13.07.2015 Views

Nieuwe Nederlandse comfortnormen nader bekeken - Technische ...

Nieuwe Nederlandse comfortnormen nader bekeken - Technische ...

Nieuwe Nederlandse comfortnormen nader bekeken - Technische ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De figuur toont de op basis van de Eindhoven gemeten T e,refberekende neutrale enoperatieve temperaturen voor 90 en 80 % tevredenen voor type Alpha en Bèta gebouwen,en de operatieve temperaturen voor klasse A en B volgens de herziene ISO 7730.- FIGUUR 5-optimumtemperatuur; zelfs op dewarmste dagen. Dit zou er juist opkunnen duiden dat voor type Bètagebouwenmeer koeling nodig is in dezomer, omdat de met de ATG-methodegevonden temperaturen lager zijn dandie gesteld zijn in ISO 7730. Voortype Alpha-gebouwen liggen de berekendebinnentemperaturen dagelijkshoger dan 25,5 en 26,0 °C en wel metgemiddeld 1,5K, met een maximumvan 3,5K. Deze toegestane verhogingvan de binnentemperatuur kan leidentot een lager energiegebruik voor koeling,indien het Alpha-gebouw daaroverbeschikt. De grootste stijgingenvinden plaats op warme dagen, die inNederland echter gering in aantal zijnzoals blijkt uit tabel 3.[13] vonden dat indien de buitentemperatuurboven 23 °C rees, operatievetemperaturen in natuurlijk geconditoneerdegebouwen regelmatig tot onacceptabelehoogte (rond 30 °C) kwamen.Terwijl de neutrale temperaturen voordeze gebouwen berekend waren op26 – 27 °C, blijkt dat deze niet instaat zijn om gedurende een groot deelvan de dag thermisch comfort te bieden.Bij gewogen gemiddelde buitentemperaturentussen 23 en 25 °C zijn comforttemperaturenin Alpha-gebouwen 1tot 1,5K hoger dan in Bèta-gebouwen.In augustus 2003 werd dit verschil opmaar liefst 14 dagen in De Bilt en 26dagen in Vlissingen gehaald, waardoorin warme zomers de verschillen tussenAlpha en Bèta gebouwen dus wel degelijkgroter kunnen zijn. Hierbij moetworden opgemerkt dat de zee vaninvloed is op de grootte van de gewogengemiddelde buitentemperatuur,getuige de warme nachten in Zeeland.De in figuur 3 weergegeven gewogengemiddelde buitentemperatuur voorEindhoven is wellicht zo hoog vanwegehogere nachttemperaturen in stedelijkeomgevingen. Afgevraagd moetworden of bij de ATG-methode hetverantwoord is met de gebruikelijkemeteorologische temperatuurdata terekenen en of de nachttemperatuurwel zo zwaar moet meetellen bij hetbepalen van de gewogen gemiddeldebuitentemperatuur.De invoering van de ATG-methodekan de mogelijkheid bieden om zowelenergiegebruik als comfort te optimaliseren.Grootschalig gebruik van koelingkan immers leiden tot de ontwikkelingvan een koelbehoefte onder degebouwgebruikers, die een lagere temperatuurverwachten dan strikt noodzakelijkis voor goed thermisch comfort[11]. Simulaties door Hensen enCentnerova [17] voor zowel Nederlandals Tsjechië, op basis van 90 % tevredenen,toonden dat een adaptief modelniet per se hoeft te leiden tot een verminderdenergiegebruik. Hoewel natuurlijkgeventileerde gebouwen eenverminderd energiegebruik van 10 %toonden, waren in de winter de binnentemperaturenvaak onrealistischlaag. Voor geconditioneerde gebouwenwerd zelfs een verhoging in energiegebruikvan 10 % berekend.In heel warme zomers, zoals 2003, zijnde grootste energiebesparingen mogelijk.Tot de warmste zomers van de afgelopenvijf eeuwen behoren vijf zomersvan de afgelopen vijftien jaar [16].Voor de ATG-simulaties wordt danook aanbevolen met het referentiejaar1995 te rekenen [8]. Figuur 5 toontde neutrale temperaturen voor AlphaenBèta-gebouwen op basis van de inEindhoven gemeten Te,ref De operatievetemperaturen voor 90 en 80 %tevredenen in Bèta-gebouwen stijgenondanks de warme zomer niet bovende grens van 25,5 en 26,0 °C, diegesteld is in de herziene ISO 7730voor 90 en 80 % tevreden gebouwgebruikers.De neutrale temperatuurvoor Bèta-gebouwen is lager dan deCONCLUSIEDe invoering van een adaptieve temperatuurgrenswaardeindicator (ATG)in ISSO-publicatie 74 is de opmerkelijkstevernieuwing op het gebied vannormering en richtlijnen inzake thermischcomfort. De methode is bedoeldals vervanger van het PMV/PPD-model.Dit PMV/PPD-model kan wordentoegepast in diverse gebouwtypen.De ATG-methode maakt onderscheidtussen gebouwen met een hoge (Alpha)en lage graad (Bèta) van persoonlijkebeïnvloedingsmogelijkheid. Dezemethode wijkt hiermee af van demodellen voor natuurlijk geventileerdeen volledig geconditoneerde kantoorgebouwendoor De Dear et al. [11],en een aangepaste variant voor natuurlijkgeventileerde kantoorgebouwen,die na een langdurig proces van hetbereiken van internationale consensuszal worden opgenomen als optionelemethode in ASHRAE Standard 55 [13].De modellen zijn ontwikkeld voor zittendeactiviteit in kantoren en zijngebaseerd op maandgemiddelde temperaturen.Het toepassingsgebied vande ATG-methode bestrijkt ook werkplekken(laboratoria, spoelkeukens) enis daarom niet in overeenkomst metDe Dear en Brager.De ATG-methode gaat dus veel verderdan de invoering van adaptieve modellenin internationale normen. Denieuwe richtlijn voor Nederland wijktaf van de internationale consensus inbijvoorbeeld ISO 7730 en ASHRAE55.Het toepassingsgebied van de ATGmethodewijkt af van De Dear en12 NORMALISATIE

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!