13.07.2015 Views

FLASH BTW – bedrijfsmiddel verkregen door een niet ... - BIBF

FLASH BTW – bedrijfsmiddel verkregen door een niet ... - BIBF

FLASH BTW – bedrijfsmiddel verkregen door een niet ... - BIBF

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>FLASH</strong>Percentage voordeel van alle aard goedkope of renteloze leningenHet percentage voor het voordeel van alle aard via rekening-courant voor aanslagjaar 2006 bedraagt 8 % (B.S.24 maart 2006). Voor aanslagjaar 2005 bedroeg dit percentage nog 7,60 %.De andere referentierentevoeten zijn :– 4,89 % voor hypothecaire leningen gewaarborgd <strong>door</strong> <strong>een</strong> gemengde levensverzekering (i.p.v. 4,95 % vorig jaar);– 3,90 % voor andere hypothecaire leningen (i.p.v. 4,60 %);– <strong>niet</strong>-hypothecaire leningen met vaste looptijd : maandelijks lastenpercentage van 0,22 % voor leningen afgeslotenom de aankoop van <strong>een</strong> auto te financieren (i.p.v. 0,23 %) en 0,29 % voor andere leningen (i.p.v.0,30 %).Forfaitaire buitenlandse verblijfskosten : FOD Buitenlandse zaken publiceert de nieuwe landenlijst in hetBelgisch Staatsblad van 21 maart 2006.P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt <strong>niet</strong> in juli<strong>BTW</strong> – <strong>bedrijfsmiddel</strong> <strong>verkregen</strong> <strong>door</strong> <strong>een</strong><strong>niet</strong>-belastingplichtige – afschaffing van deaftrek uit hoofde van latere belastingplicht1. ProbleemstellingDe Administratie aanvaardde dat <strong>bedrijfsmiddel</strong>en, <strong>verkregen</strong>als <strong>niet</strong>-belastingplichtige, recht op aftrek kondendoen ontstaan, als ze nadien voor <strong>een</strong> economischeactiviteit met recht op aftrek werden aangewend. Dezeaftrek impliceerde dat de periode voor de herziening vande aftrek in verband met de <strong>bedrijfsmiddel</strong>en vanaf hetbegin «open stond». Dit recht werd bevestigd <strong>door</strong> <strong>een</strong>administratieve beslissing van 1976 (E.T. 18.235 van10 november 1976). De Administratie heeft deze mogelijkheidmet terugwerkende kracht afgeschaft (beslissingE.T. 110.412 van 20 december 2005).2. Toestand voor 1 juli 2005Het herzieningstijdvak voor <strong>bedrijfsmiddel</strong>en duurt inhet algem<strong>een</strong> vijf jaar (vijfjarige herziening). De overgangvan het stelsel van <strong>niet</strong>-belastingplichtige naar dat vanbelastingplichtige met recht op aftrek moest dus binnendeze vijf jaar plaatsvinden. Eenmaal deze termijn verstre-I N H O U D• Flash 1• <strong>BTW</strong> – <strong>bedrijfsmiddel</strong> <strong>verkregen</strong><strong>door</strong> <strong>een</strong> <strong>niet</strong>-belastingplichtige– afschaffing van de aftrek uithoofde van latere belastingplicht 1• Fiscale wijzigingen 4• De inventaris 7• Investeringsaftrek: fiscuspubliceert percentages vooraanslagjaar 2007 9P A C I O L I N R . 2 0 7 B I B F - I P C F 1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6


ken, kon g<strong>een</strong> herziening in het voordeel van de belastingplichtigemeer worden ingeroepen.VoorbeeldEen <strong>niet</strong>-belastingplichtige koopt in 2003 <strong>een</strong> personenauto.In 2004 begint hij <strong>een</strong> aan de <strong>BTW</strong> onderworpenactiviteit met recht op aftrek. De personenauto wordt100 % voor deze nieuwe activiteit gebruikt. Volgensvoormelde beslissing kon deze belastingplichtige onmiddellijk,bij de indiening van zijn eerste periodieke aangifte,de <strong>BTW</strong> als volgt aftrekken :<strong>BTW</strong> betaald bij de aankoop x ½ (1) x 4/5 (2)(3)Voor de <strong>BTW</strong> geheven van handelingen die strekken ofbijdragen tot de oprichting of de aankoop van <strong>een</strong> gebouwbedraagt het herzieningstijdvak vijftien jaar (4) (vijftienjarigeherziening).VoorbeeldEen <strong>niet</strong>-belastingplichtige koopt in 2000 <strong>een</strong> nieuw appartement.In 2004 begint hij <strong>een</strong> aan de <strong>BTW</strong> onderworpenactiviteit met recht op aftrek. Het appartementwordt volledig bestemd voor het economisch vermogen.De aftrek in zijn voordeel die deze belastingplichtige inzijn eerste periodieke aangifte kon vragen, werd als volgtberekend :<strong>BTW</strong> betaald bij de aankoop x 11/15 (5)(6)3. Toestand vanaf 1 juli 2005In toepassing van de arresten WATERSCHAP ZEEUWSVLAANDEREN (zaak C-378/02 van 2 juni 2005) enLENNARTZ (zaak C-97/90 van 11 juli 1991) van hetHof van Justitie van de Europese Gem<strong>een</strong>schappen (HvJ)trekt de Administratie de beslissing die dergelijke aftrekmogelijk maakt in.Deze intrekking blijkt uit de beslissing E.T. nr. 110.412van 20 december 2005. Ze heeft terugwerkende krachttot 1 juli 2005.4. Ontwikkelingen4.1. Vrije vermogensbestemmingHet standpunt van de Administratie sluit aan bij de vasterechtspraak van het HvJ. Het Hof huldigt immers devrije vermogensbestemming, <strong>door</strong> <strong>een</strong> belastingplichtige,bij de verwerving van <strong>een</strong> <strong>bedrijfsmiddel</strong>, dat zowel voorde privébehoeften als voor de economische behoeftenwordt gebruikt.VoorbeeldEen belastingplichtige oefent de economische activiteitvan boekhouder-fiscalist uit. Deze natuurlijke persoonlaat in 2006 <strong>een</strong> gebouw oprichten. Een derde van hetgebouw wordt als kantoor benut. De twee resterendederden worden gebruikt als privéwoonst van de belastingplichtige.Bij de oprichting van het <strong>bedrijfsmiddel</strong> beschikt dezebelastingplichtige over drie mogelijkheden :– ofwel het gebouw volledig bestemmen voor zijn economischvermogen;– ofwel het gebouw volledig bestemmen voor zijn privévermogen;– ofwel <strong>een</strong> gedeelte ervan bestemmen voor elk van zijntwee vermogens.Deze vermogensbestemming wordt aan zijn vrije keuzeovergelaten. Maar uiteraard zal de belastingplichtige degevolgen van zijn keuze moeten dragen. De vermogensbestemmingstaat los van het respectieve belang van hetgemengd gebruik. Het is dus weinig relevant of het economischgebruik overheersend dan wel gering is.4.2. Aftrek onderworpen aan devermogensbestemmingWanneer het <strong>bedrijfsmiddel</strong> volledig bestemd is voorhet economisch vermogen, kan de belastingplichtige de<strong>BTW</strong> geheven bij de aankoop van het gebouw volledigaftrekken, met inbegrip van de belasting geheven op hetgedeelte dat als privé-woonst wordt gebruikt. (7)(1) Beperking van de aftrek tot de helft in toepassing van artikel 45 § 2 van het<strong>BTW</strong>-Wetboek.(2) Vijfjarige herziening bedoeld bij artikel 48 § 2 van het <strong>BTW</strong>-Wetboek en KBnr. 3, artikel 6 tot 11.(3) All<strong>een</strong> het jaar 2003 van de termijn van vijf jaar is verstreken : de gunstige herzieningheeft betrekking op de jaren 2004 tot 2007.(4) KB nr. 3, artikel 9.(5) Vijftienjarige herziening, art. 48 § 2 van het <strong>BTW</strong>-Wetboek en KB nr. 3, art. 9§ 1.(6) Verstreken jaren : 2000 tot 2003, hetzij vier jaar. Nog herzienbare jaren : 2004tot 2014, hetzij 11 jaar.Maar wanneer de bestemming voor het economischvermogen beperkt is, wordt de aftrek van de belastinggeheven bij de oprichting van het gebouw in die mateverminderd. (8) Wanneer de belastingplichtige ten slotte(7) Onverminderd de jaarlijkse belasting van de gedane uitgaven bij toepassing vande artikelen 19 § 1, en 33, 2° van het Wetboek.(8) De jaarlijkse belasting van de in voorgaande noot vermelde gedane uitgaven,omvat al zijn rechten voor zover het privégebruik groter is dan de bestemmingvoor het privévermogen.1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6 B I B F - I P C F P A C I O L I N R . 2 0 7


esluit om het gebouw volledig voor zijn privévermogente bestemmen, is enige aftrek van de <strong>BTW</strong> geheven bijde oprichting ervan uitgesloten.De keuzevrijheid in verband met de bestemming voorhet ene of het andere vermogen, stelt zich bij de verkrijgingvan de eigendom van het goed. Daaruit volgt dat deeigenaar, bij de overgang van het goed naar zijn vermogen,helemaal <strong>niet</strong>-belastingplichtig kan zijn.In dat geval bestaat all<strong>een</strong> het privévermogen. Bijgevolgkan het goed uitsluitend voor het privévermogen wordenbestemd, en kan er g<strong>een</strong> recht op aftrek ontstaan.Met andere woorden, wanneer de eigenaar– bij de verkrijging van <strong>een</strong> goed <strong>een</strong> <strong>niet</strong>-belastingplichtigeis;– en deze persoon nadien• de hoedanigheid van belastingplichtige met rechtop aftrek verkrijgt;• en dat goed als <strong>een</strong> <strong>bedrijfsmiddel</strong> gebruiktwordt g<strong>een</strong>, volledige noch gedeeltelijke, aftrek toegestaanvan de <strong>BTW</strong> geheven van de aankoop van dat goed.Een herziening van de aftrek in het voordeel van de belastingplichtigeis uitgesloten.4.3. Hoedanigheid van <strong>niet</strong>-belastingplichtigeBij wijze van ver<strong>een</strong>voudiging kan worden aangenomendat alle zelfstandigen belastingplichtigen zijn.Sommigen rekenen <strong>BTW</strong> aan en beschikken om dezereden normaliter over het recht op aftrek van de voorbelasting.Andere belastingplichtigen beschikken <strong>niet</strong> over dit rechtop aftrek. Dit zijn onder meer :– de <strong>door</strong> artikel 44 van het wetboek vrijgestelde belastingplichtigen(geneesheren, notarissen, gerechtsdeurwaarders,enz.) :– de belastingplichtigen die aan <strong>een</strong> bijzondere regelingzonder recht op aftrek zijn onderworpen (kleineondernemingen onderworpen aan de vrijstellingsregeling,enz.).Tot de categorie van de <strong>niet</strong>-belastingplichtigen daarentegen,behoren onder meer de openbare overheden, dezuiver financiële holdings en de particulieren.De afschaffing van de gunstige herziening van de aftrekheeft betrekking op de overgang :– van het statuut van <strong>niet</strong>-belastingplichtige (openbareoverheden, zuiver financiële holdings en particulieren),– naar het statuut van belastingplichtige met recht opaftrek.Met andere woorden komen nog all<strong>een</strong> voor de gunstigeherziening van de aftrek in aanmerking : de belastingplichtigenzonder recht op aftrek die belastingplichtigenmet recht op aftrek worden.5. SlotbeschouwingenDe rechtspraak van het HvJ wordt integraal toegepast.Principes die tot op <strong>een</strong> bepaald ogenblik als onwrikbaarwerden beschouwd, kunnen <strong>door</strong> de rechtspraak van hetHof compleet worden omgegooid.Deze rechtspraak kan, naargelang het geval, gunstig danwel ongunstig zijn voor de rechten van de belastingplichtige.Wij denken bijvoorbeeld aan bepaalde beschikkingen vanhet arrest SEELING die het percentage van het rechtop aftrek van de <strong>BTW</strong> geheven van de verkrijging van<strong>een</strong> gebouw afhankelijk stellen van het percentage vande bestemming voor het economisch vermogen daaraangegeven. Het criterium van het werkelijk gebruik, totdan unaniem aanvaard, werd volledig terzijde geschoven.Immers, als alle voorwaarden vervuld zijn, kan de belastingplichtigeonmiddellijk de <strong>BTW</strong> aftrekken die werdgeheven van het gedeelte van het gebouw dat voor privédoeleindenwordt gebruikt.Andere uitspraken waren ongunstig voor de belastingplichtige.Ze kunnen ook praktijken die jarenlang alsverworven werden beschouwd op de helling zetten. Hetbelang van dit artikel kadert in dit perspectief. Het Hofmaakte <strong>een</strong> voordelige aftrek ongedaan die sinds 1976werd aanvaard.Hieruit dient <strong>een</strong> belangrijke conclusie te worden getrokken.In <strong>een</strong> maatschappij die voortdurend verandert en geletop de vermenging der volkeren en de rijkdom aan gedachten,is permanente bijscholing meer dan ooit <strong>een</strong>noodzaak !P A C I O L I N R . 2 0 7 B I B F - I P C F 1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6


Fiscale wijzigingenDe sociaal-economische context eist <strong>een</strong> mentaliteitsverandering.Dat wordt logischerwijs uitgedrukt <strong>door</strong> het ontwerpenvan nieuwe wetgeving, onder meer op fiscaal gebied. Om dezin en de draagwijdte ervan goed te kunnen begrijpen moetdeze nieuwe wetgeving zowel in de actuele context als inperspectief worden geplaatst. Dat was het onderwerp van heteerste deel van dit artikel dat in <strong>een</strong> vorige uitgave (Paciolinr. 202) werd gepubliceerd.In het tweede deel, dat we u hier voorstellen, willen we <strong>een</strong>concrete analyse maken van de nieuwe fiscale bepalingen dieaanvullende bescherming willen bieden met het oog op <strong>een</strong>beter pensioen.1. Wet betreffende het generatiepact (23 december2005) en de Programmawet van 27 december2005 : analyse van de wijzigingen aan de fiscalewetgeving1.1. Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingenOp de premies van alle individuele levensverzekeringenvan tak 21 en 23, zelfs op de lopende contracten, zal <strong>een</strong>taks van 1,1 % worden toegepast.1. ToepassingsgebiedHet nieuwe stelsel beoogt enkel de <strong>door</strong> natuurlijke personenuitgevoerde levensverzekeringsverrichtingen. Voorverrichtingen <strong>door</strong> rechtspersonen bedraagt de toepasselijketaks 4,40 % (dus groepsverzekering, individuelepensioentoezegging, enz.).Beoogd worden : de verzekeringen van tak 21 en tak 23.2. VrijstellingenKapitalisatieverrichtingen (tak 26) blijven buiten hettoepassingsgebied van deze taks. Sommige levensverzekeringsverrichtingenzijn uitdrukkelijk vrijgesteld : pensioenspaarverzekeringen,aanvullende pensioenen voorzelfstandigen, RIZIV-over<strong>een</strong>komsten.Contracten van lijfrenten vallen evenmin onder de taksvan 1,1 % op de premies, mits ze aangelegd zijn metpensioenkapitalen afkomstig van de tweede pijler.Het risico moet in België gelegen zijn. Als het risico inhet buitenland gelegen is, wanneer de verzekeringnemerer zijn gewone verblijfplaats heeft, is de taks <strong>niet</strong> verschuldigd.3. Grondslag van de taksHet betreft het totaalbedrag van de premies, met inbegripvan de <strong>door</strong> de verzekeringsnemers in de loop vanhet belastbaar jaar te betalen of te dragen kosten (b.v. deinstapkosten).4. InwerkingtredingHet nieuwe stelsel is van toepassing op de vanaf 1 januari2006 betaalde premies. De verzekeringsondernemingenzijn verplicht op het einde van ieder jaar <strong>een</strong> staat op testellen. Deze staat vermeldt voor iedere verzekeringsnemerde naam en het adres van de belastingplichtige, hetcontractnummer van de verzekeringsover<strong>een</strong>komst, devoor het betrokken jaar vervallen premies, de betaaldetaks en de datum van betaling van de taks. Deze staatmoet de Administratie in staat stellen de juiste heffingvan de taks te controleren.1.2. Wet betreffende het generatiepact : fiscaalvoordeel voor aanvullende pensioenen uitgekeerdop de wettelijke pensioenleeftijd en mits effectieveactiviteit tot aan die leeftijd1. De vrije aanvullende verzekeringDe vrije aanvullende verzekering wordt belast volgens hetomzettingsstelsel (omzetting in fictieve rente).De Wet betreffende het generatiepact heeft artikel 169WIB 1992 betreffende de fictieve omzetting in lijfrentegewijzigd. De fictieve rente zal <strong>niet</strong> meer worden berekendop het totaalbedrag van het verzekerde kapitaal,de winstdeelnemingen <strong>niet</strong> inbegrepen, maar slechts op80 % van dit kapitaal.De voorwaarden zijn de volgende :– vereffening ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd;– de begunstigde moet minstens tot aan die leeftijd effectiefactief zijn gebleven.2. Collectieve pensioentoezeggingen en individuele pensioentoezeggingenDe aanslagvoet van 16,5 % wordt tot 10 % teruggebrachtop de werkgeversbijdragen (voor werknemers) ofde bijdragen van de ondernemingen (voor bedrijfsleiders)(wijziging van artikel 171 WIB 1992) indien :– vereffening ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd;– de begunstigde moet minstens tot aan die leeftijd effectiefactief zijn gebleven1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6 B I B F - I P C F P A C I O L I N R . 2 0 7


Deze nieuwe bepaling is ook van toepassing op de bijdragendie zijn gestort vóór de inwerkingtreding van dezewet. Maar de belasting van de kapitalen die voortspruitenuit de individuele voortzetting van <strong>een</strong> collectief pensioenplanwordt op 16,5 % gehouden. Hetzelfde geldtvoor de interne pensioentoezeggingen. Op «uitbestede»pensioentoezeggingen is <strong>niet</strong>temin de vermindering tot10 % van toepassing.Voor contracten waarop <strong>een</strong> voorschot wordt opgenomenof die als waarborg dienen voor <strong>een</strong> hypothecaire leninggeldt als principe dat de eerste schijf van 63 920 EUR(aanslagjaar 2007) aan het omzettingsstelsel is onderworpen.De fictieve rente zal even<strong>een</strong>s worden berekendop basis van 80 % van de eerste schijf van de kapitalenwaarop het omzettingsstelsel van toepassing is, op voorwaardedat de vereffening ten vroegste op de wettelijkepensioenleeftijd plaatsvindt en de begunstigde tot aan dieleeftijd effectief actief blijft.Als de gestelde voorwaarden vervuld zijn, zal de pensioeninstellingbij de vereffening dus de verminderdebedrijfsvoorheffing moeten inhouden. Deze nieuwe bepalingenzijn van toepassing op vereffeningen vanaf 1 januari2006.1.3. Fiscaliteit van de enige eigen woning :herstelmaatregelenDe Programmawet van 27 december 2004 had de fiscaliteitvan de enige eigen woning gewijzigd. De Wethoudende diverse maatregelen van 27 december 2005preciseert bepaalde begrippen.1. Om in aanmerking te komen voor de aftrek voor enig<strong>een</strong> eigen woning moet de woning op 31 decembervan het jaar waarin het leningcontract is afgesloten,de enige woning van de belastingplichtige zijn enmoet hij die op diezelfde datum zelf betrekken.2. De wet reikt <strong>een</strong> oplossing aan voor de belastingplichtigendie zich <strong>een</strong> nieuwe woning aanschaffenter vervanging van <strong>een</strong> oude woning die ze verkopen(maar die <strong>niet</strong> noodzakelijk vóór 31 december van hetjaar van de lening zal zijn verkocht).1. Principe«De bestedingen moeten zijn gedaan voor de woning dieop 31 december van het jaar waarin het leningcontract isafgesloten, de enige woning van de belastingplichtige isen die hij op diezelfde datum zelf betrekt.»2. UitzonderingenOm te bepalen of de woning van de belastingplichtige,op 31 december van het jaar van de lening, zijn enigewoning is, wordt g<strong>een</strong> rekening gehouden met :1. andere woningen waarvan hij, ingevolge erfenis,mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is;2. <strong>een</strong> andere woning die op die datum op de vastgoedmarktte koop is aangeboden en die uiterlijk op31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarinhet leningcontract is afgesloten, ook daadwerkelijk isverkocht (de verzekerde beschikt over <strong>een</strong> jaar meerom zijn vorige woning te verkopen dan tot nu toe hetgevalwas);3. het feit dat de belastingplichtige de woning <strong>niet</strong> zelfbetrekt omwille van :– wettelijke of contractuele belemmeringen (nieuwewoning verhuurd, vorige eigenaar blijft nieuwewoning nog <strong>een</strong> tijdje bewonen, enz.);– de stand van de bouw- of de verbouwingswerkzaamhedendie het de belastingplichtige nog <strong>niet</strong>toelaten de woning daadwerkelijk op diezelfde datumte betrekken.Belastingplichtigen die in <strong>een</strong> dergelijke situatie terechtkomen,komen wel in aanmerking voor de aftrek voorenige woning, zelfs als ze hun oude woning op 31 decembervan het jaar waarin het leningscontract is afgeslotennog <strong>niet</strong> verkocht hebben of op dezelfde datumhun nieuwe woning wegens bepaalde redenen nog <strong>niet</strong>zelf kunnen betrekken.De aftrek voor enige woning wordt evenwel <strong>niet</strong> meeraanvaard :– indien op 31 december van het jaar na het jaar waarinhet leningscontract is afgesloten, de oude woning nog<strong>niet</strong> is verkocht (2° hiervoor);– vanaf het tweede jaar volgend op het jaar waarin hetleningcontract is afgesloten, indien de belastingplichtigede enige woning op 31 december van dat jaar<strong>niet</strong> zelf betrekt (3° hiervoor).3. Nieuwe begunstigingsclausulesDe wetgever heeft de begunstigingsclausules voor hetlangetermijnsparen aangepast aan deze van de levensverzekeringendie in aanmerking komen voor de aftrek voorenige eigen woning.Wanneer <strong>een</strong> levensverzekeringscontract (schuldsaldoverzekering)of <strong>een</strong> spaarverzekeringscontract (zoals pensioensparen)dient voor het wedersamenstellen of hetwaarborgen van <strong>een</strong> hypothecaire lening die voor <strong>een</strong>woning is aangegaan, moeten de begunstigden de personenzijn die ingevolge het overlijden van de verzekerdeP A C I O L I N R . 2 0 7 B I B F - I P C F 1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6


de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woningverwerven.In alle andere gevallen moet de begunstigde de echtgenootof <strong>een</strong> verwante tot de tweede graad van de belastingplichtigezijn. Deze begunstigingsclausules in de bestaandecontracten (dus zelfs voor de oude leningen) moetenuiterlijk tegen 31 december 2008 worden aangepast.Maar tijdens deze overgangsperiode zullen de premies debelastingvermindering voor het langetermijnsparen kunnenbekomen. Niettemin zullen, in geval van uitkeringenaan de begunstigden, tijdens deze overgangsperiode denieuwe regels in aanmerking worden genomen om uit temaken wie de belasting is verschuldigd (belasting volgenshet stelsel van de fictieve rente).4. Artikel 526 WIB 1992 wordt als volgt toegelicht :wanneer voor <strong>een</strong> zelfde woning <strong>een</strong> lening werd aangegaanonder de oude regeling en in 2005 <strong>een</strong> nieuwelening wordt afgesloten (b.v. voor renovatiewerken), kande belastingplichtige <strong>een</strong> keuze maken die volgens de wetechter «definitief, onherroepelijk en bindend» is voor watde toepassing van de nieuwe aftrek voor enige woningbetreft. Maar als hij voor de nieuwe aftrek voor enigewoning kiest, verliest hij de fiscale voordelen van de oudelening.Deze wijziging treedt in werking vanaf aanslagjaar2006.1.4. PensioensparenHet KB van 10 november 2005 heeft het maximumbedragvoor de aftrek voor pensioensparen vóór aanslagjaar2006 van 500 op 625 EUR gebracht, en het voor aanslagjaar2006 tot 780 EUR en voor aanslagjaar 2007 tot800 EUR opgetrokken.Daarnaast heeft de Administratie mondeling bevestigddat de aanpassing van de maximumstorting van 620 tot780 EUR <strong>niet</strong> werd beschouwd als <strong>een</strong> «vermeerdering»in het kader van de toepassing van de taks op het langetermijnsparen.Alle cliënten die reeds het maximumbedragstorten, hebben dus aanspraak op het nieuwe fiscalemaximumbedrag. De leeftijd (min of meer dan 55 jaar)is in dit geval dus <strong>niet</strong> relevant. De cliënten die minderstorten dan het fiscaal maximum en 55 jaar of ouder zijn,mogen hun huidige storting met 25 % verhogen. Dezeregel geldt <strong>niet</strong> voor cliënten van minder dan 55 jaar.Laatstgenoemden kunnen de gestorte premie dus steedszonder fiscale gevolgen verhogen.1.5. Wijzigingen van de Wet van 28 april 2003betreffende de aanvullende pensioenen1. De WAP (wet op het aanvullend pensioen) en het VAP(vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen) voorzienin de mogelijkheid om de pensioenkapitalen en de kapitalenbij overlijden om te zetten in <strong>een</strong> rente.Wanneer de begunstigde gebruik maakt van de mogelijkheidom <strong>een</strong> in kapitaal uitgedrukte prestatie in<strong>een</strong> rente om te zetten, is het toepasselijke belastingstelselhet stelsel van het afgestane kapitaal dat belastwordt over<strong>een</strong>komstig het stelsel van de fictieve rente.De betaalde rente moet worden aangegeven en wordt,ten belope van 3 % van het afgestane kapitaal, tegen15 % belast als <strong>een</strong> roerend inkomen (+ aanvullendegem<strong>een</strong>tebelasting).Het was <strong>niet</strong> duidelijk dat het vrij aanvullend pensioenaan deze belastingregeling voor de omzetting vankapitalen in rente kon worden onderworpen. Artikel17 § 1 WIB 1992 werd gewijzigd.2. Artikel 38 WIB 1992 : het woord «onderneming»werd vervangen <strong>door</strong> het woord «werkgever», om ookwerknemers tewerkgesteld <strong>door</strong> <strong>een</strong> beoefenaar van<strong>een</strong> vrij beroep, <strong>een</strong> vzw of <strong>een</strong> openbare instellingin aanmerking te laten komen, want zij baten g<strong>een</strong>onderneming uit in de fiscale zin van het woord.3. De wet bepaalt in het gewijzigde artikel 38, 19°WIB 1992 ook dat de premies betaald voor de individueleof collectieve pensioentoezeggingen ten gunstevan bedrijfsleiders (groepsverzekering en individuelepensioentoezeggingen) <strong>niet</strong> als voordelen van alle aardworden beschouwd, mits de bedrijfsleider <strong>een</strong> maandelijks<strong>een</strong> geregelde bezoldiging verkrijgt. Zo<strong>niet</strong>worden deze premies als bezoldigingen belast en zijnze ten name van de vennootschap in die hoedanigheidfiscaal aftrekbaar. Volgens de laatste analyses vanVan Eesbeeck en Vereycken moet deze wijziging hetmogelijk maken dat, mits de bedrijfsleider <strong>een</strong> maandelijks<strong>een</strong> regelmatige bezoldiging verkrijgt, het enigegevolg van <strong>een</strong> overschrijding van de 80 %-regel deweigering is van de aftrek van het gedeelte van depremie dat de grens van 80 % overschrijdt.4. Artikel 39 § 2, 2°, d WIB 1992 : pensioenprestatiesvoortvloeiende uit RIZIV-over<strong>een</strong>komsten wordenbelast volgens het omzettingsstelsel.5. Het betreft overgangsbepalingen voor pensioenplanneningesteld tussen 15 mei en 15 november 2003 diezullen worden vereffend vóór 31 december 2009 (artikel515quater, § 2 WIB 1992 : artikel 180 van de wetvan 27 december 2005 houdende diverse bepalingen).Deze pensioenplannen kunnen tot 31 december 2009worden vereffend onder de gunstige belastingregelingvanaf de leeftijd van 58 jaar.1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6 B I B F - I P C F P A C I O L I N R . 2 0 7


2. Koninklijke besluiten– Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 51,52bis en 53 van het koninklijk besluit van 25 november1991 houdende de werkloosheidsreglementering inhet kader van het generatiepact (B.S. 31 maart 2006)De weigering van <strong>een</strong> werknemer van ten minste45 jaar om in te gaan op <strong>een</strong> outplacementaanbod vanwegede werkgever of de tewerkstellingscel waaraan dewerkgever deelneemt, wordt op dezelfde wijze bestraftals de weigering van <strong>een</strong> werkloze om in te gaan op<strong>een</strong> behoorlijk werkaanbod : als hij <strong>een</strong> tweede maalweigert, kan de sanctie de volledige uitsluiting zijn.– Koninklijk besluit betreffende het activerend beleidbij herstructureringen (B.S. 31 maart 2006)Bij herstructurering raadt het Generatiepact aan voorvijftigplussers outplacement aan te moedigen via detewerkstellingscel.– Koninklijk besluit tot invoeging van <strong>een</strong> afdeling 3bis inhet koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffendede toekenning van werkloosheidsuitkeringen in gevalvan conventioneel brugpensioen (B.S. 31 maart 2006)3. Ontwerpen van koninklijk besluit– Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het rustenoverlevingspensioen tot verhoging van de grensbedragenvan de beroepsinkomstenHet ontwerp verhoogt het maximumbedrag van detoegelaten beroepsinkomsten van de gepensioneerdenmet 15 % in 2006 en 10 % in 2007. In haar adviesstelt de Nationale Confederatie van de Arbeid dat ditontwerp enigszins afbreuk doet aan de uitvoering vanhet Generatiepact dat immers voorziet in de geleidelijkeafschaffing van deze cumul bij vervroegd pensioen.– Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de opleidingsuitkeringen,de start- en stagebonussenDit ontwerp wil de opleiding van de werkzoekendebevorderen. De startbonus wordt toegekend aan iederejongere die, tijdens de verplichte leertijd, in hetkader van <strong>een</strong> deeltijdse opleiding, in uitvoering van<strong>een</strong> opleidings- of arbeidsover<strong>een</strong>komst, <strong>een</strong> praktischeopleiding bij <strong>een</strong> werkgever aanvat. De stagebonuswordt toegekend aan iedere werkgever die, methet oog op <strong>een</strong> praktische opleiding in het kader van<strong>een</strong> deeltijdse opleiding, voor <strong>een</strong> duur van ten minstevier maanden met <strong>een</strong> jongere <strong>een</strong> opleidings- ofarbeidsover<strong>een</strong>komst afsluit.– Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering vanhet Generatiepact tot invoering van <strong>een</strong> bijzonderesocialezekerheidsbijdrage ten laste van de werkgeversop sommige aanvullende vergoedingenHet ontwerp stelt de bijdrage die <strong>door</strong> de werkgeversverschuldigd is op de aanvullende vergoeding toegekendin het kader van de Canada Dry-brugpensioenenvast op 32,32 %.– Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling vanhet conventioneel brugpensioen (in het kader vanhet Generatiepact)De kandidaat bruggepensioneerde (ontslagen bij collectiefontslag naar aanleiding van <strong>een</strong> herstructurering)moet tot op de leeftijd van 58 jaar beschikbaarblijven voor de arbeidsmarkt.– Ontwerp van koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementeringin het kader van de seniorvakantie-uitkeringJacques BOULETZaakvoerder VIAXISDe inventaris1. Wetboek van Vennootschappen – Artikel 92, § 1Dit artikel stipuleert : «De zaakvoerders of de bestuurderszijn verplicht elk jaar <strong>een</strong> inventaris op te maken [volgensde waarderingsmaatstaven bepaald <strong>door</strong> de Koning] alsmede<strong>een</strong> jaarrekening in de vorm en met de inhoud bepaald <strong>door</strong>de Koning. Die jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekeningen de toelichting, en vormt <strong>een</strong> geheel».Verder bevat het Wetboek van Vennootschappen g<strong>een</strong>wettelijke bepalingen betreffende de inventaris. Menvindt evenwel in de commentaar betreffende dit artikeldat «de relaties tussen de inventaris en de jaarrekeningen de wijze waarop de inventaris dient te worden opgemaakt,het voorwerp uitmaken van het CBN-adviesnr. 7-4, Bull. CBN nr. 9 van december 1981».Het blijkt even<strong>een</strong>s de wil van de wetgever te zijn (cf.Memorie van toelichting) dat hij de zaakvoerders of debestuurders verantwoordelijk wil stellen. Het zijn dus zijdie aansprakelijk zullen zijn voor de juistheid van de inventarisen van zijn samenstelling, alsook voor het ont-P A C I O L I N R . 2 0 7 B I B F - I P C F 1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6


eken van <strong>een</strong> inventaris. Bovendien zullen zij de regelsvoor de opmaak van de inventaris dienen vast te stellen,alsook de toegepaste waarderingsmethode. Bijgevolg zullenook all<strong>een</strong> zij de mogelijkheid hebben om deze regelslater te wijzigen.2. Artikel 9 van de Boekhoudwet van 17 juli 1975Deze bepaling werd <strong>niet</strong> opgenomen in het Wetboek vanVennootschappen. De vorm en de inhoud van de inventarismaken <strong>niet</strong> het voorwerp uit van enig uitvoeringsbesluit.Met verwijzing naar de Boekhoudwet en zijn artikel 9, verduidelijkenwij : «Elke onderneming verricht, omzichtig ente goeder trouw, ten minste <strong>een</strong>s per jaar de nodige opnemingen,verificaties, onderzoekingen en waarderingen omop <strong>een</strong> <strong>door</strong> haar gekozen datum de inventaris op te makenvan al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingenvan welke aard ook, die betrekking hebben ophaar bedrijf, en van de eigen middelen daaraan verstrekt.De inventarisstukken worden ingeschreven in <strong>een</strong> boek. Destukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen wordenovergeschreven, worden in dat boek samengevat en erbijgevoegd (nvdr : het inventarisboek).De inventaris wordt ingericht over<strong>een</strong>komstig het rekeningenstelselvan de onderneming.»Artikel 10 verduidelijkt vervolgens : «Nadat de rekeningenin over<strong>een</strong>stemming zijn gebracht met de gegevens vande inventaris, worden ze samengevat en beschreven in <strong>een</strong>staat, zijnde de jaarrekening.»3. Kleine ondernemingenVoor de kleine ondernemingen die <strong>een</strong> ver<strong>een</strong>voudigdeboekhouding voeren (KB van 12 september 1981, artikels1 tot 3), wordt naast de drie vermelde boeken hethouden van <strong>een</strong> inventarisboek voorgeschreven. Dit inventarisboekvermeldt alle goederen die het vermogen alsookde schulden en de verbintenissen van de onderneming vormen.De opmaak ervan zou kunnen worden geïnspireerd<strong>door</strong> de bijlage C bij het KB van 26 juni 2003 betreffendede ver<strong>een</strong>voudigde boekhouding van bepaalde vzw’s.Dit document wordt vaak verwaarloosd in de ondernemingendie hun aangifte doen volgens het forfaitair regime.Het is echter vaak nuttig voor de verdediging bij<strong>een</strong> aanslag op basis van indiciën.4. De handelaar als natuurlijke persoonArtikel 17 van het Wetboek van Koophandel werd afgeschaften vervangen <strong>door</strong> de Wet van 17 juli 1975. Artikel 1 vande wet bepaalt : «Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordtonder «ondernemingen» verstaan :1° de natuurlijke personen die koopman zijn…»Artikel 9 van de genoemde wet betreffende het opmakenvan <strong>een</strong> jaarlijkse inventaris, is derhalve ook van toepassingop de handelaar als natuurlijke personen.4. Advies 7-4 van de CBN4.1. Doel van de inventarisDe inventaris heeft als doel het verifiëren en, indien nodig,het corrigeren van de saldi van de rekeningen zoalszij resulteren uit de registratie van de verrichtingen vande onderneming gedurende het boekjaar, alvorens dezesaldi worden opgenomen in de jaarrekening.4.2. Verificatie van de over<strong>een</strong>stemmingEr moet dus op de datum van de jaarafsluiting over<strong>een</strong>stemmingbestaat tussen de gegevens uit de boekhouding,de inventaris en de jaarrekening. De saldi van de rekeningendie zijn vervat in de jaarrekening vinden hun verantwoordingzowel in de inventarisopnemingen en -waarderingenals in de verantwoordingsstukken. Bij deze ondernemingenzou het dus <strong>niet</strong> opgaan dat de jaarrekening <strong>een</strong>voudig <strong>een</strong>samenvatting zou zijn van de gegevens uit de boekhoudingzonder gesteund te zijn op <strong>een</strong> inventaris. Anderzijds magde jaarrekening ook g<strong>een</strong> synthese zijn van de inventarisall<strong>een</strong>, zonder binding met de boekhouding en dit met alde gestrengheid eigen aan de boekhouddiscipline.4.3. Dubbel aspect van de inventarisDe inventaris vertoont <strong>een</strong> dubbel aspect :– <strong>een</strong> materieel aspect : de opname van activa en passiva,– <strong>een</strong> beoordelingsaspect : de vaststelling van de waardedie aan de verschillende vermogensbestanddeldenmoet worden toegekend, de boeking van waardecorrecties,afschrijvingen en provisies.1. Opname van activa en passivaIn principe moet de opname van activa en passiva wordengemaakt op de datum van de afsluiting van het boekjaar.De overzichten met betrekking tot de vermogensbestanddelenkunnen worden uitgevoerd op <strong>een</strong> andere datumvoorzover de wijzigingen in meer of min kunnen wordentoegevoegd of afgetrokken met <strong>een</strong> voldoende graad vanbetrouwbaarheid.In de optiek van het materiële overzicht betreft de moeilijksteopdracht de voorraden. Het overzicht daarvan1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6 B I B F - I P C F P A C I O L I N R . 2 0 7


moet worden opgesteld op de datum van de afsluitingvan het boekjaar. Indien de administratieve organisatievoor de opvolging van de voorraden adequaat is, bestaater g<strong>een</strong> bezwaar tegen het feit dat de materiële overzichtengespreid worden over het hele boekjaar en datzij achter<strong>een</strong>volgens betrekking hebben op verschillendeelementen van de voorraden en dat zij in voorkomendgeval aanleiding geven tot aanpassingen van de vastgesteldehoeveelheden.2. De waarderingenDe elementen die het voorwerp uitmaken van de overzichtenmoeten worden gewaardeerd. Wat ook de datumis waarop de materiële overzichten worden opgemaakt, deWAARDERINGEN moeten altijd worden gemaakt opde datum van de afsluiting van het boekjaar. Het is inderdaadop dat ogenblik dat de waarden moeten wordenbepaald en in aanmerking moeten worden genomen.4.4. De inventaris en de vzw1. Grote vzw’s (KB van 19 december 2003)De boeken en journaals worden opgemaakt en bijgehoudenover<strong>een</strong>komstig het KB van 12 september 1983 totuitvoering van de Wet van 17 juli 1975 op de boekhoudingvan de ondernemingen.De bijzondere bepalingen betreffende de waardering vangiften en schenkingen in natura schrijven voor (hoofdstukII, art. 2 en titel III, art. 8 van het KB) :– De vereniging waardeert de goederen die haar wordengeschonken of nagelaten en die ze voor haar activiteitbestemt en de goederen die kosteloos tot haarbeschikking worden gesteld en die ze tegen betalingmag uitbaten, tegen hun marktwaarde of, bij ontstentenis,tegen hun gebruikswaarde.– De vereniging waardeert de overige goederen die haarworden geschonken of nagelaten alsmede de dienstendie vrijwillig ten bate van de vereniging worden gepresteerden die bestemd zijn om te worden gerealiseerd,op hun waarschijnlijke realisatiewaarde op hetogenblik van het opmaken van de INVENTARIS ofop hun realisatiewaarde indien deze plaatsvindt vóórde inventaris.Voor het overige kan worden verwezen naar de artikels 6en 7 van het KB.2. Kleine vzw’s (hoofdstuk II, art. 5 tot 8 van het KBvan 26 juni 2003)Ten minste <strong>een</strong>s per jaar worden, voorzichtig, oprecht ente goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingenen waarderingen verricht om op de gekozendatum de inventaris op te maken van de bezittingen,vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aardook, van de vereniging.De raad van bestuur van de vereniging bepaalt de regels die,rekening houdend met de kenmerken van de vereniging,ten grondslag liggen aan de waarderingen in de inventaris.Deze regels zijn samengevat in de toelichting. Deze samenvattingmoet voldoende nauwkeurig zijn teneinde detoegepaste waarderingsmethodes te kunnen beoordelen.Georges HONORELid van de Stagecommissie <strong>BIBF</strong>Investeringsaftrek : fiscus publiceertpercentages voor aanslagjaar 2007De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit(AOIF) heeft de percentages van de investeringsaftrekbekendgemaakt voor investeringen die gedaan zijntijdens het belastbaar tijdperk dat aan aanslagjaar 2007verbonden is (B.S. 23 maart 2006). De meeste percentageszijn gestegen t.o.v. vorig jaar.1. Percentages investeringsaftrek aj. 20071.1. Natuurlijke personen :– octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoeken ontwikkeling en energiebesparende investeringen: 14,5 % (voorh<strong>een</strong> 13,5 %);– investeringen in beveiliging : 21,5 % (voorh<strong>een</strong>20,5 %);– andere investeringen : 4,5% (voorh<strong>een</strong> 3,5 %).1.2. Vennootschappen :1) Alle vennootschappen :– octrooien, milieuvriendelijke investeringen vooronderzoek en ontwikkeling en energiebesparendeinvesteringen : 14,5 % (voorh<strong>een</strong> 13,5 %);– investeringen tot aanmoediging van het hergebruikvan verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten: 3 % (ongewijzigd).P A C I O L I N R . 2 0 7 B I B F - I P C F 1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6


2) Voor (binnenlandse) KMO-vennootschappen (art. 201,lid 1, 1° WIB 1992 en/of art. 15, § 1 W. Venn.) :– investeringen in beveiliging : 21,5 % (voorh<strong>een</strong>20,5 %).3) Voor vennootschappen die uitsluitend winst uit dezeescheepvaart verkrijgen :– investeringen in zeeschepen : 30 % (ongewijzigd).2. Gespreide investeringsaftrek aj. 2007Natuurlijke personen die op de eerste dag van het aanhet aanslagjaar 2007 verbonden belastbare tijdperk minderdan 20 werknemers tewerkstellen, kunnen de investeringsaftrekvoor de in dat belastbare tijdperk <strong>verkregen</strong>of tot stand gebrachte activa, over de afschrijvingsperiodevan die activa spreiden; in dat geval bedraagt de aftrekvoor die activa 11,5 % van de afschrijvingen die voor elkbelastbaar tijdperk van die periode worden aangenomen.De gespreide aftrek bedraagt 21,5 % van de afschrijvingenop milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek enontwikkeling die <strong>door</strong> natuurlijke personen of <strong>door</strong> vennootschappenzijn <strong>verkregen</strong> of tot stand gebracht, tijdenshet in de vorige paragraaf bedoelde belastbare tijdperk.Dit ongeacht het aantal tewerkgestelde werknemers.3. Belastingkrediet voor onderzoek enontwikkelingOpgelet ! Momenteel (aj. 2006) kunnen alle vennootschappenop hun milieuvriendelijke investeringen vooronderzoek en ontwikkeling en op hun octrooien <strong>een</strong>«verhoogde investeringsaftrek» toepassen van 13,5 %(<strong>een</strong>malige aftrek) of 20,5 % (gespreide aftrek, enkel geldigvoor investeringen in onderzoek en ontwikkeling).Maar om de Belgische kostprijs van onderzoek en ontwikkeling(R&D) correcter te kunnen voorstellen in deinternationale rapportering van vennootschappen (IFRSen US GAAP) en om de kostprijs beter te kunnen vergelijkenmet de R&D-kosten in andere landen, zullen deBelgische vennootschappen vanaf aanslagjaar 2007 kunnenkiezen voor <strong>een</strong> nieuw belastingkrediet voor onderzoeken ontwikkeling.De Belgische vennootschappen zullen dan kunnen kiezentussen de verhoogde investeringsaftrek en het nieuwe belastingkredietvoor onderzoek en ontwikkeling. Maar vennootschappendie kiezen voor het belastingkrediet voorR&D moeten hiervoor onherroepelijk opteren vanaf <strong>een</strong>bepaald belastbaar tijdperk. Ze kunnen dan nooit meerde (<strong>een</strong>malige of gespreide) investeringsaftrek toepassen.Ook het bedrag van de overgedragen investeringsaftrekdat jaarlijks mag verrekend worden – wanneer <strong>een</strong> aanslagjaarg<strong>een</strong> of onvoldoende winst oplevert om de investeringsaftrekte kunnen verrichten – zal dan gehalveerdworden (art. 72 en art. 201 WIB 1992). Als zij voor hetnieuwe belastingkrediet opteren, zullen de vennootschappendus <strong>een</strong> belastingkrediet van 33,99 % kunnen verrekenenmet de verschuldigde vennootschapsbelasting.Dit tarief is gelijk aan het normale belastingtarief, verhoogdmet de aanvullende crisisbijdrage (art. 215, lid 1,art. 463bis en art. 289quater lid 2 WIB 1992).Het nieuwe belastingkrediet voor R&D is ook van toepassingop octrooien.Op het moment dat de vennootschap kiest voor hetnieuwe belastingkrediet, wordt de eventuele overgedrageninvesteringsaftrek voor onderzoek en ontwikkelingen voor octrooien van vorige jaren omgezet in <strong>een</strong> belastingkrediet.Dat is dan <strong>niet</strong> terugbetaalbaar, maar kanonbeperkt in de tijd overgedragen worden (art. 531, § 1WIB 1992).Zoals bij de investeringsaftrek zal er <strong>een</strong> <strong>een</strong>malig of <strong>een</strong>gespreid belastingkrediet kunnen toegepast worden. Eengespreid belastingkrediet kan echter <strong>niet</strong> voor octrooien.4. Waar attesten aanvragen ?De lijst van de adressen voor het aanvragen van de attestenis, op <strong>een</strong> gewijzigd telefoonnummer na, <strong>niet</strong> gewijzigdten opzichte van vorig jaar.Wie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest <strong>een</strong> attestvoor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek enontwikkeling of <strong>een</strong> attest voor energiebesparende investeringenmoet aanvragen, kan daarvoor terecht bij hetBrussels Instituut voor Milieubeheer, Gulledelle 100,1200 Brussel, tel. 02/775.78.74 (nieuw telefoonnummer!), fax 02/775.76.79.Wie meer info wil over de goedkeuringsattesten die bijinvesteringen in beveiliging moeten worden voorgelegd,kan terecht op www.vps.fgov.be, rubriek Preventie.Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in <strong>een</strong> retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vormof op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of <strong>door</strong> middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheidvan de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter <strong>niet</strong> aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F.– Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail: info@bibf.be, URL: http://www.bibf.be. Redactie: Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-JeanPAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad: Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.G e r e a l i s e e r d i n s a m e n w e r k i n g m e t k l u w e r – w w w . k l u w e r . b e1 7 – 3 0 A P R I L 2 0 0 6 B I B F - I P C F P A C I O L I N R . 2 0 710

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!