26.01.2015 Views

'Evidence based' nabehandeling van - Nederlands Tijdschrift voor ...

'Evidence based' nabehandeling van - Nederlands Tijdschrift voor ...

'Evidence based' nabehandeling van - Nederlands Tijdschrift voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Juli 2008, Vol. 15, Nummer 2<br />

rthopaedie<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong><br />

Officieel orgaan <strong>van</strong> de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische<br />

Vereniging


Inspired by Individual<br />

Anatomy<br />

Fitmore Hip Stem<br />

• Curved, uncemented shortened stem<br />

• Innovative offset concept: Increase in offset is<br />

independent of stem size<br />

• Bone-sparing design: Preserves the greater<br />

trochanter and soft tissues<br />

• Built on proven design elements<br />

• Short curved design facilitates MIS procedures<br />

Shortened stem<br />

for primary THA<br />

Different medial curvatures<br />

for a more accurate reconstruction<br />

of the patients anatomy<br />

Porolock ® Ti-Plasma Coating<br />

for improved osteointegration<br />

Innovation on the move. Zimmer is a worldwide leader in orthopaedic reconstructive,<br />

spinal and trauma devices, dental implants, and related orthopaedic<br />

surgical products. Zimmer has operations in more than 25 countries around the<br />

world and sells products in more than 100 countries. Our mission is to develop,<br />

produce and globally market the highest quality orthopaedic products that<br />

repair, replace and regenerate. We are supported in that mission by the efforts<br />

of more than 7,500 employees worldwide.<br />

©2008 Zimmer GmbH<br />

Zimmer Netherlands B.V.<br />

Blaeulaan 60, 3528 AD Utrecht<br />

www.zimmer.nl


oorwoord<br />

De grote wetenschappelijke bladen maken veelal gebruik <strong>van</strong> mooie<br />

en zeer functionele websites. Deze websites tonen informatie over<br />

het tijdschrift en bieden veelal de mogelijkheid <strong>van</strong> het online insturen<br />

<strong>van</strong> manuscripten en de bijbehorende illustraties. Een <strong>voor</strong>deel<br />

<strong>van</strong> die systemen is dat het mogelijk is om afbeeldingen met een hoge<br />

resolutie in te sturen zonder dat mailboxen oververhit raken of zelfs<br />

onbruikbaar worden. Achter de schermen <strong>van</strong> de meest gebruikte<br />

systemen (zoals EditorialManager en ScholarOne) is het gehele<br />

redactieproces geautomatiseerd. Auteurs krijgen een unieke inlogcode<br />

en het manuscript wordt automatisch (op grond <strong>van</strong> het door de software<br />

herkennen <strong>van</strong> keywords) doorgestuurd naar de meest geschikte<br />

referenten. De software verstuurd de nodige e-mails en ‘schrijft’<br />

zonodig aanvullende referenten aan. Een bijzonder groot nadeel <strong>van</strong><br />

deze systemen is dat ze onbetaalbaar zijn <strong>voor</strong> kleinere journals zoals<br />

ons eigen <strong>Tijdschrift</strong>, het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie.<br />

Toch heb ik naar oplossingen gezocht <strong>voor</strong> ons <strong>Tijdschrift</strong> en ben in het<br />

gelukkige bezit gekomen <strong>van</strong> een online-systeem waarmee projecten/<br />

manuscripten beheerd kunnen worden. Het beheersysteem wordt op<br />

dit moment aangepast <strong>voor</strong> het gebruik <strong>voor</strong> het NTvO en is gedoopt<br />

tot OMS (Online Manuscripten Service). In de komende maanden zal er<br />

achter de schermen door mij en de uitgever hard gewerkt worden om<br />

het systeem goed te laten werken. Bij de vorige editie functioneerde<br />

het goed <strong>voor</strong> de overdracht <strong>van</strong> de bewerkte kopij <strong>van</strong> hoofdredacteur<br />

naar uitgever. Voor de aspirant-auteurs werkt het als volgt:<br />

Inloggen is alleen mogelijk <strong>voor</strong> auteurs en redactie.<br />

Uw inloggegevens kunt u verkrijgen door ons een e-mail<br />

(redactie-ntvo.org@vumc.nl) te sturen met een abstract <strong>van</strong> uw<br />

manuscript. U ont<strong>van</strong>gt daarna uw inloggegevens, waarmee u toegang<br />

heeft tot onze Online Manuscripten Service. Voordat u kunt inloggen<br />

kunt u bij sommige browsers een extra melding krijgen over beveiligingscertificaten.<br />

De Online Manuscripten Service is echter volledig<br />

veilig. Vanuit het OMS worden de redacteuren dan gevraagd om de<br />

manuscripten te beoordelen en de commentaren terug te plaatsen op<br />

het OMS. Hiermee komen ze dan weer <strong>voor</strong> alle geautoriseerde personen<br />

die betrokken zijn bij een bepaald manuscript. Een groot <strong>voor</strong>deel<br />

is dat de gegevens steeds op 1 plaats blijven staan (namelijk op de<br />

ftp-server <strong>van</strong> het OMS) en steeds <strong>van</strong>af iedere plek op de wereld (dus<br />

ook Nederland) beschikbaar zullen zijn. In de 3e editie <strong>van</strong> 2008 kom<br />

ik er op terug, dan zijn de eerste ervaringen met auteurs en redactieleden<br />

een feit. In de loop <strong>van</strong> 2008 zal ik op grond <strong>van</strong> de opgedane<br />

ervaringen kunnen beslissen of het OMS daadwerkelijk bruikbaar is<br />

<strong>voor</strong> het NTvO.<br />

Juli 2008, Vol. 15, Nummer 2<br />

Inhoud<br />

Voorwoord<br />

A. de Gast<br />

Oorspronkelijke artikelen<br />

Oxford unicondylaire knieprothese<br />

-de eerste 100 patiënten met minimaal<br />

invasieve techniek.<br />

D. Koppens, W.J. Rijnberg en<br />

C.J.M. <strong>van</strong> Loon<br />

Goede Resultaten <strong>van</strong> de Universal Total<br />

Wrist prothese bij rheumatoïde arthritis<br />

P.J.T.S. <strong>van</strong> Winterswijk en<br />

P.A.G.M. Bakx<br />

‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla,<br />

R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon<br />

Casuïstiek<br />

Ernstige werveldeformiteiten bij een<br />

patiënt met sikkelcelanemie<br />

M.M.E Coolsen, R.Timmermans en<br />

A. <strong>van</strong> Ooij<br />

Een kind met synovitis villonodularis<br />

pigmentosa<br />

R.J. Timmermans, A.D. Verburg,<br />

M.O.J.M. Visser en W.Vos<br />

Traumatische posterieure luxatie<br />

<strong>van</strong> de knie<br />

K.M. Thijs, L. Verlaan en I.C. Heyligers<br />

Commentaren<br />

dr.B.W. Schreurs en dr.J.W.M. Gardeniers<br />

Proefschriftbesprekingen<br />

dr. M. de Kleuver<br />

dr. H. Ch. Vogely<br />

Verenigingsnieuws<br />

Congresagenda<br />

57<br />

57<br />

59<br />

66<br />

70<br />

82<br />

87<br />

91<br />

95<br />

97<br />

101<br />

103<br />

De tweede editie <strong>van</strong> het NTvO heeft weer 3 originele artikelen en<br />

3 casusbeschrijvingen. Het is een gevarieerde editie geworden. Rest<br />

mij de lezers <strong>van</strong> het <strong>Tijdschrift</strong> een goede (na)zomer te wensen en ik<br />

hoop dat u eens een kijkje neemt op de steeds mooier wordende website<br />

(www.ntv-orthopaedie.nl) <strong>van</strong> het <strong>Tijdschrift</strong>. Daar vindt u ook<br />

de button <strong>van</strong> het OMS. Erop drukken mag alvast, het brengt uw PC of<br />

Apple computer geen schade toe.<br />

Arthur de Gast, hoofdredacteur


O<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong><br />

rthopaedie<br />

<strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

REDACTIE<br />

Dr. A. de Gast, hoofdredacteur<br />

Dr. C.F.A. Bos<br />

Dr. T. Gosens<br />

Dr. I.C. Heyligers<br />

Dr. J.W. Morrenhof<br />

Dr. J.J.A.M. <strong>van</strong> Raaij<br />

Dr. J. Roorda<br />

Dr. H.M. Schüller<br />

Dr. A.J. Tonino<br />

Dr. C.C.P.M. Verheijen<br />

Redactiesecretariaat:<br />

Dr. A. de Gast<br />

Vrije Universiteit Medisch Centrum<br />

De Boelelaan 1117, 1081 HV Amsterdam<br />

Tel.: 020-4442987 (werk)<br />

Tel.: 030-6970970 (privé)<br />

E-mail: redactie-ntvo.org@vumc.nl<br />

WEBSITE www.ntv-orthopaedie.nl<br />

INZENDEN VAN KOPIJ<br />

De richtlijnen <strong>voor</strong> auteurs worden regelmatig in dit<br />

tijd schrift vermeld of zijn op verzoek verkrijgbaar<br />

bij de redactie.<br />

U vindt ze ook op www.ntv-orthopaedie.nl<br />

De <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging werd op<br />

1 mei 1898 in Amsterdam opgericht.<br />

De Vereniging heeft als doel:<br />

- Het bevorderen <strong>van</strong> studie en het verbreiden <strong>van</strong><br />

kennis <strong>van</strong> de conservatieve en operatieve orthopedie<br />

onder artsen.<br />

- Het behartigen <strong>van</strong> de sociale belangen <strong>van</strong> de<br />

artsen die de orthopedie uitoefenen, zowel binnen<br />

de vereniging als daar buiten.<br />

Het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie is het<br />

officiële orgaan <strong>van</strong> de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische<br />

Vereniging. Het heeft ten doel de leden <strong>van</strong> de<br />

Vereniging en andere geïnteresseerden te informeren<br />

over ontwikkelingen op orthopedisch gebied,<br />

waarbij zowel klinische als fundamentele aspecten<br />

worden belicht. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt<br />

in de vorm <strong>van</strong> oorspronkelijke artikelen,<br />

editorials en verslagen <strong>van</strong> wetenschappelijke vergaderingen,<br />

met name die <strong>van</strong> de NOV. Naast verenigingsnieuws<br />

wordt ook aandacht besteed aan<br />

recent verschenen literatuur en proefschriften.<br />

Voorts worden congressen, symposia en workshops<br />

op het gebied <strong>van</strong> de orthopedie aangekondigd.<br />

OPLAGE 1.055, verschijnt 4 x per jaar<br />

ABONNEMENTEN<br />

Het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie wordt<br />

gratis toegezonden aan alle leden en buitengewone<br />

leden <strong>van</strong> de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging.<br />

Overige abonnementen Beneluxlanden: 53,77<br />

per jaar. Studenten: 26,89 per jaar (Excl. 6 % BTW)<br />

UITGEVER<br />

Serendipity Publishing<br />

Dorpsweg 81, 1676 GE Twisk<br />

Telefoonnummer: 0651-174410<br />

E-mail: ntvo@serendipity-publishing.nl<br />

COPYRIGHT<br />

© 2008 <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging<br />

& Serendipity Publishing<br />

ISSN 1 380-653X<br />

Beweringen en meningen geuit in de artikelen en mededelingen<br />

in deze publikatie zijn die <strong>van</strong> de auteur(s) en niet<br />

(noodzakelijkerwijs) die <strong>van</strong> de redactie. Grote zorgvuldigheid<br />

wordt betracht bij de samenstelling <strong>van</strong> de artikelen.<br />

Fouten (in de gegevensverwerking) kunnen echter niet altijd<br />

<strong>voor</strong>komen worden. Met het oog hierop en omdat de ontwikkelingen<br />

in de medische wetenschap snel <strong>voor</strong>tschrijden,<br />

wordt de lezer aangeraden onafhankelijk inlichtingen in te<br />

winnen en/of onderzoek te verrichten wat betreft de<br />

ver-melde diagnostische methoden, doseringen <strong>van</strong> medicijnen,<br />

enz. De redactie wijst elke verantwoordelijkheid of<br />

aansprakelijkheid <strong>voor</strong> (de juistheid <strong>van</strong>) dergelijke gegevens<br />

<strong>van</strong> de hand en garandeert noch ondersteunt enig produkt of<br />

enige dienst geadverteerd in deze publikatie, noch staat de<br />

redactie garant <strong>voor</strong> enige door de vervaardiger <strong>van</strong> dergelijke<br />

produkten gedane bewering.<br />

58 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste<br />

100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

D. Koppens, W.J. Rijnberg en C.J.M. <strong>van</strong> Loon<br />

Doel<br />

Het beschrijven <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> de implantatie <strong>van</strong> een mediale unicondylaire knieprothese (UKP) in een groep<br />

<strong>van</strong> 100 patiënten geopereerd door 2 orthopedisch chirurgen, gebruik makend <strong>van</strong> een minimaal invasieve techniek<br />

en met een minimale follow-up <strong>van</strong> twee jaar.<br />

Patiënten en Methode<br />

Een retrospectief onderzoek werd uitgevoerd, waar<strong>voor</strong> honderd patiënten (109 knieën) die tussen 2001 en 2004 in<br />

ziekenhuis Rijnstate, Arnhem een UKP kregen, werden geïncludeerd. Gekeken werd naar eerdere ingrepen, operatie<br />

gegevens en complicaties. Tevens zijn de WOMAC SF en de Oxford 12-item kniescore schriftelijk afgenomen bij 88<br />

patiënten (97 knieën). Hieruit werden een leercurve en overlevingskansen berekend.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Resultaten<br />

Bij 15 (14%) patiënten trad een complicatie na UKP op, waar<strong>voor</strong> 10 maal een re-operatie volgde; bij 7 patiënten werd<br />

een totaleknieprothese geplaatst. De gemiddelde score <strong>voor</strong> de WOMAC SF was 80 (SD = 21) en die <strong>voor</strong> de Oxford<br />

12-item kniescore 22 (SD = 10). De overlevingskans na 27 maanden <strong>voor</strong> revisie naar een totaleknieprothese was 93%<br />

en <strong>voor</strong> revisie naar een totaleknieprothese of re-operatie 87%.<br />

Conclusies<br />

Patiënten zijn redelijk tevreden over het functioneren <strong>van</strong> de UKP. De overleving <strong>van</strong> de Oxford UKP komt overeen<br />

met de literatuur en is slechter dan die <strong>van</strong> de totaleknieprothesen. Het faal percentage kan worden teruggebracht<br />

door betere patiëntenselectie met het strikt in acht nemen <strong>van</strong> de indicaties.<br />

Inleiding<br />

De Oxford unicondylaire knieprothese (UKP) wordt<br />

sinds 1978 gebruikt om het mediale gewrichtscompartiment<br />

<strong>van</strong> de knie te ver<strong>van</strong>gen. 1 De prothese<br />

bestaat uit een sferische femur component en<br />

een platte tibia component waartussen zich een<br />

mobiele, congruente polyethylene insert bevindt<br />

(figuur 1). In eerste instantie werd de prothese met<br />

een conventionele open techniek geplaatst, sinds<br />

1998 bestaat er een minimaal invasieve techniek<br />

<strong>voor</strong> de implantatie. 1 Voordelen <strong>van</strong> de minimaal<br />

invasieve techniek zijn dat er een kleinere incisie<br />

gebruikt wordt, de patella niet gedisloceerd<br />

wordt, er minder bloedverlies optreedt en er een<br />

betere functionele uitkomst is. 2,3,4 Nadeel is dat<br />

het aantal chirurgische herkenningspunten vermindert,<br />

waardoor oriëntatie en positionering moeilijker<br />

zijn dan bij de conventionele open techniek. 2,4<br />

Onderzoek wijst echter uit dat er een functioneel<br />

Drs. D. Koppens, anios orthopedie, dr. W.J. Rijnberg en<br />

dr. C.J.M. <strong>van</strong> Loon orthopedisch chirurgen,<br />

Ziekenhuis Rijnstate, Postbus 9555, 6800 TA Arnhem.<br />

Correspondentie: drs. D.Koppens<br />

E-mail: dkoppens@gmail.com<br />

Figuur 1. Röntgenopnames (AP en lateraal) <strong>van</strong> de linker<br />

knie <strong>van</strong> patiënt 38, status na unicondylaire knieprothese<br />

(Oxford) <strong>van</strong> het mediale gewricht met een<br />

normale stand <strong>van</strong> de prothese.<br />

beter en sneller herstel plaatsvindt zonder dat<br />

de nauwkeurigheid <strong>van</strong> plaatsing in het gedrang<br />

komt. 2,4 Het blijkt dat de ervaring <strong>van</strong> de operateur<br />

<strong>van</strong> invloed is op de uitkomst <strong>van</strong> de ingreep, die<br />

technisch ingewikkeld is. 4,5,6 Gedacht wordt dat<br />

dit veroorzaakt wordt door de mate <strong>van</strong> schade aan<br />

weke delen. 5 Om deze reden wordt deze ingreep<br />

in ons ziekenhuis slechts door 2, in de kniechirurgie<br />

ervaren, orthopedisch chirurgen uitgevoerd,<br />

beiden hebben de ‘instructional course’ gevolgd.<br />

In de literatuur worden hoge overlevingskansen,<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 59


■ Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste 100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

Tabel 1: Criteria <strong>voor</strong> de Oxford UKP. De uiteindelijke indicatie wordt per-operatief vastgesteld<br />

Criteria<br />

Contra-indicaties<br />

Mediale compartimentsarthrose<br />

Laterale compartimentsarthrose<br />

Intacte <strong>voor</strong>ste en achterste kruisband Flexie contractuur >15 °<br />

Corrigeerbare varus afwijking<br />

Inflammatoie arthritis<br />

Status na tibia kop osteotomie<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>van</strong> 97% na 7 jaar, beschreven <strong>van</strong> de Oxford UKP<br />

geplaatst met de minimaal invasieve techniek. 1 De<br />

meeste complicaties (50-76%), zoals luxatie <strong>van</strong> de<br />

insert en aseptische loslating, vinden binnen 2 jaar<br />

na de operatie plaats. 1,7,8<br />

Doel <strong>van</strong> dit onderzoek is het beschrijven <strong>van</strong> de<br />

uitkomst <strong>van</strong> de implantatie <strong>van</strong> een mediale UKP<br />

in een groep <strong>van</strong> 100 patiënten geopereerd door<br />

2 ervaren orthopedisch chirurgen, gebruik makend<br />

<strong>van</strong> een minimaal invasieve techniek en met een<br />

minimale follow-up <strong>van</strong> 2 jaar.<br />

Patiënten en methoden<br />

Het onderzoek betrof twee delen, een retrospectief<br />

statusonderzoek en het schriftelijk afnemen<br />

<strong>van</strong> twee vragenlijsten.<br />

Voor het retrospectieve onderzoek werden 100<br />

patiënten (109 knieën) die tussen 2001 en 2004 in<br />

ziekenhuis Rijnstate, Arnhem een UKP kregen, geïncludeerd.<br />

De indicatie <strong>voor</strong> het plaatsen <strong>van</strong> een<br />

UKP was mediale gonartrose (105 knieën) of osteonecrose<br />

(4 knieën) <strong>van</strong> de mediale femurcondyl<br />

(tabel 1). De ingrepen werden uitgevoerd door 2<br />

orthopedisch chirurgen (WJR en CJML). Van de 100<br />

patiënten hadden, ten tijde <strong>van</strong> het afnemen <strong>van</strong><br />

de vragenlijsten, 7 patiënten een revisie naar een<br />

totaleknieprothese (TKP) ondergaan en 5 patiënten<br />

waren overleden.<br />

De uitkomsten <strong>van</strong> het retrospectieve deel werden<br />

gemiddeld (follow-up) dan wel werd de mediaan<br />

(insert maat, duur <strong>van</strong> de opname) bepaald en<br />

werd de spreiding weergegeven.<br />

Vragenlijsten werden gestuurd aan 88 patiënten (97<br />

knieën). De vragenlijsten bestonden uit de WOMAC<br />

SF en de Oxford 12-item kniescore, beide in het<br />

<strong>Nederlands</strong> gevalideerd. 9,10 De WOMAC SF bevat<br />

vragen naar het functioneren <strong>van</strong> de geopereerde<br />

knie in het algemeen dagelijks leven. De Oxford<br />

12-item kniescore vraagt daarnaast ook naar het<br />

ervaren <strong>van</strong> pijn aan de knie. Uitkomsten <strong>van</strong> de<br />

WOMAC SF varieerden tussen de 0 en 100, waarbij<br />

100 de beste score is. Uitkomsten <strong>van</strong> de Oxford<br />

12-item kniescore varieerden tussen de 12 en 60,<br />

waarbij 12 de beste score is.<br />

Van de uitkomsten <strong>van</strong> de WOMAC SF en de Oxford<br />

12-item kniescore werden gemiddelde en standaarddeviatie<br />

berekend. Tevens werd met behulp<br />

<strong>van</strong> een t-toets gekeken of een eerdere operatieve<br />

ingreep aan de betreffende knie <strong>van</strong> invloed<br />

was op de uitkomst <strong>van</strong> de WOMAC SF dan wel de<br />

Oxford 12-item knie score. Ook werd gekeken naar<br />

het leereffect <strong>van</strong> de operatieve techniek bij 1 <strong>van</strong><br />

de orthopedisch chirurgen (CJML). Een t-test werd<br />

uitgevoerd, waarbij de gemiddelden <strong>van</strong> de WOMAC<br />

SF en de Oxford 12-item knie score <strong>van</strong> de eerste<br />

10 operaties werden vergeleken met de daaropvolgende<br />

operaties. Significantie werd geacht bij p <<br />

0,05.<br />

De overlevingscurven <strong>voor</strong> de UKP werden berekend<br />

volgens de Kaplan-Meier methode. Eindpunten<br />

waren revisie naar een totaleknieprothese en reoperatie.<br />

Tabel 2: Gegevens <strong>van</strong> 109 unicondylaire knieprothesen in 100 patiënten<br />

Operateur Prothese maat Insert Duur opname Follow up<br />

WJR/CJML S/M/L/missing Mediaan Mediaan Gemiddelde<br />

(range)/missing (range)/missing (range)<br />

(%) (mm) (dagen) (maanden)<br />

22/78 6/88/13/2 4/(3-9)/1 8/(2-23)/2 44,7 (4-74)<br />

60 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


D. Koppens, W.J. Rijnberg en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

Tabel 3: Details <strong>van</strong> de patiënten bij wie re-operatie plaats heeft gevonden<br />

Casus Tijd tot re- Reden <strong>voor</strong> re-operatie Operatieve bevindingen Revisie<br />

operatie<br />

(maanden)<br />

9 7 Luxatie insert (Figuur 2) Insert ligt suprapatellair, de Insert maat 6 in<br />

achterrand is beschadigd. plaats <strong>van</strong> 5.<br />

40 11 Luxatie insert Insert maat 7 in<br />

plaats <strong>van</strong> 5.<br />

46 13 Acute luxatie femurcomponent Revisie tot totale<br />

knieprothese.<br />

47 27 Losraking tibiacomponent Insert bevindt zich te ver Revisie tot totale<br />

naar mediaal en prikt met knieprothese.<br />

de punt in het kapsel.<br />

48 23 Pijn na verdraaiing knie Revisie tot totale<br />

knieprothese elders.<br />

61 4 Recidiverende insert luxatie Insert maat 8 in<br />

Plaats <strong>van</strong> 7.<br />

7 Onbloedige repositie.<br />

7 Forse synovitis met Revisie tot totale<br />

haemarthros.<br />

knieprothese.<br />

89 22 Losraking tibiacomponent Makkelijk uithalen <strong>van</strong> Revisie tot totale<br />

zowel tibia- als<br />

knieprothese.<br />

Femurcomponent.<br />

91 7 Fractuur mediale Femurcomponent ligt Inbrengen<br />

femurcondyl. geroteerd in de knie. gentamycine spacer.<br />

8 Verwijderen spacer<br />

en plaatsen totale<br />

knieprothese.<br />

95 11 Persisterende pijnklachten Voorzijde insert licht Revisie tot totale<br />

beschadigd, mogelijk op knieprothese.<br />

basis <strong>van</strong> impingement met<br />

het kapsel.<br />

107 0 Haemarthros Fors haemarthros en Ontlasten<br />

subcutaan haematoom haematoom<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Resultaten<br />

De patiëntenpopulatie bestond <strong>voor</strong> 36% uit mannen<br />

en 64% uit vrouwen, de gemiddelde leeftijd was<br />

69 jaar (spreiding 45-86). De rechter knie werd 53<br />

keer geopereerd, de linker knie 56 keer.<br />

Gegevens <strong>van</strong> de operatie zijn weergegeven in<br />

tabel 2.<br />

Eerdere ingrepen<br />

Bij 34 patiënten vond <strong>voor</strong>af een ingreep plaats.<br />

Een artroscopie was bij 30 patiënten uitgevoerd.<br />

In 19 gevallen vond hierbij een partiële mediale<br />

meniscectomie plaats en in één geval werd een<br />

corpus liberum verwijderd. Drie keer vond er een<br />

herhaalde artroscopie in eenzelfde knie plaats,<br />

eenmaal vonden deze artroscopieën elders plaats<br />

en was de uitslag ons onbekend. Bij 3 patiënten (4<br />

knieën) werd een open totale meniscectomie uitgevoerd<br />

en 1 patiënt had een correctieosteotomie<br />

<strong>van</strong> de tibia ondergaan.<br />

Complicaties<br />

Er waren 15 (14%) complicaties. Vier patiënten<br />

kregen een oppervlakkige wondinfectie, die<br />

behandeld werd met orale flucloxacilline. Eén<br />

patiënt kreeg tijdens opname een ileus, waar<strong>voor</strong><br />

een conservatief beleid gevoerd is. Tien patiënten<br />

hebben een re-operatie gehad, waar<strong>van</strong> zeven een<br />

revisie naar een totaleknieprothese (TKP) (tabel 3).<br />

Eén patiënt had postoperatief een hemartros, die<br />

operatief ontlast is. Drie maal luxeerde een insert<br />

(figuur 2), waar<strong>van</strong> 1 recidiverend. Er vond een<br />

insertwissel plaats naar een grotere maat. In het<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 61


■ Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste 100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

WOMAC SF en de Oxford 12-item knie score <strong>voor</strong><br />

de eerste 10 unicondylaire knieprothesen en de<br />

daaropvolgende knieprothesen, gebruikt <strong>voor</strong> de<br />

leercurve, zijn terug te vinden in tabel 5. Er werd<br />

geen significant verschil gevonden tussen de groep<br />

met de eerste 10 patiënten en de groep met de<br />

daaropvolgende patiënten (p = 0,15 en p = 0,07).<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 2. Röntgenopnames (AP en lateraal) <strong>van</strong> de<br />

rechter knie <strong>van</strong> patiënt 9, status na unicondylaire<br />

knieprothese (Oxford) <strong>van</strong> het mediale gewricht waarbij<br />

een luxatie <strong>van</strong> de insert is opgetreden welke zich<br />

bevindt in de bursa suprapatellaris.<br />

geval <strong>van</strong> de recidiverende insertluxaties, vond<br />

daarnaast een onbloedige repositie plaats en uiteindelijk<br />

een revisie naar een TKP. Drie patiënten<br />

ondergingen een revisie naar een TKP op basis <strong>van</strong><br />

pijnklachten, waar<strong>van</strong> 1 in een ander ziekenhuis.<br />

In 1 geval was er loslating <strong>van</strong> de tibiacomponent<br />

en in 1 de femurcomponent, beiden ondergingen<br />

een revisie naar een TKP. Eén patiënt liep een periprothetische,<br />

mediale femurcondylfractuur op.<br />

Bij deze patiënt is, met als tussenstap gentamycine<br />

spacers, een TKP geplaatst.<br />

Vragenlijsten (tabel 4)<br />

De respons <strong>voor</strong> zowel de WOMAC SF12 als de<br />

Oxford 12-item knie score, was 86%. Er werden 4<br />

formulieren onvolledig teruggestuurd en 1 patiënt<br />

had net een CVA doorgemaakt waardoor de vragenlijsten<br />

niet ingevuld konden worden. Zeven<br />

patiënten hadden niet gereageerd op de schriftelijke<br />

vragenlijsten, bij telefonische navraag bleek<br />

er geen re-operatie te hebben plaatsgevonden. De<br />

uitkomsten <strong>van</strong> de WOMAC SF en de Oxford 12-item<br />

knie score staan weergegeven in tabel 3. Er werd<br />

geen verschil gevonden tussen de groepen die wel<br />

of niet <strong>voor</strong>af een ingreep hadden ondergaan (p =<br />

0,11 en p = 0,25).<br />

De gemiddelden en standaarddeviaties <strong>van</strong> de<br />

Overlevingscurven<br />

De overlevingscurven zijn weergegeven in figuur<br />

3 en 4. De overlevingskans na 27 maanden <strong>voor</strong><br />

revisie naar een totale knieprothese was 93%. De<br />

overlevingskans <strong>voor</strong> revisie naar een TKP of reoperatie<br />

was 87%.<br />

Discussie<br />

Deze studie beschrijft de uitkomst <strong>van</strong> de implantatie<br />

<strong>van</strong> de Oxford UKP in een groep <strong>van</strong> 100 patiënten<br />

geopereerd door 2 orthopedisch chirurgen, gebruik<br />

makend <strong>van</strong> een minimaal invasieve techniek met<br />

een minimale follow-up <strong>van</strong> 2 jaar. Een beperking<br />

<strong>van</strong> het onderzoek is, dat er slechts een subjectieve<br />

uitkomstmaat is <strong>voor</strong> het functioneren <strong>van</strong><br />

de UKP, in de vorm <strong>van</strong> twee vragenlijsten. De<br />

patiënten werden niet opnieuw teruggezien op de<br />

polikliniek <strong>voor</strong> een klinische score. Complicaties<br />

en re-operatie zijn echter wel objectieve uitkomstmaten.<br />

Verder is de follow-up periode relatief<br />

kort, gemiddeld 44,7 maanden. Echter, de meeste<br />

complicaties (50-76%) doen zich binnen twee jaar<br />

na operatie <strong>voor</strong>. 1,7 De reden hier<strong>voor</strong> is waarschijnlijk<br />

verkeerde patiëntselectie en incorrecte<br />

plaatsing <strong>van</strong> de prothese. 1,7 Gebleken is dat bij de<br />

conventionele open techniek, doordat er slechts<br />

beperkte slijtage optreedt, er zich na 7 jaar nog<br />

zelden problemen <strong>voor</strong> doen. 1<br />

De gemiddelde score <strong>voor</strong> de WOMAC SF is 80 en<br />

die <strong>voor</strong> de Oxford 12-item knie score is 22. Dit<br />

houdt in dat de patiënten redelijk tevreden zijn<br />

over het functioneren <strong>van</strong> de UKP. Er zijn echter<br />

geen preoperatieve metingen gedaan waarmee<br />

een vergelijking gemaakt kan worden. Hierdoor<br />

kan niet bepaald worden of de patiënten daadwerkelijk<br />

een verbetering in het functioneren <strong>van</strong><br />

Tabel 4: Gemiddelden en standaarddeviaties <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de WOMAC SF12 en de Oxford Q12<br />

vragenlijsten. (* p = 0,11, **p = 0,25)<br />

WOMAC SF12<br />

Oxford Q12<br />

Gemiddelde gehele groep (SD) 80 (21) 22 (10)<br />

Gemiddelde groep zonder eerdere ingreep (SD) 78 (21)* 22 (10) **<br />

Gemiddelde groep met eerdere ingreep (SD) 84 (19)* 21 (10)**<br />

62 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


■ Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste 100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

WOMAC SF en de Oxford 12-item knie score <strong>voor</strong><br />

de eerste 10 unicondylaire knieprothesen en de<br />

daaropvolgende knieprothesen, gebruikt <strong>voor</strong> de<br />

leercurve, zijn terug te vinden in tabel 5. Er werd<br />

geen significant verschil gevonden tussen de groep<br />

met de eerste 10 patiënten en de groep met de<br />

daaropvolgende patiënten (p = 0,15 en p = 0,07).<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 2. Röntgenopnames (AP en lateraal) <strong>van</strong> de<br />

rechter knie <strong>van</strong> patiënt 9, status na unicondylaire<br />

knieprothese (Oxford) <strong>van</strong> het mediale gewricht waarbij<br />

een luxatie <strong>van</strong> de insert is opgetreden welke zich<br />

bevindt in de bursa suprapatellaris.<br />

geval <strong>van</strong> de recidiverende insertluxaties, vond<br />

daarnaast een onbloedige repositie plaats en uiteindelijk<br />

een revisie naar een TKP. Drie patiënten<br />

ondergingen een revisie naar een TKP op basis <strong>van</strong><br />

pijnklachten, waar<strong>van</strong> 1 in een ander ziekenhuis.<br />

In 1 geval was er loslating <strong>van</strong> de tibiacomponent<br />

en in 1 de femurcomponent, beiden ondergingen<br />

een revisie naar een TKP. Eén patiënt liep een periprothetische,<br />

mediale femurcondylfractuur op.<br />

Bij deze patiënt is, met als tussenstap gentamycine<br />

spacers, een TKP geplaatst.<br />

Vragenlijsten (tabel 4)<br />

De respons <strong>voor</strong> zowel de WOMAC SF12 als de<br />

Oxford 12-item knie score, was 86%. Er werden 4<br />

formulieren onvolledig teruggestuurd en 1 patiënt<br />

had net een CVA doorgemaakt waardoor de vragenlijsten<br />

niet ingevuld konden worden. Zeven<br />

patiënten hadden niet gereageerd op de schriftelijke<br />

vragenlijsten, bij telefonische navraag bleek<br />

er geen re-operatie te hebben plaatsgevonden. De<br />

uitkomsten <strong>van</strong> de WOMAC SF en de Oxford 12-item<br />

knie score staan weergegeven in tabel 3. Er werd<br />

geen verschil gevonden tussen de groepen die wel<br />

of niet <strong>voor</strong>af een ingreep hadden ondergaan (p =<br />

0,11 en p = 0,25).<br />

De gemiddelden en standaarddeviaties <strong>van</strong> de<br />

Overlevingscurven<br />

De overlevingscurven zijn weergegeven in figuur<br />

3 en 4. De overlevingskans na 27 maanden <strong>voor</strong><br />

revisie naar een totale knieprothese was 93%. De<br />

overlevingskans <strong>voor</strong> revisie naar een TKP of reoperatie<br />

was 87%.<br />

Discussie<br />

Deze studie beschrijft de uitkomst <strong>van</strong> de implantatie<br />

<strong>van</strong> de Oxford UKP in een groep <strong>van</strong> 100 patiënten<br />

geopereerd door 2 orthopedisch chirurgen, gebruik<br />

makend <strong>van</strong> een minimaal invasieve techniek met<br />

een minimale follow-up <strong>van</strong> 2 jaar. Een beperking<br />

<strong>van</strong> het onderzoek is, dat er slechts een subjectieve<br />

uitkomstmaat is <strong>voor</strong> het functioneren <strong>van</strong><br />

de UKP, in de vorm <strong>van</strong> twee vragenlijsten. De<br />

patiënten werden niet opnieuw teruggezien op de<br />

polikliniek <strong>voor</strong> een klinische score. Complicaties<br />

en re-operatie zijn echter wel objectieve uitkomstmaten.<br />

Verder is de follow-up periode relatief<br />

kort, gemiddeld 44,7 maanden. Echter, de meeste<br />

complicaties (50-76%) doen zich binnen twee jaar<br />

na operatie <strong>voor</strong>. 1,7 De reden hier<strong>voor</strong> is waarschijnlijk<br />

verkeerde patiëntselectie en incorrecte<br />

plaatsing <strong>van</strong> de prothese. 1,7 Gebleken is dat bij de<br />

conventionele open techniek, doordat er slechts<br />

beperkte slijtage optreedt, er zich na 7 jaar nog<br />

zelden problemen <strong>voor</strong> doen. 1<br />

De gemiddelde score <strong>voor</strong> de WOMAC SF is 80 en<br />

die <strong>voor</strong> de Oxford 12-item knie score is 22. Dit<br />

houdt in dat de patiënten redelijk tevreden zijn<br />

over het functioneren <strong>van</strong> de UKP. Er zijn echter<br />

geen preoperatieve metingen gedaan waarmee<br />

een vergelijking gemaakt kan worden. Hierdoor<br />

kan niet bepaald worden of de patiënten daadwerkelijk<br />

een verbetering in het functioneren <strong>van</strong><br />

Tabel 4: Gemiddelden en standaarddeviaties <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de WOMAC SF12 en de Oxford Q12<br />

vragenlijsten. (* p = 0,11, **p = 0,25)<br />

WOMAC SF12<br />

Oxford Q12<br />

Gemiddelde gehele groep (SD) 80 (21) 22 (10)<br />

Gemiddelde groep zonder eerdere ingreep (SD) 78 (21)* 22 (10) **<br />

Gemiddelde groep met eerdere ingreep (SD) 84 (19)* 21 (10)**<br />

62 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


■ Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste 100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

Tabel 5: Gemiddelden en standaarddeviaties <strong>van</strong> de eerste 10 unicondylaire knieprothesen, uitgevoerd door<br />

1 orthopaedisch chirurg (CJML), vergeleken met de daaropvolgende. (*p = 0.15, **p = 0.07)<br />

WOMAC SF12<br />

Oxford Q12<br />

Gemiddelde eerste 10 UKP (SD) 76 (26)* 26 (13)**<br />

Gemiddelde rest (SD) 83 (18)* 20 (9)**<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

hun knie ervaren. Tevens wordt er geen rekening<br />

gehouden met eventuele comorbiditeit, waar<strong>van</strong><br />

beschreven wordt dat deze <strong>van</strong> invloed zijn op de<br />

uitkomst <strong>van</strong> de vragenlijsten. 11,12 Er werden geen<br />

verschillen gevonden in scores <strong>van</strong> de WOMAC SF<br />

en de Oxford 12-item knie score <strong>voor</strong> patiënten die<br />

<strong>voor</strong>afgaand aan de UKP een ingreep ondergaan<br />

hebben, ten opzichte <strong>van</strong> de groep die dat niet<br />

heeft. Een verklaring hier<strong>voor</strong> is dat in de meerderheid<br />

<strong>van</strong> de gevallen een artroscopie plaats<br />

heeft gevonden, waar geen negatieve gevolgen <strong>van</strong><br />

verwacht worden.<br />

Figuur 3. Overlevingscurve met als eindpunt revisie tot<br />

TKP <strong>van</strong> 109 unicondylaire knieprothesen.<br />

overeen met in de literatuur beschreven langetermijnoverlevingskansen,<br />

welke variëren <strong>voor</strong><br />

de conventionele open techniek <strong>van</strong> 94 tot 100%<br />

in 10 jaar en 95% na 15 jaar. 1,3,8 Door kleinere onderzoeksgroepen<br />

worden echter ook lagere overlevingskansen<br />

genoemd, als 84% na 10 jaar. 5 Price<br />

et al laten een 15-jaarsoverleving zien <strong>van</strong> 93%,<br />

waarbij Phase I,II en III Oxford UKP als één groep<br />

bekeken zijn. 14 Voor de plaatsing met een minimaal<br />

invasieve techniek worden overlevingskansen <strong>van</strong><br />

97% na 7 jaar en 88% na 2-7 jaar beschreven. 1,4<br />

Overlevingskansen <strong>van</strong> verschillende totale knieprothesen<br />

variëren <strong>van</strong> 88 tot 98% in periodes<br />

tussen de 8 en 12 jaar.15 De overlevingskans in<br />

deze studie is echter over een kortere periode<br />

berekend, dan de meeste in de literatuur gemelde<br />

overlevingskansen. Er<strong>van</strong> uitgaande dat de meeste<br />

complicaties en daaropvolgende revisies zich<br />

binnen 2 jaar na operatie <strong>voor</strong>doen, kan er <strong>van</strong>uit<br />

gegaan worden dat deze kans een goede afspiegeling<br />

geeft <strong>voor</strong> de langere termijn. 1,7 Natuurlijk<br />

zal verdere follow-up moeten volgen om te zien of<br />

deze aanname juist is.<br />

De overlevingskans met als eindpunt revisie naar<br />

een TKP of re-operatie is 87%. In deze groep<br />

Als gekeken wordt naar de leercurve, is er in de<br />

groep na de eerste 10 ingrepen, een lichte verbetering<br />

in zowel de score <strong>voor</strong> de WOMAC SF als<br />

de Oxford 12-item knie score. Deze verbetering<br />

is niet significant, maar komt wel overeen met<br />

de resultaten beschreven door Rees et al., waar<br />

sprake was <strong>van</strong> verbetering bij meer ervaring <strong>van</strong><br />

de operateur. 5 Zij gebruiken echter de American<br />

Knee Society knee score en een functionele score.<br />

Ook vergelijken zij een groep samengesteld uit 16<br />

patiënten geopereerd door arts-assistenten onder<br />

supervisie <strong>van</strong> een ervaren orthopedisch chirurg,<br />

en de eerste 10 patiënten <strong>van</strong> twee orthopedisch<br />

chirurgen, met de groep daaropvolgende patiënten<br />

<strong>van</strong> dezelfde orthopedisch chirurgen. Om een steile<br />

leercurve te waarborgen, is het ons inziens een<br />

vereiste om de instructional course te volgen.4<br />

De overlevingskans na 27 maanden is 93%, waarbij<br />

het eindpunt revisie naar een TKP is. Dit komt<br />

Figuur 4. Overlevingscurve met als eindpunten revisie<br />

tot TKP of re-operatie <strong>van</strong> 109 unicondylaire knieprothesen.<br />

bevinden zich echter 2 patiënten die er na een insertwissel<br />

en één patiënt die er na het chirurgisch<br />

uitruimen <strong>van</strong> een hemartros, een goed functionerende<br />

unicondylaire knieprothese aan over hebben<br />

gehouden.<br />

63 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


D. Koppens, W.J. Rijnberg en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

Hoewel het relatief hoge revisie percentage een<br />

reden <strong>voor</strong> bezorgdheid is, zien wij wel een plaats<br />

<strong>voor</strong> de unicondylaire knieprothese. Om het faalpercentage<br />

zo laag mogelijk te houden, is strikte patiëntselectie<br />

noodzakelijk. Een <strong>voor</strong>afgaand trauma<br />

<strong>van</strong> de knie moet de arts alert maken op mogelijk<br />

ligamentair letsel. Lichamelijk onderzoek (intacte<br />

<strong>voor</strong>ste kruisband, bewegingsbeperking, varus/valgus<br />

stabiliteit) en röntgenonderzoek zijn <strong>van</strong>zelfsprekend<br />

ook <strong>van</strong> belang. De definitieve indicatie <strong>voor</strong><br />

UKP wordt peroperatief gesteld, als alle compartimenten<br />

beoordeeld kunnen worden. 4 De operatie<br />

is veel minder belastend dan een TKP en de functie<br />

<strong>van</strong> de knie is als regel beter met beter behoud <strong>van</strong><br />

proprioceptie. Een revisie naar een TKP is bovendien<br />

relatief eenvoudig. 4,16 Wij denken dat het faalpercentage<br />

bij een TKP bovendien wat geflatteerd is. Bij<br />

onverklaarde pijnklachten bij een patiënt met een<br />

TKP is er geen alternatief, bij een patiënt met een<br />

UKP wordt al snel besloten tot revisie naar een TKP.<br />

Conclusie<br />

Patiënten zijn redelijk tevreden over het functioneren<br />

<strong>van</strong> de UKP. De overleving <strong>van</strong> de Oxford<br />

UKP komt overeen met de literatuur en is slechter<br />

dan die <strong>van</strong> de totale knieprothesen. Het faal percentage<br />

kan worden teruggebracht door betere patiëntenselectie<br />

met het strikt in acht nemen <strong>van</strong><br />

de indicaties.<br />

Abstract<br />

Goal<br />

To describe the outcome of the implantation of a medial<br />

unicompartmental knee prosthesis (UKP) in a group of<br />

100 patients operated by 2 orthopaedic surgeons, using a<br />

minimal invasive approach with a minimal follow up of two<br />

years.<br />

Patients and Methods<br />

A retrospective study was performed, 100 patients (109<br />

knees) who received a UKP between 2001 and 2004 in<br />

Rijnstate hospital, Arnhem were included. Recorded were<br />

earlier operations, data of the operation and complications.<br />

Also, the WOMAC SF and the Oxford 12-item knee score<br />

were obtained by mail enquiry of 88 patients (97 knees). A<br />

learning curve and survival chances were calculated from<br />

the results.<br />

Results<br />

Complications were seen in 15 cases, in 10 a re-operation<br />

was necessary; in 7 cases conversion to a total knee prosthesis<br />

occurred. The mean score for the WOMAC SF was 80<br />

(SD = 21) and for the Oxford 12-item knee score was 22 (SD<br />

= 10). Survival chance after 27 months was 93% with the<br />

endpoint being conversion to total knee prosthesis and 87%<br />

with the endpoint being conversion to total knee prosthesis<br />

or re-operation.<br />

Conclusion<br />

Patients are fairly pleased with the functioning of their<br />

UKP. Survival chances are comparable to the ones found in<br />

the literature, though they not as good as survival chances<br />

for total knee prosthesis. Failure can be reduced by better<br />

patient selection and keeping strict to the selection<br />

criteria.<br />

Literatuur<br />

1. Pandit H, Jenkins C, Barker K, Dodd C, Murray D. The<br />

Oxford medial unicompartmental knee replacement<br />

using a minimally-invasive approach. J Bone Joint Surg<br />

2006;88-B:54-60.<br />

2. Müller P, Pellengahr C, Witt M, Kircher J, Refoir H, Jansson<br />

V. Influence of minimally invasive surgery on implant<br />

positioning and the functional outcome for medial unicompartmental<br />

knee arthroplasty. J Arthroplasty 2004<br />

Apr;19(3):296-301.<br />

3. Rajasekhar C, Das S, Smith A. Unicompartmental knee<br />

arthroplasty, 2- to 12-year results in a community<br />

hospital. J Bone Joint Surg 2004; 86-B:983-5.<br />

4. Kort N. Unicompartmental knee arthroplasty, thesis<br />

University of Groningen, the Netherlands, 2007.<br />

5. Rees J, Price A, Beard D, Dodd C, Murray D. Minimally<br />

invasive Oxford unicompartmental knee arthroplasty:<br />

functional results at 1 year and the effect of surgical<br />

inexperience. Knee. 2004 Oct;11(5):363-7.<br />

6. Robertsson O, Knutson K, Lewold S, Lidgren L. The<br />

routine of surgical management reduces failure after<br />

unicompartmental knee arthroplasty. J Bone Joint Surg<br />

2001 83-B :45-9.<br />

7. Keys G, Ul-Abiddin Z, Toh E. Analysis of first forty<br />

Oxford medial unicompartmental knee replacement<br />

from a small district hospital in the UK. Knee 2004<br />

Oct;11(5):375-7.<br />

8. Werner P., Lacroix H. Een zeldzame complicatie na een<br />

Oxford phase III unicompartimentele knieartroplastiek.<br />

Ned Tijdschr Orthop. 2007; 14: 21-23.<br />

9. Auw Yang K, Raijmakers N, Verbout A, Dhert W, Saris<br />

D. Validation of the short-form WOMAC function scale<br />

for the evaluation of osteoarthritis of the knee. J Bone<br />

Joint Surg. 2007 ;89-B:50-6<br />

10. Haverkamp D, Breugem S, Sierevelt I, Blanke<strong>voor</strong>t L, Van<br />

Dijk C. Translation and validation of the Dutch version of<br />

the Oxford 12-item knee questionnaire for knee arthroplasty.<br />

Acta Orthopaedica 2005; 76 (3): 347-352.<br />

11. Dunbar M, Robertsson O, Ryd L. What’s all that noise<br />

The effect of co-morbidity on health outcome questionnaire<br />

results after knee arthroplasty. Acta Orthop Scand<br />

2004; 75 (2): 119-126.<br />

12. Jahromi I, Walton N, Dobson P, Lewis P, Campbell D.<br />

Patient-percieved outcome measures following unicompartmental<br />

knee arthroplasty with mini-incision. Int<br />

Orthop 2004 Oct;28(5):286-9.<br />

13. Vorlat P, Putzeys G, Cottemie D, Van Isacker T, Pouliart<br />

N, Handelberg F, Casteleyn P-P, Gheysen F, Verdonk R.<br />

The Oxford unicompartmental knee prosthesis: an independent<br />

10-year survival analysis. Knee Surg Sports<br />

Traumatol Arthrosc 2006 Jan;14(1):40-5.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 64


■ Oxford unicondylaire knieprothese -de eerste 100 patiënten met minimaal invasieve techniek<br />

14. Price A, Waite J, Svard U. Long-term clinical results of<br />

the medial Oxford unicompartmental knee arthroplasty.<br />

Clin Orthop Relat Res. 2005 Jun;(435):171-80.<br />

15. Worland R, Johnson G, Alemparte J, Jessup D, Keenan J,<br />

Norambuena. Ten to fourteen year survival and functional<br />

analysis of the AGC total knee replacement system.<br />

Knee. 2002 May;9(2):133-7.<br />

16. Saldanha K, Keys G, Svard U, White S, Rao C. Revision of<br />

Oxford medial unicompartmental knee arthroplasty to<br />

total knee arthroplasty results of a multicentre study.<br />

Knee. 2007 Aug;14(4):275-9. Epub 2007 May 23.<br />

65 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Goede Resultaten <strong>van</strong> de Universal Total Wrist<br />

prothese bij rheumatoïde arthritis<br />

P.J.T.S. <strong>van</strong> Winterswijk en P.A.G.M. Bakx<br />

Het doel <strong>van</strong> deze studie was om de resultaten te evalueren <strong>van</strong> de Universal Total Wrist prothese.<br />

Zeventien pols artroplastieken werden uitgevoerd bij 15 patiënten gebruik makend <strong>van</strong> de Universal Total Wrist<br />

prothese. De 11 vrouwen en 4 mannen in de studiegroep waren tussen de 45 en 86 jaar. Veertien patiënten hadden<br />

reumatoïde artritis en een patiënt had artrose <strong>van</strong> de pols. Follow-up was tussen de 20 en 74 maanden. Patiënten<br />

werden geëvalueerd in beweging, röntgenologisch en door middel <strong>van</strong> de DASH (dissabilities of the Arm, Shoulder and<br />

hand) scorelijst.<br />

Alle bewegingen verbeterden na chirurgie. De gemiddelde postoperatieve bewegelijkheid was: 29° dorsoflexie, 38°<br />

volaire flexie, 7° radiaire deviatie en 17° ulnaire deviatie. De DASH score verbeterde met 29%. De pijnscores verbeterden<br />

in alle 15 patiënten. De prothese moest bij 1 patiënt verwijderd worden door losraking <strong>van</strong> de carpale plaat.<br />

Bij andere patiënten was er röntgenologisch geen sprake <strong>van</strong> loslating. Eén patiënt had een vroege prothese luxatie en<br />

werd conservatief behandeld.<br />

De Universal Total Wrist prothese zorgt <strong>voor</strong> goede uitkomsten bij patiënten met rheumatoïde arthritis.<br />

Inleiding<br />

Rheumatoïde arthritis heeft een prevalentie <strong>van</strong><br />

1 % wereldwijd. 1 De aandoening komt drie keer<br />

vaker <strong>voor</strong> bij vrouwen en heeft een piekincidentie<br />

tussen de 40 en 60 jaar. 2 De pols is een locatie<br />

die vaak is aangedaan in rheumatoïde arthritis.<br />

Indicaties <strong>voor</strong> chirurgie zijn progressieve pijn, deformiteit<br />

en verlies <strong>van</strong> functie.<br />

Drs. P.J.T.S. <strong>van</strong> Winterswijk, anios orthopedie en drs.<br />

P.A.G.M. Bakx, orthopedisch chirurg, afdeling Orthopedie,<br />

Medisch Centrum Rijnmond-Zuid, Groene Hilledijk 315,<br />

3075 EA Rotterdam.<br />

Correspondendie: Drs. P.J.T.S. <strong>van</strong> Winterswijk<br />

E-mail: goaliepeter@hotmail.com<br />

Het verrichten <strong>van</strong> een artrodese <strong>van</strong> de pols is een<br />

effectieve manier om pijn en deformiteit te behandelen,<br />

echter door verlies aan beweging kan de<br />

functie aanzienlijk verslechteren. Zeker wanneer<br />

de schouder, elleboog en hand ook zijn aangedaan<br />

door reumatoïde artritis. 3 Wanneer een totalepolsartroplastiek<br />

(TPA) wordt verricht wordt de functie<br />

behouden. Uit de literatuur blijkt dat patiënten<br />

met rheumatoïde arthritis de <strong>voor</strong>keur geven aan<br />

een TPA ten opzichte <strong>van</strong> artrodese. 4,5 Een nadeel<br />

<strong>van</strong> TPA zijn complicaties zoals polsonbalans en<br />

protheseloslating.<br />

De Universal Total Wrist prothese (KMI, San Diego,<br />

CA) werd ontworpen door middel <strong>van</strong> een uniek<br />

concept <strong>voor</strong> distale component fixatie en een anatomisch<br />

gevormd gewricht om deze problemen te<br />

<strong>voor</strong>komen (figuur 1). 6 Menon beschreef goede resultaten<br />

in zijn eerste serie <strong>van</strong> deze polsprothese. 6<br />

Het doel <strong>van</strong> deze studie is om de resultaten <strong>van</strong><br />

de Universal Total Wrist prothese bij patiënten met<br />

reumatoïde artritis te evalueren in onze kliniek.<br />

Patiënten en methode<br />

Tussen november 2001 en juni 2006 werden 17<br />

polsprothesen geplaatst bij 15 patiënten. Bij 9<br />

patiënten werd de Universal1 Total Wrist geplaatst<br />

en bij 8 patiënten de Universal2 Total Wrist. Er<br />

waren 11 vrouwen en 4 mannen met een gemiddelde<br />

leeftijd tijdens operatie <strong>van</strong> 64 jaar (45-84).<br />

Veertien patiënten werden geopereerd <strong>van</strong>wege<br />

rheumatoïde arthritis en 1 patiënt <strong>van</strong>wege<br />

artrose. Bij twee vrouwen werd er bilateraal een<br />

prothese geplaatst. De gemiddelde follow-up was<br />

46 maanden (20-74).<br />

Röntgenfoto’s <strong>van</strong> alle patiënten preoperatief liet<br />

radiocarpale en midcarpale destructie zien <strong>van</strong> het<br />

polsgewricht.<br />

Patiënten werden opgeroepen en beoordeeld op<br />

basis <strong>van</strong> functie, röntgenfoto’s <strong>van</strong> de pols en<br />

door middel <strong>van</strong> de DASH (dissabilities of the Arm,<br />

Shoulder and hand) score lijst in de <strong>Nederlands</strong>e<br />

vertaling. 7 In tabel 1 ziet u uit welke onderdelen<br />

deze lijst is samengesteld.<br />

Patiënten vulden twee lijsten in. Een lijst <strong>van</strong> hoe<br />

het was preoperatief en een lijst <strong>voor</strong> hoe het nu is.<br />

Onderdeel <strong>van</strong> deze scorelijst zijn vragen over pijn.<br />

De preoperatieve röntgenfoto’s werden beoordeeld<br />

evenals de röntgenfoto’s tijdens de laatste nacontrole.<br />

Toen patiënten werden teruggezien werd er<br />

een controle röntgenfoto gemaakt.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 66


■ Goede Resultaten <strong>van</strong> de Universal Total Wrist prothese bij rheumatoïde arthritis<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 1: Universal Total Wrist prothese.<br />

De Universal Total Wrist prothese (figuur 1) is<br />

gefixeerd aan de carpus met titanium schroeven.<br />

De Universal1 heeft een gecementeerde radiare<br />

component terwijl de Universal2 een ongecementeerde<br />

component heeft. De chirurgische techniek<br />

die werd gebruikt is hetzelfde als die beschreven<br />

werd door Menon. 6<br />

De <strong>nabehandeling</strong> bestaat uit gipsimmobilisatie<br />

<strong>voor</strong> de duur <strong>van</strong> 6 weken. Vanaf de derde postoperatieve<br />

week mag de afneembare spalk af en<br />

toe worden verwijderd om de pols te oefenen.<br />

Daarnaast kregen patiënten het advies om niet<br />

meer dan 5 kilogram te tillen.<br />

Resultaten<br />

Alle bewegingen verbeterden na chirurgie (tabel 1).<br />

De gemiddelde postoperatieve beweging was: 29°<br />

dorsoflexie, 38° volaire flexie, 7° radiaire deviatie<br />

en 17° ulnaire deviatie. De DASH scores verbeterde<br />

met 29% ten opzichte <strong>van</strong> <strong>voor</strong> de operatie. Alle<br />

patiënten hadden preoperatief veel pijnklachten.<br />

De pijnklachten verdwenen volledig bij 88%. Twee<br />

patiënten hadden nog milde pijnklachten, echter<br />

<strong>voor</strong> de operatie was de pijn bij deze patiënten<br />

ernstig tot extreem. Drie <strong>van</strong> de zeventien polsprothese<br />

plaatsingen waren aan de niet dominante<br />

kant geplaatst.<br />

Bij een patiënt moest de prothese worden verwijderd<br />

doordat de carpale plaat naar volair was gedisloceerd<br />

en los was geraakt. Patiënt heeft toen een<br />

artrodese <strong>van</strong> de pols ondergaan. Een patiënt had<br />

een paar dagen postoperatief een luxatie <strong>van</strong> de<br />

prothese. Onder lokaal anesthesie is deze gereponeerd.<br />

Ze heeft toen <strong>voor</strong> de duur <strong>van</strong> 6 weken gips<br />

immobilisatie gehad. De pols is sindsdien niet meer<br />

geluxeerd. Bij 2 andere patiënten was er sprake <strong>van</strong><br />

een suboptimale plaatsing <strong>van</strong> de carpale plaat. De<br />

positie <strong>van</strong> de carpale plaat week 10°- 30° af <strong>van</strong><br />

de optimale positie. Beide patiënten hadden geen<br />

klachten hier<strong>van</strong> en er was geen positieverandering<br />

opgetreden in de jaren na de operatie.<br />

Geen <strong>van</strong> de controle röntgenfoto’s toonde<br />

loslating <strong>van</strong> de prothese (figuur 2 en 3). In onze<br />

serie is bij een patiënt een <strong>van</strong> de schroeven niet<br />

goed geplaatst en deze zit <strong>voor</strong>al in de weke delen.<br />

Ondanks deze verkeerde plaatsing is de carpale<br />

plaat goed op zijn plaats gebleven.<br />

Een patiënt met artrose is behandeld. Deze patiënt<br />

is pijnvrij en heeft een verbeterde functie, echter<br />

niet zo veel verbetering als de patiënten met reumatoïde<br />

artritis. Bij 3 patiënten was al een artrodese<br />

verricht aan de niet-dominante kant. Patiënten die<br />

geopereerd waren aan hun dominante hand waren<br />

nog meer tevreden dan de patiënten die geopereerd<br />

waren aan hun niet-dominante had.<br />

Discussie<br />

De eerste totalepolsartroplastiek werd uitgevoerd<br />

in 1890 door Thermistokles Gluck. 8 Swanson ontwikkelde<br />

de eerste prothese gemaakt <strong>van</strong> silicone. 9<br />

De vroege resultaten <strong>van</strong> deze prothese waren<br />

goed, echter bij langere follow-up was er een hoge<br />

incidentie <strong>van</strong> het breken <strong>van</strong> de prothese <strong>van</strong> 52%<br />

bij 72 maanden.<br />

4,10, 11<br />

In de jaren erna zijn er meerdere protheses ontwikkeld.<br />

Biaxal (Depuy, Warsaw, Ind.), Meuli (Sulzer<br />

Orthopaedics Ltd.,Winterthur, Switzerland) 14-16 ,<br />

Volz (Howmedica Company, Rutherford, NJ) en<br />

Trispherical (Osteonics, Allendale, NJ) zijn de meest<br />

gebruikte prothesen in Noord-Amerika. 12,13,17-19,20,21<br />

Het losraken <strong>van</strong> de carpale plaat, periprothetische<br />

bot resorptie <strong>van</strong> de distale radius en polsonbalans<br />

zijn problemen die beschreven zijn bij deze<br />

prothesen.<br />

De Universal Total Wrist prothese werd ontworpen<br />

door Menon om deze problemen te <strong>voor</strong>komen. 6 In<br />

zijn eerste verslag <strong>van</strong> 37 Universal prothesen met<br />

Tabel 1. Gemiddelde bewegelijkheid en DASH scores<br />

Dorsoflexie Volaire flexie Radiaire deviatie Ulnaire Deviatie DASH<br />

Preoperatief 21 30 5 12 91<br />

Postoperatief 29 38 7 17 65<br />

67 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


P.J.T.S. <strong>van</strong> Winterswijk en P.A.G.M. Bakx ■<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 2: Preoperatieve röntgenfoto.<br />

een gemiddelde follow-up <strong>van</strong> 6.7 jaar was er geen<br />

radiologisch bewijs <strong>van</strong> distale plaat loslating. 6 Hij<br />

vond een goede pijn verlichting <strong>van</strong> 90% en een<br />

goede functie <strong>van</strong> de pols met 36° extensie, 41°<br />

flexie, 7° radiaire deviatie en 13° ulnaire deviatie.<br />

Dislocatie was de meest <strong>voor</strong>komende complicatie,<br />

met 5 volaire dislocaties in 37 prothesen. Menon<br />

gaf aan dat de slechte beschikbaarheid <strong>van</strong> verschillende<br />

prothese maten een reden was <strong>voor</strong> die<br />

hoge dislocatie. Tevens bekritiseerde hij zichzelf<br />

omdat hij bij de eerdere casussen teveel bot had<br />

verwijderd. 6<br />

Een prospectieve studie <strong>van</strong> 22 Universal prothesen<br />

met een 1-2 jaar follow-up liet resultaten zien<br />

die gelijk waren als die <strong>van</strong> Menon’s. Patiënten<br />

bereikten een gemiddelde <strong>van</strong> 41° flexie en 35°<br />

extensie. 3 De DASH score verbeterde met 24<br />

punten in 2 jaar. Drie prothesen waren onstabiel<br />

en hadden verdere behandeling nodig. In een multicenter<br />

studie <strong>van</strong> 82 patiënten werden er goede<br />

Figuur 3: Postoperatieve röntgenfoto.<br />

1-5 jaar follow-up resultaten geboekt, dislocatie in<br />

9% <strong>van</strong> de gevallen en in 4 patiënten was er sprake<br />

<strong>van</strong> loslating <strong>van</strong> de distale component. 22<br />

Resultaten <strong>van</strong> de Universal2 Total Wrist in 25<br />

patiënten zijn bemoedigend. 22 Alle protheses zijn<br />

ongecementeerd. Alle patiënten hadden een goede<br />

pijnverlichting. Gemiddelde DASH scores verbeterde<br />

20%. Er waren geen dislocaties, protheseloslatingen<br />

of revisies gemeld.<br />

De resultaten in onze serie komen overeen met die<br />

in de literatuur zijn beschreven aangaande pijnverlichting,<br />

polsbeweging en distale component<br />

loslating. 3,6,22 Bij 1 patiënt was er sprake <strong>van</strong><br />

carpale plaat loslating en bij 1 patiënt was er<br />

sprake <strong>van</strong> een dislocatie. Deze dislocatie kon conservatief<br />

worden behandeld. Alle patiënten hadden<br />

pijnverlichting en in 88% <strong>van</strong> de gevallen was de<br />

pijn verdwenen in de pols. We hebben een patiënt<br />

behandeld met artrose. Ondanks dat zijn functie<br />

en pijn verbeterde was deze patiënt niet tevreden<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 68


■ Goede Resultaten <strong>van</strong> de Universal Total Wrist prothese bij rheumatoïde arthritis<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

over het behaalde resultaat. Dit in tegenstelling<br />

tot de 14 patiënten met rheumatoïde arthritis.<br />

Hier<strong>van</strong> had slechts een patiënt nog matige pijn.<br />

Patiënten die aan hun dominante kant waren geopereerd<br />

zijn nog meer tevreden dan patiënten bij<br />

wie de niet-dominante hand werd behandeld. Dit<br />

kwam doordat men hun dagelijkse werkzaamheden<br />

beter kon verrichten. Bij 3 patiënten was al eerder<br />

een artrodese verricht. Deze patiënten gaven<br />

aan meer tevreden te zijn over hun polsprothese<br />

dan over hun artrodese. De enige beperking die<br />

patiënten hebben is een tilbeperking <strong>van</strong> maximaal<br />

5 kilogram.<br />

Onze studie heeft een retrospectief karakter. Dit<br />

is tevens ook het nadeel <strong>van</strong> onze studie. De DASH<br />

scorelijst preoperatief is retrospectief ingevuld.<br />

Hierdoor kan het zijn dat de 29% verbetering in de<br />

DASH score minder zou kunnen zijn. Echter wat<br />

opviel was dat patiënten zich nog als de dag <strong>van</strong><br />

gisteren kunnen herinneren hoeveel pijnklachten<br />

ze <strong>voor</strong> de operatie hadden.<br />

Concluderend, laat de Universal Total Wrist<br />

prothese goede resultaten zien bij patiënten met<br />

rheumatoïde arthritis.<br />

Abstract<br />

The purpose of this study was to evaluate the results of the<br />

Universal Total Wrist prosthesis.<br />

17 wrist arthroplasties were performed in 15 patients using<br />

the Universal Total Wrist prosthesis. The 11 women and 4 men<br />

in the study group ranged in age from 45 to 86 years. Fourteen<br />

patients had rheumatoid arthritis and one had arthrosis. Follow<br />

up ranged from 20 to 74 months. Patients were evaluated for<br />

range of motion, with the Disabilities of the Arm, Shoulder,<br />

and Hand (DASH) survey and radiographically.<br />

All range of motion values improved after surgery. Average<br />

postoperative motion was 29° dorsiflexion, 38° volar<br />

flexion, 7° radial deviation and 17° ulnar deviation. The<br />

DASH scores improved with 29 %. Pain score improved in<br />

all 15 patients. One prosthesis had to be removed due to<br />

component loosening of the carpal plate. The other cases<br />

showed no radiographic signs of loosening. One patient had<br />

an early prosthetic dislocation and was treated conservatively<br />

with success.<br />

The Universal Total Wrist prosthesis provides a good outcome<br />

in patients with rheumatoid arthritis.<br />

Literatuur<br />

1. Wolfe AM, Kellgren JH, Masi AT. The epidemiology of<br />

rheumatoid arthritis: a review. II. Incidence and diagnostic<br />

criteria. Bull Rheum Dis. Nov 1968;19(3):524-529.<br />

2. Alarcon GS. Epidemiology of rheumatoid arthritis.<br />

Rheum Dis Clin North Am. Aug 1995;21(3):589-604.<br />

3. Divelbiss BJ, Sollerman C, Adams BD. Early results of<br />

the Universal total wrist arthroplasty in rheumatoid<br />

arthritis. J Hand Surg [Am]. Mar 2002;27(2):195-204.<br />

4. Goodman MJ, Millender LH, Nalebuff ED, Phillips CA.<br />

Arthroplasty of the rheumatoid wrist with silicone<br />

rubber: an early evaluation. J Hand Surg [Am]. Mar<br />

1980;5(2):114-121.<br />

5. Vicar AJ, Burton RI. Surgical management of the rheumatoid<br />

wrist--fusion or arthroplasty. J Hand Surg [Am].<br />

Nov 1986;11(6):790-797.<br />

6. Menon J. Universal Total Wrist Implant: experience<br />

with a carpal component fixed with three screws. J<br />

Arthroplasty. Aug 1998;13(5):515-523.<br />

7. http://www.dash.iwh.on.ca/.<br />

8. Ritt MJ, Stuart PR, Naggar L, Beckenbaugh RD. The<br />

early history of arthroplasty of the wrist. From amputation<br />

to total wrist implant. J Hand Surg [Br]. Dec<br />

1994;19(6):778-782.<br />

9. Swanson AB. Flexible implant arthroplasty for arthritic disabilities<br />

of the radiocarpal joint. A silicone rubber intramedullary<br />

stemmed flexible hinge implant for the wrist<br />

joint. Orthop Clin North Am. Apr 1973;4(2):383-394.<br />

10. Jolly SL, Ferlic DC, Clayton ML, Dennis DA, Stringer EA.<br />

Swanson silicone arthroplasty of the wrist in rheumatoid<br />

arthritis: a long-term follow-up. J Hand Surg [Am]. Jan<br />

1992;17(1):142-149.<br />

11. Stanley JK, Tolat AR. Long-term results of Swanson<br />

silastic arthroplasty in the rheumatoid wrist. J Hand<br />

Surg [Br]. Jun 1993;18(3):381-388.<br />

12. Cobb TK, Beckenbaugh RD. Biaxial total-wrist arthroplasty.<br />

J Hand Surg [Am]. Nov 1996;21(6):1011-1021.<br />

13. Cobb TK, Beckenbaugh RD. Biaxial long-stemmed<br />

multipronged distal components for revision/bone<br />

deficit total-wrist arthroplasty. J Hand Surg [Am]. Sep<br />

1996;21(5):764-770.<br />

14. Meuli HC. Meuli total wrist arthroplasty. Clin Orthop<br />

Relat Res. Jul-Aug 1984(187):107-111.<br />

15. Meuli HC, Fernandez DL. Uncemented total wrist arthroplasty.<br />

J Hand Surg [Am]. Jan 1995;20(1):115-122.<br />

16. Meuli HC. Total wrist arthroplasty. Experience with a<br />

noncemented wrist prosthesis. Clin Orthop Relat Res.<br />

Sep 1997(342):77-83.<br />

17. Volz RG. The development of a total wrist arthroplasty.<br />

Clin Orthop Relat Res. May 1976(116):209-214.<br />

18. Volz RG. Total wrist arthroplasty. A clinical review. Clin<br />

Orthop Relat Res. Jul-Aug 1984(187):112-120.<br />

19. Menon J. Total wrist replacement using the modified Volz<br />

prosthesis. J Bone Joint Surg Am. Sep 1987;69(7):998-<br />

1006.<br />

20. Figgie MP, Ranawat CS, Inglis AE, Sobel M, Figgie HE,<br />

3rd. Trispherical total wrist arthroplasty in rheumatoid<br />

arthritis. J Hand Surg [Am]. Mar 1990;15(2):217-223.<br />

21. Figgie HE, 3rd, Ranawat CS, Inglis AE, Straub LR, Mow C.<br />

Preliminary results of total wrist arthroplasty in rheumatoid<br />

arthritis using the Trispherical total wrist arthroplasty.<br />

J Arthroplasty. 1988;3(1):9-15.<br />

22. Adams BD. Total wrist arthroplasty. Orthopedics. Mar<br />

2004;27(3):278-284.<br />

69 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Om eenduidige, praktische en zinvolle revalidatie na een <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie mogelijk te maken is met een<br />

systematisch literatuuronderzoek gecombineerd met achtergrondinformatie een zo optimaal mogelijk en op evidence<br />

gebaseerd <strong>nabehandeling</strong>protocol ontwikkeld.<br />

Uit de literatuur blijkt dat een gefaseerd versneld protocol zonder postoperatieve bracing, waarin reductie <strong>van</strong> pijn,<br />

zwelling en ontstekingsreactie, herwinnen <strong>van</strong> ‘range of motion’, kracht en neuromusculaire controle de belangrijkste<br />

doelen zijn, niet tot stabiliteitsproblemen leidt en belangrijke <strong>voor</strong>delen heeft. Voor een ongecompliceerd revalidatieverloop<br />

mogen enkele preklinische sessies, duidelijke starttijdstippen en controle <strong>van</strong> de gefaseerde revalidatiedoelen<br />

m.b.v. objectieve en subjectieve meetinstrumenten, echter niet ontbreken.<br />

Inleiding<br />

Knieklachten zijn na rugklachten de meest <strong>voor</strong>komende<br />

klachten <strong>van</strong> het bewegingsapparaat in<br />

de huisartspraktijk. De prevalentie is 48 per 1000<br />

patiënten per jaar. 1 In 9% is er sprake <strong>van</strong> een<br />

letsel <strong>van</strong> één of meerdere ligamenten, waarbij de<br />

<strong>voor</strong>stekruisband (VKB) het vaakst is aangedaan.<br />

De meeste VKB-rupturen ontstaan tijdens sportactiviteiten<br />

bij 15 tot 25 jarigen, waarbij het valgus<br />

met exorotatietrauma met een gebogen knie het<br />

meest <strong>voor</strong>komt. 1-4<br />

Omdat de VKB overmatige anterieure translatie <strong>van</strong><br />

de tibia ten opzichte <strong>van</strong> het femur tegengaat en<br />

een rol speelt bij het <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong> hyperextensie,<br />

rotatie en varusvalgus angulatie, veroorzaakt<br />

een VKB-ruptuur functionele instabiliteit <strong>van</strong> het<br />

kniegewricht. Conservatief of operatief herwinnen<br />

<strong>van</strong> deze stabiliteit is essentieel om weer op het<br />

oude functionele niveau te komen. 1-6<br />

Een VKB-ruptuur kan op langere termijn verdere<br />

intra-articulaire schade veroorzaken zoals meniscusscheuren,<br />

kraakbeenlaesies en artrose.<br />

Aangezien tweederde <strong>van</strong> de conservatief nabehandelde<br />

patiënten alsnog een VKB-reconstructie<br />

Drs. S. <strong>van</strong> Grinsven, MSc, fysiotherapeut en<br />

C.J.M. Holla, BHS, student fysiotherapie,<br />

afdeling fysiotherapie, Ziekenhuis Rijnstate,<br />

Wagnerlaan 55, 6800 TA, Arnhem.<br />

Dr. R.E.H. <strong>van</strong> Cingel, sportfysiotherapeut,<br />

Sport Medisch Centrum Papendal, Papendallaan 3,<br />

6816 VD Arnhem.<br />

Dr. C.J.M. <strong>van</strong> Loon, orthopedisch chirurg,<br />

afdeling orthopedie, Ziekenhuis Rijnstate Wagnerlaan 55,<br />

6800 TA, Arnhem.<br />

Correspondentie: drs. S. <strong>van</strong> Grinsven<br />

E-mail: S<strong>van</strong>Grinsven@Alysis.nl<br />

blijkt te ondergaan, lijkt intensieve training alleen<br />

niet voldoende. Hoe jonger en actiever de patiënt<br />

hoe eerder operatie is geïndiceerd. 1-3,5-10<br />

Uit een recente meta-analyse blijkt dat er tussen<br />

de 2 meest gebruikte operatietechnieken slechts<br />

marginale verschillen zijn in klinische en functionele<br />

uitkomsten. De ‘bone-patellar tendonbone’<br />

autograft (BPTB) geeft vaker een normale<br />

Lachman, vaker een normale pivot-shift, vaker een<br />

KT-1000 uitslag <strong>van</strong> minder dan 3 mm en minder<br />

verlies <strong>van</strong> flexie. De four-stranded semitendinosus/gracilis<br />

tendons autograft (ST/G) geeft vaker<br />

minder pijn bij knielen, minder patellofemorale<br />

crepitaties en minder verlies <strong>van</strong> extensie. Door<br />

verbeterde fixatiemethoden werden er, ondanks<br />

de langere incorporatietijd <strong>van</strong> de ST/G-methode<br />

(12 in plaats <strong>van</strong> 8 weken), geen significante verschillen<br />

in stabiliteit (elongatie of ruptuur <strong>van</strong> de<br />

plastiek) aangetoond. 2,5,11-15<br />

Na een VKB-reconstuctie wordt de snelheid en veiligheid<br />

<strong>van</strong> sporthervatting (of herwinnen <strong>van</strong> het<br />

oude functionele niveau) mede bepaald door het<br />

gevolgde revalidatieprogramma. 4,11,16 Gezien de<br />

grote verschillen in klinische en poliklinische protocollen,<br />

bestaat er over de inhoud <strong>van</strong> zo’n revalidatieprogramma<br />

geen consensus. Daarom is een<br />

systematische review uitgevoerd met als doel een<br />

zo optimaal mogelijk en op evidence gebaseerd<br />

<strong>nabehandeling</strong>protocol te ontwikkelen, zodat<br />

eenduidige, praktische en zinvolle <strong>nabehandeling</strong><br />

mogelijk wordt.<br />

Methode<br />

Zoekstrategie<br />

M.b.v. een gestructureerde zoekstrategie (zie<br />

tabel 1) is gezocht in de Cochrane Library, MEDLINE<br />

(PubMed), EMBASE en PEDro naar rele<strong>van</strong>te artikelen<br />

70 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

Tabel 1. Zoektermen gebruikt in deze review<br />

Anterior cruciate ligament, ACL<br />

AND<br />

Reconstruction, Ligament surgery, Tendon graft,<br />

Interference screw, Orthopaedic procedures,<br />

Tendon transfer<br />

AND<br />

Physiotherapy, Physical therapy, Postoperative<br />

care, Rehabilitation, Intervention, Instruction,<br />

Exercise movement techniques, Exercise therapy,<br />

Exercise, Kinesiotherapy<br />

AND<br />

Limits: English, French, German, Dutch, Humans,<br />

published between 1 January 1995 and December<br />

31 2006, RCT’s, reviews<br />

gepubliceerd tussen 01-01-1995 en 31-12-2006.<br />

Op basis <strong>van</strong> informatie uit titel, samenvatting en<br />

volledige tekst werden onderbouwde revalidatieprogramma’s,<br />

RCT’s en reviews geïncludeerd waarin<br />

gangbare fysiotherapeutische therapievormen of<br />

revalidatieprogramma’s geëvalueerd werden na een<br />

VKB-reconstructie met een BPTB of ST/G-plastiek.<br />

Referenties <strong>van</strong> de geïncludeerde artikelen zijn onderzocht<br />

op aanvullende publicaties.<br />

Beoordeling artikelen<br />

Voor de beoordeling <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> RCT’s en<br />

reviews is gebruik gemaakt <strong>van</strong> de checklists <strong>van</strong><br />

de Cochrane Library. De checklists zijn beschikbaar<br />

op www.cochrane.nl. Na deze boordeling werd<br />

per geïncludeerd artikel een eindoordeel gegeven<br />

(voldoende, twijfelachtig of onvoldoende) ten<br />

aanzien <strong>van</strong> de inschatting <strong>van</strong> de validiteit en toepasbaarheid.<br />

Per artikel werd vervolgens op systematische wijze<br />

data geëxtraheerd naar onderzoeksvraag, geïncludeerde<br />

patiënten, operatietechniek, fysiotherapeutische<br />

interventie, uitkomstmaten, resultaten,<br />

conclusie onderzoek en/of uiteindelijk revalidatieprogramma.<br />

De zoekstrategie, artikelselectie, kwaliteitsbeoordeling<br />

en data-extractie werden door 2 reviewers<br />

(SvG en CH), onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar, uitgevoerd.<br />

Eventuele verschillen <strong>van</strong> mening werden<br />

in consensus opgelost. Indien dit niet mogelijk zou<br />

zijn diende een derde partij (CvL) te beslissen.<br />

Informatie uit achtergrondartikelen, de onderbouwde<br />

revalidatieprogramma’s, RCT’s en reviews<br />

werd ten slotte door de twee reviewers (SvG en<br />

CH) gebundeld om tot een zo optimaal mogelijk en<br />

op evidence gebaseerd behandelingsprotocol na<br />

een VKB-reconstructie te komen.<br />

Resultaten<br />

De gestructureerde zoekstrategie leverde 1096<br />

citaties op. Op basis <strong>van</strong> de inclusiecriteria werden<br />

uiteindelijk 32 onderbouwde revalidatieprogramma’s,<br />

RCT’s of reviews geïncludeerd en 20 achtergrondartikelen<br />

toegevoegd. Twee reviews waren<br />

<strong>van</strong> onvoldoende kwaliteit. Alle verschillen <strong>van</strong><br />

mening tussen de 2 reviewers (SvG en CH) konden<br />

in consensus worden opgelost.<br />

Bij de samenstelling <strong>van</strong> een zo optimaal mogelijk<br />

behandelingsprotocol (zie bijlage) na een VKBreconstructie<br />

is uitgegaan <strong>van</strong> een versneld revalidatieprogramma<br />

(sporthervatting 4 tot 6<br />

maanden). Terwijl er geen bewijs is <strong>voor</strong> elongatie<br />

of ruptuur <strong>van</strong> de BPTB of ST/G-plastiek bij een<br />

versneld programma zijn belangrijke <strong>voor</strong>delen beschreven<br />

t.o.v. conservatieve programma’s (sporthervatting<br />

9 tot 12 maanden): lagere kosten,<br />

snellere sporthervatting en plastiekheling, sneller<br />

hestel <strong>van</strong> ‘range of motion’ (ROM), kniefunctie en<br />

spierkracht, minder complicaties zoals artrofibrose.<br />

5,13-15,17-22<br />

Preoperatief<br />

Het behalen <strong>van</strong> de preoperatieve trainingsdoelen<br />

(minimale pijn, zwelling en ontstekingsreactie,<br />

volledige ROM en neuromusculaire controle (optimaliseren<br />

spierkracht en looppatroon) is een <strong>voor</strong>waarde<br />

<strong>voor</strong> operatie en verminderd herstelvertraging<br />

door postoperatieve problemen zoals artrofibrose<br />

te <strong>voor</strong>komen. Op zijn vroegst vindt reconstructie<br />

6 tot 8 weken na het trauma plaats. 1-3,13,14,23-25<br />

Voorlichting (ten aanzien <strong>van</strong> postoperatieve oefeningen,<br />

kruklopen en programma-inhoud) vergroot<br />

de zelfredzaamheid tijdens de revalidatie, stimuleert<br />

vroeg kniefunctieherstel, vermindert<br />

verwachte postoperatieve pijn en creëert een realistisch<br />

beeld ten aanzien <strong>van</strong> het revalidatieproces.<br />

11,14,24,26<br />

Postoperatief<br />

Fase I (week 1):<br />

Postoperatieve bracing is niet in het revalidatieprotocol<br />

opgenomen omdat het op langere termijn<br />

geen <strong>voor</strong>delen heeft. 5,27-33<br />

De belangrijkste doelen <strong>van</strong> fase 1, ter preventie<br />

<strong>van</strong> postoperatieve complicaties, zijn: controleren<br />

<strong>van</strong> pijn, zwelling en ontstekingsreactie,<br />

ROM herstel en herwinnen <strong>van</strong> neuromusculaire<br />

controle. 11,14,24,25<br />

Agressieve bestrijding <strong>van</strong> pijn, zwelling en ontstekingsreactie<br />

<strong>voor</strong>komt quadricepsinhibitie, behoudt<br />

de kniestrekking en maakt onmiddellijke belasting<br />

mogelijk. 11,13,14,23 Naast medicatie, oefentherapie,<br />

postoperatief drukverband en elevatie wordt<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 71


WWW.OIM.NL<br />

Gaan en staan waar je wilt<br />

Uw specialist in:<br />

• Therapeutisch elastische kousen<br />

• Orthopedische schoenen<br />

• Schoeninlays<br />

• Schoenaanpassingen<br />

• Voetzorg<br />

•(Sport)braces<br />

• Spalken, korsetten en helmen<br />

• Arm- en beenprothesen<br />

• Overige orthesen<br />

Almere, Amsterdam, Arnhem, Assen, Beetsterzwaag, Dokkum, Ede, Emmen, Groningen, Haren, Hoogeveen,<br />

Leeuwarden, Uden, Veendam, Velserbroek, Winschoten, Zwolle. Voor adressen zie www.oim.nl<br />

Adv.Pas205x137:Layout 1 05-03-2008 14:58 Pagina 1<br />

www.buchrnhornen.nl<br />

www.footcare.nl<br />

www.federatie-pas.nl<br />

www.pendersvoetzorg.nl www.pomnijmegen.nl www.oim.nl<br />

PAS | altijd een passend antwoord<br />

Samenwerkende producenten <strong>van</strong> orthopedische maatschoenen en voethulpmiddelen


S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

hierbij ook cryotherapie geadviseerd omdat het,<br />

volgens een recente meta-analyse, postoperatieve<br />

pijn significant vermindert. 34<br />

Direct ROM herstel (volledige extensie en 90 graden<br />

flexie) na een VKB-reconstructie leidt tot pijnreductie,<br />

bevordert kraakbeenhomeostase en <strong>voor</strong>komt<br />

patellofemorale problemen, afwijkend looppatroon,<br />

quadricepsatrofie en arthrofibrose. De ROM<br />

kan met actieve en passieve oefeningen worden uitgebreid<br />

(zie bijlage 1 en www.ntv-orthopaedie.nl).<br />

Multidirectionele patellamobilisatie mogen daarbij<br />

niet ontbreken omdat patella-immobiliteit tot<br />

verminderderde ROM en quadricepsinhibitie<br />

leidt. 5,11,13,14,18,23-25,35<br />

Omdat pijn en zwelling reflexmatig de quadriceps<br />

inhiberen is de quadriceps, <strong>van</strong> alle dynamische<br />

kniestabilisatoren, het meest verzwakt. Zonder de<br />

VKB-plastiek in gevaar te brengen kan spiercontrole<br />

worden herwonnen door isometrische, rustige<br />

geslotenketen- (GKO) en veilige openketen(OKO)-<br />

oefeningen zonder extra gewicht: muscle setting<br />

exercises (MSE), straight leg raising (SLR), heel<br />

slides, minisquads (0 tot 30 graden flexie), gewichtverplaatsen,<br />

extenderende OKO (90 tot 40 graden)<br />

en flecterende OKO (geïsoleerde hamstring oefeni<br />

ng). 6,11,13,14,18,20,24,35,36<br />

Directe belasting verbetert de quadricepsfunctie,<br />

<strong>voor</strong>komt patellofemorale pijn en heeft geen<br />

invloed op de kniestabiliteit. Daarom wordt er, op<br />

geleide <strong>van</strong> de pijn, gestreefd naar een normaal<br />

looppatroon zonder krukken binnen 10 dagen. Pijn,<br />

zwelling, onvoldoende ROM en quadricepszwakte<br />

zijn de meest <strong>voor</strong>komende oorzaken <strong>van</strong> een<br />

afwijkend looppatroon. 5,11,14,18,20,35<br />

Fase 2 (week 2 t/m week 8):<br />

Cryotherapie wordt gecontinueerd omdat persisterende<br />

pijn, zwelling en ontstekingsreactie<br />

mogelijk resulteren in postoperatieve complicaties<br />

zoals verminderde ROM, verminderde quadricepscontrole,<br />

afwijkend looppatroon en een verlengd<br />

revalidatieproces. 11,13,14,37<br />

Flexie wordt gradueel uitgebreid (zie bijlage fase<br />

1 en 2), terwijl volledige extensie en patellamobiliteit<br />

worden onderhouden. Inadequate progressie<br />

<strong>van</strong> ROM wordt, na het in kaart brengen <strong>van</strong><br />

onderliggende oorzaken (pijn, zwelling, patellaimmobiliteit,<br />

enz.), agressief bestreden om postoperatieve<br />

complicaties waaronder arthrofibrose<br />

te <strong>voor</strong>komen. 11,13,14,21,24,35<br />

In fase 2 is de plastieksterkte niet optimaal. 2,5,11-<br />

14<br />

Efficiënte progressie <strong>van</strong> kracht, zonder de<br />

plastiek in gevaar te brengen, is daarom essentieel.<br />

Quadricepsatrofie, persisterende actieve<br />

strekkingsbeperking bij SLR, onvolledige extensie<br />

en afwijkend looppatroon in week 5 zijn predisponerend<br />

<strong>voor</strong> quadricepszwakte na 6 maanden. De<br />

spierkracht <strong>van</strong> de quadriceps (en andere kniestabilisatoren)<br />

kan d.m.v. isometrische, isotonische<br />

en isokinetische oefeningen worden opgebouwd.<br />

Isokinetische oefeningen zijn echter, ondanks de beschreven<br />

<strong>voor</strong>delen, niet in ons protocol opgenomen<br />

omdat er nauwelijks apparatuur <strong>voor</strong>handen is. 5,6<br />

,11,13,14,18,20,24,35,36,38<br />

Isotonische krachttraining in<br />

de veilige range (GKO: 0tot 60 graden en OKO: 90<br />

tot 40 graden) en gericht op uithoudingsvermogen<br />

(veel repetities en geen extra gewicht) verhoogd<br />

de quadricepskracht significant en heeft geen<br />

negatieve effecten t.a.v. anteriore kniepijn en<br />

knielaxiteit. 4-6,13,14 Omdat er, zowel bij BPTB- als<br />

ST/G-reconstructies, steeds meer bewijs is t.a.v. de<br />

veiligheid <strong>van</strong> GKO en OKO buiten de veilige range<br />

(GKO: 0 tot 90, OKO: 90 tot 0) is er <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>gestelde<br />

opbouw gekozen (zie bijlage 1). 39-44<br />

Propriocepsis verlies bij VKB-deficiëntie is goed<br />

beschreven in de literatuur. Ondanks gelimiteerd<br />

bewijs met variërende uitkomsten wordt algemeen<br />

aanvaart dat neuromusculaire training essentieel is<br />

<strong>voor</strong> functioneel herstel na een VKB-reconstructie<br />

en nieuw trauma kan <strong>voor</strong>komen, omdat het de<br />

intermusculaire samenwerking verbetert. De<br />

training bestaat uit statische en dynamische balanstraining,<br />

plyometrie, wendbaarheidtraining<br />

en sportspecifieke oefeningen en start als lopen<br />

zonder hulpmiddel mogelijk is met rustige niet<br />

complexe oefeningen met weinig gewicht (zie<br />

bijlage 1). 4,5,11,13,14,20,21,37,45-47<br />

Ondanks een op het oog normaal bewegingsverloop<br />

wordt het lopen zonder krukken m.b.v. looptraining<br />

op de loopband of vlakke ondergrond in fase 2<br />

getraind (zie bijlage 1), omdat een protectief looppatroon<br />

lang kan blijven bestaan.11,35<br />

N.a.v. de vermelde starttijdstippen in de verzamelde<br />

literatuur zijn t.a.v. fase 2 de volgende<br />

keuzes gemaakt: loopbandtraining, fietsen op een<br />

hometrainer en zwemmen <strong>van</strong>af week 3, stepapparaat<br />

<strong>van</strong>af week 4, rustig joggen in een rechte<br />

lijn en buiten fietsen opbouwen <strong>van</strong>af week<br />

8. 11,13,14,20,21,37,48<br />

Fase 3 (week 9 t/m week 15):<br />

Gezien het gevaar op postoperatieve complicaties,<br />

zoals arthrofibrose, blijft het behalen en<br />

onderhouden <strong>van</strong> volledige ROM een belangrijk<br />

doel. 11,13,14,21,24,35<br />

Omdat in deze fase de initiële stabiliteit <strong>van</strong> de<br />

plastiek wordt bereikt kan de spierkracht <strong>van</strong> de<br />

kniestabilisatoren verder worden opgebouwd<br />

m.b.v. GKO en OKO (zie ook fase 2). 2,5,11-14 Pijn<br />

en zwelling bepalen de progressie <strong>van</strong> veel repetities<br />

/ geen gewicht (uithoudingsvermogen) naar<br />

weinig repetities / toenemend gewicht. GKO en<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 72


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

BIJLAGE 1: Revalidatieprotocol na VKB-reconstructie (BPTB en ST/G methode)<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

PREOPERATIEF:<br />

Bij <strong>voor</strong>keur worden revalidanten preoperatief minimaal drie keer gezien door een fysiotherapeut en daarbij<br />

komt het volgende aan bod:<br />

Voorlichting over revalidatie (wederzijdse verwachtingen doorspreken). Benadrukken dat knierevalidatie meer<br />

is dan alleen krachttraining <strong>van</strong> de bovenbeenspieren. De (neuromusculaire) revalidatie richt zich op de gehele<br />

onderste extremiteit, de rompstabiliteit en training <strong>van</strong> de kinetische keten.<br />

Afname <strong>van</strong> pijn, zwelling en ontstekingsreactie.<br />

Behalen / behouden normale range of motion (ROM) met aandacht <strong>voor</strong> een goede patellamobiliteit.<br />

Behalen / behouden normaal looppatroon.<br />

Spierkracht behouden, atrofie <strong>voor</strong>komen.<br />

Oefeningen <strong>voor</strong> eerste dagen post-ok doornemen. (b.v.: heel slides, Straight Leg Raising (SLR), squads, beenelevatie<br />

met kussen onder de hiel). Hierbij het belang <strong>van</strong> en volledige extensie benadrukken.<br />

Kruklopen in kruispas <strong>voor</strong> de eerste dagen post-ok doornemen.<br />

Testen: VAS-score pijn; ROM; hydropsmeting; IKDC vragenlijst en hoptesten (indien de knie goed belastbaar<br />

is). Verder is het mogelijk om isokinetische testen (kracht en uithoudingsvermogen) uit te laten voeren (b.v. op<br />

Sport Medisch Centrum Papendal).<br />

FASE I (WEEK 1):<br />

Pijnbestrijding en ontstekingsreactie controleren. (b.v.: cryotherapie en oefentherapie).<br />

Behalen <strong>van</strong> ROM 0º-90º, met de nadruk op behalen volledige extensie. (b.v.: CPM, oefentherapie: patellamobilisatie<br />

in alle richtingen, heel slides en been elevatie met kussen onder hiel).<br />

Veilige isometrische en isotonische krachtoefeningen aanbieden om spiercontrole terug te winnen met een<br />

opbouw in zowel open keten (bewegingsuitslag <strong>van</strong> 90º-40º), als in gesloten keten (bewegingsuitslag <strong>van</strong><br />

0º-60º). (b.v.: SLR, minisquads, gewichtverplaatsen).<br />

Looppatroon opbouwen op geleide <strong>van</strong> pijn naar 100% belast zonder krukken <strong>van</strong>af dag 4. Voldoende spiercontrole<br />

en een goed looppatroon zonder manken is een <strong>voor</strong>waarde om te stoppen met kruklopen.<br />

• Voorwaarden om te starten met fase II:<br />

- Pijnklachten knie zijn gelijk aan vorige week of afgenomen (VAS-score pijn).<br />

- Minimale zwelling (meting m.b.v. meetlint).<br />

- Volledige extensie en 90º flexie zijn mogelijk (ROM-goniometer).<br />

- Goede mobiliteit patella in vergelijking met andere zijde.<br />

- Voldoende quadricepscontrole om minisquad 0º-30º en SLR in div. richtingen uit te voeren.<br />

- Zelfstandig kunnen lopen met of zonder krukken.<br />

FASE II (WEEK 2 T/M WEEK 8):<br />

Cryotherapie toepassen bij pijn of zwelling (eventueel na elke training).<br />

Streven naar volledige ROM (onderhoud <strong>van</strong> volledige extensie, 120 graden flexie <strong>van</strong>af week 2 en 130 graden<br />

<strong>van</strong>af week 5) en blijvende aandacht <strong>voor</strong> een goede patellamobiliteit.<br />

Lopen 100% belast, zonder krukken <strong>van</strong>af dag 4 – 10. Normaliseren <strong>van</strong> het looppatroon d.m.v. loopoefeningen<br />

(loopband <strong>van</strong>af week 3 en rustig joggen in een rechte lijn <strong>van</strong>af week 8).<br />

In intensiteit toenemende isometrische en isotonische krachttraining (quadriceps, hamstring, gastrocnemius en<br />

soleus) met een opbouw in bewegingsuitslag <strong>voor</strong> zowel open keten als gesloten keten oefeningen zonder extra<br />

gewicht. Voor open keten oefeningen geldt: in week 2 t/m 4: 90°-40°, daarna elke week met 10° naar extensie uitbreiden.<br />

Voor gesloten keten oefeningen geldt: in week 2 t/m 7 opbouwen naar 0°-60°, <strong>van</strong>af week 8 naar 0°-90°.<br />

Neuromusculaire training starten met een langzame opbouw <strong>van</strong> statische stabiliteit naar dynamische stabiliteit.<br />

M.b.v. onstabielere ondergrond en afname visuele input toewerken naar vertrouwen op vestibulaire en<br />

sensomotorische systeem om in evenwicht te blijven.<br />

Vanaf week 3 mag er gestart worden met een opbouw in fietsen op een hometrainer en zwemmen.<br />

Vanaf week 4 mag er gestart worden met een opbouw in steppen op stepapparaat.<br />

Vanaf week 8 mag er gestart worden met een opbouw in buiten fietsen.<br />

Let op: bij blijvende pijn, ontstekingsreacties of beperking in ROM adequaat handelen<br />

• risico op arthrofibrose (bij twijfel overleg met de behandelend orthopaed)!<br />

73 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


THE POWER TO MOVE YOU<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie alvorens het product <strong>voor</strong> te schrijven.<br />

Zie ook de verkorte spc-tekst elders in dit blad.<br />

ARCOXIA is een geregistreerd handelsmerk <strong>van</strong> Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, NJ, USA<br />

Postbus 581, 2003 PC Haarlem, Telefoon 023 - 5153153, www.msd.nl<br />

0308ACX06NL661J0307


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

BIJLAGE 1: Revalidatieprotocol na VKB-reconstructie (BPTB en ST/G methode) VERVOLG<br />

• Voorwaarden om te starten met fase III:<br />

- Minimale pijn en zwelling (VAS-score pijn, hydropsmeting m.b.v. meetlint).<br />

- Volledige extensie en minimaal 130º flexie mogelijk (ROM-goniometer).<br />

- Er is sprake <strong>van</strong> een normaal looppatroon.<br />

- Oefeningen <strong>van</strong> <strong>voor</strong>gaande weken worden kwalitatief goed uitgevoerd.<br />

- IKDC afnemen (vragenlijst).<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

FASE III (WEEK 9 T/M WEEK 15):<br />

Behalen en behouden volledige ROM.<br />

Optimaliseren <strong>van</strong> spierkracht en uithoudingsvermogen. Bij zowel open keten als gesloten keten oefeningen<br />

mag er <strong>van</strong>af week 9 opgebouwd worden met gewichten.<br />

Neuromusculaire training met steeds meer de nadruk op dynamische stabiliteit en plyometrie, waarbij duur<br />

en snelheid langzaam worden opgebouwd. Starten met 2-benig springen en langzaam uitbreiden naar 1-benig<br />

springen. Normalisatie <strong>van</strong> het rennen met <strong>van</strong>af week 13 een opbouw in buiten joggen.<br />

• Voorwaarden om te starten met fase IV:<br />

- Geen pijn of zwelling in de knie (VAS-score pijn, hydropsmeting m.b.v. meetlint).<br />

- Volledige flexie en extensie <strong>van</strong> de knie (ROM-goniometer).<br />

- IKDC opnieuw afnemen.<br />

- Quadricepskracht en hamstringkracht meer dan 75% in vergelijking met de andere zijde; hamstring/quadriceps<br />

ratio ≥ 70% (facultatieve isokinetische meting (kracht): op 180º per seconde).<br />

- Hoptesten meer dan 75% in vergelijking met de andere zijde.<br />

- Oefeningen <strong>voor</strong>gaande weken worden kwalitatief goed uitgevoerd.<br />

FASE IV (WEEK 16 T/M WEEK 22):<br />

Maximaliseren <strong>van</strong> spieruithoudingsvermogen en spierkracht.<br />

Neuromusculaire controle maximaliseren met nadruk op springen, behendigheidstraining en sportspecifieke<br />

taken. Variatie in renvormen, draai- en kap bewegingen zijn toegestaan. Duur en snelheid worden opgebouwd<br />

en gemaximaliseerd.<br />

• Voorwaarden <strong>voor</strong> terugkeer sport:<br />

- Geen pijnklachten of zwelling meer aanwezig (VAS-score pijn, hydropsmeting m.b.v. meetlint).<br />

- Volledige flexie en extensie mogelijk (ROM-goniometer).<br />

- Quadricepskracht en hamstringkracht meer dan 85% in vergelijking met de andere zijde; hamstring/quadriceps<br />

ratio > 70% (facultatieve isokinetische krachtmetingen op 60°,180° en 300° / sec. (kracht) en een<br />

duurtest op 180° / sec.).<br />

- Hoptesten meer dan 85% in vergelijking met de andere zijde.<br />

- Revalidant voert oefeningen <strong>van</strong> <strong>voor</strong>gaande weken kwalitatief goed uit, tolereert sportspecifieke<br />

activiteiten en behendigheidstraining met maximale duur en snelheid.<br />

- IKDC opnieuw afnemen.<br />

OKO vormen de ideale basis <strong>voor</strong> sportspecifieke<br />

functionele training in fase 4. 6,14,35,44<br />

Door langzaam zwaarder wordende functionele<br />

dynamische balanstraining en plyometrie wordt<br />

de neuromusculaire controle verder opgebouwd.<br />

De training <strong>van</strong> functionele bewegingspatronen<br />

is nodig omdat het de interactie tussen de stabiliserende<br />

structuren <strong>van</strong> de kinetische keten<br />

(enkel, knie, heup en romp) verbetert. Plyometrie<br />

is een goede <strong>voor</strong>bereiding op wendbaarheidtraining<br />

(fase 4) omdat het de concentrische spiercontractie<br />

verbetert (kracht per tijdseenheid),<br />

waardoor sneller veranderen <strong>van</strong> richting mogelijk<br />

wordt. Omdat er hogere eisen worden gesteld<br />

aan de afferente en efferente informatieverwerking<br />

kunnen oefeningen verzwaard worden door<br />

variatie in visuele input, stabiliteit ondergrond,<br />

uitvoeringssneldheid oefening, situatiecontrole,<br />

taakcomplexiteit, gewicht, 2- of 1-benige uitvoering,<br />

enz.. Pijn en zwelling bepalen de progressie.<br />

11,14,37,47<br />

Gebaseerd op de vermelde starttijdstippen in de<br />

74 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

verzamelde literatuur zijn <strong>voor</strong> fase 3 de volgende<br />

keuzes gemaakt: rennen normaliseren (langzaam<br />

duur en snelheid opbouwen om neuromusculaire<br />

adaptatie en hersteltijd te verminderen) <strong>van</strong>af week<br />

9, <strong>van</strong>af week 13 buiten joggen opbouwen. 11,13,37<br />

Fase 4 (week 16 t/m week 22):<br />

Uithoudingsvermogen en spierkracht <strong>van</strong> de kniestabilisatoren<br />

worden gemaximaliseerd (zie ook<br />

fase 3).<br />

D.m.v. plyometrie, wendbaarheidtraining en sportspecifieke<br />

oefeningen wordt de neuromusculaire<br />

controle geoptimaliseerd. Door in duur en snelheid<br />

toenemende en steeds sportspecifieker wordende<br />

wendbaarheidtraining (renvariaties, draai- en kapbewegingen,<br />

versnellen en afremmen) worden reflexmatige<br />

bewegingspatronen getraind waardoor<br />

nieuw trauma tijdens competitie <strong>voor</strong>komen kan<br />

worden. 11,14,37,47<br />

Tussenfasetesten en criteria terugkeer naar sport:<br />

Om periodiek herstel (t.a.v. pijn, zwelling, ontstekingsreactie,<br />

ROM, kracht en neuromusculaire<br />

controle) na een VKB-reconstructie te meten en<br />

het sporthervattingstijdstip te bepalen worden objectieve<br />

en subjectieve meetinstrumenten geadviseerd<br />

die gestandaardiseerd, betrouwbaar, valide,<br />

klinisch rele<strong>van</strong>t, uitvoerbaar en sensitief zijn <strong>voor</strong><br />

verandering in de tijd. 11,49 Gebaseerd op de literatuur<br />

is gekozen <strong>voor</strong>:<br />

Visual Analogue Scales (VAS): meting acute en chronische<br />

pijn. 49<br />

Omtrekmeting met een meetlint: ondanks gebrek<br />

aan validiteitstudies lijkt hiermee zwelling na een-<br />

VKB-reconstructie gemeten te kunnen worden. Het<br />

niet-geopereerde been fungeert daarbij als controle<br />

en ter standaardisatie <strong>van</strong> de meting per persoon. 49<br />

De goniometer: <strong>voor</strong> actieve en passieve ROMmetingen.<br />

49<br />

International Knee Documentation Committee<br />

Subjective Knee Form (IKDC): knie-specifieke<br />

vragenlijst die stoornissen en beperkingen t.a.v.<br />

functie en sportactiviteit, na kniegeralateerd ligamenttrauma,<br />

in kaart brengt. 50<br />

Hoptesten: meet beenfunctie na operatie. Om<br />

sensitief t.a.v uitvoeringsproblemen te kunnen<br />

zijn worden minstens 2 hoptesten uitgevoerd. De<br />

onderliggende oorzaak (tekort aan kracht, vertrouwen<br />

of neuromusculaire controle) blijft echter<br />

onbekend. 49<br />

Isokinetische testen: meet kracht en uithoudingsvermogen<br />

<strong>van</strong> de kniestabilisatoren. Documentatie<br />

<strong>van</strong> beweginggerelateerde factoren, pretest procedures,<br />

testcondities, data-analyse methode, en<br />

patiëntvariabelen is nodig omdat deze de uitkomst<br />

<strong>van</strong> de meting beïnvloeden. 49,51<br />

Voor tijdstip meting en uitvoering <strong>van</strong> de meetinstrumenten<br />

zie bijlage 2. Indien de revalidatiedoelen<br />

<strong>van</strong> de <strong>voor</strong>gaande fase zijn behaald (zie bijlage<br />

1) kan de volgende fase worden ingezet. Hoptesten<br />

en isokinetische testen worden alleen uitgevoerd<br />

met een stabiele knie. Sporthervatting kan plaatsvinden<br />

(zie bijlage 1) wanneer volledige ROM is<br />

bereikt, de hoptesten en kracht <strong>van</strong> de hamstring<br />

/ quadriceps minstens 85% zijn (vergeleken met de<br />

contralaterale zijde), bij voldoende balans tussen<br />

de spieren (hamstring / quadriceps ratio >70%) en<br />

de patiënt sportspecifieke activiteiten tolereert<br />

(geen toename <strong>van</strong> pijn of zwelling). 11,13,14,18,37,49<br />

Discussie<br />

Gezien het ontbreken <strong>van</strong> bewijs ten aanzien <strong>van</strong><br />

complicaties, zoals elongatie of ruptuur <strong>van</strong> de<br />

plastiek en de vermelde <strong>voor</strong>delen in de literatuur<br />

zijn we bij de samenstelling <strong>van</strong> een behandelingprotocol<br />

na een VKB-reconstructie (BPTB of ST/G),<br />

uitgegaan <strong>van</strong> een versneld programma <strong>van</strong> 22<br />

weken. 5,13-15,17-22<br />

Een optimaal revalidatieprogramma begint echter<br />

<strong>voor</strong> de VKB-reconstructie. Door <strong>voor</strong>lichting (t.a.v.<br />

het gehele revalidatieproces) wordt een realistisch<br />

revalidatiebeeld gecreëerd en de zelfredzaamheid<br />

vergroot. Met preklinische behandeldoelen kan<br />

het optimale operatietijdstip beter worden vastgesteld.<br />

Omdat hierdoor het postoperatieve revalidatieverloop<br />

ongecompliceerder kan verlopen,<br />

dienen enkele preklinische sessies in het protocol<br />

opgenomen te worden. 1-3,11,13,14,23-26<br />

Uitkomsten in de literatuur kunnen niet altijd<br />

worden gegeneraliseerd. Ondanks het feit dat er bij<br />

een versneld protocol geen significant stabiliteitsverschil<br />

is tussen de twee plastiektypen worden<br />

er wel degelijk subtiele verschillen ten aanzien<br />

<strong>van</strong> laxiteit, pijn bij knielen, ROM en extensie-/<br />

flexieverlies vermeld. 15 Het blijft daarom belangrijk<br />

om de plastiekkeuze zo goed mogelijk aan te<br />

laten sluiten bij de functionele verwachtingen, ten<br />

aanzien <strong>van</strong> sport en werk, <strong>van</strong> de patiënt.<br />

De effectiviteit <strong>van</strong> een versneld protocol bij de<br />

meest gebruikte fixatiemethoden (interferentieschroeven<br />

en endobutton) is bij beide plastiektypen<br />

uitgebreid gedocumenteerd. 15,22 Het is<br />

mogelijk dat andere fixatiemethoden tot andere<br />

klinische en functionele uitkomsten leiden. Goede<br />

aanvullende RCT’s met een versneld revalidatieprogramma<br />

bij BPTB- en ST/G- reconstructies zijn<br />

nodig om de langetermijnresultaten bij andere<br />

fixatiemethoden vast te kunnen stellen.<br />

Een optimale samenwerking tussen orthopedisch<br />

chirurg, fysiotherapeut en patiënt is noodzakelijk<br />

<strong>voor</strong> een succesvol herstel na een VKB-<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 75


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

BIJLAGE 2: Overzicht <strong>van</strong> de te gebruiken testen<br />

1) Pijn te meten via de VAS-score: Meting: Pre-operatief<br />

Dag 2<br />

Eind week 8<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

De revalidant geeft de mate <strong>van</strong> pijn aan d.m.v. een verticaal streepje op de horizontale lijn <strong>van</strong> 100 mm. Links betekent geen<br />

pijn, rechts betekent onuitstaanbare, nauwelijks verdraagbare pijn. De uitkomst in mm wordt niet verteld aan de revalidant.<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

GEEN PIJN<br />

VAS-score: ............ mm<br />

2) Hydropsmeting m.b.v. een meetlint: Meting: Pre-operatief<br />

Dag 2<br />

Eind week 8<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

ONDRAAGLIJKE PIJN<br />

De revalidant zit in langzit met rugsteun en ontspannen been. De onderzijde <strong>van</strong> een niet rekbaar meetlint 1 cm boven de<br />

bovenrand <strong>van</strong> de patella aanleggen en de omtrek meten in mm.<br />

Omtrek knie: ............ mm<br />

3) ROM TE meten m.b.v. een goniometer: Meting: Pre-operatief<br />

Dag 2<br />

Eind week 8<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

De revalidant ligt in ruglig en beweegt de hak <strong>van</strong> het aangedane been over de behandelbank richting de bil. Het maximale<br />

aantal graden flexie m.b.v. een goniometer (draaipunt goniometer op laterale gewrichtsspleet aanleggen) in graden meten.<br />

De revalidant strekt het aangedane been maximaal waarna het aantal graden extensie op dezelfde wijze wordt gemeten.<br />

Flexie: ............... °<br />

Extensie: ............ °<br />

4) IKDC 2000 vragenlijst: Meting: Pre-operatief<br />

Eind week 8<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

Naam: _________________________________________________________________________<br />

Huidige datum: ______/_______/______ Datum <strong>van</strong> letsel: ______/________/_____<br />

Dag Maand Jaar Dag Maand Jaar<br />

Symptomen:<br />

Beoordeel de symptomen op het hoogste niveau <strong>van</strong> activiteiten waarop u kunt functioneren zonder significante klachten of<br />

symptomen, ook al voert u geen activiteiten uit op dit niveau.<br />

1. Wat is het hoogste niveau <strong>van</strong> activiteiten dat u kunt bereiken zonder aanzienlijke pijn in uw knie.<br />

Erg inspannende activiteiten, zoals springen, of draaibeweging zoals in basketbal of voetbal.<br />

Inspannende activiteiten, zoals zwaar lichamelijk werk, skiën of tennis.<br />

Matige activiteiten, zoals matig lichamelijk werk, rennen of joggen.<br />

Lichte activiteiten zoals lopen, huishoudelijk werk of werken in de tuin.<br />

Geen <strong>van</strong> de bovengenoemde activiteiten door pijn in de knie.<br />

2. Hoe vaak hebt u in de laatste 4 weken, of sinds uw ongeval, pijn gehad<br />

Nooit<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />

Constant<br />

76 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

BIJLAGE 2: Overzicht <strong>van</strong> de te gebruiken testen VERVOLG<br />

3. Als u pijn heeft, hoe erg is deze dan<br />

Geen pijn<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />

Ergst <strong>voor</strong>stelbare pijn<br />

4. Hoe stijf of gezwollen was uw knie in de laatste 4 weken, of sinds uw ongeval<br />

Niet<br />

Mild<br />

Matig<br />

Erg<br />

Zeer erg<br />

5. Wat is het hoogste niveau <strong>van</strong> activiteiten dat u kunt bereiken zonder een aanzienlijke zwelling <strong>van</strong> uw knie<br />

Erg inspannende activiteiten, zoals springen, of draaibeweging zoals in basketbal of voetbal.<br />

Inspannende activiteiten, zoals zwaar lichamelijk werk, skiën of tennis.<br />

Matige activiteiten, zoals matig lichamelijk werk, rennen of joggen.<br />

Lichte activiteiten zoals lopen, huishoudelijk werk of werken in de tuin.<br />

Geen <strong>van</strong> de bovengenoemde activiteiten <strong>van</strong>wege zwelling <strong>van</strong> de knie.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

6. Heeft u in de laatste 4 weken, of sinds uw ongeval, last gehad <strong>van</strong> slot en/of zwikklachten<br />

Ja Nee<br />

7. Wat is het hoogste niveau <strong>van</strong> activiteiten dat u kunt bereiken zonder dat u door uw knie zwikt<br />

Erg inspannende activiteiten, zoals springen, of draaibeweging zoals in basketbal of voetbal.<br />

Inspannende activiteiten, zoals zwaar lichamelijk werk, skiën of tennis.<br />

Matige activiteiten, zoals matig lichamelijk werk, rennen of joggen.<br />

Lichte activiteiten zoals lopen, huishoudelijk werk of werken in de tuin.<br />

Geen <strong>van</strong> de bovengenoemde activiteiten door knie-instabiliteit.<br />

Sport activiteiten:<br />

8. Wat is het hoogste niveau <strong>van</strong> activiteiten waaraan u regelmatig kunt deelnemen<br />

Erg inspannende activiteiten, zoals springen, of draaibeweging zoals in basketbal of voetbal.<br />

Inspannende activiteiten, zoals zwaar lichamelijk werk, skiën of tennis.<br />

Matige activiteiten, zoals matig lichamelijk werk, rennen of joggen.<br />

Lichte activiteiten zoals lopen, huishoudelijk werk of werken in de tuin.<br />

Geen <strong>van</strong> de bovengenoemde activiteiten door de knie.<br />

9. Hoe moeilijk zijn de volgende activiteiten <strong>voor</strong> u, door uw knieklachten<br />

Niet moeilijk Iets moeizaam Moeilijk Erg moeilijk Onmogelijk<br />

a. Trap oplopen<br />

b. Trap aflopen<br />

c. Op uw knieën zitten<br />

d. Hurken<br />

e. Zitten (met gebogen knieën)<br />

f. Opstaan uit een stoel<br />

g. Rechtdoor hardlopen<br />

h. Springen en neerkomen<br />

op het aangedane been<br />

i. Snel starten en stoppen bij lopen<br />

Functie:<br />

10. Hoe wilt u de functie <strong>van</strong> uw knie beoordelen op een schaal <strong>van</strong> 0 tot 10, als 10 normaal/perfecte functie betekent,<br />

en 0 betekent dat uw kniefunctie er<strong>voor</strong> zorgt dat u geen <strong>van</strong> uw normale activiteiten kunt uitvoeren (inclusief sport).<br />

FUNCTIE VOOR UW KNIELETSEL:<br />

Kan geen dagelijkse 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Geen beperking in<br />

activiteiten uitvoeren<br />

dagelijkse activiteiten<br />

HUIDIGE FUNCTIE VAN UW KNIE:<br />

Kan geen dagelijkse 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Geen beperking in<br />

activiteiten uitvoeren<br />

dagelijkse activiteiten<br />

IKDC score: ...............<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 77


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

BIJLAGE 2: Overzicht <strong>van</strong> de te gebruiken testen VERVOLG<br />

Het IKDC subjectief knie evaluatie formulier wordt gescoord door alle punten bij elkaar op te tellen en dit puntentotaal om<br />

te zetten naar een schaal <strong>van</strong> 0-100. Let op: De uitslag <strong>van</strong> vraag 10 “Functie <strong>voor</strong> uw knieletsel” wordt niet meegeteld <strong>voor</strong><br />

de eindscore. Met de volgende stappen berekent u de IKDC subjectief knie evaluatie formulier score:<br />

1. Geef iedere vraag punten, waarbij de laagste punten zijn <strong>voor</strong> het antwoord dat het laagste niveau <strong>van</strong> functioneren of het<br />

hoogste niveau <strong>van</strong> klachten weergeeft (b.v. vraag 1: 1 t/m 5 punten, vraag 2: 1 t/m 11 punten, vraag 6: 1 t/m 2 punten).<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

2. Bereken de ‘ruwe’ score door alle toegekende punten bij elkaar op te tellen.<br />

(met uitzondering <strong>van</strong> vraag 10 “Functie <strong>voor</strong> uw knieletsel”)<br />

3. Reken de ruwe score om naar een schaal <strong>van</strong> 0-100 met de volgende methode:<br />

Ruwe score -<br />

Laagst mogelijke score<br />

IKDC Score = ---------------------------------------------- x 100<br />

Bereik <strong>van</strong> Scores<br />

Hierbij is de laagst mogelijke score 18 en het bereik <strong>van</strong> de mogelijke scores 87 (105 – 18).<br />

Dus als de ruwe score <strong>voor</strong> de 18 vragen 60 is, dan wordt de IKDC score als volgt berekend:<br />

60-18<br />

IKDC Score = --------------------- x 100 = 48.3<br />

87<br />

De berekende score wordt geïnterpreteerd als een maat <strong>voor</strong> de functie waarbij een hogere score een hoger niveau <strong>van</strong> functioneren<br />

en een lager niveau <strong>van</strong> klachten weergeeft. Een score <strong>van</strong> 100 betekent geen beperkingen in de dagelijkse activiteiten<br />

en sportactiviteiten met de afwezigheid <strong>van</strong> symptomen.<br />

Het IKDC subjectief knie evaluatie formulier kan ook berekend worden als vragen niet beantwoord zijn, zolang er minimaal<br />

maar 90% <strong>van</strong> de vragen beantwoord is (op zijn minst 16 vragen moeten dan beantwoord zijn). Om de ruwe score te<br />

berekenen bij missende vragen, dient u de gemiddelde score <strong>van</strong> de overige vragen bij de missende vragen in te vullen.<br />

Als u de ruwe score heeft berekend dan kunt u op bovengenoemde manier de IKDC subjectieve knie score berekenen.<br />

5) Hoptesten (functionele testen): Meting: Pre-operatief<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

One legged time hop test:<br />

Instructie: hup zo snel mogelijk (met grote krachtige huppen), zonder inzet <strong>van</strong> de armen (armen op de rug houden) over<br />

een afstand <strong>van</strong> 6 meter. Eerst met het aangedane been en daarna opnieuw met het gezonde been. Deze test wordt 2x uitgevoerd.<br />

Berekening: het gemiddelde <strong>van</strong> de twee tijden <strong>van</strong> het aangedane been wordt gedeeld door het gemiddelde <strong>van</strong> de twee<br />

tijden <strong>van</strong> het gezonde been en vermenigvuldigd met 100.<br />

One legged time hop test: ……%<br />

Single hop for distance:<br />

Instructie: 1 hup zover mogelijk, zonder inzet <strong>van</strong> de armen (armen op de rug houden) en sta ten minste 2 seconden stil.<br />

Eerst met het aangedane been en daarna opnieuw met het gezonde been. Deze test wordt 2x uitgevoerd.<br />

Berekening: het gemiddelde <strong>van</strong> de twee afstanden <strong>van</strong> het aangedane been wordt gedeeld door het gemiddelde <strong>van</strong> de<br />

twee afstanden <strong>van</strong> het gezonde been en vermenigvuldigd met 100.<br />

Single hop for distance: ……%<br />

Triple hop for distance:<br />

Instructie: 3 huppen zover mogelijk, zonder inzet <strong>van</strong> de armen (armen op de rug houden) en sta ten minste 2 seconden stil.<br />

Eerst met het aangedane been en daarna opnieuw met het gezonde been. Deze test wordt 2x uitgevoerd.<br />

Berekening: de som <strong>van</strong> de twee afstanden <strong>van</strong> het aangedane been wordt gedeeld door de som <strong>van</strong> de twee afstanden <strong>van</strong><br />

het gezonde been en vermenigvuldigd met 100.<br />

Triple hop for distance: ……%<br />

6) Facultatieve isokinetische testen<br />

(quadriceps en hamstring): Meting: Pre-operatief<br />

Eind week 15<br />

Eind week 22<br />

78 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


COPAL ®<br />

Dubbele bescherming en<br />

betrouwbaarheid bij revisies.<br />

Weer verkrijgbaar<br />

COPAL ®<br />

dir e ct v a n d e p r o d u c e n t<br />

COPAL ® <strong>van</strong> Heraeus.<br />

Het revisiecement op basis <strong>van</strong> PALACOS ® .<br />

De eersteklas kwaliteit grondstoffen, de goede verwerkingseigenschappen en de hoge<br />

stabiliteit <strong>van</strong> PALACOS ® is nu verkrijgbaar in combinatie met twee antibiotica. Door de<br />

combinatie <strong>van</strong> gentamicine and clindamycine heeft COPAL ® een antibacteriële werking<br />

op meer dan 90 % <strong>van</strong> de <strong>voor</strong> ziekenhuizen rele<strong>van</strong>te kiemen die tot een septische loslating<br />

<strong>van</strong> de prothese kunnen leiden.<br />

COPAL ® botcement is alleen verkrijgbaar bij Heraeus. Vertrouw op de ervaring <strong>van</strong> de<br />

fabrikant <strong>van</strong> het originele PALACOS ® botcement.<br />

Heraeus Kulzer Benelux BV · Postbus 986 · 2003 RZ Haarlem · Nederland · Tel.: +31 (0)23 543 42 56 · www.palacos.com


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

reconstructie. Het nauwlettend monitoren <strong>van</strong><br />

progressie maakt vroeg ingrijpen mogelijk en<br />

<strong>voor</strong>komt postoperatieve complicaties waaronder<br />

artrofibrose. Pas als de gestelde revalidatiedoelen<br />

<strong>van</strong> de <strong>voor</strong>gaande fase zijn behaald en bevestigd<br />

worden door de objectieve en subjectieve testen<br />

(zie bijlage) kan de volgende fase worden ingezet.<br />

Het is mogelijk (b.v. omdat oudere patiënten meer<br />

tijd nodig hebben) dat de algemene tijdslijn <strong>van</strong><br />

22 weken aangepast dient te worden om maatwerk<br />

per patiënt te kunnen leveren. 11-14,20,24,36,49<br />

Ondanks het feit dat het gepresenteerde protocol<br />

samengesteld is uit informatie uit achtergrondartikelen,<br />

onderbouwde revalidatieprogramma’s,<br />

RCT’s en reviews uit de vier belangrijkste<br />

databases is het geen sluitend bewijs. Bij gebrek<br />

aan in vivo studies zullen onzekerheden over het<br />

herstelmechanisme <strong>van</strong> de plastiek na een VKBreconstructie<br />

blijven bestaan. 2,5,11-14 Soms is<br />

aanvullend bewijs nog niet <strong>voor</strong>handen. Ondanks<br />

groeiende consensus dat OKO met de nadruk<br />

op uithoudingsvermogen, ook buiten de veilige<br />

range, de laxiteit <strong>van</strong> de plastiek niet vergroot<br />

en gunstige effecten heeft ten aanzien de quadricepskracht<br />

is er <strong>voor</strong>al bij ST/G plastieken<br />

nog onzekerheid over het optimale tijdstip <strong>van</strong><br />

introductie. 4-6,13,14,39-44,52 Aanvullende RCT’s,<br />

met een voldoende lange follow-up, zijn nodig<br />

om te bepalen welke combinatie <strong>van</strong> GKO en OKO<br />

de quadricepskracht het meest effectief is en de<br />

consequenties <strong>van</strong> vroege introductie <strong>van</strong> OKO bij<br />

ST/G plastieken beter te kunnen inschatten.<br />

Om een betere bewijskracht <strong>van</strong> toekomstige<br />

RCT’s te verkrijgen is het essentieel consensus over<br />

het meest optimale (en uitgeschreven) klinische en<br />

poliklinische <strong>nabehandeling</strong>protocol, de follow-up<br />

tijdstippen, de te gebruiken objectieve en subjectieve<br />

testen, de te meten uitkomstmaten en een<br />

gestandaardiseerde rapportage.<br />

Abstract<br />

To facilitate univocal, practical and useful rehabilitation<br />

after an anterior cruciate ligament reconstruction (BPTB<br />

or ST/G) we conducted a systematic review and combined<br />

this with background information, to develop an evidence<br />

based protocol.<br />

Previous studies showed that a phased accelerated protocol<br />

without postoperative bracing, in which reduction of pain,<br />

swelling and inflammation, regaining ROM, strength and<br />

neuromuscular control are the most important aims, has<br />

important ad<strong>van</strong>tages and do not lead to stability problems.<br />

However, to facilitate an uncomplicated rehabilitation<br />

course, some preclinical sessions, clear starting times and<br />

control of the phased rehabilitation aims with objective<br />

and subjective outcome measures, may not be lacking.<br />

Literatuur<br />

1. Plas C <strong>van</strong> der, Dingjan R, Hamel A, Jonker J, Postema<br />

PH, Smorenburg H, et al. NHG-standaard traumatische<br />

knieproblemen 2002.<br />

2. Insall J, Scott W. Surgery of the knee, Third edition,<br />

Volume 1. New York, Edinburgh, London, Philadelphia,<br />

San Francisco: Churchill Livingstone, 2001.<br />

3. Beynnon B, Johnson R, Abate J, Fleming B, Nichols C.<br />

Treatment of anterior cruciate ligament injuries, Part I.<br />

Am J Sports Med 2005;33(10):1579-1602.<br />

4. Trees A, Howe T, Dixon J, White L. Exercise for treating<br />

isolated anterior cruciate ligament injuries in adults<br />

(review). Cochrane Database Syst Rev 2005;4:1-41.<br />

5. Beynnon B, Johnson R, Abate J, Fleming B, Nichols C.<br />

Treatment of anterior cruciate ligament injuries, Part 2.<br />

Am J Sports Med 2005;33(11):1751-1767.<br />

6. Ross M, Denegar C, Winzenried J. Implementation of<br />

open and closed kinetec chain quadriceps strengthening<br />

exercises after anterior cruciate ligament reconstruction.<br />

J Strength Cond Res 2001;15(4):466-473.<br />

7. Strehl A, Eggli S. The value of conservative treatment<br />

in ruptures of the anterior cruciate ligament (ACL). J<br />

Trauma 2007;62(5):1159-1162.<br />

8. Frosch KH, Habermann F, Fuchs M, Michel A, Schmidtmann<br />

U, Stürmer K. Ist die erweiterte ambulante physiotherapie<br />

(EAP) nach vorderer kruezbandersatzplastik<br />

indiziert. Unfallchirurg 2001;104:513-518.<br />

9. O’Connor D, Laughlin M, Woods G. Factors related to<br />

additional knee injuries after anterior cruciate ligament<br />

injury. Arthroscopy 2005;21(4):431-438.<br />

10. Tandogan R, Taser O, Kayaalp A, Taskiran E, Pinar H,<br />

Alparslan B, et al. Analysis of meniscal and chondral<br />

lesions accompanying anterior cruciate ligament<br />

tears, relationship with age, time from injury, and<br />

level of sport. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc<br />

2004;12(4):262-270.<br />

11. Cascio B, Culp L, Cosgarea A. Return to play after<br />

anterior cruciate ligament reconstruction. Clin Sports<br />

Med 2004;23:395-408.<br />

12. Lahav A, Burks R. Evaluation of the failed ACL reconstruction.<br />

Sports Med Arthrosc Rev 2005;13:8-16.<br />

13. Mc Carty L, Bach B. Rehabilitation after patellar tendon<br />

autograft anterior cruciate ligament reconstruction.<br />

Techniques in Orthopaedics 2005;20(4):439-451.<br />

14. Wilk K, Reinold M, Hooks T. Recent ad<strong>van</strong>ces in the rehabilitation<br />

of isolated and combined anterior cruciate<br />

ligament injuries. Orthop Clin North Am 2003;34:107-137.<br />

15. Goldblatt J, Fitzsimmons S, Balk E, Richmond J.<br />

Reconstruction of the anterior cruciate ligament, meta-analysis<br />

of patellar tendon versus hamstring tendon<br />

autograft. Arthroscopy 2005;21(7):791-803.<br />

16. Beynnon B, Johnson R, Fleming B. The science of<br />

anterior cruciate ligament rehabilitation. Clin Orthop<br />

2002;402:9-20.<br />

17. Beynnon B, Benjamin S, Johnson R, Abate J, Nichols C,<br />

Fleming B, et al. Rehabilitation after anterior cruciate<br />

ligament reconstruction, a prospective, randomized,<br />

double-blind comparison of programs administered<br />

over 2 different time intervals. Am J Sports Med<br />

2005;33(3):347-359.<br />

79 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


S. <strong>van</strong> Grinsven, C.J.M. Holla, R.E.H. <strong>van</strong> Cingel en C.J.M. <strong>van</strong> Loon ■<br />

18. Gale T, Richmond J. Bone patellar tendon bone anterior<br />

cruciate ligament reconstruction. Techniques in Knee<br />

Surgery 2006;5(2):72-79.<br />

19. Majima T, Yasuda K, Tago H, Tanabe Y, Minami A.<br />

Rehabilitation after hamstring anterior cruciate ligament<br />

reconstruction. Clin Orthop 2002;397:370-380.<br />

20. Risberg M, Lewek M, Snyder-Mackler L. A systematic<br />

review of evidence for anterior cruciate ligament rehabilitation,<br />

how much and what type. Physical Therapy in<br />

Sport 2004;5:125-145.<br />

21. Shaw T. Accelerated rehabilitation following anterior<br />

cruciate ligament reconstruction. Physical Therapy In<br />

Sport 2002;3:19-26.<br />

22. Pinczewski L, Lyman J, Salmon L, Russell V, Roe J,<br />

Linklater J. A 10-year comparison of anterior cruciate<br />

ligament reconstructions with hamstring tendon and<br />

patellar tendon autograft, a controlled, prospective<br />

trial. Am J Sports Med 2007;35(4):564-574.<br />

23. Allum R. Aspects of current management, complications<br />

of arthroscopic reconstruction of the anterior cruciate<br />

ligament. J Bone Joint Surg Br 2003;85-B:12-16.<br />

24. DeHaven K, Cosgarea A, Sebastianelli W. Arthrofibrosis<br />

of the knee following ligament surgery. Instr Course Lect<br />

2003;52:369-381.<br />

25. Shelbourne K, Patel D. Treatment of limited motion<br />

after anterior cruciate ligament reconstruction. Knee<br />

Surg Sports Traumatol Arthosc 1999;7:85-92.<br />

26. Maddison R, Prapavessis H, Clatworthy M. Modelling and<br />

rehabilitation following anterior cruciate ligament reconstruction.<br />

Ann Behav Med 2006;31(1):89-98.<br />

27. Harilainen A, Sandelin J. Post-operative use of knee<br />

brace in bone-tendon-bone patellar tendon anterior<br />

cruciate ligament reconstruction, 5-year follow-up<br />

results of a randomized prospective study. Scand J Med<br />

Sci Sports 2006;16:14-18.<br />

28. Henriksson M, Rockborn P, Good L. Range of motion<br />

training in brace versus plaster immobilization after<br />

anterior cruciate ligament reconstruction, a prospective<br />

randomized comparison with a 2-year follow up.<br />

Scand J Med Sci Sports 2002;12:73-80.<br />

29. Mikkelsen C, Cerulli G, Lorenzini M, Bergstrand G,<br />

Werner S. Can a post-operative brace in slight hyperextension<br />

prevent extension deficit after anterior cruciate<br />

ligament reconstruction. Knee Surg Sports Traumatol<br />

Arthosc 2003;11:318-321.<br />

30. Möller E, Forssblad M, Hansson L, Wange P, Weidenhielm<br />

L. Bracing versus nonbracing in rehabilitation after<br />

anterior cruciate ligament reconstruction, a randomized<br />

prospective study with 2-year follow-up. Knee Surg<br />

Sports Traumatol Arthrosc 2001;9:102-108.<br />

31. Pförringer W, Kremer C. Die nachbehandlung operativ<br />

versorgter frischer vordere kreuzbandrupturen,<br />

eine randomisierte prospective studie. Sportverletz<br />

Sportschaden 2005;19:134-139.<br />

32. Risberg M, Holm I, Steen H, Eriksson J, Ekeland A. The<br />

effect of knee bracing after anterior cruciate ligament<br />

reconstruction, a prospective, randomized study with<br />

two years follow up. Am J Sports Med 1999;27(1):76-83.<br />

33. Wu G, Ng G, Mak A. Effects of knee bracing on the<br />

sensorimotor function of subjects with anterior<br />

cruciate ligament reconstruction. Am J Sports Med<br />

2001;29(5):641-645.<br />

34. Raynor M, Pietrobon R, Guller U, Higgins L. Cryotherapy<br />

after ACL reconstruction. J Knee Surg 2005;18:123-129.<br />

35. Potter N. Complications and treatment during rehabilitation<br />

after anterior cruciate ligament reconstruction.<br />

Operative Techniques in Sports Medicine 2006;50-58.<br />

36. Shaw T, Williams M, Chipchase L. Early quadriceps<br />

exercises affect the outcome of ACL reconstruction,<br />

a randomised controlled trial. Australian Journal of<br />

Physiotherapy 2005;51:9-17.<br />

37. Risberg M, Mork M, Jenssen H, Holm I. Design and implementation<br />

of a neuromuscular training program<br />

following anterior cruciate ligament reconstruction. J<br />

Orthop Sports Phys Ther 2001;31:620-631.<br />

38. Tsaklis P, Abatzides G. ACL rehabilitation program using a<br />

combined isokinetic and isotonic strengthening protocol.<br />

Isokinetics and Exercis Science 2002;10:211-219.<br />

39. Fleming B, Oksendahl H, Beynnon B. Open- or closed<br />

kinetic chain exercises after anterior cruciate ligament<br />

reconstruction. Exerc Sport Sci Rev 2005;33(3):134-140.<br />

40. Hooper D, Morrissey M, Drechsler W, Morrissey D, King<br />

J. Open and closed kinetic chain exercises in the early<br />

period after anterior cruciate ligament reconstruction.<br />

Am J Sports Med 2001;29(2):167-174.<br />

41. Mikkelsen C, Werner S, Eriksson E. Closed kinetic chain alone<br />

compared to combined open and closed kinetic chain exercises<br />

for quadriceps strengthening after anterior cruciate ligament<br />

reconstruction with respect to return to sport, a prospective<br />

matched follow-up study. Knee Surg Sports Traumatol Arhrosc<br />

2000;8:337-342.<br />

42. Morrissey M, Hudson Z, Drechsler W, Coutts F, Knight<br />

P, King J. Effects of openversus closed kinetic chain<br />

training on knee laxity in the early period after anterior<br />

cruciate ligament reconstruction. Knee Surg Sports<br />

Traumatol Arthrosc 2000;8:343-348.<br />

43. Morrissey M, Drechsler W, Morrissey D, Knight P, Armstrong<br />

P, McAuliffe T. Effects of distally fixated versus nondistally<br />

fixated leg extensor resistance training on knee<br />

pain in the early period after anterior cruciate ligament<br />

reconstruction. Phys Ther 2002;82:35-43.<br />

44. Perry M, Morrissey M, King J, Morrissey D, Earnshaw P.<br />

Effects of closed versus open kinetic chain knee extensor<br />

resistance training on knee laxity and leg function in<br />

patients during the 8- to 14-week post-operative period<br />

after anterior cruciate ligament reconstruction. Knee<br />

Surg Sports Traumatol Arthrosc 2005;13:357-369.<br />

45. Cooper R, Taylor N, Feller J. A randomised controlled trial<br />

of proprioceptive and balance training after surgical reconstruction<br />

of the anterior cruciate ligament. Research<br />

In Sports Medicine 2005;13:217-230.<br />

46. Liu-Ambrose T, Taunton J, MacIntyre D, McConkey P, Khan<br />

K. The effects of proprioceptive or strength training on<br />

the neuromuscular function of the ACL reconstructed<br />

knee, a randomized clinical trial. Scand J Med Sci Sports<br />

2003;13:115-123.<br />

47. Rebel M. Koordinatives training nach VKB-operationen.<br />

Sportverletz Sportschaden 2000;14:12-19.<br />

48. Meyers M, Sterling J, Marley R. Efficacy of stairclimber<br />

versus cycle ergometry in postoperative anterior<br />

cruciate ligament rehabilitation. Clin J Sport Med<br />

2002;12:85-94.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 80


Lifestyle Recovery <br />

Met Single Radius<br />

Single Radius<br />

Knie Systemen<br />

Triathlon ®<br />

Scorpio NRG <br />

Voor meer informatie omtrent bovenstaande producten kunt u contact opnemen met uw<br />

Stryker vertegenwoordiger of Stryker Nederland B.V. – Tel. 0418 569 700


vertrouwen<br />

Stabiliteit<br />

Bij een juiste balancing, levert de Single Radius knie u passieve stabiliteit door<br />

de isometrisch spanning <strong>van</strong> de collateralen 5<br />

De Single Radius zorgt er<strong>voor</strong> dat de knie in flexie minder actieve stabilisatie<br />

behoeft, dan een prothese met een multi radius ontwerp 4,12,9<br />

De patiënt heeft een betere lichaamsbalans door een kleinere variatie in het<br />

centrum <strong>van</strong> zwaartekracht <strong>van</strong> het lichaam; dankzij de Single Radius 12,10<br />

vrijheid<br />

Functie<br />

De grotere patello femorale offset<br />

vermindert de benodigde kracht om tot<br />

extensie te komen, in vergelijking tot<br />

een knieprothese met een multi radius<br />

3, 4, 7, 8, 10, 11<br />

ontwerp<br />

Lagere reactieve krachten door het<br />

patello femorale gewricht geven een<br />

gunstiger uitgangssituatie tav patello<br />

femorale pijn 8,10,11<br />

Patiënten kunnen sneller tot flexie<br />

komen en sneller revalideren<br />

dankzij de verbeterde stabiliteit<br />

en beter functioneren <strong>van</strong> het<br />

8, 10<br />

extensormechanisme<br />

gemoedsrust<br />

Levensduur<br />

Dankzij de Single Radius is er minder paradoxale anterieure beweging. Het<br />

meer consistente bewegingspatroon wordt geassocieerd met minder slijtage. 5<br />

Er is minder stress op het polyethyleen <strong>van</strong> de patella door een verlengde<br />

patello femorale offset. 7, 8<br />

Het contactvlak <strong>van</strong> een Single Radius femurprothese op het polyethyleen is<br />

constant, waar dit bij de diverse overgangen naar de verschillende radii <strong>van</strong><br />

een multi radiusprothese niet zo is.<br />

De publicaties met nummer 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11 zijn op te vragen bij Stryker Nederland B.V.


■ ‘Evidence based’ <strong>nabehandeling</strong> <strong>van</strong> <strong>voor</strong>stekruisbandreconstructie<br />

49. Shaw T, Chipchase L, Williams M. A users guide to<br />

outcome measurement following reconstruction.<br />

Physical Therapy in Sport 2004;5:57-67.<br />

50. Haverkamp D, Sierevelt I, Breugem S, Lohuis K,<br />

Blanke<strong>voor</strong>t L, Dijk N <strong>van</strong>. Translation and validation of<br />

the Dutch version of the international knee documentation<br />

committee subjective knee form. Am J Sports Med<br />

2006;34(10):1680-1684.<br />

51. Keating J, Matyas T. The influence of subject and test<br />

design on dynamometric measurements of extremity<br />

muscles. Phys Ther 1996;76(8):866-889.<br />

52. Heijne A, Werner S. Early versus late start of open<br />

kinetic chain quadriceps exercises after ACL reconstruction<br />

with patellar tendon or hamstring grafts, a prospective<br />

randomized outcome study. Knee Surg Sports<br />

Traumatol Arthosc 2007;15(4):402-421.<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

ARC_SPC 160x60 '06.qxd 07-06-2007 15:01 Pagina 1<br />

VERKORTE PRODUCTINFORMATIE<br />

ARCOXIA ® 60, ARCOXIA ® 90, ARCOXIA ® 120, tabletten<br />

Samenstelling<br />

60, 90 of 120 mg etoricoxib.<br />

Indicaties<br />

Symptomatische verlichting <strong>van</strong> artrose, reumatoïde artritis (RA) en de pijn en<br />

verschijnselen <strong>van</strong> ontsteking bij acute jichtartritis. De beslissing om een selectieve<br />

COX-2-remmer <strong>voor</strong> te schrijven dient gebaseerd zijn op een beoordeling <strong>van</strong> het totale<br />

risico <strong>van</strong> de individuele patiënt.<br />

Dosering<br />

Artrose, de aanbevolen dosis is 60 mg eenmaal daags. Reumatoïde artritis, de<br />

aanbevolen dosis is 90 mg eenmaal daags. Acute jichtartritis, de aanbevolen dosis is<br />

120 mg eenmaal daags en moet alleen <strong>voor</strong> de acute symptomatische periode worden<br />

gebruikt met maximaal 8 dagen behandeling. De aanbevolen dosering bij elke indicatie<br />

is tevens de maximale dosering <strong>voor</strong> die indicatie.<br />

Aangezien de cardiovasculaire risico's <strong>van</strong> etoricoxib kunnen toenemen met de dosis en<br />

duur <strong>van</strong> de blootstelling, dient de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste<br />

effectieve dagdosis toegepast te worden. De behoefte <strong>van</strong> de patiënt aan<br />

symptomatische pijnverlichting en zijn respons op de behandeling dienen periodiek<br />

worden geherevalueerd te worden, in het bijzonder bij patiënten met artrose.<br />

Nierinsufficiëntie: <strong>voor</strong> patiënten met een creatinineklaring >_ 30 ml/min hoeft de<br />

dosering niet te worden aangepast.<br />

Leverinsufficiëntie: Bij patiënten met lichte leverinsufficiëntie (Child-Pugh-score 5-6)<br />

mag de dosering <strong>van</strong> 60 mg eenmaal daags niet worden overschreden. Bij patiënten met<br />

matige leverinsufficiëntie (Child-Pugh-score 7-9) mag de aanbevolen dosering <strong>van</strong><br />

60 mg om de dag niet worden overschreden.<br />

Contra-indicaties<br />

Voorgeschiedenis <strong>van</strong> overgevoeligheid <strong>voor</strong> een <strong>van</strong> de bestanddelen; actief ulcus<br />

pepticum of GI-bloeding; ernstige leverdisfunctie (Child-Pugh-score >_ 10); een geschatte<br />

creatinineklaring < 30 ml/min; patiënten die tekenen <strong>van</strong> astma, acute rhinitis,<br />

neuspoliepen, angioneurotisch oedeem of urticaria na toediening <strong>van</strong> acetylsalicylzuur of<br />

andere NSAIDs hebben ontwikkeld; zwangerschap en borstvoeding; kinderen en<br />

adolescenten beneden 16 jaar; een inflammatoire darmziekte; congestief hartfalen<br />

(NYHA II-IV); patiënten met niet voldoende gereguleerde hypertensie; aangetoonde<br />

ischemische hartziekte, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire ziekte.<br />

Waarschuwingen/<strong>voor</strong>zorgen<br />

Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een <strong>voor</strong>geschiedenis <strong>van</strong> gastro-intestinale<br />

aandoeningen, zoals ulceratie en GI-bloeding. Het risico op gastro-intestinale<br />

bijwerkingen neemt verder toe als etoricoxib gelijktijdig wordt gebruikt met<br />

acetylsalicylzuur (zelfs bij lage doses). Bij patiënten met een <strong>voor</strong>geschiedenis <strong>van</strong><br />

ischemische hartziekte; bij patiënten met een al bestaande aanzienlijk verminderde<br />

nierfunctie, onbehandeld hartfalen, of cirrose moet controle <strong>van</strong> de nierfunctie worden<br />

overwogen. De resultaten <strong>van</strong> klinische studies suggereren dat het gebruik <strong>van</strong><br />

geneesmiddelen uit de klasse <strong>van</strong> de selectieve COX-2-remmers gepaard kan gaan met<br />

een verhoogd risico op trombotische <strong>voor</strong>vallen, in het bijzonder myocardinfarct en<br />

beroerte ten opzichte <strong>van</strong> placebo en sommige NSAIDs. Aangezien de cardiovasculaire<br />

risico's <strong>van</strong> etoricoxib kunnen toenemen met de dosis en duur <strong>van</strong> de blootstelling, dient<br />

de kortst mogelijke behandelingsduur en de laagste effectieve dagdosis toegepast<br />

te worden.<br />

Patiënten met belangrijke risicofactoren <strong>voor</strong> cardiovasculaire <strong>voor</strong>vallen (b.v.<br />

hypertensie, hyperlipidemie, diabetes mellitus, roken) dienen slechts na zorgvuldige<br />

overweging te worden behandeld met etoricoxib.<br />

Gezien het ontbreken <strong>van</strong> een plaatjesremmend effect zijn COX-2-selectieve remmers<br />

geen substituut <strong>voor</strong> acetylsalicylzuur ter profylaxe <strong>van</strong> trombo-embolische<br />

cardiovasculaire ziekten. Daarom dienen behandelingen met aggregratieremmers niet<br />

gestopt te worden. Voorzichtigheid moet worden betracht bij patiënten met een<br />

<strong>voor</strong>geschiedenis <strong>van</strong> hartfalen, linkerventrikeldisfunctie of hypertensie en bij patiënten<br />

bij wie oedeem al om een andere reden bestond.<br />

Etoricoxib gaat mogelijk gepaard met frequentere en sterkere hypertensie dan sommige<br />

andere NSAIDs en selectieve COX-2-remmers, <strong>voor</strong>al bij hoge doses. Daarom moet<br />

tijdens behandeling met etoricoxib speciale aandacht worden gegeven aan controle <strong>van</strong><br />

de bloeddruk. Als de bloeddruk aanzienlijk stijgt, moet een alternatieve behandeling<br />

worden overwogen.<br />

Als tijdens de behandeling bij patiënten de functie <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de bovengenoemde<br />

orgaansystemen achteruitgaat, dienen passende maatregelen genomen te worden en<br />

dient stopzetting <strong>van</strong> de behandeling met etoricoxib te worden overwogen.<br />

Ouderen en patiënten met een nier-, lever- of hartfunctiestoornis die etoricoxib gebruiken<br />

moeten onder passend medisch toezicht blijven.<br />

Voorzichtigheid moet worden betracht bij de instelling <strong>van</strong> behandeling met etoricoxib bij<br />

patiënten met dehydratie. Etoricoxib kan koorts en andere ontstekingsverschijnselen<br />

maskeren.<br />

Via post-marketing surveillance werden ernstige huidreacties, waar<strong>van</strong> sommige fataal,<br />

waaronder exfoliatieve dermatitis, syndroom <strong>van</strong> Stevens-Johnson en toxische<br />

epidermale necrolyse zeer zelden gerapporteerd in verband met het gebruik <strong>van</strong> NSAIDs,<br />

waaronder etoricoxib en enkele selectieve COX-2-remmers.<br />

De hoeveelheid lactose in iedere tablet is waarschijnlijk niet voldoende om<br />

intolerantieverschijnselen op te wekken.<br />

Interacties<br />

Warfarine, ACE-remmers, angiotensine II-antagonisten, cyclosporine of tacrolimus,<br />

lithium, methotrexaat, ethinylestradiol/norethindron, digoxine, rifampicine,<br />

hormoonsubstitutie. Comedicatie met geneesmiddelen die <strong>voor</strong>al door sulfotransferasen<br />

of door CYP-iso-enzymen worden gemetaboliseerd.<br />

De meest <strong>voor</strong>komende bijwerkingen<br />

Oedeem/vochtretentie, hypertensie, duizeligheid, hoofdpijn, maagdarmstoornissen,<br />

diarree, dyspepsie, epigastrische pijn, misselijkheid, asthenie/vermoeidheid, griepachtige<br />

aandoening.<br />

Afleverstatus<br />

UR<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) <strong>voor</strong> meer informatie over<br />

ARCOXIA.<br />

januari 2006<br />

M<br />

Postbus 581, 2003 PC Haarlem,<br />

Telefoon 023 - 5153153, www.msd.nl<br />

ARCOXIA (etoricoxib, MSD) is een geregistreerd handelsmerk <strong>van</strong> Merck & Co., Inc.,<br />

Whitehouse Station, NJ, USA<br />

81 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Ernstige werveldeformiteiten bij een patiënt<br />

met sikkelcelanemie<br />

M.M.E Coolsen, R.Timmermans en A. <strong>van</strong> Ooij<br />

Aantasting <strong>van</strong> het skelet is een <strong>van</strong> de meest <strong>voor</strong>komende complicaties bij sikkelcelanemie met als onderliggende<br />

oorzaak ischaemie door vaso-occlusie en beenmerghyperplasie. Rugafwijkingen bij sikkelcelanemie presenteren zich<br />

radiologisch <strong>voor</strong>namelijk met de <strong>voor</strong> microcytaire anemie typerende ‘H- en vis-vertebra’. Wij beschrijven hier een<br />

ziektegeschiedenis <strong>van</strong> een 22-jarige man met sikkelcelanemie die naast H- en vis-vertebra ernstige werveldeformiteiten<br />

en destructie <strong>van</strong> de SI-gewrichten heeft ontwikkeld. Een kort literatuuroverzicht wordt gegeven en de moeilijkheden<br />

wat betreft het vaststellen <strong>van</strong> de oorzaken en behandeling <strong>van</strong> de osteoarthopathie bij deze patiënt worden<br />

met oog op de literatuur beschreven.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Inleiding<br />

Sikkelcelanemie is een erfelijke bloedziekte waarbij<br />

een puntmutatie in het hemoglobinemolecuul zorgt<br />

<strong>voor</strong> een rigide vervorming <strong>van</strong> erytrocyten. Vele<br />

organen zijn betrokken bij sikkelcelanemie, echter<br />

de meest <strong>voor</strong>komende symptomen die gezien<br />

worden bij deze aandoening zijn <strong>van</strong> musculoskeletale<br />

aard. De pijnlijke botcrises die geassocieerd<br />

zijn met deze aandoening worden verantwoordelijk<br />

gehouden <strong>voor</strong> meer dan 80% <strong>van</strong> de ziekenhuisopnamen<br />

bij patiënten met sikkelcelanemie. 1<br />

Twee verschillende pathologische processen liggen<br />

ten grondslag aan het optreden <strong>van</strong> deze pijnlijke<br />

botcrises. Allereerst predisponeert de kenmerkende<br />

rigide sikkelvorm <strong>van</strong> erytrocyten <strong>voor</strong> occlusie<br />

<strong>van</strong> de microvasculatuur, resulterend in ischaemie,<br />

infarcering en aseptische botnecrose. Dit gaat in<br />

een grote hoeveelheid <strong>van</strong> de gevallen ook met osteomyelitis<br />

gepaard. 1-4 Bovendien leidt haemolyse<br />

<strong>van</strong> de sikkelcellen tot chronische anaemie met<br />

secundair verhoging <strong>van</strong> de erytropoëtische activiteit<br />

in het beenmerg. Hierdoor ontstaat beenmerghyperplasie<br />

met expansie <strong>van</strong> de beenmergholte<br />

en ter plekke een hogere druk. Dit verschijnsel<br />

zorgt op zijn beurt weer <strong>voor</strong> haemostase in de<br />

Drs. M.M.E Coolsen, co-assistant, Faculteit der<br />

Geneeskunde, Universiteit Maastricht en afdeling<br />

orthopedie Academisch Ziekenhuis Maastricht,<br />

Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.<br />

Drs. R.J. Timmermans, arts assistent orthopedie,<br />

sportarts in opleiding, afdeling Orthopedie, Laurentius<br />

Ziekenhuis, Mgr.Driessenstraat 6, 6043 CV Roermond.<br />

Dr. A. <strong>van</strong> Ooij, orthopedisch chirurg, afdeling orthopedie,<br />

Academisch Ziekenhuis Maastricht, Postbus 5800,<br />

6202 AZ Maastricht.<br />

Correspondentie: dr. A. <strong>van</strong> Ooij<br />

E-mail: avoo@sort.azm.nl<br />

sinusoïdale ruimtes met een <strong>voor</strong>tschrijdende sikkelcelaggregatie,<br />

vaso-occlusie en infarcering tot<br />

gevolg. 5<br />

De wervelkolom is een <strong>van</strong> de plekken waar<br />

dit proces <strong>van</strong> infarcering vaak wordt gezien.<br />

Vertebrale ischemie veroorzaakt door sikkelcelanemie<br />

presenteert zich röntgenologisch <strong>voor</strong>namelijk<br />

in twee verschillende vormen; genoemd<br />

het vertebrale ‘H’- en ‘Vis-fenomeen’. De typische<br />

H-vorm, welke het beste zichtbaar is op een APröntgenopname,<br />

is het resultaat <strong>van</strong> infarcering en<br />

opeenvolgende centrale collaps <strong>van</strong> de sluitplaat<br />

<strong>van</strong> het wervellichaam. Het ‘Vis-fenomeen’, gezien<br />

Figuur 1. Schematische tekening <strong>van</strong> zijdelingse Visvormige<br />

(links) en <strong>voor</strong>achterwaartse H-vormige vertebrae<br />

(rechts).<br />

op een zijdelingse röntgenfoto, wordt gekenmerkt<br />

door een biconcave werveldeformatie als gevolg<br />

<strong>van</strong> de met beenmerghyperplasie gepaard gaande<br />

osteoporose (figuur 1). 6,7 Bij een aantal patiënten<br />

treedt een compensatoire toename in verticale<br />

hoogte <strong>van</strong> de thoracale wervellichamen op, ook<br />

wel het ‘toren’-fenomeen genoemd. 6<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 82


Tension Controlled Tissue-to-Bone Fixation,<br />

without Arthroscopic Knot Tying<br />

Introducing the Arthrex<br />

PushLock Suture Anchors<br />

actual size<br />

3.5 mm x 14 mm<br />

*44.7 lbf. ultimate tensile<br />

load (Data on file)<br />

• Place FiberWire ® through capsule<br />

or glenoid labrum<br />

• Drill hole to anchor depth<br />

• Pass FiberWire tails through<br />

distal end of the anchor<br />

• Anatomically tension<br />

tissue to drill hole<br />

• Tap barbed sleeve<br />

to lock in place<br />

• Cut suture tails<br />

Available now in PLLA<br />

and PEEK materials<br />

Innovative Solutions in<br />

Minimally Invasive Orthopaedics<br />

‘t Kempke 1<br />

5845 GB Sint Anthonis, Netherlands<br />

info@arthrex.nl • www.arthrex.com<br />

© Copyright Arthrex Inc., 2008.<br />

All rights reserved.<br />

PATENT PENDING


M.M.E Coolsen, R.Timmermans en A. <strong>van</strong> Ooij ■<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 2. Laterale röntgenopname <strong>van</strong> de lumbale<br />

wervelkolom <strong>van</strong> patiënt toont forse deformatie <strong>van</strong><br />

de lumbale wervels met onregelmatige dek- en sluitplaten.<br />

Tevens zijn er biconcave Vis-vertebrae (zwarte<br />

pijlen) zichtbaar.<br />

Figuur 3. AP-röntgenopname <strong>van</strong> de LWK en het bekken<br />

toont forse destructie <strong>van</strong> de SI-gewrichten. Hiernaast<br />

is er sprake <strong>van</strong> sclerosering <strong>van</strong> de wervels L2 t/m<br />

L4, een collaps <strong>van</strong> de wervellichamen L3 en L4 en<br />

H-vormige vertebra op het niveau Th10-Th12 en L1.<br />

Wij beschrijven hier een casus <strong>van</strong> een patiënt met<br />

sikkelcelanemie die zich naast bovengenoemde<br />

röntgenologische afwijkingen tevens presenteerde<br />

met ernstige werveldeformaties en destructie<br />

<strong>van</strong> de SI-gewrichten, <strong>voor</strong> zover ons bekend niet<br />

eerder beschreven.<br />

Ziektegeschiedenis<br />

Een 22-jarige man <strong>van</strong> Kongolese afkomst werd verwezen<br />

naar de polikliniek Orthopeedie in verband met sinds enkele<br />

weken bestaande progressief hevige pijn in de onderrug. De<br />

man, die sinds 7 jaar in Nederland verbleef, was bekend<br />

met homozygote sikkelcelanemie met sinds enkele jaren<br />

intermitterende lage rugklachten. Eerder werd een compressiefractuur<br />

op het niveau L4 vastgesteld waarschijnlijk<br />

in het kader <strong>van</strong> sikkelcelanemie. Tot aan de verwijzing was<br />

een redelijk resultaat verkregen met oefentherapie en een<br />

lumbale orthese.<br />

Recent was sprake <strong>van</strong> een sikkelcelcrise, waarbij betrokkene<br />

aan ernstige gegeneraliseerde botpijnen leed die<br />

ongeveer een week aanhielden. Nadien ontstonden progressieve<br />

rugklachten die met name waren gelokaliseerd<br />

ter hoogte <strong>van</strong> de lumbaalwervels. Soms trad er uitstraling<br />

naar het rechterbeen op, zonder krachtsverlies of paresthesiën.<br />

Medicamenteuze behandeling bestond uit ibuprofen,<br />

foliumzuur, omeprazol en hydroxycarbamide, een cytostaticum<br />

met een bewezen gunstig effect op de afname <strong>van</strong><br />

het aantal pijncrisen bij sikkelcelanemie. Uit bloedonderzoek<br />

bleek dat de man een Epstein-Barrvirusinfectie, een<br />

cytomegalovirusinfectie, een hepatitis-B- en een hepatitis-<br />

C-infectie had doorgemaakt. Eerdere analyse met betrekking<br />

tot tuberculose bleek negatief.<br />

Bij lichamelijk onderzoek werd een aanzienlijke rigide<br />

kyfose hoog in de lumbale wervelkolom gezien. Anteflexie<br />

was beperkt tot 30° bij een retroflexie <strong>van</strong> 20°. Lateroflexie<br />

en rotatie waren niet afwijkend. Er was sprake <strong>van</strong> drukpijn<br />

over de lumbale wervels alsook paravertebraal op deze<br />

hoogte. Neurologisch werden geen afwijkingen gevonden.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> de heup was pijnloos en onbeperkt.<br />

Röntgenologisch onderzoek toonde naast de kenmerkende<br />

H- en Vis-vertebra laag thoracaal, een lumbale kyfose <strong>van</strong><br />

22° veroorzaakt door forse deformiteiten <strong>van</strong> de lumbale<br />

wervels met vrijwel verdwenen disci op de niveau’s L2-L3,<br />

L3-L4 en L4-L5 (figuur 2). Er was sprake <strong>van</strong> sclerosering<br />

<strong>van</strong> de wervels L2 t/m L4, waarbij naast de bekende compressiefractuur<br />

<strong>van</strong> L4 er nu tevens een laterale collaps <strong>van</strong><br />

wervellichaam L3 was ontstaan. Erg opvallend was verder<br />

de forse destructie <strong>van</strong> de SI-gewrichten (figuur 3). MRIonderzoek<br />

<strong>van</strong> de rug toonde diffuus verhoogde signaalintensiteit<br />

in wervels L2 en L3 alsook een aankleurende discus<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 83


■ Ernstige werveldeformiteiten bij een patiënt met sikkelcelanemie<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

L2-L3 die aan een spondylodiscitis deed denken (figuur 4).<br />

Laboratorium onderzoek liet een CRP <strong>van</strong> 6 mg/L zien, de BSE<br />

was 25 mm/1e uur en het leucocytenaantal was 9,8/nL met<br />

7% staafkernige neutrofiele granulocyten. Met een botscintigrafie<br />

werd een diffuus actief beenmerg en een aspecifieke<br />

afwijking op L3-L4 gezien, passend bij sikkelcel anemie. Er<br />

was niet duidelijk sprake <strong>van</strong> een spondylodiscitis.<br />

De diagnose ernstige werveldeformaties bij sikkelcelanemie<br />

werd gesteld. Gezien de uitgebreidheid <strong>van</strong> de afwijkingen<br />

en een bijkomend groot operatierisico werd besloten tot<br />

een expectatief beleid met monitoring <strong>van</strong> de afwijkingen.<br />

De man wordt op onze polikliniek verder vervolgd.<br />

Discussie<br />

Sikkelcelanemie werd in 1910 <strong>voor</strong> het eerst beschreven<br />

door Herrick en was in 1949 de eerste<br />

ziekte die beschreven werd op moleculair niveau. 8,9<br />

Het betreft een autosomaal recessief erfelijke hemoglobinopathie,<br />

waarbij een puntmutatie in het<br />

DNA zorgt <strong>voor</strong> de substitutie <strong>van</strong> het aminozuur<br />

valine door glutaminezuur in de ß–keten <strong>van</strong> het<br />

hemoglobinemolecuul (hemoglobine S, afgekort:<br />

SS). Andere vormen <strong>van</strong> deze aandoening worden<br />

veroorzaakt door een combinatie <strong>van</strong> hemoglobine<br />

(Hb) S met Hb C (SC) of met ß-thallasemie<br />

(Sß Thal). Echter, SS is de meest <strong>voor</strong>komende en<br />

ernstige variant met een hoge prevalentie in Afrika<br />

<strong>voor</strong>namelijk in gebieden waar malaria endemisch<br />

<strong>voor</strong>komt, omdat heterozygoot dragerschap <strong>van</strong><br />

het sikkelcelgen een zekere bescherming tegen<br />

malaria biedt.<br />

Progressieve destructie <strong>van</strong> botten en gewrichten<br />

is een bekende complicatie bij sikkelcelanemie<br />

en is het gevolg <strong>van</strong> avasculaire necrose (AVN) die<br />

optreedt na herhaaldelijke infarceringen <strong>van</strong> de<br />

microvasculatuur en de hiermee frequent gepaard<br />

gaande osteomyelitis. Hoewel de femurkop en de<br />

humerus de meest beruchte plaatsen zijn <strong>voor</strong> het<br />

optreden <strong>van</strong> AVN wordt AVN ook in de vertebrae<br />

gezien. De incidentie <strong>van</strong> AVN <strong>van</strong> de vertebrae bij<br />

patiënten met sikkelcelanemie loopt uiteen in verschillende<br />

studies <strong>van</strong> 0,6 tot 40%.<br />

1,4,10, 11,12<br />

AVN <strong>van</strong> de vertebrae kan zich zowel met chronische<br />

of acute symptomen presenteren. Chronische<br />

rugklachten bij AVN zijn geassocieerd met het<br />

optreden <strong>van</strong> H- en Vis-vormige vertebra. Deze<br />

ontstaan door ischemische schade <strong>van</strong> het centrale<br />

deel <strong>van</strong> de dekplaat. De centrale dekplaat is het<br />

meest frequent aangedaan omdat deze, in tegenstelling<br />

tot het perifere deel <strong>van</strong> de dekplaat<br />

slechts door een enkele arterie en vene gevasculariseerd<br />

wordt. Onder lokale druk <strong>van</strong> de tussenwervelschijven<br />

ontstaat centrale depressie <strong>van</strong><br />

het geïnfarceerde deel en vormt zich een H- of<br />

een Vis-vertebra. Dit fenomeen is bijna pathognomonisch<br />

<strong>voor</strong> sikkelcelanemie, het wordt enkel<br />

Figuur 4. Op de T1-gewogen MRI-opname <strong>van</strong> de lumbale<br />

wervelkolom is een aankleurende discus op niveau<br />

L2-L3 te zien, verdacht <strong>voor</strong> een spondylodiscitis.<br />

ook sporadisch gezien bij de ziekte <strong>van</strong> Gaucher,<br />

een zeldzame erfelijke stofwisselingsziekte. 13 Uit<br />

verschillende studies blijkt dat patiënten met sikkelcelanemie<br />

een sterk verminderde botdensiteit<br />

hebben. 14-17 Met name vertebrale osteoporose<br />

lijkt veel <strong>voor</strong> te komen. 15 AVN bij pre-existente<br />

vertebrale osteoporose kan resulteren in een acute<br />

situatie zoals vertebrale collaps met een acute<br />

kyfose, mogelijk gepaard gaande met neurologische<br />

uitval. 12<br />

Onze patiënt presenteerde zich radiologisch met<br />

de <strong>voor</strong> sikkelcelanemie kenmerkende H en Visvertebra,<br />

maar hiernaast was ook sprake <strong>van</strong> sclerosering<br />

<strong>van</strong> de lumbale vertebra met een collaps<br />

<strong>van</strong> de wervellichamen L3-L4 en forse destructie<br />

<strong>van</strong> de SI-gewrichten. De afwijkingen zijn hoogstwaarschijnlijk<br />

het gevolg <strong>van</strong> herhaaldelijke infarceringen<br />

<strong>van</strong> de vertebrale arteriën door obstructie<br />

met sikkelcellen en mogelijk doorgemaakte osteomyelitis<br />

op deze locaties. Differentiaal diagnostisch<br />

kan bij deze afwijkingen nog gedacht worden<br />

aan botdestructie door een maligniteit. Hierbij zijn<br />

de afwijkingen echter niet zo uitgebreid aanwezig.<br />

Bovendien is een maligniteit onwaarschijnlijk<br />

gezien de leeftijd en specifieke klachtenpatroon<br />

<strong>van</strong> de patiënt. Een wat gegeneraliseerder beeld<br />

<strong>van</strong> afwijkingen aan de wervelkolom wordt soms<br />

gezien bij aangeboren afwijkingen zoals achondroplasie,<br />

congenitale blokwervelvorming of osteogenesis<br />

imperfecta. Bij deze patiënt was hier<strong>van</strong><br />

echter geen sprake. Vertebrale sclerosering, zoals<br />

die werd gezien bij de patiënt uit de casus, wordt<br />

beschreven bij sikkelcelanemie als gevolg <strong>van</strong><br />

osteomyelitis en spondylodiscitis. 7<br />

Verscheidene case reports vermeldden vertebrale<br />

complicaties bij sikkelcelanemie. Wervelafwijkingen<br />

84 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


M.M.E Coolsen, R.Timmermans en A. <strong>van</strong> Ooij ■<br />

blijken <strong>voor</strong>namelijk veel <strong>voor</strong> te komen bij adolescenten<br />

12 . Een artikel beschreef een patiënt met<br />

een “verdwenen” wervellichaam met een acute<br />

lumbale kyfose door vertebrale collaps. 18 Een ander<br />

case report meldde gegeneraliseerde ankylose <strong>van</strong><br />

het skelet bij een patiënt met sikkelcelanemie. 19<br />

Ook calcificatie <strong>van</strong> de intravertebrale discus is beschreven<br />

bij sikkelcelanemie. 20 Echter, deformatie<br />

<strong>van</strong> lumbale wervels in combinatie met ernstige<br />

destructie <strong>van</strong> de SI-gewrichten zoals we die zagen<br />

bij onze patiënt, is <strong>voor</strong> zover ons bekend niet<br />

eerder vermeld in de literatuur.<br />

Botinfectie en -infarcering beïnvloeden elkaar in<br />

een neerwaartse spiraal. Elke infectie zorgt <strong>voor</strong><br />

een lagere zuurstofspanning in de weefsels en<br />

hemostase met als gevolg een verhoogde kans op<br />

microtrombose. Infarcering en necrose zijn op hun<br />

plaats weer een nidus <strong>voor</strong> bacteriën en dus predisponerend<br />

<strong>voor</strong> een infect.<br />

Het maken <strong>van</strong> onderscheid tussen botinfectie en<br />

botinfarct is zeer lastig aangezien de klinische verschijnselen<br />

bij beiden vergelijkbaar zijn. 2-5 Ook op<br />

diagnostisch gebied zijn de mogelijkheden beperkt.<br />

Infectieparameters in het bloed zijn doorgaans niet<br />

alleen bij een botinfectie maar ook bij een botinfarct<br />

verhoogd4. Botscans blijken niet specifiek<br />

in het onderscheiden <strong>van</strong> een botinfarct <strong>van</strong> osteomyelitis,<br />

bij beiden kan namelijk een normale<br />

of verhoogde opname zichtbaar zijn. 4,5 Met MRI<br />

is het soms moeilijk te differentiëren tussen een<br />

infarct of een infectie, daar bij beiden reactief<br />

oedeem <strong>van</strong> het beenmerg kan optreden. 21 De definitieve<br />

diagnose osteomyelitis is nog steeds het<br />

meest betrouwbaar te stellen met een botbiopt<br />

en een positieve bloedkweek in combinatie met<br />

de klinische presentatie. Echter, ten tijde <strong>van</strong> een<br />

positief biopt en bloedkweek heeft de infectie<br />

het bot al vaak onomkeerbaar aangetast met alle<br />

gevolgen <strong>van</strong> dien. Het <strong>voor</strong>komen <strong>van</strong> (ver)gevorderde<br />

osteomyelitis is daarom wenselijk. Om deze<br />

reden pleiten sommige auteurs <strong>voor</strong> een agressieve<br />

behandeling <strong>van</strong> infectieuze complicaties met een<br />

volledig antibiotisch beleid en vroeg chirurgisch<br />

ingrijpen. 12 Operatief ingrijpen bij spondylodiscitis<br />

wordt aanbevolen indien met zekerheid een<br />

diagnose verkregen dient te worden, als sprake is<br />

<strong>van</strong> een significant abces, bij een niet op antibiotische<br />

behandeling reagerende infectie, bij durazakcompressie<br />

met neurologische uitval danwel<br />

substantiële deformiteiten of instabiliteit. 22<br />

Chirurgie op zichzelf brengt al een verhoogd risico<br />

op infectie met zich mee. Hiernaast zijn perioperatieve<br />

complicaties veel <strong>voor</strong>komend bij patiënten<br />

met sikkelcelanemie en is er een aanzienlijk anesthetisch<br />

risico. 1,19,23 Een Cochrane review onderzocht<br />

de waarde <strong>van</strong> chirurgische behandeling in<br />

AVN bij patiënten met sikkelcelanemie, deze vond<br />

echter onvoldoende bewijs om een evidence-based<br />

uitspraak te kunnen doen. 9 Een multicenter studie<br />

die 138 patiënten includeerde, bekeek het aantal<br />

perioperatieve complicaties tijdens orthopedische<br />

ingrepen en vond een percentage <strong>van</strong> 67%.<br />

De meest <strong>voor</strong>komende complicatie was overmatig<br />

bloedverlies gevolgd door vaso-occlusieve crises. 23<br />

Twee patiënten overleden postoperatief aan<br />

pulmonale complicaties <strong>van</strong> sikkelcelanemie. Een<br />

ander argument om terughoudend te zijn met chirurgisch<br />

ingrijpen is een verhoogd risico op infectie<br />

en loslating <strong>van</strong> protheses en instrumentarium,<br />

hetgeen vaak een heroperatie vereist. 24<br />

Naast de afwijkingen op lumbaal niveau is bij de<br />

patiënt uit onze casus forse destructie <strong>van</strong> de SIgewrichten<br />

aanwezig. De differentiaal diagnose <strong>van</strong><br />

(inflammatoire) afwijkingen aan het SI gewricht is<br />

om<strong>van</strong>grijk en bestaat onder andere uit degeneratieve<br />

en posttraumatische artritis, spondylarthropathieën<br />

en andere reumatologische ziektes, inflammatoire<br />

darmziekten, metabole ziektes zoals<br />

jicht en infectieuze aandoeningen. Bilaterale SIafwijkingen<br />

komen meestal <strong>voor</strong> in het kader <strong>van</strong><br />

een spondylarthropathie, terwijl infecties eerder<br />

gepaard gaan met een unilaterale afwijking. 25<br />

Infectie <strong>van</strong> het SI-gewricht komt meestal hematogeen<br />

tot stand. De stroomsnelheid <strong>van</strong> het bloed in<br />

het os ilium is langzaam, wat predisponeert tot osteomyelitis<br />

in deze regio met mogelijk uitbreiding<br />

naar het SI-gewricht. 26 In de literatuur wordt eenzijdige<br />

betrokkenheid <strong>van</strong> het SI-gewricht gemeld<br />

bij een sikkelcelpatiënt met Salmonella infectie. 27<br />

De ernstige tweezijdige destructie die bij onze<br />

patiënt gezien werd, is <strong>voor</strong> zover ons bekend niet<br />

eerder beschreven. Omdat het gaat om tweezijdige<br />

afwijkingen is het de vraag of de SI-destructie<br />

door osteomyelitis tot stand is gekomen. Mogelijk<br />

zijn de afwijkingen een rechtstreeks gevolg <strong>van</strong> de<br />

recidiverende botcrises.<br />

De lumbale deformaties en destructie <strong>van</strong> de SIgewrichten<br />

zijn bij deze patiënt in een vergevorderd<br />

stadium beland. Hoewel de diagnose spondylodiscitis<br />

nu niet met zekerheid uitgesloten kon<br />

worden, was er wel sprake <strong>van</strong> de klassieke tekenen<br />

<strong>van</strong> doorgemaakte spondylodiscitis: osteolyse <strong>van</strong><br />

eindplaten en verminderde hoogte <strong>van</strong> de lumbale<br />

disci. Desalniettemin lijkt er op dit moment geen<br />

harde indicatie te zijn <strong>voor</strong> operatief ingrijpen.<br />

Wel is een zorgvuldige follow-up geïndiceerd. Bij<br />

aanhoudende koorts, verhoogde ontstekingsparameters<br />

of neurologische symptomatologie in aansluiting<br />

op een vaso-occlusieve crisis dient men<br />

bedacht te zijn op infectieuze complicaties <strong>van</strong> de<br />

wervelkolom en/of SI-gewrichten. Vroege detectie<br />

en behandeling hier<strong>van</strong> is essentieel om progressie<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 85


■ Ernstige werveldeformiteiten bij een patiënt met sikkelcelanemie<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>van</strong> bot- en gewrichtsdestructie <strong>voor</strong>komen. 12,13<br />

Verder dient de behandeling met hydroxycarbamide<br />

gecontinueerd te worden om het aantal<br />

botcrises te reduceren.<br />

Dr. R. Weijers, radioloog, bood hulp bij de het<br />

vervaardigen <strong>van</strong> de figuren en bij de beoordeling<br />

er<strong>van</strong>.<br />

Abstract<br />

Bone and joint abnormalities with associated pain crises<br />

are one of the most common complications in patients with<br />

sickle cell disease and occur due to bone marrow hyperplasia<br />

and tissue ischemia caused by sickle cells occluding<br />

vasculature. Vertebral abnormalities in sickle cell disease<br />

radiologically present themselves as so-called H-vertebrae<br />

and fish-vertebrae. A case report illustrates these features<br />

but also shows severe vertebral bone destruction and destruction<br />

of the SI-joints in a 22 year old patient with sickle<br />

cell disease. A short overview of literature is provided and<br />

the difficulties of establishing the causes and treatment of<br />

the osteoarthropathy are discussed.<br />

Literatuur<br />

1. Onuba O. Bone disorders in sickle-cell disease. Int<br />

Orthop 1993;17(6):397-9.<br />

2. Bennett OM, Namnyak SS. Bone and joint manifestations<br />

of sickle cell anaemia. J Bone Joint Surg Br<br />

1990;72(3):494-9.<br />

3. William RR, Hussein SS, Jeans WD, Wali YA, Lamki ZA.<br />

A prospective study of soft-tissue ultrasonography in<br />

sickle cell disease patients with suspected osteomyelitis.<br />

Clin Radiol 2000;55(4):307-10.<br />

4. Almeida A, Roberts I. Bone involvement in sickle cell<br />

disease. Br J Haematol 2005;129(4):482-90.<br />

5. Kooy A, de Heide LJ, ten Tije AJ, Mulder AH, Tanghe HL,<br />

Kluytmans JA, et al. Vertebral bone destruction in sickle<br />

cell disease: infection, infarction or both. Neth J Med<br />

1996;48(6):227-31.<br />

6. Marlow TJ, Brunson CY, Jackson S, Schabel SI. "Tower<br />

vertebra": a new observation in sickle cell disease.<br />

Skeletal Radiol 1998;27(4):195-8.<br />

7. Madani G, Papadopoulou AM, Holloway B, Robins A, Davis<br />

J, Murray D. The radiological manifestations of sickle<br />

cell disease. Clin Radiol 2007;62(6):528-38.<br />

8. Isselbacher KJ BE, Wilson JD, et al. Harrison’s principles<br />

of internal medicine. 12th edition. ed: New<br />

York:McGraw-Hill Inc, 1994.<br />

9. Marti-Carvajal A, Dunlop R, Agreda-Perez L.<br />

Treatment for avascular necrosis of bone in people<br />

with sickle cell disease. Cochrane Database Syst Rev<br />

2004(4):CD004344.<br />

10. Mukisi-Mukaza M, Elbaz A, Samuel-Leborgne Y, Keclard<br />

L, Le Turdu-Chicot C, Christophe-Duchange E, et al.<br />

Prevalence, clinical features, and risk factors of osteonecrosis<br />

of the femoral head among adults with sickle<br />

cell disease. Orthopedics 2000;23(4):357-63.<br />

11. Bahebeck J, Atangana R, Techa A, Monny-Lobe M, Sosso<br />

M, Hoffmeyer P. Relative rates and features of musculoskeletal<br />

complications in adult sicklers. Acta Orthop<br />

Belg 2004;70(2):107-11.<br />

12. Sadat-Ali M, Ammar A, Corea JR, Ibrahim AW. The spine<br />

in sickle cell disease. Int Orthop 1994;18(3):154-6.<br />

13. Grainger R. Diagnostic Radiology, an Anglo-American<br />

Textbook of Imaging. 2 ed: Churchill Livingstone, 1992.<br />

14. Sarrai M, Duroseau H, D'Augustine J, Moktan S, Bellevue<br />

R. Bone mass density in adults with sickle cell disease.<br />

Br J Haematol 2007;136(4):666-72.<br />

15. Brinker MR, Thomas KA, Meyers SJ, Texada T, Humbert<br />

JR, Cook SD, et al. Bone mineral density of the lumbar<br />

spine and proximal femur is decreased in children with<br />

sickle cell anemia. Am J Orthop 1998;27(1):43-9.<br />

16. Lal A, Fung EB, Pakbaz Z, Hackney-Stephens E, Vichinsky<br />

EP. Bone mineral density in children with sickle cell<br />

anemia. Pediatr Blood Cancer 2006;47(7):901-6.<br />

17. Miller RG, Segal JB, Ashar BH, Leung S, Ahmed S,<br />

Siddique S, et al. High prevalence and correlates of low<br />

bone mineral density in young adults with sickle cell<br />

disease. Am J Hematol 2006;81(4):236-41.<br />

18. Ozoh JO, Onuigbo MA, Nwankwo N, Ukabam SO,<br />

Umerah BC, Emeruwa CC. "Vanishing" of vertebra in<br />

a patient with sickle cell haemoglobinopathy. Bmj<br />

1990;301(6765):1368-9.<br />

19. Dumarey N, Martin P, Jayankura M, Putz P, Verhas M,<br />

Peretz A. A 'made in one piece' skeleton in a 22-year-old<br />

man suffering from sickle cell anaemia. Clin Rheumatol<br />

2000;19(4):287-90.<br />

20. Kati M, Tsironi M, Meletis I, Farmakis D, Giakoumis A,<br />

Aessopos A. Intervertebral disc calcification in a sickle cell<br />

thalassemia patient. Ann Hematol 2006;85(12):875-7.<br />

21. Umans H, Haramati N, Flusser G. The diagnostic role<br />

of gadolinium enhanced MRI in distinguishing between<br />

acute medullary bone infarct and osteomyelitis. Magn<br />

Reson Imaging 2000;18(3):255-62.<br />

22. Swanson AN, Pappou IP, Cammisa FP, Girardi FP. Chronic<br />

infections of the spine: surgical indications and treatments.<br />

Clin Orthop Relat Res 2006;444:100-6.<br />

23. Vichinsky EP, Neumayr LD, Haberkern C, Earles AN,<br />

Eckman J, Koshy M, et al. The perioperative complication<br />

rate of orthopedic surgery in sickle cell disease:<br />

report of the National Sickle Cell Surgery Study Group.<br />

Am J Hematol 1999;62(3):129-38.<br />

24. Hickman JM, Lachiewicz PF. Results and complications<br />

of total hip arthroplasties in patients with sickle-cell<br />

hemoglobinopathies. Role of cementless components. J<br />

Arthroplasty 1997;12(4):420-5.<br />

25. Papagelopoulos PJ, Papadopoulos E, Mavrogenis AF,<br />

Themistocleous GS, Korres DS, Soucacos PN. Tuberculous<br />

sacroiliitis. A case report and review of the literature.<br />

Eur Spine J 2005;14(7):683-8.<br />

26. Bernard TJ. The sacroiliac joint syndrome.<br />

Pathophysiology, diagnosis, and management. In:<br />

Frymoyer J, editor. Adult spine: principles and practice.<br />

Philadelphia: Lippincott-Raven, 1997:2343–2366.<br />

27. Bachmeyer C, Ammouri W, M'Bappe P, Combescure L,<br />

Lionnet F, Girot R, et al. Unusual sites of Salmonella<br />

osteoarthritis in patients with sickle cell disease: two<br />

cases. Clin Rheumatol 2007;26(8):1356-8.<br />

86 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Een kind met synovitis villonodularis pigmentosa<br />

R.J. Timmermans, A.D. Verburg, M.O.J.M. Visser en W.Vos<br />

Monoartritis bij kinderen kan vele oorzaken hebben. Wij bespreken de ziektegeschiedenis <strong>van</strong> een 8-jarige jongen<br />

waarbij dit bleek te berusten op een synovitis villonodularis pigmentosa. De mogelijke relatie met de positieve laboratoriumtesten<br />

passend bij een infectie met Borrelia Burgdorferi wordt toegelicht.<br />

Inleiding<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Het stellen <strong>van</strong> de juiste diagnose bij inflammatoire<br />

enkelvoudige gewrichtsaandoeningen op<br />

kinderleeftijd is vaak niet eenvoudig. De differentiaaldiagnose<br />

<strong>van</strong> monoartritis is om<strong>van</strong>grijk<br />

en bestaat onder andere uit septische artritis,<br />

reactieve artritis, acuut reuma, hemofilie, jicht,<br />

juveniele chronische artritis met pauci-articulair<br />

begin, Lyme-artritis en synovitis villonodularis pigmentosa.<br />

In dit artikel bespreken wij een casus waarbij een<br />

recidiverende eenzijdige gonartritis op kinderleeftijd<br />

het gevolg bleek te zijn <strong>van</strong> de zeldzaam<br />

<strong>voor</strong>komende aandoening synovitis villonodularis<br />

pigmentosa (in de Engelstalige literatuur afgekort<br />

als PVNS).<br />

Ziektegeschiedenis<br />

A<br />

Patiënt A, een 8-jarige jongen met in de <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

eerdere episodes met gewrichtsklachten zonder dat daar<br />

een diagnose werd gesteld, werd gezien op de afdeling<br />

kindergeneeskunde in verband met een fors gezwollen,<br />

warm aanvoelende rechter knie. Anamnestisch was er<br />

geen tekenbeet, er was geen erythema migrans gezien en<br />

er waren geen neurologische of cardiale verschijnselen.<br />

Laboratoriumonderzoek liet een C-reactive proteïne (CRP)<br />

<strong>van</strong> 8 mg/l en een bezinking (BSE) <strong>van</strong> 15 mm/uur zien.<br />

Het leucocytenaantal bedroeg 10.1 * 109/l . Serologisch<br />

Drs. R.J. Timmermans, arts assistent orthopedie,<br />

sportarts in opleiding, afdeling Orthopedie, Laurentius<br />

Ziekenhuis, Mgr.Driessenstraat 6, 6043 CV Roermond.<br />

Dr. A.D. Verburg, orthopedisch chirurg, afdeling orthopedie,<br />

Maasland Ziekenhuis, Walramstraat 23,<br />

6131 BK Sittard.<br />

Drs. M.O.J.M. Visser, kinderarts, afdeling kindergeneeskunde,<br />

Maasland Ziekenhuis, Walramstraat 23,<br />

6131 BK Sittard.<br />

Drs. W.Vos, klinisch patholoog, afdeling pathologie,<br />

Maasland Ziekenhuis, Walramstraat 23, 6131 BK Sittard.<br />

Correspondentie: drs. R.J. Timmermans<br />

Email: r.timmermans@lzr.nl<br />

B<br />

Figuur 1A en 1B. T1-gewogen sagittale MRI-opnames<br />

<strong>van</strong> de knie, waarbij een verminderde signaalintensiteit<br />

en een grillig corpus adiposum infrapatellare<br />

wordt gezien.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 87


het natuurlijke lopen®<br />

De C.F.P. ®<br />

heupprothese<br />

Dé eerste keuze als het gaat om behoud <strong>van</strong> femoraal en<br />

acetabulair bot met respect <strong>voor</strong> de omgevende weefsels.<br />

Havenstraat 30 3115 HD Schiedam Postbus 244 3100 AE Schiedam www.linknederland.nl


R.J. Timmermans, A.D. Verburg, M.O.J.M. Visser en W.Vos ■<br />

A<br />

2 dagen bestaande gonartritis rechts. Andere gewrichten<br />

waren niet aangedaan. Er was sprake <strong>van</strong> algehele malaise<br />

en symptomen passend bij een bovenste luchtweginfectie.<br />

Bij onderzoek werd een subfebriele temperatuur en een<br />

functiebeperking <strong>van</strong> de rechter knie gevonden. Onderzoek<br />

<strong>van</strong> hart, longen, keel, neus en oren toonde geen bijzonderheden.<br />

Bij laboratoriumonderzoek bedroeg de CRP 41<br />

mg/l en de BSE 36 mm/uur. Er was geen sprake <strong>van</strong> leucocytose.<br />

Het urinezuurgehalte was niet verhoogd en de<br />

protrombinetijd en de geactiveerde tromboplastinetijd<br />

waren niet afwijkend. Serologisch onderzoek liet dezelfde<br />

resultaten zien als 11 maanden eerder. De AST en anti-<br />

DNase B bedroegen respectievelijk 1800 IU/ml (positief<br />

indien >116 IU/ml) en 859 U/ml (positief indien > 187 U/<br />

ml). Keelkweken op streptokokken waren negatief. Er werd<br />

een punctie verricht, waarbij een ruime hoeveelheid serosanguinolent<br />

vocht werd verkregen. De kweek hier<strong>van</strong><br />

was echter negatief. Na 2 dagen daalden de CRP- en BSEwaarden.<br />

Aanvullend werd magnetic resonance imaging<br />

(MRI) verricht, waarbij een verminderde signaalintensiteit<br />

werd gezien in de T1- en T2-gewogen opnames. Verder was<br />

sprake <strong>van</strong> verdikt synovium en een inhomogeen corpus<br />

adiposum, aankleurend na toediening <strong>van</strong> gadolinum. Het<br />

beeld zou kunnen passen bij synovitis villonodularis pigmentosa<br />

(figuur 1 en 2).<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

B<br />

Figuur 2A en 2B. T2-gewogen sagittale opnames <strong>van</strong><br />

de knie na toediening <strong>van</strong> gadolinum met aankleurend<br />

corpus adiposum infrapatellare en verdikt synovium.<br />

onderzoek toonde een positieve totale antistoftiter met<br />

betrekking tot Borrelia burgdorferi. Reumafactoren waren<br />

negatief. De antistreptolysinetiter (AST) en anti-DNase B<br />

bedroegen respectievelijk 461 IU/ml (positief indien >116<br />

IU/ml) en 223 U/ml (positief indien > 187 U/ml). Omdat<br />

mogelijk sprake was <strong>van</strong> borreliose werd gestart met amoxicilline.<br />

De IgG en IgM titers met betrekking tot Borrelia<br />

burgdorferi bleken echter negatief te zijn en de antibiotica<br />

werden gestopt. De klachten verdwenen na enkele dagen.<br />

Ruim een maand later was de BSE-waarde gedaald tot 5<br />

mm/uur, terwijl het leucocytenaantal was gedaald tot 8.0<br />

* 109/l . Serologisch onderzoek was conform de resultaten<br />

<strong>van</strong> een maand eerder. De HLA-B27 bepaling was negatief.<br />

Na 11 maanden werd het kind opnieuw gezien met een sinds<br />

Figuur 3. Synoviumbiopt: histopathologisch beeld toont<br />

submembraneuze nodulaire mononucleaire reuscelproliferatie.<br />

Vijftien maanden na de eerste episode trad een tweede<br />

recidief gonartritis op. Er was geen sprake <strong>van</strong> <strong>voor</strong>afgaand<br />

trauma, ziek-zijn of koorts. CRP- en BSE-gehalte waren<br />

nu niet verhoogd, er was ook geen leucocytose. ELISA liet<br />

positieve IgG en IgM titers zien met betrekking tot Borrelia<br />

burgdorferi en ook Western blot was positief. Ook nu was<br />

er anamnestisch geen sprake <strong>van</strong> een tekenbeet, er was<br />

ook geen erythema migrans. Er werd een artroscopische<br />

synovectomie <strong>van</strong> de rechter knie verricht, waarbij geen<br />

evidente hydrops, maar wel een forse synovitis met lange<br />

villi en plompe pseudotumoren gezien werd. Er werden<br />

biopten genomen <strong>van</strong> het synovium, welke werden opgestuurd<br />

<strong>voor</strong> pathologisch onderzoek (zie figuren 3 t/m<br />

5). Macroscopisch was sprake <strong>van</strong> roestbruinig synovium.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 88


■ Een kind met synovitis villonodularis pigmentosa<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Figuur 4. Synoviumbiopt: histopathologisch beeld toont<br />

histiocytaire en reuscellen met hemosiderinepigment<br />

(Perls kleuring).<br />

Figuur 5. Synoviumbiopt, histopathologisch beeld<br />

toont aankleuring histiocytaire en reuscellen<br />

(CD68 kleuring).<br />

Microscopisch werd grofstoffig hemosiderinepigment gezien,<br />

<strong>voor</strong>namelijk <strong>van</strong> de onderlaag, doch eveneens <strong>van</strong> de synovialaag.<br />

Verder waren diffuus groeiende mononucleaire<br />

cellen in combinatie met reuscellen aanwezig. De bevindingen<br />

pasten bij PVNS. Er waren geen klinische argumenten<br />

<strong>voor</strong> Borrelia infectie.<br />

De patiënt werd antibiotisch behandeld met doxycycline<br />

en na enkele dagen verdwenen de klachten. Gedurende de<br />

follow-up <strong>van</strong> 1 jaar deden zich geen klachten meer <strong>voor</strong>.<br />

Discussie<br />

Gezien het verhaal <strong>van</strong> acute, intermitterende<br />

episoden <strong>van</strong> pijn en zwelling met hemartros en de<br />

resultaten <strong>van</strong> het beeldvormend onderzoek werd<br />

bij het kind gedacht aan PVNS. Het histologisch<br />

onderzoek <strong>van</strong> de tijdens artroscopie verkregen<br />

biopten bevestigde deze diagnose.<br />

PVNS wordt gekenmerkt door een langzaam progressieve<br />

tumoreuze proliferatie <strong>van</strong> het synovium. 1 De<br />

incidentie <strong>van</strong> PVNS wordt geschat op 2 gevallen<br />

per 1 miljoen mensen per jaar. 2 PVNS komt <strong>voor</strong>namelijk<br />

<strong>voor</strong> bij volwassenen in de derde en<br />

vierde decade. 3,4 In de literatuur worden slechts<br />

enkele tientallen gevallen <strong>van</strong> PVNS beschreven<br />

bij kinderen jonger dan 12 jaar. 3-6 De klachten zijn<br />

meestal monoarticulair, waarbij de knie het meest<br />

frequent is aangedaan. 7 Als gevolg <strong>van</strong> spontane recidiverende<br />

hemartros komen acute episoden met<br />

pijn en zwelling <strong>voor</strong>. PVNS komt in twee verschillende<br />

vormen <strong>voor</strong>: een locale nodulaire vorm, ook<br />

wel giant cel tumor of tendon sheaths genoemd,<br />

en een diffuse vorm. Met name de diffuse vorm<br />

kan een agressief karakter hebben, waarbij het<br />

subchondrale bot wordt geïnvadeerd en boterosies<br />

en cysten kunnen ontstaan. De etiologie <strong>van</strong> PVNS<br />

is niet volledig opgehelderd. Aan<strong>van</strong>kelijk werd<br />

de aandoening beschouwd als een inflammatoire<br />

reactie <strong>van</strong> het synovium. 4 In meer recente studies<br />

werden echter aanwijzingen <strong>voor</strong> een benigne neoplastisch<br />

ontstaansmechanisme gevonden. 1<br />

Radiologisch onderzoek draagt bij tot het stellen<br />

<strong>van</strong> de diagnose PVNS. Röntgenfoto’s zijn meestal<br />

normaal, soms kunnen echter boterosies en cystes<br />

gezien worden. 8 MRI-beelden, die gekenmerkt<br />

worden door een lage signaalintensiteit in de T1<br />

en T2 gewogen opnames als gevolg <strong>van</strong> hemosiderine<br />

deposities, kunnen naast een hyperplastisch<br />

synovium, forse effusie en boterosies, meerdere<br />

tumoreuze massa’s laten zien. 8,9 De diagnose PVNS<br />

wordt bevestigd met biopten <strong>van</strong> het synovium.<br />

Macroscopisch wordt PVNS gekenmerkt door proliferatief<br />

synovium met bruine villonodulaire<br />

laesies. Histologisch worden mononucleaire cellen,<br />

multinucleaire reuscellen en schuimcellen gezien.<br />

De karakteristieke bruine kleur wordt veroorzaakt<br />

door de aanwezigheid <strong>van</strong> met hemosiderine<br />

gevulde macrofagen. 1<br />

Synovectomie is de behandeling <strong>van</strong> eerste keus<br />

bij PVNS . Met name de diffuse vorm <strong>van</strong> PVNS<br />

gaat gepaard met een grote kans op recidieven.<br />

Indien synovectomie de klachten en botdestructie<br />

niet voldoende tegengaat, moet plaatsing <strong>van</strong><br />

een totale knieprothese of artrodese overwogen<br />

worden. 8<br />

De primaire episode <strong>van</strong> artritis bij het kind uit bovengenoemde<br />

casus werd kortdurend antibiotisch<br />

behandeld omdat aan borreliose gedacht werd. De<br />

totale antistoftiter gericht op Borrelia burgdorferi<br />

was namelijk positief. Omdat zowel het IgG als ook<br />

het IgM negatief waren moet deze uitslag echter<br />

als vals-positief beschouwd worden. 10<br />

89 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


Revisies laten zich niet <strong>voor</strong>spellen<br />

Door de variëteit aan stelen en wedges, gecombineerd met de zeer<br />

korte offset couplers, altijd een optimale plaatsing.<br />

Oxinium, bij metaal overgevoeligheid en zeer slijtvast.<br />

Deskundigheid <strong>van</strong> Smith & Nephew, marktleider in revisiechirurgie<br />

<strong>van</strong> de knie.<br />

Orthopaedie<br />

Smith & Nephew B.V., Postbus 525, 2130 AM, Hoofddorp<br />

T 020-6543999, F 020-6532099, E holland.info@smith-nephew.com www.smithnephew.nl Handelsmerk Smith & Nephew


■ Een kind met synovitis villonodularis pigmentosa<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

De eerste episode <strong>van</strong> artritis ging gepaard met<br />

verhoging <strong>van</strong> de AST en DNase B. Ook de tweede<br />

episode <strong>van</strong> gonartritis trad op met een aanzienlijke<br />

verhoging <strong>van</strong> de AST en de DNAse B in combinatie<br />

met een bovenste luchtweginfectie. Dit<br />

zou kunnen passen bij acuut reuma. De negatieve<br />

keelkweek, de afwezigheid <strong>van</strong> een verspringende<br />

polyartritis en andere diagnostische criteria <strong>voor</strong><br />

acuut reuma maken deze diagnose echter onwaarschijnlijk.<br />

11<br />

Bij de laatste episode <strong>van</strong> artritis werd opvallenderwijs<br />

een seroconversie met betrekking tot Borrelia<br />

burgdorferi gevonden. ELISA liet positieve IgG- en<br />

IgM-titers zien en ook Western blot was positief. De<br />

specificiteit <strong>van</strong> een positieve ELISA in combinatie<br />

met een positieve Western blot is significant groter<br />

dan die <strong>van</strong> ELISA alleen en benadert in sommige<br />

laboratoria 100 %. 12 De kans dat sprake is geweest<br />

<strong>van</strong> infectie met Borrelia burgdorferi bij bovengenoemde<br />

patiënt <strong>voor</strong>afgaand aan de laatste episode<br />

<strong>van</strong> artritis is derhalve aanzienlijk. In theorie<br />

zou infectie met Borrelia burgdorferi de trigger<br />

geweest kunnen zijn <strong>voor</strong> een reactivatie <strong>van</strong><br />

artritis bij een reeds kwetsbare patiënt. Borreliosis<br />

kan namelijk aanleiding geven tot een zeer heterogene<br />

gastheerrespons variërend <strong>van</strong> reactieve<br />

artritis tot chronische, auto-immuun artritis of<br />

zelfs reactivatie <strong>van</strong> in remissie zijnde juveniele<br />

chronische artritis. 13,14 Infectie met Borrelia burgdorferi<br />

leidt echter slechts in een minderheid <strong>van</strong><br />

de gevallen tot ziekte. 15,16,17 Bovendien is reactivatie<br />

<strong>van</strong> PVNS door de ziekte <strong>van</strong> Lyme in de literatuur<br />

niet eerder beschreven. Gezien de afwezigheid<br />

<strong>van</strong> andere symptomen passend bij de ziekte<br />

<strong>van</strong> Lyme, is het daarom sterk de vraag of infectie<br />

met Borrelia burgdorferi daadwerkelijk een rol<br />

heeft gespeeld bij de laatste episode <strong>van</strong> artritis.<br />

Synovitis villonodularis pigmentosa is een proliferatieve<br />

aandoening <strong>van</strong> het synovium en<br />

komt, zeker op kinderleeftijd, zelden <strong>voor</strong>. De<br />

symptomen bestaan uit recidiverende artritiden<br />

met hemartros. Bij verdenking op PVNS is beeldvormend<br />

onderzoek geïndiceerd in de vorm <strong>van</strong><br />

MRI. De diagnose wordt uiteindelijk gesteld met<br />

behulp <strong>van</strong> pathologisch-anatomisch onderzoek en<br />

synovectomie is de therapie <strong>van</strong> eerste keus.<br />

Abstract<br />

Mono arthritis in children can have many causes. We describe<br />

an 8-year old boy with a monoarthritis of his knee that was<br />

caused by pigmented villonodular synovitis. The possible<br />

relationship between this disease and positive laboratory<br />

findings indicating an infection with Borrelia Burgdorferi is<br />

discussed.<br />

Literatuur<br />

1. Imhof H, Nöbauer-Huhmann IM,Gahleitner A, et al.<br />

Pathophysiology and imaging in inflammatory and blastomatous<br />

synovial diseases. Skeletal Radiol. 2002;31:313-33<br />

2. Myers BW, Masi AT. Pigmented villonodular synovitis<br />

and tenosynovitis: a clinical epidemiologic study of 166<br />

cases and literature review. Medicine 1980;59:223-38.<br />

3. Rao AS, Vigorita VJ. Pigmented villonodular synovitis<br />

(giant-cell tumor of the tendon sheath and synovial<br />

membrane): a review of eighty-one cases. J Bone Joint<br />

Surg Am 1984;66:76–94<br />

4. Dorwart RH, Genant HK, Johnston WH, Morris JM.<br />

Pigmented villonodular synovitis of synovial joints:<br />

clinical, pathologic, and radiologic features. Am J<br />

Roentgenol 1984;143:877-85.<br />

5. Soifer T, Guirguis S, Vigorita VJ, Bryk E. Pigmented villonodular<br />

synovitis in a child. J Pediatr Surg. 1993;28:1597-<br />

600.<br />

6. Eckhardt BP, Hernandez RJ. Pigmented villonodular<br />

synovitis: MR imaging in pediatric patients. Pediatr<br />

Radiol. 2004;34:943-7.<br />

7. Bravo SM, Winalski CS, Weissman BN. Pigmented villonodular<br />

synovitis. Radiol Clin North Am 1996;34:311-26<br />

8. Frassica FJ, Bhimani MA, McCarthy EF, Wenz J.<br />

Pigmented villonodular synovitis of the hip and knee.<br />

Am Fam Physician. 1999;60:1404-10<br />

9. Bhimani MA, Wenz JF, Frassica FJ .Pigmented villonodular<br />

synovitis: keys to early diagnosis. Clin Orthop<br />

Relat Res. 2001;386:197-202 Hengge UR, Tannapfel A,<br />

Tyring SK, Erbel R, Arendt G, Ruzicka T. Lyme borreliosis.<br />

Lancet Infect Dis. 2003;3:489-500<br />

10. Van der Meer J, Stehouwer CDA. Interne geneeskunde.<br />

12e dr. Houten:Bohn Stafleu Van Loghum, 2001. p.810<br />

11. DePietropaolo DL, Powers JH, Gill JM, Foy AJ.. Diagnosis<br />

of lyme disease. Am Fam Physician. 2005;72:297-304<br />

12. Weinstein A, Britchkov M. Lyme arthritis and post-Lyme<br />

disease syndrome. Curr Opin Rheumatol. 2002;14:383-7<br />

13. Hendrickx G, De Boeck H, Goossens A, Demanet C,<br />

Vandenplas Y. Persistent synovitis in children with<br />

Lyme arthritis: two unusual cases. An immunogenetic<br />

approach. Eur J Pediatr. 2004;163:646-50<br />

14. Kuiper H, Jongh BM de, Nauta AP, Houweling H, Wiessing<br />

LG, Moll <strong>van</strong> Charante AW, et al. Lyme Borreliosis in<br />

Dutch Forestry Workers. J Infection 1991;23:279-86.<br />

Berglund J, Eitrem R, Norrby SR. Long-term study of<br />

Lyme Borreliosis in a highly endemic area in Sweden.<br />

Scand J Infect Dis 1996;28:473-8.<br />

15. Rath PM, Ibershof B, Mohnhaupt A, Albig J, Eljaschewitsch<br />

B, Jurgens D, et al. Seroprevalence of Lyme Borreliosis<br />

in forestry workers from Brandenburg, Germany. Eur J<br />

Clin Microbiol Infect Dis 1996;15:372-7<br />

90 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Traumatische posterieure luxatie <strong>van</strong> de knie<br />

K.M. Thijs, L. Verlaan en I.C. Heyligers<br />

Posteriore luxatie <strong>van</strong> het kniegewricht is een zeldzame afwijking. Aan de hand <strong>van</strong> een ziektegeschiedenis en literatuuroverzicht<br />

beschrijven wij dit ziektebeeld.<br />

Vol<br />

15<br />

Inleiding<br />

De traumatisch posterieure knieluxatie is een<br />

zeldzaam letsel. Dit letsel ontstaat in de meeste<br />

gevallen na een hoogenergetisch trauma. Belangrijk<br />

is de herkenning <strong>van</strong> het probleem en het inschatten<br />

<strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> ligamentaire, vasculaire en<br />

neurologische schade. Het vervaardigen <strong>van</strong> een<br />

angiogram is niet noodzakelijk als bij lichamelijk<br />

onderzoek de vasculaire status intact lijkt te<br />

zijn. De behandeling <strong>van</strong> <strong>voor</strong>keur is chirurgisch en<br />

is gericht op herstel <strong>van</strong> de ligamentaire schade<br />

in het acute stadium. Er bestaat echter weinig<br />

consensus over deze ingreep. In dit artikel presenteren<br />

wij een recente casus en een overzicht <strong>van</strong><br />

de rele<strong>van</strong>te literatuur.<br />

Ziektegeschiedenis<br />

Op de afdeling spoedeisende hulp presenteerde zich een<br />

vrouw <strong>van</strong> 51 jaar met een pijnlijke rechter knie na een<br />

laag energetisch trauma. Patiënte was gevallen met de<br />

fiets en had direct veel pijn. Het been was onbelastbaar<br />

en patiënte constateerde een standsafwijking <strong>van</strong> het<br />

onderbeen naar posterieur. Met de ambulance werd ze naar<br />

de spoedeisende hulp vervoerd.<br />

Hier was er bij lichamelijk onderzoek sprake <strong>van</strong> posterieure<br />

luxatie <strong>van</strong> de rechter knie. Er was geen varus- of valgusstandsafwijking.<br />

De huid was intact en de patella was<br />

geluxeerd naar lateraal. De voet en het onderbeen bleken<br />

neurovasculair intact. Doppler-onderzoek <strong>van</strong> de arteria<br />

tibialis posterior gaf een normaal signaal. De capillaire<br />

refill was niet verlengd.<br />

AP en laterale röntgenfoto’s bevestigden een posterieure knieluxatie.<br />

Er werden geen (avulsie)fracturen gezien (figuur 1).<br />

Op de spoedeisende hulp vond onder dormicum een onbloe-<br />

Drs. K.M. Thijs en drs. L. Verlaan, geneeskunde studenten,<br />

afdeling orthopedie, Atrium medisch Centrum Heerlen,<br />

Henri Dunantstraat 5, 6419 PC, Heerlen.<br />

Dr. I.C. Heyligers, orthopedisch chirurg,<br />

afdeling orthopedie, Atrium Medisch Centrum Heerlen,<br />

Henri Dunantstraat 5, 6419 PC, Heerlen.<br />

Correspondentie: drs. L. Verlaan<br />

E-mail: l.verlaan@gmail.com<br />

Figuur 1. Laterale röntgenfoto <strong>van</strong> het rechter kniegewricht<br />

met een posterieure verplaatsing <strong>van</strong> de tibia<br />

ten opzichte <strong>van</strong> het femur.<br />

A<br />

Figuur 2. A. Voor-achterwaartse röntgenfoto <strong>van</strong> het<br />

rechter kniegewricht na onbloedige repostie met een goede<br />

stand. B. Laterale röntgenfoto <strong>van</strong> het rechter kniegewricht<br />

na onbloedige repositie met een goede stand.<br />

dige repositie plaats. In eerste instantie lijkt het resultaat<br />

goed te zijn, maar na het aanleggen <strong>van</strong> een gipsspalk bleek<br />

er op de controlefoto’s sprake te zijn <strong>van</strong> een subluxatie<br />

naar posterieur en mediaal (figuren 2 en 3).<br />

B<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 91


K.M. Thijs, L. Verlaan en I.C. Heyligers ■<br />

A<br />

Figuur 3. A. Voor-achterwaartse röntgenfoto <strong>van</strong> het<br />

rechter kniegewricht in gipsspalk met een subluxatie<br />

<strong>van</strong> de tibia ten opzichte <strong>van</strong> het femur naar lateraal.<br />

B. Laterale röntgenfoto <strong>van</strong> het rechter kniegewricht<br />

in gipsspalk met een subluxatie <strong>van</strong> de tibia ten<br />

opzichte <strong>van</strong> het femur naar posterieur.<br />

A<br />

Figuur 4. A. Voor-achterwaartse röntgenfoto <strong>van</strong> het<br />

rechter kniegewricht na bloedige repositie met een goede<br />

stand. B. Laterale röntgenfoto <strong>van</strong> het rechter kniegewricht<br />

na bloedige repositie met een goede stand.<br />

Er werd besloten om open te reponeren en peroperatief de<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de ligamentaire letsels te bepalen. Een angiografie<br />

werd niet vervaardigd omdat vasculair onderzoek<br />

geen afwijkingen liet zien. Lichamelijk onderzoek onder<br />

narcose toonde in extensie een klinisch intacte laterale<br />

collateraal ligament (LCL) en een graad 3 laxiteit <strong>van</strong> het<br />

mediale collaterale ligament (MCL) aan. Hyperextensie <strong>van</strong><br />

de knie was mogelijk met daarbij een positieve schuiflade<br />

naar dorsaal en ventraal.<br />

Er werd een artrotomie verricht via een midlijn incisie.<br />

Hierbij werd een totaalruptuur gezien <strong>van</strong> de <strong>voor</strong>ste<br />

kruisband en het mediale retinaculum. De achterste<br />

kruisband werd niet in zicht gebracht. De mediale meniscus<br />

was intact. Het MCL werd gehecht en leek goed op spanning<br />

te komen. De mediale zijde <strong>van</strong> het retinaculum werd teruggehecht.<br />

Het postoperatieve beloop was ongestoord. De <strong>nabehandeling</strong><br />

bestond uit 3 dagen achterspalk en daarna gedurende<br />

6 weken belast mobiliseren met loopkoker. Controlefoto’s<br />

met loopkoker toonde een goede stand aan <strong>van</strong> het kniegewricht<br />

(figuur 4). Er ontwikkelden zich geen neurovasculaire<br />

of andere complicaties.<br />

B<br />

B<br />

Discussie<br />

Traumatische knieluxaties komen zelden <strong>voor</strong>, met<br />

een incidentie variërend <strong>van</strong> 0.001% tot 0.013%. 1<br />

Het aantal knieluxaties wordt hoogst waarschijnlijk<br />

onderschat <strong>van</strong>wege de spontane reposities die<br />

plaatsvinden <strong>voor</strong> dat evaluatie door een arts heeft<br />

plaatsgevonden. 2 De classificatie <strong>van</strong> dit trauma<br />

wordt ingedeeld naar de richting <strong>van</strong> de dislocatie<br />

<strong>van</strong> de tibia ten opzichte <strong>van</strong> het femur. 3 De<br />

volgende vijf typen zijn bekend: anterior (40%),<br />

posterior (33%), mediaal (4%), lateraal (18%) en<br />

rotatoir (5%). 3,4,5 Anterieure luxatie wordt veroorzaakt<br />

door een hyperextensie <strong>van</strong> meer dan 30°. 3,5<br />

Het mechanisme <strong>van</strong> posterieure luxatie is vaak<br />

een anterioposterieure kracht, zoals bij een ‘dashboard’-trauma.<br />

Varus- of valguskrachten veroorzaken<br />

mediale of laterale luxaties. Gecombineerde<br />

krachten zijn oorzaak <strong>van</strong> rotatoire luxaties. 5<br />

Een andere classificatie is een indeling naar<br />

oorzaak, te weten: hoog-energetisch en laag-energetisch<br />

trauma. 4<br />

In onze casus is er sprake <strong>van</strong> een posterieur luxatie<br />

<strong>van</strong> het kniegewricht bij een laagenergetisch<br />

trauma. Het traumamechanisme <strong>van</strong> deze casus is<br />

een direct inwerkende kracht op de tibia in dorsale<br />

richting met het kniegewricht in flexie.<br />

Bij een knieluxatie zijn meestal de <strong>voor</strong>ste<br />

kruisband (ACL) en/of achterste kruisband (PCL)<br />

in combinatie met de mediale of laterale collaterale<br />

ligamenten aangedaan. Bij een posterieure<br />

luxatie <strong>van</strong> de knie is de achterste kruisband altijd<br />

aangedaan. 6 Een onderzoek uit 2003 naar wekedelenschade<br />

bij knieluxaties wijst uit dat tenminste<br />

twee ligamenten beschadigd moeten zijn <strong>voor</strong>dat<br />

er sprake kan zijn <strong>van</strong> een luxatie. 7<br />

Fracturen <strong>van</strong> het distale femur of proximale tibia<br />

komen in 16% <strong>van</strong> alle knieluxaties <strong>voor</strong>. 8 Ongeveer<br />

<strong>van</strong> 1/3 <strong>van</strong> alle knieluxaties gaat gepaard met zenuwletsel,<br />

met name <strong>van</strong> de nervus peroneus. 6<br />

Röntgenfoto’s <strong>van</strong> de knie moeten vervaardigd<br />

worden in anteroposterieure en laterale richting<br />

zowel <strong>voor</strong> als na repositie. Middels MRI-opnamen<br />

kunnen de ernst en de locatie <strong>van</strong> ligamentaire beschadigingen,<br />

meniscusscheuren en musculotendineuze<br />

aandoeningen worden weergegeven. 9 Deze<br />

bevindingen zijn met MRI-onderzoek nauwkeuriger<br />

vast te stellen dan bij lichamelijk onderzoek<br />

en tijdens de operatie en maakt het mogelijk een<br />

gedetailleerd chirurgisch plan pre-operatief op te<br />

stellen. 10<br />

Complicaties<br />

Door de anatomische positie <strong>van</strong> de arteria poplitea<br />

is een stoornis in de bloedcirculatie een veel <strong>voor</strong>komende<br />

complicatie bij dit traumamechanisme.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 92


■ Traumatische posterieure luxatie <strong>van</strong> de knie<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Schade aan de arteria poplitea treedt op in 32%<br />

<strong>van</strong> de gevallen <strong>van</strong> knieluxaties. 5 Dit vereist acuut<br />

handelen <strong>van</strong> een medisch specialist. Het amputatiepercentage<br />

is 86% wanneer het herstel <strong>van</strong><br />

de vascularisatie pas na 8 uren plaatsvindt. 5 Bij<br />

een posterieure luxatie is er vaak sprake <strong>van</strong> een<br />

complete ruptuur <strong>van</strong> arteria poplitea en bij een<br />

anterieure luxatie wordt vaker een intimascheur<br />

<strong>van</strong> deze arterie gezien. 5,11<br />

Lichamelijk onderzoek moet bestaan uit palpatie<br />

<strong>van</strong> de arteria dorsalis pedis en arteria tibialis<br />

posterior, temperatuur en kleur <strong>van</strong> de huid, beoordelen<br />

capillary refill en Doppler-onderzoek. De<br />

bevindingen moeten worden vergeleken met het<br />

onderzoek <strong>van</strong> het niet-aangedane been. 11,12,13<br />

Het wel of niet standaard uitvoeren <strong>van</strong> een angiografie<br />

om schade aan de arteria poplitea aan te<br />

tonen danwel uit te sluiten, is punt <strong>van</strong> discussie.<br />

Recente onderzoeken wijzen uit dat niet bij elke<br />

patiënt met een knieluxatie een angiografie geïndiceerd<br />

is. Lichamelijk onderzoek is een veilige<br />

methode om de vasculaire status <strong>van</strong> de patiënt<br />

te beoordelen. Herhaaldelijk onderzoek (elke 2<br />

uur gedurende 48 uur) en het meten <strong>van</strong> de enkel-armindex<br />

verhoogt de specificiteit om vascularisatiestoornissen<br />

uit te sluiten. 14 Angiografie is<br />

alleen aangewezen bij die patiënten met een <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

met ischemie, of wanneer er bij het<br />

lichamelijk onderzoek tekenen zijn <strong>van</strong> vascularisatiestoornissen<br />

of in geval <strong>van</strong> twijfel. 8,15<br />

Intimascheuren zijn met lichamelijk onderzoek niet<br />

te objectiveren, maar alleen via angiografie vast<br />

te stellen. Deze vaatschade kan leiden tot trombusvorming<br />

en zorgen <strong>voor</strong> een complete occlusie<br />

<strong>van</strong> de arteria poplitea. Uit een dierproefmodel<br />

en klinische studies kwam naar voren dat een intimascheur<br />

zonder hemodynamische significante<br />

stenose (


K.M. Thijs, L. Verlaan en I.C. Heyligers ■<br />

tion of the damaged ligaments in the acute phase. There is<br />

little consensus about the optimal operative treatment. We<br />

describe a patient with posterior knee dislocation following<br />

a low velocity trauma and discus the literature on this<br />

subject.<br />

Literatuur<br />

1. Wong CH, Tan JL, Chang HC, Khin LW, Low CO. Knee dislocations<br />

– a retrospective study comparing operative<br />

versus closed immobilization treatment outcomes. Knee<br />

Surg Sports Traumatol Arthrosc 2004;12:540-44.<br />

2. Cady CE, Cardoni AL, Berger MJ. An irreducible posterior<br />

knee dislocation. Am J Emerg Med, 2007;25(2):240-42.<br />

3. Kennedy JC. Complete dislocation of the knee joint. J<br />

Bone Joint Surg Am 1963;45:889-904.<br />

4. Henrichs A. A review of knee dislocations. J Athl Train<br />

2004;39(4):365-69.<br />

5. Green NE, Allen BL. Vascular injuries associated<br />

with dislocation of the knee. J Bone Joint Surg Am<br />

1977;59A(2):236-39.<br />

6. Brautigan B, Johnson DL. The epidemiology of knee dislocations.<br />

Clin Sports Med 2000;19(3):387-97.<br />

7. Twaddle BC, Bidwell TA, Chapman JR. Knee dislocations:<br />

Where are the lesions A prospective evaluation<br />

of surgical findings in 63 cases. J Orthop Trauma<br />

2003;17(3):198-202.<br />

8. Robertson A, Nutton RW, Keating JF. Disclocation of the<br />

knee. Aspects of current management. J Bone Joint Surg<br />

Br 2006;88-B:706-11.<br />

9. Wascher DC. High-velocity knee dislocation with<br />

vascular injury. Treatment principles. Clin Sports Med<br />

2000;19(3):457-77.<br />

10. Twaddle BC, Hunter JC, Chapman JR, Simonian PT,<br />

Escobedo EM. MRI in acute knee dislocation, A prospective<br />

study of clinical, MRI and surgical findings. J Bone<br />

Joint Surg 1996;78-B(4):573-79.<br />

11. Klineberg EO, Crites BM, Flinn WR, Archibald JD,<br />

Moorman CT. The role of arteriography in assessing<br />

popliteal artery injury in knee dislocations, J Trauma<br />

2004;56:786-90.<br />

12. Stannard JP, Sheils TM, Lopez-Ben RR, McGwin G,<br />

Robinson JT, Volgas Da. Vascular injuries in knee dislocations:<br />

the role of physical examination in determining<br />

the need for arteriography. J Bone Joint Surg Am<br />

2004;86(5):910-15.<br />

13. Henrichs A. A review of knee dislocations. J Athletic<br />

Training 2004;39(4):365-69.<br />

14. Mills WJ, Barei DP, McNair P. The value of the ankle-brachial<br />

index for diagnosing arterial injury after knee dislocation:<br />

a prospective study. J Trauma 2004;56(6):1261-<br />

65.<br />

15. Hollis JD, Daley BJ. 10-year review of knee dislocations:<br />

is arteriography always necessary J Trauma<br />

2005;59(3):672-76. Frassica FJ, Sponseller PD, Wilckens<br />

JH. 5-Minute Orthopaedic Consult, 2nd edition.<br />

Lippincott Williams & Wilkins, 2007.<br />

16. Richter M, Bosch U, Wippermann B, Hofmann A, Krettek<br />

C. Comparison of surgical repair or reconstruction of<br />

the cruciate ligaments versus nonsurgical treatment in<br />

patients with traumatic knee dislocations. Am J Sports<br />

Med 2002;30(5):718-27.<br />

17. Ibrahim SA. Primary repair of the cruciate and collateral<br />

ligaments after traumatic dislocation of the knee. J<br />

Bone Joint Surg Br 1999;81(6) :987-90.<br />

18. Shelbourne KD, Klootwyk TE. Low-velocity knee dislocation<br />

with sports injuries. Treatment principles. Clin<br />

Sports Med 2000;19(3):443-56<br />

19. Dedmond BT, Almekinders LC. Operative versus nonoperative<br />

treatment of knee dislocations : a meta-analysis.<br />

Am J Knee Surg 2001;14:33-38.<br />

20. Bin SI, Nam TS. Surgical outcome of 2-stage management<br />

of multiple knee ligament injuries after knee dislocation.<br />

Arthroscopy 2007;23(10):1006-72. Liow RYL,<br />

McNicholas MJ, Keating JF, Nutton RW. Ligament repair<br />

and reconstruction in traumatic dislocation of the knee.<br />

J Bone Joint Surg Br 2003;85(6):845-51.<br />

21. Harner CD, Waltrip RL, Bennett CH, Francis KA, Cole B,<br />

Irrgang JJ. Surgical management of knee dislocations. J<br />

Bone Joint Surg Am 2004;86(2):262-73.<br />

22. Stannard JP, Sheils TM, McGwin G, Volgas DA, Alonso JE.<br />

Use of a hinged external knee fixator after surgery for<br />

knee dislocations. Arthroscopy 2003;19(6):626-31.<br />

23. Chuang TY, Ho WP, Hsieh PH, Yu SW, Chen YJ, Chen<br />

CH. One-stage posterior cruciate ligament inlay reconstruction<br />

combining anterior cruciate ligament reconstruction<br />

following knee dislocation. Arthroscopy 2006;<br />

22(3):339.e1-339.e7.<br />

24. Robertson A, Nutton RW. The dislocated knee. Current<br />

Orthop 2006;20(2):95-102.<br />

25. Schenck R, Mercer D. Surgical Reconstruction of the<br />

Dislocated Knee. Tech Knee Surg 2006;5(3):174-186.<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 94


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Commentaren<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

High rate of failure rate of impaction grafting in large acetabular defects<br />

E.H. <strong>van</strong> Haaren, I.C. Heyligers, F.G.M. Alexander en P.I.J.M. Wuisman, J Bone Joint Surg 2007;89 B:296-300.<br />

Graag willen wij reageren op de uitstekende bespreking<br />

door collega Verheijen in het <strong>Nederlands</strong><br />

<strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopedie (Juli 2007) <strong>van</strong> het<br />

artikel <strong>van</strong> de collega’s uit Amsterdam waarin zij<br />

hun ervaringen rapporteren met de botimpactietechniek.<br />

Dit artikel heeft ook in Nijmegen stof tot<br />

nadenken opgeleverd.<br />

Allereerst willen wij collega <strong>van</strong> Haaren et al.<br />

hartelijk danken <strong>voor</strong> de studie. Het is in het kader<br />

<strong>van</strong> de toetsbaarheid <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> zorg belangrijk<br />

dat afdelingen hun ervaringen en resultaten<br />

bekend maken. Duidelijk is dat de resultaten<br />

<strong>van</strong> acetabulaire revisies in Amsterdam met de beschreven<br />

reconstructie methode tegenvallen.<br />

Na bestudering <strong>van</strong> het artikel hebben wij de<br />

auteurs een aantal schriftelijke vragen gesteld om<br />

aanvullende informatie te verkrijgen. Helaas is het<br />

antwoord op onze vragen sterk vertraagd, mede<br />

door het onverwachte en tragische overlijden <strong>van</strong><br />

Professor Wuisman. Uiteindelijk is de gevraagde informatie<br />

aangeleverd in februari 2008 en nu willen<br />

wij graag <strong>van</strong>uit de Nijmeegse hoek reageren.<br />

Er zijn <strong>voor</strong> ons op statistisch gebied enige onduidelijkheden.<br />

De auteurs rapporteren dat de gemiddelde<br />

follow-up 7.2 jaar is (1.7-9.7). Dit is echter<br />

niet goed <strong>voor</strong>stelbaar omdat dit zou impliceren<br />

dat bij vele patiënten in de beginperiode <strong>van</strong> de<br />

studieperiode (1994-2002) zouden zijn geopereerd.<br />

Ook is de berekening <strong>van</strong> het percentage <strong>van</strong> het<br />

aantal heupen dat faalt door aseptische loslating<br />

incorrect. Van de gehele groep <strong>van</strong> 76 revisies zijn<br />

71 revisies beschikbaar <strong>voor</strong> analyse. Vijf infecties<br />

worden in de verdere analyse uitgesloten. In het<br />

artikel worden 21 aseptische of mechanische loslatingen<br />

gemeld. Dit betekent natuurlijk dat het<br />

percentage aseptische loslatingen dan 21 <strong>van</strong> de 66<br />

(32%) is en niet 21 <strong>van</strong> de 71 (30%).<br />

Helaas gaan de auteurs in het artikel niet in op het<br />

faalmechanisme dat wordt geobserveerd bij de<br />

21 gefaalde reconstructies. Bij navraag omtrent<br />

nadere details <strong>van</strong> het faalmechanisme blijkt dat<br />

bij 10 <strong>van</strong> de 21 gefaalde reconstructies de polyethyleen<br />

cup uit het cement is gebroken, waarbij<br />

het cement en de onderliggende botreconstructie<br />

intact bleken te zijn. Natuurlijk hebben we ook in<br />

Nijmegen gefaalde reconstructies gezien met deze<br />

techniek. Het faalmechanisme dat wij altijd zien<br />

is dat de cup met de cementmantel uitbreekt of<br />

migreert door de laag <strong>van</strong> de bottransplantaten en<br />

vervolgens instabiel wordt. Bij navraag bij andere<br />

groepen die ook veel ervaring hebben met deze<br />

techniek (G.A. Gie, Princess Elisabeth Orthopaedic<br />

Center Exeter UK; M.A. Buttaro, Italian Hospital<br />

Buenos Aire, Argentinië) blijken ook deze groepen<br />

dit faalmechanisme <strong>van</strong> een cup die uitbreekt uit<br />

het cement niet te kennen bij deze techniek. Een<br />

verklaring <strong>voor</strong> dit blijkbaar typisch Amsterdamse<br />

faalmechanisme hebben wij niet. Exclusie <strong>van</strong> dit<br />

faalmechanisme maakt echter wel dat de overleving<br />

dan 84 % wordt <strong>voor</strong> eindpunt aseptische<br />

loslating, hetgeen beter overeen komt met andere<br />

vermelde resultaten <strong>van</strong> deze techniek in de literatuur.<br />

We zijn het met collega Verheijen eens dat een<br />

factor die mee kan spelen bij het verklaren <strong>van</strong><br />

de tegenvallende data in Amsterdam de leercurve<br />

kan zijn. Ter verdediging <strong>van</strong> dit argument <strong>voor</strong> de<br />

verklaring <strong>van</strong> de tegenvallende resultaten voeren<br />

de auteurs aan dat collega Gardeniers frequent<br />

heeft mee geopereerd en daardoor wordt,<br />

mogelijk onbedoeld, de suggestie gewekt dat de<br />

Nijmeegse groep betrokken zou zijn bij de tegenvallende<br />

Amsterdamse resultaten. In de beginfase<br />

bij het introduceren <strong>van</strong> de botimpactietechniek<br />

in Amsterdam is er zeker sprake geweest <strong>van</strong> operatieve<br />

ondersteuning door collega Gardeniers<br />

<strong>van</strong>uit Nijmegen. In hun reactie op onze vragen<br />

wordt aangegeven dat hij <strong>voor</strong>al werd betrokken<br />

bij de technisch lastige revisies. Bij deze navraag<br />

blijkt echter dat hij slechts in 6 <strong>van</strong> de 76 gevallen<br />

betrokken is geweest bij de operatie. Geen enkele<br />

<strong>van</strong> deze 6 revisies is gefaald.<br />

Een andere factor die zeker kan meespelen is het<br />

nabehandelschema. Zeker bij de hele grote recon-<br />

95 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


Wanneer het beter kan,<br />

is goed niet goed genoeg<br />

Tergooiziekenhuizen is een modern ziekenhuis op twee locaties: Blaricum<br />

en Hilversum. Onze missie is: mensen het veilige gevoel geven dat de beste<br />

medische zorg altijd dichtbij is. Tergooiziekenhuizen wil tot de top vijf <strong>van</strong> beste<br />

ziekenhuizen in Nederland behoren, ook als werkgever.<br />

Tergooiziekenhuizen is een groot algemeen ziekenhuis, met twaalf medisch<br />

specialistische opleidingen. Het streven is op meer vakgebieden opleidingen te<br />

verwerven. Het ziekenhuis telt 900 erkende bedden, 200 specialisten, en 3400<br />

medewerkers verdeeld over twee locaties. In de toekomst wordt op locatie Blaricum<br />

de acute en complexe zorg geconcentreerd en op locatie Hilversum de dagbehandeling.<br />

De poliklinische functies blijven op beide locaties bestaan. Er is een open cultuur<br />

waarin goede samenwerking op de <strong>voor</strong>grond staat.<br />

De maatschap Orthopedie locatie Hilversum bestaat uit vier orthopedisch chirurgen.<br />

De orthopedie wordt in de volle breedte uitgeoefend. Er is een volledige P-3<br />

opleidingsbevoegdheid Orthopedie. Omdat een <strong>van</strong> de orthopedisch chirurgen de<br />

pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, is er een vacature <strong>voor</strong>:<br />

Orthopedisch chirurg, Chef de Clinique<br />

(aanstelling <strong>voor</strong> maximaal 1 jaar) (m/v: 1.0 fte)<br />

Wij zoeken een ambitieuze collega met affiniteit <strong>voor</strong> de opleiding Orthopedie.<br />

Van de kandidaat orthopedisch chirurg wordt een belangrijke bijdrage verwacht bij het<br />

verder uitbouwen <strong>van</strong> de Orthopedie in Tergooiziekenhuizen. U krijgt de mogelijkheid<br />

u te specialiseren in een <strong>van</strong> de speerpunten <strong>van</strong> de afdeling, te weten: traumatologie,<br />

voet-enkel, wervelkolom, schouderpathologie, prothesiologie, arthroscopische<br />

chirurgie en sporttraumatologie.<br />

Van de beoogde kandidaat verwachten wij:<br />

- Aantoonbare belangstelling <strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek<br />

- Motivatie <strong>voor</strong> het opleiden <strong>van</strong> AIOS en co-assistenten<br />

- Een flexibele instelling en allround vaardigheden.<br />

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen met dr. G.H.R. Albers,<br />

dr. R.A.W. Verhagen of dr. H.M. v.d. Vis, via het secretariaat Orthopedie, telefoon<br />

(035) 688 75 97. Of kijk op www.tergooiziekenhuizen.nl.<br />

Schriftelijke sollicitaties vergezeld <strong>van</strong> uw cv kunt u binnen drie weken<br />

richten aan Tergooiziekenhuizen, t.a.v. mevrouw drs. C.J.G. Zuiderwijk - Jacobs,<br />

<strong>voor</strong>zitter raad <strong>van</strong> bestuur, postbus 900, 1250 CA Laren of via e-mail naar<br />

rgentenaar@tergooiziekenhuizen.nl.


V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

structies is dit mogelijk een cruciale factor. Bij hele<br />

grote defecten met een uitgebreide mediale wand<br />

reconstructie en laterale rand opbouw schrijven wij<br />

ook nu nog wel 6 weken bedrust <strong>voor</strong>. Het faalpercentage<br />

wegens aseptische loslating is in Nijmegen<br />

is duidelijk lager, zoals ook is beschreven in een<br />

recent artikel in het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong><br />

Geneeskunde waarbij wij de complicaties <strong>van</strong> alle<br />

heuprevisies die werden verricht in 2002 en 2003<br />

worden vermeld.<br />

Nogmaals willen wij de auteurs complimenteren<br />

met het artikel. Het is uitermate belangrijk<br />

dat de uitkomsten <strong>van</strong> deze botimpactietechniek<br />

buiten de erkende centra wordt gerapporteerd.<br />

De botimpactietechniek is zeker geen gemakkelijke<br />

techniek, maar het wel een <strong>van</strong> de weinige<br />

technieken die een biologische reconstructie<br />

mogelijk maakt. Juist bij de jongere patiënt met<br />

een gefaalde heupprothese moet worden gestreefd<br />

naar dit soort biologische reconstructies. Mogelijk<br />

is daarom centralisatie <strong>van</strong> de zorg <strong>voor</strong> jonge<br />

patiënten met een gefaalde heupprothese noodzakelijk<br />

in klinieken met veel ervaring met deze<br />

techniek.<br />

Witjes S, Schrier JCM, Gardeniers JWM, Schreurs<br />

BW. Complicaties tijdens en 2 jaar na revisie <strong>van</strong><br />

een totaleheupprothese. Ned Tijdschr Geneeskd<br />

2007;151:1928-34.<br />

dr. BW Schreurs<br />

dr. JWM Gardeniers<br />

96 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Proefschriftbespreking<br />

The role of intrinsic spinal mechanisms in the pathogenesis of adolescent<br />

idiopathic scoliosis. Kouwenhoven JWM. Academisch proefshrift.<br />

UMC Utrecht, 21 juni 2007<br />

In dit proefschrift worden dorsale schuifkrachten<br />

en pre-existente rotatie <strong>van</strong> de wervelkolom onderzocht<br />

in relatie tot de ontwikkeling <strong>van</strong> adolescente<br />

idiopathische scoliose (AIS). Helaas kon<br />

ik zelf niet aanwezig zijn bij de verdediging, want<br />

dit werk vormt een zeer welkome en innovatieve<br />

bijdrage aan de kennis naar de etiologie <strong>van</strong> AIS. In<br />

2 jaar heeft Kouwenhoven 5 artikelen in Spine gepubliceerd,<br />

het hoogste klinisch orthopedisch blad.<br />

De snelheid <strong>van</strong> dit onderzoek geeft aan dat er in<br />

het UMCU een zeer sterke onderzoeksgroep staat<br />

en in dit werk komen een aantal ‘Utrechtse’ orthopedische<br />

onderzoekslijnen zichtbaar naar voren,<br />

zoals de wervelkolom en de samenwerking met de<br />

radiologie (zie ook het proefschrift <strong>van</strong> Verlaan).<br />

Hoofdstuk 2 beschrijft een ‘review of the literature’<br />

. In het proefschrift is het niet zoals de titel<br />

stelt een ‘systematic’ review zoals daar meestal<br />

onder wordt verstaan, er wordt niet gekeken naar<br />

‘level of evidence’, en de zoekstrategie <strong>van</strong> de literatuur<br />

wordt niet vermeld. Hoofdstuk 2 is dus een<br />

overzicht <strong>van</strong> de stand <strong>van</strong> zaken over de mogelijke<br />

oorzaken <strong>van</strong> AIS, maar de auteurs kunnen zelf de<br />

literatuur filteren, omdat we de zoekmethode<br />

niet weten. Hierdoor wordt naar mijn mening de<br />

toenemende kennis over de genetische aspecten<br />

<strong>van</strong> AIS onvoldoende belicht. De belangrijkste<br />

boodschap is echter zeer helder, namelijk dat de<br />

laatste 10 jaar weinig nieuws is gevonden. Daarom<br />

zijn de volgende hoofdstukken zo interessant. Het<br />

werk gaat vervolgens door op de biomechanische<br />

onderzoekslijn naar de oorzaken <strong>van</strong> AIS, waar de<br />

promotor al in 2005 een hypothese over heeft gepubliceerd.<br />

In feite begint het interessante deel <strong>van</strong> het proefschrift<br />

dan op pagina 62. In de volgende 63 bladzijden<br />

wordt heel overzichtelijk de mechanistische<br />

lijn uiteengezet,<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Hoofdstuk 4, 6 en 7 zijn samen te zien als 3 studies<br />

naar de rol <strong>van</strong> pre-existente rotatie in de thoracale<br />

wervelkolom in de latere vatbaarheid <strong>voor</strong> het ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> een scoliose. De in rugligging met CT<br />

gemeten rotatie patronen in figuur 3 en 4 <strong>van</strong> nietscoliotische<br />

mensen komt sterk overeen met de<br />

veel meer uitgesproken patronen bij AIS patiënten.<br />

Een herhaling <strong>van</strong> deze studies in verticale positie<br />

(dus onder axiale belasting) zou wellicht nog<br />

sterker uitgesproken rotaties kunnen aantonen.<br />

Zelfs bij gezonde honden (hoofdstuk 6) is er een<br />

rotatie naar rechts, en bij mensen met een situs<br />

inversus totalis (hoofdstuk 7) is er een gespiegeld<br />

patroon met een rotatie naar links. De inwendige<br />

thoracale organen die asymmetrisch gelegen zijn,<br />

zouden de oorzaak kunnen zijn <strong>van</strong> deze geringe<br />

pre-existente rotatie die bij mensen en dieren op<br />

treedt in de wervelkolom. Prachtig aangetoond!<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 97


www.djo.eu<br />

Benelux.orders@djortho.com<br />

Belgie T 0800 18 246<br />

Nederland T 0800 022 9442<br />

Luxemburg T 0800 27 42<br />

“House of Quality Brands”<br />

Wereldwijd toonaangevend in het<br />

leveren <strong>van</strong> innovatieve<br />

oplossingen <strong>voor</strong><br />

musculoskeletale &<br />

vasculaire aandoeningen<br />

Voor verdere informatie over ons<br />

bedrijf of over onze producten:<br />

DJO Benelux BVBA, NCI Business Center<br />

Twin Squares - Building Vendôme, Culliganlaan 1B<br />

B-1831 Diegem, BELGIUM


Alleen bij de positionering <strong>van</strong> de honden in de<br />

CT studie heb ik enige twijfel: de honden liggen<br />

natuurlijk nooit precies symmetrisch op hun buik<br />

(zie ook figuur 1, waarin de thorax asymmetrisch is<br />

vervormd), wat de flexibele borstkas en sternumpositie<br />

kan beïnvloeden. Hierdoor zijn de rotatiemetingen<br />

(die gebruik maken <strong>van</strong> de wervels en<br />

het sternum) wellicht minder nauwkeurig, en door<br />

de proefdierpositionering in de CT wellicht biased<br />

naar rechts of links.<br />

Hoofdstuk 3: In verticale stand <strong>van</strong> het lichaam<br />

staan de laag-thoracale en hoog-lumbale wervels<br />

onder de apex <strong>van</strong> de thoracale kyphose achterovergekanteld.<br />

Hierdoor bestaan er hier naar<br />

achter gerichte ‘dorsale schuifkrachten’ tussen<br />

de wervels, die zich uiten op de discus en facetgewrichten.<br />

De gevolgen hier<strong>van</strong> <strong>voor</strong> de rotatiestabiliteit<br />

<strong>van</strong> de wervelkolom worden op een<br />

elegante manier getoond middels biomechanische<br />

in vitro testen in de humane en varken wervelkolom.<br />

Bij een in de midlijn aangebrachte<br />

schuifkracht is er geen verschil tussen ventraal en<br />

dorsaal gerichte schuifkrachten. Bij excentrisch<br />

aangebrachte schuifkrachten is de wervelkolom<br />

rotatoir veel minder stabiel onder dorsale schuifkrachten<br />

dan onder ventrale schuifkrachten. Bij<br />

verticale belasting zoals in de humane situatie, is<br />

de laagthoracale en thoracolumbale overgang <strong>van</strong><br />

de wervelkolom als gevolg <strong>van</strong> deze dorsale schuifkrachten<br />

dus rotatoir minder stabiel dan de rest<br />

<strong>van</strong> de wervelkolom door de naar achter gerichte<br />

schuifkrachten.<br />

Deze onderzoeken combinerend kan men postuleren<br />

dat de pre-existent aangetoonde rotatie in<br />

de thoracale wervelkolom (Hoofdstuk 4,6,7) zal<br />

lijden tot asymmetrische dorsale schuifkrachten<br />

in de laagthoracale wervelkolom (hoofdstuk 3), en<br />

dat op die manier een scoliose kan ontwikkelen in<br />

een deel <strong>van</strong> de groeiende kinderen. Dit is een zeer<br />

vernieuwende hypothese, die in deze onderzoeken<br />

wordt onderbouwd. Kanttekening is wel dat de<br />

dorsale schuifkrachten <strong>voor</strong>al rond L1 optreden, en<br />

de pre-existente rotatie zich <strong>voor</strong>al rond de midthoracale<br />

regio bevindt.<br />

Alleen hoofdstuk 5 valt iets uit de toon, omdat het<br />

over neuromusculaire scoliose gaat. Dit artikel vind<br />

ik de minst sterke. Het beschrijft 198 patiënten<br />

met een neuromusculaire scoliose, ‘with no asymmetric<br />

muscle weakness’. De beschrijving <strong>van</strong> de<br />

patiënten is te summier: zijn er dus patiënten met<br />

asymmetrische spierkracht geëxcludeerd Hebben<br />

die patiënten dan andere curve patronen Zitten<br />

er lopende patiënten bij Werden de curven beoordeeld<br />

over meerdere jaren, want curve patronen<br />

willen nogal eens veranderen over de jaren bij<br />

deze patiënten. Wat is het verschil tussen een<br />

‘single non C shaped curve’, en een ‘C shaped<br />

curve’. Dit artikel probeert de AIS hypothese te<br />

onderbouwen dat pre-existente rotatie een rol zou<br />

kunnen spelen, en dat daarom ook bij neuromusculaire<br />

scoliose een meerderheid <strong>van</strong> de curven<br />

thoracaal rechts convex zijn, maar ik ben daar niet<br />

<strong>van</strong> overtuigd.<br />

Kouwenhoven heeft een goed proefschrift geschreven,<br />

dat <strong>voor</strong> alle in de wervelkolom geïnteresseerde<br />

chirurgen zeer lezenswaardig is. Idiopathische<br />

adolescente scoliose heeft een multifactoriële<br />

etiologie, waarbij tot op heden weinig aandacht is<br />

geschonken aan mogelijke mechanische oorzaken.<br />

In deze onderzoeken zijn een aantal vernieuwende<br />

hypothesen verder uitgewerkt en natuurlijk roept<br />

dit weer veel vervolgvragen op. Ik wens hem succes<br />

in zijn verdere orthopedische opleiding, wellicht<br />

tot wervelkolomchirurg.<br />

dr. M. de Kleuver<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Histatin and lactoferrin-derived antimicrobial peptides; in vitro and in<br />

vivo studies on the treatment and prevention of osteomyelitis. Faber C.<br />

Academisch proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam. 5 april 2007.<br />

Op 5 april 2007 promoveerde Chris Faber bij aan<br />

de Vrije Universiteit Amsterdam op zijn onderzoek<br />

over antimicrobiële peptiden. Zijn promotor was<br />

de recent veel te vroeg overleden professor P.I.J.M.<br />

Wuisman.<br />

Antimicrobiële peptiden (AMPs) zijn een onderdeel<br />

<strong>van</strong> het evolutionaire immuunsysteem <strong>van</strong> gewervelde<br />

en ongewervelde dieren. Zij worden hiermee<br />

in staat gesteld om direct micro-organismen te<br />

bestrijden. AMPs zijn gevonden in veel weefsels,<br />

cellen en afscheidingsvochten. Zo zijn ze onder<br />

meer ontdekt in slijm <strong>van</strong> padden, zweet, tranen,<br />

huis, maag-darmkanaal, speeksel, melk en afweercellen.<br />

Een belangrijke eigenschap is dat zij nauwelijks<br />

resistentie induceren.<br />

Het onderzoek <strong>van</strong> Faber heeft zich gericht op 2 <strong>van</strong><br />

deze AMPs, namelijk een eiwit gebaseerd op een<br />

aminozuurcompositie <strong>van</strong> histamine-5 (Dhvar-5) en<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 98


V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

humaan lactoferrine 1-11 (hLF1-11). Dhvar-5 komt<br />

in menselijk speeksel <strong>voor</strong> en in vitro is er een antimicrobiële<br />

en antifungale werking aangetoond.<br />

hLF1-11 komt uit het menselijk lactoferrine wat te<br />

vinden is in speeksel en moedermelk. Het heeft ook<br />

een (brede) antimicrobiële en antifungale werking in<br />

vitro. Ook zijn <strong>voor</strong> hLF1-11 al in een aantal in vivo<br />

studies antimicrobiële eigenschappen aangetoond.<br />

In hoofdstuk 2 is een onderzoek naar de mate <strong>van</strong><br />

afgifte <strong>van</strong> Dhvar-5 uit standaard commercieel verkrijgbaar<br />

botcement beschreven. Dit werd gedaan<br />

door 28 dagen lang de afgifte <strong>van</strong>uit met verschillende<br />

hoeveelheden Dhvar-5 geïncorporeerde PMMA<br />

minikralen te meten. Er bleek een exponentiële<br />

relatie te bestaan tussen de geïncorporeerde hoeveelheid<br />

Dhvar-5 en de afgifte hier<strong>van</strong> te bestaan.<br />

Daarnaast bleek dat deze afgegeven Dhvar-5 nog<br />

steeds werkzaam te zijn tegen MRSA.<br />

Om het afgifte mechanisme en de kinetica <strong>van</strong><br />

Dhvar-5 na te gaan werd er een in vitro onderzoek<br />

gedaan naar de afgifte <strong>van</strong>uit PMMA kralen geïncorporeerd<br />

met Dhvar-5 al dan niet in combinatie<br />

met gentamicine (hoofdstuk 3). Daartoe werden<br />

nu <strong>van</strong>uit PMMA kralen met verschillende dosis<br />

Dhvar-5 en verschillende dosis Dhvar-5 met een<br />

standaard hoeveelheid gentamicine de afgifte<br />

gemeten. Het bleek dat de afgifte <strong>van</strong> gentamicine<br />

verviervoudigde wanneer de kralen ook meer<br />

Dhvar-5 bevatte. Faber verklaarde dit door vergroting<br />

<strong>van</strong> de porositeit <strong>van</strong> het PMMA botcement<br />

door Dhvar-5, waardoor er meer afgifte plaatsvindt<br />

<strong>van</strong> de gentamicine.<br />

Hierop werden de structurele en mechanische<br />

eigenschappen <strong>van</strong> Dhvar-5 en gentamicine<br />

bevattend PMMA botcement nagegaan en beschreven<br />

in hoofdstuk 4. De kralen met de verschillende<br />

hoeveelheden Dhvar-5 al dan niet gecombineerd<br />

met een standaard hoeveelheid gentamicine werd<br />

onderzocht met elektronenmicroscopie en met de<br />

zgn. ‘mercury intrusion’-methode. De bevindingen<br />

suggereerden een zeer klein poreus netwerk in de<br />

aanwezigheid <strong>van</strong> Dhvar-5, waardoor gentamicine<br />

kristallen gelegen dieper <strong>van</strong> het oppervlak <strong>van</strong> de<br />

kralen ook kunnen oplossen. De nagegane compressiesterkte<br />

<strong>van</strong> de verschillende kralen lieten een<br />

daling <strong>van</strong> de sterkte zien wanneer Dhvar-5 was<br />

toegevoegd. De sterkte voldeed echter nog wel aan<br />

de internationale standaard waaraan botcement<br />

dient te voldoen. Buig- en treksterkte zijn helaas<br />

niet onderzocht.<br />

In een MRSA osteomyelitis preventie model werd<br />

vervolgens de werking <strong>van</strong> Dhvar-5 al dan niet gecombineerd<br />

met gentamicine in vivo onderzocht<br />

(hoofdstuk 5). Er werd hierbij gebruik gemaakt <strong>van</strong><br />

een modificatie <strong>van</strong> het osteomyelitis model wat<br />

door Nijhof et al. is ontwikkeld. In de femora <strong>van</strong><br />

konijnen werden, direct na contaminatie met MRSA,<br />

kralen geplaatst. Deze bevatten geen, een verschillende<br />

dosis Dhvar-5 of een verschillende dosis gentamicine.<br />

Na opoffering <strong>van</strong> de konijnen na 1 week<br />

werd er microbiologisch en histologische onderzoek<br />

verricht. Het resultaat was wat teleurstellend:<br />

Dhvar-5 verlaagde het aantal bacteriën significant,<br />

maar geen <strong>van</strong> de femora werd volledig bacterie vrij.<br />

Gentamicine verlaagde het aantal bacteriën significant<br />

meer en steriliseerde de 50% <strong>van</strong> de femora,<br />

ondanks de sterke resistentie tegen deze MRSA stam.<br />

De onbekende farmacokinetische eigenschappen<br />

zoals de kortere halfwaardetijd ten opzichte <strong>van</strong><br />

gentamicine, mogelijke binding aan serumeiwitten<br />

en makkelijke afbraak door prototypische enzymen<br />

werden hier<strong>voor</strong> als verklaring gegeven.<br />

In hoofdstuk 6 werd nu een in vivo studie de therapeutische<br />

werking <strong>van</strong> hLF1-11 bevattende calciumfosfaat<br />

botcement bij een osteomyelitis beschreven.<br />

Stallmann en Faber toonden al eerder<br />

in vitro aan dat hLF1-11 kan worden afgegeven uit<br />

calciumfosfaat botcementen. Daarnaast toonden<br />

zij ook in vivo aan dat hLF1-11 effectief was om<br />

osteomyelitis te <strong>voor</strong>komen. Er werd nu gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> een modificatie op het osteomyelitis<br />

model <strong>van</strong> Norden et al. In de rechter tibia<br />

99 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


<strong>van</strong> konijnen werd een standaard hoeveelheid<br />

MRSA ingebracht. Na 3 weken werden de geïnfecteerde<br />

tibiae (op de controles na) “behandeld”<br />

door debridement gecombineerd met of calciumfosfaat<br />

botcement alleen, of met calciumfosfaat<br />

botcement met hLF1-11 of gentamicine. Drie<br />

weken later werden de konijnen opgeofferd en<br />

vond radiologisch, microbiologisch en histologisch<br />

onderzoek plaats. De resultaten lieten een vermindering<br />

<strong>van</strong> de osteomyelitis zien bij calciumfosfaat<br />

botcement met hLF1-11 of gentamicine. De<br />

effectiviteit was vergelijkbaar tegen de gebruikte<br />

MRSA stam, die in dit geval niet resistent was <strong>voor</strong><br />

gentamicine. De bewering dat hLF1-11 waarschijnlijk<br />

een beter effectiviteit heeft dan gentamicine<br />

als een gentamicine-resistente S.aureus stam was<br />

gebruikt, gaat <strong>voor</strong>alsnog te ver.<br />

Gezien de toenemende resistentie <strong>van</strong> bacteriën<br />

en de beperkte belangstelling <strong>voor</strong> de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> nieuwe antibiotica heeft Chris Faber heeft met<br />

zijn onderzoek naar AMPs <strong>voor</strong> preventie en behandeling<br />

<strong>van</strong> orthopedische infecties een interessante<br />

weg ingeslagen. Hoewel er op dit terrein naar mijn<br />

mening nog een lange weg te gaan is, zijn de ontwikkelingen<br />

binnen het gebied <strong>van</strong> de AMPs veelbelovend.<br />

Zoals Faber stelt is het ook zeker aan te<br />

bevelen om na te gaan in hoeverre AMPs synergistisch<br />

werken met de klassieke antibiotica.<br />

Dr. H.Ch. Vogely<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 100


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Verenigingsnieuws<br />

V o l<br />

15<br />

NOF Congres in Amsterdam zeer succesvol<br />

juli<br />

’08<br />

Begin juni 2008 werd het NOF Congress 2008 in<br />

de RAI te Amsterdam gehouden. Dit 3 daagse<br />

evenement (11-13 juni) verliep zeer succesvol. Alle<br />

lof was het <strong>voor</strong> het wetenschappelijk programma<br />

en de organisatie. Meer dan 700 deelnemers participeerden<br />

met daarbij nog bijna 200 vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> de orthopedische industrie. Het<br />

volgende NOF Congress wordt gehouden <strong>van</strong> 5 - 7<br />

Mei 2010, in Aarhus (Denemarken).<br />

Medewerking gevraagd <strong>voor</strong> 50Plus Beurs<br />

De NOV gaat in 2008 weer naar de 50PlusBeurs. Dit<br />

jaar vindt dit evenement plaats <strong>van</strong> woensdag 17 t/m<br />

zondag 21 september 2008 in de Jaarbeurs te Utrecht<br />

(zie figuur beneden). Ongeveer 100.000 mensen<br />

bezoeken deze beurs en het biedt de NOV een unieke<br />

gelegenheid om het publiek te tonen wat de orthopedisch<br />

chirurg kan. Daarnaast geeft het de orthopedisch<br />

chirurg een geweldig kans om direct te vernemen wat<br />

het publiek en de patiënt ervaart en wil weten <strong>van</strong><br />

een orthopeed. Graag verzoeken wij u om één of twee<br />

dagdelen in de periode <strong>van</strong> woensdag 17 september<br />

t/m zondag 21 september 2008, de stand te helpen<br />

bemensen. Uw steun wordt zeer gewaardeerd.<br />

Aanmelden of meer informatie<br />

U kunt zich opgeven via ons secretariaat (024-365<br />

9134 of via nov@orthopeden.org).<br />

Chris <strong>van</strong> der Togt<br />

Call for abstracts Najaarsvergadering 2008 en Jaarvergadering 2009<br />

Graag nodig ik u uit om uw abstracts in te dienen<br />

<strong>voor</strong> de najaarsvergadering <strong>van</strong> de NOV op vrijdag 10<br />

oktober 2008 in de Jaarbeurs te Utrecht. Abstracts<br />

kunnen worden ingestuurd tot 18 augustus 2008.<br />

Tevens breng ik u bij deze op de hoogte <strong>van</strong> de jaarvergadering<br />

2009 die op 15 en 16 januari in het Autotron<br />

nabij 's Hertogenbosch plaats zal vinden. Het onderwerpen<br />

is Voet- en Enkelchirurgie. Abstracts <strong>voor</strong><br />

deze jaarvergadering kunnen ingestuurd worden tot 6<br />

oktober 2008. Voor de instructie/richtlijnen verwijs ik<br />

u naar het deel op onze site getiteld 'NOV congressen'/<br />

'indienen <strong>van</strong> abstracts' .<br />

Met collegiale groet,<br />

Dr. L.C.M. Keijser, secretaris Commissie <strong>voor</strong> het<br />

Wetenschappelijk Werk.<br />

101 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


Oproep aanmelding <strong>voor</strong> MSD Prijs <strong>voor</strong> Sportgeneeskunde 2008<br />

De Vereniging <strong>voor</strong> Sportgeneeskunde (VSG) stimuleert<br />

wetenschappelijk onderzoek op het gebied<br />

<strong>van</strong> de sportgeneeskunde en looft de ‘MSD Prijs<br />

<strong>voor</strong> Sportgeneeskunde’ (t.w.v. €2750,-) uit op het<br />

Wetenschappelijke Sportmedisch Congres <strong>van</strong> de<br />

VSG op 28 november 2008. Onderzoekers worden<br />

uitgenodigd om vóór 1 september 2008 een wetenschappelijk<br />

proefschrift en/of wetenschappelijk<br />

tijdschriftartikel met praktische rele<strong>van</strong>tie <strong>voor</strong> de<br />

sportgeneeskunde (afgerond/gepubliceerd/geac-<br />

cepteerd in 2005, 2006 of 2007) in tienvoud aan te<br />

bieden aan de jury die staat onder <strong>voor</strong>zitterschap<br />

<strong>van</strong> prof. dr H. Kuipers.<br />

Adres <strong>voor</strong> inzending:<br />

Vereniging <strong>voor</strong> Sportgeneeskunde t.a.v.<br />

de Jury <strong>van</strong> de MSD Prijs <strong>voor</strong> Sportgeneeskunde<br />

Postbus 52<br />

3720 AB BILTHOVEN<br />

E-mail: vsg@sportgeneeskunde.com<br />

Nieuwe nationale vertegenwoordiger in European Hip Society<br />

Vol<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

Vanaf 2008 is Dr. Wim Schreurs, orthopedisch<br />

chirurg, verbonden aan het Universitair Medisch<br />

Centrum St. Radboud te Nijmegen, de nationale<br />

vertegenwoordiger <strong>van</strong> de NOV in de European<br />

Hip Society. In die hoedanigheid volgt hij prof.<br />

dr S.K. Bulstra op. Sjoerd Bulstra wordt hartelijk<br />

dank gezegd <strong>voor</strong> zijn werk <strong>voor</strong> de <strong>Nederlands</strong>e<br />

Orthopedie in de European Hip Society.<br />

BTW bij onder andere keuringen<br />

De Orde <strong>van</strong> Medisch Specialisten heeft het volgende<br />

bekendgemaakt: De <strong>Nederlands</strong>e Zorgautoriteit<br />

(NZa) heeft op maandag 30 juni 2008 besloten dat<br />

in de tarieven die zijn vastgesteld in verband met<br />

werkzaamheden <strong>van</strong> medisch specialisten, die niet<br />

zijn gericht op de gezondheidskundige verzorging<br />

<strong>van</strong> de mens, geen BTW-component zit. Dit heeft<br />

tot gevolg dat de thans geldende tarieven <strong>van</strong>af<br />

1 juli 2008 met de BTW (19%) moeten worden<br />

verhoogd. Deze BTW dient vervolgens te worden<br />

afgedragen. Specificatie op de nota is nodig. Een<br />

en ander wordt door de NZa vastgelegd in een beleidsregel<br />

alsmede in een tariefbeschikking. Nader<br />

nieuws volgt.<br />

René vogels-stipendium <strong>voor</strong> kankeronderzoek<br />

Dankzij financiële steun <strong>van</strong> de René Vogels Stichting<br />

zal de <strong>Nederlands</strong>e Vereniging <strong>voor</strong> Oncologie in<br />

staat zijn om <strong>voor</strong> 2008 een aantal beurzen beschikbaar<br />

te stellen aan jonge onderzoekers. In maart<br />

zijn al zes aanvragen gehonoreerd, in oktober is<br />

een tweede beoordelingsronde. De deadline <strong>voor</strong><br />

aanvragen hier<strong>voor</strong> is 1 september 2008.<br />

De René Vogels-beurs is bedoeld om de onderzoeker<br />

in staat te stellen ervaringen op te doen c.q.<br />

technieken aan te leren, die <strong>van</strong> belang zijn in<br />

het kader <strong>van</strong> reeds lopend oncologisch onderzoek<br />

(fundamenteel of klinisch). Voor AIO(S), postdoc en<br />

fellow bedraagt de subsidie maximaal € 4000,- <strong>voor</strong><br />

student-stagiar is dit € 2000,-.<br />

De kandidaat dient aan de volgende criteria te<br />

voldoen:<br />

• jonger dan 35 jaar<br />

• tenminste 1 jaar werkzaam op het bedoelde<br />

project.<br />

Procedure:<br />

Aanmelding (in tweevoud: een papieren versie per<br />

post en een elektronische versie per e-mail) vóór 1<br />

september 2008 bij de René Vogels-Stichting / secretariaat<br />

NVvO t.a.v. mw. dr. Margo A. Kusters-<strong>van</strong><br />

SomerenAmbachtsring 253981 TA Bunnik<br />

E-mail: secretariaat@nvvoncologie.nl<br />

Naast een persoonlijk curriculum vitae dient de<br />

volgende informatie te worden verstrekt:<br />

• Beschrijving <strong>van</strong> het onderzoek (2x A4)<br />

• Doel <strong>van</strong> de reis en belang <strong>voor</strong> het lopend<br />

onderzoek<br />

• Begroting<br />

• Aanbevelingsbrief <strong>van</strong> de vakgroep<strong>voor</strong>zitter<br />

• Een uitnodigingsbrief <strong>van</strong> het te bezoeken instituut<br />

• De aanvraag moet mede door de projectleider<br />

zijn ondertekend.<br />

De beurswinnaars verplichten zich om na afloop <strong>van</strong><br />

hun reis een verslag te schrijven <strong>voor</strong> de René Vogels<br />

Stichting. Bij gebleken geschiktheid zal dit verslag<br />

worden aangeboden aan het <strong>Tijdschrift</strong> Kanker.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008 ■ 102


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> Orthopaedie<br />

Congresagenda*<br />

V o l<br />

15<br />

juli<br />

’08<br />

25-07 NCVB Leiden<br />

20-08 AO Ad<strong>van</strong>ces Handsymposium Joint Injuries Soestduinen<br />

24-08 SICOT/SIROT 2008, XXIV Triennial World Congress Hong Kong<br />

29-08 NCVB Leiden<br />

08-09 AO Principes <strong>van</strong> Fractuur Behandeling Oisterwijk<br />

10-09 SRS 43rd Annual Meeting & Pre-meeting Course Salt Lake City<br />

12-09 Onderwijsdag/avond cluster orthopedie regio Oost Arnhem<br />

18-09 27th Annual Meeting European Bone & Joint Infection Society Barcelona<br />

18-09 Acute zorg Trauma Regio Oost Nijmegen<br />

18-09 27th Annual Meeting of the European Bone & Joint<br />

Infection Society<br />

Barcelona, Spanje<br />

26-09 Basiscursus Osteotomie Nijmegen<br />

26-09 NCVB Leiden<br />

29-09 Exeter Course<br />

01-10 Kwaliteitsdag Orthopedie Soestduinen<br />

08-10 Trauma Regio Oost Nijmegen<br />

10-10 Najaarsvergadering NOV Utrecht<br />

19-10 Symposium heuparthroscopie Amsterdam<br />

20-10 Trauma Cadaver Course Rotterdam<br />

25-10 VOCA Congres Utrecht<br />

29-10 Ao Ad<strong>van</strong>ces Symposium Fractures Around the Elbow Garderen<br />

29-10 Onderwijsdag/avond cluster orthopedie regio Oost Nijmegen<br />

31-10 NCVB Leiden<br />

12-11 Trauma Regio Oost Boxmeer<br />

13-11 CTOS<br />

20-11 Arthroscopy and minimally invasive surgery of the upper limb Griekenland<br />

21-11 9e Cursus Knieprothesiologie <strong>voor</strong> assistenten. Amsterdam<br />

26-11 In de Kurt Bos Hand en Pols Serie: Diagnostiek <strong>van</strong> de Pols Amsterdam<br />

26-11 EFOST Antalya, Turkije<br />

27-11 Wetenschappelijk Sportmedisch Congres Noordwijkerhout<br />

28-11 NCVBLeiden 28-11 Onderwijsdag Cluster orthopedie regio Oost Nijmegen<br />

10-12 Trauma Regio Oost Nijmegen<br />

10-12 Current concepts of joint replacement U.S.A.<br />

12-12 NCVB Leiden<br />

* Voor gedetailleerde informatie zie besloten gedeelte <strong>van</strong> de website <strong>van</strong> de NOV (www.orthopeden.org)<br />

103 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> Orthopaedie, Vol 15, Nr 2, juli 2008


Shoulder to Shoulder<br />

«We are the team leaders responsible at Mathys for the<br />

development and product management of shoulder<br />

endoprosthesis. Since 1990 Mathys has been working<br />

together with doctors from the whole of Europe to find<br />

new solutions – such as our new Affinis Fracture,<br />

which has: an anatomical design, simple adjustment<br />

possibilities and a bioactive coating, as its most<br />

important characteristics.<br />

Curious Interested Contact us under:<br />

affinis@mathysmedical.com.<br />

We look forward to hearing from you!»<br />

Frank Dallmann • Head of development shoulder<br />

Roger Baumgartner • Product manager upper extremities<br />

Mathys Orthopaedics B.V. • Dolderse weg 2 • 3712 BP Huis ter Heide • Tel: +31 (0)306 934 590<br />

info.nl@mathysmedical.com • www.mathysmedical.com


One Step Beyond HXLPE...<br />

...the First Vitamin E Stabilised Polyethylene<br />

- Ultra-low wear with large femoral heads 1<br />

- Greater strength than first generation remelted HXLPE 1-3<br />

- True oxidative protection without remelting 1<br />

1. Data on file at Biomet. Bench test results not necessarily indicative of clinical performance.<br />

2. Wannomnnomae, K. Environmental Stress Cracking of Two-Tocopherol Doped, Irradiated UHMWPEs and Two Contemporary UHMWPEs. Report<br />

Provided by the Orthopaedic Biomechanics and Biomaterials Laboratory at Massachusetts General Hospital. January 12, 2007.<br />

3. Bhambri, S. et al. The effect of aging on mechanical properties of melt-annealed highly crosslinked UHMWPE. Crosslinked and Thermally Treated<br />

Ultra-High Molecular Weight Polyethylene for Joint Replacements. 171–82, 2004.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!