12.07.2015 Views

Telecare voor ouderen. Socio-economische ... - HIVA - KU Leuven

Telecare voor ouderen. Socio-economische ... - HIVA - KU Leuven

Telecare voor ouderen. Socio-economische ... - HIVA - KU Leuven

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KATHOLIEKEUNIVERSITEITLEUVEN<strong>Telecare</strong> <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong><strong>Socio</strong>-<strong>economische</strong> analyse van het gebruik van videotelefoniebinnen de <strong>ouderen</strong>zorgAnnick Peetermans, Georges Hedebouw, Jozef Pacoleti.s.m. Paul Devoldere (Hyphen), Filip D'Haene (Telesenior),Roland Pouillie (LCM-Solival), William Botteldoorn (M-Tec),Piet Grymonprez & Hans Ameel (Hogeschool West-Vlaanderen,Dept. PIH)Eindverslag in opdracht van Federale Diensten <strong>voor</strong> Wetenschappelijke,Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC), overeenkomstnr. 12/AE/106Meerjarig ondersteuningsprogramma <strong>voor</strong> de uitbouw van deinformatiemaatschappijHoger instituut<strong>voor</strong> de arbeid


<strong>Telecare</strong> <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>. <strong>Socio</strong>-<strong>economische</strong> analyse van het gebruik vanvideotelefonie binnen de <strong>ouderen</strong>zorg / Annick Peetermans, Georges Hedebouw,Jozef Pacolet i.s.m. Paul Devoldere, Filip D'Haene, Roland Pouillie, WilliamBotteldoorn, Piet Grymonprez & Hans Ameel. - <strong>Leuven</strong>: Katholieke Universiteit<strong>Leuven</strong>. Hoger instituut <strong>voor</strong> de arbeid, 2004, 381 p.ISBN 90-5550-380-0.Copyright (2004) Hoger instituut <strong>voor</strong> de arbeid (K.U.<strong>Leuven</strong>)E. Van Evenstraat 2e, 3000 <strong>Leuven</strong>Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt doormiddel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<strong>voor</strong>afgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or anyother means, without permission in writing from the publisher.


iiiINHOUDEXECUTIVE SUMMARYIX1. Inleiding ix2. De technologie x3. Het dienstverleningsmodel x4. De markt xi5. Onderzoeksinstrumenten kosten‐batenstudie xii6.1 Betreffende de technische configuratie xiii6.2 Betreffende het dienstverleningsmodel xiv6.3 Betreffende de markt xv6.4 Betreffende de kosten‐batenstudie xviLIJST VAN AFKORTINGENLIJST VAN FIGURENLIJST VAN TABELLENXVIIXIXXXI


ivINLEIDING 1HOOFDSTUK 1 DE TECHNOLOGIE 31. Inleiding 32. Beschrijving van de technologie 33. Technische <strong>voor</strong>stelling Telesenior Kortrijk 53.1 Situering 53.2 Eerste component: technologie zorgvrager 73.3 Tweede component: technologie zorgaanbieder 103.4 Derde component: netwerktechnologie 164. Toepassingen van breedband‐ en andere technologie in de zorg 194.1 Inleiding 194.2 Passieve alarmsystemen: domotica en assistive technology 204.2.1 Algemeen 204.2.2 Specifieke projecten 224.3 Overige telecaretoepassingen zonder videotelefonie 244.3.1 Ondersteuning van hulpverleners via telecommunicatie 244.3.2 Ondersteuning van zorgbehoevenden en mantelzorgers via telecommunicatie 265. Conclusie 28HOOFDSTUK 2 HET DIENSTVERLENINGSMODEL 291. Inleiding 292. Omschrijving <strong>Telecare</strong>concept met de verschillende componenten 292.1 Het begrip ‘<strong>Telecare</strong>’ 292.2 De verschillende <strong>Telecare</strong>‐componenten 332.2.1 Teleassistance 332.2.2 Tele‐social care 372.2.3 Telemedicine 392.2.4 Telenursing 412.2.5 Videoconferencing 432.2.6 Teleservice 463. Beschrijving dienstverleningsmodel Telesenior Kortrijk 483.1 Historiek 483.2 Doelstelling 483.3 Situering 493.4 Dienstverlening 493.5 Beschrijving projectregio 513.6 Afbakening doelgroep 52


v4. Andere mogelijke dienstverleningsmodellen met videotelefonie 534.1 Situering 534.2 Buitenlandse telecare‐toepassingen met videotelefonie 544.2.1 The Kaiser Permanente Tele‐Home Health Research Project, USA 544.2.2 Tokio, Japan 554.2.3 OMNI‐project, Nederland 564.2.4 TESS‐project, Duitsland 574.2.5 Telenursingproject Kansas, USA 594.2.6 HausTeleDienst, Frankfurt am Main, Duitsland 624.2.7 Action‐project, Zweden 654.2.8 IST‐programma’s 684.2.9 ‘TeleCARE’, ontwikkeling van een ‘virtual community’ in de <strong>ouderen</strong>zorg 684.3 <strong>Telecare</strong>toepassingen met videotelefonie in België 714.3.1 OCMW Heuvelland 714.3.2 UZ Gasthuisberg, <strong>Leuven</strong> 724.3.3 ‘Jonge Kamera’, Menen en Tielt 734.3.4 ‘Biba‐Platform’ 734.3.5 Project ‘Vlaanderen Interactief’ 744.4 Buitenlandse <strong>voor</strong>beelden van telecare als uitbreiding op het PAS 754.4.1 ‘SAFE 21‐project’ 754.4.2 Personenalarmering in combinatie met domotica 754.4.2.1 Situering 754.4.2.2 Dienstverlening: 3 domoticapakketten 764.4.2.3 Gebruik en waardering videotelefonie bij het Pas 774.4.2.4 Waardering door gebruikers 774.4.2.5 Technische vereisten 784.4.2.6 Organisatorische vereisten 784.4.3 Het concept ‘zorgcentrale’ 795. Het toekomstige dienstverleningsmodel Telesenior 815.1 Algemeen 815.2 Behoud van huidige dienst met uitbreiding dienstverlening 825.3 Integratie van de technologie binnen een bestaande dienst 836. Besluit 84HOOFDSTUK 3 VERKENNING VAN DE POTENTIËLE MARKT 871. Inleiding 872. De markt van <strong>ouderen</strong> en zorg 872.1 Inleiding 872.2 De zorgvraag 882.3 Het verbruik van gezondheidszorg 912.4 Het zorgaanbod 942.5 Ruimte <strong>voor</strong> technologische oplossingen? 101


ixEXECUTIVE SUMMARY1. Inleiding‘<strong>Telecare</strong>’ kan (en zal waarschijnlijk) naar de toekomst toe een belangrijke schakelworden in de thuiszorg (en in residentiële zorgvormen) <strong>voor</strong> zorgbehoevende<strong>ouderen</strong>. Onder telecare verstaat men alle ‘zorg’ die vanop afstand geleverd kanworden door middel van ICT-toepassingen. Soms verloopt deze via eenvoudigeaudioverbindingen zoals die nu reeds bestaan in personenalarmsystemen. Het valtte verwachten dat hoogwaardige beeldtelefonie eveneens een plaats binnen hetstandaardarsenaal van hulpmiddelen zal veroveren. Het Kortrijks Teleseniorexperimentverkent één van de mogelijkheden daartoe. Het project zocht nieuwetoepassingen <strong>voor</strong> de breedbandtechnologie en kwam uit bij een hoogwaardigebeeldverbinding via het gewone Tv-toestel zoals dit in iedere huiskamer aanwezigis. Deze verbinding laat toe in de twee richtingen een hoogwaardig visueel contacttussen hulpverlener en hulpvrager tot stand te brengen.Het project poogde uit te zoeken welke de toepassingsmogelijkheden van dezetechnologie zijn. Uiteindelijk geraakten er door omstandigheden heel weinigtoestellen bij gebruikers geïnstalleerd waardoor een empirische evaluatie nietmogelijk bleek. Toch kon er op basis van literatuur en contacten met allerleigebruikersgroepen heel wat informatie worden verzameld waarover we hierverslag uitbrengen. Deze informatie betreft op de eerste plaats hetdienstverleningmodel omheen de technologie: wat gaat men aanbieden (vorming,sociale babbels, toezicht ...) en welke hulpverleners nemen dit op? Vervolgensschetsen we de mogelijke markt <strong>voor</strong> het product: welke zijn mogelijkedoelgroepen en hoe groot is de vraag? Ten derde brengen we verslag uit omtrenthet onderzoeksinstrumentarium dat werd uitgewerkt en uitgetest. Tenslottestellen we een aantal –<strong>voor</strong>lopige- beleidsaanbevelingen i.v.m. de brederetoepassing van het systeem. We vertrekken van een beschrijving van detechnologie.


x2. De technologieDe drie grote technische componenten van het huidige Telesenior-model zijn:− De cliënt thuis die <strong>voor</strong> de videotelefonie gebruikt maakt van zijn Tv-toestel.Als extra technologie heeft hij een settopbox en een camera met ingebouwdemicrofoon. Het uitzicht en de inhoud van de gebruikersinterface (dit zijn deverschillende schermen die een cliënt thuis op het Tv-toestel ziet en die hijmoet doorbladeren <strong>voor</strong> o.a. het opzetten van de beeldverbinding) werdenverder ontwikkeld. Andere aspecten waren ondermeer de inhoud en hetuitzicht van de gebruikershandleiding, het uitzicht van de afstandbediening ende beeld- en geluidskwaliteit bij verschillende bandbreedtes tijdens testen bijde netwerkprovider.− De andere partij is de hulpverlener in de Telesenior-centrale. Deze heeft naasteen scherm en camera met microfoon ook een registratiesysteem met aangepastesoftware. Het ontwikkelde elektronische cliëntendossier bevat enerzijds eenautomatische registratie van iedere oproep (oproepduur – tijdstip – datum) enanderzijds verschillende invoerschermen <strong>voor</strong> een manuele registratie door dehulpverlener (invoer van gegevens over de gezondheid, ADL-activiteiten,sociaal netwerk, organisatie van de thuiszorg, inhoud van de gesprekken metTelesenior,..). Via dit elektronisch cliëntendossier kan het gebruik van devideotelefonie binnen het zorgproces in kaart gebracht en geëvalueerd worden(bij<strong>voor</strong>beeld van welke diensten maken de cliënten het meest gebruik,hoeveel tijd besteed de Telesenior-hulpverlener er aan …).− De derde component is de communicatieverbinding: een snelle breedbandverbindingom het beeld en geluid op een kwalitatieve manier in de tweerichtingen door te sturen. Momenteel maakt Telesenior gebruik van hettelefoonnetwerk (‘twisted pair’, ADSL) en het kabeldistributienetwerk (HFC,‘High Fiber Coax’).De vraag stelt zich of deze drie componenten in het toekomstige Telesenior-modelop dezelfde wijze dienen gebruikt te worden en of er mogelijkheden zijn omandere componenten hieraan toe te voegen waardoor de dienstverlening kanuitgebreid worden (bv. mogelijkheid om ook via kleine videofoons tecommuniceren of mogelijkheid om via PC met webcam te communiceren).3. Het dienstverleningsmodelDe diensten die in het huidige teleseniormodel worden aangeboden zijn devolgende: sociaal (informeel) contact, informatie en advies, begeleiding opgezondheidsvlak, psychosociale begeleiding, zorgbemiddeling. Op die manier kanTelesenior-Kortrijk worden beschouwd als een vorm van begeleid wonen <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong> waarbij de grenzen van thuiszorg kunnen worden verlegd.


xiEen uitgebreide Belgische en internationale literatuurstudie had de bedoeling hethuidige Kortrijkse model te positioneren binnen de ruimere gezondheidszorg enhet bestaande aanbod van zorg en technologie. Hiertoe werden <strong>voor</strong>eerst eenaantal casestudies bestudeerd van initiatieven die technologie in de zorggebruiken in het algemeen (bv. domoticaprojecten ter bevordering van hetzelfstandig wonen, projecten waar websites <strong>voor</strong>zien in informatie en advies,.. ) enprojecten die specifiek videotelefonie <strong>voor</strong> de zorgverlening gebruiken in hetbijzonder (bv. IST-projecten, projecten met videotelefoons <strong>voor</strong> gehospitaliseerdekinderen,.. ).4. De marktVoor de verkenning van de markt van <strong>ouderen</strong> en zorg werd de demografischeevolutie van onze huidige samenleving in kaart gebracht alsook de hieruit<strong>voor</strong>tvloeiende toename van zorgbehoevendheid en gestegen nood aanzorg<strong>voor</strong>zieningen om deze vraag op te vangen. We brachten het gebruik van eenaantal zorg<strong>voor</strong>zieningen in kaart zoals het aantal ziekenhuisopnames, hetgebruik van thuisverpleging en het aantal opnames in ROB’s en RVT’s. Naast dezekwantitatieve veranderingen, beschouwden we ook een aantal kwalitatieveveranderingen in de vraagzijde (<strong>ouderen</strong> willen bij<strong>voor</strong>beeld zo lang mogelijkzelfstandig wonen).Naast deze analyse van de vraagzijde, werd ook de aanbodzijde geschetst. Zowerden de recente ontwikkelingen beschreven die zich <strong>voor</strong>doen in de woon- enzorgsector <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> en werd aandacht besteed aan de evoluties in het aanbodvan de mantelzorg (toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen, kleineregezinnen, toegenomen mobiliteit,..). Ook het huidig en toekomstig aanbod van deprofessionele hulpverleners werd in kaart gebracht (bij<strong>voor</strong>beeld evolutie in deaantrekkingskracht van het verpleegkundig beroep). Hierbij ging ook aandachtnaar de mogelijke tekorten in deze aanbodzijde die door telecaretoepassingenzouden kunnen worden ingevuld.Tot slot werd op basis van bovenstaande marktstudies ook de potentiële marktvan telecare beschouwd. Een eerste aspect hierbij beschreven is de huidige marktvan videotelefonie en breedbandtechnologie: de penetratie van breedband entechnologie in de samenleving in het algemeen en bij hulpverleners en <strong>ouderen</strong> inhet bijzonder (bv. gebruik van ADSL, Tv, GSM, PC,..), de interesse van <strong>ouderen</strong> enhulpverleners in nieuwe technologieën, de weerstand van <strong>ouderen</strong> tegentechnologie, de interesse in beeldtelefonie. Hiertoe werden o.a. een aantalmarktonderzoeken naar beeldtelefonie bestudeerd.


xii5. Onderzoeksinstrumenten kosten-batenstudieHet hoofdobjectief van het DWTC Telesenior-project was de kosten-batenstudie.Daartoe werden heel wat <strong>voor</strong>bereidende stappen gezet: de operationalisering vande doelgroep, het uitwerken van de rekruterings- en intakeprocedure van denieuwe potentiële eindgebruikers. Om het rekruterings- en intakeproces zo goedmogelijk te kunnen begeleiden werden aandachtspunten bestudeerd die anderetelecareprojecten aanhalen bij het implementeren van technologie in de zorg. Webeschreven een aantal bevorderende en belemmerende factoren die ook <strong>voor</strong> deuitvoering van het Telesenior-project een steun kunnen zijn. Alsook beschrevenwe een aantal ethische vragen die kunnen gesteld worden bij het gebruik vantechnologie in de zorg en beschouwden we de impact van technologie op arbeid.In dit kader werd ook een aanmeldings- en intakeformulier ontwikkeld. Hetaanmeldingsformulier wordt gebruikt door hulpverleners uit dethuiszorgorganisaties om basisgegevens van een kandidaat-cliënt bij rekruteringaan Telesenior door te geven. Het intakeformulier wordt door de Teleseniorhulpverlenergebruikt om een aantal essentiële gegevens te bevragen tijdens heteerste intakehuisbezoek.Vervolgens werd er een literatuurstudie over soorten <strong>economische</strong> evaluaties enmogelijke kostprijsberekeningen uitgevoerd. We identificeerden hierbij een aantalkosten en opbrengsten met betrekking tot telecare. Deze werden mee opgenomenbij de ontwikkeling van het meetinstrument <strong>voor</strong> de uitvoering van dekosteneffectiviteitsstudie. We definiëren de mogelijke kosten en opbrengsten vantelecare zeer ruim. Niet alleen de gemaakte en vermeden professionele kosten,aanpassingen aan de woning, hulpapparatuur en het geneesmiddelenverbruikworden geregistreerd, ook de informele zorgtijd, de opportuniteitskost <strong>voor</strong> demantelzorger en de psychologische last van de zorg worden in beeld gebracht.Ook de impact op de hulpbehoevende, de kwaliteit van leven en het algemeenwelbevinden komen hierbij aan bod. We trachten hierbij te analyseren wat demeerwaarde van het beeld bij de videotelefonie is ten opzichte van de klassiekespreek-luisterverbinding van de gewone telefonie en ten opzichte van een contactmet iemand in levende lijve.


xiii6. Besluiten en aanbevelingen inzake de verspreiding en valorisatievan de resultatenDe uiteindelijke bedoeling van het onderzoek was de bruikbaarheid van hetsysteem <strong>voor</strong> de thuiszorg te testen. <strong>Telecare</strong> kan ons inziens in ‘het bekabeldeVlaanderen’ aangewend worden om de toegenomen zorgvraag in de (<strong>ouderen</strong>)thuiszorg gedeeltelijk te beantwoorden en kan ook de zorgaanbiedersondersteunen in hun dienstverlening. Daarom was in de tweede fase van hetproject <strong>voor</strong>zien dat het Kortrijks teleseniormodel in andere omgevingen (enandere thuiszorgsettings) zou geïmplementeerd worden. Daarop anticiperendwerden in de eerste fase reeds verschillende stappen gezet om op deze ‘roll out’ teanticiperen. Op basis daarvan waren we in staat een aantal besluiten ofaanbevelingen i.v.m. de bredere toepassing van het systeem te formuleren.6.1 Betreffende de technische configuratieDoor studie en gesprekken met zowel de technische experts als de eindgebruikers(cliënten, hulpverleners, familieleden) deden we enkele vaststellingen metbetrekking tot het verder ontwikkelen van de huidige technische configuratie.− Het mogelijk maken van oproepen tussen cliënten onderling, tussen cliëntenen mantelzorgers en tussen cliënten en andere hulpverleners kan eenbelangrijke meerwaarde bieden. Een cliënt kan nu enkel een oproep makenmet de hulpverlener van de Telesenior-centrale. Ook andere hulpverlenerskunnen hun cliënt of de hulpverlener van de Telesenior-centrale niet oproepenomdat ze niet over de apparatuur beschikken;− Het verdient aanbeveling om in de toekomst te streven naar een flexibel,modulair opgebouwde configuratie waar<strong>voor</strong> niet noodzakelijk met dehuidige drie grote technische componenten moet gewerkt wordenVideotelefonische verbindingen kunnen ook aangeboden worden via kleinevideotelefoons of via een PC met webcam zodat het toepassingsgebied kanvergroot worden (bij<strong>voor</strong>beeld een veraf wonend familielid kan voldoendehebben aan het kleinere beeld van een videotelefoon of een hulpverlener kanvia zijn reguliere PC een videotelefonisch verbinding met zijn cliënt hebbenzonder veel extra investeringen in extra apparatuur).− Er kan <strong>voor</strong>zien worden dat anderen ook het initiatief tot oproep kunnennemen (in plaats van enkel de cliënt). Extra telecarediensten die hierdoorkunnen worden aangeboden zijn o.a. een beperkte telemonitoring(bij<strong>voor</strong>beeld de cliënt herinneren aan het nemen van medicatie) of het<strong>voor</strong>zien van video-oppas. Hierbij dienen afspraken te worden gemaakt i.v.m.de uitdrukkelijke toestemming van de cliënt, de mogelijkheid tot weigeringvan de oproep, het <strong>voor</strong>af <strong>voor</strong>zien van enkel een geluidsverbinding waarbijde cliënt kiest of zijn beeld wordt toegevoegd of niet …


xiv−Voor welbepaalde telecarefuncties zoals bij<strong>voor</strong>beeld de toezichtsfunctie iswellicht een complexere camera nodig (bij<strong>voor</strong>beeld camera met zoomfunctie,roteerbaar vanop afstand,.. ). De huidig gebruikte camera met een ingebouwdmicrofoon is een relatief eenvoudig model. Er is telkens één per cliëntaanwezig. Dit zorgt <strong>voor</strong> vrij statische beelden: de cliënt in zijn zetel <strong>voor</strong> zijnTv-toestel en telkens vanop dezelfde afstand.6.2 Betreffende het dienstverleningsmodelI.v.m. de ontwikkeling van mogelijke dienstverleningsmodellen waar de nieuwetechnologie kan ingepast worden werden verschillende sporen verkend.− Vooreerst werd het concept van de ‘Teleseniorcentrale’ zoals het in Kortrijkwerd opgezet verder vorm gegeven. Geïnspireerd door de ervaringen met depersonenalarmering (PAS) en in overleg met gebruikers, hulpverleners entechnici werden de details van de werking verder uitgewerkt. Het betrof hierde ideale openingsuren van de centrale, de nodige bestaffing, kwalificatie enopdrachten van de hulpverleners, de hulpverleningsmethodiek (bij<strong>voor</strong>beeld‘zorg op maat’), de ergonomische aspecten van het werken in een videocallcenter,de procedures bij plaatsing en onderhoud van de toestellen, deorganisatie van het toestelbeheer, de regeling van de aansprakelijkheid.− Uit onderzoek blijkt dat het personenalarmsysteem (PAS) in Vlaanderen éénvan de meest verspreidde technologische toepassingen in de thuiszorg is.Vermits het PAS een uitgebreide doelgroep kent en heel wat expertise heeftopgebouwd rond het gebruik van technologie in de (<strong>ouderen</strong>) thuiszorg kan eroverwogen worden om ook videotelefonie toe te voegen aan het PASdienstverleningsaanbod.Zo zal er niet alleen een spreek-luisterverbinding totstand kunnen komen tussen de zorgvrager en de PAS-hulpcentrale, maar ookeen beeldverbinding. De studie van de internationale literatuur op dit vlak,waarin een aantal proefprojecten worden beschreven, en een bevraging vaneen aantal aanbieders van het PAS leverde daaromtrent nieuwe inzichten op.Deze piste zal verder door de CM-partner worden opgenomen.− Vanuit het denken over het bestaande Teleseniormodel rijpte de idee datvideotelefonie ook kan geïntegreerd worden in bestaande thuiszorgsettingszoals de thuisverpleging, de centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk (CAW), eenhuisartsenpraktijk, een lokaal dienstencentrum, een personenalarmdienst(PAS), een samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg, een serviceflat of hetnieuwe concept van de woon- en zorgzones. Ook zij kunnen immersaanbieders zijn van zorg door middel van videotelefonie. Daarom werd eronderzoek gedaan naar de regelgeving van deze settings, werd bekeken <strong>voor</strong>welke dienstverlening zij videotelefonie kunnen gebruiken en welketelecarecomponenten zij bijgevolg zouden kunnen opnemen in hundienstverleningsaanbod om in te spelen op de zorgnoden die bij hun doelgroepbestaan.


xv−−Een volgende piste betrof het gebruik van het elektronisch dossier zoals hetontwikkeld werd binnen het Telesenior-project in andere thuiszorgsettings. InVlaanderen blijken vanuit verschillende (thuis)zorgdiensten al heel wat aparteinitiatieven te bestaan met betrekking tot de ontwikkeling daarvan. Dezeverschillende diensten hebben echter geen geïntegreerd thuiszorgdossierwaardoor dezelfde gegevens verschillende malen bij de cliënt moeten wordenopgevraagd. Ook zijn er geen standaarden over wat deze zorgdossiers moetenbevatten, is er geen vergoeding <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> het bijhouden van een dergelijkzorgdossier, blijven er vragen bestaan omtrent de regelgeving i.v.m. privacyen de bescherming van persoonsgegevens en dan specifiek de beschermingvan (para)medische gegevens. In het onderzoek wordt daarover meerduidelijkheid verschaft.Er werd ook internationale literatuur bestudeerd waarin aandacht gaat naarhoe de technologie kan worden ingebouwd in de zorgverlening, welke nieuwetechnologieën er hier<strong>voor</strong> bestaan en op welke manier ze kunnen wordengebruikt. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is het ‘zorgkruispunt van de woonzorgzone’in Nederland.6.3 Betreffende de marktDe pretestings <strong>voor</strong> het onderzoek en het overzicht van de internationaleliteratuur op dit vlak leerde ons dat het met de vermeende weerstand bij <strong>ouderen</strong>tegen technologie best wel meevalt. Bovendien kan verwacht worden dat devolgende generatie van <strong>ouderen</strong> hoe dan ook meer vertrouwd zal zijn mettechnologie zowel vanuit het professionele als het alledaagse leven. Wanneer meneenmaal met de technologie vertrouwd is, blijkt men <strong>voor</strong>al de <strong>voor</strong>delen te zien.Wel is het essentieel om in de rekruteringsfase voldoende duidelijke informatie tegeven en concrete afspraken te maken ondermeer omtrent privacy enaansprakelijkheid. Om de acceptatie te vergroten kan er gewerkt worden metvertrouwenspersonen zoals een familielid dat mee geïnformeerd wordt over hetproject. Ook bleken de contacten en de samenwerking met de zorgaanbieders(ondermeer in de denktank Telesenior) essentieel om het telecaredienstenaanbodbekend te maken en de rekruteringsacties te ondersteunen.Bij de bepaling van welke doelgroep in aanmerking komt <strong>voor</strong> welketelecarefuncties is het o.i. <strong>voor</strong>al belangrijk in te zien dat er op maat moet gewerktworden: iedere specifieke doelgroep heeft immers nood aan een specifiekzorgaanbod en dus ook aan een specifiek telecare-aanbod. Dé telecaredoelgroep ofdé markt <strong>voor</strong> telecare bestaat dus niet.


xvi6.4 Betreffende de kosten-batenstudieDe ontwikkelde methodologie inzake de kosten-effectiviteitsstudie is mits enkeleaanpassingen ook bruikbaar <strong>voor</strong> de evaluatie van andere projecten.Zowel de hardware, software als het <strong>voor</strong> telecare noodzakelijkbreedbandnetwerk blijken nu nog erg duur te zijn. Misschien dient de overheid<strong>voor</strong> de zorgsector specifieke projecten op te zetten met een subsidie van debreedbandlijnen naar analogie met de onderwijssector.


xviiLIJST VAN AFKORTINGENADLCAWDMWEMRENRCEPRCGDTGPSGVOHRQOLHTAIADLICAWICTiDTVLSTMafMHPActiviteiten va het Dagelijkse LevenCentrum <strong>voor</strong> algemeen welzijnswerkDienst maatschappelijk werk (in de ziekenfondsen)Electronic medical recordElectronic nursing record communicationElectronic patient record communcationGeïntegreerde dienst <strong>voor</strong> thuisverzorgingGlobal positioning systemGezondheids<strong>voor</strong>lichting en –opvoedingHealth-related quality of lifeHealth Technology AssessmentInstrumentele Activiteiten van het Dagelijkse LevenIngebouwd centrum <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerkInformatie en Communicatie Technologieinteractieve Digitale TelevisieLokaal steunpunt thuiszorgMaximumfactuurMultimedia Home Platform


xviiiMOS SF-36NHPNHSNISMedical Outcomes Study Short Form-36Nottingham Health ProfileNational Health ServicesNationaal Instituut <strong>voor</strong> de StatistiekNVKVV Nationaal verbond van katholieke verpleegkundigen envroedvrouwenOCMWOESOPASPGGQOLRizivROBRVTSIFSelSitVTVZWWGOWHOWIGWZivOpenbaar centrum maatschappelijk welzijnOrganisatie <strong>voor</strong> Economische Samenwerking en OntwikkelingPersonenalarmeringPersoonsgegevens i.v.m. de gezondheidQuality of lifeRijksinstituut <strong>voor</strong> ziekte- en invaliditeitsverzekeringRustoord <strong>voor</strong> bejaardeRust- en verzorgingstehuisSickness Impact ProfileSamenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorgSamenwerkingsinitiatief thuiszorgVideotelefonieVereniging zonder winstoogmerkWereldgezondheidsorganisatieWorld Health OrganisationWeduwen, invaliden, gehandicapten en wezenZiekte- en invaliditeitsverzekering


xixLIJST VAN FIGURENFiguur 1.1 Telesenior-cliënt in gesprek met hulpverlener van de Telesenior-centrale 6Figuur 1.2 Hulpverlener Telesenior-centrale in gesprek met cliënt 6Figuur 1.3 Set Top Box Telesenior 7Figuur 1.4 Camera: Voor, zij- en achterzicht 8Figuur 1.5 Thomson Universal Remote Control ROC130 8Figuur 1.6 Philips Universal Remote Control SBC RU 110/00U 9Figuur 2.1 Schematische <strong>voor</strong>stelling van het <strong>Telecare</strong>-concept 32Figuur 2.2 Een mogelijk model <strong>voor</strong> de TeleCARE-infrastructuur 69Figuur 2.3 Concrete mogelijkheden van de TeleCARE-dienst <strong>voor</strong> een cliënt 70Figuur 2.4 Voorstelling van de ‘zorgpoort’ in het geheel van de gezondheidszorg 80Figuur 3.1 Evolutie van de <strong>ouderen</strong>bevolking in België naar leeftijd <strong>voor</strong> 2000-2020-2050 89Figuur 3.2 Reëel (2000) en verwacht aantal ROB- en RVT-bewoners,volgens de huidige gebruikerspercentages, Vlaamse Gemeenschap, 2000-2020 92Figuur 3.3 De kans op het gebruik* van thuisverpleging op jaarbasis,volgens leeftijd in de Vlaamse Gemeenschap en België, 1999 93Figuur 3.4 Het aantal patiënten dat gebruik maakt van thuisverpleging op jaarbasis,volgens leeftijd, Vlaamse Gemeenschap, België, 1999 94Figuur 3.5 Evolutie van de aantrekkingskracht van de opleidingen tot HO-verpleegkundige,vroedvrouw en BSO-verpleegkundige (1980 – 2001)tegenover het aantal 18-jarigen in de Vlaamse Gemeenschap 100Figuur 3.6 Evolutie van het aantal eerstejaarsstudenten verpleegkunde(hoger onderwijs en aanvullend beroepssecundair onderwijs), vroedvrouwen en verzorgenden,Vlaamse Gemeenschap, 1980 – 2001 101Figuur 3.7 Het ‘System Acceptability Model’ volgens Nielsen 107Figuur 3.8 Typologie van het ICT-gebruik (in procent) bij zorgverleners in Europa 109Figuur 3.9 Ideaaltypische weergave van de S-vormige diffusiecurve 112Figuur 3.10 Algemene belangstelling <strong>voor</strong> zestien diensten en toepassingen viaeen vaste of draadloze telefoonverbinding bij Belgische internetgebruikers. 113Figuur 3.11 Breedbandpenetratie in de Oeso-landen in juni 2002:aantal lijnen per 100 inwoners 115Figuur 3.12 Het telecare-systeem met classificatie van de eindgebruikers 116Figuur 5.1 Beslissingsmodel <strong>Telecare</strong> 178Figuur 5.2 Alarmzender en alarmmelder 209


xxiLIJST VAN TABELLENTabel 2.1 Kenmerken van de deelnemers aan het Telesenior-project te Kortrijk (in %) 50Tabel 3.1 Absoluut aantal opnames in algemene ziekenhuizen in de Vlaamse Gemeenschap,volgens leeftijdsgroep en geslacht in 1997 en aantal t.o.v. bevolking in 1997 93Tabel 3.2 Verloop van de grote leeftijdscategorieën in België sedert 1920 (in %) 95Tabel 3.3 Gebruik van dagdagelijkse technologie bij personenalarmgebruikers 103Tabel 3.4 Interesse in vier technologische verbeteringen van het PAS, i.f.v. leeftijd 104Tabel 3.5 Evolutie van het aantal en de soort internetaansluitingen* in Belgiëvannovember 1998 tot juli 2003 114Tabel 3.6 Model mogelijke telecaredoelgroepen en hun respectievelijke clusters vantelecaredienstverlening 120Tabel 4.1 Belangrijkste kostprijselementen bij de organisatie van de videotelefoniedienstvolgens het Telesenior-model te Kortrijk berekend <strong>voor</strong> 12 maanden werking met eentwintigtal cliënten (in Euro) 173Tabel 6.1 Vergelijking profiel PAS-groep en <strong>Telecare</strong>-groep 231Tabel 6.2 Berekening potentiële telecare-doelgroep in België en Vlaanderenin aantal personen 234


1INLEIDINGDit eindverlsag werd opgemaakt na afronding van de eerste fase van het DWTCtelecareproject:‘<strong>Telecare</strong> <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> <strong>Socio</strong>-<strong>economische</strong> analyse van het gebruik vanvideotelefonie binnen de <strong>ouderen</strong>zorg’. Het heeft de bedoeling een zo volledigmogelijk beeld te geven van de uitgevoerde werkzaamheden en de bereiktebevindingen en resultaten.We trachten dit te realiseren onder de vorm van vijf grote hoofdstukken. In heteerste hoofdstuk wordt de technologie op zich beschreven en worden erondermeer toepassingen <strong>voor</strong>gesteld van breedband- en andere technologie.In een tweede hoodstuk komt het dienstverleningsmodel aan bod. We trachteneen antwoord te vinden op de vraag hoe we met de <strong>voor</strong>gestelde nieuwetechnologieën zorg kunnen organiseren. Het dienstverleningsmodel vanTelesenior te Kortrijk wordt <strong>voor</strong>gesteld, alsook het concept <strong>Telecare</strong> met zijnverschillende componenten. Ook wordt er ruime aandacht besteed aan anderebuitenlandse en Belgische casestudies van projecten die videotelefonie integrerenin de zorgverlening.Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk de potentiële markt <strong>voor</strong> telecare inkaar gebracht: wat zijn de zorgbehoeften van <strong>ouderen</strong>, en hoe staat het huidigezaorgaanbod daartegenover? We onderzoeken of de huidige zorgbehoeften ookgedeeltelijk kunnen ingevuld worden door de nieuwe telecaretoepassingen. Alzoproberen we ook tot een omschrijving te komen van wie nu eigenlijk de primaireen secundaire eindgebruikers zijn, en bij welke telecaretoepassingen zij baatkunnen hebben.De ontwikkelde evaluatiestrumenten en –methoden worden uitgebreidweergegeven in hoofdstuk 4. We beschrijven hier ook op welke manier dezorgvragers en -aanbieders bij het Telesenior-project werden betrokken.In hoofdstuk 5 bestuderen we de mogelijke roll-out van telecare overVlaanderen. We trachtten in kaart te brengen wat de juridsiche vereisten zijn, enwelke factoren belemmerend of bevorderend werken. Ook bestudeerden we demogelijkheden van de integratie van videotelefonie en bijhorende telecare in reedsbestaande dienstverleningsmodellen zoals het personenalarmsysteem, lokaledienstencentra of serviceflats.Tot slot worden de belangrijkste conclusies en beleidsaanbevelingen zowel inhet Nederlands als Engels geformuleerd onder de vorm van een fiche.


3HOOFDSTUK 1DE TECHNOLOGIE1. Inleiding‘<strong>Telecare</strong>’ kan (en zal waarschijnlijk) naar de toekomst toe een belangrijke schakelworden in de thuiszorg (en in residentiële zorgvormen) <strong>voor</strong> zorgbehoevende<strong>ouderen</strong>. Onder telecare verstaat men alle ‘zorg’ die vanop afstand geleverd kanworden door middel van ICT-toepassingen. Soms verloopt deze via eenvoudigeaudioverbindingen zoals die nu reeds bestaan in personenalarmsystemen. Het valtte verwachten dat hoogwaardige beeldtelefonie eveneens een plaats binnen hetstandaardarsenaal van hulpmiddelen zal veroveren. Het Kortrijks Teleseniorexperimentverkent één van de mogelijkheden daartoe. Het project zocht nieuwetoepassingen <strong>voor</strong> de breedbandtechnologie en kwam uit bij een hoogwaardigebeeldverbinding via het gewone TV-toestel zoals dit in iedere huiskamer aanwezigis. Deze verbinding laat toe in de twee richtingen een hoogwaardig visueel contacttussen hulpverlener en hulpvrager tot stand te brengen.In dit eerste hoofdstuk trachten we de technologie van de breedband in hetalgemeen en de videotelefonie in het bijzonder nader toe te lichten, alsook hoedeze concreet in het Telesenior-project te Kortrijk wordt gebruikt. Ook wordt eenoverzicht gegeven van bestaande technologische toepassingen in de zorgsector.2. Beschrijving van de technologieHoewel videotelefonie op zich reeds lang bestaat, heeft ondermeer de opkomstvan de nieuwe breedbandtechnologie er <strong>voor</strong> gezorgd dat er heel wat meermogelijk werd. Het Telesenior-project te Kortrijk is een toepassing van dezevideotelefonie door middel van breedband.


4Videotelefonie of videocommunicatie is een vorm van tweewegcommunicatie,waarbij de gesprekspartners zich op verschillende locaties bevinden, elkaarkunnen horen (‘telefonie’) en zien (‘video’). Men spreekt overtweewegcommunicatie omdat tegelijkertijd beeld en geluid wordt doorgezondenen teruggezonden. Dit in tegenstelling tot de reguliere TV-programma’s, waarbijhet beeld- en geluidssignaal enkel eenzijdig naar de huiskamer wordtdoorgezonden (Spriet A., 2002).Videotelefonie op zich bestaat reeds lang. Zo vond het eerste beeldcontact al in1930 tussen twee televisiestudio’s in de USA plaats. Ondanks zijn lange bestaan ishet zoals bv. de telefoon geen alom verspreid product geworden (Ortt e.a., 1995,1998). Tot nog toe was videotelefonie <strong>voor</strong>al bekend <strong>voor</strong> videoconferencing in hetbedrijfsleven en op congressen, waarbij een niet aanwezige spreker aan devergadering of meeting participeert via het scherm.Waar men vroeger enkel maar een beroep kon doen op de analoge technologie 1 ,kan men vandaag de dag digitale technologie gebruiken wat een breed spectrumaan nieuwe mogelijkheden biedt.Zo is er op digitaal vlak binnen het bestaande telefoonnetwerk in België demogelijkheid om gebruik te maken van ISDN-lijnen en tegenwoordig ook de echtebreedbandlijnen zoals ADSL. In de toekomst verwacht men nog snellere lijnendoor de SDSL- en VDSL-technologie. 2Daarnaast is er in België het kabeltelevisienetwerk dat ook eenbreedbandnetwerk is. Ook dit netwerk biedt nu heel wat mogelijkheden doordater meer data op kan worden doorgestuurd.1 Hier hebben we het enkel over analoge technologie via het klassieke telefoonnetwerk, ook PSTNnetwerkgenoemd (Public Switched Telephone Network). Deze verbindingen kunnen slechtseen beperkt aantal gegevens doorsturen (maximaal 56kB). Analoge videotelefonie geeftdaarom dan ook een niet zo goede beeldkwaliteit, zeker niet wanneer men het op grootbeeld(zoals een TV-scherm) zou willen gebruiken.2 Door grotere bandbreedte (ISDN – Integrated Services Digital Network - maximaal 128 kB enADSL – Assymetric Digital Subscriber Line - theoretisch tot 8mB/s, als commercieel product inBelgië momenteel tot 3,3mB/s downstream) kunnen er hogere snelheden gehaald worden,waardoor meer gegevens over de lijn kunnen worden doorgestuurd en waardoor bijvideotelefonie ook een veel betere beeld- en geluidskwaliteit zal bekomen worden. Wat deupstream betreft zijn er thans nog commerciële beperkingen (standard 128 Kb/s, <strong>voor</strong> hogerebandbreedtes worden duurdere prijzen gerekend. SDSL = Symmetric Digital Subscriber Line,VDSL = Very high speed Digital Subscriber Line.


53. Technische <strong>voor</strong>stelling Telesenior Kortrijk3.1 SitueringBij de beschrijving van de technische Telesenior-configuratie spitsen we ons <strong>voor</strong>altoe op hoe deze technische componenten in de diensTVerlening worden gebruikt.De drie grote technische componenten van het huidige Telesenior-model zijn devolgende:−−−Vooreerst is er de cliënt thuis die <strong>voor</strong> de videotelefonie gebruikt maakt vanzijn TV-toestel. Als extra technologie heeft hij een settopbox en een camera metingebouwde microfoon. De settopbox heeft de grootte van een videotoestel enwordt meestal op of onder het TV-toestel geplaatst. Deze apparatuur is doorde cliënt eenvoudig te bedienen zodat hij gewoon vanuit de woonkamer op deplaats waar hij TV kijkt in contact kan komen met de Telesenior-centrale (ziefiguur 1.1). Voorlopig werd de nodige apparatuur gratis ter beschikkinggesteld van de aangesloten cliënten;De andere partij die betrokken is bij de beeldverbinding is de hulpverlener inde Telesenior-centrale (zie figuur 1.2). Deze heeft naast een scherm met PC encamera met microfoon ook een registratiesysteem met aangepaste software terbeschikking. De camera <strong>voor</strong> het filmen van de hulpverlener wordt zodanigopgesteld dat er in een zo goed mogelijk oogcontact met de cliënt wordt<strong>voor</strong>zien. Het ondersteunend softwareprogramma werd ontwikkeld in vorigeEuropese projecten. Een aanpassing en uitbreiding van deze software tot eenvolwaardig elektronisch cliëntendossier, alsook een meer ergonomischeopstelling van de apparatuur in de Telesenior-centrale en bij de mensen thuiszijn één van de uitdagingen <strong>voor</strong> de technische partners in het DWTC-project.;De derde en essentiële component is de communicatieverbinding die een snellebreedbandverbinding dient te zijn om de nodige data (beeld en geluid) op eenkwalitatieve manier te kunnen doorsturen. Momenteel maakt Telesenior zowelgebruik van het telefoonnetwerk (‘twisted pair’, ADSL) als van hetkabeldistributienetwerk (HFC, ‘High Fiber Coax’). In de vroegere projectengebruikte Telesenior een eigen lokaal netwerk. Met de uitbreiding van hetaantal cliënten en de uitbreiding van de diensTVerlening in het DWTC-<strong>Telecare</strong>project dient Telesenior na een marktstudie een keuze te maken opwelk commercieel breedbandnetwerk men zal overschakelen..


6Figuur 1.1Bron: Folder TeleseniorTelesenior-cliënt in gesprek met hulpverlener van de Telesenior-centraleFiguur 1.2Bron: Folder TeleseniorHulpverlener Telesenior-centrale in gesprek met cliënt


73.2 Eerste component: technologie zorgvragerDe zorgvrager heeft de beschikking over volgende technischecommunicatiemiddelen: settopbox – camera en afstandsbediening. Deze middelenzijn aangesloten op een standaatd Televisietoestel (wat zich reeds in de huiskamerbevindt). Hieronder worden deze middelen technisch <strong>voor</strong>gesteld.SET-TOP BOX (STB)Voor de apparatuur van de thuisomgeving wordt verder gebouwd op deresultaten van het IST Project HAS Video (IST 1999-10523). De technologischeontwikkeling van de Set Top Box is bijgevolg de bijdrage geweest van het HASVideo project aan het DWTC – Tele Care project, zoals gesteld in het DWTC-Contract.Figuur 1.3Set Top Box TeleseniorSet Top Box• CPU 550 MHz: commercieel beschikbaar met max. snelheid <strong>voor</strong> socket 7• 128 MB RAM• Externe voeding• Microsoft Windows 2000 besturingssysteem• VCOS PCI card: VCON ESCORT 25 videoconferencing PCI card.• Video out, audio out end TV A/V switch <strong>voor</strong> uitvoer naar TV via SCARTCAMERADe camera (Philips PAL) die in de thuisomgeving wordt gebruikt wordt<strong>voor</strong>gesteld in onderstaande foto’s. Deze camera is identiek aan de cameriagebruikt in het HAS project. De camera wordt via een miniDIN connector aan deVcon kaart van de setup-box gekoppeld. Deze camera heeft een ingebouwdemicrofoon en is draaibaar door plaatsing op een voetstukje


8Figuur 1.4Camera: Voor, zij- en achterzichtAFSTANDSBEDIENINGTot op heden zijn volgende afstandbedieningen gebruikt:Figuur 1.5Thomson Universal Remote Control ROC130Uit de ervaring van gebruik van deze afstandsbediening is gebleken dat het geheelte smal is. De afstandsbieding ligt niet goed in de hand.Daarom is een nieuwe marktstudie gedaan naar commercieel beschikbareuniversele afstandsbedieningen. De <strong>voor</strong>opgestelde specificaties zijn:• universele afstandsbediening IR• bruikbaar <strong>voor</strong> aansturing van Set Top Box• goed liggend in de handpalm• grote bedieningsknoppen• aantal bedieningsknoppen tot een strikt minimum te beperken.


9Hieruit is <strong>voor</strong> het testbed gekozen <strong>voor</strong> de Philips UniversalAfstandsbediening SBC RU 110/00U. Deze afstandsbediening voldoet aan de<strong>voor</strong>opgestelde specificaties. Wel wordt gezocht naar mogelijkheden om dekleur van de bedieningsknoppen te wijzigen. Aan elke knop wordt een uniekekleur meegegeven. Dit moet het mogelijk maken de bediening ervan zoeenvoudig mogelijk te maken.Figuur 1.6 Philips Universal Remote Control SBC RU 110/00UDaar<strong>voor</strong> wordt een nieuwe boventop (met aparte kleuren) gemaakt <strong>voor</strong> elkeknop, waarbij de huidige silicone-rubberen mat, waaruit de huidige knoppenbestaan, behouden blijft (zodat niet geraakt wordt aan de veerkracht van de maten de ingegoten geleidingsringen). De toppen worden verwijderd en vervangendoor een nieuwe gekleurde silicone top met mechanische verankering.


103.3 Tweede component: technologie zorgaanbiederDe technologie waarover de zorgaanbieder beschikt is bestaat naast de aangepastedesk in het service center over een specifieke GUI (graphical user interface).DESIGN VAN SERVICE DESK:Wat de ontwikkeling betreft van het service desk werd tijdens dit project volgendedesign uitgewerkt tot en met fase 2. Fase 3 wordt op eigen initiatief van hetTelepresentielabo van de Hogeschool West-Vlaanderen, departement PIH verderuitgewerkt.FASE 1: <strong>voor</strong> ziet in de bouw en test van het oog-tot-oog gedeelte. Dit is hettechnologisch meest uitdagende gedeelte van de Service Desk.FASE 2: zal als eindresultaat de uitwerking bekomen van het bureaugedeelteomheen de oog-tot-oog module.FASE 3 zullen de gebruiksaanwijzingen opgesteld worden, rekening houdendemet de omgevingsfactoren.Voorafgaand zijn testen en studies uitgevoerd naar de technische uitwerking vande oog-tot-oog module. Hier<strong>voor</strong> zijn verschillende werkbezoeken gedaanBARCO – Kuurne, Pronova-verdeler in Charleroi): het holografisch scherm vanHOLOPRO blijkt de meest interessante optie om tot een oog-tot-oog concept tekomen. Hier<strong>voor</strong> zal de testopstelling klaar zijn tegen eind juni 2003, waaropvervolgens verschillende testen zullen lopen, met medewerking van deverschillende DWTC-Partners. Om deze testen te definiëren is een werkdocumentsamengesteld (zie bijlage: Service Desk Testbepalingen Versie 1.00). Ook zijnreeds testen uitgevoerd naar het gebruik van ofwel 1 scherm, waarbij zowel deoog-tot-oog communicatie als cliëntdossier gegevens gevisualiseerd worden op 1scherm, ofwel het gebruik van 2 schermen, waarbij het centrale scherm de oog-totoogcommunicatie visualiseert en het tweede zijscherm de cliëntgegevens enandere gegevens (internet, …). Een beschrijving van deze testen is terug te vindenin Bijlage 6 – Taak 14b (Beschrijving oog-tot-oog demonstratie).


12Graphical User Interface (GUI)De grafische user interface (GUI) op het TV scherm wordt deels opgeslagen op deset-top box, deels op de TOMCAT webserver in het service center. Op de setupboxvinden we het grootste deel van de GUI, in het service center enkele errorberichten. De grafische user interface is ontwikkeld in HTML en gebruiktJavascript om bepaalde aanvragen van de gebruiker te verwerken. Alle pagina’sdie de grafische user interface <strong>voor</strong>stellen kunnen we terug vinden in de mapc:\hasvideo\web van set-top box. De map is 1,5MB groot en bevat een 20 HTMLbestanden, enkele Javascript bestanden en enkele achtergrond en knopafbeeldingen. Het bestand die de applicatie opstart kunnen we terug vinden in demap c:\hasvideo en heeft als naam hasvideo.exe. In dezelfde map staan enkele.dat bestanden die configuratie informatie bevatten.Het configuratie scherm verschijnt enkel wanneer hasvideo.exe wordt gestart ende CTRL toets op het keyboard wordt ingedrukt. Alle data die hier wordtingevoerd wordt opgeslagen in configuratie bestanden.


13Hieronder vinden we een flowchart met een overzicht van de verschillendepagina’s die worden weergegeven tijdens de TeleSenior set up procedure. Deze setup procedure werd bekomen door het herhaaldelijk uitvoeren van testen.Aangezien het grootste deel van GUI wordt opgeslagen op de set-up box is er eenmanier <strong>voor</strong>zien om nieuwe of vernieuwde pagina’s door te sturen naar de setupbox.Hier<strong>voor</strong> wordt gebruik gemaakt van het FTP protocol. Iedere keer deapplicatie start controleert de setup-box de FTP server en kijkt of er een nieuweversie <strong>voor</strong>handen is. Indien een nieuwe versie beschikbaar is zal dezegedownload worden naar de setup-box en worden de nodig bestanden aangepast.De grafische user interface is exact dezelfde als deze ontwikkeld <strong>voor</strong> het HASvideo project.Wanneer een Desk Operator een call ontvangt verschijnt het onderstaande scherm:Wanneer de Desk Operator een call accepteert verschijnt het onderstaande scherm:


14De grafische userinterface werktop een PC met web browser (Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger) en eenVCON videoconferentiekaart. Alle pagina’s worden opgeslagen op de server inhet service center.Het service center is ongeveer 1,5 MB groot en bevat ongeveer 100 HTMLbestanden, Javascript bestanden en JPEG en GIF bestanden. Op de service centerserver draait ook een MySql database die gebruikers- en connectie data bevat. Wehebben toegang tot deze data via de GUI en gedurende de video conferentiewordt deze data weergeven.


15Service center serverVoor het TeleCare project wordt gebruik gemaakt van een PC als server. Dezeserver werkt op het Windows 2000 besturingssysteem en draait applicaties als:• java virtual machine: nodig <strong>voor</strong> NMS (Network Management System).• MySQL database: nodig <strong>voor</strong> het service centre en het SMS systeem(ServiceManagement System).• Tomcat web server: bevat de html pagina’s <strong>voor</strong> het service center en desetup-box• FTP server: wordt gebruikt <strong>voor</strong> het up to date houden van de HTMLpagina’sHet Network Management System (NMS) zorgt <strong>voor</strong> het toekennen van debandbreedte en de kwaliteit van de verbinding (Quality of Service QOS). Dezeapplicatie werd geschreven in Java. De Service Management Service (SMS)fungeert als gatekeeper in de H323 standaard en wordt gebruikt als vertaler tussende aliassen en de IP adressen. Iedere setup-box registreeert zich tijdens hetopstarten bij de gatekeeper met behulp van zijn alias en zijn IP adresDe MySql database bevat 2 verschillende databases: de service center database ende accounting database. De service center database bevat alle gebruikers data ende accounting database bevat alle connectie data. De Tomcat webserver is eenservlet container die communiceert met de MySql database. De FTP server inWindows 2000 wordt gebruikt om updates door te voeren op de setup-box.


163.4 Derde component: netwerktechnologie3.4.1 Smal-Band versus Breed-BandVoor onze toepassing (beeldtelefonie) zijn digitale oplossingen noodzakelijk.Wanneer men gebruik maakt van een smalband netwerk is het niet mogelijkkwaliteitsvolle video (naar grootbeeld tv-scherm) over het netwerk te sturen. Debeschikbare bandbreedte is niet voldoende <strong>voor</strong> tweeweg-videocommunicatie.Breedband technologie maakt het mogelijk videodata via een hoge snelheid teversturen over het netwerk aan een aanvaardbare kwaliteit. Het is eveneens deideale oplossing <strong>voor</strong> real-time video waaronder video conferentie.Aangezien het Telesenior project gebruik maakt TV toestelllen als monitor (=PALvideo) is een breedband verbinding de enige mogelijkheid om dit kwaliteitsvollevideosignaal te verzenden.De netwerken waarover men deze videodata kan verzenden naar de woning zijn:twisted pair (telefoonlijn), coax (kabeltelevisie) of fiber.Volgende transmissietechnologieën kunnen nu gebruikt worden via dezenetwerken:ISDN (twisted pair)• ISDN-BRI (Basic Rate Interface): technologisch niet bruikbare oplossingwegens de te beperkte bandbreedte (128 Kbps)• ISDN-PRI (Primary Rate Interface): technologisch geschikte oplossing, wordtreeds gebruikt <strong>voor</strong> professionele teleconferencing apparatuur (bundeling vankanalen). Voor onze toepassing minder haalbaar wegens de hogeexploitatiekost.BreedbandMet behulp van breedband verbindingen is het mogelijk grote hoeveelheden datate versturen. Deze verbindingen zijn ideaal <strong>voor</strong> toepassingen zoals videoconferencing. In Vlaanderen zijn er twee commerciële breedband technologiën:xDSL (twisted pair) en DOCSIS (Coax).xDSL wordt geleverd door Belgacom en maakt gebruik van de klassieketelefoonlijn. Binnen dit project werd gebruik gemaakt van de diensten vanBELGACOM.Binnen het project werden volgende netwerk configuraties (ADSL, SDSL) getest inde gespecialiseerde labo’s van Belgacom, met volgende resultaten:


17Subjectieve beoordeling van de verschillende testscenario’sop een schaal van 1 tot 10Netwerktype Beeld/geluid Send (bij gebruiker) Receive (bij operator)SDSL 1Mbit/s (up-down) Beeld 7 7Geluid 7 7SDSL 512 Kbit/s (up-down) Beeld 6 6Geluid 6 6SDSL 256 Kbit/s (up-down) Beeld 5 5Geluid 5 5ADSL 1 Mbit/s down, Beeld 6 5256 Kbit/s up Geluid 6 5ADSL 1 Mbit/s down,64 Kbit/sBeeldGeluidHopeloosHopeloosHopeloosHopeloosOpmerkingen bij deze resultaten−−−−−−Deze beoordeling is subjectief op basis van een eigen referentiekaderIn de bovengaande puntentoekenning zijn de punten gegeven aan het beeld van decliënt (= op TV) gelijk aan deze van het servicecenter (= op PC-scherm). Het bleekechter duidelijk dat naarmate men het beeld op het PC-scherm vergrootte, de kwaliteitvan het beeld zichtbaar afnam.Deze subjectieve puntentoekenning dient te worden aangepast afhankelijk van welkefuncties men aan het huidige Teleseniorsysteem wenst te geven. Eentelemonitoringsysteem of een koppeling aan het PAS zal een nog groter beeld- engeluidkwaliteit behoeven dan wanneer het systeem enkel gebruikt wordt <strong>voor</strong> deinformatie- en adviesfunctie.De kostprijs van de verschillende technologieën werd niet in overweging genomentijdens deze testenMen kan veronderstellen dat het gebruik van andere (en duurdere) eindapparatuur(high-end TV, op-afstand-bestuurbare camera, micro, …) de beeld- en geluidskwaliteitook kan beïnvloeden (betere controle over opname en weergave).De kwaliteit van de gebruikte video- en audiocodecs kan evenzeer de resultatenbeinvloeden. Tijdens deze testen werd steeds dezelfde hardware video- en audiocodecgebruikt (V-CON)


183.4.2 Beschrijving van de huidige network configuratieOp dit moment zijn er twee parallele netwerk configuraties actief:1) TeleSenior HFC Netwerk met kabel modem:De gebruikers zijn verbonden via een kabel modem zonder upstream endownstream snelheidsbeperkingen. Beperking is wel de geografischelokatie van dit netwerk.2) Belgacom BILAN met ADSL modem:In deze configuratie maken we gebruik van “ADSL Office Compact”oplossing.


194. Toepassingen van breedband- en andere technologie in de zorg4.1 InleidingDe recente ontwikkelingen in de <strong>ouderen</strong>zorg (cf. infra hoofdstuk 3: ‘de markt van<strong>ouderen</strong> en zorg’) kan men zien als marktopportuniteiten <strong>voor</strong> nieuwe ICTtoepassingen.Hierbij is het nuttig onderscheid te maken tussen:− de markt <strong>voor</strong> mainstreamprodukten en diensten enerzijds (telecommunicatie,PC’s, internet en afgeleide diensten zoals elektronisch winkelen, socialecommunicatie, toegankelijker maken van databanken) en− de markt <strong>voor</strong> specifieke producten anderzijds (de zogenaamde ‘assistivetechnology'-sector).Binnen deze laatste groep kunnen we nog onderscheid maken tussentechnologieën die de zorg zelf ondersteunen (telecare, telealarm, telenursing,telemedicine …) en de zogenaamde ‘accessibility-related ICT’ oftoegankelijkheidstechnologieën die compensatie bieden <strong>voor</strong>ouderdomsgerelateerde functionele deficits bij<strong>voor</strong>beeld i.v.m. zien, horen,mobiliteit (teksttelefonie, videodescription…). De markt <strong>voor</strong> deze producten is integenstelling tot de mainstreamtechnologieën indirect in die zin dat de vraag nietaltijd direct uitgaat van de gebruikers zelf maar wel meestal van bemiddelendeinstanties (diensten, financiers …) die ook de begeleidende diensTVerleningmoeten aanbieden.Vooreerst willen we een overzicht geven van wat er bestaat aan <strong>Telecare</strong>toepassingenzonder videotelefonie. Dit wil grosso modo zeggen alle mogelijkevariaties en toepassingen van het verlenen van zorg op afstand (‘telecare’) doorhet opvangen en doorsturen van gegevens over een netwerk. Dit netwerk kan eentelefoonnetwerk of een computernetwerk zijn, of kan bv. in het geval vanbepaalde domotica het elektriciteitsnetwerk van de woning zijn. De casestudiesdie specifiek videotelefonie in hun project gebruiken worden in het volgendehoofstuk besproken.De hier <strong>voor</strong>gestelde literatuurstudie vormde mee de basis om tot een analyse tekomen van het telecareconcept met zijn verschillende telecarecomponenten (cf.infra hoofdstuk 2: ‘het diensTVerleningsmodel’).Diverse telefonische ICT-toepassingen zijn bruikbaar in de <strong>ouderen</strong>zorgsector.Enkele daarvan zijn al ingeburgerd in Vlaanderen. Enerzijds zijn er de actievealarmsystemen: deze verlopen via de telefoon: de gebruiker stelt zelf het systeem(afstandsbediening, telefooncascade, dienstencentrum) in werking. Van dezetoepassing wordt ruim gebruik gemaakt in Vlaanderen. Omdat we dit kunnenbeschouwen als een mogelijk ankerpunt <strong>voor</strong> de ontwikkeling van het <strong>Telecare</strong>aanbodin Vlaanderen wordt dit uitgebreid besproken in hoodstuk 5, waar de rolloutover Vlaanderen aan bod komt.


20Daarnaast zijn er de passieve alarmsystemen: deze reageren op gevaarsindicatorenzonder dat de gebruiker zelf actie moet ondernemen zoals sensoren <strong>voor</strong> brand endiverse andere domoticatoepassingen. Deze passieve alarmsystemen zijn inVlaanderen veel minder ingeburgerd.Anderzijds zijn er toepassingen waarbij er via het telefoon- of computernetwerktal van gegevens kunnen worden doorgestuurd naar professionele hulpverlenersdie zo zorg vanop afstand kunnen bieden.4.2 Passieve alarmsystemen: domotica en assistive technology4.2.1 Algemeen‘Domotica’ is een samenstelling van ‘electronica’ en ‘domus’ en wil dus letterlijkvertaald zeggen: het gebruik van elektronica of spitstechnologie in huis. Dries e.a.(2003) omschrijven het begrip als volgt: ‘Het combineren van apparaten,informatietechnologie en diensten binnen en buiten de woning en wooneenheden naar eengeïntegreerd concept dat geoptimaliseerd is <strong>voor</strong> de specifieke behoeften en het gedrag vande gebruiker’.Veel domotica wordt in eerste instantie ontwikkeld <strong>voor</strong> een breed doelpubliekbv. elektrische gordijn- of raamopeners, rook- en/of gasdetectoren,videodeurbellen,.. Deze technologieën kunnen echter <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> engehandicapte personen er <strong>voor</strong> zorgen dat ze heel wat zelfstandiger kunnenblijven functioneren en wonen. Andere ontwerpen zullen dan weer wordenontwikkeld <strong>voor</strong> specifieke cliëntgroepen zoals bv. een traplift.Het begrip ‘immotica’ wordt gebruikt wanneer men het heeft over het conceptvan ‘intelligent gebouw’. Immotica dekt twee grote families van diensten <strong>voor</strong> degebruiker: enerzijds het beheer van het gebouw en de optimalisatie van de leef- enwerkomgeving van de bewoners en anderzijds de interne en externecommunicatie door integratie van spraak, data en beeld. Het ter beschikkingstellen van diensten uit deze 2 families geeft aan het gebouw een zekere graad vanartificiële intelligentie (BCDI, 2003).Wanneer domotica gebruikt wordt ter ondersteuning van het wonen van<strong>ouderen</strong> en gehandicapte personen – dus domotica gebruikt als diensTVerlening -wordt ook de benaming ‘assistive technology’ gebruikt.Een middel om lifetimehousing (cf. supra) te kunnen realiseren is het integrerenvan allerlei van deze domotica en assistive technology, zodat men komt totzogenaamde ‘smart homes’. Een <strong>voor</strong>beeld waar men al de bestaande technologieen kennis samenbracht is het ‘Living Tomorrow’-project te Vil<strong>voor</strong>de (cf. infra).


21Curry e.a. (2002) maken wel de bedenking dat een succesvolle diensTVerleningmet behulp van deze assistive technology en domotica evenveel afhangt van deconstructie en de staat van de woningmarkt als van de mogelijkheden van dezorgverlener om in de behoeften van de zorgvrager te <strong>voor</strong>zien. Vele huizen van<strong>ouderen</strong> zijn immers oud en zijn helemaal niet gebouwd met de gedachte van laterin moderne technologieën te <strong>voor</strong>zien. Bij de ontwikkeling van nieuwetechnologieën dient hiermee alleszins rekening te worden gehouden.De Royal Commission on Long-Term Care (RCLTC, 1999, cit. in. Brownsell e.a.,2003) stelt dat ‘assistive technology’ een overkoepelende term is <strong>voor</strong> ‘..elk systeemof toestel dat een persoon toelaat een taak te vervullen die hij anders onmogelijk kon doen,of het gemak en de veiligheid verhoogt met wat de taak kan worden uitgevoerd’. Eenbelangrijke toepassing van domotica of assistive technology is dus demogelijkheid om functionele beperkingen te compenseren. Beperkingen kunnenzich op divers vlak <strong>voor</strong>doen:− Zintuiglijke beperkingen (zien, horen, ruiken, voelen,.);− Mobiliteitsbeperkingen (lopen, reiken, grijpen, staan, bukken,..);− Communicatie beperkingen (spreken, horen, lezen, schrijven,..);− Mentale beperkingen (waarneming, planning, geheugen, beslissingsvermogen,reactievermogen,..);Deze beperkingen kunnen de dagdagelijkse bediening van de woonomgevingernstig bemoeilijken bv. het bedienen van de deur, het aannemen van de telefoon,het openen van de gordijnen,… Domotica kan hierop inspelen. De mogelijkhedenervan situeren zich meestal op een vijftal terreinen:− Verlichting;− Klimatisatie (verwarming, koeling, zonwering, energiebeheer, ventilatie,..);− Beveiliging (toegangscontrole, inbraakalarmering, technische alarmering);− Huishoudtoestellen (automatische werking, energiebeheer, periodiekonderhoud,..);− Communicatie (telefonie, tweerichtingskabeldistributie, audio en video,videofonie, deurtelefoon, multimedia,..).Om deze domotica-toepassingen in een woning te integreren zal er in de toekomstin woningen één gestandaardiseerd netwerk geplaatst dienen te worden (dezogenaamde ‘homebus’). Hierdoor kan de plaatsing overal identiek en eenvoudiggebeuren, waardoor ook de kostprijs beheersbaar wordt (Bonneux e.a., 2003).


224.2.2 Specifieke projectenOm de verhoging van de levenskwaliteit en de autonomie en de maatschappelijkeparticipatie van personen met functiebeperkingen te stimuleren werd inVlaanderen de ‘VZW In-HAM’ opgericht (Innovatiecentrum <strong>voor</strong> Huismiddelenmet Aangepaste Middelen). Deze vzw is een permanent samenwerkingsverbandtussen de zorg - en welzijnssector, de bouwsector en kenniscentra mettechnologische expertise. Het is een initiatief van enerzijds het DienstencentrumGits en anderzijds het W.T.C.B. (Wetenschappelijk en Technisch Centrum <strong>voor</strong> hetBouwbedrijf), het B.C.D.I. (Belgian Center for Domotics and Immotics) en IMEC(Vlaams Interuniversitair Micro - Electronica Centrum).De doelstelling van de vzw is het demonstreren en ontwerpen van specifiekebouw - en woontechnologie i.f.v. het nastreven van een maximale zelfstandigheidbij personen met functiebeperkingen op vlak van wonen en werken. De vzw wildeze doelstellingen bereiken door:− Opbouwen van deskundigheid en verzamelen van expertise op vlak vanfysieke toegankelijkheid van de gebouwen en de leefomgeving;− Adviesverlening en informatieverstrekking op het vlak van hulpmiddelen ende toegankelijkheid van de gebouwen en de leefomgeving;− Demonstreren van de bestaande bouw - en woontechnologie, ontworpen <strong>voor</strong>personen met functiebeperkingen (d.m.v. 4 woonlabo’s);− Ontwerpen van functionele bouw - en woontechnologie via een projectmatigesamenwerking tussen de gehandicapten - en seniorensector (=vragen/noden)en de bouwnijverheid / kenniscentra (= aanbod van technische oplossingen).In het ‘Living Tomorrow’-project te Vil<strong>voor</strong>de werd in 1990 de kennis van tal vanBelgische bedrijven en instellingen samengebracht waardoor in 1995 het eerste‘Huis van de Toekomst’ geopend werd. Ondertussen werd in 2002 een tweedecomplex gerealiseerd: ‘Living Tomorrow 2’, en is men volop bezig met hetontwikkelen van projecten te Amsterdam en Londen. Het Living Tomorrow 2-complex bestaat uit twee entiteiten: het huis van de toekomst met een home-officeen een kantoor van de toekomst.Living Tomorrow toont hoe mensen in de toekomst zullen wonen, leven enwerken zonder rekening te houden met de huidige beperkingen of traditionelezienswijze. Men wil dienst doen als sensibilisator en promotor van allerleiinnovatieve technieken en wil mensen ideeën laten opdoen. Voorbeelden vangebruikte domotica zijn: een intelligente wasmachine, interactievekeukenapparatuur, nieuwe verftechnieken, integratie van spraakherkenning,.. .Men heeft er domotica geïntegreerd die <strong>voor</strong> iedereen handig kan zijn, maar die<strong>voor</strong> andersvaliden of <strong>ouderen</strong> noodzakelijk kan zijn om zelfstandig thuis tekunnen wonen.


23De ‘Besta-flats’ in Noorwegen zijn een <strong>voor</strong>beeld van hoe technologie kanbijdragen tot het zelfstandig en veilig (beschermd) wonen van dementerende<strong>ouderen</strong>. Om typische problemen op te lossen die ontstaan wanneerdementerenden alleen thuis wonen (bv. valrisico, wegloopgedrag, brandgevaar)werden er in de <strong>ouderen</strong>flats een aantal domoticatoepassingen geïntegreerd zoalsbv.:− De verlichting gaat automatisch aan wanneer een oudere ’s nachts opstaat, enook weer terug uit wanneer hij terug gaat slapen, zodat het valrisico verkleint;− Wanneer een oudere ’s nachts gedurende meer dan 30 minuten op is, wordt ereen alarm gegenereerd;− Het kookfornuis wordt automatisch afgezet wanneer het te lang blijftaanstaan;− Wanneer een brand wordt gedetecteerd, alarmeren de rookdetectorenautomatisch het personeel, worden de verlichting aangedaan en de deurengeopend;− Sensoren op deuren alarmeren het personeel wanneer deze gedurende denacht worden geopend.Zowel het personeel, <strong>ouderen</strong> als familie waren bij de evaluatie van dit projectzeer tevreden. Allen ervaarden ze een groter veiligheidsgevoel (Bjorneby, 1997, cit.in Brownsell, 2003, Fisk, 1998).Andere specifieke technologieën die <strong>voor</strong> dementerenden kunnen wordengebruikt zijn: badmonitoren (om te verzekeren dat het bad niet overloopt), eenplaatsbepaler (een soort van klein apparaatje dat op om het even welk <strong>voor</strong>werpkan worden bevestigd bv. een bril, en dat een geluid produceert wanneer men opeen controlepaneel duwt als men het bewuste <strong>voor</strong>werp verloren is), eenfototelefoon (een telefoon met <strong>voor</strong>programmeerbare druktoetsen waarin men defoto van familieleden of vrienden kan stoppen, zodat men gemakkelijk een sneliemand kan opbellen) (Brownsell e.a., 2003).Ook <strong>voor</strong> andersvaliden kunnen aangepaste smart homes een enorme meerwaardebetekenen. Zo is er het Rockley Mount Smart Home in Barnsley (UK). Een gewoonrijhuis werd er aangepast en <strong>voor</strong>zien van allerlei commercieel <strong>voor</strong>handen zijndehulpmiddelen zoals: elektrische- en met afstandsbediening werkende deur- enraamopeners, verschillende types van liften (badlift, traplift, bedlift,..), eenvoudigin hoogte aanpasbare werkbladen (bv. in keuken) (Smit, 1997, cit. in Brownsell,2003, zie ook Curry e.a., 2002).


244.3 Overige telecaretoepassingen zonder videotelefonie4.3.1 Ondersteuning van hulpverleners via telecommunicatieDoor het verlenen van de mogelijkheid om een mobiele toegang totdatabankgegevens te hebben of het kunnen doorsturen van cliëntgegevens naarderden, kunnen via telecommunicatie de hulpverleners ondersteund worden inhun zorgverlening.Initiatieven op dit vlak in België zijn bv. de Commissie Informatica van Artsen (CIVAvzw) die werd opgericht in 1998 met als doelstelling de informatisering van demedische praktijk te bevorderen, de informaticaprojecten in Vlaanderen in kaart tebrengen en een schakel te worden tussen de eindgebruiker en de expertinformaticus.Een ander <strong>voor</strong>beeld is ‘I-MeD Clinical Networks’ dat werd opgerichtin november 1999 met als doel een communicatie-infrastructuur <strong>voor</strong>informatiesystemen in de gezondheidszorg te ontwikkelen. Momenteel is er deCommissie ‘Standaarden inzake Telematica ten behoeve van de sector van deGezondheidszorg’ die via werkgroepen adviezen formuleert en jaarlijks eensymposium organiseert waarbij de verschillende aspecten van elektronischecommunicatie in de gezondheidszorg worden besproken.‘CareNet’ is een telecommunicatienetwerk dat in het verlengde van de invoeringvan de SIS-kaart een efficiëntere organisatie en een vereenvoudiging van definanciële en administratieve informatiestromen tussen de verschillende actoren(verzorgingsinstellingen, zorgverleners, verzekeringsinstellingen) van de Zivbeoogt. Op termijn is het de bedoeling dat al deze actoren met elkaar via eencomputernetwerk zullen verbonden zijn. Het is een intermutualistisch initiatiefwaarvan de uiTVoering wordt besproken in de overlegorganen van de Ziv.Momenteel sluit men in een eerste fase de ziekenhuizen en deverzekeringsinstellingen aan en beperkt men zich tot het doorsturen van deopnamegegevens vanuit de ziekenhuizen naar de verzekeringsinstellingen, die ophun beurt het netwerk kunnen gebruiken <strong>voor</strong> het elektronisch doorsturen vanbetalingsverbintenissen (Carenet, 2003).De informatie die een huisarts vanuit het ziekenhuis krijgt via zijn patiënt of via depost (protocols, opname- en ontslagbrieven) gebeurt nu ook meer elektronisch.Een aantal gespecialiseerde bedrijven bieden toepassingen aan die er<strong>voor</strong> zorgendat al deze gegevensberichten via een extra beveiligde server kunnen wordenverzonden (bv. MEDIbridge, Medserve).Een stap verder is de ‘<strong>Leuven</strong>se Internet Samenwerking Artsen’ kortweg ‘Lisa’. Hetis een lokaal initiatief van de UZ <strong>Leuven</strong> waarbij huisartsen via eeninternettoepassing gedetailleerde gegevens kunnen opvragen van hun patiëntendie in het UZ <strong>Leuven</strong> werden opgenomen. Wanneer de doorverwijzer over eenbreedbandconnectie bezit, kan hij bovendien ook de radiologiebeelden opvragen.


25Het geeft de doorverwijzer zeer snel informatie over het verloop van hetzorgproces doordat hij zelf actief kan opzoekingen doen in hethospitalisatiedossier van zijn patiënt. Hij is dus niet enkel afhankelijk van deeindconclusies zoals die klassiek onder de vorm van een ontslagbrief aan dedoorverwijzer al dan niet elektronisch worden overgemaakt.Een gelijkaardig initiatief is het Artsen Medisch Informatiesysteem-project, kortweg‘Amis’ dat in het AZ VUB te Jette loopt. Momenteel kunnen er 43 Vlaamsehuisartsen on-line toegang krijgen tot het medisch dossier van hun patiënt enkunnen ze er zelfs aanvullingen in maken.In een samenwerking tussen het Wit-Gele Kruis van Limburg, de Vrije UniversiteitBrussel en de personenalarmeringsfirma Estafette, werd er in Limburg een DWTCtelematicaprojectopgestart: ‘Optimalisering van het zorgtraject vanthuiszorgpatiënten met behulp van telematicatoepassingen’. De eerst fase van hetproject loopt van 2001 tot 2003. Men beoogt vier doelstellingen met het project:− Met behulp van een telematicaproject, en in het bijzonder telemonitoring,nagaan of de telematicatoepassing een hulpmiddel kan zijn <strong>voor</strong> hetoptimaliseren van het zorgtraject van de patiënt;− Implementatie en optimalisering van het gebruik van telemonitoring thuis, dieis aangesloten op de alarmcentrale van een thuiszorgorganisatie;− Optimalisering van het begeleidingstraject van verpleegkundigen bij patiëntenin een thuiszorgsituatie door gebruik te maken van telematicatoepassingen;− Communicatie en informatie uitwisseling tussen de verpleegkundigen en dehuisartsen stimuleren.De doelgroep van dit project zijn dus zowel patiënten, thuisverpleegkundigen,huisartsen als technologieontwikkelaars. Binnen de eerste fase van het projectwenst men een technologie op te zetten en te implementeren rond het opvolgenvan infusietherapie en sondevoeding aan huis. Daarnaast is er de telemedicinetoepassing, waarbij men via de elektronische weg de temperatuur, bloeddruk,ECG en zuurstofsaturatie van op afstand kan meten en doorsturen naar eenverpleegkundige in een alarmcentrale, die deze gegevens interpreteert en indiennodig doorstuurt volgens een vaste procedure naar de huisarts. Hierbij zal er eenanalyse gebeuren van de potentiële weerstanden en gebruikersproblemen die inde Belgische thuiszorgsetting optreden (DWTC, 2002).Via een ‘Constructive Technology Assessment (CTA) approach’ en een ‘Actionresearch approach’ worden de belangen van de verschillende betrokken partijen(thuiszorgorganisatie, leverancier, patiënt, verpleegkundigen, mantelzorger,huisarts en ziekenhuis) bestudeerd, geëvalueerd en samengebracht in hetontwikkelings- en implementatieproces van de technologische applicatie. Hieruitblijkt alleszins al dat de confrontatie van de verschillende belangen enperspectieven van de verschillende partijen vereisen dat verscheidene punten inde zorgorganisatie moeten worden besproken bij de implementatie van eendergelijke nieuwe technologie (Leys e.a., 2002).


26In een tweede fase wil men alleszins ook aandacht schenken aan het meten enopvolgen van bloedsuikerwaarden bij diabetespatiënten via alarmering enintegratie van de bekomen gegevens in een elektronisch verpleegdossier en/of inhet gemeenschappelijk medisch dossier van de huisarts (DWTC, 2002).4.3.2 Ondersteuning van zorgbehoevenden en mantelzorgers viatelecommunicatieZowel de informeel als formeel georganiseerde telefonische ondersteuning, chatlijnen,audioconferencing, computernetwerken, toegang tot websites van diensten… kunnen bijdragen tot de ondersteuning van de zorgbehoevende of informeleverzorger via telecommunicatie.Voor de Federale Overheid loopt een project ‘Home <strong>Telecare</strong>’ ter bevordering vande thuisgeneeskunde. Het is bedoeld om follow-up en bijstand te verstrekken aanpatiënten thuis of ver verwijderd van een medisch centrum door een professioneelteam bestaande uit artsen, verpleegkundigen of specialisten. Vanaf september ’98kan een website rond thuisgeneeskunde geraadpleegd worden. De site bevat naasteen newsgroup een aantal hoofdstukken waarin uiteenlopende onderwerpen aanbod komen zoals toepassingen van thuisgeneeskunde zoals die nu doorverschillende specialiteiten in Europa wordt beoefend, gebruikte apparatuur,technologieën, bestaande of geplande thuisgeneeskundeprojecten, historische,sociale, wettelijke of politieke aspecten, enz.In het Verenigd Koninkrijk kunnen mensen sinds enkele jaren beroep doen op‘NHS-Direct’. Het is een doorlopend bereikbare telefonische hulpdienst van deNational Health Service waar verpleegkundigen vragen op gezondheidsgebiedbeantwoorden en patiënten zo nodig doorverwijzen. De dienst werd opgericht in1998 en is sinds 2000 overal in het Verenigd Koninkrijk <strong>voor</strong>zien. Gemiddeld krijgtde dienst ongeveer 450.000 telefoontjes per maand en is hiermee de grootste inhaar soort ter wereld (Keukens, 2003). Naast diensten die zich exclusief richten opvragen uit het gezondheidsdomein, zijn er ook gecombineerde diensten die vragenuit het welzijnsdomein behandelen. In deze diensten werken naastverpleegkundigen ook sociaal assistenten en medewerkers van de lokalepensioendienst.Naast de telefonische dienst wordt er tegenwoordig ook via internet aandiensTVerlening gedaan: de ‘NHS Direct On Line’ is een door verpleegkundigeverzorgde website die fungeert als een betrouwbare toegangspoort tothoogwaardige informatie. Ook worden momenteel in Birmingham en Hullpilootprojecten uitgevoerd waarbij via videotelefonie de beller naar NHS Directook de verpleegkundige op zijn televisiescherm kan zien.


27Uit een eerste evaluatie van de dienst blijkt dat de meeste bellers erg tevredenzijn over de aangeboden diensTVerlening en bovendien blijkt de dienst te zorgen<strong>voor</strong> een selectie in het aantal vragen aan andere diensten. Hoe dan ook stelt mendat verder onderzoek naar de kosten en de effecten van de diensTVerlening nodigis (Bebbington e.a., 2003).Uiteraard mag ook het gebruik van internet niet onderschat worden alsinformatiebron over gezondheid <strong>voor</strong> hulpbehoevenden en hun omgeving. Zobestaan er tal van specifieke websites <strong>voor</strong> senioren (bv. ‘seniornet.be’,‘seniorweb.nl’), <strong>voor</strong> patiënten met bepaalde aandoeningen (bv. ‘diabets-vdv.be’,‘reumaliga.be’), of sites met informatie over gezondheid in het algemeen (bv.‘gezondheid.be’), waar men al gauw talrijke linken vindt met bijkomendeinformatie.Uit een recente studie in opdracht van de Europese Unie bij 16.067 E.U.-inwoners (Eurobarometer 58) blijkt dat 23% van de Europese burgers (21% inBelgië) internet wel eens gebruikt om meer te weten te komen over hungezondheid. Bovendien oordeelt 41% dat het internet een betrouwbare bron is<strong>voor</strong> gezondheidsinformatie. Van de 21% Belgen die internet wel eens gebruiken,doet 2,2% dit dagelijks. Uit de studie naar het profiel van de zoekers naarinformatie over gezondheid op het internet blijkt dat het <strong>voor</strong>al gaat om hoogopgeleide mannen tussen 15 en 39 jaar (Spadaro, 2003).In Frankrijk is er ook ‘Minitel’, dat als een <strong>voor</strong>loper van het huidige internet kanworden beschouwd. Het Minitel-systeem werd in Frankrijk in 1982 ontwikkeld. Ineerste instantie was het een teksttelefoon die ondertussen geëvolueerd is naar eenkleine eenvoudige terminal met een simpel toetsenbordje en een kleinbeeldschermpje met zeer lage resolutie die gebruik maakt van de telefoonlijn. Hetsysteem werkt min of meer interactief: er kan gericht bepaalde informatieopgevraagd worden en in de meeste gevallen is de diensTVerlening betalend.Vandaag de dag biedt Minitel naar schatting 25.000 commerciële diensten aan, vanhet bestellen van bioscoopkaartjes, het gireren van geld tot ook het aanbieden vaninformatie over gezondheid. Minitel is ook nu na de enorme explosie die internetkende en nog kent, nog vrij populair: nog steeds 1 Fransman op 2 gebruikt Minitelen er zijn nog steeds bedrijven die wel informatie aanbieden via Minitel maar dienog geen internetwebsite hebben. Lowette (2000) stelt dat Minitel zelfs in zekerezin de ontwikkeling van internet in Frankrijk heeft afgeremd.


285. ConclusieDe recente technologische ontwikkelingen leiden tot heel wat nieuwe bestaandeen nog te verkennen toepassingen. Het Telesenior-project te Kortrijk is zo eentoepassing. Waar de kwaliteit van videotelefonieverbindingen via de traditioneleanaloge technologie niet altijd optimaal was, biedt de nieuwebreedbandtechnologie nu immers een heel wat betere kwaliteit.Maar ook op ander vlak dan de videotelefonie wordt technologie ingezet in dezorg. Zo zijn er heel wat domoticaprojecten of gebeurt informatie-uitwisselingtussen hulpverleners alsmaar meer elektronisch.Heel wat nieuwe mogelijkheden dus. De vraag stelt zich echter hoe deze nieuwetechnologieën optimaal kunnen gebruikt worden in de diensTVerlening.Bovendien brengt de technologie als werkmiddel heel wat verandering met zichmee in de manier waarop zorg verleend wordt. Dit vraagt dus een hertekeningvan het klassieke diensTVerleningsmodel. Een zoektocht naar het meest idealediensTVerleningsmodel en een verkenning van de mogelijkheden vormt dan ookhet onderwerp van het volgende hoofdstuk.


29HOOFDSTUK 2HET DIENSTVERLENINGSMODEL1. InleidingIn dit hoofdstuk beschrijven we het onderzoekswerk dat gebeurde om hettelecareconcept met zijn verschillende componenten te analyseren. Hierdoorbrengen we de waaier van nieuwe dienstverleningsmogelijkheden in kaart diekunnen ontstaan bij de integratie van nieuwe technologie in de zorgsector.Eveneens beschrijven we het dienstverleningsmodel van het Telesenior-projectte Kortrijk: een telecareproject gebruikmakend van videotelefonie terondersteuning van thuiswonende <strong>ouderen</strong>.Ook gebeurt er een verkenning van de potentiële toekomstige mogelijkhedenvan het dienstverleningsmodel Telesenior. Hiertoe beschrijven we uitgebreid deinternationale en Belgische literatuur met betrekking tot projecten waarvideotelefonie wordt geïntegreerd in de zorgverlening.2. Omschrijving <strong>Telecare</strong>concept met de verschillendecomponenten2.1 Het begrip ‘<strong>Telecare</strong>’Aan de hand van de literatuurstudie over de mogelijkheden van zorg entechnologie (cf. supra hoofdstuk 1: ‘Toepassingen van breedband- en andere technologiein de zorg’ en cf. infra punt 4: ‘Andere mogelijke dienstverleningsmodellen’),ontwikkelden we een mogelijke indeling van telecarediensten die in degezondheids- en welzijnszorg kunnen worden aangeboden. We beperken ons hiertot de ‘ICT’ (information and communication technology) die wordt gebruikt omvanop afstand in een vorm van dienstverlening te <strong>voor</strong>zien.


30Het Nederlandse STOOM (Stichting Onderzoek en OntwikkelingMaatschappelijke gezondheidszorg, 2002) vat ICT zeer ruim op en geeft hiervaneen overzicht met als indelingscriterium de doelen en de te verwachten baten.Mogelijke dienstverlening met ICT is volgens hen:−−−−−−−ICT ter bevordering van administratieve en bedrijfsmatige efficiency:Kantoorautomatisering, E-mail en intranet, automatische salaris- enpersoneelsadministratie,.. ;ICT ter bevordering van zelfredzaamheid en zelfstandigheid:Alarmering, monitoring en bewaking vanop afstand, biosensoren, domotica,E-zorg (bestellingen en diensten via het internet), ICT ter ondersteuning van<strong>voor</strong>lichting en preventie,.. ;ICT ter ondersteuning van de mantelzorg:E-mail, beeld- en geluidsverbindingen, videomonitoring,.. ;ICT ter bevordering van de efficiency, effectiviteit en kwaliteit van het professioneelhandelen:Planning en registratie via mobiele telefoons en zakcomputers, elektronischeuitwisseling van gegevens, tele-informatie, E-learning,.. ;ICT ter vervanging van arbeid/personeelskrapte:Telemedicine (ook op paramedisch en verpleegkundig vlak), .. ;ICT ter ondersteuning van de klantenservice:Zorgcentrales, websites, E-learning, E-zorg (digitale thuiszorgwinkel);ICT ter bevordering van samenwerking in de zorgketen:Elektronische uitwisseling patiëntendossiers, en van gestandaardiseerdezorginhoudelijke, logistiek en administratieve gegevens binnen het domeinvan de cure en care.Bij de beschrijving van de mogelijke telecarediensten zullen we enkel dezebehandelen die rechtstreeks te maken hebben met de zorg en het welzijn van decliënt en zijn omgeving, meerbepaald: ICT die de zelfredzaamheid enzelfstandigheid bevordert, ICT die de mantelzorgers ondersteunt, ICT tervervanging van arbeid omdat daar de telemedicine en aanverwanten toe behoorten ICT ter ondersteuning van de klantenservice. Het zijn deze toepassingen vanICT in de thuiszorg die we hier dus beschouwen onder het begrip ‘<strong>Telecare</strong>’.


31We zouden als overkoepelend begrip bij<strong>voor</strong>beeld ook ‘telehealth’ of ‘e-Health’kunnen nemen, maar dit accentueert dan misschien iets te veel de benaderingvanuit de gezondheidszorg, terwijl we hier toch duidelijk opteren om ookaspecten van de welzijnszorg in het overzicht op te nemen. Het telecarebegripwordt in sommige literatuur soms ook wel in een engere betekenis gebruikt. Menbedoelt dan met telecare eerder de ‘telenursing’ of ook wel de ‘tele- social care’waarbij men vanop afstand psychosociale zorg biedt. Hier gebruiken we hetbegrip dus in zijn ruime betekenis: het gebruik van ICT ter bevordering van zorgen welzijn.‘Tele’ komt van het Grieks en betekent ‘ver’ of ‘afstand’. Zo kan ‘telecare’ dan ooksimpelweg worden gedefinieerd als zorg vanop afstand, ‘telemedicine’ alsgeneeskunde vanop afstand, enz. We gaan hier niet verder in op domotica enassistive technology: allerlei hulpmiddelen die een persoon toelaten om taken tevervullen die hij anders niet kon, of die hij nu alleszins veel gemakkelijker kanwaardoor het zelfstandig leven en wonen wordt gestimuleerd.Barnes e.a. (1998, cit. in Brownsell, 2003) definiëren telecare als volgt: ‘The remoteor enhanced delivery of health and social care services to people in their own home bymeans of telecommunications and computerbased systems’. Curry e.a. (2002) definiërentelecare als ‘...a spectrum of services designed to be delivered through thetelecommunications network to the home. These range from the provision of information todirect monitoring of physiological parameters’.Vanuit de literatuurstudie werd een analyse gemaakt van het begrip ‘telecare’ ende verschillende componenten die het kan bevatten. Er werd een indeling vanmogelijke telecarecomponenten in zes categorieën ontwikkeld (zie figuur 2.1):teleassistance, tele-social care en telemedicine, telenursing, televideoconferencingen teleservicediensten, met telkens een aantal subcategorieën.


32Tele Social Care:TelecontactInformatie, adviesTelebegeleidingTelecounselingTelezorgbemiddelingTeleservice:Gemeenschapsdiensten(e-banking, ..)DagbestedingTele-assistance:OmgevingsmonitoringLifestylemonitoringTele-oppas<strong>Telecare</strong>Telemedicine:Teleconsultaties - diagnoseTelemedicalmonitoringTelenursing:TeleconsultatiesTelenursemonitoringTelevideoconferencing:LotgenotencontactContact met mantelzorgFiguur 2.3Schematische <strong>voor</strong>stelling van het <strong>Telecare</strong>-concept met de verschillendecomponentenVoortbouwend op bovenstaande definities kunnen we stellen dat hettelecareconcept dus zowel aspecten van de gezondheids- als van de welzijnszorgbevat. Dit uit zich in de verschillende functies die een telecaredienst kanaanbieden en in het gebruik ervan door verschillende gezondheidszorg- enwelzijnsdiensten.In de praktijk worden zowel de begrippen als de uitvoering van deverschillende telecarefuncties vaak door elkaar gebruikt. Daarom trachtten we hierde verschillende begrippen en functies uit elkaar te halen en beknopt tebeschrijven welke <strong>voor</strong>waarden ondermeer noodzakelijk zijn <strong>voor</strong> de invullingvan de verschillende telecarefuncties en welke meerwaarde de betrokken dienstkan opleveren. Hierbij beperken we ons <strong>voor</strong>al tot de organisatorische<strong>voor</strong>waarden en gaan we niet in detail in op de <strong>voor</strong>waarden en implicaties optechnisch vlak.


332.2 De verschillende <strong>Telecare</strong>-componenten2.2.1 Teleassistance2.2.1.1 OmgevingsmonitoringGekende vormen van omgevingsmonitoring zijn de ruim verspreideinbraakalarmen en in grotere gebouwen de rook- en branddetectiesystemen.Omgevingsmonitoring kan ook uitgebreid worden tot het meten van allerleiandere risicofactoren in de omgeving door gebruik te maken van nieuwetechnologieën. Voorbeelden hiervan zijn: rook- en gasdetectoren, video-intercomaan de <strong>voor</strong>deur, detectoren <strong>voor</strong> het meten van de kamertemperatuur,inbraakalarmering al dan niet in combinatie met automatischepersoonsherkenning en toegangsverlening tot de woning <strong>voor</strong> de hulpverleners(bij<strong>voor</strong>beeld door elektronische vingerafdruk, irisherkenning,spraakherkenning,...), .. .Op technisch vlak is het noodzakelijk dat de gebruikte technologie (sensoren,detectoren,..) zichzelf automatisch test en indien nodig een foutmelding genereerten doorstuurt naar een centrale en/of een aangeduide verantwoordelijke persoon.Om oudere huizen (cf. doelpubliek) te kunnen <strong>voor</strong>zien van deze functie isdraadloze apparatuur wellicht geen overbodige luxe. Om al de genereerde data tekunnen transporteren zijn wellicht snelle breedbandverbindingen vereist diebovendien 100% betrouwbaar dienen te zijn (SAID, 2001).Op organisatorisch dient men <strong>voor</strong> een dergelijke dienstverlening een permanenteopvolging te <strong>voor</strong>zien, dit wil zeggen: 24u op 24 en 7 dagen op 7. Er is nood aaneen absoluut betrouwbaar systeem met een efficiënte en adequate opvolging vande alarmen. Om deze reden kan een samenwerking met de huidige centrales vande personenalarmering wenselijk zijn Zij <strong>voor</strong>zien immers nu al in een 24uursdienstverlening en zijn gewoon van alarmopvolging te doen. Deomgevingsmonitoring zou een logische uitbreiding van hun dienstenaanbodkunnen betekenen (cf. infra).Deze dienstverlening kan een grote meerwaarde betekenen <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> of ookandere doelgroepen die op deze manier een vorm van begeleid wonen kunnenkrijgen. Voor de cliënt heeft dit als <strong>voor</strong>deel dat hij zich veiliger voelt en wellichtlanger zelfstandig in het eigen huis kan blijven, terwijl dit laatste ook <strong>voor</strong> demaatschappij een meerwaarde kan zijn omdat men minder moet investeren in(zeer dure) residentiële <strong>voor</strong>zieningen (niettegenstaande dat ICT in de beginfaseook erg duur is). Als mogelijke doelgroep beschouwen we dus zeker dealleenwonende <strong>ouderen</strong> maar ook personen die in projecten begeleid, beschermdof beschut wonen zitten, personen met psychische aandoeningen die autonoomwonen maar toezicht nodig hebben (bij<strong>voor</strong>beeld beginnende dementie),..


342.2.1.2 Tele-oppasMet tele-oppas of videotoezicht op afstand wordt hier de supervisie of bewakingvan personen bedoeld. In de literatuur vinden we verschillende benamingen <strong>voor</strong>deze functie: ‘tele-oppas’, ‘televigilantie’, ‘telesupervisie’, ‘Surveillance service’(Camarinha-Matos L.M e.a. 2001; Nouws e.a., 2003; SAID, 2001). Devideotoezichtsfunctie bestaan erin dat een camera toezicht houdt op afhankelijkepersonen: kinderen, dementerende <strong>ouderen</strong>, zwaar zorgbehoevenden(bij<strong>voor</strong>beeld bedlegerige of stoelgebonden personen). In principe komt dit neerop een passief alarmsysteem waarbij het niet de persoon zelf is die bij gevaar eenalarm zal genereren zoals bij het gekende (actief) personenalarmsysteem, maarwaarbij een hulpverlener vanop afstand het alarm zal genereren.Er kan toezicht gebeuren <strong>voor</strong> een korte periode bij<strong>voor</strong>beeld tijdens afwezigheidvan een mantelzorger of <strong>voor</strong> de hele dag bij<strong>voor</strong>beeld tussen de bezoeken van dehulpverlener in. Het videotoezicht kan continu verlopen of met tussenpozen viacontroleoproepen op initiatief van een telecarecentrale. Of er kan software wordeningebouwd die bij<strong>voor</strong>beeld iedere 30 seconden één beeld van de cliënt neemtzodat dat beeld als een foto kan worden doorgestuurd. (Camarinha-Matos e.a.,2000). Men kan ook verder denken aan videonachtoppas, waarbij detelecarecentrale of een uitwonende mantelzorger op vraag via een camera kantoezicht houden op bij<strong>voor</strong>beeld dementerende personen.De bewaking kan gebeuren door professionelen (vanuit een ‘carecentrale’), maarkan ook gebeuren door mantelzorgers die bij<strong>voor</strong>beeld niet in dezelfde woning alsde zorgbehoevende wonen. De dienst kan gecombineerd worden met anderetelecarefuncties: bij<strong>voor</strong>beeld bij gelegenheid van een controle-oproep door dehulpverlener van een telecare- of bewakingscentrale kan deze ook aantelemonitoring doen (cf. infra) door bij<strong>voor</strong>beeld te bevragen of de desbetreffendepatiënt zijn medicatie innam.Er zijn reeds een aantal bewakingsfirma’s die hun klassieke bewakingsapparatuurnu ook op de gezondheidszorgmarkt aanbieden met de bedoeling om naastgebouwen ook mensen te bewaken: <strong>voor</strong> babysitting of ‘bejaardensitting’(Vanwelde, 2003). Bovendien vereist deze dienstverlening op technisch vlak bestook meerdere camera’s en ook aangepaste camera’s liefst met rotatie- kantel- enzoomfunctie die vanop afstand zijn te bedienen. De bewaking van nog mobielepersonen vereist andere apparatuur zoals bij<strong>voor</strong>beeld een GSM met ingebouwdeGPS-technologie waar bij afwijking van een bepaald traject bij<strong>voor</strong>beeld via SMSeen alarm wordt verstuurd naar een hulpverlener, mantelzorger,.. . Bovendiendienen de systemen 100% betrouwbaar te zijn.


35Op organisatorisch vlak dienen er protocols te zijn die in een efficiënte opvolgingvan een probleem of alarm <strong>voor</strong>zien. Ook dienen er procedures te zijn die hetinitiatief tot oproep regelen (bij<strong>voor</strong>beeld wanneer en in welke omstandighedenkan/mag de centrale zelf bij de cliënt inbellen), en dient er duidelijkheid te zijn opjuridisch vlak wat betreft de navolging van de privacywetgeving: bij<strong>voor</strong>beeld opwelke manier dienen de betrokken cliënten (of hun wettelijke vertegenwoordigers)hun schriftelijke toestemming te geven. Bovendien dient het uit privacyredenen<strong>voor</strong> de cliënt ook altijd duidelijk te zijn wanneer hij wordt geobserveerd(bij<strong>voor</strong>beeld een lichtje aan de camera dat brandt terwijl er beelden wordendoorgezonden). Een andere ethisch beschouwing die hierbij opduikt is het feit datdeze dienst volgens SAID (2001) in geen geval ter vervanging kan komen van dehulp en zorg van professionelen aan huis. De dienst dient beschouwd worden alseen bijkomende dienst die in specifieke situaties <strong>voor</strong> een aanvullende oplossingkan zorgen.Een grote meerwaarde van deze dienstverlening zien we weggelegd <strong>voor</strong>bij<strong>voor</strong>beeld inwonende mantelzorgers die een familielid verzorgen dat bijnapermanent toezicht vraagt (bij<strong>voor</strong>beeld een bedgebonden chronische zieke).Wanneer deze mantelzorger dan bij<strong>voor</strong>beeld tijdens het middagdutje van dezieke boodschappen gaat doen voelt deze zich vaak ongerust of schuldig omdathij/zij weg is. Door middel van deze dienstverlening zou de kwaliteit van levenvan deze mantelzorger duidelijk kunnen verbeteren, wat ten goede kan komenaan de draagkracht. Dit kan het langer zelfstandig thuis wonen bevorderen.2.2.1.3 Lifestylemonitoring (passieve personenalarmering)Celler (1995, cit. in Brownsell, 2003) stelt dat de gezondheidsstatus van <strong>ouderen</strong>van op afstand kan worden bepaald door relatief simpele parameters die deinteractie nagaan tussen de oudere en zijn omgeving. De parameters kunnenbestaan uit het meten van de mobiliteit, het gebruik van kook- en sanitairefaciliteiten, het slaappatroon en het toiletgebruik. Men kan dus iemandsactiviteiten gaan meten in plaats van of in aanvulling op allerlei verpleegkundigeof medische parameters.Voorbeelden van situaties die kunnen worden gemeten en indien noodzakelijkeen alarm kunnen genereren zijn:− Het nog in bed liggen nadat men normaal al op zou zijn;− Het detecteren van minder activiteit dan gewoonlijk− Het gebruik van de koelkast dat duidelijk verschillend is dan gewoonlijk;− Een te lage kamertemperatuur;− Een verandering in het bewegingspatroon binnenin het huis.


36Mogelijke detectoren hier<strong>voor</strong> zijn: passieve infraroodsensoren,temperatuursensoren, magnetische sensoren op de koelkastdeur en debuitendeuren, al dan niet in combinatie met GPS-technologie. Nadat er een alarmdoor deze sensoren gegenereerd wordt, kan een hulpverleningsketting wordeningeschakeld zoals bij de klassieke actieve personenalarmsystemen. Fisk (1998)maakt een onderscheid tussen primaire en secundaire detectoren. Detectorenkunnen in en rond het huis geïnstalleerd worden (primair) of kunnen door degebruiker gedragen of zelfs onderhuids ingeplant worden (secundair).De lifestylemonitoring is eigenlijk een vergevorderde vorm van eenpersonenalarmsysteem (PAS). Alleen is het bij het PAS de cliënt zelf die een alarmgenereert (actief alarmsysteem), terwijl bij de lifestylemonitoring door deintegratie van de technologie er automatisch alarmen gegenereerd wordenwanneer bepaalde situaties afwijken van wat men als ‘normaal’ in het systeem hadingesteld. Om deze reden wordt de lifestylemonitoring in sommige literatuur ookde ‘passieve alarmering’ genoemd (o.a. de Klaver e.a., 2002; van der Leeuw e.a.,2003). Deze functie zal ons inziens dan ook een belangrijke meerwaarde kunnenbieden <strong>voor</strong> cliënten die niet meer de capaciteiten hebben om zelf actief hetpersonenalarmsysteem te gebruiken bij<strong>voor</strong>beeld licht dementerende <strong>ouderen</strong> dienog alleen wonen.Zeker wanneer het systeem gebruikt wordt als passieve alarmering dient hetabsoluut betrouwbaar te zijn. Deze betrouwbaarheid moet volgens Lauwers (1998)op diverse vlakken van het systeem aanwezig zijn:− De transmissie van het alarmsignaal: het kanaal waarlangs de transmissiegebeurt moet regelmatig worden getest, bij <strong>voor</strong>keur zonder hinder van deaangesloten persoon;− De ontvangst van het alarmsignaal: een signaal moet zo snel mogelijkopgevangen worden en moet ook als een alarm begrepen worden:alarmeringssystemen vereisen dan ook best een 24uurs permanentie. Ookdient duidelijk te worden afgesproken welke situaties als een alarmsignaalworden beschouwd;− De opvolging van het alarmsignaal: de hulpverlening moet zo snel mogelijktot stand komen daarom wordt ook best de waakzaamheid en de paraatheidvan de hulpverleners van de centrale regelmatig getest.


372.2.2 Tele-social care2.2.2.1 TelecontactDeze functie werd o.a. opgenomen in het Telesenior-project. De doelgroep zijn<strong>voor</strong>al cliënten met psychosociale en socioculturele noden. Een meerwaarde t.o.v.audiotelefonie is dat de kwaliteit van de communicatie met de hulpverlenerverbetert (de drempel is lager, het non-verbaal aspect van de communicatie komtaan bod, het <strong>voor</strong>deel bij <strong>ouderen</strong> met spraak- of stemstoornissen …). Bovendienis dit contactmoment met de hulpverlener, vaak een instap naar andere vragen ofproblemen van de cliënt zodat er al vlug naar andere telecarefuncties wordtovergegaan zoals het geven van informatie en advies, begeleiding,. .2.2.2.2 Informatie en adviesWanneer er nood is aan informatie of advies bij een persoon, kan door middel vanICT er in eerste instantie aan zelfzorg worden gedaan. Zo kan er nood zijn aaninformatie over financiële of administratieve zaken, wonen, <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>, dagbesteding,.. Via internet kan op specifieke websites <strong>voor</strong>welbepaalde doelgroepen deze informatie worden aangeboden.Om het (over)aanbod van informatie te beperken kan men ook lokaal vanuit eenbestaande dienst geselecteerde informatie aanbieden via ofwel een lokaleinternetsite of via andere ICT zoals via het Tv-toestel (als een soort van teletekst,..).In een volgende stap – wanneer een persoon zelf geen gebruik kan maken vanICT, of wanneer hij niet voldoende informatie vindt, of wanneer hij de gevondeninformatie niet correct kan interpreteren - kan een hulpverlener door middel vanICT een antwoord trachten te geven op zijn vragen. Een hulpvrager kanbij<strong>voor</strong>beeld via videotelefonie een hulpverlener in een zorgcentrale oproepen enzijn vraag stellen. Eventueel kunnen bij<strong>voor</strong>beeld formulieren die door de cliëntniet begrepen worden, getoond worden aan de hulpverlener. Zo nodig kan dehulpverlener doorverwijzen naar een andere dienst, of kan hij zelf de vraagbeantwoorden. Wanneer maatschappelijk werkers van een CAW over eenvideotelefonietoestel zouden beschikken kunnen zij op welbepaalde tijdstippenvan de week videotelefoniespreekuren houden.Wanneer het louter om het verstrekken van informatie gaat zouden vermoedelijkook eenvoudiger ICT-middelen gebruikt worden zoals de klassieke telefoon, mail,sms,.. . De vraag is alleen in welke mate deze functie in de dienstverlening alleenzal worden aangeboden. Vermoedelijk zal dit gepaard gaan met eenbegeleidingsfunctie, waarbij visueel contact wel noodzakelijk is <strong>voor</strong> hethulpverleningsproces.Ook dient men te overwegen of men een geheel nieuwe dienst gaat creëren dieinformatie zal geven aan bepaalde doelgroepen, ofwel dat men ICT gaat


38integreren in bestaande diensten (bij<strong>voor</strong>beeld CAW’s) en de organisatie van hetdienstverlening zal herbekijken;2.2.2.3 TelebegeleidingDe hulpverlener kan de hulpbehoevende begeleiden bij zijn psychosociaal welzijn.Hij kan de cliënt begeleiden bij bij<strong>voor</strong>beeld een rouwproces, in geval vandepressie, het omgaan met een chronische aandoening en de ermee gepaardgaande beperkingen,... . Hier<strong>voor</strong> kunnen bij<strong>voor</strong>beeld via de ICT naastgesprekken ook allerlei cursussen,.. georganiseerd worden. De vraag stelt zich of<strong>voor</strong> een goede psychosociale begeleiding contact in levende lijve nietnoodzakelijk is.2.2.2.4 TelezorgbemiddelingICT, meerbepaald de videotelefonie kan ook gebruikt worden door dehulpverleners die bilateraal hun bevindingen of ervaren problemen meedelen aande hulpverlener van de telecarecentrale die daarna de zorgbemiddeling met deandere hulpverleners op zich neemt. Het is dan eigenlijk de hulpverlener van detelecarecentrale die de centrale verzamelplaats is van gegevens, en die nog eenstap verder ook alle gegevens in een uniek elektronisch dossier zou kunnenbeheren. Dit lijkt <strong>voor</strong>al zinvol <strong>voor</strong> cliënten in complexe thuiszorgsituaties, d.w.z.situaties waar verschilene hulpverleners –thuisverpleging, dienstenmaatschappelijk werk, gezinsverzorgende, huisarts …- zijn betrokken, en deinformatie dus op diverse plaatsen en in verschillende dossiers gelokaliseerd is.Om dit te kunnen organiseren is een intensieve samenwerking tussen deverschillende thuiszorgdiensten noodzakelijk en dient er een duidelijk beleid teworden gevoerd inzake informatieverzameling –opslag en –verwerking.2.2.2.5 TelecounselingDe technologie kan ook gebruikt worden om beroep te doen op de kennis van eenexpert. Waar de drempel hiertoe <strong>voor</strong> een zorgafhankelijke persoon vaak nogalhoog is, kan de technologie bijdragen tot een betere toegankelijkheid. Voorbeeldenkunnen zijn het organiseren van een vragenuurtje via videotelefonie over gezondevoeding met een diëtist, het kunnen beroep doen op een jurist,..


392.2.3 TelemedicineDe WHO (1997, cit. in Brownsell, 2003) definieert Telemedicine als ‘The practice ofmedical care using interacive audio-visual and data communications; this includes thedelivery of medical care, diagnosis, consultation and treatment, as well as health educationand the transfer of medical data.’ In sommige Engelstalige literatuur verstaat menonder het begrip Telemedicine het gehele pakket aan telematicadiensten die in alletakken van de gezondheidszorg worden gebruikt. In deze indeling gebruiken wehet begrip dus eerder in de enge betekenis van de geneeskunde.Volgende functies kunnen bij telemedicine al dan niet gecombineerd<strong>voor</strong>komen:2.2.3.1 Teleconsultaties-telediagnoseVirtuele consultaties kunnen plaatsvinden na een alarm van het telemonitoringsysteem of kunnen een standaardconsultatie van een arts vervangen. Een artsspendeert een groot deel van de tijd met het praten met zijn patiënt, dit kan zowelgebeuren <strong>voor</strong> het stellen van de diagnose of <strong>voor</strong> het uitleggen en uitvoeren vaneen therapie. Ten opzicht van alternatieve telefonische consultaties biedt devideotelefonie extra visuele informatie, die <strong>voor</strong> een arts vaak onmisbaar is.Ook kan een arts zelf bij specifieke, zeldzame problemen of bijhoogdringendheid via videotelefonie beroep doen op gespecialiseerde kennis dieslechts in weinig specialistische centra aanwezig is.Deze functie vereist wel heel wat <strong>voor</strong>waarden. Zo dient er een procedure te zijnwie het probleem ter plaatse zal oplossen wanneer een noodgeval vanop afstandwordt vastgesteld (bij<strong>voor</strong>beeld samenwerking met huisarts,thuisverpleegkundige, MUG,..). Opdat een arts <strong>voor</strong> zijn intellectuele prestatievergoed kan worden dient de ‘teleconsultatie’ in de nomenclatuur te wordengeïntegreerd. Men zal ook moeten nadenken over de medischeverantwoordelijkheid van een arts inzake consultaties vanop afstand, dus zonderde patiënt in levende lijve te zien of te onderzoeken dient te worden uitgeklaard.Deze telecarefunctie zou zowel <strong>voor</strong> de arts als de patiënt een aantal meerwaardenof <strong>voor</strong>delen kunnen opleveren: verre verplaatsingen <strong>voor</strong> het bekomen van eengespecialiseerd medisch advies kunnen worden verminderd, medische kenniswordt ook bereikbaar <strong>voor</strong> personen wonende in afgelegen of moeilijk bereikbaregebieden, eilanden, schepen op zee, gevangenissen, en in hoogdringende situatieskan men ook zeer snel advies krijgen.


402.2.3.2 Tele-medicalmonitoringWanneer een arts vanop afstand langs elektronische weg bepaalde medischeparameters van zijn patiënt kan opvragen of automatisch opgestuurd krijgt,kunnen we spreken van tele-medicalmonitoring. Een ander begrip dat in deEngelstalige literatuur is terug te vinden is de ‘Vital Sign Monitoring’. Eigenlijkgaat het hier om een onderdeel van tele-medicalmonitoring aangezien menhiermee enkel het vanop afstand meten van de vitale parameters bedoelt (zoalsbij<strong>voor</strong>beeld hartritme, ademhaling,..). In Franstalige literatuur wordt ook nogaleens het woord ‘tele-assistance’ gebruikt (Dusserre e.a., 1996; Nabarette, 2001).Er kan o.a. gebruik worden gemaakt van automatische bloeddrukmeters,elektronische stethoscopen, bloedsuiker- of bloedzuurstofmeters, monitoring vande ademhaling (spirometer), ECG, lichaamstemperatuur, lichaamsgewicht,... . Hetkan gaan om monitoring die continu gebeurt (sensor continu gedragen doorpatiënt, op termijn zelfs onderhuids inplantbaar) of die op welbepaalde,afgesproken tijdstippen kan plaatsvinden. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is dehemodialyse thuis of in een autodialysecentrum op afstand van het ziekenhuiswaar de nefroloog zich bevindt (Nabarette, 2001).Op technisch vlak vereist Telemonitoring ondermeer elektronische meettoestellen(‘sensoren’ of ‘monitoren’) die de data bij de patiënt meten en verzamelen.Tegenwoordig zijn heel wat van de sensoren draadloos. Ze meten de gegevens ensturen ze dan door naar een centraal station in de woning van de oudere die dezeop zijn beurt (dan wel meestal via de kabel of telefoonlijn) doorstuurt naar dedesbetreffende zorgverstrekker. Daar kan deze informatie doorgestuurd wordennaar bij<strong>voor</strong>beeld het geïnformatiseerd medisch dossier van de patiënt. Bijabnormale waarden kan er in real time een alarm naar de zorgverstrekker teworden verstuurd (bij<strong>voor</strong>beeld naar zijn GSM, semafoon, mailbox,..);Waar men tot nu toe nog <strong>voor</strong>al sensoren had die slechts een bepaaldeparameter kon meten, ontwikkelt men nu volop sensoren die verschillendeparameters kunnen meten zodat de patiënt niet te veel verschillende apparatuurdient te gebruiken. Men ontwikkelt zelfs ‘intelligente kledij’, waarbij de sensorenzijn ingebouwd in het kledingsstuk en de patiënt zelf niets meer moet doen.Op juridisch vlak dient er een antwoord gezocht te worden op de vraag wie erverantwoordelijk is <strong>voor</strong> het opvolgen van de verzonden gegevens. Wanneerwordt samengewerkt met het ziekenhuis bij<strong>voor</strong>beeld ingeval van hemodialyse,dient er uitgeklaard te worden hoe de medische verantwoordelijkheid wordtgeregeld, met name de verhouding specialist – huisarts. Bovendien dient er overgewaakt te worden dat het medisch geheim gerespecteerd kan worden en dat depatiënt zijn toelating kan geven <strong>voor</strong> het feit dat persoonlijke gegevens van hemworden doorgestuurd, minimaal door middel van een ‘informed consent’(Hoeksma e.a., 1999).


41Op organisatorisch vlak dient men voldoende opleiding te <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> zowel dezorgaanbieders als de patiënten. Zij moeten opgeleid worden om deze toestellen tekunnen bedienen. Bovendien moet de patiënt ergens terecht kunnen wanneer hijvragen heeft of er zich technische problemen <strong>voor</strong>doen bij<strong>voor</strong>beeld via eentelefonische helpdesk 24u/24 bereikbaar of via een website waar een lijst van‘frequently askes questions ‘ (FAQ’s) kan worden <strong>voor</strong>zien. Ook de zorgaanbiederdient voldoende technische back-up te hebben bij vragen of problemen. Daarnaastdienen er procedures te worden uitgeschreven wie de gegevens moet opvolgen,wie verantwoordelijk is <strong>voor</strong> het afhandelen van alarmen, wat er dient te gebeurenbij uitval van het systeem,...Een grote meerwaarde op beleidsvlak is toch wel dat door het elektronischopslagen van de informatie in databases er hierdoor op zowel nationaal alsinternationaal vlak meer en sneller informatie beschikbaar is <strong>voor</strong>epidemiologische studies die op hun beurt de volksgezondheid kunnenverbeteren.2.2.4 Telenursing2.2.4.1 TeleconsultatiesWanneer een thuisverpleegkundige geen technische prestaties (inspuiting,wondverzorging, hygiënische verzorging,..) uitvoert waar<strong>voor</strong> de aanwezigheidbij de patiënt thuis vereist is, kan een bezoek van de thuisverpleegkundigeworden vervangen of worden aangevuld door een teleconsultatie. Detelebezoeken kunnen dan door de verpleegkundige worden gebruikt <strong>voor</strong> hetopstarten of ondersteunen van bepaalde GVO-acties (‘tele-education’), debegeleiding van gezondheidsproblemen (opvolging medicatie, dieet, ….) hettoezien op revalidatieoefeningen, het begeleiden van palliatieve patiënten, hetbegeleiden van geheugentrainingen (cf. o.a. het telenursingproject te Kansas,USA).Naast de Thuisverpleging kan bij<strong>voor</strong>beeld ook de verpleging vanuit eenziekenhuisdienst de patiënt thuis verder begeleiden. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is hetbegeleiden van palliatieve patiënten (‘Tele-hospice’) en hun omgeving (dusbij<strong>voor</strong>beeld ook de thuisverpleegkundige) in hun thuissituatie vanuit depalliatieve eenheid van het ziekenhuis (bij<strong>voor</strong>beeld St. Andrew’s Hospice,Lincolnshire, V.K.; Ryder, 2001).


42Ook het verzorgen van de nazorg na een ingreep of behandeling bij kwetsbarepersonen kan via de videotelefonie zoals bij<strong>voor</strong>beeld oudere personen. DeNational Health Services (NHS) heeft in het Verenigd Koninkrijk <strong>voor</strong> dezedoelgroep de intentie om een specifieke dienstverlening <strong>voor</strong> uit het ziekenhuisontslagen <strong>ouderen</strong> op te zetten door middel van ICT. Men beschouwt deze dienstals ‘intermediate care between hospital and home.’. Op deze manier wil men deopnameduur in een ziekenhuis beperken, een actief herstel en rehabilitatie thuisbevorderen en wil men zinloos verlies van onafhankelijkheid tegengaan (Currye.a., 2002).De aspecten die tijdens een dergelijk bezoek vanop afstand aan bod komenbevatten zeker ook elementen die bij het tele-maatschappelijk werk aan bodkomen zoals het geven van informatie en advies, begeleiding,.. Het verschil is datdaar de invalshoek eerder psychosociaal zal zijn, terwijl het vertrekpunt hier<strong>voor</strong>al de gezondheid zal zijn.Afhankelijk van de aangeboden dienst dient er gekozen te worden <strong>voor</strong> eenkleinbeeldvideotelefonietoestel of <strong>voor</strong> toepassingen op groot beeld via de Tv ensettopbox of via een PC met internetverbinding en webcam. Belangrijk <strong>voor</strong> dehulpverlener is dat hij vanaf zijn PC kan werken die hij vermoedelijk toch al nodighad <strong>voor</strong> zijn job.De verpleegkundige dient via de ICT ook vlot aan de gegevens van zijn cliënt tekunnen geraken. Hierbij is het belangrijk dat er op technisch vlak voldoendegarantie <strong>voor</strong> beveiliging van deze gegevens worden ingebouwd.Een grote meerwaarde <strong>voor</strong> patiënten is dat ze relatief snel een antwoord op hunvraag kunnen krijgen waardoor ze vaak ook een verhoogd veiligheidsgevoelervaren. Bovendien is er met dergelijk diensten vaak een grotere beschikbaarheidvan een professionele hulpverlener mogelijk (bij<strong>voor</strong>beeld 24u/24) dan doorbezoeken of consultaties kan worden <strong>voor</strong>zien.Voor een verpleegkundige kan de meerwaarde zitten in het feit dat beperkteproblemen via de videotelefonie kunnen worden afgehandeld waardoor het aantalhuisbezoeken in een aantal gevallen dalen. Hierdoor kan er dan aan ernstigerproblemen weer meer aandacht worden geschonken. Ook kan de hulpverlenerzich een beter beeld vormen van een situatie dan op basis van een mondelingebeschrijving door een (soms in paniek verkerende, emotioneel zijnde,..) patiëntomdat de hulpverlener extra visuele informatie ter beschikking heeft.


432.2.4.2 Tele-nursemonitoringWanneer een verpleegkundige vanop afstand en langs elektronische weg bepaaldeverpleegkundige parameters van zijn patiënt kan opvragen of automatischopgestuurd krijgt, kunnen we spreken van ‘telenursemonitoring’. Er kan o.a.gebruik worden gemaakt van automatische bloeddruk- en hartslagmeters,thermometers, monitoring van infuuspompen, .. In Japan deed men zelfsonderzoek naar incontinentiedetectoren (Gann e.a., 2000, cit. in Brownsell e.a.,2003). Een ander <strong>voor</strong>beeld zijn intelligente medicatieverdelers die o.a. de patiënteraan herinneren wanneer hij een geneesmiddel vergat in te nemen en die ookinformatie kunnen doorsturen naar de verpleegkundige wanneer de medicatieniet correct werd ingenomen (niet tijdig, slechte dosis, foute combinatie,.. ).Een aantal parameters die eerder als medisch kunnen worden beschouwd (cf.supra: tele-medicalmonitoring), kunnen uiteraard ook naar een verpleegkundigeworden gestuurd, die ze op haar beurt indien nodig met de betrokken artsbespreekt of er naar doorstuurt.Op technisch vlak vereist deze dienstverlening specifieke meetapparatuur om delichaamsparameters te meten en een netwerk waarover deze gegevens kunnenworden verstuurd tot bij de hulpverlener. Afhankelijk van de aard van de data ende snelheid waarmee ze best worden doorgestuurd dient men een keuze te makenin de aard van de verbinding bv. van een gewone telefoonlijn tot een snellebreedbandverbindingen.Organisatorisch vereist een dergelijke dienst dat er in een strikte opvolging van dewaarden wordt <strong>voor</strong>zien waarbij best aparte procedures worden <strong>voor</strong>zienwanneer de sensoren afwijkende en abnormale waarden meten (SAID, 2001).In analogie met de telenursing zouden er ook teleconsultaties en telemonitoringkunnen gebeuren in andere (para)medische domeinen zoals opkinesitherapeutisch vlak, ergotherapeutisch vlak of logopedisch vlak.2.2.5 Videoconferencing2.2.5.1 LotgenotencontactZorgbehoevenden kunnen onderling via videotelefonie met elkaar contact hebbenals een soort van zelfhulpgroep. Om de contacten te ondersteunen en testimuleren kunnen er regelmatig samenkomsten worden georganiseerd waar debetrokkenen elkaar in levende lijve ontmoeten en zo de basis kunnen leggen <strong>voor</strong>verdere contacten via de nieuwe communicatiemiddelen.


44Ook kan deze vorm van telecare een oplossing bieden <strong>voor</strong> specifieke doelgroependie om wille van hun aandoening moeilijkheden ondervinden bij bij<strong>voor</strong>beeldtelefonische gesprekken. Zo kan videotelefonie <strong>voor</strong> doven een handighulpmiddel zijn ter vervanging of ter aanvulling van teksttelefonie wanneerbeiden gesprekspartners kennis hebben van gebarentaal. Andere doelgroepenwaar aan kan gedacht worden zijn: personen met ernstige chronischeaandoeningen waardoor ze thuisgebonden zijn (bij<strong>voor</strong>beeld MS, Astma- ofCOPD patiënten,..), mantelzorgers van dementerende personen, …Doughty e.a. (1995, cit. in Brownsell, 2003) introduceren hierbij het concept van de‘virtual neighbourhoods’, waar men onafhankelijk van elkaars geografische locatie,mensen en organisaties kan linken en waardoor iemands sociaal netwerk kanworden uitgebreid tot iedereen die aan het systeem geconnecteerd is. Het systeemkan hierbij uitgebreid worden tot het e-mailen of chatten onder elkaar;Op technische vlak vereist deze telecaredienst dat de beide personen die metelkaar contact wensen te hebben over de mogelijkheid beschikken om eenvideotelefonische verbinding tot stand te brengen. De videotelefonieverbindingzou in principe op drie manieren kunnen tot stand gebracht worden:− Via een telefoontoestel dat uitgebreid is met een klein LCD-scherm metingebouwde camera en microfoon. Dit kwaliteit van het beeld en geluid vandit toestel zal mede afhankelijk zijn van op welke lijn het wordt aangeschakeld(bij<strong>voor</strong>beeld gewone telefoonlijn, ISDN of ADSL);− Via een PC met webcam en internetverbinding;− Via een Tv-toestel dat is aangesloten op een settopbox met bijhorende camera,microfoon en afstandbediening.Het ideale ware wanneer de drie verschillende technologieën door elkaar zoudenkunnen gebruikt worden, met andere woorden wanneer de eindgebruiker kankiezen welk toestel hij gebruikt en wanneer hij dan met dat toestel eenvideotelefonieverbinding kan aangaan met de persoon die hij wil, onafhankelijkvan welke technologie de andere gebruikt. Zo zal bij<strong>voor</strong>beeld een oudere persoonvermoedelijk liever zijn Tv willen gebruiken (geen PC in huis en Tv is eenvertrouwd medium), terwijl een jongere persoon misschien gemakkelijker zijn PCzal gebruiken omdat hij die toch in huis heeft en er vertrouwd mee is.Opdat de videoconferencing zou worden gebruikt door <strong>ouderen</strong> enzorgafhankelijke personen moet de technologie bovendien zeer eenvoudig tegebruiken zijn. Dit geldt niet enkel <strong>voor</strong> het toestel op zich, maar zeker ook <strong>voor</strong>de userinterface: datgene waar de cliënt moet ‘doorbladeren’ op zijn scherm (demenustructuur) om de beeldverbinding te kunnen opzetten (SAID, 2001).


45Op organisatorisch vlak vereist deze dienstverlening in den beginne een terdegeintroductie en opleiding bij de potentiële eindgebruikers. Veel zal echter afhangenvanuit welke dienst deze telecarefunctie zal georganiseerd worden. Zo kanbij<strong>voor</strong>beeld een commerciële dienst instaan <strong>voor</strong> de verhuring van de toestellenzondermeer. Een lokaal dienstencentrum zou ook een dergelijke dienst kunnenorganiseren en daardoor een meerwaarde aan deze dienstverlening kunnen geven.Zo hebben zij bij<strong>voor</strong>beeld zicht op personen die zeker nood hebben aan eendergelijke dienst maar zelf vermoedelijk niet actief zich zouden aansluiten, en zokan het dienstencentrum meer aandacht besteden aan de introductie en devorming bij ingebruikname. Ook kunnen bij<strong>voor</strong>beeld de onderlinge contactengestimuleerd worden door regelmatige contactnamiddagen te organiseren waarde aangesloten elkaar in levende lijve kunnen ontmoeten.Om privacyredenen is het aangewezen dat men steeds een inkomendevideotelefonie-oproep moet kunnen weigeren en ook steeds kan afbreken wanneerhet gesprek bezig is. Bovendien moet iedere gebruiker in de mogelijkheid hebbenom te beslissen het eigen beeld al dan niet mee door te sturen.Een dergelijke dienst kan <strong>voor</strong> zorgbehoevenden of andere doelgroepen eenenorme meerwaarde zijn omdat ze op deze manier toch nog sociale contactenkunnen hebben met anderen waardoor hun eenzaamheidsgevoelens kunnenverminderen. Bovendien is ook de steun die ze van lotgenoten kunnen ervarendoordat anderen hetzelfde meemaken als zijzelf een niet te onderschattenmeerwaarde (denk maar aan het succes van de vele zelfhulpgroepen).2.2.5.2 Contactmogelijkheid van hulpbehoevenden met uitwonende mantelzorgers/familieNiet enkel contact met lotgenoten kan <strong>voor</strong> een hulpbehoevende of alleenwonende oudere verrijkend zijn, ook het contact met buitenshuis wonendefamilieleden of mantelzorgers kan zinvol zijn. Hierbij kan zowel dehulpbehoevende als de familie een groter gevoel van veiligheid ervaren. Wel dienterover gewaakt te worden dat deze vorm van communicatie er niet toe leidt datfamilieleden of mantelzorgers minder bij de zorgbehoevende op bezoek gaan. Dedienst dient te fungeren als een additionele dienst en is bv. een perfecte aanvullingvan huisbezoeken wanneer kinderen ver van hun ouders af wonen.Op technisch vlak stelt deze dienst dezelfde vereisten zoals ze hierboven werdenbeschreven. Het is wel belangrijk dat de oproepnummers van de mantelzorgers ofde familieleden die de hulpbehoevende via de videotelefonie wil oproepen,<strong>voor</strong>geprogrammeerd zijn, of nog beter: dat er een aantal foto’s van deze personenop het scherm verschijnen die men kan opbellen door ze eenvoudig aan te klikken(SAID, 2001).


46Op organisatorisch vlak kan men ook hier de vraag stellen wie een dergelijkedienst moet organiseren. Ofwel kopen beide partijen een videotelefonietoestel bijeen commerciële firma en dan is de kous af. Ofwel kan men ook een dergelijkedienst aanbieden vanuit bv. een lokaal dienstencentrum die dan enkel hettoestelverhuur op zich neemt <strong>voor</strong> de buitenshuis wonende familieleden maar dieaan de zorgbehoevende nog een hele reeks van andere ‘telediensten’ aanbiedt viade videotelefonie.2.2.6 Teleservice2.2.6.1 GemeenschapsdienstenMet gemeenschapsdiensten kunnen heel wat diensten worden bedoeld:elektronisch bankieren (‘e-banking’), elektronisch winkelen, maaltijden bestellen(‘e-commerce’ of ‘Shopping Assistance Service’), boeken uit de bibliotheek bestellenlangs elektronische weg, het doen van overheidsadministratie (‘e-government’),…Het gaat om allerlei diensten uit de samenleving waarop de cliënt vroeger zelfberoep kon doen, maar waar<strong>voor</strong> hij nu o.w.v. zijn zorgbehoevendheid beroepmoet doen op anderen. Via moderne technologieën kan de cliënt een aantal zakenlanger zelfstandig blijven doen.Op technisch is het volgens SAID (2001) wel nodig dat deze diensten op eeneenvoudige manier worden aangeboden. Momenteel zijn er al heel wat bedrijvenen warenhuizen die diensten aanbieden waarbij via het internet bij<strong>voor</strong>beeldboodschappen kunnen worden besteld die dan <strong>voor</strong> een kleine meerkost in dewinkel kunnen worden klaargezet of zelfs thuis kunnen worden afgeleverd. Dezediensten zijn <strong>voor</strong> sommige doelgroepen wellicht te ingewikkeld en vragen dusbest een aangepaste, eenvoudigere versie of de tussenkomst van eentussenpersoon.Zo kan bij<strong>voor</strong>beeld de lijst met producten die te koop worden aangebodenworden ingekort en specifiek worden afgestemd op de behoeften van <strong>ouderen</strong> ofeen andere doelgroep. Ook dient er heel wat automatisch in dergelijke systemen tezijn ingebouwd. Zo dient bij<strong>voor</strong>beeld de technologie steeds het goedkoopsteproduct te kiezen (of wanneer anders ingesteld: de bestprijs/kwaliteitverhouding), in een automatische betaling te <strong>voor</strong>zien en in eenautomatische levering aan huis te <strong>voor</strong>zien. Bovendien dient het <strong>voor</strong> dezorgbehoevende ook duidelijk te zijn dat hij daadwerkelijk iets koopt en er dusook geld <strong>voor</strong> zal moeten betalen.


47De aanvragen dienen te gebeuren via de standaard beveiligde verbindingen zodatgeen informatie over het koopgedrag bij andere commerciële organisaties kanterecht komen. De cliënt moet bovendien steeds duidelijk geïnformeerd zijn overde toestand van zijn bestelling, bv. wanneer het tijdstip van levering kan verwachtworden. Bij specifieke doelgroepen bij<strong>voor</strong>beeld beginnend dementeren, mentaalgehandicapten, .. dienen de wettelijk vertegenwoordigers over de mogelijkheid tebeschikken om beperking inzake hoeveelheid of kostprijs in te bouwen waardoorde technologie ook kan waarschuwen wanneer de cliënt een abnormaalkooppatroon vertoont (SAID, 2001).2.2.6.2 DagbestedingVia ICT kunnen allerlei vormingspakketten worden aangeboden, terondersteuning van het concept ‘levenslang leren’. Hier<strong>voor</strong> wordt het begrip ‘elearning’gebruikt. SAID (2001) stelt als mogelijk ‘Education Services’ <strong>voor</strong>: hetaanbieden van cursussen via ICT over allerlei onderwerpen maar met eenprioriteit <strong>voor</strong> cursussen die handelen over het zelfstandig wonen. Bovendien zouhet interessant zijn als dergelijke diensten in een telecare dienstverlening kondenworden aangeboden met de medewerking van externen organisatie die meergespecialiseerd zijn in bv. het geven van opleiding of cursussen. Het is welbelangrijk dat de opleidingspaketten toegankelijk zijn <strong>voor</strong> alle lagen van debevolking, en dit zowel op financieel als op intellectueel vlak.ICT kan ook worden aangewend om allerlei ontspanningsmogelijkheden aan tebieden (‘e-entertainment’). Dit kan ofwel georganiseerd gebeuren (bij<strong>voor</strong>beeld opeen bepaald moment van de week wordt er een film uitgezonden waarop allecliënten kunnen afstemmen), ofwel kan dit echt individueel en interactiefgebeuren en kiest de cliënt zelf wat hij wil (bij<strong>voor</strong>beeld ‘video on demand’).Voorbeelden van ontspanningsmogelijkheden zijn: het aanbieden van film,spelletjes, crea-activiteiten,..SAID (2001) stelt als mogelijke ‘Entertainment services’ <strong>voor</strong>: het <strong>voor</strong>zien van deTv-programmatie op het Tv-toestel, het <strong>voor</strong>zien van informatie over lokaleontspanningsinitiatieven, het <strong>voor</strong>zien van de mogelijkheid om spelletjes te spelenmet andere aangesloten cliënten (minimaal met twee, maar ook met meerderecliënten dient mogelijk te zijn). Spelletjes die hier zich goed toe lenen zijn bv.schaak- en kaartspelen. Bovendien kunnen er ook en soort van ‘clubs’ gestichtworden <strong>voor</strong> personen met dezelfde interesses. Via de ICT kunnen ze daninformatie uitwisselen over bv. hun gezamenlijke hobby, het vroegere beroep,... .Een belangrijke meerwaarde van dergelijke diensten is dat ze nu terug bereikbaarworden <strong>voor</strong> doelgroepen die om wille van bepaalde problemen niet aan deregulieren diensten kunnen deelnemen. Er dienst dus steeds over gewaakt teworden dat personen die bv. nog zelf een cursus in het dienstencentrum kunnenvolgen nu niet ter vervanging van thuis uit achter hun Tv een cursus gaan volgen.


48Deze diensten dienen dus expliciet bedoeld te zijn <strong>voor</strong> specifieke doelgroepen dieniet in het reguliere aanbod terecht kunnen om wille van lichamelijk, psychischeof sociale beperkingen.3. Beschrijving dienstverleningsmodel Telesenior Kortrijk3.1 HistoriekDe VZW Telesenior werd opgericht in 1993 door de Stad Kortrijk, het OCMWKortrijk en de toenmalige uitbater van het kabelnetwerk Gaselwest. Ondertussentrok Gaselwest zich terug uit Telesenior, om wille van de evoluties met Telenet ende kabelmarkt. Stad en OCMW Kortrijk blijven de dragende partners in hetproject.Van bij het begin kadert de dienst binnen opeenvolgende Europesetelecommunicatieprogramma’s die nieuwe communicatietechnologieën in diversedomeinen willen onderzoeken en uittesten. Telesenior was binnen dezeprogramma’s een partner in opeenvolgend: ‘Telecommunity’ (1993-1995), ‘CANS’(Citizen’s Access to Network and Services, 1996-1998), ‘IBCoBN’ (IntegratedBroadband Communications over Broadcast Network, 1995-1999), en ‘HAS-video’(Home Access System Video, 2000-2001). Momenteel is Telesenior betrokken bijhet Europese IST@Home-project. ‘IST’ staat <strong>voor</strong> ‘Information Society Technologies’.Het is een reeks van Europese onderzoeksprojecten die kaderen binnen het 6dekaderprogramma. De IST-projecten dragen bij tot verwezenlijking van ‘e-Europe2005’: een actieplan van de Europese Unie dat op de Europese top van Lissabon in2000 werd <strong>voor</strong>gesteld. De doelstelling van dit actieplan is dat Europa tegen 2005over moderne on-line overheidsdiensten (e-overheid, e-leren en e-gezondheidszorg) zou beschikken, als ook een dynamische e-business-omgevingen als rand<strong>voor</strong>waarden hiertoe over een ruime beschikbaarheid vanbreedbandtoegang tegen concurrerende prijzen en een veilige informatieinfrastructuurzou hebben (E.C., 2002).Daarnaast is er ook financiering vanuit de federale diensten <strong>voor</strong>wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (DWTC) en ditbinnen hun meerjarig ondersteuningsprogramma <strong>voor</strong> de uitbouw van deinformatiemaatschappij.3.2 DoelstellingTelesenior wil door middel van videotelefonie het zelfstandig thuis wonen van<strong>ouderen</strong> ondersteunen. Doordat steeds een hulpverlener beschikbaar is bij vragenof problemen voelt de oudere zich veiliger en minder alleen. Telesenior wil ook dezelfredzaamheid van thuiswonende <strong>ouderen</strong> stimuleren of minstens bewaren.Hierdoor kan eventueel zelfs een rusthuisopname worden uitgesteld.


49Bovendien wil Telesenior door de ondersteuning de kwaliteit van leven <strong>voor</strong> deoudere verbeteren en wil men, wanneer er zorgverleners aan huis komen, de zorgvia de videotelefonie meer gecoördineerd laten verlopen. De gesprekken via devideotelefonie kunnen ook een ondersteuning betekenen <strong>voor</strong> de inwonendemantelzorger van een zorgbehoevende oudere.3.3 Situering‘Telesenior’ werd als een thuiszorgdienst ondergebracht in het departement<strong>ouderen</strong>zorg in het OCMW Kortrijk. Telesenior kreeg aldus een plaats naast de vijflokale dienstencentra, naast de dienstverlening <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> (<strong>ouderen</strong>woningenen serviceflats) en naast de dienst maaltijdbedeling en alarmoproep. Demedewerkers van Telesenior maken deel uit van het team <strong>ouderen</strong>zorg van hetOCMW.3.4 DienstverleningHet vroegere Telesenior-project te Kortrijk was een toepassing van eentelecaresysteem in combinatie met een tele-alarmsysteem. De cliënt riep deTelesenior-hulpverlener op <strong>voor</strong> een breed spectrum van ‘alarmsignalen’:somatische klachten, psychische klachten, socioculturele noden en financieeladministratievevragen. De Telesenior-centrale is bemand door een sociaalverpleegkundige, en dit momenteel 20u per week verspreid over de kantooruren.In vroegere projecten en met analoge technologie zijn er tot 60 cliënten aangeslotengeweest. Op dat moment was de centrale bemand door 2 verpleegkundigentijdens de kantooruren.Arnaert geeft in haar doctoraal proefschrift (Arnaert, 2001) een beschrijving vanhet project en een (secundaire) analyse van de outcome-resultaten in relatie tot deinputs (in termen van videotelefonische interventies en kenmerken van degebruikers of zogenaamde quasi-inputs).De kenmerken van de deelnemers waren:


50Tabel 2.1 Kenmerken van de deelnemers aan het Telesenior-project te Kortrijk (in %)KenmerkenAantalGeslachtMan 42.1Vrouw 57.9Leeftijd (gemiddelde) 72Burgerlijke standGehuwd 26.1Alleenstaand 9.1Gescheiden 22.7Weduwe of weduwnaar 39.8Samenwonend 2.3GezinssituatieAlleenwonend 68.2Samenwonend met partner 29.5Samenwonend met kind 2.3MantelzorgPartner 17Inwonend kind 2.3Uitwonend kind 30.7Broer of zus 6.8Buur of vriend 9.1Vrijwilliger 1.1Professionele zorgJa 70.4Neen 28.4Ze ontdekte min of meer vier telecarefuncties die correspondeerden met clustersvan cliënten:− Een groep die <strong>voor</strong>al somatische hulpvragen had: dit waren eerder oudere enzorgbehoevende gebruikers (met herhaaldelijke hospitalisaties);− Een groep met meer socioculturele vragen i.v.m. contact en ontspanning;− Gebruikers die <strong>voor</strong>al nood hadden aan psychologische ondersteuning;− Gebruikers die <strong>voor</strong>al financieel-administratieve vragen hadden.Uit een onderzoek van Telesenior bij de gebruikers in 1996, bleek dat na 6maanden gebruik van de videotelefonie deze <strong>voor</strong> de gebruikers een sterkemeerwaarde had ten opzichte van een gewoon telefoongesprek. Ook bleek dat erin eerste instantie <strong>voor</strong> het gebruik wat weerstand tegen de nieuwe technologiewas. Het zetten van de stap naar videotelefonie bleek moeilijk te zijn. Na deinstallatie rapporteerde de gebruikers hieromtrent meestal geen problemen meer.


51Voor de hulpverleners bleek de videotelefonie ook wel wat beperkingen metzich mee te brengen. Zo verkreeg de hulpverlener geen totaalbeeld vanthuissituatie (men zag enkel de huiskamer), konden niet alle zintuigen wordengebruikt (geur, tastzin) die bij een effectief huisbezoek wel extra informatiezouden kunnen opleveren. Door het experimentele karakter van het project warener ook nog af en toe technische mankementen die uiteraard de hulpverlening nietbevorderden. Tenslotte werd door iedereen het belang van oogcontact aangehaald(Spriet A., 2002).Het in kaart brengen van de essentie van het huidige dienstenaanbod bleek niet zoeenvoudig te zijn omdat Telesenior eigenlijk een hybride verzameling is van eenaantal functies die in de huidige thuiszorg in Vlaanderen door een groteverscheidenheid van diensten gebeurt. De diensten die momenteel wordenaangeboden zijn de volgende:− Contactfunctie:De mogelijkheid wordt geboden aan thuiswonende <strong>ouderen</strong> om een dagelijksebabbel te hebben met de hulpverlener van Telesenior. Het gaar hier om socialecommunicatie die eenzaamheidsgevoelens van <strong>ouderen</strong> wil verminderen;− Informatie en advies:Men wil de <strong>ouderen</strong> bijstaan door het geven van informatie en advies vanallerlei aard: gaande van info over sociale <strong>voor</strong>zieningen en woningaanpassingtot info over vrijetijdsbesteding;− Begeleiding op gezondheidsvlak:Op het gezondheidsvlak wil Telesenior aandacht hebben <strong>voor</strong> preventievegezondheidsinformatie en in geval van gezondheidsproblemen ookdaadwerkelijk advies geven of ondersteunend zijn bij een behandeling;− Psychosociale begeleiding:Wanneer er zich problemen <strong>voor</strong>doen op psychosociaal vlak wil men deoudere begeleiden door het bespreekbaar maken van het probleem en het opdie manier draaglijker te maken <strong>voor</strong> de oudere;− Zorgbemiddeling:Telesenior wil via de videotelefonie aan zorgbemiddeling doen vanop afstanddoor o.a. het coördineren van de thuiszorg (ondermeer het opvolgen van hetzorgenplan) en het afstemmen van het hulpaanbod op de concrete noden vande oudere.Als doelgroep beoogt men <strong>voor</strong>al de nog zelfstandig levende <strong>ouderen</strong> die om willevan lichamelijke of psychosociale problematiek sociaal geïsoleerd zijn of dreigen tegeraken.3.5 Beschrijving projectregioHet Telesenior-project was in het verleden steeds beperkt tot enkele specifiekewijken van de stad Kortrijk. Eén van de doelstellingen van het huidige DWTC-


52project, en <strong>voor</strong>al dan van de tweede fase van het project bestaat er expliciet in vaneen haalbaarheidsstudie te maken <strong>voor</strong> een roll-out in Vlaanderen of België. Eeneerste stap van schaalvergroting werd gezet door het OCMW van Zwevegem bijhet project te betrekken. In het najaar van 2002 volgde ook het OCMW van Menen.Door participatie van deze OCMW’s werd de onderzoeksregio aanzienlijkvergroot waardoor ook het rekruteringsgebied <strong>voor</strong> kandidaat-cliënten toenam.Waar Kortrijk zelf een middelgrote stad is met een heel aantal kleinedeelgemeenten, is Zwevegem eerder een landelijker gemeente. Menen is eengrensgemeente en kent daardoor op sociaal vlak een specifieke problematiek.3.6 Afbakening doelgroepDe behoeften aan bepaalde aspecten van de dienstverlening van telecare alscommunicatie, alarmfunctie, ondersteuning … kan verschillen tussendoelgroepen. Groepen als <strong>ouderen</strong> in het algemeen, (licht) demente bejaarden,gehandicapten, verschillen in graad van zelfredzaamheid, mobiliteit, leeftijd ,aanwezigheid / afwezigheid van mantelzorg. Het zijn soms zelfs anderegeneraties met een andere vertrouwdheid met de informatiesamenleving. Zo kan<strong>voor</strong> zwaar dementerenden de doelgroep niet de patiënt zijn, maar demantelzorger, die vaak de partner is, ook hoogbejaard en geconfronteerd wordtmet tal van problemen.Om een duidelijke en gerichte werving te kunnen doen <strong>voor</strong> het Teleseniorproject,was een concrete explicitatie van de doelgroep noodzakelijk. Alshoofdcriterium werd de zorgbehoefte beschouwd. Er werd beslist om deze vast testellen aan de hand van de Bel-schaal omdat deze schaal naast de fysiekezorgbehoefte ook de psychische, sociale en huishoudelijke afhankelijkheid meet.Bovendien kent deze schaal ruime bekendheid in de thuiszorg: ze wordt reedsgeruime tijd gebruikt <strong>voor</strong> het vaststellen van de zorgbehoefte in de gezinszorg,en is nu ook het meetinstrument <strong>voor</strong> het bepalen van de zorgbehoefte in hetkader van de Zorgverzekering.


53Naast deze schaal, werden er een aantal bijkomende selectiecriteria vastgesteld:− 25 of meer punten op Bel-schaal;− 60+ zijn;− Dementie: de situatie zal individueel worden beoordeeld. Zo kan bijernstige dementie de videotelefonie door de inwonende mantelzorgerworden gebruikt. En kan er bij lichte dementie individueel beslistworden of de videotelefonie kan of niet;− Bij koppels werd er beslist dat minimum één van de twee aan deselectiecriteria dient te voldoen;− Kandidaat-cliënten dienen aansluitbaar te zijn op ADSL-Turbo;− Kandidaat-cliënten dienen thuiswonend te zijn, dus geen serviceflat ofeen andere beschermde woonvorm. Liefst gaat het om een situatie meteen dreigende sociale isolatie;− Kandidaten dienen Nederlandssprekend zijn (zou een probleemkunnen zijn in het grensgebied van de regio Menen).4. Andere mogelijke dienstverleningsmodellen met videotelefonie4.1 Situering<strong>Telecare</strong>-toepassingen gebaseerd op videotelefonie zijn vrij recent en kennen doorde ontwikkeling van de breedbandtechnologie in de laatste jaren alsmaar meeraandacht. De technologie kan al of niet in combinatie met niet-visueletelecommunicatie worden toegepast.Om de mogelijkheden <strong>voor</strong> het dienstverleningsmodel van het telecareproject teKortrijk te verkennen, doen we een beroep op andere <strong>voor</strong>beeldprojecten uit deinternationale en Belgische literatuur. We besteden hierbij extra aandacht aan demogelijkheden van de uitbreiding van het personenalarmsysteem met nieuwetechnologieën omdat we dit als een mogelijk ankerpunt <strong>voor</strong> de roll-out vantelecare in Vlaanderen beschouwen (cf. hoofdstuk 5: ‘het PAS als ankerpunt <strong>voor</strong>telecare’).Heel wat van de onderzochte en hier <strong>voor</strong>gestelde buitenlandse en Belgischeprojecten bevatten vaak een combinatie van verschillende toepassingen en functiesbv. alarmering in combinatie met domotica en videotelefonie enz.


544.2 Buitenlandse telecare-toepassingen met videotelefonie4.2.1 The Kaiser Permanente Tele-Home Health Research Project, USAVan mei 1996 tot oktober 1997 gebeurde er in de thuiszorg van het departementSacramento (Californië, USA), een quasi-experimentele studie om het gebruik vanvideotelefonie te evalueren. De deelnemers aan het onderzoek waren allenpatiënten met chronische aandoeningen (bv. hartfalen, COPD, Diabetes, CVA,nood aan wondzorg) en hadden nood aan minimum twee verpleegkundigebezoeken per week. Zowel de controlegroep (n=110) als de interventiegroep(n=102) kregen routine thuiszorg bestaande uit huisbezoeken vanverpleegkundigen, ondersteund met een telefonische permanentie tijdens dekantooruren. Buiten deze uren was men aangewezen op de permanentie van despoedgevallendienst van het nabijgelegen ziekenhuis. De interventiegroep konbijkomend via een videotelefoniesysteem 24u op 24u beroep doen op eenthuisverpleegkundige waardoor patiënten en verpleegkundigen visueel metelkaar kontact konden hebben. Bij het videosysteem van de patiënt waren er ookmeetinstrumenten <strong>voor</strong>zien om de cardiopulmonaire status van de patiënt temeten en op te volgen.Als resultaat van deze studie vond men dat er tussen beide groepen geenverschil was in de kwaliteit van drie zorgindicatoren (therapietrouw, ziekteinzichten zelfzorgmogelijkheid), patiëntentevredenheid en gebruik van diensten.Als men keek naar de totale gemiddelde kost van de zorgverlening dan zag mendat deze <strong>voor</strong> de interventiegroep 27% lager was in vergelijking met decontrolegroep. Patiënten in de videotelefoniegroep kregen 17% minder effectievehuisbezoeken van verpleegkundigen dan deze in de controlegroep. Dit kwamondermeer doordat een huisbezoek door een verpleegkundige gemiddeld45 minuten duurde (verplaatsingstijd inbegrepen), een telebezoek duurdegemiddeld 18 minuten.Als belangrijkste conclusies van het onderzoek stelt men dat videotelefonie (hieronder de vorm van telenursing) de kwaliteit van de zorgverlening kan blijvengaranderen, de patiëntentevredenheid kan verhogen door een 24uurs-permanentieen mogelijkheden biedt <strong>voor</strong> kostenbesparingen. De vermindering in de kostenkan volgens de onderzoekers enkel gerealiseerd worden wanneer bepaaldehuisbezoeken worden vervangen door bezoeken via videotelefonie en wanneerdeze bezoeken ook daadwerkelijk deel uitmaken van het zorgenplan van depatiënt. Als belangrijkste resultaat halen de onderzoekers de verminderde socialeisolatie en de toegenomen emotionele ondersteuning <strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong> aan. Detechniek kan dus <strong>voor</strong>delen hebben <strong>voor</strong> zowel de patiënten als de verstrekkersals het beleid. In de toekomst denkt men eraan om patiënten ook onderling metelkaar contact te laten hebben en ook de huisartsen met een videotelefoniesysteemuit te rusten (Johnston et al., 2000, 1997; Rosen, 2001; Wootton 2001).


554.2.2 Tokio, JapanVan 1991 tot 1995 liep er in Tokio (Japan) een studie met videotelefonie bij<strong>ouderen</strong> met als doel te evalueren of videotelefoniegebruik in de thuiszorg deafhankelijkheidstoestand van de <strong>ouderen</strong> kon verbeteren, los van het effect van dethuiszorg zelf. 16 bejaarden konden - naast de klassieke thuiszorgdiensten - viaISDN gebruik maken van een videotelefoniesysteem waarmee ze in verbindingkonden staan met diverse hulpverleners: thuisverpleegkundigen, huisarts,kinesist, maatschappelijk werker en bejaardenhulp (interventiegroep). 16 anderebejaarden konden enkel beroep doen op deze diensten aan huis (controlegroep).De bejaarden van de twee groepen werden gematched <strong>voor</strong> hunafhankelijkheidstoestand (7 afhankelijkheidscategorieën volgens Katz), geslacht enleeftijd.De functionele ADL-mogelijkheden, alsook de communicatie- en socialevaardigheden werden bij beide groepen bejaarden <strong>voor</strong> en na de start van dethuiszorg (na 3 maanden), al dan niet met videotelefonie gemeten. Bij de groepbejaarden met telecare was er een significante verbetering vast te stellen <strong>voor</strong> dezedrie items, en dit zonder dat er extra tijd door de professionele hulpverleners werdbesteed. Het videotelefoniesysteem werd <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> volgende toepassingengebruikt: opvolging dieet, opvolging voedingsbalans, toezicht op revalidatieoefeningen,gezondheidsadvies en spraakoefeningen.Bovendien bleek er in totaal door alle zorgverstrekkers samen meer tijd besteedte worden aan daadwerkelijke contacten met de bejaarden thuis (dus zowel viabezoeken aan huis als via videotelefonie). De ‘verloren’ tijd besteed aanverplaatsingen van hulpverleners <strong>voor</strong> huisbezoeken en het transport vanbejaarden naar een thuiszorgcentrum, bleek in de interventiegroep gemiddeld186 minuten per geval per week te bedragen. Voor bejaarden in de controlegroep,bedroeg dit gemiddeld 225 minuten per geval per week. Ook het aantal bezoekendat een bejaarde per week kreeg bleek significant hoger te zijn in de groep metvideotelefonie: gemiddeld 7,0 consultaties per week (waarvan 3,8 viavideotelefonie) tegenover 3,6 in de controlegroep.Volgende neveneffecten van het gebruik van videotelefonie kwamen tijdens hetonderzoek ook naar boven:− Een betere communicatie tussen hulpverleners onderling: door bv. demogelijkheid om bij problemen het advies van een collega te vragen of bv. hettoezicht van een arts te krijgen.− De mogelijkheid om een betere kwaliteit van de thuiszorgdiensten tegaranderen en de rechten van de thuiszorggebruikers te beschermen: door bv.de mogelijkheid <strong>voor</strong> de diensthoofden van de verschillende diensten toezichtte kunnen houden via het videotelefoniesysteem.− Regionale verschillen in het thuiszorgaanbod kunnen verminderd wordendoordat kwaliteitsvolle thuiszorg mogelijk wordt onafhankelijk van de afstanddie een gebruiker van een zorg<strong>voor</strong>ziening woont.


56Als algemeen besluit stellen de onderzoekers dat videotelefonie dus een meerefficiënt gebruik van tijd en personeel kan realiseren in combinatie met eenduidelijke verbetering van de kwaliteit van leven van de bejaarde. Nochtans is het<strong>voor</strong> de onderzoekers ook duidelijk dat het gebruik van videotelefonie geenvolledige vervanging kan betekenen van de traditionele huisbezoeken door deverschillende thuiszorginstanties. Persoonlijke contacten door middel vanhuisbezoeken zullen nodig blijven, zeker <strong>voor</strong> cliënten met chronische, fysiekeaandoeningen. Videotelefonie kan in de begeleiding en verzorging van dezepatiënten echter wel een grote meerwaarde betekenen. Dit werd ook zogerapporteerd door de geïnterviewde professionals die aan het onderzoekmeewerkten (Nakamura et al, 2001, 1999).4.2.3 OMNI-project, NederlandHet Seniorwatch-project wil in Europa een inventaris opstellen van bestaande ICTprojectenof behoeften van <strong>ouderen</strong> of zorgbehoevende personen. Het OMNIprojectis een Nederlands project dat in dit kader deel uitmaakt van hetSeniorwatch-project.Het OMNI-project richt zich <strong>voor</strong>al op mantelzorgers van <strong>ouderen</strong> ofzorgbehoevenden, omdat zij met specifieke problemen geconfronteerd worden:− gebrek aan informatie of alleszins een moeilijke toegang tot en minder goedecoördinatie van deze informatie;− de onmogelijkheid om het huis te verlaten of om de zorg tijdelijk uit handen tegeven;− onvoldoende steun van professionals bij de zorg en behandeling;− isolatie.Via de installatie van een PC en een connectie met het internet, alsook het <strong>voor</strong>zienvan faciliteiten <strong>voor</strong> videocontact en een 24uurs - connectie met een callcenter, wilmen de hierboven aangehaalde problemen verminderen. Men wil o.a. volgendediensten aanbieden:− het verstrekken van allerlei informatie in verband met de zorg enzorgverstrekkers op het scherm;− het geven van steun en begeleiding vanop afstand door de professionelezorgverleners via videocontact;− het monitoren van een zorgbehoevende, eventueel in combinatie met hetmonitoren van lichaamsfuncties en/of alarmfaciliteiten, zodat de mantelzorgerhet huis <strong>voor</strong> korte periodes kan verlaten;− het bieden van de mogelijkheid om ook videocontact te hebben met vrienden,familie, waardoor opnieuw extra steun kan worden geboden en isolatie kanworden vermeden: ‘lotgenotencontact’.


57Een belangrijk uitgangspunt van het project is dat de, begeleiding ‘vanop afstand’niet in plaats van persoonlijke bezoeken komt, maar wel ter aanvulling van. In eeneerste pilootfase zal men een testgroep van 50 mantelzorgers samenstellen. Menwil het project door verzekeringsmaatschappijen laten financieren omdat mendoor het gebruik van ICT een kostenreductie kan verwachten. Men vermoedtimmers dat door een goede ondersteuning van de mantelzorgers, de patiëntlanger kan thuisblijven, wat een – <strong>voor</strong> de verzekering - goedkopere zorgvorm isdan residentiële zorg. Men verwacht midden 2003 het pilootproject te beëindigenen het project tot een grotere groep van gebruikers uit te breiden. Een opvolgingvan de resultaten kan zinvol zijn (Wieselmann, 2002, 2001).4.2.4 TESS-project, DuitslandEen ander Seniorwatch-project is het Tele-Service for Seniors project, kortwegTESS. Dit project werd in 1997 in het Duitse Bielefeld door het ‘EvangelischeJohanneswerk’ – één van de grootste thuiszorgorganisaties uit de regio - opgestart.De aanleiding <strong>voor</strong> het project was de ervaren toenemende behoefte om <strong>ouderen</strong>in hun thuisomgeving te ondersteunen.Het project werd opgestart bij 25 bejaarden met een ISDN-videotelefonietoestelmet klein LCD-scherm en ingebouwde camera (T-View 100) die allen werdenaangesloten op het TESS-servicecenter. Dit callcenter had ook faciliteiten omvideoconferencing met verschillende cliënten tegelijkertijd te organiseren. Dediensten die via de videotelefonie werden aangeboden zijn de volgende:− geven van informatie en advies;− huisbewaking;− ondersteuning bij administratieve aangelegenheden;− bemiddeling van de diensten die door verschillende organisaties wordenaangeboden;− <strong>voor</strong>zien in de mogelijkheid tot deelname aan groepsdiscussies;− <strong>voor</strong>zien in de mogelijkheid tot deelname aan spelletjes via videotelefonie.In een latere fase was het de bedoeling om veralgemeend over te schakelen naareen TV - gebaseerd systeem door middel van een set – top - box, waarin eenpersonenalarmsysteem zou worden geïntegreerd.Momenteel is het pilootproject afgelopen en worden de diensten op regelmatigebasis aangeboden. Als belangrijkste resultaat van het onderzoek stelt men dat de<strong>ouderen</strong> – in tegenstelling met de initiële planning - de dienst <strong>voor</strong>al gebruiken<strong>voor</strong> de alledaagse communicatie met elkaar en dus minder <strong>voor</strong> de echteindividuele begeleiding en informatie door een sociaal werker. Vooral de functieszoals deelname tot groepsdiscussies, individuele communicatie metmedegebruikers en spelletjes bleken erg populair te zijn.


58Omwille van het succes werden naast alleenstaande <strong>ouderen</strong>, ook 3 rustoordenop het systeem aangesloten. Momenteel wordt er onder de gebruikers alle tweeweken een programma - overzicht verspreid van de geplandeontspanningsactiviteiten via videotelefonie, alsook een lijst van de huidigevideotelefoniegebruikers om de contacten tussen de deelnemers onderling testimuleren. Om dezelfde reden worden er ook op regelmatige basis persoonlijkeontmoetingen georganiseerd met alle gebruikers om het virtueel contact tussen dedeelnemers te vergemakkelijken.De meeste deelnemers gebruiken nu nog altijd het ISDN - videotelefonietoestelomdat de TV - gebaseerde set – top - boxes beperkt in aantal zijn en relatief veelduurder zijn dan het ISDN - toestel. Deze set – top - boxes worden wel in deresidentiële <strong>voor</strong>zieningen gebruikt omdat men daar behoefte heeft aan een groterscherm. De geplande integratie van een personenalarmsysteem werd nietgerealiseerd omdat er niet voldoende garantie over de betrouwbaarheid van hetTV - gebaseerd systeem kon worden geboden. Hoewel de beeldkwaliteit op dekleine LCD - schermen van het ISDN - videotelefonietoestel niet altijd optimaalwas, bleken de gebruikers zeer tevreden te zijn.Volgens de onderzoekers moet het succes van dit project <strong>voor</strong>al toegeschrevenworden aan het feit dat er door de technologie, informele communicatie enontspanning mogelijk werden. Dit zijn twee activiteiten waaraan een sociaalwerker door dienstbeperkingen te weinig tijd kan besteden. Door daarenboven hetservicecenter te integreren in het al bestaand callcenter van hetpersonenalarmsysteem van de thuiszorgorganisatie, kon er meer efficiënt met tijden middelen worden omgegaan. Als negatief punt wordt de moeilijkheid vermeldom nieuwe cliënten aan te trekken. Men ervaart een grote weerstand bij <strong>ouderen</strong>die het systeem niet kennen. Sommige potentiële gebruikers drukten de wens uitom niet alleen met andere <strong>ouderen</strong> te kunnen praten, maar <strong>voor</strong>al om ook met deeigen familie en vrienden te kunnen communiceren. Hier<strong>voor</strong> is eenveralgemeende doordringing van videotelefonie bij de traditioneletelefoongebruikers nodig. Men besluit met te zeggen dat videotelefonieontegensprekelijk tot een betere kwaliteit van leven bij de oudere gebruikers leidt.Desondanks zullen er <strong>voor</strong> de aanbieders van deze dienst geen bijkomende batengegenereerd worden omdat de technologie door de gebruikers <strong>voor</strong>al gebruiktwordt om aan hun sociale communicatienoden te voldoen (Frenzel-Altman, 2001).


594.2.5 Telenursingproject Kansas, USAIn een telenursingproject in Kansas werd de perceptie van 54 patiënten(gemiddelde leeftijd 76 jaar) en 6 televerpleegkundigen over de telehomecareonderzocht aan de hand van diepte-interviews, observaties en analyse vanmedische dossiers.In het project werd er gewerkt met interactieve video over hetkabeltelevisienetwerk en met ISDN-technologie <strong>voor</strong> patiënten die erg afgelegenwoonden. Traditionele huisbezoeken van een verpleegkundige werden ervervangen door ‘telebezoeken’ via videotelefonie. De werkpost van deteleverpleegkundige bestond uit een monitor, een camera en een hoofdtelefoon. Bijde patiënt thuis was er enkel een monitor en een camera aanwezig. Sommigepatiënten hadden bijkomend een bloeddrukmeter, een digitale oorthermometer ofeen glucosemeter.Om als patiënt aan het telenursingproject te kunnen deelnemen, moest men aanvolgende selectiecriteria voldoen:− De huisdokter van de betrokken patiënt diende akkoord te zijn met hetopgestelde zorgenplan en het gebruik van telenursingbezoeken bij zijn patiënt;− De patiënt diende in een welbepaalde regio van de staat Kansas te wonen;− De patiënt diende zijn geïnformeerde toestemming te geven om aan de dienstdeel te nemen.Bijkomend diende de patiënt aan ten minste twee van de volgende criteria tevoldoen:− De patiënt diende ten minste aan twee chronische aandoeningen te lijden;− De patiënt moest minstens vier of meer verschillende geneesmiddelen nemendie <strong>voor</strong>geschreven zijn door een arts;− De patiënt moest in de <strong>voor</strong>bije 12 maanden minimaal twee maalgehospitaliseerd zijn geweest.Patiënten werden ook toegelaten tot het project indien ze de afgelopen 6 maandendoorverwezen werden naar andere diensten zoals een verzorgingstehuis, begeleidwonen, dagverzorging, thuiszorg. Patiënten konden niet deelnemen indien ze:− een levenverwachting van minder dan 6 maanden hadden;− dagelijks intensieve en technische verpleegzorgen nodig hadden, waarbij defysieke aanwezigheid van de verpleegkundige was vereist;− een psychische aandoening hadden zoals hallucinaties, paranoia, psychosen ofalcoholisme;− niet in staat bleken te zijn om de richtlijnen correct op te volgen;− niet in staat waren om zichzelf goed <strong>voor</strong> de monitor te positioneren.


60Wanneer een patiënt kon deelnemen aan het project, kreeg hij alle nodige uitlegtijdens een huisbezoek van de verpleegkundige. Op dat moment werd er ook eentijdschema vastgelegd wanneer de verpleegkundige de patiënt zou oproepen.Gewoonlijk werd een duur vastgelegd van 10 tot 15 minuten, en dit één of indiennodig tweemaal per dag. Taken die door de televerpleegkundige werdenopgenomen zijn o.a. het beantwoorden van algemene vragen van de patiënt i.v.m.zijn gezondheid, hulp bij het correct dagelijks innemen van de medicatie, hulp bijhet meten en interpreteren van de bloedsuikerwaarde, bloeddruk, pols enhartslag, het geven van algemeen gezondheidsadvies en preventieve acties.Via diepte-interviews en telefonische bevragingen vond men als belangrijksteresultaten bij de patiënt ondermeer dat zij het systeem op technisch vlak relatiefsnel onder de knie hadden. 54% van de deelnemers halen als één van debelangrijkste <strong>voor</strong>delen het verhoogde veiligheidsgevoel aan dat zij kregendoordat het videosysteem <strong>voor</strong>zag in een 24u op 24 bereikbare verpleegkundige.15% van de geïnterviewde patiënten halen gezondheids<strong>voor</strong>delen aan, terwijl 41%geen duidelijke <strong>voor</strong>delen van het systeem zien <strong>voor</strong> hun gezondheid. Deonderzoekers merken hierbij op dat verscheidene gebruikers (<strong>voor</strong>al <strong>ouderen</strong>)misschien wel de invloed van de telebezoeken op hun gezondheid onderschatten.De begeleiding gebeurt in vele gevallen immers tijdens een gesprek met deteleverpleegkundige, dat meestal op een joviale, open manier gebeurt. Op dezemanier zou het kunnen dat de patiënt niet echt merkt dat deze bezoeken weldegelijk een positieve invloed op hun gezondheidstoestand hebben. Zij stellen datdit in een volgend onderzoek best extra aandacht krijgt. Wat betreft de evaluatievan de communicatie via het videosysteem, zijn alle patiënten het eens dat ze geenverschil opmerken tussen de telebezoeken van een verpleegkundige endaadwerkelijke huisbezoeken van een verpleegkundige. Nadat ze na enkelegesprekken de televerpleegkundige wat beter hebben leren kennen, vermelden zijdat ze geen problemen ervaren met het bespreken van sociale aspecten of meerprivé-aspecten van hun leven.Via dezelfde techniek werden ook de zes televerpleegkundigen bevraagd. Zijvermelden dat ze eigenlijk technisch te weinig geschoold zijn om de technischeproblemen te kunnen opvangen. Bovendien vermelden ze dat ze bij detelebezoeken extra nood hebben aan ‘luistervaardigheden’ omdat ze bijtelebezoeken nog meer dan bij gewone huisbezoeken moeten verdergaan op watde patiënten aan hen vertellen. De verpleegkundigen stelden een aantaldiagnosecriteria op van patiënten die volgens hen zeker niet of zeker wel inaanmerking kwamen <strong>voor</strong> telenursing. Patiëntenkarakteristieken die zeker inaanmerking komen zijn: diabetes, hartfalen, COPD, problemen met hetkortetermijngeheugen, moeilijke zwangerschappen, lichte of matige mentalehandicaps, belangrijke GVO-behoeften, patiënten met een beperkt sociaal netwerk,therapietrouwe persoonlijkheden, depressies, ondersteuning van mantelzorgers.


61Karakteristieken die volgens de verpleegkundigen zeker niet in aanmerkingkomen zijn: gehoorsproblemen, ernstige mobiliteitsproblemen, eindstadia vanterminale ziekten, nood hebbend aan invasieve, technische verpleegkundigehandelingen, geen therapietrouwe persoonlijkheden, paranoia-patiënten.Als mogelijke onderzoeksdomeinen in verband met telenursing en telecare <strong>voor</strong>de toekomst vermelden de onderzoekers:− het ontwikkelen van technisch eenvoudiger telefoongebaseerde systemen;− het aanmoedigen tot deelname van patiënten met uitgebreidere medischebehoeften;− het identificeren van nieuwe patiëntenbehoeften (bv. bij kinderen);− het zoeken naar oplossingen tegen de isolatie van de alleenwerkendeteleverpleegkundigen;− het zoeken naar methoden om de deelname van de huisarts aan hettelehomesysteem aan te moedigen (Whitten P. et al, 1998).Onder impuls van het Center for Telemedicine and Telehealth – eenonderzoekscentrum binnen de medische faculteit van de universiteit van Kansas –werden er ook verscheidene telemedicine-projecten opgestart zoals: tele-oncologie(<strong>voor</strong>al om de verplaatsingen van kankerpatiënten te kunnen verminderen),‘telehospice’ (een dienst <strong>voor</strong> palliatieve patiënten thuis), een ‘telekidcare project’(een samenwerking tussen afdelingen pediatrie en schoolverpleegkundigen), eentelecardiologieproject (een samenwerking tussen plaatselijke medische centra enhet hoogspecialistische universitaire centrum), een telecareproject <strong>voor</strong> het thuisopvolgen van mucoviscidose-patiënten en een telecareproject <strong>voor</strong> het thuisopvolgen van psychiatrische patiënten. Een kritische succesfactor <strong>voor</strong> het slagenvan al deze projecten was volgens Doolittle (2001a) <strong>voor</strong>al het feit of men <strong>voor</strong> deuitvoering van het project met alle professionele betrokkenen (verpleegkundigen,artsen, technici, deskmedewerkers,..) overleg heeft gepleegd over o.a. de definitievan de behoeften, analyse en toetsing van de technologie en het ontwikkelen vaneen plan <strong>voor</strong> implementatie van de nieuwe technologie en de nieuwe manierenvan werken. Bovendien moet men er zich van bewust zijn dat de technologieslechts een instrument en slechts een klein onderdeel is van het gehelegezondheidszorgsysteem: ‘A Telemedicine consultant is only as good as the localhealth-care team. The technology itself, while certainly important, is only a small part ofthe equation’ (Doolittle, 2001a, 2001b).


624.2.6 HausTeleDienst, Frankfurt am Main, DuitslandSinds 1991 zijn in Frankfurt am Main 17 personen tussen de 75 en 90 jaar via eenTv-videofoon aangesloten op een servicecenter. De initiatiefnemer van het projectis de ‘Frankfurter Verband für Alten- und Behindertenhilfe e.v.’ die hier<strong>voor</strong> o.a.fondsen kregen van de Europese Unie. Deze initiatiefnemende organisatie is eensociale dienstverleningsorganisatie die in Frankfurt am Main <strong>voor</strong>ziet in begeleidwonen, rusthuizen, mogelijkheden <strong>voor</strong> dagverzorging en faciliteiten <strong>voor</strong>personenalarmsystemen aan een duizendtal personen in de regio. Het hoofddoelvan het pilootproject was <strong>voor</strong>al het bewijzen van de mogelijkheden om fragielebejaarden en minder mobiele personen onafhankelijk te laten thuis wonen, enmethoden te ontwikkelen om de nood aan traditionele sociale- enthuiszorgdiensten te verminderen.Het servicecenter is gelegen in het plaatselijke rusthuis en is wegens financiëleredenen enkel bemand tijdens de reguliere kantooruren. Het systeem gebruikt hetbestaande Tv-kabelnetwerk dat enkele aanpassingen onderging om insymmetrische communicatie van beeld en geluid te kunnen <strong>voor</strong>zien. In hetservicecenter werd er gewerkt met een monitor met ingebouwde camera en eenhalfdoorlaatbare spiegel. Dit laat toe om het oogcontact tijdens de communicatie teverzekeren, wat volgens de onderzoekers <strong>voor</strong> een aangename communicatienoodzakelijk is. De bejaarde thuis kon gebruik maken van zijn Tv-toestel incombinatie met een ‘set-top-box’ (een toestel ter grootte van een videorecorder)waarin een camera was ingebouwd en een eenvoudige afstandsbediening. Menwerkte met analoge technologie, waarvan men zegt dat deze nu beter doornieuwere breedbandtechnologieën zou worden vervangen.Verschillende diensten konden via de ‘HausTeleDienst’ worden georganiseerd.Wegens technische beperkingen konden de bejaarden echter niet met elkaarcommuniceren. Op vraag kon er wel een telefonische vergadering met 3 personengehouden worden, bv. met een externe specialist. De aangeboden diensten warende volgende:− Begeleiding en psychische ondersteuning met de bedoeling om aanalleenwonende <strong>ouderen</strong> een houvast te bieden en te <strong>voor</strong>komen dat ze sociaalgeïsoleerd worden en bv. hierdoor depressief zouden worden;− Noodoproepen: in uitbreiding van de bestaande telefoongebaseerde systemen,kon de hulpverlener na een noodoproep bijkomende visuele informatieverkrijgen over de ernst van de situatie en de nood aan hulp van de patiënt;− Zorg vanop afstand (een soort dagoppas): deze dienst is <strong>voor</strong>al bedoeld <strong>voor</strong>het ondersteunen van de mantelzorgers die de volledige verzorging vaak 24uop 24 op zich nemen. Door het videofoniesysteem kan er vanuit hetservicecenter immers een soort van toezicht georganiseerd worden zodat demantelzorger zonder al te veel stress bv. een boodschap kan doen;


63−−−−Informatie en bijstand: de bedoeling hiervan is <strong>voor</strong>al om de competentie vande oudere te verhogen bij alledaagse problemen zoals bv. het invullen vanformulieren, het begrijpen van ingewikkelde rekeningen,.. ;Counselingfunctie: wanneer de bejaarde een dermate moeilijk probleem heeftwaarbij de vaste personeelsleden van het servicecenter niet voldoendeonderlegd zijn, kan ook advies van experts worden ingewonnen. Dit kan bv.bij een jurist, diëtist,.. ;Trainings- en inoefensessies kunnen worden georganiseerd door het personeelvan het servicecenter of via het gebruik van videofilms. Er kunnencommunicatie- en geheugentrainingen worden georganiseerd, alsookbewegingsoefeningen en tussentijdse opfrissessies bij psychotherapie wordengegeven;Ondersteuning van mantelzorgers die instaan <strong>voor</strong> de dagdagelijkseverzorging van de bejaarden: dit kan bestaan uit het geven van praktische tips<strong>voor</strong> de verzorging, alsook uit het verlenen van psychologische ondersteuning.Een analyse van het gebruik van de HausTeleDienst leert de onderzoekers datde gemiddelde oproepduur 11 minuten bedroeg, variërend van minder dan 5minuten tot meer dan een uur en een kwartier. De algemene trend was datnaarmate men de dienst meer gewoon begon te worden, de oproepduur toenam.Sommige van de bejaarden riepen tot 2 à 3 maal per dag op, anderen slechts om detwee dagen.Een onderzoek naar de ervaringen van het servicecenter toont aan dat watbetreft de koppeling van de videotelefonie aan het personenalarmsysteem men ergtevreden is: ‘The picture component of the integrated alarm service enables the serviceprovider to assess an assumed or real emergency situation much better. Such avideophone-based emergency system is far superior to a regular telephone-based emergencyintercom system. In an emergency situation, it helps to create a feeling of security whileemergency services are on the way.’ De meest gebruikte functie was deze van debegeleiding en psychische ondersteuning. Volgens het personeel van hetservicecenter is dit dé belangrijkste functie van de HausTeleDienst. Vele bejaardenhebben immers <strong>voor</strong>al iemand nodig om tegen te praten wanneer ze zichgeïsoleerd en/of alleen voelen. Ook de zorg vanop afstand (dagoppasfunctie)bleek een vaak gevraagde dienst. Deze dienst kwam vaak in combinatie met deondersteuningsfunctie van de mantelzorger <strong>voor</strong>. Hoewel de counselingfunctieorganisatorisch erg tijdrovend bleek te zijn, werkte ze wel drempelverlagend <strong>voor</strong>de <strong>ouderen</strong> om een vraag te stellen aan een expert. Ook de trainings- eninoefensessies bleken een succes. Ze zorgden er zelfs <strong>voor</strong> dat bejaarden actieverwerden en ook buitenshuis aan meer activiteiten gingen deelnemen (ondermeeromdat via de HausTeleDienst er vervoer kon worden geregeld).


64Stroetmann e.a. (1999) stelden vast dat ook het servicecenterpersoneel ergenthousiast over de HausTeleDienst was. Ze vermelden dat de dienst <strong>ouderen</strong> kanmotiveren en activeren, en de bejaarden een gevoel van veiligheid biedt. De veleen na verloop ook nauwe contacten zorgden <strong>voor</strong> een meetbare verbetering in degezondheidstoestand en het algemene welbevinden van de bejaarden.Daarenboven is er door de dienst snelle en effectieve op maat hulp beschikbaar enwordt er verplaatsingstijd van de hulpverlener uitgespaard. Voor het servicecenterzijn nog vele functies denkbaar, die eigenlijk allen het werk van de traditionelethuisverzorger ondersteunen. Volgens de onderzoekers is dit meteen ook debelangrijkste beperking van deze nieuwe dienst: ‘The HausTeleDienst was notdesigned to replace, but to support and augment direct personal contacts’.Ook de ervaringen van de gebruikers van de HausTeleDienst zijn zeer positief.Op vlak van de technologie bleek geen enkele bejaarde problemen te hebben methet gebruik van het systeem. De aanwezigheid van een camera in de woonkamerwerd vlot geaccepteerd, wetende dat deze camera immers ook <strong>voor</strong> eenverhoogde veiligheid kon zorgen. Bij een evaluatie van de dienst vroegen degebruikers langere openingsuren van het servicecenter, indien mogelijk zelfs een24u op 24u bemanning. De grootste meerwaarde <strong>voor</strong> de bejaarden bestond er<strong>voor</strong>al in dat zijzélf iemand konden oproepen wanneer zijzélf een hulpvraaghadden. De meeste gebruikers benadrukten daarbij de goede persoonlijkecontacten die ze hadden met het personeel van het servicecenter. Dat decommunicatie via videobeeld verliep en niet via een huisbezoek, was <strong>voor</strong> degebruikers geen enkel bezwaar. Uit het onderzoek bleek duidelijk dat de kwaliteitvan leven van de gebruikers door het gebruik van de HausTeleDienst erg toenam.Waar de onderzoekers bij de start van het pilootproject angstig waren dat er‘bigbrother-toestanden’ zouden ontstaan, bleek in de praktijk dat de <strong>ouderen</strong> hiergeen probleem mee hadden. Sommigen wilden integendeel dat er de hele dagtoezicht op hen zou zijn zodat ze zich veilig konden voelen. Er wordt welbenadrukt dat de verzamelde medische en sociale gegevens met het nodigerespect dienen te worden behandeld en dat er hier<strong>voor</strong> in het systeem zelfstechnische beperkingen zouden kunnen worden ingebouwd. Ook de angst dat depersoonlijke dienstverlening en contacten aan huis zouden worden vervangendoor videotelefonie, bleek ongegrond. De dienst vervangt niet, ze vult bestaandegaten in de thuiszorg op en kan er zelfs <strong>voor</strong> zorgen dat bejaarden wordengeactiveerd en hun contacten gaan toenemen. Ook het zelfbeschikkingsrecht bleefin dit project gegarandeerd. De gebruiker kon immers zelf oproepen, en eeninkomende oproep kon steeds geweigerd worden. Wanneer er toezicht (dagoppas)werd uitgeoefend (en men dus wel ethische vragen zou kunnen stellen over hetzelfbeschikkingsrecht), werd dit enkel gedaan na uitdrukkelijke toestemming vande betrokkene. Privacyproblemen zouden zich kunnen <strong>voor</strong>doen wanneer dealarmeringsdienst zou worden uitgebreid door verschillende camera’s in het huisvan de oudere te plaatsen. Deze zouden dan <strong>voor</strong>al in de badkamer en op het


65toilet dienen geplaatst te worden omdat daar de meeste valpartijen gebeuren. Juistin deze ruimtes wordt de privacy het snelst aangetast. Ook hier bleken na debevraging van de bejaarden de meningen erg verdeeld. Sommigen vonden dit teingrijpend <strong>voor</strong> hun privacy, andere vonden juist dat dit hun veiligheid alleenmaar ten goede kon komen. De installatie van meerdere camera’s op deze plaatsenkan dus enkel ook maar nadat de betrokkene uitdrukkelijk heeft toegestemd, ennadat er duidelijke afspraken in verband met het toezicht werden gemaakt. Devideotelefoniedienst dient echter ook gefinancierd te worden. Daarom is hetbelangrijk dat beleidsmakers het belang van preventie met zijn <strong>voor</strong>allangetermijneffecten inzien en daarom zouden ze de terugbetaling vanvideotelefonie moeten integreren in de sociale verzekeringssystemen <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>. Bovendien zullen de nieuwe generaties <strong>ouderen</strong> zelf meer geld en tijdwillen besteden aan hun gezondheid en bewuster oud willen worden.Videotelefonie kan hierin een plaats krijgen in deze nieuw- en snelgroeiendemarkt.De auteurs besluiten met te stellen dat door dit onderzoek de meerwaarde vanvideotelefonie in combinatie met een geïntegreerd servicecenterconcept duidelijkwerd bewezen. De kwaliteit van leven en het algemene welbevinden van degebruikers worden duidelijk positief beïnvloed. De onderzoekers stellen dat dezevorm van dienstverlening in de toekomst met wat aanpassingen ook perfect zoukunnen worden gebruikt <strong>voor</strong> de ondersteuning van de hulpverleners in diensten<strong>voor</strong> begeleid- of beschermd wonen. In de toekomst zijn zeker investeringen nodig<strong>voor</strong> het ontwikkelen van nieuwe technologie en in het zoeken naar nieuwefuncties van videotelefonie, zodat ook andere doelgroepen kunnen wordenaangesproken (Stroetmann K. et al, 1999).4.2.7 Action-project, ZwedenVan 1997 tot 2000 liep er het Europees onderzoeksproject ‘ACTION’: ‘AssistingCarers using Telematics Interventions to meet Older person’s Needs’. Het Action-projectsitueerde zich binnen het grotere Europese kaderprogramma ‘TIDE’ (‘TelematicsApplications Programme, Disabled and Elderly Sector’). In dit project waren er 39huizen en 25 residentiële organisaties in 5 landen met de ontwikkelde technologieuitgerust (Zweden, Groot Brittanië, Noord-Ierland, Portugal en Ierland). Debedoeling van het Action-project was te <strong>voor</strong>zien in online-zorginformatie aanzelfstandig wonende <strong>ouderen</strong> en om directe videocommunicatie te <strong>voor</strong>zientussen mantelzorgers en professionele hulpverleners om alzo de autonomie tebehouden, de kwaliteit van leven te verbeteren en de opname in een residentiëlesetting uit te stellen.


66Voortbouwend op de resultaten van dit Action-project (ondermeergebruikmakend van de ontwikkelde technologie) werd van 2000 tot 2002 eenonderzoeksproject opgezet in Zweden waarbij ook o.a. het dienstenaanbod doormiddel van de videotelefonie verder werd verfijnd. Zo werd op vraag van demantelzorgers ook <strong>voor</strong>zien dat ze met elkaar konden communiceren. Waar menin het Europees project <strong>voor</strong> de videotelefonie nog gebruik maakte van het Tvtoestelmet camera van de cliënt, werd er in het Zweedse project enkel een PC metwebcam en ISDN-lijn gebruikt op vraag van de cliënten zelf. Voor de toekomstvan het project <strong>voor</strong>ziet men in 2003 het gebruik van breedbandtechnologie zoalsADSL met ook een uitbreiding in Noorwegen.Er werden een aantal ‘multimedia zorgprogramma’s’ <strong>voor</strong> mantelzorgers en<strong>ouderen</strong> ontwikkeld die ze via hun PC konden raadplegen. De inhoud van dezeprogramma’s werd bepaald door behoefteonderzoeken bij zowel <strong>ouderen</strong>,mantelzorgers als professionele hulpverleners (door middel van interviews,vragenlijsten en focusgroepen). De aangeboden programma’s zijn de volgende:− Programma ‘dagelijkse zorg’: uitleg over hef en tiltechnieken, hulpmiddelenen mogelijkheden van woningaanpassing, zorg <strong>voor</strong> incontinente personen;− Programma ‘crisissituaties’: info over crisis- en noodsituaties, EHBO-principesmet videodemonstraties van wat men in verschillende scenario’s kan doen;− Programma’s ‘zorg <strong>voor</strong> personen met een herseninfarct’ en ‘zorg <strong>voor</strong>personen met dementie’− Programma ‘coping’: informatie, advies en psychologische ondersteuning vande mantelzorger door middel van o.a. feedback over de coping capaciteit vande mantelzorger (gemeten door een interactief meetinstrument dat demantelzorger dient in te vullen);− Programma ‘respijtzorg, ondersteuning door overheid en cultuur- enontspanningsgids’: Opleiding en informatie over de lokale mogelijkheden vanrespijtzorg, informatie over financiële vergoedingen, sociale <strong>voor</strong>zieningenvan zowel de federale als lokale overheden en van andere organisaties;− Programma ‘zorgplanning in de toekomst’: opleiding en informatie van zowelde mantelzorger als de oudere over de mogelijkheden van thuiszorg bij eenveranderende zorgbehoefte;− Programma ‘zorg bij het levenseinde’.Naast deze zorgprogramma’s was er ook de videotelefoniedienstverlening,internetdiensten, dienstverlening vanuit callcenters, opleidingsmodules en ‘seniorservice centres’.Videotelefonie was mogelijk tussen enerzijds hulpverleners uit verschillendesettings onderling en anderzijds tussen de families uit het Action-projectonderling. Bovendien konden de mantelzorgers via videotelefonie ook in contactkomen met een professionele hulpverlener van een callcenter. In deze callcenterswerden ook vrijwilligers ingeschakeld die specifieke taken konden overnemen vande professionele hulpverleners bv. informatie over lokale initiatieven, vrije tijd,.. .


67Om de Action-dienstverlening <strong>voor</strong> een ruimer doelpubliek toegankelijker temaken, werd de dienstverlening ook geïntegreerd in de plaatselijke dienstencentra<strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>. Het personeel van deze dienstencentra werd ook actief betrokkenom families die behoefte hadden aan de volledige Action-dienstverlening teidentificeren en te rekruteren.Ook werd er een opleidingsprogramma <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> startende familie van hetAction-project. In deze opleiding werd er uitleg gegeven over hoe de technologiete gebruiken van de PC, hoe de videotelefonie te gebruiken en hoeinternettoepassingen te gebruiken.Gedurende het project werden de cliënten en hun mantelzorgers uitgebreidgevolgd door middel van interviews, en dit zowel individueel als in focusgroepen.Bovendien vonden er ook observaties plaats en gebruikte men dagboeken waarinde deelnemers hun bevindingen dienden te noteren.Enkele resultaten van het project zijn ondermeer dat mantelzorgers best zovroeg mogelijk worden aangesloten omdat zij in het begin van een zorgsituatiejuist het meeste ondersteuning nodig hebben van zowel professionelehulpverleners als van andere meer ervaren mantelzorgers. Ook stellen deonderzoeker dat er voldoende tijd dient te worden uitgetrokken <strong>voor</strong> opleidingvan zowel de mantelzorgers als de <strong>ouderen</strong> <strong>voor</strong> het leren werken met de nieuwetechnologie. Er werd met een nieuwe groep van gebruikers viermaal wekelijkssamengekomen. Dit stimuleerde ook de onderlinge sociale contacten waardoor ernadien ook gemakkelijker onderling gecommuniceerd werd met de videotelefonie.Eenmaal men de technologie beet heeft en frequent gebruik maakt van dedienstverlening blijkt de meerderheid van de mantelzorgers zich meer gesteund tevoelen, en <strong>voor</strong>al ook minder onzeker te voelen over de kwaliteit van hungeleverde zorg aan hun familielid. Naast een uitgebreide opleiding <strong>voor</strong> de<strong>ouderen</strong> en mantelzorgers werd er ook een opleidingstraject <strong>voor</strong> professionelezorgverleners ontwikkeld.Bovendien ervaren zowel de mantelzorgers als de <strong>ouderen</strong> een verminderingvan het gevoel geïsoleerd te zijn van de buitenwereld, zeker wanneer ze zelfinformele sociale netwerken ontwikkelden met andere families uit het Actionprojectdoor middel van de videotelefonie. Wel is het zo dat de meeste <strong>ouderen</strong> enmantelzorgers toch liever contacten in levende lijve prefereren. De contacten met<strong>voor</strong>al de professionele hulpverleners die via videotelefonie verlopen zijn volgensde meerheid van mantelzorgers best bijkomende contacten en mogen dus nietgebruikt worden ter vervanging van persoonlijke contacten (Andersson e.a., 2002;Magnusson e.a., 2002a, 2002b; Hanson e.a., 2000; Berthold e.a., 1997).


684.2.8 IST-programma’sIST staat <strong>voor</strong> Information Society Programme. Het is een zeer ruim Europeesonderzoeksprogramma dat de <strong>voor</strong>delen van de informatiemaatschappij wilmaximaliseren door zowel de ontwikkeling ervan te versnellen als door het zichervan verzekeren dat de individuele, zakelijke en maatschappelijke noden wordeningevuld. Het programma loopt van 1998 tot 2002 en kent een budget van 3,6miljard Euro. De domeinen waarbinnen de IST-programma’s zich bevinden zijndan ook erg breed: gezondheid, personen met speciale behoeften zoalsandersvaliden en <strong>ouderen</strong>, overheid, omgeving en milieu en ten slotte transport entoerisme (E.C., 2001).4.2.9 ‘TeleCARE’, ontwikkeling van een ‘virtual community’ in de <strong>ouderen</strong>zorgCamarinha-Matos L.M. e.a. (2000, 2001, 2002) geven een <strong>voor</strong>beeldscenario vanhoe een telecaredienst er kan uitzien. Ze geven hiertoe een illustratie van hetproject ‘TeleCARE’, een concept dat er op gericht is om de kwaliteit van leven enzorg van <strong>ouderen</strong> en hun familie te verbeteren. Het TeleCARE-project kadertbinnen het Europese IST-onderzoeksprogramma 3 . De uitgangspunten vanTeleCARE zijn de volgende:− Het garanderen van een hoge mate van veiligheid en privacy <strong>voor</strong> degebruikers;− Verbetering van de kosten, kwaliteit en toegankelijkheid van dezorgaanbieders;− De kwaliteit van leven van <strong>ouderen</strong> dient te worden verzekerd door gepasteondersteuning en dit niet enkel <strong>voor</strong> de gezondheidszorg maar ook <strong>voor</strong>ontspannings- en sociale activiteiten;− De privacy, ethische en socio-organisatorische aspecten dienen te wordenbeschouwd bij het ontwikkelen van een dergelijk scenario.Om het TeleCARE-concept vorm te geven maakt men gebruik van het paradigmavan de ‘virtuele organisatie’: men wil al de actoren van die actief zijn in de<strong>ouderen</strong>zorg (verzorgings- en verpleeginstellingen, mutualiteiten,thuiszorgdiensten, cliënten en hun omgeving, diensten <strong>voor</strong> vrijetijdsbesteding,...)ondersteunen met een computernetwerk en elektronische hulpmiddelen zodat errond de <strong>ouderen</strong> een soort van ‘virtual community’ wordt gecreëerd waarbinneniedereen op een efficiënte manier samenwerkt rekening houdend met debovengenoemde uitgangspunten.3 IST – voluit Information Society Technologies – is een Europees onderzoeksprogramma datzowel kaderde in het vier jaar durende ‘5de kaderprogramma’ (1999 – 2002) als nu ook in het‘6de kaderprogramma’ (2003 – 2006) van de Europese Unie. Hoofdoelstelling van de ISTonderzoeksprojectenis het vergroten van de kwaliteit van leven <strong>voor</strong> de Europese inwoners ineen globale informatiemaatschappij.


69Het TeleCARE-concept kan gezien worden als een ver uitgebouwd engecomputeriseerd personenalarmsysteem. Men werkt er met ‘agents’: intelligentesoftware die een waaier aan activiteiten kunnen beheren en uitvoeren (zie ookfiguur 2.2):− Plaatselijk en van op afstand toezicht houden op taken zoals het verzamelenvan meetgegevens door middel van sensoren, het monitoren van degezondheidstoestand en het beheren van alarmmeldingen;− Het verlenen van intelligente bijstand zoals bijstand bij agendabeheer enbijstand bij vrijetijdsactiviteiten;− Het <strong>voor</strong>zien van en het integreren van noodzakelijke data die over de cliëntop het gehele netwerk aanwezig zijn.Figuur 2.4Bron: Camarinha-Matos L.M. e.a. (2002)Een mogelijk model <strong>voor</strong> de TeleCARE-infrastructuurTer Illustratie van welke diensten het TeleCARE systeem kan aanbieden, gevenCamarinha-Matos L.M. e.a. een <strong>voor</strong>beeld.Een 70-jarige man, woont alleen en heeft diabetes en mobiliteitsproblemen. Hij heeft ééndochter en is aangesloten bij het TeleCARE-project. Via TeleCARE krijgt hij volgendediensten aangeboden (figuur 2.5):


70In de ochtend (bij het ontwaken)• Via het Tv-toestel is er een ‘assitant agent’die de cliënt er aan herinnert de dagelijksemedicatie te nemen, de polsband metsensor aan te doen en de spirometer tegebruiken om zijn vitale parameters na tegaan;• De ‘monitor agent’ zend de gedetailleerdegezondheidsdata van de cliënt naar hetCare Center en een samenvatting naar zijndochter;Op de middag (etenstijd)• Een agent zet de microgolfoven op om demaaltijd op te warmen die zijn dochter erin de ochtend in gezet heeft, of• Een agent geeft de instructie aan hetrusthuis om de thuiswonende cliënt zijnmaaltijd klaar te maken;• Ook checkt de agent in een ideale situatiede inhoud van de koelkast en andereplaatsen zoals de <strong>voor</strong>raadkamer en zenddeze informatie naar het Care Center ennaar de dochter;Bij een noodgeval• Een ‘sensor agent’ (aanwezig in depolsband) informeert de ‘supervisor agent’over een anomalie en zendt het alarm naarzowel het Care Center als naar de dochter;• Een andere agent probeert het alarm techecken door een andere agent te activeren(bv. de ‘camera agent’) en bepaalt de ernstvan de situatie;• In geval van een ernstige situatie, zal de‘supervisor agent’ een alarm en data ofandere informatie over de vitaleparameters van de cliënt rechtstreeksdoorsturen naar het Care Center.Bron: Camarinha-Matos L.M. e.a. (2002)Figuur 2.5 Concrete mogelijkheden van de TeleCARE-dienst <strong>voor</strong> een cliënt


71Naast de oudere zelf kunnen nog heel wat andere actoren deel uitmaken van devirtuele zorgomgeving van de oudere:− Zorgaanbieders zoals sociaal assistenten, dokters en andere professionelegezondheidszorgprofessionals, alsook ambtenaren van politie en brandweer;− Familie van de oudere ofwel inwonend bij de oudere maar op het werk zijn, inde auto zijn, ofwel niet samenwonend met de oudere;− Andere <strong>ouderen</strong> die betrokken willen worden in gezamelijke (ontspannings-)activiteiten.4.3 <strong>Telecare</strong>toepassingen met videotelefonie in België4.3.1 OCMW HeuvellandIn 1999 werd door het OCMW Heuvelland een project opgestart met alsuitgangspunt de vraag of videofonie het eenzaamheidsgevoel en de sociale isolatiebij bejaarden in een landelijke gemeente zoals het Heuvelland kon verbeteren ofmeer draagbaar kon maken. De doelgroep bestond uit alleenstaande, mindermobiele en daardoor wat meer geïsoleerde <strong>ouderen</strong> of koppels waarvan één vanbeide partners zorgbehoevend was, die allen verspreid van elkaar woonden in delandelijke gemeente Heuvelland. Eveneens was het de bedoeling om een aantalactieve, mobiele senioren in te schakelen in het project als een soort van spilfiguurdie ook bepaalde taken zou opnemen, en dit onder het motto dat hulp aangebodendoor medesenioren <strong>voor</strong> beide partijen heilzaam kan zijn. De financieringgebeurde in de beginfase door subsidies van de Koning Boudewijn Stichting in hetkader van de actie ‘Sociale uitsluiting in plattelandsgebieden’.Tijdens een eerste proeffase konden 9 bejaarden het videofonietoestel proberen:ze hadden via het toestel contact met elkaar, met familieleden en het plaatselijkerustoord. Er werd gewerkt met een videotelefonietoestel met klein LCD-scherm eningebouwde camera dat op een ISDN-telefoonlijn werd aangesloten. Via eeneenvoudige connectie met het Tv-toestel kon het beeld en het geluid op de Tvworden overgebracht. Uit deze eerste proefopstelling bleek dat de meestegebruikers positief stonden tegenover het initiatief en dat het sociaal contact werdbevorderd. Wegens het gebrek aan financiële middelen en personeel, evenals hetplotse overlijden van één van de gangmakers van het project, werd het project alna de proeffase stopgezet (Vervaeke, 2001; Decrock, 2000).


724.3.2 UZ Gasthuisberg, <strong>Leuven</strong>In het kader van een Europees onderzoeksproject loopt in het universitaireziekenhuis Gasthuisberg te <strong>Leuven</strong> een pilootproject waar men nieuwetechnologieën wil integreren in de zorg <strong>voor</strong> chronische patiënten. Het doel vanhet project wordt door de betrokkenen als volgt gedefinieerd: ‘… to develop aninformation environment for the care of chronic patients, to contribute to the definition ofa new European chronic health care model, to offer an efficient alternative to conventionalinstitutional care, by means of improving the quality of life of the patients, defining anoptimum working space for all the professionals involved and reducing the immense costsassociated to the care of chronic patients in any country of the EU, as well as getting anoptimum benefit of the technology and the common space of the Information Society.’De integratie van nieuwe technologieën wil men <strong>voor</strong>al op drie vlakkendoorvoeren:− monitoringsystemen <strong>voor</strong> het opvolgen van de gezondheidstoestand bij depatiënt thuis;− systemen waarmee men 24 uur op 24 toegang heeft tot alle informatie <strong>voor</strong>casemanagement, teleconsultatie en –advies, bv. een permanente toegang totde trainingsprogramma’s van de patiënten;− instrumenten en systemen om de dienst (be<strong>voor</strong>rading, management) teondersteunen, maar ook instrumenten om het diagnostische en therapeutischbeslissingsproces mee te ondersteunen met integratie van good practiceguidelines, waarbij men tracht om zoveel mogelijk bestaande opgeslageninformatie in de elektronische medische dossiers te hergebruiken.Men richt zich tot de doelgroep van patiënten met veel <strong>voor</strong>komende chronischeaandoeningen omdat cardiale, neurologische en respiratoire aandoeningen alstop 3-oorzaken worden aangeduid van de mortaliteit in het jaar 2020. Deze groepbestaat vaak uit <strong>ouderen</strong> en zorgbehoevenden. In het bijzonder wil men zichtoespitsen op patiënten met chronisch obstructief longlijden (COPD-patiënten),omdat men een enorme toename van het aantal gevallen verwacht, en omdat menvermoedt dat tegen 2020 dit de derde belangrijkste doodsoorzaak zal zijn.Men wil een ‘chronic care management network’ creëren waaraan eengeavanceerd callcenter gekoppeld wordt. Als techniek wil men van veilige enbetrouwbare microsensoren en monitoringsystemen bij de patiënten thuis gebruikmaken, met daaraan een intelligent en interactief thuiscentrum gekoppeld dat deinformatie bij de patiënt verzamelt en dat in wisselwerking staat met het ‘chroniccare network’. Dit intelligent thuiscentrum zou dan werken met behulp van hetinternet, interactieve digitale televisie netwerken, ISDN/XDSL,... (Action, 1999).


734.3.3 ‘Jonge Kamera’, Menen en TieltOnder impuls van de Jonge Kamers van Menen en Tielt 4 werd de VZW ‘JongeKamera’ opgericht met als doel langdurig zieke kinderen vanuit deziekenhuiskamer in de gelegenheid stellen om op elk moment van de dag in beelden geluid contact te maken met de familie thuis of de kameraadjes op school. Zijhaalden dit idee uit Nederland, waar gelijkaardige projecten lopen in deziekenhuizen van Goes en Utrecht.Via een videotelefoon die zowel bij het kind in het ziekenhuis als bij de familiethuis of bij de klasgenoten in de school staat, kan het kind zijn noodzakelijkecontacten blijven onderhouden. Hoewel het videocontact het echte bezoekuiteraard niet kan vervangen blijkt het videocontact een goed alternatief dat hetherstelproces duidelijk blijkt te bevorderen door o.a. het sociale isolement tedoorbreken.De stichting Jonge Kamera stelt momenteel de videotelefoons gratis terbeschikking van gebruikers. Deze dienen enkel de (normale) telefoonkosten tebetalen. Het project draait momenteel op privé-sponsoring, daardoor is het aantaltoestellen beperkt (momenteel een 30-tal verspreid over patiënten in diverseziekenhuizen waaronder het UZ Gent en het UZ <strong>Leuven</strong>). De Stichting zoektmomenteel naar mogelijkheden om vanuit de overheid financiële steun teverkrijgen waardoor een uitbreiding van het aantal toestellen kan wordenverwacht.4.3.4 ‘Biba-Platform’‘Biba’ – wat staat <strong>voor</strong> Belgium Internet Broadband Applications – is een initiatiefdat eind 2002 werd opgestart vanuit het federale ministerie van Telecommunicatieen Overheidsbedrijven om de ontwikkelingen van breedbandtoepassingen testimuleren. Vanuit dit platform werden er een aantal proefprojecten ontwikkeld.Een tweetal van deze projecten bevinden zich in het domein van degezondheidszorg.Het ‘Clic!-project’ is een initiatief van de Belgische Federatie tegen Kanker enwordt door Biba ondersteund. Het project draait sinds 10 februari 2003 proef in deUniversitaire ziekenhuizen St. Luc in Brussel. Na evaluatie wil men het uitbreidentot andere ziekenhuizen. Het project is erop gericht om de levenskwaliteit vankankerpatiënten te verhogen via een kant-en-klare internetkit inziekenhuiskamers. Door deze internetconnectie kan de patiënt:4 De Jonge Kamer is een wereldwijde opererende organisatie van jonge ambitieuze mensen. Zehouden zich o.a. bezig met het actief opzetten van en deelnemen aan maatschappelijkeprojecten. Zij werken samen in sociale en zakelijke netwerken. De jonge Kamer bestaat meerdan 75 jaar en heeft ongeveer 350.000 leden in ruim 120 landen. In België zijn er op dit momentmeer dan 70 kamers actief met ongeveer 2.000 leden. (Stichting Jonge Kamers, 2002)


74− Communiceren met zijn familie, verwanten, vrienden, school, collega’s, ditmaakt e-learning, I-line en telewerk mogelijk;− Geschikte informatie vinden over zijn ziekte en de beschikbarepsychosociale bijstand;− Toegang vinden tot e-Services, e-booking, e-banking, e-business, e-government etc.Een tweede project is de oprichting van de ‘vzw E-Care Forum’ waar menonderzoekt hoe en in welke mate ICT (en dan <strong>voor</strong>al de videoconferencing) kangebruikt worden <strong>voor</strong> telecare en telenursing. De vzw:− Promoot het onderzoek en de ontwikkeling van specifieke ICTtoepassingendie de levenskwaliteit van <strong>ouderen</strong> verbeteren;− Promoot en steunt innoverende projecten op het vlak van verzorging enmedische behandeling;− Vergemakkelijkt de samenwerking tussen al de belanghebbenden op hetvlak van verzorging en medische behandeling;− Is de denktank die de integratie van alle randaspecten van ICT enverzorging beoogd. (Biba, 2003)4.3.5 Project ‘Vlaanderen Interactief’‘Vlaanderen Interactief’ is een samenwerkingsverband van Interkabel, Telenet,VMMa, VRT en VT4. Het is een project dat de technologische enmenswetenschappelijke kant van interactieve Digitale Televisie (iDTV) wilonderzoeken. De Vlaamse regering steunt dit project en wil langs deze wegbijdragen om de digitale kloof in Vlaanderen te dichten en e-government binnenhet bereik van de gehele bevolking te brengen.Het project wil ondermeer onderzoeken hoe een iDTV-platform moetontwikkeld worden zodat de Vlaamse burger dit massaal kan adopteren. Menheeft hier<strong>voor</strong> gekozen <strong>voor</strong> de Europese standaard van het ‘Multimedia HomePlatform’ (MHP): via het Tv-toestel en een MHP-settopbox (een soort van decoder)krijgt de burger tegen een democratische instapprijs, toegang tot iDTV. Op termijnzal deze MHP-settopbox in nieuwe Tv-toestellen ingebouwd worden. Dedoelstelling is dat eind 2004 iedereen in Vlaanderen toegang heeft tot iDTV.Naast interactieve televisietoepassingen zoals extra achtergrondinformatie,meespelen, meestemmen,.. zullen de kijkers ook toegang krijgen tot film-, nieuwsentelevisieprogramma’s-op-aanvraag. Bovendien – en dit is wellicht interessant<strong>voor</strong> de gezondheids- en welzijnssector- zullen er extra kanalen <strong>voor</strong>zien worden<strong>voor</strong> specifieke doelgroepen of minderheden. De toekomst zal moeten uitwijzen inwelke mate er initiatieven zullen genomen worden <strong>voor</strong> een specifieke doelgroepzoals bv. de thuiswonende <strong>ouderen</strong>. Alleszins is duidelijk dat het slagen van ditproject heel wat nieuwe perspectieven opent met betrekking tot de mogelijkhedenvan videotelefonie (Van Mechelen, 2003).


754.4 Buitenlandse <strong>voor</strong>beelden van telecare als uitbreiding op het PAS4.4.1 ‘SAFE 21-project’Thie (2001) stelt dat personenalarmsystemen ook andere functies zouden kunnenvervullen en haalt in dit verband het SAFE21 project aan (Social Alarms ForEurope in the 21th Century). In dit project -dat werd gefinancierd door deEuropese Commissie- was het de bedoeling om personenalarmering toegankelijkte maken <strong>voor</strong> gebruikers en functies die nu nog zijn uitgesloten:− een volledig draadloos Pas, zodat het overal in huis en ook buitenshuis kangebruikt worden (doordat de spreekluisterverbinding draadloos wordt),− koppeling van het Pas aan GSM- en GPS-infrastructuur zodat het Pas om heteven waar werkt en automatisch geografische informatie kan doorsturenwanneer een alarm gegeven wordt,− koppeling aan monitoringtechnologie (ECG, bloeddrukmeting,zuurstofsaturatie, ademhaling en temperatuur), zodat de arts ofverpleegkundige gepast op een alarm kan reageren en van de status van hunpatiënt op de hoogte kan gehouden worden,− ontwikkeling van een multimedia-interface, zodat via het Pas naast spraak bv.ook tekst en beeld kan doorgestuurd worden. Hierdoor kan het systeem ookgebruikt worden om informatie vanuit de gemeenschap naar <strong>ouderen</strong> enhulpbehoevenden over te brengen,− ontwikkeling van een Pas <strong>voor</strong> dove gebruikers door de integratie vanteksttelefonie. Hierbij kunnen andere functies zoals telefoon, deurbel,.. in hetPas geïntegreerd worden,− de alarmcentrale van het Pas zou geïntegreerd kunnen worden in en/ofsamengevoegd worden met andere diensten en andere centrales, zodat degebruiker al zijn verschillende thuiszorgdiensten onder één dak en met ééndruk op de knop bereikbaar ziet.4.4.2 Personenalarmering in combinatie met domotica4.4.2.1 SitueringBinnen het Nederlands innovatieprogramma Wonen en Zorg (iWZ) werd door deStuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en het Nederlands Instituut<strong>voor</strong> Zorg en Welzijn (NIZW) (van der Leeuw J. e.a., 2003) een handreikinguitgewerkt <strong>voor</strong> het uitbreiden van het personenalarmsysteem metdomoticatoepassingen (waarbij ondermeer gebruik gemaakt wordt vanvideotelefonie). De handleiding is tot stand gekomen door de ervaringen uitverschillende domotica-projecten te bundelen.


76De bedoeling van de handreiking is om professionals in de woon- en zorgmarktte ondersteunen bij de brede implementatie van de domotica <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> (55-plus) die met behulp van automatisering in en om het huis langer zelfstandigkunnen blijven wonen. Men gaat uit van een doelgroep die in staat is om deapparatuur van de domotica te kunnen bedienen. De <strong>voor</strong>gesteldedomoticatoepassingen zijn dan ook minder geschikt <strong>voor</strong> mensen die mindercapabel zijn dan van de doelgroep <strong>ouderen</strong> mag worden verwacht zoalsdementerenden, verstandelijk gehandicapten en mensen met psychischeproblemen. Voor deze groepen van personen doet men momenteel onderzoekzodat specifiek producten kunnen worden ontwikkeld.4.4.2.2 Dienstverlening: 3 domoticapakkettenMen onderscheidt in de handreiking drie soorten domoticapakketten die zich vanelkaar onderscheiden in aantal mogelijkheden en technologische complexiteit:1. ‘Personenalarmering’De personenalarmering, ook sociale alarmering genoemd, is de klassieke Pasdienstverleningzoals we die ook in Vlaanderen kennen. Ze wordt aangebodenin de vorm van een abonnement met daarin de benodigde apparatuur, deaansluiting en de organisatie van de alarmopvolging. Het gaat hier om deactieve personenalarmering, dit wil zeggen een persoon kan door een druk opde knop een alarmsignaal geven naar een 24-uurs professioneel bemandecentrale. Wanneer we aan dit systeem extra functies toevoegen met extrarandapparatuur en een koppeling aan andere technische systemen kunnen wespreken van domotica.2. ‘Basispakket personenalarmering-plus’Dit pakket bevat de gewone actieve personenalarmering, aangevuld met:− Brandalarmering via rookmelders op diverse plaatsen in de woning;− De mogelijkheid om audio- en videoapparatuur uit te schakelen vanaf dealarmcentrale (of automatisch bij een alarm) om een ongestoorde spreekluisterverbindingmogelijk te maken. Ook de mogelijkheid omhuishoudelijke apparaten (bv. kookplaten) uit te schakelen teneindegevaarlijke situaties te <strong>voor</strong>komen hoort hierbij;− De mogelijkheid om de <strong>voor</strong>deur van de woning (en eventueel dehoofdingang van het wooncomplex) vanaf de alarmcentrale te openen (meteen verificatieprotocol <strong>voor</strong> de bevoegde hulpverleners);− Een systeem dat bezoekers van de woning toont op het Tv-toestel van dewoning en een spreek-luisterverbinding met beeld kan opzetten tussen debezoeker en de bewoner. Bovendien wordt een mogelijkheid <strong>voor</strong>zien omde toegangsdeur van de woning te openen (videointercomdeuropenersysteem).


773. Het uitgebreide domoticapakketBijkomend op het basispakket personenalarmering-plus biedt het uitgebreiddomoticapakket nog de volgende functies:− Extra veiligheids<strong>voor</strong>zieningen, waarvan passieve personenalarmeringdoor activiteitsmeting de belangrijkste is. Deze functie is zinvol <strong>voor</strong> bv.doelgroepen die niet zelf actief een alarm kunnen geven in noodsituatiesbv. licht dementerenden. In de literatuur wordt dit ook wel delifestylemonitoring genoemd: men meet door middel van sensoren deactiviteiten van een bewoner. Wanneer men abnormaliteiten meet (bv. eengehele dag geen gebruik maken van sanitaire <strong>voor</strong>zieningen) is dit eenindicatie <strong>voor</strong> een mogelijk probleem.Er werd ook nog <strong>voor</strong>zien in brand- en inbraakalarmering;− Meer op veiligheid en comfort gerichte functies zoals het automatisch aanenuitschakelen van de verlichting in de hal, badkamer en slaapkamer;− Energiebesparende functies.4.4.2.3 Gebruik en waardering videotelefonie bij het PasIn de experimentprojecten kon men in het ‘basispakket personenalarmering-plus’nadat er was aangebeld het beeld van de bezoeker op het Tv-toestel krijgen. Viahet alarmeringstoestel kon een spreek-luisterverbinding tussen de bewoner en debezoeker worden opgezet en kon vanop afstand de deur automatisch geopendworden. Uit het evaluatieonderzoek bleek echter dat deze functie niet veelgebruikt werd, hoewel de functie op zich wel gewaardeerd werd. De toegepastetechniek bleek te onvriendelijk te zijn omdat eerst het Tv-toestel en hetvideokanaal moest worden ingeschakeld.Momenteel wordt er een gewone videofoon in combinatie met het Pas-toestelgebruikt. Het gaat nu dus om een video-intercomdeuropenersysteem waarbij hetbeeld van de bezoeker op een kleine display in de buurt va het Pas-toestelautomatisch verschijnt.De videotelefonie wordt in deze projecten dus slechts op het niveau van dewoning ingebouwd. Vanuit de alarmcentrale is er geen videotelefonischeverbinding met de cliënt.4.4.2.4 Waardering door gebruikersUit verschillende evaluaties blijkt dat de <strong>ouderen</strong> in eerste instantie <strong>voor</strong>al deactieve en de passieve personenalarmering waarderen omdat dit hunveiligheidsgevoel direct verhoogd. De overige domoticafuncties krijgen geleidelijkeen meerwaarde naarmate de bewoners langer in de domoticawoning wonen, zeworden met de tijd ook meer gebruikt. Er is dus heel wat ‘gewenningstijd’ nodig.


78De lagere waardering <strong>voor</strong> een aantal domoticafuncties blijkt <strong>voor</strong>al te wordenveroorzaakt door enkele technische mankementen (kinderziekten), degebruiksonvriendelijkheid van bepaalde toepassingen en het gebrek aan<strong>voor</strong>lichting over het gebruik en de mogelijkheden.Om de bewoners vertrouwd te laten maken met de nieuwe technologie bleekeen stapsgewijs en langdurig <strong>voor</strong>lichtingstraject een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde.Groepsbijeenkomsten en bezoeken aan de domoticawoningen waren eenessentieel onderdeel van het <strong>voor</strong>lichtingstraject. Andere bijkomende middelenwaren: een videoband met uitleg over de verschillende domoticafuncties en hetgebruik ervan, een informatiebrochure en duidelijke info over een contactpersoonen/of helpdesk bij wie men terecht kan bij technische of gebruiksproblemen.4.4.2.5 Technische vereistenVoor het basispakket personenalarmering-plus moet men beroep doen op dezogenaamde ‘vierde generatie personenalarmeringsapparatuur’. Dit bevat naasthet klassieke personenalarmtoestel een handzender met alarmknop. Extra <strong>voor</strong>zietmen een draadloos aangestuurd elektrisch slot <strong>voor</strong> het openen van de <strong>voor</strong>deurvanaf de alarmcentrale en aanvullende draadloze apparatuurVoor het uitgebreid domoticapakket is een huisautomatiseringssysteem intweewegverbinding noodzakelijk. Het systeem bevat een aansturingcomputerwaarmee op intelligente wijze verschillende functies kunnen worden geschakeldzoals wandcontactdozen, schakelaars, verwarming en verschillende typen vansensoren. Er zijn verschillende systemen, naargelang het om nieuwbouwwoningen of bestaande woningen (bv. draadloze systemen) gaat.4.4.2.6 Organisatorische vereistenOmdat het <strong>voor</strong>zien in 2 tot 3 contactpersonen (die binnen de 15 à 30 minuten terplekke kan zijn) <strong>voor</strong> een oudere niet altijd eenvoudig is, kunnen – mits eenmeerkost – ook professionele hulpverleners in de alarmopvolging <strong>voor</strong>zien. Ditgebeurt momenteel in Nederland <strong>voor</strong>al in de verstedelijkte gebieden. Omdat diehulpverleners dan ook een sleutel moeten <strong>voor</strong>zien werkt men soms met centralesleutelposten waar de professionele hulpverlener bij een alarm dan de sleutel kangaan ophalen. Dit heeft echter een vertraging in de reactietijd tot gevolg. Door dedomotica is de deur te bedienen op afstand door de centrale en kan er dusefficiënter opgetreden worden.Het standaard <strong>voor</strong>zien van uitgebreide domoticatoepassingen in de woningwordt na de evaluatie van een aantal projecten in vraag gesteld. Men merkt in depraktijk dat een aantal <strong>ouderen</strong> gewoon geen behoefte tot deze dienstverleningheeft. Men heeft daarom een aantal toepassingen geclusterd in de bovengenoemdepakketten.


79Men pleit om eerst een serieuze behoeftemeting te doen waarna men kan kiezenwelk pakket het best voldoet aan de noden en wensen van de cliënt. Dit betekentwel dat <strong>ouderen</strong> dan zullen moeten keuzes maken in wat ze willen aan domotica.Daarom zijn duidelijke modellen van de pakketten met duidelijke prijzen eenmust, evenals het bezoeken van een aantal woning waarin de verschillendepakketten gebruikt worden. Het ‘à la carte’ laten kiezen van de <strong>ouderen</strong> zounatuurlijk een nog betere oplossing zijn om volledige zorg op maat te kunnenbieden, maar dit zou technisch en organisatorisch moeilijk haalbaar worden (vander Leeuw e.a., 2003).4.4.3 Het concept ‘zorgcentrale’Een verdere uitwerking van het laatste punt van het SAFE21-project, vinden we inhet Nederlandse concept van de ‘zorgcentrales’ of ‘ZorgService Centrales (CZS)’.Deze centrales worden gebruikt <strong>voor</strong> personenalarmering maar ook <strong>voor</strong> eenbredere dienstverlening. Ze bieden naast hulpverlening in noodsituaties ookdiensten aan zoals informatie, advies, bestelling van boodschappen en warmemaaltijden, coördinatie van de verschillende zorgvragen. Een duidelijkeorganisatieverandering van de verschillende thuiszorgdiensten, alsmede eengoede onderlinge samenwerking en het uitwerken van standaardprocedures enprotocols <strong>voor</strong> het callcenterpersoneel (verpleegkundigen), zijn dan wel vanessentieel belang (Tromp e.a., 1996).De zorgcentrale fungeert in dat concept als een medisch-verpleegkundigcallcenter (al dan niet met beeldverbinding), dat dienst doet als een ‘zorgpoort’ (cf.figuur 2.4). Een zorgpoort kan beschouwd worden als een centraal toegangsloket,waarlangs alle vragen tot bij de juiste persoon of instantie gebracht worden en viahet kennissysteem dat de intaker in het callcenter tot zijn beschikking heeft,kunnen opgelost worden. Volgens Tromp e.a. (1996) kan een zorgpoort wordengedefinieerd als ‘het begeleiden van de consument, op basis van zijn/haar actuele verhaal,historiek, dossier en expertinformatie in een passend gezondheidspad:− persoonlijke begeleiding door advisering en informatie,− inzet van de juiste care en cure,− monitoren van de consument,− mix van kwaliteit, omvang, doelmatigheid en prijs,− zorgpoort <strong>voor</strong> de gezondheidszorg.’Tromp e.a. (1996) stellen dat deze zorgpoort gefaseerd en in overleg met alleactoren in het veld dient ingevoerd te worden.


80Bron: Tromp W.A.M. & van Weerd H. (1996)Figuur 2.6Voorstelling van de ‘zorgpoort’ in het geheel van de gezondheidszorgIn een aantal regio’s in Nederland zijn deze ZorgServiceCentrales ingevoerd. Hetgrote <strong>voor</strong>deel hierbij is het duidelijke enige kanaal waar een cliënt terecht kan.Door één telefoonnummer te kennen, heeft hij door een dergelijke centralepermanent toegang tot alle mogelijke thuiszorgdiensten, informatie,… en kan erbovendien in noodsituaties snel en efficiënt worden ingegrepen. DeZorgServiceCentrales zijn zowel bereikbaar via een persoonlijk contact, internet enE-mail en telefonisch. Op termijn denkt men er aan om ook aan monitoring tedoen zoals het meten op afstand van bepaalde vitale parameters zoals bloeddruk,pols,.. en wil men nieuwe technologieën integreren in de zorgcentrales zoals hetinvoeren van de mogelijkheid om contact te nemen met de zorgcentrale via detelevisie.Een soortgelijke vorm van zorgcentrales werd in een pilootproject in Ljubljana(Slovenië) toegepast van 1992 tot 1996. Met de personenalarmeringsapparatuur –zoals die ook momenteel nog in België wordt gebruikt – werd de mogelijkheidgeboden aan thuiswonende <strong>ouderen</strong> om via een spreek-luisterverbinding contactte hebben met een 24uurs bemande centrale <strong>voor</strong> zowel noodoproepen als andereoproepen.Ook in dit project werd aangehaald dat de acceptatie van dergelijke systemendoor <strong>ouderen</strong> niet altijd gemakkelijk is. Er wordt opgemerkt dat eenmaal hetsysteem geaccepteerd is, de gebruikers en ook het gehele netwerk rond degebruikers vaak wel de <strong>voor</strong>delen er van inzien.Vermits het aantal beschikbare toestellen beperkt was tot 100, konden in de loopvan de vijf jaar dat het project liep, 160 <strong>ouderen</strong> worden aangesloten. Degemiddelde leeftijd van deze <strong>ouderen</strong> was 85 jaar, en 88% van hen was vrouw.


81De taak van de operator in het controlecenter was vierledig:− Voorzien in een sociale babbel, geven van preventief info en advies;− Hulp bieden in noodsituaties: contacteren van een dokter ofthuisverpleegkundige, sturen van een ambulance,..;− Coördinatie en harmonisatie van de activiteiten die uitgevoerd worden doorde verschillende dienstenaanbieders en hulpverleners;− Monitoring van cliënten bv.: herinneren medicatie op tijd te nemen, herinnerenhoe het toestel moet worden gebruikt,..Als we kijken naar waar<strong>voor</strong> het systeem <strong>voor</strong>al gebruikt werd zien we dat dereden van het merendeel van de oproepen (50,9%) de sociale babbel en depreventieve info en advies is. 45% van de oproepen zijn technische testen van hetsysteem, slechts 2,1% van de oproepen zijn echte noodoproepen, en tenslotte 1,8%van de oproepen zijn oproepen <strong>voor</strong> demonstraties.De onderzoekers besluiten uit het pilootproject dat het niet nodig is om tweeparallelle oproepsystemen naast elkaar te hebben: beide functies (noodoproepennaast oproepen met een meer sociale, informatieve inhoud) kunnen volgens henbest via één systeem worden georganiseerd. Op deze manier zal de acceptatiedoor <strong>ouderen</strong> kunnen worden verhoogd, omdat zij immers door een eenvoudigedruk op één knop alle nodige diensten en informatie kunnen krijgen. Wanneerdan in de toekomst bv. bijkomend bepaalde telemonitoring- of domoticafunctiesworden ontwikkeld, kunnen deze als extra component aan het bestaande toestelworden toegevoegd, zonder dat er weer nieuwe toestellen moeten wordengeplaatst die al te fel ingrijpen op de leefwereld van de <strong>ouderen</strong> (Prenik e.a., 1998).5. Het toekomstige dienstverleningsmodel Telesenior5.1 AlgemeenDe vraag stelt zich hoe het Telesenior-dienstverleningsmodel er in de toekomstdient uit te zien, zowel geografisch bij uitbreiding van de projectregio als op hetvlak van de dienstverlening bij verfijning of uitbreiding van de aangeboden<strong>Telecare</strong>-diensten. Mogelijkheden zijn ons inziens:−−Het behouden van het huidige model: dit wil zeggen met behoud van dehuidige technologie (de drie grote componenten: settopbox – callcentre –breedbandnetwerk) en met behoud van de huidige dienstverlening in dehuidige organisatie (alleenstaande dienst binnen het OCMW);Het behouden van de huidige dienst als aparte dienst maar met uitbreidingvan de dienstverlening door het toevoegen van nieuwe telecarecomponenten.Dit vereist uiteraard ook een uitbreiding van de huidige technischemogelijkheden;


82−Het integreren van de technologie videotelefonie binnen een bestaande diensten dienstverleningsmodel zodat de technologie eerder een middel is om degebruikelijke dienstverlening te optimaliseren of om er desgewenstaanvullende nieuwe diensten aan toe te voegen.We gaan wat verder in op de laatste twee mogelijkheden. Een meer praktischeuitwerking <strong>voor</strong> het dienstverleningsmodel van telecare in Vlaanderen komt aanbod in hoofdstuk 5: ‘roll-out over Vlaanderen’.5.2 Behoud van huidige dienst met uitbreiding dienstverleningBrownsell e.a. (2003) stellen dat er <strong>voor</strong> ieder individu een goed evenwicht moetworden gevonden tussen welke telecarefuncties worden aangeboden, en welkeniet. Het kan niet de bedoeling zijn dat binnen één doelgroep iedereen dezelfdezorg krijgt, zonder rekening te houden met ieders zelfzorgcapaciteiten. Deonderzoekers pleiten <strong>voor</strong> modulaire dienstverlening, waarbij verschillendetelezorgfuncties kunnen worden aangeboden na een uitgebreide evaluatie vaniemands noden. Op technisch vlak impliceert dit dat men met componenten moetwerken die compatibel en vlot in elkaar inpasbaar dienen te zijn.Dit betekent dat de huidige 3 grote technische componenten van het systeem(netwerk – settopbox – videocallcentre) ons inziens niet noodzakelijk samenmoeten gebruikt worden of onder de huidige vorm moeten gebruikt worden:−−Settopbox en toebehoren:De vraag kan gesteld worden of <strong>voor</strong> sommige cliënten het werken met eenkleine videotelefoon niet voldoende kan zijn (cf. de beschreven projecten:‘Jonge Kamera-project’, ‘TESS-project’). Een videotelefoon is een telefoontoestelwaaraan een klein beeldscherm is bevestigd met ingebouwde camera.Anderzijds kan <strong>voor</strong> andere cliënten die in het bezit zijn van een PC envertrouwd zijn met internettechnologie een beeldverbinding via hun PC metwebcam een goed alternatief zijn.Ook kan in vraag worden gesteld of het toevoegen van de telecarefunctievideoconferencing met lotgenoten of uithuiswonenende mantelzorgers geengrote meerwaarde zou betekenen <strong>voor</strong> de aangesloten Telesenior-cliënten cf.de beschreven projecten ‘TESS-project’, ‘Action-project’.Netwerk:Telesenior heeft nu reeds de mogelijkheid open gehouden om de technologiete laten werken op zowel het kabelnetwerk als het telefoonnetwerk. Dit lijktons een belangrijke beleidsbeslissing. Op deze manier wordt bv. ook demogelijkheid opengehouden om op termijn eventueel deel te nemen aan hetbeschreven digitale televisieproject ‘Vlaanderen Interactief’.


83−Videocallcenter: ‘Telesenior-centrale’:De vraag stelt zich of er geen extra dienstverlening kan worden aangebodenvanuit de Teleseniorcentrale door het aanpassen van een aantal vroegergenomen beleidsopties zoals bv. het initiatief tot oproep (dat nu enkel bij decliënt ligt om wille van privacyredenen).Een andere mogelijke nieuwe dienstverlening is het toevoegen van demogelijkheid van het meten van gegevens op afstand cf. het ‘Kaiser PermanenteTele-Home Health Research Project’ of het ‘Telenursingproject’ te Kansas.Een totaal andere optie is het toevoegen van een alarmfunctie <strong>voor</strong>noodgevallen. Zo zou er bv. kunnen gezocht worden naar een mogelijkheidom het reeds bestaande personenalarmsysteem gedurende de openingsurenvan de Telesenior-centrale door te schakelen naar de hulpverlener vanTelesenior zodat deze eerst visueel de noodsituatie kan inschatten en door hetmeer persoonlijke kontact van de videocommunicatie de zorgvrager in noodbeter kan geruststellen,.. .cf. de ‘HausTeleDienst’ in Frankfurt.5.3 Integratie van de technologie binnen een bestaande dienstEen andere optie is om volledig af te stappen van het huidige Telesenior-model enom de technologie te integreren in een bestaande (thuis)zorgdienst. De technologiewordt dan eerder een werkmiddel om de gebruikelijke dienstverlening teoptimaliseren of om er desgewenst aanvullende nieuwe diensten aan toe tevoegen.We denken hierbij dan concreet aan de integratie van videotelefonie in hetpersonenalarmsysteem (cf. bv. het ‘SAFE 21-project’) of in andere(thuis)zorgdiensten zoals een dienst <strong>voor</strong> maatschappelijk werk, een dienst <strong>voor</strong>thuisverpleging (cf. bv. ‘Telenursing-project’ te Kansas) of een serviceflat. Een meerconcrete analyse van deze mogelijkheden <strong>voor</strong> Vlaanderen gebeurt in hoofdstuk 5,waar de roll-out over Vlaanderen wordt bestudeerd.


846. BesluitDe diensten die in het huidige teleseniormodel worden aangeboden zijn devolgende: sociaal (informeel) contact, informatie en advies, begeleiding opgezondheidsvlak, psychosociale begeleiding, zorgbemiddeling. Op die manier kanTelesenior-Kortrijk worden beschouwd als een vorm van begeleid wonen <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong> waarbij de grenzen van thuiszorg kunnen worden verlegd. Vooreerstwerd het telecareconcept met zijn verschillende componenten beschreven. Wekwamen tot een model waarin zes grote telecarefuncties te onderscheiden zijn dieelk nog eens op te delen zijn in kleinere functies of telediensten. De zestelecarecomponenten zijn de volgende: teleservicediensten, telemedicine,televideoconferencing, telenursing, tele-assistance en tele social care. Dezeverschillende componenten werden beschreven zodat de mogelijke inhoud vantelecare duidelijker werd.Een uitgebreide Belgische en internationale literatuurstudie had de bedoeling hethuidige Kortrijkse model te positioneren binnen de ruimere gezondheidszorg enhet bestaande aanbod van zorg en technologie.Hiertoe werden <strong>voor</strong>eerst een aantal casestudies bestudeerd van initiatieven dietechnologie in de zorg gebruiken in het algemeen (bv. domoticaprojecten terbevordering van het zelfstandig wonen, projecten waar websites <strong>voor</strong>zien ininformatie en advies,.. ) en projecten die specifiek videotelefonie <strong>voor</strong> dezorgverlening gebruiken in het bijzonder (bv. IST-projecten, projecten metvideotelefoons <strong>voor</strong> gehospitaliseerde kinderen,.. ).I.v.m. de ontwikkeling van mogelijke dienstverleningsmodel waar de nieuwetechnologie kan ingepast worden werden verschillende sporen verkend.Vooreerst het toevoegen van videotelefonie aan het PAS-dienstverleningsaanbod.De studie van de internationale literatuur op dit vlak, waarin een aantalproefprojecten worden beschreven, en een bevraging van een aantal aanbiedersvan het PAS (zie verder in hoofdstuk 5) leverde daaromtrent nieuwe inzichten op.Vervolgens rijpte vanuit het denken over het bestaande Teleseniormodel de ideedat videotelefonie ook kan geïntegreerd worden in bestaande thuiszorgsettingszoals de thuisverpleging, de centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk (CAW), eenhuisartsenpraktijk, een lokaal dienstencentrum, een personenalarmdienst (PAS),een samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg, een serviceflat of het nieuwe conceptvan de woon- en zorgzones. Ook zij kunnen immers aanbieders zijn van zorg doormiddel van videotelefonie.


85Daarom werd er onderzoek gedaan naar de regelgeving van deze settings, werdbekeken <strong>voor</strong> welke dienstverlening zij videotelefonie kunnen gebruiken en welketelecarecomponenten zij bijgevolg zouden kunnen opnemen in hundienstverleningsaanbod om in te spelen op de zorgnoden die bij hun doelgroepbestaan.Ten derde werd ook internationale literatuur bestudeerd waarin aandacht gaatnaar hoe de technologie kan worden ingebouwd in de zorgverlening, welkenieuwe technologieën er hier<strong>voor</strong> bestaan en op welke manier ze kunnen wordengebruikt. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is het ‘zorgkruispunt van de woonzorgzone’ inNederland.


87HOOFDSTUK 3VERKENNING VAN DE POTENTIËLE MARKT1. InleidingWanneer we de potentiële markt of doelgroep van <strong>Telecare</strong> in Vlaanderen willenbestuderen dienen we twee grote vragen te beantwoorden. Enerzijds dient teworden bestudeerd wat de huidige markt van <strong>ouderen</strong> en zorg is: hoe ontwikkeltzich de zorgvraag, hoe speelt het zorgaanbod hier op in en is er hierbij ruimte <strong>voor</strong>technologische oplossingen? Anderzijds dienen we na te gaan hoe het huidigetechnologiegebruik bij de potentiële eindgebruikers - zorgvragers enhulpverleners – is, en welke aspecten de acceptatie van de technologie kunnenbeïnvloeden.Vanuit deze vraag- en aanbodgegevens en vanuit enkele marktonderzoekennaar videotelefonie en breedbandtechnologie trachten we tot een omschrijving vande potentiële telecaredoelgroep te komen.2. De markt van <strong>ouderen</strong> en zorg2.1 InleidingDe <strong>ouderen</strong>zorgsector is een sector met toekomst. In tegenstelling tot degezondheidszorg die een vlucht <strong>voor</strong>uit neemt in de hoogtechnologische richting,bleef in de <strong>ouderen</strong>zorg het gebruik van nieuwe technologieën eerder beperkt.Toch worden regelmatig de mogelijkheden ervan gesignaleerd en kan technologieop termijn de kwaliteit van de zorg verbeteren, de betaalbaarheidvergemakkelijken en de kwaliteit van het leven <strong>voor</strong> zowel de verzorgde als deverzorger doen toenemen.


88Welke behoeften zijn theoretisch en praktisch in te vullen door telecare en waarkomt dit tegemoet aan de huidige en toekomstige behoeften in zowel de thuiszorgals mogelijk ook in de institutionele zorg <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> en <strong>voor</strong> eventueel anderedoelgroepen? Om op deze vragen een antwoord te kunnen formuleren bekijkenwe de zorgvraag en het zorgaanbod in de <strong>ouderen</strong>- en thuiszorg wat van naderbij.2.2 De zorgvraag2.2.1 Kwantitatieve ontwikkelingen van de vraag2.2.1.1 Demografische ontwikkelingenReeds van bij het begin van de jaren ‘80 kwam er mede onder druk van de<strong>economische</strong> crisis meer aandacht <strong>voor</strong> de veroudering van de bevolking. Menbegon zich de gevolgen van de demografische ontwikkelingen en met name vande toenemende vergrijzing en verzilvering (de veroudering binnen de<strong>ouderen</strong>groep) te realiseren. Recent komt deze problematiek opnieuwruimschoots aan bod op het publieke forum. Waar men tot nu toe <strong>voor</strong>al denadruk legde op de pensioenproblematiek, die in een eerste golf op ons af komt bijde op pensioenstelling van de babyboomgeneratie vanaf ongeveer 2010, realiseertmen zich nu steeds meer de <strong>voor</strong>tdurende toename van de zorgvraag waarvan hetmaximale gewicht ongeveer 10 tot 20 jaar later kan verwacht worden. Deconfrontatie, nu al, met personeelschaarste in de zorg<strong>voor</strong>zieningen, de instellingvan een ‘zilverfonds’ door de federale overheid, de discussies rond dezorgverzekering sensibiliseerden de publieke opinie.Er zijn weinig sectoren waar men zo ver in de toekomst kan kijken als bij de<strong>ouderen</strong>zorg aangezien de <strong>ouderen</strong> van morgen er nu reeds zijn. Toch zijn er nogheel wat onbekenden: de leeftijdsverwachting, de gezondheidsverwachting … . Eris de hypothese van stijgende zelfredzaamheid of dalende morbiditeit die maaktdat men langer thuis kan blijven en minder beroep moet doen op dure, wantgeprofessionaliseerde, residentiële <strong>voor</strong>zieningen. Daarenboven staat het beleidgericht op preventie van afhankelijkheid en stimulering van autonomie nogvolledig in zijn kinderschoenen.In feite moeten we ook spreken van een dubbele veroudering aangezien nietalleen de <strong>ouderen</strong>groep als geheel toeneemt maar binnen deze groep <strong>voor</strong>al hetaandeel van de hoogbejaarden stijgt. Vooral de exponentiële groei van de 80- en85-plussers valt op (zie figuur 3.1).


89Duizenden500400300200020202050200100060-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85 en +Bron: NISFiguur 3.7 Evolutie van de <strong>ouderen</strong>bevolking in België naar leeftijdprofiel <strong>voor</strong> 2000-2020-20502.2.2.2 Noden van <strong>ouderen</strong>Ouder worden houdt een aantal ‘risico’s’ in waar<strong>voor</strong> in onze Westersemaatschappij, met veel vallen en opstaan, een uitgebreide sociale beschermingwerd georganiseerd. Diverse Hiva-rapporten inventariseerden dit aanbod(Nijkamp, Pacolet e.a., 1990; Pacolet e.a., 1994; Pacolet e.a., 1998).Er is op de eerste plaats het evidente risico op inkomensverlies doordat dearbeidsmarktparticipatie geleidelijk wegvalt. Veelal werden daar<strong>voor</strong>pensioenstelsels uitgewerkt die nu ook door de toenemende veroudering onderdruk komen te staan. Dit probleem werd nog aangescherpt door de vervroegdeuittreding. Stilaan probeert men hier de klok terug te draaien en wordt gezochtwordt naar alternatieven zoals een verlate pensioenleeftijd, herinschakeling vanoudere werklozen … Ook het aantal vrouwen dat in de toekomst recht zalhebben op een volwaardig pensioen zal stijgen doordat veel vrouwen in denaoorlogse periode zijn blijven werken. Hierdoor kunnen zij het probleem van debetaalbaarheid vergroten (Bogaert e.a., 1993).Een tweede groep risico’s houdt verband met de grotere kans opzorgbehoevendheid. Deze wordt meestal gedefinieerd als de afhankelijkheid vanderden <strong>voor</strong> het uitvoeren van een aantal ADL- en IADL taken.Met de leeftijd neemt de kans op zorgbehoevendheid vrij spectaculair toe: waardeze tot de leeftijd van 60 jaar beperkt blijft tot 2 à 3% (en <strong>voor</strong>al personen met eenhandicap of langdurig zieken betreft) stijgt dit percentage tot 7% <strong>voor</strong> deleeftijdsgroep 65-69 jaar en tot 31% <strong>voor</strong> de 80-plussers. Vooral het risico opdementie is <strong>voor</strong> de 80-plussers een belangrijke factor i.v.m. dezorgbehoevendheid.


90Het in aanmerking komen <strong>voor</strong> een vergoeding van de zorgverzekering is eenbelangrijke indicator <strong>voor</strong> ernstige en zware zorgbehoevendheid 5 . Wanneer wekijken naar het aantal zorgbehoevenden dat op 31/12/2002 was aangesloten bij deCM-zorgkas Vlaanderen en kon genieten van de zorgverzekering komen we uit op59.843 personen. 70% hiervan (41.890) bevonden zich in de thuiszorg, de overigein de residentiële zorg. De CM-Zorgkas Vlaanderen telde 2.253.624 aangeslotenleden in 2002. Vlaanderen telde 5.972.781 inwoners in 2002 (N.I.S., 2003). Eenberekening leert ons dus dat 37,73% van de inwoners in Vlaanderen is aangeslotenbij de CM-zorgkas Vlaanderen. Wanneer we dan het cijfer van het aantal CMzorgbehoevendenin de thuiszorg extrapoleren naar Vlaanderen, komen we op111.026 zwaar zorgbehoevenden in de thuiszorg in Vlaanderen, oftewel 1,86% vande Vlaamse bevolking. Hierbij houden we weliswaar geen rekening metverschillen in ledenprofiel die bij de verschillende mutualiteiten kunnen aanwezigzijn. (CM-Zorgkas Vlaanderen, 2003). Ook zouden volgens een <strong>voor</strong>lopigebecijfering van Breda e.a. (2002), 70% van de aanvragen tot tenlastennemingafkomstig zijn van personen boven de 65 jaar.Het is wel zo dat de validiteit per leeftijdgroep steeds verbetert. De huidige 60-plussers brengen het er beter van af dan hun leeftijdgenoten van enkele generatiesterug en we stellen vast dat de zorgbehoevendheidsgrens blijkbaar mee opschuiftmet de levensverwachting. Dit effect wordt evenwel op macroniveau te nietgedaan door het hoger aantal hoogbejaarden. Men kan dit zien als de (<strong>voor</strong>lopige)keerzijde van de medische <strong>voor</strong>uitgang: men slaagt erin levensbedreigendeziekten te beheersen maar soms is die genezing onvolledig en slaagt men er niet inhet functieverlies te herstellen of blijft continue verzorging of hulp nodig.Samenhangend met deze toenemende zorgbehoevendheidsgraad ontstaannoden aan ondersteuning op het vlak van IADL, ADL en huisvesting. Ook deondersteuning van de informele zorg door familieleden kan men hiertoe rekenenaangezien het informeel netwerk indirect door de zorgbehoevendheid belastwordt en soms ook heel wat zorgtaken op zich neemt.Tenslotte ontstaan er ook noden aan medische verzorging. Medische dienstenkunnen niet altijd scherp onderscheiden worden van de ‘niet-medische’ ofwelzijnsdiensten en bij<strong>voor</strong>beeld de persoonlijke (lichaamsgebonden) verzorgingis zowel het terrein van gezondheidswerkers (thuisverpleegkundigen) alswelzijnswerkers (gezinsverzorgenden). De kans om ziek te worden stijgt met deleeftijd wat zich vertaalt in hogere uitgaven <strong>voor</strong> gezondheidszorgen bij<strong>voor</strong>beeld<strong>voor</strong> medicatiegebruik, thuisverpleging, medische consultaties,ziekenhuisopnames.5 Criteria van zware zorgbehoevendheid <strong>voor</strong> de zorgverzekering zijn ondermeer: minimumforfait B op de Katz-schaal thuisverpleging, minimum 35 punten op de Bel-profielschaal vande gezinszorg, minimum score 15 bij de tegemoetkoming hulp aan bejaarden,integratietegemoetkoming of Hulp van derden. (CM-Zorgkas Vlaanderen, 2003)


91Andere noden die strikt genomen buiten de sociale beschermingsstelsels vallenbetreffen rechtsbescherming, ondersteuning van de vrijetijdsbesteding, mobiliteit…Een aantal van deze noden worden opgevangen door professionelezorgverleners, maar naast deze formele systemen blijft informele zorg enondersteuning het gros van de zorg vormen, en wordt de mantelzorger, gebuktonder de ‘last van de zorg’, op zijn beurt <strong>voor</strong>werp van zorg- en ondersteuning.2.2.2 Kwalitatieve ontwikkelingen van de vraagHet Nederlands College <strong>voor</strong> de bouw van ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen (2003) haalteen aantal mogelijke wijzigingen aan in de toekomstige <strong>ouderen</strong>populatie tenopzichte van de huidige <strong>ouderen</strong>populatie. Men stelt dat de oudere van straksmeestal hoger opgeleid is, in welvarender omstandigheden heeft kunnen leven,zelfstandig en actief is en bovendien mondig is. Dit alles heeft vermoedelijkgevolgen <strong>voor</strong> de zorgvraag:− Bepaalde vragen zullen door een hoger opleiding en veelal betere sociaal<strong>economische</strong>omstandigheden mogelijk niet of uitgesteld optreden;− Een zorgvraag kan eerder komen omdat een oudere zijn leefstijl wil <strong>voor</strong>tzetten(bv. eerder oog- of mobiliteitsproblemen laten verhelpen);− Er kan een andere zorgvraag optreden omdat de oudere of een zorgverstrekkermeer kennis bezit over de behandeling van ziekten, of er kunnen anderezorgvragen optreden omdat men het niet meer vanzelfsprekend vindt datbepaalde ziekten behoren bij veroudering;− Ouderen zullen waarschijnlijk ook meer willen kiezen: wel of niet thuis blijven,zorg op bepaalde tijden, enz.Geys (1999) stelt dat patiënten bovendien naar hogere kwalificaties en een beteredienstverlening vragen. Daarnaast zijn er een aantal evoluties in de intramuraleaanbodzijde die de extramurale vraagzijde beïnvloeden: de evolutie in demedische techniek (poliklinische ingrepen, kijkbuisoperaties, de mogelijkheid ommet begeleiding vanuit het ziekenhuis ook thuis chemotherapie toe te dienen ofhemodialyse uit te voeren) de vergrote aandacht <strong>voor</strong> de palliatieve verzorging enbehandeling vanuit de ziekenhuizen, de deïnstitutionalisering van depsychiatrische ziekenhuizen, doet de aard van de vraag in thuiszorg ookveranderen.2.3 Het verbruik van gezondheidszorgDe geschetste kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen leiden tot een grotergebruik van gezondheidszorg<strong>voor</strong>zieningen al dan niet specifiek <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>.


92Pacolet e.a. (2002) maken een berekening van het verwachtte toekomstig aantalROB- en RVT-gebruikers op basis van de toekomstige bevolkingsaantallen en dehuidige gebruikspercentages van de ROB’s en RVT’s (zie figuur 3.2). Hierbij zienwe dat in de Vlaamse Gemeenschap zowel het totaal aantal ROB- als het totaalaantal RVT-gebruikers in het jaar 2020 met ruim 60% zal stijgen. Dit betekent datook het huidige aanbod van residentiële <strong>voor</strong>zieningen in die mate zou dienen toete nemen. Wanneer men echter de thuiszorg meer wil stimuleren en <strong>ouderen</strong>langer zelfstandig thuis wil laten wonen, zal men de thuiszorgsector dus extradienen te ondersteunen.7000060000ROBRVT5000040000 Aantal3000020000 100000200020012002200320042005Bron: Pacolet e.a., 2002Figuur 3.82010Reëel (2000) en verwacht aantal ROB- en RVT-bewoners, volgens de huidigegebruikerspercentages, Vlaamse Gemeenschap, 2000-202020152020Dezelfde redenering geldt <strong>voor</strong> het aantal ziekenhuisopnames bij <strong>ouderen</strong>. In tabel3.1 zien we dat het aantal ziekenhuisopnames bij <strong>ouderen</strong> beduidend hoger is danbij de rest van de bevolking. Geerinckx (2003) stelt daarenboven dat 30% van deziekenhuisopnames om socio-<strong>economische</strong> redenen gebeuren. 60% van deopnames in een geriatrische dienst (meestal via intensive care) kunnen volgenshem worden vermeden door een betere preventieve en psychosociale opvang.


93Tabel 3.2Absoluut aantal opnames in algemene ziekenhuizen in de Vlaamse Gemeenschap,volgens leeftijdsgroep en geslacht in 1997 en aantal t.o.v. bevolking in 1997AantallenAantallen/1 000 inwonersMan Vrouw Totaal Man Vrouw Totaal60 jaar 189 152 215 260 404 412 335,0 292,3 310,9Totaal 448 961 539 645 988 606 150,3 175,6 163,1Bron: Pacolet e.a., 2002Wanneer het beleid het zelfstandig thuis wonen en de thuisverzorging vanbejaarden wil stimuleren (minder of minder snelle opnames in ROB’s en RVT’s,minder en kortere ziekenhuisopnames, meer palliatieve thuiszorg, meerspecialistische en technische verzorging thuis,..) zal de vraag naarthuiszorgdiensten stijgen. Nu al zien we dat het <strong>voor</strong>al bejaarden en dan <strong>voor</strong>al dehoogbejaarden zijn die het meeste kans hebben om beroep te moeten doen opthuisverpleging (zie figuur 3.3). Als we kijken naar het absolute aantal personendat gebruik maakt van thuisverpleging (figuur 3.4), vinden we de meerderheidterug in de leeftijdsgroep van 70 tot 89 jaar.3025Vlaamse GemeenschapBelgië20% kans op gebruik1510500-24 25-39 40-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 >90Leeftijdscategorie* Het gebruikerspercentage werd bekomen op basis van het gemiddeld gebruikerspercentagevan de thuisverpleging volgens de gezondheidsenquête van 1997 en het gebruikerspercentagebij de leden van d Christelijke mutualiteitBron: Pacolet e.a., 2002Figuur 3.9 De kans op het gebruik* van thuisverpleging op jaarbasis, volgens leeftijd in deVlaamse Gemeenschap en België, 1999


9460000Vlaamse GemeenschapBelgië5000040000Aantal patiënten30000200001000000-24 25-39 40-59 60-69 70-79 80-89 >90LeeftijdscategorieBron: Pacolet e.a., 2002Figuur 3.10 Het aantal patiënten dat gebruik maakt van thuisverpleging op jaarbasis, volgensleeftijd, Vlaamse Gemeenschap, België, 19992.4 Het zorgaanbod2.4.1 Mantelzorg onder druk2.4.1.1 Huidig aanbod mantelzorgersDe thuiszorg in het algemeen heeft globaal genomen alleen betrekking opzorgbehoevende <strong>ouderen</strong> doch ook op jongere chronisch zieken of personen meteen handicap. Volgens de Panel Studie van Belgische Huishoudens (SteunpuntGezinsdemografisch Panel, 1995) zou 14% van de (Vlaamse) huishoudens,evenwel niet allemaal even intensief, betrokken zijn bij thuiszorg. In ongeveer dehelft van de situaties heeft die zorg betrekking op <strong>ouderen</strong> (60 jaar of meer). Degroep ‘zware thuiszorg’ d.w.z. thuiszorg die een quasi voltijdse betrokkenheid vande mantelzorg veronderstelt omwille van de zware fysieke of psychischeafhankelijkheid van de oudere kan men ramen op ongeveer 1/10 van dethuiszorgsituaties wat neerkomt op ongeveer 25 000 situaties in Vlaanderen.Zonder informele thuisverzorgers is deze thuiszorg bijna niet te organiseren iszoniet lopen de kosten bv. door de inzet van professionele ambulante hulp te hoogop. Het alternatief is dan de residentiële opvang in rusthuizen, rust- enverzorgingstehuizen of ziekenhuizen.


95De samenleving (bij monde van de overheid) heeft steeds gerekend op dezemantelzorg en ook nu nog neemt de mantelzorg het veelvoud van de zorg op diedoor professionele thuiszorgdiensten wordt geleverd. Doch zal dit in de toekomstnog steeds kunnen?2.4.1.2 Demografische ontwikkelingenDe verhouding tussen de groep <strong>ouderen</strong> en de actieve bevolking is belangrijk omhet aanbod van mantelzorgers te kunnen beschouwen. Doordat het aantalkinderen per vrouw sterk gedaald is (men spreekt van een ‘ontgroening’) gaat degroep van <strong>ouderen</strong> ook een steeds groter deel van de bevolking uitmaken. Zo zienwe in tabel 3.2 dat het aandeel van de actieve bevolking (15 – 59 jaar) 6 op de totalebevolking in 2000 nog 60,5 % bedroeg en deze van de <strong>ouderen</strong> 21,9 %. Volgensberekeningen zou het aandeel van de actieve bevolking in 2050 dalen tot 51,7 %tegenover 32,4 % bij de <strong>ouderen</strong>. Deze verhouding, ook ‘afhankelijkheidsratio’genoemd, geeft aan in welke mate o.a. de zorgvraag financieel en naarpersoneels<strong>voor</strong>ziening zal kunnen opgevangen worden door het beschikbareaanbod. Het is duidelijk dat met een kleiner aandeel van actieve bevolking ervragen dienen gesteld te worden bij de toekomstige beschikbaarheid vanmantelzorgers en de betaalbaarheid van de <strong>ouderen</strong>zorg (Dooghe, 1995).Tabel 3.3 Verloop van de grote leeftijdscategorieën in België sedert 1920 (in %)Jaar 0 –14 jaar 15 – 59 jaar 60+ jaar1920 25,0 64,9 10,11947 20,6 63,8 15,61960 23,7 58,6 17,71985 18,6 61,7 19,72000 17,6 60,5 21,92025* 16,3 53,3 30,42050* 15,9 51,7 32,4* Dooghe (1995) geeft de cijfers weer van wat door het NIS als de meest vermoedelijkeontwikkeling wordt beschouwd. Er bestaat ook nog een hoge en een lage variant van dezecijfers.Bron: Dooghe e.a., 19956 In demografische cijfers gebruikt men traditioneel deze leeftijdsgrenzen. Wegens de officiëlepensioenleeftijd van 65 jaar, maar <strong>voor</strong>al wegens de leerplicht tot 18 jaar kan men vragenstellen bij deze grenzen.


96De thuiszorgcliënten worden gemiddeld ook ouder en ook dit heeft een aantalgevolgen: er komen ook steeds meer alleenstaande bejaarden (<strong>voor</strong>al weduwen)omwille van de divergerende levensverwachting van mannen en vrouwen en, alser al een partner is, zal die ook ouder zijn en mogelijk zelf minder in staat omthuiszorg op te nemen.2.4.1.3 Maatschappelijke ontwikkelingenNaast demografische kunnen ook een aantal maatschappelijke ontwikkelingen hetaanbod bemoeilijken. De belangrijkste factor <strong>voor</strong> de nabije toekomst iswaarschijnlijk de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Daarmee hangen ookgewijzigde rolverwachtingen samen waardoor het steeds minder vanzelfsprekendwordt dat vrouwen het werk opgeven om gezins- of zorgtaken op te nemen.Vrouwen hebben van oudsher een belangrijk aandeel in de thuisverzorging hetzijals partner hetzij als dochter. In Scandinavische landen waar vrouwen meer enlanger werken is de thuiszorg veel minder afhankelijk van familieleden en wordtmeer professionele hulp ingeschakeld. In België met zijn eerder lagearbeidsparticipatie en met een groot aantal oudere werklozen loopt het <strong>voor</strong>lopignog zo’n vaart niet doch de situatie kan naar de toekomst veranderen.Andere elementen die het informele aanbod ondergraven zijn: het minderinwonen van ouders en (volwassen) kinderen, de meer ‘verticale families’ (meergeneraties in leven, met minder kinderen per generatie), de ‘verstedelijking’waardoor burenhulp minder vanzelfsprekend wordt, attitudes tegenoverthuiszorg versus rusthuiszorg, <strong>economische</strong> afwegingen (zoals bij<strong>voor</strong>beeld dekostprijs van een rusthuisopname)…Bovendien zijn er ook de maatschappelijke ontwikkelingen inzake desamenstelling van huishoudens zoals een geringere huwelijksstabiliteit, eenkleiner aantal huwelijkssluitingen, het toenemend aantal ongehuwd samenwonen,de toegenomen mobiliteit, de stijging van de vrijwillige kinderloosheid en detoename van het aantal eenoudergezinnen waardoor het levenspatroon veelingewikkelder wordt en waardoor de zorg <strong>voor</strong> anderen, in het bijzonder <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>, niet altijd evident meer wordt (Dooghe, 1995).Aan de andere kant faciliteren een aantal ontwikkelingen ook de informelethuiszorg: woningen zijn beter uitgerust, er worden allerlei tussen<strong>voor</strong>zieningenontwikkeld (transmurale opvang, serviceflats …), er worden in het arbeidsrechtenkele <strong>voor</strong>zieningen ingebouwd zoals het zorgverlof of het palliatief verlof.


972.4.2 Het professionele zorgaanbod in België2.4.2.1 Organisatie van het zorgaanbodHet zorgspectrum <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> omvat een hele reeks ‘zorgsystemen’ gaande vande zelfzorg, de informele zorg van familieleden, kennissen, buren … tot deformele zorg in een hele reeks van diensten die de zorgbehoevende of ziekeondersteunen. Klassiek wordt hier naar medisch model onderscheid gemaakttussen intra- en extramurale zorg<strong>voor</strong>zieningen zij het dat men sedert kort ooktransmurale en semi-murale <strong>voor</strong>zieningen ontwikkelt. De sector van het<strong>ouderen</strong>beleid, en de sociale sector in het algemeen, was één van de laatste subsectorendie in de hedendaagse verzorgingsstaat is uitgebouwd. De ontwikkelingis later gekomen dan de gezondheidssector, en fungeerde in sommige gevallen alsalternatief (bij<strong>voor</strong>beeld de uitbouw rust- en verzorgingstehuizen). De expansie iseen combinatie van demografische factoren en verbetering van het zorgsysteem(verder schrijdende professionalisering, meer en beter gekwalificeerden, anderekwalificaties).2.4.2.2 Wonen en zorgIn de afgelopen 20 jaar (en nu nog) ondergingen de huisvesting en dezorgverlening <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> significante wijzigingen. Een belangrijkeonderliggende beweegreden hiervan is de gedachte dat een oudere zo langmogelijk onafhankelijk dient te blijven. Waarden als autonomie en privacy winnenaan belangrijkheid, naast de nood om de <strong>ouderen</strong>zorg financieel leefbaar tehouden. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat de grens tussen wonen en zorgsteeds minder duidelijk wordt. Waar de zorg <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> traditioneel plaatsvond in residentiële <strong>voor</strong>zieningen, wordt de thuiszorg al dan niet in combinatiemet transmurale <strong>voor</strong>zieningen nu sterk gepromoot. Bovendien krijgt ook hetwoonaspect in de residentiële <strong>voor</strong>zieningen heel wat meer aandacht, denk maaraan het concept van de woonzorgcentra wat men nu in Vlaanderen tracht uit tebouwen.Een andere wijziging in de houding van het beleid deed zich <strong>voor</strong> op het vlak hoeer wordt gekeken naar de huisvesting en zorgverlening <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> als apartegroep. Ouderen worden minder en minder als een aparte doelgroep met specifiekebehoeften naar specifieke <strong>voor</strong>zieningen beschouwd. Ze worden eerder bekekenals personen die in een zekere fase van het leven zijn en die de mogelijkheidhebben om <strong>voor</strong> zichzelf te beslissen welke dienst ze nodig hebben van debestaande zorgverlening die er <strong>voor</strong> iedereen aanwezig is. In plaats van dusalsmaar te moeten verhuizen naar de meest geschikte <strong>voor</strong>ziening: ‘moving on’(van thuis naar de serviceflat via het rusthuis naar het RVT) tracht men nu denodige dienstverlening aan huis te bezorgen zodat men in zijn vertrouwdeomgeving kan blijven: ‘staying put’.


98Het ‘lifetime housing’ concept is één van de uitingen van deze nieuwe manier vandenken waarbij ‘assistive technology’ en ‘domotica’ als hulpmiddel kunnenworden gebruikt (Winters, 2001).‘Lifetime housing’ wordt gezien als een instrument tegen sociale uitsluiting vanalle zorgafhankelijke personen. Het laat toe om mensen zo lang als ze willen in heteigen huis in de vertrouwde omgeving te laten wonen, zelfs wanneer zegehandicapt of ouder worden. Het gaat niet om gespecialiseerde maar om gewonewoningen die heel eenvoudig kunnen worden aangepast tegen een minimum vankosten.Een definitie van het concept vinden we bij de Joseph Rowntree Foundation (cit.in Winters, 2001): ‘Lifetime Homes are ordinary homes but are designed to meet thechanging needs of occupants throughout their lifetime. The design standards apply to newhomes, but can be met in existing homes too. By improving safety and convenience,lifetime homes features are as helpful to parents with small children as to grandparentswho come to stay. Because they can adapt to change, Lifetime Homes help cope withunexpected life-events, such as braking a leg or perhaps being in a wheelchair for sometime’.Lifetime housing is dus geen middel om alleen maar goede woon<strong>voor</strong>waardente scheppen <strong>voor</strong> zorgafhankelijke personen, het is een concept dat <strong>voor</strong> iedereentoepasbaar is. Het gaat om een meer inclusieve en minder stigmatiserendebenadering (Hanson, 2001).Winters (2001, aanvullingen uit Porteus, 2001) geeft een overzicht van debelangrijkste argumenten pro lifetime housing: het is een instrument ter preventievan sociale exclusie, het kan het comfort verbeteren van bewoners in geval vantijdelijke afhankelijkheid, het zorgt <strong>voor</strong> toegankelijke woningen <strong>voor</strong> bezoekersmet beperkingen, het vermindert de behoefte aan formele zorg, de informele zorgkan gestimuleerd worden, het concept zal de algemene kwaliteit van dewoningmarkt verbeteren, lifetime housing zal noodzakelijk zijn <strong>voor</strong> budgettaireredenen.De belangrijkste aanbevelingen die in het Verenigd Koninkrijk, Nederland enBelgië <strong>voor</strong> lifetime housing worden gegeven zijn samen te vatten op 3 grotevlakken:− Toegankelijkheid:Het toegankelijk maken van een woning <strong>voor</strong> rolstoelgebruikers (toegankelijkeopritten, brede deuren en gangen, sanitaire <strong>voor</strong>zieningen op het gelijkvloers,beperking van aantal drempels, , toegankelijke tuin,..);− Aanpasbaarheid:Het <strong>voor</strong>zien van aanpasbare extra ruimtes op de benedenverdieping (zodatbv. slaapkamer op benedenverdieping kan worden ondergebracht,verplaatsbare muren, toekomstige <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> een (trap)lift,…);


99− Veiligheid:Het <strong>voor</strong>zien van een domoticasysteem (met een domoticanetwerk,personenalarmering, brandalarm, inbraakalarm, …);(Winters, 2001, Revet, 2001, Demeyer 2001).2.4.2.3 Krapte van de professionele zorgDe zorgsector heeft omwille van de veroudering veel zorgende handen nodig vande noodzakelijk geachte kwalificaties. De grootste bekommernis van de sector isdan ook of zij deze voldoende kan vinden. Omtrent deze problematiek van‘manpower planning’ schreven de Hiva-onderzoekers de laatste jaren meer dan1000 bladzijden genuanceerd onderzoek bij elkaar dat nog <strong>voor</strong>tdurend wordtgeactualiseerd.Het aanbod kende sterke bewegingen: er waren evoluties i.v.m. deaantrekkingskracht van een beroep (op zijn beurt bepaald door zaken alsvoldoende aantrekkelijke arbeids<strong>voor</strong>waarden) en er was het inkrimpen van degroep 18-jarigen (de verschuivende afhankelijkheidsratio van de bevolking).Kiezen jongeren nog of zal men nog blijven kiezen <strong>voor</strong> een opleiding in dezorgsector? In figuur 3.5 zien we dat midden de jaren negentig, ten overstaan vanhet aantal 18-jarigen, nog nooit zoveel jongeren een opleiding aanvatten vanverpleegkundige, verzorgende of diverse paramedische beroepen. Vanaf 1998zette zich echter een licht dalende trend in bij de eerstejaars verpleegkunde, in1999 was die sterker (<strong>voor</strong> de twee opleidingen 15 %), maar deze is inmiddelsgekeerd. Bij de 4° graad BSO is deze trend echter slechts gekeerd door de instroomvan een 600-tal volwassenen die een opleiding verpleegkunde aanvatten (hetzogenaamde ‘project-600’).


1007Aantrekkings% vroedkunde Aantrekkings% HO-verpleegkundeAantrekkings% HO-verpleegkunde + vroedkunde Aantrekkings% totaalAantrekkings% BSO-verpleegkunde Aantrekkings% totaal (zonder project 600)Aantrekkings% totaal (zonder project 600 en VDAB)Aantrekkingskracht (%)6543210 1980-19811981-19821982-19831983-19841984-19851985-1986Bron: Pacolet, 20021986-19871987-19881988-19891989-19901990-19911991-19921992-19931993-19941994-1995 1995-19961996-19971997-19981998-19991999-20002000-20012001-2002Figuur 3.11 Evolutie van de aantrekkingskracht van de opleidingen tot HO-verpleegkundige,vroedvrouw en BSO-verpleegkundige (1980 – 2001) tegenover het aantal 18-jarigen inde Vlaamse GemeenschapHet beeld wijzigt enigszins wanneer we de absolute aantallen bekijken (figuur 3.6)omdat daarin de inkrimping van de cohorte 18-jarigen zelf zichtbaar wordt. Ditheeft <strong>voor</strong>al effect <strong>voor</strong> de vergelijking met de jaren ’80. Iets minder dan 4000jongeren vatten in 2000 de opleiding verpleegkunde en vroedkunde aan terwijl ditin jaren <strong>voor</strong>dien nog boven de 4000 uitstak. In het begin van de jaren ’80 leverdeeen lagere aantrekkingskracht (figuur 3.6) toch meer dan 5 000 instromers op. Deverzorgende opleidingen blijven op hetzelfde hoog niveau blijven als de <strong>voor</strong>bijejaren.


1016000 Aantal 1ste jaars BSO verzorgende (oud + nieuw systeem)Aantal 1ste jaars TSO-verpleegaspirantAantal 1ste jaars verpleegkunde + vroedvrouw (Hoger ond. + aanvullend BSO)Aantal 1ste jaars vroedvrouw (nieuwe opleiding)Aantal 1ste jaars verpleegkunde (Hoger ond. + aanvullend BSO) 5000400030002000 10000 1980-19811981-19821982-19831983-19841984-19851985-19861986-19871987-19881988-19891989-19901990-19911991-19921992-19931993-19941994-19951995-19961996-19971997-19981998-19991999-20002000-20012001-2002Bron: Pacolet e.a., 2002Figuur 3.12 Evolutie van het aantal eerstejaarsstudenten verpleegkunde (hoger onderwijs enaanvullend beroepssecundair onderwijs), vroedvrouwen en verzorgenden,Vlaamse Gemeenschap, 1980 – 2001De conclusie hieruit is dat de instroom op de arbeidsmarkt na een lichte terugvalaanzienlijk was, maar zij werd blijkbaar onmiddellijk opgeslorpt, o.m. in de<strong>ouderen</strong>zorg waar de expansie het grootst was. De instroom in het onderwijs isnog hoog, maar een alarmbel moet rinkelen als deze begint te dalen.2.5 Ruimte <strong>voor</strong> technologische oplossingen?Wanneer we de zorgvraag en het zorgaanbod in de <strong>ouderen</strong>zorg beschouwenkunnen we concluderen dat de absolute zorgvraag in de toekomst alleen maar zaltoenemen. Dit betekent in de praktijk dat er een toenemende vraag zal zijn naarzowel professionals als mantelzorgers.De vraag stelt zich of ICT en domotica behulpzaam kunnen zijn om een stukvan de toegenomen zorgvraag en de huidig waargenomen tekorten op te vangen.Uit een onderzoek in Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk naar deeventuele tekorten op de professionele zorgmarkt die eventueel zouden kunnenworden ingevuld door telecare-toepassingen, komen Camarinha-Matos e.a.(2001,2002) tot de volgende vaststellingen:


102− De professionele thuiszorg kan niet <strong>voor</strong>zien in een permanentedienstverlening. Ouderen zijn gedurende lange perioden van de dag alleen enop zichzelf aangewezen om wille van enerzijds de tekorten in het aanbod vanprofessionele zorgverleners, maar ook om wille van het feit dat een 24-uursbeschikbaarheid van een professionele hulpverlener <strong>voor</strong> de gemiddeldeoudere veel te duur zou zijn;− Deze lange perioden van alleen zijn leiden bij de <strong>ouderen</strong> ook toteenzaamheid wat kan leiden tot depressieve stemmingen en het gebrek aanparticipatie aan sociale activiteiten;− Voor bepaalde <strong>voor</strong>zieningen zijn er wachtlijsten: bv. <strong>voor</strong> thuishulpwaardoor <strong>voor</strong>al de oppashulp of het gezelschap houden in gedrang komen;ook zijn er wachtlijsten <strong>voor</strong> residentiële <strong>ouderen</strong><strong>voor</strong>zieningen (hoewel ditwat overtrokken kan zijn doordat er niet met een centrale wachtlijst gewerktwordt of doordat men zich er gewoon op <strong>voor</strong>zorg opzet en uiteindelijk kiestom (nog) niet te gaan wanneer men aan de beurt komt;− Momenteel zijn er in de huidige woningen <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> architecturalebarrières die enkel door dure investeringen kunnen worden aangepast,waardoor zelfstandig thuiswonen niet meer mogelijk wordt;− Het huidige personenalarmsysteem (PAS) is beperkt tot de woning en dedirecte naaste omgeving. Dit betekent dat wanneer <strong>ouderen</strong> met een PAS zichin de ruimere omgeving begeven, zij niet meer door het systeem beschermdzijn.Uit deze vaststellingen besluiten de onderzoekers dat er wel degelijk ruimte is<strong>voor</strong> technologische toepassingen in de zorgsector. Zeker het kunnen <strong>voor</strong>zien ineen meer permanente dienstverlening wat het veiligheidsgevoel van dezorgvragers sterk kan verhogen lijkt een belangrijke meerwaarde bijtechnologische toepassingen in de zorgsector.3. Beschrijving huidig technologiegebruik eindgebruikers3.1 Technologiegebruik bij <strong>ouderen</strong>3.1.1 Verspreiding van technologie bij <strong>ouderen</strong>Men hoort nogal eens de bemerking dat <strong>ouderen</strong> het gebruik van alledaagsetechnologie ontwijken, waardoor ze zeker weerstand zouden hebben tegen deintroductie van nieuwe technologieën. Uit een studie bij personenalarmgebruikers(n = 176) in het Verenigd Koninkrijk – een groep van gebruikers die <strong>voor</strong>al bestaatuit <strong>ouderen</strong>, zorgbehoevenden en alleenwonenden – blijkt dat deze personen tochmeestal in het bezit zijn en gebruik maken van courante dagdagelijksetechnologieën (zie tabel 3.3).


103Wat deze cijfers <strong>voor</strong>al duidelijk maken is dat eenmaal men de technologie in huisheeft, men ze ook meestal wel gebruikt. Het lagere gebruikspercentage van destofzuiger (71%) heeft meestal <strong>voor</strong>al te maken met fysieke beperkingen. Drie vande 176 ondervraagden (2%) bleek een computer te bezitten, waarmee ze naar eigenzeggen vlot overweg konden (Brownsell e.a., 2003, 2000).Tabel 3.4Gebruik van dagdagelijkse technologie bij personenalarmgebruikersDiegenen met technologie: proportie wie het kan gebruikenHeeft technologie Zonder hulp Met hulp Kan nietgebruiken% n % n % n % nKookfornuis 98 172 92 161 2 4 4 7Microgolfoven 45 78 95 74 1 1 4 3Wasmachine 52 93 95 88 1 1 4 4Stofzuiger 98 173 71 123 4 6 25 44Telefoon 89 157 99 456 1 1 - -Tv-toestel 100 176 100 176 - - - -Radio 98 173 100 173 - - - -Video 44 77 84 65 9 7 7 5Bron: Brownsell e.a., 2003, 2000, p. 30Uit een SeniorWatch-onderzoek 7 blijkt dat 98% van de oudere huishoudens inEuropa minimum 1 Tv-toestel bezit. 16% van de Europese 50+ers zougeïnteresseerd zijn om via hun Tv een toegang te hebben tot het internet enongeveer tweederde hiervan bezit momenteel geen internetaansluiting. Ongeveer45% van de 50+ers (wat overeenkomt met zo’n 55 miljoen mensen) gebruiktteletekst en kan dus worden beschouwd als zijnde vertrouwd met het ontvangenvan gestructureerde informatie.40% van de Europese 50+ers stelt dat ze ooit in hun leven een computer gebruikthebben, hiervan is 20% tussen 70 en 80-jaar en is 10% 80 jaar of meer. Ongeveer36% van de 50+ers heeft thuis toegang tot een computer en 8% denkt eraan om inde komende 2 jaar een computer te kopen. Men verwacht in totaal een toenamevan de computerverkoop met 22%.7 SeniorWatch – voluit European SeniorWatch Observatory and Inventory – is eenonderzoeksproject dat gefinancierd wordt door de Europese Commissie onder het InformationSociety Technology (IST) programma. Het heeft als doel om vraag en aanbod van ICT-productenen –diensten in kaart te brengen die relevant zijn <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> en zorgbehoevenden. Hiertoewerden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd waaronder een bevraging van 10.000<strong>ouderen</strong>. (http://www.seniorwatch.de)


104Wat betreft de toegang tot internet stelt SeniorWatch dat dit nog maar recentdoor senioren wordt ontdekt: 22% van de Europese 50+ers leeft in een huishoudenmet een internettoegang. 17% gebruikt het internet tenminste eenmaal per maand.Men <strong>voor</strong>spelt in de komende jaren een groei van deze markt met 60%(Seniorwatch, 2002).Camarinha-Matos e.a. (2000, 2001) interviewden in Spanje, Portugal en GrootBrittanië 394 <strong>ouderen</strong> boven de 65 jaar en peilden met heel wat vragen naar hettechnologiegebruik van <strong>ouderen</strong>. 12% van de ondervraagden bleek een computerin huis te hebben, en hiervan bleek slechts 23% hem frequent te gebruiken en 9%soms. De overige bezitters van een computer gebruikten hem niet. Van diegenendie geen computer hadden (overige 88%) bleek ook 93% er geen te willen hebben.62% van de computerbezitters bleek niet over een internetaansluiting te bezitten.En van de overige 28% die wel een internetaansluiting hadden, bleek demeerderheid ze niet te gebruiken omdat ze niet wisten hoe ze het moestengebruiken. De onderzoekers concluderen dan ook dat op dit moment <strong>voor</strong> dehuidige generatie <strong>ouderen</strong> computers en internet nieuwe technologieën zijn dienog maar zeer beperkt ingeburgerd zijn.3.1.2 Interesse van <strong>ouderen</strong> in nieuwe technologieënVan de groep ondervraagde personenalarmgebruikers uit het onderzoek vanBrownsell bleek gemiddeld meer dan de helft geïnteresseerd te zijn in de verdereaanpassing en ontwikkeling van hun personenalarmsysteem (zie tabel 3.4). Voor 3van de 4 verbeteringen zou <strong>voor</strong>al de groep van de min-75jarigen eerder openstaan, doch de invloed van de leeftijd bleek hierbij niet echt uitgesproken te zijn.De onderzoekers nuanceren wel de cijfers omdat de betrokken ondervraagdenvaak niet de nieuw <strong>voor</strong>gestelde technologieën kenden en zodoende nietvoldoende konden oordelen over de mogelijke nieuwe alternatieven. Zekerwanneer men tevreden is over de technologie die men zelf bezit en al lang gewoonis zoals het PAS (Brownsell e.a., 2003, 2000).Tabel 3.5Interesse in vier technologische verbeteringen van het PAS, in functie van de leeftijd< 75 jaar (n= 70) >= 75 (n= 106)% n % n GemiddeldAutomatische valdetectie (d.m.v. sensoren) 69 48 80 85 76%Life-style monitoring (d.m.v. sensoren) 70 49 67 71 68%Medical monitoring (bloeddruk, hartslag,lichaamstemp. En ademhalingsparameters)64 45 52 55 57%Videoconferencing tussen <strong>ouderen</strong> onderling 47 33 45 48 46%Bron: Brownsell e.a., 2003, 2000, p. 35


105De SeniorWatch-onderzoekers stellen dat hun onderzoekspopulatie (Europese50+ers), een vrij heterogene groep is. Zo blijkt dat ongeveer een derde van deEuropese <strong>ouderen</strong>bevolking dreigt uitgesloten te worden van deinformatiemaatschappij en dit zou niet enkel het geval zijn in de oudsteleeftijdscohorten. Vooral de noord-zuidproblematiek blijkt hierin ook erg mee tespelen (Seniorwatch, 2002).Volgens cijfers van het NIS bezaten in 2001 36,4% van de Belgische gezinnen(dus ongeacht de leeftijd) een internetaansluiting, terwijl het Europees gemiddelde37,7% bedroeg. Wanneer we hier de noord-zuidverhoudingen vergelijken zien wedat de hoogste penetratiegraad van internet zich inderdaad in het noorden vanEuropa bevindt (63,8% in Nederland, 60,7% in Zweden, 58,6% in Denemarken en50,2% in Finland) terwijl de laagste penetratiegraden in het zuiden zijn terug tevinden (9,9% in Griekenland, 24,7% in Spanje en 26,1% in Portugal) (NIS, 2001).Het gebruik van nieuwe technologieën is volgens de SeniorWatch-onderzoekerserg gecorreleerd met socio-<strong>economische</strong> factoren, dit wil zeggen dat het degebruikelijke kenmerken van sociale stratificatie volgt zoals gender, opleiding,inkomen, enz. Ook het <strong>voor</strong>komen van functionele beperkingen blijkt het gebruikvan ICT te hinderen, het is dus niet enkel een kwestie van leeftijd (Seniorwatch,2002).3.1.3 Acceptatie van telecaresystemen door <strong>ouderen</strong>In een vergelijkbaar onderzoek werd er ook nagegaan in welke mate de <strong>ouderen</strong>de installatie van een camera zouden accepteren om in een alternatieve zorg te<strong>voor</strong>zien. Vooral in ruimten waar men zich omkleedt, bleek er veel weerstand tezijn tegen een camera: in de badkamer 59% en in de slaapkamer 64% weerstand,tegenover 49% in de woonkamer, 41% in de hal en 50% in de keuken (Brownselle.a., 2003, 2000).Fisk (1998, 1996 cit. in Brownsell e.a., 2003) stelt dat het doel van de meestetelecaresystemen vaak het zelfstandig blijven wonen van <strong>ouderen</strong> is. Hij stelt ookdat iemands huis nu net het meest krachtige symbool van iemandsonafhankelijkheid is, waarbij hij onafhankelijkheid linkt met de mogelijkheid omcontrole uit de oefenen en keuzevrijheid. Juist om deze reden kunnentechnologieën door de gebruikers in het huis beschouwd worden als een ingreepop deze controle en keuzevrijheid, en kunnen ze daarom ook minder acceptabelworden. Ook om deze reden kan technologie meer acceptabel zijn in residentiële<strong>voor</strong>zieningen omdat de gebruikers er vanuit gaan dat men daar hoe dan ook eenstuk controle en keuzevrijheid moet opgeven.


106Een zeer belangrijke conclusie hieruit is volgens Fisk dat we absolute aandachtmoeten schenken aan ‘user control’, m.a.w. het kan niet de dienstverlener, nochtechnicus zijn die beslist hoe de dienstverlening verloopt of het toestel eruit ziet.Fisk stelt daarom dat telecaresystemen <strong>voor</strong> kandidaat-gebruikers enkelacceptabel kunnen zijn als er met volgende factoren rekening wordt gehouden:− Attitude tegenover technologie: gebruikers mogen de nieuwe apparatuur niet alseen teken van afhankelijkheid beschouwen, als een soort van stigmatisering;− Promotie en marketing: er dient voldoende aandacht te worden geschonken aande positieve aspecten van de nieuwe technologieën, eerder dan de negatieveassociaties zoals angst, onveiligheid, valrisico enz. te benadrukken;− Esthetisch design: de zichtbaarheid van de apparatuur dient vermindert teworden, het dient een harmonieus geheel met de omgeving te vormen, of dientzelfs totaal aan het oog ontrokken te kunnen worden;− Gebruiker-empowerment: men dient zich er van te verzekeren dat de gebruikeraltijd de controle behoudt over welke gegevens er naar buiten wordengezonden en welke de gebruiker liever <strong>voor</strong> zich houdt;− Automatische werking van het systeem: de gebruiker moet zo weinig mogelijkmet de technische werking van het systeem geconfronteerd worden zodat deapparatuur de gebruiker minder afschrikt.Om te bepalen wat de determinanten zijn van het al het al dan niet accepteren vande technologie door gebruikers in het Europese onderzoeksproject Action (cf.supra) gebruikte men het ‘System Acceptability System’ van Nielsen (cit. inAndersson e.a., 2002) (figuur 3.7). De acceptatie van een systeem door gebruikerswordt door Nielsen gedefinieerd als ‘..the willingness of users to use a system orservice in a particular setting over a period of time’. In figuur 3.7 zien we dat het al danniet accepteren van een systeem wordt bepaald door twee grote factoren die ophun beurt verder op te delen zijn, met name de sociale acceptatie van een systeemen de praktische acceptatie van een systeem.


107SocialacceptabilitySystemacceptabilityPracticalacceptabilityUsefulnessUsefulnessCostCostCompatibilityCompatibilityReliabilityReliabilityetc.etc.UtilityUsabilityEasy to learnEfficient to useEasy to rememberFew errorsSubjectivelypleasingBron: Nielsen (1993) cit. in Andersson e.a. (2002)Figuur 3.13 Het ‘System Acceptability Model’ volgens NielsenGebruikers kunnen afwijzend reageren om een systeem te gebruiken wanneer hetsociaal niet geaccepteerd is bv. om ethische redenen zoals het gebrek aan privacyof het ervaren tekort aan sociale wenselijkheid. Hiertegenover staat dat het nietgebruikook kan veroorzaakt worden doordat men het systeem als onpraktischbeschouwd. Deze praktische acceptatie wordt beïnvloed door een veelheid vanfactoren: de kosten, de betrouwbaarheid van het systeem, de compatibiliteit metandere systemen en de bruikbaarheid van het systeem. Met de bruikbaarheid(‘usefulness’) van het systeem wordt hier zowel de nuttigheid (‘utlity’) bedoeld, kanhet systeem doen wat nodig is, als de gebruiksvriendelijkheid (‘usability’), hoegoed kunnen gebruikers zich aan het systeem aanpassen. Waarbij men metgebruiksvriendelijkheid bedoelt: gemakkelijk aan te leren, efficiënt te gebruiken,gemakkelijk te herinneren, afwezigheid van technische mankementen en hetbezorgen van een subjectief gevoel van tevredenheid.Wanneer we dus een systeem willen ontwikkelen dat goed geaccepteerd wordtdoor de gebruikers, met name mantelzorgers en <strong>ouderen</strong>, dienen we volgensAndersson (e.a., 2002) deze gebruikers te betrekken bij de ontwikkeling van hetsysteem in al zijn facetten (cf. supra: de ‘user control’ van Fisk). De verschillendepunten van het ‘System Acceptability Model’ van Nielsen worden bestsystematisch afgetoetst bij deze potentiële eindgebruikers. Deze aftoetsing dientgedurende de gehele ontwikkeling van het systeem te gebeuren, het moet een<strong>voor</strong>tdurend proces zijn van ontwikkeling en bijsturing.


1083.2 Technologiegebruik bij zorgverleners3.2.1 Gebruik door zorgverlenersHet gebruik van ICT bij zorgverstrekkers heeft een dubbele functie. Enerzijds kanhet de interne organisatie stroomlijnen en verbeteren (bv. op administratief vlak)en anderzijds kan ICT het zorgproces verbeteren of kunnen er zelfs totaal nieuwediensten worden aangeboden aan eventueel meer cliënten.In het SeniorWatch-onderzoek naar het gebruik van ICT bij Europesezorgaanbieders (zie ook figuur 3.8) zien we dat het ICT-gebruik zich <strong>voor</strong>albeperkt tot de administratieve context (kantoorgebruik: 34,6%). 18,3% gebruiktICT ook enkel <strong>voor</strong> administratie, maar heeft daarenboven ook een eigen website(‘on-liners’). 2,2% van de zorgaanbieders gebruikt op een telefoon na, geen ICT.Wanneer ICT in het zorgproces wordt gebruikt gaat het meestal om applicaties diemobiele veldwerkers ondersteunen (13,7%). Zo zijn mobiele telefoons bij Europesezorgverleners alomtegenwoordig. Men berekende dat in 2001 ongeveer 82% vande veldwerkers in het bezit is van een GSM. Ook verwacht men grote stijgingen inhet gebruik van portable pc’s en zakcomputers (PDA’s).Door het gebruik van deze technologie verwachten beleidsverantwoordelijkeneen verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening zoals het sneller enefficiënter kunnen reageren bij noodgevallen, een betere dienstverlening aanrurale gebieden en verhoging van de kwaliteitsgaranties. Een andere technologiedie een hoge penetratiegraad kent is de sociale alarmering. Passieve alarmeringmet behulp van sensoren, het elektronisch versturen van vitale gegevens,domotica en beeld-gebaseerde telediensten krijgen wel aandacht van demeerderheid van de Europese beleidsmakers maar zit nog overal in experimentelefases. Echte telecaretoepassingen worden door 6,0% van de zorgaanbiedersgebruikt, terwijl 4,4% van de zorgaanbieders ook on-line diensten aanbiedt(Seniorwatch, 2002).


109Alleen kantoorgebruik34,6%'E-carers'<strong>Telecare</strong>ICT-ondersteuningtoepassingen 9,2% veldwerkers6,0% 13,7%0,5%2,9%8,2%E-commerce:On-line aankoop van diensten4,4%'On-liners'18,3%2,2%Niet-gebruikersBron: Seniorwatch, 2002Figuur 3.14 Typologie van het ICT-gebruik (in procent) bij zorgverleners in Europa3.2.2 ICT-toepassing in de <strong>ouderen</strong>zorg: opinie hulpverlenersCamarinha-Matos e.a. (2000, 2001) onderzochten door middel van interviews watde houding is van professionele hulpverleners bij het gebruik van ICT in de zorg,de supervisie en bij ontspanningsactiviteiten <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>. Uit het onderzoekbleek dat de hulpverleners zowel positieve als negatieve aspecten aan het ICTgebruikzien:Positieve aspecten− ICT kan het veiligheidsgevoel bij <strong>ouderen</strong> versterken, zeker bijalleenwonende <strong>ouderen</strong>, of <strong>ouderen</strong> die gedurende lange tijd alle zijn;− Het kan helpen <strong>voor</strong> het oplossen van eenzaamheidsproblemen;− In sommige gevallen kan het een goede aanvulling zijn op dedienstverlening van de thuishulp;− Wanneer er via ICT 24u iemand bereikbaar is kan dit de kwaliteit van leven<strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong> verbeteren;− Het kan ook de kwaliteit van leven van familie en mantelzorgers verbeterenomdat het wat taken van hen kan wegnemen;− In sommige gevallen zou er kunnen bespaard worden op de personeelskost;


110−−−Door ICT kunnen <strong>ouderen</strong>woningen technisch verbonden worden metresidentiële zorg<strong>voor</strong>zieningen waardoor deze een permanentedienstverlening aan <strong>ouderen</strong>woningen kunnen verzekeren;Ouderen (<strong>voor</strong>al bedlegerigen) zouden door de ICT terug toegang kunnenkrijgen tot culturele- en ontspanningsactiviteiten (theater, film,..) zonder hethuis te moeten verlatenOok zouden <strong>ouderen</strong> heel wat meer toegang hebben tot bronnen vaninformatie over allerlei topics.Negatieve aspecten− Men heeft angst om de zorg te depersonaliseren: men heeft angst dat eenhulpverlener wordt vervangen door een machine. ICT mag volgens dehulpverleners enkel gebruikt worden als additionele zorg;− Wanneer het toch ter vervanging van persoonlijke contacten zou wordengebruikt, zal het de eenzaamheid doen toenemen;− Ook de sociale contacten kunnen afnemen bv. wanneer theaterbezoeken enkelnog op afstand worden bijgewoond. Hierdoor kunnen <strong>ouderen</strong> meersedentair worden en meer geïsoleerd in hun huizen gaan leven;− ICT heeft volgens de ondervraagden ook een hoge kost: zowel <strong>voor</strong> deaankoop als <strong>voor</strong> het onderhoud (gezien de snelle evoluties in deonwikkeling van de technologie). Hierdoor zou het kunnen gebeuren datICT enkel beschikbaar wordt <strong>voor</strong> de betere begoede <strong>ouderen</strong>;− Ouderen kunnen een grote weerstand hebben tegen de implementatie vannieuwe technologieën. Deze weerstand kan ontstaan door het gebrek aankennis over het nut, alsook door de lage scholinggraad en de angst ompersoonlijke contacten te verliezen;− ICT-systemen kunnen niet gebruikt worden door bepaalde doelgroepen zoalspersonen met psychische problemen (bv. dementie) of met bepaaldefysieke handicaps (bv. blind- of doofheid)


1114. Bepaling telecaremarkt4.1 Marktonderzoek videotelefonie en breedbandtechnologie4.1.1 Marktonderzoek videotelefonieOrtt e.a. (1995, 1998) deden onderzoek naar wat de meest kansrijke toepassingenvan beeldtelefonie op de consumentenmarkt zijn. Hoewel de technologie van debeeldtelefonie reeds lang bestaat (het eerste beeldcontact vond in 1930 tussen tweetelevisiestudio’s in de USA plaats), is het geen alom verspreid product geworden.Om er achter te komen hoe de invoering van een nieuwe technologie verloopt,onderzocht Ortt de geschiedenis van een heleboel andere technologieën, zoals detelefoon, de tv, de fax en de radio. Zo werd bv. de tv uitgevonden in 1925, maarwas hij pas in de jaren zestig verspreid in Nederland.De verspreiding van dergelijke nieuwe technologieën blijkt volgens een S-vormige curve te verlopen (zie figuur 3.9). Eerst gaat het langzaam, alleen mensendie alle nieuwe snufjes moeten hebben kopen er een (de ‘innovators’), daarna gaatde stijging steeds sneller (de ‘early adopters’ en de ‘early majority’). Aan het einde -als bijna iedereen de technologie heeft vlakt de grafiek weer af (de ‘late majority’ ende ‘laggards’). Dit noemen Ortt e.a. (1995, 1998) de ‘marktstabilisatiefase’. Volgens deHaan (2003) ontstaat deze S-curve enkel maar bij succesvolle producten met namewanneer er tijdens de versnelling in de diffusie van de technologie demeerderheid van de bevolking in het bezit komt van het desbetreffende product.Zo drongen in Nederland bv. de PC en de toegang tot internet slechts langzaamdoor op de markt: het is pas vanaf 1985 dat de PC en vanaf 1995 dat deinternettoegang een echte versnelling in de diffusie op de markt meemaakten.


Late majority11210080LaggardsDiffusiepercentage6040200InnovatorsEarly adoptersEarly majoritytijd-as (bv. jaren)Bron: De Haan, 2003Figuur 3.15 Ideaaltypische weergave van de S-vormige diffusiecurveVoordat deze curve echter op gang komt onderscheiden zij nog twee andere fasen.In de innovatiefase wordt de technologie omgezet in een product. In deze fase dienter ook een studie te gebeuren over de kans die de technologie maakt, m.a.w. welkezijn belemmerende, en welke zijn bevorderende factoren <strong>voor</strong> doorbraak op demarkt? In de marktadaptatiefase moet men zich eerder afvragen op welketoepassing men zich moet richten.Uit het marktonderzoek van Ortt e.a. (1995, 1998) blijkt dat de meest kansrijketoepassingen <strong>voor</strong> videotelefonie het contact met familie en vrienden in hetbuitenland, of met zieke familieleden zijn. De onderzoekers stellen dat het productdient aangepast te worden aan wat de gebruikers willen. Met andere woorden<strong>voor</strong> wat betreft beeldtelefonie heeft men zich volgens de onderzoekers in demarktadaptatiefase te eng gericht naar de zakenwereld, waar er blijkbaar nietdirect een markt <strong>voor</strong> het product was. Dit is volgens hen een reden waarom debeeldtelefoon tot nu toe nooit echt is doorgebroken.Alcatel peilde in maart 2003 bij 1277 Belgische internetgebruikers naar debelangstelling <strong>voor</strong> zestien diensten en toepassingen via een vaste of draadlozetelefoonverbinding. In figuur 3.10 zien we dat 33% van de respondentenantwoordden dat ze ‘geïnteresseerd’ of ‘zeer geïnteresseerd’ zijn in videotelefonie.Hiermee komt de videotelefonie op de 9de plaats. Video on demand (50%), hetcontroleren van het telefoonbudget (41%), het vanop afstand bewaken van hethuis (39%), interactieve Tv (39%) en het vanop afstand bewaken van personen(kinderen, <strong>ouderen</strong>) (37%) scoren het hoogst.


113Percentage geïnteresseerdenVideo on demand50Telefoonbudget controle41Huisbewaking vanop afstandInteractieve Tv3939Bewaking van personen vanop afstandBetaling via GSM, na gebruik via factuur3737Gedeeld telefoontoestel35Info vragen via GSMVideotelefonie3333Betaling via GSM, met <strong>voor</strong>af opgeladen krediet31Bandbreedte op vraag (tijdelijk snel downloaden)24Bediening huishoudtoestellen vanop afstandCommunicatie via Tv2122Transacties via Tv19Multiplayer games14Games on demand100 10 20 30 40 50 60Bron: Alcatel, 2003Figuur 3.16 Algemene belangstelling <strong>voor</strong> zestien diensten en toepassingen via een vaste ofdraadloze telefoonverbinding bij Belgische internetgebruikers.Verder blijkt nog uit het onderzoek dat videotelefonie op nr. 4 staat bij vrouwelijkeinternetgebruikers, terwijl deze service bij mannen niet <strong>voor</strong>komt in de top 5. Debelangstelling blijkt ook sterker te zijn dan gemiddeld bij jongeren, bij wie veelbezig is met nieuwe technologie en bij intensieve gebruikers van telefoon en SMS.Men onderzocht ook in welke mate men bereid was te betalen <strong>voor</strong> deze nieuwetechnologieën. De meerderheid van de respondenten geeft de <strong>voor</strong>keur aan eenbetaling per gebruik in plaats van een vast maandelijks abonnementsbedrag. Opdie manier kunnen ze immers de <strong>voor</strong> hen nog nieuwe gebruikstoepassingenuittesten en nadien inschatten of een vast maandbedrag <strong>voor</strong>deliger kan zijn(Alcatel, 2003).4.1.2 Marktonderzoek breedbandtechnologieWanneer we kijken naar het aantal en de soort internetaansluitingen in België(tabel 3.5) zien we dat het totaal aantal aansluitingen de laatste vijf jaren enormsterk is toegenomen en dit zowel <strong>voor</strong> privé-gebruik als in bedrijven (bijna eenvernegenvoudiging). Bovendien blijkt uit de cijfers dat ook de aard van deaansluitingen erg evolueerden. Sinds 2000 worden de snellebreedbandaansluitingen (kabel, ADSL) commercieel in België aangeboden.


114Op nog geen drie jaar tijd zien we dat er ongeveer 988.680 aansluitingengebeurden (privé en bedrijven samen). Als we kijken naar het totaal aantalinternetaansluitingen in 2003 zien we dat de meerderheid van de aansluitingendus al breedbandlijnen zijn (zo’n 55%).Tabel 3.6Evolutie van het aantal en de soort internetaansluitingen* in België van november1998 tot juli 200311/1998 11/1999 07/2000 03/2001 03/2002 03/2003 07/2003Totaal 207.277 5558.995 1.005.211 1.139.257 1.491.113 1.786.103 1.778.817Totaal privé 151.168 639.803 1.736.483 989.821 1.293.184 1.502.640 1.490.803Gratis 328.286 1.394.766 593.004 644.896 598.256 540.288Betalend 151.168 311.517 341.717 396.817 648.288 904.384 950.515- geen 151.168 311.517 287.741 251.939 192.941 139.155 130.161breedband- breedband53.976 144.878 455.347 765.229 820.354(kabel, adsl)Totaal 56.109 95.500 132.533 149.436 197.929 283.463 288.014BedrijvenNetwerken 3.804 9.903 14.956 22.855 32.632 39.368 39.164- geen 3.804 9.903 12.719 13.877 13.227 11.584 9.725breedband- breedband2.237 8.978 19.405 27.784 29.439(kabel, adsl)Individueel 52.305 85.597 117.577 126.581 165.297 244.095 248.850- geen86.001 58.715 48.428 37.717breedband- breedband(kabel, adsl)40.580 106.582 195.667 211.133* Het aantal aansluitingen komt niet noodzakelijk overeen met het aantal gebruikers: éénaansluiting kan gebruikt worden door verschillende gebruikers, en één gebruiker kan toeganghebben tot verschillende aansluitingen.Bron: NIS (2003)Uit verschillende testen blijkt dat wanneer men via beeldtelefonie geluid en beeldkwaliteitsvol wil doorsturen, men best gebruik maakt van dezebreedbandtechnologie. De slaagkans van dienstverlening via beeldtelefonie in eenbepaalde regio zal dus ook samenhangen met de penetratiegraad van dezebreedbandtechnologie in deze regio.In vergelijking met de overige Oeso-landen scoort België op dat vlak zeker nietslecht. Wanneer gekeken wordt naar het totaal aantal breedbandlijnen (zowelDSL-lijnen, kabelbreedbandlijnen als andere breedbandtoepassingen 8 ) per 100inwoners, staat België op de vijfde plaats (zie figuur 3.11)8 Breedbandlijnen kunnen technisch via verschillende manieren worden gerealiseerd:- DSL staat <strong>voor</strong> ‘digital subscriber lines’ het gaat om geavanceerde telefoonlijnen, in Belgiëkennen we momenteel het ADSL- en het SDSL-product (in de toekomst wellicht ook VDSL);- HFC staat <strong>voor</strong> ‘High Fiber Coax’. Hier gaat het om het kabeldistributienetwerk- Andere breedbandtechnologieën kunnen ondermeer zijn: breedband via satelliet, breedbandover optische vezel, ethernet LAN’s,.. (Oeso, 2003)


115Aantal breedbandlijnen op 100 inwonersKoreaCanadaZwedenDenemarkenBelgiëUSAIjslandOostenrijkJapanNederlandZwitserlandFinlandDuitslandNoorwegenSpanjeFrankrijkPortugalAustraliëGroot-BrittaniëItaliëNieuw-ZeelandLuxemburgHongarijeTsjechiëMexicoIerlandPolenTurkijeSlovakijeGriekenland0 5 10 15 20* Bron: Oeso, 2003Figuur 3.17 Breedbandpenetratie in de Oeso-landen in juni 2002: aantal lijnen per 100 inwoners4.2 Omschrijving van de telecaredoelgroep4.2.1 Indeling eindgebruikersWanneer we een analyse maken van de mogelijke telecaregebruikers kunnen weeen onderscheid maken tussen de primaire eindgebruikers (de <strong>ouderen</strong>) en desecundaire eindgebruikers (de familieleden, <strong>ouderen</strong><strong>voor</strong>zieningen, openbare enprivé-instellingen <strong>voor</strong> het beleid van de zorgen welzijn <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>).Camarinha-Matos L.M. e.a. (2000, 2002) goten dit in een model waarbij ze het‘telecaresysteem’ <strong>voor</strong>stellen met de primaire eindgebruikers die centraal staan enmede door de telecare in interactie zijn met de secundaire eindgebruikers. Dezekunnen op hun beurt de nodige zorgen en diensten aan de primaireeindgebruikers afleveren (zie figuur 3.12).


116Secondary End UsersFamiliesPrimary End UsersThe ElderlySecondary End UsersElderly ServicesSecondary End UsersPublic and Private Bodies for Care and LeisureBron: Camarinha-Matos L.M. e.a. (2000, 2002)Figuur 3.18 Het telecare-systeem met classificatie van de eindgebruikers4.2.2 Typologie van de primaire eindgebruikersVan Campen e.a. (cit. In de Klaver e.a., 2002) ontwierp een typologie vanthuiszorgvragers die in Nederland 84% van de geregistreerde thuiszorgvragersdekt. De resterende 16% bestaat uit individuele gevallen met een specifiekehulpvraag die niet in de indeling konden worden opgenomen zonder deze teingewikkeld te maken.Vermits heel wat van de thuiszorgvragers uit <strong>ouderen</strong> bestaan is deze typologiezeker te gebruiken <strong>voor</strong> de doelgroep van de oudere thuiszorgvragers. Medehierdoor is deze typologie een aanzet om de potentiële primaire telecaregebruikersin de thuiszorg van <strong>ouderen</strong> in kaart te brengen (zie punt 4.4.4).1. Gezonde thuiswonende <strong>ouderen</strong> met een verminderde zelfredzaamheid (18%)Deze personen zullen om wille van hun verminderde zelfredzaamheid <strong>voor</strong>algebruik maken van diensten zoals maaltijdverstrekking enpersonenalarmering;2. Chronische zieken die regelmatig gebruik maken van medische zorg (22%)Het gaat om personen die regelmatig een specialist, ziekenhuis en/of huisartsconsulteren, vaak nazorg ontvangen en zorg behoeven vanwege eenoverbelast sociaal netwerk;


1173. Kortstondige zieken met nazorg uit het ziekenhuis (16%)Het gaat om personen die met een kortstondige ziekte zijn ontslagen uit hetziekenhuis en die op vraag van het ziekenhuis nog bepaalde zorgen nodighebben;4. Lichamelijk gehandicapten en revalidatiepatiënten (13%)Het gaat om personen die om wille van een lichamelijke handicap vakergebruik maken van kinesitherapie, ergotherapie of de dagbehandeling van eensomatisch ziekenhuis;5. Cliënten van de geestelijke gezondheidszorg of het maatschappelijk werk (5%)Hier gaat het om personen die om wille van psychische reden en/ofgedragsproblemen nood hebben aan psychische begeleiding van bv. een CAWof een centrum <strong>voor</strong> geestelijke gezondheidszorg;6. (Dementerende) <strong>ouderen</strong> die gekend zijn in een residentiële <strong>ouderen</strong><strong>voor</strong>ziening (3%)Hier gaat het om <strong>ouderen</strong> die bv. gekend zijn door een residentiële<strong>ouderen</strong><strong>voor</strong>ziening omdat ze er beroep doen op dagverzorging (ofnachtopvang) of omdat ze er opgenomen geweest zijn (bv. kortverblijf).Elke categorie kan volgens Van Campen nog verder opgesplitst worden naar deernst van de problematiek volgens de mate van beperking of hulpbehoevendheid:niet / licht / matig / ernstig.In deze indeling wordt enkel uitgegaan van een thuiszorgsituatie van <strong>ouderen</strong>.Uiteraard kan het gebruik van technologie ook in andere zorgsituaties wordengebruikt. Enkele <strong>voor</strong>beelden: kinderen die in het ziekenhuis zijn opgenomen enwillen communiceren met klasgenootjes en familie, personen met een handicapdie in een project <strong>voor</strong> begeleid wonen zitten en die toch heel wat begeleiding entoezicht nodig hebben, <strong>ouderen</strong> die opgenomen zijn in een ROB of RVT kunnendoor het gebruik van de technologie meer contact hebben met familie, personen inafgelegen gebieden, eilanden, schepen op zee,… (Curry e.a., 2002). Gezien dedoelstellingen van het videotelefonieproject in Kortrijk focussen wij ons hier echterop de mogelijkheden van telecare <strong>voor</strong> thuiswonende <strong>ouderen</strong>.4.2.3 Typologie van secundaire eindgebruikersBij de secundaire eindgebruikers maakt Camarinha-Matos L.M. e.a. (2000, 2002)een onderscheid tussen de familie, de diensten <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> en de diensten diezorg en welzijn aanbieden. Deze twee laatste kunnen worden samengevoegd totde ‘professionele hulpverlening’ al dan niet specifiek <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>.De professionele hulpverlening kan <strong>voor</strong> heel wat zaken beroep doen op ICT.Ze kan intern of extern naar andere hulpverleners gebruikt worden om hetonderling uitwisselen van gegevens, om het elektronisch patiëntendossier tebeheersen of om de directe zorg aan de oudere te verbeteren.


118Bij de categorie ‘familie’ zijn ons inziens ook de informele hulpverlenersaanwezig die niet noodzakelijk familie zijn. We definiëren deze groep dan ook als‘mantelzorgers’. Mantelzorgers zijn in te delen naar twee grote kenmerken: deplaats waar ze wonen (inwonend of uitwonend bij de te verzorgen persoon) en deintensiteit van de draaglast die ze ondervinden (zorgbehoefte van de te verzorgenpersoon: licht / matig /zwaar).4.2.4 Welke telecaredienst <strong>voor</strong> welke doelgroep?Vertrekkende van bovenstaande typologieën van primaire en secundaireeindgebruikers trachten we een omschrijving te vinden van welke doelgroepenbaat hebben bij welke telecaredienst. We beperken ons hierbij tot de potentiëleprimaire eindgebruikers en de mantelzorgers van de potentiële secundaireeindgebruikers. Voor de beschrijving van de mogelijke telecarediensten zullen wegebruik maken van de verschillende componenten van telecare zoals diegeanalyseerd werden en beschreven zijn in hoofstuk 2 ‘Het dienstverleningsmodel’.Om te bepalen welke telecarecomponenten <strong>voor</strong> welke typologie van doelgroepzinvol kan zijn, doen we beroep op de indeling van toepassingsdomeinen vanNouws e.a. (2003). Zij geven een zestal domeinen weer waarbij ICT en domoticakan worden ingezet in het concept van de woon- zorgzones in Nederland. (zie<strong>voor</strong> een uitgebreidere beschrijving hoofdstuk 5 ‘Integratie van videotelefonie in eenserviceflat of (toekomstige) zorgflat?’. Het gaat om een zestal verschillende zorgnoden(soms meerdere bij een persoon aanwezig) die kunnen worden ingevuld door eenaantal van de beschreven telecare-componenten (hoofdstuk 2) te gaan combineren.Alzo kunnen clusters van telecarediensten bepaald worden <strong>voor</strong> elkedoelgroeptypologie. De zes domeinen waar<strong>voor</strong> ICT kan worden gebruikt zijn devolgende:1. Veiligheid: in te vullen door bv. actieve personenalarmsystemen uitgebreid metpassieve systemen (lifestylemonitoring), omgevingsmonitoring (inbraak- enbrandsignalering, video intercom aan <strong>voor</strong>deur,..). Bij specifiekegezondheidsrisico’s kan daaraan medische monitoring worden toegevoegd;2. Sociale geborgenheid: in te vullen door bv. telecontact (permanentebeeldverbinding met servicecentrum), televideoconferencing(contactmogelijkheden <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> en hulpbehoevenden onderling: ‘virtuelepraatclubs’, contactmogelijkheden met familie zowel beeldverbindingen alschatlijnen of e-mail), ook sociale alarmering en passieve alarmering (zie‘veiligheid’);3. Fysieke veiligheid: in te vullen door bv. integratie domoticatoepassingen in /rond de woning. Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om woonaspecten en minder om zorg;


1194. Zorg: in te vullen door bv. videotoezicht op afstand, telemedicine met <strong>voor</strong>almedicalmonitoring;5. Informatie: in te vullen door bv. elektronische patiëntendossiers, informatieover het aanbod van diensten, over activiteiten en clubs, over openbaarvervoer. De mogelijkheid om online vragen te stellen aan een servicecentrum;6. Gemak: in te vullen door bv. teleservicediensten (vanop afstand regelen vandiensten, boodschappen, (warme) maaltijden bestellen, klusjesman regelen,..),domoticatoepassingen zoals het bedienen van licht, gordijnen, enz. doormiddel van afstandsbediening.Tot slot willen bij de verschillende doelgroeptypologieën een praktischebeschrijving maken van deze groepen thuiswonende <strong>ouderen</strong>. Daarom koppelenwe in tabel 3.6 aan iedere mogelijke doelgroep een aantal operationalisaties metconcrete parameters zodat we deze doelgroepen kunnen identificeren enselecteren. Deze concretisatie kan ook fungeren als een model <strong>voor</strong> beleidsmakersen zorgaanbieders zodat een inschatting kan gemaakt worden van de mogelijketoekomstige markt.


120Tabel 3.7Model mogelijke telecaredoelgroepen en hun respectievelijke clusters van telecaredienstverleningDoelgroeptypologieMogelijke operationalisatie met concreteparametersZorgbehoefte-graadDomein(zorgnood)Mogelijke clusters van dienstverlening(telecarecomponenten)Primaire eindgebruikers telecare: zorgbehoevendenGezonde thuiswonende<strong>ouderen</strong> met eenverminderdezelfredzaamheidPersonen met gevoelens van onveiligheid,onzekerheid bv. op wachtlijst ROB/RVT;Verminderd gehoor en/of zicht; Verhoogdvalrisico (cf. Brownsell: in Gr.Brit. valt 33%v/d <strong>ouderen</strong> min. 1x/j., hiervan valt 66%opnieuw binnen 6 mndn), bv. bijosteoporose, evenwichtsstoornissen,stramheid in de spieren,.. ;Niet-lichtMatig-zwaarSoc.geborgenheidInformatieSoc.geborgenheidVeiligheidFysieke veiligheidInformatieGemakTelecontact met hulpverlenerVideoconferencing familie, mantelzorgerInformatie en adviesTelecontact met hulpverlenerVideoconferencing familie, mantelzorgerActieve personenalarmeringOmgevingsmonitoringDomotica in de woningTelecounselingInformatie en adviesTelegemeenschapsdiensten


121Chronische zieken dieregelmatig gebruikmaken van medischezorgKortstondige zieken metnazorg uit het ziekenhuisPolyfarmacie met noodzaak tot begeleidinghierbij; Risico-aandoeningen of specifiekediëten die opvolging vragen bv. instabielediabetes, hypertensiechronische, invaliderende aandoeningenbv. M.S., Parkinson, rechthebbenden opforfait chronische ziekenAlgemene opvolging en begeleiding vankwetsbare personen bv. alleenstaande<strong>ouderen</strong>Na cardiale chirurgie of hartinfarct;Palliatieve thuiszorgsituatie bv. prognose


122LichamelijkgehandicaptenrevalidatiepatiëntenenZich niet alleen buitenshuis kunnenverplaatsen bv. min. score ‘3’ itemverplaatsen Katz-schaal, in bezit vanrolstoel, CARA/COPD medicatie;Niet-lichtVeiligheidSoc.geborgenheidZorgInformatieGemakPersonenalarmeringVideoconferencing familie, mantelzorgTeleconsultaties (telenursing)Informatie en adviesTelegemeenschapsdiensten‘e-learning’ en ‘e-entertainment’Bv. fft A/B/C in TVP, Bel-schaal score 35(ZVZ)Matig-zwaarVeiligheidSoc.geborgenheidFysieke veiligheidZorgInformatieGemakPersonenalarmeringOmgevingsmonitoringTelecontact met hulpverlenerVideoconferencing lotgenoten, familieDomotica in de woningTelebegeleidingTelecounselingTeleconsultaties (nursing, ook kine, ergo)TelemonitoringInformatie en adviesTelegemeenschapsdiensten‘e-learning’ en ‘e-entertainment’Cliënten v/d geestelijkegezondheidszorg of hetmaatschappelijk werkPlotse verandering gezinssituatie bv. recentoverlijden/scheiding; vereenzaamde,geïsoleerde <strong>ouderen</strong> met beperktecontacten met kinderen, mantelzorger ofburen bv. hoge sub-scores item ‘sociaalleven’ of ‘geestelijke gezondheid’ van Belschaal;Chronische pijnpatiënten;Economisch zwakken bv. gewaarborgdinkomen <strong>voor</strong> bejaarden, WIGW-statuut,budgetbegeleiding OCMWNiet-lichtSoc.geborgenheidZorgInformatieTelecontact met hulpverlenerVideoconferencing mantelzorg, lotgenotenTelebegeleidingInformatie en advies


123Depressie, karakteriële stoornissen bv. Matig-zwaar Veiligheid Omgevingsmonitoringantidepressivagebruik, recent ontslagSoc.Telecontact met hulpverlenerpsychiatrie; Uitgebreide professionelegeborgenheid Videoconferencing mantelzorg, lotgenotenthuishulp waar zorgcoördinatie gewenst isZorgTelebegeleidingbv. > 2 verschillende professioneleInformatie Zorgbemiddelinghulpverleners aan huisInformatie en advies(Dementerende) <strong>ouderen</strong>die bv. gekend zijn in eenresidentiële<strong>ouderen</strong><strong>voor</strong>zieningMilde vorm dementie, lichte desoriëntatiein tijd, ruimte, persoon bv. matige subscoresitem ‘geestelijke gezondheid’ BelschaalNiet-lichtedementieVeiligheidSoc.geborgenheidFysieke veiligheidActieve en passieve personenalarmeringOmgevingsmonitoringTelecontact met hulpverlenerDomotica in de woningVideotoezicht op afstandErnstige dementie bv. terugbetaling Matig-zware Veiligheid Actieve en passieve personenalarmeringAlzheimermedicatiedementie Fysieke veiligheidZorgOmgevingsmonitoringDomotica in de woningVideotoezicht op afstandSecundaire eindgebruikers telecare: mantelzorgers van zorgbehoevendenInwonendOudere is nog behoorlijk zelfredzaam Niet-licht Informatie Informatie en adviesZware draaglast <strong>voor</strong> de mantelzorger,aanwezigheid is steeds vereist bv.zorgbehoevende gebruikt respijtzorg*Matig-zwaar Veiligheid Actieve personenalarmeringfysiek of Soc.Telecontact met hulpverlenerpsychisch geborgenheidZorgInformatieGemakVideotoezicht: oppas vanop afstandTelebegeleidingTelecounselingInformatie en adviesTelegemeenschapsdiensten‘e-learning’ en ‘e-entertainment’


124UitwonendOudere is nog behoorlijk zelfredzaam Niet-licht VeiligheidInformatieFrequente aanwezigheid is vereist Matig-zwaar VeiligheidSoc.geborgenheidZorgInformatieGemakActieve personenalarmeringInformatie en adviesActieve en passieve personenalarmeringOmgevingsmonitoringVideoconferencing met zorgbehoevendeVideotoezicht: oppas vanop afstandTelebegeleidingTelecounselingInformatie en adviesTelegemeenschapsdiensten* Onder respijtzorg verstaan we die zorg<strong>voor</strong>zieningen die <strong>voor</strong>zien in een tijdelijke of beperkte opvang van een zorgbehoevende met als doel dat demantelzorger wat op adem kan komen bv. op vakantie kan gaan of wanneer de mantelzorger om een andere reden tijdelijk niet beschikbaar is bv.ziekte van de mantelzorger. De meest courante vormen in Vlaanderen zijn de dagopvang in de dagverzorgingscentra en de <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> KortVerblijf in de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen.Bron: eigen samenstelling op basis van o.a. Nouws e.a. (2003)


1254.3 Mogelijke meerwaarden videotelefonieVanuit de literatuur worden er enkele mogelijke meerwaarden opgenoemd. Eenverder onderzoek hiervan dient te gebeuren in het eigenlijke veldonderzoek vanhet Telesenior-project te Kortrijk.Een belangrijke meerwaarde <strong>voor</strong> de patiënt blijkt in bijna alle telecareprojectenhet verhoogde veiligheidsgevoel te zijn. Het feit dat men de mogelijkheid heeft omzeer snel het advies van een verpleegkundige of andere professionelegezondheidswerker te kunnen vragen zorgt <strong>voor</strong> duidelijke verhoging van hetalgemeen welbevinden van zowel de patiënt als de familie (Doolittle, 1997).Doolittle (1997) stelt ook dat een telecaredienst die via een gewone telefoon (duszonder beeld) zou georganiseerd zijn, zeker niet hetzelfde gunstige effect zouhebben. Volgens hem kan er niet genoeg worden benadrukt dat juist het beeldzorgt <strong>voor</strong> heel wat extra informatie <strong>voor</strong> de diagnosestelling en behandelingdoordat de professionele zorgverlener ook daadwerkelijk de patiënt kan zien.5. BesluitDoor heel wat verbeteringen in de leef- en werkomstandigheden en verbeteringenin de geneeskunde is onze levenverwachting de laatste jaren enorm toegenomen.Hierdoor kent onze huidige Westerse maatschappij een duidelijke ver<strong>ouderen</strong>debevolking. Dit in combinatie met een laag geboortecijfer (ontgroening) zorgt <strong>voor</strong>een demografische situatie waarop we ons sociale zekerheidssysteem en onzegezondheidszorg moeten <strong>voor</strong>zien. Ook de krapte bij de informele zorgverlenersof de tekortkomingen bij de professionele zorgverlening kunnen <strong>voor</strong> problemenscheppen in de zorgverlening.Eén van de mogelijkheden om op deze groeiende zorgvragen in te spelen isgebruik te maken van technologie. Uit een reeks van casestudies van<strong>voor</strong>beeldprojecten zagen we reeds dat er in dit domein heel wat leeft en ook alheel wat mogelijk is. Bovendien blijkt België een erg ‘bekabeld’ land te zijn wat deimplementatie of het welslagen van dergelijke projecten alleen maar ten goede kankomen.Daarnaast zullen we rekening moeten houden met de mogelijke problemen diezich bij de acceptatie van technologie door de toekomstige gebruikers (<strong>ouderen</strong>,informele verzorgers en professionele hulpverleners) kunnen <strong>voor</strong>doen. Vooral depenetratie van computers en internet bij <strong>ouderen</strong> blijkt nog zeer laag te zijn.Nochtans mag ook de weerstand tegenover de technologie niet overroepenworden.


126Uit heel wat studies blijkt immers dat <strong>ouderen</strong> in eerste instantie welafwachtend zijn tegenover de technologie, maar eens zij de <strong>voor</strong>delen ervan inzienen geconfronteerd worden met een perfect werkend systeem, stellen ze zich vaakwel open <strong>voor</strong> deze nieuwe mogelijkheden.Vanuit deze vraag- en aanbodgegevens en vanuit enkele marktonderzoeken naarvideotelefonie en breedbandtechnologie hebben we ook getracht tot eenomschrijving van de potentiële telecaredoelgroep te komen. Het opstellen van eentypologie van wat de mogelijke telecaredoelgroepen zijn met daaraan gekoppeldede mogelijke telecarefuncties en praktisch meetbare parameters was hiertoe eengoede aanzet.We kwamen tot de bevinding dat het telecare-aanbod <strong>voor</strong> diverse groepen zeerdivers kan zijn. Met andere woorden: dé telecaredoelgroep bestaat niet. Alles valtof staat met welke telecarefuncties worden aangeboden. Of eerder omgekeerd: deverschillende telecarefuncties die zullen moeten worden aangeboden hangen afvan het profiel van het doelpubliek. Afhankelijk van de beoogde doelstellingen ende kenmerken van het doelpubliek kunnen op maat immers verschillendetelecarefuncties worden aangeboden.


127HOOFDSTUK 4ONDERZOEKSINSTRUMENTEN1. InleidingEen belangrijk doel van het DWTC-telecareproject was het evalueren van hetgebruik van videotelefonie in de zorgverlening. Deze evaluatie diende zowel dekostencomponenten te evalueren als het gebruik en de effectiviteit van devideotelefoniedienst. Hiertoe ontwikkelden we een aantal evaluatiemethoden diewe hier uitgebreid beschrijven. Bij de evaluatie van het videotelefoniegebruikwerden ook de primaire en secundaire eindgebruikers zoveel mogelijk betrokken.Door omstandigheden kon geen kosten-effectiviteitsstudie ten grondeuitgevoerd worden. We beperken ons hier dan ook tot het vermelden van debelangrijkste kostprijselementen van de organisatie en werking van eenvideotelefoniedienst, volgens het Telesenior-model te Kortrijk.2. Ontwikkelde evaluatiemethoden2.1 Het registratiesysteem2.1.1 Literatuuronderzoek elektronische dossiers2.1.1.1 Elektronisch Medisch Dossier (EMR)Binnen het Federaal Ministerie van Volksgezondheid zijn ondermeer de‘Commissie standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector vangezondheidszorg’ en de werkgroep ‘EMDMI’ (Elektronisch Medisch Dossier –Dossier Medical Informatisé) werkzaam in het ontwikkelen van standaarden enkwaliteitscriteria <strong>voor</strong> een elektronisch patiëntendossier <strong>voor</strong> dehuisartsenpraktijk, het zogenaamde electronic medical record (EMR).


128De werkgroep EMDMI stelt dat een (elektronisch) medisch dossier in dehuisartspraktijk eenzestal functies heeft. Deze functies zijn o.i. meer algemeen ookvan toepassing op de andere, niet zuiver medische dossiers in degezondheidszorg:7. Symboolfunctie:Het dossier staat symbool <strong>voor</strong> de persoonlijke en continue band tussen dehulpverlener en de cliënt;8. Zorgverleningsfunctie <strong>voor</strong> de cliënt:In het kader van de zorgverlener zijn er een aantal functies die door een goedbeheer van een (elektronisch) dossier mogelijk worden of optimaler kunnengebeuren:− Geheugensteun <strong>voor</strong> de hulpverlener;− Continuïteitsbewaking: klachten en problemen kunnen zich herhalen.Door huidige problemen in verband te brengen met vroegere kan decontinuïteit van de zorgverlening bewaakt worden;− Synthesefunctie: door gegevens te verzamelen m.b.t. verschillendeaspecten van de gezondheid (bv. fysiek – mentaal – sociaal), kan dezorgverlening vanuit een integraal perspectief verlopen;− Risico- en preventiebewaking: door het systematisch in herinneringbrengen van risico- en preventiegegevens kunnen ten gepaste tijdemaatregelen worden genomen om de gezondheid te beschermen of tebevorderen;− Coördinatie- en communicatiefunctie: ten einde de zorgverlening teoptimaliseren kan de zorgverlening zijn geregistreerde gegevensdoorgeven aan andere gezondheidswerkers;− Bewaken van de kwaliteit van de zorgverlening: <strong>voor</strong> de zorgverlenerwordt het door de systematisch registratie mogelijk om zijn eigen handelente evalueren. Er kan achteraf ondermeer worden nagekeken of bepaaldezorgverleningsstrategiën wel het gewenste resultaat bereikten;9. Evaluatiefunctie van de praktijkvoering:Door selectieve verzameling van bepaalde gegevens (op anonieme basis) uitde dossier kan er aan peer review worden gedaan, of kan men op grotereschaal aan resultaatmeting gaan doen;10. Instrument <strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek, epidemiologische registratie:De geregistreerde basisgegevens en gezondheidsgegevens kunnen wanneer zegeanonimiseerd zijn een bron zijn van informatie <strong>voor</strong> wetenschappelijkonderzoek;


12911. Legale functie:Degelijk geregistreerde gegevens kunnen zorgen <strong>voor</strong> het bewijsrecht injuridische aangelegenheden (bv. de aansprakelijkheid van de zorgverlener).12. BeheersfunctieBepaalde software kan specifieke functies aan het elektronisch zorgdossiertoevoegen en kan alzo de mogelijkheid bieden om het beheer van de dienst teoptimaliseren. Er kunnen programma’s <strong>voor</strong> facturatie, automatische opmaakvan formulieren,… aangekoppeld worden.Ten einde al deze functies te kunnen organiseren stelt de EMDMI dat een aantaltechnische <strong>voor</strong>waarden vervuld dienen te zijn zoals o.a. de noodzaak tot hetkunnen structureren, selecteren en rubriceren van gegevens, de noodzaak van eenduidelijke beveiliging door een waarborgen in te bouwen zoals identificatie enauthentificatie van de verschillende gebruikers, de noodzaak van werkbare engebruiksvriendelijke software, de noodzaak van uitwisselbaarheid van gegevensmet andere gelijkaardige zorgdossiers.Voor het elektronisch dossier <strong>voor</strong> de huisartsen kwam de Nationale CommissieGeneesheren – Ziekenfondsen op basis van de EMDMI-werkgroep ondertussen toteen regelgeving. Wanneer een softwarepakket aan de <strong>voor</strong>opgestelde technische<strong>voor</strong>waarden voldoet, krijgt het een label toegekend. Wanneer een erkend huisartswerkt met een dergelijk softwarepakket kan hij jaarlijks een aanvraag indienen bijhet Riziv <strong>voor</strong> een ‘Tegemoetkoming <strong>voor</strong> het gebruik van telematica en hetelektronisch medisch dossier’. Voor het jaar 2002 bedroeg deze tegemoetkoming743 euro (EMDMI, 2002). Deze technische <strong>voor</strong>waarden kunnen ook een hulp zijnin het ontwikkelen van het cliëntendossier van Telesenior.2.1.1.2 Elektronisch verpleegdossier (ENRC)Het electronic nursing record communication (ENRC) project is eenonderzoeksproject uitgevoerd door de werkgroep informatiesysteemverpleegkundigenvan het Nationaal Verbond der Katholieke VlaamseVerpleegkundigen en Vroedvrouwen (NVKVV) in samenwerking met een aantalfranstalige collega’s en in opdracht van het Ministerie <strong>voor</strong> Sociale Zaken,Volksgezondheid en Leefmilieu. Het ENRC-project bouwt verder op de resultatenvan het federale Biomed-project dat de kwaliteit van het verpleegkundig dossierbestudeerde en het project ‘Minimaal elektronisch verpleegkundig dossier’ waarer reeds de minimale data-elementen werden bepaald die nodig zijn <strong>voor</strong>gegevensuitwisseling tussen de verschillende gezondheidssectoren opdat deverpleegkundige zorgen er adequaat kunnen worden verder gezet (algemeenziekenhuis, de psychiatrische instelling, de ROB’s en RVT’s en dethuisverpleegkunde).Binnen het ENRC-project werd een dataset samengesteld van 153 items dienoodzakelijk bleken te zijn <strong>voor</strong> een goede hulpverlening in de vier


130bovengenoemde sectoren. Deze items werden per functiedomein geordendvolgens Gordon 9 en opgedeeld in 21 blokken van bij elkaar horende gegevens.Naast een aantal algemene gegevensblokken die in vele hulpverleningsdossiersterugkomen (bv. administratieve gegevens, gegevens over contactpersonen,zorgverstrekkers, medische gegevens, medicatie, ..) kan het o.i. <strong>voor</strong> hetcliëntendossier van Telesenior nuttig zijn om ook te <strong>voor</strong>zien in een explicietebeschrijving van de (verpleeg)problemen op fysiek, sociaal en psychisch vlak methieraan gekoppeld de hulpverleningsdoelstelling. Dit kan – zoals het ENRCprojecthet ook aangeeft - bijdragen tot het meer gestructureerd en doelmatig latenverlopen van het hulpverleningsproces.De bedoeling van het ERNC-project is om de <strong>voor</strong>gestelde dataset in het najaarvan 2003 te gaan testen in het werkveld om alzo tegen 2005 een definitievestandaard te kunnen ontwikkelen van wat het elektronisch verpleegdossier dientte bevatten aan informatie. Op langere termijn wil men het ERNC integreren in hetEMR zodat een ‘electronic patient record communcation’ (EPRC) ontstaat (ERNC,2002).Voor Telesenior is het belangrijk om de ontwikkelingen van het ERNC op tevolgen zodat het elektronisch cliëntendossier van Telesenior zo goed mogelijkafgestemd is op de huidige <strong>voor</strong>gestelde dataset.2.1.2 Ontwikkeling elektronisch cliëntendossier TeleseniorIn samenspraak met de hulpverleners van Telesenior werd de inhoud bepaald vanhet cliëntendossier. Hier<strong>voor</strong> baseerden we ons op de inhoud van de vorigecliëntendossiers van Telesenior (ondermeer uit het HAS-video project),vragenlijsten uit vroegere Hiva-onderzoeken, de dataset uit het ENRC-project enhet communicatieschriftje 10 dat wordt gebruikt in thuiszorgsituaties dieondersteund worden door een zorgbemiddelaar. Met de technische eisen diemomenteel aan de EMR in de huisartsenpraktijk worden gesteld, werd optechnisch vlak eveneens rekening gehouden.Na overleg met de Telesenior-hulpverlener (de gebruikers) en de technischepartners (de ontwikkelaars) werd een registratiesysteem <strong>voor</strong>gesteld.9 Marjory Gordon publiceerde in 1982 het standaardwerk ‘Nursing Diagnosis: Process andApplication’. Met de verpleegkundige diagnose wil Gordon de verpleegkundige een eigen taalbieden. Dit om de professie te versterken, om beter te communiceren over de zorg <strong>voor</strong> decliënt, om beter gewapend te zijn tegenover het beleid.10 Het communicatieschriftje omvat een zorgenkaart, een weekplanning, een journaal, eenmedicatieschema en een parameterkaart. Indien het om een palliatieve thuiszorgsituatie gaatkan er een palliatief luik aan worden toegevoegd. Het communicatieschriftje is een initiatiefvan het samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg (SIT) van Zuid-West Vlaanderen.


131De registratie van gegevens in het servicecenter is tweeledig: <strong>voor</strong>eerst is er debasisregistratie en vervolgens is er de interventie- of oproepregistratie.1. BasisregistratieDeze registratie gebeurt in principe eenmalig. Het gaat om het registreren vaneen aantal noodzakelijke gegevens van een cliënt in het elektronischcliëntendossier door de hulpverlener van Telesenior. Deze gegevens wordendoor de Telesenior-hulpverlener verzameld bij o.a. het intakehuisbezoek aande hand van het intakeformulier (zie bijlage 2) en kunnen verder wordenaangevuld na een videotelefonieoproep. Deze gegevens worden door dehulpverlener ingebracht en worden ook door hem beheerd zodat er sprake kanzijn van een dynamisch elektronisch cliëntendossier.2. OproepregistratieDe oproepregistratie dient te gebeuren tijdens of na iedere oproep van eencliënt. Een gedeelte hiervan dient automatisch door het systeem zelf tegebeuren. Het gaat hier om gegevens zoals de gebruikersnaam, hetgebruikersnummer, de datum, het tijdstip en de duur van de oproep.De hulpverlener dient de oproep op inhoudelijk vlak te registreren. Via eenopen invulveld kan de korte inhoud van het gesprek worden weergegeven.Daarnaast wordt er een coderingssysteem van mogelijke oproepinhouden<strong>voor</strong>zien. Hierdoor kan achteraf een analyse gebeuren van deoproepinhouden.Deze basis- en oproepregistratie vormen tezamen het elektronisch cliëntendossier.Met deze database kan de hulpverlener relatief gemakkelijk een aantaloverzichtsgegevens opvragen zoals bv. gemiddelden, geografische spreiding,verhouding mannen/vrouwen of meest <strong>voor</strong>komend oproepinhoud onder devorm van lijsten, grafieken,.… Deze database kan ook <strong>voor</strong> verder onderzoek doorbeleidsverantwoordelijken of andere geïnteresseerden worden gebruikt.


1322.1.3 Technisch concept van het registratiesysteemBeschrijving van de Gebruikte Technologie• Microsoft .NET Platform• Microsoft Visual Studio .NET IDE• C# Compiler• MySQL Database• Component One Studio for .NETTeleSenior cliëntendossierVoor de ontwikkeling van het TeleSenior cliëntendossier is omwille van practischeredenen (korte ontwikkelingstijd, beperkte mankracht) gekozen <strong>voor</strong> het Microsoft.NET platform.De programmeertaal waarin de software werd geschreven is C# (C-Sharp).Voor het schrijven van de software is gebruik gemaakt van een IDE (IntegratedDevelopment Environment) met als naam: Visual Studio .NET. Deze tool laat toeop een productieve manier software te ontwikkelen zonder al te veel overhead.Voor de ontwikkeling werd ook gebruik gemaakt van enkele externecomponenten <strong>voor</strong> specifieke gebruikersvereisten.Voor de opslag van de cliënt gegevens maken we gebruik van de databaseMySQL. MySQL is een open source databasesysteem. Het is gratis beschikbaar,daar waar het qua performantie goed meekan met de grotere commerciële namen(Oracle, Microsoft,…).Bovendien gebeurt het aanspreken van de MySQL database via de SQL-taal, destandaard <strong>voor</strong> het omschrijven van databasequerry’s. Dit betekent dat zowel dedatabase als de front-end applicatie grotendeels universeel van opzet is.ArchitectuurDe architectuur van een applicatie is de manier waarop de verschillendecomponenten van het software systeem samenwerken.Bij het TeleSenior cliëntendossier werd gekozen <strong>voor</strong> een layer structuur, ook welhet n-tier model genoemd. Bij dit model wordt de functionaliteit van het softwaresysteem onderverdeeld in de verschillende lagen, zo geconcipieerd dat ze metelkaar samenwerken. Globaal gezien maken we een onderscheid tussen 3 lagen:• Presentatie Laag• Business Laag• Data Laag


1331. Presentatie laag:De presentatie laag is de grafische weergave (interface) van wat de gebruiker (inhet dienstencentrum) te zien krijgt. Dit is de plaats waar de gebruiker de gegevensvan de cliënt zal opvragen. Ook het inbrengen van nieuwe gegevens zal verlopenvia deze grafische interface. Vanuit de presentatie laag maken we verbinding metde business laag. Bij TeleSenior werd gekozen <strong>voor</strong> een gewone Windowsapplicatie. Andere presentaties lagen zijn bij<strong>voor</strong>beeld webpagina’s.2. Business laag:De business laag bevat de functionaliteit van de applicatie. Het is dezefunctionaliteit die we naar buiten brengen en aanspreken vanuit de grafischeinterface. Deze functionaliteit bevat zaken zoals het zoeken van cliënten, hetopvragen van de gegevens van een cliënt, het wegschrijven van gegevens, enz.De business laag maakt op zijn beurt verbinding met de data laag.3. Data laag:De data laag bevat de fysieke opslag van de cliënt gegevens. Dit is meestal eendatabase systeem, in het TeleSenior cliëntendossier is dit MySQL. Binnen dedatabase bestaan er verschillende tabellen waarin we de gegevens opslaan.Het <strong>voor</strong>deel van deze architectuur is de flexibiliteit:Bij de TeleSenior cliëntendossier applicatie maken we gebruik van WindowsForms als grafische interface. Indien gewenst kan in een later stadium gekozenworden <strong>voor</strong> een webapplicatie (ASP.NET) of een andere technologie diewebservices kan aanspreken. De presentatie laag kan vervangen worden zonderdat er iets moet gewijzigd worden in de tweede of de derde laag. De de eerste laag(presentatie) kan gewoon weggenomen en vervangen worden door een nieuweeerste laag. Ook kunnen eventuele nieuwe applicaties gebruik maken van debusiness logica van onze applicatie zonder dat deze logica opnieuw moetontwikkeld worden.Presentatielaag Businesslaag DatalaagWindows formsASP.NETBusiness LogicMSQL databaseWEBSERVICE consumer


1342.2 Methodologie kosten-effectiviteitsstudie2.2.1. Literatuurstudie <strong>economische</strong> evaluaties2.2.1.1 Soorten <strong>economische</strong> evaluatiesBij om het even welke beslissing die men neemt, wordt men met het probleem vanschaarste geconfronteerd: men wenst een aantal doelstellingen te bereiken, maarde beschikbare middelen zijn (te) beperkt. Vaak dienen er keuzes te wordengemaakt. Dergelijke keuzes vereisen objectieve criteria, waar<strong>voor</strong> beroep wordtgedaan om op een <strong>economische</strong> evaluatie. Een <strong>economische</strong> evaluatie betreft eenformele vergelijking van minstens twee alternatieve acties of interventies, zowelmet betrekking tot de middelen die er<strong>voor</strong> moeten worden opgeofferd als metbetrekking tot de resultaten die ze opleveren (Torfs e.a., 1997).De verschillende vormen van <strong>economische</strong> evaluaties die o.a. in degezondheidszorg gebruikt kunnen worden zijn volgens Drummond e.a. (1996) devolgende:− Kostenminimaliseringsanalyse− Kosteneffectiviteitsanalyse− Kostenutiliteitsanalyse− KostenbatenanalyseElk van deze methodes impliceert een systematische identificatie, meting enwaardering van alle relevante kosten en opbrengsten. Deze analyses verschillenevenwel in grote mate wat betreft de manier waarop de <strong>voor</strong>delen wordengedefinieerd, gemeten en gewaardeerd. Aangezien we <strong>voor</strong> de socio-<strong>economische</strong>evaluatie van videotelefonie gebruik zullen maken van dekosteneffectiviteitsanalyse (verantwoording cf. infra), zullen we deze techniekmeer tot in detail bespreken.Naast deze vier courante vormen van <strong>economische</strong> evaluatie, worden ook in hetkort enkele andere termen en technieken verklaart die vaak in verband gebrachtworden met <strong>economische</strong> evaluaties zoals o.a. de Technology Assessmentmethode en de farmaco-<strong>economische</strong> evaluatie.KostenminimaliseringsanalyseDe kostenminimaliseringsanalyse laat de effecten buiten beschouwing. Men gaatenkel de kosten vergelijken. Deze techniek wordt dan ook toegepast wanneer menvan de te vergelijken interventies/behandelingen/… een zelfde effect verwacht(Drummond e.a., 1999 zie ook Torfs e.a. 1997). Volgens Torfs e.a. (1997) is het in degezondheidszorg bijna onmogelijk om het bewijs te leveren dat tweebehandelingen identieke effecten hebben.


135Men zou dan ook <strong>voor</strong>afgaand aan de kostenminimaliseringsanalyse eenonderzoek dienen te doen naar de effecten en de incidentie en intensiteit vannevenwerkingen.KosteneffectiviteitsanalyseBij de kosteneffectiviteitsanalyse worden de kosten in geldtermen en degezondheidseffecten in natuurlijke eenheden gewaardeerd. De verhouding tussende kosten en opbrengsten wordt aan de hand van een kosteneffectiviteitsratiouitgedrukt. Mogelijke natuurlijke eenheden om de gezondheidseffecten te metenzijn bv. ‘geredde levens’, ‘gewonnen levensjaren’, ‘pijn- of symptoomvrije dagen’of ‘kwaliteit van leven’ (Drummond e.a., 1999 zie ook Torfs e.a. 1997).De kosten verbonden aan een behandeling zijn de som van een aantalopgeofferde middelen of inputs, vermenigvuldigd met hun respectievelijkeeenheidskostprijzen. Een eenheidskostprijs drukt een bepaalde waarde (in feiteeen gewicht) uit van een bepaald ‘opgeofferd middel’, bv. een ligdag in hetziekenhuis, een consultatie. Zonder deze waardering kunnen de diverseopgeofferde middelen onmogelijk bij elkaar opgeteld worden of onder één noemer(bv. Euro’s) samengevat worden.Een kosteneffectiviteitsstudie relateert dus het verschil in kosten tussen tweebehandelingen aan het verschil in effectiviteit tussen twee behandelingen. Datgebeurt door het berekenen van een ‘netto kosteneffectiviteitsratio’ (het verschil inkosten gedeeld door het verschil in effectiviteit). Torfs e.a. (1997) stellen daaromdat elke kosteneffectiviteitsanalyse uit drie stappen bestaat:− De berekening van het verschil in kosten (Cx – Cy). Dit noemt men denettokosten. Hierbij dienen de kosten waarvan we weten dat ze absoluut nietverschillen bij behandeling x en bij behandeling y niet beschouwd te worden;− De berekening van het verschil in effectiviteit (Ex – Ey). Dit noemt men denettokosten;− De berekening van de netto kosteneffectiviteitsratio (Cx – Cy)/(Ex – Ey).Wanneer behandeling x beter (effectiever) zou zijn dan behandeling y, dandrukt de netto kosteneffectiviteitsratio de kostprijs uit van een bijkomendeeenheid winst in effectiviteit. In een kosteneffectiviteitsanalyse wordt er doorhet berekenen van de kosteneffectiviteitsratio geen antwoord gegeven of hetbetalen van bv 10.000 Euro <strong>voor</strong> een extra gevonden kanker véél dan weinig is.We kunnen ons in tijden van schaarste enkel afvragen of er in degezondheidszorg geen andere acties mogelijk zijn met een meer <strong>voor</strong>deligekosteneffectiviteitsratio. Met andere woorden of de 10.000 Euro niet elders kanbesteed worden met méér resultaat <strong>voor</strong> de volksgezondheid Torfs e.a., 1997).


136KostenutiliteitsanalyseDe kostenutiliteitsanalyse is een speciale vorm van een kosteneffectiviteitsanalyse,waarbij de gezondheidseffecten van de alternatieve behandelingen in termen van‘utiliteit’ of ‘nut’ worden uitgedrukt. de baten worden uitgedrukt in gezondejaren. Deze utiliteit is een maatstaf welke verwijst naar de voldoening die eenindividu uit een verbeterde gezondheidstoestand haalt. Een kostenutiliteitsanalyselaat dus toe om diverse gezondheidseffecten uit te drukken onder ééngemeenschappelijke noemer, welke zowel de kwantitatieve als kwalitatievelevensaspecten verenigt. Een vaak gebruikte utiliteitsmaatstaf is bv. de ‘QualityAdjusted Life Years’ (QALY) (Drummond e.a., 1999 zie ook Torfs e.a. 1997).KostenbatenanalyseIn tegenstelling tot de vorige twee technieken, worden bij de kosten-batenanalysezowel de kosten als de baten in geldtermen gewaardeerd. Hierdoor kan men alsbeslissingsregel gebruiken dat een programma wordt uitgevoerd indien denettobaten (de totale baten min de totale kosten) positief zijn. Bij een afwegingtussen meerdere alternatieven wordt deze met de hoogste nettobaten gekozen(Drummond e.a., 1999) Men berekent de baten van een interventie op basis van debetalingsbereidheid van de leden van de samenleving (‘Willingness to pay’).(Torfs e.a. 1997).Farmaco-<strong>economische</strong> evaluatieIn een gezondheidszorgcontext is er dikwijls sprake van een farmaco-<strong>economische</strong>evaluatie in plaats van een <strong>economische</strong> evaluatie. Deze term wordt gebruikt omte verwijzen naar beslissingen omtrent behandelingsmethoden, geneesmiddelen oftherapeutische strategieën. De gehanteerde technieken zijn evenwel dezelfde alsdeze <strong>voor</strong> de gewone (gezondheids-)<strong>economische</strong> evaluaties. Een farmaco<strong>economische</strong>valuatiekader wordt gekenmerkt door de ruime definitie van kostenen baten die wordt gehanteerd. Het is de bedoeling om alle kosten en baten <strong>voor</strong>de betrokkene, de overheden, de samenleving en de economie in kaar te brengen.Een kostencomponent die in dergelijke studies niet mag ontbreken, zijn deze vande toegediende zorgen. ‘Cost of care’ studies gaan dan ook na wat dezorggerelateerde kosten zijn van een welbepaalde aandoening (Kurz e.a. 1999).Haycox e.a. (1997) ontwikkelden een checklist die toe laat de kwaliteit vanfarmaco-<strong>economische</strong> studies te evalueren. Deze checklist bevat in feite alleessentiële kenmerken van een dergelijke studie en kan in die zin <strong>voor</strong> ons ook eenmiddel zijn om een degelijk farmaco-economisch onderzoek op te zetten.De essentiële kenmerken van farmaco-<strong>economische</strong> evaluaties zijn volgens deauteurs:


137−−−−−−−Bij een onderzoeksvraag naar de kosteneffectiviteit van een nieuwgeneesmiddel (in ons geval een gezondheidszorgdienst) dient men in deonderzoekshypothese een duidelijke en volledige vergelijkingsbasis weer tegeven waar tegenover men gaat onderzoeken of de nieuwe dienstkosteneffectief zal te zijn.Men dient van het nieuwe product of dienst de impact op de verandering vanhet middelengebruik te evalueren in een zeer breed maatschappelijkperspectief. Het <strong>voor</strong>beeld wordt gegeven dat wanneer een patiënt door eennieuwe behandelingstechniek langer kan thuis blijven, we niet alleen de batenvan minder ziekenhuisverblijven moeten tellen, maar ook de kosten van deinformele thuiszorg die nu in plaats van het ziekenhuis dient in te staan <strong>voor</strong>de zorg.Er dient een juiste onderzoeksmethodologie gekozen te worden. Mogelijketechnieken zijn: kostenminimalisatiestudies, kosten-batenanalyses,kosteneffectiviteitsstudies of kostenutiliteitsstudies. De auteurs stellen dat eenkostenutiliteitsstudie een goede farmaco-<strong>economische</strong> evaluatie toelaat omdatze ook een meting omvat van de variaties in kwaliteit van leven en hetalgemeen welbevinden van de patiënt.De dienst of het product waarmee men de nieuwe dienst of het nieuwegeneesmiddel mee gaat vergelijken dient weloverwogen gekozen te zijn. In degeneesmiddelenindustrie wordt uit opportunistische redenen alsvergelijkingsbasis nog al eens een verouderd geneesmiddel gekozen,waardoor uiteraard uit de studie kan blijken dat het nieuwe product meereffectief is.Een evaluatie van een product naar kosteneffectiviteit kan pas gebeurenwanneer ook duidelijk geweten is dat het product ook daadwerkelijk klinischeffectief is.De juiste kosten en baten dienen in beschouwing te worden genomen. Dekeuze en meting van de kosten en baten dient transparant te wordenweergegeven zodat deze kunnen worden aangepast aan lokale verschillenwanneer het product of de dienst ergens anders geïmplementeerd wordt. Eenkostenmeting in farmaco-<strong>economische</strong> evaluaties bestaat volgens deonderzoekers steeds uit drie fasen: <strong>voor</strong>eerst is er de identificatie van de middelen(personeel, uitrusting,..) die zullen worden verbruikt ten gevolge van detoepassing van het nieuwe product. Vervolgens is er de fase van het meten vandeze middelen: de hoeveelheid van het product, het aantal personeelsuren, dehoeveelheid andere middelen. De laatste fase is deze van de waardering van demiddelen waarin aan ieder element van het middelenverbruik een kost wordttoebedeeld. Een meting van de baten kan op een analoge manier gebeuren.Bijkomend worden er in dit soort studies ook nog kosten en baten gemeten ophet vlak van kwaliteit van leven en algemeen welbevinden van de patiënt.Om twee therapeutische alternatieven te vergelijken die een verschillendetijdsdistributie van kosten en baten hebben, is het noodzakelijk om


138−−toekomstige kosten en baten tot hun huidige netto contante waarde teverdisconteren.Wanneer een gelijksoortige dienst of product met een bestaand aantal kostenen baten al aanwezig is, dient een farmaco-<strong>economische</strong> evaluatie debijkomende kosten en baten te berekenen die zullen ontstaan ten gevolge vande introductie van de nieuwe behandeling of dienst. Een dergelijke marginalekostenberekening dient ook te <strong>voor</strong>zien in een berekening van de extra kostenen baten per eenheid product bij verandering van het aantal gebruikers ofpatiënten. Kleine kostenverschillen tussen twee diensten op producten kunnenimmers wanneer men ze over een lange periode en in een groot aantalbeschouwd, toch een groot verschil uitmaken.Er dient een sensitiviteitsanalyse te gebeuren waarin de zwakke punten enbeperkingen van de studie worden onderzocht. Deze dienen in eeneindrapport ook duidelijk te worden weergegeven.Farmaco-<strong>economische</strong> evaluaties zijn enkel waardevol wanneer ze ook effectiefkunnen gebruikt worden om plaatselijke beleidsbeslissers te informeren. Ditvereist een analyse die flexibel genoeg is om aangepast te worden aan de lokalemanagementstrategieën en kosten. Een verdergaande stap is om de analyse echtinteractief te maken door bv. deze aan te bieden in de vorm van eencomputerprogramma waarmee lokale kosten en de lokale eigenheden direct in deanalyse kunnen geïntegreerd worden (Haycox A. et al., 1997).Technology AssessmentHealth Care Technology Assessment (HCTA) is het beleidsgericht onderzoek metbetrekking tot gezondheidszorgtechnologieën. Met technologie bedoelt men elkproductiemiddel met het oog op preventie, diagnostiek, therapie, revalidatie oforganisatie van de gezondheidszorg. Het is toegepast, multidisciplinair enbeleidsondersteunend onderzoek dat verschillende aspecten belicht o.a. het<strong>economische</strong>, het medische, het organisatorische, het juridische en het ethische(Kesteloot, 2002, zie ook Rutten e.a., 1193).Torfs e.a. (1997) stellen dan ook dat een <strong>economische</strong> evaluatie een onderdeelvormt van Technology assessment. Een <strong>economische</strong> analyse maakt dan ookslechts één deel uit van het beslissingsproces, waarbij emotionele, ethische ofpolitieke redenen de bovenhand kunnen hebben.


1392.2.1.2 StandpuntIn een kostenonderzoek is het volgens Drummond e.a. (1999) essentieel om hetstandpunt van waaruit men het onderzoek doet te specificeren. Een bepaald itemdat immers <strong>voor</strong> de ene een kost is, kan <strong>voor</strong> de andere een opbrengst betekenen.Zo zijn bv. de vervoerkosten van een patiënt een kost vanuit het standpunt van depatiënt en vanuit het standpunt van de maatschappij, maar niet vanuit hetstandpunt van het ministerie van Volksgezondheid. Al naar gelang hetuitgangspunt kunnen dus kosten en opbrengsten beschouwd worden <strong>voor</strong> depersoon in kwestie (= interne of private kosten/opbrengsten), of <strong>voor</strong> demedeburgers, overheden (= externe kosten/opbrengsten).Wanneer men de totale interne en externe kosten en opbrengsten samenneemt,onafgezien van wie ze draagt, komt men tot de sociale opbrengsten en kosten.Hier beschouwen we dan de kosten en opbrengsten vanuit het maatschappelijkstandpunt. Voor het bepalen van eenheidskostprijzen vanuit dit maatschappelijkstandpunt, dient het criterium ‘opportuniteitskost’ (cf.. 1.3) gehanteerd te worden(Torfs e.a., 1997, zie ook Rutten e.a., 1993).2.2.1.3 Definiëring kosten en opbrengstenVolgens Groenenboom e.a. (1995) geeft de kostprijs de relatie weer tussen de inzetvan de productiemiddelen, de daarbij gemoeide kosten en de daaruit resulterendeproductie-omvang. Rutten e.a. (1993) stelt dat kosten het product zijn van hetvolume en de kostprijs per eenheid.Er zijn vaste en variabele kosten, afhankelijk van de samenhang tussen kostenenproductieniveau. De indeling vast-variabel is echter niet eenduidig te bepalen.Hoe verder de tijdshorizon weg ligt, hoe meer kosten onder de categorie ‘variabel’ressorteren.Er zijn directe en indirecte kosten, afhankelijk van het al dan niet rechtstreekseverband tussen uitgaven en productie. We spreken van directe kosten indien reedsbij hun ontstaan het oorzakelijk verband met het product of de kostendragerbekend is. (Van Sluijs e.a., 1999) Vaak worden enkel de loonkosten van hetverzorgend personeel tot de directe kosten gerekend. Alle overige kosten behorenmeestal tot de indirecte kosten. Nochtans is er bij bv. verplegend personeel naastde zorgtijd, ook tijd die wordt besteed aan verplaatsingen en overleg. Deze kostenzijn niet altijd direct toe te rekenen aan een cliënt.Drummond e.a. (1999) stellen dat door de onvolkomendheden van degezondheidszorgmarkt, de marktprijzen niet altijd de reële opportuniteitskostenweergeven. Zo kunnen artsenhonoraria bv. niet het toepasselijkedeskundigheidsniveau of besteedde tijd reflecteren die <strong>voor</strong> de verschillendehandelingen nodig is. Een ander <strong>voor</strong>beeld is dat van de tarieven <strong>voor</strong>geneesmiddelen die tot stand komen door onderhandelingen tussen de overheiden de farmaceutische bedrijven, en dus niet noodzakelijk de reële kostprijs zullenweergeven.


140Volgens Torfs e.a. (1997) is de échte kostprijs van een goed of dienst – deopportuniteitskost – dus niet gelijk aan wat we <strong>voor</strong> dat goed of dienst in onsdagelijks bestaan betalen, maar wel aan de waarde van al wat de samenlevingmoet opgeven om het betreffende goed of dienst ter beschikking te stellen. Dereële kostprijs van een behandeling is daarom wat men werkelijk opgeeft omiemand te verzorgen of te behandelen Wanneer bv. een patiënt beroep doet op eendokter is de opportuniteitskost gelijk aan wat die dokter <strong>voor</strong> nuttigs zou gedaanhebben indien die patiënt niet bij hem langsgegaan was. De opportuniteitskost vanhet gebruik van een bepaald goed of een bepaalde dienst is met andere woordende waarde die dit goed of deze dienst zou hebben bij alternatief gebruik. Indieneen zieke verzorgd wordt door, zijn partner, dan is de echte kost van dieverzorging gelijk aan het inkomen dat die partner derft door zich op dat ogenblikniet op de arbeidsmarkt aan te bieden (zie ook Rutten e.a., 1993).Er kan een verschil gemaakt worden tussen constante en variabele kosten.Constante kosten zijn die kosten die onafhankelijk van de bedrijfsdrukte zijn. Ditbetekent dat deze kosten in een bepaalde periode niet veranderen als gevolg vaneen toe- of afname van de bedrijfsdrukte. De variabele kosten variëren wel me eentoe- of afname van de bedrijfsdrukte in een bepaalde periode (Van Sluijs e.a.,1999).Wanneer men in plaats van beroep te doen op een huishoudhulp, vrijwilligehulp inschakelt, dan moet de waarde van de opgegeven onbetaalde arbeid of vrijetijd geschat worden met behulp van zogenaamde schaduwprijzen. Dit is bv. deprijs die op de (zwarte) markt wordt betaald <strong>voor</strong> allerlei vormen van informelearbeid. In principe wordt de opportuniteitskosten van onbetaalde arbeid of dewaarde van vrije tijd bepaald door de betalingsbereidheid van individuen. Op eenvrije markt zal die betalingsbereidheid zich dan vertalen in marktprijzen. Wanneerdus bepaalde activiteiten geen marktprijs kennen, dient men zelf schaduwprijzente berekenen (Rutten e.a., 1993).2.2.1.4 Berekeningsmethoden kostprijsKostenstudies gaan vaak uit van tarieven of budgetten. Deze geven eenbenadering weer van de werkelijke kosten van de verrichtingen waarop zijbetrekking hebben. Een goed inzicht in de opbouw en ontwikkeling van defeitelijke kosten is hierdoor niet mogelijk. Groenenboom e.a. (1995), stellen eenintegrale kostprijsberekening <strong>voor</strong> waardoor beleidsmakers een beter inzicht inde werkelijke kosten(ontwikkeling) in de <strong>ouderen</strong>zorg kunnen krijgen. Eendergelijke methode is echter niet eenvoudig te realiseren. Andere methoden zijngebaseerd op tarieven, statistieken, schaduwprijzen enz.


141Pacolet e.a. (2001) gebruikten in hun onderzoek naar de kost vanAlzheimerpatiënten in Vlaanderen en Europa de micro-<strong>economische</strong> benadering.Via dagboeken werden de uitgaven en ontvangsten geregistreerd, alsook deuitgevoerde informele zorg (prospectief onderzoek). Door de kosten opmicroniveau te bevragen, worden de individuele behoeften van de patiënten(zoals bv. de informele zorg) duidelijker (Pacolet e.a., 2001). Een andere methodeis de retrospectieve bevraging van de kosten zijn, bv. m.b.v. een vragenlijst.2.2.1.5 Ontwikkeling van kosten in de tijdWanneer er beroep wordt gedaan op cijfermateriaal van verschillende jaartallendienen <strong>voor</strong> de vergelijkbaarheid alle bekomen waarden verdisconteerd te wordennaar een bepaald refertejaar. Bovendien heeft men in de gezondheidszorg vaak temaken met effecten die zich op lange termijn <strong>voor</strong>doen. Ook de kosten enopbrengsten die zich in de verre toekomst <strong>voor</strong>doen, dienen herverdisconteerd teworden naar hun actuele waarde. Indien er dus wordt gesproken van een<strong>economische</strong> evaluatie van het videotelefoniegebruik in 2003, impliceert dit metandere woorden niet dat alle data van 2003 dateren, maar dat de waarden in 2003-prijzen zijn uitgedrukt. Volgens Drummond e.a. (1999) bedraagt de discontovoetin de literatuur gemiddeld 5% per jaar (zie ook Rutten e.a., 1993).Rutten e.a. (1993), stellen dat wanneer we de kostprijs per eenheid gaanberekenen (hier bv. per videofonietoestel), we ook rekening moeten houden methet aantal gebruikers. In dat geval staat de vraag naar het bestaan van ‘economiesof scale’ (schaal<strong>voor</strong>delen) centraal. Hoe meer de technologie ingeburgerd geraakten hoe meer hij dus gebruikt zal worden, hoe lager we de kostprijs per eenheidmogen verwachten.2.2.1.6 Indeling van kosten en opbrengstenKosten: inputTorfs e.a. (1997) stellen dat we in een vrije en competitieve markt, deopportuniteitskost van een goed of dienst gelijk kunnen stellen aan de gevraagdemarktprijs. De vraag die uiteraard belangrijk is, is of de gezondheidszorg kanbeschouwd worden als een vrije markt? Volgens Torfs e.a. kan men bezwaarlijkstellen dat de ligdagprijs op een vrije markt tot stand is gekomen. Nochtansweerspiegelt deze ligdagprijs wel de productiekosten van één ziekenhuisdag en isdeze samengesteld uit onderdelen waar<strong>voor</strong> dikwijls wel marktprijzen bestaan:apparatuur, allerlei materiaal, gebouwen , lonen, enz. Al bij al is het dus eenredelijke benadering van de ‘reële’ productiekost van een dag in het ziekenhuis.Rutten e.a. (1993) halen het probleem aan van nieuwe behandelingsvormen.Hier<strong>voor</strong> bestaan er immers nog geen officiële tarieven. In dit geval dient er danwel door de onderzoeker zelf een gedetailleerde kostenberekening te gebeuren.


142Al naargelang de invalshoek, zijn er verschillende indelingen in kosten terug tevinden. We beperken ons hier tot de meest relevante (gebaseerd op Torfs e.a.,1997, Pacolet e.a., 2001, Rutten e.a., 1993).−−−−Directe medische en niet-medische kosten (direct gerelateerd aan debehandeling):− Professionele kosten: gebruik van gezondheids<strong>voor</strong>zieningen.Het gaat dus om medische en niet-medische kosten van zowel dearbeidstijd van de professionele zorgverstrekker als het gebruik vanmaterialen die het gevolg zijn van de behandeling die men wenst teevalueren, inclusief alle effecten en neveneffecten. Deze kosten kunnenworden gemaakt door zowel de patiënt als door de verzorgers. Enkele vandeze kosten zijn erkend en opgenomen in de Ziv.Ze bevatten bv. de tijd van artsen en verpleegkundigen, het gebruik vanmateriële ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen, geneesmiddelen en thuisverzorging.− Informele kosten: gebruik van niet-gezondheids<strong>voor</strong>zieningen.Hier gaat het om arbeidstijd van de niet professionele verzorgers <strong>voor</strong>verzorging, toezicht, huishouden, gezelschap, inclusief de tijd van depatiënt gedurende de behandeling, die een rechtstreeks gevolg zijn van degeëvalueerde behandeling.Het gaat bv. om verplaatsingen van en naar het ziekenhuis, verblijf in eenhotel in de buurt van het ziekenhuis, kosten van overheidsdiensten, …Productiviteitskosten of indirecte kosten(<strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong>zorg zijn deze kosten (o.a. productieverliezen doorziekteverzuim) nauwelijks relevant):− De productie van goederen of diensten door de patiënt of verzorger dieverloren gaat ten gevolge van ziekte of behandeling, maar ook bv. beperktevrijetijdsmogelijkheden.− De productie van goederen of diensten door de patiënt die verloren gaatten gevolge van vroegtijdig overlijden na ziekte of behandeling.Transfers: vergoedingen gerelateerd aan de ziekte of de zorgsituatie, bv. vande patiënt aan zijn familieleden, of inkomensvervangende uitkeringen tengevolge van arbeidsongeschiktheid. Het gaat dus om een overdracht vankoopkracht van gezonde burgers naar zieke burgers. Vanuit maatschappelijkstandpunt zijn dit echter geen kosten omdat de totale maatschappelijkerijkdom er niet door verminderd of vermeerderd wordt.Immateriële kosten <strong>voor</strong> de verzorger (bv. kwaliteit van leven door de MOS-SF 36).


143Opbrengsten: outcomeEen opbrengst van videotelefonie die uit verschillende literatuuronderzoeken naar<strong>voor</strong> komt is de mogelijke positieve invloed op de kwaliteit van leven.De WHO definieert quality of life (QoL) als ‘the individual’s perceptions of theirposition in life in the context of the culture and value system in which they live, and inrelationship to their goals, expectations, standards and concerns’ (WHO QoL Group,1995, cit. in Gauthier, 2000).De aan de gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven (health related quality oflife, of HRQOL) bevat volgens Torfs e.a. (1997) tal van niet aan de gezondheidgerelateerde determinanten van de kwaliteit van leven. Dé kwaliteit van leven kandan ook niet op zich gemeten worden. We moeten steeds terugvallen op hetomschrijven en meten van de samenstellende elementen, waarvan men algemeenals essentiële elementen beschouwd: de fysieke toestand, de psychische toestand,het sociaal welbevinden en het dagelijks functioneren. Essentieel hierbij is datkwaliteit van leven volgens Torfs e.a. (1997) een subjectief gegeven is en dat deevaluatie dus ook door de patiënt dient te gebeuren.Spilker (1996) stelt – na een uitgebreid onderzoek in de internationale litteratuur– dat het kwaliteit-van-leven concept meestal bestaat uit elementen van devolgende vijf domeinen:− Fysieke status en functionele mogelijkheden;− Psychologische status en algemeen welbevinden;− Sociale interacties;− Economische en/of professionele status en factoren;− Religieuze en/of spirituele status.Deze brede visie op het begrip kwalteit-van-leven- sluit volgens Fries e.a. (1996,zie ook Spilker, 1996) aan op de definitie van gezondheid door deWereldgezondheidsorganisatie (WGO). Gezondheid wordt immers nietgedefinieerd als de afwezigheid van ziekte maar wel als een toestand van fysiek,psychisch en sociaal welbevinden. Wanneer we dus de invloed van eenbehandeling wensen te weten, dient er niet enkel naar de invloed op zuiverlichamelijk vlak te worden gekeken, maar dient men de gehele mens met zijngehele gezondheid (fysiek, psychisch en sociaal te beschouwen).Schipper e.a. (1996) halen <strong>voor</strong> het definiëren van het begrip kwaliteit-van-leven,de theorie van Calman aan, met name ‘Calman’s Gap’. Calman definieertkwaliteit-van-leven als ‘.. the gap between the patient’s expectations and achivements.Thus the smaller the gap, the higher the quality of life.’ In metingen naar de eraringvan iemands kwaliteit van leven is het dus belangrijk om naast te peilen naariemands feitelijke situatie, ook vragen te stellen over hoe belangrijk hij of zij eenbepaald aspect vind.


1442.2.2 Literatuurstudie <strong>economische</strong> analyses telecare/videotelefonieWhitten et al (2002) analyseerden 612 gepubliceerde Engelstalige artikels met‘telemedicine’ als onderwerp. Van deze 612 artikels bleken er slechts 55 (9%)<strong>economische</strong> gegevens te bevatten. Hiervan bleken er 83% zich te beperken totstrikte kostenvergelijkingen tussen telemedicine en traditionelegezondheidszorgdiensten. 7% van de onderzoeken voerden eenkosteneffectiviteitsstudie uit. Geen enkele studie beschreef eenkostenutiliteitsstudie of een <strong>economische</strong> haalbaarheidsstudie bij een gebruik vantelemedicine op grotere schaal. Slechts 29% van de studies probeerden eengebruikerspercentage te berekenen dat zou nodig zijn opdat telemedicine<strong>voor</strong>deliger zou zijn ten opzicht van de traditionele gezondheidszorgdiensten.De meerderheid van de gepubliceerde onderzoeken bleken kleinschalig enslechts kortdurend (slechts 20% van de onderzoeken liepen over een langereperiode dan een jaar). Bovendien was er een grote verscheidenheid in de gebruiktefuncties van telemedicine en telecare, organisatievormen en plaatselijke situaties(bv. platteland versus stad). Dit alles zorgt er <strong>voor</strong> dat generaliseerbare besluitenmoeilijk zijn. De onderzoekers besluiten hun literatuuranalyse met de conclusiedat er weinig gepubliceerde bewijzen zijn dat telemedicine een kosteneffectievemanier is om gezondheidszorg aan te bieden.Camarinha-Matos e.a. (2000) stellen dat telecaretoepassingen op drie vlakkenkunnen bijdragen tot kostenbesparingen in de gezondheidszorg:− Het kan een vermindering van de loonkosten <strong>voor</strong> hulpverleners uit degezondheidszorg met zich meebrengen omdat het aantal huisbezoeken kandalen;− Het kan een vermindering van kosten van medische zorg<strong>voor</strong>zieningen metzich meebrengen omdat minder <strong>ouderen</strong> er moeten beroep doen als resultaatvan een betere opvolging van <strong>ouderen</strong> en bv. de daling van het aantalongevallen (door bv. de lifestylemonitoring, automatische medicatieopvolging,..);− Er kan zich een vermindering van de kosten <strong>voor</strong>doen omdat er meerpreventief kan gewerkt worden.2.2.3 Opzet kosteneffectiviteitsstudie Telesenior2.2.3.1 AlgemeenVoor de evaluatie van deze nieuwe zorgtechnologie wensen wij ons te baseren opde principes van de gezondheidseconomie, en met name de farmaco-economie.Farmaco-<strong>economische</strong> evaluaties zijn een bijzondere vorm van <strong>economische</strong>evaluaties.


145Een <strong>economische</strong> evaluatie heeft een systematische identificatie, meting enwaardering van alle gevolgen van de te onderzoeken aanwending van schaarsemiddelen tot doel.Een farmaco-<strong>economische</strong> evaluatie hanteert nauwkeurige richtlijnen om het effectvan een bepaalde behandelingsmethode (of geneesmiddelen of therapeutischestrategieën) en de daarmee verbonden netto-kosten (met name de gemaakte extrakosten en de vermeden kosten) te registreren en te analyseren.Een farmaco-economisch evaluatiekader wordt gekenmerkt door de ruimedefinitie van de te onderzoeken kosten en baten. Niet alleen gemaakte envermeden professionele kosten, aanpassingen aan woningen, hulpapparatuur,geneesmiddelenverbruik worden geregistreerd. Ook de informele zorgtijd, deopportuniteitskost <strong>voor</strong> de mantelzorger, de psychologische last van de zorg enz.wordt in beeld gebracht. Ook de impact op de hulpbehoevende zelf, maatstavenvan ‘outcome’, kwaliteit van het leven, welbevinden, komen aan bod. Dergelijkebenaderingen van kostenstudies en kosteneffectiviteitsstudies (met als bijzonderevariant de kostenutiliteitsstudies) kunnen zowel <strong>voor</strong> geneesmiddelen als <strong>voor</strong>behandelingsformules worden gehanteerd, tot en met zorgprogramma’s enzorgorganisatie (bij<strong>voor</strong>beeld de vergelijking thuiszorg –institutionele zorg).Om een analyse van de kosten en opbrengsten te kunnen maken zullen er ook eenaantal andere gegevens bevraagd worden zoals:− Achtergrondkenmerken (sociodemografisch, socio-economisch, gezinssituatie,gezondheidstoestand, zorgbehoevendheid …);− Gegevens i.v.m. weerstanden tegenover het gebruik: hoe reageren deaanvragers (patiënten, mantelzorgers, ruime omgeving …) op het <strong>voor</strong>stel,welke argumenten tegen worden gebruikt (bij<strong>voor</strong>beeld privacy …) ;− Aard van de interventies, zowel wat de vragen van de zorgbehoevende als degeboden oplossingen betreft.Als onderzoeksmethodologie <strong>voor</strong> de farmaco-<strong>economische</strong> evaluatie kunnen weberoep doen op de principes van de kosteneffectiviteitsstudies ofkostenutiliteitsstudies. Enige beperking in het Telesenior-onderzoek is wel dat wedeze studies dienen uit te voeren zonder een controlegroep. Bijgevolg zijn er ookgeen gegevens beschikbaar die we als vergelijkingsbasis kunnen gebruiken.Als eerste stap in een <strong>economische</strong> evaluatie dienen de relevante kosten- enopbrengstencategorieën geïdentificeerd te worden. Een volgende stap bestaat uithet kwantificeren en het waarderen van de verschillende kosten en opbrengsten.


1462.2.3.2 Identificatie van relevante kosten- en opbrengstenKostenWij wensen een volledig beeld van alle mogelijke kostencategorieën te registreren.De wijze van registratie zal evenwel niet de intensieve dagboekmethode zijn diedoorgaans wordt gehanteerd, maar een retrospectieve bevraging: wat iszorgopname vandaag, wat zijn de <strong>voor</strong>naamste belangrijke gebeurtenissen op ditvlak de <strong>voor</strong>bije maand, jaar? Zowel professionele, informele als materiële kostenworden in beeld gebracht. Op basis van eenvoudige vragen worden belangrijkebeslissingsmomenten toch in beeld gebracht (is opname overwogen? waarom is zijuitgesteld?).Eens deze kosten geïdentificeerd kunnen ze worden vergeleken met informatie diewij hebben vanuit andere gelijkaardige kostenstudies of vanuit feitelijkegebruikscijfers <strong>voor</strong> een vergelijkbare populatie waar geen telecare <strong>voor</strong>handen is.Opbrengsten: outcomeNaast de bevraging van de kosten wordt ook gedetailleerd ingegaan op deoutcome van de zorg, met name de kwaliteit van het leven, welbevinden, vanverzorgde en verzorgenden. Diverse outcome-schalen die ook gebruikt werden bijArnaert (2001) kunnen hier ook aangewend worden. In de tweede en derde rondevan de bevraging kan ook de evaluatie van de dienstverlening van telecareworden bevraagd.2.2.3.3 Waardering relevante kosten en opbrengstenWaardering kosten1. Financiële waardering informele zorgVolgens Groenenboom e.a. (1995) zijn er bij de financiële waardering van deinformele zorg twee problemen te onderscheiden. Vooreerst is er de waarderingvan de directe kosten van de informele zorg en vervolgens de waardering van deindirecte kosten, ofwel de gederfde opbrengsten (aan de kant van de hulpverlener)als gevolg van de noodzaak van de informele hulpverlening.Afhankelijk van de aard van de verleende zorg - eenvoudige huishoudelijke takenof eerder verpleegkundig werk- alsook afhankelijk van het tijdstip waarop de zorgwordt verleend, zal er <strong>voor</strong> de waardering een ander tarief dienen te wordengehanteerd. Ook kan er mogelijk rekening mee worden gehouden dat de zorguitgevoerd door informele zorgverleners misschien minder snel of minder


147efficiënt kan verlopen en zou men zich kunnen afvragen of de geboden informelezorg altijd noodzakelijk is.Volgens Groenenboom e.a. (1995) dient men wanneer de inspanningen van defamilieleden onontbeerlijk zijn <strong>voor</strong> de behandeling, deze inspanningen tewaarderen tegen schaduwprijzen, namelijk die van in plaats van familie in tezetten, professionele krachten. Pacolet e.a. (2001) stellen dat naast dewaarderingsmethode van schaduwprijzen een berekening kan worden gemaaktop basis van de opportuniteitskosten. Hierbij houdt men ook rekening metgederfde inkomens, gemiste jobs en minder vrije tijd <strong>voor</strong> de informele helper.2. Financiële waardering formele thuiszorgBij het onderzoek van Pacolet e.a. (2001), worden prijzen of honoraria gebruikt alsproxy <strong>voor</strong> de kosten. Andere kosten worden berekend op basis van deloonkosten en vaste kosten. De kostprijs werd berekend door de ingezette tijd tevermenigvuldigen met de kostprijs per tijdseenheid. Een deel van de kosten wordtgedragen door de overheid, het andere deel is ten laste van de patiënt. De kostprijs<strong>voor</strong> professionele zorg <strong>voor</strong> Alzheimerpatiënten werd hier gesteld op 232 EUR(9.360 BEF) per week. 90% hiervan wordt publiek gefinancierd. De totale kostprijswordt <strong>voor</strong> 80% verklaard door de kosten <strong>voor</strong> bejaardenhulp en thuisverpleging.De eigen bijdrage van de patiënt in de financiering is het grootst <strong>voor</strong> debejaardenhulp.In de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen zijn alle medischeprestaties opgenomen die <strong>voor</strong> terugbetaling door het Riziv 11 in aanmerkingkomen. De lijst beschrijft de relatieve waarde (en op grond daarvan de prijs) vanelke prestatie, de hoedanigheid (groot of klein risico) en de eventuele<strong>voor</strong>waarden waaraan moet voldaan zijn, zoals de vereiste kwalificatie van dezorgverlener. De tarieven van de prestaties en de terugbetalingen wordenregelmatig aangepast na overleg tussen de zorgverstrekkers en de ziekenfondsen.Om <strong>voor</strong> een terugbetaling door een verzekeringsinstelling 12 in aanmerking tekomen, moeten een aantal <strong>voor</strong>waarden vervuld zijn: de verstrekte zorgen moetenopgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzakede verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering (Ziv); de zorgverleners moetenwettelijk erkend zijn door de Ziv; de rechthebbenden moeten in orde zijn met hunziekteverzekering.Geneeskundige verstrekkingen die in aanmerking komen <strong>voor</strong> terugbetalingzijn ondermeer: de gewone geneeskundige hulp (bv. bezoeken en raadplegingenvan huisarts, specialist, kinesist, tandarts), geneesmiddelen, ziekenhuisverpleging,hulp bij revalidatie. De hoogte van de terugbetaling varieert <strong>voor</strong>namelijk naar11 Rijksdienst <strong>voor</strong> Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.12 De verzekeringsinstellingen (de Lansbonden van de ziekenfondsen, de Hulpkas <strong>voor</strong> Ziekte- enInvaliditeitsverzekering) zorgen <strong>voor</strong> de betaling van de uitkeringen aan de gerechtigden.


148gelang de aard van de verstrekking, het statuut van de verzekerde en het feit of dezorgverlener al dan niet geaccrediteerd is. Sinds 1 september 1995 wordt eenbijkomend honorarium toegekend aan geaccrediteerde geneesheren enspecialisten die volledig door het ziekenfonds wordt betaald.Naargelang het verzekeringsstatuut onderscheidt men de gewoon verzekerdenen de personen met <strong>voor</strong>keurregeling die als ze o.a. aan een aantalinkomens<strong>voor</strong>waarden voldoen 13 in aanmerking komen <strong>voor</strong> een hogereterugbetaling (Dooghe e.a., 1998).De in aanmerking te nemen kostenposten zijn ondermeer de thuisverpleging, dehuisarts en specialist, kinesist, de bejaardenhulp of gezinsverzorgende, de dienstmaatschappelijk werk, ..3. Financiële waardering materiële uitgaven.De uitgaven <strong>voor</strong> materiaal kunnen volgens Pacolet e.a. (2001) betrekking hebbenop geneesmiddelen, therapeutische hulpmiddelen en extra kosten in hethuishouden o.w.v. de verzorging. De kosten van duurzame goederen werden viaaankoopkosten en afschrijvingen berekend.Bij de waardering van de materiële uitgaven dienen we rekening te houden metallerlei maatregelen waarmee men de kosten <strong>voor</strong> de eindgebruiker wil drukken.Zo is er bv. de regeling van de maximumfactuur (MAF) die werd ingevoerd tervervanging van de fiscale en sociale franchise. Hierdoor wordt er per gezin eenbepaald plafond per jaar vastgelegd waarboven men geen remgelden meer zaldienen te betalen. Ten opzichte van de sociale en fiscale franchise is er een sterkeuitbreiding van het de gezondheidskosten die in aanmerking worden genomen:− Remgelden van huisarts, tandarts, specialist, kinesitherapeut en andereparamedische zorgverstrekkers;− Geneesmiddelen die behoren tot de terugbetalingscategorie A en B;− Huisvestingskosten bij opname in een algemeen ziekenhuis tot de 91ste dag, ineen psychiatrisch ziekenhuis tot de 366ste dag;− Het medicatieforfait in een algemeen of psychiatrisch ziekenhuis.Er zijn 7 categorieën bepaald naargelang het gezinsinkomen en het eventueelbeschermde statuut. Per categorie is vastgelegd tot welk bedrag de noodzakelijkegezondheidskosten maximaal mogen oplopen. De remgeldplafons liggen vast,terwijl de inkomensgrenzen jaarlijks geïndexeerd worden.De regeling van het MAF beschouwd een gezin als al de personen die feitelijkonder één dak leven. Alleenstaanden worden dus ook beschouwd als een feitelijkgezin. Voor de praktische toepassing zal men verdergaan op de gegevens van het13 Maximum jaarinkomen = 12.237,88 Euro, verhoogd met 2.265,55 Euro per persoon ten laste(d.d. 01/01/2001)


149rijksregister. Op die manier wordt er geen onderscheid gemaakt tussensamenwonenden en gehuwden. Zorgbehoevende personen die inwonen bij hunmantelzorger worden dus als één feitelijk gezin beschouwd. Zij kunnen echterberoep doen op een uitzondering om toch als een afzonderlijk gezin beschouwd teworden. Op deze manier wordt vermeden dat het inkomen van het gezin waarinde zorgbehoevende verblijft niet wordt meegeteld bij zijn of haar inkomen bij deberekening van de maximumfactuur. Op deze manier kan het remgeldplafond vande zorgbehoevende worden verlaagd en kan men dus sneller van eenterugbetaling via de regeling van het MAF genieten (Werkgroep Thuisverzorgers,2003).Daarnaast werd de zorgverzekering ingevoerd waarmee bepaalde productiekonden worden terugbetaald, of is er ook nog het Vlaams Fonds dat instaat <strong>voor</strong>de vergoedingen van materialen en hulpmiddelen aan andersvaliden.Waardering opbrengstenSpilker (1996) stelt dat de fysieke status en functionele mogelijkheden slechts éénaspect uitmaken van kwaliteit-van-leven metingen of outcomemeasurement. Debeperking tot deze aspecten stemt <strong>voor</strong>t uit het medisch model. Vanuit het groterbelang dat wordt besteed aan het ontwikkelen van een bredere kijk op watgezondheid is (cf. o.a. definitie van WGO over gezondheid 14 ) komt men totruimere omschrijvingen van wat gezondheid is, en dus ook van wat de effectenkunnen zijn van een interventie op de gezondheid. Spilker pleit dan ook om bijkwaliteit-van-leven metingen te peilen naar de beleving van de volgende aspecten:− Fysieke status en functionele mogelijkheden;− Psychologische status en algemeen welbevinden;− Sociale interacties;− Economische en/of professionele status en factoren;− Religieuze en spirituele status.Een belangrijk aspect van het algemeen welbevinden behelst de algemenetevredenheid van de gebruiker met de technologie. Mair e.a. (2000) voerden eenmeta-analyse uit van 32 artikels die een onderzoek beschreven naar detevredenheid van telemedicine- en telecaregebruikers. De onderzoekersvermelden dat vele tevredenheidsstudies uitgevoerd zijn bij kleine aantallen (ruimeen derde van de studies had minder dan 20 samples), met vaak een lage responsen zonder formele selectiecriteria. Vaak wordt er gewerkt met vrijwilligers of metgevallen die werden aangebracht door hulpverleners. Zij stellen ook vast dat veleonderzoeken als resultaat hebben dat telemedicine gebruikers over het algemeentevreden zijn over de dienst, maar er wordt in de onderzochte studies vaak niet14 Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie bestaat gezondheid uit ‘..een toestandvan algemeen fysiek, mentaal en sociaal welbevinden’.


150dieper ingegaan op de onderliggende redenen <strong>voor</strong> deze tevreden- ofontevredenheid. Bij de meeste studies blijft het bij eerste impressies, waarbij er ookgeen rekening wordt gehouden met de invloed van de tijd op de tevredenheid.Bovendien stellen zij vast dat vele telemedicine- en telecareprojecten via subsidiesbetoelaagd worden. Hierdoor dienen gebruikers vaak niet te betalen <strong>voor</strong> deteleconsultaties, wat een positieve invloed kan hebben op de tevredenheid.De onderzoekers pleiten <strong>voor</strong> verder onderzoek naar tevredenheid bijtelemedicinegebruikers maar dan wel met betrouwbare en validemeetinstrumenten. Het werken met vragenlijsten heeft volgens de onderzoekers<strong>voor</strong>- en nadelen, maar als ze worden gebruikt, moeten ze streng getest zijn. Bestwordt er bij verder onderzoek ook gewerkt met gecontroleerde engerandomiseerde onderzoeken (randomised controlled trial) of minstens metrepresentatieve patiëntensamples (Mair F. et al, 2000).1. Quality of Life meetinstrumentenVolgens Nocon e.a. (1996) dient ‘outcomemeasurement’ zowel uit objectieve alssubjectieve elementen te bestaan. Er dient immers een duidelijk onderscheidgemaakt te worden tussen de observeerbare aspecten van de persoon zijn situatie(zoals bv. hoeveel sociale contacten iemand heeft) en de eigen evaluatie ofperceptie ervan door de persoon.Ook stellen zij dat er in een outcome-onderzoek zowel gebruik dient te wordengemaakt van gestructureerde meetinstrumenten (zoals bv. de MOS SF-36) als openvragen in diepte-interviews. In een onderzoek van Hill e.a. (1994, cit. in Nocon e.a.1996) wordt informatie vergeleken komende van een gestructureerd instrument(MOS SF-36) met de informatie die werd bekomen uit kwalitatieve interviews. Hetblijk dat de effecten van bepaalde interventies m.b.t. de preventie vanincontinentieproblemen en mentale problemen niet werden gedetecteerd met deMOS SF-36, maar wel tot uiting kwamen in de diepte-interviews met zowelverzorgers als cliënten. Bovendien kunnen diepte-interviews ook bijdragen tot hetdetecteren van outcomes die niet werden bevraagd via een gestructureerdinstrument en kunnen zij een bijdrage leveren <strong>voor</strong> het bewijzen van hetoorzakelijk verband tussen de outcome en de interventie wanneer er geencontrolegroep is <strong>voor</strong> vergelijking. Bovendien kunnen diepte-interview een nuttigzijn om specifieke redenen te exploreren die aan de basis kunnen liggen vangeobserveerde verschillen in kwantitatieve meetresultaten tussen bv.verschillende teams of geografische gebieden.De auteurs pleiten dus om outcomemeasurement uit te voeren door middel vanzowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoekstechnieken. Beiden kunnenimmers complementaire informatie opleveren.De Vries M. e.a. (2001) halen een belangrijk onderscheid aan tussen de healthrelatedquality of life (HRQOL)-meetinstrumenten en de Quality of life (QOL)-


151meetinstrumenten. De HRQOL meet de invloed van ziekte op het fysiek,emotioneel en sociaal functioneren. De QOL meet de perceptie van de patiënt vanhun leven of hun evaluatie van hun functioneren. Hierdoor meet je dus eerder watpatiënten bij zichzelf als een probleem ervaren in plaats van wat dokters denkendat het probleem van hun patiënt is.De onderzoekers spreken geen waardeoordeel uit over beide soortenvragenlijsten. Ze stellen dat de keuze tussen beide vragenlijsten altijd moetgebaseerd zijn op het doel van de studie en dat onderzoekers moeten weten watze willen meten (De Vries M. et. al., 2001).Volgens Torfs e.a. (1997) zijn de belangrijkste meetschalen <strong>voor</strong> het meten van dekwaliteit van leven de Sickness Impact Profile (SIP), de Nothingham Health Profile(NHP) en de Medical Outcomes Study Short Form 36 (MOS-SF36). Vermits hetvragenlijsten zijn die internationaal reeds vele malen zijn gebruikt en getesthebben ze immers een hoge mate van betrouwbaarheid en validiteit bereikt. Dezeschalen peilen <strong>voor</strong>al naar de ziektebeleving en de functionele mogelijkheden.The Sickness Impact Profile (SIP) meet de waargenomen impact van een ziekteop de dagelijkse activiteiten van een persoon. Het bestaat uit 136 stellingen in 12categorieën:− Slapen en rusten− Eten− Werk− Huishouden− Ontspanning en tijdverdrijf− Het maken van wandelingen− Mobiliteit− Lichaamsverzorging en –beweging− Sociale interacties− Emotioneel gedrag− CommunicatieAan de respondenten wordt er gevraagd om hun actueel gedrag te beschrijvenop een gegeven dag door het geven van ‘Ja’-antwoorden, wanneer toepasselijk, opde specifieke stellingen.De SIP werd in de USA ontwikkeld. In Groot-Brittannië werd deze aangepasttot de Functional Limitations Profile (FLP). Beide meetinstrumenten kunnen doorde persoon zelf worden ingevuld of kunnen door een interviewer wordenafgenomen (Nocon e.a., 1996).De Nottingham Health Profile (NHP) is een vragenlijst die door de betrokkenpersonen zelf kan worden ingevuld. Er worden verschillende aspecten onderzochtvan ervaren fysieke gezondheid, emotioneel welbevinden en sociaal functioneren.De NHP is te vergelijken met de SIP <strong>voor</strong> wat betreft zijn focus op de impact vanziekte op het individu. Daartegenover staat dat de NHP ook op een directe maniernavraag doet naar de emotionele toestand.


152De NHP bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel bestaat uit 38 stellingenwaarbij de respondenten dienen aan te geven in welke mate zij de in de stellingenbeschreven problemen ervaren. De stellingen kunnen volgens volgende 6 itemsworden gegroepeerd:− Fysieke mobiliteit− Pijn− Emotionele reacties− Energie− Slaapstoornissen− Sociale isolatieHet tweede deel van de NHP – dat onafhankelijk kan worden gebruikt van heteerste deel – bevraagd het effect van de gezondheidstoestand op activiteiten inverschillende domeinen van het alledaagse leven:− Betaald werk− Huishoudelijke taken− Sociaal leven− Familie relaties− Seksueel leven− Interesses en hobby’s− VakantiesBowling (1991, cit. in Nocon e.a., 1996) stelt dat dit deel beter nog niet wordtgebruikt totdat het verder uitgewerkt is.Het grote <strong>voor</strong>deel van het gebruik van het eerste deel van de NHP is, is dat hetkan worden ingevuld in een 10-tal minuten. Hierdoor onstaat ook de kritiek datbepaalde aspecten zoals bv. incontinentie of eetproblemen totaal niet aan bodkomen in de vragenlijst.2. ‘Tevredenheid met technologie’ vragenlijstenDe onderzoekers van twee telecare- en telenursing projecten in Californië (SonoraHealth System en Davis home telecare pilot project) stellen dat er voldoendeduidelijkheid is over de mogelijkheden van telecare om degezondheidszorgkosten te verminderen. Ze ondervonden in de praktijk echter eentekort aan informatie over de perceptie van de patiënt aangaande het gebruik vandeze nieuwe technologie. Daarom werd er een vragenlijst ontwikkeld: de ‘PatientsPerceptions-vragenlijst’. Deze zou als leidraad dienen <strong>voor</strong> gestructureerdeinterviews met de telecaregebruikers. Omdat de twee telecareprojecten <strong>voor</strong>al totdoel hadden om een aantal huisbezoeken van de verpleegkundige te vervangendoor ‘televisits’, in combinatie met elektronische monitoringssystemen zoals eenelektronische stethoscoop, is ook de ontwikkelde vragenlijst <strong>voor</strong>al hierop gericht,en daarom <strong>voor</strong> het <strong>Telecare</strong>project te Kortrijk minder bruikbaar.Volgens de onderzoekers kan de perceptie van de patiënt gegroepeerd wordenin zes hoofdcategorieën: algemene beoordeling, technologische beoordeling,


153opleiding- en zelfzorgbeoordeling, beoordeling van het beeld, beoordeling over defysieke aan- en afwezigheid van de professionele thuisverzorger enprivacybeoordeling. Verspreid over deze zes categorieën, zijn er 31 stellingenwaarbij de gebruiker telkens met akkoord of niet akkoord kan antwoorden.Bijkomend zijn er drie open vragen. De onderzoekers relativeren zelf de resultatenvan hun onderzoek omdat het slechts kleinschalig was (15 respondenten) enomdat het ontwikkelde instrument nog niet getest is <strong>voor</strong> betrouwbaarheid envaliditeit (Agrel et.al., 2000).<strong>Telecare</strong> lijkt een toekomstige optie te zijn om <strong>voor</strong> een betere toegankelijkheidvan de gezondheidszorg te zorgen. Daarom is het noodzakelijk dat de patiënt deinstallatie van deze nieuwe technologie in hun huis accepteert. Hoe patiënten dezetelecare ervaren kan de acceptatie en dus ook de verspreiding van telecarebeïnvloeden. Patiëntentevredenheid zou volgens de onderzoekers immers kunnenbeschreven worden als de congruentie van welke zorg patiënten verwachten en deervaring van de zorg die ze effectief krijgen.Om de telecare-ervaringen van patiënten te meten ontwikkelde men inMinnesota, USA de ‘Patients’ impressions of the risks and benefits of home telecare’,een vragenlijst met 20 vragen. Na een eerste onderzoek bij 32 gebruikers,reduceerde men de vragenlijst tot 17 items. Hierdoor kwam men volgens deonderzoekers tot een erg betrouwbaar en valide meetinstrument. De vragenlijstwerd gebruikt bij gebruikers van een telecareproject in Minnesota. Het gaat omeen soort van Telenursingproject, waarbij het <strong>voor</strong>al bepaalde bezoeken vanverpleegkundigen zijn die werden vervangen door televisits in combinatie met bv.Een elektronische stethoscoop waardoor de televerpleegkundige ook vanopafstand over bepaalde monitoringgegevens beschikte. In dat opzicht verschilt hetgebruikerspubliek dus wel met dat van Telesenior te Kortrijk, en is de vragenlijstmisschien iets minder goed te gebruiken.De belangrijkste resultaten die men vond door het gebruik van de vragenlijstwaren de volgende: de meeste gebruikers bleken overtuigd te zijn dat telecare hungezondheid kon verbeteren, maar velen waren echter bezorgd over debetrouwbaarheid van de apparatuur, het gebrek aan echt contact tijdens eentelevisit en bezorgdheid omtrent de privacy van hun medische gegevens.Algemeen waren de gebruikers gematigd tot zeer tevreden over het gebruik van<strong>Telecare</strong> (Demiris et al, 2000).2.3 Constructie van een meetinstrument2.3.1 Validiteit en betrouwbaarheid van meetinstrumentenWanneer men meetinstrumenten gebruikt, is het belangrijk dat deze alsbetrouwbaar en valide kunnen worden beschouwd.


154Een meetinstrument is valide als het meet wat het zou moeten meten. Inkwaliteit van leven onderzoek bestaat er echter geen absolute goudstandaardwaarmee we de gemeten kwaliteit van leven kunnen vergelijken. Want wat is nueenmaal dé kwaliteit van leven. Daarom bestaat het valideren <strong>voor</strong>al uit hetvergelijken van gemeten veranderingen of verschillen in kwaliteit van leven metveranderingen of verschillen in kwaliteit van leven met veranderingen ofverschillen in andere, meestal klinische parameters. Zo kan men verwachten datwanneer door bv. toediening van een bepaald medicament iemands koorts ergzakt, zijn kwaliteit van leven ook zal toenemen. Wanneer ons meetinstrument<strong>voor</strong> de kwaliteit van leven valide is, moeten we dit dan ook meten.Een vragenlijst kan als betrouwbaar worden beschouwd wanneer ze opverschillende tijdstippen en in verschillende omstandigheden dezelfde resultatenmeten in een stabiele groep respondenten (Torfs e.a., 1997).2.3.2 Ontwikkeling vragenlijstIn het <strong>voor</strong>jaar van 2002 werden er bij een vijftal bejaarden die reeds hetvideotelefonietoestel gebruikten, interviews afgenomen. Die hieruit bekomengegevens samen met een diepgaande studie van Belgische en internationaleliteratuur omtrent videotelefonie en mogelijke evaluatietechnieken ervan,vormden de basis <strong>voor</strong> de ontwikkelde vragenlijsten. Door een verdere uitdiepingvan de literatuur van bestaande meetinstrumenten (cf. o.a. supra) kwamen we tottwee vragenlijsten. De eerste vragenlijst (zie bijlage 1) omvat de 0-meting. Het wasde bedoeling dat deze werd afgenomen bij cliënten die pas waren aangesloten bijde dienstverlening van Telesenior. De tweede vragenlijst was bedoeld om bijdezelfde cliënten afgenomen te worden maar wel nadat ze reeds 6 maanden bijTelesenior waren aangesloten. Beide vragenlijsten bestaan uit 5 grote delen. Deeerste 4 delen zijn in beide vragenlijsten grotendeels gelijklopend. Hierbij is het<strong>voor</strong>al de bedoeling om effecten te meten die de videotelefonie met zich kunnenmeebrengen. Dit gebeurt door het nagaan van de verschillen in de resultaten vanbeide metingen. In het vijfde deel van de vragenlijst wordt er bij de 0-meting<strong>voor</strong>al gepeild naar de verwachtingen omtrent de videotelefonie, terwijl er in detweede vragenlijst ook gepeild wordt naar de evaluatie van de videotelefoniedienst.2.3.2.1 Deel 1: identificatie en demografische gegevensIn dit deel van de vragenlijst worden er een aantal algemene identificatie endemografische gegevens bevraagd zoals de woonsituatie, de sociale contacten ende inkomenssituatie.


1552.3.2.2 Deel 2: medische en zorgafhankelijkheidstoestandNaast de medische situatie wordt er ook gepeild naar de impact van degezondheidsaandoening op het dagelijks functioneren. Deze meting vanzorgafhankelijkheid gebeurt door middel van de Bel-schaal, die de afhankelijkheidmeet op het vlak van de huishoudelijke activiteiten, de lichamelijke verzorging,het sociale leven en de geestelijke gezondheid. Voor wat betreft het onderdeellichamelijke verzorging maakt de Bel-schaal in feite gebruik van een aangepasteversie van de Katz-schaal.Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de verkorte versie van de MedicalOutcome Study (MOS SF-36). Dit meetinstrument meet o.a. de subjectievebeleving van iemands gezondheid en pijn. Om tot slot zicht te hebben op hetoriënteringsvermogen van een cliënt in de tijd en in de ruimte, wordt er gebruikgemaakt van de Abbreviated Mental Test Score (AMT).Katz-schaalIn 1970 ontwikkelden Katz e.a. in de USA de definitieve versie van de ‘Index ofIndependence in Activities of Daily Living. Hiermee kon op zes items wordengemeten of een patiënt afhankelijk was of niet <strong>voor</strong> het desbetreffende item. Ookmomenteel worden deze 6 items als de belangrijkste ADL items beschouwd, hetzijn meerbepaald:− Wassen− Kleden− Toiletbezoek− Incontinentie− EtenDe <strong>voor</strong>gestelde volgorde is belangrijk omdat er volgens Katz een duidelijkehiërarchie zat in het afnemen van de onafhankelijkheid. Zo zou men bijveroudering het eerst hulp nodig hebben bij het wassen en pas in een zeerafhankelijk stadium bij het eten. Katz e.a. verklaarden dit fenomeen door er op tewijzen dat de index gebaseerd is op de biologische primaire functies: het jongekind ontwikkelt zich volgens dezelfde functies maar in omgekeerde volgorde(Pieters e.a., 1992). Katz e.a. hanteerden als invalshoek de aan- of aanwezigheidvan hulp die effectief aan de oudere werd gegeven en niet – zoals later in deBelgische versie- de capaciteit van de patiënt om deze activiteit zelf te doen: ‘.. theactual existence of such assistance is considered in the evaluation, not the potential ofability of the patient…’ (Katz e.a., 1996).In België werd uit beleidsoverwegingen begin de jaren ’90 een aangepaste versieontwikkeld. Sindsdien gebruikt men deze versie ondermeer <strong>voor</strong> de financieringvan de thuisverpleging en de ROB’s en RVT’s.


156Bel-schaalDe Bel-schaal – ‘Basis Eerste Lijnsprofielschaal’ – werd in 1993 door Familiehulpontwikkeld. De schaal poogt een totaalbeeld te schetsen van de thuiszorgcliëntdoor te peilen naar alle aspecten van zijn zorgbehoefte. De schaal bestaat uit viergrote onderdelen: naast de fysieke zorgbehoefte (de Katz-schaal) wordt ook depsychische, sociale en huishoudelijke afhankelijkheid gemeten. Bovendien kentdeze schaal ruime bekendheid in de thuiszorg: ze wordt reeds geruime tijdgebruikt <strong>voor</strong> het vaststellen van de zorgbehoefte in de gezinszorg, en is nu ookhet meetinstrument <strong>voor</strong> het bepalen van de zorgbehoefte in het kader van deZorgverzekering.The Medical Outcome Scale Short Form 36The Medical Outcome Scale Short Form –36 (MOS SF-36) is een algemeenmeetinstrument van gezondheidsoutcome. Het is een instrument dat door derespondent zelf kan worden ingevuld in 5 à 10 minuten. Er worden 3 aspectengemeten: de functionele status, het welbevinden en de algemene evaluatie van degezondheid. Deze aspecten worden bevraagd door 36 vragen die in 8 categorieënkunnen worden gegroepeerd:− Fysiek functioneren− Sociaal functioneren− Rolbeperkingen door fysieke problemen− Rolbeperkingen door emotionele problemen− Mentale gezondheid− Energie en vitaliteit− Pijn− Algemene perceptie van de gezondheidDe ‘Abbreviated Mental Test’De abbreviated mental test – kortweg AMT – meet op een eenvoudige manier decognitieve functie van een oudere persoon. Tien items worden bevraagd: deleeftijd, het uur, het jaar, de naam van de plaats waar men verblijft, het herkennenvan twee personen, de eigen verjaardag, de datum van de eerste wereldoorlog, denaam van de koning, het achterwaarts tellen van 20 tot 1, het vijf minutenonthouden van een volledig adres. Wanneer een antwoord juist is, wordt er eenpunt gescoord. Wanneer het antwoord fout is, krijgt men geen punt. De totaleeindscore op 10 geeft alzo het cognitieve functioneren van de oudere goed weer(Nocon, e.a., 1996).


1572.3.2.3 Deel 3: Inventarisatie van de kosten en de geboden hulpOm de kosten te onderzoeken van de cliënten die gebruik maken van hetvideotelefonietoestel werd een selectie gemaakt van relevante vragen uit devragenlijst die gebruikt werd in het onderzoek naar de kost van de zorg <strong>voor</strong>personen met de ziekte van Alzheimer (Pacolet e.a., 2001).2.3.2.4 Deel 4: Outcome: zelf gerapporteerde mentale en sociale toestandUit onderzoek blijkt dat heel wat alleenwonende <strong>ouderen</strong> zich eenzaam voelen.Deze gevoelens gepaard gaand met een aantal gezondheidsklachten en deconfrontatie met een verlaging van de zelfredzaamheid kunnen een belangrijkeinvloed hebben op de perceptie van de kwaliteit van leven door de oudere.Om de mogelijke eenzaamheidsgevoelens te meten, werd de Loneliness schaalvan De Jong-Gierveld gebruikt. Om de algemene moraal van de cliënt te meten,wordt er gebruik gemaakt van de Philadelphia Geriatric Center Moral Scale(PGCMS).Loneliness schaalDe Loneliness-scale van De Jong-Gierveld komt tegemoet aan de het Raschmeetmodel en bestaat uit 11 items die de discrepantie beschrijven tussen de socialerelaties die enerzijds iemand wil en de sociale relaties die hij anderzijds inwerkelijkheid heeft. Er worden zowel positief geformuleerde (bv. ‘er zijnvoldoende mensen bij wie ik me goed voel’) als negatief geformuleerde (bv. ‘ikmis een echte goede vriend) items in de schaal opgenomen. De totale score wordtdan berekend door het optellen hoe vaak een persoon eenzaamheid rapporteert.De score zal dus steeds variëren tussen 0 (afwezigheid van eenzaamheid) en 11(ernstige eenzaamheid). De betrouwbaarheid van dit instrument bij vroegerestudies bedroeg: 1985 Cronbach’s α = 0,81; in 1990 = 0,77 en in 1995 = 0,78 (Tijhuise.a., 1999).Philadelphia Geratric Centre Moral ScaleDe Philadelphia Geriatric Center moral scale werd in 1975 ontwikkeld doorLawton. Het is vragenlijst die bestaat uit 17 vragen die de betrokkene zelf dient inte vullen. Het subjectieve welbevinden van een persoon wordt bevraagd doorvragen zoals ‘Voel je je vaak alleen’ of ‘Geraak je gemakkelijk overstuur’? (Nocon e.a.,1996).2.3.2.5 Deel 5: Verwachtingen en tevredenheid videotelefonieNaast een aantal algemene vragen die peilen naar de verwachtingen en detevredenheid over videotelefonie, werd er beroep gedaan op een aantal bestaande


158meetinstrumenten. De Kaiser permanente Tele home health-tevredenheidsvragenlijstpeilt in een zestal stellingen naar de gebruikerstevredenheid van videotelefonie.Wouters e.a. (2001, 2002) ontwikkelden <strong>voor</strong> hun onderzoek naar de tevredenheidvan <strong>ouderen</strong> over personenalarmering, een lijst met 13 stellingen over depersonenalarmering. Aan de hand van deze stellingen werd er gepeild naar deopinies en houdingen van de gebruikers inzake alarmering. De stellingen werdenzo algemeen en polariserend mogelijk opgesteld. Aan de respondenten werdgevraagd naar de mate waarin ze akkoord gaan met deze stellingen. Voor onsonderzoek kunnen deze stellingen op één na (specifiek over PAS) ook gebruiktworden <strong>voor</strong> de evaluatie van de tevredenheid over het videotelefonietoestel. Delijst werd dan ook integraal overgenomen uitgezonderd stelling 12.3. Evaluatie van het Telesenior-gebruik3.1 Door zorgvragers3.1.1 Beschrijving huidig gebruikVoor een uitgebreide beschrijving van het huidig gebruik van de Teleseniordienstverleningverwijzen we naar de jaarverslagen van Telesenior en hetdocotoraatsonderzoek van Arnaert (2001).3.1.2 Betrekken van gebruikers bij ontwikkeling technologie3.1.2.1 Ontwikkeling user-interfaceAlgemeen werd door de gebruikers gevraagd de interface (wat op het TV-schermte zien is), sterk te vereenvoudigen:• Maximum 2 opties per scherm• Opties dienen juiste en eenvoudige formulering te hebben• De leesbaarheid dient zo optimaal mogelijk te zijn• Duidelijke icoon-ontwerp• Het aantal schermen zo laag mogelijk maken.Het eindresultaat is hieronder beschreven:De verbinding maken en afsluiten met het Service Center gebeurt door middel vande afstandsbediening die de Set Top Box aanstuurt. Het menu-systeem dat op hetscherm van het TV-Toestel verschijnt is nu een heel stuk vereenvoudigd:Om een oproep tot stand te brengen:


159U vertrekt vanuit om het even welke tv-kanaal (hieronder geïllustreerd als“CANVAS”).Door op de rode “aan/uit” schakelaar te drukken komt u in het openingsschermvan TeleSenior (zie hieronder).Druk nu op de groene “bevestigings (OK)” knop om verder te gaan.


160Met de gele “menu-selectie” knoppen (beide kunnen gebruikt worden), kunt ukiezen welke optie/handeling u wil doen:• ofwel: een oproep tot stand brengen met het TeleSenior Dienstencentrum(“BEL CENTRALE”)• ofwel: uw eigen camera eerst richten(“EIGEN BEELD”)Door op de gele “menu-selectie” knop te drukken ziet u dat telkens één van detwee opties blauw gekleurd worden.Bij keuze van de


161optie/handeling “EIGEN BEELD”: wanneer deze optie in het vorig scherm (zievorige pagina) blauw opgelicht is, drukt u op de groene knop. U krijgt vervolgenshet beeld te zien van de eigen camera.Nu kunt u de camera richten. Wanneer u hiermee klaar bent, drukt u op deblauwe knop om terug te keren naar het vorige scherm.Druk op één van de gele “menu-selectie” knoppen om de optie/handeling “BELCENTRALE” te kiezen.


162Druk nu op de groene knop om verder te gaan en een oproep met hetDienstencentrum te maken.Gedurende enkele seconden krijgt u onderstaandscherm te zien.[PS: Indien u per vergissing zou gestart zijn met de tot stand brenging van deverbinding, kunt u deze hier nog afbreken: druk daar<strong>voor</strong> op de groenebevestigingsknop (OK). Daarna komt u terug in het vorige scherm.]Automatisch bekomt u het hieronderstaand scherm, waarbij u nu een gesprekkunt beginnen met het Telesenior Dienstencentrum. [centraal in beeld ziet u hetDienstencentrum, links bovenaan ziet u uw eigen beeld]


163Indien de verbinding niet lukt, krijgt u een berichtenscherm, met een berichtwaarom de verbinding niet is gelukt (vb: “Systeem is bezet. We nemen zodadelijk contact op”).In dit geval drukt u op de groene knop om terug te keren naar het vorig scherm(zie hieronder). Indien de verbinding wel gelukt (u hebt dus een gesprek gevoerd)en u wil de oproep (het gesprek) beëindigen, dan drukt u op de blauwe knop. Zokomt u terug in onderstaand scherm:


164Om uit het Telesenior Syteem te gaan en terug te keren naar een TV-post, dient unogmaals te drukken op de blauwe knop, zodat u terug het openingsscherm ziet:Nu kunt u het TeleSenior Systeem verlaten door op de rode “aan/uit” schakelaarte drukken. Vervolgens kunt u via de afstandsbediening van uw TV-toestel terugeen andere TV-kanaal kiezen.3.1.2.2 Ontwikkeling afstandsbedieningOm de afstandsbediening beter af te stellen op de noden van de gebruikers,hebben deze volgende aanbevelingen doorgegeven:In het algemeen, wordt geopteerd om het systeem van een aparteafstandsbediening <strong>voor</strong> het systeem, los van de afstandsbediening <strong>voor</strong> het TVtoestel,te behouden. Het werken met een aparte afstandsbediening <strong>voor</strong> ditsysteem, is <strong>voor</strong> de gebruiker logischer. Zo ontstaat er geen verwarring met degewone TV-functionaliteiten van het TV-Toestel. Specifiek betreft deafstandsbediening van het systeem, zijn volgende suggesties gedefinieerd door degebruikers:• de algemene ergonomie van de afstandsbediening dient aangepast te worden:een bredere, beter in de hand liggende vormgeving is nodig.• De afstandsbediening dient een zo beperkt mogelijk aantal knoppen te hebben• De knoppen dienen groot te zijn• De knoppen dienen een aparte kleur te hebben• De knoppen dienen een unieke functie te bevatten.


165Eigenschappen:• Universele afstandbediening (Infra-Rood signaal)• Maakt gebruik van 2x R03 AAA 1,5 V batterijen• Een Led bovenaan die “oplicht” telkens een knop wordt ingedrukt.• Slechts 6 standaard bedieningsknoppen3.2 Door zorgaanbieders: bevraging denktank Telesenior3.2.1 SitueringIn het kader van het DWTC <strong>Telecare</strong>-project werd door het Hiva K.U.<strong>Leuven</strong> eenverkennend onderzoek gedaan naar de potentiële toekomstige mogelijkheden vanvideotelefonie in het algemeen en de dienst Telesenior in het bijzonder. Ditonderzoek gebeurde door middel van een bevraging bij de leden van de denktank‘Telesenior’ (geïnteresseerde hulpverleners en mantelzorgers uit de regio Kortrijk,Menen en Zwevegem) en andere lokale beleidsverantwoordelijken die reedsgedurende enige tijd bij het Telesenior-project betrokken zijn (zie vragenlijst inbijlage 3).


166Van de 13 verstuurde vragenlijsten, werden er 8 terug gestuurd. Twee van dezeteruggestuurde vragenlijsten bevatten de mening van meerdere personen omdatde vragenlijst op een teamvergadering ter discussie werd <strong>voor</strong>gelegd. In totaal zijner dus eigenlijk 11 respondenten. De twee mantelzorgers die ook lid zijn van dedenktank Telesenior, beslisten van niet op de vragenlijst te antwoorden omdat devragenlijst eerder gericht was naar professionele hulpverleners. Vermits er in detoekomst mogelijks nog een bevraging bij de gebruikers en mantelzorgers wordtgeorganiseerd beslisten ze om daar dan aan deel te nemen.Alle respondenten zijn dus professionele hulpverleners, afkomstig uit diversediensten en organisaties van de thuis- en <strong>ouderen</strong>zorg: sociale dienst van een RVTmet diverse thuiszorgdiensten, familiehulp, dienst <strong>voor</strong> thuisverpleging (WGK),OCMW, diensten maatschappelijk werk, huisarts. Al de respondenten zijn bekendmet de huidige werking van Telesenior door hun ervaring met de thuiszorg enlidmaatschap van de denktank Telesenior of door hun actieve participatie opbestuursniveau van Telesenior.De vragenlijst werd in drie grote delen opgesplitst. Vooreerst waren er vragen diepeilden naar de mogelijkheden van videotelefonie binnen diversethuiszorgsettings. Daarnaast waren er heel wat vragen die peilden naar de meningvan de respondenten over de huidige Telesenior-dienstverlening. Tot slot werdener algemene vragen gesteld in verband met het gebruik en de organisatie vanvideotelefonie.In het eerste deel (de uitgebreide resultaten) worden de letterlijke antwoorden(opgenoemde <strong>voor</strong>delen, meerwaarden, bemerkingen,..) op vragen uitgebreidweergegeven. Achteraan de bemerkingen en opgenoemde <strong>voor</strong>delen door derespondenten staat tussen haakjes steeds het aantal respondenten vermeld dat eensoortgelijk antwoord gaf.In een tweede deel trachten we deze resultaten samen te vatten om alzo totmeer werkbare en algemene besluiten te komen.3.2.2 Samenvattende resultaten3.2.2.1 Integratie videotelefonie in bestaande of nieuwe thuiszorgdienstenAlgemeen staat de meerderheid van de respondenten zeer positief tegenover hetintegreren van videotelefonie in bestaande thuiszorgdiensten of het organiserenvan nieuwe dienstverlening met behulp van videotelefonie. Enkel de meerwaardevan het integreren van videotelefonie in een huisartsenpraktijk wordt in vraaggesteld.


167Een bemerking hierbij is dat de selectie van de respondenten gebeurde bij dedenktank Telesenior. Er kan verwacht worden dat deze groep personen tegenovereen gemiddelde hulpverlener een grotere interesse heeft in degebruiksmogelijkheden van videotelefonie in de hulpverlening.De belangrijkste bemerking die wordt gemaakt wanneer videotelefonie in dehulpverlening zou worden gebruikt is dat het als een additionele dienst moetworden beschouwd. Met andere woorden: videotelefonie kan en mag depersoonlijke contacten in levende lijve aan huis niet vervangen: ‘het is geenwondermiddel om sociale contacten te vervangen’.Om deze reden vindt de meerderheid van de respondenten dezedienstverlening ook iets minder geschikt <strong>voor</strong> het echte begeleidingswerk. Menkan de videotelefonie gebruiken <strong>voor</strong> de tussentijdse contacten maar echtepsychosociale begeleiding – zoals het begeleiden van een rouwproces – vraagttoch een persoonlijk contact zij het aan huis, zij het tijdens een zitdag.Samengevat: men vindt het een zeer goed middel om tussentijds aan eenhuisbezoek aan opvolging te doen, of om mensen te herinneren aan dingen dietijdens een huisbezoek werden afgesproken, <strong>voor</strong> praktische tips, bijsturing,…Bovendien vindt men dat er veel meer aandacht moet geschonken worden aan deacceptatie van deze vorm van hulpverlening ten opzichte van de traditionele enmeer bekende vormen van hulpverlening. Suggesties die hierbij worden gedaan:het organiseren van contactnamiddagen <strong>voor</strong> gebruikers, het uitdrukkelijkaandacht besteden aan een goede en correcte introductie door verschillendehuisbezoeken zodat het vertrouwen kan worden gewonnen,..Als meerwaarden van de mogelijkheden van de technologie worden door demeerderheid van respondenten aangehaald:Voor de cliënt en zijn omgeving:• Het verminderen van het sociaal isolement bij thuiswonende <strong>ouderen</strong>;• De één-loket functie: <strong>ouderen</strong> weten waar ze altijd terecht kunnen, geeft ookenorm veiligheidsgevoel, werkt drempelverlagend waardoor bijkomend ooksneller aan hulpverlening kan worden gedaan;• Eén van de weinige diensten die echt kan inspelen op de noden van demantelzorgers, wat als zeer belangrijk wordt ervaren. Wanneer deze goed zijnondersteund, blijft thuiszorg langer haalbaar;• Het zorgt <strong>voor</strong> een goede aanvulling op de bestaande thuiszorgdiensten omdatdaar de beschikbaarheid niet altijd voldoende is;


168Voor de hulpverleners:• Het belangrijkste <strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> de hulpverlener dat wordt aangehaald is demogelijke tijdsbesparing omdat het aantal verplaatsingen kan wordenverminderd. Hierdoor kan in bepaalde gevallen ook aan meerdere personenhulp worden geboden, of kan er wanneer er nood toe is meer tijd aan eenbepaalde situatie worden besteed;• Bij integratie in een dienst thuisverpleging wordt de meerwaarde aangehaaldvan het langs deze weg kunnen geven van advies, GVO, praktische tips,herinnering aan nemen medicatie,… Het gaat om prestaties waar<strong>voor</strong> er geennomenclatuurnummer is <strong>voor</strong>zien, en waar<strong>voor</strong> men dus in principe nu ookgeen huisbezoek doet hoewel het om zinvolle verpleegkundige prestaties gaat;• Bij integratie van videotelefonie in het Pas vindt de meerderheid dat hettoevoegen van beeld aan de spreek-luisterverbinding kan zorgen <strong>voor</strong> eenbetere inschatting van het probleem, zeker bij slechthorende <strong>ouderen</strong> (hoeweldan natuurlijk het probleem wordt aangehaald van de reikwijdte van het beeld=> je moet dan bijna in heel het huis gaan camera’s hangen);Om dergelijke diensten te organiseren worden door de meerderheid van derespondenten heel wat praktische en organisatorische <strong>voor</strong>waarden gesteld:• Wanneer echt nieuwe dienstverlening wordt aangeboden binnen eenbestaande dienst (bv. vanop afstand toezicht houden op medicatiegebruik) dandient hiertegenover uiteraard ook extra bestaffing te worden <strong>voor</strong>zien. Devraag is in welke mate dit realiseerbaar is;• Ook worden er duidelijke <strong>voor</strong>waarden gesteld naar ‘openingsuren’. Wanneerhet om additionele dienstverlening gaat, zou het juist een serieuze meerwaardezijn wanneer de videotelefonie kan worden aangeboden op momenten dat dehuidige bestaande diensten niet of nauwelijks beschikbaar zijn, met name: heelvroeg ’s ochtends, ’s avonds, ’s nachts en in de weekends. Uiteraard vraagt ditheel wat middelen om dit te organiseren;• Algemeen is de meerderheid van de respondenten <strong>voor</strong>stander van demeerderheid van de <strong>voor</strong>gestelde diensten, als er maar voldoende financiëlemiddelen (<strong>voor</strong>al personeel) kan <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>zien worden;Voor een aantal specifieke diensten wordt de meerwaarde van de videotelefonie invraag gesteld en is er verdeeldheid onder de respondenten:• Ongeveer de helft van de respondenten vindt dat het huidigecommunicatieschriftje niet kan worden vervangen door het systematischdoorgeven van gegevens via videotelefonie aan de zorgbemiddelaar. Men


169vindt dit eerder omslachtig en weinig efficiënt. Anderen vinden dan weer dathierdoor iedere discipline of thuiszorgdienst vlugger en efficiënter op dehoogte zal zijn van wijzigingen, en dat er langs deze weg ook beter omverduidelijkingen kan worden gevraagd;• Ook het vanop afstand via videotelefonie bijwonen van een cliëntenoverlegkan <strong>voor</strong> de meerderheid van respondenten enkel en alleen als de hulpverleneranders helemaal niet zou kunnen deelnemen. Het kan dus enkel maar eennoodoplossing <strong>voor</strong> de hulpverlener zijn. De meerderheid vindt dat men bijechte aanwezigheid vermoedelijk beter en directer bij het overleg betrokken is;• De integratie in een huisartsenpraktijk wordt door de meerderheid vanrespondenten in vraag gesteld, en dan <strong>voor</strong>al door de huisarts zelf. Alsbelangrijkste reden geeft men aan dat <strong>voor</strong> heel wat zaken (controle, technischehandelingen,..) de lijfelijke aanwezigheid vereist is. Voor de zaken waar<strong>voor</strong> deaanwezigheid niet vereist is stelt men de meerwaarde van de videotelefonieten opzichte van de klassieke telefonie in vraag.Een opmerking die door een respondent nog gegeven werd is dat devideotelefonie ook in de huidige woon- en zorgcentra zou kunnen geïntegreerdworden. Er wordt gesteld dat een dergelijk centrum vrij gemakkelijk devideotelefonie zou kunnen integreren in de bestaande dienstverlening omdat zenu reeds 24u op 24 functioneren, bekend zijn met gebruik van technologie in dehulpverlening (genoeg bandbreedte, oproepsysteem, technische bijstaan bijproblemen,..) en omdat er een bestaand kwaliteitsbeleid is.Samengevat: de meerderheid van respondent staat positief tegenover hetintegreren van videotelefonie in bestaande thuiszorg<strong>voor</strong>zieningen. Dit kanworden meegenomen in het denken over toekomstige mogelijkheden <strong>voor</strong> dehuidige Telesenior-dienst. Het geeft aan dat de videotelefonie een werkmiddel en -instrument is dat op verschillende manieren kan worden gebruikt.3.2.2.2 Mening over huidige Telesenior-dienstverleningAlgemeen vindt de meerderheid van respondenten dat de huidige Teleseniordienstverleningwel een meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande diensten:• Men vindt het een echte meerwaarde dat een dienst echte aandacht heeft <strong>voor</strong>de mogelijke sociale isolatie van <strong>ouderen</strong>. Andere, meer klassiekethuiszorgdiensten proberen hier ook wel aandacht aan te besteden maar het isniet hun hoofdopdracht;• Doordat er interactie kan zijn tussen hulpverlener en cliënt kan dehulpverlener zien of zijn boodschap is overgekomen en begrepen. Er kan dusduidelijk individuele informatie op maat worden gegeven;


170Wat betreft de nieuw <strong>voor</strong>gestelde diensten <strong>voor</strong> Telesenior zoals deomgevingsmonitoring (meten van rook, gas, inbraak,..) en lifestylemonitoring(gebruik van sanitaire faciliteiten, koelkast,..) zijn de meningen wat verdeeld.Enerzijds vindt men dat het een meerwaarde kan zijn omdat het nog nietbestaande vormen van dienstverlening zijn waarbij wordt ingespeeld op deveiligheid, anderzijds heeft men vragen bij privacy of aansprakelijkheid.3.2.2.3 Mening omtrent organisatie en gebruik videotelefonie in het algemeenVanuit het standpunt van de hulpverleners:De meerderheid van de hulpverleners vindt dat videotelefonie hun hulpverleningaan cliënten kan verbeteren. Als we peilen naar redenen komen volgendemeerwaarden naar voren:Er is unanimiteit onder de respondenten dat ICT of een beeldverbinding bijdraagttot een verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening aan cliënten in hetalgemeen en cliënten in landelijke gebieden of gebieden met een tekort aanbepaalde <strong>voor</strong>zieningen in het bijzonder. De meerderheid van de respondentenhaalt hier<strong>voor</strong> als belangrijkste reden aan dat door een grotere bereikbaarheid eneen frequenter contact een vluggere opvolging van het probleem mogelijk wordt.Dit geldt zeker in noodgevallen en <strong>voor</strong> personen die in landelijke gebiedenwonen of gebieden met een tekort aan bepaalde <strong>voor</strong>zieningen;Ook denkt de meerderheid door de technologie een breder doelpubliek tekunnen aanspreken: naast <strong>ouderen</strong> ook thuisgebonden zieken, mantelzorgers,jonge psychiatrische patiënten, begeleid wonen <strong>voor</strong> gehandicapten, bijzonderejeugdzorg, justitieel welzijnswerk,... Een kritische bemerking hierbij van een aantalrespondenten is toch ook wel dat bepaalde personen juist zullen afhaken omdat ergebruik wordt gemaakt van deze technologie.Ook is er unanimiteit over de mogelijkheden die de technologie kan bieden ommantelzorgers te ondersteunen.Bij de vraag waarin we peilden naar de redenen waarom men ICT of anderetechnologie (nog) niet zou opnemen in de hulpverlening, antwoordt een ruimemeerderheid dat de kost <strong>voor</strong> ICT nog te hoog is en dat de huidige toepassingenop de markt, niet aan de behoeften voldoen.De meerderheid vindt dat videotelefonie in de hulpverlening een meerwaardeheeft t.o.v. gewone telefonie omdat het contact veel persoonlijker is, men heeftzicht op de non-verbale communicatie, ‘men heeft het idee op bezoek te zijn’.


171Bij de vraag naar de meerwaarde van een groot beeld t.o.v. een kleinbeeldvideofoon, worden diverse <strong>voor</strong>delen vermeld: geeft beter totaalbeeld, isgemakkelijker om documenten te (laten) lezen, beter <strong>voor</strong> slechtzienden, Tv is integenstelling tot kleinbeeld videofoons een vertrouwd en aanwezig medium, menzit gemakkelijker <strong>voor</strong> Tv, bij Tv gaat het om reële verhoudingen waardoor hetgevoel van het bij mekaar zijn wordt versterkt.Wat betreft aandachtspunten bij integratie van technologie in de hulpverleningvermeldt de meerderheid van respondenten dat de technologie klantvriendelijkmoet zijn: grote knoppen en letters, kleuren,.. maar ook met een technische goedekwaliteit en een beperkte ingreep in de leefsituatie van de cliënt. Bovendien moetzeker ook voldoende tijd besteed worden aan het inwinnen van het vertrouwenvan de cliënt maar ook van de mantelzorg én de familie, door o.a.: goede eneenduidige afspraken, duidelijkheid omtrent de kostprijs, aansprakelijkheid,..Wat betreft de ideale en wenselijk openingsuren van Telesenior:De meerderheid vindt dat de ideale openingsuren 24u op 24 en 7 dagen op 7 zijn.Velen merken op dat dit de ideale omstandigheden zijn en dat er alstussenoplossing minder uren kunnen worden <strong>voor</strong>zien.De meerderheid van de respondenten vindt dat er zeker aandacht moet besteedworden aan het <strong>voor</strong>zien van dienstverlening op die momenten dat de traditionelediensten het laten afweten. Dit wil zeggen als beginuur wordt er 6 of 7u in deochtend <strong>voor</strong>gesteld. Men vermeldt als reden dat senioren vroeg wakker zijn. Alseinduur worden er verschillende uren <strong>voor</strong>gesteld, gaande van 19u, 21u tot 22u inde avond. Hier vermeldt men als reden dat dit vaak eenzame uren zijn <strong>voor</strong>senioren en dat dan de traditionele diensten niet bereikbaar meer zijn. Ook vindtmen dat men minimaal 1x/week avondzitting al dan niet in combinatie met eenpermanentie tijdens het weekend zou moeten organiseren zodat ten minste op datmoment er contact mogelijk kan zijn met buitenshuiswerkende familie ofmantelzorgers.Vanuit het standpunt van de cliënt (of hoe hulpverleners denken dat het door decliënt wordt ervaren):De meerderheid van de respondenten vindt dat door ICT <strong>ouderen</strong> meeronafhankelijk kunnen leven, en dit <strong>voor</strong>al wanneer een permanentebereikbaarheid veiligheid schept. Er is dan ook unanimiteit over de stelling datvideotelefonie kan bijdragen om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten wonen.Door enkelen wordt dit genuanceerd door te stellen dat de technologie eerder eenonrechtstreeks effect heeft. Bv. door de videotelefonie kunnen mantelzorgers erggesteund worden wat maakt dat thuiszorg langer mogelijk wordt.


172De meningen zijn verdeeld over de stelling dat ICT er <strong>voor</strong> kan zorgen dat<strong>ouderen</strong> nog minder mensen ontmoeten. Enerzijds zijn er respondenten die stellendat door ICT er aanvullende diensten zullen worden geschapen anderzijds zijn erdie stellen dat de contacten kunnen afnemen maar dat toch ook veel zal afhangenvan de ingesteldheid van de <strong>ouderen</strong> en zijn omgeving.Ook over de stelling dat <strong>ouderen</strong> niet zo gemakkelijk ICT aanvaarden is watverdeeldheid: een aantal respondenten vinden dit een echt <strong>voor</strong>oordeel en stellendat <strong>ouderen</strong> nu ook behoorlijk vlot technologie gebruiken (video, GSM,..).Anderen stellen dat er wel degelijk serieuze weerstand is. Dit wordt genuanceerddoor te stellen dat dit <strong>voor</strong>al in het begin zo is, en dat eens men de technologiegebruikt ze er wel degelijk tevreden over zijn.Er is unanimiteit over het feit dat het initiatief tot oproep ook bij de hulpverlenerzelf kan liggen mits er aan een aantal essentiële <strong>voor</strong>waarden wordt voldaan. Zovindt iedereen dat dit enkel kan wanneer de cliënt <strong>voor</strong>afgaandelijk eenschriftelijke toestemming heeft gegeven. Een aantal respondenten vindt dat hierbijkomend de cliënt ook de mogelijkheid moet hebben om een oproep te weigeren, ofde mogelijkheid moet hebben om eerst een spreek-luisterverbinding op te zetten.4. Evaluatie van de kosten en opbrengstenAangezien een uitgebreid veldonderzoek met herhaaldelijke bevragingen vanzowel de primaire als de secundaire eindgebruikers door omstandigheden nietkon georganiseerd worden, beperken we dit onderdeel van de socio-<strong>economische</strong>analyse tot een eerste theoretische inschatting van de te verwachten kosten enopbrengsten van een videotelefoniedienst, georganiseerd volgens hetdienstverleningsmodel van de huidige Telesenior-dienst.Aangezien het hier om een theoretische inschatting gaat, beperken we ons tothet vermelden van de belangrijkste kostprijselementen (zie tabel 4.1). Wevermelden deze kostprijselementen volgens de indeling van kosten enopbrengsten volgens Torfs (e.a., 1997) en Rutten (e.a., 1993) zie punt 2.2.1.6‘indeling van kosten en opbrengsten’. De belangrijkste kostprijselementen beperkenzich hier <strong>voor</strong>al tot de direct professionele kosten.


173Tabel 4.8Belangrijkste kostprijselementen bij de organisatie van de videotelefoniedienstvolgens het Telesenior-model te Kortrijk berekend <strong>voor</strong> 12 maanden werking met eentwintigtal cliënten (in Euro)Kostensoort Omschrijving BedragDirect professioneelArbeidstijdprofessionelenMaterialenLoonkost telehulpverlener: A143 938,6verpleegkundige 1 Fteq*Loonkost A1 diensthoofd 0,2 FTeq* 8 787,73Loonkost installateur en16 257,9onderhoudstechnicus niveau A2 0,5 FTeq*Settopbox met toebehoren (camera, ?afstandsbediening, ..), afschrijving 5 jaar ?Eenmalige installatiekost Belgacom <strong>voor</strong> 743,68 (x 1.21 BTW)aansluiting cliënt op ADSLMaandelijkse huur ADSL-lijn Belgacom 160,00 (x 12 x 1.21<strong>voor</strong> gebruikerBTW)Technische apparatuur Teleseniorcentrale(PC, camera,..)?Huur lokaal Telesenior ?Diverse werkingskosten Telesenior ?(bureauticamateriaal, PR-materiaal,gewone telefoonaansluiting,...)Eenmalige installatiekost aansluiting 4.015,87 (x 1.21 BTW)Telesenior-centrale op Bilan-netwerkBelgacomMaandelijkse huurprijs Bilan-netwerk 1.068,54 (x12 x 1.21BelgacomBTW)* dit behelst de totale loonkost op jaarbasis <strong>voor</strong> een gemiddeld anciënniteit, Misplon (2003)Bron:Eigen samenstelling op basis van Telesenior-gegevensWat de opbrengsten betreft kunnen we geen cijfers geven aangezien dezegegevens <strong>voor</strong>al uit het veldonderzoek dienden verzameld te worden. Mogelijkeopbrengsten van de videotelefoniedienst zouden kunnen zijn:− Het dalend gebruik van bepaalde zorg<strong>voor</strong>zieningen;− Een verminderd aantal spoedopnames;− Het uitstel van opname in een residentiële <strong>voor</strong>ziening;− Een verkorting van het ziekenhuisverblijf,;− Het vrijkomen van extra arbeidstijd <strong>voor</strong> de informele verzorger;− Meer vrijetijdsmogelijkheden <strong>voor</strong> de informele zorgverlener;− Een verbetering van de kwaliteit van leven van de Telesenior-cliënt: dit wilzeggen een verbetering van de fysieke toestand, de psychische toestand hetsociaal welbevinden en/of het dagelijks functioneren.


1745. BesluitOm de effectiviteit, het gebruik en de kosten verbonden aan de organisatie vaneen videotelefoniedienst te kunnen evalueren werden er diverseonderzoeksinstrumenten ontwikkeld.Zo werd er na een uitgebreide literatuurstudie over de bestaande (elektronische)(para-) medische dossiers in Vlaanderen een registratiesysteem ontwikkeldwaardoor de telehulpverlener beschikking had over een elektronisch zorgdossier.Dit laat niet enkel toe om de telezorg beter te kunnen verlenen, er is immers ookeen automatische registratie van bepaalde omroepgegevens <strong>voor</strong>zien (tijdstip,datum, duur van de oproep,..). Deze automatische registratie laat toe het gebruikvan de dienst te evalueren in het kader van de kosten-effectiviteitsstudie.Als basis <strong>voor</strong> de kosten-batenstudie gebeurde er een literatuurstudie naar debestaande <strong>economische</strong> evaluatietechnieken. Hieruit bleek dat de techniek van dekosten-effectiviteitsstudie wellicht het best kan gehanteerd worden om deTelesenior-dienst te evalueren. In deze methode worden de kosten en deopbrengsten van een dienst ruime gedefinieerd. Zo verstaan we onderopbrengsten niet enkel de geldelijke opbrengsten maar zeker ook de opbrengstenop gezondheidsvlak, op de kwaliteit van leven,.. .Om deze kosten en opbrengsten te kunnen identificeren en kwantificeren <strong>voor</strong>de Telesenior-dienst, diende er een vragenlijst <strong>voor</strong> een veldonderzoek te wordenontwikkeld. Hiertoe selecteerden we een aantal specifieke en internationaalgebruikte meetinstrumenten. We verzamelden dit alles in een tweetalvragenlijsten die in het veldonderzoek kunnen gebruikt worden: één <strong>voor</strong> denulmting en één <strong>voor</strong> de vervolgmetingen. Bij de ontwikkeling van dezevragenlijst werden ook een aantal vragen toegevoegd die gebruikt worden om tepeilen naar de verwachtingen en de tevredenheid van zowel de primaire alssecundaire eindgebruikers tegenover de videotelefoniedienst.Bij de ontwikkeling van deze onderzoeksinstrumenten en bij de ontwikkeling vanhet dienstverleningsmodel werden zowel de primaire als de secundaireeindgebruikers uitgebreid betrokken. Zo werden de gebruikers verscheiden malenuitgenodigd om de ontwikkelde technologie en dienstverlening te evalueren engebeurde er een uitgebreide bevraging van de denktank Telesenior. Hieruit kanbesloten worden dat de meerderheid van de gebruikers positief staat tegenoverhet integreren van videotelefonie in bestaande thuiszorg<strong>voor</strong>zieningen. Het geeftaan dat de videotelefonie een werkmiddel en –instrument is dat op verschillendemanieren kan worden gebruikt. Ook vindt de meerderheid van de eindgebruikersdat videotelefonie in de hulpverlening een echte meerwaarde kan betekenen. Zowordt er bv. aangehaald dat <strong>ouderen</strong> door de videotelefonie langer onafhankelijkkunnen leven.


175Door omstandigheden kon geen kosten-effectiviteitsstudie (met inbegrip van eenuitgebreid veldonderzoek) ten gronde uitgevoerd worden. We beperkten ons danook tot het vermelden van de belangrijkste kostprijselementen van de organisatieen werking van een videotelefoniedienst volgens het Telesenior-model te Kortrijk:met name enerzijds de loonkost van de professionelen betrokken bij hetvideotelefonieproject: de telehulpverlener, het diensthoofd en de technischmedewerker. Anderzijds de gebruikte materialen <strong>voor</strong> het opzetten van eenvideotelefonisch contact: de kostprijs van de eindapparatuur bij de gebruiker ende telecarecentrale, de kosten <strong>voor</strong> aansluiting, onderhoud en gebruik van eenbreedbandnetwerk.Wat de te verwachten opbrengsten betreft kunnen we een aantalveronderstellingen maken die in een veldonderzoek dienen getoetst te worden.Mogelijke opbrengsten van een videotelefonie dienst zouden <strong>voor</strong> deeindgebruiker bv. een verbetering van de kwaliteit van leven kunnen zijn, of <strong>voor</strong>de maatschappij een dalend gebruik van bepaalde andere zorg<strong>voor</strong>zieningen.


177HOOFDSTUK 5ROLL OUT OVER VLAANDEREN1. InleidingEén van de doelstellingen van het DWTC <strong>Telecare</strong>-project was het bestuderen vande mogelijke roll-out van telecare over Vlaanderen. Hiertoe werd een eerstebeslissingsmodel ontwikkeld. We trachtten ook in kaart te brengen wat dejuridische vereisten zijn en welke factoren belemmerend of bevorderend werkenbij de roll-out. Ook bestudeerden we de mogelijkheden van de integratie vanvideotelefonie en bijhorende telecare in reeds bestaande dienstverleningsmodellenzoals het personenalarmsysteem, lokale dienstencentra of serviceflats.2. BeslissingsmodelHet ontwikkelde beslissingsmodel kan worden omschreven als een ‘inzichtmodel’omdat het een type model is dat moet helpen de structuur die een bepaaldeevolutie tot gevolg heeft te begrijpen. De doelstelling van het model zoals het nuwerd gecreëerd is niet om een exacte <strong>voor</strong>spelling te doen naar de toekomst toe.Dit heeft als <strong>voor</strong>deel dat geen nauwkeurige data vereist zijn <strong>voor</strong> de kalibreringvan het model, maar slechts redelijke veronderstellingen <strong>voor</strong> de huidige waardenvan enkele essentiële modelvariabelen, en een zeker inzicht in de trends totnogtoe.


178Met behulp van het model werden een aantal scenario’s verder uitgewerkt opbasis van de numerieke simulatie van het model.De doelstellingen kunnen in een aantal concretere punten worden uitgesplitst:13. De consistentie van een aantal veronderstellingen over evoluties checken doorze in één enkel model te integreren;14. Het formuleren van één of meerdere toekomstvisies;15. Het identificeren van de benodigde data <strong>voor</strong> het meer data georiënteerdebeleidsmodel;16. Uit gevoeligheidsanalyse (sensitivity analysis) van variabelen de benodigdenauwkeurigheid van die variabelen specifiëren;17. Een eerste verkenning van mogelijke beleidsopties;18. en een evaluatie van de robuustheid ervan.Het model is ontwikkeld met behulp van “System Dynamics” eenmodelleermethode ontwikkeld door Jay W. Forrester. Voor de ontwikkeling vanhet model is gebruik gemaakt van de modelleersoftware VenSIM.Grafische <strong>voor</strong>stelling van het ontwikkelde model:AfhankelijkheidsgraadMigratieFractieTotale BevolkingSeniorenfractieAlgemene GemiddeldeLevenskwaliteit IndicatoGeboortesJongerenVolwassenheidNetto MigratiePotentiële HulpVerlenersPensioneringPotentiëleHulpBehoevendenSterfteLevensGroei van VerwachtingLevensverwachtingBasisgroeilevensverwachtingStijging vanGeboorteCijferBasisstijging vanhet geboortecijferGeboortefractieBasis Daling van defractie hulpverlenersDaling FractieHulpVerlenersBasisstijging van deproductiviteit vanhulpverlenersGemiddeldeAfstudeerleeftijdStijging van deafstudeerleeftijdJaarlijkse stijging van degemiddeldeafstudeerleeftijdStijging vanproductiviteit vanhulpverlenersFractieHulpVerlenersProductiviteitvanHulpVerlenersHulpverlenersEquivalentHulpVerlenersTotaal EquivalentHulpVerlenersDalingssnelheidpersioneringsleeftijdHulpBehoevendenEquivalentZelfHulpVerlenersProductiviteit van deZelfhulpVerlenersDaling effectievepensioneringsleeftijdZelfHulpFractiePensioenleeftijdLevensLangLerenFractie HulpBehoevendenStijging van dezelfhulpfractiegemiddelde leeftijd vaneen gepensioneerdeStijgingLevensLangLerenBasisstijging fractiehulpbehoevendenBasisstijging van dezelfhulpfractieBasisstijginglevenslanglerenStijging FractieHulpBehoevendenGemiddeldeLevenskwaliteitIndicator vanSeniorenKosten <strong>voor</strong> desociale zekerheidWerkdrukHulpverlenersEquivalent nietgeholpen fractieBron:Tesch en Descamps, 2003, interne werkdocumenten TeleseniorFiguur 5.19 Beslissingsmodel <strong>Telecare</strong>Het inzichtmodel bevat tal van variabelen, vergelijkingen, eenheden en definities.Een beschrijving van elk van deze eenheden zou ons hier te ver leiden.


1793. Vereisten <strong>voor</strong> roll out: juridische aspecten en privacy3.1 Juridische aspectenDe wettelijke aspecten die bij de registratie en communicatie van (medische)persoonsgegevens in beschouwing dienen genomen te worden zijn tweeledig.Enerzijds is er het beheer van de toegangsrechten van de patiënt tot bepaaldepersoonsgegevens in verband met de gezondheid (PGG), anderzijds is er hetaspect van het afschermen van bepaalde gegevens, zoals data van derden of vande arts zelf. Bovendien vraagt de registratie en communicatie langs elektronischeweg extra aandacht (Heyerick e.a., 1998).Een PGG wordt als volgt gedefinieerd: ‘elke informatie, die op enigerlei wijze inbetrekking staat tot de gezondheid van een herleidbare persoon of op een gegeven dat zijnoorsprong vindt in de gezondheidstoestand van deze persoon, eventueel als resultaat vaninterpretatie of handelen van medische, verpleegkundig, psychologisch of andersoortiggezondheidszorg-professioneel’.3.2 Beheer van de toegangsrechten van de patiëntSinds 22 augustus 2002 is de wet inzake patiëntenrechten van toepassing. Dezewet is van toepassing op alle personen die gezondheidszorg genieten. De wet isgeldig <strong>voor</strong> alle beroepen in de gezondheidszorg, zoals omschreven in het KB nr.78 15 . Hierdoor worden ook een aantal zaken geregeld in verband met het inkijkenvan dossiers en gegevens door de patiënt. Zo vermeldt deze wet o.a. volgenderechten <strong>voor</strong> de patiënt:− Het recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier.De patiënt kan op eigen vraag documenten laten toevoegen aan dit dossier. Enhieraan gekoppeld:− Het recht op inzage in zijn patiëntendossier. De persoonlijke notities vande beroepsbeoefenaar en gegevens die betrekking hebben op derden zijnvan dit recht op inzage uitgesloten.− Het recht op afschrift van het volledige dossier of een deel ervan.− Het recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer bij elketussenkomst van de beroepsbeoefenaar en betreffende informatie over zijngezondheid.Voor het uitoefenen van deze rechten kan de patiënt zich laten bijstaan door eenvertrouwenspersoon. De wet bepaalt dat de betrokkenheid en identiteit van dezevertrouwenspersoon in het patiëntendossier dient te worden geregistreerd.15 Het KB nr. 78 van 10 november 1967 regelt de verschillende gezondheidszorgberoepen.


180De wet bepaalt ook dat wanneer de patiënt meerderjarig is en zelf zijn rechtenniet meer kan uitoefenen (bv. bij dementerende personen), hij zelf<strong>voor</strong>afgaandelijk en schriftelijk een vertegenwoordiger kan aanduiden <strong>voor</strong> deuitoefening van zijn rechten. Heeft de patiënt deze niet aangeduid of treedt dezepersoon niet op, dan worden de samenwonende echtgenoot, de wettelijksamenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner automatisch alsvertegenwoordiger beschouwd. Als er helemaal geen vertegenwoordiger <strong>voor</strong> depatiënt te vinden is, moet de beroepsbeoefenaar de belangen van de patiëntbehartigen (Claeys, 2002).3.3 Afschermen van bepaalde gegevensHet registreren, verzamelen, ordenen en bewaren van de persoonsgegevens en hetopvragen, het raadplegen, het wijzigen, wissen of afschermen vanpersoonsgegevens zijn verwerkingen waarop de privacywetgeving van toepassingis, meerbepaald de ‘wet van 8/12/92 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tenopzichte van de verwerking van persoonsgegevens’. Onder invloed van Europeserichtlijnen ter zake (24 oktober 1995), werd deze wet aangepast door de wet van 11december 1998 (BS 3 februari 2001), en is er op 13 februari 2001 een KB gekomenter uitvoering van de wet.Onder persoonsgegevens wordt in deze wet ‘iedere informatie betreffende eengeïdentificeerd of identificeerbaar natuurlijk persoon’ verstaan.De wet <strong>voor</strong>ziet in het aanstellen van een verantwoordelijke <strong>voor</strong> de verwerking.Voor de wet is dat de persoon die ‘de doelstellingen en de middelen <strong>voor</strong> de verwerkingvan de gegevens vastlegt. Het kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn, eenfeitelijke vereniging of een openbaar bestuur’. Deze verantwoordelijk dient volgensdeze wetgeving de automatische verwerking van gegevens aan te geven bij deCommissie <strong>voor</strong> de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en dit <strong>voor</strong>datmen met de verwerking begint. Deze aangifte moet ondermeer volgende gegevensbevatten:− De benaming van de verwerking;− Het doel waar<strong>voor</strong> deze gegevens verzameld dienen te worden; In het gevalvan Telesenior kunnen dit bv. zijn:− E2.01, Cliëntenbegeleiding: het verlenen van materiële en/of psychischehulp aan mensen in een noodsituatie;− G1.01, Patiëntenzorg: de diagnose en de paramedische behandeling vanpatiënten;− G1.03, Patiëntenregistratie: het registreren van medische gegevens enverblijfsgegevens van patiënten <strong>voor</strong> beheersdoeleinden;− G2.01, Registratie van risicogroepen: het identificeren en opvolgen vanpersonen die een medisch risico dragen;


181−−−−−−−−− G5.01, Evaluatie van de zorg: verzameling en verwerking van allegegevens met betrekking tot medische en paramedische diagnostische entherapeutische praktijken toegediend aan de patiënten met als doel dezorgkwaliteit te verbeteren;− H2.01, Wetenschappelijk onderzoek: elke handeling die ertoe strekt omwetmatigheden, gedragsregels en oorzakelijke verbanden vast te stellendie alle personen op wie zij betrekking hebben, overstijgen. Is gericht ophet omschrijven van globale verschijnselen.De categorie van de verwerkte gegevens; In het geval van Telesenior kunnendit bv. zijn:− A1, Persoonlijke identificatiegegevens: naam, titel, adres, telefoonnummer,identificatiegegevens toegekend door verantwoordelijke,identiteitskaartnummer, pensioennummer, .. ;− A2, Elektronische identificatiegegevens: IP-adressen,verbindingsmomenten,.... ;− C, Persoonlijke bijzonderheden: leeftijd, geslacht, geboortedatum,geboorteplaats, burgerlijke staat, nationaliteit;− E, Leefgewoonten: levensstijl, sociale contacten,… ;− F, Psychische gegevens: meningen betreffende de persoonlijkheid of hetkarakter;− G, Samenstelling van het gezin: huwelijk of huidige vorm van samenleven,naam van de echtgenote of partner, aantal kinderen,..;− H, Vrijetijdsactiviteiten en interessen: hobby’s, sport, andere interesses;− L, Woningkenmerken: aard van de woning;− M1, Lichamelijke gezondheid: medisch dossier, diagnose-informatie,behandeling, handicap of gebrek, dieet; andere bijzondere vereisten inverband met de gezondheid bij de behandeling;− M2, Psychische gezondheid: medisch dossier, medisch verslag, diagnoseinformatie,behandelingen, analyseresultaten;− M5, Gegevens met betrekking tot de gebruikte middelen en procedures<strong>voor</strong> de medische en paramedische patiëntenaanpak;− P, Rijksregisternummer.Eventuele wettelijke of reglementaire basissen om die te kunnen verwerken;De categorieën van ontvangers aan wie de gegevens kunnen worden verstrekt;De waarborgen die aan de mededeling van gegevens aan derden verbondenmoeten zijn;De wijze waarop de personen op wie de gegevens betrekking hebben, daarvanin kennis worden gesteld;Aan wie de betrokken personen zich kunnen richten <strong>voor</strong> hun recht op inzageen de maatregelen genomen om de uitoefening te vergemakkelijken;De termijn waarna de gegevens niet meer mogen worden bewaard, gebruikt ofverspreid;Organisatorische en technische veiligheidsmaatregelen.


182In het kader van haar controle- en onderzoeksbevoegdheid kan de commissie <strong>voor</strong>de bescherming van de persoonlijke levenssfeer na de aangifte nog bijkomendegegevens opvragen.Bij de personen bij wie de gegevens worden verzameld, moet informatie wordenverstrekt over volgende gegevens:− Het doel van de verzameling;− De naam en adres van de verantwoordelijke <strong>voor</strong> de verwerking;− De personen aan wie de gegevens worden meegedeeld;− Het recht van eenieder op toegang tot en verbetering van de persoonsgegevensdie op hem betrekking hebben;− Indien de gegevens worden verwerkt met het oog op reclameacties, moet aande betrokken personen worden meegedeeld dat zij beschikken over het rechtzich kosteloos tegen een dergelijke verwerking te verzetten.Wanneer gegevens worden verzameld over het ras, politieke opvattingen,godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen, lidmaatschap van eenvakvereniging, gezondheid, seksuele leven, verdenkingen, vervolgingen ofstrafrechterlijke of bestuurlijke veroordelingen, is er spraken van gevoeligepersoonsgegevens. De wet regelt de registratie en het gebruik van deze gevoeligegegevens op een veel striktere wijze.In principe is het verboden deze gegevens te verzamelen en te verwerken, tenzijin een aantal zeer nauwkeurig omschreven aantal gevallen:− Er is steeds een schriftelijke toestemming nodig van de betrokken persoon;− De verzamelde gegevens moeten noodzakelijk zijn om zorgen te verstrekken(de verwerking dient dan wel te gebeuren onder toezicht van een persoonwerkzaam in de gezondheidszorg) of de verwerking dient noodzakelijk te zijn<strong>voor</strong> wetenschappelijk onderzoek;− De verantwoordelijke <strong>voor</strong> de verwerking dient profielen uit te werken vancategorieën van personen onder welke vorm deze tot welke gegevens toeganghebben (bv. aan de hand van de functie in de organisatie);Ook in deze wetgeving is er <strong>voor</strong> de betrokkene van wie de gegevens wordenbewaard een recht <strong>voor</strong>zien op zowel rechtstreekse als onrechtstreekse (via eentussenpersoon) toegang tot de gegevens. Deze toegang kan gebeuren via eenverzoek aan de verantwoordelijke <strong>voor</strong> de verwerking van de gegevens(Commissie <strong>voor</strong> de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, 2001).Wanneer persoonsgegevens worden geanonimiseerd en niet meerheridentificeerbaar zijn, verliezen ze hun status van persoonsgegevens en is deprivacywetgeving niet meer van toepassing. In deze omstandigheden kunnengegevens toegankelijk zijn <strong>voor</strong> geïnteresseerde derden zoals bv. <strong>voor</strong>wetenschappelijk onderzoek, overheid,.. (Heyerick e.a., 1998a, 1998b).


1833.4 Beveiliging van informatiesystemen en –netwerkenWanneer een informatiesysteem gekoppeld wordt met een open netwerk zoals hetinternet, brengt dit extra risico’s met zich mee zoals cybercriminaliteit encomputervirussen. Iedere betrokken partij (ontwikkelaars, gebruikers,..) dient danook de nodige maatregelen te nemen ter beveiliging van de informatiesystemen en–netwerken. Omdat netwerken ook op internationaal vlak tot stand komen is hetbeveiligingsprincipe ook een belangrijke bekommernis van de Organisatie <strong>voor</strong>Economische Samenwerking en Ontwikkeling in Europa (Oeso, 2002) en deEuropese Unie (EU). Beide instellingen formuleerden reeds divers aanbevelingenhieromtrent. Zo is er de mededeling van de Europese Commissie van 06/06/01die stelt dat netwerk- en informatieveiligheid kan worden opgevat als ‘debestandheid van een netwerk of informatiesysteem met een gegeven mate van zekerheidtegen toevallige gebeurtenissen of opzettelijke handelingen waardoor de beschikbaarheid,authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of overgedragen gegevens ende diensten die door of via het netwerk worden aangeboden, in gevaar worden gebracht.’Hierbij worden de termen beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit envertrouwelijkheid als volgt omschreven:− Beschikbaarheid: gegevens dienen beschikbaar en diensten dienenoperationeel te zijn ondanks storende gebeurtenissen zoalselektriciteitsstoringen, ongevallen, aanvallen of natuurrampen;− Authentificatie: de identiteit van gebruikers moet kunnen wordenbevestigd terwijl er daarbij toch anonimiteit van de gebruiker moet wordengegarandeerd;− Integriteit: de gebruiker dient de zekerheid te krijgen dat gegevens zijnverzonden, ontvangen of opgeslagen zonder verlies of wijziging van diegegevens.− Vertrouwelijkheid: overgedragen of popgeslagen gegevens dienenbeschermd te zijn tegen het onderscheppen of aftappen door onbevoegdepersonen. Vertrouwelijkheid is in het bijzonder belangrijk wanneer het omgevoelige gegevens gaat.Op Belgisch niveau is er de wetgeving inzake de informaticacriminaliteit van 28november 2000 (Verwilghen, 2001), en de oprichting van een alarmcentrale <strong>voor</strong>computervirussen door het Belgisch instituut <strong>voor</strong> postdiensten entelecommunicatie (BIPT).


1844. Aandachtspunten bij implementatie ICT of videotelefonieHeel wat telecareprojecten rapporteren factoren die een vlot verloop van hetproject kunnen beïnvloeden. Vermits deze factoren mee de markt en de roll-outvan telecare beïnvloeden, lijkt een beschrijving van deze factoren hier op zijnplaats.Vooreerst beschrijven we een aantal factoren die de implementatie van detechnologie kunnen bevorderen, waarna de eerder belemmerde factoren wordenbesproken. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de afwezigheid van eenbevorderende factor vaak ook op zich al een belemmerende factor kan zijn en datuiteraard het afwezig zijn van de belemmerende factoren juist bevorderend zalzijn <strong>voor</strong> de implementatie. Daarna komen een aantal ethische aandachtspuntenaan bod, alsmede de impact van technologie op de werkorganisatie in hetalgemeen en in een telecare-centrale in het bijzonder. Ook worden er vanuit deervaringen van het Telesenior-project adviezen geformuleerd met betrekking totde rekrutering van eindgebruikers.4.1 Bevorderende factoren4.1.1 Samenwerking tussen de verschillende dienstenHawley (2003) stelt dat in de zorgsector nieuwe technologieën tot <strong>voor</strong> kort <strong>voor</strong>alin de acute zorgsector ingang vonden en dan <strong>voor</strong>al in de acute intramurale sector(denk maar aan heel de evolutie in de medische beeldvorming). Met de opkomstvan ICT is deze situatie wel aan het veranderen omdat men nu zorg vanop afstandkan aanbieden. Hierdoor kan men het gebruik van technologie ook in dethuissituatie kosteneffectief maken. Het gebruik van nieuwe technologieën in deintramurale sector was immers altijd kosteneffectiever omdat men er heel watschaal<strong>voor</strong>delen had: men kon er nieuwe technologie op korte tijd <strong>voor</strong> veelmensen gebruiken.Om de nieuwe technologieën ook in de extramurale zorg zo optimaal mogelijkte gebruiken, zullen er niet alleen veranderingen op het vlak van de gebruikteapparatuur en infrastructuur dienen plaats te vinden, maar zal <strong>voor</strong>al deorganisatie van de dienstverlening dienen te veranderen. Zo pleit de auteur <strong>voor</strong>een effectieve samenwerking en communicatie tussen de verschillendeorganisaties en diensten, zodat zowel de gezondheidszorgdiensten van de eerstelijn (thuisverpleging, huisarts,..) als de welzijnsdiensten (CAW’s, socialehuisvesting,..) vanuit een holistische benadering kunnen werken.De Bakker (1994) stelt dat een gevaar bij samenwerking over sectoren heen (bv.gezondheidszorg met welzijnszorg of commerciële sector) dit wel <strong>voor</strong> problemenkan zorgen door mogelijke taal- en cultuurverschillen.


1854.1.2 Actieve betrokkenheid van gebruikers en zorgverlenersOm in een goede zorgverlening te <strong>voor</strong>zien dient iedereen die iets te maken heeftmet de zorgverlening van de cliënt, en dit is zowel de cliënt zelf, als de formele eninformele hulpverleners, actief te worden betrokken bij het vaststellen van deverzorgingsbehoeften, het opstellen van het zorgenplan, het ontwikkelen van denieuwe technologie en de integratie er van in de dienstverlening. Curry e.a. (2002)spreken in dit verband over het oprichten van ‘inter-agency partnerships’, alsnoodzakelijke <strong>voor</strong>waarde tot het slagen van een ICT-project in de thuiszorg.Hierbij komen alle actoren in de thuiszorg in een soort van werkgroep samen enbepalen ze zelf mee de modaliteiten hoe het ICT-project verder zal verlopen. Het<strong>voor</strong>zien van voldoende bij- en nascholing is hierbij <strong>voor</strong> alle partijen essentieel.Het is pas wanneer allen er van overtuigd zijn dat ICT kan bijdragen tot eenverbetering van de zorgverlening <strong>voor</strong> de cliënt, en wanneer duidelijk is <strong>voor</strong>welke functies van de zorgverlening de ICT kan worden gebruikt, dat ICT ookdaadwerkelijk geïmplementeerd kan worden (Curry e.a., 2002, De Bakker e.a.,1994, STOOM 2002).4.1.3 Algemene toepasbaarheid technologieDe ontwikkelde technologieën dienen algemeen toepasbaar te zijn en dus nietspecifiek gericht te zijn op de specifieke behoeften van <strong>ouderen</strong> ofzorgafhankelijke personen. De technologie is die manier overal inzetbaar en krijgteen betere doordringing op de markt. Met een aantal specifieke aanpassingen kande ICT dan nog worden aangepast aan specifieke noden van specifiekedoelgroepen (Camarinha-Matos e.a., 2000).4.1.4 Duidelijkheid dienstverleningEen vernieuwing in zorg dient ook in eerste instantie niet te uitgebreid te zijn endient een duidelijke structuur te hebben. Zo moeten er duidelijke afspraken zijnover taken, bevoegdheid en aansprakelijkheid en dienen de doelstellingenduidelijk te worden geformuleerd (De Bakker e.a., 1994).Wanneer de dienstverlenings- en toepassingsmogelijkheden verduidelijkt zijn,dient ook de potentiële regionale markt geanalyseerd en becijferd te worden:welke patiëntencategorieën komen in aanmerking, om welke aantallen gaat het,welke tijdsinvestering is ermee gemoeid, wat zijn de opbrengsten (zoalsligduurverkorting) en wat zijn de financiële kosten (Hoeksma e.a. 1999).


1864.2 Belemmerende factoren4.2.1 ‘Technology push’Bij de ontwikkeling van een technologisch project is de verleiding soms groot ombeginnen te denken vanuit het technologisch perspectief met name: hoe kan decontext worden aangepast zodat een toepassing van de technologie mogelijk is? Ermoet in tegendeel steeds de vraag gesteld worden of de implementatie van eentechnologie in het zorgproces <strong>voor</strong> de cliënt of zijn omgeving (mantelzorger,professionele verzorger) wel degelijk een meerwaarde kan betekenen (Hoewaere.a., 2003).4.2.2 Sociaal isolementHet kan niet de bedoeling zijn dat door ICT het aantal contacten ‘in levende lijve’zal afnemen waardoor het sociaal isolement zowaar nog groter kan worden. ICTdient dan ook als een additionele dienst te worden beschouwd, waarnaastdaadwerkelijke contacten (huisbezoeken van hulpverleners, buren, vrijwilligers,contactnamiddagen lokale seniorenverenigingen,..) een essentiële plaats vervullenin de <strong>ouderen</strong>- en thuiszorg. ICT is er ‘.. not to replace, but to support..’.4.2.3 Weerstanden tegen veranderingEen belangrijke tegenkracht bij de opstart van technologieprojecten is vaak deweerstand tegen veranderingen en gewend zijn aan eigen routines (De Bakker,1994). Dit kan zowel <strong>voor</strong>komen bij de primaire als de secundaire eindgebruikers.Zeker bij professionele hulpverleners kan er ‘veranderingsmoeheid’ ontstaanwanneer er zich op korte tijd veelvuldige veranderingen <strong>voor</strong>deden. Eenachterliggende reden <strong>voor</strong> de angst <strong>voor</strong> verandering kan zijn dat men angst heeftom persoonlijk contact, autonomie en status te verliezen (STOOM, 2002). Dezeweerstand tegen verandering geldt ook wanneer men technologischethuiszorgprojecten wil opstarten om op die manier patiënten vroeger uit hetziekenhuis te kunnen ontslaan. Hierbij moet er in de ziekenhuizen een echtecultuurverandering optreden: dit kan ook in het ziekenhuis op heel wat weerstandbotsen: zo zijn er de artsen bij wij het thema vaak niet echt prioriteit heeft, endaarnaast zijn er de verpleegkundigen die wel wat weerstand hebben tegen eensnelle doorstroom van patiënten als dit betekent dat de relatief ‘makkelijke’patiënten sneller naar huis gaan en de werkdruk door de instroom van nieuwecomplexe patiënten stijgt. Deze weerstanden vanuit het ziekenhuis hebben ooksoms te maken met het gebrek aan kennis over mogelijkheden van technologie endaaruit <strong>voor</strong>tvloeiend met het gebrek aan vertrouwen in de technologie (Hoeksmae.a., 1999).


1874.2.4 Gebrek aan tijd en geldTijdgebrek kan veroorzaakt worden door de in zijn algemeenheid hoge werkdrukin de zorgsector waarbij de zorgvernieuwing als een extra belasting wordtbeschouwd (De Bakker e.a., 1994). Voor het welslagen van een technologieprojectin de thuiszorg is het noodzakelijk dat ook huisartsen worden betrokken. Omdatdit en groep van centrale zorgaanbieders is die moeilijk te bereiken is <strong>voor</strong>dergelijke projecten wegens tijdsgebrek is het volgens Hoeksma e.a. (1999)belangrijk om zeker <strong>voor</strong> die groep van zorgaanbieders specifiek aan te gevenwaaruit hun belasting en ondersteuning bestaan en hoe de verantwoordelijkhedenzijn geregeld.Daarnaast zijn de kosten en baten van technologische innovatie zeker in debeginfase niet altijd in evenwicht. De investeringskost wordt ook verhoogtdoordat de levensduur van computer gerelateerde technologie vaak erg kort is ener dus korte afschrijvingstermijnen zijn (STOOM, 2002).In de zorgsector zijn er tot nog toe bovendien weinig prikkels om te investerenin nieuwe technologieën. Zowel de ziekenhuizen als de thuiszorgorganisatieskennen vaste, <strong>voor</strong>af bepaalde budgetten die niet kunnen overschreden worden,en waarvan het doel op <strong>voor</strong>hand vastligt. Aparte of extra honorering oorthuiszorgtechnologie ontbreekt (Hoeksma e.a., 1999).4.2.5 Gebrek aan deskundigheid en ervaringMen kan aannemen dat het inherent is aan innovatie van de zorgverlening doormiddel van technologie dat nieuwe deskundigheden nodig zijn en dat ervaringmet technologie vaak ontbreekt en dit zowel kwantitatief als kwalitatief (DeBakker e.a., 2003, STOOM, 2002).4.2.6 Technologische problemenHet is inherent aan het werken met technologie, en zeker bij nieuw ontwikkeldeproducten, dat er zich technische problemen kunnen <strong>voor</strong>doen. Bovendien is ereen duidelijk cultuurverschil tussen de sector van de technologieontwikkelaars ennon-profit sector. Dit kan zich uiten bij het oplossen van problemen waarbijbovendien ook belangenverschillen kunnen meespelen rond afspraken rondeigendom, aansprakelijkheid,.. (STOOM, 2002).


1884.2.7 Projectmatige aanpakInnovatie in de zorgverlening door middel van technologie wordt meestalprojectmatig opgezet. De nieuwe dienst met de technologie wordtgeïmplementeerd naast of bovenop de reguliere werking van bestaande dienstenen <strong>voor</strong>zieningen. Het risico van deze aanpak is dat een project niet altijd prioritairis <strong>voor</strong> het beleid. Niemand is er echt tegen, maar er zit ook niemand te wachtenop de implementatie van de nieuwe technologie. Curry e.a., 2002 pleiten daarom<strong>voor</strong> het expliciet inbouwen van een onderzoek naar de ICT-nood bij elke intake ofbij het opstellen van een zorgenplan in de thuiszorg (Hoewaer e.a., 2003, Currye.a., 2002).Veel van de projecten hebben ook een lokale ontstaansgeschiedenis, waarbijiedereen op zijn eigen eilandje bezig is. De regie op nationaal niveau ontbreektvaak of is onduidelijk. De kennis en ervaring wordt hierdoor niet gedeeld: er isgeen landelijk aanspreekpunt of kenniscentrum (STOOM, 2002). Bovendien zijnook de aantallen deelnemers aan dergelijke projecten erg klein wat een verdereuitbreiding kan bemoeilijken (Hoeksma e.a., 1999).4.2.8 Gebrek aan meetbaarheid of onzichtbaarheid efficiëntieDe doeltreffendheid en effecten van het gebruik van technologie in de zorg zijnvaak niet meetbaar of vaak slechts op lange termijn zichtbaar en aantoonbaar.Bovendien zijn de kosten en de baten niet altijd in het zelfde terrein terug tevinden. Dit kan de motivatie van cliënten en hulpverleners (zowel formele alsinformele) danig verlagen, waardoor men minder geneigd is om mee in eendergelijk project te stappen (De Bakker e.a., 1994).4.3 Ethische beschouwingenZowel bij het gebruik van telecaretoepassingen bij dementerende personen diemisschien niet meer uitdrukkelijke toestemming hiertoe kunnen geven, als bij deminder ingrijpende telecaretoepassingen zoals bv. het monitoren van iemandsgezondheidstoestand door middel van sensoren kunnen ethische vragen doenontstaan.Volgens Brownsell e.a. (2003) is de meest fundamenteel ethische vraag of er indeze vorm van zorgverlening wel moet <strong>voor</strong>zien worden. Moet de samenlevingwel zoeken naar telecareoplossingen <strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong> in onze maatschappij?Misschien moet er wel <strong>voor</strong>zien worden in meer daadwerkelijke hulp aan huis, ofmisschien dient er juist meer geïnvesteerd te worden in residentiële<strong>voor</strong>zieningen? Het antwoord op deze laatste vraag blijkt in de loop van de jarenwat veranderd te zijn. Momenteel is de individuele autonomie en het zo langmogelijk thuis blijven een belangrijk streefdoel.


189De auteur stelt dat het gebruik van telecare los van deze discussie kan gezienworden. <strong>Telecare</strong> is slechts een instrument: ‘it is a tool, and consequently in certaincircumstances it is a suitable aid and in others it may not be appropriate. It does however,provide more choice and will provide certain people with the ability to stay in thecommunity with a higher level of independence’. Met andere woorden volgensBrownsell is er juist een ethisch argument om telecaretoepassingen te ontwikkelen.Ouderen kiezen immers om zo lang mogelijk thuis te blijven en telecare kan dezekeuze juist ondersteunen door in een verhoogde veiligheid en een groter welzijn te<strong>voor</strong>zien.Andere ethische belemmeringen of argumenten bij de integratie van ICT in dethuiszorg kunnen volgens STOOM o.a. (2002, zie ook Bosma e.a., 2001) zijn:− De spanning ten gevolge van de (vaak schijnbare) tegenstelling tussenautonomie en afhankelijkheid.Men vreest dan men mensen juist afhankelijk gaat maken van technologie,waardoor je ze kwetsbaarder maakt in plaats van hun autonomie te verhogen:bv. wat als er technische storingen zijn, de gebruiksvriendelijkheid is niet altijdwat het moet zijn. Men vreest dat de techniek dus eigenlijk normerend gaatzijn <strong>voor</strong> hoe de gebruiker moet leven;− De angst <strong>voor</strong> de ‘ontmenselijking’ van de zorg.Men vreest dat de inzet van technologie thuis het huis zal veranderen in eenklein ziekenhuis en dat er niet voldoende tijd zal over zijn <strong>voor</strong> echt menselijkecontacten;− De bedreiging van de privacy.Men heeft schrik om in ‘big-brother-toestanden’ terecht te komen. Zeker inzakevideotelefonie stelt men zich vragen ondermeer in de zin van: kan eenhulpverlener op eigen initiatief een video-oproep naar een cliënt tot standbrengen? Essentieel hierbij is volgens Bosma dat veiligheid <strong>voor</strong>gaat opprivacy en dat men een aantal maatregelen moet inbouwen waardoor detechnologie minder bedreigen wordt <strong>voor</strong> de privacy: bv. als cliënt moet je decamera kunnen blinderen en je moet uitdrukkelijk de toestemming gegevenhebben <strong>voor</strong> het tijdstip en de omstandigheden waarin een hulpverlener eenbeeldoproep tot stand mag brengen;Daarnaast speelt ook de privacy van de gegevens een belangrijke rol: wanneergegevens over een netwerk worden rondgestuurd dienen deze technischvoldoende beveiligd te zijn zodat ze enkel door geautoriseerde personenkunnen worden geraadpleegd of aangevuld;− Het gevaar <strong>voor</strong> vereenzaming.Ook hier is het belangrijk om aan te stippen dat de technologie ook bijvereenzaming kan bijdragen tot een oplossing, bv. de nieuwecontactmogelijkheden met familie en lotgenoten. Uiteindelijk was dit volgensBosma ook een argument bij de introductie van de telefoon en de televisie.


1904.4 Impact van technologie op arbeidVolgens Bosma e.a. (2001) kan vanuit arbeidsmarktperspectief de inzet vantechnologie in het algemeen binnen de zorgsector op drie vlakken kansen biedenof tot winst leiden:− Het terugdringen van de vraag naar professionele hulp. Dit kan mogelijkgemaakt worden doordat de technologie de zelfredzaamheid van patiënten,cliënten en mantelzorg maximaal kan stimuleren;− De arbeidstijd en de te leveren inspanningen kunnen worden verminderd doorde keuze van de juiste technologie, dit kan zowel in het primaire zorgprocesgebeuren of in de arbeidsomstandigheden. Op termijn kan hier door nietalleen doelmatiger worden gewerkt, maar kan ook minder arbeidsverliesontstaan door het minder <strong>voor</strong>komen van ziekten of overbelasting. Bovendienkunnen vervelende administratieve werkjes verminderd worden waardoormeer tijd kan gaan naar contacten en echte zorg met cliënten. Ook dit kan hetarbeidsplezier doen toenemen;− De aantrekkelijkheid van de sector kan verhoogd worden: het verbeteren vanhet imago en het verhogen van het arbeidsplezier door de integratie van detechnologie zijn hierbij de sleutelbegrippen. Zeker <strong>voor</strong> wat betreft dethuiszorgsector die niet altijd een aantrekkelijk imago heeft om in te werkenkan dit de een positief effect hebben op zowel de instroom van nieuwe mensenals op het vasthouden van medewerkers binnen de sector.Een argument dat door professionele zorgverleners nogal eens wordt aangehaaldtegen de introductie van nieuwe technologie is volgens Bosma (e.a., 2001) het feitdat sociale contacten met collega’s verminderen omdat veel meer elektronischgebeurt. Feit is dat er door de technologie efficiënter gewerkt kan wordenwaardoor er tijd vrij kan komen. Hierdoor kan je expliciet ook tijd gaan <strong>voor</strong>zien<strong>voor</strong> sociale contacten tussen collega’s onderling.4.5 Aandachtpunten bij de rekrutering van de eindgebruikersEen eerste rekruteringsactie van Telesenior-cliënten vond plaats in juni 2002tijdens een overlegvergadering van professionele hulpverleners uit de thuiszorg(verpleegkundigen, kinesisten, gezinsverzorgenden, apothekers, mantelzorgers,maatschappelijk werkers). De hulpverleners kregen informatie over de historieken de toekomstige bedoelingen van het project o.a. door middel van folders. Hunactieve medewerking <strong>voor</strong> het aanbrengen van cliënten werd gevraagd.


191Deze actie had niet het verhoopte succes: slechts een klein aantal kandidaatcliëntenwerd doorgegeven. Vermoedelijk was dit om wille van een samenspelvan factoren: de hoge huurprijs <strong>voor</strong> de cliënt (38 Euro / maand), start van devakantieperiode van vele hulpverleners (eind juni), een aantal organisatorischeonduidelijkheden bij Telesenior zoals het tijdstip van effectieve aansluiting(onderhandelingen met netwerkprovider waren nog bezig) en de nodigetechnische aanpassingen die in een woning dienden te gebeuren.Een tweede en meer intensieve promotie- en rekruteringsactie werd in het najaarvan 2002 georganiseerd. De focus van deze actie lag bij de vier grote actoren in dethuiszorg: de huisartsen, de thuisverpleging, de centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerken de diensten <strong>voor</strong> gezinszorg. Deze organisaties uit de regio Kortrijk -Menen - Zwevegem werden bezocht door de hulpverlener van Telesenior en debetrokken verantwoordelijken <strong>voor</strong> Telesenior van de drie OCMW’s. Er werdhierbij <strong>voor</strong>al aandacht besteed aan volgende punten:− Telesenior als dienst bleek vrij onbekend te zijn bij zowel de hulpverleners alsde potentiële eindgebruikers. Daarom werden er een aantel promotiemiddelenaangemaakt: een folder en een powerpointpresentatie. De bedoeling hiervanwas ook van Telesenior visueel duidelijk <strong>voor</strong> te stellen vandaar dat er foto’swerden toegevoegd;− Opdat cliënten niet zouden afgeschrikt worden werd beslist om in dezeprojectfase de Telesenior-dienstverlening <strong>voor</strong> de cliënt gratis te maken (endan in het veldonderzoek te onderzoeken hoeveel cliënten bereid zijn tebetalen <strong>voor</strong> de Telesenior-dienstverlening);− Opdat de cliënt zich niet of minder angstig zou voelen door het aanbod aannieuwe informatie bij het eerste bezoek denken we dat het noodzakelijk is dater naast de kandidaat-cliënt een familielid of andere vetrouwenspersoonaanwezig is;− Kandidaat-cliënten bleken heel wat vragen te hebben omtrent de kostprijs(huur, waarborg, installatiekosten), het concrete dienstverleningsaanbod en degarantie van de privacy. Daarom werd een <strong>voor</strong>stel van overeenkomstontworpen met een verheldering van de wederzijdse rechten en plichten (ziebijlage 4).


1925. Integratie videotelefonie in andere dienstverleningsmodellen5.1 InleidingVanuit het denken over het bestaande dienstverleningsaanbod van Telesenior enhet streven naar het ontwikkelen van een dienstverleningsmodel rijpte de idee datde videotelefonie ook kan geïntegreerd worden in bestaande thuiszorgsettingszoals de thuisverpleging, de centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk (CAW), eenhuisartsenpraktijk, een lokaal dienstencentrum, een personenalarmdienst (PAS),een samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg (Sit) recent gewijzigd tot desamenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (Sel’s). Ook zij kunnenimmers potentiële aanbieders zijn van zorg door middel van videotelefonie.Daarom werd er onderzoek gedaan naar ondermeer de huidige regelgeving vandeze settings en werd bekeken <strong>voor</strong> welke dienstverlening zij zouden gebruikkunnen maken van videotelefonie. Hier<strong>voor</strong> baseerden we ons ook op hetontwikkelde model van mogelijke telecaredoelgroepen met de respectievelijkeclusters van telecaredienstverlening.5.2 Integratie in een Sit/Sel/GDT-werking5.2.1 RegelgevingMet het protocolakkoord van 25 juli 2001 wensen zowel de federale als deVlaamse overheid de eerstelijnsgezondheidszorg te herwaarderen. Men wil eencoherent, kwaliteitsvol en toegankelijk zorgaanbod op het meest aangewezenniveau realiseren.Op federaal niveau worden de geïntegreerde diensten <strong>voor</strong> thuisverzorging (GDT’s)gerealiseerd om de samenwerking inzake de eerstelijnsgezondheidszorg terealiseren. Deze GDT’s kennen een geografisch afgebakend werkgebied. Erworden er 1 op 70.000 inwoners geprogrammeerd.Het doel is <strong>voor</strong>al om de eerstelijnszorg te herwaarderen en te versterken viamultidisciplinair overleg rond patiënten die gedurende ten minste 45kalenderdagen voldoen aan de criteria van het A-, B- of C- forfait 16 . Hetmultidisciplinair overleg dient minimaal te worden georganiseerd tussen dehuisarts, de verpleegkundige en de patiënt of zijn mantelzorger. Eventueel kan dekinesist, logopedist of maatschappelijk werker ook deelnemen aan het overleg.16 Het A-, B- en C-forfait staan <strong>voor</strong> een combinatie van Katz-scores die in de thuisverpleginggebruikt worden <strong>voor</strong> de aanduiding van de zorgbehoevendheid. In dit geval wil het zeggendat het om matig tot zwaar zorgbehoevende personen gaat die minimaal gedeeltelijke hulpnodig hebben <strong>voor</strong> het zich wassen en kleden en het verplaatsen of het naar het toilet gaan.


193Hun takenpakket is drieledig:− Het evalueren van de zelfredzaamheid van de patiënt (hiertoe kan gekozenworden uit een lijst van evaluatie-instrumenten vastgelegd door het Riziv);− Het uitwerken en de opvolging van het zorgenplan;− Het maken van taakafspraken tussen zorg- en hulpverleners.Voor dit multidisciplinair overleg is er jaarlijks per patiënt een vergoedingen<strong>voor</strong>zien: <strong>voor</strong> zowel het GDT <strong>voor</strong> de praktische ondersteuning als <strong>voor</strong> debetrokken hulpverleners die aan het overleg deelnamen.Op Vlaams niveau wordt het kaderdecreet betreffende deeerstelijnsgezondheidszorg <strong>voor</strong>bereid. De vier initiatieven die hiermee wordengenomen zijn de volgende:−−−Erkennen van (vaak al bestaande) samenwerkingsverbanden op niveau van depraktijkvoering; Het kan gaan van een netwerk van afzonderlijk gevestigdepraktijken over monodisciplinaire groepspraktijken tot multidisciplinairewijkgezondheidscentra. Met de erkenning en subsidiëring wil de VlaamseGemeenschap <strong>voor</strong>al de drempels tot het vormen vansamenwerkingsverbanden verlagen zonder een bepaald type vansamenwerking op te leggen.Erkenning en subsidiëring van ondersteunende partnerorganisaties ennetwerken (bv. rond dementie, palliatieve zorg, chronische ziekten,..). Dezeorganisaties vullen niet zelf de zorgbehoeften bij de zorgvrager in, maar gevenwel de lokale zorgverlening de nodige ondersteuning;Oprichting Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg (Sel’s). Hetgaat om VZW’s waarin alle (vertegenwoordigers van) aanbieders vaneerstelijnszorg werkzaam in een bepaald werkgebied worden verenigd om deeerstelijnsgezondheidszorg te optimaliseren. Ook de Sel’s zullen dus zelf geenzorgen verstrekken aan cliënten. De minimumpartners van een Sel zijn:huisartsen, thuisverpleegkundigen, thuiszorgdiensten, CAW’s van deziekenfondsen, lokale dienstencentra en OCMW’s. De afbakening van hetwerkgebied van een Sel, zal gebeuren volgens het decreet op de zorgregio’s 17 .17 Het doel van het indelen van Vlaanderen in zorgregio’s was een optimale structuur op te zettenom de geïntegreerde diensten <strong>voor</strong> thuisverzorging (GDT’s) te organiseren. De indeling van deregio’s is gebeurd na een wetenschappelijke studie naar de natuurlijke stromen die er bij debevolking bestaan als ze een beroep doet op een aantal diensten <strong>voor</strong> aankopen, vrijetijdsbesteding, onderwijs, gezondheid. De zorgregio’s zijn dus niet opgebouwd vanuit hetoogpunt van de zorgaanbieder, wel vanuit de ‘zorgvrager’. Vanuit het werkveld is er heel watprotest tegen deze indeling omdat ze nu ook gebruikt wordt <strong>voor</strong> de Sel’s waardoor in eenaantal regio’s de bestaande zorgnetwerken worden uit elkaar getrokken (een aantal Sit-regio’skomen niet overeen met de toekomstige Sel-regio’s), en er over de bestuurlijke grenzen heendient gewerkt te worden (zoals grensgemeentes van verschillende provincies die nu moetengaan samenwerken) (Rouselle, 2003).


194In totaal zullen er maximum 85 Sel’s of groeperingen van Sel’s in Vlaanderenworden erkend. Globaal gesproken zullen in Vlaanderen de Sel’s dewerkingsprincipes van de vroegere Sit’s verder zetten en tevens zullen zij alsGDT fungeren <strong>voor</strong> wat betreft de federaal gefinancierde opdrachten. Het isdus niet de bedoeling dat er een nieuwe structuur bijkomt. Het verschil tussende SEL’s en de GDT ligt in het feit dat de GDT’s ook diensten en verzorgingomvatten. Dit is niet het geval bij de Sel’s, die eigenlijk zuiveroverlegplatformen zijn.−Het regelen van de diensten maatschappelijk werk (DMW) in het kader van deziekenfondsen. Zij zullen de huidige ingebouwde centra <strong>voor</strong> ambulantwelzijnswerk (de zogenaamde ICAW’s) vervangen. De bedoeling hiervan isom de expertise die deze ICAW’s opbouwde ten aanzichte van <strong>ouderen</strong>,gehandicapten en zieken dichter bij de organisatie van de(eerstelijns)gezondheidszorg te brengen.(Rouselle e.a., 2002)5.2.2 Integratie van videotelefonie?Wanneer we denken aan de integratie van videotelefonie in een SEL of GDTdenken we dat deze technologie <strong>voor</strong>al het multisiciplinair overleg en degegevensuitwisseling tussen de verschillende partners zal kunnen ondersteunen.Het is dan <strong>voor</strong>al de telecarefunctie ‘videoconferencing’ die kan worden ingevulddoor deze dienst.5.3 Integratie in een CAW5.3.1 RegelgevingHet decreet van 19 december 1997 regelt de centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk enmaakt een onderscheid in drie grote soorten: de centra <strong>voor</strong> teleonthaal, de centra<strong>voor</strong> algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen (ingebouwdeCAW’s) en de autonome centra <strong>voor</strong> algemeen welzijnswerk. In het kader van de<strong>ouderen</strong>- en thuiszorg richten we hier onze aandacht <strong>voor</strong>al naar de twee laatstesoorten <strong>voor</strong>zieningen, en dan <strong>voor</strong>al naar de centra die ingebouwd zijn in deziekenfondsen (ICAW’s) omdat hun doelpubliek specifiek personen zijn die doorouderdom, ziekte of handicap problemen ondervinden.


195Via het kaderdecreet betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg in Vlaanderenzullen de huidige ingebouwde centra <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk (ICAW’s)vervangen worden door een aparte regelgeving <strong>voor</strong> de diensten maatschappelijkwerk (DMW) in het kader van de ziekenfondsen (cf. supra). In deze nieuwewetgeving vinden we een duidelijke definiëring terug:‘Het zijn diensten opgericht door één of meer ziekenfondsen, die minstens ten aanzienvan de leden van die ziekenfondsen, instaan <strong>voor</strong> het maatschappelijk werk en <strong>voor</strong> hetvergemakkelijken of mogelijk maken van zorg aan hun leden of personen die deze zorgtijdelijk of blijvend nodig hebben of dreigen nodig te hebben ten einde verder in hunvertrouwd milieu te kunnen functioneren. Deze diensten worden verricht ongeacht andermaatschappelijk werk, waartoe OCMW’s en andere diensten <strong>voor</strong> maatschappelijk werkbelast zijn.’5.3.2 Aanbod hulp- en dienstverleningWanneer we willen nakijken of de dienstverlening van Telesenior gedeeltelijk kangeïntegreerd worden in een centrum <strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk, of wanneer metandere woorden videotelefonie een hulpmiddel kan zijn <strong>voor</strong> een CAW, lijkt hetons zinvol na te kijken wat het huidige aanbod is van diensten dat een CAW kanaanbieden.In het decreet van 1997 betreffende de CAW’s zijn een achttal activiteiten terug tevinden:− Zorgen <strong>voor</strong> een bereikbare en algemene opvang en een toegankelijkeinformatie- en adviesverlening;− Zorgen <strong>voor</strong> de eerste opvang van personen die in een materiële, sociale ofpsychosociale noodsituatie verkeren, en hulp te bieden aan personen die eenbijzonder risico lopen in zo’n noodsituatie terecht te komen;− Het verstrekken van de vereiste informatie en het bijbrengen van kennis envaardigheden aan personen zodat ze kunnen gebruik maken van demaatschappelijke <strong>voor</strong>zieningen;− Het aanbieden van de nodige begeleiding en/of partiële zorg aan personenmet problemen in verband met hun psychische of fysieke beperkingen en hunfunctioneren in gezins- en maatschappelijke verbanden;− Zorgen <strong>voor</strong> een passende nazorg van de begeleide personen;− Bevorderen van de maatschappelijke integratie en participatie van personendie in een sociale achterstandssituatie verkeren of dreigen terecht te komen;− Zo nodig verwijzen naar meer gespecialiseerde instellingen of personen, bijhen te bemiddelen, met hen samen te werken, rekening houden met zorg opmaat;− Acties op te zetten met een preventief of probleemsignalerend karakter metbetrekking tot maatschappelijke factoren die als welzijnsbedreigend wordenervaren, als acties die welzijnsbevorderend zijn’.


196Wanneer we kijken naar de concrete taken van de diensten maatschappelijk werk(DMW) in de ziekenfondsen zien we een gelijklopend takenpakket maar dan meertoegespitst op de specifieke doelgroep namelijk <strong>ouderen</strong>, zieken en gehandicapten:− Het actief verstrekken van informatie over de sociale rechten van de gebruikeren zijn mantelzorgers, over de mogelijkheden om specifieke hulpmiddelen aante wenden, technieken aan te leren of de woonomgeving aan te passen, metinbegrip van ergotherapeutisch advies, en over alle anderen <strong>voor</strong> de gebruikernuttige elementen met betrekking tot de hulpverlening;− Het adviseren en het bijbrengen van kennis en vaardigheden aan personen enaan bevolkingsgroepen;− Het instaan <strong>voor</strong> een laagdrempelige opvang en begeleiding van gebruikers,zo nodig in het thuismilieu.− Het ondersteunen van de mantelzorgers teneinde hun draagkracht tebehouden of te verhogen.− Het, zoals andere zorgaanbieders, instaan op vraag van de gebruikers of zijnvertegenwoordiger <strong>voor</strong> de evaluatie van het zelfzorgvermogen en/of hetopstarten van een zorgenplan als dit nodig is en/of het instaan <strong>voor</strong> deopvolging van het zorgplan.5.3.3 De hulpverlening van een DMW in cijfersEen studie naar de aard van de cliënten en de hulpverlening in hetmaatschappelijk werk van de LCM Vlaanderen stelt dat het eerste contact met deDMW na signalering meestal via een huisbezoek verloopt (48,5%). Ook in de loopvan het hulpverleningsproces blijkt de contactvorm bij uitstek nog steeds hethuisbezoek te blijven. Wanneer er gekeken werd naar al de mogelijkecontactvormen die een maatschappelijk werker met een cliënt had in de loop vande hulpverlening zien we dat een huisbezoek het frequentst <strong>voor</strong>kwam (80,7% vande gevallen), contact via de telefoon (57,3%), persoonlijk contact tijdens depermanentie (30,9%), via een brief (20,7%).Gemiddeld was er 1,1 contact per week met de cliënt of een betrokkenhulpverlener, met de cliënt zelf was er gemiddeld minder dan één contact perweek (0,7 contact /week). De gemiddelde duur van een hulpverlening bedroeg 11weken. In slechts 25% van de gevallen wordt maatschappelijk werk betrokken bijde beginafspraken in een thuiszorgsituatie (meestal bij ontslag uit ziekenhuis ofRVT).


197De aard van de dienstverlening werd ingedeeld in drie grote blokken:− Dienstverlening: bestaande uit materiële hulp, info over diensten thuiszorg,info over verblijfs<strong>voor</strong>zieningen, financiële tussenkomsten;− Psychosociale hulpverlening: sociaal-juridische ondersteuning,ziekteverwerking, begeleiding van de centrale verzorger, draagkrachtdraaglastproblemen, contact met omgeving, eindsituatie thuiszorg(plaatsing/rouw/..);− Organisatiewerk: zorgbemiddeling, casemanagement, gezamenlijk overleg,hulpverleningsoverleg.Bij het bestuderen van de aard van de hulpverlening zien we dat het overgrotedeel bestaat uit dienstverlening. De meest gestelde eerste vragen waren vanfinanciële (50%) en van materiële aard (25%). De psychosociale problematiekkwam in 25% van de gevallen aan bod bij de eerste aanmelding. Naarmate hethulpverleningsproces vorderde kwam de nadruk vaak eerder te liggen op dezepsychosociale begeleiding ten <strong>voor</strong>dele van de echte dienstverlening (aanvragenvan allerlei sociale <strong>voor</strong>delen, info en advies geven,..). Het organisatiewerk blijktslechts een zeer klein deel uit te maken van de hulpverlening (Leus e.a., 1992).5.3.4 Integratie van videotelefonie?Het uitvoeringsbesluit van 12 oktober 2001 vermeldt dat het CAW een aantalinitiatieven moet nemen inzake het doelmatig werken. Eén van deze initiatieven isondermeer het aanpassen van de organisatie, de infrastructuur en dehulpmiddelen aan de doelgroepen, de opdracht en de medewerkers met het oogop een efficiënte en discrete hulpverlening.Rekening houdend met het grote aantal huisbezoeken en telefonische contactendat een hulpverlener van een DMW of CAW heeft, zouden we kunnen overwegenom videotelefonie als nieuw werkinstrument te hanteren in hethulpverleningsproces om doelmatiger te werken. Op deze manier kan detelecarefunctie ‘tele social care’ volledig uitgewerkt worden.Een uitdaging <strong>voor</strong> een toekomstig veldonderzoek bij Telesenior is dan om doormiddel van kleinschalige experimenten te bepalen welke huisbezoeken zoudenkunnen vervangen worden door ‘televisits’ en <strong>voor</strong> welke telefonische contactenhet toevoegen van beeld een serieuze meerwaarde zou betekenen.Een aantal dienstverleningsvormen waarbij een DMW of CAW de videotelefonieons inziens als werkinstrument zou kunnen gebruiken:− In het kader van de dienstverlening: het via videotelefonie info & adviesverstrekken aan personen die niet meer in staat zijn om naar een zitdag vaneen CAW of DMW te komen om wille van fysieke, sociale of psychischebeperkingen. Op deze manier kan het CAW of DMW echt als eenlaagdrempelig toegangsloket fungeren;


198−−Bij de psychosociale begeleiding die vaak via huisbezoeken verloopt kangedacht worden aan het <strong>voor</strong>zien van tussentijdse ‘televisits’. Huisbezoeken inlevende lijve blijven ons inziens mogelijk maar zijn zeer tijdsintensief.Tussentijdse televisits kunnen zorgen <strong>voor</strong> frequentere maar mindertijdsintensieve contacten. Het lijkt ons een zeer goed middel te zijn <strong>voor</strong>tussentijdse opvolging of <strong>voor</strong> nazorg;Wat de zorgbemiddeling of zorgorganisatie betreft lijkt de videotelefonie onsinziens <strong>voor</strong> een CAW of DMW <strong>voor</strong>al zinvol te kunnen zijn om alshulpverlener vanop afstand een overleg bij de cliënt thuis bij te wonen.Hierdoor kan er heel wat verplaatsingstijd worden bespaard.5.4 Integratie in een lokaal dienstencentrum5.4.1 RegelgevingDe organisatie en doelstellingen van de lokale dienstencentra worden geregeld viahet besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998. Hierin wordtondermeer de progammatie van deze dienstencentra bepaald. Momenteel <strong>voor</strong>zietmen in een gemeente per begonnen schijf van 15.000 inwoners ééndienstencentrum.In dit besluit worden ook een aantal specifieke erkenings<strong>voor</strong>waardengeformuleerd waarmee onder andere de aan te bieden hulp- en dienstverleningwordt beschreven, de <strong>voor</strong>waarden betreffende het personeel alsook depersoneels- en werkings<strong>voor</strong>waarden.5.4.2 Aanbod van de hulp- en dienstverleningHet huidige aanbod van diensten dat een lokaal dienstencentrum kan aanbiedenwordt geregeld door het regeringsbesluit dat vijf grote blokken van diensten<strong>voor</strong>ziet:5.4.2.1 Activiteiten van algemeen informatieve aardDe activiteiten van algemeen informatieve aard zijn activiteiten die erop gerichtzijn aan gebruikers informatie over te dragen over onderwerpen die relevant zijn<strong>voor</strong> het behoud van de zelfstandigheid of die bijdragen tot de integratie van degebruiker in de lokale gemeenschap. Een aantal activiteiten die eendienstencentrum hiertoe dient uit te voeren zijn ondermeer:− Het uitbouwen van een werking waarbij de bewoners van de lokaleleefgemeenschap worden uitgenodigd om advies en informatie te vragen;− Het inrichten van activiteiten in het dienstencentrum waarop er informatiewordt verschaft aan een groep gebruikers;− Het aanbieden van informatie aan de bewoners van de lokale gemeenschap;


199−Het doorverwijzen van gebruikers naar de meest geschikte persoon of<strong>voor</strong>ziening.5.4.2.2 Activiteiten van recreatieve aardHet dienstencentrum dient recreatieve actieve activiteiten te organiseren tenbehoeve van een individuele gebruiker of een groep gebruikers, die gericht zijn opontmoeting, ontspanning en zinvolle tijdsbesteding, en tot doel hebben het sociaalnetwerk te versterken. Zo moet het dienstencentrum volgens het regeringsbesluitbv. jaarlijks ministens 75 groepsactiviteiten van recreatieve aard aan te bieden, dieverspreid dienen te zijn over vijf verschillende sectoren.5.4.2.3 Activiteiten van algemeen vormende aardHet lokaal dienstencentrum dient algemeen vormende activiteiten aan te biedendie gericht zijn op de persoonlijke ontwikkeling en de verrijking op het vlak vankennis en/of vaardigheden van de gebruikers. Zo dient het centrum bij<strong>voor</strong>beeldjaarlijks 100 groepsactiviteiten aan te bieden die van algemeen vormende aardzijn.5.4.2.4 Hulp bij de activiteiten van het dagelijkse levenEen lokaal dienstencentrum biedt in zijn lokalen hulp bij de activiteiten van hetdagelijkse leven, inzonderheid de hygiënische zorg.5.4.2.5 Optionele werkzaamhedenVoorts zijn er een achttal optionele werkzaamheden waarvan een dienstencentrumer minimum vier dient te verrichten, hetzij in eigen beheer, hetzij bij middel vaneen samenwerkingscontract met derden:− Aanbieden van warme maaltijden: die in het dienstencentrum kunnen wordenopgegeten en/of thuis worden bedeeld;− Aanbieden van boodschappenhulp− Aanbieden van hulp bij huishoudelijke klussen− Aanbieden van buurthulp: dit wil zeggen het organiseren, ondersteunen enopvolgen van activiteiten en initiatieven die het sociale netwerk, decommunicatie en het veiligheidsgevoel versterken;− Nemen of ondersteunen van initiatieven die de mobiliteit van de lokalebewoners verhoogt;− Uitlenen van personenalarmtoestellen;− Organiseren van de dienstverlening van een personenalarmcentrale;


200−Organiseren van activiteiten <strong>voor</strong> specifieke doelgroepen: een specifiekedoelgroep bestaat uit bewoners uit de lokale buurt die omwille van één ofmeer gezamenlijke kenmerken een specifieke aanpak vergen van hetdienstencentrum <strong>voor</strong> wat betreft het ondersteunen van deze bewoners in hunspecifieke noden wat betreft de thuiszorg en/of het verhogen van dezelfstandigheid, de emancipatie en de integratie in de lokale leefgemeenschap.Bij al deze activiteiten dient het dienstencentrum zich minstens telkens te richtennaar de maatschappelijk zwakkere bewoners uit de lokale buurt5.4.3 Integratie van videotelefonie?Het lokale dienstencentrum heeft dus een brede waaier van opdrachten <strong>voor</strong> eenruim doelpubliek. In de praktijk zien we dat het bereikte publiek <strong>voor</strong>al de nogactieve (jongere) senioren zijn. De vraag kan gesteld worden of videotelefonie ertoe zou kunnen bijdragen om ook de wat meer geïsoleerde <strong>ouderen</strong> te bereiken.Zo zouden de ‘activiteiten van algemeen informatieve aard’ (zie 3.2.1) en de‘activiteiten van algemeen vormende aard’ (zie 3.2.3) ook kunnen georganiseerdworden door middel van videotelefonie. Zoals Telesenior nu ook fungeert als eencallcenter dat kan worden opgeroepen <strong>voor</strong> tal van vragen kan vanuit hetdienstencentrum dit callcenter georganiseerd worden:− Men kan dan enkele uren per week dit callcenter ‘open’ houden tijdensdewelke thuiswonende <strong>ouderen</strong> individueel kunnen oproepen <strong>voor</strong> vragennaar informatie en advies. In principe dient deze dienst <strong>voor</strong>behouden te zijn<strong>voor</strong> personen die om wille van lichamelijke, psychische of sociale redenenniet meer in staat zijn om deze vragen te stellen tijdens de <strong>voor</strong>zienespreekuren in het dienstencentrum (cf. de gezondheidsconsultaties in hetlokaal dienstencentrum Kortrijk);− De gezamenlijke vormingsactiviteiten die georganiseerd worden in hetdienstencentrum (bv. computercursussen, infosessies over de zorgverzekering,kooklessen,…) zouden <strong>voor</strong> de immobiele personen van thuis uit via devideotelefonie kunnen gevolgd worden als een soort van videoconferencing.Wat het aanbod van ‘recreatieve actieve activiteiten’ betreft: deze hebbenondermeer als doel het <strong>voor</strong>zien in ontmoeting, ontspanning, een zinvolletijdsbesteding om alzo het sociaal netwerk te versterken. Voor de niet mobielemensen kan het lokaal dienstencentrum dit slechts zeer beperkt realiseren (meestalenkel wanneer er specifiek vervoer wordt ingelegd <strong>voor</strong> deze doelgroep). Doormiddel van de videotelefonie zou dit dienstenaanbod ons inziens kunnenuitgebreid worden:


201− Het dienstencentrum zou kunnen <strong>voor</strong>zien in een aantalvideotelefonietoestellen bij een aantal <strong>ouderen</strong> die nood hebben aan contactmaar door hun fysieke, sociale of psychische beperkingen niet meerbuitenshuis komen. Deze <strong>ouderen</strong> zouden via de videotelefoons met elkaarkunnen communiceren en zo terug een virtueel sociaal netwerk kunnenbekomen. Het taak van het dienstencentrum bestaat er dan in om het beheervan de toestellen op zich te nemen, alsook om bv. tweewekelijks een lijst rondte sturen van deelnemers aan deze dienst;− Om de individuele contacten te stimuleren kan het dienstencentrum geregeldbv. twee- of driemaandelijks een ontmoetingsbijeenkomst organiseren in hetdienstencentrum waarbij men dan de kans krijgt om elkaar eens in levendelijve te ontmoeten. Voor deze bijeenkomsten dient het dienstencentrum danwel te <strong>voor</strong>zien in aangepast vervoer en eventueel in oppashulp <strong>voor</strong>chronische zieken thuis wanneer de mantelzorger naar deze bijeenkomsten wilkomen.Deze activiteiten kaderen zeer goed binnen de ‘optionele werkzaamheden’ (3.2.5)waarvan het diensten centrum minimum 4 taken moet uitvoeren. Eén van dezetaken is nu juist het organiseren van activiteiten <strong>voor</strong> specifieke doelgroepen.Ouderen die om wille van lichamelijke, psychische of sociale beperkingen nietmeer aan de gewone activiteiten van het dienstencentrum kunnen deelnemen,lijken ons in dat opzicht een specifieke doelgroep die vanuit het dienstencentrumextra aandacht dient te krijgen en waar<strong>voor</strong> videotelefonie misschien wel eengeschikt middel is.5.5 Integratie in een dienst <strong>voor</strong> thuisverpleging5.5.1 Internationale literatuurVolgens Wootton (2002) is het hoofddoel van de meeste Amerikaansetelecareprojecten (die <strong>voor</strong>al beperkt zijn tot telenursingprojecten) hetverminderen van het aantal huisbezoeken door een thuisverpleegkundige perpatiënt. Het uitgangspunt hierbij is dat televisits tot 50% goedkoper kunnen zijndan de traditionele huisbezoeken. Met het zicht op de toename van het aantal<strong>ouderen</strong>, in combinatie met een verkleinende werkende populatie, kan telecarevolgens hem de enige mogelijke weg zijn om in de toekomst thuiszorg aan tebieden tegen een aanvaardbare kost. Daarbij is het interessant dat uit onderzoekblijkt dat de <strong>ouderen</strong> deze manier van zorgverlening met nieuwe technologieënbehoorlijk vlot accepteren (Wootton, 2002). Bratton e.a. (2000) merken op dat sinds


202Januari 1998 het Medicare 18 programma in de USA <strong>voor</strong>ziet in een terugbetaling<strong>voor</strong> teleconsultaties. Beperkende <strong>voor</strong>waarden hierbij zijn dat er enkel eenterugbetaling zal gebeuren in gebieden waar er een tekort is eengezondheidszorgverstrekkers.Volgens de American Nurses Association (ANA) zouden Telehealthtechnologieënjuist niet mogen gebruikt worden om noodzakelijkegezondheidszorgdiensten geleverd door verpleegkundigen in hoogsteigenpersoon te vervangen door televisits. De kracht en de toekomst van de nieuwetechnologieën zou juist moeten liggen in het feit dat ze drempelverlagend tot dereguliere gezondheidszorgdiensten zouden moeten werken (ANA, 1996).Mahmud (1996) vermeldt dat er in de USA jaarlijks zo’n half biljoen bezoekendoor thuisverpleegkundigen worden gedaan. Hij stelt dat vele –zoniet de meestevandeze bezoeken de cognitieve- en observatievaardigheden van deverpleegkundige vereisen, en niet zozeer hun aanwezigheid ter plekke. In datopzicht kunnen dus heel wat huisbezoeken door een verpleegkundige wordenvervangen door televisits. Er wordt ook vermeld dat een thuisverpleegkundige inde USA gemiddeld slechts 5 bezoeken per dag doet om wille van de verreverplaatsingen. Deze gegevens illustreren een groot verschil met dethuisverplegingssituatie in België, waar verpleegkundigen tijdens hunhuisbezoeken <strong>voor</strong>al bezig zijn met activiteiten waar<strong>voor</strong> hun aanwezigheid welvereist is, en waar verpleegkundigen gemiddeld heel wat meer bezoeken per dagdoen omdat uiteraard de afstanden veel minder groot zijn.5.5.2 Integratie videotelefonie in de Belgische thuisverpleging?Wanneer het gaat over begeleiding op gezondheidsvlak kan ook de vraag wordengesteld of een dienst <strong>voor</strong> thuisverpleging de beeldtelefonie niet kan integreren inhun dienstverlening. De hoofdreden <strong>voor</strong> een huisbezoek door eenthuisverpleegkundige is nu in eerste instantie meestal een technische prestatie,waarbij de psychosociale begeleiding, het geven van informatie en advies over degezondheid vaak wat op de achtergrond komt. Videotelefonie zou misschien juisteen goed instrument zijn om aanvullend aan deze aspecten bij patiënten extra tijdte kunnen spenderen. Ook zou een dienst thuisverpleging de videotelefoniekunnen gebruiken wanneer zij <strong>voor</strong> een cliënt als zorgbemiddelaar zijn aangestelden het zorgenplan dienen op te volgen.18 Medicare is eigenlijk de enige nationale publieke ziektekostenverzekering in de VS. Personenboven de 65 jaar en sommige categorieën arbeidsongeschikten vallen eronder. Medicare A<strong>voor</strong>ziet in ziekenhuiszorg en sommige vormen van thuiszorg. Medicare B <strong>voor</strong>ziet inverzekering van eerstelijns artsenzorg, specialisten en nog een aantal andere vormen van zorgzoals poliklinische zorg. Zo’n 15% van de Amerikaanse bevolking valt onder de Medicareprogramma’s.


2035.6 Integratie in een serviceflat, (toekomstige) zorgflat of woon-zorgcentrum?5.6.1 RegelgevingHet bejaardendecreet van 5 maart 1985 legde de normen vast <strong>voor</strong> erkenning ensubsidiëring van dienstencentra en serviceflats of wooncomplexen metdienstverlening. De serviceflat is een semi-residentiële woonvorm die zicht richtop zestigplussers met een verhoogde zorgbehoefte. Centraal staat het individueelen zelfstandig wonen van de oudere en de hulp en zorg naar ieders behoefte.5.6.2 Het concept van de serviceflat in vraag gesteldMomenteel staan de serviceflats als woonvorm meer en meer ter discussie omdatwanneer <strong>ouderen</strong> meer zorg nodig hebben zij het zijn die dienen te verhuizen naareen <strong>voor</strong>ziening in functie van het aanbod van <strong>voor</strong>zieningen (naar een rusthuis ofRVT). Bovendien appreciëren <strong>ouderen</strong> vaak de privacy en de autonomie die zeeerder in een serviceflat dan in de huidige rusthuizen ervaren.Opdat <strong>ouderen</strong> niet meer zouden moeten verhuizen om aan de nodige zorg tegeraken wil men ‘woon- zorgzones’ creëren. In deze zones wordt de zorg- endienstverlening op wijk- of dorpsniveau geregeld vanuit een wijkzorgcentrum(woon- en zorgcentrum, ADL-team,..). Zorg zal dus meer geïntegreerd worden inhet wonen en in de omgeving. Men hanteert termen als zorgflats,zorggarantieflats, verzorgingsflats, zorgstudio’s, groepswonen, clusters vanwoningen,…Welke term men ook gebruikt, in deze nieuwe manier van denken wordtmeestal expliciet gepleit <strong>voor</strong> het integreren van technologische hulpmiddelenzoals domotica (om de veiligheid te verhogen en de energiekost te verlagen) engeavanceerde telecommunicatietechnologie die ondermeer de communicatie metde zorg en de dienstverlening mogelijk maakt (Pacolet e.a., 2002).5.6.3 Integratie van ICT en videotelefonie in het nieuwe concept?Nouws e.a. (2003) geven een zestal domeinen weer waarbij ICT en domotica kanworden ingezet in het concept van de woon- zorgzones in Nederland. Het gaat omeen zestal soorten dienstverlening die ontstaan wanneer men een aantal van debeschreven telecare-componenten (hoofdstuk 3) gaat combineren. Het is aanzorgaanbieders om te bepalen op welk domein men actief is (of wil zijn) incombinatie met de vraag welke dienstverlening de cliënt nodig heeft. Op dezemanier kunnen er pakketten van diensten worden aangereikt en kan zorg op maatworden gegeven.


2045.6.3.1 VeiligheidOm de veiligheid van een cliënt te verhogen kan men beroep doen op de actievepersonenalarmsystemen met hun geavanceerde mogelijkheden vanlifestylemonitoring (passieve personenalarmering). Bijkomend kan aanomgevingsmonitoring worden gedaan (inbraak- en brandsignalering, videointercom aan <strong>voor</strong>deur,..). Bij specifieke gezondheidsrisico’s kan daaraanmedische monitoring worden toegevoegd.5.6.3.2 Sociale geborgenheidSociale geborgenheid kan geboden worden door te <strong>voor</strong>zien in een permanentebeeldverbinding met een servicecentrum, dit is de telecontactcomponent. Verderkan men nog <strong>voor</strong>zien in televideoconferencingfuncties: men kancontactmogelijkheden <strong>voor</strong>zien van <strong>ouderen</strong> of hulpbehoevenden onderling(‘virtuele praatclubs’) en men kan <strong>voor</strong>zien in contactmogelijkheden met familieen dit zowel onder de vorm van beeldverbindingen chatlijnen of e-mailmogelijkheden. Ook sociale alarmering en passieve alarmering (zie‘veiligheid’) kunnen bijdragen tot een verhoogd gevoel van sociale geborgenheid.5.6.3.3 Fysieke veiligheidNouws e.a. spreken hierbij <strong>voor</strong>al van de integratie van een aantaldomoticatoepassingen in en rond de woning. Voorbeelden hiervan werdenbeschreven in hoofdstuk 2. Het gaat hierbij <strong>voor</strong>al om de woonaspecten en minderom de zorg. Voorbeelden die worden gegeven zijn: een beveiligd fornuis enautomatische verlichting in de slaapkamer naar het toilet.5.6.3.4 ZorgIn het domein zorg wordt het videotoezicht op afstand <strong>voor</strong>zien, samen met detelemedicine, waarmee men <strong>voor</strong>al de medicalmonitoring <strong>voor</strong> ogen heeft.5.6.3.5 InformatieMen <strong>voor</strong>ziet elektronische patiëntendossiers zodat uitwisseling mogelijk wordttussen artsen en andere zorgverleners, men <strong>voor</strong>ziet spreekuur informatie,informatie over het aanbod van diensten, over activiteiten en clubs, over openbaarvervoer. Ook kunnen er online vragen gesteld worden aan de balie van hetservicecentrum.


2055.6.3.6 GemakHierbij <strong>voor</strong>ziet men dat men vanop afstand diensten kan regelen, boodschappenkan bestellen, (warme) maaltijden kan bestellen, een klusjesman kan regelen,.. Hetgaar hier om de beschreven teleservicecomponenten van telecare. Alsook vallenhieronder een aantal domoticatoepassingen zoals het bedienen van het licht,gordijnen, zonwering enz. door middel van een afstandsbediening.5.7 Integratie in andere dienstverleningsmodellenNaast de hierboven vermelde diensten zouden nog heel wat andere diensten en<strong>voor</strong>zieningen de technologie van de videotelefonie kunnen gebruiken terverbetering van de dienstverlening. Mogelijke denkpistes zijn bv. het uitbouwenvan de doorverwijs- en éénloketfunctie van het ‘sociaal huis’ ter bevordering vanhet lokaal sociaal beleid. Door middel van de videotelefonie zouden specifiekedoelgroepen kunnen bereikt worden die nu om wille van fysieke, psychische ofsociale redenen niet tot aan het fysieke loket van het sociaal huis geraken. Zijzouden met andere woorden via een soort van virtueel loket kunnen geholpenworden.5.8 Aanpassingen aan de technische configuratieWanneer we alternatieven <strong>voor</strong> het dienstverleningsmodel en dus ook <strong>voor</strong> hetdienstenaanbod <strong>voor</strong>stellen, dienen er zich ook een aantal alternatieven <strong>voor</strong> detoekomstige technische configuratie aan. Er werd heel wat denkwerk verricht naarmogelijke alternatieven die ons inziens een verrijking van het dienstenaanbodmogelijk maken. Enkele <strong>voor</strong>beelden zijn o.a.:−−−Andere diensten kunnen worden aangeboden wanneer ook oproepen mogelijkworden tussen cliënten onderling, tussen cliënten en mantelzorgers onderlingen tussen cliënten en hulpverleners onderling;Momenteel wordt er met drie grote componenten gewerkt (zie punt 1.2: cliëntmet zijn TV en settopbox, de centrale met PC en registratie en hettransportmedium: een snelle breedbandverbinding). Wanneer men naast deTV met settopbox ook de mogelijkheid zou bieden om videotelefonie te<strong>voor</strong>zien via kleine videotelefoons of via een PC met webcam zorgt men <strong>voor</strong>een meer modulaire opbouw van het systeem waardoor het toepassingsgebiedkan vergroot worden. Bv. een verafwonend familielid kan voldoende hebbenaan het beeld van een kleine videotelefoon of een hulpverlener kan via zijnreguliere PC een videotelefonisch verbinding met zijn cliënt hebben;Wanneer het initiatief tot oproep ook bij anderen zou liggen (in plaats vanenkel bij de cliënt) kunnen andere diensten worden aangeboden (het <strong>voor</strong>zien


206van een beperkte telemonitoring bv. cliënt herinneren aan het nemen vanbepaalde medicatie, het <strong>voor</strong>zien van tele-oppas). Ons inziens kan dit initiatieftot oproep ook bij hulpverleners liggen mits duidelijke afspraken wordengemaakt zoals uitdrukkelijke toestemming van de cliënt, mogelijkheid totweigering van een oproep, eerst <strong>voor</strong>zien van enkel een geluidsverbindingwaarbij de cliënt kiest of het beeld wordt toegevoegd of niet,..−Mogelijkheden tot integratie met diensten op het internet zou best <strong>voor</strong>zienworden, zodat men het systeem ook kan gebruiken <strong>voor</strong> bestaande ‘Ediensten’zoals bv. E-banking of bepaalde ‘E-shopping’ van bepaaldewinkelketens;− Een integratie van het personenalarmtoestel en –systeem lijkt onsnoodzakelijk. Vermoedelijk zullen cliënten liever slechts één toestel in huishebben waarmee ze zelf kunnen beslissen van welke diensten ze kunnengebruik maken dan dat ze twee systemen nodig hebben wanneer ze vanmeerdere diensten willen gebruik maken. Deze veronderstelling zal meeonderzocht worden in het veldonderzoek.Dit geldt eveneens <strong>voor</strong> domotica<strong>voor</strong>zieningen en telemonitoringfuncties.Wanneer de technische configuratie deze applicaties <strong>voor</strong>ziet, kunnen ze opmaat van een cliënt worden aangeboden. Er dient dus een basispakket vanfuncties te worden <strong>voor</strong>zien dat kan worden uitgebreid met optionelemodules.


2076. PAS als ankerpunt <strong>voor</strong> <strong>Telecare</strong>6.1 InleidingNaar de toekomst toe kan en moet telecare een belangrijke schakel worden in dethuiszorg en ook in residentiële zorgvormen. Nu reeds is telecare in Vlaanderenembryonaal aanwezig ondermeer onder de vorm van het personenalarmsysteem(het Pas). De personenalarmering is in Vlaanderen één van de meest gebruikte enverspreide technologische toepassing in de thuiszorg die meermaals zijn nut heeftbewezen. Om deze reden kan er gedacht worden om nieuwe technologieën (in hetbijzonder videotelefonie) te integreren in deze bestaande dienstverlening. Het Paszou zo als verankeringspunt <strong>voor</strong> andere telecaretoepassingen kunnen fungeren.Voor de ontwikkeling van het telecare-aanbod in Vlaanderen op zowelgeografisch als dienstverleningsvlak gingen we na welke de relatie is tussen beidebestaande dienstverleningsmodellen (Pas en videotelefonie). En hoe beidesystemen kunnen ingebed worden in een breder aanbod van telecare.Hiertoe onderzochten we 3 vragen:1. In welke mate is het aanbod PAS en videotelefonie complementair?2. Wat is het profiel van de PAS-gebruiker? Gaat het om dezelfde doelgroepen of niet?Welke subgroepen binnen Pas kunnen baat hebben met videotelefonie op zijnKortrijks?3. Hoe kadert dit alles binnen een ruimer telecareaanbod? Hoe groot is demogelijke potentiële <strong>Telecare</strong>-markt?6.2 Het huidige PAS-systeem in Vlaanderen6.2.1 SitueringBruggers en Vermijs (1993) definiëren personenalarmering in de ruime zin alsvolgt: ‘het proces van het geven van een alarmsignaal door een persoon die in noodverkeert om andere mensen erop attent te maken dat hij hulp nodig heeft’. Lauwers (1998)wijst er op dat dit de actieve vorm is van alarmering: de hulpvrager geeft zelf actiefhet alarmsignaal. Bij passieve alarmering daarentegen treedt een systeem in werkingwanneer de betrokkene gedurende een bepaalde periode nalaat een bepaaldehandeling te stellen. Wanneer beide vormen gecombineerd worden, is er sprakevan gemengde alarmering.Alarmering is geen nieuw fenomeen. Doorheen de eeuwen hebben mensen innood alarm geslagen. Denk maar aan oude middelen zoals rooksignalen of


208vuurpijlen (Lauwers, 1998). Een ander zeer eenvoudig <strong>voor</strong>beeld van een nogbestaand alarmsysteem is de telefooncirkel waarbij een beperkte groep vanpersonen elkaar dagelijks, op een vast tijdstip en in een bepaalde volgordetelefoneert. Wanneer men geen gehoor krijgt, dient men de nodige hulp in teschakelen. Een aantal andere eenvoudige vormen van passieve alarmsystemenzijn erg goedkoop, eenvoudig organiseerbaar en bevorderen het sociale contact.Voorbeelden hiervan zijn bv. door het openen en sluiten van gordijnen ofrolluiken wordt de aandacht getrokken wanneer bepaalde handelingen nietworden uitgevoerd, hier gaat het eerder om sociale controle. Het biedt echter nietde garantie dat een alarmsignaal onmiddellijk gedetecteerd wordt en snel met denodige hulp beantwoord wordt.Oorspronkelijk werd de toepassing van elektronische personenalarmeringintramuraal gebruikt in de vorm van oproepsystemen in rustoorden enziekenhuizen. Pas in de jaren tachtig werd het systeem in de thuiszorg inVlaanderen geïntroduceerd (Wouters e.a. 2002, 2001). Ook in andere onsomringende landen bestaat al verschillende jaren deze dienstverlening, zo is er inSpanje de ‘Servicio de TeleAsistencia Domiciliaria’, in Groot-Brittannië de ‘Careline’en in Portugal de ‘Serviço Tele-Alarme’ (Camarinha-Matos e.a., 2000).Het personenalarmsysteem zoals we het nu kennen, bestaat uit een draadlozealarmzender en een alarmmelder (cf. figuur 5.2). De alarmzender wordt door degebruiker met zich meegedragen en dit meestal aan een halsketting en met eenzendbereik van om en bij de 30 meter. De alarmmelder heeft een ingebouwdeluidspreker en microfoon die is verbonden met een transmissienetwerk, inVlaanderen het openbare telefoonnetwerk. Wanneer de drukknop van dealarmzender wordt ingedrukt, treedt een alarm in werking, waarna dealarmmelder automatisch een verbinding tot stand brengt tussen de persoon diealarmeert en de hulpverleners. Meestal komt de oproep eerst terecht bij eenalarmcentrale. Deze schakelt indien nodig particuliere hulpverleners ofmantelzorgers in. Een andere mogelijkheid is dat de oproep rechtstreeks bij dehulpverleners terecht komt via een cascadesysteem van <strong>voor</strong>geprogrammeerdetelefoonnummers (Wouters e.a., 2002, 2001).Personenalarmering dient deel uit te maken van een pakket maatregelen die dethuiszorg versterken. Het is een ondersteuning van de zelfzorg en een aanvullingen ondersteuning van de thuiszorgdiensten en mantelzorg. Bij het Pas dient dusnaast de techniek ook goede zorgverlening te worden georganiseerd (Vanmarcke,2002).


209Bron: folder Estafette NV, Telecom for Professionals, Huizingen.Figuur 5.20 Alarmzender en alarmmelder6.2.2 Organisatie en gebruik van het Pas6.2.2.1 Regelgeving in VlaanderenVanaf 1987 kon door een omzendbrief van Minister Steyaert, een subsidiebekomen worden van 20 000 BEF bij aankoop van een personenalarmsysteem. De<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> het toekennen van deze subsidie aan de initiatiefnemers,hebben betrekking op het aantal aangesloten leden (mutualiteiten) of het aantal 75-plussers (OCMW’s). Er worden eveneens eisen gesteld aan de werking van hettoestel, de werking van de eraan gekoppelde centrale en de opvolging van dewerkzaamheden en interventies van de hulpverleners.Door een omzendbrief van minister Martens werden er in 1996 extra eisengesteld aan de zender- en ontvangstapparatuur. Een subsidiëring wordt enkel nogmaar mogelijk <strong>voor</strong> toestellen met het EG-merkteken <strong>voor</strong> elektronischecompatibiliteit. Bovendien dient de apparatuur ook te zijn goedgekeurd door hetBelgisch Instituut <strong>voor</strong> Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) (Lauwers, 1998).Door het thuiszorgdecreet van 1998 en een Ministerieel Besluit van14 november 2000, wordt er ook <strong>voor</strong> het aankopen van PAS-toestellen in eensubsidiëring <strong>voor</strong>zien wanneer lokale en regionale dienstencentra dergelijketoestellen willen aankopen (zie bijlage 5). De subsidie bedraagt maximaal20 000 BEF per alarmtoestel, mits er aan een aantal technisch-functionele enadministratieve <strong>voor</strong>waarden wordt voldaan. Er wordt geen specifiek toestel meerbeschreven, zodat ook andere oproepalarmsystemen (bv. de mogelijkheden vanvideotelefonie) een kans krijgen (SeniorWatch, 2001). Lokale dienstencentrakunnen jaarlijks maximaal 200 000 BEF ontvangen, regionale dienstencentramaximaal 300 000 BEF. Ziekenfondsen en OCMW’s komen dus niet meer inaanmerking <strong>voor</strong> subsidiëring.


210In de praktijk zien we dat de ziekenfondsen en OCMW’ssamenwerkingsakkoorden met de dienstencentra aangaan, zodat dedienstverlening door de OCMW’s en ziekenfondsen gehandhaafd blijft (Vogels,2001).6.2.2.2 Organisatie in VlaanderenMomenteel wordt de Pas-dienstverlening in Vlaanderen hoofdzakelijk verzekerddoor OCMW’s en mutualiteiten. Zo biedt de Christelijke Mutualiteit vanaf het jaar1988 de dienst aan en zijn er ondertussen om en bij de 6 500 <strong>ouderen</strong> enzorgbehoevenden met een Pas op vier alarmcentrales van het Wit-Gele Kruis enEuroCross in Vlaanderen aangesloten. Deze centrales worden 24uur op 24bemand door ervaren verpleegkundigen (LCM, 2001, Geys, 2001). De overigemutualiteiten hebben geen eigen alarmcentrales, maar werken samen metcentrales waarmee de OCMW’s in veel gevallen ook samen werken, ondermeerook met de EuroCross-centrales (de Burbure e.a., 1999).Zo bieden bij<strong>voor</strong>beeld in de provincie Antwerpen de vijf erkende mutualiteitenalsook 38 van de 70 OCMW’s het Pas aan. Allen gebruiken ze hier<strong>voor</strong>telefoongekoppelde systemen. Bijna 95% van alle OCMW’s en alle mutualiteitenwerken in de provincie Antwerpen met een alarmcentrale. De centrale waarmeehet meest wordt gewerkt is deze van het Wit-Gele Kruis van Antwerpen (Wouterse.a., 2002, 2001).Als gebruiker dient men een maandelijkse all-in huurprijs te betalen: deze bevatde huur van het toestel en het abonnementsgeld <strong>voor</strong> aansluiting op dealarmcentrale. Uit onderzoek van Wouters e.a. (2002, 2001), blijkt dat in deprovincie Antwerpen deze bedragen tussen de 8 euro en de 24 euro schommelden,het gemiddelde bedroeg circa 12 euro. Op één OCMW na, werden er nooit aparteinstallatiekosten aangerekend bij deze OCMW’s en mutualiteiten. Bij tweederdevan de OCMW’s dient er ook een waarborgsom te worden betaald. Bij deOCMW’s bedroeg deze meestal 25 euro. Bij de ziekenfondsen schommelde dezetussen de 35 euro en 100 euro. De huurprijs en de waarborgsom worden dus nietinkomensgerelateerd berekend.Om tegemoet te komen aan deze kosten, <strong>voor</strong>zien verscheidene provincies engemeenten in een financiële bijdrage. Zo <strong>voor</strong>ziet de provincie Antwerpen <strong>voor</strong>lage inkomens mits bepaalde leeftijds<strong>voor</strong>waarden in een subsidie (Wouters e.a.,2002). De stad <strong>Leuven</strong> komt bv. in de abonnementskosten <strong>voor</strong> een maximum van20 euro per maand tussen. De grootte van de subsidie wordt er aan de hand vanhet inkomen van de gebruiker berekend. Daarenboven wordt de subsidie enkeluitgekeerd aan mensen wier zelfstandig wonen wordt bemoeilijkt door eenernstige handicap, een langdurige ziekte, ouderdom, of wiens leven of vrijheidwordt bedreigd (Jiroflée, 2002).


211Wouters e.a. (2001) vonden dat de meerderheid van de OCMW’s en mutualiteitenin de provincie Antwerpen, nog bijkomende <strong>voor</strong>waarden stelden. Deze<strong>voor</strong>waarden konden zich op verschillende vlakken bevinden: woonsituatie (bv.alleenwonend zijn), leeftijd (bv. + 60 jaar zijn), fysieke en mentale conditie (bv.mentaal fit zijn). Soms werd er ook een <strong>voor</strong>schrift van de huisarts gevraagd, ofdiende er een sociaal verslag te zijn van een maatschappelijk werkster.Een PAS-gebruiker dient over minimaal drie contactpersonen te beschikken diedoor de alarmcentrale bij een oproep kunnen worden gecontacteerd. Eencontactpersoon moet dan ook telefonisch bereikbaar zijn, niet ver van de woningvan de oudere wonen en een sleutel hebben. In bijna al de gevallen fungeren éénof meer kinderen als contactpersoon, in meer dan de helft van de gevallen wordenook de buren mee in het lijstje opgenomen (Hermans, 1994).6.2.2.3 Effectiviteit van het PAS-systeemSoorten alarmen1. Echte alarmenVolgens de Burbure e.a. (1999) worden 36% van de oproepen gedaan omwille vaneen val. Uit het onderzoek van Wouters e.a. (2001) blijkt dat in de provincieAntwerpen een derde van de bevraagde gebruikers al een noodoproep hadgedaan. Reden <strong>voor</strong> de oproep was meestal een valpartij of een plotse ziekte.Volgens de bevraagden was de hulp, binnen de tien minuten, en dus snel terplaatse. In bijna de helft van de gevallen loste de mantelzorg het probleem op. Deoorzaken van niet-adequate hulpverlening die gesignaleerd werden waren bv. het’s nachts niet dragen van het zendertje, het niet gebruiken van het Pas bij eenvalpartij uit paniek, het niet toelaten dat een mantelzorger een sleutel heeftwaardoor die in nood niet of moeilijk binnen kan .2. Testalarmen en valse alarmenEr wordt van een ‘vals alarm’ gesproken wanneer een alarmmelding gegevenwordt waarbij er van een echte alarmsituatie geen sprake is. Een vals alarm isstorend maar in zekere zin ook onvermijdelijk (Vlaskamp e.a., 1988). Hoe verderhet bereik en hoe gevoeliger, hoe meer kans op valse alarmen. Bv. wanneer het Pasook een bereik tot in de tuin heeft, is er risico op vals alarm bij de buren ofwanneer de knop op de alarmzender makkelijk in te duwen is, is er risico op perongeluk duwen. Er dient dus een evenwicht tussen betrouwbaarheid enbruikbaarheid gevonden te worden.


212Een vals alarm kan door de gebruiker herroepen worden ofwel door annulatie vanhet <strong>voor</strong>alarm 19 via de alarmmelder, ofwel via de filterfunctie die de alarmcentralevervult wanneer de spreek- luisterverbinding op gang gebracht wordt.Om een betrouwbaar alarmsysteem te kunnen garanderen dient het PASsysteemregelmatig getest te worden zodat eventueel aanwezige defectenopgespoord kunnen worden. Een ‘testalarm’ kan door de gebruiker zelf, of doorde alarmeringsorganisatie of de centrale uitgevoerd worden. Bij de nieuwstealarmeringstoestellen is een automatische testtechniek ingebouwd (Wouters e.a.,2002).Gebruik PAS-zenderDe effectiviteit van het systeem staat of valt echter met het draagdiscipline van degebruiker. Uit het onderzoek van Wouters e.a. (2001) blijkt dat 25% van derespondenten nooit of slechts zeer zelden de alarmzender draagt. Hierbij zou<strong>voor</strong>al het te zwaar gewicht van de zender en ander draagongemak een rol spelen.Sommigen dragen bv. de zender enkel in risicovolle situaties zoals wanneer zezich op de trap of in de kelder begeven. Er wordt echter te weinig rekening meegehouden dat vele noodsituaties en ongelukken zich onverwacht <strong>voor</strong>doen. Degrootste groep <strong>ouderen</strong> draagt de zender meestal tot altijd overdag. ’s Nachtswordt de zender eerder uitgelaten uit angst <strong>voor</strong> valse alarmering.Sommige types van alarmzenders zijn volledig waterdicht. De meeste zenderszijn slechts spatwatervrij en kunnen dus niet onder de douche of in bad gebruiktworden, terwijl daar juist vaak ongevallen <strong>voor</strong>komen. Een andere aangehaaldereden waarom de zender niet gedragen wordt, is omdat men het alarm liever nietaan de buitenwereld laat zien. Bij het ontwerpen van een zender, houdt men dusbest met de eisen van de gebruiker rekening (Wouters e.a., 2002, 2001).Evaluatie door PAS-gebruikersUit het onderzoek van Wouters e.a. (2001, 2002) blijkt dat de meeste gebruikers hetPas-toestel als zeer positief evalueren. De gebruikers hebben niet de indruk dat deinstallatie van het Pas een negatieve invloed op het aantal sociale contacten zouhebben. Ze ervaren samen met de kinderen en naaste omgeving echter eenverhoogd veiligheidsgevoel. Ook vermelden de meeste gebruikers dat zij dankzijhet Pas langer in de eigen omgeving kunnen blijven wonen.19 Wanneer een Pas-toestel over een <strong>voor</strong>alarm beschikt, kan een <strong>voor</strong>alarmtijd worden ingesteld.De <strong>voor</strong>alarmtijd is de tijd tussen het geven van het alarm en het moment waarop hetalarmtoestel daadwerkelijk een <strong>voor</strong>geprogrammeerd nummer gaat vormen. Door binnendeze ingestelde tijd te duwen op de toets <strong>voor</strong>alarm kan de alarmmelding geannuleerdworden (Solival, 1994).


op213Een deel van de ondervraagde gebruikers rapporteert een minder vlotteacceptatie van het Pas-toestel. Oorzaken hiervan kunnen meervoudig zijn: erkunnen gevoelens van minderwaardigheid of schaamte meespelen, maar ookweerstand <strong>voor</strong> de techniek kan meespelen, evenals de angst <strong>voor</strong> onrechtmatiggebruik en het onnodig lastig vallen door hulpverleners. De meeste gebruikerswensen een kleinere, lichtere en <strong>voor</strong>al waterdichte zender, of om deaantrekkelijkheid te verhogen een zender in de vorm van een polshorloge,armband, broche of juweel. Over de kostprijs van het Pas bestaat er somsverwarring omdat deze erg verschilt van streek tot streek en van de organiserendeinstantie: OCMW versus mutualiteit.Vanmarcke (2002) vermeldt dat bejaarden met een personenalarmsysteem vaakde eigen gezondheid beter gaan beleven, ondanks het feit dat er soms objectiefgezien een verslechtering was opgetreden.Evaluatie door PAS-aanbiedersUit het onderzoek van Wouters e.a. (2001) blijkt dat bijna alle OCMW’s enMutualiteiten van de provincie Antwerpen het Pas een belangrijke meerwaarde inde thuiszorg beschouwen, meerbepaald op het vlak van uitstel van opname in deintramurale zorg en het verhoogd gevoel van veiligheid bij de <strong>ouderen</strong>. Alsnegatieve aspecten worden o.a. volgende punten aangehaald: het niet vinden vanvoldoende mantelzorgers, drempelvrees van de oudere t.a.v. de techniek,communicatiestoornissen tussen de centrale en de hulpverleners.Voortbouwend op de resultaten van hun onderzoek vragen Wouters e.a. (2001,2002), alsook Vanmarcke (2002) een harmonisering van de personenalarmering inal zijn aspecten. Zo stellen zij eenvormigheid in de verschillende toelatingscriteriaen kostprijzen <strong>voor</strong>, met een toegankelijke subsidiëring. Bovendien blijkt datmogelijke gebruikers over het bestaan van de Pas-dienstverlening onvoldoendegeïnformeerd zijn. Er wordt een gestructureerde en geformaliseerde promotie enverspreiding <strong>voor</strong>gesteld. Uiteraard hangt dit <strong>voor</strong> een groot stuk samen metondersteuning en subsidiëring door de overheidsinstanties. Tenslotte halen deonderzoekers het belang aan om eerst de thuiszorg op een gestructureerde manierte organiseren. Ze stellen dat ‘…het Pas deze draaischijf van deskundigen en zorg is, datpersonenalarmering doelmatig kan worden ingezet, d.w.z. kan bijdragen tot de autonomieen de veiligheid van de gebruikers’.


2146.2.3 Profiel PAS-gebruikers6.2.3.1 Doelstelling onderzoekWe vermoeden dat er een zekere overlap kan zijn tussen het profiel van dehuidige PAS-gebruikers en het profiel van de mogelijke toekomstigetelecaregebruikers. De Telesenior-doelgroep werd tot nu toe in het Teleseniorprojectomschreven als alleenwonende <strong>ouderen</strong> met een zekerezorgbehoevendheid. Deze doelgroep heeft vermoedelijk heel wat kenmerkengemeen met de huidige PAS-gebruikers.Om een inschatting te kunnen maken van het profiel van de huidige PASgebruikers,gebeurde er een analyse van de databestanden van de LCM metgegevens van CM-PASgebruikers, wonend in West-Vlaanderen.We refereren waar mogelijk naar de resultaten van het onderzoek van Wouterse.a. (2001, 2002) die door middel van interviews een profiel van de PAS-gebruikersin de provincie Antwerpen opstelde (zowel PAS-gebruikers van OCMW’s alsdiverse mutualiteiten).Ook zullen we waar mogelijk aanvullingen doen met cijfers uit het jaarverslagvan EuroCross, één van de grootste organisaties waarmee de LCM samenwerkt<strong>voor</strong> het opvolgen van de alarmoproepen via alarmcentrales. Deze gegevenshebben betrekking op alle PAS-gebruikers aangesloten bij EuroCross, dus ook vanandere mutualiteiten (ondermeer de Neutrale Ziekenfondsen). Het grootst aantalaangeslotenen bij EuroCross blijkt in 2002 wel <strong>voor</strong>al uit CM-leden te bestaan,namelijk 86,8%. In totaal gaat het <strong>voor</strong> 2002 over ongeveer 3.300 aangesloten PASgebruikersverspreid over ondermeer de regio’s West-Vlaanderen, regio Verviers,Vlaams Brabant en Brussel (EuroCross, 2003).6.2.3.2 Gegevensverzameling en –verwerkingDoor het samenvoegen van drie gegevensbestanden van de LCM, hadden webeschikking over gegevens van de verplichte ziekteverzekering, dezorgverzekering en gegevens van de thuiszorgwinkels en uitleendiensten waarallerlei medisch materiaal wordt uitgeleend (zoals ondermeer het Pas-toestel). Intotaal bevatte het bestand informatie van 131.637 CM-leden afkomstig uit de vijfWest-Vlaamse christelijke ziekenfondsen De analyse gebeurde met het statistischeprogramma’s SAS en SPSS.Voor wat betreft de informatie van de thuiszorgwinkels en uitleendienstenwerden enkel de gegevens toegevoegd van de lopende dossiers in 2002 en 2003(nieuwe instroom en instroom uit <strong>voor</strong>afgaande jaren).Wat betreft de gegevens van de zorgverzekering gaat het om die personen diein 2002 een uitkering van de zorgverzekering ontvingen.


215Een beperking van dit bestand is dat het uiteraard enkel CM-leden bevat.Bovendien bakenden we de onderzoeksgroep af tot die CM-leden die in één vande vijf West-Vlaamse ziekenfondsen zijn aangesloten. Wegens eventuele regionaleverschillen en verschillen in ledenprofiel van de ziekenfondsen moeten webijgevolg <strong>voor</strong>zichtig zijn met het generaliseren van deze resultaten.6.2.3.3 Beschrijving profiel PAS-gebruikerGebruikspercentageUit de analyse van de LCM-gegevens bleek dat ongeveer 1,4 % van de leden in2002 een Pas-toestel gebruikten. Dit percentage stijgt erg met de leeftijd. In hetonderzoek van Wouters e.a. (2001, 2002) wordt het cijfer van 1,1% van de 60-plussers gehanteerd <strong>voor</strong> de provincie Antwerpen, wat overeenkomt met 4.050PAS-gebruikers (zowel ontleningen bij OCMW’s als alle mutualiteiten).Bij een vergelijking met cijfers uit het buitenland, vinden we soms hogeregebruikspercentages. Zo zou volgens Thie (2001) het percentage gebruikers bij dethuiswonende 65-plussers in het Verenigd Koninkrijk 11% bedragen, in Nederland3,5% en in Duitsland 2%. Pacolet (e.a., 1999) vermelden als gebruikspercentage bijde 65-plussers in Zweden 3,5% (cijfers 1992) en in Finland 2,1% (cijfers 1991).Wanneer we de uitleningen op jaarbasis bekijken zien we dat er een grootverloop is bij de PAS-gebruikers. Ook neemt het aantal gebruikers blijkbaarjaarlijks toe.GebruiksduurVan de 1.833 gebruikers die in 2002 en 2003 een Pas-toestel gebruikten (hetzijnieuwe, hetzij lopende ontleningen), zijn er 509 gebruikers die hun uitleningbeëindigden in 2002 of 2003. Deze 509 PAS-gebruikers ontleenden hun toestel <strong>voor</strong>gemiddeld 751 dagen, of 2 jaar en 21 dagen. De mediaan (minder beïnvloed doorextremen) bedraagt 503 dagen. De kortste ontlening bedraagt 1 dag, de langste3.739 dagen, of 10 jaar en net geen 3 maand. Ruim 40% van de PAS-gebruikerslenen het toestel <strong>voor</strong> maximaal één jaar. Dit heeft wellicht te maken met degemiddelde hoge leeftijd en de relatief hoge zorgbehoefte van de PAS-gebruikerdie blijkbaar pas in de eindfase van de thuiszorg het Pas-toestel ontleent (cf. infra).Verder zien we dat het aantal echt lange ontleningen eerder een minderheid is.


216Rekening houdend met deze vaststellingen kunnen we ook <strong>voor</strong> een deel van depotentiële Telesenior-doelgroep veronderstellen dat het gebruik misschien eerderkort zal zijn. Dit kan ons inziens te wijten zijn aan de vrij grote turnover vangebruikers door o.a. de hoge leeftijd en grotere zorgbehoefte. Een aantalgebruikers zal vermoedelijk het gebruik noodgedwongen dienen stop te zettendoor opname in ziekenhuis, overlijden, verhuis naar rusthuis,.. .GebruiksfrequentieWat de gebruiksfrequentie betreft hebben we vanuit de LCM-bestanden geengegevens beschikbaar. In gegevens van EuroCross vinden we wel terug datongeveer de helft van de abonnees tijdens het jaar geen contact opneemt met decentrale. De overige abonnees doen gemiddeld 18 maal per jaar beroep op decentrale of 1 à 2 maal per maand. Daarnaast blijkt er een zeer kleine groep vanabonnees te zijn die verschillende malen per week tot meerdere malen per dagnaar de centrale bellen. Deze oproepen gebeuren niet enkel bij crisissituaties maargebeuren ook bij gevoelens van angst en onveiligheid, verwardheid, om wille vanhet sociaal contact enz. Dit werd ook gerapporteerd in het onderzoek bij dewerkgroep PAS-LCM, die het benoemden als ‘misbruik’.Wanneer we zoeken naar een mogelijke overlap tussen de PAS-doelgroep en detelecare-doelgroep denken we dat telecare zeker <strong>voor</strong> deze laatste groep van PASgebruikers(eerder personen in een sociaal isolement) een echte meerwaarde kanzijn. Waar nu de alarmcentrales wel trachtten deze oproepen zo goed mogelijk opte vangen, hebben ze toch vaak niet voldoende middelen (tijd, kwalificatie,..) omecht aangepaste hulp aan deze groep te bieden. Voor deze doelgroep zou deintegratie van het Pas in een bredere telecaredienstverlening dus wel eenmeerwaarde kunnen zijn.De aanschaf van het Pas-toestel1. Aanleiding aanschafMeestal schaffen <strong>ouderen</strong> zich een Pas-toestel aan nadat ze zijn geconfronteerdmet een valpartij of een gezondheidsprobleem. Het Pas wordt dus in eersteinstantie niet preventief ingezet. Vaak zijn het de kinderen die de aanzet tot deaanschaf van het systeem geven. Uit het onderzoek van Wouters e.a. (2001) blijktdit bij ruim een derde van de PAS-gebruikers het geval te zijn. Het blijkt ook datals maar meer de aanschaf van een Pas-toestel ook een <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong>ziekenhuisontslag naar huis wordt (Hock-Führer, 2001, Vanmarcke, 2002).


217Bijna de helft van de bevraagde PAS-gebruikers blijken vóór de aanschaf vanhet toestel niets van het bestaan ervan af te weten. Diegenen die het bestaankenden, kenden dit <strong>voor</strong>al van mond-aan-mond reclame en niet van de officiëlepromotiewegen zoals het OCMW-krantje of folders van de mutualiteit (Wouterse.a., 2002, 2001).2. Redenen aanschafIn het onderzoek van Wouters e.a. (2002, 2001) vinden we dat de redenen <strong>voor</strong> deaanschaf meestal eenduidig zijn. Vrijwel alle respondenten vernoemden medischeredenen.Ongeveer de helft van de bevraagden bleek het toestel aan te schaffen omdatmen binnenshuis gevallen was. Verder geven een derde van de bevraagden alsreden ook het verblijf in het ziekenhuis aan. Hierbij bleek ook de reden <strong>voor</strong>ziekenhuisopname in ruim de helft van de gevallen veroorzaakt door een valpartijbinnenshuis. Een derde van de gebruikers haalt verder nog aan dat men het toestelheeft aangeschaft om allerlei gezondheidsredenen. Slechts door een klein aantalgebruikers (9%) werd het systeem aangeschaft uit angst <strong>voor</strong> een inbraak of alleente zijn.Redenen <strong>voor</strong> het gebruikVanuit de LCM-gegevens kunnen we niet afleiden waar<strong>voor</strong> het Pas-toestel nu<strong>voor</strong>al wordt gebruikt. Bij EuroCross vinden wel een overzicht van de redenenwaarom PAS-gebruikers de EuroCross-centrale oproepen. Van het totaal aantaloproepen blijkt het slechts in 15,1% van de gevallen te gaan om een echtealarmoproep.In de overige gevallen zijn het ofwel valse alarmen (37,5%), zijn het oproepenom zaken door te geven (1,2%) of zijn het oproepen van diverse aard zoals bij aanenafsluitingen, diverse foutmeldingen,.. (46,2%).ContactpersoonHet is eigen aan de Pas-dienstverlening dat na de noodoproep naar de centrale eencontactpersoon – die zelf door de PAS-gebruiker werd opgegeven - naar de PASgebruikerwordt gestuurd. EuroCross vermeldt dat er steeds mantelzorgersworden opgegeven waarbij het zowel om buren als familie (meestal de dochter)gaat. Door de helft van de PAS-gebruikers wordt <strong>voor</strong>ts ook de huisartsopgegeven, in 36% van de gevallen thuisverpleging en in 16% van de gevallen degezinsverzorgende. Deze professionelen worden volgens EuroCross bij eenalarmoproep slechts in 10% van de gevallen ingeschakeld. Bij de overige 90% vande alarmoproepen wordt enkel de mantelzorg ingeschakeld.


218LeeftijdEr is een duidelijk verband tussen de leeftijd en het PAS-gebruik. Ruim tweederde (69,7%) van de PAS-gebruikers is 80 jaar of ouder. Daarenboven zijn deoverige gebruikers <strong>voor</strong>al terug te vinden in de leeftijdscategorie 60 tot 79 jaar(28,3 %). Dit betekent dat zo’n 98% van de PAS-gebruikers <strong>ouderen</strong> zijn.Deze cijfers liggen in dezelfde lijn als deze in het onderzoek van Wouters e.a.(2001, 2002) naar het PAS-gebruik in de provincie Antwerpen. Daar stelt men vastdat bijna de helft van de <strong>ouderen</strong> (60-plussers) die een Pas-toestel bezitten, 85 jaarof ouder is.Ook bij EuroCross komt men tot dezelfde vaststelling: 25% van hun aangeslotenPAS-gebruikers is tussen de 60 en 79 jaar, terwijl 69% van hun gebruikers 80 jaaren ouder is.Omdat 98% van de PAS-gebruikers 60+ is en we een vergelijking willen makenmet de telecare-doelgroep (in het Telesenior-project ook gedefinieerd als 60-plussers) gebeurde de verdere analyse enkel bij de CM-leden uit West-Vlaanderendie 60 jaar of ouder zijn.GeslachtWat het geslacht betreft, kunnen we uit de LCM-gegevens niet van alle PASgebruikershet geslacht bepalen door een onvolledige registratie.Wouters e.a. (2001, 2002) vond dat zowel de PAS-ontleners van de mutualiteitenals van de OCMW’s in de provincie Antwerpen, <strong>voor</strong>namelijk vrouwen zijn:respectievelijk 83,5% en 81%. Dit heeft vermoedelijk ook te maken met het feit datde PAS-gebruikers <strong>voor</strong>al bejaard en dan <strong>voor</strong>al hoogbejaard zijn en dat zemeestal alleenwonend zijn. De oudere alleenwonenden zijn vaak weduwe door dehogere levenverwachting van de vrouw. Deze cijfers worden bevestigd door degegevens van EuroCross. Ook zij stellen vast dat 82% van hun aangesloten PASgebruikersvrouw is, tegenover 18% man.Als we dit vergelijken met de bevolkingsprognoses <strong>voor</strong> 2002 van het NIS,gebaseerd op de werkelijke cijfers van 2000 zien we dat het aandeel van devrouwen bij de PAS-gebruikers daadwerkelijk hoger ligt dan in totale bevolking.Zo is de verhouding in de totale bevolking 49% mannen tegenover 51% vrouwen.Wanneer we enkel naar de 60-plussers kijken, bedraagt het aandeel van demannen 42,7%, bij de 80-plussers zakt het verder tot 31,3%.Burgerlijke staatUit de databestanden van de LCM kan de officiële burgerlijke staat van eenaangesloten CM-lid bekomen worden. Er zijn echter geen gegevens over defeitelijke leefsituatie. Een persoon met burgerlijke staat ‘alleenstaande’ of


219‘weduwe’ kan in de praktijk immers inwonen bij een kind - wat in de praktijk bij<strong>ouderen</strong> courant <strong>voor</strong>komt – of kan samenwonen met een andere partner.Wanneer we de burgerlijke staat van de PAS-gebruikers met de niet PASgebruikersvergelijken zien we toch een aantal opmerkelijke verschillen. Zo blijktde meerderheid van de PAS-gebruikers <strong>voor</strong>al te bestaan uit weduwnaars enweduwen (85,7%), slechts een minderheid is gehuwd (7,4%).Bij EuroCross vinden we wel gegevens over de feitelijke woonsituatie. Zo blijktdat bij hen 86% van de PAS-gebruikers alleenwonend is. De overige 14% zijnsamenwonend.Uit de gegevens van de Antwerpse mutualiteiten bleek dat er nauwelijksechtparen een Pas-toestel uitlenen: 0,4% op het totaal aantal PAS-gebruikers bij deAntwerpse mutualiteiten (Wouters e.a., 2001, 2002).ZorgafhankelijkheidBinnen ons sociaal zekerheidsstelsel zijn er <strong>voor</strong>eerst een aantal <strong>voor</strong>zieningen oftegemoetkomingen waarop men enkel maar recht heeft bij een zekere graad vanzorgbehoefte. Wanneer we dus het recht op deze tegemoetkomingen gaanvergelijken bij de PAS-gebruikers met de totale groep van 60-plussers hebben wemogelijk al een eerste, algemene indicatie van zorgbehoevendheid van de PASgebruikersten opzicht van de totale groep van 60-plussers.Bij analyse van een hele reeks van parameters (o.a. statuut invalide, recht optegemoetkoming gehandicapten, recht terugbetaling manuele rolwagen, recht opkine-E-statuut, forfaits thuisverpleging, recht op maatregelen chronische zieken,uitkering zorgverzekering, tegemoetkoming Hulp aan bejaarden..) zien we dattelkens de PAS-gebruikers als meer zorgbehoevend kunnen beschouwd wordenten opzichte van de totale groep van 60-plussers.Wel is het zo dat de PAS-gebruikers <strong>voor</strong>al licht tot matig zorgbehoevend zijnen niet zozeer tot de zwaarste zorgcategorieën behoren. Dit is te verklaren doordatde belangrijkste reden <strong>voor</strong> het aanschaffen van het Pas-toestel vaak het valrisicoen het onveiligheidsgevoel is bij alleenwonende <strong>ouderen</strong> (Wouters e.a., 2001,2002). De echt zwaar zorgbehoevende personen hebben vermoedelijk continutoezicht of bijstand nodig en wonen niet meer alleen of hebben geen nut meer aanhet Pas-toestel omdat ze door hun bedlegerigheid niet echt meer een valrisicohebben.Ook hier kunnen parallellen gevonden worden met de potentiëletelecaredoelgroep, die ook niet de meest zwaar zorgafhankelijke personen zullenomvatten omdat die vermoedelijk minder baat bij een dergelijke dienstverleninghebben. Zeker wanneer een doelstelling van telecare het ondersteunen eneventueel zelfs verlengen van het zelfstandig thuis wonen van <strong>ouderen</strong> is, is hetde doelgroep van de licht tot matig zorgbehoevenden die zal moeten wordenaangesproken.


220Wanneer de telcaredienstverlening ook gericht zou worden op deondersteuning van de mantelzorger, dan zijn het de mantelzorgers van wel demeest zwaar zorgbehoevenden die hier<strong>voor</strong> tot de potentiële telecare-doelgroepkunnen gerekend worden.Financiële situatieVanuit de LCM gegevens hadden we geen beschikking over directe financiëlegegevens zoals bv. de grootte van het inkomen. Wel zijn er ook hier een aantalindicaties die wijzen op het feit dat PAS-gebruikers eerder tot de financieelzwakkere groep behoren. Ze hebben in vergelijking met de totale groep van 60-plussers meer recht op het gewaarborgd inkomen <strong>voor</strong> bejaarden, op het WIGW’smet <strong>voor</strong>keurregeling en op de regeling van de maximumfactuur (MAF).De PAS-gebruikers zijn dus duidelijk een meer kwetsbare groep. Net zoals dePAS-groep zullen we ook <strong>voor</strong> de potentiële telecaredoelgroep rekening dienen tehouden met het feit dat de doelgroep financieel een meer kwetsbare groep is. Zozullen we de vraagprijs <strong>voor</strong> de telecaredienstverlening niet te hoog mogen makenen zullen we eventueel moeten zorgen <strong>voor</strong> subsidieregelingen via allerleiinstanties.PAS-gebruik en ontlening van ander materiaalVanuit het LCM-bestand databestand hebben we ook gegevens omtrent deontlening van andere materiaal uit de thuiszorgwinkels en uitleendiensten. Eenanalyse van deze gegevens kan ook wat meer zicht geven op het profiel van dehuidige PAS-gebruikers.Bij analyse van deze gegevens zien we dat de gebruikspercentages bij de PASgebruikerstot 4 à 5 keer hoger zijn <strong>voor</strong> die materialen die te maken hebben metstoornissen op het vlak van mobiliteit (bedden, loophulpen, rolwagens,patiëntenliften en bejaardenzetels). Ook <strong>voor</strong> het materiaal in de anderecategorieën (zuurstof-aërosol en antidecubitusmateriaal) zien we dat de PASgebruikersmeer gebruik maken van de ontlening ten opzichte van de totale groep60-plussers.Enerzijds kan dit te wijten zijn aan het feit dat eens men de dienstverleningkent, men er ook meer gebruik van zal maken en dus meerdere materialen zaluitlenen. Anderzijds is dit ook weer een aanwijzing <strong>voor</strong> het feit dat de PASgebruikerseen fragiele groep vormen die <strong>voor</strong>al ook problemen hebben met hunmobiliteit. Dit valt <strong>voor</strong>al op doordat bijna 1 op 4 van de PAS-gebruikers een bedontleent en 1 op 5 een loophulp.


2216.3 De visie van de aanbieders van het Pas6.3.1 SitueringOm een telecaredienst te kunnen organiseren, moet men er zich van bewust zijndat dit heel wat vereist op organisatorisch, ergonomisch, juridisch,.. vlak. Om dezevereisten in kaart te brengen vanuit zowel het perspectief van de cliënt als dit vande zorgverlener, werd een beroep gedaan op de deskundigheid en ervaring van dewerkgroep personenalarmsystemen (Pas) van de Landsbond der ChristelijkeMutualiteiten (LCM). Deze werkgroep bestaat uit een 16-tal personen die actiefbetrokken zijn bij de organisatie en de uitvoering van depersonenalarmeringsdienst zoals die aan de leden van de LCM wordtaangeboden.6.3.2 MethodologieDe bevraging van deze werkgroep gebeurde in 2 stappen. Vooreerst gebeurde erin juni 2003 een schriftelijke bevraging door middel van een vragenlijst bij de 16leden van de werkgroep. De vragenlijst (bijlage 6) werd samengesteld uit enerzijdseen aantal vragen komende uit het SeniorWatch-onderzoek (vragen 3 – 6 - 7) enanderzijds een aantal vragen uit de vragenlijst van Nakamura e.a. (1999, 2001):‘Views on the Potential of <strong>Telecare</strong> by Home Healthcare Professionals Who Partcipated inthe Videophone Interventional Trials’ (vragen 1 – 2). In totaal werden ons 7 ingevuldevragenlijsten terugbezorgd, wat een respons betekent van 44%. De resultaten vandeze ingevulde vragenlijsten vormden mee de basis <strong>voor</strong> de tweede bevraging.Deze tweede bevraging gebeurde tijdens een samenkomst van de werkgroepwaar de verschillende mogelijkheden van telecare werden besproken. Opdat deaanwezigen een idee zouden hebben van hoe beeldtelefonie concreet in dedienstverlening kan worden gebruikt werd eerst het Telesenior-project te Kortrijk<strong>voor</strong>gesteld. Nadien volgde een bespreking van ruim een uur waarin de mogelijkemeerwaarden, problemen en weerstanden ten opzichte van beeldtelefonie enandere ICT aan bod kwamen.6.3.3 ResultatenDe resultaten van zowel de bevraging via de vragenlijst als de opmerkingen uit debespreking werden samengevat. Hierbij maakten we een onderscheid tussen deopmerkingen met betrekking tot beeldtelefonie enerzijds en de overige ICT waarhet gaat over het meten en automatisch doorsturen van gegevens zonder beeldanderzijds. Voorts worden de opmerkingen weergegeven m.b.t. de mogelijkeintegratie van beeldtelefonie in de huidige Pas-dienstverlening en in anderedienstverleningsvormen.


2226.3.3.1 Opmerkingen m.b.t. beeldtelefonieMeerwaarden van bepaalde telecarefuncties−−−Beeldtelefonie kan <strong>ouderen</strong> of alleenwonenden het gevoel geven van minderalleen te zijn door het aanbieden van een dagelijkse babbel- encontactmogelijkheid. De meerderheid van de ondervraagden denkt dathieraan een grote nood is bij thuiswonende <strong>ouderen</strong>. De vraag stelt zich danwel wie er aan de andere kant van de lijn moet zitten. Wanneer ditprofessionele hulpverleners zijn, vindt een aantal leden van de werkgroep ditnogal een dure investering.Een suggestie hierbij was dat er ook callcenters zouden kunnen georganiseerdworden die bemand zijn door vrijwilligers (bv. Ziekenzorg, KBG,.. ). Doormiddel van gesprekken met de <strong>ouderen</strong> van op afstand zouden zij dan kunneninspelen op de vereenzamingsproblematiek en bij problemen of vragenkunnen doorverwijzen naar professionele diensten.Het geven van informatie en advies via de beeldtelefonie is volgens vrijweliedereen een mogelijke meerwaarde omdat je het heel gericht kan doen als eensoort ‘GVO on demand’. Wel is de aard van de aangeboden informatie hierbijbelangrijk. De meerderheid vindt dat het moet gaan om eenvoudige, algemenezaken. Zoniet is de nodige kennis van het callcenterpersoneel te groot. Hetdient dus om eenvoudige eerstelijnsinformatie te gaan, waarbij het callcenterals een soort van ‘toegangsloket of eerstelijnsingangspoort’ kan functioneren endoorverwijst naar de bestaande diensten <strong>voor</strong> diepgaander informatie en eeneventueel huisbezoek. De meeste leden van de werkgroep menen dat het opdeze manier beschikbaar stellen van informatie en advies, drempelverlagendkan werken omdat het doelpubliek de bestaande diensten misschien nietvoldoende kent of er niet naartoe durft of kan stappen.Een mogelijke dienstverlening die in het verlengde ligt van het geven vaninformatie en advies is de telecounseling: het kunnen beroep doen op eenexpert vanop afstand (bv. jurist, diëtist, medewerker pensioendienst). Eengrote meerderheid vindt dat dit een serieuze meerwaarde kan zijn <strong>voor</strong> dedoelgroep <strong>ouderen</strong> of chronische zieken omdat ze zich vaak niet buitenshuiskunnen verplaatsen.De functie zorgbemiddeling van op afstand met beeldtelefonie kan <strong>voor</strong> demeerderheid van de werkgroep een meerwaarde betekenen binnen hundienstverlening. Men ziet <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>delen als hulpverlener om vanop afstanddeel te nemen aan een cliëntenoverleg dat bij de cliënt thuis wordtgeorganiseerd, omdat dit tot heel wat minder verplaatsingen en dus eenefficiënter beheer van de werktijd kan leiden. Beeldtelefonie zou dan ookgeschikt zijn om bilateraal overleg te hebben met hulpverleners onderling.


223Hoewel men dan de vraag stelt of men dan ook niet via internet en eenwebcam kan werken. Op vlak van technologie is het vermoedelijk dan enkelde cliënt die via zijn Tv werkt (omdat dat een <strong>voor</strong> de cliënt eenvoudig enbekend medium is) en zal het de hulpverlener zijn die vanop afstand volgt viazijn PC. Men ziet niet direct hoe er met deze technologie nog aanzorgbemiddeling kan worden gedaan.Bedenkingen over bepaalde telecarefuncties−−−Als controle-instrument is beeldtelefonie niet geschikt omdat de cliënt je nogom het even wat kan zeggen of buiten het bereik van de camera nog om heteven wat kan doen. Beeldtelefonie op deze manier gebruikt, geeft informatiedie niet altijd even betrouwbaar is. Wanneer je de technologie bv. in dethuisverpleging gebruikt <strong>voor</strong> het nagaan van de therapietrouw vanopafstand (innemen medicatie, opvolgen dieet,..), schept dit een valse zekerheidomdat je geen controle hebt op wat de cliënt daadwerkelijk doet. Veel hangtechter af van hoe je de technologie gebruikt. Als je de beeldtelefonie enkel zougebruiken <strong>voor</strong> het aanbieden van een geheugensteuntje <strong>voor</strong> het innemen vanmedicatie, kan het wel zinvol zijn. Hoewel een aantal aanwezigen zichafvraagt of je dit dan ook niet kan realiseren door middel van een gewoontelefoongesprek.Ook bij de hulpverleners uit het onderzoek van Nakamura (1999, 2001) blekende meningen erg verdeeld wanneer het ging om controle vanop afstand.De meningen zijn ook erg verdeeld over of je de beeldtelefonie kan gebruiken<strong>voor</strong> bewaking van personen (bv. het van op afstand toezicht houden op eenbedlegerige patiënt terwijl een mantelzorger boodschappen doet). Sommigevinden dit echte ‘Big Brother-toestanden‘ en vinden dat je dit ethisch niet kandoen. In zo’n situaties moet je <strong>voor</strong>zien in een oppashulp of iets dergelijks,alleszins dient er een persoon in huis te blijven. Anderen nemen demogelijkheden van deze dienstverleningsvorm in overweging maar stellenzich heel wat vragen over hoe dit dan organisatorisch allemaal moet: hoeveelpersonen kan je tegelijk bewaken? Wat als er iets gebeurt? Moet er dan geenspeciale camera zijn? En kan het initiatief tot oproep bij de hulpverlener liggen(waarschijnlijk wel een <strong>voor</strong>waarde wanneer je als centrale actief controle ofbewaking wil gaan doen)?Er is absolute eensgezindheid dat beeldtelefonie niet kan gebruikt wordendoor een diensthoofd om de werkzaamheden van zijn werknemers bij eencliënt thuis op te volgen of te controleren. Men vindt dat dit de relatie tussende cliënt en de hulpverlener ondergraaft en dat dit zeer bedreigend is <strong>voor</strong> dehulpverlener. Ook in het onderzoek van Nakamura (Nakamura e.a., 1999)bleek er heel wat verdeeldheid te zijn over de meerwaarde van dezetelecaredienst.


224−De overgrote meerderheid ziet ook het gebruik van videotelefonie <strong>voor</strong> hetgeven van psychosociale begeleiding niet realiseerbaar. Een dergelijkedienstverlening vraagt veel tijd en <strong>voor</strong>al persoonlijk contact. Wel kan een‘zorgcentrale’ fungeren als een eerste contact waarna er doorverwijzing kangebeuren naar bv. een dienst maatschappelijk werk die dan aan psychosocialebegeleiding kan doen door middel van een huisbezoek of een persoonlijkcontact tijdens een zitdag.Aandachtspunten bij telecare−−−Een groot deel van de ondervraagden vindt dat men moet opletten om niet in‘Big Brother-toestanden’ te vervallen: respect <strong>voor</strong> de privacy is essentieel. Menvindt het erg belangrijk dat een cliënt zelf het initiatief tot oproep kan nemenen ook zelf het tijdstip bepaalt. Het spontaan inbellen vanuit een centrale bij decliënt thuis vindt de meerderheid totaal uit den boze. Wanneer dit op afspraakzou gebeuren en met toestemming van de cliënt is dit al meer acceptabel maar<strong>voor</strong> de meerderheid van de bevraagden toch nog erg ingrijpend op deprivacy.Ook moet men rekening houden met het feit dat <strong>ouderen</strong> misschien wel heelwat weerstand kunnen hebben tegen het doorsturen van het eigen beeld,waardoor hij angst kan hebben om op te roepen.Een suggestie is dat wanneer de centrale het initiatief zou nemen dit eerst viaeen gewone spreek- luisterverbinding zou gaan (zoals een telefoongesprek)waarna beide partijen kunnen kiezen of ze al dan niet het eigen beelddoorsturen.Vrijwel alle ondervraagden stellen zich vragen over in welke mate <strong>ouderen</strong>een dergelijke technologie zullen accepteren. Het feit dat Telesenior een Tvgebruikt, en geen PC vindt men wel positief omdat een Tv een vertrouwdmedium is <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>. Een PC zou <strong>voor</strong> hen totaal vreemd zijn. Men steltdat nieuwe zaken <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> moeilijk te accepteren zijn, zeker wanneer hetom ICT gaat omdat ‘.. <strong>ouderen</strong> tot een generatie behoren die niet opgegroeid is metICT..’. De aanvaarding zou kunnen vergroot worden wanneer er voldoendeopleiding wordt <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong> en de systemen eenvoudig tebedienen zijn.Vrijwel iedereen is het er over eens dat sociale, persoonlijke contacten in‘levende lijve’ door het gebruik van technologie absoluut niet mogenverminderen. Huisbezoeken door hulpverleners, mantelzorgers, familieleden,vrijwilligers... blijven absoluut noodzakelijk: ‘een hulpverlener moet nog uit zijnzetel uitkomen..’. De opmerking werd gemaakt dat door het oplossen van kleineproblemen of vragen vanop afstand, er misschien meer tijd vrij kan komen<strong>voor</strong> het oplossen of geven van informatie over complexere situaties tijdens


225huisbezoeken. Voor een aantal zaken is een huisbezoek immers niet nodig enkunnen visuele kontakten langs een scherm ook goed zijn. In die zin kan hetgeven van informatie en advies via beeldtelefonie wel ondersteunend, maarniet vervangend zijn.−−Er is wat verdeeldheid bij de vraag of door het gebruik van ICT <strong>ouderen</strong> meerof langer onafhankelijk kunnen leven. Een aantal bevraagden stelt dat‘..onafhankelijk leven <strong>voor</strong>al te maken heeft met de inbreng van de centralemantelzorger of professionele hulpverlener, ICT doet er dan niet toe..’. Anderenstellen dan weer dat ICT de mantelzorger of ook de professionele hulpverlenergoed kan ondersteunen, waardoor thuiszorg langer mogelijk blijft.Heel wat ondervraagden pleiten <strong>voor</strong> duidelijke afspraken en uitgeschrevenregels m.b.t. eindverantwoordelijkheden. Bv. in welke mate kan menaansprakelijk gesteld worden wanneer men foutief advies geeft vanop afstandomdat men de situatie verkeerd heeft ingeschat door de beperkte informatiede je via het beeld krijgt?6.3.3.2 Opmerkingen m.b.t. het automatisch doorsturen van gegevens (zonderbeeldtelefonie)−−−Alle leden van de werkgroep zijn het er over eens dat omgevingsmonitoring(bv. meten van rook, gas, inbraakalarmering) een serieuze meerwaarde kanzijn. Men stelt dat ‘gevaarlijke situaties zo kunnen <strong>voor</strong>komen worden, dat hetveiligheidsgevoel gestimuleerd wordt en dat daardoor de verhuis naar een rusthuis kanworden uitgesteld’.Het meten van parameters die de levenswijze van de oudere in kaart brengenom zo zicht te hebben op zijn gezondheidstoestand (bv. meting van gebruikvan kook- en sanitaire faciliteiten) – het zogenaamde ‘lifestylemonitoring’ –wordt slechts door de helft van de werkgroep als een meerwaarde beschouwd.Men vindt dit al meer een inbreuk op de privacy.Het vanop afstand door een verpleegkundige opvolgen van een infuuspompbij de cliënt thuis (telenursemonitoring) wordt door de meerderheid wel alseen meerwaarde beschouwd maar men heeft vele vragen hoe men ditpraktisch moet organiseren: kan men wel snel genoeg reageren bij problemen,wie is er verantwoordelijk,..Wat betreft telemedicalmonitoring: men ziet hier wel wat mogelijkheden in,maar denkt dat in de praktijk slechts weinigen ermee geholpen kunnen zijn.Op de vraag of men het elektronisch dossier een meerwaarde vindt waarprofessionele thuisverzorgers observaties inbrengen in één pc bij de cliëntthuis zodat ook vanop afstand dit uniek, geïntegreerd patiëntendossier kangeconsulteerd worden, antwoordt de meerderheid dat dit een meerwaarde


226zou zijn omdat dit een goede opvolging van de cliënt mogelijk maakt enomdat het de werking en de kontakten tussen thuisverzorgers onderling zouvergemakkelijken.6.3.3.3 Opmerkingen m.b.t. integratie in het Pas−−−Een algemene opmerking die door enkelen werd gemaakt is in welke mate eenziekenfonds binnen het Pas andere diensten moet aanbieden. Bv. wanneer jedoor middel van beeldtelefonie sociale vereenzaming zou willen doorbrekendoor het aanbieden van meer gespreksmogelijkheden via het Pas of wanneer jeandere diensten zou gaan aanbieden, moet de vraag gesteld worden in welkemate dit tot de kerntaak en doelstelling van een ziekenfonds behoort.Daarenboven halen enkele leden van de werkgroep aan dat het nu al nietevident is om een PAS-centrale behoorlijk te organiseren en om te voldoen aanalle wettelijke verplichtingen en aanbevelingen. Men vreest dat bijcombinatie met een andere dienst dit helemaal stroef zal verlopen.Wanneer andere diensten vanuit de alarmcentrale worden aangeboden dientmen andere eisen te stellen aan de kwalificatie van het personeel. Momenteelwerken slechts sommige centrales met verpleegkundigen. Gezien het tekortaan verpleegkundigen in de thuisverpleging in bepaalde – <strong>voor</strong>al stedelijkegebieden,is het bemannen van de centrales met verpleegkundigen in plaatsvan ze in de verzorging aan huis in te zetten, niet geoorloofd. Men dient bij deintegratie van nieuwe functies minimaal over personeel te kunnen beschikkendat empathisch en luistervaardig is en voldoende kan inspelen op allerleiinformatie en adviesvragen (behoorlijke kennis sociale kaart).Ook het aspect tijd zal men sterk moeten bewaken wanneer men nieuwediensten vanuit de alarmcentrale zal aanbieden. Er zullen afspraken moetengemaakt worden wanneer men enkel kan opbellen <strong>voor</strong> alarmoproepen enwanneer men ook kan opbellen <strong>voor</strong> anderen diensten (info- en advies,telecounseling,..). Er zullen afspraken moeten gemaakt worden over hoe langdergelijke oproepen maximaal mogen duren, zeker wanneer men de dienstwel laten fungeren als een spreekbuis <strong>voor</strong> vereenzaamden.De bestaffing van de centrale (zowel het aantal als de kwalificatie) zal hieropmoeten inspelen.Een aantal leden van de werkgroep stellen zich ook de vraag of sommigecliënten geen misbruik van de extra dienstverlening gaan maken. Nu al zietmen in de PAS-centrale dat sommige cliënten regelmatig oproepen zonder dathet over een echt alarm gaat, soms met excuses dat het per ongeluk was somsook met telkens terugkerende vragen bv. bij beginnende dementie. Cliëntenmogen zeker niet afhankelijk van het systeem worden. Bij de intake dient menhier<strong>voor</strong> aandacht te hebben, maar vaak is dit mogelijke probleem niet in te


227schatten of te objectiveren in schalen of via meetinstrumenten (bv. Bel-schaal).Er moet dan ook duidelijk zijn hoe er met dergelijke cliënten wordt omgegaan.Bv. nu gaat in sommige ernstige gevallen de dienst maatschappelijk werk ophuisbezoek om het probleem van bv. frequent, onnodig oproepen tebespreken. Het afsluiten van een cliënt om wille van oneigenlijk gebruik blijkteen moeilijke zaak.− Heel wat <strong>ouderen</strong> zouden nu al weerstand hebben tegen hetpersonenalarmsysteem en angst hebben dat men vanuit de centralegesprekken kan afluisteren. Wanneer men het PAS-systeem uitbreidt metbeeld vreest men dat de weerstand nog zal toenemen en dat ook mindermensen gebruik gaan willen maken van het Pas. Een oplossing hier<strong>voor</strong> zouzijn om het systeem modulair op te bouwen en enkel beeld toe te voegenwanneer de cliënt er klaar <strong>voor</strong> is en er ook uitdrukkelijk mee akkoord gaat.Eventueel nadat eerst gedurende geruime tijd het gewone Pas-toestel metenkel een spreek- luisterverbinding werd gebruikt.−−−Andere noodzakelijke <strong>voor</strong>waarden die worden aangehaald opdat binnen hetPas bijkomende dienstverlening met behulp van beeldtelefonie of ICT zouworden geïntegreerd zijn volgens de meerderheid van de leden van dewerkgroep o.a. een goede technische en logistieke ondersteuning op decentrale. Ook vindt men het essentieel dat de behandelende arts bij de nieuwedienstverleningsvorm zou worden betrokken, dat men naast het personeel ookin voldoende opleiding <strong>voor</strong> de cliënten zelf <strong>voor</strong>ziet, dat er duidelijkeafspraken zijn rond verantwoordelijkheid en dat men aankostprijsbeheersing doet.Redenen waarom men geen beeldverbinding (of andere ICT) zou opnemen inde Pas-dienstverlening zijn <strong>voor</strong> de meerderheid van de bevraagden de tehoge kostprijs <strong>voor</strong> ICT en de drempel <strong>voor</strong> de potentiële gebruikers (‘<strong>ouderen</strong>zijn er niet klaar <strong>voor</strong>’). Andere redenen die een minderheid aanduiden zijn deaanwezige weerstanden bij de hulpverleners en het niet voldoen van de ICTtoepassingenvandaag op de markt aan hun behoeften.Als expliciete meerwaarde van de toevoeging van beeld aan de spreekluisterverbindingvan het PAS-systeem zonder echt nieuwe diensten aan tebieden, stellen enkelen dat de extra informatie van het beeld kan zorgen <strong>voor</strong>een betere inschatting van het probleem waardoor een meer doelgerichtehulpverlening bij noodoproepen mogelijk wordt. Ook kan het in geval vantechnische problemen gemakkelijker zijn om iets uit te leggen aan de cliënt.Anderen stellen dan weer dat de toevoeging van het beeld geen echtemeerwaarde biedt.


2286.3.3.4 Opmerkingen m.b.t. integratie in andere dienstverleningsvormen−−−Een algemene opmerking van de werkgroep is dat men moeilijk kan oordelenover of de beeldtelefonie een meerwaarde kan zijn <strong>voor</strong> het gebruik doorandere beroepsgroepen zoals huisarts, kinesist, diëtist, ergotherapeut,logopedist. Best is om bij hen zelf een bevraging te organiseren.Algemeen vindt men dat dergelijke contacten best persoonlijk aan huisverlopen, en dus niet vanop afstand georganiseerd kunnen worden. Menvermoedt dat je via de beeldtelefonie immers te weinig betrouwbareinformatie hebt. Een minderheid vindt dat deze beroepsgroepen weltussentijds met hun patiënten via de videotelefonie zouden kunnen overleggenen dit ter ondersteuning en tussentijdse opvolging van de therapie die menaan huis heeft aangeleerd.De meerderheid denkt dat het onmogelijk is <strong>voor</strong> een huisarts om viabeeldtelefonie een diagnose te stellen of om in dringende situaties correct tekunnen reageren. Men vindt het belangrijk dat men persoonlijk contact heeftmet een huisarts. Wanneer het gaat om het doorgeven van eenvoudigeinformatie (bv. labo-uitslagen) zou dit wel kunnen via beeldtelefonie. Hieroverzijn echter de meningen verdeeld: men stelt zich de vraag wat dan demeerwaarde kan zijn t.o.v. een telefonisch contact, terwijl anderen overtuigdzijn dat contacten via beeldtelefonie persoonlijker verlopen dan via hetgewone telefoontoestel.De meeste leden van de werkgroep zouden het een absolute meerwaardevinden als <strong>ouderen</strong> en chronische zieken onderling met elkaar viabeeldtelefonie in contact konden komen: het zogenaamde ‘lotgenotencontact’.Ook de mogelijkheid om aan videoconferencing te kunnen doen met eenbuitenshuiswonende mantelzorger of familie die verder af woont vindt meneen meerwaarde (o.a. doorbreking sociale isolatie, verhoging veiligheidsgevoel<strong>voor</strong> beide partijen,..). Voorwaarde is wel dat dit niet ten koste mag gaan vande eigenlijke persoonlijke contacten cf. volgende uitspraak ‘even oma bezoekenvia de Tv, dan moeten we niet meer langs gaan..’.Ook uit het onderzoek van Nakamura (1999, 2001) blijkt dat vrijwel allehulpverleners vinden dat beeldtelefonie kan gebruikt worden <strong>voor</strong> het<strong>voor</strong>zien van contacten tussen <strong>ouderen</strong> onderling. Bovendien halen zij aan dathet een goed middel is <strong>voor</strong> de <strong>ouderen</strong> om hun communicatievevaardigheden te verbeteren.Een bedenking hierbij: <strong>voor</strong> de oudere is dit via een Tv wel zinvol omdat diteen bekend medium is, <strong>voor</strong> anderen zou dit evengoed via PC kunnen. Men<strong>voor</strong>ziet best een modulair systeem. Wel stelt men zich dan vragen over debetaalbaarheid van het systeem.


229Het aanbieden van de mogelijkheid <strong>voor</strong> de oudere om in contact te komenmet bepaalde manifestaties of evenementen vindt de meerderheid van deondervraagden geen meerwaarde.6.3.4 ConclusieAlgemeen verwacht de meerderheid van de werkgroepleden heel watweerstanden tegenover beeldtelefonie bij zowel professionelen als cliënten. Juistwanneer men als doelgroep de wat sociaal vereenzaamde <strong>ouderen</strong> zou nemen,kan men daar de grootste weerstanden verwachten omdat zij praktisch nog nooitmet ICT geconfronteerd werden.Ook stelt men zich vragen over in welke mate het beeld een meerwaarde kan zijn.Met ziet heel wat mogelijkheden <strong>voor</strong> sociale communicatie en dan <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>, chronische zieken, mantelzorgers en familieleden onderling. Wel vindtmen algemeen dat men moet behoedzaam zijn dat hierdoor het aantal effectievecontacten in levende lijve niet afneemt waardoor de sociale vereenzaming juistkan toenemen. Men vindt dat deze sociale communicatie dus <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> het nietprofessionelecircuit een meerwaarde kan zijn <strong>voor</strong> aanvullende contacten.De meerderheid van de ondervraagden vindt wel dat informatie en advies inbeperkte mate zou kunnen worden aangeboden via beeldtelefonie, maar dan enkelals een eerste ingangspoort of ter ondersteuning van de bestaande, meerspecialistische diensten en <strong>voor</strong>zieningen. Het moet daarom gaan om zeeralgemene informatie. Hieraan gekoppeld vindt men de counselingfunctie wel eeninteressante denkpiste omdat dit erg drempelverlagend kan werken.Men heeft bij deze nieuwe dienstverleningsvormen heel wat vragen naartechnische en organisatorische realiseerbaarheid, het respect <strong>voor</strong> de privacy en deaansprakelijkheid.Een aantal weerstanden zijn vermoedelijk deels te verklaren door deonbekendheid van de mogelijkheden. Hoewel de leden van de werkgroep heelwat ervaring hebben met de technologie van het Pas, kennen zij vermoedelijkmaar weinig andere ICT-projecten in de gezondheids- of welzijnszorg. Zo peildeNakamura (1999, 2001) met zijn vragen naar de mogelijkheden van ICT bijzorgverleners nadat zij drie maanden hadden meegewerkt aan een test van hetgebruik van videotelefoons in de zorgverlening. Wellicht kunnen hulpverlenersals ze zelf het gebruik hebben ervaren en de reacties van cliënten op de ICT zien,zich er dan een beter beeld van vormen en kunnen weerstanden <strong>voor</strong> verandering,vragen naar de daadwerkelijke meerwaarden, … dan beter genuanceerd worden.


230Zo vonden de hulpverleners uit het onderzoek van Nakamura dat men viavideotelefonie wel emotionele steun kon geven.Niettemin zaten er in de gegeven antwoorden heel wat zinvolle opmerkingenwaarbij zowel bij de verdere ontwikkeling van Telesenior, als het gebruik vantechnologie in de zorgverlening in het algemeen of bij de integratie in het PASsysteemin het bijzonder rekening mee kan worden gehouden.6.4 Videotelefonie en Pas binnen <strong>Telecare</strong>In het buitenland ziet men allerlei <strong>voor</strong>beelden van een ruimer telecare-aanbod(zie hoofdstuk 2: ‘zorgpoort’, project in Ljubljana ...) waarin Pas en videotelefoniegeïntegreerd worden in een ruimer <strong>Telecare</strong>-aanbod. Ook binnen de werkgroepPas LCM-Solival staat men niet afwijzend tegenover een ruimer telecare-aanbod,mits er aan een aantal <strong>voor</strong>waarden wordt voldaan.Vertrekkende van de onderzoeksvragen trachtten we na analyse van de<strong>voor</strong>gaande gegevens een antwoord te formuleren.1. Complementariteit Pas en videotelefonie met o.a. een vergelijking van het profiel vande PAS-gebruiker met het profiel van de videotelefoniegebruiker.Het ligt <strong>voor</strong> de hand een relatie te zien tussen het PAS-systeem en videotelefonie.Beiden gebruiken immers technologie in hun zorgaanbod. De vraag is: wat kanvideotelefonie leren van het PAS-systeem, maar ook omgekeerd: kanvideotelefonie een aanvulling zijn van het Pas?Bij het onderzoek naar het profiel van de PAS-gebruikers, en bij de bevraging vande PAS-werkgroep LCM-Solival kwam tot uiting dat er in het huidige PASsysteemeen aantal ‘valse PAS-bellers’ zijn, die eerder uit eenzaamheid oproepenof die met een bepaalde vraag of onzekerheid zitten. Wellicht kan dit een groepvan cliënten zijn die tot de doelgroep van telecare behoren. Het zou interessantzijn hierover systematisch meer gegevens te verzamelen zodat duidelijker wordtom wat <strong>voor</strong> soort personen dat het gaat. Bovendien zou het ook interessant zijn teweten hoeveel van deze oproepen er op jaarbasis zijn, omdat tegenover dezeoproepen toch ook wel een zekere kostprijs staat.Vanuit het onderzoek naar het profiel van de PAS-gebruiker kunnen we wel eenaantal typische kenmerken halen van de gemiddelde PAS-gebruiker. We kunnendeze vergelijken met de kenmerken van de potentiële telecaredoelgroep en dankijken of er een zekere overlap is (zie tabel 6.1). Er blijkt een zekere overlap te zijn,in die zin dat de PAS-groep eerder een onderdeel vormt van de potentiële<strong>Telecare</strong>-groep.


231Tabel 6.9Vergelijking profiel PAS-groep en <strong>Telecare</strong>-groepPAS-groepEindfase thuiszorgVooral 80-plusVooral bij gevoelens van onveiligheid,valrisicoFinancieel zwakLicht tot matig zorgbehoeftigVooral mobiliteitsproblemenAlleenwonenden (<strong>voor</strong>al weduwen)<strong>Telecare</strong>-groepKan ook een breder publiek zijnKan ook een jonger publiek zijnVooral bij eenzaamheid, sociale isolatieMogelijks idemLicht tot zwaar zorgbehoevendEerder licht psychische problematiekAlleenwonendenBron:Eigen samenstellingIn buitenland vinden we heel wat <strong>voor</strong>beelden van de koppeling van het PASsysteemaan andere diensten (zie hoofdstuk 2: ‘SAFE 21’, project Ljubljana, ‘Pas endomotica-project’, ‘HausTeleDienst’ Frankfurt am Main).Momenteel is er in Vlaanderen tot op heden geen integratie van eentelecaretoepassing in het PAS-systeem, ook niet op experimenteel vlak. Bij hetonderzoek bij de werkgroep Pas van LCM-Solival bleek dat de meningen nogalverdeeld waren over de mogelijkheden van integratie van beiden. Als mogelijkemeerwaarden van integratie van videotelefonie aan het PAS-systeem wordenvolgende punten aangehaald:− De hulpverlener van de alarm- (of zorg-) centrale kan zich beter een ‘beeld’vormen van een noodsituatie;− De hulpverlener kan door de mogelijkheid tot visueel contact betercommuniceren en ook kalmeren en gerust stellen, richtlijnen geven …;− In het verlengde van de Pas-dienstverlening kunnen zeer snel andere dienstendan de eerste hulp aangeboden worden (bv. informatie, therapie, meergespecialiseerde hulp…);Anderzijds worden ook heel wat aandachtspunten aangehaald:− Zo dient men met het nodige respect om te gaan met de privacy van de cliënt:een beeldverbinding wordt als veel meer ingrijpend op de privacy ervaren danenkel een spreek- luisterverbinding;− Men vreest dat een aantal <strong>ouderen</strong> gaan afhaken omdat ze weerstand tegen detechnologie hebben, waardoor ze dan ook geen beroep meer zouden doen ophet noodzakelijke PAS-systeem;− Door de integratie van telecare in het PAS-systeem mogen absoluut decontacten in levende lijve niet verminderen.


232Bij het aanbieden van andere diensten complementair aan het huidige PASsysteemstellen de Klaver e.a. (2001) dat dit eventueel ook een uitbreiding van dePAS-doelgroep met zich kan meebrengen. Een <strong>voor</strong>beeld: waar nu matig totzwaar dementerenden niet in aanmerking komen <strong>voor</strong> het Pas (zie profiel van dehuidige gebruikers) zou wanneer men de dienstverlening uitbreidt metlifestylemonitoring (‘passieve personenalarmering’) ook kunnen gewaakt wordenover de veiligheid van deze groep gebruikers (de Klaver e.a., 2001).In de literatuur vinden we ook een fundamentele vraag terug: in welke mate zijntwee dergelijke systemen wel verenigbaar gezien hun toch wel erg verschillendefunctie (Pas = inspelend op veiligheid, telecare volgens het Telesenior-model teKortrijk, eerder inspelend op sociale communicatie en sociale geborgenheid)?Lauwers (1998) stelt dat hierover de meningen inderdaad nogal verdeeld zijn.Zo zijn er tegenstanders die stellen dat het aanbieden van een alarmeringsfunctieen een communicatiefunctie in één systeem verwarrend kan zijn: noodsituatieskomen zelfs bij <strong>ouderen</strong> of mindervaliden weinig <strong>voor</strong>. Wanneer ze echter<strong>voor</strong>komen is een snelle tussenkomst vaak van levensbelang. Communicatiedaarentegen is ook levensnoodzakelijke maar is iets van iedere dag. Integenstelling tot een noodsituatie wordt communicatie niet gekenmerkt doorhoogdringendheid, snelheid en betrouwbaarheid. Het aanbieden van de tweefuncties in één systeem zou dan ook niet altijd de betrouwbaarheid ten goedekomen.Anderen stellen dan weer dat wanneer een zorgvrager enkel over eenalarmeringssysteem beschikt en hij behoefte heeft aan sociale communicatie, hijook ten onrechte het alarmsysteem kan gaan gebruiken om te communiceren.Hierdoor nemen de kosten van het systeem toe en kan het direct inspelen op eenechte noodoproep in gevaar komen.Een <strong>voor</strong>deel van een combinatie van beide functies is volgens anderen danweer dat het toevoegen van de sociale communicatiefunctie juistdrempelverlagend kan werken zodat meer mensen ook een alarmeringssysteemzullen hebben.Pas zou dus een goede vertrekbasis kunnen zijn, en zou kunnen fungeren als eensoort van ankerpunt van waaruit de telecare zich verder kan ontwikkelen inVlaanderen. Anderzijds zijn er ook <strong>voor</strong>beelden bekend waarbij telecare zich kanontwikkelen zonder dat het PAS-systeem de vertrekbasis van telecare is, of er zelfseen onderdeel van is. Als <strong>voor</strong>beeld hiervan getuigt het concept van de‘Zorgpoort’ of ‘zorgcentrale’.


2332. Kadering binnen een ruimer telecareaanbod en inschatting van de markt.Op basis van enkele marktstudies kunnen we al een eerste cijfermatige inschattingmaken van de potentiële markt <strong>voor</strong> <strong>Telecare</strong> in Vlaanderen. Deze inschatting isvolledige gebaseerd op literatuurgegevens, dit betekent dat we met een aantalonvolkomendheden zitten:− de verschillende definities van telecare in de bestaande marktstudies;− het feit dat telecare-investeringen van gezondheidszorginstellingen vaak eenonderdeel zijn van een grotere investering in ICT;− telecare is een nieuwe investering <strong>voor</strong> heel wat instellingen, hierdoor zijn erweinig gegevens om projecties of <strong>voor</strong>spellingen op te maken. Men is vaak zelfnog bezig met de evaluatie van de telecare-investering.Een expliciete doelstelling van het Telesenior-project te Kortrijk is hetondersteunen van het zelfstandig wonen van <strong>ouderen</strong>. We starten onzemarktstudie dan ook vanaf deze potentiële doelgroep van primaireeindgebruikers: het aantal alleenwonende of samenwonende 65-plussers in Belgiëen Vlaanderen.Om te berekenen wie er van deze doelgroep daadwerkelijk geïnteresseerd is intelecarediensten (‘de directe potentiële markt’, zie tabel 6.2) hanteren we deliteratuurgegevens van Brownsell (e.a., 2003) die een onderzoek deden naar deinteresse in nieuwe technologieën bij personenalarmgebruikers in het VerenigdKoninkrijk. Enerzijds zullen personenalarmgebruikers wat meer vertrouwd zijnmet de mogelijkheden van technologie en kunnen deze cijfers dus eenoverschatting zijn van de interesse bij de totale 65-plussers. Anderzijds kennenook personenalarmgebruikers niet altijd voldoende de mogelijkheden van nieuwetechnologieën waardoor de cijfers een onderschatting kunnen zijn van dewerkelijke interesse. Brownsell e.a. onderzochten de interesse in drietelecarefuncties die we ook in onze indeling van het telecare-conceptonderscheiden: life-style monitoring (passieve personenalarmering d.m.v.sensoren), medical monitoring en videoconferencing onderling. Voor de overigetelecarefuncties vonden we geen cijfers met betrekking tot de interesse van demogelijke doelgroep.


234Tabel 6.10berekening potentiële telecare-doelgroep in België en Vlaanderen in aantal personenBelgiëAantal 65-plussers 1.746.392% van totale Belgische bevolking die alleen of met partner woont 58,8%Potentiële markt <strong>voor</strong> telecare 1.026.878Percentage geïnteresseerden in life-style monitoring (passievepersonenalarmering d.m.v. sensoren)68%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> lifestylemonitoring 698.277Percentage geïnteresseerden in medical monitoring (bloeddruk, hartslag,lichaamstemp., ademhalingsparameters)57%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> medical monitoring585.320Percentage geïnteresseerden in videoconferencing tussen <strong>ouderen</strong> onderling46%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> videoconferencing onderling 472.363VlaanderenAantal 65-plussers 1.024.653% van totale Vlaamse bevolking die alleen of met partner woont 57,7%Potentiële markt <strong>voor</strong> telecare 591.224Percentage geïnteresseerden in life-style monitoring (passievepersonenalarmering d.m.v. sensoren)68%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> lifestylemonitoring 402.032Percentage geïnteresseerden in medical monitoring (bloeddruk, hartslag,lichaamstemp., ademhalingsparameters)57%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> medical monitoring 336.997Percentage geïnteresseerden in videoconferencing tussen <strong>ouderen</strong> onderling46%Directe potentiële markt <strong>voor</strong> videoconferencing onderling248.314Bron: Eigen berekening op basis van NIS (toestand op 01/01/2002), Brownsell e.a. (2003)Wanneer blijkt dat zowel de zorgaanbieders als de zorgvragers geïnteresseerd zijnin een ruimer telecare-aanbod, stelt zich de vraag wie dit dan moet organiseren.Zo kan enerzijds de Pas-dienstverlening als een goed ankerpunt fungeren <strong>voor</strong>de roll-out van <strong>Telecare</strong> over Vlaanderen (met dan nog de vraag of dit dan vanuitde ziekenfondsen of de OCMW’s dient te gebeuren).Anderzijds zijn er ook heel wat andere aanbieders uit de gezondheidssector ofde welzijnszorg die <strong>Telecare</strong> in Vlaanderen kunnen organiseren. Denken we maaraan een organisatie vanuit de lokale dienstencentra, op Riziv-niveau bv. vanuit deGeïntegreerde Diensten <strong>voor</strong> Thuisverzorging (GDT’s), of vanuit het nieuweconcept van het ‘sociaal huis’ vertrekkend vanuit het lokaal sociaal beleid.


2357. BesluitOm de mogelijke roll-out van telecare over Vlaanderen te bestuderen werden erdiverse mogelijkheden verkend. Hiertoe werd <strong>voor</strong>eerst een beslissingsmodelontwikkeld waarin de mogelijke variabelen werden opgenomen die een invloedkunnen hebben op de ontwikkeling van de telecaresector in Vlaanderen. Op basisvan het model werden ook een aantal scenario’s ontwikkeld die de mogelijketoekomstige evoluties op dat vlak weergeven.Een belangrijke andere onderzoekslijn betrof het nagaan van de juridischeaspecten en het beheer van de gegevens van de cliënt. Zo werd er onderzoekgedaan naar de privacywetgeving en naar de eisen die gesteld worden aan hetafschermen van bepaalde gegevens en het beveiligen van informatiesystemen en –netwerken.Vanuit andere ICT-projecten werden een aantal aandachtspunten gedistilleerdwaarmee men rekening moet houden wanneer men technologie in de zorg wilintegreren. We geven een aantal belemmerende en bevorderende factoren weerdie bij de toepassing van de technologie kunnen meespelen. Ook worden er eenaantal ethische beschouwingen geformuleerd bij het gebruik van technologie in dezorg en wordt de mogelijke impact van technologie op arbeid beschreven. Alslaatste worden er een aantal aandachtspunten geformuleerd waarmee menrekening moet houden bij de rekrutering van de eindgebruikers.Voor de mogelijke roll-out over Vlaanderen onderzochten we de mogelijkhedenvan de integratie van videotelefonie in andere, bestaandedienstverleningsmodellen. Zo onderzochten we telkens de huidige regelgeving ende mogelijke integratie van videotelefonie in volgende diensten: eensamenwerkingsinitiatief in de thuiszorg (het huidige Sel en GDT), een CAW, eenlokaal dienstencentrum, een dienst <strong>voor</strong> thuisverpleging, een serviceflat of eenwoon- en zorgcentrum. We kunnen hieruit besluiten dat er wel een aantalmogelijkheden zijn maar dat er hier<strong>voor</strong> wellicht een aantal technischeaanpassingen nodig zijn zoals bv. het meer modulair opbouwen van het systeemof het <strong>voor</strong>zien dat cliënten ook onderling of met hun mantelzorgers kunnencommuniceren.Tot slot werd uitgebreid de mogelijkheid bestudeerd om het huidigedienstverleningsmodel van de personenalarmering te laten fungeren alsankerpunt <strong>voor</strong> de roll-out van telecare over Vlaanderen. Hiertoe beschreven wehet huidige Pas-dienstverleningsmodel met een analyse van het profiel van dehuidige Pas-gebruikers. Om de mogelijke uitbreidingsmogelijkheden te verkennenwerd een bevraging van de aanbieders van het Pas georganiseerd.


236Hieruit kan besloten worden dat men over het algemeen niet weigerachtig staattegenover de nieuwe mogelijkheden. Vaak echter heeft men heel wat praktische enorganisatorische vragen en bezwaren ondermeer doordat men waarschijnlijk nietvoldoende de huidige telecaremogelijkheden kent. Ook werd er een zekereoverlap tussen de Pas-doelgroep en potentiële telecaredoelgroep gevondenwaardoor het Pas-dienstverleningsmodel een mogelijke vertrekbasis <strong>voor</strong> telecareis. Anderzijds zijn er ook heel wat andere dienstverleningsmodellen <strong>voor</strong> telecaremogelijk, zoals bv. het beschreven concept van de zorgpoort of zorgcentrales. Totslot werd ook een mogelijke inschatting gemaakt van de potentiële telecare marktin België en Vlaanderen op basis van de interesse van Pas-gebruikers in nieuwetechnologieën.


237FICHES1. Fiche Nederlands


238Resultaten werkzaamhedenInschatting van de markt <strong>voor</strong> telecare:Beschrijving van de zorgvraag in de <strong>ouderen</strong>zorg: demografische ontwikkelingen,veranderende noden van <strong>ouderen</strong>, kwalitatieve ontwikkelingen van de vraag, beschrijvingvan de evolutie in het verbruik van de gezondheidszorgBeschrijving van het zorgaanbod in de <strong>ouderen</strong>zorg: evoluties in de mantelzorg(maatschappelijke ontwikkelingen zoals toenemende arbeidsparticipatie van de vrouw,toegenomen mobiliteit, verstedelijking), evoluties in het professionele zorgaanbod(veranderende visie op wonen en zorg, krapte van de professionele zorg)Er werden enkele markstudies bestudeerd inzake videotelefonie en breedbandtechnologie.Vanuit deze marktstudies en de beschrijving van het huidige zorgaanbod en de zorgvraagwerd de telecaredoelgroep omschreven. De primaire en secundaire eindgebruikers werdengedefinieerd: enerzijds de <strong>ouderen</strong> en anderzijds de familie, zorgaanbieders en publieke enprivate diensten <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>zorg en –ontspanning. Ook werd er een typologie opgesteldvan de primaire eindgebruikers: de thuiswonende <strong>ouderen</strong> werden ingedeeld in 6 grotegroepen die ieder een specifiek aanbod van telecare nodig kunnen hebben.Definitie van de gebruikersvereistenGebruikers (zowel cliënten, mantelzorg als professionelen) werden betrokken bij deontwikkeling van de technische apparatuur (bv. uitzicht afstandbediening) en deontwikkeling van het dienstverleningsmodel (bv. advies omtrent de openingsuren van deTelesenior-centrale). Ook waren er contacten met andere gebruikers vantechnologieprojecten in het E-care-forum: een tweemaandelijkse samenkomst van diversegebruikers van projecten waar technologie wordt ingezet in de zorg, ontstaan vanuit hetministerie van telecommunicatie.Om de gebruikers meer inspraak te geven werd de ‘denktank Telesenior’ opgerichtbestaande uit zowel Telesenior-cliënten als mantelzorgers als professionele zorgaanbieders.Deze denktank komt ongeveer om de drie maand samen om de gebruikersvereisten teverduidelijken. Ook gebeurde er een uitgebreide bevraging van deze danktank met debedoeling het toekomstige dienstverleningsmodel van Telesenior verder te verfijnen.Er gebeurde een beschrijving van het huidige technologiegebruik bij <strong>ouderen</strong> en bijprofessionele hulpverleners, en ook werd de interesse in nieuwe technologieën in kaartgebracht.Ook werd er dieper ingegaan op de mogelijke weerstand van <strong>ouderen</strong> tegen technologie.Vanuit deze studie gebeurden er een aantal aanbevelingen om deze weerstand zoveelmogelijk te verkleinen (bv. duidelijke afspraken rond aansprakelijkheid, privacy enaangeboden dienstverlening, duidelijkheid omtrent de kostprijs, betrekken van eenvertrouwenspersoon van de oudere bij de installatie,..). Vandaar dat een <strong>voor</strong>stel vanovereenkomst werd ontworpen dat wordt gebruikt als een contract tussen Telesenior en decliënt zodat elkaars wederzijdse rechten en plichten duidelijk zijn.


239Resultaten op technisch vlakDe eindapparatuur bij de gebruiker werd gedefinieerd en verder ontwikkeld, rekeninghoudend met de ervaringen van de gebruikers zelf (bv. aanpassing afstandsbediening,aanpassing user-interface,..)De nodige bandbreedte werd bepaald door het uittesten van de beeld- en geluidskwaliteitbij verschillende snelheden in de testlabo’s van een netwerkprovider. Hierbij werden ookde gebruikers betrokken zodat zij ook inspraak hadden over de minimaal nodige beeld- engeluidskwaliteit.De zorgcentrale (‘video call center’) werd technisch vorm gegeven door het ontwikkelenvan een desk die aan de nodige ergonomische eisen voldoet. Ook hierbij werd rekeninggehouden met de opmerkingen van de eindgebruiker, in dit geval de telehulpverlener.Een belangrijk punt bij de ontwikkeling van het Telesenior-model was het <strong>voor</strong>zien in eengoede beveiliging van de informatiesystemen en –netwerken.Ontwikkeling en bepaling van het dienstverleningsmodelEr gebeurde een uitgebreide internationale literatuurstudie van <strong>voor</strong>beeldprojecten vanwaar technologie gebruikt wordt in de zorgverlening. Het gaat zowel om projecten metvideotelefonie (telenursing, videotelefonieproject <strong>voor</strong> gehospitaliseerde kinderen,.. ) alsprojecten zonder videotelefonie (bv. gebruik van internet in de zorgverlening, domotica enassistive technology,.. ).Vanuit de literatuurstudie werden de verschillende componenten van telecare bepaald enomschreven. We kwamen tot een omschrijving van zes grote telecarefuncties die ieder opzich nog eens verder kunnen opgedeeld worden. De zes grote componenten van telecarezijn: teleservice, telemedicine, televideoconferencing, telenursing, tele-assistance en telesocial care.Er werd een registratiesysteem ontwikkeld onder de vorm van een uitgebreid elektronischzorgdossier. De elektronisch zorgdossier bevat enerzijds informatie die automatisch wordtopgeslagen zoals o.a. het tijdstip, de duur en de datum van de videotelefonie-oproepen.Anderzijds bevat het informatie die door de telehulpverlener dient geregistreerd te worden.Het gaat hier om allerlei administratieve gegevens, gegevens over de zorgbehoevendheid,gegevens over de sociale situatie,…Als <strong>voor</strong>bereiding op de ontwikkeling van het registratiesysteem gebeurde er eenliteratuurstudie van de bestaande (elektronische) (para)medische dossiers in Vlaanderen,alsook een studie van de privacywetgeving waardoor de vereisten op juridisch vlak inkaart konden gebracht worden.


240Opbouw en onderhoud van het test-bedVoor de opbouw van het testbed werden twee rekruteringsacties opgezet in nauwesamenwerking met professionele zorgverstrekkers uit het werkveld. Hiertoe werd eenaanmeldings- en intakeformulier ontwikkeld dat deel uitmaakt van de ontwikkeldeintakeprocedure. Het aanmeldingsformulier kan worden gebruikt door de zorgverlenersuit het werkveld om kandidaat-cliënten kenbaar te maken. Het intakeformulier wordtgebruikt <strong>voor</strong> het verzamelen van een aantal relevante gegevens bij het eerste intakebezoekbij een kandidaat-cliënt door de telehulpverlener.Er werd een procedure uitgewerkt hoe op technisch vlak de installatie bij de cliënten thuisdient te gebeuren, alsook hoe technische problemen dienen worden opgelost volgensverschillende niveaus: <strong>voor</strong>eerst zelf testen van enkele zaken (is de stekker ingestoken,..)vervolgens het <strong>voor</strong>zien van technische assistentie vanuit de technische dienst van debetrokken OCMW’s (hiertoe werd <strong>voor</strong> deze personen een technische handleidingontworpen) en tot slot bij complexere problemen het inschakelen van de technischeontwikkelaars.Eveneens werd er een vereenvoudigde handleiding ontworpen <strong>voor</strong> de eindgebruikers meteen beschrijving van de apparatuur en de dienstverlening met duidelijke foto’s. Ook werder ander promotiemateriaal ontwikkeld zoals een folder en een tekst <strong>voor</strong> de Teleseniorwebsite.Er waren diverse contacten met de verschillende netwerkoperatoren om te onderhandelenover de modaliteiten van het beschikbaar stellen van breedbandlijnen.Opbouw van het <strong>voor</strong>lopig beslissingsmodelOp basis van tal van variabelen die volgens literatuuronderzoek een invloed kunnenhebben op de nood aan telecare (sociaal, economisch, wettelijk,..) werd er een eersteinzichtmodel ontwikkeld dat als beslissingsmodel kan fungeren <strong>voor</strong>beleidsverantwoordelijken. Dit model kan verder gebruikt worden bij de uitwerking van deroll-out van telecare over Vlaanderen.Opbouw methodologie kosten-effectiviteitstudieEr gebeurde een uitgebreide beschrijving van soorten <strong>economische</strong> evaluaties. Evenals debeschrijving van hoe kosten en opbrengsten gedefinieerd kunnen worden, hoe ze kunnenberekend worden en hoe ze kunnen ingedeeld worden. Eveneens werden verscheideneinternationale kostenstudies met betrekking tot telecare beschreven.Op basis van deze literatuurstudie en op basis van de ervaringen uit interviews meteindgebruikers (zowel cliënten als de telhulpverlener) werden vragenlijsten ontwikkeld<strong>voor</strong> zowel de 0-meting als de vervolgmeting van het veldonderzoek. De vragenlijst omvatbrengt verschillende kost- en opbrengstelementen in kaart: professionele kosten,materiaalkosten, werkingskosten, opbrengsten op het vlak van kwaliteit van leven(welbevinden, ..), op gezondheidsvlak,. Eveneens zijn in de vragenlijst heel wat vragenopgenomen die de tevredenheid met het telecaresysteem meten. Deze vragenlijst werd ookgetest 5 testinterviews met Telesenior-cliënten.


241Haalbaarheidsstudie roll-out over Vlaanderen/BelgiëEr werden diverse <strong>voor</strong>stellen gedaan om het videotelefoniesysteem op te nemen in andereal bestaande dienstverleningsmodellen van de thuiszorg. Zo werden de mogelijkhedenbeschreven van de integratie van videotelefonie in een dienst <strong>voor</strong> thuisverpleging, in eencentrum <strong>voor</strong> algemeen welzijnswerk (CAW), in het lokaal dienstencentrum, in eenserviceflat en bij uitbreiding in het nieuwe concept van de woon- zorgzones.De mogelijkheid van de integratie van videotelefonie in het personenalarmsysteem (PAS)werd uitgebreid bestudeerd. Zo gebeurde er een studie naar internationale <strong>voor</strong>beeldenvan de integratie van videotelefonie in het PAS (bv. concept van de ‘zorgcentrales’ inNederland), en gebeurde er een uitgebreide bevraging en bespreking bij de aanbieders vanhet personenalarmsysteem over hun visie van de toekomstige mogelijkheden. Vanuit dezestudie werd het profiel van de PAS-doelgroep en het profiel van de telecaredoelgroep metelkaar vergeleken met de bedoeling een eventuele overlapping tussen deze tweedoelgroepen vast te stellen.Eveneens werden een aantal aanbevelingen gedaan op technisch vlak die aan de huidigetechnologie zouden kunnen worden veranderd om tot een breder dienstverleningsaanbodte kunnen komen zoals het <strong>voor</strong>zien dat ook anderen dan de cliënt zelf het initiatief totoproep kunnen nemen, het <strong>voor</strong>zien dat er ook met gewone kleine videofoons of met PC enwebcam kan worden gewerkt,..Ook werden vanuit de studie van andere telecareprojecten aandachtspunten afgeleid die bijde implementatie op grotere schaal de aandacht vereisten. Zo gebeurde er een beschrijvingvan een aantal bevorderende en belemmerende factoren, werden er een aantal ethischebedenkingen bij telecare geformuleerd en werd de impact van de technologie op arbeidbeschreven.


242Besluiten en aanbevelingen inzake de verspreiding en valorisatie van deresultatenMet betrekking tot de ontwikkelde technologieHet verdient aanbeveling om in de toekomst te streven naar een flexibel, modulairopgebouwde configuratie waar<strong>voor</strong> niet noodzakelijk met de huidige drie grote technischecomponenten moet gewerkt worden Videotelefonische verbindingen kunnen ookaangeboden worden via kleine videotelefoons of via een PC met webcam zodat hettoepassingsgebied kan vergroot worden.Het mogelijk maken van oproepen tussen cliënten onderling, tussen cliënten enmantelzorgers en tussen cliënten en andere hulpverleners kan een belangrijke meerwaardebieden.Er kan <strong>voor</strong>zien worden dat anderen ook het initiatief tot oproep kunnen nemen (in plaatsvan enkel de cliënt). Extra telecarediensten die hierdoor kunnen worden aangeboden zijno.a. een beperkte telemonitoring (bij<strong>voor</strong>beeld de cliënt herinneren aan het nemen vanmedicatie) of het <strong>voor</strong>zien van video-oppas.Voor welbepaalde telecarefuncties zoals bij<strong>voor</strong>beeld de toezichtsfunctie is wellicht eencomplexere camera nodig (bij<strong>voor</strong>beeld camera met zoomfunctie, roteerbaar vanopafstand,.. ).Met betrekking tot het dienstverleningsmodelI.v.m. de ontwikkeling van mogelijke dienstverleningsmodellen waar de nieuwetechnologie kan ingepast worden werden verschillende sporen verkend.Vermits het PAS een uitgebreide doelgroep kent en heel wat expertise heeft opgebouwdrond het gebruik van technologie in de (<strong>ouderen</strong>) thuiszorg kan er overwogen worden omook videotelefonie toe te voegen aan het PAS-dienstverleningsaanbod.Vanuit het denken over het bestaande Teleseniormodel rijpte de idee dat videotelefonie ookkan geïntegreerd worden in bestaande thuiszorgsettings zoals de thuisverpleging, de centra<strong>voor</strong> ambulant welzijnswerk (CAW), een huisartsenpraktijk, een lokaal dienstencentrum,een personenalarmdienst (PAS), een samenwerkingsinitiatief in de thuiszorg, eenserviceflat of het nieuwe concept van de woon- en zorgzones.Een volgende piste betreft het gebruik van het elektronisch dossier zoals het ontwikkeldwerd binnen het Telesenior-project in andere thuiszorgsettings.In de internationale literatuur zijn nog andere <strong>voor</strong>beelden te vinden van inbouw vannieuwe technologieën in de zorgverlening.


243Met betrekking tot de marktDe pretestings <strong>voor</strong> het onderzoek en het overzicht van de internationale literatuur op ditvlak leerde ons dat het met de vermeende weerstand bij <strong>ouderen</strong> tegen technologie best welmeevalt. Bovendien kan verwacht worden dat de volgende generatie van <strong>ouderen</strong> hoe danook meer vertrouwd zal zijn met technologie zowel vanuit het professionele als hetalledaagse leven.Wel is het essentieel om in de rekruteringsfase voldoende duidelijke informatie te geven enconcrete afspraken te maken ondermeer omtrent privacy en aansprakelijkheid. Ook blekende contacten en de samenwerking met de zorgaanbieders (ondermeer in de denktankTelesenior) essentieel om het telecaredienstenaanbod bekend te maken en derekruteringsacties te ondersteunen.Bij de bepaling van welke doelgroep in aanmerking komt <strong>voor</strong> welke telecarefuncties is het<strong>voor</strong>al belangrijk in te zien dat er op maat moet gewerkt worden: iedere specifiekedoelgroep heeft immers nood aan een specifiek zorgaanbod en dus ook aan een specifiektelecare-aanbod. Dé telecaredoelgroep of dé markt <strong>voor</strong> telecare bestaat dus niet.Met betrekking tot de kosten-effectiviteitsstudieDe ontwikkelde methodologie inzake de kosten-effectiviteitsstudie is mits enkeleaanpassingen ook bruikbaar <strong>voor</strong> de evaluatie van andere projecten.


244FICHES2. Fiche Engels


245ResultsExploration of the future market:Description of care needs of elderly: demographic developments, changing needs ofelderly, qualitative developments of demand, description of evolutions in health careconsumptionDescription of care supplies: evolutions in family care (societal developments such asincreasing labour market participation of women, increasing mobility, urbanisation),evolutions of the professional care system (changing concepts of living and care, futureavailability of manpower)Market studies on video-telephony and broadband technology were reviewed .Based on the international literature a model was devised of potential end users of thevarious telecare components. We used an existing typology of home-care clients for thisand were thus able to describe a number of potential target groups for telecare. Primaryand secondary end users were defined: elderly and their families, care professionals, publicand private service providers. A typology of primary end-users was presented. The sixfields (care nodes) in which ICT and domotics can be used are safety, social security,physical safety, care, information and convenience.Involvement of end usersConsultations were held with users, caregivers and technicians on aspects such as the idealopening hours for the call centre, required staffing levels, qualification and duties of thecaregivers, the method of providing care (e.g. ‘custom care’), the ergonomic aspects ofworking in a video call centre, the procedures for the installation and maintenance of theappliances, the organisation of the appliance management, and the arrangements withregard to liability. There were also contacts with other users of technology projects in the‘E-care forum’: a bimonthly meeting of several users initiated by the federal ministry oftelecommunication.In order to ensure maximum involvement of end users in the development of the Teleseniorservice model, a ‘Telesenior think-tank’ was set up as a forum for ideas and discussion fortelecentre clients, voluntary carers of clients and home care professionals in theKortrijk/Menen/Zwevegem region. The purpose of this think-tank is to help in thedevelopment of the Telesenior service model. Aspects covered at earlier meetings of thisthink-tank include the operationalisation of the target group, exploration of potential newteleservices for Telesenior and analysis of the recruitment and intake procedure. It is alsoessential that the think-tank provides input and feedback on the entire Telesenior servicefrom a user perspective.The current use of and interest in ICT-appliances by elderly and by professionals carers wasdescribed.


246Research was carried out into the possible resistance among older people to technology.From this, recommandations are made to reduce this resistance (e.g. clear engagementsabout liability, privacy, involve intermediary persons during the recruitment andinstallation pahse,.. ). By this a proposition of a written agreement was made that can beused as an agreement between Telesenior and the client so the mutual rights and duty areobvious.Results concerning the technology developmentThe technology of the client at home was being defined and additionaly developped,bearing in mind the eperiences of the endusers themselves (e.g. adaption of the remotecontrol, the user-interface,..)A lot of time has been spent testing the network configurations in the Belgacom test lab. Atthis the end users were involved to judge on the needed video and audio quality.The ‘video call center’ was being designed to an ergonomic desk, again bearing in mind theuser needs.An important issue in the development of the Telesenior-model was the security of thedatasystems and -networks.Development and definition of the service modelAn extensive Belgian and international literature study was carried out in order to positionthe present Kortrijk-based model within the broader health care context and the existingprovisions in terms of care and technology. To this end, a number of case studies were firstexamined involving initiatives using technology in health care in general (e.g. domoticsprojects to promote independent living) and projects specificially using videotelephony forcare provision (e.g. IST projects, projects involving videophones for hospitalised children,etc.).Based on these case studies, an analysis was made of the concept of ‘telecare’ and thevarious components it can obtain. We grouped the possible telecare components into sixlarge categories: teleservices, telemedicine, televideoconferencing, telenursing,teleassistance and tele-social care.A logging system was developped who serve as an electronic client dossier. This dossieroffers automatic loggin of every call (call duration / time / date) as well as several inputscreens for manual logging by the caregiver (input of data on health, daily living activities,social network, organisation of home care services, content of conversations withTeleSenior, etc.).Research was carried out on existing (electronic) (para) medical dossiers in Flanders and onthe regulations relating to privacy and confidentiality of personal particulars, in particular(para) medical records.


247Development and support of the test bedTwo recruitment campaigns for TeleSenior clients took place in June and in the autumn of2002 in close collaboration with the main players in home care. An entry and intake formwas being developped as a part of the intake procedure that was developped. The entryform can be used by professionals to let know who is a possible TeleSenior candidate. Theintake form is used for collecting relevant data during the first intake visit of the TeleSeniorcaregiver to a new client.A technical procedure was developped for the installation and maintenance of thetechnology at the home of the client.A number of promotional tools were created for the recruitment campaign, for example anew folder, text for the website, a manual for the client at home with clear pictures as wellas a PowerPoint presentation..There were frequent negotiations with the different network operators to negociate aboutthe network configuration.Development of the decision modelAs an outcome of the above mentioned litterature research a first attempt of a decisionbuilding model with different variables has been set up. The model can be used bypolicymakers for the development of the roll out of telecare in Flanders.Development of the cost-effectiveness studyA litterature study was carried out on types of economic evaluations and possible cost pricecalculations. Also different cost studies about telecare were described.A number of costs and revenues in relation to telecare were incorporated in thedevelopment of a measurament instrument for the performance of the cost-effectivenessstudy. We adopted a very wide definition of the possible costs and revenues of telecare,incorparating not only the professional costs incurred and avoid, modifications to thehome, medical aids and medication use, but also informal care time, the opportunity costfor the voluntary carer and the psychological burden of caring for the client. The impact onthe care recipient, their quality of life and general well-being are also taken into account.Some interviews were held to test this developped questionnaire.


248Feasibility study roll-out over Flanders/BelgiumDifferent propositions were made to integrate the videotelephonic system in the existinghome care service such as home nursery, community welfare centers, a GP practice, a localservice centre, a collaboration initiative in home care (‘Sel’), a service flat or the new‘housing and care zones’ concept.To ascertain whether the introduction of a visual link in the social care system coul offeradded value within the social alarm service model, international literature was studied inwhich a number of trial projects are described (e.g. the concept of the ‘carecenters’ in theNetherlands). Providers of social alarm services were also interviewed, and this wasfollowed by a discussion of these interviews with the providers. The profile of the existingsocial alarm service users was compared with the profile of the potential telecare users.This contributed to the further clarification of the future market for videotelephony andtelecare.Considering these alternatives for the service model and the service to be provided in apossible future market, a need becomes apparent for a number of modifications to thepresent technical configuration. For example: making possible calls between clients,between clients and voluntary carers and between clients and other caregivers or providinga more flexible and modular system which means it is no longer necessary to work with thepresent three large technical components: videotelephony links should also be possibleusing small videophones or via PC with webcam,.. .From the different case studies various points of special interest were gathered whentelecare is organised on a larger scale. A description of promoting and hindering factorswas made, as well as some ethical considerations concerning telecare and the impact of thetechnology on labour.


249Conclusions and recommendations for further implementation and researchConcerning the technologyA flexible, modular system which means it is no longer necessary to work with the presentthree large technical components (see Part 1). Videotelephony links should also be possibleusing small videophones or via a PC with webcam, thus enabling the field of application tobe enlarged. For example, a distant family member may be satisfied with a smaller imagefrom a videophone, or a care provider could set up a videophone link with the client via astandard PC without having to make additional investments in special equipment.Up to now, a client may only place a call to the caregivers and the TeleSenior call centre.Discussions with users and studies of other TeleCare projects show that users often have aneed to communicate with other users or with family members living outside their home.Other carers are also unable to call their client or the caregivers from the TeleSenior callcentre because they do not have the appropriate equipment;With the present software and technology (including the user interface) clients must takethe initiative themselves to place a call. Although it is technically possible in theory, forprivacy reasons caregivers have never been permitted to telephone the client themselvesfrom the TeleSenior call centre. If others could take the initiative as well new services suchas some form of telemonitoring or video-monitoring could be provided.The camera with built-in microphone is a relatively simple model. Each client has onecamera; this produces fairly static images: the client on his/her chair in front of the TV andalways from the same distance. For some TeleCare-functions such as telemonitoring a moresophisticated camera with zoom-function will be needed.Concerning the service-modelConcerning the service-model several alternatives for implementing the technology wereexplored.Research shows that the social alarm service is one of the most widespread technologies inhome care in Flanders. Given this large target group and the great amount of expertise builtup in the use of technology in (elderly) home care, consideration can be given to addingvideotelephony to the service package. This would enable a visual link to be createdbetween the care user and the social alarm service call centre in addition to the presentvoice link.From thinking about the existing services provided by TeleSenior and the commitment todeveloping a genuine service model, the idea gradually emerged that videotelephony couldalso be integrated into existing home care settings such as home nursing, communitywelfare centres, a GP practice, a local service centre, a social alarm service, a collaborationinitiative in home care, a service flat or the new ‘housing and care zones’ concept, all ofwhich can be providers of care via videotelephony.


250Another application can be found in the use of the electronic client dossier in other homecare settings.In the international literature a lot of other examples of how technology can be built into theprovision of care, which new technologies are available for this and how they can be usedare described and reported in the overview.Concerning the potential marketThe pre-testing if the survey and the overview on international research told us thatresistance of elderly towards new ICT-technology is limited and can be coped with. Newcohorts of elderly will even be more acquainted with it.It is essential in the recruitment phase to give complete information and make clearappointments concerning privacy and responsibilities. Also, contacts en co-operation withhome care service providers is important for the promotion of the service and the supportof the recruitment actions.Defining a target group it is important to take into account the specific needs of everygroup and to fine-tune the care services. The market for TeleCare services as such does’ntexist.Concerning the cost-benefit studyThe methodology developed in the context of the cost-benefit study can be used in socioeconomicevaluation studies of other projects.


251BIJLAGENBijlage 1Bijlage 2Bijlage 3Bijlage 4Vragenlijst 0-metingIntakeformulierVragenlijst hulpverleners denktank TeleseniorVoorstel van overeenkomstBijlage 5 Ministerieel Besluit personenalarmering 14/11/00Bijlage 6Vragenlijst werkgroep PAS-LCM


252<strong>Telecare</strong> <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>Vragenlijst <strong>voor</strong> socio-<strong>economische</strong> analyse van het gebruik vanvideotelefonie binnen de <strong>ouderen</strong>zorgTestinterviewContactpersoon:Projectnr.: 012116Periode: 01/11/2001 – 30/11/2003


253Deze vragenlijst is samengesteld het Hoger Instituut <strong>voor</strong> de Arbeid (Hiva) te <strong>Leuven</strong>.Het is een instelling die afhangt van de K.U.-<strong>Leuven</strong> die onderzoekswerk verricht naaro.a. de thuiszorg en de <strong>ouderen</strong>zorg.We zullen u een aantal vragen stellen over hoe u zich voelt, en wat uw verwachtingenzijn tegenover de videotelefoniedienst die u wordt aangeboden. We willen nagaan watuw huidige kosten zijn, en hoe deze eventueel zullen veranderen na verloop van tijd. Wezullen naast globale vragen daarom ook peilen naar kosten die gemaakt worden dooranderen die tijd investeren in uw verzorging. Na verloop van tijd zullen we een aantalvan deze gegevens opnieuw bevragen om zo te kunnen zien of de videotelefoniedienst uwmanier van leven of uw kosten heeft veranderd.We begrijpen dat het geven van deze gegevens niet altijd gemakkelijk is. We willen ualvast danken <strong>voor</strong> de tijd en moeite die u hier<strong>voor</strong> wil vrijmaken. Met deze gegevenslaat u ons toe om een onderzoek naar de haalbaarheid van de videotelefoniedienst te doen.Op deze basis kan door de overheid eventueel beslist worden dat meerdere <strong>ouderen</strong> vandeze dienst in de toekomst zouden kunnen gebruik maken.We willen ook de nadruk leggen op het feit dat de door u verstrekte gegevens volledigvertrouwelijk worden behandeld, en enkel worden gebruikt <strong>voor</strong> het uitvoeren van hetonderzoek naar de <strong>economische</strong> haalbaarheid van de videotelefoniedienst.De vragen die al bij het intakebezoek werden gesteld, worden in het cursief enkleiner weergegeven, zodat ze niet noodzakelijk opnieuw moeten worden gesteld.


254IDENTIFICATIE EN DEMOGRAFISCHE GEGEVENS1. Datum interview (dd/mm/jj) ...................................................................................Begin- en einduur gesprek: .......................................................................................2. Naam en <strong>voor</strong>naam (+eventueel roepnaam) cliënt:...............................................................................Interviewnummer:......................................................................................................Datum installatie videotelefonietoestel:.................................................................................................Belgacom / Telenet-lijn3. Adres (straat, nr., gemeente): ...................................................................................................................We starten met een aantal basisgegevens over uzelf en uw situatie.4. Geslacht 1. Man 2. Vrouw5. Wat is uw geboortedatum(dd/mm/jjjj):..................................................................................6. Wat is uw burgerlijke staat? 1. Ongehuwd 2. Gehuwd 3. Officieel samenwonend 4. Gescheiden 5. Weduwe/weduwnaar 6. Andere, specificeer: ..................................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord7. Uit welke personen bestaat het huishouden waarin u verblijft? (feitelijke woon- en gezinssituatie:meerdere aanduiden is mogelijk) 1. Alleenwonend: enkel uzelf 2. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) / partner 3. Samenwonend met thuiswonende (schoon)kinderen; Aantal:.................................................... 4. Inwonend bij (schoon)kinderen; Aantal:..................................................................................... 5. Samenwonend met andere familie; Aantal: ................................................................................ 5. Samenwonend met niet-familie; Aantal en wie: ............................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord


255De volgende vragen gaan over uw woonsituatie8. Hoe zou u best de ligging van uw woning omschrijven?οοοο1. Landelijk2. Dorpskern3. Randstad, randgemeente4. Stad8. Weet niet9. Geen antwoord9. In welk soort woning woont u?οοοοο1. Op een gelijkvloers van een appartement of huis2. In een vrijstaand huis met verdiepingen3. In een halfopen woning of rijhuis met verdiepingen4. Op een appartement/studio zonder lift5. Op een appartement/studio met liftο 6. Ander, omschrijf: ........................................................................................................................8. Weet niet9. Geen antwoord10. Over welk comfort beschikt de woning?οοοοοοοοοοοο1. Ingerichte badkamer2. warm water3. Centrale verwarming4. Toilet binnenshuis5. Ingerichte keuken6. Radio7. Televisie8. Eigen wagen9. Fiets10. Wasmachine88. Weet niet99. Geen antwoord11. Als u de <strong>voor</strong>- en de nadelen van deze woning bekijkt, hoe tevreden bent udan over uw woonsituatie? 1. Tevreden 2. Noch tevreden/noch ontevreden 3. Ontevreden 8. Weet niet 9. Geen antwoord


25612. Zou u veranderingen of aanpassingen willen aanbrengen in of aan uwwoning i.v.m. uw huidige of toekomstige zorgbehoevendheid? 1. Ja 2. Neen => ga naar vraag 14 8. Weet niet => ga naar vraag 14 9. Geen antwoord => ga naar vraag 1413. Aan welke veranderingen of aanpassingen denkt u dan?1. ............................................................................................................................2. ............................................................................................................................3. ............................................................................................................................14. Werden er om wille van uw huidige of toekomstige zorgbehoevendheidaanpassingswerken uitgevoerd in of aan uw woning? 1. Ja 2. Neen => ga naar vraag 16 8. Weet niet => ga naar vraag 16 9. Geen antwoord => ga naar vraag 1615. Zo ja, welke veranderingen of aanpassingen gebeurden er? Vermeld ooktelkens wanneer deze gebeurden, wat er de kostprijs van was en of uhier<strong>voor</strong> eventuele financiële vergoedingen kreeg.Aanpassing Datum (mm/jj) Totale kostprijs Vergoeding


257Nu gaan we verder met vragen over uw studies en uw eventuele beroep.16. Welk is het hoogste opleidingsniveau dat u met succes hebt beëindigd? 1. Lager onderwijs (met inbegrip van 7de en 8ste jaar) 2. Lager middelbaar onderwijs 3. Hoger middelbaar onderwijs 4. Hoger onderwijs buiten de universiteit 5. Universitair onderwijs 6. Ander, omschrijf: ......................................................................................................................................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord17. Heeft u vroeger betaalde arbeid verricht? Het gaat ook om arbeid zonderwettelijk statuut (bv. dienstmeid, schoonmaakster, hulp op de boerderij enz.) 1. Ja, met een officieel statuut 2. Ja, zonder officieel statuut 3. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord18. Welk was het beroep van u en van uw eventuele partner?Omschrijf zo nauwkeurig mogelijkuzelfPartner1. Arbeider ο ο2. Bediende ο ο3. Kaderlid ο ο4. Ambtenaar ο ο5. Zelfstandige ο ο6. Beoefenaar van een vrij beroep ο ο7. Helper zelfstandige ο ο8. Ander statuut, vul in ……………………. …………………….9. Geen beroep ο ο88. Weet niet ο ο99. Geen antwoord ο ο00. Niet van toepassing (heb geen partner) ο


258De volgende vragen hebben betrekking op uw contacten met uw eventuelekinderen, buren en andere kennissen of familieleden.19. Hoeveel kinderen heeft u ooit gehad? (Het gaat zowel om eigen kinderen,stiefkinderen, adoptiekinderen als pleegkinderen)Invullen: aantal.................................................................................................Indien 0: ga naar vraag 2220. Hoeveel kinderen zijn hiervan op vandaag nog in leven? Het gaat zowel om eigen kinderen,stiefkinderen, adoptiekinderen als pleegkinderen?Invullen: aantal...........................................................................................................................Indien 0: ga naar vraag 2221. Op hoeveel km afstand van hier woont het dichtstbijwonende kind?Invullen: …………….km


25922. Sociaal netwerk, (Lubben Social Network Scale LSNS)VragenAntwoordcategorieënWeet ntantwGn1. Hoeveel familieleden zie of hoor je minstens eenmaal/maand?0= Nul 1= Eén 2= Twee 3= Drie of vier 4= Vijf tot acht 5= Negen of meer ο ο2. Vertel me eens over het familielid met wie je het meest contact hebt. Hoe vaak zie of hoor je deze persoon?0= < Maandelijks 1= Maandelijks 2= Paar keren/md 3= Wekelijks 4= Paar keren/wk 5= Dagelijks ο ο3. Met hoeveel familieleden heb je een hechte band? Dit wil zeggen: je er bij op je gemak voelen, over persoonlijke zaken kunnen praten of beroepkunnen op doen <strong>voor</strong> steun?0= Nul 1= Eén 2= Twee 3= Drie of vier 4= Vijf tot acht 5= Negen of meer ο ο4. Heb je vrienden met wie je een hechte band hebt? Dit wil zeggen vrienden, kennissen, buren,.. bij wie je je op je gemak voelt, over persoonlijke zakenkan praten of op wie je beroep kan doen <strong>voor</strong> steun? Zo ja, hoeveel?0= Neen, nul 1= Eén 2= Twee 3= Drie of vier 4= Vijf tot acht 5= Negen of meer ο ο5. Hoeveel van deze vrienden zie of hoor je ten minste eenmaal per maand?0= Geen, nul 1= Eén 2= Twee 3= Drie of vier 4= Vijf tot acht 5= Negen of meer ο ο6. Vertel me eens over de vrienden met wie je het meeste contact hebt. Hoe vaak zie of hoor je deze persoon?0= < Maandelijks 1= Maandelijks 2= Paar keren/md 3= Wekelijks 4= Paar keren/wk 5= Dagelijks ο ο7. Wanneer jij een belangrijke beslissing moet nemen, heb je dan iemand om erover te praten?0= Neen, nooit 1= Zelden 2= Soms 3= Dikwijls 4= Heel dikwijls 5= Altijd ο ο8. Waneer andere mensen die jij kent een belangrijke beslissing moeten nemen, spreken ze er dan met jou over?0= Neen, nooit 1= Zelden 2= Soms 3= Dikwijls 4= Heel dikwijls 5= Altijd ο ο9. Zijn er mensen die er op vertrouwen dat je alle dagen iets doet <strong>voor</strong> hen?Indien ‘neen’, ga naar vraag 10 Indien ‘ja’, scoor ‘5’ en ga naar vraag 11 ο ο10. Help je iemand met zaken zoals winkelen, het invullen van formulieren enz.. ?0= Neen, nooit 1= Zelden 2= Soms 3= Dikwijls 4= Heel dikwijls 5= Altijd ο οVraag 11 niet te stellen: zie antwoord vraag 711. Woon je alleen of met woon je met andere mensen? (inclusief aangetrouwde familieleden)0= Woon alleen 1= Woon samen met anderen, mr gnfamilieleden of vrienden4= Woon met familieleden (anderedan echtg.) of vrienden5= Woon met echtgenootοο


260Om een kostenstudie te doen, moeten we ook over gegevens beschikken van definanciële situatie van u en uw partner. Daarom stellen we ook hierover vragen.23. Over welk inkomen beschikt u en uw eventuele partner op het ogenblik?UzelfPartner1. Geen eigen inkomen ο ο2. Pensioen, brugpensioen, overlevingspensioen ο ο3. Inkomen uit ziekte of invaliditeit ο ο4. Bijkomende toelage <strong>voor</strong> arbeidsongeval ο ο5. Inkomen mindervaliden (inkomensvervangende tegemoetkoming,integratietegemoetkoming, hulp aan bejaarden, hulp aan derden)οο6. Gewaarborgd inkomen of bestaansminimum ο ο7. Inkomen uit vermogen (huur, beleggingen) ο ο8. Inkomen uit arbeid ο ο9. Werkloosheidsvergoeding ο ο10. Tegemoetkoming van het OCMW ο ο11. Zorgverzekering (mantel- en thuiszorg) ο ο12. Thuiszorgpremie (gemeente, mutualiteit) ο ο13. Giften, schenkingen: specificeer: …………………………….. ο ο14. Ander: Specificeer: ……………………………………………… ο ο88. Weet niet ο ο99. Geen antwoord ο ο00. Niet van toepassing (heb geen partner) ο24. Kan u aangeven tussen welke bedragen uw maandelijks netto-inkomenschommelt? (enkel het maandelijks inkomen van de cliënt aanduiden) 1. < dan 500€/mnd (< 20.170,-BEF/mnd) 2. 500€/mnd - 650€/mnd (20.170,-BEF/mnd – 26.221,-BEF/mnd) 3. 650€/mnd - 800€/mnd (26.221,-BEF/mnd – 32.272,-BEF/mnd) 4. 800€/mnd - 950€/mnd (32.272,-BEF/mnd – 38.323,-BEF/mnd) 5. 950€/mnd - 1100€/mnd (38.323,-BEF/mnd – 44.374,-BEF/mnd) 6. 1100€/mnd - 1250€/mnd (44.374,-BEF/mnd – 50.425,-BEF/mnd) 7. > 1250 €/mnd (> 50.425,-BEF/mnd) 8. Weet niet 9. Geen antwoord


25. Indien u een inwonende partner/echtgenoot hebt, tussen welke bedragenschommelt het maandelijks netto-inkomen van uw partner? 1. < dan 500 €/mnd (< 20.170,-BEF/mnd) 2. 500 €/mnd - 650 €/mnd (20.170,-BEF/mnd – 26.221,-BEF/mnd) 3. 650 €/mnd - 800 €/mnd (26.221,-BEF/mnd – 32.272,-BEF/mnd) 4. 800 €/mnd - 950 €/mnd (32.272,-BEF/mnd – 38.323,-BEF/mnd) 5. 950 €/mnd - 1100 €/mnd (38.323,-BEF/mnd – 44.374,-BEF/mnd) 6. 1100 €/mnd - 1250 €/mnd (44.374,-BEF/mnd – 50.425,-BEF/mnd) 7. > dan 1250 €/mnd (> 50.425,-BEF/mnd) 8. Weet niet 9. Geen antwoord 0. Niet van toepassing (geen inwonende partner)26. Tot welk verzekeringsstelsel behoort u?ο 1. Gewone rechthebbende (loontrekkenden, overheidspersoneel)ο 2. WIGW met <strong>voor</strong>keurstatuutο 3. Gewone rechthebbende zelfstandigenο 4. WIGW zelfstandigenο 5. Ander: (vul in): ................................................................................................ 8. Weet niet 9. Geen antwoordDe volgende reeks van vragen hebben betrekking op uw (vrije)tijdsbesteding.27. Hoe vaak neemt u deel aan een activiteit van een vereniging <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>of zieken (bv. bond van gepensioneerden, ziekenzorg, dienstencentrum,..)? 1. Altijd 2. Regelmatig 3. Zelden 4. Nooit 8. Weet niet 9. Geen antwoord28. Hoe vaak neemt u deel aan de activiteiten van een andere vereniging (bv.fotoclub, handwerkclub,…)? 1. Altijd 2. Regelmatig 3. Zelden 4. Nooit 8. Weet niet 9. Geen antwoord


262MEDISCHE ENZORGAFHANKELIJKHEIDSTOESTANDOm een zicht te hebben <strong>voor</strong> welke mensen de videofoniedienst zinvol kan zijn,gaan we u nu wat vragen stellen over uw medische toestand en de eventuelebeperkingen die door uw toestand ontstonden.29. Wat is uw belangrijkste gezondheidsaandoening (één aanduiden) en watzijn uw andere gezondheidsaandoeningen (meerdere aanduiden kan).GezondheidsaandoeningBelangrijkste(één)Andere(meerdere kan)1. Artritis, reuma, gewrichtsklachten 2. Zenuwachtigheid, depressie, slaapstoornissen 3. Hoge bloeddruk, Bloedsomloopstoornissen in armen en benen, aderverkalking4. Rugpijn, ischialgie (‘sciatic’), lumbago 5. Hartkwalen 6. Ademhalingsstoornissen, longziekten 7. Spijsverteringsklachten, chronische maag- of darmklachten8. Spataderen, flebitis 9. Aandoeningen aan de urinewegen 10. Diabetes (suikerziekte) 11. Huidziekten 12. Ziekten van het zenuwstelsel (Parkinson, MS, Alzheimer,..)13. Andere, specificeer:___________________________________________________________________________________________________ 88. Weet niet 99. Geen antwoord 00. Niet van toepassing (geen gezondheidsaandoeningen)


Om een zicht te hebben op de gevolgen van deze gezondheidsklachten, stellenwe u vragen over activiteiten waarbij u moet antwoorden in welke mate u ze− nog alleen kan (score 0);− nog alleen, maar met moeite kan, bv. met hulpmiddelen, met veel tijd,.. (score 1);− enkel met gedeeltelijke hulp van andere persoon kan (score 2);− helemaal niet meer kan en u volledig op hulp van derden bent aangewezen (score 3).30. Huishoudelijke activiteitenActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Het onderhoud van uw woning De was De strijk Het doen van de boodschappen Het klaarmaken van de maaltijden De organisatie van het huishoudelijk werk 31. Lichamelijke verzorgingActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Zich wassen Zich kleden Zich verplaatsen binnenshuis Naar het toilet gaan De continentie Het eten en drinken 32. Sociaal levenActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Sociaal verlies Trouw te zijn aan therapie en gezondheidsregels De veiligheid in en om het huis Uw administratie Uw financiële verrichtingen + indien u een gezin heeft:De hygiënische verzorging van de kinderen De opvang van de kinderen


26433. Geestelijke gezondheid:− Komt niet <strong>voor</strong> (score 0);− Komt nu en dan <strong>voor</strong> (score 1);− Komt meestal <strong>voor</strong> (score 2);− Komt <strong>voor</strong>tdurend <strong>voor</strong> (score 3).Activiteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Desoriëntatie in de tijd Desoriëntatie in de ruimte Desoriëntatie in personen Niet-doelgericht gedrag Storende gedrag Initiatiefloos gedrag Neerslachtige stemming Angstige stemming Totaal Belscore (max.= 81 ptn.):…………..puntenNu stellen we u een aantal algemene vragen over de belasting van de mantelzorg.34. Moet er overdag <strong>voor</strong>tdurend of bijna <strong>voor</strong>tdurend iemand bij u aanwezigzijn?ο 1. Ja, om welke reden moet dit? ....................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, hoe lang kan u alleen blijven? ………… uur…………….minuten 8. Weet niet 9. Geen antwoord35. Moet er 's nachts iemand bij u aanwezig zijn?ο 1. Ja, om welke reden moet dit? ....................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord


36. Heeft u 's nachts verzorging nodig?ο 1. Zelden of nooitο 2. Somsο 3. Dikwijlsο 4. Iedere nacht of bijna iedere nacht, aantal keer: ........................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord37. Sinds wanneer bestaat deze zorgbehoevendheid, d.w.z. deze toestand zoalsu nu kan functioneren met uw beperkingen? Sinds:(invullen datum mm/jj):…………. 8. Weet niet 9. Geen antwoord38. Heeft u na correctie (= met bril, hoorapparaat,..) nog beperkingen van één of meerdere zintuigen?Score 1= Geen enkele beperkingScore 2 = Matige beperkingScore 3 = Ernstige beperkingZintuig Score 1 Score 2 Score 3Gezichtsvermogen Gehoor Spraak


266Bij de volgende vragen gaan we na wat u zelf van uw gezondheid vindt, en in welke mate u bepaalde activiteiten zelf kan uitvoeren.39. Medical Outcome Study SF 36AntwoordcategorieënVraag Weet nt Gn antw1. In het algemeen, hoe zou u uw gezondheid omschrijven?1= Excellent 2= Heel goed 3= Goed 4= Behoorlijk 5= Gebrekkig ο ο2. Vergeleken met een jaar geleden, hoe zou u uw gezondheid in het algemeen nu bepalen?1= veel beter nu dan een 2= Ietwat beter nu dan 3= Ongeveer hetzelfde 4= Ietwat slechter nu 5= Veel slechter nu danjaar geledeneen jaar geledennu als een jaar geleden dan een jaar geleden een jaar geledenοο3. De volgende vragen gaan over activiteiten die u gedurende een typische dag kan doen. Beperkt uw huidige gezondheidstoestand u in deze activiteiten, indien ja,hoeveel?1= Ja, heel ergbeperkend2= Ja, een beetjebeperkend3= Neen, nietbeperkenda. Krachtsintensieve activiteiten bv. lopen, zware objecten heffen,.. ο ο ο ο οb. Matig intensieve activiteiten bv. tafel verzetten, stofzuigerduwen,..ο ο ο ο οc. Boodschappen opheffen of dragen ο ο ο ο οd. Verschillende trappen omhoog gaan ο ο ο ο οe. Eén trap omhoog gaan ο ο ο ο οf. Voorover buigen, knielen of u bukken ο ο ο ο οg. Meer dan een 1,5 km wandelen ο ο ο ο οh. Verschillende straten ver gaan ο ο ο ο οi. Eén straat ver gaan ο ο ο ο οj. Uzelf wassen of aankleden => zie ook vraag 31 ο ο ο ο ο4. Had u gedurende de afgelopen 4 weken één van de volgende problemen met uw dagelijkse bezigheden door uw lichamelijke gezondheidstoestand?1= Ja 2= Neen Weet nt Gn antwa. Het aantal uren dat u besteed aan dagelijkse activiteiten moeten verminderen ο ο ο οb. Minder voltooien dan u zou willen ο ο ο οc. Beperkt zijn in de aard van dagelijkse activiteiten ο ο ο οd. Moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten ο ο ο οWeet ntGn antw


5. Had u gedurende de afgelopen 4 weken één van de volgende problemen met uw dagelijkse bezigheden door uw eventuele emotionele problemen?1= Ja 2= Neen Weet nt Gn antwa. Het aantal uren dat u besteed aan dagelijkse activiteiten moeten verminderen ο ο ο οb. Minder voltooien dan u zou willen ο ο ο οc. Dagelijkse activiteiten minden nauwkeurig uitvoeren dan gewoonlijk ο ο ο ο6. In welke mate hebben uw lichamelijke gezondheidstoestand of uw emotionele problemen gedurende de afgelopen 4 weken uw normale activiteitenmet familie, vrienden, buren of verenigingen gehinderd?1= Helemaal niet 2= Enigszins 3= Matig 4= Behoorlijk wat 5= Heel erg ο ο7. Hoeveel lichamelijke pijn hebt u de afgelopen 4 weken gehad?1= Geen 2= Heel weinig 3= Weinig 4= Matig 5= Veel 6= Heel veel ο ο8. Werden gedurende de afgelopen 4 weken uw dagelijkse bezigheden gehinderd door pijn?1= Helemaal niet 2= Enigszins 3= Matig 4= Behoorlijk wat 5= Heel erg ο ο9. Volgende vragen gaan over hoe u zich voelt en hoe het de afgelopen 4 weken met u ging. Hoeveel van de tijd gedurende de afgelopen 4 weken……..?1= Heelde tijd2= Bijnaheel de tijd3= Grootdeel v/d tijd4=Behoorlijk wat v/dtijd5= Beetjev/d tijd6= Nietsv/d tijdWeet nta. Voelde u zich levenslustig? ο ο ο ο ο ο ο οb. Was u zenuwachtig? ο ο ο ο ο ο ο οc. Voelde u zich zo in de put dat nietsο ο ο ο ο ο ο οu kon opbeuren?d. Voelde u zich kalm en tevreden? ο ο ο ο ο ο ο οe. Had u heel wat energie? ο ο ο ο ο ο ο οf. voelde u zich teneergeslagen enο ο ο ο ο ο ο οGn antwmoedeloos?g. Voelde u zich afgemat? ο ο ο ο ο ο ο οh. Was u een gelukkig iemand? ο ο ο ο ο ο ο οi. Voelde u zich moe? ο ο ο ο ο ο ο ο10. Gedurende de afgelopen 4 weken, hoeveel van uw tijd heeft uw lichamelijke gezondheidstoestand of emotionele problemen u gehinderd bij uw sociale activiteiten?1= Heel detijd2= Bijna heel detijd3= Groot deelv/d tijd11. Hoe waar of hoe onwaar is elk van de volgende stellingen <strong>voor</strong> u?4= Behoorlijk watv/d tijd5= Een beetjev/d tijd6= Niets v/dtijdοο


2681= Helemaalwaar2= Meestalwaar3= Meestalonwaar4= HelemaalonwaarWeet nta. Ik lijk gemakkelijker ziek te wordendan anderen.ο ο ο ο ο οb. Ik ben even gezond als iedereen dieik ken.ο ο ο ο ο οc. Ik verwacht dat mijngezondheidstoestand zalο ο ο οverslechteren.d. Mijn gezondheid is prima. ο ο ο ο ο οGn antw


269Tot slot van deze vragen over uw gezondheid, willen we enkele vragen stellenom te zien hoe het zit met uw geheugen.40. Abbreviated Mental Test Score (AMT)VraagAntwoord Correct Weet nt Gn Antw1. Wat is uw leeftijd? _________ ο ο ο2. Welk uur is het nu? _________ ο ο ο3. Onthoud volgend adres: steenstraat 52, Brugge4. Welke maand zijn we nu? _________ ο ο ο5. Welk jaar zijn we nu? _________ ο ο ο6. In welke gemeente zijn we hier? _________ ο ο ο7. Wat is uw geboortedatum? _________ ο ο ο8. Wanneer was WO I? _________ ο ο ο9. Wie is de huidige koning? _________ ο ο ο10. Tel in omgekeerde volgorde van 20 tot 1 _________ ο ο ο3. Geef het adres dat u diende te onthouden _________ ο ο οTotaal correcte antwoorden/10


270INVENTARISATIE VAN DE KOSTEN EN DEGEBODEN HULPOm een zicht te hebben op de kosten die u hebt, zullen we u nu een aantal vragenstellen over uw gebruik van gezondheidszorgdiensten, -producten en de hulpdie u van uw familie of vrienden krijgt.We stellen u eerst vragen over de hulp die u krijgt van familie, buren of vrienden.41. Wie is de <strong>voor</strong>naamste verzorger? (hiermee bedoelen we het familielid, kennis, buur,.. die hetmeest <strong>voor</strong> de verzorging instaat of wanneer dit gelijk verdeeld is, diegene die de leiding neemt). 1. Partner 2. Kind 3. Schoonkind 4. Zus/broer 5. Ander familielid, omschrijf relatie: ............................................................................................. 6. Kennis/buur/vriend(in) 7. Iemand anders, omschrijf:........................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord 10. Niet van toepassing (er is geen <strong>voor</strong>naamste verzorger)42. Woont de <strong>voor</strong>naamste verzorger samen met u? 1. Neen, maar woont in de buurt (< 2 km) 2. Neen, woont verder af(> 2 km), aantal km: ................................................................................ 3. Ja, maar hij/zij woonde al bij mij van <strong>voor</strong> ik zorgbehoevend werd 4. Ja, hij/zij is bij mij komen inwonen toen ik zorgbehoevend werd 8. Weet niet 9. Geen antwoord 10. Niet van toepassing (er is geen <strong>voor</strong>naamste verzorger)Vervolgens willen we graag een aantal algemene gegevens weten van uweventuele partner en de <strong>voor</strong>naamste verzorger


27143. Welke is de leeftijd, het geslacht en de burgerlijke staat van de eventuelepartner en/of <strong>voor</strong>naamste verzorger?PartnerVoornaamsteverzorger, indienandere dan partnerLeeftijd ... jaar ... jaarGeslachtMan ο οVrouw ο οBurgerlijke staatGehuwd ο οSamenwonend ο οOngehuwd ο οWeduw(e)naar ο οGescheiden ο οGescheiden wonend van partner ο οWeet niet ο οGeen antwoord ο οNiet van toepassing (gn partner of <strong>voor</strong>naamste verzorger) ο ο44. Wat is de tewerkstellingssituatie van de eventuele partner en/of<strong>voor</strong>naamste verzorger?PartnerVoornaamste verzorger,indien andere dan partner1. Voltijds werkend ο ο2. Deeltijds werkend ο ο3. Werkloos ο ο4. In loopbaanonderbreking ο ο5. Verlof zonder wedde ο ο6. Palliatief verlof ο ο7. Gepensioneerd ο ο8. Op invaliditeit ο ο9. Huisvrouw/-man ο ο10. Andere, vul in: __________ _______________88. Weet niet ο ο99. Geen antwoord ο ο00. Nt vn toep. (gn partner of <strong>voor</strong>n. verzorger) ο ο


27245. Kreeg u de laatste 12 mndn hulp van uw <strong>voor</strong>naamste verzorger. Zo ja,welke is zijn tijdsbesteding <strong>voor</strong> uw verzorging en oppas? Zet een kruisjewanneer hij deze activiteit doet en geef daarna het aantal tijd dat hij er aanbesteed in minuten of uren /week (weekend inbegrepen). Verrekendagelijkse, maandelijkse of jaarlijkse activiteiten ook naar uren /week. Indiende activiteit niet door de <strong>voor</strong>naamste verzorger wordt gedaan, laat dan hetdesbetreffende item open.ο1. Ja, vul tabel aan:ActiviteitHygiënische verzorging ‘s morgens (toilet,aankleden, ...)Hygiënische verzorging ‘s avonds (toilet,uitkleden, ...)hulp bij verzorging tussendoorDuid aan indien hulp <strong>voor</strong> de activiteitvan de <strong>voor</strong>naamste verzorgerοοοTijdsbesteding inmin. of uren / weekhulp bij verpleging (medicamenten, verbanden,assistentie verpleegster, ...)hulp bij verplaatsingen binnenshuis (in/uit bed, naarhet toilet, ...)bereiden van de maaltijden (extra tijd nodig <strong>voor</strong> u)hulp bij het etenonderhoud ziekenkamer of woning (tijd toerekenen<strong>voor</strong> u)administratieve zaken regelen <strong>voor</strong> u, ...gezelschap (= actief bezig zijn met u): een babbel,samen iets doen, zich bezighouden met uw bezoektoezicht houden overdag d.i. het passief aanwezigzijn bij u overdag en alleen daar<strong>voor</strong>.Toezicht houden tijdens een andere activiteit (bv.tijdens het huishoudelijk werk)hulp ‘s nachtsboodschappen ten behoeve van u (tijd toerekenen<strong>voor</strong> de zieke)andere verplaatsingen t.b.v. u (bv. u ergens ophalen,uitleg gaan vragen, bezoeken mutualiteit, ...)U begeleiden bij verplaatsingen buitenshuis(bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> wandelingen, ...)allerlei klusjes doen (bv. het onderhoud van uwhuis, ...)andere, vul aan:οοοοοοοοοοοοοοοο


273ο2. Neen46. Kreeg u de laatste 12 maanden hulp van andere familieleden of kennissen,buren? Zo ja, van wie en <strong>voor</strong> welke activiteiten? Hoeveel minuten of urenwerden er globaal genomen per activiteit aan besteed?ο 1. Ja, vul tabel aan:Wie? (welke relatie met u?)ActiviteitTijdsbesteding inmin. of uren /weekο2. NeenIn dit deel van de vragenlijst, stellen we u vragen over het gebruik vanprofessionele gezondheidszorgdiensten- en <strong>voor</strong>zieningen.47. Krijgt u thuis hulp van volgende professionele (para)medische verzorgers? Zo ja, geef de redenaan en het aantal keren per maand dat u hulp krijgt (herbereken naar aantal keren per maand).ο1. Ja, vul tabel aan:Zet een kruisje indien hulp Organisatie RedenAantal keren /maandHuisarts (huisbezoek)Thuisverpleegkundige(huisbezoek)Kinesist (huisbezoek)Logopedist (huisbezoek)οοοοο2. Neen


27448. Krijgt u thuis hulp van volgende professionele niet-medische verzorgers (<strong>voor</strong> begeleiding,poetsen, huishoudelijke taken, gezelschap,.. )? Zo ja, geef de organisatie, de reden het aantal urenper maand dat u hulp krijgt (herbereken naar aantal uren per maand) en de kostprijs er van.ο1. Ja, vul tabel aan:Zet een kruisje indien hulp Organisatie RedenAantal u/mndBedrag/uurVergoeding (bv.mutualiteit) /uurErgotherapeutοMaatschappelijk werkerοPedicureοOppasοGezinsverzorgendeοPoetsdienstοο2. Neen49. Doet u buiten de bovengenoemde diensten of hulpverleners beroep op de hulp van andereprofessionelen zoals een kapster aan huis, privé-poetsvrouw, andere hulp i.v.m. het huis (bv.tuinman, klusjesman, ...)? Zo ja, van wie, <strong>voor</strong> welke diensten, gedurende hoeveel uren per maand(herbereken), tegen welke prijs/uur en krijgt u hier<strong>voor</strong> eventueel een vergoeding?ο1. Ja, vul tabel aan:Zet een kruisje indien hulp Organisatie RedenAantal u/mndBedrag/uurVergoeding (bv.mutualiteit) /uurKapsterοPrivé-poetsvrouwοTuinman, klusjesmanοAndere: ___________οAndere: ___________οο2. Neen50. Vindt u dat u voldoende professionele hulp hebt?ο 1. Jaο 2. Neen, indien neen? Wat ontbreekt er? (hulpverleners, meer uren): ................................................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord


27551. Bezocht u de afgelopen 12 maanden een hulpverlener (<strong>voor</strong> onderzoek,therapie, ...)? Zo ja, duid aan bij wie, het aantal bezoeken, de gemiddeldeduur (inclusief de verplaatsing-, de wachttijd,.. ), de reden en wie u hierbijeventueel meestal vergezelde.ο1. Ja, vul tabel aan:HulpverlenerAantalbezoekenDuur (incl. verpl.,wachttijd,.. )RedenWie vergezeldeHuisartsSpecialistKinesistAndere:__________________ο2. Neen52. Werd u de afgelopen 12 maanden <strong>voor</strong> meerdere dagen in eenverzorgingsinstelling of ziekenhuis opgenomen? (bv. <strong>voor</strong> onderzoek,therapie, sociale opname, kort verblijf rusthuis, hersteloord ...)? Zo ja, waar,hoe lang en welke reden. Wanneer u in een hersteloord was opgenomen,hadden we hiervan ook graag de totale verblijfsprijs geweten.ο1. Ja, vul tabel aan:ZiekenhuisAard instelling Aantal dagen Reden Totale verblijfsprijsVerzorgingsinstelling(ROB/RVT/PVT)HersteloordAndere: __________________ο2. Neen


27653. Maakte u de afgelopen 12 maanden gebruik van daghospitalisatie ofdag/nachtopvang of dagverzorging (d.w.z. van 's morgens tot 's avonds)? Zoja, geef de aard van de instelling, het aantal dagen en de reden.ο1. Ja, vul tabel aan:ZiekenhuisAard van de instelling Aantal dagen RedenVerzorgingsinstelling (ROB/RVT/PVT)Andere: _____________________ο2. NeenVervolgens stellen we u vragen over uw medicatie, uw gebruik vanverzorgingsmiddelen en andere hulpmiddelen.Gebruikt u medicatie? Zo ja, welke medicatie nam u de afgelopen maand, en watis de dosis en de prijs? (ook homeopathische middelen, vitamines, medischevoedingssupplementen uit de apotheek,..)ο 1. Ja, vul tabel aan:Naam productDosis/dag (als nt/d => omrekenen)Hoeveelheid/verpakkingTot. kostprijs/verpakkingRemgeld tot. verpakking(= wat u betaalt)ο2. Neen54. Geniet u nadien nog extra terugbetalingen hier<strong>voor</strong> (bv. korting apotheek,Bijzonder Solidariteitsfonds,..)? Zo ja, <strong>voor</strong> welke uitgaven en welk bedrag? 1. Ja, welke uitgaven en welk bedrag?.......................................................................................................................................................................................... 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord 10. Niet van toepassing (geen medicatie)


27755. Valt u onder de regeling van de maximumfactuur? Zo ja, welk is dan uwmaximumbedrag dat u per jaar als persoonlijk aandeel dient te betalen? 1. Ja, welk is uw maximumbedrag: ................................................................... 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord56. Worden er verzorgingsmiddelen (bv. incontinentiemat., kompressen,spuiten, sondagesets,..)gebruikt? Zo ja, welke? (enkel wat na gebruik wordtweggegooid en u zelf aankocht, niet wat verpleegkundige gratis meebracht).ο1. Ja, vul tabel aan:Soort (bv.incontinentiemateriaal)MerkVerbruik /dag(als nt =>omrekenen)Aantal/verpakk.Tot. kostpr./verpakk.Remgeld tot.verpakk.Plaatsaankoopο2. Neen57. Geniet u naderhand nog extra terugbetalingen <strong>voor</strong> deze uitgaven (bv.ziekenfonds, Vlaams Fonds, extra vuilzakken v/d gemeente,..)? Indien ja,<strong>voor</strong> welke uitgaven en <strong>voor</strong> welk bedrag? 1. Ja, <strong>voor</strong> welke uitgaven en welk bedrag?................................................................................................................................................................................. 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord 10. Niet van toepasing (geen verzorgingsmiddelen)


27858. Welke duurzame hulpmiddelen gebruikte u in de afgelopen 12 maanden(bv. toiletstoel, ziekenhuisbed, PAS, speciale matras, hulpmiddel om testappen, handgrepen in woning,..)? Hoe lang gebruikt u ze en wat is er dekost- of huurprijs van (waarborg niet meetellen)?ο1. Ja, vul tabel aan:HulpmiddelBeginmm/jjEindmm/jjKostprijs (incl.vervoerskost)Eventueelhuur /mndOrganisatie vanaankoopο2. Neen59. Krijgt u een terugbetaling <strong>voor</strong> deze uitgaven van bv. het ziekenfonds, hetVlaams Fonds,..? Indien ja, <strong>voor</strong> welke uitgaven en <strong>voor</strong> welk bedrag? 1. Ja, <strong>voor</strong> welke uitgaven en welk bedrag?............................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord 10. Niet van toepasing (geen hulpmiddelen)60. Zijn er meerkosten <strong>voor</strong> de voeding omwille van een dieet of specialevoeding? (bv. speciale boter, suikervrij gebak, zoutloos brood,.. )ο 1. Ja, welke voeding of dieet? ............................................................................Welke is daarvan de meerkost per week? ...................................................ο 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord61. Zijn er meerkosten <strong>voor</strong> voeding <strong>voor</strong> aan huis bestelde warmemaaltijden?ο 1. Ja, hoeveel maal per week? ...........................................................................Hoeveel betaalt u per maaltijd? ....................................................................ο 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord


279OUTCOME: ZELF GERAPPORTEERDE MENTALE,FYSIEKE EN SOCIALE TOESTAND, KWALITEITVAN LEVENNadat we vragen hebben gesteld over uw kosten en welke hulp u nodig heeft,stellen we nu een aantal vragen over hoe u zich voelt. We stellen u een aantalvragen die peilen naar het feit of u zich soms alleen of neerslachtig voelt en hoe uhet ouder worden beleeft.62. Eenzaamheid (Loneliness Scale)StellingJaMin ofmeerNeenWeetntGnantw1. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik ο ο ο ο οmet mijn dagelijkse probleempjes terecht kan2. Ik mis een echte goede vriend(in) ο ο ο ο ο3. Ik ervaar een leegte om mij heen ο ο ο ο ο4. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van ο ο ο ο οnarigheid kan terugvallen5. Ik mis gezelligheid om me heen ο ο ο ο ο6. Ik vind mijn kring van vrienden en kennissen te ο ο ο ο οbeperkt7. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kanο ο ο ο οvertrouwen8. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw ο ο ο ο οverbonden voel9. Ik mis mensen om me heen ο ο ο ο ο10. Vaak voel ik me in de steek gelaten ο ο ο ο ο11. Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijdbij mijn vrienden terechtο ο ο ο ο


28063. Algemene moraal (Philadelphia Geriatric Center Moral Scale PGCMS)Antwoordcategorieën Weet nt Gn antw.1. De dingen gaan moeilijker nu ik ouder Ja Neenword.ο ο2. Ik heb evenveel energie als ik vorig jaar Ja Neenhadο ο3. Hoe vaak voel je je eenzaam? Niet veel Vaak ο ο4. Kleine dingen ergeren me dit jaar meer. Ja Nee ο ο5. Ik zie mijn vrienden en familie voldoende Ja Nee ο ο6. Als je ouder wordt, ben je minder nuttig Ja Nee ο ο7. Als je zou kunnen wonen waar je wou, Hier Niet hierwaar zou je wonen?ο ο8. Ik pieker soms zoveel dat ik niet kan Ja Neenslapenο ο9. Bij het ouder worden gaan de dingen Beter Zelfde Erger……(vul in) als ik dacht dat ze zouden gaan.ο ο10. Ik vind soms dat het leven niet waard is Ja Neeom te leven.ο ο11. Ik ben nu even gelukkig dan als ik jonger Ja Neewas.ο ο12. De meeste dagen heb ik vanalles te doen Ja Nee ο ο13. Ik heb veel om verdrietig over te zijn. Ja Nee ο ο14. Mensen hadden het vroeger beter. Ja Nee ο ο15. Ik ben bang van vele dingen. Ja Nee ο ο16. Mijn gezondheid is.…zie vraag 39/1 Goed Niet zo goedMOSο ο17. Ik word nu meer boos dan ik gewoon Ja Neewas.ο ο18. Het leven is <strong>voor</strong> mij meestal moeilijk. Ja Nee ο ο19. Hoe tevreden ben je met je leven Tevreden Niet tevreden ο οvandaag?20. Ik neem de dingen zwaar op. Ja Nee ο ο21. Men moet de dag nemen zoals hij komt Ja Neeen geen zorgen maken over morgen.ο ο22. Ik geraak nogal gemakkelijk overstuur. Ja Nee ο ο


281VERWACHTINGEN VIDEOTELEFONIEIn dit laatste deel willen we nog enkele vragen stellen over hoe u en uw omgevingtegenover de dienst van videotelefonie staat en of u er tevreden over bent.Vragen <strong>voor</strong> de cliënt64. Waarom vroeg u de videotelefonie aan? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Plotse wijziging eigen GHtoestand (bv. na ZH-opname) 2. Langzame achteruitgang eigen GHtoestand/zelfredzaamheid 3. Plotse wijziging GHtoestand partner of belangrijkste verzorger 4. Langzame achteruitgang GHtoestand/zelfredzaamheid van partner ofbelangrijkste verzorger 5. Overlijden van partner of belangrijkste verzorger 6. Te weinig hulp thuis 7. Gevoelens van vereenzaming, sociale isolatie 8. Gevoelens van onveiligheid 9. Nergens terecht kunnen bij vragen over papieren, <strong>voor</strong>zieningen,… 10. Vriend(in)/familielid/buur heeft het ook en is erg enthousiast 11. Op aanraden vanuit omgeving (familie, huisarts, verpleegkundige,..) 12. Andere redenen, specificeer:.......................................................................... 88. Weet niet 99. Geen antwoord65. Wanneer iemand u het gebruik van het videotelefonietoestel heeftaangeraden (vorige vraag, antwoord 11), wie was dit dan? 1. (schoon/klein)-kinderen 2. Broers/zussen 3. Ander familielid 4. Vriend(in) 5. Buur 6. Andere niet professioneel, specificeer: ......................................................... 7. Huisarts 8. Thuisverpleegkundige 9. Sociaal werkster OCMW, mutualiteit, ziekenhuis 10. Gezinsverzorgende 11. Andere professionele hulpverlener, specificeer:......................................... 88. Weet niet 99. Geen antwoord 00. Niet van toepassing (toestel op eigen initiatief)


28266. Waren er ook overwegingen die u deden aarzelen om hetvideotelefonietoestel in huis te halen? 1. Ja, welke: a. Angst van apparaat, om het niet te kunnen bedienen, om ietskapot te doen b. Angst <strong>voor</strong> inmenging in de privacy, privé-leven c. Geen behoefte aan nog een extra hulpverlener d. Angst dat vrienden/kennissen/familie minder zoudenlangskomen e. Schrik dat u als zorgbehoevend of ziek zou worden bestempeld. f. Andere, specificeer: ............................................................................................................................................................................................. 2. Neen 8. Weet niet 9. Geen antwoord67. Wat denkt u dat <strong>voor</strong> u de meest positieve zaken zijn die de videotelefoon<strong>voor</strong> u met zich mee zal of kan brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-...........................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................68. En wat denkt u dat de meest negatieve zaken zijn die de videotelefonie metzich mee zal of kan brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................Frequentie en redenen van gebruik69. Hoe vaak denkt u dat u nu per week het toestel gebruikt en hoe lang? 1. Minder dan eenmaal /week, gemiddelde gespreksduur:......................... 2. Eén à twee keer, gemiddelde gespreksduur:............................................... 3. Drie à vier keer, gemiddelde gespreksduur: ............................................... 4. Dagelijks, gemiddelde gespreksduur: .......................................................... 5. Meer dan eenmaal/dag, gemiddelde gespreksduur:................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord


28370. Nu staat er geen beperking op hoe lang een gesprek duurt en hoe vaak uoproept. Wat zou u van een beperking in oproeptijd of een beperking inaantal keren per week vinden?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................71. Hoe lang vindt u dat een gesprek minimaal moet kunnen duren en hoe vaakvindt u dat u minimaal per maand moet kunnen oproepen?Minimaal…….…minutenMinimaal ……….keren/maand (indien /week => omrekenen)72. Momenteel kan u de hulpverlener in de Telesenior-centrale gedurende een20-tal uren per week oproepen. Vindt u dit voldoende, en waarom?ο 1. Ja, eerder teveel, reden:...............................................................................................................................................................................................................ο 2. Ja, voldoende, reden:...................................................................................................................................................................................................................ο 3. Neen, te weinig, reden: ...............................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord73. U kan nu zowel op <strong>voor</strong>middagen als namiddagen oproepen. Welk tijdstipis <strong>voor</strong> u het meest geschikt?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................74. Zou de Telesenior-centrale ook op andere momenten bereikbaar moetenzijn? (<strong>voor</strong>avond – avond – nacht – weekend-..) Zo ja, wanneer en waarom:zo neen, waarom niet?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................75. Denkt u dat het seizoen meespeelt in de mate waarin u het toestel gebruikt,en waarom? (bv. winter vs zomer?)................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


28476. Voor wat denkt u dat u het toestel <strong>voor</strong>al zal gebruiken? 1. Contact met de verpleegkundige <strong>voor</strong> een babbel; 2. Informatie- en advies i.v.m. financiële, administratieve zaken, wonen,.. 3. Begeleiding van gezondheid (bv. medicatie), psychosociaal welzijn(bv. begeleiding rouwproces),… ; 4. Gesprekken van uw prof. thuisverzorgers met vpk. van Telesenior; 5. Andere, specificeer: ......................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord77. Hebt u een personenalarmtoestel (PAS)? 1. Ja, sinds:......................................................=> ga naar volgende vraag (79) 2. Neen => ga naar volgende deel over ‘initatief tot oproep’ 8. Weet niet 9. Geen antwoord78. Wat zou u er van vinden als beide systemen geïntegreerd werden? Metandere woorden: wanneer u slechts één toestel had waarmee u zowelnoodoproepen kon doen als oproepen naar de Telesenior-centrale?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................79. Als er bij het PAS-toestel ook een beeldverbinding was bijgeweest toe ubesloot een PAS-toestel te nemen, zou u dan om die reden geaarzeld hebbenom het toestel aan te schaffen en waarom? 1. Ja, reden:............................................................................................................ 2. Neen, reden:...................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord


285De volgende vragen gaan over het initiatief tot oproep80. Nu kan de Telesenior-hulpverlener enkel door u worden opgeroepen. Zou uhet ook zinvol vinden als de verpleegkundige zelf u zou kunnen oproepenen waarom of in welke situaties? (Belangrijk: een <strong>voor</strong>waarde is dan wel datde set-top-box blijft aanstaan en het Tv-toestel in stand-by staat.)ο 1. Ja, reden/welke situaties: .......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden/welke situaties:.................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord81. Wanneer de Telesenior-hulpverlener zelf u kan oproepen, kan dit opverschillende manieren gebeuren. Wat vindt u dat noodzakelijk moet<strong>voor</strong>zien worden en waarom? (lijstje afgaan en laten antwoorden)ο 1. Enkel zelf oproepen in uitzonderlijk situaties (bv. al weken nietsgehoord van u,..), reden:.............................................................................................................................................................................................................ο 2. Zelf oproepen kan op geregelde tijdstippen, maar enkel wanneer op<strong>voor</strong>hand het tijdstip werd afgesproken, reden:.....................................................................................................................................................................ο 3. Zelf oproepen kan op geregelde tijdstippen, maar enkel wanneer uzelfkan beslissen of u de oproep al dan niet zal aanvaarden, reden: .........................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoordο 10. Niet van toepassing, vindt dat initiatief tot oproep volledig bij cliëntmoet liggen82. Wat zou je nu verkiezen: zoals nu een centrale die steeds bereikbaar is ennaarwaar je steeds kan oproepen zonder beperkingen, of een centrale dieenkel op afspraak bereikbaar is op bepaalde momenten in de week (zoalsbv. het spreekuur van een dokter of sociaal assistant) en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


28683. Als u de verpleegkundige oproept ziet zij een gedeelte van de woonkamer.Hebt u er moeite mee op te roepen als de woonkamer niet in orde is?ο 1. Ja, heel ergο 2. Ja, een beetjeο 3. Neen, niet zo veelο 4. Neen, helemaal nietο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord84. Zijn er bepaalde onderwerpen waarover u met de Telesenior-hulpverlenerniet of moeilijk kan praten? Zo ja, welke, en waarom? 1. Ja, reden:............................................................................................................ a. Familiale problemen b. Emotionele problemen c. Gezondheidsproblemen d. Andere: .................................................................................................................................................................................................................. 2. Neen, reden:...................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord85. Vindt u het noodzakelijk om de Telesenior-hulpverlener ook regelmatig inlevende lijve te zien en waarom? (bv. door een huisbezoek,ontmoetingsnamiddag in dienstencentrum,..)....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................86. Aan welke eisen moet <strong>voor</strong> u een hulpverlener van de centrale voldoen enwaarom (bv. inzake opleiding, <strong>voor</strong>komen, leeftijd, capaciteiten,…)?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................87. Ondervindt u een verschil tussen een persoonlijk gesprek met een persoonthuis (in levende lijve) en een gesprek met een persoon via de videofoon enwaarom (niet)? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ 2. Neen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord


28788. En ondervindt u een verschil tussen een gesprek via de telefoon en eengesprek met een persoon via de videofoon en waarom (niet)? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ 2. Neen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord89. Er bestaan ook telefoontoestellen met een klein scherm waarop je de persoonaan de ander kant van de lijn kan zien. In welke mate vindt u het belangrijkom de Telesenior-hulpverlener op een groot scherm, met name uw Tv, tezien, en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................90. Zouden er met dit systeem nog andere diensten dan de huidige kunnen /moeten aangeboden worden. Zo ja, welke en welke eventueel niet? (zelf wataanbrengen indien cliënt er weinig zicht op heeft, aanduiden welke suggesties spontaangezegd werden) 1. Ja, welke? a. Bestellen van medicatie b. Boodschappenservice, telewinkelen c. Telebankieren d. Noodoproepen, met koppeling aan PAS e. Videodag/nachtoppas (camera houdt toezicht tijdens deafwezigheid van uw mantelzorger, continu of met tussenpozen) f. Telemonitoring: meten en doorsturen van gegevens over uwGHtoestand (bv. infusietherapie, bloeddruk, suikerwaarden) g. Contact met andere <strong>ouderen</strong> of familie h. Contact met een deskundige tijdens een vragenuurtje ( metmaatschappelijk werker, jurist, diëtist) i. Het kunnen verkrijgen van informatie over uw bepaaldeaandoening bv. video over gezonde voeding,.. j. anderen, vul aan:.................................................................................... 2. Neen, waarom niet: ..................................................................................................................................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord


288Vervolgens stellen we u een aantal vragen over de organisatie van Telesenior.91. Was na de installatie van het videotelefonietoestel de werking van hettoestel en de dienstverlening van Telesenior duidelijk? (voldoende uitleg,duidelijke gebruiksaanwijzing,..) Zo neen, wat zou er bij de installatiemoeten gebeuren opdat de werking en de dienstverlening duidelijk zou zijn? 1. Ja, helemaal duidelijk 2. Ja, min of meer duidelijk. Wat kan er beter: ........................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 3. Neen, slechts beperkt duidelijk. Wat kan er beter: ............................................................................................................................................................................................................................................................................................. 4. Neen, helemaal niet duidelijk. Wat kan er beter:................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 8. Weet niet 9. Geen antwoord92. Momenteel is de installatie, de huur en het onderhoud van het toestel gratis.Als u nu in rekening neemt wat het toestel u te bieden heeft, zou u hier daneen financiële bijdrage <strong>voor</strong> willen betalen en waarom (niet)? Zo ja, hoeveelper maand en/of hoeveel per keer?ο 1. Neen, ik wil er niets <strong>voor</strong> betalen, reden:.............................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Ja, ik wil <strong>voor</strong> deze dienst …….euro(BEF)/maand betalen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................................................ο 3. Ja, ik wil <strong>voor</strong> deze dienst …..euro (BEF)/keer betalen, reden:........................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoordVervolgens stellen we u nog enkele vragen of het toestel u helpt om langerzelfstandig te kunnen blijven wonen.93. Heeft u ooit de verhuis naar een rusthuis overwogen?ο 1. Jaο 2. Neen => ga naar vraag 91ο 8. Weet niet => ga naar vraag 91ο 9. Geen antwoord => ga naar vraag 91


28994. Zo ja, waarom ging de verhuis dan uiteindelijk niet door?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord95. Staat u op de wachtlijst van een rusthuis, RVT of serviceflat? Zo ja, waarom?ο 1. Ja, reden:....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neenο 8. Weet nietο 9. Geen antwoordVervolgens leggen we u een aantal stellingen <strong>voor</strong>, waarbij we uw tevredenheidover de videotelefonie nagaan96. Op deze stellingen over videotelefonie dient u te antwoorden met in welkemate u er akkoord mee bent. (‘Kaiser Permanente Tele-home Health’ tevredenheidsvragenlijst)StellingAntwoordmogelijkhedenHelemaal Akkoord Noch akk./ Niet Helemaal nt Weet nt Gn antwakkoordnoch nt akk. akkoord akkoord1. Ik waardeer het hebben van het videotelefoniesysteem in mijn huisο ο ο ο ο ο ο2.Ik vertrouw op de mogelijkheid van de verpleegkundige om mijn gezondheidstoestand op tevolgen door het gebruik van het videotelefoniesysteemο ο ο ο ο ο ο3.Ik voel me goed bij het bespreken van persoonlijke problemen met de verpleegkundige doorhet gebruik van het videotelefoniesysteemο ο ο ο ο ο ο4.Ik krijg voldoende persoonlijke zorg en aandacht van de verpleegkundige door het gebruikvan het videotelefoniesysteemο ο ο ο ο ο ο5. De oproepen via het videotelefoniesysteem zijn geschikt <strong>voor</strong> mij.ο ο ο ο ο ο ο6.De oproepen via het videotelefoniesysteem laten een permanente toegang tot deverpleegkundige toe.ο ο ο ο ο ο ο


29097. We leggen u opnieuw een lijst met stellingen <strong>voor</strong>. Ook hier dient u teantwoorden in welke mate u er akkoord mee bent. We vragen u hier echterook waarom (‘Gebruikerstevredenheid PAS’, Wouters e.a.).²&StellingAntwoordmogelijkhedenHelemaal Akkoord Noch akk./ Niet Helemaal nt Weet nt Gn antwakkoordnoch nt akk. akkoord akkoord1. Ik kan langer thuis blijven wonen dankzij het videotelefoniesysteemο ο ο ο ο ο οReden:2. Meer senioren zouden gebruik moeten maken van het videotelefoniesysteemο ο ο ο ο ο οReden:3. Met het gebruik van het videotelefoniesysteem heb ik andere mensen minder nodig.ο ο ο ο ο ο οReden:4. Het videotelefoniesysteem is enkel nuttig <strong>voor</strong> mensen die alleen wonen.ο ο ο ο ο ο οReden:5. Het bezit van het videotelefoniesysteem, maakt mij duidelijk dat ik zorgbehoevend ben.ο ο ο ο ο ο οReden:6. Bij het videotelefoniesysteem is het beeld een belangrijke meerwaarde.ο ο ο ο ο ο οReden:7. Met het videotelefoniesysteem voel ik me veiliger.ο ο ο ο ο ο οReden:8. Er wordt te weinig bekendheid gegeven aan het videotelefoniesysteem.ο ο ο ο ο ο οReden:9. Het bezit van het videotelefoniesysteem doet vrienden en familie minder vaak bij me langskomen.ο ο ο ο ο ο οReden:10. Senioren hoeven niet zelf te betalen <strong>voor</strong> het videotelefoniesysteem.ο ο ο ο ο ο οReden:11. Videotelefonie is overbodig <strong>voor</strong> mensen die een goed contact hebben met buren, kinderen,..ο ο ο ο ο ο οReden:


29198. Vindt u het toestel gebruiksvriendelijk? Dit wil bv. zeggen: een eenvoudigte begrijpen afstandsbediening, duidelijke teksten op het scherm, eenvoudigeknoppen op het toestel, gemakkelijk te bedienen,… 1. Ja, reden:.................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 2. Min of meer, reden: ................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 3. Neen, reden:.............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord99. Wat vindt u van de kwaliteit van het beeld en het geluid, en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................100. Wat vindt u van het uitzicht van het toestel (set-top-box, camera enafstandsbediening) en waarom? (afmetingen, vorm, kleur, gewicht,...) 1. Goed, reden: ............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 2. Matig, reden:............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 3. Niet goed, reden:...................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 8. Weet niet 9. Geen antwoord


292Vragen <strong>voor</strong> familie of mantelzorger101. Wat denkt u dat de drie meest positieve zaken zijn die de videotelefoon<strong>voor</strong> u of de oudere met zich mee zal brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord102. En welke zijn volgens u daarentegen de drie meest negatieve zaken die devideotelefoon <strong>voor</strong> u of <strong>voor</strong> de oudere met zich mee zal of kan brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord103. Denkt u dat de videotelefonie kan bijdragen om uw familielid langerzelfstandig thuis te laten wonen en waarom?ο 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden:..................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord104. Denkt u dat u uw hulp of bezoeken na de installatie van het Teleseniorsysteemnu minder nodig zijn dan <strong>voor</strong>dien, en waarom (niet)?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................105. Denkt u dat u uw aantal bezoeken, telefonische contacten zal verminderennu dat u weet dat de oudere kan beroep doen op een hulpverlerner vanTelesenior? Waarom (niet)?........................................................................................................................................................................................................................................................


293106. Vindt u het noodzakelijk dat uw familielid de Telesenior-hulpverlener ookregelmatig in levende lijve te ziet en waarom? (bv. door een huisbezoek,ontmoetingsnamiddag in dienstencentrum,..)....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................107. Zijn de openingsuren van de Telesenior-centrale u bekend? Zo ja, wat vindtu daarvan. Zo neen, hoe vindt u dit een probleem?ο 1. Ja, bevindingen:ο 1. Over het totaal aantal uren (20u):......................................................................................................................................................................ο 2. Over het tijdstip (vm of nm):..............................................................................................................................................................................ο 2. Neen, is dit een probleem? .........................................................................................................................................................................................................ο 9. Geen antwoord108. Roept u al eens op met de Telesenior-hulpverlener, een waarom (niet)?ο 1. Ja, dikwijls, reden:........................................................................................................................................................................................................................ο 2. Ja, soms, reden:.............................................................................................................................................................................................................................ο 3. Neen, nooit, reden: .......................................................................................................................................................................................ga naar vraag 112ο 8. Weet niet => ga naar vraag 112ο 9. Geen antwoord => ga naar vraag 112109. Ondervindt u een verschil tussen een persoonlijk gesprek met een persoonthuis (in levende lijve) en een gesprek met een persoon via de videofoon enwaarom (niet)? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ 2. Neen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord


294110. En ondervindt u een verschil tussen een gesprek via de telefoon en eengesprek met een persoon via de videofoon en waarom (niet)? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ 2. Neen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord111. Er bestaan ook telefoontoestellen met een klein scherm waarop je de persoonaan de ander kant van de lijn kan zien. In welke mate vindt u het belangrijkom de Telesenior-hulpverlener op een groot scherm, met name uw Tv, tezien, en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................112. Vindt u dat u als familielid/belangrijkste verzorger voldoende betrokkenbent (geweest) bij de aansluiting van uw familielid bij Telesenior?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................113. Zouden er <strong>voor</strong> de oudere met dit systeem nog andere diensten dan dehuidige kunnen / moeten aangeboden worden. Zo ja, welke? 1. Ja, welke? a. Bestellen van medicatie b. Boodschappenservice, telewinkelen c. Telebankieren d. Noodoproepen, met koppeling aan PAS e. Videodag/nachtoppas (camera houdt toezicht op de ouderetijdens de afwezigheid van de partner of mantelzorger, continu ofmet tussenpozen) f. Telemonitoring: meten, en doorsturen van gegevens over degezondheidstoestand (bv. infusietherapie, bloeddruk,suikerwaarden) g. Contact met andere <strong>ouderen</strong> of familie h. Contact met een deskundige tijdens een vragenuurtje ( metmaatschappelijk werker, jurist, diëtist) i. Het kunnen verkrijgen van informatie over uw bepaaldeaandoening bv. video over gezonde voeding,.. j. anderen, vul aan:....................................................................................


295 2. Neen, reden:.............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord114. Momenteel kan de Telesenior-centrale enkel door uw familielid zelf wordenopgeroepen. Zou u het ook zinvol vinden als de hulpverlener vanTelesenior zelf uw familielid zou kunnen oproepen en waarom of inwelke situaties? Belangrijk: een <strong>voor</strong>waarde is dan wel dat de set-top-boxblijft aanstaan en het Tv-toestel in stand-by staat.ο 1. Ja, reden/welke situaties: .......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden/welke situaties:.................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord115. Wanneer de Telesenior-hulpverlener zelf kan oproepen, kan dit opverschillende manieren gebeuren. Wat vindt u dat noodzakelijk moet<strong>voor</strong>zien worden en waarom? (lijstje afgaan en laten antwoorden)ο 1. Enkel zelf oproepen in uitzonderlijk situaties (bv. al weken nietsgehoord van uw familielid,..), reden:........................................................................................................................................................................................ο 2. Zelf oproepen kan op geregelde tijdstippen, maar enkel wanneer op<strong>voor</strong>hand het tijdstip werd afgesproken, reden:.....................................................................................................................................................................ο 3. Zelf oproepen kan op geregelde tijdstippen, maar enkel wanneer uwfamilielid kan beslissen of hij/zij de oproep al dan niet zalaanvaarden, reden: ......................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoordο 10. Niet van toepassing, vindt dat initiatief tot oproep volledig bij cliëntmoet liggen116. Is er nog iets dat u over het Telesenior-systeem of de dienstverlening zouwillen zeggen?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


296Vragen <strong>voor</strong> professionele thuisverzorger van betrokkene => zie ookbevraging denktank - sit’sTe bevragen via: 1. Telefonische vraag <strong>voor</strong> interview (via leidinggevende), 2. Info via post overmogelijkheden van videotelefonie i.v.m. het specifieke gezondheidsdomein van de professionelethuisverzorger, 3. Interview van betrokken hulpverlener (adressen te bekomen via aanmeldingsformuliernieuwe cliënt)117. Wat denkt u dat de drie meest positieve zaken zijn die de videotelefoon<strong>voor</strong> uw cliënt met zich mee zal of kan brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................118. En wat denkt u dat de drie meest negatieve zaken zijn die de videotelefoniemet zich mee zal of kan brengen <strong>voor</strong> uw cliënt?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................119. Denkt u dat de videotelefonie kan bijdragen om uw cliënt langerzelfstandig thuis te laten wonen?ο 1. Ja, reden:....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden:..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord


297120. Denkt u dat door het gebruik van ICT <strong>ouderen</strong> meer geïsoleerd zullenworden, waarom (niet)?ο 1. Ja, reden:................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden:..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord121. Denkt u dat de videotelefonie uw hulpverlening bij de cliënt thuis kanverbeteren? Waarom, waarom niet?ο 1. Ja, reden:....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden:..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord122. Zie je het mogelijk dat de Telesenior-hulpverlener de zorgcoördinatie opzich neemt van de cliënt, en waarom (niet)? En hoe ziet u dat dan praktisch,bv. m.b.t. het communicatieschriftje (vs. het elektronisch cliëntendossierTelesenior), het opstellen van het zorgenplan, het organiseren vanoverlegvergaderingen, het systematisch melden van door u vastgesteldeproblemen aan de hulpverlener van Telesenior?........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................123. Wat zijn volgens u nog mogelijkheden die de videotelefonie biedt in dethuiszorg?............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet niet


298ο9. Geen antwoord124. Denkt u dat volgende videotelefoniediensten een zinvolle aanvulling zoudenzijn <strong>voor</strong> uw cliënt en <strong>voor</strong> de thuiszorg in het algemeen, waarom/waaromniet?VideotelefoniedienstMeerwaardeJaNeen1.Bestellen van medicatieReden:οο2.Boodschappenservice, telewinkelenReden:οο3.TelebankierenReden:οο4.Noodoproepen, met koppeling aan PASReden:οο5.Videodag/nachtoppas (camera houdt toezicht op de oudere tijdens deafwezigheid van partner of mantelzorger, continu of met tussenpozen)Reden: ο ο6.Telemonitoring: meten, en doorsturen van gegevens over degezondheidstoestand van de oudere (bv. infusietherapie, bloeddruk,suikerwaardenReden:οο7.Contact met andere <strong>ouderen</strong> of familieReden:οο8.Contact met een deskundige tijdens een vragenuurtje (metmaatschappelijk werker, jurist, diëtist)Reden: ο ο9.Cliënt kan informatie verkrijgen over zijn aandoening bv. video overgezonde voeding,..Reden: ο ο10. Andere, vul aan:…………………………….. ο ο


299Reden:125. Wat zijn volgens u de ideale openingsuren van de Telesenior-centrale enwaarom (zowel wat betreft het aantal uren als het tijdstip)?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................126. Momenteel ligt het initiatief tot oproep bij uw cliënt. Zou het volgens u ookzinvol kunnen zijn als de Telesenior-hulpverlener zelf uw cliënt zou kunnenoproepen, en waarom en met welke afspraken (bv. uitdrukkelijketoestemming, enkel in noodgevallen, enkel na duidelijke afspraak, enkel metmogelijkheid <strong>voor</strong> cliënt om de oproep niet te aanvaarden,…)?............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................127. Momenteel is Telesenior een aparte dienst binnen de thuiszorg. Vindt u datdergerlijke dienstverlening ook kan geïntegreerd worden in een bestaandedienst en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................128. Is er nog iets dat u wil zeggen over de Telesenior?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................5.4 Vragen <strong>voor</strong> Telesenior-hulpverlener129. Wat is volgens u de meerwaarde die Telesenior of m.a.w. videotelefonie aan<strong>ouderen</strong> kan bieden?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


300130. En wat denkt u dat eventuele negatieve zaken zijn die de videotelefonie metzich mee zal of kan brengen?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................131. Wat kunnen volgens u mogelijke meerwaarden zijn van de integratie vanvideotelefonie in de zorgverlening, en waarom? (meerder aanduiden kan)(Seniorwatch) 1. Verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening, reden: ................................................................................................................................................. 2. Vermindering van de kosten, reden: ........................................................................................................................................................................................ 3. Beter dienstverlening aan rurale en gebieden en gebieden met eentekort aan bepaalde <strong>voor</strong>zieningen, reden:.............................................................................................................................................................................. 4. Mogelijkheid om sneller te reageren op noodgevallen, reden:............................................................................................................................................. 5. Verhoging van het aantal mogelijke cliënten, reden: ............................................................................................................................................................. 6. De mogelijkheid om nieuwe diensten aan te bieden, reden: ................................................................................................................................................132. De volgende stellingen gaan allemaal over het gebruik van ICT en deinteractie ervan met de cliënten. Geef aan in welke mate je akkoord gaat metde volgende stellingen en waarom (niet). (Seniorwatch)Stelling1. Door het gebruik van ICT kuunen<strong>ouderen</strong> meer onafhankelijk leven.Reden:HelemaalakkoordEerderakkoordEerdernietakkoordHelemaalnietakkoord 2. Het gebruik van ICT zorgt dat<strong>ouderen</strong> meer geïsoleerd worden.Reden: 3. De aanvaarding van ICT-gebaseerdesystemen is bij <strong>ouderen</strong> erg laagReden:


3014. De Pas-dienstverlening kan wordenuitgebreid met andere ICT.Reden: 5. De ICT-kennis in onze organisatie iserg klein.Reden: 6. Het gebruik van ICT kan dedienstverlening verbeteren.Reden: 133. Denkt u dat de videotelefonie kan bijdragen om uw cliënt langerzelfstandig thuis te laten wonen?ο 1. Ja, reden:....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Neen, reden:..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord134. In welke mate vindt u het belangrijk om de cliënt ook af en toe in ‘levendelijve’ te zien, en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................135. Als u de functie zorgbemiddeling of zorgcoördinatie op u neemt: hoe denktu dat u dan best kan samenwerken met de hulpverleners die aan huiskomen?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................136. Denkt u dat volgende videotelefoniediensten een zinvolle aanvullingzouden zijn <strong>voor</strong> uw cliënt en <strong>voor</strong> de thuiszorg in het algemeen,waarom/waarom niet?


302VideotelefoniedienstMeerwaardeJaNeen1.Bestellen van medicatieReden:οο2.Boodschappenservice, telewinkelenReden:οο3.TelebankierenReden:οο4.Noodoproepen, met koppeling aan PASReden:οο5.Videodag/nachtoppas (camera houdt toezicht op de oudere tijdens deafwezigheid van partner of mantelzorger, continu of met tussenpozen)Reden: ο ο6.Telemonitoring: meten, en doorsturen van gegevens over degezondheidstoestand van de oudere (bv. infusietherapie, bloeddruk,suikerwaardenReden:οο7.Contact met andere <strong>ouderen</strong> of familieReden:οο8.Contact met een deskundige tijdens een vragenuurtje (metmaatschappelijk werker, jurist, diëtist)Reden: ο ο9.Cliënt kan informatie verkrijgen over zijn aandoening bv. video overgezonde voeding,..Reden: ο ο10.Andere, vul aan:……………………………..Reden:οο137. Wat vindt u van de huidige openingsuren van de Telesenior-centrale en watzijn volgens u de ideale openingsuren en waarom (zowel wat betreft hetaantal uren als het tijdstip)?............................................................................................................................


303................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................138. Momenteel ligt het initiatief tot oproep bij uw cliënt. Zou het volgens u ookzinvol kunnen zijn als de Telesenior-hulpverlener zelf uw cliënt zou kunnenoproepen, en waarom en met welke afspraken (bv. uitdrukkelijketoestemming, enkel in noodgevallen, enkel na duidelijke afspraak, enkel metmogelijkheid <strong>voor</strong> cliënt om de oproep niet te aanvaarden,…)?............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................139. Vindt u dat u ‘vanop afstand’ aan goede hulpverlening kan doen en waarom(niet)?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................140. Ondervindt u een verschil tussen een gesprek via de telefoon en een gesprekmet een persoon via de videofoon en waarom (niet)? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ 2. Neen, reden:.................................................................................................................................................................................................................................. 8. Weet niet 9. Geen antwoord141. Er bestaan ook telefoontoestellen met een klein scherm waarop je de persoonaan de ander kant van de lijn kan zien. In welke mate vindt u het belangrijkom de cliënt op een groot scherm, met name de Tv, te zien, en waarom?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................142. Momenteel is Telesenior een aparte dienst binnen de thuiszorg. Vindt u datdergerlijke dienstverlening ook kan geïntegreerd worden in een bestaandedienst en waarom?....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


304............................................................................................................................143. Is er nog iets dat u wil zeggen over de Telesenior?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


305Intakeformulierdatum intakebezoek:1. Identificatiegegevens• Naam:……………………………………………………………………………………………………………Officiële <strong>voor</strong>naam:…………………………… Aanspreeknaam: …………………………………….………Adres (str., nr., postnr., gem.):……………………………………………………………………………………Telefoonnr.:…………………………………Gsmnr.:……………………………………………………………E-mailadres: ………………………………………………………………………………………………………Geboortedatum:……………………………… Geboorteplaats:…………………………………………………Geslacht:man / vrouw, Rijksregisternr.:…………… …………… . …………-………………Nationaliteit:………………………………………………………………………………………………………Opmerkingen i.v.m. taal: …………………………………………………………………………………………• Contactpersoon:…………………………………………………………………………………………………Relatie met cliënt:…………………………………………………………………………………………………Indien niet samenwonend met cliënt, bereikbaar via:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Taken contactpersoon: …………………………………………………………………………………………• Mutualiteit:………………………………………………………………………………………………………Aansluitingsnummer:………………………………………………………………………………………………Voorkeurregeling (WIGW-statuut): ja / Nee


306• Zorgkas:……………………………………………………………………………………………………………Contactpersoon zorgkas:……………………………………………………………………………………………Aanvraag ingediend op:……………………………………………………………………………………………Recht via attest:- Katz-schaal thuisverpleging (B/C) / BEL- profielschaal gezinszorg (min. 35 ptn.) /Medisch-sociale schaal evaluatie zelfredzaamheid2. Sociaal netwerk• Burgerlijke staat: ongehuwdgehuwdofficieel samenwonendgescheidenweduwe/weduwnaar• Feitelijke woon- en gezinssituatie: 1. Alleenwonend 2. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) / partner 3. Samenwonend met nog thuiswonende (schoon)kinderen, aantal:…………………… 4. Inwonend bij (schoon)kinderen, aantal:…………………… 5. Samenwonend met andere familie, aantal:…………………… 6. Samenwonend met niet-familie, omschrijf en geef aantal:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………• Kinderen en contactenAantal kinderen:……………Naam 1: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 2: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 3: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 4: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 5: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 6: …………………………………………, relatie: …………………………………………Naam 7: …………………………………………, relatie: …………………………………………• Vrijetijdsactiviteiten:……………………………………………………………………………………………………………• Vroeger beroep:…………………………………………………………………………………………………………………………………3. Financiële gegevens


307Aardcliënt:…………………………………………………………………………………………………………inkomenBedragcliënt:………………………………………………………………………………………………………inkomenAardgezin:…………………………………………………………………………………………………………inkomenBedraggezin:………………………………………………………………………………………………………inkomenAndere <strong>voor</strong>delen ofinkomsten:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………BegeleidingOCMW:……………………………………………………………………………………………………………………4. Woonsituatie• Ligging woning: landelijk / dorpskern / randstad / stad• Aard woning:ο 1. op een gelijkvloers van een appartement of huisο 2. in een vrijstaand huis met verdiepingenο 3. in een halfopen woning of rijhuis met verdiepingenο 4. op een appartement/studio zonder liftο 5. op een appartement/studio met liftο 6. Ander, omschrijf: ………………………………………………………………………………………………………………………………• Wijze van toegang tot de woning <strong>voor</strong> hulpverleners:……………………………………………………………• Opmerkingen rond staat van de woning: …………………………………………………………………………• Aanwezigheid van comfort in de woning (duid aan):ingerichte badkamer / warm water / centrale verwarming / toilet binnenshuis / ingerichte keuken/ radio / televisie / eigen wagen / fiets / wasmachine• 15 Basiscriteria ‘levenslang wonen’:1. ‘Niveauverschillen buiten/binnendeuren: minimaal’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2. ‘Deurbreedte en opstelruimte voldoende groot’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………


3083. ‘Comfortabele leefruimte: brede doorgangen, voldoende ramen en ruimte’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………4. ‘Slaapkamer: voldoende ruim, apart, aangenaam’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………5. ‘Keuken: veilig, ruim, aanpasbaar, ingericht met nutstoestellen’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………6. ‘Badkamer: ruim, veilig, comfortabel’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………7. ‘Toilet: voldoende groot, zelfstandig te gebruiken’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………8. ‘Buitenruimte-terras: toegankelijk, aangenaam, veilig’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………9. ‘Bergruimte: voldoende, zowel buiten als binnen’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………10. ‘Buitenramen-deuren: gemakkelijk bedienbaar, veilig, verlicht’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………11. ‘Schakelaars en stopcontacten: voldoende in aantal, toegankelijk, veilig’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………12. ‘Technische uitrusting: veilig, voldoende’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………13. ‘Trap: veilig, voldoende breed, goede leuning’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………14. ‘Oprit: toegankelijk, veilig, geen drempels’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………15. ‘Gangen: voldoende breed, verlicht’:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………5. Fysieke en mentale toestand• Aandoeningen:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………• Voeding / dieet:………………………………………………………………………………………………………• Opmerkingen over mobiliteit:…………………………………………………………………………………………


309• MedicatieschemaOntbijt Middagmaal AvondmaalProductDosisVoorMetNa10uVoorMetNa16uVoorMetNa22uOpmerkingenρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ ρ• Verantwoordelijke medicatieschema: ……………………………………………………………………………………• Zintuiglijke toestand:Score 1 = Geen enkele beperking, 2 = Matige beperking, 3 = ErnstigebeperkingZintuig Score 1 Score 2 Score 3 Correctie? (bv. bril,..)Zicht Gehoor Spraak • Belscore:− score 0: alleen;− score 1: alleen, maar met moeite, bv. met hulpmiddelen, met veel tijd;− score 2: enkel met gedeeltelijke hulp van andere persoon;− score 3: helemaal niet meer en volledig op hulp van derden aangewezen.144. Huishoudelijke activiteitenActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Het onderhoud van uw woning De was De strijk Het doen van de boodschappen Het klaarmaken van de maaltijden De organisatie van het huishoudelijk werk


310


311145. Lichamelijke verzorgingActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Zich te wassen Zich te kleden Zich te verplaatsen binnenshuis Het toiletbezoek De continentie Het eten en drinken 146. Sociaal levenActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Sociaal verlies Trouw aan therapie en gezondheidsregels De veiligheid in en om het huis Uw administratie Uw financiële verrichtingen + indien een gezin:De hygiënische verzorging van de kinderen De opvang van de kinderen 147. Geestelijke gezondheidActiviteit Score 0 Score 1 Score 2 Score 3Desoriëntatie in de tijd Desoriëntatie in de ruimte Desoriëntatie in personen Niet-doelgericht gedrag Storende gedrag Initiatiefloos gedrag Neerslachtige stemming Angstige stemming


3126. Thuiszorg• Thuiszorgdiensten en hun frequentieZorgbemiddelaarNaam/organisatie:……………………………………………………Tel.nr.:……………………………………Thuisverpleging,frequentie:………………………………………………………………………………………Naam/organisatie:…………………………………………Tel.nr.:………………………………………………Gezins-enfrequentie:……………………………………………………………………………bejaardenhulp,Naam/organisatie:……………………………………………………Tel.nr.:……………………………………Poetsdienst,frequentie:……………………………………………………………………………………………Naam/organisatie:……………………………………………Tel.nr.:……………………………………………Privé-poetsvrouw,frequentie:……………………………………………………………………………………Naam:………………………………………………………Tel.nr.:………………………………………………Kinesist, frequentie:………………………………………………………………………………………………Naam………………………………………………………Tel.nr.:………………………………………………Maatschappelijkfrequentie:…………………………………………………………………………………werk,…Naam/organisatie…………………………………………Tel.nr.:……………………………………………Huisarts,frequentie:…………………………………………………………………………………………………………


313Naam………………………………………………………Tel.nr.:………………………………………………Dienst warme maaltijden,frequentie:………………………………………………………………………………Naam/organisatie…………………………………………Tel.nr.:……………………………………………


314Respijtzorg (dagverzorgingscentrum, kortverblijf,..) naam:……………………………………………………Frequentie van bezoek: …………………………………………………………………………………………Contactpersoon:……………………………………………Tel.nr.:……………………………………………Andere, frequentie:……………………………………………………………………………………………Naam/organisatie……………………………………………Tel.nr.:……………………………………………• Naam belangrijkste mantelzorger: …………………………………………………………………………………………………Adres belangrijkste mantelzorger (indien verschillend van adres cliënt):…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Tel.nr. en bereikbaarheidTaken mantelzorger: ……………………………………………………………………………………………………………………………………Relatie van deze mantelzorger met cliënt:PartnerKindSchoonkindZus/broerAnder familielid, omschrijf relatie:……………………………………Kennis/buur/vriend(in)Iemand anders, omschrijf:…………………………………………………………………7. HulpmiddelenAlarmoproepsysteem, dienst:…………………………………………………………………………………Sleutel bij: ……………………………………………………………………………………………………Contactpersoon 1: ……………………………………………………………………………………………Contactpersoon 2: ……………………………………………………………………………………………Contactpersoon 3: ……………………………………………………………………………………………Anderehulpmiddelen:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………


3158. Resultaat huisbezoek- Gemaakte afspraken………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………- Verwachtingen en motivatie van de cliënt………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………- Eigen inschatting………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………


316Mogelijkheden van videotelefonieVerkennend onderzoek bij de leden van de denktank ‘Telesenior’(hulpverleners en mantelzorgers uit de regio Kortrijk – Menen –Zwevegem) i.f.v. het Telesenior-project te KortrijkContactpersoon:Annick Peetermans, HivaProjectnr.:012116 DWTC


317Telesenior is een telecareproject <strong>voor</strong> thuiswonende <strong>ouderen</strong> te Kortrijk. Via heteigen Tv-toestel kunnen zij via het kabel- of telefoonnetwerk in contact komen (beelden geluid) met de hulpverlener van Telesenior die zich in een callcenter (‘Teleseniorcentrale’)in het plaatselijk OCMW-dienstencentrum bevindt. De bedoeling is hetzelfstandig thuis wonen van <strong>ouderen</strong> te ondersteunen en eenzaamheid te doorbrekendoor het luisteren naar het verhaal van de cliënt, het geven van informatie en advies, hetbegeleiden van psychosociale problemen en het bemiddelen in de thuiszorgorganisatie.Bijkomende info over dit project (tekst en beelden) kan u vinden in bijgevoegdepowerpointpresentatie.Voor de verdere ontwikkeling van het Telesenior-project zoeken wij naar nieuwetoepassingen en willen we nagaan hoe deze het best georganiseerd worden: welketelecarefuncties worden best aangeboden? Binnen welk (bestaand?)dienstverleningsmodel?Gezien uw ervaring in de thuiszorg willen we de mogelijkheden in de thuiszorg vantelecare in het algemeen en Telesenior in het bijzonder aan uw mening toetsen. Daaromvragen we u deze vragenlijst in te vullen en terug te sturen hetzij elektronisch, hetzijvia de post naar het Hiva (Hoger Instituut <strong>voor</strong> de Arbeid), E. Van Evenstraat 2A,3000 <strong>Leuven</strong>, t.a.v. Annick Peetermans, annick.peetermans@hiva.kuleuven.ac.be Mogenwe u vragen deze vragenlijst terug te sturen <strong>voor</strong> 31 augustus 2003?De door u verstrekte gegevens zullen volledig vertrouwelijk worden behandeld, enenkel worden gebruikt <strong>voor</strong> het uitvoeren van het onderzoek naar de toekomstigemogelijkheden van videotelefonie in de thuiszorg.148. Wat <strong>voor</strong> soort werk doet u in de thuiszorg? Graag uw functie en deorganisatie waarin u werkt (bv. ‘gezinshelpster bij Familiehulp’,‘hoofdverpleegkundige van een groepering zelfstandig verpleegkundigen’, ..).........................................................................................................................................................................................................................................................149. In welke mate kent u het Telesenior-project te Kortrijk? 1. Nooit van gehoord, het is compleet nieuw <strong>voor</strong> mij; 2. Wel van gehoord, maar nog niet gezien of mee te maken gehad (bv.via een Sit-vergadering), leg uit:........................................................................................................................................................................................................................................................ 3. Gekend of mee te maken gehad (bv. uw cliënt is aangesloten bijTelesenior of u bent lid van de ‘denktank Telesenior’), leg uit:........................................................................................................................................................................................................................................................


318Videotelefonie binnen diverse thuiszorgsettingsWe vragen hier uw mening over de mogelijkheden van videotelefonie in eenbestaande thuiszorgdienst al dan niet in combinatie met andere technologie.Wanneer u vindt dat u niet kan oordelen over de mogelijkheden vanvideotelefonie in een bepaalde thuiszorgdienst omdat u die dienst niet voldoendekent, kan u dat deel openlaten en enkel die vragen invullen die gaan overthuiszorgdiensten die u wel kent.Integratie van videotelefonie in een lokaal dienstencentrum150. Wanneer beeldtelefonie wordt geïntegreerd in de dienstverlening van eenlokaal dienstencentrum, wat kan daar dan de meerwaarde van zijn enwaarom (niet)?Mogelijkheden van een beeldverbinding1. Het <strong>voor</strong>zien van de mogelijkheid om gedurende bepaalde urenin de week via videotelefonie beroep te doen op deskundigenbv. jurist, medewerker pensioendienst,... ;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 2. Het aanvullen van de huidige ‘gezondheidsconsultaties’ metconsultaties via videotelefonie waardoor het doelpubliek kanworden uitgebreid tot ook thuisgebonden <strong>ouderen</strong>;Reden: 3. Het aanbieden van videotelefonietoestelen aan thuisgebonden<strong>ouderen</strong> zodat ze onderling op deze manier toch nog contactkunnen hebben. Op deze manier worden er virtuele buurtengecreëerd van lotgenoten. Om de contacten te stimulerenworden er door het dienstencentrum maandelijksecontactnamiddagen georganiseerd waar de thuisgebonden<strong>ouderen</strong> elkaar in levende lijve kunnen ontmoeten;Reden: 4. Het aanbieden van videotelefonietoestellen aanhulpbehoevenden en hun uitwonende mantelzorgers zodatbeiden frequenter en beter contact kunnen hebben, en hierdooreen verhoogd gevoel van veiligheid ervaren;Reden:


319Integratie van videotelefonie in de thuisverpleging151. Wanneer beeldtelefonie wordt toegevoegd aan een praktijk <strong>voor</strong>thuisverpleging, wat is daar dan de meerwaarde van en waarom (niet)?Mogelijkheden van een beeldverbinding1. Via een ‘telebezoek’ een patiënt er aan herinneren zijn dagelijksemedicatie in te nemen volgens dokters<strong>voor</strong>schrift;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 2. Het vanop afstand opvolgen van een infuuspomp bij de cliëntthuis, zodat er bij bv. een alarm snel advies kan worden gegevenen worden beslist of een verpleegkundige aan huis moet gaan;Reden: 3. Het opvolgen van wisselende suikerwaarden van eendiabetespatiënt via de videotelefonie zodat de cliënt wordtondersteund en zodat bij problemen een verpleegkundige eenhuisbezoek kan doen of de huisarts gecontacteerd kan worden;Reden: 4. Het geven van informatie en advies van op afstand aanthuiswonende Parkinson-patiënten die het moeilijk hebben methun wisselende symptomen;Reden: 5. Het geven van informatie over hef- en tiltechnieken aanmantelzorgers en vrijwilligers van een zwaar zieke;Reden: 6. Het wekelijks hebben van een gesprek via videotelefonie meteen chronische zieke om hem door het geven van psychosocialeondersteuning te helpen zijn afhankelijkheid te accepteren;Reden: Integratie van videotelefonie in een Centrum <strong>voor</strong> Ambulant Welzijnswerk(CAW)152. Wanneer beeldtelefonie wordt toegevoegd aan een CAW (bv. dienstmaatschappelijk werk van een mutualiteit, sociale dienst OCMW), wat kandaar dan de meerwaarde van zijn en waarom (niet)?


320Mogelijkheden van een beeldverbinding1. Het via videotelefonie begeleiden van het rouwproces van eenoudere na het overlijden van de partner door wekelijksegesprekken;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 2. Het hebben van een wekelijks gesprek via de videotelefonie meteen mantelzorger van een ernstig dementerende partner terondersteuning van de draagkracht door het aanbieden van eenluisterend oor en het geven van praktische tips of informatie enadvies;Reden: 3. Het organiseren van een videotelefonische permanentie teraanvulling van de ‘zitdagen’ of ‘consultatie-uren’ enhuisbezoeken om alzo de werktijd van de hulpverlenerefficiënter te benutten, en thuisgebonden <strong>ouderen</strong> beter tekunnen helpen;Reden:


321Integratie van videotelefonie in een huisartsenpraktijk153. Wanneer beeldtelefonie wordt toegevoegd aan een huisartsenpraktijk, watkan daar dan de meerwaarde van zijn en waarom (niet)?Mogelijkheden van een beeldverbinding1. Het verhelderen van een resultaat van een labo-onderzoek aaneen patiënt via de videotelefoon i.p.v. met de telefoon;Reden:2. Het door de huisarts beroep doen op de mening van despecialist uit het ziekenhuis waar de patiënt in behandeling isvia de videotelefonieReden:3. Het vanop afstand opvolgen van een hemodialysetoestel bij eenpatiënt die zichzelf thuis dialyseert;Reden:4. Het houden van videotelefonische consultaties terondersteuning van een therapie en ter opvolging van eenconsultatie in de praktijk of tussentijds aan een huisbezoek;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening Integratie van videotelefonie in de zorgbemiddeling154. Wat kan de meerwaarde zijn van het toevoegen van beeldtelefonie aan desamenwerking en zorgbemiddeling in de thuiszorg en waarom (niet)?Mogelijkheden van een beeldverbinding1. Het als zorgbemiddelaar van op afstand opvolgen encoördineren van het zorgenplan door contacten met de cliënt viabeeldtelefonie. Hierdoor kan bij problemen zowel de cliënt alseen hulpverlener dit via de videotelefonie snel melden aan dezorgbemiddelaar en kan er snel naar een oplossing wordengezocht;Reden:2. In plaats van het invullen van het communicatieschriftje bij decliënt thuis, delen de hulpverleners via videotelefonie hunbevindingen mee aan een zorgbemiddelaar in een ‘zorgcentrale’.Deze centrale houdt deze gegevens elektronisch bij en kanworden opgeroepen door de overige hulpverleners van de cliëntter consultatie van deze gegevens;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening


3223. Het als hulpverlener via beeldtelefonie deelnemen aan hetcliëntenoverleg georganiseerd bij cliënt thuis;Reden: Integratie van videotelefonie in het personenalarmsysteem (PAS)Het personenalarmsysteem (PAS) brengt een spreek-luisterverbinding tot standtussen de cliënt en de centrale. Wanneer hieraan ook beeld wordt toegevoegd kande PAS-centrale ook andere diensten aanbieden of de huidige dienstverleningdoelmatiger uitvoeren. Graag uw mening.155. Wat zou volgens u de meerwaarde kunnen zijn van het toevoegen van beeldaan de huidige PAS-dienstverlening (nu enkel spreek-luisterverbinding)?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................156. Wat zouden de noodzakelijke <strong>voor</strong>waarden zijn wanneer er bij de PASdienstverleningook een beeldverbinding tot stand zou komen(<strong>voor</strong>waarden bv. op het vlak van personeel, aansprakelijkheid,organisatorisch, technisch, ….)?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................157. Wanneer het PAS-systeem ook over een beeldverbinding beschikt zou mener aan kunnen denken om naast de personenalarmering nog andere dienstenaan te bieden. Welke diensten vindt u dat er vanuit de PAS-centrale nogzouden kunnen worden aangeboden? (bv. monitoring van bepaaldegegevens, luisterend oor, geven van informatie en advies, psychosocialeondersteuning, ..)................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


323Mogelijke nieuwe diensten met behulp van videotelefonieVervolgens willen we wat verder nadenken over de mogelijkheden vanvideotelefonie al dan niet in combinatie met andere technologie. Door dezetechnologie kunnen er immers nieuwe diensten ontstaan waar<strong>voor</strong> nu nog nietdirect duidelijk is binnen welke thuiszorgsetting ze kunnen geplaatst worden.158. Zou u volgende mogelijke nieuwe diensten in de thuiszorg een meerwaardevinden en waarom (niet)?Mogelijke nieuwe diensten met videotelefonie1. Het vanuit een ‘zorg-centrale’ toezicht houden van op afstandop een bedlegerige patiënt terwijl de mantelzorgerboodschappen doet. Bij problemen kan er <strong>voor</strong>zien worden datbv. een buurvrouw kan worden opgebeld (naar analogie metcontactpersonen van het PAS);Reden:2. Het aanbieden van informatie over gezondheid en welzijn viaeenvoudige menu’s op het Tv-toestel of via een systeem van‘video on demand’;Reden:3. Het aanbieden van de mogelijkheid om via videotelefoniemedicatie te bestellen in de plaatselijke apotheek die dan aanhuis kan worden geleverd;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening Huidige Telesenior-dienstverleningMet volgende vragen willen we verkennen wat volgens u de nood is aan dehuidige Telesenior-dienstverlening met de huidige organisatie uitgebreid meteventueel een aantal nieuwe diensten zoals het meten en doorsturen vangegevens vanop afstand.159. We leggen u hier een aantal diensten <strong>voor</strong> van de huidige Teleseniorcentralemet mogelijke uitbreiding van een aantal diensten.Vindt u deze dienst in de thuiszorg een meerwaarde en waarom (niet)?Mogelijke dienstverlening van Telesenior1. Het doorbreken van het sociaal isolement van thuiswonende<strong>ouderen</strong> door het hebben van een dagelijkse babbel met eencliënt via de videotelefonie;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening


324Mogelijke dienstverlening van Telesenior2. Het geven van informatie en advies via de videotelefonie bv.over mogelijke vrijetijdsbesteding, sociale <strong>voor</strong>zieningen, lokalethuiszorgdiensten;Reden:3. Het meten van risicofactoren in de woning vanop afstand doormiddel van detectoren zoals rook, gas, inbraakalarmering zodatbij problemen de centrale de cliënt kan oproepen of in eenaangepaste opvolging van het probleem kan <strong>voor</strong>zien;Reden:4. Het meten van parameters die de levensstijl van de oudere inkaart brengen van op afstand om zo een zicht te hebben op zijngezondheidstoestand zoals meting van het gebruik van kookensanitaire faciliteiten. Bij onregelmatig of anders gebruik dieeen probleem doen vermoeden, kan men contact met de cliëntopnemen;Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening Algemene vragen i.v.m. het gebruik en de organisatie vanvideotelefonieTot slot willen we u een aantal vragen stellen over de mogelijke meerwaarden enproblemen bij de organisatie en het gebruik van videotelefonie of andereinformatie- en communicatietechnologie (ICT) in de thuiszorg. Vooreerst stellenwe een aantal vragen vanuit het oogpunt van de dienstverlening, waarna wenagaan wat u denkt dat het gebruik van technologie <strong>voor</strong> de cliënt met zich zalmeebrengen.Vanuit het standpunt van de dienstverlening160. Een beeldverbinding (of andere ICT) kan verschillende meerwaarden bieden.Geef aan wat volgens u mogelijke meerwaarden zijn en waarom? (meerdereaanduiden kan) 1. Verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening, reden: ............................................................................................................................................................................................................................................................................. 2. Mogelijkheid meer cliënten te helpen met minder personeel, reden: .............................................................................................................................................................................................................................................................


325 3. Betere dienstverlening aan landelijke gebieden engebieden met een tekort aan bepaalde <strong>voor</strong>zieningen, reden:.......................................................................................................................................................................................................................................................................... 4. Mogelijkheid om sneller en adequater te reageren op noodgevallen,reden: ......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 5. Mogelijkheid om een breder doelpubliek aan te spreken, reden: .................................................................................................................................................................................................................................................................... 6. Mogelijkheid om nieuwe diensten aan te bieden, reden: .................................................................................................................................................................................................................................................................................. 7. Mogelijkheid om ook de mantelzorg te ondersteunen, reden: ......................................................................................................................................................................................................................................................................... 8. Andere, vul aan en geef reden:..................................................................................................................................................................................................161. Wat kunnen volgens u mogelijke redenen zijn waarom u eenbeeldverbinding (of andere ICT) niet in uw dienstverleningspakket zouopnemen? (meerder aanduiden kan) 1. De kost <strong>voor</strong> ICT is te hoog; 2. Onze dienstverlening is goed zonder ICT; 3. De kennis van ICT en mogelijkheden van ICT is erg laag in onzeorganisatie; 4. De ICT-toepassingen die momenteel op de markt zijn, voldoen nietaan onze behoeften; 5. Er zijn heel wat weerstanden bij de hulpverleners (personeel centrale,verpleegkundige,..) in het accepteren van verandering; 6. Andere: :............................................................................................................162. Denkt u dat de videotelefonie uw hulpverlening bij de cliënt thuis kanverbeteren? Waarom, waarom niet?ο 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................ο 2. Noch ja, noch neen, reden: .........................................................................................................................................................................................................ο 3. Neen, reden:..................................................................................................................................................................................................................................ο 8. Weet nietο 9. Geen antwoord


326163. Wat kan volgens u een meerwaarde zijn van een gesprek met een persoonvia de videotelefoon ten opzichte van een gesprek via de telefoon enwaarom (niet)?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................164. Er bestaan ook telefoontoestellen met een klein scherm waarop je de persoonaan de ander kant van de lijn kan zien. In welke mate denkt u dat hetbelangrijk is dat zowel de cliënt als de hulpverlener elkaar op een grootscherm, met name de Tv, zien, en waarom?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................165. Wat zijn volgens u aandachtspunten waarmee men rekening moet houdenwanneer men een dergelijke technologie wil integreren in dehulpverlening?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................166. Wat zijn volgens u de ideale en wenselijke openingsuren van de Teleseniorcentrale,zowel wat betreft het aantal uren als het tijdstip en waarom?(momenteel is de Telesenior-centrale 20u per week geopend en dit verspreid over de weekdagen en dekantooruren).Aantal uren:..................................................................................................................Tijdstip:..........................................................................................................................Reden:....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


327Vanuit het standpunt van de cliënt167. De volgende stellingen gaan over het gebruik van ICT en de interactie ervanmet de cliënten. Geef aan in welke mate u akkoord gaat met de volgendestellingen en waarom (niet).Stelling1. Door het gebruik van ICT kunnen<strong>ouderen</strong> meer onafhankelijk leven.Reden:Helemaal Eerder Eerder niet Helemaalakkoord akkoord akkoord niet akkoord 2. Het gebruik van ICT zorgt dat<strong>ouderen</strong> nog minder mensenontmoeten.Reden: 3. De aanvaarding van ICTgebaseerdesystemen is bij <strong>ouderen</strong>erg laag.Reden: 4. Videotelefonie kan bijdragen omeen oudere langer zelfstandig thuiste laten wonen.Reden: 168. Momenteel ligt het initiatief tot oproep naar de Telesenior-centrale bij decliënt zelf. Het is de cliënt die beslist of hij oproept, hoe laat hij oproept enhoe lang hij oproept.Zou het volgens u ook zinvol kunnen zijn als de Telesenior-hulpverlenerzelf de cliënt zou kunnen oproepen, en waarom en met welke afspraken? 1. Ja, reden:........................................................................................................................................................................................................................................enkel mits volgende <strong>voor</strong>waarden zijn vervuld (meerdere aanduiden kan): 1. Enkel met <strong>voor</strong>afgaandelijke, uitdrukkelijke (ev. schriftelijke)toestemming; 2. Enkel wanneer de oproepen op afspraak gebeuren (bv.systematisch iedere maandagmorgen roept de centrale de cliëntop); 3. Enkel wanneer de cliënt de mogelijkheid heeft de oproep niet teaanvaarden;


328 4. Enkel wanneer de cliënt de mogelijkheid heeft om eerst enkeleen geluidsverbinding te hebben waarna de cliënt zelf beslist ofhij zijn eigen beeld doorstuurt; 5. Enkel bij mogelijke problemen bv. wanneer een cliënt normaaldagelijks oproept en het nu al enkele dagen geleden is; 6. Enkel in noodgevallen: de PAS-dienst geeft aan Telesenior doordat er een oproep was en Telesenior roept de cliënt op inafwachting dat een aangeduide hulpverlener aan huis komt; 2. Neen, reden:..................................................................................................................................................................................................................................169. Wat denkt u dat de drie meest positieve zaken zijn die de videotelefoon<strong>voor</strong> een cliënt met zich mee zal of kan brengen en waarom?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................170. En wat denkt u dat de drie meest negatieve zaken zijn die de videotelefoniemet zich mee zal of kan brengen <strong>voor</strong> een cliënt en waarom?-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................-.......................................................................................................................................................................................................................................................171. Wat zijn volgens u noodzakelijke <strong>voor</strong>waarden en aandachtspunten opdateen (oudere) cliënt de technologie zal accepteren en ook zal gebruiken?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................172. Is er nog iets dat u wil zeggen over videotelefonie of telecare in hetalgemeen of Telesenior in het bijzonder?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................Hartelijk dank <strong>voor</strong> uw medewerking!


329TELESENIOR OVEREENKOMST EN INFORMATIE(VERSIE 13/05/03)1. OvereenkomstOvereenkomst tussen de VZW Telesenior, Condédreef 16, Kortrijk, vertegenwoordigddoor ………………………...... enerzijds en ………………………… hiernacliënt genoemd anderzijds. Volgende punten zijn overeengekomen wat betreft:1.1 De duurTelesenior geeft aan de cliënt een videotelefonietoestel in bruikleen, bestaande uiteen set-top-box, camera en afstandsbediening vanaf…………. en dit <strong>voor</strong>onbepaalde duur.1.2 Het gebruikDe cliënt verbindt zich ertoe om de geleverde apparatuur enkel <strong>voor</strong> zichzelf tegebruiken en er als een goede huisvader <strong>voor</strong> te zorgen.1.3 Vergoeding en waarborgVoorlopig wordt het toestel gratis ter beschikking gesteld, zeker tot zolang hetproject loopt = december 2003 (de kosten worden tot zolang volledig door hetOCMW gedragen).Bij de plaatsing van het videotelefonietoestel dient de cliënt een waarborg van…..? euro te betalen.1.4 Informatie dienstverleningDe cliënt verklaart hierbij kennis genomen te hebben van de informatie over dedienstverlening waarvan hij/zij een exemplaar heeft ontvangen en er zich aan tehouden.Opgemaakt te ……………..in twee exemplaren op………………..De cliëntNamens Telesenior……………………


3302. Informatie over de dienstverlening2.1 Verklaring van gebruikte woordenVideotelefonietoestel = bestaat uit een set-top-box, camera en afstandsbedieningdie allen op uw Tv worden aangesloten. De set-top-box is het toestel datop een video gelijkt. Het wordt meestal op het Tv-toestel gezet. Hetdient om in contact te kunnen komen met de verpleegkundige vanTelesenior. In de camera is een micro ingebouwd. Wanneer u een oproepwil maken, moet deze camera steeds op u gericht staan. Met deafstandsbediening kan u uw oproep beginnen en afsluiten.Telesenior-centrale = de plaats waar de hulpverlener van Telesenior zit. Hij heeftook een scherm waarop hij u wanneer u oproept ook kan zien en horen.2.2 AdresDe Telesenior-centrale is gelegen inDienstencentrum De CondéCondédreef 168500 KortrijkTel. 056 24 48 73, Fax. 056 24 47 47E-mail: telesenior@tiscali.be, www.telesenior.be2.3 Inhoud dienstverleningDe hulpverlener die de Telesenior-centrale bemand is mevrouw Marian Mortier,zij is sociaal verpleegkundige. Via de videotelefoon kan u bij haar terecht <strong>voor</strong>volgende zaken:−−−−Luisterend oorInformatie en advies over allerlei formulieren, <strong>voor</strong>zieningen, tijdsbesteding,…Begeleiding van de gezondheidstoestand (opvolging medicatie,..), van hetpsychosociaal welzijn,..Zorgbemiddeling bij vragen of problemen bij de thuisverzorgingDe dienstverlening gebeurt enkel en alleen via de videocommunicatie. Wanneer uvragen of problemen hebt die niet door de Telesenior-hulpverlener zelf kunnenopgelost worden, zal zij uw vraag doorverwijzen naar de desbetreffende dienst.Door deze dienstverlening kan u zich beter ondersteund voelen wanneer uvragen of problemen hebt. Omdat u steeds bij iemand terecht kan, is het mogelijkdat u zich beter in staat voelt om langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Naastuzelf, kan ook uw familie hierdoor wat meer gerust zijn in uw situatie.


3312.4 OpeningsurenVia uw videotelefonietoestel kan u minstens tijdens volgende uren de Teleseniorcentraleoproepen:− Maandag:………− Dinsdag:………..− Woensdag:………− Donderdag:……..− Vrijdag:…………Wanneer er zich wijzigingen in deze uren zouden <strong>voor</strong>doen, zal u ze kunnen zienwanneer u een oproep naar Telesenior doet.2.5 Aanbevelingen <strong>voor</strong> gebruik• Opdat de hulpverlener van de Telesenior-centrale een goed beeld van u zoukrijgen is het noodzakelijk om in de achtergrond geen fel licht te hebben. Decamera wordt bij <strong>voor</strong>keur niet pal tegenover een raam gezet.• Om oververhitting te vermijden, plaatst u best niets op de set-top-box zodat ervoldoende ventilatie mogelijk is.• Het toestel kan u best permanent laten opstaan. (???)• Wanneer u minder goed hoort kan er –wanneer dit <strong>voor</strong>zien is op uw Tvtoestel-een hoofdtelefoon worden aangesloten op het Tv-toestel• Een concrete gebruiksaanwijzing dient nog te worden toegevoegd (momenteelnog onderhevig aan technische veranderingen)2.6 Technische bijstandVermits Telesenior <strong>voor</strong>lopig nog in zijn proeffase zit, is er niet permanent eentechnicus aanwezig om eventuele technische problemen onmiddellijk te verhelpen.Wanneer u een probleem meldt aan Telesenior (via uw videotelefonietoestel of viade gewone telefoon) zal men al het mogelijke doen om binnen een redelijke termijnde technische problemen op te lossen of in een vervangtoestel te <strong>voor</strong>zien. Ook<strong>voor</strong> deze technische bijstand zal u niets worden aangerekend.


3322.7 Afspraken privacyU als cliënt kan enkel het initiatief nemen tot een oproep.De Telesenior-hulpverlener zal u niet oproepen, hij kan alleen een oproep van u beantwoorden.Voor de registratie van gezondheidsgegevens (= ‘gevoelige gegevens’ volgens KB08/12/92) is er steeds een schriftelijke toestemming nodig van de betrokkenpersoon.2.8 Wetenschappelijk onderzoekIn afspraak met het ministerie zal het Hoger Instituut <strong>voor</strong> de Arbeid (kortwegHiva) van de K.U.<strong>Leuven</strong> een onderzoek uitvoeren naar de haalbaarheid, de kostprijsen de <strong>voor</strong>- en de nadelen van de videotelefonie. Hier<strong>voor</strong> zal er bij eenaantal cliënten een bevraging gebeuren. Graag vragen we u hier<strong>voor</strong> uwmedewerking.De bekomen gegevens worden anoniem en vertrouwelijk verwerkt. De privacywetvan 8 december 1992 reglementeert het verwerken van persoonlijke gegevens.Alle informatie die wordt verzameld over u kan worden geregistreerd in één ofmeer bestanden. De houder van deze bestanden is de K.U. <strong>Leuven</strong>(Maatschappelijke zetel: Oude Markt 13, 3000 <strong>Leuven</strong>). De gegevens zullenuitsluitend gebruikt worden <strong>voor</strong> onderzoek. U kunt steeds inzage vragen vandeze gegevens die de K.U. <strong>Leuven</strong> heeft geregistreerd. Indien deze gegevensonjuist, onvolledig of niet relevant (meer) zijn, kan de verwijdering ervangevraagd worden.2.9 WaarborgsomDe waarborgsom bedraagt …..Euro en wordt bij installatie van de videotelefoonoverhandigd aan……. of gestort op rek.nr………………. metvermelding…………………. Aangezien het om een waarborg gaat, krijgt u dezevolledig terug wanneer u besluit niet meer deel te nemen aan het Teleseniorprojecten uw toestel in goede staat kan inleveren. Het videotelefonietoestel zelf,wordt <strong>voor</strong>lopig gratis ter beschikking gesteld.


333Ministerieel Besluit personenalarmering 14/11/00MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 14 NOVEMBER 2000. -Ministerieel besluit houdende vaststelling van de nadere regels betreffende desubsidieverlening <strong>voor</strong> het aankopen van personenalarmtoestellen, DepartementWelzijn, Volksgezondheid en CultuurDe Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëringvan verenigingen en welzijns<strong>voor</strong>zieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij hetdecreet van 18 mei 1999;Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998, houdendede erkenning en de subsidiëring vanverenigingen en welzijns<strong>voor</strong>zieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij debesluiten van de Vlaamse regering van 30 maart 1999,8 juni 1999, 17 december 1999, 5 mei 2000 en 10 november 2000;Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling vande bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij besluitenvan de Vlaamse regering van 15 oktober 1999, 14 april 2000 en 26 mei 2000;Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd <strong>voor</strong> de begroting,gegeven op 10 november 2000;Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bijde wet van 4 augustus 1996;Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende dat de personenalarmtoestellen een belangrijke meerwaardegeven aan de realisatie van een kwaliteitsvolle thuiszorg; dat daarom onverwijldde regels dienen te worden goedgekeurd die de subsidiëring van de aankoop vanpersonenalarmtoestellen verder mogelijk maken zodat er nog ten laste van debegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het jaar 2000 een beleidsmatigantwoord kan worden gegeven op de maatschappelijke noodzaak om deinspanningen uit het verleden <strong>voor</strong>t te zetten en om hulpbehoevende gebruikersdie zelfstandig wonen aan te sporen om personenalarmsystemen te gebruiken;Besluit :


334Artikel 1. Aan de erkende lokale en regionale dienstencentra met als optionelewerkzaamheden het uitlenen van personenalarmtoestellen en het organiseren vande dienstverlening van een personenalarmcentrale kan de subsidie <strong>voor</strong> hetaankopen van personenalarmtoestellen, bedoeld in artikel 7, § 2, van bijlage II enartikel 7, § 3 van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse regering van 18december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen inwelzijns<strong>voor</strong>zieningen in de , worden verleend onder de<strong>voor</strong>waarden en volgens de modaliteiten, bepaald in dit besluit.Art. 2. De personenalarmtoestellen moeten aan volgende technisch-functionelevereisten voldoen :1° Een personenalarmtoestel biedt de gebruiker de mogelijkheid om vanuiteender welke ruimte in zijn woning een noodoproep uit te zenden. Door tedrukken op de knop van een zender die als een medaillon wordt gedragen, wordteen signaal uitgezonden naar een op het telefoonnet aangeslotenontvanger/automatische selector. Deze laatste zal in een bepaalde volgordetelefonisch contact zoeken met een aantal hulpverleners (familie, buren, vrienden)en een centrale oproepen tot een reactie volgt. Een personenalarmtoestel bestaatdus steeds uit een combinatie van zender en ontvanger/automatische selector.2° De zender beschikt over een spatwaterdichte behuizing, is schokbestendig enis uitgerust met een automatische batterijtest. Het zendbereik van de zenderbedraagt minstens 30 meter.3° Via een cascadesysteem kan de ontvanger/automatische selector automatischmeerdere telefoonnummers oproepen en annulering van het alarm is mogelijkbinnen een <strong>voor</strong>af ingestelde tijd. De noodoproep is communicatief, hetgeenbetekent dat bij oproep van de centrale een gesprek met de bejaarde mogelijk is.Tot slot is de ontvanger/automatische selector van een noodvoeding <strong>voor</strong>zien, dietoelaat ook te functioneren bij het uitvallen van de elektriciteit.4° Aan de centrale moeten minstens 2 000 abonnees kunnen aangeslotenworden. De centrale zal ofwel 24 uur op 24 uur bemand zijn, ofwel aangeslotenzijn aan een personenzoeksysteem waarmee bij een noodoproep de centralistopgeroepen wordt. De centrale kan aangesloten worden aan een computer en isvan een noodvoeding <strong>voor</strong>zien.5° Het personenalarmtoestel beantwoordt aan de vereisten zoals gesteld in hetkoninklijk besluit van 18 mei 1994 betreffende de elektromagnetischecompatibiliteit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 1994.Art. 3. De organisatie van de dienstverlening van de alarmcentrale bestaat uithet tot stand brengen van het netwerk en de regelmatige aanpassing van hethulpverlenersbestand.Art. 4. Aan een in artikel 1 vermeld erkend lokaal dienstencentrum kan desubsidie worden verleend <strong>voor</strong> maximaal dertig personenalarmtoestellen, aan eenin artikel 1 vermeld erkend regionaal dienstencentrum <strong>voor</strong> maximaal zestigpersonenalarmtoestellen.


335In afwijking van het eerste lid kan de aankoop van eenpersonenalarmtoestel <strong>voor</strong> het verlenen van de subsidie in aanmerking komen,indien die aankoop gebeurt ter vervanging van een personenalarmtoestelwaar<strong>voor</strong> de subsidie werd verleend en dat meer dan zeven jaar <strong>voor</strong>dien werdaangekocht.Art. 5. De in artikel 1 vermelde erkende lokale en regionale dienstencentrakunnen jaarlijks bij de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van etministerie van de Vlaamse Gemeenschap de subsidie aanvragen <strong>voor</strong>personenalarmtoestellen die zij wensen aan te kopen in de periode gaande vanapril van het jaar van de aanvraag tot en met maart van het daaropvolgende jaar.De aanvraag gebeurt bij middel van een formulier waarvan het model door<strong>voor</strong>melde administratie wordt opgesteld. Om ontvankelijk te zijn moet deaanvraag vóór 1 april per aangetekende brief aan de administratie wordenverstuurd.Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd <strong>voor</strong> de bijstand aan personen, beslistover de aanvraag, bedoeld in artikel 5, binnen de goedgekeurdebegrotingskredieten en onverminderd de toepassing van artikel 7, § 2, van bijlageII en artikel 7, § 2, van bijlage III van het besluit van de Vlaamse regering van 18december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen inwelzijns<strong>voor</strong>zieningen in de thuiszorg en van artikel 4 van dit besluit.Aan het aanvragende lokaal of regionaal dienstencentrum wordt vóór 1december van het jaar van de aanvraag meegedeeld hoeveel toestellen bij aankoopkunnen worden gesubsidieerd.Art. 7. De subsidie wordt uitbetaald na ontvangst en goedkeuring door deadministratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van de aankoopfactuur, hetbewijs van betaling en een EG-typeverklaring van overeenstemming. De lokale enregionale dienstencentra, waaraan de subsidie werd toegekend, versturen dezebewijsstukken vóór 1 september van het jaar volgend op de aanvraag peraangetekende brief aan <strong>voor</strong>melde administratie.Art. 8. In afwijking van artikel 5 kan aan de in artikel 1 vermelde erkende lokaleen regionale dienstencentra lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap<strong>voor</strong> het jaar 2000 de subsidie verleend worden <strong>voor</strong> aankopen vanpersonenalarmtoestellen, gefactureerd in de periode van 1 september 1999 tot enmet 31 maart 2001. Om ontvankelijk te zijn moeten die dienstencentra eenaanvraag daartoe indienen vóór 1 december 2000. In afwijking van artikel 6 wordtin dat geval vóór 1 februari 2001 aan de aanvragende dienstencentra meegedeeldhoeveel personenalarmtoestellen kunnen gesubsidieerd worden. Voor het overigezijn de bepalingen van dit besluit van toepassing.Brussel, 14 november 2000.De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,Mevr. M. VOGELS


336Mogelijkheden van telecareVerkennend onderzoek bij de werkgroep PAS-LCM i.f.v. hetTelesenior-project te KortrijkContactpersoon:Roland Pouillie LCM,Annick Peetermans HivaProjectnr.:012116 DWTC


337Telesenior is een telecareproject <strong>voor</strong> thuiswonende <strong>ouderen</strong> te Kortrijk. Via het eigenTv-toestel kunnen zij via het kabel- of telefoonnetwerk in contact komen (beeld engeluid) met de hulpverlener van Telesenior die zich in een callcenter (‘Teleseniorcentrale’)in het plaatselijk OCMW-dienstencentrum bevindt. De bedoeling is hetzelfstandig thuis wonen van <strong>ouderen</strong> te ondersteunen en eenzaamheid te doorbrekendoor het luisteren naar het verhaal van de cliënt, het geven van informatie en advies, hetbegeleiden van psychosociale problemen en het bemiddelen in de thuiszorgorganisatie.Bijkomende info kan u vinden in bijgevoegde powerpointpresentatie.Voor de verdere ontwikkeling van het Telesenior-project zoeken wij naar nieuwetoepassingen en willen we nagaan hoe deze het best georganiseerd worden: welketelecarefuncties worden best aangeboden? Binnen welk (bestaand?)dienstverleningsmodel?Gezien uw ervaring met het personenalarmsysteem (toch een van de meest ingeburgerdetechnologische toepassingen in de thuiszorg) willen we de mogelijkheden van telecare inde thuiszorg aan uw mening toetsen. Daarom vragen we u deze vragenlijst in te vullenen terug te sturen naar LCM-Solival. In de werkgroep PAS (26/06/03) kunnen dezeantwoorden dan verder uitgediept worden.173. Het personenalarmsysteem (PAS) brengt een spreek-luisterverbinding totstand tussen de cliënt en de centrale. Door technologische evoluties kanhieraan ook beeld worden toegevoegd. We leggen u hierbij een aantalpotentiële mogelijkheden <strong>voor</strong> die hierdoor <strong>voor</strong> de thuiszorg kunnenontstaan. We willen u vragen of u deze mogelijkheden een meerwaardevindt of niet, en waarom (niet). (Mogelijke meerwaarden zijn: kwalitatiefbetere dienstverlening, kosteneffectiever, betere dienstverlening aanlandelijke gebieden, mogelijkheid om breder doelpubliek aan te spreken,…)Mogelijkheden van een beeldverbindingMogelijkheden <strong>voor</strong> thuisverpleging1. Het nagaan of de thuiszorgcliënt zijn medicatie inneemtvolgens <strong>voor</strong>schrift van de arts (teleconsultatie: therapietrouw)Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 2. Het aanbieden van informatie aan thuiswonendeParkinsonpatiënten die het moeilijk hebben met hunwisselende symptomen (teleconsultaties: informatie en advies)Reden:


338Mogelijkheden van een beeldverbinding3. Het helpen van chronische zieken hun afhankelijkheid teaccepteren (teleconsultaties: psychosociale ondersteuning)Reden:Meerwaarde GeenJa Nee mening 4. Het geven van informatie over hef- en tiltechnieken aanmantelzorgers en vrijwilligers van een zwaar zieke(teleconsultatie: ondersteunen mantelzorg)Reden: Mogelijkheden <strong>voor</strong> maatschappelijk werk (CAW)5. Het hebben van een dagelijkse babbel met een cliënt om hetsociaal isolement te doorbreken (teleconsultaties: contact)Reden: 6. Het helpen zoeken naar een zinvolle dagbezigheid <strong>voor</strong> eenalleenstaande oudere (teleconsultaties: informatie en advies)Reden: 7. Het begeleiden van het rouwproces van een alleenstaandeoudere door gesprekken na het overlijden van de partner(teleconsultaties: psychosociale ondersteuning)Reden: 8. Het als hulpverlener via beeldtelefonie deelnemen aan hetcliëntenoverleg georganiseerd bij cliënt thuis(Telezorgbemiddeling)Reden: 9. Het <strong>voor</strong>zien van de mogelijkheid om gedurende bepaaldeuren in de week beroep te doen op deskundigen bv. jurist,medewerker pensioendienst,... (Telecounseling)Reden: Mogelijkheden <strong>voor</strong> de huisarts10. Het verhelderen van een resultaat van een labo-onderzoek(teleconsultaties)Reden:


339Mogelijkheden van een beeldverbinding11. Het beroep doen door de huisarts op de mening van eenspecialist in het ziekenhuis waar zijn patiënt in behandeling bijis (second opinion / peer review)Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening Mogelijkheden <strong>voor</strong> andere diensten12. Het toezicht houden op een bedlegerige patiënt terwijl eenmantelzorger boodschappen doet (Supervisie van personen)Reden: 13. Het door een kinesist opvolgen van revalidatie-oefeningen vaneen hemiplegiepatiënt (halfzijdige verlamming) die pas uit hetziekenhuis is ontslagen (teleconsultaties)Reden: 14. Het opvolgen van een patiënt door een ergotherapeut die zichna een ongeval terug leert wassen, kleden en huishoudelijkeactiviteiten uitvoeren (teleconsultaties)Reden: 15. Het door een diëtist opvolgen van een patiënt die na eenhartinfarct een streng dieet kreeg opgelegd (teleconsultaties)Reden: 16. Het zich door een diensthoofd ervan verzekeren dat zijnhulpverleners op een veilige en correcte manier hulp verlenen(management)Reden: Mogelijkheden <strong>voor</strong> mantelzorger of cliënt zelf17. Het aanbieden van communicatiemogelijkheden <strong>voor</strong>thuisgebonden hulpbehoevenden onderling en zo ‘virtualneighbourhoods’ creëren (videoconferencing: lotgenotencontact)Reden:


340Mogelijkheden van een beeldverbinding18. Het aanbieden van contactmogelijkheden tussen eenhulpbehoevende en een uitwonende mantelzorger zodatbeiden een verhoogd gevoel van veiligheid ervaren(videoconferencing)Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 19. Het aanbieden van contactmogelijkheden aan eenthuisgebonden zieke met de sportmanifestaties die hij vroegersteeds zelf bijwoonde (videoconferencing)Reden: 174. Naast het tot stand brengen van een beeldverbinding met een cliënt, bestaaner nog tal van andere ICT-mogelijkheden (Informatie- encommunicatietechnologie) die de thuiszorg kunnen ondersteunen. Ook hierleggen we u verschillende mogelijkheden <strong>voor</strong> en vragen u of u deze ICTtoepassingeneen meerwaarde vindt, en waarom (niet)?Mogelijkheden van ICTHet automatisch meten en doorsturen van gegevens1. Het meten van risicofactoren in de woning vanop afstandzoals rook, gas, inbraakalarmering (Omgevingsmonitoring)Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening 2. Het meten van parameters die de levenswijze van de oudere inkaart brengen om alzo een zicht te hebben op zijngezondheidstoestand zoals de meting van het gebruik vankook- en sanitaire faciliteiten (Lifestylemonitoring)Reden: 3. Het vanop afstand door een verpleegkundige opvolgen vaneen infuuspomp bij de cliënt thuis (Telenursemonitoring)Reden: 4. Het vanop afstand door een arts opvolgen van eenhemodialysetoestel bij een patiënt die zichzelf thuis dialyseert(Telemedicalmonitoring)Reden:


341Mogelijkheden van ICT5. Het inbrengen van observaties door thuisverzorgers in één pcbij de cliënt thuis zodat vanop afstand dit uniek, geïntegreerdpatiëntendossier kan geconsulteerd worden door de betrokkenhulpverleners (electronisch patiëntendossier)Reden:Meerwaarde GeenJa Neen mening Het aanbieden van informatie en gemeenschapsdiensten6. Het aanbieden van informatie over gezondheid en welzijn viaeenvoudige menu’s op het Tv-toestelReden: 7. Het aanbieden van de mogelijkheid om boeken uit deplaatselijke bibliotheek te ontlenen via het telefoon- of Tvtoestel(e-banking, e-commerce, e-government, e-entertainment)Reden: 8. Het aanbieden van vormingspakketten via het Tv-toestel (elearning)Reden: 175. Een beeldverbinding (of andere ICT) kan verschillende meerwaarden bieden.Geef aan wat volgens u de mogelijke meerwaarden zijn en waarom?(meerdere aanduiden kan) 1. Verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening, reden: ............................................................................................................................................................................................................................................................................. 2. Mogelijkheid meer cliënten te helpen met minder personeel, reden: ............................................................................................................................................................................................................................................................. 3. Betere dienstverlening aan landelijke gebieden en gebieden met eentekort aan bepaalde <strong>voor</strong>zieningen, reden:.......................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 4. Mogelijkheid om sneller en adequater te reageren op noodgevallen,reden: .........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................


342 5. Mogelijkheid om een breder doelpubliek aan te spreken, reden: .................................................................................................................................................................................................................................................................... 6. Mogelijkheid om nieuwe diensten aan te bieden, reden: .................................................................................................................................................................................................................................................................................. 7. Mogelijkheid om ook de mantelzorg te ondersteunen, reden: ......................................................................................................................................................................................................................................................................... 8. Andere, vul aan en geef reden:..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................176. Als een dienst met beeldtelefonie (of ICT) zoals hierboven beschreven zouworden opgenomen in de dienstverlening van het PAS,wat zouden daar dan de mogelijke meerwaarden van zijn?................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................177. Wat zouden de noodzakelijke <strong>voor</strong>waarden zijn wanneer er binnen hetPAS een bijkomende dienst met beeldtelefonie (of ICT) zou wordengeïntegreerd? (Voorwaarden bv. op het vlak van personeel,aansprakelijkheid, organisatorisch, technisch, ….)................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................178. Wat kunnen volgens u mogelijke redenen zijn waarom u eenbeeldverbinding (of andere ICT) niet in uw dienstverleningspakket zouopnemen? (meerder aanduiden kan) 1. De kost <strong>voor</strong> ICT is te hoog; 2. Onze dienstverlening is goed zonder ICT; 3. De kennis van ICT en mogelijkheden van ICT is erg laag in onzeorganisatie; 4. De ICT-toepassingen die momenteel op de markt zijn, voldoen nietaan onze behoeften; 5. Er zijn heel wat weerstanden bij de hulpverleners (personeel centrale,verpleegkundige,..) in het accepteren van verandering; 6. Andere: :............................................................................................................


343179. De volgende stellingen gaan over het gebruik van ICT en de interactie ervanmet de cliënten. Geef aan in welke mate u akkoord gaat met de volgendestellingen en waarom (niet).Stelling1. Door het gebruik van ICT kunnen<strong>ouderen</strong> meer onafhankelijk leven.Reden:Helemaal Eerder Eerder niet Helemaalakkoord akkoord akkoord niet akkoord 2. Het gebruik van ICT zorgt dat<strong>ouderen</strong> nog minder mensenontmoeten.Reden: Stelling3. De aanvaarding van ICTgebaseerdesystemen is bij <strong>ouderen</strong>erg laagReden:Helemaal Eerder Eerder niet Helemaalakkoord akkoord akkoord niet akkoord Hartelijk dank <strong>voor</strong> uw medewerking!


345BIBLIOGRAFIEAction (1999), Chronic. An Information capture and processing environment for ChronicPatients in the Information Society. Part B, Proposal for the Key Action I, ActionLine I.2.1 of the IST Programme of the European Commission, versie 14 juni1999, 40 p.Agrell H., Dahlberg S. & Jerant A.F. (2000), ‘Patients’ Perceptions Regarding Home<strong>Telecare</strong>’, Telemedicine Journal and e-Health, Volume 6, Number 4, 2000, p. 409-415.Alcatel (2003), ‘Hoe happig zijn de Belgische Internauten op nieuwecommunicatiediensten?’ Alcatel / InSites enquêtehttp://www.alcatel.be/alleskan/a.html (21 Mei, 2003)American Nurses Association (1996), ‘Telehealth – Issues For Nursing’http://www.nursingworld.org/readroom/tele2.htm (14 Mei 2002)Andersson N., Hanson E. & Magnusson L. (2002), Views of family carers and oldpeople of information technology’, British Journal of Nursing, Vol. 11 (12), p. 827– 831.Arnaert A. (2001), Tele-nursing for the elderly. The case of videotelephone care.Explorative Study. Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>, Faculteit Geneeskunde,Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg, Centrum <strong>voor</strong> ZiekenhuisenVerplegingswetenschap, <strong>Leuven</strong>, 183 p.Arnaert A. & Delesie L. (2001), ‘Telenursing for the elderly. The case for care viavideo-telephony’, Journal of Telemedicine and <strong>Telecare</strong>, Volume 7, p. 311-316.BCDI (2003), ‘Immotica’, Belgian Centre for Domotics and Immotics- News, Juni 2003,nr. 12, p. 1- 4Bebbington A. & Unell J. (2003), ‘Evaluation Report’, Care Direct Newsletter PSSRU,January 2003, p. 4 - 6


346Berthold H. (ed.) (1997), ACTION, Assisting Carers using Telematic Interventions tomeet Older person’s Needs, Deliverable nr. 04.1http://www.hb.se.action/wp04.htmBiba (2003), Biba-platform: Belgium Internet Broadband Applications, 3 p.,http://www.Telcobel/nl/telecom/index.htm (10 februari 2003)Bogaert H. & Festjens J.(1993), ‘Onderzoek naar de weerslag van eenver<strong>ouderen</strong>de bevolking op de sociale zekerheid: een langetermijnverkenning1992 – 2050’, in Ouderen in solidariteit, Vlaams welzijnscongres 1993,Congreswerkboek, Diegem, WKB, p. 41 -77Bonneux I., Bonneux M., Coninx K., Kuppens J. & Vrijsen B. (2003), Kwaliteit vanleven bij de thuiswonende senior. E-health als ondersteuning <strong>voor</strong> levenslang wonen,scriptie tot het behalen van de titel van gegradueerde verpleegkundige metoptie geriatire, Katholieke Hogeschool Limburg, Departementgezondheidszorg, Hasselt, 92 p.Bosma E.S., Giezen-Biegstraaten L.M.G.J., de Ruiter P. & Spaltman M.C.M. (red.)(2001), Arbeid, Zorg en Technologie, KITTZ KwaliteitsInstituut <strong>voor</strong> ToegepasteThuisZorgvernieuwing, Zalsman Groningen Bv, Groningen, 28 p.http://www.kittz.nl/product/pdf/arbeidsmarktlowres.pdf (31 Juli 2003)Bratton RL., Cody C. (2000), ‘Telemedicine Applications in Primary Care: AGeriatric Patient Pilot Project’, Mayo Clinic Proceedings, Number 75, p. 365-368.Brownsell S., Bradley D.A., Braggi R., Catlin P. & Carlier J. (2000), ‘Do communityalarm users want telecare?’, Journal of Telemedicine and <strong>Telecare</strong>, Vol. 6, p. 199 –204.Brownsell S., Bradley D. & Porteus J. (ed.) (2003), Assistive technology and telecare.Forging solutions for independent living. The Policy Press, UK, 88 p.Bruggers J.H.A. & Vermijs P. (1993), ‘Handboek sociale alarmeringssystemen:richtlijnen <strong>voor</strong> opzet, reorganisatie en beheer’, in Wouters L., Meulemans H.,Stoffelen D. & Huypens J. (2001), Zorg binnen handbereik. Personenalarmering <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>, Werkschriften Faculteit Politieke en Sociale WetenschappenUniversiteit Antwerpen nr. 20, Acco, <strong>Leuven</strong>, 108 p.Camarinha-Matos L.M., Vieira W. & Castolo O., (2000), ‘A Mobile agents approachto virtual laboratories and remote supervision’http://www.uninova.pt/~telecare/publications.htm (3 Juni 2003)


347Camarinha-Matos L.M & Afsarmanesh H. (2001), ‘Virtual Communities andElderly Support’, In: Kluev V., D’attelis C.E., Mastorakis N.E. (2001), Advances inAutomation, Multimedia and Video Systems, and Modern Computer Science, pp. 279-284http://www.uninova.pt/~telecare/publications.htm (15 juli 2003)Camarinha-Matos L.M & Afsarmanesh H. (2002), ‘Design of a virtual communityinfrastructure for elderly care’ Paper gepresenteerd op 3 rd IFIP WorkingConference on Infrastructures for Virtual Enterprises, Sesimbra, Portugal, 1-3 Mei2002.http://www.uninova.pt/~telecare/publications.htm (15 Juli 2003)Carenet (2003), ‘Carenet: Telecommunicatienetwerk tussen de professionelen vande gezondheid’http://www.carenet.be (21 Mei 2003)Claeys (ed.) (2002), ‘Patiëntenrechten: wettelijke regeling van de patiëntenrechten’,Kluwer Niewsbrief Thuiszorg, nr. 19, p. 1 -3CM-Zorgkas Vlaanderen (2003), De uitvoering van de Vlaamse zorgverzekering,werkingsverslag CM-zorgkas Vlaanderen, periode 2001-2002, CM-ZorgkasVlaanderen, 22 p.College bouw ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen (2003), Op tijd bouwen <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>, collegebouw ziekenhuis<strong>voor</strong>zieningen, Utrecht, 90 p.Commissie van de Europese Gemeenschappen (2001), Netwerk- eninformatieveiligheid: Voorstel van een Europese beleidsaanpak, Mededeling van decommissie aan de raad, het Europees Parlement, het Economisch en SociaalComité en het Comité van de regio’s, 30 p.Commissie van de Europese Gemeenschappen (2002), e-Europe 2005: Eeninformatiemaatschappij <strong>voor</strong> iedereen, een met het oog op de Europese Raad van Sevillavan 21 en 22 juni 2002 in te dienen actieplan, Mededeling van de commissie aan deraad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comitévan de regio’s, 26 p.Commissie <strong>voor</strong> de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (2001),Bescherming van persoonsgegevens in België, 22 p.http://www.privacy.fgov.be.normatieve_teksten.htm (7 Maart 2003)Curry RG., Tinoco MT., Wardle D. (2002), The Use of Information and CommunicationTechnoloy (ICT) to support Independent Living for Older and Disabled People, reportfor the Department of Health, UK, 39 p.http://www.tis.bl.uk/dh/ices/curry_report_abstract.htm (3 Maart 2003)


348de Bakker H., Peters P., Sluijs E.M. & H. Philipsen (1994), Kwaliteit van zorg enzorgvernieuwing, overzichtstudie in het onderzoeksprogramma Kwaliteit vanZorg, Nederlands Instituut <strong>voor</strong> Onderzoek van de Eerstelijnsgezondheidszorg(NIVEL), Vakgroep Medische Soicologie, Rijksuniversiteit Limburg, Den Haag,123 p.de Burbure C. & Steelandt M. (1999), ‘Call Care Centrals, A Belgian overview’http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/applc4001.html (5juni 2002).Decrock S.(2000), Het zelfstandig wonen van bejaarden in Heuvelland verder uitbouwen,interne nota OCMW Heuvelland, Heuvelland, 3 p.de Haan (2003), ‘Sociale ongelijkheid en ICT’, in Sociaal en Cultureel planbureau,Jaarboek ICT & Samenleving 2003. De sociale dimensie van technologie, Boom,Meppel, p. 21 – 45.http://www.scp.nl (31 juli 2003)de Klaver P.M. & Scholten C. (2002), De vraag naar thuiszorg: literatuurstudie naar<strong>voor</strong>beelden van (meer) vraaggestuurde thuiszorg, SWOKA, Instituut <strong>voor</strong>Strategisch Consumentenonderzoek, Leiden, 67 p.Demeyer B. (2001), ‘Lifetime housing in the Netherlands’, in S. Winters, LifetimeHousing in Europe. Proceedings of the European Seminar and Colloquium LivingTomorrow Starts Today, <strong>Leuven</strong>, 4-5 december 2000, Hiva – K.U.<strong>Leuven</strong>, p. 69 –82.Demiris G., Speedie S. & Finkelstein S. (2000), ‘A questionnaire for the assessmentof patients’ impressions of the risks and benefits of home telecare’, Journal ofTelemedicine and <strong>Telecare</strong>, Volume 6, p. 278-284.De Vries M. & Drent M. (2001), ‘Quality of life and health-related quality of lifemeasures’, Respiratory Medicine, Volume 95, p. 159-163.D’Haene F. (2002), Wegwijs in de thuiszorg Kortrijk, Lokaal steunpunt ThuiszorgKortrijk, Kortrijk, 56 p.Dooghe G., De vergrijsde toekomst, Ouderen in maatschappelijk perspectief, <strong>Leuven</strong>,Acco, 1995, 156 p.Dooghe G., Vanden Boer L. & Vanderleyden L. (1998), De kostprijs van de zorg aan<strong>ouderen</strong>, Centrum <strong>voor</strong> Bevolkings- en Gezinsstudie, CBGS Document 1998/2,Brussel, 71 p.


349Doolittle GC. (1997), ‘Via TV-Videophones Assist Hospice Providers inMinimizing Stress & Suffering in Dying Patients and their Families’http://www.cicall.com/videophone/solutions/hospice.htm (14 Mei 2002)Doolittle GC. (2001a), ‘Telemedicine in Kansas: the successes and the challenges’,Journal of Telemedicine and <strong>Telecare</strong>, Vol. 7, Suppl. 2, p. 43 – 46.Doolittle GC (2001b), ‘A POTS-Based Telehospice Project in Missouri’, TelemedicineToday, The E-healh newsmagazinehttp://www.telemedtoday.com/articles/potstelehospice.html (28 Mei 2002)Dries J., Ellen G.J., den Blanken M. & Maas N. (2003), Het nieuwe wonen <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>. Een omgevingsverkenning naar domotica en duurzaamheid <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>,Nederlandse Organisatie <strong>voor</strong> Toegepast Natuurwetenschappelijk OnderzoekTNO, Delft, 54 p.Drummond M.F. & Jefferson T.O. (1996), ‘Guidelines for authors and peerreviewers of economic submissions to the BMJ’, British Medical Journal, August3, 313 (7052), p. 275-283.http://www.bmj.com/cgi/content/full/313/7052/275?maxtoshow=&…/1996&resourcetype=1,2,3,4,1 (18 Juli 2002)Drummond M.F., O’Brien B., Stoddart G.L. & Torrance G.W. (1999), Methods for theeconomic evaluation of health care programmes, Oxford University Press.DWTC (2002), Meerjarig ondersteuningsprogramma <strong>voor</strong> de uitbouw van deinformatiemaatschappij (2001 – 2008). Eerste reeks van projecten, eerste fase (2001 –2003). Federale diensten <strong>voor</strong> wetenschappelijke, Technische en Cultureleaangelegenheden, Brussel.E.C. (2001), User-friendly Information Society. Sytems and Services for the Citizen.Clusters of Research Projects. European Comission, Information SocietyDirectorate-General, Brussels, 35 p.EMDMI (2002), Het Elektronisch Medisch Dossier: functies, <strong>voor</strong>waarden,tegemoetkoming, 24 p.http://www. Health.fgov.be/EMDI/nl/index.html (27 Maart 2003)ENRC (2002), Het Electronic Nursing Record Communication project: Werkmethode,resultaten, 36 p.http://www.health.fgov.be/telematics/enrc/library.html (7 april 2003)EuroCross (2003), Jaarverslag Eurocross 2002, Brussel.


350Fisk MJ. (1998), ‘<strong>Telecare</strong> at home: factors influencing technology choices and useracceptance’, Journal of Telemedicine and <strong>Telecare</strong>, Vol. 4, p. 80 – 83.Frenzel-Altman U. (2001), ‘Tele-service for Seniors. Video telephony basedsupport for older people’, European SeniorWatch Observatory and Inventory.A market study about the specific IST needs of older and disabled people toguide industry, RTD and policy.http://www.seniorwatch.de (27 Mei 2002)Fries J.F. & Singh G. (1996), ‘The Hierarchy of Patient Outcomes’, In Spilker B.(ed), Quality of Life and Pharmacoeconomics in Clinical Trials. Second Edition,Lippincott-Raven, Philadelphia, p. 33 - 40Gauthier S. & Gwyther L.P. (eds) (2000), Maximising Functional Ability inAlzheimer’s Disease: Focus on Activities of Daily Living, Novartis, Basel, 65 p.Geerinckx P. (2003), Principes en toepassingen van ‘Vital Sign Monitoring’, lezinggehouden op het e-Care-forum 14 maart 2003, Brussel.Geys L. (1999), Thuisverpleging anno 21ste eeuw, in Studiedag NVKVV, 60 jaarthuisverpleging, en dan? Op de lauweren rusten of grondig vernieuwen? 22 maart1999, Brussel.Geys L. (2001), ‘Social alarm systems in the White and Yellow Cross’http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet.html (5 juni 2002).Groeneboom G.K.C. & Huijsman R. (1995), Ouderenzorg in <strong>economische</strong> perspectief:kostenscenario’s, Scenariorapport opgesteld in opdracht van de StichtingToekomstscenario’s Gezondheidszorg en de Directie Ouderenbeleid (Ministerievan VWS), De Tijdstroom, Utrecht, 159 p.Hanson E.J. & Clarke A. (2000), ‘The role of telematics in assisting family carersand frail onder people at home’, Health and Social Care in the Community, Vol. 8(2), p. 129 –137.Hanson J. (2001), ‘From sheltered housing to lifetime homes: an inclusiveapproach to housing’, in S. Winters (ed.), Lifetime Housing in Europe. Proceedingsof the European Seminar and Colloquium Living Tomorrow Starts Today, <strong>Leuven</strong>, 4-5december 2000, Hiva – K.U.<strong>Leuven</strong>, p. 35 – 57.Hawley M. (2003), ‘Implications for health and social care’, in S. Brwonsell, D.Bradley & J. Porteus (ed.) (2003), Assistive technology and telecare. Forgingsolutions for independent living. The Policy Press, UK, 88 p.


351Haycox A. & Walley T. (1997), ‘Pharmacoeconomics: evaluating the evaluators’,Journal of Clinical Pharmacology, Vol. 43, p. 451-456.Hermans T. (1994), ‘Het hulpverleningstraject na de signalering’. In: Wouters L.,Meulemans H., Stoffelen D. & Huypens J. (2001), Zorg binnen handbereik.Personenalarmering <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>, Werkschriften Faculteit Politieke en SocialeWetenschappen Universiteit Antwerpen nr. 20, Acco, <strong>Leuven</strong>, 108 p.Heyerick J. e.a. (1998a), Patiënt en dossier, Eindverslag IWT project, 26 p.,http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/eua1008.htmlHeyerick J.P. (1998b), Elektronische verwerking van Persoonsgegegevens i.v.m. deGezondheid (PGG’s), Juridische, ethische en sociale aspecten, Project ‘Patiënt endossier’ IWT Vlaams Actieprogramma Informatie Technologie, 48 p.Hjelm NM. (1998), ‘Telemedicine: academic and professional aspects’, Hong KongMedical Journal, Vol. 4, Number 3, September 1998, p. 289-292.Hock-Fuhrer E. (1999), ‘La Télé-Assistance’,http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/applc3007.html (juni2002)Hoeksma, Homans & Menting (1999), Beleidsstrategische draagvlakverkenning <strong>voor</strong>het gebruik van technologie in de thuiszorg, rapport in opdracht van STOOM,Stichting Onderzoek en Ontwikkeling Maatschappelijke Gezondheidszorg,Bunnik, 31 p.Hoewaer A. & Potloot L. (2003), ‘Personenalarmeringssysteem in dethuisverpleging in combinatie met infuus-therapie en het meten van vitaleparameters: een hulp <strong>voor</strong> wie?’ Niet gepubliceerde paper gepresenteerd op de29ste Week van de Verpleegkundigen en Vroedvrouwen NVKVV, Oostende, 11Maart 2003.Jiroflée K. (2002), ‘Tussenkomst in de kosten <strong>voor</strong> het huren van een draadloosalarmeringssysteem. Omzetting in euro’, uitreksel uit het notulenboek van degemeenteraad, 1 januari 2002,http://www.leuven.be/servlet/genweb.servlet.MainServlet?toDo=open&id=9811& (31 mei 2002).Johnston B., Wheeler L., & Deuser J. (1997), ‘Tele-Home Health: KaiserPermanente Medical Center’s Pilot Project’, Telemedicine Today, The E-healhnewsmagazinehttp://www.telemedtoday.com/articles/Tele-homeHealthII.html (28 Mei2002)


352Johnston B., Wheeler L., Deuser J. & Sousa K. (2000), ‘Outcomes of the KaiserPermanente Tele-Home Health Research Project’, Archives of Family Medicine,Vol. 9, jan 2000, p. 40-45.Katz S., Ford A., Moskowitz R., Jackson B. & Jaffe M. (1963), ‘Studies of Illness inthe aged, The index of ADL: A Standardized measure of biological andpsychosocial function’, Journal of the American Medical Association, Vol. 12, p.914-919.Kesteloot K. (2002), Economie van de gezondheidszorg. Economische evaluatie:toepassingen en gebruik. Cursus Management en Beleid van de gezondheidszorg,Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>, Faculteit Geneeskunde, DepartementMaatschappelijke Gezondheidszorg, Centrum <strong>voor</strong> ziekenhuis- enverplegingswetenschap, <strong>Leuven</strong>.Keukens (2003), ‘Telefonische hulp door verpleegkundigen’, Tijdschrift <strong>voor</strong>verpleegkundigen, Vol. 113, nr. 2, p. 42 – 43.Kurz X. & Dresse (1999), ‘Methodological issues in a cost-of-dementia study inBelgium: the National Dementia Economic Study (NADES)’, in the NADESGroup, The National Dementia Economic Study, Universiteiten van Brussel,<strong>Leuven</strong> en Luik, p. 167-175.Lauwers P. (1998), Sociale alarmering via de kabel. Een nieuwe dienst <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> inVlaanderen, verhandeling aangeboden tot het verkrijgen van de graad vanLicenciaat in de Communicatiewetenschappen, Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>,Faculteit Sociale Wetenschappen, Departement Communicatiewetenschap,<strong>Leuven</strong>, 159 p.LCM (2001), ‘Alarm services for the elderly. Christian Mutualities’http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/applc3011.html (5juni 2002).Leus I., Vandenbroele H., Van Loon H. (1992), Registratieproject Thuiszorg inVlaanderen Deel 2. Beschrijving van de cliënten en de hulpverlening in hetmaatschappelijk werk. Nationale Federatie van de Wit-Gele-Kruisverenigingen,Brussel, 52 p.Leys M. & Potloot L. (2002), ‘Assessment of artifact and user context: aconstructive technology approach for the introduction of distance alarms oninfusion therapy and telemonitoring in home care’, Niet gepubliceerde papergepresenteerd op de 18 th Annual Meeting of the International Society ofTechnology Assessment in Health Care (ISTAHC), Berlijn, 9 - 12 Juni 2002.


353Lisa(2001), ‘LISA: <strong>Leuven</strong>se Internet Samenwerking Artsen’http://www.uzleuven.be/Uzroot/content/Zorgverleners/login/lisa (21 Mei2003)Living Tomorrow, 2002, het huis van de toekomst, Vil<strong>voor</strong>dehttp://www.livtom.be (februari 2003)Lowette T. & Van Dorsselaer L. (2000), ‘Yahoo op Minitel’, 6-Minutes Multimedia,nr. 22, 11 december 2000http://www.6minutes.net/nl/multimedia/0012.htm (22 Mei 2003)Magnusson L., Hanson E., Brito L., Berthold H., Chambers M. & Daly T. (2002a),‘Supporting family carers through the use of information and communicationtechnology – the EU project ACTION’, International Journal of Nursing Studies,Vol. 39, p. 36 – 381.Magnusson L., Hanson E. &Nolan M. (2002b), ‘Assisting carers using the ACTIONmodel for working with family carers’, British Journal of Nursing, Vol. 11 (11); p.759 – 763.Mahmud K. (2001), ‘Home Health Care via Telemedicine’, Telemedicine Today, TheE-healh newsmagazinehttp://www.telemedtoday.com/articles/homehealthcare.html (28 Mei 2002)Mair F., Whitten P. (2000), ‘Systematic review of studies of patient satisfactionwith telemedicine’, British Medical Journal, June 3, 320 (7248), p. 1517-1520.http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?tool=pubmed&pubmedid=10834899 (26 juni 2002)Misplon S., Hedebouw F. (2003), Behoefteonderzoek naar een kinderdagverblijf inGrimbergen, Onderzoek in opdracht van het OCMW van Grimbergen, <strong>Leuven</strong>,Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>, Hoger Instituut <strong>voor</strong> de Arbeid (Hiva), <strong>Leuven</strong>,148 p.Nabarette H. (2001), ‘Télé-dialyse en Bretagne: une expérience pilote’, DossiersTélémedecinehttp://www.medcost.fr/html/telemedecine_tm/mag_22/tele_dialyse.htm (21mei 2003)Nakamura K., Takano T. & Akao Ch. (1999), ‘The Effectiveness of Videophones inHome Healthcare for the Elderly’, Medical Care, Vol. 37, Number 2, p. 117-125.


354Nakamura K. (2001), ‘Tele-home health care in Japan’, Tokyo Medical and DentalUniversity, Department of Public Health and Environmental Science,Telemedicine Today, The E-healh newsmagazinehttp://www.telemedtoday.com/articles/telehomejapan.html (28 Mei 2002)NIS (2000), Huishoudbudgetonderzoeken,http://statbel.fgov.be/figures/d322_nl.asp (28 februari 2003)NIS (2001), Internet bij particulieren en bedrijven, Europese Unie (1998-2001)http://www.statbel.fgov.be/figures/d75_nl.asp#3 (26 Mei 2003)NIS (2003) Structuur van de bevolking volgens geslacht en leeftijdsgroep pergewesthttp://www.statbel.fgov.be/figures/d21_nl.asp#3 (15 Juli 2003)NIS (2003) Communicatiemedia en audiovisuele mediahttp://www.statbel.fgov.be/figures/d75_nl.asp (25 Juli 2003)Nocon A. & Qureshi H. (1996), Outcomes of Community Care for Users and Carers. ASocial Services Perspective. Open University Press, Buckingham, 176 p.Nouws H. & van der Linden M. (2003), Aan de slag met woonzorgzones. Instrumenten<strong>voor</strong> initiatiefnemers, Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg, Utrecht, 52 p.Oeso (2002), Oeso-Richtlijnen tot Regeling van de Beveiliging van Informatiesystemen en–netwerken: naar een Beveiligingscultuur, Aanbeveling goedgekeurd tijdens de1037ste vergadering van de Oeso-Raad op 27/07/02, 17 p.Oeso (2003), After the telecommunications bubble, economics department workingpapers nr. 361, 25/07/03, 19 p.http://www.oecd.org/ecoOrtt J.R. & Peters J.A.F.M. (1995), ‘Beeldtelefonie <strong>voor</strong> consumenten: eenexpertonderzoek’, I&I, Informatie & informatiebeleid on-linehttp://www.cram.nl/cram/ieni/950205.htm (8 Juli 2002)Ortt J.R. (1998), ‘Marktonderzoek zonder markt. Niemand zit te wachten op debeeldtelefoon’, Delta Online, nummer 20,http://www.delta.tudelft.nl/jaargangen/30/20/beeld.html (8 Juli 2002)Pacolet J., Bouten R., Lanoye H. & Versieck K. (1999), Social protection fordependency in old age in the 15 EU Member States and Norway. Synthesis reportcommissioned by the European Commission and the Belgian Minister of Social Affairs,European Commission, Luxemburg, 159 p.


355Pacolet J., Hedebouw G. & Winters S. (2001), De kost van de zorg <strong>voor</strong>Alzheimerpatiënten in Vlaanderen en Europa. Resultaten van een pilootstudie inVlaanderen, Finland, Griekenland, Ierland en Spanje, <strong>Leuven</strong>, KatholiekeUniversiteit <strong>Leuven</strong>, Hoger Instituut <strong>voor</strong> de Arbeid (Hiva), <strong>Leuven</strong>, 133 p.Pacolet J., Van De Putte I., Cattaert G., Coudron V., Degreef T. & Verbrugghe K.(2002), Plus est un vous herbekeken. Manpowerplanning in de zorgsector en desociocluturele sector. Deel 3: Prognoses tot 2005 en scenario’s tot 2020 <strong>voor</strong> dezorgsector in de Vlaamse Gemeenschap, Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>, HogerInstituut <strong>voor</strong> de Arbeid (Hiva), <strong>Leuven</strong>, 268 p.Pacolet J. (red.) (2002), De rol van de serviceflats in de toekomst in Vlaanderen enEuropa. Verslagboek van het colloquium van 28 maart 2001 ’t Elzenveld, Antwerpen.Colloquium in opdracht van Serviceflats Invest, i.s.m. het Hoger Instituut <strong>voor</strong>de Arbeid, Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong> en het Platform Wonen vanOuderen, Hiva-K.U.<strong>Leuven</strong>, <strong>Leuven</strong>, 188 p.Pieters J. & Hermesse J. (1992), De Katz-schaal en zijn betrouwbaarheid, nietgepubliceerde licentiaatsthesis, Katholieke Universiteit <strong>Leuven</strong>, FaculteitGeneeskunde, <strong>Leuven</strong>.Porteus J. (2001), ‘Designing for older people in the UK’, in S. Winters LifetimeHousing in Europe. Proceedings of the European Seminar and Colloquium LivingTomorrow Starts Today, <strong>Leuven</strong>, 4-5 december 2000, Hiva – K.U.<strong>Leuven</strong>, p. 111 –122.Premik M., Rudel D. & Licer N. (1998), ‘Could the community social alarm systemserves also as a primary health care service?’, Medicinski arhiv, nr. 52 (3), p. 153 –155.Revet M. (2001), ‘Seniors in the Netherlands: living well cared for and withoutworries about care’, in S. Winters Lifetime Housing in Europe. Proceedings of theEuropean Seminar and Colloquium Living Tomorrow Starts Today, <strong>Leuven</strong>, 4-5december 2000, Hiva – K.U.<strong>Leuven</strong>, p. 83 –91.Roex M., Vandemeulebroeke K. & Vandermeeren Ph. (1999), De realisatie van hetglobaal medisch dossier. Persmededeling 9 maart 1999, Het Kartel, Brusselhttp://users.pandora.be/asgb/p990309 (10 september 2002)Rosen E. (2001) ‘Twenty Minutes in the Life of a Tele-Home Health Nurse’,Telemedicine Today, The E-healh newsmagazinehttp://www.telemedtoday.com/articles/Telehomenurse.html (28 Mei 2002)


356Rouselle P., Vanderstraeten M., Janssens M., Swinnen T., Adriaens B., OelbrandtN., De Boeck R. & Van Brabandt B. (2002), ‘Over zorgregio’s en Sel’s. Decreet opde zorgregio’s’, Polsslag, nr. 36, p.12 - 13Rutten F.H., Van Ineveld B.M., Van Ommen R., Van Hout B.A. & Huijsman R.(1993), Kostenberekening bij gezondheidszorgonderzoek. Richtlijnen <strong>voor</strong> de praktijk,Rapport opgesteld in opdracht van de Stuurgroep Toekomstscenario’sGezondheidszorg, Van Arkel, Utrecht, 112 p.Ryder (2001), ‘Videotelephony in action: palliative care’, Motion MediaTechnology Center, United Kingdomhttp://www.motion-media.com/telehealth (15 Mei 2003)SAID (2001), System Requirements Specification, IST-Social Aid InteractiveDevelopments, deliverable n°02, 78 p.Seniorwatch (2001), European SeniorWatch Observatory and Inventory. A market studyabout the specific IST needs of older and disabled people to guide industry, RTD andpolicy, Empirica, 71 p.http://www.Seniorwatch.de (Januari 2003)Seniorwatch (2002), SeniorWatch, Final Report. European SeniorWatch Observatoryand Inventory. A market study about the specific IST needs of older and disabled peopleto guide industry, RTD and policy, Empirica, 32p.http://www.Seniorwatch.de (21 mei 2003)Schipper H., Clich J.J. & Olweny C.L.M. (1996), ‘Quality of Life Studies: Definitionsand Conceptual Issues’, In: Spilker B. (ed), Quality of Life and Pharmacoeconomicsin Clinical Trials. Second Edition, Lippincott-Raven, Philadelphia, p. 11 - 23Solival (1994), Personenalarm <strong>voor</strong> bejaarden. In: Wouters L., Meulemans H.,Stoffelen D. & Huypens J. (2001), Zorg binnen handbereik. Personenalarmering <strong>voor</strong><strong>ouderen</strong>, Werkschriften Faculteit Politieke en Sociale WetenschappenUniversiteit Antwerpen nr. 20, Acco, <strong>Leuven</strong>, 108 p.Spadaro R. (2003); Eurobarometer 58.0. European Union citizens and sources ofinformation about health, The European Opnion Research Group, 16 p.http://eurpa.eu.int/comm/health/ph_ingormation/documents/eb_58/en.pdfSpilker B. (ed.) (1996), Quality of Life and Pharmacoeconomics in Clinical Trials. SecondEdition, Lippincott-Raven, Philadelphia, 1259 p.Spriet A. (2002), Telesenior. Videotelefonie <strong>voor</strong> thuiswonende <strong>ouderen</strong>, Kortrijk, 22 p.


357Stichting Jonge Kamera (2002), ‘Jonge Kamera. Of hoe ook u een glimlach op hetgezichtje van een langdurig ziek kind tovert’, Een project van de Jonge KamersMenen en Tielthttp://www.jongekamera.be (31 Oktober 2002)STOOM (2002), ICT in de thuiszorg. Uitkomsten van een quick-scan, StichtingOnderzoek en Ontwikkeling Maatschappelijke gezondheidszorg, 16 p.http://www.stoom.nl/technologie/digitale nota ICT in de thuiszorg (31 juli2003)Stroetmann K. & Erkert Th. (1999), ‘”HausTeleDienst” – A CATV-based InteractiveVideo Service for Elderly People’, Student Health Technology Information, Vol. 64,p. 245 – 252.Thie J. (2001), ‘SAFE21 project. A pan-European social alarm system’http://www.ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/eua1012.html (05 juni2002).Tijhuis M.A.R., De Jong-Gierveld J., Feskens E.J.M. & Kromhout D. (1999),‘Changes in and factors related to loneliness in older men. The Zutphen ElderlyStudy’, Age and Ageing, Vol. 28, p. 491 – 495.Torfs K., Bussels J. Kurz X. & Annemans L. (1997), Inleiding tot de <strong>economische</strong>evaluatie van gezondheidszorgen, Astra Pharmaceuticals, Brussel, 118 p.Tromp W.A.M. & van Weerd H. (1996), ‘De zorgcentrale, de verbindende schakelin het zorgcontinuüm’, 26 februari 1996http://www.zorgconnect.nl (31 mei 2002).Valcke P. (2002), ‘Toegang tot digitale televisiedecoders, een kwestie vanpluralisme en mededinging’, Auteurs & Media, Vol. 1, p. 30 –53.van der Leeuw J. & Mandemaker T. (2003), Handreiking personenalarmering endomotica <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>. Een handreiking <strong>voor</strong> beslissers, medewerkers innovatie enproductieontwikkeling en technische medewerkers in de huisvestingssector,innovatieprogramma Wonen en Zorg iWZ, Stuurgroep ExperimentenVolkshuisvesting (SEV) en Nederlands Instituut <strong>voor</strong> Zorg en Welzijn (NIZW),Utrecht, 75 p.Vanmarcke G. (2002), ‘Sociale alarmering, de onmisbare ondersteuning vanzelfzorg, mantelzorg en thuiszorgdiensten. Voor veilig en langer zelfstandigwonen’, Centrum Derde Leeftijd, Noodhulptelefoon, Brusselhttp://www. ogc.be/hometelecare/hometelenet/articles/applc3002.html (05juni 2002).


358Van Mechelen D. (2003), ‘Interactieve Digitale Televisie eind 2004 in de Vlaamsehuiskamer’, persmededeling Vlaamse Regering 18 Juli 2003Van Sluijs A. & Janssens R. (1999), ‘Kosten’, in R. Lapre (ed) et. al, Algemeneeconomie van de gezondheidszorg, Elsevier/De tijdstroom, p. 63 – 80.Vanwelde C. (2003), ‘Big Brother waakt’, Artsenkrant, 8 April 2003, nr. 1503, p. 24Vervaeke N. (2001), Bejaarden en telcommunicatie. Een videofonieproject rondvereenzaming van bejaarden in het landelijke Heuvelland, Scriptie tot het behalenvan de titel van gegradueerde in de ergotherapie, Hogeschool West-Vlaanderen, Departement HIEPSO, studiegebied gezondheidszorg, Kortrijk,100 p.Verwilghen M. (2001), ‘Wet van 28 november 2000 inzakeinformaticacriminaliteit’, Belgisch Staatsblad, 3 februari 2001, p. 2909 - 2914.Vlaskamp F.J.M. & Beks M.C.M. (1988), Alarmeringssystemen <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong> engehandicapten. In: Wouters L., Meulemans H., Stoffelen D. & Huypens J. (2001),Zorg binnen handbereik. Personenalarmering <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>, Werkschriften FaculteitPolitieke en Sociale Wetenschappen Universiteit Antwerpen nr. 20, Acco,<strong>Leuven</strong>, 108 p.Vogels M. (2001), ‘Ministerieel besluit van 14 november 2000 houdendevaststelling van de nadere regels betreffende de subsidieverlening <strong>voor</strong> hetaankopen van personenalarmtoestellen’, Belgisch Staatsblad, 22 maart 2001, p.9698.Werkgroep Thuisverzorgers (2003), ‘De Maximumfactuur (MAF), Beperking vande medische kosten’, Thuiszorgkrant, Januari 2003, nr. 51, p. 2.Whitten P., Collins B. & Mair F (1998), ‘Nurse and patient reactions to adevelopmental home telecare system’, Journal of Telemedicine and <strong>Telecare</strong>, Vol. 4,p. 152 – 160.Whitten P, Mair F., Haycox A., May C., Williams T. & Hellmich S. (2002),‘Systematic review of cost effectiveness studies of telemedicine interventions’,British Medical Journal, Vol. 324, p. 1434-1437.http://bmj.com/cgi/content/full/324/7351/1434?view=full&pmid=12065269(26 Juni 2002)


359Wieselmann M. (2001), ‘OMNI. Support for family care takers with the use of ICTin the Netherlands’ European SeniorWatch Observatory and Inventory. Amarket study about the specific IST needs of older and disabled people to guideindustry, RTD and policyhttp://www.seniorwatch.de (27 Mei 2002)Wieselmann M. (2002), ‘Kenniscentrum Human Technology. Voorbeeldprojecten’http://www.bb5.hio.ft.hanze.nl/kht/<strong>voor</strong>beeldprojecten.htm (8 Mei 2002)Winters S. (2001), ‘Lifetime housing in Europe: the rationale, the strategies, thepolicy instruments’, in Lifetime Housing in Europe. Proceedings of the EuropeanSeminar and Colloquium Living Tomorrow Starts Today, <strong>Leuven</strong>, 4-5 december2000, Hiva – K.U.<strong>Leuven</strong>, p. 7 –34.Wootton R. (1998), ‘Telemedicine in Hong Kong’, Hong Kong Medical Journal, Vol.4, Number 3, September 1998, p. 259-260.Wootton R. (2001), ‘Telemedicine. Recent Advances’, British Medical Journal, Vol.323, 8 september 2001, p. 557-560.Wootton R. (2002), ‘Future patterns of health service delivery based ontelemedicine and telecare’, Institute of Telemedicidine and <strong>Telecare</strong>, TheQueen’s University of Belfast, UKhttp://www.tradepartners.com/Uk/Company/Queens/paper1.htm (14 Mei2002)Wouters L., Meulemans H., Stoffelen D. & Huypens J. (2001), Zorg binnenhandbereik. Personenalarmering <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>, Werkschriften Faculteit Politieke enSociale Wetenschappen Universiteit Antwerpen nr. 20, Acco, <strong>Leuven</strong>, 108 p.Wouters L., Meulemans H., Stoffelen D. & Huypens J. (2002), ‘Zorg binnenhandbereik. Personenalarmering <strong>voor</strong> <strong>ouderen</strong>’, Tijdschrift <strong>voor</strong> Welzijnswerk,jrg. 26, nr. 242, p. 44-50.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!