21.01.2015 Views

Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...

Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...

Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Nota</strong> <strong>van</strong> beantwoording <strong>zienswijzen</strong><br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt<br />

1


Inhoudsopgave<br />

A. INLEIDING ....................................................................................................................................... 3<br />

B. ZIENSWIJZEN EERSTE TERVISIELEGGING................................................................................. 3<br />

C. ZIENSWIJZEN TWEEDE TERVISIELEGGING.............................................................................. 75<br />

2


A. Inleiding<br />

Van 23 september tot en met 3 november 2010 hebben het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en de<br />

onderbouwing vaststelling hogere grenswaarden (Geluidhinder) voor Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt ter visie gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder schriftelijk kunnen reageren.<br />

Gedurende deze termijn zijn er circa 500 <strong>zienswijzen</strong> ingediend. Veel <strong>van</strong> deze <strong>zienswijzen</strong> zijn in de<br />

vorm <strong>van</strong> een standaard brief of strookje ingediend. Al met al zijn er 134 <strong>zienswijzen</strong> ingediend,<br />

waar<strong>van</strong> een aantal herhaaldelijk.<br />

Tijdens de ter visie legging is op dinsdag 19 oktober 2010 een inloop-informatieavond gehouden over<br />

de stukken die ter visie lagen. Op de avond konden belangstellenden vragen stellen aan de<br />

medewerkers <strong>van</strong> het stadsdeel en aan de portefeuillehouder. De avond werd door ongeveer 40<br />

belangstellenden bezocht.<br />

Vanwege een aantal tekortkomingen in de kennisgeving <strong>van</strong> de publicatie <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, heeft het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt een<br />

tweede maal, geheel ongewijzigd, tervisie gelegen <strong>van</strong> 28 januari 2011 tot en met 10 maart 2011. De<br />

reeds tijdens de eerste tervisielegging ingediende <strong>zienswijzen</strong> zijn daarbij als herhaald en ingelast<br />

beschouwd. Dit waren er 100. Bij de eerste tervisielegging zijn vier <strong>zienswijzen</strong> te laat ingediend, maar<br />

door de tweede tervisielegging alsnog ont<strong>van</strong>kelijk verklaard. Deze <strong>zienswijzen</strong> (nrs. 97, 98, 99 en<br />

100) worden in onderdeel B samengevat en beantwoord. Tijdens de tweede tervisielegging zijn 34<br />

<strong>zienswijzen</strong> ingediend. Deze worden in onderdeel C samengevat en beantwoord.<br />

B. Zienswijzen eerste tervisielegging<br />

1. Adressant 1<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressanten zijn <strong>van</strong> mening dat de artikelen 5.5, 6.5, 7.5 en 8.5 <strong>van</strong> de planregels onvoldoende<br />

genormeerd zijn en dat deze artikelen leiden tot aantasting <strong>van</strong> de randvoorwaarden die het<br />

bestemmingsplan stelt;<br />

b. Adressanten stellen dat de kwalificatie doorgaande straat , met de in dit bestemmingsplan<br />

daarmee samenhangende regeling <strong>van</strong> flexibiliteit in functies, een bedreiging vormt voor de<br />

bescherming <strong>van</strong> de hoogwaardige en kleinschalige woon- en gemengde (kantoor-)functies. Het<br />

begrip doorgaande straat is onduidelijk en niet in de plandefinities opgenomen. Het begrip<br />

doorgaande straat heeft geen feitelijke onderbouwing en is gebaseerd op de veronderstelling dat<br />

er grote groepen wandelaars zullen zijn tussen het metrostation Albert Cuyp en het Museumplein.<br />

Er wordt aan voorbij gegaan dat een toenemend aantal horecabedrijven in deze doorgaande<br />

straten leidt tot meer namiddag- en avondpubliek dat geen relatie heeft met museumbezoek;<br />

c. Adressanten vinden de relatie tussen de gemeten geluidwaarden op de gevels <strong>van</strong> gebouwen, het<br />

planbegrip en de planvoorschriften onduidelijk is.<br />

d. Er is geen regeling met betrekking tot de maximale geluidbelasting op voor- en achtergevels<br />

tijdens evenementen op het Museumplein. Adressanten vinden voorts dat de bepalingen met<br />

betrekking tot de bestemming Groen onvoldoende bescherming geven aan de bestemming,<br />

omdat nadere regels aangaande tijdstip in het jaar, de soort en het aantal evenementen op het<br />

Museumplein ontbreekt;<br />

e. Alle gemengde bestemmingen maken horeca mogelijk, adressanten achten het echter niet<br />

wenselijk dat in alle gebieden met een gemengde bestemming horeca wordt toegestaan.<br />

Verondersteld wordt dat in de Johannes Vermeerbuurt binnen de bestemming Gemengd-1 geen<br />

beletsels zijn om disco s, fastfood, cafés en hotels toe te staan, waardoor de woonfunctie wordt<br />

bedreigd;<br />

f. Gewezen wordt op de bij vaststelling <strong>van</strong> het horecabeleid aangenomen amendementen ter<br />

bescherming <strong>van</strong> de woonfunctie <strong>van</strong> enkele woonblokken, wat in het bestemmingsplan<br />

overgenomen dient te worden;<br />

g. Het komt adressanten als willekeur voor welke gebouwen de bestemming Gemengd-1 ,<br />

Gemengd-2 of Gemengd-3 hebben gekregen;<br />

h. Adressanten doen concrete voorstellen omtrent het anders bestemmen <strong>van</strong> de in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> als Gemengd-1 , Gemengd-2 of Gemengd-3 aangewezen panden,<br />

gericht op het uitsluiten <strong>van</strong> horeca en parkeervoorzieningen;<br />

3


i. Adressanten vinden artikel 1 onvolledig en missen de definities <strong>van</strong> de begrippen goot ,<br />

bouwhoogte , peil en kap ;<br />

j. Adressanten verzoeken om, naast of in plaats <strong>van</strong> de regeling in artikel 20, tevens de goot- en<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> de panden op de verbeelding vast te leggen om te voorkomen dat bestaande<br />

bebouwing kan worden ver<strong>van</strong>gen door nieuwe, hogere bebouwing die architectonisch en<br />

stedenbouwkundig niet aansluit bij de bestaande bebouwing. Concreet worden de adressen<br />

Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 en Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 55-61 genoemd. Daarbij wordt<br />

door adressanten opgemerkt dat deze bebouwing geen kapverdieping heeft;<br />

k. Adressanten verzetten zich tegen de beleidswijziging ten aanzien <strong>van</strong> het toestaan <strong>van</strong> parkeren<br />

in tuinen voor zover dat nu aanwezig is en in afwijking is <strong>van</strong> het geldende bestemmingsplan.<br />

Gesteld wordt dat het stadsdeel geen moeite heeft gedaan om andere, voor alle partijen<br />

bevredigende oplossing te realiseren. De argumentatie voor de beleidswijziging wordt niet<br />

ondersteund. Door het moment <strong>van</strong> de beleidswijziging, in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, zijn de<br />

bewoners geconfronteerd met een onvoldragen standpunt en is te weinig zorgvuldigheid betracht.<br />

Het sluipenderwijs bestraten <strong>van</strong> tuinen rond villa s doet afbreuk aan de kerm <strong>van</strong> het plan:<br />

revolutiebouw afgewisseld met villa s waar<strong>van</strong> de tuinen aansluiten op openbaar groen.<br />

Adressanten menen dat het stadsdeel over dient te gaan tot consequente handhaving. Er wordt<br />

op gewezen dat het gratis parkeren in tuinen leidt tot inkomstenderving <strong>van</strong> het stadsdeel.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. De artikelen 5.5, 6.5, 7.5 en 8.5 <strong>van</strong> de planregels bevatten wijzigingsbevoegdheden die het<br />

mogelijk maken om, na wijziging op basis <strong>van</strong> artikel 3.6 Wro, het aantal hotels, vestigingen <strong>van</strong><br />

horeca en ondergrondse parkeergarages te vergroten. Deze wijzigingsbevoegdheden kennen<br />

objectieve criteria.<br />

- Nieuwe hotels zijn op basis <strong>van</strong> de planregels alleen mogelijk in panden die nu geheel in<br />

gebruik zijn als kantoor en als zodanig zijn bestemd door middel <strong>van</strong> de aanduidingen kantoor<br />

en specifieke vorm <strong>van</strong> gemengd - alle bouwlagen . Het aantal gevallen waarin dat voorkomt<br />

is niet groot. Voorts zijn kwalitatieve criteria opgenomen ter bescherming <strong>van</strong> het woon- en<br />

leefmilieu;<br />

- De uitbreiding <strong>van</strong> horeca is voorzien <strong>van</strong> randvoorwaarden. In de planregels is bepaald dat de<br />

wijzigingsbevoegdheid alleen betrekking heeft op de daartoe aangewezen panden, waarbij de<br />

aard <strong>van</strong> de nieuwe horecafunctie en het aantal nieuwe vestigingen is geregeld. Deze wijziging<br />

naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen die in het vastgestelde horecabeleid<br />

daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe horeca <strong>van</strong> de categorieën 3 en 4;<br />

- De realisatie <strong>van</strong> nieuwe parkeergarages is voorzien <strong>van</strong> beperkende randvoorwaarden, onder<br />

meer gericht op behoud <strong>van</strong> groene binnenterreinen en waardevolle bomen en dat de garage<br />

alleen gebruikt mag worden ten dienste <strong>van</strong> het hoofdgebouw. Er is dus geen sprake <strong>van</strong><br />

nieuwe openbare garages;<br />

Door het opnemen <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid legt het stadsdeel vast dat de drie genoemde<br />

functiewijzigingen / bouwmogelijkheden in principe aanvaardbaar zijn (wegens het stedelijke en<br />

toeristisch-recreatieve karakter <strong>van</strong> het plangebied), maar door dit niet als direct maar als<br />

wijzigingsbevoegdheid op te nemen wordt de waarborg geïntroduceerd dat per geval een integrale<br />

belangenafweging plaatsvindt, zodat bij elk wijzigingsbesluit zorgvuldig moet worden overwogen of<br />

de wijziging in de desbetreffende situatie in overeenstemming is met het criterium <strong>van</strong> de goede<br />

ruimtelijke ordening. Bij bestemmingsplanwijziging is voorts door middel <strong>van</strong> procedurele<br />

bepalingen de zorgvuldigheid <strong>van</strong> de belangenafweging gewaarborgd door de Uniforme Openbare<br />

Voorbereidingsprocedure op grond <strong>van</strong> afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht <strong>van</strong><br />

toepassing te verklaren. Belanghebbenden kunnen daardoor een zienswijze indienen voordat het<br />

besluit tot wijziging is genomen. Na het wijzigingsbesluit staat de mogelijkheid tot het instellen <strong>van</strong><br />

beroep open.<br />

b. De veronderstelling dat het begrip doorgaande straat gebaseerd is op de verwachting dat er<br />

grote groepen wandelaars zullen zijn tussen het metrostation Albert Cuyp en het Museumplein is<br />

niet gebaseerd op de uitleg die in de plantoelichting is gegeven. Het begrip doorgaande straat is<br />

in de plantoelichting toegepast als onderdeel <strong>van</strong> de onderbouwing waarom in sommige straten<br />

wel en in andere niet een verlevendiging <strong>van</strong> de plinten wordt bevorderd. Het begrip is een<br />

kwalificatie <strong>van</strong> straten die tot doel heeft de kenmerken <strong>van</strong> de staten te vatten. Het is geen begrip<br />

met een juridische betekenis. Een juridische begripsomschrijving in de planregels is dan ook niet<br />

aan de orde.<br />

De panden in de straten die in de plantoelichting het predicaat doorgaande straat heeft gekregen<br />

zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aangewezen als Gemengd 2 . Deze bestemming regelt dat<br />

4


alle panden met deze bestemming op de begane grond de winkelfunctie kunnen hebben. Het<br />

betreft panden in straten waar momenteel al winkels aanwezig zijn en die een bijdrage leveren<br />

aan de winkelstructuur <strong>van</strong> het gebied. Andere functies, zowel wonen als niet-woonfuncties, zijn<br />

uitsluitend toegestaan als dat specifiek is aangeduid. Die aanduidingen komen uitsluitend voor op<br />

adressen waar deze functies ook daadwerkelijk voorkomen en heeft (aangewezen bestaande<br />

uitzonderingen daargelaten) alleen betrekking op de begane grond. De flexibiliteit die het<br />

bestemmingsplan als direct recht biedt is dus beperkt tot alleen de omzetting naar winkels in de<br />

plinten <strong>van</strong> bebouwing, ter versterking <strong>van</strong> de winkelstructuur. Het maximum oppervlak per<br />

vestiging (zowel winkels als bestaande andere niet-woonfuncties) is daarbij in de regels<br />

gemaximeerd. De kleinschaligheid <strong>van</strong> de functies is daarmee gewaarborgd.<br />

Een toename <strong>van</strong> horeca is alleen mogelijk na bestemmingswijziging, dus niet als direct recht.<br />

Deze wijziging naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen die in het vastgestelde<br />

horecabeleid daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe horeca <strong>van</strong> de<br />

categorieën 3 en 4;<br />

c. In de plantoelichting is uitgelegd wat de relatie is tussen de geluidwaarden op de gevels <strong>van</strong><br />

gebouwen en de planregels. Voor gebouwen waar een geluidbelasting <strong>van</strong> meer dan 48 dB maar<br />

niet hoger dan 63 dB is geconstateerd worden hogere waarden als bedoeld in de Wet<br />

geluidhinder vastgesteld. Omdat een aantal panden geluidbelast is met een waarden <strong>van</strong> meer<br />

dan 63 dB, wordt in lid 5.4.3 geregeld dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen alleen zijn<br />

toegestaan wanneer deze zijn voorzien <strong>van</strong> een dove gevel of een vergelijkbare geluidwerende<br />

voorziening. Dat kan een vliesgevel of een afsluitbare loggia zijn, die zorg dragen voor een<br />

aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Op deze wijze wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. De<br />

panden waarop dit betrekking heeft zijn op de verbeelding weergegeven met de aanduiding 'dove<br />

gevel'. Het betreft panden waar tevens kan worden voldaan aan de eis <strong>van</strong> een stille zijde. deze<br />

eis volgt uit het Amsterdamse geluidbeleid. Waar niet aan deze eis kan worden voldaan wordt een<br />

nieuwe geluidgevoelige functie uitgesloten. Dat is aan de orde op enkele adressen waar de<br />

aanduiding 'wonen uitgesloten' is weergegeven.<br />

d. Het geldende bestemmingsplan Het Museumplein 1995 heeft aan het Museumplein de<br />

bestemming Openbare ruimte 1 toegekend. Op grond <strong>van</strong> de planvoorschriften <strong>van</strong> dat<br />

bestemmingsplan zijn deze gronden, zonder verdere beperkingen, onder meer bestemd als<br />

openbare groenvoorzieningen en tuinen, pleinen, sierwater, speelgelegenheden en recreatieve<br />

voorzieningen. Deze gronden mogen tevens tijdelijk worden bebouwd en gebruikt voor publiek<br />

activiteiten zoals tijdelijke kermissen, tentoonstellingen, manifestaties, circussen en markten. Deze<br />

aan het Museumplein toegekende bestemming was een weerslag <strong>van</strong> het reeds voor vaststelling<br />

<strong>van</strong> dat bestemmingsplan bestaande gebruik en ook de afgelopen jaren wordt het plein voor deze<br />

bestemming gebruikt. Het nieuwe <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> beoogt geen wijziging, uitbreiding of<br />

beperking <strong>van</strong> gebruiksmogelijkheden. De reeds toegestane gebruiksmogelijkheden zijn gevat in<br />

het begrip evenementen wat een verzamelbegrip is voor het bestaande en reeds bestemde<br />

gebruik en dat aansluit op de in de landelijke standaard SVBP2008 gehanteerde woordkeus. Het<br />

feit dat het plein is betrokken in een nieuw, op actualisatie en bestendiging <strong>van</strong> het geldende<br />

bestemmingsplan gericht bestemmingsplan geeft geen aanleiding om het bestaande gebruik <strong>van</strong><br />

het plein te heroverwegen. Aan de door adressanten gewenste inperking <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het<br />

plein wordt daarom niet tegemoet gekomen.<br />

Voor wat betreft het veronderstelde gebrek aan een regeling met betrekking tot de maximale<br />

geluidbelasting op voor- en achtergevels tijdens evenementen op het Museumplein geldt ten<br />

eerste de voorgaande onderbouwing en ten tweede het feit dat de Wet ruimtelijke ordening en de<br />

Wet geluidhinder niet zien op de regeling <strong>van</strong> geluidhinder <strong>van</strong>wege evenementen. Op basis <strong>van</strong><br />

het evenementenbeleid kunnen, per geval, nadere voorschriften worden gegeven aan een<br />

evenementenvergunning. Het evenementenbeleid zal dan ook worden opgenomen worden in het<br />

bestemmingsplan, zodat er een ruimtelijk toetsingskader wordt geboden voor de<br />

evenementenvergunning;<br />

e. Binnen de gemengde bestemmingen is horeca uitsluitend toegestaan waar nu reeds<br />

horecavestigingen bestaan. Alleen de bestaande horecasoort wordt daar toegestaan, met al<br />

mogelijkheid om deze te ver<strong>van</strong>gen door uitsluitend minder overlastgevende horecacategorieën.<br />

Nieuwe disco s en snackbars (horeca <strong>van</strong> de categorieën 1 en 2) zijn nergens in het<br />

bestemmingsplan mogelijk gemaakt, alleen bestaande vestigingen zijn toegestaan. De<br />

beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> horeca zijn in de planregels opgenomen in de leden met de titel<br />

specifieke gebruiksregels . Een toename <strong>van</strong> horeca is alleen mogelijk na bestemmingswijziging,<br />

dus niet als direct recht. Deze wijziging naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen<br />

5


die in het vastgestelde horecabeleid daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe<br />

horeca <strong>van</strong> de categorieën 3 en 4;<br />

f. De bij vaststelling <strong>van</strong> het horecabeleid aangenomen amendementen ter bescherming <strong>van</strong> de<br />

woonfunctie <strong>van</strong> enkele woonblokken zijn in het bestemmingsplan overgenomen doordat voor de<br />

desbetreffende panden geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen;<br />

g. In de toelichting is aangegeven waarop de bestemmingen bestemming Gemengd - 1 , Gemengd<br />

- 2 of Gemengd - 3 betrekking hebben.<br />

Alle panden in de winkelstraten en de panden in de woonstraten waar een niet-woonfunctie<br />

aanwezig zijn hebben de bestemming Gemengd-1 . Onder deze winkelstraten vallen de Cornelis<br />

Schuytstraat, de Van Baerlestraat, de Roelof Hartstraat en een deel <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat.<br />

Onder woonstraten vallen alle straten die niet aan een doorgaande (50 km/uur) weg liggen.<br />

Alle panden aan de Willemsparkweg tussen de Van Baerlestraat en de Cornelis Schuytstraat en<br />

alle panden aan de doorgaande straten waar een niet-woonfunctie aanwezig zijn hebben de<br />

bestemming Gemengd - 2 . Onder doorgaande straten vallen de 50 km/uur wegen in het<br />

plangebied.<br />

Alle panden aan de randen <strong>van</strong> het Museumplein (met uitzondering <strong>van</strong> de culturele instellingen)<br />

hebben de bestemming Gemengd - 3 .<br />

Er is dus geen sprake <strong>van</strong> willekeur ten aanzien <strong>van</strong> welke gebouwen in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de bestemming Gemengd - 1 , Gemengd - 2 of Gemengd - 3 hebben<br />

gekregen;<br />

h. Zoals uit de beantwoording hiervoor blijkt is er geen aanleiding om een nieuwe bestemming<br />

Gemengd - 7 (met als doel nieuwe horeca en parkeervoorzieningen uit te sluiten) te introduceren<br />

omdat het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds voorziet in een regeling die geen nieuwe horeca en<br />

parkeervoorzieningen bij recht mogelijk maakt. Overigens wordt naar aanleiding <strong>van</strong> andere<br />

<strong>zienswijzen</strong> wel een nieuwe bestemming Gemengd 7 geïntroduceerd, maar deze heeft geen<br />

relatie met de bestemming Gemengd 7 uit de zienswijze.<br />

i. De bestemmingsplanbepalingen geven geen aanleiding om een definitie <strong>van</strong> het normaal<br />

Nederlandse begrip goot op te nemen. Het begrip bouwhoogte wordt reeds gedefinieerd door de<br />

bepaling omtrent de wijze <strong>van</strong> meten, wat ook al blijkt uit de door adressanten voorgestelde<br />

formulering. Het begrip peil is reeds gedefinieerd in lid 1.64 <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het begrip kap is reeds gedefinieerd in lid 1.50 <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De veronderstelling dat het bestemmingsplan het toelaat om aan de<br />

straatzijde nieuwe bebouwing te realiseren tot aan de maximale bouwhoogte is onjuist, omdat de<br />

bestemmingsplanregel dat maximale goothoogte niet mag worden overschreden dat voorkomt;<br />

j. Artikel 20 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voorziet in een regeling die de bestaande goot- en<br />

bouwhoogten vastlegt, met dien verstande dat onder voorwaarden afwijkingen mogelijk zijn.<br />

Overeenkomstig het verzoek <strong>van</strong> adressanten wordt in plaats <strong>van</strong> de regeling in artikel 20 de<br />

bestaande goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> de panden op de verbeelding vastgelegd. Dit is alleen aan<br />

de orde voor panden die in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de dubbelbestemming Waarde-<br />

Cultuurhistorie hadden gekregen. De adressen Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 hadden deze<br />

dubbelbestemming niet omdat het geen panden zijn <strong>van</strong> orde 1 of 2 betreft noch panden <strong>van</strong> orde<br />

3 in combinatie met stedenbouwkundige zone A. Het cultuurhistorisch advies <strong>van</strong> BMA (bijlage 4<br />

bij de plantoelichting) geeft geen aanleiding de betreffende panden een cultuurhistorische waarde<br />

toe te kennen die aanleiding zou kunnen zijn voor een meer beperkende bouwhoogteregeling. De<br />

in de zienswijze genoemde reden <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een kapverdieping op de adressen<br />

Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 (bezonning <strong>van</strong> het middengebied) treft geen doel omdat de<br />

desbetreffende bebouwing wegens de ligging ten noorden <strong>van</strong> het binnenterrein per definitie geen<br />

schaduw geeft op de binnentuin. Een eventuele beperking <strong>van</strong> de bouwhoogte voor deze panden<br />

vindt daarom geen basis in een stedenbouwkundige of cultuurhistorische waarde of een<br />

onaanvaardbaar ruimtelijk effect op zijn omgeving. De zienswijze wordt daarom wat betreft deze<br />

adressen niet gevolgd, de bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden wordt niet verder beperkt;<br />

k. In bijlage 6 is het memo opgenomen dat is behandeld in de raadscommissie <strong>van</strong> 8 september<br />

2010 en waarin de onderbouwing is gegeven voor de beleidswijziging. Daarin is aangegeven dat<br />

zich geen ruimtelijk belang verzet tegen het legaliseren <strong>van</strong> bestaande parkeervoorzieningen in<br />

tuinen, terwijl deze parkeerplaatsen een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat <strong>van</strong><br />

economische functies.<br />

Adressanten veronderstellen dat er een andere, voor alle partijen bevredigende oplossing<br />

denkbaar is. Dit wordt niet geconcretiseerd. In tegenstelling tot wat adressanten stellen heeft het<br />

stadsdeel reeds getracht door middel <strong>van</strong> handhavingprocedures het parkeren in tuinen, voor<br />

zover dat in strijd is met de geldende bestemmingsplannen, te beëindigen. Dit is weliswaar in<br />

6


overeenstemming met de wens <strong>van</strong> adressanten, maar het is niet een voor alle partijen<br />

bevredigende oplossing aangezien de meest belanghebbende partijen (degenen die parkeren in<br />

de tuinen) zich hierin niet kunnen vinden.<br />

De door adressanten gewekte indruk dat het nieuwe beleid een aantasting vormt <strong>van</strong> tuinen <strong>van</strong><br />

villa s die grenzen aan openbaar groen en <strong>van</strong> betekenis zijn voor de voorstelling <strong>van</strong><br />

romantische, parkachtige landschappen met verrassende doorkijkjes is onjuist, nu het in geen <strong>van</strong><br />

de gevallen gaat om villa s grenzend aan of nabij dergelijke groenvoorzieningen.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking d wordt het meest recente Evenementenbeleid in het bestemmingsplan ingepast, op grond<br />

<strong>van</strong> opmerking e wordt de leesbaarheid <strong>van</strong> de regels aangepast en op grond <strong>van</strong> opmerking j wordt<br />

de dubbelbestemming <strong>van</strong> artikel 20 geschrapt en worden de feitelijke goot- en bouwhoogten <strong>van</strong><br />

cultuurhistorisch waardevolle panden op de verbeelding ingetekend.<br />

2. Adressant 2<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressanten maken bezwaar tegen de bestemming Maatschappelijk die in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gegeven aan de gebouwen en terreinen met de adressen Richard<br />

Holstraat 8 en Heinzestraat 9. Deze bestemming is een verruiming <strong>van</strong> de huidige bestemmingen<br />

<strong>van</strong> deze panden en terreinen, te weten Onderwijsvoorzieningen en Erven behorende bij<br />

onderwijsvoorzieningen voor het pand en terrein Richard Holstraat 8 en de bestemmingen<br />

Maatschappelijke doeleinden en Tuinen I voor het pand en terrein Heinzestraat 9. Adressanten<br />

menen dat de verruiming <strong>van</strong> de bestemming leidt tot een onevenredige belasting <strong>van</strong> de<br />

woonfunctie, omdat in het blok en de omgeving reeds veel maatschappelijke functies zijn<br />

gevestigd. Door de activiteiten ondervinden de bewoners veel geluidhinder door het gebruik <strong>van</strong><br />

de gebouwen en gronden door kinderen. Adressanten vrezen voorts ten gevolge <strong>van</strong> de<br />

verruiming <strong>van</strong> de bestemming een toename <strong>van</strong> verkeershinder en parkeerdruk in het kleine<br />

straatje dat niet is ingericht op deze toekomstige mogelijkheden. Adressanten missen een<br />

onderbouwing <strong>van</strong> de reden/noodzaak <strong>van</strong> de ruimere bestemming.<br />

b. Adressanten verwijzen naar de beantwoording <strong>van</strong> het stadsdeel waar het gaat om het<br />

overnemen <strong>van</strong> het oordeel <strong>van</strong> de bestuursrechter inzake het lopende beroep tegen de door het<br />

stadsdeel verleende ontheffing ten behoeve <strong>van</strong> het realiseren <strong>van</strong> naschoolse op<strong>van</strong>g.<br />

Adressanten menen dat het stadsdeel niet het oordeel <strong>van</strong> de bestuursrechter moeten<br />

overnemen, maar een eigen afweging moeten maken. Voorts wijzen adressanten erop dat de<br />

bestreden ontheffing betrekking heeft op het inpandig gebruik en niet het gebruik <strong>van</strong> het<br />

buitenterrein.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Zoals reeds in de beantwoording <strong>van</strong> de inspraakreactie is aangegeven, heeft het stadsdeel als<br />

uitgangspunt dat de betreffende panden aan de Heinzestraat, het Jacob Obrechtplein, de Richard<br />

Holstraat en de Reijnier Vinkeleskade een breed maatschappelijk gebruik mogelijk maken.<br />

Daarmee wordt, ter verduidelijking <strong>van</strong> dat antwoord, tevens gedoeld op de bij deze panden<br />

behorende terreinen, omdat deze <strong>van</strong> belang zijn voor het kunnen functioneren <strong>van</strong> de panden ten<br />

dienste <strong>van</strong> maatschappelijke functies.<br />

De verruiming <strong>van</strong> gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Maatschappelijk leidt niet tot<br />

nieuwe of ruimtelijke effecten dan wat op grond <strong>van</strong> de geldende bestemmingsplannen reeds<br />

mogelijk is. De bestemming Onderwijsvoorzieningen en Erven behorende bij<br />

onderwijsvoorzieningen maken een breed scala aan soorten <strong>van</strong> onderwijs mogelijk, gedurende<br />

de dag maar ook de avond. De potentiële gebruiksintensiteit, mate <strong>van</strong> overlast en<br />

verkeersaantrekkende werking daar<strong>van</strong> onderscheidt zich niet <strong>van</strong> de in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> nieuw toegestane maatschappelijke functies. De beperking <strong>van</strong> de<br />

bestemming tot onderwijs is daarom niet doelmatig en de goede ruimtelijke ordening verzet zich<br />

niet tegen de verruiming <strong>van</strong> de bestemming. De regeling uit het bestemmingsplan is daarmee<br />

een weerslag <strong>van</strong> de karakteristiek <strong>van</strong> het gebied, dat sedert de oprichting <strong>van</strong> de eerste<br />

bebouwing zich kenmerkt door de aanwezigheid <strong>van</strong> veel maatschappelijke voorziening.<br />

b. Inmiddels heeft de Rechtbank een uitspraak gedaan inzake het beroep tegen de verleende<br />

ontheffing voor de buitenschoolse op<strong>van</strong>g in het gebouw aan Richard Holstraat 8. De ontheffing is<br />

op juiste gronden verleend. Aangezien er geen hoger beroep is ingesteld, zal de BSO worden<br />

opgenomen in de verbeelding/regels.<br />

7


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

3. Adressant 3<br />

Zienswijze:<br />

Adressanten suggereren dat er hoogbouw kan worden gerealiseerd nu het advies <strong>van</strong> BMA om ook<br />

de bestaande bouwhoogten <strong>van</strong> de panden <strong>van</strong> orde 3, gelegen aan stedenbouwkundige zone B, per<br />

pand conform de bestaande situatie te regelen niet is overgenomen. Concreet wordt gerefereerd aan<br />

bouwblok AH32, waar het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> respectievelijk<br />

14,5 meter en 18 meter mogelijk maakt terwijl vrijwel alle panden volgens adressanten een<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> maximaal 12 meter hebben. Gevreesd wordt voor ongewenste hoogbouw en een<br />

aantasting <strong>van</strong> de karakteristieke architectuur in de buurt.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

De overwegende bouwhoogte in dit blok is inderdaad structureel lager dan wat in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen. BMA heeft aangegeven dat de hoogte <strong>van</strong> de school op de<br />

hoek <strong>van</strong> Banstraat Nicolaas Maesstraat maatgevend dient te zijn bij panden waarvoor de<br />

bouwhoogteregeling per blok mogelijk is (met uitzondering <strong>van</strong> reeds hoger gebouwde panden), met<br />

behoud <strong>van</strong> de verschillen tussen goot- en bouwhoogte. Aangezien dit leidt tot onduidelijke<br />

regelingen, zal bij uitzondering op de algemene regel, in dit bouwblok de bouwhoogtes per pand<br />

worden vastgelegd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De in het bouwblok<br />

voorkomende feitelijke goot- en bouwhoogten worden op de verbeelding opgenomen.<br />

4. Adressant 4<br />

Zienswijze:<br />

a. Het eerste deel <strong>van</strong> de zienswijze is vergelijkbaar met de zienswijze zoals deze is weergegeven<br />

onder 3;<br />

b. Adressanten stellen, op basis <strong>van</strong> dezelfde argumentatie als onder a genoemd, dat de<br />

karakteristieke bouw <strong>van</strong> de De Lairessestraat/Hondecoeterstraat geweld wordt aangedaan door<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. In dat verband wordt de adressen Hondecoeterstraat 10 en Nic.<br />

Maesstraat 100 genoemd (twee naast elkaar gelegen panden) die in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 21 meter hebben gekregen maar in de<br />

bestaande situatie 6 respectievelijk 15 meter hoog zijn;<br />

c. Adressanten menen dat in deze panden functies als parkeren, horeca in 4 categorieën, hotels en<br />

motorbrandstofverkooppunten zijn toegestaan en heeft daartegen bezwaar in verband met de<br />

afbreuk aan het huidige welbevinden en de met deze functies samenhangende verkeersdruk;<br />

d. Adressanten maakt bezwaar tegen het bestemmingsplan voor zover dat kan leiden tot uitbreiding<br />

<strong>van</strong> de mogelijkheid tot het exploiteren <strong>van</strong> horeca, hotels etc.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Verwezen wordt naar de beantwoording, zoals verwoord onder zienswijze 3;<br />

b. Hondecoeterstraat 10; bouwvergunning verleend voor maatschappelijke functie (kinderop<strong>van</strong>g als<br />

onderdeel <strong>van</strong> de school) in de plint en wonen op de verdieping. Inmiddels hebben de<br />

gedeputeerde staten de in het kader <strong>van</strong> de vrijstelling ex artikel 19, lid 2, Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening noodzakelijk verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar afgegeven. Er is vervolgens op 28 juni 2010<br />

een beslissing op bezwaar genomen. Momenteel loopt er een beroepsprocedure, welke samen<br />

kan opgaan met eventueel beroep bij de Raad <strong>van</strong> State ten aanzien <strong>van</strong> dit bestemmingsplan.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 100: de zienswijze is gegrond in die zin dat hier niet de<br />

vigerende rechten dienen te worden overgenomen, maar dat hier de regeling op grond <strong>van</strong> het<br />

advies <strong>van</strong> BMA dient te gelden. Het pand maakt eveneens deel uit <strong>van</strong> het gebied waarvoor<br />

voorheen de bouwverordening bepaalde welke hoogte gerealiseerd mocht worden. Omdat deze<br />

rechten niet passen binnen de huidige stedenbouwkundige en architectonische situatie, is BMA<br />

ook voor dit bouwblok om advies gevraagd. In het advies <strong>van</strong> BMA is aangegeven dat voor dit<br />

pand de bouwhoogte per blok bepaald moet worden. Hierbij wordt de meest voorkomende gooten<br />

bouwhoogte als uitgangspunt genomen (tenzij dat gemeten wordt op een gebouw dat een<br />

uitzondering vormt in het bouwblok), wat in dit geval neerkomt op 18 meter.<br />

8


c. Deze adressen zijn bestemd als Gemengd 1 en Gemengd 6 . In het lid specifieke<br />

gebruiksregels <strong>van</strong> deze bestemmingen is geregeld op welke wijze het gebruik <strong>van</strong> panden is<br />

toegestaan. Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn de genoemde functies alleen toegestaan als<br />

dat op specifieke adressen is aangegeven. Dat komt alleen voor op adressen waar deze functies<br />

reeds zijn gevestigd. De bestemming Gemengd-6 is geprojecteerd op panden met een<br />

maatschappelijke functie. Binnen deze bestemming is parkeren alleen toegestaan als dat op<br />

specifieke adressen is aangegeven. Dat komt alleen voor op adressen waar deze functies reeds<br />

zijn gevestigd;<br />

d. Dit deel <strong>van</strong> de zienswijze is niet nader beargumenteerd. Voor de beantwoording wordt verwezen<br />

naar het gestelde onder zienswijze 1.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking b wordt de verbeelding gewijzigd voor het pand Nicolaas Maesstraat 100.<br />

5. Adressant 5<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressanten geven aan dat de binnentuin in het blok tussen de Roelof Hartstraat en de Gerard<br />

Terborgstraat openbaar toegankelijk is op werkdagen tot 17.00 uur en daarom bestemd dient te<br />

worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Gemengd-1 ;<br />

b. Adressanten geven aan dat de plantsoentje Harmoniehof / Daniël de Langestraat openbaar<br />

toegankelijk is en daarom bestemd dient te worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Verkeer-<br />

Verblijfsgebied ;<br />

c. Adressanten geven aan dat het plantsoen aan de noordoostzijde <strong>van</strong> het Roelof Hartplein is<br />

gerenoveerd als groengebied en bestemd dient te worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Verkeer-<br />

Verblijfsgebied .<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Het binnenterrein is corporatiebezit, het is geen openbaar groen. De groenbestemming is daarom<br />

niet passend.<br />

b. De zienswijze is terecht en wordt gehonoreerd;<br />

c. De zienswijze is terecht en wordt gehonoreerd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerkingen b en c wordt de bestemming <strong>van</strong> de in de zienswijze genoemde groene gebieden<br />

gewijzigd naar Groen.<br />

6. Adressant 6<br />

Zienswijze<br />

Adressant is tegen het toestaan <strong>van</strong> het parkeren <strong>van</strong> auto s in tuinen, ook waar dat tot nu toe<br />

uitdrukkelijk verboden was. Het groene karakter <strong>van</strong> de buurt moet behouden blijven en de<br />

bestemming tuinen moet in het bestemmingsplan beter beschermd te worden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Adressant is tegen het parkeren daar waar dat op basis <strong>van</strong> het vigerende plan niet was toegestaan.<br />

Echter wordt hier een situatie beschreven die in lijn is met het beleid <strong>van</strong> het stadsdeel om de<br />

binnentuinen zo groen en open mogelijk te houden en tevens een uitgangspunt heeft gevormd voor<br />

het onderhavige bestemmingsplan.<br />

Met behulp <strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen is voor een (klein) aantal jarenlange bestaande<br />

situaties waarbij wordt geparkeerd in de binnentuinen, een ander standpunt ingenomen. Dit standpunt<br />

is ingegeven <strong>van</strong>uit de wens om voor enkele bijzondere locaties waar belangrijke (internationaal<br />

georiënteerde) bedrijven nabij het Museumplein gevestigd zijn, een lang bestaande situatie te<br />

legaliseren. Deze legalisatie wordt geschraagd door het parkeerbeleid zoals dat is aangegeven in de<br />

<strong>Nota</strong> Parkeren <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid doordat het opheffen <strong>van</strong> deze lang bestaande<br />

situatie nadelige gevolgen heeft voor de parkeermogelijkheden in de directe omgeving. Tevens zal het<br />

opheffen <strong>van</strong> de bestaande situatie niet per definitie betekenen dat de tuin daadwerkelijk tuinachtig<br />

ingericht zal worden.<br />

Deze aspecten tegen elkaar afwegende heeft het dagelijks bestuur ertoe doen besluiten dat voor deze<br />

bestaande situaties een uitzondering gemaakt kan worden. Het gaat hierbij over slechts een beperkt<br />

9


aantal situaties. Voor zover bekend wordt er nu voor ongeveer 9 locaties een uitzondering gemaakt.<br />

Voor alle andere tuinen in het plangebied blijft het parkeren verboden, tenzij dit in het vorige<br />

bestemmingsplan reeds toegestaan werd. Hier blijft het mogelijk om te parkeren, zelfs als er nu geen<br />

gebruik <strong>van</strong> gemaakt wordt. Wel zijn bij de verlening <strong>van</strong> de parkeervergunning bekeken worden of het<br />

bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor parkeren in de tuin, aangezien dat aanleiding vormt om<br />

geen parkeervergunning voor de openbare ruimte af te geven.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

7. Adressant 7<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressant heeft bezwaar tegen het onbeperkt toelaten <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het binnenterrein<br />

achter Willemsparkweg 146 ten behoeve <strong>van</strong> het ter plaatse gevestigde kinderdagverblijf, wegens<br />

de overlast die daaruit volgt.<br />

In de zienswijze wordt aangegeven dat dit binnenterrein momenteel al wordt gebruikt door het<br />

kinderdagverblijf en dat daarvoor privaatrechtelijke overeenkomsten zijn gesloten met<br />

omwonenden betreffende de tijden waarop op het binnenterrein gespeeld mag worden. Het<br />

binnenterrein is voorts onderdeel <strong>van</strong> de Vereniging <strong>van</strong> Eigenaren <strong>van</strong> het pand. Deze<br />

overeenkomst was, volgens adressant, in 1997 voorwaarde voor het stadsdeel om medewerking<br />

te verlenen aan de vestiging <strong>van</strong> het kinderdagverblijf. Adressant meent dat het gebruik <strong>van</strong> het<br />

binnenterrein ten behoeve <strong>van</strong> het kinderdagverblijf moet worden wegbestemd nu het<br />

kinderdagverblijf zich niet aan de privaatrechtelijke afspraken houdt.<br />

b. Adressant stelt dat een kinderdagverblijf geen maatschappelijke dienstverlening is, maar een<br />

commerciële functie.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Blijkens de zienswijze wordt sinds 1997, met instemming <strong>van</strong> omwonenden, door het<br />

kinderdagverblijf gebruik gemaakt <strong>van</strong> het binnenterrein. Dit gebruik is mogelijk gemaakt na<br />

toepassing <strong>van</strong> een vrijstelling <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan, onder de voorwaarde dat het<br />

kinderdagverblijf zich zou houden aan een tussen de bewoners en het kinderdagverblijf gesloten<br />

privaatrechtelijke overeenkomst. Onlangs is deze overeenkomst geschonden door het<br />

kinderdagverblijf, waardoor er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden <strong>van</strong> de vrijstelling.<br />

Echter, de wijze waarop een privaatrechtelijke overeenkomst als voorwaarde in een<br />

publiekrechtelijke besluit is geïntegreerd, is zeer ongebruikelijk. Bij de toepassing <strong>van</strong> een<br />

vrijstelling, dient de inpasbaarheid <strong>van</strong> een kinderdagverblijf op ruimtelijke gronden te worden<br />

afgewogen. Hier<strong>van</strong> is geen sprake in het geval <strong>van</strong> de verleende vrijstelling, omdat de ruimtelijke<br />

inpasbaarheid dan verbonden zou zijn aan het aantal uren dat een kinderdagverblijf de kinderen<br />

buiten laat spelen.<br />

De vrijstelling uit 1997 is daarnaast sterk verouderd, omdat de regelgeving ten aanzien <strong>van</strong><br />

kinderdagverblijven veel strenger is geworden.<br />

Op grond <strong>van</strong> de keuzenotitie Museumkwartier en Valeriusbuurt en het programakkoord <strong>van</strong> het<br />

dagelijks bestuur voor de periode 2010-2014 zal het kinderdagverblijf mogelijk worden gemaakt.<br />

Deze zienswijze heeft wel een te ruime regeling in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan het licht<br />

gebracht, te weten de mogelijkheid in panden met de bestemming Gemengd -2 bij recht<br />

kinderdagverblijven (met het daaraan inherente gebruik <strong>van</strong> de tuin als bijbehorende buitenruimte)<br />

te vestigen. Vooral in de Willemsparkweg, waar alle panden tussen de Van Baerlestraat en de<br />

Cornelis Schuytstraat de bestemming Gemengd 2 hebben, kunnen onwenselijke situaties<br />

ontstaan door clustering <strong>van</strong> kinderdagverblijven in één bouwblok. Het gebruik <strong>van</strong> de tuin ten<br />

behoeve <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening zal dan ook niet langer als recht worden<br />

opgenomen, alleen daar waar de tuin thans als zodanig gebruikt wordt/ dient te worden. Om de<br />

toename <strong>van</strong> het aantal kinderdagverblijven zonder uitgebreide procedures te kunnen faciliteren,<br />

wordt er een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen, teneinde het gebruik <strong>van</strong> de<br />

onbebouwde gronden <strong>van</strong> de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen ten behoeve<br />

<strong>van</strong> buitenruimte bij maatschappelijke voorzieningen. Ten behoeve <strong>van</strong> de toepassing <strong>van</strong> de<br />

binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (en wijzigingen <strong>van</strong> het gebruik buiten dit<br />

bestemmingsplangebied) wordt momenteel een notitie voorbereid door het stadsdeel, waarin de<br />

voorwaarden worden genoemd waaronder het stadsdeelbestuur in principe bereid is medewerking<br />

te verlenen aan de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf.<br />

10


. Op grond <strong>van</strong> de definitie in artikel 1, lid 54, worden kinderdagverblijven in dit bestemmingsplan<br />

gevat onder het begrip maatschappelijke dienstverlening . Een bestemmingsplan doet geen<br />

uitspraken over de vraag hoe functies geëxploiteerd worden, maar of de ruimtelijke effecten <strong>van</strong><br />

toegestane functies aanvaardbaar zijn. De wijze <strong>van</strong> exploitatie, commercieel of niet, is niet altijd<br />

<strong>van</strong> belang voor de ruimtelijke effecten <strong>van</strong> de functie. Een commercieel kinderdagverblijf kan wat<br />

betreft ruimtelijke effecten worden vergeleken met een niet-commerciële onderwijsfunctie,<br />

waar<strong>van</strong> de indeling bij het begrip maatschappelijke dienstverlening onomstreden is. De<br />

zienswijze geeft geen aanleiding tot het onder een ander begrip scharen <strong>van</strong> kinderdagverblijven.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt het niet langer bij recht toegestaan om de tuin te gebruiken ten dienste <strong>van</strong><br />

maatschappelijke dienstverlening. Dit zal pas mogelijk zijn indien dit in de bestaande situatie aan de<br />

orde is. Tevens zal een binnenplanse afwijkingsregel worden opgenomen om met toepassing <strong>van</strong> een<br />

eenvoudige procedure het gebruik <strong>van</strong> de tuin, onder voorwaarden, te wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het<br />

gebruik als speelplaats bij kinderop<strong>van</strong>g.<br />

8. Adressant 8<br />

Zienswijze:<br />

Adressant geeft aan dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten onrechte slechts één object te water is<br />

toegestaan, waar dat volgens adressant twee dienen te zijn.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Het object dat in de verbeelding ter plekke <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> Blue Boat Company is<br />

opgenomen, betreft het ponton. Op deze locatie worden alleen die onderdelen <strong>van</strong> de bedrijvigheid<br />

opgenomen, die deel hebben uitgemaakt <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de<br />

verplaatsing <strong>van</strong> de vorige naar de huidige locatie. Deze verplaatsing bestond uit 6 rondvaartboten, 1<br />

ponton en twee steigers. De wijze waarop dit in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is verwerkt, wekt wel<br />

verwarring op. Dit zal verduidelijkt worden in die zin, dat de beide steigers worden ingetekend en het<br />

aantal rondvaartboten en objecten direct duidelijk wordt uit de verbeelding. Zie verder beantwoording<br />

zienswijze adressant 70.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong> deze<br />

zienswijze worden de bestaande steigers op de verbeelding opgenomen.<br />

9. Adressant 9<br />

Zienswijze:<br />

Adressant heeft bezwaar tegen de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen goot- en bouwhoogte<br />

voor de adressen Ruysdaelstraat 77 t/m 89.<br />

Adressant verklaart zijn zienswijze als volgt. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft voor deze panden<br />

een goot- en bouwhoogte aan <strong>van</strong> 14,5 meter respectievelijk 17,5 meter. Dat is lager dan wat op<br />

grond <strong>van</strong> de bouwverordening is toegestaan. Voor de betreffende gronden is een bouwaanvraag<br />

ingediend waarvoor een planologische procedure dient te worden gevolgd. Dat niet de volgens de<br />

bouwverordening toegestane maximale bouwhoogte benut, omdat het stadsdeel heeft aangegeven<br />

geen medewerking te willen verlenen<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Het geldende bestemmingsplan Museumplein e.o. regelt in artikel 8 dat de voor de voorschriften ten<br />

aanzien <strong>van</strong> de bouwhoogte wordt teruggevallen op de stedenbouwkundige bepalingen uit de<br />

bouwverordening. Zoals adressant in de zienswijze reeds aangeeft kan op grond <strong>van</strong> de<br />

bouwverordening ter plaatse een gebouw worden opgericht met een goothoogte <strong>van</strong> 15 meter en een<br />

nokhoogte <strong>van</strong> 25 meter. Deze nokhoogte kan worden bereikt op een afstand <strong>van</strong> 10 meter achter de<br />

voorgevellijn, wegens de voorgeschreven hellingshoek <strong>van</strong> 45 graden. De afstand tussen de voor- en<br />

achtergevel bedraagt maximaal ca. 14 meter, in verband met de in het bestemmingsplan<br />

weergegeven afmetingen <strong>van</strong> het bestemmingsvlak.<br />

Indien adressant een bouwaanvraag indient die geheel in overeenstemming is met het<br />

bestemmingsplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit en tevens voldoet aan de redelijke eisen<br />

<strong>van</strong> welstand, dan mag het stadsdeel de vergunning niet weigeren. Indien de bouwaanvraag <strong>van</strong> deze<br />

11


toetsingskaders afwijkt kan het stadsdeel de vergunning weigeren, indien er geen bereidheid bestaat<br />

om <strong>van</strong> het bestemmingsplan af te wijken.<br />

Het stadsdeel heeft aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan het bouwinitiatief, onder<br />

voorwaarde dat het bouwplan past in zijn omgeving. Daarover is met de initiatiefnemer overleg<br />

gevoerd.<br />

Het is een bouwplan (waarvoor een vrijstellingsprocedure artikel 19, lid 2, WRO wordt doorlopen) dat<br />

ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen uitwisselen <strong>van</strong> parkeerplaatsen samen oploopt met een bouwplan in de<br />

Rustenburgerstraat (ook vrijstellingsprocedure artikel 19, lid 2, WRO). Het parkeerbeleid <strong>van</strong> Oud-Zuid<br />

voorziet in de verplichting om bij sloop-nieuwbouw een ondergrondse parkeergarage op eigen terrein<br />

te realiseren. Omdat dit in veel gevallen betekent dat <strong>van</strong>wege de hoge kosten <strong>van</strong> de ondergrondse<br />

parkeergarage de sloop-nieuwbouw geen doorgang kan vinden, wordt er vaak gezocht naar manieren<br />

om deze toch aan de nota Parkeren te kunnen voldoen. In dit geval is aangegeven dat beide projecten<br />

gerealiseerd mogen worden als bij de Ruysdaelstraat een parkeergarage wordt gerealiseerd, waar<br />

ook de verplichte parkeerplaatsen <strong>van</strong> het project aan de Rustenburgerstraat gerealiseerd kunnen<br />

worden.<br />

Om de lopende procedures niet te frustreren en bij het falen <strong>van</strong> de procedures niet de rechten in te<br />

perken (waar<strong>van</strong> de ontwikkelaar reeds heeft aangegeven deze te willen benutten, zullen de<br />

bestaande rechten <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan worden overgenomen, voor zover deze zijn<br />

aangevraagd. Dat komt op het volgende neer:<br />

- onderkelderen toestaan;<br />

- gebruik <strong>van</strong> de kelder als parkeerplaats toestaan, met uitzondering <strong>van</strong> nr. 85;<br />

- maximale goothoogte 15 meter<br />

- maximale bouwhoogte 19,5 meter.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong> deze<br />

zienswijze worden diverse wijzigingen doorgevoerd in de verbeelding om de bestaande rechten te<br />

behouden.<br />

10. Adressant 10<br />

Zienswijze:<br />

Adressant verzoek om, in overeenstemming met het in bijlage 6 <strong>van</strong> de plantoelichting opgenomen<br />

memo ten aanzien <strong>van</strong> parkeren op eigen terrein, het bestaande parkeren in de tuin <strong>van</strong> De<br />

Lairessestraat 57 positief te bestemmen.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Het verzoek <strong>van</strong> adressant is in overeenstemming met het memo en wordt daarom gehonoreerd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

een aanduiding opgenomen zodat parkeren toegestaan blijft in de achtertuin.<br />

11. Adressant 11<br />

Zienswijze:<br />

Adressant verzoekt om het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ter plaatse <strong>van</strong> het adres Jacob Obrechtstraat<br />

46 zodanig aan te passen dat de bestaande en in het bestemmingsplan Vondelpark en<br />

Concertgebouwbuurt opgenomen autostalling op dit adres wordt overgenomen.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Het geldende bestemmingsplan voorziet op het genoemde adres inderdaad in de mogelijkheid <strong>van</strong><br />

autostalling en in de praktijk wordt de grond ter plaatse ook voor dit gebruik benut. De zienswijze is<br />

derhalve gegrond.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

wordt de aanduiding parkeerterrein op het adres Jacob Obrechtstraat 46 toegevoegd.<br />

12


12. Adressant 12<br />

Zienswijze:<br />

Adressant geeft aan dat het adres Paulus Potterstraat 44 wordt gebruikt als kantoor en het adres<br />

Paulus Potterstraat 42 geheel voor wonen, terwijl dit in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is omgedraaid.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Naar aanleiding <strong>van</strong> de zienswijze <strong>van</strong> adressant is de situatie ter plaatse gecontroleerd en er is<br />

vastgesteld dat de zienswijze gegrond is. Het bestemmingsplan wordt hierop gecorrigeerd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

worden diverse aanduidingen op de panden toegevoegd, conform de systematiek <strong>van</strong> bestemmen die<br />

in het bestemmingsplan wordt gehanteerd.<br />

13. Adressant 13<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressant geeft aan dat de panden Joh. Verhulststraat 16 en 51 ontrecht zijn bestemd als<br />

Gemengd , omdat de panden uitsluitend bewoond worden.<br />

b. Adressant verbaast zich erover dat voor het Museumplein het bezoekersaantal wordt geschat op<br />

5 miljoen, terwijl naar de mening <strong>van</strong> adressant dubbeltellingen en het meetellen <strong>van</strong> klanten <strong>van</strong><br />

de supermarkt onder het plein onterecht is.<br />

c. Adressant veronderstelt dat de kans op intensiever gebruik <strong>van</strong> het Museumplein voor<br />

evenementen toeneemt en dat daarom de drainage verbeterd moet worden. Voorts wordt<br />

voorgesteld, ten behoeve <strong>van</strong> het herstel <strong>van</strong> het gras, evenementen uitsluitend toe te staan<br />

tussen half april en eind juli.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Johannes Verhulststraat 51 is niet als Gemengd bestemd, maar als woning. Voor Johannes<br />

Verhulststraat 16 is de zienswijze gegrond.<br />

b. Voor zover de plantoelichting een bezoekersaantal <strong>van</strong> 5 miljoen voor het Museumplein noemt is<br />

sprake <strong>van</strong><br />

1. een beschrijving <strong>van</strong> het ontwerp <strong>van</strong> de structuurvisie <strong>van</strong> de gemeente Amsterdam en<br />

2. de verwachtingen omtrent de verbouwing <strong>van</strong> de diverse voorzieningen rond het plein.<br />

Het betreft geen inschattingen die nu ten behoeve <strong>van</strong> dit bestemmingsplan zijn gemaakt. Daar is<br />

ook geen aanleiding toe, omdat het voorliggende bestemmingsplan niet het eerste ruimtelijke<br />

besluit is dat de betreffende verbouwingen mogelijk maakt. Voor de toekomst <strong>van</strong> het<br />

Museumplein is een Visie Museumplein opgesteld. Het getal <strong>van</strong> 5 miljoen is daaruit afkomstig en<br />

geeft aan wat het aantal museumbezoeken zullen zijn. Dit komt ongeveer overeen met 2 miljoen<br />

unieke bezoekers voor het Rijksmuseum, en ongeveer 2,8 in totaal. Voor de nu aan de orde zijnde<br />

bestemmingsplanprocedure is de veronderstelling dat de inschatting te hoog is niet <strong>van</strong> belang<br />

omdat de vermelding <strong>van</strong> deze inschatting in de plantoelichting geen ruimtelijke gevolgen heeft en<br />

niet <strong>van</strong> belang is voor de onderbouwing <strong>van</strong> gemaakte keuzes in dit bestemmingsplan.<br />

c. De intensiteit <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het Museumplein voor evenementen wordt niet beïnvloed door<br />

het voorliggende bestemmingsplan. Het plan staat niet meer of andersoortige evenementen toe<br />

dan het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk maakt. De zienswijze richt zich niet op<br />

ruimtelijk rele<strong>van</strong>te gevolgen <strong>van</strong> evenementen maar op uitvoerings- en inrichtingsaspecten, zodat<br />

dit onderdeel <strong>van</strong> de zienswijze buiten de orde <strong>van</strong> de bestemmingsplanprocedure valt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt de bestemming <strong>van</strong> Johannes Verhulststraat 16 gewijzigd naar Wonen.<br />

14. Adressant 14<br />

Zienswijze:<br />

Adressant geeft aan dat de panden Valeriusplein 9 en 12 tot en met 18 momenteel ten behoeve <strong>van</strong><br />

de bestemming Maatschappelijk in gebruik zijn, maar dat ontwikkelingen in de toekomst ertoe zullen<br />

leiden dat een ander gebruik <strong>van</strong> de panden aan de orde kan zijn. Aangegeven wordt dat een<br />

gemengde bestemming, met daarin bijvoorbeeld kantoren en/of wonen, een betere benutting <strong>van</strong> de<br />

locaties mogelijk maakt.<br />

13


<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Het in procedure gebrachte bestemmingsplan heeft primair tot doel bestaande verouderde<br />

bestemmingsplannen te actualiseren. Het plan heeft het karakter <strong>van</strong> een conserverend<br />

bestemmingsplan. Het bestemmen <strong>van</strong> gronden en gebouwen is daarom gebaseerd op de bestaande<br />

situatie en de geldende bestemmingen ter plaatse. De panden worden nu gebruikt ten behoeve <strong>van</strong><br />

de maatschappelijke bestemming. De panden Valeriusplein 9 en 18 hebben op grond <strong>van</strong> het<br />

geldende bestemmingsplan de bestemming Bijzondere voorzieningen en tevens medische<br />

voorzieningen , wat een vergelijkbare bestemming is als het in het ontwerp bestemmingsplan<br />

opgenomen Maatschappelijk . De panden Valeriusplein 12, 14 en 16 zijn bestemd als Woningen ,<br />

waar<strong>van</strong> het bestaande gebruik afwijkt. Hier is het huidige maatschappelijke gebruik aangehouden als<br />

basis voor de bestemming in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Er is bij het stadsdeel noch bij adressant sprake <strong>van</strong> concreet uitgewerkte plannen voor een ander<br />

gebruik <strong>van</strong> de bestreffende panden in de toekomst. Er is derhalve dan ook geen onderzoek gedaan<br />

of een afweging gemaakt ten aanzien <strong>van</strong> de aanvaardbaarheid <strong>van</strong> ruimtelijk rele<strong>van</strong>te gevolgen <strong>van</strong><br />

het door adressant genoemde mogelijke nieuwe gebruik <strong>van</strong> deze panden. Het nu in dit<br />

bestemmingsplan opnemen <strong>van</strong> een (veel) ruimere bestemming dan wat het geldende<br />

bestemmingsplan mogelijk maakt is daarom prematuur.<br />

Voorts is in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> het beleid neergelegd dat panden met een<br />

maatschappelijke invulling in het bestemmingsplan worden beschermd tegen de omzetting naar een<br />

ander gebruik. Anders dan bij sommige andere niet-woonfuncties is het niet wenselijk dat panden met<br />

een maatschappelijke invulling omgezet kunnen worden naar bijvoorbeeld, wonen, hotel of<br />

detailhandel. Omdat wel bij het bestuur <strong>van</strong> het stadsdeel bekend is dat op korte termijn, in ieder geval<br />

binnen de planperiode <strong>van</strong> onderhavig bestemmingsplan, adressant de huidige zorglocatie(s) mogelijk<br />

zal verlaten, danwel anders gaat invullen, wordt wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het<br />

bestemmingsplan te kunnen wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen of een<br />

andere geschikte functie voor de panden Valeriusplein 12 tot en met 18. De ruimtelijke inpasbaarheid<br />

<strong>van</strong> de dan gewenste functie zal in het kader <strong>van</strong> die wijziging worden afgewogen.<br />

Op deze manier blijft het eveneens mogelijk om de locatie te blijven gebruiken ten behoeve <strong>van</strong><br />

maatschappelijke voorzieningen, mocht het vertrek <strong>van</strong> adressant geen doorgang kunnen vinden of<br />

de locatie overgedragen worden aan een andere zorgaanbieder.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een<br />

wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te kunnen wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het<br />

kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen of een andere geschikte functie voor de panden Valeriusplein 12 tot<br />

en met 18<br />

15. Adressant 15<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressant veronderstelt dat het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> leidt tot een beperking <strong>van</strong> bestaande<br />

planologische rechten doordat ter plaatse <strong>van</strong> de adressen Hobbemastraat 2 en Vossiusstraat 2<br />

een restaurant uitsluitend horeca in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder zou zijn<br />

toegestaan.<br />

b. Adressant vindt het niet ruimtelijk rele<strong>van</strong>t dat de mogelijkheid tot vestiging <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong><br />

categorie 2 wordt beperkt tot de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. In ieder geval<br />

wordt niet ingezien waarom zaalverhuur (onderdeel horeca <strong>van</strong> categorie 2) hier niet mogelijk zou<br />

zijn.<br />

c. Adressant acht het onterecht dat in de twee panden verschillende rechten gelden, omdat de<br />

panden in werkelijkheid zijn samengevoegd.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 24, opmerking b.<br />

b. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor wat betreft de vestiging <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong> categorie 2 in dit<br />

pand ruimer dan het geldende bestemmingsplan, omdat de vestigingsmogelijkheid niet langer<br />

afhankelijk is <strong>van</strong> het aantal vestigingen in andere straten. De bepaling in welke bouwlagen waar<br />

horeca <strong>van</strong> categorie 2 kan worden gevestigd is gelijk gebleven aan het bestaande recht.<br />

Adressant acht de beperking <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g / het aantal bouwlagen waarin horeca <strong>van</strong> categorie<br />

2 kan worden gevestigd een ruimtelijk niet rele<strong>van</strong>te beperking. Deze horecacategorie wordt<br />

gedefinieerd als een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden <strong>van</strong><br />

vermaak en ontspanning, al dan niet met levende muziek en al dan niet met vertrekking <strong>van</strong><br />

14


dranken en kleine etenswaren, daaronder worden begrepen: dancing/discotheek,<br />

zaalverhuurbedrijven en een sociëteit, (dance)club . Gezien de met een dergelijke<br />

horecavoorziening samenhangende overlast zijn de ruimtelijke effecten <strong>van</strong> deze horecacategorie<br />

ruimtelijk rele<strong>van</strong>t en is er aanleiding om de vestigingsmogelijkheid niet te verruimen.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de vorm <strong>van</strong> zaalverhuur waar adressant naar verwijst, kan gesteld worden dat<br />

deze niet behoort tot de vorm zaalverhuur zoals bedoeld in horeca <strong>van</strong> categorie 2. In de recent<br />

vastgestelde nota Horecabeleid Oud-Zuid 2009 staat aangegeven welke vormen <strong>van</strong> zaalverhuur<br />

worden onderscheiden. De vorm <strong>van</strong> zaalverhuur die adressant omschrijft, behoort volgens het<br />

Horecabeleid bij een kantoorfunctie. Aangezien de bovenste twee bouwlagen <strong>van</strong> het pand als<br />

kantoor in gebruik genomen mogen worden, is de door adressant gewenste zaalverhuur bij recht<br />

toegestaan.<br />

c. De opmerking wordt onderschreven. De vigerende planologische rechten gelden voor beide<br />

panden, dit zal bij de wijzigingen op grond <strong>van</strong> zienswijze adressant 24 in acht worden genomen.<br />

Conclusie:<br />

De zienswijze geeft in samenhang met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 24 aanleiding tot het aanpassen<br />

<strong>van</strong> het bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen die doorgevoerd worden de beantwoording en<br />

conclusie <strong>van</strong> zienswijze adressant 24.<br />

16. Adressant 16<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen maximale<br />

bouwhoogten langs de Stadhouderskade, met name tussen de Max Euwebrug en de<br />

Museumbrug, te hoog zou zijn omdat deze een verhoging <strong>van</strong> bestaande gebouwen zou mogelijk<br />

maken en het zonlicht in tuinen en op de wandelroute langs de Singelgracht zou beïnvloeden.<br />

b. Adressant vindt onvoldoende duidelijk dat in de toekomst geen enkel bouwsel (kassahuisjes etc.)<br />

mag worden geplaatst.<br />

c. Adressant vindt dat het bestemmingsplan zodanig moet worden aangepast dat illegaal<br />

aangebrachte reclame uitingen <strong>van</strong> rederijen worden verwijderd.<br />

d. Adressant vindt dat het aantal ligplaatsen <strong>van</strong> rederijen beperkt moet worden en dat een illegaal<br />

aangebrachte steiger en ponton <strong>van</strong> de Blue Boat Company niet gelegaliseerd dient te worden.<br />

e. Adressant maakt enkele opmerkingen over beschadigingen die door de rederij zouden worden<br />

aangericht aan de eigendommen <strong>van</strong> adressant en over overschrijdingen <strong>van</strong> emissienormen en<br />

afmetingen <strong>van</strong> schepen <strong>van</strong> de rederij.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Voor zover in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> panden zijn voorzien <strong>van</strong> de dubbelbestemming<br />

Waarde-Cultuurhistorie beoogt het plan het conserverend vastleggen <strong>van</strong> de bestaande<br />

bouwhoogten. Er zijn meerdere <strong>zienswijzen</strong> die aanleiding geven tot het aanpassen <strong>van</strong> de<br />

regeling, teneinde deze doelstelling beter en duidelijker te vertalen. Daartoe wordt het<br />

bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, zodanig dat de bestaande bouwhoogten worden<br />

weergegeven.<br />

b. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is niet geregeld dat de toekomst geen enkel bouwsel<br />

(kassahuisjes etc.) mag worden geplaatst. De diverse bestemmingen laten geen onduidelijkheid<br />

bestaan over de bouwmogelijkheden.<br />

c. De bouwsels hebben een dermate kleine om<strong>van</strong>g, dat hier geen planologisch bezwaar tegen<br />

bestaat. De inpasbaarheid <strong>van</strong> deze voorzieningen worden in het kader <strong>van</strong> welstand afgewogen<br />

en niet in het bestemmingsplan.<br />

d. Zie beantwoording zienswijze 70.<br />

e. De genoemde onderwerpen hebben geen betrekking op de bestemmingsregeling en zijn niet<br />

ruimtelijk rele<strong>van</strong>t. Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 70.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot het aanpassen <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen conclusie <strong>van</strong> zienswijze adressant 1, j.<br />

17. Adressant 17<br />

Zienswijze:<br />

15


Adressant maakt bezwaar tegen de woonbestemming <strong>van</strong> het gehele pand Concertgebouwplein 29,<br />

omdat het pand op de begane grond en de eerste verdieping wordt gebruikt als bedrijfsruimte.<br />

Verzocht wordt het pand een gemengde bestemming te geven.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het pand<br />

Concertgebouwplein 29 zal een gemengde bestemming krijgen, waarbij tevens de tweede bouwlaag<br />

door een niet-woonfunctie in gebruik genomen kan worden.<br />

18. Adressant 18<br />

Zienswijze:<br />

Adressant verzoekt ter plaatse <strong>van</strong> Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 34 de bestaande, zonder vergunning<br />

gebouwde serre met een diepte <strong>van</strong> 2,90 meter <strong>van</strong>af de achtergevel in het bestemmingsplan op te<br />

nemen zodat legalisering mogelijk wordt. Betoogd wordt dat<br />

- de serre inmiddels 8 jaar bestaat<br />

- in het verleden gestarte handhavingprocedures door het stadsdeel zijn gestaakt en<br />

- de serre wegens de recente wijziging <strong>van</strong> de bepalingen omtrent vergunningvrij bouwen nog voor<br />

slechts 40 centimeter illegaal is.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

Conform de keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt wordt alle in de<br />

binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan ingepast. Hier wordt geen onderscheid<br />

gemaakt in bouwwerken die opgericht zijn met vergunningen en bouwwerken die opgericht zijn zonder<br />

vergunning. De aanbouw zal derhalve op de verbeelding ingetekend worden.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

de feitelijk aanwezige aanbouw worden ingetekend.<br />

19. Adressant 19<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat op het Museumplein zes kiosken staan ingetekend, terwijl dat er maar vijf zijn.<br />

De kiosk op de hoek Paulus Potterstraat en Honthorststraat is slechts een tijdelijke plek voor de<br />

haringstal.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard. De tijdelijke kiosk <strong>van</strong> de hoek Paulus Potterstraat/ Van<br />

Baerlestraat is per abuis als vaste standplaats ingetekend. Deze zal <strong>van</strong> de verbeelding worden<br />

verwijderd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De op de verbeelding<br />

ingetekende kiosk zal worden verwijderd.<br />

20. Adressant 20<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat het voornemen om parkeren in tuinen te vergunnen in tegenspraak is met<br />

het uitgangspunt in de keuzenotitie. Daarin is aangegeven dat ongebouwde parkeervoorzieningen<br />

op eigen terrein niet gewenst zijn. Het is tevens in tegenspraak met het in de keuzenotitie<br />

opgenomen uitgangspunt om parkeerkelders in achtertuinen mogelijk te maken.<br />

b. Adressant geeft aan dat t.a.v. het voornemen om parkeren in tuinen te vergunnen wordt<br />

gesproken <strong>van</strong> het oplossen <strong>van</strong> de parkeervraag . Adressant concludeert dat die parkeervraag<br />

er niet is, omdat de Q-Park garage onder het Museumplein (volgens eigen waarneming <strong>van</strong> de<br />

indiener <strong>van</strong> de zienswijze) dagelijks voor tussen 60 en 65% bezet is. Daarmee is het vergunnen<br />

<strong>van</strong> parkeren in tuinen en ondergrondse parkeerkelders onnodig en ongewenst.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

16


a. De keuzenotitie geeft aan welke uitgangspunten <strong>van</strong> ruimtelijk beleid worden gehanteerd bij het<br />

voorbereiden <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De gemaakte keuzen worden vertaald in de toelichting en<br />

regels. In het gehele bestemmingsplangebied is dit dan ook gedaan. Overal waar geen afwijkende<br />

gebruiksactiviteiten plaatsvinden of is toegestaan in de tuin, wordt dit ook niet mogelijk gemaakt,<br />

conform de keuzenotitie. In een beperkt aantal gevallen heeft het Dagelijks Bestuur gemeend te<br />

kunnen afwijken <strong>van</strong> dit algemene uitgangspunt. De verantwoording hiervoor staat in de memo<br />

Parkeren in Binnentuinen. Zie tevens beantwoording zienswijze 6.<br />

b. Het bestemmingsplan maakt parkeren in tuinen en ondergrondse parkeerkelders mogelijk onder<br />

voorwaarden. Doel daar<strong>van</strong> is het verminderen <strong>van</strong> het blik op straat . Zie verder beantwoording<br />

zienswijze 6.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

21. Adressant 21<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat voor het pand Hobbemastraat 12 op 30 januari 2009 een<br />

bouwvergunning is verleend die in het pand een woon- en werkfunctie mogelijk maakt. Inmiddels<br />

wordt het pand voor het grootste deel bewoond, met op de begane grond een kantoorfunctie. In<br />

het ontwerp bestemmingsplan heeft het pand echter de bestemming Gemengd 1 die zowel de<br />

woonfunctie als bedrijfs-/kantoorruimte uitsluit. Adressant verzoekt daarom om het pand (conform<br />

het huidige, vergunde gebruik) een gemengde bestemming te geven met in de begane grond een<br />

kantoor en op de eerste en tweede verdieping een woonfunctie.<br />

b. Adressant geeft aan dat, indien het pand Hobbemastraat 12 tevens een woonfunctie krijgt, dit<br />

consequenties heeft voor het door het college te nemen besluit voor het vaststellen <strong>van</strong> hogere<br />

(geluids)waarden. Wonen is een geluidgevoelige functie, maar voor het pand Hobbemastraat 12 is<br />

geen hogere geluidswaarde vastgesteld. Verzocht wordt, indien het pand Hobbemastraat 12<br />

tevens een woonfunctie krijgt, het pand met hogere geluidswaarden op de te nemen in het besluit<br />

hogere grenswaarden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

b. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de <strong>Nota</strong> <strong>van</strong> beantwoording (ontwerp) Beschikking<br />

hogere waarden Wet geluidhinder.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a worden de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 12 worden gewijzigd<br />

zodat kantoren worden toegestaan in de eerste bouwlaag en in de bovenste twee bouwlagen de<br />

woonfunctie wordt toegestaan.<br />

22. Adressant 22<br />

Zienswijze<br />

Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Wonen <strong>van</strong> het pand Okeghemstraat 1 hoek<br />

Valeriusstraat 151C/151D. Adressant verzoekt het souterrain en de garage op de binnentuin, inclusief<br />

de bijbehorende gang de bestemming te geven die overeenkomt met het gebruik als garage.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Alle bouwvlakken op<br />

het perceel Okeghemstraat 1/Valeriusstraat 151B/151D zullen de functieaanduiding parkeerterrein<br />

krijgen.<br />

23. Adressant 23<br />

Zienswijze<br />

17


Adressant geeft aan graag een ondergrondse parkeergarage te willen bouwen onder de tuinen <strong>van</strong><br />

het pand Van Eeghenstraat 80-82 en verzoekt daarvoor een nadere aanduiding op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het pand op het perceel Van Eeghenstraat 80-82 maakt geen onderdeel uit <strong>van</strong> het plangebied <strong>van</strong><br />

bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het aldaar vigerende bestemmingsplan<br />

Willemspark/ Van Eeghenstraat 2002 geeft aan welke bouw- en gebruiksrechten voor het betreffende<br />

perceel gelden.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

24. Adressant 24<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de detailhandel en horeca per vestiging tot een bepaald<br />

metrage positief is bestemd en dat een groter oppervlak alleen mogelijk is via een afwijkingsregel.<br />

Adressant is <strong>van</strong> mening dat dit rechtsonzeker is. Door het meerdere niet expliciet te vermelden,<br />

wordt feitelijk de bewijslast dat sprake is <strong>van</strong> een grotere, onder het oude bestemmingsplan<br />

toegelaten winkelruimte of horecagelegenheid bij de eigenaar <strong>van</strong> het pand of de exploitant<br />

gelegd. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de planwetgever zelf een onderzoeksplicht heeft om de<br />

afwijkende detailhandels- en horecagelegenheden in kaart te brengen en de om<strong>van</strong>g positief te<br />

bestemmen.<br />

b. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> de panden Hobbemastraat 2 en<br />

2a en Vossiusstraat 2 waardoor in het bestemmingsplan een aantal toegelaten functies qua aard<br />

en om<strong>van</strong>g worden beperkt dan wel worden wegbestemd. Adressant verzoekt het<br />

bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:<br />

- er één bestemmingsplanregeling voor de panden Vossiusstraat 2 en Hobbemastraat 2 en 2a<br />

op de plankaart wordt opgenomen, zodat het hele pand kan worden benut voor horeca 1 en 2;<br />

- er ook horeca mogelijk is in het souterrain en de eerste en tweede bouwlaag;<br />

- de het aantal vierkante meters bvo horecaruimte positief wordt bestemd;<br />

- de nadere aanduiding horeca zich mede uitstrekt over de aanbouw;<br />

- de bouwhoogte <strong>van</strong> de aanbouw wordt verhoogd tot 3,4 meter;<br />

Voorts verzoekt adressant de bouw- en goothoogte <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 4 te verhogen<br />

tot de werkelijk hoogtes, respectievelijk 17,6 en 14,5 meter.<br />

c. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 8.<br />

Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />

vergunde feitelijke situatie door:<br />

- in de definitie <strong>van</strong> het begrip bouwlaag, een entresol als bouwlaag uit te sluiten;<br />

- het aantal toegelaten vierkante meters bvo detailhandel positief te bestemmen;<br />

- de goothoogte op 13,5 meter en de bouwhoogte op 17,5 meter te bestemmen.<br />

d. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat 24-28.<br />

Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />

vergunde feitelijke situatie door:<br />

- in de definitie <strong>van</strong> het begrip bouwlaag, een entresol als bouwlaag uit te sluiten;<br />

- het aantal toegelaten vierkante meters bvo detailhandel positief te bestemmen;<br />

- de bouwhoogte <strong>van</strong> de aanbouw achter het pand te verhogen tot 3,5 meter;<br />

- de bouw- en goothoogte <strong>van</strong> het pand te verhogen tot 18,3 en 21,3 meter.<br />

e. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat 65-67.<br />

Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />

vergunde feitelijke situatie door:<br />

- het feitelijk oppervlak aan bvo winkelruimte positief te bestemmen;<br />

- in casu een uitzondering op te nemen voor het pand aan de P.C. Hooftstraat 65-67 waaruit<br />

blijkt dat in deze situatie detailhandel op de tweede bouwlaag is toegelaten, ondanks dat<br />

slechts één bouwlaag daarboven als zelfstandige woning kan worden gebruikt;<br />

- de bouwhoogte te verruimen tot 14,5 meter.<br />

f. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het panden P.C. Hooftstraat 46,<br />

48 en 50. Adressant verzoekt het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:<br />

- de panden aan de P.C. Hooftstraat 46, 48 en 50 niet hoeven te voldoen aan de eis, dat twee<br />

bouwlagen gebruikt worden voor wonen;<br />

- de goothoogte wordt verhoogd tot 12,5 meter;<br />

18


- het maximum bruto vloeroppervlak in overeenstemming wordt gebracht met het feitelijk<br />

aanwezige of aangevraagde oppervlakte;<br />

- de uitbouw achter het pand op de plankaart wordt vermeld.<br />

g. Adressant verzoekt de in het bestemmingsplan maximaal toegelaten bouw- en goothoogte op het<br />

pand Van de Veldestraat 2 in overeenstemming te brengen met de feitelijke bouw- en goothoogte,<br />

respectievelijk 19,4 en 15,3 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. In tegenstelling tot hetgeen adressant beweert, is het bestaande metrage wel positief bestemd.<br />

Door aan te geven dat vestigingen groter dan een bepaald metrage niet worden toegestaan<br />

tenzij deze in de huidige situatie dat metrage reeds overschrijden blijft het voortbestaan <strong>van</strong> de<br />

grote vestiging mogelijk. Het is met deze regeling toegestaan om het gebruik te wijzigen naar een<br />

andere functie, wanneer deze bij recht wordt toegestaan (of mogelijk wordt na afwijking <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan). De regel voorkomt slechts een ontwikkeling waarbij na het verdelen <strong>van</strong> een<br />

grote vestiging in kleinere eenheden, deze weer worden samengevoegd tot een vestiging groter<br />

dan het maximaal in het bestemmingsplan toegestane metrage of het uitbreiden <strong>van</strong> een vestiging<br />

die reeds het metrage overschrijdt.<br />

Van een bewijslast zal dan ook geen sprake zijn. Op het moment dat er een aanvraag<br />

omgevingsvergunning wordt ingediend, dient de tekening <strong>van</strong> de bestaande situatie altijd een<br />

weergave te zijn <strong>van</strong> de laatst vergunde situatie. Indien deze situatie niet bekend is bij de<br />

aanvrager, dan ligt de bewijslast bij de aanvrager om aan te tonen waarom de bestaande situatie<br />

niet overeenkomt met de laatst vergunde situatie.<br />

b. De drie genoemde huisnummers Hobbemastraat 2 en 2a en Vossiusstraat 2 vormen één pand. In<br />

het verleden heeft voor dit pand een herziening op het bestemmingsplan plaatsgevonden. Deze<br />

herziening is niet correct opgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De zienswijze wordt<br />

daarom (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat de gebruiksrechten uit de eerder gevolgde<br />

herziening wordt opgenomen.<br />

c. Het bestemmingsplan bevat geen definitie <strong>van</strong> een entresol, aangezien dit wordt gezien als een<br />

onderdeel <strong>van</strong> de bouwlaag waarin deze zich bevindt. Wat betreft het bestemmen <strong>van</strong> het<br />

metrage wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> de eerste opmerking. Voor het overige wordt<br />

de opmerking gegrond verklaard en zal het bestemmingsplan dienovereenkomstig worden<br />

aangepast.<br />

d. Zie beantwoording <strong>van</strong> opmerking c.<br />

e. Ten aanzien <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> het oppervlakte wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong><br />

de eerste opmerking uit deze zienswijze. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige punten:<br />

- Op het pand P.C. Hooftstraat 65-67 rust een functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />

gemengd- 2 bouwlagen . Volgens de regels behorende bij de bestemming Gemengd 4 mag<br />

bij een dergelijke aanduiding tevens de tweede bouwlaag worden benut ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

functie in de eerste bouwlaag. Hiermee is het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag als winkel<br />

positief bestemd. Het gebruik <strong>van</strong> de derde bouwlaag als woning blijft bij recht toegestaan.<br />

- De maximaal toegestane bouwhoogte <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat bedraagt volgens de<br />

verbeelding 15 meter. Deze hoogte is ruimer dan de hoogte die adressant in de opmerking<br />

noemt en zal er bij het opnemen <strong>van</strong> een hoogte <strong>van</strong> 14,5 meter geen sprake kunnen zijn <strong>van</strong><br />

een verruiming.<br />

f. Ten aanzien <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> het oppervlakte wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong><br />

de eerste opmerking uit deze zienswijze. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige punten:<br />

- Op de panden P.C. Hooftstraat 46, 48 en 50 rust een functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />

gemengd- 2 bouwlagen . Volgens de regels behorende bij de bestemming Gemengd 4 mag<br />

bij een dergelijke aanduiding tevens de tweede bouwlaag worden benut ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

functie in de eerste bouwlaag. Hiermee is het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag als winkel<br />

positief bestemd. Het gebruik <strong>van</strong> de derde bouwlaag als woning blijft bij recht toegestaan. De<br />

goothoogte zal worden aangepast naar hetgeen het laatst is vergund, te weten de goothoogte<br />

die in de zienswijze wordt genoemd;<br />

- Achter de panden aan de P.C. Hooftstraat met een bestemming Gemengd 4, is het bij recht<br />

toegestaan om een uitbouw te plaatsen met een goothoogte <strong>van</strong> 3,5 meter en een<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> 5 meter. De vergunde uitbouw past binnen deze bepalingen.<br />

g. De opmerking wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie:<br />

19


Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking b wordt voor het gehele pand:<br />

- in het souterrain en in de begane grond alle categorieën horeca toegestaan;<br />

- op de tweede bouwlaag (eerste etage) een restaurant toegestaan;<br />

- op de derde en vierde bouwlaag (tweede en derde etage) kantoren ten dienste <strong>van</strong> de horeca<br />

toegestaan.<br />

Daarnaast zal de bouwhoogte <strong>van</strong> de bedoelde aanbouw worden verhoogd tot 3,5 meter.<br />

Het pand op Hobbemastraat 4 zal de hoogtes krijgen die is vergund, welke overeenkomen met de<br />

hoogtes die in de zienswijze worden genoemd. Op grond <strong>van</strong> opmerkingen c, d, f en g worden<br />

wijzigingen in de toegestane goot- en bouwhoogten op de verbeelding aangebracht.<br />

25. Adressant 25<br />

Zienswijze<br />

Adressant constateert dat het perceel J.J. Viottastraat 36 de bestemming Wonen heeft en verzoekt<br />

naast de bestemming Wonen een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die het mogelijk maakt om de<br />

functie wonen om te zetten in kantoren en dienstverlening, zoals in het voorgaande bestemmingsplan<br />

was gedaan. Daarbij wordt verwezen naar het gemeentelijk Structuurplan Kiezen voor stedelijkheid :<br />

Locatiebeleid.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

In de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal, waaraan adressant<br />

refereert, wordt verwezen naar de beschrijving in hoofdlijnen voor de toepassing <strong>van</strong> de<br />

wijzigingsbevoegdheid. Dit is in een apart artikel opgenomen, te weten artikel 9 <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. In deze beschrijving in hoofdlijnen staat aangegeven waarvoor de<br />

wijzigingsbevoegdheid dient, namelijk:<br />

- om het woonoppervlak <strong>van</strong> woningen met een geluidniveau groter dan 70 db(A) te kunnen<br />

wisselen met een even groot kantooroppervlak in het plangebied met een geluidniveau kleiner<br />

dan 70 db(A);<br />

- om concentraties <strong>van</strong> niet-woonfuncties te verminderen op plaatsen waar het woonklimaat<br />

wordt aangetast en/of grote parkeeroverlast bestaat;<br />

- om flexibiliteit te bieden ingeval <strong>van</strong> uitbreiding- of nieuwe vestiging <strong>van</strong> passende nietwoonfuncties<br />

in het plangebied.<br />

Als uitgangspunt hierbij wordt genomen dat het oppervlak aan wonen in als woonhuizen gebouwde<br />

panden niet afneemt.<br />

Op het perceel J.J. Viottastraat 36 staat geen woning waarbij het geluidniveau <strong>van</strong> 70 db(A) wordt<br />

overschreden en er sprake is <strong>van</strong> een aantasting <strong>van</strong> het woonklimaat (wat juist zou gebeuren na het<br />

doorlopen <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid). Ook zou door de wijziging <strong>van</strong> het gebruik het<br />

woonoppervlak in als woonhuizen gebouwde panden afnemen, aangezien het pand op het perceel<br />

J.J. Viottastraat 36 als zodanig is gebouwd en wordt gebruikt. Deze constateringen leiden tot de<br />

conclusie dat onder de vigeur <strong>van</strong> bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal geen toepassing gegeven<br />

zou worden aan de wijzigingsbevoegdheid. Er zal dan ook geen sprake kunnen zijn <strong>van</strong> het vervallen<br />

<strong>van</strong> rechten of mogelijkheden, aangezien deze er praktisch gezien nooit zijn geweest.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

26. Adressant 26<br />

Zienswijze<br />

a. Volgens adressanten bevat het bestemmingsplan voor de panden Nicolaas Maesstraat 130, 132,<br />

134 136 en 138 een onjuiste, te hoge bouwhoogte. Adressanten verzoeken de reële bouwhoogte<br />

en goothoogte op te nemen voor Nicolaas Maasstraat 130 (respectievelijk 10,4 en 6 meter) en de<br />

andere genoemde panden. Dat is in overeenstemming met de aanbeveling <strong>van</strong> Bureau<br />

Monumenten & Archeologie.<br />

b. Volgens adressanten is de nokhoogte <strong>van</strong> het pand Nicolaas Maasstraat 128 eveneens een<br />

onjuiste, te hoge bouwhoogte. Adressanten verzoeken de reële bouwhoogte en goothoogte op te<br />

nemen, respectievelijk (naar schatting) 12 en 6 meter.<br />

c. Ten aanzien <strong>van</strong> de Nicolaas Maesschool geven de adressanten aan dat:<br />

- de vermelde hoogte <strong>van</strong> 13,5 meter huns inziens niet klopt, maar (naar schatting) 10,4 meter<br />

is;<br />

- de aan de oostzijde <strong>van</strong> de school staande lift ten onrechte niet is ingetekend;<br />

20


- zowel de school als het schoolplein op dit moment de te ruime bestemming Maatschappelijk<br />

hebben. Deze bestemming moet worden ver<strong>van</strong>gen door een bestemming die uitsluitend het<br />

gebruik als school tijdens schooltijden mogelijk maakt en naschoolse op<strong>van</strong>g of andere<br />

maatschappelijke activiteiten uitsluit.<br />

d. Adressanten verwijzen naar de namens de Vereniging Banomgeving ingediende zienswijze.<br />

e. In het voorontwerp bestemmingsplan was het schuurtje bij Nicolaas Maesstraat 130 (in de hoek<br />

grenzend aan de tuin <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 132 en het schoolplein) ingetekend. In het ontwerp<br />

is dat niet meer het geval. Verzocht wordt dit alsnog te doen.<br />

f. In de Nicolaas Maesstraat 130 wordt kantoor-aan-huis gevoerd. Het pand heeft echter de<br />

bestemming Wonen , terwijl omliggende, vergelijkbare kantoren-aan-huis de bestemming<br />

Gemengd hebben. Adressant vraagt naar het verschil.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze 3. De bouwhoogte voor deze panden wordt aangepast.<br />

b. Zie beantwoording opmerking a.<br />

c. Ten behoeve <strong>van</strong> de renovatie <strong>van</strong> de school is een bouwvergunning aangevraagd. In deze<br />

aanvraag is als bouwhoogte 13,5 meter opgenomen, conform de bestaande situatie. Er is<br />

daarmee geen aanleiding om een lagere bouwhoogte op de verbeelding aan te brengen. Ten<br />

aanzien <strong>van</strong> de bestemming Maatschappelijk in de school en het schoolplein: het pand had in het<br />

vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. reeds de bestemming Maatschappelijk. Er is geen<br />

aanleiding om deze bestemming te wijzigen, aangezien hiermee alle rechten behouden blijven en<br />

de huidige situatie kan blijven voortbestaan. De bestemming Tuinen die het schoolplein voorheen<br />

had, mocht ten dienste <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw worden benut. Aangezien deze een<br />

maatschappelijke voorziening betreft, is het destijds toegestane gebruik gelijk aan het gebruik dat<br />

wordt toegestaan in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt.<br />

d. Voor de beantwoording wordt hier verwezen naar zienswijze 62.<br />

e. Met de invoering <strong>van</strong> de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) zijn de mogelijkheden<br />

voor het vergunningvrij bouwen verruimd. Hiermee is het toegestaan om het bijgebouw zoals dat<br />

in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> (inspraak voor invoering Wabo) was ingetekend in de<br />

verbeelding zonder omgevingsvergunning te bouwen. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong> het<br />

beperken <strong>van</strong> rechten, het recht wordt alleen <strong>van</strong>uit de nationale regelgeving geboden in plaats<br />

<strong>van</strong> <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan. Daar waar de bestaande bouwwerken niet op grond <strong>van</strong> de<br />

Wabo vergunningsvrij (her)opgericht kunnen worden, zijn deze wel in de verbeelding opgenomen.<br />

De nationale regelgeving dekt dan niet langer het recht tot het bouwen <strong>van</strong> dat bouwwerk en zal<br />

dat in het bestemmingsplan geregeld moeten worden om de eigenaar niet in zijn rechten te<br />

beperken.<br />

f. Daar waar het bekend is bij het stadsdeel dat er (een zelfstandig) kantoor wordt gehouden dat niet<br />

past binnen de voor kantoor-aan-huis gestelde voorwaarden en dit eveneens als zodanig is<br />

geïnventariseerd, dan wordt dit positief bestemd. In het geval <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 130 is<br />

bekend dat hier kantoor aan huis wordt gehouden en dat voldoet aan de voorwaarden die in de<br />

woonbestemming hieraan gekoppeld worden.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft samen met eerder beantwoorde <strong>zienswijzen</strong> met gelijke inhoud aanleiding om<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />

27. Adressant 27<br />

Zienswijze<br />

a. In het ontwerp bestemmingsplan geldt voor de panden Nicolaas Maesstraat 136 en 138 een<br />

bouw- en goothoogte <strong>van</strong> respectievelijk 18 en 14,5 meter. Dit is hoger dan de bestaande hoogtes<br />

en strookt niet met de uitgangspunten in de Keuzenotitie en het advies <strong>van</strong> BMA voor het gebied<br />

waar nu de Bouwverordening geldt. Met de hogere hoogtes die nu voor het hele blok gelden<br />

worden volgens de adressanten niet alleen de belangen <strong>van</strong> huidige bewoners/ondernemers<br />

geschaad, maar gaat het bestuur in tegen zijn eigen beleid en uitgangspunten. Verzocht wordt<br />

daarom de bouw- en goothoogtes voor de panden Nicolaas Maesstraat 136 en 138 aan te passen<br />

in die zin dat de bouwhoogte wordt vastgesteld per pand en conform de huidige bebouwing.<br />

b. In het nu nog geldende bestemmingsplan is op de Nicolaas Maesstraat 138 een losstaande<br />

schuur in de tuinen ingetekend. Deze schuur is niet terug te vinden in het ontwerp<br />

bestemmingsplan. Adressanten gaan er <strong>van</strong> uit dat de rechten op deze schuur blijven gelden.<br />

21


<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking a.<br />

b. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft samen met eerder beantwoorde <strong>zienswijzen</strong> met gelijke inhoud aanleiding om<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />

28. Adressant 28<br />

Zienswijze<br />

Adressanten geven aan dat het pand Lairessestraat 11 tot voor kort in gebruik is geweest als hotel en<br />

dat het hotel op korte termijn weer geopend wordt. Verzocht wordt daarom het hotel in het<br />

bestemmingsplan op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard. Het pand mocht in het voorgaande bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o. worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> een hotel. Er is geen bezwaar deze rechten te<br />

behouden.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een hotel<br />

toegestaan blijven op De Lairessestraat 11.<br />

29. Adressant 29<br />

Zienswijze<br />

a. In de reactie <strong>van</strong> adressant op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat adressant<br />

bezwaar heeft tegen het opnemen <strong>van</strong> meer gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan door<br />

een gemengd-1 bestemming te geven aan panden die nu als kantoor in gebruik worden genomen.<br />

Dit bezwaar blijft, aangezien het bestemmingsplan niet is gewijzigd op dit punt.<br />

Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> gaat uit ven een regeling dat in winkelstraten maar ook op<br />

panden in woonstraten met een niet-woonfunctie, een gemengde bestemming wordt gelegd. Er<br />

is hierdoor een keur aan (commerciële) activiteiten toegestaan. De bestemming omvat mede de<br />

functie kantoor. Veel <strong>van</strong> deze kantoren zijn gevestigd in oorspronkelijk als woonhuis gebouwde<br />

huizen in woonstraten. Deze bestaande kantoren krijgen onder de bestemming gemengd de<br />

nadere functieaanduiding (k)antoor. Dit betekent dat de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> dergelijk<br />

panden aanzienlijk wordt verruimd en dat deze zonder procedurele waarborgen benut kunnen<br />

worden.<br />

Dit is hoogst ongewenst, aangezien er commerciële activiteiten mogelijk worden gemaakt in een<br />

gebied met overwegende woonbestemming.<br />

De volgende panden hebben een afwijkende bestemming gekregen, die gerepareerd dient te<br />

worden:<br />

- J.J. Viottastraat 32. De bestemming wonen is veranderd in GD-1 met aanduiding wonen.<br />

Hiermee is iedere waarborg komen te vervallen als deze functie wordt omgezet naar een nietwoonfunctie.<br />

Kantoor- en horecafunctie in de eerste bouwlaag wordt zondermeer mogelijk<br />

gemaakt;<br />

- Cornelis Schuytstraat 62 t/m 68: deze hebben de bestemming GD-1 gekregen, terwijl deze de<br />

bestemming wonen hadden;<br />

- Het Christies complex op de hoek De Lairessestraat/Cornelis Schuytstraat is <strong>van</strong> bestemming<br />

GD-2 naar GD-1 omgezet. Een nadere motivatie voor deze wijziging wordt niet gegeven.<br />

b. Adressant maakt bezwaar tegen het zondermeer vaststellen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogten op een<br />

maximale hoogte in een heel bouwblok, een hele wand, of een hele architectuureenheid. Dit klemt<br />

temeer dat als de goot- en bouwhoogte zoals blijkt uit de plankaart bij het voorontwerp in een<br />

bouwblok niet per pand/straatwand is vastgelegd, maar als bouwblok en dan nog zelfs hoger<br />

wordt gesteld dan het gemiddelde in het bouwblok aanwezige bebouwing, hetgeen te maken heeft<br />

met de door het dagelijks bestuur voorziene ontwikkeling <strong>van</strong> het project Banstraat 23-27.<br />

Adressant verwijst naar de welstandsnota, waarin het systeem <strong>van</strong> aanwezige afwisseling <strong>van</strong><br />

bouwhoogten, die karakteristiek zijn voor de buurt in het plangebied, is opgenomen.<br />

Stedenbouwkundige zones A, B en C zijn vastgesteld en gelden in grote delen <strong>van</strong> het<br />

plangebied. Het handhaven <strong>van</strong> de ruimtelijke structuur en historisch straatbeeld geldt in<br />

22


toenemende mate als beveling voor de aanpak <strong>van</strong> deze opeenvolgende stedenbouwkundige<br />

zones.<br />

c. Adressant wijst er met nadruk op dat daar waar wordt verwezen naar bestaande rechten op grond<br />

<strong>van</strong> de bouwverordening, deze verordening niet voorziet in de integrale belangenafweging die bij<br />

een bestemmingsplan plaatsvindt. Uit een norm <strong>van</strong> de bouwverordening mag niet zondermeer<br />

een bestaand recht worden afgeleid.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De inspraakreactie <strong>van</strong> adressant is verwerkt in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, door naast de<br />

gebruiksmogelijkheden die gemengd - 1 biedt (detailhandel bij recht, andere functies alleen met<br />

functieaanduiding daar waar deze functie daadwerkelijk aanwezig is) ook wonen toe te staan.<br />

Hiermee is een omzetting naar wonen eveneens bij recht toegestaan in deze panden.<br />

De systematiek <strong>van</strong> bestemming Gemengd - 1 is ingegeven <strong>van</strong>uit de wens tot het beschermen<br />

<strong>van</strong> kwetsbare detailhandel in een woonwijk, zoals de plaatselijke groenteman, slager of bakker.<br />

De bestemming Gemengd - 1 is vervolgens toegekend aan alle niet-woonfuncties in een<br />

woonwijk. Gevolg hier<strong>van</strong> is dat er nu geen andere functies dan detailhandel bij recht worden<br />

toegestaan op het moment dat een niet-woonfunctie uit het pand vertrekt. Dit is een onbedoeld -<br />

en in sommige gevallen ongewenst - gevolg <strong>van</strong> deze wijze <strong>van</strong> bestemmen. Veel panden die nu<br />

als Gemengd - 1 zijn bestemd en waar geen winkel in zit, lenen zich beter voor een andere functie<br />

dan detailhandel. Ook kan een gebied geen behoefte hebben aan detailhandel of is een gebied<br />

onaantrekkelijk als vestigingsgebied voor detailhandel.<br />

Op grond <strong>van</strong> deze zienswijze wordt de bestemmingsystematiek <strong>van</strong> het gehele bestemmingsplan<br />

gewijzigd. Het dient mogelijk te zijn dat bestaande niet-woonfuncties worden omgezet naar andere<br />

niet-woonfuncties, zonder dat de plicht bestaat dat dit detailhandel dient te wezen. Bepaalde<br />

vormen <strong>van</strong> dienstverlening en (lichte) bedrijvigheid dienen eveneens bij recht toegestaan te<br />

worden. Conform de Keuzenotitite zal omzetting naar wonen op de begane grond niet worden<br />

toegestaan. Dit leidt tot de conclusie dat de bestemming het beter is om een onderscheid te<br />

maken in bestemmingen voor de panden met een niet-woonfunctie in de plint in woonwijken en<br />

voor panden in een winkelstraat. De panden in een woonstraat zullen de bestemming Gemengd<br />

1 houden, maar er zal tevens dienstverlening en lichte bedrijvigheid toegestaan worden. Om te<br />

voorkomen dat economisch zwakkere buurtvoorzieningen worden verstoten door sterkere<br />

commerciële functies, zal in ieder geval zakelijke dienstverlening worden uitgesloten bij deze<br />

panden. Voor de winkelstraten zal een nieuwe bestemming worden gebruikt, te weten Gemengd<br />

7. Binnen deze bestemming wordt alleen detailhandel als direct recht toegestaan, andere<br />

aanwezige functies (kantoor, dienstverlening, bedrijf, etc.) zullen met een aanduiding op de<br />

verbeelding worden aangegeven.<br />

Voor de panden die specifiek worden genoemd:<br />

- J.J. Viottastraat 32: de zienswijze wordt onderschreven.<br />

- Cornelis Schuytstraat 62 t/m 68: de zienswijze wordt onderschreven, de bestemming zal<br />

gewijzigd worden naar Wonen;<br />

- Christies complex: de zienswijze wordt onderschreven. De bestemming zal worden gewijzigd<br />

naar Maatschappelijk.<br />

b. Ten aanzien <strong>van</strong> de bouwhoogteregeling, de koppeling met het project Banstraat 23-27 en de<br />

invloed <strong>van</strong> de welstandsnota op het bestemmingsplan wordt verwezen naar de beantwoording<br />

<strong>van</strong> zienswijze 62.<br />

c. Die delen <strong>van</strong> de bouwverordening die gebruikt zijn in het bestemmingsplan Museumplein e.o. om<br />

de maximale hoogte te bepalen, maken integraal onderdeel uit <strong>van</strong> de voorschriften <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. Het zijn hiermee geen bepalingen meer <strong>van</strong>uit de bouwverordening, maar<br />

bepalingen <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan. Hiermee is de normstelling uit de bouwverordening als<br />

bouwrecht in het bestemmingsplan opgenomen. Doordat deze bepalingen als bouwrecht in het<br />

bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn ze betrokken bij de integrale belangenafweging die in het<br />

kader <strong>van</strong> bestemmingsplan Museumplein e.o. is gemaakt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a krijgen de panden met een gemengde invulling in woonstraten een andere bestemming,<br />

te weten bestemming Gemengd 1. Tevens wordt op grond <strong>van</strong> deze opmerking een aantal<br />

wijzigingen doorgevoerd voor genoemde adressen.<br />

23


30. Adressant 30<br />

Zienswijze<br />

Adressant maakt bezwaar tegen de ruime mogelijkheden voor het gebruik <strong>van</strong> de begane grond die<br />

worden geboden in een woonstraat zoals de Johannes Verhulststraat. Het toestaan <strong>van</strong> winkels en<br />

andere vormen <strong>van</strong> dienstverlening dan een rustig kantoor past niet bij het rustige karakter <strong>van</strong> de<br />

straat en leidt gezien de bouw <strong>van</strong> de huizen tot overlast voor omwonenden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze 29, opmerking a.<br />

Conclusie:<br />

De zienswijze geeft in samenhang met een eerder beantwoorde zienswijze aanleiding tot het<br />

aanpassen <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 29.<br />

31. Adressant 31<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat op het dak <strong>van</strong> Koninginneweg 153 E een dakopbouw heeft met een oppervlak<br />

<strong>van</strong> 3 bij 1,8 meter. De hoogte <strong>van</strong> de daklijst <strong>van</strong> de dakopbouw is 17 meter ten opzichte <strong>van</strong><br />

maaiveld. De bouwhoogte <strong>van</strong> het pand in het bestemmingsplan is echter 14 meter. Dit betekent dat<br />

het bestemmingsplan een toekomstige vergroting niet toestaat. Adressant verzoekt daarom de<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> 14 meter te verruimen tot 17 meter. Daarbij wordt verwezen naar een aantal<br />

omliggende panden waarbij de bouwhoogtes wel verhoogd zijn ten opzichte <strong>van</strong> het voorontwerp<br />

bestemmingsplan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Adressant beschrijft een dakopbouw ten behoeve <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> een dakterras. Dergelijke<br />

bouwwerken zijn ondergeschikt aan het gebouw en niet aan te merken als maatgevend voor de<br />

bouwhoogte die het hoofdgebouw heeft. Het verruimen <strong>van</strong> de bouwhoogte naar dit ondergeschikte<br />

bouwwerk geeft mogelijkheden tot het ophogen <strong>van</strong> het gebouw met een hele bouwlaag. In dit gebied<br />

dienen dergelijke ophogingen per individueel geval beoordeeld te worden op stedenbouwkundige<br />

inpasbaarheid en wordt dit niet bij recht mogelijk gemaakt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

32. Adressant 32<br />

Zienswijze<br />

Adressanten verzoeken de wijzigingsbevoegdheid die in de Hendrik Jacobszstraat 7/9 vestiging<br />

horeca 3 of 4 mogelijk maakt te schrappen. Horeca leidt in een woonbuurt vaak tot fricties en de bouw<br />

<strong>van</strong> de huizen maakt horeca op deze locatie ongewenst. Adressanten geven aan dat het vorige<br />

bestemmingsplan reeds deze mogelijkheid bood, maar menen dat het vaststellen <strong>van</strong> een nieuw<br />

bestemmingsplan een goed moment is om dit te heroverwegen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De opmerking <strong>van</strong> adressant wordt onderschreven daar waar wordt aangegeven dat een nieuw<br />

bestemmingsplan mogelijkheden biedt om een heroverweging te maken voor de gewenste<br />

ontwikkelingen voor de komende tien jaar. Bij deze afweging wordt het meest recente ruimtelijke en<br />

economische beleid betrokken. Aangezien het Horecabeleid Oud-Zuid 2009, dat in 2009 door de raad<br />

<strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid is vastgesteld (en daarvoor meerdere consultatierondes met<br />

belanghebbenden heeft doorlopen), het meest recente beleid ten aanzien <strong>van</strong> horeca bevat, wordt dit<br />

integraal in het bestemmingsplan opgenomen. Het Horecabeleid voorziet in uitbreidingmogelijkheden<br />

voor de Willemsparkbuurt en in het bijzonder ook voor de Hendrik Jacobszstraat. Om deze<br />

uitbreidingsmogelijkheden planologisch te kunnen faciliteren, is voor de panden waar nu een nietwoonfunctie<br />

in de plint aanwezig is (en derhalve een gemengd-bestemming hebben) een<br />

wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wenselijkheid <strong>van</strong> (uitbreiding <strong>van</strong>) horeca in deze straat is in<br />

het kader <strong>van</strong> het horecabeleid vastgesteld. Het bestemmingsplan volgt het beleid hierin, door de<br />

planologische omzetting <strong>van</strong> het gebruik middels een wijzigingsbevoegdheid te kunnen faciliteren. Er<br />

worden in het bestemmingsplan niet meer (of minder) mogelijkheden tot uitbreiding <strong>van</strong> horeca<br />

geboden dan in het Horecabeleid is voorgesteld. Bij de toepassing <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid zijn<br />

overigens nog voldoende mogelijkheden om bezwaar te maken tegen een concrete omzetting <strong>van</strong> de<br />

24


huidige functie naar horeca, aangezien hiervoor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure<br />

<strong>van</strong>uit afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht wordt doorlopen. Aspecten zoals geluidhinder<br />

en verkeersaantrekkende werking worden in het kader <strong>van</strong> die procedure aan de orde gesteld. Indien<br />

deze aspecten leiden tot een situatie waarin het huidige woon- en leefklimaat in grote mate onder druk<br />

komt te staan, dan zal de procedure niet doorgezet worden, omdat het criterium <strong>van</strong> een goede<br />

ruimtelijke ordening te allen tijden gerespecteerd dient te worden.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

33. Adressant 33<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat de grond aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand Concertgebouwplein 20 ten onrechte<br />

niet is bestemd als parkeerterrein. Dit is al jaren het parkeerterrein <strong>van</strong> adressant. Daarom wordt<br />

verzocht dit parkeerterrein in het bestemmingsplan op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het parkeren op dit perceel is in het vigerende bestemmingsplan Jan Willem Brouwersstraat e.o. niet<br />

toegestaan. Het is hier dan ook sprake <strong>van</strong> een geval waar<strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen<br />

aangeeft dat deze gelegaliseerd kan worden, omdat het voldoet aan de hiervoor gestelde<br />

voorwaarden. Conform deze memo had het tervisie gelegde <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds moeten<br />

voorzien <strong>van</strong> een aanduiding parkeerterrein voor de gronden aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand aan<br />

Concertgebouwplein 20.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

een aanduiding opgenomen worden om het parkeren mogelijk te blijven maken.<br />

34. Adressant 34<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan graag een ondergrondse parkeergarage te willen bouwen onder de percelen Van<br />

Eeghenstraat 90 en Oranje Nassaulaan 63 en verzoekt daarvoor een nadere aanduiding op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Beide panden maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplangebied.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

35. Adressant 35<br />

Zienswijze<br />

Adressant mist op de plankaart het bij J.J. Viottastraat 35 behorende vrijstaand bijgebouw en verzoekt<br />

dit bijgebouw op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

36. Adressant 36<br />

Zienswijze<br />

Adressant constateert dat het perceel J.J. Viottastraat 34 de bestemming Wonen heeft. In het<br />

verleden was dit de bestemming Maatschappelijk . Aangezien het pand het huidige gebruik als<br />

school/cursuscentrum zal behouden, wordt verzocht de bestemming te wijzigen in Maatschappelijk .<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

25


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />

het pand J.J. Viottastraat 34 wordt gewijzigd naar Maatschappelijk.<br />

37. Adressant 37<br />

Zienswijze<br />

Adressant heeft meerdere vragen en opmerkingen naar aanleiding <strong>van</strong> Paulus Potterstraat 26:<br />

a. omdat het pand sinds lange tijd in zijn geheel als kantoor in gebruik is, wordt verzocht dit duidelijk<br />

in het bestemmingsplan op te nemen, bijvoorbeeld middels de aanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />

gemengd alle bouwlagen ;<br />

b. adressant mist op de plankaart het bij het pand behorende vrijstaand bijgebouw en verzoekt dit<br />

bijgebouw op te nemen;<br />

c. volgens adressant is op het renvooi <strong>van</strong> de verbeelding onduidelijk waar welke bouwvlaklijnen<br />

lopen en waar welke functie- en hoogtescheidingslijnen gelden. Zo is het adressant niet duidelijk<br />

waar zich in dit blok de grens bevindt tussen de bestemmingen GD-1 en GD-2 ;<br />

d. adressant meent dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten opzichte <strong>van</strong> het<br />

huidige bestemmingsplan een beperking inhoud <strong>van</strong> de bebouwingsmogelijkheden en verzoekt<br />

deze dubbelbestemming te schrappen;<br />

e. adressant verzoekt helderheid en eenheid in en tussen de wijze <strong>van</strong> meten en de<br />

begripsomschrijving waar het gaat om de bijzondere bouwlagen zolder en onderbouw ;<br />

f. adressant verzoekt de topografische ondergrond op correcte wijze weer te geven c.q. aan te<br />

passen aan de werkelijk bestaande situatie.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. deze opmerking wordt gegrond verklaard.<br />

b. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />

c. Bestemmingsplannen dienen digitaal uitwisselbaar te zijn. Deze eis heeft geleid tot een door het<br />

Rijk uitgevaardigde set <strong>van</strong> standaarden ten aanzien <strong>van</strong> de kleuren die gebruikt mogen worden in<br />

de verbeelding (voorheen plankaart), de dikte <strong>van</strong> de lijnen die de diverse vlakken op de<br />

verbeelding krijgen, standaard bestemmingen, etc.. Zo heeft het Rijk bepaald dat<br />

bestemmingsvlakken een dunnere lijn krijgen dan bouwvlakken. Op internet<br />

(www.ruimtelijkeplannen.nl en op de Amsterdamse website<br />

www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl) is dit verschil wel te zien, maar op de papieren uitdraai<br />

<strong>van</strong> de verbeelding, worden deze lijnen over elkaar heen gelegd. Daar waar een bouwvlak is<br />

aangegeven, is dan niet duidelijk of daaronder een bestemmingsgrens loopt. Hierdoor is een<br />

toetsing aan het bestemmingsplan op papier niet altijd even eenvoudig en is de opmerking <strong>van</strong><br />

adressant begrijpelijk. Het is dan ook aan te bevelen om bij een toetsing aan het<br />

bestemmingsplan altijd het digitaal ontsloten exemplaar te raadplegen. In de Wet ruimtelijke<br />

ordening is aangegeven dat bij verschillen (of twijfel) in de toetsing tussen de analoge en digitale<br />

verbeelding, de digitale verbeelding als uitgangspunt genomen moet worden.<br />

d. Het pand op Paulus Potterstraat 26 wordt beschouwd als cultuurhistorisch waardevol. De<br />

bouwrechten die op het pand rusten zijn niet meer <strong>van</strong> deze tijd en kunnen ervoor zorgen dat de<br />

cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> het pand (en het aanzicht <strong>van</strong> de belendende bebouwing) teniet<br />

wordt gedaan. Aangezien de bestaande rechten nooit zijn benut en er tevens geen tekenen zijn<br />

dat deze op korte termijn wel benut zouden gaan worden, is er voldoende aanleiding geweest om<br />

de bouwrechten terug te brengen naar de hoogte die wat betreft Bureau Monumenten &<br />

Archeologie stedenbouwkundig verantwoord is. Wel zal in de regels een afwijkingsmogelijkheid<br />

opgenomen worden, waarbij een hogere bouwhoogte toegestaan kan worden, mits dit<br />

stedenbouwkundig en planologisch inpasbaar kan worden geacht. Deze afweging voorkomt dat<br />

bouwrecht ervoor gaat zorgen dat er een spanningsveld ontstaat tussen het recht om hoger te<br />

bouwen en de reikwijdte <strong>van</strong> de welstandscommissie. De mogelijkheden om contrair te gaan aan<br />

het advies <strong>van</strong> deze commissie wordt hiermee bemoeilijkt, zodat er daadwerkelijk pas opgehoogd<br />

kan worden op het moment dat er positief geadviseerd wordt. Dit doet meer recht aan het<br />

cultuurhistorische karakter <strong>van</strong> het pand, al is dat karakter door verleende vergunningen reeds<br />

minder waardevol geworden.<br />

e. De zienswijze wordt onderschreven. Er zal meer eenheid in de begrippen worden aangebracht.<br />

f. De topografische ondergrond heeft geen rechtskracht, de bouw- en gebruiksmogelijkheden<br />

kunnen worden afgeleid uit de verbeelding en de regels. De ondergrond wordt met name gebruikt<br />

ten behoeve <strong>van</strong> oriëntatie.<br />

26


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt een kantoor in het hele pand Paulus Potterstraat 26 toegestaan. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking e wordt meer duidelijkheid in de regels aangebracht ten aanzien <strong>van</strong> de in de zienswijze<br />

genoemde begrippen.<br />

38. Adressant 38<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de regels in het ontwerp bestemmingsplan onvoldoende zijn om de<br />

openbare ruimte in de onderdoorgang <strong>van</strong> de nieuwbouw <strong>van</strong> het Rijksmuseum goed en veilig te<br />

laten functioneren. Het comité acht de nu opgenomen wijzigingsbevoegdheid ongewenst en<br />

verzoekt de regels en voorwaarden voor de inrichting <strong>van</strong> de onderdoorgang aan te scherpen<br />

zoals in de zienswijze aangegeven.<br />

b. Naast bovenstaand punt geeft adressant nog de volgende aspecten aan:<br />

- verzocht wordt te bevestigen dat de algemene wijzigingsbevoegdheid <strong>van</strong> regel 25 wordt<br />

beperkt door de specifieke wijzigingsbevoegdheid Entree Rijksmuseum;<br />

- in de verbeelding staat het ondergrondse bergbezinkbassin aan de noordzijde <strong>van</strong> het<br />

Rijksmuseum aangemerkt als ondergronds museum. Dit is niet correct;<br />

- in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt verwezen naar de Visie Museumplein; Volgens<br />

adressant is deze visie nooit vastgesteld, zodat het verwijzen ernaar onterecht is.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. de regels <strong>van</strong> het bestemmingsplan geven richting aan het toegestane gebruik en de<br />

mogelijkheden tot bouwen. De in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen regels ten aanzien<br />

<strong>van</strong> de onderdoorgang <strong>van</strong> het Rijksmuseum voorzien in het toestaan <strong>van</strong> het gewenste gebruik,<br />

namelijk als openbare ruimte en fietsverbinding. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten<br />

behoeve <strong>van</strong> een planontwikkeling waarbij mogelijk de entree <strong>van</strong> het Rijksmuseum in de<br />

onderdoorgang wordt gerealiseerd en wordt de ontwikkeling niet op voorhand uitgesloten. Niet<br />

ingezien wordt waarom de randvoorwaarden die gesteld worden (er moet aangetoond worden dat<br />

de entree een goede doorstroom <strong>van</strong> bezoekers faciliteert en dat de verkeersveiligheid <strong>van</strong><br />

fietsers en voetgangers gewaarborgd wordt), onvoldoende zijn om de doorstroming,<br />

verkeersveiligheid en verblijfskwaliteit te waarborgen. Deze waarborgen worden juist als<br />

voorwaarde gesteld bij de toepassing de wijzigingsbevoegdheid.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> het instrument wijzigingbevoegdheid : de deelraad stelt de kaders vast en het<br />

dagelijks bestuur kan binnen deze kaders zelfstandig besluiten. Indien de raad instemt met de<br />

wijzigingsbevoegdheid (zoals deze nu geformuleerd is) door het bestemmingsplan vast te stellen,<br />

dan kan het dagelijks bestuur, op het moment een ontwerp voor een entree in de onderdoorgang<br />

zich conformeert aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde voorwaarden, deze kaders invullen.<br />

Met deze werkwijze geeft de raad via de vaststelling bestemmingsplan in principe haar akkoord<br />

over de mogelijke ontwikkeling <strong>van</strong> een entree in de onderdoorgang. Door de voorwaarden in de<br />

wijzigingsbevoegdheid op te nemen, zijn er geen mogelijkheden voor het dagelijks bestuur om<br />

een daar<strong>van</strong> afwijkende ontwikkeling mogelijk te maken, zonder de raad hiervoor te raadplegen.<br />

Overigens wordt bij de voorbereiding <strong>van</strong> een bestemmingsplanwijziging de uniforme<br />

voorbereidingsprocedure gevolgd op grond <strong>van</strong> afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Tijdens<br />

deze voorbereiding zijn er mogelijkheden om tegen de voorgestane ontwikkeling bezwaar aan te<br />

tekenen.<br />

b. <strong>Beantwoording</strong> enkele aspecten:<br />

- de algemene wijzigingsregels hebben betrekking op het kunnen overschrijden <strong>van</strong><br />

bestemmingsgrenzen, het wijzigen <strong>van</strong> de Lijst <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten en het kunnen<br />

actualiseren <strong>van</strong> het bestemmingsplan ten behoeve <strong>van</strong> nieuwe wet- en regelgeving. Het<br />

wijzigen <strong>van</strong> het bestemmingsplan op grond <strong>van</strong> de algemene regels zal de specifieke<br />

wijzigingsbevoegdheid voor de entree <strong>van</strong> het Rijksmuseum niet raken en vice versa. Alle<br />

activiteiten die plaatsvinden zullen plaatsvinden binnen de desbetreffende bestemming<br />

danwel de zone waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt op de verbeelding. De algemene<br />

wijzigingsregels en de specifieke wijzigingsbevoegdheid kunnen derhalve naast elkaar blijven<br />

bestaan;<br />

- Deze opmerking wordt onderschreven. De verbeelding zal worden aangepast;<br />

- Daar waar in het bestemmingsplan wordt gesproken over de visie op het Museumplein, wordt<br />

bedoeld de Visie Museumkwartier. Deze visie is op 25 februari 2009 door de raad <strong>van</strong><br />

voormalig stadsdeel Oud-Zuid en op 11 maart 2009 door de gemeenteraad aangenomen.<br />

27


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />

het bergbezinkbassin zal worden gewijzigd.<br />

39. Adressant 39<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat het Rijksmuseum naast een museale functie ook een educatieve functie<br />

heeft. Verzocht wordt om onder de bestemmingsomschrijving de functie educatie of educatief<br />

centrum toe te voegen.<br />

b. Adressant geeft aan dat er verschillen zijn tussen de ter visie gelegde verbeelding en de<br />

huidige/toekomstige situatie. Het betreft:<br />

- de historische luifels met een hoogte <strong>van</strong> ca. 5 meter aan de Stadhouderskade-zijde <strong>van</strong> het<br />

pand staan niet op de kaart;<br />

- het studie-centrum is 14 meter hoog en geen 8 meter;<br />

- het reeds gebouwde Ateliergebouw (achter het voormalige Veiligheidsinstituut) is geen 17<br />

maar 20 meter hoog;<br />

- op twee plaatsen staat de toevoeging sba-ond vermeld, terwijl hier geen sprake is <strong>van</strong> een<br />

onderdoorgang;<br />

- conform de afspraak zijn de voorgenomen horeca-locaties op de tekening vermeld. Echter in<br />

de Teekenschool wordt een kleine cateringfaciliteit voorzien. Deze dient op de kaart vermeld<br />

te worden;<br />

- er staat geen nadere duiding <strong>van</strong> de te realiseren museumwinkel;<br />

- op het dak <strong>van</strong> de bebouwing direct boven de museumstraat wordt een vijver gerealiseerd;<br />

- in de tuin aan de oostzijde <strong>van</strong> het Rijksmuseum worden diverse opstanden ten behoeve <strong>van</strong><br />

ventilatie en luchtinlaat gerealiseerd;<br />

- het bergbezinkbassin aan de noordzijde <strong>van</strong> het Rijksmuseum is geen ondergronds museum.<br />

c. Adressant geeft aan in de Philipsvleugel zelfstandige horeca komt. Gezien de positionering <strong>van</strong> de<br />

horeca ligt het voor de hand om aan de oostzijde <strong>van</strong> de horeca langs de Museumstraat een bij de<br />

horeca horend terras te vestigen. Aangezien hier geen omwonenden zijn, heeft dit geen gevolgen<br />

voor het woon- en leefklimaat. Verzocht wordt daarom dit terras in het bestemmingsplan op te<br />

nemen.<br />

d. Adressant geeft aan dat de bezoekers <strong>van</strong> het nieuwe Rijksmuseum door de museumstraat<br />

tussen de passage en het Museumplein zullen lopen. Om logistieke problemen met de<br />

bezoekersstromen te voorkomen, wordt verzocht in het bestemmingsplan te regelen dat de<br />

trottoirs <strong>van</strong> de straat worden vrijgehouden <strong>van</strong> bijvoorbeeld mobiele verkoopkramen, kiosken en<br />

dergelijke.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De educatieve functie maakt onderdeel uit <strong>van</strong> de activiteiten die in het museum worden ontplooid<br />

en zijn ondergeschikt aan de bestemming Cultuur en Ontspanning. Er is geen sprake <strong>van</strong> een<br />

zelfstandige educatieve voorziening, welke los <strong>van</strong> het Rijksmuseum in gebruik wordt genomen,<br />

waardoor er geen aanleiding is om dit specifiek te bestemmen. Wel kan het als ondersteunende<br />

functie worden opgenomen in de regels, om te voorkomen dat dit gebruik op een later moment<br />

strijdig wordt geacht met de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />

b. Ten aanzien <strong>van</strong> de verschillen tussen de verbeelding en de huidige/toekomstige situatie:<br />

- deze opmerking is gegrond:<br />

- deze opmerking is gegrond;<br />

- deze opmerking is gegrond;<br />

- de aanduidingen geven aan dat hier sprake is <strong>van</strong> een onderdoorgang. Aangezien het hier<br />

gaat om twee poorten in de tuin met een hoge cultuurhistorische waarde, is de aanduiding<br />

op de verbeelding geplaatst. Het ontbreken <strong>van</strong> een dergelijk aanduiding zou namelijk het<br />

recht creëren om de poorten dicht te bouwen. Dit dient te allen tijden voorkomen te worden;<br />

- de horecalocaties zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet op de verbeelding ingetekend, in<br />

tegenstelling tot adressant aangeeft. De mogelijkheid tot het vestigen <strong>van</strong> twee<br />

horecavestigingen <strong>van</strong> ieder 600m2 is in de regels opgenomen, zodat er nog<br />

manoeuvreerruimte is bij het nader invullen <strong>van</strong> de horeca. De cateringfaciliteit is een<br />

ondergeschikt gebruik, ten behoeve <strong>van</strong> de bestemming. Deze activiteit heeft geen<br />

planologische rele<strong>van</strong>tie;<br />

28


- de museumwinkel is ondergeschikt aan de bestemming Cultuur en Ontspanning en hoeft<br />

derhalve niet opgenomen te worden op de verbeelding. Wel kan het als ondersteunende<br />

functie worden opgenomen in de regels, om te voorkomen dat dit gebruik op een later<br />

moment strijdig wordt geacht met de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />

- De vijver betreft geen zelfstandig bouwwerk, maar maakt onderdeel uit <strong>van</strong> het<br />

ondergrondse museum. Het is hiermee niet een ruimtelijk rele<strong>van</strong>t bouwwerk, dat<br />

individueel geregeld dient te worden. De uiterlijke verschijningsvorm <strong>van</strong> de vijver doet<br />

voorkomen dat de vijver niet op de bovenzijde <strong>van</strong> een ondergronds gebouw ligt, maar<br />

onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> de tuininrichting. Indien het geen onderdeel zou zijn <strong>van</strong> een ander<br />

bouwwerk, dan zou de vijver alsnog passend geacht worden binnen de bestemming,<br />

aangezien vijvers toegestaan zijn als onderdeel <strong>van</strong> de tuin;<br />

- Dergelijke opstanden zijn ten behoeve <strong>van</strong> en derhalve ondergeschikt aan de functies die in<br />

de bestemming Cultuur en Ontspanning mogelijk worden gemaakt. De ruimtelijke<br />

inpasbaarheid er<strong>van</strong> is reeds bij de vergunningverlening afgewogen;<br />

- Zie beantwoording zienswijze adressant 38, opmerking b, tweede punt.<br />

c. Terrassen zijn over het algemeen toegestaan in de openbare ruimte. De afmetingen en andere<br />

voorwaarden komen aan de orde in de APV en het terrassenbeleid. Echter, op het moment dat<br />

het terras op gronden komt die niet openbaar zijn, zoals in onderhavig geval, dan is het wel<br />

noodzakelijk dit op de verbeelding aan te geven. De zienswijze wordt op dit punt gegrond<br />

verklaard;<br />

d. Staanplaatsvergunningen kunnen eenvoudig worden ingetrokken worden op het moment dat hier<br />

niet op juiste wijze gebruik <strong>van</strong> gemaakt wordt. Het is dan niet wenselijk dat deze in het<br />

bestemmingsplan op de verbeelding worden opgenomen. Om staanplaatsen niet onmogelijk te<br />

maken als een specifiek gebruik <strong>van</strong> de openbare ruimte, zal in de regels wel opgenomen worden<br />

dat staanplaatsen op een bepaalde locatie worden toegestaan. De afmetingen en exacte locatie<br />

worden dan geregeld in de staanplaatsvergunning zelf.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a en b (6 e streepje) zullen ondersteunende functies worden toegevoegd aan de<br />

bestemmingsomschrijving <strong>van</strong> de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />

Op grond <strong>van</strong> opmerking b (1 e , 2 e en 3 e streepje) zullen diverse wijzigingen in de toegestane goot- en<br />

bouwhoogten worden opgenomen. Op grond <strong>van</strong> opmerking c zal een terras worden toegestaan bij de<br />

Philipsvleugel.<br />

40. Adressant 40<br />

Zienswijze<br />

Het hanteren <strong>van</strong> een maximum maat voor winkels <strong>van</strong> 300 m 2 wordt volgens adressant niet goed<br />

gemotiveerd. Volgens adressant is dit bovendien in strijd met het beleid in de nota Detailhandel in<br />

balans uit 2001. Het stadsdeel geeft wel aan dat afgeweken wordt <strong>van</strong> dit beleid, maar motiveert niet<br />

waarom. Volgens adressant ligt het meer voor de hand om in beperkte mate grotere winkels toe te<br />

staan. Bijvoorbeeld maximaal drie grotere winkels in de Cornelis Schuytstraat. De zo verkregen<br />

afwisseling in maatvoering heeft volgens adressant een positief effect op het functioneren als<br />

winkelstraat.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 m 2 is bedoeld om de kleinschaligheid <strong>van</strong> de voorzieningen te<br />

kunnen waarborgen. Het vergroten <strong>van</strong> dit metrage zal kunnen leiden tot winkels die een groot deel<br />

<strong>van</strong> de straatwand in beslag nemen, wat ook effecten heeft op de variatie in het aanbod. Er zijn<br />

winkelgebieden aangewezen waarbij de gewenste kleinschaligheid niet altijd zal leiden tot een goed<br />

winkelaanbod. Zo zijn de Van Baerlestraat, Roelof Hartstraat en P.C. Hooftstraat winkelstraten waar<br />

een maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 m 2 niet past binnen het karakter <strong>van</strong> het voorzieningenniveau<br />

dat wordt aangeboden. De Cornelis Schuytstraat ontleent haar kracht juist aan het karakter <strong>van</strong> een<br />

buurtwinkelstraat met een aanbod <strong>van</strong> kleine voorzieningen met nationale aantrekkingskracht. Het<br />

verhogen <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte zal in deze straat leiden tot een verschraling <strong>van</strong> de<br />

diversiteit in het aanbod.<br />

De <strong>Nota</strong> Detailhandel in Balans uit 2001 geeft aan dat de gemeente juist afweegt of er mogelijkheden<br />

zijn tot het loslaten <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte. Deze afweging heeft in het kader <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan plaatsgevonden en in een aantal gevallen geleid tot een verruiming <strong>van</strong> de<br />

mogelijkheden voor detailhandel. Deze afweging heeft ook geleid tot een standpunt dat het loslaten<br />

29


<strong>van</strong> de maximering niet in alle gevallen een gunstige uitwerking heeft, althans, niet als dit algemeen<br />

wordt toegestaan. Er kan in concrete gevallen een nadere overweging plaatsvinden, waarbij wel<br />

afgeweken wordt <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte. Aangezien deze gevallen zich nog niet hebben<br />

voorgedaan, is in het bestemmingsplan hier niet op geanticipeerd. De genoemde overweging zal dan<br />

plaatsvinden bij een afwijking <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

41. Adressant 41<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen het niet mogelijk maken <strong>van</strong> het horizontaal samenvoegen <strong>van</strong><br />

panden. Bij horizontale samenvoeging is het goed mogelijk de gevelindeling, inclusief de<br />

entreepartijen, ongewijzigd te laten. Horizontale samenvoeging kan gewenst zijn, bijvoorbeeld als<br />

het gaat om het samenvoegen <strong>van</strong> woningen. Dat kan ten goede komen aan de vraag <strong>van</strong><br />

senioren naar grotere, gelijkvloerse appartementen waar zijn langer zelfstandig kunnen blijven<br />

wonen. Adressant is <strong>van</strong> mening dat voor horizontaal samenvoegen niet het bestemmingsplan,<br />

maar de welstandsnota als instrument moet worden ingezet. Verzocht wordt daarom de<br />

desbetreffende bepalingen uit het bestemmingsplan te schrappen.<br />

b. In het ontwerp bestemmingsplan hebben de panden Emmastraat 36-40 een bouwhoogte <strong>van</strong> 12<br />

meter. Dit is niet in overeenstemming met de bestaande bouwhoogte. Bovendien hebben de<br />

panden in het vigerend bestemmingsplan een bouwhoogte <strong>van</strong> maximaal 25 meter. Op basis <strong>van</strong><br />

het vigerend plan heeft adressant een bouwvergunning 1 e fase ingediend voor herontwikkeling tot<br />

een hoogte <strong>van</strong> 22 meter. Er is niet versneld overgegaan tot de 2 e fase, aangezien in het<br />

voorontwerp werd uitgegaan <strong>van</strong> een bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter. De huidige bouwhoogte <strong>van</strong> 12<br />

meter is bovendien niet consequent, aangezien de panden Emmastraat 36 t/m 44 een eenheid<br />

vormen. Emmastraat 42 en 44 hebben wel een maximum bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter. Nu de<br />

panden Emmastraat 36-40 een bouwhoogte hebben <strong>van</strong> maximaal 12 meter, wordt adressant<br />

geschaad in zijn uitbreidingsplannen. Verzocht wordt daarom de bouwhoogtes in<br />

overeenstemming te brengen met de bestaande bouwhoogte.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het verbod <strong>van</strong> het samenvoegen <strong>van</strong> panden is opgenomen om te voorkomen dat hierdoor de<br />

toegestane vestigingsgrootte die in sommige gemengde bestemmingen wordt toegestaan,<br />

horizontaal uitgevoerd wordt. In De Pijp komt het geregeld voor dat de maximaal toegestane<br />

vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 vierkante meter zoveel mogelijk horizontaal wordt uitgesmeerd . In de<br />

praktijk worden dan soms wel 5 panden naast elkaar door dezelfde voorziening gebruikt. De<br />

opmerking wordt echter gegrond verklaard. De panden in het Museumkwartier en de Valeriusbuurt<br />

hebben doorgaans een groter oppervlak dan de panden in De Pijp. Een horizontale uitbreiding zal<br />

in veel gevallen al snel leiden tot een overschrijding <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte, zeker als<br />

hierbij eveneens de kelder/souterrain wordt gebruikt. In dit plangebied zal het gebruiken <strong>van</strong> 300<br />

m 2 vloeroppervlak in horizontale zin niet leiden tot een situatie waarbij een straatwand in beslag<br />

wordt genomen door slechts een paar grote winkels, daar waar kleinschaligheid nagestreefd<br />

wordt. Tevens is de bepaling dermate stringent opgesteld, dat daarmee de samenvoeging <strong>van</strong><br />

andere functies (zoals woningen of maatschappelijke voorzieningen) onmogelijk wordt gemaakt,<br />

terwijl samenvoeging dan wel gewenst kan zijn. De bepaling zal dan ook niet meer terugkomen in<br />

het vast te stellen plan.<br />

b. De maximale bouwhoogte conform het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal voor<br />

Emmastraat 36 t/m 44 bedraagt 22 meter. De opmerking is gegrond, conform de keuzenotitie<br />

bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt dient de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter<br />

op de verbeelding te worden opgenomen.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a worden de regels met betrekking tot het verbod tot het samenvoegen <strong>van</strong> panden uit de<br />

regels verwijderd. Op grond <strong>van</strong> opmerking b wordt voor de Emmastraat 36 t/m 44 de maximaal<br />

toegestane bouwhoogte gewijzigd.<br />

42. Adressant 42<br />

Zienswijze<br />

30


Adressant geeft aan dat in het ontwerp bestemmingsplan voor de Cornelis Schuytstraat een<br />

winkelbestemming is opgenomen, maar dat de nu geldende bijgebouwenregeling is geschrapt.<br />

Volgens adressant leidt het schrappen <strong>van</strong> de bijgebouwenregeling voor de onderhavige panden met<br />

een winkelbestemming tot een sterke vermindering <strong>van</strong> de mogelijkheden uit te breiden ten opzichte<br />

<strong>van</strong> de bestaande winkels. Dat geldt met name voor de mogelijkheden voor uitbreidingen in het<br />

souterrain. Verzocht wordt daarom de bestaande regeling uit het vigerende bestemmingsplan op te<br />

nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De bijgebouwenregeling die in het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt is<br />

opgenomen betreft een bestemming Bedrijfserven achter de winkelstraat Cornelis Schuytstraat, waar<br />

tot een hoogte <strong>van</strong> 3 meter (of tot de hoogte <strong>van</strong> de vloer gelegen boven de eerste bouwlaag <strong>van</strong> de<br />

hoofdbebouwing als er tegen het hoofdgebouw aangebouwd wordt) en tot een maximum <strong>van</strong> 50m2<br />

per perceel gebouwd mocht worden. Het gebruik <strong>van</strong> deze bijgebouwen (of aanbouwen) was ten<br />

dienste <strong>van</strong> laden/lossen, opslag of tuinen ten dienste <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> de aangrenzende<br />

gronden. Omdat laden/lossen en tuingebruik niet past binnen dergelijke bebouwing, was opslag het<br />

enige gebruik dat hierin toegestaan werd. Om de aanwezige detailhandel meer mogelijkheden tot<br />

uitbreiding te bieden, is in de achtertuinen <strong>van</strong> de Cornelis Schuytstraat, daar waar voorheen de<br />

bestemming Bedrijfserven gold, een bouwrecht opgenomen. Dit is gedaan door in de bestemming <strong>van</strong><br />

het hoofdgebouw, achter het hoofdgebouw een bouwvlak in te tekenen op de verbeelding waar tot<br />

een maximale hoogte gebouwd mag worden. Dit bouwvlak strekt zich ook over tuinen waar nu geen<br />

bebouwing staat. Hiermee mag in een aantal gevallen meer worden gebouwd dan 50m2 en vervalt de<br />

eis dat dit ten behoeve <strong>van</strong> opslag gebruikt dient te worden (maar ten behoeve <strong>van</strong> de functie in het<br />

hoofdgebouw).<br />

Daar waar geen bouwrechten waren achter de Cornelis Schuytstraat doordat er geen bestemming<br />

Bedrijfserven was gegeven aan de tuinen, zijn deze ook niet op de verbeelding opgenomen. Wel zijn<br />

er met de invoering <strong>van</strong> de Wabo meer mogelijkheden tot het vergunningvrij bouwen. Daar waar het<br />

voorheen alleen gold voor woningen, zijn nu ook mogelijkheden om onder voorwaarden vergunningvrij<br />

te bouwen achter niet-woonfuncties. Daarmee heeft de Wabo ervoor gezorgd dat enkele winkels in de<br />

Cornelis Schuytstraat wel een aanbouw kunnen maken, terwijl dat in het vigerende plan niet kan. De<br />

bijgebouwenregeling zoals verwoord in de gemengd-bestemmingen sluit alleen uit dat op basis <strong>van</strong><br />

het bestemmingsplan meer gebouwd kan worden in de onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming, dan<br />

reeds vergunningvrij op grond <strong>van</strong> het Besluit omgevingsrecht (AMvB <strong>van</strong> de Wabo) mogelijk wordt<br />

gemaakt.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

43. Adressant 43<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat de panden Banstraat 5-11 de woonbestemming hebben, maar dat de<br />

bestaande kantoorbestemming niet is opgenomen. Omdat het huidige bestemmingsplan<br />

(eveneens) de kantoorbestemming heeft, wordt verzocht naast de bestemming wonen ook de<br />

kantoorbestemming voor deze panden op te nemen.<br />

b. Adressant geeft aan dat aan de zijde <strong>van</strong> de poort naar de achtertuin <strong>van</strong> de panden Banstraat<br />

5-11, de bestaande bebouwing een kleine overhang heeft die niet op de verbeelding staat.<br />

Verzocht wordt dit bestaande recht op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze is gegrond. In het vigerende bestemmingsplan had het pand de bestemming<br />

Kantoren , waarbij omzetting naar woningen bij recht was toegestaan. De bestaande<br />

gebruikrechten zullen worden overgenomen worden in de verbeelding.<br />

b. Op de verbeelding is een deel <strong>van</strong> het bestemmingsvlak zonder bouwvlak weergegeven aan de<br />

zijde <strong>van</strong> de Banstraat, terwijl de voorgevelrooilijn wel doorloopt, conform het vigerende<br />

bestemmingsplan. Dit zal worden hersteld. De afmetingen <strong>van</strong> het gebouw komen wat betreft de<br />

lengte wel overeen met de vigerende rechten. De diepte <strong>van</strong> het gebouw niet: de vigerende<br />

31


echten staan een gebouw toe <strong>van</strong> 18 meter diep, het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een gebouw <strong>van</strong><br />

17 meter diep. Dit zal worden aangepast. Na deze aanpassingen zullen alle gebruiks- en<br />

bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen in het bestemmingsplan<br />

Museumkwartier en Valeriusbuurt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt tevens kantoor toegestaan voor het perceel Banstraat 5-11. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking b wordt de bouwvlakgrens aangepast.<br />

44. Adressant 44<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen de in de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen<br />

bouwhoogteregeling in het algemeen, gezien de aantasting <strong>van</strong> de karakteristieke architectuur in<br />

de buurt, en tegen de voorgenomen verbouwing <strong>van</strong> bestaand kantoorpand Banstraat 5-11 met<br />

betrekking tot het 50 centimeter hoger gaan, dan het bestaande huidige kantoorpand. Het zal ten<br />

koste gaan <strong>van</strong> het leefgenot, lichtinval en het uitzicht.<br />

b. Adressant maakt tevens bezwaar tegen de ontheffing die <strong>van</strong> het huidige bestemmingsplan<br />

Vondelpark-/Concertgebouwbuurt ten gunste <strong>van</strong> de bouwaanvraag wordt verleend.<br />

c. Adressant maakt tevens bezwaar tegen de wijziging <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het gebouw <strong>van</strong> kantoor<br />

naar wonen. Dit heeft consequenties voor de geluidtoename (nu is er na 18.00 uur en in het<br />

weekend stilte) en privacy (door uitbreiding <strong>van</strong> balkons, terrassen in de tuin en op de 1 e<br />

verdieping).<br />

d. Adressant maakt zich zorgen <strong>van</strong>wege mogelijke schade die een ingrijpende verbouwing <strong>van</strong><br />

anderhalf tot twee jaar, waarbij de buitenkant volledig gestript en ver<strong>van</strong>gen gaat worden, zal<br />

kunnen veroorzaken aan Banstraat 13. Alsmede door aan- en afvoer <strong>van</strong> zwaar vrachtverkeer en<br />

leveren <strong>van</strong> bouwmateriaal en werkzaamheden in de steeg tussen Banstraat 5-11 en 13.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het pand op Banstraat 5-11 is noordelijker gelegen en reeds in de huidige situatie hoger dan het<br />

(met enkele meters tussenruimte) naastgelegen pand <strong>van</strong> adressant. Deze omstandigheid zorgt<br />

ervoor dat <strong>van</strong> eventuele gevolgen <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> 50 centimeter op Banstraat 5-11 op de<br />

lichtinval in het pand Banstraat 13 en het uitzicht <strong>van</strong> adressant geen sprake zal zijn. Mochten er<br />

als gevolg <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> Banstraat 5-11 toch nadelige effecten op de lichtinval of uitzicht<br />

ervaren worden, dan zullen deze dermate nihil zijn, dat hier geen sprake kan zijn <strong>van</strong> een inbreuk<br />

op het woon- en leefgenot.<br />

b. Deze opmerking wordt voor kennisneming aangenomen, aangezien hiervoor een aparte bezwaaren<br />

beroepsprocedure geldt.<br />

c. Het pand Banstraat 5-11 heeft in het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt de<br />

bestemming Kantoren (K). Binnen deze bestemming is een omzetting naar woningen bij recht<br />

toegestaan (zie artikel 6, achtste lid <strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt).<br />

Dit planologisch recht wordt overgenomen in het bestemmingsplan Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt (zie beantwoording zienswijze 43). Balkons en terrassen maken geen deel uit <strong>van</strong><br />

zowel het nieuwe als vigerende bestemmingsplan.<br />

d. Deze opmerking wordt voor kennisneming aangenomen, aangezien een bestemmingsplan geen<br />

kader vormt voor genoemde activiteiten.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

45. Adressant 45<br />

Adressant ondersteunt zijn zienswijze met een lijst <strong>van</strong> 30 handtekeningen <strong>van</strong> omwonenden en<br />

ondernemers.<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat het niet duidelijk is of de begane grond <strong>van</strong> de hoofdbebouwing <strong>van</strong> het<br />

pand Pieter Baststraat 19 op de plankaart (verbeelding) wel of niet de nadere aanduiding<br />

Kantoor heeft gekregen. Voorzover dat niet het geval is, verzoekt adressant dit te doen, zodat de<br />

begane grond <strong>van</strong> het hoofdgebouw mede gebruikt kan worden als kantoor.<br />

32


. Adressant geeft aan dat het bijgebouw bij het pand Pieter Baststraat 19 op de plankaart<br />

(verbeelding) lijkt te zijn opgenomen als bebouwing op de bestemming Tuinen . De regels<br />

bepalen dan dat het bijgebouw gebruikt mag worden ondergeschikt aan en ten dienste <strong>van</strong> het<br />

gebruik <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het hoofdgebouw . Dit zou betekenen dat het bijgebouw niet mag<br />

worden gebruikt als zelfstandig kantoor. Als dat zo, verzoekt adressant de bestemming dusdanig<br />

aan te passen dat gebruik als zelfstandig kantoor mogelijk is. Als reden daarvoor wordt (onder<br />

andere) aangevoerd dat het bestaande bijgebouw een oppervlakte heeft <strong>van</strong> 80 m2, dat het<br />

bijgebouw de afgelopen decennia altijd een zelfstandige functie heeft gehad (stallingsruimte,<br />

advieskantoor in de creatieve sector).<br />

c. Adressant geeft aan dat genoemd bijgebouw op de verbeelding een maximum bouwhoogte heeft<br />

<strong>van</strong> drie meter. Verzocht wordt de bestaande bouwhoogte <strong>van</strong> 3,25 meter op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De verbeelding heeft een analoge (papieren) variant en een digitale variant, waarbij de digitale<br />

verbeelding als leidend wordt beschouwd bij verschillen tussen de twee verbeeldingen. Bij een<br />

toetsing aan de digitale verbeelding is eenvoudig te ontwaren waar welke bestemmingen gelden<br />

en hoe vlakken in de betreffende bestemming gebruikt mogen worden of welke bouwrechten daar<br />

gelden. Zo is op www.ruimtelijkeplannen.nl en op www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl<br />

duidelijk af te lezen dat de aanduiding kantoor op het adres Pieter Baststraat 19 geldt voor zowel<br />

het hoofdgebouw als de aanbouw.<br />

b. Er is geen sprake <strong>van</strong> een bestemming Tuinen in dit deel <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Het<br />

bijgebouw staat ingetekend als bouwvlak binnen de bestemming Gemengd 1. Omdat het geen<br />

onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> het hoofdgebouw, mag hier geen zelfstandige functie komen, conform het<br />

beleid <strong>van</strong> het stadsdeel om de gebruiks- en bouwactiviteiten in de binnenterreinen tot een<br />

minimum te kunnen beperken. Een ondergeschikt gebruik heeft minder ruimtelijke gevolgen en<br />

kan in veel gevallen recht doen aan de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de bijgebouwen die gerealiseerd zijn in het<br />

verleden. Zo ook in onderhavig geval. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het bijgebouw leent zich uitstekend voor<br />

een gebruik dat ondergeschikt is aan het gebruik <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw. Blijkens de<br />

wijze waarop dit bijgebouw recent in gebruik is geweest door huurders (berging /archief bij<br />

kantoor) is de huidige regeling <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voldoende om het bijgebouw<br />

doelmatig in gebruik te nemen, aangezien deze eenzelfde gebruik faciliteert als het gebruik dat<br />

heeft plaatsgevonden. Er is dan ook geen aanleiding om de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> het<br />

bijgebouw te vergroten in die zin dat het bijgebouw als zelfstandig kantoor gebruikt kan worden.<br />

c. De opmerking wordt gegrond verklaard, de verbeelding zal hierop worden aangepast.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking c wordt de bouwhoogte <strong>van</strong> het bijgebouw op het perceel Pieter Baststraat 19 aangepast.<br />

46. Adressant 46<br />

Adressant ondersteunt zijn zienswijze met een lijst <strong>van</strong> 32 handtekeningen <strong>van</strong> omwonenden.<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de Memo politiek-bestuurlijk rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> , die als bijlage bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen, ten<br />

aanzien <strong>van</strong> Pieter Baststraat 19 een verkeerde voorstelling <strong>van</strong> zaken geeft. Aangegeven wordt<br />

dat omwonenden de afgelopen jaren met succes juridische procedures hebben doorlopen tegen<br />

het door de eigenaar <strong>van</strong> het pand gewenste gebruik, dat de belangen <strong>van</strong> omwonenden nooit zijn<br />

meegewogen en dat de begane grond <strong>van</strong> het hoofdgebouw niet de bestemming kantoor heeft.<br />

Op basis <strong>van</strong> de Memo politiek-bestuurlijk rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

had dit volgens adressant (volgens adressant overigens ten onrechte) wel het geval moeten zijn.<br />

b. Adressant geeft aan dat in de Keuzenotitie is opgenomen dat niet gebruikte parkeerrechten<br />

komen te vervallen. De Memo parkeren in (binnen)tuinen (bijlage bij het ontwerp<br />

bestemmingsplan) daarentegen maakt feitelijk bestaande situaties en situaties waar het geldende<br />

bestemmingsplan dit reeds toestaat wel mogelijk. Adressant maakt bezwaar tegen het opnemen<br />

als Parkeergarage <strong>van</strong> de aanbouw op het achtererf <strong>van</strong> Pieter Baststraat 19. In het vigerend<br />

plan is de aanbouw weliswaar bestemd als autostalling, maar gebruik als zodanig is niet mogelijk<br />

aangezien in de hoofdbebouwing voorheen een winkel zat en nu (zonder bouwvergunning) een<br />

kantoor. In het ontwerp bestemmingsplan is aangegeven dat alleen actieve autostallingen qua<br />

bestemming worden opgenomen. De aanbouw is echter <strong>van</strong>wege winkel/kantoor nooit actief<br />

geweest. Dit betekent dat de aanbouw niet de bestemming autostalling kan krijgen.<br />

33


c. De aanbouw op het achtererf <strong>van</strong> perceel Pieter Baststraat 19 heeft volgens adressant een<br />

oppervlakte <strong>van</strong> 71 m2. Dat is meer dan op grond <strong>van</strong> de Wabo vergunningvrij is toegestaan. Er is<br />

geen scheidingswand, dus de aanbouw valt onder de specifieke gebruiksregel. 5.4.4.a. Dat wil<br />

zeggen dat in feite sprake is <strong>van</strong> een bijgebouw waar<strong>van</strong> het gebruik ondergeschikt moet zijn aan<br />

en ten dienste <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het hoofdgebouw zijn (functioneel<br />

ondergeschikt), dus niet als zelfstandige woning of kantoor. Er is geen legaal kantoor in de<br />

aanbouw, aangezien de aanbouw in het vigerend plan de bestemming autostalling heeft.<br />

Aangegeven wordt dat wijziging <strong>van</strong> autostalling naar kantoor een ingrijpende wijziging is en<br />

indruist tegen het conserverend karakter <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De regeling rust enkel en<br />

alleen op de wensen <strong>van</strong> de eigenaar <strong>van</strong> het pand op perceel Pieter Baststraat 19. Omdat<br />

hiermee de belangen <strong>van</strong> omwonenden onevenredig worden geschaad, wordt bezwaar gemaakt<br />

tegen de vestiging <strong>van</strong> een zelfstandig kantoor in de aanbouw.<br />

d. Adressant geeft aan dat het uitgangspunt in het bestemmingsplan is dat de bestaande legale<br />

grotere bijgebouwen zijn opgenomen met een bouwvlak op de verbeelding omdat deze anders<br />

niet vergunningvrij kunnen worden teruggebouwd. Echter: het bijgebouw op achtererf Pieter<br />

Baststraat 19 is zonder vergunning gebouwd (uitspraak rechtbank Amsterdam d.d. 24 september<br />

2010; kenmerk AWB 09/974). Sinds 1 september 2008 is een aanvraag bouwvergunning in<br />

behandeling. Omdat deze aanvraag om vergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding <strong>van</strong> de<br />

Wabo, is geen sprake <strong>van</strong> overgangsrecht. Volgens adressant is het achtererf 252 m2 groot.<br />

Hier<strong>van</strong> kan maximaal de helft worden bebouwd. Dat is 126 m2. De aanbouw is al groot: 71 m2.<br />

Daarmee nog maar ruimte voor een bijgebouw <strong>van</strong> maximaal 55 m2. Het huidige illegale<br />

bijgebouw is groter, en past dus niet (en kan niet vergunningsvrij). Adressant maakt bezwaar<br />

tegen de inpassing <strong>van</strong> een illegaal bouwwerk in het ontwerp bestemmingsplan.<br />

e. Adressant geeft aan dat op 23 september 2010, de dag waarop het ontwerp bestemmingsplan ter<br />

inzage is gelegd:<br />

- de eerste bouwlaag <strong>van</strong> het hoofdgebouw in gebruik is als kantoor;<br />

- de aanbouw bestemd is als autostalling maar niet als zodanig wordt gebruikt doordat de<br />

toegang onmogelijk is <strong>van</strong>wege het kantoor in het hoofdgebouw;<br />

- op de aanbouw een last rust onder dwangsom dat de aanbouw niet als kantoor gebruikt mag<br />

worden;<br />

- op het achtererf een bijgebouw staat waarvoor een last onder dwangsom is opgelegd dat het<br />

bijgebouw niet voor activiteiten gerelateerd aan de kantoorfunctie <strong>van</strong> het hoofdgebouw<br />

gebruikt mag worden.<br />

Op 24 september 2010 beslist de rechtbank Amsterdam het DB op te dragen om:<br />

- ten aanzien <strong>van</strong> de verbouwing <strong>van</strong> het bijgebouw (illegale Bouw) tot handhaving over te gaan<br />

binnen 4 weken na de verzending <strong>van</strong> de uitspraak;<br />

- ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als kantoor binnen 4 weken na verzending <strong>van</strong><br />

de uitspraak een handhavingsbesluit te nemen en wel zodanig en wel zodanig dat het voor de<br />

eigenaar <strong>van</strong> het perceel ook in de toekomst verboden blijft een dergelijk gebruik <strong>van</strong> de<br />

aanbouw te maken of te laten maken;<br />

- ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik als autostalling <strong>van</strong> de begane grond binnen 4 weken na<br />

uitspraak handhavend op te treden.<br />

Op 19 oktober 2010 heeft het DB in de nieuwe beslissing op bezwaar besloten om geen gevolgen<br />

te geven aan de opdrachten <strong>van</strong> de rechtbank, om hoger beroep in te stellen en om een<br />

voorlopige voorziening te verzoeken.<br />

Hangende deze procedures heeft het DB op 26 oktober 2010 besloten de bestaande<br />

handhavingsbesluiten in te trekken. Daarmee is sprake <strong>van</strong> eenzijdige belangenbehartiging en het<br />

ontbreken <strong>van</strong> een belangenafweging. Daar komt bij dat eigenaar <strong>van</strong> het perceel (na eerdere<br />

vergunningintrekking) willens en wetens zonder vergunning een nieuw bijgebouw neergezet en<br />

willens en wetens zonder vergunning begane grond hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw<br />

verhuurd aan een kantoor. De illegale activiteiten worden nu 3 jaar later ingepast in het<br />

bestemmingsplan.<br />

Tegen dat laatste wordt bezwaar gemaakt. Volgens adressant is het oneigenlijk gebruik <strong>van</strong> een<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> om meermalen gerechtelijk afgewezen wensen <strong>van</strong> eigenaar ondanks<br />

jarenlange gemotiveerde en in rechterlijke uitspraken bevestigde bezwaren <strong>van</strong> omwonenden<br />

tegen deze wensen, door te drukken.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De voorstelling <strong>van</strong> zaken in de memo bestuurlijke rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen is wel juist<br />

weergegeven. De juridisch-planologische procedures die zijn doorlopen om het gebruik <strong>van</strong> de<br />

34


aanbouw als kantoor (het hoofdgebouw als kantoor/parkeerruimte) mogelijk te maken, hebben<br />

niet geleid tot een onherroepelijke vergunning. Dat dit komt <strong>van</strong>wege de door de adressant<br />

succesvol doorlopen bezwaar- en beroepsprocedures, is hierbij aan te merken als aanvullende<br />

informatie. Er is voor de memo gekozen voor een korte weergave <strong>van</strong> de stand <strong>van</strong> zaken,<br />

bekeken <strong>van</strong>uit het stadsdeel.<br />

b. Op Pieter Baststraat 19 is het in het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. toegestaan<br />

om in het hoofdgebouw autostalling voor particulieren te realiseren, alsmede autostalling in de<br />

aanbouw (wat met een nadere aanduiding op de plankaart behorende bij bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o. is aangegeven). Er is derhalve sprake <strong>van</strong> een bestaand recht tot parkeren in<br />

zowel het hoofdgebouw als de aanbouw. Op grond <strong>van</strong> de Memo Parkeren in binnentuinen zijn<br />

gebruikte en ongebruikte parkeerrechten op de verbeelding opgenomen.<br />

c. Conform de keuzenotitie wordt de in de binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan<br />

ingepast (zie pagina 8 Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt<br />

onderaan). Hierbij is niet <strong>van</strong> belang geacht of de bebouwing met of zonder vergunning is<br />

opgericht. De aanbouw is dan ook op basis <strong>van</strong> de keuzenotitie ingetekend in de verbeelding.<br />

Conform specifieke gebruiksregel 5.4.4 a mag de aanbouw gebruikt worden ten behoeve <strong>van</strong> de<br />

functie in het hoofdgebouw. Dit hoeft geen ondergeschikt gebruik te zijn in tegenstelling tot wat<br />

adressant beweert. Het gebruik <strong>van</strong> het hoofdgebouw kan juist in de aanbouw voortgezet worden.<br />

Deze algemene regeling wordt consequent doorgevoerd in de bestemmingsplannen die het<br />

stadsdeel (heeft) opstelt (opgesteld), zo ook in bestemmingsplan Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt. Adressant geeft aan dat de regeling enkel en alleen rust op de wensen <strong>van</strong> de<br />

eigenaar <strong>van</strong> het pand op perceel Pieter Baststraat 19. Dit zou impliceren dat de algemene lijn,<br />

die al vele jaren wordt gebruikt en al bij een aantal reeds twee onherroepelijke<br />

bestemmingsplannen is gehanteerd, enkel en alleen in het leven is geroepen om uiteindelijk bij de<br />

actualisatie <strong>van</strong> het bestemmingsplan waar het perceel Pieter Baststraat 19 onderdeel <strong>van</strong><br />

uitmaakt, tegemoet te kunnen komen aan de wensen <strong>van</strong> één persoon. Dit is niet het geval. Zoals<br />

in de beantwoording <strong>van</strong> opmerking e <strong>van</strong> deze zienswijze wordt uiteengezet, is de wijze <strong>van</strong><br />

regelen op het perceel Pieter Baststraat 19 het gevolg <strong>van</strong> meerdere algemene regelingen.<br />

De stelling dat de belangen <strong>van</strong> omwonenden onevenredig wordt geschaad bij het gebruik <strong>van</strong> de<br />

aanbouw als zelfstandig kantoor wordt niet verder onderbouwd, maar kan ook niet worden<br />

gevolgd. Zoals gezegd betreft de wijze <strong>van</strong> regelen op dit perceel het gevolg <strong>van</strong> een algemene<br />

regeling die in ieder geval bij bestemmingsplan De Pijp 2005 en bestemmingsplan<br />

Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt is gehanteerd. Binnen deze gebieden, waar het bouwen in de<br />

binnentuinen op grotere schaal heeft plaatsgevonden dan in het Museumkwartier, is deze<br />

algemene regeling niet bezwaarlijk bevonden door omwonenden. Niet ingezien kan worden dat<br />

deze regeling in dit specifieke geval wel zou leiden tot het onevenredig schaden <strong>van</strong> de belangen<br />

<strong>van</strong> omwonenden. Inhoudelijk wordt deze stelling eveneens niet gevolgd, aangezien het stadsdeel<br />

<strong>van</strong> mening is dat het houden <strong>van</strong> een kantoor in de aanbouw eenzelfde planologische rele<strong>van</strong>tie<br />

heeft als het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als winkelruimte of autostalling.<br />

d. Conform de keuzenotitie wordt de in de binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan<br />

ingepast (zie pagina 8 Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt<br />

onderaan). Omdat er geen onderscheid is gemaakt tussen illegale of legale bebouwing, is alle<br />

bestaande bebouwing in de verbeelding opgenomen. Echter, met de inwerkingtreding <strong>van</strong> de<br />

Wabo zijn de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen vergroot voor niet-woonfuncties. Daar<br />

waar er bebouwing in de achtertuin bij niet-woonfuncties aanwezig is, zou dit betekenen dat er<br />

nieuwe bebouwingsmogelijkheden aan toegevoegd wordt <strong>van</strong>uit de nationale regelgeving. Om de<br />

toevoeging <strong>van</strong> bebouwing in de achtertuinen te voorkomen, zijn in de verbeelding alle<br />

bouwwerken in de achtertuinen verwijderd, welke op grond <strong>van</strong> de Wabo (artikel 2 bijlage II<br />

Besluit omgevingsrecht) vergunningvrij opgericht kunnen worden. Er is dan geen sprake <strong>van</strong> het<br />

ontnemen <strong>van</strong> bouwmogelijkheden, omdat het recht tot het bouwen niet via het bestemmingsplan<br />

geboden wordt, maar via de Wabo. In het geval dat een bouwwerk niet op grond <strong>van</strong> de Wabo<br />

vergunningvrij (terug)gebouwd kan worden, dan is hiervoor wel een bouwvlak opgenomen in de<br />

verbeelding.<br />

e. Het stadsdeel heeft de handhavingsbesluiten ingetrokken, omdat het gebruik reeds was<br />

beëindigd. Om die reden kan er ook geen gevolg worden gegeven aan de uitspraak <strong>van</strong> de<br />

rechtbank <strong>van</strong> 24 september 2010. Het actualiseren <strong>van</strong> een planologisch regime vraagt om een<br />

heroverweging <strong>van</strong> de bestaande regelingen, waarbij onder andere bekeken moet worden welke<br />

regelingen niet meer voldoen aan de huidige situatie en de te verwachten ruimtelijke<br />

ontwikkelingen. Dit heeft in bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt geleid tot een<br />

andere wijze <strong>van</strong> bestemmen dan in bestemmingsplan Museumplein e.o.. Er is in de Keuzenotitie<br />

35


estemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt door de deelraad gekozen voor een<br />

werkwijze waarbij bestaande bebouwing in de binnentuinen mocht blijven bestaan. Ook is door<br />

het Dagelijks Bestuur voorgesteld om voor bijgebouwen het stringente beleid ten aanzien <strong>van</strong> het<br />

gebruik te verruimen, conform de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.<br />

De wijze waarop Pieter Baststraat 19 in het bestemmingsplan is ingepast, is dan ook het gevolg<br />

<strong>van</strong> algemene regelingen en niet het gevolg <strong>van</strong> eventuele rechtzaken die hebben gespeeld. Er<br />

zal per functie uitgelegd worden welke regeling hiervoor heeft gezorgd:<br />

- aanbouw en bijgebouw als bouwvlak op de verbeelding: gevolg <strong>van</strong> vastgestelde<br />

keuzenotitie (zie beantwoording opmerkingen c en d <strong>van</strong> deze zienswijze);<br />

- kantoor in het hoofdgebouw: dit gebruik was aanwezig tijdens de inventarisatie door het<br />

stadsdeel. Aangezien dit gebruik niet in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, is het<br />

gebruik <strong>van</strong> het pand als kantoor opgenomen in het bestemmingsplan;<br />

- kantoor in de aanbouw: op grond <strong>van</strong> artikel 5.4.4 onder a <strong>van</strong> het bestemmingsplan is een<br />

gebruik ten behoeve <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw toegestaan;<br />

- gebruik bijgebouw als ondergeschikt aan de functie in het hoofdgebouw: op grond <strong>van</strong><br />

artikel 5.4.4 onder b <strong>van</strong> het bestemmingsplan mag een bijgebouw worden gebruikt ten<br />

dienste <strong>van</strong> de tuin, danwel ten dienste <strong>van</strong> de functie het hoofdgebouw.<br />

- parkeren in het hoofdgebouw en aanbouw: gevolg <strong>van</strong> de uitgangspunten zoals verwoord in<br />

de Memo Parkeren in de Binnentuinen: alle bestaande parkeerrechten overnemen in het<br />

nieuwe bestemmingsplan, ongeacht of deze worden benut of niet.<br />

De belangenafweging voor deze regelingen hebben reeds in het kader <strong>van</strong> de keuzenotitie, de<br />

Wabo en de Memo Parkeren in Binnentuinen plaatsgevonden, zonder hierbij het individuele<br />

geval te betrekken. Dat hoeft in onderhavig geval dan ook niet, omdat de algemene regelingen<br />

en de algemene belangenafweging recht doet aan de situatie op perceel Pieter Baststraat 19.<br />

Onlangs hebben de gedeputeerde staten <strong>van</strong> de provincie Noord-Holland een verklaring <strong>van</strong> geen<br />

bezwaar afgegeven in het kader <strong>van</strong> de procedure vrijstelling ex artikel 19, lid 2 Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening. Hiermee kan de vergunning voor het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als kantoor worden<br />

afgegeven en is de huidige wijze <strong>van</strong> regelen in het bestemmingsplan conform hetgeen wordt<br />

vergund.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

47. Adressant 47<br />

Zienswijze<br />

a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is het pand Roelof Hartstraat 1 opgenomen met de bestemming<br />

Maatschappelijk . Dat is overeenkomstig de bestemming Maatschappelijke doeleinden in het<br />

hier vigerende bestemmingsplan, maar gaat voorbij aan het gegeven dat de vestiging <strong>van</strong> het<br />

College Hotel in 2003 mogelijk is gemaakt met een vrijstelling ten behoeve <strong>van</strong> de bestemming<br />

Opleidingshotel . Dit werd ook geadviseerd in een ten behoeve <strong>van</strong> de vrijstelling gevraagd<br />

extern advies.<br />

Zowel in het voorontwerp als het ontwerp bestemmingsplan is er echter voor gekozen het pand<br />

te bestemmen tot Maatschappelijk . Naar aanleiding <strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan zijn<br />

meerdere gesprekken gevoerd met de eigenaar <strong>van</strong> het pand. Daarin is opgemerkt dat de<br />

bestemming Maatschappelijk zou worden aangevuld met de aanduiding Hotel . In het ontwerp<br />

bestemmingsplan zoals dat ter visie is gelegd ontbreekt deze aanduiding echter en geldt alleen de<br />

bestemming Maatschappelijk . Dit wijkt af <strong>van</strong> de wijze waarop andere hotels zijn bestemd en<br />

betekent in feite dat de met de vrijstelling toegelaten functie Opleidingshotel wordt wegbestemd.<br />

Het gevolg daar<strong>van</strong> voor de eigenaar is een aanzienlijke waardedaling <strong>van</strong> het pand en hotel.<br />

Daarnaast is het gezien de verleende vrijstelling achterhaald, aangezien het pand sinds de<br />

vestiging <strong>van</strong> het College Hotel reeds anders wordt gebruikt. Daarmee is de wens <strong>van</strong> het<br />

stadsdeel om maatschappelijke functies voor de buurt te behouden voor dit pand niet meer aan de<br />

orde.<br />

Adressant verzoekt het pand de bestemming gemengde doeleinden te geven met de nadere<br />

aanduiding hotel toegelaten .<br />

b. Op de verbeelding staat op het perceel het woord school vermeld. Hoewel adressant zich<br />

realiseert dat deze opmerking voortvloeit uit de topografische ondergrond en planologisch niet<br />

rele<strong>van</strong>t is, kan het aanleiding geven tot discussie. Daarmee is de opmerking in strijd met de<br />

rechtszekerheid. Verzocht wordt daarom de opmerking school <strong>van</strong> de verbeelding te verwijderen.<br />

36


<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Door het opleidingshotel niet bij recht mogelijk<br />

te maken, wordt de adressant in zijn bestaande mogelijkheden beperkt. Het toelaten <strong>van</strong> een<br />

ander hotel dan een opleidingshotel betekent echter dat de hotelactiviteiten niet langer zijn te<br />

scharen onder een maatschappelijke bestemming. Er kan dan niet meer gegarandeerd worden<br />

dat de onderwijsactiviteiten niet geheel komen te vervallen. Daarnaast is het verlies <strong>van</strong><br />

maatschappelijk vastgoed niet gewenst, waardoor er voor dit pand een aparte regeling wordt<br />

getroffen. De bestemming Maatschappelijk blijft op het pand rusten, maar er zal een<br />

functieaanduiding worden toegevoegd, dat een opleidingshotel toestaat. Deze aanduiding betreft<br />

(sm-oh), wat staat voor specifieke vorm <strong>van</strong> maatschappelijk opleidingshotel . In de regels zal<br />

dan aangegeven worden wat hieronder verstaan wordt. Dit is dan een voortzetting <strong>van</strong> de<br />

mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt, in combinatie met de verleende vrijstelling.<br />

Het standpunt <strong>van</strong> de adressant dat de verleende vrijstelling reeds is achterhaald, wordt niet door<br />

het stadsdeel gedeeld en het gebruik dat afwijkt <strong>van</strong> hetgeen met de verleende vrijstelling mogelijk<br />

is gemaakt, zal dan ook niet worden gefaciliteerd.<br />

b. Zoals adressant terecht opmerkt, heeft de topografische ondergrond geen planologische<br />

rele<strong>van</strong>tie. De topografische ondergrond heeft tevens geen rechtskracht, de bouw- en<br />

gebruiksmogelijkheden kunnen worden afgeleid uit de verbeelding en de regels. De ondergrond<br />

wordt met name gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> oriëntatie. Daarnaast doet het woord school nog altijd<br />

het meest recht aan de activiteiten die in het pand (dienen te) worden verricht.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a zal een functieaanduiding op de verbeelding en in de regels opgenomen worden om een<br />

opleidingshotel mogelijk te maken.<br />

48. Adressant 48<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong><br />

11 meter bij het schoolgebouw Reinier Vinkeleskade 53. Dit is bijna 3 meter hoger dan het<br />

bestaande gebouw, te weten 8,5 meter, en tevens hoger dan de maximum bouwhoogte in het<br />

voorontwerp bestemmingsplan, te weten 6 meter. De nu opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong> 11 meter<br />

wordt niet gemotiveerd en op geen enkele wijze blijkt dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen<br />

ten aanzien <strong>van</strong> bezonning, schaduwwerking en zichtlijnen. Adressant verzoekt daarom de<br />

maximum bouwhoogte aan te passen aan de feitelijke bouwhoogte.<br />

b. Adressant maakt bezwaar tegen de in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwhoogte<br />

<strong>van</strong> 8,5 meter <strong>van</strong> het zogenoemde tussengebouw <strong>van</strong> de school. Deze 8,5 meter is veel hoger<br />

dan de maximum bouwhoogte in het voorontwerp bestemmingsplan, te weten 3 meter. De nu<br />

opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong> 8,5 meter wordt niet gemotiveerd en op geen enkele wijze blijkt dat<br />

onderzoek is gedaan naar de gevolgen ten aanzien <strong>van</strong> bezonning, schaduwwerking en<br />

zichtlijnen. Adressant verzoekt daarom de maximum bouwhoogte <strong>van</strong> het tussengebouw aan te<br />

passen aan de feitelijke bouwhoogte.<br />

c. Adressant maakt bezwaar tegen de in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen onderkeldering<br />

middels de aanduiding sba-oma . De toegestane onderkeldering wordt niet gemotiveerd en op<br />

geen enkele wijze blijkt dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen ten aanzien <strong>van</strong> de<br />

waterhuishouding en daarmee de funderingen <strong>van</strong> de woningen. Het bevreemdt adressant dat de<br />

school zonder meer het bouwrecht krijgt om een kelder te realiseren, terwijl het in het ontwerp<br />

bestemmingsplan is opgenomen dat kelders niet bij recht worden toegestaan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De situatie die op de verbeelding is aangegeven, is het gevolg <strong>van</strong> een besluit <strong>van</strong> het Dagelijks<br />

Bestuur <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid op een aanvraag bouwvergunning eerste fase, waarbij<br />

medewerking werd verleend aan een ontheffing ex artikel 3.23 Wro voor onder andere het<br />

verhogen <strong>van</strong> het trappenhuis <strong>van</strong> de school <strong>van</strong> 3,5 meter naar 8,5 meter en het onderkelderen<br />

<strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> het schoolplein. De bouwhoogte was conform het bestemmingsplan. Ten tijde<br />

<strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan was de ontheffing nog niet onherroepelijk. De ontheffing is<br />

thans wel onherroepelijk, aangezien er geen beroep (volgend op de zienswijze die tegen het<br />

ontwerpbesluit ontheffing ex artikel 3.23 Wro was ingediend) is ingesteld.<br />

37


. Zie beantwoording opmerking a.<br />

c. Zie beantwoording opmerking a.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

49. Adressant 49<br />

Zienswijze<br />

Adressant maakt bezwaar tegen de algemene verbodsbepaling om belendende panden samen te<br />

voegen. Adressant verzoekt nadere precisering aan te brengen, zodat het samenvoegen <strong>van</strong><br />

ondermeer woningen en hotelfuncties wel mogelijk wordt.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />

passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 41.<br />

50. Adressant 50<br />

Zienswijze<br />

a. In het ontwerp bestemmingsplan heeft het bouwvlak <strong>van</strong> het achtergebouw <strong>van</strong> het schoolgebouw<br />

aan de Richard Holstraat 8 een bouwhoogte <strong>van</strong> 6 meter. In het vigerend bestemmingsplan<br />

Richard Holstraat 8 geldt voor dit bouwvlak echter een bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter. Gezien het<br />

uitgangspunt om bestaande rechten niet te beperken, verzoekt adressant voor dit bouwvlak een<br />

bouwhoogte op te nemen <strong>van</strong> 7 meter.<br />

b. Zowel in het vigerend bestemmingsplan Richard Holstraat 8 als in het ontwerp bestemmingsplan<br />

is aan de zuidkant <strong>van</strong> het bouwvlak <strong>van</strong> het achtergebouw <strong>van</strong> het schoolgebouw een<br />

zogenaamde inham aanwezig. Ter plaatse is een ingang gesitueerd. In het ontwerp<br />

bestemmingsplan heeft deze entree een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 3 meter. In het kader <strong>van</strong> de<br />

mogelijke te ontwikkelen nieuwbouw verzoekt adressant om deze inham deel te laten uitmaken<br />

<strong>van</strong> het bouwvlak met een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De bouwrechten <strong>van</strong> de school op Richard Holstraat uit bestemmingsplan Richard Holstraat 8 zijn<br />

per abuis niet op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt opgenomen. Dit zal alsnog gedaan worden, wat leidt tot een maximale goothoogte<br />

<strong>van</strong> 3 meter en een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter voor het deel <strong>van</strong> de school, dat zich<br />

achter het hoofdgebouw bevindt.<br />

b. Het bestemmingsplan heeft met name een conserverend karakter, waarbij ruimtelijk<br />

ontwikkelingen alleen worden meegenomen indien deze reeds zijn vergund, of voorzien zijn <strong>van</strong><br />

een besluit <strong>van</strong> het dagelijks bestuur waarbij de ruimtelijke inpasbaarheid is afgewogen.<br />

Aangezien het dichtbouwen <strong>van</strong> de entree nog niet als concrete aanvraag omgevingsvergunning<br />

is ingediend, heeft het dagelijks bestuur deze afweging nog niet kunnen maken en blijven de<br />

bestaande bouwrechten het uitgangspunt <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a worden de maximale goot- en bouwhoogte voor de aanbouw achter Richard Holstraat 8<br />

aangepast.<br />

51. Adressant 51<br />

Zienswijze<br />

Adressant verzoekt, met het oog op volledigheid, bij de bepalingen in het bestemmingsplan naast de<br />

vermelde maatschappelijke doelstelling <strong>van</strong> het pand Reinier Vinkeleskade 62 een verwijzing op te<br />

nemen naar de in 1997 vastgestelde beperkende erfpachtbepalingen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

38


Erfpachtbepalingen vallen onder het privaatrecht en buiten het bestemmingsplan. De beperkingen die<br />

hierin zijn opgenomen ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het pand verdragen zich met de ruime<br />

bestemming <strong>van</strong> het pand en dienen onverkort te worden gerespecteerd door iedere<br />

gebruiker/huurder.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen..<br />

52. Adressant 52<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant verzoekt de aanduiding horeca toegelaten op te nemen voor zowel het pand<br />

Willemsparkweg 74 als het pand Willemsparkweg 72-70. Op dit moment maakt het ontwerp<br />

bestemmingsplan slechts horeca mogelijk in één <strong>van</strong> de panden. Daarbij wordt verwezen naar het<br />

vigerend bestemmingsplan dat één horecagelegenheid in twee panden mogelijk maakt. Adressant<br />

geeft aan een nieuwe bouwaanvraag te hebben ingediend waarbij beide panden worden<br />

samengevoegd. Aangezien dit past in het vigerend bestemmingsplan, is er geen reden om horeca<br />

slechts in één pand mogelijk te maken. Daarmee zou de horeca over twee panden bovendien<br />

onder het overgangsrecht worden gebracht. Dat laatste is in strijd met jurisprudentie.<br />

b. Adressant constateert dat de aanduiding horeca toegelaten alleen horeca in de categorie 4<br />

mogelijk maakt (restaurant en overige lichte horeca). Het vigerend bestemmingsplan kent echter<br />

geen onderscheid in categorieën, zodat horeca 4 een inperking <strong>van</strong> de huidige rechten betekent.<br />

Op basis <strong>van</strong> de ingediende nieuwe bouwaanvraag en gezien de wijze waarop de horeca <strong>van</strong><br />

George W wordt geëxploiteerd, te weten als een restaurant met een bar/café-gedeelte, wordt<br />

verzocht de toegestane horecacategorie te verruimen naar horeca <strong>van</strong> categorie 3 .<br />

c. Het pand Johannes Vermeerstraat 55 heeft in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de bestemming<br />

Wonen gekregen, terwijl het al tientallen jaren in gebruik is voor kantoordoeleinden. Dit gebruik is<br />

toegestaan in het vigerende bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt. Dit pand zou<br />

een bestemming Gemengde doeleinden 3 moeten hebben, met een andere aanduiding op grond<br />

waar<strong>van</strong> het gehele pand voor kantoordoeleinden zou kunnen worden benut.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Op 2 december 2010 is door het stadsdeel een (gebonden) vergunning afgegeven voor het<br />

realiseren <strong>van</strong> een horecagelegenheid op de adressen Willemsparkweg 72 en 74. De<br />

bouwvergunning zal worden opgenomen in de verbeelding.<br />

b. Deze opmerking wordt onderschreven. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in die zin dat<br />

horeca <strong>van</strong> categorie III toegestaan wordt.<br />

c. Deze opmerking is gegrond. Het pand zal de bestemming Gemengd 2 krijgen, met een nadere<br />

aanduiding dat kantoor over het gehele pand is toegestaan.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a zal de vergunning worden opgenomen in de verbeelding. Op grond <strong>van</strong> opmerking b zal<br />

horeca <strong>van</strong> categorie III worden toegestaan op het perceel Willemsparkweg 72 en 74. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking c wordt de bestemming <strong>van</strong> het pand Johannes Vermeerstraat 55 gewijzigd.<br />

53. Adressant 53<br />

Zienswijze<br />

a. Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor het plan Emmastraat 8 een maximum<br />

bouw- en goothoogte ingetekend <strong>van</strong> respectievelijk 14 en 12 meter. Volgens adressant zijn zowel<br />

de bouw- als goothoogte feitelijk 16,5 meter. Verzocht wordt de verbeelding aan te passen aan<br />

deze feitelijk bouw- (en goot-)hoogte. De aan de achtergevel <strong>van</strong> Emmastraat 8 grenzende<br />

garages aan de Valeriusstraat 85a zijn op de verbeelding opgenomen met een bouwhoogte <strong>van</strong> 5<br />

meter. Voorgesteld wordt om hier een tweede bouwlaag toe te staan, waarvoor een bouwhoogte<br />

<strong>van</strong> 9,5 meter (inclusief hekwerk) en een goothoogte <strong>van</strong> 8,2 meter benodigd is. Verzocht wordt<br />

de verbeelding als zodanig aan te passen. Daarbij wordt verwezen naar een in te dienen<br />

omgevingsvergunning.<br />

b. Op de verbeelding is ten onrechte ter plaatse <strong>van</strong> achterzijde <strong>van</strong> de garages op Valeriusstraat<br />

85a de bouwgrens niet haaks doorgetrokken tot de achtergevel <strong>van</strong> Emmastraat 8. Verzocht<br />

wordt deze bouwgrens recht door te trekken, conform vergund.<br />

39


<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Op grond <strong>van</strong> de Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt zijn de<br />

bestaande bouwrechten <strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt<br />

overgenomen. De bouwrechten <strong>van</strong> het pand aan Emmastraat 8 zijn op de plankaart bij dat<br />

bestemmingsplan weergegeven. Voor het pand geldt een bouwhoogtecategorie 5, wat volgens de<br />

legenda recht geeft op een maximale goothoogte <strong>van</strong> 10,5 meter en een maximale bouwhoogte<br />

<strong>van</strong> 14 meter. Deze hoogtes moesten in vier bouwlagen met een kapverdieping gerealiseerd<br />

worden. De huidige situatie geeft echter een ander beeld. Hier is een gebouw aanwezig <strong>van</strong> vier<br />

bouwlagen, zonder kap. Omdat de eerste bouwlaag op beletage-niveau is, bedraagt de hoogte<br />

<strong>van</strong> het gebouw ten opzichte <strong>van</strong> het aangrenzend maaiveld ongeveer 16,5 meter. Aangezien<br />

deze hoogte in de hele straatwand <strong>van</strong> dit bouwblok voorkomt, zal dat eveneens worden<br />

aangepast. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige onderdelen <strong>van</strong> deze opmerking kan worden aangegeven<br />

dat dit een nieuwe ontwikkeling betreft, waarvoor nog geen vergunning is afgegeven en geen<br />

besluit <strong>van</strong> het dagelijks bestuur is genomen waarbij de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling is afgewogen. De adressant kan een omgevingsvergunning aanvragen voor deze<br />

ontwikkeling.<br />

b. Uit de verleende vergunning blijkt dat aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand een trap is geplaatst, ten<br />

behoeve <strong>van</strong> de vluchtweg. Deze is niet dichtgebouwd, maar staat in een kelderbak in de tuin. De<br />

kelderbak is aangemerkt als koekoek, waarvoor een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 Wet op de<br />

Ruimtelijke Ordening is doorlopen. Het doortrekken <strong>van</strong> de bouwgrens naar de achtergevel zou<br />

betekenen dat hier nieuw volume kan worden toegevoegd. Aangezien dit in strijd is met het<br />

huidige bestemmingsplan, zou hiervoor eerst een ruimtelijke afweging gemaakt moeten worden.<br />

Deze afweging wordt niet in het kader <strong>van</strong> het bestemmingsplan gemaakt, maar zal pas<br />

plaatsvinden indien het onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> een aanvraag omgevingsvergunning.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a worden de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte voor Emmastraat 8 t/m 20<br />

aangepast.<br />

54. Adressant 54<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat voor de panden Jan Luijkenstraat 74-76 in 2009 een bouwvergunning is<br />

verleend (126-6709 en 103-55) voor het verbouwen <strong>van</strong> beide panden tot hotel. Op de<br />

verbeelding hebben de panden echter de bestemming Gemengd-1 met functieaanduiding<br />

kantoor . Verzocht wordt om de panden, conform de vergunde situatie, op te nemen met de<br />

functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong> horeca hotel .<br />

b. Adressant is het niet eens met de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie voor de panden<br />

Jan Luijkenstraat 68 tot en met 76. Deze 5 panden maken deel uit <strong>van</strong> een ensemble waar<strong>van</strong><br />

inmiddels reeds 3 <strong>van</strong> de 5 panden zijn verhoogd met een extra verdieping. Aangezien deze 3<br />

panden niet meer in de oorspronkelijke staat verkeren, is deze dubbelbestemming niet op zijn<br />

plaats. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft bovendien aangegeven dat zij liefst<br />

ziet dat de panden weer op gelijke hoogte worden gebracht, zodat het ensemble weer één geheel<br />

wordt. Dat laatste is met de dubbelbestemming niet mogelijk. Verzocht wordt daarom de<br />

dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie voor de panden Jan Luijkenstraat 68-76 te<br />

verwijderen.<br />

c. Adressant stelt voor om in artikel 20.2 (Bouwregels) niet op te nemen dat de maximum goot- en<br />

bouwhoogte geldt die ten tijde <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

rechtmatig was gerealiseerd , maar de goot- en bouwhoogte zoals vergund . Omdat daarmee<br />

veel eenduidiger en dus rechtszekerder is af te leiden wat op het moment <strong>van</strong> ter visie legging de<br />

maximale bouwhoogte is, wordt verzocht dit artikel te wijzingen zoals voorgesteld.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Deze opmerking is gegrond. De verbeelding zal hierop worden aangepast.<br />

b. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 1, opmerking j, zal het bestemmingsplan zodanig<br />

worden aangepast, dat er geen dubbelbestemming meer op de verbeelding terug zal komen. De<br />

bestaande, feitelijke bouw- en goothoogten <strong>van</strong> de panden die eerst een dubbelbestemming<br />

hadden, worden nu op de verbeelding aangegeven. Zie verder beantwoording zienswijze<br />

adressant 37, opmerking d.<br />

c. Zie beantwoording opmerking b.<br />

40


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a zal een hotel worden toegestaan op Jan Luijkenstraat 74 en 76.<br />

55. Adressant 55<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> het perceel Van Baerlestraat 57 te laag is.<br />

Hiermee wordt onnodig de maximale bouwhoogte beperkt ten opzichte <strong>van</strong> het vigerende<br />

bestemmingsplan. In relatie tot de breedte <strong>van</strong> de straat en de hoogte <strong>van</strong> de bestaande<br />

bebouwing in de straat is het ook (stedenbouwkundig) onjuist en onnodig de bouwhoogte te<br />

beperken tot 17,5 meter. Verzocht wordt daarom de maximale bouwhoogte te wijzigen naar<br />

tenminste 20 meter.<br />

b. De bestemming <strong>van</strong> het bouwblok Van Baerlestraat 53 t/m 67 is in het voorontwerp aangeduid als<br />

Gemengd 1. Dit betekent dat er geen beletsels zijn om disco s, fastfoodrestaurants, cafés en<br />

hotels toe te staan. Dat is niet verenigbaar met de woonfunctie en past niet in het Horecabeleid<br />

<strong>van</strong> het stadsdeel. Verzocht wordt daarom de bestemming te wijzigen in Gemengd 5.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking d<br />

b. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

56. Adressant 56<br />

Zienswijze<br />

Adressant is <strong>van</strong> mening dat het woongenot <strong>van</strong> bewoners in het gebied Duivelseiland voorop dient te<br />

staan en dat het wenselijk is dit belang voor buurtbewoners zoveel mogelijk dient te worden behartigd.<br />

Dit betekent consolidatie <strong>van</strong> de huidige horeca en dus geen uitbreiding <strong>van</strong> discotheken e.d. en<br />

(indien dit tevens in dit bestemmingsplan aan de orde zou komen) beperking <strong>van</strong> verkeersoverlast<br />

door gemotoriseerd verkeer. Adressant verzoekt daarom de horeca te beperken tot de bestaande<br />

vestigingen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

57. Adressant 57<br />

Zienswijze<br />

a. Adressanten geven aan dat de toegestane bouwhoogten veelal de hoogste punten in een<br />

bouwblok zijn. Weliswaar worden beperkingen genoemd, in het geval een pand een monument of<br />

beeldbepalend pand betreft, maar volgens adressanten is dit verwarrend en niet goed<br />

controleerbaar. Voorgesteld wordt om de toegestane nok- en goothoogten op te nemen conform<br />

de bestaande situatie en onder een aantal in het bestemmingsplan genoemde specifieke en<br />

controleerbare gevallen een verhoging mogelijk te maken.<br />

b. Adressanten zijn voorstander <strong>van</strong> het ontmoedigen <strong>van</strong> parkeren in tuinen, maar menen dat er<br />

onvoldoende alternatieven en compensatiemogelijkheden zijn. Daarbij wordt geopperd om<br />

ondergrondse parkeergarages op eigen terrein mogelijk te maken en om per<br />

bedrijf/instelling/kantoor meer dan maximaal 2 parkeervergunningen per vestiging mogelijk te<br />

maken.<br />

c. Adressanten stellen voor om op een aantal locaties het groen beter te beschermen door deze<br />

plekken op te nemen als openbaar toegankelijke tuinen. Het betreft:<br />

- de binnentuin in het blok Roelof Hartstraat/Hobbemakade/Gerard Terborgstraat, openbaar<br />

toegankelijk op werkdagen tot 17.00 uur;<br />

- het plantsoen aan het Roelof Hartplein tussen Wildschut en The Collegehotel;<br />

- het driehoekige plantsoen in de Harmoniehof/Daniel de Langestraat.<br />

41


d. Adressanten zijn op zich niet tegen het opnemen <strong>van</strong> wijzigingsbevoegdheden in het<br />

bestemmingsplan, maar verzoeken voldoende waarborgen in te bouwen om de belanghebbenden<br />

voldoende te beschermen. Daartoe kan het stadsdeel een kapstokartikel ontwerpen waaronder<br />

bezwaren <strong>van</strong> allerlei aard kunnen worden ingediend.<br />

e. Adressanten geven aan niet voldoende te kunnen achterhalen wat de mogelijkheden en<br />

beperkingen zijn om nieuwe horeca-ondernemingen te vestigen. Op zich achten zij een beperkte<br />

toename <strong>van</strong> horeca redelijk, maar missen voldoende beschermingsclausules. Verzocht wordt het<br />

bestemmingsplan voor de betrokken omwonenden zichtbaar en controleerbaar te maken, waarbij<br />

wordt verwezen naar het onder 4 genoemde kapstokartikel .<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking j.<br />

b. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om ondergrondse<br />

parkeergarages te maken. Om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> deze kelders<br />

vaststaat, worden er een aantal voorwaarden aan de toepassing <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid<br />

gesteld. Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan kan met een eenvoudige procedure de<br />

parkeergarage worden gerealiseerd. Vanwege de ruimtelijke effecten die een parkeergarage met<br />

zich mee kan brengen, is het planologisch niet verantwoord om dergelijke bouwwerken bij recht<br />

toe te staan. Het aantal parkeervergunningen dat wordt afgegeven wordt niet middels het<br />

bestemmingsplan geregeld.<br />

c. Zie beantwoording zienswijze 5.<br />

d. Artikel 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een beleidsvoornemen bij een<br />

wijzigingsbevoegdheid zes weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende de ter inzage legging<br />

kunnen belanghebbenden hun zienswijze kenbaar maken. Het volgen <strong>van</strong> en wijzigingsprocedure<br />

geeft daarmee voldoende waarborgen voor omwonenden.<br />

e. Horecavestigingen zijn alleen toegestaan daar waar deze reeds aanwezig zijn. Voor het overige<br />

zijn wijzigingsbevoegdheden op de verbeelding opgenomen, waar op grond <strong>van</strong> het vastgestelde<br />

Horecabeleid uitbreiding mogelijk wordt geacht. Deze wijzigingbevoegdheden worden past<br />

toegepast indien aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan. Zie verder de<br />

beantwoording <strong>van</strong> de vorige opmerking.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

58. Adressant 58<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat voorheen, in de vigerende bestemmingsplannen, de tuinen nog apart<br />

werden weergegeven (met een lichtgroene kleur), maar dat daar in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

geen sprake meer <strong>van</strong> is. Hierin hebben vrijwel alle (binnen)tuinen de zelfde kleur c.q.<br />

bestemming als de hoofdbebouwing. Doordat er geen onderscheid meer is tussen de woningen<br />

en de tuinen bij de woningen, is niet duidelijk wat het bouwvlak is dat bebouwd mag worden en<br />

wat tuin is waarop niet gebouwd mag worden. Daarbij wordt het bouwblok AH-39, begrensd door<br />

de Reijnier Vinkeleskade,/Hacquartstraat/Banstraat, als voorbeeld gegeven, maar dit geldt voor<br />

alle tuinen in het plangebied. Verzocht wordt de tuinen op de verbeelding zichtbaar aan te<br />

brengen, overeenkomstig de thans vigerende bestemmingsplannen.<br />

b. Volgens adressant is het recht tot aanbouwen aan een woning (m.u.v. vrijstaande woningen) wat<br />

betreft oppervlak onbeperkt. Dit is in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan. Het<br />

onbeperkt recht tot aanbouwen is echter ongewenst, omdat het risico bestaat dat wat nu nog<br />

groen is, in de toekomst tot rommelige aanbouw leidt. Verzocht wordt daarom beperkingen te<br />

stellen aan het recht tot aan/uitbouw <strong>van</strong> woningen wat betreft oppervlakte, conform de vigerende<br />

bestemmingsplannen.<br />

c. Adressant verzoekt de bestaande nummers <strong>van</strong> de bouwblokken aan te brengen op de<br />

verbeelding <strong>van</strong> het bestemmingsplan, omdat daarmee in praktijk wordt gewerkt.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De achter-/binnentuinen hebben niet langer de bestemming Tuinen, maar zijn onderdeel <strong>van</strong><br />

dezelfde bestemming als het hoofdgebouw. Zo voldoet het bestemmingsplan aan de nationale<br />

standaarden die hieraan zijn verbonden en is ook duidelijker te zien welke tuin bij het<br />

hoofdgebouw behoort. De tuinen hebben overigens wel eenzelfde bescherming als in het<br />

voorgaande bestemmingsplan, doordat het gebruik <strong>van</strong> de ongebouwde delen <strong>van</strong> de<br />

42


estemming (dat zijn die delen <strong>van</strong> het bestemmingsvlak waar geen bouwvlak is ingetekend op de<br />

verbeelding) niet anders mag zijn dan het gebruik als tuin of maatschappelijke dienstverlening.<br />

Hierbij wordt aangegeven dat hier geen gebouwen neergezet mogen worden, anders dan reeds<br />

aanwezig (of vergunningvrij gerealiseerd kan worden). Overigens hebben de onbebouwde<br />

gronden <strong>van</strong> de bestemming, die voor de voorgevelrooilijn liggen wel een Tuinen bestemming<br />

gekregen. Dit omdat het gebruik en de bouwmogelijkheden strenger dienen te zijn dan de<br />

onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming achter de voorgevelrooilijn.<br />

b. Zie beantwoording vorige opmerking. Bebouwing in de binnentuinen is alleen toegestaan, daar<br />

waar dat thans aanwezig is, danwel op grond <strong>van</strong> de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

zonder vergunning opgericht kan worden.<br />

c. De bouwbloknummers hebben geen enkele ruimtelijke rele<strong>van</strong>tie en verder geen functie in het<br />

bestemmingsplan, waardoor het geen toegevoegde waarde heeft om deze in het<br />

bestemmingsplan op te nemen.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

59. Adressant 59<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand Jan <strong>van</strong> Goyenkade 13 in 2008 een<br />

(tuin)terras heeft laten bouwen dat constructief gezien onlosmakelijk verbonden is met aanbouw aan<br />

de achterzijde <strong>van</strong> de hoofdbebouwing. Aangegeven wordt dat het terras moet worden gekwalificeerd<br />

als een bouwwerk geen gebouw zijnde dat is toegestaan op gronden met de bestemming Wonen , en<br />

dat het terras niet gesitueerd hoeft te zijn binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Indien<br />

de interpretatie <strong>van</strong> adressant onjuist is, wordt verzocht de (ontwerp)voorschriften dusdanig aan te<br />

passen dat het gerealiseerd terras in overeenstemming is met de bestemming Wonen .<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

In het bestemmingsplan zijn de gronden zonder bouwvlak aangemerkt als onbebouwde gronden ,<br />

waar het gebruik alleen ten dienste <strong>van</strong> de tuin of maatschappelijke dienstverlening mag staan.<br />

Aangezien het bouwwerk, zoals adressant zelf aangeeft, ten dienste staat <strong>van</strong> het vergroten <strong>van</strong> het<br />

woongenot, is het niet conform het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het terras betreft een vergunningplichtig<br />

bouwwerk, waarvoor geen vergunning is verleend. De enige aanvraag daartoe is door adressant zelf<br />

ingetrokken. Er zijn geen rechten opgebouwd die aanleiding geven tot een aanpassing <strong>van</strong> de<br />

verbeelding.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

60. Adressant 60<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat de bestemming Wonen (kleur: geel) maar heel weinig voorkomt en de<br />

bestemming Gemengd (kleur: oranje) juist heel veel. Volgens adressant kan in een pand met<br />

gemengde bestemming ook worden gewoond, maar kan deze functie niet worden beschermd.<br />

Verzocht wordt daarom het aantal woonfuncties te verhogen en een maximum te stellen aan het<br />

aantal andere functies per blok of straat.<br />

b. Adressant geeft aan dat er een gemengde bestemming geïntroduceerd zou moeten worden die<br />

geen overlast veroorzaakt voor omwonenden. Dat geldt vooral ten aanzien <strong>van</strong> horeca, aangezien<br />

dit kan leiden tot terrassen in tuinen. Bovendien zou volgens de Horecanota geen horeca in<br />

woonblokken worden toegestaan. Verzocht wordt om, zolang de milieuwetgeving met betrekking<br />

tot geluidsoverlast <strong>van</strong> horeca in blokken niet afdoende geregeld is, in woonblokken geen horeca<br />

te bestemmen.<br />

c. Adressant geeft aan dat in het bouwblok Pieter de Hoochstraat-Honthortsstraat-Hobbemakade-<br />

Nicolaas Maesstraat veel G3 is bestemd. Dat betekent volgens adressant dat het stadsdeel<br />

disco s, cafés, restaurants, ondersteunende horeca en hotels toestaat. Verzocht wordt voor dit<br />

bouwblok alleen Wonen of Gemengd zonder horeca op te nemen.<br />

d. Adressant geeft aan dat de Hobbemakade de bestemming Verkeer heeft. In de buurt is echter<br />

veelvuldig gesproken over de wens om de waterkant voor voetgangers aantrekkelijker te maken,<br />

bijvoorbeeld met bankjes. Verzocht wordt dit in het bestemmingsplan niet onmogelijk te maken.<br />

43


e. Adressant geeft aan dat in de begrippenlijst in de regels geen definitie wordt gegeven <strong>van</strong> de<br />

bouwhoogte. In het algemeen is dit het hoogste punt <strong>van</strong> het gebouw, met uitzondering <strong>van</strong><br />

ondergeschikte bouwdelen. Gevreesd wordt echter dat de ondergeschikte bouwdelen (reeds<br />

aanwezige ramenwas-intallaties, airco s) uitgangspunt gaan worden voor het vaststellen <strong>van</strong> de<br />

bestaande hoogte. Verzocht wordt daarom nauwkeurig te omschrijven wat onder de bouwhoogte<br />

en wat onder de ondergeschikte bouwdelen wordt verstaan.<br />

f. Adressant geeft aan dat de bouwhoogten <strong>van</strong> het bouwblok Hobbemakade-Honthorststraat-Pieter<br />

de Hoochstraat tot de voormalige PTT consequent veel te hoog is aangegeven. In de Atlas <strong>van</strong> de<br />

19 e eeuwse Ring staat de Hobbemakade tot de Ruysdaelstraat opgenomen als Zone A en de vijf<br />

panden Hobbemakade 25 t/m 29 zijn Orde 3 . Verzocht wordt daarom in het gehele blok uit te<br />

gaan <strong>van</strong> de bestaande goot- en bouwhoogten en specifiek voor de 5 genoemde panden aan de<br />

Hobbemakade (exclusief de opbouw <strong>van</strong> pand nummer 26) uit te gaan <strong>van</strong> de bestaande<br />

goothoogte <strong>van</strong> ca. 11,5 meter en de bestaande bouwhoogte <strong>van</strong> 14 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De panden die een gemengd bestemming hebben, betreffen panden waarin hoofdzakelijk wordt<br />

gewoond, maar waar (meestal alleen) op de eerste bouwlaag een andere functie aanwezig is. Het<br />

is <strong>van</strong>uit de nationaal ingestelde standaarden verplicht om een dergelijke bestemming aan een<br />

pand te verbinden op het moment dat er twee hoofdbestemmingen in hetzelfde gebouw aanwezig<br />

zijn, of mogelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld: een winkel met daarboven woningen). Het lijkt<br />

daarom alsof er veel woningen niet de juiste bestemming krijgen, maar dat is dus slechts het<br />

gevolg <strong>van</strong> een nieuwe wijze <strong>van</strong> bestemmen. Bijna in elk pand dat de volgens adressant oranje<br />

is ingekleurd, zijn woningen aanwezig. Deze mogen niet omgezet worden naar een andere functie<br />

en worden derhalve maximaal beschermd.<br />

b. Ten aanzien <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> horeca, zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />

Terrassen in tuinen zijn niet mogelijk, aangezien het gebruik <strong>van</strong> de onbebouwde delen <strong>van</strong> de<br />

betreffende bestemming alleen ten behoeve <strong>van</strong> tuin of maatschappelijke dienstverlening mag zijn<br />

en niet ten behoeve <strong>van</strong> horeca.<br />

c. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />

d. Conform artikel 14 Verkeer <strong>van</strong> het bestemmingsplan is het toegestaan om groenvoorzieningen,<br />

straatmeubilair en voet- en fietspaden te realiseren. Het herinrichten <strong>van</strong> de waterkant is daarmee<br />

mogelijk binnen de aan deze gronden toegekende bestemming.<br />

e. In artikel 2.5 (Wijze <strong>van</strong> meten) staat aangegeven hoe de bouwhoogte <strong>van</strong> een bouwwerk<br />

gemeten dient te worden. Deze wijze <strong>van</strong> meten komt overeen met hetgeen adressant verzoekt.<br />

f. De opmerking wordt, gezien de beantwoording op zienswijze 1, opmerking j, gegrond verklaard.<br />

De panden Hobbemakade 25 t/m 29 betreffen orde 3 panden, aan een stedenbouwkundige zone<br />

A. De feitelijke bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden zal op de verbeelding komen. De panden<br />

Hobbemakade 24, Honthorststraat 42 t/m 52 en Pieter de Hoochstraat 1 t/m 3 betreffen orde 2<br />

panden. Ook <strong>van</strong> deze panden zal de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding worden ingetekend.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

worden de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogtes <strong>van</strong> de panden Hobbemastraat 24, 25, 26, 27, 28<br />

en 29, Honthorststraat 42, 44, 46, 48, 50 en 52 en Pieter de Hoochstraat 1 en 3 opgenomen.<br />

61. Adressant 61<br />

Zienswijze<br />

De zienswijze <strong>van</strong> adressant komt overeen met de zienswijze 1. Adressant heeft een aanvullende<br />

opmerking, waarin adressant aangeeft dat de Wouwermanstraat een woonstraat is en derhalve<br />

verzoekt voor het specifieke pand Wouwermanstraat 3-hs een woonbestemming of Gemengd 7 op te<br />

nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het pand op Wouwermanstraat 3 wordt gebruikt door een dienstverlenende functie, dat geregistreerd<br />

staat op het adres Wouwermanstraat 1. Het gebruik dat hier in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is<br />

opgenomen (kantoor en detailhandel) doet geen recht aan de bestaande situatie. Dit zal worden<br />

aangepast in die zin dat de aanduiding kantoor zal worden ver<strong>van</strong>gen door dienstverlening . Een<br />

woonbestemming is in die zin niet op zijn plaats, aangezien hiermee de aanwezige voorziening<br />

wegbestemd zou worden.<br />

44


Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />

het pand Wouwermanstraat 1-3 wordt gewijzigd naar Gemengd 2, waarbij maatschappelijke<br />

dienstverlening wordt toegestaan.<br />

62. Adressant 62<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant schrijft dat de Vereniging Banomgeving is opgericht ter behartiging <strong>van</strong> de belangen<br />

<strong>van</strong> de omwonenden <strong>van</strong> het nieuwbouwproject Banstraat 23-27, waaronder het procederen<br />

tegen (planologische) besluiten en plannen die deze in de ogen <strong>van</strong> de vereniging ongewenst<br />

geachte nieuwbouw mogelijk maken. Adressant geeft vervolgens een beknopte weergave <strong>van</strong> de<br />

gang <strong>van</strong> zaken omtrent het nieuwbouwproject Banstraat 23-27. Hier wordt geen inhoudelijke<br />

zienswijze geformuleerd.<br />

b. Adressant schrijft dat de bouwhoogte in het blok AH 32 ondanks het andersluidende advies <strong>van</strong><br />

BMA, een bouwhoogte per blok heeft gekregen. Blijkens de plankaart is de goot- en bouwhoogte<br />

voor het gehele blok daarbij bepaald op een goothoogte <strong>van</strong> 14,5 meter en een bouwhoogte <strong>van</strong><br />

18 meter. Dit onderdeel <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft geen blijk <strong>van</strong> een goede<br />

ruimtelijke ordening. Dit geeft de mogelijkheid aan projectontwikkelaars om in dit blok met een<br />

hoog gewaardeerde stedenbouwkundige waarde hoogbouw te realiseren. Bovendien zal de<br />

vaststelling <strong>van</strong> deze bouwhoogte impact hebben op de latere besluitvorming voor het <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgesloten perceel Banstraat 23-27. De indruk wordt gewekt dat het DB<br />

de bouwhoogte zo heeft vastgesteld om de projectontwikkelaar de ruimte te geven zijn plannen<br />

met betrekking tot Banstraat 23-27 tot uitvoering te brengen, welke voorzien in een goothoogte<br />

<strong>van</strong> 14,2 en een bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter.<br />

c. De goot- en bouwhoogte die op de plankaart is ingetekend komt nergens in het bouwblok AH 32<br />

voor. Dit kan alleen te maken hebben met de het door de projectontwikkelaar gewenste<br />

bouwvolume.<br />

d. Adressant beargumenteert dat de bouwhoogte in strijd is met het structuurplan Kiezen voor<br />

Stedelijkheid . In het structuurplan wordt uitgegaan <strong>van</strong> een conserverend karakter. Dit is af te<br />

leiden enkele citaten uit het structuurplan:<br />

- Het fijnmazige historische karakter (<strong>van</strong> de binnenstad en de gordel daaromheen) stelt daarbij<br />

(bij zoeken naar een optimale balans tussen de verschillende functies) voorwaarden aan de<br />

schaal <strong>van</strong> bebouwing en functies;<br />

- Voor de 19 de en 20 ste eeuwse gordels moet een grotere differentiatie in wonen worden<br />

nagestreefd zonder dat de leefbaarheid voor de huidige bewoners vermindert en zonder dat<br />

waardevolle stedenbouwkundige structuren worden aangetast;<br />

- Het streven is om (in de binnenstad) het vloeroppervlak <strong>van</strong> de verschillende soorten functies<br />

ongeveer te handhaven op het huidige niveau;<br />

- De binnenstad en de gordels daaromheen hebben baat bij investeringen in de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

openbare ruimte, water en groen, met onder andere postzegelparken en binnentuinen.<br />

e. Adressant onderbouwt waarom de bouwhoogte in strijd is met de Keuzenotitie Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt. Deze voorzag in twee opties, waarbij de eerste optie door de deelraad als<br />

uitgangspunt is genomen. Deze optie bood met een afwegingsmoment flexibiliteit in<br />

bouwmogelijkheden en biedt voor alle panden maximale bescherming. Door de bouwhoogte in het<br />

blok AH 32 niet per pand vast te leggen op de feitelijke goot- en bouwhoogte, handelt het DB in<br />

strijd met het eerder in de stadsdeelraad genomen besluit.<br />

f. Naar aanleiding <strong>van</strong> de reacties op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is BMA om een nadere<br />

onderbouwing <strong>van</strong> het eerder gegeven advies gevraagd. Er worden in de zienswijze enkele<br />

passages uit dit herziene advies geciteerd. Het advies voor blok AH 32 is niet overgenomen:<br />

- Orde 2 en 3 panden in het bouwblok AH 32 zijn niet per pand of architectuureenheid, maar<br />

per blok vastgelegd;<br />

- De bouwhoogte die in de plankaart is opgenomen is daarenboven aanzienlijk hoger dan de<br />

bouwhoogte die door het BMA verantwoord wordt geacht ( de naoorlogse school op de hoek<br />

is een stedenbouwkundig accent en zou als maatgevend voor de hoogte aangehouden<br />

moeten worden )<br />

g. De keuze om de goot- en bouwhoogte in AH 32 per blok vast te leggen, is ook in strijd met het in<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen uitgangspunt. Het blok bestaat immers uit<br />

stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle structuren en panden, welke volgens de<br />

opgenomen regeling maximale bescherming behoeven.<br />

45


h. Blok AH 32 is gelegen in een zone die blijkens de Atlas <strong>van</strong> de 19 de eeuwse ring is gewaardeerd<br />

als zone A. De Banstraat en de Nicolaas Maesstraat zijn gelegen in een gebied met<br />

stedenbouwkundige orde B. De Viottastraat, welke recht op de Banstraat staat, is gewaardeerd<br />

als zone A. De Banstraat 23-27 vormt een zichtas met de Viottastraat. Het advies <strong>van</strong> BMA om de<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> bebouwing <strong>van</strong> een orde 2 en 3 waardering, die zijn gelegen in zones A en B per<br />

pand op te nemen, wordt in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> (nagenoeg) ongemotiveerd in de wind<br />

geslagen.<br />

i. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> houdt ten aanzien <strong>van</strong> blok AH 32 op geen enkele wijze rekening<br />

met het leefgenot en de privacy <strong>van</strong> omwonenden, door een mogelijkheid te geven voor<br />

projectontwikkelaars om hoge, niet in de buurt passende hoogbouw te realiseren. Verzocht wordt<br />

om het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen in die zin dat de bouwhoogte wordt vastgelegd<br />

per pand en wel conform de huidige feitelijke bebouwing. Indien de bouwhoogte <strong>van</strong> AH 32 al per<br />

blok moet worden vastgesteld dan dient de hoogte conform het door de BMA gegeven advies te<br />

worden vastgelegd op de hoogte <strong>van</strong> het Luzac College, wat inhoudt dat de goothoogte wordt<br />

vastgesteld op 10,4 meter en de bouwhoogte op 13 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De beknopte weergave <strong>van</strong> de gang <strong>van</strong> zaken wordt ter kennisneming aangenomen.<br />

b. Het advies <strong>van</strong> BMA geldt voor het gebied dat voorheen was omvat in bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o.. Voor dit gebied was de bouwverordening leidend bij het bepalen <strong>van</strong> de<br />

maximale goot- en bouwhoogte. In het kader <strong>van</strong> het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is door BMA<br />

geadviseerd voor dit bouwblok een regeling voor de bouwhoogte voor het hele blok in te stellen.<br />

Uitgangspunt was dat de hoogst in het blok voorkomende goothoogte als leidend werd<br />

beschouwd, alsmede de hoogst in het blok voorkomende bouwhoogte. Deze hoefden niet in<br />

hetzelfde gebouw voor te komen. Het stadsdeel heeft op basis <strong>van</strong> een bouw- en goothoogte<br />

inventarisatie geconcludeerd dat in het betreffende bouwblok een goothoogte voorkomt <strong>van</strong> 14,5<br />

meter en een bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter. Op de hoek <strong>van</strong> de Jacob Obrechtstraat en de Nicolaas<br />

Maesstraat staat een viertal panden <strong>van</strong> vier bouwlagen met een kap. Bij vier bouwlagen met een<br />

gemiddelde hoogte <strong>van</strong> 3,5 meter, is de goothoogte rond de 14 meter. De begane<br />

grondverdieping is meestal een halve meter hoger. Dit verklaart waarom er een goothoogte <strong>van</strong><br />

14,5 meter is geïnventariseerd. Met een kapverdieping erop, kan de bouwhoogte uitlopen naar 18<br />

meter (14,5 + 3,5).<br />

Het advies <strong>van</strong> BMA ten behoeve <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gewijzigd ten opzichte <strong>van</strong><br />

het advies voor het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, doordat onder andere meer waarde wordt<br />

gehecht aan het beschermen <strong>van</strong> panden aan een stedenbouwkundige zone B, dan in het vorige<br />

advies. Dit deel <strong>van</strong> het advies heeft het stadsdeel niet overgenomen (zie hiervoor beantwoording<br />

zienswijze 1, onder j) waardoor teruggevallen werd op de regeling uit het voorontwerp<br />

bestemmingsplan. Dit is niet alleen gebeurt bij het blok AH 32, maar voor het hele gebied<br />

waarvoor het advies is gevraagd.<br />

Overigens vormde de wijziging <strong>van</strong> het BMA-advies voor de bebouwing langs de De<br />

Lairessestraat wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen, omdat deze bebouwing<br />

onbedoeld in het advies <strong>van</strong> BMA op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> buiten beschouwing is<br />

gelaten en bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> valt onder de gevallen waarvoor een beschermende<br />

regeling in het leven is geroepen.<br />

c. Zie beantwoording vorige opmerking. Het viertal panden op de hoek <strong>van</strong> de Jacob Obrechtstraat<br />

en Nicolaas Maesstraat vormde het uitgangspunt voor de hoogteregeling in het bouwblok. Indien<br />

de goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden onjuist zijn geïnventariseerd, dan vormt dat aanleiding<br />

om het bestemmingsplan aan te passen. Het project Banstraat 23-27 heeft geen rol gespeeld bij<br />

het bepalen <strong>van</strong> de bouwhoogteregeling, of het bepalen <strong>van</strong> de maximale bouw- en goothoogte<br />

binnen het bouwblok AH 32. Juist door de locatie Banstraat 23-27 uit het bestemmingsplan te<br />

knippen en hiervoor een aparte planologische procedure te doorlopen kan bewerkstelligd<br />

worden dat er uiteindelijk een gebouw met een lagere bouw- en goothoogte op die locatie komt,<br />

dan wanneer deze opgenomen zou worden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en deel zou gaan<br />

uitmaken <strong>van</strong> de algemene bouwhoogteregeling voor dit bouwblok.<br />

d. De bouwhoogteregeling is niet in strijd met het structuurplan, <strong>van</strong>wege het feit dat het voorgaande<br />

bestemmingsplan meer bebouwingsmogelijkheden bood dan het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het verminderen <strong>van</strong> bouwrechten geeft juist invulling aan het<br />

structuurplan.<br />

e. De eerste optie uit de keuzenotitie gaf aan dat de bestaande rechten behouden dienen te blijven.<br />

Planologisch gezien zijn bestaande rechten de rechten die iemand toekomt op basis <strong>van</strong> de<br />

46


voorschriften en de plankaart bij een bestemmingsplan. In het geval <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o. waren de bestaande (planologische) rechten onder andere de rechten tot het<br />

bouwen conform enkele bepalingen uit de destijds geldende bouwverordening.<br />

Omdat het dagelijks bestuur niet alle bestaande rechten daadwerkelijk over wilde nemen (alleen al<br />

op grond <strong>van</strong> het feit dat deze rechten in veel gevallen niet benut zijn, maar ook omdat de regeling<br />

verouderd is, geen recht meer deed aan de feitelijke situatie en er aanleiding was om waardevolle<br />

structuren en architectuur te beschermen), is het dagelijks bestuur op zoek gegaan naar een<br />

regeling waarbij de bestaande rechten beperkt zouden gaan worden, maar waar nog wel enige<br />

(verticale) uitbreiding mogelijk bleef, voor gebieden waar de cultuurhistorische of architectonische<br />

waarde <strong>van</strong> de panden en straatwanden minder evident was. In het merendeel <strong>van</strong> de gevallen<br />

waar er een nog een uitbreiding bij recht blijft toegestaan, komt dit vaak feitelijk neer op het<br />

toevoegen <strong>van</strong> één bouwlaag. Deze bouwmogelijkheden kunnen ervoor zorgen dat bewoners met<br />

woonruimtebehoefte niet gedwongen hoeven te worden om te verhuizen naar een onbetaalbare<br />

woning, of naar een locatie buiten het stadsdeel.<br />

f. Zie beantwoording zienswijze adressant 3.<br />

g. Het is niet duidelijk naar welk uitgangspunt wordt gerefereerd in de zienswijze. Voor zover het blok<br />

AH 32 betreft is het advies <strong>van</strong> BMA leidend geweest, waarin voor een aantal panden staat<br />

aangegeven dat deze per pand of per architectuureenheid een bouwhoogte dienen te krijgen en<br />

voor het overige per blok. Dit advies is geheel overgenomen, met uitzondering <strong>van</strong> daar waar het<br />

advies regelingen voorstelt voor orde 3 panden in lager gewaardeerde stedenbouwkundige zones<br />

(zie verder beantwoording zienswijze adressant 3).<br />

h. Het advies <strong>van</strong> BMA is alleen overgenomen in die gevallen dat het uitblijven <strong>van</strong> een<br />

beschermende werking <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan, de gegeven bouwrechten waardevolle<br />

stedenbouwkundige structuren kan aantasten. Alleen in een stedenbouwkundige zone die in de<br />

welstandnota als zone A wordt aangeduid, is er sprake <strong>van</strong> een wens tot het maximaal<br />

beschermen <strong>van</strong> de aanwezige structuur. Indien de welstandsnota deze maximale bescherming<br />

niet nodig acht (door een structuur niet als zone A te waarderen), dan is het niet passend om in<br />

een bestemmingsplan wel deze maximale bescherming te bieden.<br />

i. In het verleden zijn de bouwmogelijkheden op grond <strong>van</strong> de bouwverordening (in<br />

bestemmingsplan Museumplein e.o.) ruimtelijk inpasbaar bevonden en derhalve voldoende<br />

planologisch afgewogen ten aanzien <strong>van</strong> leefgenot en privacy. Omdat in dit bestemmingsplan de<br />

bouwrechten worden beperkt, dan kan dit planologisch gezien alleen maar ten goede komen<br />

<strong>van</strong> het leefgenot en privacy. Het behoud <strong>van</strong> (minder) bouwrechten kan (planologisch) niet<br />

opgevat worden als een nieuwe ontwikkeling, ondanks de omstandigheid dat in de feitelijke<br />

situatie een bouwrecht nog niet is benut.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />

passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />

63. Adressant 63<br />

Zienswijze<br />

De panden aan het Concertgebouwplein 19 t/m 27 behoren tot de panden die gesitueerd zijn in de<br />

zogenaamde 19 de eeuwse ring. De beleidsnorm geeft voor deze panden zone A en orde 2 aan. Het<br />

verschil in bouwhoogtes in dit ensemble is al <strong>van</strong> oudsher aanwezig. Een toevoeging <strong>van</strong> een<br />

kapverdieping leidt tot een typologische vreemd geheel en een oneigenlijke stapeling <strong>van</strong> elementen.<br />

De goot- en bouwhoogte uit het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> maken een nieuwe etage mogelijk, dat<br />

absoluut niet geschikt is voor een pand <strong>van</strong> cultuurhistorische waarde. Er bezwaar gemaakt tegen de<br />

in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogteregeling waar deze niet uitgaat <strong>van</strong> de bestaande<br />

bouwhoogte.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Deze panden hebben een dubbele bestemming gekregen: Waarde Cultuurhistorie. Binnen deze<br />

bestemming is het niet toegestaan hoger te bouwen dan de feitelijke goot- en bouwhoogte. Gezien de<br />

wijziging <strong>van</strong> het bestemmingsplan op grond <strong>van</strong> de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 1, opmerking j, zal<br />

deze dubbelbestemming komen te vervallen en de feitelijke bouw- en goothoogte op de verbeelding<br />

worden aangegeven<br />

Conclusie:<br />

47


Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />

passen. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />

64. Adressant 64<br />

Zienswijze<br />

Adressant verzoekt om de bestemming Wonen op de panden op Emmastraat 33-37 te behouden,<br />

conform de bestemming die de percelen hebben in het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal. Deze<br />

bestemmingswijziging doet wellicht recht aan de bestaande situatie (zorgcomplex met 31<br />

appartementen), maar zorgt voor een daling in de waarde <strong>van</strong> het vastgoed. Deze daling is<br />

ongewenst, omdat de vereniging plannen heeft deze zorglocatie te verlaten en heeft de opbrengsten<br />

<strong>van</strong> de verkoop nodig om elders de ontwikkeling te kunnen financieren.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal voorziet bij deze panden in een bestemming waar alleen<br />

woningen zijn toegestaan. Het gebruik dat is geïnventariseerd, betreft een woonfunctie waarbij zorg<br />

wordt aangeboden. Dit is planologisch gezien een maatschappelijk gebruik. Om dit maatschappelijke<br />

gebruik te kunnen faciliteren, zijn de panden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> overeenkomstig het<br />

gebruik bestemd. Op het moment dat er meer duidelijkheid is over de geplande verhuizing, dan kan<br />

hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden. Omdat er geen zicht is of deze<br />

verhuizing binnen de planperiode zal plaatsvinden, zal er in het kader <strong>van</strong> dit bestemmingsplan niet<br />

worden geanticipeerd op deze ontwikkeling.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

65. Adressant 65<br />

Zienswijze<br />

Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> staat voor het pand op Cornelis Schuytstraat 40<br />

de bestemming Gemengd-1 met nadere aanduiding (k) , dat wil zeggen kantoor aangegeven. Er<br />

wordt verzocht om naast of in plaats <strong>van</strong> (k) voor dit pand in de verbeelding de nadere aanduiding<br />

dienstverlening op te nemen, zodat ingevolge artikel 5.4.2. onder b <strong>van</strong> de regels bij dit<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder <strong>van</strong> het pand niet alleen<br />

voor detailhandel maar ook gebruikt kan worden voor dienstverlening. Het betrokken deel <strong>van</strong> het<br />

pand is namelijk verhuurd ten behoeve <strong>van</strong> een parfumerie met schoonheidssalon.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond. Een parfumerie is detailhandel, wat toegestaan is in de bestemming<br />

Gemengd - 1, maar de schoonheidssalon valt onder consumentgerichte dienstverlening.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding<br />

kantoor zal op de verbeelding worden ver<strong>van</strong>gen door dienstverlening .<br />

66. Adressant 66<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft namens cliënte een positieve zienswijze op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De<br />

zienswijze gaat hierbij in op de juiste wijze <strong>van</strong> regelen ten aanzien de locatie Hendrik Jacobzsstraat<br />

9-11 en de wenselijkheid <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong><br />

maximaal 2 panden naar (lichte categorieën) horeca.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt voor kennisneming aangenomen.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

67. Adressant 67<br />

Zienswijze<br />

a. Achter het huis op het adres Van Eeghenstraat 37 staat een uitbouw. Blijkens de bestaande<br />

situatietekening behorende bij een door het stadsdeel verleende bouwvergunning uit 2007, was<br />

48


deze uitbouw in een eerder stadium reeds mogelijk gemaakt. Op de plankaart <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan staat deze uitbouw niet ingetekend. Op grond <strong>van</strong> artikel 22.3 <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan is bestaande bebouwing, die in overeenstemming met de verleende vergunning<br />

is gebouwd en afwijkt <strong>van</strong> het bestemmingsplan, toegestaan. Het verzoek is dan ook het bouwvlak<br />

<strong>van</strong> het huis te vergroten, zodat het ook de uitbouw op de begane grond omvat.<br />

b. De bepaling 17.2.1 <strong>van</strong> het bestemmingsplan die bepaalt dat binnen de bouwvlakken uitsluitend<br />

mag worden gebouwd ten dienste <strong>van</strong> de bestemming zou uitgebreid moeten worden met een lijst<br />

<strong>van</strong> bouwwerken die onder de bestemming kunnen vallen. Een dakterras dient in die lijst<br />

opgenomen te worden. Een dergelijke lijst is gebruikelijk bij deze bepaling in veel<br />

bestemmingsplannen. Het bouwen <strong>van</strong> een dakterras valt binnen de bestemming wonen en staat<br />

in dienst <strong>van</strong> het woongenot.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Conform de keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt dient alle in de<br />

binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan te worden ingepast. De opmerking is<br />

gegrond, de aanbouw zal ingetekend worden.<br />

b. Binnen de bouwvlakken mag een bepaald volume worden gerealiseerd, met een maximale<br />

breedte en lengte (door het bouwvlak aangegeven) en een maximale bouw- en/of goothoogte. Het<br />

bouwwerk dat binnen dit volume past, wordt geacht ruimtelijk inpasbaar te zijn, ongeacht de<br />

samenstelling of welstandelijke uitstraling <strong>van</strong> het bouwwerk. Indien er gekozen wordt om binnen<br />

de toegestane bouwhoogte een dakterras te maken, dan is dit zondermeer toegestaan. Een lijst<br />

<strong>van</strong> bouwwerken treft dan ook geen doel, aangezien elke mogelijk bouwwerk hier planologisch<br />

toegestaan is. Via flankerende wet- en regelgeving kunnen dan nadere eisen worden gesteld<br />

(welstand, bouwbesluit, bouwverordening, Monumentenwet, etc.).<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt de aanbouw achter Van Eeghenstraat 37 op de verbeelding ingetekend.<br />

68. Adressant 68<br />

Zienswijze<br />

De bestemming <strong>van</strong> het pand op Van Miereveldstraat 7 verandert in het nieuwe bestemmingsplan<br />

Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het pand had een woon- en kantoorfunctie, die, gezien het vrije<br />

beroep dat adressant uitoefent, behouden moet blijven.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond. Het is in deze grote panden niet aannemelijk dat een beroep aan huis past<br />

binnen de regeling die hiervoor bestaat (met hoge waarschijnlijkheid groter dan maximaal 40% <strong>van</strong> het<br />

vloeroppervlak met een maximum <strong>van</strong> 60m 2 ), zeker gezien het feit dat de voorgaande bestemming<br />

wel een kantoorfunctie toeliet (in plaats <strong>van</strong> of naast de eveneens toegestane woonfunctie).<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding kantoor<br />

zal opgenomen worden op de verbeelding.<br />

69. Adressant 69<br />

Zienswijze<br />

Adressant vraagt of een bouw- en nokhoogte <strong>van</strong> respectievelijk 14,5 en 17 meter voor het pand op<br />

Roelof Hartplein 13 juist geïnterpreteerd is.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De maximaal toegestane goothoogte <strong>van</strong> het pand Roelof Hartstraat bedraagt 14,5 meter en de<br />

maximale bouw-/nokhoogte bedraagt 17 meter.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

70. Adressant 70<br />

Zienswijze<br />

49


a. Adressant schrijft dat ter hoogte <strong>van</strong> Stadhouderskade 501 tegenover het Max Euweplein en<br />

Paradiso rederij Blue Boat Company (voorheen rederij Noord-Zuid, verder: BBC) bedrijf houdt.<br />

Op genoemde locatie worden rondvaartboten permanent afgemeerd langs een grote<br />

aanlegsteiger. Deze steiger wordt niet zoals opgenomen in het bestemmingsplan gebruikt als<br />

opstapplaats voor passagiers, maar als permanente ligplaats.<br />

b. BBC heeft 9 rondvaartboten en één bedrijfsboot in de vaart. Er liggen 7 rondvaartboten permanent<br />

in de Singelgracht aangemeerd. BBC bezit voor geen <strong>van</strong> deze negen rondvaartboten een<br />

ligplaatsvergunning in de Singelgracht. Daarnaast zijn de vergunningen vaartuiggebonden (artikel<br />

1.2 Regeling Passagiersvaart te Water Amsterdam). Buiten de uitgifteronde kan geen vergunning<br />

worden afgegeven (artikel 2.1.1 Regeling Passagiers te Water Amsterdam). Er is aldus geen zicht<br />

voor BBC op het verkrijgen <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning voor enige rondvaartboot.<br />

c. Het huidige beleid <strong>van</strong> de gemeente geeft tevens aan dat er geen ligplaatsvergunningen meer<br />

afgegeven zullen worden. Ondermeer het Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid geeft aan dat<br />

volgens het Ruimtelijk Afwegingskader passagiersvaart Stadsdeel Oud-Zuid de Singelgracht erg<br />

druk is en dat ter voorkoming/beperking <strong>van</strong> extra overlast geen ligplaatsvergunningen voor<br />

passagiersvaart meer afgegeven wordt voor deze gracht.<br />

d. De exploitatievergunningen die BBC heeft voor de Vossius en de Barleus zijn in 2006 op onjuiste<br />

gronden vergeven. Een <strong>van</strong> de voorwaarden voor een exploitatievergunning was concreet zicht op<br />

een ligplaatsvergunning. BBC had hier geen zicht op en heeft dat nog altijd niet.<br />

e. Adressant geeft aan dat BBC stelt dat zij voor meer boten een exploitatievergunning hebben.<br />

Indien dit daadwerkelijk zo zou zijn, dan is het niet duidelijk op grond <strong>van</strong> welke<br />

ligplaatsvergunning deze zouden zijn vergeven.<br />

f. Er zijn geen ligplaatsvergunningen afgegeven voor de Singelgracht. Er is dan ook geen enkele<br />

rechtens te respecteren reden voor het bestemmen <strong>van</strong> ligplaatsen in de Singelgracht.<br />

g. De steiger <strong>van</strong> BBC is een stukje langer in de richting <strong>van</strong> de voetgangersbrug naar het Max<br />

Euweplein toe, dan de steiger die is ingetekend op verbeelding 1 bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Voor dit stukje steiger is weliswaar een bouwvergunning afgegeven, echter er is geen ontheffing<br />

<strong>van</strong> het Keur aangevraagd bij Waternet/AGV, terwijl dit één <strong>van</strong> de voorwaarden is <strong>van</strong> de<br />

bouwvergunning. Dit stukje steiger is dan ook niet overeenkomstig de voorwaarden <strong>van</strong> de<br />

bouwvergunning gebouwd. Dit stukje steiger wordt dan ook terecht niet bestemd.<br />

h. Volgens het Afmeerbeleid voor Pleziervaart en het Ruimtelijk afwegingskader passagiersvaart <strong>van</strong><br />

de gemeente mag er niet binnen een afstand <strong>van</strong> 20 meter tot een brug afgemeerd worden. Met<br />

de bouwvergunning voor het stukje steiger in de richting <strong>van</strong> de brug bij het Max Euweplein wordt<br />

binnen deze afstand afgemeerd. De situatie kan dan ook niet bestemd worden in het nieuwe<br />

bestemmingsplan.<br />

i. Op de verbeelding ontbreekt een ponton, dat door BBC gebruikt wordt als opslag en als<br />

afmeerplek voor rondvaartboten. Dit ponton is terecht niet ingetekend, omdat het geen<br />

ligplaatsvergunning heeft en vastligt aan palen die zonder bouwvergunning zijn geslagen. Het<br />

advies <strong>van</strong> het stadsdeel ten aanzien <strong>van</strong> een aanvraag <strong>van</strong> de rederij tot het vergroten <strong>van</strong> het<br />

bestaande ponton was negatief.<br />

j. Door de vele rondvaartboten die hier aanmeren, komt het met grote regelmaat voor dat de<br />

rondvaartboten tot aan het midden <strong>van</strong> de Singelgracht komen. Als gevolg <strong>van</strong> deze versperring<br />

<strong>van</strong> de vaarweg en het feit dat BBC gelegen is in één <strong>van</strong> de smalste stukken <strong>van</strong> de<br />

Singelgracht, veroorzaakt dit aanzienlijke hinder voor de doorvaart <strong>van</strong> het scheepsverkeer en als<br />

gevolg daar<strong>van</strong> overlast voor de bewoners aan de Weteringschans en schade, waaronder recent<br />

aan het perceel <strong>van</strong> de cliënten <strong>van</strong> de adressant. Immers, er kunnen ter plekke geen twee<br />

vaartuigen elkaar passeren. Bij het achteruit manoeuvreren <strong>van</strong> een rondvaartboot <strong>van</strong>wege deze<br />

situatie is deze tot driemaal toe in aanraking gekomen met het perceel <strong>van</strong> de cliënten <strong>van</strong> de<br />

adressant.<br />

k. Het ponton is tevens in strijd met de visie Groen & Blauw 2020 en het reclamebeleid <strong>van</strong> de<br />

gemeente en het stadsdeel.<br />

l. Voor zover het object dat is toegestaan in het bestemmingsplan niet het ponton wordt bedoeld,<br />

dan dient dit <strong>van</strong> de verbeelding verwijderd te worden, mede aangezien de bestemming object<br />

geen bestemming is voor de grond water .<br />

m. De rechtersteiger (de kleine steiger ter hoogte <strong>van</strong> Paradiso) is bestemd als ligplaats. In het<br />

ontwerpplan ontbreekt de definitie <strong>van</strong> de bestemming ligplaats , deze zou opgenomen moeten<br />

worden. Uit de verbeelding is niet duidelijk op te maken of het een ligplaats is ten behoeve <strong>van</strong><br />

woonboten, rondvaartboten of bedrijfsboten en hoeveel vaartuigen hier dan ligplaats mogen<br />

nemen.<br />

50


n. De rechtersteiger zat vast aan de linkersteiger voordat deze verplaatst werden in verband met het<br />

aanleggen <strong>van</strong> de brug bij het Max Euweplein. Zouden beide steigers al bestemd worden, dan<br />

dienen deze als één geheel worden bestemd en dient het rechterdeel aan het linkerdeel te worden<br />

ingetekend, zoals de verplaatsing <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de aanleg <strong>van</strong> de brug bij het Max<br />

Euweplein beoogd was. De gehele rederij zou dan minder ver in de richting <strong>van</strong> Paradiso komen<br />

te liggen.<br />

o. Naast deze steiger is er nog een extra meerpaal geslagen, zonder dat deze meerpaal vergund is.<br />

Deze meerpaal is ook terecht niet opgenomen in het bestemmingsplan.<br />

p. De huidige activiteiten <strong>van</strong> BBC zijn in strijd met artikelen 2.7 (verbod ligplaats te nemen zonder<br />

vergunning), 2.12 (verbod passagiersvaartuig te exploiteren zonder vergunning) en 2.17 (verbod<br />

tot aanbrengen of plaatsen voorzieningen of voorwerpen in, op of boven het water) Verordening<br />

op de haven en het binnenwater (1995).<br />

q. Volgens de Keur <strong>van</strong> het AGV dient een strook <strong>van</strong> 2,5 meter uit weerszijden <strong>van</strong> de vaarweg vrij<br />

te blijven <strong>van</strong> ligplaats innemende vaartuigen. Dit is niet het geval bij de rederij, waardoor het<br />

bestemmingsplan in strijd is met de Keur. Waternet heeft in het kader <strong>van</strong> het vooroverleg op het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet de juiste afweging kunnen maken, omdat in het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een andere situatie is ingetekend dan in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

r. Er is tevens strijdigheid met de artikelen 6.03 (schepen mogen elkaar alleen voorbijvaren in<br />

tegengestelde koersen danwel voorbijlopen als het water hier voldoende ruimte biedt voor<br />

gelijktijdige doorvaart), 7.01 (een schip moet zodanig ligplaats nemen dat de scheepvaart niet<br />

wordt belemmerd, danwel het vaarwater vrijhoudt voor de scheepsvaart, danwel dat door<br />

verandering <strong>van</strong> positie <strong>van</strong> het schip geen gevaar of hinder voor andere schepen wordt gevormd<br />

en dat door verandering <strong>van</strong> positie geen schade aan oevers kan ontstaan) en 7.02 (een schip<br />

mag geen ligplaats nemen in een vak <strong>van</strong> een vaarweg wat het vaarwater niet voldoende ruimte<br />

biedt voor het elkaar voorbijvaren <strong>van</strong> twee schepen, of wanneer met het ligplaats nemen een<br />

dergelijk vak in het vaarwater zou ontstaan) <strong>van</strong> het Binnenvaartpolitiereglement. Gezien deze<br />

bepalingen dient de vaarweg zodanig te worden ingericht dat schepen elkaar kunnen passeren en<br />

tevens dat er geen ligplaats genomen wordt in engtes. De huidige praktijk in de Singelgracht laat<br />

zien dat het onmogelijk is om twee schepen elkaar te laten voorbijvaren. Om deze bepalingen in<br />

te vullen, is door de gemeente Amsterdam beleid ontwikkeld met de Notitie Doorvaartprofielen. De<br />

Singelgracht valt in een doorvaartprofiel B, hetgeen betekent dat er een vaarweg <strong>van</strong> 13 meter<br />

breed vrijgehouden dient te worden. Omdat dit profiel niet gehaald wordt als de vaartuigen <strong>van</strong><br />

BBC hier ligplaats nemen, is het huidige ontwerpplan in strijd met het gemeentelijk beleid en het<br />

Binnenvaartpolitiereglement.<br />

s. Het bestemmen <strong>van</strong> het kassahuisje is onjuist, aangezien het bedoeld was als tijdelijk bouwwerk<br />

en er geen bouwvergunningen voor afgegeven zijn.<br />

t. Het kassahuisje is in strijd met het Ruimtelijk Afwegingskader Passagiersvaart Stadsdeel Oud-<br />

Zuid (maximale afmetingen <strong>van</strong> de boten worden overschreden en er staat bebouwing op de<br />

walkant, wat niet wordt toegestaan) en de Visie Groen & Blauw (het vrije doorzicht wordt<br />

belemmerd door reclame uitingen).<br />

u. Het kassahuisje wordt ondermeer gebruikt voor reclame uitingen. Het is hierdoor in strijd met de<br />

artikelen 4.7 en 4.10 <strong>van</strong> de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).<br />

v. In artikel 16.2.1.a <strong>van</strong> het bestemmingsplan zijn regels opgenomen ten behoeve <strong>van</strong> steigers voor<br />

ligplaatsen. Hierin is een maximum opgenomen <strong>van</strong> 8m2 steiger per bedrijfsboot. De ingetekende<br />

steiger is groter dan 8m2. De BBC is in het bezit <strong>van</strong> 1 bedrijfsboot, waardoor de ligplaats in elk<br />

geval niet groter kan zijn dan 8m2.<br />

w. Volgens artikel 16.3.1.a.3 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn objecten te water uitsluitend<br />

toegestaan in de bestemming ligplaats. Aangezien de bestemming ligplaats alleen geldt voor de<br />

rechtersteiger (ter hoogte <strong>van</strong> Paradiso), mag alleen hier het ponton (object) ligplaats nemen en<br />

niet tussen de steigers in. Zoals gezegd mag het ponton helemaal geen ligplaats nemen, omdat<br />

de bestemming object te water niet past in artikel 16.1 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

x. In artikel 16.3.3.d is opgenomen dat de maximale afmetingen <strong>van</strong> rondvaartboten bedragen: 30<br />

meter lang en 4,5 meter breed, Deze afmetingen zijn in strijd met verschillende regelingen en<br />

beleid <strong>van</strong> de Gemeente en kan maximaal 20 meter lang en 4,25 meter breed bedragen. De<br />

maximale maatvoering moet aangepast worden.<br />

y. De aangehaalde strijdigheden met het bestemmingsplan kunnen niet worden rechtgetrokken met<br />

een beroep op artikel 27 <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Er is namelijk geen bouwvergunning<br />

afgegeven en het gebruik <strong>van</strong> het water was nimmer in overeenstemming met het voorgaande<br />

bestemmingsplan.<br />

51


z. BBC heeft een tweetal inspraakreacties op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ingediend. Ten<br />

aanzien <strong>van</strong> de inspraakreactie <strong>van</strong> BBC om een stukje steiger bij de fietserbrug bij het Max<br />

Eeuweplein is adressant <strong>van</strong> mening dat terecht deze uitbreiding, ondanks een positieve<br />

beantwoording <strong>van</strong> de inspraaktreactie, niet op de verbeelding is ingetekend.<br />

aa. Ten aanzien <strong>van</strong> de tweede inspraakreactie <strong>van</strong> BBC is adressant <strong>van</strong> mening dat deze onterecht<br />

positief wordt beantwoord. In de eerste opmerking <strong>van</strong> BBC wordt aangegeven dat er 6<br />

rondvaartboten in de bedrijf zijn op deze locatie. Dit is naar mening <strong>van</strong> adressant onjuist,<br />

aangezien BBC 9 rondvaartboten in bedrijf heeft, waar<strong>van</strong> er minstens 7 rondvaartboten en de<br />

sloep permanent afgemeerd liggen in de Singelgracht. Dit blijkt uit het Register Passagiersvervoer<br />

te Water en uit tabel 9 <strong>van</strong> het Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid 2007.<br />

bb. In tegenstelling tot wat BBC in haar inspraakreactie aangeeft, heeft hier niet altijd een ponton<br />

ligplaats ingenomen. Voor het verplaatsen <strong>van</strong> de steigers <strong>van</strong> BBC naar aanleiding <strong>van</strong> de bouw<br />

<strong>van</strong> de voetgangersbrug was dit ponton niet aanwezig. Na de verplaatsing is het ponton<br />

gewoonweg tussen de twee steigers in geplaatst.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De steiger waaraan aangemeerd wordt heeft niet de aanduiding specifieke vorm <strong>van</strong> water<br />

aanlegsteiger 1 waardoor er hier geen sprake is <strong>van</strong> een steiger waaraan geen ligplaats<br />

ingenomen mag worden.<br />

b. In de Regeling Passagiersvaart te Water Amsterdam worden regels gegeven voor de uitgifte <strong>van</strong><br />

exploitatievergunningen (zie artikel 1.1 onder d <strong>van</strong> de regeling). Aangezien BBC reeds voor alle<br />

rondvaartboten een exploitatievergunning heeft, zal er geen vergunning in het kader <strong>van</strong> deze<br />

regeling aangevraagd hoeven te worden.<br />

c. Het Ruimtelijk Afwegingskader passagiersvaartuigen vormde een toetsingskader voor<br />

passagiersvaartuigen die in de uitgifteronde (<strong>van</strong> exploitatievergunningen) <strong>van</strong> 2006 een<br />

exploitatievergunning konden krijgen en op zoek waren naar een locatie waarvoor een<br />

ligplaatsvergunning aangevraagd kon worden. De extra overlast waar het ruimtelijk<br />

afwegingskader passagiersvaart het over heeft, gaat dan ook over overlast die mogelijk<br />

veroorzaakt zou kunnen worden door de uitgifte <strong>van</strong> ligplaatsvergunning voor<br />

passagiersvaartuigen met een exploitatievergunning uit 2006 binnen de Singelgracht.<br />

d. Er worden voor de Vossius en Barleus momenteel juridisch-planologische procedures doorlopen<br />

om de verlening ligplaatsvergunning mogelijk te maken. Nadat deze ligplaatsvergunningen zijn<br />

verleend, zullen deze vaartuigen niet langer in de Singelgracht ligplaats nemen.<br />

e. BBC is in het bezit <strong>van</strong> exploitatievergunningen voor alle rondvaartboten die zij in de vaart heeft.<br />

Exploitatievergunningen worden niet overigens afgegeven op grond <strong>van</strong> ligplaatsvergunningen,<br />

maar op grond <strong>van</strong> de Verordening op het binnenwater.<br />

f. In het verleden werd het gebruik <strong>van</strong> het water ten behoeve <strong>van</strong> ligplaatsen voor<br />

passagiersvaartuigen niet gezien als een gebruik dat in het bestemmingsplan geregeld diende te<br />

worden. De laatste jaren is een inhaalslag gemaakt om in het bestemmingsplan het juiste gebruik<br />

<strong>van</strong> het water te bestemmen. Het is hierbij niet rele<strong>van</strong>t of hiervoor een ligplaatsvergunning is<br />

afgegeven. Het gaat bij bestemmingsplannen om de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> bouwwerken<br />

en het gebruik <strong>van</strong> (al dan niet bebouwde) gronden. In het kader <strong>van</strong> de 7 e herziening <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan Museumplein e.o. is deze ruimtelijke inpasbaarheid reeds afgewogen, door de<br />

steiger op te nemen op de plankaart, met daaraan inherente gebruik <strong>van</strong> het water ten behoeve<br />

<strong>van</strong> ligplaats passagiersvaartuigen. Om de ligplaatsvergunningen te kunnen afgeven is het<br />

belangrijk om een goed ruimtelijk kader te hebben. Dit wordt gevormd door een actueel<br />

bestemmingsplan. Omdat de actualisatie <strong>van</strong> het (de 7 e herziening <strong>van</strong> het) bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o. nu plaats vindt, is het ook nu mogelijk om dat ruimtelijke kader te bieden. Door<br />

het gebruik <strong>van</strong> het water toe te staan, wordt het mogelijk om de ligplaatsvergunningen af te<br />

geven. Overigens is het voor het kunnen afgeven <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning niet noodzakelijk<br />

dat het bestemmingsplan het gebruik toestaat, maar het kan wel een weigeringsgrond voor de<br />

ligplaatsvergunning zijn.<br />

g. De afgegeven bouwvergunning is wel in de verbeelding opgenomen, in tegenstelling tot hetgeen<br />

adressant beweert. De bouwvergunning heeft niet als voorwaarde dat de ontheffing op de Keur<br />

wordt verleend, maar als nadere aanwijzing dat het verlenen <strong>van</strong> de bouwvergunning niet<br />

betekent dat de keurontheffing niet langer nodig is. Het bouwwerk hoeft overigens niet voorzien te<br />

worden <strong>van</strong> een ontheffing <strong>van</strong> de Keur, omdat het bouwwerk in de Keur als vergunningsvrij wordt<br />

aangemerkt.<br />

52


h. Het afmeerbeleid voor pleziervaartuigen is niet <strong>van</strong> toepassing voor passagiersvaartuigen. De<br />

overwegingen uit dat beleid hebben dan ook geen betrekking op de bedrijvigheid <strong>van</strong> Blue Boat<br />

Company.<br />

i. Ten tijde <strong>van</strong> de bouw <strong>van</strong> de fietserbrug bij het Max Euweplein heeft de gemeente Amsterdam de<br />

rederij Noord-Zuid (rechtsvoorganger <strong>van</strong> BBC) gevraagd de bedrijfsvoering te verplaatsen. De<br />

gemeente heeft destijds niet de juiste/geen vergunningen aangevraagd om de verplaatsing<br />

mogelijk te maken. De gemeente ging er blijkbaar <strong>van</strong>uit dat het herzien <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />

voldoende zou zijn om de verplaatsing te realiseren. Destijds werden er geen rondvaartboten<br />

ingetekend op de plankaart omdat het ligplaats innemen niet werd gezien als een specifiek<br />

gebruik <strong>van</strong> het water. Om het een en ander te rectificeren, wordt in ieder geval de bedrijfsvoering<br />

die in het verleden is verschoven, planologisch verankerd in het bestemmingsplan. Het ponton<br />

maakt onderdeel <strong>van</strong> deze bedrijfsvoering uit, waardoor deze nu wel op de verbeelding<br />

opgenomen zal worden. Het negatieve advies ten aanzien <strong>van</strong> het ponton moet dan ook zijn<br />

afgegeven zonder kennis <strong>van</strong> de voorgeschiedenis <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij. Overigens<br />

betreft het een advies op een adviesaanvraag, waaraan geen rechten ontleend mogen worden.<br />

Het stadsdeel acht de aanwezigheid <strong>van</strong> de rederij op deze locatie een ruimtelijke inpasbare<br />

activiteit, die uit het oogpunt <strong>van</strong> toerisme en economie zeer gewenst is. Het stadsdeel heeft dan<br />

ook niet het voornemen om te handhaven op het ontbreken <strong>van</strong> de vergunningen, maar zet in op<br />

de legalisatie <strong>van</strong> dit gewenste gebruik en hierbij behorende bouwwerken. Zoals gezegd wordt<br />

alleen de bedrijvigheid mogelijk gemaakt met de om<strong>van</strong>g die het had voor de verplaatsing naar de<br />

huidige locatie. Dit houdt in dat er plaats geboden wordt voor 6 rondvaartboten, 1 opslagponton, 1<br />

grote steiger en de zogenaamde kippensteiger. Het ponton staat aangegeven als specifieke vorm<br />

<strong>van</strong> water- object , waarbij er een maximumaantal <strong>van</strong> 1 ligplaats mag nemen. Hiermee is het<br />

ponton positief bestemd in het bestemmingsplan.<br />

j. De dienst die verantwoordelijk is voor de handhaving <strong>van</strong> de nautische veiligheid in de<br />

Singelgracht, is de dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam (<strong>van</strong>af 1 januari 2011: Waternet).<br />

Waternet heeft een ontmoetingsverbod ingesteld voor het deel <strong>van</strong> de Singelgracht waar BBC ligt.<br />

Het ontmoetingsverbod heeft ervoor gezorgd dat de nautische veiligheid <strong>van</strong> de engte<br />

gewaarborgd blijft. De door adressant beschreven voorvallen betreffen incidenten, die op geen<br />

enkele wijze een patroon vormen. Aan het ontmoetingsverbod wordt doorgaans goed gevolg<br />

gegeven, zonder dat dit problemen oplevert. De incidenten vormen geen aanleiding om de<br />

bedrijvigheid <strong>van</strong> BBC te verplaatsen.<br />

k. Zowel de Visie Groen & Blauw 2020 als het reclamebeleid <strong>van</strong> het stadsdeel doen geen<br />

uitspraken over de plaatsing en het uiterlijk <strong>van</strong> een ponton.<br />

l. Het object betreft het ponton. Dit ponton is sedert 1983 onderdeel <strong>van</strong> de bedrijfsvoering <strong>van</strong> deze<br />

rederij en maakte onderdeel uit <strong>van</strong> de verplaating ten behoeve <strong>van</strong> de bouw over de Singelgracht<br />

ter hoogte <strong>van</strong> het Max Eeuweplein (zie beantwoording opmerking i <strong>van</strong> deze zienswijze).<br />

Overigens bestaat er geen bestemming object , dit betreft functieaanduiding binnen de<br />

bestemming Water.<br />

m. De verbeelding doet vermoeden dat de aanduiding ligplaats alleen geldt voor de rechtersteiger,<br />

aangezien deze op de rechtersteiger is geprojecteerd. Deze aanduiding geldt echter voor het<br />

gehele aanduidingvlak binnen de bestemming water. Uit de regels blijkt verder wat binnen deze<br />

aanduiding is toegestaan. Bij twjifel over de wijze waarop de verbeelding is opgebouwd, is het aan<br />

te raden het bestemmingsplan te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl, daar worden alle<br />

gebruiks- en bouwrechten duidelijker verbeeld.<br />

n. De verplaatsing <strong>van</strong> de rederij voorzag in een verplaatsing <strong>van</strong> alle vaartuigen en objecten die de<br />

rederij op dat moment in bezit had/ exploiteerde. Hierbij is een nieuwe indeling gekozen, die<br />

destijds het meest recht deed aan de situatie ter plekke. Door de aanleg <strong>van</strong> het Max Euweplein<br />

en de fietserbrug, is het noodzakelijk geweest de vaartuigen en objecten achter elkaar te situeren,<br />

parallel aan de kade. Dit heeft er in geresulteerd dat de grote steiger, de rechtersteiger en het<br />

ponton achter elkaar zijn komen te liggen. Het is niet rele<strong>van</strong>t in welke volgorde deze zijn<br />

gesitueerd, omdat dit voor de totale lengte <strong>van</strong> de bedrijvigheid geen gevolgen heeft. Het situeren<br />

<strong>van</strong> de rechtersteiger aan de grote steiger zou namelijk inhouden dat het ponton terecht zou<br />

komen op de locatie <strong>van</strong> de rechtersteiger. De rederij zou dan evenver in de richting <strong>van</strong> Paradiso<br />

komen te liggen als nu het geval is.<br />

o. Het is niet duidelijk welke meerpaal wordt bedoeld en of deze inderdaad zonder vergunning is<br />

opgericht. Indien dit het geval is, dan dient nagegaan te worden of de paal gelegaliseerd kan<br />

worden of verwijderd dient te worden.<br />

p. Ten aanzien <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning, zie beantwoording opmerking f. Ten<br />

aanzien <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een exploitatievergunning voor alle vaartuigen, zie beantwoording<br />

53


opmerking b. Ten aanzien <strong>van</strong> het verbod tot het aanbrengen <strong>van</strong> voorzieningen, zie<br />

beantwoording opmerking i.<br />

q. De verbeelding <strong>van</strong> het voorontwerp voorzag tevens in een overschrijding <strong>van</strong> de grenzen uit de<br />

Keur. Waternet heeft derhalve wel een overwogen reactie kunnen geven over deze situatie.<br />

Overigens heeft Waternet eveneens een kennisgeving gehad <strong>van</strong> de publicatie <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, alsmede een nota <strong>van</strong> beantwoording vooroverlegreacties. Waternet<br />

heeft daarmee kennis kunnen nemen <strong>van</strong> de aanpassingen aan het bestemmingsplan en de kans<br />

gehad tijdens de tervisielegging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een zienswijze in te dienen.<br />

Waternet heeft dit niet gedaan, zodat hiermee een akkoord <strong>van</strong> Waternet op het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> verondersteld mag worden.<br />

r. Er is een ontmoetingsverbod ingesteld, om de doorvaart te kunnen garanderen bij de<br />

bedrijfsvoering <strong>van</strong> BBC:<br />

Gracht<br />

Maatregel<br />

toelichting<br />

Singelgracht (Max Euweplein)<br />

Ontmoetingsverbod.<br />

In verband met de capaciteit <strong>van</strong> de vaarweg en de mogelijkheid tot het<br />

verkeersgebruik hier<strong>van</strong>, alsmede met het oog op het verzekeren <strong>van</strong> de<br />

veiligheid en het vlotte verloop <strong>van</strong> het scheepvaartverkeer.<br />

Ontmoeten <strong>van</strong> vaartuigen onderling op deze vaarweg geeft problemen i.v.m. de<br />

breedte <strong>van</strong> de vaarweg.<br />

Vaarweg is te smal om de toegestane vaartuigen elkaar te kunnen laten<br />

passeren<br />

Door dit ontmoetingverbod is er geen sprake meer <strong>van</strong> een nautisch onveilige situatie. Hiermee is<br />

een oplossing geboden voor de engte in de vaarweg, zodat de bedrijfsvoering <strong>van</strong> BBC kan<br />

blijven bestaan. Het handhaven <strong>van</strong> de door adressant aangehaalde regelgeving, is dan niet<br />

langer noodzakelijk.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de bepalingen uit het Binnenvaartpolitiereglement:<br />

Artikel 6.03: dit artikel beperkt niet de mogelijkheden <strong>van</strong> de rederij. Hier staat slechts aangegeven<br />

dat een schip niet een ander schip mag voorbijvaren of ontmoeten als hier ter plekke geen ruimte<br />

voor is. Dit verbod is expliciet gemaakt door ter plekke een ontmoetingsverbod in te stellen.<br />

Artikel 7.01: de scheepvaart wordt niet belemmerd, aangezien de Singelgracht nog steeds<br />

doorvaarbaar is. Het is niet doorvaarbaar voor 2 schepen tegelijkertijd, maar dat wordt ook niet<br />

vereist <strong>van</strong>uit het BPR. Verder regelt dit artikel dat een verandering in de positie in de stilliggende<br />

schepen <strong>van</strong> de rederij geen schade aan de oevers, waterkeringen en of andere werken gelegen<br />

in scheepvaartwegen mag toebrengen. Dit is <strong>van</strong> toepassing voor schepen die door beweging<br />

tijdens het ligplaats nemen dermate veel golfslag veroorzaken, dat dit schade kan toebrengen aan<br />

oevers. Dit is niet aan de orde.<br />

Artikel 7.02: er ontstaat geen engte in de vaarweg, aangezien deze engte reeds bestaat en er<br />

door middel <strong>van</strong> het instellen <strong>van</strong> een ontmoetingsverbod door BBA dit stuk vaarweg voldoende<br />

nautisch veilig kan worden geacht.<br />

s. Er is een vergunning afgegeven in 1983 voor een kassahuisje, bij de aanlegsteiger t.o. de<br />

Hobbemastraat. Deze is in 1998 verplaatst en in de 7e herziening <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />

Museumplein e.o. als bouwrecht opgenomen. Na deze herziening is op 13 september 1999 een<br />

bouwvergunning verleend voor het kassahuisje.<br />

t. Het kassahuisje is reeds als planologisch recht opgenomen in de 7e herziening <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan Museumplein e.o.. Een toetsing aan het Ruimtelijk Afwegingskader en de Visie<br />

Groen & Blauw zou pas kunnen als er wordt afgeweken <strong>van</strong> dit planologische recht. Reclameuitingen<br />

maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan en worden bij de aanvraag er<strong>van</strong><br />

niet getoetst aan het Ruimtelijk Afwegingskader of de Visie Groen & Blauw, maar aan de redelijke<br />

eisen <strong>van</strong> welstand en het reclamebeleid.<br />

u. Zie beantwoording opmerking t.<br />

v. De steiger is niet ten behoeve <strong>van</strong> de bedrijfsboot, maar ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen ligplaats<br />

nemen door rondvaartboten. Hiervoor zijn geen bouwbepalingen opgenomen, aangezien hiervoor<br />

de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen. De steiger is eveneens vergund op 1<br />

december 1983 door de gemeente Amsterdam. Op grond <strong>van</strong> zienswijze adressant 15 zal het<br />

bestemmingsplan overigens wel worden gewijzigd, zodat op de verbeelding duidelijk is te zien<br />

waar de steigers aanwezig zijn.<br />

w. Zie beantwoording opmerking m.<br />

54


x. In lijn met de bestemmingsystematiek ten aanzien <strong>van</strong> woonboten zijn er maximale<br />

maatvoeringen gegeven aan rondvaartboten. Deze maatvoeringen zorgen er in ieder geval voor<br />

dat alle vaartuigen die in het gebied aanwezig zijn, mogen blijven bestaan. De oudere<br />

rondvaartboten hebben namelijk een grotere afmeting dan de vaartuigen die in 2006 een<br />

exploitatievergunning hebben gegeven. Het opnemen <strong>van</strong> de maximale maatvoeringen die bij<br />

dergelijke exploitatievergunningen horen, zou betekenen dat de rondvaartboten met een<br />

afwijkende maatvoering niet bestemd worden. Dit is geenszins de bedoeling, aangezien juist<br />

wordt ingezet op de legalisatie <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het water, inclusief de daarbij behorende<br />

maatvoering. Verder worden er geen exploitatievergunningen meer afgegeven voor vaartuigen<br />

groter dan aangegeven in de <strong>Nota</strong> doorvaartprofielen <strong>van</strong> BBA, waardoor dit planologische recht<br />

nooit ingevuld kan worden door nieuwe (of ver<strong>van</strong>gende) passagiersvaartuigen.<br />

y. De opmerking wordt onderschreven. Er wordt dan ook ingezet op een legalisatie <strong>van</strong> de huidige<br />

situatie.<br />

z. Zie beantwoording opmerking g, de verlenging is wel ingetekend. Aangezien de uitbreiding op de<br />

schaal <strong>van</strong> de verbeelding zeer klein is, is het verschil met de verbeelding <strong>van</strong> het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet eenvoudig waar te nemen.<br />

aa. BBC heeft voor 6 rondvaartboten exploitatievergunningen overlegd, waaruit blijkt dat deze<br />

gesitueerd zijn tegenover Stadhouderskade 25. Dit aantal is uitgebreid in de loop der jaren. Ook<br />

varen er boten rond op de exploitatievergunning <strong>van</strong> een ander vaartuig. De regelgeving verzet<br />

zich hier niet tegen. Een en ander houdt echter niet in dat BBC onbeperkt vaartuigen ligplaats kan<br />

laten nemen op de locatie in de Singelgracht. Er mogen te allen tijden maximaal 6 rondvaartboten<br />

ligplaats nemen (NB: dit iets anders dan aanmeren) op deze locatie. Indien er meer<br />

rondvaartboten ligplaats nemen, dan is dit in strijd met het bestemmingsplan.<br />

bb. Het ponton maakte deel uit <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de verplaatsing. Uit<br />

documentatie <strong>van</strong> het stadsdeel blijkt dat het ponton in ieder geval sedert 1993 op de huidige<br />

locatie ligplaats inneemt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan<br />

aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 15.<br />

71. Adressant 71<br />

Zienswijze<br />

Het pand aan Jan Luijkenstraat 46 heeft onterecht de woonbestemming gekregen. Er is in het<br />

verleden een vrijstelling en bouwvergunning verleend door het stadsdeel voor het vestigen <strong>van</strong> een<br />

hotel. Dit gebruik is tevens de werkelijke situatie.<br />

Voor het pand Jan Luijkenstraat 42 is aangegeven dat hier gewoond wordt, maar ook hier is een hotel<br />

aanwezig. De cliënt <strong>van</strong> adressant heeft laten weten interesse te hebben om het gehele pand in<br />

gebruik te nemen als hotel en verzoekt door aanpassing <strong>van</strong> het bestemmingsplan dit te faciliteren.<br />

Adressant is <strong>van</strong> mening dat door de omzetting de woningvoorraad niet zal worden benadeeld.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Op 24 september 2010 heeft cliënt <strong>van</strong> adressant een beschikking bouwvergunning ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong><br />

Stadsdeel Zuid voor het wijzigen <strong>van</strong> de indeling <strong>van</strong> hotelkamers op de tweede en derde verdieping.<br />

Dit zal overgenomen worden op de verbeelding, naast de eerder verleende vergunningen voor het<br />

hotel op deze locatie.<br />

In 2009 is door het stadsdeel geadviseerd dat een hotel op deze locaties wenselijk kan zijn, mits de<br />

aanwezige woningen reëel worden gecompenseerd. Deze compensatieplicht is ingegeven <strong>van</strong>uit het<br />

gegeven dat in dit gebied het aantal woningen in het sociale segment zeer laag is. Omdat middels het<br />

huidige woningonttrekkingsbeleid niet voorkomen kan worden dat deze woningen verdwijnen, zal de<br />

bestemming voor het pand Jan Luijkenstraat 42 niet meer mogelijk maken dan vergund is.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. In de regels zal een<br />

nieuwe bestemming Gemengd 8 worden opgenomen, om voor de percelen Jan Luijkenstraat 40 t/m<br />

46 het gebruik <strong>van</strong> de bouwlagen specifiek te kunnen bestemmen.<br />

Aanpassingen:<br />

Huisnr. Hotel functie (in verdiepingen) Woonfunctie (in verdiepingen)<br />

40 2 e , 3 e , 4 e Sous, BG, 1 e<br />

55


42 2 e , 3 e , 4 e Sous, BG, 1 e<br />

44 Sous, BG, 1 e , 2 e , 3 e , 4 e -<br />

46 Sous, BG, 1 e 2 e , 3 e , 4 e<br />

72. Adressant 72<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant vindt het verbijsterend te zien dat voor bouwblok AH 32 wederom een maximale<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter wordt voorgesteld, ook voor huizen die 10 à 12 meter hoog zijn. Het is<br />

geen geldig argument dat er tot dusver hoger mocht worden gebouwd, het bestemmingsplan dient<br />

er nu juist toe, nieuwe regels te stellen voor de toekomst en daarvoor is een tekortschietende<br />

regeling uit het verleden voor zover daaraan nog geen gevolg is gegeven, geen leidraad.<br />

b. Het is niet langer verdedigbaar dat voor de Banstraat 23-27 geen bestemmingsplan wordt<br />

voorgesteld, nu de mediation in dat project is mislukt. De plicht voor het stadsdeel op langs<br />

democratische weg de gewenste bestemming <strong>van</strong> het Bangarage-gebied vast te stellen, herleeft.<br />

Naar schatting moeten de maximale goot- en bouwhoogte op 6,5 resp. 9 meter gesteld worden,<br />

juist omdat hiervoor de hele buurt in opstand is gekomen.<br />

c. Zou het bestuur (nog langer) verzuimen, ook voor het Bangarage-terrein een nieuw<br />

bestemmingsplan op te stellen, dan bestaat zelfs het risico dat daar binnenkort geen enkele<br />

beperking meer geldt, en een wolkenkrabber <strong>van</strong> 100 meter hoog neergezet kan worden zonder<br />

dit rechtens nog te verijdelen zou zijn.<br />

d. De redenen die de Memo parkeren in binnentuinen (die als bijlage 6 bij het ontwerp is gevoegd)<br />

aanvoert om het door de Keuzenotitie uitgezette beleid te verlaten, zijn niet steekhoudend. De<br />

keuze die gemaakt is, is dat de buurt het bestaande groen wil handhaven, en dit terug te brengen<br />

waar het illegaal is ver<strong>van</strong>gen door geparkeerde auto s. Als desondanks parkeerdruk aanvaard<br />

zou worden als argument om tuinen op te offeren, zal blijken dat dit stelselmatig méér auto s<br />

aantrekt, zodat de parkeerdruk alleen maar toeneemt. Wat eenmaal legaal is versteend, wordt<br />

nooit meer groen. Door het vrijhouden <strong>van</strong> in- en uitritten dienen tevens parkeergelegenheden in<br />

de openbare ruimte opgeheven te blijven. Dat het voor buitenlandse klanten niet gemakkelijk zou<br />

zijn de parkeergarage aan het Museumplein te vinden en dat grote internationale kantoorpanden<br />

lastig hun internationale klanten kunnen uitnodigen als die niet kunnen parkeren bij het pand, is<br />

klinkklare onzin. Zulke internationale klanten komen per taxi <strong>van</strong> Schiphol, en bovendien verschaft<br />

elk bedrijf dar dit nodig vindt routebeschrijvingen met gedetailleerde parkeerinstructies. De<br />

parkeergarage aan het Museumplein is nooit vol.<br />

e. Door de bestemming wonen niet te onderscheiden <strong>van</strong> de bestemming tuin, wordt het beleid uit<br />

de keuzenotitie dat gericht is op versterking <strong>van</strong> het groene karakter <strong>van</strong> de tuinen, verdoezelt. Dit<br />

werkt stellig de verstening (verharden, plaveien en anders dan tuin in gebruik nemen) in de hand.<br />

f. Adressant heeft getracht te begrijpen welke voorschriften er zouden gaan gelden voor meerdere<br />

panden, maar slaagde daar niet in omdat er geen bouwhoogte was ingetekend, en achter het<br />

bouwvlak <strong>van</strong> het pand een cirkeltje staat met onontwarbare door elkaar geprinte cijfers en letters,<br />

dat naar een ander pand verwijst.<br />

g. De bouwhoogte voor Hacquartstraat 30 en Cornelis Schuytstraat 69 worden voorgesteld op 14,5<br />

meter, terwijl die huizen geen 12 meter hoog zijn. Ook bij vele andere panden in de omgeving<br />

heeft adressant de indruk dat de bouwhoogte royaal hoger wordt voorgesteld dan de bestaande<br />

bouw. Dit zou in veel gevallen een extra (woon)laag mogelijk maken, in strijd met het uitgesproken<br />

beleid om geen uitbreiding toe te staan.<br />

h. Voor het gehele plan en in het bijzonder de daaruit voortvloeiende ontwikkelingsmogelijkheden,<br />

geldt dat de uitvoerbaarheid niet is aangetoond of zelfs onderzocht, bijvoorbeeld wat betreft<br />

bezonning, akoestisch en overige milieukundig onderzoek.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 62, opmerking b.<br />

b. De percelen blijven uit het bestemmingsplan, omdat het proces rondom de herontwikkeling nog<br />

gaande is. Het bestemmen <strong>van</strong> de percelen zou het proces abrupt doen eindigen, zonder dat er<br />

een bevredigende oplossing is voor beide partijen. In het geval <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> de<br />

percelen Banstraat 23-27 zou overigens niet de feitelijke situatie worden bestemd, maar zouden<br />

de percelen een bouwhoogteregeling krijgen die zou aansluiten bij het advies <strong>van</strong> BMA.<br />

(aansluiting zoeken met de naoorlogse school op de hoek <strong>van</strong> de Banstraat met de Nicolaas<br />

Maesstraat).<br />

c. Het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. blijft <strong>van</strong> kracht voor dit perceel. Dit zal pas<br />

wijzigen als hiervoor een nieuwe planologische regeling wordt getroffen. De bouwrechten uit<br />

56


estemmingsplan Museumplein e.o. staan geen hoogbouw <strong>van</strong> 100 meter toe, dus die angst is<br />

ongegrond.<br />

d. Zie beantwoording zienswijze adressant 1, opmerking k en beantwoording zienswijze 6.<br />

e. Het gebruik <strong>van</strong> de onbebouwde delen <strong>van</strong> een bestemming (daar waar geen bouwvlak is<br />

ingetekend) is slechts beperkt tot het gebruik als tuin of ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

dienstverlening als dit in het hoofdgebouw aanwezig is. De bebouwingsmogelijkheden <strong>van</strong> die<br />

onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming zijn beperkt en sluiten volledig aan bij de mogelijkheden<br />

die voorgaande bestemmingsplannen boden. In voorgaande bestemmingsplannen is eveneens<br />

niets opgenomen over het tegengaan <strong>van</strong> verharding of plaveien. Dit is namelijk zonder<br />

vergunning te realiseren en kan niet worden tegengehouden.<br />

f. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking c.<br />

g. In het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal is per bouwblok(zijde) aangegeven wat<br />

de toegestane bouwhoogtes zijn. Voor de zijde <strong>van</strong> het bouwblok waar Hacquartstraat 30 en<br />

Cornelis Schuytstraat 69 onderdeel <strong>van</strong> uitmaken, is een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 14,5 meter<br />

opgenomen. Conform de keuzenotitie, waarin staat aangegeven dat bestaande rechten behouden<br />

dienen te blijven, is deze maximale bouwhoogte in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen.<br />

h. De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> een bestemmingsplan dient aangetoond te worden, indien er<br />

ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Aangezien het een plan betreft waarbij de<br />

bestaande bouwrechten zijn behouden en er geen nieuwe bouwrechten worden toegestaan (voor<br />

zover deze niet op voorhand zijn afgewogen), staat de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het plan niet ter<br />

discussie. Er worden geen planologische mogelijkheden geboden tot het ophogen <strong>van</strong> bebouwing,<br />

deze mogelijkheden waren er al (maar zijn vaak onbenut gebleven). Studies naar bezonning en<br />

milieukundig onderzoek zijn dan ook niet nodig. Wel is er een akoestisch onderzoek verricht ten<br />

behoeve <strong>van</strong> het kunnen vaststellen <strong>van</strong> hogere grenswaarden in de zin <strong>van</strong> de Wet geluidhinder.<br />

Daarnaast is de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het plan onderzocht.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

73. Adressant 73<br />

Zienswijze<br />

Coster Diamonds is sinds 1969 gevestigd op de adressen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8. Het<br />

binnenterrein achter deze panden wordt sinds 1969 voornamelijk als parkeerterrein gebruikt. Ook de<br />

inrit, gelegd op de strook grond aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand Paulus Potterstraat 2 (feitelijk grenzend<br />

aan de Hobbemastraat) wordt sinds jaar en dag geparkeerd.<br />

Het parkeerterrein wordt niet alleen benut door medewerkers <strong>van</strong> Coster Diamonds, maar ook door<br />

clientèle en leveranciers en dergelijke. Coster Diamonds heeft bedrijfsmatig gezien een grootbelang<br />

bij deze parkeermogelijkheid. Het is niet alleen praktisch, maar ook uit veiligheidsoverwegingen<br />

onmisbaar voor Coster Diamonds, omdat zowel clientèle als leveranciers direct bij de panden kunnen<br />

parkeren. Indien zij over straat moeten, zijn zij bijzonder kwetsbaar voor beroving.<br />

Uit het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> blijkt dat op de percelen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8 in het<br />

geheel niet is voorzien in parkeerterreinen. De cliënten <strong>van</strong> adressant beschouwen dit als een<br />

omissie, die bij de vaststelling gerepareerd dient te worden.<br />

De Memo Parkeren in binnentuinen creëert een voor cliënten <strong>van</strong> adressant belangrijke wijziging <strong>van</strong><br />

het parkeerbeleid, wat wordt toegejuicht. Voor de percelen Hobbemastraat 12, 14 en 16 mag<br />

geparkeerd worden, maar niet achter Paulus Potterstraat 2, 4, 6, en 8. Aangezien het parkeren hier al<br />

sinds 1969 plaatsvindt en bij uitspraak <strong>van</strong> de rechtbank <strong>van</strong> 19 februari 2004 (AWB 02/2320), de<br />

rechtbank heeft geoordeeld dat er niet handhavend opgetreden mocht worden tegen het langdurig<br />

illegaal parkeren, zou ook voor de percelen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8 het toegestaan moeten<br />

worden om te parkeren. Eenvoudig gesteld dienen cliënten gewoon gelijk behandeld te worden als<br />

anderen rechthebbenden op wier percelen het parkeren wordt toegestaan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond. Op basis <strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen en de uitspraak <strong>van</strong> de<br />

rechtbank had op de onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> de panden Paulus Potterstraat 2, 4,<br />

6 en 8 een aanduiding ten behoeve <strong>van</strong> het toestaan <strong>van</strong> parken opgenomen moeten worden.<br />

Conclusie:<br />

57


Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

de aanduiding parkeerterrein worden opgenomen voor Paulus Potterstraat 2 t/m 8.<br />

74. Adressant 74<br />

Zienswijze<br />

a. De zienswijze komt op grote lijnen overeen met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 29. Voor de<br />

onderdelen <strong>van</strong> deze zienswijze die als uniek zijn aan te merken, wordt een antwoord gegeven.<br />

Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 29.<br />

De ruime bestemming GD-1 is veel te ongewis en diffuus. Tenminste moet de plangever in een<br />

bruikbaar bestemmingsplan voorzien, is <strong>van</strong> belang dat een bepaalde ordening daarin is<br />

opgenomen en is deze bruikbaarheid afhankelijk <strong>van</strong> duidelijkheid. Deze moet direct uit de<br />

opgenomen planbepalingen blijken.<br />

b. In het merendeel <strong>van</strong> de gevallen dat er een wijziging <strong>van</strong> (kantoor)functie naar een andere<br />

functie mogelijk wordt gemaakt, is het niet reëel te veronderstellen dat in de komende planperiode<br />

<strong>van</strong> 10 jaar deze wijziging plaats zal vinden. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat in een<br />

plan opgenomen bestemmingen binnen de planperiode worden verwezenlijkt.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze wordt gegrond verklaard in die zin dat daar waar een functie alleen met een nadere<br />

aanduiding is toegestaan, dat dit in de bestemmingsomschrijving zal worden opgenomen, in<br />

plaats <strong>van</strong> in de specifieke gebruiksregels. Zie hiervoor mede beantwoording zienswijze adressant<br />

1, opmerking e.<br />

b. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor functiewijzigingen. Hiermee worden andere<br />

functies toegelaten dan thans aanwezig. Het bieden <strong>van</strong> dergelijke mogelijkheden is te kenmerken<br />

als toelatingsplanologie, dat tegemoet komt aan de goede ruimtelijke ordening door<br />

maatschappelijke, sociale en economische ontwikkelingen eenvoudig te kunnen faciliteren. Het<br />

bestemmen <strong>van</strong> andere functies dan de thans aanwezige functies (wegbestemmen) is te<br />

kenmerken als ontwikkelingsplanologie, waarbij de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />

alleen aangetoond kan worden als het aannemelijk is dat de bestemming binnen de planperiode<br />

wordt gerealiseerd (en de thans aanwezige functie verdwijnt). Aangezien het bestemmingsplan<br />

geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt (lees: thans aanwezige functies wegbestemd ten<br />

gunste <strong>van</strong> een nieuwe functie), is de goede ruimtelijke ordening gewaarborgd onder de vigeur<br />

<strong>van</strong> de toelatingsplanologie.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft tezamen met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />

passen. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />

75. Adressant 75<br />

Zienswijze<br />

De zienswijze betreft de standaardzienswijze zoals samengevat onder adressant 1, met een bijzonder<br />

deel. In het bijzondere deel staat aangegeven dat adressant naar aanleiding <strong>van</strong> de Horecanota naar<br />

voren heeft gebracht dat horecabestemmingen in gesloten woonblokken (met in het bijzonder het blok<br />

waarin adressant woont) niet kunnen <strong>van</strong>wege het klankkast effect. Het geringste geluid wordt vele<br />

malen versterkt en is in alle hoeken <strong>van</strong> het blok hoorbaar. Dat bezwaar is toen overgenomen, maar<br />

bij het benoemen <strong>van</strong> de bestemmingen voor dit blok is het niet meegenomen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het Horecabeleid Oud-Zuid 2009 is ongewijzigd overgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

Museumkwartier en Valeriusbuurt. Aangezien het horecabeleid niet voorziet in de mogelijkheid tot het<br />

uitbreiden <strong>van</strong> het aantal horecavestigingen in het blok waar adressant woont, worden deze<br />

mogelijkheden ook in het bestemmingsplan uitgesloten.<br />

Dit valt uit de verbeelding op te maken doordat er in het betreffende bouwblok geen<br />

wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve <strong>van</strong> het uitbreiden <strong>van</strong> horeca (vlakken met rode<br />

arcering).<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

76. Adressant 76<br />

58


Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat het pand Emmastraat 44 onder het vorige bestemmingsplan de bestemming<br />

GD-1 had, dat wil zeggen kantoorbestemming over alle verdiepingen. In het ontwerp<br />

bestemmingsplan heeft het pand echter de bestemming Maatschappelijk (M). Het pand wordt<br />

momenteel verhuurd is aan de Jan <strong>van</strong> Goyen Kliniek als kantoorruimte. Het betreft een medisch<br />

gebruiker, maar de kliniek is geen eigenaar. Het pand behoort de huidige (eigen) bestemming als<br />

kantoor te behouden en niet te worden omgezet naar Maatschappelijk (M). Verzocht wordt het pand<br />

daarom overeenkomstig de bestemming in het vigerend plan te bestemmen (met de functieaanduiding<br />

(k) (sgd-abl)).<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard..<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Beide bestemmingen<br />

Kantoor en Maatschappelijk zullen in het pand Emmastraat 44 worden toegestaan.<br />

77. Adressant 77<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat de achtergevelrooilijn <strong>van</strong> perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 9 over de volle<br />

breedte is uitgebouwd. Verzocht wordt deze achtergevelrooilijn te controleren en op de plankaart<br />

in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie te brengen.<br />

b. Adressant geeft aan dat perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 op de topografische ondergrond niet juist<br />

is weergegeven. Nummer 11 begint direct naast perceel 12 waar alleen wonen is toegestaan. Dat<br />

is onjuist, dit pand had en heeft de kantoorbestemming over alle verdiepingen en dient de<br />

functieaanduiding (k) (sgd-abl) te krijgen. Verzocht wordt deze functieaanduiding te corrigeren.<br />

c. Adressant geeft aan dat perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 over alle verdiepingen een<br />

kantoorbestemming had en heeft, en de functieaanduiding (k) (sgd-abl) dient te krijgen. Verzocht<br />

wordt deze functieaanduiding te corrigeren.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het pand op Jan <strong>van</strong> Goyenkade is volgens de gegevens <strong>van</strong> het stadsdeel niet over de volle<br />

breedte <strong>van</strong> het pand uitgebouwd, maar slecht voor eenderde deel over alle bouwlagen. Deze<br />

situatie is opgenomen op de verbeelding. Ten opzichte <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan<br />

betekent deze wijziging een betere weergave <strong>van</strong> de feitelijke situatie.<br />

b. De topografische ondergrond heeft geen rechtskracht, het bestemmingsplan is leidend. De<br />

bestaande bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal zijn voor het<br />

pand Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 een op een overgenomen. Het gebruik is volgens de bestemming<br />

Gemengd 1 inderdaad beperkt tot woningen met op de begane grond detailhandel, terwijl het<br />

een kantoorpand betreft. Dit zal aangepast worden.<br />

c. Het pand op Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 heeft de bestemming Gemengd 1, met een aanduiding<br />

kantoor . Hier is op de begane grond een kantoor toegestaan, maar niet op bovengelegen<br />

verdiepingen. Dit zal gecorrigeerd worden.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt voor Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 het mogelijk gemaakt het kantoor te behouden, op<br />

grond <strong>van</strong> opmerking b zal voor Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 het kantoor in het gehele pand worden<br />

toegestaan.<br />

78. Adressant 78<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant geeft aan dat het ontwerp bestemmingsplan een bouwregeling kent die voor bepaalde<br />

delen afwijkt <strong>van</strong> de regeling die was opgenomen in het voorontwerp. Er is een<br />

dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie geïntroduceerd die de bestaande bouwkundige<br />

situatie ten onrecht bevriest. Volgens adressant is deze regeling:<br />

- te algemeen en bovendien onvoldoende gemotiveerd;<br />

59


- volstrekt willekeurig omdat binnen de als zodanig aangeduide gebieden diverse afwijkingen<br />

zijn die een algemene regeling niet rechtvaardigen, er is sprake <strong>van</strong> willekeur;<br />

- in strijd met de wet omdat er op deze wijze geen ruimtelijk belang wordt gediend;<br />

- en wordt met deze regeling ten opzichte <strong>van</strong> de eerder vigerende regeling ten onrechte de<br />

bebouwingsmogelijkheden ingeperkt.<br />

Verzocht wordt de bouwregeling Waarde Cultuurhistorie zorgvuldig uit te werken en mits goed<br />

te motiveren, voor passende delen toe te passen, dan wel in zijn geheel te schrappen.<br />

b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op het<br />

perceel Concertgebouwplein 19 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt <strong>van</strong><br />

een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />

vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />

een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />

bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden. Het<br />

hotel in het pand is volgens adressant te klein en bovendien sterk verouderd en daardoor op korte<br />

termijn (binnen de planperiode) niet meer levensvatbaar. Uit oogpunt <strong>van</strong> de goede ruimtelijke<br />

ordening is het wenselijk om in aansluiting op de buurpanden ook de kantoorbestemming mogelijk<br />

te maken. Verzocht wordt de aanduiding Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en<br />

de bestemming kantoren op de plankaart aan te geven in aanvulling op de bestaande situatie.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Conform het advies <strong>van</strong> BMA om voor panden die volgens de welstandsnota vallen onder orde 1,<br />

2 of 3 (langs stedenbouwkundige zone A), zijn de feitelijke bouwhoogtes vastgelegd.<br />

- Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het ongewenst om nog langer de ruime bouwrechten te<br />

behouden die het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. bood. De motivatie voor de<br />

dubbelbestemming is terug te vinden in het advies <strong>van</strong> BMA.<br />

- Omdat er is aangesloten bij de ordewaarderingen in combinatie met de waarderingen <strong>van</strong> de<br />

stedenbouwkundige zones, is juist sprake <strong>van</strong> een zeer duidelijk onderscheid waar de<br />

dubbelbestemming wel geldt en waar niet. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong> willekeur.<br />

- Het actualiseren <strong>van</strong> ruimtelijk beleid en de daarbij horende regelingen is voldoende grond om<br />

deze regeling op te nemen in het bestemmingsplan. Het ruimtelijk belang is gelegen in het<br />

tegengaan <strong>van</strong> bouwhoogtes die geen recht doen aan de bestaande, cultuurhistorisch<br />

waardevolle bebouwing <strong>van</strong> het Museumkwartier en het intact houden <strong>van</strong> de voor het gebied<br />

kenmerkende stedenbouwkundige structuur. Zie verder beantwoording zienswijze adressant<br />

37, opmerking d, maar tevens beantwoording zienswijze 1 onder j: de dubbelbestemming is<br />

wel komen te vervallen en ver<strong>van</strong>gen door het vastleggen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte op de<br />

verbeelding. Hierbij zijn bovenstaande overwegingen nog steeds aan de orde.<br />

b. Het pand Concertgebouwplein 19 is volgens de welstandsnota een pand met waardering orde 2.<br />

Volgens het advies <strong>van</strong> BMA is dit pand cultuurhistorisch waardevol en dient het beschermd te<br />

worden. Het feit dat hier reeds vergroting zijn vergund, maakt een pand niet minder waardevol.<br />

Deze aanvragen zijn allemaal ruimtelijk en welstandelijk beoordeeld ten tijde <strong>van</strong> de aanvraag <strong>van</strong><br />

de vergunning. Dit heeft niet geleid tot het standpunt dat hierdoor de ordewaardering niet langer<br />

passend is voor het gebouw. De bewijslast voor het uitbreiden <strong>van</strong> het gebouw is gelegen in het<br />

leveren <strong>van</strong> een kloppende bestaande situatie tekening. Deze dient overeen te komen met de<br />

laatst vergunde situatie. De gegevens dienen bekend te zijn bij een eigenaar/gebruiker <strong>van</strong> een<br />

pand. Door het vastleggen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte op de verbeelding zal overigens geen<br />

sprake zijn meer, na vaststelling <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

Om ervoor te zorgen dat het hotel niet wordt wegbestemd, zal de hotelbestemming op het pand<br />

blijven rusten. Er zal geen ander gebruiksrecht worden opgenomen, omdat dit ruimtelijk dient te<br />

worden afgewogen op het moment dat het hotel vertrekt en er een gebruikswijziging wordt<br />

aangevraagd.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

79. Adressant 79<br />

Zienswijze<br />

a. Gelijk aan zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />

b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op het<br />

perceel Concertgebouwplein 21 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt <strong>van</strong><br />

een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />

vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />

60


een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />

bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden. Dit<br />

klemt temeer omdat percelen in de omgeving en deel uitmakend <strong>van</strong> het architectonisch<br />

ensemble, al zijn verhoogd. Daarnaast betreft het een kantoorpand en beperkt de<br />

functieaanduiding (k) zich ten onrechte tot alleen de 1 e bouwlaag. Verzocht wordt de aanduiding<br />

Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en de bestemming kantoren, in<br />

overeenstemming met de bestaande situatie, voor alle verdiepingen op de plankaart aan te geven<br />

met de aanduiding (sgd-abl).<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. zie beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />

b. zie onder andere beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking b. In het vigerende<br />

bestemmingsplan Museumplein e.o. heeft pand Concertgebouwplein 21 de bestemming<br />

Doeleinden <strong>van</strong> handel en bedrijf, waar kantoren worden toegestaan. De regeling in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> laat ten onrechte geen kantooractiviteiten toe op bovengelegen<br />

bouwlagen. Deze opmerking wordt gegrond verklaard. De aanduiding kantoor dient vergezeld te<br />

worden met de aanduiding sgd-abl .<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking b zal kantoor in het gehele pan Concertgebouwplein 21 worden toegestaan.<br />

80. Adressant 80<br />

Zienswijze<br />

a. Gelijk aan zienswijze adressant 78.<br />

b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op de<br />

percelen Concertgebouwplein 25/27 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt<br />

<strong>van</strong> een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />

vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />

een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />

bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden.<br />

Daarnaast beperkt de functieaanduiding (k) zich ten onrechte tot alleen de 1 e bouwlaag. Verzocht<br />

wordt de aanduiding Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en de bestemming<br />

kantoren, in overeenstemming met de bestaande situatie, voor alle verdiepingen op de plankaart<br />

aan te geven met de aanduiding (sgd-abl).<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. zie beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />

b. zie onder andere beantwoording zienswijze adressant 79, opmerking b. Voor wat betreft het<br />

gebruik <strong>van</strong> het pand is de opmerking gegrond.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding sgdabl<br />

zal op de verbeelding worden opgenomen voor Concertgebouwplein 25/27.<br />

81. Adressant 81<br />

Zienswijze<br />

Er staat een streep door het pand <strong>van</strong> adressant heen. De kadastrale aanduiding is Alexander<br />

Boersstraat 50. Aan de noordelijke kant <strong>van</strong> deze streep heeft het pand een bouwhoogte <strong>van</strong> 6m en<br />

de zuidelijke kant een bouwhoogte <strong>van</strong> 0m. Adressant verzoekt om <strong>van</strong> het pand een geheel te<br />

maken, aangezien dit zo door het stadsdeel is vergund. Ook de hoogte <strong>van</strong> 6 meter is onjuist,<br />

aangezien 6,3 meter is vergund. Met deze hoogte kan pas aan het Bouwbesluit worden voldaan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

wordt op het perceel Alexander Boersstraat 50 het bouwvlak over het gehele perceel uitgebreid. De<br />

maximum bouwhoogte voor dit bouwvlak wordt gesteld op 6 meter.<br />

61


82. Adressant 82<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat volgens het (voor)ontwerp bestemmingsplan de tuinen gebruikt mogen<br />

worden ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening. Volgens adressant is het begrip<br />

maatschappelijke dienstverlening echter vaag geformuleerd en kan er <strong>van</strong> alles onder vallen. Als<br />

voorbeeld wordt genoemd de Studentenpastorie in de Van Eeghenstraat 90 waar soms grootschalige<br />

horeca-achtige activiteiten plaatsvinden. Met de huidige regeling zou dit ook in de tuin mogen. Als<br />

tweede voorbeeld wordt genoemd de crèche in de Willemsparkweg 146/148. Het gebruik <strong>van</strong> de<br />

bijbehorende tuin als speelplaats is volgens adressant niet noodzakelijk, omdat het Vondelpark op een<br />

steenworp afstand ligt, maar heeft wel gevolgen voor omwonenden. Daarmee worden volgens<br />

adressant de commerciële belangen <strong>van</strong> de crèche-eigenaar zwaarder gewogen dan de gedeeltelijk<br />

wel en gedeeltelijk niet commerciële belangen <strong>van</strong> omwonenden. Bijkomend gevolg <strong>van</strong> de huidige<br />

regeling is dat de tuinen in praktijk worden verhard met tegels, kiezels en steen, met nadelige<br />

gevolgen voor de kwaliteit <strong>van</strong> leven. Omdat de regeling leidt tot niet te controleren gebruik <strong>van</strong><br />

tuinen, maakt adressant bezwaar tegen de regeling.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Wat onder maatschappelijke dienstverlening wordt verstaan, is terug te vinden in artikel 1.54 <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. Hierbij dient wel vermeld te worden dat in de regels is opgenomen dat het gaat om<br />

een gebruik ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening. Deze toevoeging houdt in dat het<br />

gebruik zoals dat in het hoofdgebouw plaatsvindt, slechts in ondergeschikte mate buiten voortgezet<br />

mag worden. In de praktijk komt het erop neer dat de tuin gebruikt mag worden als buitenruimte bij<br />

instellingen, die wettelijk verplicht zijn buitenruimte te hebben (kinderdagverblijven, scholen,<br />

peuterspeelzalen). Een gebruik <strong>van</strong> de tuin zoals deze door de Studentenpastorie plaatsvindt, betreft<br />

geen horeca-activiteit, omdat dit geen horecavestiging is in de zin <strong>van</strong> de APV. Dat er wel alcohol<br />

wordt genuttigd, wordt dan planologisch gezien als een regulier gebruik <strong>van</strong> de tuin. Eventuele<br />

overlast <strong>van</strong> een dergelijke instantie zal dan via een andere weg kenbaar gemaakt moeten worden. In<br />

het grootste deel <strong>van</strong> de gevallen, zal de tuin gewoon als tuin worden gebruikt.<br />

Conclusie:<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

83. Adressant 83<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat verschillende grote fietsbelangen in het bestemmingsplan niet goed<br />

gewaarborgd lijken te worden. In dat verband wordt ingegaan op de doorgang voor fietsers onder<br />

het Rijksmuseum en dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een wijzigingsbevoegdheid is<br />

opgenomen die een andere entree <strong>van</strong> het museum mogelijk kan maken dan welke in de<br />

verleende bouwvergunning is opgenomen. Adressant ment dat er geen aanleiding is om deze<br />

wijzigingsbevoegdheid op te nemen omdat zij niet verwacht dat binnen 10 jaar een verandering<br />

<strong>van</strong> de entree zal plaatsvinden en omdat deze niet in overeenstemming zou zijn met het Ruimtelijk<br />

Afwegingskader dat door de stadsdeelraad is vastgesteld.<br />

b. Adressant vindt de wijzigingsbevoegdheid te ruim geformuleerd, bijvoorbeeld omdat 50% <strong>van</strong> de<br />

helft <strong>van</strong> de onderdoorgang te veel wordt gevonden.<br />

c. Adressant vindt de voorwaarde dat aangetoond wordt dat de verkeersveiligheid voor fietsers en<br />

voetgangers gewaarborgd wordt te vrijblijvend en wenst deze aangescherpt te zien door de<br />

bepaling dat het mogelijk moet blijven om per fiets en te voet 24 uur per dag veilig gebruik moet<br />

kunnen worden gemaakt <strong>van</strong> de onderdoorgang.<br />

d. Adressant vraag of de specifieke regels over deze wijzigingsbevoegdheid prevaleren boven de<br />

regels voor de algemene wijzigingsbevoegdheid.<br />

e. Adressant geeft aan zicht niet te kunnen vinden in het legaliseren <strong>van</strong> parkeren in tuinen.<br />

Adressant gaat er <strong>van</strong> uit dat meer (gratis) parkeerplaatsen een verkeersaantrekkende werking<br />

hebben en dat de drukke openbare ruimte dat eigenlijk niet aan kan.<br />

<strong>Beantwoording</strong>:<br />

a. Het stadsdeel wenst niet uit te sluiten dat een initiatief ontstaat voor een alternatief voor de entree<br />

<strong>van</strong> het museum waaraan, na toetsing aan de in de wijzigingsregels genoemde criteria,<br />

medewerking kan worden verleend. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er een alternatief<br />

62


wordt ontwikkeld dat wel aan de criteria voldoet, maar in strijd is met de goede ruimtelijke<br />

ordening.<br />

b. 50% <strong>van</strong> de helft <strong>van</strong> de onderdoorgang (maximaal 25%) is gesteld als maximum oppervlak voor<br />

de wijzigingsbevoegdheid. Er is geen recht gecreëerd op het realiseren <strong>van</strong> een entree met een<br />

dergelijke om<strong>van</strong>g: bij vaststelling <strong>van</strong> een wijzigingsplan wordt nader geregeld welke om<strong>van</strong>g kan<br />

worden gerealiseerd. Bij vaststelling <strong>van</strong> dit bestemmingsplan is aan de afweging aan de orde dat<br />

een entree met een dergelijke om<strong>van</strong>g ten principale aanvaarbaar is, mits wordt voldaan aan de in<br />

de wijzigingsregels. Daarbij dient niet uit het oog verloren te worden dat de huidige beschikbare<br />

ruimte voor de fietsroute ongeveer de helft <strong>van</strong> de onderdoorgang beslaat, wat betekent dat de<br />

andere helft <strong>van</strong> de ruimte onder de onderdoorgang in principe kan worden ingericht voor andere<br />

doeleinden dan fietsverkeer.<br />

c. Het systeem <strong>van</strong> de Wro maakt mogelijk dat ten behoeve <strong>van</strong> de toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong><br />

een wijzigingsbevoegdheid, waaraan objectief bepaalde grenzen zijn verbonden, kwalitatieve<br />

afwegingen als randvoorwaarde worden gesteld. Daarbij dient opgemerkt te worden dat een<br />

eenzijdige belichting <strong>van</strong> de verkeersveiligheid een te beperkte opvatting is <strong>van</strong> de<br />

(belangen)afweging die bij het vaststellen <strong>van</strong> een bestemmingsplan aan de orde is. Een<br />

bestemmingsplan is gericht op het realiseren <strong>van</strong> een goede ruimtelijke ordening en heeft niet<br />

(uitsluitend of hoofdzakelijk) tot doel de verkeerveiligheid te waarborgen. Daarvoor kunnen vele<br />

middelen worden ingezet die niet planologisch <strong>van</strong> aard zijn, zoals verkeersbesluiten op grond <strong>van</strong><br />

de wegenverkeerswetgeving. De gestelde randvoorwaarden verzekeren in voldoende mate dat de<br />

verkeersveiligheid een volwaardige plaats heeft in de bij het vaststellen <strong>van</strong> een wijzigingsplan uit<br />

te voeren belangenafweging.<br />

d. De algemene wijzigingsregels hebben betrekking op de wijziging <strong>van</strong> bestemmingsgrenzen, de<br />

Staat <strong>van</strong> Inrichtingen en de verwijzing naar wettelijke regelingen. Er is geen verband tussen de<br />

algemene wijzigingsregels en de in artikel 3 geregelde specifieke wijzigingsregels, zodat het<br />

bepalen <strong>van</strong> een hiërarchie in deze niet aan de orde is.<br />

e. De met dit <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> te legaliseren aantallen parkeerplaatsen in tuinen is dermate<br />

gering dat een (onaanvaardbaar) effect op de drukte in de openbare ruimte niet aannemelijk is.<br />

Bovendien leidt legalisatie tot minder druk op de openbare ruimte.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

84. Adressant 84<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat de bestemming <strong>van</strong> het pand op P.C. Hooftstraat 159 zoals aangegeven in<br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet juist is. De bestemming die het pand heeft in het vigerende<br />

bestemmingsplan heeft, is wonen. Adressant gebruikt dit pand ten dele als artsenpraktijk. De nieuwe<br />

bestemming staat alleen dienstverlening toe, en geen wonen. Er wordt verzocht dit te wijzigen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard. De in de zienswijze beschreven situatie valt de scharen onder<br />

beroep aan huis , maar is hoogstwaarschijnlijk om<strong>van</strong>grijker dan hetgeen binnen de woonfunctie bij<br />

recht mogelijk wordt gemaakt. De woonfunctie zal dan ook tezamen met dienstverlening worden<br />

toegestaan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De woning zal mede<br />

toegestaan worden in het pand P.C. Hooftstraat 159.<br />

85. Adressant 85<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat de panden aan Honthorststraat 30-52 een gemengde bestemming hebben,<br />

waar horeca mogelijk is. Omdat per amendement deze panden uitgesloten werden voor uitbreiding<br />

<strong>van</strong> horeca bij de vaststelling <strong>van</strong> het Horecabeleid Oud-Zuid 2009 en dit horecabeleid 1 op1<br />

overgenomen zou worden in het bestemmingsplan, zou in deze panden geen horeca toegestaan<br />

mogen worden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

63


Alleen de bestaande horeca is in het bestemmingsplan als recht opgenomen, daar waar dit op de<br />

verbeelding is aangegeven. Bij de panden aan Honthorststraat 30-52 is een dergelijke aanduiding niet<br />

gegeven, waardoor horeca hier niet is toegestaan. De uitbreidingsmogelijkheden die het Horecabeleid<br />

biedt, zijn als Wro-wijzigingszone opgenomen in de verbeelding. Aangezien de panden aan<br />

Honthorststraat 30-52 niet een dergelijke aanduiding hebben, zal hier ook geen uitbreiding <strong>van</strong> horeca<br />

plaats kunnen vinden. Het horecabeleid is hiermee wel 1 op 1 overgenomen in het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

86. Adressant 86<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan het pand P.C. Hooftstraat 157 ten onrechte in aanmerking komt voor de<br />

bestemming Gemengd-1. Deze bestemming wordt volgens de toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />

gegeven aan panden waar een niet-woonfunctie op de eerste bouwlaag aanwezig is. Hier<strong>van</strong> is geen<br />

sprake, het pand wordt in zijn geheel bewoond, conform de bestemming uit het vigerende<br />

bestemmingsplan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />

het pand P.C. Hooftstraat 157 wordt gewijzigd naar Wonen.<br />

87. Adressant 87<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat in de eerste bouwlaag <strong>van</strong> het pand Willemsparkweg 181 een fietsenwinkel<br />

met werkplaats aanwezig is, hetgeen in het vigerende bestemmingsplan wordt toegestaan. Aangezien<br />

de fietsenwinkel tevens in het pand Willemparkweg 179 zit en dit pand de bestemming Gemengd-1<br />

heeft gekregen (waar detailhandel, bedrijf en dienstverlening mogelijk worden gemaakt), zou deze<br />

bestemming ook moeten gelden voor Willemparkweg 181.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />

het pand Willemsparkweg 181wordt gewijzigd naar Gemengd-1.<br />

88. Adressant 88<br />

Zienswijze<br />

Adressant heeft drie bezwaren:<br />

a. Ruysdaelstraat 58 wordt aangegeven met een woonfunctie (w), terwijl op de begane grond en<br />

de eerste verdieping een bedrijf aanwezig is, net zoals Ruysdaelstraat 60, dat wordt<br />

aangegeven als GD-1. Voorstel is om geen gemengde bestemming te geven aan beide<br />

panden, alsmede geen horeca toe te staan;<br />

b. Het achterterrein Ruysdaelstraat 58-60, doorlopend achter nrs. 54-56, is bebouwd (één<br />

bouwlaag op de begane grond) en er is maar 1 bedrijf. Er wordt dezelfde bouwhoogte<br />

aangegeven als voor het gebouw zelf. Voorgesteld wordt om de bouwhoogte niet hoger toe te<br />

staan dan de huidige bebouwing en het pand geen gemengde bestemming te geven, alsmede<br />

geen horeca toe te staan;<br />

c. De bouwhoogte <strong>van</strong> het pand wordt onduidelijk aangegeven: 2 waarden voor een plat dak.<br />

Voorgesteld wordt om de bouwhoogte te stellen op 16 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze wordt gegrond verklaard, voor zover het gaat om het feit dat er een nietwoonfunctie<br />

aanwezig is op het adres Ruysdaelstraat 58. Tevens is op Ruysdaelstraat 58-1<br />

en 60-1 eveneens een niet-woonfunctie aanwezig. Dit leidt tot een aanpassing <strong>van</strong> het<br />

64


weg;<br />

- overwegingen voor deze opstelling in het bestemmingsplan zouden mede zijn gelegen in<br />

het feit dat er wel eens overlast kan ontstaan. Dergelijke overwegingen horen wat betreft<br />

adressant primair thuis in het privaatrecht tussen de buren onderling en niet in een<br />

publiekrechtelijk stuk. Adressant is <strong>van</strong> mening dat het voor het stadsdeel/ de stad<br />

Amsterdam mogelijk moet zijn om voorschriften hieromtrent op te nemen in haar<br />

bouwverordening, zo dit niet allang is gebeurd.<br />

d. Daar waar de topografische ondergrond afwijkt <strong>van</strong> de werkelijk bestaande situatie, verzoekt<br />

adressant om deze aan te passen en te doen conformeren aan de werkelijk bestaande toestand.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. zie beantwoording zienswijze 37, opmerking e;<br />

b. zie beantwoording zienswijze 37, opmerking e;<br />

c. adressant noemt een aantal nadelen <strong>van</strong> het niet bij recht toestaan <strong>van</strong> (uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders<br />

en souterrains. Deze nadelen zijn met name geënt op het feit dat dit de marktwaarde <strong>van</strong> panden<br />

kan doen dalen en dat overlast privaatrechtelijk opgelost kan worden. De overwegingen om<br />

(uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders en souterrains niet langer bij recht toe te staan zijn meer gericht op<br />

een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen <strong>van</strong> overlast bij omwonenden, dan het<br />

individuele belang <strong>van</strong> de eigenaar/gebruiker <strong>van</strong> het pand. De goede ruimtelijke ordening wordt<br />

met het niet langer bij recht toestaan <strong>van</strong> nieuwe (uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders en souterrains beter<br />

gewaarborgd, doordat er nu op voorhand bekeken kan worden welke effecten de ondergrondse<br />

uitbreiding heeft op het grondwater, bodemkwaliteit, archeologie, monumentaliteit <strong>van</strong> het pand en<br />

de wijze waarop eventuele te verwachten effecten gecompenseerd kunnen worden.<br />

Zodoende kan tijdig ingegrepen worden bij situaties waarbij er onacceptabele effecten kunnen<br />

optreden. In de praktijk betekent het inzichtelijk maken <strong>van</strong> de effecten niet meer dan een<br />

verkennend onderzoek doen naar de grondwaterstand, de verwachtingswaarde <strong>van</strong> mogelijke<br />

archeologische resten en het laten op hoofdlijnen laten onderzoeken of de bodem vervuild is. De<br />

mogelijk voor de aanvrager nadelige resultaten hoeven overigens niet te betekenen dat de<br />

ontwikkeling niet door kan gaan. Mitigerende en/of compenserende maatregelen kunnen<br />

aanleiding geven om toch positief te besluiten op de aanvraag.<br />

Indien alle (onderzoeks)gegevens tijdig worden ingeleverd en deze zijn akkoord bevonden, dan<br />

zal de aangevraagde omgevingsvergunning binnen de reguliere procedure worden verleend.<br />

Deze procedure is gelijk aan de procedure voor een in het bestemmingsplan passende aanvraag<br />

omgevingsvergunning en neemt 8 weken in beslag (excl. verdaging). De procedure is daarmee<br />

niet anders door deze regeling, alleen vergt het meer onderzoek voordat de vergunning verleend<br />

wordt. De moeite die hiermee gepaard gaat, wordt hierbij als minder belastend geacht, dan de<br />

gevolgen die het bij recht toestaan <strong>van</strong> een kelder/souterrain (-uitbreiding) met zich mee kan<br />

brengen.<br />

d. Er wordt niet aangegeven waar deze opmerking betrekking op heeft. Voor zover de topografische<br />

ondergrond inderdaad afwijkt <strong>van</strong> de werkelijke situatie, geldt dat de ondergrond geen<br />

rechtskracht heeft en hoofdzakelijk dient voor oriëntatie. De verbeelding is bepalend c.q. <strong>van</strong><br />

juridische betekenis en de topografische ondergrond niet. Het in overeenstemming brengen <strong>van</strong><br />

de ondergrond met de werkelijke situatie is daarmee een voor het bestemmingsplan geen<br />

noodzakelijke exercitie.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze leidt tezamen met andere ingediende <strong>zienswijzen</strong> tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 37.<br />

91. Adressant 91<br />

Zienswijze<br />

a. Voor Teniersstraat 2 komt de mogelijkheid te vervallen om op de begane grond te wonen. Omdat<br />

dit gebruik een gewenst gebruik blijft, naast de huidige functie, wordt verzocht beide functies toe<br />

te staan;<br />

b. Het is slecht herleidbaar dat het nu bestaande bouwwerk in de tuin ook specifiek bedoeld is voor<br />

parkeren. Ook het onbebouwde deel is bedoeld voor parkeren, maar deze aanduiding zou ook<br />

voor de parkeergarage moeten gelden;<br />

c. Omdat de verbeelding op meerdere punten slecht leesbaar is, is het lastig in te schatten in<br />

hoeverre het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een terugval in bouwrechten voor dit perceel voorstelt.<br />

d. Adressant vindt de bestemming Waarde Cultuurhistorie een inperking <strong>van</strong> de vrijheden voor het<br />

66


pand op Teniersstraat 2 ten aanzien <strong>van</strong> het bebouwen <strong>van</strong> het perceel, in vergelijking met het<br />

huidige bestemmingsplan. Er wordt verzocht of deze terugval in bebouwingsmogelijkheden wordt<br />

verwijderd voor wat betreft dit perceel, ofwel dat deze wordt uitgesloten <strong>van</strong> deze bestemming<br />

omdat deze mogelijk een waardedaling <strong>van</strong> het vastgoed tot gevolg heeft.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

b. De aanduiding geldt eveneens voor het bijgebouw;<br />

c. Bij onduidelijkheden in de verbeelding, dient de digitale verbeelding, zoals gepubliceerd op<br />

www.ruimtelijkeplannen.nl en www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl te worden geraadpleegd.<br />

Op deze sites is eenvoudig voor het gehele perceel op te maken welke bouw- en<br />

gebruiksmogelijkheden er zijn, in combinatie met de planregels;<br />

d. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking d.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding dat<br />

wonen toegestaan is, wordt op de verbeelding opgenomen voor het pand Teniersstraat 2.<br />

92. Adressant 92<br />

Zienswijze<br />

Adressant is geïnteresseerd om op termijn een extra verdieping op het pand Van Eeghenstraat 195-1<br />

te realiseren. In het huidige en <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zou dit niet mogelijk zijn zonder af te wijken<br />

<strong>van</strong> het bestemmingsplan. Verzocht wordt om in het nieuwe bestemmingsplan een goot- en<br />

dakhoogte <strong>van</strong> respectievelijk 12 en 14,5 meter op te nemen. Deze hoogte is te verantwoorden omdat<br />

de panden in de directe omgeving ook deze goot- en dakhoogte hebben, of zelfs hoger zijn.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Om de bestaande cultuurhistorische waarden in het gebied <strong>van</strong> het Museumkwartier en de<br />

Valeriusbuurt te kunnen behouden, zijn de bestaande rechten op de verbeelding opgenomen. In een<br />

aantal gevallen zijn lagere bouw- en goothoogten opgenomen, omdat de bestaande rechten deze<br />

waarden in het geding kunnen brengen. Voor het pand Van Eeghenstraat 195 is het bestaande recht<br />

uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen, omdat hiermee het meeste recht wordt gedaan aan<br />

de feitelijke situatie en de cultuurhistorische waarden <strong>van</strong> het pand en haar omgeving. Ontwikkelingen<br />

waarbij deze waarden geschaad kunnen worden, dienen dan ook per individueel geval te worden<br />

beoordeeld. De door adressant genoemde uitbreidingswens is niet concreet genoeg om als<br />

ontwikkeling mee te nemen in het bestemmingsplan en zal beoordeeld worden op ruimtelijke<br />

inpasbaarheid op het moment dat hiervoor een concrete aanvraag omgevingsvergunning is gedaan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

93. Adressant 93<br />

Zienswijze<br />

a. Het pand op Johannes Vermeerstraat 17 heeft een maatschappelijke bestemming, terwijl het pand<br />

een privaatrechtelijke woonbestemming heeft. Verzocht wordt ook in het bestemmingsplan de<br />

woonbestemming op te nemen voor het pand Johannes Vermeerstraat 17.<br />

b. Het pand op de Emmastraat 40 is ten onrechte geheel bestemd als woning. In het verleden heeft<br />

er een bestemmingswijziging plaatsgevonden voor het gebruiken <strong>van</strong> de parterre als<br />

kantoorruimte. De onttrokken woonruimte is ten behoeve <strong>van</strong> deze bestemmingswijziging<br />

afgekocht in 1990.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. In het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. (inwerkinggetreden in 1990) heeft het pand<br />

Johannes Vermeerstraat 17 de bestemming Maatschappelijke doeleinden . In lijn met de wens<br />

om het oppervlakte aan panden met een maatschappelijke bestemming niet te verminderen, is<br />

deze bestemming behouden gebleven in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />

Valeriusbuurt. Uit de door adressant aangeleverde gegevens blijkt echter dat na de<br />

inwerkingtreding <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan er een bestemmingswijziging heeft<br />

plaatsgevonden en dat het pand nu in gebruik is als woning. Uit een nadere inspectie <strong>van</strong> het<br />

pand blijkt eveneens dat er gewoond wordt. Het bestemmingsplan zal hierop aangepast worden.<br />

67


. Deze opmerking wordt gegrond verklaard. De kantoorruimte zal, daar waar het thans aanwezig is,<br />

positief bestemd worden.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt de bestemming <strong>van</strong> het perceel Johannes Vermeerstraat 17 gewijzigd naar wonen.<br />

Op grond <strong>van</strong> opmerking b zal de bestemming <strong>van</strong> het pand Emmastraat 40 zodanig worden<br />

aangepast dat zowel de woning als het kantoor in het souterrain worden toegestaan.<br />

94. Adressant 94<br />

Zienswijze<br />

a. In het pand op het adres Willemsparkweg 113 is een bed & breakfast aanwezig op de twee en<br />

derde verdieping. Op de eerste verdieping wordt gewoond en op de begane grond zat tot voor kort<br />

een peuterspeelzaal. Adressant verzoekt om deze gebruiksmogelijkheden voor het pand te<br />

behouden. Daarnaast verzoekt adressant om voor de kelderruimte de mogelijkheden open te<br />

houden daar een kantoor, maatschappelijke dienstverlening of praktijkruimte (groter dan beroep<br />

aan huis) te vestigen.<br />

b. Adressant verzoekt tevens de achtergevelrooilijn recht door te trekken, opdat een vergunning<br />

aangevraagd kan worden voor het sluiten <strong>van</strong> de achtergevel. Op de verbeelding is een inham<br />

ingetekend, het verzoek is op deze in spiegelbeeld uit te lijnen op de bestemmingsplankaart.<br />

c. Tevens wordt verzocht de huidige goot- en nokhoogte te noteren op de plankaart: goothoogte is<br />

circa 14 a 15 meter en de nokhoogte 2 meter daarboven.<br />

d. Vanaf de tweede etage zijn de lelijke bouwsels op daken heel goed te zien. Het is begrijpelijk dat<br />

mensen buitenruimte toevoegen aan hun leefomgeving, maar dat kan ook esthetisch worden<br />

vormgegeven.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Deze opmerking is deels gegrond. Op de tweede en derde verdieping is inderdaad een<br />

logeerinrichting aanwezig en op de begane grond een kinderdagverblijf/peuterspeelzaal. In het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de aanduiding Bed & Breakfast toegevoegd op de verbeelding. Hier<br />

zijn per abuis geen regels aan gekoppeld. Dit zal alsnog worden gedaan, om de Bed & Breakfast<br />

positief te kunnen bestemmen. Kinderop<strong>van</strong>g is zal eveneens worden toegestaan in het pand<br />

Willemsparkweg 113, door een aanduiding diensverlening . Deze bepaling geeft tevens het recht<br />

tot het gebruiken <strong>van</strong> de kelder ten behoeve <strong>van</strong> de kinderop<strong>van</strong>g, maar ook het gebruik als<br />

praktijkruimte valt onder dienstverlening en derhalve toegestaan. Tevens zijn hier ook detailhandel<br />

en bedrijven toegestaan, maar geen kantoren. Aangezien voor het realiseren <strong>van</strong> het kantoor<br />

geen concrete aanvraag is ingediend, waarover het bestuur positief heeft geadviseerd, zal dit ook<br />

niet op de verbeelding gewijzigd worden.<br />

b. De uitbreidingswensen <strong>van</strong> adressant zijn nog niet geëffectueerd in een aanvraag<br />

omgevingsvergunning. In het kader <strong>van</strong> een dergelijke aanvraag kan de ruimtelijke inpasbaarheid<br />

<strong>van</strong> de uitbreiding worden afgewogen en eventueel overgegaan worden tot verlening <strong>van</strong> de<br />

aangevraagde vergunning. Het bestemmingsplan zal hier niet op aangepast worden.<br />

c. In het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt geldt voor het pand op<br />

Willemsparkweg 113 een maximale goothoogte <strong>van</strong> 12 meter en een maximale bouwhoogte <strong>van</strong><br />

15 meter, samengesteld uit drie lagen met een kapverdieping. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

zijn deze rechten nog iets nauwkeuriger opgenomen, maar komen bijna overeen met de rechten<br />

uit het vigerende bestemmingsplan: maximale goothoogte is 12,5 meter en de maximale<br />

bouwhoogte bedraagt 15 meter. Er is geen aanleiding om de maximale hoogtes voor dit pand te<br />

vermeerderen.<br />

d. De ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> bouwwerken op het dak vallen buiten de reikwijdte <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan en worden derhalve ook niet bij recht toegestaan. De afweging over de<br />

wenselijkheid <strong>van</strong> bouwwerken op het dak vindt plaats bij het afwijken <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

worden aan het perceel Willemsparkweg 113 de functieaanduidingen sbb-3+4 (specifieke vorm <strong>van</strong><br />

bed and breakfast 3 e en 4 e bouwlaag) en maatschappelijke dienstverlening toegestaan<br />

toegevoegd. In de regels behorend bij de bestemming Gemengd 2 , worden de mogelijkheden <strong>van</strong><br />

de functieaanduiding sbb-3+4 opgenomen.<br />

68


95. Adressant 95<br />

Zienswijze<br />

De zienswijze <strong>van</strong> deze adressant komt in grote lijnen overeen met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 1. Er<br />

wordt dan ook voor deze overeenkomende delen verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> die<br />

zienswijze. Hieronder worden de unieke delen <strong>van</strong> de zienswijze samengevat en beantwoord:<br />

a. het is gewenst om de term dakterrassen op te nemen in de begrippenlijst en/of bij de wijze <strong>van</strong><br />

meten of in artikel 17 (Wonen) vast te leggen dat dakterrassen zijn toegestaan op een afstand <strong>van</strong><br />

1,2 meter <strong>van</strong> de dakrand. De welstandsnota is niet voldoende, bij toetsing staat een<br />

bestemmingsplan boven de welstandsnota.<br />

b. Bij de hoogtebepaling <strong>van</strong> de diverse objecten in het water wordt een maximale hoogte<br />

aangegeven, echter het ijkpunt waaraan deze hoogte is gerelateerd wordt niet genoemd. De<br />

maximale hoogte dient gerelateerd te worden aan het gemiddelde waterpeil ter plaatse. Voor<br />

vaste objecten dient de hoogte gerelateerd te worden aan het peil, zijnde de kruin <strong>van</strong> de weg of<br />

het maaiveld.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. dakterrassen maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De achtergrond hiervoor is dat<br />

hier reeds beleidsregels voor bestaan, die gehanteerd worden bij het afwijken <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan. De beleidsregels voor dakterrassen geven randvoorwaarden aan de situering<br />

<strong>van</strong> de hekwerken, de hoogte <strong>van</strong> de bouwwerken en waarborging <strong>van</strong> privacy. Beleidsregels zijn<br />

vaak onderhevig aan wijzigingen, die bijvoorbeeld voortkomen uit hernieuwde inzichten of<br />

veranderingen in de samenstelling <strong>van</strong> het stadsdeelsbestuur. Indien deze beleidsregels als recht<br />

in het bestemmingsplan worden opgenomen, zouden er geen wijzigingen in de randvoorwaarden<br />

meer kunnen plaatsvinden, zonder hiervoor het gehele plan te herzien. De welstandsnota is<br />

overigens wel voldoende, dit is net zo goed een weigeringgrond voor een aanvraag<br />

omgevingsvergunning. De beleidsregels geven de ruimtelijke voorwaarden, de welstandsnota<br />

bepaalt bij welke ordes de dakterrassen zijn toegestaan en hoe deze er mogen uitzien.<br />

b. Zie artikel 1.64, lid c <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het bestemmingsplan, waar aangegeven staat dat het peil<br />

bij objecten in het water wordt gelegd op het plaatselijk aan te houden waterpeil.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

96. Adressant 96<br />

Zienswijze<br />

Er is een hotel aanwezig op Koninginneweg 93/95 en 97. Dit dient in het toekomstige<br />

bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt te worden opgenomen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond, het stadsdeel heeft een aantal maal medewerking verleend aan uitbreiding<br />

<strong>van</strong> het hotel middels vrijstellingsprocedures.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de percelen<br />

Koninginneweg 93 t/m 97 zal een hotel toegestaan worden.<br />

97. Adressant 97<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat op het Museumplein een tijdelijke kiosk is ingetekend als definitieve. De kiosk<br />

heeft daar een tijdelijke staanplaats. Adressant verwacht dat de haringkraam terug keert naar de<br />

oude locatie op het trottoir in de Van Baerlestraat t/o perceel 92 als de werkzaamheden <strong>van</strong> het<br />

Stedelijk Museum zijn afgerond. Verzocht wordt daarom deze kiosk niet als vaste staanplaats op te<br />

nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze komt overeen met de zienswijze onder 19. Daarom wordt verwezen naar de<br />

samenvatting, de beantwoording en de conclusie zoals daar verwoord.<br />

Conclusie<br />

69


Deze zienswijze leidt tezamen met een andere zienswijze tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 19.<br />

98. Adressant 98<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Maatschappelijk <strong>van</strong> de percelen Jan <strong>van</strong><br />

Goyenkade 1 en 2 en Emmastraat 42 en 44 en de daarbij behorende aanduidingen zoals de<br />

aanduiding parkeren , alsook de bestemming Tuin <strong>van</strong> deze percelen voor zover daar parkeren<br />

of het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> de maatschappelijke bestemming wordt toegelaten. De<br />

argumenten zijn:<br />

1. het bestemmingsplan maakt uitbreiding en intensivering <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek mogelijk<br />

met de om<strong>van</strong>g en ruimtelijke uitstraling <strong>van</strong> een ziekenhuis;<br />

2. de bestemming is zo ruim dat het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> bijvoorbeeld grootschalige<br />

kinderop<strong>van</strong>g of een middelbare school mogelijk is, waar<strong>van</strong> de mogelijke overlast<br />

onaanvaardbaar is;<br />

3. er is geen onderzoek geweest naar de ruimtelijke gevolgen <strong>van</strong> de bestemming<br />

Maatschappelijk en er ontbreekt een belangenafweging;<br />

4. de economische uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsplannen <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek is<br />

niet aangetoond.<br />

b. Adressant is niet op de hoogte geweest <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen. De gebruikelijke publicatie in<br />

de stadsdeelkrant heeft niet plaatsgevonden. Voorts is tijdens een bezoek aan het<br />

stadsdeelkantoor, ten behoeve <strong>van</strong> het inzien <strong>van</strong> de bouwvergunning voor de Jan <strong>van</strong><br />

Goyenkliniek, gevraagd naar verleende en in voorbereiding zijnde vergunningen en besluiten in<br />

verband met de voorgenomen herontwikkeling <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek maar toen en in<br />

latere telefoongesprekken is niet meegedeeld dat het bestemmingsplan ter visie zou worden<br />

gelegd.<br />

c. Adressant geeft aan dat in de kennisgeving een omschrijving <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan ontbreekt alsook <strong>van</strong> het plangebied. Voorts wordt aangegeven dat de naam<br />

Valeriusbuurt ongebruikelijk is voor dit deel <strong>van</strong> Amsterdam omdat het bekend staat al onderdeel<br />

<strong>van</strong> de Willemsparkbuurt. betoogd wordt dat daarom adressant niet verweten kan worden dat de<br />

zienswijze niet tijdig is ingediend.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De bestemming <strong>van</strong> de betreffende panden is momenteel geregeld in het bestemmingsplan<br />

Noorder Amstelkanaal uit 1994. De panden Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 en 2 zijn bestemd als<br />

Maatschappelijke doeleinden. Emmastraat 44 is bestemd als Kantoren met parkeren in de tuin.<br />

Op grond <strong>van</strong> artikel 6 lid 3 <strong>van</strong> de geldende planvoorschriften mag het pand tevens gebruikt<br />

worden voor maatschappelijke voorzieningen.<br />

Het huidige gebruik en de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geprojecteerde bestemming <strong>van</strong> deze<br />

drie panden is hieraan gelijk. De zienswijze treft wat betreft deze panden dan ook geen doel.<br />

In de tuinen <strong>van</strong> deze drie panden wordt parkeren toegestaan, met een maximum <strong>van</strong> 30 m2 per<br />

tuin. Op het adres Jan <strong>van</strong> Goyenkade 2 bestaat een parkeermogelijkheid voor 2 auto s en op het<br />

adres Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 eveneens. Op beide adressen zijn de oppervlakten voor parkeren<br />

weliswaar groter dan het geldende bestemmingsplan toestaat, maar met een aantal <strong>van</strong> 2 auto s<br />

per adres is de overschrijding gering, het aantal parkeerplaatsen <strong>van</strong> twee niet onevenredig groot<br />

ten opzichte <strong>van</strong> wat normaal en aanvaardbaar is en bovendien niet groter dan de<br />

parkeervoorziening die adressant zelf in zijn tuin heeft.<br />

In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is ten behoeve <strong>van</strong> Emmastraat 44 een parkeervoorziening<br />

toegestaan met een vergelijkbare om<strong>van</strong>g als bij Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1. Het feitelijke gebruik is<br />

fietsenstalling. De functieaanduiding in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen om de in het<br />

geldende bestemmingsplan bestaande parkeermogelijkheid in stand te houden. Daarbij is niet<br />

vastgehouden aan de beperking tot 30 m2 omdat dit oppervlak in de praktijk langs de Jan <strong>van</strong><br />

Goyenkade structureel wordt overschreden (namelijk 2 in plaats <strong>van</strong> 1 parkeerplaats per tuin)<br />

zonder dat dat tot een planologisch onaanvaardbare situaties leidt.<br />

De zienswijze is wat het parkeren betreft dan ook ongegrond.<br />

Het pand Emmastraat 42 is in het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal bestemd als<br />

Woondoeleinden . Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> maakt hier de bestemming Maatschappelijk<br />

70


mogelijk. De afweging <strong>van</strong> deze wijze <strong>van</strong> bestemmen heeft plaatsgevonden bij de voorbereiding<br />

<strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Afgewogen is dat de uitbreiding <strong>van</strong> de maatschappelijke bestemming naar dit pand planologisch<br />

aanvaardbaar is. Dit gedeelte <strong>van</strong> de Emmastraat is in het geldende bestemmingsplan ten dele<br />

reeds bestemd voor Kantoren , waarbinnen maatschappelijke voorzieningen reeds bij recht<br />

mogelijk zijn gemaakt. Dat geldt voort voor de gehele bouwblokken AG33, AH28 en AH29. De<br />

functiewijziging <strong>van</strong> één woonpand naar een maatschappelijke bestemming is in zijn omgeving<br />

bezien dan ook een geringe wijziging. Daarbij moet bedacht wordt dat ter plaatse <strong>van</strong> Emmastraat<br />

44 de woonbesteming wordt veranderd in een maatschappelijke bestemming, maar op de<br />

adressen Emmastraat 36 en 38 en Jan <strong>van</strong> Goyenkade 6 wordt de nu geldende<br />

kantoorbestemming (met mogelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen) juist omgezet naar<br />

een woonbestemming. Per saldo is er in de directe omgeving <strong>van</strong> adressant dus geen sprake <strong>van</strong><br />

een verdere concentratie <strong>van</strong> niet-woonbestemmingen. De functiewijziging <strong>van</strong> Emmastraat 42 is<br />

derhalve te beschouwen als een normaal maatschappelijk verschijnsel in deze buurt. In het licht<br />

daar<strong>van</strong> zijn er geen rele<strong>van</strong>te ruimtelijke effecten <strong>van</strong> deze functiewijziging te verwachten en is<br />

nader onderzoek niet nodig.<br />

Er is geen aanleiding te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de maatschappelijke<br />

bestemming in de panden Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 en 2, aangezien de maatschappelijke<br />

bestemming daar al jaren is gerealiseerd. Ook in het pand Emmastraat 44 is de Kliniek<br />

Emmastraat reeds gevestigd.<br />

Medisch Centrum Jan <strong>van</strong> Goyen is nu al een voorziening met meerdere vestigingen in<br />

Amsterdam Zuid. De incidentele functiewijziging <strong>van</strong> panden is een normale maatschappelijke<br />

ontwikkeling waarvoor een nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid onnodig is.<br />

b. Adressant stelt niet op de hoogte te zijn geweest <strong>van</strong> de tervisielegging <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen en<br />

de gebruikelijke publicatie in de stadsdeelkrant niet heeft plaatsgevonden.<br />

Een bestemmingsplan wordt voorbereid langs de uniforme openbare voorbereidingsprocedure<br />

<strong>van</strong>uit afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat de kennisgeving,<br />

bedoeld in artikel 3:12 <strong>van</strong> die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs<br />

elektronische weg geschiedt, en het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens<br />

langs elektronische weg wordt beschikbaar gesteld. Aan deze eisen zijn voldaan, doordat de<br />

kennisgeving is geplaatst in zowel het Stadsblad (huis-aan-huis), de Staatscourant, op de eigen<br />

website www.zuid.amsterdam.nl (bij officiële bekendmakingen, maar ook bij dat deel <strong>van</strong> de site<br />

dat de actualiteiten rondom bestemmingsplannen weergeeft). Daarnaast is het bestemmingsplan<br />

geplaatst op www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiermee<br />

heeft het stadsdeel ruimschoots voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien <strong>van</strong> het breed<br />

kenbaar maken <strong>van</strong> de tervisielegging. Het feit dat het stadsblad niet is ont<strong>van</strong>gen door adressant<br />

leidt nog niet tot de conclusie dat adressant redelijkerwijs niet in staat is geweest om kennis te<br />

nemen <strong>van</strong> de tervisielegging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Bovendien brengt een<br />

gebrekkige bezorging niet mee dat belanghebbenden zich niet behoeven in te spannen om <strong>van</strong> de<br />

inhoud <strong>van</strong> de niet ont<strong>van</strong>gen edities toch kennis te krijgen ofwel om zich langs andere weg, zoals<br />

door raadpleging <strong>van</strong> de Staatscourant, op de hoogte te stellen <strong>van</strong> de voor hen <strong>van</strong> belang zijnde<br />

ontwikkelingen op het gebied <strong>van</strong> de ruimtelijke ordening.Daarnaast is het volgens artikel 3:12<br />

Algemene wet bestuursrecht het tevens is toegestaan om de kennisgeving op een andere<br />

geschikte wijze (dan in een of meerdere dag-, nieuws, of huis-huisbladen) te publiceren. Omdat<br />

de publicatie reeds op een andere geschikte wijze heeft plaatsgevonden, is het plaatsen <strong>van</strong> de<br />

publicatie in het Stadsblad zelfs als overbodig te beschouwen en heeft het Stadsdeel juist een<br />

dienst verleend door het alsnog in het Stadsblad op te nemen. Daarnaast is in de laatste<br />

stadsdeelkrant <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid en het Stadsblad <strong>van</strong> 1 september 2010<br />

gewezen op het feit dat bekendmakingen te vinden zouden zijn op www.zuid.amsterdam.nl,<br />

alsmede in elke stadsdeelkrant <strong>van</strong> stadsdeel Zuid, na 1 september.<br />

De veronderstelling dat een daarmee niet belaste ambtenaar op de hoogte moet zijn <strong>van</strong> de op<br />

handen zijnde ter visie legging <strong>van</strong> een <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is onterecht. Tot de ter<br />

visielegging wordt niet eerder besloten dan een week voorafgaand aan publicatie, zodat men<br />

daaraan voorafgaand niet kan vooruitlopen op de startdatum <strong>van</strong> de ter visie legging. Daarnaast is<br />

mondelinge bekendmaking niet de geëigende weg om kennis te geven <strong>van</strong> tervisieleggingen,<br />

maar uitsluitend de wijze <strong>van</strong> publicatie zoals omschreven in Wro en Awb.<br />

71


c. Deze opmerking wordt gegrond verklaard in die zin dat de kennisgeving inderdaad niet voorzag in<br />

een weergave <strong>van</strong> de zakelijke inhoud <strong>van</strong> het plan, alsmede niet in een (nauwkeurigere)<br />

beschrijving <strong>van</strong> de ligging <strong>van</strong> het bestemmingsplangebied. Deze opmerking heeft dan ook geleid<br />

tot een hernieuwde tervisielegging <strong>van</strong> het onwerpbestemmingsplan, waarbij de kennisgeving ten<br />

behoeve <strong>van</strong> deze hernieuwde tervisielegging wel een zakelijke inhoud weergeeft, alsmede een<br />

nauwkeurige beschrijving <strong>van</strong> het plangebied.<br />

Dat de gebiedaanduiding Valeriusbuurt onvoldoende duidelijkheid zou scheppen, wordt niet<br />

geheel onderschreven. De Valeriusbuurt maakt onderdeel uit <strong>van</strong> de Willemparkbuurt, wat juist<br />

aanleiding heeft gevormd om het bestemmingsplan niet de naam te geven <strong>van</strong> de<br />

Willemsparkbuurt. De Willemsparkbuurt is groter en beslaat zelfs een deel <strong>van</strong> het Vondelpark. De<br />

Valeriusbuurt ontleent haar naam aan de Valeriusstraat, het Valeriusplein en het Valeriusterras.<br />

Daarnaast is de Valeriuskliniek een belangrijke instelling in dit gebied. Er kan niet ingezien worden<br />

dat bewoners <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkade, welke vlakbij genoemde straat, pleinen en kliniek is<br />

gesitueerd, bij de naam Valeriusbuurt geen associatie hebben met deze straat, pleinen en kliniek<br />

en derhalve mogen veronderstellen dat deze naamsaanduiding geen betrekking heeft op hun<br />

woonbuurt en zich niet verder op de hoogte hoeven te stellen <strong>van</strong> hetgeen in het<br />

bestemmingsplan wordt geregeld.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

99. Adressant 99<br />

Zienswijze:<br />

a. Adressanten maken bezwaar tegen de horecabestemming <strong>van</strong> het percelen Willemsparkweg 74,<br />

met name voor wat betreft de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> toegestane om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 300 m² op<br />

dit adres. Het geldende bestemmingsplan staat ter plaatse een horecavestiging toe met een<br />

maximum oppervlak <strong>van</strong> 125 m², waarbij adressanten zich nog op het standpunt stellen dat ter<br />

plaatse in het geheel geen horeca is toegestaan op grond <strong>van</strong> de onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />

<strong>van</strong> de begrippen Horeca I en Horeca II uit het overigens <strong>van</strong> kracht zijnde bestemmingsplan.<br />

Adressanten wijzen in dit verband op het onder de bestuursrechter zijnde beroep tegen de bouwen<br />

sloop- en horecavergunning met betrekking tot dit adres.<br />

b. Adressanten maken bezwaar tegen de definitie <strong>van</strong> Horeca IV in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

voor zover deze eetcafé omvat omdat de overlast daar<strong>van</strong> gelijk te stellen is aan een regulier<br />

café.<br />

c. Adressanten stellen, onder verwijzing naar het huidige structuurplan <strong>van</strong> de gemeente<br />

Amsterdam, dat de buurt wordt gekenmerkt door wonen en werken en in mindere mate door<br />

verblijf en recreatie. Op basis daar<strong>van</strong> stellen adressanten dat s avonds sprake is <strong>van</strong> een rustige<br />

woonbuurt. Nu er reeds twee horecavestigingen aan het Jacob Obrechtplein zijn gevestigd leidt<br />

een derde horecavestiging tot een onaanvaardbare aantasting <strong>van</strong> het woon- en leefklimaat. Dat<br />

zou in strijd zijn met de randvoorwaarde uit het horecabeleid dat het woon- en leefklimaat niet<br />

onaanvaardbaar mag worden aangetast.<br />

d. Adressanten stellen dat de verkeersveiligheid onvoldoende wordt gewaarborgd omdat het plein is<br />

gelegen aan een drukke verkeersweg met tevens een tramlijn.<br />

e. Adressant is niet op de hoogte geweest <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen. De gebruikelijke publicatie in<br />

de stadsdeelkrant heeft niet plaatsgevonden.<br />

f. Adressant geeft aan dat in de kennisgeving een omschrijving <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan ontbreekt alsook <strong>van</strong> het plangebied. Voorts wordt aangegeven dat de naam<br />

Valeriusbuurt ongebruikelijk is voor dit deel <strong>van</strong> Amsterdam omdat het bekend staat al onderdeel<br />

<strong>van</strong> de Willemsparkbuurt. betoogd wordt dat daarom adressant niet verweten kan worden dat de<br />

zienswijze niet tijdig is ingediend.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 52. Het maximaal toegestane oppervlak <strong>van</strong> 300m2<br />

betreft een gebruikelijk maximum vloeroppervlak, zoals dit in meerdere bestemmingsplannen <strong>van</strong><br />

het stadsdeel is opgenomen. Dit oppervlak is een waarborg voor de kleinschaligheid <strong>van</strong> de<br />

voorzieningen waarvoor dit maximum geldt en is meer toegesneden op de actuele ontwikkelingen<br />

die in Amsterdam plaatsvinden met betrekking tot schaalvergroting, dan het vigerende<br />

bestemmingsplan. De levensvatbaarheid <strong>van</strong> voorzieningen kan zeer onder druk komen te staan,<br />

72


indien het maximum vloeroppervlak wordt beperkt tot hetgeen in een sterk verouderd<br />

bestemmingsplan werd toegestaan. Er is geen aanleiding om dit oppervlak in dit specifieke geval<br />

te beperken.Daarnaast is een uitbreiding <strong>van</strong> horeca, ten opzichte <strong>van</strong> hetgeen momenteel aan<br />

horeca wordt toegestaan in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet mogelijk, indien hier geen<br />

wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen is. Aangezien dit niet het geval is, zal de horecavestiging<br />

niet groter kunnen worden dan wat op de verbeelding als zodanig is aangegeven. Er is weliswaar<br />

goedkeuring onthouden aan de horecacategorisering uit het vigerende plan, maar dat had tot<br />

gevolg dat het onderscheid in twee categorieën horeca kwam te vervallen en derhalve alle soorten<br />

horeca toegestaan zijn. Vanuit dit oogpunt bekeken, kan gesteld worden dat de aanvraag<br />

bouwvergunning (welke voorzag in een horeca-4 vestiging), wenselijker is dan een volledige<br />

invulling <strong>van</strong> de bestaande rechten.<br />

b. De horecacategorieën zoals in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn vastgelegd zijn ontleend aan de<br />

nota Horecabeleid Oud-Zuid 2009 op 26 november 2009 door de stadsdeelraad vastgesteld en<br />

vervolgens vastgesteld door de Burgemeester <strong>van</strong> Amsterdam. door de Deze categorisering vindt<br />

zijn grondslag in ruimtelijk en sociaal rele<strong>van</strong>te aspecten als ruimtelijke uitstraling,<br />

verkeersaantrekkende werking, invloed op directe (woon)omgeving, geluid- en stank overlast en<br />

sociale veiligheid.<br />

Het verschil tussen horeca <strong>van</strong> categorie 4 (restaurant, eetcafé) en horeca <strong>van</strong> categorie 3<br />

(waaronder een café) is in het horecabeleid - en in de begripsbepalingen <strong>van</strong> het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> - duidelijk:<br />

- horeca <strong>van</strong> categorie 3 is een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het<br />

verstrekken <strong>van</strong> alcoholische dranken, of anderzijds de uitstraling hebben <strong>van</strong> een café<br />

- horeca <strong>van</strong> categorie 4(A) is een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken <strong>van</strong><br />

maaltijden of etenswaar, die uitsluitend ter plaatse aan tafel genuttigd worden, eventueel<br />

aangevuld met een afhaalfunctie, en in zoverre deze inrichting niet valt onder horeca <strong>van</strong><br />

categorie 1 en horeca <strong>van</strong> categorie 3.<br />

Een eetcafé die past binnen de definitie <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong> categorie 4 geeft dus niet dezelfde<br />

overlast als een café. De definities leiden ertoe dat een horecavestiging die niet geheel gericht is<br />

op het verstrekken <strong>van</strong> maaltijden of etenswaar, maar die geheel of in overwegende mate gericht<br />

is op het verstrekken <strong>van</strong> alcoholische dranken, moet worden geschaard onder horeca <strong>van</strong><br />

categorie 3. Zie verder beantwoording zienswijze adressant 52: zowel horeca uit categorie 4 als<br />

uit categorie 3 wordt op deze locatie toegestaan, als gevolg <strong>van</strong> het feit dat de bouwvergunning<br />

nog is verleend op grond <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt,<br />

waarin een nadere indeling in horecacategorieën niet is gegeven.<br />

c. Uit het geldende bestemmingsplan volgt dat een breed palet aan gebruiksmogelijkheden is<br />

toegestaan, ten gevolge waar<strong>van</strong> een mate <strong>van</strong> overlast kan worden ondervonden ten opzichte<br />

waar<strong>van</strong> een eetcafé geen significant grotere hinder veroorzaakt. Dit dient mede in de context <strong>van</strong><br />

het bestaande gemengde karakter <strong>van</strong> de buurt te worden beschouwd, waarin horeca in diverse<br />

vormen gebruikelijk is langs de Willemsparkweg, de Jacob Obrechtstraat en de diverse pleintjes.<br />

De verwijzing naar het Amsterdamse structuurplan en de door interpretatie <strong>van</strong> het onderhavige<br />

milieutype vindt geen basis in dat plan. Over het milieutype Stedelijk wonen-werken wordt juist<br />

geschreven dat dit in dit milieutype het wonen dominant is, maar menging met kleinschalige<br />

functies is aanwezig is of moet worden nagestreefd. Het gaat hier om een zo volledig mogelijk<br />

pakket <strong>van</strong> kleinschalige werkfuncties en recreatieve en maatschappelijke functies. Het gebied<br />

<strong>van</strong> stedelijk wonen-werken heeft een grote variatie in buurten. Er is geen sprake <strong>van</strong> een<br />

homogeen milieu. Dat betreft zowel de historisch bepaalde stedenbouwkundige structuur als de<br />

planologische kenmerken. In de 19de- en 20ste-eeuwse gordels zijn de mate <strong>van</strong> menging en<br />

dichtheden hoog . Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is hiermee in overeenstemming, nu het wonen<br />

als overwegende functie is bestemd en in delen <strong>van</strong> de buurt in de plinten kleinschalige nietwoonfuncties<br />

worden toegestaan.<br />

d. Dat een restaurant <strong>van</strong> 300 m² op deze locatie zou leiden tot verkeersonveiligheid wordt niet<br />

onderbouwd. De veronderstelling dat een verband zou bestaan tussen een dergelijke voorziening<br />

en de verkeersveiligheid is niet aannemelijk, nu in grote delen <strong>van</strong> Amsterdam vergelijkbare of<br />

grotere voorzieningen bestaan langs wegen met vergelijkbare of grotere verkeerskundige<br />

betekenis zonder dat daar een verhoogde verkeeronveiligheid ten gevolge <strong>van</strong> die voorzieningen<br />

kan worden geconstateerd.<br />

e. Zie beantwoording zienswijze adressant 98, opmerking b.<br />

f. Zie beantwoording zienswijze adressant 98, opmerking c.<br />

Conclusie<br />

73


Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

100. Adressant 100<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat op de verbeelding het kassahuisje <strong>van</strong> Rederij Lovers gelegen op de<br />

kadeoever aan de Singelgracht (tussen Max Euwebrug en Museumbrug) de bestremming Gemengd -<br />

2 heeft. Volgens adressant zou dit betekenen dat daarmee horeca op / in deze locatie mogelijk wordt.<br />

Aangegeven wordt dat dit haaks staat op de afspraken gemaakt met bewoners aan de overkant dat dit<br />

soort bouwsels alleen voor kaartverkoop dienen en dat andere activiteiten niet zijn toegestaan.<br />

Daarnaast is het in strijd met de beleidsnota <strong>van</strong> de gemeente waarin op- en afstapvoorzieningen zo<br />

minimalistisch mogelijk dienen te zijn en in principe voor een ieder toegankelijk. Verzocht wordt geen<br />

horeca of iets dergelijks mogelijk te maken / toe te staan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De regels <strong>van</strong> de bestemming Gemengd 2 bevatten in eerste instantie een lijst aan functies die<br />

binnen de bestemming zijn toegestaan. Dit is een algemene lijst <strong>van</strong> functies die voor een groot deel<br />

verder in het artikel worden beperkt door specifieke gebruiksregels. Zo staat aangegeven dat horeca<br />

alleen is toegestaan wanneer dit op de kaart is aangegeven met de aanduiding horeca <strong>van</strong> categorie<br />

1 (2, 3, of 4) toegestaan . (zie hiervoor artikel 6.4.2, c t/m f <strong>van</strong> het bestemmingsplan) Aangezien een<br />

dergelijke aanduiding niet op het kassahuisje <strong>van</strong> rederij Lovers staat, mag hier geen horeca. Er mag<br />

alleen detailhandel, bedrijf of dienstverlening. Aangezien kaartverkoop is aan te merken als<br />

detailhandel, is de bestemming juist (en derhalve een vastlegging <strong>van</strong> de bestaande situatie).<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze leidt tezamen met een andere zienswijze tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />

74


C. Zienswijzen tweede tervisielegging<br />

Tijdens de periode dat de stukken voor de tweede keer ter visie hebben gelegen, zijn ten aanzien <strong>van</strong><br />

het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> 34 <strong>zienswijzen</strong> ingediend.<br />

101. Adressant 101<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 11.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 11.<br />

Conclusie<br />

Zie conclusie zienswijze adressant 11.<br />

102. Adressant 102<br />

Zienswijze<br />

a. Het perceel Lomanstraat 49 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />

functieomschrijving de bestemming bedrijf . De ruimte die bestaat uit een winkel- c.q.<br />

bedrijfsruimte op de begane grond en kantoorruimte op de eerste verdieping wordt thans verhuurd<br />

aan een loodgieterbedrijf met als gebruik winkelruimte en kantoor. De huurder oefent daar zijn<br />

bedrijf en kantoor uit, maar verkoopt ook loodgieterbenodigdheden en aanverwante artikelen.<br />

Verzocht wordt de aanduiding bedrijf te verwijderen en alleen de algemene bestemming <strong>van</strong><br />

toepassing te verklaren en wel zodanig dar er zowel op de eerste als tweede woonlaag een<br />

gemengd bedrijf kan worden uitgeoefend eventueel gecombineerd met een woonfunctie.<br />

b. Het perceel Lomanstraat 53 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />

functieomschrijving de bestemming kantoor . De ruimte die bestaat uit een winkelruimte op de<br />

begane grond en kantoorruimte op de eerste verdieping, wordt thans verhuurd aan een<br />

adviesbureau beeldende kunst met als gebruik winkelruimte en kantoor. Verzocht wordt de<br />

aanduiding kantoor te verwijderen en alleen de algemene bestemming <strong>van</strong> toepassing te<br />

verklaren en wel zodanig dat er zowel op de eerste als tweede woonlaag een gemengd bedrijf kan<br />

worden uitgeoefend eventueel gecombineerd met een woonfunctie, in verband met mogelijk een<br />

ander toekomstig gebruik dan het huidige gebruik.<br />

c. Het perceel Valeriusstraat 35 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />

functieomschrijving dienstverlening . De ruimte bestaat uit een winkel- en bedrijfsruimte op de<br />

begane grond en wordt gebruikt als kapsalon en de verkoop <strong>van</strong> aanverwante artikelen. Verzocht<br />

wordt om de aanduiding dienstverlening te verwijderen alleen de algemene bestemming <strong>van</strong><br />

toepassing te verklaren.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De bestemming die aan het perceel Lomanstraat 49 is gegeven staat zowel detailhandel als<br />

bedrijf toe. Hiermee is zowel het winkel- als bedrijfsgebruik toegestaan. Het kantoor op de eerste<br />

verdieping is niet positief bestemd, hiervoor zal een aanduiding op de verbeelding worden<br />

opgenomen. Hiermee is het toegestaan om zowel een kantoor te houden, naast de reeds<br />

toegestane woonfunctie. Het verwijderen <strong>van</strong> de aanduiding bedrijf zou ervoor zorgen dat het<br />

bedrijfsmatige onderdeel <strong>van</strong> het loodgieterbedrijf niet langer op de ze locatie mag blijven<br />

bestaan. Aan dit verzoek wordt dan ook niet tegemoetgekomen.<br />

b. De bestemming die aan het perceel Lomanstraat 53 is gegeven staat zowel detailhandel als<br />

kantoor toe. Hiermee is het huidige gebruik <strong>van</strong> de begane grond toegestaan. Het kantoor op de<br />

eerste verdieping is niet positief bestemd, hiervoor zal een aanduiding op de verbeelding worden<br />

opgenomen. Hiermee is het toegestaan om zowel een kantoor te houden, naast de reeds<br />

toegestane woonfunctie. Het verwijderen <strong>van</strong> de aanduiding kantoor zou betekenen dat de huidige<br />

functie niet langer bij recht op deze locatie mag blijven bestaan. Aan dit verzoek wordt dan ook<br />

niet tegemoetgekomen.<br />

c. Een kapsalon valt onder consumentverzorgende dienstverlening. De functieaanduiding<br />

dienstverlening voorziet dan ook in het positief bestemmen <strong>van</strong> de kapsalon, aangezien deze in<br />

de algemene bestemming niet bij recht is toegestaan. De verkoop <strong>van</strong> aan de kapsalon verwachte<br />

artikelen is toegestaan op grond <strong>van</strong> de bestemming Gemengd 1, maar valt tevens aan te<br />

merken als een onderschikt gebruik, behorend bij de hoofdfunctie als kapsalon. Het verwijderen<br />

75


<strong>van</strong> de aanduiding dienstverlening betekent dat deze functie niet langer bij recht op deze locatie<br />

mag blijven bestaan. Aan het verzoek wordt dan ook niet tegemoetgekomen.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerkingen a en b zal voor de panden Lomanstraat 49 en 55 het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping<br />

als kantoor toegestaan worden.<br />

103. Adressant 103<br />

Zienswijze<br />

Achter het pand op Willemsparkweg 115 is een kelder aanwezig, met daarop 2 bouwlagen. Deze<br />

bebouwing ontbreekt op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het verzoek is om deze<br />

bebouwing op te nemen, alsmede de woonfunctie voor het pand bij de reeds toegestane functies toe<br />

te voegen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestaande<br />

uitbouwen zullen op de verbeelding worden opgenomen. Tevens zal de reeds aanwezige woonfunctie<br />

mogelijk worden gemaakt.<br />

104. Adressant 104<br />

Zienswijze<br />

Het pand aan Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 115hs heeft een woonbestemming in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Hier zou conform het vigerende bestemmingsplan eveneens een bedrijfs-,<br />

sociaal culturele, medische, maatschappelijke en kantoorfunctie, alsmede logeerinrichting toegestaan<br />

moeten blijven.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De regelingen uit het vigerende bestemmingsplan zijn verouderd en worden ver<strong>van</strong>gen door actuele,<br />

ruimtelijk inpasbare regels. Om het gebruik <strong>van</strong> het pand ten behoeve <strong>van</strong> een niet-woonfunctie<br />

mogelijk te blijven maken, zal het pand een gemengd bestemming krijgen, die het meest recht doet<br />

aan de situering <strong>van</strong> het pand in het plangebied.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het pand Frans <strong>van</strong><br />

Mierisstraat 115 zal een bestemming Gemengd 1 krijgen, waarin bedrijven, dienstverlening en<br />

detailhandel worden toegestaan, alsmede het bestaande gebruik als woning.<br />

105. Adressant 105<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 100.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 100.<br />

Conclusie<br />

Zie conclusie zienswijze adressant 100.<br />

106. Adressant 106<br />

Zienswijze<br />

Voor het pand Honthorststraat 10 zijn bouwvergunningen verleend voor wonen en werken, een<br />

dakterras, een veranda en buitentrappen. Deze zaken vindt adressant niet terug in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het verzoek is om deze verleende vergunningen toe te voegen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat wonen is toegestaan op de<br />

tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger. Daarnaast is met een aanduiding aangegeven dat een<br />

76


kantoorfunctie is toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag. Conform de regels behorende bij de<br />

bestemming <strong>van</strong> dat pand mag deze functie worden omgezet naar detailhandel. Veranda s,<br />

buitentrappen en dakterrassen maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> de verbeelding <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan, omdat dit ondergeschikte delen <strong>van</strong> het hoofdgebouw zijn, die de bouwvlakgrenzen<br />

overschrijden. De verleende vergunningen zijn dan ook, voor zover rele<strong>van</strong>t, opgenomen in het<br />

bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

107. Adressant 107<br />

Zienswijze<br />

a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt is opgenomen dat een winkel<br />

in de P.C. Hooftstraat mag uitbreiden naar de tweede bouwlaag, indien daarboven gewoond<br />

wordt. Hierbij overweegt het stadsdeel in de woningen boven de winkels te ontsluiten via het<br />

Schapenburgerpad. Dit is volgens adressant niet wenselijk en onnodig, omdat alle reeds<br />

aanwezige woningen reeds worden ontsloten aan de kant <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat. Ontsluiting via<br />

het Schapenburgerpad geldt slecht voor nooduitgangen en brandontsnappingsroute. Het<br />

opofferen <strong>van</strong> een aantal vierkante meters winkelruimte aan de voorzijde staat niet in relatie tot de<br />

gevolgen die waargenomen kunnen worden op het Schapenburgerpad (verkeer, fietsen, BBQ s,<br />

nummering, postbussen, etc).<br />

b. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft een andere bestemming voor het Schapenburgerpad<br />

(Verkeer en Verblijf), dan in voorgaande bestemmingsplannen is gedaan (Tuinen). Er is geen<br />

aanleiding om dit te wijzigen, mede aangezien het stadsdeel reeds op 6 januari 2009 heeft<br />

besloten dat het pad openbaar dient te blijven en moet er goed bijliggen en in de<br />

cultuurhistorische context moet de geschiedenis <strong>van</strong> 256 jaar in stand worden gehouden en dus<br />

moet het particulier eigendom blijven. Deze beslissing is een uitzondering op het algemene<br />

beleid . Daarnaast geldt dat de bestemming Tuinen beter aansluit bij de bescherming de voor het<br />

Schapenburgerpad noodzakelijk is. De vrije toegankelijkheid kan gewoon gewaarborgd blijven,<br />

waardoor ook vluchtroutes voor alle bewoners <strong>van</strong> Vossiusstraat/Schapenburgerpad/P.C.<br />

Hooftstraat gecontinueerd worden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het Schapenburgerpad heeft een sterk cultuurhistorisch karakter. Dit karakter dient mede<br />

gewaarborgd te worden in het bestemmingsplan. De regeling ten aanzien <strong>van</strong> de bewoning boven<br />

de winkels in de P.C. Hooftstraat is thans te vrijblijvend ten aanzien <strong>van</strong> de situering <strong>van</strong> de<br />

ontsluiting. Er zal een voorwaarde worden toegevoegd, dat de ontsluiting aan de zijde <strong>van</strong> de P.C.<br />

Hooftstraat gesitueerd dient te worden. Ter voldoening aan het Bouwbesluit kan in enkele<br />

gevallen overwogen worden de vluchtroute aan de achterzijde te situeren, dus hier zal geen<br />

bepaling over opgenomen worden.<br />

b. Het Schapenburgerpad heeft de ruimtelijke uitstraling <strong>van</strong> een groengebied of een binnentuin,<br />

door het aanwezige groen, de voetpaden en de afwezigheid <strong>van</strong> aspecten die bij verkeersareaal<br />

wel aan de orde zijn (zoals trottoirs, rijwegen, parkeerplaatsen, bebording, lantaarnpalen, etc.).<br />

Een bestemming Groen zal voor dit gebied dan ook een betere bestemming zijn voor het<br />

Schapenburgerpad, dan een verkeersbestemming. De voorgestelde Tuin - bestemming zou ook<br />

op deze locatie mogelijk zijn, maar verondersteld wel een andere, minder openbare ruimtelijke<br />

uitstraling dan de feitelijke uitstraling <strong>van</strong> het Schapenburgerpad dan de Groen bestemming.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een voorwaarde<br />

worden toegevoegd aan het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag ten behoeve <strong>van</strong> detailhandel, dat de<br />

ontsluiting <strong>van</strong> de bovengelegen woonruimte(n) aan de zijde <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat gesitueerd dient<br />

te worden.<br />

108. Adressant 108<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 25.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 25.<br />

77


Conclusie<br />

Zie conclusie zienswijze adressant 25.<br />

109. Adressant 109<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 92.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 92.<br />

Conclusie<br />

Zie conclusie zienswijze adressant 92.<br />

110. Adressant 110<br />

Zienswijze<br />

a. Verzocht wordt een aanduiding terras in de achtertuin achter het pand Van Baerlestraat 158 op<br />

te nemen, ten behoeve <strong>van</strong> een terras bij een horecavestiging. Dit terras bestaat al <strong>van</strong>af 1980 en<br />

is essentieel voor de exploitatie <strong>van</strong> het restaurant.<br />

b. De eerste verdieping <strong>van</strong> het pand Van Baerlestraat 158 is eveneens sinds 1980 in gebruik bij het<br />

restaurant. Verzocht wordt dit gebruik positief te bestemmen.<br />

c. Adressant constateert dat er op Van Baerlestraat 148, 154 en 162 een aanduiding<br />

dienstverlening op de verbeelding is opgenomen. Voorts wordt er rekening mee gehouden dat<br />

voor de vaststelling <strong>van</strong> het plan tevens op het pand Van Baerlestraat 156 een dergelijke<br />

aanduiding wordt opgenomen. Dit betekent theoretisch dat er in een rijtje <strong>van</strong> acht panden, zich<br />

vier kinderdagverblijven zouden kunnen vestigen. Het hieraan inherente gebruik <strong>van</strong> de tuin zou<br />

akoestisch onderzocht moeten worden en het aantal zou beperkt moeten worden tot bijvoorbeeld<br />

1 per bouwblok of straatwand of anderszins. Kinderdagverblijven zouden expliciet aangeduid<br />

moeten worden en niet worden toegestaan bij alle percelen met een aanduiding dienstverlening.<br />

Nog beter zou zijn als de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf wordt onderworpen aan een<br />

ontheffing, zodat op de concrete situatie toegesneden voorzieningen kunnen worden geëist.<br />

d. De Van Baerlestraat is bij uitstek ongeschikt voor de vestiging <strong>van</strong> kinderdagverblijven. Dit<br />

<strong>van</strong>wege de drukte aan de straatzijde: de bewoners zijn aangewezen op de rust en ventilatie <strong>van</strong><br />

de ruimte achter de hoofdbebouwing. Het geluid dat geproduceerd wordt door kinderen die in de<br />

achtertuin spelen, verstoren deze rust.<br />

e. Ook <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> verkeersveiligheid is de Van Baerlestraat ongeschikt voor de vestiging<br />

<strong>van</strong> kinderdagverblijven, doordat de auto s <strong>van</strong> de personen die hun kinderen halen/brengen<br />

gemiddeld 15 minuten geparkeerd moeten worden en hiervoor geen ruimte is of leidt tot het<br />

langdurig rondrijden <strong>van</strong> auto s.<br />

f. Er wordt verwacht dat er <strong>van</strong>wege de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf op Van Baerlestraat 154-<br />

156 aanzienlijke geluidsoverlast wordt ervaren, wat zeer bedreigend is <strong>van</strong>wege de verstoring <strong>van</strong><br />

de rust tijdens de lunchuren en in de vooravond.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het terras bevindt zich in de achtertuin. De huidige bestemming is weliswaar zeer streng<br />

verwoord, maar blijkens de toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumplein e.o. was het<br />

destijds de bedoeling dat bedrijfsmatig gebruik eveneens werd toegestaan in de tuin. Dit vormt<br />

aanleiding om het terras positief te bestemmen.<br />

b. De opmerking is gegrond.<br />

c. Deze zienswijze is gegrond, in die zin dat het stadsdeelbestuur mede inziet dat de<br />

functieaanduiding dienstverlening nogal ruim is. Op grond <strong>van</strong> de zienswijze <strong>van</strong> adressant 7<br />

wordt voorgesteld om de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> de tuin te beperken, zodat speelruimte bij<br />

kinderdagverblijven niet bij recht worden toegestaan. Zodoende mag <strong>van</strong>af de inwerkingtreding<br />

<strong>van</strong> het bestemmingsplan alleen de tuin worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> speelruimte, indien dit<br />

op de verbeelding is aangegeven. Dit houdt in dat alleen bij de op dat moment aanwezige<br />

kinderdagverblijven de tuin als speelruimte gebruikt mag worden. Nieuwe kinderdagverblijven<br />

worden dan alleen mogelijk nadat er afgeweken wordt <strong>van</strong> het bestemmingsplan en de<br />

ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidsnotitie die hierover opgesteld wordt. De<br />

kinderdagverblijven die op Van Baerlestraat 154 en 156 zitten, passen in het vigerende<br />

bestemmingsplan, waardoor deze niet geweigerd konden worden.<br />

78


d. Aangezien nieuwe kinderdagverblijven niet langer bij recht toegestaan worden in het<br />

bestemmingsplan, <strong>van</strong>wege de wijziging die wordt doorgevoerd, zullen alleen bestaande<br />

kinderdagverblijven toegestaan zijn. Bij de afwijking worden de door adressant genoemde<br />

aspecten wel afgewogen, alvorens medewerking wordt verleend.<br />

e. Zie beantwoording opmerking d.<br />

f. Zie beantwoording opmerking c, de kinderdagverblijven op Van Baerlestraat 154 en 156 passen in<br />

het vigerende bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

op het perceel Van Baerlestraat 158 een aanduiding opgenomen worden om het gebruik op de<br />

tweede bouwlaag toe te staan.<br />

111. Adressant 111<br />

Zienswijze<br />

a. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> laat binnen de functieaanduiding dienstverlening ook<br />

maatschappelijke dienstverlening toe. Ook de tuin mag ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

dienstverlening benut worden. Dit houdt in dat daar waar de functieaanduiding dienstverlening<br />

aanwezig is, dat daar een kinderdagverblijf of school met bijbehorende buitenruimte mag komen,<br />

in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan.<br />

b. Op het perceel Van Baerlestraat 156 wordt op basis <strong>van</strong> de reglementen <strong>van</strong> de VVE geen<br />

kinderdagverblijf toegestaan, hier is de huurster eveneens op gewezen.<br />

c. De Van Baerlestraat is een drukke verkeersader, waarbij voor de gevoelige functies in deze straat<br />

al reeds hogere grenswaarden in de zin <strong>van</strong> Wet geluidhinder vastgesteld dienen te worden. Aan<br />

de achterzijde <strong>van</strong> de panden is het nog aangenaam vertoeven, wat anders wordt als er veel<br />

kinderdagverblijven worden toegestaan.<br />

d. Uit het oogpunt <strong>van</strong> de goede ruimtelijke ordening is het ongewenst om vier kinderdagverblijven<br />

binnen een aaneengesloten blok <strong>van</strong> acht panden toe te staan. Op de Van Baerlestraat nummers<br />

154 en 156 zijn de panden zelfs naast elkaar gelegen, waardoor er één groot kinderdagverblijf kan<br />

ontstaan. Verzocht wordt om het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat de drie binnentuinen<br />

<strong>van</strong> Van Baerlestraat 154, 156 en 160 niet gebruikt mogen worden voor maatschappelijke<br />

dienstverlening.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Op grond <strong>van</strong> zienswijze 7 wordt deze systematiek aangepast. De regeling zal worden aangepast,<br />

in die zin dat kinderdagverblijven alleen worden toegestaan daar waar zij ten tijde <strong>van</strong> de<br />

inwerkingtreding <strong>van</strong> het bestemmingsplan aanwezig zijn. Nieuwe kinderdagverblijven zijn alleen<br />

mogelijk na afwijken <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

b. Dit betreft een aangelegenheid tussen twee private partijen, waar het stadsdeel geen<br />

zeggenschap over heeft. Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning zich verhoudt met<br />

het bestemmingsplan en er zijn geen andere gronden om de aanvraag te weigeren, dan is het<br />

stadsdeel gehouden deze vergunning af te geven. Het stadsdeel zal tevens zorgdragen voor het<br />

in het bestemmingsplan opnemen <strong>van</strong> verleende vergunningen, aangezien hieraan reeds eerder<br />

medewerking is verleend.<br />

c. Zie beantwoording zienswijze adressant 110, opmerking d.<br />

d. Zie beantwoording zienswijze adressant 7.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 7.<br />

112. Adressant 112<br />

Zienswijze<br />

In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft het perceel Koninginneweg 216/ hoek Saxen-Weimarlaan 60 de<br />

bestemming Gemengd 2. De ruimte op de begane grond en eerste verdieping is al jaren in gebruik<br />

als apotheek. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, is het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping niet<br />

toegestaan. Verzocht wordt dit te wijzigen, zodat het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping mogelijk blijft,<br />

conform bestaande rechten uit het huidige bestemmingsplan.<br />

79


<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond, het bestemmingsplan zal worden aangepast.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het gebruik <strong>van</strong> de<br />

eerste verdieping zal mogelijk gemaakt worden in het pand Koninginneweg 216/ hoek Saxen-<br />

Weimarlaan 60.<br />

113. Adressant 113<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat het uitdiepen <strong>van</strong> kelders en souterrains grote overlast veroorzaakt in de<br />

buurt door geluidoverlast en luchtvervuiling door bouwwerkzaamheden, er beschadiging <strong>van</strong><br />

belendende panden optreedt door scheuren en lekkages en dat de lang durende werkzaamheden de<br />

toegankelijkheid <strong>van</strong> de stoepen verslechterd. De leefbaarheid <strong>van</strong> de buurt wordt daarmee<br />

ondergeschikt gemaakt aan de economische belangen <strong>van</strong> degene die de kelder uitdiept. De<br />

omwonenden komen ongevraagd in een onleefbare omgeving te zitten en het grondwaterpeil wordt<br />

ontregeld. Aanbevolen wordt dan ook om zoveel mogelijk beperkende voorwaarden te verbinden aan<br />

het verlenen <strong>van</strong> vergunningen voor kelder- en souterrainuitdiepingen. Hierbij valt te denken aan<br />

overlastvergoeding aan omwonenden en eigenaars <strong>van</strong> belendende percelen en/of de aanbeveling<br />

om de vloer <strong>van</strong> de beletage te verhogen zodat de kelder niet uitgediept hoeft te worden om<br />

voldoende leefhoogte te krijgen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Het stadsdeel onderkent de problematiek die ontstaat door het onbeperkt mogelijk maken <strong>van</strong> kelders,<br />

souterrains en/of uitdiepingen of vergrotingen daar<strong>van</strong>. De mogelijkheden om deze problematiek het<br />

hoofd te bieden middels het bestemmingsplan, worden beperkt door de criteria <strong>van</strong> een goede<br />

ruimtelijke ordening. De door adressant beschreven overlast is met name overlast als gevolg <strong>van</strong><br />

bouwwerkzaamheden en niet zozeer het gevolg <strong>van</strong> de volume-uitbreiding op zichzelf. Regelingen in<br />

het bestemmingsplan ten aanzien <strong>van</strong> de voorkoming <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong><br />

bouwwerkzaamheden zijn planologisch niet rele<strong>van</strong>t en dragen niet bij aan een goede ruimtelijke<br />

ordening. Hiervoor worden dan ook geen nadere voorwaarden opgenomen in het bestemmingsplan.<br />

Verder wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze adressant 90, opmerking c.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

114. Adressant 114<br />

Zienswijze<br />

In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor de panden Van Miereveldstraat 9 en 11 een bestemming<br />

opgenomen die de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong>uit het vigerende bestemmingsplan teveel beperken.<br />

Verzocht wordt de bestemming zodanig te wijzigen dat de bestaande rechten behouden blijven.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze is gegrond.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong> de<br />

panden Van Miereveldstraat 9 en 11 zal gewijzigd worden, zodat in beide panden zowel een gebruik<br />

als kantoor als een gebruik als wonen in het gehele pand toegestaan blijft.<br />

115. Adressant 115<br />

Zienswijze<br />

a. In het onderdeel <strong>van</strong> de waterparagraaf waar het beleid en de wet/ en regelgeving wordt<br />

beschreven, wordt in een aantal gevallen niet de vigerende wetten en beleidsdocumenten<br />

beschreven:<br />

- De juiste vermelding <strong>van</strong> de aangehaalde Keur is de Keur AGV 2009;<br />

- Het Waterbeheerplan AGV 2006-2009 is reeds ver<strong>van</strong>gen door het Waterbeheerplan<br />

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015;<br />

- Voor gemeente Amsterdam is het Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015 (Breed Water)<br />

kaderstellend.<br />

80


De bestaande wet- en regelgeving dient zorgvuldig te worden beschreven en eventuele<br />

consequenties <strong>van</strong> dit beleid en de wet- en regelgeving dient specifiek in het plan weer te geven.<br />

b. Op de plantekeningen ontbreken de volgende waterkeringen:<br />

- De verholen gelegen secundaire waterkeringen langs de Singelgracht, Boerenwetering en<br />

Noorder Amstelkanaal dienen overeenkomstig de Legger en de Keur AGV 2009 op de<br />

plantekeningen aangegeven te worden. Op de tekeningen dienen zowel de kernzone (3 meter<br />

breed) als de beschermingszones (6 meter breed) ingetekend te worden.<br />

- De secundaire waterkering overeenkomstig de Legger en de Keur AGV 2009 op de<br />

plantekeningen in te tekenen.<br />

Hiervoor kunnen aanduidingsvlakken of dubbelbestemmingen gebruiken.<br />

c. Het waterpeil <strong>van</strong> de stadboezem is NAP -0.40m en niet NAP 0,40m zoals in de tekst staat<br />

aangegeven.<br />

d. Onder de kop Waterkwantiteit is ook het aspect grondwater behandeld. Verzocht wordt hier een<br />

scheiding tussen te maken. Plannen voor het aanbrengen <strong>van</strong> ondergrondse bouwwerken moeten<br />

worden voorgelegd aan Waternet, afdeling Planadvies en vergunningen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. De aanpassingen worden doorgevoerd.<br />

b. De waterkeringen zullen op de verbeelding worden aangegeven, inclusief de beschermingszones.<br />

Hiertoe zal een aanduidingsvlak met bijbehorende regels op de verbeelding worden ingetekend.<br />

c. De toelichting zal hierop worden aangepast.<br />

d. De toelichting zal hierop worden aangepast.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking a wordt de toelichting aangepast, op grond <strong>van</strong> opmerking b zal de verbeelding en de<br />

regels (en de toelichting op de regels) aangepast worden ten behoeve <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> de<br />

waterkeringen in het gebied en op grond <strong>van</strong> opmerkingen c en d wordt de toelichting <strong>van</strong> het<br />

bestemmingsplan aangepast.<br />

116. Adressant 116<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat het pand Koninginneweg 51 in het vigerende bestemmingsplan de<br />

bestemming Woningen had. Verzocht wordt om deze rechten te behouden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De zienswijze wordt gegrond verklaard..<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding wonen<br />

wordt op de verbeelding aangebracht voor het pand Koninginneweg 51.<br />

117. Adressant 117<br />

Zienswijze<br />

In het vigerende bestemmingsplan staat voor het pand op Willemsparkweg 134 een onjuiste hoogte<br />

weergegeven. Er wordt aangegeven dat hier een maximale bouwhoogte geldt <strong>van</strong> 10,5 meter, terwijl<br />

in de feitelijke jarenlange bestaande situatie de bouwhoogte 13 meter bedraagt. In het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> worden ten onrechte de bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan<br />

overgenomen, terwijl de bestaande situatie hoger is. Gezien de bebouwing in de directe omgeving zou<br />

de bouwhoogte op 15 meter gesteld kunnen worden, zonder dat dit de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong><br />

het cluster in het geding brengt. Verzocht wordt om de bouwhoogte voor Willemsparkweg 134 op 15<br />

meter te stellen, subsidiair op 13 meter.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Uit een op 22 april 1981 verleende bouwvergunning valt op te maken dat de bestaande goothoogte<br />

<strong>van</strong> het pand Willemsparkweg 134 is gelegen op 10,5 meter hoogte en de bouwhoogte <strong>van</strong> het pand<br />

op 12 meter. Op de verbeelding heeft het pand een maximale goothoogte <strong>van</strong> 10 meter en een<br />

maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 12,5 meter. De discrepantie in de twee goothoogten geeft aanleiding om<br />

de zienswijze gedeeltelijk gegrond te verklaren.<br />

81


Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De verbeelding zal<br />

aangepast worden in die zin dat de goothoogte wordt gewijzigd naar 10,5 meter.<br />

118. Adressant 118<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat er sedert de vorige ingediende zienswijze een aanvraag<br />

omgevingsvergunning wordt voorbereid. Deze aanvraag wordt voorbereid omdat uit vooroverleg met<br />

het stadsdeel en de commissie Welstand en Monumenten is gebleken dat de ontwikkeling <strong>van</strong> een<br />

extra verdieping op Valeriusstraat 85a en de uitbreiding <strong>van</strong> Emmastraat 8 stedenbouwkundig en<br />

architectonisch zijn gesanctioneerd. Verzocht wordt om de ontwikkeling mee te nemen in het nog vast<br />

te stellen bestemmingsplan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De ontwikkeling bestaat uit meerdere onderdelen, waarvoor een nadere beoordeling noodzakelijk is.<br />

Zo dient nog onderzocht te worden welke gevolgen er zijn te verwachten met betrekking tot<br />

daglichtvermindering bij bewoners in de Valeriusstraat en zijn er geen gegevens overlegd over de te<br />

bouwen kelder. Het plan is hiermee nog onvoldoende toegelicht voor een gedegen ruimtelijke<br />

afweging, op basis waar<strong>van</strong> de ontwikkeling meegenomen kan worden in het vast te stellen<br />

bestemmingsplan. De aanvraag omgevingsvergunning zal in behandeling worden genomen en op<br />

basis <strong>van</strong> het eerder gegeven advies zal deze verder beoordeeld worden. Het dan vastgestelde<br />

bestemmingsplan maakt het niet onmogelijk om die ontwikkeling alsnog met toepassing <strong>van</strong> artikel<br />

2.12, lid 1, onder a, onder 3 Wabo via een omgevingsvergunning te realiseren mits voorzien <strong>van</strong> een<br />

goede ruimtelijke onderbouwing.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

119. Adressant 119<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 1.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 1.<br />

Conclusie<br />

Zie conclusie zienswijze adressant 1.<br />

120. Adressant 120<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Wonen (W) die op de plankaart is gegeven aan<br />

het perceel P.C. Hooftstraat 170-172, alsmede de daarbij behorende bouwregels en<br />

aanduidingen. Dit perceel is thans onbebouwd. Adressant kan zich niet verenigingen met het<br />

bestemmingsplan, voor zover dit voorziet in het mogelijk maken <strong>van</strong> een op 16 april 2010 door het<br />

stadsdeel vergund bouwplan. Het bouwplan, een gebouw met drie woningen, veroorzaakt<br />

nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat (o.a. privacy, schaduwwerking,<br />

uitzichtbeperking, overlast en welstand). Tegen het bouwplan staat beroep geregistreerd bij de<br />

rechtbank.<br />

b. In dit verband wordt bezwaar gemaakt tegen de planregels daar waar deze voorzien in ruimere<br />

ontheffingsmogelijkheden dan het geldende bestemmingsplan. Het woon- en leefklimaat <strong>van</strong><br />

bestaande woningen (uitzicht, privacy, zonlichttoetreding e.d.) kan worden aangetast bij het bij<br />

nieuwbouw overschrijden <strong>van</strong> de bouw- en bestemmingsgrenzen met twee meter en het<br />

overschrijden <strong>van</strong> de maximum bouwhoogte ten behoeve <strong>van</strong> dakopbouwen met maar liefst 3<br />

meter.<br />

c. Voorts maakt adressant bezwaar tegen de bestemming Gemengd 1, welke is gegeven aan het<br />

perceel P.C. Hooftstraat 162-166, alsmede de daarbij behorende planregels en aanduidingen (shho).<br />

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat het bestaande hotel aanzienlijk wordt<br />

uitgebreid, met de daarmee gepaard gaande overlast en aantasting <strong>van</strong> het woon- en leefklimaat.<br />

82


<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Conform de keuzenotitie dienen bestaande rechten opgenomen te worden op de verbeelding. In<br />

dit geval bestaan deze rechten uit enerzijds de mogelijkheden <strong>van</strong> het vigerende<br />

bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt en anderzijds uit een onherroepelijke<br />

bouwvergunning na toepassing vrijstellingprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO (126-2657).<br />

Aangezien met de vrijstelling een hogere goot- en bouwhoogte mogelijk wordt gemaakt dan in het<br />

vigerende bestemmingsplan is toegestaan, zal hetgeen vergund met toepassing <strong>van</strong> de vrijstelling<br />

op de verbeelding terug komen. Omdat het bouwplan wat betreft de goot- en bouwhoogte past<br />

binnen hetgeen op de verbeelding zal worden ingetekend, wordt impliciet hiermee het bouwplan<br />

opgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De ruimtelijke afweging voor deze ontwikkeling is in<br />

het kader <strong>van</strong> de vrijstellingsprocedure verricht en heeft geleid tot een onherroepelijke vergunning,<br />

welk nooit is ingetrokken. Er is geen aanleiding om in het kader <strong>van</strong> het bestemmingsplan een<br />

hernieuwde afweging te maken voor een bouwplan dat zich verhoudt met het in voorbereiding<br />

zijnde bestemmingsplan.<br />

b. Deze afwijkingsregels worden standaard opgenomen in de bestemmingsplannen. De<br />

voorwaarden die hieraan gegeven worden, waarborgen een goede ruimtelijke ordening.<br />

Dakopbouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw en de regels daarvoor worden<br />

mede gevormd door de (in voorbereiding zijnde) beleidsregels voor de toepassing <strong>van</strong> artikel 2.12<br />

lid 1 onder a onder 2 Wabo en de consistende beleidslijn <strong>van</strong> het stadsdeel ten aanzien <strong>van</strong><br />

dergelijke bouwwerken, gevormd door de vervallen beleidsregels voor de toepassing <strong>van</strong> artikel<br />

3.23 Wro. Overschrijdingen <strong>van</strong> bestemmingsgrenzen mogen alleen ten behoeve <strong>van</strong><br />

ondergeschikte delen <strong>van</strong> gebouwen, waar<strong>van</strong> mag worden verondersteld dat deze nimmer een<br />

dermate nadelig ruimtelijk effect sorteren, dat deze een onacceptabele invloed hebben op het<br />

bestaande woon- en leefklimaat.<br />

c. De percelen P.C. Hooftstraat 162-166 hebben in het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-<br />

/Concertgebouwbuurt de bestemming Hotels. Niet valt in te zien waarom het overnemen <strong>van</strong><br />

bestaande rechten zou leiden een uitbreiding <strong>van</strong> het hotel.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het perceel P.C.<br />

Hooftstraat 170-172 krijgt een goothoogte <strong>van</strong> 13,5 meter en een bouwhoogte <strong>van</strong> 15,5 meter. De<br />

diepte <strong>van</strong> het bouwvlak zal overeenkomstig de vigerende rechten worden overgenomen, wat<br />

neerkomt op een diepte <strong>van</strong> 13 meter over beide panden, en ter hoogte <strong>van</strong> de westelijk gelegen<br />

perceelsgrens <strong>van</strong> P.C. Hooftstraat 172 zal de diepte 15 meter bedragen, over een breedte <strong>van</strong> 4<br />

meter.<br />

121. Adressant 121<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat het vorenstaande plan geen aanleiding geeft om een zienswijze in te dienen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De opmerking wordt ter kennisneming aangenomen.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

122. Adressant 122<br />

Zienswijze<br />

Adressant verzoekt om de bestemming <strong>van</strong> het Schapenburgerpad Tuinen te handhaven, alsmede<br />

geen ontsluitingen <strong>van</strong> de panden aan de P.C. Hooftstraat via het Schapenburgerpad te laten<br />

plaatsvinden.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 107.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 107.<br />

83


123. Adressant 123<br />

Zienswijze<br />

a. Er is een bouwvergunning verleend door het stadsdeel voor het overschrijden <strong>van</strong> de goot-<br />

/bouwhoogte, koekoeken en een dakterras. Er is beroep ingesteld, maar daar is nog niet op<br />

besloten. Adressant hebben er belang bij dat de vrijstellingsmogelijkheden in het huidige<br />

bestemmingsplan gehandhaafd blijven onder het (ontwerp)bestemmingsplan, zodat zij uiteindelijk<br />

uitvoer kan geven aan haar oorspronkelijke en vergunde bouwplan.<br />

b. Uit de toelichting <strong>van</strong> het plan blijkt dat bestaande rechten in principe niet mogen worden beperkt<br />

en dat bestaande hogere gebouwen opgenomen in het bestemmingsplan. In de bestaande<br />

situatie, in de zin <strong>van</strong> vergunde staat, geldt voor het perceel P.C. Hooftstraat 170-172 een<br />

bouwhoogte <strong>van</strong> 15,378 meter en een goothoogte <strong>van</strong> 12,20 meter. Deze staan onjuist op de<br />

plankaart aangegeven met 14 meter resp. 10,5 meter. De bestaande bouw- en goothoogten <strong>van</strong><br />

het perceel P.C. Hooftstraat 170-172 en <strong>van</strong> de omringende percelen liggen feitelijk veel hoger<br />

dan 14 meter resp. 10,5 meter (bouwhoogtes tot 20 meter komen voor). De toegestane bouw- en<br />

goothoogten in het ontwerpplan dienen te worden aangepast aan de reeds sinds aanleg <strong>van</strong> de<br />

P.C. Hooftstraat feitelijke bouw- en goothoogten.<br />

c. Voort wordt verwezen naar het advies <strong>van</strong> BMA in deze, waarbij BMA voor dit gedeelte <strong>van</strong> de<br />

P.C. Hooftstraat (grijs gearceerd in het advies <strong>van</strong> BMA) adviseert in de bouw- en goothoogten<br />

per blok aan te wijzen. Van dat advies heeft de planwetgever ongemotiveerd afgeweken door voor<br />

dit blok juist verschillende maximale bouw- en goothoogten te bepalen.<br />

d. Door het verminderen <strong>van</strong> de mogelijkheden die een vrijstellingsmogelijkheid uit het vigerende<br />

bestemmingplan bood voor het overschrijden <strong>van</strong> de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 2 meter naar 1,2<br />

meter, kan het vergunde plan niet langer gerealiseerd worden.<br />

e. De binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid blijkt volgens 4.2.1. <strong>van</strong> de toelichting ook te gelden<br />

voor overschrijdingen <strong>van</strong> de goothoogte, maar dat komt niet terug in de redactie <strong>van</strong> de regels.<br />

Verzocht wordt dit expliciet te maken;<br />

f. Er is geen expliciete regeling opgenomen voor dakterrassen. Het verdient de voorkeur wel een<br />

expliciete bepaling op te nemen voor dakterrassen;<br />

g. In artikel 27.1 <strong>van</strong> het plan heeft de voorkeur volledigheidshalve op te nemen: bouw- of<br />

omgevingsvergunning in plaats <strong>van</strong> omgevingsvergunning .<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Aangezien de verbeelding zodanig aangepast zal worden (zie beantwoording zienswijze<br />

adressant 120, opmerking a) dat het bouwplan er in zal passen, is er geen aanleiding om de<br />

vrijstellingsmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan mee te nemen in dit<br />

bestemmingsplan. Overigens zou bij een ongegrondverklaring <strong>van</strong> het beroep gewoon de<br />

bouwvergunning gebruikt kunnen worden. Dat die dan mogelijk strijdig zou kunnen zijn met het in<br />

voorbereiding zijnde of vastgestelde bestemmingsplan is dan niet rele<strong>van</strong>t.<br />

b. Zie beantwoording zienswijze adressant 120, opmerking a.<br />

c. Het advies <strong>van</strong> BMA beperkt zich tot het plangebied <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumplein e.o.<br />

(incl. herzieningen en wijzigingen). Dit is ook te zien op de kaart behorende bij bijlage 4 (advies<br />

Cultuurhistorie <strong>van</strong> BMA) <strong>van</strong> het bestemmingsplan, waar de legenda waaraan adressant<br />

refereert betrekking op heeft. Aangezien P.C. Hooftstraat 170-172 geen onderdeel uitmaakt <strong>van</strong><br />

dat bestemmingsplan, heeft het advies <strong>van</strong> BMA geen betrekking op die percelen. Conform de<br />

Keuzenotitie worden de bestaande rechten overgenomen.<br />

d. Zie beantwoording opmerking a.<br />

e. De afwijkingmogelijkheden gelden alleen voor bouwhoogten, zodat hiermee ondergeschikte<br />

uitbreidingen mogelijk worden gemaakt zonder dat de aanwezige kapvorm schade wordt<br />

aangedaan. Overigens wordt een nieuwe afwijking in het bestemmingsplan opgenomen ten<br />

behoeve <strong>van</strong> het onder voorwaarden overschrijden <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte. Indien een<br />

ontwikkeling zich hiermee verhoudt, kan de bestaande goothoogte worden overschreden na<br />

afwijking <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

f. Zie beantwoording zienswijze adressant 67, opmerking b.<br />

g. De invoeringswet Wabo regelt dat bouwvergunningen gelijk zijn gesteld aan<br />

omgevingsvergunningen.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding het bestemmingsplan aan te<br />

passen.<br />

84


124. Adressant 124<br />

Zienswijze<br />

a. Deze zienswijze betreft een aanvulling op de zienswijze <strong>van</strong> adressant 70. Uit correspondentie<br />

<strong>van</strong> het stadsdeel blijkt dat na toetsing <strong>van</strong> de steigerdelen <strong>van</strong> Blue Boat Company aan<br />

Stadhouderskade 501 aan het bestemmingsplan, voor een groot deel niet in het bestemmingsplan<br />

passen. Adressant meent dat de steigers opnieuw niet voor bestemming in het bestemmingsplan<br />

in aanmerking moeten komen.<br />

b. Verder blijkt uit een memo <strong>van</strong> het stadsdeel dat zowel het ponton als de oostelijke steiger een<br />

illegale situatie betreffen. Daarnaast wordt aangegeven dat de steiger en de rondvaartboten die<br />

daar zijn aangelegd een nautisch knelpunt vormen en dat het aanleggen <strong>van</strong> rondvaartboten niet<br />

overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving gebeurt. Tevens is er sprake <strong>van</strong> een gevaarlijk<br />

punt, waar inmiddels meermalen ongelukken hebben plaatsgevonden, omdat de rondvaartboten<br />

en de overige scheepvaart onvoldoende ruimte hebben om te kunnen manoeuvreren.<br />

c. Door een vergroting <strong>van</strong> de bedrijfsvoering <strong>van</strong> Blue Boat Company is het aantal vaartuigen dat<br />

hier mogelijk ligplaats nemen toegenomen met 9 (<strong>van</strong> 5 á 6 vaartuigen tot 15 vaartuigen).<br />

Hierdoor wordt er logischerwijs vaker ter hoogte <strong>van</strong> de steigers gemanoeuvreerd en gedraaid.<br />

Het vrijhouden en dus niet opnemen <strong>van</strong> de ligplaatsen is <strong>van</strong> dusdanig belang om de<br />

doorvaarbaarheid te waarborgen en overlast te beperken. Verwacht wordt dat in de toekomst de<br />

drukte in de vaarweg alleen maar toeneemt, ook door andere het stimuleren <strong>van</strong> goederenvervoer<br />

over het water.<br />

d. De welstandscommissie heeft op 24 januari 2011 negatief advies uitgebracht over de reclameuitingen<br />

op de steiger en een bank <strong>van</strong> rederij Lovers die iets verderop is gelegen in de<br />

Singelgracht. De steigers <strong>van</strong> BBC vallen in dezelfde stedenbouwkundige zone A, waardoor<br />

reclame-uitingen bij de steigers en op het kassahuisje <strong>van</strong> BBC in strijd zijn met de<br />

welstandseisen en het beleid <strong>van</strong> de gemeente Amsterdam. Het kassahuisje dient op ook op<br />

grond hier<strong>van</strong> niet bestemd te worden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 70, opmerking i: Het stadsdeel acht de aanwezigheid <strong>van</strong><br />

de rederij op deze locatie een ruimtelijke inpasbare activiteit, die uit het oogpunt <strong>van</strong> toerisme en<br />

economie zeer gewenst is. Het stadsdeel heeft dan ook niet het voornemen om te handhaven op<br />

het ontbreken <strong>van</strong> de vergunningen, maar zet in op de legalisatie <strong>van</strong> dit gewenste gebruik en de<br />

hierbij behorende bouwwerken.<br />

b. Zie beantwoording zienswijze adressant 70, opmerking i ten aanzien <strong>van</strong> het ponton. Ten aanzien<br />

<strong>van</strong> de nautische veiligheid wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze adressant 70,<br />

opmerking j.<br />

c. Het wordt toegestaan voor BBC om 6 rondvaartboten en 1 ponton ligplaats te laten nemen. Dit zijn<br />

ruimtelijk rele<strong>van</strong>te aspecten die in een bestemmingsplan plaats dienen te krijgen. Aspecten als<br />

tijdelijk afmeren <strong>van</strong> andere vaartuigen tijdens de bedrijfsvoering of het draaien <strong>van</strong> vaartuigen zijn<br />

niet ruimtelijk rele<strong>van</strong>t en er zal dan ook middels het bestemmingsplan daarover niets geregeld<br />

worden.<br />

d. Welstandsaspecten maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

125. Adressant 125<br />

Zienswijze<br />

Adressant geeft aan dat het nieuwe beleid voor parkeren in de tuinen niet alleen nadelige gevolgen<br />

heeft voor de binnentuinen als rustpunt in de stad en het groene karakter <strong>van</strong> de wijk, maar ook op de<br />

straat ter hoogte <strong>van</strong> de ingang naar de tuin. Dit is meer dan de ruimte <strong>van</strong> één auto (vaak anderhalve<br />

auto), zodat er extra ruimte ongeschikt blijft in zo n situatie. Het is tevens onrechtvaardig dat er niet<br />

betaald wordt voor deze geclaimde ruimte voor een oprit. Voorgesteld wordt om de belanghebbende<br />

te laten betalen voor het verlies aan ruimte.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 6. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn niet<br />

zozeer een wijziging <strong>van</strong> beleid, maar maakt een einde aan een lang bestaande situatie waarbij de<br />

openbare ruimte al geruime tijd voorziet in de door adressant beschreven ontwikkeling. Nu in het<br />

85


estemmingsplan het een en ander geregeld is, kunnen ook de door adressant aangestipte aspecten<br />

aan bod komen, iets wat niet mogelijk is als een parkeersituatie illegaal is.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

126. Adressant 126<br />

Zienswijze<br />

a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> worden de (uit)bouwmogelijkheden beperkt ten opzichte <strong>van</strong> het<br />

vigerende bestemmingsplan voor het perceel Paulus Potterstraat 40. De bouwhoogte wordt<br />

beperkt <strong>van</strong> 21 meter goothoogte en 25 meter bouwhoogte naar 17,5 meter goothoogte en 20,5<br />

meter bouwhoogte in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

b. Aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand mag conform het vigerende bestemmingsplan tot circa 1 meter<br />

terugvallend aan de achtergevel worden gebouwd. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt een<br />

inham gecreëerd <strong>van</strong> circa 4 meter diep die niet meer bebouwd mag worden. Een eventuele latere<br />

aan- of uitbouw aan de achtergevel wordt hiermee onmogelijk gemaakt. Ook is het een inperking<br />

<strong>van</strong> het huidig bouwrecht.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 54, opmerking b.<br />

b. Deze opmerking is gegrond.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />

opmerking b zal de verbeelding worden aangepast in die zin dat de bouwrechten uit het vigerende<br />

bestemmingsplan blijven bestaan.<br />

127. Adressant 127<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant exploiteert een vestiging <strong>van</strong> haar bedrijf in twee panden aan de Willemsparkweg 37 en<br />

39-41. Het huidige gebruik <strong>van</strong> de percelen voor detailhandel is thans toegestaan. Het pand aan<br />

Willemsparkweg 37 heeft een oppervlakte <strong>van</strong> 180 m 2 , het pand aan Willemsparkweg 39-41 is<br />

circa 310 m 2 groot. De winkel wil graag uitbreiden om haar formule beter te kunnen exploiteren.<br />

Het is de wens <strong>van</strong> adressant om de beide panden samen te voegen, zodat klanten niet meer<br />

buitenom hoeven te lopen. De huidige panden vormen weliswaar samen één vestiging, alleen de<br />

panden zijn gescheiden door een muur. Volgens het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> mogen<br />

detailhandelsvestigingen niet groter zijn dan 300 m 2 en is het niet toegestaan om panden samen<br />

te voegen. Er wordt hiermee 10 m 2 wegbestemd. Dit is niet toegestaan nu bij het vaststellen <strong>van</strong><br />

het bestemmingsplan als uitgangspunt geldt dat alle bestaande (legaal opgerichte) bouwwerken<br />

en het bestaand legaal gebruik, positief bestemd dienen te worden en slechts onder het<br />

overgangsrecht mogen worden gebracht indien binnen de planperiode uitzicht bestaat op een<br />

andere bestemming.<br />

b. Omdat de uitstraling <strong>van</strong> beide panden niet verandert, wordt geen afbreuk gedaan aan de<br />

oorspronkelijke pandbreedte. Tevens gezien het gemeentelijk beleid dat schaalvergroting wenst,<br />

concludeert adressant dat de regels ten aanzien <strong>van</strong> samenvoegen <strong>van</strong> panden berusten dan<br />

volgens adressant niet op een deugdelijke motivering.<br />

c. Er is een discrepantie tussen de regels <strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan en het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten aanzien <strong>van</strong> de toegestane vestigingsgrootte. In het voorontwerp<br />

was een maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 500 m 2 toegestaan, wat in het ontwerp is teruggebracht<br />

naar 300 m 2 zonder dat hiervoor een motivering is te vinden.<br />

d. Adressant is <strong>van</strong> mening dat grotere winkels wel degelijk passen bij de uitstraling <strong>van</strong> de<br />

Willemsparkweg als doorgaande straat en belangrijke verbindingsroute. Daarnaast is onder meer<br />

in de nabijgelegen Van Baerlestraat een groter maximum <strong>van</strong> 500 m 2 wel toegestaan, waardoor er<br />

sprake is <strong>van</strong> een onaanvaardbare regulering <strong>van</strong> de concurrentieverhoudingen.<br />

e. Uit de beleidsnota Detailhandel in balans uit 2001 wordt ook gesproken over gewenste<br />

schaalvergroting. Het beleid uit het bestemmingsplan is hiermee in strijd.<br />

f. Ook in het regionale beleid Selectieve dynamiek <strong>van</strong> 2005 staat aangegeven dat bestaande<br />

centra gestimuleerd dienen te worden en dat dit actief beleid vereist ten aanzien <strong>van</strong> het<br />

versterken <strong>van</strong> bestaande potentievolle winkelgebieden. Het beleid in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voor de detailhandel in de Willemsparkweg verhoudt zich hier niet mee.<br />

86


g. Uit het Detailhandels- en leisurebeleid <strong>van</strong> de provincie Noord-Holland uit mei 2009 blijkt<br />

eveneens dat schaalvergroting een belangrijke trend is, die terug dient te komen in het<br />

bestemmingsplan.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt kent een<br />

bestemmingssystematiek waarbij vrij nauwkeurig is aangegeven op welke locatie een nietwoonfunctie<br />

mag komen en hoe groot dit mag zijn. Zo is voor het deel <strong>van</strong> de Willemsparkweg<br />

waar de winkel onderdeel <strong>van</strong> uitmaakt aangegeven dat er 1 detailhandelsvestiging mag komen,<br />

met een oppervlak <strong>van</strong> 300 m 2 , de overige detailhandelsvestigingen mogen maximaal 125 m 2<br />

groot zijn. Er <strong>van</strong>uit gaande dat de winkel <strong>van</strong> adressant de enige winkel is met dat oppervlak, zou<br />

dat betekenen dat de bestaande winkelvestiging <strong>van</strong> 310 m 2 reeds in strijd is met het<br />

bestemmingsplan. Er kan dan ook geen sprake zijn <strong>van</strong> wegbestemmen. Overigens is in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een bepaling (bij de bestemming Gemengd 2: 6.4.7) opgenomen dat<br />

bestaande grotere vestigingen mogen blijven bestaan, maar niet mogen uitbreiden. Hiermee is de<br />

bestaande vestigingsgrootte toegestaan en kan ook <strong>van</strong>uit dat oogpunt geen sprake zijn <strong>van</strong><br />

wegbestemmen.<br />

b. Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />

c. Deze opmerking is gegrond. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> werd bij recht toegestaan om<br />

detailhandelsvestigingen te realiseren <strong>van</strong> maximaal 500 m 2 . Dit is in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> gewijzigd naar 300 m 2 , <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> kleinschaligheid. Echter,<br />

deze maat werkt beter in delen <strong>van</strong> het stadsdeel waar de panden een klein oppervlak hebben,<br />

maar minder in de Willemsparkweg. Hier hebben de panden een groter oppervlak, waardoor met<br />

het samenvoegen <strong>van</strong> twee panden reeds de maximale grootte <strong>van</strong> 300m 2 overschreden zal<br />

worden. Omdat de bouwblokken <strong>van</strong> de Willemsparkweg langgerekt zijn, zullen<br />

detailhandelsvestigingen <strong>van</strong> 500 m 2 niet ervoor zorgen dat er weinig differentiatie in het aanbod<br />

komt of dat een klein aantal grote winkels het straatbeeld zullen bepalen. De wijziging zal weer<br />

ongedaan worden gemaakt, zodat bij recht detailhandelsvestigingen <strong>van</strong> 500m 2 worden<br />

toegestaan. Wel zal dit tot een maximum <strong>van</strong> drie aaneengesloten panden mogen wezen. Deze<br />

maximering heeft tot doel dat eventueel aanwezige kleine panden bij samenvoeging ervoor<br />

kunnen zorgen dat er één detailhandelsvestiging komt, die in grote mate het straatbeeld gaat<br />

bepalen.<br />

d. Deze opmerking is gegrond, zie mede beantwoording opmerking c.<br />

e. Zie beantwoording zienswijze adressant 40.<br />

f. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> opmerking c, kan geconcludeerd worden dat dit bezwaar<br />

weggenomen is.<br />

g. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> opmerking c, kan geconcludeerd worden dat dit bezwaar<br />

weggenomen is.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. In de bestemming<br />

Gemengd 2 zal aangegeven worden dat de maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong><br />

detailhandelsvestigingen 500 m2 mag bedragen, met dien verstande dat hiervoor niet meer dan drie<br />

aaneengesloten panden worden samengevoegd.<br />

128. Adressant 128<br />

Zienswijze<br />

Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 1, met aanvulling:<br />

Paulus Potterstraat 44 tot aan de Van de Veldestraat Gemengd zonder horeca (G7) ipv Gemengd 2.<br />

NB. Per abuis is het enige pand aan de Paulus Potterstraat dat volledig bewoond wordt met de<br />

bestemming K (kantoor) aangeduid: nr. 42.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 1. Voor wat betreft de aanvulling: de bestemming Gemengd 7<br />

<strong>van</strong> zienswijze adressant 1 wordt niet opgevolgd. De bestemming <strong>van</strong> genoemde straatwand betreft<br />

een bestemming waarin horeca reeds niet wordt toegestaan, tenzij deze thans aanwezig is. Zie<br />

beantwoording zienswijze adressant 12 ten aanzien <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> het pand Paulus<br />

Potterstraat 42.<br />

87


Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 12.<br />

129. Adressant 129<br />

Zienswijze<br />

Adressant maakt bezwaar tegen de verruiming <strong>van</strong> de bouwmogelijkheden <strong>van</strong> de Van Baerlestraat<br />

53, 55 en 57. Het blok is gelegen op de hoek Van Baerlestraat/ Moreelsestraat. Uit de verbeelding<br />

behorende bij het ontwerpplan blijkt dat het gehele perceel bebouwd mag worden en er zijn geen<br />

beperkingen opgelegd aan de hoogte. Het zou kunnen gebeuren dat de panden tot aan de<br />

Moreelsestraat worden uitgebouwd met een maximale goothoogte <strong>van</strong> 15,5 meter en een bouwhoogte<br />

<strong>van</strong> 17,5 meter. Bij een benutting <strong>van</strong> deze mogelijkheden komt de woning in een nis te liggen. Het<br />

behoeft geen nader betoog dat dan het vrije uitzicht dat adressant thans heeft wordt ontnomen en dat<br />

de lichtinval in de woning grotendeels wordt weggenomen. Het bevreemd adressant dat het huidige<br />

bouwblok niet is ingetekend, terwijl dit wel bij de panden Van Baerlestraat 59 tot en met 67 is gedaan.<br />

Verzocht wordt dit op de verbeelding aan te passen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

De opmerking is gegrond. Er is geen bouwaanduiding aangebracht in de verbeelding die de maximale<br />

bouwhoogte voor het hoofdgebouw scheidt <strong>van</strong> de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> de bijbehorende<br />

bouwwerken.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />

achter de Van Baerlestraat 53 t/m 57 de aanwezige bebouwing voorzien worden <strong>van</strong> de juiste gooten<br />

bouwhoogte.<br />

130. Adressant 130<br />

Zienswijze<br />

a. het eerste deel <strong>van</strong> de zienswijze is een herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 52, opmerking c.<br />

b. Het pand op het adres Pieter de Hoochstraat 80 is in het bestemmingsplan aangewezen voor<br />

maatschappelijke voorzieningen. Uit de plantoelichting blijkt dat het de bedoeling is om panden<br />

met een maatschappelijke functie in het bestemmingsplan te beschermen tegen omzetting naar<br />

andere gebruiksmogelijkheden. In het pand is momenteel een kinderop<strong>van</strong>g en naschoolse<br />

op<strong>van</strong>g gevestigd. In een brief <strong>van</strong> het stadsdeel <strong>van</strong> 16 januari 2007 staat aangegeven dat er,<br />

gelet op de continue behoefte aan woonruimte binnen het stadsdeel, verwacht mag worden dat<br />

het stadsdeel in principe zal meewerken aan een verzoek tot wijziging <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />

Adressant is voornemens een bouwplan te ontwikkelen dat voorziet in levensloopbestendige<br />

woningen. Adressant is zich er<strong>van</strong> bewust dat de maatschappelijke bestemming zich hier niet voor<br />

leent, omdat een zelfstandige woning zonder zorgcomponent niet past binnen de<br />

begripsomschrijving <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening onder de noemer woonzorg . Verzocht<br />

wordt dan ook om in lijn met de Woonvisie 2020 <strong>van</strong> de centrale stad en de Woonvisie Oud-Zuid<br />

2008-2012 de bestemming <strong>van</strong> het pand Pieter de Hoochstraat 80 te wijzigen in die zin, dat het<br />

gehele pand mede voor woondoeleinden mag worden benut.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Zie beantwoording zienswijze adressant 52, opmerking c.<br />

b. Bij een wijziging <strong>van</strong> een bestemming dient ten alle tijden een afweging gemaakt te worden over<br />

de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> de nieuwe bestemming. Een dergelijke afweging kan het beste<br />

plaats vinden in het kader <strong>van</strong> een aparte planologische procedure en niet in de fase <strong>van</strong><br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> naar vast te stellen bestemmingsplan. Dit zou niet alleen ervoor zorgen<br />

dat er weinig tijd is om zowel een zorgvuldige ruimtelijke als belangenafweging te maken, maar<br />

ook zouden de rechtsmiddelen die voor belanghebbenden openstaat om bezwaar te maken tegen<br />

de voorgestane ontwikkeling verminderen. Overigens kan wel aangegeven worden dat één <strong>van</strong> de<br />

uitgangspunten <strong>van</strong> dit bestemmingsplan het behoud <strong>van</strong> maatschappelijke voorzieningen is en<br />

de daarmee samenhangende wijze <strong>van</strong> bestemmen. Panden die voorheen een maatschappelijke<br />

bestemming hadden, hebben deze wederom gekregen in onderhavig bestemmingsplan. Ten<br />

opzichte <strong>van</strong> de geldende bestemmingsplan is voor maatschappelijke functies in de plint zelfs een<br />

nieuwe bestemming Gemengd 6 (alleen maatschappelijke dienstverlening als direct recht in de<br />

plint, met daarboven woningen) geïntroduceerd om deze functies maximaal te kunnen<br />

88


eschermen. Een initiatief voor de omzetting <strong>van</strong> een maatschappelijke bestemming naar een<br />

andere, niet maatschappelijke functie valt dan ook <strong>van</strong>uit het beleid uit onderhavig<br />

bestemmingsplan (welke mede een voortzetting <strong>van</strong> een consistente beleidslijn inhoudt) niet te<br />

beschouwen als gewenst.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 52.<br />

131. Adressant 131<br />

Zienswijze<br />

a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Cultuur en Ontspanning die aan het<br />

Concertgebouw wordt gegeven. Op basis <strong>van</strong> deze bestemming mag het Concertgebouw voor<br />

20% <strong>van</strong> het totale vloeroppervlak worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> de bestemmingen Horeca 3<br />

en 4. Dat wil zeggen dat het Concertgebouw op ieder moment <strong>van</strong> de dag (binnen de grenzen <strong>van</strong><br />

de APV) mag worden gebruikt als bar, café, cocktailclub of als eetcafé of restaurant. Dit gebruik is<br />

op grond <strong>van</strong> het huidige bestemmingsplan niet toegestaan, aangezien er geen<br />

horecabestemming op het Concertgebouw rust. Deze bestemmingswijziging heeft verstrekkende<br />

gevolgende voor de buurt, met name voor wat betreft de geluidsoverlast. Adressanten hebben nu<br />

al last <strong>van</strong> deze overlast veroorzakende activiteiten en de bestemmingswijziging maakt deze<br />

overlast alleen maar groter nu het Concertgebouw op basis daar<strong>van</strong> geen strobreed in de weg<br />

wordt gelegd om een partycentrum te worden.<br />

b. Omdat het Concertgebouw geen toezeggingen wil doen om de horeca-activiteiten op een<br />

bepaalde wijze te maximeren, leidt adressant daaruit af dat het Concertgebouw een daadwerkelijk<br />

voornemen heeft om haar horecacomponent uit te breiden.<br />

c. Omdat er geen onderzoek is gedaan naar de bestemmingswijziging, kan niet verantwoord worden<br />

dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Een eventueel onderzoek had uitgewezen<br />

dat de goede ruimtelijke ordening zich verzet tegen het toekennen <strong>van</strong> een horecabestemming.<br />

d. Ook de parkeerdruk op de omgeving zal toenemen, hiernaar is eveneens geen onderzoek<br />

gedaan.<br />

e. Adressant verzoekt na gedegen onderzoek over te gaan tot het toekennen <strong>van</strong> een zeer beperkte<br />

horecabestemming, waarin in ieder precies wordt aangegeven welke gedeelten <strong>van</strong> het pand<br />

mogen worden gebruikt als café en restaurant en hoe vaak aan zalenverhuur mag worden<br />

gedaan. Adressant meent dat eens per twee maanden wat dat betreft meer dan voldoende is.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Reeds <strong>van</strong>af de oprichting <strong>van</strong> het Concertgebouw heeft horeca een onderdeel uitgemaakt <strong>van</strong> de<br />

activiteiten die in dat gebouw worden ontplooid. Deze activiteiten zijn tot op heden mogelijk<br />

gemaakt door het verlenen <strong>van</strong> exploitatievergunningen. Door omissies ten tijde <strong>van</strong> het opstellen<br />

<strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt en de eerste herziening (tbv<br />

uitbreiding <strong>van</strong> het Concertgebouw), is de horecacomponent niet in het bestemmingsplan<br />

opgenomen. Het gedeeltelijk gebruik <strong>van</strong> het Concertgebouw ten behoeve <strong>van</strong> (zelfstandige<br />

danwel ondersteunende) horeca valt hiermee onder het overgangsrecht <strong>van</strong> het vigerende<br />

bestemmingsplan. Aangezien dit gebruik, dat een essentieel onderdeel vormt <strong>van</strong> de<br />

bedrijfsvoering <strong>van</strong> het Concertgebouw, wordt voortgezet en dus niet binnen de planperiode wordt<br />

beëindigd, wordt dit gebruik door het stadsdeel positief bestemd. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong><br />

een wijziging in de planologische mogelijkheden, aangezien iets dat onder het overgangsrecht<br />

valt, passend wordt geacht binnen het bestemmingsplan. Feitelijk zal ook niet wijzigen, omdat de<br />

mogelijkheden die nu voor het Concertgebouw in de regels zijn opgenomen, overeenkomen met<br />

de bestaande situatie. De angst dat er een partycentrum wordt gerealiseerd is onterecht,<br />

aangezien deze horecacategorie (2) niet in het bestemmingsplan wordt toegestaan. Door alleen<br />

horeca in categorieën 3 en 4 worden de mogelijkheden juist beperkt, omdat de thans aanwezige<br />

horeca-activiteiten immers nooit waren gecategoriseerd.<br />

b. De regels uit het bestemmingsplan geven reeds een maximering in het oppervlak dat aan horeca<br />

wordt toegestaan. Het Concertgebouw dient zich te conformeren aan deze regels.<br />

c. Zie beantwoording opmerking a: de regeling betreft een vertaling <strong>van</strong> lang opgebouwde rechten in<br />

het bestemmingsplan, waaraan geen nadere afweging over de ruimtelijke inpasbaarheid vooraf<br />

hoeft te gaan.<br />

89


d. Zie beantwoording opmerking a: bij een afweging of aan een goede ruimtelijke ordening wordt<br />

voldaan, worden verkeer- en parkeeraspecten reeds meegenomen. Aangezien deze afweging niet<br />

meer hoeft plaats te vinden, zullen ook deze aspecten niet nader onderzocht hoeven te worden.<br />

e. Gezien het bovenstaande, ziet het stadsdeel geen aanleiding om verdere beperkingen op te<br />

leggen aan de horeca-activiteiten in het Concertgebouw.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />

132. Adressant 132<br />

Zienswijze<br />

Adressant kan zich niet verenigen met de verbodsbepalingen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten<br />

aanzien <strong>van</strong> het samenvoegen <strong>van</strong> belendende panden. Gevreesd wordt dat zulks het gebruik en de<br />

uitbreidingmogelijkheden <strong>van</strong> de panden met de bestemmingen Gemengd 1 en Gemengd 2<br />

ernstig kan belemmeren. Verzocht wordt de opname <strong>van</strong> de genoemde verbodsbepalingen in het<br />

definitieve bestemmingsplan in heroverweging te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />

bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 41.<br />

133. Adressant 133<br />

Zienswijze<br />

a. De Jacob Obrechtkerk (Jacob Obrechtstraat 28) en de pastorie <strong>van</strong> de parochie OLV Rozenkrans<br />

zijn onjuist bestemd in het bestemmingsplan. De bouwhoogte <strong>van</strong> de kerktorens zijn beiden 38,5<br />

meter hoog, de vieringtoren is 36 meter hoog en het schip 23 meter hoog.<br />

b. De pastorie is 17 meter hoog met een goothoogte <strong>van</strong> 14 meter. Verzocht worden de juiste<br />

hoogten op de verbeelding op te nemen.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

a. Blijkens de oprichtingstekeningen <strong>van</strong> de Jacob Obrechtkerk zijn de door adressant genoemde<br />

hoogtematen niet juist. Wel zijn voor een aantal onderdelen onjuiste bouwhoogtescheidingslijnen<br />

ingetekend en een aantal hoogtematen zijn niet geheel juist overgenomen op de verbeelding,<br />

deze zullen worden gecorrigeerd.<br />

b. Zie beantwoording opmerking a. De door adressant opgegeven hoogtematen zijn niet juist. De<br />

hoogtematen <strong>van</strong>uit de oprichtingstekeningen zullen op de verbeelding worden aangebracht.<br />

Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />

zullen de juiste goot- en bouwhoogten <strong>van</strong> de Jacob Obrechtkerk en bijbehorende pastorie<br />

opgenomen worden.<br />

134. Adressant 134<br />

Zienswijze<br />

De situering <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de staanplaatsen op het Willem Sandbergplein staat niet juist op de kaart<br />

<strong>van</strong> het bestemmingsplan aangegeven. Verzocht wordt om de locatie <strong>van</strong> de staanplaats conform<br />

vergunning in te tekenen op de plankaart.<br />

<strong>Beantwoording</strong><br />

Staanplaatsen betreffen ambulante handel. Ambulante handel heeft niet voldoende rele<strong>van</strong>te<br />

planologische betekenis om op de verbeelding te worden vastgelegd. Echter, het betreft wel een<br />

bepaald gebruik <strong>van</strong> de openbare ruimte, dat een regulier gebruik niet altijd mogelijk maakt. Om te<br />

voorkomen dat het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> staanplaatsen onmogelijk wordt in het bestemmingsplan<br />

en om te kunnen reguleren hoeveel staanplaatsen er in het plangebied zijn toegestaan, wordt in de<br />

regels behorende bij de bestemmingen Verkeer en Verkeer Verblijf aangegeven hoeveel<br />

staanplaatsen zijn toegestaan op welke locatie.<br />

90


Conclusie<br />

Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De in het plangebied<br />

aanwezige staanplaatsen worden in de regels <strong>van</strong> de desbetreffende bestemming(en) mogelijk<br />

gemaakt.<br />

91

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!