29.11.2012 Views

Migraine Contact - Neuro.be

Migraine Contact - Neuro.be

Migraine Contact - Neuro.be

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong><br />

3<br />

Officiële tijdschrift van de<br />

Belgian Headache Society<br />

Zesmaandelijks tijdschrift<br />

Nr. 3 - April 2005<br />

Afgiftekantoor Brussel X<br />

Headache Update – First announcement<br />

De nieuwe internationale classificatie<br />

van hoofdpijn<br />

Medication-overuse headache<br />

Vroegtijdige <strong>be</strong>handeling van de migraine-aanval:<br />

een race tegen de centrale sensibilisatie?<br />

Laattijdig whiplash syndroom<br />

(The «late whiplash syndrome»)<br />

Botuline toxine A in de <strong>be</strong>handeling van migraine


Beste lezers,<br />

Als nieuwe voorzitter van de Belgian Headache Society, hoop ik dat de volgende twee jaar interessant<br />

en boeiend zullen zijn. Ik verwelkom Dr. M. De Tourtchaninoff als mijn vice-voorzitter en<br />

Dr. M. Vandenheede als secretaris/schatmeester. Prof. Dr. Paemeleire en Dr. Vandersmissen zijn de<br />

twee nieuwe leden van de raad. We heb<strong>be</strong>n een bijeenkomst gepland in Gent op 28 mei met uitstekende<br />

internationale sprekers in het domein van hoofdpijn. Bovendien heb<strong>be</strong>n we een gezamenlijke bijeenkomst<br />

met de Belgian stroke council op 8-9 okto<strong>be</strong>r 2005. We heb<strong>be</strong>n ons ook geëngageerd om in<br />

2005 twee nummers van <strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> te publiceren onder leiding van Dr. A. Fumal, de hoofdredacteur.<br />

In dit nummer <strong>be</strong>spreekt Prof. Dr. Paemeleire het probleem van hoofdpijn door overconsumptie van<br />

medicatie, een onderschat maar <strong>be</strong>handelbaar probleem. Het aantal dagen per maand dat er analgetica<br />

en/of triptanen en /of ergotalkaloïden worden gebruikt, is van cruciaal <strong>be</strong>lang. De hulpverleners en<br />

het grote publiek zouden meer gesensibiliseerd moeten worden voor dit probleem om onnodig lijden<br />

te vermijden. In het artikel van Dr. G. Monseu wordt hoofdpijn door overconsumptie van medicatie ook<br />

vermeld als complicatie van een whiplash trauma. De meeste van deze patiënten moeten de raad krijgen<br />

om hun dagelijkse activiteiten zo snel mogelijk te hernemen. Het gebruik van halskragen moet tot<br />

maximaal 1 week worden <strong>be</strong>perkt.<br />

Onze ex-voorzitter – en ex-voorzitter van de International Headache Society – Prof. Dr. Schoenen<br />

<strong>be</strong>spreekt het <strong>be</strong>lang van de toediening van de triptanen binnen een <strong>be</strong>paald tijdsinterval van een<br />

migraineaanval: de toediening tijdens de aura is te vroeg, de toediening na de centrale sensibilisatie die<br />

tot uiting komt als cutane allodynie, is te laat.<br />

Dr. N. Deklippel geeft een literatuuroverzicht over het gebruik van botuline toxine A bij de profylaxe van<br />

migraine. Een nieuwe profylactische <strong>be</strong>handeling zou welgekomen zijn, aangezien we vooral <strong>be</strong>perkt zijn<br />

tot bètablokkers, anti-epileptica, serotonine-antagonisten en antidepressiva. Hoewel dit nog steeds<br />

controversieel is, zou deze <strong>be</strong>handelingsstrategie nuttig kunnen zijn bij sommige patiënten met migraine.<br />

Prof. M-G. Bousser situeert de nieuwe IHS criteria, een oefening die we allemaal zouden moeten<br />

maken.<br />

Dr L. Herroelen<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> is het officiële tijdschrift van de Belgian Headache Society<br />

CHR de la Citadelle, Boulevard du 12ème de Ligne, 1 B-4000 Luik<br />

Hoofdredacteur: Dr Arnaud Fumal<br />

Redactiecomité: Dr Luc Herroelen, Paul Louis, Jean Schoenen, Marianne de Toutchaninoff, Michel Vandenheede<br />

Productiecoördinator: Marc Moreau<br />

Publiciteitsverantwoordelijke: Arnaud Fumal, Marc Moreau<br />

Verantwoordelijke uitgever: Jean Schoenen, Service de <strong>Neuro</strong>logie, CHR de la Citadelle, Boulevard du 12e de Ligne, 1 B-4000 Liège<br />

URL Belgian Headache Society: http://www.neuro.<strong>be</strong><br />

Het tijdschrift kan ook ingekeken worden op http://www.mediquality.net<br />

Een productie van Moreau PCE<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

3


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

4<br />

Headache Update<br />

FIRST ANNOUNCEMENT<br />

Saturday 28 May 2005 — 2.00 pm – 6.00 pm<br />

Venue: ’Het Pand’, Ghent<br />

Chair: Prof. Dr Koen PAEMELEIRE, Department of <strong>Neuro</strong>logy, Ghent University Hospital<br />

13.30 – 14.00 Welcome reception<br />

14.00 - 14.10 Opening address, Prof. Dr Paul BOON<br />

Chairman of the Department of <strong>Neuro</strong>logy, Ghent University Hospital<br />

Dr Luc HERROELEN<br />

Chairman of the Belgian Headache Society<br />

14.10 – 14.50 Pathophysiology of migraine, Dr Holger KAUBE<br />

Headache Group, Institute of <strong>Neuro</strong>logy, Queen Square, London, UK<br />

14.50 – 15.30 Preventative therapies in migraine, Prof. Dr Jean SCHOENEN<br />

Headache Research Unit, University Department of <strong>Neuro</strong>logy, University of Liège<br />

15.30 – 16.00 Differential diagnosis of headache with focal neurological abnormalities,<br />

Dr Peter SANDÓR<br />

<strong>Neuro</strong>logy Department, University Hospital of Zurich, Switzerland<br />

16.00 – 16.30 Coffee break<br />

16.30 – 17.10 Treatment of trigeminal autonomic cephalalgias, Prof. Dr Peter GOADSBY<br />

Headache Group, Institute of <strong>Neuro</strong>logy, Queen Square, London, UK<br />

17.10 – 17.55 3 case studies, selected by the Belgian Headache Society with panel discussion<br />

17.55 – 18.00 Closing remarks, Prof. Dr Koen PAEMELEIRE<br />

Headache Clinic, Department of <strong>Neuro</strong>logy, Ghent University Hospital<br />

18.00 – On-site walking dinner<br />

How to reach the symposium venue:<br />

’HET PAND’, Onder<strong>be</strong>rgen 1 – B-9000 Ghent – Tel +32 9 264 83 05<br />

Accreditation has <strong>be</strong>en requested from the Belgian <strong>Neuro</strong>logy Accreditation Board<br />

Information:<br />

Prof. Dr Koen Paemeleire<br />

Headache Clinic, Department of <strong>Neuro</strong>logy<br />

Ghent University Hospital<br />

De Pintelaan 185<br />

B-9000 Ghent<br />

Belgium<br />

Tel.: 32-9-240.45.39<br />

Fax.: 32-9-240.49.71<br />

Koen.Paemeleire@UGent.<strong>be</strong><br />

Main sponsors: Glaxo Smith Kline, JANSSEN-CILAG<br />

Sponsors: Almirall, Sanofi-synthelabo, Pfizer, Allergan<br />

Symposium organized as part of the postgraduate neurology course at the ghent university<br />

under the patronage of the <strong>be</strong>lgian headache society<br />

Organizer: Koen Paemeleire


De nieuwe internationale<br />

classificatie van hoofdpijn<br />

Samenvatting<br />

De tweede editie van de internationale classificatie<br />

van hoofdpijn werd zopas gepubliceerd (2004)<br />

onder de <strong>be</strong>scherming van de International<br />

Headache Society. De eerste editie (1988) <strong>be</strong>tekende<br />

een grote vooruitgang in het domein van<br />

hoofdpijn waardoor het voor iedereen mogelijk<br />

werd om gemeenschappelijke diagnostische criteria<br />

te hanteren, wat absoluut noodzakelijk is voor elk<br />

wetenschappelijk onderzoek. Dit artikel resumeert<br />

en <strong>be</strong>commentarieert de <strong>be</strong>langrijkste wijzigingen<br />

die werden doorgevoerd in de tweede editie.<br />

Sleutelwoorden<br />

hoofdpijn, migraine, clusterhoofdpijn, aangezichtsneuralgie,<br />

classificatie.<br />

Inleiding<br />

Hoofdpijn is één van de symptomen die het<br />

meest frequent voorkomen; de prevalentie<br />

<strong>be</strong>draagt meer dan 90% ( 1 ) en ze is één van de<br />

meest frequente motieven voor consultatie<br />

zowel bij de huisarts als bij de neuroloog ( 2, 3 ). In<br />

de VSA zijn er jaarlijks meer dan 10 miljoen consultaties<br />

voor hoofdpijn ( 4 ). In een recente<br />

Amerikaanse studie in de algemene populatie,<br />

leed bijna 25% van de volwassenen aan recidiverende<br />

episoden van ernstige hoofdpijn en 4%<br />

had dagelijks of bijna dagelijks hoofdpijn ( 5-7 ).<br />

Negen percent van de volwassen Amerikanen<br />

neemt minstens eenmaal per week geneesmiddelen<br />

tegen hoofdpijn ( 8 ). Hoofdpijn is zo verantwoordelijk<br />

voor heel wat lijden, een slechtere<br />

levenskwaliteit, een handicap en socio-economische<br />

kosten die aanzienlijk zijn en die de term<br />

«echt openbaar gezondheidsprobleem» verantwoorden<br />

( 9, 10 ).<br />

Meer dan 90% van de patiënten die consulteren<br />

voor hoofdpijn, lijdt aan migraine of spanningshoofdpijn<br />

maar in een klein percentage van de<br />

gevallen, 2% op consultatie, 4% op spoed, gaat<br />

het om secundaire hoofdpijn waarvoor er tal van<br />

oorzaken (meer dan een honderdtal) <strong>be</strong>staan. Bij<br />

een dergelijke diversiteit en bij een symptoom<br />

waarvan de diagnose meestal gebaseerd is op het<br />

klinisch onderzoek alleen, is het absoluut noodzakelijk<br />

om over gemeenschappelijke diagnostische<br />

criteria te <strong>be</strong>schikken zowel voor een goede<br />

aanpak van de patiënten als voor de uitvoering<br />

van degelijke wetenschappelijke studies.<br />

Ta<strong>be</strong>l 1 – Internationale Classificatie van Hoofdpijn (International Headache Society 1988 ( 11 ))<br />

1. <strong>Migraine</strong>.<br />

2. Spanningshoofdpijn.<br />

3. Vasculaire aangezichtspijn en chronische paroxismale hemicranie.<br />

4. Diverse types hoofdpijn niet geassocieerd met een intracraniaal letsel.<br />

5. Hoofdpijn geassocieerd met een craniaal trauma.<br />

6. Hoofdpijn geassocieerd met vasculaire aandoeningen.<br />

7. Hoofdpijn geassocieerd met een niet-vasculair intracraniaal letsel.<br />

8. Hoofdpijn als gevolg van de inname of de stopzetting van stoffen.<br />

9. Hoofdpijn geassocieerd met een extracraniale infectie.<br />

10. Hoofdpijn als gevolg van een metabole stoornis.<br />

11. Hoofdpijn geassocieerd met een cervicale, craniale, oftalmologische, oto-laryngologische of stomatologische aandoening.<br />

12. Neuralgieën, wortelpijn en desafferentatiepijn.<br />

13. Niet klasseerbare hoofdpijn<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

MIGRAINE<br />

REVIEW<br />

5


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

6<br />

Ta<strong>be</strong>l 2 – Diagnostische criteria van migraine zonder aura (1988) ( 11 )<br />

A- Minstens 5 crisissen die voldoen aan criteria B-D<br />

B- Crisissen van hoofdpijn die 4-72 uur duren (zonder <strong>be</strong>handeling of ondoeltreffende <strong>be</strong>handeling) en die onderbroken zijn door pijnvrije intervallen<br />

C- De hoofdpijn <strong>be</strong>zit minstens 2 van de volgende kenmerken:<br />

1- Unilateraal karakter<br />

2- Pulsatiel karakter<br />

3- Matige of ernstige intensiteit (<strong>be</strong>lemmert of verhindert de dagelijkse activiteiten)<br />

4- Verergerd door het op- of afgaan van de trappen<br />

D- De hoofdpijn gaat gepaard met minstens één van de volgende symptomen:<br />

1- Nausea en/of braken<br />

2- Fotofobie en fonofobie<br />

E- Minstens één van de 3 volgende voorwaarden:<br />

1- De anamnese, het neurologisch onderzoek en het algemeen onderzoek wijzen niet op één van de aandoeningen vermeld in de rubrieken 4-10<br />

2- De anamnese, het neurologisch onderzoek en het algemeen onderzoek wijzen op één van deze aandoeningen maar de aanvullende onderzoeken sluiten ze uit.<br />

3- Een dergelijke aandoening is aanwezig maar de crisissen zijn niet de novo opgetreden in nauw tijdsverband met de aandoening.<br />

Het is op deze taak dat de International Headache<br />

Society (I.H.S) zich vanaf 1985 heeft toegelegd<br />

onder impuls van Prof. Jes Olesen (Denemarken),<br />

een taak die in 1998 leidde tot de publicatie van de<br />

eerste internationale classificatie van hoofdpijn ( 11 ).<br />

I - De eerste internationale classificatie van<br />

hoofdpijn en aangezichtspijn:<br />

De eerste classificatie werd gepubliceerd in 1988<br />

na een aanzienlijk werk van 3 jaar waarin meer<br />

dan 100 specialisten, verdeeld in 12 groepen, een<br />

kritische literatuuranalyse uitvoerden en een hiërarchische<br />

classificatie voorstelden van hoofdpijn<br />

met operationele diagnostische criteria voor elk<br />

type hoofdpijn en zeer precieze gebruiksregels.<br />

De eerste classificatie omvatte 13 hoofdstukken<br />

(ta<strong>be</strong>l 1) en 60 subhoofdstukken. De 4 eerste<br />

hoofdstukken stemden overeen met zogenaamde<br />

«primaire» hoofdpijn, met name hoofdpijn<br />

zonder aantoonbare oorzaak; hoofdstukken 5 tot<br />

11 stemden overeen met zogenaamde «secundaire»<br />

hoofdpijn, met name in associatie met een<br />

andere intracraniale of extracraniale oorzaak.<br />

Hoofdstuk 12 was gewijd aan craniale neuralgieën<br />

en hoofdstuk 13 aan niet klasseerbare hoofdspijn.<br />

Elk hoofdstuk kreeg ook een code van een één<br />

cijfer (1 tot 13) toegekend en elk subhoofdstuk<br />

een code van 2 cijfers. De latere indelingen lieten<br />

toe om tot 4 cijfers te gaan al naargelang de<br />

gewenste graad van verfijning.<br />

In geval van associatie van verschillende soorten<br />

hoofdpijn, was het aan<strong>be</strong>volen om meerdere codes<br />

te gebruiken, te <strong>be</strong>ginnen met het type dat overheerst.<br />

Zo werd een migrainepatiënt die leed aan<br />

hoofdpijn in associatie met misbruik van ergotamine<br />

en inspanningshoofdpijn, gecodeerd: 1.1 (migraine<br />

zonder aura), 8.2.1 (hoofdpijn geïnduceerd door<br />

ergotamine) en 4.5 (<strong>be</strong>nigne inspanningshoofdpijn).<br />

Deze classificatie was innoverend omdat ze diagnostische<br />

criteria voorstelde die allen moesten<br />

voldaan zijn opdat de code kon toegekend worden.<br />

Als voor<strong>be</strong>eld, de diagnostische criteria van<br />

migraine zonder aura worden vermeld in ta<strong>be</strong>l 2.<br />

Deze eerste classificatie wou in eerste instantie een<br />

werkinstrument zijn. Ze moest toelaten om een in<br />

domein waarin ieder zijn eigen waarheid <strong>be</strong>zat en<br />

waarin de laksheid een wetenschappelijke <strong>be</strong>nadering<br />

<strong>be</strong>moeilijkte, dezelfde taal te gebruiken, epidemiologische<br />

studies te lanceren en de basis te leggen<br />

voor een grondigere kennis van hoofdpijn.<br />

Zodra ze werd gepubliceerd, werd de classificatie<br />

getest op het terrein met sommige studies die<br />

haar <strong>be</strong>trouwbaarheid en volledigheid <strong>be</strong>nadrukten<br />

( 12 ) en andere die ze <strong>be</strong>kritiseerden ( 13-16 ). De<br />

ontwerpers van de classificatie hadden deze kritiek<br />

voorzien en zelfs gewenst in de hoop dat er<br />

studies zouden opgezet worden om ver<strong>be</strong>teringen<br />

aan te brengen in de tweede editie; deze editie<br />

was initieel gepland 4 jaar later maar werd uiteindelijk<br />

pas 16 jaar later gepubliceerd! ( 17 )<br />

II - De tweede editie van de internationale<br />

classificatie van hoofdpijn (2004) ( 17 )<br />

De eerste classificatie was een <strong>be</strong>langrijke vooruitgang<br />

in het domein van hoofdpijn; ze maakte het<br />

effectief mogelijk om fysiopathologische en epidemiologische<br />

studies, therapeutische studies en validatiestudies<br />

uit te voeren; op basis hiervan werden<br />

sommige criteria in twijfel getrokken en werden er<br />

andere meer solide criteria opgesteld. Het is op<br />

basis van deze gegevens dat de nieuwe classificatie<br />

werd uitgewerkt, nog steeds onder leiding van<br />

Prof. Jes Olesen die eraan hield om dezelfde basisstructuur<br />

en dezelfde gebruiksregels te <strong>be</strong>houden ( 17 ):<br />

codering met één of meerdere cijfers volgens de<br />

gewenste graad van verfijning, codering in dalende<br />

volgorde van <strong>be</strong>lang als er bij eenzelfde patiënt<br />

meerdere types hoofdpijn voorkomen, noodzaak<br />

om te voldoen aan alle diagnostische criteria om<br />

een code toe te kennen aan hoofdpijn enz…<br />

II.1 - De wijzigingen tussen 1988 en 2004<br />

A. Belangrijkste wijzigingen in de voorstelling<br />

op het vlak van de algemene structuur:<br />

dit zijn<br />

• de verdeling in 3 delen: 1=Primaire hoofdpijn;<br />

2=Secundaire hoofdpijn; 3=Craniale neuralgie,


Ta<strong>be</strong>l 3 – Internationale Classificatie van Hoofdpijn 2de Editie ( 17 ) (International Headache Society 2004)<br />

• Primaire hoofdpijn<br />

1. <strong>Migraine</strong>.<br />

2. Spanningshoofdpijn.<br />

3. Vasculaire aangezichtspijn en andere vormen van trigemino-autonome hoofdpijn.<br />

4. Andere vormen van primaire hoofdpijn.<br />

• Secundaire hoofdpijn: hoofdpijn te wijten aan:<br />

5. Een craniaal en/of cervicaal trauma.<br />

6. Een craniale of cervicale vasculaire aandoening.<br />

7. Een niet-vasculaire intracraniale aandoening.<br />

8. Inname of stopzetting van een stof.<br />

9. Infectie.<br />

10. Homeostase stoornis.<br />

11. Afwijking van de schedel, de hals, de ogen, de oren, de neus, de sinussen, de tanden van de mond of andere faciale of craniale structuren ( 1 ).<br />

12. Een psychiatrische aandoening<br />

13. Craniale neuralgieën en centrale oorzaken van aangezichtspijn.<br />

14. Andere hoofdpijn, craniale neuralgieën, centrale of primaire aangezichtspijn.<br />

( 1 ) De precieze classificatie «hoofdpijn of aangezichtspijn te wijten aan….».<br />

centrale en primaire aangezichtspijn en andere<br />

types hoofdpijn (hoofdstuk 3).<br />

• De toevoeging van een hoofdstuk gewijd aan<br />

«hoofdpijn te wijten aan een psychiatrische aandoening»,<br />

wat het totaal aantal hoofdstukken op<br />

14 in plaats van 13 brengt (ta<strong>be</strong>l 4).<br />

• De invoering bij elke code van de ICD-10NA<br />

code van de WGO waardoor het mogelijk is om<br />

de overeenkomsten tussen <strong>be</strong>ide classificaties te<br />

<strong>be</strong>palen; deze van de WGO is op dit vlak minder<br />

gedetailleerd dan deze van de IHS.<br />

• De toevoeging van een bijlage die theoretisch<br />

gezien alles omvat dat omstreden is of dat onvoldoende<br />

gevalideerd is, zoals carotidynie, of hoofdpijn<br />

te wijten aan paniekaanvallen; er staan echter<br />

ook goed gevalideerde en gedefinieerde types<br />

hoofdpijn in, zoals menstruele migraine, maar<br />

deze werden (om trouwens duistere redenen)<br />

niet weerhouden door de groep experts.<br />

• De invoering van een categorie «waarschijnlijk»<br />

in elk van de 3 grote groepen van primaire hoofdpijn:<br />

migraine, spanningshoofdpijn en vasculaire<br />

aangezichtspijn. Deze kwalificatie «waarschijnlijk»<br />

impliceert dat alle diagnostische criteria verenigd<br />

zijn <strong>be</strong>halve één, wat een serieuze inbreuk is op<br />

één van de fundamentele regels van de classificatie,<br />

met name de noodzaak dat alle criteria aanwezig<br />

zijn.<br />

• De vervanging van de term «geassocieerd met»<br />

door «te wijten aan» voor secundaire hoofdpijn<br />

om het causaal verband tussen de onderliggende<br />

aandoening en hoofdpijn te versterken.<br />

B. Belangrijkste wijzigingen die aangebracht<br />

werden in de verschillende hoofdstukken:<br />

1 - <strong>Migraine</strong>: De <strong>be</strong>langrijkste wijziging – waarover<br />

er trouwens absoluut geen unanimiteit<br />

<strong>be</strong>staat – is de invoering van de term «chronische<br />

migraine» als de patiënt meer dan 15 dagen per<br />

maand gedurende meer dan 3 maanden lijdt aan<br />

migraineuze hoofdpijn zonder geneesmiddelenmisbruik.<br />

Hoewel we het <strong>be</strong>staan van dergelijke<br />

gevallen niet ontkennen, lijkt het risico volgens<br />

ons groot dat men genoegen neemt met deze<br />

term «chronische migraine» als het evolutiepatroon<br />

van migraine verandert en dat men een<br />

onderliggende – organische of psychologische –<br />

aandoening die verantwoordelijk is voor de verergering<br />

miskent.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

Ta<strong>be</strong>l 4 – Diagnostische criteria van hoofdpijn als gevolg van een niet-traumatische subarachnoïdale<br />

bloeding in de 2 classificaties<br />

1988: Hoofdpijn geassocieerd met een subarachnoïdale bloeding ( 11 )<br />

A – Een huidige of vroegere subarachnoïdale bloeding wordt <strong>be</strong>wezen door de onderzoek van het cerebrospinaal vocht of met de scanner<br />

B – Plots optredende hoofdpijn: minder dan 60 minuten als het gaat om een aneurysma, minder dan 12 uur als het gaat om een arterio-veneuze malformatie<br />

C – Minstens één van de volgende kenmerken:<br />

1 – Hoofdpijn met ernstige intensiteit<br />

2 – Bilateraal gelokaliseerde hoofdpijn<br />

3 – Nekstijfheid<br />

4 – Stijging van de lichaamstemperatuur<br />

2004: Hoofdpijn te wijten aan een subararchnoïdale bloeding ( 17 )<br />

A – Ernstige plots optredende hoofdpijn die voldoet aan criteria C en D<br />

B – Aangetoond met de neurologische <strong>be</strong>eldvorming (scanner of MRI T2 of Flair) of bij het onderzoek van het cerebrospinaal vocht<br />

van een subarachnoïdale bloeding, ongeacht of er al dan niet andere klinische tekens zijn<br />

C – De hoofdpijn treedt op op het moment van de bloeding<br />

D – De hoofdpijn verdwijnt in een maand<br />

7


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

8<br />

Abdominale migraine werd toegevoegd aan de<br />

periodieke syndromen op kinderleeftijd die vaak<br />

precursoren van migraine zijn. Oftalmoplegische<br />

migraine daarentegen, staat nu in rubriek 13. Een<br />

categorie «typische aura met niet-migraineuze<br />

hoofdpijn» werd toegevoegd; ze is te gebruiken<br />

telkens als de hoofdpijn niet de typische kenmerken<br />

van migraine zonder aura heeft die dezelfde<br />

zijn als in 1988 (zie hoger). Deze toevoeging lijkt<br />

ons ontoereikend te zijn want ze kan er enerzijds<br />

toe te leiden dat sommige symptomatische aura’s<br />

als migraineus worden <strong>be</strong>stempeld, en anderzijds<br />

dat sommige types migraineuze hoofdpijn met<br />

aura bij kinderen die meestal minder dan 4 uur<br />

duren (migraineuze hoofdpijn moest 4 tot 72 uur<br />

duren) als niet-migraineus worden geklasseerd.<br />

2 - Spanningshoofdpijn: Er werden verfijningen<br />

doorgevoerd tussen «weinig frequente» spanningshoofdpijn<br />

(minder dan 10 episoden die minder dan<br />

één dag per maand duren), frequente episoden<br />

(meer dan 10 episoden maar minder dan 15 dagen<br />

per maand gedurende meer dan 3 maanden) en<br />

chronische episoden (meer dan 15 dagen per<br />

maand meer dan 3 maanden per jaar). Men kan<br />

alleen maar vaststellen dat deze details niet onderworpen<br />

werden aan de wetenschappelijke validatie<br />

die theoretisch vereist is bij de classificatie.<br />

3 - Vasculaire aangezichtspijn en andere «trigemino-autonome»<br />

hoofdpijn. Deze term<br />

omvat vasculaire aangezichtspijn, chronische<br />

paroxismale hemicranie en een nieuwkomer,<br />

«SUNCT» (Short lasting Unilateral Neuralgiform<br />

headache attacks with Conjonctival injection and<br />

Tearing). Hemicrania continua, die niet vermeld<br />

werd in de 1ste editie, verschijnt in de 2de maar<br />

in rubriek 4 terwijl de diagnostische criteria overeenstemmen<br />

met deze van trigemino-autonome<br />

hoofdpijn: «unilaterale hoofdpijn geassocieerd<br />

met minstens één homolateraal vegetatief teken:<br />

conjunctivale injectie en/of tranen, neuscongestie<br />

en/of rhinorroe, ptosis en/of miosis.<br />

4 - Andere primaire hoofdpijn: Deze groep is<br />

een restcategorie van een aantal types hoofdpijn<br />

die vroeger geklasseerd werden als «<strong>be</strong>nigne of<br />

idiopathisch» en van nieuwe variëteiten van<br />

hoofdpijn. Het is de meest omstreden groep aangezien<br />

onder primaire hoofdpijn (dus waarvoor<br />

het risico groot is dat de oorzaak niet achterhaald<br />

wordt) wordt verstaan: hoofdpijn die het gevolg is<br />

van een bijzondere omstandigheid van optreden<br />

(hoest, inspanning, seksuele activiteit, slaap),<br />

hoofdpijn die enkel geklasseerd wordt volgens<br />

zijn manier van ontstaan en zijn ernst (plots optredende<br />

hoofdpijn) en andere types die daarentegen<br />

gedefinieerd worden volgens hun duur, zoals<br />

de nieuwkomer NDPH «New Daily Persistent<br />

Headache» of recente dagelijkse persisterende<br />

hoofdpijn. Het wordt gelukkig duidelijk vermeld<br />

dat alle secundaire oorzaken moeten uitgesloten<br />

zijn vooraleer deze diagnosen worden weerhouden<br />

maar zonder te preciseren hoever men moet<br />

gaan in de onderzoeken. Deze moeten zeer ver-<br />

der doorgedreven worden, soms tot de conventionele<br />

angiografie bij sommige types hoofdpijn<br />

zoals primaire plots optredende hoofdpijn die volgens<br />

ons <strong>be</strong>ter zou ondergebracht worden in de<br />

bijlage als onvoldoende gevalideerd syndroom.<br />

5 - Hoofdpijn te wijten aan een craniaal en/of<br />

cervicaal trauma. Dit hoofdstuk is veel gedetailleerder<br />

dan in de 1ste editie met een welgekomen<br />

onderscheid volgens de ernst van het trauma (rekening<br />

houdend met de definities die gebruikt worden<br />

door specialisten van craniale traumata) en de<br />

opneming van posttraumatische hematomen die<br />

voordien ondergebracht waren onder de cerebrovasculaire<br />

aandoeningen.<br />

6 - Hoofdpijn te wijten aan craniale of cervicale<br />

vasculaire aandoeningen. De <strong>be</strong>langrijkste<br />

wijzigingen in dit hoofdstuk zijn de weglating van<br />

carotidynie (overgegaan naar de bijlage) en van<br />

hoofdpijn in verband met arteriële hypertensie<br />

(nu in hoofdstuk 10) en de toevoeging van enkele<br />

rubrieken die meestal trouwens nog maar weinig<br />

gedocumenteerd zijn als oorzaken van hoofdpijn:<br />

cavernomen, het syndroom van Sturge We<strong>be</strong>r,<br />

CADASIL of carotisangioplastie.<br />

7 - Hoofdpijn te wijten aan een niet-vasculaire<br />

intracraniale aandoening. Dit hoofdstuk is veel<br />

meer uitgewerkt dan in de 1ste editie met meer<br />

uitgewerkte definities van intracraniale hyper- en<br />

hypotensie, en hoofdpijn als gevolg van inflammatoire<br />

aandoeningen en met de invoering van<br />

hoofdpijn na een epilepsieaanval en het syndroom<br />

van «hoofdpijn en een voorbijgaand neurologisch<br />

deficit met lymfocytose van het cerebrospinaal<br />

vocht», waarvan het <strong>be</strong>staan onmiskenbaar is maar<br />

het mechanisme en de oorzaak on<strong>be</strong>kend zijn.<br />

8 - Hoofdpijn te wijten aan de inname van een<br />

stof of zijn stopzetting. De lijst van verantwoordelijke<br />

stoffen werd aanzienlijk verlengd: cocaïne,<br />

cannabis, histamine, CGRP, triptanen enz.… en<br />

het <strong>be</strong>grip van overconsumptie («over use») is in<br />

de plaats gekomen van dit van consumptie<br />

(«use»). Een interessante toevoeging <strong>be</strong>treft de<br />

diagnose van «hoofdpijn met vermoedelijk<br />

geneesmiddelenmisbruik»; dit is een provisoire<br />

code die gebruikt wordt bij patiënten met primaire<br />

hoofdpijn en overconsumptie van geneesmiddelen<br />

die dagelijks last heb<strong>be</strong>n van hoofdpijn en<br />

waarbij het onmogelijk is om te <strong>be</strong>palen wat het<br />

aandeel is van het geneesmiddelenmisbruik. Het is<br />

pas a posteriori, als de hoofdpijn niet meer dagelijks<br />

chronisch is gedurende minstens 2 maanden<br />

na de ontwenning, dat men definitief kan <strong>be</strong>sluiten<br />

tot hoofdpijn met geneesmiddelenmisbruik.<br />

9 - Hoofdpijn te wijten aan een infectie. De<br />

<strong>be</strong>langrijkste wijzigingen <strong>be</strong>treffen de invoering<br />

van intracraniale infecties, de invoering van hoofdpijn<br />

te wijten aan HIV en aan AIDS en de individualisering<br />

van een syndroom van chronische postinfectieuze<br />

of post-meningitis hoofdpijn die werd<br />

geïdentificeerd op basis van ervaring maar die nog


niet wetenschappelijk gevalideerd is en dus in de<br />

bijlage zou moeten staan.<br />

10 - Hoofdpijn te wijten aan een stoornis in de<br />

homeostase. Dit hoofdstuk omvat alle metabole<br />

of endocriene afwijkingen, arteriële hypertensie<br />

(meer uitgewerkt dat voordien) en nieuwkomers<br />

zoals hypothyroïdie, vasten, duiken en myocardischemie.<br />

11 - Hoofdpijn of aangezichtspijn te wijten aan<br />

een afwijking van de schedel, de hals, de ogen,<br />

de oren, de neus, de sinussen, de tanden, de<br />

mond of andere faciale of craniale structuren.<br />

Dit hoofdstuk erkent uiteindelijk het <strong>be</strong>staan van<br />

cervicogene hoofdpijn en het is veel gedetailleerder<br />

voor wat <strong>be</strong>treft de oftalmologische oorzaken<br />

met de inlassing van ontstekingen van de ogen en<br />

ORL oorzaken met <strong>be</strong>tere criteria voor rhinosinusitis.<br />

12 - Hoofdpijn te wijten aan een psychiatrische<br />

ziekte. De inlassing van psychiatrische aandoeningen<br />

in de classificatie vult een grote lacune van de<br />

1ste editie aan. Ze blijft echter te <strong>be</strong>scheiden aangezien<br />

ze zich <strong>be</strong>perkt tot de somatisatie en tot<br />

psychosen en aangezien de psychologische oorzaken,<br />

die veruit het meest frequent voorkomen in<br />

de praktijk: angst, depressie, paniekaanvallen,<br />

hypochondrie, er niet in opgenomen zijn en verbannen<br />

zijn naar de bijlage. Dit is misschien te wijten<br />

aan een zekere terughoudendheid van sommige<br />

neurologen tegenover de rol van psychologische<br />

factoren in de genese, de verergering of de<br />

<strong>be</strong>stendiging van sommige vormen van hoofdpijn!<br />

13 - Craniale neuralgieën en centrale oorzaken<br />

van aangezichtspijn. Dit hoofdstuk gebruikt<br />

voor het eerst de term «aangezichtspijn», wat<br />

verwonderlijk is aangezien in alle vorige hoofdstukken<br />

aangezichtspijn impliciet werd opgenomen:<br />

aangezichtspijn van sommige types migraine,<br />

van carotisdissecties, van maxillaire sinusitis of<br />

van tandziekten. Het gaat hier echter slechts om<br />

een eigenaardigheid zonder verdere gevolgen.<br />

Alle neuralgieën zijn er goed in <strong>be</strong>schreven tot de<br />

meest zeldzame: neuralgieën van de n. laryngeus<br />

superior, de n. supra-orbitalis of de n. nasociliaris<br />

bijvoor<strong>be</strong>eld. Er werden helaas sommige syndromen<br />

<strong>be</strong>houden die men misschien <strong>be</strong>ter had<br />

ondergebracht in de bijlage zoals het syndroom<br />

van Tolosa Hunt of oftalmoplegische migraine en,<br />

merkwaardig genoeg, verscheen er een nieuwkomer<br />

«idiopathische persisterende aangezichtspijn»<br />

die overeenstemt met de oude «atypische aangezichtspijn»<br />

en die ook <strong>be</strong>ter zou opgenomen worden<br />

in de bijlage. In dit hoofdstuk staan ook sommige<br />

vormen van hoofdpijn die noch «neuralgieën»,<br />

noch «centrale oorzaken van aangezichtspijn»<br />

zijn zoals hoofdpijn als gevolg van koude en<br />

hoofdpijn veroorzaakt door externe compressie.<br />

14 - Andere hoofdpijn, craniale neuralgie, centrale<br />

of primaire aangezichtspijn. In dit hoofdstuk<br />

kunnen types hoofdpijn en aangezichtspijn<br />

ondergebracht worden waarvoor men over geen<br />

details <strong>be</strong>schikt en/of die men niet elders kan klasseren.<br />

C. Wijzigingen die aangebracht werden in de<br />

diagnostische criteria zelf: Deze zijn vrij talrijk,<br />

maar het is vooral een kwestie van presentatie.<br />

We geven slechts enkele voor<strong>be</strong>elden. Zo was<br />

een <strong>be</strong>langrijke vormverandering de standaardisatie<br />

van de criteria voor secundaire hoofdpijn<br />

zodat A overeenstemt met de kenmerken van de<br />

hoofdpijn, B met de <strong>be</strong>langrijkste diagnostische<br />

criteria van de des<strong>be</strong>treffende hoofdpijn, C met<br />

het tijdsverband tussen de hoofdpijn en de causale<br />

aandoening of met elk ander element dat het<br />

causaal verband aantoont, D met het interval tot<br />

het verdwijnen van de hoofdpijn. Deze wens tot<br />

homogenisering bleek echter te bindend te zijn,<br />

met name voor wat <strong>be</strong>treft criterium D aangezien<br />

de duur van secundaire hoofdpijn meestal veel te<br />

varia<strong>be</strong>l is om een <strong>be</strong>trouwbaar interval van het<br />

wegblijven van de hoofdpijn aan te tonen. Het<br />

voor<strong>be</strong>eld van de subarachnoïdale hemorragie<br />

(SAH) (ta<strong>be</strong>l 4) illustreert duidelijk de wijzigingen<br />

die zijn opgetreden tussen <strong>be</strong>ide classificaties en<br />

het vaak arbitrair karakter van criterium D aangezien<br />

er geen studies <strong>be</strong>staan die toelaten om te<br />

<strong>be</strong>vestigen dat hoofdpijn van SAH nooit langer<br />

dan één maand duurt.<br />

Naast deze wijzigingen in voorstelling, zijn er ook<br />

enkele fundamentele wijzigingen aangebracht in de<br />

diagnostische criteria maar het zou te lang duren<br />

om ze allemaal op te noemen. Ze waren vooral<br />

grondig voor sommige vormen van secundaire<br />

hoofdpijn waar ze absoluut onvoldoende waren<br />

zoals voor posttraumatische hoofdpijn of hoofdpijn<br />

van metabole aard. Zo bijvoor<strong>be</strong>eld werd de<br />

hoofdpijn van het slaapapnoesyndroom vermeld<br />

maar zonder enig diagnostisch criterium terwijl in<br />

de versie 2004 de criteria de volgende zijn:<br />

A – Recidiverende hoofdpijn die minstens één van<br />

de volgende kenmerken vertoont en die voldoet<br />

aan criteria C en D<br />

1 – komt meer dan 15 dagen per<br />

maand voor<br />

2 – bilateraal, drukkend, zonder nausea,<br />

fono- of fotofobie<br />

3 – is regressief in minder dan 30 minuten<br />

B – Slaapapnoesyndroom (SAS) (index ≥ 5)<br />

<strong>be</strong>wezen door nachtelijke polysomnografische<br />

registratie<br />

C – Hoofdpijn aanwezig bij ontwaken<br />

D – De hoofdpijn verdwijnt in 72 uur en keert<br />

niet terug na doeltreffende <strong>be</strong>handeling van<br />

het SAS.<br />

II. 2 - Algemene commentaar:<br />

De nieuwe classificatie van hoofdpijn is resoluut<br />

klinisch gebleven, de enige allusie op de fysiopathologie<br />

is de invoering van het concept van trigemino-vasculaire<br />

hoofdpijn. De superioriteit van de<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

9


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

10<br />

kliniek blijft volkomen verantwoord zolang als de<br />

kennis op het vlak van de fysiopathologie en de<br />

genetica embryonaal blijven. Prof. Olesen wijst in<br />

zijn inleiding op de vooruitgang van de genetica en<br />

overweegt de mogelijkheid van een latere classificatie<br />

gebaseerd op de genetica maar, voorzichtigheidshalve,<br />

vraagt hij zich af of migraine niet te<br />

complex is om ooit op die manier geklasseerd te<br />

worden. Zelfs als het mogelijk zou worden om alle<br />

types hoofdpijn te analyseren volgens de <strong>be</strong>trokken<br />

genen – wat weinig waarschijnlijk lijkt – mag<br />

de classificatie van hoofdpijn niet zo esoterisch<br />

worden dat ze niet meer bruikbaar is in de kliniek<br />

voor de aanpak van de patiënten.<br />

Eén van de <strong>be</strong>perkingen van de classificatie is het feit<br />

dat ze types hoofdpijn en niet patiënten klasseert; er<br />

wordt vaak een extrapolatie van de ene naar de<br />

andere uitgevoerd met reducerende en soms verkeerde<br />

gevolgen. Zo maakt de classificatie voor<br />

migraine een onderscheid tussen «migraine zonder<br />

aura» (MZA) en «migraine met aura» (MA), wat perfect<br />

is om de crisissen te definiëren, maar niet de<br />

patiënten die te verdelen zijn in 3 groepen: deze die<br />

alleen crisissen van MZA heb<strong>be</strong>n, deze die alleen<br />

crisissen van MA heb<strong>be</strong>n en deze die ze alle<strong>be</strong>i heb<strong>be</strong>n.<br />

Aangezien de classificatie op arbitraire wijze<br />

stelt dat het volstaat om 2 crisissen van MA doorgemaakt<br />

te heb<strong>be</strong>n om geklasseerd te worden als<br />

migrainepatiënt met aura, omvat deze groep patiënten<br />

waarvan het percentage crisissen met aura kan<br />

variëren van 5% tot 100%, met alle nefaste gevolgen<br />

die deze slechte fenotypische typering kan heb<strong>be</strong>n<br />

op het resultaat van het onderzoek, vooral op<br />

fysiopathologisch en genetisch vlak.<br />

Een potentieel risico van de classificatie is dat de<br />

associaties van hoofdpijn – die zo frequent voorkomen<br />

in geval van primaire hoofdpijn – miskend<br />

worden in het voordeel van de dominante hoofdpijn,<br />

meestal migraine. Zo ge<strong>be</strong>urt het in de praktijk<br />

vaak dat er alleen antimigrainemiddelen voorgeschreven<br />

worden bij een migrainepatiënt met<br />

overconsumptie van geneesmiddelen, hoofdpijn<br />

van cervicale oorsprong, dit alles verergerd door<br />

heteroforie of een slecht gecompenseerde refractiestoornis.<br />

Dit is niet de fout van de classificatie<br />

die in dit geval voorstelt om de 4 types hoofdpijn<br />

te coderen, te <strong>be</strong>ginnen met het <strong>be</strong>langrijkste<br />

type, maar het risico <strong>be</strong>staat dat men in de praktijk<br />

stopt bij de 1ste code! Dit geldt ook voor een<br />

patiënt die meerdere types hoofdpijn in verschillende<br />

perioden van zijn leven doormaakt. Ook in<br />

dit geval ligt het probleem niet aan de classificatie<br />

zelf die voorziet om de overeenkomstige codes<br />

achtereenvolgens toe te kennen, maar met het<br />

risico dat men bij de eerste code blijft en dat men<br />

een ander type hoofdpijn miskent.<br />

Een ander potentieel risico van de classificatie is dat<br />

ze ertoe aanzet om geen rekening te houden met<br />

de <strong>be</strong>ïnvloedbare – en soms zelfs sommige uitlokkende<br />

factoren – van hoofdpijn terwijl deze een cruciale<br />

rol kunnen spelen in het ontstaan van de<br />

hoofdpijn en een specifieke therapeutische <strong>be</strong>nade-<br />

ring kunnen vereisen. Dit is bijvoor<strong>be</strong>eld het geval<br />

met menstruele migraine die niet is opgenomen in<br />

de classificatie en die, als ze zuiver en regelmatig is,<br />

misschien doeltreffend kan voorkomen worden<br />

door percutane oestrogenen. Dit geldt ook voor<br />

angst en depressie die migraine of episodische spanningshoofdpijn<br />

kunnen omvormen tot dagelijkse<br />

chronische hoofdpijn, waardoor een vicieuze cirkel<br />

ontstaat die enkel kan doorbroken worden door de<br />

angst of depressie doeltreffend te <strong>be</strong>handelen.<br />

Conclusie<br />

De eerste internationale classificatie was een fundamentele<br />

vooruitgang in het domein van hoofdpijn.<br />

De tweede zou niet dezelfde invloed heb<strong>be</strong>n,<br />

maar ondanks enkele onvolkomenheden,<br />

<strong>be</strong>tekent ze ook een vooruitgang. Ze blijft in eerste<br />

instantie een werkinstrument – gebaseerd op<br />

een gemeenschappelijke taal – dat absoluut noodzakelijk<br />

is voor het onderzoek omdat ze toelaat<br />

om homogene patiëntengroepen te definiëren, en<br />

alle studies, ongeacht of ze epidemiologisch, fysiopathologisch,<br />

klinisch of therapeutisch zijn, kunnen<br />

er zich op baseren. Ze is bovendien een buitengewone<br />

bron van informatie, vooral dankzij<br />

een uitgebreide bibliografie en de commentaar<br />

die vermeld wordt na de diagnostische criteria<br />

van elk type hoofdpijn en die de rigide en soms<br />

arbitraire kant ervan nuanceert.<br />

Haar invloed in de dagelijkse praktijk is minder<br />

evident – niet voor de specialisten van hoofdpijn<br />

die ervan doordrongen zijn – maar voor de huisartsen,<br />

de urgentiegeneesheren en de andere<br />

specialisten: gynaecologen, oftalmologen, ORL<br />

enz …die vaak in eerste instantie worden geconsulteerd<br />

( 18, 19 ). De details van de classificatie heb<strong>be</strong>n<br />

weinig <strong>be</strong>lang voor hen, het <strong>be</strong>langrijkste is<br />

vooreerst een onderscheid te kunnen maken tussen<br />

primaire en secundaire hoofdpijn en daarna,<br />

in geval van primaire hoofdpijn, een doeltreffende<br />

<strong>be</strong>handeling te vinden, een aspect van de problematiek<br />

van hoofdpijn dat volledig buiten het<br />

domein van de classificatie valt.<br />

De classificatie van hoofdpijn is – zoals elke classificatie<br />

van ziekten – geen doel op zich: ze is<br />

slechts een middel <strong>be</strong>stemd om de kennis te vermeerderen<br />

en dus om de zorgkwaliteit voor de<br />

patiënt te helpen ver<strong>be</strong>teren.<br />

Marie-Germaine BOUSSER - Hélène MASSIOU<br />

Dienst <strong>Neuro</strong>logie, Hôpital Lariboisière<br />

2 Rue Ambroise Paré, 75571 Paris cédex 10,<br />

FRANKRIJK<br />

Corresponderende auteur:<br />

Marie-Germaine BOUSSER<br />

Hôpital Lariboisière Service de <strong>Neuro</strong>logie<br />

2, rue Ambroise Paré 75571 PARIS cédex 10<br />

01 49 95 25 98<br />

Fax 01 49 95 25 96<br />

e-mail: mg.bousser@lrb.aphp.fr


Referenties<br />

1- Rasmussen BK, Jensen R, Schrod M, Olesen J.<br />

Epidemiology of headache in a general population: a prevalence<br />

study. J Clin Epidemiol.1991; 44: 1147-1157.<br />

2- Hopkins A, Menken M, De Friese GA. A record of patient<br />

encounters in neurological practice in the United<br />

Kingdom. J <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg Psychiatry 1989; 52: 436-8.<br />

3- Wiles CM, Lindsay M. General practice referrals to a<br />

department of neurology. J R Coll Physicians Lond 1996;<br />

30: 426-31<br />

4- Lipton RB, Stewart WF, von Korf M. Burden of migraine:<br />

societal costs and therapeutic opportunities. <strong>Neuro</strong>logy<br />

1997; 48 (suppl 3): S4-S9<br />

5- Lipton RB, Diamond S, Reed M, et al. <strong>Migraine</strong> diagnosis<br />

and treatment: results from the American <strong>Migraine</strong> Study<br />

II. Headache 2001; 41: 638-645.<br />

6- Lipton RB, Stewart WF, Diamond S, et al. Prevalence and<br />

burden of migraine in the United States: data from the<br />

American <strong>Migraine</strong> Study II. Headache 2001; 41: 646-657.<br />

7- Scher Al, Stewart WF, Li<strong>be</strong>rman J, Lipton RB. Prevalence<br />

of frequent headache in a population sample.<br />

Headache1998; 38: 497-506.<br />

8- Kaufman DW, Kelly JP, Rosen<strong>be</strong>rg L, et al. Recent patterns<br />

of medication use in the ambulatory adult population of the<br />

United States: the Sloan Survey. JAMA.2002; 287: 337-344.<br />

9- Osterhaus JT, Gutterman DL, Plachetka JR. Healthcare<br />

resource and lost labour costs of migraine headache in<br />

the US. Pharmacoeconomics 1992; 2: 67-76.<br />

10- Kryst S, Sherl E. A population-based survey of the social<br />

and personal impact of headache. Headache 1994; 34:<br />

344-50.<br />

11- Headache Classification Committee of the International<br />

Headache Society. Classification and dianostic criteria<br />

for headache disorders, cranial neuralgias and facial<br />

pain. Cephalalgia. 1988; 8 (suppl 7): 1-96<br />

12- Rasmussen BK, Jensen R, Olesen J. A population-based<br />

analysis of the diagnostic criteria of the International<br />

Headache Society. Cephalalgia 1991; 11: 129-34<br />

13- Solomon S, Lipton RB, Newman LC. Evaluation of chronic<br />

daily headache – comparison to criteria for chronic<br />

tension-type headache. Cephalagia 1993; 12: 365-8<br />

14- Rapoport AM. The diagnosis of migraine and<br />

tension-type headache, then and now. <strong>Neuro</strong>logy 1992;<br />

42 (suppl 2): 11-15<br />

15- Sil<strong>be</strong>rstein SF. Tension-type and chronic daily headache.<br />

<strong>Neuro</strong>logy 1993; 43: 1644-1649<br />

16- Kaniecki RG. <strong>Migraine</strong> and tension-type headache. An<br />

assessment of challenges in diagnosis. <strong>Neuro</strong>logy 2002;<br />

58 (suppl 6): S15-S20<br />

17- The International Classification of Headache Disorders<br />

2 nd Edition. Cephalalgia 2004; 24: suppl 1:1-160.<br />

18- Bigal ME, Bordini GA, Speciali JG. Etiology and distribution<br />

of headaches in two Brazilian primary care units.<br />

Headache 2000;40:241-247.<br />

19- Steiner TJ, Fontebasso M. Headache. BMJ 2002; 325:<br />

881-886.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

11


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

12<br />

MIGRAINE<br />

REVIEW<br />

Medication-overuse<br />

headache<br />

De International Headache Society (IHS) heeft<br />

voor de 2 e editie (2004) van de classificatie van<br />

hoofdpijnsyndromen geopteerd voor de term<br />

medication-overuse headache (MOH), in plaats van<br />

de vroeger gebruikte termen rebound headache,<br />

drug-induced headache en medication-misuse<br />

headache. Het is duidelijk geworden dat alle<br />

medicatie die gebruikt wordt voor de acute<br />

<strong>be</strong>handeling van hoofdpijn MOH kan veroorzaken,<br />

inclusief analgetica (paracetamol; minder frequent<br />

acetylsalicylzuur en niet-steroidale antiinflammatoire<br />

drugs [NSAIDs]), caffeine, opioiden,<br />

combinatie analgetica, ergotamine, triptanen<br />

en barbituraten (voornamelijk populair in de<br />

Verenigde Staten en Canada). Medication-overuse<br />

wordt door de IHS gedefinieerd als inname van<br />

analgetica op ten minste 15 dagen per maand, of<br />

inname van ergotamine, triptanen, opioiden of<br />

combinatie analgetica op ten minste 10 dagen per<br />

maand. De IHS vereist ook dat deze medicatie<br />

regelmatig werd ingenomen voor een periode van<br />

meer dan 3 maand. Chronische hoofdpijn wordt<br />

door de IHS gedefinieerd als een hoofdpijn met<br />

een minimale duur van 4 uur die aanwezig is op<br />

gemiddeld ten minste 15 dagen per maand gedurende<br />

meer dan 3 maanden. Uit epidemiologische<br />

studies blijkt dat de prevalentie van chronische<br />

hoofdpijn tussen de 2 en 5 % van de volwassen<br />

populatie ligt en de prevalentie van MOH ligt rond<br />

de 1 tot zelfs 2 %. De meeste epidemiologische<br />

gegevens over MOH zijn afkomstig uit crosssectionele<br />

studies waarbij prevalenties kunnen<br />

worden geschat en associaties kunnen worden<br />

afgeleid. Factoren die de prognose van hoofdpijn<br />

kunnen <strong>be</strong>ïnvloeden moeten echter worden afgeleid<br />

uit longitudinale prospectieve studies. In dat<br />

opzicht werd een grote ongeselecteerde Noorse<br />

populatie in de Head-HUNT studie opgevolgd ( 1 ).<br />

Meer dan 30000 volwassenen werden ondervraagd<br />

naar hun analgetica gebruik tussen 1984 en<br />

1986 en bij follow-up 11 jaar later in de periode<br />

1995-1997. Het doel van deze studie was de relatie<br />

na te gaan tussen het gebruik van analgetica<br />

gerapporteerd in de periode 1984 tot 1986 en het<br />

risico op chronische hoofdpijn (migraine en nietmigraineuze<br />

hoofdpijn) en chronische hoofdpijn<br />

geassocieerd met overgebruik van analgetica bij<br />

follow-up in de periode 1995-1997. Uit deze studie<br />

bleek dat het risico op chronische hoofdpijn<br />

geassocieerd met overgebruik van analgetica<br />

(relatief risico 19.6) meer dan 6 maal groter was<br />

dan het risico op chronische hoofdpijn zonder<br />

analgetica overgebruik (relatief risico 3.1).<br />

Beperkingen van deze studie zijn het feit dat<br />

gebruik werd gemaakt van vragenlijsten en dat<br />

tevens geen informatie werd verschaft over het<br />

type van analgetica dat werd gebruikt. Het<br />

<strong>be</strong>langrijkste resultaat van deze studie is dat ze<br />

een bijzonder sterk argument is voor het <strong>be</strong>staan<br />

van een reële relatie tussen overgebruik van analgetica<br />

en eropvolgende chronische hoofdpijn.<br />

Het MOH syndroom heeft een piek prevalentie<br />

bij vrouwelijke vijftigers, maar wordt zelfs ook<br />

gezien bij kinderen. MOH is een <strong>be</strong>langrijk<br />

gezondheidsprobleem over de gehele wereld en<br />

het probleem is dus zeker niet <strong>be</strong>perkt tot Europa<br />

en Noord-Amerika ( 2 ). Opnieuw volgens epidemiologische<br />

studies is MOH geëvolueerd naar de<br />

derde meest frequente vorm van hoofdpijn, na<br />

spanningshoofdpijn en migraine, en is het de<br />

<strong>be</strong>langrijkste vermijdbare oorzaak van hoofdpijn<br />

met invaliditeit in onze contreien. Daarenboven<br />

zijn er talrijke andere potentiële secondaire effecten,<br />

zoals chronisch nierfalen, gastro-intestinale<br />

ulcera en ergotisme. Patiënten met MOH consulteren<br />

frequent de huisarts en neuroloog. Een<br />

groot percentage van patiënten met chronische<br />

hoofdpijn die zich aanbieden bij een tertiair<br />

hoofdpijncentrum heb<strong>be</strong>n (geassocieerde) MOH.<br />

De patiënten met MOH presenteren met een<br />

syndroom gekarakteriseerd door het regelmatig<br />

en voorspelbaar ontwikkelen van hoofdpijn binnen<br />

de uren na het afnemen van het therapeutisch<br />

effect van de laatste dosis van een medicatie,<br />

waardoor een afhankelijkheid van symptomatische<br />

medicatie ontstaat. De hoofdpijn kan lijken<br />

op chronische spanningshoofdpijn, chronische<br />

migraine of een mengvorm van <strong>be</strong>ide. Patiënten<br />

die te vaak triptanen gebruiken heb<strong>be</strong>n meer kans<br />

op het ontwikkelen van een (bijna) dagelijkse<br />

migraineuze hoofdpijn of een toename van de<br />

migraine frequentie. De meeste patiënten met<br />

MOH lijden aan een (bijna) dagelijkse hoofdpijn.<br />

Sommige patiënten heb<strong>be</strong>n voorspelbare ochtendlijke<br />

hoofdpijnklachten. De patiënten zijn<br />

daarenboven refractair aan profylactische medicatie,<br />

wat nog bijdraagt aan de vicieuze cirkel van<br />

MOH. Zelfondernomen pogingen tot het staken<br />

van de inname van analgetica falen vaak binnen de<br />

eerste 2-3 dagen door een bijna ondraaglijke toe-


name van de hoofdpijn en het verschijnen van<br />

ontwenningsverschijnselen zoals nausea en autonome<br />

symptomen. Deze verschijnselen verdwijnen<br />

over het algemeen bij herhaald gebruik van<br />

analgetica, wat de patient de valse indruk geeft<br />

van de noodzaak ervan. Het mechanisme van het<br />

ontwikkelen van MOH is op heden on<strong>be</strong>kend<br />

maar MOH komt voornamelijk voor bij patiënten<br />

met een onderliggend primair hoofdpijnsyndroom,<br />

in het bijzonder (episodische) migraine.<br />

Andere primaire hoofdpijnsyndromen die geassocieerd<br />

zijn met MOH zijn chronische spanningshoofdpijn,<br />

hemicrania continua en new daily<br />

persistent headache. We heb<strong>be</strong>n daarenboven<br />

recentelijk <strong>be</strong>schreven dat ook cluster hoofdpijn<br />

patiënten MOH kunnen ontwikkelen, in het bijzonder<br />

diegenen met een persoonlijke of familiale<br />

anamnese van migraine ( 3 ).<br />

De primaire maatregel bij de aanpak van MOH is<br />

het stopzetten van de oorzakelijke medicatie.<br />

Klinische ervaring leert dat medische en gedragstherapie<br />

faalt zolang de patient zijn of haar overgebruik<br />

van medicatie niet staakt. Stopzetten van<br />

deze medicatie zal gewoonlijk, zoals gezegd,<br />

resulteren in het ontwikkelen van ontwenningssymptomen<br />

en een periode van toegenomen<br />

hoofdpijn, voorafgaand aan een ver<strong>be</strong>tering van<br />

de hoofdpijnklachten. Ontwenningsverschijnselen<br />

worden klassiek ervaren in de eerste 4 dagen<br />

maar kunnen soms weken aanhouden. Tot op<br />

heden is er geen klasse I evidentie uit placebogecontrolleerde,<br />

dub<strong>be</strong>lblinde, gerandomiseerde<br />

klinische studies voorhanden als leiddraad bij de<br />

<strong>be</strong>handeling van MOH. Diverse strategieën werden<br />

in de loop der tijd ontwikkeld waarbij het<br />

abrupt stopzetten van de oorzakelijke medicatie<br />

vaak de eerste keuze <strong>be</strong>handeling is. Strategieën<br />

varieren met programma's voor zowel gehospitaliseerde<br />

als ambulante patiënten. Talrijke medicaties<br />

kunnen daarbij aangewend worden, waaronder<br />

NSAIDs, dihydroergotamine, neuroleptica,<br />

corticosteroiden, natriumvalproaat en lidocaine.<br />

We vullen dit artikel aan met enkele nieuwe gegevens<br />

over de <strong>be</strong>handeling van MOH.<br />

In een open studie werd eerder gesuggereerd dat<br />

prednisone de ernst van de hoofdpijnklachten kan<br />

reduceren na abrupt stopzetten van analgetica bij<br />

MOH. Op het 15 th <strong>Migraine</strong> Trust International<br />

Symposium te Londen werden deze <strong>be</strong>vindingen<br />

<strong>be</strong>vestigd door een recente dub<strong>be</strong>lblinde, placebo-gecontrolleerde,<br />

gerandomiseerde pilootstudie<br />

over het gebruik van prednisone 100 mg per<br />

dag gedurende 5 dagen om de de ernst van de<br />

hoofdpijnexacerbatie na plotse stopzetting van<br />

analgetica te reduceren. Een groep van 18 patiënten<br />

werd geëvalueerd naar het primaire end-point<br />

van aantal uren met ernstige of matige hoofdpijn<br />

in de eerste 72 uur na stopzetting van de analgetica.<br />

De meerderheid waren vrouwen (n=17) en<br />

patiënten met een voorgeschiedenis van migraine<br />

(n=17). Prednisone 100 mg per dag of placebo<br />

werd peroraal toegediend voor een periode van<br />

5 dagen, elk aan de helft van de patiënten (elke<br />

groep n=9). Het totale aantal uren met ernstige<br />

of matige hoofdpijn binnen de eerste 72 uur lag<br />

significant lager in de prednisone groep dan in de<br />

placebo groep (gemiddelde van 18.1 versus<br />

36.7 uur). Voorlopig is deze pilootstudie enkel<br />

gepubliceerd als abstract ( 4 ). Men wacht nu op een<br />

studie van adequate omvang om deze gegevens te<br />

<strong>be</strong>vestigen, alvorens men het gebruik van peroraal<br />

prednisone als veilig alternatief bij het<br />

management van MOH algemeen kan aan<strong>be</strong>velen.<br />

Een Italiaanse groep heeft het gebruik van topiramaat<br />

onderzocht bij een <strong>be</strong>perkte groep van<br />

patiënten met chronische migraine met overgebruik<br />

van analgetica door middel van een dub<strong>be</strong>lblinde,<br />

gerandomiseerde, placebo-gecontrolleerde<br />

studie ( 5 ). 28 consecutieve patiënten met een voorgeschiedenis<br />

van ten minste 10 jaar migraine zonder<br />

aura vóór het ontwikkelen van chronische<br />

migraine geassocieerd met analgetica overgebruik<br />

werden geïncludeerd. Alle patiënten hadden zonder<br />

succes op zijn minst 4 preventieve medicaties<br />

voor migraine gepro<strong>be</strong>erd gedurende een adequate<br />

periode. Profylactische medicatie voor<br />

migraine was ten minste 3 maand vóór de studie<br />

gestopt. De studie <strong>be</strong>stond uit 8 weken uitgangsfaze,<br />

waarna 1 week titratiefaze (waarbij patiënten<br />

werden gerandomiseerd om hetzij topiramaat<br />

hetzij placebo te krijgen) en tenslotte een<br />

8 weken durende onderhoudsfaze. Tijdens de<br />

titratiefaze kregen patiënten in de verum groep<br />

25 mg topiramaat per dag gedurende 1 week en<br />

vervolgens 2 maal 25 mg topiramate per dag.<br />

Gedurende de studie periode werd aan de patiënten<br />

gevraagd het gebruik van analgetica te verminderen<br />

en in elk geval niet meer dan éénmaal per<br />

dag een analgeticum te gebruiken. Het end-point<br />

voor efficaciteit was de reductie in het aantal<br />

dagen met hoofdpijn binnen een periode van 28<br />

dagen. Slechts één patient van de 14 in de topiramaat<br />

arm <strong>be</strong>ëindigde de studie niet wegens maag<strong>be</strong>zwaren<br />

tijdens de titratiefaze. Andere patiënten<br />

meldden enkele tijdelijke en milde bijwerkingen<br />

die niet tot verdere uitval leidden. De vergelijking<br />

tussen de placebo en de verum groep leerde dat<br />

er een significante progressieve reductie in het<br />

aantal dagen met hoofdpijn enkel optrad in de<br />

topiramaat groep. Gedurende de laatste 4 weken<br />

van de onderhoudsfaze was het aantal dagen met<br />

hoofdpijn per 28 dagen in de topiramaat groep<br />

gemiddeld 8.1 en in de placebo groep 20.6, terwijl<br />

er geen significant verschil was aan de baseline<br />

(topiramaat groep 20.9 versus placebo groep<br />

20.8 dagen per 28 dagen). Op het einde van de<br />

<strong>be</strong>handelingsperiode was de 50 % responder rate<br />

in de topiramaat groep 71 % en 7 % (of 1 patient)<br />

in de placebo groep. Deze resultaten suggereren<br />

dat topiramaat een nieuwe therapeutische strategie<br />

voor patiënten met chronische migraine en<br />

geassocieerd overgebruik van analgetica kan worden.<br />

De bijwerkingen van topiramaat waren<br />

doorgaans mild. Hierbij moet worden opgemerkt<br />

dat de dosis van 50 mg topiramaat per dag lager<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

13


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

14<br />

ligt dan de dosis welke courant wordt aan<strong>be</strong>volen<br />

voor de preventieve <strong>be</strong>handeling van episodische<br />

migraine (100 mg/dag in 2 giften) en dan de dosissen<br />

die bij de <strong>be</strong>handeling van epilepsie worden<br />

gebruikt. Alvorens men deze veel<strong>be</strong>lovende<br />

resultaten kan extrapoleren, is een grotere studie<br />

aangewezen. Men is ook <strong>be</strong>nieuwd naar de resultaten<br />

van een dosis van 100 mg topiramaat met<br />

een langere follow-up. Desalniettemin is deze studie<br />

in verschillende opzichten uniek. Enerzijds<br />

ondergingen de patiënten geen acute medicatiestop<br />

zoals normaal als eerste keus wordt aan<strong>be</strong>volen.<br />

Daarenboven nam men over het algemeen<br />

aan dat preventieve migrainetherapie niet of<br />

slechts weinig werkzaam is tijdens medicationoveruse,<br />

waarbij deze studie suggereert dat op zijn<br />

minst topiramaat op deze regel een uitzondering<br />

vormt.<br />

Als <strong>be</strong>sluit kan men stellen dat MOH een <strong>be</strong>langrijk<br />

maatschappelijk gezondheidsprobleem is, dat<br />

zeker bijzondere aandacht van het medisch korps<br />

verdient. Recente epidemiologische studies<br />

<strong>be</strong>vestigen wel degelijk een reële associatie tussen<br />

overgebruik van analgetica en het ontwikkelen<br />

van MOH. Uiteraard moet men in de eerste<br />

plaats het ontwikkelen van MOH voorkomen<br />

door het adequaat <strong>be</strong>handelen van primaire<br />

hoofdpijnsyndromen, in het bijzonder migraine.<br />

Het management van MOH blijft gehinderd door<br />

het ontbreken van placebo-gecontrolleerde, dub<strong>be</strong>lblinde,<br />

gerandomiseerde klinische trials van<br />

voldoende grote omvang. Op het ogenblik is er<br />

gelukkig interesse voor het onderwerp wat blijkt<br />

uit enkele nieuwe pilootstudies, die op termijn<br />

kunnen leiden tot het uitbreiden van het armamentarium<br />

ter <strong>be</strong>strijding van MOH.<br />

Prof. Dr. Koen Paemeleire<br />

Correspondentie adres:<br />

Prof. Dr. Koen Paemeleire<br />

Hoofdpijnpolikliniek<br />

Departement <strong>Neuro</strong>logie<br />

Universitair Ziekenhuis Gent<br />

De Pintelaan 185<br />

9000 Gent<br />

Referenties<br />

1. Zwart J.-A., Dyb G., Hagen K., Svebak S. and Holmen J.<br />

(2003) Analgesic use: A predictor of chronic pain and<br />

medication-overuse headache. The Head-HUNT Study.<br />

<strong>Neuro</strong>logy 61:160-4.<br />

2. Diener H.C. and Limmroth V. (2004) Medication-overuse<br />

headache: a wordwide problem. Lancet <strong>Neuro</strong>l. 3: 475-83.<br />

3. Paemeleire K., Bahra A., Evers S., Matharu M.S. and<br />

Goadsby P.J. (2004) Medication-overuse headache in cluster<br />

headache patients. Cephalalgia 24: 1101.<br />

4. Pageler L., Katsarava Z., Limmroth V. and Diener H.C.<br />

(2004) Prednisone in the treatment of medication withdrawal<br />

headache following medication-overuse headache:<br />

a placebo-controlled, double blind and randomized pilot<br />

study. Cephalalgia 24: 792.<br />

5. Silvestrini M., Bartolini M., Coccia M., Baruffaldi R., Taffi<br />

R. and Provinciali L. (2003) Topiramate in the treatment<br />

of chronic migraine. Cephalalgia 23: 820-4.


Vroegtijdige <strong>be</strong>handeling van<br />

de migraine-aanval: een race<br />

tegen de centrale sensibilisatie?<br />

Bronnen<br />

Burstein R, Jakubowski M, Collins B. Defeating<br />

migraine pain with triptanen: A race against the<br />

development of cutaneous allodynia. Ann <strong>Neuro</strong>l<br />

2004; 19-26.<br />

Burstein R, Jakubowski M. Analgesic triptan action<br />

in an animal model of intracranial pain: A race<br />

against the development of central sensitization.<br />

Ann <strong>Neuro</strong>l 2004; 55: 27-36.<br />

Ferrari MD. Should we advise patients to treat<br />

migraine attacks early? Cephalalgia 2004; 24, 915-<br />

917.<br />

Inleiding<br />

Cutane allodynie (CA) is een courant fenomeen<br />

tijdens een migraine-aanval. Vele migrainepatiënten<br />

klagen inderdaad tijdens (en soms na) de aanval<br />

van een onaangenaam gevoel bij eenvoudige<br />

aanraking van de peri-orbitale en temporale huid<br />

of de hoofdhuid aan de kant van de hoofdpijn. CA<br />

kan ook tot uiting komen door banale activiteiten<br />

zoals zich scheren, zich wassen of zich kammen.<br />

Achtergrond<br />

Burstein et al. <strong>be</strong>studeerden het optreden en de<br />

uitbreiding van het fenomeen van cutane allodynie<br />

bij het dier na chemo-stimulatie van de dura mater<br />

en bij migrainepatiënten tijdens de aanval. Hun studies<br />

werden samengevat en <strong>be</strong>commentarieerd in<br />

een vorig nummer van <strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> ( 1 ). Ter<br />

herinnering, deze auteurs toonden aan dat er bij<br />

migraineuze hoofdpijn in eerste instantie een fenomeen<br />

van «perifere sensibilisatie» van de meningeale<br />

nociceptieve uiteinden van de neuronen van de<br />

n. ophtalmicus (V1) wordt waargenomen; ze worden<br />

gevoelig voor zelfs minieme mechanische stimuli<br />

zoals dit het geval is bij dieren na applicatie op<br />

de dura mater van een inflammatoire «cocktail»<br />

(sensibilisatie van trigemino-vasculaire neuronen<br />

van de 1ste orde) ( 2 ). Deze perifere sensibilisatie<br />

zou verantwoordelijk zijn voor het pulsatiel karakter<br />

van de migraineuze hoofdpijn, als gevolg van de<br />

fysiologische pulsatie van de subarchnoïdale bloed-<br />

vaten en de verergering van de pijn door Valsalvaachtige<br />

manoeuvres. Bij sommige patiënten<br />

noteerden ze bovendien een verlaging van de pijn<br />

drempels en CA in het cutane innervatiegebied van<br />

de oftalmische tak van de n. trigeminus ( 3, 4 ), wat te<br />

wijten zou zijn aan een «centrale sensibilisatie» van<br />

de trigeminale nociceptoren van de hersenstam<br />

(neuronen van de 2de orde) die viscero-sensi<strong>be</strong>le<br />

afferenties van de meningen en somato-sensi<strong>be</strong>le<br />

afferenties van het gelaat ontvangen. Tenslotte kan<br />

CA zich bij sommige patiënten uitbreiden tot andere<br />

delen van het gelaat en het lichaam; dit interpreteerden<br />

ze als een teken van sensibilisatie ter hoogte<br />

van de thalamische nociceptoren van de 3de<br />

orde. Burstein et al. vroegen zich meteen af of er<br />

een verband kon <strong>be</strong>staan tussen de aan- of afwezigheid<br />

van CA (en dus van een sensibilisatie van de<br />

trigeminale nociceptoren) en de efficiëntie van de<br />

aanvals<strong>be</strong>handelingen van migraine. Met andere<br />

woorden, wordt de therapeutische efficiëntie<br />

<strong>be</strong>paald door het vroegtijdig karakter van de<br />

<strong>be</strong>handeling? (voor commentaar zie ( 1 ))<br />

Nieuwe gegevens<br />

In 2004 publiceerde het team van Burstein twee<br />

studies waarin ze de noodzaak van een vroegtijdige<br />

<strong>be</strong>handeling van de migraine-aanval met triptanen<br />

pro<strong>be</strong>erden te verantwoorden op basis van het feit<br />

dat men moet ingrijpen voor de ontwikkeling van<br />

allodynie – m.a.w. van de centrale sensibilisatie –<br />

om een optimale efficiëntie te <strong>be</strong>komen ( 5, 6 ).<br />

In dit artikel <strong>be</strong>commentariëren en resumeren we<br />

de nieuwe studies van Burstein in verband met de<br />

centrale sensibilisatie, alsook de sterk omstreden<br />

klinische studies in verband met het nut van een<br />

vroegtijdige <strong>be</strong>handeling van de migraine-aanval,<br />

vooral met triptanen.<br />

Centrale sensibilisatie en aanvals<strong>be</strong>handeling<br />

met triptanen<br />

Hoewel het feit klinisch <strong>be</strong>wezen leek te zijn voor<br />

de niet-specifieke antimigraine <strong>be</strong>handelingen, en<br />

zelfs voor ergotamine, zonder dat het ooit wetenschappelijk<br />

werd aangetoond, twisten de migrainologen<br />

reeds vele jaren over het feit of de triptanen<br />

zo vroeg mogelijk in het <strong>be</strong>gin van een<br />

migraine-aanval moeten toegediend worden om<br />

een optimaal voordeel te <strong>be</strong>komen.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

MIGRAINE<br />

REVIEW<br />

15


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

16<br />

1. De «race» tegen de ontwikkeling van cutane allodynie<br />

Om de invloed van een centrale sensibilisatie –<br />

gekenmerkt door CA – te evalueren op de efficiëntie<br />

van de <strong>be</strong>handeling van de migraine-aanval,<br />

<strong>be</strong>studeerden Burstein et al. de pijndrempels<br />

op druk en op warmte bij 31 patiënten in de interkritieke<br />

periode, alsook vroegtijdig (1u) of laattijdig<br />

(4u) in de loop van een migraine-aanval. Ze<br />

brachten ze in verband met het therapeutisch<br />

effect dat binnen de 2 uur werd verkregen met<br />

sumatriptan 6 mg subcutaan. Ze stelden vast dat<br />

de pijn bij patiënten die cutane allodynie vertoonden<br />

tijdens de aanval minder goed verlicht was<br />

door sumatriptan (15% verdwijning van de<br />

hoofdpijn) dan bij de migrainepatiënten «zonder<br />

allodynie» (93% verdwijning) ( 5 ).<br />

2. De «race» tegen de ontwikkeling van centrale sensibilisatie<br />

Op basis van hun waarnemingen bij de mens ( 5 ) en<br />

op basis van de hypothese dat CA veroorzaakt<br />

wordt door de sensibilisatie van neuronen van de<br />

trigeminuskern in de hersenstam, evalueerden<br />

Burstein et al. vervolgens het effect van sumatriptan<br />

in hun diermodel van centrale sensibilisatie.<br />

Ze toonden aan dat het mogelijk was om de centrale<br />

sensibilisatie van de trigeminuskern te voorkomen<br />

door sumatriptan vroegtijdig te injecteren,<br />

met name tegelijkertijd met de applicatie van de<br />

«sensibiliserende»«inflammatoire «cocktail», maar<br />

niet 2 uur later ( 6 ).<br />

De auteurs gebruikten de resultaten van deze<br />

2 studies om te pleiten voor een zo vroeg mogelijk<br />

gebruik van de triptanen bij de migraine-aanval. Hun<br />

hypothese is dat de triptanen perifeer werken ter<br />

hoogte van de viscerale trigeminale zenuwuiteinden<br />

van de meninigen door de transmissie van het pijnsignaal<br />

te onderbreken vanaf de dura mater tot aan<br />

de neuronen van de spinale kern van de trigeminus<br />

waardoor ze de centrale sensibilisatie verhinderen.<br />

Deze theorie zou verklaren waarom ze efficiënter<br />

zouden zijn als aanvals<strong>be</strong>handeling na vroegtijdige<br />

toediening voor de ontwikkeling van CA.<br />

Commentaar<br />

Sinds het <strong>be</strong>gin van het tijdperk van de triptanen,<br />

was het de gewoonte om de <strong>be</strong>handeling met triptanen<br />

voor te <strong>be</strong>houden voor matige tot ernstige<br />

aanvallen, aangezien alle gecontroleerde studies<br />

van deze geneesmiddelen toegespitst waren op dit<br />

stadium van de aanval. Slechts enkele post-hoc<br />

studies van subgroepen van patiënten die de protocollen<br />

niet opvolgden en die crisissen in een licht<br />

stadium <strong>be</strong>studeerden, suggereerden dat de triptanen<br />

efficiënter waren als ze in een vroegtijdig<br />

stadium werden ingenomen ( 7 ). Onlangs <strong>be</strong>vestigden<br />

twee gerandomiseerde prospectieve studies<br />

voor sumatriptan 100 mg p.o. ( 8 ) en zolmitriptan<br />

2,5 mg. ( 9 ) dat een vroegtijdige <strong>be</strong>handeling van de<br />

migraine-aanval, in een stadium waarin de pijn nog<br />

licht is, het percentage patiënten waarbij de pijn<br />

verlicht is 2 uur na inname aanzienlijk verhoogt in<br />

vergelijking met een latere <strong>be</strong>handeling.<br />

Men kan zich echter afvragen of het verantwoord is<br />

om een vroegtijdige <strong>be</strong>handeling met triptanen aan<br />

te <strong>be</strong>velen. In een recent editoriaal gaf Ferrari een<br />

kritische analyse van het protocol en de conclusies<br />

van de hoger vermelde studies ( 10 ). De kritiek die hij<br />

formuleert, kan als volgt worden samengevat:<br />

1. Het protocol van de studies is verschillend<br />

zodanig dat de vergelijking met vroegere positieve<br />

studies, die met name door Scholpp et al.<br />

wordt aangehaald ( 8 ), <strong>be</strong>twistbaar is.<br />

2. Door in eenzelfde studie personen die hun<br />

hoofdpijn <strong>be</strong>handelen in een licht stadium te vergelijken<br />

met personen die ernstige hoofdpijn <strong>be</strong>handelen,<br />

vermengt men twee verschillende populaties:<br />

patiënten die traag progressieve aanvallen<br />

doormaken en patiënten die snel evoluerende aanvallen<br />

vertonen. Om dit risico te minimaliseren, zou<br />

er slechts één type aanval mogen <strong>be</strong>schouwd worden<br />

in de studie, bijv. alleen de traag progressieve<br />

aanvallen met de aan<strong>be</strong>veling om deze aanvallen<br />

ofwel vroegtijdig, ofwel laattijdig te <strong>be</strong>handelen.<br />

3. In vroegere studies werd waargenomen dat<br />

patiënten met lichte hoofdpijn geneigd zijn om<br />

<strong>be</strong>ter te reageren op placebo. Een ver<strong>be</strong>tering na<br />

placebo kan te wijten zijn aan verschillende factoren:<br />

a) aan de «natuurlijke» evolutie van de aanval<br />

(sommige aanvallen kunnen <strong>be</strong>perkt blijven tot<br />

lichte pijn en kunnen kortstondig zijn); b) aan een<br />

diagnostische fout (<strong>be</strong>handeling van een ander<br />

type hoofdpijn dat spontaan gunstiger evolueert<br />

dan migraine, bijv. spanningshoofdpijn); c) een<br />

echt «placebo effect», gemedieerd door endorfines<br />

en psychologische mechanismen.<br />

Zo kunnen migrainepatiënten waaraan men<br />

vraagt om hun aanvallen vroegtijdig te <strong>be</strong>handelen,<br />

toevallig een «kortdurende» aanval, zelfs<br />

spanningshoofdpijn, <strong>be</strong>handeld heb<strong>be</strong>n, met als<br />

gevolg een gunstig resultaat als gevolg van de<br />

natuurlijke evolutie van de hoofdpijn, eerder dan<br />

door om het even welk farmacologisch effect! In<br />

toekomstige studies moet men bijgevolg rekening<br />

houden met de therapeutische winst, m.a.w. de<br />

ver<strong>be</strong>tering geboden door het actief <strong>be</strong>standdeel<br />

in vergelijking met placebo.<br />

4. De studies over de vroegtijdige <strong>be</strong>handeling<br />

gebruiken als evaluatiecriterium de ver<strong>be</strong>tering of<br />

de volledige verdwijning van de pijn 2 uur na inname<br />

van het geneesmiddel (zoals wordt aan<strong>be</strong>volen<br />

in de meest recente guidelines van de IHS ( 11 ).<br />

Het <strong>be</strong>houd van het therapeutische voordeel in de<br />

daaropvolgende uren wordt echter niet in acht<br />

genomen in de studies die tot nu toe werden<br />

gepubliceerd. Dit is nochtans een <strong>be</strong>langrijke parameter<br />

als men de invloed van een vroegtijdige<br />

<strong>be</strong>handeling <strong>be</strong>studeert. Inderdaad, men kan niet<br />

spreken van een therapeutisch succes als de pijn


alleen uitgesteld is en als de patiënt daarna <strong>be</strong>roep<br />

moet doen op een tweede aanvals<strong>be</strong>handeling!<br />

5. Tenslotte, voor wat de studie van Burstein over<br />

het verband tussen de therapeutische respons op<br />

triptanen en de aanwezigheid van cutane allodynie/centrale<br />

sensibilisatie ( 5 ) <strong>be</strong>treft, mag men aannemen<br />

dat de validiteit van deze studie verstoord<br />

is doordat ze werd uitgevoerd zonder placebo<br />

controle en zonder «dub<strong>be</strong>lblind» protocol.<br />

Overigens toont een tweede studie ( 12 ) aan dat<br />

zelfs de patiënten met allodynie reageren op een<br />

<strong>be</strong>handeling met injecteerbaar sumatriptan.<br />

Tenslotte is het probleem gecompliceerd omwille<br />

van de waarneming dat subcutaan geïnjecteerd<br />

sumatriptan zelf een voorbijgaande kortstondige<br />

allodynie kan induceren ( 13 ).<br />

Conclusies<br />

Moet men de patiënten aanraden om hun<br />

migraine-aanvallen vroegtijdig te <strong>be</strong>handelen?<br />

Het antwoord is ja, als men de niet-steroïdale antiinflammatoire<br />

middelen <strong>be</strong>schouwt. De lange klinische<br />

ervaring met deze producten toont inderdaad<br />

aan dat ze efficiënter zijn in het <strong>be</strong>gin van de<br />

crisis, ongetwijfeld omdat er in dit stadium nog<br />

geen gastroplegie is en omdat ze zeer efficiënt<br />

kunnen zijn voor lichte aanvallen op voorwaarde<br />

dat ze in voldoende dosis worden toegediend.<br />

Het antwoord is veel genuanceerder voor de triptanen.<br />

Het is een feit dat er nog steeds geen overtuigend<br />

wetenschappelijk argument <strong>be</strong>staat dat aantoont dat<br />

hun vroegtijdige inname hun efficiëntie ver<strong>be</strong>tert,<br />

hoewel het intuïtief niet onlogisch is om te denken<br />

dat wat geldt voor de NSAID’s, ook geldt voor de<br />

triptanen. Na de eerste gecontroleerde studies van<br />

de triptanen, was één van de voordelen die werden<br />

aangehaald in vergelijking met vroegere <strong>be</strong>handelingen<br />

hun efficiëntie «op om het even welk moment<br />

van de aanval». Dit wordt uitgebreid <strong>be</strong>vestigd in de<br />

praktijk, maar zelfs de triptanen, vooral hun orale<br />

vormen, kunnen mislukken als ze laattijdig worden<br />

ingenomen op het hoogtepunt van een hevige aanval<br />

die gepaard gaat met digestieve stoornissen.<br />

In de praktijk is het bijgevolg aan<strong>be</strong>volen om vertrouwen<br />

te heb<strong>be</strong>n in de ervaring die de patiënt<br />

heeft met aanvals<strong>be</strong>handelingen. Als zijn aanvallen<br />

gewoonlijk geleidelijk <strong>be</strong>ginnen, is het aangewezen<br />

om eerst <strong>be</strong>roep te doen op een NSAID, en in<br />

tweede instantie op een triptan als de aanval niet<br />

ver<strong>be</strong>tert of verergert. Maar als hij vaststelt dat het<br />

gaat om een ernstige en/of snel evolueerde aanval,<br />

is het <strong>be</strong>ter dat hij zich meteen met een triptan<br />

<strong>be</strong>handelt. De strategie van stapsgewijze opbouw<br />

van de aanvals<strong>be</strong>handeling voorkomt ook de chronische<br />

evolutie van migraine door geneesmiddelenmisbruik<br />

dat <strong>be</strong>duidend sneller optreedt met<br />

de triptanen (vanaf 10 innamen per maand volgens<br />

de IHS criteria ( 14 ) dan met de NSAID’s.<br />

Bibliografie<br />

Magis D., MD en Schoenen J., MD, PhD<br />

Onderzoekseenheid over Hoofdpijn<br />

Universitaire Diensten <strong>Neuro</strong>logie<br />

en <strong>Neuro</strong>-anatomie, CHR Citadelle, Luik.<br />

1. Schoenen J: Association entre crise de migraine et<br />

allodynie cutanée. <strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> 2001, 1: 18-22.<br />

2. Strassman AM, Raymond SA, Burstein R: Sensitization<br />

of meningeal sensory neurons and the origin of<br />

headaches. Nature 1996, 384(6609):560-564.<br />

3. Burstein R, Yamamura H, Malick A, Strassman AM:<br />

Chemical stimulation of the intracranial dura induces<br />

enhanced responses to facial stimulation in<br />

brain stem trigeminal neurons. J <strong>Neuro</strong>physiol 1998,<br />

79(2):964-982.<br />

4. Burstein R, Cutrer MF, Yarnitsky D: The development<br />

of cutaneous allodynia during a migraine attack clinical<br />

evidence for the sequential recruitment of<br />

spinal and supraspinal nociceptive neurons in<br />

migraine. Brain 2000, 123 (Pt 8):1703-1709.<br />

5. Burstein R, Collins B, Jakubowski M: Defeating migraine<br />

pain with triptans: a race against the development<br />

of cutaneous allodynia. Ann <strong>Neuro</strong>l 2004,<br />

55(1):19-26.<br />

6. Burstein R, Jakubowski M: Analgesic triptan action in<br />

an animal model of intracranial pain: a race against<br />

the development of central sensitization. Ann <strong>Neuro</strong>l<br />

2004, 55(1):27-36.<br />

7. Schoenen J: When should triptans <strong>be</strong> taken during a<br />

migraine attack? CNS Drugs 2001, 15:583-587.<br />

8. Scholpp J, Schellen<strong>be</strong>rg R, Moeckesch B, Banik N: Early<br />

treatment of a migraine attack while pain is still<br />

mild increases the efficacy of sumatriptan.<br />

Cephalalgia 2004, 24(11):925-933.<br />

9. Klapper J, Lucas C, Rosjo O, Charlesworth B: Benefits of<br />

treating highly disabled migraine patients with zolmitriptan<br />

while pain is mild. Cephalalgia 2004,<br />

24(11):918-924.<br />

10. Ferrari MD: Should we advise patients to treat<br />

migraine attacks early? Cephalalgia 2004, 24(11):<br />

915-917.<br />

11. Tfelt-Hansen P, Block G, Dahlof C, Diener HC, Ferrari<br />

MD, Goadsby PJ, Guidetti V, Jones B, Lipton RB, Massiou<br />

H et al: Guidelines for controlled trials of drugs in<br />

migraine: second edition. Cephalalgia 2000, 20(9):<br />

765-786.<br />

12. Diamond D, Freitag F: Sumatriptan 6 mg subcutaneous<br />

as a successful treatment fro migraine associated<br />

with allodynia. <strong>Neuro</strong>logy 2004, 62 (suppl 5):<br />

A149.<br />

13. Linde M, Elam M, Lundblad L, Olausson H, Dahlof CG:<br />

Sumatriptan (5-HT1B/1D-agonist) causes a transient<br />

allodynia. Cephalalgia 2004, 24(12): 1057-1066.<br />

14. Headache Classification Subcommittee of the<br />

International Headache Society: The International<br />

Classification Of Headache Disorders 2 nd Edition.<br />

Cephalalgia 2004, 24(Suppl 1).<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

17


Botuline toxine A<br />

in de <strong>be</strong>handeling van migraine<br />

<strong>Migraine</strong> komt voor bij 18% van de vrouwen en<br />

6% van de mannen en wordt gekenmerkt door<br />

frequente aanvallen van matig tot ernstige hoofdpijn<br />

, in 15% van de gevallen al dan niet <strong>be</strong>geleid<br />

met aurasymptomen. De hoofdpijn kan geassocieerd<br />

zijn met nausea, braken, fotofobie of<br />

fonofobie.<br />

De theorie van uitsluitend vasodilatatie en vasoconstrictie<br />

wordt niet meer langer ondersteund.<br />

De aura is waarschijnlijk te wijten aan een fenomeen<br />

van «spreading depression».<br />

De bloedvaten van de piale en durale membranen<br />

worden geïnnerveerd door neuronen afkomstig<br />

van de nucleus van de nervus trigeminus thv de<br />

hersenstam. Het vrijmaken van vaso-actieve<br />

peptiden zoals substance P en CGRP (calcitonine<br />

gene-related peptide) vanuit C-vezels van de<br />

nucleus van de nervus trigeminus in de craniale<br />

vasculatuur geeft aanleiding tot een vasodilatie,<br />

een verhoogde vasculaire permeabiliteit, extravasatie<br />

van plasmaproteïnen en inflammatie.<br />

Sensi<strong>be</strong>le uiteinden zullen hierdoor pijntransmissie<br />

veroorzaken naar de nucleus van de nervus<br />

trigeminus en de cortex.<br />

Ondanks nieuwe preventie therapieën en een uitbreiding<br />

van het aantal <strong>be</strong>schikbare triptanen is<br />

nog steeds maar 1/3 van de patiënten tevreden<br />

over zijn <strong>be</strong>handeling.<br />

In de jaren ’90 waren er reeds verschillende meldingen<br />

van patiënten die <strong>be</strong>handeld waren met<br />

botuline toxine om cosmetische redenen of<br />

omwille van blefarospasmen en die <strong>be</strong>merkten<br />

dat het aantal migraine aanvallen duidelijk minder<br />

werd na het injecteren van het toxine. Dit gaf<br />

aanleiding tot verder onderzoek naar de klinische<br />

efficaciteit van botuline toxine in de <strong>be</strong>handeling<br />

van migraine en spanningshoofdpijn.<br />

Botuline toxine is een «single-chain» polypeptide<br />

<strong>be</strong>staande uit een lichte en een zware keten verbonden<br />

via een disulfide brug (figuur 1). Het<br />

C-uiteinde van de zware keten bindt met de presynaptische<br />

receptor thv de cholinerge neuronen.<br />

Via endocytose wordt het complex opgenomen.<br />

De lichte keten komt dan vrij uit het endosoom in<br />

het cytosol. Deze keten veroorzaakt het splitsen<br />

van de presynaptische proteïnen (SNAP-25)<br />

noodzakelijk voor de exocytose van het acetylcholine.<br />

De vrijmaking van acetylcholine wordt<br />

dus verder onmogelijk. Dit effect van chemische<br />

denervatie door het toxine wordt omgekeerd<br />

door sprouting van de neuronen met herstel van<br />

de functie van het axonale uiteinde thv de synaps<br />

na 4 à 6 maanden.<br />

Botuline toxine remt dus via deze weg de vrijmaking<br />

van het acetylcholine en zorgt hierdoor voor<br />

spierrelaxatie. Het effect op de pijn kan echter<br />

niet verklaard worden door de spierrelaxatie<br />

alleen. Botuline toxine zou ook een modulerend<br />

effect vertonen op de afferente banen van de<br />

spierspoelen.<br />

Na retrograad transport via het axon naar het<br />

centraal zenuwstelsel zou het toxine ook een<br />

centraal effect vertonen.<br />

Botuline toxine remt bovendien de vrijstelling van<br />

substance P vanuit de nervus trigeminus. Deze<br />

laatste speelt een rol in de pijnperceptie door het<br />

veroorzaken van vasodilatatie en neurogene<br />

inflammatie zoals in migraine.<br />

Vanuit de, met het toxine <strong>be</strong>handelde zone is er<br />

een verminderde afferente pijntransmissie met<br />

hierdoor een antinociceptief effect.<br />

Sinds de eerste vaststellingen van het effect van<br />

het toxine zijn er reeds verschillende retro- en<br />

prospectieve studies verschenen rond het<br />

gebruik van het toxine in de <strong>be</strong>handeling van<br />

hoofdpijn.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

MIGRAINE<br />

REVIEW<br />

19


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

20<br />

Dr. Mauskop stelde recent een retrospectieve<br />

studie voor waarin hij 300 patiënten evalueerde<br />

die werden <strong>be</strong>handeld de afgelopen 3 jaar.<br />

60 van deze 300 patiënten voldeden aan de IHS<br />

criteria voor migraine. De gemiddelde aanvalsfrequentie<br />

<strong>be</strong>droeg 6 aanvallen per maand. Zij werden<br />

<strong>be</strong>handeld met een BOTOX (BTX) dosis tussen<br />

20-175 IU per <strong>be</strong>handeling. Het gemiddelde<br />

aantal injectieplaatsen <strong>be</strong>droeg 16 (tussen 6 en<br />

30) met een gemiddelde dosis van 4 IU BTX per<br />

injectie. De injectieplaatsen werden gekozen<br />

afhankelijk van de locatie van de pijn en de aanwezigheid<br />

van triggerpunten.<br />

Bij 44 van de 60 patiënten (73%) werd een 50%<br />

reductie van de pijn <strong>be</strong>komen met een werkingsduur<br />

van 2.7 maand. De meerderheid van de<br />

patiënten werden ook slechts 1 maal <strong>be</strong>handeld in<br />

de loop van de drie jaar. Het maximaal aantal<br />

<strong>be</strong>handelingen <strong>be</strong>droeg 8.<br />

Dr. Mauskop <strong>be</strong>schouwt deze <strong>be</strong>handeling dan<br />

ook als heel doeltreffend en stelt in zijn studie<br />

zelfs voor om een vroegtijdiger gebruik van botuline<br />

toxine als preventieve <strong>be</strong>handeling te overwegen.<br />

Binder et al publiceerden in 2000 een prospectieve<br />

studie waarbij 79 patiënten met de diagnose<br />

van migraine (volgens de IHS criteria) werden<br />

<strong>be</strong>handeld. Van deze groep werden 69 patiënten<br />

preventief <strong>be</strong>handeld, twee kregen het toxine als<br />

acute aanvals<strong>be</strong>handeling en 8 patiënten kregen<br />

een combinatie van <strong>be</strong>iden. De injectie ge<strong>be</strong>urde<br />

thv de gla<strong>be</strong>lla, frontale, temporale en suboccipitale<br />

regio’. De dosis werd individueel aangepast.<br />

Bij 51% van de patiënten werd een volledig verdwijnen<br />

van alle aanvallen vastgesteld gedurende<br />

een gemiddelde periode van 4.1 maand.<br />

Bovendien hadden 38% van de patiënten een partiële<br />

respons.<br />

7 van de 10 patiënten die het toxine kregen als<br />

aanvals<strong>be</strong>handeling werden volledig pijnvrij<br />

binnen de 2 uur na injectie van het toxine met<br />

tegelijk een verdwijnen van de <strong>be</strong>geleidende<br />

symptomen zoals nausea en foto- of fonofobie.<br />

Sil<strong>be</strong>rstein et al. publiceerden in 2000 een placebo<br />

gecontroleerde dub<strong>be</strong>l blinde studie bij patiënten<br />

met de diagnose van migraine zonder of met<br />

aura volgens de IHS criteria. Patiënten onder de<br />

leeftijd van 50 jaar met een gemiddelde van 2 à<br />

8 matige tot ernstige aanvallen de laatste drie<br />

maanden werden gerandomiseerd in drie groepen:<br />

botuline toxine A 25 IU, BTX 75 IU ofwel<br />

placebo (= oplosmiddel). De totale dosis werd<br />

verdeeld over 4 frontale injectieplaatsen, twee<br />

temporale en vijf injectieplaatsen thv de gla<strong>be</strong>lla.<br />

Er werden 122 patiënten <strong>be</strong>handeld in de studie<br />

(figuur 2).<br />

Er was een significante reductie in het aantal matige<br />

tot ernstige hoofdpijnen in de groep die 25 IU<br />

BTX kreeg tov de placebo groep 2 maand na<br />

injectie.<br />

Figuur 2: injectieplaatsen voor BTX bij de <strong>be</strong>handeling van<br />

migraine.<br />

Bovendien was in deze groep ook een significante<br />

daling vast te stellen van de migraine geassocieerde<br />

klachten zoals nausea en braken.<br />

In de groep <strong>be</strong>handeld met 75 IU BTX was geen<br />

significant effect op de migrainefrequentie vast te<br />

stellen. De auteurs vermoeden dat dit te wijten<br />

kan zijn aan de reeds lage aanvalsfrequentie van<br />

migraine in deze groep voor het starten van de<br />

<strong>be</strong>handeling.<br />

Brin et al. publiceerden in 2000 ook een dub<strong>be</strong>lblind<br />

placebo gecontroleerde studie waarbij<br />

56 migraine patiënten <strong>be</strong>handeld worden met<br />

BTX in de frontale en temporale regio’s. Ook hier<br />

werd een significante reductie vastgesteld in de<br />

intensiteit van de pijn na 12 weken. Bovendien<br />

was er een reductie in de frequentie van de aanvallen<br />

met 1.8 aanvallen per maand vergeleken<br />

met een reductie van 0.2 aanvallen per maand in<br />

de placebo geïnjecteerde groep. Het ging hier<br />

echter eerder om een kleine studiepopulatie.<br />

Springfield et al (2004) <strong>be</strong>studeerden 57 patiënten<br />

met ernstige migraine (HIT-6) die gerandomiseerd<br />

werden in 2 groepen: BTX 139 IU en placebo.<br />

73,6% van de BTX patiënten konden gevolgd<br />

worden gedurende 4 of 8 maanden. In de BTX<br />

groep is er een significante reductie in de impact<br />

scores van ernstige naar lichte impact. De MIDAS<br />

score daalde met 49%.<br />

Na 8 maanden was het aantal ernstige migraines<br />

gezakt van 32% naar<br />

13% (+40 % reductie). Er werden slechts minimale<br />

neveneffecten gemeld in 12% van de patiënten.<br />

Bovendien werd er een verdere progressieve<br />

ver<strong>be</strong>tering gemeld met herhaalde injectie na<br />

4 maanden.<br />

Een recente studie van Evers et al. <strong>be</strong>studeerden<br />

60 patiënten gedurende een periode van drie<br />

maand. Éen derde van de patiënten werd <strong>be</strong>handeld<br />

met placebo, 1/3 met 16 IE botulinetoxine in<br />

de frontale spieren en 1/3 met 100 IE thv frontale<br />

en de nekspieren. Na drie maand werd een bij


30% van de patiënten een aanvalsreductie van<br />

50% vastgesteld in de botuline groep en slechts<br />

bij 25 % van de placebo groep. In de groep met<br />

100IE werden significant meer neveneffecten<br />

vastgesteld in vergelijking met de placebo groep.<br />

Deze studie kon dus geen significant preventief<br />

effect aantonen in de <strong>be</strong>handeling van migraine.<br />

Het nadeel bij de meeste van deze studies is dat<br />

alle patiënten op een gestandaardiseerde wijze<br />

thv dezelfde plaatsen werden geïnjecteerd, onafhankelijk<br />

van de door hun aangegeven meest pijnlijke<br />

regio’s. Heel wat patiënten geven geen frontale<br />

localisatie aan van de pijn. Nieuwe therapeutische<br />

schema’s met meer posterieure injectieplaatsen<br />

worden dan ook verder <strong>be</strong>studeerd. De<br />

plaats van de injectie wordt in deze studies aangepast<br />

aan de plaats van de pijn en de aanwezigheid<br />

van gevoelige triggerpunten.<br />

De veiligheid van het toxine is in elk van deze studies<br />

<strong>be</strong>studeerd en de meeste neveneffecten die<br />

werden gemeld met het toxine kunnen als eerder<br />

mild worden <strong>be</strong>schreven. Sommige patiënten<br />

geven een lichte algemene zwakte aan , blefaroptosis,<br />

diplopie en zwakte thv de injectieplaats. De<br />

neveneffecten verdwenen na enkele weken tot<br />

maanden. In geen enkele studie werden ernstige<br />

of levens<strong>be</strong>dreigende neveneffecten vastgesteld.<br />

BTX lijkt dus een veilige alternatieve <strong>be</strong>handeling<br />

voor migraine preventie. Retrospectieve maar<br />

ook prospectieve studies, samen met talrijke case<br />

reports heb<strong>be</strong>n de bruikbaarheid aangetoond.<br />

Uitgebreide prospectieve studies zijn verder<br />

noodzakelijk om de optimale dosis en injectieplaatsen<br />

vast te leggen.<br />

Het gebruik van BTX is echter ook uitgebreid naar<br />

hoofdpijn tgv temporomandibulaire of oromandibulaire<br />

dysfunctie, whiplash, myofaciale pijnen,<br />

thalamische pijn en cervicogene hoofdpijn.<br />

Bij deze pijnen lijkt het vooral <strong>be</strong>langrijk om de<br />

pijnlijke triggerpunten op te sporen thv de spieren<br />

om de optimale injectieplaats te <strong>be</strong>palen (figuur 3).<br />

Bij deze injecties kan soms initieel spierpijn ontstaan<br />

waarvoor de eerste 10 dagen het gebruik<br />

van een NSAID kan aangewezen zijn. De patiënten<br />

worden <strong>be</strong>st van deze mogelijke transiënte<br />

klachten op de hoogte gebracht. Het gebruik van<br />

kleine injectievolumes en het opstarten met lage<br />

dosissen vermijdt dat de aangeprikte spieren of<br />

eventueel de naburige spieren verlammingsverschijnselen<br />

zouden vertonen. Bij grote spieren<br />

kan <strong>be</strong>ter meer dan 1 injectieplaats per spier worden<br />

overwogen.<br />

Verschillende cases reports werden <strong>be</strong>schreven<br />

van patiënten met een langdurig gunstig effect<br />

Figuur 3: injectieplaatsen voor patiënten met spanningshoofdpijn.<br />

(drie tot zes maand) en sommige patiënten heb<strong>be</strong>n<br />

slechts 1 maal een <strong>be</strong>handeling nodig.<br />

Grote prospectieve studies zullen echter nodig<br />

zijn om een <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>eld te krijgen van de doeltreffendheid<br />

van deze nieuwe <strong>be</strong>handeling.<br />

Dr. Nina de Klippel<br />

Virga Jesse, Hasselt<br />

Referenties<br />

SD. Sil<strong>be</strong>rstein, Review of botulinum toxin type A and its<br />

clinical applications in migraine headache. Expert Opin.<br />

Pharmacother. 2001, 2(10): 1649-1654.<br />

Sil<strong>be</strong>rstein et al. (Botox <strong>Migraine</strong> Clinical Research Group),<br />

Botulinum Toxin type A as a migraine preventive treatment.<br />

Headache 2000, 40: 445-450.<br />

R. Aoki. The development of BOTOX – its history and phamacology.<br />

Pain Digest 1998 , 8:337-341.<br />

Binder et al. Botulinum toxin type A (BOTOX) for the treatment<br />

of migraine headaches: an open la<strong>be</strong>l study.<br />

Otolaryngol Head Neck Surg. 2000, 123: 669-676.<br />

J. Schoenen. The use of Botulinum toxin A in the treatment<br />

of headache disorders. Wissenschaftverlag wellingsbuttel<br />

Hamburg 2001.<br />

Springfield et al: botulinium toxin type A treatment of disa<strong>be</strong>ling<br />

migraine: a randomised double-blind placebo-controlled<br />

study: neurology 62, april 2004 (Buyl S)<br />

S. Evers, J. Vollmer-Haase, S. Schwaag, A. Rahmann,<br />

I-W. Husstedt & A. Frese: Botulinum toxin A in the prophylactic<br />

treatment of migraine a randomized, double-blind,<br />

placebo-controlled study. Cephalalgia, vol 24, Octo<strong>be</strong>r<br />

2004<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

21


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

22<br />

MIGRAINE<br />

REVIEW<br />

Laattijdig whiplash syndroom<br />

(The «late whiplash syndrome»)<br />

Inleiding<br />

Whiplash (zweepslag) wordt gedefinieerd als een<br />

acceleratie/deceleratie mechanisme dat een energieoverdracht<br />

in de hals teweegbrengt. Het trauma<br />

is meestal het gevolg van een aanrijding van<br />

achteren, soms van opzij en kan veroorzaakt<br />

worden door andere types traumata zoals duiken.<br />

Het is een halsverrekking met sequelen<br />

waarvan de duur zeer sterk kan variëren in de<br />

literatuur, van één maand tot meerdere jaren.<br />

De validiteit van het laattijdig whiplash syndroom<br />

is reeds vele tientallen jaren een bron van vele<br />

debatten in de medische literatuur tussen de<br />

voorstanders van een zuiver fysische oorsprong,<br />

de verdedigers van een uitsluitend psychologische<br />

oorsprong (met vaak nastreven van financiële<br />

voordelen), de aanhangers van een somato-psychische<br />

oorsprong, de verdedigers van een biopsychosociale<br />

<strong>be</strong>nadering.<br />

Dit zeer controversiële onderwerp werd <strong>be</strong>sproken<br />

in een gedetailleerd overzicht uitgevoerd<br />

door de «Que<strong>be</strong>c Task Force» gewijd aan de<br />

stoornissen die gepaard gaan met halsverrekking<br />

(whiplash associated disorders).<br />

De laatste vijf jaar heb<strong>be</strong>n verschillende prospectieve<br />

studies onze gegevens en bijgevolg ook<br />

onze concepten over het laattijdig whiplash syndroom<br />

grondig veranderd.<br />

De studies van de Que<strong>be</strong>c Task Force<br />

(1995) (Ref. 1.-)<br />

Op basis van een overzicht van meer dan<br />

10.000 publicaties, <strong>be</strong>sloten de auteurs van deze<br />

monografie dat er geen interpreteerbare en aanvaardbare<br />

epidemiologische gegevens <strong>be</strong>staan,<br />

dat er een overduidelijk tekort is aan studies op<br />

diagnostisch, prognostisch en therapeutisch vlak.<br />

Volgens hen is het natuurlijk verloop van whiplash<br />

nog niet onderzocht. De auteurs van deze studie<br />

gaven aan<strong>be</strong>velingen gebaseerd op een consensus<br />

van meningen en ze stelden vooral een klinische<br />

classificatie voor die vandaag nog steeds algemeen<br />

wordt aangenomen.<br />

De «whiplash» graad I en II worden het meest<br />

frequent waargenomen en worden vooral<br />

<strong>be</strong>sproken in dit overzicht.<br />

De auteurs van de studie <strong>be</strong>velen aan om de<br />

dagelijkse activiteiten snel te hernemen en om<br />

snel te <strong>be</strong>ginnen met mobilisatieoefeningen; een<br />

halskraag is niet verantwoord bij graden I, moet<br />

<strong>be</strong>perkt worden tot vijf dagen bij graden II en tot<br />

acht dagen bij graden III; het is aan<strong>be</strong>volen om<br />

hem niet constant te dragen.<br />

Worden afgeraden: stretch oefeningen, lokale<br />

injecties van corticoïden, de inname van niet-steroïdale<br />

anti-inflammatoire middelen en analgetica<br />

gedurende meer dan drie weken. Relaxatie en<br />

verandering van de werkomstandigheden kunnen<br />

nuttig zijn bij graden II en III die gedurende meer<br />

dan drie weken aanwezig zijn.<br />

De studies van de school van Bern<br />

(Radanov, Sturzeneger) (Ref. 2.-)<br />

De studies die in 1995 <strong>be</strong>schikbaar waren, <strong>be</strong>studeerden<br />

zeer geselecteerde patiëntenpopulaties<br />

zonder controlegroep die vaak wilden profiteren<br />

van een secundaire ziektewinst (werkon<strong>be</strong>kwaamheid,<br />

financiële vergoeding). De <strong>be</strong>roemde<br />

studies van de school van Bern (RADANOV<br />

en zijn team), die herhaalde malen gepubliceerd<br />

Ta<strong>be</strong>l 1: De whiplash traumata worden geklasseerd in 4 graden volgens toenemende ernst<br />

Graad I: Uitsluitend cervicale klachten (pijn, stijfheid), met normaal neurologisch klinisch onderzoek en normale cervicale mobiliteit.<br />

Graad II: Cervicale klachten en afname van de cervicale mobiliteit.<br />

Graad III: Cervicale klachten geassocieerd met cervico-brachialgieën en met de aanwezigheid van neurologische uitvalsverschijnselen.<br />

Graad IV: Cervicale klachten geassocieerd met tekens van fractuur of luxatie aangetoond door cervicale <strong>be</strong>eldvorming.


werden (zie bijvoor<strong>be</strong>eld ref. 2.-) ontsnappen niet<br />

aan deze verwijten.<br />

De patiënten (117 daarna 137) werden geselecteerd<br />

via brieven gericht aan huisartsen in het<br />

Kanton Bern, en aankondigingen in de Swiss<br />

Medical Journal. De auteurs verzamelden zo een<br />

cohort van patiënten (niet opeenvolgend; zonder<br />

controlegroep) van gemiddeld 30 jaar oud die aanvankelijk<br />

gemiddeld 7 dagen na het trauma werden<br />

onderzocht. Het ging enkel om auto-ongevallen;<br />

er waren 59% vrouwen, 78% van de patiënten<br />

was niet in fout, ze waren allen verzekerd en<br />

geen enkele patiënt was <strong>be</strong>trokken in een proces.<br />

Volgens de auteurs <strong>be</strong>oogden ze geen vergoeding.<br />

Het risico van dit type selectie is de rekrutering<br />

van patiënten met ernstigere traumata of patiënten<br />

die ongeruster zijn over de evolutie van hun<br />

aandoening.<br />

De auteurs van deze studie toonden aan dat de<br />

cognitieve testen en de testen van het welzijn verstoord<br />

bleven drie en zes maanden na het ongeval<br />

en dat de resultaten van deze testen gelijktijdig<br />

met het «somatisch» herstel evolueerden.<br />

De auteurs <strong>be</strong>sloten bijgevolg dat de psychologische<br />

en cognitieve stoornissen vooral gecorreleerd<br />

zijn met de somatische symptomen, en ze<br />

<strong>be</strong>stempelden het whiplash syndroom als een<br />

somato-psychische aandoening.<br />

De vele studies van de school van Bern preciseerden<br />

dat de risicofactoren voor de ontwikkeling<br />

van een laattijdig whiplash syndroom waren dat<br />

de inzittende niet «voor<strong>be</strong>reid» was op het ongeval,<br />

dat zijn cervicale wervelkolom gedraaid of<br />

gebogen was op het moment van de botsing, dat<br />

het ging om een aanrijding van achteren (met of<br />

zonder frontale botsing). De aanwezigheid van<br />

meerdere symptomen na het ongeval en de aanwezigheid<br />

van ernstige hoofdpijn in het <strong>be</strong>gin<br />

waren prognostisch ongunstige factoren.<br />

Toen ze hun symptomatische patiënten na twee<br />

jaren terug zagen (18% van de cohort), <strong>be</strong>sloot de<br />

school van Bern dat de <strong>be</strong>langrijkste risicofactor de<br />

initiële ernst van het ongeval was. De kenmerken<br />

van symptomatische patiënten na 2 jaar waren dat ze<br />

ouder waren, dat ze meer pretraumatische hoofdpijn<br />

hadden, dat ze meer nekpijn en hoofdpijn in het<br />

<strong>be</strong>gin hadden, dat ze een groter aantal en meer uiteenlopende<br />

symptomen in het <strong>be</strong>gin vertoonden.<br />

Ta<strong>be</strong>l 2: de volgende gegevens werden verzameld<br />

De studies van de Litouwse school<br />

(O<strong>be</strong>lieniene en Schrader)<br />

Deze Litouwse en Noorse (school van Trondheim)<br />

auteurs gebruikten een totaal andere selectiemethode;<br />

ze <strong>be</strong>studeerden alle patiënten die een cervicaal<br />

trauma opliepen in een auto-ongeval en die<br />

gerekruteerd werden uit de registers van de verkeerspolitie.<br />

In Litouwen <strong>be</strong>staat de notie van<br />

chronische pijn of van invaliditeit als gevolg van een<br />

whiplash trauma niet en er is geen enkele verzekering<br />

of vergoeding voorzien.<br />

Na afloop van een gecontroleerde retrospectieve<br />

studie (Ref. 3.- ; 1996) publiceerde ditzelfde team een<br />

gecontroleerde prospectieve studie (Ref. 4.- ; 1999).<br />

Pijn in het <strong>be</strong>gin werd <strong>be</strong>schreven door 47% van<br />

de 210 slachtoffers van verkeersongevallen (botsing<br />

achteraan): 10% had geïsoleerde nekpijn,<br />

19% geïsoleerde hoofdpijn en 18% een combinatie<br />

van nekpijn en hoofdpijn.<br />

De nekpijn duurde gemiddeld 3 dagen en maximaal<br />

17 dagen.<br />

De hoofdpijn duurde gemiddeld 4,5 uur en maximaal<br />

20 dagen.<br />

Met andere woorden, geen enkele patiënt vermeldde<br />

posttraumatische pijn na drie weken.<br />

Na één jaar was er geen significant verschil tussen<br />

de slachtoffers van het verkeersongeval en de<br />

controlegroep voor wat <strong>be</strong>treft de frequentie en<br />

de intensiteit van nekpijn en hoofdpijn.<br />

Deze prospectieve studie over het natuurlijk verloop<br />

van whiplash is methodologisch en statistisch<br />

on<strong>be</strong>rispelijk (Ref. 5. - ; Ref. 6. -) en had vooral voldoende<br />

power.<br />

De studies van OBELIENIENE <strong>be</strong>nadrukken de<br />

variabiliteit van de gegevens als gevolg van de<br />

selectie van de patiënten. Herinneren we eraan<br />

dat in de prospectieve (geselecteerde) studies van<br />

de school van Bern die hogerop werden samengevat,<br />

20% van de patiënten nog last had van nekpijn<br />

en hoofdpijn na één jaar en 15% na twee jaar.<br />

Deze discrepantie is nog meer uitgesproken als<br />

men een populatie <strong>be</strong>schouwt van sterk geselecteerde<br />

patiënten die vaak in het kader van medico-legale<br />

expertises worden doorverwezen naar<br />

neurologen.<br />

Percentage<br />

patiënten met<br />

Nekpijn Hoofdpijn Totaal herstel<br />

Eén week na het ongeval<br />

(Basisgegevens)<br />

92% 57%<br />

Na 3 maanden 38% 35% 56%<br />

Na 1 jaar 19% 21% 69%<br />

Na 2 jaar 16% 15%<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

23


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

24<br />

Een persoonlijk overzicht <strong>be</strong>nadrukt dit punt:<br />

In de loop van de laatste 24 maanden, heb<strong>be</strong>n<br />

46 «opeenvolgende» patiënten me geconsulteerd<br />

met een symptomatologie van laattijdige whiplash<br />

<strong>be</strong>staande uit hoofdpijn en/of nekpijn. Alle patiënten<br />

waren verwezen door medico-legale experts om<br />

hun neurologische restverschijnselen te evalueren.<br />

Er waren 42 gevallen van whiplash graad I of II<br />

(25 en 17 respectievelijk), 1 van graad III, 3 van<br />

graad IV. De gemiddelde leeftijd was 38 jaar (23 à 67),<br />

met 52% vrouwen. Al deze patiënten die een klinisch<br />

onderzoek en een grondig radiologisch onderzoek<br />

ondergingen, klaagden zonder uitzondering van<br />

hoofdpijn of nekpijn (en vaak van alle<strong>be</strong>i samen),<br />

gemiddeld 23 maanden na het ongeval (2 tot 84).<br />

De Litouwse prospectieve studie zou moeten<br />

herhaald worden in andere landen.<br />

De Griekse prospectieve studie<br />

(Partheni et al. 1999) (Ref. 7. - 1999)<br />

Evalueerde 130 opeenvolgende slachtoffers van<br />

autobotsingen. Het ging om whiplash traumata<br />

graad I en II. Alle patiënten vertoonden pijnsymptomen<br />

die optraden binnen de 48 uur na het ongeval<br />

en ze werden onderzocht onmiddellijk na het<br />

ongeval, alsook na 1 maand, 3 maanden en 6 maanden.<br />

Er waren 45% vrouwen. Na vier weken was<br />

91% van de patiënten asymptomatisch; de overige<br />

9% had <strong>be</strong>perkte symptomen die geen <strong>be</strong>handeling<br />

vereisten en die hun dagelijkse activiteiten niet verstoorden.<br />

De patiënten konden gemiddeld twee<br />

weken na het ongeval hun werk hernemen.<br />

Deze resultaten werden <strong>be</strong>vestigd als de studie<br />

werd uitgebreid tot 180 patiënten (Ref. 8. - ; 2000).<br />

De Duitse studie<br />

(Gie<strong>be</strong>l, Bonk et al. 1997)<br />

Deze auteurs voerden een gerandomiseerde prospectieve<br />

studie uit bij 97 opeenvolgende patiënten<br />

die het slachtoffer waren van een auto-ongeval<br />

(botsing achteraan); graden III en IV werden uitgesloten.<br />

Een controlegroep van 50 patiënten werd<br />

onderzocht. De patiënten werden binnen de<br />

3 dagen na het ongeval ingesloten in de studie en<br />

werden onderzocht na 2, 3, 6 en 12 weken. De<br />

studie vergeleek een actieve <strong>be</strong>handeling (mobilisatie<br />

van de hals, oefeningen voor het <strong>be</strong>houd van<br />

de normale positie van de hals) met een passieve<br />

<strong>be</strong>handeling met het dragen van een halskraag.<br />

De nekpijn bleef <strong>be</strong>staan in 10% van de gevallen<br />

na 6 weken in de groep met actieve <strong>be</strong>handeling<br />

en in 60% van de gevallen in de groep met passieve<br />

<strong>be</strong>handeling; na 12 weken <strong>be</strong>droegen de cijfers<br />

respectievelijk 2 en 15%.<br />

Bovendien meenden de auteurs dat hun studie de<br />

therapeutische aan<strong>be</strong>velingen van de Que<strong>be</strong>c<br />

Task Force (zie hoger) had <strong>be</strong>vestigd.<br />

Bedenkingen over de varia<strong>be</strong>le duur<br />

van het post-whiplash syndroom<br />

• De drie en enige gecontroleerde prospectieve<br />

epidemiologische studies van niet-geselecteerde<br />

patiënten die hierboven <strong>be</strong>schreven werden<br />

(Litouwse, Griekse, Duitse studies) heb<strong>be</strong>n als<br />

eerste verdienste dat ze de on<strong>be</strong>twistbare<br />

realiteit heb<strong>be</strong>n aangetoond van het acuut en<br />

laattijdig (of chronisch) whiplash syndroom,<br />

maar dit laatste leek veel korter te zijn dan velen<br />

dachten. Het probleem is in te zien waarom een<br />

acute halsverrekking een algemeen goede prognose<br />

heeft in <strong>be</strong>paalde landen en leidt tot langdurige<br />

chronische pijn (met name langer dan 6<br />

weken) bij een groot deel van de populatie van<br />

andere landen (50% in Canada, 58% in<br />

Noorwegen, cf. ref. 6 en 12.-).<br />

• Deze studies, en in het bijzonder de Duitse studie<br />

die twee <strong>be</strong>handelingsmethoden vergeleek,<br />

laten toe om over het algemeen uit te sluiten<br />

dat de symptomatologie van het laattijdig whiplash<br />

syndroom het gevolg is van simulatie of<br />

zuiver psychosomatisch kan verklaard worden.<br />

Er <strong>be</strong>staan uiteraard gevallen van <strong>be</strong>wuste overdrijving<br />

(overdrijven van de symptomen, gebrek<br />

aan medewerking tijdens vooral neuropsychologische<br />

testen, niet aangeven van de vroegere<br />

toestand – ref. 10 en 11.-).<br />

• De studies van experimentele botsingen bij<br />

vrijwilligers gaven aanleiding tot een acute maar<br />

geen chronische symptomatologie die ook ontbreekt<br />

bij <strong>be</strong>stuurders van «car crash contests» en<br />

van «demolition derbys» ondanks honderden<br />

botsingen (ref. 6.-). De kenmerken en de omstandigheden<br />

van dit type accident riskeren echter<br />

anders te zijn dan de whiplash die waargenomen<br />

worden in de klinische praktijk.<br />

• In de provincie Saskatchewan (Canada) leidde de<br />

vervanging van het systeem van schadevergoeding<br />

(«tort compensation system») door een medische<br />

en sociale bijstand die niet gebonden was aan het<br />

<strong>be</strong>wijs van fout («no fault system») in 1995 tot een<br />

aanzienlijke daling van het aantal en de duur van de<br />

aanvragen voor schadevergoeding bij de verzekering<br />

in geval van whiplash (43% afname bij de man,<br />

15% bij de vrouw) (ref. 12.-). De intensiteit van de<br />

pijn en de depressieve symptomatologie was<br />

gecorreleerd met het moment van afsluiting van<br />

de financiële vergoeding in <strong>be</strong>ide systemen.<br />

Vergelijkbare resultaten werden geregistreerd bij<br />

een verandering van de sociale wetgeving in de<br />

staat Victoria in Australië in 1987 (afname van de<br />

aanvragen voor vergoedingen met 68%) (ref. 13.).<br />

Deze studies <strong>be</strong>nadrukken dat de klinische<br />

manifestaties niet alleen afhangen van een fysiologische<br />

en psychologische stoornis maar ook


van sociale en economische factoren en stimulantia<br />

die we moeten opsporen en waarvan we<br />

het prognostisch <strong>be</strong>lang moeten erkennen.<br />

(«If you have to prove you are ill, you can’t get<br />

well»).<br />

• De anatomische en radiologische studies tonen<br />

ook aan dat het acuut trauma in de meeste gevallen<br />

<strong>be</strong>staat uit een spier- of ligamentverrekking,<br />

een blessure die klassiek in enkele weken<br />

geneest, op andere plaatsen (ref. 10.-).<br />

Het bio-psycho-sociaal model<br />

(R. FERRARI) (Ref. 6. -)<br />

• R. FERRARI herinnert eraan dat de meerderheid<br />

van de normale populatie vaak een aantal symptomen<br />

vertoont die spontaan worden waargenomen<br />

en die meestal onverklaard blijven, en<br />

die uitgelokt worden door verschillende fysische<br />

en psychologische omstandigheden: episodische<br />

of chronische spanningshoofdpijn, nekstijfheid<br />

en nekpijn, lumbalgieën, diffuse paresthesieën,<br />

duizelig gevoel, lichte pijn in de gewrichten, verstijving,<br />

slechte concentratie, slaapstoornissen.<br />

Al deze symptomen stemmen volgens FERRARI<br />

overeen met een «gedrag van onaangepastheid».<br />

De gecontroleerde studies van OBELIENIENE<br />

en zijn team toonden aan dat de frequentie van<br />

deze symptomatologie identiek was bij de controlepersonen<br />

en bij de personen die een whiplash<br />

hadden opgelopen, enkele weken na het<br />

ongeval (ref. 3.- en 17.-).<br />

• In Noord-Amerika en in verschillende Europese<br />

landen circuleert er bij het grote publiek veel<br />

informatie over de potentiële vaak lange en ernstige<br />

sequelen van cervicale traumata (ref. 14.- en<br />

15.-). Hoeveel keer worden we niet geconsulteerd<br />

door patiënten die reeds enkele maanden<br />

last heb<strong>be</strong>n van hoofdpijn en die hun pijn spontaan<br />

toeschrijven aan een whiplash die vele<br />

jaren (soms meerdere tientallen jaren) geleden<br />

is optreden; dit illustreert hoezeer dit type traumata<br />

aanleiding tot alarmerende reacties.<br />

• De bio-psycho-sociale theorie van FERRARI en<br />

zijn team (ref. 6.-) <strong>be</strong>weert dat de mechanismen<br />

die verantwoordelijk zijn voor de uiteenlopende<br />

symptomatologie van het gedrag van onaangepastheid<br />

in sommige populaties gebaseerd zijn<br />

op de combinatie van VREES (te interpreteren in<br />

de zin van de Engelse term «expectation»), VER-<br />

STERKING EN TOEKENNING.<br />

VREES: Als de patiënt volgens zijn culturele achtergrond<br />

verwacht om een laattijdige symptomatologie<br />

te ontwikkelen na een cervicaal truma,<br />

zal hij bijzonder attent en zeer waakzaam zijn bij<br />

elk symptoom dat optreedt. Deze waakzaamheid<br />

is verhoogd ook door de houding die al te<br />

vaak en langdurig wordt aangenomen na dit<br />

soort accidenten: langdurig dragen van een halskraag,<br />

advies van langdurige rust, vaak overdre-<br />

ven preventieve onderzoeken. Uiteraard is voorzichtigheid<br />

vereist in het acute stadium maar als<br />

het initieel klinisch en radiologisch onderzoek<br />

aantoonde dat het ging om een whiplash type I of<br />

II, zou het gedrag van de therapeutische<br />

gemeenschap moeten veranderen.<br />

Het tweede mechanisme is de VERSTERKING<br />

van de symptomatologie door gebruik te maken<br />

van verschillende geneesmiddelen en van passieve<br />

<strong>be</strong>handelingen (fysiotherapie) die de patiënt<br />

terug op zijn symptomatologie focussen; het<br />

langdurig dragen van een halskraag en het herhaaldelijk<br />

verlengen van de invaliditeit dragen<br />

ook bij tot deze versterking.<br />

De symptomatologie wordt vervolgens TOEGE-<br />

KEND aan het cervicaal trauma, zelfs laattijdig.<br />

Elk nieuw symptoom wordt in verband gebracht<br />

met sequelen van het cervicaal trauma wat het<br />

<strong>be</strong>staan van een «chronisch trauma», langdurige<br />

ziekte versterkt.<br />

Laattijdige whiplash, nocebo effect<br />

van culturele en iatrogene oorsprong<br />

S. SOLOMON (ref. 16.- 2001) herinnert eraan dat het<br />

placebo effect optreedt als de persoon een gunstige<br />

afloop verwacht (voorziet) en dat het nocebo<br />

effect daarentegen optreedt als de persoon een<br />

ongunstige evolutie, afloop vreest (voorziet). De<br />

aanpak van patiënten met een licht of <strong>be</strong>nigne craniaal<br />

trauma en een cervicaal trauma die gekenmerkt<br />

wordt door geraffineerde diagnosen, onrustwekkende<br />

prognosen, dure en herhaalde onderzoeken,<br />

het voorschrijven van vele geneesmiddelen,<br />

heeft dit nocebo effect in de hand gewerkt.<br />

Volgens S. SOLOMON onderhoudt onze maatschappij<br />

het nocebo effect door chronische pijn te<br />

legitimeren en door er vaak overdreven secundaire<br />

voordelen aan toe te kennen. Zoals R. FERRA-<br />

RI, <strong>be</strong>nadrukt S. SOLOMON het moeilijk te ontwarren<br />

verband van «interne» (biologische en psychologische)<br />

en «externe» (culturele, sociale, economische,<br />

wettelijke) factoren; het zijn deze laatste<br />

die het nocebo effect creëren dat verantwoordelijk<br />

is voor het chronisch karakter van de pijn.<br />

Laattijdige Whiplash, iatrogeen effect<br />

door misbruik van analgetica<br />

Uit een nauwgezette anamnese blijkt soms dat<br />

chronische posttraumatische hoofdpijn na een cervicaal<br />

whiplash trauma na eerst in frequentie en<br />

intensiteit te zijn afgenomen, opnieuw toeneemt<br />

zonder dat er een nieuw trauma is opgetreden.<br />

Deze heropflakkering komt vaak gelijktijdig voor<br />

met de overdreven inname van geneesmiddelen<br />

tegen hoofdpijn en de ontwenning van deze<br />

geneesmiddelen leidt vaak tot een spectaculaire<br />

afname van deze hoofdpijn.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

25


<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

26<br />

In mijn persoonlijke reeks van 46 patiënten met<br />

laattijdig whiplash syndroom (zie hoger) die verwezen<br />

werden in een medico-legale context,<br />

vertoonde 28% (13/46) misbruik van analgetica<br />

(volgens de geldende criteria bij de evaluatie van<br />

dagelijkse chronische hoofdpijn door misbruik van<br />

analgetica). De precieze incidentie van dit type<br />

post-traumatische hoofdpijn moet nog <strong>be</strong>paald<br />

worden aan de hand van prospectieve studies met<br />

langdurige follow-up.<br />

Recente patho-fysiologische studies<br />

(KASCH et al, 2001)<br />

Dit team van Aarrhus (Denemarken) herinnert<br />

eraan dat de fundamentele mechanismen voor de<br />

ontwikkeling van het laattijdig whiplash syndroom<br />

on<strong>be</strong>kend blijven, en in het bijzonder dat noch de<br />

anatomopathologische studies, noch de <strong>be</strong>eldvorming<br />

een verklarende afwijking aantoonden.<br />

KASCH et al. (Ref. 18.-) onderzoeken de predictieve<br />

waarde van de <strong>be</strong>perking van de cervicale <strong>be</strong>wegingen<br />

(gemeten op wetenschappelijke en reproduceerbare<br />

wijze) op het vlak van het hernemen van<br />

het werk, in een prospectieve studie gedurende<br />

één jaar waarin 141 opeenvolgende patiënten die<br />

een whiplash vertoonden, werden vergeleken met<br />

40 controles die een enkelverstuiking opliepen.<br />

Noteer dat 90% van de patiënten hersteld was na<br />

één maand.<br />

Deze test van de <strong>be</strong>perking van de cervicale<br />

<strong>be</strong>wegingen kon de handicap op lange termijn<br />

(één jaar) voorspellen met een gevoeligheid van<br />

73% en een specificiteit van 91%.<br />

In een andere studie (ref. 19.-) toonden dezelfde<br />

auteurs aan dat deze afname van de cervicale<br />

mobiliteit gedurende 3 maanden na het trauma<br />

bleef <strong>be</strong>staan en gecorreleerd was met de intensiteit<br />

van de nekpijn. Deze studies tonen echter<br />

niet aan dat een cervicaal letsel daarom verantwoordelijk<br />

is voor een slechte prognose; de<br />

auteurs vermelden trouwens in hun discussie dat<br />

andere psychologische (aandacht toegespitst op<br />

de prognose) of wettelijke (het systeem van vergoeding)<br />

factoren een <strong>be</strong>langrijke rol spelen.<br />

In een andere prospectieve studie van dezelfde populatie<br />

toonde hetzelfde team (ref. 20.-) aan dat de perceptiedrempel<br />

van de pijn geïnduceerd door druk<br />

op verschillende spieren van de hals en de <strong>be</strong>haarde<br />

hoofdhuid verlaagd was gedurende drie maanden<br />

maar dat deze matige daling van de drempel (met<br />

klinisch twijfelachtige <strong>be</strong>tekenis volgens de auteurs)<br />

na zes maanden verdwenen was (meting met druk<br />

algometrie). Deze afname van de drempel stemt<br />

waarschijnlijk overeen met een «sensibilisering» van<br />

de musculoskeletale structuren (reeds aangetoond<br />

bij andere aandoeningen zoals chronische spanningshoofdpijn,<br />

fibromyalgie, reumatoïde artritis).<br />

De studies van KASCH et al. <strong>be</strong>vestigen het<br />

<strong>be</strong>staan van een kortdurend laattijdig whiplash<br />

syndroom; ze heb<strong>be</strong>n het voordeel dat ze middelen<br />

voorstellen om de nekpijn en de afname van de<br />

cervicale mobiliteit te meten; deze middelen zouden<br />

nuttig kunnen zijn bij de evaluatie van de doeltreffendheid<br />

van de verschillende <strong>be</strong>handelingen.<br />

Therapeutische aan<strong>be</strong>velingen<br />

De prospectieve epidemiologische studies waarnaar<br />

we verwezen heb<strong>be</strong>n en de recente pathofysiologische<br />

studies tonen aan dat whiplash traumata,<br />

net zoals verrekkingen van andere gewrichten,<br />

leiden tot een symptomatologie die in minder<br />

dan een maand en zeker in minder dan drie maanden<br />

herstelt.<br />

Men moet de patiënt dus vooral geruststellen dat<br />

zijn symptomatologie zal afnemen en snel zal verdwijnen.<br />

Het is absoluut noodzakelijk om zich<br />

krachtig te verzetten tegen het klimaat van pessimisme<br />

en defaitisme dat verantwoordelijk is voor<br />

een nocebo effect en voor een sneeuwbaleffect, via<br />

het mechanisme van vrees, versterking en toekenning<br />

van courante symptomen aan een chronisch<br />

traumatisch syndroom. De recente studies <strong>be</strong>vestigen<br />

volledig de aan<strong>be</strong>velingen van de Que<strong>be</strong>c Task<br />

Force (1995; ref. 1.-). Men moet de patiënt aanmoedigen<br />

om snel zijn normaal leven te hernemen. Men<br />

moet een snelle actieve mobilisatie aanmoedigen.<br />

Gerandomiseerde studies <strong>be</strong>vestigden trouwens<br />

dat een vroegtijdige mobilisatie <strong>be</strong>ter is dan het<br />

dragen van een halskraag, binnen de vier dagen<br />

eerder dan na twee weken. (ref. 21.- en 22.-).<br />

In de praktijk<br />

Moet men dus vermijden dat de halskraag gedurende<br />

meer dan een week wordt gedragen bij whiplash<br />

graad I en II. Men moet de patiënten snel terug actief<br />

laten zijn. Men moet analgetica in de juiste dosissen<br />

voorschrijven, hun doeltreffendheid controleren en<br />

zo vermijden dat er iatrogene hoofdpijn ontstaat<br />

door misbruik van analgetica.<br />

Dr Guy Monseu<br />

Centre médical du Parc Brugmann<br />

Bibliografie<br />

Réf. 1.- SPITZER W.O., SKOVRON M.L., SALMI L.R. et al.<br />

Scientific monograph of the Que<strong>be</strong>c Task Force on<br />

Whiplash Associated Disorders: redefining «whiplash» and<br />

its management. Spine. 1995; 20 (suppl 8): § 1 – 73.<br />

Réf. 2.- RADANOV B.P., DI STEFANO G., SCHNIDRIGA et<br />

al. Role of psychosocial stress in recovery from common<br />

whiplash. Lancet. 1991; 338: 712 – 715.<br />

Réf. 3.- SCHRADER H., OBELIENIENE D., BOVIM G. et al.<br />

Natural evolution of late whiplash syndrome outside the<br />

medicolegal context. Lancet. 1996; 347: 1207 – 1211.<br />

Réf. 4.- SCHRADER H., OBELIENIENE D., BOVIM G. et al.<br />

Pain after whiplash: a prospective controlled inception cohort<br />

study. J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg. Psychiatry. 1999; 66: 279 – 283.


Réf. 5.- SMETS Philippe (2000): communication personnelle.<br />

Réf. 6.- FERRARI R., SCHRADER H. The late whiplash syndrome:<br />

a biopsychosocial approach. J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg.<br />

Psychiatry. 2001; 70: 722 – 726.<br />

Réf. 7.- PARTHENI M., MILIARIS G., CONSTANTAYANNIS C.<br />

et al. Whiplash injury (letters). J. Rhumatol. 1999; 26: 279 – 283.<br />

Réf. 8.- PARTHENI M., CONSTANTAYANNIS C., FERRARI R.<br />

et al. A prospective cohort study of the outcome of acute whiplash<br />

injury in Greece. Clin. Exp. Rhumatol. 2000; 18: 67 – 70.<br />

Réf. 9.- BONK A., FERRARI R., GIEBEL G.D. et al. A prospective<br />

randomized outcome study of two trials of therapy for whiplash<br />

injury. Journal of Musculoskeletal Pain. 2000; 8: 123 – 132.<br />

Réf. 10.- PEARCE J.M.S. A critical appraisal of the chronic<br />

whiplash syndrome. J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg. Psychiatry. 1999;<br />

66: 273 – 276.<br />

Réf. 11.- SCHMAND B., LINDEBOOM J., SCHAGEN S. et<br />

al. Cognitive complaints in patients with whiplash injury.<br />

The impact of malingering. J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg. Psychiatry.<br />

1998; 64: 339 – 343.<br />

Réf. 12.- CASSIDY J.D., CARROLL L.J., COTE P. et al. Effect<br />

of eliminating compensation for pain and suffering on the<br />

outcome of insurance claims for whiplash injury. N. Engl.<br />

J. Med. 2000; 1179 – 1186.<br />

Réf. 13.- AWERBUCH M.S. Whiplash in Australia: Illness of<br />

injury? Med. J. Aust. 1992; 157: 193 – 196.<br />

Réf. 14.- AUBREY J.B., DOBBS A.R., RULE B.G. Lay persons’<br />

knowledge about the sequelae of minor head injury and whiplash.<br />

J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg. Psychiatry. 1989; 52: 842 – 846.<br />

Réf. 15.- MITTENBERG W., DI GIULIO D.V., PERRIN S et al.<br />

Symptoms following mild head injury: expectation as aetrology.<br />

J. <strong>Neuro</strong>l. <strong>Neuro</strong>surg. Psychiatry. 1992; 55: 200 – 204.<br />

Réf. 16.- SOLOMON S. Chronic posttraumatic head and<br />

neck pain. The nocebo effect. <strong>Neuro</strong>logy 2001; 56, suppl 3,<br />

A 140 – 141. Poster presented at the 53d Annual Meeting of<br />

the American Academy of <strong>Neuro</strong>logy.<br />

Réf. 17.- OBELIENIENE D., BOVIM G., SCHRADER H. et al.<br />

Headache after whiplash: a historical cohort study outside<br />

the medico-legal context. Cephalalgia. 1998; 18: 559 – 564.<br />

Réf. 18.- KASCH H., BACH F.W. et JENSEN T.S. Handicap<br />

after acute whiplash injury. A 1-year prospective study of<br />

risk factors. <strong>Neuro</strong>logy. 2001; 56: 1637 – 1643.<br />

Réf. 19.- KASCH H., ARENDT–NIELSEN L., STENGAARD-<br />

PEDERSEN K. et al. Headache, neck pain and neck mobility<br />

after acute whiplash injury. A prospective study. Spine 2001.<br />

Réf. 20.- KASCH H., STENGAARD-PEDERSEN K.,<br />

ARENDT-NIELSEN L., STAEHELIN JENSEN T. Pain tresholds<br />

and tenderness in neck and head following acute whiplash<br />

injury: a prospective study. Cephalalgia. 2001; 21: 189 – 197.<br />

Réf. 21.- BORCHGREVINK G.E., KAASA A., McDONAGH<br />

D. et al. Acute treatment of whiplash neck sprain injuries.<br />

A randomized trial of treatment during the first 14 days<br />

after car accident. Spine. 1998; 23: 25 – 31.<br />

Réf. 22.- ROSENFELD M., GUNNARSSON R., BOREN-<br />

STEIN P. Early intervention in whiplash-associated disorders.<br />

A comparison of two treatment protocols. Spine.<br />

2000; 25: 1021 – 1027.<br />

<strong>Migraine</strong> <strong>Contact</strong> Nr. 3 april 2005<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!