13.07.2015 Views

Regeling tachograafkaarten

Regeling tachograafkaarten

Regeling tachograafkaarten

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

VW, SZW<strong>Regeling</strong> <strong>tachograafkaarten</strong><strong>Regeling</strong> houdende regels met betrekkingtot de verstrekking en het gebruikvan <strong>tachograafkaarten</strong> (<strong>Regeling</strong> <strong>tachograafkaarten</strong>)5 juli 2005/Nr. HDJZ/AWW/2004-1397Hoofddirectie Juridische ZakenDe Minister van Verkeer en Waterstaaten de Minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid,Gelet op artikel 12.38, tweede lid, vande Arbeidstijdenwet, artikel 2.4:1, derdelid, artikel 2.4:12 en artikel 2.4:13, eerstelid, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer, en artikel 4b, tweede lid, onderdeelb, van de Wegenverkeerswet 1994;Besluiten:§ 1. ReikwijdteArtikel 21. Een bestuurderskaart wordt op aanvraagverleend indien de aanvrager:a. zijn gewone verblijfplaats in de zinvan artikel 14, derde lid, van verordening(EEG) nr. 3821/85 in Nederlandheeft;b. in het bezit is van een aan hem afgegeven,geldig rijbewijs voor het besturenvan een voertuig in de zin van artikel2.3:1, aanhef en onder a en b, vanhet Arbeidstijdenbesluit vervoer;c. nog geen houder is van een bestuurderskaart,tenzij het een aanvraag betreftovereenkomstig artikel 5, eerste lid, ofhet een aanvraag betreft om vernieuwingvan de bestuurderskaart.2. Een bedrijfskaart wordt op aanvraagverleend indien de aanvrager is ingeschrevenin het handelsregister, bedoeldin artikel 2 van de Handelsregisterwet1996, tot een maximum van 62 exemplarenper aanvrager.3. Een werkplaatskaart wordt op aanvraagverleend indien de aanvrager:a. met goed gevolg een cursus heeftdoorlopen als bedoeld in artikel 12, eer-Artikel 1In deze regeling wordt, in afwijking vanartikel, 2.1:1, eerste lid, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer, verstaan onder:a. controleapparaat: een controleapparaatals bedoeld in bijlage IB van verordening(EEG) nr. 3821/85;b. tachograafkaart: kaart met geheugenals bedoeld in bijlage IB, hoofdstuk I,onderdeel kk, van verordening (EEG)nr. 3821/85, zijnde een bestuurderskaart,een bedrijfskaart of een werkplaatskaart;§ 2. Aanvraag en verleningste lid, van de <strong>Regeling</strong> controleapparaten2005, waarvan het installeren,onderzoeken en repareren van digitalecontroleapparaten deel uit maakt;b. onder gezag of in de hoedanigheidvan een erkenninghouder als bedoeld inartikel 1, onderdeel d, van de <strong>Regeling</strong>controleapparaten 2005, werkzaamhedenverricht.c. nog geen houder is van een werkplaatskaart,tenzij het een aanvraagbetreft:1°. overeenkomstig artikel 5, eerste lid;2°. van een werkplaatskaart ten behoevevan werkzaamheden onder gezag vaneen andere erkenninghouder dan degeneonder wiens gezag de aanvrager reedseen kaart bezit;3°. van een werkplaatskaart ten behoevevan werkzaamheden in de hoedanigheidvan erkenninghouder en de aanvrager indie hoedanigheid niet reeds houder isvan een op zijn naam gestelde werkplaatskaart;4°. om vernieuwing van de werkplaatskaart.4. Bij de aanvraag van een bestuurderskaartof werkplaatskaart overlegt deaanvrager een niet beschadigde, recente,goed gelijkende pasfoto van de aanvragervan ongeveer 4 cm hoog en 3 cmbreed, waarbij het gezicht van voren,tegen een lichte, egale achtergrond isgefotografeerd.Artikel 3In afwijking van artikel 2, eerste lid,onder a, kan een bestuurderskaart wordenverleend aan de aanvrager die zijngewone verblijfplaats niet binnen degrenzen van de Europese Unie heeft endie onder gezag van een in Nederlandgevestigde werkgever als bestuurder vaneen vrachtauto of bus werkzaamhedenverricht of gaat verrichten, al dan nietuitsluitend bestemd voor of afkomstigvan eigen onderneming of bedrijf,indien aan zijn werkgever voor hem isafgegeven:a. een bestuurdersattest als bedoeld in de<strong>Regeling</strong> bestuurdersattest; ofb. een tewerkstellingsvergunning alsbedoeld in artikel 2, eerste lid, van deWet arbeid vreemdelingen.Artikel 41. De Minister van Verkeer en Waterstaatbeslist op aanvraag van een tachograafkaartbinnen 6 weken nadat devergoeding voor het in behandelingnemen van de aanvraag is ontvangen.2. Voor het in behandeling nemen vaneen aanvraag voor een tachograafkaartwordt een vergoeding in rekeninggebracht van € 69,– per tachograafkaart.Artikel 51. In geval een bestuurderskaart ofwerkplaatskaart zoek raakt door verliesof diefstal, of defect of beschadigd is,vraagt de aanvrager binnen zeven kalenderdagenna het tijdstip van vaststellingdaarvan een vervangende tachograafkaartaan.2. In afwijking van artikel 4, eerste lid,beslist de Minister van Verkeer enWaterstaat op de in het eerste lid bedoeldeaanvraag van een bestuurderskaart ofwerkplaatskaart binnen vijf werkdagennadat de vergoeding voor het in behandelingnemen van de aanvraag is ontvangen.3. In afwijking van artikel 4, eerste lid,beslist de Minister van Verkeer enWaterstaat op aanvraag van een bestuurderskaartof werkplaatskaart die in deplaats komt van een kaart met een resterendegeldigheidsduur van ten minstetwee weken, binnen de termijn van deresterende geldigheidsduur gerekendvanaf het moment dat de vergoedingvoor het in behandeling nemen van deaanvraag is ontvangen voorzover dietermijn nog ten minste een week is.§ 3. Inleverplicht tachograafkaartArtikel 61. De aanvrager levert zijn ingetrokken,defecte of beschadigde bestuurderskaartof werkplaatskaart in op de plaats vanafgifte van de vervangende tachograafkaart.2. De aanvrager levert zijn verloren ofgestolen geraakte bestuurderskaart ofwerkplaatskaart in op de plaats van afgiftevan de vervangende tachograafkaart,indien deze na melding van verlies ofdiefstal weer in bezit van de aanvrageris gekomen, voordat de vervangendetachograafkaart is opgehaald.3. Indien een bestuurderskaart of werkplaatskaartna melding van verlies ofdiefstal weer in bezit van de aanvrageris gekomen, nadat de vervangendetachograafkaart is opgehaald, dient dezete worden teruggezonden aan de inspecteur-generaalvan de Inspectie Verkeeren Waterstaat.Uit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 1


§ 4. Intrekking en geldigheidArtikel 71. Een tachograafkaart kan worden ingetrokkenin de gevallen genoemd in artikel14, vierde lid, onder c, van verordening(EEG) nr. 3821/85 of op verzoekvan de aanvrager.2. Een bedrijfskaart of werkplaatskaartkan daarnaast worden ingetrokken:a. bij zodanig misbruik van de kaart dateen deugdelijke registratie van rij- enrusttijden in gevaar komt;b. indien de aanvrager niet meer kanvoldoen aan de voorwaarden genoemdin artikel 2, tweede en derde lid, onder b.Artikel 81. Onverminderd artikel 2.4:11, eerstelid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer,verliest een bestuurderskaart ofwerkplaatskaart zijn geldigheid indien:a. de kaart als verloren of gestolen isgemeld aan de Minister van Verkeer enWaterstaat;b. de kaart vanwege een defect, beschadigingbij de plaats van afgifte is ingeleverd;c. drie maanden, na de datum van dagtekeningvan het bericht waarin de aanvragerwordt geïnformeerd dat zijn kaartgereed ligt, zijn verstreken en de kaartin die periode niet is afgehaald; ofd. het bestuurdersattest dat of de tewerkstellingsvergunningdie ten grondslagligt aan de verlening van een bestuurderskaartop grond van artikel 3 zijngeldigheid verliest.2. De onderdelen a en b van het eerstelid zijn van overeenkomstige toepassingop de bedrijfskaart.§ 5. Afgifte van de kaartbestuurder als bedoeld in artikel 3 toontde aanvrager naast de in het tweede lidgenoemde documenten ook een geldigpaspoort.§ 6. Gebruik van de <strong>tachograafkaarten</strong> andere registratiemiddelenArtikel 101. Indien de bestuurder zijn bestuurderskaartbij verlies, diefstal, een defect ofbeschadiging niet kan gebruiken maakthij in aanvulling op artikel 16, tweedelid, van verordening (EEG) nr. 3821/85ook aan het begin van de rit, een afdrukvan alle gegevens die in het controleapparaatzijn opgeslagen en voorziet hijdeze van:a. zijn naam, zijn handtekening en rijbewijsnummerof nummer van bestuurderskaart;enb. de in artikel 15, derde lid, tweedestreepje, onder b, c en d, van verordening(EEG) nr. 3821/85 aangegeventijdgroepen.2. Wanneer de bestuurder niet bij hetvoertuig is en daardoor het controleapparaatin het voertuig niet kan bedienen,moeten de in artikel 15, derde lid, tweedestreepje, onder b, c en d, van verordening(EEG) nr. 3821/85 aangegeventijdgroepen op de bestuurderskaart wordengeregistreerd met behulp van devoorziening voor handmatige invoerwaarmee het controleapparaat is uitgerustop het moment dat het voertuig welaanwezig is.3. In afwijking van het tweede lid,tekent de bestuurder, indien hij zijnbestuurderskaart bij verlies, diefstal, eendefect of beschadiging niet kan gebruiken,op de in het eerste lid bedoeldeafdruk de in artikel 15, derde lid, tweedestreepje, onder b, c en d, van verordening(EEG) nr. 3821/85 aangegeventijdgroepen met de hand leesbaar opzonder dat die afdruk wordt bevuild ophet moment dat het voertuig wel aanwezigis.Artikel 91. De wijze van afgifte van een tachograafkaartwordt schriftelijk aan deaanvrager gemeld.2. Afgifte van een bestuurderskaartgeschiedt op vertoon door de aanvrager 4. Indien, in de situatie beschreven invan een op zijn naam gesteld, geldig het tweede lid, het voertuig door meerrijbewijs als bedoeld in artikel 2, eerste dan één bestuurder wordt bemand, stekendeze bestuurders hun bestuurders-lid, onder b, alsmede de aan hem gezondenschriftelijke melding, bedoeld in het kaarten in de juiste lezer van heteerste lid.controleapparaat.3. Afgifte van een werkplaatskaartgeschiedt op vertoon door de aanvrager Artikel 11van een op zijn naam gesteld, geldig 1. De in het controleapparaat geregistreerdegegevens worden door deidentiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1van de Wet op de identificatieplicht, werkgever of de persoon als bedoeld inalsmede de aan hem gezonden schriftelijkemelding, bedoeld in het eerste lid. denwet tenminste elke drie maandenartikel 2:7, eerste lid, van de Arbeidstij-4. Een bestuurderskaart of werkplaatskaartdie is aangevraagd in verband met bracht naar de vestiging van die werkge-met behulp van de bedrijfskaart overge-een defect of beschadiging of vernieuwingvan de oude kaart wordt niet eer-2. De gegevens op een bestuurderskaartver of die persoon.der afgegeven dan na inlevering van de worden door de werkgever of de persoonals bedoeld in artikel 2:7, eerstete vervangen kaart op de plaats van afgifte.lid, van de Arbeidstijdenwet tenminste5. Bij afgifte van een bestuurderskaart elke drie weken overgebracht naar deaan een bestuurder die een geldig rijbewijsheeft zonder pasfoto en aan eenvestiging van die werkgever of die persoon.3. Indien de werkgever of de persoon alsbedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van deArbeidstijdenwet vanwege verlies, diefstal,defect of beschadiging van debedrijfskaart of vanwege een defect aanhet controleapparaat niet aan zijn verplichtingop grond van het eerste lid kanvoldoen, is hij verplicht een erkenninghouderals bedoeld in artikel 1, onderdeeld, van de <strong>Regeling</strong> controleapparaten2005 schriftelijk te verzoeken degegevens over te brengen naar een computerof ander opslagmedium.4. De werkgever en de persoon, bedoeldin artikel 2:7, eerste lid van de Arbeidstijdenwet,bewaren aan hen door deerkenninghouder als bedoeld in artikel1, onderdeel d, van de <strong>Regeling</strong> controleapparaten2005 verstrekte certificatenvan onmogelijkheid van gegevensoverdrachtten minste 52 weken vanaf dedatum van afgifte van het certificaat.§ 7. Overgangs- en slotbepalingenArtikel 12Onder vervanging van de puntkommaaan het slot van onderdeel n, wordt aanartikel 2 van de <strong>Regeling</strong> taken DienstWegverkeer 1 een onderdeel o toegevoegd,luidende:o. het instandhouden en beheren van eensysteem van registratie van <strong>tachograafkaarten</strong>en daarbij behorende gegevensvan betrokkenen.Artikel 13De Tijdelijke regeling verstrekking<strong>tachograafkaarten</strong> wordt ingetrokken.Artikel 141. Tachograafkaarten verleend ingevolgede Tijdelijke regeling verstrekking<strong>tachograafkaarten</strong>, worden gelijk gesteldmet <strong>tachograafkaarten</strong> verleend opgrond van deze regeling.2. Aanvragen van <strong>tachograafkaarten</strong>ingevolge de Tijdelijke regeling <strong>tachograafkaarten</strong>ingediend vóór het tijdstipvan inwerkingtreding van deze regelingworden aangemerkt als aanvragen ingediendna dat tijdstip.Artikel 15Deze regeling treedt in werking metingang van het tijdstip van inwerkingtredingvan de wet van 6 juli 2004 totwijziging van de Arbeidstijdenwet en deWegenverkeerswet 1994 in verband metde invoering van het digitale controleapparaat(Stb. 2004, 347).Artikel 16Deze regeling wordt aangehaald als:<strong>Regeling</strong> <strong>tachograafkaarten</strong>.Uit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 2


Deze regeling zal met de toelichting inde Staatscourant worden geplaatst.De Minister van Verkeer en Waterstaat,K.M.H. Peijs.De Minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid,A.J. de Geus.1 Stcrt. 1996; 125, laatstelijk gewijzigd bij regeling van6 mei 2005 (Stcrt. 92).ToelichtingAlgemeen1. InleidingDeze regeling heeft tot doel het gevenvan regels voor de aanvraag, verstrekkingen het gebruik van <strong>tachograafkaarten</strong>.Deze kaarten worden toegepast indigitale controleapparaten (tachografen)ter registratie van de rij- en rusttijdenvan chauffeurs in het wegvervoer.Naar aanleiding van een wijziging vanverordening (EEG) nr. 3821/85 van deRaad van de Europese Unie van20 december 1985 betreffende het controleapparaatin het wegvervoer (PbEGL 370) (hierna: verordening (EEG)nr. 3821/85) zullen er vanaf 5 augustus2004 in bepaalde categorieën vrachtwagensen bussen digitale controleapparatengebruikt moeten worden. Dit blijktuit een wijziging van verordening(EEG) nr. 3821/85, namelijk verordening(EG) nr. 2135/98 van de Raad vande Europese Unie van 24 september1998 (PbEG L 274) (hierna: verordening(EG) nr. 2135/98). De digitalewerking van dit apparaat waarborgt eenoptimale registratie van de rij- en rusttijdenvan chauffeurs en is minder fraudegevoeligdan zijn analoge variant. Zoalsin het analoge controleapparaat kartonnenregistratiebladen gebruikt moetenworden, zo moeten in digitale controleapparatenzogenaamde smartcards of<strong>tachograafkaarten</strong> gebruikt worden. Verordening(EG) nr. 2135/98 schrijft voordat elke belanghebbende een eigensmartcard gebruikt: de chauffeur eenbestuurderskaart, de eigenaar van eentransportonderneming een bedrijfskaart,een erkende installateur of reparateurvan een controleapparaat een werkplaatskaart,en tenslotte een toezichthoudereen controlekaart. De lidstatenmoeten op grond van artikel 2, tweedelid, van verordening (EG) nr. 2135/98vanaf 5 mei 2004 <strong>tachograafkaarten</strong>kunnen uitgeven.Het lid van de Europese Commissiedat in het bijzonder belast is met hetgemeenschappelijk vervoerbeleid heefteen moratorium afgekondigd om dehierboven genoemde invoeringstermijnmet één jaar te verlengen, omdat er niettijdig digitale apparaten op de marktbeschikbaar komen. Daarnaast is bij debehandeling van een wijzigingsvoorstelvan verordening (EEG) nr. 3820/85door de Transportraad een voorstel aanvaardom dit uitstel in verordening(EEG) nr. 3821/85 vast te leggen, waarbijtevens de verplichting op de lidstatenom <strong>tachograafkaarten</strong> te kunnen uitgevenzal worden verlengd. Dit voorstelligt nog ter goedkeuring bij het EuropeesParlement.2. Wet- en regelgevingDeze regeling vervangt de Tijdelijkeregeling verstrekking <strong>tachograafkaarten</strong>,die dan ook bij onderhavige regelingwordt ingetrokken. Deze regeling isgebaseerd op diverse artikelen in hetArbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv), datmet het oog op de invoering van de digitaletachograaf is gewijzigd. De wijzigingvan het Atbv alsmede een wijzigingvan het Reglement rijbewijzen enhet Voertuigreglement zijn weer gebaseerdop een wijziging van de Arbeidstijdenwet(ATW) en de Wegenverkeerswet1994 (Stb. 2004, 347). DeArbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluitvervoer zijn gewijzigd in verbandmet onder meer de introductie vannieuwe en persoonsgebonden registratiemiddeleninzake rij- en rusttijden ende handhaving van een correct gebruikvan deze registratiemiddelen. De wijzigingenvan de Wegenverkeerswet 1994en van het Reglement rijbewijzen houdenverband met het opvragen en benuttenvan rijbewijsgegevens ten behoevevan een juiste verstrekking van bestuurderskaartenaan chauffeurs in het wegvervoer.Deze regeling en de wijzigingenvan de hiervoor genoemde besluitenen wetten zullen op hetzelfde tijdstip inwerking treden.3. Raadpleging overleg- en adviesorganenOverlegorgaan Goederenvervoer (OGV)Op 1 september 2004 is de tijdelijkeregeling, inclusief een conceptdeel overde gebruiksplichten van <strong>tachograafkaarten</strong>,besproken in het OverlegorgaanGoederenvervoer waarin de belangrijkstevertegenwoordigers van de doelgroepenvan deze regeling zijn vertegenwoordigd.Naast de wet- en regelgevingzijn ook de berekeningen van de administratievelasten van de digitale tachograaf(SIRA Consulting B.V. in hetrapport Effectmeting AL Arbeidstijdenregistratiewegvervoer van 5 mei 2004)aan het OGV voorgelegd.Op 20 september 2004 heeft het OverlegorgaanGoederenvervoer een rapportmet bevindingen (OVW-2004/787) uitgebrachtover deze regeling. Het betrefteen advies over de verstrekking en degebruiksplichten van <strong>tachograafkaarten</strong>.De gebruiksplichten van de kaart zijnwel in het advies meegenomen, maarwaren nog niet in de tijdelijke regelingopgenomen. Onderhavige regeling bevatdeze gebruiksverplichtingen wel.Het overlegorgaan verwelkomt degevraagde regeling voor niet-EUchauffeursen verzoekt de bestuurderskaartvoor niet-EU-chauffeurs ook voorhet eigen vervoer mogelijk te maken.Dit is aangepast in artikel 3 van onderhavigeregeling.Het overlegorgaan vreest dat chauffeursin bestelwagens met een laadvermogentot 3500 kg bij de oorspronkelijkeopzet van de regeling en hetArbeidstijdenbesluit ook verplicht zijneen bestuurderskaart aan te vragen, terwijler geen tachograafplicht op dezewagens rust. Deze opmerking is juist.Artikel 2.4:8 van het Arbeidstijdenbesluitvervoer is daarom aangepast meteen verwijzing naar een artikel in verordeningen(EEG) nrs. 3820/85 of3821/85 betreffende tachograafplichtigevoertuigen.Ten derde adviseert het overlegorgaande prijs van een tachograafkaart ter vervangingvan gestolen of verloren kaartte relateren aan de resterende geldigheidsduur.De minister kan hier niet inmeegaan omdat de prijs is gerelateerdaan de kosten van behandeling van deaanvraag en productie van de kaart.De door het overlegorgaan geuite zorgomtrent de werking van de tachograafkaartis begrijpelijk bij een grootschaligeintroductie en afhankelijkheid vannieuwe registratiesystemen. De functioneleeisen van het apparaat liggen opEuropees niveau vast en zijn op eenmodel uitgebreid getest op hanteerbaarheiden fouten. De kwaliteit hangtvoornamelijk af van de producent dieapparaten en gebruiksaanwijzingen opde markt brengt en de werking in depraktijk.De minister deelt het aandachtspuntvan het overlegorgaan voor geharmoniseerdeafgifte van en controle op <strong>tachograafkaarten</strong>.De afgelopen jaren zijntussen lidstaten afspraken gemaakt enaanbevelingen uitgegeven over de harmonisatieop dit punt.Tenslotte vraagt het overlegorgaan eeneventuele verhoging van administratievelasten te compenseren. Bijna alle administratievelasten van de digitale tachograafen <strong>tachograafkaarten</strong> vloeien voortuit Europese regelgeving en rusten dusop alle ondernemingen binnen de EG.Directe compensatie van deze lastenvoor ondernemingen is niet toegestaanin verband met de Europese regels inzakestaatssteun. Wel spant het ministeriezich doorlopend in om de lasten bij uitvoeringvan de betreffende verordeningen elders in de sector zoveel mogelijk tebeperken en te compenseren.Adviescollege toetsing administratievelasten (Actal)Op 25 augustus 2004 is de tijdelijkeregeling, in het bijzonder paragraaf 4(zie hierna), ter toetsing voorgelegd aanhet Adviescollege toetsing administratievelasten (Actal). Over de administra-Uit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 3


tieve lasten heeft dit college op 23 september2004 advies (RL/PL/2004/215)uitgebracht. Het betreft een lastentoetsop de verstrekking en de gebruiksplichtenvan <strong>tachograafkaarten</strong>. De gebruiksplichtenvan de kaart zoals opgenomenin onderhavige regeling zijn wel algetoetst, maar waren nog niet in de uiteindelijkin de Staatscourant gepubliceerdetijdelijke regeling opgenomen.4. Administratieve lastenDe invoering van de digitale tachograafgaat gepaard aan veel gedetailleerderegelgeving op Europees niveau. Datgeldt zowel voor de regels met betrekkingtot het verstrekken en gebruikenvan <strong>tachograafkaarten</strong> als de techniekvan het digitale systeem (zie paragraaf2, Wet- en regelgeving). In nationaleregelgeving – waaronder deze regeling –staan nauwelijks bepalingen die doorwerkenin de administratieve lasten.Berekeningen door SIRA ConsultingB.V. in het rapport Effectmeting ALArbeidstijdenregistratie wegvervoer van5 mei 2004 tonen aan dat 94 % van detotale administratieve lasten direct herleidbaaris tot Europese regelgeving. Ditgeeft de beperkte mogelijkheden aan omin Nederlandse regelgeving de administratievelasten te verminderen. Dezeregeling geeft een overzicht van demeest actuele administratieve lasten diegepaard gaan met de invoering van dedigitale tachograaf.De berekeningen naar de administratievelasten die door Sira ConsultingB.V. zijn gemaakt, laten het volgendebeeld zien. De lasten die gemoeid zijnmet verplichtingen die voortvloeien uithet analoge systeem bedragen€ 69.757.400,–. In het digitale tijdperk,dus bij volledige invoering van het systeem,zijn de lasten € 57.466.600,–. Deinvoering van de digitale tachograafleidt op termijn tot een lastenverminderingvan bedrijven en burgers met ca18% (€ 12.291.300,– per jaar).VervoerondernemingenDe administratieve lasten van invoeringvan de digitale <strong>tachograafkaarten</strong> en hetdigitale controleapparaat (tachograaf)voor vervoerders en chauffeurs hebbenbetrekking op:1. de aanvraag van een tachograafkaart,2. het ophalen van een tachograafkaart,3. de gederfde werktijd die gepaard gaatmet het verkrijgen van een tachograafkaart,4. het melden en inleveren van defecte<strong>tachograafkaarten</strong>,5. het downloaden van digitale gegevensvan de bestuurderskaart en tachograafnaar het bedrijf,6. het registreren van rij- en rusttijden, en7. de aanschafkosten van digitale registratiemiddelenen benodigdheden.Samen bedragen ze ruim € 42.000.000,–(nrs. 1 en 2, schema hieronder)WerkplaatsenDe lasten van invoering van het digitaleregistratiesysteem voor werkplaatsenzijn de hiervoor onder 1–4 genoemdekosten, alsmede1. 5. het installeren en repareren vancontroleapparaten,2. 6. het bewaren van gegevens uit defectecontroleapparaten, en3. de aanschaf van technische middelenvoor digitale reparatie en installatie.Samen bedragen ze ruim € 15.000.000,–(nr. 3, schema hieronder)Geaggregeerd zijn de lasten voor beidebranches als volgt:Administratieve lasten huidige regelgeving (analoog) €1 + 2 = vervoerders; 3 = werkplaatsen Terugkerendekosten1. Gebruik tachograaf door bestuurders – analoog 51.742.7002. Registratie gegevens binnen het vervoersbedrijf – analoog 3.496.8003. Installatie en reparatie tachografen – analoog 14.518.400Totaal 69.757.900Administratieve lasten voorgenomen regelgeving (digitaal) €1 + 2 = vervoerders; 3 = werkplaatsen Terugkerendekosten1. Gebruik tachograaf door bestuurders – digitaal 34.573.5002. Registratie gegevens binnen het vervoersbedrijf – digitaal 7.641.5003. Installatie en reparatie tachografen – digitaal 15.251.600Totaal 57.466.600Deze lastenvermindering is niet gelijkverdeeld: vervoerbedrijven – de transportondernemingeninclusief de chauffeurs– profiteren meer van digitaleregistratie dan de ijkings- en keuringsbedrijven(installatie en reparatie tachografen).– De vermindering van lasten voor devervoerder/bestuurder wordt veroorzaaktdoordat het dagelijks registrerenmet behulp van een digitale bestuurderskaartminder tijd in beslag neemt danmet behulp van een analoge tachograafschijf.De vermindering bedraagt ruim€ 17.000.000,– (51.742.700,– minus34.573.500,– onder nummers 1. van hetschema).– De vermindering van lasten wordt Kosten voor het ophalen van de kaartendeels opgeheven door een vermeerderingvan lasten in verband met hetoverbrengen van digitale gegevens vanuit de controleapparaten en op debestuurderskaarten naar het bedrijf. Devermeerdering ten opzichte van het analogesysteem is hier ruim € 4.000.000,–(7.641.500,– minus 3.496.800,– onderde nummers 2 van het schema).Per saldo betekent dit een daling vanongeveer € 13.000.000,– (17 plus, 4 min).De lastenvermindering zal in stappennaar het bedrijfsleven toekomen, omdatde invoering van de digitale tachograafvia de aanschaf van nieuwe wagensgeleidelijk verloopt en ongeveer over10 jaar zal zijn voltooid.op het PostkantoorVertegenwoordigers van de Europesekaartuitgevende instanties in oprichtinghebben onderling afgesproken dat in deketen van aanvraag en afgifte van debestuurders- en werkplaatskaarten eenidentiteitscontrole (face-to-facecontrole)plaats moet vinden. De bedoelingvan een dergelijke controle is dat detachograafkaart met zekerheid in de handenvan de aanvrager terechtkomt enmisbruik door anderen wordt voorkomen.Nederland heeft er voor gekozende vereiste controle te doen bij wijzevan fysieke afgifte van de kaart aan deaanvrager via de postkantoren. Met dekeuze voor het postkantoor is een redelijkeafweging gemaakt tussen hetUit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 4


elang van een veilige verstrekking vande kaart en de (administratieve) last degemoeid is met het verkrijgen tachograafkaartvoor de aanvrager. Daarbij isin aanmerking genomen dat de postkantorenredelijk ruime openingstijden eneen verfijnd netwerk van verspreidingover Nederland kennen. De bestuurderskaartis vijf jaar geldig, hetgeen betekentdat deze kaart maar eens in de vijf jaaropgehaald hoeft te worden. Dit is andersbij de werkplaatskaart die maar één jaargeldig is. Het ministerie onderzoekt ofde werkplaatskaart na één jaar op eenandere veilige, maar minder belastendewijze dan via fysieke overdracht kanworden verstrekt.OpleidingskostenAlle berekeningen naar de administratievelasten zijn uitgevoerd volgens ‘Metenis weten’, de handleiding voor het definiërenen meten van administratievelasten voor het bedrijfsleven die doorIPAL is uitgegeven (december 2003).Hierin worden opleidingskostengenoemd als voorbeeld van de inhoudelijkenalevingskosten die in principe niettot de administratieve lasten gerekendworden. Dit zou anders zijn als de regelgevingvereist dat een chauffeur eendiploma moet tonen voordat hij in hetbezit kan komen van een bestuurderskaartof een opleiding via regels verplichtwordt gesteld. Een dergelijkeverplichting ontbreekt voor de regelgevinginzake <strong>tachograafkaarten</strong>. Eenonderneming moet er evenwel voorzorgdragen dat zijn werknemers wetenhoe en wanneer ze een tachograafkaartmoeten gebruiken in overeenstemmingmet de regels. Dit geldt overigens ookvoor ondernemingen en het hanterenvan de bedrijfskaart. Het is evident datopleiding gepaard gaat met kosten in dezin van tijd en de kosten van het volgenvan een instructie. Zonder instructie ishet risico groter dat een chauffeur opeen onjuiste wijze met de digitale tachograafen zijn bestuurderskaart omgaat enhierdoor het risico loopt beboet te wordenvoor een overtreding.De inspectie van Verkeer & Waterstaatheeft schattingen gemaakt naar dekosten die het bedrijfsleven moet makenom chauffeurs, kantoorpersoneel enijkers bekend te maken met de digitaletachograaf. Deze komen uit op ongeveer€ 14.700.000,– verdeeld over een periodevan 5 jaar. Voor nieuwe chauffeurswordt het gebruik van de digitale tachograafopgenomen in de vakopleidingen.De opleidingen worden aangebodendoor de importeurs van digitale tachografen.Het is nog niet bekend op welkewijze dit zal gebeuren en tegen welkekosten. Zo kan de opleiding zich vertalenin een demonstratie of het lezen vaneen gebruiksaanwijzing bij aankoop vande tachograaf, maar ook in een eendaagseof meerdaagse gecombineerde opleidingvoor werknemers in de transportbranchedie overschakelen op digitaleregistratie. Het bedrijfsleven schat deopleidingskosten op een bedrag vanongeveer € 60.000.000,– over vijf jaar.Het bedrijfsleven is van mening dat deinvoering van de digitale tachograaf eenlastenverzwaring inhoudt, die door dedefinitie van administratieve lasten nietgoed tot uitdrukking wordt gebracht.Om die reden zijn de opleidingskostenin deze toelichting als bedrijfseffect verantwoorden genoemd.5. Handhaving en sanctioneringVoor handhaving en sanctionering vande verplichtingen voortvloeiend uit hetinstalleren, onderzoeken, repareren engebruiken van digitale controleapparatenis aangesloten bij de wijze vanhandhaving en sanctionering van vergelijkbareverplichtingen die gelden voorhet analoge controleapparaat. Een toezichthouderskan met behulp van huncontrolekaart en -apparatuur in één overzichtde rij- en rusttijden van de bestuurderop de bestuurderskaart en in hetcontroleapparaat kunnen overzien. Ookbedrijfscontroles kunnen door de digitaliseringefficiënter worden uitgevoerd.Een toename van de handhavingskostenwordt derhalve niet verwacht. Controleop het juist gebruik van werkplaatskaartenvindt in beginsel plaats via hettoezicht op de erkenninghouders totinstallateur of reparateur ingevolge de<strong>Regeling</strong> controleapparaten 2005 doorde Dienst Wegverkeer. Ook dit toezichtverandert door de introductie van hetdigitale controleapparaat maar in beperktemate.De in deze regeling opgenomen verplichtingenten aanzien van het gebruikvan <strong>tachograafkaarten</strong> en controleapparatenvinden hun grondslag in onder andereartikel 2.4:1, derde lid (bewarengegevens), artikel 2.4:12 onderdelen e(melden en inleveren <strong>tachograafkaarten</strong>bij verlies en diefstal), f (gebruik <strong>tachograafkaarten</strong>en controleapparaat) en g,(verwerking van gegevens) en artikel2.4:13, eerste lid, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer. Het niet naleven van hetbepaalde in deze regeling krachtensvoornoemde artikelen is een beboetbaarfeit ingevolge artikel 8:1 van hetArbeidstijden besluit vervoer. Artikel2.4:4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoerbetreft het verbod op een aantalvormen van misbruik van het controlemiddel,dat met het misbruik van <strong>tachograafkaarten</strong>(voorkomen vervalsing enpersoonlijk gebruik) is uitgebreid.Voorts kan op grond van artikel 7 vandeze regeling in die gevallen ook totintrekking van de tachograafkaart wordenbesloten.ArtikelsgewijsArtikel 1De Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluitvervoer stellen een aantalbegrippen ook voor de daarop gebaseerderegelgeving vast. Het Arbeidstijdenbesluitvervoer definieert onder anderecontroleapparaat en tachograafkaart.Een controleapparaat is omschrevenals een controleapparaat als bedoeld inverordening (EEG) nr. 3821/85. Hetbetreft zowel het reeds bestaande controleapparaat(een zogenaamde analoogcontroleapparaat) als een digitaal controleapparaat.Uitsluitend in de digitaletachograaf worden <strong>tachograafkaarten</strong>gebruikt. Vandaar dat de regeling uitsluitendbetrekking heeft op het digitalecontroleapparaat (onderdeel a).Een tachograafkaart wordt in hetArbeidstijdenbesluit vervoer gedefinieerdals een kaart met geheugen alsbedoeld in bijlage IB, hoofdstuk I, onderkk, van verordening (EEG) nr. 3821/85,waaronder in ieder geval wordt verstaaneen bestuurderskaart, een werkplaatskaart,een bedrijfskaart of een controlekaart.In deze regeling blijft echter decontrolekaart voor opsporingsambtenarenbuiten beschouwing. Deze kaartwordt niet via een publiekrechtelijkebeschikking afgegeven, maar bij wijzevan overeenkomst tussen de minister ende betreffende opsporingsdiensten. Deimplementatie wordt dus op andere wijzegeregeld.Artikel 2Artikel 2 regelt de gronden van verleningvoor de drie <strong>tachograafkaarten</strong>. DeMinister van Verkeer en Waterstaat verleentop basis van een aanvraag ingedienddoor een aanvrager – dit is eenbestuurder, werkplaats (installateur ofreparateur) of vervoerder – een bestuurderskaart,werkplaatskaart of bedrijfskaart.De gronden voor verlening voorde verschillende <strong>tachograafkaarten</strong> staangenoemd in het eerste tot en met derdelid.De aanvrager voor een bestuurderskaartdient zijn gewone verblijfplaats inNederland te hebben. In artikel 14, derdelid, onder a, van verordening (EEG)nr. 3821/85 is aangegeven wat onder‘gewone verblijfplaats’ wordt verstaan.In artikel 3 is ten behoeve van bestuurdersdie niet hun gewone verblijfplaatsbinnen de Europese Unie hebben eenuitzondering op artikel 2, eerste lid,onder a, geformuleerd.In het eerste lid, onder b, van artikel 2is aangegeven dat een bestuurder overeen aan hem afgegeven geldig rijbewijsdient te beschikken. Door voor te schrijvendat het moet gaan om een rijbewijsals bedoeld in artikel 2.3:1, aanhef enonder a en b, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer wordt geprobeerd zo goedmogelijk uitvoering te geven aan artikel14, vierde lid, onder b, van verordeningUit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 5


(EEG) nr. 3821/85 waarin staat datbestuurderskaarten alleen mogen wordenverstrekt aan aanvragers waaropverordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassingis. Dit geldige rijbewijs is ooknoodzakelijk met het oog op het kunnenafdrukken van het rijbewijsnummer opde tachograafkaart zoals Bijlage IB bijverordening (EEG) nr. 3821/85 dit voorschrijft.Voorts wordt het rijbewijsgebruikt bij identiteitscontrole wanneerde bestuurderskaart op de plaats vanafgifte wordt afgehaald.Aangezien het om een geldig rijbewijsmoet gaan, mag deze op het tijdstip vanbeoordeling van de aanvraag niet (tijdelijk)ongeldig zijn verklaard (zie bijvoorbeeldartikel 112 van de Wegenverkeerswet1994) door het bevoegd gezag.Diverse rijbewijzen kunnen wordengeaccepteerd. In het grootste aantalgevallen zal het gaan om een geldig rijbewijsdat is afgegeven op basis van deWegenverkeerswet of op basis van artikel107 Wegenverkeerswet 1994. Daarnaastkan het gaan om een rijbewijs datis afgegeven door het daartoe bevoegdegezag in een andere lidstaat van deEuropese Gemeenschappen of in eenandere staat die partij is bij de Overeenkomstbetreffende de Europese EconomischeRuimte, waarvan de houder inNederland woonachtig is, zolang de bijde Wegenverkeerswet 1994 vastgesteldetermijn van geldigheid in Nederland nietis verstreken en mits het rijbewijs isvoorzien van een pasfoto van de houder.Is het rijbewijs niet voorzien van eenpasfoto, dan zal bij het ophalen van debestuurderskaart ten behoeve van deidentiteitscontrole ook een geldig paspoortmoeten worden getoond (zie artikel9).Het gaat hierbij bijvoorbeeld om eenBelg die langer dan 185 dagen in Nederlandverblijft en wiens Belgische rijbewijsin Nederland dan voor een bepaaldetijd zijn geldigheid behoudt en dusniet omgewisseld hoeft te worden in eenNederlands rijbewijs. Deze Belg kandan, indien hem niet elders een bestuurderskaartis verstrekt, wel een Nederlandsebestuurderskaart verkrijgen opbasis van zijn geldige Belgische rijbewijs.Wanneer het gaat om een niet-EUchauffeur (de uitzondering in artikel 3),dan dient de aanvrager in het bezit tezijn van een geldig rijbewijs aan hemafgegeven door het daartoe bevoegdegezag buiten Nederland, meestal andersdan in een andere lidstaat van de EuropeseUnie.De verlening van een bestuurderskaartis mede afhankelijk van het feit dat nietreeds een dergelijke kaart in bezit vande aanvrager is. De bestuurder kanmaximaal één bestuurderskaart in bezithebben. Deze regel is bedoeld om fraudemet de registratie van rij- en rusttijdenop bestuurderskaarten en intachografen te voorkomen.Een houder van een werkplaatskaartkan zijn de erkenninghouder zelf die isopgeleid tot installateur of reparateurdan wel personeel in dienst van deerkenninghouder dat is opgeleid totinstallateur of reparateur. De aanvragervan een werkplaatskaart kan per erkenninghoudermaximaal over één werkplaatskaartbeschikken. Artikel 2, derdelid, onder c, voorziet hierin. Is de aanvragerin dienst bij meerdere erkenninghoudersdan mag hij dus over meerderewerkplaatskaarten beschikken. Eenerkenninghouder kan soms erkend zijnvoor meerdere werkplaatsen. In datgeval mag de houder van de werkplaatskaartdie kaart op al die werkplaatsengebruiken.Een aanvraag van een bestuurderskaartof werkplaatskaart wordt nietgeweigerd op grond van bezit van eenkaart, indien de aanvraag strekt tot vervangingvan een verloren of gestolen,defecte of beschadigde kaart dan welindien sprake is van vernieuwing vaneen bestaande werkplaatskaart ofbestuurderskaart waarvan de geldigheidsduurbijna is verstreken, dan welindien sprake is van tussentijdse vernieuwing.In dat laatste geval kangedacht worden aan een bestuurderwiens naam tussentijds, bijvoorbeelddoor huwelijk, verandert en dit tevensgraag op een bestuurderskaart tot uitdrukkingwil laten komen. In een aantalvan deze gevallen geldt dan een inleverplichtvan de oude tachograafkaart (zieartikel 6).Een (transport)bedrijf (de werkgeverof zelfstandige), voorzien van een eigeninschrijving bij de Kamer van Koophandel,mag meerdere bedrijfskaartenbezitten. Om technische redenen voortvloeienduit bijlage IB van verordening(EEG) nr. 3821/85 is dit aantal echtertot maximaal 62 beperkt.De minister stelt een aanvraagformulierbeschikbaar aan de aanvrager (conformartikel 4:4 van de Algemene wetbestuursrecht). Bij indiening van hetaanvraagformulier moeten enkele persoonsgegevensworden ingevuld envragen worden beantwoord om te kunnenbeoordelen of aanvrager in aanmerkingkomt voor een tachograafkaart. Deaanvrager van een bestuurderskaart ofwerkplaatskaart dient daarnaast eengoed gelijkende pasfoto aan te leverendie voldoet aan de eisen zoals die ookvoor het rijbewijs gelden (artikel 2, lid4). Op verzoek van de Minister van Verkeeren Waterstaat kan na invulling entoezending van het aanvraagformulierworden verzocht om bepaalde bewijsmiddelenmee te sturen. Dit kan bijvoorbeeldzijn een kopie van het rijbewijs ofeen gewaarmerkt uittreksel van de gegevensuit de gemeentelijke basisadministratiebij de aanvraag van een bestuurderskaartof een afschrift van deinschrijving in het handelsregister vooraanvragers van een bedrijfskaart danwel het bewijs van opleiding voor aanvragersvan een werkplaatskaart. DeMinister van Verkeer en Waterstaat zalalleen overgaan tot het opvragen vanbewijsmiddelen indien het aanvraagformulierniet volledig is ingevuld ofindien de voor de beoordeling van deaanvraag benodigde bescheiden ontbreken,dan wel indien de bij aanvraagingevulde gegevens onjuist zijn of alsonbetrouwbaar worden beoordeeld. Ditlaatste kan bijvoorbeeld het geval zijnals en rijbewijs niet of niet juist is geregistreerdbij de Dienst Wegverkeerkrachtens artikel 126, eerste lid, van deWegenverkeerswet 1994. Het doel hierbijis te waarborgen dat een tachograafkaartin juiste handen terechtkomt eneventueel misbruik kan worden getraceerdaan de hand van de opgevraagdegegevens.Artikel 3Verordening (EEG) nr. 3821/85 voorzietin de mogelijkheid een bestuurderskaartaf te geven aan bestuurders die verblijfhebben in een lidstaat en waarop verordening(EEG) nr. 3820/85 van toepassingis. Een lidstaat heeft op grond vanartikel 14, derde lid, van verordening(EEG) nr. 3821/85 de bevoegdheid omte verlangen dat iedere bestuurder diedit beroep vanuit Nederland daadwerkelijkuitoefent, houder van een bestuurderskaartmoet zijn, mits voldaan is aandie twee voorwaarden. Indien buitentwijfel staat dat aan beide voorwaardenis voldaan, is Nederland in elk gevalbevoegd kaarten af te geven en hiertoeregels te stellen. De beantwoording vande vraag welke bevoegdheid de lidstaatnog heeft als niet aan alle voorwaardenis voldaan, blijkt niet ondubbelzinnig uitde verordening.Het doel van verordening (EEG)nr. 3820/85 is dat in het beroepsvervoerde rij- en rusttijden zoveel mogelijkworden geregistreerd in het belang vande arbeidsbescherming van werknemersen met het oog op de verkeersveiligheid.Het doel van verordening (EEG)nr. 3821/85 is vervolgens dat als eendigitale tachograaf is geïnstalleerd dezezo veel mogelijk en op juiste wijze doorbestuurders wordt gebruikt.In de praktijk is gebleken dat Nederlandsevervoerders naast bestuurderswoonachtig in Nederland, ook bestuurdersdie hun gewone verblijfplaats nietbinnen de grenzen van de EuropeseUnie hebben in dienst hebben (hierna:de niet-EU bestuurder). Als deze nietover bestuurderskaarten beschikken,kunnen zij ook de rij- en rusttijden nietgoed registreren voor hun tot die registratiewel verplichte Nederlandsewerkgevers. Gelet op de doelen van devoornoemde verordeningen, die beterkunnen worden bereikt indien ook niet-EU bestuurders over een bestuurderskaartkunnen beschikken, is er doorNederland voor gekozen ook aan dieUit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 6


estuurders bestuurderskaarten af tegeven. Artikel 3 voorziet in die mogelijkheid,mits de niet-EU bestuurder indienst is van een in Nederland gevestigdevervoerder. De niet-EU bestuurderdie in aanmerking wil komen voor eenbestuurderskaart moet ofwel eenbestuurdersattest, ofwel een tewerkstellingsvergunningoverleggen. Hetbestuurdersattest wordt onder voorwaardenafgegeven aan een houder van eencommunautaire vergunning ten behoevevan een bij hem in dienstbetrekking zijndebestuurder, die onderdaan is van eenniet tot de Europese Unie behorendland. Een tewerkstellingsvergunningwordt onder voorwaarden aan werkgeversafgegeven die vreemdelingen inNederland arbeid laten verrichten.De uitzondering in artikel 3 geldt ookvoor niet-EU-bestuurders die werkzaamzijn voor bedrijven met een eigen vervoerdiensten die het vervoer niet tothoofdactiviteit hebben. Voorbeeldenzijn grote warenhuizen en postorderbedrijven.Artikel 3 vormt een uitzondering opartikel 2, eerste lid, onder a. De overigeonderdelen van artikel 2, eerste lid, zijnderhalve onverkort van toepassing. Ookeen niet-EU bestuurder dient een geldigrijbewijs te kunnen tonen, afgegevendoor het bevoegde gezag van meestal destaat buiten de EU. Voorts mag ook eenniet-EU chauffeur niet reeds eenbestuurderskaart in het bezit hebben.Indien uit het Europese computernetwerkdat de afgegeven bestuurderskaartenregistreert (Tachonet), blijkt dat deaanvrager reeds een kaart heeft, vormtdit een grond om afgifte van een Nederlandsekaart te weigeren.Artikelen 4 en 5In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat debeslistermijn op aanvraag van een tachograafkaarthoogstens 6 weken bedraagt.Deze maximale beslistermijn van 6weken geldt voor een bestuurderskaarten een werkplaatskaart alleen bij eersteaanvraag van de kaart of bij vernieuwingvan de kaart. Aanvragers moetenkunnen weten binnen welke termijn ophun aanvraag wordt beslist, om daaropte kunnen anticiperen. Indien een tachograafkaarttijdens de geldigheidsduurwordt aangevraagd vanwege diefstal,verlies, beschadiging of defect van dekaart, beslist de Minister van Verkeer enWaterstaat binnen 5 dagen (artikel 5,tweede lid). Indien tijdig een nieuwebestuurderskaart of werkplaatskaartwordt aangevraagd in verband met verloopvan geldigheid van een bestaandekaart geldt eveneens een kortere beslistermijn(artikel 5, derde lid). Alle termijnengaan lopen vanaf het moment dat devergoeding voor de tachograafkaart isontvangen. Dit laatste is het geval alshet bedrag is bijgeschreven op de rekeningvan de Inspectie Verkeer en Waterstaat.De prijs voor het in behandelingnemen van een aanvraag, produceren,verlenen en afgeven van een tachograafkaartis € 69,– (artikel 4, tweede lid).Ook in geval van vervanging van eenverloren, gestolen, defecte of beschadigdekaart is de prijs € 69,–.Artikel 5, eerste lid, stelt het verplichtom binnen 7 kalenderdagen in geval vanbeschadiging, defect, verlies of diefstalvan een bestuurderskaart of werkplaatskaartom vervanging te verzoeken. Dezeverplichting is een gedeeltelijke reproductievan de verordening. Artikel 15,eerste lid, vierde alinea, van verordening(EEG) nr. 3821/85 legt deze verplichtingreeds vast ten aanzien van debestuurderskaart. Voor de werkplaatskaartis dit niet geregeld in de verordening,maar is deze verplichting welnoodzakelijk geacht met het oog op correctehandhaving op mogelijke fraudemet de desbetreffende gestolen kaart.Om onduidelijkheid te voorkomen dooralleen de werkplaatskaarten en niet debestuurderskaart in dit artikel te noemen,is gekozen de verplichting voorbeide kaarten op te nemen in dit eerstelid. De termijn vangt aan op het momentdat iemand weet of redelijkerwijs kanweten dat zijn kaart verloren of gestolenis dan wel dat die kaart defect geraakt ofbeschadigd is.Artikel 6Beschadigde of defecte kaarten moetenuit het circuit worden gehaald vanwegehet risico van misbruik. De aanvragerheeft daarom een inleverplicht. Ditzelfdegeldt voor kaarten die vanwegetussentijdse vernieuwing of om eenandere redenen zijn ingetrokken.De kaart wordt in verband met debeperking van administratieve lasteningeleverd op de plaats waar de aanvragerzijn vervangende duplicaat ophaalt.Ditzelfde geldt voor kaarten die zijngestolen of verloren en weer wordenteruggevonden. Met dien verstande datwanneer het moment van terugvindenligt na de afgifte van de vervangendekaart, de kaart moet worden teruggezondenaan de inspecteur-generaal van deInspectie Verkeer en Waterstaat. Deaanvrager van een kaart, die is gestolenof verloren geraakt, moet dit melden aande Minister van Verkeer en Waterstaat(artikel 2.4:11, derde lid, van hetArbeidstijdenbesluit vervoer). Zondermelding van een gestolen of verlorenkaart wordt er van uit gegaan dat houdernog in het bezit is van de kaart en wordtgeen nieuwe kaart verleend. De meldingsplichtis van toepassing op debestuurderskaart, werkplaatskaart enbedrijfskaart. De inleverplicht is alleenvan toepassing op de bestuurderskaarten werkplaatskaart. Het risico op misbruikvan bedrijfskaarten is veel mindergroot omdat het geen direct registratiemiddelis en er meerdere kaarten tegelijkin het bezit van de vervoerdermogen zijn en voor de registratieplichtmogen worden gebruikt. Defecte ofbeschadigde bedrijfskaarten kunnenzonder meer worden vervangen dooreen ander exemplaar.Artikel 7De gronden voor intrekking van eentachograafkaart zijn: 1) de kaart is vervalst,2) aanvrager gebruikt een tachograafkaartdie niet van hem is en 3) detachograafkaart is onder valse voorwendselenverkregen. Deze grondenstaan genoemd in artikel 14, vierde lid,onder c van verordening (EEG)nr. 3821/85, maar zijn daarin alleen vantoepassing op de bestuurderskaart. Bijhet ontbreken van een toereikende voorzieningin genoemde verordening, geldende gronden van artikel 7, eerste lid,ook voor bedrijfskaarten en werkplaatskaarten.De gronden zijn redelijk, duidelijkgeformuleerd en de verordeningstaat er niet aan in de weg om deze regelinguit te breiden voor werkplaatskaartenen bedrijfskaarten. Vanzelfsprekendkan een kaart ook worden ingetrokkenop verzoek van houder, bijvoorbeeldomdat hij de (naam)gegevens op dekaart wil wijzigen.In het tweede lid zijn aanvullendeintrekkingsgronden opgenomen voor debedrijfskaart en de werkplaatskaart. Hetbetreft mogelijke intrekking in verbandmet misbruik van deze kaarten (onderdeela) of het niet meer voldoen aan devoorwaarden van verlening van de kaart(onderdeel b). De intrekking als bedoeldonder a zal van geval tot geval wordenbeoordeeld aan de hand van de ernst vanhet misbruik in relatie tot het belang vanhet houderschap van de kaart. Bij datlaatste kan worden gedacht aan arbeidsmogelijkhedenvan een installateur dievan een werkplaatskaart afhankelijk zijn.Artikel 8In artikel 2.4:7 van het Arbeidstijdenbesluitvervoer zijn de geldigheidstermijnenvoor <strong>tachograafkaarten</strong> vastgesteld.Artikel 2.4:11, eerste lid, van hetArbeidstijdenbesluit vervoer bepaalt dateen bestuurderskaart, werkplaatskaart ofbedrijfskaart zijn geldigheid verliestdoor intrekking of schorsing en door hetverstrijken van de geldigheidsduur. Ingeval van tussentijdse vernieuwing inverband met wijziging van bijvoorbeeldpersoonsgegevens op de kaart, zal ersprake zijn van intrekking van het oudebesluit, onder verlening van een nieuwbesluit en een nieuwe kaart. Naastintrekking verliest een kaart op grondvan onderhavig artikel zijn geldigheidvan rechtswege indien het voorafgaandeaan de afloop van de geldigheidstermijnals verloren of gestolen is gemeld (eerstelid, onder a; melding op grond vanartikel 2.4:11, derde lid, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer) dan wel is ingeleverdvanwege beschadiging of slechtewerking (eerste lid, onder b). De bedoe-Uit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 7


ling van onderdeel a is dat (als) verlorenof gestolen (gemelde) kaarten niet meermogen worden gebruikt voor de registratievan rij- en rusttijden. Gebruik doorde oorspronkelijke houder is na meldingvan verlies of diefstal niet meer toegestaan;hij moet een nieuwe kaart aanvragenom zijn rij- en rusttijden rechtmatigte kunnen registreren. De melding isvoor de (buitenlandse) handhavendeinstanties van belang om de kaart alsongeldig aan te merken en misbruikdoor anderen te kunnen constateren enbestraffen.Een kaart verliest zijn geldigheid ookindien de kaart na drie maanden na aankondigingniet is opgehaald op de plaatsvan afgifte (onderdeel c). Dit is eenordemaatregel van praktische aard; dekaart hoeft niet apart te worden ingetrokken.Tot slot verliest een bestuurderskaartafgegeven aan een niet-EU chauffeur(verlening op grond van artikel 2 incombinatie met artikel 3) zijn geldigheidindien ofwel het bestuurdersattest ofwelde tewerkstellingsvergunning op basiswaarvan de kaart aan deze bestuurder isverleend zijn geldigheid verliest. Ditmoment kan bij verlening reeds wordenbepaald en de bestuurderskaart zelf zalvanaf de datum waarop de geldigheidafloopt niet meer functioneren. De inleverplichtvan de kaart is ondanks dit feitonverkort van toepassing. Het is onwenselijkschijnbaar geldige kaarten (digitaalis de kaart ongeldig en daar zie jeaan de buitenkant niets van) in omloopte houden.Verlies van geldigheid om die reden isniet van toepassing op de bedrijfskaartomdat deze kaart aan aanvrager wordttoegezonden. Voor de bedrijfskaartbestaat geen inleverplicht, dus dat kaneveneens geen reden tot verlies van geldigheidzijn. In het derde lid zijn daaromalleen de onderdelen a en b vanovereenkomstige toepassing verklaardop de bedrijfskaart.Artikel 9Dit artikel regelt de fysieke uitgifte vande tachograafkaart. De bedrijfskaartwordt als enige per post verzonden. Debestuurderskaart en werkplaatskaartworden op persoonlijke titel afgegeven.Hoewel het functionele systeem van dekaart zelf fraudebestendig is, kleven ergrote frauderisico’s aan het gebruikenvan de kaart door anderen dan de aanvrager.Het tweede lid regelt dat deaanvrager zijn bestuurderskaart of werkplaatskaartophaalt (persoonlijk verschijnen)bij een kantoor waar een korteidentiteitscontrole (face-to-facecontrole)wordt uitgevoerd. De bedoelinghiervan is dat de kaart in de juistehanden terechtkomt, namelijk van deaanvrager wiens gegevens zijn geregistreerd.De aanvrager van een bestuurderskaartmoet hiertoe zijn rijbewijstonen (tweede lid). De bestuurder ontvangteen schriftelijke melding, eenafhaalbericht, vanaf wanneer en waar dekaart de kan worden opgehaald. Ditafhaalbericht wordt op het postkantoorondertekend als bewijs dat de kaart inontvangst is genomen.De aanvrager van een werkplaatskaartkan een algemeen aanvaard identiteitsbewijstonen bij het ophalen van dekaart (derde lid). Het risico van misbruik(fraude, dubbel gebruik) vanbestuurders- of werkplaatskaarten istevens de reden om beschadigde ofslecht werkende exemplaren bij vervangingte retourneren op de plaats vaneerdere afgifte van de kaart (vierde lid).Hetzelfde geldt indien de kaart tussentijdswordt vernieuwd. Bestuurdersafkomstig uit landen die geen EUlidstaatzijn, wordt verplicht naast eenrijbewijs en ophaalbewijs tevens eengeldig paspoort te laten zien teneindehun identiteit en herkomst vast te stellendie is opgegeven bij aanvraag van debestuurderskaart (vijfde lid).Artikel 10Artikel 2.4:8 van het Arbeidstijdenbesluitvervoer verplicht tot het gebruikvan een bestuurderskaart in die voertuigendie moeten zijn voorzien van eendigitale tachograaf. De verordeningbepaalt in artikel 15, tweede lid, datbestuurders iedere dag de bestuurderskaartmoeten gebruiken vanaf het tijdstipwaarop zij het voertuig overnemen.De kaart mag niet uit het apparaat wordengenomen, ‘tenzij zulks anderszins istoegestaan’. In het Arbeidstijdenbesluitvervoer is daarom beschreven wanneerde bestuurderskaart moet wordengebruikt en wanneer deze niet mag danwel kan worden gebruikt. Bij nadereregeling kan op grond van 2.4:12 wordenbepaald hoe de registratie zonderkaart of zonder controleapparaat moetplaatsvinden. Bij gebrek aan een voorzieningin verordening (EEG)nr. 3821/85 zoals die op dit momentluidt, bevat artikel 10 van onderhavigeregeling daarover bepalingen.In artikel 10, eerste lid, wordt aan dein artikel 16 van de verordeningbeschreven verplichting na afloop vande rit een afdruk van gegevens te makende verplichting toegevoegd dat debestuurder ook bij aanvang van zijnwerktijd bij gebrek aan een (goed werkende)bestuurderskaart een print-outvan de gegevens uit het digitale controleapparaatmaakt. Op de afdruk moet hijenkele persoonlijke gegevens schrijven,waaronder het nummer van de bestuurderskaartof het rijbewijsnummer. Ookdient de afdruk van een handtekeningvan de bestuurder te worden voorzien.Het tweede lid van artikel 10 regelt deverplichte handmatige invoer van gegevensinzake rij- en rusttijden en daarmeeregistratie op de bestuurderskaart, indienhet voertuig met het controleapparaatniet aanwezig is, maar de relevantewerkzaamheden wel zijn aangevangen.Dit heeft betrekking op onder meer desituatie dat een bestuurder bezig is methet laden of lossen van zijn oplegger,maar de (bijbehorende) trekker nog nietis gearriveerd.In het geval dat zowel de situatie inhet eerste lid (geen geldige bestuurderskaartbeschikbaar) als het tweede lid(geen controleapparaat beschikbaar)zich voordoet, zal op het moment dathet voertuig wel aanwezig is, de ‘handmatigeinvoer’, op de afdruk uit hetcontroleapparaat moeten plaatsvindenop het moment dat het voertuig en daarmeehet controleapparaat wel beschikbaarzijn. Immers zonder bestuurderskaartkan niets handmatigs op die kaartworden geregistreerd.Een controleapparaat bevat twee‘kaartlezers’ of ‘slots’, die in het gevalwaarin twee bestuurders zorg zullendragen voor de rit, gebruikt moeten worden.De bestuurders moeten ervoorzorgen dat de juiste kaart in de juistekaartlezer wordt gestoken, want alleenop de kaart van de bestuurder worden derij- en rusttijden geregistreerd. De kaartvan de bijrijder cq. tweede bestuurdermoet in de tweede kaartlezer, die geenrijtijd kan registreren. Bij wisseling vanbestuurdersactiviteiten dienen derhalvetevens de bestuurderskaarten gewisseldte worden. Doet men dit niet dan zal derijtijd gewoon op de eerste bestuurderskaartworden bijgeschreven. Dit is in feitegelijk met de wisseling van registratiebladenin geval van twee bestuurdersdie rijden met een analoge tachograaf.Met de digitale tachograaf kan overigensbij beide kaarten handmatig wordenaangegeven op welk tijdstip zij hunwerkzaamheden hebben aangevangen.De tekst in artikel 10 sluit zo veelmogelijk aan bij een voorgestelde herzieningvan verordening (EEG)nr. 3820/85, die mede wijziging vanverordening (EEG) nr. 3821/85 1 bevatten aanzien van het maken van eenafdruk voorafgaande aan de werktijd(print-out) en de handmatige invoer. Ophet moment dat de verordening dit verplichtstelt, kunnen in beginsel de bepalingenin artikel 10 van onderhavigeregeling komen te vervallen.Artikel 11Artikel 2.4:1 van het Arbeidstijdenbesluitvervoer betreft de verwerking,waaronder de bewaring van de gegevensmet betrekking tot de registratieverplichtingvan rij- en rusttijden door de werkgeverof zelfstandige. Op grond van hetderde lid van dat besluit kunnen nadereregels worden gesteld, onder andere metbetrekking tot de zogenaamde downloadverplichting,die inhoudt dat devervoerders periodiek de geregistreerdegegevens in het digitale controleapparaaten op de bestuurderskaart naar debedrijfsadministratie van de vervoerder(doen) overbrengen. Bij gebreke vanUit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 8


epalingen hierover in verordening(EEG) nr. 3821/85 is in het voornoemdevoorstel tot herziening van verordening(EEG) nr. 3820/85 tevens een dergelijkedownloadverplichting opgenomen. Artikel11 vormt een invulling van debepaling zoals is voorgesteld.Het eerste lid van artikel 11 betreft hetoverbrengen van gegevens van het controleapparaatnaar een computer bij deadministratie van de vestiging door devervoerder met behulp van de bedrijfskaart.Dit is tenminste elke drie maandenverplicht na de vorige handeling(eerste lid). Door opslag van de gegevensop het bedrijf zijn bedrijfscontrolesop de rij- en rusttijden mogelijk. Hetgaat in beginsel om alle in het controleapparaatopgeslagen gegevens, waarbijhet gebruik van de bedrijfskaart in hetapparaat nodig is om alleen de aan hetbedrijf, aan die vestiging waarvoor debedrijfskaart is afgegeven, toegeschrevengegevens te ontsluiten en over tebrengen naar de administratie. Dit is vanbelang in geval het controleapparaat ookgegevens van andere bedrijven heeftgeregistreerd. Die gegevens hoeft hetbedrijf niet te bewaren.Naast de gegevens uit het controleapparaatmoeten ook de gegevens van debestuurderskaart worden overgebrachtnaar de bedrijfsadministratie. Dit kanzonder bedrijfskaart. De verplichting isechter wel aan de vervoerondernemergericht. De werknemer (bestuurder)draagt de verantwoordelijkheid de gegevensop de bestuurderskaart te bewarentot aan het tijdstip van deugdelijke overdrachtaan zijn werkgever (zie artikel2.4:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluitvervoer). De minimum aan tehouden regelmaat van deze wijze vanoverbrengen is tenminste drie weken nade laatste handeling (tweede lid). Allegegevens moeten van de bestuurderskaartworden gedownload. Die gegevenskunnen dus ook ritten betreffen die debestuurder heeft gemaakt in opdracht ofin dienst van een ander bedrijf. Het gaaterom dat de werkgever of de zelfstandigeop het bedrijf per bestuurder eentotaaloverzicht heeft van de rij- en rusttijden.Het is mogelijk dat de werkgever ofzelfstandige vanwege bijvoorbeeld eendefect aan de bedrijfskaart of het controleapparaatniet aan de verplichting in heteerste lid kan voldoen. Het derde lidschrijft dan voor dat de werkgever ofzelfstandige een werkplaats moeteninschakelen om de gegevens voor hemover te brengen op een computer ofandere gegevensdrager.Het kan voorkomen dat een controleapparaatniet meer kan worden gerepareerden de gegevens niet meer uit hetapparaat kunnen worden gedownload. Indat geval zal een erkenninghouder alsinstallateur of reparateur door tussenkomstvan de fabrikant of importeur vancontroleapparaten een certificaat vanonmogelijkheid van gegevensoverdrachtverstrekken. Het vierde lid verplicht dewerkgever of zelfstandige dit certificaateen jaar na de datum van afgifte van datdocument te bewaren. Opdat net als bijde registratie van rij- en rusttijden overeen periode van 52 weken kan wordenvastgesteld welke gegevens zijn geregistreerden in dit geval niet konden wordengeregistreerd.Artikel 12De <strong>Regeling</strong> taken dienst wegverkeerwordt gewijzigd in verband met eennieuwe taak van deze dienst. Gelet opartikel 4b, tweede lid, onderdeel b, vande Wegenverkeerswet 1994 wordt dezenieuwe taak expliciet aan de RDWopgedragenDe Dienst Wegverkeer (RDW) gaat deregistratie van de <strong>tachograafkaarten</strong>,bijbehorende gegevens van aanvragersen de statussen van de kaarten (geldigheid,verlies, intrekking etc.) namens deMinister van Verkeer en Waterstaat bijhouden.De Minister van Verkeer enWaterstaat is bevoegd tot registrerenvan de gegevens (artikel 7:7 van deArbeidstijdenwet). De taak omvat naastregistratie tevens uitwisseling van gegevensomtrent de statussen van bestuurderskaartenmet instanties die belast zijnmet de handhaving van de rij- en rusttijdenregels,zoals politie en inspectie. DeRDW krijgt deze taak vanwege de daaraanwezige kennis van registratiesystemenen ervaring met de (internationale)uitwisseling van gegevens omtrent rijbewijzenen kentekens. De registratievan <strong>tachograafkaarten</strong> is van grootbelang voor de handhaving van deregels met betrekking tot de registratieplichtvan rij- en rusttijden. Zo mogenbestuurders alleen geldige bestuurderskaartengebruiken. Opsporingsambtenarenkunnen via het opvragen van de statusvan een kaart op deze regel toezien.Aan de andere kant kan het niet gebruikenvan een bestuurderskaart om geldigeredenen worden aangetoond viaregistratie van de status van de kaart,bijvoorbeeld als gestolen of verloren.Voorts wordt via registratie van statussenvoorkomen dat twee bestuurderskaartenworden afgegeven en zo kunnenworden gebruikt voor fraude bij de registratievan rij- en rusttijden.Artikel 13Onderhavige regeling vervangt de Tijdelijkeregeling verstrekking <strong>tachograafkaarten</strong>.Deze tijdelijke regeling heefthet mogelijk gemaakt om voor een korteperiode, namelijk tot inwerkingtredingvan de wijziging van de Arbeidstijdenweten onder andere de wijziging vanhet Arbeidstijdenbesluit vervoer in verbandmet de invoering van de digitaletachograaf, de afgifte van <strong>tachograafkaarten</strong>mogelijk te maken. Artikel 14bevat het overgangsrecht ten aanzienvan reeds verleende en afgegeven <strong>tachograafkaarten</strong>.Artikel 14Op basis van de Tijdelijke regeling verstrekking<strong>tachograafkaarten</strong> zijn reedsaan bestuurders, werkplaatsen en bedrijven<strong>tachograafkaarten</strong> verleend. Deze<strong>tachograafkaarten</strong> behouden hun geldigheidonder deze <strong>Regeling</strong> <strong>tachograafkaarten</strong>.Er hoeven dus geen nieuwe<strong>tachograafkaarten</strong> te worden aangevraagdter vervanging van de reedsverleende <strong>tachograafkaarten</strong> ingevolgede tijdelijke regeling.De tijdelijke regeling wordt grotendeelsin onderhavige <strong>Regeling</strong> <strong>tachograafkaarten</strong>gecontinueerd. Er zijn echterop onderdelen wijziging in dezedefinitieve regeling doorgevoerd tengevolge van gewijzigde inzichten tenaanzien van de inleverplicht van detachograafkaart en de intrekking en geldigheidvan die kaart. Voor houders vanbestuurderskaarten betreffen deze wijzigingende artikelen 6, 7, eerste lid, en 8,eerste lid. Voor houders van werkplaatskaartengaat het om de artikelen 6, 7 en8, eerste lid. Het betreft de artikelen 7en 8, tweede lid, voor houders vanbedrijfskaarten.Voorts zijn in deze regeling in tegenstellingtot in de tijdelijke regeling welgebruiksverplichtingen opgenomen.Voor bestuurders gaan de verplichtingenin artikel 10 gelden. Werkgevers en zelfstandigenzullen zich moeten houdenaan de verplichtingen in artikel 11.Om onduidelijkheid te voorkomenover welke regels op een aanvraag vantoepassing zijn, is het tweede lid opgenomen.Artikel 15Deze regeling, de <strong>Regeling</strong> controleapparaten2005 en een wijziging van onderandere het Arbeidstijdenbesluit vervoertreden gelijktijdig in werking metingang van het tijdstip van inwerkingtredingvan de wet van 6 juli 2004 totwijziging van de Arbeidstijdenwet en deWegenverkeerswet 1994 in verband metde invoering van het digitale controleapparaat(Stb. 2004, 347).Artikel 16Ten behoeve van een verkorte aanhalingvan het opschrift van de regeling is eenciteertitel vastgesteld.De Minister van Verkeer en Waterstaat,K.M.H. Peijs.De Minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid,A.J. de Geus.1 Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 12/2005 vastgestelddoor de Raad op 9 december 2004 met het oog op deaanneming van verordening (EG) nr. …/2005 van het EuropeesParlement en de Raad van …. tot harmonisatie vanUit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 9


epaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoeren tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3821/85 en(EG) nr.2135/98 van de Raad (PbEU C 63 E).Uit: Staatscourant 15 juli 2005, nr. 135 / pag. 30 10

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!