

Utrecht: Bohn Stafleu <strong>van</strong> Loghum.<br />

Groot, M. de, & Broer, J. (2011). De toeleiding <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

person<strong>en</strong> overled<strong>en</strong> door suïcide naar familiegerichte nazorg: E<strong>en</strong><br />

quasi-experim<strong>en</strong>tele studie in Noord-Nederland. Tijdschrift voor<br />

Gezondheidswet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, 6, 237-245.<br />

Groot, M. de, Neeleman, J., Meer, K. <strong>van</strong> der & Burger, H. (2010). The<br />

effectiv<strong>en</strong>ess of family-based cognitive-behavior grief therapy to prev<strong>en</strong>t<br />

complicated grief in relatives of suicide victims The mediating role of<br />

suicide ideation. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 40, 425-437.<br />

Groot, M. de. (2008). Bereaved by suicide: Family-based cognitive-behavior<br />

therapy to prev<strong>en</strong>t adverse health consequ<strong>en</strong>ces among first-degree relatives<br />

and spouses. Dissertation, University of Groning<strong>en</strong>.<br />

Groot M. de, Keijser, J. de, Neeleman, J., Kerkhof, A., Nol<strong>en</strong>, W., & Burger, H.<br />

(2007). Cognitive behaviour therapy to prev<strong>en</strong>t complicated grief among<br />

relatives and spouses bereaved by suicide: Cluster randomised controlled<br />

trial. British Medical Journal, 334, 994-996.<br />

Groot M. de, Meer K. <strong>van</strong> der, & Burger, H. (2009). A survey of Dutch g<strong>en</strong>eral<br />

practitioners’ attitudes towards help seeking of suicide bereaved relatives.<br />

Family Practice, 26, 372-375.


250 Deel 4 Na e<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

Halligan, P., & Corcoran, P. (2001). The impact of pati<strong>en</strong>t suicide on rural g<strong>en</strong>eral<br />

practitioners. British Journal of G<strong>en</strong>eral Practice, 51, 295-296.<br />

Heering<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong>. (2004). Ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46,<br />

619-620.<br />

H<strong>en</strong>din, H., Haas, A.P., Maltsberger, J.T., Szanto, K., & Rabinowicz H. (2004).<br />

Factors contributing to therapists’ distress after the suicide of a pati<strong>en</strong>t.<br />

American Journal of Psychiatry, 161, 1442-1446.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t<br />

Ket<strong>en</strong>zorg suïcidaal gedrag: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldige sam<strong>en</strong>werking in<br />

de ket<strong>en</strong>. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Heyn, E., Pieters G., Joos, S., & Gucht, V. de (2004). Ervaring<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiaters<br />

in opleiding in Vlaander<strong>en</strong> met suïcide <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong>. Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie, 46, 579-587.<br />

Jordan, J. (2001). Is suicide bereavem<strong>en</strong>t differ<strong>en</strong>t A reassessm<strong>en</strong>t of the<br />

literature. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 31, 91-102.<br />

Jordan, J.R., & McM<strong>en</strong>amy, J. (2004). Interv<strong>en</strong>tions for suicide survivors: A<br />

review of the literature. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior, 34, 337-349.<br />

Kim, C.D., Seguin, M., Therri<strong>en</strong>, N., Riopel, G., Chawky, N., Lesage, A.D., et al.<br />

(2005). Familial aggregation of suicidal behavior: A family study of male<br />

suicide completers from the g<strong>en</strong>eral population. American Journal of<br />

Psychiatry, 162, 1017-1019.<br />

Kissane, D.W., Bloch, S., Ongh<strong>en</strong>a, P., McK<strong>en</strong>zie, D.P., Snyder, R.D., &Dowe, D.L.<br />

(1996). The Melbourne Family Grief Study, II: Psychosocial morbidity and<br />

grief in bereaved families. American Journal of Psychiatry, 153, 659-666.<br />

KNMG. (2010). Richtlijn omgaan met medische gegev<strong>en</strong>s. Utrecht: KNMG.<br />

Marquet, R., Bartelds, A., Kerkhof, A., Schellevis, F.G., & <strong>van</strong> der Zee, J. (2005).<br />

The epidemiology of suicide and attempted suicide in Dutch g<strong>en</strong>eral<br />

practice 1983-2003. BMC Family Practice, 6, 45.<br />

McM<strong>en</strong>amy, J., Jordan, J., & Mitchell, A. (2008). What do suicide survivors tell us<br />

they need Results of a pilot study. Suicide and Life-Threat<strong>en</strong>ing Behavior,<br />

38, 375-389.<br />

Rinne-Albers, M.A.W., Keemink, P.J., Hermans, P.J., et al. (1993). De reactie <strong>van</strong><br />

Nederlandse behandelaars op de suïcide <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt. Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie, 35, 484-489.<br />

Stroebe, M.S., Hansson, R.O., Schut, H., et al. (2008). Handbook of bereavem<strong>en</strong>t<br />

research and practice. Washington, DC: American Psychological Association.<br />

Val<strong>en</strong>te, S.M., & Saunders, J.M. (2002). Nurses’ grief reactions to a pati<strong>en</strong>t’s<br />

suicide. Perspectives in Psychiatric Care, 38, 5-14.<br />

Wittouck, C., Autreves, S. <strong>van</strong>, Jeagere, E. de, Portzky, G., & <strong>van</strong> Heering<strong>en</strong>, K.<br />

(2011). The prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t of complicated grief: A meta-analysis.<br />

Clinical Psychology Review, 31, 69-7.


Bijlag<strong>en</strong>


Bijlage 1<br />

Sam<strong>en</strong>stelling werk- <strong>en</strong><br />

klankbordgroep <strong>en</strong> focusgroep<strong>en</strong><br />

Werkgroep<br />

• Dr. C. <strong>van</strong> Bov<strong>en</strong>, Nederlands Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap.<br />

• Dr. M.H. de Groot, onafhankelijk deskundige.<br />

• Prof. dr. A.M. <strong>van</strong> Hemert, Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie.<br />

• Prof. dr. J.W. Hummel<strong>en</strong>, Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie.<br />

• Dr. J. de Keijser, Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong>.<br />

• Prof. dr. A.J.F.M. Kerhof, Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong>.<br />

• Dr. P.L.B.J. Lucass<strong>en</strong>, Nederlands Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap.<br />

• Drs. J.W. Meerdinkveldboom, Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie.<br />

• Drs. B. Stringer, Verpleegkundig<strong>en</strong> & Verzorg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Nederland.<br />

• Drs. M. Ste<strong>en</strong>dam, Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong>.<br />

• Drs. A.A. Verlinde, Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie.<br />

• Dr. B. Verwey, Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie.<br />

Klankbordgroep<br />

De klankbordgroep was sam<strong>en</strong>gesteld uit verteg<strong>en</strong>woordigers <strong>van</strong> de<br />

volg<strong>en</strong>de organisaties.<br />

• G<strong>en</strong>eesher<strong>en</strong>-directeur<strong>en</strong> in de ggz.<br />

• Ivonne <strong>van</strong> de V<strong>en</strong> stichting.<br />

• Landelijk platform GGZ.<br />

• Nederlands Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap (NHG).<br />

• Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (NIP).<br />

• Nederlandse Internist<strong>en</strong> Ver<strong>en</strong>iging (NIV).<br />

• Nederlandse Patiënt<strong>en</strong> Ver<strong>en</strong>iging (NPV).<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor e<strong>en</strong> Vrijwillig Lev<strong>en</strong>seinde (NVVE).<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Kinderg<strong>en</strong>eeskunde (NVK).<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP).<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychotherapie (NVP).<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Spoedeis<strong>en</strong>de hulp Arts<strong>en</strong> (NVSHA).<br />

• Stichting Ex6.<br />

• Stichting 113online.


254 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Ver<strong>en</strong>iging <strong>van</strong> Geestelijk Verzorgers in Zorginstelling<strong>en</strong> (VGVZ).<br />

• Verpleegkundig<strong>en</strong> & Verzorg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Nederland (V&VN).<br />

Focusgroep<strong>en</strong><br />

Als onderdeel <strong>van</strong> de klankbordgroep fungeerd<strong>en</strong> twee focusgroep<strong>en</strong>: de<br />

focusgroep verpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de focusgroep patiënt<strong>en</strong>participatie.<br />

Auteurs <strong>van</strong> bijlage 5, Gezondheidszorgwetgeving<br />

De bijlage over gezondheidszorgwetgeving is geschrev<strong>en</strong> door de volg<strong>en</strong>de<br />

auteurs.<br />

• Dr. C.M.T. Gijsbers <strong>van</strong> Wijk.<br />

• Dr. A.J.K. Hondius.<br />

• Drs. A.J.M.P. Rutgers.


Bijlage 2<br />

Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong><br />

In deze bijlage zijn de onderwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> uit de hoofdstukk<strong>en</strong><br />

3 tot <strong>en</strong> met 10 <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> weergegev<strong>en</strong>. Daarbij is de paragraafindeling<br />

<strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> aangehoud<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 3 Algem<strong>en</strong>e principes bij <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong><br />

2 Contact mak<strong>en</strong><br />

2.1 Bepal<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> bij contact<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional de mate <strong>van</strong> cognitief<br />

disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> emotionele ontregeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

vaststelt.<br />

• Indi<strong>en</strong> het cognitief disfunctioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> de emotionele ontregeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt het contact te zeer belemmer<strong>en</strong> moet de professional<br />

maatregel<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> waardoor e<strong>en</strong> zo veilig mogelijke situatie wordt<br />

gecreëerd.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die betrokk<strong>en</strong> zijn bij<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag zich<br />

schol<strong>en</strong> in de specifieke k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> die hiervoor nodig zijn.<br />

Deze k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> regelmatig door scholing te word<strong>en</strong><br />

geactualiseerd.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die met suïcidale patiënt<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong> daarover supervisie krijg<strong>en</strong> of deelnem<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> intervisiegroep.<br />

2.2 B<strong>en</strong>adering door afdelingsverpleegkundig<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> opnameafdeling contact met de suïcidale<br />

patiënt niet alle<strong>en</strong> aan te gaan <strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> observer<strong>en</strong>de attitude, maar<br />

ook <strong>van</strong>uit e<strong>en</strong> houding <strong>van</strong> <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t. Het aanwezig zijn, valider<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de wanhoop <strong>en</strong> het bied<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoop zijn hierbij belangrijker dan (te snel)<br />

zoek<strong>en</strong> naar oplossing<strong>en</strong>. Daarbij mag het belang <strong>van</strong> voldo<strong>en</strong>de toezicht<br />

<strong>en</strong> waakzaamheid niet uit het oog word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.


256 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

3 Zorg voor veiligheid<br />

3.1 Maatregel<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional bij suïcidaal gedrag<br />

informeert of er in de directe omgeving middel<strong>en</strong> zijn waarmee de patiënt<br />

zichzelf kan beschadig<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de professional de toegang tot deze<br />

middel<strong>en</strong> zo mogelijk belemmert.<br />

• Het is vereist dat professionals die met suïcidale patiënt<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

krijg<strong>en</strong> in noodsituaties kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op bijstand <strong>van</strong> politie <strong>en</strong><br />

beveiligingspersoneel; daartoe di<strong>en</strong><strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> zoals psychiatrische<br />

<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met deze<br />

di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals in nood of urg<strong>en</strong>te situaties<br />

het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010)<br />

volg<strong>en</strong>. Dat wil zegg<strong>en</strong> dat bij noodsituaties 112 gebeld wordt <strong>en</strong> bij<br />

urg<strong>en</strong>te situaties de huisarts, die op zijn beurt beoordeelt of de crisisdi<strong>en</strong>st<br />

moet word<strong>en</strong> ingeschakeld.<br />

• Het is vereist dat er op e<strong>en</strong> spoedeis<strong>en</strong>de hulp <strong>van</strong> e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

ziek<strong>en</strong>huis mogelijkhed<strong>en</strong> aanwezig zijn om toezicht te houd<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

suïcidale patiënt.<br />

• Het is vereist dat de professional, als de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt in het<br />

geding is, kiest voor e<strong>en</strong> behandelsetting met mogelijkhed<strong>en</strong> om deze<br />

veiligheid te bied<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist dat toepassing <strong>van</strong> dwang in e<strong>en</strong> ggz-instelling plaatsvindt<br />

binn<strong>en</strong> de kaders <strong>van</strong> de Wet Bopz.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> in situaties waarbij de veiligheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt<br />

met suïcidaal gedrag ge<strong>en</strong> uitstel duldt, te handel<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het principe<br />

<strong>van</strong> safety first; de professional di<strong>en</strong>t zich in dergelijke gevall<strong>en</strong> niet te<br />

lat<strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong> door administratieve overweging<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> aandacht te sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de werkrelatie met de<br />

patiënt tijd<strong>en</strong>s <strong>en</strong> na de toepassing <strong>van</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij verplaatsing <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

de veiligheid zo veel mogelijk te garander<strong>en</strong>. Bestaat er twijfel over<br />

de mate waarin de patiënt zich in de hand heeft dan mag deze niet<br />

zonder begeleiding reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn maatregel<strong>en</strong> nodig om de veiligheid te<br />

waarborg<strong>en</strong>.<br />

3.2 Verpleegkundig<strong>en</strong><br />

• Het is vereist verpleegkundig<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong>, uitvoer<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> evaluer<strong>en</strong> <strong>van</strong> beleid voor de toepassing <strong>van</strong> int<strong>en</strong>sieve observatie <strong>en</strong><br />

restrictieve maatregel<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om seh-verpleegkundig<strong>en</strong> gericht te schol<strong>en</strong> in het<br />

omgaan met suïcidaal gedrag.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 257<br />

4 Omgaan met naast<strong>en</strong><br />

4.1 Professional <strong>en</strong> naast<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong><br />

bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> voor zover dat<br />

binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> het beroepsgeheim te verantwoord<strong>en</strong> is.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> de patiënt eerst alle<strong>en</strong> te sprek<strong>en</strong> om vertrouwelijke<br />

zak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> besprek<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om naast<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong> <strong>en</strong> steun te bied<strong>en</strong>.<br />

5 Continuïteit <strong>van</strong> zorg<br />

5.1 Continuïteit bevorder<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij<br />

suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010) in elke regio te implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, waarbij<br />

aandacht wordt besteed aan de sam<strong>en</strong>werking bij suïcidaal gedrag<br />

binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> alle disciplines die bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong><br />

betrokk<strong>en</strong> zijn.<br />

Hoofdstuk 4 Het diagnostische proces<br />

1 Inleiding<br />

2 Specifieke person<strong>en</strong> <strong>en</strong> situaties<br />

2.1 Directe suïcidale uiting<strong>en</strong><br />

• Het is vereist om bij suïcidale uitlating<strong>en</strong> oriënter<strong>en</strong>d onderzoek te do<strong>en</strong><br />

naar suïcidaal gedrag. Afhankelijk <strong>van</strong> de eerste inschatting <strong>van</strong> de ernst<br />

<strong>van</strong> de uitlating<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> plann<strong>en</strong> moet nader onderzoek word<strong>en</strong><br />

gedaan door e<strong>en</strong> professional met psychiatrische expertise.<br />

• Het is vereist om bij suïcidepoging<strong>en</strong> onderzoek te do<strong>en</strong> naar suïcidaal<br />

gedrag door e<strong>en</strong> professional met psychiatrische expertise (zie bijlage 4,<br />

Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling).<br />

2.2 Risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> risicosituaties<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om, geïntegreerd in het behandelcontact, actief<br />

onderzoek te do<strong>en</strong> naar suïcidegedacht<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> psychiatrische intake<br />

of crisissituatie (vooral bij depressieve stoorniss<strong>en</strong>, maar ook bij andere<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>), bij uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> wanhoop, bij belangrijke verlieservaring<strong>en</strong><br />

(inclusief verlies <strong>van</strong> gezondheid), bij transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de<br />

<strong>behandeling</strong>, bij onverwachte verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld <strong>van</strong>


258 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> bij gebrek aan verbetering of bij<br />

verslechtering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing.<br />

3 Vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij het navrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag gebruik te<br />

mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> systematische interviewmethode.<br />

4 Vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> observatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

• Het gebruik <strong>van</strong> meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als <strong>en</strong>ige vorm <strong>van</strong><br />

informatieverzameling voor de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag ter<br />

ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> het klinische oordeel wordt door de werkgroep niet<br />

aanbevol<strong>en</strong>. De functie <strong>van</strong> dergelijke lijst<strong>en</strong> voor de klinische praktijk is dat<br />

zij ev<strong>en</strong>tueel di<strong>en</strong>st kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> als geheug<strong>en</strong>steun.<br />

5 Aspecifieke observeerbare factor<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om zogehet<strong>en</strong> niet-pluisgevoel<strong>en</strong>s serieus te nem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te besprek<strong>en</strong> met collega’s <strong>en</strong> met de patiënt.<br />

6 Risico op uitlokk<strong>en</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om naar suïcidaal gedrag te vrag<strong>en</strong> als daar<br />

aanleiding voor is. Patiënt<strong>en</strong> waarder<strong>en</strong> daarbij e<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deskundige houding <strong>van</strong> de professional. Het kan nodig zijn de<br />

gesprekstechniek af te stemm<strong>en</strong> op specifieke gevoelighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

patiënt wanneer deze uit het gesprek blijk<strong>en</strong>.<br />

7 Herhaalfrequ<strong>en</strong>tie<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om onderzoek naar suïcidaal op geregelde<br />

mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te herhal<strong>en</strong>. Formele mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om het onderzoek te herhal<strong>en</strong><br />

zijn kritische mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong>, crisissituaties, <strong>en</strong> onverwachte<br />

verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag die niet zijn<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, vervolgafsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde de ontwikkeling in het<br />

suïcidale gedrag te kunn<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>.<br />

8 Intoxicatie als belemmering<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

geïntoxiceerde patiënt<strong>en</strong> uit te stell<strong>en</strong> tot zij goed aanspreekbaar zijn. De<br />

veiligheid <strong>van</strong> de pati<strong>en</strong>t mag daarbij niet uit het oog word<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.<br />

Ook dan is het <strong>van</strong> belang om het onderzoek op e<strong>en</strong> later tijdstip nog e<strong>en</strong>s<br />

te herhal<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om behandelafsprak<strong>en</strong> voor geïntoxiceerde patiënt<strong>en</strong><br />

voor de patiënt op schrift te stell<strong>en</strong>, ook al lijkt het bewustzijn helder.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 259<br />

Hoofdstuk 5 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

2 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

2.1 Biologische factor<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om onderzoek naar e<strong>en</strong> familiaire belasting niet<br />

selectief te richt<strong>en</strong> op de ev<strong>en</strong>tuele g<strong>en</strong>etische belasting, maar vooral op<br />

de actuele stressfactor<strong>en</strong> die het suïcidale gedrag direct beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

• Er zijn (nog) ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige aanwijzing<strong>en</strong> op basis waar<strong>van</strong> biologische<br />

markers gebruikt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de klinische praktijk. Het gebruik <strong>van</strong><br />

biologische markers wordt voor de klinische praktijk niet aanbevol<strong>en</strong>.<br />

2.2 Persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om suïcidepoging<strong>en</strong>, vooral bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> 45<br />

jaar, op te vatt<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> belangrijke risico-indicator voor sterfte door<br />

suïcide.<br />

• In het algeme<strong>en</strong> wordt aanbevol<strong>en</strong> om bij het onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag aan te sluit<strong>en</strong> bij leeftijdsspecifieke thema’s.<br />

• nb Specifieke thema’s over jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verder uitgewerkt<br />

in hoofdstuk 6, paragraaf 3 <strong>en</strong> 4.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

te inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> in welke mate de patiënt beschikt over<br />

probleemoplossingvaardighed<strong>en</strong>.<br />

• Bij persoonlijkheidsonderzoek in het kader <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is het aan<br />

te bevel<strong>en</strong> in het bijzonder te lett<strong>en</strong> op de mate <strong>van</strong> neuroticisme.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om de seksuele geaardheid <strong>van</strong> de patiënt te<br />

betrekk<strong>en</strong> in het onderzoek naar suïcidaal gedrag.<br />

2.3 Lev<strong>en</strong>sovertuiging<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij het onderzoek <strong>van</strong> religie als bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor voor suïcidaal gedrag de mate <strong>van</strong> actieve betrokk<strong>en</strong>heid specifiek<br />

na te vrag<strong>en</strong>.<br />

2.4 Maatschappelijke factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het steunsysteem<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> maatschappelijke <strong>en</strong> steunfactor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met suïcidaal gedrag, zoals werkloosheid, lage sociaaleconomische status,<br />

de status <strong>van</strong> alle<strong>en</strong>staande, <strong>en</strong> beroepsrisico’s <strong>van</strong> groep<strong>en</strong> die beschikk<strong>en</strong><br />

over letale middel<strong>en</strong>, in het onderzoek te betrekk<strong>en</strong>.


260 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

3 Stressor<strong>en</strong><br />

3.1 Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag bij de<br />

anamnese, de heteroanamnese <strong>en</strong> het onderzoek na te gaan of sprake<br />

is <strong>van</strong> symptom<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing bij de anamnese, de heteroanamnese <strong>en</strong> het onderzoek na te<br />

gaan of sprake is <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiatrische aando<strong>en</strong>ing of e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis na te gaan<br />

of sprake is <strong>van</strong> comorbide depressie of e<strong>en</strong> stoornis in het gebruik <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> psychologische dim<strong>en</strong>sies als impulsiviteit, wanhoop <strong>en</strong><br />

angst.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<br />

of e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis die zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, vlak voor het ontslag<br />

navraag te do<strong>en</strong> naar de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong>, ook als hun<br />

toestand verbeterd lijkt.<br />

• Tev<strong>en</strong>s is het sterk aan te bevel<strong>en</strong> voor dergelijke patiënt<strong>en</strong>, voor zij met<br />

ontslag gaan aansluit<strong>en</strong>de nazorg tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> om het eerste<br />

contact kort na ontslag te lat<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

3.2 Psychologische factor<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te<br />

inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong> of de patiënt zich wanhopig voelt, ge<strong>en</strong> toekomstplann<strong>en</strong><br />

heeft, in sterke mate negatieve gedacht<strong>en</strong> heeft over zichzelf of<br />

dwangmatige gedacht<strong>en</strong> heeft over suïcide. Ook is het aan te bevel<strong>en</strong> na te<br />

gaan of er sprake is <strong>van</strong> agressie <strong>en</strong>/ of impulsiviteit.<br />

3.3 Negatieve ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong><br />

• In het onderzoek naar suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t de professional oog te<br />

hebb<strong>en</strong> voor rec<strong>en</strong>te verliez<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

in sam<strong>en</strong>hang met andere risicofactor<strong>en</strong> te onderzoek<strong>en</strong>, vooral in<br />

sam<strong>en</strong>hang met psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Verlieservaring<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

bestaande psychiatrische problem<strong>en</strong> ernstiger mak<strong>en</strong>, of psychiatrische<br />

problem<strong>en</strong> oproep<strong>en</strong>.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 261<br />

4 Structuurdiagnose, prognose <strong>en</strong> behandelplan<br />

4.1 Risicoweging<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om op basis <strong>van</strong> de beschikbare informatie te<br />

kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> diagnostische formulering waarin de aard <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> de<br />

suïcidale toestand wordt beschrev<strong>en</strong> in sam<strong>en</strong>hang met psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, rele<strong>van</strong>te risico- <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate<br />

waarin de patiënt in staat geacht mag word<strong>en</strong> zijn of haar belang<strong>en</strong> te<br />

overzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>. Het is in dit verband ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan te bevel<strong>en</strong><br />

heteroanamnestisch onderzoek te do<strong>en</strong>.<br />

• Psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>, vooral depressieve stoorniss<strong>en</strong>, verdi<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

specifieke aandacht. K<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> risico- <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> voor<br />

suïcidaal gedrag kan nuttig zijn bij het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong><br />

licht werp<strong>en</strong> op de herkomst, de ernst <strong>en</strong> behandelmogelijkhed<strong>en</strong>. In het<br />

zakelijk afvink<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> ziet de werkgroep ge<strong>en</strong> meerwaarde.<br />

De diagnostische formulering mondt uit in e<strong>en</strong> individuele inschatting<br />

<strong>van</strong> de prognose <strong>en</strong> e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan. Interv<strong>en</strong>ties word<strong>en</strong><br />

afgestemd op het veiligheids- <strong>en</strong> behandelbeleid. De naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt word<strong>en</strong> bij de afstemming <strong>en</strong> uitvoering <strong>van</strong> dit beleid waar<br />

mogelijk betrokk<strong>en</strong>.<br />

• De professional wordt aanbevol<strong>en</strong> bij de indicatiestelling rek<strong>en</strong>ing te<br />

houd<strong>en</strong> met opvatting<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt over de aard <strong>en</strong><br />

de int<strong>en</strong>siteit <strong>van</strong> noodzakelijke professionele hulp, de b<strong>en</strong>utting <strong>van</strong><br />

bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

risicofactor<strong>en</strong>.<br />

• De professional wordt aanbevol<strong>en</strong> de indicatiestelling <strong>en</strong> het<br />

behandelbeleid regelmatig te toets<strong>en</strong> aan de hand <strong>van</strong> het effect er<strong>van</strong> op<br />

het suïcidale gedrag, de tevred<strong>en</strong>heid <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s naast<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de mate waarin de situatie voor de patiënt veilig is.<br />

Hoofdstuk 6 Diagnostiek bij specifieke groep<strong>en</strong><br />

3 Jonger<strong>en</strong><br />

• Bij jongere kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is het vereist <strong>en</strong> bij oudere<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is het sterk aan te bevel<strong>en</strong> om bij het onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag de ouders te betrekk<strong>en</strong>, ook als de jongere zegt dat hij dit<br />

niet wil of niet nodig vindt.<br />

3.1 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong><br />

• Het onderzoek naar kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> voor suïcide is bij jonger<strong>en</strong><br />

niet anders dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (zie hoofdstuk 5, paragraaf 2).


262 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

3.2 Stressor<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong><br />

• Het onderzoek naar stressor<strong>en</strong> in relatie tot suïcidaal gedrag bij jonger<strong>en</strong> is<br />

niet anders dan bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (zie hoofdstuk 5, paragraaf 3).<br />

• Het is <strong>van</strong> belang is om het onderzoek naar suïcidaal gedrag bij e<strong>en</strong><br />

jongere af te stemm<strong>en</strong> op di<strong>en</strong>s ontwikkelingsfase. Daarom is het aan te<br />

bevel<strong>en</strong> dat dit onderzoek wordt verricht door e<strong>en</strong> professional met k<strong>en</strong>nis<br />

<strong>van</strong> <strong>en</strong> ervaring met deze leeftijdsgroep.<br />

• Contact mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïcidale jongere is ev<strong>en</strong>als bij e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong>e <strong>van</strong><br />

groot belang voor het onderzoek: vooral <strong>van</strong>wege mogelijke aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis. Daarom is het aan te bevel<strong>en</strong> dat dit<br />

onderzoek wordt gedaan door e<strong>en</strong> professional met k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring op<br />

dit terrein.<br />

4 Ouder<strong>en</strong><br />

4.1 Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om iedere suïcidepoging bij e<strong>en</strong> oudere op te vatt<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> indicatie voor e<strong>en</strong> nader<strong>en</strong>de suïcide.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om de biografie <strong>en</strong> de sociale situatie te betrekk<strong>en</strong> bij<br />

het onderzoek naar suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

4.2 Stressor<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong><br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om alle verliez<strong>en</strong> waarmee ouder<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>,<br />

op te vatt<strong>en</strong> als mogelijke stressor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> in het<br />

ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. De professional moet zich daarbij realiser<strong>en</strong><br />

dat meestal meerdere verliez<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om alert te zijn op depressie, middel<strong>en</strong>misbruik<br />

<strong>en</strong> somatische problem<strong>en</strong> zoals pijn, omdat deze bij ouder<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> als<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor het ontstaan <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Het wordt aanbevol<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> bij wie diverse risicoverhog<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

voor suïcidaal gedrag aanwezig zijn, minimaal e<strong>en</strong>maal per jaar te<br />

scre<strong>en</strong><strong>en</strong> op de aanwezigheid <strong>van</strong> doodsgedacht<strong>en</strong>.<br />

4.3 Het diagnostische proces bij ouder<strong>en</strong><br />

• Bij het onderzoek naar suïcidaal gedrag is e<strong>en</strong> multifactoriële b<strong>en</strong>adering<br />

het meest pass<strong>en</strong>d. Leeftijd, geslacht, de aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

psychiatrische stoornis, middel<strong>en</strong>gebruik, wanhoop, e<strong>en</strong>zaamheid, fysiek<br />

welbevind<strong>en</strong>, lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> zingeving zijn factor<strong>en</strong> die <strong>van</strong><br />

belang zijn.<br />

• Juist bij ouder<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de professional bij het onderzoek zich bewust te<br />

zijn <strong>van</strong> zijn eig<strong>en</strong> visie <strong>en</strong> houding teg<strong>en</strong>over doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong>.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 263<br />

• M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t alert te zijn op onderrapportage <strong>van</strong> de oudere <strong>en</strong><br />

onder<strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> de hulpverl<strong>en</strong>er.<br />

5 Immigrant<strong>en</strong><br />

• Op basis <strong>van</strong> de beschikbare evid<strong>en</strong>tie zijn er onvoldo<strong>en</strong>de grond<strong>en</strong> om<br />

algem<strong>en</strong>e aanbeveling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> voor onderzoek naar suïcidaal gedrag bij<br />

immigrant<strong>en</strong>. Het contact legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

bij immigrant<strong>en</strong> vraagt om e<strong>en</strong> cultuurs<strong>en</strong>sitieve b<strong>en</strong>adering.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij jonge Turkse <strong>en</strong> Surinaamse vrouw<strong>en</strong> (15-24<br />

jaar) die e<strong>en</strong> suïcidepoging do<strong>en</strong>, aandacht te bested<strong>en</strong> aan de relatie met<br />

de ouders <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> die zijn opgelegd <strong>van</strong>wege opvatting<strong>en</strong> over eer<br />

<strong>en</strong> maagdelijkheid <strong>en</strong> over de positie <strong>van</strong> meisjes <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

6 Herhaald suïcidaal gedrag<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij het inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de kans op herhaling <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag te onderzoek<strong>en</strong> of de patiënt eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging heeft<br />

gedaan, ooit in psychiatrische <strong>behandeling</strong> was of op het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> de<br />

poging is, <strong>en</strong> of bij de suïcidepoging bezodiazepin<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gebruikt.<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij patiënt<strong>en</strong> met (herhaald) suïcidaal gedrag te<br />

onderzoek<strong>en</strong> of er sprake is <strong>van</strong> behandelbare psychiatrische (co-)<br />

morbiditeit. Tev<strong>en</strong>s di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> nagegaan wat de aanleiding was tot<br />

de huidige suïcidepoging, wat in het verled<strong>en</strong> aanleiding<strong>en</strong> war<strong>en</strong> tot<br />

het do<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging <strong>en</strong> waar de patiënt in de huidige situatie<br />

behoefte aan heeft.<br />

• Bij patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan door snijd<strong>en</strong>, of door<br />

e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> method<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t sterker rek<strong>en</strong>ing te word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

met de kans op herhaling op korte termijn dan bij patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

poging hebb<strong>en</strong> gedaan door e<strong>en</strong> overdosis medicatie.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij chronische suïcidale patiënt<strong>en</strong> in situaties<br />

waarin sprake is <strong>van</strong> verandering<strong>en</strong> in het gedrag (bijvoorbeeld to<strong>en</strong>ame<br />

<strong>van</strong> psychiatrische (co-) morbiditeit), bij problem<strong>en</strong> in de relatie met<br />

de behandelaar, e<strong>en</strong> reëel of dreig<strong>en</strong>d verlies, actualisering <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

trauma, of ernstige kr<strong>en</strong>king, zorgvuldig te onderzoek<strong>en</strong> of sprake is <strong>van</strong><br />

verergering <strong>van</strong> het suïcidale gedrag.<br />

• Gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die aanleiding hebb<strong>en</strong> gegegev<strong>en</strong> tot de suïcidepoging,<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> zorgvuldig te word<strong>en</strong> gerapporteerd, zodat <strong>van</strong> deze k<strong>en</strong>nis<br />

gebruik kan word<strong>en</strong> gemaakt in de diagnostische fase wanneer de patiënt<br />

ev<strong>en</strong>tueel opnieuw e<strong>en</strong> suïcidepoging doet.


264 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Hoofdstuk 7 Eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

2 Somatische, psychiatrische <strong>en</strong> psychosociale interv<strong>en</strong>ties<br />

• Het is vereist e<strong>en</strong> somatisch arts in te schakel<strong>en</strong> wanneer bij e<strong>en</strong> suïcidale<br />

patiënt aanwijzing<strong>en</strong> bestaan voor e<strong>en</strong> somatische aando<strong>en</strong>ing. Het is<br />

vereist om e<strong>en</strong> professional met gespecialiseerde k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag in te schakel<strong>en</strong> bij iedere patiënt die e<strong>en</strong> suïcidepoging of serieuze<br />

suïcidale uitsprak<strong>en</strong> heeft gedaan, of die ander gedrag vertoont dat e<strong>en</strong><br />

serieus risico <strong>van</strong> suïcide kan do<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om eerste interv<strong>en</strong>ties te richt<strong>en</strong> op beïnvloeding <strong>van</strong><br />

het suïcidale gedrag <strong>en</strong> de directe aanleiding<strong>en</strong> daar<strong>van</strong>. Daarbij behor<strong>en</strong><br />

het bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt, het bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

werkrelatie, behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiatrische ontregeling<strong>en</strong>, het vaststell<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de juiste plaats <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> de continuïteit<br />

<strong>van</strong> <strong>behandeling</strong>, <strong>en</strong> voor zover mogelijk het betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> bij dit<br />

proces.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om aan patiënt<strong>en</strong> waarbij er e<strong>en</strong> (vermoed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong>) psychiatrische stoornis is, psycho-educatie te gev<strong>en</strong> over de<br />

stoornis, het suïcidale gedrag dat daarmee in verband staat, <strong>en</strong> de<br />

risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die medebepal<strong>en</strong>d zijn. Het is<br />

sterk aan te bevel<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk daarbij naast<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> met patiënt met suïcidaal gedrag e<strong>en</strong> werkhypothese<br />

op te stell<strong>en</strong> om te kom<strong>en</strong> tot <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> beïnvloedbare factor<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong>einde suïcidaal gedrag te verminder<strong>en</strong> of te hanter<strong>en</strong>. Daarbij is het<br />

vereist vast te stell<strong>en</strong> of actuele psychiatrische verschijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> directe<br />

aanleiding<strong>en</strong>, meestal psychosociale stressor<strong>en</strong>, beïnvloedbaar zijn.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging door e<strong>en</strong><br />

psychiater te lat<strong>en</strong> beoordel<strong>en</strong>. Daarbij zal verwijzing voor specialistische<br />

<strong>behandeling</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>.<br />

3 WGBO <strong>en</strong> Wet Bopz<br />

WGBO Wet op de G<strong>en</strong>eeskundige Behandelingsovere<strong>en</strong>komst<br />

Wet Bopz Wet bijzondere opneming<strong>en</strong> in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong><br />

• Het is vereist indi<strong>en</strong> somatische <strong>behandeling</strong> nodig is t<strong>en</strong>einde ernstig<br />

nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> maar de patiënt dit weigert of zich verzet, de<br />

beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid ter zake door e<strong>en</strong> arts te lat<strong>en</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist dat, indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag wilsonbekwaam<br />

is maar <strong>behandeling</strong> weigert of zich hierteg<strong>en</strong> verzet, de arts handelt<br />

volg<strong>en</strong>s de wgbo als ‘goed hulpverl<strong>en</strong>er’ om nadeel voor de patiënt te<br />

voorkom<strong>en</strong>. Tegelijkertijd is aan te bevel<strong>en</strong> dat de professional zoekt naar<br />

alternatiev<strong>en</strong>, probeert de patiënt te overtuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> blijft strev<strong>en</strong> naar<br />

cons<strong>en</strong>sus.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 265<br />

• Het is vereist dat, indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag <strong>behandeling</strong><br />

weigert of zich hierteg<strong>en</strong> verzet, e<strong>en</strong> arts of psychiater beoordeelt of<br />

dwangopname volg<strong>en</strong>s de Wet Bopz nodig is om gevaar voortvloei<strong>en</strong>d uit<br />

e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

• Het is vereist om somatische <strong>behandeling</strong> ter voorkoming <strong>van</strong> ernstige<br />

lichamelijke schade voorrang te gev<strong>en</strong>.<br />

4 Therapietrouw<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging onmiddellijk aansluit<strong>en</strong>de<br />

zorg te regel<strong>en</strong> <strong>en</strong> strategieën toe te pass<strong>en</strong> die de therapietrouw kunn<strong>en</strong><br />

verhog<strong>en</strong>, zoals telefonische follow-up, het stur<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kaartje, of e<strong>en</strong><br />

huisbezoek.<br />

5 Non-suïcidecontract<br />

• Het is sterk af te rad<strong>en</strong> gebruik te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> non-suïcidecontract<br />

in acute situaties of bij onbek<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong>. In langer dur<strong>en</strong>de<br />

therapeutische relaties is het soms te overweg<strong>en</strong> om mondelinge afsprak<strong>en</strong><br />

te hanter<strong>en</strong> als middel om suïcidaal gedrag bespreekbaar te mak<strong>en</strong>.<br />

6 Signalerings- of veiligheidsplan<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij regelmatig terugker<strong>en</strong>d suïcidaal gedrag e<strong>en</strong><br />

veiligheidsplan, e<strong>en</strong> signaleringsplan <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> crisisresponskaart op te<br />

stell<strong>en</strong> voor het omgaan met toekomstig suïcidaal gedrag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> de inhoud <strong>en</strong> het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

signaleringsplan of crisisresponskaart regelmatig, in ieder geval na elke<br />

suïcidale crisis, te evaluer<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om verpleegkundig<strong>en</strong> bij het opstell<strong>en</strong> <strong>en</strong> evaluer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> signaleringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisresponskaart<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol te<br />

lat<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> seh of andere acute setting patiënt<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hun naast<strong>en</strong> zowel mondeling als schriftelijk te informer<strong>en</strong> over het<br />

mogelijk terugker<strong>en</strong>de karakter <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> de stapp<strong>en</strong> die<br />

dan gezet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, vooral over hoe <strong>en</strong> waar professionele hulp<br />

ingeschakeld kan word<strong>en</strong>.


266 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Hoofdstuk 8 Behandeling op langere termijn<br />

2 Medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong> biologische interv<strong>en</strong>ties<br />

2.1 Antidepressiva<br />

2.2 Anxiolytica<br />

2.3 Elektroconvulsietherapie (ECT)<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> e<strong>en</strong> matige<br />

tot ernstige depressie met antidepressiva te behandel<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> antidepressieve medicatie voor korte period<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> in kleine hoeveelhed<strong>en</strong> per recept voor te schrijv<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> suïcidale depressieve patiënt<strong>en</strong> steeds opnieuw te<br />

zi<strong>en</strong> met korte tuss<strong>en</strong>poz<strong>en</strong>.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij de medicam<strong>en</strong>teuze <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag bij depressieve patiënt<strong>en</strong> te kiez<strong>en</strong> voor niet-tricyclische<br />

antidepressiva <strong>en</strong> niet-MAO-remmers, <strong>van</strong>wege de toxiciteit bij e<strong>en</strong><br />

overdosis.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> suïcidale patiënt die qua stemming goed<br />

lijkt te reager<strong>en</strong> op antidepressiva, in het bijzonder na te gaan of ook het<br />

suïcidale gedrag afneemt.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij het begin <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> met<br />

antidepressieve medicatie att<strong>en</strong>t te zijn op de mogelijkheid <strong>van</strong> plotselinge<br />

to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> suïcidale patiënt<strong>en</strong> die ook geagiteerd of angstig<br />

zijn of lijd<strong>en</strong> aan slapeloosheid, te behandel<strong>en</strong> met anxiolytica of<br />

antipsychotica.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij acuut optred<strong>en</strong>d ernstig suïcidaal gedrag bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressie ect toe te pass<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong>, adequaat behandeld met<br />

antidepressiva, ook na beëindiging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> opname of bij e<strong>en</strong> overgang<br />

<strong>van</strong> klinische naar ambulante <strong>behandeling</strong> alert te zijn op terugval in<br />

suïcidaal gedrag.<br />

2.4 Antipsychotica, psychotherapie <strong>en</strong> psychotische stoorniss<strong>en</strong><br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met psychotische stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag te behandel<strong>en</strong> met clozapine.<br />

2.5 Lithium<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met bipolaire stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag te behandel<strong>en</strong> met lithium <strong>en</strong> bij ev<strong>en</strong>tueel stak<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

<strong>behandeling</strong> patiënt<strong>en</strong> te informer<strong>en</strong> over het (her-) optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> h<strong>en</strong> daarna int<strong>en</strong>sief te volg<strong>en</strong>.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 267<br />

3 Probleemoplossingsb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> <strong>en</strong> cognitieve gedragstherapie<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

e<strong>en</strong> probleemoplossingsgerichte of cognitieve therapie gericht op de<br />

suïcidaliteit aan te bied<strong>en</strong>.<br />

4 Stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

4.1 Behandeling bij depressie<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> psychotherapeutische <strong>en</strong> farmacologische<br />

behandelvorm<strong>en</strong> voor depressie toe te pass<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag bij depressieve patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Voor de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> wanhoop bij suïcidale depressieve patiënt<strong>en</strong> kan<br />

de toepassing <strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> in de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressieve patiënt<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag, naast de depressie ook het suïcidale gedrag als focus <strong>van</strong><br />

de <strong>behandeling</strong> te nem<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> voor e<strong>en</strong> depressie na te gaan of<br />

er nog suïcidegedacht<strong>en</strong> aanwezig zijn.<br />

4.2 Behandeling bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong><br />

• Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

is te overweg<strong>en</strong> dialectische gedragstherapie (dgt) aan te bied<strong>en</strong> als<br />

<strong>behandeling</strong> om suïcidaal gedrag <strong>en</strong> lichamelijk letsel terug te dring<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het ggz-zorggebruik te verminder<strong>en</strong>.<br />

• Het is te overweg<strong>en</strong> om aan patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis cognitieve gedragstherapie aan te bied<strong>en</strong> ter<br />

vermindering <strong>van</strong> het suïcidale gedrag.<br />

• Bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis is te overweg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de volg<strong>en</strong>de<br />

therapievorm<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong>: m<strong>en</strong>talization-based therapie, schemafocused<br />

therapie, transfer<strong>en</strong>ce-focused therapie, <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

psychodynamische therapie.<br />

4.3 Overige veelvoorkom<strong>en</strong>de stress-kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag<br />

aandacht te hebb<strong>en</strong> voor:<br />

– gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop;<br />

– gebruik <strong>van</strong> alcohol <strong>en</strong> andere psychotrope stoff<strong>en</strong>;<br />

– ervaring<strong>en</strong> met seksueel misbruik <strong>en</strong> geweld;<br />

– dwangmatige preoccupatie met suïcide;<br />

– slapeloosheid;<br />

– de fysieke conditie als gevolg <strong>van</strong> lichamelijke ziekt<strong>en</strong>;<br />

– suïcide <strong>en</strong>/of suïcidaal gedrag in de familie <strong>van</strong> de patiënt;


268 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

– negatieve ervaring<strong>en</strong> met hulpverl<strong>en</strong>ing in verband met suïcidaal<br />

gedrag;<br />

– gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> schuld, waardeloosheid <strong>en</strong> zelfhaat;<br />

– ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of verandering<strong>en</strong> in de omgeving <strong>en</strong> in<br />

het sociale netwerk <strong>van</strong> de patiënt.<br />

5 Verpleegkundige interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> methodiek<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat verpleegkundig<strong>en</strong> scholingsprogramma’s<br />

voor het omgaan met suïcidaal gedrag volg<strong>en</strong>. Dat geldt overig<strong>en</strong>s<br />

ook voor de andere doelgroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>: psychiaters, arts<strong>en</strong>,<br />

psycholog<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychotherapeut<strong>en</strong>.<br />

• Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s is sterk aan te bevel<strong>en</strong> dat professionals die regelmatig werk<strong>en</strong><br />

met patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, super- <strong>en</strong> intervisie volg<strong>en</strong>.<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt om in de langdur<strong>en</strong>de zorg bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag expliciet aandacht te bested<strong>en</strong> aan het bied<strong>en</strong> <strong>van</strong> hoop, door<br />

realistische toekomstperspectiev<strong>en</strong> te besprek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door het opdo<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

positieve ervaring<strong>en</strong>.<br />

• Verpleegkundig<strong>en</strong> in de langdur<strong>en</strong>de zorg wordt aanbevol<strong>en</strong> met<br />

patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag met regelmaat de volg<strong>en</strong>de thema’s te<br />

besprek<strong>en</strong>: kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>; wat maakt het lev<strong>en</strong> de moeite waard;<br />

wat is in het lev<strong>en</strong> belast<strong>en</strong>d <strong>en</strong> draagt mogelijk bij aan suïcidaal gedrag;<br />

suïcidale gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, gedraging<strong>en</strong> <strong>en</strong> plann<strong>en</strong>; de neiging<strong>en</strong><br />

om zichzelf iets aan te do<strong>en</strong>. Deze punt<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> bij<br />

evaluaties <strong>van</strong> het behandelplan.<br />

6 Chronisch suïcidaal gedrag<br />

• Neem chronisch suïcidaal gedrag perman<strong>en</strong>t serieus, maar wees<br />

terughoud<strong>en</strong>d in het onmiddellijk ondernem<strong>en</strong> <strong>van</strong> bescherm<strong>en</strong>de acties.<br />

• Zoek naar de bron <strong>en</strong> het voortdur<strong>en</strong> <strong>van</strong> de psychische nood, in e<strong>en</strong><br />

langdur<strong>en</strong>d <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t met de patiënt.<br />

• Voorkom zelf het slachtoffer te word<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidale dreiging <strong>van</strong> de<br />

patiënt; blijf strev<strong>en</strong> naar verandering <strong>en</strong> spreek de patiënt aan op <strong>en</strong> naar<br />

zijn autonome vermog<strong>en</strong>.<br />

• Wees alert op handel<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit teg<strong>en</strong>overdracht: vooral onmacht <strong>en</strong><br />

agressie; maak regelmatig gebruik <strong>van</strong> inter- of supervisie.<br />

• Blijf waakzaam op acute fas<strong>en</strong> in het chronische suïcidale gedrag <strong>en</strong><br />

overweeg in geval <strong>van</strong> ‘acuut op chronisch risico’ zorgint<strong>en</strong>sivering.<br />

• Verzeker je <strong>van</strong> steun op elk niveau <strong>van</strong> de organisatie bij ernstige dreiging<br />

met suïcide <strong>en</strong> homicide.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 269<br />

Hoofdstuk 9 Behandeling <strong>van</strong> specifieke groep<strong>en</strong><br />

2 Jonger<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag zo snel mogelijk <strong>en</strong> zo int<strong>en</strong>sief als haalbaar is, de ouders<br />

<strong>en</strong>/of opvoeders te betrekk<strong>en</strong>. De hulp aan de adolesc<strong>en</strong>t wordt aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

beter als gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> de informatie waarover de ouders<br />

<strong>en</strong>/of opvoeders beschikk<strong>en</strong>, <strong>van</strong> hun betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> zorg <strong>en</strong> <strong>van</strong> hun<br />

verantwoordelijkheid <strong>en</strong> gezag.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij het beoordel<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheidaspect<strong>en</strong><br />

niet slechts de toestand <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t te beoordel<strong>en</strong>, maar ook de<br />

draagkracht <strong>van</strong> de ouders <strong>en</strong>/of opvoeders <strong>en</strong> hun vermog<strong>en</strong>s om binn<strong>en</strong><br />

de thuissituatie de veiligheid te organiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> garander<strong>en</strong>.<br />

3 Ouder<strong>en</strong><br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij acuut suïcidaal gedrag of bij e<strong>en</strong> eerste<br />

contact over suïcidaal gedrag of doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>, onmiddellijk de<br />

continuïteit <strong>van</strong> aansluit<strong>en</strong>de zorg te waarborg<strong>en</strong>.<br />

• Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om slaapstoorniss<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag zo spoedig mogelijk te behandel<strong>en</strong>. Bij ouder<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> ontrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> geadviseerd andere lange- <strong>en</strong><br />

kortetermijninterv<strong>en</strong>ties te hanter<strong>en</strong>, zoals slaapadviez<strong>en</strong>, gedragsmatige<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> andere seder<strong>en</strong>de medicatie.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij ouder<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie<br />

met suïcidaal gedrag SSRI’s als medicatie te overweg<strong>en</strong>.<br />

• Het is aan te bevel<strong>en</strong> om psychotherapeutische behandelvorm<strong>en</strong> te<br />

overweg<strong>en</strong> bij depressies met suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong>.<br />

• Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag ook te strev<strong>en</strong> naar verbetering <strong>van</strong> het fysieke welbevind<strong>en</strong>.<br />

• Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om indi<strong>en</strong> mogelijk de naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> ouder<strong>en</strong> te<br />

ondersteun<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het behandelplan te betrekk<strong>en</strong>.<br />

• Het wordt aangerad<strong>en</strong> om iedere oudere met suïcidaal gedrag e<strong>en</strong><br />

geïntegreerde <strong>behandeling</strong> op maat te bied<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de disciplines <strong>en</strong> de eerste- <strong>en</strong> tweedelijnszorg is hierbij e<strong>en</strong><br />

voorwaarde.


270 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Hoofdstuk 10 Professioneel handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide<br />

2 Direct na e<strong>en</strong> suïcide<br />

2.1 Tak<strong>en</strong><br />

Tak<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong><br />

• Licht onmiddellijk de familie of andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> bij de patiënt in <strong>en</strong><br />

organiseer de op<strong>van</strong>g (plaats, mom<strong>en</strong>t, wie is aanwezig).<br />

• Zorg dat het gesprek met de familie of andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> wordt gevoerd<br />

door de hoofdbehandelaar, ev<strong>en</strong>tueel in aanwezigheid <strong>van</strong> de geestelijk<br />

verzorger <strong>van</strong> de instelling, <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> mogelijk deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die kort voor het<br />

overlijd<strong>en</strong> nauw bij de patiënt betrokk<strong>en</strong> war<strong>en</strong>.<br />

• Informeer zo nodig led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het behandelteam die vrij zijn.<br />

• Zorg voor de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> betrokk<strong>en</strong> teamled<strong>en</strong>. Maak gebruik <strong>van</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> voor op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> personeel na traumatische<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

• Informeer de eindverantwoordelijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de instelling.<br />

• Informeer de huisarts <strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Zorg dat de status, het verpleegkundig dossier <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel andere<br />

rele<strong>van</strong>te docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ter beschikking blijv<strong>en</strong> voor de evaluatie <strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele melding aan de inspectie.<br />

• Overleg met het team <strong>en</strong> de familie of het mogelijk is de begraf<strong>en</strong>is of<br />

crematie bij te won<strong>en</strong>.<br />

• Maak afsprak<strong>en</strong> met het team <strong>en</strong> de familie hoe verdere nazorg wordt<br />

geregeld. Overweeg welke andere betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> (bijvoorbeeld de huisarts)<br />

hierbij e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

• Zorg voor uitvoerige rapportage door direct betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> (zelf schrijv<strong>en</strong>, of<br />

lat<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>) (zie verder paragraaf 6).<br />

Tak<strong>en</strong> na opname of ambulante <strong>behandeling</strong><br />

• Zorg voor de veiligheid <strong>van</strong> medepatiënt<strong>en</strong> (zorg voor voldo<strong>en</strong>de<br />

personeel, sluit indi<strong>en</strong> nodig de deur).<br />

• Informeer de medepatiënt<strong>en</strong>. Aandachtspunt hierbij is de timing; zo snel<br />

mogelijk maar kies e<strong>en</strong> geschikt mom<strong>en</strong>t. Schakel ev<strong>en</strong>tueel de geestelijk<br />

verzorger in (ook <strong>van</strong> belang bij ambulante groeps<strong>behandeling</strong><strong>en</strong>).<br />

• Onderzoek de medepatiënt<strong>en</strong> op de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> neem zo nodig maatregel<strong>en</strong> (ook <strong>van</strong> belang bij ambulante<br />

groeps<strong>behandeling</strong><strong>en</strong>).<br />

• Organiseer indi<strong>en</strong> noodzakelijk de id<strong>en</strong>tificatie <strong>van</strong> de patiënt. Hierbij<br />

kunn<strong>en</strong> familieled<strong>en</strong>, andere nabestaand<strong>en</strong> of led<strong>en</strong> <strong>van</strong> het behandelteam<br />

word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.


Bijlage 2 Overzicht <strong>van</strong> de aanbeveling<strong>en</strong> 271<br />

• Draag zorg voor de verzorging <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e als het lichaam is<br />

vrijgegev<strong>en</strong> door justitie. Indi<strong>en</strong> mogelijk <strong>en</strong> nodig maak het lichaam<br />

toonbaar voor de familie. Schakel ev<strong>en</strong>tueel hulp in <strong>van</strong> medewerkers <strong>van</strong><br />

het mortuarium.<br />

• Verzamel persoonlijke bezitting<strong>en</strong>. Registreer waar deze uit bestaan <strong>en</strong> wat<br />

aan de familie is gegev<strong>en</strong>.<br />

3 Op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> nabestaand<strong>en</strong><br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt in de maand<strong>en</strong> na de suïcide alert te zijn op mogelijke<br />

problem<strong>en</strong> bij de verwerking <strong>van</strong> het verlies <strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> nodig<br />

te verwijz<strong>en</strong> (zie paragraaf 4).<br />

• Aanbevol<strong>en</strong> wordt om nabestaand<strong>en</strong> att<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong> op rele<strong>van</strong>te<br />

hulpbronn<strong>en</strong> zoals www.113online.nl; <strong>en</strong> specifiek voor jonger<strong>en</strong>:<br />

www.survivalkid.nl. Deze websites bied<strong>en</strong> informatie, literatuuroverzicht<strong>en</strong>,<br />

steun <strong>en</strong> de mogelijkheid contact te hebb<strong>en</strong> met lotg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Lokaal zijn er<br />

op<strong>van</strong>gprogramma’s voor nabestaand<strong>en</strong> beschikbaar.<br />

6 Meld<strong>en</strong> aan Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)<br />

Verplicht meld<strong>en</strong><br />

Los <strong>van</strong> het interne systeem <strong>van</strong> meld<strong>en</strong> <strong>en</strong> ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide moet<strong>en</strong> ggzinstelling<strong>en</strong><br />

suïcides in de volg<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> te all<strong>en</strong> tijde meld<strong>en</strong> bij de<br />

Inspectie voor de Gezondheidszorg (igz):<br />

• wanneer e<strong>en</strong> Bopz-maatregel <strong>van</strong> kracht was, zoals e<strong>en</strong> rechterlijke<br />

machtiging (rm) of e<strong>en</strong> inbewaringstelling (ibs);<br />

• wanneer sprake was <strong>van</strong> beperk<strong>en</strong>de middel<strong>en</strong>, waaronder e<strong>en</strong> verblijf in<br />

e<strong>en</strong> p<strong>en</strong>it<strong>en</strong>tiaire inrichting, e<strong>en</strong> for<strong>en</strong>sisch psychiatrische kliniek of e<strong>en</strong><br />

justitiële jeugdinrichting;<br />

• wanneer de instelling <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing is dat de suïcide sam<strong>en</strong>hangt met<br />

tekortkom<strong>en</strong>de zorg.<br />

De meldingsplicht geldt ook voor suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig blijv<strong>en</strong>d<br />

letsel. Voor gedetailleerde informatie over de meldingsprocedures zie<br />

www.igz.nl.


Bijlage 3<br />

Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de<br />

hulp (SEH) <strong>en</strong> huisarts<br />

Professionals werkzaam op e<strong>en</strong> afdeling Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp (seh) <strong>en</strong> huisarts<strong>en</strong><br />

zijn niet ingebed in de ggz. Omdat zij veel in aanraking kom<strong>en</strong> met<br />

patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag, heeft de werkgroep voor h<strong>en</strong>, uitgaande<br />

<strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong>, de volg<strong>en</strong>de aanbeveling<strong>en</strong> geformuleerd.<br />

1 Spoedeis<strong>en</strong>de hulp<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag die op e<strong>en</strong> seh kom<strong>en</strong>, gaat het meestal<br />

om patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong> gedaan, maar er zijn ook<br />

patiënt<strong>en</strong> die op<strong>en</strong>lijk of bedekt aangev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s te hebb<strong>en</strong>. In het<br />

eerste geval zal de somatische <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> direct aandacht<br />

moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>; in beide gevall<strong>en</strong> is <strong>van</strong> belang oriënter<strong>en</strong>d onderzoek te<br />

do<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag <strong>en</strong> om e<strong>en</strong> bevoegd <strong>en</strong> bekwaam deskundige bij<br />

dit onderzoek te betrekk<strong>en</strong>.<br />

Basisvaardighed<strong>en</strong><br />

Tot de basisvaardighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> seh-professionals word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d:<br />

• het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (zie indicatie voor onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag, bijlage 4);<br />

• oriënter<strong>en</strong>d onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag;<br />

• herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis;<br />

• indicatiestell<strong>en</strong> voor verwijzing <strong>en</strong>/of consult deskundige;<br />

aandachtspunt<strong>en</strong>:<br />

– is de patiënt voldo<strong>en</strong>de somatisch stabiel;<br />

– is de patiënt psychisch voldo<strong>en</strong>de in staat tot e<strong>en</strong> gesprek<br />

Daarbij geld<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de algem<strong>en</strong>e principes: contact mak<strong>en</strong>, zorg<strong>en</strong><br />

voor veiligheid, naast<strong>en</strong> bij de zorg betrekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de continuïteit <strong>van</strong><br />

de zorg bewak<strong>en</strong>. Hier wordt aangegev<strong>en</strong> wat voor de seh specifieke<br />

aandachtspunt<strong>en</strong> zijn.<br />

1.1 Triage<br />

Tijd<strong>en</strong>s triage word<strong>en</strong> beoordeeld: de noodzaak <strong>van</strong> somatische <strong>behandeling</strong><br />

<strong>en</strong> het creër<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> veilige setting.


274 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Noodzaak <strong>van</strong> somatische <strong>behandeling</strong><br />

• De noodzakelijke somatische <strong>behandeling</strong> gaat vooraf aan psychiatrische<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

• Als e<strong>en</strong> patiënt met suïcidaal gedrag noodzakelijke <strong>behandeling</strong> weigert,<br />

moet e<strong>en</strong> inschatting word<strong>en</strong> gemaakt of de patiënt wilsbekwaam is om<br />

e<strong>en</strong> dergelijk besluit te nem<strong>en</strong>: ‘wilsbekwaam ter zake <strong>van</strong> dat oordeel’.<br />

• Als de patiënt wilsonbekwaam wordt geacht om te besliss<strong>en</strong> over de<br />

noodzakelijke somatische <strong>behandeling</strong> dan zoekt de behandelaar zo<br />

mogelijk ver<strong>van</strong>g<strong>en</strong>de toestemming. Voor maatregel<strong>en</strong> die noodzakelijk<br />

zijn om ernstig nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> uitstel duld<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de<br />

behandelaar als goed hulpverl<strong>en</strong>er conform de wgbo te handel<strong>en</strong>.<br />

• Bij twijfel over de wilsbekwaamheid in het kader <strong>van</strong> noodzakelijk<br />

somatische handel<strong>en</strong> bij suïcidaal gedrag di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> deskundige<br />

geconsulteerd te word<strong>en</strong>.<br />

Let wel: zelfs e<strong>en</strong> patiënt zonder psychiatrische stoornis die betrekkelijk<br />

impulsief twintig tablett<strong>en</strong> paracetamol slikt <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> weigert, zal in<br />

de meeste gevall<strong>en</strong> als wilsonbekwaam moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd, omdat<br />

redelijkerwijs aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat hij de consequ<strong>en</strong>ties <strong>van</strong> zijn<br />

besluit <strong>en</strong> het ernstige nadeel dat daaraan verbond<strong>en</strong> is onvoldo<strong>en</strong>de zal<br />

kunn<strong>en</strong> overzi<strong>en</strong> (zie: hoofdstuk 2, paragraaf 6, Wilsbekwaamheid <strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong>).<br />

Veilige setting<br />

• De patiënt wordt opge<strong>van</strong>g<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> setting die veilig is voor patiënt <strong>en</strong><br />

professional.<br />

• E<strong>en</strong> veilige setting creër<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t oog hebb<strong>en</strong> voor het verhinder<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> patiënt toegang heeft tot middel<strong>en</strong> waarmee hij zichzelf kan<br />

beschadig<strong>en</strong>.<br />

• Overweeg altijd of beveiligingspersoneel of extra personeel moet word<strong>en</strong><br />

ingeschakeld. Dit geldt voor alle situaties waarbij het gedrag <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

patiënt niet hanteerbaar is (bijvoorbeeld bij onrust, agressie, verwardheid,<br />

vluchtgevaar).<br />

• Overweeg wanneer de di<strong>en</strong>stdo<strong>en</strong>de psychiater, arts-assist<strong>en</strong>t psychiatrie<br />

<strong>en</strong>/of consultatief-psychiatrisch verpleegkundige moet word<strong>en</strong><br />

ingeschakeld. Dit geldt ook voor alle situaties waarbij het gedrag <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

patiënt niet hanteerbaar is, aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat beveiligingspersoneel reeds<br />

is ingeschakeld.<br />

• Beoordeling of onvrijwillige opname op e<strong>en</strong> psychiatrische afdeling<br />

nodig is, komt aan de orde als er acuut <strong>en</strong> onmiddellijk gevaar dreigt<br />

dat voortkomt uit e<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong><br />

dat alle<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>d door e<strong>en</strong> opname in e<strong>en</strong> psychiatrisch<br />

ziek<strong>en</strong>huis. Indi<strong>en</strong> deze situatie zich voordoet <strong>en</strong> de patiënt weigert<br />

opname dan is onvrijwillige opname mogelijk (zie voor toelichting:


Bijlage 3 Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (SEH) <strong>en</strong> huisarts 275<br />

hoofdstuk 7, paragraaf 3, wgbo <strong>en</strong> Bopz, <strong>en</strong> bijlage 5, paragraaf 5,<br />

Suicidaliteit <strong>en</strong> dwang: Wet Bopz).<br />

Consultatie <strong>en</strong> verwijzing<br />

De (di<strong>en</strong>stdo<strong>en</strong>de) psychiater of arts-assist<strong>en</strong>t psychiatrie of consultatief<br />

psychiatrisch verpleegkundige kunn<strong>en</strong> op elk gew<strong>en</strong>st mom<strong>en</strong>t tijd<strong>en</strong>s<br />

onderzoek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag als deskundige<br />

op de seh in consult word<strong>en</strong> gevraagd. Consultatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> deskundige<br />

wordt in ieder geval gedaan bij iedere patiënt die e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

heeft gedaan of die op de seh is gekom<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege suïcidale uiting<strong>en</strong>.<br />

Afhankelijk <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> suïcidaliteit <strong>en</strong> de diagnose wordt sam<strong>en</strong> met<br />

de patiënt <strong>en</strong> zo mogelijk ook met de naast<strong>en</strong> door de consul<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> (voorlopig)<br />

behandelplan gemaakt <strong>en</strong> wordt de juiste setting voor de uitvoering<br />

daar<strong>van</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

Bij overplaatsing binn<strong>en</strong> het ziek<strong>en</strong>huis of naar e<strong>en</strong> andere instelling<br />

hebb<strong>en</strong> de seh-arts <strong>en</strong> de consul<strong>en</strong>t beid<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verantwoordelijkheid voor<br />

continuïteit <strong>van</strong> zorg: er word<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> gemaakt wie als hoofdbehandelaar<br />

optreedt, er vindt telefonische overdracht <strong>van</strong> informatie plaats <strong>en</strong><br />

schriftelijke verslaggeving <strong>van</strong> zowel de seh-arts als de consul<strong>en</strong>t volgt zo<br />

snel mogelijk.<br />

2 Huisarts<br />

De huisarts is de professional die in contact komt met patiënt<strong>en</strong> met elke<br />

vorm <strong>van</strong> suïcidaal gedrag: met patiënt<strong>en</strong> die suïcidegedacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, die<br />

plann<strong>en</strong> daartoe hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> na hun suïcidepoging; <strong>en</strong> met nabestaand<strong>en</strong><br />

na e<strong>en</strong> suïcide. Hier volg<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor de huisarts in al deze situaties.<br />

• E<strong>en</strong> patiënt die heeft aangev<strong>en</strong> reeds e<strong>en</strong> suïcidepoging te hebb<strong>en</strong><br />

ondernom<strong>en</strong> wordt somatisch onderzocht om vast te stell<strong>en</strong> of verwijzing<br />

voor somatische <strong>behandeling</strong> nodig is.<br />

• Patiënt<strong>en</strong> met gedacht<strong>en</strong> aan de dood zonder gedacht<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> einde aan<br />

te will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> psychiatrische evaluatie in de eerste lijn voor<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis, vooral <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressieve<br />

stoornis.<br />

• Voor patiënt<strong>en</strong> die d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> einde aan te mak<strong>en</strong>, maar nog ge<strong>en</strong><br />

gedetailleerd plan hebb<strong>en</strong> moet op korte termijn e<strong>en</strong> bevoegd <strong>en</strong><br />

bekwaam deskundige word<strong>en</strong> geconsulteerd, waarbij de huisarts zich er<br />

<strong>van</strong> vergewist dat het contact ook daadwerkelijk tot stand is gekom<strong>en</strong>.<br />

• Patiënt<strong>en</strong> die concrete plann<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit de eerste lijn met<br />

spoed word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> deskundige, meestal de ggz.


276 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Als e<strong>en</strong> patiënt zich heeft gesuïcideerd wordt de geme<strong>en</strong>telijk lijkschouwer<br />

ingeschakeld. De huisarts zal dan ook, indi<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>t, naast<strong>en</strong> op de<br />

hoogte br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> oordeel vorm<strong>en</strong> welke nazorg nodig is (zie<br />

hieronder).<br />

Basisvaardighed<strong>en</strong><br />

Tot de basisvaardighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> de huisarts word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d:<br />

• het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag (zie indicatie voor onderzoek naar<br />

suïcidaal gedrag, bijlage 4);<br />

• oriënter<strong>en</strong>d onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag;<br />

• herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiatrische stoornis;<br />

• indicatiestell<strong>en</strong> voor verwijzing/consult psychiater; aandachtspunt<strong>en</strong>:<br />

– is de patiënt voldo<strong>en</strong>de somatisch stabiel<br />

– is de patiënt psychisch voldo<strong>en</strong>de in staat tot e<strong>en</strong> gesprek<br />

Daarbij geld<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de algem<strong>en</strong>e principes: contact mak<strong>en</strong>, zorg<strong>en</strong><br />

voor veiligheid, naast<strong>en</strong> bij de zorg betrekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de continuïteit <strong>van</strong><br />

zorg bewak<strong>en</strong>. Hier wordt aangegev<strong>en</strong> wat voor de huisarts specifieke<br />

aandachtspunt<strong>en</strong> zijn.<br />

Veiligheid<br />

De veiligheid <strong>van</strong> de patiënt kan word<strong>en</strong> bevorderd als de huisarts de<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> om bescherming te bied<strong>en</strong> onderzoekt <strong>en</strong> aandacht heeft<br />

voor de continuïteit <strong>van</strong> zorg bij verwijzing naar e<strong>en</strong> andere behandelsetting.<br />

De huisarts heeft e<strong>en</strong> rol in het verstrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> informatie die<br />

voor het systematische onderzoek <strong>van</strong> het suïcidale gedrag door ander<strong>en</strong><br />

rele<strong>van</strong>t is.<br />

In acute situaties kan de veiligheid door de huisarts word<strong>en</strong> bevorderd<br />

door:<br />

• het inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de directe noodzaak <strong>van</strong> somatische interv<strong>en</strong>ties;<br />

• het organiser<strong>en</strong> dat de patiënt niet alle<strong>en</strong> is; naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt<br />

kunn<strong>en</strong> hierbij word<strong>en</strong> ingeschakeld. Indi<strong>en</strong> dit niet mogelijk of toereik<strong>en</strong>d<br />

is, moet overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de nooddi<strong>en</strong>st (112) in te schakel<strong>en</strong> voor<br />

assist<strong>en</strong>tie;<br />

• te bevorder<strong>en</strong> dat voorwerp<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> waarmee de patiënt zich kan<br />

suïcider<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het bereik <strong>van</strong> de patiënt word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>;<br />

• alert te zijn op plotselinge verandering<strong>en</strong> in het klinische beeld of het<br />

suïcidale gedrag, in het bijzonder op het mom<strong>en</strong>t dat de patiënt wordt of is<br />

overgedrag<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere behandelsetting.


Bijlage 3 Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (SEH) <strong>en</strong> huisarts 277<br />

Naast<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong> bij de zorg<br />

De huisarts kan naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt betrekk<strong>en</strong> bij de zorg:<br />

• als bron <strong>van</strong> informatie bij de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> het suïcidale gedrag;<br />

• als bron <strong>van</strong> steun <strong>en</strong> mantelzorger voor de suïcidale patiënt;<br />

• door met h<strong>en</strong> de zorg te del<strong>en</strong> voor de veiligheid <strong>van</strong> de patiënt.<br />

De volg<strong>en</strong>de uitgangspunt<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> belang:<br />

• patiënt <strong>en</strong> naast<strong>en</strong> zijn akkoord met het betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de naast<strong>en</strong>;<br />

• de mate waarin naast<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij de zorg is in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met de draagkracht <strong>en</strong> bereidheid <strong>van</strong> de naast<strong>en</strong>;<br />

• het betrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t in overe<strong>en</strong>stemming te zijn met de wet<strong>en</strong><br />

regelgeving over het beroepsgeheim;<br />

• de patiënt moet de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> om vertrouwelijke zak<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />

met de huisarts te besprek<strong>en</strong>.<br />

Continuïteit<br />

De huisarts kan op de volg<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> de continuïteit <strong>van</strong> zorg bevorder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarmee de veiligheid <strong>van</strong> de suïcidale patiënt vergrot<strong>en</strong>:<br />

• zo veel mogelijk rele<strong>van</strong>te informatie verstrekk<strong>en</strong> bij de verwijzing <strong>van</strong> de<br />

patiënt naar e<strong>en</strong> andere behandelsetting;<br />

• de doktersdi<strong>en</strong>st informer<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt;<br />

• herhaald <strong>en</strong> geregeld contact mak<strong>en</strong> over de suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de patiënt, in het bijzonder bij patiënt<strong>en</strong> die herstell<strong>en</strong>de zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

klinische depressie;<br />

• de rol <strong>van</strong> de huisarts in de zorg voor de suïcidale patiënt (lat<strong>en</strong>)<br />

beschrijv<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel veiligheidsplan <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> deze<br />

afstemm<strong>en</strong> op andere betrokk<strong>en</strong> disciplines, waaronder ook de naast<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt;<br />

• nazorg verl<strong>en</strong><strong>en</strong> door geregeld proactief navraag te do<strong>en</strong> naar<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> die in het (rec<strong>en</strong>te) verled<strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag hebb<strong>en</strong> vertoond.<br />

Rele<strong>van</strong>te informatie bij verwijzing<br />

De volg<strong>en</strong>de informatie is rele<strong>van</strong>t bij verwijzing naar e<strong>en</strong> andere behandelsetting:<br />

• na e<strong>en</strong> suïcidepoging: de toestand <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> de omstandighed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de poging; bij intoxicaties: het middel, de hoeveelheid <strong>en</strong> het tijdstip<br />

<strong>van</strong> inname (ev<strong>en</strong>tueel de maatregel<strong>en</strong> die reeds zijn g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om ernstig<br />

nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>);<br />

• de mate waarin de huisarts – gezi<strong>en</strong> de toestand <strong>van</strong> de patiënt – in staat<br />

was het suïcidale gedrag <strong>van</strong> de patiënt systematisch te onderzoek<strong>en</strong>;<br />

• aanleiding(<strong>en</strong>) voor het ontstaan, onderhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of vererger<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

suïcidale gedrag;<br />

• psychiatrische (co)morbiditeit in het hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> verled<strong>en</strong>;


278 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• suïcidaal gedrag (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele aanleiding) in de voorgeschied<strong>en</strong>is;<br />

• suïcidaal gedrag <strong>en</strong> psychiatrische (co)morbiditeit in de familieanamnese;<br />

• (rec<strong>en</strong>te) ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of psychotrauma’s in de<br />

voorgeschied<strong>en</strong>is;<br />

• structuur <strong>van</strong> het sociale <strong>van</strong>gnet;<br />

• beschikbaarheid <strong>en</strong> nam<strong>en</strong> <strong>van</strong> naast<strong>en</strong> om aanvull<strong>en</strong>de informatie te<br />

gev<strong>en</strong>;<br />

• stress-, kwetsbaarheids- <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die <strong>van</strong> toepassing zijn<br />

op de patiënt.<br />

Nazorg voor naast<strong>en</strong> na overlijd<strong>en</strong> door suïcide<br />

Als e<strong>en</strong> patiënt is overled<strong>en</strong> door suïcide, kan de huisarts op de volg<strong>en</strong>de<br />

manier<strong>en</strong> nazorg verl<strong>en</strong><strong>en</strong> aan naast<strong>en</strong>.<br />

• Naast<strong>en</strong> tot steun zijn in de periode na de suïcide, waarbij het herstell<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de steun uit het sociale netwerk (vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, familie) wordt<br />

b<strong>en</strong>ut.<br />

• Informatie gev<strong>en</strong> over wat normale rouwreacties zijn na e<strong>en</strong> verlies door<br />

suïcide.<br />

• Rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met wet- <strong>en</strong> regelgeving over het beroepsgeheim<br />

naast<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt zo goed mogelijk te informer<strong>en</strong> over<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> rond de patiënt die help<strong>en</strong> om de aanleiding tot de suïcide<br />

te reconstruer<strong>en</strong>.<br />

• Alert zijn op het ontstaan <strong>van</strong> problem<strong>en</strong> in de verwerking <strong>van</strong> het verlies,<br />

in het bijzonder bij naast<strong>en</strong> die:<br />

– eerder ingrijp<strong>en</strong>de verliez<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meegemaakt;<br />

– als ouders e<strong>en</strong> kind hebb<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong> door suïcide;<br />

– gevoelig zijn voor het ontwikkel<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychiatrische (co)morbiditeit <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag;<br />

– deel uitmak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> familie die zich k<strong>en</strong>merkt door weinig<br />

onderlinge verbond<strong>en</strong>heid, conflict<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die weinig gericht zijn op<br />

probleemoplossing;<br />

– weinig sociale steun ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong>;<br />

– zich niet erk<strong>en</strong>d voel<strong>en</strong> als nabestaand<strong>en</strong>, zoals stiefouders, ex-partners<br />

<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>echtelijke relaties <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e.<br />

• Naast<strong>en</strong> die psychiatrische problem<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

verwez<strong>en</strong> naar hulp in de tweedelijnszorg. Naast<strong>en</strong> met problem<strong>en</strong> die<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het verlies, kunn<strong>en</strong> baat hebb<strong>en</strong> bij hulp specifiek<br />

gericht op nabestaand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide.


Bijlage 3 Aanbeveling<strong>en</strong> voor spoedeis<strong>en</strong>de hulp (SEH) <strong>en</strong> huisarts 279<br />

Naast<strong>en</strong> informer<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

Hoe moet de huisarts omgaan met informatie over e<strong>en</strong> suïcidale patiënt<br />

teg<strong>en</strong>over naast<strong>en</strong><br />

• Huisarts<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geheimhoudingsplicht, ook na het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de patiënt. Zonder toestemming <strong>van</strong> de patiënt mag de huisarts ge<strong>en</strong><br />

informatie verstrekk<strong>en</strong> aan naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

• Indi<strong>en</strong> de patiënt weigert familie <strong>en</strong> naast<strong>en</strong> in te licht<strong>en</strong> over de<br />

suïcidaliteit, moet de huisarts eerst alles in het werk stell<strong>en</strong> om de patiënt<br />

alsnog te motiver<strong>en</strong> om h<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> te betrekk<strong>en</strong>.<br />

• Bij lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt kan de hulpverl<strong>en</strong>er volg<strong>en</strong>s het ‘conflict-<strong>van</strong>plicht<strong>en</strong>model’<br />

ander<strong>en</strong> informer<strong>en</strong> wanneer het niet doorbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> het<br />

beroepsgeheim ernstige schade oplevert voor e<strong>en</strong> ander.<br />

• In geval <strong>van</strong> acute <strong>en</strong> concrete suïcideplann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog risico<br />

op e<strong>en</strong> fatale afloop voor de patiënt vraagt goed hulpverl<strong>en</strong>erschap toch actie<br />

<strong>van</strong> de huisarts: met voorbijgaan aan zijn geheimhoudingsplicht. In dit geval<br />

doorbreekt de huisarts de zwijgplicht zo min mogelijk <strong>en</strong> geeft de huisarts<br />

alle<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te, feitelijke informatie.<br />

• Zie Bijlage 5, Gezondheidszorgwetgeving.


Bijlage 4<br />

Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling<br />

De <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag stelt eis<strong>en</strong> aan de professionele vaardighed<strong>en</strong>.<br />

Het herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong> het uitvoer<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

oriënter<strong>en</strong>d onderzoek hoort tot de basisvaardighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> iedere arts,<br />

verpleegkundige, psycholoog <strong>en</strong> psychotherapeut die actief in de zorg<br />

werkzaam is. Oriënter<strong>en</strong>d onderzoek omvat: contact mak<strong>en</strong>; onderzoek<br />

do<strong>en</strong> naar de actuele suïcidale toestand; stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

in kaart br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>; naast<strong>en</strong> bij de zorg betrekk<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> inschatting mak<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de noodzaak om door te verwijz<strong>en</strong>; <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor veiligheid <strong>en</strong> continuïteit<br />

<strong>van</strong> zorg.<br />

E<strong>en</strong> volledig onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag stelt specifieke eis<strong>en</strong> aan de<br />

gespreksvaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> psychische stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

andere stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>. Het onderzoek naar etiologie <strong>en</strong><br />

pathog<strong>en</strong>ese <strong>van</strong> het suïcidale gedrag, de beoordeling <strong>van</strong> de wilsbekwaamheid<br />

<strong>van</strong> iemand met suïcidaal gedrag, <strong>en</strong> de indicatiestelling voor <strong>behandeling</strong><br />

word<strong>en</strong> beschouwd als specialistische vaardighed<strong>en</strong> die word<strong>en</strong><br />

uitgevoerd door e<strong>en</strong> deskundige die daartoe bevoegd <strong>en</strong> bekwaam is.<br />

In deze bijlage staat beschrev<strong>en</strong> hoe e<strong>en</strong> onderzoek naar suïcidaal gedrag<br />

er in de praktijk uit kan zi<strong>en</strong>, inclusief concrete vrag<strong>en</strong> over suïcidaal<br />

gedrag. Deze vrag<strong>en</strong> zijn bedoeld als voorbeeld, niet als voorschrift. De<br />

woordkeus <strong>en</strong> het doorvrag<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangepast aan de voorkeur<br />

<strong>van</strong> de onderzoeker <strong>en</strong> aan de specifieke omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> het onderzoek.<br />

Het onderzoek zoals dat hier is beschrev<strong>en</strong>, is gestructureerd aan de<br />

hand <strong>van</strong> de hoofdstukk<strong>en</strong> 2-6 <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>. Het onderzoek is schematisch<br />

weergegev<strong>en</strong> in figuur B4.1.<br />

1 Contact mak<strong>en</strong>, veiligheid, naast<strong>en</strong>, continuïteit<br />

Voor het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag is het <strong>van</strong> groot belang om ervoor<br />

te zorg<strong>en</strong> dat in het contact e<strong>en</strong> positieve behandelrelatie kan ontstaan,<br />

zodat de patiënt zo goed mogelijk in staat is om over zijn gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gevoel<strong>en</strong>s te sprek<strong>en</strong>. Wanneer bij de aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de beoordeling e<strong>en</strong><br />

positieve behandelrelatie wordt opgebouwd, neemt de validiteit <strong>van</strong> de<br />

verzamelde informatie toe <strong>en</strong> de inschatting <strong>van</strong> de mate waarin de patiënt<br />

coöperatief is wordt betrouwbaarder.


282 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Figuur B4.1 Onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag: e<strong>en</strong> beknopte<br />

strategie<br />

Stoornis of<br />

omstandigheid<br />

• Psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (zoals<br />

depressie)<br />

• Psychiatrische intake<br />

• Psychiatrische<br />

crisissituaties<br />

• Transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

de <strong>behandeling</strong><br />

• Onverwachte<br />

verandering<strong>en</strong><br />

• Ingrijp<strong>en</strong>de<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

• Wanhoop,<br />

hopeloosheid<br />

• Mededeling<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

ander<strong>en</strong><br />

• Eerder suïcidaal<br />

gedrag<br />

Op<strong>en</strong>lijke of bedekte suïcidale<br />

uiting<strong>en</strong><br />

CASE-b<strong>en</strong>adering (Shea, 1998)<br />

• Actuele gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

• Rec<strong>en</strong>te voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

• Ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

• Actuele gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

toekomstplann<strong>en</strong><br />

Achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

Stressor<strong>en</strong><br />

• Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

• Psychologische factor<strong>en</strong><br />

• Ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verlieservaring<strong>en</strong><br />

Bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

• Lev<strong>en</strong>sovertuiging<strong>en</strong><br />

• Steunsysteem<br />

Kwetsbaarhed<strong>en</strong><br />

• Leeftijd, geslacht<br />

• Familieanamnese<br />

• Persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• Lev<strong>en</strong>sovertuiging<br />

• Steunsysteem<br />

Suïcidepoging/<br />

zelfbeschadiging<br />

• Lichamelijke toestand<br />

• Veiligheid<br />

• Letaliteit <strong>van</strong> de<br />

poging<br />

Diagnostische formulering<br />

• Suïcidale toestand<br />

• Achterligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

• Wekhypothese etiologie<br />

• Risicoformulering<br />

Behandelplan<br />

• Veiligheidsafsprak<strong>en</strong><br />

• Indicatiestelling behandelsetting<br />

• Eerste interv<strong>en</strong>ties<br />

• Vervolg<strong>behandeling</strong><br />

Follow-up<br />

• Actief organiser<strong>en</strong><br />

Veiligheid creër<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> basisvoorwaarde voor het onderzoek, maar kan<br />

ook nodig zijn om de patiënt teg<strong>en</strong> zichzelf te bescherm<strong>en</strong>. Naast<strong>en</strong> bij de<br />

zorg betrekk<strong>en</strong> is nodig om nadere informatie te krijg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>, e<strong>en</strong><br />

bondg<strong>en</strong>ootschap te kwek<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo nodig naast<strong>en</strong> te ondersteun<strong>en</strong>. Zorg<br />

drag<strong>en</strong> voor continuïteit is bij verwijzing of overplaatsing <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong><br />

met suïcidaal gedrag ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s <strong>van</strong> belang. Voor e<strong>en</strong> nadere uitwerking <strong>van</strong><br />

deze algem<strong>en</strong>e principes verwijz<strong>en</strong> wij naar hoofdstuk 3.


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 283<br />

2 Drie indicaties voor onderzoek<br />

De zorgprofessional doet nader onderzoek naar suïcidaal gedrag:<br />

• bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd risico op suïcidaal gedrag;<br />

• na e<strong>en</strong> suïcidepoging of zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag;<br />

• bij op<strong>en</strong>lijke of bedekte uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

2.1 Onderzoek bij verhoogd risico<br />

Bij groep<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag moet de professional<br />

e<strong>en</strong> aantal oriënter<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> indruk te krijg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de mate waarin suïcidaal gedrag aanwezig is. Dit kan in de volg<strong>en</strong>de<br />

omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> toepassing zijn:<br />

• vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressie of andere psychiatrische stoornis;<br />

• psychiatrische crisissituaties;<br />

• intake bij e<strong>en</strong> psychiatrische instelling (ambulant <strong>en</strong> klinisch);<br />

• transitiemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de psychiatrische <strong>behandeling</strong>;<br />

• onverwachte, opvall<strong>en</strong>de verandering <strong>van</strong> het klinische beeld (veelal<br />

verslechtering, maar soms ook verbetering);<br />

• anticipatie op, of feitelijk optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>is<br />

(bijvoorbeeld verlieservaring, ernstige ziekte, juridische problem<strong>en</strong>,<br />

schaamtevolle gebeurt<strong>en</strong>is of vernedering);<br />

• uiting<strong>en</strong> <strong>van</strong> wanhoop;<br />

• mededeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> ander<strong>en</strong> over de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidaal gedrag;<br />

• eerder suïcidaal gedrag.<br />

Oriënter<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong><br />

Als er e<strong>en</strong> indicatie is om naar suïcidaal gedrag te vrag<strong>en</strong> kan er, afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de situatie, gebruikgemaakt word<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> hiërarchie <strong>van</strong> oriënter<strong>en</strong>de<br />

vrag<strong>en</strong>, oplop<strong>en</strong>d <strong>van</strong> algeme<strong>en</strong> naar specifiek.<br />

• Hoe gaat het met u<br />

• Hoe ziet u de toekomst op dit mom<strong>en</strong>t<br />

• Ziet u voor zichzelf nog <strong>en</strong>ige toekomst<br />

• Hebt u wel e<strong>en</strong>s het idee dat het lev<strong>en</strong> niet meer de moeite waard is<br />

• D<strong>en</strong>kt u wel e<strong>en</strong>s aan de dood; wat zijn dat voor gedacht<strong>en</strong><br />

• D<strong>en</strong>kt u wel e<strong>en</strong>s dat u e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> zou will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

Bij aanwijzing<strong>en</strong> voor suïcidegedacht<strong>en</strong> moet de inhoud zo concreet mogelijk<br />

word<strong>en</strong> nagevraagd.<br />

• ga door met 3 onderzoek <strong>van</strong> suïcidale uitsprak<strong>en</strong>.


284 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

2.2 Onderzoek naar suïcidaal gedrag, suïcidepoging <strong>en</strong><br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag<br />

Bij zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag of bij e<strong>en</strong> (dreig<strong>en</strong>de) suïcidepoging moet de<br />

professional zich als eerste oriënter<strong>en</strong> op de lichamelijke toestand <strong>en</strong> de<br />

veiligheid <strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Zijn direct maatregel<strong>en</strong> nodig om de veiligheid te bevorder<strong>en</strong><br />

• Is noodassist<strong>en</strong>tie nodig <strong>van</strong> politie, brandweer of ambulance<br />

• Heeft de patiënt medische <strong>behandeling</strong> nodig om ernstig nadeel af te<br />

w<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

• Wat is de mate <strong>van</strong> urg<strong>en</strong>tie<br />

Bij inname <strong>van</strong> medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet zorgvuldig word<strong>en</strong> nagevraagd welke<br />

medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, in welke hoeveelheid <strong>en</strong> op welk mom<strong>en</strong>t.<br />

Afhankelijk <strong>van</strong> de bevinding<strong>en</strong> wordt als eerste de noodzakelijke hulpverl<strong>en</strong>ing<br />

in gang gezet om ernstig nadeel af te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

Nadat de patiënt medisch voldo<strong>en</strong>de is gestabiliseerd <strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de helder<br />

<strong>van</strong> bewustzijn is, wordt e<strong>en</strong> setting gecreëerd waarin nader onderzoek<br />

naar suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> kan plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

• ga door met 3, Onderzoek <strong>van</strong> suïcidale uitsprak<strong>en</strong>.<br />

3 Onderzoek <strong>van</strong> suïcidale uitsprak<strong>en</strong>: CASE-b<strong>en</strong>adering<br />

Shea (1998) heeft e<strong>en</strong> systematiek beschrev<strong>en</strong> voor het onderzoek <strong>van</strong><br />

suïcidale uitsprak<strong>en</strong> die goed bruikbaar is in de klinische praktijk. De b<strong>en</strong>adering<br />

is bek<strong>en</strong>d onder het acroniem case (Chronological Assessm<strong>en</strong>t of<br />

Suicide Ev<strong>en</strong>ts). De onderzoeker vraagt in e<strong>en</strong> logische, chronologische<br />

volgorde naar suïcidaal gedrag.<br />

Als eerste vraagt de onderzoeker naar de actuele gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

die aanleiding war<strong>en</strong> voor het onderzoek. De onderzoeker sluit<br />

hiermee aan bij de actualiteit. Vervolg<strong>en</strong>s vraagt de onderzoeker in detail<br />

naar de rec<strong>en</strong>te voorgeschied<strong>en</strong>is (de laatste 4-8 wek<strong>en</strong>). Deze periode<br />

geeft informatie over de omstandighed<strong>en</strong>, aanleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het<br />

suïcidale gedrag. Vervolg<strong>en</strong>s vraagt de onderzoeker meer algeme<strong>en</strong> naar<br />

de ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> vooral naar eerdere episodes <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. Met de beschikbare informatie gaat de onderzoeker tot slot terug<br />

naar de gedacht<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit mom<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de verwachting<strong>en</strong> voor de directe<br />

toekomst. Figuur B4.2 geeft de schematische opbouw <strong>van</strong> de case-b<strong>en</strong>adering<br />

weer.<br />

Naast e<strong>en</strong> beschrijving <strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> het gesprek met e<strong>en</strong> suïcidale<br />

patiënt geeft Shea e<strong>en</strong> aantal adviez<strong>en</strong> over interviewtechniek die kunn<strong>en</strong><br />

help<strong>en</strong> om betrouwbare informatie te krijg<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag.<br />

Immers, patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag kunn<strong>en</strong> daar soms moeilijk op e<strong>en</strong>


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 285<br />

Figuur B4.2 CASE-b<strong>en</strong>adering (Chronological Assessm<strong>en</strong>t of<br />

Suicide Ev<strong>en</strong>ts) (Shea, 1998)<br />

rechtstreekse manier over prat<strong>en</strong>. De case-b<strong>en</strong>adering is door scholing<br />

te ler<strong>en</strong>. Over de interviewtechniek<strong>en</strong> wordt in het kader <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong><br />

ge<strong>en</strong> oordeel gegev<strong>en</strong>. Iedere zorgprofessional moet beschikk<strong>en</strong> over<br />

adequate gesprekstechniek<strong>en</strong> voor het besprek<strong>en</strong> <strong>van</strong> gevoelige onderwerp<strong>en</strong>.<br />

In paragraaf 3.1-3.4 wordt de structuur <strong>van</strong> de case-b<strong>en</strong>adering<br />

nader uitgewerkt.<br />

3.1 Gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die aanleiding war<strong>en</strong> voor het<br />

onderzoek<br />

Vorm eerst e<strong>en</strong> gedetailleerd beeld <strong>van</strong> de directe gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>,<br />

gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of gevoel<strong>en</strong>s die hebb<strong>en</strong> geleid tot het mom<strong>en</strong>t <strong>van</strong> beoordeling.<br />

Probeer de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> filmpje in chronologische volgorde<br />

helder te krijg<strong>en</strong>; maak het specifiek: wat is er gebeurd, waar was u, hoe<br />

was de situatie, wanneer was dat, wat dacht u to<strong>en</strong>, hoe voelde u zich, wat<br />

hebt u gedaan, wat war<strong>en</strong> to<strong>en</strong> uw gedacht<strong>en</strong><br />

Doorvrag<strong>en</strong><br />

• Hebt u gedacht<strong>en</strong> aan zelfmoord D<strong>en</strong>kt u dat u dood beter af b<strong>en</strong>t<br />

• Hebt u plann<strong>en</strong> om zelfmoord te pleg<strong>en</strong><br />

• Hoe zi<strong>en</strong> die plann<strong>en</strong> er uit Welke method<strong>en</strong> hebt u overwog<strong>en</strong><br />

• Welke voorbereiding<strong>en</strong> had u getroff<strong>en</strong><br />

• Hoeveel haast hebt u om uw plann<strong>en</strong> uit te voer<strong>en</strong><br />

3.2 Rec<strong>en</strong>te voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

Vraag in detail naar suïcidale gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>tie, plann<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

in de voorgaande periode (4-8 wek<strong>en</strong>); vraag naar int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong><br />

frequ<strong>en</strong>tie. Maak de informatie zo concreet mogelijk. Wat war<strong>en</strong> precies de<br />

gedacht<strong>en</strong> of acties; wanneer; in welke situatie<br />

Doorvrag<strong>en</strong><br />

• Hoe lang speelt dit al Hoe was dit in de laatste wek<strong>en</strong><br />

• Hoe vaak had u deze gedacht<strong>en</strong> Hoe vaak per dag (ti<strong>en</strong>maal,<br />

honderdmaal Meer nog)


286 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Hebt u terugker<strong>en</strong>d kwell<strong>en</strong>de gedacht<strong>en</strong> Wat d<strong>en</strong>kt u op zo’n mom<strong>en</strong>t<br />

• Wat zijn aanleiding<strong>en</strong> voor u om zo te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

• Hoeveel tijd b<strong>en</strong>t u per dag bezig met deze gedacht<strong>en</strong> (4 uur 8 uur<br />

Meer nog)<br />

• Hebt u plann<strong>en</strong> gehad/gemaakt om uzelf iets aan te do<strong>en</strong><br />

• Hebt u geprobeerd om e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

3.3 Ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

Vraag naar de ruimere voorgeschied<strong>en</strong>is. Dit hoeft niet heel gedetailleerd.<br />

Het is voldo<strong>en</strong>de om te wet<strong>en</strong> of er eerder episod<strong>en</strong> zijn geweest met suïcidaal<br />

gedrag. Hoeveel eerdere episod<strong>en</strong> zijn er geweest Hoe ernstig war<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele eerdere suïcidepoging<strong>en</strong><br />

Doorvrag<strong>en</strong><br />

• B<strong>en</strong>t u wel e<strong>en</strong>s eerder zo wanhopig geweest<br />

• Hebt u ooit eerder e<strong>en</strong> periode gehad waarin u deze gedacht<strong>en</strong> had Wat<br />

was er to<strong>en</strong> aan de hand<br />

• Hebt u ooit eerder geprobeerd e<strong>en</strong> einde aan uw lev<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> Wat was<br />

er to<strong>en</strong> aan de hand<br />

• Wanneer was dat Wat hebt u to<strong>en</strong> gedaan<br />

3.4 Actuele gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> directe plann<strong>en</strong> voor de toekomst<br />

Vraag naar de actuele toestand <strong>en</strong> naar plann<strong>en</strong> voor de directe toekomst<br />

• Hoe is het nu voor u<br />

• Hoe ziet u de toekomst Ziet u nog <strong>en</strong>ige toekomst<br />

• Wat gaat u do<strong>en</strong> als u straks weer thuis b<strong>en</strong>t [of:] Wat gaat u do<strong>en</strong> als ik<br />

weg b<strong>en</strong><br />

• ga door met onderzoek naar stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>.<br />

4 Stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

Naast de directe vrag<strong>en</strong> over het suïcidale gedrag vormt de onderzoeker<br />

zich e<strong>en</strong> beeld <strong>van</strong> de stressor<strong>en</strong>, kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> die het gedrag mogelijk beïnvloed<strong>en</strong>. Het onderzoek naar<br />

stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> is meestal t<strong>en</strong> dele vervlocht<strong>en</strong> met het<br />

voorgaande deel <strong>van</strong> het onderzoek <strong>van</strong> suïcidale uitsprak<strong>en</strong>. De belangrijkste<br />

factor<strong>en</strong> staan beschrev<strong>en</strong> in deel 2. Hier volgt alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beknopte<br />

opsomming.


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 287<br />

Stressor<strong>en</strong><br />

• Psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>: vooral stemmings- <strong>en</strong> angststoorniss<strong>en</strong>,<br />

schizofr<strong>en</strong>ie, eetstoorniss<strong>en</strong>, gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

• Psychologische factor<strong>en</strong>: vooral impulsiviteit, agressiviteit, wanhoop,<br />

negatief <strong>en</strong> dwangmatig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gevoel ander<strong>en</strong> tot last te zijn.<br />

• Negatieve ingrijp<strong>en</strong>de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlieservaring<strong>en</strong>, zoals verlies<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> persoon, verlies <strong>van</strong> gezondheid, ontslag, huiselijk geweld,<br />

det<strong>en</strong>tie.<br />

Kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong><br />

• Leeftijd (middelbaar).<br />

• Geslacht (man).<br />

• Suïcide in de familieanamnese.<br />

• Homo- <strong>en</strong> biseksualiteit.<br />

• Persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals probleemoplossingsvaardighed<strong>en</strong>,<br />

perfectionisme, neuroticisme.<br />

• Maatschappelijke factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> steunsysteem, zoals all<strong>en</strong>staand zijn, lage<br />

sociaaleconomische status, werkeloosheid, bepaalde beroepsgroep<strong>en</strong>.<br />

Bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

• Lev<strong>en</strong>sovertuiging.<br />

• Steunsysteem, inclusief de zorg voor kinder<strong>en</strong>.<br />

• ga door met 5, Diagnostische formulering.<br />

5 Diagnostische formulering<br />

Het resultaat <strong>van</strong> het onderzoek naar suïcidaal gedrag wordt sam<strong>en</strong>gevat in<br />

e<strong>en</strong> structuurdiagnose. De structuurdiagnose is opgebouwd uit e<strong>en</strong> formulering<br />

<strong>van</strong> de suïcidale toestand (gedacht<strong>en</strong>, int<strong>en</strong>ties, plann<strong>en</strong>, motiev<strong>en</strong>),<br />

de mate <strong>van</strong> wilsbekwaamheid, e<strong>en</strong> formulering <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> werkhypothese over de etiologie<br />

(ontstaansvoorwaard<strong>en</strong>) <strong>en</strong> pathog<strong>en</strong>ese (ontstaanswijze) <strong>van</strong> het suïcidale<br />

gedrag <strong>en</strong> de mate waarin de patiënt in staat geacht mag word<strong>en</strong> om zijn of<br />

haar belang<strong>en</strong> te overzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>. De diagnostische formulering<br />

mondt uit in e<strong>en</strong> inschatting <strong>van</strong> de prognose e<strong>en</strong> indicatiestelling voor<br />

interv<strong>en</strong>ties op de korte (<strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong>) <strong>en</strong> lange (<strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong>) termijn <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> (voorlopig) behandelplan of veiligheidsplan. Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d bestaat de<br />

diagnostische formulering uit:<br />

• e<strong>en</strong> formulering <strong>van</strong> de suïcidale toestand;<br />

• e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te stress- <strong>en</strong> kwetsbaarheidsfactor<strong>en</strong>;


288 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• e<strong>en</strong> werkhypothese over oorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong> in stand houd<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>;<br />

• e<strong>en</strong> oordeel over de wilsbekwaamheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> de somatische<br />

<strong>behandeling</strong>;<br />

• e<strong>en</strong> risicoweging voor de korte <strong>en</strong> de langere termijn.<br />

• ga door met 6, Behandelplan.<br />

6 Behandelplan<br />

De diagnostische formulering vormt het uitgangspunt voor het (voorlopige)<br />

behandelplan. Het is <strong>van</strong> groot belang om het (voorlopige) behandelplan<br />

zo veel mogelijk sam<strong>en</strong> met de patiënt op te stell<strong>en</strong>. Betrek daarbij zo<br />

mogelijk ook de naastbetrokk<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

• Bepaal op basis <strong>van</strong> de risicoweging de geïndiceerde interv<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> de<br />

behandelsetting (zie indicaties voor de behandelsetting).<br />

• Maak afsprak<strong>en</strong> over: veiligheid; verwijder<strong>en</strong> <strong>van</strong> beschikbare middel<strong>en</strong>;<br />

bij wie kan de patiënt terecht voor ondersteuning; de handelwijze bij het<br />

hanter<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag; maak e<strong>en</strong> plan ‘voor als …’.<br />

• Maak afsprak<strong>en</strong> over vervolg<strong>behandeling</strong>.<br />

• Stel de afsprak<strong>en</strong> op schrift (zie paragraaf 10.5, Afsprak<strong>en</strong> nazorg).<br />

• ga door met 7, Follow-up.<br />

7 Follow-up<br />

Als de patiënt niet op afsprak<strong>en</strong> verschijnt moet afhankelijk <strong>van</strong> de ernst<br />

<strong>van</strong> het suïcidale gedrag e<strong>en</strong> actieve b<strong>en</strong>adering word<strong>en</strong> gevolgd om met<br />

de patiënt in contact te tred<strong>en</strong>.<br />

Inv<strong>en</strong>tariseer in het follow-upcontact de rele<strong>van</strong>te del<strong>en</strong> <strong>van</strong> de caseb<strong>en</strong>adering<br />

<strong>en</strong> vraag naar nieuwe ontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

8 Ernstschaal<br />

Het suïcidale gedrag kan ingedeeld word<strong>en</strong> naar gradaties <strong>van</strong> ernst<br />

(Kerkhof & Van Heering<strong>en</strong>, 2000). De gradaties die hier word<strong>en</strong><br />

omschrev<strong>en</strong>, zijn gevormd op basis <strong>van</strong> het oordeel <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong>. De<br />

prognostische waarde er<strong>van</strong> laat zich niet onderzoek<strong>en</strong>, omdat de interv<strong>en</strong>ties<br />

die word<strong>en</strong> toegepast ingrijp<strong>en</strong>der zull<strong>en</strong> zijn naarmate de ernst<br />

<strong>van</strong> het gedrag groter is.


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 289<br />

Lichte mate<br />

De patiënt heeft af <strong>en</strong> toe vluchtige gedacht<strong>en</strong> aan suïcide, heeft niet nagedacht<br />

over e<strong>en</strong> plan, d<strong>en</strong>kt eig<strong>en</strong>lijk niet dat hij suïcide zal pleg<strong>en</strong>, kan ook<br />

nog aan andere ding<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, realiseert zich mogelijke consequ<strong>en</strong>ties<br />

voor familie <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, speelt met het idee als mogelijkheid, lijkt controle<br />

te hebb<strong>en</strong> over suïcidale impuls<strong>en</strong>. De patiënt wil liever lev<strong>en</strong> dan sterv<strong>en</strong>.<br />

Ambival<strong>en</strong>t<br />

De patiënt wil zowel suïcide pleg<strong>en</strong> als doorgaan met lev<strong>en</strong>. Het suïcidale<br />

gedrag staat in het tek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> breuk met ander<strong>en</strong>, is gericht op teleurstelling<strong>en</strong><br />

in de relationele sfeer <strong>en</strong> er zijn soms gedacht<strong>en</strong> aan wraak. Het<br />

suïcidale gedrag is sterk impulsief ingekleurd <strong>en</strong> uitgebreide plann<strong>en</strong> of<br />

voorbereiding<strong>en</strong> zijn niet gemaakt. De patiënt wil sterk afwissel<strong>en</strong>d dan<br />

weer dood, dan weer lev<strong>en</strong>.<br />

Ernstige mate<br />

De patiënt heeft voortdur<strong>en</strong>d gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> beeld<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide in zijn<br />

hoofd, voelt zich wanhopig, kan nerg<strong>en</strong>s anders aan d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, voelt zich<br />

sterk aangetrokk<strong>en</strong> tot suïcide, heeft al verschill<strong>en</strong>de method<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>,<br />

heeft al e<strong>en</strong> uitgebreid plan gemaakt met verschill<strong>en</strong>de voorbereiding<strong>en</strong>,<br />

d<strong>en</strong>kt dat het voor ander<strong>en</strong> beter is als hij of zij er niet meer is, maar kan<br />

suïcide nog <strong>en</strong>ige tijd uitstell<strong>en</strong>. Afscheidsbriev<strong>en</strong> zijn soms overwog<strong>en</strong> of<br />

geschrev<strong>en</strong>. Wil veel liever sterv<strong>en</strong> dan doorgaan met lev<strong>en</strong>. De patiënt is<br />

bang voor de eig<strong>en</strong> impulsiviteit.<br />

Zeer ernstige mate<br />

De patiënt is wanhopig, kan alle<strong>en</strong> nog maar aan suïcide d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, heeft<br />

ge<strong>en</strong> oog voor de mogelijke consequ<strong>en</strong>ties voor achterblijvers, heeft e<strong>en</strong><br />

uitgebreid plan klaar <strong>en</strong> mogelijk reeds geoef<strong>en</strong>d. De patiënt is slapeloos<br />

<strong>en</strong> emotioneel ontredderd, heeft zichzelf niet meer onder controle. Blikvernauwing<br />

treedt op (tunnelvisie, presuïcidaal syndroom); de patiënt is<br />

moeilijk aanspreekbaar, wil soms niet meer communicer<strong>en</strong>, is onrustig <strong>en</strong><br />

radeloos, heeft ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie meer om nog door te lev<strong>en</strong>, wil ook niet meer<br />

lev<strong>en</strong>, kan niet langer wacht<strong>en</strong> met suïcide pleg<strong>en</strong>; elk mom<strong>en</strong>t kan e<strong>en</strong><br />

impulsdoorbraak leid<strong>en</strong> tot suïcide.<br />

9 Aanwijzing<strong>en</strong> voor indicatiestelling in de eerste lijn<br />

E<strong>en</strong> gezaghebb<strong>en</strong>d Amerikaans artikel (Raue et al., 2006) geeft de volg<strong>en</strong>de<br />

beleidsadviez<strong>en</strong> voor indicatiestelling voor <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag in de eerste lijn.


290 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

• Patiënt<strong>en</strong> met gedacht<strong>en</strong> aan de dood zonder gedacht<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> einde aan<br />

te will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> psychiatrische evaluatie in de eerste lijn voor<br />

<strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> depressieve stoornis of andere psychiatrische stoornis.<br />

• Patiënt<strong>en</strong> die d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> einde aan te mak<strong>en</strong> maar nog ge<strong>en</strong><br />

gedetailleerd plan hebb<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> op korte termijn gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door<br />

e<strong>en</strong> deskundige op dit terrein.<br />

• Patiënt<strong>en</strong> die concrete plann<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> <strong>van</strong>uit de eerste lijn met<br />

spoed word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>.<br />

Vaak heeft de huisarts de beschikking over e<strong>en</strong> aantal rele<strong>van</strong>te gegev<strong>en</strong>s,<br />

zoals informatie over psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het hed<strong>en</strong> of<br />

verled<strong>en</strong>, eerdere poging<strong>en</strong>, structuur <strong>van</strong> het sociale <strong>van</strong>gnet of rec<strong>en</strong>te<br />

psychotrauma’s. Het is <strong>van</strong> belang om die informatie in het onderzoek te<br />

betrekk<strong>en</strong>.<br />

10 Behandelsetting<br />

Hier volg<strong>en</strong> indicaties voor de keuze <strong>van</strong> de behandelsetting bij suïcidaal<br />

gedrag. Deze aanwijzing<strong>en</strong> zijn overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> uit de praktijk<strong>richtlijn</strong> voor<br />

de beoordeling <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>van</strong><br />

de American Psychiatric Association (apa, 2003). De aanwijzing<strong>en</strong> gev<strong>en</strong><br />

richting aan het beleid; zij mog<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> opgevat als voorschrift.<br />

10.1 Bij voorkeur opnem<strong>en</strong> (in psychiatrische kliniek of PAAZ)<br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

Laat de patiënt bij voorkeur opnem<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging indi<strong>en</strong>:<br />

• de patiënt psychotisch, waanachtig depressief of delirant is;<br />

• de poging gewelddadig, bijna dodelijk of weloverwog<strong>en</strong> was;<br />

• voorzorg<strong>en</strong> zijn g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om ontdekking te voorkom<strong>en</strong>;<br />

• er e<strong>en</strong> persister<strong>en</strong>d plan of persister<strong>en</strong>de int<strong>en</strong>tie is;<br />

• de patiënt spijt heeft dat hij of zij nog leeft c.q. de spanning is<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>;<br />

• de patiënt e<strong>en</strong> man is <strong>van</strong> middelbare leeftijd of ouder, met e<strong>en</strong><br />

nieuwe psychiatrische aando<strong>en</strong>ing, nieuw suïcidaal gedrag of<br />

alcoholafhankelijkheid <strong>en</strong> impulsiviteit;<br />

• de patiënt weinig ondersteuning heeft (inclusief het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

huisvesting);<br />

• er bij onderzoek uiting<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> impulsief gedrag, ernstige agitatie, zwak<br />

oordeelsvermog<strong>en</strong> of weigering <strong>van</strong> hulp;<br />

• er e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis is met e<strong>en</strong> metabole, toxische, infectieuze<br />

etiologie waarvoor nader onderzoek in e<strong>en</strong> gestructureerde setting<br />

noodzakelijk is.


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 291<br />

Bij suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

Laat de patiënt bij voorkeur opnem<strong>en</strong> bij suïcidegedacht<strong>en</strong> indi<strong>en</strong>:<br />

• er e<strong>en</strong> specifiek suïcideplan is met hoge letaliteit;<br />

• er e<strong>en</strong> sterke doodsw<strong>en</strong>s is;<br />

• er sprake is <strong>van</strong> vitale uitputting <strong>van</strong>wege langdurige slapeloosheid <strong>en</strong>/of<br />

stress.<br />

10.2 Mogelijk opnem<strong>en</strong><br />

Na e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

• Overweeg na elke suïcidepoging om de patiënt op te nem<strong>en</strong>, ongeacht<br />

de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> uit paragraaf 10.1, 'Bij voorkeur opnem<strong>en</strong> (in psychiatrische<br />

kliniek of PAAZ)'.<br />

Bij suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

Overweeg om de patiënt te lat<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong> bij suïcidegedacht<strong>en</strong> in combinatie<br />

met:<br />

• psychose of e<strong>en</strong> andere ernstige psychiatrische aando<strong>en</strong>ing;<br />

• suïcidepoging<strong>en</strong> in de voorgeschied<strong>en</strong>is, vooral als die ernstig war<strong>en</strong>;<br />

• e<strong>en</strong> lichamelijke ziekte als bijkom<strong>en</strong>de factor;<br />

• e<strong>en</strong> beperkt steunsysteem (inclusief het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> huisvesting);<br />

• e<strong>en</strong> onwerkzame ambulante of deeltijd<strong>behandeling</strong>;<br />

• gebrek aan medewerking aan e<strong>en</strong> ambulante of deeltijd<strong>behandeling</strong>;<br />

• ontbrek<strong>en</strong>de arts-patiëntrelatie of ge<strong>en</strong> toegang tot ambulante<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>;<br />

• de noodzaak <strong>van</strong> deskundige observatie, medisch onderzoek of<br />

diagnostisch onderzoek waarvoor e<strong>en</strong> gestructureerde setting nodig is.<br />

Zonder poging of gerapporteerde suïcidegedacht<strong>en</strong> of -plan<br />

Overweeg om de patiënt te lat<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong> zonder poging of gerapporteerde<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong>, -plan of -int<strong>en</strong>tie indi<strong>en</strong>:<br />

• er aanwijzing<strong>en</strong> zijn uit psychiatrisch onderzoek <strong>en</strong>/of heteroanamnese<br />

voor e<strong>en</strong> hoog suïciderisico <strong>en</strong> e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te, acute to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> het risico.<br />

10.3 Mogelijk naar huis<br />

Overweeg om de patiënt naar huis te lat<strong>en</strong> gaan na e<strong>en</strong> suïcidepoging of bij<br />

de aanwezigheid <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong> of -plan indi<strong>en</strong>:<br />

• het suïcidale gedrag e<strong>en</strong> reactie is op e<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is (bijvoorbeeld zakk<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> exam<strong>en</strong>; relatieproblem<strong>en</strong>), vooral als de opvatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

patiënt over de gebeurt<strong>en</strong>is intuss<strong>en</strong> zijn veranderd;<br />

• het plan of de methode e<strong>en</strong> geringe letaliteit heeft;<br />

• de patiënt e<strong>en</strong> stabiele <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>de omgeving heeft;<br />

• de patiënt in staat is om mee te werk<strong>en</strong> aan advies over follow-up.


292 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

10.4 Bij voorkeur naar huis<br />

Laat de patiënt bij voorkeur naar huis gaan indi<strong>en</strong>:<br />

• de patiënt chronisch suïcidaal gedrag heeft zonder e<strong>en</strong> voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

met e<strong>en</strong> suïcidepoging met hoge letaliteit, indi<strong>en</strong> de patiënt e<strong>en</strong> veilige,<br />

ondersteun<strong>en</strong>de omgeving heeft <strong>en</strong> reeds in ambulante <strong>behandeling</strong> is.<br />

10.5 Afsprak<strong>en</strong> nazorg<br />

Afsprak<strong>en</strong> over nazorg kunt u vastlegg<strong>en</strong> met behulp <strong>van</strong> het formulier in<br />

figuur B4.3. Het formulier vult u bij voorkeur sam<strong>en</strong> met de patiënt (<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele naast<strong>en</strong>) in <strong>en</strong> geeft u aan de patiënt mee.<br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guideline for the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Kerkhof, A.J.F.M., & Heering<strong>en</strong>, C. <strong>van</strong>. (2000). Richtlijn<strong>en</strong> voor de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaliteit. In C. <strong>van</strong> Heering<strong>en</strong>, & A.J.F.M. Kerkhof (Red.),<br />

Behandelingsstrategieën bij suïcidaliteit (pp. 151-152). Hout<strong>en</strong>: Bohn Stafleu<br />

<strong>van</strong> Loghum.<br />

Raue, P.J., Brown, E.L., Meyers, B.S. Schulberg, H.C., & Bruce, M.L. (2006).<br />

Does every allusion to possible suicide require the same response Family<br />

Practice, 55, 605-12.<br />

Shea, S.C. (1998). The chronological assessm<strong>en</strong>t of suicide ev<strong>en</strong>ts: A practical<br />

interviewing strategy for the elicitation of suicidal ideation. Journal of<br />

Clinical Psychiatry, 59, 58-78.


Bijlage 4 Onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling 293<br />

Figuur B4.3 Voorbeeld <strong>van</strong> (veiligheids-) afsprak<strong>en</strong><br />

Voorbeeld <strong>van</strong> (veiligheids-) afsprak<strong>en</strong> die met de pati<strong>en</strong>t met suïcidaal gedrag<br />

gemaakt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> schriftelijk kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meegegev<strong>en</strong>, bijvoorbeeld na<br />

e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

U hebt gesprok<strong>en</strong> met:<br />

Naam: .............................<br />

De eerstkom<strong>en</strong>de dag<strong>en</strong> verblijft u bij (adres):<br />

Naam: .............................<br />

Straat: ............................. Plaats: .............................<br />

Deg<strong>en</strong>e (deg<strong>en</strong><strong>en</strong>) die bereid is (zijn) voor op<strong>van</strong>g te zorg<strong>en</strong>, is (zijn) (naam,<br />

telefoonnummer):<br />

Naam: .............................<br />

Telefoonnummer: .............................<br />

Naam: .............................<br />

Telefoonnummer: .............................<br />

De volg<strong>en</strong>de medicijn<strong>en</strong> zijn u geadviseerd te gebruik<strong>en</strong>:<br />

––<br />

...............................................<br />

––<br />

...............................................<br />

Als u opnieuw gedacht<strong>en</strong> hebt aan zelfbeschadiging of de dood, gaat u na of u<br />

gebruik kunt mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> het signalerings-/veiligheidsplan dat is opgesteld met<br />

(naam, datum):<br />

Naam; .............................<br />

Datum: ...-...-........<br />

Als u opnieuw gedacht<strong>en</strong> hebt aan zelfbeschadiging of de dood, doet u het<br />

volg<strong>en</strong>de:<br />

bell<strong>en</strong> naar (naam, telefoonnummer):<br />

Naam: .............................<br />

Telefoon: .............................<br />

Indi<strong>en</strong> niet bereikbaar (naam, telefoonnummer):<br />

Naam: .............................<br />

Telefoon: .............................<br />

Behandelar<strong>en</strong> die bereikbaar zijn voor hulp, advies of nazorg (nam<strong>en</strong>,<br />

nummers):<br />

Naam: .............................<br />

Telefoon: .............................<br />

Naam: ..............................<br />

Telefoon: .............................<br />

E<strong>en</strong> afspraak voor u is gemaakt<br />

bij (naam instelling): ..............................<br />

met (naam behandelaar): ................................<br />

op (datum, tijdstip): ................................<br />

E<strong>en</strong> afspraak bij u thuis is gemaakt<br />

op (datum, tijdstip): ................................<br />

met (naam behandelaar): ................................<br />

Overige afsprak<strong>en</strong>:.............................<br />

.............................<br />

.............................


Bijlage 5<br />

Gezondheidszorgwetgeving<br />

1 Inleiding<br />

Suïcide <strong>en</strong> poging daartoe heeft <strong>van</strong> oudsher lev<strong>en</strong>sbeschouwelijke, psychiatrische<br />

<strong>en</strong> juridische kant<strong>en</strong> gehad. In veel land<strong>en</strong> was (<strong>en</strong> is soms) suïcide<br />

of e<strong>en</strong> poging daartoe strafbaar, in Nederland <strong>en</strong> België niet meer. De<br />

invoering in Nederland <strong>van</strong> e<strong>en</strong> aantal wett<strong>en</strong> in het gezondheidsrecht in<br />

de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig <strong>van</strong> de twintigste eeuw, waaronder de Wet bijzondere<br />

opneming<strong>en</strong> in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> (Wet Bopz), de Wet op de<br />

beroep<strong>en</strong> in de individuele gezondheidszorg (Wet big) <strong>en</strong> de Wet op de<br />

G<strong>en</strong>eeskundige Behandelingsovere<strong>en</strong>komst (wgbo) heeft althans <strong>en</strong>ig<br />

juridisch kader geschap<strong>en</strong>. Deze bijlage licht juridische aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> kaders<br />

<strong>van</strong> het suïcideprobleem toe aan de hand <strong>van</strong> wet- <strong>en</strong> regelgeving <strong>en</strong> jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

(voor de wettekst<strong>en</strong>, zie www.overheid.nl).<br />

Hoe hulpverl<strong>en</strong>ers di<strong>en</strong><strong>en</strong> te handel<strong>en</strong> bij dreiging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> persoon teg<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> valt – zo is bek<strong>en</strong>d uit het tuchtrecht – voornamelijk<br />

op hoofdlijn<strong>en</strong>, in algeme<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> vooral in term<strong>en</strong> <strong>van</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

te regel<strong>en</strong>. Immers, e<strong>en</strong> bespreking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide (-poging)<br />

<strong>en</strong> suïcidaliteit levert onmiddellijk al e<strong>en</strong> probleem op bij die begripp<strong>en</strong>:<br />

wordt onder suïcide de handeling verstaan, of het resultaat (bijvoorbeeld<br />

de doodsoorzaak) In juridisch opzicht is de gr<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gedachte aan,<br />

e<strong>en</strong> verlang<strong>en</strong> of overweging tot, e<strong>en</strong> voorbereiding <strong>van</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> poging tot<br />

suïcide complex. Het probleem <strong>van</strong> ambival<strong>en</strong>te begripshantering komt<br />

bijvoorbeeld naar vor<strong>en</strong> in g<strong>en</strong>eeskundige verklaring<strong>en</strong> waarin ‘suïcidaliteit’,<br />

dat zowel suïcidegedacht<strong>en</strong> als suïcidaal gedrag kan omvatt<strong>en</strong>, nu<br />

e<strong>en</strong>s bij het stoornisbegrip wordt opgevoerd, dan weer bij het onderwerp<br />

gevaar, <strong>en</strong> soms zelfs op beide plaats<strong>en</strong>.<br />

Twee uitgangspunt<strong>en</strong> – veelal in gespann<strong>en</strong> verhouding – bepal<strong>en</strong> het juridische<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>: <strong>en</strong>erzijds autonomie <strong>en</strong> zelfbeschikking <strong>van</strong> de burger, met<br />

nadrukkelijk inbegrip <strong>van</strong> de psychiatrische patiënt; anderzijds de verplichting<br />

tot kwalitatief goede zorg, met patiëntveiligheid als dominante factor,<br />

desnoods ook voor dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die daarom niet vrag<strong>en</strong>. Dat laatste zou meer<br />

overe<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stemm<strong>en</strong> met Grondwetsartikel 22 (overheid bevordert<br />

gezondheid), terwijl het eerste meer past bij andere Grondwetsartikel<strong>en</strong><br />

(bijvoorbeeld 10, 11 <strong>en</strong> 15).<br />

In de Nederlandse cultuur <strong>en</strong> praktijk <strong>en</strong> zeker ook in de gezondheidszorg<br />

is t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de ons omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> in de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia


296 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

e<strong>en</strong> grote <strong>en</strong> vrijwel ongeclausuleerde nadruk gelegd op autonomie <strong>en</strong> zelfbeschikking.<br />

De Nederlandse rechtspraak legt vaak de nadruk op het ‘zelfbeschikkingsrecht’,<br />

terwijl het Europese Hof voor de Recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de M<strong>en</strong>s<br />

(ehrm) het begrip <strong>van</strong> de ‘m<strong>en</strong>selijke waardigheid’ meer laat prevaler<strong>en</strong>.<br />

Autonomie <strong>en</strong> zelfbeschikking zijn onder andere neergelegd in grondwetsartikel<strong>en</strong>,<br />

zoals artikel 10 (eerbiediging <strong>en</strong> bescherming <strong>van</strong> de persoonlijke<br />

lev<strong>en</strong>ssfeer), artikel 11 (onaantastbaarheid <strong>van</strong> het m<strong>en</strong>selijk lichaam) <strong>en</strong><br />

artikel 15 (waarborg<strong>en</strong> bij vrijheidsontneming) <strong>en</strong> deze begripp<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

vooral gezi<strong>en</strong> als afweerrecht<strong>en</strong>: het recht met rust gelat<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>, the<br />

right to refuse treatm<strong>en</strong>t. T<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> de harmonisering <strong>en</strong> uniformering<br />

<strong>van</strong> Europese wet- <strong>en</strong> regelgeving ontstaat er e<strong>en</strong> discussie over<br />

de uitzonderlijke b<strong>en</strong>adrukking <strong>van</strong> het zelfbeschikkingsrecht in Nederland,<br />

converger<strong>en</strong>d naar het Europese d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> waarin bescherming <strong>van</strong> de<br />

m<strong>en</strong>selijke waardigheid prevaleert.<br />

Artikel 2 <strong>van</strong> het het Europees Verdrag tot Bescherming <strong>van</strong> de Recht<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de M<strong>en</strong>s (evrm) stelt: ‘Het recht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ieder op lev<strong>en</strong> wordt<br />

beschermd door de wet’, waarop e<strong>en</strong> aantal uitzondering<strong>en</strong> op deze<br />

verplichting <strong>van</strong> de verdragsstat<strong>en</strong> volgt – maar suïcide staat daar niet bij.<br />

Al in 2002 b<strong>en</strong>adrukte het ehrm – red<strong>en</strong>er<strong>en</strong>d <strong>van</strong>uit de m<strong>en</strong>selijke waardigheid<br />

– het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ‘recht op suïcide’ én de verplichting <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> staat zich in te spann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dreig<strong>en</strong>de suïcide te voorkom<strong>en</strong> (H<strong>en</strong>driks<br />

et al., 2008). De inspanningsverplichting het lev<strong>en</strong> te bescherm<strong>en</strong> wordt in<br />

rec<strong>en</strong>te jurisprud<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> het ehrm alle<strong>en</strong> maar verscherpt (zie paragraaf<br />

9, Jurisprud<strong>en</strong>tieoverzicht). Dat komt overe<strong>en</strong> met het standpunt <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse Inspectie over de inzet <strong>van</strong> de Wet Bopz bij suïcidaal gedrag<br />

(kortweg: gevaar dat kán word<strong>en</strong> gekeerd, móet word<strong>en</strong> gekeerd: igz,<br />

2000). Ook in de aanstaande Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg<br />

(Wvggz), hoezeer ook gericht op goede <strong>behandeling</strong>, krijgt de veiligheid<br />

e<strong>en</strong> belangrijke plaats. Het sluit aan bij het dominant geword<strong>en</strong> veiligheidsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong>:<br />

patiëntveiligheid krijgt grote nadruk.<br />

2 Instellingsbeleid: Kwaliteitswet zorginstelling<strong>en</strong><br />

De instelling heeft e<strong>en</strong> bestuurlijke verplichting <strong>van</strong>wege het beleid voor<br />

suïcideprev<strong>en</strong>tie. De Kwaliteitswet zorginstelling<strong>en</strong> (Kwzi) schrijft voor<br />

dat de instelling ‘verantwoorde zorg’ levert, beleid voert voor kwaliteit, <strong>en</strong><br />

beschikt over e<strong>en</strong> kwaliteitssysteem met kwaliteitsindicator<strong>en</strong>. Veiligheidsbeleid,<br />

ook op het gebied <strong>van</strong> suïcideprev<strong>en</strong>tie, maakt hier deel <strong>van</strong> uit. De<br />

instelling is vrij dit zelf vorm te gev<strong>en</strong>. Zij di<strong>en</strong>t wel beleid geformuleerd<br />

te hebb<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de suïcideprev<strong>en</strong>tie, zoals protocoll<strong>en</strong> over suïcidaliteitsbeoordeling<br />

<strong>en</strong> handel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcide. Deze protocoll<strong>en</strong> zijn actueel<br />

<strong>en</strong> voor alle medewerkers toegankelijk via bijvoorbeeld e<strong>en</strong> (elektronisch)


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 297<br />

kwaliteitshandboek. In de Kwaliteitswet is ook het aan de igz meld<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

calamiteit<strong>en</strong> vastgelegd, waaronder e<strong>en</strong> suïcide of e<strong>en</strong> ernstige suïcidepoging<br />

verstaan kán word<strong>en</strong>.<br />

In de nieuwe hkz-norm<strong>en</strong> (Stichting hkz, 2009) staat (norm 2.3.1) dat<br />

‘de instelling bij iedere cliënt de risico’s <strong>van</strong> de uitvoering <strong>van</strong> de zorg- of<br />

di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing vaststelt’. Suïcidegevaar kan als zo’n risico word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>.<br />

Tev<strong>en</strong>s wordt gesteld (norm 2.5.2 h): ‘in het cliënt<strong>en</strong>dossier zijn onder<br />

meer gegev<strong>en</strong>s over het verloop <strong>van</strong> de zorgverl<strong>en</strong>ing opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

crisissituaties <strong>en</strong> suïcidegevaar’.<br />

3 Wet op de G<strong>en</strong>eeskundige Behandelingsovere<strong>en</strong>komst<br />

(WGBO)<br />

De Wet op de G<strong>en</strong>eeskundige Behandelingsovere<strong>en</strong>komst (wgbo, Burgerlijk<br />

Wetboek 7) biedt e<strong>en</strong> kader voor de onderlinge verhouding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, organisaties <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong>. Goed hulpverl<strong>en</strong>erschap, overleg,<br />

informatie <strong>en</strong> instemming zijn hoofdthema’s. Zo levert de hulpverl<strong>en</strong>er<br />

zorg <strong>van</strong> e<strong>en</strong> goed hulpverl<strong>en</strong>er volg<strong>en</strong>s de professionele standaard (artikel<br />

453) <strong>en</strong> heeft daarbij informatieplicht (artikel 448) <strong>en</strong> dossierplicht (artikel<br />

454). De professionele standaard heeft grote k<strong>en</strong>bronn<strong>en</strong> waarbij niet<br />

alle<strong>en</strong> standaard<strong>en</strong> in <strong>en</strong>gere zin, protocoll<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderdeel<br />

zijn, maar ook good clinical practice, medem<strong>en</strong>selijkheid <strong>en</strong> aandachtige<br />

bejeg<strong>en</strong>ing.<br />

De wgbo heeft betrekking op alle patiënt<strong>en</strong> die behandeld word<strong>en</strong> in de<br />

ggz t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> specifieke wet anders regelt (bijvoorbeeld bij patiënt<strong>en</strong> die<br />

vall<strong>en</strong> onder de Wet bijzondere opneming<strong>en</strong> in psychiatrische ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>,<br />

de Wet Bopz). Bij het onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaliteit<br />

gaat het vooral om die artikel<strong>en</strong> die de geheimhouding <strong>en</strong> informatieplicht<br />

betreff<strong>en</strong>.<br />

3.1 Geheimhoudingsplicht bij lev<strong>en</strong><br />

Hulpverl<strong>en</strong>ers hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geheimhoudingsplicht, ook na het overlijd<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de patiënt (artikel 457 Wet big, artikel 88). Zonder toestemming <strong>van</strong><br />

patiënt ge<strong>en</strong> informatieverstrekking. De geheimhoudingsplicht kan door<br />

de hulpverl<strong>en</strong>er alle<strong>en</strong> onder bijzondere omstandighed<strong>en</strong> doorbrok<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> de patiënt weigert familie <strong>en</strong> naast<strong>en</strong> in te licht<strong>en</strong> over de<br />

suïcidaliteit, zal m<strong>en</strong> eerst alles in het werk moet<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> om de patiënt<br />

alsnog te motiver<strong>en</strong> om h<strong>en</strong> bij de <strong>behandeling</strong> te betrekk<strong>en</strong>.<br />

1 Het is zinvol om onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> protocol (handelingsvoorschrift<br />

waar<strong>van</strong> alle<strong>en</strong> bij overmacht kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> (handelingsrichting<br />

waar<strong>van</strong> beargum<strong>en</strong>teerd kan word<strong>en</strong> afgewek<strong>en</strong>).


298 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Bij lev<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt kan de hulpverl<strong>en</strong>er volg<strong>en</strong>s het ‘conflict-<strong>van</strong>plicht<strong>en</strong>model’<br />

ander<strong>en</strong> informer<strong>en</strong> wanneer het niet doorbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

het beroepsgeheim ernstige schade oplevert voor e<strong>en</strong> ander. In geval <strong>van</strong><br />

acute <strong>en</strong> concrete suïcideplann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog risico op e<strong>en</strong> letale afloop<br />

voor de patiënt zelf vraagt het goed hulpverl<strong>en</strong>erschap toch actie <strong>van</strong> de<br />

hulpverl<strong>en</strong>er met voorbijgaan aan zijn geheimhoudingsplicht. Ook hier<br />

geld<strong>en</strong> de eis<strong>en</strong> <strong>van</strong> proportionaliteit, subsidiariteit <strong>en</strong> doelmatigheid: de<br />

zwijgplicht wordt zo min mogelijk doorbrok<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te feitelijke<br />

informatie wordt gegev<strong>en</strong>. De afweging <strong>van</strong> belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> toetsing <strong>van</strong> de<br />

criteria word<strong>en</strong> in het dossier vastgelegd.<br />

3.2 Geheimhoudingsplicht na overlijd<strong>en</strong><br />

Na e<strong>en</strong> suïcide di<strong>en</strong>t de behandelaar per keer af te weg<strong>en</strong> in hoeverre<br />

ander<strong>en</strong> (huisarts, nabestaand<strong>en</strong>, medecliënt<strong>en</strong>, ket<strong>en</strong>partners) over de<br />

suïcide c.q. het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> ingelicht. De<br />

informatie die daarbij wordt verstrekt, is zo rele<strong>van</strong>t <strong>en</strong> beperkt mogelijk<br />

(proportionaliteitsbeginsel), is zo veel mogelijk in de geest <strong>van</strong> de overled<strong>en</strong>e,<br />

<strong>en</strong> geschiedt bij voorkeur mondeling in e<strong>en</strong> gesprek met de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

(Gerzon et al., 2007).<br />

Hoe om te gaan met het beroepsgeheim na de suïcide <strong>van</strong> de patiënt De<br />

algem<strong>en</strong>e regel is dat de geheimhoudingsplicht zich uitstrekt tot na het<br />

overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt (knmg, 2010). Nabestaand<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere partij<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> wettelijk géén recht op informatieverstrekking of inzage in, <strong>en</strong><br />

afschrift <strong>van</strong> het dossier. In beginsel wordt alle<strong>en</strong> informatie gegev<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> de overled<strong>en</strong>e daarvoor bij lev<strong>en</strong> toestemming heeft gegev<strong>en</strong>.<br />

Aangezi<strong>en</strong> de regel ‘na de dood ge<strong>en</strong> inzage’ tot situaties kan leid<strong>en</strong> die,<br />

bijvoorbeeld jeg<strong>en</strong>s de naast<strong>en</strong>, als onjuist moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd,<br />

bestaat hierop e<strong>en</strong> aantal uitzondering<strong>en</strong>: veronderstelde toestemming <strong>van</strong><br />

patiënt, e<strong>en</strong> wettelijk voorschrift, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> conflict <strong>van</strong> plicht<strong>en</strong> bij de behandelaar<br />

weg<strong>en</strong>s zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong> (knmg, 2010).<br />

Informatieverstrekking is t<strong>en</strong> eerste mogelijk wanneer dit ‘in de geest <strong>van</strong><br />

de overled<strong>en</strong>e’ is, dus wanneer verondersteld kan word<strong>en</strong> dat betrokk<strong>en</strong>e<br />

daar bij lev<strong>en</strong> toestemming voor zou hebb<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d aan de verzoeker.<br />

Deze ‘veronderstelde toestemming’ moet door de behandelaar zelf achteraf<br />

word<strong>en</strong> gereconstrueerd zonder dat hiervoor vaste criteria zijn. Daarbij<br />

mag m<strong>en</strong> veronderstelde toestemming niet te gemakkelijk aannem<strong>en</strong>: er<br />

moet<strong>en</strong> concrete aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de overled<strong>en</strong>e zou hebb<strong>en</strong> ingestemd.<br />

Factor<strong>en</strong> die bij de afweging <strong>van</strong> belang zijn, zijn bijvoorbeeld: wie<br />

is de verzoeker, hoe was de verhouding met de overled<strong>en</strong>e, wat is het doel<br />

<strong>van</strong> het verzoek, welke gegev<strong>en</strong>s betreft het (privacygevoelig), wat zijn de<br />

gevolg<strong>en</strong> voor nabestaand<strong>en</strong> De behandelaar kan bijvoorbeeld toestemming<br />

veronderstell<strong>en</strong> als het gaat om e<strong>en</strong> verzoek <strong>van</strong> e<strong>en</strong> nabestaande die


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 299<br />

bij lev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede band had met de overled<strong>en</strong>e <strong>en</strong> op de hoogte was <strong>van</strong><br />

de inhoud <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong>.<br />

De veronderstelde toestemming strekt zich niet zonder meer uit tot de<br />

gehele inhoud <strong>van</strong> het dossier. Bij veronderstelde toestemming is het<br />

verstandig ge<strong>en</strong> inzage in, of afschrift <strong>van</strong> het gehele dossier te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

maar mondeling of schriftelijk informatie te verstrekk<strong>en</strong> over de inhoud<br />

<strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> voor zover de veronderstelde toestemming reikt. Bij<br />

e<strong>en</strong> klacht teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> arts door belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> verme<strong>en</strong>de<br />

medische fout met als gevolg het overlijd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt zal toestemming<br />

vaak kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verondersteld. Aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> dat de<br />

patiënt gewild zou hebb<strong>en</strong> dat bek<strong>en</strong>d wordt waardoor <strong>en</strong> hoe hij of zij is<br />

overled<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> tweede kan e<strong>en</strong> wettelijk voorschrift de behandelaar verplicht<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s<br />

over de overled<strong>en</strong>e te verstrekk<strong>en</strong> aan derd<strong>en</strong>, bijvoorbeeld aan de<br />

lijkschouwer volg<strong>en</strong>s de Wet op de lijkbezorging (zie paragraaf 6.1). E<strong>en</strong><br />

derde uitzonderingsgrond is e<strong>en</strong> ‘conflict <strong>van</strong> plicht<strong>en</strong>’ bij de behandelaar:<br />

<strong>en</strong>erzijds is deze gehoud<strong>en</strong> aan de zwijgplicht jeg<strong>en</strong>s de patiënt, anderzijds<br />

zijn er andere zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> die hem tot gegev<strong>en</strong>sverstrekking<br />

nop<strong>en</strong>. Om e<strong>en</strong> beroep te do<strong>en</strong> op het conflict <strong>van</strong> plicht<strong>en</strong>, moet aan e<strong>en</strong><br />

aantal voorwaard<strong>en</strong> voldaan zijn:<br />

• alles is in het werk gesteld om toestemming <strong>van</strong> de patiënt te verkrijg<strong>en</strong>;<br />

• het niet doorbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> het beroepgeheim levert ernstige schade op voor<br />

e<strong>en</strong> ander;<br />

• de hulpverl<strong>en</strong>er verkeert in ernstige gewet<strong>en</strong>snood door handhaving <strong>van</strong><br />

de zwijgplicht;<br />

• er is ge<strong>en</strong> andere weg dan doorbreking <strong>van</strong> de zwijgplicht om schade te<br />

voorkom<strong>en</strong>;<br />

• het is vrijwel zeker dat hiermee de schade kan word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> of<br />

beperkt;<br />

• de zwijgplicht wordt zo min mogelijk doorbrok<strong>en</strong>: alle<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

feitelijke informatie;<br />

• de afweging <strong>van</strong> belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> toetsing <strong>van</strong> de criteria word<strong>en</strong> in het<br />

dossier vastgelegd.<br />

Na e<strong>en</strong> suïcide kunn<strong>en</strong> zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> voor de nabestaand<strong>en</strong>,<br />

bijvoorbeeld gezondheidsschade voor derd<strong>en</strong>, de behandelaar do<strong>en</strong><br />

besluit<strong>en</strong> toch gegev<strong>en</strong>s te verstrekk<strong>en</strong>. Ook het belang <strong>van</strong> waarheidsvinding<br />

in e<strong>en</strong> gerechtelijke procedure kan als ‘zwaarweg<strong>en</strong>d’ word<strong>en</strong><br />

beschouwd. Persoonlijke belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> derd<strong>en</strong>, zoals financiële belang<strong>en</strong><br />

(d<strong>en</strong>k aan vrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>sverzekering<strong>en</strong>) of emotionele belang<strong>en</strong><br />

(rouwverwerking) zijn niet zonder meer voldo<strong>en</strong>de zwaarweg<strong>en</strong>d om het<br />

beroepsgeheim op deze grond te doorbrek<strong>en</strong>.<br />

De g<strong>en</strong>oemde grond<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar te word<strong>en</strong> beoor-


300 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

deeld: pas als er onvoldo<strong>en</strong>de concrete aanwijzing<strong>en</strong> zijn voor ‘veronderstelde<br />

toestemming’, <strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> wettelijk voorschrift tot gegev<strong>en</strong>sverstrekking<br />

is, di<strong>en</strong>t de behandelaar over te gaan tot afweging <strong>van</strong> de zwijgplicht<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele ‘zwaarweg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong>’ (Dute, 2007). Informatieverstrekking<br />

betek<strong>en</strong>t niet automatisch afschrift verstrekk<strong>en</strong> <strong>van</strong> (del<strong>en</strong> <strong>van</strong>) het<br />

dossier, hoewel de knmg (2010) stelt: ‘de manier waarop de gegev<strong>en</strong>s<br />

verstrekt zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (mondeling, inzage, afschrift) doet voor<br />

de principiële vraag of dit is toegestaan niet ter zake’.<br />

Dit alles laat onverlet dat het goed gebruik is na e<strong>en</strong> suïcide de familie <strong>en</strong><br />

naast<strong>en</strong> uit te nodig<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> persoonlijk gesprek met de behandelar<strong>en</strong><br />

waarin het behandelbeleid wordt toegelicht, hun vrag<strong>en</strong> zo veel mogelijk<br />

word<strong>en</strong> beantwoord, <strong>en</strong> waar nodig op<strong>van</strong>g <strong>en</strong> begeleiding bij het<br />

verwerk<strong>en</strong> <strong>van</strong> hun verlies wordt aangebod<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 10, paragraaf<br />

3).<br />

3.3 G<strong>en</strong>eeskundig handel<strong>en</strong> bij wilsonbekwame patiënt<strong>en</strong><br />

De wgbo biedt de mogelijkheid om bij wilsonbekwaamheid g<strong>en</strong>eeskundig<br />

te handel<strong>en</strong>, bijvoorbeeld na e<strong>en</strong> suïcidepoging. Ingeval iemand wilsonbekwaam<br />

is ter zake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> (dat wil zegg<strong>en</strong>: niet in staat is<br />

beslissing<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> over zijn of haar <strong>behandeling</strong>), kan die <strong>behandeling</strong><br />

zonder toestemming <strong>van</strong> de patiënt plaatsvind<strong>en</strong> (artikel 465 <strong>en</strong> 466). Dat<br />

kan alle<strong>en</strong> als ernstig (somatisch) nadeel moet word<strong>en</strong> afgew<strong>en</strong>d, zoals bij<br />

maagspoel<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging. E<strong>en</strong> verteg<strong>en</strong>woordiger moet bij e<strong>en</strong><br />

als wilsonbekwaam beoordeelde patiënt geïnformeerde toestemming gev<strong>en</strong><br />

voor onderzoek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> (artikel 448-450). Ontbreekt e<strong>en</strong> dergelijke<br />

verteg<strong>en</strong>woordiger op het (acute) mom<strong>en</strong>t, dan handelt de behandelaar als<br />

‘goed hulpverl<strong>en</strong>er’.<br />

Tot slot regelt de wgbo ook het opzegg<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>sovere<strong>en</strong>komst<br />

door e<strong>en</strong> hulpverl<strong>en</strong>er: alle<strong>en</strong> als er ‘gewichtige red<strong>en</strong><strong>en</strong>’ voor zijn<br />

(artikel 460). E<strong>en</strong> suïcidepoging is doorgaans ge<strong>en</strong> gewichtige red<strong>en</strong> voor<br />

het beëindig<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> behandelrelatie.<br />

4 Professionele verantwoordelijkheid: Wet BIG<br />

De Wet op de beroep<strong>en</strong> in de individuele gezondheidszorg (Wet big)<br />

heeft als doel het bescherm<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> goede uitoef<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de gezondheidszorg.<br />

De wet ziet toe op ‘alle verrichting<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> persoon <strong>en</strong> die ertoe di<strong>en</strong><strong>en</strong> hem <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ziekte te g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>, voor het<br />

ontstaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ziekte te behoed<strong>en</strong>, of zijn gezondheidstoestand te beoordel<strong>en</strong>,<br />

dan wel verloskundige bijstand te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>’ (artikel 1).<br />

Voor e<strong>en</strong> aantal beroep<strong>en</strong> (de zogehet<strong>en</strong> artikel 3-beroep<strong>en</strong>) regelt de wet<br />

titelbescherming via inschrijving in het big-register <strong>en</strong> beschrijft de wet


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 301<br />

globaal de deskundigheidsgebied<strong>en</strong>. Het is aan het veld, de beroepsgroep<strong>en</strong><br />

zelf, hier nadere invulling aan te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> <strong>van</strong> de professionele<br />

verantwoordelijkheid te bepal<strong>en</strong>. Slechts e<strong>en</strong> aantal g<strong>en</strong>eeskundige<br />

handeling<strong>en</strong> heeft de wetgever – weg<strong>en</strong>s hun ingrijp<strong>en</strong>de karakter – voorbehoud<strong>en</strong><br />

aan specialist<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> daarop gerichte opleiding <strong>en</strong> training:<br />

de ‘voorbehoud<strong>en</strong> handeling<strong>en</strong>’. Voor elke individuele hulpverl<strong>en</strong>er<br />

geldt daarbij: niet bekwaam is niet bevoegd. Binn<strong>en</strong> de ggz is discussie<br />

over de compet<strong>en</strong>tie voor de beoordeling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag. Daarmee<br />

hangt sam<strong>en</strong> op welke wijze de verantwoordelijkheidsverdeling tuss<strong>en</strong> de<br />

beroepsgroep<strong>en</strong> psychiaters, arts<strong>en</strong>, klinisch psycholog<strong>en</strong>, gz-psycholog<strong>en</strong>,<br />

psychotherapeut<strong>en</strong>, verpleegkundig specialist<strong>en</strong> <strong>en</strong> (sociaalpsychiatrisch)<br />

verpleegkundig<strong>en</strong> is geregeld.<br />

De Wet big geeft hier als kaderwet weinig houvast. Volg<strong>en</strong>s de heers<strong>en</strong>de<br />

– dus niet formeel wettelijke – praktijk die wordt ingegev<strong>en</strong> door jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

(zie paragraaf 9) is e<strong>en</strong> suïcidebeoordeling veelal het domein<br />

<strong>van</strong> de arts, specifieker de psychiater. In e<strong>en</strong> aantal instelling<strong>en</strong> is dit in het<br />

professioneel statuut ook als zodanig vastgelegd, vaak met e<strong>en</strong> red<strong>en</strong>ering<br />

analoog aan de voorbehoud<strong>en</strong> handeling<strong>en</strong>: de risicovolle handeling<strong>en</strong>. In<br />

e<strong>en</strong> aantal instelling<strong>en</strong> is in e<strong>en</strong> professioneel statuut de beoordeling aan<br />

specialist<strong>en</strong> toebedeeld (artikel 14 Wet big): naast e<strong>en</strong> psychiater kan ook<br />

e<strong>en</strong> klinisch psycholoog <strong>en</strong> in sommige gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verpleegkundig specialist<br />

deze beoordeling do<strong>en</strong>. Hierbij is uiteraard het ter zake deskundig<br />

zijn e<strong>en</strong> voorwaarde: medewerkers di<strong>en</strong><strong>en</strong> ook formeel te voldo<strong>en</strong> aan het<br />

criterium <strong>van</strong> bekwaamheid ter zake. Concreet betek<strong>en</strong>t dit dat bij e<strong>en</strong><br />

nieuwe suïcidale patiënt, of bij het nieuw optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidegevaar in<br />

e<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de <strong>behandeling</strong>, de behandelaar e<strong>en</strong> psychiater consulteert (of<br />

waar dit bij professioneel statuut geregeld is, e<strong>en</strong> klinisch psycholoog <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verpleegkundig specialist). Dit kan, maar hoeft niet te leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

face-to-faceconsult met de patiënt. De volg<strong>en</strong>de overweging<strong>en</strong> zijn hierbij<br />

rele<strong>van</strong>t.<br />

Enerzijds stelt de Wet big nerg<strong>en</strong>s dat e<strong>en</strong> suïcidaliteitsbeoordeling specifiek<br />

behoort tot het deskundigheidsgebied <strong>van</strong> de arts (‘handeling<strong>en</strong> op<br />

het gebied <strong>van</strong> de g<strong>en</strong>eeskunst’). Onderzoek naar suïcidaal gedrag behoort<br />

ook niet tot de door de wetgever vastgestelde voorbehoud<strong>en</strong> handeling<strong>en</strong>,<br />

alhoewel het zeker verdedigbaar is het tot de ‘risicovolle handeling<strong>en</strong>’<br />

te rek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De NVvP-commissie <strong>richtlijn</strong> Besluitvorming dwang (Van<br />

Tilburg et al., 2008) concludeert terecht dat suïcide niet exact te voorspell<strong>en</strong><br />

is <strong>en</strong> ‘er ge<strong>en</strong> risicotaxatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bestaan waarmee de<br />

waarschijnlijkheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide in e<strong>en</strong> individueel geval precies is aan<br />

te gev<strong>en</strong>’. Onderzoeksgegev<strong>en</strong>s over de vraag of e<strong>en</strong> suïcidaliteitsbeoordeling<br />

door e<strong>en</strong> psychiater tot e<strong>en</strong> betere voorspelling leidt dan de ‘klinische<br />

blik’ <strong>van</strong> andere big-geregistreerde beroepsbeoef<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> zoals de gz- of<br />

klinisch psycholoog of psychotherapeut, zijn ons niet bek<strong>en</strong>d. Daarbij is


302 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

de bekwaamheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiater die weinig met suïcidale patiënt<strong>en</strong><br />

werkt waarschijnlijk geringer dan die <strong>van</strong> e<strong>en</strong> klinisch psycholoog met<br />

veel expertise op dit terrein. Het beperk<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderzoek naar suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> de <strong>behandeling</strong> daar<strong>van</strong> tot het domein <strong>van</strong> de psychiater voor<br />

elke suïcidale patiënt leidt tot e<strong>en</strong> (te) def<strong>en</strong>sief beleid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onwerkbare<br />

situatie.<br />

Anderzijds kan gesteld word<strong>en</strong> dat suïcidaliteit e<strong>en</strong> ernstig <strong>en</strong> alarmer<strong>en</strong>d<br />

symptoom <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis kan zijn dat kan nop<strong>en</strong><br />

tot (herzi<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> de) psychiatrische <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> (bijstelling <strong>van</strong> het)<br />

behandelbeleid, inclusief de overweging over e<strong>en</strong> al of niet gedwong<strong>en</strong><br />

psychiatrische opname. Volg<strong>en</strong>s deze red<strong>en</strong>ering ligt het voor de hand de<br />

psychiater in elk geval bij het behandelbeleid te betrekk<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ernstige<br />

psychiatrische stoornis vermoed kan word<strong>en</strong> of als de noodzaak <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> psychiatrische opname afgewog<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis waarbij de noodzaak <strong>van</strong> e<strong>en</strong> opname<br />

niet overwog<strong>en</strong> hoeft te word<strong>en</strong>, kan ook e<strong>en</strong> klinisch psycholoog of e<strong>en</strong><br />

verpleegkundig specialist bij het behandelbeleid word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Bij<br />

de beoordeling <strong>van</strong> suïcidaliteit behoort dus in ieder geval e<strong>en</strong> specialist<br />

geconsulteerd te word<strong>en</strong>; in welke situatie welke discipline hiervoor wordt<br />

ingezet, zal afhankelijk zijn <strong>van</strong> het in de instelling geld<strong>en</strong>de professionele<br />

statuut. Afhankelijk <strong>van</strong> de ingeschatte complexiteit <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> het<br />

beeld kan het consult beperkt blijv<strong>en</strong> tot het gezam<strong>en</strong>lijk afweg<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

rele<strong>van</strong>te factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> advies aan de behandelaar, zich uitbreid<strong>en</strong> tot<br />

e<strong>en</strong> face-to-facebeoordeling <strong>van</strong> de patiënt door de specialist, of het (tijdelijk)<br />

overnem<strong>en</strong> <strong>van</strong> de behandelverantwoordelijkheid. Ongeacht of deze<br />

specialist besluit de suïcidale patiënt zelf te onderzoek<strong>en</strong> of te behandel<strong>en</strong>,<br />

draagt hij in deze situaties medeverantwoordelijkheid voor behandelbeslissing<strong>en</strong>.<br />

Als leidraad geldt dat naarmate het psychiatrische beeld <strong>van</strong> de suïcidale<br />

patiënt complexer, ernstiger, acuter of meer aan verandering onderhevig is,<br />

de verantwoordelijkheid méér bij de psychiater <strong>en</strong> minder bij de klinisch<br />

psycholoog of verpleegkundig specialist ligt (<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gelegd<br />

door overige behandelar<strong>en</strong>). In het jurisprud<strong>en</strong>tieoverzicht (paragraaf 9)<br />

wordt nader ingegaan op deze ‘groei<strong>en</strong>de’ verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de<br />

psychiater naarmate de problematiek zwaarder is. Daar wordt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

gesteld dat het nem<strong>en</strong> <strong>van</strong> behandelverantwoordelijkheid door de psychiater<br />

de overige bij de <strong>behandeling</strong> betrokk<strong>en</strong> beroepsbeoef<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> niet<br />

ontslaat <strong>van</strong> verantwoordelijkheid voor hun eig<strong>en</strong> handel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte<br />

<strong>van</strong> de suïcidale patiënt. Mutatis mutandis geldt deze verdeling <strong>van</strong> de<br />

verantwoordelijkheid ook wanneer de beoordeling door e<strong>en</strong> klinisch<br />

psycholoog of verpleegkundig specialist wordt uitgevoerd. Tot slot noopt<br />

de afweging om al dan niet dwang (Wet Bopz) in te zett<strong>en</strong> altijd tot e<strong>en</strong><br />

beoordeling door e<strong>en</strong> (onafhankelijke) psychiater.


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 303<br />

5 Suïcidaliteit <strong>en</strong> dwang: Wet Bopz<br />

Het inzett<strong>en</strong> <strong>van</strong> dwang volg<strong>en</strong>s de Wet Bijzondere opneming<strong>en</strong> in psychiatrische<br />

ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> (Wet Bopz) bij suïcidale (psychiatrische) patiënt<strong>en</strong><br />

is e<strong>en</strong> complex <strong>en</strong> controversieel onderwerp. De vraag is of onderzoek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaliteit onder de Wet Bopz valt, <strong>en</strong> zo ja: wanneer<br />

Wordt het gevaar <strong>van</strong> suïcide afgew<strong>en</strong>d door dwang, of is dwang juist<br />

contraproductief <strong>en</strong> leidt dwang tot e<strong>en</strong> hoger risico op suïcide<br />

Hoewel de effectiviteit <strong>van</strong> dwangmaatregel<strong>en</strong> bij suïcideprev<strong>en</strong>tie niet<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk is aangetoond, kan inzet <strong>van</strong> de Wet Bopz in het individuele<br />

geval echter wel degelijk e<strong>en</strong> suïcide voorkom<strong>en</strong>. Om te besluit<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> dwangopname (<strong>van</strong>wege het acute karakter <strong>van</strong> het gevaar (in de<br />

zin <strong>van</strong> suïciderisico) zal hier veelal sprake zijn <strong>van</strong> e<strong>en</strong> inbewaringstelling,<br />

ibs) di<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s de Wet Bopz voldaan te zijn aan vier criteria: (1) e<strong>en</strong><br />

(vermoed<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong>) geestesstoornis, (2) gevaar, (3) e<strong>en</strong> causaal verband<br />

tuss<strong>en</strong> beide <strong>en</strong> (4) het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> alternatiev<strong>en</strong> om het gevaar af te<br />

w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (ultimum remedium).<br />

Het toets<strong>en</strong> <strong>van</strong> het bereidheidcriterium, het ontbrek<strong>en</strong> <strong>van</strong> bereidheid<br />

tot opname, is ondersteun<strong>en</strong>d bij het besluit tot dwangopname (Dijkers<br />

& Widdershov<strong>en</strong>, 2008). De Richtlijn besluitvorming dwang: opname <strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> de NVvP (2008) biedt psychiaters hulp bij de toepassing<br />

<strong>van</strong> dwang in de psychiatrie.<br />

Volg<strong>en</strong>s het Europese recht (evrm) <strong>en</strong> Nederlandse jurisprud<strong>en</strong>tie di<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eeskundige verklaring (objective medical expertise) in de procedure<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> inbewaringstelling of rechterlijke machtiging opgesteld te word<strong>en</strong><br />

door e<strong>en</strong> psychiater. Voor e<strong>en</strong> inbewaringstelling wordt de g<strong>en</strong>eeskundige<br />

verklaring opgesteld door e<strong>en</strong> psychiater. In goed beargum<strong>en</strong>teerde uitzonderlijke<br />

situaties kan dit door e<strong>en</strong> andere arts gebeur<strong>en</strong>, waarbij de patiënt<br />

in het laatste geval zo spoedig mogelijk daarna alsnog door e<strong>en</strong> psychiater<br />

moet word<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

Suïcidaliteit is op zichzelf ge<strong>en</strong> geestesstoornis zoals bedoeld in de Wet<br />

Bopz. Hoewel person<strong>en</strong> die zich suïcider<strong>en</strong> in 90% <strong>van</strong> de gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> of<br />

meer psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (apa, 2003), kan ook in afwezigheid<br />

<strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis e<strong>en</strong> doodsw<strong>en</strong>s <strong>en</strong> daaruit voortvloei<strong>en</strong>d<br />

suïcidaal gedrag, optred<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> complicatie binn<strong>en</strong> de Wet Bopz<br />

is dat suïcidaliteit in twee opzicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> criterium kan vorm<strong>en</strong>: als symptoom<br />

<strong>van</strong> de geestesstoornis <strong>en</strong> als onderdeel <strong>van</strong> het gevaar (‘dubbelcriterium’)<br />

(Zuijderhoudt, 2004). Hierdoor kan e<strong>en</strong> cirkelred<strong>en</strong>ering ontstaan:<br />

de suïcidaliteit wordt opgevoerd zowel om de geestesstoornis aan te ton<strong>en</strong><br />

(de patiënt is suïcidaal dus geestesgestoord), als om het gevaar dat de<br />

patiënt voor zichzelf veroorzaakt te onderbouw<strong>en</strong> (de patiënt is suïcidaal<br />

dus gevaarlijk). In de formulering <strong>van</strong> de g<strong>en</strong>eeskundige verklaring moet<br />

echter duidelijk zijn wat de relatie tuss<strong>en</strong> de geestesstoornis <strong>en</strong> het daaruit


304 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

voortvloei<strong>en</strong>de gevaar is. Nog daargelat<strong>en</strong> de impliciete vooronderstelling<br />

dat aan suïcidaliteit altijd e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis t<strong>en</strong> grondslag ligt<br />

(Achilles et al., 2006).<br />

Wanneer het suïcidale gedrag actief in de kliniek aanwezig blijft, geïllustreerd<br />

door handeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> in de vorm <strong>van</strong> suïcidale gestes<br />

of poging<strong>en</strong> op de afdeling, <strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming over het behandelplan<br />

wordt bereikt, kan het nodig zijn dwang in te zett<strong>en</strong>. Ter overbrugging<br />

<strong>van</strong> tijdelijke noodsituaties kunn<strong>en</strong> dit vijf middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong><br />

zijn: (1) separatie of (2) afzondering, <strong>en</strong>/of (3) fixatie, <strong>en</strong>/of (4) medicatie,<br />

<strong>en</strong>/of (5) toedi<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> vocht <strong>en</strong> voeding.<br />

De suïcidale patiënt die gedwong<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> is, kan op grond <strong>van</strong> de<br />

Wet Bopz (artikel 36, lid 3) ‘aan kleding <strong>en</strong> lichaam’ word<strong>en</strong> onderzocht<br />

(gefouilleerd) <strong>en</strong> gevaarlijke voorwerp<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hem word<strong>en</strong> ontnom<strong>en</strong>.<br />

De Wet Bopz laat onderzoek ‘in het lichaam’ niet toe! ‘Gevaarlijke voorwerp<strong>en</strong>’<br />

kunn<strong>en</strong> in het licht <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging <strong>van</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de aard<br />

zijn (plastic zakk<strong>en</strong>, veters, riem<strong>en</strong>, autosleutels, aanstekers).<br />

6 Meldingsplicht suïcide<br />

6.1 Wet op de lijkbezorging<br />

De melding <strong>van</strong> elke vorm <strong>van</strong> overlijd<strong>en</strong> is geregeld in de Wet op de lijkbezorging<br />

(Wlb). Bij e<strong>en</strong> natuurlijke dood kan de overlijd<strong>en</strong>sverklaring<br />

door zowel de behandel<strong>en</strong>d arts als de geme<strong>en</strong>telijk lijkschouwer word<strong>en</strong><br />

afgegev<strong>en</strong>. Suïcide is e<strong>en</strong> niet-natuurlijke dood. Hierbij kan ge<strong>en</strong> overlijd<strong>en</strong>sverklaring<br />

word<strong>en</strong> afgegev<strong>en</strong> door de behandelaar. De arts die de nietnatuurlijke<br />

dood heeft vastgesteld, meldt dit ‘onverwijld’ aan de geme<strong>en</strong>telijk<br />

lijkschouwer. Afhankelijk <strong>van</strong> de doodsoorzaak (suïcide, ongeval, hulp<br />

bij zelfdoding) vult de geme<strong>en</strong>telijk lijkschouwer het bijbehor<strong>en</strong>de formulier<br />

in <strong>en</strong> stuurt dit aan de officier <strong>van</strong> justitie die beoordeelt of er e<strong>en</strong><br />

vermoed<strong>en</strong> is <strong>van</strong> strafbare feit<strong>en</strong> die nader onderzoek vereis<strong>en</strong>. Wanneer<br />

de suïcide zich buit<strong>en</strong> de instelling afspeelt, behoort het voorafgaande in de<br />

regel tot de taak <strong>van</strong> de huisarts <strong>en</strong>/of de politie.<br />

6.2 Meldingsplicht bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)<br />

De afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> meldd<strong>en</strong> ggz-instelling<strong>en</strong> alle suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

met ernstig letsel (in het vervolg: suïcides) aan de Inspectie voor de<br />

Gezondheidszorg (igz), omdat deze door de igz werd<strong>en</strong> beschouwd als<br />

e<strong>en</strong> calamiteit volg<strong>en</strong>s de definitie <strong>van</strong> de Kwaliteitswet zorginstelling<strong>en</strong><br />

(artikel 4a). E<strong>en</strong> promotieonderzoek (Huisman, 2010) heeft uitgewez<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> groot deel <strong>van</strong> de suïcides niet direct sam<strong>en</strong>hangt met aanwijsbare<br />

tekortkoming<strong>en</strong> in de zorg <strong>en</strong> daarmee niet voldoet aan de definitie <strong>van</strong>


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 305<br />

calamiteit <strong>van</strong> de Kwaliteitswet. In 2010 heeft de igz via e<strong>en</strong> pilot bij drie<br />

instelling<strong>en</strong> onderzocht of de g<strong>en</strong>oemde bevinding<strong>en</strong> <strong>van</strong>af 2011 in gewijzigd<br />

landelijk beleid kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgezet (zie ook: Van der Zand<strong>en</strong>,<br />

2010; Zuijderhoudt, 2010; Gijsbers <strong>van</strong> Wijk e.a., 2011). De uitkomst<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

deze pilot hebb<strong>en</strong> de igz do<strong>en</strong> besluit<strong>en</strong> om met ingang <strong>van</strong> 1 mei 2011<br />

niet alle suïcides verplicht meer te lat<strong>en</strong> meld<strong>en</strong>.<br />

Er zijn nu twee groep<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel<br />

die ggz-instelling<strong>en</strong> verplicht zijn te meld<strong>en</strong> bij de igz. (Onder ggz-instelling<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> verstaan: alle ggz-instelling<strong>en</strong> die vall<strong>en</strong> onder de Kwaliteitswet<br />

zorginstelling<strong>en</strong>. Ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>, verpleeg- <strong>en</strong> verzorgingshuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

instelling<strong>en</strong> voor gehandicapt<strong>en</strong>zorg blijv<strong>en</strong> verplicht elke suïcide of suïcidepoging<br />

met ernstig letsel te meld<strong>en</strong> aan de igz.)<br />

1. Suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel die verband houd<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> tekortkoming in de zorg (calamiteitmelding). De Kwaliteitswet<br />

definieert e<strong>en</strong> calamiteit als ‘e<strong>en</strong> niet-beoogde of onverwachte<br />

gebeurt<strong>en</strong>is, die betrekking heeft op de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

zorg<strong>en</strong> die tot de dood <strong>van</strong> of e<strong>en</strong> ernstig schadelijk gevolg voor e<strong>en</strong><br />

patiënt heeft geleid’. E<strong>en</strong> calamiteit betek<strong>en</strong>t dus: e<strong>en</strong> tekortkoming in<br />

de zorg; dit is aan de orde als er sprake is <strong>van</strong> onvoldo<strong>en</strong>de toezicht<br />

op de patiënt, onvoldo<strong>en</strong>de <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag, onvoldo<strong>en</strong>de<br />

overdracht of communicatie <strong>en</strong>/of het onvoldo<strong>en</strong>de volg<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> professionele <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong>, het professionele statuut of de suïcideprev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>ota<br />

<strong>van</strong> de instelling.<br />

2. Suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt bij wie<br />

sprake is <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> opname <strong>en</strong>/of zorg <strong>en</strong>/of <strong>van</strong> vrijheidsbeperk<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong>. Het gedwong<strong>en</strong> kader wordt gegev<strong>en</strong> door<br />

de Wet Bopz (ggz-instelling) of het Wetboek <strong>van</strong> strafrecht (ggzinstelling<br />

voor for<strong>en</strong>sische zorg). De verplichting geldt ook voor e<strong>en</strong><br />

patiënt die vrijwillig e<strong>en</strong> vrijheidsbeperk<strong>en</strong>de maatregel heeft geaccepteerd<br />

<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s zich suïcideert of e<strong>en</strong> suïcidepoging doet met<br />

ernstig letsel als gevolg.<br />

E<strong>en</strong> suïcide of e<strong>en</strong> suïcidepoging met ernstig letsel moet aan de igz<br />

word<strong>en</strong> gemeld op basis <strong>van</strong> e<strong>en</strong> door de igz vastgesteld format (zie www.<br />

igz.nl > Meld<strong>en</strong> > Meld<strong>en</strong> als zorgaanbieder > ‘Format melding suïcide <strong>en</strong><br />

suïcidepoging met ernstig letsel aan de inspectie’).<br />

Daarnaast vraagt de igz aan ggz-instelling<strong>en</strong> om <strong>van</strong>af 1 januari 2012 ieder<br />

kal<strong>en</strong>derjaar de volg<strong>en</strong>de informatie over het daaraan voorafgaande jaar<br />

aan te lever<strong>en</strong>:<br />

1. Het totaal aantal suïcides <strong>en</strong> de nam<strong>en</strong> <strong>van</strong> de locaties <strong>en</strong>/of<br />

afdeling<strong>en</strong> waar de suïcides plaatsvond<strong>en</strong>.<br />

2. Het totaal aantal suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel <strong>en</strong> de nam<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de locaties <strong>en</strong>/of afdeling<strong>en</strong> waar de suïcides plaatsvond<strong>en</strong>.


306 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

3. Maakt de instelling gebruik <strong>van</strong> e<strong>en</strong> systeem om systematisch suïcides<br />

<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel te registrer<strong>en</strong> <strong>en</strong> te analyser<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> om op basis daar<strong>van</strong> conclusies <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele verbetermaatregel<strong>en</strong><br />

te formuler<strong>en</strong><br />

4. Heeft de instelling verbetermaatregel<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong> op grond <strong>van</strong> de<br />

analyse <strong>van</strong> suïcides <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> met ernstig letsel Zo ja,<br />

welke; zo nee, waarom niet<br />

6.3 Wet op<strong>en</strong>baarheid <strong>van</strong> bestuur (Wob)<br />

Op grond <strong>van</strong> de Wet op<strong>en</strong>baarheid <strong>van</strong> bestuur (Wob) zijn er verzoek<strong>en</strong><br />

gedaan om de verslaglegging <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide. Naar aanleiding hier<strong>van</strong><br />

hebb<strong>en</strong> nabestaand<strong>en</strong> met succes suïciderapportages opgeëist bij de<br />

Inspectie voor de Gezondheidszorg (Landelijk Jurisprud<strong>en</strong>tie Nummer:<br />

bb9778, Rechtbank Dordrecht, 2007). In reactie hierop heeft de Raad <strong>van</strong><br />

State in april 2011 beslist dat inzage door nabestaand<strong>en</strong> in suïciderapportages<br />

op basis <strong>van</strong> de Wob niet is toegestaan (201008171/1/H3). In het veld<br />

heeft dit de discussie over het veilig meld<strong>en</strong> aangewakkerd (Crul & Legemaate,<br />

2008). In reactie hierop heeft de minister <strong>van</strong> vws beslot<strong>en</strong> dat bij<br />

rapportages <strong>van</strong>uit de instelling de geheimhoudingsplicht prevaleert bov<strong>en</strong><br />

de Wob. In e<strong>en</strong> brief <strong>van</strong> de igz aan ggz-instelling<strong>en</strong> wordt gesteld dat<br />

alle<strong>en</strong> de conclusies <strong>van</strong> de igz zoals verwoord in haar afhandelingsbrief<br />

op<strong>en</strong>baar gemaakt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Hiermee is e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> anonimisering<br />

gebod<strong>en</strong> die echter niet garandeert dat de gegev<strong>en</strong>s niet herleidbaar<br />

zijn tot e<strong>en</strong> bepaalde persoon; red<strong>en</strong> om waakzaam te blijv<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege het<br />

beroepsgeheim.<br />

7 Suïcide <strong>en</strong> klachtrecht: Wklcz, tucht- <strong>en</strong> strafrecht<br />

Het doel <strong>van</strong> de Wet klachtrecht cliënt<strong>en</strong> zorgsector (Wklcz) is het regel<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> klacht<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> gezondheidszorginstelling<strong>en</strong>.<br />

Elke zorginstelling moet e<strong>en</strong> regeling treff<strong>en</strong> voor de <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> klacht<strong>en</strong> over ‘e<strong>en</strong> gedraging <strong>van</strong> hem of <strong>van</strong> voor hem werkzame<br />

person<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s de cliënt’ <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> klacht<strong>en</strong>commissie met<br />

e<strong>en</strong> onafhankelijke voorzitter. In beginsel kan alle<strong>en</strong> door of nam<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

patiënt bij de klacht<strong>en</strong>commissie e<strong>en</strong> klacht teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zorgaanbieder<br />

word<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d (artikel 2, lid 4). In afwijking hier<strong>van</strong> mag bij de klacht<strong>en</strong>commissie<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> klacht teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zorgaanbieder word<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d<br />

over ‘e<strong>en</strong> gedraging <strong>van</strong> hem of <strong>van</strong> voor hem werkzame person<strong>en</strong><br />

jeg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> cliënt die inmiddels is overled<strong>en</strong>’ (artikel 2, lid 6). E<strong>en</strong> familielid<br />

of naaste kan in dat geval e<strong>en</strong> klacht indi<strong>en</strong><strong>en</strong>. De Wet Bopz heeft in artikel<br />

41 klachtgrond<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> wie e<strong>en</strong> klacht kan indi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Bij suïcidaliteit<br />

zal e<strong>en</strong> klacht dan veelal indirect beargum<strong>en</strong>teerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 307<br />

bijvoorbeeld via de klachtgrond ‘niet toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong>splan’.<br />

Er kunn<strong>en</strong> zich in de Wklcz complicaties voordo<strong>en</strong> bij de vraag of de overled<strong>en</strong>e<br />

toestemming zou hebb<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> voor het op<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> het dossier.<br />

Wat te do<strong>en</strong> als de overled<strong>en</strong>e expliciet heeft aangegev<strong>en</strong> dat familie <strong>en</strong><br />

naast<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> toestemming krijg<strong>en</strong> tot inzage in het dossier <strong>en</strong> dan via e<strong>en</strong><br />

klachtprocedure dat wel zoud<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> Bij e<strong>en</strong> klacht mag de behandelaar<br />

zich beroep<strong>en</strong> op zijn belang om zichzelf te kunn<strong>en</strong> verdedig<strong>en</strong>, dat<br />

– afhankelijk <strong>van</strong> de omstandighed<strong>en</strong> <strong>van</strong> het geval – zwaarder kan weg<strong>en</strong><br />

dan de zwijgplicht.<br />

Vooral bij het strafrecht, dat bij ‘nalatige’ suïcides door de nabestaand<strong>en</strong><br />

ingezet kan word<strong>en</strong>, kan spel<strong>en</strong> dat de hulpverl<strong>en</strong>er ter zake als verdachte<br />

onderwerp <strong>van</strong> onderzoek is <strong>en</strong> zich niet met succes op het beroepsgeheim<br />

<strong>en</strong> dus op de zwijgplicht kan beroep<strong>en</strong>; het beroepsgeheim is er ter<br />

bescherming <strong>van</strong> de patiënt <strong>en</strong> niet <strong>van</strong> de hulpverl<strong>en</strong>er. Voor het tuchtrecht<br />

wordt verwez<strong>en</strong> naar paragraaf 9 over de jurisprud<strong>en</strong>tie.<br />

8 Wet toetsing lev<strong>en</strong>sbeëindiging op verzoek <strong>en</strong> hulp bij<br />

zelfdoding<br />

De Nederlandse praktijk <strong>en</strong> ideologie rond ‘zelfbeschikking’ is afwijk<strong>en</strong>d<br />

<strong>van</strong> die in Europees verband. Hoewel er vrag<strong>en</strong> zijn in hoeverre<br />

e<strong>en</strong> verzoek om lev<strong>en</strong>sbeëindiging e<strong>en</strong> relatie heeft met suïcidaliteit,<br />

wordt voor juridische aspect<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar die specifieke wetgeving.<br />

Verwez<strong>en</strong> wordt naar de Richtlijn omgaan met het verzoek om hulp bij<br />

zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (Thol<strong>en</strong> et al.,<br />

2009) <strong>van</strong> de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Psychiatrie (NVvP) waarin<br />

onder meer de zorgvuldigheidseis<strong>en</strong>, de rol <strong>van</strong> de sc<strong>en</strong>-arts (Steun <strong>en</strong><br />

Consultatie bij Euthanasie in Nederland) <strong>en</strong> de regionale toetsingscommissies<br />

word<strong>en</strong> toegelicht.<br />

9 Jurisprud<strong>en</strong>tieoverzicht<br />

9.1 Vertrekpunt: EHRM<br />

E<strong>en</strong> vertrekpunt is de zaak Ke<strong>en</strong>an versus het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

(Europees Hof voor de Recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de M<strong>en</strong>s (ehrm), 3 april 2001, Bopz<br />

Jurisprud<strong>en</strong>tie 2001 nr 52, met noot <strong>van</strong> J. Dute) waarin het Europese<br />

Hof b<strong>en</strong>adrukt dat kracht<strong>en</strong>s artikel 2 evrm (recht op lev<strong>en</strong>) op de overheid<br />

e<strong>en</strong> positieve plicht rust te tracht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> suïcide te voorkom<strong>en</strong>. Die<br />

plicht wordt begr<strong>en</strong>sd door <strong>en</strong>erzijds de fundam<strong>en</strong>tele recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

betrokk<strong>en</strong>e, anderzijds het gegev<strong>en</strong> dat niet elk gevaar kan word<strong>en</strong> uitge-


308 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

bann<strong>en</strong>. Maar bij ‘those detained in their custody’ draagt de overheid e<strong>en</strong><br />

verzwaarde verantwoordingsplicht, omdat deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die <strong>van</strong> hun vrijheid<br />

beroofd zijn extra kwetsbaar zijn. Dat geldt ook voor patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in het kader <strong>van</strong> de Wet Bopz.<br />

9.2 De Wet Bopz<br />

De Hoge Raad vindt (met het Europees Hof voor de Recht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de M<strong>en</strong>s<br />

(ehrm)) dat niet elk gevaar <strong>van</strong> suïcide door middel <strong>van</strong> dwangopneming<br />

moet word<strong>en</strong> uitgebann<strong>en</strong> (Hoge Raad, 14 december 1976, Nederlandse<br />

Jurisprud<strong>en</strong>tie, 1977, 174), al is het uitgangspunt <strong>van</strong> de Wet Bopz dat<br />

gevaar dat kán word<strong>en</strong> gekeerd, móet word<strong>en</strong> gekeerd. De rechter toetst<br />

dan ook of aan de algem<strong>en</strong>e rechtsbeginsel<strong>en</strong> (doelmatigheid, proportionaliteit<br />

<strong>en</strong> subsidiariteit) is voldaan <strong>en</strong> kan dan ondanks suïcidegevaar<br />

e<strong>en</strong> dwangopname afwijz<strong>en</strong> (Rechtbank Breda, 20 juli 2009 <strong>en</strong> 14 januari<br />

2010, Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie 2010 nrs 30 <strong>en</strong> 31 met noot <strong>van</strong> R. Zuijderhoudt;<br />

ev<strong>en</strong>zo Rechtbank ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, 31 maart 2010, 208929/fa rk<br />

10-1510, Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie 2010 met noot <strong>van</strong> R. Zuijderhoudt). Overig<strong>en</strong>s<br />

mag dat er niet toe leid<strong>en</strong> dat de psychiater dan maar ge<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eeskundige<br />

verklaring uitschrijft.<br />

9.3 De WGBO<br />

Die zware zorgplicht voor het lev<strong>en</strong> is niet beperkt tot onvrijwillige<br />

opnames. Bij e<strong>en</strong> vrijwillig opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> jonge moeder die zich ondanks<br />

het ‘rode-stipbeleid’ e<strong>en</strong> og<strong>en</strong>blik wist te onttrekk<strong>en</strong> aan toezicht in de<br />

instelling <strong>en</strong> zich prompt suïcideerde met achterlating <strong>van</strong> e<strong>en</strong> klein kind,<br />

legde de rechter de verantwoordelijkheid <strong>en</strong> daarmee de civielrechtelijke<br />

aansprakelijkheid geheel bij de instelling (Rechtbank Breda, 20 augustus<br />

2002, Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie 2002 nr 49 met noot <strong>van</strong> A. Blok, zeer leerzaam),<br />

conform de ‘leer’ uit het zogehet<strong>en</strong> Willibrordarrest (Hoge Raad 16<br />

juni 2000, Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie 2000 nr 54, met noot <strong>van</strong> R. Zuijderhoudt):<br />

als e<strong>en</strong> veiligheidsnorm geschond<strong>en</strong> is (<strong>en</strong> daar<strong>van</strong> is bij ontoereik<strong>en</strong>d<br />

toezicht al snel sprake, zeker als er regels <strong>en</strong> protocoll<strong>en</strong> zijn) volgt al snel<br />

aansprakelijkheid voor de gevolg<strong>en</strong>.<br />

9.4 Het tuchtrecht, de Wet BIG<br />

Betek<strong>en</strong>t het voorgaande dat in de kliniek rigoureus elk risico moet<br />

word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>, zoals de vader <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s m<strong>en</strong>tor <strong>van</strong> e<strong>en</strong> (vrijwillig<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>) suïcidale vrouw eiste, terwijl de behandelaar haar e<strong>en</strong> beetje<br />

‘ruimte’ wilde gev<strong>en</strong> Het C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg<br />

(CTG 8 november 2001, Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie 2002 nr 32, met noot <strong>van</strong><br />

R. Zuijderhoudt) oordeelde <strong>van</strong> niet omdat ‘gehandeld werd volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

zorgvuldig overwog<strong>en</strong> behandelplan [...] de tragische afloop [...] t<strong>en</strong> spijt’.<br />

Het draait dus om de zorgvuldigheid <strong>van</strong> de handelwijze.


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 309<br />

Niet altijd is glashelder wie daarin als verantwoordelijke optreedt. Doorgaans<br />

staat e<strong>en</strong> zekere verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de psychiater vast: ’het<br />

had op de weg <strong>van</strong> verweerster geleg<strong>en</strong> om bij e<strong>en</strong> dergelijke stand <strong>van</strong><br />

zak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> spoedige psychiatrische beoordeling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> directe vooraanmelding<br />

bij de crisisdi<strong>en</strong>st [...] te realiser<strong>en</strong>. Deze zorgplicht vloeit ook voort<br />

uit artikel II.7 <strong>van</strong> de beroepscode voor psychiaters <strong>van</strong> de NVvP dat de<br />

psychiater ervoor verantwoordelijk is dat continuïteit <strong>van</strong> de hulpverl<strong>en</strong>ing<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goede bereikbaarheid verzekerd zijn’ (Regionaal Tuchtcollege<br />

Amsterdam 5 augustus 2008, 07/165). Sluit dit de eig<strong>en</strong>standige bevoegdheid<br />

<strong>van</strong> andere big-geregistreerd<strong>en</strong> uit Niet voor zover die reikt: (Regionaal<br />

Tuchtcollege D<strong>en</strong> Haag 10 februari 2009, 2007 H 089a <strong>en</strong> 089b): ‘de<br />

arts die <strong>van</strong>af het intakegesprek betrokk<strong>en</strong> was bij de <strong>behandeling</strong> liet de<br />

reguliere vervolggesprekk<strong>en</strong> over aan e<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> verpleegkundige. Dat<br />

is niet ongebruikelijk <strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijke werkverdeling is verantwoord’.<br />

In dezelfde lijn oordeelde het Regionaal Tuchtcollege College voor de<br />

Gezondheidszorg, Eindhov<strong>en</strong> (17 augustus 2009, 2008.59b): ‘het is vooral<br />

niet onjuist geweest om het gesprek door e<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> <strong>en</strong> met patiënt<br />

bek<strong>en</strong>de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige te lat<strong>en</strong> voer<strong>en</strong>; deze mag<br />

immers daartoe bekwaam <strong>en</strong> derhalve bevoegd word<strong>en</strong> geacht’. Het<br />

C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in rec<strong>en</strong>t hoger beroep<br />

specificeert de verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> legt e<strong>en</strong> waarschuwing op:<br />

‘Hoewel er<strong>van</strong> moet word<strong>en</strong> uitgegaan dat X e<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> sociaalpsychiatrisch<br />

verpleegkundige (spv) is – die de patiënt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> k<strong>en</strong>de <strong>van</strong> het<br />

eerste contact ... is het C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg <strong>van</strong><br />

oordeel dat in dit geval, bij de hiervoor geschetste voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />

de patiënt <strong>en</strong> ná de tweede telefonische melding <strong>van</strong> de huisarts binn<strong>en</strong><br />

één week tijd, e<strong>en</strong> zelfstandige beoordeling ... door de arts (bedoeld is: de<br />

psychiater), althans door e<strong>en</strong> andere psychiater had moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Dat klemt temeer nu de arts (bedoeld is: de psychiater) op ... door de spv<br />

<strong>van</strong> de actuele situatie (last <strong>van</strong> suïcidale ideaties) op de hoogte is gesteld.<br />

De arts heeft dus t<strong>en</strong> onrechte het gesprek op ... overgelat<strong>en</strong> aan de spv <strong>en</strong><br />

nagelat<strong>en</strong> de patiënt uiterlijk na de tweede melding <strong>van</strong> de huisarts ... zelf<br />

te zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beoordel<strong>en</strong>’ (C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg<br />

22 juli 2010, gj 2010/114).<br />

Het lijkt er dus op dat de zelfstandige beslissingsruimte <strong>van</strong> de verpleegkundige<br />

bij het inschatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidegevaar <strong>en</strong> ‘managem<strong>en</strong>t’ <strong>van</strong> de<br />

suïcidale patiënt snel <strong>en</strong> sterk afneemt (<strong>en</strong> het vereiste <strong>van</strong> directe betrokk<strong>en</strong>heid<br />

<strong>van</strong> de psychiater to<strong>en</strong>eemt) naarmate de zaak acuter <strong>en</strong> ernstiger<br />

wordt, het beeld zich wijzigt, er (door verwijzers of de patiënt <strong>en</strong>/of<br />

familie) gerappelleerd wordt, kortom: de kans to<strong>en</strong>eemt dat de psychiater<br />

tot eig<strong>en</strong>, nieuwe bevinding<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> persoonlijk<br />

onderzoek <strong>van</strong> de patiënt: ‘door op grond <strong>van</strong> haar eig<strong>en</strong> ervaring <strong>van</strong><br />

meer dan twee maand<strong>en</strong> tevor<strong>en</strong> het verzoek om opname te beoordel<strong>en</strong>


310 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

als manipulatief heeft zij te weinig rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de mogelijkheid<br />

dat de psychische stoornis was verergerd of <strong>van</strong> karakter was veranderd’<br />

(Regionaal Tuchtcollege D<strong>en</strong> Haag 10 februari 2009, H 023a <strong>en</strong> 023f). M<strong>en</strong><br />

bed<strong>en</strong>ke: de (groei<strong>en</strong>de) verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de psychiater doet niet<br />

af aan die <strong>van</strong> de andere betrokk<strong>en</strong> hulpverl<strong>en</strong>ers: in het tuchtrecht draagt<br />

elk zijn persoonlijke verantwoordelijkheid <strong>en</strong> die lijkt dus wel e<strong>en</strong>s te<br />

‘dubbel<strong>en</strong>’. Niet zeld<strong>en</strong> ziet m<strong>en</strong> ter zake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide zowel de psychiater<br />

als de klinisch psycholoog, de psychotherapeut, de gz-psycholoog,<br />

de spv <strong>en</strong> de arts-assist<strong>en</strong>t ter verantwoording geroep<strong>en</strong>; de andere disciplines<br />

zi<strong>en</strong> dus niet de verantwoordelijkheid voor hun eig<strong>en</strong> handel<strong>en</strong><br />

afnem<strong>en</strong> in de mate waarin die <strong>van</strong> de psychiater to<strong>en</strong>eemt.<br />

Soortgelijke overweging<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> de verantwoordelijkheidsverdeling<br />

tuss<strong>en</strong> psychiater <strong>en</strong> arts-assist<strong>en</strong>t. Enerzijds: ‘Verweerder is als arts-assist<strong>en</strong>t<br />

bekwaam <strong>en</strong> bevoegd tot het zelfstandig verricht<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderzoek<br />

<strong>en</strong> risico-inschatting. Over de diagnose heeft verweerder ruggespraak<br />

gehoud<strong>en</strong> met zijn supervisor, tev<strong>en</strong>s psychiatrische achterwacht, <strong>en</strong> de<br />

behandel<strong>en</strong>d psychiater’ (Regionaal Tuchtcollege College voor de Gezondheidszorg,<br />

Groning<strong>en</strong>, 18 december 2008, G2008/20 resp. /21 <strong>en</strong> /02).<br />

Maar anderzijds, in e<strong>en</strong> geval waarin iemand als arts-assist<strong>en</strong>t optrad: ’de<br />

arts (bedoeld is: de psychiater) had ge<strong>en</strong> beoordeling ‘op afstand’ mog<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong>, zonder I zelf te zi<strong>en</strong>. Hij had … zijn beslissing niet mog<strong>en</strong> baser<strong>en</strong><br />

op de bevinding<strong>en</strong> <strong>van</strong> R die – naar ter zitting is vastgesteld – op … zelfs<br />

niet als arts was geregistreerd. De arts (bedoeld is: de psychiater) had de<br />

gemelde bevinding<strong>en</strong> zelfstandig moet<strong>en</strong> controler<strong>en</strong>’ (Regionaal Tuchtcollege<br />

D<strong>en</strong> Haag, 10 februari 2009, 2007 H 023a <strong>en</strong> 023f).<br />

De g<strong>en</strong>oemde zak<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> verantwoordelijkheidsverdeling<br />

tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds de psychiater <strong>en</strong> anderzijds de sociaalpsychiatrisch<br />

verpleegkundige (spv) <strong>en</strong> de basisarts (arts-assist<strong>en</strong>t). Naar<br />

verwachting zal de red<strong>en</strong>eertrant <strong>van</strong> het tuchtcollege niet anders zijn<br />

wanneer het de sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> verantwoordelijkheidsverdeling betreft<br />

tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds e<strong>en</strong> andere specialist dan de psychiater, <strong>en</strong> anderzijds<br />

de andere beroep<strong>en</strong>. In dit verband is het wez<strong>en</strong>lijk te vermeld<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

tuchtcollege voor de beoordeling <strong>van</strong> de sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> verantwoordelijkheidsverdeling<br />

zich (mede) zal lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> professioneel<br />

statuut of vergelijkbaar docum<strong>en</strong>t.<br />

Twee kwesties spel<strong>en</strong> in de (tucht-) rechtspraak nog e<strong>en</strong> belangrijke rol.<br />

T<strong>en</strong> eerste: ook bij suïcide of suïcidegevaar wordt to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>standig<br />

belang c.q. het recht <strong>van</strong> de familie erk<strong>en</strong>d dat de zorgplicht <strong>van</strong> de<br />

hulpverl<strong>en</strong>er raakt: ‘Als goed hulpverl<strong>en</strong>er jeg<strong>en</strong>s de naaste betrekking<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> patiënte (ex artikel 47 lid 1 sub 3 big) di<strong>en</strong>de verweerder daarom<br />

ook klager (met zijn gezin) te informer<strong>en</strong> [...]’ (Regionaal Tuchtcollege<br />

Amsterdam 24 maart 2009, gj 2009 nr 70). Het ging hier om e<strong>en</strong> vrouw<br />

met ibs opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> zeer ernstige suïcidepoging, met wie maar zeer


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 311<br />

beperkte sam<strong>en</strong>werking te bewerkstellig<strong>en</strong> was <strong>en</strong> bij wie de ibs tot slot<br />

werd opgehev<strong>en</strong>, waarna zij zich alsnog suïcideerde.<br />

E<strong>en</strong> tweede kwestie die in de (tucht-) rechtspraak e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

speelt, is de volg<strong>en</strong>de. Bij het tuchtrecht staat m<strong>en</strong> door het volstrekt individuele<br />

karakter <strong>van</strong> het tuchtproces soms voor de onmogelijke opgave<br />

recht te do<strong>en</strong> in situaties <strong>van</strong> ket<strong>en</strong>zorg (of veelal juist het ontbrek<strong>en</strong><br />

daar<strong>van</strong>) waarin evid<strong>en</strong>t ontoereik<strong>en</strong>d is gehandeld, maar het unfair zou<br />

zijn daarvoor één hulpverl<strong>en</strong>er in het bijzonder als schuldige aan te wijz<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maatregel op te legg<strong>en</strong>. Altijd staat e<strong>en</strong> individuele, met name<br />

g<strong>en</strong>oemde hulpverl<strong>en</strong>er terecht, nooit e<strong>en</strong> team of e<strong>en</strong> bestuursraad.<br />

Bijvoorbeeld C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 9 december<br />

2008, 2008/054: ‘Het college acht het verwijt dat de arts op dit punt kan<br />

word<strong>en</strong> gemaakt <strong>van</strong> gering gewicht, nu <strong>van</strong> haar redelijkerwijs niet kon<br />

word<strong>en</strong> verwacht dat zij …. voorzag dat hij zo tuss<strong>en</strong> wal <strong>en</strong> schip zou<br />

gerak<strong>en</strong>’.<br />

Het feit dat dit soort gebrekkige sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> (zelfstandig<br />

bevoegde) disciplines <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de instelling<strong>en</strong> of teams in de ggz<br />

frequ<strong>en</strong>t voorkomt, alsmede dat beslissing<strong>en</strong> soms e<strong>en</strong> onhelder <strong>en</strong> onpersoonlijk<br />

gezag drag<strong>en</strong> (‘het team heeft beslot<strong>en</strong>...’) sluit niet e<strong>en</strong> hardere<br />

tuchtrechtelijke toets uit, zoals opgelegd aan gynaecolog<strong>en</strong> die in hun<br />

maatschap e<strong>en</strong> gebrek aan onderlinge sam<strong>en</strong>werking combineerd<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> verantwoordelijkheidsverdeling die onhelder was: ‘Wanneer e<strong>en</strong> maatschap<br />

<strong>van</strong> arts<strong>en</strong> ... de praktijkvoering inricht op de hiervoor omschrev<strong>en</strong><br />

wijze, waarbij niet één arts als (hoofd-) behandelaar de verantwoordelijkheid<br />

draagt voor het beleid voor de patiënt, maar de verantwoordelijkheid<br />

voor e<strong>en</strong> patiënt in feite collectief wordt gedrag<strong>en</strong> middels het <strong>van</strong><br />

dag tot dag wissel<strong>en</strong>d zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gezam<strong>en</strong>lijke ocht<strong>en</strong>dbespreking<strong>en</strong>, is<br />

iedere arts binn<strong>en</strong> die maatschap in beginsel verantwoordelijk voor die<br />

wijze <strong>van</strong> praktijkvoering <strong>en</strong> daarmee voor het t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> patiënt<br />

... gevoerde beleid’ (C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 4<br />

maart 2004, 2002/227). Voor de opvatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> het C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege<br />

voor de Gezondheidszorg over tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>van</strong> die<br />

‘(hoofd-) behandelaar’ wordt verwez<strong>en</strong> naar C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de<br />

Gezondheidszorg 1 april 2008, 2007/037, voorts mc 2008, 63 nr 17 p. 726<br />

e.v.), <strong>en</strong> de ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij sam<strong>en</strong>werking<br />

in de zorg’ (knmg et al., <strong>van</strong> 26 januari 2010).<br />

Sam<strong>en</strong>gevat: het draait bij de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de hulpverl<strong>en</strong>er bij<br />

suïcidegevaar hoofdzakelijk om (1) het respecter<strong>en</strong> <strong>van</strong> de veiligheidsnorm<br />

(mogelijk begr<strong>en</strong>sd door de afweerrecht<strong>en</strong> <strong>van</strong> de patiënt), (2) de zorgvuldigheid<br />

waarmee de belang<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt <strong>en</strong> naaste betrekking<strong>en</strong> gewog<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>, (3) de inzet <strong>van</strong> de juiste bekwaamheid <strong>en</strong> discipline voor diagnostisch<br />

onderzoek <strong>en</strong> indicatiestelling naarmate de complexiteit <strong>en</strong> de ernst<br />

<strong>van</strong> het beeld groter word<strong>en</strong> of moeilijker in te schatt<strong>en</strong> (uiteindelijk de


312 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

psychiater of e<strong>en</strong> andere specialist zelf die onder omstandighed<strong>en</strong> beslist<br />

of hij of zij de patiënt zelf moet sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleid moet<br />

vaststell<strong>en</strong>), <strong>en</strong> (4) de kwaliteit <strong>van</strong> de regie <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong><br />

hulpverl<strong>en</strong>ers.<br />

10 Aanwijzing<strong>en</strong> voor de praktijk <strong>van</strong>uit juridisch kader<br />

In deze slotparagraaf vatt<strong>en</strong> wij dit hoofdstuk sam<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal praktische<br />

handeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> overweging<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> haakjes vindt u de wett<strong>en</strong> of<br />

regeling<strong>en</strong> die <strong>van</strong> toepassing zijn.<br />

Regel<strong>en</strong><br />

U regelt de sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> verantwoordelijkheidsverdeling in geval <strong>van</strong><br />

de beoordeling <strong>van</strong> de suïcidaliteit in e<strong>en</strong> professioneel statuut of vergelijkbaar<br />

docum<strong>en</strong>t (Wet big, tuchtrecht, professioneel statuut)<br />

Grondrecht<strong>en</strong><br />

U realiseert zich dat er spanning bestaat tuss<strong>en</strong> de artikel<strong>en</strong> in de grondwet<br />

die de autonomie <strong>en</strong> zelfbeschikking <strong>van</strong> de patiënt bescherm<strong>en</strong> (artikel<br />

10, 11, 15) <strong>en</strong> de sociale artikel<strong>en</strong> die meer verplichting tot zorg bepal<strong>en</strong><br />

(artikel 22). Hierdoor treedt e<strong>en</strong> dilemma op dat u niet kunt oploss<strong>en</strong> met<br />

wettelijke regels.<br />

Voorkóm<strong>en</strong><br />

U zorgt voor behandelbeleid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> behandelaanbod dat voorziet in<br />

prev<strong>en</strong>tieve maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> continuïteit <strong>van</strong> zorg. (Bool et al., 2007; vws,<br />

2008). U b<strong>en</strong>t goed op de hoogte <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> uw instelling <strong>en</strong> uw<br />

beroepsver<strong>en</strong>iging (wgbo, Kwaliteitswet zorginstelling<strong>en</strong>, Wet big, professioneel<br />

statuut).<br />

Herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

U maakt contact met de patiënt door regelmatig de suïcidaliteit te beoordel<strong>en</strong>.<br />

U kunt dat vastlegg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> crisis- of signaleringsplan. U of uw<br />

instelling regelt welke professionals het onderzoek <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong> <strong>en</strong> legt vast in welke situatie welke professional daarbij<br />

betrokk<strong>en</strong> wordt. Zo wordt duidelijk wie in welke situatie wat doet.<br />

(Professioneel statuut, Wet big.)


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 313<br />

Beoordel<strong>en</strong><br />

Suïcidaliteit is e<strong>en</strong> dubbelbegrip. U di<strong>en</strong>t bij uw onafhankelijke beoordeling<br />

e<strong>en</strong> keuze te mak<strong>en</strong> of de suïcidaliteit e<strong>en</strong> onderdeel is <strong>van</strong> de stoornis,<br />

of gevaar <strong>van</strong>uit de stoornis. U laat zich leid<strong>en</strong> door de Richtlijn besluitvorming<br />

dwang (Wet Bopz).<br />

Informer<strong>en</strong><br />

U gaat altijd systematisch na welke rele<strong>van</strong>te ander<strong>en</strong> u inlicht: huisarts,<br />

crisisdi<strong>en</strong>st, supervisor, familie/naast<strong>en</strong>. U weet dat daarbij e<strong>en</strong> conflict<br />

<strong>van</strong> plicht<strong>en</strong> kan optred<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> geheimhoudingsplicht <strong>en</strong> (morele) informatieplicht<br />

(wgbo, Wet Bopz).<br />

Behandel<strong>en</strong><br />

U weegt de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> af <strong>van</strong> e<strong>en</strong> ambulante of e<strong>en</strong> klinische<br />

<strong>behandeling</strong>. U b<strong>en</strong>t u bewust <strong>van</strong> de groei<strong>en</strong>de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de psychiater naarmate de psychiatrische problematiek ernstiger <strong>en</strong><br />

complexer is <strong>en</strong> opname wordt overwog<strong>en</strong>. U handelt steeds als goed hulpverl<strong>en</strong>er<br />

(wgbo).<br />

Docum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

U legt alle rele<strong>van</strong>te afweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> beslissing<strong>en</strong> zorgvuldig vast in het<br />

dossier. Dit geldt in het bijzonder wanneer u afwijkt <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong>. Voor<br />

de klacht<strong>en</strong>commissie of tuchtrechter is rele<strong>van</strong>t wat u opgeschrev<strong>en</strong> hebt:<br />

minder doet het ertoe wat u gedacht of gezegd hebt (Wklcz, Wet big,<br />

wgbo).<br />

Ontslag<br />

De eerste periode na e<strong>en</strong> klinische opname is kwetsbaar. U regelt e<strong>en</strong><br />

goede continuïteit <strong>van</strong> zorg, in het bijzonder bij e<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> ontslag<br />

(Kwaliteitswet zorginstelling<strong>en</strong>, Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit:<br />

Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).<br />

Nazorg<br />

U overlegt met ket<strong>en</strong>partners <strong>en</strong> legt in het dossier vast wie de regie <strong>en</strong> de<br />

verantwoordelijkheid heeft voor (onderdel<strong>en</strong> <strong>van</strong>) de <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> voor<br />

welke termijn dat geldt (Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg bij suïcidaliteit:<br />

Herm<strong>en</strong>s et al., 2010).<br />

Hulp bij zelfdoding<br />

U toetst e<strong>en</strong> verzoek <strong>van</strong> de patiënt tot hulp bij zelfdoding <strong>en</strong> uw handel<strong>en</strong><br />

aan de <strong>richtlijn</strong> Omgaan met het verzoek om hulp bij zelfdoding door<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (Thol<strong>en</strong> et al., 2009).


314 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Literatuur<br />

APA. (2003). Practice guidelines fot the assessm<strong>en</strong>t and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with<br />

suicidal behaviors. Washington, DC: American Psychiatric Association.<br />

Achilles, R.A. (2006). Hoofdstuk 13. In R.A. Achilles, R.J. Beerthuis, & W.M. <strong>van</strong><br />

Ewijk (Red.), Handboek spoedeis<strong>en</strong>de psychiatrie. Amsterdam: B<strong>en</strong>ecke.<br />

Bool, M., Blekman J., Jong, S. de, Ruiter, M., & Voordouw, I. (2007). Verminder<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaliteit: Beleidsadvies. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Crul, B.V.M., & Legemaate, J. (2008). Melding<strong>en</strong> aan de inspectie toch op<strong>en</strong>baar.<br />

Medisch Contact, 3, 122-124.<br />

Dijkers, W., & Widdershov<strong>en</strong>, T.P. (2008). Tekst<strong>en</strong> wet Bopz. D<strong>en</strong> Haag: Sdu<br />

Uitgevers.<br />

Dute, J.C.J. (2007). Huisarts; beroepsgeheim; weigering inzage in medisch dossier<br />

door nabestaand<strong>en</strong>: verschaff<strong>en</strong> <strong>van</strong> inzage op straffe <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dwangsom<br />

weg<strong>en</strong>s zeer uitzonderlijke omstandighed<strong>en</strong>. Rb Utrecht, 2007/3, pp.<br />

542-548).<br />

Gijsbers <strong>van</strong> Wijk, C.M.T., Beijaert, E., & Hondius, A. (2011). Wijziging meldingsprocedure<br />

suïcides aan IGZ: E<strong>en</strong> reactie. Journaal GGZ <strong>en</strong> Recht, 7, 42-48.<br />

Gerzon, R. Ph., Dijk, K. <strong>van</strong>, Frederiks, B.J.M., Janss<strong>en</strong>, AJGM, Jonkers, A., &<br />

Stikker, T.E. (2007). Vraagbaak psychiatrie <strong>en</strong> recht. D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

H<strong>en</strong>driks, A.C., Frederiks, B.J.M., & Verkerk, M.A. (2008). Het recht op autonomie<br />

in sam<strong>en</strong>hang met goede zorg bezi<strong>en</strong> Tijdschrift voor Gezondheidsrecht,<br />

32, 2-18.<br />

Herm<strong>en</strong>s, M., Wett<strong>en</strong>, H. <strong>van</strong>, & Sinnema, H. (2010). Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg<br />

bij suïcidaliteit: Aanbeveling<strong>en</strong> voor zorgvuldig sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> in de<br />

ket<strong>en</strong>. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />

Huisman, A. (2010). Learning from suicides: Towards an improved supervision<br />

procedure of suicides in m<strong>en</strong>tal health care in the Netherlands. Amsterdam:<br />

Vrije Universiteit..<br />

IGZ. (2000). Gevaar in de wet Bopz. D<strong>en</strong> Haag: Ministerie <strong>van</strong> VWS.<br />

IGZ. (2010). Leidraad melding<strong>en</strong> IGZ Onderzoek door de Inspectie voor de<br />

Gezondheidszorg naar aanleiding <strong>van</strong> melding<strong>en</strong>. Utrecht: Inspectie voor de<br />

Gezondheidszorg, maart 2010.<br />

KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland,<br />

NPCF. (2010). Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij sam<strong>en</strong>werking<br />

in de zorg. Utrecht: KNMG.<br />

KNMG. (2010). Richtlijn omgaan met medische gegev<strong>en</strong>s. Utrecht: KNMG,<br />

januari 2010.<br />

Minister <strong>van</strong> VWS. (2008). Beleidsadvies verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaliteit: Standpunt<br />

<strong>van</strong> de Minister <strong>van</strong> VWS [K<strong>en</strong>merk CZ/CGG-2843047]. D<strong>en</strong> Haag:<br />

Ministerie <strong>van</strong> VWS, 26 juni 2008.


Bijlage 5 Gezondheidszorgwetgeving 315<br />

Stichting HKZ. (2009). Certificatieschema instelling<strong>en</strong> voor de GGZ, versie 2009.<br />

Utrecht: Stichting HKZ.<br />

Tilburg, W. <strong>van</strong>, Veldhuiz<strong>en</strong>, J.R. <strong>van</strong>, Beijaert, E.W., e.a. (NVvP-commissie<br />

Richtlijn besluitvorming dwang). (2008). Richtlijn besluitvorming dwang:<br />

opname <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Thol<strong>en</strong>, A.J., Berghmans, R.L.P., Huisman, J., Legemaate, J., Nol<strong>en</strong>, W.A., Polak,<br />

F., e.a. (NVvP-commissie Hulp bij zelfdoding). (2009). Richtlijn omgaan met<br />

het verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis. Utrecht: De Tijdstroom.<br />

Zand<strong>en</strong>, M.C.G. <strong>van</strong> der. (2010). Verandering meldingsprocedure <strong>van</strong> suïcides<br />

aan de Inspectie voor de gezondheidszorg. Journaal GGZ <strong>en</strong> Recht, 6, 96-98.<br />

Zuijderhoudt, R.H. (2004). Praktijkreeks Bopz deel 8: Stoornis <strong>en</strong> de Bopz. D<strong>en</strong><br />

Haag: Sdu.<br />

Zuijderhoudt, R.H. (2010). Voorwoord. Journaal GGZ <strong>en</strong> Recht, 6, 94-96.<br />

Jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

Afkorting<strong>en</strong><br />

BJ Bopz Jurisprud<strong>en</strong>tie (bron)<br />

CTG C<strong>en</strong>traal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg<br />

HR Hoge Raad<br />

LJN Landelijk Jurisprud<strong>en</strong>tie Nummer<br />

MC Medisch Contact<br />

m nt met noot <strong>van</strong><br />

NJ Nederlandse Jurisprud<strong>en</strong>tie (bron)<br />

Rb Rechtbank<br />

RTC Regionaal Tuchtcollege<br />

Literatuur jurisprud<strong>en</strong>tie<br />

EHRM 3 april 2001, BJ 2001 nr 52, m nt J Dute.<br />

HR 14 december 1976, NJ 1977, 174.<br />

LJN: BB9778, Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>rechter Rechtbank Dordrecht, AWB 07/963,<br />

december 2007.<br />

Rb Breda 20 juli 2009 <strong>en</strong> 14 januari 2010, BJ 2010 nrs 30 <strong>en</strong> 31 m nt R<br />

Zuijderhoudt.<br />

Rb ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 31 maart 2010, 208929 / FA RK 10-1510, BJ 2010 m nt R<br />

Zuijderhoudt.<br />

Rb Breda, 20 augustus 2002, BJ 2002 nr 49 m nt A Blok.<br />

HR 16 juni 2000, BJ 2000 nr 54, m nt R Zuijderhoudt CTG 8 november 2001, BJ<br />

2002 nr 32 m nt R Zuijderhoudt.<br />

RTC Amsterdam, 5 augustus 2008, 07/165).<br />

RTC D<strong>en</strong> Haag, 10 februari 2009, 2007 H 089a <strong>en</strong> 089bRTC Eindhov<strong>en</strong>, 17<br />

augustus 2009, 2008 59bCTG 22 juli 2010, GJ 2010/114.


316 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

RTC D<strong>en</strong> Haag 10 februari 2009, H 023a <strong>en</strong> 023f.<br />

RTC Groning<strong>en</strong>, 18 december 2008, G2008/20 resp /21 <strong>en</strong> /02.<br />

RTC Amsterdam 24 maart 2009, GJ 2009 nr 70.<br />

CTG 9 december 2008, 2008 / 054.<br />

CTG 4 maart 2004, 2002/227.<br />

CTG 1 april 2008, 2007/037.<br />

MC 2008, 63 nr 17 p. 726 e v.


Bijlage 6<br />

Implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong><br />

Het schrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> is veel werk geweest door<br />

weinig<strong>en</strong>. Het implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> is relatief weinig werk voor vel<strong>en</strong>. Deze<br />

<strong>richtlijn</strong> vraagt erom dat u consequ<strong>en</strong>t de aanbeveling<strong>en</strong> voor <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag toepast. Het vraagt aandacht op<br />

twee niveaus: <strong>van</strong> de professional, <strong>en</strong> <strong>van</strong> de organisatie. Wij definiër<strong>en</strong> de<br />

implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> deze professionale <strong>richtlijn</strong> als volgt.<br />

Implem<strong>en</strong>tatie is de procesmatige <strong>en</strong> planmatige invoering <strong>van</strong><br />

vernieuwing of verandering <strong>van</strong> bewez<strong>en</strong> waarde met als doel deze<br />

e<strong>en</strong> structurele plaats te gev<strong>en</strong> in: (1) het individuele professionele<br />

handel<strong>en</strong>; (2) het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong> organisaties <strong>en</strong> in de structuur<br />

<strong>van</strong> de gezondheidszorg.<br />

1 De professional<br />

De professional die werkt met suïcidale patiënt<strong>en</strong>, di<strong>en</strong>t op de hoogte te<br />

zijn <strong>van</strong> de rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> rond de <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. Hij of zij di<strong>en</strong>t de sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de belangrijkste aanbeveling<strong>en</strong> toe kunn<strong>en</strong> pass<strong>en</strong> in de praktijk. Het is aan<br />

te bevel<strong>en</strong> dat professionals deelnem<strong>en</strong> aan na- <strong>en</strong> bijscholingsactiviteit<strong>en</strong><br />

waarbij de belangrijkste aanbeveling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overgedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> getraind.<br />

Organisaties die na- <strong>en</strong> bijscholingsactiviteit<strong>en</strong> verzorg<strong>en</strong> wordt gevraagd<br />

geaccrediteerde scholingsactiviteit<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong> voor alle professionals<br />

in de (geestelijke) gezondheidszorg die met suïcidale patiënt<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

In de opleiding tot big-geregistreerde professional di<strong>en</strong>t de k<strong>en</strong>nis <strong>van</strong> de<br />

sam<strong>en</strong>vatting <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> <strong>en</strong> het ler<strong>en</strong> <strong>van</strong> contact-, diagnostische<br />

<strong>en</strong> behandelvaardighed<strong>en</strong> in het curriculum opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Het<br />

gaat om de volg<strong>en</strong>de beroepsgroep<strong>en</strong>: psychiater, klinisch psycholoog,<br />

gz-psycholoog, psychotherapeut, huisarts, verpleegkundig specialist,<br />

verpleegkundige, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, seh-verpleegkundige,<br />

<strong>en</strong> seh-arts. Het is derhalve <strong>van</strong> belang dat al deze professionals <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> team of zorgprogramma zich schol<strong>en</strong> of bijschol<strong>en</strong> in deze nieuwe<br />

<strong>richtlijn</strong>, <strong>en</strong> niet slechts e<strong>en</strong> selectie <strong>van</strong> professionals. Als niet het hele<br />

multidisciplinaire team de nieuwe <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> schraagt, is de kans groot dat<br />

het implem<strong>en</strong>tatieproces stokt.


318 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

2 Organisaties <strong>en</strong> de structuur <strong>van</strong> de gezondheidszorg<br />

Instelling<strong>en</strong> in de gezondheidszorg die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met patiënt<strong>en</strong> met<br />

suïcidaal gedrag, adviser<strong>en</strong> wij om op verschill<strong>en</strong>de niveaus te zorg<strong>en</strong> voor<br />

implem<strong>en</strong>tatie.<br />

2.1 Handel<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s WGBO <strong>en</strong> Bopz<br />

Op instellingsniveau di<strong>en</strong>t duidelijk te zijn hoe de zorg rond suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong> georganiseerd is. Hiervoor bestaan wettelijke kaders (wgbo <strong>en</strong><br />

Bopz) <strong>en</strong> daarmee kan de instelling via patiëntveiligheidsbeleid, professioneel<br />

statuut <strong>en</strong> andere interne regels tot e<strong>en</strong> verantwoord beleid kom<strong>en</strong>.<br />

Daarbij di<strong>en</strong>t helder te word<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> welke professional waar<br />

verantwoordelijk voor is, in overe<strong>en</strong>stemming met bijlage 5 over gezondheidsrecht<br />

<strong>en</strong> de hoofdstukk<strong>en</strong> over suïcidaal gedrag in deze <strong>richtlijn</strong>.<br />

2.2 Zorgprogramma’s<br />

Instelling<strong>en</strong> die werk<strong>en</strong> met zorgprogramma’s beschikk<strong>en</strong> meestal over<br />

e<strong>en</strong> acute/crisisdi<strong>en</strong>st of spoedopname-unit. In dit programma di<strong>en</strong><strong>en</strong> de<br />

inzicht<strong>en</strong> over <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> eerste <strong>behandeling</strong> bij suïcidaal gedrag die<br />

in de <strong>richtlijn</strong> beschrev<strong>en</strong> staan toegepast te word<strong>en</strong>. In de specifieke zorgprogramma’s<br />

(gerelateerd aan stoorniss<strong>en</strong>) di<strong>en</strong>t op e<strong>en</strong> adequate wijze de<br />

stoornis <strong>en</strong> het suïcidale gedrag gediagnosticeerd <strong>en</strong> behandeld te word<strong>en</strong>.<br />

De <strong>richtlijn</strong> geeft daarover diverse aanbeveling<strong>en</strong>.<br />

2.3 Afsprak<strong>en</strong> met ket<strong>en</strong>partners<br />

In de <strong>richtlijn</strong> wordt aangeslot<strong>en</strong> bij het Kwaliteitsdocum<strong>en</strong>t Ket<strong>en</strong>zorg<br />

suïcidaliteit (Herm<strong>en</strong>s et al., 2010) waarin instelling<strong>en</strong> gestimuleerd<br />

word<strong>en</strong> regionale afsprak<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> voor de op<strong>van</strong>g <strong>en</strong> verwijzing <strong>van</strong><br />

suïcidale patiënt<strong>en</strong>. Goede afsprak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

tev<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> behandelafdeling<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> instelling help<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> dat<br />

de suïcidale patiënt tuss<strong>en</strong> wal <strong>en</strong> schip valt.<br />

2.4 Verantwoordelijkheid voor implem<strong>en</strong>tatie bij herk<strong>en</strong>bare<br />

commissie<br />

Het valt te overweg<strong>en</strong> de zorg voor e<strong>en</strong> adequate implem<strong>en</strong>tatie in hand<strong>en</strong><br />

te legg<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> veiligheidscommissie in het kader <strong>van</strong> het veiligheidsbeleid,<br />

die toeziet op de kwaliteit <strong>van</strong> de zorg rond suïcidaal gedrag. In<br />

veel instelling<strong>en</strong> fungeert e<strong>en</strong> dergelijke commissie al waar het gaat om de<br />

interne evaluatie <strong>van</strong> suïcides <strong>en</strong> bij de voorbereiding <strong>van</strong> melding<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcide aan de Inspectie voor de gezondheidszorg. Teams kunn<strong>en</strong> ondersteund<br />

word<strong>en</strong> door speciaal opgeleide of op te leid<strong>en</strong> suïcideconsul<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die binn<strong>en</strong> de instelling teams <strong>en</strong> afdeling<strong>en</strong> bijstaan in het toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> in hun beleid <strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met complex suïcidaal gedrag.


Bijlage 6 Implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> 319<br />

2.5 Beroepsorganisaties <strong>en</strong> cliënt<strong>en</strong>perspectief<br />

De beroepsorganisaties Nederlands Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap (nhg),<br />

Nederlands Instituut <strong>van</strong> Psycholog<strong>en</strong> (nip), Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor<br />

Psychiatrie (NVvP) <strong>en</strong> Verpleegkundig<strong>en</strong> & Verzorg<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Nederland<br />

(v&vn) hebb<strong>en</strong> deze <strong>richtlijn</strong> geaccordeerd. Ze zull<strong>en</strong> daarom e<strong>en</strong> belangrijke<br />

rol spel<strong>en</strong> bij het toepass<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong> door hun led<strong>en</strong>. De<br />

cliënt<strong>en</strong>organisaties Ivonne <strong>van</strong> de V<strong>en</strong> Stichting, Stichting Ex6, Stichting<br />

113Online <strong>en</strong> Landelijk Platform ggz hebb<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> belangrijke<br />

bijdrage geleverd aan de totstandkoming <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>. Cliënt<strong>en</strong>rad<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> daarom ook behulpzaam zijn bij <strong>en</strong> toezi<strong>en</strong> op het proces <strong>van</strong><br />

implem<strong>en</strong>tatie.<br />

3 Begeleiding bij implem<strong>en</strong>tatie<br />

Uit het verled<strong>en</strong> is bek<strong>en</strong>d dat implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> nieuwe <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> soms<br />

moeizaam verloopt. Voor de multidisciplinaire <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> voor <strong>diagnostiek</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> angststoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> depressie is e<strong>en</strong> organisatie<br />

opgericht die de implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> in de praktijk bevordert<br />

<strong>en</strong> toeziet op de naleving. Het Nederlands K<strong>en</strong>nisc<strong>en</strong>trum Angst <strong>en</strong><br />

Depressie (Nedkad) organiseert werkbezoek<strong>en</strong> aan de aangeslot<strong>en</strong> ggzc<strong>en</strong>tra<br />

<strong>en</strong> beoordeelt <strong>en</strong> faciliteert de naleving <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong>. Bezi<strong>en</strong><br />

moet word<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> dergelijke organisatie opgericht moet word<strong>en</strong> voor de<br />

borging <strong>van</strong> deze <strong>richtlijn</strong>, of dat het Nedkad gevraagd kan word<strong>en</strong> haar<br />

expertisegebied te verruim<strong>en</strong>. In dat geval wordt het Nedkad gevraagd de<br />

naleving <strong>van</strong> de <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> Diagnostiek <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag in hun werkbezoek<strong>en</strong> op te nem<strong>en</strong>.


Bijlage 7<br />

Bewijsniveaus<br />

Tabel B9.1 Indeling <strong>van</strong> methodologische kwaliteit <strong>van</strong><br />

afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong><br />

Classificatie<br />

A1<br />

A2<br />

B<br />

C<br />

D<br />

Interv<strong>en</strong>tie<br />

Diagnostisch<br />

accuratesseonderzoek<br />

Schade of bijwerking<strong>en</strong>,<br />

etiologie, prognose*<br />

Systematische review <strong>van</strong> t<strong>en</strong> minste twee onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar uitgevoerde<br />

onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> A2-niveau.<br />

Gerandomiseerd Onderzoek t<strong>en</strong> opzichte<br />

dubbelblind vergelijk<strong>en</strong>d <strong>van</strong> e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tietest<br />

klinisch onderzoek <strong>van</strong> (e<strong>en</strong> ‘goud<strong>en</strong> standaard’)<br />

goede kwaliteit <strong>van</strong> met tevor<strong>en</strong> gedefinieerde<br />

afkapwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de om<strong>van</strong>g.<br />

onafhankelijke beoordeling<br />

<strong>van</strong> de resultat<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> test <strong>en</strong> goud<strong>en</strong><br />

standaard, betreff<strong>en</strong>de<br />

e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de grote<br />

serie <strong>van</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

patiënt<strong>en</strong> die all<strong>en</strong> de<br />

index- <strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tietest<br />

hebb<strong>en</strong> gehad.<br />

Vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek,<br />

maar niet met alle <strong>van</strong> e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tietest,<br />

Onderzoek t<strong>en</strong> opzichte<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als g<strong>en</strong>oemd maar niet met alle<br />

onder A2 (hieronder valt k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die onder A2<br />

ook patiënt-controleonderzoek,<br />

cohort-<br />

zijn g<strong>en</strong>oemd.<br />

onderzoek).<br />

Niet-vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek.<br />

M<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong>.<br />

Prospectief cohortonderzoek<br />

<strong>van</strong> voldo<strong>en</strong>de<br />

om<strong>van</strong>g <strong>en</strong> followup,<br />

waarbij adequaat<br />

gecontroleerd is voor<br />

confounding <strong>en</strong> selectieve<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de is<br />

uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Prospectief cohortonderzoek,<br />

maar niet<br />

met alle k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als<br />

g<strong>en</strong>oemd onder A2, of<br />

retrospectief cohortonderzoek,<br />

of patiëntcontrole<br />

onderzoek.<br />

* Deze classificatie is alle<strong>en</strong> <strong>van</strong> toepassing in situaties waarin om ethische of andere<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk, dan geldt de<br />

classificatie voor interv<strong>en</strong>ties.<br />

Bron: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Handleiding voor werkgroepled<strong>en</strong>,<br />

januari 2006.


322 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

De werkgroep sluit zich aan bij de voor ggz-<strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> veel toegepaste<br />

interpretatie <strong>van</strong> tabel B9.1, waarbij ook single blind rct’s in de <strong>richtlijn</strong><br />

e<strong>en</strong> A-niveau toegek<strong>en</strong>d krijg<strong>en</strong>. Omdat onderzoek naar psychologische<br />

interv<strong>en</strong>ties niet dubbelblind uitgevoerd kan word<strong>en</strong>, is de indeling <strong>van</strong><br />

methodologische kwaliteit anders niet volledig <strong>van</strong> toepassing op onderzoek<br />

naar psychologische interv<strong>en</strong>ties.<br />

Tabel B9.2<br />

Niveau <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> conclusies<br />

Niveau Gebaseerd op<br />

1 Minimaal één onderzoek <strong>van</strong> A1-niveau of t<strong>en</strong> minste twee onafhankelijk <strong>van</strong><br />

elkaar uitgevoerde onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> A2-niveau.<br />

2 Minimaal één onderzoek <strong>van</strong> A2-niveau, of t<strong>en</strong> minste twee onafhankelijk <strong>van</strong><br />

elkaar uitgevoerde onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> B-niveau.<br />

3 Minimaal één onderzoek <strong>van</strong> B- of C-niveau.<br />

4 M<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> deskundig<strong>en</strong>.<br />

Bron: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Handleiding voor werkgroepled<strong>en</strong>,<br />

januari 2006.


Bijlage 8<br />

Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag<br />

Toelichting<br />

Voor de volledige literatuurbeschrijving<strong>en</strong> <strong>van</strong> de bronn<strong>en</strong>, zie ‘Literatuur<br />

bij deel 2’. Uitleg over classificatie <strong>van</strong> onderzoek (A1, A2, B, C of D) vindt<br />

u in bijlage 7.<br />

Afkorting<strong>en</strong><br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

BIS Baratt Impulsiv<strong>en</strong>ess Scale<br />

BPS borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

CASE Child & Adolesc<strong>en</strong>t Self-harm in Europe (onderzoeksprogramma)<br />

EOD early onset depressie<br />

GDS Geriatric Depression Scale<br />

GSIS Geriatric Suicide Ideation Scale<br />

GSIS DI Geriatric Suicide Ideation Scale, Death Ideation (doodsideatie)<br />

GSIS LOSS Geriatric Suicide Ideation Scale, Loss of Personal and Social Worth (verlies<br />

<strong>van</strong> persoonlijke <strong>en</strong> sociale waarde)<br />

GSIS MIL Geriatric Suicide Ideation Scale, [Perceived] Meaning in Life<br />

GSIS SI Geriatric Suicide Ideation Scale, Suicide Ideation (suïcide-ideatie)<br />

HAM-D Hamilton Depression Rating Scale<br />

HR hazard ratio<br />

LGB lesbian, gay, or bisexual (holebi)<br />

LOD late onset depressie<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

MMSE Mini-M<strong>en</strong>tal State Examination<br />

PAR populatieattributief risico<br />

PF prev<strong>en</strong>tieve fractie<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

RR relatief risico<br />

SEH afdeling spoedeis<strong>en</strong>de hulp (spoedeis<strong>en</strong>de eerste hulp)<br />

SES sociaaleconomische status<br />

SMR standardized mortality ratio<br />

SSI Scale of Suicidal Ideation<br />

TS t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong> suicidii (poging tot suïcide)<br />

VAS Visual Analogue Scale


324 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Bewijstabell<strong>en</strong><br />

Onderzoek: Andrews & Lewinsohn, 1992<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

1. Preval<strong>en</strong>tie suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedacht<strong>en</strong>.<br />

2. Het sam<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Data zijn afkomstig uit e<strong>en</strong> grote studie naar de preval<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong> in oudere adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (circa 10.200<br />

deelnemers, 9 middelbare schol<strong>en</strong>).<br />

Populatie<br />

Uit de 3 cohortjar<strong>en</strong> (1987-1989) is at random e<strong>en</strong> groep jonger<strong>en</strong><br />

gevraagd om mee te do<strong>en</strong>.<br />

Aantal 1.710.<br />

Follow-up Na 12 maand<strong>en</strong> 2e assessm<strong>en</strong>t (1.505).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Lifetimepreval<strong>en</strong>tie: suïcidepoging<strong>en</strong> 7,1% <strong>en</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong><br />

21,1%. 90% <strong>van</strong> de adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hadd<strong>en</strong><br />

ondernom<strong>en</strong>, had ook suïcidegedacht<strong>en</strong>.<br />

• Suïcidepoging<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> voor in conjunctie met depressie,<br />

middel<strong>en</strong>gebruik, disruptieve stoorniss<strong>en</strong>, maar niet met paniekstoorniss<strong>en</strong>.<br />

• Risicofactor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> suïcidepoging: vrouwelijk geslacht, uit<br />

e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> zonder vader, slecht onderwijs vader, eerdere<br />

poging<strong>en</strong>, suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Appleby, 1991<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> het risico <strong>van</strong> suïcide bij vrouw<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de<br />

zwangerschap <strong>en</strong> het 1e jaar na e<strong>en</strong> geboorte.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Vrouw<strong>en</strong> in Engeland <strong>en</strong> Wales tuss<strong>en</strong> 15 <strong>en</strong> 44 jaar oud die<br />

zwanger war<strong>en</strong> of minder dan 1 jaar eerder bevall<strong>en</strong> war<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />

suïcide pleegd<strong>en</strong> in de periode 1973-1984.<br />

Aantal N = 76.<br />

Follow-up Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Het suïciderisico was 0,17 (95%-BI 0,14-0,21). De lage SMR werd<br />

niet gevond<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> doodgeboorte.<br />

• De SMR voor suïcide tijd<strong>en</strong>s de zwangerschap was 0,05 (95%-BI<br />

0,03-0,08). Bij ti<strong>en</strong>ers was de SMR met 0,28 significant hoger dan<br />

bij volwass<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

SMR standardized mortality ratio


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 325<br />

Onderzoek: Angst et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vaststell<strong>en</strong> mortaliteit bij stemmingsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Prospectieve studie.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> (34-38 jaar) opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> stemmingsstoornis<br />

tuss<strong>en</strong> 1959 <strong>en</strong> 1963.<br />

28% mann<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 403.<br />

Follow-up Na respectievelijk 2, 5, 5 <strong>en</strong> 5 jaar (1963, 1965, 1970, 1975, 1980<br />

<strong>en</strong> interview in 1985).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 76% was overled<strong>en</strong>.<br />

• SMR suïcide 18,04 (mann<strong>en</strong> 13,49; vrouw<strong>en</strong> 21,87).<br />

• SMR unipolaire depressie significant hoger dan bij bipolaire:<br />

26,7 versus 12,3.<br />

Beoordeling B<br />

SMR standardized mortality ratio<br />

Onderzoek: Ar<strong>en</strong>sman et al., 1995<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Schatt<strong>en</strong> <strong>van</strong> de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> opspor<strong>en</strong><br />

risicogroep<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> Leid<strong>en</strong>. Suïcidepoging<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> gerapporteerd<br />

door de 3 ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

793 suïcidepoging<strong>en</strong> bij 690 person<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

4 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong> was 95 <strong>en</strong><br />

voor mann<strong>en</strong> 155 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>.<br />

• Risicofactor<strong>en</strong> war<strong>en</strong> jongere leeftijd (< 40 jaar), vrouw<strong>en</strong>, lage<br />

opleiding, werkloosheid, echtscheiding <strong>en</strong> gehandicapt zijn.<br />

Beoordeling A2<br />

• De studie was beperkt tot suïcidepoging<strong>en</strong> waarvoor <strong>behandeling</strong><br />

werd gezocht in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis.


326 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Arie et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Persoonlijke factor<strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met suïcidaliteit.<br />

Type Beschrijv<strong>en</strong>d (gebaseerd op werk auteurs met adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in 3<br />

verschill<strong>en</strong>de settings).<br />

Populatie<br />

Settings:<br />

1. psychologische onderzoek<strong>en</strong> na de dood (18-21-jarig<strong>en</strong>);<br />

2. suïcide gedur<strong>en</strong>de militaire di<strong>en</strong>st (the Israel Def<strong>en</strong>se Force);<br />

3. klinisch werk met suïcidale jonger<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de hun<br />

psychiatrische opname.<br />

Aantal<br />

Onbek<strong>en</strong>d.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het lijkt erop dat er sprake is <strong>van</strong> 2 typ<strong>en</strong> suïcidaal gedrag:<br />

1. gerelateerd aan defect<strong>en</strong> in de impulscontrole <strong>en</strong> mogelijk<br />

gerelateerd aan defect<strong>en</strong> in het serotoninemetabolisme;<br />

2. gekarakteriseerd door narcistic injury of vernedering<br />

gecombineerd met sociaal georiënteerd perfectionisme (wanneer<br />

gecombineerd met schizoïde trekk<strong>en</strong>, is de persoon niet langer<br />

in staat om hulp te vrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> verkeert deze in e<strong>en</strong> ondraaglijke<br />

situatie).<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Ars<strong>en</strong>ault-Lapierre, 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Persoonlijke factor<strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met suïcidaliteit.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 27 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Zie de verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 3.275.<br />

Follow-up Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Bij 79-90% <strong>van</strong> de suïcides heeft de patiënt minst<strong>en</strong>s 1 psychiatrische<br />

diagnose.<br />

• De mann<strong>en</strong> lijd<strong>en</strong> vaker aan middel<strong>en</strong>misbruik, e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis<br />

of e<strong>en</strong> ontwikkelingsstoornis.<br />

• De vrouw<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaker affectieve stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 327<br />

Onderzoek: Baldesserini & H<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de erfelijkheid <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s de beschikbare literatuur.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> de literatuur <strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong> geschikte<br />

onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Familie-, tweeling-, <strong>en</strong> adoptieonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

22 familie-; 7 tweeling-; 3 adoptieonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • In de familieonderzoek<strong>en</strong> was het gepoolde relatieve risico <strong>van</strong><br />

suïcide (4 onderzoek<strong>en</strong>) 3,4 (95%-BI 1,9-6,2) <strong>en</strong> voor suïcidepoging<strong>en</strong><br />

(11 onderzoek<strong>en</strong>) 2,4 (95%-BI 1,8-3,4). Het gecombineerde<br />

relatieve risico (22 onderzoek<strong>en</strong>) was 2,9 (95%-BI<br />

2,3-3,5).<br />

• Resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> tweelingonderzoek<strong>en</strong> war<strong>en</strong> moeilijker te kwantificer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong>wege geringe aantall<strong>en</strong>. Het risico voor monozygote<br />

tweeling<strong>en</strong> is 2,6 tot 175 keer groter.<br />

• In de adoptieonderzoek<strong>en</strong> werd voor suïcide e<strong>en</strong> relatief risico<br />

gevond<strong>en</strong> <strong>van</strong> 6,9 (95%-BI 1,0-52,4). Voor suïcidepoging<strong>en</strong><br />

werd ge<strong>en</strong> verschil gevond<strong>en</strong> (RR: 0,9; 95%-BI 0,4-2,1).<br />

Beoordeling A2<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

RR relatief risico<br />

Onderzoek: Beautrais et al., 1996<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> risico op e<strong>en</strong> serieuze suïcidepoging <strong>en</strong>:<br />

1. aantal sociaaldemografische factor<strong>en</strong>;<br />

2. ervaring<strong>en</strong> kindertijd;<br />

3. m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Case-controledesign.<br />

Populatie<br />

Jonger<strong>en</strong> (13-24 jaar) die e<strong>en</strong> serieuze suïcidepoging hadd<strong>en</strong><br />

ondernom<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> willekeurig geselecteerde controlegroep.<br />

Aantal 282.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) To<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> serieuze suïcidepoging bij jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sociale<br />

achterstand (minder goed opgeleid, meer resid<strong>en</strong>tieel mobiel <strong>en</strong><br />

lager jaarinkom<strong>en</strong> in vergelijking met de controlegroep), die in<br />

hun kindertijd te mak<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> gehad met teg<strong>en</strong>slag<strong>en</strong> (seksueel<br />

misbruik, geringe ouderlijke zorg <strong>en</strong> slechte ouderlijke relatie),<br />

<strong>en</strong> bij wie sprake was <strong>van</strong> psychiatrische morbiditeit (affectieve<br />

stoornis, middel<strong>en</strong>misbruik <strong>en</strong> antisociale stoornis).<br />

Beoordeling B


328 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Beautrais, 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Review <strong>van</strong> de belangrijke lev<strong>en</strong>sloopfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> process<strong>en</strong><br />

die geassocieerd word<strong>en</strong> met de ontwikkeling <strong>van</strong> suïcidale<br />

gedraging<strong>en</strong> in jonger<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Beschrijv<strong>en</strong>de review.<br />

Populatie<br />

Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (15-19 jaar) <strong>en</strong> jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (20-24 jaar).<br />

Aantal<br />

Onbek<strong>en</strong>d.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Ontwikkeling <strong>van</strong> suïcidale gedraging<strong>en</strong> in jonger<strong>en</strong> heeft<br />

betrekking op e<strong>en</strong> complexe wisselwerking tuss<strong>en</strong>: g<strong>en</strong>etische<br />

factor<strong>en</strong>, sociale ervaring<strong>en</strong>, familieomstandighed<strong>en</strong>,<br />

persoonlijkheidstrekk<strong>en</strong>, blootstelling aan stress <strong>en</strong> m<strong>en</strong>tale<br />

gezondheidsproblem<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Beck et al., 1985<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcide-ideatie <strong>en</strong> BHS.<br />

Type<br />

Prospectieve studie.<br />

Populatie<br />

Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcide-ideatie.<br />

Aantal 207.<br />

Follow-up<br />

5-10 jaar<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge score op de BHS hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere kans<br />

op suïcide dan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die laag scor<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

Onderzoek: Beck et al., 1989a<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcide-ideatie <strong>en</strong> BHS.<br />

Type<br />

Prospectief<br />

Populatie<br />

Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met suïcide-ideatie.<br />

Aantal 141<br />

Follow-up<br />

5-10 jaar<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Replicatie <strong>van</strong> Beck et al. (1985) dat patiënt<strong>en</strong> met suïcide-ideatie<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge score op de BHS e<strong>en</strong> grotere kans op suïcide hebb<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

BHS Beck Hopelessness Scale


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 329<br />

Onderzoek: Beck & Steer, 1989b<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Voorspellers <strong>van</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Prospectieve studie.<br />

Populatie<br />

Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging gedaan hebb<strong>en</strong>.<br />

Aantal 413.<br />

Follow-up<br />

7-12 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Niet wanhoop maar alcoholisme blijkt e<strong>en</strong> suïcide te voorspell<strong>en</strong><br />

bij deze populatie.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Beck et al., 1990<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Wanhoop <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Prospectief<br />

Populatie<br />

Ambulante psychiatrische patiënt<strong>en</strong><br />

Aantal 1.958.<br />

Follow-up<br />

Ja.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge score op de Beck Hopelessness Scale<br />

(BHS) hebb<strong>en</strong> in vergelijking met de groep met e<strong>en</strong> lage<br />

BHS-score e<strong>en</strong> 11 maal hogere kans op suïcide.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Van Berg<strong>en</strong> et al., 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong> in het voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

risicofactor<strong>en</strong> bij immigrant<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Cross-sectionele analyse <strong>van</strong> bestaande registergegev<strong>en</strong>s voor de<br />

jar<strong>en</strong> 2003-2006.<br />

Populatie<br />

Schoolgaande meisjes <strong>van</strong> 14-16 jaar oud.<br />

Aantal N = 4.527 respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> 3.090 Nederlands, 266<br />

Surinaams, 557 Marokkaans <strong>en</strong> 614 Turks, rapporteerd<strong>en</strong> 448<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>)<br />

Beoordeling B


330 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Bonnewijn et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcidaliteit <strong>en</strong> suïcide bij ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Review.<br />

Populatie<br />

Artikel<strong>en</strong> die onderzoek beschrijv<strong>en</strong> naar doodw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag bij ouder<strong>en</strong> < 50 jaar.<br />

Aantal N = 29<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suïcide: MDD, psychiatrische ziekt<strong>en</strong>, somatische comorbiditeit,<br />

middel<strong>en</strong>misbruik, financiële problem<strong>en</strong>, slecht slap<strong>en</strong>,<br />

verweduwd of gescheid<strong>en</strong>, functionele beperking<strong>en</strong>, werkwijziging,<br />

on<strong>en</strong>igheid in de familie, cerebrovasculaire risicofactor<strong>en</strong>,<br />

eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

• Suïcidepoging: MDD, sociale isolatie, eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>,<br />

slechte ADL. Meer vrouw<strong>en</strong> dan mann<strong>en</strong>, traumatische<br />

ervaring<strong>en</strong>, geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> misbruik.<br />

• Suïcide-ideatie: MDD; hoge leeftijd; ontbrek<strong>en</strong> sociale steun;<br />

beperking<strong>en</strong> in ADL; lage opleiding: beperkte sociale participatie<br />

<strong>en</strong> slechte lichamelijke gezondheid, slechte cognitieve<br />

functies.<br />

• Doodsw<strong>en</strong>s: depressie <strong>en</strong> angstsymptom<strong>en</strong>, slechte cognitieve<br />

functies, fysiek onwelbevind<strong>en</strong> <strong>en</strong> huwelijksproblem<strong>en</strong>.<br />

• Suïcide-int<strong>en</strong>tie: suïcide int<strong>en</strong>tie gecorreleerd met letaliteit<br />

<strong>van</strong> de poging. Bij ouder<strong>en</strong> hogere suïcide int<strong>en</strong>tie dan<br />

jongere person<strong>en</strong>, hogere letaliteit bij mann<strong>en</strong>, grotere mate<br />

<strong>van</strong> planning.<br />

• Bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>: s<strong>en</strong>se of belonging als anteced<strong>en</strong>t<br />

factor <strong>en</strong> psychologische dim<strong>en</strong>sie, positieve toekomstoriëntatie,<br />

positief affect (persoonlijkheidstrek), hogere sociale<br />

status bij mann<strong>en</strong>, morele bezwar<strong>en</strong>, zorg<strong>en</strong> om kinder<strong>en</strong>,<br />

positieve emoties bij chronische somatische problem<strong>en</strong>,<br />

religieuze affliliatie.<br />

• Psychologische risicofactor<strong>en</strong>: narcistische persoonlijkheid,<br />

wanhoop, inadequate coping.<br />

• Dem<strong>en</strong>tie: person<strong>en</strong> die stierv<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> suïcide met<br />

dem<strong>en</strong>tie, hadd<strong>en</strong> minder poging<strong>en</strong> gedaan dan suïcidant<strong>en</strong><br />

zonder dem<strong>en</strong>tie. Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dem<strong>en</strong>tiepatiënt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> lager suïciderisico. Bij dem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wordt mogelijk<br />

e<strong>en</strong> verhoogd risico gemeld voorafgaand aan e<strong>en</strong> vergevorderd<br />

stadium.<br />

Beoordeling B<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 331<br />

Onderzoek: Bostwick & Pankratz, 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Affectieve stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïciderisico.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 59 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Psychiatrische patiënt<strong>en</strong>: kliniek <strong>en</strong> polikliniek.<br />

Aantal 31.159<br />

Follow-up<br />

Lifetime.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suïcidale patiënt<strong>en</strong> die opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn: liftimesuïciderisico<br />

8,6%.<br />

• Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met affectieve stoornis: 4%.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Br<strong>en</strong>t & Melhem, 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Familiaire transmissie <strong>van</strong> suïcidaliteit.<br />

Type<br />

Review.<br />

Populatie<br />

Tweeling<strong>en</strong>, geadopteerd<strong>en</strong> <strong>en</strong> families.<br />

Aantal<br />

Niet bek<strong>en</strong>d.<br />

Follow-up<br />

Niet bek<strong>en</strong>d.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Adoptie- <strong>en</strong> tweelingonderzoek<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> duidelijk dat familiaire<br />

transmissie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag kan word<strong>en</strong> toegewez<strong>en</strong> aan<br />

g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong>. Er is <strong>en</strong>ig bewijs dat de transmissie <strong>van</strong><br />

suïcidaal gedrag gemedieerd wordt door de transmissie <strong>van</strong><br />

impulsieve agressie. Andere, minder goed onderzochte mediators<br />

zijn neuroticisme, neurocognitieve beperking<strong>en</strong>. Toch, omdat op<br />

zijn hoogst 50% <strong>van</strong> de variantie kan word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan<br />

de g<strong>en</strong>e, blijft er e<strong>en</strong> significante rol voor omgevingsfactor<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

Hoe Br<strong>en</strong>t <strong>en</strong> Melhem aan de besprok<strong>en</strong> artikel<strong>en</strong> zijn gekom<strong>en</strong>,<br />

blijft onduidelijk. Ook het precieze aantal onderzoek<strong>en</strong> is<br />

onduidelijk.<br />

Onderzoek: Brezo et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Persoonlijkheidsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> bij suïcide, suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcide-ideatie.<br />

Type<br />

E<strong>en</strong> review <strong>van</strong> 90 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Person<strong>en</strong> die suïcide hebb<strong>en</strong> gepleegd, e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong><br />

gedaan, of met suïcide-ideatie.<br />

Aantal Circa 20.000.<br />

Follow-up<br />

Zie de betreff<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Wanhoop, neuroticisme <strong>en</strong> extraversie zijn voorspellers voor<br />

poging<strong>en</strong> <strong>en</strong> in mindere mate voor ideatie <strong>en</strong> suïcide.<br />

• Meer onderzoek is nodig voor:agressie, impulsiviteit, boosheid,<br />

irritatie, vijandigheid <strong>en</strong> angst.<br />

Beoordeling A1


332 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Bridge et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcidaliteit (gedacht<strong>en</strong> tot gedraging<strong>en</strong>) onder adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>:<br />

1. Beschrijv<strong>en</strong>de epidemiologie.<br />

2. Onderzoek naar de risico- <strong>en</strong> beschermfactor<strong>en</strong><br />

jonger<strong>en</strong>suïcide.<br />

Type<br />

Beschrijv<strong>en</strong>d review.<br />

Populatie<br />

Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Zie de betreff<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Zie de betreff<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Epidemiologie: suïcidaliteit neemt toe <strong>van</strong> kindertijd naar<br />

adolesc<strong>en</strong>tie, suïcidecijfers zijn hoger bij mann<strong>en</strong>, vlugge<br />

culturele transities kan suïcidaliteit do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, afgelop<strong>en</strong><br />

dec<strong>en</strong>nium is sprake geweest <strong>van</strong> afname <strong>van</strong> suïcidecijfers in<br />

aantal land<strong>en</strong> (mogelijk wap<strong>en</strong>beleid of SSRI’s). De drie meest<br />

voorkom<strong>en</strong>de suïcidemethod<strong>en</strong> zijn: wap<strong>en</strong>s, ophang<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

vergiftiging.<br />

• Risicofactor<strong>en</strong> suïcide(poging): suïcidegedacht<strong>en</strong>, eerder<br />

suïcidaal gedrag, letaliteit poging, voornem<strong>en</strong>/motivatie,<br />

interpersoonlijke conflict of verlies (in het bijzonder middel<strong>en</strong>misbruik),<br />

m<strong>en</strong>tale stoornis, fysieke gezondheid, gezondheidsrisicogedrag,<br />

persoonlijkheid- <strong>en</strong> psychologische factor<strong>en</strong>,<br />

familiaire factor<strong>en</strong> (incl. omgeving), biologische factor<strong>en</strong>,<br />

blootstelling suïcide <strong>en</strong> toegankelijkheid dodelijke middel<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Brown et al., 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide.<br />

Type<br />

Cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Psychiatrische polklinische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 6.891.<br />

Follow-up<br />

20 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij de helft <strong>van</strong> de suïcides is sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

Beoordeling C


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 333<br />

Onderzoek: Brown, 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Systematisch overzicht <strong>van</strong> de psychometrische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedrag voor<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Review.<br />

Populatie<br />

Meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

31 vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De meeste onderzoeksinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn voldo<strong>en</strong>de valide<br />

<strong>en</strong> betrouwbaar. De predictieve validiteit is bij 5 <strong>van</strong> de 31<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onderzocht. B<strong>en</strong>adrukt wordt dat de evaluatie <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> risico bij individuele patiënt<strong>en</strong> nog gebaseerd mag word<strong>en</strong> op<br />

de score op e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele schaal. Het individuele risico moet bepaald<br />

word<strong>en</strong> aan de hand <strong>van</strong> e<strong>en</strong> volledig onderzoek.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Brown et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Welke risicofactor<strong>en</strong> zijn belangrijk bij ouder<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

psycholog<strong>en</strong> die met ouder<strong>en</strong> werk<strong>en</strong><br />

Type<br />

Kwalitatief onderzoek naar de m<strong>en</strong>ing <strong>van</strong> psycholog<strong>en</strong> over<br />

risicofactor<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Psycholog<strong>en</strong> die met ouder<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />

Aantal 681<br />

Follow-up<br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De volg<strong>en</strong>de items werd<strong>en</strong> door psycholog<strong>en</strong> als belangrijke<br />

signal<strong>en</strong> beschouwd: eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>, ernstige wanhoop,<br />

acute suïcidale ideatie, drink<strong>en</strong> <strong>van</strong> toxische vloeistof, MDD,<br />

suïcide in de familie, voedsel weiger<strong>en</strong>, verlies, e<strong>en</strong>zaamheid, pijn.<br />

Beoordeling D<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

Onderzoek: Burger et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Systematisch monitor<strong>en</strong> <strong>van</strong> de incid<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag in 2002-2003.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchem<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> D<strong>en</strong> Haag als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

964 suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Met uitzondering <strong>van</strong> de leeftijdsgroep <strong>van</strong> 75 jaar <strong>en</strong> ouder is<br />

het aantal suïcidepoging<strong>en</strong> bij vrouw<strong>en</strong> hoger dan bij mann<strong>en</strong>,<br />

tot e<strong>en</strong> factor 5 voor jonge vrouw<strong>en</strong>.<br />

• De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> is verhoogd bij Turkse (RR<br />

2,5) <strong>en</strong> Surinaamse (RR 1,7) vrouw<strong>en</strong> 15-24 jaar.<br />

Beoordeling B<br />

RR relatief risico


334 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Burger et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Onderzoek <strong>van</strong> de variatie <strong>van</strong> de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> suïcide naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht in de vier grootste etnische<br />

groep<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag in de periode 2002-2004.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchem<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> D<strong>en</strong> Haag als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

1.458 suïcidepoging<strong>en</strong>; 128 suïcides.<br />

Follow-up<br />

3 jaar<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong> was 72 <strong>en</strong><br />

voor mann<strong>en</strong> 134 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>.<br />

• In vergelijking met autochtone Nederlanders was de incid<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> significant lager voor Marokkaanse<br />

mann<strong>en</strong> (RR 0,32) <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (RR 0,57). De incid<strong>en</strong>tie was<br />

significant hoger voor Turkse vrouw<strong>en</strong> (RR 1,50). Het risico<br />

was het meest verhoogd voor jonge Turkse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15-24<br />

jaar (RR 2,2) <strong>en</strong> voor jonge Surinaamse vrouw<strong>en</strong> (RR 1,7). Het<br />

risico was significant lager bij Surinaamse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 35-44<br />

(RR 0,48) <strong>en</strong> 45-54 jaar (RR 0,38).<br />

• Met uitzondering <strong>van</strong> Surinaamse mann<strong>en</strong> was het aantal<br />

suïcides bij immigrant<strong>en</strong> niet hoger dan bij autochtone Nederlanders.<br />

Bij jonge Turkse <strong>en</strong> Surinaamse vrouw<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> 100<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>, maar ge<strong>en</strong> suïcides geregistreerd.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Burger et al., 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Tr<strong>en</strong>ds in suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchem<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> D<strong>en</strong> Haag als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

1.034 suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De verdeling <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht is<br />

vergelijkbaar met onderzoek in eerdere jar<strong>en</strong>.<br />

• In vergelijking met autochtone Nederlanders was de incid<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> significant hoger voor Turkse vrouw<strong>en</strong><br />

15-24 jaar <strong>en</strong> 25-34 jaar. De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> was<br />

nu ook verhoogd voor Surinaamse mann<strong>en</strong> 25-34 jaar. Voor<br />

Surinaamse vrouw<strong>en</strong> was de incid<strong>en</strong>tie niet meer significant<br />

verhoogd.<br />

Beoordeling B


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 335<br />

Onderzoek: Ca<strong>van</strong>agh et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

1. Welke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de sterkste associatie met suïcide<br />

2. Wat is de pot<strong>en</strong>tiële impact <strong>van</strong> effectieve <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> die<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Type<br />

Systematische review <strong>en</strong> (beperkte) meta-analyse <strong>van</strong><br />

psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Psychologische-autopsieonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

76 onderzoek<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> 54 case-series <strong>en</strong> 22 casecontrolonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) 1. De mediane proportie <strong>van</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> was<br />

91% (95%-BI 81-98%), vooral depressieve stoorniss<strong>en</strong>.<br />

2. Het populatieattributief risico voor psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> lag tuss<strong>en</strong> 47% <strong>en</strong> 74% in de zev<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong><br />

waarvoor dit berek<strong>en</strong>d kon word<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Ch<strong>en</strong>g et al., 1997<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> suïcide <strong>en</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek.<br />

Populatie<br />

Drie etnische Chinese groep<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 116<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij 46-76% <strong>van</strong> de suïcides sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

Beoordeling C


336 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Cherpitel et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Associaties tuss<strong>en</strong> acuut alcoholgebruik (met <strong>en</strong> zonder<br />

intoxicatie) <strong>en</strong> suïcidaal gedrag (zowel voltooide suïcide als<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>) bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Review.<br />

Populatie<br />

Person<strong>en</strong> <strong>van</strong> 19 jaar <strong>en</strong> ouder met acuut alcoholgebruik <strong>en</strong><br />

suïcide, of acuut alcoholgebruik <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Zie de betreff<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 37 onderzoek<strong>en</strong> over acuut alcoholgebruik <strong>en</strong> suïcide: het<br />

gemiddelde acute gebruik <strong>van</strong> alcohol was 37%; mediaan 36%;<br />

het bereik was 10 tot 69%.<br />

• 16 onderzoek<strong>en</strong> met gegev<strong>en</strong>s over acuut alcoholgebruik <strong>en</strong><br />

suïcidepoging, het gemiddelde perc<strong>en</strong>tage <strong>van</strong> het alcoholgebruik<br />

was 40%; mediaan 41%; het bereik was 10 tot 73%.<br />

• Deze zeer wissel<strong>en</strong>de uitkomst<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het moeilijk om<br />

conclusies te trekk<strong>en</strong> over de relatie tuss<strong>en</strong> acuut alcoholgebruik<br />

<strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• De case-crossovermethode kan e<strong>en</strong> ideale epidemiologische<br />

strategie zijn voor de studie <strong>van</strong> de acute alcoholgebruik <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag.<br />

• Huidig alcohol- <strong>en</strong> drugsgebruik voorspeld<strong>en</strong> latere suïcidepoging<strong>en</strong><br />

na correctie voor sociodemografische factor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

comorbide psychische stoorniss<strong>en</strong> (inclusief alcoholmisbruik<br />

<strong>en</strong>/of -afhankelijkheid). Dat suggereert dat de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> op suïcidepoging<strong>en</strong><br />

niet volledig toe te schrijv<strong>en</strong> war<strong>en</strong> aan de gevolg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

comorbide psychische stoorniss<strong>en</strong>, maar aan de bedwelm<strong>en</strong>de<br />

effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> de middel<strong>en</strong>gebruik zelf.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Chioqueta & Stiles, 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vergelijking tuss<strong>en</strong> As I <strong>en</strong> As II.<br />

Type<br />

Cross-sectioneel onderzoek.<br />

Populatie<br />

Poliklinische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 142<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Suïcidepoging vooral bij cluster A- <strong>en</strong> cluster<br />

B-persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 337<br />

Onderzoek: Conner et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De invloed <strong>van</strong> vijf psychologische construct<strong>en</strong>: impulsiviteit/<br />

agressie; depressie wanhoop, angst; zelfbewustzijn/sociale isolatie.<br />

Type Retrospectief onderzoek. Review <strong>van</strong> 9 case-control- <strong>en</strong> 37<br />

cohortonderzoek<strong>en</strong> (23 psychiatrisch <strong>en</strong> 14 niet-psychiatrisch).<br />

Populatie<br />

Diverse populaties patiënt<strong>en</strong> die zich hadd<strong>en</strong> gesuïcideerd, <strong>en</strong><br />

case-controls uit zelfde populatie.<br />

Aantal Circa 2.500.<br />

Follow-up<br />

Divers.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Van de twintig onderzoek<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> veerti<strong>en</strong> (= 70%) e<strong>en</strong><br />

significant verschil in mate <strong>van</strong> impulsiviteit <strong>en</strong>/of agressie<br />

tuss<strong>en</strong> beide populaties. Van de vijf construct<strong>en</strong> is in deze studie<br />

impulsiviteit <strong>en</strong>/of agressie e<strong>en</strong> betere voorspeller dan depressie,<br />

angst <strong>en</strong> wanhoop.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Conwell et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> leeftijd <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Retrospectieve studie. Post mortem psychologische autopsie<br />

volg<strong>en</strong>s interviewmethode.<br />

Populatie<br />

Informatiebronn<strong>en</strong> bestaand uit naast<strong>en</strong>, vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, collega’s,<br />

hulpverl<strong>en</strong>ers.<br />

Aantal<br />

141 suïcidant<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> onderzocht, <strong>van</strong> alle leeftijd<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Ouder<strong>en</strong> vertoond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significant verschil in de hoogte<br />

<strong>van</strong> de suïcide-int<strong>en</strong>tie, meer planning <strong>en</strong> minder signal<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong>. Het aantal poging<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> geslaagde<br />

suïcides bij ouder<strong>en</strong> bedraagt 4:1 <strong>en</strong> i.t. jonger<strong>en</strong> 200:1 <strong>en</strong><br />

adults 10:1. Mann<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d minder poging<strong>en</strong><br />

voor hun geslaagde suïcide. Vrouw<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong><br />

poging gedaan voor hun geslaagde poging.<br />

• De aanwezigheid <strong>van</strong> e<strong>en</strong> affectieve stoornis was significant.<br />

Beoordeling C


338 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Cooper et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Ontwikkeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> model waarmee herhaling <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag binn<strong>en</strong> zes maand<strong>en</strong> werd voorspeld.<br />

Type<br />

Retrospectief onderzoek.<br />

Populatie<br />

Data afkomstig <strong>van</strong> 6.933 cases die werd<strong>en</strong> behandeld in drie <strong>van</strong><br />

de vijf ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 9.089<br />

Follow-up<br />

6 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Uit het onderzoek bleek dat 94% (BI 92-95%) <strong>van</strong> alle patiënt<strong>en</strong><br />

die binn<strong>en</strong> zes maand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> herhaalde poging ded<strong>en</strong> (N = 1.583:<br />

17%, waar<strong>van</strong> 22 suïcides), bij de indexpoging volded<strong>en</strong> aan de<br />

volg<strong>en</strong>de vier criteria:<br />

• eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging gedaan;<br />

• in psychiatrische <strong>behandeling</strong>;<br />

• ooit e<strong>en</strong> psychiatrische <strong>behandeling</strong> ondergaan;<br />

• indexpoging gedaan met b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

Onderzoek: Corbitt et al., 1996<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vaststell<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> depressie, persoonlijkheidsstoornis<br />

<strong>en</strong> suïcidaal gedrag. Uitkomstmat<strong>en</strong>: aantal <strong>en</strong> letaliteit <strong>van</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> comorbiditeit<br />

Type<br />

Prospectieve studie.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met depressie. Vier groep<strong>en</strong>: ge<strong>en</strong><br />

persoonlijkheidsstoornis; borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

(BPS); andere cluster B; ander cluster. Leeftijd: m = 35 (18-64<br />

jaar); leeftijd bij BPS lager. 47% man (meer vrouw<strong>en</strong> in<br />

BPS-groep).<br />

Aantal N = 102<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Bij groep borderline patiënt<strong>en</strong> meer suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoger<br />

aantal. Dit kon niet verklaard word<strong>en</strong> door ernst <strong>van</strong> depressie.<br />

• Ge<strong>en</strong> verschil in mate <strong>van</strong> letaliteit <strong>van</strong> de poging.<br />

Beoordeling B<br />

BPS borderline persoonlijkheidsstoornis


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 339<br />

Onderzoek: Cukrowicz et al., 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Leidt blootstelling aan e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief onderzoek naar suïcidaliteit<br />

tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Type<br />

Niet-gecontroleerd follow-uponderzoek.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve stoornis die participeerd<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

int<strong>en</strong>sief onderzoek naar suïcidaliteit.<br />

Aantal<br />

21 patiënt<strong>en</strong><br />

Follow-up<br />

1 <strong>en</strong> 3 maand<strong>en</strong> na de blootstelling<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> rapporteerd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verandering of e<strong>en</strong><br />

vermindering <strong>van</strong> suïcidale gedacht<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

rapporteerde suïcidaal gedrag gedur<strong>en</strong>de de follow-up.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Deluty, 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Wanneer is e<strong>en</strong> suïcide acceptabel<br />

Type<br />

RCT onder stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> naar de acceptatie <strong>van</strong> suïcide, door middel<br />

<strong>van</strong> cases <strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> over acceptatie <strong>en</strong> perceptie <strong>van</strong><br />

suïcide.<br />

Populatie<br />

Stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal 455<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Terminale lichamelijke ziekte wordt gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> acceptabele<br />

oorzaak voor e<strong>en</strong> suïcide.<br />

• Depressies word<strong>en</strong> niet gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> acceptabele red<strong>en</strong> voor<br />

e<strong>en</strong> suïcide. Ook niet als de persoon al 20 jaar aan depressies<br />

lijdt.<br />

Beoordeling B<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: Erlangs<strong>en</strong> et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> de diagnose dem<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Retrospectief populatieonderzoek.<br />

Populatie 50+ (alle 50-plussers in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> in 1990 <strong>van</strong> 1 januari 1990<br />

tot <strong>en</strong> met 31 december 2000).<br />

Aantal 2.474.767.<br />

Follow-up 1990-2000.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Na het stell<strong>en</strong> <strong>van</strong> de diagnose dem<strong>en</strong>tie tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> opname was<br />

het suïciderisico voor ouder<strong>en</strong> driemaal zo hoog.<br />

Beoordeling B


340 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Ernst et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Aandrag<strong>en</strong> <strong>van</strong> bewijs voor e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong><br />

hers<strong>en</strong>verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Selectieve review.<br />

Populatie<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Aantal<br />

290 bronn<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> naar de rol bij suïcidaal gedrag <strong>van</strong><br />

familieband<strong>en</strong>, serotonine, dopamine, adr<strong>en</strong>aline, noradr<strong>en</strong>aline,<br />

glutamaat, GABA, opioid<strong>en</strong>, acetylcholine, cel signaal system<strong>en</strong>,<br />

lipid<strong>en</strong>, HPA-as, polyamin<strong>en</strong> <strong>en</strong> astrocyt<strong>en</strong> <strong>en</strong> oligod<strong>en</strong>drit<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

Overweg<strong>en</strong>d inhoudelijke bespreking <strong>van</strong> beschikbare literatuur;<br />

ge<strong>en</strong> systematische literatuursearches; ge<strong>en</strong> meta-analyses; zeer<br />

heterog<strong>en</strong>e studiepopulaties.<br />

Onderzoek: E<strong>van</strong>s et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie<br />

128 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 513.188.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) 9,7% (95%-BI 8,5-10,9) deed ooit e<strong>en</strong> suïcidepoging <strong>en</strong> 29,9%<br />

(95%-BI 26,1-33,8) had ooit aan suïcide gedacht; meisjes vaker<br />

dan jong<strong>en</strong>s.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Fawcett et al., 1990<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressieve stoornis.<br />

Type<br />

Wordt niet vermeld.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> met depressieve stoornis.<br />

Aantal 954.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Neg<strong>en</strong> klinische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn geassocieerd met suïcide,<br />

waar<strong>van</strong> zes (paniekaanvall<strong>en</strong>; ernstige psychische angst;<br />

verminderde conc<strong>en</strong>tratie; slapeloosheid; gematigd<br />

alcoholmisbruik; anhedonie) met suïcide binn<strong>en</strong> één jaar. Drie<br />

andere klinische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (ernstige wanhoop; suïcide-ideatie;<br />

voorgaande poging) zijn geassocieerd met suïcide die plaatsvond<br />

na één jaar.<br />

Beoordeling C


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 341<br />

Onderzoek: Fazel et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide door gedetineerd<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

• Publicaties war<strong>en</strong> afkomstig uit twaalf land<strong>en</strong> of gebied<strong>en</strong>: de<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, Engeland, Wales, Canada, Oost<strong>en</strong>rijk, Australië,<br />

Nederland, Schotland, Frankrijk, Italië, Nieuw-Zeeland, Duitsland.<br />

• Bij 8 onderzoek<strong>en</strong> is gebruikgemaakt <strong>van</strong> e<strong>en</strong> willekeurig gekoz<strong>en</strong> of<br />

e<strong>en</strong> gematchte controlegroep; 26 onderzoek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de totale of de<br />

gemiddelde ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>isbevolking <strong>van</strong> e<strong>en</strong> gematchte periode.<br />

Populatie Gedetineerd<strong>en</strong>.<br />

Aantal 34 onderzoek<strong>en</strong> naar 4.780 suïcides door gedetineerd<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Niet gemeld.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De volg<strong>en</strong>de risicofactor<strong>en</strong>.<br />

• Demografische factor<strong>en</strong>: ‘white ethnicity’ (OR = 1,9; 95%-BI 1,7-2,2),<br />

mannelijk geslacht (OR = 1,9; 95%-BI 1,4-2,5), getrouwd zijn (OR =<br />

1,5; 95%-BI 1,3-1,7).<br />

• Criminologische factor<strong>en</strong>: e<strong>en</strong>persoonscel (OR = 9,1; 95%-BI<br />

6,1-13.5), status <strong>van</strong> gedetineerde of status <strong>van</strong> voorlopige hecht<strong>en</strong>is<br />

(OR = 4,1; 95%-BI 3,5-4,8), e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>slange ge<strong>van</strong>g<strong>en</strong>isstraf uitzitt<strong>en</strong><br />

(OR = 3,9, 95%-BI = 1,1-13,3).<br />

• Klinische factor<strong>en</strong>: rec<strong>en</strong>te suïcidale gedacht<strong>en</strong> (OR = 15,2; 95%-BI<br />

8,5-27,2), geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> (OR = 8,4, 95%-BI<br />

6,2 -11,4), e<strong>en</strong> huidige psychiatrische diagnose (OR = 5,9, 95%-BI<br />

2,3-15,4), het ont<strong>van</strong>g<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychotrope medicatie (OR = 4,2;<br />

95%-BI 2,9-6,0), <strong>en</strong> e<strong>en</strong> voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> problem<strong>en</strong> door alcoholgebruik<br />

(OR = 3,0, 95%-BI 1,9-4,6).<br />

• Donker ras of etniciteit was omgekeerd geassocieerd met suïcide<br />

(OR = 0,4, 95%-BI 0,3-0,4).<br />

Tuss<strong>en</strong> onderzoeksontwerp<strong>en</strong> of typ<strong>en</strong> publicatie war<strong>en</strong> weinig<br />

verschill<strong>en</strong> in risicoschatting<strong>en</strong>.<br />

Conclusie: diverse demografische, criminologische <strong>en</strong> klinische<br />

factor<strong>en</strong> zijn geassocieerd met suïcide door gedetineerd<strong>en</strong>, vooral<br />

e<strong>en</strong>persoonscell<strong>en</strong>, rec<strong>en</strong>te suïcidale gedacht<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

in de voorgeschied<strong>en</strong>is, e<strong>en</strong> psychiatrische diagnose, <strong>en</strong> problem<strong>en</strong><br />

door alcoholgebruik. Sommige <strong>van</strong> deze milieu- <strong>en</strong> klinische<br />

factor<strong>en</strong> zijn veranderlijk <strong>en</strong> bied<strong>en</strong> dus aangrijpingspunt<strong>en</strong> voor<br />

prev<strong>en</strong>tiestrategieën gericht op gedetineerd<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C


342 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Fergusson et al., 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>) De relatie tuss<strong>en</strong> ontwikkeling suïcidaal gedrag <strong>en</strong> (1)<br />

omstandighed<strong>en</strong> in de jeugd, (2) m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong>, (3)<br />

lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Data uit e<strong>en</strong> longitudinale studie (geboortecohort, 21 jaar).<br />

Populatie<br />

Jonger<strong>en</strong> (15-21 jaar).<br />

Aantal 1.265<br />

Follow-up Geboorte, 4 maand<strong>en</strong>, 1 jaar, jaarlijkse intervall<strong>en</strong> tot 16 jaar, 18<br />

jaar <strong>en</strong> 21 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Tot 21 jaar rapporteerde 28,8% suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> rapporteerde<br />

7,5% e<strong>en</strong> suïcidepoging te hebb<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>.<br />

• Risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sprocess<strong>en</strong> geassocieerd met de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> suïcidaal gedrag: sociale achtergrond (lage<br />

SES), familiefactor<strong>en</strong> (verandering<strong>en</strong> ouderschap, seksueel<br />

misbruik, alcoholmisbruik ouders <strong>en</strong> minder goed gehecht<br />

aan ouders), persoonlijkheidsfactor<strong>en</strong> (neuroticisme <strong>en</strong> hoge<br />

score op impulsiviteit/risicovol gedrag), m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong> in<br />

adolesc<strong>en</strong>tie (depressie, angststoorniss<strong>en</strong>, middel<strong>en</strong>misbruik<br />

<strong>en</strong> gedragsstoorniss<strong>en</strong>) <strong>en</strong> blootstelling aan nadelige lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

SES sociaaleconomische status<br />

Onderzoek: Fishbain, 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcide <strong>en</strong> chronische pijn<br />

Type<br />

Systematische review <strong>van</strong> onderzoeksartikel<strong>en</strong> over pijn <strong>en</strong><br />

suïcide.<br />

Populatie<br />

Zie de afzonderlijke artikel<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

18 artikel<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 1966-1999<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Hoge preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide-ideaties onder patiënt<strong>en</strong> met<br />

chronische pijn. Tev<strong>en</strong>s is er e<strong>en</strong> correlatie tuss<strong>en</strong> de duur <strong>van</strong><br />

de pijn, de int<strong>en</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn, c<strong>en</strong>trale pijn <strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong>de<br />

depressie.<br />

Beoordeling A1


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 343<br />

Onderzoek: Fowler et al., 1986<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong>suïcide <strong>en</strong> alcohol- drugsmisbruik.<br />

Type<br />

Data uit ‘the San Diego Suicide Study’.<br />

Populatie<br />

10- tot 29-jarig<strong>en</strong> die tuss<strong>en</strong> 1981 <strong>en</strong> 1983 suïcide hebb<strong>en</strong><br />

gepleegd.<br />

Aantal 133.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 70 jonger<strong>en</strong> (53%) hadd<strong>en</strong> als belangrijkste diagnose middel<strong>en</strong>misbruik;<br />

32 hier<strong>van</strong> (24%) hadd<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de<br />

belangrijkste diagnose (atypische depressie, atypische psychose,<br />

aanpassingsstoornis met depressie).<br />

• De relatie tuss<strong>en</strong> middel<strong>en</strong>misbruik <strong>en</strong> de aanvull<strong>en</strong>de diagnose<br />

was onbek<strong>en</strong>d.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Frierson, 1991<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcidepoging<strong>en</strong> door ouder<strong>en</strong> <strong>en</strong> op zeer hoge leeftijd.<br />

Onderzoek <strong>van</strong> psychiatrische consultatie na TS. Onderzocht<br />

werd<strong>en</strong>: leeftijd, ras, seks, burgerlijke staat, somatische <strong>en</strong><br />

psychiatrische diagnoses, alcohol, medicatie, ernst <strong>van</strong> de poging,<br />

<strong>en</strong> eerdere TS.<br />

Type<br />

Retrospectief dossieronderzoek.<br />

Populatie<br />

60-90. Na suïcidepoging.<br />

Aantal<br />

95 overlevers <strong>van</strong> e<strong>en</strong> TS.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 58% war<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>, 39% vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> de TS bij to<strong>en</strong>ame leeftijd.<br />

• Aanwezigheid psychiatrische stoornis, voornamelijk depressie<br />

in <strong>en</strong>gere zin.<br />

• Alcoholgebruik bij TS nam af bij hogere leeftijd.<br />

• Red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor de suïcide:<br />

––<br />

slechte gezondheid;<br />

––<br />

e<strong>en</strong>zaamheid;<br />

––<br />

rouw;<br />

––<br />

onder<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> alcoholmisbruik.<br />

Beoordeling B<br />

TS t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong> suicidii (poging tot suïcide)


344 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Garss<strong>en</strong> et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong> in de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide bij groep<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> immigrant<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Bevolking <strong>van</strong> Nederland als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

13.737 suïcides.<br />

Follow-up<br />

9 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De standardized mortality ratio (SMR) was significant<br />

verhoogd t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> autochtone Nederlanders voor<br />

manlijke immigrant<strong>en</strong> uit België, Zuid Europa, Oost Europa,<br />

Noord Amerika, Midd<strong>en</strong> Amerika, Suriname, Sri Lanka,<br />

Oceanië <strong>en</strong> voor jongvolwass<strong>en</strong> Turkse mann<strong>en</strong>.<br />

• Voor vrouwelijke immigrant<strong>en</strong> was de SMR voor ge<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

herkomstland<strong>en</strong> significant verhoogd.<br />

• Met uitzondering <strong>van</strong> jongvolwass<strong>en</strong> Turkse mann<strong>en</strong> was<br />

de SMR significant verlaagd t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> autochtone<br />

Nederlanders voor mannelijke <strong>en</strong> vrouwelijke immigrant<strong>en</strong> uit<br />

Turkije <strong>en</strong> Marokko <strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong> uit Irak, Iran <strong>en</strong> Kaapverdië.<br />

Beoordeling B<br />

SMR standardized mortality ratio<br />

Onderzoek: Garss<strong>en</strong> et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong> in de incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide bij<br />

Nederlandse Surinamers in vergelijking met autochton<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Bevolking <strong>van</strong> Nederland als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

339 Surinaamse immigrant<strong>en</strong> <strong>van</strong> de eerste of tweede g<strong>en</strong>eratie<br />

die door suïcide zijn overled<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

10 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide is significant hoger bij Hindoestaanse <strong>en</strong><br />

Creoolse mann<strong>en</strong> dan bij autochtone Nederlandse mann<strong>en</strong>. De<br />

incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide bij Surinaamse vrouw<strong>en</strong> wijkt in de meeste<br />

gevall<strong>en</strong> niet af <strong>van</strong> die <strong>van</strong> autochtone Nederlandse vrouw<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 345<br />

Onderzoek: Gearing & Lizardi, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> religie <strong>en</strong> suïcidaliteit.<br />

Type<br />

Systematische review <strong>van</strong> epidemiologisch onderzoek.<br />

Populatie <br />

Aantal <br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die verbond<strong>en</strong> zijn met e<strong>en</strong> religie, verton<strong>en</strong> minder vaak<br />

suïcidaal gedrag.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Goldstein et al., 1991<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Voorspell<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide op basis <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

hoogrisicogroep.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> affectieve stoornis.<br />

Aantal<br />

N = 1.906 (patiënt<strong>en</strong>); 46 suïcides.<br />

Follow-up<br />

2 tot 14 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het beste model had e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteit <strong>van</strong> 2,2%, e<strong>en</strong> specificiteit<br />

<strong>van</strong> 99,8% <strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> 20%. Met<br />

e<strong>en</strong> multipele-regressiemodel was het risico op suïcide niet te<br />

voorspell<strong>en</strong> bij deze hoogrisicopopulatie klinische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Gould et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> of het vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> scre<strong>en</strong>ing<br />

leidt tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> stress of <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

RCT<br />

Populatie Middelbareschoolleerling<strong>en</strong> <strong>van</strong> 6 schol<strong>en</strong> in de periode 2002-<br />

2004.<br />

Aantal<br />

N = 2.342: 1.172 in de experim<strong>en</strong>tele <strong>en</strong> 1.170 in de<br />

controlegroep.<br />

Follow-up<br />

2 dag<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Profile of mood states (POMS), depressieve gevoel<strong>en</strong>s <strong>en</strong> suïcidale<br />

ideatie war<strong>en</strong> niet verschill<strong>en</strong>d in de experim<strong>en</strong>tele groep<br />

waaraan twee dag<strong>en</strong> eerder vrag<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gesteld over suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong> in de controlegroep aan wie de vrag<strong>en</strong> niet war<strong>en</strong><br />

gesteld.<br />

• Hoogrisicoscholier<strong>en</strong> met depressieve klacht<strong>en</strong> of met e<strong>en</strong><br />

voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> suïcidaal gedrag rapporteerd<strong>en</strong> in de<br />

experim<strong>en</strong>tele groep juist minder spanning<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder suïcidale<br />

ideatie.<br />

Conclusie: er zijn ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> voor iatrog<strong>en</strong>e schade <strong>van</strong><br />

het vrag<strong>en</strong> naar suïcidaal gedrag onder middelbare scholier<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


346 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Harris & Barraclough, 1997<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> suïcide <strong>en</strong> psychiatrische<br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse <strong>van</strong> Engelstalige publicaties over onderzoek<strong>en</strong> naar<br />

sterfte bij omschrev<strong>en</strong> psychiatrische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> met t<strong>en</strong><br />

minste twee jaar follow-up.<br />

Populatie<br />

Zie de afzonderlijke publicaties.<br />

Aantal 249 onderzoek<strong>en</strong> in de periode 1966-1993.<br />

Follow-up<br />

Variabel.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Standardized mortality ratios (SMR) <strong>en</strong> 95%-BI’s zijn berek<strong>en</strong>d<br />

<strong>van</strong> 44 stoorniss<strong>en</strong>: 36 hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significant verhoogde SMR<br />

voor suïcide, 5 e<strong>en</strong> verhoogde SMR, 1 SMR is niet verhoogd <strong>en</strong> 2<br />

kond<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d.<br />

Beoordeling A1<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

SMR standardized mortality ratio<br />

Onderzoek: Hasley et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Review <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> naar suïcide-int<strong>en</strong>tie als uitkomst<br />

(afhankelijke variabele) <strong>en</strong> als voorspeller (onafhankelijke<br />

variabele) <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Systematische review <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> naar empirische<br />

resultat<strong>en</strong> in relatie tot suïcide-int<strong>en</strong>tie.<br />

Populatie<br />

Variabel.<br />

Aantal 17 onderzoek<strong>en</strong> naar suïcide-int<strong>en</strong>tie als uitkomst <strong>en</strong> 25<br />

onderzoek<strong>en</strong> naar suïcide-int<strong>en</strong>tie als voorspeller <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

Follow-up<br />

Variabel.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Als uitkomst is gevond<strong>en</strong> dat suïcide-int<strong>en</strong>tie sam<strong>en</strong>hangt met<br />

het aantal eerdere poging<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met psychiatrische problem<strong>en</strong>:<br />

vooral depressieve stoorniss<strong>en</strong>, angststoorniss<strong>en</strong>, alcoholmisbruik,<br />

psychotische symptom<strong>en</strong>, eetstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanpassingsstoorniss<strong>en</strong>;<br />

<strong>en</strong> verder met slaapproblem<strong>en</strong>, psychische<br />

pijn, e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te relatiebreuk, rec<strong>en</strong>te juridische problem<strong>en</strong>,<br />

alle<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, won<strong>en</strong> in stedelijk gebied, minder economisch<br />

actief zijn, ras, religie, leeftijd (ouder), geslacht (man).<br />

• Als voorspeller is gevond<strong>en</strong> dat suïcide-int<strong>en</strong>tie sam<strong>en</strong>hangt<br />

met de ernst <strong>van</strong> de suïcidepoging <strong>en</strong> met latere suïcide, maar<br />

niet met latere suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

Het begrip suïcide-int<strong>en</strong>tie is niet e<strong>en</strong>duidig geoperationaliseerd.


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 347<br />

Onderzoek: Haukka et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> het risico <strong>van</strong> herhaalde<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>, suïcide <strong>en</strong> andere doodsoorzak<strong>en</strong> na e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Alle person<strong>en</strong> (> 12 jaar) die tuss<strong>en</strong> 1996 <strong>en</strong> 2003 in Finland<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn geweest <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

Aantal<br />

18.199 person<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Gemiddelde follow-up 3,6 (0-8 jaar) jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> eerste opname <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> suïcidepoging<br />

werd geschat op 44 per 100.000 persoonsjar<strong>en</strong>. Het<br />

risico op e<strong>en</strong> herhaalde suïcidepoging was 30% in 8 jaar. Het<br />

risico was hoger voor vrouw<strong>en</strong> (hazard ratio (HR) 1,2; 95%-BI<br />

1,1-1,2), voor de leeftijdsgroep 30-40 jaar (HR t<strong>en</strong> opzichte<br />

<strong>van</strong> 12-16 jaar: 1,5; 95%-BI 1,2-1,8), voor het aantal eerdere<br />

poging<strong>en</strong> (HR > 5 t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> 0: 20,5; 95%-BI 18,4-22,2)<br />

<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> eerdere opname <strong>van</strong>wege schizofr<strong>en</strong>ie (HR: 1,5;<br />

95%-BI 1,4-1,6), stemmingsstoornis (HR: 1,6; 95%-BI 1,5-1,7),<br />

persoonlijkheidsstoornis (HR: 1,2; 95%-BI 1,1-1,3) of alcoholmisbruik<br />

(HR: 1,4; 95%-BI 1,3-1,5).<br />

• Het risico <strong>van</strong> suïcide was 10% in 8 jaar. Het risico <strong>van</strong> suïcide<br />

was geassocieerd met eerdere opname <strong>van</strong>wege schizofr<strong>en</strong>ie<br />

(HR: 1,9; 95%-BI 1,6-2,2) of stemmingsstoorniss<strong>en</strong> (HR: 1,7;<br />

95%-BI 1,5-2,0).<br />

• Het risico op e<strong>en</strong> gewelddadige dood was geassocieerd met e<strong>en</strong><br />

eerdere opname <strong>van</strong>wege alcoholmisbruik (HR: 2,6; 95%-BI<br />

2,1-3,2).<br />

• De risico’s <strong>van</strong> herhaalde suïcidepoging<strong>en</strong>, suïcide <strong>en</strong> totale<br />

mortaliteit war<strong>en</strong> het hoogst direct na ontslag.<br />

Beoordeling B<br />

HR hazard ratio


348 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Hawton et al., 2005a<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide bij schizofr<strong>en</strong>ie.<br />

Type<br />

E<strong>en</strong> review <strong>van</strong> 29 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie > 16 jaar.<br />

Aantal 10.000<br />

Follow-up<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Verhoogd suïciderisico: eerdere depressie; eerdere poging,<br />

drugsgebruik, agitatie <strong>en</strong> motorische onrust, angst voor<br />

desintegratie, slechte betrokk<strong>en</strong>heid bij <strong>behandeling</strong>, rec<strong>en</strong>t<br />

verlies.<br />

Conclusie: andere factor<strong>en</strong> dan schizofr<strong>en</strong>ie alle<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong> het<br />

suïciderisico.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Hawton et al., 2005b<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Verband tuss<strong>en</strong> bipolaire stoornis <strong>en</strong> suïcide of suïcidepoging.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 36 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bipolaire stoornis.<br />

Aantal<br />

Case-controles: groot bereik 3.672 cases <strong>en</strong> 13.614.714 controls.<br />

Follow-up<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Voor suïcide de belangrijkste risicofactor<strong>en</strong>: eerdere poging <strong>en</strong><br />

wanhoop. Voor suïcidaal gedrag: suïcide in de familie; vroege<br />

start bipolaire stoornis; om<strong>van</strong>g depressieve symptom<strong>en</strong>; ernst<br />

<strong>van</strong> affectieve episodes; aanwezigheid <strong>van</strong> gem<strong>en</strong>gde affectieve<br />

toestand<strong>en</strong>; rapid cycling; comorbide As I-stoornis; drugsgebruik.<br />

Beoordeling A1


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 349<br />

Onderzoek: Heisel & Flett, 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) De ontwikkeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> eerste validatie <strong>van</strong> de Geriatric Suicide<br />

Ideation Scale (GSIS).<br />

Type<br />

Valideringsonderzoek.<br />

• Onderzoek 1: e<strong>en</strong> 66-itemschaal werd voorgelegd aan e<strong>en</strong> heterog<strong>en</strong>e<br />

groep ouder<strong>en</strong>; MMSE; SSI voor suïcide risico.<br />

• Onderzoek 2: GDS, Social Hopelessness Questionnaire werd afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

fysieke gezondheid werd gescoord door de deelnemers.<br />

Satisfaction with life scale werd afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Daarna werd<strong>en</strong> de geselecteerde<br />

vrag<strong>en</strong> uit de GSIS voorgelegd.<br />

Het onderscheid<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> werd geëvalueerd <strong>en</strong> de 66 vrag<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> in vier domein<strong>en</strong> ingedeeld. Vier subschal<strong>en</strong>:<br />

• GSIS SI: suïcide ideatie;<br />

• GSIS DI: doodsideatie;<br />

• GSIS LOSS: verlies <strong>van</strong> persoonlijke <strong>en</strong> sociale waarde;<br />

• GSIS MIL: Meaning in Life.<br />

Na de eerste studie werd<strong>en</strong> het aantal vrag<strong>en</strong> gereduceerd.<br />

Populatie 65+; gemiddelde leeftijd 81,2; sekseratio: 76% vrouw.<br />

Aantal • Onderzoek 1: 172 volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> 65+.<br />

• Onderzoek 2: 107 ouder<strong>en</strong> (18 psychiatrische patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> 89 nietpsychiatrische<br />

patiënt<strong>en</strong>.).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Psychiatrische patiënt<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significant hogere score op het<br />

totaal <strong>van</strong> de GSIS, <strong>en</strong> op de SI- <strong>en</strong> LOSS-subschal<strong>en</strong>.<br />

• Er werd e<strong>en</strong> grote interne consist<strong>en</strong>tie gevond<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de<br />

subschal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de GSIS totaal werd betrouwbaar gevond<strong>en</strong> voor<br />

scores bov<strong>en</strong> de 54 <strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> de 52.<br />

• Ook werd e<strong>en</strong> stabiele betrouwbaarheid gevond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> test <strong>en</strong><br />

retestsituatie met e<strong>en</strong> 1-2-maand<strong>en</strong>interval.<br />

• De betrouwbaarheid is geslachts- <strong>en</strong> leeftijdsonafhankelijk.<br />

• Het is niet volledig duidelijk of er e<strong>en</strong> verschil is in scores voor<br />

dood ideatie tuss<strong>en</strong> jongere <strong>en</strong> oudere ouder<strong>en</strong>. Hogere opgeleid<strong>en</strong><br />

scoord<strong>en</strong> hoger op de suïcide-ideatiesubschaal.<br />

• E<strong>en</strong> positieve correlatie werd gezi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> hoge scores op de GSIS<br />

<strong>en</strong> depressie, sociale wanhoop, <strong>en</strong> slecht fysiek welbevind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

negatieve correlatie met psychisch welbevind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de mate <strong>van</strong><br />

tevred<strong>en</strong>heid met het lev<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

GDS Geriatric Depression Scale<br />

GSIS Geriatric Suicide Ideation Scale<br />

GSIS SI Geriatric Suicide Ideation Scale, Suicide Ideation (suïcide-ideatie)<br />

GSIS DI Geriatric Suicide Ideation Scale, Death Ideation (doodsideatie)<br />

GSIS LOSS Geriatric Suicide Ideation Scale, Loss of Personal and Social Worth (verlies<br />

<strong>van</strong> persoonlijke <strong>en</strong> sociale waarde);<br />

GSIS MIL Geriatric Suicide Ideation Scale, Perceived Meaning in Life<br />

MMSE Mini-M<strong>en</strong>tal State Examination<br />

SSI Scale of Suicidal Ideation


350 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Heisel et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Narcistische persoonlijkheid <strong>en</strong> kwetsbaarheid voor suïcide.<br />

Type<br />

Retrospectieve data-analyse met controles.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> dag<strong>behandeling</strong><br />

Aantal<br />

538 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 1985-1999.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Patiënt<strong>en</strong> met narcistische persoonlijkheidsstoornis of<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> scoord<strong>en</strong> significant hoger op de HAM-D-suïcideitems<br />

na correctie voor leeftijd, geslacht, depressie <strong>en</strong> cognitief<br />

functioner<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

HAM-D Hamilton Depression Rating Scale<br />

Onderzoek: Van Hemert & De Kruif, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de voor leeftijd <strong>en</strong> geslacht gecorrigeerde incid<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> suïcide in Nederland in de periode <strong>van</strong> 1970-2007.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Bevolking <strong>van</strong> Nederland als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

58.437 suïcides.<br />

Follow-up<br />

38 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Sinds 1983 daalde de gestandaardiseerde incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide<br />

met 38% <strong>van</strong> 14,8 per 100.000 in 1983 tot 8,3 per 100.000 in<br />

2007.<br />

• De daling was aanzi<strong>en</strong>lijk groter voor vrouw<strong>en</strong> (47%) dan voor<br />

mann<strong>en</strong> (18%). De gestandaardiseerde geslachtsratio (mann<strong>en</strong>/<br />

vrouw<strong>en</strong>) <strong>van</strong> suïcide nam toe <strong>van</strong> 1,6 naar 2,3.<br />

• De grootste daling vond plaats in de leeftijdsgroep bov<strong>en</strong> de 60<br />

jaar (58%).<br />

• In 2007 ging<strong>en</strong> in Nederland 43.000 lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong> door<br />

suïcide, waar<strong>van</strong> 82% in de leeftijdsgroep <strong>van</strong> 20-59 jaar.<br />

Beoordeling B


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 351<br />

Onderzoek: H<strong>en</strong>driksson et al., 1993<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vaststell<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> comorbiditeit <strong>van</strong> psychiatrische<br />

stoornis bij suïcide.<br />

Type<br />

Psychologische autopsie.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> overled<strong>en</strong> aan suïcide.<br />

Aantal<br />

N = 229; 76% mann<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 90% had e<strong>en</strong> of meer diagnose(n) op As I.<br />

• Depressie 59% <strong>en</strong> alcoholmisbruik of -afhankelijkheid 43%.<br />

• 31% had As II-diagnose.<br />

• 12% had ge<strong>en</strong> comorbiditeit.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Hoyer & Lund, 1993<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> aantal kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> risico <strong>van</strong><br />

suïcide.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie Alle<strong>en</strong>staande of gehuwde Noorse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong>af 25 jaar in 1970.<br />

Aantal<br />

N = 989.949 vrouw<strong>en</strong>, waar<strong>van</strong> 1.190 dod<strong>en</strong> door suïcide.<br />

Follow-up<br />

15 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • In vergelijking met gehuwde vrouw<strong>en</strong> zonder kinder<strong>en</strong> was het<br />

relatieve suïciderisico significant verhoogd voor ongehuwde<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 25-34 jaar (RR: 2,0; 95%-BI 1,3-3,1) <strong>en</strong> voor ongehuwde<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 45-64 jaar (RR: 1,5; 95%-BI 1,0-2,2).<br />

• Voor vrouw<strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong> was het risico significant verlaagd<br />

voor vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 35-74 jaar (RR: 0,6 met 95%-BI 0,4-0,8 voor<br />

35-44 jaar; RR 0,4 met 95%-BI 0,2-0,7 voor 65-74 jaar).<br />

• Voor zowel prem<strong>en</strong>opauzale als postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

werd onafhankelijk <strong>van</strong> opleidingsniveau e<strong>en</strong> sterke lineaire<br />

daling gevond<strong>en</strong> <strong>van</strong> het RR voor suïcide met stijg<strong>en</strong>d aantal<br />

kinder<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Isometsa et al., 1996<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcide bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Suïcides in Finland in de algem<strong>en</strong>e populatie.<br />

Aantal N = 229.<br />

Follow-up<br />

1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij 95% <strong>van</strong> de suïcides bij persoonlijkheidsstoornis was er tev<strong>en</strong>s<br />

sprake <strong>van</strong> depressie of middel<strong>en</strong>misbruik.<br />

Beoordeling C


352 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Ivarsson et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

1. Met<strong>en</strong> <strong>van</strong> de preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> depressieve symptom<strong>en</strong>,<br />

suïcidegedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

2. Onderzoek<strong>en</strong> verloop <strong>en</strong> incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> deze symptom<strong>en</strong> bij<br />

follow-up.<br />

3. Onderzoek voorspellers <strong>van</strong> follow-upuitkomst.<br />

Type<br />

Longitudinale studie (2-4 jaar).<br />

Populatie<br />

Jonger<strong>en</strong> die eerder war<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> op spoedeis<strong>en</strong>de hulp <strong>van</strong><br />

twee psychiatrische kliniek<strong>en</strong>.<br />

Aantal 191 (follow-up: 111).<br />

Follow-up<br />

Gemiddeld 2 jaar na opname.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Bij meerderheid was sprake <strong>van</strong> afname <strong>van</strong> de depressieve<br />

symptom<strong>en</strong>. 13% (94% meisjes) bleef hoge niveaus <strong>van</strong> depressieve<br />

symptom<strong>en</strong> rapporter<strong>en</strong> bij follow-up. E<strong>en</strong> op de vijf<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> had matige tot ernstige niveaus <strong>van</strong> suïcidegedacht<strong>en</strong>.<br />

58% had vlak voor opname <strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s follow-up e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging ondernom<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1% pleegde suïcide.<br />

• Voorspellers depressieve symptom<strong>en</strong>: depressieve symptom<strong>en</strong><br />

(follow-up) <strong>en</strong> V-diagnose (gedrags-, emotionele-, persoonlijkheids-,<br />

aanpassings- <strong>en</strong> psychotische stoorniss<strong>en</strong>) bij opname<br />

assessm<strong>en</strong>t.<br />

• Voorspellers suïcidepoging<strong>en</strong> (follow-up): eerdere suïcidepoging<strong>en</strong><br />

voor opname, hoge niveaus zelf gerapporteerde depressieve<br />

symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet intacte familiestatus bij opname<br />

assessm<strong>en</strong>t.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: James et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vaststell<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> ADHD <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> epidemiologische onderzoek <strong>en</strong> psychologischeautopsieonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Person<strong>en</strong> met DSM-As I- of ICD-diagnose ADHD, ADD of<br />

hyperactiviteit.<br />

Aantal<br />

6 longitudinale follow-uponderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> 16 psychologischeautopsieonderzoek<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> 1996 <strong>en</strong> 2003.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Voor mannelijke jonger<strong>en</strong> wel <strong>en</strong>ig verband tuss<strong>en</strong> ADHD<br />

<strong>en</strong> suïcide, maar uit langetermijnonderzoek bleek de relatie<br />

bescheid<strong>en</strong> <strong>en</strong> was het onduidelijk of het e<strong>en</strong> direct of indirect<br />

verband betrof. Waarschijnlijk houdt het verband met e<strong>en</strong><br />

comorbide gedragsstoornis of depressie.<br />

• Risico <strong>van</strong> suïcide bij ADHD is 3 maal hoger dan bij mannelijke<br />

jonger<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 5 <strong>en</strong> 24 jaar in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 353<br />

Onderzoek: Kim et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vergelijking <strong>van</strong> suïcidaliteit in families <strong>van</strong> volwass<strong>en</strong> mannelijke<br />

suïcideplegers met families in de algem<strong>en</strong>e bevolking.<br />

Type<br />

Matched-controldesign.<br />

Populatie<br />

247 nabestaand<strong>en</strong> 171 matchedcontrolgroep zonder suïcide in de<br />

familie.<br />

Aantal N = 418.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Risico <strong>van</strong> suïcide is 10 maal hoger bij nabestaand<strong>en</strong> waarbij<br />

eerder suïcide in de familie plaatsvond, ook na controle voor de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> psychiatrische morbiditeit.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: King & Merchant, 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Sociale <strong>en</strong> relationele aspect<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun verband met suïcide bij<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Review.<br />

Populatie<br />

11.971 homo- <strong>en</strong> biseksuel<strong>en</strong> <strong>en</strong> 214.344 heteroseksuel<strong>en</strong>; leeftijd:<br />

12-74.<br />

• 4 onderzoek<strong>en</strong>: < 18 jaar; 18 onderzoek<strong>en</strong> < 25 jaar.<br />

• 4 onderzoek<strong>en</strong>: alle<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>, 3 alle<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>, 18 beide.<br />

• 8 onderzoek<strong>en</strong>: middelbarescholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

28 epidemiologische onderzoek<strong>en</strong>, waaronder:<br />

• 4 longitudinale onderzoek<strong>en</strong>;<br />

• 21 crosssectionele onderzoek<strong>en</strong>;<br />

• 5 met non-extractable data;<br />

• ge<strong>en</strong> case-controlonderzoek.<br />

Follow-up<br />

Niet opgegev<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Tweemaal zo veel suïcidepoging<strong>en</strong> bij lesbi<strong>en</strong>nes, homo- <strong>en</strong><br />

biseksuel<strong>en</strong> in het voorgaande jaar; gepoolde RR voor lev<strong>en</strong>slang<br />

risico 2,47 (95%-BI 1,87-3,28).<br />

• Suïcidepoging bij homo-<strong>en</strong> biseksuele mann<strong>en</strong>: RR 4,28<br />

(95%-BI 2,32-7,88)<br />

• Suïcidepoging in lesbische <strong>en</strong> biseksuele vrouw<strong>en</strong>: RR 1,82<br />

(95%-BI 1,59-2,09)<br />

• Vergelijkbaar RR voor suïcidegedacht<strong>en</strong>.<br />

Conclusie: lesbi<strong>en</strong>nes, homo- <strong>en</strong> biseksuel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger<br />

risico dan heteroseksuel<strong>en</strong> op psychische stoorniss<strong>en</strong>, suïcideideatie,<br />

drugsmisbruik, <strong>en</strong> opzettelijke zelfverwonding.<br />

Beoordeling C<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

RR relatief risico


354 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: King & Merchant, 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> sociale <strong>en</strong> relationele risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide bij<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Type Beschrijv<strong>en</strong>de review (1998-2008).<br />

Populatie<br />

Doelpopulatie: 12-17 jarig<strong>en</strong>, daarnaast zijn in e<strong>en</strong> aantal<br />

onderzoek<strong>en</strong> ook jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> (18-25) <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> jonger<br />

dan 12 jaar onderzocht.<br />

Aantal<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Factor<strong>en</strong> gerelateerd aan relaties met ouders, familie <strong>en</strong><br />

leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> significante voorspellers <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag. Mishandeling, seksueel misbruik <strong>en</strong>/of verwaarlozing<br />

vorm<strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor suïcidaliteit onder adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Gepest word<strong>en</strong> door leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> voorspelt suïcidaliteit<br />

(andere interne factor<strong>en</strong> die als mediator kunn<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong>, spel<strong>en</strong><br />

hierbij wel e<strong>en</strong> belangrijke rol).<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Kposowa, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> werkloosheid <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Naturalistische studie.<br />

Populatie<br />

Volwass<strong>en</strong> Amerikan<strong>en</strong>.<br />

Aantal 471.922.<br />

Follow-up<br />

10 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Ontslag<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> de eerste 3 jaar e<strong>en</strong> 2 tot 3 maal<br />

hogere kans op suïcide vergelek<strong>en</strong> met werk<strong>en</strong>de mann<strong>en</strong>. Na<br />

4 jaar war<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong> verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het verschil tuss<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong>de <strong>en</strong> ontslag<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> in suïciderisico nam in de loop<br />

<strong>van</strong> de jar<strong>en</strong> juist toe. De auteur wijst op de hoge correlaties<br />

tuss<strong>en</strong> ontslag, blijv<strong>en</strong>de werkloosheid <strong>en</strong> psychiatrische<br />

problem<strong>en</strong>. Als gecontroleerd wordt voor psychiatrische<br />

problem<strong>en</strong>, lagere sociaaleconomische status <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>,<br />

bleek ontslag ge<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>de factor te zijn.<br />

Beoordeling C


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 355<br />

Onderzoek: Kraut & Walld, 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> werk <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Crosssectioneel.<br />

Populatie<br />

Suïcidepogers.<br />

Aantal 43.188.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Stabiele woonomstandighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> huwelijk zijn bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> suïcidaal gedrag. Onvrijwillige werkloosheid is e<strong>en</strong><br />

risicofactor.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Krysinska & Martin, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Analyser<strong>en</strong> <strong>van</strong> de epidemiologische concept<strong>en</strong> <strong>van</strong> populatieattributief<br />

risico (PAR) <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tieve fractie (PF) voor de<br />

prev<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> geselecteerde onderzoek<strong>en</strong> waarin PAR <strong>en</strong>/of PF zijn<br />

berek<strong>en</strong>d.<br />

Populatie<br />

Onderzoek<strong>en</strong> naar populatie attibutief risico (PAR) <strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tive<br />

fraction (PF).<br />

Aantal<br />

N = 19 onderzoek<strong>en</strong> waarin de PAR werd berek<strong>en</strong>d.<br />

N = 1 studie waarin de PF werd berek<strong>en</strong>d.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het meest consist<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> hoge PAR waard<strong>en</strong> gerapporteerd<br />

voor depressieve stoorniss<strong>en</strong> in de rang<strong>en</strong> <strong>van</strong> 28% tot 80%; er is<br />

mogelijk e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> depressieve stoorniss<strong>en</strong> in de kliniek<br />

(39%-45%) <strong>en</strong> in de algem<strong>en</strong>e bevolking (2%-5%).<br />

Beoordeling A2<br />

• Zoekstrategie <strong>en</strong> beoordeling <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>.<br />

PAR populatieattributief risico<br />

PF prev<strong>en</strong>tieve fractie<br />

Onderzoek: Lesage et al., 1994<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> specifieke m<strong>en</strong>tale stoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

comorbiditeit met suïcide.<br />

Type<br />

Psychologische-autopsiemethode <strong>en</strong> case-controledesign.<br />

Populatie<br />

18- tot <strong>en</strong> met 35-jarige mann<strong>en</strong>.<br />

Aantal 150.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Er bestaat e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> suïcide <strong>en</strong> specifieke m<strong>en</strong>tale<br />

stoorniss<strong>en</strong> (in het bijzonder ernstige depressie, borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis <strong>en</strong> middel<strong>en</strong>misbruik).<br />

Beoordeling B


356 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Lewis, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Homo- <strong>en</strong> biseksuele mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> versus heteroseksuele<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

Type Meta-analyse.<br />

Populatie Homo- <strong>en</strong> biseksuele mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (LGB) <strong>en</strong> heteroseksuele<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

Aantal • 12 landelijke onderzoek<strong>en</strong> in 1987-2003 in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>,<br />

Groot-Brittannië, Oost<strong>en</strong>rijk, Nederland.<br />

• 16 plaatselijke onderzoek<strong>en</strong> onder jonger<strong>en</strong>: in stat<strong>en</strong> of regio’s in<br />

1987-2006 in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Niet vermeld.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Landelijke onderzoek<strong>en</strong><br />

• Preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide-ideatie.<br />

––<br />

Met uitzondering <strong>van</strong> het onderzoek onder Latino’s in de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>van</strong> het Aziatische onderzoek (laagste preval<strong>en</strong>tie) zijn<br />

de resultat<strong>en</strong> voor suïcide-ideatie vergelijkbaar. De meeste onderzoek<strong>en</strong><br />

ton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>slange preval<strong>en</strong>tie aan <strong>van</strong> 18-30% in heteroseksuele<br />

mann<strong>en</strong> (Nederland is e<strong>en</strong> uitzondering: 8%) <strong>en</strong> 40-55%<br />

bij homomann<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Aangepaste OR’s ontbrek<strong>en</strong> in veel onderzoek<strong>en</strong>, maar beschikbare<br />

gegev<strong>en</strong>s suggerer<strong>en</strong> dat homoseksuele mann<strong>en</strong> ≥ 2 keer kans<br />

hebb<strong>en</strong> op suïcide-ideatie dan heteroseksuele mann<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Nederlands onderzoek toont het grootste verschil aan tuss<strong>en</strong> beide<br />

groep<strong>en</strong>: preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide-ideatie 8% bij heteroseksuel<strong>en</strong><br />

versus 41% bij homo- of biseksuel<strong>en</strong>.<br />

• Preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> poging<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Terwijl in de Britse studie e<strong>en</strong> suïcidepoging in de voorgeschied<strong>en</strong>is<br />

ongeveer tweemaal zo vaak voorkwam bij homoseksuele mann<strong>en</strong><br />

(versus heteroseksuele mann<strong>en</strong>), ton<strong>en</strong> alle andere onderzoek<strong>en</strong><br />

preval<strong>en</strong>tiecijfers die ≥ 3 keer zo hoog zijn voor homo’s. De preval<strong>en</strong>tie<br />

varieert <strong>van</strong> 8 tot 25% bij homoseksuele mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1-13% bij<br />

heteroseksuele mann<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Er is ge<strong>en</strong> duidelijke clustering zichtbaar tuss<strong>en</strong> de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

––<br />

E<strong>en</strong> Nederlandse onderzoek toont de hoogste verschill<strong>en</strong> aan<br />

tuss<strong>en</strong> homoseksuele mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> heteroseksuele mann<strong>en</strong>:<br />

preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> 1,5% bij heteroseksuel<strong>en</strong> versus<br />

14,5% bij homo- of biseksuel<strong>en</strong>.


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 357<br />

Plaatselijke onderzoek<strong>en</strong> onder jonger<strong>en</strong><br />

• Terwijl de preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide-ideatie of e<strong>en</strong> poging hoger<br />

is in de onderzoek<strong>en</strong> onder jonger<strong>en</strong> (ondanks het gebruik <strong>van</strong><br />

12-maandspreval<strong>en</strong>tiedata in plaats <strong>van</strong> lifetimepreval<strong>en</strong>tie), is de<br />

kloof tuss<strong>en</strong> LGB- <strong>en</strong> heteroseksuele respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> minder uitgesprok<strong>en</strong>,<br />

vooral voor suïcide-ideatie.<br />

• Waar geslachtgegev<strong>en</strong>s werd<strong>en</strong> uitgesplitst, bleek de 12-maandspreval<strong>en</strong>tie<br />

<strong>van</strong> suïcide-ideatie <strong>en</strong> -poging<strong>en</strong> onder homo- <strong>en</strong><br />

biseksuele adolesc<strong>en</strong>te mann<strong>en</strong> zelfs hoger dan onder volwass<strong>en</strong><br />

mann<strong>en</strong> ooit.<br />

• Preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcide-ideatie:<br />

––<br />

LGB-jonger<strong>en</strong> war<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> niet meer dan tweemaal zo veel kans<br />

op suïcide-ideatie als heteroseksuele jonger<strong>en</strong>.<br />

• Preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> poging<strong>en</strong>:<br />

––<br />

3-13% bij heteroseksuel<strong>en</strong> versus ongeveer 9-44% bij LGB-respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Er zijn niet g<strong>en</strong>oeg aangepaste OR’s om LGB- <strong>en</strong> heteroseksuele<br />

stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te vergelijk<strong>en</strong>, maar holebi-leerling<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> minimaal<br />

driemaal meer kans te hebb<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> poging in het afgelop<strong>en</strong> jaar.<br />

––<br />

Terwijl de preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> poging<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> vermindert<br />

naarmate de tijd vordert, blijv<strong>en</strong> de cijfers in sommige stat<strong>en</strong><br />

(Massachusetts <strong>en</strong> Minnesota in het bijzonder) constant.<br />

––<br />

Bij LGB-jonger<strong>en</strong> is er meer kans op risicofactor<strong>en</strong>, zoals alcohol<strong>en</strong><br />

drugsmisbruik <strong>en</strong> weinig veiligheid op school, wat kan hebb<strong>en</strong><br />

bijgedrag<strong>en</strong> aan deze resultat<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

Beperking<strong>en</strong> <strong>van</strong> dit onderzoek:<br />

• De homo- <strong>en</strong> lesbische bevolking is nog onvoldo<strong>en</strong>de onderzocht<br />

(bijvoorbeeld onderzoek onder jonger<strong>en</strong> dat straatjeugd of drop-outs<br />

includeert ontbreekt).<br />

• In- versus uitsluiting <strong>van</strong> biseksuele respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is onduidelijk.<br />

• Problem<strong>en</strong> met het bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> de seksualiteit <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

respond<strong>en</strong>t.<br />

• Verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> rapportagemethod<strong>en</strong> <strong>en</strong> inher<strong>en</strong>te geografische<br />

verschill<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> vergelijking<strong>en</strong> moeilijk.<br />

• Onderzoekslocaties bij jeugdonderzoek hebb<strong>en</strong> vaak beperkte raciale<br />

<strong>en</strong> etnische verscheid<strong>en</strong>heid, zodat niet over het onderzoek kan<br />

word<strong>en</strong> geg<strong>en</strong>eraliseerd naar andere jonger<strong>en</strong>, vooral niet-blanke<br />

stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> met informal prejudice binn<strong>en</strong><br />

hun etnische of raciale groep.<br />

LGB lesbian, gay, or bisexual (holebi)


358 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Lindeman et al., 1996<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Arts<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïciderisico.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 14 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Arts<strong>en</strong> die suïcide hebb<strong>en</strong> gepleegd.<br />

Aantal 1.000.<br />

Follow-up<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Vergelek<strong>en</strong> met andere professionals hebb<strong>en</strong> mannelijke arts<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hoger risico.<br />

• arts<strong>en</strong>: vrouw<strong>en</strong> RR 1,1-3,4; vrouw<strong>en</strong>: RR 2,5-5,7.<br />

• algem<strong>en</strong>e beroepsbevolking: mann<strong>en</strong> RR 1,5-3,8; vrouw<strong>en</strong> RR<br />

3,7 tot 4,5.<br />

Beoordeling A1<br />

RR relatief risico<br />

Onderzoek: Llor<strong>en</strong>te et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Prostaatkanker <strong>en</strong> suïciderisico.<br />

Type<br />

Population-based, retrospectief cohort-controleonderzoek.<br />

Populatie<br />

Mann<strong>en</strong> 65 jaar <strong>en</strong> ouder met prostaatkanker.<br />

Aantal<br />

667 suïcides.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Het suïciderisico bij mann<strong>en</strong> met prostaatkanker was 4,24 maal<br />

zo groot als bij de controlegroep.<br />

• 70% had e<strong>en</strong> depressie <strong>en</strong> 60% had e<strong>en</strong> arts bezocht in de<br />

maand voor de suïcide.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Lorant et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Is gehuwd zijn e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor in het verhoogde risico<br />

<strong>van</strong> lage sociaaleconomische status (SES)<br />

Type<br />

Crosssectioneel.<br />

Populatie<br />

De algem<strong>en</strong>e bevolking <strong>van</strong> 10 land<strong>en</strong>.<br />

Aantal 25.476<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Buffer<strong>en</strong>de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> gehuwd zijn bij lage SES is in de Europese<br />

land<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> tot 65 jaar, niet voor ouder<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

SES sociaaleconomische status


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 359<br />

Onderzoek: Madge et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Opzettelijke zelfbeschadiging onder jonger<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

community-based onderzoek (CASE-study) naar het risico <strong>van</strong><br />

herhaling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcidepoging <strong>en</strong>/of zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

Populatie<br />

15- <strong>en</strong> 16-jarig<strong>en</strong> uit zes Europese land<strong>en</strong> <strong>en</strong> Australië.<br />

Aantal N = > 30.000.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het risico <strong>van</strong> herhaling was hoger na indexpoging<strong>en</strong> door<br />

snijd<strong>en</strong> (59%) of e<strong>en</strong> combinatie <strong>van</strong> method<strong>en</strong> (63%), dan door<br />

e<strong>en</strong> overdosis medicatie (45%).<br />

Beoordeling C<br />

CASE Child & Adolesc<strong>en</strong>t Self-harm in Europe (onderzoeksprogramma)<br />

Onderzoek: Mann et al., 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcidaal gedrag bij psychiatrische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Matched control design.<br />

Populatie<br />

Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> psychiatrische patiënt<strong>en</strong>: 184 met e<strong>en</strong> suïcidepoging;<br />

163 zonder.<br />

Aantal 374.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in depressie <strong>en</strong> psychose, wel meer<br />

lifetimeagressie <strong>en</strong> impulsiviteit bij pogers.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Marquet et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Epidemiologie <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> TS in de huisarts<strong>en</strong>praktijk.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

1% <strong>van</strong> de Nederlandse populatie.<br />

Aantal 163.000.<br />

Follow-up 1983-2003<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Leeftijdfluctuaties: Piek rond 40e jaar.<br />

• Bij ouder<strong>en</strong> minder TS <strong>en</strong> relatief meer suïcides.<br />

• Aanwezigheid <strong>van</strong> depressie: 30-35%.<br />

• Slaapstoornis 20%.<br />

Beoordeling B<br />

TS t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong> suicidii (poging tot suïcide)


360 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Marttun<strong>en</strong> et al., 1993<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De belangrijke stressfactor<strong>en</strong> in suïcide onder jonger<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Psychologisch-autopsieonderzoek (systematische<br />

interviewstudie).<br />

Populatie<br />

Interview ouders 13-19-jarig<strong>en</strong>, interviews hulpverl<strong>en</strong>ers <strong>en</strong><br />

informatie uit de overlijd<strong>en</strong>sakte.<br />

Aantal 53<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Bij 70% was sprake <strong>van</strong> e<strong>en</strong> belangrijke stressfactor in de<br />

maand voorafgaande aan de suïcide. Bij 10% was sprake <strong>van</strong><br />

twee belangrijke stressfactor<strong>en</strong>. Conflict<strong>en</strong>, scheiding <strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> zich het meest voor (62%).<br />

De overige meest voorkom<strong>en</strong>de stressfactor bij jong<strong>en</strong>s was<br />

disciplinair of juridisch <strong>van</strong> aard. De helft <strong>van</strong> deze factor<strong>en</strong><br />

had zich 24 uur voorafgaande aan de suïcide voorgedaan <strong>en</strong><br />

tweederde gedur<strong>en</strong>de de laatste week.<br />

• Deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met weinig ouderlijke steun hadd<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> interpersoonlijke<br />

scheiding, e<strong>en</strong> hoger aantal stressor<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s<br />

de laatste maand <strong>en</strong> vaker ernstige stress gedur<strong>en</strong>de het jaar<br />

voorafgaande aan de suïcide.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Marzuk et al., 1997<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> het risico <strong>van</strong> suïcide gedur<strong>en</strong>de de zwangerschap.<br />

Type<br />

Psychologische-autopsieonderzoek.<br />

Populatie<br />

Vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 10-44 jaar uit New York 1990-1993 die suïcide<br />

pleegd<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

N = 315 suïcides, waar<strong>van</strong> 6 met zwangerschap.<br />

Follow-up<br />

4 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De standardised mortality ratio (SMR) voor suïcide tijd<strong>en</strong>s<br />

zwangerschap was 0,33 (95%-BI 0,12-0,72).<br />

Beoordeling B<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

Onderzoek: Maser et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Onderzoek naar verschill<strong>en</strong>de persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Naturalistisch onderzoek.<br />

Populatie<br />

Psychiatrische patiënt<strong>en</strong>:<br />

• 36 suïcides;<br />

• 120 pogers;<br />

• 373 ge<strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Aantal 529<br />

Follow-up<br />

14 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Pogers <strong>en</strong> suïcidant<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> meer impulsiviteit,<br />

middel<strong>en</strong>gebruik <strong>en</strong> disbalans door bipolaire stemmingswisseling.<br />

Beoordeling C


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 361<br />

Onderzoek: Morrison & O’Connor, 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het verband tuss<strong>en</strong> ruminer<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaliteit.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 5 prospectieve onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Diverse populaties.<br />

Aantal 1.986.<br />

Follow-up<br />

Ja.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) 4 <strong>van</strong> de 5 onderzoek<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verband aan tuss<strong>en</strong><br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ruminatie <strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Neufeld & O’Rourke, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Impulsiviteit <strong>en</strong> wanhoop als voorspellers voor suïcide-ideatie<br />

onder ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Caseonderzoek.<br />

Suïcide-ideatie werd gemet<strong>en</strong> met de GSIS (Geriatric Suicide<br />

Ideation Scale, e<strong>en</strong> multidim<strong>en</strong>tioneel meetinstrum<strong>en</strong>t voor<br />

suïcide-ideatie bij ouder<strong>en</strong>), de Baratt Impulsiv<strong>en</strong>ess Scale <strong>en</strong> de .<br />

Populatie 49+<br />

• Met suïcide-ideatie.<br />

• Depressieve symptom<strong>en</strong>.<br />

• Eerdere TS.<br />

• Affectieve stoornis met lichamelijke problem<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

117 (76 vrouw<strong>en</strong>, 41 mann<strong>en</strong>).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Impulsiviteit, al of niet gecombineerd met depressie, is duidelijk<br />

significant gecorreleerd met suïcide-ideatie, vooral indi<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong><br />

zingeving meer is. Deze correlatie is sterker dan bij wanhoop<br />

alle<strong>en</strong>.<br />

De GSIS onderzoekt vier gebied<strong>en</strong>:<br />

• suïcide-ideatie;<br />

• zingeving;<br />

• verlies <strong>van</strong> persoonlijke <strong>en</strong> sociale waarde;<br />

• doodw<strong>en</strong>s.<br />

En daarnaast eerdere poging<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

BIS Baratt Impulsiv<strong>en</strong>ess Scale<br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

GSIS Geriatric Suicide Ideation Scale


362 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: O’Conner, 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Perfectionisme <strong>en</strong> suïcidaliteit.<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie<br />

29 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Ondanks de verschill<strong>en</strong>de operationalisaties <strong>van</strong> het begrip<br />

perfectionisme, wordt geconstateerd dat e<strong>en</strong> hoge mate <strong>van</strong><br />

perfectionisme sam<strong>en</strong>hangt met suïcidaal gedrag.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Ostama & Lonnqvist, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de totale mortaliteit, doodsoorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

risicofactor<strong>en</strong> bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die eerder e<strong>en</strong> suïcidepoging hebb<strong>en</strong><br />

gedaan.<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> Helsinki (> 15 jaar) die e<strong>en</strong> suïcidepoging gedaan<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> behandeld zijn op e<strong>en</strong> SEH in de periode 1989-1996.<br />

Aantal N = 2.782.<br />

Follow-up<br />

Gemiddeld 5,3 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • In totaal overleed 15% <strong>van</strong> de studiepopulatie gedur<strong>en</strong>de de<br />

follow-upperiode. De standardized mortality ratio (SMR) voor<br />

alle doodsoorzak<strong>en</strong> was 14,6 (95%-BI 13,0-16,4) voor mann<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 9,4 (95%-BI 7,8-11,2) voor vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Suïcide was de doodsoorzaak bij 37% <strong>van</strong> de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 40%<br />

<strong>van</strong> de vrouw<strong>en</strong>.<br />

• De SMR was voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> significant verhoogd<br />

voor suïcide (mann<strong>en</strong>: 54,0; vrouw<strong>en</strong> 76,8), ziekte (mann<strong>en</strong>:<br />

5,9; vrouw<strong>en</strong>: 3,8), ongevall<strong>en</strong> (mann<strong>en</strong> 28,5; vrouw<strong>en</strong> 21,2)<br />

<strong>en</strong> onbepaalde oorzak<strong>en</strong> (mann<strong>en</strong>111; vrouw<strong>en</strong> 157). Voor<br />

mann<strong>en</strong> was de SMR ook significant verhoogd voor moord<br />

(mann<strong>en</strong>: 24,8; vrouw<strong>en</strong>: 37,6).<br />

• De mortaliteit was het hoogst in het eerste jaar <strong>van</strong> de followup.<br />

Risicofactor<strong>en</strong> voor alle doodsoorzak<strong>en</strong> war<strong>en</strong> mannelijke<br />

sekse, alle<strong>en</strong>staand, p<strong>en</strong>sionering, drugsoverdosis, e<strong>en</strong> eerste<br />

poging zonder alcoholgebruik <strong>en</strong> e<strong>en</strong> herhaalde poging.<br />

Beoordeling B<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

SMR standardized mortality ratio


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 363<br />

Onderzoek: Oqu<strong>en</strong>do et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Comorbiditeit <strong>van</strong> posttraumatische stressstoornis met depressie<br />

in <strong>en</strong>gere zin <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang met suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Crosssectioneel onderzoek.<br />

Populatie<br />

Klinische patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege depressie.<br />

Aantal N = 156.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij TS bij persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> vaak ook e<strong>en</strong> depressie of<br />

middel<strong>en</strong>misbruik.<br />

Beoordeling C<br />

TS t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong> suicidii (poging tot suïcide)<br />

Onderzoek: Oude Voshaar et al., 2011<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vergelijking patiënt<strong>en</strong> met early onset depression (EOD) met late<br />

onset depression (LOD).<br />

Type<br />

Retrospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie Alle suïcides in England <strong>en</strong> Wales (n = 13.066).<br />

Aantal<br />

549 LOD; 290 EOD.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het aantal lev<strong>en</strong>sgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> was significant hoger in de groep<br />

met LOD (OR=1,4).<br />

Beoordeling B<br />

EOD early onset depression<br />

LOD late onset depression<br />

Onderzoek: Ow<strong>en</strong>s et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de beste beschikbare schatting <strong>van</strong> het suïciderisico<br />

na e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

Type<br />

Systematisch review.<br />

Populatie<br />

Onderzoek<strong>en</strong> naar dodelijke <strong>en</strong> niet-dodelijke zelfbeschadiging in<br />

de follow-upperiode na niet-dodelijk zelfbeschadiging.<br />

Aantal<br />

90 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Minimaal 1 jaar; oplop<strong>en</strong>d tot meer dan 9 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het mediane herhalingsperc<strong>en</strong>tage na 1 jaar was 16% voor nietdodelijke<br />

<strong>en</strong> 2% voor dodelijke zelfbeschadiging. Na 9 jaar of meer<br />

was 7% overled<strong>en</strong> door dodelijke zelfbeschadiging.<br />

Beoordeling A1<br />

Resultat<strong>en</strong> zijn verschill<strong>en</strong>de per land <strong>van</strong> herkomst. 80% <strong>van</strong> de<br />

onderzoek<strong>en</strong> was afkomstig uit Europa <strong>en</strong> meer dan e<strong>en</strong> derde uit<br />

het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.


364 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Oyama et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Depressie, m<strong>en</strong>tal health workshops, groepsactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Community-based interv<strong>en</strong>tiestudie; cohortonderzoek; multilevel<br />

self-assessm<strong>en</strong>t.<br />

Populatie 65+<br />

Aantal<br />

5.254 mann<strong>en</strong>, 7.556 vrouw<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

8 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suicide rate.<br />

• Incid<strong>en</strong>t rate.<br />

• Mann<strong>en</strong> niet significant; vrouw<strong>en</strong> 0,2.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Pfeffer, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Strategieën voor het diagnosticer<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

Type<br />

Beschrijv<strong>en</strong>d.<br />

Populatie<br />

Kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Onbek<strong>en</strong>d.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Risicoassessm<strong>en</strong>t di<strong>en</strong>t te bestaan uit e<strong>en</strong> taxatie <strong>van</strong>:<br />

psychopathologische risicofactor<strong>en</strong>; aanwezigheid <strong>van</strong><br />

psychiatrische stoorniss<strong>en</strong>; sociale context <strong>van</strong> de support;<br />

psychopathologie in de familie. De volg<strong>en</strong>de sociaal-culturele<br />

factor<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> verder geëvalueerd te word<strong>en</strong>: toegang tot letale<br />

method<strong>en</strong>; de invloed<strong>en</strong> die de kans op imitatie <strong>van</strong> suïcidaal<br />

gedrag kan vergrot<strong>en</strong> (media, of op de hoogte zijn <strong>van</strong> suïcide <strong>van</strong><br />

e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d).<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Platt & Hawton, 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcidaal gedrag <strong>en</strong> de arbeidsmarkt.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 165 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Diverse populaties in Europa, Azië, Amerika <strong>en</strong> Australië.<br />

Aantal<br />

Aantal niet g<strong>en</strong>oemd.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Verhoogd risico op suïcide <strong>en</strong> zelf beschadig<strong>en</strong>d gedrag bij<br />

werkloz<strong>en</strong>.<br />

• Hoe lager de sociale klasse, hoe hoger het suïciderisico. Anderzijds<br />

is suïcide e<strong>en</strong> doodsoorzaak die relatief vaker voorkomt<br />

in de twee hoogste klass<strong>en</strong>. Dit wordt toegeschrev<strong>en</strong> aan het<br />

relatief lager aantal andere doodsoorzak<strong>en</strong> in deze klass<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 365<br />

Onderzoek: Pokorny, 1983<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Predictie <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> op basis <strong>van</strong><br />

risicofactor<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de opnames op de psychiatrische afdeling <strong>van</strong> het<br />

Veterans Administration Hospital.<br />

Aantal<br />

4.691 mann<strong>en</strong>, 109 vrouw<strong>en</strong>. 67 suïcides, 179 suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

5 jaar<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) E<strong>en</strong> groot aantal variabel<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> substantiële correlatie<br />

met suïcide of suïcidepoging<strong>en</strong>. De voorspell<strong>en</strong>de waarde bleef<br />

echter gering.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Pokorny, 1993<br />

Doel(<strong>en</strong>) Herhaling <strong>van</strong> de analyses <strong>van</strong> de eerdere studie (Pokorny 1983)<br />

met verbeterde techniek, namelijk de multipele logistische<br />

regressieanalyse.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie Zie Pokorny 1983<br />

Aantal Zie Pokorny 1983<br />

Follow-up Zie Pokorny 1983<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Logistische regressie analyse leverde ge<strong>en</strong> andere uitkomst<strong>en</strong> op.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Pompili et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De relatie tuss<strong>en</strong> anorexia nervosa <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Meta-analyse (9 onderzoek<strong>en</strong>).<br />

Populatie<br />

Vrouw<strong>en</strong> 14-25 jaar met anorexia nervosa.<br />

Aantal 1.538<br />

Follow-up<br />

Follow-upobservatie varieerde <strong>van</strong> 5 tot 23 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Suïcide komt vaker voor bij deze groep patiënt<strong>en</strong> in vergelijking<br />

met de algem<strong>en</strong>e populatie.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Pompili et al., 2005a<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Suïcide bij schizofr<strong>en</strong>ie.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 8 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> met de diagnose schizofr<strong>en</strong>ie vergelek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

algem<strong>en</strong>e populatie.<br />

Aantal 1.179.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Patiënt<strong>en</strong> met de diagnose schizofr<strong>en</strong>ie hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger<br />

suïciderisico dan de algem<strong>en</strong>e populatie.<br />

Beoordeling A1


366 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Pompili et al., 2005b<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Epilepsiepatiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e populatie vergelek<strong>en</strong> met<br />

suïcidant<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 29 crosssectionele onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Algem<strong>en</strong>e populatie vergelek<strong>en</strong> met epilepsiepatiënt<strong>en</strong>.<br />

Aantal 50.814<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Ondanks grote variatie tuss<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong> kan m<strong>en</strong> toch<br />

constater<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met epilepsie ge<strong>en</strong> groter suïciderisico<br />

hebb<strong>en</strong> dan de algem<strong>en</strong>e populatie.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Powell et al., 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Opspor<strong>en</strong> <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide <strong>en</strong> het bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de<br />

klinische bruikbaarheid voor het voorspell<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek.<br />

Populatie<br />

Klinisch opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> die suïcide gepleegd hebb<strong>en</strong> in de<br />

periode 1963-1992, zijn vergelek<strong>en</strong> met controlepatiënt<strong>en</strong>.<br />

Aantal 112 vs 112<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Het aantal suïcides onder klinische patiënt<strong>en</strong> was 13,7 (95%-BI<br />

11,7-16,1) per 10.000 opnames. Er war<strong>en</strong> zes voorspell<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> met likelihood ratios > 2: suïcideplan<strong>en</strong> (4,1), suïcidepoging<br />

(4,9), rouw als gevolg <strong>van</strong> rec<strong>en</strong>t verlies (4,0), wan<strong>en</strong><br />

(2,3), chronische psychiatrische ziekte (2,2) <strong>en</strong> familiegeschied<strong>en</strong>is<br />

met suïcide (4,6).<br />

• Slechts 2% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïciderisico groter dan<br />

5% werd correct opgespoord door de voorspell<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

BI betrouwbaarheidsinterval


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 367<br />

Onderzoek: Qin & Mort<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> ouderschap op het risico <strong>van</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Pati<strong>en</strong>t-controleonderzoek.<br />

Populatie<br />

De<strong>en</strong>se burgers <strong>van</strong> 18-75 jaar in de periode 1981-1997 (Nestedonderzoek).<br />

Aantal<br />

N = 18.611 suïcides <strong>en</strong> 372.220 controles.<br />

Follow-up<br />

17 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Na correctie voor e<strong>en</strong> groot aantal covariabel<strong>en</strong> bleef er voor<br />

vrouw<strong>en</strong>, maar niet voor mann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante relatie tuss<strong>en</strong><br />

drie of meer kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder suïcides. Het suïciderisico<br />

nam voor vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor gehuwde mann<strong>en</strong> significant af met<br />

het aantal kinder<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> kind met e<strong>en</strong> leeftijd < 1 jaar was ook<br />

voor mann<strong>en</strong> geassocieerd met e<strong>en</strong> lager suïciderisico. Voor<br />

vrouw<strong>en</strong> was het risico verlaagd voor kinder<strong>en</strong> < 18 jaar. Alle<strong>en</strong><br />

voor vrouw<strong>en</strong> werd gevond<strong>en</strong> dat het risico lager was naarmate<br />

de kinder<strong>en</strong> jonger war<strong>en</strong>.<br />

• E<strong>en</strong> psychiatrische opname <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kind was geassocieerd met<br />

e<strong>en</strong> licht verhoogd suïciderisico voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> die<br />

zelf nooit psychiatrisch opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> war<strong>en</strong> geweest.<br />

• Sterfte <strong>van</strong> e<strong>en</strong> jong kind was geassocieerd met e<strong>en</strong> sterk<br />

verhoogd suïciderisico bij mann<strong>en</strong> (5,2) <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (4,7). Het<br />

suïciderisico was het hoogste in de maand na het overlijd<strong>en</strong>,<br />

met e<strong>en</strong> relatief risico <strong>van</strong> 76 voor man<strong>en</strong> <strong>en</strong> 34 voor vrouw<strong>en</strong>.<br />

Het risico bleef significant voor vrouw<strong>en</strong> tot meer dan 5 jaar na<br />

het overlijd<strong>en</strong> (RR: 1,9).<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Rehkopf & Buka, 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> suïcidaliteit <strong>en</strong> sociaal economische klasse<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 68 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Algem<strong>en</strong>e bevolking.<br />

Aantal<br />

Verschilt per onderzoek.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Relatie tuss<strong>en</strong> lage SES <strong>en</strong> suïcide in vier werelddel<strong>en</strong> (exclusief<br />

Zuid-Amerika).<br />

Beoordeling A1<br />

SES sociaaleconomische status


368 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Rew & Barrow, 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Onderzoek<strong>en</strong> naar intuïtie in verpleging.<br />

Type<br />

Review<br />

Populatie<br />

Onbek<strong>en</strong>d.<br />

Aantal 45<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De resultat<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de meeste onderzoek<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>d,<br />

explorer<strong>en</strong>d <strong>van</strong> karakter zijn. Verpleegkundig<strong>en</strong> bevestig<strong>en</strong><br />

dat intuïtie is belangrijk voor de klinische praktijk <strong>en</strong> zou<br />

zorgvuldig geleerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> beginn<strong>en</strong>de<br />

verpleegkundig<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Rurup et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Omgaan <strong>van</strong> professionals met euthanasie bij klaar met lev<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Kwalitatief onderzoek.<br />

Populatie<br />

Huisarts<strong>en</strong>, verpleeghuisarts<strong>en</strong> <strong>en</strong> klinisch specialist<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

125 huisarts<strong>en</strong>, 77 verpleeghuisarts<strong>en</strong>, 208 specialist<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij euthanasieverzoek<strong>en</strong> waarbij de arts ge<strong>en</strong> ondraaglijk <strong>en</strong><br />

uitzichtloos lijd<strong>en</strong> constateert, biedt de arts meestal ge<strong>en</strong> andere<br />

<strong>behandeling</strong> aan <strong>en</strong> komt deze er niet meer op terug.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Schudel et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Systematisch monitor<strong>en</strong> <strong>van</strong> de incid<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek in e<strong>en</strong> catchem<strong>en</strong>tarea.<br />

Populatie<br />

Inwoners <strong>van</strong> D<strong>en</strong> Haag als populatie <strong>van</strong> de catchm<strong>en</strong>tarea.<br />

Aantal<br />

4.458 suïcidepoging<strong>en</strong>, 424 suïcides.<br />

Follow-up<br />

7 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De incid<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> is het meest verhoogd bij<br />

jonge Surinaamse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15-24 jaar oud. De incid<strong>en</strong>tie is<br />

in mindere mate verhoogd voor Surinaamse mann<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15-24<br />

jaar <strong>en</strong> voor Turkse <strong>en</strong> Marokkaanse vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 15-19 jaar.<br />

• Het aantal suïcides onder immigrant<strong>en</strong> is gering. Voor Surinaamse<br />

mann<strong>en</strong> is het aantal suïcides vergelijkbaar met die bij<br />

Nederlandse mann<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

De studie was beperkt tot suïcidepoging<strong>en</strong> waarvoor<br />

<strong>behandeling</strong> werd gezocht in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis. Routine<br />

registratiestudie. E<strong>en</strong> zekere mate <strong>van</strong> selectieve onderrapportage<br />

valt niet uit te sluit<strong>en</strong>.


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 369<br />

Onderzoek: Simon et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> sociale stressfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Naturalistisch onderzoek.<br />

Populatie<br />

Volwass<strong>en</strong> Amerikan<strong>en</strong>.<br />

Aantal 5.238.<br />

Follow-up<br />

Ne<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Huiselijk geweld was zowel voor de plegers als voor de slachtoffers<br />

e<strong>en</strong> risicofactor voor suïcidegedacht<strong>en</strong>, maar niet voor suïcide<br />

(OR = 3,6). Bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die mishandeld werd<strong>en</strong> door hun partner,<br />

was er e<strong>en</strong> hogere sam<strong>en</strong>hang (OR = 7,7) met suïcidaal gedrag<br />

dan bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die mishandeld werd<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> familielid (OR<br />

= 3,4).<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Speck<strong>en</strong>s & Hawton, 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> problem solving <strong>en</strong> suïcidaal gedrag bij<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> 22 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Aantal 750.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Suïcidepogers hebb<strong>en</strong> slechtere problem solving skills dan<br />

controles.<br />

Beoordeling A2.<br />

Onderzoek: Stack & Kposowa, 2011<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Religie <strong>en</strong> suïcide.<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie<br />

Algem<strong>en</strong>e bevolking.<br />

Aantal<br />

50.547 individu<strong>en</strong> uit 56 land<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) 133 <strong>van</strong> de 162 onderzoek<strong>en</strong> (82,1%) suggerer<strong>en</strong> dat religie e<strong>en</strong><br />

bescherm<strong>en</strong>de factor teg<strong>en</strong> suïcide is. In 29 onderzoek<strong>en</strong> (17,9%)<br />

is er ge<strong>en</strong> bewijs voor bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> <strong>van</strong> religie.<br />

Beoordeling A1


370 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Stolper et al., 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het concept beschrijv<strong>en</strong> <strong>van</strong> het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel.<br />

Type<br />

Kwalitatief onderzoek (grounded theory).<br />

Populatie<br />

Huisarts<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

4 focusgroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> 28 Nederlandstalige huisarts<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het ‘pluis/niet-pluisgevoel’ speelde e<strong>en</strong> substantiële rol in de<br />

dagelijkse praktijk. Het ‘pluis’-gevoel betek<strong>en</strong>de dat e<strong>en</strong> huisarts<br />

zich zeker voelde over aanpak <strong>en</strong> prognose, ook al was de<br />

diagnose niet altijd duidelijk. E<strong>en</strong> ‘niet-pluis’-gevoel hield in dat<br />

e<strong>en</strong> huisarts het gevoel had dat er iets niet klopte met de patiënt,<br />

ook al ontbrak<strong>en</strong> objectieve aanwijzing<strong>en</strong>. Hij of zij wantrouwde<br />

de situatie <strong>en</strong> voelde zich onzeker over prognose <strong>en</strong> aanpak.<br />

Belangrijke determinant<strong>en</strong> war<strong>en</strong> geruststell<strong>en</strong>de, alarmer<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />

procesverstor<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>, contextk<strong>en</strong>nis, ervaring, lichamelijke<br />

s<strong>en</strong>saties, persoonlijkheid <strong>en</strong> opleiding.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Suomin<strong>en</strong> et al., 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Relatie tuss<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Case-serieonderzoek.<br />

Populatie<br />

Suïcidepogers met e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis vergelek<strong>en</strong> met<br />

suïcidepogers zonder persoonlijkheidsstoornis.<br />

Aantal N = 111.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Suïcidepogers met e<strong>en</strong> persoonlijkheidsstoornis hadd<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong><br />

voorgeschied<strong>en</strong>is met suïcidepoging<strong>en</strong>. Echter, suïcidepoging<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> beide groep<strong>en</strong> niet wat betreft suïcide-int<strong>en</strong>tie,<br />

wanhoop, letaliteit of impulsiviteit.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Szanto et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Bepal<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> hoge mate <strong>van</strong> wanhoop na <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

depressieve episode e<strong>en</strong> indicator is voor e<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />

lifetimesuïcidepoging<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek.<br />

Populatie<br />

Oudere patiënt<strong>en</strong> met depressieve stoornis, gemiddelde leeftijd<br />

67.<br />

Aantal 107.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Patiënt<strong>en</strong> met (recidiver<strong>en</strong>de) depressie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> TS in de<br />

voorgeschied<strong>en</strong>is hebb<strong>en</strong> ook na herstel <strong>van</strong> de depressie e<strong>en</strong><br />

hogere mate <strong>van</strong> wanhoop t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de controlegroep<br />

(niet-TS-patiënt<strong>en</strong>). (P = 0,0005.)<br />

Beoordeling B<br />

TS t<strong>en</strong>tam<strong>en</strong> suicidii (poging tot suïcide)


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 371<br />

Onderzoek: Taylor et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Attitude, <strong>en</strong> tevred<strong>en</strong>heid met de gezondheidszorg na<br />

zelfbeschadiging.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> de internationale literatuur.<br />

Populatie<br />

Person<strong>en</strong> met zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

Aantal<br />

31 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Slechte communicatie <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> patiënt <strong>en</strong> staf <strong>en</strong> gebrek aan<br />

k<strong>en</strong>nis bij de staf war<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>de thema’s in de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

• Ge<strong>en</strong> vergelijkingsgroep<strong>en</strong>.<br />

• Selectieve rapportage valt niet uit te sluit<strong>en</strong>.<br />

Onderzoek: Uncapher & Arean, 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Behandelbereidheid door professionals <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

RCT.<br />

Twee vignett<strong>en</strong> (vignet = schriftelijke casus), id<strong>en</strong>tiek behalve<br />

voor de leeftijd (38 versus 78), werd<strong>en</strong> naar professionals<br />

gestuurd. De behandelbereidheid werd gescoord op de 21-item<br />

Suicidal Pati<strong>en</strong>t Treatm<strong>en</strong>t Scale.<br />

Populatie<br />

Arts<strong>en</strong> in de eerste lijn.<br />

Aantal<br />

215 professionals: 100 kreg<strong>en</strong> het vignet <strong>van</strong> de oudere patiënt;<br />

115 het vignet <strong>van</strong> de jonge patiënt.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suïcidaliteit werd in beide leeftijdsgroep<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> goed herk<strong>en</strong>d.<br />

• E<strong>en</strong> significant verschil tuss<strong>en</strong> de de verschill<strong>en</strong>de leeftijd<strong>en</strong><br />

bestond in de bereidheid om te behandel<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


372 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Verwey et al., 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> anterograde amnesie bij suïcidepogers na e<strong>en</strong><br />

overdosering b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Prospectief onderzoek.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

immediate <strong>en</strong> delayed recall op dag 1 <strong>en</strong> 2;<br />

––<br />

herk<strong>en</strong>ning <strong>van</strong> assist<strong>en</strong>t op dag 2;<br />

––<br />

mate <strong>van</strong> sedatie, gemet<strong>en</strong> met VAS.<br />

Populatie<br />

Suïcidepogers: patiënt<strong>en</strong> op SEH of opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na suïcidepoging.<br />

Leeftijd: m = 39 jaar.<br />

• Exclusie: niet in staat tot coöperatie.<br />

Aantal N = 43.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Immediate <strong>en</strong> delayed recall op dag 1 was significant lager dan<br />

op dag 2.<br />

• Minder dan de helft <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> assist<strong>en</strong>t<br />

herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

• Vrijwel ge<strong>en</strong> verband met sedatie.<br />

Beoordeling B<br />

SEH afdeling spoedeis<strong>en</strong>de hulp (spoedeis<strong>en</strong>de eerste hulp)<br />

VAS Visual Analogue Scale<br />

Onderzoek: Verwey et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> anterograde amnesie bij suïcidepogers na<br />

e<strong>en</strong> overdosering b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoeveelheid in bloed<br />

aantoonbare b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>.<br />

Type Zie Verwey et al., 2000.<br />

Populatie<br />

Bloedmonsters <strong>van</strong> 24 patiënt<strong>en</strong> op SEH of opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na<br />

suïcidepoging.<br />

Aantal Zie Verwey et al., 2000.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Significant verband tuss<strong>en</strong> vermindering diazepam equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verbetering recall.<br />

• Vrijwel ge<strong>en</strong> relatie met sedatie.<br />

• Ge<strong>en</strong> relatie met fotoherk<strong>en</strong>ning.<br />

Beoordeling B<br />

SEH afdeling spoedeis<strong>en</strong>de hulp (spoedeis<strong>en</strong>de eerste hulp)


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 373<br />

Onderzoek: Voaklander et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Somatische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, medicatiegebruik <strong>en</strong> suïcide bij<br />

ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Postmortemonderzoek <strong>van</strong> 602 person<strong>en</strong> na suïcide: geslacht,<br />

medicatiegeschied<strong>en</strong>is, diagnose, sociale status. Populationbased,<br />

sex-matched case-controleonderzoek.<br />

Populatie 66+<br />

Aantal 602. (C 2999.) Sex-matched controls ratio: 1:5;<br />

man-vrouwverhouding: 72:28.<br />

Follow-up<br />

Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Risico’s:<br />

––<br />

Depressie: verhoogd risico.<br />

––<br />

Neurotische problematiek: verhoogd risico.<br />

––<br />

Dem<strong>en</strong>tie: ge<strong>en</strong> verhoogd risico.<br />

––<br />

Diabetes: ge<strong>en</strong> verhoogd risico.<br />

––<br />

Kanker: verhoogd risico.<br />

––<br />

Incontin<strong>en</strong>tie: verhoogd risico.<br />

––<br />

Leverziekt<strong>en</strong>: verhoogd risico.<br />

• Lineair verhoogd risico bij b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>gebruik <strong>en</strong> narcotische<br />

pijnstillers.<br />

• Verhoogd antidepressivumgebruik bij de suïcidant<strong>en</strong>.<br />

• De correlatie tuss<strong>en</strong> suïcides <strong>en</strong> gebruik <strong>van</strong> pijnstillers <strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> was in gelijke mate gecorreleerd met vergiftigingssuïcides<br />

<strong>en</strong> niet-vergiftigingssuïcides.<br />

• Tev<strong>en</strong>s werd e<strong>en</strong> t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s gesignaleerd <strong>van</strong> e<strong>en</strong> groter risico bij<br />

gehospitaliseerde patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> na hospitalisatie.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Waern et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> bij suïcide bij ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek; psychologische autopsie; interviews.<br />

Populatie<br />

65+ na suïcide.<br />

Aantal 85 (C 153).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 95% <strong>van</strong> de suïcidant<strong>en</strong> had e<strong>en</strong> of meer As I-diagnoses teg<strong>en</strong><br />

18 % <strong>van</strong> de controles.<br />

• Recidiver<strong>en</strong>de depressie in <strong>en</strong>gere zin <strong>en</strong> middel<strong>en</strong>gebruik<br />

war<strong>en</strong> de sterkste risicofactor<strong>en</strong>.<br />

• Verhoogd risico werd gevond<strong>en</strong> bij minor depressie, dysthyme,<br />

psychotische, angststoornis <strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige major depressie.<br />

• Bij de suïcidant<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> recidiver<strong>en</strong>de major depressie had<br />

38% e<strong>en</strong> comorbide As I-stoornis.<br />

Beoordeling B


374 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Wilcox et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Schatting<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïciderisico’s (standardized mortality ratio,<br />

SMR’s) geassocieerd met specifieke stoorniss<strong>en</strong> in alcohol- <strong>en</strong><br />

drugsgebruik.<br />

Type<br />

Empirische review (update <strong>van</strong> 1997) <strong>van</strong> retrospectieve <strong>en</strong><br />

prospectieve cohortonderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

Vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> met specifieke stoorniss<strong>en</strong> in alcohol- <strong>en</strong><br />

drugsgebruik <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> suïciderisico.<br />

22 onderzoek<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de review in 1997 op basis <strong>van</strong> mixed<br />

sex-steekproev<strong>en</strong> leverd<strong>en</strong> 457 suïcides op <strong>en</strong> 49.92 verwachte<br />

suïcides; 11 onderzoek<strong>en</strong> met gegev<strong>en</strong>s over de mann<strong>en</strong> leverd<strong>en</strong><br />

282 suïcides op <strong>en</strong> 72,4 verwachte suïcides; 5 onderzoek<strong>en</strong> met<br />

gegev<strong>en</strong>s over vrouw<strong>en</strong> leverd<strong>en</strong> 36 suïcides op <strong>en</strong> 1,95 verwachte<br />

suïcides.<br />

Aantal<br />

• Patiënt<strong>en</strong>: niet opgegev<strong>en</strong>.<br />

• Onderzoek<strong>en</strong> (artikel<strong>en</strong>): 42 papers (20 onderzoek<strong>en</strong> gepubliceerd<br />

sinds de evaluatie in 1997 <strong>en</strong> 22 papers die vóór 1997<br />

war<strong>en</strong> gepubliceerd).<br />

Follow-up<br />

E<strong>en</strong> follow-up <strong>van</strong> 2 jaar of meer was e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de criteria <strong>van</strong> de<br />

geïncludeerde onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Stoorniss<strong>en</strong> in alcoholgebruik: SMR* = 979 (95%-BI 898-1065;<br />

p < 0,001); suïcides: 537; verwachte suïcides: 54.86; alle<strong>en</strong><br />

mann<strong>en</strong>: 485; suïcides: 564; verwachte suïcides: 116.89; alle<strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong>: 1.690; Suïcides: 48; verwachte suïcides: 2,84.<br />

• Stoorniss<strong>en</strong> in opiat<strong>en</strong>gebruik: SMR* = 1.351 (95%-BI 1047-<br />

1715; p < 0.001); Suïcides: 67; verwachte suïcides:4,96; alle<strong>en</strong><br />

mann<strong>en</strong>: 756; Suïcides: 17; verwachte suïcides: 2.25; alle<strong>en</strong><br />

vrouw<strong>en</strong>: 357; Suïcides: 1; verwachte suïcides: 0.28<br />

• Intrav<strong>en</strong>eus drugsgebruik door mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: SMR* =<br />

1.373 (95%-BI 1029–1796; p< 0,001), Suïcides: 53; verwachte<br />

suïcides: 3,86.<br />

• Gem<strong>en</strong>gd drugsgebruik door mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: SMR* =<br />

1.685 (95%-BI 1473-1920; p < 0,001); Suïcides: 226;verwachte<br />

suïcides:13.41; alle<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>: 329, Suïcides: 27; verwachte<br />

suïcides: 8.20; alle<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: 1.000; Suïcides: 1; verwachte<br />

suïcides: 0,10.<br />

• Hoog alcoholgebruik: SMR* = 351 (95%-BI 251-478; p < 0,001);<br />

Suïcides: 40; verwachte suïcides: 11,40; alle<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>: 39;<br />

Suïcides: 2; verwachte suïcides: 5,17.<br />

• Er war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s over vrouw<strong>en</strong> die volded<strong>en</strong> om mogelijke<br />

sekseverschill<strong>en</strong> te beoordel<strong>en</strong> wat betreft het verband<br />

tuss<strong>en</strong> andere stoorniss<strong>en</strong> in het gebruik <strong>van</strong> middel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcide.


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 375<br />

Beoordeling A2<br />

• Valide zoekstrategie.<br />

• De bevinding<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> erop dat person<strong>en</strong> met stoorniss<strong>en</strong> in<br />

het opioïd<strong>en</strong>gebruik <strong>en</strong> in gem<strong>en</strong>gd intrav<strong>en</strong>eus drugsgebruik<br />

e<strong>en</strong> verhoogd risico hebb<strong>en</strong> op suïcide; het duidt er ook op dat<br />

het risico wat groter is dan dat geassocieerd met alcoholisme.<br />

• Zowel onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> stoorniss<strong>en</strong> in alcoholgebruik (beide<br />

seks<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> mann<strong>en</strong>) als onderzoek<strong>en</strong> naar intrav<strong>en</strong>eus<br />

drugsgebruik <strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd drugsgebruik verton<strong>en</strong> substantiële<br />

heterog<strong>en</strong>iteit <strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

• E<strong>en</strong> interbeoordelaarsbetrouwbaarheidsanalyse werd uitgevoerd,<br />

waarbij e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de auteurs onafhankelijk schatting<strong>en</strong><br />

maakte <strong>van</strong> de waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwachte suïcides voor de<br />

artikel<strong>en</strong> beoordeeld in 1997, over stoorniss<strong>en</strong> door alcoholgebruik.<br />

• Opmerking<strong>en</strong>: de bevinding<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> erop dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met<br />

stoorniss<strong>en</strong> in opioïd<strong>en</strong>gebruik <strong>en</strong> gem<strong>en</strong>g intrav<strong>en</strong>eus drugsgebruik<br />

e<strong>en</strong> verhoogd risico risico hebb<strong>en</strong> op suïcide, <strong>en</strong> de<br />

bevinding<strong>en</strong> <strong>en</strong> suggerer<strong>en</strong> dat het risico is iets groter dan het<br />

risico dat sam<strong>en</strong>hangt met alcoholisme. Suïcide wordt door<br />

meerdere factor<strong>en</strong> bepaald. Het is belangrijk om te onderscheid<strong>en</strong><br />

welke rol opiat<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere drugs spel<strong>en</strong> in het g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

SMR standardized mortality ratio<br />

* De standardized mortality ratio (SMR) is e<strong>en</strong> relatieve index <strong>van</strong> sterfte, oftewel<br />

de mortaliteit in e<strong>en</strong> bepaalde onderzoekspopulatie t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> die <strong>van</strong> e<strong>en</strong><br />

vergelijkingspopulatie (‘standaard’-populatie). In dit onderzoek werd<strong>en</strong> de SMR’s<br />

gebruikt om in te schatt<strong>en</strong> of m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met specifieke stoorniss<strong>en</strong> in alcohol- of<br />

drugsgebruik e<strong>en</strong> groter risico op suïcide hadd<strong>en</strong> dan verwacht mocht word<strong>en</strong> in<br />

de algem<strong>en</strong>e bevolking. De SMR’s werd<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d door het waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aantal<br />

suïcides te del<strong>en</strong> door het verwachte aantal suïcides <strong>en</strong> te verm<strong>en</strong>igvuldig<strong>en</strong> met<br />

100, om resultat<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong> zonder decimal<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld: e<strong>en</strong> SMR <strong>van</strong> 100<br />

betek<strong>en</strong>t dat het waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aantal suïcides gelijk is aan het verwachte aantal<br />

suïcides, terwijl e<strong>en</strong> SMR <strong>van</strong> 500 betek<strong>en</strong>t dat het aantal waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> suïcides 5<br />

maal groter is dan het verwachte aantal.


376 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Williams et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

De consist<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong>de depressieve symptom<strong>en</strong><br />

(waaronder suïcidaliteit) in ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de depressies.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

Patiënt<strong>en</strong> die ooit e<strong>en</strong> depressieve stoornis hadd<strong>en</strong> gehad.<br />

Aantal<br />

69, waar<strong>van</strong> 38 gedur<strong>en</strong>de de follow-up e<strong>en</strong> nieuwe depressie<br />

kreg<strong>en</strong>.<br />

Follow-up<br />

12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Spearman’s rank order correlaties tuss<strong>en</strong> ernstscores <strong>van</strong><br />

elk symptoom <strong>van</strong> MDD tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> eerdere episode <strong>en</strong><br />

ernstscores bij terugval toond<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> significante relaties<br />

aan voor suïcidaliteit, schuld of gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> waardeloosheid<br />

<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kproblem<strong>en</strong>. Gewog<strong>en</strong> kappacoëfficiënt<strong>en</strong> wez<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> relatief laag niveau <strong>van</strong> overe<strong>en</strong>komst voor de meeste<br />

diagnostische symptom<strong>en</strong>, waarbij suïcidaliteit de sterkste<br />

relatie aangaf. Wanneer e<strong>en</strong> brede definitie <strong>van</strong> suïcidaliteit<br />

werd gebruikt, werd e<strong>en</strong> veel hogere kappa gevond<strong>en</strong> (κ = 0,64)<br />

waarmee 83% <strong>van</strong> de individu<strong>en</strong> in dezelfde categorie viel bij<br />

beide episodes (suïcidaal/niet-suïcidaal).<br />

Beoordeling C<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

Onderzoek: Y<strong>en</strong> et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Voorspell<strong>en</strong>de waarde <strong>van</strong> As I <strong>en</strong> As II bij suïcidepoging<strong>en</strong><br />

(onderdeel <strong>van</strong> Collaborative Longitudinal Personality Disorders<br />

Study).<br />

Type<br />

Prospectief onderzoek. DSM-IV As II-diagnose middels<br />

gestructureerd interview. Follow-upinterviews betroff<strong>en</strong><br />

psychiatrische diagnose <strong>en</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Uitkomstmaat: aantal suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Populatie<br />

• Leeftijd: tuss<strong>en</strong> 18 <strong>en</strong> 45 jaar; gemiddeld 33 jaar; sekseratio: niet<br />

vermeld.<br />

• Inclusie: patiënt<strong>en</strong> gediagnosticeerd met DSM-IV As II diagnose<br />

middels gestructureerd interview.<br />

• Exclusie: IQ < 80, voorgeschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> schizofr<strong>en</strong>ie, schizofr<strong>en</strong>iforme<br />

of schizoaffectieve stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Aantal 621.<br />

Follow-up<br />

Studieduur: follow-up <strong>van</strong> 2 jaar.


Bijlage 8 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag 377<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 15,5% (96 <strong>van</strong> de 621) rapporteerde suïcidaal gedrag, waar<strong>van</strong><br />

9,3% (N = 58) suïcidepoging.<br />

• 77,6% was vrouw.<br />

• BPS was voorspell<strong>en</strong>de factor voor suïcidepoging.<br />

• Ook verergering <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> stoornis <strong>van</strong> gebruik <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

BPS borderline persoonlijkheidsstoornis<br />

Onderzoek: Zahl & Hawton, 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Het lifetime suïciderisico bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zichzelf herhaaldelijk<br />

beschadig<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

Populatie<br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die naar de SEH kwam<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege zelfbeschadiging.<br />

Aantal 11.583 in de periode 1978-1997.<br />

Follow-up Tot 2000.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) 39% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong> beschadigd<strong>en</strong> zichzelf herhaaldelijk. Zij<br />

hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter RR voor suïcide dan dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die zichzelf<br />

e<strong>en</strong>malig beschadigd<strong>en</strong> (2,24; 95%-BI 1,77-2,84). Voor vrouw<strong>en</strong><br />

was dit risico hoger (3,5; 95%-BI 1,3-2,4) dan voor mann<strong>en</strong> (1,8;<br />

95%-BI 2,3-5,3) <strong>en</strong> was omgekeerd ev<strong>en</strong>redig aan leeftijd (tot 54<br />

jaar). Het suïcide risico werd nog groter bij meerdere herhaalde<br />

periodes <strong>van</strong> zelfbeschadiging bij vrouw<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

BI betrouwbaarheidsinterval<br />

RR relatief risico


Bijlage 9<br />

Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

Toelichting<br />

Voor de volledige literatuurbeschrijving<strong>en</strong> <strong>van</strong> de bronn<strong>en</strong>, zie ‘Literatuur<br />

bij deel 3’. Uitleg over classificatie <strong>van</strong> onderzoek (A1, A2, B, C of D) vindt<br />

u in bijlage 7.<br />

Afkorting<strong>en</strong><br />

ADL<br />

AGREE<br />

ANCOVA<br />

BA<br />

BDI<br />

BHS<br />

BI<br />

BIC<br />

BPD<br />

BPDSI<br />

BSI<br />

CAN<br />

CAU<br />

CBT<br />

CDRS-R<br />

C-GAS<br />

CGI<br />

CGI-I<br />

CGIS<br />

CGT<br />

DBT<br />

DGT<br />

DIBP<br />

DIBR<br />

DSH<br />

DSM-III-R<br />

ECT<br />

algem<strong>en</strong>e dagelijkse lev<strong>en</strong>sverrichting<strong>en</strong><br />

Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation (toetsinstrum<strong>en</strong>t)<br />

analysis of covariance<br />

betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong><br />

Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

Beck Hopelessness Scale<br />

betrouwbaarheidsinterval (Engels: CI)<br />

brief interv<strong>en</strong>tion and contact<br />

borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

Borderline Personality Disorder Severity Index<br />

Brief Symptom Inv<strong>en</strong>tory<br />

Camberwell Assessm<strong>en</strong>t of Need<br />

care as usual<br />

cognitive behaviour therapy (Nederlands: CGT)<br />

Childr<strong>en</strong>’s Depression Rating Scale-Revised<br />

Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

Clinical Global Impressions Scale<br />

Clinical Global Impression Improvem<strong>en</strong>t<br />

Clinical Global Impression of Severity<br />

cognitieve gedragstherapie (Engels: CBT)<br />

dialectical behavior therapy (Nederlands: DGT)<br />

dialectische gedragstherapie (Engels: DBT)<br />

Diagnostic Interview for Borderline Pati<strong>en</strong>ts<br />

Diagnostic Interview for Borderline, Revised<br />

deliberate self-harm<br />

Diagnostic and Statistical Manual of M<strong>en</strong>tal Disorders, Third Edition,<br />

Revised<br />

elektroconvulsietherapie


380 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

EPSIS<br />

EuroQol<br />

GAF<br />

GAS<br />

GDS<br />

HADS<br />

HAM-D<br />

HRSD<br />

HS<br />

IGZ<br />

IIP<br />

IMPACT<br />

IPT<br />

IPT-A<br />

IRR<br />

ITT<br />

K-SADS<br />

K-SADS-E<br />

K-SADS-PL<br />

LES<br />

LPC<br />

MCMI<br />

MDD<br />

MRC<br />

MSSI<br />

NIMH<br />

NSC<br />

NST<br />

PHI<br />

PMQ<br />

POMS<br />

PQRST<br />

PROSPECT<br />

PSI<br />

PSWQ<br />

RADS<br />

RCT<br />

RR<br />

European Parasuicide Study Interviewer Schedule<br />

(SES, BHS, BSI, Ros<strong>en</strong>berg)<br />

European Index for Quality Of Life<br />

Global Assessm<strong>en</strong>t of Functioning<br />

Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

Geriatric Depression Scale<br />

Hospital Anxiety and Depression Scale<br />

Hamilton Depression Rating Scale (zie ook HRSD)<br />

Hamilton Rating Scale for Depression (zie ook HAM-D)<br />

Hopelessness Scale (ook: BHS)<br />

Inspectie voor de Gezondheidszorg<br />

Inv<strong>en</strong>tory of Interpersonal Problems<br />

Improving Mood-Promoting Access to Collaborative Treatm<strong>en</strong>t<br />

(onderzoeksprogramma)<br />

interpersonal psychotherapy<br />

interpersoonlijke psychotherapie voor depressieve adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

incid<strong>en</strong>ce rate ratio<br />

int<strong>en</strong>tion to treat<br />

Kiddie-Schedule for Affective Disorders and Schizophr<strong>en</strong>ia<br />

Kiddie-Schedule for Affective Disorders and Schizophr<strong>en</strong>ia,<br />

Epidemiological Version<br />

Kiddie-SADS-Pres<strong>en</strong>t and Lifetime Version<br />

Life Experi<strong>en</strong>ces Survey<br />

Lifetime Parasuicide Count<br />

Millon Clinical Multiaxial Inv<strong>en</strong>tory<br />

major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

Medical Research Council<br />

Modified Scale for Suicidal Ideation<br />

National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

no-suicide contract<br />

nondirective supportive therapy<br />

Parasuicide History Interview<br />

Parasuicide Motivation Questionnaire<br />

Profile of Mood Status<br />

Personal Questionnaire Rapid Scaling Technique<br />

Prev<strong>en</strong>tion of Suicide in Primary Care Elderly, Collaborative Trial<br />

(onderzoeksprogramma)<br />

Problem Solving Inv<strong>en</strong>tory<br />

P<strong>en</strong>n State Worry Questionnaire<br />

Reynolds Adolesc<strong>en</strong>t Depression Scale<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong><br />

controlegroep, waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

relatief risico


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 381<br />

SA<br />

SAS<br />

SAS-SR<br />

SBFT<br />

SBQ<br />

SCID<br />

SCL-90<br />

SCL-90-R<br />

SES<br />

SES<br />

SF-36<br />

SFQ<br />

SFT<br />

SGT<br />

SIQ-JR<br />

SIS<br />

SPS<br />

SSI<br />

SSRI<br />

STAI<br />

TADS<br />

TAU<br />

TFT<br />

TUI-FA<br />

suicidality assessm<strong>en</strong>t<br />

Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale<br />

Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale, Self-Report<br />

systemic behavior family therapy (e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> SGT)<br />

Social Behavior Questionnaire<br />

Structured Clinical Interview for DSM-IV<br />

Symptom Check List (90 items)<br />

Symptom Check List (90 items), Revised<br />

Self-esteem Scale<br />

sociaaleconomische status<br />

Short-Form Health Survey (korte gezondheidsvrag<strong>en</strong>lijst<br />

met 36 items)<br />

Social Functioning Questionnaire<br />

schema-focused therapy<br />

systemische gedragstherapie<br />

Suicidal Ideation Questionnaire-Junior<br />

Suicide Int<strong>en</strong>t Scale<br />

Suicide Probability Scale<br />

Scale of Suicidal Ideation<br />

selective serotonin reuptake inhibitor<br />

State-Trait Anxiety Inv<strong>en</strong>tory<br />

Treatm<strong>en</strong>t for Adolesc<strong>en</strong>ts With Depression Study<br />

treatm<strong>en</strong>t as usual<br />

transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy<br />

Treatm<strong>en</strong>t Utilization Interview, Follow-Along Version


382 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Bewijstabell<strong>en</strong><br />

Onderzoek: Alexopoulos et al., 2009<br />

Doel Het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> zorginterv<strong>en</strong>tie op suïcide-ideatie <strong>en</strong> depressie bij<br />

ouder<strong>en</strong>.<br />

Type RCT.<br />

• PROSPECT-onderzoek: op indicatie; care manager; monitoring, IPT;<br />

follow-up: antidepressiva versus care as usual.<br />

Populatie 60+ met stemmingsstoornis.<br />

• Gerandomiseerd op praktijk interv<strong>en</strong>tie groep versus usual care.<br />

• Relatief grote groep weigeraars <strong>en</strong> drop-outs.<br />

Aantal 320 in interv<strong>en</strong>tiegroep <strong>en</strong> 279 in controlegroep.<br />

Follow-up 2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Vermindering suïcide-ideatie.<br />

• Oddsratio’s na 24 maand<strong>en</strong> MDD 3,2 (1,1-9,5).<br />

• De afname <strong>van</strong> suïcide-ideatie was in de totale interv<strong>en</strong>tie groep<br />

was 2,1 maal zo groot, echter niet significant. Wel significant bij de<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> MDD.<br />

Beoordeling B<br />

IPT<br />

Interpersonal Psychotherapy<br />

MDD<br />

major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

PROSPECT Prev<strong>en</strong>tion of Suicide in Primary Care Elderly, Collaborative Trial<br />

(onderzoeksprogramma)<br />

RCT<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: Baldessarini et al., 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect <strong>van</strong> wel versus niet stopp<strong>en</strong> met lithium op het verminder<strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag bij schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Systematische review <strong>van</strong> artikel<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1970 <strong>en</strong> 1996 (meta-analyse<br />

<strong>van</strong> RCT’s).<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met terugker<strong>en</strong>de affectieve stoorniss<strong>en</strong> die behandeld zijn<br />

met lithium.<br />

Aantal<br />

28 onderzoek<strong>en</strong>; meer dan 1.300 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Stopp<strong>en</strong> met lithium leidt tot verhoogd suïcide risico.<br />

• Stapsgewijs afbouw<strong>en</strong> verminderde terugkeer <strong>van</strong> manie, depressie<br />

<strong>en</strong> leek ook vermindering <strong>van</strong> suïciderisico te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

• Dezelfde effect<strong>en</strong> bij zwangere <strong>en</strong> niet-zwangere vrouw<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A1<br />

43% <strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong> war<strong>en</strong> RCT’s.<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn) (dit onderzoek was e<strong>en</strong> metaanalyse<br />

<strong>van</strong> RCT’s)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 383<br />

Onderzoek: Baldessarini et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect<strong>en</strong> lithium op suïciderisico bij patiënt<strong>en</strong> met depressie.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> affectieve stoornis.<br />

Aantal<br />

16.221 patiënt<strong>en</strong>, 34 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Behandeling met lithium leidt tot vermindering <strong>van</strong> suïcide <strong>en</strong><br />

suïcidaal gedrag bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> unipolaire stoornis.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Baldessarini & Tondo, 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> effect psychofarmacologie op suïciderisico.<br />

Type<br />

Overzichtsartikel <strong>van</strong> systematische analyses.<br />

Populatie Depressieve patiënt<strong>en</strong>, bipolaire patiënt<strong>en</strong>, jonger<strong>en</strong>, ouder<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

• 37 onderzoek<strong>en</strong> naar bipolaire patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> lithium: 8 onderzoek<strong>en</strong><br />

met terugker<strong>en</strong>de depressie <strong>en</strong> lithium; 29 ecologische onderzoek<strong>en</strong><br />

over antidepressiva <strong>en</strong> vermindering <strong>van</strong> suïciderisico.<br />

• 17 cohortonderzoek<strong>en</strong> (meer dan 1 miljo<strong>en</strong> depressieve patiënt<strong>en</strong>);<br />

6 meta-analyses <strong>van</strong> RCT’s over SSRI versus placebo bij depressie.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Langdurig gebruik <strong>van</strong> lithium vermindert het suïcide risico bij<br />

bipolaire <strong>en</strong> andere manisch depressieve patiënt<strong>en</strong>. Ook daling<br />

geslaagde suïcides met 80%.<br />

• 76% minder kans op suïcide <strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

terugker<strong>en</strong>de depressie die behandeld zijn met lithium.<br />

• Ecologische onderzoek<strong>en</strong> naar de relatie tuss<strong>en</strong> antidepressiva <strong>en</strong><br />

vermindering <strong>van</strong> suïcide wijz<strong>en</strong> niets uit.<br />

• Relatie tuss<strong>en</strong> SSRI’s <strong>en</strong> verhoogde kans op suïcide is in neg<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

de elf onderzoek<strong>en</strong> niet gevond<strong>en</strong>.<br />

• Vier <strong>van</strong> de zes onderzoek<strong>en</strong> vond e<strong>en</strong> vermindering <strong>van</strong> suïciderisico<br />

door <strong>behandeling</strong> SSRI.<br />

• Gepoolde data <strong>van</strong> relatief korte RCT’s bij acute depressie suggerer<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verhoogde kans op suïcidepoging<strong>en</strong>, <strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong><br />

suïcide-ideatie bij jonger<strong>en</strong>. Bij ouder<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> daling <strong>van</strong> suïcideideatie<br />

gevond<strong>en</strong>.<br />

• Het effect <strong>van</strong> antidepressiva op suïcidaal gedrag is niet bewez<strong>en</strong>.<br />

Wel is het aannemelijk dat suïcide-ideatie daalt sam<strong>en</strong> met andere<br />

symptom<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A1


384 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Barak et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) Mate <strong>van</strong> <strong>van</strong> antidespressivagebruik <strong>van</strong> suïcidepogers versus nietpogers,<br />

allebei met MDD.<br />

Type<br />

Retrospectief interv<strong>en</strong>tieonderzoek (matched casecontrolonderzoek)<br />

Populatie 65+; gemiddelde leeftijd 76,5; diagnose MDD e<strong>en</strong>malig of<br />

recidiver<strong>en</strong>d.<br />

Aantal<br />

59 vrouw<strong>en</strong>, 42 mann<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 10 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) De groep die ge<strong>en</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> had ondernom<strong>en</strong>, gebruikte<br />

significant meer antidepressiva.<br />

Beoordeling B<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 385<br />

Onderzoek: Bateman & Fonagy, 1999; 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> dag<strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> psychoanalytische <strong>behandeling</strong><br />

voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD).<br />

Type<br />

RCT; ge<strong>en</strong> blindering; completersanalyse: repeated-measures<br />

ANCOVA; Onderzoeksduur 36 maand<strong>en</strong>; setting: kliniek.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: dag<strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> psychoanalytische <strong>behandeling</strong>,<br />

maximaal 18 maand<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

• Controlegroep: TAU, standard outpati<strong>en</strong>t psychiatric treatm<strong>en</strong>t.<br />

• Primaire uitkomstmaat: Suicide and Self Harm Inv<strong>en</strong>tory.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>: SCL-90-R, BDI, STAI, SAS, IIP.<br />

Populatie Leeftijd: gemiddeld 30-33. Sekseratio: vrouw 68% in experim<strong>en</strong>tele<br />

groep, 47% in controlegroep.<br />

• Inclusie: BPD (afkapwaarde = 7 op SCID <strong>en</strong> DIBP).<br />

• Exclusie: schizopsychotische stoorniss<strong>en</strong>, bipolaire stoornis, middel<strong>en</strong>misbruik,<br />

psychische stoornis, <strong>en</strong> organische hers<strong>en</strong>aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

38 patiënt<strong>en</strong> voor randomisatie.<br />

Follow-up Na 18 maand<strong>en</strong> (aan het einde <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong>).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Verbetering op depressie, suïcidale <strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>de gedraging<strong>en</strong>,<br />

minder dag<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, verbetering interpersoonlijk<br />

functioner<strong>en</strong>. Minder psychofarmacagebruik.<br />

• Verbetering op STAI, BDI, SCL90, SAS, IIP.<br />

• Resultat<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> in follow-up na 18 maand<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

(Kleine aantall<strong>en</strong>.)<br />

ANCOVA analysis of covariance<br />

BDI<br />

Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

BPD<br />

borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

DIBP<br />

Diagnostic Interview for Borderline Pati<strong>en</strong>ts<br />

IIP<br />

Inv<strong>en</strong>tory of Interpersonal Problems<br />

RCT<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SAS<br />

Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale<br />

SCID<br />

Structured Clinical Interview for DSM-IV<br />

SCL-90-R Symptom Check List (90 items), Revised<br />

STAI<br />

State-Trait Anxiety Inv<strong>en</strong>tory<br />

TAU<br />

treatm<strong>en</strong>t as usual


386 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Bateman & Fonagy, 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> psychoanalytische dag<strong>behandeling</strong> voor patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD).<br />

Type<br />

RCT; blindering; completersanalyse: repeated-measures ANCOVA;<br />

onderzoeksduur 36 maand<strong>en</strong>; setting: kliniek.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: partiële hospitalisatie <strong>en</strong> psychoanalytische <strong>behandeling</strong>,<br />

maximaal 18 maand<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

• Controlegroep: TAU, standard outpati<strong>en</strong>t psychiatric treatm<strong>en</strong>t.<br />

• Primaire uitkomstmaat: Suicide and Self Harm Inv<strong>en</strong>tory.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: SCL-90-R, BDI, STAI, SAS, IIP.<br />

Populatie Leeftijd: gemiddeld 30-33; sekseratio: 68% vrouw<strong>en</strong> in experim<strong>en</strong>tele<br />

conditie, 47% in controlegroep.<br />

• Inclusie: BPD (afkapwaarde = 7 op SCID <strong>en</strong> DIBP).<br />

• Exclusie: schizopsychotische stoorniss<strong>en</strong>, bipolaire stoornis, midddel<strong>en</strong>misbruik,<br />

psychische stoorniss<strong>en</strong> organische hers<strong>en</strong>aando<strong>en</strong>ing.<br />

Aantal<br />

41 patiënt<strong>en</strong> (22 in experim<strong>en</strong>tele conditie <strong>en</strong> 19 in controlegroep).<br />

Follow-up 5-8 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Verbetering op depressie, suïcidale <strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>de gedraging<strong>en</strong>,<br />

minder dag<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, verbetering interpersoonlijk<br />

functioner<strong>en</strong>. Minder psychofarmacagebruik.<br />

• Verbetering op STAI, BDI, SCL-90-R, SAS, IIP.<br />

• Resultat<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> in follow-up na 5 jaar. Betere resultat<strong>en</strong> op<br />

opleiding <strong>en</strong> werk.<br />

Beoordeling B<br />

Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; behandelaar geblindeerd:<br />

kan niet; patiënt geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja;<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de:ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee; financiering:<br />

niet bek<strong>en</strong>d.<br />

ANCOVA analysis of covariance<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

DIBP Diagnostic Interview for Borderline Pati<strong>en</strong>ts<br />

IIP Inv<strong>en</strong>tory of Interpersonal Problems<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SAS Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale<br />

SCID Structured Clinical Interview for DSM-IV<br />

SCL-90-R Symptom Check List (90 items), Revised<br />

STAI State-Trait Anxiety Inv<strong>en</strong>tory<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 387<br />

Onderzoek: Bateman & Fonagy, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> partiële hospitalisatie <strong>en</strong> psychoanalytische<br />

<strong>behandeling</strong> voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis (BPD).<br />

Type<br />

RCT; met blindering; completersanalyse: repeated-measures<br />

ANCOVA; onderzoeksduur 18 maand<strong>en</strong>; setting: ambulant.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: ambulante m<strong>en</strong>talization-based <strong>behandeling</strong>; maximaal<br />

18 maand<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong>.<br />

• Controle: TAU standard outpati<strong>en</strong>t psychiatric treatm<strong>en</strong>t.<br />

• Uitkomstmaat: Suicide attempts and Self Harm.<br />

Populatie Leeftijd: 18-65 jaar, gemiddeld 31 jaar; sekseratio: 80% vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Inclusie: persoonlijkheidsstoorniss<strong>en</strong>, SCID I <strong>en</strong> II <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag.<br />

• Exclusie: schizo-psychotische stoorniss<strong>en</strong>, bipolaire stoornis,<br />

middel<strong>en</strong>misbruik, verstandelijke handicap of organische hers<strong>en</strong>aando<strong>en</strong>ing.<br />

Aantal<br />

134 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 18 maand<strong>en</strong><br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Significant meer verbetering op suïcidaal <strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag<br />

<strong>en</strong> opnamedag<strong>en</strong> in ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> / Significant beter functioner<strong>en</strong><br />

(GAF-scores), depressie <strong>en</strong> aanpassing, minder gebruik <strong>van</strong><br />

psychofarmaca<br />

Beoordeling B<br />

Randomisatie ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> ja; behandelaar geblindeerd<br />

nee; patiënt geblindeerd niet <strong>van</strong> toepassing; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar ja;<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse ja; financiering: niet<br />

bek<strong>en</strong>d.<br />

ANCOVA analysis of covariance<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

GAF Global Assessm<strong>en</strong>t of Functioning<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong><br />

controlegroep, waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SCID Structured Clinical Interview for DSM-IV<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


388 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Bonnewijn et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Suïcidaal gedrag <strong>en</strong> suïcide bij ouder<strong>en</strong>.<br />

• Risico- <strong>en</strong> protective factor<strong>en</strong>.<br />

• Mogelijke prev<strong>en</strong>tiestrategieën.<br />

Type<br />

Review <strong>van</strong> artikel<strong>en</strong> 2000-2009; statische meta-analyse.<br />

• Inclusie: artikel<strong>en</strong> die onderzoek beschrijv<strong>en</strong> naar ‘suïcide ideations’,<br />

‘suicide-related communication’, ‘suicide related behaviour’.<br />

Populatie 50+<br />

Aantal N = 29.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> correlaties<br />

• Suïcides. Proximale factor<strong>en</strong>: MDD, psychiatrische ziekt<strong>en</strong>,<br />

to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> risico bij meerdere somatische ziekt<strong>en</strong>, middel<strong>en</strong>misbruik,<br />

financiële problem<strong>en</strong>, slecht slap<strong>en</strong>, verweduwd of<br />

gescheid<strong>en</strong>, sociale interactie, functionele beperking<strong>en</strong>, werkwijziging,<br />

on<strong>en</strong>igheid in de familie, cerebrovasculaire risicofactor<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

eerder suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

• Suïcidepoging<strong>en</strong>:<br />

––<br />

MDD, sociale isolatie, eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>, slechte ADL.<br />

––<br />

Meer vrouw<strong>en</strong> dan mann<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Traumatische ervaring<strong>en</strong>, geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong> misbruik.<br />

• Suïcide-ideatie: is onafhankelijk significant geassocieerd met MDD;<br />

hoge leeftijd; ontbrek<strong>en</strong> sociale steun; beperking<strong>en</strong> in ADL; lagere<br />

opleiding; beperkte sociale participatie <strong>en</strong> slechte lichamelijke<br />

gezondheid.<br />

• Doodsw<strong>en</strong>s: depressie- <strong>en</strong> angstsymptom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerapporteerd.<br />

Na correctie voor depressie blijkt fysiek welbevind<strong>en</strong> <strong>en</strong> huwelijksproblem<strong>en</strong><br />

significant te correler<strong>en</strong>.<br />

• Suïcide-int<strong>en</strong>tie:<br />

––<br />

suïcide-int<strong>en</strong>tie is gecorreleerd met letaliteit <strong>van</strong> de suïcidepoging.<br />

Bij ouder<strong>en</strong> wordt e<strong>en</strong> hogere suïcide int<strong>en</strong>tie gemeld<br />

vergelek<strong>en</strong> met jongere person<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Vooral e<strong>en</strong> hogere letaliteit bij mann<strong>en</strong>, overall e<strong>en</strong> grotere mate<br />

<strong>van</strong> planning <strong>van</strong> e<strong>en</strong> suïcide.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 389<br />

• Bescherm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>:<br />

––<br />

S<strong>en</strong>se of belonging is e<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>de factor, zowel als anteced<strong>en</strong>t<br />

factor <strong>en</strong> als psychologische dim<strong>en</strong>sie. In psychologische<br />

zin is deze factor zelfs bij e<strong>en</strong> depressie bescherm<strong>en</strong>d.<br />

––<br />

Positieve toekomstoriëntatie bij e<strong>en</strong> depressie verlaagt de suïcide<br />

ideatie.<br />

––<br />

De persoonlijkheidstrait Positief affect is bescherm<strong>en</strong>d teg<strong>en</strong> het<br />

ontstaan <strong>van</strong> suïcide ideaties.<br />

––<br />

Hogere sociale status is bij mann<strong>en</strong> bescherm<strong>en</strong>d.<br />

––<br />

Morele bezwar<strong>en</strong> <strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> om kinder<strong>en</strong> zijn bescherm<strong>en</strong>d.<br />

––<br />

Positieve emoties zijn bescherm<strong>en</strong>d bij chronische somatische<br />

problem<strong>en</strong>.<br />

• Psychologische factor<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Persoonlijkheidsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, vooral narcistische.<br />

––<br />

Wanhoop: risicofactor.<br />

––<br />

Coping: gevoel <strong>van</strong> inadequate coping geeft verhoogd risico.<br />

––<br />

Attitude teg<strong>en</strong>over suïcide: geloof kan bescherm<strong>en</strong>d werk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

relatie/ zorg<strong>en</strong> om kinder<strong>en</strong>.<br />

• Dem<strong>en</strong>tie: Person<strong>en</strong> die stierv<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> suïcide met dem<strong>en</strong>tie,<br />

hadd<strong>en</strong> minder poging<strong>en</strong> gedaan dan suïcidant<strong>en</strong> zonder dem<strong>en</strong>tie.<br />

Opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dem<strong>en</strong>tiepatiënt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager suïcide risico.<br />

Bij dem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>de wordt mogelijk e<strong>en</strong> verhoogd risico gemeld vóór<br />

e<strong>en</strong> ver gevorderd stadium, waar m<strong>en</strong> nog inzicht heeft in het eig<strong>en</strong><br />

functioner<strong>en</strong> <strong>en</strong> cognitieve achteruitgang.<br />

• Neuropsychologisch functioner<strong>en</strong>: slecht cognitief kunn<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong><br />

is significant geassocieerd met suïcidale ideaties <strong>en</strong><br />

doodsw<strong>en</strong>s<strong>en</strong>; waarschijnlijk is dit geassocieerd met depressie <strong>en</strong><br />

wanhoop.<br />

Beoordeling B<br />

ADL algem<strong>en</strong>e dagelijkse lev<strong>en</strong>sverrichting<strong>en</strong><br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)


390 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Van d<strong>en</strong> Bosch et al., 2002; 2005; Verheul et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> DGT-<strong>behandeling</strong> aanton<strong>en</strong> voor suïcidaliteit bij<br />

borderline persoonlijkheidsstoornis.<br />

Type<br />

RCT. Drie onderzoek<strong>en</strong> <strong>van</strong> dezelfde populatie.<br />

• Blindering: deels.<br />

• Onderzoeksduur: 12 maand<strong>en</strong> therapie, 6 maand<strong>en</strong> follow-up.<br />

• Setting: Amsterdam, Nederland; ambulante behandelsetting.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: dialectische gedragstherapie (DGT) (12 maand<strong>en</strong><br />

wekelijks zowel individuele therapie als groepstherapie) overe<strong>en</strong>komstig<br />

de handleiding <strong>van</strong> Linehan.<br />

• Controle: standaard<strong>behandeling</strong> (tweemaal per maand individuele<br />

therapie)<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

suïcidedreiging<strong>en</strong>, plann<strong>en</strong> <strong>en</strong> poging<strong>en</strong> (BPDSI, parasuicide<br />

section oftewel suïcidepoging);<br />

––<br />

poging<strong>en</strong> tot zelfverwonding;<br />

––<br />

impulsief gedrag (BPDSI, impulsivititeitssectie);<br />

––<br />

drop-out of treatm<strong>en</strong>t;<br />

––<br />

middel<strong>en</strong>misbruik.<br />

Populatie Leeftijd: 18-70 jaar, gemiddeld 35 jaar; sekseratio: all<strong>en</strong> vrouw.<br />

• Inclusie: borderline persoonlijkheidsstoornis met of zonder<br />

comorbide middel<strong>en</strong>misbruik, 18-65/70 jaar, via verwijzers uit<br />

ggz <strong>en</strong> verslavingszorg geworv<strong>en</strong>; woonachtig in Amsterdam <strong>en</strong><br />

omstrek<strong>en</strong>; al of niet eerder parasuïcidale poging<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: bipolaire stoornis; psychotische stoornis; Nederlandse taal<br />

onvoldo<strong>en</strong>de machtig; ernstige cognitieve beperking<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

N = 58 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 6 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De interv<strong>en</strong>tiegroep bleef vaker bij dezelfde therapeut dan de<br />

controlegroep. Na <strong>behandeling</strong> rapporteerde de interv<strong>en</strong>tiegroep<br />

minder poging<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfverwonding, minder impulsief gedrag <strong>en</strong><br />

minder alcoholmisbruik, maar dat gold niet voor suïcidepoging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> drugsmisbruik.<br />

• DBT was vooral effectief bij patiënt<strong>en</strong> die eerder meerdere<br />

poging<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfverwonding hebb<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>.<br />

• Zes maand<strong>en</strong> na <strong>behandeling</strong> werd<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> kleiner, maar ze<br />

blev<strong>en</strong> standhoud<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

BPDSI Borderline Personality Disorder Severity Index<br />

DGT dialectische gedragstherapie<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 391<br />

Onderzoek: Br<strong>en</strong>t et al., 1997 (abstract)<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vergelijking <strong>van</strong> de effectiviteit <strong>van</strong> individuele cognitieve<br />

gedragstherapie (CGT) versus systemic behavior family therapy<br />

(SBFT) versus individuele nondirective supportive therapy (NST) bij<br />

verwez<strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met depressie.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: 12 tot 16 wekelijkse sessies CGT, hetzij SBFT, hetzij<br />

individuele NST.<br />

• Uitkomstmaat: depressieve symptom<strong>en</strong>.<br />

Populatie Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met diagnose depressieve stoornis.<br />

Aantal<br />

107; 78 completers.<br />

Follow-up Meting<strong>en</strong> aan het einde <strong>van</strong> de therapie, 4 maand<strong>en</strong> na het begin.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • CGT zorgde vergelek<strong>en</strong> met NST voor e<strong>en</strong> significant lagere mate<br />

<strong>van</strong> depressie (p = 0,02) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere mate <strong>van</strong> herstel dan SBFT<br />

(p = 0,03) of NST (p = 0,04).<br />

• Bij CGT is er e<strong>en</strong> snellere afname <strong>van</strong> depressie (versus beide<br />

<strong>behandeling</strong><strong>en</strong>; p = 0,03).<br />

• Bij alle <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> significante gelijkmatige afname in<br />

suïcidaliteit <strong>en</strong> functionele beperking.<br />

• De indruk die de ouders hadd<strong>en</strong> <strong>van</strong> de geloofwaardigheid <strong>van</strong><br />

CGT verbeterde vergelek<strong>en</strong> met hun indruk <strong>van</strong> SBFT (p = 0,01) <strong>en</strong><br />

NST (p = 0,05).<br />

• CGT is doeltreff<strong>en</strong>der dan SBFT of NST bij depressie <strong>van</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in klinische setting: CGT leidt tot e<strong>en</strong> sneller <strong>en</strong> vollediger<br />

behandeleffect.<br />

Beoordeling B<br />

CGT cognitieve gedragstherapie<br />

NST nondirective supportive therapy<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SBFT systemic behavior family therapy (e<strong>en</strong> vorm <strong>van</strong> SGT)<br />

SGT systemische gedragstherapie


392 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Br<strong>en</strong>t et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> vier behandelstrategieën voor adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die<br />

resist<strong>en</strong>t war<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> eerdere <strong>behandeling</strong> met SSRI bij depressie.<br />

Type<br />

RCT: 2×2-design.<br />

• Blindering: ja, medicatie volledig blind, <strong>behandeling</strong> blinde beoordelaar<br />

(in 64 gevall<strong>en</strong> is blindering mislukt door pati<strong>en</strong>t disclosure).<br />

• Analyse: ITT + completers.<br />

• Onderzoeksduur: 2000-2006. Follow-up: 12 wek<strong>en</strong>.<br />

• Setting: zes academische of algem<strong>en</strong>e kliniek<strong>en</strong>; locatie: Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: 12 wek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>van</strong> de volg<strong>en</strong>de vier interv<strong>en</strong>ties:<br />

––<br />

overstapp<strong>en</strong> nieuwe SSRI; of:<br />

––<br />

overstapp<strong>en</strong> nieuwe SSRI + cognitieve gedragstherapie (CGT);<br />

of:<br />

––<br />

overstapp<strong>en</strong> naar v<strong>en</strong>lafaxine; of:<br />

––<br />

overstapp<strong>en</strong> naar v<strong>en</strong>lafaxine + cognitieve gedragstherapie<br />

(CGT).<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

adequate klinische reactie (Clinical Global Impressions-Improvem<strong>en</strong>t<br />

Subscale score < 3);<br />

––<br />

algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> symptomatische verbetering (<strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s 50% op<br />

de CDRS-R); Het verloop <strong>van</strong> de CDRS-R in de tijd.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

gerapporteerde depressie & suïcidale symptom<strong>en</strong> (BDI &<br />

SIQ-JR);<br />

––<br />

functional status (Childr<strong>en</strong>’s Global Adjustm<strong>en</strong>t Scale).<br />

Populatie Klinische patiënt<strong>en</strong> met de diagnose depressieve stoornis; leeftijd:<br />

12-18 (gemiddeld 16 jaar); sekseratio: 70% vrouw.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: gemiddeld 16 jaar; 70% vrouw; 82% blank;<br />

CDRS-R = 59; Childr<strong>en</strong>’s Global Adjustm<strong>en</strong>t Scale = 51.<br />

• Inclusie: 12 tot 18 jaar; in <strong>behandeling</strong> voor depressieve stoornis;<br />

ondanks <strong>behandeling</strong> met SSRI CDRS-R score > 39 & CGIS score ><br />

3; alle<strong>en</strong> tolerantie voor e<strong>en</strong> dosis gelijk aan 20mg fluoxetine.<br />

• Exclusie: meer dan 1 adequate trial met SSRI; e<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is <strong>van</strong><br />

resist<strong>en</strong>tie teg<strong>en</strong> v<strong>en</strong>lafaxine of CBT; huidige CBT-<strong>behandeling</strong>;<br />

medicatie met psychoactieve bestandsdel<strong>en</strong>; bipolaire stoornis;<br />

psychose; pervasieve ontwikkelingsstoornis; autisme; eetstoornis;<br />

verslaving of afhankelijkheid; hypert<strong>en</strong>sie; bij vrouw<strong>en</strong>: zwangerschap;<br />

borstvoeding; onveilige seks.<br />

Aantal 334.<br />

Follow-up 12 wek<strong>en</strong>.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 393<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Onder CGT + beide medicaties e<strong>en</strong> hogere response rate (CGIS<br />

& CDRS-R) dan medicatie alle<strong>en</strong> (P = 0,009), maar ge<strong>en</strong> verschil<br />

tuss<strong>en</strong> twee medicaties (P = .83). Ge<strong>en</strong> behandeleffect<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

op zelf gerapporteerde depressie (BDI), suïcide ideatie (SIQ-JR) of<br />

functioner<strong>en</strong> (C-GAS).<br />

• Grotere to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> diastolische bloeddruk, hartslag <strong>en</strong> huidproblem<strong>en</strong><br />

bij v<strong>en</strong>lafaxine dan SSRI.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja (medicatie); behandelaar<br />

geblindeerd: voor medicatie; patiënt geblindeerd: voor<br />

medicatie; effectbeoordelaar geblindeerd: voor medicatie & <strong>behandeling</strong>;<br />

interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: NIMH &<br />

Ad<strong>van</strong>ced C<strong>en</strong>ter for Early-Onset Mood and Anxiety Disorders.<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

CBT Cognitive Behaviour Therapy<br />

CDRS-R Childr<strong>en</strong>’s Depression Rating Scale-Revised<br />

C-GAS Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

CGIS Clinical Global Impression of Severity<br />

ITT int<strong>en</strong>tion to treat<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SIQ-JR Suicidal Ideation Questionnaire-Junior<br />

SSRI selective serotonin reuptake inhibitor


394 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Br<strong>en</strong>t, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht effectieve <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor depressie bij suïcidaliteit<br />

onder jonger<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Overzicht <strong>van</strong> onderzoek<strong>en</strong> (ge<strong>en</strong> meta-analyse).<br />

Populatie Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Het is niet overtuig<strong>en</strong>d aangetoond dat <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor<br />

depressie ook de suïcidaliteit do<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong> in vergelijking met<br />

controle condities. Dit heeft mogelijk te mak<strong>en</strong> met onder andere<br />

de uitsluiting <strong>van</strong> ernstigere suïcidaliteit in RCT’s. Alle<strong>en</strong> in het<br />

onderzoek <strong>van</strong> March (2004) bleek de combinatie <strong>van</strong> CGT <strong>en</strong><br />

fluoxetine superieur aan placebo. Epidemiologisch onderzoek lijkt<br />

de werkzaamheid bij SSRI’s op vermindering <strong>van</strong> suïcidaliteit te<br />

ondersteun<strong>en</strong>. De geschiktheid <strong>van</strong> SSRI’s bij de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

depressie zou daarnaast sterk opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het mogelijke risico<br />

op suïcidepoging<strong>en</strong> dat vaak met SSRI’s in verband wordt gebracht<br />

(Bridge, 2007).<br />

• Onderzoek<strong>en</strong> naar <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor suïcidaliteit bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

zijn schaars <strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> zijn matig. Farmacologische<br />

<strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor suïcidaliteit <strong>en</strong>/of impulsieve agressie zoals<br />

lythium,divalproex <strong>en</strong> neuroleptica zijn veel belov<strong>en</strong>d maar hebb<strong>en</strong><br />

vervel<strong>en</strong>de bijwerking<strong>en</strong>. Onderzoek<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zich in eerste<br />

instantie moet<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> op patiënt<strong>en</strong> bij wie reguliere <strong>behandeling</strong><br />

ge<strong>en</strong> effect had.<br />

• Er is e<strong>en</strong> gebrek aan trials waarin patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog suïcide<br />

risico word<strong>en</strong> geïncludeerd. Deze populaties word<strong>en</strong> in het onderzoek<br />

vaak vermed<strong>en</strong> <strong>van</strong>wege de zorg<strong>en</strong> over veiligheid <strong>van</strong> proefperson<strong>en</strong>.<br />

Dit begr<strong>en</strong>st echter de k<strong>en</strong>nis rond de <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

suïcidaliteit. Richtlijn<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld om<br />

deze kwetsbare populatie te kunn<strong>en</strong> includer<strong>en</strong> in wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

onderzoek.<br />

Beoordeling C


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 395<br />

Onderzoek: Brown et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Of cognitieve gedragstherapie effectief is voor de bordeline<br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

Type<br />

Op<strong>en</strong> onderzoek, ge<strong>en</strong> RCT.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: wekelijkse CGT sessies gedur<strong>en</strong>de 50 minut<strong>en</strong>, ambulant.<br />

• Controle: ge<strong>en</strong> controlegroep.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

SSI (ideatie);<br />

––<br />

depressie (BDI);<br />

––<br />

wanhoop (HS);<br />

––<br />

zelfbeschadiging.<br />

• Blindering: niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

• Analyse: pre-posttest.<br />

• Onderzoeksduur: 1 jaar.<br />

• Setting: ambulant; locatie: universiteitskliniek.<br />

Populatie Leeftijd: 20-55 jaar, gemiddeld = 29 jaar; sekseratio: 88% vrouw.<br />

• Inclusie: BPD (t<strong>en</strong> minste vier SCID II-symptom<strong>en</strong>) <strong>en</strong> suïcidaal<br />

gedrag in voorgaande twee maand<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: schizofr<strong>en</strong>ie; psychotische stoorniss<strong>en</strong>; waanstoorniss<strong>en</strong>;<br />

verstandelijke beperking. En wanneer m<strong>en</strong> in langdur<strong>en</strong>de psychotherapeutische<br />

<strong>behandeling</strong> was.<br />

Aantal 32.<br />

Follow-up 18 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Significante vermindering op alle uitkomst<strong>en</strong>mat<strong>en</strong>: ideatie, depressie<br />

<strong>en</strong> wanhoop.<br />

Beoordeling C<br />

• Randomisatie: nee; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

behandelaar geblindeerd: nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd: nee; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse:<br />

ja; financiering: toelage <strong>van</strong> NIMH.<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

HS Hopelessness Scale<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

SCID Structured Clinical Interview for DSM-IV<br />

SSI Scale of Suicidal Ideation


396 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Brown et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> aanton<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: Nee.<br />

• Onderzoeksduur: 1 à 2 maand<strong>en</strong> therapie, 18 maand<strong>en</strong> follow-up<br />

(gerek<strong>en</strong>d na baseline).<br />

• Setting: Philadelphia, Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>; ambulante behandelsetting.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: cognitieve gedragstherapie (10 sessies <strong>en</strong> meer indi<strong>en</strong><br />

gew<strong>en</strong>st, 1 à 2 keer per week); na <strong>behandeling</strong> werd actief contact<br />

gezocht met de patiënt via e-mail <strong>en</strong> telefoon; dat varieerde <strong>van</strong><br />

wekelijks tot maandelijks.<br />

• Controle: standaard<strong>behandeling</strong>; erna werd actief contact gezocht<br />

met de patiënt via e-mail <strong>en</strong> telefoon; dat varieerde <strong>van</strong> wekelijks<br />

tot maandelijks.<br />

• Bij hoog risico op suïcide werd de patiënt opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

suïcidepoging<strong>en</strong>;<br />

––<br />

aantal dag<strong>en</strong> tot volg<strong>en</strong>de poging;<br />

––<br />

suïcidale gedacht<strong>en</strong>;<br />

––<br />

ernst <strong>van</strong> depressieve gevoel<strong>en</strong>s (HRSD, Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory);<br />

––<br />

gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop (Beck Hopelessness Scale).<br />

Populatie Leeftijd: 18-66 jaar, gem. 35 jaar; Sekseratio: 61% vrouw.<br />

• Inclusie: na opname <strong>van</strong>wege e<strong>en</strong> suïcidepoging werd<strong>en</strong> de<br />

volg<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong> geworv<strong>en</strong>: 16 jaar of ouder, Engelse taal<br />

voldo<strong>en</strong>de machtig, baselineassessm<strong>en</strong>t afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, adress<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

twee bek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> beschikbaar.<br />

• Exclusie: medische <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong>/of opname in het ziek<strong>en</strong>huis<br />

nodig.<br />

Aantal N = 120.<br />

Follow-up 18 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De interv<strong>en</strong>tiegroep rapporteerde minder suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

minder ernstige gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> depressie (Beck Hopelessness Scale)<br />

18 maand<strong>en</strong> na baseline vergelek<strong>en</strong> met de controlegroep.<br />

• Zes maand<strong>en</strong> na <strong>behandeling</strong> rapporteerde de interv<strong>en</strong>tiegroep ook<br />

minder gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> wanhoop, maar dat was niet meer zichtbaar<br />

18 maand<strong>en</strong> na baseline.<br />

• De beide groep<strong>en</strong> verschild<strong>en</strong> niet in suïcidale gedacht<strong>en</strong>.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 397<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; Toewijzing verborg<strong>en</strong>: ; Behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

deels, niet bij follow-up; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar:<br />

ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja;<br />

financiering: .<br />

• Opmerking<strong>en</strong>: g<strong>en</strong>eralisatie beperkt tot opnames op eerste hulp<br />

in e<strong>en</strong> ‘zwarte’ populatie. Analyses zijn inclusief drop-outs (18<br />

maand<strong>en</strong> na baseline: 25% in interv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> 34% in controlegroep).<br />

HRSD Hamilton Rating Scale for Depression<br />

IPT Interpersonal Psychotherapy<br />

Onderzoek: Bruce et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Het effect <strong>van</strong> e<strong>en</strong> eerstelijnsinterv<strong>en</strong>tie op suïcide-ideatie <strong>en</strong><br />

depressies bij oudere patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• PROSPECT.<br />

• Op indicatie: care manager, monitoring, IPT, follow-up; antidepressiva.<br />

Populatie 60+ met stemmingsstoornis.<br />

• Gerandomiseerd op praktijk interv<strong>en</strong>tiegroep versus usual care.<br />

• Relatief grote groep weigeraars <strong>en</strong> drop outs.<br />

Aantal 320 (278).<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Vermindering <strong>van</strong> suïcide-ideatie onafhankelijk <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> de<br />

depressie (P = 0,005 na acht maand<strong>en</strong>).<br />

Beoordeling B<br />

PROSPECT Prev<strong>en</strong>tion of Suicide in Primary Care Elderly, Collaborative Trial<br />

(onderzoeksprogramma)<br />

RCT<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


398 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Carter et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> of stur<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kaartje naar suïcidepogers recidiev<strong>en</strong><br />

vermindert.<br />

Type<br />

RCT (Zel<strong>en</strong>: single cons<strong>en</strong>t version).<br />

• Duur: twee jaar.<br />

• Setting: Hunter Area Toxicology Service, Australië.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: acht kaartjes werd<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> periode <strong>van</strong> 12 maand<strong>en</strong><br />

naar suïcidepoger gestuurd.<br />

• Controle: deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> kaartje kreg<strong>en</strong>.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat opnieuw suïcidepoging deed;<br />

––<br />

aantal poging<strong>en</strong> per individu;<br />

––<br />

gegev<strong>en</strong>s werd<strong>en</strong> gehaald uit database Hunter Area Toxicology<br />

Service.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: bedgebruik in dag<strong>en</strong>.<br />

Populatie Leeftijd: gemiddeld 33 jaar, ge<strong>en</strong> significant verschil; sekseratio: 68%<br />

vrouw<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> significant verschil.<br />

• Inclusie: 16 jaar of ouder.<br />

• Exclusie: niet in staat toestemming te gev<strong>en</strong>; gevaar voor interviewer;<br />

taalprobleem; ge<strong>en</strong> vaste verblijfplaats; niet voldo<strong>en</strong> aan<br />

inlcusiecriteria.<br />

Aantal n = 772: controlegroep 394, interv<strong>en</strong>tiegroep 378.<br />

Follow-up 2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Aantal patiënt<strong>en</strong> dat opnieuw poging deed, was niet significant<br />

minder, maar aantal poging<strong>en</strong> wel significant minder, namelijk<br />

gehalveerd.<br />

• Na 12 maand<strong>en</strong> in controlegroep 192 recidiev<strong>en</strong>, in interv<strong>en</strong>tiegroep<br />

101 recidiev<strong>en</strong>.<br />

• Na 24 maand<strong>en</strong> 310 versus 145 recidiev<strong>en</strong>.<br />

• Bedgebruik controlegroep 422 dag<strong>en</strong> versus interv<strong>en</strong>tiegroep183<br />

dag<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; behandelaar geblindeerd:<br />

ja; patiënt geblindeerd: ja; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja;<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse:ja; financiering:<br />

ge<strong>en</strong>.<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 399<br />

Onderzoek: Cedereke & Ojehag<strong>en</strong> et al., 2002a; Cedereke et al., 2002b<br />

Doel(<strong>en</strong>)<br />

Vaststell<strong>en</strong> effect <strong>van</strong> telefonische follow-up <strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

Type • Onderzoeksduur: februari 1995 tot april 1997.<br />

• Setting: University Hospital Lund, Zwed<strong>en</strong>, Medical Emerg<strong>en</strong>cy<br />

Inpati<strong>en</strong>t Unit.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: tweemaal telefonisch consult door verpleegkundige<br />

of sociaal werker na vier <strong>en</strong> acht maand<strong>en</strong>, gericht op verhog<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> motivatie voor <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> adviez<strong>en</strong>.<br />

• Controle: ge<strong>en</strong> telefonisch contact.<br />

• Primaire uitkomstmaat, na 1 <strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong>:<br />

––<br />

aantal suïcidepoging<strong>en</strong>; – GAF.<br />

––<br />

CAN; – GSI;<br />

––<br />

SCL-90; – SSI;<br />

––<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat in <strong>behandeling</strong> was.<br />

Populatie<br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> suïcidepoging hadd<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>.<br />

• Groep<strong>en</strong> verschild<strong>en</strong> niet significant op sociodemografische<br />

variabel<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tiegroep scoorde op SSI bij eerste interview significant<br />

hoger.<br />

Aantal<br />

216 suïcidepogers die na 1 maand werd<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan wie<br />

aangebod<strong>en</strong> werd om mee te do<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> verdeeld in 2 groep<strong>en</strong>:<br />

107 in interv<strong>en</strong>tiegroep, 109 controlegroep; door drop-outs<br />

geanalyseerd 71 respectievelijk 69.<br />

Follow-up<br />

Na 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Na één <strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong>:<br />

––<br />

ev<strong>en</strong>veel suïcidepoging<strong>en</strong>;<br />

––<br />

na één <strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong> significante verbetering op GAF, GSI<br />

<strong>en</strong> SSI;<br />

––<br />

patiënt<strong>en</strong> bij aan<strong>van</strong>g niet in psychiatrische <strong>behandeling</strong><br />

war<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> meer te verbeter<strong>en</strong>;<br />

––<br />

in beide groep<strong>en</strong> weinig verbetering in basic <strong>en</strong> social needs.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: nee; toewijzing verborg<strong>en</strong>: nee; behandelaar<br />

geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing; patiënt geblindeerd: niet <strong>van</strong><br />

toepassing; effectbeoordelaar geblindeerd: nee; interv<strong>en</strong>tie<strong>en</strong><br />

controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja;<br />

int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee; financiering: één onafhankelijke<br />

instelling ondersteunde het onderzoek.<br />

CAN Camberwell Assessm<strong>en</strong>t of Need<br />

GAF Global Assessm<strong>en</strong>t of Functioning<br />

GSI Global Severity Index<br />

SCL-90 Symptom Check List (90 items)<br />

SSI Scale of Suicidal Ideation


400 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Cipriani et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Meta-analyse <strong>van</strong> effect<strong>en</strong> lithium op suïciderisico bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

depressie.<br />

Type<br />

Overzichts-artikel <strong>van</strong> RCT’s.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met depressie.<br />

Aantal<br />

3.458 patiënt<strong>en</strong>; 32 RCT’s.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Lithium is effectief in het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïciderisico <strong>en</strong><br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

Beoordeling A1<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 401<br />

Onderzoek: Clarkin et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vergelijking tuss<strong>en</strong> drie <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis (BPD): dialectical behavior therapy (DBT),<br />

transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy (TFT), <strong>en</strong> e<strong>en</strong> dynamic supportive<br />

treatm<strong>en</strong>t.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: ja; assessors: ja, therapeut<strong>en</strong> voor baselinegegev<strong>en</strong>s.<br />

• Analyse: individual growth curve analysis <strong>en</strong> ITT- <strong>en</strong> completer<br />

analysis.<br />

• Onderzoeksduur: één jaar.<br />

• Setting: neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong> privépraktijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> therapeut<strong>en</strong> in New York.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: (1) DBT, (2) TFT <strong>en</strong> (3) (psycho)dynamic supportive<br />

treatm<strong>en</strong>t; gedur<strong>en</strong>de 1 jaar; manualized treatm<strong>en</strong>ts.<br />

• Controle: onderling.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>: suïcidaliteit, agressie <strong>en</strong> impulsiviteit.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: social adjustm<strong>en</strong>t.<br />

Populatie Leeftijd: 18-50 jaar; sekseratio: 92% vrouw<strong>en</strong>.<br />

• 84% eerder suïcidaal gedrag.<br />

• Inclusie: patiënt<strong>en</strong> uit de algem<strong>en</strong>e bevolking met e<strong>en</strong> betrouwbare<br />

diagnose BPD.<br />

• Exclusie: psychose, waanstoornis, delier, dem<strong>en</strong>tie, cognitieve<br />

stoorniss<strong>en</strong>, huidig middel<strong>en</strong>misbruik.<br />

Aantal<br />

90 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Alle drie de <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> ev<strong>en</strong> effectief.<br />

• Vooral DBT <strong>en</strong> TFT effectief op suïcidaliteit.<br />

Beoordeling A2<br />

• Randomisatie ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> ja; behandelaar geblindeerd,<br />

voor resultat<strong>en</strong> op de baseline meting: ja; patiënt geblindeerd niet<br />

<strong>van</strong> toepassing; effectbeoordelaar geblindeerd ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong><br />

controlegroep vergelijkbaar ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de ge<strong>en</strong> followup;<br />

int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse ja; financiering: BPD Research<br />

Foundation.<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

DBT dialectical behavior therapy (Nederlands: DGT)<br />

DGT dialectische gedragstherapie (Engels: DBT)<br />

ITT int<strong>en</strong>tion to treat<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

TFT transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy


402 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Cuijpers et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Nagaan of er verschill<strong>en</strong> zijn in de effectiviteit <strong>van</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychotherapie voor depressie bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: cognitieve gedragstherapie; niet-directieve ondersteun<strong>en</strong>de<br />

psychotherapie; gedragsactivatie; psychodynamische <strong>behandeling</strong>,<br />

probleemoplossingstherapie; interpersoonlijke therapie;<br />

socialevaardigheidstraining.<br />

Populatie Zie de afzonderlijke onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

53 onderzoek<strong>en</strong> over 2.757 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Alle onderzochte vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychotherapie zijn effectief in de<br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> er zijn weinig verschill<strong>en</strong> hierin tuss<strong>en</strong><br />

de bestudeerde psychotherapieën.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: Cuijpers et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) De effectiviteit nagaan <strong>van</strong> medicatie toevoeging aan psychotherapie<br />

voor depressie bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: psychotherapie versus psychotherapie sam<strong>en</strong> met<br />

medicatie (gecombineerde <strong>behandeling</strong>).<br />

• Primaire uitkomstmaat: Coh<strong>en</strong>’s d.<br />

Populatie Zie de verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

18 onderzoek<strong>en</strong> over 1.838 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Combinatietherapieën zijn iets effectiever dan alle<strong>en</strong><br />

psychotherapeutische <strong>behandeling</strong>.<br />

Beoordeling A1<br />

Onderzoek: De Leo et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>) Onderzoek <strong>van</strong> effectiviteit <strong>van</strong> telefonische crisisdi<strong>en</strong>st voor ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek; case-controleonderzoek.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: 24 uurs alarmsysteem; wekelijks telefooncontact.<br />

• Uitkomstmaat: suïcidecijfer (mortaliteitscijfer).<br />

Populatie 65+<br />

Aantal<br />

2.983 mann<strong>en</strong>; 15.658 vrouw<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 11 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • suïcidecijfer (mortaliteitscijfer):<br />

––<br />

bij mann<strong>en</strong> niet significant;<br />

––<br />

bij vrouw<strong>en</strong> 16,6% (2,0%-59,9%).<br />

Beoordeling B


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 403<br />

Onderzoek: Drew, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) NSC’s (no-suicide contracts) <strong>en</strong> de kans op zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag in<br />

psychiatrische intramurale instelling<strong>en</strong>.<br />

Type Retrospectief onderzoek.<br />

• Gedur<strong>en</strong>de 6,5 maand<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> data verzameld uit 2 ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>.<br />

• Inclusiecriteria:<br />

––<br />

primaire diagnose: major mood disorder, schizoaffectieve aando<strong>en</strong>ing,<br />

schizofr<strong>en</strong>ie;<br />

––<br />

opnametijd in ziek<strong>en</strong>huis <strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s vijf dag<strong>en</strong>.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> <strong>van</strong> twee ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in Ohio, waar<strong>van</strong> 4,8% met<br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag, e<strong>en</strong> deel <strong>van</strong> h<strong>en</strong> met suïcidale int<strong>en</strong>tie.<br />

Aantal n = 650 (577 unieke individu<strong>en</strong>).<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 72% <strong>van</strong> de contract<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verbaal, bij 90% <strong>van</strong> de NSC’s war<strong>en</strong><br />

verpleegkundig<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

• 31 (4,8%) person<strong>en</strong> vertoond<strong>en</strong> zelfbeschadigingsgedrag; 14 <strong>van</strong> de 31<br />

patiënt<strong>en</strong> had hierbij e<strong>en</strong> suïcidale int<strong>en</strong>tie. In 33% <strong>van</strong> de patiënt<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> NSC gebruikt, in de 31 patiënt<strong>en</strong> met zelfbeschadiging gedrag<br />

was dit 65% (n = 20).<br />

• Meer dan tweederde had matige tot ernstige angst tijd<strong>en</strong>s de opname<br />

(in 10% <strong>van</strong> de records miste data over angst, dus angst werd geëxcludeerd<br />

uit de logistische regressies). Patiënt<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> gemiddeld de<br />

helft <strong>van</strong> de tijd in het ziek<strong>en</strong>huis dezelfde verpleegkundige.<br />

• Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> NSC hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>maal grotere kans op zelfbeschadiging<br />

gedrag dan patiënt<strong>en</strong> zonder NSC (OR = 7,43; BI 3,26-<br />

16,92). Hoe hoger het niveau <strong>van</strong> restrictie, hoe hoger het risico (OR =<br />

2,47; BI = 1,20-5,09) <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie in dezelfde verpleegkundige was<br />

niet significant geassocieerd met minder zelfbeschadiging (OR = 0,07;<br />

BI = 0,004-1,33)<br />

• Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> NSC hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vijfmaal grotere kans op suïcide<br />

gedrag dan patiënt<strong>en</strong> zonder NSC (OR = 5,53; BI 1,71-17,84).<br />

Beoordeling B<br />

• Alhoewel NSC’s e<strong>en</strong> empirische relatie hebb<strong>en</strong> met zelfbeschadiginggedrag,<br />

is er ge<strong>en</strong> causale rol. Het is waarschijnlijk dat de verpleegkundige<br />

<strong>en</strong> andere klinische staf vaker onderhandel<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> NSC met<br />

e<strong>en</strong> patiënt die e<strong>en</strong> hoog risico heeft op suïcide.<br />

• Er was ge<strong>en</strong> bewijs dat NSC’s zelfbeschadiging of suïcidegedrag<br />

kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>.<br />

• Er zijn kleine aanwijzing<strong>en</strong> dat consist<strong>en</strong>theid in dezelfde verpleegkundige<br />

is geassocieerd met e<strong>en</strong> lager risico op zelfbeschadiging bij<br />

patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Lage preval<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> zelfbeschadigingsgedrag.<br />

• Afhankelijkheid <strong>van</strong> medische data, wat e<strong>en</strong> risico geeft op onbetrouwbare<br />

<strong>en</strong> incomplete data (retrospectief).<br />

NSC no-suicide contract


404 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: E<strong>van</strong>s et al., 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> effect <strong>van</strong> telefonische follow-up <strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Onderzoeksduur: 1 november 1994 tot 31 juli 1996.<br />

• Setting: drie ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in Bristol, Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

• Training onderzoekers: di<strong>en</strong>stdo<strong>en</strong>de assist<strong>en</strong>t<strong>en</strong> psychiatrie war<strong>en</strong><br />

telefonisch beschikbaar; ge<strong>en</strong> training vermeld.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: treatm<strong>en</strong>t as usual (TAU) + gre<strong>en</strong> card, waarmee 24<br />

uur per dag telefonische hulp door psychiater mogelijk was in geval<br />

<strong>van</strong> crisis.<br />

• Controle: TUA, maar ge<strong>en</strong> gre<strong>en</strong> card.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>: na zes maand<strong>en</strong>:<br />

––<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat recidiefpoging deed of suïcide pleegde<br />

––<br />

aantal poging<strong>en</strong> per individu<br />

Populatie • Inclusie: patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> suïcidepoging.<br />

• Exclusie: woonplaats buit<strong>en</strong> regio; patiënt<strong>en</strong> die gevaar voor zichzelf<br />

of ander<strong>en</strong> war<strong>en</strong>.<br />

• Groep<strong>en</strong> verschild<strong>en</strong> niet significant op sociodemografische variabel<strong>en</strong>.<br />

Aantal 826 suïcidepogers die war<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: 417 gre<strong>en</strong>cardgroep, 410<br />

controlegroep.<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Na 1 <strong>en</strong> 12 maand<strong>en</strong>:<br />

• in beide groep<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>veel suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> aantal poging<strong>en</strong> per<br />

individu; ook ge<strong>en</strong> verschil suïcides.<br />

• gre<strong>en</strong> card leek wel <strong>en</strong>ig effect te hebb<strong>en</strong> bij first-evers.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; behandelaar geblindeerd:<br />

; patiënt geblindeerd: ; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: nee; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: Departm<strong>en</strong>t<br />

of Health ondersteunde het onderzoek.<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 405<br />

Onderzoek: Farrow, 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>) Waarom verpleegkundig<strong>en</strong> gebruikmak<strong>en</strong> <strong>van</strong> NSC’s (no-suicide<br />

contracts) in plaats <strong>van</strong> af te gaan op hun eig<strong>en</strong> expertise.<br />

Type<br />

Kwalitatief.<br />

• Methode: de data werd<strong>en</strong> meerdere ker<strong>en</strong> gelez<strong>en</strong>, wat leidde tot de<br />

formulering <strong>van</strong> e<strong>en</strong> codering frame, codering transcript<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

conceptualisatie <strong>van</strong> data in verschill<strong>en</strong>de categorieën.<br />

• Alle transcript<strong>en</strong> zijn onafhankelijk gereviewd door twee supervisors,<br />

waarna overe<strong>en</strong>stemming werd bereikt over de thema’s die<br />

naar vor<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong>.<br />

Populatie Geregistreerde verpleegkundig<strong>en</strong> die op dat mom<strong>en</strong>t werkzaam<br />

war<strong>en</strong> in crisisteams in Nieuw-Zeeland.<br />

Aantal N = 9.<br />

Follow-up Niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • No-suicide contracts (NSC’s) werd<strong>en</strong> gebruikt voor zelfbescherming<br />

<strong>van</strong> de verpleegkundig<strong>en</strong>. Dit thema kwam het meeste voor.<br />

De verpleegkundig<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> de druk <strong>van</strong> niet-verpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> buit<strong>en</strong> om beoordeeld te word<strong>en</strong> op hun assessm<strong>en</strong>t <strong>van</strong> het<br />

risico op suïcide<br />

• NSC’s hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> life of their own gekreg<strong>en</strong>. Iedere<strong>en</strong> rapporteerde<br />

nooit formele training of educatie over NSC’s te hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>.<br />

• Gebrek aan middel<strong>en</strong>. Sommig<strong>en</strong> verpleegkundig<strong>en</strong> rapporteerd<strong>en</strong><br />

dat door e<strong>en</strong> gebrek aan andere middel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> NSC frequ<strong>en</strong>t wordt<br />

gebruikt. E<strong>en</strong> NSC wordt gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> stop-gap-methode in e<strong>en</strong><br />

crisissituatie.<br />

Beoordeling • Kleinschalige onderzoek.<br />

• Twee verpleegkundig<strong>en</strong> gebruikt<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> NSC <strong>en</strong> het zou kunn<strong>en</strong><br />

dat andere verpleegkundig<strong>en</strong> niet mee wild<strong>en</strong> do<strong>en</strong> aan het interview<br />

omdat zij ook ge<strong>en</strong> NSC gebruik<strong>en</strong>.<br />

NSC no-suicide contract<br />

Onderzoek: Fiske, 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>) Onderzoek naar de effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> telefonische hulpverl<strong>en</strong>ing.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek; case-serieonderzoek.<br />

• Telefonische ondersteuning; huisbezoek<strong>en</strong>; 24 uurs hotline.<br />

Populatie 58-97 jaar.<br />

Aantal<br />

148 cliënt<strong>en</strong> in de servicegroep, 70 in de controlegroep.<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Significante reductie in wanhoop, ge<strong>en</strong> reductie in depressie noch<br />

to<strong>en</strong>ame <strong>van</strong> tevred<strong>en</strong>heid met het lev<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C


406 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Fleischmann et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> of aansluit<strong>en</strong>de zorg <strong>en</strong> follow-up op korte termijn tot<br />

vermindering <strong>van</strong> suïcides leidt.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Onderzoeksduur: januari 2002 tot oktober 2005; instroom tot april<br />

2004, follow-up na 18 maand<strong>en</strong>.<br />

• Setting: acht ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> in vijf land<strong>en</strong>: Brazilie, India, Sri Lanka,<br />

Iran <strong>en</strong> China.<br />

• Training onderzoekers: dokters, verpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> psycholog<strong>en</strong><br />

met clinical experi<strong>en</strong>ce war<strong>en</strong> uitvoerders.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: brief interv<strong>en</strong>tion and contact (BIC) = “pati<strong>en</strong>t information,<br />

education and practical advice”; 1 uur informatief interview <strong>en</strong><br />

9 telefonische of poliklinische contact<strong>en</strong><br />

• Controle: treatm<strong>en</strong>t as usual (TAU)<br />

• Primaire uitkomstmaat: overlijd<strong>en</strong> door suïcide na 18 maand<strong>en</strong>.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: overlijd<strong>en</strong> door welke oorzaak dan ook.<br />

Populatie • Inclusie: alle suïcidepogers die op SEH werd<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die weigerd<strong>en</strong> of teg<strong>en</strong> advies vertrokk<strong>en</strong>;<br />

klinisch slechte conditie of overled<strong>en</strong> op SEH; taalprobleem; woonplaats<br />

buit<strong>en</strong> regio.<br />

• Ge<strong>en</strong> significante sociodemgrafische verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> TAU- <strong>en</strong><br />

BIC-groep.<br />

Aantal n = 1.867. Geanalyseerd: TAU 827 <strong>en</strong> BIC 872.<br />

Follow-up<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • TAU 2,2% overled<strong>en</strong> door suïcide, BIC 0,2 (p < 0,001).<br />

• TAU 2,7% overled<strong>en</strong> door welke oorzaak dan ook, BIC 1,3 p <<br />

0,04).<br />

Beoordeling B<br />

Ondanks dat precieze beschrijving <strong>van</strong> de interv<strong>en</strong>tie ontbreekt <strong>en</strong><br />

behandelaars niet blind kond<strong>en</strong> zijn.<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; Behandelaar geblindeerd:<br />

nee; Patiënt geblindeerd: ja; Effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; Interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; Follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; Int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; Financiering: WHO.<br />

BIC brief interv<strong>en</strong>tion and contact<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 407<br />

Onderzoek: Gies<strong>en</strong>-Bloo et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) De effectiviteit <strong>van</strong> schema-focused therapy (SFT) versus<br />

transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy (TFP) bij de borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

Type<br />

Gerandomiseerde trail.<br />

• Multic<strong>en</strong>ter-, gerandomiseerd tweegroep<strong>en</strong>design in vier algem<strong>en</strong>e<br />

ggz-instelling<strong>en</strong> in Nederland (Amsterdam, Leid<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag,<br />

Maastricht).<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline persoonlijkheidsstoornis (volg<strong>en</strong>s de<br />

Borderline Personality Disorder Severity Index, vierde versie), met e<strong>en</strong><br />

score die hoger was dan de vooraf gestelde afkapscore.<br />

• Data zijn voorhand<strong>en</strong> <strong>van</strong> 44 patiënt<strong>en</strong> gerandomiseerd tot schemagerichte<br />

therapie (SFT) <strong>en</strong> 42 patiënt<strong>en</strong> met psychodynamische<br />

transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy (TFP).<br />

• Sociodemografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> de deelnemers war<strong>en</strong> gelijk bij<br />

baselinemeting.<br />

Aantal<br />

88 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 3 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Survivalanalyses liet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger drop-outrisico zi<strong>en</strong> voor TFPpatiënt<strong>en</strong><br />

vergelek<strong>en</strong> met SFT-patiënt<strong>en</strong> (P = 0,01).<br />

• Significante verbetering op alle uitkomstmat<strong>en</strong> voor beide therapieën<br />

werd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> na één, twee <strong>en</strong> drie behandeljar<strong>en</strong>. Na<br />

drie jaar <strong>behandeling</strong> liet<strong>en</strong> meer SFT-patiënt<strong>en</strong> herstel of klinische<br />

verbetering zi<strong>en</strong> op de Borderline Personality Disorder Severity<br />

Index (relatief risico = 2,33; P = 0,009). Deze patiënt<strong>en</strong> verbeterd<strong>en</strong><br />

ook meer op algem<strong>en</strong>e psychopathologische disfuncties<br />

<strong>en</strong> meting<strong>en</strong> <strong>van</strong> SFT- <strong>en</strong>/of TFP-persoonlijkheidsconcept<strong>en</strong> (P =<br />

0,001).<br />

• SFT-patiënt<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere verbetering zi<strong>en</strong> in kwaliteit <strong>van</strong><br />

lev<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> ja; behandelaar geblindeerd:<br />

kan niet; patiënt geblindeerd: kan niet; effectbeoordelaar geblindeerd<br />

; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: grant<br />

OG-97.002 Nederlandse Gezondheidszorg Verzekeringsraad. d. De<br />

Nederlandse stichting voor geestelijke gezondheid financierde de<br />

training <strong>van</strong> therapeut<strong>en</strong>.<br />

SFT schema-focused therapy<br />

TFP transfer<strong>en</strong>ce-focused psychotherapy


408 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Goodyer et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>) Kortetermijneffect <strong>van</strong> selective serotonin reuptake inhibitor (SSRI) &<br />

cognitieve gedragstherapie (CGT) met klinische zorg in vergelijking<br />

met alle<strong>en</strong> SSRI & klinische zorg bij adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> matige tot<br />

ernstige depressieve stoornis.<br />

Type<br />

RCT (SSRI + CGT + klinische zorg versus SSRI + klinische zorg).<br />

• Blindering: ja.<br />

• Analyse: ITT.<br />

• Onderzoeksduur: 2000-2004.<br />

• Setting: 6 poliklinische afdeling<strong>en</strong>; Locatie: Manchester &<br />

Cambridge, Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: SSRI, gebruikelijke zorg & CGT (12 wek<strong>en</strong> wekelijks,<br />

12 wek<strong>en</strong> tweewekelijks; totaal 19 sessies)<br />

• Controle: SSRI, gebruikelijke zorg (9 poliklinische sessies gedur<strong>en</strong>de<br />

28 wek<strong>en</strong>).<br />

• Duur trial: 12 wek<strong>en</strong> + 16 wek<strong>en</strong> nazorg.<br />

• Primaire uitkomstmaat: verandering in score op Health of the<br />

Nation outcome scales for childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts bij 12 <strong>en</strong> 28<br />

wek<strong>en</strong>.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>: verandering in score op Mood and<br />

feelings questionnaire; CDRS-R; CGAS; CGI-I & Suïcidaliteit op de<br />

K-SADS-PL depression section.<br />

Populatie Leeftijd: 11-17 (mediaan 14); Sekseratio: 73%/75%.<br />

(Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: zie Populatie <strong>en</strong> Aantal.).<br />

• Inclusie: 11-17 jaar; depressieve stoornis; score Health of the<br />

Nation outcome scales for childr<strong>en</strong> and Adolesc<strong>en</strong>ts > 6; suïcidale<br />

patiënt<strong>en</strong>; DSH; depressieve psychose; aanpassingsstoornis.<br />

• Exclusie: schizofr<strong>en</strong>ie; bipolaire stoornis; noodzaak voor onmiddellijke<br />

opname; zwangerschap; onbetrouwbaar gebruik <strong>van</strong> anticonceptie;<br />

algeme<strong>en</strong> leerstoornis; eerdere gevoeligheid of allergie<br />

voor SSRI; medicatie dat SSRI zou kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>; medische<br />

contra-indicatie; eerdere <strong>behandeling</strong> met SSRI <strong>en</strong> CGT zonder<br />

effect.<br />

Aantal<br />

208 adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met matige tot ernstige depressieve stoornis<br />

(interv<strong>en</strong>tie: 105; controle: 103).<br />

Follow-up 28 wek<strong>en</strong>.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 409<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Behandeleffectiviteit 12 wek<strong>en</strong>: −0,64 (95%-BI –2,54-1,26; P = 0,50).<br />

• Longitudinaal ge<strong>en</strong> verschil in behandeleffectiviteit voor primaire<br />

<strong>en</strong> secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>.<br />

• Gemiddeld e<strong>en</strong> afname suïcidale gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> DSH. Ge<strong>en</strong> aanwijzing<br />

voor bescherm<strong>en</strong>d effect <strong>van</strong> CGT op suïcidale gedacht<strong>en</strong> of<br />

gedraging<strong>en</strong>.<br />

• Behandeleffectiviteit 28 wek<strong>en</strong>: 57% verbeterd (61% SSRI-groep<br />

versus 53% SSRI+CGT-groep sterk verbeterd).<br />

• 20% niet verbeterd.<br />

• Ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> beide groep<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> nee; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd<br />

: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; followup<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: NHS<br />

(HTA C<strong>en</strong>tral Manchester) & NHS Trust (Manchester Childr<strong>en</strong>’s<br />

University Hospitals) & Cam-bridge and Peterbo-rough M<strong>en</strong>tal<br />

Health Trust.<br />

CDRS-R Childr<strong>en</strong>’s Depression Rating Scale-Revised<br />

CGAS<br />

Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

CGI-I<br />

Clinical Global Impression Improvem<strong>en</strong>t<br />

CGT<br />

cognitieve gedragstherapie<br />

DSH<br />

Deliberate Self-Harm<br />

ITT<br />

int<strong>en</strong>tion to treat<br />

K-SADS Kiddie-Schedule for Affective Disorders and Schizophr<strong>en</strong>ia<br />

K-SADS-PL Kiddie-SADS-Pres<strong>en</strong>t and Lifetime Version<br />

SGT<br />

systemische gedragstherapie<br />

SSRI<br />

selective serotonin reuptake inhibitor<br />

Onderzoek: Gray & Otto, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Interv<strong>en</strong>ties voor vermindering <strong>van</strong> psychosociale risicofactor<strong>en</strong> voor<br />

suïcide in bipolaire stoornis.<br />

Type<br />

Meta analyse.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met bipolaire stoornis.<br />

Aantal<br />

17 RCT’s.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Drie interv<strong>en</strong>ties blek<strong>en</strong> effectief in verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychosociale<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor suïcide in bipolaire stoorniss<strong>en</strong>:<br />

• interv<strong>en</strong>ties gericht op het inroep<strong>en</strong> <strong>van</strong> acute hulp in tijd<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

crisis door patiënt<strong>en</strong> zelf;<br />

• training<strong>en</strong> in probleemoplossingvaardighed<strong>en</strong>;<br />

• de combinatie <strong>van</strong> training<strong>en</strong> in probleemoplossingvaardighed<strong>en</strong><br />

met int<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong> herhaalde oef<strong>en</strong>ing in cognitieve, sociale <strong>en</strong><br />

emotionele interpretatie, <strong>en</strong> vaardighed<strong>en</strong> om met spanning om te<br />

gaan.<br />

Beoordeling A1


410 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Guthrie et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> of verbetering <strong>van</strong> compliance mogelijk is door follow-up<br />

<strong>van</strong> suïcidepogers thuis.<br />

Type<br />

RCT<br />

• Setting: University Hospital; Locatie: Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

• Training onderzoekers: nurse therapists voerd<strong>en</strong> therapeutische<br />

interv<strong>en</strong>tie uit.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: treatm<strong>en</strong>t as usual (TAU) + vier brief psychodynamic<br />

therapy sessies thuis. Begon na 1 week na suïcidepoging.<br />

• Controle: TAU.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat zelf rapporteerde opnieuw suïcidepoging te<br />

hebb<strong>en</strong> gedaan.<br />

––<br />

Scale of Suicidal Ideation (SSI).<br />

Populatie • Inclusie: suïcidepogers 18-65 jaar.<br />

• Exclusie: taalprobleem; woning buit<strong>en</strong> regio; ge<strong>en</strong> huisarts; niet<br />

psychiatrisch opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Aantal n = 119.<br />

Follow-up 6 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Interv<strong>en</strong>tiegroep significant minder suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> significant<br />

lagere score op SSI.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

niet bek<strong>en</strong>d; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; followup<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja: 6 maand<strong>en</strong>; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering:<br />

Regional Health Authority.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 411<br />

Onderzoek: Guzetta et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect<strong>en</strong> lithium op suïciderisico bij patiënt<strong>en</strong> met depressie.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met depressie.<br />

Aantal<br />

329 patiënt<strong>en</strong>; 8 onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Lithium leidde tot e<strong>en</strong> viervoudig verminderd risico op suïcide <strong>en</strong><br />

suïcidepoging<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressie.<br />

• Incid<strong>en</strong>ce rate ratio (IRR) 8,71 (95%-BI 2,10-77,2; p = 0,0005), wat<br />

wijst op 88,5% minder risico op suïcidale handeling<strong>en</strong> met versus<br />

zonder lithium.<br />

• De sam<strong>en</strong>gevoegde risk ratio’s war<strong>en</strong> in het voordeel <strong>van</strong> lithium:<br />

RR = 4,24 (95%-BI 1,49-12,0; p = 0,007).<br />

• De sam<strong>en</strong>gevoegde suicïdecijfers war<strong>en</strong> voor lithium: 0,33% per<br />

jaar; versus zonder lithium: 22,2% per jaar: e<strong>en</strong> vermindering <strong>van</strong><br />

85%.<br />

Conclusie: dit is de eerste meta-analyse die antisuïcidale effect<strong>en</strong><br />

suggereert <strong>van</strong> lithium bij e<strong>en</strong> recidiver<strong>en</strong>de depressieve stoornis,<br />

vergelijkbaar in grootte met die <strong>van</strong> bipolaire stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A1<br />

BI betrouwbaarheidsinterval (Engels: CI)<br />

IRR incid<strong>en</strong>ce rate ratio<br />

RR relatief risico


412 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Hawton et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> teg<strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag (DSH).<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie • Inclusie:<br />

––<br />

deelnemers <strong>van</strong> de onderzoek hebb<strong>en</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag<br />

vertoond (zelfvergiftiging of zelfbeschadiging) vlak voor de trial;<br />

––<br />

e<strong>en</strong> uitkomstmaat <strong>van</strong> de onderzoek moet zijn of deelnemers<br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag hebb<strong>en</strong> herhaald;<br />

––<br />

deelnemers <strong>van</strong> de onderzoek zijn gerandomiseerd in e<strong>en</strong><br />

behandel- <strong>en</strong> controlegroep.<br />

Aantal<br />

N = 20 geïncludeerde onderzoek<strong>en</strong>; deze bevatt<strong>en</strong> data <strong>van</strong> in totaal<br />

2.452 gerandomiseerde deelnemers.<br />

Follow-up Follow-upperiode liep <strong>van</strong> minimaal 16 wek<strong>en</strong> tot 24 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De odds ratio’s (alle vergelijking<strong>en</strong> zijn met standaardnazorg) liet<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verminderde herhaling zi<strong>en</strong> <strong>van</strong> zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag voor<br />

probleemoploss<strong>en</strong>de therapie (0,73; 95%-BI 0,45-1,18) , bij het<br />

aanbied<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> noodcontact kaart naast standaardzorg (0,45;<br />

95%-BI 0,19-1,07), bij int<strong>en</strong>sieve nazorg met outreach (0,83; 95%-BI<br />

0,61-1,14), <strong>en</strong> 1,19 (95%-BI 0,53-2,67) voor antidepressiva vergelek<strong>en</strong><br />

met placebo.<br />

• Significante vermindering werd geobserveerd bij depot flup<strong>en</strong>tixol<br />

versus placebo in multiple repeaters (0,09; 95%-BI 0,02-0,50) <strong>en</strong><br />

voor dialectische gedragstherapie versus standaard nazorg (0,24;<br />

95%-BI 0,06-0,93).<br />

Beoordeling A2<br />

• Opmerking<strong>en</strong>: de resultat<strong>en</strong> <strong>van</strong> deze systematic review lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

dat er onvoldo<strong>en</strong>de bewijs is om degelijke aanbeveling<strong>en</strong> te do<strong>en</strong><br />

over de meest effectieve vorm <strong>van</strong> <strong>behandeling</strong> voor patiënt<strong>en</strong> die<br />

rec<strong>en</strong>t zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag vertoond<strong>en</strong>.<br />

DSH deliberate self-harm


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 413<br />

Onderzoek: Van Heering<strong>en</strong> et al., 1995<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> of verbetering <strong>van</strong> compliance mogelijk is door follow-up<br />

<strong>van</strong> suïcidepogers thuis.<br />

Type<br />

• Prospectief onderzoek.<br />

• Onderzoeksduur: 1 januari 1987 tot 31 december 1990.<br />

• Setting: A&E departm<strong>en</strong>t, universteitsziek<strong>en</strong>huis.<br />

• Locatie: G<strong>en</strong>t, België.<br />

• Training onderzoekers: eerste beoordeling <strong>en</strong> na één jaar door<br />

assist<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (test-retest was excell<strong>en</strong>t); speciaal opgeleide verpleegkundig<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: special care (SC), non-compliant patiënt<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

thuis bezocht (kon nog tweemaal herhaald word<strong>en</strong> als patiënt niet<br />

compliant bleef); n = 258.<br />

• Controle: usual care (UC); n = 258.<br />

• Primaire uitkomstmaat: aantal patiënt<strong>en</strong> dat op afsprak<strong>en</strong> kwam.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>/-maat: Sociodemografisch, leeftijd,<br />

methode suïcidepoging, psychiatrische diagnose <strong>en</strong> behandelvoorgeschied<strong>en</strong>is.<br />

Populatie • Inclusie: 15 jaar of ouder; won<strong>en</strong>d in G<strong>en</strong>t <strong>en</strong> omgeving; opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in ziek<strong>en</strong>huis, behalve die op de int<strong>en</strong>sive care unit.<br />

• Sociodemografische gegev<strong>en</strong>s <strong>van</strong> geïncludeerde <strong>en</strong> geëxcludeerde<br />

patiënt<strong>en</strong>: ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>.<br />

Aantal n = 516 (interv<strong>en</strong>tie: n = 258; controle: n = 258).<br />

Follow-up 1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Aantal patiënt<strong>en</strong> dat op afsprak<strong>en</strong> kwam na huisbezoek, SC groep,<br />

steeg significant t<strong>en</strong> opzichtte <strong>van</strong> UC-groep.<br />

• Aantal recidiev<strong>en</strong> bij SC groep minder dan UC, maar net niet<br />

significant (p = 0,056).<br />

• Onder de groep compliante patiënt<strong>en</strong> die huisbezoek kreg<strong>en</strong> géén<br />

recidiev<strong>en</strong>.<br />

• Sociodemografisch, leeftijd, methode suïcidepoging, psychiatrische<br />

diagnose <strong>en</strong> behandelvoorgeschied<strong>en</strong>is: ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; Toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; Behandelaar geblindeerd:<br />

nee; Patiënt geblindeerd: nee; Effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; Interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; Follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; Int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee; Financiering: één<br />

onafhankelijk instituut.<br />

A&E accid<strong>en</strong>t & emerg<strong>en</strong>cy<br />

SC special care<br />

UC usual care


414 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Heisel et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) IPT om sociale functioner<strong>en</strong> te verbeter<strong>en</strong> naast bestaande<br />

<strong>behandeling</strong>, bij ouder<strong>en</strong> met verhoogd suïciderisico.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek; case-serieonderzoek.<br />

Populatie 60+<br />

Aantal 11.<br />

Follow-up 16 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Reductie <strong>van</strong> suicidal ideation score (P = 0,01).<br />

Beoordeling C<br />

IPT interpersonal psychotherapy<br />

Onderzoek: H<strong>en</strong>n<strong>en</strong> & Baldessarini, 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vergelijk<strong>en</strong> <strong>van</strong> het effect <strong>van</strong> clozapine met andere medicatie op het<br />

verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag bij psychotische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

Populatie Psychotische patiënt<strong>en</strong> behandeld met clozapine of andere medicatie.<br />

Aantal<br />

Zes onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Gepoolde data suggerer<strong>en</strong> dat suïcidepoging<strong>en</strong> bij psychotische<br />

patiënt<strong>en</strong> behandeld met clozapine 3,3 keer zo weinig voorkom<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

• Slechts één onderzoek was e<strong>en</strong> RCT. In dat onderzoek werd het<br />

effect <strong>van</strong> clozapine op suïcide niet gevond<strong>en</strong>. Meer RCT’s zijn<br />

nodig om echt e<strong>en</strong> uitspraak te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 415<br />

Onderzoek: Hickey et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) 1. K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepogers die niet werd<strong>en</strong><br />

beoordeeld (ge<strong>en</strong> psychiatric assessm<strong>en</strong>t).<br />

2. Vaststell<strong>en</strong> of psychiatric <strong>en</strong> psychosocial assessm<strong>en</strong>t <strong>van</strong><br />

suïcidepogers effect heeft op recidiev<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Naturalistisch follow-uponderzoek.<br />

• Setting: A&E departm<strong>en</strong>t, g<strong>en</strong>eral hospital Oxford, Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk.<br />

• Training onderzoekers: psychiatric team (verder niet beschrev<strong>en</strong>).<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: wel beoordeeld.<br />

• Controle: niet beoordeeld.<br />

• Primaire uitkomstmaat: de kans op e<strong>en</strong> recidief suïcidepoging <strong>en</strong><br />

kans op suïcide.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>van</strong> wel of niet-beoordeelde<br />

suïcidepogers.<br />

Populatie • Inclusie: DSH-patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: dakloz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die onder psychiatrische <strong>behandeling</strong><br />

war<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

Aantal: n = 246: 145 niet-beoordeeld, 101 wel.<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>; ook nog na 4 <strong>en</strong> 6 jaar middels monitoring system.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De groep 20-34-jarig<strong>en</strong> werd minder vaak beoordeeld.<br />

• Repeaters significant vaker niet beoordeeld.<br />

• Zelfvergiftiging significant vaker niet beoordeeld.<br />

• Tuss<strong>en</strong> 17.00 <strong>en</strong> 9.00 uur vaker niet beoordeeld.<br />

• ‘Lastig’ gedrag <strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die snel wegging<strong>en</strong>: significant vaker<br />

niet beoordeeld.<br />

• Niet beoordeelde patiënt<strong>en</strong>: tweemaal zo vaak recidiev<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

12 maand<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling C<br />

• Randomisatie: nee; Toewijzing verborg<strong>en</strong>: nee; Behandelaar geblindeerd:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; Patiënt geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

Effectbeoordelaar geblindeerd: nee; Interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep<br />

vergelijkbaar: nee, maar dat was juist onderwerp <strong>van</strong> het onderzoek;<br />

Follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja; Int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: niet<br />

<strong>van</strong> toepassing; Financiering: één onafhankelijke instelling ondersteunde<br />

het onderzoek.<br />

A&E accid<strong>en</strong>t & emerg<strong>en</strong>cy<br />

DSH deliberate self-harm


416 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Kapur et al., 2002<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect op recidiev<strong>en</strong> <strong>van</strong>: opname, psychosocial assessm<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

verwijzing voor follow-up <strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

Type<br />

Prospectief cohortonderzoek.<br />

• Onderzoeksduur: Niet vermeld.<br />

• Setting: A&E <strong>van</strong> zes ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>; locatie: Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

• Training onderzoekers: niet vermeld.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: suïcidepogers wel beoordeeld.<br />

• Controle: niet beoordeeld.<br />

• Primaire uitkomstmaat: de kans op e<strong>en</strong> recidiefsuïcidepoging.<br />

Populatie Leeftijd: 16 jaar of ouder; sekseratio: niet vermeld.<br />

• Inclusie: alle suïcidepogers<br />

Aantal n = 604.<br />

Follow-up 12 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 10% <strong>van</strong> de beoordeelde suïcidepogers deed recidief poging, 18%<br />

<strong>van</strong> de niet-beoordeeld<strong>en</strong>; kans op recidief de helft <strong>van</strong> die <strong>van</strong><br />

niet-beoordeeld<strong>en</strong>.<br />

• Bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> of verwez<strong>en</strong> was de kans op<br />

herhaling niet erg verschill<strong>en</strong>d.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: nee; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

behandelaar geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing; patiënt geblindeerd:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; effectbeoordelaar geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie-<br />

<strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ;<br />

int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: niet <strong>van</strong> toepassing; financiering: twee<br />

person<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> bekostigd met e<strong>en</strong> subsidie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> farmaceutisch<br />

bedrijf.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 417<br />

Onderzoek: Kapur et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vaststell<strong>en</strong> effect op recidiev<strong>en</strong> <strong>van</strong> psychosocial assessm<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

verwijzing voor follow-up <strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

Type<br />

Naturalistisch cohortonderzoek.<br />

• Onderzoeksduur: november 1999 tot maart 2000.<br />

• Setting: A&E <strong>van</strong> vier ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>, Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

• Training onderzoekers: junior psychiatrists.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: suïcidepogers wel beoordeeld.<br />

• Controle: niet beoordeeld.<br />

• Primaire uitkomstmaat: de kans op e<strong>en</strong> recidief suïcidepoging<br />

binn<strong>en</strong> zes maand<strong>en</strong>.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: kans op recidief bij beoordeelde suïcidepogers<br />

niet verschill<strong>en</strong>d <strong>van</strong> die bij de niet beoordeeld<strong>en</strong>.<br />

Populatie • Inclusie: alle suïcidepogers 16 jaar of ouder.<br />

Aantal n = 658.<br />

Follow-up 6 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> naar specialistische follow-up was<br />

de kans op herhaling de helft minder.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: nee; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

behandelaar geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing; patiënt geblindeerd:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; effectbeoordelaar geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie<strong>en</strong><br />

controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; financiering: één persoon<br />

werd<strong>en</strong> bekostigd met e<strong>en</strong> subsidie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> farmaceutisch bedrijf.<br />

Onderzoek: Lapierre et al., 2007<br />

Doel(<strong>en</strong>) De invloed <strong>van</strong> e<strong>en</strong> workshop ‘persoonlijke doel<strong>en</strong>’ op<br />

gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> met suïcide-ideatie.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek, case-controlonderzoek.<br />

Populatie Gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong>, 50-65 jaar.<br />

Aantal<br />

11 (interv<strong>en</strong>tiegroep) (10: controlegroep).<br />

Follow-up 9 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Significante verbetering op depressie <strong>en</strong> welbevind<strong>en</strong>, hoop,<br />

gerealiseerde doel<strong>en</strong>, flexibiliteit <strong>en</strong> houding<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong><br />

p<strong>en</strong>sionering.<br />

Beoordeling B


418 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Lin et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>) De invloed <strong>van</strong> verbeterde zorg bij depressie op pijn <strong>en</strong> functionele<br />

uitkomst<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> depressie <strong>en</strong> artritis.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Onderzoeksprogramma IMPACT.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>: depressiescores; pijn; ADL.<br />

Populatie Ouder<strong>en</strong> 60 + met MDD of dysthymie met pijn <strong>en</strong> artritis.<br />

Aantal<br />

N = 1.001 (495 in controlegroep; 506 in interv<strong>en</strong>tiegroep).<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Behandeling <strong>van</strong> de depressie gaf e<strong>en</strong> significante reductie <strong>van</strong> de<br />

pijn: P = 0,009.<br />

• Significante verbetering <strong>van</strong> de ADL: P = 0,004 <strong>en</strong> P = 0,002.<br />

Beoordeling A2<br />

ADL algem<strong>en</strong>e dagelijkse lev<strong>en</strong>sverrichting<strong>en</strong><br />

IMPACT Improving Mood-Promoting Access to Collaborative Treatm<strong>en</strong>t (onderzoeksprogramma)<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 419<br />

Onderzoek: Linehan et al., 1991 <strong>en</strong> 1993<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> DBT bij vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> borderline<br />

persoonlijkheidsstoornis.<br />

Type RCT na matching <strong>en</strong> naturalistische follow-up.<br />

• Blindering: <strong>en</strong>kel.<br />

• Analyse: alle<strong>en</strong> completers.<br />

• Onderzoeksduur: twee jaar.<br />

• Setting: individueel.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: DBT, wekelijkse individuele psychotherapie <strong>en</strong> vaardigheidstraining,<br />

gegev<strong>en</strong> als groepstraining. De interv<strong>en</strong>tie duurde e<strong>en</strong><br />

jaar.<br />

• Controle: TAU. Willekeurige therapievorm die voorhand<strong>en</strong> was in de<br />

omgeving <strong>van</strong> de patiënt.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Parasuicide History Interview;<br />

––<br />

Treatm<strong>en</strong>t History Interview;<br />

––<br />

STAS;<br />

––<br />

SAS-R;<br />

––<br />

BDI;<br />

––<br />

SSI;<br />

––<br />

BHS;<br />

––<br />

Reasons for Living.<br />

Populatie Vrouw<strong>en</strong> 18-45 jaar.<br />

• Inclusie: BPD <strong>en</strong> 2 eerdere suïcidepoging<strong>en</strong> in laatste 5 jaar, e<strong>en</strong> er<strong>van</strong><br />

in laatste 8 wek<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: schizofr<strong>en</strong>ie, bipolaire stoornis, afhankelijkheid <strong>van</strong><br />

middel<strong>en</strong>, verstandelijke beperking.<br />

Aantal 22 in de experim<strong>en</strong>tele groep <strong>en</strong> 22 in de controlegroep.<br />

Follow-up 1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • In follow-up minder suïcidepoging<strong>en</strong> per persoon, minder medisch<br />

risico, <strong>en</strong> minder opnamedag<strong>en</strong>.<br />

• DBT leidde tot langere therapietrouw.<br />

• Betere social adjustm<strong>en</strong>t; betere GAS-scores, werkperformance; gedur<strong>en</strong>de<br />

de eerste 6 maand<strong>en</strong> <strong>van</strong> de folllow-up minder suïcidepoging<strong>en</strong><br />

per persoon, kwaadheid; 2e halfjaar ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> meer.<br />

• Originele onderzoek: ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in suïcide-ideatie, depressie,<br />

wanhoop <strong>en</strong> Reasons for Living.


420 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: nee; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie-<br />

<strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: niet<br />

<strong>van</strong> alle person<strong>en</strong> follow-updata, ongeveer <strong>van</strong> de helft, <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

parasuïcidaal gedrag complete data; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee,<br />

géén comp<strong>en</strong>satie voor missing data; financiering: NIMH.<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

DBT dialectical behavior therapy (Nederlands: DGT)<br />

GAS Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

NIHM National Institute of M<strong>en</strong>tal Health<br />

SAS-R Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale, Self-Report<br />

SSI Scale of Suicidal Ideation<br />

STAS State-Trait Anger Scale<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 421<br />

Onderzoek: Linehan et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) Bewijz<strong>en</strong> dat effect <strong>van</strong> DBT is toe te schrijv<strong>en</strong> aan DBT <strong>en</strong> niet aan<br />

algem<strong>en</strong>e psychotherapiefactor<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of algem<strong>en</strong>e expertise.<br />

Type RCT.<br />

• Matched to treatm<strong>en</strong>t condition op 5 prognostische factor<strong>en</strong>.<br />

• Blindering: deels.<br />

• Analyse: ITT.<br />

• Onderzoeksduur: e<strong>en</strong> jaar <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> jaar follow-up.<br />

• Setting: university outpati<strong>en</strong>t clinic <strong>en</strong> community practice, Seattle.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: e<strong>en</strong> jaar ambulante DBT.<br />

• Controle: e<strong>en</strong> jaar gangbare <strong>behandeling</strong> door deskundig<strong>en</strong>.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

suïcidaal gedrag: SASI; SBQ;<br />

––<br />

SEH-bezoek, algeme<strong>en</strong> psychologisch functioner<strong>en</strong>.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Reasons for Living;<br />

––<br />

Treatm<strong>en</strong>t History Interview;<br />

––<br />

Hamilton Rating Scale.<br />

Populatie Vrouw<strong>en</strong> <strong>van</strong> 18-45 jaar (gemiddeld 29 jaar).<br />

• Inclusie: clinically referred PD pati<strong>en</strong>ts; rec<strong>en</strong>t suïcidaal DSH-gedrag.<br />

• Exclusie: schizofr<strong>en</strong>ie, bipolaire stoornis, psychos<strong>en</strong>, verstandelijke<br />

beperking.<br />

Aantal 101 (interv<strong>en</strong>tiegroep: n = 52; controlegroep: n = 49)<br />

Follow-up Follow-up <strong>van</strong> 1 jaar na <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> 1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Helft minder suïcidepoging<strong>en</strong>, minder hospitalisatie voor suïcidepoging<strong>en</strong>,<br />

geringer medisch risico bij suïcidepoging <strong>en</strong> DSH, minder<br />

uitval uit <strong>behandeling</strong>, minder psychiatrische opnam<strong>en</strong> <strong>en</strong> crisisinterv<strong>en</strong>tiebezoek<strong>en</strong>.<br />

• DBT is uniek effectief <strong>en</strong> het ligt dus niet aan algem<strong>en</strong>e factor<strong>en</strong> geassocieerd<br />

met psychotherapie door experts.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing; behandelaar<br />

geblindeerd: nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; followup<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: NIMH.<br />

DBT dialectical behavior therapy (Nederlands: DGT)<br />

DSH deliberate self-harm<br />

ITT int<strong>en</strong>tion to treat<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SASI Separation Anxiety Symptom Inv<strong>en</strong>tory<br />

SBQ Social Behavior Questionnaire<br />

SEH afdeling Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp


422 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Magne-Ingvar & Ojehag<strong>en</strong>, 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>) 1. Onderzoek naar informatie <strong>van</strong> betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong> (BA) over<br />

problem<strong>en</strong> <strong>van</strong> de suïcidepoger <strong>en</strong> de red<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidepoging;<br />

2. of deze info rele<strong>van</strong>t is voor de beoordeling <strong>van</strong> de suïcidepoger;<br />

3. beoordel<strong>en</strong> hoe het met de BA gaat <strong>en</strong> hun behoeft<strong>en</strong> aan zorg.<br />

Type<br />

Prospectief op<strong>en</strong> onderzoek.<br />

• Setting: ziek<strong>en</strong>huis, acuteopnameafdeling voor suïcidepogers.<br />

• Locatie: University Hospital of Lund, Zwed<strong>en</strong>.<br />

• Training onderzoekers: maatschappelijk werkers; niet vermeld<br />

of zij getraind war<strong>en</strong> in het afnem<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> semigestructureerd<br />

interview.<br />

• Tests:<br />

––<br />

semigestructureerd interview suïcidepoger;<br />

––<br />

semigestructureerd interview <strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst BA <strong>van</strong> suïcidepoger.<br />

––<br />

Tijdsinterval <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> tuss<strong>en</strong> beide tests: BA werd<strong>en</strong><br />

geïnterviewd direct na suïcidepogers.<br />

Populatie Gemiddelde leeftijd 39 jaar (variër<strong>en</strong>d <strong>van</strong> 18 tot <strong>en</strong> met 92 jaar);<br />

sekseratio: 60% vrouw.<br />

• Ziektepreval<strong>en</strong>tie: niet <strong>van</strong> toepassing.<br />

• Inclusie: patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na suïcidepoging.<br />

• Exclusie: ge<strong>en</strong> vermeld.<br />

Aantal<br />

85 <strong>van</strong> 93 (95%) <strong>van</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de suïcidepogers gav<strong>en</strong> toestemming<br />

BA te interview<strong>en</strong>; 81 BA ded<strong>en</strong> mee.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • 68% <strong>van</strong> BA’s voegd<strong>en</strong> rele<strong>van</strong>te informatie toe; e<strong>en</strong>zaamheid <strong>en</strong><br />

gebrek aan zelfvertrouw<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> significant vaker vermeld door<br />

BA.<br />

• BA rapporteerd<strong>en</strong> dat suïcidepoger vaker repeater was; 41% had<br />

suïcidale uiting<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

• 57% <strong>van</strong> BA die psychologische of praktische steun hadd<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

vond<strong>en</strong> dit e<strong>en</strong> belasting, vooral als er sprake was <strong>van</strong> e<strong>en</strong> psychiatrische<br />

stoornis; meer dan de helft <strong>van</strong> BA wilde individuele hulp<br />

<strong>en</strong>/of hulp met de patiënt.<br />

Beoordeling C<br />

• Ondanks onvoldo<strong>en</strong>de beschrijving <strong>van</strong> de methode <strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

wel matig-sterk bewijs dat info <strong>van</strong> BA rele<strong>van</strong>te informatie<br />

kan oplever<strong>en</strong> die kan word<strong>en</strong> gebruikt bij beoordeling <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong><br />

<strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

• Ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong> of aselecte steekproef: ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

patiënt<strong>en</strong>; Beoordeling indextest onafhankelijk <strong>van</strong> klinische informatie:<br />

niet <strong>van</strong> toepassing; Valide refer<strong>en</strong>tietest: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

Alle patiënt<strong>en</strong> zowel index- als refer<strong>en</strong>tietest ondergaan: nee;<br />

Uitslag<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> indextest onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar beoordeeld:<br />

nee; Financiering: vier onafhankelijke instelling<strong>en</strong>.<br />

BA betek<strong>en</strong>isvolle ander<strong>en</strong>


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 423<br />

Onderzoek: Mann & Currier, 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> effect antidepressiva op suïciderisico.<br />

Type<br />

Overzichtsartikel <strong>van</strong> vier meta-analyses <strong>en</strong> systematische reviews <strong>van</strong><br />

RCT’s:<br />

Populatie Systematische reviews over antidepressiva <strong>en</strong> suïciderisico.<br />

Aantal 4.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Effect<strong>en</strong> antidepressiva op vermindering suïcides is niet e<strong>en</strong>duidig.<br />

• Bij ouder<strong>en</strong> is wel e<strong>en</strong> antisuïcidaal effect gevond<strong>en</strong> bij <strong>behandeling</strong><br />

met antidepressiva.<br />

Beoordeling A1<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: March et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> vier <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> voor adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

depressieve stoornis.<br />

Type<br />

RCT<br />

• Vier <strong>behandeling</strong><strong>en</strong>: fluoxetine versus CGT versus CGT & fluoxetine<br />

versus placebo.<br />

• Blindering: medicatie + placebo alle<strong>en</strong> dubbelblind; CGT (& medicatie)<br />

geblindeerde beoordelaar.<br />

• Analyse: ITT.<br />

• Onderzoeksduur: 2000-2003.<br />

• Setting: derti<strong>en</strong> academische- <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e kliniek<strong>en</strong>.<br />

• Locatie: Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> 12 wek<strong>en</strong>:<br />

––<br />

fluoxetine; of:<br />

––<br />

CGT; of:<br />

––<br />

CGT & fluoxetine.<br />

• Controle: placebo.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Diagnose depressieve stoornis & comorbiditeit<strong>en</strong> (Schedule for<br />

Affective Disorders and Schizophr<strong>en</strong>ia for School-Age Childr<strong>en</strong><br />

Pres<strong>en</strong>t and Lifetime Version);<br />

––<br />

(primaire uitkomstmaat:) depressie: Childr<strong>en</strong>’s Depression<br />

Rating Scale-Revised (CDRS-R);<br />

––<br />

(primaire uitkomstmaat:) klinische verbetering: Clinical Global<br />

Impressions improvem<strong>en</strong>t (CGI);<br />

––<br />

(secundaire uitkomstmaat:) depressie (RADS);<br />

––<br />

(secundaire uitkomstmaat:) suïcide-ideatie (SIQ-JR).


424 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Populatie Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met depressieve stoornis.<br />

• 12-17 jaar (gemiddeld 14,6 jaar) 45,6% man.<br />

• Inclusie: 12-17 jaar; ambulante <strong>behandeling</strong> mogelijk; diagnose<br />

depressieve stoornis; baseline CDRS-R score > 44; IQ > 79; ge<strong>en</strong><br />

antidepressiva; depressieve stemming; psychostimulant voor<br />

ADHD toegestaan.<br />

• Exclusie: bipolaire stoornis; ernstige aanpassingsstoornis; middel<strong>en</strong>misbruik<br />

<strong>en</strong>/of -afhankelijkheid; pervasieve ontwikkelingsstoornis;<br />

d<strong>en</strong>kstoornis; <strong>behandeling</strong> met psychotropische medicatie<br />

of psychotherapie; eerdere <strong>behandeling</strong> met SSRI’s; weinig verbetering<br />

bij klinische <strong>behandeling</strong> met CGT voor depressie; intolerantie<br />

voor fluoxetine; confounding medische conditie; niet Engels sprek<strong>en</strong>d;<br />

zwangerschap of afwijzing anticonceptie; gevaar voor zichzelf<br />

of ander<strong>en</strong>; hoogrisicosuïcidaal.<br />

Aantal<br />

439 (351 completers)<br />

Follow-up 12 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Gemiddelde CDRS-R-score: 60 (matige tot matig ernstige<br />

depressie).<br />

• Verschil effect fluoxetine + CGT vergelek<strong>en</strong> met placebo significant<br />

(p = 0,001) op CDRS-R. Deze conditie was ook beter dan alle<strong>en</strong><br />

fluoxetine (p = 0,02) <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> CGT (p = 0,01). Alle<strong>en</strong> fluoxetine is<br />

beter dan alle<strong>en</strong> CGT (p = 0,01).<br />

• Verbetering: fluoxetine & CGT; 71%; fluoxetine; 60,6%; CGT; 43,2%.<br />

• Placebo; 34,8%. De twee fluoxetinecondities war<strong>en</strong> beter dan de<br />

CGT <strong>en</strong> placebocondities.<br />

• Suïcide-ideatie verbeterde significant in alle condities, maar het<br />

beste bij fluoxetine & CGT (p = 0,02).<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> ja (medicatie); behandelaar<br />

geblindeerd: bij alle<strong>en</strong> medicatie/placebo; patiënt geblindeerd: bij<br />

alle<strong>en</strong> medicatie/placebo; effectbeoordelaar geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie-<br />

<strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja;<br />

int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: NIMH. Lilly Inc. leverde<br />

fluoxetine <strong>en</strong> matching placebo.<br />

CGT cognitieve gedragstherapie<br />

CDRS-R Childr<strong>en</strong>’s Depression Rating Scale-Revised<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

RADS Reynolds Adolesc<strong>en</strong>t Depression Scale<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SIQ-JR Suicidal Ideation Questionnaire-Junior<br />

TADS Treatm<strong>en</strong>t for Adolesc<strong>en</strong>ts With Depression Study


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 425<br />

Onderzoek: McMain et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Nagaan of DBT klinisch gezi<strong>en</strong> effectiever is dan gebruikelijke<br />

psychiatrische <strong>behandeling</strong> (psychodynamisch georiënteerd <strong>en</strong><br />

medicam<strong>en</strong>teus volg<strong>en</strong>s <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> APA, 2003).<br />

Type<br />

RCT single blind.<br />

• Blindering: ja.<br />

• Analyse: ITT.<br />

• Onderzoeksduur: drie jaar.<br />

• Setting: C<strong>en</strong>tre for Addiction and M<strong>en</strong>tal Health <strong>en</strong> Hospital,<br />

Toronto, Canada.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: DBT e<strong>en</strong> jaar volg<strong>en</strong>s handleiding Linehan.<br />

• Controle: algeme<strong>en</strong> psychiatrisch managem<strong>en</strong>t volg<strong>en</strong>s APA met<br />

psychodynamische oriëntatie gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> jaar.<br />

• Primaire uitkomstmaat: frequ<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong> suïcidaal <strong>en</strong> nietsuïcidaal<br />

zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: BPD-criteria <strong>en</strong> symptom<strong>en</strong>. Psychiatrische<br />

symptom<strong>en</strong>, kwaadheid, depressie, interpersoonlijk functioner<strong>en</strong>,<br />

kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>, gebruik <strong>van</strong> gezondheidszorgdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>,<br />

het in therapie blijv<strong>en</strong>.<br />

Populatie Leeftijd: niet vermeld; sekseratio: 86% vrouw.<br />

• Inclusie: BPD; 18-60 jaar; laatste vijf jaar minst<strong>en</strong>s twee episodes<br />

<strong>van</strong> suïcidaal gedrag <strong>en</strong>/ofdeliberate self harm, waar<strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s<br />

één niet langer dan drie maand<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: psychose, bipolaire stoornis, delirium, dem<strong>en</strong>tie, verstandelijke<br />

beperking, middel<strong>en</strong>afhankelijkheid in de laatste dertig<br />

dag<strong>en</strong>, won<strong>en</strong>d buit<strong>en</strong> straal <strong>van</strong> 40 km buit<strong>en</strong> Toronto, of verhuisplann<strong>en</strong>.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>:<br />

––<br />

49% MDD;<br />

––<br />

75% angststoornis;<br />

––<br />

88% lifetime-suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Aantal 180.<br />

Follow-up 1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Beide groep<strong>en</strong> verminderd<strong>en</strong> significant in de frequ<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> ernst <strong>van</strong><br />

suïcidaal <strong>en</strong> niet suïcidaal zelfdestructief gedrag, <strong>en</strong> op de secundaire<br />

uitkomst<strong>en</strong>mat<strong>en</strong>, maar er war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de beide<br />

condities in de mate <strong>van</strong> vermindering.<br />

Beoordeling A2<br />

• randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd:nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: Canadian<br />

Institutes for Health Research.


426 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

BPD<br />

DBT<br />

ITT<br />

MDD<br />

RCT<br />

borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

dialectical behavior therapy (Nederlands: DGT)<br />

int<strong>en</strong>tion to treat<br />

major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: Meerwijk et al., 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>) De ontwikkeling <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>richtlijn</strong> voor verpleegkundige zorg voor<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> schizofr<strong>en</strong>ie.<br />

Type<br />

1. Systematische review.<br />

2. Consultatie <strong>van</strong> experts + groepsinterview met patiënt<strong>en</strong>.<br />

3. Pilot onder verpleegkundig<strong>en</strong> voor het test<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong><br />

de <strong>richtlijn</strong> (kwalitatief <strong>en</strong> kwantitatief).<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met suïcidaal gedrag <strong>en</strong> schizofr<strong>en</strong>ie; verpleegkundig<strong>en</strong> uit<br />

twee ggz-instelling<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

1. Systematische review: ge<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong> over het aantal<br />

artikel<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in de systematische review.<br />

2. Interviews experts + patiënt<strong>en</strong>: onbek<strong>en</strong>d aantal experts <strong>en</strong><br />

patiënt<strong>en</strong>.<br />

3. Pilot onder verpleegkundig<strong>en</strong>: n = 21.<br />

Follow-up De interviews <strong>van</strong> het pilotonderzoek werd<strong>en</strong> halverwege <strong>en</strong> na 5,5<br />

maand gehoud<strong>en</strong> na implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong>. De vrag<strong>en</strong>lijst<br />

werd 5,5 na de implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> maand ingevuld.<br />

Uitkomst<strong>en</strong> 1. Systematische review.<br />

• Deel A: theoretische achtergrond <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong>.<br />

• Deel B: dataverzameling <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties, basis-SA <strong>en</strong> gevorderde<br />

SA (SA = suicidality assessm<strong>en</strong>t). Er was weinig evid<strong>en</strong>tie voor<br />

verpleegkundige interv<strong>en</strong>tie voor suïcidale patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie.<br />

Er zijn vooral bestaande <strong>richtlijn</strong><strong>en</strong> gebruikt, die zijn aangevuld<br />

met ervaring<strong>en</strong> uit de praktijk, volg<strong>en</strong>s het panel <strong>van</strong> experts.<br />

De <strong>richtlijn</strong> is goedgekeurd volg<strong>en</strong>s het AGREE-instrum<strong>en</strong>t.<br />

• Interv<strong>en</strong>ties voor de patiëntveiligheid:<br />

––<br />

regelmatig contact houd<strong>en</strong>; duidelijk mak<strong>en</strong> wanneer volg<strong>en</strong>de<br />

contactmom<strong>en</strong>t is; toegang tot middel<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong>; sociale steun<br />

mobiliser<strong>en</strong>; steun gev<strong>en</strong> bij oploss<strong>en</strong> <strong>van</strong> problem<strong>en</strong>; goede<br />

voorlichting over rehabilitatieprogramma’s <strong>en</strong> buddysystem<strong>en</strong>;<br />

multidisciplinaire aanpak.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 427<br />

Uitkomst<strong>en</strong> 2. Interviews experts + patiënt<strong>en</strong>.<br />

(vervolg) • De <strong>richtlijn</strong> is aangepast volg<strong>en</strong>s de suggesties <strong>van</strong> het panel met<br />

experts.<br />

• Suggesties gedaan ter verbetering <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> <strong>en</strong> aanpassing<strong>en</strong><br />

gedaan aan de hand <strong>van</strong> de pilot.<br />

• Richtlijn goed toepasbaar voor de Nederlandse situatie.<br />

3. Pilot verpleegkundig<strong>en</strong> (n = 21).<br />

• Verpleegkundig<strong>en</strong> zijn zich meer bewust <strong>van</strong> risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn<br />

er alerter op.<br />

• Het is moeilijk om de juiste woord<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> om erover te<br />

beginn<strong>en</strong> bij afwezige signal<strong>en</strong>.<br />

• M<strong>en</strong> was positief over de basis-SA. M<strong>en</strong> merkte op dat de <strong>richtlijn</strong><br />

vooral handig is voor verpleegkundig<strong>en</strong> met weinig werkervaring.<br />

• Pot<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> de <strong>richtlijn</strong> goed voor het beoordel<strong>en</strong> <strong>van</strong> het suïciderisico<br />

bij patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie. De meeste verpleegkundig<strong>en</strong><br />

zijn positief over implem<strong>en</strong>tatie.<br />

Beoordeling B<br />

• Beperking<strong>en</strong>:<br />

––<br />

weinig verpleegkundig<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in staat de gehele <strong>richtlijn</strong> (basis-<br />

SA, gevorderde SA <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tieplan) te voltooi<strong>en</strong>;<br />

––<br />

in de groepsinterviews kon m<strong>en</strong> niet over alle onderwerp<strong>en</strong> tot<br />

cons<strong>en</strong>sus kom<strong>en</strong>.<br />

AGREE Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation (toetsinstrum<strong>en</strong>t)<br />

SA suicidality assessm<strong>en</strong>t


428 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Meltzer & Okayli, 1995<br />

Doel(<strong>en</strong>) Het effect <strong>van</strong> clozapine bij schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong> die<br />

resist<strong>en</strong>t zijn teg<strong>en</strong> neuroleptica.<br />

Type<br />

Mirror image study.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie of schizoaffectieve stoornis die resist<strong>en</strong>t<br />

zijn teg<strong>en</strong> neuroleptica.<br />

Aantal 88.<br />

Follow-up 2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Behandeling met clozapine zorgt voor reductie <strong>van</strong> het aantal suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Ook is de ernst <strong>van</strong> de poging<strong>en</strong> minder.<br />

• Behandeling met clozapine is geassocieerd met minder wanhoop<br />

<strong>en</strong> depressie.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Meltzer et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Vergelijk<strong>en</strong> effect <strong>van</strong> clozapine met olanzapine in verminder<strong>en</strong><br />

suiciaal gedrag bij schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Gerandomiseerd op<strong>en</strong>-labeltrial met geblindeerde ratings.<br />

Populatie Schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong> uit 67 medische c<strong>en</strong>tra uit 11<br />

land<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

980 patiënt<strong>en</strong>, 609 schizofre<strong>en</strong>, 371 schizoïde.<br />

Follow-up 2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Clozapine lijkt voor schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong> te zorg<strong>en</strong><br />

voor vermindering <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Clozapine werkt beter dan olanzapine in het verminder<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

aantal suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

• Effect op voorkom<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcides kon niet word<strong>en</strong> vastgesteld door<br />

de kleine aantall<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

Onderzoek: Meltzer, 2010<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect <strong>van</strong> clozapine op verminder<strong>en</strong> suïcidaal gedrag bij schizofr<strong>en</strong>e<br />

<strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Overzichtsartikel <strong>van</strong> cohortonderzoek<strong>en</strong>, case-controleonderzoek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> retrospectieve onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Populatie Schizofr<strong>en</strong>e <strong>en</strong> schizoïde patiënt<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

• 4 cohortonderzoek<strong>en</strong>.<br />

• 2 case-controleonderzoek<strong>en</strong>.<br />

• 2 retrospectieve onderzoek<strong>en</strong>.<br />

• 1 case report.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Het is aannemelijk dat clozapine het risico op suïcidaal gedrag<br />

vermindert bij patiënt<strong>en</strong> met psychotische stoorniss<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 429<br />

Onderzoek: Modestin et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> langetermijn<strong>behandeling</strong> op suïcidaal gedrag met<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Cohortonderzoek, mirror image design (retrospectief).<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> die minst<strong>en</strong>s zes wek<strong>en</strong> continu met clozapine zijn<br />

behandeld.<br />

Aantal 94.<br />

Follow-up Retrospectieve studie gedur<strong>en</strong>de 15 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Clozapine lijkt de frequ<strong>en</strong>tie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag te verminder<strong>en</strong>, los<br />

<strong>van</strong> combinatie met SSRI’s.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Möller, 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Farmacologische <strong>en</strong> andere <strong>behandeling</strong><strong>en</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met suïcidaal<br />

gedrag.<br />

Type<br />

Overzichtsartikel <strong>van</strong> systematische reviews.<br />

Aantal 8.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Adequate <strong>behandeling</strong> met psychofarmaca is aanbevol<strong>en</strong> bij<br />

depressie <strong>en</strong> andere psychiatrische stoorniss<strong>en</strong> die geassocieerd<br />

zijn met depressie.<br />

• RCT’s lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat SSRI’s suïcidale gedacht<strong>en</strong> bij depressieve<br />

patiënt<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong>.<br />

• Methodologische problem<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> ervoor dat er nog ge<strong>en</strong> bewijs<br />

is gevond<strong>en</strong> voor de vermindering <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong> suïcides<br />

door antidepressiva aan depressieve patiënt<strong>en</strong>.<br />

• Er is matig bewijs <strong>van</strong> mogelijk negatief effect <strong>van</strong> antidepressiva op<br />

suïcidaal gedrag. Toch moet hier rek<strong>en</strong>ing mee word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>.<br />

In het begin <strong>van</strong> de <strong>behandeling</strong> met SSRI’s di<strong>en</strong><strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> goed te<br />

word<strong>en</strong> geobserveerd. Tijdelijk kunn<strong>en</strong> angstremm<strong>en</strong>de medicijn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong> om de mogelijk agiter<strong>en</strong>de werking <strong>van</strong><br />

SSRI’s teg<strong>en</strong> te gaan.<br />

Beoordeling A1<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


430 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Morrow-Howel et al., 1998<br />

Doel(<strong>en</strong>) Evaluatie <strong>van</strong> e<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie voor ouder<strong>en</strong> met suïciderisico.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek.<br />

• Meetinstrum<strong>en</strong>t: GDS.<br />

• Subjectieve verbetering werd vast gesteld op e<strong>en</strong> 5-puntschaal.<br />

• Interv<strong>en</strong>tiegroep: 31 bellers naar crisistelefoon.<br />

• Controlegroep: 30 social service ondersteuning.<br />

Populatie Ouder<strong>en</strong> <strong>van</strong> 61-92 jaar die via de crisishotline door familie of<br />

door professionals war<strong>en</strong> aangemeld <strong>van</strong>wege verhoogd risico op<br />

suïcidaliteit.<br />

Aantal<br />

61 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 8 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Reductie in depressie score op de GDS = 0,04 na 4 maand<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

GDS Geriatric Depression Scale<br />

Onderzoek: Mufson et al., 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> interpersoonlijke psychotherapie voor depressieve<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (IPT-A).<br />

Type RCT.<br />

• 12-weekse trial IPT-A versus klinische monitoring.<br />

• Blindering: ja.<br />

• Analyse: ITT- <strong>en</strong> completersanalyse.<br />

• Onderzoeksduur: 1993-1996.<br />

• Setting: Child Anxiety and Depression Clinic & Clinical Research<br />

C<strong>en</strong>ter.<br />

• Locaties: Babies Hospital Columbia Presbyterian, Medical C<strong>en</strong>ter, New<br />

York, <strong>en</strong> het New York State Psychiatric Institute, New York.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: IPT-A: 12 wek<strong>en</strong> wekelijks + telefonisch contact met therapeut<br />

gedur<strong>en</strong>de de eerste 4 wek<strong>en</strong>.<br />

• Controle: klinische monitoring: maandelijkse 30-minut<strong>en</strong>sessies met<br />

e<strong>en</strong> mogelijke 2e sessie. Bespreking <strong>van</strong> symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong> functioner<strong>en</strong>.<br />

De therapeut was op pieper bereikbaar tijd<strong>en</strong>s kantoorur<strong>en</strong>. Primaire<br />

uitkomstmat<strong>en</strong>: afname in depressieve symptom<strong>en</strong> (HRSD & BDI) <strong>en</strong><br />

meer verbetering in algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> social functioner<strong>en</strong> (C-GAS, SAS-SR,<br />

Social Problem-Solving Inv<strong>en</strong>tory, Revised selfreport measure).<br />

• Secundaire uitkomstmaat: suicidality (K-SADS-E).


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 431<br />

Populatie Klinisch verwez<strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>; leeftijd: 16 jaar; 73% vrouw002E<br />

• Inclusie: Engels sprek<strong>en</strong>d; normale intellig<strong>en</strong>tie; leeftijd 12-18 jaar;<br />

informed cons<strong>en</strong>t door officiële voogd; depressieve stoornis recidiver<strong>en</strong>d<br />

volg<strong>en</strong>s DSM-III-R (HRSD-score > 14)<br />

• Exclusie: actieve suïcidaliteit; in e<strong>en</strong> andere <strong>behandeling</strong> voor dezelfde<br />

aando<strong>en</strong>ing; chronische medische ziekte; psychose; bipolaire i -of ii;-<br />

stoornis; aanpassingsstoornis; verslavingsstoornis; huidige eetstoornis;<br />

obsessieve-compulsieve stoornis.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: patiënt<strong>en</strong> in beide groep<strong>en</strong> verschild<strong>en</strong> niet in<br />

geslacht, gemiddelde leeftijd, etniciteit, opleiding ouders, SES, geschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>van</strong> suïcidepoging, suïcide-ideatie of depressie baseline diagnose.<br />

Aantal 48 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 12 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Afname in depressieve symptom<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer verbetering in algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sociaal functioner<strong>en</strong> in interv<strong>en</strong>tiegroep.<br />

• Int<strong>en</strong>t-to-treatanalyse: in week 12 minder gerapporteerde depressieve<br />

symptom<strong>en</strong> in IPT-A-groep.<br />

• Completeranalyse: IPT-A-groep significant minder gerapporteerde<br />

depressieve symptom<strong>en</strong> in week 12 op de HDRS maar niet op de BDI.<br />

• In de ITT-groep voldeed 75% <strong>van</strong> de interv<strong>en</strong>tiegroep (in vergelijking<br />

met 46% in de controlegroep) aan de criteria voor herstel (HRSD) in<br />

week 12.<br />

• Ge<strong>en</strong> significant verschil tuss<strong>en</strong> de groep<strong>en</strong> voor suïcidaliteit in week<br />

12.<br />

Beoordeling B<br />

• Kleine aantall<strong>en</strong>.<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing; behandelaar<br />

geblindeerd: nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: NIMH.<br />

BDI<br />

Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

C-GAS Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

DSM-III-R Diagnostic and Statistical Manual of M<strong>en</strong>tal Disorders, Third Edition,<br />

Revised<br />

IPT-A<br />

interpersoonlijke psychotherapie voor depressieve adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

HRSD<br />

Hamilton Rating Scale for Depression<br />

ITT<br />

int<strong>en</strong>tion to treat<br />

K-SADS-E Kiddie-Schedule for Affective Disorders and Schizophr<strong>en</strong>ia, epidemiological<br />

version<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

RCT<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SAS-SR Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale, Self-Report<br />

SES<br />

sociaaleconomische status


432 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Mufson et al., 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> interpersoonlijke psychotherapie voor depressie<br />

adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (IPT-A).<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: ja.<br />

• Analyse: ITT.<br />

• Onderzoeksduur: 1999-2002.<br />

• Setting: vijf aan school verbond<strong>en</strong> geestelijke gezondheid kliniek<strong>en</strong>.<br />

• Locatie: New York City.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: IPT-A, 12 sessies gedur<strong>en</strong>de 12 tot 16 wek<strong>en</strong>.<br />

• Controle: TAU.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>: HAM-D, BDI, C-GAS, CGI, SAS-SR.<br />

Populatie Adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> klinische intake.<br />

• Leeftijd gemiddeld 15,1; 84% vrouw.<br />

• Inclusie: HAM-D-score > 9; Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

(C-GAS) score < 66; depressieve stoornis; dysthymie; depressieve<br />

stoornis NAO; aanpassingsstoornis met depressieve stemming;<br />

Ouderlijke toestemming<br />

• Exclusie: actief suïcidaal; verstandelijke beperking; lev<strong>en</strong>sbedreig<strong>en</strong>de<br />

medische aando<strong>en</strong>ing; verslavingsstoornis; psychose; schizofr<strong>en</strong>ie;<br />

in <strong>behandeling</strong> voor depressie; antidepressiva gebruik<strong>en</strong>d.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: gemiddelde HAM-D-score 18,6 (sd 5,5);<br />

gemiddelde C-GAS-score 52,6 (sd 5,5); ge<strong>en</strong> significante groepsverschill<strong>en</strong><br />

in depressie op de BDI <strong>en</strong> HAM-D.<br />

Aantal<br />

63 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up Na 16 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • IPT-A versus TAU meer vermindering <strong>van</strong> symptom<strong>en</strong> & verbetering<br />

in algeme<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong>.<br />

• ANCOVA: IPT-A versus TAU significant minder clinician-reported<br />

depression symptoms (HAM-D, P = 0,04); significant beter functioner<strong>en</strong><br />

(C-GAS, P = 0,04), significant beter sociaal functioner<strong>en</strong>,<br />

(SAS-SR, P = 0,01), significant meer klinische verbetering (P = 0,03)<br />

<strong>en</strong> significant grotere vermindering in klinische ernst (CGI, P =<br />

0,03).


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 433<br />

Beoordeling B<br />

• Kleine aantall<strong>en</strong>.<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing; behandelaar<br />

geblindeerd: nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar:<br />

ja; follow-up: voldo<strong>en</strong>de (na 16 wek<strong>en</strong> significant verschil ipt-a<br />

versus tau); int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: grant 6 HS5<br />

SM52671-02-1 & grant 5 P30 MH60570-03.<br />

ANCOVA analysis of covariance<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

C-GAS Childr<strong>en</strong>’s Global Assessm<strong>en</strong>t Scale<br />

CGI Clinical Global Impressions Scale<br />

HAM-D Hamilton Depression Rating Scale<br />

ITT int<strong>en</strong>tion to treat<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SAS-SR Social Adjustm<strong>en</strong>t Scale, Self-Report<br />

sd standaarddeviatie<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


434 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Nord<strong>en</strong>toft et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit nagaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> kortdur<strong>en</strong>de opname (twee wek<strong>en</strong>)<br />

in e<strong>en</strong> Suïcide Prev<strong>en</strong>tion C<strong>en</strong>tre (opnamecrisisc<strong>en</strong>trum) na e<strong>en</strong><br />

suïcidepoging of serieuze suïcidegedacht<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Ge<strong>en</strong> RCT, maar parallelle vergelijkingsgroep<strong>en</strong>.<br />

• Blindering: nee.<br />

• Analyse: completersanalyse.<br />

• Onderzoeksduur: twee wek<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> 1 jaar follow-up.<br />

• Setting: Suïcide Prev<strong>en</strong>tion C<strong>en</strong>tre (opnamecrisisc<strong>en</strong>trum); locatie:<br />

Kop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: 24 uur per dag twee wek<strong>en</strong> opname in SPC. GCT met<br />

probleemoplossingsb<strong>en</strong>adering.<br />

• Controle: deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die niet wild<strong>en</strong> of kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in SPC.<br />

• Primaire uitkomstmaat: Suïcidaal gedrag.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: EPSIS (SES, BHS, BSI, Ros<strong>en</strong>berg).<br />

Populatie Leeftijd: gemiddeld 27,7; sekseratio: 30% man.<br />

• Inclusie: ernstige suïcidegedacht<strong>en</strong> of poging<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: psychose; intrav<strong>en</strong>eus druggebruik.<br />

Aantal 362 <strong>en</strong> 39 (parallelle groep), sam<strong>en</strong> 401.<br />

Follow-up 1 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) In de experim<strong>en</strong>tele conditie veel minder suïcidepoging<strong>en</strong> in de<br />

follow-up. En minder suïcideplann<strong>en</strong>, minder depressie, minder<br />

wanhoop, betere self esteem (gevoel <strong>van</strong> eig<strong>en</strong>waarde) <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

gezondheid.<br />

Beoordeling C<br />

• Randomisatie: nee; toewijzing verborg<strong>en</strong>: nee; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

nee; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: niet helemaal,<br />

maar grot<strong>en</strong>deels wel; follow-up voldo<strong>en</strong>de: niet echt; veel uitval<br />

(40-50%), mat<strong>en</strong> <strong>van</strong> 59-53%; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee; financiering:<br />

De<strong>en</strong>se ministerie voor volksgezondheid.<br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

BSI Brief Symptom Inv<strong>en</strong>tory<br />

CGT cognitieve gedragstherapie<br />

EPSIS European Parasuicide Study Interviewer Schedule (SES, BHS, BSI, Ros<strong>en</strong>berg)<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Ros<strong>en</strong>berg Ros<strong>en</strong>berg’s Self-Esteem Scale<br />

SES Self-esteem Scale<br />

SPC Suicide Prev<strong>en</strong>tion C<strong>en</strong>tre (opnamecrisisc<strong>en</strong>trum)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 435<br />

Onderzoek: Oyama et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Multilevel self-assessm<strong>en</strong>t over depressie, m<strong>en</strong>tal health workshops,<br />

groepsactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Community-based interv<strong>en</strong>tieonderzoek; cohortonderzoek.<br />

Populatie 65+<br />

Aantal<br />

5.254 mann<strong>en</strong>, 7.556 vrouw<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 8 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suïcide-incid<strong>en</strong>tiecijfer:<br />

––<br />

mann<strong>en</strong> niet significant;<br />

––<br />

vrouw<strong>en</strong>: p = 0,2.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: Oyama et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect <strong>van</strong> community-based interv<strong>en</strong>ties met behulp <strong>van</strong> scre<strong>en</strong>ing<br />

op suïciderisico bij ouder<strong>en</strong> met depressie.<br />

Type<br />

Community-based interv<strong>en</strong>tieonderzoek; meta-analyse.<br />

• Meta-analyse <strong>van</strong> Japans community-based cohortonderzoek.<br />

Vergelijking met refer<strong>en</strong>tiepopulatie.<br />

• Multilevel jaarlijkse depressiescre<strong>en</strong>ing.<br />

• M<strong>en</strong>tal health workshops, <strong>behandeling</strong>.<br />

• Follow-up hetzij door psychiater hetzij door huisarts (g<strong>en</strong>eral practioner,<br />

GP).<br />

• Uitkomstmaat: suïcide-incid<strong>en</strong>tiecijfer.<br />

• Uitkomst<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met baseline <strong>en</strong> met refer<strong>en</strong>tiepopulatie.<br />

Populatie 65+<br />

Aantal<br />

20.598 mann<strong>en</strong>; 28.437 vrouw<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 7-11 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Significant daling <strong>van</strong> het suïcidecijfer, vooral bij vrouw<strong>en</strong>. Rond<br />

70% reductie. Bij mann<strong>en</strong> vond vooral reductie plaats indi<strong>en</strong><br />

ze naar de psychiater war<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>. Voor mann<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de<br />

uitkomst<strong>en</strong> niet significant.<br />

• Follow-up door psychiater: mann<strong>en</strong>: 0,3 (95%-BI 0,1-0,7); vrouw<strong>en</strong>:<br />

0,3 (95%-BI 0,2-0,6).<br />

Follow-up door huisarts (GP): mann<strong>en</strong> niet significant; vrouw<strong>en</strong> 0,4<br />

(95%-BI 0,2-0,6).<br />

Beoordeling A2<br />

GP g<strong>en</strong>eral practitioner (huisarts)


436 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Pompili et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Lev<strong>en</strong>skwaliteit <strong>en</strong> suïciderisico <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met diabetes mellitius.<br />

Type<br />

Case-controleonderzoek.<br />

• Meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: Beck Hopeless Scale, Suicide score scale, SF-36<br />

health survey scale, <strong>en</strong> G<strong>en</strong>eral Self Efficacy Scale.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met diabetes mellitus type 1 <strong>en</strong> type 2.<br />

Aantal<br />

100 patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> meerdere controlegroep<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Patiënt<strong>en</strong> toond<strong>en</strong> grotere wanhoop, <strong>en</strong> meer suïcidaliteit dan<br />

algem<strong>en</strong>e patiënt<strong>en</strong> met interne ziekt<strong>en</strong>.<br />

• Polytherapie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> oudere leeftijd hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significant hogere<br />

correlatie met suïcidaliteit.<br />

• Conclusie: Meer onderzoek nodig naar suïcidaliteit in relatie tot<br />

kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

SF-36 Short-Form Health Survey (korte gezondheidsvrag<strong>en</strong>lijst met 36 items)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 437<br />

Onderzoek: Potter et al., 2005<br />

Doel(<strong>en</strong>) Implem<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> safety agreem<strong>en</strong>ts op e<strong>en</strong> afdeling voor acute<br />

psychiatrie.<br />

Type<br />

Survey, quasi-experim<strong>en</strong>teel design<br />

• Survey I na 3 maand<strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatie safety agreem<strong>en</strong>t.<br />

• Survey II na 12 maand<strong>en</strong> <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de safety agreem<strong>en</strong>ts.<br />

Populatie Geregistreerde verpleegkundig<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong> psychiatrie<br />

afdeling in e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis in New Hampshire, Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk.<br />

Aantal Van de 70 verpleegkundig<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> er 44 deel aan de 1e survey <strong>en</strong> 48<br />

aan de 2e survey, waar<strong>van</strong> er 3 werd<strong>en</strong> geëxcludeerd in de analyse.<br />

Follow-up 12 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Safety agreem<strong>en</strong>ts <strong>en</strong> comfort (survey I).<br />

––<br />

38 <strong>van</strong> de 44 verpleegkundig<strong>en</strong> gebruikt<strong>en</strong> meer dan 7 keer e<strong>en</strong><br />

safety agreem<strong>en</strong>t, 4 verpleegkundig<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de 4-6 keer <strong>en</strong> 2<br />

verpleegkundig<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de 2-3 keer.<br />

––<br />

21 <strong>van</strong> de 44 verpleegkundig<strong>en</strong> antwoordd<strong>en</strong> bevestig<strong>en</strong>d op<br />

de vraag of m<strong>en</strong> zich meer op zijn gemak voelde tijd<strong>en</strong>s het<br />

verzorg<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> risico op zelfbeschadiging; 15<br />

<strong>van</strong> de 44 verpleegkundig<strong>en</strong> voelde zich helemaal niet comfortabeler<br />

in deze situatie.<br />

• Effectiviteit <strong>en</strong> de verpleegkundige-patiëntrelatie (survey II).<br />

––<br />

Verpleegkundig<strong>en</strong> war<strong>en</strong> gelijk verdeeld (19/45 e<strong>en</strong>s <strong>en</strong> 19/45<br />

one<strong>en</strong>s) over de vraag of safety agreem<strong>en</strong>ts de verpleegkundigepatiëntrelatie<br />

verbeter<strong>en</strong> wat betreft veiligheidszak<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Reacties war<strong>en</strong> positief voor de volg<strong>en</strong>de onderwerp<strong>en</strong>:<br />

bevorder<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiëntverantwoordelijkheid (26/45 positief);<br />

verpleegkundig contact (25/45 positief); safety guide (26/45 positief);<br />

veiligheidsdiscussie (25/45 positief); tijds<strong>richtlijn</strong> (33/45<br />

positief).<br />

• Safety agreem<strong>en</strong>ts <strong>en</strong> het aantal zelfbeschadiging incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(survey I).<br />

––<br />

21/44 (48%) dacht<strong>en</strong> dat zelfbeschadigingsincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet war<strong>en</strong><br />

gedaald, 19 (43%) kond<strong>en</strong> niet besliss<strong>en</strong> <strong>en</strong> 4 (9%) dacht<strong>en</strong> dat de<br />

incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verminderd.<br />

––<br />

Dit werd bevestigd door ziek<strong>en</strong>huisdata. De gemiddelde rate<br />

voor de implem<strong>en</strong>tatie was 0,318 <strong>en</strong> na de implem<strong>en</strong>tatie 0,317:<br />

e<strong>en</strong> lichte daling maar niet significant t (15) = 0,022; p = 0,49.


438 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Beoordeling<br />

C<br />

• Opmerking<strong>en</strong>: over het algeme<strong>en</strong> ontving<strong>en</strong> de verpleegkundig<strong>en</strong><br />

de safety agreem<strong>en</strong>ts positief. Verpleegkundig<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan dat de<br />

safety agreem<strong>en</strong>t zorgt voor e<strong>en</strong> meer comfortabel gevoel bij het<br />

verzorg<strong>en</strong> <strong>van</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> risico op zelfbeschadiging gedrag.<br />

De verpleegkundig<strong>en</strong> zijn verdeeld over de vraag of safety agreem<strong>en</strong>ts<br />

de verpleegkundige-patiëntrelatie bevorder<strong>en</strong>. Er werd e<strong>en</strong><br />

daling in het aantal zelfbeschadiging<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> na implem<strong>en</strong>tatie<br />

<strong>van</strong> de safety agreem<strong>en</strong>ts, maar niet significant.<br />

• Beperking: ge<strong>en</strong> beoordeling hoe acuut de opname is.<br />

Onderzoek: Prudic & Sackeim, 1999<br />

Doel(<strong>en</strong>) Meta-analyse <strong>van</strong> effect<strong>en</strong> <strong>van</strong> ECT op suïciderisico.<br />

Type<br />

Overzichtsartikel.<br />

Populatie Psychiatrische patiënt<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • ECT heeft e<strong>en</strong> kortetermijneffect op vermindering <strong>van</strong> suïcidaliteit.<br />

• Ge<strong>en</strong> aanwijzing voor langetermijneffect <strong>van</strong> ECT op suïcidaliteit.<br />

Beoordeling B<br />

• Veel onderzoek<strong>en</strong> war<strong>en</strong> methodologisch niet sterk. Vaak ge<strong>en</strong><br />

controlegroep; designs <strong>van</strong> matige kwaliteit.<br />

ECT elektroconvulsietherapie<br />

Onderzoek: Rudd et al., 1996<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> in tijd begr<strong>en</strong>sde ambulante <strong>behandeling</strong> voor<br />

suïcidale jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: niet.<br />

• Analyse: ge<strong>en</strong> ITT.<br />

• Onderzoeksduur: 24 maand<strong>en</strong>.<br />

• Setting: groeps<strong>behandeling</strong>; locatie: twee ambulante m<strong>en</strong>tal health<br />

clinics, inpati<strong>en</strong>t service and hospital emerg<strong>en</strong>cy room.<br />

• Fidelity <strong>en</strong> adher<strong>en</strong>ce: niet gecontroleerd.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: groeps<strong>behandeling</strong> (8-14 deelnemers), ambulante poliklinisch,<br />

int<strong>en</strong>sive structured, in tijd begr<strong>en</strong>sd, oplossingsgericht,<br />

met sociale-vaardigheidstraining, neg<strong>en</strong> uur per dag gedur<strong>en</strong>de<br />

twee wek<strong>en</strong>.<br />

• Controle: TAU, combinatie <strong>van</strong> ambulante <strong>behandeling</strong> <strong>en</strong> opname.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 439<br />

Populatie<br />

Aantal<br />

Follow-up<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>)<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>:<br />

––<br />

30% eerder gehospitaliseerd;<br />

––<br />

23,5% depressie in de familie, 53% alcohol dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy in de<br />

familie, 11,4% f suïcide in de familie, 25% gebruikte psychofarmaca,<br />

voornamelijk antidepressiva;<br />

––<br />

110 suïcide-ideatie;<br />

––<br />

107 single attempters;<br />

––<br />

47 multiple attempters;<br />

––<br />

72% stemmingsstoorniss<strong>en</strong>;<br />

––<br />

37% angst<strong>en</strong> <strong>en</strong> fobieën;<br />

––<br />

18% middel<strong>en</strong>misbruik.<br />

• Leeftijd: gemiddeld 22 jaar; sekseratio: 82% (!) mann<strong>en</strong> (militair<strong>en</strong>).<br />

• Inclusie: suïcidepoging, mood disorder met suïcidal ideation,<br />

substance abuse met concurr<strong>en</strong>t ideation.<br />

• Exclusie: chronisch alcohol dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>ce or abuse, psychosis,<br />

ernstige persoonlijkheidsstoornis.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Suïcidal ideation: MSSI <strong>en</strong> SPS;<br />

––<br />

Life Stress LES;<br />

––<br />

BHS, BDI, PSI.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>: personality MCMI, DSM-III, intellectual<br />

functioning, psychosociale anamnese.<br />

302 gerandomiseerd, 264 completers.<br />

24 maand<strong>en</strong>.<br />

• In experim<strong>en</strong>tele conditie blev<strong>en</strong> participant<strong>en</strong> langer in<br />

<strong>behandeling</strong>.<br />

• Op alle afzonderlijke <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gestelde mat<strong>en</strong> war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong><br />

significante verschill<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> (!).<br />

• Beide condities verbeterd<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong> ; behandelaar geblindeerd:<br />

kan niet; patiënt geblindeerd ; effectbeoordelaar geblindeerd ;<br />

interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: grot<strong>en</strong>deels, alle<strong>en</strong><br />

meer vrouw<strong>en</strong> in experim<strong>en</strong>tele conditie <strong>en</strong> meer self-cutting;<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de veel incomplete data, veel deelnemers niet<br />

traceerbaar; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: nee; financiering: NIMH.<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

BHS Beck Hopelessness Scale<br />

DSM-III Diagnostic and Statistical Manual of M<strong>en</strong>tal Disorders, Third Edition<br />

ITT int<strong>en</strong>tion to treat<br />

LES Life Experi<strong>en</strong>ces Survey<br />

MCMI Millon Clinical Multiaxial Inv<strong>en</strong>tory<br />

MSSI Modified Scale for Suicidal Ideation


440 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

NIMH National Institute of M<strong>en</strong>tal Health (Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>)<br />

PSI Problem Solving Inv<strong>en</strong>tory<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SPS Suicide Probability Scale<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 441<br />

Onderzoek: Salkovskis et al., 1990<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> in tijd begr<strong>en</strong>sde poliklinische <strong>behandeling</strong>,<br />

oplossingsgerichte CBT, voor suïcidale jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, teg<strong>en</strong><br />

depressie, wanhoop, suïcide-ideatie <strong>en</strong> herhaling <strong>van</strong> suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

RCT<br />

• Blindering: nee.<br />

• Analyse: ANCOVA repeated measurem<strong>en</strong>ts.<br />

• Ge<strong>en</strong> info over ITT of Completersanalyse. Vermoedelijk complete<br />

data ().<br />

• Onderzoeksduur: anderhalf jaar na index suïcidepoging.<br />

• Setting: algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis in Leeds.<br />

• Locatie: bij patiënt<strong>en</strong> thuis uitgevoerd. Slechts één therapeut.<br />

• Ge<strong>en</strong> informatie over responseperc<strong>en</strong>tages.<br />

• Ge<strong>en</strong> adher<strong>en</strong>ce check.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: oplossingsgerichte CBT at home (voor sommige<br />

begonn<strong>en</strong> bij opname <strong>van</strong> 1 dag <strong>en</strong> afgerond thuis). 5 Keer e<strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> uur, vlak na de poging, 3 dag<strong>en</strong> later, 1 week<br />

na de poging, 2 wek<strong>en</strong> na de poging, 1 maand na de poging. Met<br />

huiswerkopdracht<strong>en</strong>.<br />

• Controle: TAU.<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>: BDI, HS, POMS, PQRST (= aantal<br />

problem<strong>en</strong>).<br />

• Secundaire uitkomstmaat: herhaalde suïcidepoging<strong>en</strong>.<br />

• Effectgrootte niet gegev<strong>en</strong>.<br />

Populatie Suïcidale jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

• Leeftijd: 16-65 jaar; sekseratio: 58% vrouw<strong>en</strong> in experim<strong>en</strong>tele<br />

groep, 38% vrouw<strong>en</strong> in controlegroep.<br />

• Inclusie: na e<strong>en</strong> suïcidepoging door overdosis met antidepressiva<br />

behandeld in algeme<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis na docum<strong>en</strong>tatie <strong>van</strong> minst<strong>en</strong>s<br />

twee eerdere suïcidepoging<strong>en</strong>, met score <strong>van</strong> 4 of meer op schaal<br />

<strong>van</strong> Buglass <strong>en</strong> Hort<strong>en</strong> (maximum = 6) (predictielijst voor nieuw<br />

suïcidaal gedrag).<br />

• Exclusie: niet psychotisch, niet organisch (neurologisch) beoordeelbaar.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: gemiddelde leeftijd 26-28,5 jaar; 58-38%<br />

vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Aantal eerdere poging<strong>en</strong>: 2,6-3,0.<br />

Aantal<br />

20 (12 in de interv<strong>en</strong>tiegroep; 8 in de controlegroep).<br />

Follow-up 18 maand<strong>en</strong>.


442 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>)<br />

Beoordeling<br />

ANCOVA<br />

BDI<br />

CBT<br />

HS<br />

MRC<br />

POMS<br />

PQRST<br />

RCT<br />

TAU<br />

• Verbetering in de drie belangrijkste problem<strong>en</strong>.<br />

• Meer vermindering <strong>van</strong> depressie (BDI).<br />

• Meer vermindering op wanhoop (HS), depressie (POMS) <strong>en</strong> spanning<br />

(POMS).<br />

• Ge<strong>en</strong> herhaalde poging<strong>en</strong> in experim<strong>en</strong>tele conditie, driekwart in<br />

controleconditie (p = 0,049) op zes maand<strong>en</strong>. Na achtti<strong>en</strong> maand<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> statistisch significant verschil meer.<br />

• Ge<strong>en</strong> verschil in suïcide-ideatie.<br />

• Conclusie: op korte termijn reductie <strong>van</strong> distress voor hoge risico<br />

pogers met minder suïcidepoging<strong>en</strong> in de follow-up (maar: kleine<br />

aantall<strong>en</strong>).<br />

B<br />

• Klein onderzoek.<br />

• Randomisatie: ja, maar kleine groep<strong>en</strong> 12 om 8; toewijzing<br />

verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassingbehandelaar geblindeerd: nee<br />

slechts e<strong>en</strong> behandelaar; patiënt geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

effectbeoordelaar geblindeerd: nee; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep<br />

vergelijkbaar: grot<strong>en</strong>deels wel, maar kleine aantall<strong>en</strong>: controlegroep<br />

iets meer mann<strong>en</strong>. op andere k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> vergelijkbaar; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja, bij follow-up verdwijnt effect; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse:<br />

onduidelijk, misschi<strong>en</strong> complete data; financiering: gesponsord<br />

door eig<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huis <strong>en</strong> MRC.<br />

analysis of covariance<br />

Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

cognitive behaviour therapy (Nederlands: CGT)<br />

Hopelessness Scale (ook: BHS)<br />

Medical Research Council<br />

Profile of Mood Status<br />

Personal Questionnaire Rapid Scaling Technique<br />

randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong><br />

controlegroep, waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 443<br />

Onderzoek: Sharma, 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> effect ECT op suïciderisico.<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met stemmingsstoorniss<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

21 onderzoek<strong>en</strong><br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) ECT heeft e<strong>en</strong> acute, maar ge<strong>en</strong> langetermijneffect op suïcidaliteit.<br />

Beoordeling B<br />

• Vooral retrospectieve onderzoek<strong>en</strong>.<br />

• Kleine samples.<br />

• Ge<strong>en</strong> random toewijzing.<br />

• ECT was niet het doel <strong>van</strong> de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

ECT elektroconvulsietherapie


444 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Slee et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit cognitive behaviour therapy (CBT) bij deliberate self-harm<br />

(DSH).<br />

Type<br />

RCT<br />

• Blindering: Nee.<br />

• Analyse: ITT <strong>en</strong> completersanalyse.<br />

• Onderzoeksduur: 14,5 maand<strong>en</strong>.<br />

• Settings: Leids Universitair Medisch C<strong>en</strong>trum (LUMC) <strong>en</strong> Rivierduin<strong>en</strong>.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: TAU plus CBT (48), 12 individuele sessies, 5,5<br />

maand<strong>en</strong>.<br />

• Controle: TAU (42).<br />

• Primaire uitkomstmaat: number of episodes of self harm in past<br />

three months, BDI, SCL-90, Robson Self Esteem Questionnaire,<br />

Suicide Cognition Scale, CISS.<br />

Populatie Leeftijd: 15-35, gemiddelde: 24,6 jaar. Sekseratio: vrouw 94%.<br />

• Inclusie: rec<strong>en</strong>te zelfbeschadiging.<br />

• Exclusie: schizofr<strong>en</strong>ie, int<strong>en</strong>sieve <strong>behandeling</strong> met opname, cognitieve<br />

beperking<strong>en</strong>.<br />

• Baselinekarakteristiek<strong>en</strong>: chronisch <strong>en</strong> recidiver<strong>en</strong>d suïcidaal<br />

gedrag.<br />

Aantal<br />

90 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 9 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Grotere reductie <strong>van</strong> self harm, suicidal cognitions, symptom<strong>en</strong><br />

<strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> angst, betere eig<strong>en</strong>waarde (self-esteem) <strong>en</strong> beter<br />

probleemoploss<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong>.<br />

• Effect<strong>en</strong> op suïcidal gedrag groter op neg<strong>en</strong>maandsfollow-up dan<br />

op zes- of driemaandsfollow-up.<br />

Beoordeling A2<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing; behandelaar<br />

geblindeerd: nee; patiënt geblindeerd: niet <strong>van</strong> toepassing;<br />

effectbeoordelaar geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep<br />

vergelijkbaar: ja; follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja, 9 maand<strong>en</strong>; int<strong>en</strong>tion-totreatanalyse:<br />

ja; financiering: ZonMw.<br />

BDI Beck Depression Inv<strong>en</strong>tory<br />

CBT cognitive behaviour therapy (Nederlands: CGT)<br />

CISS Coping Inv<strong>en</strong>tory for Stressful Situations<br />

DSH deliberate self-harm<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SCL90 Symptom Check List (90 items)<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 445<br />

Onderzoek: Stone et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Het risico <strong>van</strong> suïcidaal gedrag binn<strong>en</strong> RCT’s met antidepressiva bij<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse <strong>van</strong> 372 dubbelblinde RCT’s met antidepressiva.<br />

• Uitkomstmaat: suïcidaal gedrag <strong>en</strong> suïcide-ideatie.<br />

Populatie Alle leeftijd<strong>en</strong>; gemiddelde leeftijd 42 jaar, 63% vrouw. Indicatie voor<br />

<strong>behandeling</strong>: depressie in <strong>en</strong>gere zin (46%); andere psychiatrische<br />

stoornis (28%) of ge<strong>en</strong> psychiatrische stoornis (22%).<br />

Aantal N = 99.231.<br />

Follow-up N.v.t.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • De invloed <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> antidepressiva op suïcidaal gedrag<br />

is sterk leeftijdsafhankelijk, met e<strong>en</strong> afname <strong>van</strong> het suïcidale<br />

gedrag bij e<strong>en</strong> hogere leeftijd. Bij jonger<strong>en</strong> onder de 25 wordt e<strong>en</strong><br />

verhoging <strong>van</strong> suïcidaal gedrag gezi<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de placebogroep.<br />

• Bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 64 wordt er ge<strong>en</strong> verschil gezi<strong>en</strong> in<br />

suïcidaal gedrag tuss<strong>en</strong> gebruikers <strong>van</strong> antdepressiva <strong>en</strong> placebogroep.<br />

Mogelijk e<strong>en</strong> positief effect <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> antidepressiva<br />

teg<strong>en</strong> suïcide-ideatie.<br />

• Bij ouder<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 64 wordt e<strong>en</strong> significante afname gezi<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />

zowel suïcidaal gedrag als het aantal suïcides bij het gebruik <strong>van</strong><br />

antidepressiva t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> placebo.<br />

Beoordeling A1.<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: Szanto et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Behandeling met antidepressiva <strong>en</strong> IPT.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek; case-controleonderzoek.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>: suïcide-ideatie; mate <strong>van</strong> remissie <strong>van</strong> de<br />

depressie.<br />

Populatie 60+ all<strong>en</strong> met major depression <strong>en</strong> suïcide-ideatie versus non-ideatie.<br />

Aantal<br />

30 met suïcide-ideatie (150 non- ideatie).<br />

Follow-up 16 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Verschil in herstel tuss<strong>en</strong> de groep<strong>en</strong> niet significant. Voor<br />

<strong>behandeling</strong> scoord<strong>en</strong> de patiënt<strong>en</strong> met suïcidale ideaties significant<br />

hoger op de BDI.<br />

Beoordeling B<br />

IPT interpersonal psychotherapy


446 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Szanto et al., 2003<br />

Doel(<strong>en</strong>) Behandeling met antidepressiva <strong>en</strong> IPT.<br />

Type<br />

Interv<strong>en</strong>tieonderzoek, case-serieonderzoek.<br />

Populatie 59+, all<strong>en</strong> met major depression; met hoog, matig of laag suïciderisico.<br />

Aantal 395.<br />

Follow-up 12 wek<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Respons op de <strong>behandeling</strong> teg<strong>en</strong> suïcide-ideatie:<br />

––<br />

hoog risico 67%;<br />

––<br />

matig risico 77%;<br />

––<br />

laag risico 85%.<br />

Beoordeling C<br />

Onderzoek: Tarrier et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit nagaan <strong>van</strong> cognitieve gedragstherapie in het<br />

terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

Type<br />

Meta-analyse.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: cognitieve gedragstherapie.<br />

• Primaire uitkomstmaat: rReductie in suïcidaal gedrag.<br />

Aantal<br />

28 RCT’s.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Sterk bewijs dat cognitieve gedragstherapie op korte termijn effectief<br />

is in het terugdring<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag.<br />

• Onder volwass<strong>en</strong> populaties, niet onder jeugdig<strong>en</strong>. Ook wanhoop<br />

wordt effectief bestred<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A1<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

Onderzoek: Tondo et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> effect lithium op suïciderisico.<br />

Type<br />

Systematische review.<br />

Populatie Patiënt<strong>en</strong> met affectieve stoornis, behandeld met lithium.<br />

Aantal<br />

• 22 onderzoek<strong>en</strong> met data <strong>van</strong> sterfte door suïcide.<br />

• 5.647 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Risico <strong>van</strong> suïcide is consequ<strong>en</strong>t lager bij langdurige <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong><br />

affectieve stoornis met lithium.<br />

Beoordeling A1


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 447<br />

Onderzoek: Towns<strong>en</strong>d et al., 2001<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit nagaan <strong>van</strong> probleemoplossingstherapie na suïcidaal<br />

gedrag <strong>en</strong>/of deliberate self harm in het verbeter<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie,<br />

wanhoop <strong>en</strong> problem<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Meta-analyse <strong>van</strong> RCT’s.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: probleemoplossingstherapie.<br />

• Controle: TAU.<br />

• Primaire uitkomstmaat: reductie in depressie wanhoop <strong>en</strong> verbetering<br />

in psychische problem<strong>en</strong>.<br />

Aantal<br />

6 RCT’s.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) Probleemoplossingstherapie na suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of DSH is effectief<br />

in het verbeter<strong>en</strong> <strong>van</strong> depressie, wanhoop <strong>en</strong> psychische problem<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A1<br />

DSH deliberate self-harm<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn) (dit was e<strong>en</strong> meta-analyse <strong>van</strong><br />

RCT’s)<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual<br />

Onderzoek: Tiihon<strong>en</strong> et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) Het effect <strong>van</strong> antipsychotica <strong>en</strong> clozapine op het suïciderisico <strong>van</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> met schizofr<strong>en</strong>ie.<br />

Type<br />

Follow-up-cohortonderzoek.<br />

Populatie Alle schizofr<strong>en</strong>ie patiënt<strong>en</strong> in Finland 1973-2004.<br />

Aantal<br />

66.881 patiënt<strong>en</strong>.<br />

Follow-up 1996-2006.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Langetermijn<strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> schizofr<strong>en</strong>iepatiënt<strong>en</strong> met antipsychotica<br />

is geassocieerd met lagere sterfte vergelek<strong>en</strong> met ge<strong>en</strong><br />

<strong>behandeling</strong> met antipsychotica.<br />

Clozapine lijkt geassocieerd te zijn met lagere mortaliteit dan andere<br />

tweede g<strong>en</strong>eratie antipsychotica.<br />

Beoordeling A2


448 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Tyrer et al., 2003 <strong>en</strong> 2004<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> aanton<strong>en</strong><br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: nee.<br />

• Onderzoeksduur: drie maand<strong>en</strong> therapie, neg<strong>en</strong> maand<strong>en</strong> followup.<br />

• Setting: ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan vijf c<strong>en</strong>tra in Engeland:<br />

Glasgow, Edinburgh, Nottingham, West-Lond<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zuid-Lond<strong>en</strong>.<br />

Ambulante behandelsetting.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: cognitieve gedragstherapie; bestaande uit e<strong>en</strong> lesboek,<br />

5 sessies <strong>en</strong> 2 booster sessies verspreid over 3 maand<strong>en</strong>.<br />

• Controle: standaard<strong>behandeling</strong>.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Poging<strong>en</strong> tot zelfverwonding (PHI).<br />

––<br />

Gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> angst <strong>en</strong> depressie (HADS).<br />

––<br />

Algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> sociaal functioner<strong>en</strong> (GAF, SFQ).<br />

––<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong> (EuroQoL).<br />

––<br />

Gedacht<strong>en</strong> over de toekomst.<br />

Populatie Leeftijd: gemiddeld 32 jaar; sekseratio: 68% vrouw.<br />

• Inclusie: na opname <strong>van</strong>wege zelfverwonding werd<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de<br />

patiënt<strong>en</strong> gerekruteerd: eerdere suïcidepoging ondernom<strong>en</strong>.<br />

• Exclusie: psychische <strong>behandeling</strong>/ opname in het ziek<strong>en</strong>huis nodig,<br />

bipolaire stoornis, psychotische stoornis, middel<strong>en</strong>afhankelijkheid<br />

als primaire diagnose.<br />

Aantal N = 480.<br />

Follow-up 9 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Beide groep<strong>en</strong> verschild<strong>en</strong> niet in het perc<strong>en</strong>tage dat e<strong>en</strong> herhaalde<br />

poging <strong>van</strong> zelfverwonding alsook suïcidepoging deed.<br />

• Neg<strong>en</strong> maand<strong>en</strong> na <strong>behandeling</strong> war<strong>en</strong> er ook ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong><br />

voor wat betreft gevoel<strong>en</strong>s <strong>van</strong> angst <strong>en</strong> depressie, mate <strong>van</strong> functioner<strong>en</strong>,<br />

kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> gedacht<strong>en</strong> over de toekomst.<br />

• De interv<strong>en</strong>tie lijkt kost<strong>en</strong>effectief vooral voor patiënt<strong>en</strong> zonder<br />

BPD.


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 449<br />

Beoordeling B<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: ; behandelaar geblindeerd:<br />

nee; patiënt geblindeerd: nee; effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

nee; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; financiering: <br />

• Opmerking<strong>en</strong>:<br />

––<br />

Waarschijnlijk e<strong>en</strong> te lichte vorm <strong>van</strong> therapie (de invloed <strong>van</strong><br />

duur, int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> locatie op compliance) voor de ernst <strong>van</strong> de<br />

problematiek.<br />

––<br />

Drop-outs niet geïncludeerd in de analyses: ruim 15% in beide<br />

groep<strong>en</strong>.<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

EuroQol European Index for Quality Of Life<br />

GAF Global Assessm<strong>en</strong>t of Functioning<br />

HADS Hospital Anxiety and Depression Scale<br />

PHI Parasuicide History Interview<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

SFQ Social Functioning Questionnaire<br />

Onderzoek: Uncapher & Arean, 2000<br />

Doel(<strong>en</strong>) Behandelbereidheid <strong>van</strong> professionals.<br />

Type<br />

RCT<br />

• Twee id<strong>en</strong>tieke vignett<strong>en</strong> behalve voor de leeftijd (38 of 78) werd<strong>en</strong><br />

naar professionals gestuurd. De behandelbereidheid werd gescoord<br />

op e<strong>en</strong> 21-item-Suicidal Pati<strong>en</strong>t Treatm<strong>en</strong>t Scale.<br />

Populatie Professionals.<br />

Aantal<br />

215 professionals: 100 kreg<strong>en</strong> het oudere vignet; 115 het vignet <strong>van</strong> de<br />

jonge patiënt.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Suïcidaliteit werd in beide leeftijdsgroep<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> goed herk<strong>en</strong>d.<br />

• E<strong>en</strong> significant verschil bestond in de bereidheid om te behandel<strong>en</strong><br />

bij de verschill<strong>en</strong>de leeftijd<strong>en</strong>.<br />

• P kleiner dan 0,001.<br />

Beoordeling A2<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


450 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Unutzer et al., 2002 <strong>en</strong> 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) Het effect <strong>van</strong> interv<strong>en</strong>ties op ouder<strong>en</strong> met suïcide-ideatie.<br />

Type<br />

RCT<br />

• Setting: eerste lijn.<br />

• IMPACT: activeringsprogramma’s, care manager, medicam<strong>en</strong>teuze<br />

of gedragstherapie.<br />

• Uitkomstmaat: suïcide-ideatie.<br />

Populatie Ouder<strong>en</strong> 60 + met MDD of dysthymie.<br />

• Gerandomiseerd naar IMPACT groep of controlegroep (CAU).<br />

Aantal 909.<br />

Follow-up 2 jaar.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Na 12 maand<strong>en</strong> significant lagere suïcide-ideatie in interv<strong>en</strong>tiegroep<br />

versus CAU-groep.<br />

• Significant snellere afname <strong>van</strong> depressie <strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte <strong>van</strong> de<br />

controlegroep.<br />

• Betere ervar<strong>en</strong> kwaliteit <strong>van</strong> lev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> minder functionele beperking<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling B<br />

CAU care as usual<br />

IMPACT Improving Mood-Promoting Access to Collaborative Treatm<strong>en</strong>t (onderzoeksprogramma)<br />

MDD major depressive disorder (depressie in <strong>en</strong>gere zin)<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 451<br />

Onderzoek: Vaiva et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effect <strong>van</strong> telefonische follow-up <strong>van</strong> suïcidepogers.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Setting: derti<strong>en</strong> emerg<strong>en</strong>cy departm<strong>en</strong>ts.<br />

• Locatie: Noord-Frankrijk.<br />

• Training onderzoekers: psychiaters met vijf jaar of langer ervaring<br />

met suïcidepoger.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: telefonisch consult na één maand (n = 147) of na drie<br />

maand<strong>en</strong> (n = 146). interv<strong>en</strong>tie hield in: poging compliance te<br />

verhog<strong>en</strong> <strong>en</strong> korte crisisinterv<strong>en</strong>tie indi<strong>en</strong> nodig.<br />

• Controle: TAU (n = 312).<br />

• Primaire uitkomstmat<strong>en</strong>:<br />

––<br />

aantal patiënt<strong>en</strong> dat opnieuw suïcidepoging deed na derti<strong>en</strong><br />

maand<strong>en</strong>;<br />

––<br />

aantal suïcides na derti<strong>en</strong> maand<strong>en</strong>.<br />

• Secundaire uitkomstmaat: soort <strong>en</strong> aantal contact<strong>en</strong> met gezondheidszorg<br />

Populatie Leeftijd, sekse, aantal eerdere poging<strong>en</strong> <strong>en</strong> ernst psychopathologie:<br />

ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong>.<br />

• Inclusie:<br />

––<br />

patiënt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 18-65 jaar die suïcidepoging hadd<strong>en</strong> gedaan;<br />

––<br />

gezi<strong>en</strong> door psychiater <strong>en</strong> naar huis ontslag<strong>en</strong>;<br />

––<br />

met huisarts;<br />

––<br />

met telefoon.<br />

Aantal N = 605 (interv<strong>en</strong>tiegroep: telefonisch consult na één maand (n = 147)<br />

of na drie maand<strong>en</strong> (n = 146); controlegroep (TAU): n = 312).<br />

Follow-up 13 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Bij één maand: interv<strong>en</strong>tiegroep significant minder suïcidepoging<strong>en</strong><br />

dan bij controlegroep<br />

• Bij follow-up tuss<strong>en</strong> de drie groep<strong>en</strong> wat betreft suïcidepoging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

suïcides ge<strong>en</strong> significant verschil.<br />

• Na derti<strong>en</strong> maand<strong>en</strong> suïcidepoging minder waarschijnlijk bij groep<br />

die na één maand werd gebeld.<br />

• Interv<strong>en</strong>tiegroep significant vaker contact met huisarts om over<br />

suïcide te prat<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

• Randomisatie: ja; Toewijzing verborg<strong>en</strong>: ja; Behandelaar geblindeerd:<br />

ja; Patiënt geblindeerd: ; Effectbeoordelaar geblindeerd:<br />

ja; Interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja; Follow-up<br />

voldo<strong>en</strong>de: ja; Int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: ja; Financiering: 1 subsidie<br />

<strong>van</strong> onafhankelijke organisatie.<br />

RCT randomised controlled trial (vergelijking tuss<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep,<br />

waaraan deelnemers willekeurig toegewez<strong>en</strong> zijn)<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual


452 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Verwey et al., 2009<br />

Doel(<strong>en</strong>) 1. Nagaan <strong>van</strong> conditie <strong>van</strong> suïcidepogers <strong>en</strong>kele dag<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> poging.<br />

2. Nagaan of zij hulp will<strong>en</strong>.<br />

3. Nagaan wat suïcidepogers zich herinner<strong>en</strong> <strong>van</strong> de in het ziek<strong>en</strong>huis<br />

gemaakte afsprak<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Prospectief op<strong>en</strong> onderzoek.<br />

• Setting: ziek<strong>en</strong>huis <strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> thuis.<br />

• Locatie: Ziek<strong>en</strong>huis Rijnstate Arnhem.<br />

• Training onderzoekers: aio’s <strong>en</strong> nurse practitioners getraind in het<br />

afnem<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> semigestructureerd interview.<br />

• Uitkomstmat<strong>en</strong><br />

––<br />

zelfrapportagevrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>: Suicide Int<strong>en</strong>t Scale (SIS); Parasuicide<br />

Motivation Questionnaire (PMQ); P<strong>en</strong>n State Worry Questionnaire<br />

(PSWQ); Self-esteem Scale (SES); Behoeftelijst..<br />

––<br />

Alle<strong>en</strong> bij tweede meting: vrag<strong>en</strong> naar herinner<strong>en</strong> <strong>van</strong> afsprak<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Tijdsinterval tuss<strong>en</strong> beide tests: binn<strong>en</strong> vijf dag<strong>en</strong>.<br />

––<br />

Brief Symptom Inv<strong>en</strong>tory (BSI).<br />

Populatie Vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Inclusie: patiënt<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> na suïcidepoging.<br />

• Exclusie: niet Nederlands lez<strong>en</strong>; delier; somatisch niet in staat.<br />

Aantal<br />

52 <strong>van</strong> 195 ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de suïcidepogers.<br />

Follow-up 5 dag<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • SIS, PMQ, BSI: ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong>.<br />

• PSWQ, SES: thuis pieker<strong>en</strong> suïcidepogers significant meer <strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> significant lagere zelfwaardering.<br />

• Zes <strong>van</strong> de zev<strong>en</strong> die in ziek<strong>en</strong>huis hulp weigerd<strong>en</strong>, wild<strong>en</strong> thuis<br />

toch hulp.<br />

• E<strong>en</strong> derde vergeet afsprak<strong>en</strong>.<br />

Beoordeling A2<br />

• Ziektespectrum in onderzoek repres<strong>en</strong>tatief voor praktijksituatie:<br />

ja; ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong> of aselecte steekproef: ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de<br />

patiënt<strong>en</strong>; indextest voldo<strong>en</strong>de beschrev<strong>en</strong> voor reproduceerbaarheid:<br />

ja; beoordeling indextest onafhankelijk <strong>van</strong> klinische informatie:<br />

ja; valide refer<strong>en</strong>tietest: ja; alle patiënt<strong>en</strong> zowel index- als<br />

refer<strong>en</strong>tietest ondergaan: ja; uitslag<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> indextest onafhankelijk<br />

<strong>van</strong> elkaar beoordeeld: ja; financiering: ge<strong>en</strong>.<br />

BSI Brief Symptom Inv<strong>en</strong>tory<br />

SIS Suicide Int<strong>en</strong>t Scale<br />

PMQ Parasuicide Motivation Questionnaire<br />

PSWQ P<strong>en</strong>n State Worry Questionnaire<br />

SES Self-esteem Scale


Bijlage 9 Bewijstabell<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> 453<br />

Onderzoek: Voaklander et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Somatische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, medicatiegebruik <strong>en</strong> suïcide bij ouder<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Population-based, case sexmatched control study.<br />

• Post-mortemonderzoek bij 602 person<strong>en</strong> na suïcide.<br />

• Periode <strong>van</strong> 10 jaar: 1993-2002.<br />

Populatie 66+<br />

Aantal 602 person<strong>en</strong> (controlegroep: 2.999).<br />

sexmatched controls ratio: 1:5.<br />

Follow-up Ge<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Man-vrouwverhouding: 72:28.<br />

• Depressie: verhoogd risico.<br />

• Neurotische problematiek: verhoogd risico.<br />

• Dem<strong>en</strong>tie: ge<strong>en</strong> verhoogd risico.<br />

• Diabetes: ge<strong>en</strong> verhoogd risico.<br />

• Kanker verhoogd risico.<br />

• Incontin<strong>en</strong>tie verhoogd risico.<br />

• Leverziekt<strong>en</strong> verhoogd risico.<br />

• Lineair verhoogd risico bij b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>gebruik <strong>en</strong> narcotische<br />

pijnstillers.<br />

• Verhoogd antidepressivumgebruik werd geconstateerd bij de suïcidant<strong>en</strong>.<br />

• De correlatie tuss<strong>en</strong> suïcides <strong>en</strong> gebruik <strong>van</strong> pijnstillers <strong>en</strong> b<strong>en</strong>zodiazepines<br />

was in gelijke mate gecorreleerd met vergiftigingssuïcides<br />

<strong>en</strong> niet-vergiftigingssuïcides.<br />

• Tev<strong>en</strong>s werd e<strong>en</strong> t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s gesignaleerd <strong>van</strong> e<strong>en</strong> groter risico bij<br />

gehospitaliseerde patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> na hospitalisatie.<br />

Beoordeling B<br />

Onderzoek: De Vries et al., 2008<br />

Doel(<strong>en</strong>) Overzicht mak<strong>en</strong> voor <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> non-suïcidecontract<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

Literatuuroverzicht <strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s Nederlandse Inspectie voor de<br />

Gezondheidszorg.<br />

Populatie melding<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide aan de IGZ.<br />

Aantal 505.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • In 505 melding<strong>en</strong> <strong>van</strong> suïcide aan de inspectie bleek in 23% <strong>van</strong> de<br />

gevalll<strong>en</strong> e<strong>en</strong> non-suïcideafspraak te viger<strong>en</strong>.<br />

• Non suïcidecontract<strong>en</strong> word<strong>en</strong> eerder gebruikt bij hoog suïcide<br />

risico.<br />

Beoordeling D<br />

IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg


454 <strong>Multidisciplinaire</strong> <strong>richtlijn</strong> <strong>diagnostiek</strong> <strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

Onderzoek: Weinberg et al., 2006<br />

Doel(<strong>en</strong>) Effectiviteit nagaan <strong>van</strong> e<strong>en</strong> korte individuele therapie ondersteund<br />

door Manual Assisted Cognitive Treatm<strong>en</strong>t (MACT) voor BPD- <strong>en</strong>/<br />

of DSH-patiënt<strong>en</strong>.<br />

Type<br />

RCT.<br />

• Blindering: deels.<br />

• Onderzoeksduur: twee maand<strong>en</strong> <strong>behandeling</strong> plus 6 maand<strong>en</strong><br />

follow-up.<br />

• Setting: deelnemers via krant<strong>en</strong> <strong>en</strong> instelling<strong>en</strong> geworv<strong>en</strong> voor<br />

onderzoek.<br />

• Locatie: Hospital, Boston.<br />

• Interv<strong>en</strong>tie: MACT, zes sessies bov<strong>en</strong>op TAU.<br />

• Controle: TAU.<br />

• Adher<strong>en</strong>ce niet gemonitord<br />

• Primaire uitkomstmaat: DIBR.<br />

• Secundaire uitkomstmat<strong>en</strong>: PHI, SBQ, TUI-FA.<br />

Populatie • Leeftijd: 18-40 gemiddeld 28; sekseratio: 100% vrouw<strong>en</strong>.<br />

• Inclusie: BPD, herhaalde DSH.<br />

• Exclusie: psychose, bipolair, substance dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>ce, verhoogd<br />

suïciderisico (BSI > 9) <strong>en</strong> actueel plan om suïcide te pleg<strong>en</strong>.<br />

Aantal N = 30.<br />

Follow-up 6 maand<strong>en</strong>.<br />

Uitkomst(<strong>en</strong>) • Minder frequ<strong>en</strong>t zelfbeschadig<strong>en</strong>d gedrag, <strong>en</strong> minder ernstig DSH<br />

bij zes maand<strong>en</strong>.<br />

• Ge<strong>en</strong> verschil in suïcide-ideatie (!).<br />

Beoordeling B<br />

• Kleine aantall<strong>en</strong>.<br />

• Randomisatie: ja; toewijzing verborg<strong>en</strong>: niet <strong>van</strong> toepassing; behandelaar<br />

geblindeerd nee; patiënt geblindeerd nee; effectbeoordelaar<br />

geblindeerd: ja; interv<strong>en</strong>tie- <strong>en</strong> controlegroep vergelijkbaar: ja;<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de: ja; int<strong>en</strong>tion-to-treatanalyse: onduidelijk.<br />

BPD borderline personlaity disorder (borderline persoonlijkheidsstoornis)<br />

DIBR Diagnostic Interview for Borderline, Revised<br />

DSH deliberate self-harm<br />

MACT Manual Assisted Cognitive Treatm<strong>en</strong>t<br />

PHI Parasuicide History Interview<br />

SBQ Social Behavior Questionnaire<br />

TAU treatm<strong>en</strong>t as usual<br />

TUI-FA Treatm<strong>en</strong>t Utilization Interview, Follow-Along Version

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!