10.07.2015 Views

"Actieplan LeerKracht van Nederland" PDF ... - Rijksoverheid.nl

"Actieplan LeerKracht van Nederland" PDF ... - Rijksoverheid.nl

"Actieplan LeerKracht van Nederland" PDF ... - Rijksoverheid.nl

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

InhoudsopgaveVoorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 I<strong>nl</strong>eiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Een sterker beroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152.1 Beroepsvereniging <strong>van</strong> leraren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152.2 Register <strong>van</strong> leraren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162.3 Scholingsfonds . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162.4 Stichting <strong>van</strong> het Onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172.5 Lerarenopleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182.6 Duaal opleiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203 Een professionelere school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213.1 Convenant professionelere school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213.2 Leraarschap is eigenaarschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223.3 Toezicht door de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233.4 Werkdruk, participatie en diversiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243.5 Innovatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253.6 Kwaliteit schoolleiders en directeuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264 Een betere beloning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294.1 Beloon opleiding en kwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294.2 Biedt carrièreperspectief, beloon functioneren en prestaties . . . . . . . . . . 314.3 Beloon werken in tekortregio’s in vo en bve . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314.4 De inzet <strong>van</strong> onderwijspersoneel en de verhoging <strong>van</strong> de participatiegraad <strong>van</strong>het zittend personeelsbestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315.5 Beloning schoolleiders po . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335 Kortetermijnmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355.1 Regionale samenwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355.2 Meer hoogopgeleiden naar het onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 365.3 Verruimen inzet <strong>van</strong> bevoegde leraren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 366 Goede onderwijsresultaten door de inzet <strong>van</strong> uitstekende leraren . . . . . . 377 Financiële consequenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39


SamenvattingDreigend tekort aan goede lerarenDe kwaliteit en de prestaties <strong>van</strong> het Nederlandse onderwijszijn internationaal gezien <strong>van</strong> een goed niveau. De meestekinderen gaan graag naar school en voelen zich daar thuis.Zij behoren bovendien tot de gelukkigste kinderen <strong>van</strong> dewereld. Ouders met kinderen in het basisonderwijs envoorgezet onderwijs geven de kwaliteit <strong>van</strong> de school <strong>van</strong>hun kinderen respectievelijk een 7,8 en een 7,4.Het Nederlandse onderwijs mag er dus zijn. Dat hoge niveauwillen we vasthouden en voortdurend verbeteren, maar dekwaliteit en prestaties <strong>van</strong> het onderwijs staan onder druk.Om daar iets aan te doen, hebben we een goed lerarenkorpsnodig. Want de kwaliteit <strong>van</strong> leraren is <strong>van</strong> doorslaggevendbelang voor de prestaties <strong>van</strong> leerlingen, zo blijkt uitonderzoek. We moeten dus alles op alles zetten om goedenieuwe docenten voor de klas te krijgen en om de huidigedocenten zoveel als mogelijk te behouden.De Commissie Leraren, onder voorzitterschap <strong>van</strong>Alexander Rinnooy Kan, is gevraagd om daarover teadviseren. Zij heeft op 12 september 2007 haar rapport<strong>LeerKracht</strong>! aangeboden. Met dit actieplan <strong>LeerKracht</strong> <strong>van</strong>Nederland geeft het kabinet zijn reactie op het rapport <strong>van</strong>Rinnooy Kan.Eigen invullingWe blijven in onze reactie dicht bij de hoofdlijnen <strong>van</strong> hetadvies <strong>van</strong> de Commissie Leraren. Voor goed onderwijs zijnallereerst deskundige en zelfbewuste leraren nodig. Met eengoede, gemotiveerde leraar voor de klas haalt een leerlinghet beste uit zichzelf. Zo legt hij of zij een goede basis voorde toekomst. Juist <strong>van</strong>wege het belang <strong>van</strong> goede lerarenvoor de prestaties <strong>van</strong> leerlingen en studenten wordttegelijk met dit actieplan door de verschillende sectorengewerkt aan de verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> hetonderwijs. Door de sectoren worden afzonderlijke kwaliteitsagenda’sopgesteld.Wanneer een leraar goed presteert is een hogere waarderingop zijn plaats. Letterlijk, in de vorm <strong>van</strong> aantrekkelijkearbeidsvoorwaarden en hoogwaardige lerarenopleidingenen opleidingsscholen, en figuurlijk, door het leraarschap teherwaarderen als professie. We willen de leraar als hetware weer op een voetstuk zetten. Net als de commissiedenken we verder dat goed onderwijs vraagt om een sterkeschoolorganisatie met goed personeelsbeleid.Het kabinet neemt de adviezen <strong>van</strong> de Commissie Lerarengrotendeels over. Op een aantal punten kiezen we echtervoor een andere invulling dan de commissie. Het gaat omeen mix <strong>van</strong> maatregelen waarbij de samenhang tussen diemaatregelen essentieel is voor maximaal resultaat. Bij hetsamenstellen <strong>van</strong> de mix baseren we ons op ervaring,onderzoek en gebleken effectiviteit.Dit zijn de belangrijkste aanpassingen:• Er komt geen automatische koppeling tussen opleidingen scholing, omdat ook de prestaties <strong>van</strong> leraren meemoeten wegen bij hun beloning.• De salarismaatregelen richten zich op de sectoren po,vo, bve en hbo, waarbij het accent ligt op vo en bve.• Er komt een arbeidsmarkttoeslag die vooral ten goedemoet komen aan leraren werkzaam in het vmbo en debve-sector in de vier grote steden en in Almere. Daarzullen de tekorten aan leraren zich het eerst en hetsterkst manifesteren.• De carrièrelijnen worden in twee stappen ingekort, <strong>van</strong>18 naar 15 en <strong>van</strong> 15 naar 12. Verder komt er de mogelijkheid<strong>van</strong> een ‘bindingstoeslag’ voor goed presterendeleraren die op het maximum <strong>van</strong> hun schaal zitten.• De salarissen <strong>van</strong> schoolleiders in het po wordenverbeterd.• We kiezen voor een privaatrechtelijk basis- en excellentieregistervoor leraren. Leraren moeten meester zijnover hun eigen professionaliteit. Een privaatrechtelijkregister past beter bij dat streven dan een publiekrechtelijkregister.• Er komt meer aandacht voor innovatie <strong>van</strong> het onderwijsproces,werkdrukvermindering en participatie <strong>van</strong>verschillende groepen.MaatregelenOm het tij te keren is beleid nodig dat op zeer veel puntenaangrijpt. Het actieplan <strong>van</strong> het kabinet bestaat daarom uiteen samenhangend pakket maatregelen, dat is gericht opdrie thema’s: een sterker beroep, een professionelere schoolen een betere beloning. Uitvoering <strong>van</strong> het actieplan vraagtmeer tijd dan één kabinetsperiode. Zowel de maatregelen alsde dekking kennen dan ook een meerjarenspoor.Een sterker beroepWe willen dat het beroep <strong>van</strong> leraar weer een professie metaanzien wordt. Daarvoor doen we het volgende:• Beroepsvereniging: een sterkere beroepsorganisatievoor leraren kan hen ondersteunen in hun professioneleontwikkeling. Het gaat om een initiatief voor en doorleraren. Het ligt voor de hand dat de huidige StichtingBeroepskwaliteit Leraren (SBL) hierin een rol vervult.• Register <strong>van</strong> leraren: we zullen met de nieuwe beroepsvereniging(i.o.) overleggen over de manier waarop eenbasisregister én een register voor excellente leraren inhet onderwijs kan worden ontwikkeld en behouden. Eenprivaatrechtelijk register brengt tot uitdrukking dat deleraren willen investeren in hun eigen professionaliteit.• Scholingsfonds: bij het scholingsfonds kunnen lerareneen beurs aanvragen voor de kosten <strong>van</strong> een opleiding dieleidt tot een hogere kwalificatie of specialisatie, en dever<strong>van</strong>gingskosten voor de school. Leraren wordenbetrokken bij de uitwerking <strong>van</strong> de voorwaarden op grondwaar<strong>van</strong> een beroep kan worden gedaan op het fonds.


• Lerarenopleidingen: de kwaliteit <strong>van</strong> de lerarenopleidingenmoet buiten discussie zijn. De inspectie rapporteertin januari 2008 over de uitvoering <strong>van</strong> de afspraken uitde Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008. Los<strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de inspectiemonitor maken wemet de lerarenopleidingen afspraken over de ontwikkeling<strong>van</strong> gezame<strong>nl</strong>ijke eindtermen en, in het bijzonderwaar het gaat om de vakinhoud, een gezame<strong>nl</strong>ijkeindexamen c.q. gezame<strong>nl</strong>ijke eindtoetsen.Een professionelere schoolOm de leraar te ondersteunen bij de versterking <strong>van</strong> zijnkwaliteit en positie in de school, is een professionele schoolnodig. Daarvoor zetten we de volgende maatregelen in:• Leraarschap is eigenaarschap: we maken met deverschillende sectoren afspraken over de wijze waaropwe de positie <strong>van</strong> de leraar verder kunnen versterken.Het gaat daarbij onder meer om versterking <strong>van</strong> demedezeggenschap en ondersteuning <strong>van</strong> verschillendeorganisatie- en bestuursvormen <strong>van</strong> leraren, zoals hetconcept <strong>van</strong> de maatschappelijke onderneming / delerarencoöperatie.• Toezicht: we passen de wet zo aan dat de inspectie in hetkader <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong> wettelijke bepalingen ooktoezicht houdt op de kwaliteit <strong>van</strong> het leraarschap.Kwaliteit <strong>van</strong> het personeelsbeleid weegt daarmeenadrukkelijk mee in de bepaling <strong>van</strong> de sterkte <strong>van</strong> deschool.• Werkdruk, participatie en diversiteit: we makenprestatieafspraken met sociale partners over deverlichting <strong>van</strong> werkdruk <strong>van</strong> leraren en grotereparticipatie <strong>van</strong> meer typen personeel. Daarbij moetmen denken aan een betere verhouding tussen lesgevendeen niet-lesgevende taken, meer conciërges in hetpo, ondersteuning <strong>van</strong> aanstelling en opleiding <strong>van</strong>‘vakmensen voor de klas’ in het beroepsgerichteonderwijs, meer ruimte voor zij-instroom in het beroep,meer allochtone leraren voor de klas, meer mannen inhet po.Een betere beloningEen betere beloning ondersteunt het streven naar meerkwaliteit, omdat het leidt tot meer carrièreperspectief. Hetis ook een prikkel om de kwaliteit <strong>van</strong> leraren te verbeteren,omdat opleiding en prestatie een grotere rol krijgen infunctiewaardering en beloning. Ten slotte verbetert het deconcurrentiepositie en vergroot het de wervingskracht. Metde sociale partners in de sectoren po, vo en bve maken wede volgende prestatieafspraken:• Opleiding en prestaties worden beloond met meercarrièreperspectief:• Het aantal periodieken wordt teruggebracht in tweestappen (18-15 en 15-12).• De automatische periodiek verdwijnt.• Meer functie- en beloningsdifferentiatie door eenfunctiemix per sector.• Introductie <strong>van</strong> een doctorschaal voor gepromoveerden.Een functiemix geeft per sector een streefcijfer over een verdeling<strong>van</strong> de lerarenpopulatie over de verschillende schalen.• Bindingstoeslag voor goed presterende leraren diezich aan het einde <strong>van</strong> hun schaal bevinden.• Tijdelijke arbeidsmarkttoelages voor vmbo en bve in devier grote steden en Almere en verhoging salarissen <strong>van</strong>de schoolleiders in het primair onderwijs.• Verhoging <strong>van</strong> de participatiegraad: stapsgewijsverhogen <strong>van</strong> de jaarlijkse arbeidsduur (<strong>van</strong> een 36-urige naar een 40-urige werkweek) met bijbehorendhoger inkomen, het aanbieden <strong>van</strong> banen met eensubstantiële om<strong>van</strong>g aan deeltijders en starters éngoede begeleiding <strong>van</strong> startende leraren, bijvoorbeelddoor oudere leraren die langer doorwerken (‘meestergezel’).Door de bestaande regelingen voor ouderen(BAPO) te ver<strong>van</strong>gen door een regeling voor leeftijdsfasebewustpersoneelsbeleid die aansluit bij het flexibelpensioen <strong>van</strong> het ABP kunnen oudere leraren langerbehouden blijven voor het onderwijs.KortetermijnmaatregelenOm op korte termijn extra mensen te kunnen werven voormet name het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs,zal worden ingezet op werving <strong>van</strong> mensen uit de stillereserve (mensen met een onderwijsbevoegdheid die buitenhet onderwijs werkzaam zijn), zij-instromers in het beroepen op het interesseren <strong>van</strong> promovendi om tijdelijk (eendeel <strong>van</strong> hun tijd) voor de klas te staan.Waarom het gaat werkenNo cure, no payWe maken met sociale partners resultaatafspraken over demaatregelen in dit actieplan. De afspraken worden vastgelegdin het convenant De professionelere school. De voortgang <strong>van</strong>de resultaten worden op sectoraal niveau en schoolniveaugevolgd. Het gaat om prestaties op het gebied <strong>van</strong> onderandere beloningsdifferentiatie, functiemix en aantal bevoegdedocenten. Scholen zullen op deze prestaties worden afgerekend.Ze krijgen de extra middelen pas als ze de (tussen)doelenhalen die in het convenant staan (no cure, no pay).VerantwoordingHet schoolbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit <strong>van</strong>het onderwijs en moet daarover verantwoording afleggen.Deze verantwoordelijkheid wordt vastgelegd in een wettelijkezorgplicht voor goed onderwijs en goed bestuur.Onderdeel hier<strong>van</strong> is de opdracht aan het bestuur om in hetonderwijskundig beleid de eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid<strong>van</strong> het personeel voor de kwaliteit <strong>van</strong> hetonderwijs tot haar recht te laten komen.De medezeggenschap voor leraren speelt hierbij eencruciale rol. Zo heeft de personeelsgeleding <strong>van</strong> de medezeggenschapsraadinstemmingsrecht bij vaststelling <strong>van</strong> deformatie en het functie- en beloningsdifferentiatiebeleid.Verder versterken we de horizontale en verticale verantwoording.Scholen moeten in hun jaarverslagen rapporterenover zaken als de tevredenheid <strong>van</strong> leraren, deskundigheidsbevordering,ziekteverzuim, beloningsdifferentiatie,onvervulde vacatures en het aantal onbevoegden. Scholenworden gestimuleerd een sociaal jaarverslag te maken.


ToezichtIn de nieuwe Wet op het onderwijstoezicht (WOT) wordtvastgelegd dat de inspectie ook toezicht houdt op dekwaliteit <strong>van</strong> het leraarschap. De kwaliteit <strong>van</strong> het personeelsbeleid,en daarbinnen de kwaliteit en kwaliteitsverbetering<strong>van</strong> de leraar, weegt daardoor nadrukkelijk mee bijhet bepalen <strong>van</strong> de sterkte <strong>van</strong> de school, en daarmee in deafweging of intensiever toezicht noodzakelijk is.Verwacht resultaatDe combinatie <strong>van</strong> een betere beloning en meer loopbaankansenzal veel leraren in het onderwijs houden. Uit CPBberekeningenblijkt dat bij volledige doorvoering <strong>van</strong> demaatregelen het voorziene tekort aan leraren in het voeenderde lager kan uitvallen, doordat leraren besluiten inhet onderwijs te blijven en nieuwe leraren worden aangetrokken.De aantrekkingskracht <strong>van</strong> het onderwijs wordt zowel voorzittende leraren als voor nieuw personeel vergroot. Lerarendie in deeltijd werken zullen meer uren gaan werken enoudere leraren zullen langer doorwerken als de omstandighedengunstiger zijn. Hogere lonen en grotere carrièrekansenzullen ook zorgen voor een hogere instroom in de lerarenopleidingenen voor meer studenten die na de lerarenopleidingook daadwerkelijk kiezen voor het beroep <strong>van</strong> leraar. Bij eeneerdere verbetering <strong>van</strong> de beloning (Van Rijn, 2001) was diteffect duidelijk waarneembaar in de instroomcijfers. Ookvoor potentiële zij-instromers in het beroep en voor mensenmet een ‘slapende bevoegdheid’ (de zogenaamde ‘stillereserve’) die in andere sectoren werkzaam zijn, zal hetonderwijs een aantrekkende werking hebben als de lonen ende loopbaanmogelijkheden verbeteren.


1 I<strong>nl</strong>eiding11Nederland staat aan de vooravond <strong>van</strong> een groot kwantitatief tekort aan kwalitatief goedeleraren. De onderwijssector is de meest vergrijsde sector <strong>van</strong> de Nederlandse economie.Dat betekent dat de komende jaren heel veel leraren het beroep verruilen voor het(pre)pensioen.Primair- en voortgezet onderwijs (po en vo)Op korte termijn loopt het tekort aan leraren in het po optot circa 3% <strong>van</strong> de werkgelegenheid in 2.011 (2.400voltijdbanen). In het vo is in het hoogconjunctuurscenariohet lerarentekort in 2.011 6% (3.300 voltijdbanen).Echter, ook in het geval <strong>van</strong> een laagconjunctuurscenarioontstaan er problemen. In het po loopt het tekort in 2011 optot boven de 1% (1.200 voltijdbanen). In het vo is het lerarentekortin 2011 in dit scenario bijna 2% (900 voltijdbanen).De zogenoemde ver<strong>van</strong>gingsvraag zal in de periode 2009-2012 haar hoogtepunt bereiken.In 2015 gaat het bij hoogconjunctuur om 9.000 voltijdsbanenin het vo en 2.900 voltijdsbanen in het po (laagconjunctuur:4.800 voltijdsbanen in het vo en 2.900 in het po).Op langere termijn laten de cijfers een nog scherper beeldzien. De komende tien jaar zullen bij een hoogconjunctuurscenarioin het vo driekwart <strong>van</strong> de leraren (met name doorpensionering) het onderwijs verlaten: dat zijn 47.000voltijdbanen.Er zijn overigens duidelijke regionale verschillen tussen hetaantal openstaande vacatures. Vooral voor het vo zijn dezeverschillen aanzie<strong>nl</strong>ijk. Ook zijn er verschillen per vakzichtbaar.bve en hboHet mbo en hbo hebben ruimere mogelijkheden dan po envo om leraren aan te stellen, bijvoorbeeld direct afkomstiguit de beroepspraktijk. Daardoor is het aanbod aan lerarenveel lastiger te bepalen en kan het tekort niet op dezelfdemanier voorspeld worden als voor po en vo. Wel is hetmogelijk om uitspraken te doen over de uitstroom <strong>van</strong>onderwijspersoneel in deze sectoren.Ook in mbo en hbo is de gemiddelde leeftijd <strong>van</strong> docentenzeer hoog, waardoor veel personeel de komende jaren dezesectoren gaan verlaten. Het aantal mensen dat definitiefuitstroomt naar (pre)pensioen stijgt in het mbo <strong>van</strong> 1.600voltijdbanen in 2004 naar 1.860 in 2.010. Voor het hbo geldteen stijging <strong>van</strong> 950 in 2004 naar 1.100 in 2.010 . Derhalvemag aangenomen worden dat de vacatureproblematiek voordeze sectoren aanzie<strong>nl</strong>ijk kan toenemen.Kwaliteit onder drukEr is niet alleen sprake <strong>van</strong> kwantitatieve problemen, maarook kwalitatief zijn er problemen. De kwaliteit <strong>van</strong> leraren iscruciaal voor de prestaties <strong>van</strong> leerlingen . We zien echterdat die kwaliteit onder druk staat. Er zijn nu al onvoldoendekwalitatief goede, bekwame leraren. Momenteel wordt inhet vo circa 11% <strong>van</strong> de lessen door onbevoegden gegevenen 16% door onderbevoegde docenten. Dit zijn docenten diewel een onderwijsbevoegdheid hebben, maar niet in hetbetreffende vak. De instroom in de Pabo’s is de afgelopenjaren explosief gegroeid, maar dat ging ook ten koste <strong>van</strong> dekwaliteit. Met name de reken- en taalvaardigheid <strong>van</strong>aanstaande leraren werd onderwerp <strong>van</strong> debat.CoalitieakkoordOm de problematiek <strong>van</strong> het lerarentekort en <strong>van</strong> dekwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs het hoofd te bieden, werd in hetCoalitieakkoord vastgelegd dat er een commissie zouworden ingesteld. Deze Commissie Leraren werd in mei2007 ingesteld, onder voorzitterschap <strong>van</strong> AlexanderRinnooy Kan en kreeg de opdracht bouwstenen aan televeren voor een effectieve aanpak <strong>van</strong> de problemen.Samen werken, samen levenIn het beleidsprogramma Samen werken, Samen leven dathet kabinet in juni 2007 heeft gepresenteerd werden ophoofdlijnen de oplossingsrichtingen aangekondigd dieervoor moeten zorgen dat er nu en in de toekomst voldoendegekwalificeerd onderwijspersoneel is. De CommissieLeraren zou in haar advies bij deze hoofdlijnen aansluiten.Het beleidsprogramma stelt: “De onderwijssector moet opgrote schaal nieuw, goed gekwalificeerd personeel aantrekkenop een moment dat de arbeidsmarkt aantrekt. Depositie en de kwaliteit <strong>van</strong> de leraren moet ook wordenverbeterd. Het kabinet wil dit bereiken door onder meer:• Verbetering <strong>van</strong> de arbeidsvoorwaarden en functiedifferentiatie,onder meer door versterking <strong>van</strong> deprikkels gericht op een betere doorstroming tusse<strong>nl</strong>eraarsfuncties.• Vergroting <strong>van</strong> de verantwoordelijkheden <strong>van</strong> leraren enverdere professionalisering <strong>van</strong> het leraarsberoep,zowel voor startende als zittende leraren.• Versterking <strong>van</strong> de nascholing <strong>van</strong> leraren en dekwaliteit <strong>van</strong> de lerarenopleidingen.• Extra onderzoek naar innovatie in het onderwijs tenbehoeve <strong>van</strong> het lerarentekort.” Dit betekent niet dat er resp. 1.600 en 1.100 vacatures zijn in 2010;een groot deel <strong>van</strong> deze openvallende plaatsen zal vervuld kunnenworden met mensen uit lerarenopleidingen en beroepspraktijk.CPB 2006.Samen werken, samen leven (2007), p 50, 51.


12Commissie LerarenOp 12 september 2007 heeft de Commissie Leraren hetrapport <strong>LeerKracht</strong>! gepresenteerd. De commissie is ergbezorgd over zowel het dreigende lerarentekort als over dekwaliteit <strong>van</strong> toekomstige leraren. Dit dubbele lerarenprobleemmoet nu worden aangepakt, anders zijn dedoelstellingen <strong>van</strong> een kenniseconomie bij voorbaatonhaalbaar. De commissie adviseert dan ook structureel teinvesteren in de leerkracht <strong>van</strong> Nederland en kiest daarbijde positie <strong>van</strong> de leraar als uitgangspunt.Op de lange termijn zijn volgens de commissie investeringenen ingrepen nodig voor:• Een betere beloning: loop beloningsverschillen in, kortde salarisschalen <strong>van</strong> 18 naar 12 jaar in, koppel beloningaan opleidingsniveau, schaf de automatische periodiekaf en werk met regionale arbeidsmarkttoeslagen.• Een sterker beroep: vorm een Beroepsgroep Leraren,ontwikkel een publiekrechtelijk basis- en excellentregister, vorm een stichting <strong>van</strong> het onderwijs, verbeterde kwaliteit en het rendement <strong>van</strong> lerarenopleidingen,ontwikkel een keurmerk voor zeer goede opleidingsscholen,zorg voor een scholingsfonds.• Een professionelere school: sluit een convenant metsociale partners waarin meetbare resultaatsverplichtingenover de vervolmaking <strong>van</strong> het personeelsbeleid, depositie <strong>van</strong> de leraren in de school en horizontale verantwoordingzijn opgenomen, versterk de huidige medezeggenschap,laat de Onderwijsinspectie een keurmerkvoor goed personeelsbeleid afgeven.Voor de korte termijn pleit de commissie voor crisismaatregelenom het kwantitatieve probleem het hoofd te bieden:neem maatregelen gericht op tijdelijk of permanentvergroten <strong>van</strong> de instroom <strong>van</strong> geschikte nieuwe leraren,verruim de inzet <strong>van</strong> zittende leraren en verbeter deorganisatie <strong>van</strong> het onderwijsproces.Uitgangspunten actieplan‘Leerkracht <strong>van</strong> Nederland’Het kabinet onderschrijft de analyse en de oplossingsrichting<strong>van</strong> de commissie Leraren. Onze beleidsreactie op hetadvies blijft dan ook dicht bij de inhoudelijke hoofdlijnen<strong>van</strong> de commissie:• Een goede leraar is bepalend voor de kwaliteit <strong>van</strong> hetonderwijs en de resultaten <strong>van</strong> leerlingen. Door hetdreigende tekort zal de druk op de kwaliteit <strong>van</strong> lerarenalleen maar toenemen.• Het kwalitatieve en kwantitatieve lerarentekort is ee<strong>nl</strong>ange termijn probleem dat vraagt om een lange termijnaanpak. Dat laat onverlet dat alle korte termijn mogelijkhedenom de kwaliteit te verhogen en meer lerarenaan te trekken c.q. te behouden voor het vak met beidehanden aangegrepen moeten worden.• Dit vraagt meer carrièreperspectief en scholing omdoorgroei in het leraarsvak te bevorderen en zo hetleraarsvak weer aantrekkelijk te maken. Een aantrekkelijkerberoep en een beter imago om de wervingskrachtte vergroten. Verhoging <strong>van</strong> de participatie <strong>van</strong> personeelbinnen het onderwijs en <strong>van</strong> nieuwe groepen <strong>van</strong>buiten het onderwijs. Beter personeelsbeleid in scholen.En uitstekende lerarenopleidingen als sterke basis.• De positie <strong>van</strong> de leraren moet worden versterkt. Deleraar en zijn team krijgen meer zeggenschap maar ookmeer eigen verantwoordelijkheid.• Het grote lerarentekort dat nu op ons af komt, kanalleen aangepakt worden door een sector die sterk inzijn schoenen staat en die flexibel kan inspelen opconjunctuurwisselingen. Dit vraagt om een open enalerte houding <strong>van</strong> de onderwijssector en een goedesamenwerking tussen scholen, lerarenopleidingen enhun omgeving.• Innovatie in het onderwijs is onmisbaar voor de aanpak<strong>van</strong> het lerarentekort. De kennis over het andersorganiseren <strong>van</strong> onderwijs en experimenten ten behoeve<strong>van</strong> de beperking <strong>van</strong> de vraag naar leraren en deversterking <strong>van</strong> de positie <strong>van</strong> leraren zijn zeer noodzakelijk.Een samenhangend pakket <strong>van</strong> maatregelenNa toetsing <strong>van</strong> de door de Commissie Leraren voorgesteldemaatregelen op maatvoering, fasering en effectiviteit(ervaringen uit het verleden en onderzoeksgegevens).komen we tot een mix <strong>van</strong> maatregelen, die we in dehoofdstukken 2 t/m 5 presenteren .Om het tij te keren is er beleid nodig dat op zeer veel puntenaangrijpt. Het actieplan bestaat daarom uit een samenhangendgeheel aan maatregelen die een stevige impuls gevenaan de kwaliteit <strong>van</strong> het lerarenkorps en daarmee aan dekwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs aan de leerlingen. Maatregelendie zich tevens richten op het vergroten <strong>van</strong> de wervingskracht<strong>van</strong> de onderwijssector, het terugdringen <strong>van</strong>specifieke tekorten en het verminderen <strong>van</strong> de uitstroom.Het gaat dus om een compleet pakket. Om zeker te zijn datdit pakket leidt tot klinkende resultaten wordt een aantal,deels nieuwe, instrumenten in samenhang ingezet. Het gaatom prestatieafspraken, gekoppeld aan gefaseerde bekostiging.Dat wil zeggen dat extra middelen pas wordentoegekend op basis <strong>van</strong> (tussen)resultaten. Er wordtdirecter gestuurd op de leraar door hem meer mogelijkhedente geven zijn eigen kwaliteit te verbeteren en bij deontwikkeling en de uitvoering <strong>van</strong> het onderwijs meer zelfaan het stuur te zitten. Medezeggenschap wordt versterkten er komt meer nadruk op horizontale verantwoording viahet jaarverslag. De inspectie zal scherper toezien op hetpersoneelsbeleid door scholen.Het pakket aan maatregelen is zodanig <strong>van</strong> aard en om<strong>van</strong>gdat voor volledige uitvoering, zorgvuldige implementatie enfinanciering meer tijd nodig is dan één kabinetsperiode.Zowel de maatregelen als de dekking kennen dan ook eenmeerjarenspoor. Het is <strong>van</strong>zelfsprekend dat bij het aantreden<strong>van</strong> een nieuw kabinet in 2011 maatregelen en dekkingopnieuw tegen het licht worden gehouden.Ten behoeve <strong>van</strong> de overzichtelijkheid is voorafgaand aan elkeparagraaf en voor zover rele<strong>van</strong>t tevens de oplossingsrichting <strong>van</strong>de Commissie Leraren (cursief) opgenomen.


13Wat levert dit actieplan de leraar op en wat wordt er <strong>van</strong> hem gevraagd?Het leraarschap wordt weer gewaardeerd:• De leraar krijgt meer verantwoordelijkheid voor ontwerp en uitvoering <strong>van</strong> het onderwijs én zeggenschap overhet onderwijskundig beleid <strong>van</strong> de school.• De leraar kan lid worden <strong>van</strong> een sterke beroepsvereniging die opkomt voor de kwaliteit <strong>van</strong> het beroep en krijgtmogelijkheid tot registratie.• De leraar wordt meer ‘meester’ over eigen carrière doordat hij meer ruimte krijgt voor eigen scholing enontwikkeling; de leraar kan op individuele basis een beroep doen op een scholingsfonds.• De leraar heeft meer loopbaankansen door verruiming <strong>van</strong> de mogelijkheden tot (op)scholing en tot doorstromingnaar een hogere schaal op basis <strong>van</strong> opleiding en prestaties. Toekenning <strong>van</strong> de jaarlijkse periodiek opbasis <strong>van</strong> een afgewogen en gemotiveerd oordeel door het bevoegd gezag over het functioneren en dus afschaffing<strong>van</strong> de automatische periodiek.• Leraren die fulltime werken roepen we op hun aanstellingsom<strong>van</strong>g uit te breiden naar 40 uur. Ook deeltijdersvragen we meer uren te gaan werken en oudere leraren roepen we op langer door te werken.• De leraar profiteert <strong>van</strong> leeftijdsfasebewust personeelsbeleid. Beginnende leraren worden beter begeleid enoudere leraren krijgen de ruimte andere taken te vervullen waardoor zij langer, gemotiveerd aan het werkblijven.


2 Een sterker beroep15In dit hoofdstuk doen we voorstellen die aan de basis liggen <strong>van</strong> beter onderwijs. Goedonderwijs staat of valt immers met de kwaliteit <strong>van</strong> de leraar. Een sterkere beroepsorganisatievoor leraren is belangrijk om hen te ondersteunen in hun professioneleontwikkeling. Daarom ondersteunen we het voorstel <strong>van</strong> de commissie om een beroepsverenigingop te richten. Het initiatief hiervoor moet uiteraard wel komen <strong>van</strong> de lerarenzelf. Verder kan een register <strong>van</strong> leraren kwaliteitsverhogend werken. Als leraren eenextra kwalificatie of specialisatie willen behalen, kunnen zij een beroep doen op eenscholingsfonds. Daarnaast vinden we het erg belangrijk dat de kwaliteit <strong>van</strong> lerarenopleidingenomhoog gaat en gewaarborgd is.De commissie stelt terecht dat de goede leraar een steun inde rug nodig heeft. Zonder steun, vraagbaak en stimulansstaat de leraar alleen in zijn streven naar meer kwaliteit.Om de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs te verbeteren is ee<strong>nl</strong>eraar die zowel vakinhoudelijk als beroepsmatig stevig inzijn schoenen staat, onmisbaar. Om dat te bereiken, doet decommissie een aantal goede aanbevelingen. Samen met deaanbevelingen die gericht zijn op de professionelere school(zie hiervoor hoofdstuk 3) vormen ze de belangrijkste pijlervoor een versterking <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de leraar en <strong>van</strong>zijn positie in de school.Achtereenvolgens gaan we in dit hoofdstuk in op deberoepsvereniging <strong>van</strong> leraren (2.1), een register <strong>van</strong>leraren (2.2), een scholingsfonds (2.3), de Stichting <strong>van</strong> hetOnderwijs (2.4), de lerarenopleidingen (2.5) en het duaalopleiden (2.6).2.1 Beroepsvereniging <strong>van</strong> lerarenDe Commissie Leraren stelt voor de Stichting BeroepskwaliteitLeraren en ander onderwijspersoneel (SBL) om tevormen tot een vereniging voor en door leraren. Bevoegdeleraren kunnen hier<strong>van</strong> lid worden. Begin 2008 zou hetbestuur <strong>van</strong> SBL moeten worden uitgebreid met een meerderheidsafvaardiging<strong>van</strong> bevoegde leraren. Dit overgangsbestuurmoet de stichting naar de nieuwe vereniging omvormen.Die werkt nauw samen met de beroepsverenigingen, diewaar nodig worden ge(re)activeerd. De vereniging vertegenwoordigtde leraren op landelijk niveau, houdt de bekwaamheidseisenactueel en ontwikkelt een publiekrechtelijkbasisregister voor alle leraren en daarnaast een register voorexcellente leraren.Een sterke beroepsgroep is belangrijk. Ook de Onderwijsraadstelt dat in zijn advies Leraarschap is eigenaarschap.Om de door de commissie geschetste taken goed te kunnenvervullen is het noodzakelijk dat de beroepsgroep bredesteun heeft en dus veel leden heeft.Er zijn verschillende manieren om zo’n beroepsvereniging<strong>van</strong> leraren tot stand te laten komen. Hoe het ook gebeurt,wij vinden het <strong>van</strong>zelfsprekend dat het initiatief hiertoe bijleraren ligt. Ook willen we dat er één vereniging komt,eventueel met verschillende afdelingen per sector; losseinitiatieven leiden tot versnippering en doen de zaak <strong>van</strong> deleraar geen goed. Een <strong>van</strong> de mogelijkheden is dat dehuidige SBL (waarin o.a. de onderwijsvakorganisaties en devakverenigingen <strong>van</strong> leraren al zijn vertegenwoordigd) desuggestie <strong>van</strong> de commissie overneemt en een ‘overgangsbestuur’in het leven roept. Zo’n overgangsbestuur, die inmeerderheid zal bestaan uit bevoegde leraren, kan zorgenvoor de oprichting <strong>van</strong> de beoogde beroepsvereniging.We zijn op basis <strong>van</strong> een aantal voorwaarden bereid eendergelijk initiatief te ondersteunen, met geld voor bijvoorbeeldeen kwartiermaker of procesbegeleider. Uitgangspuntis dat de nieuwe vereniging zichzelf <strong>van</strong>af 2011 vrijwelgeheel in stand kan houden met de contributies <strong>van</strong> leden.Ondersteuning geschiedt op basis <strong>van</strong> een businessplanvoor de periode 2008-2011 dat medio 2008 beschikbaarmoet zijn.Dit plan moet in ieder geval op de volgende vragen antwoordgeven:• Hoeveel leden wil de vereniging uiteindelijk hebben, hoemaakt zij het lidmaatschap aantrekkelijk, hoe worde<strong>nl</strong>eraren die niet zijn aangesloten bij vakverenigingen ofonderwijsbonden betrokken bij de beroepsgroep?• Hoe wil de beroepsvereniging bijdragen aan beteronderwijs en steun geven aan leraren bij hunberoepsuitoefening?• Hoe ziet, zowel in de fase <strong>van</strong> omvorming als structureel,de relatie eruit met vakorganisaties?• Hoe ziet de relatie eruit met (het platform <strong>van</strong>) vakinhoudelijkeverenigingen voortgezet onderwijs en hoe


16wordt de rol <strong>van</strong> die verenigingen gereactiveerdrespectievelijk versterkt?• Hoe ziet die relatie eruit met verenigingen <strong>van</strong> leraren inhet primair onderwijs en verenigingen in het beroepsonderwijs?• Welke activiteiten worden ondernomen voor hetopzetten <strong>van</strong> een basisregister en een register voorexcellente leraren?• Hoe ziet de relatie eruit met het Landelijk PlatformBeroepen in het Onderwijs? .Het businessplan maakt daarmee duidelijk welke taken enverantwoordelijkheden de nieuwe beroepsvereniginglandelijk op zich kan nemen. Het kabinet zal hierover metde nieuwe beroepsvereniging i.o. afspraken maken.We vinden het belangrijk dat bij de oprichting <strong>van</strong> eenberoepsvereniging behalve de SBL, vakbonden en vakinhoudelijkeverenigingen óók individuele leraren en eenorganisatie als Beter Onderwijs Nederland betrokkenworden. Vakbonden en vakinhoudelijke verenigingenkunnen hun leden aanbevelen om ook lid te worden <strong>van</strong>de nieuwe beroepsvereniging.Naarmate de beroepsvereniging sterker wordt, zowelkwalitatief als wat betreft het draagvlak onder leraren, kande beroepsvereniging een zwaardere verantwoordelijkheidop zich nemen. We juichen het toe wanneer de beroepsverenigingeen belangrijke stem heeft bij de bepaling <strong>van</strong> devoorwaarden waaronder leraren een beroep kunnen doenop het scholingsfonds (zie paragraaf 2.3) en betrokkenworden bij de gesprekken in het platform <strong>van</strong> werkgevers enwerknemers over sectoroverstijgende onderwerpen als deaansluitingsproblematiek en doorlopende leerlijnen (zieparafraaf 2.4). Voorwaarde is echter dat de beroepsverenigingeen belangrijk deel <strong>van</strong> de leraren in de verschillendeonderwijssectoren vertegenwoordigt die bovendienvoldoende waardering hebben voor de kwaliteit <strong>van</strong> hetwerk <strong>van</strong> de vereniging. Ook het initiatief tot een register<strong>van</strong> leraren (zie paragraaf 2.2) heeft alleen dan kans <strong>van</strong>slagen wanneer het voortkomt uit en ondersteund wordtdoor een sterke beroepsgroep.2.2 Register <strong>van</strong> lerarenDe Commissie Leraren pleit voor een publiekrechtelijkeregeling <strong>van</strong> een basisregister voor bevoegde leraren. In ditregister zit een portfolio <strong>van</strong> alle leraren met hun werkervaring.Tevens is vermeld hoe ze hun bekwaamheid onderhouden.Gebeurt dit laatste onvoldoende, dan vervalt deregistratie. De op te richten beroepsvereniging <strong>van</strong> lerarengaat het register ontwikkelen en bijhouden.Om de bekwaamheidseisen actueel te houden, zal de beroepsgroepnauw moeten samenwerken met het Landelijk Platform Beroepenin het Onderwijs (LPBO). Dat platform stelt vast welke onderwijsberoepente onderscheiden zijn, welke competentieprofielendaarbij horen en voor welke onderwijsberoepen of werkzaamhedenbekwaamheidseisen moeten worden vastgelegd. Bovendien dienthet LPBO periodiek de werking <strong>van</strong> de bekwaamheidseisen tebeoordelen en eenmaal per zes jaren voorstellen te doen overherijking <strong>van</strong> die bekwaamheidseisen.Een register kan bijdragen aan meer kwaliteit <strong>van</strong> hetberoep en kan daarmee ook statusverhogend werken. DeOnderwijsraad heeft al eerder voorgesteld om zo’n registerin te stellen . In het verleden is ook gesproken over eenregister voor leraren. Dit kwam er niet omdat het kabinettoen vond dat publiekrechtelijke registratie onvoldoendeaansloot bij de eigen verantwoordelijkheid <strong>van</strong> scholen e<strong>nl</strong>eraren voor het onderhouden <strong>van</strong> hun bekwaamheid. Hethuidige kabinet onderschrijft die redenering. Het tot standkomen <strong>van</strong> registers is de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> deberoepsgroep zelf. Het kwaliteitsverhogend effect <strong>van</strong> zo’nregister kan alleen worden gerealiseerd met een grootdraagvlak onder de leraren zelf.We kiezen dan ook voor een privaatrechtelijke variant ensluiten hiermee aan bij lopende initiatieven. Periodieke(her)registratie op vrijwillige basis kan leraren stimulerenom hun bekwaamheid op niveau te houden en te verbeteren.De registratie wordt dan een kwaliteitskeurmerk.Er zijn interessante voorbeelden <strong>van</strong> zulke registers, zoalshet register <strong>van</strong> schoolleiders in het primair onderwijs opinitiatief <strong>van</strong> de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA)en het register <strong>van</strong> lerarenopleiders dat op initiatief <strong>van</strong> deVereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON) is neergelegdbij de Stichting Registratie Lerarenopleiders (SLRo).We zullen met de nieuwe beroepsvereniging i.o. overleggenover de manier waarop een privaatrechtelijk basisregister éneen register voor excellente leraren in het onderwijs kanworden ontwikkeld en behouden. We zullen de beroepsverenigingi.o. vragen er bij de ontwikkeling <strong>van</strong> het registratiesysteemvoor te zorgen dat het niet een extra drempelopwerpt om leraar te worden. De onderwijsarbeidsmarktmoet niet veranderen in een ‘closed shop’. Ook moet eenregister niet leiden tot onnodige administratieve lasten.Het is daarom belangrijk dat de beroepsvereniging eenduidelijk en meetbaar eindbeeld schetst over de na testreven kwaliteit en kwantiteit. Bij kwaliteit gaat hetbijvoorbeeld om de bepaling <strong>van</strong> de standaard voor registratie,eisen voor behoud <strong>van</strong> registratie en voorwaarden omaan die eisen te voldoen. Bij kwantiteit gaat het erom ervoorte zorgen dat het basisregister uiteindelijk dekkend kan zijnvoor (vrijwel) de gehele beroepsgroep en tevens: dat hetregister voor de excellente leraar het overgrote deel bevat<strong>van</strong> de leraren die daarvoor in aanmerking komen.2.3 ScholingsfondsDe commissie stelt voor een onafhankelijke fundatie in hetleven te roepen om te stimuleren dat leraren een hogerekwalificatie behalen (bachelor, master, doctor). Na- enbijscholing blijven de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de school.Bij de fundatie kunnen leraren een beurs aanvragen voor dekosten <strong>van</strong> de opleiding en de ver<strong>van</strong>gingskosten voor deschool. Het initiatief om de beurs aan te vragen ligt bij deleraar. De fundatie betrekt leraren bij de manier waarop debeurzen aan leraren worden toegekend.Waardering voor het leraarschap, Onderwijsraad, 2006.Zie de memorie <strong>van</strong> toelichting op de Wet op de beroepen in hetonderwijs, Kamerstuk 28 088, nr. 3.


17Het voorstel sluit goed aan op de eerder door de minister<strong>van</strong> OCW voorgestelde ‘scholingstas’ voor leraren. We zullendit voorstel nader uitwerken. Een individuele leraar kan eenfinanciële bijdrage krijgen die primair bedoeld is voordekking <strong>van</strong> (een deel <strong>van</strong>) de opleidingskosten die hij nuniet vergoed krijgt. Het moet dan wel gaan om opleidingen<strong>van</strong> bevoegde leraren die niet vallen onder bij- of nascholing,maar wel verband houden met het leraarschap.Leraren die een opleiding gaan volgen die leidt tot een extrakwalificatie of tot specialisatie zullen daarin veel eigen tijden energie moeten steken. Soms zal het lastig zijn zo’nopleiding te volgen zonder – voor enige tijd – een aantaluren per week minder te gaan werken. We zijn bereid eenfinanciële bijdrage te leveren om dit voor de leraar mogelijkte maken.De komende tijd onderzoeken we op welke wijze dat hetmeest effectief vorm kan krijgen. Voorstelbaar is eenvergoeding aan de leraar dan wel een vergoeding aan dewerkgever voor de uren waarin de leraar minder werkt.Leraren worden betrokken bij de uitwerking <strong>van</strong> de voorwaardenop grond waar<strong>van</strong> zij een beroep kunnen doen ophet fonds.Bij de uitwerking <strong>van</strong> het scholingsfonds houden werekening met de vraag en behoefte <strong>van</strong> leraren in deverschillende sectoren. Het spreekt daarbij <strong>van</strong>zelf dat diebehoefte ondermeer gebaseerd moet zijn op de ambitie omde kwaliteit en de onderwijsresultaten <strong>van</strong> de desbetreffendesector te versterken. Voor het po krijgt daarom extrakwalificatie en specialisatie op het gebied <strong>van</strong> de basisvaardighedenrekenen en taal prioriteit. Voor het voortgezetonderwijs ligt de nadruk op vakken waar zich een tekort aa<strong>nl</strong>eraren aandient. Leraren en onder- en bovenbouw kunnenbijvoorbeeld een extra kwalificatie verwerven in hun eigenof een ander vak door het volgen <strong>van</strong> een masteropleiding.Bij leraren in het vmbo zal eerder behoefte zijn aanverdieping en specialisatie, bijvoorbeeld ten aanzien <strong>van</strong>zorgleerlingen of ten aanzien <strong>van</strong> signalering en voorkomen<strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten. Ook voor de bve-sector zal deinzet <strong>van</strong> het scholingsfonds meer gericht zijn op specialisatieen verdieping dan op extra kwalificatie. Individueleleraren kunnen het fonds bijvoorbeeld aanspreken voor deversterking <strong>van</strong> hun toerusting op het signaleren envoorkomen <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten, het beroepsgerichteonderwijs (zowel in de instellingen zelf als in deleerbedrijven), en bij met het werken met de procedures<strong>van</strong> het Kenniscentrum voor Erkennen Verworven Competenties(EVC). Daarnaast kijken we op welke manier hetfonds een rol kan spelen bij de voorbereiding <strong>van</strong> leraren opde invoering <strong>van</strong> het competentiegerichte onderwijs. Voorhet hbo komt het accent te liggen op opscholing <strong>van</strong> lerarenmet een bachelor- naar een masterkwalificatie. Daarbij zalde bijdrage aan meer studiesucces en rendement, intensieveronderwijs, maatwerk voor getalenteerden en meerinteractie tussen onderwijs, onderzoek en arbeidsmarktmeegewogen worden.2.4 Stichting <strong>van</strong> het OnderwijsDe Commissie Leraren vindt dat het versterken <strong>van</strong> depositie <strong>van</strong> de leraar onderwerp <strong>van</strong> gesprek moet wordentussen overheid, onderwijsvakbonden en werkgeversorganisatiesin het onderwijs. Zij wijst erop dat er momenteel –onder meer als gevolg <strong>van</strong> decentralisatie <strong>van</strong> het arbeidsvoorwaardenoverleg– geen structureel overleg meer istussen de minister en de onderwijssectoren. De nieuw tevormen beroepsvereniging zou volgens de commissie nietmoeten worden belast met geïnstitutionaliseerd overleg metde overheid op strategisch niveau. In plaats daar<strong>van</strong> stelt decommissie voor een Stichting <strong>van</strong> het Onderwijs in het levente roepen door omvorming <strong>van</strong> het Sector Bestuur Onderwijsarbeidsmarkt(SBO), naar voorbeeld <strong>van</strong> de Stichting<strong>van</strong> de Arbeid.We delen de mening <strong>van</strong> de commissie dat het versterken<strong>van</strong> de positie <strong>van</strong> de leraar onderwerp <strong>van</strong> gesprek moetzijn tussen overheid, onderwijsvakbonden en werkgeversorganisaties.Daarnaast vinden we dat het de positie <strong>van</strong> denieuwe beroepsvereniging verstevigt als zij zich kanconcentreren op de kwaliteit <strong>van</strong> het beroep en nietverantwoordelijk is voor overleg met de overheid opstrategisch niveau. Daarom stellen we voor dat er eenplatform komt <strong>van</strong> werkgevers en werknemers <strong>van</strong> alleonderwijssectoren dat optreedt als gesprekspartner <strong>van</strong> deoverheid. Een dergelijk platform kan het belang <strong>van</strong> hetonderwijs sterk neerzetten. Werkgevers en werknemersontmoeten elkaar binnen het platform waar sectoroverstijgendeonderwerpen aan bod komen. Denk aan deaansluitingsproblematiek in het onderwijs, de doorlopendeleerlijnen en de wisselwerking <strong>van</strong> het onderwijsveld metmaatschappelijke partners. Het is <strong>van</strong> belang dat leraren ende beroepsvereniging <strong>van</strong> leraren nauw bij deze gesprekkenbetrokken worden. Twee maal per jaar vindt overleg plaatsmet de minister, waar rele<strong>van</strong>te onderwerpen – als diehierboven genoemd – besproken kunnen worden. De manierwaarop het platform ingericht moet worden is een zaak <strong>van</strong>de sociale partners. Uitgangspunten <strong>van</strong> het kabinet hierbijzijn dat het platform compact is in om<strong>van</strong>g, dat er geennieuwe instituties ontstaan en dat het initiatief tot en deuitvoering <strong>van</strong> het platform volledig onder de gezame<strong>nl</strong>ijkeverantwoordelijkheid <strong>van</strong> de sociale partners vallen. Omvorming<strong>van</strong> het SBO tot een Stichting <strong>van</strong> het Onderwijs, zoalsde Commissie Leraren beschrijft, is een <strong>van</strong> de denkbareopties.


182.5 LerarenopleidingenDe Commissie Leraren vindt dat de kwaliteit <strong>van</strong> de opleidingenomhoog moet. Het is volgens haar absoluut noodzakelijkdat de doelen <strong>van</strong> de Beleidsagenda Lerarenopleidingen2005-2008 worden gehaald . Mocht dat niet lukken,dan adviseert de commissie o.a. de volgende maatregelen tenemen:• Laat de lerarenopleidingen de kennisbasis voor lerarenvastleggen. Daarmee kunnen landelijke eindtermen voorvakkennis, pedagogiek en didactiek worden geformuleerd.• Ontwikkel op basis <strong>van</strong> deze eindtermen een gezame<strong>nl</strong>ijkeindexamen voor de lerarenopleidingen. Zo wordenook de prestaties <strong>van</strong> lerarenopleidingen zichtbaar. Decommissie stelt vast dat voor het vastleggen <strong>van</strong>eindtermen en een gezame<strong>nl</strong>ijk eindexamen een grootdraagvlak bestaat bij studenten, docenten en directeuren<strong>van</strong> lerarenopleidingen. Zij moedigt de lerarenopleidingenaan hiermee direct te beginnen, dus nog tijdens delooptijd <strong>van</strong> de beleidsagenda lerarenopleidingen2005–2008.• Versterk de relatie tussen lerarenopleidingen enonderwijs, bijvoorbeeld door leraren te laten deelnemenin examencommissies <strong>van</strong> de lerarenopleidingen en leste laten geven aan een lerarenopleiding.We delen de zorg <strong>van</strong> de commissie. Hoewel er nog geenrecente gegevens beschikbaar zijn over alle opleidingen,zijn er zorgwekkende signalen <strong>van</strong> scholen, <strong>van</strong> docenten<strong>van</strong> lerarenopleidingen en zeker ook <strong>van</strong> studenten <strong>van</strong>lerarenopleidingen.Monitoring Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008Kwaliteitsverbetering vraagt tijd. Daarom volgen we deredeneerlijn <strong>van</strong> de commissie. De lerarenopleidingenhebben nu de gelegenheid te laten zien dat hun inspanningenin het kader <strong>van</strong> de beleidsagenda vruchten afwerpen.De uitvoering <strong>van</strong> de Beleidsagenda Lerarenopleidingen2005-2008 volgen we kritisch. De Inspectie <strong>van</strong> hetOnderwijs voert een monitor uit over de implementatie doorde opleidingen <strong>van</strong> de afspraken uit de beleidsagenda. Dezemonitor wordt in januari 2008 door de inspectie opgeleverd.De monitor geeft een beeld <strong>van</strong> de uitvoering <strong>van</strong> deafspraken uit de beleidsagenda door de instellingen. Is debeoordeling onvoldoende, dan zullen we met de lerarenopleidingenaanvullend afspraken maken over de wijzewaarop zij de kwaliteit <strong>van</strong> het opleiden zo snel mogelijkverbeteren en borgen. Als de zorg over de kwaliteit <strong>van</strong> hetopleiden met die afspraken en met de accreditaties <strong>van</strong> deindividuele opleiding niet wordt weggenomen, dan zijnverdere maatregelen onvermijdelijk.De doelen: een hoger niveau <strong>van</strong> de opleidingen, betere instroom inde pabo (rekenen en taal), betere en meer transparante examens,en betere kwaliteitszorg. Verder gaat het om samenwerking tussende opleidingen, om het aanbod <strong>van</strong> kleine vakken te garanderen ende assessmentcentra voor zij-instroom operationeel te houden enom samenwerking tussen opleidingen en scholen, onder meer omhet opleiden in de school beter te verankeren.Gezame<strong>nl</strong>ijke eindtermen en examensLos <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de inspectiemonitor vinden wehet mét de Commissie Leraren noodzakelijk dat de lerarenopleidingengezame<strong>nl</strong>ijk eindtermen ontwikkelen en, in hetbijzonder waar het gaat om de vakinhoud, een gezame<strong>nl</strong>ijkeindexamen c.q. gezame<strong>nl</strong>ijke eindtoetsen ontwikkelen.Met de uitwerking <strong>van</strong> de beleidsagenda is daarvoor al eenbelangrijke basis gelegd.We vinden het belangrijk aan te sluiten bij de initiatieven diedoor de professionals in de lerarenopleidingen zelf in datkader in de afgelopen periode zijn genomen. Zij zijn immersde deskundigen die aan het stuur moeten zitten bij deinhoudelijke ontwikkeling <strong>van</strong> de opleiding tot leraar.We willen met de opleiders en de directies <strong>van</strong> lerarenopleidingenafspreken dat zij op dit terrein (kennisbasis,eindtermen, eindexamen) nog dit studiejaar (2007-2008)belangrijke vorderingen maken. Verder spreken we af dathet resultaat daar<strong>van</strong> (eindtermen en gezame<strong>nl</strong>ijk examenc.q. gezame<strong>nl</strong>ijke eindtoetsen) door de opleidingen wordenvastgesteld na goedkeuring door de staatssecretaris die delerarenopleidingen in portefeuille heeft.De hogescholen hebben in een bestuurscharter domeincompetentiesvastgelegd voor de door hen verzorgdeopleidingen voor leraren basisonderwijs en opleidingen voorleraren voortgezet onderwijs (1e en 2e graads).In aansluiting daarop hebben de opleidingen voor lerarenvo/bve (de 2e graadsopleidingen) voor alle vakgebieden ineen kennisbasis vastgelegd wat elke afgestudeerde minimaalmoet kennen en kunnen. Daarmee zijn gezame<strong>nl</strong>ijkeeindtermen feitelijk geformuleerd. Die kennisbasis wordt in2008 ingevoerd in alle opleidingen voor leraren vo/bve.Maar kennis moet ook worden getoetst. Daarom ontwikkelende opleidingen in aansluiting daarop gezame<strong>nl</strong>ijkkennistoetsen die worden ingevoerd in alle opleidingen. Deontwikkeling <strong>van</strong> deze toetsen wordt in 2008 afgerond. Voorde aan hogescholen verbonden opleidingen voor leraren vho(voorbereidend hoger onderwijs; de 1e graadsopleidingen)is een overeenkomende ontwikkeling gestart.We willen met de opleidingen afspreken dat een zodanigtijdpad wordt gevolgd dat implementatie over de volle linie(1e en 2e graadsopleidingen) in studiejaar 2009/2010haalbaar is.We vinden het noodzakelijk dat de opleidingen voor lerarenbasisonderwijs (de pabo) versneld de kennisbasis ontwikkelen,te beginnen met de vakken rekenen en taal. In hetgezame<strong>nl</strong>ijk project Koersen op meesterschap hebben zijeen goede basis gelegd om deze ontwikkeling nu voortvarendter hand te nemen. In aansluiting daarop stellen zijgezame<strong>nl</strong>ijke operationele eindtermen en een gezame<strong>nl</strong>ijkexamen/gezame<strong>nl</strong>ijke eindtoetsen op. Het is de bedoelingdat implementatie <strong>van</strong> het eerste deel (eindtermen entoetsen voor taal en rekenen) in 2009 haalbaar is. De pabo’sleggen de uitwerking <strong>van</strong> de eindtermen en toetsen voor deandere vakken uiterlijk in 2009 aan de staatssecretarisvoor.Samengevat: uiterlijk in het studiejaar 2008/2009 leggen deaan hogescholen verbonden lerarenopleidingen ter goedkeuringaan de staatssecretaris voor, hun voorstellen voorgezame<strong>nl</strong>ijke eindtermen en -toetsen


19• voor de eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen en,• voor de pabo’s, in ieder geval rekenen en taal.Hierbij worden – conform de aanbeveling <strong>van</strong> de commissie– ook voorstellen gedaan voor deelname <strong>van</strong> leraren <strong>van</strong>afnemende scholen in de examencommissies. De opleidingenzullen vervolgens de goedgekeurde gezame<strong>nl</strong>ijke examentoetsenuiterlijk in het studiejaar 2009/2010 invoeren. Voorde andere vakken dan taal en rekenen zal die goedkeuringen invoering op de pabo’s uiterlijk in 2009/2010 (goedkeuring)en 2010/2011 (invoering) geschieden.Ook de opleidingen voor leraren voortgezet onderwijsverbonden aan universiteiten hebben in de afgelopenperiode gewerkt aan uitwerking <strong>van</strong> de afspraken uit debeleidsagenda lerarenopleidingen. De resultaten daar<strong>van</strong>zijn eind <strong>van</strong> dit jaar beschikbaar en worden in 2008, nainstemming <strong>van</strong> de faculteiten, aan de staatssecretaris tergoedkeuring voorgelegd.Instemming <strong>van</strong> de faculteiten is nodig omdat, anders danbij de aan hogescholen verbonden lerarenopleidingen, hetvakinhoudelijk kennisniveau moet zijn geborgd in de woopleidingdie aan de lerarenopleiding (ulo/educatieve womaster)voorafgaat.Deze lerarenopleidingen maken dus afspraken over devakinhoudelijke eindtermen die moeten zijn bereikt voordatde student aan de lerarenopleiding begint én zij makengezame<strong>nl</strong>ijk afspraken over de wijze waarop wordt vastgestelddat die student aan de eindtermen voldoet. Met ingang<strong>van</strong> het studiejaar 2009/2010 zal invoering geschieden.Slagen lerarenopleidingen er niet in om tijdig gezame<strong>nl</strong>ijkeeindtermen en examens te ontwikkelen, dan zullen weinitiatieven nemen om instellingsonafhankelijke examineringwettelijk mogelijk te maken. In het voorjaar <strong>van</strong> 2008zullen we de Kamer informeren over de uitkomsten <strong>van</strong> deinspectiemonitor over de beleidsagenda lerarenopleidingen2005-2008 en over de aanvullende afspraken die we met delerarenopleidingen maken over ondermeer gezame<strong>nl</strong>ijkeeindtermen en examens.AccreditatieDe Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)beoordeelt periodiek de kwaliteit <strong>van</strong> de lerarenopleidingen.De Pabo’s en de universitaire lerarenopleidingen moeteneind 2009 zijn geaccrediteerd, de opleidingen voor lerarenvoor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijseind 2010.Er is al één voorloper: pabo Edith Stein die al een positievebeoordeling <strong>van</strong> de NVAO heeft gekregen. Verder is eenaantal door hogescholen verzorgde opleidingen tot leraar inhet voortgezet onderwijs omgezet in masteropleidingen.Deze opleidingen hebben hiertoe met goed gevolg hetaccreditatietraject afgelegd.De opleidingen moeten zich er<strong>van</strong> bewust zijn dat dekomende accreditatieronde cruciaal is. De staatssecretarisheeft daarom aan de NVAO een brief gestuurd waarin zijhaar zorg over de kwaliteit uitspreekt. Deze brief is inafschrift gezonden aan de lerarenopleidingen in hbo en woen aan HBO-raad en VSNU. De NVAO moet bevorderen dathet accreditatietraject zekerheid geeft dat de opleiding aanstudenten biedt wat zij nodig hebben (structuur, vakkennis,beroepsvaardigheden, begeleide onderwijstijd etc.) omvoldoende voorbereid en op ho-niveau het beroep <strong>van</strong> leraaruit te oefenen. De staatssecretaris heeft aan de NVAOgevraagd of de inzet <strong>van</strong> een of meer <strong>van</strong> die instrumentengeïntensiveerd moet worden. De NVAO doet daartoebinnenkort voorstellen.Andere afspraken op korte termijnBehalve afspraken over de ontwikkeling en vaststelling <strong>van</strong>eindtermen en gezame<strong>nl</strong>ijke examens willen we op kortetermijn ook over onderstaande aanbevelingen <strong>van</strong> decommissie afspraken maken met de lerarenopleidingen:• Met universiteiten gaan we in gesprek over uitwerking<strong>van</strong> de aanbeveling om wo-bachelors de mogelijkheid tegeven een tweedegraads lerarenbevoegdheid te latenhalen in regionale samenwerkingsverbanden die in hetkader <strong>van</strong> de Beleidagenda Lerarenopleidingen 2005-2008 zijn gestart.• Met lerarenopleidingen en opleidingen onderwijskundebekijken we hoe en met welk doel die opleidingen beterkunnen samenwerken.• Naar verwachting januari 2008 brengt de Expertgroepdoorlopende leerlijnen rekenen en taal onder leiding <strong>van</strong>de heer Meijerink advies uit. Mede aan de hand daar<strong>van</strong>bekijken we of en zo ja welke aanvullende afsprakennodig zijn ter verbetering <strong>van</strong> het instroomniveau <strong>van</strong>studenten aan de opleidingen voor leraren basisonderwijs.De toetsen op het terrein <strong>van</strong> rekenen en taal die(toekomstige) pabo-studenten sinds kort afleggen,blijven gehandhaafd tot het moment dat de aanvullendeafspraken op basis <strong>van</strong> het advies <strong>van</strong> de Expertgroep totresultaat leiden.• Uiterlijk <strong>van</strong>af studiejaar 2008-2009 krijgen hogescholende gelegenheid om het aantal lectoren aan delerarenopleidingen dat zich onder meer richt opevidence based onderwijs uit te breiden.• Het Kabinet laat zich bij zijn aanpak mede leiden doorontwikkelingen op dit gebied in andere (OESO-)landen.Kwaliteit leraar in EuropaOok de Europese Commissie heeft recent aandachtgevraagd voor de positie <strong>van</strong> de leraar. Op 3 augustus 2007heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerdover de verbetering <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> leraren. Daarindoet zij onder meer een voorstel voor een gezame<strong>nl</strong>ijkeoverdenking <strong>van</strong> de activiteiten die op het niveau <strong>van</strong>lidstaten kunnen bijdragen aan verhoging <strong>van</strong> de kwaliteit<strong>van</strong> de lerarenopleidingen en die <strong>van</strong> de zittende leraren.Daarbij benadrukt de Europese Commissie de ondersteunenderol die de EU heeft.In zijn reactie <strong>van</strong> 20 september 2007 (Kamerstuk 22 112,nr. 566) geeft het kabinet aan het belang <strong>van</strong> de kwaliteit<strong>van</strong> het leraarschap te onderschrijven en verwijzen we naarbeleidsinitiatieven die in de afgelopen jaren zijn ondernomen,zoals in het Beleidsplan Onderwijspersoneel 2004-2007 en de Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008.Ook de voornemens in dit actieplan vormen een extrainvestering in de kwaliteit en de positie <strong>van</strong> de leraar.Daarnaast participeert OCW in het vergelijkend onderzoekdat de OESO de komende jaren onder leraren in de onderbouw<strong>van</strong> het voortgezet onderwijs uitvoert. Verder vindtversterking <strong>van</strong> de Europese dimensie binnen het onderwijs


20plaats via het Europees Platform en actieve participatie inhet Peer Learning Cluster Teachers and Trainers.2.6 Duaal opleidenDe commissie pleit ervoor dat de lerarenopleidingen met denieuwe beroepsgroep <strong>van</strong> leraren een keurmerk ontwikkelenvoor zeer goede opleidingsscholen. Dit zijn scholen diedoor hun begeleidingscapaciteit geschikt zijn voor hetopleiden <strong>van</strong> zowel leerlingen als leraren (duaal opleiden).Overheid, scholen en lerarenopleidingen investeren al eenaantal jaren in het opleiden in de school. Opleiden binnende school levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit<strong>van</strong> toekomstig en <strong>van</strong> al bevoegd onderwijspersoneel.Bovendien draagt dit direct bij aan de bestrijding <strong>van</strong>lerarentekorten. Het combineren <strong>van</strong> leren en werkenmaakt de opleiding aantrekkelijker en voor veel studentenook beter. Duale leerroutes zijn ook zeer geschikt voor hendie op latere leeftijd een baan in het onderwijs ambiëren,zoals zijinstromers of personen uit de ‘stille reserve’ (welbevoegd, maar niet altijd volledig bekwaam). Veel scholenzetten zich – ook buiten de gesubsidieerde dieptepilots –enthousiast in voor het opleiden in de school, omdat het metname kwalitatieve winst oplevert bij het opleiden <strong>van</strong>(aanstaande) leraren. Inspectie en NVAO ontwikkelen eengezame<strong>nl</strong>ijk toezichtskader voor het opleiden in de school.We volgen het advies <strong>van</strong> de commissie om een keurmerk teontwikkelen voor een beperkt aantal excellente opleidingsscholen.De aanbeveling <strong>van</strong> de commissie sluit dan ooknauw aan op het beleid dat op dit moment al wordt uitgevoerden in de beleidsagenda lerarenopleidingen 2005-2008is aangekondigd. Op 37 plaatsen in het land worden pilotsuitgevoerd waarin scholen voor po, vo en bve in samenwerkingmet lerarenopleidingen onderzoeken aan welkekwaliteitscriteria opleidingsscholen zouden moeten voldoenen wat deze manier <strong>van</strong> duaal opleiden kost.Er worden twee soorten dieptepilots uitgevoerd:• Pilots gericht op de opleidingsschool. Een beperkt aantalscholen kan zich als ‘opleidingsschool’ kwalificeren. Opdie scholen is structureel een relatief groot deel <strong>van</strong> hetonderwijspersoneel nog in opleiding. Dit opleidengebeurt in samenwerking met de lerarenopleiding dieverantwoordelijk blijft voor de uiteindelijke diplomering.Deze pilots zullen criteria opleveren voor het keurmerkdat de commissie voorstelt. De verwachting is dat eenrelatief beperkt aantal zeer goede opleidingsscholen ditkeurmerk zal ont<strong>van</strong>gen. Ze komen dan in aanmerkingvoor een tegemoetkoming in de extra kosten <strong>van</strong> hetopleiden in de school. We streven naar een optimaleregionale spreiding <strong>van</strong> de opleidingsscholen.• Pilots gericht op de academische opleidingsschool. In diescholen wordt onderzocht hoe het opleiden in de schoolkan worden verbonden met (toegepast) onderzoek. Dezepilots hebben sterk het karakter <strong>van</strong> een experiment.Kortom: de dieptepilots moeten leiden tot kwaliteitscriteriavoor het ontwikkelen <strong>van</strong> een keurmerk voor opleidingsscholen.Ofschoon dit keurmerk niet door lerarenopleidingenen beroepsgroep samen wordt ontwikkeld, zijn zijdaarbij wel betrokken. Veel lerarenopleidingen participerenimmers actief in dieptepilots. Voor de vaststelling <strong>van</strong> hetkeurmerk zal ook aan de beroepsgroep om een reactieworden gevraagd.Als de pilots zijn afgerond komen de daarbij betrokkenscholen, in afwachting <strong>van</strong> definitieve regeling <strong>van</strong> de extrabekostiging voor goede opleidingsscholen en onderbepaalde voorwaarden, in aanmerking voor een overgangsregelingdie in het voorjaar <strong>van</strong> 2008 wordt vastgesteld.


3 Een professionelere school21Op het gebied <strong>van</strong> professioneel personeelsbeleid moet nog veel gebeuren, vindt deCommissie Leraren. We delen deze visie en zullen daarom een convenant voor goedpersoneels- en opleidingsbeleid afsluiten met de sociale partners in het onderwijs. In hetconvenant worden o.a. afspraken opgenomen om de positie <strong>van</strong> de leraar te versterken,afspraken over goed personeels- en beloningsbeleid, over verlichting <strong>van</strong> de werkdruk enparticipatie <strong>van</strong> specifieke groepen. Ten slotte krijgen innovatie <strong>van</strong> het onderwijs en dekwaliteit <strong>van</strong> schoolleiders en directeuren nadrukkelijk de aandacht.In het vorige hoofdstuk hebben we stilgestaan bij wat ernodig is om de kwaliteit en de positie <strong>van</strong> de leraar teversterken. In dit hoofdstuk gaan we in op een belangrijkerandvoorwaarde om de leraar optimaal tot zijn recht telaten komen: de leraar moet zich gesteund weten door eenschool die hem – samen met zijn collega’s – de ruimte geefthet eigen onderwijs te ontwerpen, invloed te hebben op hetschoolbeleid en de kans geeft zich verder te ontwikkelen ente scholen. In dit hoofdstuk gaat het dus om de professioneleschool die geleid wordt door goed management. Om dieontwikkeling te ondersteunen willen we met socialepartners concrete prestatieafspraken maken. Zie hiervoorparagraaf 3.1. Verder gaan we in dit hoofdstuk in op hetadvies Leraarschap is eigenaarschap <strong>van</strong> de Onderwijsraad(3.2), het toezicht door de inspectie <strong>van</strong> het onderwijs (3.3),bestrijding <strong>van</strong> werkdruk en meer participatie <strong>van</strong> specifiekegroepen in de school (3.4), innovatie in het onderwijs (3.5),kwaliteit <strong>van</strong> bestuur en management (3.6).3.1 Convenant professionelere schoolDe commissie vindt dat de ontwikkeling naar een professioneleschool zoals deze <strong>van</strong>af de jaren negentig is ingezetmet kracht moeten worden vervolgd. De belangrijksteelementen die de commissie hierbij aangeeft zijn devervolmaking <strong>van</strong> het personeelsbeleid, het realiseren <strong>van</strong>betrokkenheid <strong>van</strong> leraren bij beslissingen over onderwijsen organisatie en het zorgen voor goede afstemming met deomgeving (horizontale en verticale verantwoording). Decommissie stelt voor dat de overheid over deze aspecteneen convenant met meetbare resultaatverplichtingen metde sociale partners in het onderwijs afsluit.We delen de visie <strong>van</strong> de commissie over de noodzaak <strong>van</strong> hetverder ontwikkelen <strong>van</strong> de professionele school. Er zijn in deafgelopen jaren veel investeringen gedaan die echteronvoldoende hebben geleid tot goed personeelsbeleid. Daarzijn weliswaar verklaringen voor, zoals het steeds grotereberoep dat de same<strong>nl</strong>eving doet op scholen bij de aanpak <strong>van</strong>maatschappelijke problemen. Maar het ontslaat bestuur enmanagement <strong>van</strong> scholen niet <strong>van</strong> de verantwoordelijkheidvoor goed personeelsbeleid en evenmin <strong>van</strong> de opdrachtgebruik te maken <strong>van</strong> de instrumenten die er al zijn. Hetonderwijs heeft inmiddels een grote vrijheid om eigen keuzente maken, onder meer in de vormgeving <strong>van</strong> onderwijs, deinzet <strong>van</strong> personeel, het bevorderen <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> hetpersoneel en het beslissen over differentiatie in beloning. Diegrotere vrijheid moet goed worden gebruikt. Schoolbestuur,schoolleiders en leraren moeten hun verantwoordelijkheid opdat punt nemen. Dat vergt in sommige opzichten eencultuuromslag. Die omslag kan sneller tot stand komen alsdeze wordt ondersteund door nieuwe prikkels en maatregelen.We zullen daarom een Convenant professionelere schoolafsluiten met het onderwijsveld. Met de sociale partners inpo, vo en bve maken we concrete prestatieafspraken. Waarrele<strong>van</strong>t leggen we een link naar de kwaliteitsagenda’s dievoor de verschillende onderwijssectoren worden vastgesteld.Voor het hbo zullen prestatieafspraken – voor zover die voordeze sector voortvloeien uit dit actieplan – gemaakt wordenin het kader <strong>van</strong> de Strategische Agenda HO.Doelen <strong>van</strong> dit convenant zijn een goed personeels- enopleidingsbeleid, inclusief functie- en beloningsdifferentiatie,en een sterkere positie voor de leraar op sector- en schoolniveau.Belangrijke onderdelen <strong>van</strong> deze prestatieafspraken zijn deverantwoording door scholen en instellingen en de conditieswaaronder extra middelen beschikbaar zullen komen. Hetprincipe <strong>van</strong> no cure, no pay zal worden gehanteerd.Nakomen <strong>van</strong> de afspraken is namelijk randvoorwaardelijkvoor het verkrijgen <strong>van</strong> extra middelen die beschikbaarkomen met dit actieplan. De middelen komen dan ook,afhankelijk <strong>van</strong> geleverde prestaties, gefaseerd beschikbaar.Ook de realisering <strong>van</strong> de afspraken <strong>van</strong> het convenantprofessionalisering (2006) zal hierbij betrokken worden.Aspecten waarover we in het Convenant professionelereschool in ieder geval afspraken maken, zijn:• Uitstekend personeels- en opleidingsbeleid doorscholen:• Personeelsbeleid waarin rekening wordt gehoudenmet de levensfase waarin werknemers verkeren.Starters krijgen goede begeleiding, oudere leraren


22passend werk dat hen in staat stelt optimaal teblijven functioneren.• Opleidingsbeleid dat leraren stimuleert tot verderescholing en registratie in basis- en/of excellentieregisteren afspraken over inzet <strong>van</strong> de hiertoebenodigde scholingsmiddelen. In dat verband laat deschool ook zien hoe hij goede bekwaamheidsdossiersonderhoudt en beschikbaar stelt.• Een functiemix en kwalificatiebeleid die loopbaanmogelijkheden<strong>van</strong> leraren vergroten.• Vergroting <strong>van</strong> het aantal allochtone leerkrachten,mannelijke leraren en vrouwelijke directeuren in hetbasisonderwijs.• Vergroting <strong>van</strong> de zeggenschap <strong>van</strong> leraren bij hetonderwijskundig beleid <strong>van</strong> de school, meer ruimte voorteams <strong>van</strong> leraren bij het ontwerp en de uitvoering <strong>van</strong>het onderwijs en de verantwoording daarover. Dezeafspraken gaan onder meer over de (tijdige) betrokkenheid<strong>van</strong> de leraar bij strategische en onderwijskundigekeuzen én ook bij (vernieuwing <strong>van</strong>) onderwijsprocessen,en verder over onderwijsresultaten en verantwoordingdaarover.• Verlichting <strong>van</strong> werkdruk door afspraken over eenbetere verhouding tussen lesgevende en niet-lesgevendetaken, een andere organisatie <strong>van</strong> het onderwijs doormiddel <strong>van</strong> de inzet <strong>van</strong> conciërges, instructeurs,vakmensen voor de klas en het gebruik <strong>van</strong> ICT-toepassingen.• De wijze en termijn waarop scholen publiek verantwoordingafleggen over de kwaliteit <strong>van</strong> hun personeelsbeleid.Mix <strong>van</strong> instrumentenOm zeker te zijn dat dit pakket aan afspraken leidt totklinkende resultaten, zetten we een aantal, deels nieuwe,instrumenten in samenhang in. Het gaat dus om prestatieafspraken,gekoppeld aan gefaseerde bekostiging. Dat wilzeggen dat we de extra middelen pas toekennen op basis<strong>van</strong> (tussen)resultaten. De voortgang <strong>van</strong> de resultatenworden op sectoraal niveau en schoolniveau gevolgd. Hetgaat om prestaties op het gebied <strong>van</strong> onder andere beloningsdifferentiatie,functiemix en aantal bevoegde docenten.Scholen zullen op deze prestaties worden afgerekend.Afrekening op sector- en schoolniveau vindt jaarlijks plaats.Voorts krijgt de leraar zelf meer mogelijkheden om aan zijneigen kwaliteit te werken en krijgt hij meer ruimte bijontwerp en uitvoering <strong>van</strong> het onderwijs. Dat kan bijvoorbeeldgestalte krijgen door het versterken <strong>van</strong> taken,bevoegdheden en verantwoordelijkheden <strong>van</strong> teams <strong>van</strong>leraren, en door middel <strong>van</strong> medezeggenschap en versterking<strong>van</strong> de horizontale verantwoording door middel <strong>van</strong> hetjaarverslag (zie hiervoor paragraaf 3.2). Ten slotte zal deinspectie meer toezicht gaan houden op de kwaliteit <strong>van</strong> hetleraarschap en het personeelsbeleid, bij alle scholen in po,vo en bve (zie hiervoor paragraaf 3.3).3.2 Leraarschap is eigenaarschapGoed personeelsbeleid is een belangrijke randvoorwaardevoor een stevige positie <strong>van</strong> de leraar binnen de school. DeCommissie Leraren wijst daarop en ook de Onderwijsraaddoet een aantal aanbevelingen om die positie verder teversterken. De Onderwijsraad schetst in zijn adviesLeraarschap is eigenaarschap een aantal interessantemogelijkheden voor de organisatorische posities <strong>van</strong> lerarenbinnen scholen. De Raad beoogt daarmee ‘het eigenaarschapbij de leraar te bevorderen’. Duidelijkheid oververantwoordelijkheden voor management én leraar ishierbij belangrijk; onduidelijkheid leidt immers tot improductievediscussies. Daarom is het wenselijk deze wederzijdseposities formeel vast te leggen. De Onderwijsraadonderscheidt daarbij vier mogelijkheden:• Wettelijke positionering: de wet legt (globaal) vast wiewelke verantwoordelijkheden heeft, zoals bijvoorbeeldin de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijkonderzoek (WHW).• Professioneel statuut: op het niveau <strong>van</strong> de school (ofhet bestuur) worden spelregels vastgesteld waaraanbestuur/management en beroepsbeoefenaar zichmoeten houden.• Overeenkomst: afspraak op individueel niveau of <strong>van</strong>verschillende betrokken partijen waarin wederzijdsrechten en plichten zijn opgenomen.• Bevordering <strong>van</strong> eigenaarschap en rolverrijking <strong>van</strong>leraren door het ondernemers- en coproductieperspectief(stimuleren <strong>van</strong> verdiend eigenaarschap).De Raad geeft de voorkeur aan de laatste twee mogelijkheden.In deze perspectieven is de leraar zelf partij bij hetmaken <strong>van</strong> afspraken over de inhoud <strong>van</strong> het werk enbepaalt hij mede wat hij daarbij <strong>van</strong> de andere betrokkenpartijen mag verwachten. Bij de overeenkomst en bijcoproductie komen de afspraken op een zo laag mogelijkniveau te liggen. Zo komt het eigenaarschap ook echt bij deleraar te liggen.We vinden dat de Onderwijsraad een belangrijke handreikingdoet voor het doordenken <strong>van</strong> de rollen en verantwoordelijkhedenin de school. Scholen kunnen deze handreikingbenutten om duidelijkheid te krijgen over wat voor soortorganisatie ze willen zijn. Zijn de verschillende verantwoordelijkheden<strong>van</strong> schoolbestuur, schoolleiding en leraar goedverankerd? Krijgt de leraar voldoende eigen verantwoordelijkheidof is er sprake <strong>van</strong> een top-downaansturing? Wordtde school geleid als een onderneming? Welke voor- ennadelen heeft dit en in welke opzichten wil de school zichonderscheiden <strong>van</strong> dienstverlenende organisaties?Wij maken geen keuze uit de opties die de Onderwijsraadschetst. Wel vinden we, net als de Onderwijsraad, dat hetperspectief <strong>van</strong> ‘overeenkomst en coproductie’ goedekansen biedt om de positie <strong>van</strong> de leraar in de school teversterken. Dit model biedt de beste mogelijkheden totmaatwerk op het niveau <strong>van</strong> de school, <strong>van</strong> teams, <strong>van</strong>vaksecties en <strong>van</strong> de individuele leraar. Overigens kan ookeen professioneel statuut (op bestuurs-/schoolniveau) eengoede basis bieden voor overeenkomsten tussen de schoolen de leraar waarin zeggenschap en verantwoordelijkheidgoed zijn vastgelegd.Goed bestuur en zeggenschap <strong>van</strong> personeelMeer ruimte voor de professional, met name in het primaireproces, betekent niet dat het schoolbestuur daarmee geenverantwoordelijkheid meer draagt voor de kwaliteit en de


23organisatie <strong>van</strong> het onderwijs. Teams <strong>van</strong> leraren ofvaksecties hebben een grote mate <strong>van</strong> zeggenschap bij deonderwijskundige keuzes die de school maakt en bij deinrichting <strong>van</strong> het onderwijs. Zonder hun actieve steun enbetrokkenheid kan het niet. Het is echter aan het schoolbestuurom dit proces goed te regelen. Daarmee is en blijft hetschoolbestuur verantwoordelijk voor de kwaliteit en hetafleggen <strong>van</strong> verantwoording daarover. We willen debesturen daarbij ondersteunen door dit duidelijk vast teleggen als onderdeel <strong>van</strong> de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> hetbevoegd gezag. Dit regelen we niet tot in detail maar leggenwe neer in een algemene norm waarop het bestuur door hetpersoneel of zo nodig door de overheid kan worden aangesproken.Dit gebeurt in de vorm <strong>van</strong> een wettelijkezorgplicht voor goed onderwijs en goed bestuur. Eenonderdeel <strong>van</strong> deze zorgplicht is bijvoorbeeld de opdrachtaan het bestuur om in het onderwijskundig beleid de eigendeskundigheid en verantwoordelijkheid <strong>van</strong> het personeelvoor de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs tot haar recht te latenkomen. Een daartoe strekkend wetsvoorstel voor po en vodienen we begin 2008 bij de Tweede Kamer in.In de bve-sector krijgt meer ruimte voor de professionalvorm via een versterking <strong>van</strong> de medezeggenschap <strong>van</strong> hetpersoneel, waarbij de positie <strong>van</strong> professionals steviggeborgd wordt via de WOR en het professioneel statuut. Eenwetsvoorstel hierover hebben we begin november aan deTweede Kamer aangeboden. Het personeel krijgt ook demogelijkheid meer invloed uit te oefenen op de samenstelling<strong>van</strong> de raad <strong>van</strong> toezicht. Op dit moment heeft hetpersoneel slechts adviesrecht op de profielen op de raden<strong>van</strong> toezicht. In het nieuwe wetsvoorstel krijgt de ondernemingsraadde bevoegdheid voor een bindende voordrachtvoor één lid <strong>van</strong> de raad <strong>van</strong> toezicht. Voor de sector ho iseen wetsvoorstel voor bekostiging en besturing <strong>van</strong> hogeronderwijs en onderzoek in voorbereiding, aangekondigd inhet coalitieakkoord. In dat wetsvoorstel komt ook demedezeggenschap aan de orde.De horizontale en verticale verantwoording door onderwijsinstellingenwordt versterkt. Per 1 januari 2008 worden derichtlijnen jaarverslaglegging voor de onderwijsinstellingenherzien. De nieuwe richtlijnen worden gebaseerd op deregelgeving in het Burgerlijk Wetboek. In aanvulling op hetjaarverslag wordt met de onderwijsinstellingen afgesprokendat zij ook over een aantal indicatoren rapporteren.Uiteraard wordt zoveel mogelijk aangesloten bij al bestaandeafspraken tussen OCW/Cfi en onderwijsinstellingen overgegevensuitwisseling. De indicatoren hebben o.a. betrekkingop het personeelsbeleid, zoals de tevredenheid <strong>van</strong>leraren, beloningsdifferentiatie, aantal onbevoegde leraren,percentage <strong>van</strong> het personeelsbudget dat wordt uitgegevenaan deskundigheidsbevordering enz. Daarnaast wordeninstellingen gestimuleerd een sociaal jaarverslag te maken.Bovenstaande maatregelen bieden een kader om deonderwijsprofessional meer zeggenschap te geven. Tevensontstaan meer mogelijkheden voor het personeel ominvloed uit te oefenen op en ook zelf verantwoordelijkheid tedragen voor het onderwijskundig beleid <strong>van</strong> de school.Projectvoorstellen OnderwijsraadZoals gezegd maken we in het Convenant professionelereschool afspraken over de verdere versterking <strong>van</strong> de positie<strong>van</strong> de leraar. De adviezen <strong>van</strong> de Onderwijsraad kunnendaarbij uitgangspunt zijn. Met convenantspartners wordtverkend of op incidentele basis projecten kunnen wordenondersteund en uitgevoerd die door de Onderwijsraadworden voorgesteld, zoals projecten 2 (leraren in hetvizier), 5 (takencarrousel) en 6 (ZELDzaam; zelfbewusteigenaarschap voor leraren en docenten). In dit laatsteproject gaat het om facilitering <strong>van</strong> verschillende organisatie-en bestuursvormen <strong>van</strong> leraren. Het concept <strong>van</strong> demaatschappelijke onderneming / de lerarencoöperatiemaakt daar<strong>van</strong> deel uit.Om leraren ook op landelijk niveau beter bij de beleidsontwikkeling<strong>van</strong> het kabinet te betrekken start het kabinet– zoals de Onderwijsraad voorstelt – met het uitbrengen<strong>van</strong> dit actieplan een lerarencommunity. Leraren kunnen opwww.leerkracht<strong>van</strong>nederland.<strong>nl</strong> informatie vinden over ditactieplan en meedenken over de uitwerking er<strong>van</strong>.3.3 Toezicht door de Inspectie <strong>van</strong> het OnderwijsDe Commissie Leraren ziet het toezicht door de Inspectie<strong>van</strong> het Onderwijs als sluitstuk op het versneld bevorderen<strong>van</strong> de professionelere school. De commissie stelt voor omin het nieuwe risicogerichte toezicht 10 de inspectie toe telaten zien op het ‘werken aan de kwaliteit <strong>van</strong> het leraarschap’door goed personeelsbeleid én op de betrokkenheid<strong>van</strong> leraren en omgeving. Dat betekent dat de inspectie ookom tevredenheidsonderzoeken onder leraren, leerlingen enouders vraagt. Schoolbesturen die niet aan de eisenvoldoen, moeten hierover opheldering geven.De Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijs dient naar ons oordeel eenbelangrijke rol te spelen in het bewaken <strong>van</strong> de vorderingen<strong>van</strong> scholen op het gebied <strong>van</strong> kwaliteitsverbetering <strong>van</strong> hetleraarschap. Het nieuwe toezicht is intensief bij besturen enscholen met risico’s en tekortkomingen én is erop gericht omdie tekortkomingen effectief aan te pakken. Bij deze scholenblijkt vaak dat de kwaliteit <strong>van</strong> de leraren, de schoolleiding enhet bestuur oorzaak <strong>van</strong> tekortkomingen kunnen zijn en eenhinderpaal om verbeteringen te bewerkstelligen.Besturen en scholen die goede kwaliteit leveren, verdienenin dat nieuwe toezicht (meer) vertrouwen. Voor hen is detoezichtlast beperkt. Maar ook bij die scholen kunnentekortkomingen voorkomen in het (met goed personeelsbeleid)werken aan de kwaliteit <strong>van</strong> de leraar.De inspectie heeft ook op dit laatste terrein een taak.Daarom willen we de wetgeving zodanig aanpassen dat deinspectie in het kader <strong>van</strong> de naleving <strong>van</strong> wettelijkebepalingen ook toezicht houdt op de kwaliteit <strong>van</strong> hetleraarschap. Kwaliteit <strong>van</strong> het personeelsbeleid (datkwaliteit en kwaliteitsverbetering <strong>van</strong> de leraar impliceert)wordt daarmee een nadrukkelijk element in de bepaling <strong>van</strong>10Risicogericht toezicht houdt in dat de mate <strong>van</strong> het toezichtafhankelijk is <strong>van</strong> een risicoanalyse. Hoe hoger het risico, hoescherper het toezicht.


24de sterkte <strong>van</strong> de school. Dit speelt een rol in de bepaling ofintensiever toezicht noodzakelijk is. Zo wordt in het toezichtde nadruk op personeel en management beduidend sterkerdan in de afgelopen jaren.De commissie suggereert dat de Inspectie <strong>van</strong> het Onderwijseen keurmerk zou kunnen verlenen. Dat ligt, gelet opde inzichten over het nieuwe toezicht, niet voor de hand.Maar als een school over een keurmerk beschikt – zoals het‘Investors in people’-keurmerk – kan dit voor de Onderwijsinspectieeen indicatie zijn voor de kwaliteit <strong>van</strong> hetleraarschap en het personeelsbeleid. Hiermee houdt zij inhaar toezicht rekening.3.4 Werkdruk, participatie en diversiteitDe werkdruk in het onderwijs is hoog. Volgens de CommissieLeraren hebben leraren op een professionelere schoolmeer zeggenschap over hun werk. Ze kunnen hun werkmeer zelf indelen en daarmee de werkdruk beperken.Volgens de commissie kan de aanpak <strong>van</strong> de werkdruk ookworden meegenomen in het periodieke gesprek tussen deleraar en de schoolleiding over de planning <strong>van</strong> werkzaamhedenen de te behalen resultaten. Ook stelt de commissievoor om in het overleg met de leraren te kijken naar demogelijkheid om schoolvakanties anders in te plannen ompiekbelastingen te voorkomen.We zijn <strong>van</strong> mening dat leraren en schoolleiding zelf hetbeste in staat zijn om een te hoge werkdruk te voorkomen.We sluiten ons dan ook aan bij de adviezen <strong>van</strong> de commissie.Die benadering past bij de grotere autonomie die scholenhebben gekregen. Scholen zullen daarom kritisch moetenkijken naar de huidige organisatie <strong>van</strong> hun onderwijs. Bijhen ligt de verantwoordelijkheid om de taken die niet directverband houden met primair proces of met de professionalisering<strong>van</strong> leraren in om<strong>van</strong>g zo beperkt mogelijk tehouden, goed te verdelen en meer ondersteunend personeelin te schakelen. We denken dat daar een belangrijke sleutelligt voor de bestrijding <strong>van</strong> werkdruk en de aanpak <strong>van</strong> hetlerarentekort.Wanneer leraren meer ruimte hebben voor hun kerntaken enminder tijd kwijt zijn aan vergaderen en ‘papierwerk’ komtdat de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs ten goede en zal dat voorveel leraren een beperking <strong>van</strong> de werkdruk betekenen.Het aantal uren dat leraren daadwerkelijk lesgeven is in deafgelopen jaren afgenomen. De meeste leraren gevenweliswaar nog tussen de 25 en 28 uur les, maar hetgemiddeld aantal uren dat de leraar besteedt aan lesgevenis de afgelopen tien jaar gedaald naar 20 uur 11 . Naarmatede aanstellingsom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> leraren toeneemt, neemtbovendien het aantal uren dat men daadwerkelijk lesgeeftaf. Voltijders gaven in 2005 naar verhouding een kleine 20procent minder les dan leraren met een kleine deeltijdaanstelling.Uiteraard speelt hierin mee dat voltijders ookeerder worden belast met andere taken dan leraren met eenkleine deeltijdbaan. De daling <strong>van</strong> de gemiddelde lestijdheeft echter ook gevolgen voor het door een school of11Integrale Personeelstelling Onderwijs VO, 2006.sector benodigde aantal docenten. Om de zelfde hoeveelheidlestijd te verzorgen zijn immers meer docenten nodig.Elk uur minder voor de klas betekent dat er in het voortgezetonderwijs structureel een kleine 3.000 docenten extranodig zijn. Zorgvuldig taakbeleid is dus <strong>van</strong> groot belangvoor de (verdeling) <strong>van</strong> werkdruk, maar ook voor hetrealiseren <strong>van</strong> voldoende onderwijstijd en het bestrijden <strong>van</strong>het lerarentekort.We denken dat de verhouding tussen lesgevende en nietlesgevendetaken beter kan. Zeker bij voltijders is op ditpunt winst te behalen. We zullen hierover in het kader <strong>van</strong>het Convenant professionelere school – afspraken makenmet de sociale partners.Participatie en diversiteitHet personeelsbestand in scholen is in diverse opzichteneenzijdig. In het onderwijs werken relatief veel vrouwen <strong>van</strong>onder de dertig en boven de vijftig. Allochtonen zijnondervertegenwoordigd. Bovendien zouden er – naast dehoger opgeleide leraren – meer (lager- en) middelbaaropgeleiden in de school actief kunnen zijn. Er ligt eenbelangrijke opdracht bij de werkgevers in het onderwijs ommeer aandacht te besteden aan diversiteit en de inschakeling<strong>van</strong> meer ‘typen’ personeel. Vergroting <strong>van</strong> het aantalallochtone leerkrachten, mannelijke leraren en vrouwelijkedirecteuren in het basisonderwijs kan een belangrijkebijdrage leveren aan het voorkomen <strong>van</strong> tekorten.Het instrument <strong>van</strong> zij-instroom in het beroep biedt scholengoede mogelijkheden om hoger opgeleiden die nu noginactief of elders aan het werk zijn in te laten stromen in hetonderwijs. Lerarenopleidingen zouden zich nog meermoeten richten op groepen die niet in het bezit zijn <strong>van</strong> eenhoger onderwijs-getuigschrift, maar wel geïnteresseerd zijnin het beroep <strong>van</strong> leraar. Bijvoorbeeld door maatwerktrajectenaan te bieden. Uiteraard is het essentieel dat dezemensen ook afstuderen en daadwerkelijk kiezen voor hetberoep <strong>van</strong> leraar. Voldoende stageplaatsen, goede op<strong>van</strong>gen begeleiding <strong>van</strong> studenten in de lerarenopleiding én <strong>van</strong>beginnend personeel is daarbij essentieel.Een grotere participatie <strong>van</strong> leraren en ondersteunendpersoneel uit hierboven genoemde groepen zal een belangrijkebijdrage leveren aan de aanpak <strong>van</strong> de werkdruk enaan het minder kwetsbaar maken <strong>van</strong> scholen in tijden <strong>van</strong>personeelstekorten. Inzet <strong>van</strong> conciërges kan bijvoorbeeldeen belangrijke ontlasting betekenen voor schoolleiders,met name in het primair onderwijs. De inzet <strong>van</strong> klassen- enonderwijsassistenten, leraarsondersteuners en instructeurs(met name in het vmbo/mbo) geeft scholen de kans meer inbreed samengestelde teams te werken. Daardoor ismaatwerk voor leerlingen beter mogelijk en hebben lerarenmeer tijd om les te geven en andere taken zoals de ontwikkeling<strong>van</strong> lessen en scholingsactiviteiten.Het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO)heeft recent geadviseerd over de onderwijsondersteuner.Hij komt in zijn rapport Beroep: onderwijsondersteuner totde conclusie dat er één beroep <strong>van</strong> onderwijsondersteuneris dat op twee verschillende niveaus kan worden uitgeoefend.Het eerste niveau is gepositioneerd op mbo-4 niveau.Met het onderscheiden <strong>van</strong> een tweede (hoger) niveau


25denkt het Platform dat er plaats is voor associate degreeprogramma’sin de sector onderwijs. Daarom is gepeild watde behoefte is in het onderwijs naar deze hoger opgeleideonderwijsondersteuners. De Werkgeversvereniging PrimairOnderwijs (WvPO) heeft aangegeven dat het beroepsperspectiefin het primair onderwijs voor onderwijsondersteuners<strong>van</strong> het hogere niveau onzeker is. De WvPO leekhet daarom niet opportuun om pilots associate degree testarten gericht op het opleiden <strong>van</strong> ondersteuners voor hethoger niveau t.b.v. het primair onderwijs. De VO-raadmeldde dat de vraag naar de kwantitatieve behoefte aanondersteuners <strong>van</strong> het hoger niveau in het vo door hem nietkan worden beantwoord. De VO-raad verwacht wel datscholen voor voortgezet onderwijs serieus nadenken overeen andere organisatie en daarmee over andere functies.Zij maken daarbij zelf de keuze of er ook ruimte is voorondersteuners <strong>van</strong> het hoger niveau. De voorzichtigeschatting <strong>van</strong> de MBO Raad is dat de komende vijf jaar in dembo-sector jaarlijks ruim 200 onderwijsondersteuners <strong>van</strong>het hogere niveau kunnen worden geplaatst.Op basis <strong>van</strong> deze inventarisatie zien we in ieder gevalvoldoende ruimte om aan opleidingen voor leraren vo/bvepilots associate degree te verbinden die opleiden voor hetberoep <strong>van</strong> onderwijsondersteuner op het hoogste niveau inhet mbo en mogelijk ook het vo. Uit voorstellen die hogescholenop dit terrein doen zal de precieze behoefte in deregio (ook voor het vo) duidelijk moeten worden.We willen de scholen ondersteunen bij de verlichting <strong>van</strong>werkdruk <strong>van</strong> leraren en participatie <strong>van</strong> meer typenpersoneel door in het kader <strong>van</strong> het Convenant professionelereschool afspraken te maken met de sociale partners over:• Meer ruimte voor taken die direct verband houden methet primair proces en professionalisering.• Vergroting <strong>van</strong> het aantal allochtone leerkrachten,mannelijke leraren en vrouwelijke directeuren in hetbasisonderwijs en voldoende stageplaatsen voorstudenten uit allochtone groepen.• Meer ruimte voor het aanstellen <strong>van</strong> conciërges in hetprimair onderwijs. Verschillende mogelijkheden wordenverkend om scholen te stimuleren volwaardige arbeidsplaatsenvoor conciërges te creëren. Daarbij kijken wenaar de mogelijkheid om deze maatregel aan te latensluiten bij andere initiatieven die erop gericht zijn meerconciërgefuncties in het primair onderwijs te creëren.• Specifiek voor het beroepsgerichte onderwijs (vmbo enmbo) de ondersteuning <strong>van</strong> aanstelling en opleiding <strong>van</strong>‘vakmensen voor de klas’ voort te zetten en te verbreden.Bovendien willen we hogescholen de gelegenheidgeven aanvragen te doen voor pilots met associatedegree-programma’s.• Meer ruimte te creëren voor zij-instroom in het beroep,met name voor die scholen die geconfronteerd wordenmet lerarentekorten.3.5 InnovatieDe commissie doet een aantal suggesties voor maatregelenom de vraag naar leraren te verminderen. Ze stelt onderandere voor onderdelen <strong>van</strong> het onderwijsprogramma uit tebesteden, productiviteitsverhoging door de inzet <strong>van</strong>onderwijsassistenten en gebruik te maken <strong>van</strong> ICT.Het kabinet wil het innovatiebeleid meer richten opmaatschappelijke thema’s. Het onderwijs is een <strong>van</strong> demaatschappelijke sectoren waar het Innovatieplatform deinnovatie wil bevorderen. Innovatie in het onderwijs moetleiden tot versnelde groei <strong>van</strong> productiviteit en kwaliteit.Daarom willen we kijken hoe innovatie kan bijdragen aanhet terugdringen <strong>van</strong> het lerarentekort.We vinden het belangrijk om niet alleen te bezien hoe hetaanbod verhoogd kan worden, maar ook te kijken hoe devraagkant <strong>van</strong> de onderwijsarbeidsmarkt zo beïnvloed kanworden dat deze bijdraagt aan het terugdringen <strong>van</strong> hetlerarentekort. In het arbeidsproces in scholen is de afgelopenjaren veel veranderd. Zo heeft opleiden in de schoolsteeds meer terrein gewonnen in de school, onder meerdoor de komst <strong>van</strong> zij-instromers, is er een begin gemaaktmet functiedifferentiatie, heeft het teamonderwijs zijnintrede gedaan en zijn scholen deel gaan uitmaken <strong>van</strong>steeds grotere organisatorische verbanden.Maar er is ook veel bij het oude gebleven. Scholen zoudennaar ons idee veel meer aandacht moeten besteden aan hetontwikkelen <strong>van</strong> en experimenteren met een andere –kwalitatief hoogwaardige, effectieve maar minder arbeidsintensieve– organisatie <strong>van</strong> het leerproces en nog meergebruik kunnen maken <strong>van</strong> functiedifferentiatie en aanstelling<strong>van</strong> onderwijsondersteunend personeel. De komendejaren ontstaat op de totale arbeidsmarkt een schaarste aanhoger opgeleide medewerkers. Door aan het onderwijsprocesgerelateerde functies op mbo-niveau te creëren (zie ookpar. 3.4) kan dit segment <strong>van</strong> de arbeidsmarkt wordenontsloten. Bovendien leidt inzet <strong>van</strong> onderwijsondersteunendpersoneel tot meer handen in de klas en vermindering<strong>van</strong> oneige<strong>nl</strong>ijke taken <strong>van</strong> leraren.Om daadwerkelijk bij te dragen aan het verminderen <strong>van</strong> devraag naar leraren is een doorbraak nodig in de manier <strong>van</strong>werken in schoolorganisaties. Op diverse scholen wordtreeds met succes op andere manieren gewerkt dan via hetéén leraar, 25 leerlingen, één klaslokaal-principe. Ook zijner scholen die lessen in een vak clusteren in een periode <strong>van</strong>een aantal weken, in plaats <strong>van</strong> spreiding over het gehelecursusjaar. Dit geeft enerzijds meer mogelijkheden omlesstof met behulp <strong>van</strong> diverse werkvormen geconcentreerdte behandelen en anderzijds kan er efficiënter wordenomgegaan met de inzet <strong>van</strong> leraren, zeker waar het detekortvakken betreft.Daarnaast kunnen scholen kijken of het binnen de geldendevoorschriften mogelijk is op tijdelijke basis delen <strong>van</strong> hetonderwijs te laten verzorgen door externe partijen, zoalsgastdocenten.ICT kan eveneens een doorbraak creëren in de manier <strong>van</strong>werken in schoolorganisaties. Met het actieprogramma‘Maatschappelijke sectoren & ICT’ wil het kabinet eenimpuls geven aan het oplossen <strong>van</strong> maatschappelijkevraagstukken door beter gebruik te maken <strong>van</strong> bestaande


26ICT-toepassingen en –diensten. 12 Dit actieprogrammaondersteunt diverse projecten in het onderwijs. Daarnaastis – in het kader <strong>van</strong> het FES-project Leren door te experimenteren– een experiment gestart naar het gebruik <strong>van</strong>ICT in het onderwijs. Stichting Kennisnet ICT op schoolvoert in dit project een onderzoek uit naar de bijdrage <strong>van</strong>ICT aan de verbetering <strong>van</strong> de efficiency en de kwaliteit <strong>van</strong>het onderwijs als instrument om het lerarentekort terug tedringen. De verwachting is dat eind 2008 de resultaten <strong>van</strong>dit onderzoek beschikbaar komen.Dat scholen nu, als gevolg <strong>van</strong> de gratis schoolboekenmaatregel,via de lumpsum nieuwe keuzes kunnen maken overde inzet en vormgeving <strong>van</strong> leermiddelen geeft ook veelmogelijkheden voor innovatie.Het kabinet investeert via diverse innovatieprojecten eninnovatiearrangementen in de innovatie <strong>van</strong> het onderwijs13 . Deze innovaties zijn in eerste instantie gericht op deverbetering <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het onderwijs. We willen dekomende jaren ook innovaties op het terrein <strong>van</strong> organisatieen arbeid in onderwijsorganisaties bevorderen. Daaromnemen we het initiatief om samen met het onderwijs, hetbedrijfsleven en de wetenschap te onderzoeken welke ICTinnovatiesvia de manier <strong>van</strong> werken in schoolorganisatieseen bijdrage kunnen leveren aan het verminderen <strong>van</strong> hetlerarentekort. Daartoe zullen in het kader <strong>van</strong> de procedurevoor de FES-middelen projectvoorstellen worden ingediend.In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beloning <strong>van</strong> schoolleidersin het primair onderwijs. In deze paragraaf ligt hetaccent op de kwaliteit. De Nederlandse SchoolleidersAcademie (NSA) heeft al belangrijke stappen gezet in hetbevorderen en bewaken <strong>van</strong> de beroepskwaliteit <strong>van</strong>schoolleiders in het primair onderwijs. Zo heeft de NSA eenberoepsstandaard ontwikkeld en wordt een register voorschoolleiders onderhouden dat de beroepskwaliteit <strong>van</strong> degeregistreerde schoolleiders bewaakt en hun professioneleontwikkeling bevordert. Steeds meer schoolbesturengebruiken het register als kwaliteitskeurmerk bij de werving<strong>van</strong> schoolleiders 14 . Het voortgezet onderwijs en hetberoepsonderwijs kennen geen met NSA vergelijkbareorganisatie en al evenmin een register. We vinden hetbelangrijk dat er ook in het voortgezet onderwijs zo’nregister komt. Daarover maken we met de VO-raad afspraken.Met de MBO Raad willen we bekijken of het wenselijk isom ook in die sector registratie <strong>van</strong> ‘schoolleiders’ na testreven, of dat er een betere manier is om hier de kwaliteit<strong>van</strong> het leiderschap te bevorderen.3.6 Kwaliteit schoolleiders en directeurenDe commissie vindt goed personeelsbeleid cruciaal, maarspreekt zich niet uit over de kwaliteit <strong>van</strong> de schoolleider ofbestuurders. Wij vinden dat goede schoolleiders en directeurenonmisbaar zijn voor professionele scholen. Zijhebben een centrale rol in het personeelsbeleid. Daaromvinden we dat ook investeringen nodig zijn in de beloning enkwaliteit <strong>van</strong> het management. De schoolbestuurdershebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid.12Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT, Beter benutten,betere kwaliteit.13Rijksbegroting 2008, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.14Sociale partners in het po hebben na het Convenant professionalisering(2006) afspraken gemaakt over de vergoeding <strong>van</strong> de kosten<strong>van</strong> de registratie <strong>van</strong> directeuren als registerdirecteur. Werknemeren werkgever kunnen afspraken maken over het al dan niet voldoenaan de eisen <strong>van</strong> het register. In overleg met de P(G)MR wordt eenregeling opgesteld over de scholingsfaciliteiten. Registratie kanmeetellen voor de beloning.


4 Een betere beloning29De Commissie Leraren doet een aantal voorstellen voor een betere beloning <strong>van</strong> leraren.Het kabinet wil resultaatafspraken vastleggen in het Convenant professionelere schoolover een sterkere koppeling tussen opleiding, prestaties en beloning, versterking <strong>van</strong> dehorizontale en verticale verantwoording én over de verdeling <strong>van</strong> de verschillende leraarsfunctiesover de salarisschalen. Daarmee wil zij leraren een beter loopbaanperspectiefbieden en bevorderen dat er meer hogere leraarsfuncties komen. Daarnaast gaat delengte <strong>van</strong> salarisschalen stapsgewijs terug <strong>van</strong> 18 naar 12 jaar. Regionale differentiatiein beloning moet mogelijk worden en via leeftijdsfasebewust personeelsbeleid willen wede uitstroom <strong>van</strong> starters en <strong>van</strong> oudere werknemers verminderen.De salarissen in het onderwijs zijn niet concurrerend, blijktuit de analyse <strong>van</strong> de commissie. In het bedrijfslevenverdienen werknemers met vergelijkbare opleidingen meerdan leraren, met name in de Randstad en de grote steden.Daar ontstaat dan ook een groter tekort aan leraren. Debelangrijkste oorzaken die de commissie ziet:• In het leraarsberoep ontbreekt het loopbaanperspectief.Hogere salarisschalen zijn nu vaak gekoppeld aa<strong>nl</strong>eidinggevende en coördinerende taken. Verder zijn erminder formatieplaatsen voor hogere functies.• De salarisschalen zijn lang en daardoor zijn de periodiekstappenklein.Scholen passen nauwelijks beloningsdifferentiatie toe: zehouden te weinig rekening met het functioneren en deprestaties <strong>van</strong> leraren, de zwaarte <strong>van</strong> het werken metspecifieke probleemleerlingen en de tekorten die er insommige vakken zijn.Versterking <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> de leraar en <strong>van</strong> zijn positiein het onderwijs vraagt om investeringen in scholing en omeen betere rolverdeling tussen leraren en management.Daarbij is in de vorige hoofdstukken uitvoerig stilgestaan.De kwaliteitsverbeteringen die we beogen moeten echterhand in hand gaan met aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden.Het kabinet is het eens met de probleemanalyse <strong>van</strong> decommissie: het beroep <strong>van</strong> leraar moet voor huidige entoekomstige leraren attractiever worden door een sterkereconcurrentiepositie ten opzichte <strong>van</strong> andere beroepen. Wekiezen voor de maatregelen zoals beschreven in de paragrafen4.1 tot en met 4.4. Juist de combinatie <strong>van</strong> de verschillendemaatregelen moet bijdragen aan de versterking <strong>van</strong>de positie en de kwaliteit <strong>van</strong> de leraar en het oplossen <strong>van</strong>het lerarentekort.Scholen hebben de afgelopen jaren meer zelfstandigheidgekregen. Daardoor heeft het Rijk geen zeggenschap meerover de arbeidsvoorwaarden <strong>van</strong> onderwijspersoneel 15 . Demaatregelen worden dus samen met de sociale partnersgeïmplementeerd en verder uitgewerkt. Het is belangrijkdat er een integraal pakket <strong>van</strong> maatregelen komt. In hetConvenant professionelere school (zie paragraaf 3.1) komenconcrete afspraken te staan, onder meer over de voorwaardenvoor bekostiging en de controle op naleving <strong>van</strong> deafspraken. Er worden dus afspraken gemaakt over het helepakket aan maatregelen, niet over losse onderdelen. Extrabekostiging vindt plaats op basis <strong>van</strong> (tussen)resultaten.4.1 Beloon opleiding en kwaliteitDe Commissie Leraren stelt een nieuw functiegebouw voormet vier functieniveaus, gebaseerd op het kwalificatieniveau<strong>van</strong> de leraar:• Bacheloropleiding• Hbo-masteropleiding• Wo-masteropleiding• DoctorsgraadHoe hoger het niveau, hoe hoger het salaris <strong>van</strong> de leraar.Naast de leraar onderscheidt de commissie ook nog deklassenassistent of onderwijsondersteuner met eenopleiding op zogeheten associate degreeniveau.We zijn met de commissie <strong>van</strong> mening dat opleiding beterbeloond moet worden. Maar het beloningsstelsel dient meerdoelen dan alléén kwaliteitsverbetering en het aantrekkenen behouden <strong>van</strong> hoger opgeleid personeel. Ook hetadequaat belonen <strong>van</strong> arbeidsprestatie is belangrijk.Werknemers moeten gestimuleerd worden om goed of15In het primair onderwijs is de minister <strong>van</strong> OCW nog verantwoordelijkvoor de zogeheten protocolonderwerpen (algemenesalarisontwikkeling, uitgangspunten voor functiewaardering,vaststelling <strong>van</strong> de algemene arbeidsduur en bovenwettelijkesociale zekerheid).


30excellent te presteren. Verder is het hebben <strong>van</strong> praktijkervaringin het bedrijfsleven voor leraren – onder meer inde sector bve – <strong>van</strong> belang. Scholen moeten de ruimtehebben om ook deze leraren een aantrekkelijk salaris e<strong>nl</strong>oopbaanperspectief te bieden. Ten slotte kiezen we vooreen efficiënte inzet <strong>van</strong> middelen. Niet elke leraarsfunctievereist het hoogste opleidingsniveau. De school moet devrijheid houden om een relatie te leggen tussen de taken<strong>van</strong> de school en de beschikbare financiële middelen.Dat scholen voldoende hogere leraarsfuncties in hunformatie opnemen is een eerste voorwaarde om hetopleidingsniveau en ontwikkelingsperspectief te kunnenbelonen. Van belang daarbij is, dat de verhouding tussen hetaantal leraarsfuncties en het aantal leraarondersteunendefuncties als gevolg hier<strong>van</strong> niet verandert. Meer onderwijsondersteunersjuichen we toe (zie ook paragraaf 3.4); zijmoeten echter worden ingezet bij de ondersteuning <strong>van</strong> hetprimaire proces en dus niet worden belast met leraarstaken.De verdeling over de salarisschalen 16 voor leraarsfunctiesin de verschillende onderwijssectoren ziet er nu(op macroniveau) zo uit:salarisschaalbo s(b)o vo bve hboLA 99% n.v.t. n.v.t. n.v.t. 8%LB 1% 98% 65% 38% 9%LC 0% 2% 17% 51% 31%LD 0% 0% 18% 10% 48%LE 0% 0% 0% 1% 4%We willen uiterlijk in 2012 per sector tot de volgendebredere verdeling komen over de verschillende salarisschalen:salarisschaalbo s(b)o vo bve hboLA 70% n.v.t. n.v.t. n.v.t. 5%LB 28 17 % 90% 46% 38% 5%LC 2% 7% 22% 48% 40%LD 0% 2% 29% 12% 40%LE 0% 1% 3% 2% 10%Met eerdere maatregelen zijn resultaten geboekt, zoals deinvulling <strong>van</strong> salarisschaal LC in het voortgezet onderwijs(<strong>van</strong> 0% in 2001 naar 17% in 2006). Deze resultaten zijnechter nog lang niet voldoende. Daarom willen we duidelijkeresultaatafspraken maken met de verschillende onderwijssectoren.Doelen <strong>van</strong> deze afspraken zijn een verhoging <strong>van</strong>de bezetting <strong>van</strong> de hogere leraarsfuncties én een verbetering<strong>van</strong> de positie <strong>van</strong> wetenschappelijk opgeleide lerarenen andere eerstegraads opgeleiden. Uit onderzoek 17 blijktnamelijk dat het beloningsverschil tussen het onderwijs ende markt toeneemt naarmate het opleidingsniveau <strong>van</strong> dewerknemer hoger is. In de prestatieafspraken voor hetspeciaal onderwijs komt specifiek voor het traject ‘passendonderwijs’ ook aandacht voor de zwaarte <strong>van</strong> de lestaak ende benodigde expertise voor het onderwijs aan leerlingenmet een beperking.We willen de resultaatafspraken hierover met de socialepartners vastleggen in het Convenant professionelere school.Voor het hbo zullen de afspraken worden uitgewerkt in hetkader <strong>van</strong> de Strategische Agenda HO. Het gaat daarbijzowel om afspraken op het niveau <strong>van</strong> de onderwijssectorals op instellingsniveau.De genoemde afspraken in het Convenant professionelereschool behelzen onder meer:a. Een gefaseerde verhoging <strong>van</strong> de bekostiging. Daarbijworden de tweede en volgende verhogingen pasgerealiseerd als de onderwijssectoren en de scholen detussendoelen hebben bereikt wat betreft de bezetting<strong>van</strong> de hogere leraarsschalen.b. Aanvullende afspraken tussen de sociale partners over:• Herijking <strong>van</strong> de functiewaarderingssystemen, zodatook het vereiste opleidingsniveau mede het functieniveaubepaalt. Scholen kunnen hierdoor eenvoudigerleraarsfuncties <strong>van</strong> verschillend niveau onderscheiden.Dit is dus een basisvoorwaarde.• Verbetering <strong>van</strong> de beloning <strong>van</strong> gepromoveerden,academici en andere eerstegraads opgeleiden in debovenbouw vwo-havo. Dit kan onder meer door eenminimumfunctieniveau in de bovenbouw of eenautomatische doorgroei naar een hogere salarisschaalbij goed functioneren in te voeren.• Ook tweedegraads leraren krijgen de kans op basis<strong>van</strong> opleiding en prestaties door te stromen naar eenhogere salarisschaal. Per school is er ruimte omongeveer de helft <strong>van</strong> de leraren onder te brengen inrespectievelijk schaal LC en schaal LD.• Versterking <strong>van</strong> de horizontale én de verticaleverantwoording op instellingsniveau. Vanaf 2008moet in het formatieplan een functiemix wordenopgenomen. Bij een functiemix gaat het om eenbepaalde verdeling <strong>van</strong> de verschillende leraarsfunctiesover de salarisschalen (in percentages voorde hoogste leraarsfuncties) met een termijn waaropdeze gerealiseerd moet zijn. Leraren kunnen eenhogere schaal bereiken op basis <strong>van</strong> functioneren enopleiding. Deze functiemix moet in 2012 wordenbereikt. Het is nodig dat de personeelsgeleding <strong>van</strong>de medezeggenschapsraad instemt met de vaststellingof wijziging <strong>van</strong> de formatie en <strong>van</strong> hetfunctie- en beloningsdifferentiatiebeleid. Dezemedezeggenschapsgeleding heeft dus ook eeninstemmingsrecht bij de vaststelling <strong>van</strong> de in 2012te bereiken functiemix. Jaarlijks rapporteert hetbevoegd gezag aan de medezeggenschapsgeledingover de realisatie <strong>van</strong> de gestelde doelen. De16Stand <strong>van</strong> zaken 2006, afgerond op hele procenten.17In dit plaatje is er rekening mee gehouden dat er een verschuiving<strong>van</strong> 10% <strong>van</strong> LA naar LB al mogelijk werd met het beschikbaarkomen <strong>van</strong> de Van Rijn-middelen.17SEO, Exploratie <strong>van</strong> beloningsverschillen in het onderwijs 2001-2004, december 2006.


31verticale verantwoording wordt versterkt door derealisatie <strong>van</strong> de gestelde doelen verplicht op tenemen in het jaarverslag.Deze afspraken op sector- en instellingsniveau leiden tot dedoor het kabinet gewenste macro-opbrengst in 2012,uitgedrukt in de bezetting <strong>van</strong> de verschillende salarisschalen.4.2 Biedt carrièreperspectief, beloonfunctioneren en prestatiesDe Commissie Leraren stelt voor om de salarisschalen in tekorten <strong>van</strong> 18 tot 12 jaar en adviseert om alleen bij voldoendefunctioneren periodieken binnen de salarisschalen toe tekennen.Het kabinet is het met de commissie eens dat het lang duurtvoordat leraren in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs,beroepsonderwijs en volwasseneneducatie het maximum<strong>van</strong> hun schaal behalen 18 en dat binnen de functiefamilie‘leraren’ de doorstroommogelijkheden naar hogereschalen in de huidige functiestructuur zeer beperkt zijn.We nemen daarom beide aanbevelingen <strong>van</strong> de commissieover. In 2008 willen we de salarisschalen in het po, het voen de bve inkorten <strong>van</strong> 18 tot 15 jaar. Door een – nog doorhet volgende kabinet te bekrachtigen – volgende stap in2012 worden deze salarisschalen ingekort tot 12 jaar.Met deze maatregel, gecombineerd met de maatregel inparagraaf 4.1, is niet langer sprake <strong>van</strong> een carrièreperspectiefvoor leraren dat achterblijft bij andere sectoren.Daarnaast maken we met de sectoren afspraken over hetstapsgewijs invoeren <strong>van</strong> prestatiebeloning. Hiertoe zullener binnen het huidige systeem substappen per periodiekgecreëerd moeten worden (bij goed functioneren krijg jebijvoorbeeld de hele periodiek, bij redelijk functioneren dehelft). De automatische periodiek wordt dus afgeschaft enop termijn willen we komen tot afschaffing <strong>van</strong> het tredensysteem(zoals in de ho-sector). Invoering hier<strong>van</strong> is eenvoorwaarde voor de inkorting <strong>van</strong> de carrièrelijnen.Specifiek voor die leraren die aan het einde <strong>van</strong> hun schaalzitten, omdat zij al vele jaren in het onderwijs actief zijnwordt een bindingstoeslag gecreëerd. Deze leraren komenin aanmerking voor zo’n toeslag bij goed presteren, wanneermen langer doorwerkt enz. Deze maatregel wordtgenomen in samenhang met nieuwe afspraken overregelingen voor langer doorwerken die aansluiten bij hetflexibel pensioen <strong>van</strong> het ABP (zie hiervoor paragraaf 4.4).Het bepalen <strong>van</strong> de lengte <strong>van</strong> de salarisschalen en hetvaststellen <strong>van</strong> de voorwaarden voor de toekenning <strong>van</strong>jaarlijkse periodieken zijn de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> desociale partners. Afspraken hierover worden vastgelegd inde decentrale cao’s. We gaan met de sociale partners in hetpo, het vo en de bve afspraken maken over hoe we deinkorting <strong>van</strong> de salarisschalen, de afschaffing <strong>van</strong> deautomatische periodiek en het stapsgewijs invoeren <strong>van</strong>prestatiebeloning kunnen realiseren.18In het hoger beroepsonderwijs zijn de salarisschalen al ingekort.4.3 Beloon werken in tekortregio’sDe Commissie Leraren vindt dat extra beloning voor lerarenin regio’s waar tekorten zijn, leraren in tekortvakken e<strong>nl</strong>eraren die werken met specifieke probleemleerlingenmogelijk moet worden.We zijn het met de commissie eens dat het werken in degrote steden en in andere tekortregio’s aantrekkelijkergemaakt moet kunnen worden door extra beloning. Periodiekkan bezien worden waar de urgentie het grootst is enwaar extra middelen terecht zouden moeten komen. Op ditmoment is het lerarentekort het meest urgent in de viergrote steden en Almere, en dan met name in het vmbo en inde ROC’s. Daarbij gaat het dus om de steden waar sprake is<strong>van</strong> een grotere arbeidsmarktproblematiek én een groterebeloningsachterstand ten opzichte <strong>van</strong> de overige regio’s 19 .Bovendien is er veelal sprake <strong>van</strong> een optelsom <strong>van</strong>(grootstedelijke) problemen. We zullen daarom extra gelduittrekken voor een tijdelijke arbeidsmarkttoeslag die vooralten goede moet komen aan leraren werkzaam in het vmboen de bve-sector in de vier grote steden en Almere. Hiermeekrijgen scholen in deze steden meer mogelijkheden voorextra beloningen en ruimte om andere voorzieningen voorleraren te treffen waardoor de regionale concurrentiepositieop de arbeidsmarkt wordt versterkt. Naast beloning kangedacht worden aan (financiële) ondersteuning bij bijvoorbeeldhuisvesting, vervoer en parkeren.We willen over de inzet <strong>van</strong> de extra middelen resultaat ­afspraken maken met de werkgevers in de genoemdesteden. Voorwaarde is ook dat de decentrale cao’s voor dezewerkgevers voldoende ruimte bieden voor het toekennen<strong>van</strong> regionale arbeidsmarkttoeslagen. Hierover gaan we ingesprek met de cao-partijen.4.4 De inzet <strong>van</strong> onderwijspersoneel en deverhoging <strong>van</strong> de participatiegraad <strong>van</strong> hetzittend personeelsbestandDe hiervoor genoemde beloningsmaatregelen zijn in hetbijzonder gericht op werving en behoud <strong>van</strong> personeel in deonderwijssector. Maar ook als de concurrentiepositie <strong>van</strong> deonderwijssector op dit punt is hersteld, zullen er spanningenin de personeelsvoorziening blijven bestaan. Het is daaromnodig om ook het aantal arbeidsuren waarvoor het zittendepersoneel zich beschikbaar stelt, te optimaliseren.Dit kan ondermeer door de leraren te stimuleren opjaarbasis meer te gaan werken en/of door aan het einde <strong>van</strong>de loopbaan langer door te werken. Nu het perspectief opeen concurrerende beloning en een aantrekkelijk loopbaanwordt geboden, vinden we het ook redelijk om <strong>van</strong> (zittend)onderwijspersoneel te vragen dat zij optimaal participeren.Verhoging jaarlijkse arbeidsduurDe huidige norm voor de arbeidsduur in het onderwijs komtovereen met een 36-urige werkweek (de zgn. normjaartaakbedraagt 1659 uur). Een verhoging <strong>van</strong> de gemiddelde19SEO, Exploratie <strong>van</strong> beloningsverschillen in het onderwijs2001-2004, december 2006.


32betrekkingsom<strong>van</strong>g kan een substantiële bijdrage leverenaan de bestrijding <strong>van</strong> het lerarentekort. Wanneer lerarenmeer keuzemogelijkheden hebben bij het bepalen <strong>van</strong> hunarbeidsduur, dan is dat zowel in het belang <strong>van</strong> de arbeidsorganisatieals in het belang <strong>van</strong> de individuele leraar. Dearbeidsorganisatie kan flexibeler opereren bij de inzet <strong>van</strong>het personeel en de leraar heeft meer mogelijkheden omzijn werktijd af te stemmen op persoo<strong>nl</strong>ijke omstandigheden,door bijvoorbeeld gedurende levensfasen die dattoelaten het accent te leggen op ‘inkomen’ en in andereperioden meer ruimte te nemen voor zorgtaken.Verhoging <strong>van</strong> de normjaartaak naar een standaard dieovereenkomt met de 40-urige werkweek kan een ‘psychologisch’effect hebben, barrières doorbreken en een positieveuitwerking hebben op de bereidheid om jaarlijks meer tegaan werken 20 . Het besluit dat in de jaren negentig isgenomen om de arbeidsduur terug te brengen naar 36 uurwerd genomen in een periode waarin er behoefte was aaneen betere arbeidsverdeling. Veel jongeren bleven aan dekant, omdat er onvoldoende werk voor hen was. In dehuidige context <strong>van</strong> arbeidsmarktkrapte past een oproepaan leraren om hun aanstellingsom<strong>van</strong>g uit te breiden naar40 uur. Het ligt daarbij voor de hand dat zo’n uitbreiding tengoede komt aan het primaire proces, dat wil zegge<strong>nl</strong>esgeven, de ontwikkeling en voorbereiding <strong>van</strong> lessen enaan professionaliseringsactiviteiten. Zolang er op dit puntgeen stappen worden gezet zal de werkdruk voor lerarenverder toenemen <strong>van</strong>wege lesuren/vacatures die in deschool onvervuld blijven en het ontbreken <strong>van</strong> collega’s diekunnen ver<strong>van</strong>gen.Het gebruik <strong>van</strong> de standaard <strong>van</strong> de 40-urige werkweekvergroot de mogelijkheden om – als de persoo<strong>nl</strong>ijke enzorgtaken dat toelaten – te kiezen voor een hogere arbeidsduurmet een bijbehorend hoger inkomen. Tegelijk blijvende bestaande wettelijke mogelijkheden om gedurendebepaalde fasen <strong>van</strong> de loopbaan te kiezen voor deeltijdwerkovereind. We vinden het daarom gewenst om ook in hetonderwijs deze norm de komende jaren stapsgewijs teverhogen. Het tempo waarin de verhoging <strong>van</strong> de standaardkan plaatsvinden, is afhankelijk <strong>van</strong> de toename <strong>van</strong> devraag naar personeel, die per onderwijssector verschilt. Opkorte termijn kan deze aanpak vooral effectief zijn in hetvoortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatieen het hoger beroepsonderwijs.Vergroten aanstellingsom<strong>van</strong>g deeltijders en startersOnder deeltijders bestaat veel animo om langer te gaanwerken 21 . Door het verwachte tekort aan leraren zal deruimte daarvoor toenemen. Ook innovatieve schoolorganisatorischeoplossingen kunnen de ruimte voor deeltijders enstarters om meer te werken vergroten. Werkgevers kunnenregionaal samenwerken om beter gebruik te maken <strong>van</strong> debestaande arbeidscapaciteit. Ze kunnen bijvoorbeeldafspreken dat zij een leraar ‘delen’, zodat die – vooruitlopendop een volledige betrekking bij één bestuur – eenvollediger baan heeft. Een andere mogelijkheid is datscholen de lessen in een vak niet over een heel schooljaar20De verhoging <strong>van</strong> deze norm in de Politie-CAO heeft in die sectoreen aanwijsbaar effect gehad.21Volgens de Monitor Arbeid, Zorg en Levensloop 2006 (Astri).spreiden, maar clusteren in één periode. Zo kan een leraarefficiënter worden ingezet bij verschillende scholen.Specifieke aandacht vraagt de positie <strong>van</strong> starters op deonderwijsarbeidsmarkt. Zij moeten vaak met kleine banengenoegen nemen, omdat ze niet meer uren kunnen krijgen.Verder kiezen starters er vaak zelf voor om minder tewerken, omdat een volledige betrekking een te zwarebelasting is. In beide gevallen is er een belangrijke rolweggelegd voor de werkgevers in het onderwijs. Werkgeverskunnen – al dan niet gezame<strong>nl</strong>ijk in regionaal verband –zorgen voor banen die aantrekkelijker zijn voor starters,omdat ze een substantiële om<strong>van</strong>g hebben. Werkgeversmoeten er ook voor zorgen dat startende leraren goedworden opge<strong>van</strong>gen en begeleid in hun nieuwe functie. Opdie manier kan uitval <strong>van</strong> leraren worden voorkomen. Wezullen met werkgevers afspraken maken over het vergroten<strong>van</strong> de aanstellingsom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> deeltijders en het vasthouden<strong>van</strong> starters door hen een grotere aanstellingsom<strong>van</strong>gte geven, een ruimere inwerktijd en goede begeleiding,bijvoorbeeld door oudere collega’s.Leeftijdsfasebewust personeelsbeleidWe delen de opvatting <strong>van</strong> de commissie dat langer doorwerkenhelpt om het lerarentekort te voorkomen. Bovendiendraagt dit bij aan de houdbaarheid <strong>van</strong> de verzorgingsstaat.Ook voor onderwijspersoneel is, met het akkoord overVUT/Prépensioen en Leve<strong>nl</strong>oop (VPL) in 2005, de financiëleprikkel om langer door te werken toegenomen. Dit leidt nual tot een zichtbare verhoging <strong>van</strong> de leeftijd waaroponderwijspersoneel uittreedt. We vinden dat het in eendergelijke benadering niet meer past dat leraren op een,ook in vergelijking met andere sectoren, jonge leeftijd(<strong>van</strong>af 52 jaar) generieke arrangementen voor wekelijksetaakvermindering (met gedeeltelijke behoud <strong>van</strong> salaris)aangeboden krijgen.We kunnen deze BAPO-regeling beter ver<strong>van</strong>gen doornieuwe sectorale regelingen <strong>van</strong> leeftijdsfasebewustpersoneelsbeleid. Deze regelingen moeten aansluiten op deper 1 januari 2006 ingevoerde regeling <strong>van</strong> flexibelepensionering bij het ABP. Het flexibel pensioen <strong>van</strong> het ABPmaakt het mogelijk om <strong>van</strong>af de leeftijd <strong>van</strong> 60 jaar tekiezen voor een deeltijdpensioen in combinatie met eenvoortgezette deeltijdfunctie. Op deze manier kan men erindividueel voor kiezen om <strong>van</strong>af de leeftijd <strong>van</strong> 60 jaar dearbeidstijd geleidelijk te verminderen. Door in de deeltijdbetrekkinglanger door te werken dan de thans gebruikelijkeFPU leeftijd kan de pensioenuitkering na 65 jaar op hetgewenste niveau blijven. Bovendien komen oudere werknemersbij goed presteren in aanmerking voor een bindingstoeslag(zie ook paragraaf 4.2). De regeling <strong>van</strong> leeftijdsfasebewustpersoneelsbeleid zou het gebruik <strong>van</strong> dit flexibelpensioen moeten ondersteunen, maar ook in andere fasen<strong>van</strong> de loopbaan stimulansen moeten bieden die de life-timeinzetbaarheid en arbeidsmotivatie verhogen. Voor deregelingen die in de plaats komen <strong>van</strong> de extra verlofregelingenvoor ouderen kan een deel <strong>van</strong> het budget dat nu metdie regelingen gemoeid is worden ingezet.Deze invoering moet door scholen worden ondersteund dooreen samenhangend en effectief leeftijdsfasebewustpersoneelsbeleid op scholen, bijvoorbeeld door begeleiding


33en coaching <strong>van</strong> starters te laten verzorgen door oudereleraren. Denk daarbij aan de eeuwenoude meestergezelconstructiedie ook nu nog bijzonder effectief kan zijn.Zo wordt uitstroom <strong>van</strong> personeel uit het onderwijs, zowelbij starters als bij oudere werknemers, tegengegaan.Bovendien kan het plezier in het werk toenemen en actiefworden gewerkt aan de overdracht <strong>van</strong> gedurende velejaren opgedane kennis en ervaring.Zowel de inhoud <strong>van</strong> de specifieke seniorenregelingen alshet personeelsbeleid, waaronder het taakbeleid, zijn deverantwoordelijkheid <strong>van</strong> sociale partners. We zullendaarom met de sociale partners afspraken maken ombestaande seniorenarrangementen zodanig aan te passendat deze effectief bijdragen aan grotere arbeidsparticipatie<strong>van</strong> ouderen.4.5 Betere beloning schoolleiders poDe commissie richt zich in haar advies uitsluitend op deleraar. Maar het kabinet voorziet in het primair onderwijsop korte termijn ook een fors tekort aan schoolleiders. In2011 kan dit tekort oplopen tot bijna 5% 22 . Dit levert zoweleen kwantitatief als een kwalitatief probleem op. Juist deschoolleider vervult immers een cruciale rol in de ontwikkelingen uitvoering <strong>van</strong> personeelsbeleid.Het ontstaan <strong>van</strong> het tekort aan schoolleiders komt vooreen belangrijk deel doordat docenten niet bereid zijn de stapnaar de functie <strong>van</strong> schoolleider te maken. De redenhiervoor is dat er onvoldoende beloning staat tegenover deflink toenemende verantwoordelijkheid en werkdruk.Daarom vinden we dat ook het vak <strong>van</strong> schoolleider aantrekkelijkermoet worden, onder meer door een beter salaris.We willen hiervoor dan ook extra middelen beschikbaarstellen. Omdat de sociale partners ook verantwoordelijk zijnvoor de arbeidsvoorwaarden <strong>van</strong> de schoolleider, zullen wemet deze partijen afspraken maken over de vormgeving <strong>van</strong>de maatregel. Uitgangspunt is dat die maatregel moetleiden tot een concrete salarisverhoging voor alle schoolleidersin het primair onderwijs. Deze salarisverhoging wordttoegekend wanneer er – ter beoordeling <strong>van</strong> het bestuur –sprake is <strong>van</strong> goede prestaties ten aanzien <strong>van</strong> het realiseren<strong>van</strong> de afspraken over personeels- en opleidingsbeleiden de functiemix.22Ministerie <strong>van</strong> OCW, Nota werken in het onderwijs 2008.


5 Kortetermijnmaatregelen35Welke maatregelen kunnen op korte termijn worden genomen om het lerarentekort terugte dringen? De Commissie Leraren doet hiervoor diverse aanbevelingen. We nemen maatregelenop het gebied <strong>van</strong> regionale samenwerking, stimuleren de zij-instroom in hetberoep en het inzetten <strong>van</strong> ‘stille reserve’ in het voortgezet onderwijs.Het tekort aan leraren doet zich <strong>van</strong>daag al voor. Daaromvindt de Commissie Leraren het noodzakelijk om naast hetdoorvoeren <strong>van</strong> structurele veranderingen ook kortetermijnmaatregelente nemen. De commissie doet daarvoor eengroot aantal aanbevelingen, in drie categorieën:• Meer hoogopgeleiden naar het onderwijs.• Verruimen inzet <strong>van</strong> bevoegde leraren.• Onderwijs anders organiseren.We raden de werkgevers in het onderwijs aan goed kennis tenemen <strong>van</strong> de aanbevelingen <strong>van</strong> de commissie. De commissiedoet veel aanbevelingen die hen op de korte termijn alkunnen helpen bij een modern en gedifferentieerd personeelsbeleid.Voor samenwerkende scholen in regionale platformszijn bepaalde aanbevelingen zeer geschikt om uit te voeren.Zo kunnen zij gezame<strong>nl</strong>ijk wervingsacties opzetten enafspraken maken met bedrijfsleven, maatschappelijkeorganisaties of universiteiten om hun personeel de kans tegeven een deel <strong>van</strong> hun arbeidstijd tijdelijk in het onderwijsaan het werk te gaan. Op deze manier kunnen zij werk maken<strong>van</strong> de aanpak <strong>van</strong> het verwachte lerarentekort.We vinden de samenwerking <strong>van</strong> scholen in de regio <strong>van</strong>groot belang voor de aanpak <strong>van</strong> het lerarentekort. Inparagraaf 5.1 doen we voorstellen voor concrete maatregelen.In paragraaf 5.2 en 5.3 gaan we in op de aanbevelingen<strong>van</strong> de Commissie Leraren die we voor de korte termijn hetmeest kansrijk vinden en waar<strong>van</strong> we het grootste effectverwachten. De voorstellen <strong>van</strong> de commissie inzakeonderwijs anders organiseren bespraken we eerder inparagraaf 4.4 over innovatie in het onderwijs.5.1 Regionale samenwerkingDe commissie stelt dat schoolbesturen in regio’s waar grotetekorten aan leraren worden verwacht hun beleid ophoofdlijnen met elkaar moeten afstemmen. Bijvoorbeeldbonussen voor het verhuizen naar de regio, gezame<strong>nl</strong>ijke(duale) opleidingsprogramma’s en een gezame<strong>nl</strong>ijkevoorziening om overschotten of tekorten op te <strong>van</strong>gen op deregionale onderwijsarbeidsmarkt.We vinden het voor de hand liggend dat scholen in de regiosamenwerken met lerarenopleidingen, bedrijfsleven enandere organisaties. Vooral basisscholen werken al veelsamen in zogeheten regionale platforms. Het is belangrijkdat ook scholen die nog niet samenwerken – vooral scholenvoor voortgezet onderwijs – inzien dat regionale samenwerkingloont.In de periode 2005-2007 werden tien regio’s met de grootsteproblemen op de arbeidsmarkt financieel ondersteund bij deaanpak <strong>van</strong> de regionale arbeidsmarktproblematiek.Samenwerking in regionaal verband biedt vrijheid voorscholen om zelf passende oplossingen te vinden voorregiospecifieke problemen. De tien regio’s hebben in deafgelopen jaren projecten ontwikkeld waarmee zij toekomstigearbeidsmarktproblemen het hoofd kunnen bieden.De nota Werken in het Onderwijs 2008 bevat voor dekomende periode per regio een analyse <strong>van</strong> de arbeidsmarktproblemenin het primair en voortgezet onderwijs. Inde regio’s die een bovengemiddeld risico lopen op arbeidsmarktproblemenondersteunen we een gezame<strong>nl</strong>ijkeaanpak <strong>van</strong> de problemen. We starten met de risicoregio’svoortgezet onderwijs, omdat de problemen daar het meesturgent zijn. Als de ramingen voor het primair onderwijshiertoe over twee jaar aa<strong>nl</strong>eiding geven, zullen we ookrisicoregio’s voor het primair onderwijs ondersteunen.Met de volgende risicoregio’s voortgezet onderwijs makenwe prestatieafspraken: Almere, Rijnmond, Amsterdam,Haaglanden, Den Haag, Rotterdam, IJssel/Veluwe, ZuidelijkNoord-Holland, Flevoland, Rijnstreek en Utrecht.Een aantal <strong>van</strong> deze regio’s ontving in de afgelopen jaren alextra steun. We bezien in overleg met de betreffende regio’swelke aanvullende maatregelen nodig zijn. De stedenRotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht kennen eencomplexe grootstedelijke problematiek die verder gaat dande werving en het behoud <strong>van</strong> personeel. Zij nemen daaromeen aparte plaats in. Het kabinet wil met deze regio’safzonderlijke afspraken maken.De prestatieafspraken richten zich vooral op aanbodverhogendemaatregelen, zoals:• Het stimuleren <strong>van</strong> zij-instroom.• Doorstroming <strong>van</strong> leraren <strong>van</strong> primair naar voortgezetonderwijs.• De inzet <strong>van</strong> leraren uit de stille reserve.• Tijdelijke inzet <strong>van</strong> hoger opgeleiden uit het bedrijfsleven,maatschappelijke organisaties en promovendiaan universiteiten.• Flexibele inzet <strong>van</strong> docenten in de tekortvakken opverschillende scholen.• Hoger beroepsrendement <strong>van</strong> lerarenopleidingen.


36• Een betere begeleiding <strong>van</strong> beginnende leraren bij deovergang <strong>van</strong> opleiding naar werk.De regio’s krijgen de vrijheid om zelf te bepalen welkemaatregelen in hun situatie het beste zijn.5.2 Meer hoogopgeleiden naar het onderwijsDe Commissie Leraren doet een aantal aanbevelingen ommeer hoogopgeleide werknemers te interesseren voor eenbaan in het onderwijs. Ze roept het bedrijfsleven enmaatschappelijke organisaties op om werknemers deruimte te geven tijdelijk een deel <strong>van</strong> hun tijd aan de slag tegaan in het onderwijs. De commissie stelt voor een deel <strong>van</strong>de aanstellingsom<strong>van</strong>g <strong>van</strong> promovendi in te zetten voor hetgeven <strong>van</strong> onderwijs. Een ander voorstel is om studenten<strong>van</strong> lerarenopleidingen een positieve financiële prikkel tegeven wanneer zij hun opleiding eerder afronden. Daarnaastwil de commissie zij-instroom stimuleren door eensterkere financiële prikkel voor scholen. Tot slot is er desuggestie onderwijsonderzoekers en -ondersteuners in hetonderwijs te stimuleren om in deeltijd voor de klas te gaanstaan en de daarbij behorende kwalificatie te behalen en omde doorstroom <strong>van</strong> leraren primair onderwijs naar voortgezetonderwijs te bevorderen.De Commissie Leraren doet een groot aantal bruikbareaanbevelingen om de inzet <strong>van</strong> hoger opgeleiden in hetonderwijs te verruimen. Veel er<strong>van</strong> kunnen scholen – inregionaal verband – zelf ter hand nemen. Voor de uitvoering<strong>van</strong> de volgende aanbevelingen zullen wij het voortouwnemen.Zij-instroomBij het Convenant professionalisering en begeleiding <strong>van</strong>onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, datmedio 2006 door de toenmalige minister <strong>van</strong> OCW isafgesloten met de sociale partners, is 100 miljoen eurobeschikbaar gesteld aan het funderend onderwijs (exclusiefhet beroepsonderwijs dat 10 miljoen euro ontving). Doorbundeling <strong>van</strong> bedragen en het schrappen <strong>van</strong> afzonderlijkeregelingen kregen scholen meer ruimte om pro-actief eigenpersoneelsbeleid te voeren. Ook het geld dat oorspronkelijkbestemd was voor de kosten om zij-instromers in het beroepte benoemen is hierin opgenomen.Mogelijk hebben individuele scholen die met lerarentekortenworden geconfronteerd – ook na optimale inzet <strong>van</strong> demiddelen die zij in de lumpsum beschikbaar hebben –onvoldoende financiële ruimte om zij-instromers te benoemen,op te leiden en te begeleiden. We willen in het kader<strong>van</strong> het Convenant professionelere school bekijken hoe enonder welke voorwaarden deze scholen aanvullendefinanciële middelen kunnen krijgen voor de aanstelling <strong>van</strong>zij-instromers.VSNU (Vereniging <strong>van</strong> Samenwerkende NederlandseUniversiteiten).Uitbreiding hbo-kopopleidingDe hbo-kopopleiding biedt hbo- en wo-vakbachelors demogelijkheid om in een jaar een tweedegraads bevoegdheidte behalen. Sinds 2004 hebben ruim 300 studenten ditgedaan. Het merendeel bestond uit hbo-vakbachelors. Deverwachting is dat jaarlijks 250 studenten zich voor dekopopleiding in zullen schrijven. In overleg met de HBOraaden de VSNU willen we daarom de verwantschapsregelinguitbreiden zodat meer plaatsen beschikbaar komen.5.3 Verruimen inzet <strong>van</strong> bevoegde lerarenDe commissie geeft aan dat er voor het voortgezet onderwijsveel mensen zijn die een onderwijsbevoegdheidhebben, maar die buiten het onderwijs werken (de ‘stillereserve’). De commissie stelt voor deze mensen op teroepen (weer) in het onderwijs aan de slag te gaan. Verderstelt de commissie voor langer doorwerken aantrekkelijkerte maken door een grotere financiële prikkel in de FPUregelingom leraren te stimuleren door te werken tot hunvijfenzestigste. Dit kan gecombineerd worden met deaanpassing <strong>van</strong> de regelingen voor vakantie en ouderenverlof.Daarnaast doet de commissie de suggestie deeltijdersmeer te laten werken, bonussen te geven op mobiliteit naartekort en gespaarde adv-dagen alsnog productief in tezetten.In hoofdstuk 4 doen we een aantal voorstellen voor hetbelonen <strong>van</strong> werken in tekortregio’s (4.3), het behouden<strong>van</strong> zittend personeel en het geven <strong>van</strong> een grotere aanstellingsom<strong>van</strong>gaan deeltijders en starters (4.4).Oproep aan de ‘stille reserve’ voortgezet onderwijsVeel mensen die werkzaam zijn buiten het onderwijs zijn inhet bezit <strong>van</strong> een onderwijsbevoegdheid. De kans opterugkeer naar het onderwijs voor het overgrote deel <strong>van</strong>deze groep is niet realistisch, omdat men al jaren werkzaamis in andere sectoren, of omdat men inmiddels met(pre)pensioen is. Niettemin is er altijd nog een substantiëeldeel <strong>van</strong> deze groep waar<strong>van</strong> aangenomen mag worden datze nog wel geïnteresseerd zijn in een baan in het onderwijs.Het betreft hier met name die mensen die in de afgelopenjaren zijn afgestudeerd aan de lerarenopleiding, maar nietin het onderwijs gingen werken. Landelijk gaat het om zo’n4000 mensen. De om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de ‘stille reserve’ en denoodzaak om hierop een beroep te doen verschillen perregio. Zo’n oproep kan dan ook het beste gedaan wordenbinnen die regio’s waar een behoorlijk potentieel is aan‘stille reserve’. Met de scholen voor voortgezet onderwijs inde risicoregio’s (zie paragraaf 5.1) zullen hierover prestatieafsprakenworden gemaakt.Inzet promovendi voor de klasWe vinden het een goed idee om promovendi in te zetten alsleraar in het voortgezet onderwijs. Het biedt een oplossingvoor het nijpende tekort op korte termijn en draagt bij aanhet verhogen <strong>van</strong> het aantal hoogopgeleiden binnen deonderwijsinstelling. We zullen dit voorstel bespreken met de


6 Goede onderwijsresultaten door deinzet <strong>van</strong> uitstekende leraren37De Commissie Leraren stelt in haar advies de leraarcentraal. Dat is terecht. Gekwalificeerde en gemotiveerdeleraren zijn de basis voor goed en effectief onderwijs.Zonder hen geen succes. Door te investeren in dé leerkracht<strong>van</strong> Nederland bieden we de beste garanties opkwalitatief goed onderwijs. Onderzoek laat zien dat eenverhoging <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> leraren kan leiden totsubstantiële verbeteringen in de prestaties <strong>van</strong> leerlingen(CPB, 2006).Tegelijk met dit actieplan werken we daarom met deverschillende onderwijssectoren aan verbetering <strong>van</strong> dekwaliteit en de opbrengsten <strong>van</strong> het onderwijs. Daartoeworden voor de sectoren afzonderlijk kwaliteitsagenda’sopgesteld die elk hun eigen speerpunten kennen. Hiernavatten we samen waar het om gaat: goede onderwijsresultatendoor de inzet <strong>van</strong> uitstekende leraren.In het primair onderwijs willen we de onderwijskwaliteit e<strong>nl</strong>eeropbrengsten verbeteren, vooral op het gebied <strong>van</strong>rekenen en taal. Dat doen we door duidelijk vast te leggenwat leerlingen aan het eind <strong>van</strong> de basisschool moetenkennen en kunnen. Er komt een dekkend aanbod <strong>van</strong> voorenvroegschoolse educatie en maatregelen om de taalachterstand<strong>van</strong> achterstandsleerlingen reduceren. Minimaal 80%<strong>van</strong> de scholen voldoet aan de standaarden <strong>van</strong> kwaliteitzorgzoals omschreven in het toezichtskader <strong>van</strong> deinspectie. Het aantal zeer zwakke scholen wordt gehalveerden de periode dat een school zeer zwak functioneertgeminimaliseerd.In de vorige kabinetsperiode is aangegeven dat wordtgestreefd naar een verplichte eindtoets. Om de toegevoegdewaarde <strong>van</strong> scholen goed zichtbaar te maken, zijn echterook referentieniveaus voor rekenen en taal en een goedleerlingvolgsysteem nodig. Naar aa<strong>nl</strong>eiding <strong>van</strong> het rapportover de doorlopende leerlijn Rekenen en Taal zal wordenbesloten op welke wijze het totaalpakket <strong>van</strong> eindtoets,referentieniveaus en een leerlingvolgsysteem vormgegevenwordt.In het voortgezet onderwijs ligt de focus de komende jarenop onderwijsinhoud, basisvaardigheden en (basis)kennis.De overheid en de vo-sector stellen een gezame<strong>nl</strong>ijkeagenda op. Deze agenda gaat over de bijdrage die hetonderwijs kan leveren en over de versterking <strong>van</strong> dekwaliteit en de maatschappelijke rol <strong>van</strong> het onderwijs.Maar ook over het beeld <strong>van</strong> de sector en over het maatschappelijkvertrouwen in het vo. De huidige sterke kanten<strong>van</strong> het onderwijs willen we behouden en uitbouwen. Vooralle leerlingen leggen we de verplichte leerstof wettelijkvast in de kerndoelen. Over de onderwerpen zwakkescholen, rekenen en taal, examens, voortijdig schoolverlaten,talentontwikkeling en maatschappelijke stage gaan weconcrete prestatieafspraken maken. Benchmarking is een<strong>van</strong> de instrumenten die de vo-sector verder zal uitwerken.De bve-sector werkt samen met het bedrijfsleven en dekenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven aan een grotevernieuwing: het competentiegericht onderwijs. Dat dienttwee doelen: het mbo moet beter aansluiten op de eisen diehet bedrijfsleven stelt en het competentiegericht onderwijsmoet de deelnemers meer boeien, zodat voortijdig schoolverlatenwordt voorkomen. Deze omslag vraagt ook omomslag <strong>van</strong> leraren. Zij moeten studenten kunnen coachenen stimuleren, ze moeten vaste roosters kunnen loslaten,een gedifferentieerd aanbod vormgeven en met studentenhet onderwijs ontwerpen. In de kwaliteitsagenda zalcentrale examinering een aandachtspunt zijn.In het hoger onderwijs vragen de uitdagingen <strong>van</strong> onze tijdin de eerste plaats om een ambitieuze studiecultuur. Tot nutoe zijn hogescholen en universiteiten erin geslaagd eengroeiende deelname te combineren met een onderwijskwaliteitdie aan de basis op orde is. Maar gemiddeld is nietvoldoende. Een ambitieuzere studiecultuur moet gerealiseerdworden door meer studiesucces (uitvalvermindering)en rendement in de bachelorfase, intensiever onderwijs(aantal contacturen + staf/studentratio), maatwerk voorgetalenteerden en meer interactie tussen onderwijs,onderzoek en arbeidsmarkt. Hiervoor zijn investeringen inde opleiding en positie <strong>van</strong> de leraar nodig, vooral in hethbo. De agenda gaat gepaard met meerjarenafspraken opsectorniveau en het zichtbaar maken <strong>van</strong> prestaties <strong>van</strong>instellingen.Voortijdig schoolverlaten (VSV)Leraren vervullen een cruciale rol bij het voorkomen enterugdringen <strong>van</strong> voortijdig schoolverlaten met name in voen bve. Boeiend onderwijs dat aansluit bij de leerstijl <strong>van</strong>leerlingen is een belangrijk instrument bij het voorkomen<strong>van</strong> uitval. Bovendien kan de leraar die belangrijke rolvervullen doordat hij over veel kennis en informatiebeschikt over het welbevinden <strong>van</strong> de leerlingen. Samenmet leerlingbegeleiders en decanen kunnen leraren ervoorzorgen dat problemen snel gesignaleerd worden, zonodig inhet Zorgadviesteam besproken en effectief worden aangepakt.Hoewel uit onderzoek blijkt dat docenten een grotere rolambiëren op het gebied <strong>van</strong> het voorkomen <strong>van</strong> voortijdigschoolverlaten, krijgen zij in de praktijk lang niet altijd dezerol. Leraren zouden in positie gebracht kunnen worden opdit thema door hun professionaliteit beter te benutten. Omdit te bereiken moet er nog veel verbeterd worden, metname op het punt <strong>van</strong> de communicatie tussen docenten enhet management en door de doorvertaling <strong>van</strong> het VSVbeleidnaar de werkvloer.


7 Financiële consequenties39De kosten <strong>van</strong> het actieplan <strong>LeerKracht</strong> <strong>van</strong> Nederland staan vermeld in de onderstaandetabel. In de voorgaande hoofdstukken <strong>van</strong> het actieplan staan de concrete maatregelendie onder de vier actielijnen vallen. In de tabel staat hoeveel middelen er per actielijnbeschikbaar zijn.Bedragen x € 1 miljoenMaatregel 2008 2009 2010 2011 2015 StructureelEen sterker beroep 32 64 101 119 143 133Een professionelere school 18 62 86 86 61 53Een betere beloning 110 307 388 475 736 932Kortetermijnmaatregelen 13 22 26 25 21 9Totale kosten 173 455 601 705 961 1.127Deze investeringen worden gedekt uit de onderwijsenveloppeuit het coalitieakkoord, door modernisering <strong>van</strong>het beleid voor oudere werknemers (de middelen dievrijvallen door modernisering <strong>van</strong> de BAPO-regeling wordendaarbij gekoppeld aan maatregelen om oudere werknemerste binden aan het onderwijs) en door de inzet <strong>van</strong> middelenvoor incidentele loonontwikkeling 23 <strong>van</strong> de onderwijssectorenen <strong>van</strong> de sector Rijk en <strong>van</strong> de begrotingsgefinancierdegepremieerde en gesubsidieerde sectoren. Daarnaastworden de intensiveringen gedekt door bijdragen uit debegroting <strong>van</strong> OCW. Bovendien wordt het profijtbeginsel inhet Hoger Onderwijs versterkt door middel <strong>van</strong> het verhogen<strong>van</strong> de collegegelden. Ten slotte worden, als devoorgenomen projecten de FES-procedure doorstaan –FES-middelen ingezet om de innovatie in het onderwijs testimuleren.Voor een deel <strong>van</strong> de maatregelen en het dekkingspakketgeldt dat deze ingaan na deze kabinetsperiode. Het kabinetmaakt over het totale pakket de komende periode afsprakenmet de onderwijssector. Voor maatregelen na 2011 is inprincipe dekking voorzien zoals aangegeven, maar demaatregelen en dekking zullen door een nieuw kabinet<strong>van</strong>zelfsprekend moeten worden bevestigd.Voor een uitgebreide toelichting op de dekking verwijzen wijnaar de Nota <strong>van</strong> Wijziging bij de ontwerpbegroting 2008.De dekking sluit over de jaren heen aan op de kosten <strong>van</strong> demaatregelen.23Indien sectoren ILO-middelen die na 1 augustus 2008 beschikbaarkomen hebben ingezet ter dekking <strong>van</strong> cao-afspraken, dan zal deinzet <strong>van</strong> deze middelen worden verdisconteerd (lees verrekend)met de maatregelen en de daartoe benodigde middelen die in hetactieplan voor de desbetreffende sector zijn opgenomen.


Publicatie <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong>Onderwijs, Cultuur en WetenschapProductieLeo Wijnhoven/Ageeth den BestenTekstMedewerkers Programma Onderwijspersoneel / DirectieArbeidsmarkt- en Personeelsbeleid i.s.m. OCW Schrijft Beter!en Leene.txt, Gouda.VormgevingMaarten Balyon grafische vormgevingDrukKoninklijke De Swart, Den HaagUitgaveNovember 2007zie ook: www.minocw.<strong>nl</strong>/onderwijs énwww.leerkracht<strong>van</strong>nederland.<strong>nl</strong>OCW 08BK2007B022

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!