Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...
Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...
Nota van Beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Nota</strong> <strong>van</strong> beantwoording <strong>zienswijzen</strong><br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt<br />
1
Inhoudsopgave<br />
A. INLEIDING ....................................................................................................................................... 3<br />
B. ZIENSWIJZEN EERSTE TERVISIELEGGING................................................................................. 3<br />
C. ZIENSWIJZEN TWEEDE TERVISIELEGGING.............................................................................. 75<br />
2
A. Inleiding<br />
Van 23 september tot en met 3 november 2010 hebben het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en de<br />
onderbouwing vaststelling hogere grenswaarden (Geluidhinder) voor Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt ter visie gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder schriftelijk kunnen reageren.<br />
Gedurende deze termijn zijn er circa 500 <strong>zienswijzen</strong> ingediend. Veel <strong>van</strong> deze <strong>zienswijzen</strong> zijn in de<br />
vorm <strong>van</strong> een standaard brief of strookje ingediend. Al met al zijn er 134 <strong>zienswijzen</strong> ingediend,<br />
waar<strong>van</strong> een aantal herhaaldelijk.<br />
Tijdens de ter visie legging is op dinsdag 19 oktober 2010 een inloop-informatieavond gehouden over<br />
de stukken die ter visie lagen. Op de avond konden belangstellenden vragen stellen aan de<br />
medewerkers <strong>van</strong> het stadsdeel en aan de portefeuillehouder. De avond werd door ongeveer 40<br />
belangstellenden bezocht.<br />
Vanwege een aantal tekortkomingen in de kennisgeving <strong>van</strong> de publicatie <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, heeft het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt een<br />
tweede maal, geheel ongewijzigd, tervisie gelegen <strong>van</strong> 28 januari 2011 tot en met 10 maart 2011. De<br />
reeds tijdens de eerste tervisielegging ingediende <strong>zienswijzen</strong> zijn daarbij als herhaald en ingelast<br />
beschouwd. Dit waren er 100. Bij de eerste tervisielegging zijn vier <strong>zienswijzen</strong> te laat ingediend, maar<br />
door de tweede tervisielegging alsnog ont<strong>van</strong>kelijk verklaard. Deze <strong>zienswijzen</strong> (nrs. 97, 98, 99 en<br />
100) worden in onderdeel B samengevat en beantwoord. Tijdens de tweede tervisielegging zijn 34<br />
<strong>zienswijzen</strong> ingediend. Deze worden in onderdeel C samengevat en beantwoord.<br />
B. Zienswijzen eerste tervisielegging<br />
1. Adressant 1<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressanten zijn <strong>van</strong> mening dat de artikelen 5.5, 6.5, 7.5 en 8.5 <strong>van</strong> de planregels onvoldoende<br />
genormeerd zijn en dat deze artikelen leiden tot aantasting <strong>van</strong> de randvoorwaarden die het<br />
bestemmingsplan stelt;<br />
b. Adressanten stellen dat de kwalificatie doorgaande straat , met de in dit bestemmingsplan<br />
daarmee samenhangende regeling <strong>van</strong> flexibiliteit in functies, een bedreiging vormt voor de<br />
bescherming <strong>van</strong> de hoogwaardige en kleinschalige woon- en gemengde (kantoor-)functies. Het<br />
begrip doorgaande straat is onduidelijk en niet in de plandefinities opgenomen. Het begrip<br />
doorgaande straat heeft geen feitelijke onderbouwing en is gebaseerd op de veronderstelling dat<br />
er grote groepen wandelaars zullen zijn tussen het metrostation Albert Cuyp en het Museumplein.<br />
Er wordt aan voorbij gegaan dat een toenemend aantal horecabedrijven in deze doorgaande<br />
straten leidt tot meer namiddag- en avondpubliek dat geen relatie heeft met museumbezoek;<br />
c. Adressanten vinden de relatie tussen de gemeten geluidwaarden op de gevels <strong>van</strong> gebouwen, het<br />
planbegrip en de planvoorschriften onduidelijk is.<br />
d. Er is geen regeling met betrekking tot de maximale geluidbelasting op voor- en achtergevels<br />
tijdens evenementen op het Museumplein. Adressanten vinden voorts dat de bepalingen met<br />
betrekking tot de bestemming Groen onvoldoende bescherming geven aan de bestemming,<br />
omdat nadere regels aangaande tijdstip in het jaar, de soort en het aantal evenementen op het<br />
Museumplein ontbreekt;<br />
e. Alle gemengde bestemmingen maken horeca mogelijk, adressanten achten het echter niet<br />
wenselijk dat in alle gebieden met een gemengde bestemming horeca wordt toegestaan.<br />
Verondersteld wordt dat in de Johannes Vermeerbuurt binnen de bestemming Gemengd-1 geen<br />
beletsels zijn om disco s, fastfood, cafés en hotels toe te staan, waardoor de woonfunctie wordt<br />
bedreigd;<br />
f. Gewezen wordt op de bij vaststelling <strong>van</strong> het horecabeleid aangenomen amendementen ter<br />
bescherming <strong>van</strong> de woonfunctie <strong>van</strong> enkele woonblokken, wat in het bestemmingsplan<br />
overgenomen dient te worden;<br />
g. Het komt adressanten als willekeur voor welke gebouwen de bestemming Gemengd-1 ,<br />
Gemengd-2 of Gemengd-3 hebben gekregen;<br />
h. Adressanten doen concrete voorstellen omtrent het anders bestemmen <strong>van</strong> de in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> als Gemengd-1 , Gemengd-2 of Gemengd-3 aangewezen panden,<br />
gericht op het uitsluiten <strong>van</strong> horeca en parkeervoorzieningen;<br />
3
i. Adressanten vinden artikel 1 onvolledig en missen de definities <strong>van</strong> de begrippen goot ,<br />
bouwhoogte , peil en kap ;<br />
j. Adressanten verzoeken om, naast of in plaats <strong>van</strong> de regeling in artikel 20, tevens de goot- en<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> de panden op de verbeelding vast te leggen om te voorkomen dat bestaande<br />
bebouwing kan worden ver<strong>van</strong>gen door nieuwe, hogere bebouwing die architectonisch en<br />
stedenbouwkundig niet aansluit bij de bestaande bebouwing. Concreet worden de adressen<br />
Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 en Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 55-61 genoemd. Daarbij wordt<br />
door adressanten opgemerkt dat deze bebouwing geen kapverdieping heeft;<br />
k. Adressanten verzetten zich tegen de beleidswijziging ten aanzien <strong>van</strong> het toestaan <strong>van</strong> parkeren<br />
in tuinen voor zover dat nu aanwezig is en in afwijking is <strong>van</strong> het geldende bestemmingsplan.<br />
Gesteld wordt dat het stadsdeel geen moeite heeft gedaan om andere, voor alle partijen<br />
bevredigende oplossing te realiseren. De argumentatie voor de beleidswijziging wordt niet<br />
ondersteund. Door het moment <strong>van</strong> de beleidswijziging, in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, zijn de<br />
bewoners geconfronteerd met een onvoldragen standpunt en is te weinig zorgvuldigheid betracht.<br />
Het sluipenderwijs bestraten <strong>van</strong> tuinen rond villa s doet afbreuk aan de kerm <strong>van</strong> het plan:<br />
revolutiebouw afgewisseld met villa s waar<strong>van</strong> de tuinen aansluiten op openbaar groen.<br />
Adressanten menen dat het stadsdeel over dient te gaan tot consequente handhaving. Er wordt<br />
op gewezen dat het gratis parkeren in tuinen leidt tot inkomstenderving <strong>van</strong> het stadsdeel.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. De artikelen 5.5, 6.5, 7.5 en 8.5 <strong>van</strong> de planregels bevatten wijzigingsbevoegdheden die het<br />
mogelijk maken om, na wijziging op basis <strong>van</strong> artikel 3.6 Wro, het aantal hotels, vestigingen <strong>van</strong><br />
horeca en ondergrondse parkeergarages te vergroten. Deze wijzigingsbevoegdheden kennen<br />
objectieve criteria.<br />
- Nieuwe hotels zijn op basis <strong>van</strong> de planregels alleen mogelijk in panden die nu geheel in<br />
gebruik zijn als kantoor en als zodanig zijn bestemd door middel <strong>van</strong> de aanduidingen kantoor<br />
en specifieke vorm <strong>van</strong> gemengd - alle bouwlagen . Het aantal gevallen waarin dat voorkomt<br />
is niet groot. Voorts zijn kwalitatieve criteria opgenomen ter bescherming <strong>van</strong> het woon- en<br />
leefmilieu;<br />
- De uitbreiding <strong>van</strong> horeca is voorzien <strong>van</strong> randvoorwaarden. In de planregels is bepaald dat de<br />
wijzigingsbevoegdheid alleen betrekking heeft op de daartoe aangewezen panden, waarbij de<br />
aard <strong>van</strong> de nieuwe horecafunctie en het aantal nieuwe vestigingen is geregeld. Deze wijziging<br />
naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen die in het vastgestelde horecabeleid<br />
daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe horeca <strong>van</strong> de categorieën 3 en 4;<br />
- De realisatie <strong>van</strong> nieuwe parkeergarages is voorzien <strong>van</strong> beperkende randvoorwaarden, onder<br />
meer gericht op behoud <strong>van</strong> groene binnenterreinen en waardevolle bomen en dat de garage<br />
alleen gebruikt mag worden ten dienste <strong>van</strong> het hoofdgebouw. Er is dus geen sprake <strong>van</strong><br />
nieuwe openbare garages;<br />
Door het opnemen <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid legt het stadsdeel vast dat de drie genoemde<br />
functiewijzigingen / bouwmogelijkheden in principe aanvaardbaar zijn (wegens het stedelijke en<br />
toeristisch-recreatieve karakter <strong>van</strong> het plangebied), maar door dit niet als direct maar als<br />
wijzigingsbevoegdheid op te nemen wordt de waarborg geïntroduceerd dat per geval een integrale<br />
belangenafweging plaatsvindt, zodat bij elk wijzigingsbesluit zorgvuldig moet worden overwogen of<br />
de wijziging in de desbetreffende situatie in overeenstemming is met het criterium <strong>van</strong> de goede<br />
ruimtelijke ordening. Bij bestemmingsplanwijziging is voorts door middel <strong>van</strong> procedurele<br />
bepalingen de zorgvuldigheid <strong>van</strong> de belangenafweging gewaarborgd door de Uniforme Openbare<br />
Voorbereidingsprocedure op grond <strong>van</strong> afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht <strong>van</strong><br />
toepassing te verklaren. Belanghebbenden kunnen daardoor een zienswijze indienen voordat het<br />
besluit tot wijziging is genomen. Na het wijzigingsbesluit staat de mogelijkheid tot het instellen <strong>van</strong><br />
beroep open.<br />
b. De veronderstelling dat het begrip doorgaande straat gebaseerd is op de verwachting dat er<br />
grote groepen wandelaars zullen zijn tussen het metrostation Albert Cuyp en het Museumplein is<br />
niet gebaseerd op de uitleg die in de plantoelichting is gegeven. Het begrip doorgaande straat is<br />
in de plantoelichting toegepast als onderdeel <strong>van</strong> de onderbouwing waarom in sommige straten<br />
wel en in andere niet een verlevendiging <strong>van</strong> de plinten wordt bevorderd. Het begrip is een<br />
kwalificatie <strong>van</strong> straten die tot doel heeft de kenmerken <strong>van</strong> de staten te vatten. Het is geen begrip<br />
met een juridische betekenis. Een juridische begripsomschrijving in de planregels is dan ook niet<br />
aan de orde.<br />
De panden in de straten die in de plantoelichting het predicaat doorgaande straat heeft gekregen<br />
zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aangewezen als Gemengd 2 . Deze bestemming regelt dat<br />
4
alle panden met deze bestemming op de begane grond de winkelfunctie kunnen hebben. Het<br />
betreft panden in straten waar momenteel al winkels aanwezig zijn en die een bijdrage leveren<br />
aan de winkelstructuur <strong>van</strong> het gebied. Andere functies, zowel wonen als niet-woonfuncties, zijn<br />
uitsluitend toegestaan als dat specifiek is aangeduid. Die aanduidingen komen uitsluitend voor op<br />
adressen waar deze functies ook daadwerkelijk voorkomen en heeft (aangewezen bestaande<br />
uitzonderingen daargelaten) alleen betrekking op de begane grond. De flexibiliteit die het<br />
bestemmingsplan als direct recht biedt is dus beperkt tot alleen de omzetting naar winkels in de<br />
plinten <strong>van</strong> bebouwing, ter versterking <strong>van</strong> de winkelstructuur. Het maximum oppervlak per<br />
vestiging (zowel winkels als bestaande andere niet-woonfuncties) is daarbij in de regels<br />
gemaximeerd. De kleinschaligheid <strong>van</strong> de functies is daarmee gewaarborgd.<br />
Een toename <strong>van</strong> horeca is alleen mogelijk na bestemmingswijziging, dus niet als direct recht.<br />
Deze wijziging naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen die in het vastgestelde<br />
horecabeleid daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe horeca <strong>van</strong> de<br />
categorieën 3 en 4;<br />
c. In de plantoelichting is uitgelegd wat de relatie is tussen de geluidwaarden op de gevels <strong>van</strong><br />
gebouwen en de planregels. Voor gebouwen waar een geluidbelasting <strong>van</strong> meer dan 48 dB maar<br />
niet hoger dan 63 dB is geconstateerd worden hogere waarden als bedoeld in de Wet<br />
geluidhinder vastgesteld. Omdat een aantal panden geluidbelast is met een waarden <strong>van</strong> meer<br />
dan 63 dB, wordt in lid 5.4.3 geregeld dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen alleen zijn<br />
toegestaan wanneer deze zijn voorzien <strong>van</strong> een dove gevel of een vergelijkbare geluidwerende<br />
voorziening. Dat kan een vliesgevel of een afsluitbare loggia zijn, die zorg dragen voor een<br />
aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Op deze wijze wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. De<br />
panden waarop dit betrekking heeft zijn op de verbeelding weergegeven met de aanduiding 'dove<br />
gevel'. Het betreft panden waar tevens kan worden voldaan aan de eis <strong>van</strong> een stille zijde. deze<br />
eis volgt uit het Amsterdamse geluidbeleid. Waar niet aan deze eis kan worden voldaan wordt een<br />
nieuwe geluidgevoelige functie uitgesloten. Dat is aan de orde op enkele adressen waar de<br />
aanduiding 'wonen uitgesloten' is weergegeven.<br />
d. Het geldende bestemmingsplan Het Museumplein 1995 heeft aan het Museumplein de<br />
bestemming Openbare ruimte 1 toegekend. Op grond <strong>van</strong> de planvoorschriften <strong>van</strong> dat<br />
bestemmingsplan zijn deze gronden, zonder verdere beperkingen, onder meer bestemd als<br />
openbare groenvoorzieningen en tuinen, pleinen, sierwater, speelgelegenheden en recreatieve<br />
voorzieningen. Deze gronden mogen tevens tijdelijk worden bebouwd en gebruikt voor publiek<br />
activiteiten zoals tijdelijke kermissen, tentoonstellingen, manifestaties, circussen en markten. Deze<br />
aan het Museumplein toegekende bestemming was een weerslag <strong>van</strong> het reeds voor vaststelling<br />
<strong>van</strong> dat bestemmingsplan bestaande gebruik en ook de afgelopen jaren wordt het plein voor deze<br />
bestemming gebruikt. Het nieuwe <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> beoogt geen wijziging, uitbreiding of<br />
beperking <strong>van</strong> gebruiksmogelijkheden. De reeds toegestane gebruiksmogelijkheden zijn gevat in<br />
het begrip evenementen wat een verzamelbegrip is voor het bestaande en reeds bestemde<br />
gebruik en dat aansluit op de in de landelijke standaard SVBP2008 gehanteerde woordkeus. Het<br />
feit dat het plein is betrokken in een nieuw, op actualisatie en bestendiging <strong>van</strong> het geldende<br />
bestemmingsplan gericht bestemmingsplan geeft geen aanleiding om het bestaande gebruik <strong>van</strong><br />
het plein te heroverwegen. Aan de door adressanten gewenste inperking <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het<br />
plein wordt daarom niet tegemoet gekomen.<br />
Voor wat betreft het veronderstelde gebrek aan een regeling met betrekking tot de maximale<br />
geluidbelasting op voor- en achtergevels tijdens evenementen op het Museumplein geldt ten<br />
eerste de voorgaande onderbouwing en ten tweede het feit dat de Wet ruimtelijke ordening en de<br />
Wet geluidhinder niet zien op de regeling <strong>van</strong> geluidhinder <strong>van</strong>wege evenementen. Op basis <strong>van</strong><br />
het evenementenbeleid kunnen, per geval, nadere voorschriften worden gegeven aan een<br />
evenementenvergunning. Het evenementenbeleid zal dan ook worden opgenomen worden in het<br />
bestemmingsplan, zodat er een ruimtelijk toetsingskader wordt geboden voor de<br />
evenementenvergunning;<br />
e. Binnen de gemengde bestemmingen is horeca uitsluitend toegestaan waar nu reeds<br />
horecavestigingen bestaan. Alleen de bestaande horecasoort wordt daar toegestaan, met al<br />
mogelijkheid om deze te ver<strong>van</strong>gen door uitsluitend minder overlastgevende horecacategorieën.<br />
Nieuwe disco s en snackbars (horeca <strong>van</strong> de categorieën 1 en 2) zijn nergens in het<br />
bestemmingsplan mogelijk gemaakt, alleen bestaande vestigingen zijn toegestaan. De<br />
beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> horeca zijn in de planregels opgenomen in de leden met de titel<br />
specifieke gebruiksregels . Een toename <strong>van</strong> horeca is alleen mogelijk na bestemmingswijziging,<br />
dus niet als direct recht. Deze wijziging naar horeca is alleen mogelijk gemaakt op de adressen<br />
5
die in het vastgestelde horecabeleid daartoe zijn aangewezen en het betreft uitsluitend nieuwe<br />
horeca <strong>van</strong> de categorieën 3 en 4;<br />
f. De bij vaststelling <strong>van</strong> het horecabeleid aangenomen amendementen ter bescherming <strong>van</strong> de<br />
woonfunctie <strong>van</strong> enkele woonblokken zijn in het bestemmingsplan overgenomen doordat voor de<br />
desbetreffende panden geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen;<br />
g. In de toelichting is aangegeven waarop de bestemmingen bestemming Gemengd - 1 , Gemengd<br />
- 2 of Gemengd - 3 betrekking hebben.<br />
Alle panden in de winkelstraten en de panden in de woonstraten waar een niet-woonfunctie<br />
aanwezig zijn hebben de bestemming Gemengd-1 . Onder deze winkelstraten vallen de Cornelis<br />
Schuytstraat, de Van Baerlestraat, de Roelof Hartstraat en een deel <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat.<br />
Onder woonstraten vallen alle straten die niet aan een doorgaande (50 km/uur) weg liggen.<br />
Alle panden aan de Willemsparkweg tussen de Van Baerlestraat en de Cornelis Schuytstraat en<br />
alle panden aan de doorgaande straten waar een niet-woonfunctie aanwezig zijn hebben de<br />
bestemming Gemengd - 2 . Onder doorgaande straten vallen de 50 km/uur wegen in het<br />
plangebied.<br />
Alle panden aan de randen <strong>van</strong> het Museumplein (met uitzondering <strong>van</strong> de culturele instellingen)<br />
hebben de bestemming Gemengd - 3 .<br />
Er is dus geen sprake <strong>van</strong> willekeur ten aanzien <strong>van</strong> welke gebouwen in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de bestemming Gemengd - 1 , Gemengd - 2 of Gemengd - 3 hebben<br />
gekregen;<br />
h. Zoals uit de beantwoording hiervoor blijkt is er geen aanleiding om een nieuwe bestemming<br />
Gemengd - 7 (met als doel nieuwe horeca en parkeervoorzieningen uit te sluiten) te introduceren<br />
omdat het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds voorziet in een regeling die geen nieuwe horeca en<br />
parkeervoorzieningen bij recht mogelijk maakt. Overigens wordt naar aanleiding <strong>van</strong> andere<br />
<strong>zienswijzen</strong> wel een nieuwe bestemming Gemengd 7 geïntroduceerd, maar deze heeft geen<br />
relatie met de bestemming Gemengd 7 uit de zienswijze.<br />
i. De bestemmingsplanbepalingen geven geen aanleiding om een definitie <strong>van</strong> het normaal<br />
Nederlandse begrip goot op te nemen. Het begrip bouwhoogte wordt reeds gedefinieerd door de<br />
bepaling omtrent de wijze <strong>van</strong> meten, wat ook al blijkt uit de door adressanten voorgestelde<br />
formulering. Het begrip peil is reeds gedefinieerd in lid 1.64 <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het begrip kap is reeds gedefinieerd in lid 1.50 <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De veronderstelling dat het bestemmingsplan het toelaat om aan de<br />
straatzijde nieuwe bebouwing te realiseren tot aan de maximale bouwhoogte is onjuist, omdat de<br />
bestemmingsplanregel dat maximale goothoogte niet mag worden overschreden dat voorkomt;<br />
j. Artikel 20 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voorziet in een regeling die de bestaande goot- en<br />
bouwhoogten vastlegt, met dien verstande dat onder voorwaarden afwijkingen mogelijk zijn.<br />
Overeenkomstig het verzoek <strong>van</strong> adressanten wordt in plaats <strong>van</strong> de regeling in artikel 20 de<br />
bestaande goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> de panden op de verbeelding vastgelegd. Dit is alleen aan<br />
de orde voor panden die in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de dubbelbestemming Waarde-<br />
Cultuurhistorie hadden gekregen. De adressen Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 hadden deze<br />
dubbelbestemming niet omdat het geen panden zijn <strong>van</strong> orde 1 of 2 betreft noch panden <strong>van</strong> orde<br />
3 in combinatie met stedenbouwkundige zone A. Het cultuurhistorisch advies <strong>van</strong> BMA (bijlage 4<br />
bij de plantoelichting) geeft geen aanleiding de betreffende panden een cultuurhistorische waarde<br />
toe te kennen die aanleiding zou kunnen zijn voor een meer beperkende bouwhoogteregeling. De<br />
in de zienswijze genoemde reden <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een kapverdieping op de adressen<br />
Nicolaas Maesstraat 35-35 en 47-63 (bezonning <strong>van</strong> het middengebied) treft geen doel omdat de<br />
desbetreffende bebouwing wegens de ligging ten noorden <strong>van</strong> het binnenterrein per definitie geen<br />
schaduw geeft op de binnentuin. Een eventuele beperking <strong>van</strong> de bouwhoogte voor deze panden<br />
vindt daarom geen basis in een stedenbouwkundige of cultuurhistorische waarde of een<br />
onaanvaardbaar ruimtelijk effect op zijn omgeving. De zienswijze wordt daarom wat betreft deze<br />
adressen niet gevolgd, de bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden wordt niet verder beperkt;<br />
k. In bijlage 6 is het memo opgenomen dat is behandeld in de raadscommissie <strong>van</strong> 8 september<br />
2010 en waarin de onderbouwing is gegeven voor de beleidswijziging. Daarin is aangegeven dat<br />
zich geen ruimtelijk belang verzet tegen het legaliseren <strong>van</strong> bestaande parkeervoorzieningen in<br />
tuinen, terwijl deze parkeerplaatsen een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat <strong>van</strong><br />
economische functies.<br />
Adressanten veronderstellen dat er een andere, voor alle partijen bevredigende oplossing<br />
denkbaar is. Dit wordt niet geconcretiseerd. In tegenstelling tot wat adressanten stellen heeft het<br />
stadsdeel reeds getracht door middel <strong>van</strong> handhavingprocedures het parkeren in tuinen, voor<br />
zover dat in strijd is met de geldende bestemmingsplannen, te beëindigen. Dit is weliswaar in<br />
6
overeenstemming met de wens <strong>van</strong> adressanten, maar het is niet een voor alle partijen<br />
bevredigende oplossing aangezien de meest belanghebbende partijen (degenen die parkeren in<br />
de tuinen) zich hierin niet kunnen vinden.<br />
De door adressanten gewekte indruk dat het nieuwe beleid een aantasting vormt <strong>van</strong> tuinen <strong>van</strong><br />
villa s die grenzen aan openbaar groen en <strong>van</strong> betekenis zijn voor de voorstelling <strong>van</strong><br />
romantische, parkachtige landschappen met verrassende doorkijkjes is onjuist, nu het in geen <strong>van</strong><br />
de gevallen gaat om villa s grenzend aan of nabij dergelijke groenvoorzieningen.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking d wordt het meest recente Evenementenbeleid in het bestemmingsplan ingepast, op grond<br />
<strong>van</strong> opmerking e wordt de leesbaarheid <strong>van</strong> de regels aangepast en op grond <strong>van</strong> opmerking j wordt<br />
de dubbelbestemming <strong>van</strong> artikel 20 geschrapt en worden de feitelijke goot- en bouwhoogten <strong>van</strong><br />
cultuurhistorisch waardevolle panden op de verbeelding ingetekend.<br />
2. Adressant 2<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressanten maken bezwaar tegen de bestemming Maatschappelijk die in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gegeven aan de gebouwen en terreinen met de adressen Richard<br />
Holstraat 8 en Heinzestraat 9. Deze bestemming is een verruiming <strong>van</strong> de huidige bestemmingen<br />
<strong>van</strong> deze panden en terreinen, te weten Onderwijsvoorzieningen en Erven behorende bij<br />
onderwijsvoorzieningen voor het pand en terrein Richard Holstraat 8 en de bestemmingen<br />
Maatschappelijke doeleinden en Tuinen I voor het pand en terrein Heinzestraat 9. Adressanten<br />
menen dat de verruiming <strong>van</strong> de bestemming leidt tot een onevenredige belasting <strong>van</strong> de<br />
woonfunctie, omdat in het blok en de omgeving reeds veel maatschappelijke functies zijn<br />
gevestigd. Door de activiteiten ondervinden de bewoners veel geluidhinder door het gebruik <strong>van</strong><br />
de gebouwen en gronden door kinderen. Adressanten vrezen voorts ten gevolge <strong>van</strong> de<br />
verruiming <strong>van</strong> de bestemming een toename <strong>van</strong> verkeershinder en parkeerdruk in het kleine<br />
straatje dat niet is ingericht op deze toekomstige mogelijkheden. Adressanten missen een<br />
onderbouwing <strong>van</strong> de reden/noodzaak <strong>van</strong> de ruimere bestemming.<br />
b. Adressanten verwijzen naar de beantwoording <strong>van</strong> het stadsdeel waar het gaat om het<br />
overnemen <strong>van</strong> het oordeel <strong>van</strong> de bestuursrechter inzake het lopende beroep tegen de door het<br />
stadsdeel verleende ontheffing ten behoeve <strong>van</strong> het realiseren <strong>van</strong> naschoolse op<strong>van</strong>g.<br />
Adressanten menen dat het stadsdeel niet het oordeel <strong>van</strong> de bestuursrechter moeten<br />
overnemen, maar een eigen afweging moeten maken. Voorts wijzen adressanten erop dat de<br />
bestreden ontheffing betrekking heeft op het inpandig gebruik en niet het gebruik <strong>van</strong> het<br />
buitenterrein.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Zoals reeds in de beantwoording <strong>van</strong> de inspraakreactie is aangegeven, heeft het stadsdeel als<br />
uitgangspunt dat de betreffende panden aan de Heinzestraat, het Jacob Obrechtplein, de Richard<br />
Holstraat en de Reijnier Vinkeleskade een breed maatschappelijk gebruik mogelijk maken.<br />
Daarmee wordt, ter verduidelijking <strong>van</strong> dat antwoord, tevens gedoeld op de bij deze panden<br />
behorende terreinen, omdat deze <strong>van</strong> belang zijn voor het kunnen functioneren <strong>van</strong> de panden ten<br />
dienste <strong>van</strong> maatschappelijke functies.<br />
De verruiming <strong>van</strong> gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Maatschappelijk leidt niet tot<br />
nieuwe of ruimtelijke effecten dan wat op grond <strong>van</strong> de geldende bestemmingsplannen reeds<br />
mogelijk is. De bestemming Onderwijsvoorzieningen en Erven behorende bij<br />
onderwijsvoorzieningen maken een breed scala aan soorten <strong>van</strong> onderwijs mogelijk, gedurende<br />
de dag maar ook de avond. De potentiële gebruiksintensiteit, mate <strong>van</strong> overlast en<br />
verkeersaantrekkende werking daar<strong>van</strong> onderscheidt zich niet <strong>van</strong> de in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> nieuw toegestane maatschappelijke functies. De beperking <strong>van</strong> de<br />
bestemming tot onderwijs is daarom niet doelmatig en de goede ruimtelijke ordening verzet zich<br />
niet tegen de verruiming <strong>van</strong> de bestemming. De regeling uit het bestemmingsplan is daarmee<br />
een weerslag <strong>van</strong> de karakteristiek <strong>van</strong> het gebied, dat sedert de oprichting <strong>van</strong> de eerste<br />
bebouwing zich kenmerkt door de aanwezigheid <strong>van</strong> veel maatschappelijke voorziening.<br />
b. Inmiddels heeft de Rechtbank een uitspraak gedaan inzake het beroep tegen de verleende<br />
ontheffing voor de buitenschoolse op<strong>van</strong>g in het gebouw aan Richard Holstraat 8. De ontheffing is<br />
op juiste gronden verleend. Aangezien er geen hoger beroep is ingesteld, zal de BSO worden<br />
opgenomen in de verbeelding/regels.<br />
7
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
3. Adressant 3<br />
Zienswijze:<br />
Adressanten suggereren dat er hoogbouw kan worden gerealiseerd nu het advies <strong>van</strong> BMA om ook<br />
de bestaande bouwhoogten <strong>van</strong> de panden <strong>van</strong> orde 3, gelegen aan stedenbouwkundige zone B, per<br />
pand conform de bestaande situatie te regelen niet is overgenomen. Concreet wordt gerefereerd aan<br />
bouwblok AH32, waar het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> respectievelijk<br />
14,5 meter en 18 meter mogelijk maakt terwijl vrijwel alle panden volgens adressanten een<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> maximaal 12 meter hebben. Gevreesd wordt voor ongewenste hoogbouw en een<br />
aantasting <strong>van</strong> de karakteristieke architectuur in de buurt.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
De overwegende bouwhoogte in dit blok is inderdaad structureel lager dan wat in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen. BMA heeft aangegeven dat de hoogte <strong>van</strong> de school op de<br />
hoek <strong>van</strong> Banstraat Nicolaas Maesstraat maatgevend dient te zijn bij panden waarvoor de<br />
bouwhoogteregeling per blok mogelijk is (met uitzondering <strong>van</strong> reeds hoger gebouwde panden), met<br />
behoud <strong>van</strong> de verschillen tussen goot- en bouwhoogte. Aangezien dit leidt tot onduidelijke<br />
regelingen, zal bij uitzondering op de algemene regel, in dit bouwblok de bouwhoogtes per pand<br />
worden vastgelegd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De in het bouwblok<br />
voorkomende feitelijke goot- en bouwhoogten worden op de verbeelding opgenomen.<br />
4. Adressant 4<br />
Zienswijze:<br />
a. Het eerste deel <strong>van</strong> de zienswijze is vergelijkbaar met de zienswijze zoals deze is weergegeven<br />
onder 3;<br />
b. Adressanten stellen, op basis <strong>van</strong> dezelfde argumentatie als onder a genoemd, dat de<br />
karakteristieke bouw <strong>van</strong> de De Lairessestraat/Hondecoeterstraat geweld wordt aangedaan door<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. In dat verband wordt de adressen Hondecoeterstraat 10 en Nic.<br />
Maesstraat 100 genoemd (twee naast elkaar gelegen panden) die in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 21 meter hebben gekregen maar in de<br />
bestaande situatie 6 respectievelijk 15 meter hoog zijn;<br />
c. Adressanten menen dat in deze panden functies als parkeren, horeca in 4 categorieën, hotels en<br />
motorbrandstofverkooppunten zijn toegestaan en heeft daartegen bezwaar in verband met de<br />
afbreuk aan het huidige welbevinden en de met deze functies samenhangende verkeersdruk;<br />
d. Adressanten maakt bezwaar tegen het bestemmingsplan voor zover dat kan leiden tot uitbreiding<br />
<strong>van</strong> de mogelijkheid tot het exploiteren <strong>van</strong> horeca, hotels etc.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Verwezen wordt naar de beantwoording, zoals verwoord onder zienswijze 3;<br />
b. Hondecoeterstraat 10; bouwvergunning verleend voor maatschappelijke functie (kinderop<strong>van</strong>g als<br />
onderdeel <strong>van</strong> de school) in de plint en wonen op de verdieping. Inmiddels hebben de<br />
gedeputeerde staten de in het kader <strong>van</strong> de vrijstelling ex artikel 19, lid 2, Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening noodzakelijk verklaring <strong>van</strong> geen bezwaar afgegeven. Er is vervolgens op 28 juni 2010<br />
een beslissing op bezwaar genomen. Momenteel loopt er een beroepsprocedure, welke samen<br />
kan opgaan met eventueel beroep bij de Raad <strong>van</strong> State ten aanzien <strong>van</strong> dit bestemmingsplan.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 100: de zienswijze is gegrond in die zin dat hier niet de<br />
vigerende rechten dienen te worden overgenomen, maar dat hier de regeling op grond <strong>van</strong> het<br />
advies <strong>van</strong> BMA dient te gelden. Het pand maakt eveneens deel uit <strong>van</strong> het gebied waarvoor<br />
voorheen de bouwverordening bepaalde welke hoogte gerealiseerd mocht worden. Omdat deze<br />
rechten niet passen binnen de huidige stedenbouwkundige en architectonische situatie, is BMA<br />
ook voor dit bouwblok om advies gevraagd. In het advies <strong>van</strong> BMA is aangegeven dat voor dit<br />
pand de bouwhoogte per blok bepaald moet worden. Hierbij wordt de meest voorkomende gooten<br />
bouwhoogte als uitgangspunt genomen (tenzij dat gemeten wordt op een gebouw dat een<br />
uitzondering vormt in het bouwblok), wat in dit geval neerkomt op 18 meter.<br />
8
c. Deze adressen zijn bestemd als Gemengd 1 en Gemengd 6 . In het lid specifieke<br />
gebruiksregels <strong>van</strong> deze bestemmingen is geregeld op welke wijze het gebruik <strong>van</strong> panden is<br />
toegestaan. Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn de genoemde functies alleen toegestaan als<br />
dat op specifieke adressen is aangegeven. Dat komt alleen voor op adressen waar deze functies<br />
reeds zijn gevestigd. De bestemming Gemengd-6 is geprojecteerd op panden met een<br />
maatschappelijke functie. Binnen deze bestemming is parkeren alleen toegestaan als dat op<br />
specifieke adressen is aangegeven. Dat komt alleen voor op adressen waar deze functies reeds<br />
zijn gevestigd;<br />
d. Dit deel <strong>van</strong> de zienswijze is niet nader beargumenteerd. Voor de beantwoording wordt verwezen<br />
naar het gestelde onder zienswijze 1.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking b wordt de verbeelding gewijzigd voor het pand Nicolaas Maesstraat 100.<br />
5. Adressant 5<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressanten geven aan dat de binnentuin in het blok tussen de Roelof Hartstraat en de Gerard<br />
Terborgstraat openbaar toegankelijk is op werkdagen tot 17.00 uur en daarom bestemd dient te<br />
worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Gemengd-1 ;<br />
b. Adressanten geven aan dat de plantsoentje Harmoniehof / Daniël de Langestraat openbaar<br />
toegankelijk is en daarom bestemd dient te worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Verkeer-<br />
Verblijfsgebied ;<br />
c. Adressanten geven aan dat het plantsoen aan de noordoostzijde <strong>van</strong> het Roelof Hartplein is<br />
gerenoveerd als groengebied en bestemd dient te worden als Groen in plaats <strong>van</strong> Verkeer-<br />
Verblijfsgebied .<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Het binnenterrein is corporatiebezit, het is geen openbaar groen. De groenbestemming is daarom<br />
niet passend.<br />
b. De zienswijze is terecht en wordt gehonoreerd;<br />
c. De zienswijze is terecht en wordt gehonoreerd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerkingen b en c wordt de bestemming <strong>van</strong> de in de zienswijze genoemde groene gebieden<br />
gewijzigd naar Groen.<br />
6. Adressant 6<br />
Zienswijze<br />
Adressant is tegen het toestaan <strong>van</strong> het parkeren <strong>van</strong> auto s in tuinen, ook waar dat tot nu toe<br />
uitdrukkelijk verboden was. Het groene karakter <strong>van</strong> de buurt moet behouden blijven en de<br />
bestemming tuinen moet in het bestemmingsplan beter beschermd te worden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Adressant is tegen het parkeren daar waar dat op basis <strong>van</strong> het vigerende plan niet was toegestaan.<br />
Echter wordt hier een situatie beschreven die in lijn is met het beleid <strong>van</strong> het stadsdeel om de<br />
binnentuinen zo groen en open mogelijk te houden en tevens een uitgangspunt heeft gevormd voor<br />
het onderhavige bestemmingsplan.<br />
Met behulp <strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen is voor een (klein) aantal jarenlange bestaande<br />
situaties waarbij wordt geparkeerd in de binnentuinen, een ander standpunt ingenomen. Dit standpunt<br />
is ingegeven <strong>van</strong>uit de wens om voor enkele bijzondere locaties waar belangrijke (internationaal<br />
georiënteerde) bedrijven nabij het Museumplein gevestigd zijn, een lang bestaande situatie te<br />
legaliseren. Deze legalisatie wordt geschraagd door het parkeerbeleid zoals dat is aangegeven in de<br />
<strong>Nota</strong> Parkeren <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid doordat het opheffen <strong>van</strong> deze lang bestaande<br />
situatie nadelige gevolgen heeft voor de parkeermogelijkheden in de directe omgeving. Tevens zal het<br />
opheffen <strong>van</strong> de bestaande situatie niet per definitie betekenen dat de tuin daadwerkelijk tuinachtig<br />
ingericht zal worden.<br />
Deze aspecten tegen elkaar afwegende heeft het dagelijks bestuur ertoe doen besluiten dat voor deze<br />
bestaande situaties een uitzondering gemaakt kan worden. Het gaat hierbij over slechts een beperkt<br />
9
aantal situaties. Voor zover bekend wordt er nu voor ongeveer 9 locaties een uitzondering gemaakt.<br />
Voor alle andere tuinen in het plangebied blijft het parkeren verboden, tenzij dit in het vorige<br />
bestemmingsplan reeds toegestaan werd. Hier blijft het mogelijk om te parkeren, zelfs als er nu geen<br />
gebruik <strong>van</strong> gemaakt wordt. Wel zijn bij de verlening <strong>van</strong> de parkeervergunning bekeken worden of het<br />
bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor parkeren in de tuin, aangezien dat aanleiding vormt om<br />
geen parkeervergunning voor de openbare ruimte af te geven.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
7. Adressant 7<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressant heeft bezwaar tegen het onbeperkt toelaten <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het binnenterrein<br />
achter Willemsparkweg 146 ten behoeve <strong>van</strong> het ter plaatse gevestigde kinderdagverblijf, wegens<br />
de overlast die daaruit volgt.<br />
In de zienswijze wordt aangegeven dat dit binnenterrein momenteel al wordt gebruikt door het<br />
kinderdagverblijf en dat daarvoor privaatrechtelijke overeenkomsten zijn gesloten met<br />
omwonenden betreffende de tijden waarop op het binnenterrein gespeeld mag worden. Het<br />
binnenterrein is voorts onderdeel <strong>van</strong> de Vereniging <strong>van</strong> Eigenaren <strong>van</strong> het pand. Deze<br />
overeenkomst was, volgens adressant, in 1997 voorwaarde voor het stadsdeel om medewerking<br />
te verlenen aan de vestiging <strong>van</strong> het kinderdagverblijf. Adressant meent dat het gebruik <strong>van</strong> het<br />
binnenterrein ten behoeve <strong>van</strong> het kinderdagverblijf moet worden wegbestemd nu het<br />
kinderdagverblijf zich niet aan de privaatrechtelijke afspraken houdt.<br />
b. Adressant stelt dat een kinderdagverblijf geen maatschappelijke dienstverlening is, maar een<br />
commerciële functie.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Blijkens de zienswijze wordt sinds 1997, met instemming <strong>van</strong> omwonenden, door het<br />
kinderdagverblijf gebruik gemaakt <strong>van</strong> het binnenterrein. Dit gebruik is mogelijk gemaakt na<br />
toepassing <strong>van</strong> een vrijstelling <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan, onder de voorwaarde dat het<br />
kinderdagverblijf zich zou houden aan een tussen de bewoners en het kinderdagverblijf gesloten<br />
privaatrechtelijke overeenkomst. Onlangs is deze overeenkomst geschonden door het<br />
kinderdagverblijf, waardoor er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden <strong>van</strong> de vrijstelling.<br />
Echter, de wijze waarop een privaatrechtelijke overeenkomst als voorwaarde in een<br />
publiekrechtelijke besluit is geïntegreerd, is zeer ongebruikelijk. Bij de toepassing <strong>van</strong> een<br />
vrijstelling, dient de inpasbaarheid <strong>van</strong> een kinderdagverblijf op ruimtelijke gronden te worden<br />
afgewogen. Hier<strong>van</strong> is geen sprake in het geval <strong>van</strong> de verleende vrijstelling, omdat de ruimtelijke<br />
inpasbaarheid dan verbonden zou zijn aan het aantal uren dat een kinderdagverblijf de kinderen<br />
buiten laat spelen.<br />
De vrijstelling uit 1997 is daarnaast sterk verouderd, omdat de regelgeving ten aanzien <strong>van</strong><br />
kinderdagverblijven veel strenger is geworden.<br />
Op grond <strong>van</strong> de keuzenotitie Museumkwartier en Valeriusbuurt en het programakkoord <strong>van</strong> het<br />
dagelijks bestuur voor de periode 2010-2014 zal het kinderdagverblijf mogelijk worden gemaakt.<br />
Deze zienswijze heeft wel een te ruime regeling in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan het licht<br />
gebracht, te weten de mogelijkheid in panden met de bestemming Gemengd -2 bij recht<br />
kinderdagverblijven (met het daaraan inherente gebruik <strong>van</strong> de tuin als bijbehorende buitenruimte)<br />
te vestigen. Vooral in de Willemsparkweg, waar alle panden tussen de Van Baerlestraat en de<br />
Cornelis Schuytstraat de bestemming Gemengd 2 hebben, kunnen onwenselijke situaties<br />
ontstaan door clustering <strong>van</strong> kinderdagverblijven in één bouwblok. Het gebruik <strong>van</strong> de tuin ten<br />
behoeve <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening zal dan ook niet langer als recht worden<br />
opgenomen, alleen daar waar de tuin thans als zodanig gebruikt wordt/ dient te worden. Om de<br />
toename <strong>van</strong> het aantal kinderdagverblijven zonder uitgebreide procedures te kunnen faciliteren,<br />
wordt er een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen, teneinde het gebruik <strong>van</strong> de<br />
onbebouwde gronden <strong>van</strong> de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen ten behoeve<br />
<strong>van</strong> buitenruimte bij maatschappelijke voorzieningen. Ten behoeve <strong>van</strong> de toepassing <strong>van</strong> de<br />
binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (en wijzigingen <strong>van</strong> het gebruik buiten dit<br />
bestemmingsplangebied) wordt momenteel een notitie voorbereid door het stadsdeel, waarin de<br />
voorwaarden worden genoemd waaronder het stadsdeelbestuur in principe bereid is medewerking<br />
te verlenen aan de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf.<br />
10
. Op grond <strong>van</strong> de definitie in artikel 1, lid 54, worden kinderdagverblijven in dit bestemmingsplan<br />
gevat onder het begrip maatschappelijke dienstverlening . Een bestemmingsplan doet geen<br />
uitspraken over de vraag hoe functies geëxploiteerd worden, maar of de ruimtelijke effecten <strong>van</strong><br />
toegestane functies aanvaardbaar zijn. De wijze <strong>van</strong> exploitatie, commercieel of niet, is niet altijd<br />
<strong>van</strong> belang voor de ruimtelijke effecten <strong>van</strong> de functie. Een commercieel kinderdagverblijf kan wat<br />
betreft ruimtelijke effecten worden vergeleken met een niet-commerciële onderwijsfunctie,<br />
waar<strong>van</strong> de indeling bij het begrip maatschappelijke dienstverlening onomstreden is. De<br />
zienswijze geeft geen aanleiding tot het onder een ander begrip scharen <strong>van</strong> kinderdagverblijven.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt het niet langer bij recht toegestaan om de tuin te gebruiken ten dienste <strong>van</strong><br />
maatschappelijke dienstverlening. Dit zal pas mogelijk zijn indien dit in de bestaande situatie aan de<br />
orde is. Tevens zal een binnenplanse afwijkingsregel worden opgenomen om met toepassing <strong>van</strong> een<br />
eenvoudige procedure het gebruik <strong>van</strong> de tuin, onder voorwaarden, te wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het<br />
gebruik als speelplaats bij kinderop<strong>van</strong>g.<br />
8. Adressant 8<br />
Zienswijze:<br />
Adressant geeft aan dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten onrechte slechts één object te water is<br />
toegestaan, waar dat volgens adressant twee dienen te zijn.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Het object dat in de verbeelding ter plekke <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> Blue Boat Company is<br />
opgenomen, betreft het ponton. Op deze locatie worden alleen die onderdelen <strong>van</strong> de bedrijvigheid<br />
opgenomen, die deel hebben uitgemaakt <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de<br />
verplaatsing <strong>van</strong> de vorige naar de huidige locatie. Deze verplaatsing bestond uit 6 rondvaartboten, 1<br />
ponton en twee steigers. De wijze waarop dit in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is verwerkt, wekt wel<br />
verwarring op. Dit zal verduidelijkt worden in die zin, dat de beide steigers worden ingetekend en het<br />
aantal rondvaartboten en objecten direct duidelijk wordt uit de verbeelding. Zie verder beantwoording<br />
zienswijze adressant 70.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong> deze<br />
zienswijze worden de bestaande steigers op de verbeelding opgenomen.<br />
9. Adressant 9<br />
Zienswijze:<br />
Adressant heeft bezwaar tegen de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen goot- en bouwhoogte<br />
voor de adressen Ruysdaelstraat 77 t/m 89.<br />
Adressant verklaart zijn zienswijze als volgt. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft voor deze panden<br />
een goot- en bouwhoogte aan <strong>van</strong> 14,5 meter respectievelijk 17,5 meter. Dat is lager dan wat op<br />
grond <strong>van</strong> de bouwverordening is toegestaan. Voor de betreffende gronden is een bouwaanvraag<br />
ingediend waarvoor een planologische procedure dient te worden gevolgd. Dat niet de volgens de<br />
bouwverordening toegestane maximale bouwhoogte benut, omdat het stadsdeel heeft aangegeven<br />
geen medewerking te willen verlenen<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Het geldende bestemmingsplan Museumplein e.o. regelt in artikel 8 dat de voor de voorschriften ten<br />
aanzien <strong>van</strong> de bouwhoogte wordt teruggevallen op de stedenbouwkundige bepalingen uit de<br />
bouwverordening. Zoals adressant in de zienswijze reeds aangeeft kan op grond <strong>van</strong> de<br />
bouwverordening ter plaatse een gebouw worden opgericht met een goothoogte <strong>van</strong> 15 meter en een<br />
nokhoogte <strong>van</strong> 25 meter. Deze nokhoogte kan worden bereikt op een afstand <strong>van</strong> 10 meter achter de<br />
voorgevellijn, wegens de voorgeschreven hellingshoek <strong>van</strong> 45 graden. De afstand tussen de voor- en<br />
achtergevel bedraagt maximaal ca. 14 meter, in verband met de in het bestemmingsplan<br />
weergegeven afmetingen <strong>van</strong> het bestemmingsvlak.<br />
Indien adressant een bouwaanvraag indient die geheel in overeenstemming is met het<br />
bestemmingsplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit en tevens voldoet aan de redelijke eisen<br />
<strong>van</strong> welstand, dan mag het stadsdeel de vergunning niet weigeren. Indien de bouwaanvraag <strong>van</strong> deze<br />
11
toetsingskaders afwijkt kan het stadsdeel de vergunning weigeren, indien er geen bereidheid bestaat<br />
om <strong>van</strong> het bestemmingsplan af te wijken.<br />
Het stadsdeel heeft aangegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan het bouwinitiatief, onder<br />
voorwaarde dat het bouwplan past in zijn omgeving. Daarover is met de initiatiefnemer overleg<br />
gevoerd.<br />
Het is een bouwplan (waarvoor een vrijstellingsprocedure artikel 19, lid 2, WRO wordt doorlopen) dat<br />
ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen uitwisselen <strong>van</strong> parkeerplaatsen samen oploopt met een bouwplan in de<br />
Rustenburgerstraat (ook vrijstellingsprocedure artikel 19, lid 2, WRO). Het parkeerbeleid <strong>van</strong> Oud-Zuid<br />
voorziet in de verplichting om bij sloop-nieuwbouw een ondergrondse parkeergarage op eigen terrein<br />
te realiseren. Omdat dit in veel gevallen betekent dat <strong>van</strong>wege de hoge kosten <strong>van</strong> de ondergrondse<br />
parkeergarage de sloop-nieuwbouw geen doorgang kan vinden, wordt er vaak gezocht naar manieren<br />
om deze toch aan de nota Parkeren te kunnen voldoen. In dit geval is aangegeven dat beide projecten<br />
gerealiseerd mogen worden als bij de Ruysdaelstraat een parkeergarage wordt gerealiseerd, waar<br />
ook de verplichte parkeerplaatsen <strong>van</strong> het project aan de Rustenburgerstraat gerealiseerd kunnen<br />
worden.<br />
Om de lopende procedures niet te frustreren en bij het falen <strong>van</strong> de procedures niet de rechten in te<br />
perken (waar<strong>van</strong> de ontwikkelaar reeds heeft aangegeven deze te willen benutten, zullen de<br />
bestaande rechten <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan worden overgenomen, voor zover deze zijn<br />
aangevraagd. Dat komt op het volgende neer:<br />
- onderkelderen toestaan;<br />
- gebruik <strong>van</strong> de kelder als parkeerplaats toestaan, met uitzondering <strong>van</strong> nr. 85;<br />
- maximale goothoogte 15 meter<br />
- maximale bouwhoogte 19,5 meter.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong> deze<br />
zienswijze worden diverse wijzigingen doorgevoerd in de verbeelding om de bestaande rechten te<br />
behouden.<br />
10. Adressant 10<br />
Zienswijze:<br />
Adressant verzoek om, in overeenstemming met het in bijlage 6 <strong>van</strong> de plantoelichting opgenomen<br />
memo ten aanzien <strong>van</strong> parkeren op eigen terrein, het bestaande parkeren in de tuin <strong>van</strong> De<br />
Lairessestraat 57 positief te bestemmen.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Het verzoek <strong>van</strong> adressant is in overeenstemming met het memo en wordt daarom gehonoreerd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
een aanduiding opgenomen zodat parkeren toegestaan blijft in de achtertuin.<br />
11. Adressant 11<br />
Zienswijze:<br />
Adressant verzoekt om het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ter plaatse <strong>van</strong> het adres Jacob Obrechtstraat<br />
46 zodanig aan te passen dat de bestaande en in het bestemmingsplan Vondelpark en<br />
Concertgebouwbuurt opgenomen autostalling op dit adres wordt overgenomen.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Het geldende bestemmingsplan voorziet op het genoemde adres inderdaad in de mogelijkheid <strong>van</strong><br />
autostalling en in de praktijk wordt de grond ter plaatse ook voor dit gebruik benut. De zienswijze is<br />
derhalve gegrond.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
wordt de aanduiding parkeerterrein op het adres Jacob Obrechtstraat 46 toegevoegd.<br />
12
12. Adressant 12<br />
Zienswijze:<br />
Adressant geeft aan dat het adres Paulus Potterstraat 44 wordt gebruikt als kantoor en het adres<br />
Paulus Potterstraat 42 geheel voor wonen, terwijl dit in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is omgedraaid.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> de zienswijze <strong>van</strong> adressant is de situatie ter plaatse gecontroleerd en er is<br />
vastgesteld dat de zienswijze gegrond is. Het bestemmingsplan wordt hierop gecorrigeerd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
worden diverse aanduidingen op de panden toegevoegd, conform de systematiek <strong>van</strong> bestemmen die<br />
in het bestemmingsplan wordt gehanteerd.<br />
13. Adressant 13<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressant geeft aan dat de panden Joh. Verhulststraat 16 en 51 ontrecht zijn bestemd als<br />
Gemengd , omdat de panden uitsluitend bewoond worden.<br />
b. Adressant verbaast zich erover dat voor het Museumplein het bezoekersaantal wordt geschat op<br />
5 miljoen, terwijl naar de mening <strong>van</strong> adressant dubbeltellingen en het meetellen <strong>van</strong> klanten <strong>van</strong><br />
de supermarkt onder het plein onterecht is.<br />
c. Adressant veronderstelt dat de kans op intensiever gebruik <strong>van</strong> het Museumplein voor<br />
evenementen toeneemt en dat daarom de drainage verbeterd moet worden. Voorts wordt<br />
voorgesteld, ten behoeve <strong>van</strong> het herstel <strong>van</strong> het gras, evenementen uitsluitend toe te staan<br />
tussen half april en eind juli.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Johannes Verhulststraat 51 is niet als Gemengd bestemd, maar als woning. Voor Johannes<br />
Verhulststraat 16 is de zienswijze gegrond.<br />
b. Voor zover de plantoelichting een bezoekersaantal <strong>van</strong> 5 miljoen voor het Museumplein noemt is<br />
sprake <strong>van</strong><br />
1. een beschrijving <strong>van</strong> het ontwerp <strong>van</strong> de structuurvisie <strong>van</strong> de gemeente Amsterdam en<br />
2. de verwachtingen omtrent de verbouwing <strong>van</strong> de diverse voorzieningen rond het plein.<br />
Het betreft geen inschattingen die nu ten behoeve <strong>van</strong> dit bestemmingsplan zijn gemaakt. Daar is<br />
ook geen aanleiding toe, omdat het voorliggende bestemmingsplan niet het eerste ruimtelijke<br />
besluit is dat de betreffende verbouwingen mogelijk maakt. Voor de toekomst <strong>van</strong> het<br />
Museumplein is een Visie Museumplein opgesteld. Het getal <strong>van</strong> 5 miljoen is daaruit afkomstig en<br />
geeft aan wat het aantal museumbezoeken zullen zijn. Dit komt ongeveer overeen met 2 miljoen<br />
unieke bezoekers voor het Rijksmuseum, en ongeveer 2,8 in totaal. Voor de nu aan de orde zijnde<br />
bestemmingsplanprocedure is de veronderstelling dat de inschatting te hoog is niet <strong>van</strong> belang<br />
omdat de vermelding <strong>van</strong> deze inschatting in de plantoelichting geen ruimtelijke gevolgen heeft en<br />
niet <strong>van</strong> belang is voor de onderbouwing <strong>van</strong> gemaakte keuzes in dit bestemmingsplan.<br />
c. De intensiteit <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het Museumplein voor evenementen wordt niet beïnvloed door<br />
het voorliggende bestemmingsplan. Het plan staat niet meer of andersoortige evenementen toe<br />
dan het geldende bestemmingsplan reeds mogelijk maakt. De zienswijze richt zich niet op<br />
ruimtelijk rele<strong>van</strong>te gevolgen <strong>van</strong> evenementen maar op uitvoerings- en inrichtingsaspecten, zodat<br />
dit onderdeel <strong>van</strong> de zienswijze buiten de orde <strong>van</strong> de bestemmingsplanprocedure valt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt de bestemming <strong>van</strong> Johannes Verhulststraat 16 gewijzigd naar Wonen.<br />
14. Adressant 14<br />
Zienswijze:<br />
Adressant geeft aan dat de panden Valeriusplein 9 en 12 tot en met 18 momenteel ten behoeve <strong>van</strong><br />
de bestemming Maatschappelijk in gebruik zijn, maar dat ontwikkelingen in de toekomst ertoe zullen<br />
leiden dat een ander gebruik <strong>van</strong> de panden aan de orde kan zijn. Aangegeven wordt dat een<br />
gemengde bestemming, met daarin bijvoorbeeld kantoren en/of wonen, een betere benutting <strong>van</strong> de<br />
locaties mogelijk maakt.<br />
13
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Het in procedure gebrachte bestemmingsplan heeft primair tot doel bestaande verouderde<br />
bestemmingsplannen te actualiseren. Het plan heeft het karakter <strong>van</strong> een conserverend<br />
bestemmingsplan. Het bestemmen <strong>van</strong> gronden en gebouwen is daarom gebaseerd op de bestaande<br />
situatie en de geldende bestemmingen ter plaatse. De panden worden nu gebruikt ten behoeve <strong>van</strong><br />
de maatschappelijke bestemming. De panden Valeriusplein 9 en 18 hebben op grond <strong>van</strong> het<br />
geldende bestemmingsplan de bestemming Bijzondere voorzieningen en tevens medische<br />
voorzieningen , wat een vergelijkbare bestemming is als het in het ontwerp bestemmingsplan<br />
opgenomen Maatschappelijk . De panden Valeriusplein 12, 14 en 16 zijn bestemd als Woningen ,<br />
waar<strong>van</strong> het bestaande gebruik afwijkt. Hier is het huidige maatschappelijke gebruik aangehouden als<br />
basis voor de bestemming in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Er is bij het stadsdeel noch bij adressant sprake <strong>van</strong> concreet uitgewerkte plannen voor een ander<br />
gebruik <strong>van</strong> de bestreffende panden in de toekomst. Er is derhalve dan ook geen onderzoek gedaan<br />
of een afweging gemaakt ten aanzien <strong>van</strong> de aanvaardbaarheid <strong>van</strong> ruimtelijk rele<strong>van</strong>te gevolgen <strong>van</strong><br />
het door adressant genoemde mogelijke nieuwe gebruik <strong>van</strong> deze panden. Het nu in dit<br />
bestemmingsplan opnemen <strong>van</strong> een (veel) ruimere bestemming dan wat het geldende<br />
bestemmingsplan mogelijk maakt is daarom prematuur.<br />
Voorts is in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> het beleid neergelegd dat panden met een<br />
maatschappelijke invulling in het bestemmingsplan worden beschermd tegen de omzetting naar een<br />
ander gebruik. Anders dan bij sommige andere niet-woonfuncties is het niet wenselijk dat panden met<br />
een maatschappelijke invulling omgezet kunnen worden naar bijvoorbeeld, wonen, hotel of<br />
detailhandel. Omdat wel bij het bestuur <strong>van</strong> het stadsdeel bekend is dat op korte termijn, in ieder geval<br />
binnen de planperiode <strong>van</strong> onderhavig bestemmingsplan, adressant de huidige zorglocatie(s) mogelijk<br />
zal verlaten, danwel anders gaat invullen, wordt wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het<br />
bestemmingsplan te kunnen wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen of een<br />
andere geschikte functie voor de panden Valeriusplein 12 tot en met 18. De ruimtelijke inpasbaarheid<br />
<strong>van</strong> de dan gewenste functie zal in het kader <strong>van</strong> die wijziging worden afgewogen.<br />
Op deze manier blijft het eveneens mogelijk om de locatie te blijven gebruiken ten behoeve <strong>van</strong><br />
maatschappelijke voorzieningen, mocht het vertrek <strong>van</strong> adressant geen doorgang kunnen vinden of<br />
de locatie overgedragen worden aan een andere zorgaanbieder.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een<br />
wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te kunnen wijzigen ten behoeve <strong>van</strong> het<br />
kunnen realiseren <strong>van</strong> woningen of een andere geschikte functie voor de panden Valeriusplein 12 tot<br />
en met 18<br />
15. Adressant 15<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressant veronderstelt dat het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> leidt tot een beperking <strong>van</strong> bestaande<br />
planologische rechten doordat ter plaatse <strong>van</strong> de adressen Hobbemastraat 2 en Vossiusstraat 2<br />
een restaurant uitsluitend horeca in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder zou zijn<br />
toegestaan.<br />
b. Adressant vindt het niet ruimtelijk rele<strong>van</strong>t dat de mogelijkheid tot vestiging <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong><br />
categorie 2 wordt beperkt tot de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. In ieder geval<br />
wordt niet ingezien waarom zaalverhuur (onderdeel horeca <strong>van</strong> categorie 2) hier niet mogelijk zou<br />
zijn.<br />
c. Adressant acht het onterecht dat in de twee panden verschillende rechten gelden, omdat de<br />
panden in werkelijkheid zijn samengevoegd.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 24, opmerking b.<br />
b. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor wat betreft de vestiging <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong> categorie 2 in dit<br />
pand ruimer dan het geldende bestemmingsplan, omdat de vestigingsmogelijkheid niet langer<br />
afhankelijk is <strong>van</strong> het aantal vestigingen in andere straten. De bepaling in welke bouwlagen waar<br />
horeca <strong>van</strong> categorie 2 kan worden gevestigd is gelijk gebleven aan het bestaande recht.<br />
Adressant acht de beperking <strong>van</strong> de om<strong>van</strong>g / het aantal bouwlagen waarin horeca <strong>van</strong> categorie<br />
2 kan worden gevestigd een ruimtelijk niet rele<strong>van</strong>te beperking. Deze horecacategorie wordt<br />
gedefinieerd als een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden <strong>van</strong><br />
vermaak en ontspanning, al dan niet met levende muziek en al dan niet met vertrekking <strong>van</strong><br />
14
dranken en kleine etenswaren, daaronder worden begrepen: dancing/discotheek,<br />
zaalverhuurbedrijven en een sociëteit, (dance)club . Gezien de met een dergelijke<br />
horecavoorziening samenhangende overlast zijn de ruimtelijke effecten <strong>van</strong> deze horecacategorie<br />
ruimtelijk rele<strong>van</strong>t en is er aanleiding om de vestigingsmogelijkheid niet te verruimen.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> de vorm <strong>van</strong> zaalverhuur waar adressant naar verwijst, kan gesteld worden dat<br />
deze niet behoort tot de vorm zaalverhuur zoals bedoeld in horeca <strong>van</strong> categorie 2. In de recent<br />
vastgestelde nota Horecabeleid Oud-Zuid 2009 staat aangegeven welke vormen <strong>van</strong> zaalverhuur<br />
worden onderscheiden. De vorm <strong>van</strong> zaalverhuur die adressant omschrijft, behoort volgens het<br />
Horecabeleid bij een kantoorfunctie. Aangezien de bovenste twee bouwlagen <strong>van</strong> het pand als<br />
kantoor in gebruik genomen mogen worden, is de door adressant gewenste zaalverhuur bij recht<br />
toegestaan.<br />
c. De opmerking wordt onderschreven. De vigerende planologische rechten gelden voor beide<br />
panden, dit zal bij de wijzigingen op grond <strong>van</strong> zienswijze adressant 24 in acht worden genomen.<br />
Conclusie:<br />
De zienswijze geeft in samenhang met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 24 aanleiding tot het aanpassen<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen die doorgevoerd worden de beantwoording en<br />
conclusie <strong>van</strong> zienswijze adressant 24.<br />
16. Adressant 16<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen maximale<br />
bouwhoogten langs de Stadhouderskade, met name tussen de Max Euwebrug en de<br />
Museumbrug, te hoog zou zijn omdat deze een verhoging <strong>van</strong> bestaande gebouwen zou mogelijk<br />
maken en het zonlicht in tuinen en op de wandelroute langs de Singelgracht zou beïnvloeden.<br />
b. Adressant vindt onvoldoende duidelijk dat in de toekomst geen enkel bouwsel (kassahuisjes etc.)<br />
mag worden geplaatst.<br />
c. Adressant vindt dat het bestemmingsplan zodanig moet worden aangepast dat illegaal<br />
aangebrachte reclame uitingen <strong>van</strong> rederijen worden verwijderd.<br />
d. Adressant vindt dat het aantal ligplaatsen <strong>van</strong> rederijen beperkt moet worden en dat een illegaal<br />
aangebrachte steiger en ponton <strong>van</strong> de Blue Boat Company niet gelegaliseerd dient te worden.<br />
e. Adressant maakt enkele opmerkingen over beschadigingen die door de rederij zouden worden<br />
aangericht aan de eigendommen <strong>van</strong> adressant en over overschrijdingen <strong>van</strong> emissienormen en<br />
afmetingen <strong>van</strong> schepen <strong>van</strong> de rederij.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Voor zover in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> panden zijn voorzien <strong>van</strong> de dubbelbestemming<br />
Waarde-Cultuurhistorie beoogt het plan het conserverend vastleggen <strong>van</strong> de bestaande<br />
bouwhoogten. Er zijn meerdere <strong>zienswijzen</strong> die aanleiding geven tot het aanpassen <strong>van</strong> de<br />
regeling, teneinde deze doelstelling beter en duidelijker te vertalen. Daartoe wordt het<br />
bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, zodanig dat de bestaande bouwhoogten worden<br />
weergegeven.<br />
b. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is niet geregeld dat de toekomst geen enkel bouwsel<br />
(kassahuisjes etc.) mag worden geplaatst. De diverse bestemmingen laten geen onduidelijkheid<br />
bestaan over de bouwmogelijkheden.<br />
c. De bouwsels hebben een dermate kleine om<strong>van</strong>g, dat hier geen planologisch bezwaar tegen<br />
bestaat. De inpasbaarheid <strong>van</strong> deze voorzieningen worden in het kader <strong>van</strong> welstand afgewogen<br />
en niet in het bestemmingsplan.<br />
d. Zie beantwoording zienswijze 70.<br />
e. De genoemde onderwerpen hebben geen betrekking op de bestemmingsregeling en zijn niet<br />
ruimtelijk rele<strong>van</strong>t. Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 70.<br />
Conclusie<br />
De zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot het aanpassen <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen conclusie <strong>van</strong> zienswijze adressant 1, j.<br />
17. Adressant 17<br />
Zienswijze:<br />
15
Adressant maakt bezwaar tegen de woonbestemming <strong>van</strong> het gehele pand Concertgebouwplein 29,<br />
omdat het pand op de begane grond en de eerste verdieping wordt gebruikt als bedrijfsruimte.<br />
Verzocht wordt het pand een gemengde bestemming te geven.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het pand<br />
Concertgebouwplein 29 zal een gemengde bestemming krijgen, waarbij tevens de tweede bouwlaag<br />
door een niet-woonfunctie in gebruik genomen kan worden.<br />
18. Adressant 18<br />
Zienswijze:<br />
Adressant verzoekt ter plaatse <strong>van</strong> Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 34 de bestaande, zonder vergunning<br />
gebouwde serre met een diepte <strong>van</strong> 2,90 meter <strong>van</strong>af de achtergevel in het bestemmingsplan op te<br />
nemen zodat legalisering mogelijk wordt. Betoogd wordt dat<br />
- de serre inmiddels 8 jaar bestaat<br />
- in het verleden gestarte handhavingprocedures door het stadsdeel zijn gestaakt en<br />
- de serre wegens de recente wijziging <strong>van</strong> de bepalingen omtrent vergunningvrij bouwen nog voor<br />
slechts 40 centimeter illegaal is.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
Conform de keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt wordt alle in de<br />
binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan ingepast. Hier wordt geen onderscheid<br />
gemaakt in bouwwerken die opgericht zijn met vergunningen en bouwwerken die opgericht zijn zonder<br />
vergunning. De aanbouw zal derhalve op de verbeelding ingetekend worden.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
de feitelijk aanwezige aanbouw worden ingetekend.<br />
19. Adressant 19<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat op het Museumplein zes kiosken staan ingetekend, terwijl dat er maar vijf zijn.<br />
De kiosk op de hoek Paulus Potterstraat en Honthorststraat is slechts een tijdelijke plek voor de<br />
haringstal.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard. De tijdelijke kiosk <strong>van</strong> de hoek Paulus Potterstraat/ Van<br />
Baerlestraat is per abuis als vaste standplaats ingetekend. Deze zal <strong>van</strong> de verbeelding worden<br />
verwijderd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De op de verbeelding<br />
ingetekende kiosk zal worden verwijderd.<br />
20. Adressant 20<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat het voornemen om parkeren in tuinen te vergunnen in tegenspraak is met<br />
het uitgangspunt in de keuzenotitie. Daarin is aangegeven dat ongebouwde parkeervoorzieningen<br />
op eigen terrein niet gewenst zijn. Het is tevens in tegenspraak met het in de keuzenotitie<br />
opgenomen uitgangspunt om parkeerkelders in achtertuinen mogelijk te maken.<br />
b. Adressant geeft aan dat t.a.v. het voornemen om parkeren in tuinen te vergunnen wordt<br />
gesproken <strong>van</strong> het oplossen <strong>van</strong> de parkeervraag . Adressant concludeert dat die parkeervraag<br />
er niet is, omdat de Q-Park garage onder het Museumplein (volgens eigen waarneming <strong>van</strong> de<br />
indiener <strong>van</strong> de zienswijze) dagelijks voor tussen 60 en 65% bezet is. Daarmee is het vergunnen<br />
<strong>van</strong> parkeren in tuinen en ondergrondse parkeerkelders onnodig en ongewenst.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
16
a. De keuzenotitie geeft aan welke uitgangspunten <strong>van</strong> ruimtelijk beleid worden gehanteerd bij het<br />
voorbereiden <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De gemaakte keuzen worden vertaald in de toelichting en<br />
regels. In het gehele bestemmingsplangebied is dit dan ook gedaan. Overal waar geen afwijkende<br />
gebruiksactiviteiten plaatsvinden of is toegestaan in de tuin, wordt dit ook niet mogelijk gemaakt,<br />
conform de keuzenotitie. In een beperkt aantal gevallen heeft het Dagelijks Bestuur gemeend te<br />
kunnen afwijken <strong>van</strong> dit algemene uitgangspunt. De verantwoording hiervoor staat in de memo<br />
Parkeren in Binnentuinen. Zie tevens beantwoording zienswijze 6.<br />
b. Het bestemmingsplan maakt parkeren in tuinen en ondergrondse parkeerkelders mogelijk onder<br />
voorwaarden. Doel daar<strong>van</strong> is het verminderen <strong>van</strong> het blik op straat . Zie verder beantwoording<br />
zienswijze 6.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
21. Adressant 21<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat voor het pand Hobbemastraat 12 op 30 januari 2009 een<br />
bouwvergunning is verleend die in het pand een woon- en werkfunctie mogelijk maakt. Inmiddels<br />
wordt het pand voor het grootste deel bewoond, met op de begane grond een kantoorfunctie. In<br />
het ontwerp bestemmingsplan heeft het pand echter de bestemming Gemengd 1 die zowel de<br />
woonfunctie als bedrijfs-/kantoorruimte uitsluit. Adressant verzoekt daarom om het pand (conform<br />
het huidige, vergunde gebruik) een gemengde bestemming te geven met in de begane grond een<br />
kantoor en op de eerste en tweede verdieping een woonfunctie.<br />
b. Adressant geeft aan dat, indien het pand Hobbemastraat 12 tevens een woonfunctie krijgt, dit<br />
consequenties heeft voor het door het college te nemen besluit voor het vaststellen <strong>van</strong> hogere<br />
(geluids)waarden. Wonen is een geluidgevoelige functie, maar voor het pand Hobbemastraat 12 is<br />
geen hogere geluidswaarde vastgesteld. Verzocht wordt, indien het pand Hobbemastraat 12<br />
tevens een woonfunctie krijgt, het pand met hogere geluidswaarden op de te nemen in het besluit<br />
hogere grenswaarden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
b. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de <strong>Nota</strong> <strong>van</strong> beantwoording (ontwerp) Beschikking<br />
hogere waarden Wet geluidhinder.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a worden de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 12 worden gewijzigd<br />
zodat kantoren worden toegestaan in de eerste bouwlaag en in de bovenste twee bouwlagen de<br />
woonfunctie wordt toegestaan.<br />
22. Adressant 22<br />
Zienswijze<br />
Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Wonen <strong>van</strong> het pand Okeghemstraat 1 hoek<br />
Valeriusstraat 151C/151D. Adressant verzoekt het souterrain en de garage op de binnentuin, inclusief<br />
de bijbehorende gang de bestemming te geven die overeenkomt met het gebruik als garage.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Alle bouwvlakken op<br />
het perceel Okeghemstraat 1/Valeriusstraat 151B/151D zullen de functieaanduiding parkeerterrein<br />
krijgen.<br />
23. Adressant 23<br />
Zienswijze<br />
17
Adressant geeft aan graag een ondergrondse parkeergarage te willen bouwen onder de tuinen <strong>van</strong><br />
het pand Van Eeghenstraat 80-82 en verzoekt daarvoor een nadere aanduiding op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het pand op het perceel Van Eeghenstraat 80-82 maakt geen onderdeel uit <strong>van</strong> het plangebied <strong>van</strong><br />
bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het aldaar vigerende bestemmingsplan<br />
Willemspark/ Van Eeghenstraat 2002 geeft aan welke bouw- en gebruiksrechten voor het betreffende<br />
perceel gelden.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
24. Adressant 24<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de detailhandel en horeca per vestiging tot een bepaald<br />
metrage positief is bestemd en dat een groter oppervlak alleen mogelijk is via een afwijkingsregel.<br />
Adressant is <strong>van</strong> mening dat dit rechtsonzeker is. Door het meerdere niet expliciet te vermelden,<br />
wordt feitelijk de bewijslast dat sprake is <strong>van</strong> een grotere, onder het oude bestemmingsplan<br />
toegelaten winkelruimte of horecagelegenheid bij de eigenaar <strong>van</strong> het pand of de exploitant<br />
gelegd. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de planwetgever zelf een onderzoeksplicht heeft om de<br />
afwijkende detailhandels- en horecagelegenheden in kaart te brengen en de om<strong>van</strong>g positief te<br />
bestemmen.<br />
b. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> de panden Hobbemastraat 2 en<br />
2a en Vossiusstraat 2 waardoor in het bestemmingsplan een aantal toegelaten functies qua aard<br />
en om<strong>van</strong>g worden beperkt dan wel worden wegbestemd. Adressant verzoekt het<br />
bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:<br />
- er één bestemmingsplanregeling voor de panden Vossiusstraat 2 en Hobbemastraat 2 en 2a<br />
op de plankaart wordt opgenomen, zodat het hele pand kan worden benut voor horeca 1 en 2;<br />
- er ook horeca mogelijk is in het souterrain en de eerste en tweede bouwlaag;<br />
- de het aantal vierkante meters bvo horecaruimte positief wordt bestemd;<br />
- de nadere aanduiding horeca zich mede uitstrekt over de aanbouw;<br />
- de bouwhoogte <strong>van</strong> de aanbouw wordt verhoogd tot 3,4 meter;<br />
Voorts verzoekt adressant de bouw- en goothoogte <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 4 te verhogen<br />
tot de werkelijk hoogtes, respectievelijk 17,6 en 14,5 meter.<br />
c. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand Hobbemastraat 8.<br />
Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />
vergunde feitelijke situatie door:<br />
- in de definitie <strong>van</strong> het begrip bouwlaag, een entresol als bouwlaag uit te sluiten;<br />
- het aantal toegelaten vierkante meters bvo detailhandel positief te bestemmen;<br />
- de goothoogte op 13,5 meter en de bouwhoogte op 17,5 meter te bestemmen.<br />
d. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat 24-28.<br />
Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />
vergunde feitelijke situatie door:<br />
- in de definitie <strong>van</strong> het begrip bouwlaag, een entresol als bouwlaag uit te sluiten;<br />
- het aantal toegelaten vierkante meters bvo detailhandel positief te bestemmen;<br />
- de bouwhoogte <strong>van</strong> de aanbouw achter het pand te verhogen tot 3,5 meter;<br />
- de bouw- en goothoogte <strong>van</strong> het pand te verhogen tot 18,3 en 21,3 meter.<br />
e. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat 65-67.<br />
Adressant verzoekt de bestemming <strong>van</strong> het pand in overeenstemming te brengen met de<br />
vergunde feitelijke situatie door:<br />
- het feitelijk oppervlak aan bvo winkelruimte positief te bestemmen;<br />
- in casu een uitzondering op te nemen voor het pand aan de P.C. Hooftstraat 65-67 waaruit<br />
blijkt dat in deze situatie detailhandel op de tweede bouwlaag is toegelaten, ondanks dat<br />
slechts één bouwlaag daarboven als zelfstandige woning kan worden gebruikt;<br />
- de bouwhoogte te verruimen tot 14,5 meter.<br />
f. Adressant constateert een aantal onjuistheden ten aanzien <strong>van</strong> het panden P.C. Hooftstraat 46,<br />
48 en 50. Adressant verzoekt het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:<br />
- de panden aan de P.C. Hooftstraat 46, 48 en 50 niet hoeven te voldoen aan de eis, dat twee<br />
bouwlagen gebruikt worden voor wonen;<br />
- de goothoogte wordt verhoogd tot 12,5 meter;<br />
18
- het maximum bruto vloeroppervlak in overeenstemming wordt gebracht met het feitelijk<br />
aanwezige of aangevraagde oppervlakte;<br />
- de uitbouw achter het pand op de plankaart wordt vermeld.<br />
g. Adressant verzoekt de in het bestemmingsplan maximaal toegelaten bouw- en goothoogte op het<br />
pand Van de Veldestraat 2 in overeenstemming te brengen met de feitelijke bouw- en goothoogte,<br />
respectievelijk 19,4 en 15,3 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. In tegenstelling tot hetgeen adressant beweert, is het bestaande metrage wel positief bestemd.<br />
Door aan te geven dat vestigingen groter dan een bepaald metrage niet worden toegestaan<br />
tenzij deze in de huidige situatie dat metrage reeds overschrijden blijft het voortbestaan <strong>van</strong> de<br />
grote vestiging mogelijk. Het is met deze regeling toegestaan om het gebruik te wijzigen naar een<br />
andere functie, wanneer deze bij recht wordt toegestaan (of mogelijk wordt na afwijking <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan). De regel voorkomt slechts een ontwikkeling waarbij na het verdelen <strong>van</strong> een<br />
grote vestiging in kleinere eenheden, deze weer worden samengevoegd tot een vestiging groter<br />
dan het maximaal in het bestemmingsplan toegestane metrage of het uitbreiden <strong>van</strong> een vestiging<br />
die reeds het metrage overschrijdt.<br />
Van een bewijslast zal dan ook geen sprake zijn. Op het moment dat er een aanvraag<br />
omgevingsvergunning wordt ingediend, dient de tekening <strong>van</strong> de bestaande situatie altijd een<br />
weergave te zijn <strong>van</strong> de laatst vergunde situatie. Indien deze situatie niet bekend is bij de<br />
aanvrager, dan ligt de bewijslast bij de aanvrager om aan te tonen waarom de bestaande situatie<br />
niet overeenkomt met de laatst vergunde situatie.<br />
b. De drie genoemde huisnummers Hobbemastraat 2 en 2a en Vossiusstraat 2 vormen één pand. In<br />
het verleden heeft voor dit pand een herziening op het bestemmingsplan plaatsgevonden. Deze<br />
herziening is niet correct opgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De zienswijze wordt<br />
daarom (gedeeltelijk) gegrond verklaard, in die zin dat de gebruiksrechten uit de eerder gevolgde<br />
herziening wordt opgenomen.<br />
c. Het bestemmingsplan bevat geen definitie <strong>van</strong> een entresol, aangezien dit wordt gezien als een<br />
onderdeel <strong>van</strong> de bouwlaag waarin deze zich bevindt. Wat betreft het bestemmen <strong>van</strong> het<br />
metrage wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> de eerste opmerking. Voor het overige wordt<br />
de opmerking gegrond verklaard en zal het bestemmingsplan dienovereenkomstig worden<br />
aangepast.<br />
d. Zie beantwoording <strong>van</strong> opmerking c.<br />
e. Ten aanzien <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> het oppervlakte wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong><br />
de eerste opmerking uit deze zienswijze. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige punten:<br />
- Op het pand P.C. Hooftstraat 65-67 rust een functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />
gemengd- 2 bouwlagen . Volgens de regels behorende bij de bestemming Gemengd 4 mag<br />
bij een dergelijke aanduiding tevens de tweede bouwlaag worden benut ten behoeve <strong>van</strong> de<br />
functie in de eerste bouwlaag. Hiermee is het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag als winkel<br />
positief bestemd. Het gebruik <strong>van</strong> de derde bouwlaag als woning blijft bij recht toegestaan.<br />
- De maximaal toegestane bouwhoogte <strong>van</strong> het pand P.C. Hooftstraat bedraagt volgens de<br />
verbeelding 15 meter. Deze hoogte is ruimer dan de hoogte die adressant in de opmerking<br />
noemt en zal er bij het opnemen <strong>van</strong> een hoogte <strong>van</strong> 14,5 meter geen sprake kunnen zijn <strong>van</strong><br />
een verruiming.<br />
f. Ten aanzien <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> het oppervlakte wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong><br />
de eerste opmerking uit deze zienswijze. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige punten:<br />
- Op de panden P.C. Hooftstraat 46, 48 en 50 rust een functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />
gemengd- 2 bouwlagen . Volgens de regels behorende bij de bestemming Gemengd 4 mag<br />
bij een dergelijke aanduiding tevens de tweede bouwlaag worden benut ten behoeve <strong>van</strong> de<br />
functie in de eerste bouwlaag. Hiermee is het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag als winkel<br />
positief bestemd. Het gebruik <strong>van</strong> de derde bouwlaag als woning blijft bij recht toegestaan. De<br />
goothoogte zal worden aangepast naar hetgeen het laatst is vergund, te weten de goothoogte<br />
die in de zienswijze wordt genoemd;<br />
- Achter de panden aan de P.C. Hooftstraat met een bestemming Gemengd 4, is het bij recht<br />
toegestaan om een uitbouw te plaatsen met een goothoogte <strong>van</strong> 3,5 meter en een<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> 5 meter. De vergunde uitbouw past binnen deze bepalingen.<br />
g. De opmerking wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie:<br />
19
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking b wordt voor het gehele pand:<br />
- in het souterrain en in de begane grond alle categorieën horeca toegestaan;<br />
- op de tweede bouwlaag (eerste etage) een restaurant toegestaan;<br />
- op de derde en vierde bouwlaag (tweede en derde etage) kantoren ten dienste <strong>van</strong> de horeca<br />
toegestaan.<br />
Daarnaast zal de bouwhoogte <strong>van</strong> de bedoelde aanbouw worden verhoogd tot 3,5 meter.<br />
Het pand op Hobbemastraat 4 zal de hoogtes krijgen die is vergund, welke overeenkomen met de<br />
hoogtes die in de zienswijze worden genoemd. Op grond <strong>van</strong> opmerkingen c, d, f en g worden<br />
wijzigingen in de toegestane goot- en bouwhoogten op de verbeelding aangebracht.<br />
25. Adressant 25<br />
Zienswijze<br />
Adressant constateert dat het perceel J.J. Viottastraat 36 de bestemming Wonen heeft en verzoekt<br />
naast de bestemming Wonen een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die het mogelijk maakt om de<br />
functie wonen om te zetten in kantoren en dienstverlening, zoals in het voorgaande bestemmingsplan<br />
was gedaan. Daarbij wordt verwezen naar het gemeentelijk Structuurplan Kiezen voor stedelijkheid :<br />
Locatiebeleid.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
In de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal, waaraan adressant<br />
refereert, wordt verwezen naar de beschrijving in hoofdlijnen voor de toepassing <strong>van</strong> de<br />
wijzigingsbevoegdheid. Dit is in een apart artikel opgenomen, te weten artikel 9 <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan. In deze beschrijving in hoofdlijnen staat aangegeven waarvoor de<br />
wijzigingsbevoegdheid dient, namelijk:<br />
- om het woonoppervlak <strong>van</strong> woningen met een geluidniveau groter dan 70 db(A) te kunnen<br />
wisselen met een even groot kantooroppervlak in het plangebied met een geluidniveau kleiner<br />
dan 70 db(A);<br />
- om concentraties <strong>van</strong> niet-woonfuncties te verminderen op plaatsen waar het woonklimaat<br />
wordt aangetast en/of grote parkeeroverlast bestaat;<br />
- om flexibiliteit te bieden ingeval <strong>van</strong> uitbreiding- of nieuwe vestiging <strong>van</strong> passende nietwoonfuncties<br />
in het plangebied.<br />
Als uitgangspunt hierbij wordt genomen dat het oppervlak aan wonen in als woonhuizen gebouwde<br />
panden niet afneemt.<br />
Op het perceel J.J. Viottastraat 36 staat geen woning waarbij het geluidniveau <strong>van</strong> 70 db(A) wordt<br />
overschreden en er sprake is <strong>van</strong> een aantasting <strong>van</strong> het woonklimaat (wat juist zou gebeuren na het<br />
doorlopen <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid). Ook zou door de wijziging <strong>van</strong> het gebruik het<br />
woonoppervlak in als woonhuizen gebouwde panden afnemen, aangezien het pand op het perceel<br />
J.J. Viottastraat 36 als zodanig is gebouwd en wordt gebruikt. Deze constateringen leiden tot de<br />
conclusie dat onder de vigeur <strong>van</strong> bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal geen toepassing gegeven<br />
zou worden aan de wijzigingsbevoegdheid. Er zal dan ook geen sprake kunnen zijn <strong>van</strong> het vervallen<br />
<strong>van</strong> rechten of mogelijkheden, aangezien deze er praktisch gezien nooit zijn geweest.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
26. Adressant 26<br />
Zienswijze<br />
a. Volgens adressanten bevat het bestemmingsplan voor de panden Nicolaas Maesstraat 130, 132,<br />
134 136 en 138 een onjuiste, te hoge bouwhoogte. Adressanten verzoeken de reële bouwhoogte<br />
en goothoogte op te nemen voor Nicolaas Maasstraat 130 (respectievelijk 10,4 en 6 meter) en de<br />
andere genoemde panden. Dat is in overeenstemming met de aanbeveling <strong>van</strong> Bureau<br />
Monumenten & Archeologie.<br />
b. Volgens adressanten is de nokhoogte <strong>van</strong> het pand Nicolaas Maasstraat 128 eveneens een<br />
onjuiste, te hoge bouwhoogte. Adressanten verzoeken de reële bouwhoogte en goothoogte op te<br />
nemen, respectievelijk (naar schatting) 12 en 6 meter.<br />
c. Ten aanzien <strong>van</strong> de Nicolaas Maesschool geven de adressanten aan dat:<br />
- de vermelde hoogte <strong>van</strong> 13,5 meter huns inziens niet klopt, maar (naar schatting) 10,4 meter<br />
is;<br />
- de aan de oostzijde <strong>van</strong> de school staande lift ten onrechte niet is ingetekend;<br />
20
- zowel de school als het schoolplein op dit moment de te ruime bestemming Maatschappelijk<br />
hebben. Deze bestemming moet worden ver<strong>van</strong>gen door een bestemming die uitsluitend het<br />
gebruik als school tijdens schooltijden mogelijk maakt en naschoolse op<strong>van</strong>g of andere<br />
maatschappelijke activiteiten uitsluit.<br />
d. Adressanten verwijzen naar de namens de Vereniging Banomgeving ingediende zienswijze.<br />
e. In het voorontwerp bestemmingsplan was het schuurtje bij Nicolaas Maesstraat 130 (in de hoek<br />
grenzend aan de tuin <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 132 en het schoolplein) ingetekend. In het ontwerp<br />
is dat niet meer het geval. Verzocht wordt dit alsnog te doen.<br />
f. In de Nicolaas Maesstraat 130 wordt kantoor-aan-huis gevoerd. Het pand heeft echter de<br />
bestemming Wonen , terwijl omliggende, vergelijkbare kantoren-aan-huis de bestemming<br />
Gemengd hebben. Adressant vraagt naar het verschil.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze 3. De bouwhoogte voor deze panden wordt aangepast.<br />
b. Zie beantwoording opmerking a.<br />
c. Ten behoeve <strong>van</strong> de renovatie <strong>van</strong> de school is een bouwvergunning aangevraagd. In deze<br />
aanvraag is als bouwhoogte 13,5 meter opgenomen, conform de bestaande situatie. Er is<br />
daarmee geen aanleiding om een lagere bouwhoogte op de verbeelding aan te brengen. Ten<br />
aanzien <strong>van</strong> de bestemming Maatschappelijk in de school en het schoolplein: het pand had in het<br />
vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. reeds de bestemming Maatschappelijk. Er is geen<br />
aanleiding om deze bestemming te wijzigen, aangezien hiermee alle rechten behouden blijven en<br />
de huidige situatie kan blijven voortbestaan. De bestemming Tuinen die het schoolplein voorheen<br />
had, mocht ten dienste <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw worden benut. Aangezien deze een<br />
maatschappelijke voorziening betreft, is het destijds toegestane gebruik gelijk aan het gebruik dat<br />
wordt toegestaan in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt.<br />
d. Voor de beantwoording wordt hier verwezen naar zienswijze 62.<br />
e. Met de invoering <strong>van</strong> de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) zijn de mogelijkheden<br />
voor het vergunningvrij bouwen verruimd. Hiermee is het toegestaan om het bijgebouw zoals dat<br />
in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> (inspraak voor invoering Wabo) was ingetekend in de<br />
verbeelding zonder omgevingsvergunning te bouwen. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong> het<br />
beperken <strong>van</strong> rechten, het recht wordt alleen <strong>van</strong>uit de nationale regelgeving geboden in plaats<br />
<strong>van</strong> <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan. Daar waar de bestaande bouwwerken niet op grond <strong>van</strong> de<br />
Wabo vergunningsvrij (her)opgericht kunnen worden, zijn deze wel in de verbeelding opgenomen.<br />
De nationale regelgeving dekt dan niet langer het recht tot het bouwen <strong>van</strong> dat bouwwerk en zal<br />
dat in het bestemmingsplan geregeld moeten worden om de eigenaar niet in zijn rechten te<br />
beperken.<br />
f. Daar waar het bekend is bij het stadsdeel dat er (een zelfstandig) kantoor wordt gehouden dat niet<br />
past binnen de voor kantoor-aan-huis gestelde voorwaarden en dit eveneens als zodanig is<br />
geïnventariseerd, dan wordt dit positief bestemd. In het geval <strong>van</strong> Nicolaas Maesstraat 130 is<br />
bekend dat hier kantoor aan huis wordt gehouden en dat voldoet aan de voorwaarden die in de<br />
woonbestemming hieraan gekoppeld worden.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft samen met eerder beantwoorde <strong>zienswijzen</strong> met gelijke inhoud aanleiding om<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />
27. Adressant 27<br />
Zienswijze<br />
a. In het ontwerp bestemmingsplan geldt voor de panden Nicolaas Maesstraat 136 en 138 een<br />
bouw- en goothoogte <strong>van</strong> respectievelijk 18 en 14,5 meter. Dit is hoger dan de bestaande hoogtes<br />
en strookt niet met de uitgangspunten in de Keuzenotitie en het advies <strong>van</strong> BMA voor het gebied<br />
waar nu de Bouwverordening geldt. Met de hogere hoogtes die nu voor het hele blok gelden<br />
worden volgens de adressanten niet alleen de belangen <strong>van</strong> huidige bewoners/ondernemers<br />
geschaad, maar gaat het bestuur in tegen zijn eigen beleid en uitgangspunten. Verzocht wordt<br />
daarom de bouw- en goothoogtes voor de panden Nicolaas Maesstraat 136 en 138 aan te passen<br />
in die zin dat de bouwhoogte wordt vastgesteld per pand en conform de huidige bebouwing.<br />
b. In het nu nog geldende bestemmingsplan is op de Nicolaas Maesstraat 138 een losstaande<br />
schuur in de tuinen ingetekend. Deze schuur is niet terug te vinden in het ontwerp<br />
bestemmingsplan. Adressanten gaan er <strong>van</strong> uit dat de rechten op deze schuur blijven gelden.<br />
21
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking a.<br />
b. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft samen met eerder beantwoorde <strong>zienswijzen</strong> met gelijke inhoud aanleiding om<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />
28. Adressant 28<br />
Zienswijze<br />
Adressanten geven aan dat het pand Lairessestraat 11 tot voor kort in gebruik is geweest als hotel en<br />
dat het hotel op korte termijn weer geopend wordt. Verzocht wordt daarom het hotel in het<br />
bestemmingsplan op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard. Het pand mocht in het voorgaande bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o. worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> een hotel. Er is geen bezwaar deze rechten te<br />
behouden.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een hotel<br />
toegestaan blijven op De Lairessestraat 11.<br />
29. Adressant 29<br />
Zienswijze<br />
a. In de reactie <strong>van</strong> adressant op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat adressant<br />
bezwaar heeft tegen het opnemen <strong>van</strong> meer gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan door<br />
een gemengd-1 bestemming te geven aan panden die nu als kantoor in gebruik worden genomen.<br />
Dit bezwaar blijft, aangezien het bestemmingsplan niet is gewijzigd op dit punt.<br />
Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> gaat uit ven een regeling dat in winkelstraten maar ook op<br />
panden in woonstraten met een niet-woonfunctie, een gemengde bestemming wordt gelegd. Er<br />
is hierdoor een keur aan (commerciële) activiteiten toegestaan. De bestemming omvat mede de<br />
functie kantoor. Veel <strong>van</strong> deze kantoren zijn gevestigd in oorspronkelijk als woonhuis gebouwde<br />
huizen in woonstraten. Deze bestaande kantoren krijgen onder de bestemming gemengd de<br />
nadere functieaanduiding (k)antoor. Dit betekent dat de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> dergelijk<br />
panden aanzienlijk wordt verruimd en dat deze zonder procedurele waarborgen benut kunnen<br />
worden.<br />
Dit is hoogst ongewenst, aangezien er commerciële activiteiten mogelijk worden gemaakt in een<br />
gebied met overwegende woonbestemming.<br />
De volgende panden hebben een afwijkende bestemming gekregen, die gerepareerd dient te<br />
worden:<br />
- J.J. Viottastraat 32. De bestemming wonen is veranderd in GD-1 met aanduiding wonen.<br />
Hiermee is iedere waarborg komen te vervallen als deze functie wordt omgezet naar een nietwoonfunctie.<br />
Kantoor- en horecafunctie in de eerste bouwlaag wordt zondermeer mogelijk<br />
gemaakt;<br />
- Cornelis Schuytstraat 62 t/m 68: deze hebben de bestemming GD-1 gekregen, terwijl deze de<br />
bestemming wonen hadden;<br />
- Het Christies complex op de hoek De Lairessestraat/Cornelis Schuytstraat is <strong>van</strong> bestemming<br />
GD-2 naar GD-1 omgezet. Een nadere motivatie voor deze wijziging wordt niet gegeven.<br />
b. Adressant maakt bezwaar tegen het zondermeer vaststellen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogten op een<br />
maximale hoogte in een heel bouwblok, een hele wand, of een hele architectuureenheid. Dit klemt<br />
temeer dat als de goot- en bouwhoogte zoals blijkt uit de plankaart bij het voorontwerp in een<br />
bouwblok niet per pand/straatwand is vastgelegd, maar als bouwblok en dan nog zelfs hoger<br />
wordt gesteld dan het gemiddelde in het bouwblok aanwezige bebouwing, hetgeen te maken heeft<br />
met de door het dagelijks bestuur voorziene ontwikkeling <strong>van</strong> het project Banstraat 23-27.<br />
Adressant verwijst naar de welstandsnota, waarin het systeem <strong>van</strong> aanwezige afwisseling <strong>van</strong><br />
bouwhoogten, die karakteristiek zijn voor de buurt in het plangebied, is opgenomen.<br />
Stedenbouwkundige zones A, B en C zijn vastgesteld en gelden in grote delen <strong>van</strong> het<br />
plangebied. Het handhaven <strong>van</strong> de ruimtelijke structuur en historisch straatbeeld geldt in<br />
22
toenemende mate als beveling voor de aanpak <strong>van</strong> deze opeenvolgende stedenbouwkundige<br />
zones.<br />
c. Adressant wijst er met nadruk op dat daar waar wordt verwezen naar bestaande rechten op grond<br />
<strong>van</strong> de bouwverordening, deze verordening niet voorziet in de integrale belangenafweging die bij<br />
een bestemmingsplan plaatsvindt. Uit een norm <strong>van</strong> de bouwverordening mag niet zondermeer<br />
een bestaand recht worden afgeleid.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De inspraakreactie <strong>van</strong> adressant is verwerkt in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, door naast de<br />
gebruiksmogelijkheden die gemengd - 1 biedt (detailhandel bij recht, andere functies alleen met<br />
functieaanduiding daar waar deze functie daadwerkelijk aanwezig is) ook wonen toe te staan.<br />
Hiermee is een omzetting naar wonen eveneens bij recht toegestaan in deze panden.<br />
De systematiek <strong>van</strong> bestemming Gemengd - 1 is ingegeven <strong>van</strong>uit de wens tot het beschermen<br />
<strong>van</strong> kwetsbare detailhandel in een woonwijk, zoals de plaatselijke groenteman, slager of bakker.<br />
De bestemming Gemengd - 1 is vervolgens toegekend aan alle niet-woonfuncties in een<br />
woonwijk. Gevolg hier<strong>van</strong> is dat er nu geen andere functies dan detailhandel bij recht worden<br />
toegestaan op het moment dat een niet-woonfunctie uit het pand vertrekt. Dit is een onbedoeld -<br />
en in sommige gevallen ongewenst - gevolg <strong>van</strong> deze wijze <strong>van</strong> bestemmen. Veel panden die nu<br />
als Gemengd - 1 zijn bestemd en waar geen winkel in zit, lenen zich beter voor een andere functie<br />
dan detailhandel. Ook kan een gebied geen behoefte hebben aan detailhandel of is een gebied<br />
onaantrekkelijk als vestigingsgebied voor detailhandel.<br />
Op grond <strong>van</strong> deze zienswijze wordt de bestemmingsystematiek <strong>van</strong> het gehele bestemmingsplan<br />
gewijzigd. Het dient mogelijk te zijn dat bestaande niet-woonfuncties worden omgezet naar andere<br />
niet-woonfuncties, zonder dat de plicht bestaat dat dit detailhandel dient te wezen. Bepaalde<br />
vormen <strong>van</strong> dienstverlening en (lichte) bedrijvigheid dienen eveneens bij recht toegestaan te<br />
worden. Conform de Keuzenotitite zal omzetting naar wonen op de begane grond niet worden<br />
toegestaan. Dit leidt tot de conclusie dat de bestemming het beter is om een onderscheid te<br />
maken in bestemmingen voor de panden met een niet-woonfunctie in de plint in woonwijken en<br />
voor panden in een winkelstraat. De panden in een woonstraat zullen de bestemming Gemengd<br />
1 houden, maar er zal tevens dienstverlening en lichte bedrijvigheid toegestaan worden. Om te<br />
voorkomen dat economisch zwakkere buurtvoorzieningen worden verstoten door sterkere<br />
commerciële functies, zal in ieder geval zakelijke dienstverlening worden uitgesloten bij deze<br />
panden. Voor de winkelstraten zal een nieuwe bestemming worden gebruikt, te weten Gemengd<br />
7. Binnen deze bestemming wordt alleen detailhandel als direct recht toegestaan, andere<br />
aanwezige functies (kantoor, dienstverlening, bedrijf, etc.) zullen met een aanduiding op de<br />
verbeelding worden aangegeven.<br />
Voor de panden die specifiek worden genoemd:<br />
- J.J. Viottastraat 32: de zienswijze wordt onderschreven.<br />
- Cornelis Schuytstraat 62 t/m 68: de zienswijze wordt onderschreven, de bestemming zal<br />
gewijzigd worden naar Wonen;<br />
- Christies complex: de zienswijze wordt onderschreven. De bestemming zal worden gewijzigd<br />
naar Maatschappelijk.<br />
b. Ten aanzien <strong>van</strong> de bouwhoogteregeling, de koppeling met het project Banstraat 23-27 en de<br />
invloed <strong>van</strong> de welstandsnota op het bestemmingsplan wordt verwezen naar de beantwoording<br />
<strong>van</strong> zienswijze 62.<br />
c. Die delen <strong>van</strong> de bouwverordening die gebruikt zijn in het bestemmingsplan Museumplein e.o. om<br />
de maximale hoogte te bepalen, maken integraal onderdeel uit <strong>van</strong> de voorschriften <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan. Het zijn hiermee geen bepalingen meer <strong>van</strong>uit de bouwverordening, maar<br />
bepalingen <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan. Hiermee is de normstelling uit de bouwverordening als<br />
bouwrecht in het bestemmingsplan opgenomen. Doordat deze bepalingen als bouwrecht in het<br />
bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn ze betrokken bij de integrale belangenafweging die in het<br />
kader <strong>van</strong> bestemmingsplan Museumplein e.o. is gemaakt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a krijgen de panden met een gemengde invulling in woonstraten een andere bestemming,<br />
te weten bestemming Gemengd 1. Tevens wordt op grond <strong>van</strong> deze opmerking een aantal<br />
wijzigingen doorgevoerd voor genoemde adressen.<br />
23
30. Adressant 30<br />
Zienswijze<br />
Adressant maakt bezwaar tegen de ruime mogelijkheden voor het gebruik <strong>van</strong> de begane grond die<br />
worden geboden in een woonstraat zoals de Johannes Verhulststraat. Het toestaan <strong>van</strong> winkels en<br />
andere vormen <strong>van</strong> dienstverlening dan een rustig kantoor past niet bij het rustige karakter <strong>van</strong> de<br />
straat en leidt gezien de bouw <strong>van</strong> de huizen tot overlast voor omwonenden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze 29, opmerking a.<br />
Conclusie:<br />
De zienswijze geeft in samenhang met een eerder beantwoorde zienswijze aanleiding tot het<br />
aanpassen <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 29.<br />
31. Adressant 31<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat op het dak <strong>van</strong> Koninginneweg 153 E een dakopbouw heeft met een oppervlak<br />
<strong>van</strong> 3 bij 1,8 meter. De hoogte <strong>van</strong> de daklijst <strong>van</strong> de dakopbouw is 17 meter ten opzichte <strong>van</strong><br />
maaiveld. De bouwhoogte <strong>van</strong> het pand in het bestemmingsplan is echter 14 meter. Dit betekent dat<br />
het bestemmingsplan een toekomstige vergroting niet toestaat. Adressant verzoekt daarom de<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> 14 meter te verruimen tot 17 meter. Daarbij wordt verwezen naar een aantal<br />
omliggende panden waarbij de bouwhoogtes wel verhoogd zijn ten opzichte <strong>van</strong> het voorontwerp<br />
bestemmingsplan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Adressant beschrijft een dakopbouw ten behoeve <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> een dakterras. Dergelijke<br />
bouwwerken zijn ondergeschikt aan het gebouw en niet aan te merken als maatgevend voor de<br />
bouwhoogte die het hoofdgebouw heeft. Het verruimen <strong>van</strong> de bouwhoogte naar dit ondergeschikte<br />
bouwwerk geeft mogelijkheden tot het ophogen <strong>van</strong> het gebouw met een hele bouwlaag. In dit gebied<br />
dienen dergelijke ophogingen per individueel geval beoordeeld te worden op stedenbouwkundige<br />
inpasbaarheid en wordt dit niet bij recht mogelijk gemaakt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
32. Adressant 32<br />
Zienswijze<br />
Adressanten verzoeken de wijzigingsbevoegdheid die in de Hendrik Jacobszstraat 7/9 vestiging<br />
horeca 3 of 4 mogelijk maakt te schrappen. Horeca leidt in een woonbuurt vaak tot fricties en de bouw<br />
<strong>van</strong> de huizen maakt horeca op deze locatie ongewenst. Adressanten geven aan dat het vorige<br />
bestemmingsplan reeds deze mogelijkheid bood, maar menen dat het vaststellen <strong>van</strong> een nieuw<br />
bestemmingsplan een goed moment is om dit te heroverwegen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De opmerking <strong>van</strong> adressant wordt onderschreven daar waar wordt aangegeven dat een nieuw<br />
bestemmingsplan mogelijkheden biedt om een heroverweging te maken voor de gewenste<br />
ontwikkelingen voor de komende tien jaar. Bij deze afweging wordt het meest recente ruimtelijke en<br />
economische beleid betrokken. Aangezien het Horecabeleid Oud-Zuid 2009, dat in 2009 door de raad<br />
<strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid is vastgesteld (en daarvoor meerdere consultatierondes met<br />
belanghebbenden heeft doorlopen), het meest recente beleid ten aanzien <strong>van</strong> horeca bevat, wordt dit<br />
integraal in het bestemmingsplan opgenomen. Het Horecabeleid voorziet in uitbreidingmogelijkheden<br />
voor de Willemsparkbuurt en in het bijzonder ook voor de Hendrik Jacobszstraat. Om deze<br />
uitbreidingsmogelijkheden planologisch te kunnen faciliteren, is voor de panden waar nu een nietwoonfunctie<br />
in de plint aanwezig is (en derhalve een gemengd-bestemming hebben) een<br />
wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wenselijkheid <strong>van</strong> (uitbreiding <strong>van</strong>) horeca in deze straat is in<br />
het kader <strong>van</strong> het horecabeleid vastgesteld. Het bestemmingsplan volgt het beleid hierin, door de<br />
planologische omzetting <strong>van</strong> het gebruik middels een wijzigingsbevoegdheid te kunnen faciliteren. Er<br />
worden in het bestemmingsplan niet meer (of minder) mogelijkheden tot uitbreiding <strong>van</strong> horeca<br />
geboden dan in het Horecabeleid is voorgesteld. Bij de toepassing <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid zijn<br />
overigens nog voldoende mogelijkheden om bezwaar te maken tegen een concrete omzetting <strong>van</strong> de<br />
24
huidige functie naar horeca, aangezien hiervoor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure<br />
<strong>van</strong>uit afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht wordt doorlopen. Aspecten zoals geluidhinder<br />
en verkeersaantrekkende werking worden in het kader <strong>van</strong> die procedure aan de orde gesteld. Indien<br />
deze aspecten leiden tot een situatie waarin het huidige woon- en leefklimaat in grote mate onder druk<br />
komt te staan, dan zal de procedure niet doorgezet worden, omdat het criterium <strong>van</strong> een goede<br />
ruimtelijke ordening te allen tijden gerespecteerd dient te worden.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
33. Adressant 33<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat de grond aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand Concertgebouwplein 20 ten onrechte<br />
niet is bestemd als parkeerterrein. Dit is al jaren het parkeerterrein <strong>van</strong> adressant. Daarom wordt<br />
verzocht dit parkeerterrein in het bestemmingsplan op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het parkeren op dit perceel is in het vigerende bestemmingsplan Jan Willem Brouwersstraat e.o. niet<br />
toegestaan. Het is hier dan ook sprake <strong>van</strong> een geval waar<strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen<br />
aangeeft dat deze gelegaliseerd kan worden, omdat het voldoet aan de hiervoor gestelde<br />
voorwaarden. Conform deze memo had het tervisie gelegde <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds moeten<br />
voorzien <strong>van</strong> een aanduiding parkeerterrein voor de gronden aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand aan<br />
Concertgebouwplein 20.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
een aanduiding opgenomen worden om het parkeren mogelijk te blijven maken.<br />
34. Adressant 34<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan graag een ondergrondse parkeergarage te willen bouwen onder de percelen Van<br />
Eeghenstraat 90 en Oranje Nassaulaan 63 en verzoekt daarvoor een nadere aanduiding op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Beide panden maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplangebied.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
35. Adressant 35<br />
Zienswijze<br />
Adressant mist op de plankaart het bij J.J. Viottastraat 35 behorende vrijstaand bijgebouw en verzoekt<br />
dit bijgebouw op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
36. Adressant 36<br />
Zienswijze<br />
Adressant constateert dat het perceel J.J. Viottastraat 34 de bestemming Wonen heeft. In het<br />
verleden was dit de bestemming Maatschappelijk . Aangezien het pand het huidige gebruik als<br />
school/cursuscentrum zal behouden, wordt verzocht de bestemming te wijzigen in Maatschappelijk .<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
25
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />
het pand J.J. Viottastraat 34 wordt gewijzigd naar Maatschappelijk.<br />
37. Adressant 37<br />
Zienswijze<br />
Adressant heeft meerdere vragen en opmerkingen naar aanleiding <strong>van</strong> Paulus Potterstraat 26:<br />
a. omdat het pand sinds lange tijd in zijn geheel als kantoor in gebruik is, wordt verzocht dit duidelijk<br />
in het bestemmingsplan op te nemen, bijvoorbeeld middels de aanduiding specifieke vorm <strong>van</strong><br />
gemengd alle bouwlagen ;<br />
b. adressant mist op de plankaart het bij het pand behorende vrijstaand bijgebouw en verzoekt dit<br />
bijgebouw op te nemen;<br />
c. volgens adressant is op het renvooi <strong>van</strong> de verbeelding onduidelijk waar welke bouwvlaklijnen<br />
lopen en waar welke functie- en hoogtescheidingslijnen gelden. Zo is het adressant niet duidelijk<br />
waar zich in dit blok de grens bevindt tussen de bestemmingen GD-1 en GD-2 ;<br />
d. adressant meent dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten opzichte <strong>van</strong> het<br />
huidige bestemmingsplan een beperking inhoud <strong>van</strong> de bebouwingsmogelijkheden en verzoekt<br />
deze dubbelbestemming te schrappen;<br />
e. adressant verzoekt helderheid en eenheid in en tussen de wijze <strong>van</strong> meten en de<br />
begripsomschrijving waar het gaat om de bijzondere bouwlagen zolder en onderbouw ;<br />
f. adressant verzoekt de topografische ondergrond op correcte wijze weer te geven c.q. aan te<br />
passen aan de werkelijk bestaande situatie.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. deze opmerking wordt gegrond verklaard.<br />
b. Zie beantwoording zienswijze 26, opmerking e.<br />
c. Bestemmingsplannen dienen digitaal uitwisselbaar te zijn. Deze eis heeft geleid tot een door het<br />
Rijk uitgevaardigde set <strong>van</strong> standaarden ten aanzien <strong>van</strong> de kleuren die gebruikt mogen worden in<br />
de verbeelding (voorheen plankaart), de dikte <strong>van</strong> de lijnen die de diverse vlakken op de<br />
verbeelding krijgen, standaard bestemmingen, etc.. Zo heeft het Rijk bepaald dat<br />
bestemmingsvlakken een dunnere lijn krijgen dan bouwvlakken. Op internet<br />
(www.ruimtelijkeplannen.nl en op de Amsterdamse website<br />
www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl) is dit verschil wel te zien, maar op de papieren uitdraai<br />
<strong>van</strong> de verbeelding, worden deze lijnen over elkaar heen gelegd. Daar waar een bouwvlak is<br />
aangegeven, is dan niet duidelijk of daaronder een bestemmingsgrens loopt. Hierdoor is een<br />
toetsing aan het bestemmingsplan op papier niet altijd even eenvoudig en is de opmerking <strong>van</strong><br />
adressant begrijpelijk. Het is dan ook aan te bevelen om bij een toetsing aan het<br />
bestemmingsplan altijd het digitaal ontsloten exemplaar te raadplegen. In de Wet ruimtelijke<br />
ordening is aangegeven dat bij verschillen (of twijfel) in de toetsing tussen de analoge en digitale<br />
verbeelding, de digitale verbeelding als uitgangspunt genomen moet worden.<br />
d. Het pand op Paulus Potterstraat 26 wordt beschouwd als cultuurhistorisch waardevol. De<br />
bouwrechten die op het pand rusten zijn niet meer <strong>van</strong> deze tijd en kunnen ervoor zorgen dat de<br />
cultuurhistorische waarde <strong>van</strong> het pand (en het aanzicht <strong>van</strong> de belendende bebouwing) teniet<br />
wordt gedaan. Aangezien de bestaande rechten nooit zijn benut en er tevens geen tekenen zijn<br />
dat deze op korte termijn wel benut zouden gaan worden, is er voldoende aanleiding geweest om<br />
de bouwrechten terug te brengen naar de hoogte die wat betreft Bureau Monumenten &<br />
Archeologie stedenbouwkundig verantwoord is. Wel zal in de regels een afwijkingsmogelijkheid<br />
opgenomen worden, waarbij een hogere bouwhoogte toegestaan kan worden, mits dit<br />
stedenbouwkundig en planologisch inpasbaar kan worden geacht. Deze afweging voorkomt dat<br />
bouwrecht ervoor gaat zorgen dat er een spanningsveld ontstaat tussen het recht om hoger te<br />
bouwen en de reikwijdte <strong>van</strong> de welstandscommissie. De mogelijkheden om contrair te gaan aan<br />
het advies <strong>van</strong> deze commissie wordt hiermee bemoeilijkt, zodat er daadwerkelijk pas opgehoogd<br />
kan worden op het moment dat er positief geadviseerd wordt. Dit doet meer recht aan het<br />
cultuurhistorische karakter <strong>van</strong> het pand, al is dat karakter door verleende vergunningen reeds<br />
minder waardevol geworden.<br />
e. De zienswijze wordt onderschreven. Er zal meer eenheid in de begrippen worden aangebracht.<br />
f. De topografische ondergrond heeft geen rechtskracht, de bouw- en gebruiksmogelijkheden<br />
kunnen worden afgeleid uit de verbeelding en de regels. De ondergrond wordt met name gebruikt<br />
ten behoeve <strong>van</strong> oriëntatie.<br />
26
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt een kantoor in het hele pand Paulus Potterstraat 26 toegestaan. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking e wordt meer duidelijkheid in de regels aangebracht ten aanzien <strong>van</strong> de in de zienswijze<br />
genoemde begrippen.<br />
38. Adressant 38<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de regels in het ontwerp bestemmingsplan onvoldoende zijn om de<br />
openbare ruimte in de onderdoorgang <strong>van</strong> de nieuwbouw <strong>van</strong> het Rijksmuseum goed en veilig te<br />
laten functioneren. Het comité acht de nu opgenomen wijzigingsbevoegdheid ongewenst en<br />
verzoekt de regels en voorwaarden voor de inrichting <strong>van</strong> de onderdoorgang aan te scherpen<br />
zoals in de zienswijze aangegeven.<br />
b. Naast bovenstaand punt geeft adressant nog de volgende aspecten aan:<br />
- verzocht wordt te bevestigen dat de algemene wijzigingsbevoegdheid <strong>van</strong> regel 25 wordt<br />
beperkt door de specifieke wijzigingsbevoegdheid Entree Rijksmuseum;<br />
- in de verbeelding staat het ondergrondse bergbezinkbassin aan de noordzijde <strong>van</strong> het<br />
Rijksmuseum aangemerkt als ondergronds museum. Dit is niet correct;<br />
- in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt verwezen naar de Visie Museumplein; Volgens<br />
adressant is deze visie nooit vastgesteld, zodat het verwijzen ernaar onterecht is.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. de regels <strong>van</strong> het bestemmingsplan geven richting aan het toegestane gebruik en de<br />
mogelijkheden tot bouwen. De in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen regels ten aanzien<br />
<strong>van</strong> de onderdoorgang <strong>van</strong> het Rijksmuseum voorzien in het toestaan <strong>van</strong> het gewenste gebruik,<br />
namelijk als openbare ruimte en fietsverbinding. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten<br />
behoeve <strong>van</strong> een planontwikkeling waarbij mogelijk de entree <strong>van</strong> het Rijksmuseum in de<br />
onderdoorgang wordt gerealiseerd en wordt de ontwikkeling niet op voorhand uitgesloten. Niet<br />
ingezien wordt waarom de randvoorwaarden die gesteld worden (er moet aangetoond worden dat<br />
de entree een goede doorstroom <strong>van</strong> bezoekers faciliteert en dat de verkeersveiligheid <strong>van</strong><br />
fietsers en voetgangers gewaarborgd wordt), onvoldoende zijn om de doorstroming,<br />
verkeersveiligheid en verblijfskwaliteit te waarborgen. Deze waarborgen worden juist als<br />
voorwaarde gesteld bij de toepassing de wijzigingsbevoegdheid.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> het instrument wijzigingbevoegdheid : de deelraad stelt de kaders vast en het<br />
dagelijks bestuur kan binnen deze kaders zelfstandig besluiten. Indien de raad instemt met de<br />
wijzigingsbevoegdheid (zoals deze nu geformuleerd is) door het bestemmingsplan vast te stellen,<br />
dan kan het dagelijks bestuur, op het moment een ontwerp voor een entree in de onderdoorgang<br />
zich conformeert aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde voorwaarden, deze kaders invullen.<br />
Met deze werkwijze geeft de raad via de vaststelling bestemmingsplan in principe haar akkoord<br />
over de mogelijke ontwikkeling <strong>van</strong> een entree in de onderdoorgang. Door de voorwaarden in de<br />
wijzigingsbevoegdheid op te nemen, zijn er geen mogelijkheden voor het dagelijks bestuur om<br />
een daar<strong>van</strong> afwijkende ontwikkeling mogelijk te maken, zonder de raad hiervoor te raadplegen.<br />
Overigens wordt bij de voorbereiding <strong>van</strong> een bestemmingsplanwijziging de uniforme<br />
voorbereidingsprocedure gevolgd op grond <strong>van</strong> afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Tijdens<br />
deze voorbereiding zijn er mogelijkheden om tegen de voorgestane ontwikkeling bezwaar aan te<br />
tekenen.<br />
b. <strong>Beantwoording</strong> enkele aspecten:<br />
- de algemene wijzigingsregels hebben betrekking op het kunnen overschrijden <strong>van</strong><br />
bestemmingsgrenzen, het wijzigen <strong>van</strong> de Lijst <strong>van</strong> Bedrijfsactiviteiten en het kunnen<br />
actualiseren <strong>van</strong> het bestemmingsplan ten behoeve <strong>van</strong> nieuwe wet- en regelgeving. Het<br />
wijzigen <strong>van</strong> het bestemmingsplan op grond <strong>van</strong> de algemene regels zal de specifieke<br />
wijzigingsbevoegdheid voor de entree <strong>van</strong> het Rijksmuseum niet raken en vice versa. Alle<br />
activiteiten die plaatsvinden zullen plaatsvinden binnen de desbetreffende bestemming<br />
danwel de zone waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt op de verbeelding. De algemene<br />
wijzigingsregels en de specifieke wijzigingsbevoegdheid kunnen derhalve naast elkaar blijven<br />
bestaan;<br />
- Deze opmerking wordt onderschreven. De verbeelding zal worden aangepast;<br />
- Daar waar in het bestemmingsplan wordt gesproken over de visie op het Museumplein, wordt<br />
bedoeld de Visie Museumkwartier. Deze visie is op 25 februari 2009 door de raad <strong>van</strong><br />
voormalig stadsdeel Oud-Zuid en op 11 maart 2009 door de gemeenteraad aangenomen.<br />
27
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />
het bergbezinkbassin zal worden gewijzigd.<br />
39. Adressant 39<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat het Rijksmuseum naast een museale functie ook een educatieve functie<br />
heeft. Verzocht wordt om onder de bestemmingsomschrijving de functie educatie of educatief<br />
centrum toe te voegen.<br />
b. Adressant geeft aan dat er verschillen zijn tussen de ter visie gelegde verbeelding en de<br />
huidige/toekomstige situatie. Het betreft:<br />
- de historische luifels met een hoogte <strong>van</strong> ca. 5 meter aan de Stadhouderskade-zijde <strong>van</strong> het<br />
pand staan niet op de kaart;<br />
- het studie-centrum is 14 meter hoog en geen 8 meter;<br />
- het reeds gebouwde Ateliergebouw (achter het voormalige Veiligheidsinstituut) is geen 17<br />
maar 20 meter hoog;<br />
- op twee plaatsen staat de toevoeging sba-ond vermeld, terwijl hier geen sprake is <strong>van</strong> een<br />
onderdoorgang;<br />
- conform de afspraak zijn de voorgenomen horeca-locaties op de tekening vermeld. Echter in<br />
de Teekenschool wordt een kleine cateringfaciliteit voorzien. Deze dient op de kaart vermeld<br />
te worden;<br />
- er staat geen nadere duiding <strong>van</strong> de te realiseren museumwinkel;<br />
- op het dak <strong>van</strong> de bebouwing direct boven de museumstraat wordt een vijver gerealiseerd;<br />
- in de tuin aan de oostzijde <strong>van</strong> het Rijksmuseum worden diverse opstanden ten behoeve <strong>van</strong><br />
ventilatie en luchtinlaat gerealiseerd;<br />
- het bergbezinkbassin aan de noordzijde <strong>van</strong> het Rijksmuseum is geen ondergronds museum.<br />
c. Adressant geeft aan in de Philipsvleugel zelfstandige horeca komt. Gezien de positionering <strong>van</strong> de<br />
horeca ligt het voor de hand om aan de oostzijde <strong>van</strong> de horeca langs de Museumstraat een bij de<br />
horeca horend terras te vestigen. Aangezien hier geen omwonenden zijn, heeft dit geen gevolgen<br />
voor het woon- en leefklimaat. Verzocht wordt daarom dit terras in het bestemmingsplan op te<br />
nemen.<br />
d. Adressant geeft aan dat de bezoekers <strong>van</strong> het nieuwe Rijksmuseum door de museumstraat<br />
tussen de passage en het Museumplein zullen lopen. Om logistieke problemen met de<br />
bezoekersstromen te voorkomen, wordt verzocht in het bestemmingsplan te regelen dat de<br />
trottoirs <strong>van</strong> de straat worden vrijgehouden <strong>van</strong> bijvoorbeeld mobiele verkoopkramen, kiosken en<br />
dergelijke.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De educatieve functie maakt onderdeel uit <strong>van</strong> de activiteiten die in het museum worden ontplooid<br />
en zijn ondergeschikt aan de bestemming Cultuur en Ontspanning. Er is geen sprake <strong>van</strong> een<br />
zelfstandige educatieve voorziening, welke los <strong>van</strong> het Rijksmuseum in gebruik wordt genomen,<br />
waardoor er geen aanleiding is om dit specifiek te bestemmen. Wel kan het als ondersteunende<br />
functie worden opgenomen in de regels, om te voorkomen dat dit gebruik op een later moment<br />
strijdig wordt geacht met de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />
b. Ten aanzien <strong>van</strong> de verschillen tussen de verbeelding en de huidige/toekomstige situatie:<br />
- deze opmerking is gegrond:<br />
- deze opmerking is gegrond;<br />
- deze opmerking is gegrond;<br />
- de aanduidingen geven aan dat hier sprake is <strong>van</strong> een onderdoorgang. Aangezien het hier<br />
gaat om twee poorten in de tuin met een hoge cultuurhistorische waarde, is de aanduiding<br />
op de verbeelding geplaatst. Het ontbreken <strong>van</strong> een dergelijk aanduiding zou namelijk het<br />
recht creëren om de poorten dicht te bouwen. Dit dient te allen tijden voorkomen te worden;<br />
- de horecalocaties zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet op de verbeelding ingetekend, in<br />
tegenstelling tot adressant aangeeft. De mogelijkheid tot het vestigen <strong>van</strong> twee<br />
horecavestigingen <strong>van</strong> ieder 600m2 is in de regels opgenomen, zodat er nog<br />
manoeuvreerruimte is bij het nader invullen <strong>van</strong> de horeca. De cateringfaciliteit is een<br />
ondergeschikt gebruik, ten behoeve <strong>van</strong> de bestemming. Deze activiteit heeft geen<br />
planologische rele<strong>van</strong>tie;<br />
28
- de museumwinkel is ondergeschikt aan de bestemming Cultuur en Ontspanning en hoeft<br />
derhalve niet opgenomen te worden op de verbeelding. Wel kan het als ondersteunende<br />
functie worden opgenomen in de regels, om te voorkomen dat dit gebruik op een later<br />
moment strijdig wordt geacht met de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />
- De vijver betreft geen zelfstandig bouwwerk, maar maakt onderdeel uit <strong>van</strong> het<br />
ondergrondse museum. Het is hiermee niet een ruimtelijk rele<strong>van</strong>t bouwwerk, dat<br />
individueel geregeld dient te worden. De uiterlijke verschijningsvorm <strong>van</strong> de vijver doet<br />
voorkomen dat de vijver niet op de bovenzijde <strong>van</strong> een ondergronds gebouw ligt, maar<br />
onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> de tuininrichting. Indien het geen onderdeel zou zijn <strong>van</strong> een ander<br />
bouwwerk, dan zou de vijver alsnog passend geacht worden binnen de bestemming,<br />
aangezien vijvers toegestaan zijn als onderdeel <strong>van</strong> de tuin;<br />
- Dergelijke opstanden zijn ten behoeve <strong>van</strong> en derhalve ondergeschikt aan de functies die in<br />
de bestemming Cultuur en Ontspanning mogelijk worden gemaakt. De ruimtelijke<br />
inpasbaarheid er<strong>van</strong> is reeds bij de vergunningverlening afgewogen;<br />
- Zie beantwoording zienswijze adressant 38, opmerking b, tweede punt.<br />
c. Terrassen zijn over het algemeen toegestaan in de openbare ruimte. De afmetingen en andere<br />
voorwaarden komen aan de orde in de APV en het terrassenbeleid. Echter, op het moment dat<br />
het terras op gronden komt die niet openbaar zijn, zoals in onderhavig geval, dan is het wel<br />
noodzakelijk dit op de verbeelding aan te geven. De zienswijze wordt op dit punt gegrond<br />
verklaard;<br />
d. Staanplaatsvergunningen kunnen eenvoudig worden ingetrokken worden op het moment dat hier<br />
niet op juiste wijze gebruik <strong>van</strong> gemaakt wordt. Het is dan niet wenselijk dat deze in het<br />
bestemmingsplan op de verbeelding worden opgenomen. Om staanplaatsen niet onmogelijk te<br />
maken als een specifiek gebruik <strong>van</strong> de openbare ruimte, zal in de regels wel opgenomen worden<br />
dat staanplaatsen op een bepaalde locatie worden toegestaan. De afmetingen en exacte locatie<br />
worden dan geregeld in de staanplaatsvergunning zelf.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a en b (6 e streepje) zullen ondersteunende functies worden toegevoegd aan de<br />
bestemmingsomschrijving <strong>van</strong> de bestemming Cultuur en Ontspanning.<br />
Op grond <strong>van</strong> opmerking b (1 e , 2 e en 3 e streepje) zullen diverse wijzigingen in de toegestane goot- en<br />
bouwhoogten worden opgenomen. Op grond <strong>van</strong> opmerking c zal een terras worden toegestaan bij de<br />
Philipsvleugel.<br />
40. Adressant 40<br />
Zienswijze<br />
Het hanteren <strong>van</strong> een maximum maat voor winkels <strong>van</strong> 300 m 2 wordt volgens adressant niet goed<br />
gemotiveerd. Volgens adressant is dit bovendien in strijd met het beleid in de nota Detailhandel in<br />
balans uit 2001. Het stadsdeel geeft wel aan dat afgeweken wordt <strong>van</strong> dit beleid, maar motiveert niet<br />
waarom. Volgens adressant ligt het meer voor de hand om in beperkte mate grotere winkels toe te<br />
staan. Bijvoorbeeld maximaal drie grotere winkels in de Cornelis Schuytstraat. De zo verkregen<br />
afwisseling in maatvoering heeft volgens adressant een positief effect op het functioneren als<br />
winkelstraat.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 m 2 is bedoeld om de kleinschaligheid <strong>van</strong> de voorzieningen te<br />
kunnen waarborgen. Het vergroten <strong>van</strong> dit metrage zal kunnen leiden tot winkels die een groot deel<br />
<strong>van</strong> de straatwand in beslag nemen, wat ook effecten heeft op de variatie in het aanbod. Er zijn<br />
winkelgebieden aangewezen waarbij de gewenste kleinschaligheid niet altijd zal leiden tot een goed<br />
winkelaanbod. Zo zijn de Van Baerlestraat, Roelof Hartstraat en P.C. Hooftstraat winkelstraten waar<br />
een maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 m 2 niet past binnen het karakter <strong>van</strong> het voorzieningenniveau<br />
dat wordt aangeboden. De Cornelis Schuytstraat ontleent haar kracht juist aan het karakter <strong>van</strong> een<br />
buurtwinkelstraat met een aanbod <strong>van</strong> kleine voorzieningen met nationale aantrekkingskracht. Het<br />
verhogen <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte zal in deze straat leiden tot een verschraling <strong>van</strong> de<br />
diversiteit in het aanbod.<br />
De <strong>Nota</strong> Detailhandel in Balans uit 2001 geeft aan dat de gemeente juist afweegt of er mogelijkheden<br />
zijn tot het loslaten <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte. Deze afweging heeft in het kader <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan plaatsgevonden en in een aantal gevallen geleid tot een verruiming <strong>van</strong> de<br />
mogelijkheden voor detailhandel. Deze afweging heeft ook geleid tot een standpunt dat het loslaten<br />
29
<strong>van</strong> de maximering niet in alle gevallen een gunstige uitwerking heeft, althans, niet als dit algemeen<br />
wordt toegestaan. Er kan in concrete gevallen een nadere overweging plaatsvinden, waarbij wel<br />
afgeweken wordt <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte. Aangezien deze gevallen zich nog niet hebben<br />
voorgedaan, is in het bestemmingsplan hier niet op geanticipeerd. De genoemde overweging zal dan<br />
plaatsvinden bij een afwijking <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
41. Adressant 41<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen het niet mogelijk maken <strong>van</strong> het horizontaal samenvoegen <strong>van</strong><br />
panden. Bij horizontale samenvoeging is het goed mogelijk de gevelindeling, inclusief de<br />
entreepartijen, ongewijzigd te laten. Horizontale samenvoeging kan gewenst zijn, bijvoorbeeld als<br />
het gaat om het samenvoegen <strong>van</strong> woningen. Dat kan ten goede komen aan de vraag <strong>van</strong><br />
senioren naar grotere, gelijkvloerse appartementen waar zijn langer zelfstandig kunnen blijven<br />
wonen. Adressant is <strong>van</strong> mening dat voor horizontaal samenvoegen niet het bestemmingsplan,<br />
maar de welstandsnota als instrument moet worden ingezet. Verzocht wordt daarom de<br />
desbetreffende bepalingen uit het bestemmingsplan te schrappen.<br />
b. In het ontwerp bestemmingsplan hebben de panden Emmastraat 36-40 een bouwhoogte <strong>van</strong> 12<br />
meter. Dit is niet in overeenstemming met de bestaande bouwhoogte. Bovendien hebben de<br />
panden in het vigerend bestemmingsplan een bouwhoogte <strong>van</strong> maximaal 25 meter. Op basis <strong>van</strong><br />
het vigerend plan heeft adressant een bouwvergunning 1 e fase ingediend voor herontwikkeling tot<br />
een hoogte <strong>van</strong> 22 meter. Er is niet versneld overgegaan tot de 2 e fase, aangezien in het<br />
voorontwerp werd uitgegaan <strong>van</strong> een bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter. De huidige bouwhoogte <strong>van</strong> 12<br />
meter is bovendien niet consequent, aangezien de panden Emmastraat 36 t/m 44 een eenheid<br />
vormen. Emmastraat 42 en 44 hebben wel een maximum bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter. Nu de<br />
panden Emmastraat 36-40 een bouwhoogte hebben <strong>van</strong> maximaal 12 meter, wordt adressant<br />
geschaad in zijn uitbreidingsplannen. Verzocht wordt daarom de bouwhoogtes in<br />
overeenstemming te brengen met de bestaande bouwhoogte.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het verbod <strong>van</strong> het samenvoegen <strong>van</strong> panden is opgenomen om te voorkomen dat hierdoor de<br />
toegestane vestigingsgrootte die in sommige gemengde bestemmingen wordt toegestaan,<br />
horizontaal uitgevoerd wordt. In De Pijp komt het geregeld voor dat de maximaal toegestane<br />
vestigingsgrootte <strong>van</strong> 300 vierkante meter zoveel mogelijk horizontaal wordt uitgesmeerd . In de<br />
praktijk worden dan soms wel 5 panden naast elkaar door dezelfde voorziening gebruikt. De<br />
opmerking wordt echter gegrond verklaard. De panden in het Museumkwartier en de Valeriusbuurt<br />
hebben doorgaans een groter oppervlak dan de panden in De Pijp. Een horizontale uitbreiding zal<br />
in veel gevallen al snel leiden tot een overschrijding <strong>van</strong> de maximale vestigingsgrootte, zeker als<br />
hierbij eveneens de kelder/souterrain wordt gebruikt. In dit plangebied zal het gebruiken <strong>van</strong> 300<br />
m 2 vloeroppervlak in horizontale zin niet leiden tot een situatie waarbij een straatwand in beslag<br />
wordt genomen door slechts een paar grote winkels, daar waar kleinschaligheid nagestreefd<br />
wordt. Tevens is de bepaling dermate stringent opgesteld, dat daarmee de samenvoeging <strong>van</strong><br />
andere functies (zoals woningen of maatschappelijke voorzieningen) onmogelijk wordt gemaakt,<br />
terwijl samenvoeging dan wel gewenst kan zijn. De bepaling zal dan ook niet meer terugkomen in<br />
het vast te stellen plan.<br />
b. De maximale bouwhoogte conform het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal voor<br />
Emmastraat 36 t/m 44 bedraagt 22 meter. De opmerking is gegrond, conform de keuzenotitie<br />
bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt dient de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 22 meter<br />
op de verbeelding te worden opgenomen.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a worden de regels met betrekking tot het verbod tot het samenvoegen <strong>van</strong> panden uit de<br />
regels verwijderd. Op grond <strong>van</strong> opmerking b wordt voor de Emmastraat 36 t/m 44 de maximaal<br />
toegestane bouwhoogte gewijzigd.<br />
42. Adressant 42<br />
Zienswijze<br />
30
Adressant geeft aan dat in het ontwerp bestemmingsplan voor de Cornelis Schuytstraat een<br />
winkelbestemming is opgenomen, maar dat de nu geldende bijgebouwenregeling is geschrapt.<br />
Volgens adressant leidt het schrappen <strong>van</strong> de bijgebouwenregeling voor de onderhavige panden met<br />
een winkelbestemming tot een sterke vermindering <strong>van</strong> de mogelijkheden uit te breiden ten opzichte<br />
<strong>van</strong> de bestaande winkels. Dat geldt met name voor de mogelijkheden voor uitbreidingen in het<br />
souterrain. Verzocht wordt daarom de bestaande regeling uit het vigerende bestemmingsplan op te<br />
nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De bijgebouwenregeling die in het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt is<br />
opgenomen betreft een bestemming Bedrijfserven achter de winkelstraat Cornelis Schuytstraat, waar<br />
tot een hoogte <strong>van</strong> 3 meter (of tot de hoogte <strong>van</strong> de vloer gelegen boven de eerste bouwlaag <strong>van</strong> de<br />
hoofdbebouwing als er tegen het hoofdgebouw aangebouwd wordt) en tot een maximum <strong>van</strong> 50m2<br />
per perceel gebouwd mocht worden. Het gebruik <strong>van</strong> deze bijgebouwen (of aanbouwen) was ten<br />
dienste <strong>van</strong> laden/lossen, opslag of tuinen ten dienste <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> de aangrenzende<br />
gronden. Omdat laden/lossen en tuingebruik niet past binnen dergelijke bebouwing, was opslag het<br />
enige gebruik dat hierin toegestaan werd. Om de aanwezige detailhandel meer mogelijkheden tot<br />
uitbreiding te bieden, is in de achtertuinen <strong>van</strong> de Cornelis Schuytstraat, daar waar voorheen de<br />
bestemming Bedrijfserven gold, een bouwrecht opgenomen. Dit is gedaan door in de bestemming <strong>van</strong><br />
het hoofdgebouw, achter het hoofdgebouw een bouwvlak in te tekenen op de verbeelding waar tot<br />
een maximale hoogte gebouwd mag worden. Dit bouwvlak strekt zich ook over tuinen waar nu geen<br />
bebouwing staat. Hiermee mag in een aantal gevallen meer worden gebouwd dan 50m2 en vervalt de<br />
eis dat dit ten behoeve <strong>van</strong> opslag gebruikt dient te worden (maar ten behoeve <strong>van</strong> de functie in het<br />
hoofdgebouw).<br />
Daar waar geen bouwrechten waren achter de Cornelis Schuytstraat doordat er geen bestemming<br />
Bedrijfserven was gegeven aan de tuinen, zijn deze ook niet op de verbeelding opgenomen. Wel zijn<br />
er met de invoering <strong>van</strong> de Wabo meer mogelijkheden tot het vergunningvrij bouwen. Daar waar het<br />
voorheen alleen gold voor woningen, zijn nu ook mogelijkheden om onder voorwaarden vergunningvrij<br />
te bouwen achter niet-woonfuncties. Daarmee heeft de Wabo ervoor gezorgd dat enkele winkels in de<br />
Cornelis Schuytstraat wel een aanbouw kunnen maken, terwijl dat in het vigerende plan niet kan. De<br />
bijgebouwenregeling zoals verwoord in de gemengd-bestemmingen sluit alleen uit dat op basis <strong>van</strong><br />
het bestemmingsplan meer gebouwd kan worden in de onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming, dan<br />
reeds vergunningvrij op grond <strong>van</strong> het Besluit omgevingsrecht (AMvB <strong>van</strong> de Wabo) mogelijk wordt<br />
gemaakt.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
43. Adressant 43<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat de panden Banstraat 5-11 de woonbestemming hebben, maar dat de<br />
bestaande kantoorbestemming niet is opgenomen. Omdat het huidige bestemmingsplan<br />
(eveneens) de kantoorbestemming heeft, wordt verzocht naast de bestemming wonen ook de<br />
kantoorbestemming voor deze panden op te nemen.<br />
b. Adressant geeft aan dat aan de zijde <strong>van</strong> de poort naar de achtertuin <strong>van</strong> de panden Banstraat<br />
5-11, de bestaande bebouwing een kleine overhang heeft die niet op de verbeelding staat.<br />
Verzocht wordt dit bestaande recht op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze is gegrond. In het vigerende bestemmingsplan had het pand de bestemming<br />
Kantoren , waarbij omzetting naar woningen bij recht was toegestaan. De bestaande<br />
gebruikrechten zullen worden overgenomen worden in de verbeelding.<br />
b. Op de verbeelding is een deel <strong>van</strong> het bestemmingsvlak zonder bouwvlak weergegeven aan de<br />
zijde <strong>van</strong> de Banstraat, terwijl de voorgevelrooilijn wel doorloopt, conform het vigerende<br />
bestemmingsplan. Dit zal worden hersteld. De afmetingen <strong>van</strong> het gebouw komen wat betreft de<br />
lengte wel overeen met de vigerende rechten. De diepte <strong>van</strong> het gebouw niet: de vigerende<br />
31
echten staan een gebouw toe <strong>van</strong> 18 meter diep, het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een gebouw <strong>van</strong><br />
17 meter diep. Dit zal worden aangepast. Na deze aanpassingen zullen alle gebruiks- en<br />
bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen in het bestemmingsplan<br />
Museumkwartier en Valeriusbuurt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt tevens kantoor toegestaan voor het perceel Banstraat 5-11. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking b wordt de bouwvlakgrens aangepast.<br />
44. Adressant 44<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen de in de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen<br />
bouwhoogteregeling in het algemeen, gezien de aantasting <strong>van</strong> de karakteristieke architectuur in<br />
de buurt, en tegen de voorgenomen verbouwing <strong>van</strong> bestaand kantoorpand Banstraat 5-11 met<br />
betrekking tot het 50 centimeter hoger gaan, dan het bestaande huidige kantoorpand. Het zal ten<br />
koste gaan <strong>van</strong> het leefgenot, lichtinval en het uitzicht.<br />
b. Adressant maakt tevens bezwaar tegen de ontheffing die <strong>van</strong> het huidige bestemmingsplan<br />
Vondelpark-/Concertgebouwbuurt ten gunste <strong>van</strong> de bouwaanvraag wordt verleend.<br />
c. Adressant maakt tevens bezwaar tegen de wijziging <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het gebouw <strong>van</strong> kantoor<br />
naar wonen. Dit heeft consequenties voor de geluidtoename (nu is er na 18.00 uur en in het<br />
weekend stilte) en privacy (door uitbreiding <strong>van</strong> balkons, terrassen in de tuin en op de 1 e<br />
verdieping).<br />
d. Adressant maakt zich zorgen <strong>van</strong>wege mogelijke schade die een ingrijpende verbouwing <strong>van</strong><br />
anderhalf tot twee jaar, waarbij de buitenkant volledig gestript en ver<strong>van</strong>gen gaat worden, zal<br />
kunnen veroorzaken aan Banstraat 13. Alsmede door aan- en afvoer <strong>van</strong> zwaar vrachtverkeer en<br />
leveren <strong>van</strong> bouwmateriaal en werkzaamheden in de steeg tussen Banstraat 5-11 en 13.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het pand op Banstraat 5-11 is noordelijker gelegen en reeds in de huidige situatie hoger dan het<br />
(met enkele meters tussenruimte) naastgelegen pand <strong>van</strong> adressant. Deze omstandigheid zorgt<br />
ervoor dat <strong>van</strong> eventuele gevolgen <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> 50 centimeter op Banstraat 5-11 op de<br />
lichtinval in het pand Banstraat 13 en het uitzicht <strong>van</strong> adressant geen sprake zal zijn. Mochten er<br />
als gevolg <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> Banstraat 5-11 toch nadelige effecten op de lichtinval of uitzicht<br />
ervaren worden, dan zullen deze dermate nihil zijn, dat hier geen sprake kan zijn <strong>van</strong> een inbreuk<br />
op het woon- en leefgenot.<br />
b. Deze opmerking wordt voor kennisneming aangenomen, aangezien hiervoor een aparte bezwaaren<br />
beroepsprocedure geldt.<br />
c. Het pand Banstraat 5-11 heeft in het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt de<br />
bestemming Kantoren (K). Binnen deze bestemming is een omzetting naar woningen bij recht<br />
toegestaan (zie artikel 6, achtste lid <strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt).<br />
Dit planologisch recht wordt overgenomen in het bestemmingsplan Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt (zie beantwoording zienswijze 43). Balkons en terrassen maken geen deel uit <strong>van</strong><br />
zowel het nieuwe als vigerende bestemmingsplan.<br />
d. Deze opmerking wordt voor kennisneming aangenomen, aangezien een bestemmingsplan geen<br />
kader vormt voor genoemde activiteiten.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
45. Adressant 45<br />
Adressant ondersteunt zijn zienswijze met een lijst <strong>van</strong> 30 handtekeningen <strong>van</strong> omwonenden en<br />
ondernemers.<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat het niet duidelijk is of de begane grond <strong>van</strong> de hoofdbebouwing <strong>van</strong> het<br />
pand Pieter Baststraat 19 op de plankaart (verbeelding) wel of niet de nadere aanduiding<br />
Kantoor heeft gekregen. Voorzover dat niet het geval is, verzoekt adressant dit te doen, zodat de<br />
begane grond <strong>van</strong> het hoofdgebouw mede gebruikt kan worden als kantoor.<br />
32
. Adressant geeft aan dat het bijgebouw bij het pand Pieter Baststraat 19 op de plankaart<br />
(verbeelding) lijkt te zijn opgenomen als bebouwing op de bestemming Tuinen . De regels<br />
bepalen dan dat het bijgebouw gebruikt mag worden ondergeschikt aan en ten dienste <strong>van</strong> het<br />
gebruik <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het hoofdgebouw . Dit zou betekenen dat het bijgebouw niet mag<br />
worden gebruikt als zelfstandig kantoor. Als dat zo, verzoekt adressant de bestemming dusdanig<br />
aan te passen dat gebruik als zelfstandig kantoor mogelijk is. Als reden daarvoor wordt (onder<br />
andere) aangevoerd dat het bestaande bijgebouw een oppervlakte heeft <strong>van</strong> 80 m2, dat het<br />
bijgebouw de afgelopen decennia altijd een zelfstandige functie heeft gehad (stallingsruimte,<br />
advieskantoor in de creatieve sector).<br />
c. Adressant geeft aan dat genoemd bijgebouw op de verbeelding een maximum bouwhoogte heeft<br />
<strong>van</strong> drie meter. Verzocht wordt de bestaande bouwhoogte <strong>van</strong> 3,25 meter op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De verbeelding heeft een analoge (papieren) variant en een digitale variant, waarbij de digitale<br />
verbeelding als leidend wordt beschouwd bij verschillen tussen de twee verbeeldingen. Bij een<br />
toetsing aan de digitale verbeelding is eenvoudig te ontwaren waar welke bestemmingen gelden<br />
en hoe vlakken in de betreffende bestemming gebruikt mogen worden of welke bouwrechten daar<br />
gelden. Zo is op www.ruimtelijkeplannen.nl en op www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl<br />
duidelijk af te lezen dat de aanduiding kantoor op het adres Pieter Baststraat 19 geldt voor zowel<br />
het hoofdgebouw als de aanbouw.<br />
b. Er is geen sprake <strong>van</strong> een bestemming Tuinen in dit deel <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Het<br />
bijgebouw staat ingetekend als bouwvlak binnen de bestemming Gemengd 1. Omdat het geen<br />
onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> het hoofdgebouw, mag hier geen zelfstandige functie komen, conform het<br />
beleid <strong>van</strong> het stadsdeel om de gebruiks- en bouwactiviteiten in de binnenterreinen tot een<br />
minimum te kunnen beperken. Een ondergeschikt gebruik heeft minder ruimtelijke gevolgen en<br />
kan in veel gevallen recht doen aan de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de bijgebouwen die gerealiseerd zijn in het<br />
verleden. Zo ook in onderhavig geval. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het bijgebouw leent zich uitstekend voor<br />
een gebruik dat ondergeschikt is aan het gebruik <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw. Blijkens de<br />
wijze waarop dit bijgebouw recent in gebruik is geweest door huurders (berging /archief bij<br />
kantoor) is de huidige regeling <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voldoende om het bijgebouw<br />
doelmatig in gebruik te nemen, aangezien deze eenzelfde gebruik faciliteert als het gebruik dat<br />
heeft plaatsgevonden. Er is dan ook geen aanleiding om de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> het<br />
bijgebouw te vergroten in die zin dat het bijgebouw als zelfstandig kantoor gebruikt kan worden.<br />
c. De opmerking wordt gegrond verklaard, de verbeelding zal hierop worden aangepast.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking c wordt de bouwhoogte <strong>van</strong> het bijgebouw op het perceel Pieter Baststraat 19 aangepast.<br />
46. Adressant 46<br />
Adressant ondersteunt zijn zienswijze met een lijst <strong>van</strong> 32 handtekeningen <strong>van</strong> omwonenden.<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat de Memo politiek-bestuurlijk rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> , die als bijlage bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen, ten<br />
aanzien <strong>van</strong> Pieter Baststraat 19 een verkeerde voorstelling <strong>van</strong> zaken geeft. Aangegeven wordt<br />
dat omwonenden de afgelopen jaren met succes juridische procedures hebben doorlopen tegen<br />
het door de eigenaar <strong>van</strong> het pand gewenste gebruik, dat de belangen <strong>van</strong> omwonenden nooit zijn<br />
meegewogen en dat de begane grond <strong>van</strong> het hoofdgebouw niet de bestemming kantoor heeft.<br />
Op basis <strong>van</strong> de Memo politiek-bestuurlijk rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
had dit volgens adressant (volgens adressant overigens ten onrechte) wel het geval moeten zijn.<br />
b. Adressant geeft aan dat in de Keuzenotitie is opgenomen dat niet gebruikte parkeerrechten<br />
komen te vervallen. De Memo parkeren in (binnen)tuinen (bijlage bij het ontwerp<br />
bestemmingsplan) daarentegen maakt feitelijk bestaande situaties en situaties waar het geldende<br />
bestemmingsplan dit reeds toestaat wel mogelijk. Adressant maakt bezwaar tegen het opnemen<br />
als Parkeergarage <strong>van</strong> de aanbouw op het achtererf <strong>van</strong> Pieter Baststraat 19. In het vigerend<br />
plan is de aanbouw weliswaar bestemd als autostalling, maar gebruik als zodanig is niet mogelijk<br />
aangezien in de hoofdbebouwing voorheen een winkel zat en nu (zonder bouwvergunning) een<br />
kantoor. In het ontwerp bestemmingsplan is aangegeven dat alleen actieve autostallingen qua<br />
bestemming worden opgenomen. De aanbouw is echter <strong>van</strong>wege winkel/kantoor nooit actief<br />
geweest. Dit betekent dat de aanbouw niet de bestemming autostalling kan krijgen.<br />
33
c. De aanbouw op het achtererf <strong>van</strong> perceel Pieter Baststraat 19 heeft volgens adressant een<br />
oppervlakte <strong>van</strong> 71 m2. Dat is meer dan op grond <strong>van</strong> de Wabo vergunningvrij is toegestaan. Er is<br />
geen scheidingswand, dus de aanbouw valt onder de specifieke gebruiksregel. 5.4.4.a. Dat wil<br />
zeggen dat in feite sprake is <strong>van</strong> een bijgebouw waar<strong>van</strong> het gebruik ondergeschikt moet zijn aan<br />
en ten dienste <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de functie <strong>van</strong> het hoofdgebouw zijn (functioneel<br />
ondergeschikt), dus niet als zelfstandige woning of kantoor. Er is geen legaal kantoor in de<br />
aanbouw, aangezien de aanbouw in het vigerend plan de bestemming autostalling heeft.<br />
Aangegeven wordt dat wijziging <strong>van</strong> autostalling naar kantoor een ingrijpende wijziging is en<br />
indruist tegen het conserverend karakter <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De regeling rust enkel en<br />
alleen op de wensen <strong>van</strong> de eigenaar <strong>van</strong> het pand op perceel Pieter Baststraat 19. Omdat<br />
hiermee de belangen <strong>van</strong> omwonenden onevenredig worden geschaad, wordt bezwaar gemaakt<br />
tegen de vestiging <strong>van</strong> een zelfstandig kantoor in de aanbouw.<br />
d. Adressant geeft aan dat het uitgangspunt in het bestemmingsplan is dat de bestaande legale<br />
grotere bijgebouwen zijn opgenomen met een bouwvlak op de verbeelding omdat deze anders<br />
niet vergunningvrij kunnen worden teruggebouwd. Echter: het bijgebouw op achtererf Pieter<br />
Baststraat 19 is zonder vergunning gebouwd (uitspraak rechtbank Amsterdam d.d. 24 september<br />
2010; kenmerk AWB 09/974). Sinds 1 september 2008 is een aanvraag bouwvergunning in<br />
behandeling. Omdat deze aanvraag om vergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding <strong>van</strong> de<br />
Wabo, is geen sprake <strong>van</strong> overgangsrecht. Volgens adressant is het achtererf 252 m2 groot.<br />
Hier<strong>van</strong> kan maximaal de helft worden bebouwd. Dat is 126 m2. De aanbouw is al groot: 71 m2.<br />
Daarmee nog maar ruimte voor een bijgebouw <strong>van</strong> maximaal 55 m2. Het huidige illegale<br />
bijgebouw is groter, en past dus niet (en kan niet vergunningsvrij). Adressant maakt bezwaar<br />
tegen de inpassing <strong>van</strong> een illegaal bouwwerk in het ontwerp bestemmingsplan.<br />
e. Adressant geeft aan dat op 23 september 2010, de dag waarop het ontwerp bestemmingsplan ter<br />
inzage is gelegd:<br />
- de eerste bouwlaag <strong>van</strong> het hoofdgebouw in gebruik is als kantoor;<br />
- de aanbouw bestemd is als autostalling maar niet als zodanig wordt gebruikt doordat de<br />
toegang onmogelijk is <strong>van</strong>wege het kantoor in het hoofdgebouw;<br />
- op de aanbouw een last rust onder dwangsom dat de aanbouw niet als kantoor gebruikt mag<br />
worden;<br />
- op het achtererf een bijgebouw staat waarvoor een last onder dwangsom is opgelegd dat het<br />
bijgebouw niet voor activiteiten gerelateerd aan de kantoorfunctie <strong>van</strong> het hoofdgebouw<br />
gebruikt mag worden.<br />
Op 24 september 2010 beslist de rechtbank Amsterdam het DB op te dragen om:<br />
- ten aanzien <strong>van</strong> de verbouwing <strong>van</strong> het bijgebouw (illegale Bouw) tot handhaving over te gaan<br />
binnen 4 weken na de verzending <strong>van</strong> de uitspraak;<br />
- ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als kantoor binnen 4 weken na verzending <strong>van</strong><br />
de uitspraak een handhavingsbesluit te nemen en wel zodanig en wel zodanig dat het voor de<br />
eigenaar <strong>van</strong> het perceel ook in de toekomst verboden blijft een dergelijk gebruik <strong>van</strong> de<br />
aanbouw te maken of te laten maken;<br />
- ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik als autostalling <strong>van</strong> de begane grond binnen 4 weken na<br />
uitspraak handhavend op te treden.<br />
Op 19 oktober 2010 heeft het DB in de nieuwe beslissing op bezwaar besloten om geen gevolgen<br />
te geven aan de opdrachten <strong>van</strong> de rechtbank, om hoger beroep in te stellen en om een<br />
voorlopige voorziening te verzoeken.<br />
Hangende deze procedures heeft het DB op 26 oktober 2010 besloten de bestaande<br />
handhavingsbesluiten in te trekken. Daarmee is sprake <strong>van</strong> eenzijdige belangenbehartiging en het<br />
ontbreken <strong>van</strong> een belangenafweging. Daar komt bij dat eigenaar <strong>van</strong> het perceel (na eerdere<br />
vergunningintrekking) willens en wetens zonder vergunning een nieuw bijgebouw neergezet en<br />
willens en wetens zonder vergunning begane grond hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw<br />
verhuurd aan een kantoor. De illegale activiteiten worden nu 3 jaar later ingepast in het<br />
bestemmingsplan.<br />
Tegen dat laatste wordt bezwaar gemaakt. Volgens adressant is het oneigenlijk gebruik <strong>van</strong> een<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> om meermalen gerechtelijk afgewezen wensen <strong>van</strong> eigenaar ondanks<br />
jarenlange gemotiveerde en in rechterlijke uitspraken bevestigde bezwaren <strong>van</strong> omwonenden<br />
tegen deze wensen, door te drukken.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De voorstelling <strong>van</strong> zaken in de memo bestuurlijke rele<strong>van</strong>te ontwikkelingen is wel juist<br />
weergegeven. De juridisch-planologische procedures die zijn doorlopen om het gebruik <strong>van</strong> de<br />
34
aanbouw als kantoor (het hoofdgebouw als kantoor/parkeerruimte) mogelijk te maken, hebben<br />
niet geleid tot een onherroepelijke vergunning. Dat dit komt <strong>van</strong>wege de door de adressant<br />
succesvol doorlopen bezwaar- en beroepsprocedures, is hierbij aan te merken als aanvullende<br />
informatie. Er is voor de memo gekozen voor een korte weergave <strong>van</strong> de stand <strong>van</strong> zaken,<br />
bekeken <strong>van</strong>uit het stadsdeel.<br />
b. Op Pieter Baststraat 19 is het in het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. toegestaan<br />
om in het hoofdgebouw autostalling voor particulieren te realiseren, alsmede autostalling in de<br />
aanbouw (wat met een nadere aanduiding op de plankaart behorende bij bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o. is aangegeven). Er is derhalve sprake <strong>van</strong> een bestaand recht tot parkeren in<br />
zowel het hoofdgebouw als de aanbouw. Op grond <strong>van</strong> de Memo Parkeren in binnentuinen zijn<br />
gebruikte en ongebruikte parkeerrechten op de verbeelding opgenomen.<br />
c. Conform de keuzenotitie wordt de in de binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan<br />
ingepast (zie pagina 8 Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt<br />
onderaan). Hierbij is niet <strong>van</strong> belang geacht of de bebouwing met of zonder vergunning is<br />
opgericht. De aanbouw is dan ook op basis <strong>van</strong> de keuzenotitie ingetekend in de verbeelding.<br />
Conform specifieke gebruiksregel 5.4.4 a mag de aanbouw gebruikt worden ten behoeve <strong>van</strong> de<br />
functie in het hoofdgebouw. Dit hoeft geen ondergeschikt gebruik te zijn in tegenstelling tot wat<br />
adressant beweert. Het gebruik <strong>van</strong> het hoofdgebouw kan juist in de aanbouw voortgezet worden.<br />
Deze algemene regeling wordt consequent doorgevoerd in de bestemmingsplannen die het<br />
stadsdeel (heeft) opstelt (opgesteld), zo ook in bestemmingsplan Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt. Adressant geeft aan dat de regeling enkel en alleen rust op de wensen <strong>van</strong> de<br />
eigenaar <strong>van</strong> het pand op perceel Pieter Baststraat 19. Dit zou impliceren dat de algemene lijn,<br />
die al vele jaren wordt gebruikt en al bij een aantal reeds twee onherroepelijke<br />
bestemmingsplannen is gehanteerd, enkel en alleen in het leven is geroepen om uiteindelijk bij de<br />
actualisatie <strong>van</strong> het bestemmingsplan waar het perceel Pieter Baststraat 19 onderdeel <strong>van</strong><br />
uitmaakt, tegemoet te kunnen komen aan de wensen <strong>van</strong> één persoon. Dit is niet het geval. Zoals<br />
in de beantwoording <strong>van</strong> opmerking e <strong>van</strong> deze zienswijze wordt uiteengezet, is de wijze <strong>van</strong><br />
regelen op het perceel Pieter Baststraat 19 het gevolg <strong>van</strong> meerdere algemene regelingen.<br />
De stelling dat de belangen <strong>van</strong> omwonenden onevenredig wordt geschaad bij het gebruik <strong>van</strong> de<br />
aanbouw als zelfstandig kantoor wordt niet verder onderbouwd, maar kan ook niet worden<br />
gevolgd. Zoals gezegd betreft de wijze <strong>van</strong> regelen op dit perceel het gevolg <strong>van</strong> een algemene<br />
regeling die in ieder geval bij bestemmingsplan De Pijp 2005 en bestemmingsplan<br />
Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt is gehanteerd. Binnen deze gebieden, waar het bouwen in de<br />
binnentuinen op grotere schaal heeft plaatsgevonden dan in het Museumkwartier, is deze<br />
algemene regeling niet bezwaarlijk bevonden door omwonenden. Niet ingezien kan worden dat<br />
deze regeling in dit specifieke geval wel zou leiden tot het onevenredig schaden <strong>van</strong> de belangen<br />
<strong>van</strong> omwonenden. Inhoudelijk wordt deze stelling eveneens niet gevolgd, aangezien het stadsdeel<br />
<strong>van</strong> mening is dat het houden <strong>van</strong> een kantoor in de aanbouw eenzelfde planologische rele<strong>van</strong>tie<br />
heeft als het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als winkelruimte of autostalling.<br />
d. Conform de keuzenotitie wordt de in de binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan<br />
ingepast (zie pagina 8 Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt<br />
onderaan). Omdat er geen onderscheid is gemaakt tussen illegale of legale bebouwing, is alle<br />
bestaande bebouwing in de verbeelding opgenomen. Echter, met de inwerkingtreding <strong>van</strong> de<br />
Wabo zijn de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen vergroot voor niet-woonfuncties. Daar<br />
waar er bebouwing in de achtertuin bij niet-woonfuncties aanwezig is, zou dit betekenen dat er<br />
nieuwe bebouwingsmogelijkheden aan toegevoegd wordt <strong>van</strong>uit de nationale regelgeving. Om de<br />
toevoeging <strong>van</strong> bebouwing in de achtertuinen te voorkomen, zijn in de verbeelding alle<br />
bouwwerken in de achtertuinen verwijderd, welke op grond <strong>van</strong> de Wabo (artikel 2 bijlage II<br />
Besluit omgevingsrecht) vergunningvrij opgericht kunnen worden. Er is dan geen sprake <strong>van</strong> het<br />
ontnemen <strong>van</strong> bouwmogelijkheden, omdat het recht tot het bouwen niet via het bestemmingsplan<br />
geboden wordt, maar via de Wabo. In het geval dat een bouwwerk niet op grond <strong>van</strong> de Wabo<br />
vergunningvrij (terug)gebouwd kan worden, dan is hiervoor wel een bouwvlak opgenomen in de<br />
verbeelding.<br />
e. Het stadsdeel heeft de handhavingsbesluiten ingetrokken, omdat het gebruik reeds was<br />
beëindigd. Om die reden kan er ook geen gevolg worden gegeven aan de uitspraak <strong>van</strong> de<br />
rechtbank <strong>van</strong> 24 september 2010. Het actualiseren <strong>van</strong> een planologisch regime vraagt om een<br />
heroverweging <strong>van</strong> de bestaande regelingen, waarbij onder andere bekeken moet worden welke<br />
regelingen niet meer voldoen aan de huidige situatie en de te verwachten ruimtelijke<br />
ontwikkelingen. Dit heeft in bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt geleid tot een<br />
andere wijze <strong>van</strong> bestemmen dan in bestemmingsplan Museumplein e.o.. Er is in de Keuzenotitie<br />
35
estemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt door de deelraad gekozen voor een<br />
werkwijze waarbij bestaande bebouwing in de binnentuinen mocht blijven bestaan. Ook is door<br />
het Dagelijks Bestuur voorgesteld om voor bijgebouwen het stringente beleid ten aanzien <strong>van</strong> het<br />
gebruik te verruimen, conform de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.<br />
De wijze waarop Pieter Baststraat 19 in het bestemmingsplan is ingepast, is dan ook het gevolg<br />
<strong>van</strong> algemene regelingen en niet het gevolg <strong>van</strong> eventuele rechtzaken die hebben gespeeld. Er<br />
zal per functie uitgelegd worden welke regeling hiervoor heeft gezorgd:<br />
- aanbouw en bijgebouw als bouwvlak op de verbeelding: gevolg <strong>van</strong> vastgestelde<br />
keuzenotitie (zie beantwoording opmerkingen c en d <strong>van</strong> deze zienswijze);<br />
- kantoor in het hoofdgebouw: dit gebruik was aanwezig tijdens de inventarisatie door het<br />
stadsdeel. Aangezien dit gebruik niet in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, is het<br />
gebruik <strong>van</strong> het pand als kantoor opgenomen in het bestemmingsplan;<br />
- kantoor in de aanbouw: op grond <strong>van</strong> artikel 5.4.4 onder a <strong>van</strong> het bestemmingsplan is een<br />
gebruik ten behoeve <strong>van</strong> de functie in het hoofdgebouw toegestaan;<br />
- gebruik bijgebouw als ondergeschikt aan de functie in het hoofdgebouw: op grond <strong>van</strong><br />
artikel 5.4.4 onder b <strong>van</strong> het bestemmingsplan mag een bijgebouw worden gebruikt ten<br />
dienste <strong>van</strong> de tuin, danwel ten dienste <strong>van</strong> de functie het hoofdgebouw.<br />
- parkeren in het hoofdgebouw en aanbouw: gevolg <strong>van</strong> de uitgangspunten zoals verwoord in<br />
de Memo Parkeren in de Binnentuinen: alle bestaande parkeerrechten overnemen in het<br />
nieuwe bestemmingsplan, ongeacht of deze worden benut of niet.<br />
De belangenafweging voor deze regelingen hebben reeds in het kader <strong>van</strong> de keuzenotitie, de<br />
Wabo en de Memo Parkeren in Binnentuinen plaatsgevonden, zonder hierbij het individuele<br />
geval te betrekken. Dat hoeft in onderhavig geval dan ook niet, omdat de algemene regelingen<br />
en de algemene belangenafweging recht doet aan de situatie op perceel Pieter Baststraat 19.<br />
Onlangs hebben de gedeputeerde staten <strong>van</strong> de provincie Noord-Holland een verklaring <strong>van</strong> geen<br />
bezwaar afgegeven in het kader <strong>van</strong> de procedure vrijstelling ex artikel 19, lid 2 Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening. Hiermee kan de vergunning voor het gebruik <strong>van</strong> de aanbouw als kantoor worden<br />
afgegeven en is de huidige wijze <strong>van</strong> regelen in het bestemmingsplan conform hetgeen wordt<br />
vergund.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
47. Adressant 47<br />
Zienswijze<br />
a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is het pand Roelof Hartstraat 1 opgenomen met de bestemming<br />
Maatschappelijk . Dat is overeenkomstig de bestemming Maatschappelijke doeleinden in het<br />
hier vigerende bestemmingsplan, maar gaat voorbij aan het gegeven dat de vestiging <strong>van</strong> het<br />
College Hotel in 2003 mogelijk is gemaakt met een vrijstelling ten behoeve <strong>van</strong> de bestemming<br />
Opleidingshotel . Dit werd ook geadviseerd in een ten behoeve <strong>van</strong> de vrijstelling gevraagd<br />
extern advies.<br />
Zowel in het voorontwerp als het ontwerp bestemmingsplan is er echter voor gekozen het pand<br />
te bestemmen tot Maatschappelijk . Naar aanleiding <strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan zijn<br />
meerdere gesprekken gevoerd met de eigenaar <strong>van</strong> het pand. Daarin is opgemerkt dat de<br />
bestemming Maatschappelijk zou worden aangevuld met de aanduiding Hotel . In het ontwerp<br />
bestemmingsplan zoals dat ter visie is gelegd ontbreekt deze aanduiding echter en geldt alleen de<br />
bestemming Maatschappelijk . Dit wijkt af <strong>van</strong> de wijze waarop andere hotels zijn bestemd en<br />
betekent in feite dat de met de vrijstelling toegelaten functie Opleidingshotel wordt wegbestemd.<br />
Het gevolg daar<strong>van</strong> voor de eigenaar is een aanzienlijke waardedaling <strong>van</strong> het pand en hotel.<br />
Daarnaast is het gezien de verleende vrijstelling achterhaald, aangezien het pand sinds de<br />
vestiging <strong>van</strong> het College Hotel reeds anders wordt gebruikt. Daarmee is de wens <strong>van</strong> het<br />
stadsdeel om maatschappelijke functies voor de buurt te behouden voor dit pand niet meer aan de<br />
orde.<br />
Adressant verzoekt het pand de bestemming gemengde doeleinden te geven met de nadere<br />
aanduiding hotel toegelaten .<br />
b. Op de verbeelding staat op het perceel het woord school vermeld. Hoewel adressant zich<br />
realiseert dat deze opmerking voortvloeit uit de topografische ondergrond en planologisch niet<br />
rele<strong>van</strong>t is, kan het aanleiding geven tot discussie. Daarmee is de opmerking in strijd met de<br />
rechtszekerheid. Verzocht wordt daarom de opmerking school <strong>van</strong> de verbeelding te verwijderen.<br />
36
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Door het opleidingshotel niet bij recht mogelijk<br />
te maken, wordt de adressant in zijn bestaande mogelijkheden beperkt. Het toelaten <strong>van</strong> een<br />
ander hotel dan een opleidingshotel betekent echter dat de hotelactiviteiten niet langer zijn te<br />
scharen onder een maatschappelijke bestemming. Er kan dan niet meer gegarandeerd worden<br />
dat de onderwijsactiviteiten niet geheel komen te vervallen. Daarnaast is het verlies <strong>van</strong><br />
maatschappelijk vastgoed niet gewenst, waardoor er voor dit pand een aparte regeling wordt<br />
getroffen. De bestemming Maatschappelijk blijft op het pand rusten, maar er zal een<br />
functieaanduiding worden toegevoegd, dat een opleidingshotel toestaat. Deze aanduiding betreft<br />
(sm-oh), wat staat voor specifieke vorm <strong>van</strong> maatschappelijk opleidingshotel . In de regels zal<br />
dan aangegeven worden wat hieronder verstaan wordt. Dit is dan een voortzetting <strong>van</strong> de<br />
mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt, in combinatie met de verleende vrijstelling.<br />
Het standpunt <strong>van</strong> de adressant dat de verleende vrijstelling reeds is achterhaald, wordt niet door<br />
het stadsdeel gedeeld en het gebruik dat afwijkt <strong>van</strong> hetgeen met de verleende vrijstelling mogelijk<br />
is gemaakt, zal dan ook niet worden gefaciliteerd.<br />
b. Zoals adressant terecht opmerkt, heeft de topografische ondergrond geen planologische<br />
rele<strong>van</strong>tie. De topografische ondergrond heeft tevens geen rechtskracht, de bouw- en<br />
gebruiksmogelijkheden kunnen worden afgeleid uit de verbeelding en de regels. De ondergrond<br />
wordt met name gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> oriëntatie. Daarnaast doet het woord school nog altijd<br />
het meest recht aan de activiteiten die in het pand (dienen te) worden verricht.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a zal een functieaanduiding op de verbeelding en in de regels opgenomen worden om een<br />
opleidingshotel mogelijk te maken.<br />
48. Adressant 48<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong><br />
11 meter bij het schoolgebouw Reinier Vinkeleskade 53. Dit is bijna 3 meter hoger dan het<br />
bestaande gebouw, te weten 8,5 meter, en tevens hoger dan de maximum bouwhoogte in het<br />
voorontwerp bestemmingsplan, te weten 6 meter. De nu opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong> 11 meter<br />
wordt niet gemotiveerd en op geen enkele wijze blijkt dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen<br />
ten aanzien <strong>van</strong> bezonning, schaduwwerking en zichtlijnen. Adressant verzoekt daarom de<br />
maximum bouwhoogte aan te passen aan de feitelijke bouwhoogte.<br />
b. Adressant maakt bezwaar tegen de in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwhoogte<br />
<strong>van</strong> 8,5 meter <strong>van</strong> het zogenoemde tussengebouw <strong>van</strong> de school. Deze 8,5 meter is veel hoger<br />
dan de maximum bouwhoogte in het voorontwerp bestemmingsplan, te weten 3 meter. De nu<br />
opgenomen bouwhoogte <strong>van</strong> 8,5 meter wordt niet gemotiveerd en op geen enkele wijze blijkt dat<br />
onderzoek is gedaan naar de gevolgen ten aanzien <strong>van</strong> bezonning, schaduwwerking en<br />
zichtlijnen. Adressant verzoekt daarom de maximum bouwhoogte <strong>van</strong> het tussengebouw aan te<br />
passen aan de feitelijke bouwhoogte.<br />
c. Adressant maakt bezwaar tegen de in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen onderkeldering<br />
middels de aanduiding sba-oma . De toegestane onderkeldering wordt niet gemotiveerd en op<br />
geen enkele wijze blijkt dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen ten aanzien <strong>van</strong> de<br />
waterhuishouding en daarmee de funderingen <strong>van</strong> de woningen. Het bevreemdt adressant dat de<br />
school zonder meer het bouwrecht krijgt om een kelder te realiseren, terwijl het in het ontwerp<br />
bestemmingsplan is opgenomen dat kelders niet bij recht worden toegestaan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De situatie die op de verbeelding is aangegeven, is het gevolg <strong>van</strong> een besluit <strong>van</strong> het Dagelijks<br />
Bestuur <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid op een aanvraag bouwvergunning eerste fase, waarbij<br />
medewerking werd verleend aan een ontheffing ex artikel 3.23 Wro voor onder andere het<br />
verhogen <strong>van</strong> het trappenhuis <strong>van</strong> de school <strong>van</strong> 3,5 meter naar 8,5 meter en het onderkelderen<br />
<strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> het schoolplein. De bouwhoogte was conform het bestemmingsplan. Ten tijde<br />
<strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan was de ontheffing nog niet onherroepelijk. De ontheffing is<br />
thans wel onherroepelijk, aangezien er geen beroep (volgend op de zienswijze die tegen het<br />
ontwerpbesluit ontheffing ex artikel 3.23 Wro was ingediend) is ingesteld.<br />
37
. Zie beantwoording opmerking a.<br />
c. Zie beantwoording opmerking a.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
49. Adressant 49<br />
Zienswijze<br />
Adressant maakt bezwaar tegen de algemene verbodsbepaling om belendende panden samen te<br />
voegen. Adressant verzoekt nadere precisering aan te brengen, zodat het samenvoegen <strong>van</strong><br />
ondermeer woningen en hotelfuncties wel mogelijk wordt.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />
passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 41.<br />
50. Adressant 50<br />
Zienswijze<br />
a. In het ontwerp bestemmingsplan heeft het bouwvlak <strong>van</strong> het achtergebouw <strong>van</strong> het schoolgebouw<br />
aan de Richard Holstraat 8 een bouwhoogte <strong>van</strong> 6 meter. In het vigerend bestemmingsplan<br />
Richard Holstraat 8 geldt voor dit bouwvlak echter een bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter. Gezien het<br />
uitgangspunt om bestaande rechten niet te beperken, verzoekt adressant voor dit bouwvlak een<br />
bouwhoogte op te nemen <strong>van</strong> 7 meter.<br />
b. Zowel in het vigerend bestemmingsplan Richard Holstraat 8 als in het ontwerp bestemmingsplan<br />
is aan de zuidkant <strong>van</strong> het bouwvlak <strong>van</strong> het achtergebouw <strong>van</strong> het schoolgebouw een<br />
zogenaamde inham aanwezig. Ter plaatse is een ingang gesitueerd. In het ontwerp<br />
bestemmingsplan heeft deze entree een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 3 meter. In het kader <strong>van</strong> de<br />
mogelijke te ontwikkelen nieuwbouw verzoekt adressant om deze inham deel te laten uitmaken<br />
<strong>van</strong> het bouwvlak met een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De bouwrechten <strong>van</strong> de school op Richard Holstraat uit bestemmingsplan Richard Holstraat 8 zijn<br />
per abuis niet op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt opgenomen. Dit zal alsnog gedaan worden, wat leidt tot een maximale goothoogte<br />
<strong>van</strong> 3 meter en een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 7 meter voor het deel <strong>van</strong> de school, dat zich<br />
achter het hoofdgebouw bevindt.<br />
b. Het bestemmingsplan heeft met name een conserverend karakter, waarbij ruimtelijk<br />
ontwikkelingen alleen worden meegenomen indien deze reeds zijn vergund, of voorzien zijn <strong>van</strong><br />
een besluit <strong>van</strong> het dagelijks bestuur waarbij de ruimtelijke inpasbaarheid is afgewogen.<br />
Aangezien het dichtbouwen <strong>van</strong> de entree nog niet als concrete aanvraag omgevingsvergunning<br />
is ingediend, heeft het dagelijks bestuur deze afweging nog niet kunnen maken en blijven de<br />
bestaande bouwrechten het uitgangspunt <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a worden de maximale goot- en bouwhoogte voor de aanbouw achter Richard Holstraat 8<br />
aangepast.<br />
51. Adressant 51<br />
Zienswijze<br />
Adressant verzoekt, met het oog op volledigheid, bij de bepalingen in het bestemmingsplan naast de<br />
vermelde maatschappelijke doelstelling <strong>van</strong> het pand Reinier Vinkeleskade 62 een verwijzing op te<br />
nemen naar de in 1997 vastgestelde beperkende erfpachtbepalingen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
38
Erfpachtbepalingen vallen onder het privaatrecht en buiten het bestemmingsplan. De beperkingen die<br />
hierin zijn opgenomen ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het pand verdragen zich met de ruime<br />
bestemming <strong>van</strong> het pand en dienen onverkort te worden gerespecteerd door iedere<br />
gebruiker/huurder.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen..<br />
52. Adressant 52<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant verzoekt de aanduiding horeca toegelaten op te nemen voor zowel het pand<br />
Willemsparkweg 74 als het pand Willemsparkweg 72-70. Op dit moment maakt het ontwerp<br />
bestemmingsplan slechts horeca mogelijk in één <strong>van</strong> de panden. Daarbij wordt verwezen naar het<br />
vigerend bestemmingsplan dat één horecagelegenheid in twee panden mogelijk maakt. Adressant<br />
geeft aan een nieuwe bouwaanvraag te hebben ingediend waarbij beide panden worden<br />
samengevoegd. Aangezien dit past in het vigerend bestemmingsplan, is er geen reden om horeca<br />
slechts in één pand mogelijk te maken. Daarmee zou de horeca over twee panden bovendien<br />
onder het overgangsrecht worden gebracht. Dat laatste is in strijd met jurisprudentie.<br />
b. Adressant constateert dat de aanduiding horeca toegelaten alleen horeca in de categorie 4<br />
mogelijk maakt (restaurant en overige lichte horeca). Het vigerend bestemmingsplan kent echter<br />
geen onderscheid in categorieën, zodat horeca 4 een inperking <strong>van</strong> de huidige rechten betekent.<br />
Op basis <strong>van</strong> de ingediende nieuwe bouwaanvraag en gezien de wijze waarop de horeca <strong>van</strong><br />
George W wordt geëxploiteerd, te weten als een restaurant met een bar/café-gedeelte, wordt<br />
verzocht de toegestane horecacategorie te verruimen naar horeca <strong>van</strong> categorie 3 .<br />
c. Het pand Johannes Vermeerstraat 55 heeft in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de bestemming<br />
Wonen gekregen, terwijl het al tientallen jaren in gebruik is voor kantoordoeleinden. Dit gebruik is<br />
toegestaan in het vigerende bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt. Dit pand zou<br />
een bestemming Gemengde doeleinden 3 moeten hebben, met een andere aanduiding op grond<br />
waar<strong>van</strong> het gehele pand voor kantoordoeleinden zou kunnen worden benut.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Op 2 december 2010 is door het stadsdeel een (gebonden) vergunning afgegeven voor het<br />
realiseren <strong>van</strong> een horecagelegenheid op de adressen Willemsparkweg 72 en 74. De<br />
bouwvergunning zal worden opgenomen in de verbeelding.<br />
b. Deze opmerking wordt onderschreven. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in die zin dat<br />
horeca <strong>van</strong> categorie III toegestaan wordt.<br />
c. Deze opmerking is gegrond. Het pand zal de bestemming Gemengd 2 krijgen, met een nadere<br />
aanduiding dat kantoor over het gehele pand is toegestaan.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a zal de vergunning worden opgenomen in de verbeelding. Op grond <strong>van</strong> opmerking b zal<br />
horeca <strong>van</strong> categorie III worden toegestaan op het perceel Willemsparkweg 72 en 74. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking c wordt de bestemming <strong>van</strong> het pand Johannes Vermeerstraat 55 gewijzigd.<br />
53. Adressant 53<br />
Zienswijze<br />
a. Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor het plan Emmastraat 8 een maximum<br />
bouw- en goothoogte ingetekend <strong>van</strong> respectievelijk 14 en 12 meter. Volgens adressant zijn zowel<br />
de bouw- als goothoogte feitelijk 16,5 meter. Verzocht wordt de verbeelding aan te passen aan<br />
deze feitelijk bouw- (en goot-)hoogte. De aan de achtergevel <strong>van</strong> Emmastraat 8 grenzende<br />
garages aan de Valeriusstraat 85a zijn op de verbeelding opgenomen met een bouwhoogte <strong>van</strong> 5<br />
meter. Voorgesteld wordt om hier een tweede bouwlaag toe te staan, waarvoor een bouwhoogte<br />
<strong>van</strong> 9,5 meter (inclusief hekwerk) en een goothoogte <strong>van</strong> 8,2 meter benodigd is. Verzocht wordt<br />
de verbeelding als zodanig aan te passen. Daarbij wordt verwezen naar een in te dienen<br />
omgevingsvergunning.<br />
b. Op de verbeelding is ten onrechte ter plaatse <strong>van</strong> achterzijde <strong>van</strong> de garages op Valeriusstraat<br />
85a de bouwgrens niet haaks doorgetrokken tot de achtergevel <strong>van</strong> Emmastraat 8. Verzocht<br />
wordt deze bouwgrens recht door te trekken, conform vergund.<br />
39
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Op grond <strong>van</strong> de Keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt zijn de<br />
bestaande bouwrechten <strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt<br />
overgenomen. De bouwrechten <strong>van</strong> het pand aan Emmastraat 8 zijn op de plankaart bij dat<br />
bestemmingsplan weergegeven. Voor het pand geldt een bouwhoogtecategorie 5, wat volgens de<br />
legenda recht geeft op een maximale goothoogte <strong>van</strong> 10,5 meter en een maximale bouwhoogte<br />
<strong>van</strong> 14 meter. Deze hoogtes moesten in vier bouwlagen met een kapverdieping gerealiseerd<br />
worden. De huidige situatie geeft echter een ander beeld. Hier is een gebouw aanwezig <strong>van</strong> vier<br />
bouwlagen, zonder kap. Omdat de eerste bouwlaag op beletage-niveau is, bedraagt de hoogte<br />
<strong>van</strong> het gebouw ten opzichte <strong>van</strong> het aangrenzend maaiveld ongeveer 16,5 meter. Aangezien<br />
deze hoogte in de hele straatwand <strong>van</strong> dit bouwblok voorkomt, zal dat eveneens worden<br />
aangepast. Ten aanzien <strong>van</strong> de overige onderdelen <strong>van</strong> deze opmerking kan worden aangegeven<br />
dat dit een nieuwe ontwikkeling betreft, waarvoor nog geen vergunning is afgegeven en geen<br />
besluit <strong>van</strong> het dagelijks bestuur is genomen waarbij de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> de<br />
ontwikkeling is afgewogen. De adressant kan een omgevingsvergunning aanvragen voor deze<br />
ontwikkeling.<br />
b. Uit de verleende vergunning blijkt dat aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand een trap is geplaatst, ten<br />
behoeve <strong>van</strong> de vluchtweg. Deze is niet dichtgebouwd, maar staat in een kelderbak in de tuin. De<br />
kelderbak is aangemerkt als koekoek, waarvoor een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 Wet op de<br />
Ruimtelijke Ordening is doorlopen. Het doortrekken <strong>van</strong> de bouwgrens naar de achtergevel zou<br />
betekenen dat hier nieuw volume kan worden toegevoegd. Aangezien dit in strijd is met het<br />
huidige bestemmingsplan, zou hiervoor eerst een ruimtelijke afweging gemaakt moeten worden.<br />
Deze afweging wordt niet in het kader <strong>van</strong> het bestemmingsplan gemaakt, maar zal pas<br />
plaatsvinden indien het onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> een aanvraag omgevingsvergunning.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a worden de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte voor Emmastraat 8 t/m 20<br />
aangepast.<br />
54. Adressant 54<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat voor de panden Jan Luijkenstraat 74-76 in 2009 een bouwvergunning is<br />
verleend (126-6709 en 103-55) voor het verbouwen <strong>van</strong> beide panden tot hotel. Op de<br />
verbeelding hebben de panden echter de bestemming Gemengd-1 met functieaanduiding<br />
kantoor . Verzocht wordt om de panden, conform de vergunde situatie, op te nemen met de<br />
functieaanduiding specifieke vorm <strong>van</strong> horeca hotel .<br />
b. Adressant is het niet eens met de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie voor de panden<br />
Jan Luijkenstraat 68 tot en met 76. Deze 5 panden maken deel uit <strong>van</strong> een ensemble waar<strong>van</strong><br />
inmiddels reeds 3 <strong>van</strong> de 5 panden zijn verhoogd met een extra verdieping. Aangezien deze 3<br />
panden niet meer in de oorspronkelijke staat verkeren, is deze dubbelbestemming niet op zijn<br />
plaats. De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft bovendien aangegeven dat zij liefst<br />
ziet dat de panden weer op gelijke hoogte worden gebracht, zodat het ensemble weer één geheel<br />
wordt. Dat laatste is met de dubbelbestemming niet mogelijk. Verzocht wordt daarom de<br />
dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie voor de panden Jan Luijkenstraat 68-76 te<br />
verwijderen.<br />
c. Adressant stelt voor om in artikel 20.2 (Bouwregels) niet op te nemen dat de maximum goot- en<br />
bouwhoogte geldt die ten tijde <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
rechtmatig was gerealiseerd , maar de goot- en bouwhoogte zoals vergund . Omdat daarmee<br />
veel eenduidiger en dus rechtszekerder is af te leiden wat op het moment <strong>van</strong> ter visie legging de<br />
maximale bouwhoogte is, wordt verzocht dit artikel te wijzingen zoals voorgesteld.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Deze opmerking is gegrond. De verbeelding zal hierop worden aangepast.<br />
b. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 1, opmerking j, zal het bestemmingsplan zodanig<br />
worden aangepast, dat er geen dubbelbestemming meer op de verbeelding terug zal komen. De<br />
bestaande, feitelijke bouw- en goothoogten <strong>van</strong> de panden die eerst een dubbelbestemming<br />
hadden, worden nu op de verbeelding aangegeven. Zie verder beantwoording zienswijze<br />
adressant 37, opmerking d.<br />
c. Zie beantwoording opmerking b.<br />
40
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a zal een hotel worden toegestaan op Jan Luijkenstraat 74 en 76.<br />
55. Adressant 55<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> het perceel Van Baerlestraat 57 te laag is.<br />
Hiermee wordt onnodig de maximale bouwhoogte beperkt ten opzichte <strong>van</strong> het vigerende<br />
bestemmingsplan. In relatie tot de breedte <strong>van</strong> de straat en de hoogte <strong>van</strong> de bestaande<br />
bebouwing in de straat is het ook (stedenbouwkundig) onjuist en onnodig de bouwhoogte te<br />
beperken tot 17,5 meter. Verzocht wordt daarom de maximale bouwhoogte te wijzigen naar<br />
tenminste 20 meter.<br />
b. De bestemming <strong>van</strong> het bouwblok Van Baerlestraat 53 t/m 67 is in het voorontwerp aangeduid als<br />
Gemengd 1. Dit betekent dat er geen beletsels zijn om disco s, fastfoodrestaurants, cafés en<br />
hotels toe te staan. Dat is niet verenigbaar met de woonfunctie en past niet in het Horecabeleid<br />
<strong>van</strong> het stadsdeel. Verzocht wordt daarom de bestemming te wijzigen in Gemengd 5.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking d<br />
b. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
56. Adressant 56<br />
Zienswijze<br />
Adressant is <strong>van</strong> mening dat het woongenot <strong>van</strong> bewoners in het gebied Duivelseiland voorop dient te<br />
staan en dat het wenselijk is dit belang voor buurtbewoners zoveel mogelijk dient te worden behartigd.<br />
Dit betekent consolidatie <strong>van</strong> de huidige horeca en dus geen uitbreiding <strong>van</strong> discotheken e.d. en<br />
(indien dit tevens in dit bestemmingsplan aan de orde zou komen) beperking <strong>van</strong> verkeersoverlast<br />
door gemotoriseerd verkeer. Adressant verzoekt daarom de horeca te beperken tot de bestaande<br />
vestigingen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
57. Adressant 57<br />
Zienswijze<br />
a. Adressanten geven aan dat de toegestane bouwhoogten veelal de hoogste punten in een<br />
bouwblok zijn. Weliswaar worden beperkingen genoemd, in het geval een pand een monument of<br />
beeldbepalend pand betreft, maar volgens adressanten is dit verwarrend en niet goed<br />
controleerbaar. Voorgesteld wordt om de toegestane nok- en goothoogten op te nemen conform<br />
de bestaande situatie en onder een aantal in het bestemmingsplan genoemde specifieke en<br />
controleerbare gevallen een verhoging mogelijk te maken.<br />
b. Adressanten zijn voorstander <strong>van</strong> het ontmoedigen <strong>van</strong> parkeren in tuinen, maar menen dat er<br />
onvoldoende alternatieven en compensatiemogelijkheden zijn. Daarbij wordt geopperd om<br />
ondergrondse parkeergarages op eigen terrein mogelijk te maken en om per<br />
bedrijf/instelling/kantoor meer dan maximaal 2 parkeervergunningen per vestiging mogelijk te<br />
maken.<br />
c. Adressanten stellen voor om op een aantal locaties het groen beter te beschermen door deze<br />
plekken op te nemen als openbaar toegankelijke tuinen. Het betreft:<br />
- de binnentuin in het blok Roelof Hartstraat/Hobbemakade/Gerard Terborgstraat, openbaar<br />
toegankelijk op werkdagen tot 17.00 uur;<br />
- het plantsoen aan het Roelof Hartplein tussen Wildschut en The Collegehotel;<br />
- het driehoekige plantsoen in de Harmoniehof/Daniel de Langestraat.<br />
41
d. Adressanten zijn op zich niet tegen het opnemen <strong>van</strong> wijzigingsbevoegdheden in het<br />
bestemmingsplan, maar verzoeken voldoende waarborgen in te bouwen om de belanghebbenden<br />
voldoende te beschermen. Daartoe kan het stadsdeel een kapstokartikel ontwerpen waaronder<br />
bezwaren <strong>van</strong> allerlei aard kunnen worden ingediend.<br />
e. Adressanten geven aan niet voldoende te kunnen achterhalen wat de mogelijkheden en<br />
beperkingen zijn om nieuwe horeca-ondernemingen te vestigen. Op zich achten zij een beperkte<br />
toename <strong>van</strong> horeca redelijk, maar missen voldoende beschermingsclausules. Verzocht wordt het<br />
bestemmingsplan voor de betrokken omwonenden zichtbaar en controleerbaar te maken, waarbij<br />
wordt verwezen naar het onder 4 genoemde kapstokartikel .<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking j.<br />
b. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om ondergrondse<br />
parkeergarages te maken. Om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> deze kelders<br />
vaststaat, worden er een aantal voorwaarden aan de toepassing <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid<br />
gesteld. Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan kan met een eenvoudige procedure de<br />
parkeergarage worden gerealiseerd. Vanwege de ruimtelijke effecten die een parkeergarage met<br />
zich mee kan brengen, is het planologisch niet verantwoord om dergelijke bouwwerken bij recht<br />
toe te staan. Het aantal parkeervergunningen dat wordt afgegeven wordt niet middels het<br />
bestemmingsplan geregeld.<br />
c. Zie beantwoording zienswijze 5.<br />
d. Artikel 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een beleidsvoornemen bij een<br />
wijzigingsbevoegdheid zes weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende de ter inzage legging<br />
kunnen belanghebbenden hun zienswijze kenbaar maken. Het volgen <strong>van</strong> en wijzigingsprocedure<br />
geeft daarmee voldoende waarborgen voor omwonenden.<br />
e. Horecavestigingen zijn alleen toegestaan daar waar deze reeds aanwezig zijn. Voor het overige<br />
zijn wijzigingsbevoegdheden op de verbeelding opgenomen, waar op grond <strong>van</strong> het vastgestelde<br />
Horecabeleid uitbreiding mogelijk wordt geacht. Deze wijzigingbevoegdheden worden past<br />
toegepast indien aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan. Zie verder de<br />
beantwoording <strong>van</strong> de vorige opmerking.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
58. Adressant 58<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat voorheen, in de vigerende bestemmingsplannen, de tuinen nog apart<br />
werden weergegeven (met een lichtgroene kleur), maar dat daar in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
geen sprake meer <strong>van</strong> is. Hierin hebben vrijwel alle (binnen)tuinen de zelfde kleur c.q.<br />
bestemming als de hoofdbebouwing. Doordat er geen onderscheid meer is tussen de woningen<br />
en de tuinen bij de woningen, is niet duidelijk wat het bouwvlak is dat bebouwd mag worden en<br />
wat tuin is waarop niet gebouwd mag worden. Daarbij wordt het bouwblok AH-39, begrensd door<br />
de Reijnier Vinkeleskade,/Hacquartstraat/Banstraat, als voorbeeld gegeven, maar dit geldt voor<br />
alle tuinen in het plangebied. Verzocht wordt de tuinen op de verbeelding zichtbaar aan te<br />
brengen, overeenkomstig de thans vigerende bestemmingsplannen.<br />
b. Volgens adressant is het recht tot aanbouwen aan een woning (m.u.v. vrijstaande woningen) wat<br />
betreft oppervlak onbeperkt. Dit is in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan. Het<br />
onbeperkt recht tot aanbouwen is echter ongewenst, omdat het risico bestaat dat wat nu nog<br />
groen is, in de toekomst tot rommelige aanbouw leidt. Verzocht wordt daarom beperkingen te<br />
stellen aan het recht tot aan/uitbouw <strong>van</strong> woningen wat betreft oppervlakte, conform de vigerende<br />
bestemmingsplannen.<br />
c. Adressant verzoekt de bestaande nummers <strong>van</strong> de bouwblokken aan te brengen op de<br />
verbeelding <strong>van</strong> het bestemmingsplan, omdat daarmee in praktijk wordt gewerkt.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De achter-/binnentuinen hebben niet langer de bestemming Tuinen, maar zijn onderdeel <strong>van</strong><br />
dezelfde bestemming als het hoofdgebouw. Zo voldoet het bestemmingsplan aan de nationale<br />
standaarden die hieraan zijn verbonden en is ook duidelijker te zien welke tuin bij het<br />
hoofdgebouw behoort. De tuinen hebben overigens wel eenzelfde bescherming als in het<br />
voorgaande bestemmingsplan, doordat het gebruik <strong>van</strong> de ongebouwde delen <strong>van</strong> de<br />
42
estemming (dat zijn die delen <strong>van</strong> het bestemmingsvlak waar geen bouwvlak is ingetekend op de<br />
verbeelding) niet anders mag zijn dan het gebruik als tuin of maatschappelijke dienstverlening.<br />
Hierbij wordt aangegeven dat hier geen gebouwen neergezet mogen worden, anders dan reeds<br />
aanwezig (of vergunningvrij gerealiseerd kan worden). Overigens hebben de onbebouwde<br />
gronden <strong>van</strong> de bestemming, die voor de voorgevelrooilijn liggen wel een Tuinen bestemming<br />
gekregen. Dit omdat het gebruik en de bouwmogelijkheden strenger dienen te zijn dan de<br />
onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming achter de voorgevelrooilijn.<br />
b. Zie beantwoording vorige opmerking. Bebouwing in de binnentuinen is alleen toegestaan, daar<br />
waar dat thans aanwezig is, danwel op grond <strong>van</strong> de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />
zonder vergunning opgericht kan worden.<br />
c. De bouwbloknummers hebben geen enkele ruimtelijke rele<strong>van</strong>tie en verder geen functie in het<br />
bestemmingsplan, waardoor het geen toegevoegde waarde heeft om deze in het<br />
bestemmingsplan op te nemen.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
59. Adressant 59<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand Jan <strong>van</strong> Goyenkade 13 in 2008 een<br />
(tuin)terras heeft laten bouwen dat constructief gezien onlosmakelijk verbonden is met aanbouw aan<br />
de achterzijde <strong>van</strong> de hoofdbebouwing. Aangegeven wordt dat het terras moet worden gekwalificeerd<br />
als een bouwwerk geen gebouw zijnde dat is toegestaan op gronden met de bestemming Wonen , en<br />
dat het terras niet gesitueerd hoeft te zijn binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Indien<br />
de interpretatie <strong>van</strong> adressant onjuist is, wordt verzocht de (ontwerp)voorschriften dusdanig aan te<br />
passen dat het gerealiseerd terras in overeenstemming is met de bestemming Wonen .<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
In het bestemmingsplan zijn de gronden zonder bouwvlak aangemerkt als onbebouwde gronden ,<br />
waar het gebruik alleen ten dienste <strong>van</strong> de tuin of maatschappelijke dienstverlening mag staan.<br />
Aangezien het bouwwerk, zoals adressant zelf aangeeft, ten dienste staat <strong>van</strong> het vergroten <strong>van</strong> het<br />
woongenot, is het niet conform het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het terras betreft een vergunningplichtig<br />
bouwwerk, waarvoor geen vergunning is verleend. De enige aanvraag daartoe is door adressant zelf<br />
ingetrokken. Er zijn geen rechten opgebouwd die aanleiding geven tot een aanpassing <strong>van</strong> de<br />
verbeelding.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
60. Adressant 60<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat de bestemming Wonen (kleur: geel) maar heel weinig voorkomt en de<br />
bestemming Gemengd (kleur: oranje) juist heel veel. Volgens adressant kan in een pand met<br />
gemengde bestemming ook worden gewoond, maar kan deze functie niet worden beschermd.<br />
Verzocht wordt daarom het aantal woonfuncties te verhogen en een maximum te stellen aan het<br />
aantal andere functies per blok of straat.<br />
b. Adressant geeft aan dat er een gemengde bestemming geïntroduceerd zou moeten worden die<br />
geen overlast veroorzaakt voor omwonenden. Dat geldt vooral ten aanzien <strong>van</strong> horeca, aangezien<br />
dit kan leiden tot terrassen in tuinen. Bovendien zou volgens de Horecanota geen horeca in<br />
woonblokken worden toegestaan. Verzocht wordt om, zolang de milieuwetgeving met betrekking<br />
tot geluidsoverlast <strong>van</strong> horeca in blokken niet afdoende geregeld is, in woonblokken geen horeca<br />
te bestemmen.<br />
c. Adressant geeft aan dat in het bouwblok Pieter de Hoochstraat-Honthortsstraat-Hobbemakade-<br />
Nicolaas Maesstraat veel G3 is bestemd. Dat betekent volgens adressant dat het stadsdeel<br />
disco s, cafés, restaurants, ondersteunende horeca en hotels toestaat. Verzocht wordt voor dit<br />
bouwblok alleen Wonen of Gemengd zonder horeca op te nemen.<br />
d. Adressant geeft aan dat de Hobbemakade de bestemming Verkeer heeft. In de buurt is echter<br />
veelvuldig gesproken over de wens om de waterkant voor voetgangers aantrekkelijker te maken,<br />
bijvoorbeeld met bankjes. Verzocht wordt dit in het bestemmingsplan niet onmogelijk te maken.<br />
43
e. Adressant geeft aan dat in de begrippenlijst in de regels geen definitie wordt gegeven <strong>van</strong> de<br />
bouwhoogte. In het algemeen is dit het hoogste punt <strong>van</strong> het gebouw, met uitzondering <strong>van</strong><br />
ondergeschikte bouwdelen. Gevreesd wordt echter dat de ondergeschikte bouwdelen (reeds<br />
aanwezige ramenwas-intallaties, airco s) uitgangspunt gaan worden voor het vaststellen <strong>van</strong> de<br />
bestaande hoogte. Verzocht wordt daarom nauwkeurig te omschrijven wat onder de bouwhoogte<br />
en wat onder de ondergeschikte bouwdelen wordt verstaan.<br />
f. Adressant geeft aan dat de bouwhoogten <strong>van</strong> het bouwblok Hobbemakade-Honthorststraat-Pieter<br />
de Hoochstraat tot de voormalige PTT consequent veel te hoog is aangegeven. In de Atlas <strong>van</strong> de<br />
19 e eeuwse Ring staat de Hobbemakade tot de Ruysdaelstraat opgenomen als Zone A en de vijf<br />
panden Hobbemakade 25 t/m 29 zijn Orde 3 . Verzocht wordt daarom in het gehele blok uit te<br />
gaan <strong>van</strong> de bestaande goot- en bouwhoogten en specifiek voor de 5 genoemde panden aan de<br />
Hobbemakade (exclusief de opbouw <strong>van</strong> pand nummer 26) uit te gaan <strong>van</strong> de bestaande<br />
goothoogte <strong>van</strong> ca. 11,5 meter en de bestaande bouwhoogte <strong>van</strong> 14 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De panden die een gemengd bestemming hebben, betreffen panden waarin hoofdzakelijk wordt<br />
gewoond, maar waar (meestal alleen) op de eerste bouwlaag een andere functie aanwezig is. Het<br />
is <strong>van</strong>uit de nationaal ingestelde standaarden verplicht om een dergelijke bestemming aan een<br />
pand te verbinden op het moment dat er twee hoofdbestemmingen in hetzelfde gebouw aanwezig<br />
zijn, of mogelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld: een winkel met daarboven woningen). Het lijkt<br />
daarom alsof er veel woningen niet de juiste bestemming krijgen, maar dat is dus slechts het<br />
gevolg <strong>van</strong> een nieuwe wijze <strong>van</strong> bestemmen. Bijna in elk pand dat de volgens adressant oranje<br />
is ingekleurd, zijn woningen aanwezig. Deze mogen niet omgezet worden naar een andere functie<br />
en worden derhalve maximaal beschermd.<br />
b. Ten aanzien <strong>van</strong> de uitbreiding <strong>van</strong> horeca, zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />
Terrassen in tuinen zijn niet mogelijk, aangezien het gebruik <strong>van</strong> de onbebouwde delen <strong>van</strong> de<br />
betreffende bestemming alleen ten behoeve <strong>van</strong> tuin of maatschappelijke dienstverlening mag zijn<br />
en niet ten behoeve <strong>van</strong> horeca.<br />
c. Zie beantwoording zienswijze 1, opmerking e.<br />
d. Conform artikel 14 Verkeer <strong>van</strong> het bestemmingsplan is het toegestaan om groenvoorzieningen,<br />
straatmeubilair en voet- en fietspaden te realiseren. Het herinrichten <strong>van</strong> de waterkant is daarmee<br />
mogelijk binnen de aan deze gronden toegekende bestemming.<br />
e. In artikel 2.5 (Wijze <strong>van</strong> meten) staat aangegeven hoe de bouwhoogte <strong>van</strong> een bouwwerk<br />
gemeten dient te worden. Deze wijze <strong>van</strong> meten komt overeen met hetgeen adressant verzoekt.<br />
f. De opmerking wordt, gezien de beantwoording op zienswijze 1, opmerking j, gegrond verklaard.<br />
De panden Hobbemakade 25 t/m 29 betreffen orde 3 panden, aan een stedenbouwkundige zone<br />
A. De feitelijke bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden zal op de verbeelding komen. De panden<br />
Hobbemakade 24, Honthorststraat 42 t/m 52 en Pieter de Hoochstraat 1 t/m 3 betreffen orde 2<br />
panden. Ook <strong>van</strong> deze panden zal de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding worden ingetekend.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
worden de feitelijk aanwezige goot- en bouwhoogtes <strong>van</strong> de panden Hobbemastraat 24, 25, 26, 27, 28<br />
en 29, Honthorststraat 42, 44, 46, 48, 50 en 52 en Pieter de Hoochstraat 1 en 3 opgenomen.<br />
61. Adressant 61<br />
Zienswijze<br />
De zienswijze <strong>van</strong> adressant komt overeen met de zienswijze 1. Adressant heeft een aanvullende<br />
opmerking, waarin adressant aangeeft dat de Wouwermanstraat een woonstraat is en derhalve<br />
verzoekt voor het specifieke pand Wouwermanstraat 3-hs een woonbestemming of Gemengd 7 op te<br />
nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het pand op Wouwermanstraat 3 wordt gebruikt door een dienstverlenende functie, dat geregistreerd<br />
staat op het adres Wouwermanstraat 1. Het gebruik dat hier in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is<br />
opgenomen (kantoor en detailhandel) doet geen recht aan de bestaande situatie. Dit zal worden<br />
aangepast in die zin dat de aanduiding kantoor zal worden ver<strong>van</strong>gen door dienstverlening . Een<br />
woonbestemming is in die zin niet op zijn plaats, aangezien hiermee de aanwezige voorziening<br />
wegbestemd zou worden.<br />
44
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />
het pand Wouwermanstraat 1-3 wordt gewijzigd naar Gemengd 2, waarbij maatschappelijke<br />
dienstverlening wordt toegestaan.<br />
62. Adressant 62<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant schrijft dat de Vereniging Banomgeving is opgericht ter behartiging <strong>van</strong> de belangen<br />
<strong>van</strong> de omwonenden <strong>van</strong> het nieuwbouwproject Banstraat 23-27, waaronder het procederen<br />
tegen (planologische) besluiten en plannen die deze in de ogen <strong>van</strong> de vereniging ongewenst<br />
geachte nieuwbouw mogelijk maken. Adressant geeft vervolgens een beknopte weergave <strong>van</strong> de<br />
gang <strong>van</strong> zaken omtrent het nieuwbouwproject Banstraat 23-27. Hier wordt geen inhoudelijke<br />
zienswijze geformuleerd.<br />
b. Adressant schrijft dat de bouwhoogte in het blok AH 32 ondanks het andersluidende advies <strong>van</strong><br />
BMA, een bouwhoogte per blok heeft gekregen. Blijkens de plankaart is de goot- en bouwhoogte<br />
voor het gehele blok daarbij bepaald op een goothoogte <strong>van</strong> 14,5 meter en een bouwhoogte <strong>van</strong><br />
18 meter. Dit onderdeel <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft geen blijk <strong>van</strong> een goede<br />
ruimtelijke ordening. Dit geeft de mogelijkheid aan projectontwikkelaars om in dit blok met een<br />
hoog gewaardeerde stedenbouwkundige waarde hoogbouw te realiseren. Bovendien zal de<br />
vaststelling <strong>van</strong> deze bouwhoogte impact hebben op de latere besluitvorming voor het <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgesloten perceel Banstraat 23-27. De indruk wordt gewekt dat het DB<br />
de bouwhoogte zo heeft vastgesteld om de projectontwikkelaar de ruimte te geven zijn plannen<br />
met betrekking tot Banstraat 23-27 tot uitvoering te brengen, welke voorzien in een goothoogte<br />
<strong>van</strong> 14,2 en een bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter.<br />
c. De goot- en bouwhoogte die op de plankaart is ingetekend komt nergens in het bouwblok AH 32<br />
voor. Dit kan alleen te maken hebben met de het door de projectontwikkelaar gewenste<br />
bouwvolume.<br />
d. Adressant beargumenteert dat de bouwhoogte in strijd is met het structuurplan Kiezen voor<br />
Stedelijkheid . In het structuurplan wordt uitgegaan <strong>van</strong> een conserverend karakter. Dit is af te<br />
leiden enkele citaten uit het structuurplan:<br />
- Het fijnmazige historische karakter (<strong>van</strong> de binnenstad en de gordel daaromheen) stelt daarbij<br />
(bij zoeken naar een optimale balans tussen de verschillende functies) voorwaarden aan de<br />
schaal <strong>van</strong> bebouwing en functies;<br />
- Voor de 19 de en 20 ste eeuwse gordels moet een grotere differentiatie in wonen worden<br />
nagestreefd zonder dat de leefbaarheid voor de huidige bewoners vermindert en zonder dat<br />
waardevolle stedenbouwkundige structuren worden aangetast;<br />
- Het streven is om (in de binnenstad) het vloeroppervlak <strong>van</strong> de verschillende soorten functies<br />
ongeveer te handhaven op het huidige niveau;<br />
- De binnenstad en de gordels daaromheen hebben baat bij investeringen in de kwaliteit <strong>van</strong> de<br />
openbare ruimte, water en groen, met onder andere postzegelparken en binnentuinen.<br />
e. Adressant onderbouwt waarom de bouwhoogte in strijd is met de Keuzenotitie Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt. Deze voorzag in twee opties, waarbij de eerste optie door de deelraad als<br />
uitgangspunt is genomen. Deze optie bood met een afwegingsmoment flexibiliteit in<br />
bouwmogelijkheden en biedt voor alle panden maximale bescherming. Door de bouwhoogte in het<br />
blok AH 32 niet per pand vast te leggen op de feitelijke goot- en bouwhoogte, handelt het DB in<br />
strijd met het eerder in de stadsdeelraad genomen besluit.<br />
f. Naar aanleiding <strong>van</strong> de reacties op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is BMA om een nadere<br />
onderbouwing <strong>van</strong> het eerder gegeven advies gevraagd. Er worden in de zienswijze enkele<br />
passages uit dit herziene advies geciteerd. Het advies voor blok AH 32 is niet overgenomen:<br />
- Orde 2 en 3 panden in het bouwblok AH 32 zijn niet per pand of architectuureenheid, maar<br />
per blok vastgelegd;<br />
- De bouwhoogte die in de plankaart is opgenomen is daarenboven aanzienlijk hoger dan de<br />
bouwhoogte die door het BMA verantwoord wordt geacht ( de naoorlogse school op de hoek<br />
is een stedenbouwkundig accent en zou als maatgevend voor de hoogte aangehouden<br />
moeten worden )<br />
g. De keuze om de goot- en bouwhoogte in AH 32 per blok vast te leggen, is ook in strijd met het in<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen uitgangspunt. Het blok bestaat immers uit<br />
stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle structuren en panden, welke volgens de<br />
opgenomen regeling maximale bescherming behoeven.<br />
45
h. Blok AH 32 is gelegen in een zone die blijkens de Atlas <strong>van</strong> de 19 de eeuwse ring is gewaardeerd<br />
als zone A. De Banstraat en de Nicolaas Maesstraat zijn gelegen in een gebied met<br />
stedenbouwkundige orde B. De Viottastraat, welke recht op de Banstraat staat, is gewaardeerd<br />
als zone A. De Banstraat 23-27 vormt een zichtas met de Viottastraat. Het advies <strong>van</strong> BMA om de<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> bebouwing <strong>van</strong> een orde 2 en 3 waardering, die zijn gelegen in zones A en B per<br />
pand op te nemen, wordt in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> (nagenoeg) ongemotiveerd in de wind<br />
geslagen.<br />
i. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> houdt ten aanzien <strong>van</strong> blok AH 32 op geen enkele wijze rekening<br />
met het leefgenot en de privacy <strong>van</strong> omwonenden, door een mogelijkheid te geven voor<br />
projectontwikkelaars om hoge, niet in de buurt passende hoogbouw te realiseren. Verzocht wordt<br />
om het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen in die zin dat de bouwhoogte wordt vastgelegd<br />
per pand en wel conform de huidige feitelijke bebouwing. Indien de bouwhoogte <strong>van</strong> AH 32 al per<br />
blok moet worden vastgesteld dan dient de hoogte conform het door de BMA gegeven advies te<br />
worden vastgelegd op de hoogte <strong>van</strong> het Luzac College, wat inhoudt dat de goothoogte wordt<br />
vastgesteld op 10,4 meter en de bouwhoogte op 13 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De beknopte weergave <strong>van</strong> de gang <strong>van</strong> zaken wordt ter kennisneming aangenomen.<br />
b. Het advies <strong>van</strong> BMA geldt voor het gebied dat voorheen was omvat in bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o.. Voor dit gebied was de bouwverordening leidend bij het bepalen <strong>van</strong> de<br />
maximale goot- en bouwhoogte. In het kader <strong>van</strong> het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is door BMA<br />
geadviseerd voor dit bouwblok een regeling voor de bouwhoogte voor het hele blok in te stellen.<br />
Uitgangspunt was dat de hoogst in het blok voorkomende goothoogte als leidend werd<br />
beschouwd, alsmede de hoogst in het blok voorkomende bouwhoogte. Deze hoefden niet in<br />
hetzelfde gebouw voor te komen. Het stadsdeel heeft op basis <strong>van</strong> een bouw- en goothoogte<br />
inventarisatie geconcludeerd dat in het betreffende bouwblok een goothoogte voorkomt <strong>van</strong> 14,5<br />
meter en een bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter. Op de hoek <strong>van</strong> de Jacob Obrechtstraat en de Nicolaas<br />
Maesstraat staat een viertal panden <strong>van</strong> vier bouwlagen met een kap. Bij vier bouwlagen met een<br />
gemiddelde hoogte <strong>van</strong> 3,5 meter, is de goothoogte rond de 14 meter. De begane<br />
grondverdieping is meestal een halve meter hoger. Dit verklaart waarom er een goothoogte <strong>van</strong><br />
14,5 meter is geïnventariseerd. Met een kapverdieping erop, kan de bouwhoogte uitlopen naar 18<br />
meter (14,5 + 3,5).<br />
Het advies <strong>van</strong> BMA ten behoeve <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gewijzigd ten opzichte <strong>van</strong><br />
het advies voor het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, doordat onder andere meer waarde wordt<br />
gehecht aan het beschermen <strong>van</strong> panden aan een stedenbouwkundige zone B, dan in het vorige<br />
advies. Dit deel <strong>van</strong> het advies heeft het stadsdeel niet overgenomen (zie hiervoor beantwoording<br />
zienswijze 1, onder j) waardoor teruggevallen werd op de regeling uit het voorontwerp<br />
bestemmingsplan. Dit is niet alleen gebeurt bij het blok AH 32, maar voor het hele gebied<br />
waarvoor het advies is gevraagd.<br />
Overigens vormde de wijziging <strong>van</strong> het BMA-advies voor de bebouwing langs de De<br />
Lairessestraat wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen, omdat deze bebouwing<br />
onbedoeld in het advies <strong>van</strong> BMA op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> buiten beschouwing is<br />
gelaten en bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> valt onder de gevallen waarvoor een beschermende<br />
regeling in het leven is geroepen.<br />
c. Zie beantwoording vorige opmerking. Het viertal panden op de hoek <strong>van</strong> de Jacob Obrechtstraat<br />
en Nicolaas Maesstraat vormde het uitgangspunt voor de hoogteregeling in het bouwblok. Indien<br />
de goot- en bouwhoogte <strong>van</strong> deze panden onjuist zijn geïnventariseerd, dan vormt dat aanleiding<br />
om het bestemmingsplan aan te passen. Het project Banstraat 23-27 heeft geen rol gespeeld bij<br />
het bepalen <strong>van</strong> de bouwhoogteregeling, of het bepalen <strong>van</strong> de maximale bouw- en goothoogte<br />
binnen het bouwblok AH 32. Juist door de locatie Banstraat 23-27 uit het bestemmingsplan te<br />
knippen en hiervoor een aparte planologische procedure te doorlopen kan bewerkstelligd<br />
worden dat er uiteindelijk een gebouw met een lagere bouw- en goothoogte op die locatie komt,<br />
dan wanneer deze opgenomen zou worden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> en deel zou gaan<br />
uitmaken <strong>van</strong> de algemene bouwhoogteregeling voor dit bouwblok.<br />
d. De bouwhoogteregeling is niet in strijd met het structuurplan, <strong>van</strong>wege het feit dat het voorgaande<br />
bestemmingsplan meer bebouwingsmogelijkheden bood dan het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het verminderen <strong>van</strong> bouwrechten geeft juist invulling aan het<br />
structuurplan.<br />
e. De eerste optie uit de keuzenotitie gaf aan dat de bestaande rechten behouden dienen te blijven.<br />
Planologisch gezien zijn bestaande rechten de rechten die iemand toekomt op basis <strong>van</strong> de<br />
46
voorschriften en de plankaart bij een bestemmingsplan. In het geval <strong>van</strong> bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o. waren de bestaande (planologische) rechten onder andere de rechten tot het<br />
bouwen conform enkele bepalingen uit de destijds geldende bouwverordening.<br />
Omdat het dagelijks bestuur niet alle bestaande rechten daadwerkelijk over wilde nemen (alleen al<br />
op grond <strong>van</strong> het feit dat deze rechten in veel gevallen niet benut zijn, maar ook omdat de regeling<br />
verouderd is, geen recht meer deed aan de feitelijke situatie en er aanleiding was om waardevolle<br />
structuren en architectuur te beschermen), is het dagelijks bestuur op zoek gegaan naar een<br />
regeling waarbij de bestaande rechten beperkt zouden gaan worden, maar waar nog wel enige<br />
(verticale) uitbreiding mogelijk bleef, voor gebieden waar de cultuurhistorische of architectonische<br />
waarde <strong>van</strong> de panden en straatwanden minder evident was. In het merendeel <strong>van</strong> de gevallen<br />
waar er een nog een uitbreiding bij recht blijft toegestaan, komt dit vaak feitelijk neer op het<br />
toevoegen <strong>van</strong> één bouwlaag. Deze bouwmogelijkheden kunnen ervoor zorgen dat bewoners met<br />
woonruimtebehoefte niet gedwongen hoeven te worden om te verhuizen naar een onbetaalbare<br />
woning, of naar een locatie buiten het stadsdeel.<br />
f. Zie beantwoording zienswijze adressant 3.<br />
g. Het is niet duidelijk naar welk uitgangspunt wordt gerefereerd in de zienswijze. Voor zover het blok<br />
AH 32 betreft is het advies <strong>van</strong> BMA leidend geweest, waarin voor een aantal panden staat<br />
aangegeven dat deze per pand of per architectuureenheid een bouwhoogte dienen te krijgen en<br />
voor het overige per blok. Dit advies is geheel overgenomen, met uitzondering <strong>van</strong> daar waar het<br />
advies regelingen voorstelt voor orde 3 panden in lager gewaardeerde stedenbouwkundige zones<br />
(zie verder beantwoording zienswijze adressant 3).<br />
h. Het advies <strong>van</strong> BMA is alleen overgenomen in die gevallen dat het uitblijven <strong>van</strong> een<br />
beschermende werking <strong>van</strong>uit het bestemmingsplan, de gegeven bouwrechten waardevolle<br />
stedenbouwkundige structuren kan aantasten. Alleen in een stedenbouwkundige zone die in de<br />
welstandnota als zone A wordt aangeduid, is er sprake <strong>van</strong> een wens tot het maximaal<br />
beschermen <strong>van</strong> de aanwezige structuur. Indien de welstandsnota deze maximale bescherming<br />
niet nodig acht (door een structuur niet als zone A te waarderen), dan is het niet passend om in<br />
een bestemmingsplan wel deze maximale bescherming te bieden.<br />
i. In het verleden zijn de bouwmogelijkheden op grond <strong>van</strong> de bouwverordening (in<br />
bestemmingsplan Museumplein e.o.) ruimtelijk inpasbaar bevonden en derhalve voldoende<br />
planologisch afgewogen ten aanzien <strong>van</strong> leefgenot en privacy. Omdat in dit bestemmingsplan de<br />
bouwrechten worden beperkt, dan kan dit planologisch gezien alleen maar ten goede komen<br />
<strong>van</strong> het leefgenot en privacy. Het behoud <strong>van</strong> (minder) bouwrechten kan (planologisch) niet<br />
opgevat worden als een nieuwe ontwikkeling, ondanks de omstandigheid dat in de feitelijke<br />
situatie een bouwrecht nog niet is benut.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />
passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 3.<br />
63. Adressant 63<br />
Zienswijze<br />
De panden aan het Concertgebouwplein 19 t/m 27 behoren tot de panden die gesitueerd zijn in de<br />
zogenaamde 19 de eeuwse ring. De beleidsnorm geeft voor deze panden zone A en orde 2 aan. Het<br />
verschil in bouwhoogtes in dit ensemble is al <strong>van</strong> oudsher aanwezig. Een toevoeging <strong>van</strong> een<br />
kapverdieping leidt tot een typologische vreemd geheel en een oneigenlijke stapeling <strong>van</strong> elementen.<br />
De goot- en bouwhoogte uit het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> maken een nieuwe etage mogelijk, dat<br />
absoluut niet geschikt is voor een pand <strong>van</strong> cultuurhistorische waarde. Er bezwaar gemaakt tegen de<br />
in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogteregeling waar deze niet uitgaat <strong>van</strong> de bestaande<br />
bouwhoogte.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Deze panden hebben een dubbele bestemming gekregen: Waarde Cultuurhistorie. Binnen deze<br />
bestemming is het niet toegestaan hoger te bouwen dan de feitelijke goot- en bouwhoogte. Gezien de<br />
wijziging <strong>van</strong> het bestemmingsplan op grond <strong>van</strong> de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 1, opmerking j, zal<br />
deze dubbelbestemming komen te vervallen en de feitelijke bouw- en goothoogte op de verbeelding<br />
worden aangegeven<br />
Conclusie:<br />
47
Deze zienswijze vormt samen met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />
passen. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />
64. Adressant 64<br />
Zienswijze<br />
Adressant verzoekt om de bestemming Wonen op de panden op Emmastraat 33-37 te behouden,<br />
conform de bestemming die de percelen hebben in het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal. Deze<br />
bestemmingswijziging doet wellicht recht aan de bestaande situatie (zorgcomplex met 31<br />
appartementen), maar zorgt voor een daling in de waarde <strong>van</strong> het vastgoed. Deze daling is<br />
ongewenst, omdat de vereniging plannen heeft deze zorglocatie te verlaten en heeft de opbrengsten<br />
<strong>van</strong> de verkoop nodig om elders de ontwikkeling te kunnen financieren.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal voorziet bij deze panden in een bestemming waar alleen<br />
woningen zijn toegestaan. Het gebruik dat is geïnventariseerd, betreft een woonfunctie waarbij zorg<br />
wordt aangeboden. Dit is planologisch gezien een maatschappelijk gebruik. Om dit maatschappelijke<br />
gebruik te kunnen faciliteren, zijn de panden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> overeenkomstig het<br />
gebruik bestemd. Op het moment dat er meer duidelijkheid is over de geplande verhuizing, dan kan<br />
hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen worden. Omdat er geen zicht is of deze<br />
verhuizing binnen de planperiode zal plaatsvinden, zal er in het kader <strong>van</strong> dit bestemmingsplan niet<br />
worden geanticipeerd op deze ontwikkeling.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
65. Adressant 65<br />
Zienswijze<br />
Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> staat voor het pand op Cornelis Schuytstraat 40<br />
de bestemming Gemengd-1 met nadere aanduiding (k) , dat wil zeggen kantoor aangegeven. Er<br />
wordt verzocht om naast of in plaats <strong>van</strong> (k) voor dit pand in de verbeelding de nadere aanduiding<br />
dienstverlening op te nemen, zodat ingevolge artikel 5.4.2. onder b <strong>van</strong> de regels bij dit<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder <strong>van</strong> het pand niet alleen<br />
voor detailhandel maar ook gebruikt kan worden voor dienstverlening. Het betrokken deel <strong>van</strong> het<br />
pand is namelijk verhuurd ten behoeve <strong>van</strong> een parfumerie met schoonheidssalon.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond. Een parfumerie is detailhandel, wat toegestaan is in de bestemming<br />
Gemengd - 1, maar de schoonheidssalon valt onder consumentgerichte dienstverlening.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding<br />
kantoor zal op de verbeelding worden ver<strong>van</strong>gen door dienstverlening .<br />
66. Adressant 66<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft namens cliënte een positieve zienswijze op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De<br />
zienswijze gaat hierbij in op de juiste wijze <strong>van</strong> regelen ten aanzien de locatie Hendrik Jacobzsstraat<br />
9-11 en de wenselijkheid <strong>van</strong> de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong><br />
maximaal 2 panden naar (lichte categorieën) horeca.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt voor kennisneming aangenomen.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
67. Adressant 67<br />
Zienswijze<br />
a. Achter het huis op het adres Van Eeghenstraat 37 staat een uitbouw. Blijkens de bestaande<br />
situatietekening behorende bij een door het stadsdeel verleende bouwvergunning uit 2007, was<br />
48
deze uitbouw in een eerder stadium reeds mogelijk gemaakt. Op de plankaart <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan staat deze uitbouw niet ingetekend. Op grond <strong>van</strong> artikel 22.3 <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan is bestaande bebouwing, die in overeenstemming met de verleende vergunning<br />
is gebouwd en afwijkt <strong>van</strong> het bestemmingsplan, toegestaan. Het verzoek is dan ook het bouwvlak<br />
<strong>van</strong> het huis te vergroten, zodat het ook de uitbouw op de begane grond omvat.<br />
b. De bepaling 17.2.1 <strong>van</strong> het bestemmingsplan die bepaalt dat binnen de bouwvlakken uitsluitend<br />
mag worden gebouwd ten dienste <strong>van</strong> de bestemming zou uitgebreid moeten worden met een lijst<br />
<strong>van</strong> bouwwerken die onder de bestemming kunnen vallen. Een dakterras dient in die lijst<br />
opgenomen te worden. Een dergelijke lijst is gebruikelijk bij deze bepaling in veel<br />
bestemmingsplannen. Het bouwen <strong>van</strong> een dakterras valt binnen de bestemming wonen en staat<br />
in dienst <strong>van</strong> het woongenot.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Conform de keuzenotitie bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt dient alle in de<br />
binnentuinen staande bebouwing in het bestemmingsplan te worden ingepast. De opmerking is<br />
gegrond, de aanbouw zal ingetekend worden.<br />
b. Binnen de bouwvlakken mag een bepaald volume worden gerealiseerd, met een maximale<br />
breedte en lengte (door het bouwvlak aangegeven) en een maximale bouw- en/of goothoogte. Het<br />
bouwwerk dat binnen dit volume past, wordt geacht ruimtelijk inpasbaar te zijn, ongeacht de<br />
samenstelling of welstandelijke uitstraling <strong>van</strong> het bouwwerk. Indien er gekozen wordt om binnen<br />
de toegestane bouwhoogte een dakterras te maken, dan is dit zondermeer toegestaan. Een lijst<br />
<strong>van</strong> bouwwerken treft dan ook geen doel, aangezien elke mogelijk bouwwerk hier planologisch<br />
toegestaan is. Via flankerende wet- en regelgeving kunnen dan nadere eisen worden gesteld<br />
(welstand, bouwbesluit, bouwverordening, Monumentenwet, etc.).<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt de aanbouw achter Van Eeghenstraat 37 op de verbeelding ingetekend.<br />
68. Adressant 68<br />
Zienswijze<br />
De bestemming <strong>van</strong> het pand op Van Miereveldstraat 7 verandert in het nieuwe bestemmingsplan<br />
Museumkwartier en Valeriusbuurt. Het pand had een woon- en kantoorfunctie, die, gezien het vrije<br />
beroep dat adressant uitoefent, behouden moet blijven.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond. Het is in deze grote panden niet aannemelijk dat een beroep aan huis past<br />
binnen de regeling die hiervoor bestaat (met hoge waarschijnlijkheid groter dan maximaal 40% <strong>van</strong> het<br />
vloeroppervlak met een maximum <strong>van</strong> 60m 2 ), zeker gezien het feit dat de voorgaande bestemming<br />
wel een kantoorfunctie toeliet (in plaats <strong>van</strong> of naast de eveneens toegestane woonfunctie).<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding kantoor<br />
zal opgenomen worden op de verbeelding.<br />
69. Adressant 69<br />
Zienswijze<br />
Adressant vraagt of een bouw- en nokhoogte <strong>van</strong> respectievelijk 14,5 en 17 meter voor het pand op<br />
Roelof Hartplein 13 juist geïnterpreteerd is.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De maximaal toegestane goothoogte <strong>van</strong> het pand Roelof Hartstraat bedraagt 14,5 meter en de<br />
maximale bouw-/nokhoogte bedraagt 17 meter.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
70. Adressant 70<br />
Zienswijze<br />
49
a. Adressant schrijft dat ter hoogte <strong>van</strong> Stadhouderskade 501 tegenover het Max Euweplein en<br />
Paradiso rederij Blue Boat Company (voorheen rederij Noord-Zuid, verder: BBC) bedrijf houdt.<br />
Op genoemde locatie worden rondvaartboten permanent afgemeerd langs een grote<br />
aanlegsteiger. Deze steiger wordt niet zoals opgenomen in het bestemmingsplan gebruikt als<br />
opstapplaats voor passagiers, maar als permanente ligplaats.<br />
b. BBC heeft 9 rondvaartboten en één bedrijfsboot in de vaart. Er liggen 7 rondvaartboten permanent<br />
in de Singelgracht aangemeerd. BBC bezit voor geen <strong>van</strong> deze negen rondvaartboten een<br />
ligplaatsvergunning in de Singelgracht. Daarnaast zijn de vergunningen vaartuiggebonden (artikel<br />
1.2 Regeling Passagiersvaart te Water Amsterdam). Buiten de uitgifteronde kan geen vergunning<br />
worden afgegeven (artikel 2.1.1 Regeling Passagiers te Water Amsterdam). Er is aldus geen zicht<br />
voor BBC op het verkrijgen <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning voor enige rondvaartboot.<br />
c. Het huidige beleid <strong>van</strong> de gemeente geeft tevens aan dat er geen ligplaatsvergunningen meer<br />
afgegeven zullen worden. Ondermeer het Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid geeft aan dat<br />
volgens het Ruimtelijk Afwegingskader passagiersvaart Stadsdeel Oud-Zuid de Singelgracht erg<br />
druk is en dat ter voorkoming/beperking <strong>van</strong> extra overlast geen ligplaatsvergunningen voor<br />
passagiersvaart meer afgegeven wordt voor deze gracht.<br />
d. De exploitatievergunningen die BBC heeft voor de Vossius en de Barleus zijn in 2006 op onjuiste<br />
gronden vergeven. Een <strong>van</strong> de voorwaarden voor een exploitatievergunning was concreet zicht op<br />
een ligplaatsvergunning. BBC had hier geen zicht op en heeft dat nog altijd niet.<br />
e. Adressant geeft aan dat BBC stelt dat zij voor meer boten een exploitatievergunning hebben.<br />
Indien dit daadwerkelijk zo zou zijn, dan is het niet duidelijk op grond <strong>van</strong> welke<br />
ligplaatsvergunning deze zouden zijn vergeven.<br />
f. Er zijn geen ligplaatsvergunningen afgegeven voor de Singelgracht. Er is dan ook geen enkele<br />
rechtens te respecteren reden voor het bestemmen <strong>van</strong> ligplaatsen in de Singelgracht.<br />
g. De steiger <strong>van</strong> BBC is een stukje langer in de richting <strong>van</strong> de voetgangersbrug naar het Max<br />
Euweplein toe, dan de steiger die is ingetekend op verbeelding 1 bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Voor dit stukje steiger is weliswaar een bouwvergunning afgegeven, echter er is geen ontheffing<br />
<strong>van</strong> het Keur aangevraagd bij Waternet/AGV, terwijl dit één <strong>van</strong> de voorwaarden is <strong>van</strong> de<br />
bouwvergunning. Dit stukje steiger is dan ook niet overeenkomstig de voorwaarden <strong>van</strong> de<br />
bouwvergunning gebouwd. Dit stukje steiger wordt dan ook terecht niet bestemd.<br />
h. Volgens het Afmeerbeleid voor Pleziervaart en het Ruimtelijk afwegingskader passagiersvaart <strong>van</strong><br />
de gemeente mag er niet binnen een afstand <strong>van</strong> 20 meter tot een brug afgemeerd worden. Met<br />
de bouwvergunning voor het stukje steiger in de richting <strong>van</strong> de brug bij het Max Euweplein wordt<br />
binnen deze afstand afgemeerd. De situatie kan dan ook niet bestemd worden in het nieuwe<br />
bestemmingsplan.<br />
i. Op de verbeelding ontbreekt een ponton, dat door BBC gebruikt wordt als opslag en als<br />
afmeerplek voor rondvaartboten. Dit ponton is terecht niet ingetekend, omdat het geen<br />
ligplaatsvergunning heeft en vastligt aan palen die zonder bouwvergunning zijn geslagen. Het<br />
advies <strong>van</strong> het stadsdeel ten aanzien <strong>van</strong> een aanvraag <strong>van</strong> de rederij tot het vergroten <strong>van</strong> het<br />
bestaande ponton was negatief.<br />
j. Door de vele rondvaartboten die hier aanmeren, komt het met grote regelmaat voor dat de<br />
rondvaartboten tot aan het midden <strong>van</strong> de Singelgracht komen. Als gevolg <strong>van</strong> deze versperring<br />
<strong>van</strong> de vaarweg en het feit dat BBC gelegen is in één <strong>van</strong> de smalste stukken <strong>van</strong> de<br />
Singelgracht, veroorzaakt dit aanzienlijke hinder voor de doorvaart <strong>van</strong> het scheepsverkeer en als<br />
gevolg daar<strong>van</strong> overlast voor de bewoners aan de Weteringschans en schade, waaronder recent<br />
aan het perceel <strong>van</strong> de cliënten <strong>van</strong> de adressant. Immers, er kunnen ter plekke geen twee<br />
vaartuigen elkaar passeren. Bij het achteruit manoeuvreren <strong>van</strong> een rondvaartboot <strong>van</strong>wege deze<br />
situatie is deze tot driemaal toe in aanraking gekomen met het perceel <strong>van</strong> de cliënten <strong>van</strong> de<br />
adressant.<br />
k. Het ponton is tevens in strijd met de visie Groen & Blauw 2020 en het reclamebeleid <strong>van</strong> de<br />
gemeente en het stadsdeel.<br />
l. Voor zover het object dat is toegestaan in het bestemmingsplan niet het ponton wordt bedoeld,<br />
dan dient dit <strong>van</strong> de verbeelding verwijderd te worden, mede aangezien de bestemming object<br />
geen bestemming is voor de grond water .<br />
m. De rechtersteiger (de kleine steiger ter hoogte <strong>van</strong> Paradiso) is bestemd als ligplaats. In het<br />
ontwerpplan ontbreekt de definitie <strong>van</strong> de bestemming ligplaats , deze zou opgenomen moeten<br />
worden. Uit de verbeelding is niet duidelijk op te maken of het een ligplaats is ten behoeve <strong>van</strong><br />
woonboten, rondvaartboten of bedrijfsboten en hoeveel vaartuigen hier dan ligplaats mogen<br />
nemen.<br />
50
n. De rechtersteiger zat vast aan de linkersteiger voordat deze verplaatst werden in verband met het<br />
aanleggen <strong>van</strong> de brug bij het Max Euweplein. Zouden beide steigers al bestemd worden, dan<br />
dienen deze als één geheel worden bestemd en dient het rechterdeel aan het linkerdeel te worden<br />
ingetekend, zoals de verplaatsing <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de aanleg <strong>van</strong> de brug bij het Max<br />
Euweplein beoogd was. De gehele rederij zou dan minder ver in de richting <strong>van</strong> Paradiso komen<br />
te liggen.<br />
o. Naast deze steiger is er nog een extra meerpaal geslagen, zonder dat deze meerpaal vergund is.<br />
Deze meerpaal is ook terecht niet opgenomen in het bestemmingsplan.<br />
p. De huidige activiteiten <strong>van</strong> BBC zijn in strijd met artikelen 2.7 (verbod ligplaats te nemen zonder<br />
vergunning), 2.12 (verbod passagiersvaartuig te exploiteren zonder vergunning) en 2.17 (verbod<br />
tot aanbrengen of plaatsen voorzieningen of voorwerpen in, op of boven het water) Verordening<br />
op de haven en het binnenwater (1995).<br />
q. Volgens de Keur <strong>van</strong> het AGV dient een strook <strong>van</strong> 2,5 meter uit weerszijden <strong>van</strong> de vaarweg vrij<br />
te blijven <strong>van</strong> ligplaats innemende vaartuigen. Dit is niet het geval bij de rederij, waardoor het<br />
bestemmingsplan in strijd is met de Keur. Waternet heeft in het kader <strong>van</strong> het vooroverleg op het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet de juiste afweging kunnen maken, omdat in het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een andere situatie is ingetekend dan in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
r. Er is tevens strijdigheid met de artikelen 6.03 (schepen mogen elkaar alleen voorbijvaren in<br />
tegengestelde koersen danwel voorbijlopen als het water hier voldoende ruimte biedt voor<br />
gelijktijdige doorvaart), 7.01 (een schip moet zodanig ligplaats nemen dat de scheepvaart niet<br />
wordt belemmerd, danwel het vaarwater vrijhoudt voor de scheepsvaart, danwel dat door<br />
verandering <strong>van</strong> positie <strong>van</strong> het schip geen gevaar of hinder voor andere schepen wordt gevormd<br />
en dat door verandering <strong>van</strong> positie geen schade aan oevers kan ontstaan) en 7.02 (een schip<br />
mag geen ligplaats nemen in een vak <strong>van</strong> een vaarweg wat het vaarwater niet voldoende ruimte<br />
biedt voor het elkaar voorbijvaren <strong>van</strong> twee schepen, of wanneer met het ligplaats nemen een<br />
dergelijk vak in het vaarwater zou ontstaan) <strong>van</strong> het Binnenvaartpolitiereglement. Gezien deze<br />
bepalingen dient de vaarweg zodanig te worden ingericht dat schepen elkaar kunnen passeren en<br />
tevens dat er geen ligplaats genomen wordt in engtes. De huidige praktijk in de Singelgracht laat<br />
zien dat het onmogelijk is om twee schepen elkaar te laten voorbijvaren. Om deze bepalingen in<br />
te vullen, is door de gemeente Amsterdam beleid ontwikkeld met de Notitie Doorvaartprofielen. De<br />
Singelgracht valt in een doorvaartprofiel B, hetgeen betekent dat er een vaarweg <strong>van</strong> 13 meter<br />
breed vrijgehouden dient te worden. Omdat dit profiel niet gehaald wordt als de vaartuigen <strong>van</strong><br />
BBC hier ligplaats nemen, is het huidige ontwerpplan in strijd met het gemeentelijk beleid en het<br />
Binnenvaartpolitiereglement.<br />
s. Het bestemmen <strong>van</strong> het kassahuisje is onjuist, aangezien het bedoeld was als tijdelijk bouwwerk<br />
en er geen bouwvergunningen voor afgegeven zijn.<br />
t. Het kassahuisje is in strijd met het Ruimtelijk Afwegingskader Passagiersvaart Stadsdeel Oud-<br />
Zuid (maximale afmetingen <strong>van</strong> de boten worden overschreden en er staat bebouwing op de<br />
walkant, wat niet wordt toegestaan) en de Visie Groen & Blauw (het vrije doorzicht wordt<br />
belemmerd door reclame uitingen).<br />
u. Het kassahuisje wordt ondermeer gebruikt voor reclame uitingen. Het is hierdoor in strijd met de<br />
artikelen 4.7 en 4.10 <strong>van</strong> de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).<br />
v. In artikel 16.2.1.a <strong>van</strong> het bestemmingsplan zijn regels opgenomen ten behoeve <strong>van</strong> steigers voor<br />
ligplaatsen. Hierin is een maximum opgenomen <strong>van</strong> 8m2 steiger per bedrijfsboot. De ingetekende<br />
steiger is groter dan 8m2. De BBC is in het bezit <strong>van</strong> 1 bedrijfsboot, waardoor de ligplaats in elk<br />
geval niet groter kan zijn dan 8m2.<br />
w. Volgens artikel 16.3.1.a.3 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn objecten te water uitsluitend<br />
toegestaan in de bestemming ligplaats. Aangezien de bestemming ligplaats alleen geldt voor de<br />
rechtersteiger (ter hoogte <strong>van</strong> Paradiso), mag alleen hier het ponton (object) ligplaats nemen en<br />
niet tussen de steigers in. Zoals gezegd mag het ponton helemaal geen ligplaats nemen, omdat<br />
de bestemming object te water niet past in artikel 16.1 <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
x. In artikel 16.3.3.d is opgenomen dat de maximale afmetingen <strong>van</strong> rondvaartboten bedragen: 30<br />
meter lang en 4,5 meter breed, Deze afmetingen zijn in strijd met verschillende regelingen en<br />
beleid <strong>van</strong> de Gemeente en kan maximaal 20 meter lang en 4,25 meter breed bedragen. De<br />
maximale maatvoering moet aangepast worden.<br />
y. De aangehaalde strijdigheden met het bestemmingsplan kunnen niet worden rechtgetrokken met<br />
een beroep op artikel 27 <strong>van</strong> het bestemmingsplan. Er is namelijk geen bouwvergunning<br />
afgegeven en het gebruik <strong>van</strong> het water was nimmer in overeenstemming met het voorgaande<br />
bestemmingsplan.<br />
51
z. BBC heeft een tweetal inspraakreacties op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ingediend. Ten<br />
aanzien <strong>van</strong> de inspraakreactie <strong>van</strong> BBC om een stukje steiger bij de fietserbrug bij het Max<br />
Eeuweplein is adressant <strong>van</strong> mening dat terecht deze uitbreiding, ondanks een positieve<br />
beantwoording <strong>van</strong> de inspraaktreactie, niet op de verbeelding is ingetekend.<br />
aa. Ten aanzien <strong>van</strong> de tweede inspraakreactie <strong>van</strong> BBC is adressant <strong>van</strong> mening dat deze onterecht<br />
positief wordt beantwoord. In de eerste opmerking <strong>van</strong> BBC wordt aangegeven dat er 6<br />
rondvaartboten in de bedrijf zijn op deze locatie. Dit is naar mening <strong>van</strong> adressant onjuist,<br />
aangezien BBC 9 rondvaartboten in bedrijf heeft, waar<strong>van</strong> er minstens 7 rondvaartboten en de<br />
sloep permanent afgemeerd liggen in de Singelgracht. Dit blijkt uit het Register Passagiersvervoer<br />
te Water en uit tabel 9 <strong>van</strong> het Afmeerbeleid voor Pleziervaart Oud-Zuid 2007.<br />
bb. In tegenstelling tot wat BBC in haar inspraakreactie aangeeft, heeft hier niet altijd een ponton<br />
ligplaats ingenomen. Voor het verplaatsen <strong>van</strong> de steigers <strong>van</strong> BBC naar aanleiding <strong>van</strong> de bouw<br />
<strong>van</strong> de voetgangersbrug was dit ponton niet aanwezig. Na de verplaatsing is het ponton<br />
gewoonweg tussen de twee steigers in geplaatst.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De steiger waaraan aangemeerd wordt heeft niet de aanduiding specifieke vorm <strong>van</strong> water<br />
aanlegsteiger 1 waardoor er hier geen sprake is <strong>van</strong> een steiger waaraan geen ligplaats<br />
ingenomen mag worden.<br />
b. In de Regeling Passagiersvaart te Water Amsterdam worden regels gegeven voor de uitgifte <strong>van</strong><br />
exploitatievergunningen (zie artikel 1.1 onder d <strong>van</strong> de regeling). Aangezien BBC reeds voor alle<br />
rondvaartboten een exploitatievergunning heeft, zal er geen vergunning in het kader <strong>van</strong> deze<br />
regeling aangevraagd hoeven te worden.<br />
c. Het Ruimtelijk Afwegingskader passagiersvaartuigen vormde een toetsingskader voor<br />
passagiersvaartuigen die in de uitgifteronde (<strong>van</strong> exploitatievergunningen) <strong>van</strong> 2006 een<br />
exploitatievergunning konden krijgen en op zoek waren naar een locatie waarvoor een<br />
ligplaatsvergunning aangevraagd kon worden. De extra overlast waar het ruimtelijk<br />
afwegingskader passagiersvaart het over heeft, gaat dan ook over overlast die mogelijk<br />
veroorzaakt zou kunnen worden door de uitgifte <strong>van</strong> ligplaatsvergunning voor<br />
passagiersvaartuigen met een exploitatievergunning uit 2006 binnen de Singelgracht.<br />
d. Er worden voor de Vossius en Barleus momenteel juridisch-planologische procedures doorlopen<br />
om de verlening ligplaatsvergunning mogelijk te maken. Nadat deze ligplaatsvergunningen zijn<br />
verleend, zullen deze vaartuigen niet langer in de Singelgracht ligplaats nemen.<br />
e. BBC is in het bezit <strong>van</strong> exploitatievergunningen voor alle rondvaartboten die zij in de vaart heeft.<br />
Exploitatievergunningen worden niet overigens afgegeven op grond <strong>van</strong> ligplaatsvergunningen,<br />
maar op grond <strong>van</strong> de Verordening op het binnenwater.<br />
f. In het verleden werd het gebruik <strong>van</strong> het water ten behoeve <strong>van</strong> ligplaatsen voor<br />
passagiersvaartuigen niet gezien als een gebruik dat in het bestemmingsplan geregeld diende te<br />
worden. De laatste jaren is een inhaalslag gemaakt om in het bestemmingsplan het juiste gebruik<br />
<strong>van</strong> het water te bestemmen. Het is hierbij niet rele<strong>van</strong>t of hiervoor een ligplaatsvergunning is<br />
afgegeven. Het gaat bij bestemmingsplannen om de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> bouwwerken<br />
en het gebruik <strong>van</strong> (al dan niet bebouwde) gronden. In het kader <strong>van</strong> de 7 e herziening <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan Museumplein e.o. is deze ruimtelijke inpasbaarheid reeds afgewogen, door de<br />
steiger op te nemen op de plankaart, met daaraan inherente gebruik <strong>van</strong> het water ten behoeve<br />
<strong>van</strong> ligplaats passagiersvaartuigen. Om de ligplaatsvergunningen te kunnen afgeven is het<br />
belangrijk om een goed ruimtelijk kader te hebben. Dit wordt gevormd door een actueel<br />
bestemmingsplan. Omdat de actualisatie <strong>van</strong> het (de 7 e herziening <strong>van</strong> het) bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o. nu plaats vindt, is het ook nu mogelijk om dat ruimtelijke kader te bieden. Door<br />
het gebruik <strong>van</strong> het water toe te staan, wordt het mogelijk om de ligplaatsvergunningen af te<br />
geven. Overigens is het voor het kunnen afgeven <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning niet noodzakelijk<br />
dat het bestemmingsplan het gebruik toestaat, maar het kan wel een weigeringsgrond voor de<br />
ligplaatsvergunning zijn.<br />
g. De afgegeven bouwvergunning is wel in de verbeelding opgenomen, in tegenstelling tot hetgeen<br />
adressant beweert. De bouwvergunning heeft niet als voorwaarde dat de ontheffing op de Keur<br />
wordt verleend, maar als nadere aanwijzing dat het verlenen <strong>van</strong> de bouwvergunning niet<br />
betekent dat de keurontheffing niet langer nodig is. Het bouwwerk hoeft overigens niet voorzien te<br />
worden <strong>van</strong> een ontheffing <strong>van</strong> de Keur, omdat het bouwwerk in de Keur als vergunningsvrij wordt<br />
aangemerkt.<br />
52
h. Het afmeerbeleid voor pleziervaartuigen is niet <strong>van</strong> toepassing voor passagiersvaartuigen. De<br />
overwegingen uit dat beleid hebben dan ook geen betrekking op de bedrijvigheid <strong>van</strong> Blue Boat<br />
Company.<br />
i. Ten tijde <strong>van</strong> de bouw <strong>van</strong> de fietserbrug bij het Max Euweplein heeft de gemeente Amsterdam de<br />
rederij Noord-Zuid (rechtsvoorganger <strong>van</strong> BBC) gevraagd de bedrijfsvoering te verplaatsen. De<br />
gemeente heeft destijds niet de juiste/geen vergunningen aangevraagd om de verplaatsing<br />
mogelijk te maken. De gemeente ging er blijkbaar <strong>van</strong>uit dat het herzien <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />
voldoende zou zijn om de verplaatsing te realiseren. Destijds werden er geen rondvaartboten<br />
ingetekend op de plankaart omdat het ligplaats innemen niet werd gezien als een specifiek<br />
gebruik <strong>van</strong> het water. Om het een en ander te rectificeren, wordt in ieder geval de bedrijfsvoering<br />
die in het verleden is verschoven, planologisch verankerd in het bestemmingsplan. Het ponton<br />
maakt onderdeel <strong>van</strong> deze bedrijfsvoering uit, waardoor deze nu wel op de verbeelding<br />
opgenomen zal worden. Het negatieve advies ten aanzien <strong>van</strong> het ponton moet dan ook zijn<br />
afgegeven zonder kennis <strong>van</strong> de voorgeschiedenis <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij. Overigens<br />
betreft het een advies op een adviesaanvraag, waaraan geen rechten ontleend mogen worden.<br />
Het stadsdeel acht de aanwezigheid <strong>van</strong> de rederij op deze locatie een ruimtelijke inpasbare<br />
activiteit, die uit het oogpunt <strong>van</strong> toerisme en economie zeer gewenst is. Het stadsdeel heeft dan<br />
ook niet het voornemen om te handhaven op het ontbreken <strong>van</strong> de vergunningen, maar zet in op<br />
de legalisatie <strong>van</strong> dit gewenste gebruik en hierbij behorende bouwwerken. Zoals gezegd wordt<br />
alleen de bedrijvigheid mogelijk gemaakt met de om<strong>van</strong>g die het had voor de verplaatsing naar de<br />
huidige locatie. Dit houdt in dat er plaats geboden wordt voor 6 rondvaartboten, 1 opslagponton, 1<br />
grote steiger en de zogenaamde kippensteiger. Het ponton staat aangegeven als specifieke vorm<br />
<strong>van</strong> water- object , waarbij er een maximumaantal <strong>van</strong> 1 ligplaats mag nemen. Hiermee is het<br />
ponton positief bestemd in het bestemmingsplan.<br />
j. De dienst die verantwoordelijk is voor de handhaving <strong>van</strong> de nautische veiligheid in de<br />
Singelgracht, is de dienst Binnenwaterbeheer Amsterdam (<strong>van</strong>af 1 januari 2011: Waternet).<br />
Waternet heeft een ontmoetingsverbod ingesteld voor het deel <strong>van</strong> de Singelgracht waar BBC ligt.<br />
Het ontmoetingsverbod heeft ervoor gezorgd dat de nautische veiligheid <strong>van</strong> de engte<br />
gewaarborgd blijft. De door adressant beschreven voorvallen betreffen incidenten, die op geen<br />
enkele wijze een patroon vormen. Aan het ontmoetingsverbod wordt doorgaans goed gevolg<br />
gegeven, zonder dat dit problemen oplevert. De incidenten vormen geen aanleiding om de<br />
bedrijvigheid <strong>van</strong> BBC te verplaatsen.<br />
k. Zowel de Visie Groen & Blauw 2020 als het reclamebeleid <strong>van</strong> het stadsdeel doen geen<br />
uitspraken over de plaatsing en het uiterlijk <strong>van</strong> een ponton.<br />
l. Het object betreft het ponton. Dit ponton is sedert 1983 onderdeel <strong>van</strong> de bedrijfsvoering <strong>van</strong> deze<br />
rederij en maakte onderdeel uit <strong>van</strong> de verplaating ten behoeve <strong>van</strong> de bouw over de Singelgracht<br />
ter hoogte <strong>van</strong> het Max Eeuweplein (zie beantwoording opmerking i <strong>van</strong> deze zienswijze).<br />
Overigens bestaat er geen bestemming object , dit betreft functieaanduiding binnen de<br />
bestemming Water.<br />
m. De verbeelding doet vermoeden dat de aanduiding ligplaats alleen geldt voor de rechtersteiger,<br />
aangezien deze op de rechtersteiger is geprojecteerd. Deze aanduiding geldt echter voor het<br />
gehele aanduidingvlak binnen de bestemming water. Uit de regels blijkt verder wat binnen deze<br />
aanduiding is toegestaan. Bij twjifel over de wijze waarop de verbeelding is opgebouwd, is het aan<br />
te raden het bestemmingsplan te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl, daar worden alle<br />
gebruiks- en bouwrechten duidelijker verbeeld.<br />
n. De verplaatsing <strong>van</strong> de rederij voorzag in een verplaatsing <strong>van</strong> alle vaartuigen en objecten die de<br />
rederij op dat moment in bezit had/ exploiteerde. Hierbij is een nieuwe indeling gekozen, die<br />
destijds het meest recht deed aan de situatie ter plekke. Door de aanleg <strong>van</strong> het Max Euweplein<br />
en de fietserbrug, is het noodzakelijk geweest de vaartuigen en objecten achter elkaar te situeren,<br />
parallel aan de kade. Dit heeft er in geresulteerd dat de grote steiger, de rechtersteiger en het<br />
ponton achter elkaar zijn komen te liggen. Het is niet rele<strong>van</strong>t in welke volgorde deze zijn<br />
gesitueerd, omdat dit voor de totale lengte <strong>van</strong> de bedrijvigheid geen gevolgen heeft. Het situeren<br />
<strong>van</strong> de rechtersteiger aan de grote steiger zou namelijk inhouden dat het ponton terecht zou<br />
komen op de locatie <strong>van</strong> de rechtersteiger. De rederij zou dan evenver in de richting <strong>van</strong> Paradiso<br />
komen te liggen als nu het geval is.<br />
o. Het is niet duidelijk welke meerpaal wordt bedoeld en of deze inderdaad zonder vergunning is<br />
opgericht. Indien dit het geval is, dan dient nagegaan te worden of de paal gelegaliseerd kan<br />
worden of verwijderd dient te worden.<br />
p. Ten aanzien <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een ligplaatsvergunning, zie beantwoording opmerking f. Ten<br />
aanzien <strong>van</strong> het ontbreken <strong>van</strong> een exploitatievergunning voor alle vaartuigen, zie beantwoording<br />
53
opmerking b. Ten aanzien <strong>van</strong> het verbod tot het aanbrengen <strong>van</strong> voorzieningen, zie<br />
beantwoording opmerking i.<br />
q. De verbeelding <strong>van</strong> het voorontwerp voorzag tevens in een overschrijding <strong>van</strong> de grenzen uit de<br />
Keur. Waternet heeft derhalve wel een overwogen reactie kunnen geven over deze situatie.<br />
Overigens heeft Waternet eveneens een kennisgeving gehad <strong>van</strong> de publicatie <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, alsmede een nota <strong>van</strong> beantwoording vooroverlegreacties. Waternet<br />
heeft daarmee kennis kunnen nemen <strong>van</strong> de aanpassingen aan het bestemmingsplan en de kans<br />
gehad tijdens de tervisielegging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een zienswijze in te dienen.<br />
Waternet heeft dit niet gedaan, zodat hiermee een akkoord <strong>van</strong> Waternet op het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> verondersteld mag worden.<br />
r. Er is een ontmoetingsverbod ingesteld, om de doorvaart te kunnen garanderen bij de<br />
bedrijfsvoering <strong>van</strong> BBC:<br />
Gracht<br />
Maatregel<br />
toelichting<br />
Singelgracht (Max Euweplein)<br />
Ontmoetingsverbod.<br />
In verband met de capaciteit <strong>van</strong> de vaarweg en de mogelijkheid tot het<br />
verkeersgebruik hier<strong>van</strong>, alsmede met het oog op het verzekeren <strong>van</strong> de<br />
veiligheid en het vlotte verloop <strong>van</strong> het scheepvaartverkeer.<br />
Ontmoeten <strong>van</strong> vaartuigen onderling op deze vaarweg geeft problemen i.v.m. de<br />
breedte <strong>van</strong> de vaarweg.<br />
Vaarweg is te smal om de toegestane vaartuigen elkaar te kunnen laten<br />
passeren<br />
Door dit ontmoetingverbod is er geen sprake meer <strong>van</strong> een nautisch onveilige situatie. Hiermee is<br />
een oplossing geboden voor de engte in de vaarweg, zodat de bedrijfsvoering <strong>van</strong> BBC kan<br />
blijven bestaan. Het handhaven <strong>van</strong> de door adressant aangehaalde regelgeving, is dan niet<br />
langer noodzakelijk.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> de bepalingen uit het Binnenvaartpolitiereglement:<br />
Artikel 6.03: dit artikel beperkt niet de mogelijkheden <strong>van</strong> de rederij. Hier staat slechts aangegeven<br />
dat een schip niet een ander schip mag voorbijvaren of ontmoeten als hier ter plekke geen ruimte<br />
voor is. Dit verbod is expliciet gemaakt door ter plekke een ontmoetingsverbod in te stellen.<br />
Artikel 7.01: de scheepvaart wordt niet belemmerd, aangezien de Singelgracht nog steeds<br />
doorvaarbaar is. Het is niet doorvaarbaar voor 2 schepen tegelijkertijd, maar dat wordt ook niet<br />
vereist <strong>van</strong>uit het BPR. Verder regelt dit artikel dat een verandering in de positie in de stilliggende<br />
schepen <strong>van</strong> de rederij geen schade aan de oevers, waterkeringen en of andere werken gelegen<br />
in scheepvaartwegen mag toebrengen. Dit is <strong>van</strong> toepassing voor schepen die door beweging<br />
tijdens het ligplaats nemen dermate veel golfslag veroorzaken, dat dit schade kan toebrengen aan<br />
oevers. Dit is niet aan de orde.<br />
Artikel 7.02: er ontstaat geen engte in de vaarweg, aangezien deze engte reeds bestaat en er<br />
door middel <strong>van</strong> het instellen <strong>van</strong> een ontmoetingsverbod door BBA dit stuk vaarweg voldoende<br />
nautisch veilig kan worden geacht.<br />
s. Er is een vergunning afgegeven in 1983 voor een kassahuisje, bij de aanlegsteiger t.o. de<br />
Hobbemastraat. Deze is in 1998 verplaatst en in de 7e herziening <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />
Museumplein e.o. als bouwrecht opgenomen. Na deze herziening is op 13 september 1999 een<br />
bouwvergunning verleend voor het kassahuisje.<br />
t. Het kassahuisje is reeds als planologisch recht opgenomen in de 7e herziening <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan Museumplein e.o.. Een toetsing aan het Ruimtelijk Afwegingskader en de Visie<br />
Groen & Blauw zou pas kunnen als er wordt afgeweken <strong>van</strong> dit planologische recht. Reclameuitingen<br />
maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan en worden bij de aanvraag er<strong>van</strong><br />
niet getoetst aan het Ruimtelijk Afwegingskader of de Visie Groen & Blauw, maar aan de redelijke<br />
eisen <strong>van</strong> welstand en het reclamebeleid.<br />
u. Zie beantwoording opmerking t.<br />
v. De steiger is niet ten behoeve <strong>van</strong> de bedrijfsboot, maar ten behoeve <strong>van</strong> het kunnen ligplaats<br />
nemen door rondvaartboten. Hiervoor zijn geen bouwbepalingen opgenomen, aangezien hiervoor<br />
de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen. De steiger is eveneens vergund op 1<br />
december 1983 door de gemeente Amsterdam. Op grond <strong>van</strong> zienswijze adressant 15 zal het<br />
bestemmingsplan overigens wel worden gewijzigd, zodat op de verbeelding duidelijk is te zien<br />
waar de steigers aanwezig zijn.<br />
w. Zie beantwoording opmerking m.<br />
54
x. In lijn met de bestemmingsystematiek ten aanzien <strong>van</strong> woonboten zijn er maximale<br />
maatvoeringen gegeven aan rondvaartboten. Deze maatvoeringen zorgen er in ieder geval voor<br />
dat alle vaartuigen die in het gebied aanwezig zijn, mogen blijven bestaan. De oudere<br />
rondvaartboten hebben namelijk een grotere afmeting dan de vaartuigen die in 2006 een<br />
exploitatievergunning hebben gegeven. Het opnemen <strong>van</strong> de maximale maatvoeringen die bij<br />
dergelijke exploitatievergunningen horen, zou betekenen dat de rondvaartboten met een<br />
afwijkende maatvoering niet bestemd worden. Dit is geenszins de bedoeling, aangezien juist<br />
wordt ingezet op de legalisatie <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> het water, inclusief de daarbij behorende<br />
maatvoering. Verder worden er geen exploitatievergunningen meer afgegeven voor vaartuigen<br />
groter dan aangegeven in de <strong>Nota</strong> doorvaartprofielen <strong>van</strong> BBA, waardoor dit planologische recht<br />
nooit ingevuld kan worden door nieuwe (of ver<strong>van</strong>gende) passagiersvaartuigen.<br />
y. De opmerking wordt onderschreven. Er wordt dan ook ingezet op een legalisatie <strong>van</strong> de huidige<br />
situatie.<br />
z. Zie beantwoording opmerking g, de verlenging is wel ingetekend. Aangezien de uitbreiding op de<br />
schaal <strong>van</strong> de verbeelding zeer klein is, is het verschil met de verbeelding <strong>van</strong> het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet eenvoudig waar te nemen.<br />
aa. BBC heeft voor 6 rondvaartboten exploitatievergunningen overlegd, waaruit blijkt dat deze<br />
gesitueerd zijn tegenover Stadhouderskade 25. Dit aantal is uitgebreid in de loop der jaren. Ook<br />
varen er boten rond op de exploitatievergunning <strong>van</strong> een ander vaartuig. De regelgeving verzet<br />
zich hier niet tegen. Een en ander houdt echter niet in dat BBC onbeperkt vaartuigen ligplaats kan<br />
laten nemen op de locatie in de Singelgracht. Er mogen te allen tijden maximaal 6 rondvaartboten<br />
ligplaats nemen (NB: dit iets anders dan aanmeren) op deze locatie. Indien er meer<br />
rondvaartboten ligplaats nemen, dan is dit in strijd met het bestemmingsplan.<br />
bb. Het ponton maakte deel uit <strong>van</strong> de bedrijvigheid <strong>van</strong> de rederij ten tijde <strong>van</strong> de verplaatsing. Uit<br />
documentatie <strong>van</strong> het stadsdeel blijkt dat het ponton in ieder geval sedert 1993 op de huidige<br />
locatie ligplaats inneemt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met een andere zienswijze aanleiding om het bestemmingsplan<br />
aan te passen. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 15.<br />
71. Adressant 71<br />
Zienswijze<br />
Het pand aan Jan Luijkenstraat 46 heeft onterecht de woonbestemming gekregen. Er is in het<br />
verleden een vrijstelling en bouwvergunning verleend door het stadsdeel voor het vestigen <strong>van</strong> een<br />
hotel. Dit gebruik is tevens de werkelijke situatie.<br />
Voor het pand Jan Luijkenstraat 42 is aangegeven dat hier gewoond wordt, maar ook hier is een hotel<br />
aanwezig. De cliënt <strong>van</strong> adressant heeft laten weten interesse te hebben om het gehele pand in<br />
gebruik te nemen als hotel en verzoekt door aanpassing <strong>van</strong> het bestemmingsplan dit te faciliteren.<br />
Adressant is <strong>van</strong> mening dat door de omzetting de woningvoorraad niet zal worden benadeeld.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Op 24 september 2010 heeft cliënt <strong>van</strong> adressant een beschikking bouwvergunning ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong><br />
Stadsdeel Zuid voor het wijzigen <strong>van</strong> de indeling <strong>van</strong> hotelkamers op de tweede en derde verdieping.<br />
Dit zal overgenomen worden op de verbeelding, naast de eerder verleende vergunningen voor het<br />
hotel op deze locatie.<br />
In 2009 is door het stadsdeel geadviseerd dat een hotel op deze locaties wenselijk kan zijn, mits de<br />
aanwezige woningen reëel worden gecompenseerd. Deze compensatieplicht is ingegeven <strong>van</strong>uit het<br />
gegeven dat in dit gebied het aantal woningen in het sociale segment zeer laag is. Omdat middels het<br />
huidige woningonttrekkingsbeleid niet voorkomen kan worden dat deze woningen verdwijnen, zal de<br />
bestemming voor het pand Jan Luijkenstraat 42 niet meer mogelijk maken dan vergund is.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. In de regels zal een<br />
nieuwe bestemming Gemengd 8 worden opgenomen, om voor de percelen Jan Luijkenstraat 40 t/m<br />
46 het gebruik <strong>van</strong> de bouwlagen specifiek te kunnen bestemmen.<br />
Aanpassingen:<br />
Huisnr. Hotel functie (in verdiepingen) Woonfunctie (in verdiepingen)<br />
40 2 e , 3 e , 4 e Sous, BG, 1 e<br />
55
42 2 e , 3 e , 4 e Sous, BG, 1 e<br />
44 Sous, BG, 1 e , 2 e , 3 e , 4 e -<br />
46 Sous, BG, 1 e 2 e , 3 e , 4 e<br />
72. Adressant 72<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant vindt het verbijsterend te zien dat voor bouwblok AH 32 wederom een maximale<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> 18 meter wordt voorgesteld, ook voor huizen die 10 à 12 meter hoog zijn. Het is<br />
geen geldig argument dat er tot dusver hoger mocht worden gebouwd, het bestemmingsplan dient<br />
er nu juist toe, nieuwe regels te stellen voor de toekomst en daarvoor is een tekortschietende<br />
regeling uit het verleden voor zover daaraan nog geen gevolg is gegeven, geen leidraad.<br />
b. Het is niet langer verdedigbaar dat voor de Banstraat 23-27 geen bestemmingsplan wordt<br />
voorgesteld, nu de mediation in dat project is mislukt. De plicht voor het stadsdeel op langs<br />
democratische weg de gewenste bestemming <strong>van</strong> het Bangarage-gebied vast te stellen, herleeft.<br />
Naar schatting moeten de maximale goot- en bouwhoogte op 6,5 resp. 9 meter gesteld worden,<br />
juist omdat hiervoor de hele buurt in opstand is gekomen.<br />
c. Zou het bestuur (nog langer) verzuimen, ook voor het Bangarage-terrein een nieuw<br />
bestemmingsplan op te stellen, dan bestaat zelfs het risico dat daar binnenkort geen enkele<br />
beperking meer geldt, en een wolkenkrabber <strong>van</strong> 100 meter hoog neergezet kan worden zonder<br />
dit rechtens nog te verijdelen zou zijn.<br />
d. De redenen die de Memo parkeren in binnentuinen (die als bijlage 6 bij het ontwerp is gevoegd)<br />
aanvoert om het door de Keuzenotitie uitgezette beleid te verlaten, zijn niet steekhoudend. De<br />
keuze die gemaakt is, is dat de buurt het bestaande groen wil handhaven, en dit terug te brengen<br />
waar het illegaal is ver<strong>van</strong>gen door geparkeerde auto s. Als desondanks parkeerdruk aanvaard<br />
zou worden als argument om tuinen op te offeren, zal blijken dat dit stelselmatig méér auto s<br />
aantrekt, zodat de parkeerdruk alleen maar toeneemt. Wat eenmaal legaal is versteend, wordt<br />
nooit meer groen. Door het vrijhouden <strong>van</strong> in- en uitritten dienen tevens parkeergelegenheden in<br />
de openbare ruimte opgeheven te blijven. Dat het voor buitenlandse klanten niet gemakkelijk zou<br />
zijn de parkeergarage aan het Museumplein te vinden en dat grote internationale kantoorpanden<br />
lastig hun internationale klanten kunnen uitnodigen als die niet kunnen parkeren bij het pand, is<br />
klinkklare onzin. Zulke internationale klanten komen per taxi <strong>van</strong> Schiphol, en bovendien verschaft<br />
elk bedrijf dar dit nodig vindt routebeschrijvingen met gedetailleerde parkeerinstructies. De<br />
parkeergarage aan het Museumplein is nooit vol.<br />
e. Door de bestemming wonen niet te onderscheiden <strong>van</strong> de bestemming tuin, wordt het beleid uit<br />
de keuzenotitie dat gericht is op versterking <strong>van</strong> het groene karakter <strong>van</strong> de tuinen, verdoezelt. Dit<br />
werkt stellig de verstening (verharden, plaveien en anders dan tuin in gebruik nemen) in de hand.<br />
f. Adressant heeft getracht te begrijpen welke voorschriften er zouden gaan gelden voor meerdere<br />
panden, maar slaagde daar niet in omdat er geen bouwhoogte was ingetekend, en achter het<br />
bouwvlak <strong>van</strong> het pand een cirkeltje staat met onontwarbare door elkaar geprinte cijfers en letters,<br />
dat naar een ander pand verwijst.<br />
g. De bouwhoogte voor Hacquartstraat 30 en Cornelis Schuytstraat 69 worden voorgesteld op 14,5<br />
meter, terwijl die huizen geen 12 meter hoog zijn. Ook bij vele andere panden in de omgeving<br />
heeft adressant de indruk dat de bouwhoogte royaal hoger wordt voorgesteld dan de bestaande<br />
bouw. Dit zou in veel gevallen een extra (woon)laag mogelijk maken, in strijd met het uitgesproken<br />
beleid om geen uitbreiding toe te staan.<br />
h. Voor het gehele plan en in het bijzonder de daaruit voortvloeiende ontwikkelingsmogelijkheden,<br />
geldt dat de uitvoerbaarheid niet is aangetoond of zelfs onderzocht, bijvoorbeeld wat betreft<br />
bezonning, akoestisch en overige milieukundig onderzoek.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 62, opmerking b.<br />
b. De percelen blijven uit het bestemmingsplan, omdat het proces rondom de herontwikkeling nog<br />
gaande is. Het bestemmen <strong>van</strong> de percelen zou het proces abrupt doen eindigen, zonder dat er<br />
een bevredigende oplossing is voor beide partijen. In het geval <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> de<br />
percelen Banstraat 23-27 zou overigens niet de feitelijke situatie worden bestemd, maar zouden<br />
de percelen een bouwhoogteregeling krijgen die zou aansluiten bij het advies <strong>van</strong> BMA.<br />
(aansluiting zoeken met de naoorlogse school op de hoek <strong>van</strong> de Banstraat met de Nicolaas<br />
Maesstraat).<br />
c. Het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. blijft <strong>van</strong> kracht voor dit perceel. Dit zal pas<br />
wijzigen als hiervoor een nieuwe planologische regeling wordt getroffen. De bouwrechten uit<br />
56
estemmingsplan Museumplein e.o. staan geen hoogbouw <strong>van</strong> 100 meter toe, dus die angst is<br />
ongegrond.<br />
d. Zie beantwoording zienswijze adressant 1, opmerking k en beantwoording zienswijze 6.<br />
e. Het gebruik <strong>van</strong> de onbebouwde delen <strong>van</strong> een bestemming (daar waar geen bouwvlak is<br />
ingetekend) is slechts beperkt tot het gebruik als tuin of ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke<br />
dienstverlening als dit in het hoofdgebouw aanwezig is. De bebouwingsmogelijkheden <strong>van</strong> die<br />
onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming zijn beperkt en sluiten volledig aan bij de mogelijkheden<br />
die voorgaande bestemmingsplannen boden. In voorgaande bestemmingsplannen is eveneens<br />
niets opgenomen over het tegengaan <strong>van</strong> verharding of plaveien. Dit is namelijk zonder<br />
vergunning te realiseren en kan niet worden tegengehouden.<br />
f. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking c.<br />
g. In het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal is per bouwblok(zijde) aangegeven wat<br />
de toegestane bouwhoogtes zijn. Voor de zijde <strong>van</strong> het bouwblok waar Hacquartstraat 30 en<br />
Cornelis Schuytstraat 69 onderdeel <strong>van</strong> uitmaken, is een maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 14,5 meter<br />
opgenomen. Conform de keuzenotitie, waarin staat aangegeven dat bestaande rechten behouden<br />
dienen te blijven, is deze maximale bouwhoogte in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> opgenomen.<br />
h. De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> een bestemmingsplan dient aangetoond te worden, indien er<br />
ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Aangezien het een plan betreft waarbij de<br />
bestaande bouwrechten zijn behouden en er geen nieuwe bouwrechten worden toegestaan (voor<br />
zover deze niet op voorhand zijn afgewogen), staat de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het plan niet ter<br />
discussie. Er worden geen planologische mogelijkheden geboden tot het ophogen <strong>van</strong> bebouwing,<br />
deze mogelijkheden waren er al (maar zijn vaak onbenut gebleven). Studies naar bezonning en<br />
milieukundig onderzoek zijn dan ook niet nodig. Wel is er een akoestisch onderzoek verricht ten<br />
behoeve <strong>van</strong> het kunnen vaststellen <strong>van</strong> hogere grenswaarden in de zin <strong>van</strong> de Wet geluidhinder.<br />
Daarnaast is de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het plan onderzocht.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
73. Adressant 73<br />
Zienswijze<br />
Coster Diamonds is sinds 1969 gevestigd op de adressen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8. Het<br />
binnenterrein achter deze panden wordt sinds 1969 voornamelijk als parkeerterrein gebruikt. Ook de<br />
inrit, gelegd op de strook grond aan de voorzijde <strong>van</strong> het pand Paulus Potterstraat 2 (feitelijk grenzend<br />
aan de Hobbemastraat) wordt sinds jaar en dag geparkeerd.<br />
Het parkeerterrein wordt niet alleen benut door medewerkers <strong>van</strong> Coster Diamonds, maar ook door<br />
clientèle en leveranciers en dergelijke. Coster Diamonds heeft bedrijfsmatig gezien een grootbelang<br />
bij deze parkeermogelijkheid. Het is niet alleen praktisch, maar ook uit veiligheidsoverwegingen<br />
onmisbaar voor Coster Diamonds, omdat zowel clientèle als leveranciers direct bij de panden kunnen<br />
parkeren. Indien zij over straat moeten, zijn zij bijzonder kwetsbaar voor beroving.<br />
Uit het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> blijkt dat op de percelen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8 in het<br />
geheel niet is voorzien in parkeerterreinen. De cliënten <strong>van</strong> adressant beschouwen dit als een<br />
omissie, die bij de vaststelling gerepareerd dient te worden.<br />
De Memo Parkeren in binnentuinen creëert een voor cliënten <strong>van</strong> adressant belangrijke wijziging <strong>van</strong><br />
het parkeerbeleid, wat wordt toegejuicht. Voor de percelen Hobbemastraat 12, 14 en 16 mag<br />
geparkeerd worden, maar niet achter Paulus Potterstraat 2, 4, 6, en 8. Aangezien het parkeren hier al<br />
sinds 1969 plaatsvindt en bij uitspraak <strong>van</strong> de rechtbank <strong>van</strong> 19 februari 2004 (AWB 02/2320), de<br />
rechtbank heeft geoordeeld dat er niet handhavend opgetreden mocht worden tegen het langdurig<br />
illegaal parkeren, zou ook voor de percelen Paulus Potterstraat 2, 4, 6 en 8 het toegestaan moeten<br />
worden om te parkeren. Eenvoudig gesteld dienen cliënten gewoon gelijk behandeld te worden als<br />
anderen rechthebbenden op wier percelen het parkeren wordt toegestaan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond. Op basis <strong>van</strong> de Memo Parkeren in Binnentuinen en de uitspraak <strong>van</strong> de<br />
rechtbank had op de onbebouwde delen <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> de panden Paulus Potterstraat 2, 4,<br />
6 en 8 een aanduiding ten behoeve <strong>van</strong> het toestaan <strong>van</strong> parken opgenomen moeten worden.<br />
Conclusie:<br />
57
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
de aanduiding parkeerterrein worden opgenomen voor Paulus Potterstraat 2 t/m 8.<br />
74. Adressant 74<br />
Zienswijze<br />
a. De zienswijze komt op grote lijnen overeen met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 29. Voor de<br />
onderdelen <strong>van</strong> deze zienswijze die als uniek zijn aan te merken, wordt een antwoord gegeven.<br />
Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze 29.<br />
De ruime bestemming GD-1 is veel te ongewis en diffuus. Tenminste moet de plangever in een<br />
bruikbaar bestemmingsplan voorzien, is <strong>van</strong> belang dat een bepaalde ordening daarin is<br />
opgenomen en is deze bruikbaarheid afhankelijk <strong>van</strong> duidelijkheid. Deze moet direct uit de<br />
opgenomen planbepalingen blijken.<br />
b. In het merendeel <strong>van</strong> de gevallen dat er een wijziging <strong>van</strong> (kantoor)functie naar een andere<br />
functie mogelijk wordt gemaakt, is het niet reëel te veronderstellen dat in de komende planperiode<br />
<strong>van</strong> 10 jaar deze wijziging plaats zal vinden. Een goede ruimtelijke ordening vereist dat in een<br />
plan opgenomen bestemmingen binnen de planperiode worden verwezenlijkt.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze wordt gegrond verklaard in die zin dat daar waar een functie alleen met een nadere<br />
aanduiding is toegestaan, dat dit in de bestemmingsomschrijving zal worden opgenomen, in<br />
plaats <strong>van</strong> in de specifieke gebruiksregels. Zie hiervoor mede beantwoording zienswijze adressant<br />
1, opmerking e.<br />
b. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor functiewijzigingen. Hiermee worden andere<br />
functies toegelaten dan thans aanwezig. Het bieden <strong>van</strong> dergelijke mogelijkheden is te kenmerken<br />
als toelatingsplanologie, dat tegemoet komt aan de goede ruimtelijke ordening door<br />
maatschappelijke, sociale en economische ontwikkelingen eenvoudig te kunnen faciliteren. Het<br />
bestemmen <strong>van</strong> andere functies dan de thans aanwezige functies (wegbestemmen) is te<br />
kenmerken als ontwikkelingsplanologie, waarbij de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />
alleen aangetoond kan worden als het aannemelijk is dat de bestemming binnen de planperiode<br />
wordt gerealiseerd (en de thans aanwezige functie verdwijnt). Aangezien het bestemmingsplan<br />
geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt (lees: thans aanwezige functies wegbestemd ten<br />
gunste <strong>van</strong> een nieuwe functie), is de goede ruimtelijke ordening gewaarborgd onder de vigeur<br />
<strong>van</strong> de toelatingsplanologie.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft tezamen met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />
passen. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />
75. Adressant 75<br />
Zienswijze<br />
De zienswijze betreft de standaardzienswijze zoals samengevat onder adressant 1, met een bijzonder<br />
deel. In het bijzondere deel staat aangegeven dat adressant naar aanleiding <strong>van</strong> de Horecanota naar<br />
voren heeft gebracht dat horecabestemmingen in gesloten woonblokken (met in het bijzonder het blok<br />
waarin adressant woont) niet kunnen <strong>van</strong>wege het klankkast effect. Het geringste geluid wordt vele<br />
malen versterkt en is in alle hoeken <strong>van</strong> het blok hoorbaar. Dat bezwaar is toen overgenomen, maar<br />
bij het benoemen <strong>van</strong> de bestemmingen voor dit blok is het niet meegenomen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het Horecabeleid Oud-Zuid 2009 is ongewijzigd overgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
Museumkwartier en Valeriusbuurt. Aangezien het horecabeleid niet voorziet in de mogelijkheid tot het<br />
uitbreiden <strong>van</strong> het aantal horecavestigingen in het blok waar adressant woont, worden deze<br />
mogelijkheden ook in het bestemmingsplan uitgesloten.<br />
Dit valt uit de verbeelding op te maken doordat er in het betreffende bouwblok geen<br />
wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve <strong>van</strong> het uitbreiden <strong>van</strong> horeca (vlakken met rode<br />
arcering).<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
76. Adressant 76<br />
58
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat het pand Emmastraat 44 onder het vorige bestemmingsplan de bestemming<br />
GD-1 had, dat wil zeggen kantoorbestemming over alle verdiepingen. In het ontwerp<br />
bestemmingsplan heeft het pand echter de bestemming Maatschappelijk (M). Het pand wordt<br />
momenteel verhuurd is aan de Jan <strong>van</strong> Goyen Kliniek als kantoorruimte. Het betreft een medisch<br />
gebruiker, maar de kliniek is geen eigenaar. Het pand behoort de huidige (eigen) bestemming als<br />
kantoor te behouden en niet te worden omgezet naar Maatschappelijk (M). Verzocht wordt het pand<br />
daarom overeenkomstig de bestemming in het vigerend plan te bestemmen (met de functieaanduiding<br />
(k) (sgd-abl)).<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard..<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Beide bestemmingen<br />
Kantoor en Maatschappelijk zullen in het pand Emmastraat 44 worden toegestaan.<br />
77. Adressant 77<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat de achtergevelrooilijn <strong>van</strong> perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 9 over de volle<br />
breedte is uitgebouwd. Verzocht wordt deze achtergevelrooilijn te controleren en op de plankaart<br />
in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie te brengen.<br />
b. Adressant geeft aan dat perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 op de topografische ondergrond niet juist<br />
is weergegeven. Nummer 11 begint direct naast perceel 12 waar alleen wonen is toegestaan. Dat<br />
is onjuist, dit pand had en heeft de kantoorbestemming over alle verdiepingen en dient de<br />
functieaanduiding (k) (sgd-abl) te krijgen. Verzocht wordt deze functieaanduiding te corrigeren.<br />
c. Adressant geeft aan dat perceel Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 over alle verdiepingen een<br />
kantoorbestemming had en heeft, en de functieaanduiding (k) (sgd-abl) dient te krijgen. Verzocht<br />
wordt deze functieaanduiding te corrigeren.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het pand op Jan <strong>van</strong> Goyenkade is volgens de gegevens <strong>van</strong> het stadsdeel niet over de volle<br />
breedte <strong>van</strong> het pand uitgebouwd, maar slecht voor eenderde deel over alle bouwlagen. Deze<br />
situatie is opgenomen op de verbeelding. Ten opzichte <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan<br />
betekent deze wijziging een betere weergave <strong>van</strong> de feitelijke situatie.<br />
b. De topografische ondergrond heeft geen rechtskracht, het bestemmingsplan is leidend. De<br />
bestaande bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal zijn voor het<br />
pand Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 een op een overgenomen. Het gebruik is volgens de bestemming<br />
Gemengd 1 inderdaad beperkt tot woningen met op de begane grond detailhandel, terwijl het<br />
een kantoorpand betreft. Dit zal aangepast worden.<br />
c. Het pand op Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 heeft de bestemming Gemengd 1, met een aanduiding<br />
kantoor . Hier is op de begane grond een kantoor toegestaan, maar niet op bovengelegen<br />
verdiepingen. Dit zal gecorrigeerd worden.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt voor Jan <strong>van</strong> Goyenkade 11 het mogelijk gemaakt het kantoor te behouden, op<br />
grond <strong>van</strong> opmerking b zal voor Jan <strong>van</strong> Goyenkade 12 het kantoor in het gehele pand worden<br />
toegestaan.<br />
78. Adressant 78<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant geeft aan dat het ontwerp bestemmingsplan een bouwregeling kent die voor bepaalde<br />
delen afwijkt <strong>van</strong> de regeling die was opgenomen in het voorontwerp. Er is een<br />
dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie geïntroduceerd die de bestaande bouwkundige<br />
situatie ten onrecht bevriest. Volgens adressant is deze regeling:<br />
- te algemeen en bovendien onvoldoende gemotiveerd;<br />
59
- volstrekt willekeurig omdat binnen de als zodanig aangeduide gebieden diverse afwijkingen<br />
zijn die een algemene regeling niet rechtvaardigen, er is sprake <strong>van</strong> willekeur;<br />
- in strijd met de wet omdat er op deze wijze geen ruimtelijk belang wordt gediend;<br />
- en wordt met deze regeling ten opzichte <strong>van</strong> de eerder vigerende regeling ten onrechte de<br />
bebouwingsmogelijkheden ingeperkt.<br />
Verzocht wordt de bouwregeling Waarde Cultuurhistorie zorgvuldig uit te werken en mits goed<br />
te motiveren, voor passende delen toe te passen, dan wel in zijn geheel te schrappen.<br />
b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op het<br />
perceel Concertgebouwplein 19 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt <strong>van</strong><br />
een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />
vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />
een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />
bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden. Het<br />
hotel in het pand is volgens adressant te klein en bovendien sterk verouderd en daardoor op korte<br />
termijn (binnen de planperiode) niet meer levensvatbaar. Uit oogpunt <strong>van</strong> de goede ruimtelijke<br />
ordening is het wenselijk om in aansluiting op de buurpanden ook de kantoorbestemming mogelijk<br />
te maken. Verzocht wordt de aanduiding Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en<br />
de bestemming kantoren op de plankaart aan te geven in aanvulling op de bestaande situatie.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Conform het advies <strong>van</strong> BMA om voor panden die volgens de welstandsnota vallen onder orde 1,<br />
2 of 3 (langs stedenbouwkundige zone A), zijn de feitelijke bouwhoogtes vastgelegd.<br />
- Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het ongewenst om nog langer de ruime bouwrechten te<br />
behouden die het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. bood. De motivatie voor de<br />
dubbelbestemming is terug te vinden in het advies <strong>van</strong> BMA.<br />
- Omdat er is aangesloten bij de ordewaarderingen in combinatie met de waarderingen <strong>van</strong> de<br />
stedenbouwkundige zones, is juist sprake <strong>van</strong> een zeer duidelijk onderscheid waar de<br />
dubbelbestemming wel geldt en waar niet. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong> willekeur.<br />
- Het actualiseren <strong>van</strong> ruimtelijk beleid en de daarbij horende regelingen is voldoende grond om<br />
deze regeling op te nemen in het bestemmingsplan. Het ruimtelijk belang is gelegen in het<br />
tegengaan <strong>van</strong> bouwhoogtes die geen recht doen aan de bestaande, cultuurhistorisch<br />
waardevolle bebouwing <strong>van</strong> het Museumkwartier en het intact houden <strong>van</strong> de voor het gebied<br />
kenmerkende stedenbouwkundige structuur. Zie verder beantwoording zienswijze adressant<br />
37, opmerking d, maar tevens beantwoording zienswijze 1 onder j: de dubbelbestemming is<br />
wel komen te vervallen en ver<strong>van</strong>gen door het vastleggen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte op de<br />
verbeelding. Hierbij zijn bovenstaande overwegingen nog steeds aan de orde.<br />
b. Het pand Concertgebouwplein 19 is volgens de welstandsnota een pand met waardering orde 2.<br />
Volgens het advies <strong>van</strong> BMA is dit pand cultuurhistorisch waardevol en dient het beschermd te<br />
worden. Het feit dat hier reeds vergroting zijn vergund, maakt een pand niet minder waardevol.<br />
Deze aanvragen zijn allemaal ruimtelijk en welstandelijk beoordeeld ten tijde <strong>van</strong> de aanvraag <strong>van</strong><br />
de vergunning. Dit heeft niet geleid tot het standpunt dat hierdoor de ordewaardering niet langer<br />
passend is voor het gebouw. De bewijslast voor het uitbreiden <strong>van</strong> het gebouw is gelegen in het<br />
leveren <strong>van</strong> een kloppende bestaande situatie tekening. Deze dient overeen te komen met de<br />
laatst vergunde situatie. De gegevens dienen bekend te zijn bij een eigenaar/gebruiker <strong>van</strong> een<br />
pand. Door het vastleggen <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte op de verbeelding zal overigens geen<br />
sprake zijn meer, na vaststelling <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
Om ervoor te zorgen dat het hotel niet wordt wegbestemd, zal de hotelbestemming op het pand<br />
blijven rusten. Er zal geen ander gebruiksrecht worden opgenomen, omdat dit ruimtelijk dient te<br />
worden afgewogen op het moment dat het hotel vertrekt en er een gebruikswijziging wordt<br />
aangevraagd.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
79. Adressant 79<br />
Zienswijze<br />
a. Gelijk aan zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />
b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op het<br />
perceel Concertgebouwplein 21 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt <strong>van</strong><br />
een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />
vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />
60
een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />
bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden. Dit<br />
klemt temeer omdat percelen in de omgeving en deel uitmakend <strong>van</strong> het architectonisch<br />
ensemble, al zijn verhoogd. Daarnaast betreft het een kantoorpand en beperkt de<br />
functieaanduiding (k) zich ten onrechte tot alleen de 1 e bouwlaag. Verzocht wordt de aanduiding<br />
Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en de bestemming kantoren, in<br />
overeenstemming met de bestaande situatie, voor alle verdiepingen op de plankaart aan te geven<br />
met de aanduiding (sgd-abl).<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. zie beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />
b. zie onder andere beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking b. In het vigerende<br />
bestemmingsplan Museumplein e.o. heeft pand Concertgebouwplein 21 de bestemming<br />
Doeleinden <strong>van</strong> handel en bedrijf, waar kantoren worden toegestaan. De regeling in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> laat ten onrechte geen kantooractiviteiten toe op bovengelegen<br />
bouwlagen. Deze opmerking wordt gegrond verklaard. De aanduiding kantoor dient vergezeld te<br />
worden met de aanduiding sgd-abl .<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking b zal kantoor in het gehele pan Concertgebouwplein 21 worden toegestaan.<br />
80. Adressant 80<br />
Zienswijze<br />
a. Gelijk aan zienswijze adressant 78.<br />
b. Adressant geeft aan dat de dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie ten onrechte op de<br />
percelen Concertgebouwplein 25/27 is gelegd. Aangegeven wordt dat het perceel deel uitmaakt<br />
<strong>van</strong> een groter (bouwkundig/architectonisch) geheel waar door de jaren heen reeds diverse<br />
vergrotingen zijn vergund en uitgevoerd. De inperking voor dit pand is niet gemotiveerd. Het bij<br />
een uitbreidingswens gebruik moeten maken <strong>van</strong> de afwijkingsbevoegdheid binnen het<br />
bestemmingsplan, zou volgens adressant een onterechte, omgekeerde bewijslast inhouden.<br />
Daarnaast beperkt de functieaanduiding (k) zich ten onrechte tot alleen de 1 e bouwlaag. Verzocht<br />
wordt de aanduiding Waarde Cultuurhistorie <strong>van</strong> het pand te schrappen en de bestemming<br />
kantoren, in overeenstemming met de bestaande situatie, voor alle verdiepingen op de plankaart<br />
aan te geven met de aanduiding (sgd-abl).<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. zie beantwoording zienswijze adressant 78, opmerking a.<br />
b. zie onder andere beantwoording zienswijze adressant 79, opmerking b. Voor wat betreft het<br />
gebruik <strong>van</strong> het pand is de opmerking gegrond.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding sgdabl<br />
zal op de verbeelding worden opgenomen voor Concertgebouwplein 25/27.<br />
81. Adressant 81<br />
Zienswijze<br />
Er staat een streep door het pand <strong>van</strong> adressant heen. De kadastrale aanduiding is Alexander<br />
Boersstraat 50. Aan de noordelijke kant <strong>van</strong> deze streep heeft het pand een bouwhoogte <strong>van</strong> 6m en<br />
de zuidelijke kant een bouwhoogte <strong>van</strong> 0m. Adressant verzoekt om <strong>van</strong> het pand een geheel te<br />
maken, aangezien dit zo door het stadsdeel is vergund. Ook de hoogte <strong>van</strong> 6 meter is onjuist,<br />
aangezien 6,3 meter is vergund. Met deze hoogte kan pas aan het Bouwbesluit worden voldaan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
wordt op het perceel Alexander Boersstraat 50 het bouwvlak over het gehele perceel uitgebreid. De<br />
maximum bouwhoogte voor dit bouwvlak wordt gesteld op 6 meter.<br />
61
82. Adressant 82<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat volgens het (voor)ontwerp bestemmingsplan de tuinen gebruikt mogen<br />
worden ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening. Volgens adressant is het begrip<br />
maatschappelijke dienstverlening echter vaag geformuleerd en kan er <strong>van</strong> alles onder vallen. Als<br />
voorbeeld wordt genoemd de Studentenpastorie in de Van Eeghenstraat 90 waar soms grootschalige<br />
horeca-achtige activiteiten plaatsvinden. Met de huidige regeling zou dit ook in de tuin mogen. Als<br />
tweede voorbeeld wordt genoemd de crèche in de Willemsparkweg 146/148. Het gebruik <strong>van</strong> de<br />
bijbehorende tuin als speelplaats is volgens adressant niet noodzakelijk, omdat het Vondelpark op een<br />
steenworp afstand ligt, maar heeft wel gevolgen voor omwonenden. Daarmee worden volgens<br />
adressant de commerciële belangen <strong>van</strong> de crèche-eigenaar zwaarder gewogen dan de gedeeltelijk<br />
wel en gedeeltelijk niet commerciële belangen <strong>van</strong> omwonenden. Bijkomend gevolg <strong>van</strong> de huidige<br />
regeling is dat de tuinen in praktijk worden verhard met tegels, kiezels en steen, met nadelige<br />
gevolgen voor de kwaliteit <strong>van</strong> leven. Omdat de regeling leidt tot niet te controleren gebruik <strong>van</strong><br />
tuinen, maakt adressant bezwaar tegen de regeling.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Wat onder maatschappelijke dienstverlening wordt verstaan, is terug te vinden in artikel 1.54 <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan. Hierbij dient wel vermeld te worden dat in de regels is opgenomen dat het gaat om<br />
een gebruik ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening. Deze toevoeging houdt in dat het<br />
gebruik zoals dat in het hoofdgebouw plaatsvindt, slechts in ondergeschikte mate buiten voortgezet<br />
mag worden. In de praktijk komt het erop neer dat de tuin gebruikt mag worden als buitenruimte bij<br />
instellingen, die wettelijk verplicht zijn buitenruimte te hebben (kinderdagverblijven, scholen,<br />
peuterspeelzalen). Een gebruik <strong>van</strong> de tuin zoals deze door de Studentenpastorie plaatsvindt, betreft<br />
geen horeca-activiteit, omdat dit geen horecavestiging is in de zin <strong>van</strong> de APV. Dat er wel alcohol<br />
wordt genuttigd, wordt dan planologisch gezien als een regulier gebruik <strong>van</strong> de tuin. Eventuele<br />
overlast <strong>van</strong> een dergelijke instantie zal dan via een andere weg kenbaar gemaakt moeten worden. In<br />
het grootste deel <strong>van</strong> de gevallen, zal de tuin gewoon als tuin worden gebruikt.<br />
Conclusie:<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
83. Adressant 83<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressant is <strong>van</strong> mening dat verschillende grote fietsbelangen in het bestemmingsplan niet goed<br />
gewaarborgd lijken te worden. In dat verband wordt ingegaan op de doorgang voor fietsers onder<br />
het Rijksmuseum en dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een wijzigingsbevoegdheid is<br />
opgenomen die een andere entree <strong>van</strong> het museum mogelijk kan maken dan welke in de<br />
verleende bouwvergunning is opgenomen. Adressant ment dat er geen aanleiding is om deze<br />
wijzigingsbevoegdheid op te nemen omdat zij niet verwacht dat binnen 10 jaar een verandering<br />
<strong>van</strong> de entree zal plaatsvinden en omdat deze niet in overeenstemming zou zijn met het Ruimtelijk<br />
Afwegingskader dat door de stadsdeelraad is vastgesteld.<br />
b. Adressant vindt de wijzigingsbevoegdheid te ruim geformuleerd, bijvoorbeeld omdat 50% <strong>van</strong> de<br />
helft <strong>van</strong> de onderdoorgang te veel wordt gevonden.<br />
c. Adressant vindt de voorwaarde dat aangetoond wordt dat de verkeersveiligheid voor fietsers en<br />
voetgangers gewaarborgd wordt te vrijblijvend en wenst deze aangescherpt te zien door de<br />
bepaling dat het mogelijk moet blijven om per fiets en te voet 24 uur per dag veilig gebruik moet<br />
kunnen worden gemaakt <strong>van</strong> de onderdoorgang.<br />
d. Adressant vraag of de specifieke regels over deze wijzigingsbevoegdheid prevaleren boven de<br />
regels voor de algemene wijzigingsbevoegdheid.<br />
e. Adressant geeft aan zicht niet te kunnen vinden in het legaliseren <strong>van</strong> parkeren in tuinen.<br />
Adressant gaat er <strong>van</strong> uit dat meer (gratis) parkeerplaatsen een verkeersaantrekkende werking<br />
hebben en dat de drukke openbare ruimte dat eigenlijk niet aan kan.<br />
<strong>Beantwoording</strong>:<br />
a. Het stadsdeel wenst niet uit te sluiten dat een initiatief ontstaat voor een alternatief voor de entree<br />
<strong>van</strong> het museum waaraan, na toetsing aan de in de wijzigingsregels genoemde criteria,<br />
medewerking kan worden verleend. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er een alternatief<br />
62
wordt ontwikkeld dat wel aan de criteria voldoet, maar in strijd is met de goede ruimtelijke<br />
ordening.<br />
b. 50% <strong>van</strong> de helft <strong>van</strong> de onderdoorgang (maximaal 25%) is gesteld als maximum oppervlak voor<br />
de wijzigingsbevoegdheid. Er is geen recht gecreëerd op het realiseren <strong>van</strong> een entree met een<br />
dergelijke om<strong>van</strong>g: bij vaststelling <strong>van</strong> een wijzigingsplan wordt nader geregeld welke om<strong>van</strong>g kan<br />
worden gerealiseerd. Bij vaststelling <strong>van</strong> dit bestemmingsplan is aan de afweging aan de orde dat<br />
een entree met een dergelijke om<strong>van</strong>g ten principale aanvaarbaar is, mits wordt voldaan aan de in<br />
de wijzigingsregels. Daarbij dient niet uit het oog verloren te worden dat de huidige beschikbare<br />
ruimte voor de fietsroute ongeveer de helft <strong>van</strong> de onderdoorgang beslaat, wat betekent dat de<br />
andere helft <strong>van</strong> de ruimte onder de onderdoorgang in principe kan worden ingericht voor andere<br />
doeleinden dan fietsverkeer.<br />
c. Het systeem <strong>van</strong> de Wro maakt mogelijk dat ten behoeve <strong>van</strong> de toepassingsmogelijkheden <strong>van</strong><br />
een wijzigingsbevoegdheid, waaraan objectief bepaalde grenzen zijn verbonden, kwalitatieve<br />
afwegingen als randvoorwaarde worden gesteld. Daarbij dient opgemerkt te worden dat een<br />
eenzijdige belichting <strong>van</strong> de verkeersveiligheid een te beperkte opvatting is <strong>van</strong> de<br />
(belangen)afweging die bij het vaststellen <strong>van</strong> een bestemmingsplan aan de orde is. Een<br />
bestemmingsplan is gericht op het realiseren <strong>van</strong> een goede ruimtelijke ordening en heeft niet<br />
(uitsluitend of hoofdzakelijk) tot doel de verkeerveiligheid te waarborgen. Daarvoor kunnen vele<br />
middelen worden ingezet die niet planologisch <strong>van</strong> aard zijn, zoals verkeersbesluiten op grond <strong>van</strong><br />
de wegenverkeerswetgeving. De gestelde randvoorwaarden verzekeren in voldoende mate dat de<br />
verkeersveiligheid een volwaardige plaats heeft in de bij het vaststellen <strong>van</strong> een wijzigingsplan uit<br />
te voeren belangenafweging.<br />
d. De algemene wijzigingsregels hebben betrekking op de wijziging <strong>van</strong> bestemmingsgrenzen, de<br />
Staat <strong>van</strong> Inrichtingen en de verwijzing naar wettelijke regelingen. Er is geen verband tussen de<br />
algemene wijzigingsregels en de in artikel 3 geregelde specifieke wijzigingsregels, zodat het<br />
bepalen <strong>van</strong> een hiërarchie in deze niet aan de orde is.<br />
e. De met dit <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> te legaliseren aantallen parkeerplaatsen in tuinen is dermate<br />
gering dat een (onaanvaardbaar) effect op de drukte in de openbare ruimte niet aannemelijk is.<br />
Bovendien leidt legalisatie tot minder druk op de openbare ruimte.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
84. Adressant 84<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat de bestemming <strong>van</strong> het pand op P.C. Hooftstraat 159 zoals aangegeven in<br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet juist is. De bestemming die het pand heeft in het vigerende<br />
bestemmingsplan heeft, is wonen. Adressant gebruikt dit pand ten dele als artsenpraktijk. De nieuwe<br />
bestemming staat alleen dienstverlening toe, en geen wonen. Er wordt verzocht dit te wijzigen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard. De in de zienswijze beschreven situatie valt de scharen onder<br />
beroep aan huis , maar is hoogstwaarschijnlijk om<strong>van</strong>grijker dan hetgeen binnen de woonfunctie bij<br />
recht mogelijk wordt gemaakt. De woonfunctie zal dan ook tezamen met dienstverlening worden<br />
toegestaan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De woning zal mede<br />
toegestaan worden in het pand P.C. Hooftstraat 159.<br />
85. Adressant 85<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat de panden aan Honthorststraat 30-52 een gemengde bestemming hebben,<br />
waar horeca mogelijk is. Omdat per amendement deze panden uitgesloten werden voor uitbreiding<br />
<strong>van</strong> horeca bij de vaststelling <strong>van</strong> het Horecabeleid Oud-Zuid 2009 en dit horecabeleid 1 op1<br />
overgenomen zou worden in het bestemmingsplan, zou in deze panden geen horeca toegestaan<br />
mogen worden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
63
Alleen de bestaande horeca is in het bestemmingsplan als recht opgenomen, daar waar dit op de<br />
verbeelding is aangegeven. Bij de panden aan Honthorststraat 30-52 is een dergelijke aanduiding niet<br />
gegeven, waardoor horeca hier niet is toegestaan. De uitbreidingsmogelijkheden die het Horecabeleid<br />
biedt, zijn als Wro-wijzigingszone opgenomen in de verbeelding. Aangezien de panden aan<br />
Honthorststraat 30-52 niet een dergelijke aanduiding hebben, zal hier ook geen uitbreiding <strong>van</strong> horeca<br />
plaats kunnen vinden. Het horecabeleid is hiermee wel 1 op 1 overgenomen in het bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
86. Adressant 86<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan het pand P.C. Hooftstraat 157 ten onrechte in aanmerking komt voor de<br />
bestemming Gemengd-1. Deze bestemming wordt volgens de toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan<br />
gegeven aan panden waar een niet-woonfunctie op de eerste bouwlaag aanwezig is. Hier<strong>van</strong> is geen<br />
sprake, het pand wordt in zijn geheel bewoond, conform de bestemming uit het vigerende<br />
bestemmingsplan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />
het pand P.C. Hooftstraat 157 wordt gewijzigd naar Wonen.<br />
87. Adressant 87<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat in de eerste bouwlaag <strong>van</strong> het pand Willemsparkweg 181 een fietsenwinkel<br />
met werkplaats aanwezig is, hetgeen in het vigerende bestemmingsplan wordt toegestaan. Aangezien<br />
de fietsenwinkel tevens in het pand Willemparkweg 179 zit en dit pand de bestemming Gemengd-1<br />
heeft gekregen (waar detailhandel, bedrijf en dienstverlening mogelijk worden gemaakt), zou deze<br />
bestemming ook moeten gelden voor Willemparkweg 181.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong><br />
het pand Willemsparkweg 181wordt gewijzigd naar Gemengd-1.<br />
88. Adressant 88<br />
Zienswijze<br />
Adressant heeft drie bezwaren:<br />
a. Ruysdaelstraat 58 wordt aangegeven met een woonfunctie (w), terwijl op de begane grond en<br />
de eerste verdieping een bedrijf aanwezig is, net zoals Ruysdaelstraat 60, dat wordt<br />
aangegeven als GD-1. Voorstel is om geen gemengde bestemming te geven aan beide<br />
panden, alsmede geen horeca toe te staan;<br />
b. Het achterterrein Ruysdaelstraat 58-60, doorlopend achter nrs. 54-56, is bebouwd (één<br />
bouwlaag op de begane grond) en er is maar 1 bedrijf. Er wordt dezelfde bouwhoogte<br />
aangegeven als voor het gebouw zelf. Voorgesteld wordt om de bouwhoogte niet hoger toe te<br />
staan dan de huidige bebouwing en het pand geen gemengde bestemming te geven, alsmede<br />
geen horeca toe te staan;<br />
c. De bouwhoogte <strong>van</strong> het pand wordt onduidelijk aangegeven: 2 waarden voor een plat dak.<br />
Voorgesteld wordt om de bouwhoogte te stellen op 16 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze wordt gegrond verklaard, voor zover het gaat om het feit dat er een nietwoonfunctie<br />
aanwezig is op het adres Ruysdaelstraat 58. Tevens is op Ruysdaelstraat 58-1<br />
en 60-1 eveneens een niet-woonfunctie aanwezig. Dit leidt tot een aanpassing <strong>van</strong> het<br />
64
weg;<br />
- overwegingen voor deze opstelling in het bestemmingsplan zouden mede zijn gelegen in<br />
het feit dat er wel eens overlast kan ontstaan. Dergelijke overwegingen horen wat betreft<br />
adressant primair thuis in het privaatrecht tussen de buren onderling en niet in een<br />
publiekrechtelijk stuk. Adressant is <strong>van</strong> mening dat het voor het stadsdeel/ de stad<br />
Amsterdam mogelijk moet zijn om voorschriften hieromtrent op te nemen in haar<br />
bouwverordening, zo dit niet allang is gebeurd.<br />
d. Daar waar de topografische ondergrond afwijkt <strong>van</strong> de werkelijk bestaande situatie, verzoekt<br />
adressant om deze aan te passen en te doen conformeren aan de werkelijk bestaande toestand.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. zie beantwoording zienswijze 37, opmerking e;<br />
b. zie beantwoording zienswijze 37, opmerking e;<br />
c. adressant noemt een aantal nadelen <strong>van</strong> het niet bij recht toestaan <strong>van</strong> (uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders<br />
en souterrains. Deze nadelen zijn met name geënt op het feit dat dit de marktwaarde <strong>van</strong> panden<br />
kan doen dalen en dat overlast privaatrechtelijk opgelost kan worden. De overwegingen om<br />
(uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders en souterrains niet langer bij recht toe te staan zijn meer gericht op<br />
een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen <strong>van</strong> overlast bij omwonenden, dan het<br />
individuele belang <strong>van</strong> de eigenaar/gebruiker <strong>van</strong> het pand. De goede ruimtelijke ordening wordt<br />
met het niet langer bij recht toestaan <strong>van</strong> nieuwe (uitbreidingen <strong>van</strong>) kelders en souterrains beter<br />
gewaarborgd, doordat er nu op voorhand bekeken kan worden welke effecten de ondergrondse<br />
uitbreiding heeft op het grondwater, bodemkwaliteit, archeologie, monumentaliteit <strong>van</strong> het pand en<br />
de wijze waarop eventuele te verwachten effecten gecompenseerd kunnen worden.<br />
Zodoende kan tijdig ingegrepen worden bij situaties waarbij er onacceptabele effecten kunnen<br />
optreden. In de praktijk betekent het inzichtelijk maken <strong>van</strong> de effecten niet meer dan een<br />
verkennend onderzoek doen naar de grondwaterstand, de verwachtingswaarde <strong>van</strong> mogelijke<br />
archeologische resten en het laten op hoofdlijnen laten onderzoeken of de bodem vervuild is. De<br />
mogelijk voor de aanvrager nadelige resultaten hoeven overigens niet te betekenen dat de<br />
ontwikkeling niet door kan gaan. Mitigerende en/of compenserende maatregelen kunnen<br />
aanleiding geven om toch positief te besluiten op de aanvraag.<br />
Indien alle (onderzoeks)gegevens tijdig worden ingeleverd en deze zijn akkoord bevonden, dan<br />
zal de aangevraagde omgevingsvergunning binnen de reguliere procedure worden verleend.<br />
Deze procedure is gelijk aan de procedure voor een in het bestemmingsplan passende aanvraag<br />
omgevingsvergunning en neemt 8 weken in beslag (excl. verdaging). De procedure is daarmee<br />
niet anders door deze regeling, alleen vergt het meer onderzoek voordat de vergunning verleend<br />
wordt. De moeite die hiermee gepaard gaat, wordt hierbij als minder belastend geacht, dan de<br />
gevolgen die het bij recht toestaan <strong>van</strong> een kelder/souterrain (-uitbreiding) met zich mee kan<br />
brengen.<br />
d. Er wordt niet aangegeven waar deze opmerking betrekking op heeft. Voor zover de topografische<br />
ondergrond inderdaad afwijkt <strong>van</strong> de werkelijke situatie, geldt dat de ondergrond geen<br />
rechtskracht heeft en hoofdzakelijk dient voor oriëntatie. De verbeelding is bepalend c.q. <strong>van</strong><br />
juridische betekenis en de topografische ondergrond niet. Het in overeenstemming brengen <strong>van</strong><br />
de ondergrond met de werkelijke situatie is daarmee een voor het bestemmingsplan geen<br />
noodzakelijke exercitie.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze leidt tezamen met andere ingediende <strong>zienswijzen</strong> tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor de wijzigingen zienswijze adressant 37.<br />
91. Adressant 91<br />
Zienswijze<br />
a. Voor Teniersstraat 2 komt de mogelijkheid te vervallen om op de begane grond te wonen. Omdat<br />
dit gebruik een gewenst gebruik blijft, naast de huidige functie, wordt verzocht beide functies toe<br />
te staan;<br />
b. Het is slecht herleidbaar dat het nu bestaande bouwwerk in de tuin ook specifiek bedoeld is voor<br />
parkeren. Ook het onbebouwde deel is bedoeld voor parkeren, maar deze aanduiding zou ook<br />
voor de parkeergarage moeten gelden;<br />
c. Omdat de verbeelding op meerdere punten slecht leesbaar is, is het lastig in te schatten in<br />
hoeverre het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een terugval in bouwrechten voor dit perceel voorstelt.<br />
d. Adressant vindt de bestemming Waarde Cultuurhistorie een inperking <strong>van</strong> de vrijheden voor het<br />
66
pand op Teniersstraat 2 ten aanzien <strong>van</strong> het bebouwen <strong>van</strong> het perceel, in vergelijking met het<br />
huidige bestemmingsplan. Er wordt verzocht of deze terugval in bebouwingsmogelijkheden wordt<br />
verwijderd voor wat betreft dit perceel, ofwel dat deze wordt uitgesloten <strong>van</strong> deze bestemming<br />
omdat deze mogelijk een waardedaling <strong>van</strong> het vastgoed tot gevolg heeft.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
b. De aanduiding geldt eveneens voor het bijgebouw;<br />
c. Bij onduidelijkheden in de verbeelding, dient de digitale verbeelding, zoals gepubliceerd op<br />
www.ruimtelijkeplannen.nl en www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl te worden geraadpleegd.<br />
Op deze sites is eenvoudig voor het gehele perceel op te maken welke bouw- en<br />
gebruiksmogelijkheden er zijn, in combinatie met de planregels;<br />
d. Zie beantwoording zienswijze adressant 37, opmerking d.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding dat<br />
wonen toegestaan is, wordt op de verbeelding opgenomen voor het pand Teniersstraat 2.<br />
92. Adressant 92<br />
Zienswijze<br />
Adressant is geïnteresseerd om op termijn een extra verdieping op het pand Van Eeghenstraat 195-1<br />
te realiseren. In het huidige en <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zou dit niet mogelijk zijn zonder af te wijken<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan. Verzocht wordt om in het nieuwe bestemmingsplan een goot- en<br />
dakhoogte <strong>van</strong> respectievelijk 12 en 14,5 meter op te nemen. Deze hoogte is te verantwoorden omdat<br />
de panden in de directe omgeving ook deze goot- en dakhoogte hebben, of zelfs hoger zijn.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Om de bestaande cultuurhistorische waarden in het gebied <strong>van</strong> het Museumkwartier en de<br />
Valeriusbuurt te kunnen behouden, zijn de bestaande rechten op de verbeelding opgenomen. In een<br />
aantal gevallen zijn lagere bouw- en goothoogten opgenomen, omdat de bestaande rechten deze<br />
waarden in het geding kunnen brengen. Voor het pand Van Eeghenstraat 195 is het bestaande recht<br />
uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen, omdat hiermee het meeste recht wordt gedaan aan<br />
de feitelijke situatie en de cultuurhistorische waarden <strong>van</strong> het pand en haar omgeving. Ontwikkelingen<br />
waarbij deze waarden geschaad kunnen worden, dienen dan ook per individueel geval te worden<br />
beoordeeld. De door adressant genoemde uitbreidingswens is niet concreet genoeg om als<br />
ontwikkeling mee te nemen in het bestemmingsplan en zal beoordeeld worden op ruimtelijke<br />
inpasbaarheid op het moment dat hiervoor een concrete aanvraag omgevingsvergunning is gedaan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
93. Adressant 93<br />
Zienswijze<br />
a. Het pand op Johannes Vermeerstraat 17 heeft een maatschappelijke bestemming, terwijl het pand<br />
een privaatrechtelijke woonbestemming heeft. Verzocht wordt ook in het bestemmingsplan de<br />
woonbestemming op te nemen voor het pand Johannes Vermeerstraat 17.<br />
b. Het pand op de Emmastraat 40 is ten onrechte geheel bestemd als woning. In het verleden heeft<br />
er een bestemmingswijziging plaatsgevonden voor het gebruiken <strong>van</strong> de parterre als<br />
kantoorruimte. De onttrokken woonruimte is ten behoeve <strong>van</strong> deze bestemmingswijziging<br />
afgekocht in 1990.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. In het vigerende bestemmingsplan Museumplein e.o. (inwerkinggetreden in 1990) heeft het pand<br />
Johannes Vermeerstraat 17 de bestemming Maatschappelijke doeleinden . In lijn met de wens<br />
om het oppervlakte aan panden met een maatschappelijke bestemming niet te verminderen, is<br />
deze bestemming behouden gebleven in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en<br />
Valeriusbuurt. Uit de door adressant aangeleverde gegevens blijkt echter dat na de<br />
inwerkingtreding <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan er een bestemmingswijziging heeft<br />
plaatsgevonden en dat het pand nu in gebruik is als woning. Uit een nadere inspectie <strong>van</strong> het<br />
pand blijkt eveneens dat er gewoond wordt. Het bestemmingsplan zal hierop aangepast worden.<br />
67
. Deze opmerking wordt gegrond verklaard. De kantoorruimte zal, daar waar het thans aanwezig is,<br />
positief bestemd worden.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt de bestemming <strong>van</strong> het perceel Johannes Vermeerstraat 17 gewijzigd naar wonen.<br />
Op grond <strong>van</strong> opmerking b zal de bestemming <strong>van</strong> het pand Emmastraat 40 zodanig worden<br />
aangepast dat zowel de woning als het kantoor in het souterrain worden toegestaan.<br />
94. Adressant 94<br />
Zienswijze<br />
a. In het pand op het adres Willemsparkweg 113 is een bed & breakfast aanwezig op de twee en<br />
derde verdieping. Op de eerste verdieping wordt gewoond en op de begane grond zat tot voor kort<br />
een peuterspeelzaal. Adressant verzoekt om deze gebruiksmogelijkheden voor het pand te<br />
behouden. Daarnaast verzoekt adressant om voor de kelderruimte de mogelijkheden open te<br />
houden daar een kantoor, maatschappelijke dienstverlening of praktijkruimte (groter dan beroep<br />
aan huis) te vestigen.<br />
b. Adressant verzoekt tevens de achtergevelrooilijn recht door te trekken, opdat een vergunning<br />
aangevraagd kan worden voor het sluiten <strong>van</strong> de achtergevel. Op de verbeelding is een inham<br />
ingetekend, het verzoek is op deze in spiegelbeeld uit te lijnen op de bestemmingsplankaart.<br />
c. Tevens wordt verzocht de huidige goot- en nokhoogte te noteren op de plankaart: goothoogte is<br />
circa 14 a 15 meter en de nokhoogte 2 meter daarboven.<br />
d. Vanaf de tweede etage zijn de lelijke bouwsels op daken heel goed te zien. Het is begrijpelijk dat<br />
mensen buitenruimte toevoegen aan hun leefomgeving, maar dat kan ook esthetisch worden<br />
vormgegeven.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Deze opmerking is deels gegrond. Op de tweede en derde verdieping is inderdaad een<br />
logeerinrichting aanwezig en op de begane grond een kinderdagverblijf/peuterspeelzaal. In het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de aanduiding Bed & Breakfast toegevoegd op de verbeelding. Hier<br />
zijn per abuis geen regels aan gekoppeld. Dit zal alsnog worden gedaan, om de Bed & Breakfast<br />
positief te kunnen bestemmen. Kinderop<strong>van</strong>g is zal eveneens worden toegestaan in het pand<br />
Willemsparkweg 113, door een aanduiding diensverlening . Deze bepaling geeft tevens het recht<br />
tot het gebruiken <strong>van</strong> de kelder ten behoeve <strong>van</strong> de kinderop<strong>van</strong>g, maar ook het gebruik als<br />
praktijkruimte valt onder dienstverlening en derhalve toegestaan. Tevens zijn hier ook detailhandel<br />
en bedrijven toegestaan, maar geen kantoren. Aangezien voor het realiseren <strong>van</strong> het kantoor<br />
geen concrete aanvraag is ingediend, waarover het bestuur positief heeft geadviseerd, zal dit ook<br />
niet op de verbeelding gewijzigd worden.<br />
b. De uitbreidingswensen <strong>van</strong> adressant zijn nog niet geëffectueerd in een aanvraag<br />
omgevingsvergunning. In het kader <strong>van</strong> een dergelijke aanvraag kan de ruimtelijke inpasbaarheid<br />
<strong>van</strong> de uitbreiding worden afgewogen en eventueel overgegaan worden tot verlening <strong>van</strong> de<br />
aangevraagde vergunning. Het bestemmingsplan zal hier niet op aangepast worden.<br />
c. In het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt geldt voor het pand op<br />
Willemsparkweg 113 een maximale goothoogte <strong>van</strong> 12 meter en een maximale bouwhoogte <strong>van</strong><br />
15 meter, samengesteld uit drie lagen met een kapverdieping. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
zijn deze rechten nog iets nauwkeuriger opgenomen, maar komen bijna overeen met de rechten<br />
uit het vigerende bestemmingsplan: maximale goothoogte is 12,5 meter en de maximale<br />
bouwhoogte bedraagt 15 meter. Er is geen aanleiding om de maximale hoogtes voor dit pand te<br />
vermeerderen.<br />
d. De ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> bouwwerken op het dak vallen buiten de reikwijdte <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan en worden derhalve ook niet bij recht toegestaan. De afweging over de<br />
wenselijkheid <strong>van</strong> bouwwerken op het dak vindt plaats bij het afwijken <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
worden aan het perceel Willemsparkweg 113 de functieaanduidingen sbb-3+4 (specifieke vorm <strong>van</strong><br />
bed and breakfast 3 e en 4 e bouwlaag) en maatschappelijke dienstverlening toegestaan<br />
toegevoegd. In de regels behorend bij de bestemming Gemengd 2 , worden de mogelijkheden <strong>van</strong><br />
de functieaanduiding sbb-3+4 opgenomen.<br />
68
95. Adressant 95<br />
Zienswijze<br />
De zienswijze <strong>van</strong> deze adressant komt in grote lijnen overeen met de zienswijze <strong>van</strong> adressant 1. Er<br />
wordt dan ook voor deze overeenkomende delen verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> die<br />
zienswijze. Hieronder worden de unieke delen <strong>van</strong> de zienswijze samengevat en beantwoord:<br />
a. het is gewenst om de term dakterrassen op te nemen in de begrippenlijst en/of bij de wijze <strong>van</strong><br />
meten of in artikel 17 (Wonen) vast te leggen dat dakterrassen zijn toegestaan op een afstand <strong>van</strong><br />
1,2 meter <strong>van</strong> de dakrand. De welstandsnota is niet voldoende, bij toetsing staat een<br />
bestemmingsplan boven de welstandsnota.<br />
b. Bij de hoogtebepaling <strong>van</strong> de diverse objecten in het water wordt een maximale hoogte<br />
aangegeven, echter het ijkpunt waaraan deze hoogte is gerelateerd wordt niet genoemd. De<br />
maximale hoogte dient gerelateerd te worden aan het gemiddelde waterpeil ter plaatse. Voor<br />
vaste objecten dient de hoogte gerelateerd te worden aan het peil, zijnde de kruin <strong>van</strong> de weg of<br />
het maaiveld.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. dakterrassen maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan. De achtergrond hiervoor is dat<br />
hier reeds beleidsregels voor bestaan, die gehanteerd worden bij het afwijken <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan. De beleidsregels voor dakterrassen geven randvoorwaarden aan de situering<br />
<strong>van</strong> de hekwerken, de hoogte <strong>van</strong> de bouwwerken en waarborging <strong>van</strong> privacy. Beleidsregels zijn<br />
vaak onderhevig aan wijzigingen, die bijvoorbeeld voortkomen uit hernieuwde inzichten of<br />
veranderingen in de samenstelling <strong>van</strong> het stadsdeelsbestuur. Indien deze beleidsregels als recht<br />
in het bestemmingsplan worden opgenomen, zouden er geen wijzigingen in de randvoorwaarden<br />
meer kunnen plaatsvinden, zonder hiervoor het gehele plan te herzien. De welstandsnota is<br />
overigens wel voldoende, dit is net zo goed een weigeringgrond voor een aanvraag<br />
omgevingsvergunning. De beleidsregels geven de ruimtelijke voorwaarden, de welstandsnota<br />
bepaalt bij welke ordes de dakterrassen zijn toegestaan en hoe deze er mogen uitzien.<br />
b. Zie artikel 1.64, lid c <strong>van</strong> de regels <strong>van</strong> het bestemmingsplan, waar aangegeven staat dat het peil<br />
bij objecten in het water wordt gelegd op het plaatselijk aan te houden waterpeil.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
96. Adressant 96<br />
Zienswijze<br />
Er is een hotel aanwezig op Koninginneweg 93/95 en 97. Dit dient in het toekomstige<br />
bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt te worden opgenomen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond, het stadsdeel heeft een aantal maal medewerking verleend aan uitbreiding<br />
<strong>van</strong> het hotel middels vrijstellingsprocedures.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de percelen<br />
Koninginneweg 93 t/m 97 zal een hotel toegestaan worden.<br />
97. Adressant 97<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat op het Museumplein een tijdelijke kiosk is ingetekend als definitieve. De kiosk<br />
heeft daar een tijdelijke staanplaats. Adressant verwacht dat de haringkraam terug keert naar de<br />
oude locatie op het trottoir in de Van Baerlestraat t/o perceel 92 als de werkzaamheden <strong>van</strong> het<br />
Stedelijk Museum zijn afgerond. Verzocht wordt daarom deze kiosk niet als vaste staanplaats op te<br />
nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze komt overeen met de zienswijze onder 19. Daarom wordt verwezen naar de<br />
samenvatting, de beantwoording en de conclusie zoals daar verwoord.<br />
Conclusie<br />
69
Deze zienswijze leidt tezamen met een andere zienswijze tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 19.<br />
98. Adressant 98<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Maatschappelijk <strong>van</strong> de percelen Jan <strong>van</strong><br />
Goyenkade 1 en 2 en Emmastraat 42 en 44 en de daarbij behorende aanduidingen zoals de<br />
aanduiding parkeren , alsook de bestemming Tuin <strong>van</strong> deze percelen voor zover daar parkeren<br />
of het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> de maatschappelijke bestemming wordt toegelaten. De<br />
argumenten zijn:<br />
1. het bestemmingsplan maakt uitbreiding en intensivering <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek mogelijk<br />
met de om<strong>van</strong>g en ruimtelijke uitstraling <strong>van</strong> een ziekenhuis;<br />
2. de bestemming is zo ruim dat het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> bijvoorbeeld grootschalige<br />
kinderop<strong>van</strong>g of een middelbare school mogelijk is, waar<strong>van</strong> de mogelijke overlast<br />
onaanvaardbaar is;<br />
3. er is geen onderzoek geweest naar de ruimtelijke gevolgen <strong>van</strong> de bestemming<br />
Maatschappelijk en er ontbreekt een belangenafweging;<br />
4. de economische uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de ontwikkelingsplannen <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek is<br />
niet aangetoond.<br />
b. Adressant is niet op de hoogte geweest <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen. De gebruikelijke publicatie in<br />
de stadsdeelkrant heeft niet plaatsgevonden. Voorts is tijdens een bezoek aan het<br />
stadsdeelkantoor, ten behoeve <strong>van</strong> het inzien <strong>van</strong> de bouwvergunning voor de Jan <strong>van</strong><br />
Goyenkliniek, gevraagd naar verleende en in voorbereiding zijnde vergunningen en besluiten in<br />
verband met de voorgenomen herontwikkeling <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkliniek maar toen en in<br />
latere telefoongesprekken is niet meegedeeld dat het bestemmingsplan ter visie zou worden<br />
gelegd.<br />
c. Adressant geeft aan dat in de kennisgeving een omschrijving <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan ontbreekt alsook <strong>van</strong> het plangebied. Voorts wordt aangegeven dat de naam<br />
Valeriusbuurt ongebruikelijk is voor dit deel <strong>van</strong> Amsterdam omdat het bekend staat al onderdeel<br />
<strong>van</strong> de Willemsparkbuurt. betoogd wordt dat daarom adressant niet verweten kan worden dat de<br />
zienswijze niet tijdig is ingediend.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De bestemming <strong>van</strong> de betreffende panden is momenteel geregeld in het bestemmingsplan<br />
Noorder Amstelkanaal uit 1994. De panden Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 en 2 zijn bestemd als<br />
Maatschappelijke doeleinden. Emmastraat 44 is bestemd als Kantoren met parkeren in de tuin.<br />
Op grond <strong>van</strong> artikel 6 lid 3 <strong>van</strong> de geldende planvoorschriften mag het pand tevens gebruikt<br />
worden voor maatschappelijke voorzieningen.<br />
Het huidige gebruik en de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geprojecteerde bestemming <strong>van</strong> deze<br />
drie panden is hieraan gelijk. De zienswijze treft wat betreft deze panden dan ook geen doel.<br />
In de tuinen <strong>van</strong> deze drie panden wordt parkeren toegestaan, met een maximum <strong>van</strong> 30 m2 per<br />
tuin. Op het adres Jan <strong>van</strong> Goyenkade 2 bestaat een parkeermogelijkheid voor 2 auto s en op het<br />
adres Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 eveneens. Op beide adressen zijn de oppervlakten voor parkeren<br />
weliswaar groter dan het geldende bestemmingsplan toestaat, maar met een aantal <strong>van</strong> 2 auto s<br />
per adres is de overschrijding gering, het aantal parkeerplaatsen <strong>van</strong> twee niet onevenredig groot<br />
ten opzichte <strong>van</strong> wat normaal en aanvaardbaar is en bovendien niet groter dan de<br />
parkeervoorziening die adressant zelf in zijn tuin heeft.<br />
In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is ten behoeve <strong>van</strong> Emmastraat 44 een parkeervoorziening<br />
toegestaan met een vergelijkbare om<strong>van</strong>g als bij Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1. Het feitelijke gebruik is<br />
fietsenstalling. De functieaanduiding in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is opgenomen om de in het<br />
geldende bestemmingsplan bestaande parkeermogelijkheid in stand te houden. Daarbij is niet<br />
vastgehouden aan de beperking tot 30 m2 omdat dit oppervlak in de praktijk langs de Jan <strong>van</strong><br />
Goyenkade structureel wordt overschreden (namelijk 2 in plaats <strong>van</strong> 1 parkeerplaats per tuin)<br />
zonder dat dat tot een planologisch onaanvaardbare situaties leidt.<br />
De zienswijze is wat het parkeren betreft dan ook ongegrond.<br />
Het pand Emmastraat 42 is in het bestemmingsplan Noorder Amstelkanaal bestemd als<br />
Woondoeleinden . Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> maakt hier de bestemming Maatschappelijk<br />
70
mogelijk. De afweging <strong>van</strong> deze wijze <strong>van</strong> bestemmen heeft plaatsgevonden bij de voorbereiding<br />
<strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Afgewogen is dat de uitbreiding <strong>van</strong> de maatschappelijke bestemming naar dit pand planologisch<br />
aanvaardbaar is. Dit gedeelte <strong>van</strong> de Emmastraat is in het geldende bestemmingsplan ten dele<br />
reeds bestemd voor Kantoren , waarbinnen maatschappelijke voorzieningen reeds bij recht<br />
mogelijk zijn gemaakt. Dat geldt voort voor de gehele bouwblokken AG33, AH28 en AH29. De<br />
functiewijziging <strong>van</strong> één woonpand naar een maatschappelijke bestemming is in zijn omgeving<br />
bezien dan ook een geringe wijziging. Daarbij moet bedacht wordt dat ter plaatse <strong>van</strong> Emmastraat<br />
44 de woonbesteming wordt veranderd in een maatschappelijke bestemming, maar op de<br />
adressen Emmastraat 36 en 38 en Jan <strong>van</strong> Goyenkade 6 wordt de nu geldende<br />
kantoorbestemming (met mogelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen) juist omgezet naar<br />
een woonbestemming. Per saldo is er in de directe omgeving <strong>van</strong> adressant dus geen sprake <strong>van</strong><br />
een verdere concentratie <strong>van</strong> niet-woonbestemmingen. De functiewijziging <strong>van</strong> Emmastraat 42 is<br />
derhalve te beschouwen als een normaal maatschappelijk verschijnsel in deze buurt. In het licht<br />
daar<strong>van</strong> zijn er geen rele<strong>van</strong>te ruimtelijke effecten <strong>van</strong> deze functiewijziging te verwachten en is<br />
nader onderzoek niet nodig.<br />
Er is geen aanleiding te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de maatschappelijke<br />
bestemming in de panden Jan <strong>van</strong> Goyenkade 1 en 2, aangezien de maatschappelijke<br />
bestemming daar al jaren is gerealiseerd. Ook in het pand Emmastraat 44 is de Kliniek<br />
Emmastraat reeds gevestigd.<br />
Medisch Centrum Jan <strong>van</strong> Goyen is nu al een voorziening met meerdere vestigingen in<br />
Amsterdam Zuid. De incidentele functiewijziging <strong>van</strong> panden is een normale maatschappelijke<br />
ontwikkeling waarvoor een nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid onnodig is.<br />
b. Adressant stelt niet op de hoogte te zijn geweest <strong>van</strong> de tervisielegging <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen en<br />
de gebruikelijke publicatie in de stadsdeelkrant niet heeft plaatsgevonden.<br />
Een bestemmingsplan wordt voorbereid langs de uniforme openbare voorbereidingsprocedure<br />
<strong>van</strong>uit afdeling 3.4 <strong>van</strong> de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat de kennisgeving,<br />
bedoeld in artikel 3:12 <strong>van</strong> die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs<br />
elektronische weg geschiedt, en het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens<br />
langs elektronische weg wordt beschikbaar gesteld. Aan deze eisen zijn voldaan, doordat de<br />
kennisgeving is geplaatst in zowel het Stadsblad (huis-aan-huis), de Staatscourant, op de eigen<br />
website www.zuid.amsterdam.nl (bij officiële bekendmakingen, maar ook bij dat deel <strong>van</strong> de site<br />
dat de actualiteiten rondom bestemmingsplannen weergeeft). Daarnaast is het bestemmingsplan<br />
geplaatst op www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiermee<br />
heeft het stadsdeel ruimschoots voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien <strong>van</strong> het breed<br />
kenbaar maken <strong>van</strong> de tervisielegging. Het feit dat het stadsblad niet is ont<strong>van</strong>gen door adressant<br />
leidt nog niet tot de conclusie dat adressant redelijkerwijs niet in staat is geweest om kennis te<br />
nemen <strong>van</strong> de tervisielegging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Bovendien brengt een<br />
gebrekkige bezorging niet mee dat belanghebbenden zich niet behoeven in te spannen om <strong>van</strong> de<br />
inhoud <strong>van</strong> de niet ont<strong>van</strong>gen edities toch kennis te krijgen ofwel om zich langs andere weg, zoals<br />
door raadpleging <strong>van</strong> de Staatscourant, op de hoogte te stellen <strong>van</strong> de voor hen <strong>van</strong> belang zijnde<br />
ontwikkelingen op het gebied <strong>van</strong> de ruimtelijke ordening.Daarnaast is het volgens artikel 3:12<br />
Algemene wet bestuursrecht het tevens is toegestaan om de kennisgeving op een andere<br />
geschikte wijze (dan in een of meerdere dag-, nieuws, of huis-huisbladen) te publiceren. Omdat<br />
de publicatie reeds op een andere geschikte wijze heeft plaatsgevonden, is het plaatsen <strong>van</strong> de<br />
publicatie in het Stadsblad zelfs als overbodig te beschouwen en heeft het Stadsdeel juist een<br />
dienst verleend door het alsnog in het Stadsblad op te nemen. Daarnaast is in de laatste<br />
stadsdeelkrant <strong>van</strong> voormalig stadsdeel Oud-Zuid en het Stadsblad <strong>van</strong> 1 september 2010<br />
gewezen op het feit dat bekendmakingen te vinden zouden zijn op www.zuid.amsterdam.nl,<br />
alsmede in elke stadsdeelkrant <strong>van</strong> stadsdeel Zuid, na 1 september.<br />
De veronderstelling dat een daarmee niet belaste ambtenaar op de hoogte moet zijn <strong>van</strong> de op<br />
handen zijnde ter visie legging <strong>van</strong> een <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is onterecht. Tot de ter<br />
visielegging wordt niet eerder besloten dan een week voorafgaand aan publicatie, zodat men<br />
daaraan voorafgaand niet kan vooruitlopen op de startdatum <strong>van</strong> de ter visie legging. Daarnaast is<br />
mondelinge bekendmaking niet de geëigende weg om kennis te geven <strong>van</strong> tervisieleggingen,<br />
maar uitsluitend de wijze <strong>van</strong> publicatie zoals omschreven in Wro en Awb.<br />
71
c. Deze opmerking wordt gegrond verklaard in die zin dat de kennisgeving inderdaad niet voorzag in<br />
een weergave <strong>van</strong> de zakelijke inhoud <strong>van</strong> het plan, alsmede niet in een (nauwkeurigere)<br />
beschrijving <strong>van</strong> de ligging <strong>van</strong> het bestemmingsplangebied. Deze opmerking heeft dan ook geleid<br />
tot een hernieuwde tervisielegging <strong>van</strong> het onwerpbestemmingsplan, waarbij de kennisgeving ten<br />
behoeve <strong>van</strong> deze hernieuwde tervisielegging wel een zakelijke inhoud weergeeft, alsmede een<br />
nauwkeurige beschrijving <strong>van</strong> het plangebied.<br />
Dat de gebiedaanduiding Valeriusbuurt onvoldoende duidelijkheid zou scheppen, wordt niet<br />
geheel onderschreven. De Valeriusbuurt maakt onderdeel uit <strong>van</strong> de Willemparkbuurt, wat juist<br />
aanleiding heeft gevormd om het bestemmingsplan niet de naam te geven <strong>van</strong> de<br />
Willemsparkbuurt. De Willemsparkbuurt is groter en beslaat zelfs een deel <strong>van</strong> het Vondelpark. De<br />
Valeriusbuurt ontleent haar naam aan de Valeriusstraat, het Valeriusplein en het Valeriusterras.<br />
Daarnaast is de Valeriuskliniek een belangrijke instelling in dit gebied. Er kan niet ingezien worden<br />
dat bewoners <strong>van</strong> de Jan <strong>van</strong> Goyenkade, welke vlakbij genoemde straat, pleinen en kliniek is<br />
gesitueerd, bij de naam Valeriusbuurt geen associatie hebben met deze straat, pleinen en kliniek<br />
en derhalve mogen veronderstellen dat deze naamsaanduiding geen betrekking heeft op hun<br />
woonbuurt en zich niet verder op de hoogte hoeven te stellen <strong>van</strong> hetgeen in het<br />
bestemmingsplan wordt geregeld.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
99. Adressant 99<br />
Zienswijze:<br />
a. Adressanten maken bezwaar tegen de horecabestemming <strong>van</strong> het percelen Willemsparkweg 74,<br />
met name voor wat betreft de in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> toegestane om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 300 m² op<br />
dit adres. Het geldende bestemmingsplan staat ter plaatse een horecavestiging toe met een<br />
maximum oppervlak <strong>van</strong> 125 m², waarbij adressanten zich nog op het standpunt stellen dat ter<br />
plaatse in het geheel geen horeca is toegestaan op grond <strong>van</strong> de onthouding <strong>van</strong> goedkeuring<br />
<strong>van</strong> de begrippen Horeca I en Horeca II uit het overigens <strong>van</strong> kracht zijnde bestemmingsplan.<br />
Adressanten wijzen in dit verband op het onder de bestuursrechter zijnde beroep tegen de bouwen<br />
sloop- en horecavergunning met betrekking tot dit adres.<br />
b. Adressanten maken bezwaar tegen de definitie <strong>van</strong> Horeca IV in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
voor zover deze eetcafé omvat omdat de overlast daar<strong>van</strong> gelijk te stellen is aan een regulier<br />
café.<br />
c. Adressanten stellen, onder verwijzing naar het huidige structuurplan <strong>van</strong> de gemeente<br />
Amsterdam, dat de buurt wordt gekenmerkt door wonen en werken en in mindere mate door<br />
verblijf en recreatie. Op basis daar<strong>van</strong> stellen adressanten dat s avonds sprake is <strong>van</strong> een rustige<br />
woonbuurt. Nu er reeds twee horecavestigingen aan het Jacob Obrechtplein zijn gevestigd leidt<br />
een derde horecavestiging tot een onaanvaardbare aantasting <strong>van</strong> het woon- en leefklimaat. Dat<br />
zou in strijd zijn met de randvoorwaarde uit het horecabeleid dat het woon- en leefklimaat niet<br />
onaanvaardbaar mag worden aangetast.<br />
d. Adressanten stellen dat de verkeersveiligheid onvoldoende wordt gewaarborgd omdat het plein is<br />
gelegen aan een drukke verkeersweg met tevens een tramlijn.<br />
e. Adressant is niet op de hoogte geweest <strong>van</strong> de ter visie legging <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
omdat het Stadsblad, waarin de publicatie stond, niet is ont<strong>van</strong>gen. De gebruikelijke publicatie in<br />
de stadsdeelkrant heeft niet plaatsgevonden.<br />
f. Adressant geeft aan dat in de kennisgeving een omschrijving <strong>van</strong> de inhoud <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan ontbreekt alsook <strong>van</strong> het plangebied. Voorts wordt aangegeven dat de naam<br />
Valeriusbuurt ongebruikelijk is voor dit deel <strong>van</strong> Amsterdam omdat het bekend staat al onderdeel<br />
<strong>van</strong> de Willemsparkbuurt. betoogd wordt dat daarom adressant niet verweten kan worden dat de<br />
zienswijze niet tijdig is ingediend.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 52. Het maximaal toegestane oppervlak <strong>van</strong> 300m2<br />
betreft een gebruikelijk maximum vloeroppervlak, zoals dit in meerdere bestemmingsplannen <strong>van</strong><br />
het stadsdeel is opgenomen. Dit oppervlak is een waarborg voor de kleinschaligheid <strong>van</strong> de<br />
voorzieningen waarvoor dit maximum geldt en is meer toegesneden op de actuele ontwikkelingen<br />
die in Amsterdam plaatsvinden met betrekking tot schaalvergroting, dan het vigerende<br />
bestemmingsplan. De levensvatbaarheid <strong>van</strong> voorzieningen kan zeer onder druk komen te staan,<br />
72
indien het maximum vloeroppervlak wordt beperkt tot hetgeen in een sterk verouderd<br />
bestemmingsplan werd toegestaan. Er is geen aanleiding om dit oppervlak in dit specifieke geval<br />
te beperken.Daarnaast is een uitbreiding <strong>van</strong> horeca, ten opzichte <strong>van</strong> hetgeen momenteel aan<br />
horeca wordt toegestaan in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet mogelijk, indien hier geen<br />
wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen is. Aangezien dit niet het geval is, zal de horecavestiging<br />
niet groter kunnen worden dan wat op de verbeelding als zodanig is aangegeven. Er is weliswaar<br />
goedkeuring onthouden aan de horecacategorisering uit het vigerende plan, maar dat had tot<br />
gevolg dat het onderscheid in twee categorieën horeca kwam te vervallen en derhalve alle soorten<br />
horeca toegestaan zijn. Vanuit dit oogpunt bekeken, kan gesteld worden dat de aanvraag<br />
bouwvergunning (welke voorzag in een horeca-4 vestiging), wenselijker is dan een volledige<br />
invulling <strong>van</strong> de bestaande rechten.<br />
b. De horecacategorieën zoals in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn vastgelegd zijn ontleend aan de<br />
nota Horecabeleid Oud-Zuid 2009 op 26 november 2009 door de stadsdeelraad vastgesteld en<br />
vervolgens vastgesteld door de Burgemeester <strong>van</strong> Amsterdam. door de Deze categorisering vindt<br />
zijn grondslag in ruimtelijk en sociaal rele<strong>van</strong>te aspecten als ruimtelijke uitstraling,<br />
verkeersaantrekkende werking, invloed op directe (woon)omgeving, geluid- en stank overlast en<br />
sociale veiligheid.<br />
Het verschil tussen horeca <strong>van</strong> categorie 4 (restaurant, eetcafé) en horeca <strong>van</strong> categorie 3<br />
(waaronder een café) is in het horecabeleid - en in de begripsbepalingen <strong>van</strong> het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> - duidelijk:<br />
- horeca <strong>van</strong> categorie 3 is een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het<br />
verstrekken <strong>van</strong> alcoholische dranken, of anderzijds de uitstraling hebben <strong>van</strong> een café<br />
- horeca <strong>van</strong> categorie 4(A) is een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken <strong>van</strong><br />
maaltijden of etenswaar, die uitsluitend ter plaatse aan tafel genuttigd worden, eventueel<br />
aangevuld met een afhaalfunctie, en in zoverre deze inrichting niet valt onder horeca <strong>van</strong><br />
categorie 1 en horeca <strong>van</strong> categorie 3.<br />
Een eetcafé die past binnen de definitie <strong>van</strong> horeca <strong>van</strong> categorie 4 geeft dus niet dezelfde<br />
overlast als een café. De definities leiden ertoe dat een horecavestiging die niet geheel gericht is<br />
op het verstrekken <strong>van</strong> maaltijden of etenswaar, maar die geheel of in overwegende mate gericht<br />
is op het verstrekken <strong>van</strong> alcoholische dranken, moet worden geschaard onder horeca <strong>van</strong><br />
categorie 3. Zie verder beantwoording zienswijze adressant 52: zowel horeca uit categorie 4 als<br />
uit categorie 3 wordt op deze locatie toegestaan, als gevolg <strong>van</strong> het feit dat de bouwvergunning<br />
nog is verleend op grond <strong>van</strong> het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt,<br />
waarin een nadere indeling in horecacategorieën niet is gegeven.<br />
c. Uit het geldende bestemmingsplan volgt dat een breed palet aan gebruiksmogelijkheden is<br />
toegestaan, ten gevolge waar<strong>van</strong> een mate <strong>van</strong> overlast kan worden ondervonden ten opzichte<br />
waar<strong>van</strong> een eetcafé geen significant grotere hinder veroorzaakt. Dit dient mede in de context <strong>van</strong><br />
het bestaande gemengde karakter <strong>van</strong> de buurt te worden beschouwd, waarin horeca in diverse<br />
vormen gebruikelijk is langs de Willemsparkweg, de Jacob Obrechtstraat en de diverse pleintjes.<br />
De verwijzing naar het Amsterdamse structuurplan en de door interpretatie <strong>van</strong> het onderhavige<br />
milieutype vindt geen basis in dat plan. Over het milieutype Stedelijk wonen-werken wordt juist<br />
geschreven dat dit in dit milieutype het wonen dominant is, maar menging met kleinschalige<br />
functies is aanwezig is of moet worden nagestreefd. Het gaat hier om een zo volledig mogelijk<br />
pakket <strong>van</strong> kleinschalige werkfuncties en recreatieve en maatschappelijke functies. Het gebied<br />
<strong>van</strong> stedelijk wonen-werken heeft een grote variatie in buurten. Er is geen sprake <strong>van</strong> een<br />
homogeen milieu. Dat betreft zowel de historisch bepaalde stedenbouwkundige structuur als de<br />
planologische kenmerken. In de 19de- en 20ste-eeuwse gordels zijn de mate <strong>van</strong> menging en<br />
dichtheden hoog . Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is hiermee in overeenstemming, nu het wonen<br />
als overwegende functie is bestemd en in delen <strong>van</strong> de buurt in de plinten kleinschalige nietwoonfuncties<br />
worden toegestaan.<br />
d. Dat een restaurant <strong>van</strong> 300 m² op deze locatie zou leiden tot verkeersonveiligheid wordt niet<br />
onderbouwd. De veronderstelling dat een verband zou bestaan tussen een dergelijke voorziening<br />
en de verkeersveiligheid is niet aannemelijk, nu in grote delen <strong>van</strong> Amsterdam vergelijkbare of<br />
grotere voorzieningen bestaan langs wegen met vergelijkbare of grotere verkeerskundige<br />
betekenis zonder dat daar een verhoogde verkeeronveiligheid ten gevolge <strong>van</strong> die voorzieningen<br />
kan worden geconstateerd.<br />
e. Zie beantwoording zienswijze adressant 98, opmerking b.<br />
f. Zie beantwoording zienswijze adressant 98, opmerking c.<br />
Conclusie<br />
73
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
100. Adressant 100<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat op de verbeelding het kassahuisje <strong>van</strong> Rederij Lovers gelegen op de<br />
kadeoever aan de Singelgracht (tussen Max Euwebrug en Museumbrug) de bestremming Gemengd -<br />
2 heeft. Volgens adressant zou dit betekenen dat daarmee horeca op / in deze locatie mogelijk wordt.<br />
Aangegeven wordt dat dit haaks staat op de afspraken gemaakt met bewoners aan de overkant dat dit<br />
soort bouwsels alleen voor kaartverkoop dienen en dat andere activiteiten niet zijn toegestaan.<br />
Daarnaast is het in strijd met de beleidsnota <strong>van</strong> de gemeente waarin op- en afstapvoorzieningen zo<br />
minimalistisch mogelijk dienen te zijn en in principe voor een ieder toegankelijk. Verzocht wordt geen<br />
horeca of iets dergelijks mogelijk te maken / toe te staan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De regels <strong>van</strong> de bestemming Gemengd 2 bevatten in eerste instantie een lijst aan functies die<br />
binnen de bestemming zijn toegestaan. Dit is een algemene lijst <strong>van</strong> functies die voor een groot deel<br />
verder in het artikel worden beperkt door specifieke gebruiksregels. Zo staat aangegeven dat horeca<br />
alleen is toegestaan wanneer dit op de kaart is aangegeven met de aanduiding horeca <strong>van</strong> categorie<br />
1 (2, 3, of 4) toegestaan . (zie hiervoor artikel 6.4.2, c t/m f <strong>van</strong> het bestemmingsplan) Aangezien een<br />
dergelijke aanduiding niet op het kassahuisje <strong>van</strong> rederij Lovers staat, mag hier geen horeca. Er mag<br />
alleen detailhandel, bedrijf of dienstverlening. Aangezien kaartverkoop is aan te merken als<br />
detailhandel, is de bestemming juist (en derhalve een vastlegging <strong>van</strong> de bestaande situatie).<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze leidt tezamen met een andere zienswijze tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 1.<br />
74
C. Zienswijzen tweede tervisielegging<br />
Tijdens de periode dat de stukken voor de tweede keer ter visie hebben gelegen, zijn ten aanzien <strong>van</strong><br />
het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> 34 <strong>zienswijzen</strong> ingediend.<br />
101. Adressant 101<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 11.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 11.<br />
Conclusie<br />
Zie conclusie zienswijze adressant 11.<br />
102. Adressant 102<br />
Zienswijze<br />
a. Het perceel Lomanstraat 49 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />
functieomschrijving de bestemming bedrijf . De ruimte die bestaat uit een winkel- c.q.<br />
bedrijfsruimte op de begane grond en kantoorruimte op de eerste verdieping wordt thans verhuurd<br />
aan een loodgieterbedrijf met als gebruik winkelruimte en kantoor. De huurder oefent daar zijn<br />
bedrijf en kantoor uit, maar verkoopt ook loodgieterbenodigdheden en aanverwante artikelen.<br />
Verzocht wordt de aanduiding bedrijf te verwijderen en alleen de algemene bestemming <strong>van</strong><br />
toepassing te verklaren en wel zodanig dar er zowel op de eerste als tweede woonlaag een<br />
gemengd bedrijf kan worden uitgeoefend eventueel gecombineerd met een woonfunctie.<br />
b. Het perceel Lomanstraat 53 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />
functieomschrijving de bestemming kantoor . De ruimte die bestaat uit een winkelruimte op de<br />
begane grond en kantoorruimte op de eerste verdieping, wordt thans verhuurd aan een<br />
adviesbureau beeldende kunst met als gebruik winkelruimte en kantoor. Verzocht wordt de<br />
aanduiding kantoor te verwijderen en alleen de algemene bestemming <strong>van</strong> toepassing te<br />
verklaren en wel zodanig dat er zowel op de eerste als tweede woonlaag een gemengd bedrijf kan<br />
worden uitgeoefend eventueel gecombineerd met een woonfunctie, in verband met mogelijk een<br />
ander toekomstig gebruik dan het huidige gebruik.<br />
c. Het perceel Valeriusstraat 35 heeft de bestemming Gemengd 1, met als specifieke<br />
functieomschrijving dienstverlening . De ruimte bestaat uit een winkel- en bedrijfsruimte op de<br />
begane grond en wordt gebruikt als kapsalon en de verkoop <strong>van</strong> aanverwante artikelen. Verzocht<br />
wordt om de aanduiding dienstverlening te verwijderen alleen de algemene bestemming <strong>van</strong><br />
toepassing te verklaren.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De bestemming die aan het perceel Lomanstraat 49 is gegeven staat zowel detailhandel als<br />
bedrijf toe. Hiermee is zowel het winkel- als bedrijfsgebruik toegestaan. Het kantoor op de eerste<br />
verdieping is niet positief bestemd, hiervoor zal een aanduiding op de verbeelding worden<br />
opgenomen. Hiermee is het toegestaan om zowel een kantoor te houden, naast de reeds<br />
toegestane woonfunctie. Het verwijderen <strong>van</strong> de aanduiding bedrijf zou ervoor zorgen dat het<br />
bedrijfsmatige onderdeel <strong>van</strong> het loodgieterbedrijf niet langer op de ze locatie mag blijven<br />
bestaan. Aan dit verzoek wordt dan ook niet tegemoetgekomen.<br />
b. De bestemming die aan het perceel Lomanstraat 53 is gegeven staat zowel detailhandel als<br />
kantoor toe. Hiermee is het huidige gebruik <strong>van</strong> de begane grond toegestaan. Het kantoor op de<br />
eerste verdieping is niet positief bestemd, hiervoor zal een aanduiding op de verbeelding worden<br />
opgenomen. Hiermee is het toegestaan om zowel een kantoor te houden, naast de reeds<br />
toegestane woonfunctie. Het verwijderen <strong>van</strong> de aanduiding kantoor zou betekenen dat de huidige<br />
functie niet langer bij recht op deze locatie mag blijven bestaan. Aan dit verzoek wordt dan ook<br />
niet tegemoetgekomen.<br />
c. Een kapsalon valt onder consumentverzorgende dienstverlening. De functieaanduiding<br />
dienstverlening voorziet dan ook in het positief bestemmen <strong>van</strong> de kapsalon, aangezien deze in<br />
de algemene bestemming niet bij recht is toegestaan. De verkoop <strong>van</strong> aan de kapsalon verwachte<br />
artikelen is toegestaan op grond <strong>van</strong> de bestemming Gemengd 1, maar valt tevens aan te<br />
merken als een onderschikt gebruik, behorend bij de hoofdfunctie als kapsalon. Het verwijderen<br />
75
<strong>van</strong> de aanduiding dienstverlening betekent dat deze functie niet langer bij recht op deze locatie<br />
mag blijven bestaan. Aan het verzoek wordt dan ook niet tegemoetgekomen.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerkingen a en b zal voor de panden Lomanstraat 49 en 55 het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping<br />
als kantoor toegestaan worden.<br />
103. Adressant 103<br />
Zienswijze<br />
Achter het pand op Willemsparkweg 115 is een kelder aanwezig, met daarop 2 bouwlagen. Deze<br />
bebouwing ontbreekt op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het verzoek is om deze<br />
bebouwing op te nemen, alsmede de woonfunctie voor het pand bij de reeds toegestane functies toe<br />
te voegen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestaande<br />
uitbouwen zullen op de verbeelding worden opgenomen. Tevens zal de reeds aanwezige woonfunctie<br />
mogelijk worden gemaakt.<br />
104. Adressant 104<br />
Zienswijze<br />
Het pand aan Frans <strong>van</strong> Mierisstraat 115hs heeft een woonbestemming in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Hier zou conform het vigerende bestemmingsplan eveneens een bedrijfs-,<br />
sociaal culturele, medische, maatschappelijke en kantoorfunctie, alsmede logeerinrichting toegestaan<br />
moeten blijven.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De regelingen uit het vigerende bestemmingsplan zijn verouderd en worden ver<strong>van</strong>gen door actuele,<br />
ruimtelijk inpasbare regels. Om het gebruik <strong>van</strong> het pand ten behoeve <strong>van</strong> een niet-woonfunctie<br />
mogelijk te blijven maken, zal het pand een gemengd bestemming krijgen, die het meest recht doet<br />
aan de situering <strong>van</strong> het pand in het plangebied.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het pand Frans <strong>van</strong><br />
Mierisstraat 115 zal een bestemming Gemengd 1 krijgen, waarin bedrijven, dienstverlening en<br />
detailhandel worden toegestaan, alsmede het bestaande gebruik als woning.<br />
105. Adressant 105<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 100.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 100.<br />
Conclusie<br />
Zie conclusie zienswijze adressant 100.<br />
106. Adressant 106<br />
Zienswijze<br />
Voor het pand Honthorststraat 10 zijn bouwvergunningen verleend voor wonen en werken, een<br />
dakterras, een veranda en buitentrappen. Deze zaken vindt adressant niet terug in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het verzoek is om deze verleende vergunningen toe te voegen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Op de verbeelding <strong>van</strong> het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat wonen is toegestaan op de<br />
tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger. Daarnaast is met een aanduiding aangegeven dat een<br />
76
kantoorfunctie is toegestaan op de eerste en tweede bouwlaag. Conform de regels behorende bij de<br />
bestemming <strong>van</strong> dat pand mag deze functie worden omgezet naar detailhandel. Veranda s,<br />
buitentrappen en dakterrassen maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> de verbeelding <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan, omdat dit ondergeschikte delen <strong>van</strong> het hoofdgebouw zijn, die de bouwvlakgrenzen<br />
overschrijden. De verleende vergunningen zijn dan ook, voor zover rele<strong>van</strong>t, opgenomen in het<br />
bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
107. Adressant 107<br />
Zienswijze<br />
a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Museumkwartier en Valeriusbuurt is opgenomen dat een winkel<br />
in de P.C. Hooftstraat mag uitbreiden naar de tweede bouwlaag, indien daarboven gewoond<br />
wordt. Hierbij overweegt het stadsdeel in de woningen boven de winkels te ontsluiten via het<br />
Schapenburgerpad. Dit is volgens adressant niet wenselijk en onnodig, omdat alle reeds<br />
aanwezige woningen reeds worden ontsloten aan de kant <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat. Ontsluiting via<br />
het Schapenburgerpad geldt slecht voor nooduitgangen en brandontsnappingsroute. Het<br />
opofferen <strong>van</strong> een aantal vierkante meters winkelruimte aan de voorzijde staat niet in relatie tot de<br />
gevolgen die waargenomen kunnen worden op het Schapenburgerpad (verkeer, fietsen, BBQ s,<br />
nummering, postbussen, etc).<br />
b. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geeft een andere bestemming voor het Schapenburgerpad<br />
(Verkeer en Verblijf), dan in voorgaande bestemmingsplannen is gedaan (Tuinen). Er is geen<br />
aanleiding om dit te wijzigen, mede aangezien het stadsdeel reeds op 6 januari 2009 heeft<br />
besloten dat het pad openbaar dient te blijven en moet er goed bijliggen en in de<br />
cultuurhistorische context moet de geschiedenis <strong>van</strong> 256 jaar in stand worden gehouden en dus<br />
moet het particulier eigendom blijven. Deze beslissing is een uitzondering op het algemene<br />
beleid . Daarnaast geldt dat de bestemming Tuinen beter aansluit bij de bescherming de voor het<br />
Schapenburgerpad noodzakelijk is. De vrije toegankelijkheid kan gewoon gewaarborgd blijven,<br />
waardoor ook vluchtroutes voor alle bewoners <strong>van</strong> Vossiusstraat/Schapenburgerpad/P.C.<br />
Hooftstraat gecontinueerd worden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het Schapenburgerpad heeft een sterk cultuurhistorisch karakter. Dit karakter dient mede<br />
gewaarborgd te worden in het bestemmingsplan. De regeling ten aanzien <strong>van</strong> de bewoning boven<br />
de winkels in de P.C. Hooftstraat is thans te vrijblijvend ten aanzien <strong>van</strong> de situering <strong>van</strong> de<br />
ontsluiting. Er zal een voorwaarde worden toegevoegd, dat de ontsluiting aan de zijde <strong>van</strong> de P.C.<br />
Hooftstraat gesitueerd dient te worden. Ter voldoening aan het Bouwbesluit kan in enkele<br />
gevallen overwogen worden de vluchtroute aan de achterzijde te situeren, dus hier zal geen<br />
bepaling over opgenomen worden.<br />
b. Het Schapenburgerpad heeft de ruimtelijke uitstraling <strong>van</strong> een groengebied of een binnentuin,<br />
door het aanwezige groen, de voetpaden en de afwezigheid <strong>van</strong> aspecten die bij verkeersareaal<br />
wel aan de orde zijn (zoals trottoirs, rijwegen, parkeerplaatsen, bebording, lantaarnpalen, etc.).<br />
Een bestemming Groen zal voor dit gebied dan ook een betere bestemming zijn voor het<br />
Schapenburgerpad, dan een verkeersbestemming. De voorgestelde Tuin - bestemming zou ook<br />
op deze locatie mogelijk zijn, maar verondersteld wel een andere, minder openbare ruimtelijke<br />
uitstraling dan de feitelijke uitstraling <strong>van</strong> het Schapenburgerpad dan de Groen bestemming.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Er zal een voorwaarde<br />
worden toegevoegd aan het gebruik <strong>van</strong> de tweede bouwlaag ten behoeve <strong>van</strong> detailhandel, dat de<br />
ontsluiting <strong>van</strong> de bovengelegen woonruimte(n) aan de zijde <strong>van</strong> de P.C. Hooftstraat gesitueerd dient<br />
te worden.<br />
108. Adressant 108<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 25.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 25.<br />
77
Conclusie<br />
Zie conclusie zienswijze adressant 25.<br />
109. Adressant 109<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 92.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 92.<br />
Conclusie<br />
Zie conclusie zienswijze adressant 92.<br />
110. Adressant 110<br />
Zienswijze<br />
a. Verzocht wordt een aanduiding terras in de achtertuin achter het pand Van Baerlestraat 158 op<br />
te nemen, ten behoeve <strong>van</strong> een terras bij een horecavestiging. Dit terras bestaat al <strong>van</strong>af 1980 en<br />
is essentieel voor de exploitatie <strong>van</strong> het restaurant.<br />
b. De eerste verdieping <strong>van</strong> het pand Van Baerlestraat 158 is eveneens sinds 1980 in gebruik bij het<br />
restaurant. Verzocht wordt dit gebruik positief te bestemmen.<br />
c. Adressant constateert dat er op Van Baerlestraat 148, 154 en 162 een aanduiding<br />
dienstverlening op de verbeelding is opgenomen. Voorts wordt er rekening mee gehouden dat<br />
voor de vaststelling <strong>van</strong> het plan tevens op het pand Van Baerlestraat 156 een dergelijke<br />
aanduiding wordt opgenomen. Dit betekent theoretisch dat er in een rijtje <strong>van</strong> acht panden, zich<br />
vier kinderdagverblijven zouden kunnen vestigen. Het hieraan inherente gebruik <strong>van</strong> de tuin zou<br />
akoestisch onderzocht moeten worden en het aantal zou beperkt moeten worden tot bijvoorbeeld<br />
1 per bouwblok of straatwand of anderszins. Kinderdagverblijven zouden expliciet aangeduid<br />
moeten worden en niet worden toegestaan bij alle percelen met een aanduiding dienstverlening.<br />
Nog beter zou zijn als de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf wordt onderworpen aan een<br />
ontheffing, zodat op de concrete situatie toegesneden voorzieningen kunnen worden geëist.<br />
d. De Van Baerlestraat is bij uitstek ongeschikt voor de vestiging <strong>van</strong> kinderdagverblijven. Dit<br />
<strong>van</strong>wege de drukte aan de straatzijde: de bewoners zijn aangewezen op de rust en ventilatie <strong>van</strong><br />
de ruimte achter de hoofdbebouwing. Het geluid dat geproduceerd wordt door kinderen die in de<br />
achtertuin spelen, verstoren deze rust.<br />
e. Ook <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> verkeersveiligheid is de Van Baerlestraat ongeschikt voor de vestiging<br />
<strong>van</strong> kinderdagverblijven, doordat de auto s <strong>van</strong> de personen die hun kinderen halen/brengen<br />
gemiddeld 15 minuten geparkeerd moeten worden en hiervoor geen ruimte is of leidt tot het<br />
langdurig rondrijden <strong>van</strong> auto s.<br />
f. Er wordt verwacht dat er <strong>van</strong>wege de vestiging <strong>van</strong> een kinderdagverblijf op Van Baerlestraat 154-<br />
156 aanzienlijke geluidsoverlast wordt ervaren, wat zeer bedreigend is <strong>van</strong>wege de verstoring <strong>van</strong><br />
de rust tijdens de lunchuren en in de vooravond.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het terras bevindt zich in de achtertuin. De huidige bestemming is weliswaar zeer streng<br />
verwoord, maar blijkens de toelichting <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumplein e.o. was het<br />
destijds de bedoeling dat bedrijfsmatig gebruik eveneens werd toegestaan in de tuin. Dit vormt<br />
aanleiding om het terras positief te bestemmen.<br />
b. De opmerking is gegrond.<br />
c. Deze zienswijze is gegrond, in die zin dat het stadsdeelbestuur mede inziet dat de<br />
functieaanduiding dienstverlening nogal ruim is. Op grond <strong>van</strong> de zienswijze <strong>van</strong> adressant 7<br />
wordt voorgesteld om de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong> de tuin te beperken, zodat speelruimte bij<br />
kinderdagverblijven niet bij recht worden toegestaan. Zodoende mag <strong>van</strong>af de inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan alleen de tuin worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> speelruimte, indien dit<br />
op de verbeelding is aangegeven. Dit houdt in dat alleen bij de op dat moment aanwezige<br />
kinderdagverblijven de tuin als speelruimte gebruikt mag worden. Nieuwe kinderdagverblijven<br />
worden dan alleen mogelijk nadat er afgeweken wordt <strong>van</strong> het bestemmingsplan en de<br />
ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidsnotitie die hierover opgesteld wordt. De<br />
kinderdagverblijven die op Van Baerlestraat 154 en 156 zitten, passen in het vigerende<br />
bestemmingsplan, waardoor deze niet geweigerd konden worden.<br />
78
d. Aangezien nieuwe kinderdagverblijven niet langer bij recht toegestaan worden in het<br />
bestemmingsplan, <strong>van</strong>wege de wijziging die wordt doorgevoerd, zullen alleen bestaande<br />
kinderdagverblijven toegestaan zijn. Bij de afwijking worden de door adressant genoemde<br />
aspecten wel afgewogen, alvorens medewerking wordt verleend.<br />
e. Zie beantwoording opmerking d.<br />
f. Zie beantwoording opmerking c, de kinderdagverblijven op Van Baerlestraat 154 en 156 passen in<br />
het vigerende bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
op het perceel Van Baerlestraat 158 een aanduiding opgenomen worden om het gebruik op de<br />
tweede bouwlaag toe te staan.<br />
111. Adressant 111<br />
Zienswijze<br />
a. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> laat binnen de functieaanduiding dienstverlening ook<br />
maatschappelijke dienstverlening toe. Ook de tuin mag ten dienste <strong>van</strong> maatschappelijke<br />
dienstverlening benut worden. Dit houdt in dat daar waar de functieaanduiding dienstverlening<br />
aanwezig is, dat daar een kinderdagverblijf of school met bijbehorende buitenruimte mag komen,<br />
in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan.<br />
b. Op het perceel Van Baerlestraat 156 wordt op basis <strong>van</strong> de reglementen <strong>van</strong> de VVE geen<br />
kinderdagverblijf toegestaan, hier is de huurster eveneens op gewezen.<br />
c. De Van Baerlestraat is een drukke verkeersader, waarbij voor de gevoelige functies in deze straat<br />
al reeds hogere grenswaarden in de zin <strong>van</strong> Wet geluidhinder vastgesteld dienen te worden. Aan<br />
de achterzijde <strong>van</strong> de panden is het nog aangenaam vertoeven, wat anders wordt als er veel<br />
kinderdagverblijven worden toegestaan.<br />
d. Uit het oogpunt <strong>van</strong> de goede ruimtelijke ordening is het ongewenst om vier kinderdagverblijven<br />
binnen een aaneengesloten blok <strong>van</strong> acht panden toe te staan. Op de Van Baerlestraat nummers<br />
154 en 156 zijn de panden zelfs naast elkaar gelegen, waardoor er één groot kinderdagverblijf kan<br />
ontstaan. Verzocht wordt om het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat de drie binnentuinen<br />
<strong>van</strong> Van Baerlestraat 154, 156 en 160 niet gebruikt mogen worden voor maatschappelijke<br />
dienstverlening.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Op grond <strong>van</strong> zienswijze 7 wordt deze systematiek aangepast. De regeling zal worden aangepast,<br />
in die zin dat kinderdagverblijven alleen worden toegestaan daar waar zij ten tijde <strong>van</strong> de<br />
inwerkingtreding <strong>van</strong> het bestemmingsplan aanwezig zijn. Nieuwe kinderdagverblijven zijn alleen<br />
mogelijk na afwijken <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
b. Dit betreft een aangelegenheid tussen twee private partijen, waar het stadsdeel geen<br />
zeggenschap over heeft. Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning zich verhoudt met<br />
het bestemmingsplan en er zijn geen andere gronden om de aanvraag te weigeren, dan is het<br />
stadsdeel gehouden deze vergunning af te geven. Het stadsdeel zal tevens zorgdragen voor het<br />
in het bestemmingsplan opnemen <strong>van</strong> verleende vergunningen, aangezien hieraan reeds eerder<br />
medewerking is verleend.<br />
c. Zie beantwoording zienswijze adressant 110, opmerking d.<br />
d. Zie beantwoording zienswijze adressant 7.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 7.<br />
112. Adressant 112<br />
Zienswijze<br />
In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft het perceel Koninginneweg 216/ hoek Saxen-Weimarlaan 60 de<br />
bestemming Gemengd 2. De ruimte op de begane grond en eerste verdieping is al jaren in gebruik<br />
als apotheek. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>, is het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping niet<br />
toegestaan. Verzocht wordt dit te wijzigen, zodat het gebruik <strong>van</strong> de eerste verdieping mogelijk blijft,<br />
conform bestaande rechten uit het huidige bestemmingsplan.<br />
79
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond, het bestemmingsplan zal worden aangepast.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het gebruik <strong>van</strong> de<br />
eerste verdieping zal mogelijk gemaakt worden in het pand Koninginneweg 216/ hoek Saxen-<br />
Weimarlaan 60.<br />
113. Adressant 113<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat het uitdiepen <strong>van</strong> kelders en souterrains grote overlast veroorzaakt in de<br />
buurt door geluidoverlast en luchtvervuiling door bouwwerkzaamheden, er beschadiging <strong>van</strong><br />
belendende panden optreedt door scheuren en lekkages en dat de lang durende werkzaamheden de<br />
toegankelijkheid <strong>van</strong> de stoepen verslechterd. De leefbaarheid <strong>van</strong> de buurt wordt daarmee<br />
ondergeschikt gemaakt aan de economische belangen <strong>van</strong> degene die de kelder uitdiept. De<br />
omwonenden komen ongevraagd in een onleefbare omgeving te zitten en het grondwaterpeil wordt<br />
ontregeld. Aanbevolen wordt dan ook om zoveel mogelijk beperkende voorwaarden te verbinden aan<br />
het verlenen <strong>van</strong> vergunningen voor kelder- en souterrainuitdiepingen. Hierbij valt te denken aan<br />
overlastvergoeding aan omwonenden en eigenaars <strong>van</strong> belendende percelen en/of de aanbeveling<br />
om de vloer <strong>van</strong> de beletage te verhogen zodat de kelder niet uitgediept hoeft te worden om<br />
voldoende leefhoogte te krijgen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Het stadsdeel onderkent de problematiek die ontstaat door het onbeperkt mogelijk maken <strong>van</strong> kelders,<br />
souterrains en/of uitdiepingen of vergrotingen daar<strong>van</strong>. De mogelijkheden om deze problematiek het<br />
hoofd te bieden middels het bestemmingsplan, worden beperkt door de criteria <strong>van</strong> een goede<br />
ruimtelijke ordening. De door adressant beschreven overlast is met name overlast als gevolg <strong>van</strong><br />
bouwwerkzaamheden en niet zozeer het gevolg <strong>van</strong> de volume-uitbreiding op zichzelf. Regelingen in<br />
het bestemmingsplan ten aanzien <strong>van</strong> de voorkoming <strong>van</strong> overlast als gevolg <strong>van</strong><br />
bouwwerkzaamheden zijn planologisch niet rele<strong>van</strong>t en dragen niet bij aan een goede ruimtelijke<br />
ordening. Hiervoor worden dan ook geen nadere voorwaarden opgenomen in het bestemmingsplan.<br />
Verder wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze adressant 90, opmerking c.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
114. Adressant 114<br />
Zienswijze<br />
In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is voor de panden Van Miereveldstraat 9 en 11 een bestemming<br />
opgenomen die de gebruiksmogelijkheden <strong>van</strong>uit het vigerende bestemmingsplan teveel beperken.<br />
Verzocht wordt de bestemming zodanig te wijzigen dat de bestaande rechten behouden blijven.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze is gegrond.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De bestemming <strong>van</strong> de<br />
panden Van Miereveldstraat 9 en 11 zal gewijzigd worden, zodat in beide panden zowel een gebruik<br />
als kantoor als een gebruik als wonen in het gehele pand toegestaan blijft.<br />
115. Adressant 115<br />
Zienswijze<br />
a. In het onderdeel <strong>van</strong> de waterparagraaf waar het beleid en de wet/ en regelgeving wordt<br />
beschreven, wordt in een aantal gevallen niet de vigerende wetten en beleidsdocumenten<br />
beschreven:<br />
- De juiste vermelding <strong>van</strong> de aangehaalde Keur is de Keur AGV 2009;<br />
- Het Waterbeheerplan AGV 2006-2009 is reeds ver<strong>van</strong>gen door het Waterbeheerplan<br />
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015;<br />
- Voor gemeente Amsterdam is het Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015 (Breed Water)<br />
kaderstellend.<br />
80
De bestaande wet- en regelgeving dient zorgvuldig te worden beschreven en eventuele<br />
consequenties <strong>van</strong> dit beleid en de wet- en regelgeving dient specifiek in het plan weer te geven.<br />
b. Op de plantekeningen ontbreken de volgende waterkeringen:<br />
- De verholen gelegen secundaire waterkeringen langs de Singelgracht, Boerenwetering en<br />
Noorder Amstelkanaal dienen overeenkomstig de Legger en de Keur AGV 2009 op de<br />
plantekeningen aangegeven te worden. Op de tekeningen dienen zowel de kernzone (3 meter<br />
breed) als de beschermingszones (6 meter breed) ingetekend te worden.<br />
- De secundaire waterkering overeenkomstig de Legger en de Keur AGV 2009 op de<br />
plantekeningen in te tekenen.<br />
Hiervoor kunnen aanduidingsvlakken of dubbelbestemmingen gebruiken.<br />
c. Het waterpeil <strong>van</strong> de stadboezem is NAP -0.40m en niet NAP 0,40m zoals in de tekst staat<br />
aangegeven.<br />
d. Onder de kop Waterkwantiteit is ook het aspect grondwater behandeld. Verzocht wordt hier een<br />
scheiding tussen te maken. Plannen voor het aanbrengen <strong>van</strong> ondergrondse bouwwerken moeten<br />
worden voorgelegd aan Waternet, afdeling Planadvies en vergunningen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. De aanpassingen worden doorgevoerd.<br />
b. De waterkeringen zullen op de verbeelding worden aangegeven, inclusief de beschermingszones.<br />
Hiertoe zal een aanduidingsvlak met bijbehorende regels op de verbeelding worden ingetekend.<br />
c. De toelichting zal hierop worden aangepast.<br />
d. De toelichting zal hierop worden aangepast.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking a wordt de toelichting aangepast, op grond <strong>van</strong> opmerking b zal de verbeelding en de<br />
regels (en de toelichting op de regels) aangepast worden ten behoeve <strong>van</strong> het bestemmen <strong>van</strong> de<br />
waterkeringen in het gebied en op grond <strong>van</strong> opmerkingen c en d wordt de toelichting <strong>van</strong> het<br />
bestemmingsplan aangepast.<br />
116. Adressant 116<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat het pand Koninginneweg 51 in het vigerende bestemmingsplan de<br />
bestemming Woningen had. Verzocht wordt om deze rechten te behouden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De zienswijze wordt gegrond verklaard..<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De aanduiding wonen<br />
wordt op de verbeelding aangebracht voor het pand Koninginneweg 51.<br />
117. Adressant 117<br />
Zienswijze<br />
In het vigerende bestemmingsplan staat voor het pand op Willemsparkweg 134 een onjuiste hoogte<br />
weergegeven. Er wordt aangegeven dat hier een maximale bouwhoogte geldt <strong>van</strong> 10,5 meter, terwijl<br />
in de feitelijke jarenlange bestaande situatie de bouwhoogte 13 meter bedraagt. In het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> worden ten onrechte de bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan<br />
overgenomen, terwijl de bestaande situatie hoger is. Gezien de bebouwing in de directe omgeving zou<br />
de bouwhoogte op 15 meter gesteld kunnen worden, zonder dat dit de cultuurhistorische waarde <strong>van</strong><br />
het cluster in het geding brengt. Verzocht wordt om de bouwhoogte voor Willemsparkweg 134 op 15<br />
meter te stellen, subsidiair op 13 meter.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Uit een op 22 april 1981 verleende bouwvergunning valt op te maken dat de bestaande goothoogte<br />
<strong>van</strong> het pand Willemsparkweg 134 is gelegen op 10,5 meter hoogte en de bouwhoogte <strong>van</strong> het pand<br />
op 12 meter. Op de verbeelding heeft het pand een maximale goothoogte <strong>van</strong> 10 meter en een<br />
maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 12,5 meter. De discrepantie in de twee goothoogten geeft aanleiding om<br />
de zienswijze gedeeltelijk gegrond te verklaren.<br />
81
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De verbeelding zal<br />
aangepast worden in die zin dat de goothoogte wordt gewijzigd naar 10,5 meter.<br />
118. Adressant 118<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat er sedert de vorige ingediende zienswijze een aanvraag<br />
omgevingsvergunning wordt voorbereid. Deze aanvraag wordt voorbereid omdat uit vooroverleg met<br />
het stadsdeel en de commissie Welstand en Monumenten is gebleken dat de ontwikkeling <strong>van</strong> een<br />
extra verdieping op Valeriusstraat 85a en de uitbreiding <strong>van</strong> Emmastraat 8 stedenbouwkundig en<br />
architectonisch zijn gesanctioneerd. Verzocht wordt om de ontwikkeling mee te nemen in het nog vast<br />
te stellen bestemmingsplan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De ontwikkeling bestaat uit meerdere onderdelen, waarvoor een nadere beoordeling noodzakelijk is.<br />
Zo dient nog onderzocht te worden welke gevolgen er zijn te verwachten met betrekking tot<br />
daglichtvermindering bij bewoners in de Valeriusstraat en zijn er geen gegevens overlegd over de te<br />
bouwen kelder. Het plan is hiermee nog onvoldoende toegelicht voor een gedegen ruimtelijke<br />
afweging, op basis waar<strong>van</strong> de ontwikkeling meegenomen kan worden in het vast te stellen<br />
bestemmingsplan. De aanvraag omgevingsvergunning zal in behandeling worden genomen en op<br />
basis <strong>van</strong> het eerder gegeven advies zal deze verder beoordeeld worden. Het dan vastgestelde<br />
bestemmingsplan maakt het niet onmogelijk om die ontwikkeling alsnog met toepassing <strong>van</strong> artikel<br />
2.12, lid 1, onder a, onder 3 Wabo via een omgevingsvergunning te realiseren mits voorzien <strong>van</strong> een<br />
goede ruimtelijke onderbouwing.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
119. Adressant 119<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 1.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 1.<br />
Conclusie<br />
Zie conclusie zienswijze adressant 1.<br />
120. Adressant 120<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Wonen (W) die op de plankaart is gegeven aan<br />
het perceel P.C. Hooftstraat 170-172, alsmede de daarbij behorende bouwregels en<br />
aanduidingen. Dit perceel is thans onbebouwd. Adressant kan zich niet verenigingen met het<br />
bestemmingsplan, voor zover dit voorziet in het mogelijk maken <strong>van</strong> een op 16 april 2010 door het<br />
stadsdeel vergund bouwplan. Het bouwplan, een gebouw met drie woningen, veroorzaakt<br />
nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat (o.a. privacy, schaduwwerking,<br />
uitzichtbeperking, overlast en welstand). Tegen het bouwplan staat beroep geregistreerd bij de<br />
rechtbank.<br />
b. In dit verband wordt bezwaar gemaakt tegen de planregels daar waar deze voorzien in ruimere<br />
ontheffingsmogelijkheden dan het geldende bestemmingsplan. Het woon- en leefklimaat <strong>van</strong><br />
bestaande woningen (uitzicht, privacy, zonlichttoetreding e.d.) kan worden aangetast bij het bij<br />
nieuwbouw overschrijden <strong>van</strong> de bouw- en bestemmingsgrenzen met twee meter en het<br />
overschrijden <strong>van</strong> de maximum bouwhoogte ten behoeve <strong>van</strong> dakopbouwen met maar liefst 3<br />
meter.<br />
c. Voorts maakt adressant bezwaar tegen de bestemming Gemengd 1, welke is gegeven aan het<br />
perceel P.C. Hooftstraat 162-166, alsmede de daarbij behorende planregels en aanduidingen (shho).<br />
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat het bestaande hotel aanzienlijk wordt<br />
uitgebreid, met de daarmee gepaard gaande overlast en aantasting <strong>van</strong> het woon- en leefklimaat.<br />
82
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Conform de keuzenotitie dienen bestaande rechten opgenomen te worden op de verbeelding. In<br />
dit geval bestaan deze rechten uit enerzijds de mogelijkheden <strong>van</strong> het vigerende<br />
bestemmingsplan Vondelpark-/Concertgebouwbuurt en anderzijds uit een onherroepelijke<br />
bouwvergunning na toepassing vrijstellingprocedure ex artikel 19, lid 2 WRO (126-2657).<br />
Aangezien met de vrijstelling een hogere goot- en bouwhoogte mogelijk wordt gemaakt dan in het<br />
vigerende bestemmingsplan is toegestaan, zal hetgeen vergund met toepassing <strong>van</strong> de vrijstelling<br />
op de verbeelding terug komen. Omdat het bouwplan wat betreft de goot- en bouwhoogte past<br />
binnen hetgeen op de verbeelding zal worden ingetekend, wordt impliciet hiermee het bouwplan<br />
opgenomen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De ruimtelijke afweging voor deze ontwikkeling is in<br />
het kader <strong>van</strong> de vrijstellingsprocedure verricht en heeft geleid tot een onherroepelijke vergunning,<br />
welk nooit is ingetrokken. Er is geen aanleiding om in het kader <strong>van</strong> het bestemmingsplan een<br />
hernieuwde afweging te maken voor een bouwplan dat zich verhoudt met het in voorbereiding<br />
zijnde bestemmingsplan.<br />
b. Deze afwijkingsregels worden standaard opgenomen in de bestemmingsplannen. De<br />
voorwaarden die hieraan gegeven worden, waarborgen een goede ruimtelijke ordening.<br />
Dakopbouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw en de regels daarvoor worden<br />
mede gevormd door de (in voorbereiding zijnde) beleidsregels voor de toepassing <strong>van</strong> artikel 2.12<br />
lid 1 onder a onder 2 Wabo en de consistende beleidslijn <strong>van</strong> het stadsdeel ten aanzien <strong>van</strong><br />
dergelijke bouwwerken, gevormd door de vervallen beleidsregels voor de toepassing <strong>van</strong> artikel<br />
3.23 Wro. Overschrijdingen <strong>van</strong> bestemmingsgrenzen mogen alleen ten behoeve <strong>van</strong><br />
ondergeschikte delen <strong>van</strong> gebouwen, waar<strong>van</strong> mag worden verondersteld dat deze nimmer een<br />
dermate nadelig ruimtelijk effect sorteren, dat deze een onacceptabele invloed hebben op het<br />
bestaande woon- en leefklimaat.<br />
c. De percelen P.C. Hooftstraat 162-166 hebben in het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-<br />
/Concertgebouwbuurt de bestemming Hotels. Niet valt in te zien waarom het overnemen <strong>van</strong><br />
bestaande rechten zou leiden een uitbreiding <strong>van</strong> het hotel.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Het perceel P.C.<br />
Hooftstraat 170-172 krijgt een goothoogte <strong>van</strong> 13,5 meter en een bouwhoogte <strong>van</strong> 15,5 meter. De<br />
diepte <strong>van</strong> het bouwvlak zal overeenkomstig de vigerende rechten worden overgenomen, wat<br />
neerkomt op een diepte <strong>van</strong> 13 meter over beide panden, en ter hoogte <strong>van</strong> de westelijk gelegen<br />
perceelsgrens <strong>van</strong> P.C. Hooftstraat 172 zal de diepte 15 meter bedragen, over een breedte <strong>van</strong> 4<br />
meter.<br />
121. Adressant 121<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat het vorenstaande plan geen aanleiding geeft om een zienswijze in te dienen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De opmerking wordt ter kennisneming aangenomen.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
122. Adressant 122<br />
Zienswijze<br />
Adressant verzoekt om de bestemming <strong>van</strong> het Schapenburgerpad Tuinen te handhaven, alsmede<br />
geen ontsluitingen <strong>van</strong> de panden aan de P.C. Hooftstraat via het Schapenburgerpad te laten<br />
plaatsvinden.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 107.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 107.<br />
83
123. Adressant 123<br />
Zienswijze<br />
a. Er is een bouwvergunning verleend door het stadsdeel voor het overschrijden <strong>van</strong> de goot-<br />
/bouwhoogte, koekoeken en een dakterras. Er is beroep ingesteld, maar daar is nog niet op<br />
besloten. Adressant hebben er belang bij dat de vrijstellingsmogelijkheden in het huidige<br />
bestemmingsplan gehandhaafd blijven onder het (ontwerp)bestemmingsplan, zodat zij uiteindelijk<br />
uitvoer kan geven aan haar oorspronkelijke en vergunde bouwplan.<br />
b. Uit de toelichting <strong>van</strong> het plan blijkt dat bestaande rechten in principe niet mogen worden beperkt<br />
en dat bestaande hogere gebouwen opgenomen in het bestemmingsplan. In de bestaande<br />
situatie, in de zin <strong>van</strong> vergunde staat, geldt voor het perceel P.C. Hooftstraat 170-172 een<br />
bouwhoogte <strong>van</strong> 15,378 meter en een goothoogte <strong>van</strong> 12,20 meter. Deze staan onjuist op de<br />
plankaart aangegeven met 14 meter resp. 10,5 meter. De bestaande bouw- en goothoogten <strong>van</strong><br />
het perceel P.C. Hooftstraat 170-172 en <strong>van</strong> de omringende percelen liggen feitelijk veel hoger<br />
dan 14 meter resp. 10,5 meter (bouwhoogtes tot 20 meter komen voor). De toegestane bouw- en<br />
goothoogten in het ontwerpplan dienen te worden aangepast aan de reeds sinds aanleg <strong>van</strong> de<br />
P.C. Hooftstraat feitelijke bouw- en goothoogten.<br />
c. Voort wordt verwezen naar het advies <strong>van</strong> BMA in deze, waarbij BMA voor dit gedeelte <strong>van</strong> de<br />
P.C. Hooftstraat (grijs gearceerd in het advies <strong>van</strong> BMA) adviseert in de bouw- en goothoogten<br />
per blok aan te wijzen. Van dat advies heeft de planwetgever ongemotiveerd afgeweken door voor<br />
dit blok juist verschillende maximale bouw- en goothoogten te bepalen.<br />
d. Door het verminderen <strong>van</strong> de mogelijkheden die een vrijstellingsmogelijkheid uit het vigerende<br />
bestemmingplan bood voor het overschrijden <strong>van</strong> de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> 2 meter naar 1,2<br />
meter, kan het vergunde plan niet langer gerealiseerd worden.<br />
e. De binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid blijkt volgens 4.2.1. <strong>van</strong> de toelichting ook te gelden<br />
voor overschrijdingen <strong>van</strong> de goothoogte, maar dat komt niet terug in de redactie <strong>van</strong> de regels.<br />
Verzocht wordt dit expliciet te maken;<br />
f. Er is geen expliciete regeling opgenomen voor dakterrassen. Het verdient de voorkeur wel een<br />
expliciete bepaling op te nemen voor dakterrassen;<br />
g. In artikel 27.1 <strong>van</strong> het plan heeft de voorkeur volledigheidshalve op te nemen: bouw- of<br />
omgevingsvergunning in plaats <strong>van</strong> omgevingsvergunning .<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Aangezien de verbeelding zodanig aangepast zal worden (zie beantwoording zienswijze<br />
adressant 120, opmerking a) dat het bouwplan er in zal passen, is er geen aanleiding om de<br />
vrijstellingsmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan mee te nemen in dit<br />
bestemmingsplan. Overigens zou bij een ongegrondverklaring <strong>van</strong> het beroep gewoon de<br />
bouwvergunning gebruikt kunnen worden. Dat die dan mogelijk strijdig zou kunnen zijn met het in<br />
voorbereiding zijnde of vastgestelde bestemmingsplan is dan niet rele<strong>van</strong>t.<br />
b. Zie beantwoording zienswijze adressant 120, opmerking a.<br />
c. Het advies <strong>van</strong> BMA beperkt zich tot het plangebied <strong>van</strong> het bestemmingsplan Museumplein e.o.<br />
(incl. herzieningen en wijzigingen). Dit is ook te zien op de kaart behorende bij bijlage 4 (advies<br />
Cultuurhistorie <strong>van</strong> BMA) <strong>van</strong> het bestemmingsplan, waar de legenda waaraan adressant<br />
refereert betrekking op heeft. Aangezien P.C. Hooftstraat 170-172 geen onderdeel uitmaakt <strong>van</strong><br />
dat bestemmingsplan, heeft het advies <strong>van</strong> BMA geen betrekking op die percelen. Conform de<br />
Keuzenotitie worden de bestaande rechten overgenomen.<br />
d. Zie beantwoording opmerking a.<br />
e. De afwijkingmogelijkheden gelden alleen voor bouwhoogten, zodat hiermee ondergeschikte<br />
uitbreidingen mogelijk worden gemaakt zonder dat de aanwezige kapvorm schade wordt<br />
aangedaan. Overigens wordt een nieuwe afwijking in het bestemmingsplan opgenomen ten<br />
behoeve <strong>van</strong> het onder voorwaarden overschrijden <strong>van</strong> de goot- en bouwhoogte. Indien een<br />
ontwikkeling zich hiermee verhoudt, kan de bestaande goothoogte worden overschreden na<br />
afwijking <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
f. Zie beantwoording zienswijze adressant 67, opmerking b.<br />
g. De invoeringswet Wabo regelt dat bouwvergunningen gelijk zijn gesteld aan<br />
omgevingsvergunningen.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding het bestemmingsplan aan te<br />
passen.<br />
84
124. Adressant 124<br />
Zienswijze<br />
a. Deze zienswijze betreft een aanvulling op de zienswijze <strong>van</strong> adressant 70. Uit correspondentie<br />
<strong>van</strong> het stadsdeel blijkt dat na toetsing <strong>van</strong> de steigerdelen <strong>van</strong> Blue Boat Company aan<br />
Stadhouderskade 501 aan het bestemmingsplan, voor een groot deel niet in het bestemmingsplan<br />
passen. Adressant meent dat de steigers opnieuw niet voor bestemming in het bestemmingsplan<br />
in aanmerking moeten komen.<br />
b. Verder blijkt uit een memo <strong>van</strong> het stadsdeel dat zowel het ponton als de oostelijke steiger een<br />
illegale situatie betreffen. Daarnaast wordt aangegeven dat de steiger en de rondvaartboten die<br />
daar zijn aangelegd een nautisch knelpunt vormen en dat het aanleggen <strong>van</strong> rondvaartboten niet<br />
overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving gebeurt. Tevens is er sprake <strong>van</strong> een gevaarlijk<br />
punt, waar inmiddels meermalen ongelukken hebben plaatsgevonden, omdat de rondvaartboten<br />
en de overige scheepvaart onvoldoende ruimte hebben om te kunnen manoeuvreren.<br />
c. Door een vergroting <strong>van</strong> de bedrijfsvoering <strong>van</strong> Blue Boat Company is het aantal vaartuigen dat<br />
hier mogelijk ligplaats nemen toegenomen met 9 (<strong>van</strong> 5 á 6 vaartuigen tot 15 vaartuigen).<br />
Hierdoor wordt er logischerwijs vaker ter hoogte <strong>van</strong> de steigers gemanoeuvreerd en gedraaid.<br />
Het vrijhouden en dus niet opnemen <strong>van</strong> de ligplaatsen is <strong>van</strong> dusdanig belang om de<br />
doorvaarbaarheid te waarborgen en overlast te beperken. Verwacht wordt dat in de toekomst de<br />
drukte in de vaarweg alleen maar toeneemt, ook door andere het stimuleren <strong>van</strong> goederenvervoer<br />
over het water.<br />
d. De welstandscommissie heeft op 24 januari 2011 negatief advies uitgebracht over de reclameuitingen<br />
op de steiger en een bank <strong>van</strong> rederij Lovers die iets verderop is gelegen in de<br />
Singelgracht. De steigers <strong>van</strong> BBC vallen in dezelfde stedenbouwkundige zone A, waardoor<br />
reclame-uitingen bij de steigers en op het kassahuisje <strong>van</strong> BBC in strijd zijn met de<br />
welstandseisen en het beleid <strong>van</strong> de gemeente Amsterdam. Het kassahuisje dient op ook op<br />
grond hier<strong>van</strong> niet bestemd te worden in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 70, opmerking i: Het stadsdeel acht de aanwezigheid <strong>van</strong><br />
de rederij op deze locatie een ruimtelijke inpasbare activiteit, die uit het oogpunt <strong>van</strong> toerisme en<br />
economie zeer gewenst is. Het stadsdeel heeft dan ook niet het voornemen om te handhaven op<br />
het ontbreken <strong>van</strong> de vergunningen, maar zet in op de legalisatie <strong>van</strong> dit gewenste gebruik en de<br />
hierbij behorende bouwwerken.<br />
b. Zie beantwoording zienswijze adressant 70, opmerking i ten aanzien <strong>van</strong> het ponton. Ten aanzien<br />
<strong>van</strong> de nautische veiligheid wordt verwezen naar de beantwoording <strong>van</strong> zienswijze adressant 70,<br />
opmerking j.<br />
c. Het wordt toegestaan voor BBC om 6 rondvaartboten en 1 ponton ligplaats te laten nemen. Dit zijn<br />
ruimtelijk rele<strong>van</strong>te aspecten die in een bestemmingsplan plaats dienen te krijgen. Aspecten als<br />
tijdelijk afmeren <strong>van</strong> andere vaartuigen tijdens de bedrijfsvoering of het draaien <strong>van</strong> vaartuigen zijn<br />
niet ruimtelijk rele<strong>van</strong>t en er zal dan ook middels het bestemmingsplan daarover niets geregeld<br />
worden.<br />
d. Welstandsaspecten maken geen onderdeel uit <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
125. Adressant 125<br />
Zienswijze<br />
Adressant geeft aan dat het nieuwe beleid voor parkeren in de tuinen niet alleen nadelige gevolgen<br />
heeft voor de binnentuinen als rustpunt in de stad en het groene karakter <strong>van</strong> de wijk, maar ook op de<br />
straat ter hoogte <strong>van</strong> de ingang naar de tuin. Dit is meer dan de ruimte <strong>van</strong> één auto (vaak anderhalve<br />
auto), zodat er extra ruimte ongeschikt blijft in zo n situatie. Het is tevens onrechtvaardig dat er niet<br />
betaald wordt voor deze geclaimde ruimte voor een oprit. Voorgesteld wordt om de belanghebbende<br />
te laten betalen voor het verlies aan ruimte.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 6. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn niet<br />
zozeer een wijziging <strong>van</strong> beleid, maar maakt een einde aan een lang bestaande situatie waarbij de<br />
openbare ruimte al geruime tijd voorziet in de door adressant beschreven ontwikkeling. Nu in het<br />
85
estemmingsplan het een en ander geregeld is, kunnen ook de door adressant aangestipte aspecten<br />
aan bod komen, iets wat niet mogelijk is als een parkeersituatie illegaal is.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
126. Adressant 126<br />
Zienswijze<br />
a. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> worden de (uit)bouwmogelijkheden beperkt ten opzichte <strong>van</strong> het<br />
vigerende bestemmingsplan voor het perceel Paulus Potterstraat 40. De bouwhoogte wordt<br />
beperkt <strong>van</strong> 21 meter goothoogte en 25 meter bouwhoogte naar 17,5 meter goothoogte en 20,5<br />
meter bouwhoogte in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
b. Aan de achterzijde <strong>van</strong> het pand mag conform het vigerende bestemmingsplan tot circa 1 meter<br />
terugvallend aan de achtergevel worden gebouwd. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt een<br />
inham gecreëerd <strong>van</strong> circa 4 meter diep die niet meer bebouwd mag worden. Een eventuele latere<br />
aan- of uitbouw aan de achtergevel wordt hiermee onmogelijk gemaakt. Ook is het een inperking<br />
<strong>van</strong> het huidig bouwrecht.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 54, opmerking b.<br />
b. Deze opmerking is gegrond.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op grond <strong>van</strong><br />
opmerking b zal de verbeelding worden aangepast in die zin dat de bouwrechten uit het vigerende<br />
bestemmingsplan blijven bestaan.<br />
127. Adressant 127<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant exploiteert een vestiging <strong>van</strong> haar bedrijf in twee panden aan de Willemsparkweg 37 en<br />
39-41. Het huidige gebruik <strong>van</strong> de percelen voor detailhandel is thans toegestaan. Het pand aan<br />
Willemsparkweg 37 heeft een oppervlakte <strong>van</strong> 180 m 2 , het pand aan Willemsparkweg 39-41 is<br />
circa 310 m 2 groot. De winkel wil graag uitbreiden om haar formule beter te kunnen exploiteren.<br />
Het is de wens <strong>van</strong> adressant om de beide panden samen te voegen, zodat klanten niet meer<br />
buitenom hoeven te lopen. De huidige panden vormen weliswaar samen één vestiging, alleen de<br />
panden zijn gescheiden door een muur. Volgens het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> mogen<br />
detailhandelsvestigingen niet groter zijn dan 300 m 2 en is het niet toegestaan om panden samen<br />
te voegen. Er wordt hiermee 10 m 2 wegbestemd. Dit is niet toegestaan nu bij het vaststellen <strong>van</strong><br />
het bestemmingsplan als uitgangspunt geldt dat alle bestaande (legaal opgerichte) bouwwerken<br />
en het bestaand legaal gebruik, positief bestemd dienen te worden en slechts onder het<br />
overgangsrecht mogen worden gebracht indien binnen de planperiode uitzicht bestaat op een<br />
andere bestemming.<br />
b. Omdat de uitstraling <strong>van</strong> beide panden niet verandert, wordt geen afbreuk gedaan aan de<br />
oorspronkelijke pandbreedte. Tevens gezien het gemeentelijk beleid dat schaalvergroting wenst,<br />
concludeert adressant dat de regels ten aanzien <strong>van</strong> samenvoegen <strong>van</strong> panden berusten dan<br />
volgens adressant niet op een deugdelijke motivering.<br />
c. Er is een discrepantie tussen de regels <strong>van</strong> het voorontwerp bestemmingsplan en het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten aanzien <strong>van</strong> de toegestane vestigingsgrootte. In het voorontwerp<br />
was een maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong> 500 m 2 toegestaan, wat in het ontwerp is teruggebracht<br />
naar 300 m 2 zonder dat hiervoor een motivering is te vinden.<br />
d. Adressant is <strong>van</strong> mening dat grotere winkels wel degelijk passen bij de uitstraling <strong>van</strong> de<br />
Willemsparkweg als doorgaande straat en belangrijke verbindingsroute. Daarnaast is onder meer<br />
in de nabijgelegen Van Baerlestraat een groter maximum <strong>van</strong> 500 m 2 wel toegestaan, waardoor er<br />
sprake is <strong>van</strong> een onaanvaardbare regulering <strong>van</strong> de concurrentieverhoudingen.<br />
e. Uit de beleidsnota Detailhandel in balans uit 2001 wordt ook gesproken over gewenste<br />
schaalvergroting. Het beleid uit het bestemmingsplan is hiermee in strijd.<br />
f. Ook in het regionale beleid Selectieve dynamiek <strong>van</strong> 2005 staat aangegeven dat bestaande<br />
centra gestimuleerd dienen te worden en dat dit actief beleid vereist ten aanzien <strong>van</strong> het<br />
versterken <strong>van</strong> bestaande potentievolle winkelgebieden. Het beleid in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> voor de detailhandel in de Willemsparkweg verhoudt zich hier niet mee.<br />
86
g. Uit het Detailhandels- en leisurebeleid <strong>van</strong> de provincie Noord-Holland uit mei 2009 blijkt<br />
eveneens dat schaalvergroting een belangrijke trend is, die terug dient te komen in het<br />
bestemmingsplan.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Het vigerende bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt kent een<br />
bestemmingssystematiek waarbij vrij nauwkeurig is aangegeven op welke locatie een nietwoonfunctie<br />
mag komen en hoe groot dit mag zijn. Zo is voor het deel <strong>van</strong> de Willemsparkweg<br />
waar de winkel onderdeel <strong>van</strong> uitmaakt aangegeven dat er 1 detailhandelsvestiging mag komen,<br />
met een oppervlak <strong>van</strong> 300 m 2 , de overige detailhandelsvestigingen mogen maximaal 125 m 2<br />
groot zijn. Er <strong>van</strong>uit gaande dat de winkel <strong>van</strong> adressant de enige winkel is met dat oppervlak, zou<br />
dat betekenen dat de bestaande winkelvestiging <strong>van</strong> 310 m 2 reeds in strijd is met het<br />
bestemmingsplan. Er kan dan ook geen sprake zijn <strong>van</strong> wegbestemmen. Overigens is in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een bepaling (bij de bestemming Gemengd 2: 6.4.7) opgenomen dat<br />
bestaande grotere vestigingen mogen blijven bestaan, maar niet mogen uitbreiden. Hiermee is de<br />
bestaande vestigingsgrootte toegestaan en kan ook <strong>van</strong>uit dat oogpunt geen sprake zijn <strong>van</strong><br />
wegbestemmen.<br />
b. Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />
c. Deze opmerking is gegrond. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> werd bij recht toegestaan om<br />
detailhandelsvestigingen te realiseren <strong>van</strong> maximaal 500 m 2 . Dit is in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> gewijzigd naar 300 m 2 , <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> kleinschaligheid. Echter,<br />
deze maat werkt beter in delen <strong>van</strong> het stadsdeel waar de panden een klein oppervlak hebben,<br />
maar minder in de Willemsparkweg. Hier hebben de panden een groter oppervlak, waardoor met<br />
het samenvoegen <strong>van</strong> twee panden reeds de maximale grootte <strong>van</strong> 300m 2 overschreden zal<br />
worden. Omdat de bouwblokken <strong>van</strong> de Willemsparkweg langgerekt zijn, zullen<br />
detailhandelsvestigingen <strong>van</strong> 500 m 2 niet ervoor zorgen dat er weinig differentiatie in het aanbod<br />
komt of dat een klein aantal grote winkels het straatbeeld zullen bepalen. De wijziging zal weer<br />
ongedaan worden gemaakt, zodat bij recht detailhandelsvestigingen <strong>van</strong> 500m 2 worden<br />
toegestaan. Wel zal dit tot een maximum <strong>van</strong> drie aaneengesloten panden mogen wezen. Deze<br />
maximering heeft tot doel dat eventueel aanwezige kleine panden bij samenvoeging ervoor<br />
kunnen zorgen dat er één detailhandelsvestiging komt, die in grote mate het straatbeeld gaat<br />
bepalen.<br />
d. Deze opmerking is gegrond, zie mede beantwoording opmerking c.<br />
e. Zie beantwoording zienswijze adressant 40.<br />
f. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> opmerking c, kan geconcludeerd worden dat dit bezwaar<br />
weggenomen is.<br />
g. Gezien de beantwoording <strong>van</strong> opmerking c, kan geconcludeerd worden dat dit bezwaar<br />
weggenomen is.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. In de bestemming<br />
Gemengd 2 zal aangegeven worden dat de maximale vestigingsgrootte <strong>van</strong><br />
detailhandelsvestigingen 500 m2 mag bedragen, met dien verstande dat hiervoor niet meer dan drie<br />
aaneengesloten panden worden samengevoegd.<br />
128. Adressant 128<br />
Zienswijze<br />
Herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 1, met aanvulling:<br />
Paulus Potterstraat 44 tot aan de Van de Veldestraat Gemengd zonder horeca (G7) ipv Gemengd 2.<br />
NB. Per abuis is het enige pand aan de Paulus Potterstraat dat volledig bewoond wordt met de<br />
bestemming K (kantoor) aangeduid: nr. 42.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 1. Voor wat betreft de aanvulling: de bestemming Gemengd 7<br />
<strong>van</strong> zienswijze adressant 1 wordt niet opgevolgd. De bestemming <strong>van</strong> genoemde straatwand betreft<br />
een bestemming waarin horeca reeds niet wordt toegestaan, tenzij deze thans aanwezig is. Zie<br />
beantwoording zienswijze adressant 12 ten aanzien <strong>van</strong> de bestemming <strong>van</strong> het pand Paulus<br />
Potterstraat 42.<br />
87
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 12.<br />
129. Adressant 129<br />
Zienswijze<br />
Adressant maakt bezwaar tegen de verruiming <strong>van</strong> de bouwmogelijkheden <strong>van</strong> de Van Baerlestraat<br />
53, 55 en 57. Het blok is gelegen op de hoek Van Baerlestraat/ Moreelsestraat. Uit de verbeelding<br />
behorende bij het ontwerpplan blijkt dat het gehele perceel bebouwd mag worden en er zijn geen<br />
beperkingen opgelegd aan de hoogte. Het zou kunnen gebeuren dat de panden tot aan de<br />
Moreelsestraat worden uitgebouwd met een maximale goothoogte <strong>van</strong> 15,5 meter en een bouwhoogte<br />
<strong>van</strong> 17,5 meter. Bij een benutting <strong>van</strong> deze mogelijkheden komt de woning in een nis te liggen. Het<br />
behoeft geen nader betoog dat dan het vrije uitzicht dat adressant thans heeft wordt ontnomen en dat<br />
de lichtinval in de woning grotendeels wordt weggenomen. Het bevreemd adressant dat het huidige<br />
bouwblok niet is ingetekend, terwijl dit wel bij de panden Van Baerlestraat 59 tot en met 67 is gedaan.<br />
Verzocht wordt dit op de verbeelding aan te passen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
De opmerking is gegrond. Er is geen bouwaanduiding aangebracht in de verbeelding die de maximale<br />
bouwhoogte voor het hoofdgebouw scheidt <strong>van</strong> de maximale bouwhoogte <strong>van</strong> de bijbehorende<br />
bouwwerken.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding zal<br />
achter de Van Baerlestraat 53 t/m 57 de aanwezige bebouwing voorzien worden <strong>van</strong> de juiste gooten<br />
bouwhoogte.<br />
130. Adressant 130<br />
Zienswijze<br />
a. het eerste deel <strong>van</strong> de zienswijze is een herhaling <strong>van</strong> zienswijze adressant 52, opmerking c.<br />
b. Het pand op het adres Pieter de Hoochstraat 80 is in het bestemmingsplan aangewezen voor<br />
maatschappelijke voorzieningen. Uit de plantoelichting blijkt dat het de bedoeling is om panden<br />
met een maatschappelijke functie in het bestemmingsplan te beschermen tegen omzetting naar<br />
andere gebruiksmogelijkheden. In het pand is momenteel een kinderop<strong>van</strong>g en naschoolse<br />
op<strong>van</strong>g gevestigd. In een brief <strong>van</strong> het stadsdeel <strong>van</strong> 16 januari 2007 staat aangegeven dat er,<br />
gelet op de continue behoefte aan woonruimte binnen het stadsdeel, verwacht mag worden dat<br />
het stadsdeel in principe zal meewerken aan een verzoek tot wijziging <strong>van</strong> het bestemmingsplan.<br />
Adressant is voornemens een bouwplan te ontwikkelen dat voorziet in levensloopbestendige<br />
woningen. Adressant is zich er<strong>van</strong> bewust dat de maatschappelijke bestemming zich hier niet voor<br />
leent, omdat een zelfstandige woning zonder zorgcomponent niet past binnen de<br />
begripsomschrijving <strong>van</strong> maatschappelijke dienstverlening onder de noemer woonzorg . Verzocht<br />
wordt dan ook om in lijn met de Woonvisie 2020 <strong>van</strong> de centrale stad en de Woonvisie Oud-Zuid<br />
2008-2012 de bestemming <strong>van</strong> het pand Pieter de Hoochstraat 80 te wijzigen in die zin, dat het<br />
gehele pand mede voor woondoeleinden mag worden benut.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Zie beantwoording zienswijze adressant 52, opmerking c.<br />
b. Bij een wijziging <strong>van</strong> een bestemming dient ten alle tijden een afweging gemaakt te worden over<br />
de ruimtelijke inpasbaarheid <strong>van</strong> de nieuwe bestemming. Een dergelijke afweging kan het beste<br />
plaats vinden in het kader <strong>van</strong> een aparte planologische procedure en niet in de fase <strong>van</strong><br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> naar vast te stellen bestemmingsplan. Dit zou niet alleen ervoor zorgen<br />
dat er weinig tijd is om zowel een zorgvuldige ruimtelijke als belangenafweging te maken, maar<br />
ook zouden de rechtsmiddelen die voor belanghebbenden openstaat om bezwaar te maken tegen<br />
de voorgestane ontwikkeling verminderen. Overigens kan wel aangegeven worden dat één <strong>van</strong> de<br />
uitgangspunten <strong>van</strong> dit bestemmingsplan het behoud <strong>van</strong> maatschappelijke voorzieningen is en<br />
de daarmee samenhangende wijze <strong>van</strong> bestemmen. Panden die voorheen een maatschappelijke<br />
bestemming hadden, hebben deze wederom gekregen in onderhavig bestemmingsplan. Ten<br />
opzichte <strong>van</strong> de geldende bestemmingsplan is voor maatschappelijke functies in de plint zelfs een<br />
nieuwe bestemming Gemengd 6 (alleen maatschappelijke dienstverlening als direct recht in de<br />
plint, met daarboven woningen) geïntroduceerd om deze functies maximaal te kunnen<br />
88
eschermen. Een initiatief voor de omzetting <strong>van</strong> een maatschappelijke bestemming naar een<br />
andere, niet maatschappelijke functie valt dan ook <strong>van</strong>uit het beleid uit onderhavig<br />
bestemmingsplan (welke mede een voortzetting <strong>van</strong> een consistente beleidslijn inhoudt) niet te<br />
beschouwen als gewenst.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 52.<br />
131. Adressant 131<br />
Zienswijze<br />
a. Adressant maakt bezwaar tegen de bestemming Cultuur en Ontspanning die aan het<br />
Concertgebouw wordt gegeven. Op basis <strong>van</strong> deze bestemming mag het Concertgebouw voor<br />
20% <strong>van</strong> het totale vloeroppervlak worden gebruikt ten behoeve <strong>van</strong> de bestemmingen Horeca 3<br />
en 4. Dat wil zeggen dat het Concertgebouw op ieder moment <strong>van</strong> de dag (binnen de grenzen <strong>van</strong><br />
de APV) mag worden gebruikt als bar, café, cocktailclub of als eetcafé of restaurant. Dit gebruik is<br />
op grond <strong>van</strong> het huidige bestemmingsplan niet toegestaan, aangezien er geen<br />
horecabestemming op het Concertgebouw rust. Deze bestemmingswijziging heeft verstrekkende<br />
gevolgende voor de buurt, met name voor wat betreft de geluidsoverlast. Adressanten hebben nu<br />
al last <strong>van</strong> deze overlast veroorzakende activiteiten en de bestemmingswijziging maakt deze<br />
overlast alleen maar groter nu het Concertgebouw op basis daar<strong>van</strong> geen strobreed in de weg<br />
wordt gelegd om een partycentrum te worden.<br />
b. Omdat het Concertgebouw geen toezeggingen wil doen om de horeca-activiteiten op een<br />
bepaalde wijze te maximeren, leidt adressant daaruit af dat het Concertgebouw een daadwerkelijk<br />
voornemen heeft om haar horecacomponent uit te breiden.<br />
c. Omdat er geen onderzoek is gedaan naar de bestemmingswijziging, kan niet verantwoord worden<br />
dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Een eventueel onderzoek had uitgewezen<br />
dat de goede ruimtelijke ordening zich verzet tegen het toekennen <strong>van</strong> een horecabestemming.<br />
d. Ook de parkeerdruk op de omgeving zal toenemen, hiernaar is eveneens geen onderzoek<br />
gedaan.<br />
e. Adressant verzoekt na gedegen onderzoek over te gaan tot het toekennen <strong>van</strong> een zeer beperkte<br />
horecabestemming, waarin in ieder precies wordt aangegeven welke gedeelten <strong>van</strong> het pand<br />
mogen worden gebruikt als café en restaurant en hoe vaak aan zalenverhuur mag worden<br />
gedaan. Adressant meent dat eens per twee maanden wat dat betreft meer dan voldoende is.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Reeds <strong>van</strong>af de oprichting <strong>van</strong> het Concertgebouw heeft horeca een onderdeel uitgemaakt <strong>van</strong> de<br />
activiteiten die in dat gebouw worden ontplooid. Deze activiteiten zijn tot op heden mogelijk<br />
gemaakt door het verlenen <strong>van</strong> exploitatievergunningen. Door omissies ten tijde <strong>van</strong> het opstellen<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan Vondelpark-/ Concertgebouwbuurt en de eerste herziening (tbv<br />
uitbreiding <strong>van</strong> het Concertgebouw), is de horecacomponent niet in het bestemmingsplan<br />
opgenomen. Het gedeeltelijk gebruik <strong>van</strong> het Concertgebouw ten behoeve <strong>van</strong> (zelfstandige<br />
danwel ondersteunende) horeca valt hiermee onder het overgangsrecht <strong>van</strong> het vigerende<br />
bestemmingsplan. Aangezien dit gebruik, dat een essentieel onderdeel vormt <strong>van</strong> de<br />
bedrijfsvoering <strong>van</strong> het Concertgebouw, wordt voortgezet en dus niet binnen de planperiode wordt<br />
beëindigd, wordt dit gebruik door het stadsdeel positief bestemd. Er is dan ook geen sprake <strong>van</strong><br />
een wijziging in de planologische mogelijkheden, aangezien iets dat onder het overgangsrecht<br />
valt, passend wordt geacht binnen het bestemmingsplan. Feitelijk zal ook niet wijzigen, omdat de<br />
mogelijkheden die nu voor het Concertgebouw in de regels zijn opgenomen, overeenkomen met<br />
de bestaande situatie. De angst dat er een partycentrum wordt gerealiseerd is onterecht,<br />
aangezien deze horecacategorie (2) niet in het bestemmingsplan wordt toegestaan. Door alleen<br />
horeca in categorieën 3 en 4 worden de mogelijkheden juist beperkt, omdat de thans aanwezige<br />
horeca-activiteiten immers nooit waren gecategoriseerd.<br />
b. De regels uit het bestemmingsplan geven reeds een maximering in het oppervlak dat aan horeca<br />
wordt toegestaan. Het Concertgebouw dient zich te conformeren aan deze regels.<br />
c. Zie beantwoording opmerking a: de regeling betreft een vertaling <strong>van</strong> lang opgebouwde rechten in<br />
het bestemmingsplan, waaraan geen nadere afweging over de ruimtelijke inpasbaarheid vooraf<br />
hoeft te gaan.<br />
89
d. Zie beantwoording opmerking a: bij een afweging of aan een goede ruimtelijke ordening wordt<br />
voldaan, worden verkeer- en parkeeraspecten reeds meegenomen. Aangezien deze afweging niet<br />
meer hoeft plaats te vinden, zullen ook deze aspecten niet nader onderzocht hoeven te worden.<br />
e. Gezien het bovenstaande, ziet het stadsdeel geen aanleiding om verdere beperkingen op te<br />
leggen aan de horeca-activiteiten in het Concertgebouw.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.<br />
132. Adressant 132<br />
Zienswijze<br />
Adressant kan zich niet verenigen met de verbodsbepalingen in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ten<br />
aanzien <strong>van</strong> het samenvoegen <strong>van</strong> belendende panden. Gevreesd wordt dat zulks het gebruik en de<br />
uitbreidingmogelijkheden <strong>van</strong> de panden met de bestemmingen Gemengd 1 en Gemengd 2<br />
ernstig kan belemmeren. Verzocht wordt de opname <strong>van</strong> de genoemde verbodsbepalingen in het<br />
definitieve bestemmingsplan in heroverweging te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Zie beantwoording zienswijze adressant 41, opmerking a.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze in samenhang met andere <strong>zienswijzen</strong> aanleiding tot aanpassingen aan het<br />
bestemmingsplan. Zie voor wijzigingen zienswijze adressant 41.<br />
133. Adressant 133<br />
Zienswijze<br />
a. De Jacob Obrechtkerk (Jacob Obrechtstraat 28) en de pastorie <strong>van</strong> de parochie OLV Rozenkrans<br />
zijn onjuist bestemd in het bestemmingsplan. De bouwhoogte <strong>van</strong> de kerktorens zijn beiden 38,5<br />
meter hoog, de vieringtoren is 36 meter hoog en het schip 23 meter hoog.<br />
b. De pastorie is 17 meter hoog met een goothoogte <strong>van</strong> 14 meter. Verzocht worden de juiste<br />
hoogten op de verbeelding op te nemen.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
a. Blijkens de oprichtingstekeningen <strong>van</strong> de Jacob Obrechtkerk zijn de door adressant genoemde<br />
hoogtematen niet juist. Wel zijn voor een aantal onderdelen onjuiste bouwhoogtescheidingslijnen<br />
ingetekend en een aantal hoogtematen zijn niet geheel juist overgenomen op de verbeelding,<br />
deze zullen worden gecorrigeerd.<br />
b. Zie beantwoording opmerking a. De door adressant opgegeven hoogtematen zijn niet juist. De<br />
hoogtematen <strong>van</strong>uit de oprichtingstekeningen zullen op de verbeelding worden aangebracht.<br />
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Op de verbeelding<br />
zullen de juiste goot- en bouwhoogten <strong>van</strong> de Jacob Obrechtkerk en bijbehorende pastorie<br />
opgenomen worden.<br />
134. Adressant 134<br />
Zienswijze<br />
De situering <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de staanplaatsen op het Willem Sandbergplein staat niet juist op de kaart<br />
<strong>van</strong> het bestemmingsplan aangegeven. Verzocht wordt om de locatie <strong>van</strong> de staanplaats conform<br />
vergunning in te tekenen op de plankaart.<br />
<strong>Beantwoording</strong><br />
Staanplaatsen betreffen ambulante handel. Ambulante handel heeft niet voldoende rele<strong>van</strong>te<br />
planologische betekenis om op de verbeelding te worden vastgelegd. Echter, het betreft wel een<br />
bepaald gebruik <strong>van</strong> de openbare ruimte, dat een regulier gebruik niet altijd mogelijk maakt. Om te<br />
voorkomen dat het gebruik ten behoeve <strong>van</strong> staanplaatsen onmogelijk wordt in het bestemmingsplan<br />
en om te kunnen reguleren hoeveel staanplaatsen er in het plangebied zijn toegestaan, wordt in de<br />
regels behorende bij de bestemmingen Verkeer en Verkeer Verblijf aangegeven hoeveel<br />
staanplaatsen zijn toegestaan op welke locatie.<br />
90
Conclusie<br />
Deze zienswijze geeft wel aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De in het plangebied<br />
aanwezige staanplaatsen worden in de regels <strong>van</strong> de desbetreffende bestemming(en) mogelijk<br />
gemaakt.<br />
91