12.07.2015 Views

Strautmann opraap-/doseerwagen Giga Vitesse Duo Plus

Strautmann opraap-/doseerwagen Giga Vitesse Duo Plus

Strautmann opraap-/doseerwagen Giga Vitesse Duo Plus

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

GebruikershandleidingOpraapwagen<strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> I / II / III / IV <strong>Duo</strong><strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> I / II / III / IV <strong>Duo</strong> plus<strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> II / III / IV DO <strong>Duo</strong><strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> II / III / IV DO <strong>Duo</strong> plus575 00 91001.09Printed in GermanyLees dezegebruikershandleiding door,voordat de machine in gebruikwordt genomen! Volg deaanwijzingen op!Bewaren voor toekomstiggebruik!


EG-conformiteitsverklaringEG-conformiteitsverklaringovereenkomend met de EG-richtlijn 98/37/EG, aanhang II ADe Fabrikant:B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGBielefelder Str. 53D-49196 Bad Laerverklaart hiermee, dat de hier na volgend beschreven machine:Fabricaat:Opraap- / <strong>doseerwagen</strong>Type:<strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> I / II / III / IV <strong>Duo</strong><strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> I / II / III / IV <strong>Duo</strong> plus<strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> II / III / IV DO <strong>Duo</strong><strong>Giga</strong> <strong>Vitesse</strong> II / III / IV DO <strong>Duo</strong> plusMachinenummer: ............................................................overeenkomt met de volgende bepalingen in de volgende EG-richtlijnen:• Machine-Richtlijn 98/37/EG• EMV-richtlijn 2004/108/EG (Elektromagnetische compatibiliteit)Toegepaste normen en technische specificaties:EN 12100-1, EN 12100-2, EN 294, EN 811, EN 1553, EN 690, EN 704Bad Laer, 20.12.2008Dr. J. MarqueringLeider ontwikkelingR. Kleine - NiesseLeider constructieafdelingVoertuigtechniekDr. K.-P. <strong>Strautmann</strong>Bedrijfsdirecteur2 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


IdentificatiegegevensIdentificatiegegevensVul hier de identificatiegegevens van de machine in. Deidentificatiegegevens vindt u op het typeplaatje.Fabrikant:B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGMachinenummer:(negen posities)Type:Bouwjaar:Adres fabrikantB. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGLandmaschinenfabrikBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-0Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.comOnderdelen bestellingFormeel voor de gebruikershandleidingB. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGLandmaschinenfabrikBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-31Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.comOnline onderdelenboek: www.strautmann-elise.deGeef bij het bestellen van onderdelen altijd het machinenummer(negen posities) van de machine door.Documentnummer: 575 00 910Aanmaakdatum: 01.09© Copyright B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KG, 2009Alle rechten voorbehouden.Nadruk, ook gedeeltelijk, slechts toegestaan na uitdrukkelijkeschriftelijke toestemming van de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH& Co. KG.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 3


VoorwoordVoorwoordGeachte gebruiker,U hebt besloten tot aankoop van een kwaliteitsproduct uit hetomvangrijke productenpalet van de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & SöhneGmbH & Co. Wij danken u voor het in ons gestelde vertrouwen.Controleer de machine bij ontvangst op beschadigingen en controleerof er (onder)delen missen! Controleer de leveromvang inclusief debestelde extra opties aan de hand van de pakbon. Alleen directereclames zullen in behandeling worden genomen!Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig door voor het eerstegebruik en volg de aanwijzingen op. Speciaal deveiligheidsaanwijzingen. Na het zorgvuldig lezen kunnen devoordelen van de nieuwe machine volledig worden benut.Laat alle personen die met deze machine gaan werken, degebruikershandleiding lezen, voordat de machine in gebruik wordtgenomen cq. door die personen wordt gebruikt.Bij eventuele vragen of bij problemen, leest u alstublieft dezegebruikershandleiding na of bel met ons.Regelmatig onderhouden en verzorgen van de machine en het tijdigvervangen van versleten of beschadigde machinedelen verhogen deverwachte gebruikstijd van uw machine.Gebruikers beoordelingGeachte lezers,Onze gebruikershandleidingen worden regelmatig geactualiseerd.Met uw verbeteringsvoorstellen helpt u mee, eengebruikersvriendelijke handleiding vorm te geven. Zend uwvoorstellen per fax of e-mail aan:Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KGBielefelder Straße 53D-49196 Bad LaerTel.: + 49 (0) 5424 802-0Fax.: + 49 (0) 5424 802-64E-mail: kontakt@strautmann.com4 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Inhoudsopgave1 Gebruikersaanwijzingen ..................................................................................141.1 Doel van het document........................................................................................................141.2 Richtingaanduiding in de gebruikershandleiding .................................................................141.3 Gebruikte afbeeldingen........................................................................................................141.4 Toegepaste begrippen .........................................................................................................152 Productbeschrijving.........................................................................................162.1 Overzicht – bouwgroepen....................................................................................................172.2 Veiligheids- en bescherminrichtingen ..................................................................................182.3 Overzicht - Verzorgingsleidingen tussen trekker en machine .............................................192.4 Verkeerstechnische uitrustingen..........................................................................................202.5 Eigenlijk gebruik...................................................................................................................212.6 Gevarengebied en gevaarlijke plaatsen ..............................................................................222.7 Typeplaatje en CE-kentekening...........................................................................................232.8 Technische gegevens ..........................................................................................................242.8.1 Bandenspanning......................................................................................................252.9 Benodigde uitrusting van de trekker ....................................................................................262.10 Geluidsniveau ......................................................................................................................282.11 Conformiteit..........................................................................................................................283 Veiligheidsaanwijzingen ..................................................................................293.1 Veiligheidsbewust werken....................................................................................................293.2 Organisatorische maatregelen.............................................................................................303.2.1 Verplichting van de eigenaar ...................................................................................303.2.2 Verplichting van het bedienende personeel ............................................................313.2.3 Kwalificering van personen......................................................................................323.3 Bedrijfszekerheid .................................................................................................................333.3.1 Bedrijfszeker bedienen van de machine .................................................................333.3.2 Veiligheids- en bescherminrichtingen......................................................................333.3.3 Veranderingen aan de machine ..............................................................................333.3.4 Onderdelen of verslijtdelen, als ook hulpstoffen......................................................343.3.5 Garantie en aansprakelijkheid .................................................................................343.4 Fundamentele Veiligheidsaanwijzingen...............................................................................353.4.1 Algemene veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriften ..................................353.4.2 Hydraulische-installatie............................................................................................383.4.3 Elektrische installatie ...............................................................................................393.4.4 Aftakas gebruik........................................................................................................403.4.5 Aangehangen machines..........................................................................................413.4.6 Reminstallatie ..........................................................................................................413.4.7 Assen.......................................................................................................................423.4.8 Banden ....................................................................................................................433.4.9 Machine onderhouden en verzorgen.......................................................................443.5 Veiligheidsaanwijzingen en belangrijke informaties voor een specifieke handeling............453.5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor een specifieke handeling .........................................453.5.2 Belangrijke informaties ............................................................................................463.6 Waarschuwing- en instructieaanwijzingen...........................................................................473.6.1 Waarschuwingsaanwijzingen ..................................................................................473.6.2 Instructieaanwijzingen .............................................................................................553.6.3 Plaats van de waarschuwing- en instructieaanwijzingen ........................................573.7 Gevaren door het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen enwaarschuwingsaanwijzingen................................................................................................584 Verladen en lossen...........................................................................................59<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 5


Inhoudsopgave5 Opbouw en functie........................................................................................... 605.1 Pick-up ................................................................................................................................ 605.1.1 Aandrijving van de pick-up...................................................................................... 615.1.1.1 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> ................................................................................... 615.1.1.2 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>............................................................................. 615.1.1.3 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus ............................................................................... 625.1.1.4 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus ......................................................................... 625.1.2 Tegenhouder met geleiderol................................................................................... 635.2 Invoerrotor ........................................................................................................................... 645.3 Snij-inrichting....................................................................................................................... 655.4 Bodemketting ...................................................................................................................... 665.5 Laadautomaat / Voorhek..................................................................................................... 665.6 Opbouwkleed met oprol- en spaninrichting......................................................................... 685.6.1 Kleed afrollen .......................................................................................................... 685.6.2 Kleed oprollen ......................................................................................................... 685.7 Achterklep ........................................................................................................................... 695.7.1 Wagen zonder doseerwalsen ................................................................................. 695.7.2 Wagen met doseerwalsen ...................................................................................... 695.8 Doseerwalsen...................................................................................................................... 705.9 Zijafvoerband....................................................................................................................... 715.10 Deur en trap ........................................................................................................................ 715.11 ISOBUS-aansturing / ISOBUS-Terminal............................................................................. 725.11.1 Field-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens zonder doseerwalsen ............................. 735.11.2 Field-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens met doseerwalsen................................... 755.11.3 Field-Operator 120 - symbolen van de toetsen en hun betekenis.......................... 765.11.3.1 Pick-up laten zakken .............................................................................. 765.11.3.2 Pick-up heffen......................................................................................... 765.11.3.3 Stuuras vrijgeven.................................................................................... 765.11.3.4 Stuuras blokkeren................................................................................... 775.11.3.5 Snij-inrichting inzwenken........................................................................ 775.11.3.6 Snij-inrichting uitzwenken....................................................................... 775.11.3.7 Knikdissel zakken................................................................................... 785.11.3.8 Knikdissel heffen .................................................................................... 785.11.3.9 Achterklep open...................................................................................... 795.11.3.10 Achterklep openen – trap II (alleen bij <strong>opraap</strong>wagens metdoseerwalsen) ........................................................................................ 795.11.3.11 Achterklep sluiten ................................................................................... 805.11.3.12 Verlichting in de laadruimte in- / uitschakelen........................................ 805.11.3.13 Straatmodus inschakelen ....................................................................... 815.11.3.14 Straatmodus uitschakelen ...................................................................... 825.11.3.15 Bodemketting inschakelen ..................................................................... 825.11.3.16 De aandrijfsnelheid van de bodemketting voor het lossen van restenverdubbelen (Bodemkettingsnelheid Trap II) ......................................... 835.11.3.17 Aandrijfrichting van de bodemketting kortstondig omkeren (reverseren)835.11.3.18 Aandrijfsnelheid van de bodemketting tijdens het lossen veranderen ... 845.11.3.19 Laadautomaat in- en uitschakelen ......................................................... 845.11.3.20 Losmodus "A I" inschakelen................................................................... 855.11.3.21 Losmodus "A II" inschakelen (<strong>opraap</strong>wagen zonder doseerwalsen) ..... 865.11.3.22 Losmodus "A II" inschakelen (Opraapwagen met doseerwalsen) ......... 865.11.3.23 Zijafvoerband in- / uitschakelen / Aandrijfrichting veranderen ............... 875.11.4 Programma en instellen van de machine-parameters............................................ 885.11.4.1 Menu "Programma en instellen van de machine-parameters" kiezen ... 885.11.4.2 Machinetype kiezen................................................................................ 895.11.4.3 Beladingsgraad van het product in de laadruimte voorkiezen ............... 905.11.4.4 Zijafvoerband activeren / deactiveren .................................................... 905.11.4.5 Type as voor de bestuurbare as kiezen ................................................. 915.11.4.6 Laadautomaat kalibreren........................................................................ 916 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Inhoudsopgave5.11.5 Uren- en vrachtenteller ............................................................................................935.11.5.1 Menu uren- en vrachtenteller kiezen.......................................................935.11.5.2 Dag-urenteller en dag-vrachtenteller wissen ..........................................945.11.6 Field-Operator 300 ..................................................................................................955.11.6.1 Weergaven in het display in het menu "Werk"........................................955.11.6.2 Menu Multikey 1 ......................................................................................965.11.6.3 Menu bodemketting.................................................................................965.11.6.4 Menu laadautomaat ................................................................................975.11.6.5 Menu Multikey 2 ......................................................................................975.11.6.6 Menu Multikey 2 a ...................................................................................975.11.6.7 Weergaven in het display in het menu "Rijden op de weg" bijingeschakelde straatmodus ....................................................................985.11.6.8 Menu SET ...............................................................................................985.11.6.9 Menu Parameter 1 ..................................................................................995.11.6.10 Menu Parameter 2 ................................................................................1005.11.6.11 Menu Sensortest ...................................................................................1005.12 Hydraulische-installatie op de machine .............................................................................1015.12.1 Elektro-hydraulisch ventielenblok..........................................................................1025.12.1.1 Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding.......1035.12.2 Nood-handbediening bij uitvallen van de stroom ..................................................1045.12.2.1 Functie afbeelding voor noodhandbediening........................................1055.12.3 Hydraulische slangen ............................................................................................1075.12.3.1 Hydraulische slangen aankoppelen ......................................................1075.12.3.2 Hydraulische slangen afkoppelen .........................................................1085.13 Trekdissel...........................................................................................................................1095.13.1 Hydraulische knikdissel .........................................................................................1095.13.2 Trekdissel aankoppelen.........................................................................................1105.13.2.1 Penkoppeling ........................................................................................1105.13.2.2 Kogelkopkoppeling en trekschaal .........................................................1115.13.3 Trekdissel afkoppelen............................................................................................1125.13.3.1 Penkoppeling ........................................................................................1125.13.3.2 Kogelkopkoppeling en trekschaal .........................................................1125.14 Disselvering voor knikdissel (Optie)...................................................................................1135.15 Steunpoot...........................................................................................................................1145.15.1 Steunpoot in transportstand heffen .......................................................................1145.15.2 Laat de steunpoot in de steunstand zakken..........................................................1155.16 Aftakas ...............................................................................................................................1165.16.1 Aftakas aankoppelen .............................................................................................1185.16.2 Aftakas afkoppelen ................................................................................................1195.17 Onderstel............................................................................................................................1205.17.1 Boogie-tandemas-constructie................................................................................1205.17.2 Hydropneumatische tandem-as met hydraulische niveauregeling........................1205.17.2.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controleren ..................1215.17.2.2 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling corrigeren ....................1225.17.3 Hydropneumatische tridem-as met hydraulische niveauregeling..........................1245.17.3.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controleren ..................1245.17.4 Bestuurbare as voor naloopbesturing ...................................................................1255.17.4.1 Stuuras vrijgeven ..................................................................................1255.17.4.2 Stuuras blokkeren .................................................................................1255.17.5 Bestuurbare as voor gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling) .........1265.17.5.1 Gedwongen besturing aankoppelen .....................................................1265.17.5.2 Gedwongen besturing blokkeren ..........................................................1275.17.5.3 Gedwongen besturing uitrichten (Werkplaats werkzaamheden) ..........1275.17.5.4 Gedwongen besturing ontluchten (Werkplaats werkzaamheden) ........1285.17.6 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting......................................................................1295.17.6.1 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met mechanische ALB-regelaar..1305.17.6.2 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met hydraulische ALB-regelaar...1315.17.6.3 Geremde assen.....................................................................................1325.17.6.4 Rem- en voorraadleiding aankoppelen .................................................1325.17.6.5 Rem- en voorraadleiding afkoppelen ....................................................1335.17.7 Parkeerrem ............................................................................................................134<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 7


Inhoudsopgave6 Machine in gebruik nemen ............................................................................ 1356.1 Wegenverkeersvoorschriften ............................................................................................ 1376.2 Controleren of de trekker geschikt is................................................................................. 1386.2.1 Bereken de werkelijke waarde.............................................................................. 1386.2.2 Voorwaarden voor het gebruik van trekkers met aanhangers die zijn uitgerustmet een starre dissel............................................................................................. 1396.2.2.1 Combinatie van verbindings- en trekinrichtingen ................................. 1396.2.2.2 De daadwerkelijke D C -waarde voor de te koppelen combinatieberekenen............................................................................................. 1406.2.2.3 Toegestane aanhangerbelasting van de trekker berekenen................ 1416.3 Trekker en machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen .................. 1426.4 In de laadruimte klimmen .................................................................................................. 1436.5 Opzetprofielen, touwen en kleed op de laadruimte monteren .......................................... 1446.5.1 Extra werkzaamheden bij machines met doseerwalsen....................................... 1456.6 ISOBUS-terminal op de trekker monteren ........................................................................ 1466.7 Aanbouwhoogte van de knikdissel aanpassen ................................................................. 1476.8 Lengte van de aftakas op de trekker aanpassen (Vakwerkplaats werkzaamheden) ....... 1496.9 Zijafvoerband monteren / demonteren.............................................................................. 1516.9.1 Zijafvoerband monteren........................................................................................ 1516.10 Functies van de machine controleren ............................................................................... 1536.11 In gebruik nemen na een langere periode van stilstand ................................................... 1536.11.1 Slipkoppeling van de pick-up laten in-slippen....................................................... 1537 Machine aan- en afkoppelen ......................................................................... 1547.1 Machine aankoppelen ....................................................................................................... 1547.2 Machine afkoppelen .......................................................................................................... 1568 Instellingen ..................................................................................................... 1578.1 Pick-up .............................................................................................................................. 1588.1.1 Werkhoogte........................................................................................................... 1588.1.1.1 Extra-tastwielen instellen...................................................................... 1598.1.2 Tegenhouder met geleiderol................................................................................. 1608.2 Snijlengte........................................................................................................................... 1609 Gebruik van de machine................................................................................ 1619.1 Machine laden en lossen .................................................................................................. 1649.1.1 Machine laden....................................................................................................... 1649.1.1.1 Verstoppingen / blokkeringen van de pick-up en de rotorinvoerverhelpen.............................................................................................. 1689.1.1.2 Verstoppingen / blokkeringen aan de pick-up en van de invoerrotorkunnen niet vanaf de bestuurderszitplaats worden verholpen............. 1689.1.2 Machine lossen ..................................................................................................... 1699.1.2.1 Wagen zonder doseerwalsen............................................................... 1699.1.2.2 Machine met doseerwalsen.................................................................. 1719.1.2.3 Machine met doseerwalsen en zijafvoerband ...................................... 17410 Transporten .................................................................................................... 17711 Machine onderhouden en verzorgen............................................................ 17911.1 Schema onderhoud en verzorging – Overzicht................................................................. 18211.2 Machine reinigen............................................................................................................... 18411.3 Machine smeren................................................................................................................ 18511.3.1 Smeerschema....................................................................................................... 18511.3.2 Smeerschema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus ................................... 18611.3.3 Smeerschema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus ...................... 18711.4 Conserveren / langere perioden van stilstand .................................................................. 1888 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Inhoudsopgave11.5 Olie in aandrijfkast controleren / navullen / wisselen.........................................................18811.5.1 Vulhoeveelheden en wisselintervallen ..................................................................18911.5.2 Hoofdaandrijving....................................................................................................18911.5.3 Rotoraandrijving ....................................................................................................19011.5.4 Bodemkettingaandrijving .......................................................................................19011.5.5 PU – schakelaandrijving <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus ......................................................19111.5.6 PU – haakse-overbrenging <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DUO plus .................................................19111.5.7 Haakse-overbrenging doseeraggregaat voor <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>....................19211.5.8 Haakse-overbrenging doseeraggregaat achter <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>.................19211.6 Pick-up ...............................................................................................................................19311.6.1 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>..........................................................19311.6.1.1 Spanning van de rollenketting voor de aandrijving van de pick-upcontroleren / naspannen .......................................................................19311.6.1.2 Slipkoppeling van de pick-up laten in-slippen.......................................19411.6.1.3 Klauwkoppeling op de tandwielaandrijving nastellen(alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>)...............................................................19611.6.2 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus .................................................19711.6.2.1 Platenslipkoppeling van de aftakas losmaken ......................................19711.6.2.2 Lengte van de hydraulische cilinder op de schakelaandrijvingverkorten (alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus ) ..........................................19811.7 Snij-inrichting .....................................................................................................................19911.7.1 Reinigen van de snij-inrichting...............................................................................19911.7.1.1 Mesbeveiliging reinigen.........................................................................20011.7.2 Snijmessen in- en uitbouwen.................................................................................20111.7.2.1 Snijmessen uitbouwen ..........................................................................20111.7.2.2 Snijmessen inbouwen ...........................................................................20211.7.3 Snijmessen slijpen.................................................................................................20311.7.4 Afstand van de snijmessen tot de rotor instellen...................................................20411.7.5 Sensor "Snijraam uitgezwenkt" instellen ...............................................................20611.8 Bodemketting .....................................................................................................................20711.8.1 Kettingen van de bodemketting inkorten ...............................................................20711.8.2 Kettingspanners en voorste omlooprollen van de bodemketting-geleidingdoorsmeren............................................................................................................20811.8.3 Achterste omkeerrollen van de bodemketting doorsmeren...................................20811.9 Doseerwalsen ....................................................................................................................20911.9.1 Rollenkettingen DO 1 + 2 smeren .........................................................................20911.9.2 Spanning van de rollenkettingen DO 1 + 2 controleren / naspannen ...................20911.9.3 Klauwkoppeling in de aandrijving voor de doseerwalsen nastellen ......................21011.10 Hydraulische-installatie ......................................................................................................21111.10.1 Hydraulische-installatie drukloos maken ...............................................................21211.10.1.1 Knikdissel en disselvering drukloos maken ..........................................21211.10.1.2 Gedwongen besturing drukloos maken ................................................21311.10.2 Hydraulische slangen ............................................................................................21411.10.2.1 Kenmerken en gebruiksduur van hydraulische slangen .......................21411.10.2.2 Onderhoudsintervallen ..........................................................................21411.10.2.3 Inspectiecriteria voor hydraulische slangen en leidingen .....................21511.10.2.4 In- en uitbouwen van hydraulische slangen/leidingen (Vakwerkplaatswerkzaamheden)...................................................................................21611.10.3 Hydrauliekfilter wisselen (Vakwerkplaats werkzaamheden) .................................21711.11 Hydraulische niveauregeling..............................................................................................21811.11.1 De olievoorraadhouder op de hydraulisch cilinder van de hydraulischeniveauregeling .......................................................................................................21811.11.1.1 Condenswater aftappen en het oliepeil controleren / navullen.............21811.12 Banden...............................................................................................................................22011.12.1 Banden controleren ...............................................................................................22011.12.1.1 De uitwerking van verschillende banden op akker- en groenland ........22011.12.1.2 Uitwerking van verschillende bandenspanningen op de weg ...............22111.12.2 Banden wisselen ...................................................................................................221<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 9


Inhoudsopgave11.13 Reminstallatie.................................................................................................................... 22311.13.1 Leidingfilter van de luchtdrukreminstallatie reinigen / controleren........................ 22311.13.2 Luchtdruk reminstallatie instellen.......................................................................... 22411.13.3 Hydraulische-reminstallatie instellen .................................................................... 22411.14 Aandraaimomenten voor metrische boutverbindingen ..................................................... 22512 Storingen ........................................................................................................ 22712.1 Storingen en oplossing – Hydrauliek ................................................................................ 22712.2 Storingen en oplossing – Elektrisch.................................................................................. 22813 Schema’s ........................................................................................................ 23013.1 Hydrauliek schema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> .............................................................................. 23013.2 Hydrauliek schema gedwongen besturing ........................................................................ 23113.3 Elektrisch schema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong>................................................................................ 23213.4 Aansluiting verlichting ....................................................................................................... 23513.5 Aansluiting extra elektrische verbruikers .......................................................................... 23510 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


IndexcijferAAan- en afkoppelen van de machine.............35Aandraaimoment van de wielmoeren..........181Aandraaimomenten .....................................224Aangehangen machines................................41Achterklep......................................................68Achterklep open .........................................78Achterklep open – stap II ...........................78Achterklep sluiten.......................................79Afstrijkers.......................................................63Aftakas.........................................................115Aftakas aanpassen......................................148Aftakas gebruik..............................................40BBanden ..................................................43, 218Beladingsgraadindicator................................68Benodigd vermogen ......................................26Bescherminrichtingen....................................18Bestuurbare asGedwongen besturing..............................125Naloopbesturing.......................................124Stuuras blokkeren..............................76, 124Stuuras vrijgeven ...............................75, 124Bodemketting...............................................206Aandrijfrichting van de bodemkettingomkeren .....................................................82Aandrijfsnelheid van de bodemkettingveranderen.................................................83Bodemketting inschakelen.........................81Hydraulische uitschakeling ........................69Lossen van resten......................................82Bovenaanspanning......................................108DD C -waarde ...................................................139Deur.............................................................142Deur en trap...................................................70Disselvering .................................................112Doseerwalsen................................................69Klauwkoppeling nastellen ........................209Rollenketting ............................................208EElektrischNood-handbediening............................... 103Elektrische installatie .................................... 39FField-Operator 300........................................ 94Straatmodus .............................................. 97GGebruik van de machine............................... 36Gevarengebied en gevaarlijke plaatsen ....... 22HHef- en bevestigingsmiddelen ...................... 59Hogedrukreiniger / stoomreiniger ............... 184Hydraulische reminrichting ........................... 42Hydraulische-installatie......................... 38, 100Drukevenaar............................................ 102Elektro-hydraulisch ventielenblok............ 101Gedwongen besturing ............................. 212Hydrauliek olie........................................... 26Hydrauliekfilter wisselen.......................... 216Hydraulische niveauregeling ................... 217Hydraulische slangen.............................. 213Knikdissel-disselvering............................ 211Load-Sensing-hydraulieksysteem ........... 102Load-Sensing-schroef ..................... 100, 102Maximale bedrijfsdruk ............................... 26Onderhoud hydraulische-installatie......... 210Stuurventielen ........................................... 27Trekkerpomp capaciteit............................. 26IInstellingen.................................................. 156Beladingsgraad van het product in delaadruimte.................................................. 89Machine-parameters ................................. 87Machinetype kiezen................................... 88Type as voor de bestuurbare as kiezen.... 90Werkhoogte - Pick-up.............................. 157Zijafvoerband activeren / deactiveren ....... 89Invoerrotor..................................................... 63ISOBUS-Terminal ....................................... 145<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 11


IndexcijferKKnikdissel.....................................................108Aanbouwhoogte aanpassen.....................146Knikdissel heffen ........................................77Knikdissel zakken.......................................77LLaadautomaat..........................................65, 83Laadautomaat kalibrerenField-Operator 120 .....................................90Field-Operator 300 .....................................98Lekken ...........................................................38LosmodusLosmodus "A I"...........................................84Losmodus "A II"..........................................85Luchtdrukreminstallatie..................................42MMachine in gebruik nemen...........................134Machine lossen............................................168Machine tegen wegrollen beveiligen ...........141OOliesoort.......................................................187Onderaansluiting..........................................108Onderdelen of verslijtdelen............................34Onderhouden en verzorgen...........................44Onderhoudsschema ....................................181Opzetranden ................................................143PPick-up...........................................................60Extra-tastwielen..........................................60Klauwkoppeling ..........................................61Klauwkoppeling op de tandwielaandrijving.................................................................195Pick-up heffen ............................................75Pick-up zakken...........................................75Platenslipkoppeling losmaken..................196Rollenketting spannen..............................192Slipkoppeling..............................................61Slipkoppeling laten in-slippen ..................193Slipkoppeling van de aftakas .....................62Tastwielen ..................................................60Verstoppingen / blokkeringen ..................167Werkhoogte ............................................... 60Productbeschrijving....................................... 16RReinigen ...................................................... 183ReminrichtingGeremde assen ....................................... 131Parkeerrem.............................................. 133Rem- en voorraadleiding ......................... 131Remvertraging ......................................... 137Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting........ 128Reminstallatie........................................ 41, 222Risico - Betekenis ......................................... 15SScharmüller kogelkopkoppeling .................. 110Schema’s .................................................... 229Sensor voor snij-inrichting............................. 64Slipkoppeling............................................... 161Slipkoppeling laten in-slippen - Pick-up ...... 152Smeren........................................................ 184Snij-inrichting......................................... 64, 198Mesbeveiliging......................................... 199Meshouder............................................... 200Reinigen van de snij-inrichting ................ 198Sensor "Snijraam uitgezwenkt" ............... 205Snij-inrichting inzwenken........................... 76Snij-inrichting uitzwenken.......................... 76Snijmessen controleren ........................... 203Snijmessen inbouwen.............................. 201Snijmessen slijpen................................... 202Snijmessen uitbouwen............................. 200Snijmessen.................................................... 64Snijmessen - Snijlengte............................... 159Snijmessen controleren............................... 164Steunpoot.................................................... 113Storingen..................................................... 226Straatmodus.................................................. 80TTastwielen ..................................................... 60Extra-tastwielen ......................................... 60Transport van de machine ............................ 37Transporten................................................. 17612 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


IndexcijferTrekker en machine beveiligen ...........141, 142Tridem onderstelLift-as .........................................................95UUren- en vrachtenteller..................................92Dag-urenteller en dag-vrachtenteller wissen...................................................................93VVakwerkplaats ...............................................32Veiligheid tijdens het bedienen......................33Veiligheids- en bescherminrichtingen ...........33Veiligheids- enongevallenpreventievoorschriften..................35Veiligheidsaanwijzingen voor een specifiekehandeling .......................................................45Veranderingen aan de machine ....................33Verbindings- en trekinrichtingen..................138D C -waarde................................................139Toegestane aanhangerbelasting .............140Verlichting in de laadruimte ...........................79Verstopping van de doseerwalsen ................65Voorhek .........................................................65WWaarschuwingWaarschuwing- en instructieaanwijzingen.57Waarschuwingsaanwijzingen ........................47Verklaring...................................................47Wegenverkeersvoorschriften.......................136Werk voor werkplaats....................................32Werkplek, bestuurderszitplaats .....................33ZZekering.......................................................145ZijafvoerbandZijafvoerband activeren / deactiveren........89Zijafvoerband in- / uitschakelen .................86<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 13


Gebruikersaanwijzingen1 GebruikersaanwijzingenHet hoofdstuk gebruikersaanwijzingen geeft informatie hoe om tegaan met deze gebruikershandleiding.1.1 Doel van het documentDe hier voorliggende gebruikershandleiding:• beschrijft de bediening en het onderhoud van de machine.• geeft aanwijzingen voor een veilige en efficiënte omgang met demachine.• is een BESTANDEEL van de machine en moet altijd bij demachine/op de trekker aanwezig zijn.• bewaren voor toekomstig gebruik.• moet bij verkoop van de machine (ook inruil) wordendoorgegeven.1.2 Richtingaanduiding in de gebruikershandleidingAlle richtingsaanduidingen in deze gebruikershandleiding worden inde rijrichting gezien.1.3 Gebruikte afbeeldingenAanwijzingen hoe te handelen en reactiesOpsommingenDe door gebruiker uit te voeren bezigheden zijn als genummerdeaanwijzingen weergegeven. Houdt de volgorde van de aanwijzingenaan. De reactie op de handelingen is eventueel met een pijlgemarkeerd. Voorbeeld:1. Aanwijzing 1→ Reactie van de machine op aanwijzing 12. Aanwijzing 2Opsommingen zonder een dwingende volgorde zijn als lijst metopsommingpunten weergegeven. Voorbeeld:• Punt 1• Punt 2Positie aanduidgetallen in afbeeldingenCijfers tussen haakjes verwijzen naar een positie aanduidend getal ineen afbeelding. Het eerste cijfer verwijst naar de afbeelding, hettweede cijfer op het positiegetal in de afbeelding.Voorbeeld (Fig. 3/6)• Figuur 3• Positie 614 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruikersaanwijzingen1.4 Toegepaste begrippenBegripderde persoonRisicoFabrikantHet begrip betekent:… alle anderen personen behalve de bedienende persoon.… de bron van een mogelijke letselrisico ofgezondheidsbeschadiging.… de Firma B. <strong>Strautmann</strong> & Söhne GmbH & Co. KG.Machine … de kortsnij-<strong>opraap</strong>wagen en kortsnij-<strong>doseerwagen</strong> <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> I,II, III en IV <strong>Duo</strong>, I, II, III en IV <strong>Duo</strong> plus, II, III en IV DO <strong>Duo</strong> en II, III enIV DO <strong>Duo</strong> plus.Bedieningsdeel... het bouwdeel, dat door de bedienende persoon direct wordtgebruikt, bijvoorbeeld door druk. Een bedieningsdeel kan eenhefboom, tuimelschakelaar, draaiknop, taster enzovoort zijn.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 15


Productbeschrijving2 ProductbeschrijvingDit hoofdstuk bevat:• omvattende informatie betreffende de opbouw van de machine,• de benamingen van de individuele bouwgroepen en de plaatsvan de onderdelen.Lees dit hoofdstuk, zo mogelijk, bij de machine. Zo maakt u zich hetbeste met de machine vertrouwd.De machines zijn met diverse opties uit te rusten. Door de individueleuitrusting van uw machine hebben niet alle in deze handleidingbeschreven zaken betrekkingen op uw machine. Extra uitrustingen(opties) zijn in deze gebruikershandleiding gekenmerkt en tegenmeerprijs te leveren.16 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Productbeschrijving2.1 Overzicht – bouwgroepenAfbeelding van het product en een beschrijving van de belangrijksteelementen.Fig. 1(1) Onderstel(2) Opbouw(3) Doseerwalsen(4) Hydraulische knikdissel voor boven- enonderaanspanning, onderaanspanning metgedwongen besturing(5) Invoer(6) Pick-up(7) Tastwiel(8) Extra-tastwiel(9) Tegenhouder met geleiderol(10) Steunpoot(11) Elektro-hydraulisch ventielenblok(12) Aandrijving – bodemketting(13) Klapbare laadautomaat (Voorhek)(14) Snij-inrichting(15) Parkeerrem(16) Achterklep – wagen zonder doseerwalsen(17) Achterklep – wagen met doseerwalsen(18) Achterklep - wagen met doseerwalsen enzijafvoerband(19) Zijafvoerband(20) Toegangsopening voor laadruimte en trap<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 17


Productbeschrijving2.2 Veiligheids- en bescherminrichtingenDit hoofdstuk toont de plaats van de correct aangebrachte engesloten bescherminrichtingen.WAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, vastgrijpen, opwikkelen, intrekken envangen door aangedreven, niet beschermde aangedrevenelementen!• De machine alleen gebruiken als alle beschermingen zijnaangebracht en zijn gesloten.• Vervang defecte beschermingen direct.764 589.1193291011151413129.2Fig. 2(1) Zijscherm links(2) Disselbescherming(3) Tegenhouder met geleiderol(4) Scherm voor gedwongen besturing (alleenals deze besturing aanwezig is)(5) Beschermkap over hydraulische installatie(6) Kap over invoer(7) Zijscherm doseerwalsenaandrijving links(8) Toegangsopening voor laadruimte(9) Afschermkap aan pick-up(10) Tastwielen(11) Zijscherm rechts(12) Tunnelafdekking voordoseerwalsenaandrijving(13) Zijscherm doseerwalsenaandrijving rechts(14) Afschermdelen voor aandrijfasbodemkettingen(15) Achterklep18 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Productbeschrijving2.3 Overzicht - Verzorgingsleidingen tussen trekker en machine(1) Hydrauliekaansluiting "Druk" SN 16 rood(2) Hydrauliekaansluiting "Retour" SN 20 blauw(3) Load-Sensing-aansluiting SN 6(4) Luchtdrukrem voorraadleiding rood(5) Luchtdrukrem remleiding geel(6) Stroomverzorging voor aansturing, 3-poligDe toevoerleiding voor de 3-poligestekkerdoos moet tenminste eenkabeldoorsnede van 4 mm² hebben.(7) Verlichtingsaansluiting 7-polig(8) Hydrauliekaansluiting voor hydraulischerem met hydrauliekkoppeling volgens ISO5676 (alleen bij een hydraulischereminrichting)(9) ISOBUS aansluitkabelFig. 3Om de pompcapaciteit van uw trekker volledig bij de <strong>opraap</strong>wagen tekunnen benutten, moet uw trekker met de volgende hydraulischekoppelingen zijn uitgerust:• voor de aansluiting "Retour" (2) - met hydrauliek-koppelingenvan de koppelinggrootte 4,• voor de Load-Sensing-aansluiting (3) - met hydrauliekkoppelingenvan de koppelinggrootte 2.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 19


Productbeschrijving2.4 Verkeerstechnische uitrustingenTelkens voor het gebruik van de machine moet deverkeerstechnische uitrustingen volgens voorschrift zijn aangebrachten op de werking worden gecontroleerd voordat een rit op openbarewegen en straten wordt gemaakt.Fig. 4(1) Meer-functieverlichting(2) Kentekenplaat(3) Snelheidsbord(4) Driehoekige reflector(5) Zijreflectoren(6) Wigvormig wielblok(7) Wigvormig wielblok20 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Productbeschrijving2.5 Eigenlijk gebruikDe kortsnij-dubbeldoelwagen en kortsnij-<strong>doseerwagen</strong> type "<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> / <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> / <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DUO plus / <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO DUO plus ":• zijn uitsluitend bestemd voor het normale gebruik in delandbouwtoepassing,• zijn geschikt voor het snijden, laden en verdelen van gras envoorgedroogd gras.Hellingen kunnen worden bereden:• Terras-lijn:Rijrichting naar links 20 %Rijrichting naar rechts 20 %• Val-lijn:helling op 20 %helling af 20 %Tot het eigenlijke gebruik behoort ook:• het opvolgen van de aanwijzingen in dezegebruikershandleiding,• het nakomen van de voorgeschreven werkzaamheden vooronderhoud en verzorging van de machine,• het uitsluitend gebruiken van originele onderdelen.Andere toepassingen als boven aangevoerd zijn verboden en geldenals oneigenlijk gebruik.Voor schade voortvloeiend uit oneigenlijk gebruik:• draagt de gebruiker/eigenaar de volle verantwoording,• de fabrikant kan op geen enkele wijze verantwoordelijk wordengesteld.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 21


Productbeschrijving2.6 Gevarengebied en gevaarlijke plaatsenHet gevarenbereik is het gebied rondom de machine en/of in eengroter gebied rond de machine, waar gevaarlijke situaties voor deveiligheid of voor de gezondheid van een persoon kunnen ontstaan.Er mogen zich geen personen in het gevarenbereik bevinden:• als de trekkermotor draait, de aftakas is aangekoppeld,hydraulische/elektronische functies zijn aangesloten,• als de trekker en de machine niet tegen ongecontroleerdwegrollen zijn beveiligd.Alleen als zich geen personen in het gevarenbereik bevinden, mag debestuurder:• de machine in beweging zetten,• bewegende delen van de machine van transport- in werkstandbrengen,• aangedreven werktuigen doen aandrijven.In het gevarenbereik ontstaan risico’s, die met betrekking op hetfunctioneren van de machine niet helemaal zijn op te heffen. Derisico’s zijn altijd aanwezig en kunnen onverwacht ontstaan.Gevaarlijke plaatsen op de machine worden metwaarschuwingsstickers gemarkeerd. De waarschuwingsstickerswaarschuwen voor het aanwezig zijn van restgevaren.In deze gebruikershandleiding wijzen de veiligheidsaanwijzingen ookop de aanwezige restgevaren.De risico’s kunnen ontstaan:• door bewegingen van de machine die ontstaan door het werkener mee,• door uit de machine geslingerde materialen of vreemdevoorwerpen,• door het ongecontroleerd laten zakken van een gehevenmachine / geheven delen van de machine,• door ongecontroleerd starten en wegrollen van de trekker en demachine.De gevaarlijke plaatsen bevinden zich:• in het gebied van de knikdissel, tussen de trekker en demachine,• in het gebied rond een aangedreven aftakas,• in het gebied van de aangedreven pick-up trommel,• in het gebied van de pick-up, bij het heffen of laten zakken vande pick-up,• in het gebied van de snij-inrichting, tijdens het in- of uitzwenken,• onder de machine,• onder de geheven, niet beveiligde achterklep,• in het bereik van aangedreven doseerwalsen,• in het bereik van de aangedreven bodemketting,• bij een aangedreven machine in de laadruimte.22 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Productbeschrijving2.7 Typeplaatje en CE-kentekeningDe volgende afbeeldingen tonen de indeling van het typeplaatje,machinenummer en de CE-kentekening.De gezamenlijke kentekening heeft oorkondewaarde en mag nietworden veranderd of onherkenbaar worden gemaakt.(1) Typeplaatje met CE-kenmerk(2) Machineframe-nr. (Machinenummer) (in hetframe ingeslagen)(3) Instelgegevens voor ALB-regelaarFig. 5Op het typeplaatje worden aangegeven:• Hersteller = Fabrikant• Fahrzeug / Maschinen Ident-Nr. =Machinenummer• Typ = Type• Leergewicht kg = Ledig gewicht kg• Zul. Gesamtgew. kg = Toegestaantotaalgewicht kg• Zul. Stützlast / Achslast vorn kg =Toegestane oplegdruk / as-belastingen voorkg• Zul. Achslast hinten kg = Toegestaneasbelasting achter kg• Baujahr = Bouwjaar• Nenndrehzahl U/min = Normtoerental o/min• Zul. Hydr. Druck bar = Toegestanehydraulische druk bar• Zul. Höchstgeschw. km/h = Toegestanemax. snelheid km/hFig. 6<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 23


Productbeschrijving2.8 Technische gegevensType<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong>I II II DO III III DO IV IV DOMax. toegestaan totaalgewicht <strong>Giga</strong>-Vit.Max. toegestaan totaalgewicht <strong>Giga</strong>-Vit. pluskg 16000 18000kg - 20000Toegestane asbelasting <strong>Giga</strong>-Vit. kg 14000 16000Toegestane asbelasting <strong>Giga</strong>-Vit. plus kg - 18000Toegest. oplegdruk kg 2000Ledig gewicht <strong>Giga</strong>-Vit. kg 7850 8200 8550 8500 8850 8950 9300Ledig gewicht <strong>Giga</strong>-Vit. plus kg - 8550 8900 8850 9200 9300 9650Inhoud <strong>Giga</strong>-Vit. bij gemiddeldepersing m³ 54,9 63 59,4 72 68,4 79,2 75,6Inhoud <strong>Giga</strong>-Vit. plus bij gemiddeldepersing m³ - 63,6 59,8 72,2 68,4 79,8 76Inhoud <strong>Giga</strong>-Vit. volgens DIN11741 m³ 30,5 35 33 40 38 44 42Inhoud <strong>Giga</strong>-Vit. plus volgensDIN11741 m³ - 33,5 31,5 38 36 42 40X = Totaal lengte m 8,50 9,35 9,55 10,15 10,35 10,95 11,15Y = Totaal breedte m 600er banden 2,67; 710er banden 2,78; 750er banden 2,92, 800erbanden 2,97Totaal hoogte m 4,00V = Spoorbreedte m 2050 2100W = Stand van de wielen <strong>Giga</strong>-Vit. m 1320 1500W = Stand van de wielen <strong>Giga</strong>-Vit.plusm 1500Pick–up opnamebreedte m 1,98Aantal rijen tanden op pick-up St. 6Tandenafstand Pick-up mm 55Pick-up bodemvrijheid mm Bij geheven knikdissel ca. 600Aftakastoerental min -1 1000Oliedoorstroomhoeveelheid l/min. 40 - 80Bij de uitvoering met onderaankoppeling en de Scharmüller ring- resp. kogeltrekkoppeling wordt deoplegdruk en het toegestane max. totaalgewicht met ca. 2000 kg verhoogt. Dit geldt niet bij deaangeflenste Scharmüller ring- resp. kogeltrekkoppeling en alleen tot 40 km/h.Afbeeldingen, maten en gewichten niet bindend. Wijzigingen voorbehouden.24 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Productbeschrijving2.8.1 Bandenspanning40 km/h14 to 16 to 18 to max.600/50 - 22.5 12PR bar 1,5 - - 2,0700/40 - 22.5 12PR bar - 1,5 1,7 2,3710/40 - 22.5 156D bar - 1,5 2,5 3,2710/40 – 22.5 158A8 bar - 1,9 - 2,0710/45 - R 22.5 165D bar - 1,5 1,8 4,0750/45 - R 22.5 I-380 bar - 1,5 1,7 3,5750/45 - R 26.5 I-380 bar - - 1,5 3,5620/55 - R 26.5 166D bar - - 2,2 4,0700/50 - R 26.5 12PR bar - - 1,5 2,5710/45 - R26.5 169A8 bar - - 2,5 3,8710/50 - R 26.5 169D bar - - 1,5 4,0710/50 - R 26.5 170D bar - - 1,5 4,0750/45 - R 26.5 178A8 bar - - 1,5 4,8800/40 - R 26.5 172D bar - - 1,5 2,8800/45 - R 26.5 174D bar - - 1,1 4,065 km/h- 16 to 18 to max.700/40 - 22.5 HS 16PR bar - 1,5 - 3,0600/50 - R 22.5 159D bar - 3,6 - 4,0600/55 - R 26.5 165D bar - 2,4 - 4,0De spanning van de banden mag vlgs. StVZO max. 1,5 bar bedragen,als de breedte van 2,55 m door brede banden wordt overschreden.Pick-up tastwiel 2 bar1 bar = 14,5 psi<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 25


Productbeschrijving2.9 Benodigde uitrusting van de trekkerTrekkermotorvermogen en eigengewichtVoor het eigenlijk gebruiken van de machine, moet de trekker aan devolgende voorwaarden voldoen:Type<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong>I II II DO III III DO IV IV DOBenodigd vermogen: kWPK103140103140103140114155114155132180132180Eigengewicht: kg 7850 8200 8550 8500 8850 8950 9300Type<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong>Benodigd vermogen:kWPKIIplus110150II DOplus110150IIIplus121165III DOplus121165IVplus140190IV DOplusEigengewicht: kg 8550 8900 8850 9200 9300 9650140190ElektrischAccuspanning: • 12 V (Volt)Stekkerdoos voor verlichting: • 7-poligStekkerdoos voor aansluitingvan de bediening:Hydrauliek• 3-polig (DIN 9680). De toevoerleiding voor de 3-poligestekkerdoos moet tenminste een kabeldoorsnede van 4 mm²hebben.• Controleer de soort hydraulische olie, voordat de machine op detrekker wordt aangesloten.• Vermeng geen minerale oliën met bio-oliën!Maximale bedrijfsdruk: • 210 barTrekkerpomp capaciteit: • tenminste 40 l/min bij 180 bar, maximaal 63 l/min.Hydrauliek olie op de machine: • Hydrauliek olie HLP 4626 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


ProductbeschrijvingEnige hydraulische componenten kunnen naar keuze wordenaangesloten op:• een dubbelwerkend stuurventiel,• een enkelwerkend stuurventiel met een vrije retourleiding directnaar de voorraadtank op de trekker.Wij bevelen een enkelwerkend stuurventiel met een vrije retourleidingdirect naar de voorraadtank op de trekker aan. Door de vrijeretourleiding vloeit de hydraulische olie zonder terugloopstuwdruk inde olievoorraadtank van de trekker terug. Een vrije retourleidingreduceert de opwarming van de hydraulische olie.De hydraulische slangen zijn bij de snelsluiting met een kleurgemarkeerd:• Drukleidingen (Voorloop P) zijn rood gemarkeerd,• Retourleidingen (Terugloop T) zijn blauw gemarkeerd.Benodigde stuurventielenHydraulische componenten: Benodigde stuurventielen:• Elektro-hydraulischventielenblok:optie:• 1 dubbelwerkend stuurventiel of• 1 enkelwerkend stuurventiel en1 drukloze retourleiding met grote snelsluiting (DN 16) (Stuwdrukin retourleiding max. 5 bar)Tab. 1ReminstallatieTweeleidingbedrijfsreminrichting:Tweeleiding-luchtdrukreminstallatie met:• 1 Koppelingskop (rood) voor de voorraadleiding• 1 Koppelingskop (geel) voor de remleidingHydraulische beremming: • 1 Hydrauliekkoppeling volgens ISO 5676Tab. 2<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 27


Productbeschrijving2.10 GeluidsniveauDe werkplekbepaalde emissiewaarde (geluidsniveau) bedraagt74 dB(A), gemeten in bedrijfstoestand bij gesloten cabine aan het oorvan de trekkerbestuurder.De hoogte van het geluidsniveau is wezenlijk afhankelijk van hetvoertuig.2.11 ConformiteitDe machine wordt gebouwd met in acht neming van de veiligheid- engezondheidsnormen vastgelegd in de volgende richtlijnen en normen:• Machine-Richtlijn 98/37/EG• EMV-richtlijn 2004/108/EG• EN ISO 12100-1• EN ISO 12100-2• DIN EN 294• DIN EN 982• DIN EN 1553• DIN EN 690• DIN EN 704De fabrikant bevestigt, dat de machine aan basis veiligheid- engezondheidseisen voldoet:• door het opstellen van de conformiteitverklaring,• door het aanbrengen van het CE-kenmerk op de machine.Door het aanbrengen van niet toegestane veranderingen, als aan- enombouw:• verliest de conformiteitverklaring van de machine haargeldigheid,• zijn garantie- en productaansprakelijkheid bij letsel en/ofzaakschade voor de fabrikant uitgesloten,• draagt de gebruiker/eigenaar de volle verantwoording.28 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3 VeiligheidsaanwijzingenDit hoofdstuk bevat belangrijke aanwijzingen voor de eigenaar en hetbedienend personeel voor het veilige- en storingsvrije gebruik van demachine.Let op de veiligheidsaanwijzingen in dezegebruikershandleiding!De meeste ongevallen worden veroorzaakt, door het niet opvolgenvan de eenvoudigste veiligheidsregels.Door het opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen in dezegebruikershandleiding helpt u mee, het ontstaan van ongevallen tevermijden.3.1 Veiligheidsbewust werkenDe machine is gebouwd volgens de huidige stand der techniek enrekening houdend met de veiligheidstechnische voorschriften. Echterook dan, kunnen bij het gebruik van de machine gevaren engevaarlijke situaties ontstaan:• voor lijf en leven van het bedienend personeel of voor derden,• voor de machine zelf,• aan andere zaken of voorwerpen.Let op een veilig gebruik van de machine:• deze gebruikershandleiding, speciaal:ο de basis veiligheidsaanwijzingen, deveiligheidsaanwijzingen in het verband met het uitvoerenvan werkzaamheden en de aanwijzingen hoe te handelen,ο de aanduidingen voor een eigenlijk gebruik.• de waarschuwingsaanwijzingen op de machine,• de nationale, algemeen geldende voorschriften met betrekkingtot veiligheid, het voorkomen van ongevallen en demilieuvoorschriften,• de nationale verkeersvoorschriften bij transportritten.Gebruik de machine alleen in een veiligheidstechnisch onberispelijketoestand.WAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, snijden, vastgrijpen, opwikkelen,intrekken, vangen of omstoten van personen kunnen ontstaan,als de trekker en de machine onvoldoende beveilig zijn!Controleer de trekker en de machine telkens voor het in gebruiknemen op verkeer- en bedrijfszekerheid.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 29


Veiligheidsaanwijzingen3.2 Organisatorische maatregelenDe gebruikershandleiding:• bewaren op de plaats waar de machine wordt gebruikt,• moet te allen tijde voor het bedienend- en onderhoudpersoneelvrij toegankelijk zijn.3.2.1 Verplichting van de eigenaarDe gebruiker is verantwoordelijk voor:• het navolgen van de nationale algemeen geldende voorschriftenmet betrekking tot het voorkomen van ongevallen en demilieuvoorschriften,• alleen personen met/aan de machine laten werken, die:ο vertrouwd zijn met de voorschriften over arbeidsveiligheiden het voorkomen van ongevallen,ο in het werken met/aan de machine zijn geïnstrueerd,ο deze gebruikershandleiding hebben gelezen en hebbenbegrepen.• alle waarschuwingsstickers op de machine in leesbare toestandte houden,• beschadigde waarschuwingsstickers te vernieuwen,• De persoonlijke beschermmiddelen beschikbaar te stellen, zoalsbijv.:ο Veiligheidsbril,ο Werkhandschoenen volgens DIN EN 388,ο Veiligheidsschoeisel,ο Veiligheidskleding,ο Huidbeschermingsmiddelen, enzovoort.30 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.2.2 Verplichting van het bedienende personeelAlle personen, die met/aan de machine werken, zijn verplicht:• zich voor het begin van de werkzaamheden met de machinevertrouwd te maken,• zich voor het begin van de werkzaamheden met de volgendevoorschriften vertrouwd te maken en deze tijdens dewerkzaamheden na te volgen:οοοοde nationale, algemeen geldende veiligheid- enongevallenpreventievoorschriften,het hoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen" indeze gebruikershandleiding, pagina 35,het hoofdstuk "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen" indeze gebruikershandleiding, pagina 47 en dewaarschuwingsaanwijzingen bij het gebruik van de machinenavolgen,de hoofdstukken in deze handleiding te lezen, die voor hetuitvoeren van de u gegeven opdrachten belangrijk zijn.Als wordt vastgesteld, dat de veiligheidstechnische toestand niet inorde is, moet dit onverwijld worden verholpen. Behoort dit niet tot detaak van het bedienende personeel of heeft deze niet voldoendekennis van zaken, dan moet dit euvel onmiddellijk aan deverantwoordelijke persoon worden gemeld.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 31


Veiligheidsaanwijzingen3.2.3 Kwalificering van personenAlleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met / aan demachine werken. De houder/eigenaar moet debevoegdheden/verantwoordelijkheden van de personen voor hetbedienen, onderhouden en in stand houden duidelijk vastleggen.Een onervaren persoon mag slechts onder toezicht van een ervarenpersoon met/aan de machine werken.De voor het bedienen aangewezen persoon mag ALLEEN de in dezegebruikershandleiding beschreven werkzaamheden uitvoeren.Werkzaamheden die enkele speciale opleidingen vereisen, mogenalleen door daarvoor gekwalificeerde personen worden uitgevoerd.Vakwerkplaatsen beschikken over gekwalificeerd personeel engeëigende hulpmiddelen (gereedschap, hef- en hijswerktuigen,ondersteuningsvoorzieningen) voor het veilig en adequaat uitvoerenvan deze werkzaamheden.Dat geldt voor alle werkzaamheden:• die niet in deze gebruikershandleiding zijn genoemd,• die in deze gebruikershandleiding zijn voorzien van deopmerking "Werk voor werkplaats".ActiePersonenSpeciaal voordeze actieopgeleidepersonen 1)geïnstrueerdepersonen 2)Personen met eenvakopleiding(Vakwerkplaats) 3)Verladen / Transport X X XMachine in gebruik nemen -- X XInrichten, uitrusten -- X XGebruik -- X XOnderhouden en verzorgen -- X XStoringen zoeken en opheffen -- X XMilieuvriendelijk afvoeren X -- --Legenda: X..toegestaan --..niettoegestaan1)2)3)Een persoon, die een specifieke taak kan overnemen en dezevoor een overeenkomstig gekwalificeerde firma magdoorvoeren.Als geïnstrueerd persoon geldt diegene die de aan uopgedragen taak kent en die op de mogelijke gevaren bijondeskundig gedrag is gewezen. Die zo nodig is geïnstrueerd,als ook over de noodzaak van beschermingen enbeschermende maatregelen op de hoogte werd gebracht.Personen met een vakspecifieke opleiding gelden als vakkracht(Vakman). U kunt op grond van uw vakopleiding, kennis van debetreffende voorwaarden en de aan u opgedragenwerkzaamheden beoordelen en mogelijke gevaren herkennen.Opmerking: Een aan een vakopleiding gelijkwaardigekwalificatie kan ook door een meerjarige ervaring in hetbetreffende werk zijn verkregen.32 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.3 Bedrijfszekerheid3.3.1 Bedrijfszeker bedienen van de machineAls zich in het gevarengebied rond de machine geen personen(Kinderen) meer bevinden, mag de machine alleen worden bedienddoor een persoon, vanaf de bestuurderszitplaats op de trekker. Lethierbij op het hoofdstuk "Gevarenbereik en gevaarlijke plaatsen",pagina 22.Fehler! Textmarke nicht definiert.3.3.2 Veiligheids- en bescherminrichtingen• Gebruik de machine alleen als alle beveiligingen enbeschermkappen zijn aangebracht en kunnen functioneren.Foutieve of gedemonteerde veiligheids- en bescherminrichtingenkunnen tot gevaarlijke situaties leiden.• Controleer alle veiligheid- en bescherminrichtingen op uiterlijkherkenbare beschadigingen en op het functioneren, voordat demachine in gebruik wordt genomen.3.3.3 Veranderingen aan de machine• Machines waarvoor een type goedkeuring is afgegeven of demet een voertuig verbonden uitrusting of uitrustingsdelen meteen geldige typegoedkeuring of vergunningen voor verkeer opde openbare wegen volgens de verkeervoorschriften, moetenzich in de toestand bevinden die in alle afgegeven verklaringenstaan beschreven.• Veranderingen, aan- of afbouwwerkzaamheden aan de machinemogen slechts plaatsvinden na schriftelijke toestemming van defabrikant.• Bij eigenmachtige veranderingen, aan- ofafbouwwerkzaamheden:οοverliest de conformiteitverklaring van de machine haargeldigheid,verliest de typegoedkeuring volgens nationale eninternationale voorschriften haar geldigheid.• Gebruik uitsluitend originele onderdelen, of onderdelen die doorde fabrikant zijn vrijgegeven voor ombouw- of toebehoren, zodat:οοοde conformiteitverklaring en de CE-kentekening van demachine hun geldigheid behouden,de goedkeuring volgens nationale en internationalevoorschriften behoudt,het bedrijfszeker functioneren van de machine blijftgewaarborgd.• De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade of beschadiging,die is veroorzaakt is door:ο eigenmachtige veranderingen van de machine,ο gebruik van niet vrijgegeven ombouw- of toebehoren,ο lassen en boren aan dragende delen van de machine.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 33


Veiligheidsaanwijzingen3.3.4 Onderdelen of verslijtdelen, als ook hulpstoffenVervang machinedelen die zich niet in een goede toestand bevinden.Gebruik originele onderdelen die door de fabrikant zijn vrijgegeven,zodat de typegoedkeuring volgens nationale- en internationalevoorschriften haar goedkeuring behoudt. Bij het gebruik vanonderdelen vervaardigd door andere leveranciers is nietgegarandeerd, dat deze aan de eisen van veiligheid- enbedrijfszekerheid voldoen.De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade of beschadigingenveroorzaakt door het gebruik van dergelijke onderdelen ofhulpmiddelen.3.3.5 Garantie en aansprakelijkheidHier gelden onze "Algemene Verkoop- en levervoorwaarden". Dezestaan de eigenaar tenminste bij het sluiten van de overeenkomst terbeschikking.Een beroep op garantieverlening en aansprakelijkheid is uitgesloten,als deze op een of meerdere van de volgende oorzaken zijn terug tevoeren:• oneigenlijk gebruik van de machine,• onjuist monteren, in gebruik nemen, bedienen en onderhoudenvan de machine,• gebruik van de machine met defecte veiligheidsinrichtingen ofniet ordelijk aangebrachte of defecte veilgheids- ofbescherminrichtingen,• het niet navolgen van de aanwijzingen in deze handleidingbetreffende het in gebruik nemen, het gebruik en het onderhoud,• eigenmachtige veranderingen aan de machine,• het niet tijdig vervangen van machinedelen die aan slijtageonderhevig zijn,• onoordeelkundig uitgevoerde reparaties,• schade of beschadiging veroorzaakt door de inwerking vanvreemde voorwerpen of overmacht.34 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.4 Fundamentele VeiligheidsaanwijzingenFundamentele Veiligheidsaanwijzingen:• gelden altijd voor een veilig gebruik van de machine,• zijn in de navolgende delen van dit hoofdstuk samengevat.3.4.1 Algemene veiligheids- en ongevallenpreventievoorschriftenAan- en afkoppelen van de machine• Volg naast deze veiligheidsaanwijzingen ook de algemeengeldende nationale veiligheid- enongevallenpreventievoorschriften op!• Draag bij werkzaamheden aan de machine beschermendekleding, handschoenen, bril en veiligheidsschoeisel!• Let op de op de machine aangebrachte waarschuwing- eninstructiestickers. U krijgt daardoor belangrijke aanwijzingen vooreen veilig- en storingvrij gebruik van de machine!• Houdt u naast de fundamentele veiligheidsaanwijzingen in dithoofdstuk, ook aan aanwijzingen met betrekking op de uit tevoeren werkzaamheden in de andere hoofdstukken!• Stuur personen uit het gevarenbereik van de machine voordat ude machine van de plaats rijdt of in gebruik neemt! Let speciaalop kinderen!• Neem geen personen of voorwerpen mee op de machine! Hetlaten meerijden van personen of het vervoeren van voorwerpenop de machine is verboden!• Pas uw rijstijl zodanig aan, dat u de trekker met de aangekoppelde /aangehangen machine te allen tijde onder controle heeft!Houdt hierbij rekening met uw persoonlijke bekwaamheden, derijbaan-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, die derijeigenschappen van de trekker en de aangekoppelde /aangehangen machine beïnvloeden.• Gebruik voor het werk en voor het vervoer van de machinealleen trekkers die daarvoor geschikt zijn!• Koppel de machine volgens voorschriften aan devoorgeschreven koppelinrichting op de trekker aan!• Let op, dat door het aankoppelen van de machine de volgendewaarden niet worden overschreden:ο het toegestane totaalgewicht van de trekker,ο de toegestane as-belastingen van de trekker,ο de toegestane oplegdruk op het koppelpunt van de trekker,οοde toegestane aanhangerbelasting van deverbindingsinrichting,de toegestane spanningen in de trekkerbanden van detrekker!• Beveilig trekker en machine tegen wegrollen, voordat demachine wordt aan- of afgekoppeld!• Het verblijf van personen in het gevarengebied tussen de trekkeren de machine is VERBODEN, als de trekker naar de machine<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 35


Veiligheidsaanwijzingentoe wordt gereden!Aanwezige helpers mogen slechts naast de trekker en dewerktuigen aanwijzingen geven en pas bij stilstand van beidetussen de trekker en de machine treden.• Breng bij het aan- en afkoppelen van de machine desteuninrichtingen in de passende stand (Standveiligheid)!• Bij het bedienen van de steuninrichtingen bestaat letselgevaardoor verklemmen en beknellen!• Wees bijzonder voorzichtig met het op de trekker aan- enafkoppelen van de machine! Tussen de trekker en de machinebevinden zich in het bereik van het aankoppelpunt bijzondergevaarlijke plaatsen (beknellen en verklemmen)!• Het is personen verboden zich op te houden tussen de trekkeren de machine als de driepuntshefinrichting wordt gebruikt!• Controleer gekoppelde verzorgingsleidingen. Gekoppeldeverzorgingsleidingen:οοmoeten alle bewegingen tijdens het maken van bochtenzonder spanning, knikken of wrijven kunnen maken,mogen niet langs machinedelen schuren!• Afgekoppelde machine tegen wegrollen beveiligen! Zorg voorvoldoende druk op de steunpoot!Gebruik van de machine• Maak U met de gehele machine en alle bedieningselementenvertrouwd, voordat u met de machine gaat werken! Tijdens hetwerk is het daarvoor te laat.• Draag nauw aansluitende kleding! Losjes gedragen kledingverhoogt het gevaar om door draaiende (aandrijf-)assen teworden gepakt en op te worden gewikkeld!• Neem de machine alleen in gebruik, als alle beschermingenvolgens voorschrift zijn aangebracht en zijn gesloten!• Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machineen op de max. asbelasting van de trekker en op de max.oplegdruk van het trekpunt! Rij desnoods met een gedeeltelijkgevulde machine.• Ten strengste verboden is het oponthoud van personen:ο in het werk- en gevarenbereik van de machine,ο in het uitwerpbereik van de machine,ο in het draai- en zwenkbereik van bewegende delen van demachine,ο onder geheven en niet beveiligde bewegendemachinedelen!• Op plaatsen waar andere krachten op machinedelen werken(bijvoorbeeld hydraulische aandrijvingen) bevinden zicheveneens gevaarlijke plaatsen!• U mag deze door andere krachten werkende machinedelenslechts bedienen, als zich geen personen in het gevarenbereikvan de machine bevinden!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en wegrollenvoordat de trekker wordt verlaten!36 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen• Ondersteun opgeklapte beschermkappen, voordat u zichdaaronder gaat begeven!Transport van de machine• Volg bij transporten op openbare wegen, de nationaleverkeerregels en andere voorschriften op!• Controleer voor het begin van een transportrit:ο de juiste aansluiting van de verzorgingsleidingen,ο de verlichting op beschadiging, functie en netheid,ο de rem- en hydrauliekinstallatie op zichtbare gebreken,ο of de parkeerrem geheel is vrijgegeven,ο het functioneren van de reminstallatie!• Zorg voor voldoende stuur- en remcapaciteit van de trekker!Aan een trekker aangebouwde of aangekoppelde machines enfront- of hekgewichten beïnvloeden het rijgedrag als ook debestuurbaarheid en de werking van de remmen.• Gebruik eventueel frontgewichten!De vooras van de trekker moet altijd met minstens 20 % van hetledige gewicht van de trekker belast zijn, zodat een voldoendebestuurbaarheid is gewaarborgd.• Bevestig frontgewichten altijd volgens voorschrift aan dedaarvoor bedoelde bevestigingspunten!• Overschrijd de maximaal toegestane gewichten van de machine,als ook de max. asbelasting en de max. oplegdruk van detrekker, niet!• Controleer de werking van de remmen voordat u gaat rijden! Detrekker moet de voorgeschreven remvertraging voor de beladencombinatie (trekker en werktuig) leveren!• Houd bij het maken van bochten rekening met aangebouwde ofaangekoppelde machines, de breedte van de lading en deswingmassa van de combinatie!• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!)!• Breng voor het maken van een transportrit alle zwenkbare delenvan de machine in de transportstand!• Breng voor het maken van een transportrit alle zwenkbaremachinedelen in de transportstand. Gebruik daarvoor de daarvoorbedoelde transportbeveiligingen!• Controleer voor het begin van een transportrit of de benodigdetransportuitrusting correct aan de machine is gemonteerd,bijvoorbeeld: verlichting, waarschuwingsborden,waarschuwingsinrichtingen en bescherminrichtingen!• Pas de rijsnelheid aan de omstandigheden aan!• Schakel voordat met een rit bergaf wordt begonnen over in eenlagere versnelling!• Schakel voor het begin van een transportrit de mogelijkheid omper wiel te remmen uit (Pedalen vergrendelen)!<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 37


Veiligheidsaanwijzingen3.4.2 Hydraulische-installatieDe hydraulische installatie staat onder hoge druk!• Let op een correct aansluiten van de hydraulische slangen(leidingen)!• Maak voor het aansluiten van slangen of leidingen dehydraulische installatie zowel op de trekker als op de machinedrukloos!• Het is verboden delen die worden gebruikt om hydraulische ofelektrische functies te verstellen, op de trekker, te blokkeren,bijvoorbeeld: klap-, zwenk- en schuifbewegingen!De betreffende beweging moet automatisch stoppen, als u hetbetreffende bedieningsdeel loslaat.Dit geldt niet voor bewegingen van machinedelen:ο die continue plaats vinden,ο die automatisch zijn geregeld,οdie bepaalt door de functie, in een zweefstand of eendrukstand gehouden moeten worden.• Voor het begin van werkzaamheden aan de hydraulische installatie:οοοοοοde machine afkoppelen,bewegende, geheven machinedelen beveiligen tegenongecontroleerd zakken,maak de hydraulische installatie drukloos,trekkermotor stop zetten,parkeerrem aantrekken,contactsleutel uit het contactslot nemen!• Laat hydraulische slangen tenminste 1 keer per jaar door eendeskundig iemand controleren en beproeven op hun veiligheid!• Vervang hydraulische slangen en leidingen bij zichtbaregebreken, in geval van beschadiging en veroudering! Gebruikalleen originele hydraulische slangen!• De gebruiksduur van de hydraulische slangen (leidingen) mag nietlanger dan 6 jaar zijn, inclusief een eventuele tijd van opslag vanten hoogste 2 jaar!Ook bij een gepaste wijze van opslaan en toegestane manier vangebruiken zijn slangen en slangverbindingen aan een natuurlijkeveroudering onderhevig en is de gebruiksduur dus beperkt.Afwijkend hiervan kan de gebruiksduur in overeenkomst met deervaringswaarden, met speciale aandacht voor veiligheid, wordenbeperkt. Voor slangen en hydraulische leidingen geproduceerdmet thermoplasten kunnen andere richtwaarden gelden.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulische slang of leiding metde hand of met vingers af te dichten!Onder hoge druk staande hydraulische olie kan door de huid inhet lichaam binnendringen en zwaar letsel veroorzaken.Bezoek direct een arts bij verwondingen door hydraulische olie.Infectiegevaar!• Nooit lekkages opsporen met een onbeschermde hand!INFEKTIEGEVAAR. Gebruik bij het zoeken naar lekken,geëigende hulpmiddelen (Reinigingsspray, speciale spray voorhet opsporen van lekken)!38 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.4.3 Elektrische installatie• Bij werkzaamheden aan de elektrische installatie altijd deminpool van de accu losmaken!• Gebruik de voorgeschreven zekeringen. Bij gebruik van te zwarezekeringen wordt de elektrische installatie verstoord -Brandgevaar!• Let op de juiste volgorde bij het aan- en afklemmen van de accu:οοAanklemmen: Eerst de pluspool en dan de minpoolaanklemmen,Afklemmen: Eerst de minpool en dan de pluspoolafklemmen!• De plus-pool van de accu altijd met de daarvoor bedoelde afdekkapuitrusten. Bij kortsluiting op massa bestaat brandgevaar!• Vermijd vonkenvorming en open vuur in de nabijheid van deaccu! Er bestaat explosie gevaar!• De machine kan worden uitgerust met componenten enbouwdelen, waarvan de functie kan worden beïnvloed doorelektromagnetische straling van andere apparaten. Zulkebeïnvloedingen kunnen personen in gevaar brengen alsvolgende veiligheidsaanwijzingen niet worden nagekomen:οοBij een installatie achteraf van elektrische apparaten ofcomponenten op de machine, met een aansluiting op deaanwezige elektrische installatie, moet onderverantwoording van de gebruiker, worden gecontroleerd ofdie installatie storingen veroorzaakt op de al aanwezigecomponenten,Let er op, dat de later geïnstalleerde elektrische enelektronische componenten voldoen aan de EMV-Richtlijn89/336/EWG en de dan geldende versie en dat ze het CEkenmerkdragen!<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 39


Veiligheidsaanwijzingen3.4.4 Aftakas gebruik• Er mogen slechts de door de fabrikant voorgeschrevenaftakassen, met de voorgeschreven beschermingen wordengebruikt!• Volg de aanwijzingen in de gebruikershandleiding van demeegeleverde aftakas!• Controleer de aftakas:ο beschermbuizen en beschermkappen van de aftakasmoeten onbeschadigd zijn,ο ook de bescherming op de trekker en op de machinemoeten op de plaats zijn! De bescherming moet zich in eengoede toestand bevinden!• Het is verboden te werken met beschadigde beschermkappen!• Het aan- en afkoppelen van de aftakas mag alleen wordenuitgevoerd, als:ο de aftakasaandrijving is uitgeschakeld,ο de trekkermotor is uitgeschakeld,ο de contactsleutel uit het contactslot is verwijderd,ο de parkeerrem is aangetrokken!• Let op dat de aftakas juist is gemonteerd en of debeveiligingsstift in de daarvoor bedoelde uitsparing isgeschoven!• Beveilig de aftakasbeschermbuizen tegen meedraaien door hetvastzetten van de ketting(en)!• Let op, dat de overlapping van de aftakasprofielbuizen en van debeschermbuizen bij het maken van bochten voldoende is!Volg de aanwijzingen van de aftakassenfabrikant op.• Let er op dat de aftakas bij het rijden van bochten, voldoendeschuifruimte heeft!• Bij het gebruik van een groothoekkoppeling, deze altijd op hetdraaipunt tussen de trekker en de machine aanbrengen!• Bij aftakassen met een slip- of een vrijloopkoppeling, deze altijdaan de machinezijde aanbrengen!• Controleer of het gekozen aftakastoerental en de draairichtingovereenkomen met het toelaatbare toerental en de draairichtingvan de machine voordat de trekker-aftakas wordt ingeschakeld!• Verwijder personen uit het gevarenbereik van de machine,voordat de aftakas wordt ingeschakeld!• Bij werkzaamheden aan de aftakas, mogen er zich geenpersonen in het bereik van de draaiende aftakas ophouden!• De aftakas nooit inschakelen terwijl de trekkermotor stil staat!• Schakel de aftakas altijd uit, als een te grote hoek moet wordengemaakt, of als de aandrijving niet nodig is!• Na het uitschakelen van de aftakas bestaat verwondingrisico,door nalopende swingmassa van roterende machinedelen!Kom gedurende deze tijd niet dicht bij de machine! Pas als allemachinedelen volledig tot stilstand zijn gekomen, mag aan demachine worden gewerkt.40 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.4.5 Aangehangen machines• Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd inwerking stellen en tegen wegrollen, voordat de aftakasaangedrevenmachine of de aftakas wordt gereinigd, gesmeerdof wordt ingesteld!• Leg de afgekoppelde aftakas op de voorgeschreven houder!• Steek na het afmonteren van de aftakas, de bescherming op detrekkeraftakas-stomp!• Let erop dat de combinatie van trekker en werktuigen op elkaaris afgestemd wat betreft de koppelingen op de trekker en detrekinrichting op de machine!Maak slechts voertuigsamenstellen die zijn toegestaan (Trekkeren aangekoppelde machine).• Overschrijd de maximaal toegestane oplegdruk op de verbindingtussen de trekker en een 1-assige machine niet!• Zorg voor voldoende stuur- en remcapaciteit van de trekker!De aan een trekker aangekoppelde of aangehangen machinesbeïnvloeden het rijgedrag van de trekker, als ook debestuurbaarheid en het remvermogen van de trekker, speciaalaanhangers met een starre dissel en oplegdruk.• Een vakwerkplaats mag alleen de hoogte van de trekdissel meteen oplegdruk instellen!• Let voor het afkoppelen van een 1-assige machine er op, dat desteunpoot voldoende oplegdruk heeft!Speciaal bij een niet gelijkmatig beladen machine, kan kipgevaarontstaan. (Standzekerheid).3.4.6 Reminstallatie• Het remsysteem van de trekker, moet overeenkomen met hetremsysteem van de machine!• Stop de trekker onmiddellijk bij een functiestoring aan dereminstallatie. Laat de functiestoring onmiddellijk repareren!• Reparaties en instelwerkzaamheden aan de reminrichtingmogen alleen door vakwerkplaatsen worden uitgevoerd!• Laat de reminrichtingen regelmatig controleren!Voor het behoud van de bedrijfsveiligheid, moeten de remmenaltijd juist zijn ingesteld.• Voor alle werkzaamheden aan de reminstallatie:ο Koppel de machine veilig af en beveilig de machine tegenwegrollen (wielblokken),ο Beveilig de geheven machine tegen ongecontroleerdzakken!• Wees bijzonder voorzichtig met las-, brand- enboorwerkzaamheden in de omgeving van remleidingen!• Voer na alle werkzaamheden aan de reminrichting altijd eenremproef uit!<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 41


VeiligheidsaanwijzingenLuchtdrukreminstallatie• De luchtdrukreminstallatie van de trekker en de machine moetenovereenstemmen!• Maak de afdichtingen van de koppelingskoppen op de voorraadende remleiding altijd schoon, voordat de voorraad- en deremleiding op de trekker worden aangesloten!• Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt!• Tap de luchtketel elke dag af!Hydraulische reminrichting (machines buiten Duitsland)3.4.7 Assen• Sluit de koppelingskoppen op de trekker af, als u gaat rijdenzonder aangekoppelde machine!• Hang de koppelingskoppen van de voorraad- en van deremleiding in de daarvoor op de machine bedoelde houders!• Gebruik bij het navullen of het vervangen alleen devoorgeschreven remvloeistof. Houdt u bij het vervangen van deremvloeistof aan de betreffende voorschriften!• De vastgelegde instellingen van de remventielen mogen nietworden veranderd!• Vervang de luchtvoorraadtank, als:ο de voorraadtank in de spanbanden kan worden bewogen,ο de luchtvoorraadtank is beschadigd,ο het typeplaatje op de luchtvoorraadtank begint te roesten,loszit of is verdwenen!• Hydraulische reminrichtingen zijn in Duitsland niet toegestaan!• Gebruik bij het navullen of het vervangen alleen devoorgeschreven hydraulische olie. Let bij het vervangen van dehydraulische olie op de betreffende voorschriften!De assen nooit overbelasten. Overbelasting van de assen vermindertde levensduur van de lagers en kan tot beschadiging aan de assenleiden.Vermijdt daarom:• overbelasting van de machine,• tegen trottoirbanden aan rijden,• rijden met te hoge snelheden,• de montage van wielen en banden met een verkeerdepersdiepte,• het monteren van te grote wielen en banden.42 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.4.8 Banden• Reparatiewerkzaamheden aan wielen en banden mogen alleendoor vaklieden worden uitgevoerd, met toepassing vanpassende gereedschappen!• Koppel de machine veilig af en beveilig deze tegenongecontroleerd zakken en tegen wegrollen (parkeerrem,wielblokken), voordat wordt begonnen met werkzaamheden aande wielen en banden!• Het monteren van wielen mag alleen door vaklieden wordenuitgevoerd, met toepassing van passende gereedschappen!• Laat de lucht uit de banden lopen, voordat de band wordtgedemonteerd!• Controleer de bandenspanning regelmatig!• Houdt u aan de voorgeschreven bandenspanning. Bij een tehoge spanning ontstaat explosiegevaar!• Blijf bij het op spanning brengen van banden, die aan demachine zijn gemonteerd, op zij, voor of achter de band staan!Een vulslang van tenminste 1,5 meter, maakt het gemakkelijkerom op zij van het wiel te gaan staan.• Alle bevestigingsbouten en moeren moeten worden vastgezetmet een door de fabrikant voorgeschreven kracht!<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 43


Veiligheidsaanwijzingen3.4.9 Machine onderhouden en verzorgen• Voer de voorgeschreven controle-, onderhoud- enafstelwerkzaamheden op vaste termijnen uit!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenwegrollen, voordat met de werkzaamheden wordt gestart!• Mechanische-, hydraulische-, pneumatische- en elektrischerestenergieën kunnen ongecontroleerde bewegingen van,machinedelen veroorzaken!Let op de mogelijkheid van mechanische-, hydraulische-,pneumatische- en elektrische/elektronische restenergie op demachine. Waarschuwingsstickers kenmerken machinedelen,waar restenergie kan vrijkomen. Gedetailleerde aanwijzingenvindt u in de betreffende hoofdstukken van dezegebruikershandleiding.• Sluit uit dat de machine ongecontroleerd kan worden gebruikt(luchtdruk en hydrauliekolie)!• Bevestig en beveilig de grotere bouwgroepen zorgvuldig aanhefwerktuigen, voordat deze worden gewisseld!• Controleer regelmatig of bouten en moeren vast zitten! Treklosse bouten en moeren na!• Beveilig geheven machinedelen, of de geheven machine, tegenongecontroleerd zakken, voordat de machine wordt gereinigd ofvoordat met onderhoud- of reparatiewerkzaamheden wordtbegonnen!• Gebruik bij het verwisselen van onderdelen met scherpe kanten(messen) passend gereedschap en beschermendehandschoenen!• Controleer of alle boutverbindingen vast zijn getrokken.Controleer of alle veiligheid- en beschermkappen na dewerkzaamheden weer op de plaats zijn aangebracht!• Voer gebruikte oliën, vetten en filters milieuvriendelijk af!• Gebruikte stoffen en materialen passend opslaan enafvoeren/verwijderen, speciaal:ο bij werkzaamheden aan smeersystemen en -inrichtingen,ο bij het reinigen met oplosmiddelen!• Voordat met elektrische laswerkzaamheden aan de trekker ofaan de aangekoppelde / aangehangen machine wordtbegonnen, moeten de kabels op de trekker van de dynamo ende accu worden afgekoppeld!• Onderdelen moeten minstens aan de technische specificatiesvan de fabrikant voldoen! Dit is verzekerd als u origineleonderdelen gebruikt!• Houd de onderhoudintervallen voor slijtdelen aan!44 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.5 Veiligheidsaanwijzingen en belangrijke informaties voor een specifiekehandelingIn de gebruikshandleiding bevinden zich veiligheidsaanwijzingen enbelangrijke informaties met betrekking tot een specifieke handeling.Signaalwoorden en symbolen dienen er toe, veiligheidsaanwijzingenen belangrijke informaties met betrekking tot een specifieke handelingin één oogopslag te kunnen herkennen.3.5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor een specifieke handelingVeiligheidsaanwijzingen voor een specifieke handeling:• Waarschuwen voor risico´s, die in een bepaalde situatie of insamenhang met een bepaald gedrag kunnen optreden,• staan in de betreffende hoofdstukken direct voor een gevaarvollebezigheid,• zijn gekenmerkt door het driehoekige veiligheidssymbool en eendaarvoor staand signaalwoord. Het signaalwoord beschrijft dehoogte van het dreigende gevaar.GEVAARGEVAARkenmerkt een direct optredende situatie met een hoog risico datlevensbedreigend kan zijn of ernstig letsel (Verlies vanlichaamsdelen of langdurige kwetsuren) tot gevolg zal hebben,als deze situatie niet wordt vermeden.Door het niet navolgen van de met "GEVAAR" gekenmerkteveiligheidsaanwijzingen dreigt direct gevaar voor zwareverwondingen met mogelijk de dood tot gevolg.WAARSCHUWINGWAARSCHUWINGkenmerkt een direct optredende situatie met een gemiddeldrisico dat levensbedreigend kan zijn of ernstig letsel (Verlies vanlichaamsdelen of langdurige kwetsuren) tot gevolg zal hebben,als deze situatie niet wordt vermeden.Het niet navolgen van de met "WAARSCHUWING" gekenmerkteveiligheidsaanwijzingen kan zware verwondingen, met mogelijkde dood tot gevolg hebben.VOORZICHTIGVOORZICHTIGkenmerkt een gevaarlijke plaats met een beperkt risico, dat lichteof middelzware verwondingen (te genezen) of zaakschade totgevolg kan hebben, als deze niet worden vermeden.Door het niet navolgen van de met "VOORZICHTIG" gekenmerkteveiligheids-aanwijzingen ontstaan mogelijk lichte of middelzwareverwondingen of zaakschades.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 45


Veiligheidsaanwijzingen3.5.2 Belangrijke informatiesBelangrijke informaties:• geven aanwijzingen voor een juist omgaan met de machine,• geven gebruikerstips om de machine optimaal te benutten,• worden gekenmerkt door de navolgende symbolen.BELANGRIJKkenmerkt een verplichting tot een bijzonder gedrag of eenhandeling om juist met de machine om te gaan.Het niet opvolgen van deze aanwijzingen kan leiden tot storingenaan de machine of schade in de omgeving daarvan.AANWIJZINGKenmerkt gebruikstips en nuttige informatie.Deze aanwijzingen helpen u, alle functies op uw machineoptimaal te gebruiken.46 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.6 Waarschuwing- en instructieaanwijzingenOp de machine zijn de volgende aanwijzingen aangebracht:• Waarschuwingsaanwijzingen kenmerken gevaarlijke plaatsen opde machine en waarschuwen voor restgevaren, die door defunctie van bepaalde machinedelen niet geheel zijn uit te sluiten.• Instructieaanwijzingen geven informatie voor het juist omgaanmet de machine.Houd deze aanwijzingen altijd schoon en in een goed leesbare toestand!Vernieuw onleesbare aanwijzingen. Vraag nieuwe stickers aan onder hetjuiste bestelnummer:• uw handelaar,• bij de importeur, eventueel bij het <strong>Strautmann</strong>onderdelenmagazijn(+ 49 (0) 5424 802-31).3.6.1 WaarschuwingsaanwijzingenEen waarschuwingsaanwijzing kent 2 velden:(1) Pictogram voor het beschrijven van hetrisicoHet pictogram toont een beeldbeschrijvingvan het risico, omgeven door eendriehoekig veiligheidssymbool.(2) Pictogram om het risico te vermijdenHet pictogram toont een beeldbeschrijvingvan het risico.Toelichting op de waarschuwingsaanwijzingenFig. 7De volgende lijst bevat:• in de rechter kolom, alle op de machine aanwezigewaarschuwingsaanwijzingen,• in der linker kolom de volgende gegevens bij de rechtsstaandewaarschuwingsaanwijzing:1. Het bestelnummer.2. De beschrijving van het risico, bijvoorbeeld "Verwondingrisico,kwetsen van vingers of de hand, veroorzaakt door toegankelijkebewegende machinedelen!"3. De gevolgen van het negeren van de aanwijzing om het risico tevermijden, bijvoorbeeld "Deze plaats kan zware verwondingen,met het verlies van lichaamsdelen, veroorzaken."4. De aanwijzing(en) om het risico te vermijden, bijvoorbeeld "Grijpnooit in de gevarenzone, zolang de trekkermotor draait en deaftakas / hydraulische installatie / elektrische installatie zijnaangesloten. Stuur personen uit het gevarengebied rond demachine, voordat delen van de machine in beweging wordengezet."<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 47


VeiligheidsaanwijzingenBestelnummer en verklaringWaarschuwingsaanwijzingen870 10 270Lees de gebruikershandleiding en deveiligheidsaanwijzingen, voordat de machine ingebruik wordt genomen!870 07 120Verwondingrisico bij ingrepen aan demachine, bij werkzaamheden als: monteren,instellen, opheffen van storingen,veroorzaakt door ongecontroleerd starten enwegrollen van trekker en machine!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Beveilig de trekker en de machine voor alleingrepen aan de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.• Lees al naar gelang de ingreep, hetbetreffende hoofdstuk door en volg deaanwijzingen op.870 07 104Verwondingrisico voor het gehele lichaamtijdens oponthoud in het zwenkbereik van deachterklep!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• In het zwenkbereik van de achterklepmogen zich geen personen ophouden,zolang de trekkermotor loopt en de aftakas /hydraulische installatie is aangesloten.• Verwijder personen uit het zwenkbereik vande achterklep, voordat de klep wordtgeopend.48 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen870 07 110Verwondinggevaar voor het gehele lichaam,veroorzaakt door niet noodzakelijkoponthoud onder niet beveiligde, zwevendelasten of geheven machinedelen!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg!Gebruik veiligheidsvergrendelingen tegenongecontroleerd zakken van zwevende lasten ofgeheven delen van de machine, voordat hetgevarenbereik wordt betreden.870 07 117Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,ingetrokken worden voor het gehele lichaam,veroorzaakt door aangedrevenmachinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Nooit in het laadruimte klimmen, zolang detrekkermotor loopt en de aftakas / hydraulische-/elektronische installatie is aangesloten.870 07 122Gevaar voor elektrocutie of verbrandingen,veroorzaakt door ongecontroleerd aanrakenvan bovengrondse elektrischehoogspanningsleidingen of door hetongecontroleerd benaderen van onder hogespanning staande bovengrondse leidingen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Houdt een veilige afstand aan tot bovengrondsehoogspanningsleidingen.Normspanningtot 1 kVboven 1 tot 110 kVboven 110 tot 220 kVboven 220 tot 380 kVVeilige afstand totbovengrondsehoogspanningsleidingen1 m2 m3 m4 m<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 49


Veiligheidsaanwijzingen870 07 123Gevaar door onder hoge druk uittredendehydraulische olie, veroorzaakt door lekkehydraulische slangen en-/of leidingen!Dit risico veroorzaakt zware verwondingen aanhet gehele lichaam, als de onder hoge drukuittredende hydraulische olie de huid doordringten het lichaam binnendringt.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulischeslang of leiding met de hand of met vingersaf te dichten.• Lees de aanwijzingen in degebruikershandleiding, voordat wordtbegonnen met werkzaamheden vooronderhoud of verzorging van hydraulischeslangen en/of leidingen.• Bezoek direct een arts bij verwondingendoor hydraulische olie.870 07 124Explosiegevaar door onder hoge drukuittredende hydraulische olie, veroorzaaktdoor onder gas- en/of oliedruk staandeaccumulatoren!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken met mogelijk de dood tot gevolg, alsde onder hoge druk uittredende hydraulische oliede huid doordringt en het lichaam binnendringt.• Lees voordat met werkzaamheden aan dehydraulische installatie wordt begonnen, deaanwijzingen door en volg deze op.• Bezoek direct een arts bij verwondingendoor hydraulische olie.870 07 126Gevaar om overreden te worden, veroorzaaktdoor het wegrollen van een afgekoppelde,niet beveiligde machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Beveilig de machine tegen wegrollen, voordatdeze van de trekker wordt losgekoppeld of wordtweg gezet. Gebruik hiervoor de parkeerrem en/ofwielblokken.50 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen870 07 130Gevaren door beklemmen voor het gehelelichaam, veroorzaakt door oponthoud in hetzwenkbereik van de dissel, tussen de trekkeren een aangekoppelde machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Het verblijf van personen in hetgevarengebied tussen de trekker en demachine is VERBODEN, zolang detrekkermotor loopt en de trekker niet isbeveiligd tegen ongecontroleerd wegrollen.• Verwijder personen uit het gevarenbereiktussen de trekker en de machine, zolang detrekkermotor loopt en de trekker niet isbeveiligd tegen ongecontroleerd wegrollen.870 10 276Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,ingetrokken worden voor het gehele lichaam,veroorzaakt door aangedrevenmachinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Houdt een voldoende veilige afstand totaangedreven onderdelen.• Let er op, dat personen een voldoendeveilige afstand tot aangedreven onderdelenhouden.870 10 278Gevaren door vastgegrepen worden,opwikkelen, intrekken en vangen, veroorzaaktdoor aangedreven aftakas!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Houdt een voldoende veilige afstand tot deaftakas, zolang de trekkermotor draait ende aftakas / hydraulische installatie isaangesloten.• Let er op dat personen een voldoendeveilige afstand tot een aangedreven aftakashouden.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 51


Veiligheidsaanwijzingen870 10 279Verwondingrisico door het snijden vanvingers of handen, veroorzaakt doorwerkzaamheden aan scherpe machinedelen,of door machinedelen met scherpe kanten!Deze risico´s kunnen zware verwondingen metverlies van lichaamsdelen veroorzaken aan devingers en handen.Volg de aanwijzingen in degebruikershandleiding, voordat wordt begonnenmet montage werkzaamheden aan scherpemachinedelen.870 10 280Gevaren door beklemmen, vastgegrepenworden,voor handen en/of armen,veroorzaakt door bewegende machinedelen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Nooit beschermkappen openen of verwijderen,zo lang de trekkermotor loopt terwijl de aftakas isaangesloten en / of de hydraulische-/elektronische installatie werkt.870 10 281Verwondingrisico voor vingers of handen,veroorzaakt door toegankelijke, bewegendedelen van de machine!Dit risico kan zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Grijp nooit in de richting van een dergelijkegevaarlijke plaats, zo lang de trekkermotor looptterwijl de aftakas is aangesloten en / of dehydraulische-/elektronische installatie werkt.52 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen870 10 282Gevaren door beklemmen, vastgrijpen,opwikkelen, intrekken en gevangen wordendoor aangedreven, niet beschermdeaangedreven elementen, veroorzaakt doorniet aangebrachte bescherminrichtingen!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met het verlies vanlichaamsdelen gevolg.Sluit de geopende bescherminrichtingen ofmonteer de verwijderde bescherminrichting,voordat u de machine aandrijft.870 10 283Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan in hetgevarenbereik van de machine, door rond- ofweggeslingerde materialen of vreemdevoorwerpen!Deze risico´s kunnen zware verwondingen aanhet gehele lichaam veroorzaken.• Houdt een voldoende veilige afstand tot hetgevarenbereik van de machine.• Let er op, dat personen een voldoendeveilige afstanden tot het gevarenbereik vande machine aan houden, zolang detrekkermotor draait.870 10 284Verwondingrisico voor het gehele lichaam,veroorzaakt door verblijf onder de geopende,niet beveiligde achterklep!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Stap nooit onder de geopende achterklep,zonder de achterklep tegenongecontroleerd dalen te beveiligen.• Let er op, dat geen personen onder degeopende achterklep komen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 53


Veiligheidsaanwijzingen870 10 287Gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, alsdoor mechanische werkzaamheden aan hetframe, deze dragende delen breken!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.Het is verboden:• mechanische werkzaamheden te verrichtenaan het onderstel,• boren aan het machineframe,• bestaande boringen aan het onderstel ofhet chassis te vergroten, door deze op teboren of anderszins,• te lassen aan dragende machinedelen.870 10 289Gevaar om te worden ingetrokken of teworden gevangen voor het gehele lichaam,veroorzaakt door aangedreven machinedelen(Pick-up en rotorinvoer)!Deze risico´s kunnen zeer zware verwondingenveroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.• Houdt een voldoende veilige afstand totaangedreven onderdelen.• Grijp nooit in het gevarenbereik vanaangedreven onderdelen, zo lang detrekkermotor loopt terwijl de aftakas isaangesloten en / of de hydraulischeinstallatie werkt.• Let er op, dat personen een voldoendeveilige afstand tot aangedreven onderdelenhouden.54 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.6.2 InstructieaanwijzingenEen instructieaanwijzing bestaat uit eenpictogram:(1) Pictogram met informatie over het juistomgaan met de machine.Het pictogram bevat de informatie in eenbeeldende of beschreven weergave of in devorm van een tabel.Fig. 8Bestelnummer en verklaringInstructieaanwijzingen870 07 132Het aandrijftoerental van de machinebedraagt 1000 min -1 .Overtuig u er van dat het gekozenaftakastoerental en de draairichtingovereenkomen met het toelaatbare toerental ende draairichting van de machine voordat detrekker- aftakas wordt ingeschakeld.870 07 133Lees de aanwijzingen voor het plegen vanonderhoud aan de geremde assen in dezegebruikershandleiding.870 07 134Gevaren door ondeskundig reinigen van demachine.Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk "Reinigenmet hogedrukreiniger / stoomreiniger" op pagina185, als voor het reinigen een dergelijkevoorziening wordt gebruikt.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 55


Veiligheidsaanwijzingen870 10 288Dit pictogram kenmerkt de plaatsen waar eenhefvoorziening (krik) kan worden geplaatst.580 70 513Alleen voor machines met een gemonteerdezijafvoerband.Vergrendel de gesloten achterklep tegenongecontroleerd openen, als de zijafvoerband isgemonteerd.KogelblokkeerkraanAchterklep0 - gesloten vergrendeldI - geopendniet vergrendeldopenen en sluitenmogelijk56 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Veiligheidsaanwijzingen3.6.3 Plaats van de waarschuwing- en instructieaanwijzingenDe volgende afbeeldingen tonen de ordening van de waarschuwingeninstructieaanwijzingen op de machine.Fig. 9<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 57


Veiligheidsaanwijzingen3.7 Gevaren door het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen enwaarschuwingsaanwijzingenHet negeren van de veiligheidsaanwijzingen enwaarschuwingsaanwijzingen kan:• Risico’s voor personen, omgeving en machine veroorzaken,bijvoorbeeld:οοοοοgevaar voor personen door een niet beveiligdewerkomgeving,weigeren van belangrijke machinefuncties,verzaken van de voorgeschreven methoden voor hetgebruik, onderhoud en verzorging van de machine,het in gevaar brengen van personen door mechanische enchemische inwerkingen,het in gevaar brengen van het milieu door lekkendehydraulische olie.• tot uitsluiting van enige aansprakelijkheid leiden.58 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Verladen en lossen4 Verladen en lossenVerladen en lossen met de trekkerWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan door ongecontroleerdbewegen van trekker en machine, als er onvoldoende stabiliteitis als ook ontoereikende rem- en stuurcapaciteit van de trekkeroptreedt!• Koppel de machine volgens voorschrift op de trekker aan, voordat de machine op een transportmiddel wordt geladen of wordtgelost.• De machine mag worden verladen of worden gelost ondervoorwaarde dat het vermogen van de trekker en van dereminrichting voldoet aan de eisen die hiervoor zijn te stellen.Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt.Verladen en lossen met hefmiddelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico of het risico om omgestoten te worden voorpersonen kunnen ontstaan, als de geheven machineonverwachts los schiet en valt!• Gebruik hef- en bevestigingsmiddelen met een toereikendekrachtopname.• Nooit onder een geheven machine komen.1Fig. 10(1) Afstandshouder<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 59


Opbouw en functie5 Opbouw en functieHet volgende hoofdstuk informeert U over de opbouw van demachine, de functie en het bedienen van de verschillende bouwdelen.De machine is soms met extra voorzieningen uitgerust. Extrauitrustingen (opties) zijn in deze gebruikershandleiding gekenmerkt entegen meerprijs te leveren.5.1 Pick-upDe pick-up (1) is bewegend voor hetinvoerkanaal aangebracht en neemt het gewasmet de 6 rijen tanden op uit het zwad.Het heffen en dalen van de pick-up, in transportenwerkstand, vindt plaats via de ISOBUSterminal,vanaf de trekkerbestuurders- zitplaats,via twee enkelwerkende hydraulische cilinders.De meelopende tastwielen met luchtbanden (2)geleiden de pick-up in de werkstand(Standaarduitrusting). Via de tastwielen:• past de pick-up zich in de werkstand aanbodemoneffenheden aan.• Kunnen verschillende werkhoogten voor dein werkstand gebrachte pick-up wordeningesteld. Het instellen van de werkhoogtevindt plaats via de van boringen voorzienestrippen (3) aan beide zijden van de pickup.De pick-up kan met extra tastwielen (4) wordenuitgerust (speciale uitvoering). De extratastwielen lopen buiten het trekkerspoor enondersteunen de tastwielen (2) bij het geleidenvan de pick-up in werkstand op een wekeondergrond. Het instellen van de werkhoogtevindt plaats via de van boringen voorzienestrippen (3) en (5) aan beide zijden van de pickup.In het bereik van de pick-up bestaan gevaarlijkeplaatsen door de functie van de pick-up bepaald.Fig. 11Fig. 1260 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.1.1 Aandrijving van de pick-up5.1.1.1 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong>Op de <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> serie vindt deaandrijving van de pick-up plaats vanaf deinvoerrotor, via de tandwielaandrijving (1), derollenketting (2) en een slipkoppeling (bevindtzich onder de schermkap van de pick-up (3)).De slipkoppeling kan de pick-up beschermentegen overbelastingen en kortstondigebelastingspieken.13Fig. 1325.1.1.2 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>Bij de <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> serie vindt:• de aandrijving van de pick-up plaats vanafde invoerrotor, via de tandwielaandrijving(1) met een klauwkoppeling (2), eenrollenketting en een slipkoppeling (4).De slipkoppeling (4) kan de pick-upbeschermen tegen overbelastingen enkortstondige belastingspieken.• de aandrijving van de doseerwalsen via dehoofdaandrijving, een voorop de machinegeplaatste haakse overbrenging (5) methydraulische cilinder (6) en een haakseoverbrenging achterop de machine.5, 64De hydraulische cilinders (3 en 6) zijn gekoppeldaan de hydraulische cilinders van de achterklep.Bij het openen en sluiten van de achterklep:• bedient de hydraulische cilinder (3)gelijktijdig de klauwkoppeling (2) en koppeltde aandrijflijn naar de pick-up uit of aan.• bedient de hydraulische cilinder (6)gelijktijdig de klauwkoppeling (5) en koppeltde aandrijflijn naar de doseerwalsen uit ofaan.Fig. 14<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 61


Opbouw en functie5.1.1.3 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plusOp de <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus vindt de aandrijvingvan de pick-up plaats vanaf de invoerrotor via dehaakse overbrenging (1) en een aftakas metslipkoppeling (2).De slipkoppeling van de aftakas kan de pick-upbeschermen tegen overbelastingen enkortstondige belastingspieken.Fig. 155.1.1.4 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus Fig. 16Bij de <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus serie vindt:• de aandrijving van de pick-up vindt plaatsvanaf de invoerrotor via de schakelbareaandrijving (1) met de hydraulische cilinder(3) en de aftakas (2) met slipkoppeling.De slipkoppeling van de aftakas kan depick-up beschermen tegen overbelastingenen kortstondige belastingspieken.• de aandrijving van de doseerwalsen via dehoofdaandrijving, een voorop de machinegeplaatste haakse overbrenging (4) metklauwkoppeling en een hydraulische cilinder(5) en een haakse overbrenging achteropde machine.De hydraulische cilinders (3 en 5) zijn gekoppeldaan de hydraulische cilinders van de achterklep.Bij het openen en sluiten van de achterklep• bedient de hydraulische cilinder (3)gelijktijdig de schakelaandrijving (1) enkoppelt de aandrijflijn naar de pick-up uit ofaan.• bedient de hydraulische cilinder (5)gelijktijdig de klauwkoppeling (4) en koppeltde aandrijflijn naar de doseerwalsen uit ofaan.4, 562 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.1.2 Tegenhouder met geleiderolWAARSCHUWINGRisico voor het worden geraakt en ingetrokken worden door deaangedreven pick-up!Het is verboden de machine te gebruiken zonder de tegenhouder enzonder de geleiderol (1), omdat deze gelijktijdig als afschermingdienen.Bij het opnemen van het product drukken detegenhouder en de daarvoor lopende geleiderol(1) het product tegen de geveerde tanden van depick-up. De ingestelde afstand tussen detegenhouder / geleiderol en de pick-up isbepalend voor het juist uit het zwad opnemenvan het product.De lengte van de ketting (2) bepaalt de afstandtussen tegenhouder / geleiderol en de pick-up:• grote zwaden = grote afstand tussentegenhouder / geleiderol en pick-up• kleine zwaden = kleine afstand tussentegenhouder / geleiderol en pick-up21Fig. 17<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 63


Opbouw en functie5.2 InvoerrotorDe invoerrotor (1) werkt samen met de snijinrichting(2) en transporteert het door de pick-upopgenomen gewas door het invoerkanaal in delaadruimte van de wagen.Afstrijkers (3) bevinden zich in de tussenruimtesvan de invoertanden (4) van de invoerrotor enverhinderen dat het gewas de rotor verstopt.1324Fig. 1864 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.3 Snij-inrichtingDe snij-inrichting steekt in het invoerkanaal. Viatwee dubbelwerkende hydraulische cilinders kande snij-inrichting bediend via ISOBUS-terminalvanaf de bestuurderszitplaats in het invoerkanaalin- en uitzwenken:• om verstoppingen te verhelpen,• voor het naar achteren zwenken omuitgeklapte messen in te laten zwenken,• om de messen in- of uit te bouwen.Het aantal van de ingebouwde snijmessenbepaald de snijlengte van het product.Bij de kortsnij-<strong>opraap</strong>wagens uit de serie:• <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> kunnen maximaal 41messen worden gemonteerd. De kortstetheoretische snijlengte bedraagt 39 mm.• <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus kunnen maximaal 45messen worden gemonteerd. De kortstetheoretische snijlengte bedraagt 35 mm.De snijmessen zijn voorzien van 2 snijkantenmet een golvend snijvlak. Stompe messenkunnen 1 maal worden omgedraaid. Daarmeewordt de tussentijd voor het slijpen verdubbeld.Elk mes kan apart uitwijken voor vreemdevoorwerpen. Raakt een snijmes een vreemdvoorwerp, dan wijkt het naar achteren uit en blijftin deze stand staan. Deze beveiliging beschermtde messen voor beschadigingen.Rechts voor op de asconstructie, in de nabijheidvan de parkeerrem bevind zich eenmessenhouder (Fig. 20/1) voor niet gebruikte ofvoor reservemessen.Fig. 191De beide sensoren (1) controleren:• de stand van de individuele messen,• een versmeerde snij-inrichting.Op ISOBUS-terminal verschijnt een optischsignaal:• zodra een snijmes naar achteren uitwijkt,• de snij-inrichting zwaar versmeerd is.Fig. 20Fig. 21<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 65


Opbouw en functie5.4 BodemkettingDe kettingen van de bodemketting zijn voorzienvan U-profielen en zorgt tijdens het laden enlossen voor een regelmatig verplaatsen van delading. Automatische kettingspanners spannende kettingen van de bodemketting.De aandrijving van de bodemketting vindthydraulisch plaats, al naar gelang het typemachine via een- of twee aandrijvingen.Via de ISOBUS-terminal:• wordt de bodemketting in- of uitgeschakeld.• is de snelheid van de bodemketting traploosinstelbaar. De regelbare olie-volumestroombedraagt 2 – 60 l/min.• de draairichting van de bodemketting kankortdurend worden omgekeerd ombijvoorbeeld verstoppingen bij dedoseerwalsen tijdens het lossen teverhelpen.Fig. 225.5 Laadautomaat / VoorhekAlle machines zijn in standaarduitvoeringuitgevoerd met een laadautomaat / voorhek (1).De laadautomaat / voorhek:• is bij het gebruik van de machine als<strong>opraap</strong>wagen:ο naar achteren gezwenkt (gesloten),οin ingeschakelde toestand gekoppeldaan de hydraulische aandrijving vande bodemketting,• kan bij het gebruik van de machine alshaksel-/transportwagen:οrechtop staan, als de hakselaar ernaast rijdt,ο voor het laden van voren af 135° naarvoren worden verzwenkt.Het laten zwenken van de laadautomaat /voorhek (1) vindt plaats via de ISOBUS-terminaldoor de beide dubbelwerkende hydraulischecilinders (2).Tijdens het transport wordt de laadautomaat /voorhek gesloten.Fig. 2366 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieDe laadautomaat (1):• kan met de ISOBUS-terminal worden in- enuitgeschakeld,• bestaat uit de tastbeugel (2), hetbedieningsdeel (3) en dedraaipotentiometer (4),• schakelt de bodemketting automatisch inenuit om een gelijkmatige en volledigebelading te laten plaats vinden,• biedt de mogelijkheid, tevoren debeladingsgraad in de laadruimte te kiezen.Beladinggraden tussen 80 % en 100 % zijnte kiezen. Kies de beladingsgraad:ο 80 % bij vochtig, zwaar materiaal,ο100 % bij droog, lichter materiaal. Bijeen beladingsgraad van 100 % wordthet product zwaarder verdicht in delaadruimte, waardoor debeladingsgraad wordt verhoogd.Bij het gebruik van de machine als <strong>opraap</strong>wagenglijdt het product tijdens het laden langs hetvoorhek omhoog. Het opgedrukte product druktde tastbeugel (2) naar boven en verstelt via hetbedieningsdeel (3) de draaipotentiometer (4).Als de tastbeugel de onderste, ingestelde standbereikt, dan loopt de bodemketting automatischmet lage snelheid en brengt het product naarachteren. Met toenemende belading voorin delaadruimte wordt de tastbeugel verder omhooggedrukt. Proportioneel tot de stand van detastbeugel, wordt de snelheid van debodemketting verhoogd.Als de tastbeugel de hoogste instelbare standbereikt, dan wordt het product met maximalesnelheid naar achteren gebracht. Debodemketting stopt, zodra de laadruimte voorinweer vrij is en het product de beugel niet meeromhoog drukt.De laadautomaat kan worden gekalibreerd,waarbij de standen voor het in- en uitschakelenen van de maximale snelheid van debodemketting kunnen worden vastgelegd.Lees hiervoor het hoofdstuk "Laadautomaatkalibreren", pagina 91.Fig. 24Fig. 24<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 67


Opbouw en functie5.6 Opbouwkleed met oprol- en spaninrichtingSpeciale uitrustingsdelen:Alle machines kunnen met een versterkt kleed(1) over het voorste deel van de laadruimteworden uitgerust, om morsen te voorkomen.De geïntegreerde oprolinrichting (2) enspaninrichting (3) maakt het mogelijk omeenvoudig en snel om te stellen van <strong>opraap</strong> /<strong>doseerwagen</strong> naar haksel- / transportwagen.5.6.1 Kleed afrollenFig. 251. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Klim via de instapopening in de laadruimte.Let op hiertoe het hoofdstuk "In delaadruimte klimmen", pagina 143.3. Zwenk de sperhefboom (1) in de bovenstestand.4. Trek het kleed (2) recht naar beneden, tothet kleed helemaal is afgewikkeld. Desperhefboom (1) in de bovenste standverhindert een oprollen van het kleed.5. Hang de haken van het kleed aan beidezijden in de spaninrichting (3) (Fig. 27).Fig. 265.6.2 Kleed oprollen1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Klim via de instapopening in de laadruimte.Let op hiertoe het hoofdstuk "In delaadruimte klimmen", pagina 143.3. Zwenk de sperhefboom (1) in de bovenstestand.4. Maak het kleed (2) aan beide zijden los vande spaninrichting (3), zodat het kleed rechtnaar beneden hangt.5. Zwenk de sperhefboom (1) in de onderstestand.→ Het kleed begint automatisch op te rollen.6. Pak het kleed met beide handen beet enverhinder, dat het te snel oprolt.Fig. 2768 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.7 Achterklep5.7.1 Wagen zonder doseerwalsenDe achterklep sluit de laadruimte aan de achterzijde af. Het openenen sluiten van de achterklep vindt plaats via de ISOBUS-terminal doortwee dubbelwerkende hydraulische cilinders (1).Voor het openen heffen de hydraulische cilinders(1) de achterklep (2) eerst loodrecht uit devergrendeling (3). Daarna zwenkt de achterklepachterwaarts naar boven weg.Tijdens het sluiten daalt de achterklep eerst doorhet eigengewicht. De hydraulische cilinders (1)werken pas op het laatste moment, trekken deachterklep dicht en laten deze verticaal op devergrendeling (4) zakken en zorgen voor dedefinitieve vergrendeling.Aan de binnenzijde van de achterklep bevindtzich een elektrische drukschakelaar alssignaalgever voor het optische en akoestischesignaal "Wagen is vol" op ISOBUS-terminal.1Fig. 2823 45.7.2 Wagen met doseerwalsenDe achterklep (1) kan in twee stappen wordengeopend. In stap I opent alleen het onderste deel(2) van de achterklep. In stap II zwenkt degehele achterklep naar boven weg.Tijdens het sluiten daalt de achterklep eerst doorhet eigengewicht. De hydraulische cilinders (3)worden op het laatste moment ingeschakeld entrekken de achterklep dicht.321Fig. 29<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 69


Opbouw en functie5.8 DoseerwalsenDe <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> en de <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO<strong>Duo</strong> plus zijn al naar gelang de uitvoering mettwee- of met drie doseerwalsen (1) uitgerust.1De aftakas van de trekker drijft de onderste wals(1) via een tussenas, de hoofdaandrijving, devoorste aandrijfas, een haakse overbrenging meteen klauwkoppeling voor op de machine, eenaandrijfas opzij van de machine en een haakseoverbrenging aan. De doseerwalsen drijvenelkaar via een rollenketting aan. Elkerollenketting is voorzien van een spanner.Hydraulisch uitschakelen van debodemkettingDe onderste doseerwals:• is in de rijrichting links gezien, bewegendbevestigd,• wijkt naar achteren uit, als het product eenbepaalde druk op deze wals uitoefent,Hierbij wordt een elektrischedrukschakelaar vrijgegeven door eenverbindgingsstrip en wordt de hydraulischeaandrijving van de bodemkettingonderbroken. Gelijktijdig verschijnt op deISOBUS-terminal de melding "Wagen isvol".Fig. 30Deze maatregelen verhinderen, dat het productzwaar tegen de walsen drukt en dat de walsentijdens het lossen verstoppen.Tijdens het lossen schakelt de hydraulischeaandrijving van de bodemketting weer in, zodrahet product geen druk meer op de onderstedoseerwals uitoefent.70 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.9 ZijafvoerbandSpeciale uitvoering:Opraapwagens met doseerwalsen kunnen met eenzijafvoerband worden uitgerust voor stalvoedering ofvoor het lossen in de volgende transportmiddelen.De zijafvoerband (1):• wordt achteraan de machine, onder dedoseerwalsen gemonteerd,• wordt door een hydro-motor aangedreven.• is in twee richtingen aan te drijven. Al naargelang de aandrijfrichting wordt het productaan de linker- of aan de rechterzijde van demachine uitgeworpen.Via de ISOBUS-terminal:• wordt de zijafvoerband in- of uitgeschakeld,• kan de aandrijfrichting worden veranderd.Fig. 315.10 Deur en trapDeur (1), trap (2) en handgreep (3) maken hetmogelijk om in de laadruimte te klimmen. Devergrendeling (4) beveiligt de gesloten deur ende opgeklapte trap in de transportstand.Fig. 32<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 71


Opbouw en functie5.11 ISOBUS-aansturing / ISOBUS-Terminal• De ISOBUS-aansturing komt overeen met de actuele ISOstandaard.• Als de software en de hardware op uw trekker met de actueleISO-standaard overeenkomen, hebt u de ISOBUS-terminal nietnodig. Uw machine kan dan direct via de trekker-terminalworden bediend.• De meegeleverde ISO-kabelboom is niet compatibel met LBS ofLBS-<strong>Plus</strong>.Fig. 33De ISOBUS-aansturing bestaat uit:• de ISOBUS-terminal (1),• de 32-Bit-boordcomputer (2),• de sensoren (3) voor het verkrijgen van de bedrijfstoestandenvan de verschillende bouwgroepen op de machine, bijvoorbeeldachterklep open / dicht.De ISOBUS-terminal (1) bevindt zich op de trekker en is via de ISOkabelboom(4) met de boordcomputer (2) van de machine verbonden.Alle benodigde functies voor het laden en lossen van de <strong>opraap</strong>- of<strong>doseerwagen</strong>s als ook het instellen van transportritten worden via detoetsen (5) van de ISOBUS-terminal bediend. De symbolen op detoetsen duiden de uit te voeren functies aan.Na het indrukken van een toets stuurt de boordcomputer hetbetreffende magneetventiel op het elektro-hydraulische ventielenblok(6) voor het uitvoeren van de functie aan. Betreffende sensoren (3)geven hierbij de actuele bedrijfstoestand van de gekozen functie /instelling, bijvoorbeeld achterklep open - dicht. De bedrijfstoestandwordt grafisch in het display (7) weergegeven.72 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieAl naar gelang de uitrusting, is de machine zonder of metdoseerwalsen uitgerust.Bediend wordt:• de <strong>opraap</strong>wagen (zonder doseerwalsen) via de ISOBUS-terminal:ο Field-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens zonderdoseerwalsen,ο Field-Operator 300,• de <strong>opraap</strong>wagen met doseerwalsen via de ISOBUS-terminal:οField-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens met doseerwalsen,ο Field-Operator 300.Bepaalt door de verschillenden functies van de <strong>opraap</strong>wagen met ofzonder doseerwalsen onderscheiden de ISOBUS-terminals zich doorverschillende toetsen.Het in- en uitschakelen van de ISOBUS-aansturing vindt plaats via decontactsleutel van de trekker.5.11.1 Field-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens zonder doseerwalsen(1) Display. Afhankelijk van de gekozen functieverschijnt het:• Menu "Werk". Het menu "Werk" toontde gekozen functies en debedrijfstoestanden bij het laden en hetlossen.• Menu "Rijden op de weg". Het menu"Rijden op de weg" verschijnt als destraatmodus is ingeschakeld.• Menu "Programma en instellen van demachine parameters". In het menu"Programma en instellen van demachine parameters":οwordt de Softwareversieweergegeven,ο kunt u de parameters van demachine worden ingesteld.Functie van de toetsen:(2) Pick-up zakken(3) Pick-up heffen(4) Stuuras vrijgeven(5) Stuuras blokkeren(6) Snij-inrichting inzwenken(7) Snij-inrichting uitzwenken(8) Knikdissel zakken(9) Knikdissel heffen(10) Achterklep open(11) Achterklep sluitenFig. 34<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 73


Opbouw en functie(12) Verlichting in de laadruimte in- /uitschakelen(13) Straatmodus in- / uitschakelen(14) Bodemketting inschakelen(15) Snelheid van de bodemketting verdubbelenvoor het lossen van de resten(Bodemketting trap II) / snelheid van debodemketting tijdens het lossen verhogen(in combinatie met de Set-toets)(16) Draairichting van de bodemkettingkortstondig omkeren (reverseren) / snelheidvan de bodemketting tijdens het lossenverminderen (in combinatie met de Settoets)(17) Laadautomaat in- / uitschakelen(18) Losmodus "A I" inschakelen(19) Losmodus "A II" inschakelen / Aandrijvingvan de bodemketting tijdens het lossen uiteninschakelenFig. 3474 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.2 Field-Operator 120 voor <strong>opraap</strong>wagens met doseerwalsen(1) Display. Afhankelijk van de gekozen functieverschijnt het:• Menu "Werk". Het menu "Werk" toontde gekozen functies en debedrijfstoestanden bij het laden en hetlossen.• Menu "Rijden op de weg". Het menu"Rijden op de weg" verschijnt als destraatmodus is ingeschakeld.• Menu "Programma en instellen van demachine parameters". In het menu"Programma en instellen van demachine parameters":οwordt de Softwareversieweergegeven,ο kunt u de parameters van demachine worden ingesteld.Functie van de toetsen:(2) Pick-up zakken(3) Pick-up heffen(4) Stuuras vrijgeven(5) Stuuras blokkeren(6) Snij-inrichting inzwenken(7) Snij-inrichting uitzwenken(8) Knikdissel zakken(9) Knikdissel heffen(10) Achterklep open – stap I(11) Achterklep sluiten(12) Achterklep open – stap II(13) Straatmodus in- / uitschakelen(14) Bodemketting inschakelen(15) Snelheid van de bodemketting verdubbelenvoor het lossen van de resten(Bodemketting trap II) / snelheid van debodemketting tijdens het lossen verhogen(in combinatie met de Set-toets)(16) Draairichting van de bodemkettingkortstondig omkeren (reverseren) / snelheidvan de bodemketting tijdens het lossenverminderen (in combinatie met de Settoets)(17) Laadautomaat in- / uitschakelenFig. 35(18) Losmodus "A I" inschakelen(19) Losmodus "A II" inschakelen / Aandrijvingvan de bodemketting tijdens het lossen uiteninschakelen(20) Zijafvoerband in- en uitschakelen /aandrijfrichting veranderen(21) Verlichting in de laadruimte in- /uitschakelen<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 75


Opbouw en functie5.11.3 Field-Operator 120 - symbolen van de toetsen en hun betekenis5.11.3.1 Pick-up laten zakkenDe volgende alinea’s tonen de symbolen van de toetsen op de Field-Operator 120, hun functie en de weergave in het display.• Toets eenmaal indrukken.→De pick-up zakt en wordt in de zweefstandgehouden. Het symbool "Pick-up zakken /zweefstand" verschijnt.In het display verschijnt:• Toets opnieuw indrukken.→De zweefstand wordt uitgeschakeld en depick-up staat vast. Het symbool "Pick-upzakken / vergrendeld" verschijnt.5.11.3.2 Pick-up heffen• Toets zolang indrukken, tot de pick-up in deeindstand is geheven.In het display verschijnt:→De pick-up wordt geheven. De pijl verdwijnt.5.11.3.3 Stuuras vrijgevenIn het display verschijnt:• Toets eenmaal indrukken.→Het symbool "stuuras ontgrendeld"verschijnt en een signaaltoon weerklinkt. Debestuurbare as is vrij bewegend (vrijgegeven) en volgt tijdens het maken vanbochten, de stuurradius van de bocht.76 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.3.4 Stuuras blokkerenU moet de wielen van de bestuurbare as eerst in de stand rechtuitrichten, voordat de as wordt geblokkeerd. U richt de wielen door eenkorte tijd rechtuit vooruit te rijden.• Toets eenmaal indrukken.→Het symbool "Stuuras vergrendeld"verschijnt en een signaaltoon weerklinkt. Destuuras is in de stand "Rechtuit"vergrendeld.In het display verschijnt:5.11.3.5 Snij-inrichting inzwenkenDe snij-inrichting alleen inzwenken als de invoerrotor draait.• Toets zolang indrukken, tot het symbool"Snij-inrichting" de stand "Snij-inrichtingingezwenkt" inneemt en een signaaltoonweerklinkt.In het display verschijnt:→De snij-inrichting is geheel in hetinvoerkanaal ingezwenkt.5.11.3.6 Snij-inrichting uitzwenkenIn het display verschijnt:• Toets zolang indrukken, tot het symbool"Snij-inrichting" de stand "Snij-inrichtinguitgezwenkt" inneemt en een signaaltoonweerklinkt.→De snij-inrichting is uit het invoerkanaalgezwenkt.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 77


Opbouw en functieNeemt het symbool "Snij-inrichting"tijdens het beladen de stand "Snijinrichtinguitgezwenkt" in:In het display verschijnt:• is minstens één snijmes door eenvreemd voorwerp uit hetinvoerkanaal uitgezwenkt,• is de snij-inrichting sterkversmeerd.Eén of meerdere messen zijn uit het invoerkanaal gezwenktZwenk de snij-inrichting geheel uit hetinvoerkanaal en er weer in, terwijl de rotor draait.De snij-inrichting is versmeerdReinig de snij-inrichting.5.11.3.7 Knikdissel zakkenIn het display verschijnt:• Toets zolang indrukken, tot de knikdissel inde gewenste stand is gezakt of deeindstand heeft bereikt.→De bodemvrijheid van de pick-up wordtverminderd.geen extra symbool5.11.3.8 Knikdissel heffenIn het display verschijnt:• Toets zolang indrukken, tot de knikdissel inde gewenste stand is geheven of deeindstand heeft bereikt.→De bodemvrijheid van de pick-up wordtvergroot.geen extra symbool78 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.3.9 Achterklep openIn het display verschijnt:• Toets zolang indrukken, tot de achterklepde eindstand heeft bereikt.ο→Machine zonder doseerwalsen:Als de achterklep helemaal geopendis, verschijnt het symbool "Achterklepgeopend".ο→Machine met doseerwalsen:Als de achterklep tot trap I is geopend,verschijnt het symbool "Achterklepgeopend - trap I".Tijdens het lossen op de silo opent deachterklep automatisch na hetindrukken van de toets losmodus II:• bij een <strong>opraap</strong>wagen zonderdoseerwalsen opent deachterklep geheel,• bij <strong>opraap</strong>wagens metdoseerwalsen tot in de stand"Achterklep geopend - trap I".5.11.3.10 Achterklep openen – trap II (alleen bij <strong>opraap</strong>wagens met doseerwalsen)• Toets zolang indrukken, tot de achterklepde eindstand heeft bereikt.In het display verschijnt:→Als de achterklep geheel is geopend,verschijnt het symbool "Achterklep geopend– stap II".<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 79


Opbouw en functie5.11.3.11 Achterklep sluitenIn het display verschijnt:• Toets zolang indrukken, tot de achterklepde eindstand heeft bereikt.→De achterklep wordt gesloten, waarbij delosmodi "A I" en "A II" automatisch wordenuitgeschakeld.Hierdoor worden de volgende functiesautomatisch na elkaar uitgevoerd:1. De bodemketting schakelt automatischuit.2. De achterklep sluit.Als de achterklep volledig is gesloten,verschijnt het symbool "Achterklepgesloten".5.11.3.12 Verlichting in de laadruimte in- / uitschakelen• Toets eenmaal indrukken.In het display verschijnt:→De verlichting in de laadruimte isingeschakeld. Het symbool "Verlichting inde laadruimte" verschijnt.• Toets opnieuw indrukken.→De verlichting in de laadruimte isuitgeschakeld. Het symbool "De verlichtingin de laadruimte" gaat uit.Als de verlichting in de laadruimte is ingeschakeld:• wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld, als destraatmodus wordt ingeschakeld,• wordt de verlichting automatisch ingeschakeld, als destraatmodus wordt uitgeschakeld.80 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.3.13 Straatmodus inschakelenDe straatmodus kan alleen wordeningeschakeld als:• de pick-up is geheven,• de zijafvoerband isuitgeschakeld,• de achterklep is gesloten.Als niet aan deze voorwaarden isvoldaan, weerklinkt een kortesignaaltoon, een dienovereenkomstigewaarschuwingsmelding en debedoelde voorwaarde in het menu"Werk":(1) Waarschuwingsmelding,(2) Pick-up beneden,(3) Zijafvoerband aan,(4) Achterklep open.In het display verschijnt:Als de straatmodus is ingeschakeld:• verschijnt het menu "Rijden op de weg",• zijn alle functies op de ISOBUS-terminal geblokkeerd, behalvede functies "Stuuras blokkeren" en "Stuuras vrijgeven",• zijn de hydraulische disselvering (Speciale uitvoering) en de asveringvan de hydropneumatische tandemas (Specialeuitvoering) ingeschakeld.Als de knikdissel is uitgerust met een disselvering,dan moeten dehydraulische cilinders van de knikdissel ca. 20 mm uitgeschoven zijn,voordat de straatmodus wordt ingeschakeld.De disselvering functioneert niet, als u de knikdissel tot in deeindstand laat zakken.• Toets eenmaal indrukken.→De straatmodus is ingeschakeld. In hetdisplay verschijnt het menu "Rijden op deweg" en:οhet symbool "Stuuras vergrendeld" ofIn het display verschijnt:οhet symbool "Stuuras ontgrendeld".<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 81


Opbouw en functie5.11.3.14 Straatmodus uitschakelenAls de straatmodus:• verschijnt het menu "Werk",• zijn alle functies op de ISOBUS-terminal vrij gegeven,• zijn de hydraulische disselvering (Speciale uitvoering) en de asveringvan de hydropneumatische tandemas uitgeschakeld.• Toets opnieuw indrukken.→De straatmodus is uitgeschakeld. In hetdisplay verschijnt weer het menu "Werk".In het display verschijnt:5.11.3.15 Bodemketting inschakelen• Als de machine vol is, geeft ISOBUS-terminal een akoestisch-(Claxon) en een optisch signaal "Machine is vol". Delaadautomaat wordt gedeactiveerd en de automatischeaandrijving van de bodemketting wordt uitgeschakeld.Machines zonder doseerwalsen mogen nu nog verder wordenbeladen en de aandrijving voor de bodemketting mag handmatignog 3 keer kortstondig gedurende 2 seconden via de toetsworden ingeschakeld.Stoppen het laden tenminste, nadat de claxontoon voor dederde keer klinkt.• Bij het lossen op de silo wordt de bodemketting na het indrukkenvan de toetsde eindstand heeft bereikt.automatisch ingeschakeld, als de achterklep• Druk de toets tijdens het laden maximaal 2seconden in, om de aandrijving van debodemketting met de hand in te schakelen.In het display verschijnt:→Zolang de toets wordt ingedrukt, beweegtde bodemketting met de ingesteldesnelheid. Het symbool "Bodemkettingaandrijving aan" verschijnt.82 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.3.16 De aandrijfsnelheid van de bodemketting voor het lossen van resten verdubbelen(Bodemkettingsnelheid Trap II)De ingestelde bodemkettingsnelheid moet tenminste "40" bedragen,voordat de aandrijfsnelheid voor het lossen van resten kan wordenverdubbeld.Verhoog zo nodig, eerst de ingestelde bodemkettingsnelheid, voordatde toetsvoor het verdubbelen van de aandrijfsnelheid om deresten te lossen wordt ingedrukt.• Toets bij het lossen eenmaal indrukken.→De aandrijfsnelheid voor het lossen van deresten wordt verdubbeld. De symbolen"dubbel ingestelde aandrijfsnelheid" en"dubbel lossnelheid" verschijnen.In het display verschijnt:5.11.3.17 Aandrijfrichting van de bodemketting kortstondig omkeren (reverseren)Als tijdens het laden de slipkoppeling in werking treedt, moet u deaandrijfrichting van de bodemketting kortstondig omkeren(reverseren).Hierdoor vermindert de persdruk van het product op de doseerwalsenen daardoor ook het aanloopmoment om de walsen vrij te latendraaien.In het display verschijnt:1. Druk op de toets , om de aandrijvingvan de bodemketting uit te schakelen.2. Druk op de toets .Het symbool "Aandrijfrichting omkeren"verschijnt. De bodemketting begint tedraaien en trekt het product gedurende 3seconden van de doseerwalsen weg. Depersdruk op de doseerwalsen wordtverminderd.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 83


Opbouw en functie5.11.3.18 Aandrijfsnelheid van de bodemketting tijdens het lossen veranderen+ +In het display verschijnt:• De snelheid van de bodemketting kantijdens het lossen, met de toetsenenofworden veranderd.Om de bodemkettingsnelheid teIn het display verschijnt:veranderen, moet u de toetseenmaal en de toetseneventueel meerdere malen snel na elkaarindrukken.→ Bij elke druk op de toets wordt deaangegeven aandrijfsnelheid met 10 %verhoogd, bijvoorbeeld 40 voor 40 % vande maximale aandrijfsnelheid. Bij elke drukop de toetsofvermindert deaangegeven aandrijfsnelheid met 10 %.5.11.3.19 Laadautomaat in- en uitschakelenSchakel de laadautomaat in om de laadruimte gelijkmatig enmaximaal te beladen.De laadautomaat:• hoeft maar één keer ingeschakeld te worden,• schakelt de bodemketting tijdens het laden in en uit,• wordt automatisch gedeactiveerd, als de ISOBUS-terminal hetakoestische (Claxon) en optische signaal "Wagen is vol" geeft,• wordt automatisch geactiveerd, als de machine leeg is en depick-up de volgende keer neergelaten wordt,• blijft zolang ingeschakeld, tot u de laadautomaat handmatiguitschakelt,• biedt de mogelijkheid, tevoren de beladingsgraad in delaadruimte te kiezen. Lees hiervoor het hoofdstuk"Beladingsgraad van het product in de laadruimte voorkiezen",pagina 90.84 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieIn het display verschijnt:• Toets eenmaal indrukken.→De laadautomaat is ingeschakeld. Al naargelang de gekozen beladingsgraadverschijnt het symbool:ο"Laadautomaat ingeschakeld 80 %" ofο "Laadautomaat ingeschakeld 100 %".• Toets opnieuw indrukken.→De laadautomaat is uitgeschakeld. Hetsymbool "Laadautomaat uitgeschakeld"verschijnt.5.11.3.20 Losmodus "A I" inschakelenRicht de wielen van de bestuurbare as door kort rechtuit voorui terijden, voordat de toetswordt ingedrukt.De losmodus "A I" wordt automatisch uitgeschakeld, als deachterklep wordt gesloten.• Toets zolang indrukken, tot de pick-upvoldoende bodemvrijheid heeft.In het display verschijnt:→Hierdoor worden de volgende functiesautomatisch na elkaar uitgevoerd:ο Stuuras blokkeren.ο Knikdissel heffen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 85


Opbouw en functie5.11.3.21 Losmodus "A II" inschakelen (<strong>opraap</strong>wagen zonder doseerwalsen)• De losmodus "A II" wordt automatisch uitgeschakeld, als deachterklep is gesloten.• Tijdens het lossen kan de aandrijving van de bodemketting doorhet indrukken van de toetsnaar believen worden uit - enweer worden ingeschakeld.• Toets eenmaal indrukken, als u op de rijkuilbent.In het display verschijnt:→Hierdoor worden de volgende functiesautomatisch na elkaar uitgevoerd:ο Achterklep openen.οBodemketting inschakelen, als deachterklep de eindstand heeft bereikt.5.11.3.22 Losmodus "A II" inschakelen (Opraapwagen met doseerwalsen)Druk alleen op de toetsals de trekker-aftakas stilstaat.• De losmodus "A II" wordt automatisch uitgeschakeld, als deachterklep is gesloten.• Tijdens het lossen kan de aandrijving van de bodemketting doorhet indrukken van de toetsnaar believen worden uit - enweer worden ingeschakeld.• Schakel de aftakas uit, als u in etappes wilt lossen.→De doseerwalsen en de bodemketting stoppen. Debodemketting schakelt automatisch in de Standby-modus en hetsymbool "Bodemkettingaandrijving aan" knippert op de ISOBUSterminal.86 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieIn het display verschijnt:• Toets eenmaal indrukken, als u op de rijkuilbent.→Hierdoor worden de volgende functiesautomatisch na elkaar uitgevoerd:ο Achterklep open in stap I.οοAandrijvingen en koppelingenschakelen.Bodemketting in de Standby-modusinschakelen, als de achterklep trap Ibereikt. Het symbool"Bodemkettingaandrijving aan"knippert op de ISOBUS-terminal.Schakel de aftakas in, beginnen dedoseerwalsen te draaien en na eenkleine tijdvertraging begint debodemketting automatisch te draaien.→Als de doseerwalsen wordenaangedreven verschijnt hetsymbool "Doseerwalsen aan".Als de bodemketting wordtaangedreven licht het symbool"Bodemkettingaandrijving aan"continue op.5.11.3.23 Zijafvoerband in- / uitschakelen / Aandrijfrichting veranderenDruk alleen op de toetsals de trekker-aftakas stilstaat.In het display verschijnt:• Toets eenmaal indrukken.→Een naar links wijzende pijl verschijnt enmet een geringe tijdvertraging begint dezijafvoerband te draaien. De zijafvoerbandwordt tegen de wijzers van de klok inaangedreven, zodat het voer aan de linkerzijdevan de machine wordt uitgeworpen.• Toets een tweede keer indrukken.Een naar rechts wijzende pijl verschijnt enmet een geringe tijdvertraging begint dezijafvoerband te draaien. De zijafvoerbandwordt met de wijzers van de klok meeaangedreven, zodat het voer aan derechter-zijde van de machine wordtuitgeworpen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 87


Opbouw en functie• Toets een derde keer indrukken.De zijafvoerband stopt en de pijl verdwijnt.5.11.4 Programma en instellen van de machine-parametersIn het menu "Programma en instellen van de machine-parameters"kunnen de machine-parameters worden ingesteld. De aangegevensymbolen kunnen al naar gelang het type en de uitrusting van demachine verschillen.5.11.4.1 Menu "Programma en instellen van de machine-parameters" kiezen1. Druk snel na elkaar op de toetsen en, om in het menu "Programma eninstellen van de machine-parameters" tewisselen.→In het display verschijnen symbolen, al naargelang het type en de uitrusting van demachine kunnen verschillen.2. Druk op de toets , om weer terug te→gaan naar het menu "Werk".In het display verschijnt het menu "Werk".(1) Machinetype, hier <strong>opraap</strong>wagen metdoseerwalsen. De "0" geeft aan, dat dedoseerwalsen niet draaien.(2) Beladingsgraad van het product in delaadruimte, hier is de laadautomaat voorafingesteld op een beladingsgraad van 100%. De "0" geeft aan, dat de tastbeugel nietonder druk staat.(3) Zijafvoerband geactiveerd / gedeactiveerd(4) Weergave van de actuele Softwareversie(5) Type bestuurbare as(6) Weergave van de actuele terminalversie88 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie(1) Machinetype, hier <strong>opraap</strong>wagen metdoseerwalsen. De "0" geeft aan, dat dedoseerwalsen niet draaien.(2) Beladingsgraad van het product in delaadruimte, hier is de laadautomaat voorafingesteld op een beladingsgraad van 100%. De "0" geeft aan, dat de tastbeugel nietonder druk staat.(3) Zijafvoerband geactiveerd / gedeactiveerd(4) Weergave van de actuele Softwareversie(5) Type bestuurbare as(6) Weergave van de actuele terminalversie5.11.4.2 Machinetype kiezenDe ISOBUS-aansturing kan alleen correct functioneren, als het juistemachinetype is gekozen.1. Wissel in het menu "Programma eninstellen van de machine-parameters".2. Druk op de toets , om het gekozentype machine te wisselen.→ Het symbool wordt al of nietweergegeven.Het symbool :• moet bij <strong>opraap</strong>wagens metdoseerwalsen oplichten,• mag bij <strong>opraap</strong>wagens zonderdoseerwalsen niet oplichten.3. Wissel naar het menu "Werk".<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 89


Opbouw en functie5.11.4.3 Beladingsgraad van het product in de laadruimte voorkiezenU kunt de beladingsgraad van het product in de laadruimtevoorkiezen. Beladinggraden tussen 80 % en 100 % zijn te kiezen.Kies de beladingsgraad:• 80 % bij vochtig, zwaar materiaal,• 100 % bij droog, lichter materiaal. Bij een beladingsgraad van100 % wordt het product zwaarder verdicht in de laadruimte,waardoor de beladingsgraad wordt verhoogd.1. Druk op de toetsen en , omnaar het menu "Beladingsgraad" te gaan.2. Druk op de toets , om de gewenstebeladingsgraad 80 % of 100 % te kiezen.→Het getal naast het symbool toont degekozen beladingsgraad, hier 80 %.3. Druk op de toets , om weer terug tegaan naar het menu "Werk".→In het display verschijnt het menu "Werk".5.11.4.4 Zijafvoerband activeren / deactiveren1. Wissel in het menu "Programma eninstellen van de machine-parameters".2. Druk op de toets , om dezijafvoerband te activeren of te deactiveren.→Het symbool wordt weergegeven:• = Zijafvoerband geactiveerd,• = Zijafvoerband gedeactiveerd.3. Wissel naar het menu "Werk".90 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.4.5 Type as voor de bestuurbare as kiezen1. Wissel in het menu "Programma eninstellen van de machine-parameters".→2. Druk op de toets , om het gekozentype as te veranderen.Het gekozen type voor de bestuurbare aswordt weergegeven:• enkele werkende hydraulische cilinder= as-type BPW of gedwongenbesturing,• dubbel werkende hydraulische cilinder= as-type FAD.3. Wissel naar het menu "Werk".5.11.4.6 Laadautomaat kalibreren• De laadautomaat kan worden gekalibreerd, waarbij de standenvoor het in- en uitschakelen en van de maximale snelheid vande bodemketting kunnen worden vastgelegd.• Voor het kalibreren van de laadautomaat zijn twee personennodig. Eén persoon beweegt de tastbeugel in de laadruimte, deandere persoon bedient de ISOBUS-terminal op de trekker.1. Machine moet aan de trekker zijngekoppeld.2. Zet de trekkermotor stil.3. Zet de trekker op de parkeerrem.4. Een tweede persoon gaat via de opening inde zijwand in de laadruimte.5. Zet de trekker op contact.→6. Druk de toetsen en snel naelkaar in.In het display verschijnt het menu"Programma en instellen van de machineparameters".De aangegeven symbolenkunnen al naar gelang het type en deuitrusting van de machine verschillen.7. De persoon in de laadruimte zwenkt debeugel in de laagste stand, waar vanaf debodemketting moet gaan lopen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 91


Opbouw en functie8. Druk op de toets , om dekalibreermodus te starten.→ De letters KAL verschijnen in het display.9. De persoon in de laadruimte zwenkt detastbeugel naar de stand waarin debodemketting op volle snelheid moet gaanlopen.10. Druk opnieuw op de toets , om dekalibreermodus te verlaten.11. Druk op de toets , om de instellingente bevestigen en het kalibreren af te sluiten.12. Druk op de toets .→In het display verschijnt het menu "Werk".92 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.5 Uren- en vrachtentellerDe uren- en vrachtentellers zijn voor twee deelgebieden opgesplitst.Eerste deelgebied:• Dag-urenteller (Werk – dag (h)). De dag-urenteller neemt dedagelijkse werktijd van de machine op. Hiervoor wordt de tijdopgenomen, waarin de pick-up is neergelaten.• Dag-vrachtenteller (Vrachten – dag). De dag-vrachtentellerneemt het aantal ritten per dag op. Hiervoor wordt het openenvan de achterklep geteld.Tweede deelgebied:• Bedrijfs-urenteller (Bedrijfsuren (h)). De bedrijfs-urenteller neemtde gehele gebruikstijd van de machine op. Hiervoor wordt de tijdopgenomen, waarin de stroom is ingeschakeld.• Totaal-vrachtenteller (Vrachten – Totaal). De totaalvrachtentellerneemt het totale aantal vrachten gedurende degehele gebruiksduur van de machine op.• Totaal-urenteller (Werk – totaal (h)). De totaal-urenteller neemtde gehele werktijd van de machine op.• De dag-urenteller en de dag-vrachtenteller kunnen elk momentdoor u worden gewist.• De bedrijfs-urenteller en de totaal-vrachtenteller kunnen nietworden gewist.5.11.5.1 Menu uren- en vrachtenteller kiezen1. Druk gelijktijdig de toetsen enin.→Het menu "Uren- en vrachtenteller"verschijnt.2. Druk op de toets .→In het display verschijnt het menu "Werk".<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 93


Opbouw en functie5.11.5.2 Dag-urenteller en dag-vrachtenteller wissenDe dag-urenteller en dag-vrachtenteller worden niet automatischdagelijks gewist. Dit moet handmatig plaats vinden.1. Wissel naar het "Uren- en vrachtenteller".2. Druk op de toets minstens2 seconden lang.→ De waarden voor de dag-urenteller en dedag-vrachtenteller worden op 0 gezet.3. Wissel naar het menu "Werk".94 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.6 Field-Operator 3005.11.6.1 Weergaven in het display in het menu "Werk"De volgende aanzichten stammen van de WTK-ISOBUS-terminalField-Operator 300 met 10 Softkeys. Bij terminals met een geringeraantal Softkeys kan het voorkomen, dat niet alle toetsen in één keerworden weergegeven. In dit geval is het gewenst, op onderliggendepagina´s te bladeren. Het bladeren vindt al naar gelang determinalfabrikant plaats met andere Softkeys of functies. Leesdaarvoor de handleiding van de betreffende terminal.De gebruikte symbolen voor de toetsen hebben dezelfde betekenis enfunctie als de symbolen op de Field-Operator 120. Lees hiervoor hethoofdstuk "Field-Operator 120 - symbolen van de toetsen en hunbetekenis, pagina 76.Menu Multikey 1Losmodus "A I"inschakelenLosmodus "A II"inschakelenMenu bodemkettingMenu laadautomaatMenu Multikey 2(1) beladingsgraad 80 % gekozen(2) Weergave losmodus "A I" ingeschakeld(3) Weergave losmodus "A II" ingeschakeld(4) Bedrijfstoestand "Bodemkettingingeschakeld / uitgeschakeld", hier"Bodemketting ingeschakeld"(5) Bedrijfstoestand "Doseerwalsenaangedreven / niet aangedreven", hier"Doseerwalsen aangedreven"(6) Bedrijfstoestand "Achterklep geopend –Trap I / Trap II / achterklep gesloten", hier"Achterklep gesloten"(7) Weergave "Wagen is vol / leeg", hier"Wagen is leeg"(8) Bedrijfstoestand "Bestuurbare asgeblokkeerd / vrijgegeven", hier"Bestuurbare as geblokkeerd"(9) Totaal-vrachtenteller(10) Weergave "ingesteldebodemkettingsnelheid ", hier 60 voor 60 %van de maximale bodemkettingsnelheid(11) Bedrijfs-urenteller(12) Bedrijfstoestand "Tridem lift-as omhoog /omlaag", hier "Tridem lift-as omlaag"(13) Bedrijfstoestand "Snij-inrichting /Snijmessen in- / uitgezwenkt" (Trap I voorsnijmessen uitgezwenkt, Trap II voor snijinrichtinguitgezwenkt), hier "Snij-inrichtingingezwenkt"(14) Bedrijfstoestand "Pick-up geheven / gezaktzweefstand / gezakt vast", hier "Pick-upgeheven"<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 95


Opbouw en functie5.11.6.2 Menu Multikey 1Stuuras blokkerenVerlichting in delaadruimteDagteller wissenMenu SETMenu verlatenPick-up latenzakkenPick-up heffenSnij-inrichtinguitzwenkenSnij-inrichtinginzwenkenStuuras vrijgevenBij tridem onderstel :Lift-as laten zakkenVerlichting in delaadruimteDagteller wissenMenu SETMenu verlatenPick-up latenzakkenPick-up heffenSnij-inrichtinguitzwenkenSnij-inrichtinginzwenkenLift-as heffenHier bedrijfstoestand "Tridem lift-as omhoog".5.11.6.3 Menu bodemkettingMenu verlatenBodemkettinginschakelenBodemketting restenlossenDraairichtingbodemkettingomkerenBodemkettingsnellerBodemkettinglangzamer96 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.6.4 Menu laadautomaatBeladingsgraad80 %Beladingsgraad100 %Menu verlaten5.11.6.5 Menu Multikey 2Knikdissel zakkenZijafvoerband aannaar linksZijafvoerband aannaar rechtsZijafvoerband uitMenu verlatenStraatmodusinschakelenAchterklep open –stap IIAchterklep open –stap IAchterklep sluitenKnikdissel heffen(1) Bevullingsgraad van het product in de laadruimte 100 %(2) Zijafvoerband - Ja5.11.6.6 Menu Multikey 2 aKnikdissel zakkenVoorhek zakkenVoorhek heffenMenu verlatenStraatmodusinschakelenAchterklep open –stap IIAchterklep open –stap IAchterklep sluitenKnikdissel heffen<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 97


Opbouw en functie5.11.6.7 Weergaven in het display in het menu "Rijden op de weg" bij ingeschakeldestraatmodusStraatmodusuitschakelenStuuras blokkerenStuuras vrijgeven5.11.6.8 Menu SETCode: 4602(1) Symbool "Bestuurbare as geblokkeerd" / "Bestuurbare asvrijgegeven"Hier is de bestuurbare as geblokkeerd.Menu verlatenMenu Parameter 1Menu Parameter 1Menu Sensortest98 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.11.6.9 Menu Parameter 1ZijafvoerbandJa / NeeMenu verlatenLaadautomaatkalibrerenKalibreren afsluitenType machineType as bestuurbareasLaadautomaat kalibreren• De laadautomaat kan worden gekalibreerd, waarbij de standenvoor het in- en uitschakelen en van de maximale snelheid vande bodemketting kunnen worden vastgelegd.• Voor het kalibreren van de laadautomaat zijn twee personennodig. Eén persoon beweegt de tastbeugel in de laadruimte, deandere persoon bedient de ISOBUS-terminal op de trekker.1. Machine moet aan de trekker zijngekoppeld.2. Zet de trekkermotor stil.3. Zet de trekker op de parkeerrem.4. Een tweede persoon gaat via de opening inde zijwand in de laadruimte.5. Zet de trekker op contact.6. De persoon in de laadruimte zwenkt debeugel in de laagste stand, waar vanaf debodemketting moet gaan lopen.7. Druk de toets "Kalibr. Ladeauto"(Ladeautomaat kalibreren), om dekalibreermodus te starten.8. De persoon in de laadruimte zwenkt detastbeugel naar de stand waarin debodemketting op volle snelheid moet gaanlopen.9. Druk opnieuw de toets "Kalibr. Ladeauto",om de kalibreermodus te verlaten.10. Druk de toets "Kennl. speichern" (Kenlijnopslaan), om de instellingen te bevestigenen het kalibreren af te sluiten.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 99


Opbouw en functie5.11.6.10 Menu Parameter 2In het menu Parameter 2 geen instellingen veranderen.5.11.6.11 Menu SensortestIn het menu "Sensortest" kunt u de signalen van de individuelesensoren controleren, bijvoorbeeld als er storingen zijn.Als het symboolsignaal.Als het symboolsignaal.verschijnt, levert de betreffende sensor eenverschijnt, levert de betreffende sensor geenAchterklep geopendTrap IIAchterklep geopendTrap IAchterklep geslotenSnij-inrichtingingezwenktSnijmessenuitgezwenktMenu verlatenStuuras vrijgegevenBestuurnare asgeblokkeerdToerentalsensordoseerwalsenWagen volLaadautomaat100 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.12 Hydraulische-installatie op de machineDe hydraulische installatie op de machine:• kan met max. 63 l/min. worden gebruikt,• is geschikt voor open- of closed-center-hydraulieksysteem. Hetomschakelen van open- naar closed-center-hydraulieksysteemvindt plaats met de Load-Sensing-schroef op het elektrohydraulischeventielenblok.Alle hydraulische functies op de machine worden via debedieningskast bediend. Hiervoor zijn de verschillende hydraulischecomponenten van de machine op het elektro-hydraulischeventielenblok van de machine aangesloten.De hydraulische-installatie van de machine is bedrijfsklaar, als:• het elektro-hydraulische ventielenblok via een dubbel werkendventiel of een enkelwerkend ventiel met een vrije retourleiding opde hydraulische installatie van de trekker is aangesloten en• de olieomloop tussen de trekker en de machine via hetstuurventiel op de trekker is ingeschakeld.• De bedieningssnelheid van de hydraulische functies(Hydraulische componenten) is afhankelijk van de hydraulischeinstallatie van de trekker.Al naar gelang het type trekker kan een correctie van deingestelde bedieningssnelheden op het stuurventiel van detrekker / op het ventielenblok van de machine nodig zijn.• Aanwijzingen voor de benodigde stuurventielen vindt u in hethoofdstuk "Benodigde uitrusting van de trekker“ op pagina 27.(1) Slangen-ophangpunt voor het correctweghangen van afgekoppelde slangen.Fig. 36<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 101


Opbouw en functie5.12.1 Elektro-hydraulisch ventielenblok(1) Elektro-hydraulisch ventielenblok(2) Basisblok met proportionele wegventielenvoor aandrijving van de bodemketting met:(2.1) Aansluitopening voor de Load-Sensing-stuurleiding,(2.2) Bodemketting,(2.3) Overdrukventiel voor proriteits functies(190 bar),(2.4) Pick-up,(2.5) Draairichting bodemketting omkeren,(2.6) Voorkiesmagneet,(2.7) Load-Sensing-schroef om dedrukevenaar te blokkeren als eenLoad-Sensing-stuurleiding isgemonteerd:• Schroef uitgedraaid -constantpomp,• Schroef ingedraaid - LS-bedrijf.(3) Extra blok met weg-zittingventielen voor:(3.1) Knikdissel en disselvering,(3.2) Achterklep en de schakelaandrijvingdoseeraggregaat-schakeling,(3.3) Snijmessen,(3.4) Overdrukventiel voor de snij-inrichting.Fig. 37Het overdrukventiel is ingesteld op140 bar, om bij het in het invoerkanaalinzwenken van de snij-inrichtingbeschadigingen aan de snij-inrichtingen de snijmessen te voorkomen.Optie:(4) Eindplaat met weg-zittingventielen voor debestuurbare as FAD,(5) Eindplaat met weg-zittingventielen voor debestuurbare as BPW (speciale uitvoering),(6) Eindplaat met weg-zittingventielen voor liftasTridem (speciale uitvoering).Fig. 38102 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.12.1.1 Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding• Het hydraulische systeem alleen in drukloze toestand koppelen.• Schakel de trekkermotor uit, voordat het hydraulische systeemwordt aangesloten.• De Load-Sensing-stuurleiding altijd aansluiten, als u dehydraulische aansluiting "Voorloop" direct op de hydraulischepomp van de trekker aansluit.Via de Load-Sensing-stuurleiding is het elektro-hydraulischeventielenblok op de machine direct met de hydraulische pomp van detrekker verbonden. De actuele olievraag van de machine bepaald dedruk en de opbrengst van de hydraulische pomp van de trekker.TrekkerMachine24135Fig. 39(1) Elektro-hydraulisch ventielenblok op de machine, zie pagina102.(2) Load-Sensing-stuurleiding(3) Verstelbare hydrauliekpomp van de trekker(4) Hydrauliekaansluiting "Terugloop", aangesloten op de vrijeretourleiding, niet via een stuurventiel(5) Hydrauliekaansluiting "Voorloop", direct aangesloten op dehydraulische pomp van de trekker, olieafname niet via eenstuurventielLoad-Sensing-stuurleiding aansluiten1. Schroef de Load-Sensing-stuurleiding (2) in de aansluitopening(Fig. 37/2.1) van het elektro-hydraulische ventielenblok.2. Blokkeer de drukevenaar in het elektro-hydraulischeventielenblok. Hiertoe2.1 Load-Sensing-schroef (Fig. 38/2.7) tot aan aanslagindraaien.3. Sluit de Load-Sensing-stuurleiding (2) aan op de Load-Sensingaansluitingvan de trekker.4. Sluit de hydraulische aansluiting "Terugloop" (4) aan op een vrijeretouraansluiting op de trekker.5. Sluit de hydraulische aansluiting "Voorloop (Druk)" (5) aan opeen directe aansluiting met de hydraulische pomp van detrekker.Open de drukevenaar via de Load-Sensing-schroef (Fig. 38/2.7) ophet elektro-hydraulische ventielenblok, als de hydraulische aansluiting"Voorloop (Druk)" op een stuurventiel van de trekker is aangesloten.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 103


Opbouw en functie5.12.2 Nood-handbediening bij uitvallen van de stroomBij stroomuitval kunnen de elektromagneten voorhet schakelen van de weg-zittingventielen directop het elektro-hydraulische ventielenblok via denood-handbediening worden bediend.• Bediening basisblok (1), voorkeuze ventiel(2):Druk het anker van de elektromagneet ophet betreffende schakelventiel voor hetbedienen van de gewenste hydraulischefunctie met een spitsvoorwerp (3) in.• Bediening extra blok (4) en eindplaten (5):Draai de schroef (6) op het betreffendewegzittingventiel in.Draai de schroef weer helemaal uit,nadat de noodhandbediening heeftplaats gevonden.Fig. 40104 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.12.2.1 Functie afbeelding voor noodhandbedieningMagneetventielenFunctiesUitInHeffenZakkenOpenSluitHeffenZakkenVoorTerugLinksRechtsBPWFADVrijgegevenGeblokkeerdVrijgegevenGeblokkeerdDichtOpen(X)Y12(X)Y13(X)Y1(X)Y2(X)Y3(X)Y9(X)Y10(X)Y4(X)Y6(X)Y14(X)Y15(X)Y7(X)Y8(X)Y16(X)Y17(X)Y30(X)Y31Fig. 41<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 105


Opbouw en functieHet volgende voorbeeld maakt de manier van handelen duidelijk voorhet bedienen van de noodhandbediening.Voorbeeld:Snij-inrichting uitzwenken:1. Draai de schroeven (1) en (2) op de wegzittingventielen (X)Y12en (X)Y13 in.2. Druk het anker van de elektro-magneet (X)Y31 (3) met een spitsvoorwerp (4) in.→De snij-inrichting zwenkt uit.Draai de schroef weer helemaal uit, nadat de noodhandbedieningheeft plaats gevonden.Fig. 42106 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.12.3 Hydraulische slangenWAARSCHUWINGInfectiegevaar voor personen kan ontstaan, als hydraulische olieonder hoge druk in het lichaam binnendringt!LET ER OP dat bij het aan- en afkoppelen van de hydrauliekslangen,de hydraulische installatie van zowel de trekker als van de machinedrukloos zijn. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijdin de zweefstand.Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct een arts.5.12.3.1 Hydraulische slangen aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door kwetsen, snijden, beetgepakt worden, inde machine getrokken worden en omgestoten worden door eenfoutieve hydraulische functie door verkeerd aangeslotenhydraulische slangen!• Let bij het aankoppelen van de hydrauliekslangen op degekleurde markering van de slangen en koppelingen.• Controleer de aansluiting van de hydraulische slangen op hetstuurventiel van de machine, als de gekleurde markering(stofkappen) ontbreekt:ο P = Drukleiding,ο T = Retourleiding.• Controleer de soort hydraulische olie, voordat de machine op detrekker wordt aangesloten.• Vermeng geen minerale oliën met bio-oliën!• LET OP: de maximaal toegestane bedrijfsdruk bedraagt 200 bar.• Snelsluitingen voor het aankoppelen reinigen.• Let er op, dat bij het aan- en afkoppelen van de hydraulischeslangen, geen olie in de omgeving terecht komt.• Steek de hydraulische snelsluitkoppelingen zo ver in de moffen,tot een duidelijke vergrendeling merkbaar is.• Controleer of de koppelingen in de hydraulische leidingencorrect zijn aangesloten en of ze dicht zijn.• Gekoppelde hydraulische slangen:ο moeten alle bewegingen tijdens het maken van bochtenzonder spanning, knikken of wrijven kunnen maken,ο mogen niet langs machinedelen schuren.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 107


Opbouw en functie5.12.3.2 Hydraulische slangen afkoppelen1. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijd in dezweefstand (Neutrale stand).2. Reinig de hydraulische snelsluitingen aan de slangen, voordatdeze op de trekker worden aangesloten.3. Sluit de hydraulische slangen aan op het stuurventiel van detrekker:3.1 Drukleiding (Stofkap rood) op een enkel- of eendubbelwerkend stuurventiel.3.2 Retourleiding (Stofkap blauw) op een druklozeretouraansluiting, indien mogelijk.1. Zet de hendels op het stuurventiel van de trekker altijd in dezweefstand (Neutrale stand).2. Ontgrendel de snelsluitstekker uit de snelsluitmof.3. Sluit de snelsluitstekker en de snelsluitmof met debeschermkappen af tegen intredend vuil.4. Leg de hydraulische slangen op het slangen-ophangpunt (Fig.36/1), pagina 101.108 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.13 Trekdissel5.13.1 Hydraulische knikdisselDoor het gebruik van de hydraulische knikdissel(1) kan de bodemvrijheid van de pick-up (2)worden vergroot tijdens het over de silo rijden.Het heffen en laten zakken van de knikdissel:• wordt door twee dubbelwerkendehydraulische cilinders (3) uitgevoerd,• vindt plaats via de ISOBUS-terminal.De trekdissel van de machine is een hydraulische knikdissel.In Nederland wordt de knikdissel op deonderaansluiting (Fig. 44) van de trekkergekoppeld. Bovenaanspanning (Fig. 43) iswettelijk niet toegestaan.In Nederland wordt de knikdissel op deonderaansluiting van de trekker gekoppeld:• een trekoog 40 (Fig. 43/5) volgens DIN11043 voor een trekkerkoppeling volgensDIN 11028 / ISO 6489-2,• een trekschaal 80 (Fig. 43/6) of (Fig. 44/1)voor een kogelkopkoppeling 80.Fig. 43Fig. 44<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 109


Opbouw en functie5.13.2 Trekdissel aankoppelenWAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Controleer, of de verbindingsinrichting op uw trekker istoegelaten om de trekinrichting van de machine op aan tesluiten.Lees zonder meer het hoofdstuk "Voorwaarden voor het gebruikvan trekkers met aanhangers met starre dissels", pagina 139.• Koppel de machine volgens voorschrift op de trekker aan enborg de verbinding.• Nooit beschadigde of verbogen aankoppelsystemen gebruiken.WAARSCHUWINGVerwondingrisico’s of het risico omgestoten te worden, ontstaanals tijdens het naar de machine rijden van de trekker, personentussen de trekker en de machine staan!Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker en demachine, voordat u naar de machine rijdt.Aanwezige helpers mogen slechts naast de trekker en de werktuigenaanwijzingen geven en pas bij stilstand van beide tussen de trekkeren de machine treden.5.13.2.1 Penkoppeling1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Aankoppelen voorbereiden:2.1 Open de aanhangerkoppeling, dwz. deze moet bereid zijnom te koppelen (zelfstandig werkende penkoppeling).2.2 Zet de vangmuil vast bij een penkoppeling met eenbewegende vangmuil van een penkoppeling (nietzelfstandig werkende penkoppeling).3. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker ende machine, voordat u naar de machine rijdt.4. Trekker achteruitrijden, tot de zelfstandig werkendepenkoppeling in het trekoog van de dissel valt.5. Controleer of de verbinding goed tot stand is gekomen:5.1 Controleer vooral of de pen goed is gevallen en is geborgd.5.2 Borg de ingestoken koppelpen volgens voorschrift als heteen niet zelfstandig werkende koppeling betreft.6. Sluit de verzorgingsleidingen aan.7. Breng de steunpoot in de transportstand.110 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.13.2.2 Kogelkopkoppeling en trekschaalWAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Controleer op er voldoende ruimte is op de trekschaal voordat uop gaat rijden op een sterk glooiende ondergrond of voordatover de silo wordt gereden.• Monteer de kortere tegenhouder op de trekkerzijdige"Scharmüller kogelkopkoppeling", als de vrije ruimteonvoldoende is.Smeer de koppeling dagelijks, zo wordt slijtage aan de kogelkop ende trekschaal verminderd. Smeer ook tussen de houder en deoppervlakte van de trekschaal.(1) Kortere tegenhouder voor de Scharmüllerkogelkopkoppeling.Scharmüller bestelnummer 02 481 316Fig. 451. Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker ende machine, voordat u naar de machine rijdt.2. Trekker achteruit rijden tot aan de machine.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.4. Beveilig de machine tegen wegrollen.5. Aankoppelen voorbereiden:5.1 Verwijder vet en smeer van de kogelkop, de houder en detrekschaal.5.2 Smeer de kogelkop en de oppervlakte van de trekschaalmet nieuw vet.5.3 Ontgrendel de tegenhouder op de lagerbok.5.4 Zwenk de tegenhouder in de koppel-stand.5.5 Reinig de kogelkop en vet deze in.6. Sluit de verzorgingsleidingen aan.7. Rij zo dicht naar de machine toe, dat de kogelkop de trekschaalkan opnemen.8. Laat de dissel via de knikdissel zo ver zakken, tot de trekschaalop de kogelkop ligt.9. Hef de knikdissel, om de steunpoot te ontlasten.10. Vergrendel en borg de tegenhouder op de lagerbok.11. Breng de steunpoot in de transportstand.12. Geef de parkeerrem vrij.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 111


Opbouw en functie5.13.3 Trekdissel afkoppelenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties bij het afkoppelen van de trekker kunnenontstaan, als de afgekoppelde machine ongecontroleerd wegrolt!Beveilig de machine tegen wegrollen, voordat deze van de trekkerwordt losgekoppeld. Let hierbij op het hoofdstuk "Trekker en machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 142.5.13.3.1 Penkoppeling5.13.3.2 Kogelkopkoppeling en trekschaal1. Beveilig de machine tegen wegrollen.2. Laat de steunpoot zo ver in de steunstand zakken.3. Ontkoppel de verzorgingsleidingen.4. Leg de verzorgingsleidingen op de daarvoor bedoelde houders.5. Trekdissel afkoppelen:5.1 Open de aanhangerkoppeling (zelfstandig werkendepenkoppeling).5.2 Trek de koppelpen er uit (niet zelfstandig werkendekoppeling).6. Rijdt de trekker vooruit.1. Hef de knikdissel op.2. Beveilig de machine tegen wegrollen.3. Laat de steunpoot zo ver in de steunstand zakken.4. Ontgrendel de tegenhouder op de lagerbok.5. Zwenk de tegenhouder in de koppel-stand.6. Laat de machine via de knikdissel op de steunpoot zakken en detrekschaal los komt van de kogelkop.7. Rijdt de trekker voor uit (ca. 25 cm).8. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenongecontroleerd wegrollen.9. Vergrendel en borg de tegenhouder op de lagerbok.10. Ontkoppel de verzorgingsleidingen.11. Leg de verzorgingsleidingen op de daarvoor bedoelde houders.12. Rijdt de trekker vooruit.112 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.14 Disselvering voor knikdissel (Optie)De disselvering van de hydraulische knikdissel(1) zorgt tijdens het transport voor een rustiglopen en bestaat uit een accumulator en eenstuurventiel (4). Accumulator en stuurventielwerken samen met de hydraulische cilinders (3)van de knikdissel.Als de disselvering is ingeschakeld ontstaat eendoorvering van ca. 10 mm als bij een vollemachine de hydraulische cilinders van deknikdissel ca. 20 mm zijn uitgeschoven. Bij eenonbeladen machine is het doorverenovereenkomstig minder.De disselvering:• is met de toets (Straatmodus) op deISOBUS-terminal in- en uit te schakelen,• alleen tijdens transport inschakelen,• tijdens het laden en lossen ALTIJDuitschakelen.Fig. 46De hydraulische knikdissel kan alleenworden gebruikt als de disselvering isuitgeschakeld.Disselvering inschakelen1. Laat de hydraulische cilinder (Fig. 46/3) vande knikdissel ca. 20 mm uitschuiven.2. Druk op de toets .→De straatmodus is ingeschakeld. In hetdisplay verschijnt het menu "Rijden op deweg" en tegelijkertijd wordt de disselveringautomatisch ingeschakeld.Disselvering uitschakelen1. Druk die toets opnieuw in .→De straatmodus is uitgeschakeld. In hetdisplay verschijnt weer het menu "Werk" engelijktijdig wordt de disselveringautomatisch uitgeschakeld.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 113


Opbouw en functie5.15 Steunpoot5.15.1 Steunpoot in transportstand heffenDe afgekoppelde machine rust op de steunpoot. De veerbelaste penmet ringmoer borgt de steunpoot in de steun- of transportstand, als depen in de betreffende boringen is gebracht.WAARSCHUWINGVerwondingrisico voor de voeten, als de geheven steunpootongecontroleerd naar beneden valt!Controleer of de pen geheel in de boring is gebracht en de steunpootvolgens voorschrift vergrendelt.1. Hef de aan de trekker gekoppelde machinevia de hydraulische knikdissel (1).→ De steunpoot ontlast.2. Trek de pen (3) uit de boring.3. Grijp de handgreep (4) en hef de steunpoot(2) zo ver op, tot de pen (3) in de boring (5)valt.4. Controleer of de pen (3) geheel in de boring(5) is gevallen en de steunpoot volgensvoorschrift in de transportstand (Fig. 48)vergrendelt.Fig. 47114 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.15.2 Laat de steunpoot in de steunstand zakkenWAARSCHUWINGVerwondingrisico voor personen kan ontstaan, als deafgekoppelde, niet juist ondersteunde machine omvalt!Controleer na het in de steunstand laten zakken van de steunpoot, ofde pen volgens voorschrift in de boring is gevallen en de steunpootvolgens voorschrift is vergrendeld.→1. Hef de aan de trekker gekoppelde machinevia de hydraulische knikdissel (Fig. 48/1).2. Grijp de handgreep (Fig. 48/2) op desteunpoot (Fig. 48/3) en trek de pen (Fig.48/4) uit de boring.3. Laat de steunpoot zo ver zakken, tot de penin de boring gaat.4. Controleer, of de pen volgens voorschrift inde boring is gekomen en de steunpootvolgens voorschrift in de steunstand (Fig.47) vergrendeld.5. Laat de machine met de knikdissel zo verzakken, tot de machine op de steunpootrust.De knikdissel legt geen druk meer op detrekker.Fig. 4812345<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 115


Opbouw en functie5.16 AftakasDe aftakas zorgt voor de krachtoverbrenging van de trekker naar demachine.WAARSCHUWINGVerwondinggevaar ontstaat voor personen, als de trekker en/ofde machine ongecontroleerd kunnen wegrollen!Koppel de aftakas op de trekker aan- of af, als trekker en machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen zijn beveiligd.WAARSCHUWINGEr ontstaan risico’s om beetgepakt, of in de machine getrokkente worden, als een niet beveiligde aftakas wordt gebruikt, of alsde beschermkappen zijn beschadigd!• Nooit een aftakas gebruiken waarvan de bescherming nietaanwezig is, of waar deze is beschadigd of de vasthoudkettingniet wordt gebruikt.• Telkens voor het gebruik controleren, of:ο alle beschermingen van de aftakas zijn gemonteerd enkunnen functioneren,ο de vrije ruimten rond de aftakas in alle bedrijfstoestandentoereikend zijn. Te weinig ruimte leidt tot beschadigingenvan de aftakas.• Hang de vasthoudketting zodanig, dat een voldoende grootzwenkbereik van de aftakas in alle bedrijfstoestanden isgewaarborgd. Vasthoudkettingen mogen zich niet aan delen vande trekker of de machine kunnen vasthaken.• Laat onverwijld beschadigde of niet meer aanwezige delen vande aftakas vervangen door originele onderdelen van deaftakassenfabrikant.LET OP: reparaties aan aftakassen mogen alleen door eenvakwerkplaats worden uitgevoerd!• Leg de afgekoppelde aftakas in de daarvoor bedoelde houder.Zo wordt de aftakas beschermd tegen beschadiging envervuiling.Gebruik de vasthoudketting niet om de afgekoppelde aftakasaan op te hangen.116 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieWAARSCHUWINGEr ontstaan risico’s om beetgepakt, of in de machine getrokkente worden, als delen van de aftakas in het gebied van dekrachtenoverbrenging tussen trekker en aangedreven machineniet beschermd zijn!Werk alleen met een geheel van bescherming voorziene aandrijvingtussen de trekker en de machine:• De onbeschermde delen van de aftakas moeten altijd door eenschermschild op de trekker en een beschermkap op de machineworden afgeschermd.• Controleer, of het schermschild op de trekker en debeschermkap op de machine tenminste een overlapping van 50mm bieden op de bescherming aan de aftakas. Is dit niet hetgeval, dan mag de machine niet door een aftakas wordenaangedreven.• Gebruik alleen de meegeleverde aftakas of een aftakas van hetvoorgeschreven type.• Volg de meegeleverde aanwijzingen van de aftakassenfabrikantop. Het juist toepassen en onderhouden van de aftakas kanzware ongevallen voorkomen.• Let bij het afkoppelen van de aftakas op:ο de meegeleverde gebruikershandleiding van de aftakas,ο het toegestane aandrijftoerental van de machine,ο de juiste inbouwlengte van de aftakas. Let op het hoofdstuk"Lengte van de aftakas naar de trekker aanpassen", pagina149,ο de juiste stand van de aftakas. Het trekkersymbool op debeschermkap van de aftakas kenmerkt de trekkeraansluitzijdevan de aftakas.• Monteer de slip- of vrijloopkoppeling altijd aan de machinezijde,als de aftakas is voorzien van een slip- of vrijloopkoppeling.• Let op bij het inschakelen van een aftakas. Lees deveiligheidsaanwijzingen voor het aftakas gebruik in hethoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 40.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 117


Opbouw en functie5.16.1 Aftakas aankoppelen1. Reinig de trekker-aftakas en vet deze in.2. Machine moet aan de trekker zijngekoppeld.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerdstarten en tegen ongecontroleerdwegrollen.4. Controleer of de aftakasaandrijving isuitgeschakeld.5. Schuif de aftakaskoppeling zover op detrekkeraandrijfas, tot de snelsluitingmerkbaar in de daarvoor bedoeldeuitsparing gaat. Let bij het aankoppelen vande aftakas op de aanwijzingen uit de doorde fabrikant meegeleverdegebruikershandleiding.Fig. 496. Zet de beschermbuizen van de aftakas vastaan de trekker en aan de machine met debeveiligingsketting (1) om meedraaien tevoorkomen:6.1 Bevestig de vasthoudketting zomogelijk haaks op de aftakas.6.2 Bevestig de vasthoudketting zodanigdat een voldoende groot zwenkbereikvan de aftakas in allebedrijfstoestanden is gewaarborgd.Vasthoudkettingen mogen zich nietaan delen van de trekker of demachine kunnen vasthaken.7. Controleer, of de vrije ruimte rondom deaftakas in alle bedrijfstoestanden voldoendeis. Te weinig ruimte leidt tot beschadigingenvan de aftakas.118 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.16.2 Aftakas afkoppelenVOORZICHTIGVerbrandingsrisico ontstaat door het aanraken van oververhittedelen van de aftakas!Raak geen sterk verwarmde delen van de aftakas aan (speciaalworden koppelingen bedoeld).Reinig en smeer de aftakas door, voor een periode van langerestilstand.1. Beveilig de machine tegen ongecontroleerdstarten en wegrollen.2. Koppel de aftakas af van de aandrijfas vande trekker.3. Leg de aftakas in de daarvoor bedoeldehouder.Fig. 50Fig. 51<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 119


Opbouw en functie5.17 Onderstel5.17.1 Boogie-tandemas-constructieAl naar gelang het max. toegestane totaalgewicht en de specialeeisen uit de praktijk is de machine uitgevoerd met:• een Boogie-Tandem-asconstructie:ο zonder besturing,ο met naloopbesturing,ο met gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling),ο met tweeleiding-luchtdruk-reminrichting en mechanischeALB-regelaar.• een hydropneumatisch Tandem- of Tridem-onderstel methydraulische niveauregeling:ο met naloopbesturing,ο met gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling),οmet tweeleiding-luchtdruk-reminrichting en hydraulischeALB-regelaar.Bij de Boogie-tandemas-constructie dienen 3-blad-paraboolveren alsniveauregeling. De grote pendeluitslagen zorgen bij oneffenhedenvoor een gelijkmatige lastverdeling op beide assen.5.17.2 Hydropneumatische tandem-as met hydraulische niveauregelingDe hydraulische niveauregeling:Bij een hydropneumatische tandem-as met degescheiden hydraulische niveauregeling voor derechter en linker zijde van de machine nemenvier niveaugeregelde hydraulische cilinders (4)de as-vering en de demping van de machine opde verschillende wielen op zich.De as-vering kan via de ISOBUS-terminalworden in- en uitgeschakeld. Bij ingeschakeldestraatmodus is de as-vering actief, bijuitgeschakelde straatmodus is de as-veringgeblokkeerd.• zorgt door de grote uitslag van de niveaugeregelde hydraulischecilinders voor een dynamische lastverdeling tussen de beideassen. Hierdoor wordt een steeds gelijkmatige belasting van debeide assen bereikt.• zorgt op hellende ondergrond en bij het snel nemen van bochtenvoor zijdelingse stabiliteit,• stuurt de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-installatieaan.Fig. 52120 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.17.2.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controlerenDe rijhoogte van de hydraulische niveauregeling moet dagelijks inonbeladen toestand worden gecontroleerd. De ingestelde rijhoogtekan veranderen door lekolieverliezen in de hydraulischeniveauregeling.Bij een onbeladen machine met een correct ingestelde rijhoogtebedraagt de afstandmaat X = 600 ±10 mm tussen de opnamepuntenvan de hydraulische cilinders (Fig. 54/1).Alleen als de rijhoogte correct is ingesteld stuurt de hydraulischeniveauregeling de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-reminstalatievoor lastafhankelijke regeling goed aan.1. Koppel trekker en machine.2. Zet de onbeladen machine op een vlakkeondergrond.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.Bij een onbeladen machine geven demanometers (1) en (2) op hetniveauventiel (Fig. 53) ca. 20 bar aan.4. Controleer de afstandmaat X tussen deopnamepunten op alle vier hydraulischecilinders (1).5. De rijhoogte van het tandem-asaggregaatmoet worden gecorrigeerd, als deafstandmaat niet X = 600 ±10 mm bedraagt.Fig. 53Fig. 54<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 121


Opbouw en functie5.17.2.2 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling corrigeren• De rijhoogte van de hydraulische niveauregeling wordtgecorrigeerd via het niveauventiel (Fig. 55) als de machineonbeladen is.• De rijhoogtes aan de rechter- en linkerzijde van de machineworden apart van elkaar ingesteld. De manier van het instellenvan de rijhoogte is voor beide zijden van de machine gelijk.• Om reden van veiligheid zakt de machine langzaam.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en kans om omgestoten te worden kunnenontstaan bij het corrigeren van de rijhoogte!Verwijder personen uit het gevarenbereik onder de machine, voordatu de rijhoogte via de hydraulische cilinders corrigeert.De rijhoogte wordt ingesteld:• voor de rechterzijde van de machine via debedieningselementen (Fig. 55/1), (Fig. 55/3)en (Fig. 55/5),• voor de linkerzijde van de machine via debedieningselementen (Fig. 55/2), (Fig. 55/4)en (Fig. 55/6).Stel na elkaar aan de rechter- en de linkerzijdevan de machine de afstandmaat X = 600 mmtussen de opnamepunten van de hydraulischecilinders (Fig. 56/1) in:1. Koppel trekker en machine.2. Zet de trekker en de onbeladen machine opeen vlakke ondergrond.Fig. 553. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.4. Koppel de hydrauliekslang van hetniveauventiel met een enkelwerkend ventielvan de trekker.5. Verdraai de blokkeerkraan (5) of (6) instand "AUF" (= OMHOOG) (AfstandsmaatX vergroten) of "AB" (= OMLAAG)(Afstandsmaat X verkleinen):5.1 Druk op de blokkeerknop (3) of (4), omde blokkeerkraan te ontgrendelen.5.2 Verdraai de kraan voorzichtig tot aande aanslag.6. Houdt de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel zolang in destand "Heffen", tot de afstandmaatX = 600 mm tussen de opnamepunten vande hydraulische cilinders (Fig. 56/1)bedraagt.Fig. 56122 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functieHet is nuttig, als een tweede persoonhet instellen van de rijhoogte naast demachine observeert en de bedienendepersoon op de trekker ondersteund bijhet instellen van de hydraulischecilinders.7. Stel de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel in de neutralestand.8. Draai de blokkeerkraan (5) of (6) terug in demiddenstand, tot de blokkeerknop aangrijpten de blokkeerkraan in de middenstandvergendeld.9. Houdt de hendel op het stuurventiel van detrekker voor het niveauventiel korte tijd inde "Zweefstand", zodat de in hetniveauventiel ingebouwde terugslagklepgoed kan sluiten.10. Controleer de totale hoogte van demachine. Bij een correct ingestelde standvan de machine, mag de totale hoogte nietmeer dan 4 meter zijn.Fig. 55<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 123


Opbouw en functie5.17.3 Hydropneumatische tridem-as met hydraulische niveauregelingDe hydraulische niveauregeling:• zorgt door de grote uitslag van de niveaugeregelde hydraulischecilinders voor een dynamische lastverdeling tussen de beideassen. Hierdoor wordt een steeds gelijkmatige belasting van debeide assen bereikt.• zorgt op hellende ondergrond en bij het snel nemen van bochtenvoor zijdelingse stabiliteit;• stuurt de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-installatieaan.Bij de hydropneumatische tridem-as met degescheiden hydraulische niveauregeling voor derechter en de linker machinezijde voeren 6niveaugeregelde hydraulische cilinders (1) devering van de as en de demping van de machineop de wielen apart uit.Als de rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling te laag of te hoog is ingesteld,dan wordt dit via 2 niveauventielen op demiddelste as herkend. De rijhoogte wordt danautomatisch aangepast.Bij een onbeladen machine kan de voorste as viade ISOBUS-terminal of de Field-Operator 300worden geheven. Hierdoor wordt het ondersteltijdens lege ritten ontlast.De olie die tijdens het heffen van de voorste asvrijkomt aan de plunjerzijde, wordt over deandere 4 hydraulische cilinders van de middelsteen de achterste as verdeeld. Hierdoor kan derijhoogte gering worden verhoogd.Fig. 575.17.3.1 Rijhoogte van de hydraulische niveauregeling controlerenDe rijhoogte van de hydraulische niveauregeling moet dagelijks inonbeladen toestand worden gecontroleerd. De ingestelde rijhoogtekan veranderen door lekolieverliezen in de hydraulischeniveauregeling.Bij een onbeladen machine met een correct ingestelde rijhoogtebedraagt de afstandmaat X = 600 ±10 mm tussen de opnamepuntenvan de hydraulische cilinders (Fig. 57/1).Alleen als de rijhoogte correct is ingesteld stuurt de hydraulischeniveauregeling de hydraulische ALB-regelaar van de tweeleidingluchtdruk-reminstalatievoor lastafhankelijke regeling goed aan.U moet de rijhoogte van het tridem-asagregaat laten corrigeren, alsde afstand maat niet X = 600±10 mm bedraagt. Laat dit in eenservicewerkplaats uitvoeren.124 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.17.4 Bestuurbare as voor naloopbesturing5.17.4.1 Stuuras vrijgevenStandaarduitrusting:De vrijgegeven bestuurbare as voor naloopbesturing:• kan vrij bewegen en volgt de stuurradius van de bocht bij hetrijden van een bocht,• ontziet de zode,• reduceert de slijtage van de banden bij het maken van bochtenop een vaste ondergrond.De bestuurbare as wordt vanaf de trekker via de ISOBUS-terminalvrijgegeven en vergrendeld.WAARSCHUWINGGevaar door onvoldoende stabiliteit en omkippen van demachine bij verkeerd gebruik van de naloop-stuuras!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde machine altijd onder controle heeft.Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.1. De toets eenmaal indrukken.→Het symbool "Stuuras vrijgegeven"verschijnt en een signaaltoon weerklinkt. Debestuurbare as is vrijgegeven.Fig. 585.17.4.2 Stuuras blokkerenWAARSCHUWINGGevaar door onvoldoende stabiliteit en omkippen van demachine bij verkeerd gebruik van de naloop-stuuras!De stuuras MOET worden vergrendeld:• tijdens het rijden over een silo,• bij rijsnelheden boven 40 km/h,• op een hobbelige rijbaan,• bij ritten dwars over hellingen (het rijden van een slag),• bij achteruit rijden.1. Richt de wielen van de stuuras in de stand“rechtuit”, door kort rechtuit te rijden met detrekker en de machine.→2. De toets eenmaal indrukken.Het symbool "Stuuras vergrendeld"verschijnt en een signaaltoon weerklinkt. Destuuras is in de stand "Rechtuit"vergrendeld.Fig. 59<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 125


Opbouw en functie5.17.5 Bestuurbare as voor gedwongen besturing (alleen bij onderaankoppeling)5.17.5.1 Gedwongen besturing aankoppelenSpeciale uitvoering:Bij de bestuurbare as voor gedwongen besturing (gedwongenbesturing) worden de wielen op de bestuurbare as door eenstuurstang tussen de trekker en de machine hydraulisch gestuurd.De bestuurbare as:• is geschikt voor kogelkopkoppelingen, Hitchkoppeling en Piton-Fix,• verbetert de wendbaarheid van de aangekoppelde machine enverhinderd vreten van de banden bij het maken van bochten invoorwaartse- en achterwaartse richting,• is een eigen gesloten hydraulisch circuit.De trekschaal / trekoog moet zo mogelijk spelingvrij op de verbindingmet de trekker worden bevestigd, om de gedwongen besturingzorgvuldig te laten verlopen.1. Bevestig de kogelkop (1) van de stuurstang(2) op de zelfde hoogte op een afstand van245 ±5 mm evenwijdig aan dekogelkopkoppeling, de trekhaak of detrekbout stabiel op uw trekker.Verschil in hoogte leidt tot verschillendestuuruitslagen.2. Koppel trekker en machine.3. Koppel en borg de stuurstang (2) met dekogelkop (1) op de trekker.Stel de stuurstang (2) zo in, dat degevercilinders gelijkmatig ver zijnuitgeschoven, als de trekker en de machinein één lijn staan.4. Zet de trekker op maximale wieluitslag.5. Rij voorzichtig vooruit, tot de wielen van detrekker de aanrij-bescherming (3) raken.6. Controleer de afstand tussenzwenkbegrenzing (4) en as.De zwenkbegrenzing mag niet tegen de asaanslaan. De hydraulische cilinders van debestuurbare as moeten bij een vollestuuruitslag nog tenminste 10 mm spelinghebben.7. De aanrij-beschermingen moeten naarvoren worden geplaatst als de spelingminder dan 10 mm bedraagt.Fig. 608. Controleer alle vrije ruimten en allemogelijke stuurhoeken op voldoende vrijeruimte.126 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.17.5.2 Gedwongen besturing blokkerenBevestig de stuurstang (Fig. 60/2) op de pen (Fig. 60/5):• als de machine aan een trekker moet worden gekoppeld die nietmet een kogelkop voor de stuur stang is uitgerust,• voordat de afgekoppelde machine wordt gerangeerd.Hierdoor wordt de bestuurbare as geblokkeerd.5.17.5.3 Gedwongen besturing uitrichten (Werkplaats werkzaamheden)WAARSCHUWINGVerwondinggevaar ontstaat voor personen, als de trekker en/ofde machine ongecontroleerd kunnen wegrollen!Beveilig trekker en machine tegen ongecontroleerd starten en tegenverrollen, voordat u onder de machine kruipt.Uit moet de besturing altijd uitrichten, als de wielen tijdens het rechtuitrijden niet in lijn staan (raderen).→1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2) vande gedwongen besturing, om hetstuursysteem in te sporen.Fig. 61 toont gesloten kogelblokkeerkranen.Bij het Tridem-asaggregaat moet ugelijktijdig ook de blokkeerkranen voor devoorste as openen.3. Zet het ventiel (4) van de hydraulischehandpomp(5) in de stand "Heffen" = Pos.9.4. Bedien de hefboom (7) van dehydraulische-handpomp (5) zolang, tot u dewijzer van de manometer (8) een druk van60 bar ziet aangeven.5. Start de trekker en rij tenminste 20 meterrechtuit.6. Sluit de kogelblokkeerkranen.Het stuursysteem is nu gereed.9Fig. 61<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 127


Opbouw en functie5.17.5.4 Gedwongen besturing ontluchten (Werkplaats werkzaamheden)Het gesloten systeem van de gedwongen besturing moet wordenontlucht na het openen van het gesloten hydraulische systeem, bijv.na het vervangen van hydraulische onderdelen.Voor het ontluchten van de gedwongen besturing is een tweedepersoon nodig.Bij het ontluchten van de verschillende oliestromen van hetstuursysteem moet u de hefboom van de hydraulische-handpompzolang bedienen, tot:• de hydraulische olie zonder blaasjes uit de openingen komt.• de afsluitstoppen in de openingen, waar de olie blaasjesvrij naarbuiten komt, zijn geschroefd.• de betreffende kogelblokkeerkraan is gesloten.1. Controleer het oliepeil van de hydraulischehandpomp(5) of (Fig. 61/5) via devulopening, bijv. met een stalen meetband.Oliepeil is ca. ¾ van de inhoud van de tank.→ Vul indien nodig hydraulische olie (VG 46)bij.2. Ontkoppel de stuurstang (Fig. 60/2) van detrekker.3. Verwijder de bescherming voor degedwongen besturing (Fig. 60/6).4. Demonteer de draagplaat (Fig. 63/1) met degever-cilinders (Fig. 63/2 en Fig. 63/3).5. Leg de draagplaat (Fig. 63/1) met de gevercilinderop een werkbank horizontaal neerzodanig dat de afsluitstoppen (Fig. 63/4)naar boven wijzen.6. Zet een geschikte opvangbak onder deopeningen van de vier hydraulischecilinders (10, 11, 12, 13), om deuitstromende olie op te vangen.7. Schroef de afsluitstoppen uit alle vierhydraulische cilinders van de gedwongenbesturing. (Twee gevercilinders (10 en 11)op de dissel en twee stuurcilinders (12 en13) op de bestuurbare as.)8. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2).9. Zet het ventiel (Fig. 61/4) van dehydraulische handpomp (Fig. 61/5) of (5) inde stand "Heffen".Fig. 62128 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie10. Eén persoon bedient nu de hefboom (Fig.61/7) van de hydraulische handpomp (Fig.61/5) of (5).→Uit de openingen aan de plunjerzijde van dehydraulische cilinders (10 - 13) komthydraulische olie naar buiten.11. De tweede persoon draait de afsluitstoppenaan de plunjerzijde er weer in (10 en 13),zodra de hydraulische olie zonder blaasjesuit de openingen komt.12. Sluit de kogelblokkeerkranen (1 en 2).13. Controleer, of de gevercilinders (10 en 11)en de stuurcilinders (12 en 13) gelijkmatigver zijn uitgeschoven.Als de gever- en/of de stuurcilindersongelijkmatig zijn uitgeschoven, moet degedwongen besturing opnieuw wordenuitgericht. Zie hoofdstuk "Uitrichten van degedwongen besturing" pagina 127.Fig. 6314. Monteer de dragerplaat (Fig. 63/1) met degevercilinders.15. Bevestig de bescherming voor degedwongen besturing (Fig. 60/6).5.17.6 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichtingDe machine is uitgerust met een reminrichting bestaande uit:• een geremde as met een twee-leiding- luchtdrukreminrichting(Bedrijfsrem) en een parkeerrem voor een maximale snelheidvan 40 km/h resp. 60 km/h,• een automatisch-lastafhankelijke-remkrachtregelaar (ALBregelaar)(Remkrachtberekening volgens EG-richtlijn 98/12/EG).De ALB-regelaar regelt automatisch de benodigde remkrachtafhankelijk van de beladingtoestand van de aangekoppeldemachine.De reminstallatie werkt op alle 4 wielen.• Houdt u aan de nationaal geldende wettelijke bepalingen enverkeersregels.• Houdt er rekening mee, dat de geremde as gedurende de eerstebedrijfsuren inloopt – de remvoeringen passen zich aan deremtrommels aan. De volle remcapaciteit wordt pas bereikt nadeze inloopfase.• Test het functioneren van de reminrichting, voordattransportritten worden uitgevoerd.Het aanhouden van de onderhoudsintervallen is van groot belangvoor het juist functioneren van de tweeleiding-luchtdruk-reminrichting.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 129


Opbouw en functie5.17.6.1 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met mechanische ALB-regelaarWAARSCHUWINGRisico door ontoereikende remcapaciteit van de machinekunnen ontstaan, als de mechanische ALB-regelaar niet correctis ingesteld!De instelmaat (L) op de automatische-, lastafhankelijketrekkrachtregelaar mag niet worden veranderd. De instelmaat (L)moet met de aangegeven waarde op het WABCO-ALB-plaatjeovereenkomen.(1) Voorraadleiding met koppelingskop (rood)en geïntegreerd leidingfilter(2) Remleiding met koppelingskop (geel) engeïntegreerd leidingfilter(3) Lege koppeling voor remleiding(4) Aanhanger-remventiel(5) Automatisch-lastafhankelijkeremkrachtregelaar(ALB-regelaar)(mechanisch)(6) Aftapventiel(7) Bedieningsknop voor aftapventiel (kanalleen in afgekoppelde toestand wordenbediend):• tot aan aanslag indrukken en debedrijfsrem laat los, bijvoorbeeld voorhet rangeren van de afgekoppeldemachine,• tot aan aanslag uittrekken en demachine wordt weer door de uit deluchtvoorraadtank komendevoorraaddruk geremd.(8) Membraanremcilinder(9) Luchtvoorraadtank(10) Ontwateringventiel(11) Controleaansluiting voor ALB-ingang(12) Controleaansluiting voor ALB -uitgang(13) Controleaansluiting achteras(14) Controleaansluiting luchtvoorraadtank(15) ParkeerremFig. 64130 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.17.6.2 Tweeleiding-luchtdruk-reminrichting met hydraulische ALB-regelaarWAARSCHUWINGRisico door ontoereikende remcapaciteit van de machinekunnen ontstaan, als de rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling niet correct is ingesteld!Alleen als de rijhoogte op de hydraulische niveauregeling correct isingesteld wordt de ALB-regelaar van het twee-leidingluchtdrukremsysteemvoor een lastafhankelijke remkracht regelingcorrect aangestuurd. Lees hiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling controleren", pagina 121.(1) Voorraadleiding met koppelingskop (rood)en geïntegreerd leidingfilter(2) Bedieningsknop voor aftapventiel (kanalleen in afgekoppelde toestand wordenbediend):• tot aan aanslag indrukken en debedrijfsrem laat los, bijvoorbeeld voorhet rangeren van de afgekoppeldemachine,• tot aan aanslag uittrekken en demachine wordt weer door de uit deluchtvoorraadtank komendevoorraaddruk geremd.(3) Remleiding met koppelingskop (geel) engeïntegreerd leidingfilter(4) Lege koppeling voor remleiding(5) Aanhangerremventiel met aftapventiel(6) Membraanremcilinder(7) Automatisch-lastafhankelijkeremkrachtregelaar(ALB-regelaar)(hydraulisch), aangestuurd via dehydraulische niveauregeling van detandemasconstructie(8) Hydraulische cilinder van de hydraulischeniveauregeling(9) Luchtvoorraadtank(10) Ontwateringventiel(11) Controleaansluiting luchtvoorraadtank(12) Controleaansluiting voormembraanremcilinder(13) ParkeerremFig. 65<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 131


Opbouw en functie5.17.6.3 Geremde assen(1) Membraanremcilinder(2) Verstelstang voor de remnokkenas(3) Remnokkenas(4) Verbindingsstang voor parkeerrem(5) Controleaansluiting voor manometerFig. 665.17.6.4 Rem- en voorraadleiding aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de bedrijfsreminrichting niet juistfunctioneert!• Let er bij het aankoppelen van de voorraad- en remleiding op,dat:ο de afdichtingen van de koppelingskoppen schoon zijn,ο de afdichtringen van de koppelingskoppen goed afdichten.• Beschadigde afdichtringen onmiddellijk vervangen.• Tap het vocht uit de luchtvoorraadtank dagelijks voor de eersterit af.• Begin met een aangekoppelde machine pas te rijden, als demanometer van de luchtdrukreminrichting op de trekker 5,0 baraanduidt.• Controleer het verloop van de gekoppelde remleidingen! Deremleidingen mogen niet aanschuren.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de machine niet op de rem staat en verrolt!Koppel altijd eerst de koppelingskop van de remleiding (geel) aan endaarna de koppelingskop van de voorraadleiding (rood).De bedrijfs-reminrichting van de machine gaat direct uit de remstand,als de rode koppelingskop is gekoppeld.132 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Opbouw en functie5.17.6.5 Rem- en voorraadleiding afkoppelen1. Open het deksel van de koppelingskoppen op de trekker.2. Neem de koppelingskop van de remleiding (geel) van de legekoppeling3. Maak vuile afdichtingen schoon of vervang beschadigdeafdichtringen.4. Bevestig de koppelingskop van de remleiding (geel) volgensvoorschrift op de geelgemarkeerde koppeling op de trekker.5. Neem de koppelingskop van de voorraadleiding (rood) van delege koppeling.6. Maak vuile afdichtingen schoon of vervang beschadigdeafdichtringen.7. Bevestig de koppelingskop van de voorraadleiding (rood)volgens voorschrift op de roodgemarkeerde koppeling op detrekker.→ Bij het aankoppelen van de voorraadleiding (rood) drukt de vande trekker komende voorraaddruk de bedieningsknop van hetaftapventiel op het aanhanger-remventiel automatisch naarbuiten.8. Zet de parkeerrem er af en/of verwijder de wielblokken.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: beklemd raken, meegetrokken worden,snijden, in de machine getrokken of omgestoten worden. Ditgevaar ontstaat als de machine niet op de rem staat en verrolt!Ontkoppel altijd als eerste de koppelingskop van de voorraadleiding(rood) en daarna de koppelingskop van de remleiding (geel).De bedrijfs-reminrichting van de machine gaat pas in de remstand, alsde rode koppelingskop is losgemaakt.Houdt deze volgorde aan, omdat anders de rem eraf wordt gehaalden de machine zich in beweging kan zetten.Bij het afkoppelen of het verbreken van de verbinding van de machineontlucht de voorraadleiding naar het aanhanger-remventiel. Hetaanhanger-remventiel schakelt automatisch om en bedient debedrijfs-reminrichting afhankelijk van de remkrachtregeling.1. Beveilig de machine tegen wegrollen. Gebruik hiervoor deparkeerrem en eventueel als extra de wielblokken.2. Ontkoppel de koppelingskop van de voorraadleiding (rood).3. Ontkoppel de koppelingskop van de remleiding (geel).4. Bevestig de koppelingskoppen op de lege koppelingen.5. Sluit de kappen op de koppelingskoppen van de trekker.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 133


Opbouw en functie5.17.7 Parkeerrem(1) Slinger van de parkeerrem; Vastgehoudenin de verstelstand (2)(2) Verstelstand(3) RuststandDe aangetrokken parkeerrem (1) beveiligt de afgekoppelde machinetegen ongecontroleerd verrollen. De parkeerrem wordt bediend doorhet verdraaien van de slinger via een spindel en een trekkabel.1 23Fig. 67Parkeerrem los makenLet er op dat de kabel niet op andere machinedelen ligt, ofaanschuurt.Als de parkeerrem er af is gehaald, moet de kabel iets doorhangen.1. Zwenk de slinger (1) uit de ruststand (3) 180° in de verstelstand(2).2. Verdraai de slinger (1) zolang tegen de wijzers van de klok in, totde kabel ontspant.→ De parkeerrem is eraf gehaald.3. Zwenk de slinger (1) in de ruststand (3).Parkeerrem aantrekkenCorrigeer de instelling van de parkeerrem, als de spanweg van despindel niet meer toereikend is.1. Zwenk de slinger (1) uit de ruststand (3) 180° in de verstelstand(2).2. Slinger (1) tegen de wijzers van de klok in verdraaien en deparkeerrem via de kabel aantrekken (de aantrekkracht van deparkeerrem bedraagt ca. 40 kg handkracht).134 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6 Machine in gebruik nemenIn dit hoofdstuk krijgt u informatie:• hoe u de machine in gebruik neemt,• hoe u kunt controleren, of u de machine aan uw trekker magkoppelen.• Voor het in gebruik nemen moet het bedienend personeel:ο de gebruikershandleiding hebben gelezen en hebbenbegrepen,ο alle smeerpunten doorsmeren.• Let bovendien op de volgende hoofdstukken, voordat demachine in gebruik wordt genomen:ο "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 31,ο "Kwalificatie van personen", pagina 32,ο "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 35,ο "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 47,ο "Machine onderhouden en verzorgen", pagina 179.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.• Controleer de machine en de trekker telkens voor het gebruik opverkeer- en bedrijfszekerheid.• Koppel en transporteer de machine alleen met een trekker diehiervoor geschikt is.• Controleer bij het verwisselen van de trekker de volgendeaanpassingen:οLengte van de aftakas. Let op hiertoe het hoofdstuk "Lengtevan de aftakas naar de trekker aanpassen", pagina 149.ο Instelling van de drukevenaar. Let op hiertoe het hoofdstuk"Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensingstuurleiding",pagina 103.Voer de aanpassingen eventueel opnieuw door.• Trekker en machine moeten voldoen aan de nationalewegenverkeersvoorschriften en aan de lokale wetgeving.Voertuighouder (Eigenaar) als ook de trekkerchauffeur(Bedienende persoon) zijn verantwoordelijk voor het nakomenvan de wettelijke bepalingen en van de voorschriften uit hetWegenverkeersreglement.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 135


Machine in gebruik nemenWAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, vastgrijpen, opwikkelen, intrekken envangen voor personen kunnen ontstaan, als debedieningshendels voor bewegende delen met gevaarveroorzakende bewegingen worden geblokkeerd!Blokkeer geen bedieningshendels, die dienen voor het laten bewegenvan machinedelen die een gevaarlijke beweging moeten maken,bijvoorbeeld in- uitklappen, in- uit zwenken of het laten schuiven vanmachinedelen.De beweging moet automatisch stoppen, als u de bedieningshendelloslaat.Dit geldt niet voor bewegingen in een richting:• in zweefstand voor constantverbruikers,• die automatisch zijn geregeld,• de functiebepaald een zweef- of drukstand vereisen.136 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6.1 WegenverkeersvoorschriftenHoudt u bij gebruik van openbare wegen aan de ter plaatse geldendewettelijke voorschriften en verkeersregels.Voertuighouder (Eigenaar) als ook de trekkerchauffeur (Bedienendepersoon) zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de wettelijkebepalingen en van de voorschriften uit het Wegenverkeersreglement.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 137


Machine in gebruik nemen6.2 Controleren of de trekker geschikt isWAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!• Controleer de geschiktheid van de trekker, voordat de machinewordt aangekoppeld.De machine mag alleen worden aangekoppeld aan trekkers diehiervoor geschikt zijn.• Voer een remproef uit, om te controleren, of de trekker debenodigde remvertraging ook bereikt met een aangekoppeldemachine.6.2.1 Bereken de werkelijke waardeVoorwaarden voor de geschiktheid van de trekker zijn in hetbijzonder:• het toegestane totaalgewicht van de trekker,• de toegestane as-belastingen van de trekker,• de toegestane oplegdruk / aanhangerbelasting aan deverbindingsinrichting van de trekker.Deze gegevens vindt u op het typeplaatje en in degebruikershandleiding van de trekker.• de draagkracht van de gemonteerde banden op de trekker.De vooras van de trekker moet tenminste met 20% van het onbelastegewicht van de trekker zijn belast.De trekker moet de door de trekkerfabrikant voorgeschrevenremvertraging ook bereiken met aangekoppelde / aangehangenmachine.Het toegestane totaalgewicht van de trekker, dat in de handleiding isaangegeven, moet groter zijn dan de som van:• ledig gewicht van de trekker,• ballastmassa,• oplegdruk van de aangekoppelde/aangehangen machine.138 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6.2.2 Voorwaarden voor het gebruik van trekkers met aanhangers die zijn uitgerustmet een starre disselWAARSCHUWINGGevaren door het niet juist functioneren van bouwdelen, dooroneigenlijk gebruik van de trekker!Let op:• dat de verbindingsinrichting op de trekker de daadwerkelijkoptredende oplegdruk kan verwerken,• dat de verbindingsinrichting op de trekker en de trekinrichtingaan de starre-dissel aanhanger de aanhangerbelasting(aanhangerbelasting = asbelasting) van de machine kanopnemen. Eventueel moet de toegestane aanhangerbelastingvan de trekker worden berekend.• dat de door de oplegdruk veranderde asbelastingen engewichten van de trekker moet binnen de toegestane grenzenliggen. In geval van twijfel na-wegen.• dat de statische, daadwerkelijke achterasbelasting van detrekker niet de toegestane asbelasting overschrijdt,• dat het maximum toegestane totaalgewicht van de trekker nietwordt overschreden,• dat de toegestane belasting van de banden van de trekker nietwordt overschreden.6.2.2.1 Combinatie van verbindings- en trekinrichtingenTab. 3 toont toelaatbare verbindingsmogelijkheden van deaankoppelinrichting op de trekker en de trekinrichting aan de machineafhankelijk van de toegestane oplegdruk.U vindt de maximaal toegestane oplegdruk op het typeplaatje van deverbindingsinrichting van uw trekker.Maximaal toegestaneoplegdruk2000 kg4000 kg - ≤ 40 km/h2000 kg - > 40 km/hVerbindingsinrichtingop de trekkerPenkoppelingDIN 11028 / ISO 6489-2Niet automatische penkoppelingDIN 11025Trekhaak (Hitchhaak)ISO 6489-1Trekpen (Piton-fix)ISO 6489-4Trekinrichtingaan de machine• Trekoog: 40 verzwaardDIN 11026 / ISO 5692-2• Trekoog 40DIN 74054-1/2, ISO 8755• Trekoog 40DIN 74054-1/2, ISO 8755• Trekoog (Hitchring)ISO 20019• Trekoog (Hitchring)ISO 5692-1• Trekoog (Hitchring)ISO 5692-1Tab. 34000 kg - ≤ 40 km/h2000 kg - > 40 km/hKogelkopkoppeling 80 • Trekschaal 80<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 139


Machine in gebruik nemen6.2.2.2 De daadwerkelijke D C -waarde voor de te koppelen combinatie berekenenWAARSCHUWINGGevaren voor personen kunnen ontstaan door het uitvallen vanbouwdelen, als de verbindingsinrichting tussen de trekker en demachine, door oneigenlijk gebruik, breekt!• Combineer alleen toegestane combinaties van verbindings- entrekinrichtingen.• Bereken de werkelijke D C-waarde van uw combinatie, bestaandeuit trekker en starre-disselaanhanger, om te controleren, of deverbindingsinrichting op de trekker de gewenste D C -waardenheeft. De daadwerkelijke, berekende D C -waarde voor decombinatie moet kleiner of gelijk zijn ( ≤ ) aan de aangegevenD C -waarde van de verbindingsinrichting van uw trekker en detrekinrichting van de starre-disselaanhanger. Is dit niet het geval,dan moet de toegestane aanhangerbelasting van uw trekkerworden berekend. Maatgevend is telkens, de laagste D C -waarde.• Bereken de toegestane aanhangerbelasting van uw trekker, alsde berekende D C -waarde voor de combinatie groter is dan deaangegeven D C -waarde van de verbindingsinrichting of van detrekinrichting van de starre-disselaanhanger. Deze berekendeaanhangerbelasting mag bij het vullen van de starredisselaanhangerniet worden overschreden.De werkelijke D C -waarde voor een koppelende combinatie wordt alsvolgt berekend:D C = g xT x CT + CFig. 68D C -waarde voor de combinatieT: Toegestaan totaalgewicht van de trekker [t](zie gebruikershandleiding van de trekker)C: Asbelasting / Som van de as-lasten van de met de toegestanemassa (nuttige belasting) beladen starre-disselaanhanger in [t]zonder oplegdrukg: Aardeversnelling (9,81 m/s²)daadwerkelijke, berekendeD C -waarde voor de combinatie:aangegeven D C -waarde van deverbindingsinrichting op de trekkeren detrekinrichting aan de machineKN ≤ KN140 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemenU vindt D C -waarde:• voor de verbindingsinrichting direct op het typeplaatje van deverbindingsinrichting / in de gebruikershandleiding van uwtrekker.Als de waarden op het typeplaatje van de aanhangbok en deaanhangerkoppeling verschillen, is de laagste waardemaatgevend.• voor de trekinrichting direct op het typeplaatje van detrekinrichting.Voorbeeld:Toegestaan totaalgewicht van de trekker: 14 [t]Toegestane as-last(en) van de starredisselaanhanger:18 [t]D C = 9,81 m/s² x14 [t] x 18 [t]14 [t] + 18 [t]= 77,2 [KN]6.2.2.3 Toegestane aanhangerbelasting van de trekker berekenenDe laagste D C -waarde van de verbindingsinrichting op uw trekker ofde trekinrichting van uw starre-dissel-aanhanger bepaalt detoegestane aanhangerbelasting C op uw trekker. Bij starredisselaanhangerkomt de aanhangerbelasting van de trekker overeenmet de asbelasting van de starre-disselaanhanger.De toegestane aanhangerbelasting van uw trekker bepaalt detoegestane beladingslast van uw starre-disselaanhanger. Dezeberekende aanhangerbelasting/asbelasting mogen bij het laden vanuw starre-disselaanhanger niet worden overschreden.C =T x D Cg x T - D CT: Toegestaan totaalgewicht van de trekker [t]D C : Laagste D C -waarde van de verbindingsinrichting van uw trekker /de trekinrichting van uw machine / de combinatieg: Aardeversnelling (9,81 m/s²)Voorbeeld:Toegestaan totaalgewicht van de trekker: 14 [t]D C -waarde van de verbindingsinrichting op de 70 [KN]trekkerD C -waarde van de trekinrichting aan de machine: 77,5 [KN]D C -waarde voor de te koppelen combinatie: 77,2 [KNC =14 [t] x 70 [KN]9,81 m/s² x 14 [t] - 70 [kN]= 14,5 [t]Op grond van de D C -waarde van de verbindingsinrichting van detrekker bedraagt de toegestane asbelasting 14,5 [t]. Deze berekendeas-belastingen mogen tijdens het laden van de starredisselaanhangerniet worden overschreden.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 141


Machine in gebruik nemen6.3 Trekker en machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollenbeveiligenWAARSCHUWINGGevaren door beklemmen, scharende bewegingen, snijden,afsnijden, vastgegrepen worden, opwikkelen, intrekken, vangenen omgestoten worden ontstaan bij alle ingrepen aan demachine:• door ongecontroleerd verrollen van een niet beveiligdemachine, als de machine niet op de trekker isaangekoppeld,• als de machineaandrijving niet is uitgeschakeld,• als ongecontroleerd hydraulische functies wordenuitgevoerd, toebehoren of delen van de machine wordenaangedreven, terwijl de machine aan de trekker isgekoppeld terwijl de trekkermotor draait,• als de trekkermotor ongecontroleerd wordt gestart,• als de trekker en de machine ongecontroleerd wegrollen,• als geheven machinedelen ongecontroleerd zakken.Bij alle ingrepen aan de machine ontstaan gevaarlijke situaties dooronverwacht contact met aangedreven, niet beveiligde en gehevendelen van de machine.U moet daarom voor alle ingrepen aan de machine, zoalsbijvoorbeeld werkzaamheden voor het afstellen of het opheffen vanstoringen:• de machine tegen wegrollen beveiligen, als deze niet aan detrekker is gekoppeld,• de trekkermotor worden stilgezet en de trekker en de machinetegen ongecontroleerd starten en wegrollen worden beveiligen,als de machine aan de trekker is gekoppeld,• verdere personen (Kinderen) van de trekker verwijderen,• geheven machinedelen ondersteunen om ongecontroleerdzakken te voorkomen.Machine tegen wegrollen beveiligenBeveilig de machine tegen wegrollen:• op oneffen ondergrond met de parkeerrem of het plaatsen vanwielblokken,• op een sterk hellende plaats met parkeerrem en metwielblokken.142 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemenTrekker en machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen1. Laat geheven, niet ondersteunde machinedelen zakken tot eenveilige stand is bereikt.→ Zo voorkomt u ongecontroleerd zakken.2. Zet de trekker op de parkeerrem.3. Zet de trekkermotor stil.4. Trek de contactsleutel uit het contactslot.5. Verdere personen (Kinderen) van de trekker verwijderen.6. Sluit eventueel de cabine van de trekker af.7. Beveilig de machine tegen wegrollen:• op oneffen ondergrond met de parkeerrem of het plaatsenvan wielblokken,• op een sterk hellende plaats met parkeerrem en metwielblokken.6.4 In de laadruimte klimmenWAARSCHUWINGVerwondingrisico, beetgepakt worden, opwikkelen, intrekken engevangen worden kunnen ontstaan als personen in delaadruimte stappen, terwijl de aandrijving nog loopt.LEVENSGEVAAR!Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegen wegrollen,voordat de opening in de zijwand wordt geopend en u de laadruimtebetreed.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Deur in de zijwand (1) openen:2.1 Houdt de zwenkbare trap (2) met delinkerhand vast.2.2 Zwenk de vergrendeling (3) naarboven.→Trap en deur in de zijwand zijnontgrendeld.2.3 Klap de trap uit.2.4 Open de deur die toegang geeft tot delaadruimte.3. Maak gebruik van de handgreep (4), als uin de laadruimte wilt stappen.4. Deur in de zijwand sluiten:4.1 Zwenk de vergrendeling naar boven.4.2 Verlaat de laadruimte en sluit de deur.4.3 Klap de trap omhoog.4.4 Zwenk de vergrendeling naarachteren, zodat deze veilig achter hetvergrendelingpunt (5) grijpt.→Trap en deur in de zijwand zijn in detransportstand vergrendeld.Fig. 69<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 143


Machine in gebruik nemen6.5 Opzetprofielen, touwen en kleed op de laadruimte monterenGEVAARGevaar voor elektrocutie of verbrandingen, veroorzaakt doorongecontroleerd aanraken van bovengrondse elektrischehoogspanningsleidingen of door het ongecontroleerd benaderenvan onder hoge spanning staande bovengrondse leidingen!Bevestig de buis zodanig op de zijwanden, dat een maximalemachine hoogte van 4 m niet wordt overschreden.Voor het monteren van de opzetprofielen, de touwen en het kleed zijntwee personen nodig.Fig. 701a. Beveilig de machine tegen wegrollen, als demachine niet achter de trekker isgekoppeld.1b. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen, alsde trekker en de machine gekoppeld zijn.Let op hiertoe het hoofdstuk "Trekker enmachine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen beveiligen", pagina 142.2. Klim via de instapopening in de laadruimte.Let op hiertoe het hoofdstuk "In delaadruimte klimmen", pagina 143.3. Verwijder de transportbeveiliging in de klep(1).4. Verbindt beide hydraulische cilinders (2)van het voorhek met de klep.5. Schroef de beugel (3) zodanig aan deopbouwsteunen (4), dat de maximalemachinehoogte van 4 m niet wordtoverschreden.6. Schroef de opzetprofielen (5) op deopbouwdrager (6).7. Schroef de beide opbouwpunten (7) voor opde opbouwdrager.144 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen8. Leidt het touw (1) door een gat (2) in deklep (3).9. Trek het touw door het oog (4).Fig. 7110. Trek het touw van onderen af door het oogaan de middelste opbouwbeugel.Fig. 7211. Hang de haak van de spanner aan deachterste beugel of aan het kleed.12. Buig de haak dicht. Zo verhindert u dat hettouw losschiet.Fig. 736.5.1 Extra werkzaamheden bij machines met doseerwalsen1. Monteer de verbindingsbuis (1) tussen deopzetprofielen (2).2. Leg het frame voor het kleed (3) alsafgebeeld op de opzetprofielen.3. Steek de buis (4) door het frame voor hetkleed, door het folie (5) en de houders (6)van de achterwand.4. Borg de buis aan beide einden (7) metsplitpennen.Fig. 74<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 145


Machine in gebruik nemen5. Verbindt de bijliggende bussen alsgeleidingsbegrenzing met de opzetprofielen(1).6. Breng de oogbouten aan en hang de verenin het kettinglid en in de oogbouten (2).7. Span de veren met de oogbouten.Fig. 756.6 ISOBUS-terminal op de trekker monteren1. Bevestig de bedieningskast (1) in het zichten binnen handbereik, rechts van debestuurder in de cabine.2. Verbindt de signaalstekker (2) van deISOBUS-terminal met de signaalstekkerdoos(3) van de mobiele kabelboom.3. Steek de 3-polige stekker (4) (DIN 9680)van de mobiele kabelboom in de 3-poligestekkerdoos van de trekker.(Klem 15/30 = <strong>Plus</strong>; Klem 31 = Min)4. Steek de ISO-stekkerdoos (5) van demobiele kabelboom in de ISO-stekker vande boordcomputer op de machine.Fig. 76• Neem de stroom niet af van deverlichtingsstekkerdoos.• Breng een 3-polige stekkerdoosaan, als deze nog niet op detrekker aanwezig is. Eendergelijke set is na te leverendoor ons.• U hebt een constantestroomverzorging van 12 Vnodig. De 3-polige stekkerdoosmoet tenminste met een 25-Azekeringzijn beveiligd.• De toevoerleiding voor de 3-polige stekkerdoos moettenminste een kabeldoorsnedevan 4 mm² hebben.146 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6.7 Aanbouwhoogte van de knikdissel aanpassenDe aanbouwhoogte van de knikdissel aanpassen aan de hoogte vande betreffende trekker, zodanig dat de neergelaten pick-up trommelzich aan bodemoneffenheden correct kan aanpassen. Alleen als deaanbouwhoogte van de knikdissel correct is aangepast wordt eenoptimale opname van het product bereikt.WAARSCHUWINGGevaren door beklemming, intrekken, vangen en stoten ontstaanvoor personen, als de aangekoppelde machine ongecontroleerdlos raakt van de trekker!De aanbouwhoogte van de knikdissel mag alleen in eenvakwerkplaats worden veranderd.WAARSCHUWINGGevaren door beklemming, intrekken, vangen en stoten bij hetaanpassen van de aanbouwhoogte van de knikdissel doorongecontroleerd starten en ongecontroleerd wegrollen van detrekker met de aangekoppelde machine!Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen, voordat u de ruimte tussen de trekker en de machinebetreed om de aanbouwhoogte aan te passen.WAARSCHUWINGGevaren door beklemming, intrekken, vangen en stoten ontstaanvoor omstanders, als de aangekoppelde machineongecontroleerd los komt van de trekker, omdat het trekoog ende koppelingspen zijn versleten!Controleer of er tussen het trekoog en de koppelingspen voldoendevrije ruimte is, als de knikdissel wordt geheven.De afstandmaat X moet 1180 mm tussen degrond en het machineframe bedragen, als demachine met neergelaten knikdissel aan detrekker is gekoppeld.De aanbouwhoogte tussen de knikdissel en hetmachineframe moet met de spindels in dehydraulische cilinders van de knikdissel wordenversteld, als de werkelijke afstandmaat X niet1180 mm bedraagt.Fig. 77<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 147


Machine in gebruik nemen1. Zet de trekker en de aangekoppeldemachine op een vlakke ondergrond.4212. Laat de knikdissel zakken. Trek daarvoorde hydraulische cilinder van de knikdisselhelemaal in.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.34. Draai de contramoer (2) van dedraadspindel (3) los.Fig. 785. Verdraai de plunjerstang (4) van de beidehydraulische cilinders afwisselend in degewenste richting.Afstandmaat X vergroten = plunjerstangmet de wijzers van de klok meedraaienAfstandmaat X verkleinen = plunjerstangtegen de wijzers van de klok indraaienVerstel de beide draadspindelsgelijkmatig.6. Draai de contramoeren van dedraadspindels weer aan.7. Start de trekkermotor.8. Hef de knikdissel geheel op.9. Controleer, of er voldoende vrije ruimte istussen het trekoog en de koppelingspen.De koppelingspen mag niet in de boring vanhet trekoog wringen.Verander de hoogte van de koppeling op detrekker, als de koppelingspen in de boringvan het trekoog wringt.10. Controleer, of de vrije ruimte rondom deaftakas in alle bedrijfstoestanden voldoendeis. Te weinig ruimte leidt tot beschadigingenvan de aftakas.Fig. 79148 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6.8 Lengte van de aftakas op de trekker aanpassen (Vakwerkplaatswerkzaamheden)WAARSCHUWINGGevaar door intrekken en beet gepakt worden door een foutiefmonteren van de aftakas of door ontoelaatbare constructieveverandering hieraan!Verandering aan de constructie rond de aftakas mogen alleen in eenvakwerkplaats worden uitgevoerd, slechts met toestemming van defabrikant van de machine. Hierbij ook de meegeleverdegebruikershandleiding van de fabrikant van de aftakas opvolgen.Het aanpassen van de lengte van de aftakas is toegestaan mitsrekening wordt gehouden met de eis die aan de kleinste overlappingvan de profielbuizen wordt gesteld.Niet toegestaan zijn veranderingen aan de aftakas, als deze niet in demeegeleverde gebruikershandleiding van de aftakassenfabrikantstaan beschreven.WAARSCHUWINGGevaren door beschadigde en/of vervormde, wegvliegendeonderdelen ontstaan, als de aftakas bij het maken van bochtenstuikt, terwijl de lengte van de aftakas ondeskundig isaangepast!Laat de lengte van de aftakas in alle bedrijfstoestanden door eenvakwerkplaats controleren en eventueel aanpassen, voordat u deaftakas voor de eerste keer op uw trekker aansluit.Zo vermijdt u dat de aftakas opstuikt of onvoldoende overlapping vande profielbuizen heeft.WAARSCHUWINGVerwondingrisico ontstaat, als de trekker en de aangekoppeldemachine ongecontroleerd wegrollen!Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen, voordat u begint met het aanpassen van de aftakas in degevarenzone tussen de trekker en de aangekoppelde machine.• De kortste bedrijfsstand van de aftakas wordt bereikt bij hetmaken van een enge bocht. De langste bedrijfsstand van deaftakas wordt bereikt als de knikdissel in de hoogste stand wordtgebruikt.• De aanpassing van de lengte geldt alleen voor de combinatievan de op het moment van aanpassen gebruikte trekker en demachine. Als de machine achter een andere trekker wordtgebruikt, moet de lengte van de aftakas opnieuw wordenaangepast of tenminste worden gecontroleerd of deze lengtejuist is.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 149


Machine in gebruik nemenMontageaanwijzingen voor de vakwerkplaats:1. Koppel de machine achter de trekker (Aftakas nietaankoppelen).2. Neem de kortste bedrijfsstand voor de aftakas aan.3. Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en wegrollen,voordat de gevarenzone tussen trekker en machine wordtbetreden.4. Trek de beide aftakashelften uit elkaar.5. Schuif de aftakashelft waar het trekkersymbool op staat aan opde aftakas van de trekker, tot de sluiting merkbaar in deuitsparing valt.6. Schuif de andere aftakashelft op de profiel-as van demachineaandrijfas, tot de sluiting merkbaar in de uitsparing valt.7. Houdt u tijdens het bepalen van de lengte en het inkorten van deaftakas aan de aanwijzingen in de meegeleverdegebruikershandleiding van de aftakassenfabrikant.8. Steek de ingekorte helften weer in elkaar.9. Vet de trekker-aftakas en de profiel-as van de machineaandrijfasin, voordat u de aftakas aankoppelt.150 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen6.9 Zijafvoerband monteren / demonterenOm de zijafvoerband te monteren / demonteren zijn twee personennodig.6.9.1 Zijafvoerband monteren1. Koppel trekker en machine.2. Controleer, of de achterklep volledig isgesloten. Zo niet, dan moet de achterklepalsnog volledig worden gesloten.3. Laat de knikdissel geheel zakken.4. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.5. Richt de verlichtingsbalk (1) ten opzichtevan de achterklep (2) uit:5.1 Hef de verlichtingsbalk (1) op.5.2 Trek de pen (3) tot aan de aanslag uit.5.3 Kip de verlichtingsbalk (1) naarachteren.5.4 Positioneer de verlichtingsbalk (1) viade steekpennen (3) in het achterstesleutelgatprofiel (4).5.5 Druk de verlichtingsbalk (1) weer naarbeneden.Fig. 806. Ontkoppel de achterklep uit de sluitstand:6.1 Houdt de achterklep altijd met eenhand vast, terwijl u de beide pennen(5) verwijderd.6.2 Ontkoppel en verwijder de beidepennen (5).→ De achterklep zwenkt naar beneden /naar achteren weg (Fig. 81).<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 151


Machine in gebruik nemen7. Beide pennen (5) in de bovenste boringenvan de zijsteunen (6) steken en borgen.→ De achterklep kan zo niet naar vorenzwenken.8. Bevestig beide opnamepunten (7) in devoorste boringen (8).9. Verwijder beide pennen (9) uit elkopneempunt (10).10. Steek aan de voorzijde van dezijafvoerband een buis (11) in.11. Hef de zijafvoerband met deze buizen enzet de zijafvoerband op de looprollen.12. Rol de zijafvoerband onder debodemketting, zodanig dat de koppeldelen(10) de zijafvoerband kunnen opnemen.13. Hef de zijafvoerband in de opneempunten.14. Borg de zijafvoerband in elk opneempunt(10) met beide pennen (9).15. Steek de buizen (11) onder in dezijafvoerband.16. Verwijder de pennen uit de haken (12).Fig. 8117. Zwenk de zijafvoerband omhoog (Fig. 82).18. Leg de zijafvoerband aan beide zijden in deopnamehaken (12).19. Schuif de buizen (11) in de zijafvoerband.20. Steek de pennen (13) in elke opnamehaak(12).→ Zijafvoerband en buizen zijn geborgd.Fig. 82152 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine in gebruik nemen21. Sluit de hydraulische slangleidingen (14)van de hydro-motor (15) op de betreffendekoppelingen aan (16).22. Sluit de kogelblokkeerkraan (17), om deachterklep tegen ongecontroleerd openente beveiligen.Het openen van de achterklep, als eenzijafvoerband is gemonteerd, leidt totbeschadigingen aan de achterklep en aande zijafvoerband.23. Activeer de zijafvoerband op de ISOBUSterminal.Lees hiervoor het hoofdstuk"Zijafvoerband activeren / deactiveren",pagina 90.→De zijafvoerband is gereed voor gebruik enwordt via de ISOBUS-terminal bediend.Fig. 836.10 Functies van de machine controlerenControleer de functies van de machine voor het voor de eerste keer ingebruik nemen van de machine en elke keer voordat opnieuw met hetwerken met de machine wordt begonnen:1. Koppel de machine achter de trekker.2. Smeer de machine en de aftakas geheel door. Let op hiertoe hethoofdstuk "Machine smeren", pagina 185.3. Controleer het oliepeil in de verschillende aandrijfkastenregelmatig. Let op hiertoe het hoofdstuk "Oliepeil controleren",pagina 188.4. Controleer alle functies van de machine, voordat u begint methet voor de eerste keer laden:4.1 Pick-up laten zakken en heffen.4.2 Achterklep openen en sluiten.4.3 Werking van de reminrichting testen.5. Controleer de ingestelde rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling. Lees hiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling controleren", pagina 121.6.11 In gebruik nemen na een langere periode van stilstand6.11.1 Slipkoppeling van de pick-up laten in-slippenU moet de slipkoppeling van de pick-up laten in-slippen voordat demachine voor de eerste keer wordt gebruikt en na een langereperiode van stilstand. Zie hiervoor hoofdstuk "Machine onderhoudenen verzorgen", pagina 194.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 153


Machine aan- en afkoppelen7 Machine aan- en afkoppelen• Houdt u tijdens het aan- en afkoppelen van de machinebovendien het hoofdstuk "Fundamenteleveiligheidsaanwijzingen", pagina 35.• Controleer de machine elke keer tijdens het aan- of afkoppelenop zichtbare gebreken. Let hiertoe op het hoofdstuk"Verplichting van het bedienend personeel", pagina 31.WAARSCHUWINGVerwondingrisico ontstaat, als bij het aan- en afkoppelen van demachine, de trekker en de machine ongecontroleerd starten enwegrollen!Beveilig de machine tegen ongecontroleerd starten en wegrollen,voordat de gevarenzone tussen trekker en machine wordt betredenom aan- of af te koppelen.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 142.7.1 Machine aankoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door oneigenlijk gebruik van de trekker kanontstaan, als door de aangekoppelde machine onvoldoendestabiliteit of ontoereikende stuur- en remcapaciteit van detrekker optreden!De machine mag alleen worden aangekoppeld aan trekkers diehiervoor geschikt zijn. Let op het hoofdstuk "Controleren of de trekkergeschikt is", pagina 138.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en de kans om omgestoten te worden,ontstaat als personen tijdens het aan-/ en afkoppelen van demachine, tussen de trekker en de machine staan!Verwijder personen uit het gevarenbereik tussen de trekker en demachine, voordat u naar de machine rijdt.Aanwezige helpers mogen slechts voor het geven van aanwijzingennaast de trekker en de machine staan. Als trekker en machinestilstaan, mag de gevarenzone tussen trekker en machine pasworden betreden.WAARSCHUWINGEr ontstaan grote risico´s voor beklemming, intrekken,meegepakt worden, omgestoten worden, als de machineonverwacht los raakt van de trekker!• Let op de maximaal toegestane oplegdruk, aanhang- en asbelastingenvan de trekker.• Gebruik en beveilig de voorgeschreven inrichtingen voor hetverbinden van trekker en machine volgens de voorschriften.154 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine aan- en afkoppelenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als de energieverzorgingtussen de trekker en de machine uitvalt!Let bij het aankoppelen van de verzorgingsleidingen op het verloopvan de verzorgingsleidingen. De verzorgingsleidingen:• moeten alle bewegingen tijdens het maken van bochten zonderspanning, knikken of wrijven kunnen maken,• mogen niet langs machinedelen schuren.Alleen bij Load-Sensing-hydraulieksysteem:• Controleer de juiste instelling van de drukevenaar. Let op hiertoehet hoofdstuk "Load-Sensing-hydraulieksysteem met Load-Sensing-stuurleiding", pagina 103.οοBlokkeer de drukevenaar in het electro-hydraulischeventielenblok, als de hydrauliekaansluiting "Voorloop(Druk)" direct op de hydraulische pomp van de trekker isaangesloten.Open de drukevenaar op het elektro-hydraulischeventielenblok, als de hydraulische aansluiting "Voorloop(Druk)" op een stuurventiel van de trekker is aangesloten.1. Beveilig de machine tegen wegrollen. Let op hiertoe hethoofdstuk "Trekker en machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen beveiligen", pagina 142.2. Controleer de machine bij het aankoppelen op zichtbaregebreken. Let hierbij op het hoofdstuk "Verplichting van hetbedienend personeel", pagina 31.3. Koppel de trekdissel aan. Let op hiertoe het hoofdstuk"Trekdissel aankoppelen", pagina 110.4. Koppel de hydraulische aansluitingen aan. Let op hiertoe hethoofdstuk "Hydraulische slangen aankoppelen", pagina 107.5. Sluit de reminrichting aan. Let op hiertoe het hoofdstuk "Rem- envoorraadleiding aankoppelen", pagina 131.6. Koppel de aftakas aan. Let op hiertoe het hoofdstuk "Aftakasaankoppelen", pagina 118.7. Sluit de verlichting aan.8. Koppel de ISOBUS-terminal aan. Let op hiertoe het hoofdstuk"ISOBUS-terminal op de trekker monteren", pagina 146.9. Geef de parkeerrem vrij. Let op hiertoe het hoofdstuk"Parkeerrem", pagina 134.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 155


Machine aan- en afkoppelen7.2 Machine afkoppelenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemming, snijden, beetgepakt,ingetrokken of omgestoten worden, ontstaan door onvoldoendestabiliteit van de afgekoppelde machine!• Koppel de ontladen machine af op een vaste, vlakkeondergrond.• Beveilig de machine tegen wegrollen.Let er op, dat tijdens het afkoppelen van de machine zoveel vrijeruimte overblijft, dat voor het opnieuw aankoppelen voldoendemanoeuvreerruimte overblijft.1. Beveilig de machine tegen wegrollen. Let op hiertoe hethoofdstuk "Trekker en machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen beveiligen", pagina 142.2. Controleer de machine bij het aankoppelen op zichtbaregebreken. Let hierbij op het hoofdstuk "Verplichting van hetbedienend personeel", pagina 31.3. Koppel de trekdissel af. Let op hiertoe het hoofdstuk "Trekdisselafkoppelen", pagina 112.4. Koppel de hydraulische aansluitingen af. Let op hiertoe hethoofdstuk "Hydraulische slangen afkoppelen", pagina 107.5. Koppel de reminstallatie af. Lees hiervoor het hoofdstuk "Remenvoorraadleiding afkoppelen", pagina 133.6. Koppel de aftakas af. Let op hiertoe het hoofdstuk "Aftakasafkoppelen", pagina 119.7. Koppel de verlichting af.8. Koppel de ISOBUS-terminal af. Let op hiertoe het hoofdstuk"ISOBUS-terminal op de trekker monteren", pagina 146.9. Rijdt de trekker vooruit.156 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Instellingen8 InstellingenVolg bij het instellen bovendien de aanwijzingen op in hoofdstuk:• "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 35,• "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 47.Het navolgen van deze aanwijzingen dient uw veiligheid.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemming, snijden, beetgepakt,ingetrokken of omgestoten worden, ontstaan kunnen ontstaanbij het afstellen van de machine:• door ongecontroleerd verrollen van een niet beveiligdemachine, als de machine niet op de trekker isaangekoppeld,• als de machineaandrijving niet is uitgeschakeld,• als ongecontroleerd hydraulische functies wordenuitgevoerd, toebehoren of delen van de machine wordenaangedreven, terwijl de machine aan de trekker isgekoppeld terwijl de trekkermotor draait,• als de trekkermotor ongecontroleerd wordt gestart,• als de trekker en de machine ongecontroleerd wegrollen,• als geheven machinedelen ongecontroleerd zakken!• Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen, voordat u de trekker en de aangekoppeldemachine gaat instellen.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 142.• Wacht tot de trekker en de machine geheel stilstaan, voordat degevarenzone rond de combinatie wordt betreden.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 157


Instellingen8.1 Pick-up8.1.1 WerkhoogteHet te laden gewas en de bodemomstandigheden bepalen dewerkhoogte van de pick-up.Stel de werkhoogte van de pick-up via de beide tastwielen gelijkmatighoog in. De pick-up tanden mogen niet door de grond krabben. Deafstand tussen de pick-up tanden en de grond moet ca 10-20 mmbedragen.1. Hef de pick-up (1).2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Verwijder de onderste trekkersplitpen vande pick-up spindel (3).4. Houdt met 1 hand de draagbuis (4) van hettastwiel (2) omhoog, terwijl u met de anderehand de gatenstrip (5) in de gewensteboring (6) hangt.5. Zet de pick-up spindel vast met de verendetrekkersplitpen.Via de gatenpatronen (6) in de strip (5)vindt een voorinstelling plaats en metde spindels (7) de fijn-instelling van dewerkhoogte van de pick-up.• Onderste boring = grootstewerkhoogte van de pick-up• Bovenste boring = kleinstewerkhoogte van de pick-up• Spindel uitgedraaid = grootstewerkhoogte van de pick-up• Spindel ingedraait = kleinstewerkhoogte van de pick-upFig. 847654158 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Instellingen8.1.1.1 Extra-tastwielen instellenWAARSCHUWING • Verwondingrisico voor de onderste ledematen ontstaan bijhet laten zakken van de pick-up!• Gevaar voor beklemt raken ontstaat bij het laten zakken vande pick-up, tussen de bewegend pick-up trommel en destarre achterwand van het invoerkanaal!• Risico voor kwetsen van vingers en handen ontstaan bij hetheffen van de pick-up tussen de draagarm van de tastwielenen het frame van de extra-tastwielen!Verwijder personen uit het gevarenbereik van de pick-up, voordat ude pick-up laat zaken / heffen.1. Stel daarna de werkhoogte van de pick-upvia de linker en rechter pick-up spindel (1)in.2. Laat de tastwielen (2) van de pick-up opeen vaste, vlakke ondergrond zakken.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Stel de hoogte van de extra-tastwielen (3)via de linker- en rechter strip met gaten (4)zo in, dat de tastwielen (2) de grootste lastdragen.Hiervoor moet het frame (5) van de extratastwielenmet de linker- of rechtergatenstrip (4) op gelijke hoogte of iets hogerworden ingesteld als de tastwielen (2).4.1 Verwijder de pen (6).4.2 Houdt met één hand het frame (5) inde gewenste stand, terwijl met deandere hand, de gatenstrip (4) in degewenste boring (7) wordt bevestigd.4.3 Zet de gatenstrip met de pen weervast.Fig. 85Met de boringen (7) van de gatenstrip(4) vindt de hoogte-instelling van deextra-tastwielen plaats:• Onderste boring = Extratastwielennemen meer druk op,• Bovenste boring = Extratastwielennemen minder drukop.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 159


Instellingen8.1.2 Tegenhouder met geleiderolDe vorm van het zwad bepaald de afstand tussen de pick-up en detegenhouder / geleiderol.WAARSCHUWINGGevaar om in de draaiende pick-up te worden getrokken!Het is verboden de machine zonder tegenhouder en geleiderol tegebruiken (Fig. 86/1). Tegenhouder en geleiderol dienen te gelijkertijdals bescherming.VOORZICHTIGVerwondingrisico voor beklemd raken en scharnierende delentussen de pick-up en de draagarmen voor de tegenhouder engeleiderol!Verwijder personen uit het zwenkbereik van de draagarmen voor detegenhouder en geleiderol, voordat u de afstand tussen de pick-up ende tegenhouder / geleiderol instelt.De geleiderol (2) moet licht lopen, om de tegenhouder goed tegeleiden.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Verwijder personen uit het zwenkbereik vande draagarmen (3) voor de tegenhouder engeleiderol, voordat u de afstand tussen depick-up en de tegenhouder / geleiderolinstelt.3. Stel de gewenste afstand tussen de pick-upen de tegenhouder / geleiderol in met hetveranderen van de lengte van de ketting.• Grote zwaden = grote afstand tussenpick-up en tegenhouder / geleiderol.Als de afstand te klein is, wordt hetopnemen van het zwad gehinderd.• Kleine zwaden = kleine afstand tussenpick-up en tegenhouder / geleiderol.Als de afstand te groot is, wordt hetzwad niet netjes opgenomen.231Fig. 868.2 SnijlengteHet aantal van de ingebouwde snijmessen bepaald de snijlengte vanhet product. 45 resp. 41 snijmessen op gelijke hoogte zorgen vooreen snijlengte van 35 resp. 39 mm. Voor het in- en uitbouwen van demessen, zie hoofdstuk "Snijmessen in- en uitbouwen", pagina 201.160 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machine9 Gebruik van de machineLet bij het gebruiken van de machine op bovendien de aanwijzingenin hoofdstuk:• "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 31,• "Kwalificatie van personen", pagina 32,• "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 35,• "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 47.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door te worden vastgegrepen, wikkelen engevaar door weggeslingerde vreemde voorwerpen in degevarenzone rond een aangedreven aftakas!• Controleer telkens voor het gebruik van de machine of debescherming van de aftakas in orde is en of deze juistfunctioneert.Laat beschadigde veiligheid- en bescherminrichtingen van eenaftakas onmiddellijk door een vakwerkplaats vervangen.• Controleer of de beschermbuizen van de aftakas met debetreffende ketting, tegen meedraaien zijn beveiligd.• Houdt een voldoende veilige afstand aan tot een aangedrevenaftakas.• Verwijder personen uit de gevarenzone rond een aangedrevenaftakas.• Zet bij gevaar de trekkermotor onmiddellijk stil.WAARSCHUWINGVerwondingrisico: ingetrokken gevangen te worden ontstaat alstijdens het gebruik van de machine, aandrijfelementenonbeschermd zijn!• De machine alleen gebruiken als alle beschermingen zijnaangebracht en zijn gesloten.• Het is verboden beschermkappen te openen:ο terwijl de machine wordt aangedreven,ο zolang de trekkermotor terwijl de aftakas / hydraulischeinstallatie zijn aangesloten,ο als de contactsleutel in het contactslot is en detrekkermotor ongecontroleerd kan worden gestart, terwijl deaftakas / hydraulische installatie zijn aangesloten,ο als de trekker en de machine niet met de handrem en / ofmet wielblokken tegen ongecontroleerd wegrollen isbeveiligd.Sluit alle beschermkappen, voordat u de machine aandrijft.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 161


Gebruik van de machineWAARSCHUWINGGevaar door verzaken van machinedelen kan ontstaan, als demachine met een ontoelaatbaar hoog aandrijftoerental wordtaangedreven!Controleer het toegestane maximale aandrijftoerental voor demachine, voordat de trekker-aftakas wordt ingeschakeld.VOORZICHTIGGevaar door verzaken van machinedelen kan ontstaan als deslipkoppeling in werking treed!Schakel de aftakasaandrijving onmiddellijk uit, als de slipkoppeling inwerking treedt.Zo voorkomt u verdere beschadiging of schade aan de slipkoppeling.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten door onvoldoendestabiliteit of omkiepen van de trekker/machine!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde / aangehangen machine altijd onder controle heeft:• Houdt rekening met uw persoonlijke vaardigheden, de rijbaan-,bochten-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, derijeigenschappen van de trekker, als ook de invloed van deaangekoppelde machine.• Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!).VOORZICHTIGGevaren door functie-weigeren van componenten kunnenontstaan, als met de machine wordt gereden, terwijl de lift-as isgeheven (alleen mogelijk bij een Tridem-onderstel)!Het is verboden met de machine te rijden, terwijl de lift-as is gehevenen de machine is beladen.Laat de lift-as altijd geheel zakken, voordat de machine wordtgeladen.WAARSCHUWINGVerwondingrisico, beklemmen en scharen bij een aangedrevenbodemketting!• Houdt een voldoende veilige afstand tot de bodemketting,zolang de trekkermotor draait en de aftakas / hydraulischeinstallatie zijn aangesloten.• Let er op dat andere personen een voldoende veilige afstandhouden tot een aangedreven bodemketting.Om de individuele hydraulische functies uit te kunnen voeren, is eenconstante oliestroom tussen de trekker en de machine nodig.162 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machineControleer de machine dagelijks op in het oog springendebeschadigingen/afwijkingen.Zichtbare gebreken direct verhelpen of laten verhelpen.Reinig de snij-inrichting dagelijks, speciaal de houders van demessen en de messen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 163


Gebruik van de machine9.1 Machine laden en lossen9.1.1 Machine ladenWAARSCHUWING • Verwondingrisico voor de onderste ledematen ontstaan bijhet laten zakken van de pick-up!• Gevaar voor beklemt raken ontstaat bij het laten zakken vande pick-up, tussen de bewegend pick-up trommel en destarre achterwand van het invoerkanaal!• Risico voor kwetsen van vingers en handen ontstaan bij hetheffen van de pick-up tussen de draagarm van de tastwielenen het frame van de extra-tastwielen!Verwijder personen uit het gevarenbereik van de pick-up, voordat ude pick-up laat zaken / heffen.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemd raken, wikkelen, ingetrokkenworden en vastgegrepen worden bestaan in het gebied rond debewegende delen van de pick-up!Verwijder personen uit de gevarenzone rond de pick-up, voordat u deaandrijving van de pick-up inschakelt.WAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemd raken en scharnierende delentussen de pick-up en de draagramen voor de kortgewasplaat engeleiderol!Verwijder personen uit het zwenkbereik van de pick-up, voordat u depick-up heft.WAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!• Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Voorwaarden voor hetgebruik van trekkers met starre-disselaanhangers", pagina 139.• Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machineen op de max. asbelasting van de trekker en op de max.oplegdruk van het trekpunt. Rij desnoods met een gedeeltelijkgevulde machine.VOORZICHTIGGevaar door verzaken van machinedelen kan ontstaan, als er bijhet heffen van de pick-up nog materiaal in het invoerkanaalbevindt!Hef de pick-up alleen als er geen materiaal in het invoerkanaal meeraanwezig is.164 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machine• De zwaden moeten gelijkmatig gevormd zijn en losjes.• Scherpe snijmessen:ο reduceren de benodigde kracht voor het aandrijven van derotorinvoer,ο reduceren de slijtage aan de rotorinvoer,ο Verhogen de levensduur van het invoeraggregaat.Controleer:• de machine dagelijks op in het oog lopende gebrekencontroleren.ο Zichtbare gebreken direct verhelpen of laten verhelpen.• dagelijks de scherpte van de messen controleren.ο Stompe messen omdraaien (indien nog mogelijk) slijpen.Voordat met het laden wordt begonnen, moet u:• de ingestelde werkhoogte van de pick-up controleren eneventueel corrigeren. Zie hiervoor pagina 158.• de ingestelde afstand tussen pick-up en kortgewasplaat / looprolcontroleren en eventueel corrigeren. Zie hiervoor pagina 160.• controleren of de gewenste snijlengte met het aantal geplaatstemessen wordt bereikt. Zie hiervoor pagina 160.Houdt u zich tijdens het laden van de machine onvoorwaardelijk aande volgende aanwijzingen:• Hef de pick-up alleen als het invoerkanaal leeg is.• Verminder het motortoerental van de trekker bij het maken vanbochten.• Schakel de aftakas uit en hef de pick-up bij het maken vannauwe bochten.• Voorkom een ongelijkmatige belading van de machine.Ongelijkmatig beladen kan tot overbelasting van de trekdisselleiden.• Schakel de laadautomaat in om een gelijkmatige belading vande laadruimte te verkrijgen of schakel telkens de bodemkettingvoor een korte tijd in.De laadautomaat:ο hoeft maar één keer ingeschakeld te worden,οοwordt automatisch gedeactiveerd, als de ISOBUS-terminalhet akoestische (Claxon) en optische signaal "Wagen isvol" geeft,wordt automatisch geactiveerd, als de machine leeg is ende pick-up de volgende keer neergelaten wordt,ο blijft zolang ingeschakeld, tot de functie handmatig wordtuitgeschakeld.• Kies den gewenste / benodigde beladingsgraad van het productin de laadruimte.• Let tijdens het laden op de optische en akoestische signalen van<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 165


Gebruik van de machinede des ISOBUS-terminal.• Let op de maximaal toegestane belading van de machine.1. Druk op de toets , om de straatmodus op het veld uit teschakelen.2. Druk op de toets , om de laadautomaat in te schakelen(slechts eenmaal nodig).3. Pas eventueel de gewenste / benodigde beladingsgraad van hetproduct in de laadruimte op het product aan. Let op hiertoe hethoofdstuk "Beladingsgraad van het product in de laadruimtevoorkiezen", pagina 90.4. Verwijder personen uit de gevarenzone rond de knikdissel / pickup.5. Druk op de toets , om de knikdissel eventueel te latenzakken.6. Druk op de toets , om de pick-up te laten zakken.7. Schakel de aftakas (1000 min -1 ) van de trekker in.8. Beginnen met het laden. Kies een rijsnelheid al naar gelang dezwadvorm en de snijlengte.9. Als de machine vol is, geeft de ISOBUS-terminal een akoestisch(Claxon) en optisch signaal "Machine is vol".→ De laadautomaat wordt gedeactiveerd en de automatischeaandrijving van de bodemketting wordt uitgeschakeld.Machine zonder doseerwalsen:9.1 U mag nu nog verder laden en de bodemkettingaandrijvinghandmatig nog maximaal 3 keer 2 seconden via de toetsinschakelen.Stoppen het laden tenminste, nadat de claxontoon voor dederde keer klinkt.166 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machineMachine met doseerwalsen:9.1 U mag de voorste ruimte in de machine nog navullen.10. Stop het laden en laat de aftakas nog zolang door draaien, tot ergeen materiaal meer in het invoerkanaal is.11. Schakel de aftakas op de trekker uit.12. Druk de toets , om de pick-up te heffen.13. Druk de toets , om de straatmodus voor transportrittenover de weg in te schakelen.Verdere uitleg over de ISOBUS-terminal vindt u in het hoofdstuk"ISOBUS-aansturing / ISOBUS-terminal", pagina 72.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 167


Gebruik van de machine9.1.1.1 Verstoppingen / blokkeringen van de pick-up en de rotorinvoer verhelpen1. Zwenk de snij-inrichting uit het invoerkanaal.2. Schakel de aftakas met een laag trekkermotortoerentalvoorzichtig in.→ De rotorinvoer brengt het product, inclusief het vreemdevoorwerp zonder weerstand van de snijmessen in de laadruimte.3. Zwenk de snij-inrichting weer in het invoerkanaal, als deverstopping/blokkering is opgeheven.• U moet de verstopping/blokkering handmatig verwijderen, als deverstopping/blokkering niet vanaf de bestuurderszitplaats is op teheffen.• De snij-inrichting alleen inzwenken als de invoerrotor draait.9.1.1.2 Verstoppingen / blokkeringen aan de pick-up en van de invoerrotor kunnen niet vanafde bestuurderszitplaats worden verholpenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties ontstaan, als de pick-up ongecontroleerdwordt aangedreven, terwijl een persoon handmatig probeert eenverstopping op te heffen!Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen, voordat verstoppingen / blokkeringen, handmatig wordenverholpen.1. Schakel de aftakas uit.2. Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd startenen wegrollen.3. Verhelp de verstoppingen / blokkeringen.168 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machine9.1.2 Machine lossenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door beklemd raken, omgestoten te worden,beetgepakt te worden ontstaan tijdens het openen of sluiten vande achterklep!Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep, voordat detoets , of worden ingedrukt.• Hef de pick-up helemaal op.• Blokkeer de bestuurbare as.• Hef de knikdissel zo ver, dat de pick-up bij het op de kuil rijdenen het verdelen van de lading, voldoende vrijheid heeft.Bij een onvoldoende bodemvrijheid kunnen de draagarmen vande pick-up verbuigen.9.1.2.1 Wagen zonder doseerwalsen1. Druk op de toets , om de straatmodus uit te schakelen.2. Druk zo lang op de toets , tot de pick-up genoegbodemvrijheid heeft.Hierdoor worden de volgende functies automatisch na elkaaruitgevoerd:2.1 Bestuurbare as blokkeren.2.2 Knikdissel heffen.3. Rijden over de silo.4. Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep, voordatde toetswordt ingedrukt.5. Druk kort op de toets als u zich op de silo bevindt.Hierdoor worden de volgende functies automatisch na elkaaruitgevoerd:5.1 Achterklep open.5.2 Bodemketting inschakelen, als de achterklep de eindstandbereikt.6. Begin te rijden en kies een rijsnelheid die past bij de gewensteafgiftehoogte van het product.Als u in etappes wilt lossen, kunt u de aandrijving van debodemketting door op de toetste drukken, naar believenuit- en weer inschakelen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 169


Gebruik van de machine• De snelheid van de bodemketting kan tijdens het lossen, met detoetsen en of worden veranderd.Om de bodemkettingsnelheid te veranderen, moet u de toetseenmaal en de toetsen of eventueelmeerdere malen snel na elkaar indrukken.• Druk de toets , als u de knikdissel tijdens het lossen opde silo weer wilt laten zakken.7. Druk op de toets , als u de aandrijfsnelheid van debodemketting wilt verdubbelen om de rest uit de laadruimte telossen.8. Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep, voordatde klep wordt gesloten.9. Druk op de toets , om de achterklep te sluiten.→ Hierdoor worden de losmodi "A I" en "A II" gedeactiveerd en deaandrijving voor de bodemketting schakelt automatisch uit.10. Rij van de silo af.11. Druk op de toets , om de knikdissel te laten zakken.Als disselvering aanwezig is, de knikdissel zo ver laten zakken,tot de hydraulische cilinders nog ca. 20 mm uitgeschoven zijn.12. Druk op de toets , om de straatmodus bij transportritten inte schakelen.Nadere uitleg over de ISOBUS-terminal vindt u in het hoofdstuk"ISOBUS-aansturing / ISOBUS-terminal", pagina 72.170 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machine9.1.2.2 Machine met doseerwalsenWAARSCHUWINGGevaar om te worden ingetrokken of te worden gevangenontstaat tijdens het openen en sluiten van de achterwand entijdens het lossen van de machine in het bereik van aangedrevendoseerwalsen!Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep, voordat ude toetsen , of indrukt.• Druk alleen op de toets als de trekker-aftakas stilstaat.Schade of beschadiging van de tandwielaandrijving (<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>) resp. schakelaandrijving (<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO<strong>Duo</strong> plus ) en aan de klauwkoppeling in de aandrijflijn voor dedoseerwalsen kunnen ontstaan als deze aanwijzing niet wordtopgevolgd.• Reduceer de bodemkettingsnelheid tijdens het lossen, als deISOBUS-terminal een paar maal het akoestische en optischesignaal "Machine is vol" geeft.De doseerwalsen kunnen verstopt raken, als debodemkettingsnelheid niet wordt gereduceerd.1. Druk op de toets , om de straatmodus uit te schakelen.2. Druk zo lang op de toets , tot de pick-up genoegbodemvrijheid heeft.Hierdoor worden de volgende functies automatisch na elkaaruitgevoerd:2.1 Bestuurbare as blokkeren.2.2 Knikdissel heffen.3. Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep en hetwerkingsbereik van de doseerwalsen.4. Druk kort op de toets als u zich op de silo bevindt.→Hierdoor worden de volgende functies automatisch na elkaaruitgevoerd:4.1 Achterklep open in stap I.4.2 Aandrijving en koppelingen schakelen.4.3 Bodemketting in de Standby-modus inschakelen, als deachterklep de eindstand bereikt. Het symbool"Bodemkettingaandrijving aan" knippert op de ISOBUSterminal.5. Schakel de aftakas op de trekker in.6. Laat de aftakas van de trekker met gevoel aanlopen, zodat dedoseerwalsen eerst vrij kunnen draaien.De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertraging begint debodemketting automatisch te draaien.6.1 Schakel de trekker-aftakas direct uit, als de slipkoppeling in<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 171


Gebruik van de machinewerking treedt.6.2 Druk op de toets , om de aandrijving van debodemketting uit te schakelen.6.3 Druk eenmaal op de toets , om de draairichting vande bodemketting voor 3 seconden om te draaien(reverseren). Hierdoor wordt de druk van het product op dedoseerwalsen verminderd en verlaagd het aandraaimomentvoor het vrij laten draaien van de doseerwalsen.6.4 Druk de toets opnieuw in .→De bodemketting schakelt in de standby-modus en hetsymbool "Bodemkettingaandrijving aan" knippert op deISOBUS-terminal.6.5 Schakel de trekker-aftakas weer in.6.6 Laat de aftakas weer met gevoel aanlopen.→ De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertragingbegint de bodemketting automatisch te draaien.7. Begin te rijden en kies een rijsnelheid die past bij de gewensteafgiftehoogte van het product.7.1 Schakel de aftakas uit, als het rijspoor op de silo wordtgewisseld.→De doseerwalsen en de bodemketting stoppen. Debodemketting schakelt automatisch in de Standby-modusen het symbool "Bodemketting aan" knippert op deISOBUS-terminal, als u de bodemketting niet via de toetsuitschakelt.7.2 Schakel de aftakas opnieuw in en laat de aftakas zachtaanlopen, als het rijspoor op de silo is gewisseld.→De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertragingbegint de bodemketting automatisch te draaien.• De snelheid van de bodemketting kan tijdens het lossen, met detoetsen en of worden veranderd.Om de bodemkettingsnelheid te veranderen, moet u de toetseenmaal en de toetsen of eventueelmeerdere malen snel na elkaar indrukken.• Druk op de toets , als u de knikdissel voor het lossen opde silo weer wilt laten zakken.8. Druk op de toets , als u de aandrijfsnelheid van debodemketting wilt verdubbelen om de rest uit de laadruimte telossen.9. Schakel de aftakas uit, als de laadruimte tot onder dedoseerwalsen is gelost.172 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machine→De bodemketting schakelt niet uit, als u voor het geheel leegmaken, de toetsheeft ingedrukt.10. Verwijder personen uit het zwenkbereik van de achterklep.11. Druk op de toets , om de achterklep te sluiten.→ Hierdoor worden de losmodi "A I" en "A II" gedeactiveerd en deaandrijving voor de bodemketting schakelt automatisch uit.12. Rij van de silo af.13. Druk op de toets , om de knikdissel te laten zakken.Als disselvering aanwezig is, de knikdissel zo ver laten zakken,tot de hydraulische cilinders nog ca. 20 mm uitgeschoven zijn.14. Druk op de toets , om de straatmodus bij transportritten inte schakelen.Nadere uitleg over de ISOBUS-terminal vindt u in het hoofdstuk"ISOBUS-aansturing / ISOBUS-terminal", pagina 72.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 173


Gebruik van de machine9.1.2.3 Machine met doseerwalsen en zijafvoerbandWAARSCHUWINGGevaar voor beetgepakt worden en in de machine te wordengetrokken bestaat in het bereik van aangedreven doseerwalsen!Verwijder personen uit het bereik van de zijafvoerband, voordat u detoetsindrukt.• Druk alleen op de toets als de trekker-aftakas stilstaat.Schade of beschadiging van de tandwielaandrijving (<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>) resp. schakelaandrijving (<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO<strong>Duo</strong> plus ) en aan de klauwkoppeling in de aandrijflijn voor dedoseerwalsen kunnen ontstaan als deze aanwijzing niet wordtopgevolgd.• Reduceer de bodemkettingsnelheid tijdens het lossen, als deISOBUS-terminal een paar maal het akoestische en optischesignaal "Machine is vol" geeft.De doseerwalsen kunnen verstopt raken, als debodemkettingsnelheid niet wordt gereduceerd.1. Druk op de toets , om de straatmodus uit te schakelen.2. Druk op de toets , als u de knikdissel tijdens het lossen inde stal geheel wilt laten zakken.3. Verwijder personen uit het gevarenbereik van de zijafvoerband.4. Druk op de toets .Hierdoor worden de volgende functies automatisch na elkaaruitgevoerd:4.1 Aandrijving en koppelingen schakelen.4.2 Bodemketting in de Standby-modus inschakelen, als deachterklep de eindstand bereikt. Het symbool"Bodemkettingaandrijving aan" knippert op de ISOBUSterminal.5. Druk op de toets , om de zijafvoerband in de gewensteaandrijfrichting te laten draaien.6. Schakel de aftakas op de trekker in.7. Laat de aftakas van de trekker met gevoel aanlopen, zodat dedoseerwalsen eerst vrij kunnen draaien.→De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertraging begint debodemketting automatisch te draaien.7.1 Schakel de trekker-aftakas direct uit, als de slipkoppeling inwerking treedt.7.2 Druk op de toets , om de aandrijving van de174 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Gebruik van de machinebodemketting uit te schakelen.7.3 Druk eenmaal op de toets , om de draairichting vande bodemketting voor 3 seconden om te draaien(reverseren). Hierdoor vermindert de persdruk van hetproduct op de doseerwalsen en daardoor ook hetaanloopmoment om de walsen vrij te laten draaien.7.4 Druk de toets opnieuw in .→ De bodemketting schakelt in de standby-modus en hetsymbool "Bodemkettingaandrijving aan" knippert op deISOBUS-terminal.7.5 Schakel de trekker-aftakas weer in.7.6 Laat de aftakas weer met gevoel aanlopen.→ De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertragingbegint de bodemketting automatisch te draaien.8. Begin te rijden en kies een rijsnelheid die past bij de gewensteafgiftehoogte van het product.8.1 Schakel de aftakas uit, als u de machine wilt verplaatsenzonder voer te willen lossen.→De doseerwalsen en de bodemketting stoppen. Debodemketting schakelt automatisch in de Standby-modusen het symbool "Bodemketting aan" knippert op deISOBUS-terminal, als u de bodemketting niet via de toetsuitschakelt.8.2 Schakel de aftakas opnieuw in en laat de aftakas zachtaanlopen, als opnieuw wordt begonnen met lossen.→De doseerwalsen lopen aan en na een korte vertragingbegint de bodemketting automatisch te draaien.• De snelheid van de bodemketting kan tijdens het lossen, met detoetsen en of worden veranderd.Om de bodemkettingsnelheid te veranderen, moet u de toetseenmaal en de toetsen of eventueelmeerdere malen snel na elkaar indrukken.9. Druk op de toets , als u de aandrijfsnelheid van debodemketting wilt verdubbelen om de rest uit de laadruimte telossen.10. Schakel de aftakas uit, als de laadruimte tot onder dedoseerwalsen is gelost.→De bodemketting schakelt niet uit, als u voor het geheel leegmaken, de toetsheeft ingedrukt.11. Druk zolang op de toets , tot de zijafvoerband isuitgeschakeld.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 175


Gebruik van de machine→De zijafvoerband stopt en de bodemketting schakelt automatischuit.12. Druk op de toets , om de knikdissel te heffen.Als er disselvering op de machine aanwezig is, hef de knikdisselzover op, tot de hydraulische cilinders van de knikdissel ca. 20mm uitgeschoven zijn.13. Druk op de toets , om de straatmodus bij transportritten inte schakelen.Nadere uitleg over de ISOBUS-terminal vindt u in het hoofdstuk"ISOBUS-aansturing / ISOBUS-terminal", pagina 72.176 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Transporten10 TransportenEen transportrit is een rit van of naar de standplaats van detrekker/machine in beladen of lege toestand.• Houdt u tijdens het transport bovendien aan hoofdstuk"Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 35.• Controleer voor het begin van een transportrit:ο de juiste aansluiting van de verzorgingsleidingen,ο de verlichting op beschadiging, functie en netheid,ο de rem- en hydrauliekinstallatie op zichtbare gebreken,ο of de parkeerrem geheel is vrijgegeven,ο het functioneren van de reminstallatie.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten door onvoldoendestabiliteit of omkiepen van de trekker/machine!Richt uw manier van rijden zodanig in, dat u de trekker en deaangekoppelde / aangehangen machine altijd onder controle heeft:• Houdt rekening met uw persoonlijke vaardigheden, de rijbaan-,bochten-, verkeers-, zicht- en weersomstandigheden, derijeigenschappen van de trekker, als ook de invloed van deaangekoppelde machine.• Nooit enge bochten rijden met een hoge snelheid.• Vermijdt het plotseling maken van bochten bij het rijden ophellingen, zowel helling op als helling af (Kantelgevaar!).WAARSCHUWINGGevaren door breuk tijdens het gebruik, ontoereikende stabiliteiten ontoereikende stuur- en remcapaciteit van de trekker bij eenoneigenlijk gebruik van de soort!Let op het maximaal toegestane totaalgewicht van de machine en opde max. asbelasting van de trekker en op de max. oplegdruk van hettrekpunt. Rij desnoods met een gedeeltelijk gevulde machine.WAARSCHUWINGEr kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor personen, alstijdens transportritten hydraulische functies ongecontroleerdworden uitgevoerd!Schakel voor het begin van een transportrit de straatmodus in.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 177


TransportenWAARSCHUWINGGevaar door onvoldoende stabiliteit en omkippen van demachine bij verkeerd gebruik van de naloop-stuuras!De stuuras MOET worden vergrendeld:• tijdens het rijden over een silo,• bij rijsnelheden boven 40 km/h,• op een hobbelige rijbaan,• bij ritten dwars over hellingen (het rijden van een slag),• bij achteruit rijden.Als de knikdissel is uitgerust met een disselvering,dan moeten dehydraulische cilinders van de knikdissel ca. 20 mm uitgeschoven zijn,voordat de straatmodus wordt ingeschakeld.De disselvering functioneert niet, als u de knikdissel tot in deeindstand laat zakken.1. Druk de toets op de ISOBUS-terminal in.→ Als de straatmodus is ingeschakeld:• verschijnt het menu "Rijden op de weg",• zijn alle functies op de ISOBUS-terminal geblokkeerd,behalve de functies "Stuuras blokkeren" en "Stuurasvrijgeven",• zijn de hydraulische disselvering (Optie) en de as-veringvan de hydropneumatische tandem-as ingeschakeld,• worden de werklampen en de verlichting van de laadruimteuitgeschakeld.2. Blokkeer de naloop-tandem-as onvoorwaardelijk als rijsnelhedenboven 40 km/h worden bereikt.3. Begin met uw transportrit.178 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11 Machine onderhouden en verzorgenRegelmatig onderhoud en verzorging:• houdt uw machine in een betere vorm en vermindert slijtage,• vermindert uitval- en reparatietijd,• is voorwaarde voor onze garantiebepalingen.• Let bij het onderhoud of de verzorging van de machinebovendien op de aanwijzingen in hoofdstuk:ο "Verplichting van het bedienende personeel", pagina 31,ο "Kwalificatie van personen", pagina 32,ο "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 35,ο "Waarschuwing- en instructieaanwijzingen”, pagina 47.Het kennisnemen van dit hoofdstuk dient uw veiligheid.• Gebruik alleen originele-onderdelen.• Neem voor het reinigen en het plegen van onderhoudmaatregelen om dit milieuvriendelijk uit te voeren.• Volg de wettelijke regels bij het afvoeren van bedrijfsstoffen,zoals olie en vet. Delen die met deze middelen in aanrakingkomen, vallen eveneens onder deze wettelijke voorschriften.• Verbreek alle elektrische/elektronische verbindingen tussentrekker en machine voordat met het reinigen of het plegen vanonderhoud wordt begonnen. Dit geldt zeer in het bijzonder voorlaswerkzaamheden aan de machine!• Beschermende maatregelen, zoals het afdekken vanstroomleidingen, hydraulische slangen, rem- ofvoorraadleidingen of zelfs het demonteren van dezeleidingen/kabels op bijzonder kritische plaatsen, zijn nodig:ο bij las-, boor- en slijpwerkzaamheden,οbij werkzaamheden met doorslijpschijven in de buurt vandeze leidingen/kabels.• Controleer rem-, lucht- en hydraulische leidingen/slangen zeerzorgvuldig op zichtbare gebreken.• Speciale vakkennis is een voorwaarde voor het uitvoeren vancontrole en onderhoudswerkzaamheden. Deze vakkennis is nietaan deze gebruikershandleiding te ontnemen.• De onderhoudstermijnen zijn afhankelijk van het gebruik van uwmachine.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 179


Machine onderhouden en verzorgenWAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten ontstaan, als:• geheven, niet beveiligde machinedelen ongecontroleerdzakken, of door anderen worden neergelaten,• trekker en machine ongecontroleerd starten en wegrollen!• Beveilig geheven machinedelen tegen ongecontroleerd zakken,voordat u onder het bereik van dit geheven deel gaat werken.• Beveilig trekker en machine tegen ongecontroleerd starten entegen verrollen, voordat wordt begonnen met de voorgenomenwerkzaamheden.Let hiertoe op het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 142.• Wacht tot de trekker en de machine geheel stilstaan, voordat degevarenzone rond de combinatie wordt betreden.WAARSCHUWINGGevaar door beklemming, snijden, afsnijden, ingetrokkenworden, worden gevangen en omgestoten ontstaan, alsaangedreven machinedelen niet beschermd zijn!• Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegenwegrollen, voordat beschermkappen worden geopend.• Sluit de geopende bescherminrichtingen en/of monteer deverwijderde bescherminrichting, voordat u de machine aandrijft.• Vervang defecte beschermingen direct.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als door mechanischewerkzaamheden aan het frame, deze dragende delen breken!Het is verboden:• te boren aan het frame of wel aan het onderstel,• het opboren van bestaande boorgaten aan het frame of wel aan hetonderstel,• te lassen aan dragende machinedelen.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en de kans te worden omgestoten ontstaan,als de door de knikdissel geheven machine ongecontroleerdzakt!Beveilig de door de knikdissel geheven machine tegenongecontroleerd zakken, voordat iemand zich in het gevarenbereikonder de geheven machine begeeft.WAARSCHUWINGVerwondingrisico, beetgepakt worden, opwikkelen, intrekken engevangen worden kunnen ontstaan als personen in delaadruimte stappen, terwijl de aandrijving nog loopt.LEVENSGEVAAR!Beveilig de trekker tegen ongecontroleerd starten en tegen wegrollen,voordat de opening in de zijwand wordt geopend en u de laadruimtebetreed.180 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgenWAARSCHUWINGVerwondingrisico en de kans omgestoten te worden ontstaan alsde geopende achterklep ongecontroleerd daalt.Beveilig de geopende achterklep met de kogelblokkeerkraan tegenongecontroleerd dalen, voordat u zich in de gevarenzone onder degeopende achterklep begeeft.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 181


Machine onderhouden en verzorgen11.1 Schema onderhoud en verzorging – Overzicht• Voer het onderhoud uit op de eerst bereikte onderhoudsinterval.• Tijdsafstanden, gebruik- en onderhoudsintervallen van eventueelmeegeleverde documentatie van derden hebben voorrang.Voor het eerste gebruikDagelijksControleert u:• of de wielmoeren vast aangetrokken zijn. Trek losse wielmoerenna. Aandraaimoment van de wielmoerenο M22x1,5 = 550 Nmο M18x1,5 = 310 Nmο M20x1,5 = 450 Nm• alle boutverbindingen voor:ο dissel.ο onderstel.• de hydraulische installatie op dichtheid.• de oliepeilen in alle aandrijfkasten.• de bandenspanning.Controleer:• de machine op in het oog lopende gebreken.ο Zichtbare gebreken direct verhelpen of laten verhelpen.• de scherpte van de messen.ο Stompe messen omdraaien of slijpen.• de functie van de verlichting.• de functie van de bedrijfsreminrichting / de rijhoogte van dehydraulische niveauregeling van de hydropneumatische tandemas.Tap water af van de voorraadtank van de luchtdrukreminstallatie, viahet ventiel onderaan de tank.Reinig het snijmechanisme, speciaal de houders van de messen ende mesbeveiliging, met perslucht. Het reageren van demesbeveiliging op vreemde voorwerpen vermindert, als de snijinrichtingsmerig is.182 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgenAlle 10 dagen• Alle dagelijkse onderhoudswerkzaamheden en bovendien dehierna beschreven werkzaamheden uitvoeren.• Kettingspanning van de rollenkettingen van de pick-upaandrijving, indien nodig de rollenketting spannen (alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>).• Kettingspanning van de rollenketting van de aandrijving voor dedoseerwalsen controleren, indien nodig de ketting spannen(alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus ).• Bodemketting:ο Spanning van de bodemkettingen controleren, indien nodigde kettingen inkorten.ο Boutverbinding van de meenemers van de bodemkettingcontroleren, indien nodig natrekken.• Onderstel:ο Instelling van de remhefbomen controleren, indien nodignastellen.ο Bandenspanning controleren, indien nodig op spanningbrengen.Alle 50 dagen• Alle werkzaamheden uit het 10-dagen schema uitvoeren enbovendien de volgende werkzaamheden.• Controleer de assen:ο Controleer of de wielmoeren vastzitten, indien nodignatrekken.ο Speling van de wiellagers corrigeren:Wieldop en splitpen verwijderen.As-moer aandraaien tot het lopen van de wielnaaf lichtstopt, daarna tot de vorige insteek mogelijkheid voor desplitpen losdraaien.Moer met een splitpen borgen tegen ongecontroleerdloslopen. Het lopen van de naaf controleren.ο Remvoeringen controleren.• Controleren of de luchtdrukreminstallatie dicht is.ο De drukval in de voorraadtank van een afgekoppeldemachine mag binnen 10 minuten, niet meer zijn dan 0,15bar.• Trekoog: Boutverbinding en slijtage controleren.οDe boring van het trekoog 40 mag max. 41,5 mmbedragen.ο Toegestane slijtage op de ringdiameter van het ringtrekoogmax. 2,5 mm.• Disselverbinding controleren en eventueel natrekken.+10Aandraaimoment van de kroonmoeren 800 Nm.• Alle lagerplaatsen controleren.• Oliepeilen in alle aandrijvingen controleren.• Alle kabels op zichtbare beschadigingen controleren.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 183


Machine onderhouden en verzorgenAlle 100 dagenNa het einde van het gebruiksseizoen• Alle werkzaamheden uit het 50-dagen schema en bovendien devolgende werkzaamheden.• Frame en dissel controleren op scheuren.• Al naar gelang de gebruiksomstandigheden, de filters in deluchtdrukreminstallatie reinigen.• Alle messen demonteren en alle bewegende delen van de snijinrichtingen op de rest van de machine in-oliën resp.doorsmeren.11.2 Machine reinigen• Reinig de machine regelmatig en grondig! Vuil trekt vocht aan enleidt tot roestvorming.Regelmatig reinigen is een voorwaarde voor een gerichtonderhoud en vereenvoudigt het bedienen van de machine.• Smeer de machine na het reinigen door, speciaal na het reinigenmet een hogedruk-/stoomreiniger of met vetoplossendemiddelen.• Volg de wettelijke voorschriften met betrekking tot het houden ofafvoeren van reinigingsmiddelen.• Onderzoek de machine regelmatig op corrosie! Voorkomcorrosieschade door lakbeschadigingen bij te werken.• Controleer rem-, lucht- en hydraulische leidingen/slangen zeerzorgvuldig op zichtbare gebreken.• Behandel rem-, lucht-, en hydraulische slangen nooit metbenzine, benzol, petroleum of minerale oliën.184 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgenReinigen met hogedrukreiniger / stoomreinigerLet op de volgende punten, als voor het reinigen eenhogedrukreiniger / stoomreiniger wordt gebruikt:• De maximaal toegestane spuitdruk bedraagt 80 bar.• De watertemperatuur mag maximaal 60° bedragen.• Reinig geen elektrische componenten zoals bedieningskast,weegstaven, verdeelboxen, weegcomputer etc.• Reinig geen verchroomde componenten.• Richt de reinigingsstraal van de spuitkop van eenhogedrukreiniger / stoomreiniger:ο nooit direct op smeerpunten en lagerplaatsen,ο nooit direct op hydraulische delen.• Houdt altijd een afstand van tenminste 300 mm aan tussen despuitkop en het te reinigen oppervlak.• Richt de reinigingsstraal nooit haaks op de machinedelen. Dehoek van de spuitkop moet 25° bedragen.• Gebruik geen chemische toevoegingen.• Houdt u aan de veiligheidsbepalingen bij het omgaan methogedrukreinigers.11.3 Machine smeren• Smeer alle lager- en smeerplaatsen volgens schema door.• Verwijder eerst verontreinigingen op de smeernippels.• Gebruik milieuvriendelijke, biologisch afbreekbare oliën envetten, op die plaatsen waar de smeermiddelen met het gewasin aanraking kunnen komen resp. op de grond kunnen vallen.Informeer bij uw smeermiddelenleverancier.• Let op, tijdens het doorsmeren met hogedruksmeermiddelenspuiten,mag een druk van 250 bar niet wordenoverschreden. Schade aan lagers, afdichtingen, etc. kunnenoptreden, als de gebruikte smeermiddelenpomp geenveiligheidsvoorziening heeft.11.3.1 SmeerschemaHoudt u zich bij het smeren van de aftakas(sen) aan de voorschriftenvan de aftakassenfabrikant(en).<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 185


Machine onderhouden en verzorgen11.3.2 Smeerschema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plusFig. 87186 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.3.3 Smeerschema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plusFig. 88<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 187


Machine onderhouden en verzorgen11.4 Conserveren / langere perioden van stilstandZo bereidt u de machine voor op een langere periode van stilstand:• Machine grondig reinigen,• Machine doorsmeren, oliën en invetten,• Lakbeschadigingen bijwerken.11.5 Olie in aandrijfkast controleren / navullen / wisselenOp de verschillende aandrijfkasten moet u:• het oliepeil regelmatig controleren / navullen,• de olie wisselen,• de eerste oliewissel na 50 bedrijfsuren uitvoeren.VOORZICHTIGRisico´s van beschadiging van machinedelen ontstaan, alsaandrijving worden aangedreven met een te laag oliepeil ofzonder olie!Zorg ervoor dat de olie altijd op peil is.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen olie op de ondergrond terecht komt (uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.• Het wisselen van olie moet plaats vinden nadat de olie opbedrijfstemperatuur is gebracht. (30 – 40°C). Opbedrijfstemperatuur kan de olie het beste vloeien.• Het optimale oliepeil wordt bereikt bij een temperatuur van0 - 20°C.188 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.5.1 Vulhoeveelheden en wisselintervallenAandrijving Oliesoort Vulhoeveelheid MaximaalbedrijfsurenHoofdaandrijving EP80W-90 3,5 Liter 500 hRotoraandrijving Carter EP680 23 Liter 500 h<strong>Giga</strong>-Vit. plus<strong>Giga</strong>-Vit. plusAandr.doseeraggregaatAandr.doseeraggregaatBodemkettingaandrijvingPUschakelaandrijvingPU-haakseaandrijvingHaakseoverbrengingvoorHaakseoverbrengingachterSpeciaal vet EP00 0,75 Liter 2000 hEP80W-90 1,6 Liter 500 hEP80W-90 0,6 Liter 500 hEP80W-90 0,4 Liter 2000 hEP80W-90 0,4 Liter 2000 h11.5.2 Hoofdaandrijving(1) Niveauplug(2) Vulplug(3) AftapplugFig. 89<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 189


Machine onderhouden en verzorgen11.5.3 Rotoraandrijving(1) Niveauplug(2) Vulplug(3) AftapplugFig. 9011.5.4 Bodemkettingaandrijving(1) Vulplug(2) AftapplugFig. 91190 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.5.5 PU – schakelaandrijving <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plusControleer het oliepeil terwijl de pick-up naar beneden is gelaten.(1) Niveauplug(2) Vulplug(3) AftapplugFig. 9211.5.6 PU – haakse-overbrenging <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DUO plus(1) Vulplug(2) AftapplugFig. 93<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 191


Machine onderhouden en verzorgen11.5.7 Haakse-overbrenging doseeraggregaat voor <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>(1) Vulplug(2) AftapplugFig. 9411.5.8 Haakse-overbrenging doseeraggregaat achter <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>(1) Vulplug(2) AftapplugFig. 95192 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.6 Pick-up11.6.1 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>WAARSCHUWINGVerwondingrisico, de kans om in de machine te wordengetrokken of te worden beet gepakt kunnen ontstaan, als deaangedreven aandrijfelementen onbeschermd zijn!Het is verboden de pick-up aan te drijven als de beschermkappen zijngeopend en/of de bescherming defect is. Bevestig debeschermkappen voor de pick-up volgens voorschrift aan de machineen sluit het beweegbare scherm rechts voor aan de zijkant, voordatde machine (Pick-up) wordt aangedreven.11.6.1.1 Spanning van de rollenketting voor de aandrijving van de pick-up controleren /naspannenControleer de spanning van de rollenketting dagelijks aan dekettingspanner. De rollenketting moet worden nagespannen als deafstand tussen de huls en de schijf meer dan 8 mm bedraagt.1. Laat de pick-up in werkstand zakken.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Open de beweegbare beschermkap rechtsmet passend gereedschap.4. Beveilig de geopende beschermkap rechts(1) tegen ongecontroleerd dichtvallen.5. Draai de contramoer (2) met een sleutel los(Sleutelwijdte SW 24).6. Verdraai de zeskante moer (3) zolang, totde afstand tussen schijf (4) en huls (5)minder is dan 8 mm.7. Draai de contramoer weer vast.8. Sluit en vergrendel de beweegbarebeschermkap rechts in beschermstand.132435Fig. 96<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 193


Machine onderhouden en verzorgen11.6.1.2 Slipkoppeling van de pick-up laten in-slippenU moet de slipkoppeling van de pick-up laten in-slippen voordat demachine voor de eerste keer wordt gebruikt en na een langereperiode van stilstand.U laat een vastzittende platenslipkoppeling het meest eenvoudig inslippen,als de machine korte tijd wordt geladen, terwijl de moeren opde platenslipkoppeling zijn losgedraaid. Zo kan de slipkoppeling kortetijd doorslippen.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en ongecontroleerdwegrollen.2. Open de bewegende beschermkap aan dezijkant recht (1) met passend gereedschap.3. Beveilig de geopende beschermkap rechts(1) tegen ongecontroleerd dichtvallen.4. Maak de gatenstrip (2), om de werkhoogtevan de pick-up in te stellen, los en verwijderdeze.5. Draai de beide bouten van de beschermkapaan de pick-up (3) los en verwijder deze.6. Verwijder de beschermkap (3) van de pickup.132Fig. 97194 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen7. Verbreek de beveiliging van de moeren (4).8. Draai de moeren los (4).Onthoud het exacte aantalomdraaiingen waarmee u de moerenlosdraait, om later de koppeling weerde juiste voorspanning te kunnengeven.9. Bevestig de gatenstrip (2) voor het instellenvan de werkhoogte van de pick-up.10. Sluit en vergrendel de bewegendebeschermkap rechts (1) in beschermstand.11. Start de trekkermotor.12. Laadt de machine een korte tijd, zo dat devastzittende platenslipkoppeling gedurende2 tot 3 seconden doorslipt en los komt(overmatig laten slippen beschadigt deslipplaten).Als de koppeling niet los raakt, dezehandeling 2 tot 3 maal herhalen.413. Zet de trekkermotor stil.14. Trek de contactsleutel uit het contactslot.15. Open de bewegende beschermkap aan dezijkant recht (1) met passend gereedschap.Fig. 9816. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.17. Maak de gatenstrip (2), om de werkhoogtevan de pick-up in te stellen, los en verwijderdeze.18. Trek de moeren (4) weer aan met exacthetzelfde aantal omdraaiingen dat u maakteom ze los te draaien (Draaimoment van deplatenslipkoppeling moet tussen 900 en1000 Nm bedragen).19. Borg de moeren opnieuw (4).20. Bevestig de beschermkap aan de pick-up(3) met de beide bouten aan de machine.21. Bevestig de gatenstrip (2) voor het instellenvan de werkhoogte van de pick-up.22. Sluit en vergrendel de bewegendebeschermkap rechts (1) in beschermstand.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 195


Machine onderhouden en verzorgen11.6.1.3 Klauwkoppeling op de tandwielaandrijving nastellen (alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong>)U moet de klauwkoppeling (1) op de tandwielaandrijving nastellen, alsde pick-up wordt aangedreven terwijl de achterklep is geopend. Omde klauwkoppeling na te stellen, moet de inbouwlengte van dehydraulische cilinder (2) worden verkort.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de beschermkap rechts met passendgereedschap.3. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.4. Controleer de afstand tussen dekoppelingshelften van de klauwkoppeling(1). De afstand moet tenminste 1 mmbedragen.5. Verwijder de onderlegschij(f)(ven) (3) enverkort zo de inbouwlengte van dehydraulische cilinder (2), als de afstandtussen de koppelingshelften minder dan 1mm bedraagt.6. Sluit en vergrendel de beschermkap rechts.2Fig. 9931196 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.6.2 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> plus en <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plusWAARSCHUWINGVerwondingrisico door te worden beetgepakt of te wordenrondgeslingerd ontstaan bij een aangedreven pick-up terwijl debescherming van de pick-up aandrijving niet in orde is!Sluit de bewegende beschermkap rechts, voordat u de machine gaataandrijven.11.6.2.1 Platenslipkoppeling van de aftakas losmaken• Na een langere periode van stilstand moet deplatenslipkoppeling (1) in de aftakas worden losgemaakt, om hetgoed functioneren te bewerken.• Volg hiervoor de aanwijzingen in de gebruikershandleiding vande aftakassenfabrikant.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de beweegbare beschermkap rechtsmet passend gereedschap.3. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.4. Ontlast de slipkoppeling (1) volgens deaanwijzingen van de aftakassenfabrikant.5. Sluit en vergrendel de beweegbarebeschermkap rechts in beschermstand.6. Start de trekkermotor.7. Laadt de machine een korte tijd, zo dat devastzittende platenslipkoppeling gedurende2 tot 3 seconden doorslipt en los komt(overmatig laten slippen beschadigt deslipplaten).Als de koppeling niet los raakt, dezehandeling 2 tot 3 maal herhalen.8. Zet de trekkermotor stil.1Fig. 1009. Trek de contactsleutel uit het contactslot.10. Open de beweegbare beschermkap rechtsmet passend gereedschap.11. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.12. Belast de slipkoppeling volgens deaanwijzingen in de handleiding van deaftakassen fabrikant.13. Sluit en vergrendel de beweegbarebeschermkap rechts in beschermstand.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 197


Machine onderhouden en verzorgen11.6.2.2 Lengte van de hydraulische cilinder op de schakelaandrijving verkorten(alleen <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> DO <strong>Duo</strong> plus )De lengte van de hydraulische cilinder (1) op de schakelaandrijving(2) verkorten, als de pick-up aangedreven blijft worden, terwijl deachterklep is geopend.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de beschermkap rechts met passendgereedschap.3. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.4. Verwijder de schij((f)(ven)) (3) en verkort zode inbouwlengte van de hydraulischecilinder (1).5. Sluit en vergrendel de beschermkap rechts.213Fig. 101198 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.7 Snij-inrichtingWAARSCHUWINGVerwondingrisico´s door scharen, snijden, afsnijden, beetgepakt,opgewikkeld, ingetrokken, gevangen of omgestoten wordenkunnen ontstaan bij het plegen van onderhoud of het verzorgenvan de snij-inrichting, als:• de niet met de trekker verbonden machine wegrolt,• geheven, niet beveiligde machinedelen ongecontroleerdzakken, of door anderen worden neergelaten,• trekker en machine ongecontroleerd starten en wegrollen!• Beveilig de machine tegen ongecontroleerd wegrollen.• Beveilig geheven machinedelen tegen ongecontroleerd zakken,voordat u onder het bereik van dit geheven deel gaat werken.• Beveilig trekker en machine tegen ongecontroleerd starten entegen verrollen, voordat wordt begonnen met de voorgenomenwerkzaamheden.Let op hiertoe het hoofdstuk "Trekker en machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen beveiligen", pagina 142.• Wacht tot de trekker en de machine geheel stilstaan, voordat degevarenzone rond de combinatie wordt betreden.VOORZICHTIGVerwondingrisico door snijden ontstaat bijmontagewerkzaamheden aan scherpe snijmessen!Gebruik bij werkzaamheden aan de snijmessen, snijvastehandschoenen.VOORZICHTIGVerwondingrisico door scharende machinedelen tijdens het uitofinzwenken van de afdekplaat!• Gebruik de handgreep, als de afdekplaat wordt gezwenkt.• Verwijder personen uit de gevarenzone aan de andere zijde vande machine, voordat u de afdekplaat uitzwenkt.11.7.1 Reinigen van de snij-inrichtingReinig de mesbeveiliging dagelijks met perslucht.Versmeerde mesbeveiligingen verhinderen, dat de snijmessen bij hetaantreffen van vreemde voorwerpen kunnen uitklappen.1. Reinig de houders van de snijmessen met perslucht, voordat demessen worden gedemonteerd.2. Reinig de sleuven waar de messen doorsteken met perslucht,voordat de messen opnieuw worden gemonteerd.Deze maatregelen maken het in- of uitbouwen van de messengemakkelijker.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 199


Machine onderhouden en verzorgenWAARSCHUWINGRisico door weggeblazen gras- en stofpartikels tijdens hetuitblazen van de houders, sleuven en de mesbeveiliging van demessen door het reinigen met perslucht!Draag altijd een beschermende bril, als de houders, sleuven en demesbeveiliging met perslucht worden gereinigd.11.7.1.1 Mesbeveiliging reinigen1. Blaas de ruimte bij de trekveren (1) tussende meshouders (2) en de trekveren (3)dagelijks schoon.Fig. 102200 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.7.2 Snijmessen in- en uitbouwenDe snijmessen moeten worden uit- en ingebouwd:• voor het instellen van de snijlengte van het product,• voor het omdraaien van dubbelzijdige messen,• voor het slijpen van de messen.11.7.2.1 Snijmessen uitbouwen1. Schakel de olieomloop tussen trekker enmachine in, terwijl de trekkermotor draait.2. Verwijder personen uit de gevarenzone vanhet zwenkbereik naast en onder demachine.3. Zwenk de snij-inrichting hydraulisch uit hetinvoerkanaal via de ISOBUS-terminal.4. Hef de knikdissel via de hydraulischecilinders, als u de vrije ruimte voor hetbenaderen van de snijmessen wiltvergroten.5. Schakel de olieomloop tussen de trekker ende machine uit.6. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.7. Trek de pen (1) er uit.8. Zwenk de afdekplaat (2) naar beneden.9. Zet een beschermende bril op.10. Trek beschermende handschoenen aan.11. Blaas de meshouders met perslucht uit.12. Neem de hefboom (3) uit de houder (4).Deze houder (4) bevindt zich aan delinkerzijde van de machine (in de rijrichtinggezien) ter hoogte van de snij-inrichting inhet machineframe.13. Steek de hefboom (3) in de boringen van desnijmessen (5).14. Trek de hefboom van de mesbeveiliging (6)omhoog en neem het mes (5) naar bovenuit de houder.Fig. 1033Fig. 104514362<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 201


Machine onderhouden en verzorgen11.7.2.2 Snijmessen inbouwenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door scharende machinedelen tijdens het uitofinzwenken van de afdekplaat!Het is verboden de snij-inrichting in te zwenken, als:• Zich personen onder de machine ophouden,• Personen in de gevarenzone opzij van de machine in de snijinrichtinggrijpen of kunnen grijpen.1. Zet een beschermende bril op.2. Reinig de sleuven waar de snijmessendoorheen steken met perslucht.3. Steek de snijmessen (1) op de hefboom (2).4. Trek de hendel van de mesbeveiliging (3)omhoog en steek het snijmes (1) van bovenaf in de meshouder (4).Let bij het inbouwen van de messen(1) op, dat de hendel van demesbeveiliging (3) goed op de plaatskomt. De hendel is op de juiste plaats,als deze tegen het raam van de snijinrichting(5) ligt.125. Bevestig de hefboom (2) weer in de houder(Fig. 104/4).6. Zwenk de afdekplaat (6) weer omhoog.7. Vergrendel de afdekplaat (6) met de pen (7)in het sleufgat (8).8. Zet de handrem van de machine af, als allesnijmessen weer zijn gemonteerd.9. Start de trekkermotor.10. Schakel de olieomloop tussen trekker enmachine in, terwijl de trekkermotor draait.11. Verwijder personen uit het zwenkbereik op zijvan en onder de machine.12. Laat de pick-up zakken.13. Schakel de aftakas op de trekker in.→ Pick-up en rotorinvoer wordenaangedreven.14. Zwenk de snij-inrichting hydraulisch via deISOBUS-terminal weer in het invoerkanaal.15. Laat de knikdissel weer zakken.4 5 7 8 3Fig. 1056202 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.7.3 Snijmessen slijpenWAARSCHUWINGRisico voor de ogen door weggeblazen slijpdeeltjes bij hetslijpen van de snijmessen!Draag tijdens het slijpen van de messen altijd een beschermende bril!• Gebruik voor het slijpen van de messen een haakseslijpmachinemet een speciale slijpschijf of het specialemessenslijpapparaat.• Slijp de stompe messen, alleen aan de gladde kant. Nooit aande gewelfde kant slijpen.• Slijp de messen voorzichtig na, zodanig dat ze niet overmatigworden verhit. Als de messen tijdens het slijpen verkleuren:ο treedt er een grote verhitting op,ο wordt de levensduur van de snijmessen aanzienlijk verkort.Scherpe snijmessen:• reduceren de benodigde kracht voor het aandrijven van derotorinvoer,• reduceren de slijtage aan de rotorinvoer,• verhogen de levensduur van het invoeraggregaat.De Firma <strong>Strautmann</strong> biedt een speciale messenslijpmachine aan.Met deze messenslijpmachine kunnen de messen snel en gelijkmatigworden geslepen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 203


Machine onderhouden en verzorgen11.7.4 Afstand van de snijmessen tot de rotor instellenDe afstand van de snijmessen tot de rotor moet over de gehelebreedte, gelijkmatig, ca. 20 mm bedragen. Met deze afstand wordteen optimale snijkwaliteit van het product bereikt. De snijmessenmogen de rotor niet raken.1. Hef de knikdissel, als de vrije ruimte van demessen moet worden vergroot.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Stap in de laadruimte.4. Meet:• de afstand van de snijmessen (1) totde rotor (2) door sleuven van hetinvoerkanaal, vanuit de laadruimte.• de afstand aan de rechter- enlinkerzijde van de rotor, omdat deafstand van de snijmessen tot de rotorover de gehele breedte van de rotorgelijkmatig moet zijn.125. Corrigeer de afstand van de snijmessen totde rotor met de verstelspindels (Fig. 107/1)aan de linker- en de rechterzijde van demachine, als de gemeten waarde niet ca.20 mm bedraagt.Fig. 1065.1 Draai de contramoer (2) los.5.2 Maak de spindelgaffel (3) los van dehouder (5), door de pen (4) teverwijderen.5.3 Verdraai de spindelgaffels (3), om deafstand in te stellen.• Afstand van de snijmessen tot derotor vergroten = spindelverkorten = spindelgaffel (3) metde wijzers van de klok mee teverdraaien.• Afstand van de snijmessen tot derotor vergroten = spindelverlengen = spindelgaffel tegende wijzers van de klok in teverdraaien.1 2 3 4 5Fig. 107204 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen5.4 Meet de afstand opnieuw aan delinker- en rechterzijde van de rotor, omde ingestelde afstand te controleren.5.5 Bevestig de spindel (3) met de pen (4)aan de houder (5), als de afstand totde rotor correct is ingesteld.5.6 Draai de contramoeren (2) weer vast.1 2 3 4 5Fig. 107<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 205


Machine onderhouden en verzorgen11.7.5 Sensor "Snijraam uitgezwenkt" instellenWAARSCHUWINGVerwondingrisico door scharen bij het instellen van de sensor"snij-inrichting uitgezwenkt", als de machine ongecontroleerdwordt aangedreven of als de hydraulische functiesongecontroleerd worden bediend!Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd starten enwegrollen, voor het instellen van de sensor “Snijraam uitgezwenkt".1. Zwenk de snij-inrichting geheel in.2. Zet de trekkermotor stil.3. Schakel het contact van de trekker in.4. Zet de trekker op de parkeerrem.5. Zet de machine op de parkeerrem.6. Koppel de aftakas af.7. Koppel de persleiding van hetenkelwerkende ventiel af.8. Bevestig de sensor “Snijraam uitgezwenkt"(1) zodanig in de houder (2), dat de afstandtussen de sensor en het raam van de snijinrichting(3) ca. 4 mm bedraagt.→ De lichtdiode (4) licht op en gelijktijdigwisselt het symbool "Snij-inrichting" op deISOBUS-terminal van stand "Snij-inrichtinguitgezwenkt" in positie "Snij-inrichtingingezwenkt".9. Schroef de sensor in deze stand vast.Fig. 108206 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.8 Bodemketting• Let er op dat debodemkettingstrippen links enrechts niet tegen het frame (1)slaan.• Kort de bodemketting in, als despanweg van de kettingspannerniet meer voldoende is.1Fig. 10911.8.1 Kettingen van de bodemketting inkortenWAARSCHUWINGRisico voor de ogen door weggeblazen slijpdeeltjes bij hetdoorslijpen van de kettingleden met een haakse slijpmachine!Draag altijd een veiligheidsbril, als de kettingen met een haakseslijpmachine worden gescheiden.→1. De bodemketting zodanig draaien, dat dekettingsluitingen zich in het midden totachteraan de laadruimte bevinden.2. Open eventueel de achterklep.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.4. Zet de kogelblokkeerkraan in stand "0"(kogelblokkeerkraan gesloten) (alleenuitvoering zonder doseerwalsen).Achterklep is beveiligd tegenongecontroleerd zakken.5. Maak de pal (1) van de kettingspanner los,door de moer (2) aan te draaien.6. Draai de contramoeren (3) van despanbouten (4) los.7. Verdraai de 4 spanbouten (4) tegen dewijzers van de klok in.→ De bodemketting hangt nu door.8. Klap de trap uit.9. Open de deur die toegang geeft tot delaadruimte.10. Ga in de laadruimte, om de kettingen in tekorten.Fig. 110<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 207


Machine onderhouden en verzorgen11. Open de kettingsluitingen en verwijder ze.12. Verwijder van alle kettingen hetzelfdeaantal leden (2, 4, 6).13. Verbindt de kettingeinden weer met eennieuwe verbinder.14. Verdraai de 4 spanbouten (4) met dewijzers van de klok mee.→ De ketting van de bodemketting wordtgespannen.15. Draai de moeren (2) van de pallen (1) weervast.16. Controleer de ingeschroefde diepte van despanbouten. De ingeschroefde diepte vanalle spanbouten moet gelijk zijn.17. Draai de contramoeren (3) weer vast.18. Verlaat de laadruimte en sluit de deur.19. Klap de trap omhoog.20. Vergrendel de deur, klap de instapladder inen vergrendel deze eveneens.Fig. 11011.8.2 Kettingspanners en voorste omlooprollen van de bodemketting-geleidingdoorsmeren1. Hef de knikdissel, als u de vrije ruimte totde kettingspanner wilt vergroten.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Smeer de kettingspanners door.4. Smeer de voorste omkeerrollen van debodemketting door.11.8.3 Achterste omkeerrollen van de bodemketting doorsmeren→1. Open de achterklep.2. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.3. Zet de kogelblokkeerkraan in stand "0"(kogelblokkeerkraan gesloten).Achterklep is beveiligd tegenongecontroleerd zakken.4. Smeer de achterste omkeerrollen van debodemketting door.208 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.9 DoseerwalsenWAARSCHUWINGRisico voor uitglijden, struikelen en vallen tijdens het reinigen,het plegen van onderhoud en het onderhouden van derollenkettingen voor de aandrijving van de doseerwalsen!Gebruik voor het reinigen en het plegen van onderhoud aan derollenkettingen voor de doseerwalsen altijd een mobiel plateau meteen opstapladder.11.9.1 Rollenkettingen DO 1 + 2 smeren1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Gebruik een mobiel plateau met eenopstapladder:• om de beschermkappen van derollenkettingen voor de aandrijving vande doseerwalsen met passendgereedschap te openen,• om de rollenkettingen veilig tebenaderen.3. Smeer de rollenkettingen met vet of metmotorolie.4. Sluit de beschermkap en vergrendel deze.11.9.2 Spanning van de rollenkettingen DO 1 + 2 controleren / naspannenSpan de rollenketting na, als deze meer dan 15 mm ingedrukt kunnenworden.De bout (1) van het spanwiel (2) voor de rollenketting (3) heeft linkseschroefdraad. De rollenketting (3) verbindt de onderste (4) en demiddelste (5) doseerwals.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 209


Machine onderhouden en verzorgen1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Gebruik een mobiel plateau met eenopstapladder:• om de beschermkappen van derollenkettingen voor de aandrijving vande doseerwalsen met passendgereedschap te openen,• om de rollenkettingen veilig tebenaderen.3. Controleer de spanning van de rollenkettingvoor de aandrijving van de doseerwalsen.4. Span een slappe ketting na met hetkettingspanwiel (2):4.1 Draai de bout (1) van hetkettingspanwiel (2) los.4.2 Verschuif het kettingspanwiel (2) voorhet spannen van de rollenketting. Dejuiste kettingspanning is bereikt, als derollenketting noch ca. 5 mm kanworden ingedrukt.4.3 Trek de bout (1) weer vast.5. Smeer de ketting met vet of motorolie.6. Sluit de beschermkap en vergrendel deze.Fig. 1114132511.9.3 Klauwkoppeling in de aandrijving voor de doseerwalsen nastellenU moet de lengte van de hydraulische cilinder (1) voor het latenkoppelen van de klauwkoppeling voor de aandrijving van dedoseerwalsen verkorten, als de doseerwalsen worden aangedreventerwijl de achterklep is gesloten.Als de achterklep is gesloten, moet de afstand tussen beidekoppelingsklauwen (2, 3) tenminste 3 mm bedragen.1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen.2. Open de beschermkap rechts met passendgereedschap.3. Beveilig de geopende beschermkap rechtstegen ongecontroleerd dichtklappen.414. Verwijder de schij((f)(ven)) (4) en verkort zode inbouwlengte van de hydraulischecilinder (1).5. Sluit en vergrendel de beschermkap rechts.32Fig. 112210 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.10 Hydraulische-installatieWAARSCHUWINGInfectiegevaar voor personen kan ontstaan, als hydraulische olieonder hoge druk in het lichaam binnendringt!• Werkzaamheden aan de hydraulische installatie mogen alleen ineen vakwerkplaats worden uitgevoerd.• Maak de hydraulische installatie drukloos, voordat u metwerkzaamheden aan die installatie begint.• Gebruik geëigende hulpmiddelen bij het zoeken naar lekken inde hydraulische installatie.• Probeer NOOIT een lek in een hydraulische slang of leiding metde hand of met vingers af te dichten.Onder hoge druk staande hydraulische olie kan door de huid inhet lichaam binnendringen en zwaar letsel veroorzaken.Bezoek direct een arts bij verwondingen door hydraulischeolie! Infectiegevaar.• Explosiegevaar bij het ondeskundig werken aan accumulatoren!Het is verboden aan accumulatoren te boren, te lassen of tesolderen, omdat de mechanische eigenschappen kunnenveranderen.• Let bij onderhoud aan de hydraulische installatie op debeschrijving in het hoofdstuk "Fundamenteleveiligheidsaanwijzingen", pagina 38.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen hydraulische olie op de ondergrond terecht komt(uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.• Let er op dat voor het aansluiten van hydraulische leidingen opde hydraulische installatie van de trekker, zowel de trekker alsde machine drukloos zijn gemaakt.• Let op een correcte aansluiting van de hydraulische slangenen/of leidingen.• Controleer hydraulische slangen en snelsluitstekkers regelmatigop beschadigingen en verontreinigingen.• Laat hydraulische slangen tenminste 1 keer per jaar door eendeskundig iemand controleren en beproeven op hun veiligheid.• Vervang hydraulische slangen en leidingen in geval vanbeschadiging en veroudering. Gebruik alleen originelehydraulischeslangen van de fabrikant.• De gebruiksduur van de hydraulische slangen (leidingen) magniet langer dan 6 jaar zijn, inclusief een eventuele tijd van opslagvan ten hoogste 2 jaar.Ook bij een gepaste wijze van opslaan en toegestane maniervan gebruiken zijn slangen en slangverbindingen aan eennatuurlijke veroudering onderhevig en is de gebruiksduur dusbeperkt. Afwijkend hiervan kan de gebruiksduur inovereenkomst met de ervaringswaarden, met speciale aandacht<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 211


Machine onderhouden en verzorgenvoor veiligheid, worden beperkt. Voor slangen en hydraulischeleidingen geproduceerd met thermoplasten kunnen andererichtwaarden gelden.• Voer afgewerkte olie af volgens voorschrift. Maak afspraken metuw olieleverancier over de afvoer van afgewerkte olie.• Bewaar hydraulische olie op een voor kinderen veilige manier.• Let er op dat er geen hydraulische olie op de grond of in waterterecht komt.11.10.1 Hydraulische-installatie drukloos makenWAARSCHUWINGGevaarlijke situaties door ongecontroleerd contact methydraulische olie ontstaat, als de hydraulische olie onder hogedruk vrijkomt en in het lichaam binnendringt, speciaal bij eenhydraulische installatie voorzien van een accumulator!• Het is verboden werkzaamheden aan de hydraulische installatiete verrichten, als deze nog onder druk staat.• Maak de hydraulische installatie drukloos, voordatwerkzaamheden daar aan worden verricht.• Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct eenarts.1. De hydraulische cilinders via hetbetreffende bedieningsdeel ontlasten.11.10.1.1 Knikdissel en disselvering drukloos maken→1. Laat de knikdissel geheel zakken.2. Hendel van het dubbelwerkende ventiel opde trekker in de "zweefstand" zetten (alsgeen vrije retour beschikbaar is).3. Draai de sperbout los (1).De hydraulische olie stroomt via de vrijeretour resp. het dubbelwerkende ventielnaar de trekker terug.Fig. 113212 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.10.1.2 Gedwongen besturing drukloos maken1. Open de kogelblokkeerkranen (1 en 2) vande gedwongen besturing.Fig. 114 toont geslotenkogelblokkeerkranen.2. Zet het ventiel (4) van de hydraulischehandpomp (5) in de stand "Dalen" = Pos. 6.Fig. 114<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 213


Machine onderhouden en verzorgen11.10.2 Hydraulische slangen11.10.2.1 Kenmerken en gebruiksduur van hydraulische slangenDe kenmerken (Fig. 115) leveren volgendeinformatie:(1) Kenmerk van de fabrikant van dehydraulische slang (A1HF)(2) Productiedatum van de hydraulische slang(07 / 10 = Jaar / Maand = Oktober 2007)(3) Maximaal toegestane bedrijfdruk (210 BAR)De gebruiksduur van een hydraulische slangwordt overschreden, als de productiedatum vande slang (2) meer dan 6 jaren geleden is.Voorbeeld:Fig. 115Productiedatum (2) = 07 / 10 Oktober 2007Einde gebruiksduur Oktober 2013Na het beëindigen van degebruiksduur mag de hydraulischeslang niet meer worden gebruikt.11.10.2.2 OnderhoudsintervallenNa de eerste 10 bedrijfsuren en daarna om de 50 uren:1. Controleer alle bouwdelen van de hydraulische installatie opdichtheid.2. Trek eventueel alle verbindingen na.Telkens voor het in bedrijf nemen:Controleer alle hydraulische leidingen op zichtbare gebreken. Verhelpde volgende gebreken onmiddellijk:1. Hef schuren van hydraulische slangen en leidingen op.2. Vervang versleten, beschadigde of verouderde hydraulischeslangen onmiddellijk (Vakwerkplaats werkzaamheden).214 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.10.2.3 Inspectiecriteria voor hydraulische slangen en leidingenVoor uw eigen veiligheid:Vervang hydraulische slangen onmiddellijk , als een van de volgendetekortkomingen wordt vast gesteld:• Beschadiging van de buitenste laag tot op de binnenlaag (bijv.schuurplekken, sneden en scheuren).• Veroudering van de buitenlaag (scheurvorming van hetmateriaal).• Onnatuurlijke vervormingen van de hydraulische slang, zowel indrukloze toestand, als ook onder druk of bij het buigen (bijv.loslaten van lagen, blaasvorming, beschadigingen of knikken inde slang).• Lekkages.• Beschadiging, vervorming of lekkages van het armaturenpaneel.Geringe oppervlaktebeschadigingen zijn geen reden voorvervanging.• Het uit de klemhuls lopen van een slang.• Corrosie van de klemhuls, die de functie en de stabiliteitverminderen.• Onoordeelkundig aangelegde hydraulische slangen, bijv.verkeerde buigradius, het langs scherpe kanten laten lopen vande slang.• De gebruiksduur van 6 jaren is overschreden. Let hiertoe op hethoofdstuk "Kenmerken en gebruiksduur van hydraulischeslangen“, pagina 214.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 215


Machine onderhouden en verzorgen11.10.2.4 In- en uitbouwen van hydraulische slangen/leidingen (Vakwerkplaatswerkzaamheden)Houdt u bij het in- en uitbouwen van hydraulische slangen/leidingenzonder meer aan de volgende aanwijzingen:• Gebruik alleen originele-hydraulische slangen van de fabrikant.• Let op een schone omgeving.• Alle hydraulische slangen/leidingen moeten zodanig wordeningebouwd dat onder alle bedrijfsomstandigheden:οοοοgeen trekbelasting optreedt, uitgezonderd door heteigengewicht,bij korte lengtes geen stuikbelasting optreedt,van buitenaf komende mechanische inwerking op dehydraulische slangen/leidingen wordt vermeden.Verhinder schuren van hydraulische slangen aan machinedelen of ook onderling, door een doelmatige bevestiging engeleiding. Bescherm hydraulische slangen eventueel doormantelbuizen of daarvoor bedoeld materiaal. Dek scherpekanten van machinedelen af.de toegestane buigradius niet overschrijden.• De lengte van een hydraulische slang moet bij het aansluiten opbewegende machinedelen zodanig worden bemeten, dat:οοin het gehele bewegingsbereik, de kleinste toegestanebuigradius niet wordt onderschreden,de hydraulische slang niet trekkend wordt belast.• Bevestig de hydraulische slangen/leidingen op de aangegevenbevestigingpunten. Vermijdt dat extra aangebrachteslangenhouders, de natuurlijke beweging en lengteveranderingvan een hydraulische slang niet hinderen.• Verboden de hydraulische leidingen over te lakken.216 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.10.3 Hydrauliekfilter wisselen (Vakwerkplaats werkzaamheden)Wissel het filterelement (1) na ca. 250 bedrijfsuren. Daarna indiennodig, maar tenminste om de 1000 bedrijfsuren.Vervuilde filters veroorzaken een sterkere olieopwarming.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties door ongecontroleerd contact methydraulische olie ontstaat, als de hydraulische olie onder hogedruk vrijkomt en in het lichaam binnendringt!• Als de hydraulische installatie onder bedrijfsdruk staat, is hetverboden de hydraulische filters te wisselen.• Het hydrauliekfilter alleen verwisselen als de hydraulischeinstallatie niet met de trekker is verbonden.• Raadpleeg bij verwondingen door hydraulische olie direct eenarts.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan als bij het wisselen ofnavullen van hydraulische olie op de ondergrond terecht komt(uitglijden)!Leg frisse olievlekken onmiddellijk vast met een bindmiddel.1. Ontkoppel de hydraulische installatie op demachine van de trekker.→ De hydraulische installatie is drukloos.2. Schroef het filterhuis (3) uit de filterkop.3. Trek het vervuilde filterelement (1) los.4. Reinig het filterhuis.5. Vet de schroefdraad van het filterhuis in.6. Controleer, of de O-ring (2) is beschadigd.Een beschadigde O-ring vervangen.O-ring DR 67,95 x 2,62Best.-Nr. 865 07 5887. Vet de O-ring (2) van de nieuwefilterpatroon in.8. Schuif het filterelement tot aanslag op.Filterelement Best.- Nr. 870 08 8879. Schroef het filterhuis in de filterkop.10. Aantrekken met een draaimoment van150 Nm.Fig. 116<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 217


Machine onderhouden en verzorgen11.11 Hydraulische niveauregelingLees hierover in hoofdstuk "Rijhoogte van de hydraulischeniveauregeling controleren", pagina 121 en "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling corrigeren", pagina 122.11.11.1 De olievoorraadhouder op de hydraulisch cilinder van de hydraulischeniveauregelingBij langdurig gebruik van de machine moet u maandelijks:• het condenswater uit de olievoorraadhouder (Fig. 117/1)aftappen,• het oliepeil in de olievoorraadhouder (Fig. 117/1) controleren /navullen. Alle vier olievoorraadhouders moeten tot de helft zijngevuld met hydraulische olie HLP 46. De vulhoeveelheidbedraagt telkens 100 ml.De olievoorraadhouder (1) voorziet de ruimterond de plunjerstang van de hydraulische cilinder(2) van hydraulische olie. Tijdens het uitverenvan het onderstel zuigt de hydraulische cilinderhydraulische olie uit de olievoorraadhouder aanen vult de plunjerruimte met hydraulische olie.Fig. 11711.11.1.1 Condenswater aftappen en het oliepeil controleren / navullenVoer de nodige werkzaamheden na elkaar aande rechter en de linkerzijde uit:1. Koppel trekker en machine.2. Zet de trekker en de onbeladen machine opeen vlakke ondergrond.3. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd wegrollen.4. Koppel de hydrauliekslang van hetniveauventiel met een enkelwerkend ventielvan de trekker.218 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen5. Laat alle vier hydraulische cilinders(Fig. 117/4) van de hydraulischeniveauregeling compleet zakken:5.1 Druk op de blokkeerknop (3) of (4), omde blokkeerkraan (5) of (6) teontgrendelen.5.2 Verdraai de blokkeerkraan in de stand"AB" (OMLAAG), voorzichtig tot aande aanslag.5.3 Houd de hendel op het stuurventielvan de trekker zolang in de stand"Heffen", tot de manometers (1) en (2)0 bar aangeven.→ De hydraulische cilinders (Fig. 117/4)van de hydraulische niveauregelingzijn helemaal ingeschoven.Fig. 1186. Condenswater uit de voorraadhouder (1)aftappen:6.1 Houdt een opvangvat onder devoorraadhouder.6.2 Draai de aftapschroef (4) los.→ Het condenswater loopt in hetopvangvat.6.3 Trek de aftapschroef weer aan, zodraer hydraulische olie naar buiten komt.6.4 Het condenswater milieuvriendelijkafvoeren.7. Het oliepeil in de olievoorraadhouder (1)controleren / navullen:7.1 Draai de verbinding (3) los.7.2 Zwenk de olievoorraadhouder naarboven.7.3 Draai de verbinding weer vast.7.4 Verwijderen de aftapbout (4).7.5 Gebruik een schoon voorwerp, dat alspeilstok kan dienen.7.6 Steek dit schone voorwerp in devulopening, om het peil op te nemen.7.7 Indien nodig, hydraulische olienavullen.7.8 Aftapbout op de plaats brengen envastdraaien.7.9 Draai de verbinding (3) los.7.10 Zwenk de olievoorraadhouder naarbeneden.7.11 Draai de verbinding weer vast.Fig. 1178. Stel de rijhoogte voor de hydraulischeniveauregeling weer correct in. Leeshiervoor het hoofdstuk "Rijhoogte van dehydraulische niveauregeling corrigeren",pagina 122.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 219


Machine onderhouden en verzorgen11.12 BandenGoed bandenmanagement is een vraag van regelmatige controles enrijden met juiste bandenspanningen.11.12.1 Banden controleren• Controleer de bandenspanning tenminste 1 keer per 14 dagen.Als u de machine langere tijd niet gebruikt, moet debandenspanning worden gecontroleerd, voordat U de machineweer in gebruik neemt.Let er altijd op, dat de bandenspanning precies op de belastingen de soort van het werk is ingesteld, die voor de machine in hetalgemeen wordt aangegeven.• Banden nooit overbelasten.• Controleer of er beschermdopjes op de ventielen zijn en of zevast zitten.• Banden bij voorkeur tijdens het werk controleren op "Vouwen" ofandere niet normale vervormingen.Stenen, kiezel, spijkers en andere vreemde voorwerpen, die zichin de band gedrongen hebben, verwijderen, omdat deze zichanders dieper in de band kunnen dringen.Diepere insnijding onmiddellijk laten repareren.• Ontlast de banden, als de machine voor langere tijd niet zalworden gebruikt. Zo vermijdt u een vervorming van de banden.• Sla losse banden op een donkere plaats op, die vrij is van olieen andere chemicaliën.• Banden niet in de buurt van elektromotoren opslaan. Het doorde elektromotoren uitgebrachte ozon droogt de band langzaamuit.11.12.1.1 De uitwerking van verschillende banden op akker- en groenlandDe kracht die nodig is om een band over de ondergrond te trekken,wordt als rolweerstand aangeduid. Deze wordt aanzienlijk hoger alsde band in de ondergrond insnijdt of wegzakt.Lagere bandenspanning vergroot het contactvlak van de band tenopzichte van gebruik daarvan met een hoge bandenspanning. Bij hetgebruik van brede banden met een lage spanning blijft de band beteraan de oppervlakte en de rolweerstand vermindert. Het trekken vande machine vraagt minder kracht, het brandstofverbruik vermindert ener wordt tijd uitgespaard. Gelijktijdig worden minder sporen gevormden een storende bodemverdichting wordt voorkomen. Het groterecontactvlak maakt ook de krachtenoverbrenging effectiever. Onnodigebeschadigingen aan de bodemstructuur worden vermeden. Ook hetbrandstofverbruik wordt verminderd.De last wordt door de lucht in de banden gedragen. Daarom is hetheel belangrijk, de juiste bandenafmetingen en de juistebandenspanning voor de betreffende machine of de betreffendewerkzaamheden te kiezen. Een met lage druk toegepaste band iszachter en daarom vriendelijker voor het oppervlak. De soepelheid220 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgenverbetert ook het rijcomfort.De slijtage van de band verschilt al naar gelang de bandenspanningen het soort oppervlak dat wordt bereden. Een eenvoudige regel is,zachte banden voor zachte oppervlakken en hardere banden voorhardere oppervlakken.Eén blik op de banden kan al veel vertellen over de manier waarop deband wordt gebruikt. Als de band hoofdzakelijk aan de schoudersslijtage vertoont, werd deze waarschijnlijk met een te lage spanninggebruikt - de zijwanden van de band dragen een te hoog deel van debelasting. Als de banden hoofdzakelijk in het midden slijten, zijn zewaarschijnlijk met een te hoge druk gebruikt.Als de machine wordt gebruikt op hellingen, bestaat de mogelijkheidde bandenspanning tot de maximale waarde te verhogen. Zo wordthet spoorhoudend vermogen tijdens het rijden van terrassenlijnenverbeterd.11.12.1.2 Uitwerking van verschillende bandenspanningen op de wegAls de machine overwegend op een vaste ondergrond wordt gebruikt(straat of verhard erf), bestaat de mogelijkheid om de spanning tot demaximum toelaatbare druk te verhogen. Daarbij is de slijtage in dezetoepassing het geringst.11.12.2 Banden wisselenLees voor u begint met reparaties aan wielen en banden hethoofdstuk "Fundamentele veiligheidsaanwijzingen", pagina 43.WAARSCHUWINGVerwondingrisico en het risico te worden omgestoten kunnenontstaan, als de machine tijdens werkzaamheden aan debanden, ongecontroleerd zakt!• Gebruik voldoende zware hefmiddelen, die voor het gewicht vande machine zijn toegestaan en geschikt zijn.• Gebruik de hefmiddelen op de daarvoor gemarkeerde punten.• De ondergrond moet voldoende draagkracht hebben, voordat demachine met een hefmiddel wordt geheven. Plaats bokken omongecontroleerd zakken te voorkomen. Gebruik, indien nodig,lastverdelende onderlegstukken.• Nooit onder een geheven, niet beveiligde machine gaan.WAARSCHUWINGGevaarlijke situaties kunnen ontstaan, als reparaties aan wielenen banden onoordeelkundig worden uitgevoerd!• Alleen geschoolde personen met geschikt gereedschap mogenreparaties aan de wielen en banden uitvoeren.• Vervang beschadigde velgen onmiddellijk.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 221


Machine onderhouden en verzorgen1. Beveilig de trekker en de machine tegenongecontroleerd starten en wegrollen, ziehiervoor pagina 142.2. Gebruik de hefmiddelen op de daarvoorgemarkeerde punten.Fig. 1193. Houdt bij het los- en vastdraaien van dewielmoeren, de getoonde volgorde aan.Fig. 1204. Trek de wielmoeren aan met hetvoorgeschreven draaimoment:ο M 18x1,5 – 270 +20+0 Nmο M 22x1,5 – 450 +60+0 Nm5. Controleer na 10 werkuren of dewielmoeren vast zitten. De wielmoereneventueel natrekken.Fig. 120222 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.13 Reminstallatie11.13.1 Leidingfilter van de luchtdrukreminstallatie reinigen / controlerenDe in de koppelingskoppen van de rem- en voorraadleidinggeïntegreerde leidingfilters beschermen de reminrichting voorversmeren door vaste partikels.De luchtverzorging voor het remsysteem heeft voorrang voor hetbeschermen van het remsysteem tegen versmering en wordt onderalle voorwaarden veiliggesteld. Als een extra filterelement istoegevoegd opent daar bij versmering een internoverbruggingselement en ongefilterde lucht stroomt door dekoppelingskop.• Controleer regelmatig de mate van versmering in defilterelementen in de koppelingskoppen.• Reinig sterk versmeerde filterelementen.Mate van versmering controleren1. Controleer de mate van versmering in defilterelementen (1) in de koppelingskoppenvan de rem- en voorraadleiding voordat dekoppelingskoppen met de trekker wordenverbonden. U kunt door de opening (2)onder het kunststofdeksel het filterelementzien.Filterelement reinigenFig. 121211. Open het afsluitdeksel (3).2. Verwijder de beide kruiskopschroeven (4).3. Open de afdekking (5) door weg tezwenken.24 534. Neem het filterelement (1) uit dekoppelingskop.5. Blaas het filterelement met perslucht uit ofreinig het met benzine of een verdunner.6. Plaats het filterelement weer in dekoppelingskop.7. Sluit de afdekking (5).Fig. 1228. Schroef de beide kruiskopschroeven (4) erweer in.9. Koppel de rem- en de voorraadleiding op detrekker aan.10. Controleer of de koppelingskoppen dichtzijn.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 223


Machine onderhouden en verzorgen11.13.2 Luchtdruk reminstallatie instellenRemhefboom met de hand in de drukrichtingbedienen.Bij een vrije slag (X) van max. 30 mm moet derem worden nagesteld.De instelling vindt plaats aan de stelbout (1)(Veiligheidsring neerdrukken)De vrije slag (X) instellen op 0,1 maal de lengtevan de remhefboom (Y).Controle remvoeringen (2)Bij een restdikte van:• geniete voering 5 mm,• gekleefde voering 2 mm,moet de remvoering worden vernieuwd.Fig. 12311.13.3 Hydraulische-reminstallatie instellenRemhefboom in de drukrichting bedienen.Bij een vrije slag (X) van max. 40 mm moet derem worden nagesteld.De instelling vindt plaats aan de stelbout (1)(Veiligheidsring neerdrukken)De vrije slag (X) instellen op 0,1 maal de lengtevan de remhefboom (Y).Controle remvoeringen (2)Bij een restdikte van:• geniete voering 5 mm,• gekleefde voering 2 mm,moet de remvoering worden vernieuwd.Fig. 124224 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Machine onderhouden en verzorgen11.14 Aandraaimomenten voor metrische boutverbindingenKlasse en markering van deboutkoppenKlasse en markering van demoerenKlasse 4.8 Klasse 8.8 Klasse 10.9 Klasse 12.9Maatingeolied* droog° ingeolied* droog° ingeolied* droog° ingeolied* droog°Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ft Nm lb-ftM 6 4,8 3,5 6 4,5 9 6,5 11 8,5 13 9,5 17 12 15 11,5 19 14,5M 8 12 8,5 15 11 22 16 28 20 32 24 40 30 37 28 47 35M10 23 17 29 21 43 32 55 40 63 47 80 60 75 55 95 70M12 40 29 50 37 75 55 95 70 110 80 140 105 130 95 165 120M14 63 47 80 60 120 88 150 110 175 130 225 165 205 150 260 190M16 100 73 125 92 190 140 240 175 275 200 350 255 320 240 400 300M18 135 100 175 125 260 195 330 250 375 275 475 350 440 325 560 410M20 190 140 240 180 375 275 475 350 530 400 675 500 625 460 800 580M22 260 190 330 250 510 375 650 475 725 540 925 675 850 625 1075 800M24 330 250 425 310 650 475 825 600 925 675 1150 850 1075 800 1350 1000M27 490 360 625 450 950 700 1200 875 1350 1000 1700 1250 1600 1150 2000 1500M30 675 490 850 625 1300 950 1650 1200 1850 1350 2300 1700 2150 1600 2700 2000M33 900 675 1150 850 1750 1300 2200 1650 2500 1850 3150 2350 2900 2150 3700 2750M36 1150 850 1450 1075 2250 1650 2850 2100 3200 2350 4050 3000 3750 2750 4750 3500* "Ingeolied" betekent, dat de bouten met een smeermiddel zoals bijvoorbeeld motorolie wordengesmeerd, of dat gefosfateerde of voorgeoliede bouten worden gebruikt.° "Droog" betekent, dat normale of verzinkte bouten zonder enige smering worden toegepast.Tab. 4De in de tabel aangegeven draaimomenten zijn richtwaarden. Dezegelden alleen als in deze gebruikershandleiding voor bepaaldebouten en moeren geen andere aantrekmomenten zijnvoorgeschreven.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 225


Machine onderhouden en verzorgen• Controleer regelmatig of bouten en moeren vast zitten.• Breekbouten zijn zodanig gemaakt, dat ze bij een bepaaldebelasting breken. Gebruik bij het vervangen van breekboutenalleen breekbouten van dezelfde klasse.• Let er bij het vervangen van bouten en moeren op, dat dezedezelfde klasse hebben als de te vervangen bouten en moeren.• Trek de bouten en moeren van een hogere klasse met hetzelfdedraaimoment aan, als de oorspronkelijk gebruikte delen.• Overtuig u er van, dat het schroefdraad en de bouten juist zijnaangebracht, voordat de boutverbinding wordt vast getrokken.Dit voorkomt beschadigingen tijdens het vastdraaien.• Trek de contramoeren (niet de bouten) met kunststofring engetande stalen contramoeren met ca. 50% van de in de tabelaangegeven "droge“ waarde aan.• Trek de getande- of de kroonmoeren met het volle draaimomentaan.226 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Storingen12 Storingen12.1 Storingen en oplossing – HydrauliekStoring Oorzaak OplossingGeen enkele functie werkt Oliestroom onderbroken Snelsluitingen controleren.Stuurventielen op de trekker opdruk schakelen.Alle cilinders gaan naarbuiten, echter niet terugBodemkettingaandrijvingloopt niet altijdPick-up gaat omhoog, maarniet weer naar benedenPick-up gaat te snel of telangzaamKnikdissel krijgt wagen nietomhoogAchterklep sluit, maar openttijdens het laden ietsFunctie: Pick-up, knikdisselen achterklep zakken tijdenshet werkSnij-inrichting zwenkt tijdenshet werk langzaam achteruitGeen retourstroom naar detrekkerHydraulieksnelsluitingenversletenStuurschuif in hetbodemkettingventiel klemtPilotplunjer in hetbodemkettingventiel klemt.Retourdruk op de trekker tehoogSmoring voor pick-up defectSnelheid voor kleine gebruikersverkeerd ingesteldSnelheid verkeerd ingesteldWagen over-beladenDruk op de trekker te laagCilinder niet dichtPlunjer in cilinder niet dichtTe geringe olievoorspanningCilinder niet dichtPlunjer in de hydraulischecilinder lektCilinder niet dichtTe geringe olievoorspanningStuurventielen op de trekkercontroleren.Hydraulieksnelsluitingenverwisselen.Stuurschuif reinigen en tijdenshet inbouwen controleren of dezelicht schuift.Pilotplunjer reinigen en tijdenshet inbouwen controleren of dezelicht schuift.Retourdruk op de trekker metenen indien nodig een vrijeretourleiding aanleggen.Smoring vervangen.Snelheid opnieuw instellen.Snelheid opnieuw instellen.Wagen lossen.Trekkerdruk op 180 bar instellen.Cilinder opnieuw afdichten.Plunjer opnieuw afdichten.Tuimelschakelaar iets langerbedienen.Cilinder opnieuw afdichten.Plunjer opnieuw afdichten.Cilinder opnieuw afdichten.Toets iets langer bedienen.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 227


StoringenStoring Oorzaak OplossingSnij-inrichting kan niet inwerkstand worden getrokkenVentielenblok ondichtTab. 5Snij-inrichting tussen demessen en de achterwand vanhet invoerkanaal versmeerdInvoerkanaal verstoptMessen verbogenBoringen defectTrekanker niet vastSluitschroeven ondichtSnij-inrichting schoon maken.Invoerkanaal vrij maken.Messen richten of vervangen.Boringen vervangen.Trekanker met 25 – 28 Nmaantrekken.Sluitschroeven met Loctite oftape afdichten.12.2 Storingen en oplossing – ElektrischStoring Oorzaak OplossingGeen enkele functie werktDe functies verlopenonregelmatigGeen 12 Volt spanning op deschakelkastZekering defectWankel contact in stekkerdoosTrekkermotor uitKabeldiameter van destroomtoevoerkabel te geringVoor 12 Volt spanning op detrekker zorgen.Zekering vernieuwen.Wankel contact verhelpen.Trekkermotor starten.Kabel met grotere diametergebruiken - tenminste 4 mm².Zekering regelmatig defect Zekering te zwak Zekering van min. 25 Ainbouwen.Zekering voortdurend defectBodemkettingaandrijvingwerkt alleen op vol toerentalBodemkettingaandrijving kanniet worden geregeldBodemketting kan zo nu endan worden geregeldBodemkettingaandrijvingwerkt nietKabel beschadigdSchakelaar defectKlemstrip defectTaster in achterwand defect<strong>Plus</strong> en Min aansluitingverwisseltWankel contact op de magneetGeen 12 V spanning op detrekker of op de machineKabeldiameter van destroomtoevoerkabel te geringMagneet vanbodemkettingaandrijving defectKabel vervangen.Schakelaar vervangen.Klemstrip vervangen.Taster vervangen.<strong>Plus</strong> op klem 15 / 30,Min op klem 31 vastaanklemmen.Wankel contact verhelpen.Voor 12 V spanning zorgen.Kabel met grotere diametergebruiken - tenminste 4 mm².Magneet vervangen.228 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


StoringenStoring Oorzaak Oplossing2 of meer functies werkengelijktijdigFunctie werkt niet, hoewel 12Vspanning op de magneet staatGeen weergave in het displayKabel beschadigd, 2 magnetenworden gelijktijdig onderspanning gezetMagneet defectGeen 12 Volt spanningZekering defectKabel vernieuwen.Magneet vervangen.Spanningsbron controleren.Zekering vervangen.Een functie heeft geenstatusweergave in het displayBedrading defect (Kortsluiting) Bedrading controleren /vervangen.Sensor niet juist ingesteldSensor defectSensor instellen.Sensor vervangen.Alle functies hebben geenstatusweergave in het displayBedrading defect (Kortsluiting) Bedrading controleren /vervangen.Laadautomaat schakelt te laatSensoren niet juist ingesteldEen of meerdere sensorendefectBereik niet ingesteldGeen olie van de trekkerSensoren instellen.Sensoren vervangen.Laadautomaat opnieuwkalibreren.Stuurventiel inschakelen.Geen enkele functie werkt Storing in het systeem Trekker opnieuw starten, zodat desoftware opnieuw wordt geladen.Losmodus A I schakelt nietBestuurbare as blokkeert nietgeheel, omdat de wielen zijngeblokkeerdMachine iets vooruit bewegen,zodat de bestuurbare as kanblokkeren.Bij het bedienen van de functieachterklep Trap 2 wordt deverlichting van de laadruimteingeschakeld. (Alleen machinemet doseerwalsen)Type <strong>opraap</strong>wagen werdveranderdBij het bedienen van de functie Type <strong>opraap</strong>wagen werdA II schakelt de verlichting van veranderdde laadruimte in. (alleenmachine met doseerwalsen)Type <strong>opraap</strong>wagen correctkiezen.Zie hiervoor pagina 89.Type <strong>opraap</strong>wagen correctkiezen.Zie hiervoor pagina 89.Tab. 6<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 229


Schema’s13 Schema’s13.1 Hydrauliek schema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong>(1) Zijafvoerband(2) Bodemketting(3) As van de bodemkettingaandrijving(4) Pick-up(5) Knikdissel(6) Disselvering (speciale uitrustingsdelen)(7) Schakelaandrijving DO-schakeling (alleen machinezonder doseerwalsen)(8) Achterklep(9) Kogelblokkeerkraan (alleen machine zonderdoseerwalsen)(10) Smoring (alleen machine met doseerwalsen)(11) Snij-inrichting(12) Bestuurbare as (FAD)(13) Bestuurbare as (BPW)(14) Lift-as Tridem(15) Hydropneumatisch onderstel (BPW Tridemasagregaat)(16) Hydropneumatisch onderstel (Hydac Tandemasbesturing)(17) Y23 en Y24 bij actieve disselvering van onderspanning(18) Hydraulische niveauregeling(19) Alleen bij de uitvoering met zijafvoerband (MLS enLSQ bij uitvoering met zijafvoerband sluiten)(20) 57570536 alleen bij uitvoering met zijafvoerbandinschroevenFig. 125230 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Schema’s13.2 Hydrauliek schema gedwongen besturingFig. 126(1) Kogelblokkeerkraan(2) Kogelblokkeerkraan(5) Handpomp(8) Manometer(9) Accumulator 60 bar(10) Gevercilinders links(11) Gevercilinders rechts(12) Stuurcilinder links(13) Stuurcilinder rechts<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 231


Schema’s13.3 Elektrisch schema <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong>Fig. 127232 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Schema’sFig. 128<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 233


Schema’sFig. 129234 <strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09


Schema’s13.4 Aansluiting verlichting(1) Remlicht: roze(2) Achteruitrijlamp links: geel(3) Achteruitrijlamp rechts: geel(4) Kentekenplaatverlichting: geel(5) Knipperlicht links: blauw(6) Massa: zwart(7) Knipperlicht rechts: bruinFig. 13013.5 Aansluiting extra elektrische verbruikersSluit geen extra gebruikers aan op de bedieningskast.Extra verbruikers zijn bijv. een sileermiddelpomp of een extraverlichting (meer dan 2 lampen).Voor extra verbruikers bieden we een extra aansturing aan, die dezeverbruikers via een relais aanstuurt.<strong>Giga</strong>-<strong>Vitesse</strong> <strong>Duo</strong> Stand 01.09 235

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!