Ontwerp-beschikking op grond van de - Maasvlakte 2
Ontwerp-beschikking op grond van de - Maasvlakte 2
Ontwerp-beschikking op grond van de - Maasvlakte 2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Ministerie <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat<br />
Datum<br />
ONTWERPBESCHIKKING<br />
Nummer<br />
WSV/<br />
On<strong>de</strong>rwerp<br />
Ont<strong>grond</strong>ingenwet; Vergunning voor het<br />
winnen <strong>van</strong> zand in <strong>de</strong> Noordzee tbv <strong>de</strong><br />
aanleg <strong>van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2.<br />
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT<br />
1. AANHEF<br />
Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft <strong>op</strong> 23 februari 2007 een aanvraag (ingeboekt on<strong>de</strong>r nr.<br />
0412) ingediend <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet en het Rijksreglement Ont<strong>grond</strong>ingen met<br />
een aanvulling hier<strong>op</strong> inzake <strong>de</strong> aanpassing <strong>van</strong> het wingebied, welke <strong>op</strong> <strong>van</strong> 14 <strong>de</strong>cember 2007<br />
is ingediend (ingeboekt on<strong>de</strong>r nr. 2548). De aanvraag is ingediend voor het <strong>van</strong> 1 januari 2008<br />
tot en met 31 <strong>de</strong>cember 2033 in fases winnen <strong>van</strong> 365 miljoen m 3 zeezand in <strong>de</strong> Noordzee. Het<br />
zandwingebied betreft het wingebied weergegeven in bijlage 2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag, gelegen binnen<br />
het zoekgebied zoals weergegeven in <strong>de</strong> PKB PMR (2006) en in <strong>de</strong> bijlage 1 <strong>van</strong> het<br />
Hoofdrapport <strong>van</strong> het “Milieueffectrapport Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2” en is gebaseerd <strong>op</strong> het<br />
voorkeursalternatief (VKA) uit het MER. Het wingebied bestaat uit twee <strong>de</strong>elgebie<strong>de</strong>n met<br />
daartussen <strong>de</strong> Euro-Maasgeul en is <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>gegeven coördinaten na<strong>de</strong>r vastgelegd in<br />
3 vakken en wel P18G en P18J ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaargeul en P18H ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vaargeul binnen het blok P18 en ge<strong>de</strong>eltelijk S3 (welke naamgeving gebruikelijk is volgens <strong>de</strong><br />
Mijnbouwwet).<br />
Bepaal<strong>de</strong> <strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag zijn mid<strong>de</strong>ls verwijzing <strong>op</strong>genomen in <strong>de</strong> voorschriften en<br />
daarmee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning. De aanvraag is daarom als bijlage 2 bij <strong>de</strong>ze<br />
vergunning gevoegd.<br />
Aanleiding aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />
De publicatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> startnotitie PKB-plus/m.e.r. in 1998 is te beschouwen als het begin <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
samenwerking tussen het Rijk en regionale partners in het project Mainportontwikkeling<br />
Rotterdam (PMR) De dubbele doelstelling <strong>van</strong> dit project is <strong>de</strong> versterking <strong>van</strong> <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Mainport Rotterdam en <strong>de</strong> verbetering <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> leefomgeving in Rijnmond.<br />
Ter realisering <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze tweeledige doelstelling zijn drie <strong>de</strong>elprojecten <strong>op</strong>gezet die samen het<br />
PMR vormen, namelijk:<br />
- “Bestaand Rotterdams gebied”, bedoeld om het bestaan<strong>de</strong> Rotterdamse havengebied beter te<br />
benutten en <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> leefomgeving te verbeteren.
Datum: Paginanummer<br />
2<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
- “Landaanwinning (<strong>Maasvlakte</strong> 2)”, bedoeld om <strong>de</strong> Rotterdamse haven uit te brei<strong>de</strong>n met<br />
maximaal 1000 ha (netto) nieuwe haven- en industrieterreinen en compensatiemaatregelen ter<br />
bescherming <strong>van</strong> natuur.<br />
- “750 hectare natuur- en recreatiegebied”, bedoeld om <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> nieuwe natuur- en<br />
recreatiegebie<strong>de</strong>n <strong>op</strong> Mid<strong>de</strong>n-IJsselmon<strong>de</strong> en ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Rotterdam mogelijk te maken.<br />
Om <strong>de</strong>ze projecten te realiseren is in 2003 een PKB+ PMR met concrete beleidsbeslissingen<br />
vastgesteld.<br />
Nadat <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State <strong>op</strong> 25 januari 2005 acht concrete<br />
beleidsbeslissingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> PKB+ PMR heeft vernietigd, is dit besluit <strong>van</strong>af <strong>de</strong>el 3<br />
(Kabinetsstandpunt) <strong>op</strong>nieuw in procedure gebracht. Het aangepaste Kabinetsstandpunt volgt<br />
<strong>de</strong> hoofdlijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke PKB, maar bevat geen concrete beleidsbeslissingen<br />
Globale beschrijving aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />
<strong>Maasvlakte</strong> 2 is een nieuw haven- en industrieterrein, dat aansluitend aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
<strong>Maasvlakte</strong> gerealiseerd zal wor<strong>de</strong>n en plaats zal bie<strong>de</strong>n aan bedrijven die grote terreinen nodig<br />
hebben in <strong>de</strong> directe nabijheid <strong>van</strong> een diepe zeehaven. Dit zijn vooral bedrijven die zich<br />
toeleggen <strong>op</strong> grootschalige <strong>op</strong>slag , overslag en distributie <strong>van</strong> containers en bepaal<strong>de</strong> sectoren<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> chemische industrie.<br />
<strong>Maasvlakte</strong> 2 heeft een bruto landom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 2000 ha en zal bestaan uit 1000 hectare netto<br />
uitgeefbaar haven- en industrieterrein en daarnaast voor 1000 hectare uit havenbekkens,<br />
zeewering en infrastructuur. Gestart zal wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele zeewering en <strong>de</strong><br />
aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste terreinen <strong>van</strong> het binnengebied. Volgens <strong>de</strong> planning starten <strong>de</strong><br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n in 2008 en zullen <strong>de</strong> eerste bedrijfsterreinen in 2013 wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>geleverd. Na<br />
2013 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> terreinen aangelegd en gelei<strong>de</strong>lijk in gebruik genomen.<br />
2. PROCEDURE<br />
De procedure met betrekking tot <strong>de</strong> aanvraag om vergunning krachtens <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet<br />
volgt <strong>de</strong> uniforme <strong>op</strong>enbare voorbereidingsprocedure afd. 3.4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet<br />
bestuursrecht. Daarbij is <strong>de</strong> beslistermijn <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> artikel 3:18, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb<br />
verlengd met negen maan<strong>de</strong>n omdat het hier een ingewikkeld project betreft als bedoeld in dit<br />
artikel <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb. Op <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze procedure is <strong>de</strong> aanvraag met bijbehorend MER<br />
geduren<strong>de</strong> zes weken na <strong>de</strong> bekendmaking ter inzage gelegd en zijn <strong>de</strong> adviseren<strong>de</strong><br />
bestuursorganen alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> commissie voor <strong>de</strong> milieueffectrapportage om advies gevraagd.<br />
Het “MER Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2” met bijlagen heeft samen met <strong>de</strong> aanvragen <strong>van</strong> <strong>de</strong> voor <strong>de</strong><br />
aanleg benodig<strong>de</strong> vergunningen (Ont<strong>grond</strong>ingenwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken en<br />
Wet inzake droogmakerijen en inpol<strong>de</strong>ringen en Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en<br />
Faunawet) <strong>van</strong> 20 april 2007 tot en met 31 mei 2007 ter inzage gelegen. Een ie<strong>de</strong>r is in <strong>de</strong><br />
gelegenheid gesteld geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zowel mon<strong>de</strong>ling als schriftelijk zienswijzen in te<br />
brengen <strong>op</strong> het MER met bijlagen. Tevens hebben <strong>de</strong> wettelijke adviseurs en <strong>de</strong> Commissie voor<br />
<strong>de</strong> m.e.r. gereageerd <strong>op</strong> het MER. Tij<strong>de</strong>ns een aantal <strong>op</strong>enbare informatie bijeenkomsten is <strong>de</strong><br />
mogelijkheid gebo<strong>de</strong>n om formeel te reageren.
Datum: Paginanummer<br />
3<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Op verzoek <strong>van</strong> <strong>de</strong> commissie m.e.r. is <strong>de</strong> notitie ‘Milieueffectrapportage MV2. Na<strong>de</strong>re<br />
toelichting <strong>op</strong> vragen en <strong>op</strong>merkingen Commissie m.e.r. ‘ aan het MER toegevoegd (bijlage 4).<br />
Deze notitie wordt tegelijk met <strong>de</strong> ontwerp<strong>beschikking</strong> ter inzage gelegd. De Commissie heeft<br />
<strong>op</strong> 5<strong>de</strong>cember 2007 een positief advies uitgebracht ten aanzien <strong>van</strong> het MER Aanleg.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gen adviezen en <strong>de</strong> ingedien<strong>de</strong> zienswijzen omtrent het MER is<br />
door het bevoegd gezag <strong>de</strong> Nota <strong>van</strong> Antwoord <strong>Maasvlakte</strong> 2 (inspraakron<strong>de</strong> 20 april t/m 31<br />
mei 2007) <strong>op</strong>gesteld waarin <strong>de</strong>ze zienswijzen en <strong>de</strong> reactie <strong>van</strong> het bevoegd gezag <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
zienswijzen zijn <strong>op</strong>genomen en <strong>van</strong> een <strong>de</strong>elreactienummer voorzien. Deze Nota <strong>van</strong> Antwoord<br />
is als bijlage 3 bij <strong>de</strong>ze <strong>beschikking</strong> gevoegd.<br />
3. OVERWEGINGEN<br />
Wettelijk ka<strong>de</strong>r<br />
Sinds 1 september 1971 is <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet <strong>van</strong> kracht. Ingevolge artikel 10, eerste lid,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet is het verbo<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r vergunning te ont<strong>grond</strong>en. Krachtens het<br />
twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> artikel 10 kunnen aan een vergunning voorschriften wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n ter<br />
bescherming <strong>van</strong> alle bij <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing betrokken belangen. De Minister <strong>van</strong> Verkeer en<br />
Waterstaat is bevoegd gezag ten aanzien <strong>van</strong> ont<strong>grond</strong>ingen in het Ne<strong>de</strong>rlands <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Noordzee.<br />
Sinds 1 januari 1997 zijn <strong>de</strong> gewijzig<strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet en het Rijksreglement Ont<strong>grond</strong>ingen<br />
<strong>van</strong> kracht. De belangrijkste wijzigingen voor zandwinning in <strong>de</strong> Noordzee zijn dat, <strong>van</strong>af<br />
laatstgenoem<strong>de</strong> datum, <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet <strong>van</strong> toepassing is <strong>op</strong> het hele Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> het continentaal plat en dat er voor <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een aanvraag om vergunning een<br />
recht (leges) wordt geheven.<br />
Historie<br />
Als eerste aanzet voor het rijksont<strong>grond</strong>ingenbeleid is in juni 1983 <strong>de</strong> Nota “Uitgangspunten,<br />
Probleemstelling en Doelstelling met betrekking tot het langetermijnbeleid voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte<strong>de</strong>lfstoffenvoorziening”,<br />
verschenen. In vervolg hier<strong>op</strong> is in april 1989 voor <strong>de</strong> lange<br />
termijn (2010) <strong>de</strong> “Lan<strong>de</strong>lijke beleidsnota voor <strong>de</strong> <strong>op</strong>pervlakte<strong>de</strong>lfstoffenvoorziening”<br />
verschenen. De nota “Ge<strong>grond</strong> Ont<strong>grond</strong>en” alsook het “Structuurschema Oppervlakte<strong>de</strong>lfstoffen”<br />
(juni 1996) zijn voor <strong>de</strong> korte, mid<strong>de</strong>llange en lange termijn (2020) verschenen.<br />
Het in genoem<strong>de</strong> documenten beschreven beleid is er<strong>op</strong> gericht om <strong>op</strong> een maatschappelijk<br />
verantwoor<strong>de</strong> wijze het gebruik <strong>van</strong> Noordzeezand te bevor<strong>de</strong>ren.<br />
Met <strong>de</strong> provinciale besturen is afgesproken dat <strong>de</strong> aangrenzen<strong>de</strong> provincies een terughou<strong>de</strong>nd<br />
beleid zullen voeren ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorziening in <strong>de</strong> behoefte aan <strong>op</strong>hoogzand <strong>van</strong> Noor<strong>de</strong>n<br />
Zuid-Holland en Zeeland door winning <strong>op</strong> het land. Dit om het gebruik <strong>van</strong> Noordzeezand in<br />
<strong>de</strong> kustprovincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland te bevor<strong>de</strong>ren. Voor wat betreft <strong>de</strong><br />
belangenafweging winning <strong>op</strong> zee versus winning <strong>op</strong> het land gaat <strong>de</strong> voorkeur uit naar winning<br />
<strong>op</strong> zee, <strong>op</strong>dat <strong>de</strong> versnippering en aantasting <strong>van</strong> natuur en landschap <strong>op</strong> het land zullen<br />
afnemen.
Datum: Paginanummer<br />
4<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Het Regionaal Ont<strong>grond</strong>ingenplan Noordzee (RON) is door <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Verkeer en<br />
Waterstaat <strong>op</strong> 20 april 1993 vastgesteld. Dit ont<strong>grond</strong>ingenplan was gecombineerd met<br />
een milieueffectrapportage en voorzag in het beleid ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> winning <strong>van</strong><br />
<strong>op</strong>pervlakte<strong>de</strong>lfstoffen in <strong>de</strong> Noordzee. Het staat bekend als het RON/MER.<br />
Nieuw beleid<br />
Inmid<strong>de</strong>ls is het ont<strong>grond</strong>ingenbeleid waar nodig geactualiseerd. Dit beleid is verwoord in het<br />
Regionaal Ont<strong>grond</strong>ingenplan Noordzee 2 (RON 2) en <strong>de</strong> Nota Ruimte. Ten aanzien <strong>van</strong> het<br />
zandwinbeleid wordt het gebied buiten <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> N.A.P. – 20 meter dieptelijn (in plaats<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> fysieke N.A.P. –20 m dieptelijn) aangewezen voor het winnen <strong>van</strong> <strong>op</strong>pervlakte<strong>de</strong>lfstoffen<br />
in <strong>de</strong> Noordzee. Naast het ondiep en kleinschalig winnen gaat het nieuwe beleid in <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> dieptezandwinning ten behoeve <strong>van</strong> eventuele grote projecten, (diepe)<br />
winning <strong>van</strong> beton- en metselzand en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> winning <strong>van</strong> <strong>op</strong>hoogzand/<br />
suppletiezand in combinatie met beton- en metselzand. Daarnaast wordt <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong><br />
overslagputten binnen <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> –20m lijn niet langer uitgesloten. De Staatssecretaris <strong>van</strong><br />
Verkeer en Waterstaat heeft in juni 2004 het RON2 vastgesteld en aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer<br />
aangebo<strong>de</strong>n. De Minister <strong>van</strong> Volkshuisvesting, Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer heeft <strong>op</strong><br />
27 april 2004 <strong>de</strong> Nota Ruimte vastgesteld. Na behan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> Eerste en Twee<strong>de</strong> Kamer in<br />
februari 2006 is <strong>de</strong> Nota Ruimte in werking getre<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> Nota Ruimte wordt eveneens<br />
benadrukt dat winning <strong>van</strong> bouw<strong>grond</strong>stoffen <strong>van</strong> nationaal belang is en in beginsel plaatsvindt<br />
zeewaarts <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> NAP –20 meter lijn.<br />
De ministerraad heeft <strong>op</strong> 8 juli 2005 het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015)<br />
vastgesteld en het is vervolgens door <strong>de</strong> staatssecretaris <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat me<strong>de</strong><br />
namens <strong>de</strong> ministers <strong>van</strong> Economische Zaken, <strong>van</strong> Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en <strong>van</strong><br />
Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning en Milieubeheer, aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal aangebo<strong>de</strong>n.<br />
In het IBN 2015 geeft het Rijk aan hoe, voortbouwend <strong>op</strong> het Noordzeebeleid uit <strong>de</strong> Nota<br />
Ruimte het beheer <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee komen<strong>de</strong> 10 jaar gestalte krijgt waarbij rekening is<br />
gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> voor het Noordzeebeleid <strong>van</strong> belang zijn<strong>de</strong> internationale ka<strong>de</strong>rs. Het IBN<br />
2015 is het beheersinstrumentarium voor het Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee en <strong>de</strong> basis om<br />
toekomstige ontwikkelingen, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> Maasvlak 2 inclusief het als<br />
compensatie daarvoor in te stellen bo<strong>de</strong>mbeschermingsgebied, die <strong>op</strong> <strong>de</strong> Noordzee afkomen in<br />
goe<strong>de</strong> banen te lei<strong>de</strong>n.<br />
Milieueffectrapport Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />
De aanvraag met bijbehorend Milieueffectrapport Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 betreft het winnen <strong>van</strong><br />
365 miljoen m³ zand ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2 met een diepe winning<br />
<strong>van</strong> minimaal gemid<strong>de</strong>ld tien meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m met een maximum tot 20 meter<br />
bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m. De aanvraag is gebaseerd <strong>op</strong> het VKA uit het milieueffectrapport<br />
“Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2”.<br />
Naast het MER heeft <strong>de</strong> initiatiefnemer <strong>de</strong> notitie ‘Milieueffectraportage MV2. Na<strong>de</strong>re toelichting<br />
vragen en <strong>op</strong>merkingen Commissie-m.e.r.’ <strong>op</strong>gesteld. Hierin wordt tevens ingegaan <strong>op</strong> nieuwe<br />
gegevens over on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> zandkwaliteit en slibgehalte in het wingebied.<br />
De commissie m.e.r. is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> essentiële informatie in het MER Aanleg en <strong>de</strong> na<strong>de</strong>re<br />
toelichting aanwezig is.
Datum: Paginanummer<br />
5<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
De minimaal gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> windiepte <strong>van</strong> 10 meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m geeft <strong>de</strong><br />
randvoorwaar<strong>de</strong> voor het winnings<strong>op</strong>pervlak. Het wingebied is groter dan 500 ha. en <strong>de</strong><br />
gevraag<strong>de</strong> hoeveelheid is meer dan 10 miljoen m³ en is <strong>de</strong>rhalve <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het Besluit<br />
Milieueffectrapportage (categorie C 16.2), m.e.r.-plichtig. Het bij <strong>de</strong> aanvraag gevoeg<strong>de</strong> MER<br />
“Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2” maakt als zodanig integraal on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag. Het MER is<br />
door het bevoegd gezag <strong>op</strong> 4 april 2007 aanvaardbaar verklaard. Vervolgens is <strong>de</strong> aanvraag met<br />
het MER, tegelijkertijd met <strong>de</strong> aanvragen voor <strong>de</strong> overige, voor <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2<br />
benodig<strong>de</strong> vergunningen, ter visie gelegd <strong>van</strong> 20 april tot en met 31 mei 2007.<br />
De initiatiefnemer heeft <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte zandwinscenario’s niet gekozen voor het<br />
Meest Milieuvrien<strong>de</strong>lijke Alternatief (MMA). Er is gekozen voor het Voorkeursalternatief (VKA)<br />
als basis voor <strong>de</strong>ze aanvraag en <strong>de</strong> vergunningaanvragen in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> concessieverlening<br />
voor <strong>de</strong> landaanwinning en <strong>de</strong> wet beheer rijkswaterstaatswerken. Hierbij zijn <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><br />
aanvullen<strong>de</strong> milieu<strong>op</strong>timalisaties, zowel functioneel als qua milieueffecten, <strong>de</strong> effecten voor<br />
zowel <strong>de</strong> landaanwinning als <strong>de</strong> zandwinning zoveel mogelijk gereduceerd. Het enige wezenlijke<br />
verschil tussen het MMA en het VKA is <strong>de</strong> windiepte. Het Bevoegd Gezag gaat akkoord met het<br />
VKA omdat gezien <strong>de</strong> geringe ervaring met diepe winning een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> windiepte <strong>van</strong> 10<br />
meter te verkiezen is boven een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> windiepte <strong>van</strong> 20 meter voor <strong>de</strong> gehele zandwinning.<br />
Inci<strong>de</strong>nteel is een lokale windiepte <strong>van</strong> 20 meter toegestaan.<br />
Bovendien wordt zo het blootleggen <strong>van</strong> beton- en metselzand voorkomens mogelijk gemaakt.<br />
Het aangevraag<strong>de</strong> wingebied bestaat uit twee <strong>de</strong>elgebie<strong>de</strong>n met daartussen <strong>de</strong> Euro-Maasgeul en<br />
heeft een totaal <strong>op</strong>pervlak <strong>van</strong> ca. 92 km2 waarbinnen <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke winputten wor<strong>de</strong>n<br />
gerealiseerd. In het MER wordt uitgegaan dat 60 km2 benodigd is bij winputten met een<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> minimale windiepte <strong>van</strong> 10 meter bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m.<br />
In het MER is geconstateerd dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> een pakket mitigeren<strong>de</strong> maatregelen zoals in het<br />
VKA weergegeven, <strong>op</strong> enig moment met maximaal 15 sleepzuigers tegelijkertijd gewonnen kan<br />
wor<strong>de</strong>n. Vanuit ecologisch perspectief is geen voorkeur uit te spreken voor een lager dan wel<br />
een hoger wintempo. Langzaam winnen in fase 1 leidt weliswaar tot iets min<strong>de</strong>r effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
Voor<strong>de</strong>lta, maar duurt tot 3 jaar langer; bij snel winnen kunnen <strong>de</strong> <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> effecten in <strong>de</strong><br />
Voor<strong>de</strong>lta groter zijn, maar duurt <strong>de</strong> winning en daarmee <strong>de</strong> totale verstoring in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta<br />
1 tot 3 jaar korter. Een wintempo <strong>van</strong> maximaal 150 miljoen m³ per jaar geeft een kleinere<br />
kans <strong>op</strong> een langdurig effect en biedt daarmee genoeg mogelijkhe<strong>de</strong>n om het ecologisch systeem zo<br />
min mogelijk te belasten.<br />
In welke mate <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> winlocatie toegeschreven effecten <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n moet blijken uit monitoring <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> belangrijkste, uit het in het MER verkregen inzicht in <strong>de</strong> ingreep-effectketens, monitoringparameters.<br />
Voor, tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> zandwinning moet een monitoring en evaluatieprogramma (MEP)<br />
uitgevoerd wor<strong>de</strong>n om te bepalen hoe <strong>de</strong> werkelijke effecten zich verhou<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> voorspellingen in<br />
het MER en om informatie te verzamelen voor geconstateer<strong>de</strong> leemten in kennis, me<strong>de</strong> ten behoeve<br />
<strong>van</strong> toekomstige projecten.<br />
Conform het MER moet het uit te voeren MEP tevens voorzien in een betere voorspelbaarheid <strong>van</strong><br />
sommige effecten, antwoor<strong>de</strong>n geven <strong>op</strong> <strong>de</strong> in het MER (hoofdstuk 16.5) zandwinning <strong>op</strong>genomen<br />
centrale vraagstelling en gericht zijn <strong>op</strong> het aantonen <strong>van</strong> causale verban<strong>de</strong>n.<br />
Het bevoegd gezag is verantwoor<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> evaluatie. De vergunninghou<strong>de</strong>r wordt mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong><br />
verplichting in <strong>de</strong>ze vergunning verantwoor<strong>de</strong>lijk voor het aanleveren <strong>van</strong> <strong>de</strong> juiste monitoring<br />
informatie <strong>op</strong> <strong>grond</strong> waar<strong>van</strong> het bevoegd gezag <strong>de</strong> evaluatie kan uitvoeren.
Datum: Paginanummer<br />
6<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Overwegingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> het gevraag<strong>de</strong> wingebied<br />
Achter<strong>grond</strong>documenten<br />
Het RON/MER, IBV, het RON2, <strong>de</strong> Nota Ruimte, het IBN 2015 en het MER “Aanleg <strong>Maasvlakte</strong><br />
2” met <strong>de</strong> Toelichting daar<strong>op</strong> voorzien in een belangenafweging <strong>van</strong> <strong>de</strong> diverse gebruiksfuncties<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee. De navolgen<strong>de</strong> aspecten wor<strong>de</strong>n hierin na<strong>de</strong>r toegelicht.<br />
Ecologie<br />
De natuurbelangen waar rekening mee gehou<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> effecten die <strong>de</strong><br />
ont<strong>grond</strong>ing zal hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> (tij<strong>de</strong>lijk) aanwezige flora- en fauna in en buiten het<br />
zandwingebied en het landschap.<br />
Ingevolge het ont<strong>grond</strong>ingenbeleid, zoals <strong>op</strong>genomen in RON/MER en RON2, dient<br />
zeezandwinning <strong>op</strong> <strong>de</strong> Noordzee gepaard te gaan met zo min mogelijk negatieve ecologische<br />
consequenties. Tevens is bepaald dat met het RON/MER en het kustver<strong>de</strong>digingbeleid <strong>de</strong><br />
zandwinning buiten <strong>de</strong> toegangsgeulen alleen wordt toegestaan in gebie<strong>de</strong>n met een min<strong>de</strong>r rijk<br />
bo<strong>de</strong>mleven, zeewaarts <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> N.A.P. –20 meter dieptelijn en <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het<br />
RON2 voor grootschalige winningen 2 kilometer ver<strong>de</strong>r zeewaarts <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze dieptelijn.<br />
In het algemeen zijn <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> reguliere (kleinschalige) zandwinning <strong>op</strong> het ecosysteem<br />
niet significant.<br />
Conform het RON/MER en het RON2 wor<strong>de</strong>n die gebieds<strong>de</strong>len aangewezen die <strong>de</strong> aantasting<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m, <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mfauna en het verlies aan paaiplaatsen voor vissen tot een minimum<br />
beperken. Uitgangspunt is het duurzaam functioneren <strong>van</strong> het watersysteem Noordzee, <strong>de</strong><br />
aangrenzen<strong>de</strong> wateren en <strong>de</strong> kustzone. Het RON2 geeft aan dat bij diepe winning <strong>de</strong> nieuwe<br />
<strong>op</strong>pervlaktesedimenten niet teveel mogen verschillen <strong>van</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke, dat aan <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> put geen vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wateruitwisseling met <strong>de</strong> omgeving mag <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n, waardoor<br />
zuurstoftekort zou kunnen ontstaan, dat ecologische herstel <strong>van</strong> het zandwingebied binnen<br />
afzienbare tijd (bijvoorbeeld tien jaar) mogelijk moet zijn en dat het effect <strong>op</strong> an<strong>de</strong>re<br />
gebruiksfuncties minimaal moet zijn.<br />
In het MER Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 is geconstateerd dat het on<strong>de</strong>rscheid tussen mogelijke<br />
wingebie<strong>de</strong>n in het zoekgebied niet <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rijkheid <strong>van</strong> het bo<strong>de</strong>mleven gemaakt kan<br />
wor<strong>de</strong>n. Vanwege het verlies <strong>van</strong> materiaal tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> winning (fijn zand en slib) zal <strong>de</strong> t<strong>op</strong>laag<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m in <strong>de</strong> zandwinput na aflo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinning naar verwachting uit fijn zand<br />
(100–150 µm) met 5–10% slib bestaan. Dit is een tij<strong>de</strong>lijk effect, want over een perio<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
enkele jaren zal <strong>de</strong> samenstelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> t<strong>op</strong>laag in evenwicht raken met <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m.<br />
Als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> lagere stroomsnelhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> put zal het slibgehalte waarschijnlijk wat hoger<br />
zijn dan in <strong>de</strong> omgeving. Herstel <strong>van</strong> <strong>de</strong> oorspronkelijke morfologie (<strong>op</strong>vulling) zal echter<br />
<strong>de</strong>cennia tot eeuwen duren. Zowel <strong>de</strong> korte termijn effecten als <strong>de</strong> lange termijn effecten zullen<br />
niet lei<strong>de</strong>n tot een onaanvaardbaar risico voor het mariene milieu.
Datum: Paginanummer<br />
7<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Uit het MER blijkt dat er bij <strong>de</strong> juiste putdimensies tot een windiepte <strong>van</strong> 20 meter geen<br />
zuurstofloosheid <strong>op</strong>treedt en daarom niet zal lei<strong>de</strong>n tot een onaanvaardbaar risico voor het<br />
milieu.<br />
Slib<br />
Uit analyses <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> ingreep-effect relaties is gebleken dat het percentage slib dat<br />
bij <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingen vrijkomt <strong>de</strong> meest bepalen<strong>de</strong> factor is voor <strong>de</strong> effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong> natuur.<br />
Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> in 2007 uitgevoer<strong>de</strong> inventarisatie naar Ensis en Spisula schelpdierbestan<strong>de</strong>n<br />
is gebleken dat er geen concentraties Spisula of Ensis voorkomen in of nabij <strong>de</strong> zandwingebie<strong>de</strong>n<br />
P18G, P18J en P18H (Wageningen IMARES rapport C087/07. Meshelften,<br />
halfgeknotte strandschelpen en kokkels in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kustwateren in 2007).<br />
Slib dat door <strong>de</strong> zandwinning vrijkomt in het water beperkt <strong>de</strong> lichtinval. Een toename <strong>van</strong> slib<br />
kan hierdoor een afname <strong>van</strong> <strong>de</strong> algengroei veroorzaken. In het voorjaar vermenigvuldigen <strong>de</strong><br />
algen zich sterk door toename <strong>van</strong> <strong>de</strong> lichtintensiteit. Als het water troebeler wordt, kan dit <strong>de</strong>ze<br />
voorjaarsbloei vertragen. Schelpdierlarven eten algen, <strong>de</strong> voorjaarsbloei is dan ook belangrijk<br />
voor hun groei. Een vertraging in <strong>de</strong> voorjaarsbloei kan lei<strong>de</strong>n tot een tijdsverschil met <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> schelpdierlarven uit hun ei komen, waardoor er min<strong>de</strong>r voedsel voor <strong>de</strong> larven<br />
beschikbaar is. Wanneer <strong>de</strong> beschikbaarheid <strong>van</strong> algen een limiteren<strong>de</strong> factor is, heeft dit een<br />
vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> groei bij <strong>de</strong> larven tot gevolg. In een jaar met ongunstige omstandighe<strong>de</strong>n (veel<br />
vertroebeling en weinig zon) kan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> zandwinning extra ontstane vertroebeling een<br />
na<strong>de</strong>lig effect hebben <strong>op</strong> <strong>de</strong> groei <strong>van</strong> schelpdierlarven in het twee<strong>de</strong> of <strong>de</strong>r<strong>de</strong> jaar <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zandwinning. In het monitoringsprogramma zullen <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> vertroebeling <strong>op</strong> schelpdieren<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>genomen. De groeiachterstand <strong>van</strong> schelpdieren kan weer negatieve gevolgen<br />
hebben voor <strong>de</strong> Ei<strong>de</strong>reen<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Voor<strong>de</strong>lta, die <strong>op</strong> schelpdieren met voldoen<strong>de</strong> vleesgewicht<br />
zijn aangewezen. In het MER en <strong>de</strong> aanvulling is geconstateerd dat <strong>de</strong>ze gevolgen voor<br />
ei<strong>de</strong>reen<strong>de</strong>n niet significant zijn.<br />
De commissie m.e.r. acht het plausibel dat er geen significante gevolgen voor <strong>de</strong> (lan<strong>de</strong>lijke)<br />
staat <strong>van</strong> instandhouding <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ei<strong>de</strong>reend zullen <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> vertroebeling door<br />
<strong>de</strong> zandwinning.<br />
Een toename in troebelheid kan ook gevolgen hebben voor zichtjagers. Uit het m.e.r. volgt dat<br />
<strong>de</strong>ze effecten niet significant zijn.<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar slibgehaltes in het aangevraag<strong>de</strong> gebied geven aan dat <strong>de</strong> slibgehalten veelal<br />
lager zijn dan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> 2,5% die in het MER werd gehanteerd bij <strong>de</strong> berekeningen voor <strong>de</strong><br />
slibbalans en <strong>de</strong> vertroebeling. Op een beperkt aantal locaties en <strong>op</strong> bepaal<strong>de</strong> dieptes wijken <strong>de</strong><br />
slibpercentages echter aanzienlijk af en kunnen daar waar<strong>de</strong>n bereiken <strong>van</strong> 5-25%. Lokaal<br />
komen kleilagen voor.<br />
De commissie m.e.r. wijst er in haar toetsingsadvies <strong>op</strong> het MER Aanleg en inrichting <strong>Maasvlakte</strong><br />
2 <strong>op</strong> dat een belangrijk aspect <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinning voor <strong>Maasvlakte</strong>2 <strong>de</strong> noodzaak is om <strong>de</strong><br />
vertroebeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> kustwateren als gevolg <strong>van</strong> het totale proces <strong>van</strong> zandwinning, transport en<br />
aanlanding/dumping zoveel mogelijk te beperken, <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> mogelijke na<strong>de</strong>lige effecten <strong>op</strong><br />
<strong>de</strong> natuur. De commissie adviseert om in <strong>de</strong> vergunning voor zandwinning voorwaar<strong>de</strong>n <strong>op</strong> te<br />
nemen ten aanzien <strong>van</strong> het slibgehalte. Ook merkt <strong>de</strong> commissie <strong>op</strong> dat een belangrijke manier
Datum: Paginanummer<br />
8<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
om <strong>de</strong> mobilisatie <strong>van</strong> slib in <strong>de</strong> waterkolom te beperken, is te kiezen voor zandwingebie<strong>de</strong>n<br />
waar <strong>de</strong> slibgehalten in <strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m gering zijn.<br />
Bij <strong>de</strong> aanwijzing <strong>van</strong> het wingebied is daarmee rekening gehou<strong>de</strong>n. Hierbij is naast het MER en<br />
<strong>de</strong> Toelichting <strong>op</strong> het MER gebruik gemaakt <strong>van</strong> meer recente gegevens (TNO-rapport 2007-U-<br />
R1203/C. Slibgehalte <strong>van</strong> het zui<strong>de</strong>lijke zandwingebied <strong>Maasvlakte</strong> 2, d.d. 10 <strong>de</strong>cember 2007).<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> hoge slibpercentages in het zuidoostelijke <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het aangevraag<strong>de</strong><br />
wingebied is zuidoostelijk begrenzing <strong>van</strong> het gebied een <strong>de</strong>el (P18H-A) <strong>van</strong> het aangevraag<strong>de</strong><br />
wingebied uitgesloten <strong>van</strong> winning om <strong>de</strong> effecten te minimaliseren (bijlage 1). In het overige<br />
<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het aangevraag<strong>de</strong> wingebied is het slibgehalte aanvaardbaar.<br />
De toelichting <strong>op</strong> het MER wijst er <strong>op</strong> dat zandwinning in het noor<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het<br />
aangevraag<strong>de</strong> wingebied tot kleinere effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong> natuur leidt en dat dan bovendien <strong>de</strong><br />
zekerheid over <strong>de</strong> effectbandbreedte groter is. Bij het vaststellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingslocaties in<br />
het uitvoeringsplan zal er rekening mee wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n dat het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> slibgehalte <strong>van</strong><br />
het <strong>op</strong> <strong>de</strong> Noordzee te winnen zand niet meer bedraagt dan 2,5% om <strong>de</strong> in het MER bereken<strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vertroebelingen <strong>de</strong> daaraan gek<strong>op</strong>pel<strong>de</strong> mogelijke effecten als een worst-case<br />
bena<strong>de</strong>ring voor bescherm<strong>de</strong> natuurwaar<strong>de</strong>n te kunnen blijven aanmerken.<br />
De milieukwaliteit <strong>van</strong> het bo<strong>de</strong>mmateriaal is klasse 0.<br />
On<strong>de</strong>rwatergeluid<br />
In het MER en <strong>de</strong> na<strong>de</strong>re toelichting staat aangegeven dat zeezoogdieren en vissen geen<br />
negatieve effecten on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinning. Zeezoogdieren zou<strong>de</strong>n <strong>op</strong> een afstand <strong>van</strong><br />
meer dan 100 meter <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinningactiviteit geen gedragsveran<strong>de</strong>ring ten gevolge <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze verstoring vertonen. Voorts wordt aangegeven dat het effectgebied verwaarloosbaar is ten<br />
<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale ruimte <strong>op</strong> zee, en dat trekken<strong>de</strong> en foerageren<strong>de</strong> zeezoogdieren kunnen<br />
uitwijken naar omliggen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n.<br />
De commissie m.e.r. on<strong>de</strong>rschrijft dat uit <strong>de</strong> beperkte literatuur over dit on<strong>de</strong>rwerp moeilijk<br />
on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n en dosis-effectrelaties zijn te herlei<strong>de</strong>n. Hoewel het effectgebied als<br />
klein wordt ingeschat, dient in ogenschouw te wor<strong>de</strong>n genomen dat voor <strong>de</strong> kust <strong>van</strong> Voorne<br />
relatief grote aantallen Bruinvissen zijn waargenomen, zodat rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n<br />
met een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> het plangebied voor <strong>de</strong> Bruinvissen.<br />
Vanwege <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> het plangebied voor zeezoogdieren en <strong>de</strong> onzekerheid over <strong>de</strong><br />
afstand waarbinnen sprake kan zijn <strong>van</strong> vermijdingsgedrag adviseert <strong>de</strong> commissie m.e.r. het<br />
gedrag <strong>van</strong> zeezoogdieren geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> zandwinning te monitoren. Daartoe zullen in het<br />
monitoringsprogramma voor <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingsvergunning geluidsmetingen <strong>op</strong>genomen wor<strong>de</strong>n<br />
om <strong>de</strong> daadwerkelijke geluidsproductie <strong>van</strong> zandwinning en transport te meten. Deze metingen<br />
kunnen dan geconfronteerd wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>, el<strong>de</strong>rs <strong>op</strong>gedane, kennis over <strong>de</strong> gevoeligheid <strong>van</strong><br />
zeezoogdieren voor geluid om het gedrag <strong>van</strong> zeezoogdieren te bepalen.<br />
Cumulatie<br />
De in het m.e.r. bereken<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> vertroebeling en <strong>de</strong> daaraan gek<strong>op</strong>pel<strong>de</strong> mogelijke<br />
effecten wor<strong>de</strong>n als ‘worst case’ bena<strong>de</strong>ring aangemerkt<br />
Naar oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het bevoegd gezag zullen <strong>de</strong> permanente cumulatieve effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
Noordzee als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>telling <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> zowel <strong>de</strong> zandwinning <strong>Maasvlakte</strong> 2,<br />
als <strong>de</strong> additionele winningen voor <strong>op</strong>hoog- en suppletiezand tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> eerste fase en<br />
tij<strong>de</strong>ns en na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase door additionele winningen (niet dieper dan 2 m) binnen dit ‘worst
Datum: Paginanummer<br />
9<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
case scenario’ vallen. Het cumulatieve effect betreft een tij<strong>de</strong>lijk effect waarbij na beëindiging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinning <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mfauna zich na een aantal jaren zal herstellen. Het door <strong>de</strong><br />
vergunninghou<strong>de</strong>r uit te voeren MEP zal voorzien in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re controle <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
natuur.<br />
Morfologie<br />
Uit <strong>de</strong> in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het MER uitgevoer<strong>de</strong> berekeningen en voorspellingen wordt door <strong>de</strong><br />
commissie m.e.r. aannemelijk geacht dat bij <strong>de</strong> zeezandwinning voor <strong>Maasvlakte</strong> 2, buiten <strong>de</strong><br />
doorgaan<strong>de</strong> N.A.P. –20 meter dieptelijn, geen effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong> morfologische ontwikkeling <strong>van</strong><br />
strand en vooroever zijn te verwachten. Er zullen zich in <strong>de</strong> aangrenzen<strong>de</strong> kustvakken geen<br />
problemen voordoen voor <strong>de</strong> kustver<strong>de</strong>diging.<br />
Om morfologische effecten ter plaatse <strong>van</strong> <strong>de</strong> winputten te beperken wor<strong>de</strong>n aan het ontwerp<br />
<strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> het MER voorwaar<strong>de</strong>n gesteld ten aanzien <strong>van</strong> vorm, diepte en richting ten<br />
<strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> getijstroom.<br />
De vergunninghou<strong>de</strong>r controleert <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing door een monitoringsprogramma<br />
uit te voeren, waarbij periodieke lodingen plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Om <strong>de</strong> zandbank ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bollen <strong>van</strong> Goeree te ontzien is <strong>de</strong> grenslijn in <strong>de</strong><br />
zuidoostelijke hoek <strong>van</strong> het aangevraag<strong>de</strong> wingebied aangepast.<br />
Archeologie<br />
Zeezandwinning is een bo<strong>de</strong>mberoeren<strong>de</strong> activiteit waarbij effecten <strong>op</strong> archeologische waar<strong>de</strong>n<br />
zijn te verwachten. In algemene zin zijn <strong>de</strong> Monumentenwet en <strong>de</strong> Mijnbouwwet <strong>van</strong><br />
toepassing. Per 1 september 2007 is <strong>de</strong> Wet archeologische monumentenzorg <strong>van</strong> kracht. In<br />
<strong>de</strong>ze wet is het internationale Verdrag <strong>van</strong> Valletta (Verdrag <strong>van</strong> Malta) geïmplementeerd en<br />
wordt voorzien in on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> vraag of archeologisch erfgoed in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m aanwezig is.<br />
Voorafgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> aan te vragen wingebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n potentiële wingebie<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>ze wet<br />
getoetst. Bij het vastleggen <strong>van</strong> <strong>de</strong> T-0-situatie <strong>van</strong> het wingebied wordt in het wingebied<br />
on<strong>de</strong>rzocht of archeologische waar<strong>de</strong>n aanwezig zijn. Waar<strong>de</strong>volle objecten ter plaatse <strong>van</strong> c.q.<br />
in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>de</strong> zandwinning wor<strong>de</strong>n zoveel mogelijk gespaard <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> speciaal<br />
hiervoor <strong>op</strong>gestel<strong>de</strong> protocollen voor <strong>de</strong> zandwinning (zoals beschreven in hoofdstuk 7.7 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
aanvraag en toegelicht in paragraaf 11.5 <strong>van</strong> het MER en <strong>de</strong> bijlage Archeologie).<br />
Overige gebruiksfuncties<br />
Het RON/MER, IBV, RON 2, Nota Ruimte, IBN 2015 en het MER “Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2”<br />
voorzien in een belangenafweging <strong>van</strong> <strong>de</strong> diverse gebruiksfuncties <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee.<br />
Ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> handhaafbaarheid daar<strong>van</strong> en <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>op</strong>genomen<br />
voorschriften kan door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur registratieapparatuur aan boord <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vaartuigen geïnstalleerd wor<strong>de</strong>n. De uitkomst <strong>van</strong> <strong>de</strong> afweging tussen <strong>de</strong> diverse (nieuwe)<br />
gebruiksfuncties <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee kan lei<strong>de</strong>n tot het geven <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re aanwijzingen inzake <strong>de</strong><br />
winning binnen <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> wingebie<strong>de</strong>n.<br />
Uit <strong>de</strong> PKB PMR (2006) volgt dat bij <strong>de</strong> uitwerking <strong>van</strong> alternatieven voor <strong>de</strong> zandwinning aandacht<br />
besteed moet wor<strong>de</strong>n aan verschillen<strong>de</strong> uitvoeringsaspecten, zoals: ont<strong>grond</strong>ingsdiepte (diepte <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> zandwinputten), winlocaties, uitvoeringstechniek en mogelijkhe<strong>de</strong>n om met <strong>de</strong> zandwinning voor<br />
<strong>Maasvlakte</strong> 2 voor te sorteren <strong>op</strong> eventueel toekomstige winning <strong>van</strong> grof zand uit diepere lagen in
Datum: Paginanummer<br />
10<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
<strong>de</strong> zeebo<strong>de</strong>m, dat te zijner tijd gewonnen zou kunnen wor<strong>de</strong>n om als <strong>grond</strong>stof te gaan dienen voor<br />
<strong>de</strong> bereiding <strong>van</strong> beton- en metselzand. (Beslissing <strong>van</strong> wezenlijk belang nr. 11). De lagen grof zand<br />
moeten <strong>op</strong> een dusdanige blootgelegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>op</strong> een reële en verantwoor<strong>de</strong> wijze beton- en<br />
metselzand is te winnen. De aanvraag voorziet reeds in het vrijbaggeren <strong>van</strong> winbaar beton- en<br />
metselzand in het noordoostelijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het aangevraag<strong>de</strong> wingebied. De diepte tot waar ter<br />
plaatse gewonnen mag wor<strong>de</strong>n zal in het uitvoeringsplan na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n vastgelegd.<br />
Eindbeoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag<br />
In het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> belangenafweging is bij dit besluit een aantal afwegingen gemaakt.<br />
Door <strong>de</strong> aanvrager is aangegeven dat <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing in 2 fases zal plaatsvin<strong>de</strong>n en dat uiterlijk<br />
eind 2033 <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing beëindigd zal zijn. De eerste fase lo<strong>op</strong>t ruwweg <strong>van</strong> 2008 tot en met<br />
2023 inclusief 10 jaar on<strong>de</strong>rhoud. In die eerste fase valt <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> (zachte) zeewering en<br />
het eerste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het binnengebied. De twee<strong>de</strong> fase betreft <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte<br />
<strong>van</strong> het binnengebied en zal plaatsvin<strong>de</strong>n tussen 2013 en 2033. Voor <strong>de</strong> eerste fase is totaal 290<br />
miljoen m 3 nodig en voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase 75 miljoen m 3 . Met <strong>de</strong> daadwerkelijke zandwinning<br />
mag pas aange<strong>van</strong>gen wor<strong>de</strong>n als een door <strong>de</strong> initiatiefnemer <strong>op</strong>gesteld uitvoeringsplan is<br />
goedgekeurd door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur. In het uitvoeringsplan zal na<strong>de</strong>r ingegaan<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong> <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> volumes tij<strong>de</strong>ns bovengenoem<strong>de</strong> fases.<br />
Het RON/MER, IBV, RON 2, Nota Ruimte, IBN 2015 en het MER “Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2”voorzien<br />
in een <strong>op</strong>timale afstemming met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re gebruiksfuncties <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee, zowel in ruimte<br />
als tijd. Sinds 1 oktober 2005 is <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn niet meer rechtstreeks <strong>van</strong><br />
toepassing <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze vergunning en dient er een vergunning en/of ontheffing <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Natuurbeschermingswet respectievelijk <strong>de</strong> Flora en Faunawet te wor<strong>de</strong>n aangevraagd. Deze<br />
vergunningen zijn in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> als <strong>de</strong> aanvraag voor <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ing bij het Ministerie<br />
<strong>van</strong> LNV aangevraagd en ter inzage gelegd. Het MER Aanleg <strong>Maasvlakte</strong> 2 geeft aan dat <strong>de</strong><br />
effecten <strong>van</strong> zandwinning in het betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee met inachtneming <strong>van</strong> een<br />
pakket mitigeren<strong>de</strong> maatregelen <strong>op</strong> <strong>de</strong> korte termijn niet significant zijn en <strong>de</strong> effecten <strong>op</strong> <strong>de</strong><br />
lange termijn nihil dan wel verwaarloosbaar zijn.<br />
Gelet <strong>op</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunningaanvraag gevraag<strong>de</strong> te winnen hoeveelheid zand, <strong>de</strong> ligging <strong>van</strong> het<br />
gebied (zeewaarts <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> N.A.P. –20 meter dieptelijn) en <strong>de</strong> in dit gebied voorkomen<strong>de</strong><br />
zandkwaliteit wordt, met inachtneming <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning <strong>op</strong>genomen voorschriften, <strong>de</strong><br />
ont<strong>grond</strong>ing toegestaan binnen <strong>de</strong> vakken P18G, P18H en P18J zoals aangegeven <strong>op</strong> <strong>de</strong> bij <strong>de</strong>ze<br />
vergunning behoren<strong>de</strong> tekening (bijlage 1).<br />
Uiteraard moet ook hetgeen in het uitvoerings- en monitoringsplan is gesteld als werkwijze c.q.<br />
on<strong>de</strong>rzoek, daadwerkelijk conform <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur <strong>van</strong> Rijkswaterstaat Noordzee<br />
verleen<strong>de</strong> goedkeuring wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Indien vergunninghou<strong>de</strong>r geen gevolg geeft aan <strong>de</strong><br />
verplichting om <strong>de</strong> plannen na te komen han<strong>de</strong>lt zij daarmee in strijd met <strong>de</strong> vergunning(voorschriften).<br />
Indien uit <strong>de</strong> rapportage dan wel het toezicht blijkt dat geen of onvoldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek<br />
heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> activiteiten, bestaat aanleiding om<br />
bestuursrechtelijke dan wel strafrechtlijk instrumenten in te zetten. In <strong>de</strong> Ont<strong>grond</strong>ingenwet in
Datum: Paginanummer<br />
11<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
samenhang bezien met hoofdstuk 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht, is <strong>de</strong> <strong>grond</strong>slag voor<br />
bestuursrechtelijk <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n vastgelegd.<br />
4. BESLUIT<br />
De Staatssecretaris <strong>van</strong> Verkeer en Waterstaat verleent, <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij dit besluit<br />
behoren<strong>de</strong> overwegingen en met <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r volgen<strong>de</strong> voorschriften, aan Havenbedrijf<br />
Rotterdam N.V., ver<strong>de</strong>r genoemd <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r, vergunning <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Ont<strong>grond</strong>ingenwet voor het <strong>van</strong> 1 juni 2008 tot en met 31 <strong>de</strong>cember 2033 winnen <strong>van</strong><br />
maximaal 365 miljoen m 3 zeezand in <strong>de</strong> vakken P18G, P18H en P18J <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noordzee, binnen<br />
het blok P18 en ge<strong>de</strong>eltelijk S3 zoals bedoeld in <strong>de</strong> Mijnbouwwet, ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanleg<br />
<strong>van</strong> <strong>Maasvlakte</strong> 2. De aanvraag is integraal on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit Besluit.
Datum: Paginanummer<br />
12<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
5. VOORSCHRIFTEN<br />
Artikel 1: Vergun<strong>de</strong> activiteiten en randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
1. Hoofdstuk 3, 4 en 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag en <strong>de</strong> daarin genoem<strong>de</strong> bijlagen zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze vergunning. De ont<strong>grond</strong>ingen dienen te wor<strong>de</strong>n uitgevoerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> daarin beschreven<br />
wijze en binnen <strong>de</strong> daarin beschreven gebie<strong>de</strong>n en randvoorwaar<strong>de</strong>n, voor zover daar<strong>van</strong> in<br />
<strong>de</strong> navolgen<strong>de</strong> voorschriften niet wordt afgeweken.<br />
2. Hoofdstuk 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag en <strong>de</strong> daarin genoem<strong>de</strong> bijlagen zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
vergunning. De effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingen moeten kleiner of gelijk zijn dan <strong>de</strong> daarin<br />
beschreven effecten, voor zover daar<strong>van</strong> in <strong>de</strong> navolgen<strong>de</strong> voorschriften niet wordt<br />
afgeweken.<br />
3. Paragraaf 8.2 (Monitoring) <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag en <strong>de</strong> daarin genoem<strong>de</strong> bijlagen zijn on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning, voor zover daar<strong>van</strong> in <strong>de</strong> navolgen<strong>de</strong> voorschriften niet wordt<br />
afgeweken.<br />
4. De ont<strong>grond</strong>ingen mogen alleen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd in <strong>de</strong> vakken P18G, P18H en P18J,<br />
zoals in coördinaten vastgelegd <strong>op</strong> <strong>de</strong> bij dit besluit behoren<strong>de</strong> tekening NZWS 2007-0063.<br />
De hoofdingenieur-directeur kan een bepaald ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vakken uitsluiten <strong>van</strong><br />
ont<strong>grond</strong>ing, en/of een an<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vakken aanwijzen voor ont<strong>grond</strong>ing.<br />
5. In <strong>de</strong> vakken P18G en P18H, dan wel per daarbinnen gelegen <strong>de</strong>elgebied dient te wor<strong>de</strong>n<br />
ont<strong>grond</strong> tot een gelijkmatige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> diepte <strong>van</strong> minimaal 10 en maximaal 20 meter<br />
bene<strong>de</strong>n oorspronkelijke bo<strong>de</strong>mligging, zoals vastgelegd in <strong>de</strong> in art. 3 genoem<strong>de</strong> T-0<br />
metingen.<br />
6. In vak P18J dient zand te wor<strong>de</strong>n gewonnen boven <strong>de</strong> in dit vak aangetoon<strong>de</strong> beton- en<br />
metselzandvoorkomens. De lagen grof zand moeten <strong>op</strong> een dusdanige blootgelegd wor<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>op</strong> een reële en verantwoor<strong>de</strong> wijze beton- en metselzand is te winnen. De diepte tot<br />
waar ter plaatse gewonnen mag wor<strong>de</strong>n zal in het uitvoeringsplan na<strong>de</strong>r moeten wor<strong>de</strong>n<br />
vastgelegd. Overleg met <strong>de</strong> contactambtenaar kan lei<strong>de</strong>n tot het geven <strong>van</strong> na<strong>de</strong>re<br />
aanwijzingen inzake <strong>de</strong> winning <strong>op</strong> <strong>de</strong>ze locaties.<br />
7. Het ont<strong>grond</strong>en mag geschie<strong>de</strong>n met maximaal 15 sleeph<strong>op</strong>perzuigers tegelijkertijd. Deze<br />
dienen elk uitgerust te zijn met een door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur goedgekeurd<br />
registratiesysteem ter bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> tonnen droge stof, of het aantal m³ <strong>grond</strong> in het beun<br />
per vaart naar <strong>de</strong> landaanwinning.<br />
8. Ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijdrage aan <strong>de</strong> luchtverontreiniging dienen alle h<strong>op</strong>perzuigers te<br />
voldoen aan <strong>de</strong> vereisten zoals vastgelegd in ANNEX VI <strong>van</strong> het MARPOL-verdrag.<br />
9. Alle h<strong>op</strong>perzuigers dienen voorzieningen te hebben ter beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> hun bijdrage aan<br />
<strong>de</strong> slibconcentraties in het bovenste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> waterkolom.<br />
10. De vergunninghou<strong>de</strong>r is verplicht <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingen uit te voeren conform het door <strong>de</strong><br />
hoofdingenieur-directeur goedgekeurd uitvoeringsplan en monitoringsplan, zoals<br />
omschreven in art. 3.<br />
11. Door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur gegeven aanwijzingen of instructies moeten direct<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gevolgd.<br />
Artikel 2: Verbo<strong>de</strong>n (win)gebie<strong>de</strong>n<br />
1. Er mag geen zandwinning plaatsvin<strong>de</strong>n nabij of in leven<strong>de</strong> schelpenbanken.
Datum: Paginanummer<br />
13<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
2. Bij een windiepte tot 2 meter is het ont<strong>grond</strong>en alsme<strong>de</strong> het ankeren <strong>van</strong> vaartuigen binnen<br />
een afstand <strong>van</strong> 500 meter <strong>van</strong> in gebruik zijn<strong>de</strong> kabels, zinkers en buizen verbo<strong>de</strong>n. Per<br />
meter diepere winning dient <strong>de</strong>ze afstand met 10 meter te wor<strong>de</strong>n vergroot.<br />
3. Er mag geen zand gewonnen wor<strong>de</strong>n binnen het <strong>van</strong> zandwinning uitgesloten <strong>de</strong>elgebied<br />
P18H-A gelegen binnen vak P18H zoals weergegeven <strong>op</strong> tekening NZWS 2007-0063 met<br />
bijbehoren<strong>de</strong> coördinaten (bijlage 1).<br />
4. Er mag niet eer<strong>de</strong>r zand wor<strong>de</strong>n gewonnen wor<strong>de</strong>n in vak P18E dan na 1 september 2009,<br />
zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> expiratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> vergunning in samenhang met <strong>de</strong> dan<br />
gerealiseer<strong>de</strong> uitputting (2 meter) <strong>van</strong> dit vak.<br />
Artikel 3: informatievoorziening, monitoring en rapportage<br />
1. De vergunninghou<strong>de</strong>r wijst één of meer personen aan die in het bijzon<strong>de</strong>r belast zijn met het<br />
toezicht <strong>op</strong> <strong>de</strong> naleving <strong>van</strong> het bij dit besluit bepaal<strong>de</strong>. De vergunninghou<strong>de</strong>r <strong>de</strong>elt <strong>de</strong><br />
hoofdingenieur-directeur uiterlijk 4 weken voor <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> een ont<strong>grond</strong>ing <strong>de</strong> naam,<br />
het adres en het telefoonnummer me<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>gene(n) die in het bijzon<strong>de</strong>r belast zijn met<br />
het toezicht <strong>op</strong> <strong>de</strong> naleving <strong>van</strong> het bij dit besluit bepaal<strong>de</strong>. Wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong><br />
personen dient onmid<strong>de</strong>llijk te wor<strong>de</strong>n gemeld aan <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur.<br />
2. Indien <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r kabels, leidingen of an<strong>de</strong>re voorwerpen aantreft die niet <strong>op</strong> zijn<br />
hydrografische kaart zijn aangegeven, stelt hij <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur hier<strong>van</strong><br />
onmid<strong>de</strong>llijk in kennis, met schriftelijke <strong>op</strong>gave <strong>van</strong> <strong>de</strong> coördinaten <strong>van</strong> het geen is<br />
aangetroffen.<br />
3. Indien <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r voornemens is <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing <strong>van</strong> een locatie te beginnen of<br />
hervatten, stelt hij <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur daar ten minste twee weken <strong>van</strong> voren<br />
schriftelijk in kennis. Indien <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r voornemens is <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing <strong>van</strong> een<br />
locatie langer dan één maand te on<strong>de</strong>rbreken, stelt hij <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur daar<strong>van</strong><br />
schriftelijk in kennis.<br />
4. De vergunninghou<strong>de</strong>r begint niet eer<strong>de</strong>r met ont<strong>grond</strong>en dan na schriftelijke goedkeuring<br />
<strong>van</strong> het uitvoerings-, monitoringsplan alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> wijzigingen daar<strong>op</strong> en <strong>de</strong> te verstrekken<br />
gegevens door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur. Aan <strong>de</strong> goedkeuring kunnen voorwaar<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
5. De vergunninghou<strong>de</strong>r dient daartoe uiterlijk 8 weken voor <strong>de</strong> start <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingen ter<br />
goedkeuring <strong>de</strong>ze plannen, T-0 metingen, financiële en organisatorische gegevens in, die in<br />
overleg met <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur (<strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Handhaving in samenspraak met <strong>de</strong><br />
contactambtenaar) tot stand zijn gekomen. Indien genoem<strong>de</strong> goedkeuring niet binnen 8<br />
weken is verleend of afgewezen wordt <strong>de</strong>ze toestemming geacht te zijn afgewezen.<br />
6. De in lid 4 genoem<strong>de</strong> plannen en gegevens betreffen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken:<br />
A. Een uitvoeringplan, waarin <strong>de</strong> in artikel 1 genoem<strong>de</strong> uitgangspunten en voorwaar<strong>de</strong>n in<br />
acht wor<strong>de</strong>n genomen, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> mogelijke mitigeren<strong>de</strong> maatregelen om <strong>de</strong> natuur <strong>op</strong><br />
zee – voor zover niet reeds beschermd <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re regelgeving - zo weinig als<br />
re<strong>de</strong>lijkerwijs nodig en mogelijk te belasten. In dat plan wor<strong>de</strong>n tenminste <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
aspecten beschreven:<br />
1. aanleg <strong>van</strong> winputten met een totale om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> maximaal 60 km 2 .<br />
2. <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>inglocaties waarbij beleidsmatig <strong>de</strong> voorkeur uitgaat naar (<strong>de</strong>el)gebie<strong>de</strong>n<br />
en dieptes waarmee on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> voorra<strong>de</strong>n beton- en metselzand winbaar wordt<br />
gemaakt.
Datum: Paginanummer<br />
14<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
3. na<strong>de</strong>re specificering <strong>van</strong> vorm zandwinvak (L/B < 3) oriëntatie (bij voorkeur niet in<br />
<strong>de</strong> sector 15-45º tegen <strong>de</strong> klok in gedraaid t.o.v. <strong>de</strong> dominante getijstroming) en met<br />
een helling tussen 1:7 en 1:10.<br />
4. bovenstrooms zandwinnen (wisselen<strong>de</strong> winlocaties <strong>van</strong>wege eb en vloed) tenein<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> overvloei-effecten zo veel mogelijk te reduceren door sedimentatie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
overvloei in <strong>de</strong> winput<br />
5. <strong>de</strong> fasering <strong>van</strong> <strong>de</strong> winning (wanneer, binnen welke <strong>de</strong>elgebie<strong>de</strong>n en welke<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n in het wingebied wordt gewonnen).<br />
6. <strong>de</strong> namen, soort, vermogen, bouwjaar, milieutechnische voorzieningen en <strong>de</strong><br />
specificaties <strong>van</strong> <strong>de</strong> in te zetten sleeph<strong>op</strong>perzuigers en overig winmaterieel<br />
7. keuze <strong>van</strong> het juiste overige materieel met re<strong>de</strong>lijkerwijs minimale effecten ten<br />
aanzien <strong>van</strong> ten minste <strong>de</strong> vertroebeling, on<strong>de</strong>rwatergeluid (d(B)A bronvermogen)<br />
en bronemissies<br />
B. De morfologische en archeologische T-0 metingen en <strong>de</strong> T-0 metingen, voor <strong>de</strong> in het<br />
ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het monitorings- en evaluatieprogramma (MEP) vast te leggen ecologische<br />
aspecten in het win-, invloeds- en referentiegebied<br />
C. Een monitoringplan, zoals beschreven in hoofdstuk 8.2 <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag. Uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> T-0 metingen moeten daarmee <strong>de</strong> fysische en ecologische effecten in en het herstel<br />
<strong>van</strong> het win- en invloedsgebied wor<strong>de</strong>n bepaald. Tevens moeten daarmee <strong>de</strong><br />
ontwikkelingen in het referentiegebied wor<strong>de</strong>n bepaald. In het monitoringplan wor<strong>de</strong>n<br />
tenminste <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekthema’s <strong>op</strong> navolgen<strong>de</strong> wijze <strong>op</strong>genomen:<br />
1. bo<strong>de</strong>mligging (bathymetrie): tij<strong>de</strong>ns actieve ont<strong>grond</strong>ing dieptemeting in het<br />
ont<strong>grond</strong>inggebied en directe omgeving, ten minste eens per maand, met een<br />
horizontale resolutie <strong>van</strong> tenminste 2 meter en een verticale resolutie <strong>van</strong> tenminste<br />
30 cm, na <strong>de</strong> actieve ont<strong>grond</strong>ing dieptemeting <strong>van</strong> het ont<strong>grond</strong>ingsgebied en <strong>de</strong><br />
directe omgeving <strong>de</strong> eerste vijf jaar na <strong>de</strong> beëindiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing eens per<br />
jaar, later eens per 5 jaar tot geen veran<strong>de</strong>ring meer wordt waargenomen, met een<br />
horizontale resolutie <strong>van</strong> tenminste 2 meter en een verticale resolutie <strong>van</strong> tenminste<br />
30 cm.<br />
2. <strong>de</strong> per maand gewonnen m 3 gemeten in <strong>de</strong> beun, met vermelding <strong>van</strong> het<br />
aangehou<strong>de</strong>n volume gewicht en een overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezogen ‘vaartracks’, on<strong>de</strong>r<br />
schriftelijke vermelding <strong>van</strong> <strong>de</strong> plaats en het tijdstip <strong>van</strong> het gewonnen<br />
bo<strong>de</strong>mmateriaal.<br />
3. een voor <strong>de</strong> betrokken hoeveelheid <strong>grond</strong> representatieve granulometrische analyse,<br />
te nemen uit het beun <strong>van</strong> <strong>de</strong> sleeph<strong>op</strong>per, on<strong>de</strong>r schriftelijke vermelding <strong>van</strong> plaats<br />
en tijdstip <strong>van</strong> het gewonnen bo<strong>de</strong>mmateriaal.<br />
4. bo<strong>de</strong>msamenstelling: bepaling <strong>van</strong> het materiaal, <strong>de</strong> korrelgrootte en het slibgehalte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m in en nabij <strong>de</strong> winputten door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> monstername met<br />
boxcores. Nabij <strong>de</strong> winputten geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> actieve winning twee keer per jaar. Na<br />
<strong>de</strong> actieve winning in en nabij <strong>de</strong> winputten eens per jaar geduren<strong>de</strong> vijf jaar. Daarna<br />
eens per 5 jaar tot geen veran<strong>de</strong>ring meer wordt waargenomen.<br />
5. slib in <strong>de</strong> waterkolom: <strong>de</strong> slibgehalten moeten <strong>op</strong> een frequente en doeltreffen<strong>de</strong><br />
wijze bemonsterd wor<strong>de</strong>n in het zandwingebied en het beïnvloedingsgebied door
Datum: Paginanummer<br />
15<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
meting <strong>van</strong> die slibgehalten in minimaal 3 representatieve meetverticalen buiten <strong>de</strong><br />
actieve ont<strong>grond</strong>ingslocatie in representatieve dwarsdoorsne<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kustzone,<br />
minimaal een verticaal meting per twee weken, aangevuld met <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong><br />
satelietwaarnemingen, voor het volgen <strong>van</strong> variaties in slibgehalten in ruimtelijke zin.<br />
6. bo<strong>de</strong>mdieren (benthos): Bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> soortensamenstelling en biomassa <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>mdierenfauna met een representatieve steekproef in en nabij <strong>de</strong> put en in <strong>de</strong><br />
referentiegebie<strong>de</strong>n door tenminste 300 sleep- en boxcore monsters in het<br />
beïnvloed<strong>de</strong> gebied en <strong>de</strong> referentiegebie<strong>de</strong>n (Petten tot Vlissingen) voorafgaand<br />
aan <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing en jaarlijks tot minstens 5 jaar na <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing tot geen<br />
significante verschillen met <strong>de</strong> referentiegebie<strong>de</strong>n meer wor<strong>de</strong>n waargenomen.<br />
7. effecten on<strong>de</strong>rwatergeluid <strong>op</strong> zeezoogdieren: geluidsmetingen om <strong>de</strong> daadwerkelijke<br />
geluidsproductie <strong>van</strong> zandwinning en transport te meten. Deze metingen dienen<br />
zodanig uitgevoerd te wor<strong>de</strong>n dat ze kunnen dienen om geconfronteerd te wor<strong>de</strong>n<br />
met, el<strong>de</strong>rs <strong>op</strong>gedane, kennis over <strong>de</strong> gevoeligheid <strong>van</strong> zeezoogdieren voor geluid.<br />
8. bepaling <strong>van</strong> een eventuele verschuiving <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorjaarspiek <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire<br />
productie met het oog <strong>op</strong> <strong>de</strong> overleving en groei <strong>van</strong> schelpdieren en<br />
schelpdierlarven.<br />
Waar dat nodig is om een representatief beeld <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten te verkrijgen, dient het<br />
monitoringplan te wor<strong>de</strong>n aangevuld met an<strong>de</strong>re metingen, meetfrequenties of meetlocaties.<br />
Indien bepaal<strong>de</strong> metingen gezien <strong>de</strong> stand <strong>van</strong> <strong>de</strong> technische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
niet mogelijk zijn, wordt on<strong>de</strong>rzocht of een an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoekstechniek zinvol en<br />
mogelijk is. Het monitoringplan kan daar<strong>op</strong> gewijzigd wor<strong>de</strong>n. Het monitoringplan moet<br />
per thema een motivering geven <strong>van</strong> <strong>de</strong> monitoringparameters, - locaties en –<br />
frequenties, <strong>de</strong> criteria voor wijziging daar<strong>van</strong> en het eventueel treffen <strong>van</strong> maatregelen,<br />
me<strong>de</strong> gebaseerd <strong>op</strong> <strong>de</strong> in het MER beschreven ingreep-effectketens.<br />
D. De wijze waar<strong>op</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r <strong>de</strong> organisatorische en financiële garanties wor<strong>de</strong>n<br />
gewaarborgd, tenein<strong>de</strong> <strong>op</strong> lange termijn <strong>de</strong> noodzakelijke beheers-, controle-, en<br />
nazorgverplichtingen te kunnen blijven uitvoeren.<br />
7. Wijzigingen in <strong>de</strong> in lid 5 genoem<strong>de</strong> plannen en eventuele afwijkingen vergen <strong>de</strong><br />
voorafgaan<strong>de</strong> schriftelijke toestemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur. Indien <strong>de</strong>ze<br />
goedkeuring niet binnen 8 weken na ont<strong>van</strong>gst is verleend of afgewezen wordt <strong>de</strong>ze<br />
toestemming geacht te zijn afgewezen. Aan <strong>de</strong> goedkeuring kunnen voorwaar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
verbon<strong>de</strong>n.<br />
8. Indien blijkt dat wordt afgeweken <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> werkwijze, dan wel dat <strong>de</strong> feitelijke<br />
effecten daar<strong>van</strong> afwijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanvraag beschreven effecten, dan dient dit zo<br />
spoedig mogelijk te wor<strong>de</strong>n gemeld aan <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur. Op <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
melding kunnen door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur aanwijzingen of instructies gegeven<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
9. Na aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ingen rapporteert <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r maan<strong>de</strong>lijks aan <strong>de</strong><br />
hoofdingenieur-directeur over <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> monitoring met een voorl<strong>op</strong>ige<br />
interpretatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> metingen en een vergelijking met <strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanvraag beschreven<br />
effecten. Indien daartoe aanleiding is kunnen tussentijds extra metingen en/of rapportages
Datum: Paginanummer<br />
16<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n gevraagd. Op <strong>grond</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> gerapporteer<strong>de</strong> monitoringsgegevens<br />
kunnen door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur aanwijzingen of instructies gegeven<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Artikel 4: Handhaving (toezicht en controle)<br />
1. De hoofdingenieur-directeur en namens hem <strong>op</strong>tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> personen en instanties hebben te<br />
allen tij<strong>de</strong> vrije toegang tot alle bij <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze vergunning bedoel<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n in<br />
gebruik zijn<strong>de</strong> werktuigen, vaartuigen en inrichtingen.<br />
2. Aan <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>r moeten alle gewenste gegevens betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> vergunning<br />
bedoel<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n verstrekt.<br />
3. Aanwijzingen ter zake <strong>van</strong> of <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur moeten wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>op</strong>gevolgd.<br />
4. De vergunninghou<strong>de</strong>r werkt, voor zover door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur noodzakelijk<br />
wordt geacht, mee aan on<strong>de</strong>rzoek gericht <strong>op</strong>, respectievelijk <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong><br />
geautomatiseerd toezicht.<br />
5. De vergunninghou<strong>de</strong>r is verplicht <strong>de</strong> eventueel door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur aan boord<br />
<strong>van</strong> het winvaartuig geïnstalleer<strong>de</strong> registratie- en presentatieapparatuur <strong>op</strong>erationeel te doen<br />
hou<strong>de</strong>n. Storingen aan genoem<strong>de</strong> apparatuur wor<strong>de</strong>n direct aan <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>r gemeld.<br />
6. Een fotok<strong>op</strong>ie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze <strong>beschikking</strong> moet steeds aanwezig zijn <strong>op</strong> <strong>de</strong> vaartuigen, werktuigen<br />
of inrichtingen die in gebruik zijn bij <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze vergunning bedoel<strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n.<br />
Artikel 5: hin<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, verloren gaan <strong>van</strong> voorwerpen<br />
1. Er mag geen belemmering of hin<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> scheepvaart wor<strong>de</strong>n veroorzaakt door het<br />
gebruik maken <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning. Aanwijzingen ter zake <strong>van</strong> of <strong>van</strong>wege <strong>de</strong><br />
hoofdingenieur-directeur moeten wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gevolgd.<br />
2. De vergunninghou<strong>de</strong>r stelt <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>r onmid<strong>de</strong>llijk in kennis <strong>van</strong> het zinken of<br />
verloren gaan <strong>van</strong> vaartuigen, werktuigen, inrichtingen, ankers of an<strong>de</strong>re voorwerpen<br />
gebruikt bij <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n als bedoeld in <strong>de</strong>ze vergunning.<br />
3. De vergunninghou<strong>de</strong>r is verplicht <strong>de</strong>ze vaartuigen, werktuigen, inrichtingen, ankers of<br />
an<strong>de</strong>re voorwerpen zo snel mogelijk <strong>op</strong> te ruimen.<br />
Artikel 6: historisch belangrijke, archeologische vondsten<br />
1. Indien tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing voorwerpen, sporen of overblijfselen<br />
wor<strong>de</strong>n aangetroffen welke, naar re<strong>de</strong>lijkerwijs kan wor<strong>de</strong>n vermoed, <strong>van</strong> historisch,<br />
oudheidkundig of wetenschappelijk belang zijn, wordt <strong>de</strong> ont<strong>grond</strong>ing ter plaatse<br />
onmid<strong>de</strong>llijk gestaakt.<br />
2. De vindplaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> in het eerste lid genoem<strong>de</strong> voorwerpen, sporen of overblijfselen<br />
wor<strong>de</strong>n zo spoedig mogelijk gemarkeerd en aan <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur doorgegeven.<br />
3. De vergunninghou<strong>de</strong>r regelt <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> voor zandwinning <strong>van</strong> toepassing zijn<strong>de</strong><br />
protocollen (zoals beschreven in hoofdstuk 7.7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag en toegelicht in paragraaf<br />
1.5 <strong>van</strong> het MER) dat ver<strong>de</strong>re aantasting <strong>van</strong> aanwezige dan wel aangetroffen objecten<br />
zoveel mogelijk wordt voorkomen.<br />
4. Van <strong>de</strong> vondst wordt onverwijld melding gedaan aan <strong>de</strong> directeur <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijksdienst voor<br />
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Af<strong>de</strong>ling Beleid Maritiem Internationaal<br />
t.a.v. Drs. P. Stassen of Drs. M.R. Man<strong>de</strong>rs Postbus 1600 3800 BP Amersfoort Telefoon 033-
Datum: Paginanummer<br />
17<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
4217421 of 06-53712836 (meldingen kunnen tevens aan het Kustwachtcoördinatiecentrum<br />
wor<strong>de</strong>n doorgegeven).<br />
5. Zonodig wijst <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur <strong>op</strong> <strong>grond</strong> <strong>van</strong> artikel 1, twee<strong>de</strong> lid, een an<strong>de</strong>re<br />
locatie binnen het vergun<strong>de</strong> wingebied aan. Zonodig dient <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r een<br />
aanpassing <strong>van</strong> het uitvoeringsplan in.<br />
Artikel 7: maatregelen bij bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />
1. Indien zich bij het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vergunning bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n voordoen,<br />
waardoor ernstige hin<strong>de</strong>r of gevaar ontstaat voor <strong>de</strong> veiligheid <strong>van</strong> personen, <strong>de</strong><br />
scheepvaart, <strong>de</strong> visserij, <strong>de</strong> waterkering of het mariene milieu, neemt <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r<br />
zo snel mogelijk alle maatregelen die nodig zijn om <strong>de</strong> hin<strong>de</strong>r of het gevaar te voorkomen<br />
dan wel te beperken.<br />
2. De vergunninghou<strong>de</strong>r meldt <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk aan het<br />
Kustwachtcentrum (thans telefoon 0900 0111 (alarmnummer) of 0223-542300/542603<br />
Duty Officer, fax 0223-658358 of marifoonkanaal VHF 16).<br />
3. De vergunninghou<strong>de</strong>r meldt <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur schriftelijk hetgeen is voorgevallen.<br />
4. De door <strong>de</strong> hoofdingenieur-directeur en/of Kustwachtcentrum gegeven aanwijzingen of<br />
instructies moeten direct wor<strong>de</strong>n <strong>op</strong>gevolgd.<br />
Artikel 8: aanwezigheid explosieven of (oefen)munitie in het wingebied<br />
Indien explosieven of munitie wor<strong>de</strong>n aangetroffen stelt <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
hoofdingenieur-directeur hier<strong>van</strong> schriftelijk in kennis alsme<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> genomen<br />
voorzorgsmaatregelen.<br />
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,<br />
namens <strong>de</strong>ze,<br />
De hoofdingenieur-directeur <strong>van</strong> Rijkswaterstaat Noordzee,<br />
mevrouw ir. K. Visser
Datum: Paginanummer<br />
18<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
MEDEDELINGEN<br />
Aanwijzingen<br />
Opgaven c.q. meldingen dienen te wor<strong>de</strong>n gericht aan <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>nd- of<br />
contactambtenaar.<br />
a. binnen kantooruren:<br />
A.C. Dijkshoorn tel. 070 - 3366642<br />
C. Blijlevens tel. 070 - 3366774<br />
M. <strong>van</strong> Kolck tel. 070 - 3366750<br />
Centraal telefoon nr. 070 - 3366600<br />
Telefax 070 - 3900691<br />
b. buiten kantooruren:<br />
Hydro Meteo Centrum Noordzee<br />
Lange Kleiweg 34<br />
2288 GK RIJSWIJK<br />
Telefoon 070 - 3366800<br />
Telefax 070 - 3951724<br />
BEGRIPSBEPALINGEN<br />
In dit besluit wordt verstaan on<strong>de</strong>r:<br />
• hoofdingenieur-directeur: De hoofdingenieur-directeur <strong>van</strong> Rijkswaterstaat Noordzee, adres<br />
Lange Kleiweg 34, postbus 5807, 2280 HV RIJSWIJK, telefoon: 070-3366600, fax: 070-<br />
3900691);<br />
• contactambtenaar: een door Rijkswaterstaat Noordzee aangewezen ambtenaar voor <strong>de</strong><br />
vergunning, werkzaam binnen <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling “Vergunningverlening” (thans <strong>de</strong> heer A.C.<br />
Dijkshoorn);<br />
• toezichthou<strong>de</strong>r: <strong>de</strong> voor <strong>de</strong>ze vergunning aangewezen ambtenaar werkzaam bij <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling<br />
“Handhaving” <strong>van</strong> Rijkswaterstaat Noordzee, postbus 5807, 2280 HV RIJSWIJK.
Datum: Paginanummer<br />
19<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
VERZENDLIJST<br />
• <strong>de</strong> directeur-generaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijkswaterstaat, Postbus 20906, 2500 EX ‘s-Gravenhage<br />
directeur <strong>van</strong> <strong>de</strong> Dienst Domeinen Regionale Directie Zuid, Postbus 2222, 4800 CE Breda;<br />
• Directeur <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Af<strong>de</strong>ling<br />
Beleid Maritiem Internationaal t.a.v. Drs. P. Stassen of Drs. M.R. Man<strong>de</strong>rs, Postbus 1600<br />
3800 BP Amersfoort;<br />
• KPN Int. Network Services, OPS BWS Marine Planning t.a.v. <strong>de</strong> heer W. Zieleman, Postbus<br />
30000, 2500 GA Den Haag;<br />
• Stichting De Noordzee, t.a.v. drs. S. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Akker, Projectlei<strong>de</strong>r Mariene Ecologie<br />
Drieharingstraat 25, 3511 BH Utrecht;<br />
• Greenpeace Ne<strong>de</strong>rland, t.a.v. mevrouw Farah Obaidullah, Jollemanhof 15-17<br />
1019 GW Amsterdam;<br />
• Wad<strong>de</strong>nvereniging, t.a.v. mevr. R. Haring, Droogstraat 3, 8861 SR HARLINGEN<br />
• Dienst Vastgoed Defensie, t.a.v. <strong>op</strong>volger <strong>van</strong> <strong>de</strong> heer <strong>van</strong> Galen, Daalsetunnel 101,<br />
Postbus 8002, MPC 55A, 3503 RA Utrecht;<br />
• KLPD Unit Noordzee, Gebouw De Brug, Postbus 10000, 1780 CA Den Hel<strong>de</strong>r;<br />
• KLPD Dienst Waterpolitie, Unit Zeeuwse Stromen, t.a.v. <strong>de</strong> heer J.L.A. Jansen,<br />
Kanaalweg 12, 4417 ER Hansweert;
Datum: Paginanummer<br />
20<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Bijlage 1: Tekening NZWS 2007-0063
Datum: Paginanummer<br />
21<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Bijlage 2:<br />
De ont<strong>grond</strong>ingsaanvraag met aanvulling inzake het wingebied<br />
(separaat document).
Datum: Paginanummer<br />
22<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Bijlage 3: Nota <strong>van</strong> Antwoord <strong>Maasvlakte</strong> 2 (inspraakron<strong>de</strong> 20 april t/m 31 mei 2007)<br />
(separaat document).
Datum: Paginanummer<br />
23<br />
Nummer:<br />
WSV/<br />
Bijlage 4: Na<strong>de</strong>re toelichting <strong>op</strong> vragen en <strong>op</strong>merkingen Commissie MER t.b.v.<br />
het toetsingsadvies (separaat document).