30.07.2015 Views

Afstudeerrapport ir Frank Tool TUD - Duurzaam in staal

Afstudeerrapport ir Frank Tool TUD - Duurzaam in staal

Afstudeerrapport ir Frank Tool TUD - Duurzaam in staal

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ContactgegevensAfstudeercommissieHoofdbegeleiderProf. dipl. <strong>in</strong>g. J.N.J.A. VamberskyE‐mail: J.N.J.A.Vambersky@tudelft.nlTel. : (+31) (0)15 2785488Begeleider IMd Raadgevende IngenieursIr. P. PetersE‐mail: p.peters@imdbv.nlTel. mobiel : 06‐22245514Begeleiders TU DelftProf. dr. <strong>ir</strong>. M. HaasE‐mail: E.M.Haas@tudelft.nlTel. : +31 15 27 85686Dr. <strong>ir</strong>. G.A. Van NederveenE‐mail: G.A.vanNederveen@tudelft.nlTel. : (+31) (0)15 2781854AfstudeerbedrijfIMd Raadgevende IngenieursAdres : Jan Leentvaarlaan 623065 DC RotterdamTel. bedrijf : 010 – 2012360Website: www.imdbv.nlAfstudeerder<strong>Frank</strong> <strong>Tool</strong>E‐mail: F.T.<strong>Tool</strong>@student.tudelft.nlTel. : 06‐47779578


VoorwoordDit rapport is de verslaglegg<strong>in</strong>g van mijn afstudeeronderzoek die ik, <strong>in</strong> het kader van mijn opleid<strong>in</strong>gCiviele Techniek van de Technische Universiteit Delft, heb verricht.Gedurende mijn afstudeeronderzoek heb ik een methode en een ontwerptool ontwikkeld, waarmeeop een eenvoudige en doeltreffende wijze de duurzaamheid van constructieve ontwerpen kanworden beoordeeld.De ontwikkelde methode wijkt op een essentieel punt af van de bestaande beoordel<strong>in</strong>gsmethodenen moet gezien worden als een eerste stap <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van een <strong>in</strong>tegrale beoordel<strong>in</strong>g, waarbij nietalleen de milieukosten ten gevolge van het materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik wordenberekend, maar tevens de verwachte levensduur van het gebouw wordt meegenomen, berekend opbasis van gebouwspecifieke kenmerken. Door constructieve ontwerpen op deze wijze te beoordelenvertalen de meerkosten van een slimme constructie zich <strong>in</strong> lagere milieukosten.Het <strong>in</strong>itiatief voor dit onderzoek is genomen door Pim Peters, d<strong>ir</strong>ecteur en raadgevend <strong>in</strong>genieur vanhet bureau IMd Raadgevende Ingenieurs te Rotterdam. B<strong>in</strong>nen IMd heb ik kunnen werken aan mijnonderzoek, met Pim als mijn bedrijfsbegeleider. Het aanstekelijke enthousiasme waarmee hij spreektover duurzaamheid en duurzaam construeren en een prettige werkomgev<strong>in</strong>g hebben ertoe geleiddat ik met veel plezier aan het onderzoek heb gewerkt. Daarnaast hebben de vele gesprekken die wehebben gevoerd, mij gedurende het onderzoek <strong>in</strong> de goede richt<strong>in</strong>g gestuurd. Voor mijn onderzoekheb ik daarnaast veel gehad aan mijn begeleiders van de TU. Dit zijn Michiel Haas, Sander vanNederveen en dhr. Vambersky. Ik heb de begeleid<strong>in</strong>g gedurende mijn onderzoek als zeer prettigervaren. Bij deze wil ik mijn begeleiders bedanken voor hun bijdrage aan mijn afstudeeronderzoek.Delft, 13 september 2010<strong>Frank</strong> <strong>Tool</strong>i


Samenvatt<strong>in</strong>gDe draagconstructie heeft een groot aandeel <strong>in</strong> de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> eengebouw. De milieukosten van een gebouw kunnen worden bepaald met behulp vantoets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten. Deze <strong>in</strong>strumenten zijn ontwikkeld om een gebouw als geheel te beoordelen.Voor het beoordelen en vergelijken van constructieve ontwerpen op duurzaamheid bestaat echternog geen geschikt toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strument. In dit afstudeeronderzoek is hiervoor een methodeontwikkeld en uitgewerkt tot een bruikbare ontwerptool. Het onderzoek is gestart met een studienaar de geschiedenis van de ontwikkel<strong>in</strong>g van het ‘duurzaam construeren’. Met de term ‘duurzaam’wordt verwezen naar de algemene eigenschap van een materiaal, gebouwdeel of constructie, welkeeen <strong>in</strong>dicatie geeft van de <strong>in</strong>vloed op het milieu (Engels: susta<strong>in</strong>able).Brundtland legde <strong>in</strong> 1987 <strong>in</strong> het rapport ‘Our Common Future’, uitgebracht door de WereldCommissie voor Milieu en Ontwikkel<strong>in</strong>g, een duidelijk verband tussen economische groei,milieuvraagstukken en armoede‐ en ontwikkel<strong>in</strong>gsproblematiek. Aan de hand van de volgendeformule (Ehrlich & Ehrlich, 1990) is het mogelijk om de verbanden te kwantificeren:EP = P x W x E.De formule stelt dat de milieudruk (EP) het product is van de bevolk<strong>in</strong>gsomvang (P), de gemiddeldewelvaart per persoon (W) en de milieubelast<strong>in</strong>g per eenheid van welvaart (E). Bij het streven naarhalver<strong>in</strong>g van de milieudruk <strong>in</strong> 2040 ten opzichte van 1990 en de veronderstell<strong>in</strong>g dat de bevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong>die tijd verdubbelt en de welvaart vijf keer zo groot wordt, betekent dit dat de milieuefficiëntie meteen factor 20 omhoog moet.De <strong>in</strong>ternationale aandacht voor de enorme groei van de impact door de mens op het milieu is s<strong>in</strong>dshet uitkomen van het Brundtland‐rapport fl<strong>in</strong>k toegenomen. Men is ervan bewust geraakt dat demilieuproblematiek enkel door middel van mondiaal beleid kan worden aangepakt. Deklimaatverdragen zijn hier een voorbeeld van. De factor 20 wordt hier<strong>in</strong> vaak gebruikt als metafoorvoor de hoge milieuambities en als richtlijn.NederlandDe duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g is ook doorgedrongen <strong>in</strong> de bouwsector. In de jaren negentig van devorige eeuw werd <strong>in</strong> het eerste Nationaal Milieubeleidsplan het begrip ‘duurzaam bouwen’geïntroduceerd. Dit ‘duurzaam bouwen’ is erop gericht de gezondheid‐ en milieueffecten als gevolgvan het bouwen, de gebouwen en de bebouwde omgev<strong>in</strong>g te reduceren’Bouwactiviteiten zijn verantwoordelijk voor een fors gedeelte van de totale Nederlandsemilieubelast<strong>in</strong>g. Een onderzoek naar de verdel<strong>in</strong>g van de milieukosten van een kantoorgebouw (1)heeft uitgewezen dat de <strong>in</strong>vloed van het materiaalgebruik op de milieukosten aanzienlijk is, zieonderstaande figuur. Deze <strong>in</strong>vloed is afhankelijk van de levensduur van een gebouw, maar zal algroter worden, ervan uitgaande dat de milieubelast<strong>in</strong>g voor het energieverbruik zal afnemen doortoepass<strong>in</strong>g van duurzame energiebronnen.Figuur 0.1: Bijdrage van het materiaalgebruik en water‐ en energieverbruik aan de milieukosten bij verschillendelevensduurscenario’s.ii


BerekenmethodiekenGezien het grote aandeel van het materiaalgebruik op de totale milieukosten, hoewel afhankelijk vande levensduur van een gebouw, en het feit dat ongeveer 60% van het materiaalgebruik toebehoorttot de draagconstructie, is het belangrijk om een constructief ontwerp te kunnen beoordelen opduurzaamheid. Deze beoordel<strong>in</strong>g kan een helder <strong>in</strong>zicht geven over de uite<strong>in</strong>delijke milieuprestatievan een gebouw. Daarnaast kan deze beoordel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ontwerpfase als hulpmiddel dienen bij dekeuze uit meerdere constructieve alternatieven.In de huidige Nederlandse bouwpraktijk worden hoofdzakelijk de volgende toets<strong>in</strong>gsmethodiekengebruikt: GPR Gebouw en GreenCalc+. Aan de basis van deze methoden en <strong>in</strong>strumenten ligt delevenscyclusanalyse (LCA). Met de LCA wordt de gehele levenscyclus van een grondstof, materiaal ofproduct, doorgenomen en alle optredende milieueffecten <strong>in</strong> kaart gebracht. Daarnaast zijn er ookmethoden ontwikkeld om de milieukosten van een product door de gehele levenscyclus te bepalen,op basis van de optredende milieueffecten. Milieukosten zijn, algemeen gezien, de kosten die desamenlev<strong>in</strong>g moet betalen om schade aan het milieu te voorkomen en te herstellen.Uit het onderzoek naar de verschillende toets<strong>in</strong>gsmethodieken is gebleken dat de draagconstructieniet specifiek wordt meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g. Op basis van beperkte gegevens van hetbeschouwde gebouw, gekoppeld aan gegevens van referentieprojecten, worden demateriaalhoeveelheden van een gebouw en dus de draagconstructie bepaald. Deze hoeveelhedenkunnen handmatig worden gewijzigd. Echter zijn de mogelijkheden hiervoor beperkt en is dewerkwijze tijdrovend. Hierdoor zijn de methoden niet geschikt om op een eenvoudige wijze deduurzaamheid van verschillende constructieve alternatieven te beoordelen. Op basis van dezeconclusie is een onderzoek gestart naar de methode voor de beoordel<strong>in</strong>g van een constructiefontwerp op duurzaamheid.Methode voor de beoordel<strong>in</strong>g van constructieve alternatieven op duurzaamheidDe milieukosten van een gebouw bestaan hoofdzakelijk uit de realisatiekosten, de jaarlijkse kostenvoor energie‐ en waterverbruik en de sloopkosten. De totale milieukosten (E) van een gebouw is desom van de realisatiekosten (I), de sloopkosten (D) en de jaarlijkse kosten (a) maal de levensduur (L)van het gebouw:E = I + D + (a*L)De jaarlijkse milieukosten (e) worden berekend met de volgende formule:e = a + (I + D)/LHet verlengen van de levensduur leidt tot lagere jaarlijkse milieukosten en vice versa. De langetermijn <strong>in</strong> beschouw<strong>in</strong>g nemend (veel langer dan de levensduur van een gebouw), kan gesteldworden dat een aantal gebouwen met een lange levensduur leiden tot een lagere milieubelast<strong>in</strong>gdan veel meer gebouwen met een korte levensduur. Het vergelijken en beoordelen vanconstructieve alternatieven zal dus op basis van de jaarlijkse milieukosten worden gedaan.Het bepalen van de jaarlijkse milieukosten bestaat uit de volgende twee onderdelen:1. Het bepalen van de totale milieukosten van het gebouw2. Het bepalen van de werkelijke levensduur van het gebouw.Bepal<strong>in</strong>g totale milieukostenDe milieukosten van een gebouw kunnen worden bepaald uit het materiaalgebruik en energie‐ enwaterverbruik. Omdat een constructief ontwerp wordt beoordeeld en niet een gebouw als geheel,zijn niet alle onderdelen, welke van <strong>in</strong>vloed zijn op de milieukosten, bekend.In het geval van een constructief ontwerp is enkel de draagconstructie vastgelegd, ongeveer 60% vande totale milieukosten ten gevolge van het materiaalgebruik. Van de overige 40% dient eenbenader<strong>in</strong>g te worden gemaakt, evenals de milieukosten t.g.v. het energie‐ en waterverbruik. Voordeze benader<strong>in</strong>g wordt gebruik gemaakt van GreenCalc+.iii


GreenCalc+ biedt de mogelijkheid om op een eenvoudige wijze een gebouw <strong>in</strong> te voeren, dezevervolgens te koppelen aan een voorbeeldgebouw en het energie‐ en waterconcept <strong>in</strong> te stellen.Vervolgens worden de milieukosten bepaald voor het gehele gebouw. Voor de bepal<strong>in</strong>g van demilieukosten van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie is deze bereken<strong>in</strong>g echter nietgeschikt. Gezien het grote aandeel van de draagconstructie op de milieukosten, is een gedetailleerdbereken<strong>in</strong>g van de draagconstructie noodzakelijk, <strong>in</strong> plaats van een globale bereken<strong>in</strong>g zoals die nuwordt uitgevoerd.De voorbeeldgebouwen van GreenCalc+ kunnen worden aangepast. Door de elementen, behorendetot de draagconstructie te verwijderen, kunnen de milieukosten, uitgezonderd demateriaalmilieukosten t.g.v. de draagconstructie worden berekend. Vervolgens zullen demilieukosten behorende tot de draagconstructie apart worden berekend, om daarna te wordentoegevoegd aan de GreenCalc+ bereken<strong>in</strong>g. Bij de bepal<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik dient defunctionele eenheid voor elk ontwerp gelijk te zijn. De gehanteerde functionele eenheid is: eenvolledig functionerend en afgewerkt gebouw.Inclusief het meenemen van de verwachte levensduur van het gebouw, leidt de bovenstaandemethode tot het volgende model waarmee de duurzaamheid van een constructief ontwerp kanworden beoordeeld:Figuur 0.2: Model van de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukostenBepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDoor <strong>in</strong> het ontwerp reken<strong>in</strong>g te houden met toekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen, wordt de economische entechnische levensduur van een gebouw verlengd. Tegen relatief lage kosten kan het gebouw danworden aangepast om aan de nieuwe eisen te voldoen, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot slopen of <strong>in</strong>grijpendverbouwen.De levensduur van een gebouw wordt beïnvloed door verschillende factoren. Deze factoren kunnenworden samengevat <strong>in</strong> de Estimated Service Life – factor, ofwel ESL‐factor, om de verwachtelevensduur van een gebouw te berekenen. De ESL‐factor is de <strong>in</strong>dicator van de impact van deverschillende aspecten die <strong>in</strong>vloed hebben op de levensduur van een gebouw. Toegepast <strong>in</strong> debereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten leidt dit tot de volgende formule:e = a + (I + D)/(ESL*L)De levensduur (L) is <strong>in</strong> deze formule een aanname, zoals <strong>in</strong> GreenCalc wordt gehanteerd. Deze isafhankelijk van de gebruiksfunctie van het gebouw.iv


Het berekenen van de exacte ESL‐factor is haast onmogelijk. Er wordt dan ook gebruik gemaakt vanESL categorieën, gebaseerd op beslissende factoren voor de levensduur van een gebouw. Voor debepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factor voor de draagconstructie is gekeken naar de veranderbaarheid(flexibiliteit en aanpasbaarheid) van de constructie.Een analyse naar de beslissende factoren heeft er toe geleid dat voor de volgende aspecten de<strong>in</strong>vloed is gemodelleerd.‐ Stabiliteitssysteem‐ Spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit‐ Draagvermogen‐ Overmaat <strong>in</strong> verdiep<strong>in</strong>gshoogte‐ Overmaat <strong>in</strong> benodigd vloeroppervlak‐ Stramienmaten: Draagconstructie, gevel‐ Gevel: Dragend of niet‐dragend‐ Installaties: Bereikbaarheid en positioner<strong>in</strong>gVoor elk aspect is een factorbereik bepaald. Op basis van de <strong>in</strong>gevoerde gegevens wordt per aspecteen factor bepaald b<strong>in</strong>nen het bijbehorende bereik. Vervolgens kan de ESL‐factor als volgt wordenberekend: ESL‐factor = A*B*C*… De factoren A, B, C etc. behoren bij de hierboven genoemdeaspecten. De bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor is vervolgens gekalibreerd en gevalideerd met behulp vaneen aantal transformatieprojecten uit de praktijk.De uitkomsten van de bovenstaande onderzoeken naar de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukostenvan een gebouw en de bereken<strong>in</strong>g van de verwachte levensduur zijn vervolgens samengevoegd <strong>in</strong>een ontwerptool. Gedurende het afstudeeronderzoek is ervoor gekozen om de ontwerptool te<strong>in</strong>tegreren <strong>in</strong> één van de bestaande toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten. Hierdoor kan veel sneller een grootbereik op de markt worden gerealiseerd, wat ten goede komt aan de kwaliteit van het duurzaamconstrueren. GreenCalc+ bleek hiervoor het meest geschikt.De ontwerptool biedt de mogelijkheid om op een eenvoudige wijze de milieukosten t.g.v. van hetmateriaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie en de verwachte levensduur van het gebouw te berekenen.De met GreenCalc+ berekende milieukosten voor het gebouw, uitgezonderd de milieukosten van dedraagconstructie, kunnen eenvoudig geïmporteerd worden. Per constructief alternatief worden dejaarlijkse milieukosten berekend en op basis hiervan kan het meest duurzame ontwerp wordenbepaald.Het laatste onderdeel van het afstudeeronderzoek betreft het ontwerpen van vier constructieveconcepten voor een kantoorgebouw. Dit zijn:‐ Een betonnen constructie met een A<strong>ir</strong>deck vloersysteem‐ Een betonnen constructie met een Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem‐ Een <strong>staal</strong>‐betonconstructie‐ Een houten constructieDe ontwerpen zijn <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de ontwerptool en vervolgens beoordeeld op duurzaamheid. Voor debeoordel<strong>in</strong>g zijn de constructies zowel doorgerekend en beoordeeld bij toepass<strong>in</strong>g van standaard enduurzame materialen. Bij toepass<strong>in</strong>g van standaard materialen zijn de betonconstructie en deSliml<strong>in</strong>e constructie het meest duurzaam. Als echter naast duurzaamheid ook het kostenaspectwordt meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g, kan gesteld worden dat de betonnen constructie het bestealternatief is voor het ontworpen gebouw, zie Figuur 0.3. Bij toepass<strong>in</strong>g van duurzame materialen isde houten constructie het meest duurzaam, zie Figuur 0.4. De bouwkosten zijn echter 8% hoger dande betonconstructie, welke m<strong>in</strong>der duurzaam is. Een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g van 8% op de bouwkostenresulteert dus <strong>in</strong> de meest duurzame constructie.v


Figuur 0.3: Overzicht van de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik (standaard materialen) en debouwkosten, per constructief ontwerp.Figuur 0.4: Overzicht van de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik (duurzame materialen) en de bouwkosten,per constructief ontwerp.vi


InhoudsopgaveVoorwoord ............................................................................................................................................... iSamenvatt<strong>in</strong>g ............................................................................................................................................ ii1 Inleid<strong>in</strong>g ........................................................................................................................................... 12 Onderzoeksopzet ............................................................................................................................. 22.1 Probleemstell<strong>in</strong>g ...................................................................................................................... 22.2 Doelstell<strong>in</strong>gen .......................................................................................................................... 22.3 Onderzoeksvragen ................................................................................................................... 22.4 Onderzoeksopzet ..................................................................................................................... 33 Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwen .............................................................................. 43.1 Geschiedenis ............................................................................................................................ 43.2 Huidige stand van zaken .......................................................................................................... 43.3 Nederland ................................................................................................................................ 63.3.1 <strong>Duurzaam</strong> bouwen .......................................................................................................... 63.3.2 Materiaalgebruik ............................................................................................................. 74 Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie ............................................................................................................ 94.1 Levenscyclusanalyse ................................................................................................................ 94.1.1 Stappen van de LCA ....................................................................................................... 104.1.2 Opmerk<strong>in</strong>gen ................................................................................................................. 114.2 Milieukosten .......................................................................................................................... 124.2.1 Life Cycle Cost<strong>in</strong>g ........................................................................................................... 124.2.2 D<strong>ir</strong>ecte en <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ecte milieukosten ................................................................................. 124.3 Berekenmethodieken ............................................................................................................ 134.3.1 GreenCalc+ .................................................................................................................... 134.3.2 Eco‐Quantum ................................................................................................................. 184.3.3 BREEAM‐NL.................................................................................................................... 224.3.4 GPR Gebouw .................................................................................................................. 244.4 Conclusie ............................................................................................................................... 265 Draagconstructie en duurzaamheid .............................................................................................. 275.1 Def<strong>in</strong>itie duurzaamheid ......................................................................................................... 285.2 <strong>Duurzaam</strong> Construeren ......................................................................................................... 285.3 Draagconstructie en duurzaamheid ...................................................................................... 295.3.1 Levensduur en functie ................................................................................................... 295.3.2 Materiaalgebruik en materiaalkeuze ............................................................................ 315.3.3 Logistiek en transport .................................................................................................... 315.3.4 Multifunctionaliteit ....................................................................................................... 316 Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheid .................................................................................................... 32vii


6.1 Vergelijken van gebouwen .................................................................................................... 326.1.1 Referentietypen ............................................................................................................. 326.1.2 Conclusie ....................................................................................................................... 346.2 Levensduur ............................................................................................................................ 356.2.1 Estimated Service Life ................................................................................................... 366.2.2 ESL van de draagconstructie .......................................................................................... 376.3 Vergelijk<strong>in</strong>gsmethode voor de tool ....................................................................................... 376.3.1 Totale milieukosten ....................................................................................................... 376.3.2 De werkelijke levensduur .............................................................................................. 386.4 Schema beoordel<strong>in</strong>gsmethode ............................................................................................. 387 Bepal<strong>in</strong>g milieukosten ................................................................................................................... 407.1 Milieueffecten en milieukosten ............................................................................................ 407.2 Bereken<strong>in</strong>g milieukosten van een gebouw met GreenCalc+ ................................................ 427.2.1 Materiaalgebruik ........................................................................................................... 427.2.2 Conclusie ....................................................................................................................... 437.3 Model voor de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten ................................................................... 447.4 Uitwerk<strong>in</strong>g model .................................................................................................................. 457.4.1 GreenCalc+ .................................................................................................................... 457.4.2 Bereken<strong>in</strong>g materiaalhoeveelheden draagconstructie ................................................. 468 Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor ........................................................................................................................ 498.1 Onderdelen ESL‐factor .......................................................................................................... 498.1.1 Functiewissel<strong>in</strong>g ............................................................................................................ 498.1.2 Uitbreid<strong>in</strong>g ..................................................................................................................... 508.2 Methode voor kwantificer<strong>in</strong>g factoren ................................................................................. 518.3 Gemiddelde levensduur per gebruiksfunctie ........................................................................ 518.4 Uitwerk<strong>in</strong>g verschillende aspecten ....................................................................................... 528.4.1 Architectuur ................................................................................................................... 528.4.2 Draagconstructie ........................................................................................................... 528.4.3 Spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit van de vloeren ............................................................................... 538.4.4 Draagvermogen ............................................................................................................. 548.4.5 Overmaat ....................................................................................................................... 558.4.6 Stramienmaten .............................................................................................................. 578.4.7 Gevel .............................................................................................................................. 598.4.8 Installaties ..................................................................................................................... 598.4.9 Ontsluit<strong>in</strong>g ..................................................................................................................... 618.4.10 Demontabel bouwen ..................................................................................................... 628.5 Kalibreren factoren ter bepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factor .............................................................. 638.5.1 Methode voor het kalibreren ........................................................................................ 63viii


8.5.2 Overzicht van het valideren en kalibreren van de ESL‐bereken<strong>in</strong>g ............................... 649 De ontwerptool ............................................................................................................................. 669.1 Integratie van de ontwerptool .............................................................................................. 669.1.1 Beoordel<strong>in</strong>g van de toets<strong>in</strong>gsmethodieken .................................................................. 669.1.2 Multi Criteria Analyse van de toets<strong>in</strong>gsmethodieken ................................................... 679.1.3 Conclusie ....................................................................................................................... 679.2 Programma van eisen ............................................................................................................ 689.3 Uitwerk<strong>in</strong>g van de ontwerptool ............................................................................................ 699.3.1 Invoer ............................................................................................................................. 699.3.2 Uitvoer ........................................................................................................................... 709.4 Conclusie over gebruik van de tool ....................................................................................... 7210 Constructieve alternatieven ...................................................................................................... 7310.1 Campus Villa’s Cascade Park te Almere ................................................................................ 7310.1.1 Architectuur ................................................................................................................... 7410.1.2 De kantoorvilla’s ............................................................................................................ 7410.1.3 Opzet constructieve alternatieven ................................................................................ 7510.1.4 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 1: Beton .................................................................... 7610.1.5 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 2: Beton en <strong>staal</strong> ...................................................... 7710.1.6 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 3: Hout ..................................................................... 7910.1.7 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 4: Sliml<strong>in</strong>e ................................................................. 8110.2 Vergelijk<strong>in</strong>g van de constructieve alternatieven op duurzaamheid...................................... 8210.2.1 Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie ................................ 8210.2.2 Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van de jaarlijkse milieukosten ..................................................... 8411 Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen .................................................................................................... 8711.1 Conclusies .............................................................................................................................. 8711.1.1 De bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor .................................................................................. 8711.1.2 De bepal<strong>in</strong>g van de milieukosten .................................................................................. 8811.1.3 De methode voor de beoordel<strong>in</strong>g op duurzaamheid .................................................... 8811.1.4 Beoordel<strong>in</strong>g constructieve ontwerpen .......................................................................... 9011.1.5 Bijdrage aan het ‘<strong>Duurzaam</strong> construeren’ .................................................................... 9011.2 Aanbevel<strong>in</strong>gen ....................................................................................................................... 92Bronvermeld<strong>in</strong>g ..................................................................................................................................... 93Bijlagen: Zie bijlagenrapportix


Onderzoeksopzet2.4 OnderzoeksopzetHet afstudeeronderzoek bestaat uit de volgende vijf onderdelen:1. Literatuuronderzoek2. Vervolgonderzoek3. De ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptool4. Het ontwerpen van constructieve alternatieven5. Beoordelen van de constructieve alternatieven en de ontwerptoolLiteratuuronderzoekIn het literatuuronderzoek zijn de hierboven opgestelde subvragen beantwoord. De geschiedenis van“duurzaam bouwen” is beschreven. Vervolgens is er gekeken naar de Nederlandse bouwpraktijk ennaar de <strong>in</strong>strumenten die gebouwen beoordelen op duurzaamheid. Zowel de werk<strong>in</strong>g als deachtergronden van de methoden (GreenCalc+, GPR Gebouw, BREEAM‐NL) zijn behandeld. Tot slot iser gekeken naar de relatie tussen duurzaamheid en draagconstructies. Hierbij is het van belang omde termen ‘duurzaamheid’ en ‘duurzaam bouwen’ goed te def<strong>in</strong>iëren.VervolgonderzoekAan de hand van het literatuuronderzoek is de noodzakelijke kennis opgedaan voor het verdereonderzoek. Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat voor de beoordel<strong>in</strong>g en vergelijk<strong>in</strong>g vanconstructieve alternatieven de jaarlijkse milieukosten belangrijk zijn. Het berekenen van de jaarlijksemilieukosten vereist kennis over de totale milieukosten van de constructie en de levensduur van hetbeschouwde gebouw. In het vervolgonderzoek is naar deze onderdelen verder onderzoek gedaan.Het vervolgonderzoek bestaat dus uit de volgende twee onderdelen:‐ Een studie naar de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten van een gebouw, op basis van eenconstructief ontwerp.‐ Een studie naar de bepal<strong>in</strong>g van de Estimated Service Life‐ , ofwel ESL‐factor voor eenconstructief ontwerp.Ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptoolGelijktijdig met het vervolgonderzoek is begonnen met de ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptool, waar<strong>in</strong>alle kennis is gebundeld en uitgewerkt <strong>in</strong> een bruikbare ontwerptool. Het programma is geschreven<strong>in</strong> de JAVA programmeertaal.Ontwerpen van constructieve alternatievenAls onderdeel van het afstudeeronderzoek zijn een aantal constructieve ontwerpen gemaakt vooreen project van IMd Raadgevende Ingenieurs. Dit project, ‘Campus Villa’s Cascade Park te Almere’,omvat enkele kantoorvilla’s waarvan <strong>in</strong> het ontwerp de nadruk ligt op duurzaamheid.Beoordelen van de constructieve alternatieven en de ontwerptoolAls laatste onderdeel van het rapport zullen de verschillende constructieve ontwerpen met elkaarworden vergeleken op duurzaamheid. Vervolgens zijn conclusies getrokken over de ontwerpen, deberekenmethode en de ontwerptool.3


Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwen3 Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwen3.1 GeschiedenisDe oorsprong van de milieuproblemen is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de <strong>in</strong>dustriële revolutie van de 19e eeuw. S<strong>in</strong>dsdeze revolutie is er tot op de dag van vandaag een cont<strong>in</strong>ue grote en groeiende belast<strong>in</strong>g op hetmilieu gaande. De hiermee gepaard gaande milieuproblemen, het opraken van grondstoffen,aantast<strong>in</strong>g van ecosystemen en de aantast<strong>in</strong>g van de menselijke gezondheid, creëerden draagvlakvoor beleid en ideeën om energie te besparen. Gedurende de tweede helft van de 20e eeuw hebbeneen aantal belangrijke ontwikkel<strong>in</strong>gen en gebeurtenissen geleid tot <strong>in</strong>ternationale aandacht voor deenorme groei van de milieu‐impact. Met deze aandacht verbreedde het denken zich naar duurzameontwikkel<strong>in</strong>g.In 1987 werd het rapport ‘Our Common Future’(2) uitgebracht door de Wereld Commissie voorMilieu en Ontwikkel<strong>in</strong>g, beter bekend als het Brundtland‐rapport. In dit rapport werd een duidelijkeverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g gelegd tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoede‐ enontwikkel<strong>in</strong>gsproblematiek. Er wordt gesteld dat armoede een belemmer<strong>in</strong>g vormt voor duurzaamgebruik van de natuurlijke omgev<strong>in</strong>g en dat <strong>in</strong>tegratie van natuurbehoud en economischeontwikkel<strong>in</strong>g nodig is voor duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g. De def<strong>in</strong>itie van deze duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g die<strong>in</strong> het rapport is gebruikt, is de volgende: ‘duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g is de ontwikkel<strong>in</strong>g die aansluit opde behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om <strong>in</strong> hun eigenbehoeften te voorzien <strong>in</strong> gevaar te brengen’. In 1990 werd een formule geher<strong>in</strong>troduceerd doorEhrlich en Ehrlich, die het mogelijk maakt de <strong>in</strong> het Brundtland‐rapport beschreven verbanden tekwantificeren. De formule stelt dat de milieudruk (EP) het product is van de bevolk<strong>in</strong>gsomvang (P),de gemiddelde welvaart per persoon (W) en de milieubelast<strong>in</strong>g per eenheid van welvaart (E). Bij hetstreven naar halver<strong>in</strong>g van de milieudruk <strong>in</strong> 2040 ten opzichte van 1990 en de veronderstell<strong>in</strong>g dat debevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> die tijd verdubbelt en de welvaart vijf keer zo groot wordt, betekent dit dat demilieuefficiëntie met een factor 20 omhoog moet 1 . Dit houdt <strong>in</strong> dat de milieubelast<strong>in</strong>g met 95%gereduceerd dient te worden. De factor 20 wordt vaak gebruikt als metafoor voor de hogemilieuambities en als richtlijn(3).In 1992 werd er <strong>in</strong> Rio de Jane<strong>ir</strong>o het Klimaatverdrag afgesloten en ondertekend, onderverantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Het doel van dit verdrag was om de emissies vanbroeikasgassen te reduceren en daarmee de ongewenste gevolgen van de klimaatverander<strong>in</strong>g tevoorkomen. B<strong>in</strong>nen het kader van het Klimaatverdrag is <strong>in</strong> 1997 het Kyoto Protocolovereengekomen. Hier<strong>in</strong> is afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen <strong>in</strong> 2008 – 2012 metgemiddeld 5,2 % te verm<strong>in</strong>deren ten opzichte van het niveau <strong>in</strong> 1990. In 2005 is het Kyoto Protocolofficieel <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g getreden(4).3.2 Huidige stand van zakenTegenwoordig staat ‘duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g’ nog steeds sterk <strong>in</strong> de belangstell<strong>in</strong>g. Een voorbeeld enoorzaak daarvan is de film ‘An Inconvenient Truth’ van Al Gore. In deze film wordt gesproken overhet broeikaseffect en de gevolgen ervan voor de mens <strong>in</strong> de komende vijftig jaar. Het opwarmen vande aarde en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijg<strong>in</strong>g zijn hier een voorbeeld van. Hoewel erwetenschappelijk geen overeenstemm<strong>in</strong>g is over de <strong>in</strong>vloed van de mens op de klimaatverander<strong>in</strong>g,heeft de documenta<strong>ir</strong>e fl<strong>in</strong>k bijgedragen aan het klimaatbewustzijn <strong>in</strong> de wereld. De media‐aandachtvoor de klimaattop <strong>in</strong> Kopenhagen <strong>in</strong> 2009 benadrukt wederom de mate van aandacht voor hetmilieu. Men is ervan bewust geraakt dat de milieuproblematiek alleen door middel van mondiaalbeleid kan worden aangepakt. Het is echter geen eenvoudige opgave om mondialeovereenstemm<strong>in</strong>g te krijgen over het te voeren milieubeleid. In Kopenhagen kwam men dan ook met1 Formule van Ehrlich en Ehrlich: EP = P x W x E. Ingevuld geeft dit: ½ = 2 x 5 x 1/20. Dit betekent dat demilieubelast<strong>in</strong>g per eenheid van welvaart met een factor 20 moet afnemen.4


Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwenmoeite tot een nieuw verdrag. Voor de klimaattop <strong>in</strong> Kopenhagen waren de verwacht<strong>in</strong>genhooggespannen. De top was immers de laatste van een serie bijeenkomsten s<strong>in</strong>ds Kyoto en diendeeen nieuw klimaatverdrag op te leveren dat het Kyoto‐protocol vervangt. Omdat geen van deoorspronkelijke doelstell<strong>in</strong>gen behaald werden, wordt het nieuwe verdrag door velen gezien als eengemiste kans. Er is slechts een gedeeltelijk akkoord bereikt, dat geen concrete doelen vooropstelt.Wel staan er afspraken <strong>in</strong> over 100 miljard dollar klimaatsteun aan de ontwikkel<strong>in</strong>gslanden tegen2020 en de mechanismen om dat te f<strong>in</strong>ancieren. Ook de doelstell<strong>in</strong>g om de temperatuurstijg<strong>in</strong>gb<strong>in</strong>nen de tweegradengrens 2 te houden, staat <strong>in</strong> het akkoord.De landen van de Europese Unie hebben zichzelf een voortrekkersrol gegeven <strong>in</strong> het milieubeleid,door de huidige klimaatdoelstell<strong>in</strong>g (Kyoto) te vernieuwen. De doelstell<strong>in</strong>g is gesteld om de uitstootvan broeikasgassen <strong>in</strong> 2020 met 20% te verm<strong>in</strong>deren ten opzichte van het niveau <strong>in</strong> 1990. In deonderstaande grafiek zijn de geschatte effecten te zien van het milieubeleid op de emissie vanbroeikasgassen <strong>in</strong> de Europese Unie. Dit beleid zal behoorlijk moeten worden aangescherpt om denieuwe doelstell<strong>in</strong>g te halen. Dit concludeerde het Milieu‐ en Natuurplanbureau (MNP), nuonderdeel van het Planbureau voor de Leefomgev<strong>in</strong>g, uit een studie naar het effect van hetklimaatbeleid op de emissie van broeikasgassen. Volgens het rapport ‘EU 2020 climate target: 20%reduction requ<strong>ir</strong>es five‐fold <strong>in</strong>crease <strong>in</strong> impact of CO 2 policies’ zal de impact van het beleid met eenfactor vijf moeten toenemen, zie Figuur 3.1.Figuur 3.1: Ex‐post geschatte effecten van het milieubeleid op de uitstoot van broeikasgassen(GHG’s) <strong>in</strong> de EU‐27 <strong>in</strong> deperiode van 1990‐2005. Vanaf 2005 de ex‐ante‐beleidseffectram<strong>in</strong>gen.(5)2 De EU is ervan overtuigd dat de opwarm<strong>in</strong>g van de aarde maximaal 2°C boven het pre‐<strong>in</strong>dustriële niveau maguitkomen, aangezien er overtuigend wetenschappelijk bewijs bestaat dat het risico van onomkeerbare enmogelijk catastrofale verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het milieu veel groter wordt wanneer dit maximum wordt overschreden(30).5


Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwen3.3 NederlandAls er naar de totale Nederlandse milieubelast<strong>in</strong>g wordt gekeken, is te zien dat bouwactiviteitenverantwoordelijk zijn voor een fors gedeelte ervan. Vooral het grondstoffen‐ en het energieverbruik<strong>in</strong> gebouwen zorgen hiervoor. Maar liefst 33% van het totaal dragen de bouwactiviteiten bij aan hetbroeikaseffect. Ook op andere milieuproblemen is de <strong>in</strong>vloed van de bouw aanzienlijk.In de onderstaande tabel is te zien wat de bijdrage van de bouw aan het totaal van de milieubelast<strong>in</strong>gper milieuprobleem is.MilieuprobleemBijdrage aan het totaal vanuit de bouwAantast<strong>in</strong>g van de ozonlaag25%Broeikaseffect33%Verzur<strong>in</strong>g10%Vermest<strong>in</strong>g16%Verspreid<strong>in</strong>g van milieugevaarlijke stoffen 9%Afvalstoffen40%Aantast<strong>in</strong>g van landschap door grondstofw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g 500 ha per jaarGrondstofbehoefte150 Mton per jaarTabel 3.1: Milieubelast<strong>in</strong>g als gevolg van bouwen, wonen, werken en verplaatsen(6)3.3.1 <strong>Duurzaam</strong> bouwenIn de jaren negentig van de vorige eeuw werd <strong>in</strong> het eerste Nationaal Milieubeleidsplan het begrip‘duurzaam bouwen’ geïntroduceerd. <strong>Duurzaam</strong> bouwen is afgeleid van duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g, eenontwikkel<strong>in</strong>g die een comb<strong>in</strong>atie moet zijn van ‘People, Planet en Prosperity’, van sociale, milieu eneconomische kwaliteit. Met ‘duurzaam bouwen’ wordt het volgende bedoeld: ‘duurzaam bouwen iserop gericht de gezondheids‐ en milieueffecten als gevolg van het bouwen, de gebouwen en debebouwde omgev<strong>in</strong>g te reduceren’ (MVROM 1993).Gezien de grote <strong>in</strong>vloed van de bouwactiviteiten op de milieueffecten en de bijhorende gesteldemilieudoelstell<strong>in</strong>gen, is de bouwsector een belangrijke doelgroep <strong>in</strong> het milieubeleid geworden. Hetuitvoeren van het milieubeleid door de bouwsector brengt een aantal problemen met zich mee. Zo iser een gebrek aan structurele samenwerk<strong>in</strong>g tussen de betrokken <strong>in</strong>stanties en bedrijven <strong>in</strong> de bouw.Verder is er een beperkte beschikbaarheid van <strong>in</strong>formatie over milieuvriendelijke materialen enbouwwijzen en over de kosten en baten daarvan. Tot slot zijn er onzekerheden betreffende demarktwerk<strong>in</strong>g en de regelgev<strong>in</strong>g.(6)<strong>Duurzaam</strong> bouwen vereist een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de toepass<strong>in</strong>g van prima<strong>ir</strong>e e<strong>in</strong>dige grondstoffen.Dit kan door vervang<strong>in</strong>g met vernieuwbare grondstoffen en voor het milieu verantwoorde toepass<strong>in</strong>gvan secunda<strong>ir</strong>e grondstoffen. Hiervoor is de toename van hergebruik van afval <strong>in</strong> belangrijke matebepalend. Daarnaast zal de bouw het energieverbruik moeten verm<strong>in</strong>deren.Het overheidsbeleid ten aanzien van het duurzame bouwen is kort samengevat het volgende(6):Materiaalgebruik, <strong>in</strong>tegraal ketenbeheer‐ Zoveel mogelijk sluiten van kr<strong>in</strong>glopen bij het gebruik van grondstoffen <strong>in</strong> de bouw.‐ Voorkomen van restafvalstromen en bevorderen van hergebruik van bouw‐ en sloopafval.‐ Verm<strong>in</strong>deren van restemissies naar het milieu bij de productie van bouwmaterialen bij hetproductieproces bouwen.Energie‐extensiver<strong>in</strong>g‐ Bespar<strong>in</strong>g op ruimteverwarm<strong>in</strong>g van gebouwen.‐ Verhog<strong>in</strong>g van het aandeel van duurzame energie en <strong>in</strong>zet van alternatieve energiebronnen.‐ Verlag<strong>in</strong>g van de energie‐<strong>in</strong>houd van gebouwen.‐ Verlag<strong>in</strong>g van het energieverbruik als gevolg van locatiekeuze.6


Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwenKwaliteitsbevorder<strong>in</strong>g‐ Milieuzorg <strong>in</strong> de bouw.‐ Kwaliteitsverhog<strong>in</strong>g van de gebouwde omgev<strong>in</strong>g, gebouwen en bouwmaterialen.3.3.2 MateriaalgebruikVan alle materiaalstromen wordt geschat dat ongeveer de helft d<strong>ir</strong>ect of <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ect met de bouw temaken hebben (Haas, 1997). Verder heeft ongeveer een derde van alle milieueffecten een relatiemet de bouwsector. In Nederland wordt per jaar ongeveer 130 miljoen ton bouwmateriaal <strong>in</strong> omloopgebracht, terwijl er jaarlijks zo’n 16 miljoen ton bouw‐ en sloopafval vrijkomt (Hendriks & Janssen,2004). Dat is ruim een kwart van al het vrijkomende afval.De verdel<strong>in</strong>g van de milieukosten van een kantoor gebouw met een levensduur van 75 jaar ziet erongeveer als volgt uit:Figuur 3.2: Verdel<strong>in</strong>g van de milieukosten van twaalf kantoren, naar het gebruik van bouwmaterialen en verbruik vanenergie en water, uitgaande van een levensduur van 75 jaar (1)(7)Dit blijkt uit een onderzoek (1) waarbij er gekeken is naar de verdel<strong>in</strong>g van de milieukosten van eenkantoor. Hiervoor zijn twaalf kantoren onder het licht gehouden. Het blijkt dat bij een levensduur van75 jaar geldt dat bijna 80% van de totale milieubelast<strong>in</strong>g wordt bepaald door het energieverbruiktijdens de levensduur. Hieruit kan men concluderen dat het energieverbruik voor de milieubelast<strong>in</strong>gveel belangrijker is dan het materiaalgebruik. Echter is er sprake van een vertekend beeld. Deverwachte levensduur van de kantoren was voor de bereken<strong>in</strong>g gesteld op 75 jaar. Voor kantorengeldt dat deze levensduur zelden wordt gehaald. Wanneer de levensduur afneemt, neemt daarmeetevens het energieverbruik af. Het materiaalgebruik blijft echter gelijk, aangezien de <strong>in</strong>itiëlemateriaal<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gen onafhankelijk zijn van de levensduur. Bij een levensduur van ongeveer tw<strong>in</strong>tigjaar hebben het energie‐ en materiaalverbruik een even groot aandeel <strong>in</strong> de milieukosten, zieonderstaande figuur.Figuur 3.3: Bijdrage van het water‐ en energieverbruik en het materiaalgebruik aan de milieukosten bij verschillendelevensduurscenario’s(1)7


Duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g en duurzaam bouwenAangezien de gebruiksduur van kantoren op dit moment ongeveer gelijk is aan tw<strong>in</strong>tig jaar, is de<strong>in</strong>vloed van de materialen dus veel hoger dan <strong>in</strong> de Figuur 3.2 wordt aangegeven. Nog eenbelangrijke factor die <strong>in</strong>vloed heeft op de verhoud<strong>in</strong>g van de milieukosten, is het feit dat demilieubelast<strong>in</strong>g van het energieverbruik <strong>in</strong> de toekomst kle<strong>in</strong>er zal worden door het gebruik vanduurzame energiebronnen. Er kan dus geconcludeerd worden dat het materiaalgebruik wel degelijkeen belangrijke rol speelt <strong>in</strong> de milieukosten van een kantoorgebouw en dat deze rol alleen maar zalgroeien.Aangezien het materiaalgebruik een grote <strong>in</strong>vloed heeft op de milieukosten, dient er verder teworden gekeken naar de <strong>in</strong>vloed van de specifieke onderdelen. Het blijkt dat de draagconstructie,vrijwel onafhankelijk van de levensduur van een gebouw, de grootste <strong>in</strong>vloed heeft op hetmateriaalgebruik. Bijna 60 % van het totale materiaalgebruik kan worden toegeschreven aan dedraagconstructie, zie onderstaande figuur. Wanneer men dus goede resultaten wil behalen bij hetverm<strong>in</strong>deren van de milieubelast<strong>in</strong>g van een gebouw, dan zal er dus vooral naar de draagconstructiemoeten worden gekeken.(7)Figuur 3.4: Verdel<strong>in</strong>g van de milieukosten b<strong>in</strong>nen het materiaalgebruik (1)8


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie4 Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieHet afstudeeronderzoek richt zich op het beoordelen van constructies van gebouwen opduurzaamheid. Voor de beoordel<strong>in</strong>g van de milieuprestaties van gebouwen zijn verschillendemethoden en <strong>in</strong>strumenten beschikbaar. Om een goed <strong>in</strong>zicht te verkrijgen over hun werk<strong>in</strong>g, is hetbelangrijk de achtergrond ervan te kennen. Aan de basis van deze methoden en <strong>in</strong>strumenten ligt delevenscyclusanalyse (LCA). Met de LCA wordt de gehele levenscyclus van een grondstof, materiaal ofproduct, doorgenomen en alle optredende milieueffecten <strong>in</strong> kaart gebracht. Daarnaast zijn er ookmethoden ontwikkeld om de milieukosten van een product door de gehele levenscyclus te bepalen.Het resultaat van de beoordel<strong>in</strong>g kan per toets<strong>in</strong>gsmethode verschillen. De resultaten kunnenkwantitatief (milieukosten, score) en kwalitatief (geclassificeerd milieuprofiel, keurmerk) zijn. In dehuidige Nederlandse bouwpraktijk worden hoofdzakelijk de volgende toets<strong>in</strong>gsmethodiekengebruikt: GPR Gebouw, GreenCalc+ en BREEAM‐NL. Deze methoden, <strong>in</strong>clusief hettoets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strument Eco Quantum 3 zullen hieronder <strong>in</strong>zichtelijk worden gemaakt, nadat eerst delevenscyclusanalyse en het berekenen van milieukosten is behandeld.4.1 LevenscyclusanalyseGedurende de verschillende fasen <strong>in</strong> de bouw, wordt er <strong>in</strong>gegrepen op het milieu en de gebouwdeomgev<strong>in</strong>g. De effecten hiervan kunnen zich ontwikkelen op vijf schalen: op mondiaal, cont<strong>in</strong>entaal,fluviaal, regionaal en stedelijk niveau. In de bouwcyclus zijn alle fasen van de bouw opgenomen, zieFiguur 4.1. Voor het <strong>in</strong> kaart brengen van de milieueffecten is het noodzakelijk dat al deze fasen vande bouwcyclus worden behandeld, van de wieg tot het graf. De levenscyclusanalyse, ontwikkeld doorhet Centrum Milieukunde Leiden (CML) volgens de ISO‐norm, is hier bij uitstek voor geschikt. Deessentie van de methode is dat niet producten worden beschreven en vergeleken, maar juistproductfuncties.De uitkomst van een LCA‐studie is een milieuprofiel: een 'scorelijst' met milieueffecten. Aan hetmilieuprofiel is te zien welke milieueffecten de belangrijkste rol spelen <strong>in</strong> de levenscyclus. Dieeffecten kunnen dan met voorrang worden aangepakt. Ook kan van tevoren worden berekend of eenmaatregel effectief zal zijn. In comb<strong>in</strong>atie met aanverwante <strong>in</strong>strumenten kan LCA een concreetbeeld opleveren van de mogelijkheden voor aanpass<strong>in</strong>gen van de bedrijfsvoer<strong>in</strong>g en kunnen deconsequenties van ieder alternatief systematisch <strong>in</strong> beeld worden gebracht.Figuur 4.1: De bouwcyclus(6)3 Tegenwoordig wordt Eco‐Quantum niet meer gebruikt. Als voorganger van het huidige GPR Gebouw is hetbehandelen van deze methode historisch gezien van belang.9


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieVarianten op de LCAHet TWIN‐model (Haas, 1997) voegt kwalitatieve beoordel<strong>in</strong>gen toe aan de berekende LCA‐gegevens,daar waar de kwantitatieve data betreffende milieueffecten ontbreekt, en bepaalt middels weg<strong>in</strong>gmilieubelast<strong>in</strong>gpunten voor materialen of producten. Deze kwalitatieve beoordel<strong>in</strong>g is altijd op basisvan gegevens uit de literatuur. Officiële milieumaten nemen aspecten, waarvan geen kwantitatievegegevens beschikbaar zijn niet mee <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g. Daardoor kan er echter een grotere foutontstaan <strong>in</strong> het e<strong>in</strong>doordeel dan wanneer een zorgvuldige <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de ontbrekende gegevenswordt gemaakt. De nieuwste versie, TWIN 2002 , is grotendeels gebaseerd op de CML‐2‐methodiek 4 enwerkt met milieukosten <strong>in</strong> plaats van puntenscores.4.1.1 Stappen van de LCADe LCA bestaat uit de volgende stappen(8)(6):‐ Doelbepal<strong>in</strong>g‐ Inventarisatie per product‐ Classificatie en beoordel<strong>in</strong>g (milieuprofiel) per product‐ Gevoeligheidsanalyse per product‐ Vergelijken van diverse milieuprofielen onderl<strong>in</strong>gDoelbepal<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>ventarisatie per productDe eerste stap <strong>in</strong> de LCA is het bepalen van de toepass<strong>in</strong>g ervan. Dit kan zijn: het vergelijken oftoetsen van producten, verbeter<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>novatie van producten en processen, bestur<strong>in</strong>g vanbeleidsstrategieën en marktwerk<strong>in</strong>g. Vervolgens dient de functionele eenheid te worden gekozen. Deproductfunctie moet worden gedef<strong>in</strong>ieerd, evenals de eenheid waar<strong>in</strong> deze wordt uitgedrukt. Opbasis hiervan kan vergelijk<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>den, beter dan wanneer er vergeleken wordt op producten alszodanig. Na het vaststellen van een functionele eenheid worden producten geselecteerd dierepresentatief zijn voor de door die eenheid vastgelegde productgroep. Deze producten worden tot<strong>in</strong> detail beschreven. De levenscyclus moet <strong>in</strong> kaart worden gebracht, wat resulteert <strong>in</strong> eenprocesboom. Hier<strong>in</strong> zijn de processen uit de cyclus en de <strong>in</strong>‐ en uitstromen van het proces vermeld.Belangrijk punt hierbij is dat altijd een grens moet worden getrokken tussen processen die wel enniet <strong>in</strong> beschouw<strong>in</strong>g worden genomen (systeemgrens). Het toerekenen van milieueffecten aan eenbepaald proces (allocatie) is daarbij een belangrijk discussiepunt. Dit allocatieprobleem is hierondergrafisch weergegeven.Figuur 4.2: Grafische weergave van het allocatieprobleem(9)4 De CML‐2‐methodiek is de nieuwe versie van de LCA‐methode.10


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieClassificatie en beoordel<strong>in</strong>g per productHet uitvoeren van een LCA resulteert vaak <strong>in</strong> een groot aantal gegevens. Deze gegevens dienen teworden gecondenseerd tot een hanteerbaar aantal kengetallen, waarbij de bruikbaarheid van demeeste doele<strong>in</strong>den toeneemt naarmate het aantal kengetallen kle<strong>in</strong>er wordt. Aggregatie en weg<strong>in</strong>gzijn hiervoor geschikte methoden. Per potentieel milieueffect worden de milieu‐<strong>in</strong>grepen uit deverschillende fasen van de levenscyclus van een product samengevoegd tot één getal dat hetpotentiële milieueffect representeert. Het milieuprofiel, de bundel<strong>in</strong>g van potentiële milieueffecten,wordt verkregen door aggregatie. Het belang van de verschillende milieueffecten ten opzichte vanelkaar kan worden afgewogen. Dit leidt tot een beperkte groep van getallen, die representatief zijnvoor de milieubelast<strong>in</strong>g van een product.Het kwantificeren van de milieu‐<strong>in</strong>grepen is mogelijk door voor elk proces een lijst op te stellen vandeze <strong>in</strong>grepen, de <strong>in</strong>greeptabel. Alle processen samen leveren de <strong>in</strong>greeptabel van het product. Demilieu‐<strong>in</strong>grepen als gevolg van de processen, worden toegekend aan de fase <strong>in</strong> de levenscycluswaar<strong>in</strong> ze voorkomen. Niet‐kwantificeerbare <strong>in</strong>formatie, zoals kwalitatieve aspecten als ‘h<strong>in</strong>der’worden <strong>in</strong> de CML‐methode apart vermeld. In elke fase van de levenscyclus treden milieubelast<strong>in</strong>genop. Deze kunnen worden beoordeeld op hun reële of op hun potentiële effect. Door een <strong>in</strong>greep tebeoordelen op een potentieel milieueffect wordt een gebiedsonafhankelijk milieuprofiel verkregen.Een groot aantal milieuaspecten kan worden beoordeeld. De hoofdaspecten zijn: grondstoffen,emissies, afval, energie, levensduur, repareerbaarheid, hergebruik en h<strong>in</strong>der.Deze aspecten sluiten aan bij de eerder genoemde hoofdpunten van het overheidsbeleid ten aanzienvan het duurzaam bouwen, namelijk ketenbeheer, energie‐extensiver<strong>in</strong>g en kwaliteitsbevorder<strong>in</strong>g.Omdat deze aspecten niet onafhankelijk zijn, stelt de CML slechts drie milieuaspecten voor:uitputt<strong>in</strong>g van grondstoffen, verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g en aantast<strong>in</strong>g.Gevoeligheidsanalyse per productEen gevoeligheidsanalyse kan een goed <strong>in</strong>strument zijn om de meest relevante milieubelastendefactoren vast te stellen en aan de hand daarvan te komen tot maatregelen om de milieubelast<strong>in</strong>g teverm<strong>in</strong>deren en <strong>in</strong>novatie te bewerkstelligen.Vergelijken van de diverse milieuprofielen onderl<strong>in</strong>gBij een vergelijkende evaluatie worden de milieuprofielen van meerdere producteenheden naastelkaar gelegd. Gelijksoortige milieuaspecten, zoals luchtverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g en afvalvolume, kunnenworden vergeleken. Het wegen van ongelijksoortige aspecten kan op dit moment alleen subjectief.Afhankelijk van het doel van de LCA is het niet altijd noodzakelijk om tot een eenduidig oordeel tekomen over de productalternatieven. Dit is het geval wanneer men knelpunten probeert teachterhalen. In geval van een productvergelijk<strong>in</strong>g dient er wel een eenduidig oordeel te komen.Hierbij is het van belang dat bekend is of de verschillen <strong>in</strong> de waarden wel of niet significant zijn.4.1.2 Opmerk<strong>in</strong>genDe gestandaardiseerde LCA‐methodiek vormt de beste basis voor een milieubeoordel<strong>in</strong>g, maar er zijnook bezwaren aan de methode verbonden. Onzekerheden over de milieubelastendheid van bepaalde<strong>in</strong>grepen, de plaatselijkheid van bepaalde effecten, de gehanteerde beoordel<strong>in</strong>gsmethoden en hetmeenemen van het levensduure<strong>in</strong>de zijn de wetenschappelijk‐<strong>in</strong>houdelijke bezwaren betreffende demilieubeoordel<strong>in</strong>g. Methodisch is het belangrijkste bezwaar dat voor een aantal onderdelen noggeen gestandaardiseerde beoordel<strong>in</strong>gsmethode bestaat, waardoor ze nog niet worden meegenomen<strong>in</strong> de LCA. Dit geldt voor belangrijke milieueffecten als aantast<strong>in</strong>g van ecosystemen engezondheidsaspecten.11


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie4.2 MilieukostenMilieukosten zijn, algemeen gezien, de kosten die de samenlev<strong>in</strong>g moet betalen om schade aan hetmilieu te voorkomen en te herstellen. Deze kosten zijn niet berekend <strong>in</strong> de prijs van producten:uite<strong>in</strong>delijk worden de milieukosten verhaald op de samenlev<strong>in</strong>g door middel van belast<strong>in</strong>g enaccijnzen. Het m<strong>in</strong>isterie van VROM maakt onderscheid <strong>in</strong> milieukosten en verborgen milieukosten.De milieukosten worden volgens het VROM betaald door de <strong>in</strong>dustrie, door het voorkomen vanschade aan het milieu of door zich te houden aan het overheidsbeleid. Deze kosten zijn verrekend <strong>in</strong>de prijs van goederen. De verborgen milieukosten zijn <strong>in</strong> feite de milieukosten die hieronder wordenbeschreven. Er zijn twee typen verborgen milieukosten:Schaduwprijzen weerspiegelen de prijs die samenlev<strong>in</strong>g bereid is te betalen voor het bereiken vaneen milieudoelstell<strong>in</strong>g.Preventiekosten zijn de kosten die gerelateerd zijn aan het voorkomen van milieuschade doorbepaalde milieu‐<strong>in</strong>grepen (bijv. emissies). De preventiekosten voor duurzaamheid zijn kosten vanpreventieve maatregel<strong>in</strong>gen die benodigd zijn om schade aan het milieu op een duurzaam niveau tebehouden. Het zijn de (theoretische) kosten van maatregel<strong>in</strong>gen die nog moeten worden uitgevoerd.In de meeste modellen zijn de milieukosten <strong>in</strong> feite theoretisch. (1)Wanneer men de milieukosten van een product door de gehele levenscyclus wil bepalen, dient ergekeken te worden naar de d<strong>ir</strong>ecte en de <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ecte kosten. Voor het bepalen van de d<strong>ir</strong>ecte kostenzijn slechts enkele methoden beschikbaar, omdat de bereken<strong>in</strong>g ervan relatief eenvoudig is. Debekendste hiervan is de Life Cycle Cost<strong>in</strong>g (LCC) methode.4.2.1 Life Cycle Cost<strong>in</strong>gDe levenscyclusanalyse is erop gericht om de milieu‐<strong>in</strong>grepen en ‐effecten die voortkomen uit detotale levenscyclus van een product <strong>in</strong> kaart te brengen, om vervolgens tot opties voor verbeter<strong>in</strong>gvan de milieumaat te komen. Life Cycle Cost<strong>in</strong>g (LCC) biedt <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe hetzelfde, alleen is dezemethode erop gericht om de totale kosten (en eventueel de baten) door de totale levenscyclus vaneen product te bepalen. Het doel ervan is om de milieukosten te m<strong>in</strong>imaliseren, ofwel debespar<strong>in</strong>gen te maximaliseren. Een LCC‐studie kan voor drie doele<strong>in</strong>den worden gebruikt: hetbepalen van de nulsituatie, vergelijken van producten en het voorspellen van de kosten van eennieuw product.Om tot een kostenprofiel te komen, moeten alle kosten uit de levenscyclus worden teruggerekendnaar één tijdstip. Hierbij dient men reken<strong>in</strong>g te houden met rente en <strong>in</strong>flatie. Met de ’DiscountedCash Flow’‐techniek worden toekomstige kosten teruggerekend naar de huidige waarde: de contantewaarde. Daarnaast kan er ook een Netto‐Contante Waarde (NCW) worden berekend, door hetoorspronkelijk geïnvesteerde bedrag van de ‘contante waarde’ af te trekken. Met de NCW kan dehaalbaarheid van een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g worden bepaald.4.2.2 D<strong>ir</strong>ecte en <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ecte milieukostenHet berekenen van zowel de d<strong>ir</strong>ecte als de <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ecte kosten wordt ook wel volledig kostenbeheer(full‐cost account<strong>in</strong>g) genoemd. De <strong>in</strong>d<strong>ir</strong>ecte kosten kunnen op verschillende manieren wordenbepaald. Dit kan vanuit de behoefte om milieuproblemen daadwerkelijk te voorkomen of ongedaante maken, maar bijvoorbeeld ook vanuit de vraagstell<strong>in</strong>g wat de gemeenschap ervoor over zouhebben om een milieuprobleem te laten verdwijnen. Het nut van het volledig kostenbeheer is dathet mogelijk maakt om alternatieven met elkaar te vergelijken op de totale kosten over de geheleeconomische levensduur.12


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie4.3 BerekenmethodiekenDe ontwerpfase is de belangrijkste fase <strong>in</strong> het proces van idee tot de realisatie, het gebruik en desloop van een gebouw. In de ontwerpfase worden keuzes gemaakt welke een grote <strong>in</strong>vloed hebbenop de economische, duurzame, functionele, technische en uiterlijke kwaliteit van het gebouw. Het isechter niet gemakkelijk om <strong>in</strong> de ontwerpfase, wanneer nog veel zaken onbekend zijn, een goedebeoordel<strong>in</strong>g per ontwerpvariant te geven over de duurzaamheid van een gebouw. Omdat de materiezo complex is, zijn er berekenmethodieken en programma’s ontwikkeld, die het ontwerpprocesvereenvoudigen. Deze zijn op basis van de <strong>in</strong> paragraaf 4.1 en 4.2 beschreven methoden ontwikkeld.Aan de hand van de berekenmethodieken is het mogelijk om effecten van bepaalde keuzes en demilieuprestatie van een gebouw of wijk te beoordelen.Hoewel de basis van deze methoden overeenkomt, kunnen de hierna te behandelentoets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten echter een verschillende uitkomst geven, doordat verschillende milieudata als<strong>in</strong>voer worden gebruikt voor het bepalen van de milieuscore van een gebouw. Op <strong>in</strong>itiatief van deontwikkelaars/eigenaren van deze <strong>in</strong>strumenten heeft een harmonisatie van de bepal<strong>in</strong>gsmethodenplaatsgevonden en is de ‘Bepal<strong>in</strong>gsmethode materiaalgebonden milieuprestatie van gebouwen engww‐werken’ geschreven (10). Deze methode is gereedgekomen <strong>in</strong> 2010. De ontwikkelaars van de<strong>in</strong>strumenten hebben afgesproken de methode uit deze handleid<strong>in</strong>g te gebruiken als dérekenmethode voor de bepal<strong>in</strong>g van de milieueffecten van het materiaalgebruik b<strong>in</strong>nen debestaande <strong>in</strong>strumenten. De handleid<strong>in</strong>g is gebaseerd op de NEN 8006:2004. De NEN 8006 betreftbouwmaterialen, bouwproducten en bouwelementen.Naast de harmonisatie van de verschillende berekenmethodieken voor het bepalen van demilieueffecten van materiaalgebruik <strong>in</strong> gebouwen, is door marktpartijen gewerkt aan eengeharmoniseerde database als normatieve <strong>in</strong>put voor milieueffectbereken<strong>in</strong>gen conform debovengenoemde methode. Omwille van eenduidigheid <strong>in</strong> milieueffectbereken<strong>in</strong>g, zorgvuldigheid enefficiency is, op <strong>in</strong>itiatief van de deelnemende partijen, gewerkt aan een nationale database,waarvan alle milieuprestatie‐<strong>in</strong>strumenten straks gebruik zullen maken. Deze geharmoniseerdedatabase wordt gesteund door VROM, Nederlands Verbond Toelever<strong>in</strong>g Bouw (NVTB) en Sticht<strong>in</strong>gMilieu Relevante Product Informatie (MRPI). In deze nationale database staat de milieudata vanbasisprocessen en gebouwcomponenten. De basis voor de opbouw van de database is de SimaProdatabase.De database levert geharmoniseerde <strong>in</strong>put voor de milieueffectbereken<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen demilieuprestatie‐<strong>in</strong>strumenten: GreenCalc+, GPR Gebouw en BREEAM‐NL.(11)Voor dit onderzoek wordt dieper <strong>in</strong>gegaan op een aantal toets<strong>in</strong>gsmethoden welke <strong>in</strong> de huidigebouwpraktijk regelmatig worden of zijn toegepast. Er zal vooral gekeken worden naar de werk<strong>in</strong>g vanmethoden, de benodigde <strong>in</strong>voer en de resulterende uitvoer. Uit het voorgaande hoofdstuk isgebleken dat de draagconstructie een grote bijdrage kan hebben <strong>in</strong> een duurzaam ontwerp. Voor deverschillende methoden wordt gekeken hoe dit aspect wordt meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van demilieuprestatie.4.3.1 GreenCalc+De ‘GreenCalc‐methode’ is bestemd voor ontwerpers en richt zich op het gebouw‐ en stadsniveau.De methode is gebaseerd op de scheid<strong>in</strong>g van geldstromen van bedrijfseconomische enmilieueconomische aard. Bij (bouw)projecten wordt dan ook gebruik gemaakt van tweeboekhoudmodellen. In het bedrijfseconomische model worden bijvoorbeeld aannamen gedaan metbetrekk<strong>in</strong>g tot renteontwikkel<strong>in</strong>g, levensduur van een gebouw en het leegstandspercentage. In hetmilieuboekhoudmodel betreffen deze aannamen onder andere de milieuambities van het bedrijf <strong>in</strong>de vorm van streefwaarden. Met behulp van GreenCalc kan een gebouwontwerp <strong>in</strong>tegraal wordenbeoordeeld op de aspecten materialen, energie, water en mobiliteit.13


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieGreenCalc+ is de opvolger van het <strong>in</strong> 1997 geïntroduceerde programma GreenCalc. Het programmaheeft een grondige herzien<strong>in</strong>g ondergaan. Zo is het nu mogelijk om niet alleen kantoorgebouwen,maar ook won<strong>in</strong>gen, scholen, gezondheidscentra, w<strong>in</strong>kels en zelfs hele wijken te beschouwen.De kosten voor een beoordel<strong>in</strong>g met GreenCalc+ zijn: € 3.000 – 6.000.(12)4.3.1.1 Werk<strong>in</strong>gB<strong>in</strong>nen GreenCalc+ is het mogelijk om een project aan te maken. Hier<strong>in</strong> is het mogelijk omverschillende gebouwontwerpen <strong>in</strong> te voeren en deze met elkaar te vergelijken. Bestaandegebouwontwerpen kunnen b<strong>in</strong>nen een project worden gedupliceerd, om op eenvoudige wijze eenaangepast ontwerp <strong>in</strong> te kunnen voeren. In een ontwerp worden de basisgegevens van een gebouw,zoals bruto vloeroppervlakte, gebruiksoppervlakte, oriëntatie en oppervlakte van gevels, aantalwerknemers en dergelijke, vastgelegd met behulp van de ‘Gebouw Wizard’ (Figuur 4.3 en Figuur 4.5).B<strong>in</strong>nen een gebouwontwerp kunnen één of meer scenario’s worden aangemaakt, waar<strong>in</strong> demilieubelast<strong>in</strong>g van een gebouwontwerp wordt uitgewerkt. Zo kan de <strong>in</strong>vloed van materiaalkeuzes,<strong>in</strong>stallatietypen en dergelijke worden beoordeeld. Elk scenario bestaat uit de vier modulen,betreffende materialen, energie, water en mobiliteit. Deze modulen zullen hieronder wordenbehandeld. In GreenCalc+ worden de milieukosten op jaarbasis berekend.Figuur 4.3: Invoerblad van de ‘Gebouw Wizard’ <strong>in</strong> GreenCalc+4.3.1.2 InvoerMaterialenmoduleDe materialenmodule is gebaseerd op het TWIN 2002 ‐model. Hier<strong>in</strong> worden naast kwantitatievegegevens ook niet kwantificeerbare gegevens verwerkt om een volledige beoordel<strong>in</strong>g van materialenmogelijk te maken. Grondstoffen, materialen en constructies worden beoordeeld op de volgendeaspecten:14


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie‐ Grondstoffen‐ Verontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g‐ Afval‐ H<strong>in</strong>der‐ Aantast<strong>in</strong>g‐ Energieverbruik‐ Herbruikbaarheid‐ Repareerbaarheid‐ Levensduur‐ GezondheidFiguur 4.4: Vergelijk<strong>in</strong>g milieumatenLCA en TWIN beoordel<strong>in</strong>g met“theoretisch” milieuprofiel (13)In Figuur 4.4 is te zien dat het TWIN‐model een goede aanvull<strong>in</strong>g is op de LCA. Voor de aspectengrondstoffen, emissies, afval en energie is kwantitatieve data voorhanden (LCA). De LCA kan van deoverige aspecten geen beoordel<strong>in</strong>g geven. Bij het ontbreken van de kwantitatieve gegevens, is metbehulp van kwalitatieve <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>gen (TWIN‐model) een meer op de werkelijkheid aansluitendebeoordel<strong>in</strong>g realiseerbaar, waarbij een breder gedeelte van het milieuprofiel wordt beoordeeld. (13)De <strong>in</strong>voer van de basisgegevens wordt vereenvoudigd doormiddel van de eerder genoemde ‘GebouwWizard’ waar<strong>in</strong> het gebouw <strong>in</strong> een aantal stappen kan worden <strong>in</strong>gevoerd, zie onderstaande figuur.Figuur 4.5: Wizard GreenCalc+Na de <strong>in</strong>voer van de basisgegevens van het ontwerp dient <strong>in</strong> de vervolgschermen de toegepastematerialen en hoeveelheden te worden <strong>in</strong>gevoerd. Deze kunnen worden opgeroepen uit de bij hetprogramma behorende database. In deze database zijn verschillende gegevens opgenomenbetreffende de materialen. Deze gegevens worden uitgedrukt per functionele eenheid. Demilieugegevens (bijv. broeikaseffect [kg CO 2 /ton] ) , maar ook andere noodzakelijke gegevens zoalsde warmtegeleid<strong>in</strong>gcoëfficiënt van de materialen en dergelijke, is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> de database. Naast destandaard materialen is het mogelijk om zelf een constructie samen te stellen. Een spouwmuur isbijvoorbeeld op te bouwen, waarbij de toegepaste materialen en diktes naar wens kunnen wordenaangepast.15


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieDe verzamelde milieubelast<strong>in</strong>g voor de verschillende aspecten, volgend uit de <strong>in</strong>voer van dematerialen, wordt via de monetariser<strong>in</strong>g uitgedrukt <strong>in</strong> euro’s. Op deze manier is het vergelijkbaar ensommeerbaar gemaakt. Het resultaat van de bereken<strong>in</strong>g kan vervolgens op verschillende manierenworden gepresenteerd.EnergiemoduleMet de energiemodule is het mogelijk om het energieverbruik <strong>in</strong> de gebruiksfase van een wijk,utiliteitsgebouw of woongebouw te bepalen, <strong>in</strong> diverse fasen van het ontwerpproces. De modulebevat de volgende onderdelen:‐ Gebouwgebruik‐ Bouwkundige gegevens‐ Klimaatsysteem‐ Warmtapwater‐ PV en w<strong>in</strong>dmolens‐ Verlicht<strong>in</strong>g‐ Apparatuur‐ CorrectiesDe bereken<strong>in</strong>gen van het energiegebruik zijn gebaseerd op de NEN 5128:2004 (Won<strong>in</strong>gbouw) en deNEN 2916:2004 (Utiliteitsbouw). Op basis van de gegevens, <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de ‘Gebouw Wizard’,worden de toegepaste <strong>in</strong>stallaties gegenereerd en een fictief energieverbruik berekend, exclusief hetenergieverbruik van <strong>in</strong> het gebouw aanwezige apparatuur, uitgaande van een standaardgebruikers/bewonersgedrag.De GreenCalc+ methodiek bevat voornamelijk de forfaita<strong>ir</strong>e rekenmethoden van de NEN 2916 enNEN 5128. Daarnaast is op een aantal plaatsen de <strong>in</strong>voer ten opzichte van NPR 2917 en NPR 5129beperkt. Verder is het mogelijk om gegevens te importeren uit de NPR 5129 en de NPR 2917.GreenCalc+ biedt de mogelijkheid om op eenvoudige wijze het energieconcept vast te leggen. Indiengewenst kunnen echter ook gedetailleerd de toegepaste systemen worden <strong>in</strong>gesteld.WatermoduleDe GreenCalc+ methodiek voor het bepalen van het waterverbruik van won<strong>in</strong>gen is gebaseerd op deWPN (Water Prestatie Norm) NEN 6922. Deze norm is erop gericht het waterverbruik(gebouwgebonden, kwantitatief) terug te dr<strong>in</strong>gen. Uit deze rekenmethode volgt de WPC(WaterPrestatieCoëfficiënt), een verhoud<strong>in</strong>gsgetal van het waterverbruik van een won<strong>in</strong>g en hetnormverbruik van een won<strong>in</strong>g. In de NEN 6922 wordt echter geen onderscheid gemaakt tussendr<strong>in</strong>kwater en "ander" water. In de WPC komt het gebruik van regenwater dus niet tot uitdrukk<strong>in</strong>g. Inde bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten wordt het gebruik van regenwater en composttoiletten welmeegenomen.De GreenCalc+ methodiek voor het bepalen van het waterverbruik van utiliteitsgebouwen isgebaseerd op de bepal<strong>in</strong>gsmethode van de 'Water Prestatie Normer<strong>in</strong>g', die door bureau Opmaat enBoom is ontwikkeld <strong>in</strong> opdracht van de gemeente Utrecht.In overeenkomst met de bereken<strong>in</strong>g van het energieverbruik biedt GreenCalc+ de mogelijkheid omop eenvoudige wijze het waterconcept vast te leggen. Indien gewenst kunnen echter ookgedetailleerd de toegepaste systemen worden <strong>in</strong>gesteld.MobiliteitsmoduleB<strong>in</strong>nen de mobiliteitsmodule wordt de milieucomponent bereikbaarheid van een gebouwbeoordeeld. De rekenmethodiek van de mobiliteitsmodule <strong>in</strong> GreenCalc+ is gebaseerd op derekenmethodiek van het bestaande softwareprogramma VPL‐KISS. VPL staat voor 'VerkeersPrestatieop Locatie' en is ontwikkeld door Novem met steun van het m<strong>in</strong>isterie van Economische Zaken. Deze16


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatiebeoordel<strong>in</strong>g is complex. Op basis van een aantal scenario’s is het toch mogelijk om <strong>in</strong>zicht teverkrijgen <strong>in</strong> de milieueffecten als gevolg van mobiliteit. Het resultaat van de milieukostenbereken<strong>in</strong>gvoor ‘Mobiliteit’ wordt op dit moment nog niet meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de milieu‐<strong>in</strong>dexvan een gebouw.4.3.1.3 UitvoerDe duurzaamheid van een gebouw of wijk wordt <strong>in</strong> GreenCalc+ uitgedrukt <strong>in</strong> één overzichtelijk getal,de milieu‐<strong>in</strong>dex. Hierbij wordt het gebouw of de wijk beoordeeld op de aspecten energieverbruik,waterverbruik en materiaalgebruik.In GreenCalc+ wordt een onderscheid gemaakt <strong>in</strong> de milieu‐<strong>in</strong>dex gebouw (MIG), milieu‐<strong>in</strong>dexbedrijfsvoer<strong>in</strong>g (MIB) en de eigen‐<strong>in</strong>dex.De milieueffecten worden <strong>in</strong> GreenCalc+ uite<strong>in</strong>delijk uitgedrukt <strong>in</strong> jaarlijkse milieukosten. De milieu<strong>in</strong>dexgeeft een vergelijk<strong>in</strong>g van de milieukosten van het gebouw met die van een referentiegebouw.Het ontwerp van dit referentiegebouw is hetzelfde als die van het beschouwde gebouw, echter isdeze gebouwd met de materialen en technieken uit 1990. De milieu‐<strong>in</strong>dex wordt als volgt berekend:Milieu‐<strong>in</strong>dex = milieukosten referentiegebouw / milieukosten gebouw*100.Een huidig duurzaam gebouw heeft een milieu‐<strong>in</strong>dex die ligt tussen de 150 en 300, een gebouw uit1990 heeft een milieu‐<strong>in</strong>dex van 100. Hoe hoger de <strong>in</strong>dex, hoe duurzamer het gebouw.De milieu‐<strong>in</strong>dex bedrijfsvoer<strong>in</strong>g is een vergelijk<strong>in</strong>g van het ontwerpgebouw (met het "werkelijke"gebruik van het gebouw) met een automatisch gegenereerd referentiegebouw. Dit geeft de kwaliteitvan het gebouw plus gebruiker weer.De eigen‐<strong>in</strong>dex is een vergelijk<strong>in</strong>g van het ontwerpgebouw (met ontwerpgebruiker) met een zelfgegenereerd referentiegebouw.Bij het berekenen van meerdere ontwerpen kan een vergelijk<strong>in</strong>g worden gemaakt tussen deduurzaamheid van de verschillende ontwerpen.4.3.1.4 Beoordel<strong>in</strong>gGreenCalc+ werkt vrij eenvoudig. Het programma maakt het mogelijk om gegevens te importeren ente exporteren. Zo kan de bereken<strong>in</strong>g van de EPC gemakkelijk worden <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> het programma.Het <strong>in</strong>voeren van de benodigde gegevens vergt behoorlijk wat tijd, aangezien de bereken<strong>in</strong>gbehoorlijk gedetailleerd is. Doordat het programma werkt met een database, is het gemakkelijk omhet programma bij te werken. De mogelijkheid om constructies samen te stellen, zoals eenspouwmuur, biedt een behoorlijke ontwerpvrijheid. GreenCalc+ maakt gebruik vanreferentiegebouwen om de milieu‐<strong>in</strong>dex te berekenen. Dit resulteert <strong>in</strong> een getal wat een goed beeldgeeft over de milieuprestatie van het gebouw. Daarnaast geven de jaarlijkse milieukosten een goed<strong>in</strong>zicht over de milieubelast<strong>in</strong>g en milieuprestatie van een gebouw.De draagconstructie wordt meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik.17


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie4.3.2 Eco‐QuantumEco‐Quantum wordt tegenwoordig niet meer gebruikt, de methode is de voorganger van het huidigeGPR Gebouw. De toets<strong>in</strong>gsmethode is ontwikkeld door IVAM Env<strong>ir</strong>onmental Research en W/Eadviseursduurzaam bouwen, met steun van SEV en SBR. Op basis van deze rekenmethode is hetprogramma Eco‐Quantum Won<strong>in</strong>gbouw ontwikkeld, waarmee architecten, opdrachtgevers engemeenten snel de milieuprestatie van een gebouw kunnen berekenen. De milieueffecten vanwon<strong>in</strong>gen ten gevolge van het materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik kunnen wordenbepaald aan de hand van de LCA‐methodiek. Dit resulteert <strong>in</strong> een milieuprofiel. Indien gewenst kanmet een facultatieve weg<strong>in</strong>g het milieuprofiel worden doorgerekend tot één <strong>in</strong>dicatorscore.Eco‐Quantum bevat een uitgebreide en <strong>in</strong>zichtelijke database van materialen, die <strong>in</strong> won<strong>in</strong>genworden toegepast, en hun milieueffecten. Niet‐kwantificeerbare milieueffecten zoals aantast<strong>in</strong>gworden niet meegenomen, waardoor de afweg<strong>in</strong>g niet compleet is. Desondanks geeft het modelgoed <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de verschillende milieuaspecten van materiaalkeuzen.4.3.2.1 Werk<strong>in</strong>gEco‐Quantum Won<strong>in</strong>gbouw bestaat uit een comb<strong>in</strong>atie van <strong>in</strong>‐ en uitvoermodules, rekenmodules endatabestanden. Het programma is opgebouwd uit vier delen:‐ De <strong>in</strong>voer van won<strong>in</strong>ggegevens (modules 1,2 en 3);‐ Het rekengedeelte (modules 4 t/m 8);‐ Databestanden (modules 9 t/m 12);‐ De uitvoer met rekenresultaten (modules 13 t/m 16).De modules 1, 2 en 3 worden gebruikt om een ontwerp <strong>in</strong> te voeren, zie ook 4.3.2.2. Het programmais zo ontworpen dat de <strong>in</strong>voer <strong>in</strong> Eco‐Quantum Won<strong>in</strong>gbouw tot een m<strong>in</strong>imum beperkt kan blijven.Dit, omdat voor een groot aantal variabelen met standaard<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen wordt gerekend.De modules 4 t/m 8 vormen het rekenhart van Eco‐Quantum. Met de modules wordt de <strong>in</strong>voer vande gebruiker ’vertaald’ naar de uite<strong>in</strong>delijke milieuprestatie van een geheel gebouw.Alvorens de bereken<strong>in</strong>gen worden uitgevoerd, stelt de gebruiker een aantal belangrijkeuitgangspunten vast <strong>in</strong> de vorm van de vergelijk<strong>in</strong>gsbasis, bijvoorbeeld m 2 gebruiksoppervlak perjaar, de weeg‐ en normalisatiefactoren en de presentatiewijze. In module 5 wordt vervolgens deeerste bereken<strong>in</strong>gsstap uitgevoerd, waarbij de <strong>in</strong>voer wordt omgezet naar duizendenmateriaalstromen <strong>in</strong> de levenscyclus van een gebouw. Op basis van standaard afvalscenario’s percomponent berekent het programma automatisch de afval‐ en recycl<strong>in</strong>gstromen voor het gehelegebouw; tijdens gebruik, renovatie en sloop (module 6). In module 7 worden de milieueffecten vande materiaal‐ en energiestromen berekend met behulp van milieuprofielen uit het ‘DatabestandMilieu’. Met behulp van normalisatie en weegfactoren die <strong>in</strong> module 4 zijn <strong>in</strong>gesteld, worden demilieueffecten <strong>in</strong> module 8 verder geaggregeerd naar Milieumaten en de Milieu Indicator.Het programma maakt gebruik van een viertal bestanden waar<strong>in</strong> standaardgegevens voor een grootaantal variabelen zijn weergegeven (module 9 t/m 12).Het componentenbestand is d<strong>ir</strong>ect gekoppeld aan het Gebouwmodel en bestaat uit 81 componentenmet ruim duizend alternatieven. De architect voert het materiaalgebruik <strong>in</strong>, door een keuze te makenuit de alternatieven per component. Per componentalternatief, bijvoorbeeld een m2 buitenkozijnvan vurenhout, is de materiaalsamenstell<strong>in</strong>g standaard <strong>in</strong> het bestand opgenomen; de gebruiker kanniet een zelf gematerialiseerde componentalternatief <strong>in</strong>voeren. Verder zijn <strong>in</strong> elk alternatief delevensduur per onderdeel, de onderhoudsactiviteiten, het bouwafval en de afvalscenario’sopgenomen. Met dit componentenbestand gekoppeld aan de <strong>in</strong>gevoerde hoeveelheden, rekent hetprogramma (module 5) de materiaalstromen van een gebouw <strong>in</strong> kilogrammen uit.In het databestand ‘Afvalscenario’s’ is per materiaal de verdel<strong>in</strong>g aangegeven over fracties van hetgesloopte materiaal naar storten, verbranden, recycl<strong>in</strong>g en hergebruik. Er zijn twee afvalscenario’s18


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatievoor elk materiaal gemaakt. Scenario A voor de huidige situatie en scenario B voor de verwachtesituatie <strong>in</strong> de toekomst.Het ‘Databestand Milieu’ bevat de milieugegevens van ruim honderd bouwmaterialen enenergieopwekk<strong>in</strong>gprocessen. Het milieubestand bestaat uit 1.312 scores voor de milieueffecten vanéén kilogram bouwmateriaal, verdeeld over de productiefase, eventueel de gebruiksfase en hetstorten en het verbranden van een materiaal <strong>in</strong> de afdankfase. Voor een aantal materialen is ook deuitlog<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de gebruiksfase bepaald. Deze gegevens zijn berekend <strong>in</strong> een stand‐alone versie van hetLCA‐programma SimaPro.Voor een aantal onderdelen van de methode is nog geen <strong>in</strong>ternationale standaard beschikbaar, zoalsvoor het wegen en normaliseren van de verschillende milieueffecten. Gezien deze situatie kan bijmodule 4 een keuze worden gemaakt uit twee sets normalisatiefactoren en kan de standaardset metweegfactoren worden vervangen door een eigen set. De beschikbare factoren zijn <strong>in</strong> dit databestand‘Normalisatie en weegfactoren’ opgenomen.In de modules 13 t/m 16 zijn verschillende vormen van uitvoer van resultaten mogelijk, zie ook4.3.2.3. Na het berekenen van de resultaten heeft de gebruiker de mogelijkheid te kiezen uitmeerdere vormen van uitvoer: Milieumaten, milieueffecten en hoeveelheden. Tevens is het mogelijkverschillende doorsneden te maken: totaal materialen, energie en water maar ook afzonderlijk. Alsdeze keuze is gemaakt, verschijnt een staafgrafiek op het scherm. Iedere staaf geeft een totale scoreop het betreffende onderdeel weer. Per staaf is de totale score opgesplitst naar de bijdrage van deverschillende bouwdelen. Zo is bijvoorbeeld de bijdrage van de verschillende bouwdelen aan eenMilieumaat te zien.Eco‐Quantum maakt het mogelijk om twee of meer <strong>in</strong>gevoerde ontwerpen of ontwerpvarianten metelkaar te vergelijken. Het vergelijken kan op Milieumaten, maar ook op milieueffecten ofhoeveelheden. Vergelijken van milieukwaliteit kan door twee of meer bestanden te openen. Het isechter ook mogelijk b<strong>in</strong>nen een bestand meerdere werkbladen aan te maken en die vervolgensonderl<strong>in</strong>g te vergelijken. Het is zelfs mogelijk de resultaten van twee werkbladen (uit een bestand)onderl<strong>in</strong>g en met een tweede bestand te vergelijken. Voor het goed vergelijken van verschillendewon<strong>in</strong>gen is het wenselijk dat de presentatie van uitvoer op m 2 gebruiksoppervlakte en per jaarlevensduur is <strong>in</strong>gesteld. Het is mogelijk dat vergelijken per m 3 bruto <strong>in</strong>houd en per jaar een juisterbeeld geeft. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval als een won<strong>in</strong>g met een hogere verdiep<strong>in</strong>gshoogte(met het oog op toekomstwaarde) wordt vergeleken met een won<strong>in</strong>g met een standaardverdiep<strong>in</strong>gshoogte. Vergelijk<strong>in</strong>g op m 2 gebruiksoppervlakte zou <strong>in</strong> dat geval ongunstig zijn voor dewon<strong>in</strong>g met een hogere toekomstwaarde.4.3.2.2 InvoerWanneer een nieuw project wordt geopend, dient de basis<strong>in</strong>formatie van het ontwerp, zoals plaats,type won<strong>in</strong>g en opdrachtgever, te worden <strong>in</strong>gevoerd. Verder vraagt het programma hier om enkelebelangrijke gegevens van de won<strong>in</strong>g, zoals de verwachte levensduur en enkele afmet<strong>in</strong>gen volgensNEN 2580. Ten slotte wordt <strong>in</strong> deze module naast de bestandsnaam, ook het energie‐ enwaterverbruik van de won<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de gebruiksfase <strong>in</strong>gevoerd.Vervolgens kunnen de gegevens voor het materiaalgebruik van het gebouw <strong>in</strong> module 2 worden<strong>in</strong>gevoerd. Voor de <strong>in</strong>voer van de bouwkundige gegevens is gebruik gemaakt van de karakterisatievan het gebouw en de opdel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bouwcomponenten volgens de NL/Sfb‐Elementenmethode. Dezemethode wordt ook bij kostenram<strong>in</strong>gen en CAD‐programmatuur gebruikt. Er zijn een aantal niveauste onderscheiden, namelijk ‘Gebouw’, ‘Bouwdelen’, ‘Elementen’, ‘Componenten’ en‘Materiaalniveau. Aan de hand van een zogenaamde boomstructuur kan er tot <strong>in</strong> detail <strong>in</strong>gezoomdworden van bouwdelen tot aan het materiaalniveau, zie Figuur 4.6 op de volgende bladzijde.Het gebouw is opgedeeld <strong>in</strong> de volgende bouwdelen: funder<strong>in</strong>g, gevels, b<strong>in</strong>nenwanden, vloeren,daken, transport, <strong>in</strong>stallaties en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g.19


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieFiguur 4.6: Invoerblad Eco‐QuantumEr zijn meer dan duizend veel voorkomende bouwcomponenten <strong>in</strong> het programma opgenomen.Door hoeveelheden van een component voor een bepaalde eenheid (m 1 , m 2 of stuk) <strong>in</strong> te voerenworden de materiaalstromen automatisch door het programma berekend. Daarbij is de levensduuren het standaard afvalscenario van de gekozen component gegeven. Deze kunnen echter wordenaangepast naar eigen <strong>in</strong>zicht.Met behulp van de <strong>in</strong>voerlijst is het mogelijk te controleren welke <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen door de gebruiker zijnveranderd, zoals het afvalscenario en de levensduur (module 3). Het overzicht van de <strong>in</strong>voergegevenskan eventueel naar een pr<strong>in</strong>ter of een ander programma worden geëxporteerd.De milieueffecten van het energieverbruik worden vervolgens bepaald door de prima<strong>ir</strong>edeelgebruiken (aantal MJ per jaar) en de wijze van opwekk<strong>in</strong>g (gasgestookt of elektrisch). Het gaatom het energieverbruik voor ruimteverwarm<strong>in</strong>g, warmtapwater, hulpenergie, verlicht<strong>in</strong>g,ventilatoren, koel<strong>in</strong>g en bevochtig<strong>in</strong>g. Deze getallen volgen uit de EPC‐bereken<strong>in</strong>g. Koel<strong>in</strong>g enbevochtig<strong>in</strong>g zijn voor won<strong>in</strong>gen vooralsnog niet relevant.De milieueffecten van het watergebruik worden ten slotte bepaald door de <strong>in</strong>houd, het debiet en deleid<strong>in</strong>glengten voor de verschillende tappunten en de waterbron. De tappunten betreffen bad, toilet,douche, wastafel, wasmach<strong>in</strong>e, tu<strong>in</strong> en keuken, aangevuld met de post leid<strong>in</strong>gverlies als gevolg vande wachttijd. De waterbron kan zijn: dr<strong>in</strong>kwater(grondwater en/of oppervlaktewater), hemelwateren grijswater.ResultatenVoor de presentatie van de resultaten worden drie mogelijkheden gegeven. Standaard worden deresultaten gepresenteerd per m 2 gebruiksoppervlak en per jaar levensduur. Daarnaast kan ergekozen worden om de resultaten te laten weergeven:‐ Per totaal gebruiksoppervlak en totale levensduur van de won<strong>in</strong>g‐ Per m 3 bruto‐<strong>in</strong>houd en per jaar levensduurMet de standaard<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g ontstaat een vergelijk<strong>in</strong>gseenheid die het mogelijk maakt won<strong>in</strong>gen metverschillende afmet<strong>in</strong>gen en levensduur met elkaar te vergelijken. Hierbij dient wel reken<strong>in</strong>g te20


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieworden gehouden met verschillende functionele eigenschappen, <strong>in</strong>dien er twee verschillende typenwon<strong>in</strong>gen (bijvoorbeeld villa en een tussenwon<strong>in</strong>g) met elkaar worden vergeleken.Weg<strong>in</strong>g en normalisatieDe <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g van de weg<strong>in</strong>g‐ en normalisatieset heeft een belangrijke <strong>in</strong>vloed op de resultaten <strong>in</strong> devorm van ‘Milieumaten’ en de ‘Milieu Indicator’. Aangezien er geen algemene overeenstemm<strong>in</strong>gover de weegfactoren is, kunnen de uitkomsten van de ‘Milieu Indicator’ niet voor externecommunicatie worden gebruikt. In de standaard <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g van het programma wordt deze <strong>in</strong>dicatordaarom niet getoond. Echter is het wel mogelijk om deze op te roepen. Voor de weg<strong>in</strong>g wordt deMET‐set (Kalisvaart, 1994) als standaard gebruikt. Daarnaast kan een eigen weegset worden<strong>in</strong>gevoerd.4.3.2.3 UitvoerEr kan worden gekozen om de resultaten als volgt weer te geven:‐ Uitvoer van hoeveelheden‐ Uitvoer van milieueffecten‐ Uitvoer van milieumatenBij de uitvoer <strong>in</strong> hoeveelheden worden de materiaal‐ , energie‐ en waterstromen van de won<strong>in</strong>gnaast elkaar getoond. De hoeveelheid materialen is onderverdeeld naar bouwdelen. Door te klikkenop een bouwdeel wordt <strong>in</strong>zicht verkregen <strong>in</strong> de bijdrage van de elementen die onder dat bouwdeelvallen. Door nogmaals te klikken gebeurt datzelfde voor de componenten die b<strong>in</strong>nen een elementvallen. Voor energie‐ en waterverbruik geldt hetzelfde. Door klikken op een deel wordt <strong>in</strong>zichtverkregen <strong>in</strong> onderliggende niveaus.De uitvoer van milieueffecten, zoals broeikaseffect, grondstofuitputt<strong>in</strong>g en verzur<strong>in</strong>g, omvat 1.312scores. Iedere staaf kan worden onderverdeeld <strong>in</strong> de bijdrage als gevolg van materiaalgebruik enenergie‐ en waterverbruik, zie Figuur 4.7. De meeste scores zijn berekend met behulp van dekarakterisatiefactoren uit de ‘Handleid<strong>in</strong>g voor Milieugerichte Levenscyclus analyses van producten’.Deze karakterisatiefactoren zijn <strong>in</strong> de tussentijd aangevuld. Het bestand ‘Karakterisatie’ is <strong>in</strong> de standalone versie van SimaPro voor Eco‐Quantum opgenomen en bevat verschillendekarakterisatiefactoren die voor de uitvoer<strong>in</strong>g van ‘Rekenmodule Milieu‐effecten’ noodzakelijk zijn.Naast zogenaamde scores voor potentiële milieueffecten, bestaan de milieuscores voor een deel ookuit milieu‐<strong>in</strong>grepen, namelijk energieverbruik, afval en gevaarlijk afval.Figuur 4.7: Uitvoerblad milieueffectenBij het werken met Eco‐Quantum is er vaak de behoefte aan geaggregeerde uitvoer <strong>in</strong> de vorm vaneen <strong>in</strong>dicator. Daarom is het mogelijk de milieuprestatie <strong>in</strong> de vorm van vier Milieumaten21


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie(grondstoffen, emissies, energie en afval) en een Milieu Indicator weer te geven. Bij ‘UitvoerMilieumaten’ is iedere staaf onderverdeeld <strong>in</strong> de bijdragen als gevolg van materiaalgebruik enenergie‐ en waterverbruik. Ook hier is het mogelijk door te klikken naar lagere niveaus. Van eenreferentiewon<strong>in</strong>g zijn de <strong>in</strong>dicatoren per Milieumaat en voor de Milieu Indicator afgeleid. Dat wilzeggen dat de <strong>in</strong>dicatoren voor deze won<strong>in</strong>g op 100 zijn vastgesteld. In deze referentie zijn, voorzover mogelijk, alle vaste maatregelen van het Nationaal Pakket Duurzame Won<strong>in</strong>gbouw toegepasten is uitgegaan van een EPC = 0,97. Deze zijn te gebruiken als vergelijk<strong>in</strong>gsmateriaal bij hetverbeteren van de milieuprestatie van een won<strong>in</strong>gontwerp.4.3.2.4 Beoordel<strong>in</strong>gHet programma is erg overzichtelijk en gebruiksvriendelijk. Het <strong>in</strong>voeren van het materiaalgebruik iseenvoudig door het gebruik van de boomlijst. Het wisselen tussen de verschillende <strong>in</strong>voeronderdelen is mogelijk door middel van een aantal knoppen met duidelijke symbolen, welke de<strong>in</strong>houd van het betreffende onderdeel weergeven. Na de <strong>in</strong>voer kan eenvoudig de bereken<strong>in</strong>gworden gestart. Indien gewenst kunnen weegfactoren worden aangepast naar eigen <strong>in</strong>zicht en kanvoor een bepaald grondgebied worden gekozen, wat <strong>in</strong>vloed heeft op de normalisatiefactoren. Dezestappen kunnen echter ook worden overgeslagen, zodat de standaard<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen worden gebruikt.De uitvoer van de resultaten is eenvoudig <strong>in</strong> te stellen door middel van een keuzemenu. Deresultaten worden <strong>in</strong>teractief getoond. Dat wil zeggen dat het mogelijk is om <strong>in</strong> te zoomen opbepaalde aspecten <strong>in</strong> de resultaten, zie ook 4.3.2.3. Dit maakt het uitlezen van de resultaten zeer<strong>in</strong>zichtelijk.De draagconstructie wordt meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik.4.3.3 BREEAM‐NLDe Dutch Green Build<strong>in</strong>g Council (DGBC) is een onafhankelijke organisatie, die een duurzaamheidskeurmerkheeft ontwikkeld voor Nederlandse nieuwe gebouwen. Voor gebieden en voor gebruiktegebouwen is het keurmerk nog <strong>in</strong> ontwikkel<strong>in</strong>g. DGBC is een sticht<strong>in</strong>g die certificaten verstrekt aanopdrachtgevers die de mate van duurzaamheid van hun gebouw of gebied hebben laten beoordelenvolgens vooraf gestelde criteria. De DGBC wil gaan toetsen op basis van BREEAM‐NL(14).BREEAM is een methode om de milieuprestatie van gebouwen te analyseren en verbeteren, vanontwerp tot management. BREEAM staat voor Build<strong>in</strong>g Research Establishment Env<strong>ir</strong>onmentalAssessment Method. Met BREEAM‐NL, de Nederlandse beoordel<strong>in</strong>gsmethode, kan de duurzaamheidvan een gebouw (en de bouwkavel) worden beoordeeld <strong>in</strong> de ontwerp‐ en de oplever<strong>in</strong>gsfase. Debeoordel<strong>in</strong>g van de ontwerpfase resulteert <strong>in</strong> een tijdelijk certificaat. Dit certificaat vervalt zodra hetfeitelijke gebouw beoordeeld is na oplever<strong>in</strong>g, en een def<strong>in</strong>itief certificaat heeft ontvangen. Debeoordel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de oplever<strong>in</strong>gsfase kan op twee manieren uitgevoerd worden:1. Een oplever<strong>in</strong>gsbeoordel<strong>in</strong>g op basis van ontwerpbeoordel<strong>in</strong>g2. Een zelfstandige oplever<strong>in</strong>gsbeoordel<strong>in</strong>gDe oplever<strong>in</strong>gsbeoordel<strong>in</strong>g levert het def<strong>in</strong>itieve BREEAM‐NL certificaat op, dat deontwikkelaar/eigenaar het recht geeft het BREEAM‐NL keurmerk te voeren voor het betreffendeobject. De kosten voor een BREEAM‐NL beoordel<strong>in</strong>g liggen tussen de € 15.000 – 60.000 (12).Het systeem maakt gebruik van kwalitatieve weg<strong>in</strong>g; als totaalscore krijgt een gebouw één van devolgende waarder<strong>in</strong>gen: Pass, Good, Very Good, Excellent of Outstand<strong>in</strong>g. BREEAM‐NL is vooralsnogbruikbaar voor kantoren, scholen, w<strong>in</strong>kels en <strong>in</strong>dustriële gebouwen met 1 gestandaardiseerdebeoordel<strong>in</strong>gsrichtlijn. Gebouw beoordel<strong>in</strong>gen kunnen met BREEAM‐NL alleen voor de volgende typenbouwprojecten uitgevoerd worden:‐ Nieuwbouw‐ Grootschalige renovatie van bestaande gebouwen‐ Nieuwbouw uitbreid<strong>in</strong>g aan een bestaand gebouw22


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatie4.3.3.1 Werk<strong>in</strong>gEen gebouw wordt <strong>in</strong>tegraal beoordeeld op de volgende elementen:‐ Bouwkundige elementen (tussenvloeren, gevels, dak, ramen)‐ Installaties (verlicht<strong>in</strong>g, verwarm<strong>in</strong>g, koel<strong>in</strong>g, ventilatie)‐ Afwerk<strong>in</strong>g (b<strong>in</strong>nenwanden, vloerafwerk<strong>in</strong>g, etc.)‐ Het bij het gebouw horende terre<strong>in</strong> (bouwkavel)De beoordel<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>dt plaats op basis van een zogenaamde creditlist. Door DGBC is een vertal<strong>in</strong>ggemaakt op basis van de BREEAM Europe 2008 Credit list. De Nederlandse Creditlist is toegespitst opNederlandse wet‐ en regelgev<strong>in</strong>g, praktijkrichtlijnen en bouwpraktijk en bestaat uit de onderstaandecategorieën. Elke categorie telt mee <strong>in</strong> de e<strong>in</strong>dscore volgens een vastgestelde weg<strong>in</strong>g. Voor deweg<strong>in</strong>g per categorie zijn de waarden aangehouden die gehanteerd worden door BREEAMInternational, zie de percentages achter de onderstaande categorieën:1. Management (12%)2. Gezondheid (15%)3. Energie (19%)4. Transport (8%)5. Water (6%)6. Materialen (12,5%)7. Afval (7,5%)8. Landgebruik & Ecologie (10%)9. Vervuil<strong>in</strong>g (10%)Per gebouwtype kunnen de toe te kennen punten verschillen. Om de totale score van het gebouwbeter te laten ondersteunen door het behalen van specifieke credits <strong>in</strong> meerdere categorieën, heeftBREEAM‐NL verplichte credits. Dit is <strong>in</strong> navolg<strong>in</strong>g van de Engelse versie BREEAM‐UK. De toekenn<strong>in</strong>gvan punten voor de credits <strong>in</strong> een categorie levert een categoriescore op, uitgedrukt als hetpercentage behaalde punten per categorie. Door de weg<strong>in</strong>g van de categoriescores wordt eengewogen e<strong>in</strong>dscore bepaald, die wordt uitgedrukt als percentage van de maximaal haalbare score.Deze e<strong>in</strong>dscore wordt volgens de onderstaande tabel omgezet <strong>in</strong> het BREEAM‐NL keurmerk.BREEAM‐NL keurmerk M<strong>in</strong>imaal benodigde scorePass30% (m<strong>in</strong>imum eis voor het verlenen van een certificaat)Good 45%Very Good 55%Excellent 70%Outstand<strong>in</strong>g 85%Tabel 4.1: BREEAM‐NL keurmerk: m<strong>in</strong>imaal benodigde score4.3.3.2 InvoerPer credit zijn een aantal punten te behalen. Per punt zijn er criteria‐eisen opgesteld waaraan dientte worden voldaan. Om aan te tonen dat er is voldaan aan de gestelde eisen is bewijsmateriaalbenodigd. Wanneer de bewijsvoer<strong>in</strong>g voldoende is, zullen de punten worden toegekend.BREEAM‐NL werkt met een expert en een assessor. De expert is een gekwalificeerde procesmanageren <strong>in</strong>houdsdeskundige met betrekk<strong>in</strong>g tot BREEAM‐NL en heeft hiertoe een opleid<strong>in</strong>g gevolgd. Deexpert ondersteunt de ontwikkelaar/ opdrachtgever tijdens het ontwerp‐ en bouwproces metbetrekk<strong>in</strong>g tot de vereisten van het BREEAM‐NL certificaat. Tevens kan de expert op deze maniervoorwerk doen voor de assessor bij de opbouw van een dossier met bewijsmateriaal. Op basis van ditdossier doet een onafhankelijke assessor de def<strong>in</strong>itieve BREEAM‐NL beoordel<strong>in</strong>g. De expert magwerkzaam zijn bij de ontwikkelaar / opdrachtgever of als externe deskundige worden <strong>in</strong>gehuurd.23


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatieDe assessor is een onafhankelijke, gekwalificeerde en bij DGBC geregistreerde beoordelaar metbetrekk<strong>in</strong>g tot BREEAM‐NL, werkzaam voor een Licentiehoudende Organisatie. De assessor kan zichlaten ondersteunen door een expert bij het verzamelen van bewijsmateriaal, maar is te allen tijdee<strong>in</strong>dverantwoordelijk voor het beoordel<strong>in</strong>gsrapport op basis waarvan DGBC vaststelt of eencertificaat verleend kan worden.4.3.3.3 UitvoerDe uitvoer is bij een positief resultaat een BREEAM‐NL certificaat met daarop de op het object vantoepass<strong>in</strong>g zijnde kwalificatie.4.3.3.4 Beoordel<strong>in</strong>gBREEAM‐NL is een beoordel<strong>in</strong>gsmethode, die werkt op basis van bewijsvoer<strong>in</strong>g. Het laten toetsenvan een gebouw met BREEAM‐NL vereist een expert en een assessor. Dit zorgt ervoor dat dekwaliteit van de beoordel<strong>in</strong>g gewaarborgd is. Daarnaast betekent dit ook dat de vrijheid om tewerken met de methode beperkt is. Het resultaat van de beoordel<strong>in</strong>g is een keurmerk. Dit keurmerkgeeft aan hoe het gebouw zich verhoudt met andere door BREEAM‐NL beoordeelde gebouwen, maarer is verder geen <strong>in</strong>formatie uit te destilleren over de <strong>in</strong>vloed van specifieke onderdelen op debeoordel<strong>in</strong>g. Verder zijn de kosten voor een beoordel<strong>in</strong>g behoorlijk groot.Het materiaalgebruik wordt deels beoordeeld aan de hand van een externe tool, bijvoorbeeld GPRGebouw. Echter is de DGBC momenteel bezig met het ontwikkelen van een tool voor het berekenenvan de schaduwprijs, die voor de assessoren beschikbaar komt.4.3.4 GPR GebouwGPR Gebouw is een <strong>in</strong>strument waarmee de duurzaamheid van nieuwbouwwon<strong>in</strong>gen enutiliteitsgebouwen <strong>in</strong> kaart wordt gebracht. Hiermee maakt het programma duurzaam bouwen goedmeetbaar en eveneens eenvoudig bespreekbaar. De beoordel<strong>in</strong>g resulteert <strong>in</strong> een aantalrapportcijfers. Voldoet een project aan het Bouwbesluit dan behaalt het een GPR cijfer van 5,0. Het<strong>in</strong>strument, <strong>in</strong> tien jaar tijd ontwikkeld door W/E‐adviseurs en de gemeente Tilburg kan gebruiktworden voor het afspreken van ambities op gebouwniveau, voor het toetsen en optimaliseren vanprestaties en voor het communiceren over niveaus van duurzaamheid. Inmiddels is het programmabeschikbaar <strong>in</strong> de vierde versie. Het wordt toegepast <strong>in</strong> de <strong>in</strong>itiatief‐ , ontwerp‐ , uitvoer<strong>in</strong>g‐ enoplever<strong>in</strong>gsfase van het planproces. De kosten voor een beoordel<strong>in</strong>g zijn: € 500 – 1500 (12).4.3.4.1 Werk<strong>in</strong>gGPR Gebouw is webbased; er wordt gewerkt via <strong>in</strong>ternet. Licentiehouders maken projecten aan opeen eigen afgesloten deel van de GPR Gebouw website. Zij kunnen voor elk project partnersuitnodigen voor de <strong>in</strong>voer van gegevens of de toets<strong>in</strong>g van de resultaten.Het programma bestaat uit de modulen Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit enToekomstwaarde. Elk van deze modules bestaat daarnaast uit enkele submodulen. B<strong>in</strong>nen dezesubmodulen kunnen gegevens worden <strong>in</strong>gevoerd en aspecten worden aangev<strong>in</strong>kt, die vantoepass<strong>in</strong>g zijn op het gebouw. Zo zijn er punten te behalen voor elke module. In totaal kunnen permodule 1000 punten worden behaald. Per module wordt een cijfer gegeven, gebaseerd op het aantalbehaalde punten. Deze cijfers worden gepresenteerd <strong>in</strong> een staafgrafiek, waar<strong>in</strong> naast het behaaldecijfer tevens de ambitie wordt getoond. Zo is eenvoudig te zien of een gebouw voldoet aan de voorafgestelde eisen. Daarnaast wordt er een score gegeven voor de CO 2 ‐emissie ten opzichte van eenreferentiewaarde. Met de consumentenlabel wordt een beoordel<strong>in</strong>g gegeven over de geheleprestatie van het gebouw. Hierbij is een score van één tot vijf sterren te behalen.4.3.4.2 InvoerDe modulen zijn <strong>in</strong> het programma <strong>in</strong>zichtelijk gemaakt door middel van tabbladen. Het eerstetabblad betreft de algemene <strong>in</strong>voergegevens zoals de naam van de bereken<strong>in</strong>g, de24


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatiegebouwkenmerken en de gebouwlevensloop. Bij de gebouwkenmerken worden gevraagd naar hetaantal gebouwen en bouwlagen en het aantal m 2 voor het gebruiksoppervlakte, de begane grond‐ enverdiep<strong>in</strong>gsvloer, de gevel (open en dicht), de dragende b<strong>in</strong>nenwanden en het dak (plat en hellend).Er kan gekozen worden voor referentiewaarden voor het gekozen type won<strong>in</strong>g. Eigen <strong>in</strong>voer is ookmogelijk. Vervolgens is het mogelijk om de afmet<strong>in</strong>gen voor de componenten te specificeren. Vooronderdelen van de funder<strong>in</strong>g, vloeren, gevels, b<strong>in</strong>nenwanden, daken, trappen en liften, <strong>in</strong>stallatiesen <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g kunnen gegevens worden <strong>in</strong>gevoerd. Tevens kunnen voor deze componenten deforfaita<strong>ir</strong>e waarden worden aangehouden. Vervolgens kan de levensduurverwacht<strong>in</strong>g voor hetgebouw worden <strong>in</strong>gevuld.Het volgende tabblad is Energie. Bouwkundige gegevens als het bouwtype, thermische bruggen, Rcwaardenvan vloeren, gevels en daken en het type beglaz<strong>in</strong>g kunnen hier worden <strong>in</strong>gevuld. Daarnaastkunnen gegevens over de toegepaste <strong>in</strong>stallaties en aanvullende energiemaatregelen worden<strong>in</strong>gevoerd. Deze gegevens resulteren <strong>in</strong> een <strong>in</strong>dicatie over de energieprestatie en CO 2 ‐emissie perwon<strong>in</strong>g, het energieverbruik per won<strong>in</strong>g per jaar en het prima<strong>ir</strong> energieverbruik EPN per won<strong>in</strong>g perjaar. Tijdens het <strong>in</strong>vullen van de benodigde gegevens is te zien hoe het cijfer van de beoordel<strong>in</strong>gveranderd. Hierdoor is goed zichtbaar gemaakt wat de <strong>in</strong>vloed is van een bepaalde maatregel op debeoordel<strong>in</strong>g.Het tabblad Milieu bestaat uit de onderdelen Water, Milieuzorg en Materiaal. In het onderdeel wateris het mogelijk om de waterbesparende voorzien<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> te voeren. Het onderdeel Milieuzorg betreftde zorgvuldigheid van het ontwerpproces, de uitvoer<strong>in</strong>g, het gebruik en de sloop van het gebouw. Inhet onderdeel materiaal kunnen de toegepaste materialen worden <strong>in</strong>gevoerd. Voor elk onderdeelvan het gebouw zijn een aantal opties mogelijk.Het tabblad Gezondheid is opgebouwd uit de onderdelen Geluid, Luchtkwaliteit, Thermisch comforten Licht en visueel comfort. Ook hier zijn voor een aantal aspecten opties aan te v<strong>in</strong>ken die vantoepass<strong>in</strong>g zijn op het gebouw. Dit geldt ook voor het tabblad Gebruikskwaliteit, welke bestaat uit deonderdelen Toegankelijkheid, Functionaliteit, Technische kwaliteit en Sociale veiligheid.Het tabblad Toekomstwaarde richt zich op de toekomstgerichte voorzien<strong>in</strong>gen, flexibiliteit enbelev<strong>in</strong>gswaarde van het gebouw. In het onderdeel Flexibiliteit is de mate van uitbreidbaarheid <strong>in</strong> tevoeren. Daarnaast komen de onderwerpen “aanpasbare elementen” en “verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g” aanbod. De belev<strong>in</strong>gswaarde hangt af van een aantal aspecten, waarvan kan worden <strong>in</strong>gevoerd of dezevan toepass<strong>in</strong>g zijn op het gebouw.4.3.4.3 UitvoerHet resultaat van de beoordel<strong>in</strong>g iseen cijfer voor de onderdelenEnergie, Milieu, Gezondheid,Gebruikskwaliteit enToekomstwaarde. Aan de hand vaneen staafgrafiek, zie Figuur 4.8wordt <strong>in</strong>zichtelijk gemaakt hoe hetcijfer zich verhoudt met de voorafgestelde doelstell<strong>in</strong>g (ambitie).Figuur 4.8: Uitvoer van GPR GebouwTevens wordt een beoordel<strong>in</strong>ggegeven over de CO 2 ‐emissie vanhet gebouw. Hierbij wordt onderscheid gemaakt <strong>in</strong> de CO 2 ‐emissie door energieverbruik en25


Beoordel<strong>in</strong>g milieuprestatiemateriaalgebruik. De beoordel<strong>in</strong>g is gebaseerd ten opzichte van de referentiewaarde, zieonderstaande afbeeld<strong>in</strong>g.Figuur 4.9: Weergave van de beoordel<strong>in</strong>g over de CO 2 ‐emissieDe algemene beoordel<strong>in</strong>g van het gebouw resulteert <strong>in</strong> een consumentenlabel. Het label classificeerthet project <strong>in</strong> één tot vijf sterren.4.3.4.4 Beoordel<strong>in</strong>gGPR Gebouw heeft een aantrekkelijk uiterlijk. Daarnaast is het erg overzichtelijk. Het is gemakkelijkom te wisselen tussen de tabbladen. Indien gegevens nog niet bekend zijn, is het mogelijk omforfaita<strong>ir</strong>e gegevens <strong>in</strong> te vullen of om gegevens uit een referentie gebouw te gebruiken. In het<strong>in</strong>voerblad dienen specifieke waarden te worden <strong>in</strong>gevuld over de gebouwkenmerken, waar<strong>in</strong> hetmateriaalgebruik wordt vastgelegd. In de overige modules wordt veelal gevraagd een keuze temaken uit de gegeven opties voor de verschillende aspecten en onderdelen. Hierdoor is de <strong>in</strong>voerbehoorlijk eenvoudig. Naast de keuzes wordt soms extra <strong>in</strong>formatie gegeven over het betreffendeonderdeel. Doordat een bepaalde keuze gelijk wordt doorgerekend naar de score, is het mogelijk omde <strong>in</strong>vloed ervan te bepalen. Hierdoor is het programma een goed hulpmiddel <strong>in</strong> de ontwerpfase.De uitvoer is eenvoudig en geeft een goed beeld van het gebouw. Doordat het resultaat een cijfer is,kan de milieuprestatie van een gebouw goed geplaatst worden. Dit geldt ook voor de beoordel<strong>in</strong>gvan het consumentenlabel <strong>in</strong> een aantal sterren.De draagconstructie wordt meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik en deels bij debereken<strong>in</strong>g van het energieverbruik. Ook wordt een beoordel<strong>in</strong>g gegeven over de functionaliteit vande won<strong>in</strong>g. Hier<strong>in</strong> komen aspecten als beukmaat en netto verdiep<strong>in</strong>gshoogte aan het bod. Verderwordt ook de toekomstwaarde van het gebouw beoordeeld, waarbij flexibiliteit (zie 5.3.1) eenbelangrijk onderdeel is. Tot slot kan de levensduur van een ontwerp, een belangrijk onderdeel van demilieuprestatie van een gebouw, <strong>in</strong> GPR Gebouw worden aangepast. Hiermee behandelt hetprogramma een breder gebied van duurzaamheid <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de anderetoets<strong>in</strong>gsmethodieken, welke hoofdzakelijk op basis van het materiaalgebruik en energie‐ enwaterverbruik de duurzaamheid van een gebouw beoordelen.4.4 ConclusieUit het onderzoek naar de verschillende toets<strong>in</strong>gsmethodieken is gebleken dat de draagconstructieniet specifiek wordt meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g. Het materiaalgebruik van de draagconstructiekan, uitgezonderd BREEAM‐NL, als onderdeel van het totale materiaalgebruik van een gebouwworden <strong>in</strong>gevoerd. Er wordt hoofdzakelijk gekeken naar het energieverbruik en materiaalgebruik.GPR Gebouw behandelt samen met BREEAM‐NL een breder gebied betreffende duurzaamheid.Gezien het grote aandeel van de draagconstructie op de totale milieukosten (3.3.2), hoewelafhankelijk van de levensduur van een gebouw, is het belangrijk om een constructief ontwerp tebeoordelen op duurzaamheid. Deze beoordel<strong>in</strong>g kan een helder <strong>in</strong>zicht geven over de uite<strong>in</strong>delijkemilieuprestatie van een gebouw. Daarnaast kan deze beoordel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ontwerpfase als hulpmiddeldienen bij de keuze uit meerdere constructieve alternatieven. Concluderend uit het onderzoek naarde verschillende toets<strong>in</strong>gsmethodieken kan gesteld worden dat geen van de huidige methodengeschikt zijn om constructieve ontwerpen te beoordelen op duurzaamheid.26


Draagconstructie en duurzaamheid5 Draagconstructie en duurzaamheidUit het onderzoek van Dobbelsteen naar twaalf kantoorgebouwen, is gebleken dat dedraagconstructie voor de milieubelast<strong>in</strong>g van groot belang is, zie 3.3.2. Het materiaalgebruik krijgteen steeds grotere <strong>in</strong>vloed op de totale milieubelast<strong>in</strong>g. Daarnaast draagt de draagconstructie voorbijna 60% bij aan het totale materiaalgebruik <strong>in</strong> een gebouw. Door middel van verstandigconstructief ontwerp is er dus veel w<strong>in</strong>st te behalen wat betreft duurzaamheid. Gedurende hetontwerpproces worden keuzes gemaakt, die een grote <strong>in</strong>vloed hebben op de kwaliteit, en <strong>in</strong> hetbijzonder de duurzame kwaliteit, van een gebouw. Door goede keuzes te maken <strong>in</strong> het constructiefontwerp kan men materiaal besparen, de levensduur van de constructie verlengen en demilieu‐impact verm<strong>in</strong>deren. Voor een eenvoudige kantoorplattegrond blijkt bijvoorbeeld dat er toteen factor 5 milieuverschil kan ontstaan tussen het beste en het slechtste realistische constructiefontwerp (1).Wanneer men spreekt over duurzaam bouwen, wordt nog te we<strong>in</strong>ig aandacht besteed aan dedraagconstructie. Op dit moment richt het overheidsbeleid zich teveel op materiaalkeuze en opmaatregelen om het water‐ en energieverbruik te beperken. Dit is terug te zien <strong>in</strong> detoets<strong>in</strong>gsmethodieken die op de markt zijn. De huidige toets<strong>in</strong>gmethoden, GreenCalc+, GPR Gebouwen BREAAM‐NL, zijn geschikt om gebouwen als geheel te beoordelen op het materiaalgebruik enenergie‐ en waterverbruik.Momenteel wordt <strong>in</strong> de ontwerpfase de vergelijk<strong>in</strong>g tussen de verschillende constructievealternatieven hoofdzakelijk gebaseerd op <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> bouwkundig en <strong>in</strong>stallatieontwerp, benodigdeconstructiehoogte, bouwkosten en bouwtijd. <strong>Duurzaam</strong>heid wordt hierbij veelal buiten beschouw<strong>in</strong>ggelaten. Gezien de <strong>in</strong>vloed van de draagconstructie op de milieubelast<strong>in</strong>g van een gebouw is hetechter noodzakelijk om niet alleen een beoordel<strong>in</strong>g te kunnen geven over de duurzaamheid van eengebouw, maar tevens over de duurzaamheid van een constructief ontwerp. De bovengenoemdetoets<strong>in</strong>gsmethoden zijn erg uitgebreid, maar een specifieke beoordel<strong>in</strong>g van de draagconstructie opduurzaamheid is met deze methoden niet mogelijk. Hierdoor zijn deze methoden niet geschikt om opeen eenvoudige wijze de duurzaamheid van verschillende constructieve alternatieven te beoordelen,zie 4.3. Vanuit constructief oogpunt is dan ook de behoefte ontstaan naar een tool, welke op basisvan een constructief ontwerp een beoordel<strong>in</strong>g kan geven over de mate van duurzaamheid.Hiermee dient zich het onderwerp van dit afstudeeronderzoek aan:Het ontwikkelen van een tool waarmee op een eenvoudige en doeltreffende wijze deduurzaamheid van een constructief ontwerp kan worden beoordeeld.Voordat deze tool kan worden ontwikkeld zullen een aantal zaken onderzocht moeten worden.Belangrijk is het vaststellen van de aspecten waar<strong>in</strong> een draagconstructie bijdraagt aan eenduurzaam ontwerp. Hoe deze aspecten dienen te worden beoordeeld, zal vervolgens onderzochtmoeten worden. In de <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g van dit rapport is de def<strong>in</strong>itie van de term ‘duurzaam’ behandeld. Terverduidelijk<strong>in</strong>g en ter her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g wordt hieronder eerst nogmaals de def<strong>in</strong>itie van de term‘duurzaam’ besproken. Daarna wordt de bijdrage van een draagconstructie aan een duurzaamontwerp behandeld.27


Draagconstructie en duurzaamheid5.1 Def<strong>in</strong>itie duurzaamheidEen goede beschrijv<strong>in</strong>g van de relatie tussen duurzaamheid en een draagconstructie vereist eenduidelijke def<strong>in</strong>itie van de term ‘duurzaamheid’. Er zijn vele beschrijv<strong>in</strong>gen voor de term ‘duurzaam’.In relatie met ‘constructie’ bestaan er voor de term ‘duurzaam’ twee betekenissen (15). In het Engelsspreekt men over ‘durable’ en ‘susta<strong>in</strong>able’ voor deze twee betekenissen. Aan de ene kant zegt‘duurzaam’ iets over de mate waar<strong>in</strong> een materiaal, gebouwdeel of constructie een belast<strong>in</strong>g kanweerstaan over een bepaalde tijd, zonder dat dit <strong>in</strong>vloed heeft op het functioneren ervan (durable).Aan de andere kant verwijst de term ‘duurzaam’ naar de algemene eigenschap van een materiaal,gebouwdeel of constructie, welke een <strong>in</strong>dicatie geeft van de <strong>in</strong>vloed op het milieu (susta<strong>in</strong>able). Indit rapport wordt naar deze laatste omschrijv<strong>in</strong>g verwezen, wanneer er over ‘duurzaam’ en‘duurzaamheid’ wordt gesproken.5.2 <strong>Duurzaam</strong> Construeren<strong>Duurzaam</strong> construeren betekent dat naast zwaartekracht, vormgev<strong>in</strong>g en kosten ook het aspectduurzaamheid wordt meegenomen <strong>in</strong> de afweg<strong>in</strong>gen bij het maken van een constructief ontwerp.Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet dwangmatig moet worden geprobeerd de milieu‐impactvan een gebouw te verkle<strong>in</strong>en. Door slim te ontwerpen en goed onderbouwde afweg<strong>in</strong>gen te maken,dient men de milieulast van de gebouwen te verkle<strong>in</strong>en en de economische waarde ervan teverhogen. <strong>Duurzaam</strong> construeren is een geïntegreerd besluitvorm<strong>in</strong>gsproces; een serie afweg<strong>in</strong>gendie samen met de andere partijen <strong>in</strong> het ontwerp‐ en bouwproces moeten worden gemaakt. Dezeafweg<strong>in</strong>gen verschillen per situatie en dit maakt duurzaam construeren dan ook een complex proces.Zowel flexibel als niet‐flexibel bouwen kan bijvoorbeeld duurzaam zijn. Door <strong>in</strong> een nieuw ontwerpconstructief ruimte te laten voor wat nog mogelijk kan komen, wordt de levensduur van een gebouwaanzienlijk verlengd. En een gebouw dat 100 <strong>in</strong> plaats van 50 jaar meegaat, is <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe 100 procentduurzamer. Echter, een gebouw dat een verwachte levensduur van tw<strong>in</strong>tig jaar heeft en niet vanfunctie zal veranderen, kan buitengewoon simpel <strong>in</strong> elkaar steken. Het kantoorgebouw van XXarchitecten<strong>in</strong> Delft, genaamd ‘XX‐kantoor’, is gebouwd volgens dit uitgangspunt. Niet het gebouwzelf, maar de ruimte die het gebouw <strong>in</strong>neemt, wordt op een flexibele manier gebruikt. Basis van ditconcept is dat de toegepaste materialen ofwel na tw<strong>in</strong>tig jaar gedemonteerd kunnen worden enopnieuw zijn te gebruiken of die na tw<strong>in</strong>tig jaar zo versleten zijn dat ze gecomposteerd kunnenworden (kartonnen ventilatiekokers).Door gebruik te maken van het bestaande, is het mogelijk de milieu‐impact laag te houden. Naasthergebruik is ook constructieve optimalisatie een van de belangrijkste pijlers onder een duurzaamgebouw. Door middel van optimalisatie kan een fl<strong>in</strong>ke materiaalbespar<strong>in</strong>g worden behaald. Echter,wanneer dit ten koste gaat van het draagvermogen, moet men realiseren dat dit kan <strong>in</strong>houden dateen gebouw m<strong>in</strong>der flexibel wordt voor functiewissel<strong>in</strong>gen. Het afwijken van de vaste conventies kantevens leiden tot een bespar<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het materiaalgebruik. Het toepassen van grote kolomvrijeoverspann<strong>in</strong>gen bijvoorbeeld, vereist onevenredig veel materiaal. Kle<strong>in</strong>e overspann<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong>pr<strong>in</strong>cipe dus duurzamer. Dit betekent niet dat grote overspann<strong>in</strong>gen niet meer moeten wordentoegepast, maar dat de keuze ervoor goed onderbouwd moet zijn. Hetzelfde geldt voor de keuzetussen constructieve optimalisatie en flexibiliteit.Naast het besparen van het toegepaste materiaal is de materiaalkeuze bepalend voor deduurzaamheid van een gebouw. Zo kan er bijvoorbeeld gekozen worden voor een stalen, betonnen,houten of hybride draagconstructie. Van beton is betongranulaat te maken, maar beton is meestalniet 100% recyclebaar. Staal is dit echter weer wel, maar heeft een hoge milieu‐footpr<strong>in</strong>t. Hout is <strong>in</strong>pr<strong>in</strong>cipe het meest duurzame materiaal, zoals ook blijkt uit bereken<strong>in</strong>gen met GreenCalc+. Tochwordt hout veel m<strong>in</strong>der toegepast <strong>in</strong> een draagconstructie dan <strong>staal</strong> en beton. Dit is geen probleem,maar ook hier geldt dat de keuze hiervoor goed onderbouwd dient te zijn.Tot slot behoort multifunctionaliteit tot één van de mogelijkheden om tot een duurzaam ontwerp tekomen. Naast het ‘dragen’ van het gebouw is een constructie <strong>in</strong> staat om meerdere functies te28


Draagconstructie en duurzaamheidvervullen. Zo wordt bij betonkernactiver<strong>in</strong>g de massa van de betonnen draagconstructie gebruiktvoor warmteopslag en koudeopslag, waardoor een aangenaam b<strong>in</strong>nenklimaat wordt verkregen opeen duurzame wijze.Met het toepassen van betongranulaat en betonkernactiver<strong>in</strong>g is een eerste stap gezet <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>gvan duurzaam construeren. <strong>Duurzaam</strong> construeren gaat echter veel verder dan deze tweemaatregelen.Kort samengevat zijn de punten voor het <strong>Duurzaam</strong> Construeren de volgende(16):‐ Verleng de levensduur van gebouwen‐ Beperk het materiaalgebruik‐ Gebruik duurzame materialen‐ Houd reken<strong>in</strong>g met de milieu‐impact van (bouw)logistiek en transport‐ Gebruik de constructie voor meer dan alleen ‘dragen’5.3 Draagconstructie en duurzaamheidDe draagconstructie bestaat uit de volgende onderdelen: Funder<strong>in</strong>g, kolommen, balken, vloer‐ endakconstructie, en soms wanden en gevels. Deze onderdelen hebben <strong>in</strong>vloed op de duurzaamheidvan de constructie. Het bepalen van deze <strong>in</strong>vloed wordt gedaan aan de hand van de opgesteldepunten voor het <strong>Duurzaam</strong> Construeren. Per punt wordt er gekeken naar de onderdelen en aspectenvan de draagconstructie die hierop <strong>in</strong>vloed hebben. Vervolgens worden deze aspecten verderonderzocht, zodat er uite<strong>in</strong>delijk een goed onderbouwde beoordel<strong>in</strong>g kan worden gegeven over demate van duurzaamheid van de draagconstructie.5.3.1 Levensduur en functieEen langere levensduur heeft tot gevolg dat de milieubelast<strong>in</strong>g per functionele eenheid afneemt,omdat de milieubelast<strong>in</strong>g over een langere periode wordt verdeeld. De levensduur van een gebouwwordt beïnvloed door de volgende aspecten:‐ Levensduurscenario‐ Veranderbaarheid‐ HergebruikHet levensduurscenario vormt het uitgangspunt bij het ontwerp van de draagconstructie.Voor constructies met als doel een lange levensduur zijn flexibiliteit met betrekk<strong>in</strong>g totverander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> functie <strong>in</strong> de toekomst en hoge duurzaamheid van belang. Voor constructies meteen gemiddelde of korte geplande levensduur zijn de mogelijkheid tot verander<strong>in</strong>gen en hergebruikbelangrijk.5.3.1.1 VeranderbaarheidDe veranderbaarheid van een gebouw kan worden opgesplitst <strong>in</strong> flexibiliteit en aanpasbaarheid. Detoekomstige waarde van een gebouw is grotendeels afhankelijk van de flexibiliteit <strong>in</strong> de verander<strong>in</strong>gvan het gebruik. Waar de gemiddelde technische levensduur van een kantoorgebouw bijvoorbeeldc<strong>ir</strong>ca vijftig jaar bedraagt, is de gemiddelde economische levensduur slechts ongeveer tw<strong>in</strong>tig jaar.Dat betekent dat na tw<strong>in</strong>tig jaar het kantoorgebouw <strong>in</strong>grijpend moet worden verbouwd of gesloopt.Bij een flexibel gebouw is dit niet nodig.FlexibiliteitFunctionele flexibiliteit wordt mogelijk gemaakt door technische flexibiliteit. Een gebouw is geschiktvoor verschillende functies wanneer de technische eigenschappen dit ook mogelijk maken.Functionele flexibiliteit kan worden onderverdeeld <strong>in</strong> multifunctionaliteit en onderverdeelbaarheidvan gebouwen. Met multifunctionaliteit wordt hier de mogelijkheid tot het gebruik voor meerderefuncties bedoeld. Onderverdeelbaarheid wordt gerealiseerd door technische flexibiliteit en de29


Draagconstructie en duurzaamheidaanwezigheid van meerdere <strong>in</strong>gangen, trappenhuizen, liften en faciliteitgroepen en schachten.Hierdoor is het mogelijk om een verdiep<strong>in</strong>gsvloer door meer dan één organisatie te gebruiken.Technische flexibiliteit kan worden onderverdeeld <strong>in</strong> <strong>in</strong>terne en externe flexibiliteit. Externeflexibiliteit betreft de uitwaartse, horizontale en verticale uitbreidbaarheid van een gebouw.Uitbreidbaarheid kan worden gerealiseerd door dragende wanden of gevels <strong>in</strong> de constructie tevermijden. Tevens kunnen voorbereid<strong>in</strong>gen worden getroffen voor eventuele uit‐ of opbouw.Interne flexibiliteit is gekoppeld aan de her<strong>in</strong>richtbaarheid van een gebouw. Een gebouw, dat op eeneenvoudige manier gewijzigd kan worden om te voldoen aan de nieuwe functie, is <strong>in</strong>tern flexibel. Inde praktijk betekent dit meestal het ombouwen van een kantoor of een schoolgebouw tot één ofmeer won<strong>in</strong>gen. Bij de maatvoer<strong>in</strong>g van het gebouw moet dan al reken<strong>in</strong>g worden gehouden met‘won<strong>in</strong>gmaten’, zoals beukmaten, raam<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gen, leid<strong>in</strong>gkokers en trappenhuizen.AanpasbaarheidVoor de aanpasbaarheid van een gebouw zijn de draagconstructie en de compatibiliteit met degebouw<strong>in</strong>stallaties een belangrijke factor. Hierbij is het van belang dat de <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong> detoekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen van een gebouw geen belemmer<strong>in</strong>gen zullen vormen. Compatibiliteitkan worden gerealiseerd door flexibele <strong>in</strong>tegratie of door het scheiden van de constructie en zijn<strong>in</strong>stallaties. Dit kan bijvoorbeeld door geen <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong> te bouwen <strong>in</strong> dragende wanden. Voldoendeverdiep<strong>in</strong>gshoogte maakt verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>in</strong>stallaties mogelijk. Ook de locatie van trappen enliftschachten voor verkeer en voor horizontale en verticale verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen voor gebouw<strong>in</strong>stallaties zijnbepalend voor de aanpasbaarheid van een gebouw.5.3.1.2 HergebruikBepalend voor de hergebruikmogelijkheden van een bestaand gebouw zijn de waarder<strong>in</strong>g van eengebouw, de eigenschappen en afmet<strong>in</strong>gen en de technische conditie. De laatste twee zijn <strong>in</strong>belangrijke mate verbonden met de draagconstructie.Eigenschappen en afmet<strong>in</strong>genEen goed voorbeeld van de <strong>in</strong>vloed van de eigenschappen en afmet<strong>in</strong>gen van een gebouw op demogelijkheid tot hergebruik, zijn de grachtenpanden <strong>in</strong> de b<strong>in</strong>nenstad van Amsterdam.Als de verdiep<strong>in</strong>gshoogten van de zeventiende eeuwse huizen op dezelfde marge ten opzichte van delengte van de mensen waren gebaseerd als tegenwoordig, had de hele b<strong>in</strong>nenstad <strong>in</strong>middels moetenworden gesloopt. Echter, omdat men grote verdiep<strong>in</strong>gshoogte toepaste <strong>in</strong> de panden, voldoen depanden nog steeds aan de huidige eisen. De grote verdiep<strong>in</strong>gshoogte werd voor status en voordaglichttoetred<strong>in</strong>g toegepast. Een ander onbedoeld voordeel uit die tijd is de gebruikelijkevloeroverspann<strong>in</strong>g van zijmuur tot zijmuur, zonder tussensteunen. Voor pakhuizen destijds lijkt diteen logische maatregel, maar tegenwoordig maakt dit gebruik van vele functies buiten opslag vanwaren mogelijk.Eigenschappen als draagvermogen, overspann<strong>in</strong>gen, vrije hoogte, vloeroppervlakte, lay‐out enkantoordiepte hebben allen <strong>in</strong>vloed op de levensduur van een gebouw. Het draagvermogen van eengebouw is van belang bij verander<strong>in</strong>g van functie, aangezien de belast<strong>in</strong>gen groter kunnen zijn. Grotevloeroverspann<strong>in</strong>gen maken verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> gebruik mogelijk, doordat er niet te veel verticaledraagconstructie elementen zijn. Grote afmet<strong>in</strong>gen van een ruimte, bieden de mogelijkheid totalternatief gebruik. Tevens kan hiervoor gebruik gemaakt worden van te verplaatsenscheid<strong>in</strong>gswanden. Afmet<strong>in</strong>gen hebben ook <strong>in</strong>vloed op het energieverbruik. De verhoud<strong>in</strong>g tussen<strong>in</strong>houd en geveloppervlak bijvoorbeeld heeft <strong>in</strong>vloed op de energie‐efficiëntie van een gebouw.30


Draagconstructie en duurzaamheid5.3.2 Materiaalgebruik en materiaalkeuzeHet materiaalgebruik heeft een grote <strong>in</strong>vloed op de milieu‐impact van een gebouw. Deze impactwordt beïnvloed door de materiaalkeuze. Het toepassen van duurzame materialen kan demilieubelast<strong>in</strong>g per eenheid materiaal over de gehele levensduur verm<strong>in</strong>deren.Hergebruik en recycl<strong>in</strong>g zorgen ervoor dat bouwdelen en bouwmaterialen na de sloop opnieuwkunnen worden <strong>in</strong>gezet en niet worden gestort of verbrand. Hiermee kan het materiaalgebruik sterkworden verm<strong>in</strong>derd. De belangrijkste ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dit kader is demontabel bouwen. Demontabelbouwen maakt hergebruik en recycl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toekomst mogelijk. Het is een bouwmethode waarbij deconstructieve verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zodanig zijn uitgevoerd, dat de onderdelen van de constructie zonder ofmet ger<strong>in</strong>ge destructie kunnen worden gedemonteerd en voor hergebruik <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen.Monolithische verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen kunnen <strong>in</strong> dit opzicht dus beter niet worden toegepast. Met debouwmethode wordt gestreefd naar bespar<strong>in</strong>g <strong>in</strong> gebruik van energie en grondstoffen, het beperkenvan geluids‐ en stofoverlast bij het slopen en het verm<strong>in</strong>deren van het afvalprobleem.Een voorbeeld van demontabel bouwen is IFD bouwen. Industrieel Flexibel Demontabel (IFD)bouwen is een manier van ontwerpen, ontwikkelen en bouwen, waar<strong>in</strong> via een geïntegreerdebenader<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dustriële, flexibele en demontabele aspecten gezamenlijk een rol spelen. Alleenwanneer aan alle drie van deze aspecten op een juiste wijze <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g wordt gegeven, is er sprake vanIFD.De wijze van bouwen kan ook op een andere manier <strong>in</strong>vloed uitoefenen op het materiaalgebruik. Bij<strong>in</strong> situ gebouwde constructies komt bijvoorbeeld meer bouwafval vrij <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met prefabconstructies. Verder is de recyclebaarheid te verhogen door het scheiden van de draagconstructie ende niet‐draagconstructie.5.3.3 Logistiek en transportBij de keuze en <strong>in</strong>koop van de benodigde bouwmaterialen zal er reken<strong>in</strong>g moeten worden gehoudenmet het transport van deze materialen naar de bouwplaats en de impact daarvan op het milieu. Ditaspect kan aan het materiaalgebruik en materiaalkeuze (5.3.2) worden toegevoegd.5.3.4 MultifunctionaliteitDoor middel van multifunctioneel gebruik van de draagconstructie kan het materiaalgebruik en/ofhet energieverbruik verm<strong>in</strong>derd worden. Met multifunctionaliteit wordt <strong>in</strong> dit geval niet het <strong>in</strong>passenvan meerdere functies b<strong>in</strong>nen een gebouw, na oplever<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> de toekomst, bedoeld. Demultifunctionaliteit heeft betrekk<strong>in</strong>g op de draagconstructie.Een draagconstructie kan meerdere functies vervullen. Door <strong>in</strong>ventief om te gaan met deze kwaliteitkan de milieubelast<strong>in</strong>g aanzienlijk worden beperkt. Een voorbeeld van een <strong>in</strong>ventief gebruik van dedraagconstructie is betonkernactiver<strong>in</strong>g, zoals <strong>in</strong> 5.2 reeds is vermeld. De massa van de constructiewordt naast het “dragen” van het gebouw, gebruikt om warmte en/of koude <strong>in</strong> op te slaan. In dezomer werkt dit verkoelend en ’s w<strong>in</strong>ters juist verwarmend. Wanneer dit concept <strong>in</strong> de juiste situatiewordt toegepast, levert dit een aanzienlijke verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van het energieverbruik op.Een ander voorbeeld van multifunctioneel gebruik van de draagconstructie is het comb<strong>in</strong>eren vanbouwkundige en constructieve elementen.31


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheid6 Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidIn het voorgaande hoofdstuk zijn de aspecten genoemd die <strong>in</strong>vloed uitoefenen op de duurzaamheidvan een gebouw en specifieker: de draagconstructie van een gebouw. Naast de te beoordelenaspecten is de methode voor de beoordel<strong>in</strong>g zelf van groot belang voor het realiseren van de tool.Een gebouw kan op verschillende wijzen worden beoordeeld. Zoals eerder vermeld kan dezebeoordel<strong>in</strong>g zowel kwalitatief als kwantitatief zijn. Daarnaast is de basis waarop wordt vergelekenvan grote <strong>in</strong>vloed op de beoordel<strong>in</strong>g. In dit hoofdstuk wordt de methode voor de beoordel<strong>in</strong>gonderzocht, resulterend <strong>in</strong> een beoordel<strong>in</strong>gsmethode voor de te ontwerpen tool.6.1 Vergelijken van gebouwenDe absolute milieubelast<strong>in</strong>g van een gebouw op zich zelf, zegt niets over de milieutechnischekwaliteit van het gebouw. Hiervoor is een vergelijk<strong>in</strong>g met een ander gebouw of een referentiebenodigd. GreenCalc+ maakt hiervoor gebruik van een referentie gebouw uit 1990, om een ontwerpte vergelijken en te beoordelen op duurzaamheid. Andere toets<strong>in</strong>gsmethodieken geven een cijfer ofeen keurmerk voor een ontwerp. Op deze basis kan dan ook een vergelijk<strong>in</strong>g tussen verschillendeontwerpen worden gemaakt.Bij een vergelijk<strong>in</strong>g van absolute scores moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:1. De gebouwen hebben een vergelijkbare functie en grootte. Dat laatste is niet noodzakelijk alsde resultaten kunnen worden geconverteerd naar dezelfde grootte. Het kiezen van eenfunctionele eenheid zorgt voor een basis van de vergelijk<strong>in</strong>g van gebouwen.2. Gebouwen dienen op dezelfde wijze te worden beoordeeld. Hierbij is het ‘<strong>in</strong>put protocol’ vanbelang. In dit protocol staat beschreven hoe de beoordel<strong>in</strong>g wordt gemaakt. Indien defuncties verschillen van de te vergelijken gebouwen kan met een ‘function conversionprotocol’ functionele gelijkheid gerealiseerd worden.Naast het vergelijken op absolute basis is het ook mogelijk om een vergelijk<strong>in</strong>g te maken op basis vanrelatieve scores. Wanneer de berekende milieubelast<strong>in</strong>g van een gebouw wordt vergeleken met dievan een referentie gebouw of met een referentie milieubelast<strong>in</strong>g, kan een <strong>in</strong>dex of factor wordenbepaald. Aan de hand van deze factoren is het mogelijk gebouwen met elkaar te vergelijken. Eenaantal voordelen van het gebruik van relatieve scores zijn de volgende:‐ Simpele scores, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g verschillende effect scores met veel getallen.‐ Vergelijkbaarheid van aspecten m.b.t. duurzaamheid, waarvan de scores <strong>in</strong> verschillendeeenheden kunnen worden uitgedrukt.‐ Reductie van systematische afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g.In een vergelijkende studie lossen de mogelijke fouten <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>gsmethode op, doordat <strong>in</strong> debereken<strong>in</strong>gen de resultaten worden gedeeld met elkaar. Dit maakt de keuze voor een bepaaldemethode m<strong>in</strong>der belangrijk. Vanuit wetenschappelijk oogpunt geeft men daarom de voorkeur aanhet werken met relatieve scores.(1)6.1.1 ReferentietypenVoor gebouwen zijn er vier basis referentietypen (1) welke hieronder kort worden toegelicht:1. Ontwerp referentie2. Bruto vloeroppervlak referentie3. FTE referentie4. Gemiddelde milieuprestatie32


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidOntwerp referentieHet ontwerp van het referentiegebouw is <strong>in</strong> dit geval gelijk aan die van het bestudeerde gebouw.Hierbij moet men denken aan de vorm, het vloeroppervlak, gevel, <strong>in</strong>gebouwde componenten en hetmateriaalgebruik. De toegepaste bouwmaterialen en de energie‐ en water<strong>in</strong>stallaties zijn <strong>in</strong> dit gevalverschillend. Door de milieukosten van het referentiegebouw te delen met die van het bestudeerdegebouw verkrijgt men een <strong>in</strong>dex, welke een <strong>in</strong>dicator is voor de duurzaamheid van het gebouw.Figuur 6.1: Illustratie van de bepal<strong>in</strong>g van de ‘ontwerp referentie’ en de milieu‐<strong>in</strong>dex (Dobbelsteen van den, 2004)BVO referentieDit referentietype is gebaseerd op het bruto vloeroppervlakte van het bestudeerde gebouw. Eenbelangrijk verschil met de ‘ontwerp referentie’, is het ontwerp van het theoretische BVOreferentiegebouw. De geometrie, de gevel en de <strong>in</strong>gebouwde componenten worden opgebouwd aande hand van ontwerpelementen van het referentiegebouw. Verder wordt er op dezelfde wijzeomgegaan met de toegepaste bouwmaterialen en de energie‐ en water<strong>in</strong>stallaties, als bij de‘ontwerp referentie’. Vervolgens kunnen de milieukosten worden berekend voor hetreferentiegebouw en kan er een <strong>in</strong>dex worden berekend van de milieukosten 5 .Figuur 6.2: Illustratie van de bepal<strong>in</strong>g van de ‘BVO referentie’ en de milieu‐<strong>in</strong>dex (Dobbelsteen van den, 2004)5 Doordat de bruto/netto verhoud<strong>in</strong>g per gebouw ontwerp verschillend kan zijn, is de vergelijk<strong>in</strong>g niet altijdcorrect.33


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidFTE referentieHet aantal personen ( of ‘Full time equivalent’, FTE) waarvoor het gebouw is ontworpen of waardoorhet gebouw wordt gebruikt, vormt <strong>in</strong> dit geval de basis van de vergelijk<strong>in</strong>g. Het benodigdevloeroppervlak wordt berekend met een referentie gemiddeld vloeroppervlak per persoon.Vervolgens wordt net als bij de ‘BVO referentie’ het referentiegebouw opgebouwd en kan de milieu<strong>in</strong>dexworden berekend.Figuur 6.3: Illustratie van de bepal<strong>in</strong>g van de ‘FTE referentie’ en de milieu‐<strong>in</strong>dex (Dobbelsteen van den, 2004)Gemiddelde milieuprestatieHet bepalen van een referentie gebouw vereist relatief veel werk en <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de functionele entechnische aspecten van gebouwen. Een snelle vergelijk<strong>in</strong>g van gebouwen is mogelijk door eenreferentiebelast<strong>in</strong>g per m 2 BVO, per gebruiker of FTE te gebruiken. De gemiddelde milieukosten voorkantoorgebouwen gedeeld door het aantal gebruikers kunnen bijvoorbeeld €20.000 per FTE zijn.Wanneer het bestudeerde gebouw hetzelfde gemiddelde heeft, kan gesteld worden dat hetgemiddeld presteert qua duurzaamheid. Bij het gebruik van deze methode dient men er wel opbedacht te zijn, dat voor de bepal<strong>in</strong>g van de referentiegemiddelden vele gebouwen van hetzelfdetype moeten zijn doorgerekend. Wanneer dit niet het geval is kan er we<strong>in</strong>ig waarde worden gehechtaan de vergelijk<strong>in</strong>g.6.1.2 ConclusieIn het voorgaande wordt het bestudeerde gebouw vergeleken met een bepaald referentiegebouw,op basis van de behandelde referentietypen. Hierbij is het doel van de vergelijk<strong>in</strong>g om deduurzaamheid van een enkel gebouwontwerp te bepalen. Dit komt niet overeen met het doel van dete ontwerpen tool, namelijk het beoordelen van de duurzaamheid van een constructief ontwerp. Indit geval dienen constructieve alternatieven onderl<strong>in</strong>g te worden vergeleken en beoordeeld.De behandelde referentietypen zijn niet geschikt om een beoordel<strong>in</strong>g van een constructief ontwerpte geven. De methoden zijn vooral gericht op het materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik. Deeigenschappen van de draagconstructie kunnen hier<strong>in</strong> niet worden meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g.Het belangrijkste onderdeel van de beoordel<strong>in</strong>g op duurzaamheid, het beoordelen van de levensduurvan een gebouw, ontbreekt <strong>in</strong> de huidige toets<strong>in</strong>gsmethodieken. In de volgende paragraaf zal dewijze, waarop de levensduur kan worden meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g, worden onderzocht.34


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheid6.2 LevensduurDe levensduur heeft een grote <strong>in</strong>vloed op de mate van duurzaamheid van een gebouw. In de huidigeberekenmethodieken wordt de levensduur meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g door hiervoor een waardeaan te nemen of te laten <strong>in</strong>voeren. Gezien de <strong>in</strong>vloed van de levensduur op de duurzaamheid vaneen gebouw is het echter vreemd dat de methodieken geen methode bieden waarmee delevensduur van een gebouw, op basis van de gebouweigenschappen, wordt bepaald.In deze paragraaf zal iets dieper worden <strong>in</strong>gegaan op de levensduur van een gebouw. Verder wordtde <strong>in</strong>vloed van de levensduur op de milieubelast<strong>in</strong>g behandeld.Een gebouw heeft verschillende levensduur typen (Dobbelsteen van den, 2004). Zo kan er gesprokenworden over de technische levensduur van een gebouw. De technische levensduur is de verwachteperiode waar<strong>in</strong> het gebouw voldoet aan de criteria voor de technische prestatie, bij een bepaaldeonderhoudsstrategie. De economische levensduur is de periode, waarna verder gebruik ofonderhoud van het gebouw economisch onverantwoord is. Naast de economische levensduur is erook een milieutechnische levensduur. Deze levensduur kan worden gedef<strong>in</strong>ieerd als de periodewaarna sloop en herbouwen milieuvriendelijker wordt geacht dan renovatie en hergebruik. Dit is <strong>in</strong>overeenstemm<strong>in</strong>g met de economische levensduur, alleen is <strong>in</strong> dit geval de milieubelast<strong>in</strong>g <strong>in</strong> plaatsvan de kosten de beslissende factor. De functionele levensduur is de periode waar<strong>in</strong> het gebouwvoldoet aan de functionele eisen of de verwachte periode waar<strong>in</strong> een organisatie kan functionerenzonder aanpass<strong>in</strong>g aan het gebouw. Grafisch kan het bovenstaande als volgt worden gepresenteerd:Figuur 6.4: De algemene verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de prestatie van gebouwen (after: Nunen et al., 2003)De milieukosten van een gebouw bestaan hoofdzakelijk uit de realisatiekosten, de jaarlijkse kostenvoor energie‐ en waterverbruik en de sloopkosten, zie onderstaande figuur.Figuur 6.5: Eenvoudig model van de milieukosten gedurende de levensduur van een gebouw (Dobbelsteen van den,2004)Het vergelijken van de milieukosten van verschillende gebouwen kan op twee manieren: vergelijkenop basis van de netto contante waarde of op jaarlijkse kosten. De netto contante waarde wordtberekend door de kosten <strong>in</strong> de toekomst terug te rekenen naar het beg<strong>in</strong> van het project. In gevalvan een f<strong>in</strong>anciële beoordel<strong>in</strong>g wordt hier<strong>in</strong> de rente en <strong>in</strong>flatie meegenomen. In het geval vanmilieukosten is het meenemen van deze factoren debatteerbaar. Wanneer deze niet wordenmeegenomen, is de netto contante waarde van de milieukosten eenvoudig te berekenen. De totale35


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidmilieukosten (E) is de som van de realisatiekosten (I), de sloopkosten (D) en de jaarlijkse kosten (a)maal de levensduur (L) van het gebouw:E = I + D +(a*L) Een langere levensduur leidt <strong>in</strong> deze formule tot hogere milieukosten.De jaarlijkse milieukosten (e) worden berekend met de volgende formule:e = a + (I + D)/L Uit de formule blijkt dat wanneer de levensduur wordt vergroot, de jaarlijkse milieukosten zullenverm<strong>in</strong>deren. Een korte levensduur daarentegen geeft een verhog<strong>in</strong>g van de milieukosten. In Figuur6.6 is dit effect weergegeven:Figuur 6.6: De jaarlijkse milieukosten <strong>in</strong> geval van een lange en een korte levensduur (Dobbelsteen van den, 2004)Wanneer er wordt gekeken naar de langere termijn (veel langer dan de levensduur van een gebouw),kan gesteld worden dat een aantal gebouwen met een lange levensduur leiden tot een lageremilieubelast<strong>in</strong>g dan veel meer gebouwen met een korte levensduur. Het gebruik van de jaarlijksekosten geeft een beter <strong>in</strong>zicht op de <strong>in</strong>vloed van de levensduur van een gebouw, dan de bereken<strong>in</strong>gvan de netto contante waarde van de milieukosten. De te ontwerpen tool zal de verschillendeconstructieve ontwerpen dan ook op basis van deze jaarlijkse milieukosten vergelijken enbeoordelen.6.2.1 Estimated Service LifeDe levensduur van een gebouw wordt beïnvloed door verscheidene factoren. De verwachtelevensduur kan worden berekend aan de hand van de ESL‐factor. De ESL‐factor is een <strong>in</strong>dicator vande impact van de verschillende aspecten die <strong>in</strong>vloed hebben op de levensduur van een gebouw. Defactor maakt het mogelijk om ontwerpen met een verschillende levensduur te vergelijken.De verwachte levensduur van een gebouw worden berekend door de ESL‐factor te vermenigvuldigenmet de levensduur van het gebouw. Wanneer bijvoorbeeld, zoals <strong>in</strong> GreenCalc+, voor eenkantoorgebouw een levensduur van 35 jaar als standaard wordt genomen en de ESL‐factor voor hetontwerp 1,0 is, geeft dit aan dat de het gebouw kwalitatief en technisch <strong>in</strong> staat is om dezelevensduur te halen. Een ESL‐factor kle<strong>in</strong>er dan 1,0 geeft aan dat de verwachte levensduur kle<strong>in</strong>er isdan 35 jaar en een hogere factor dan 1,0 geeft de verwacht<strong>in</strong>g aan het gebouw langer dan 35 jaar zalfunctioneren. Toegepast <strong>in</strong> formule 4.02, wordt de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten alsvolgt:e = a + (I + D)/(ESL*L) De bepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factor van een gebouw is mogelijk aan de hand van drie methoden:1. Exacte bereken<strong>in</strong>g op basis van kwantitatieve factoren.2. Onderbouwde <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g door een expert of groep van experts.3. Het gebruik van ESL categorieën, gebaseerd op beslissende factoren voor de levensduur vaneen gebouw.De eerste methode is nauwelijks mogelijk aangezien er vele factoren zijn die de levensduurbeïnvloeden. Daarnaast is deze methode niet geschikt voor het beoogde doel van de te ontwerpentool. Deze dient namelijk op een eenvoudige wijze een goede beoordel<strong>in</strong>g te geven betreffende deduurzaamheid. De tweede methode is tevens ongeschikt, aangezien de beoordel<strong>in</strong>g afhankelijk is van36


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidde experts en daardoor <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong>dere mate een partijdige beoordel<strong>in</strong>g zal geven. De laatstemethode is tevens gebaseerd op <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g, maar dan op een meer gestructureerde wijze. Dezemethode is daarom ook het meest geschikt om een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van de ESL te maken.6.2.2 ESL van de draagconstructieDe ESL‐factor voor een gebouw is afhankelijk van de volgende kwaliteiten‐ Basis kwaliteiten (technische kwaliteit, functionele kwaliteit, gezondheid)‐ Flexibiliteit‐ Ecologische kwaliteit‐ Architectonische kwaliteit‐ Omgev<strong>in</strong>gskwaliteitWanneer deze kwaliteiten betrokken worden op de draagconstructie van een gebouw, kunnen eenaantal aspecten buiten beschouw<strong>in</strong>g worden gelaten.Voor nieuwe gebouwen kan ervan worden uitgegaan dat deze basiskwaliteiten gelijk zullen zijn vooralle gevallen, aangezien het geen z<strong>in</strong> heeft om een nieuw gebouw slechte eigenschappen te geven.De ecologische kwaliteit van een gebouw komt terug <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>gen van het materiaalgebruik enenergie‐ en waterverbruik van een gebouw. Om deze reden wordt dit aspect niet meegenomen <strong>in</strong>bepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factor.De architectonische kwaliteit van een gebouw is moeilijk te bepalen. De beoordel<strong>in</strong>g is kwalitatief enbovendien subjectief. In het geval van de draagconstructie is deze beoordel<strong>in</strong>g nog problematischer,aangezien het uiterlijk van het gebouw <strong>in</strong> de ontwerpfase vaak nog niet bekend is. De <strong>in</strong>vloed vanarchitectuur op de levensduur van een gebouw kan echter groot zijn. Het meenemen van dearchitectonische kwaliteit <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor zal dus onderzocht moeten worden.De omgev<strong>in</strong>gskwaliteit betreft de omgev<strong>in</strong>g van het gebouw en niet het gebouw zelf. Er is geenrelatie met de draagconstructie van een gebouw en daarom zal deze kwaliteit buiten beschouw<strong>in</strong>gworden gelaten.Geconcludeerd kan worden dat voor de bepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factor voor de draagconstructie alleende aspecten architectonische kwaliteit en flexibiliteit meetellen. In het kader van dit onderzoekwordt echter <strong>in</strong> plaats van flexibiliteit gesproken over veranderbaarheid, waaronder flexibiliteit enaanpasbaarheid vallen.6.3 Vergelijk<strong>in</strong>gsmethode voor de toolHet doel van de te ontwerpen tool is het vergelijken van verschillende constructief ontwerpen opduurzaamheid. Concluderend uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de jaarlijkse milieukosteneen goede basis zijn voor het vergelijken van een gebouw. Het bepalen van de jaarlijkse milieukostenbestaat uit twee onderdelen:1. Het bepalen van de totale milieukosten van het gebouw2. Het bepalen van de werkelijke levensduur van het gebouw6.3.1 Totale milieukostenOp basis van het constructief ontwerp zullen de totale milieukosten moeten worden berekend. Demilieukosten worden hoofdzakelijk bepaald door het materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik.Hergebruik heeft hier<strong>in</strong> tevens een grote rol. Op basis van een constructief ontwerp kan een<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g gemaakt worden van het materiaalgebruik. De draagconstructie zelf beslaat ongeveer60% van het totale materiaalgebruik van een gebouw, zie 3.3.2. Aan de hand van de geometrie vanhet ontwerp en enkele gemiddelden, kan tevens het materiaalgebruik <strong>in</strong> de gevel en overigeelementen bepaald worden. Vervolgens kunnen de milieukosten voor het materiaalgebruik wordenbepaald. Voor het energie‐ en waterverbruik kan op eenzelfde wijze worden omgegaan bij hetbepalen van de hoeveelheden en de milieukosten.Het is waarschijnlijk dat er systematische afwijk<strong>in</strong>gen voorkomen <strong>in</strong> deze methode. Deze kunnendeels worden opgelost, door te werken met relatieve scores, zie 6.1.37


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidHet onderzoek naar de methode voor de bepal<strong>in</strong>g van de milieukosten van een gebouw, op basis vanhet constructieve ontwerp, wordt <strong>in</strong> hoofdstuk 7 behandeld.6.3.2 De werkelijke levensduurDe werkelijke levensduur wordt berekend door de levensduur van een gebouw te vermenigvuldigenmet de ESL‐factor. In ‘The Susta<strong>in</strong>able Office’ (Dobbelsteen van de, 2004) worden een aantalmogelijkheden voorgesteld voor het bepalen van de ESL‐factor. Zo kan bijvoorbeeld een factorworden berekend voor het horizontale draagvermogen, door het draagvermogen van de vloeren vanhet ene ontwerp te delen door die van het andere ontwerp. Op deze wijze wordt een factorverkregen voor het horizontale draagvermogen. Deze methode kan op meerdere onderdelen van dedraagconstructie worden toegepast. Saari & Heikilä (2003) <strong>in</strong>troduceerden de ‘Flexibility Degree’(FlexD). Deze factor wordt berekend door de verhoud<strong>in</strong>g tussen de kosten van renovatie en debouwkosten voor een nieuw gebouw van 1,0 af te trekken.Beide methoden zijn niet geschikt voor de beoogde toets<strong>in</strong>gsmethode. De bedoel<strong>in</strong>g is om voor eenlosstaand constructief ontwerp een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g te maken van de jaarlijkse milieukosten. Door dezejaarlijkse milieukosten te vergelijken met een alternatief constructief ontwerp, kan op basis hiervaneen beoordel<strong>in</strong>g worden gegeven van de ontwerpen. Bij de eerste methode zijn meerdereontwerpen nodig om de factoren te berekenen. Het bepalen van de FlexD is te <strong>in</strong>gewikkeld en tevensheeft de hierbij verkregen factor geen enkele relatie met de levensduur van een gebouw.De ESL‐factor zal op een andere wijze bepaald moeten worden. Het onderzoek hiernaar wordtbehandeld <strong>in</strong> hoofdstuk 8.6.4 Schema beoordel<strong>in</strong>gsmethodeMet het verkregen <strong>in</strong>zicht over het beoordelen van de draagconstructie op duurzaamheid, isschematisch een overzicht gemaakt van de beoordel<strong>in</strong>gsmethode, zie Figuur 6.7 op de volgendepag<strong>in</strong>a.De werk<strong>in</strong>g is als volgt:Op basis van het materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik en het hergebruik van materialenworden de totale milieukosten bepaald. Daarnaast wordt de ESL‐factor bepaald uit de verschillendeaspecten die <strong>in</strong>vloed hebben op de levensduur van een gebouw. De verwachte levensduur wordtbepaald door de functionele levensduur van het gebouw te vermenigvuldigen met de ESL‐factor.Vervolgens kunnen de jaarlijkse milieukosten worden uitgerekend door de totale milieukosten tedelen door de verwachte levensduur. Verschillende constructief ontwerpen kunnen op basis vandeze jaarlijkse milieukosten worden vergeleken.38


Beoordel<strong>in</strong>g van duurzaamheidJaarlijkse milieukosten :Totale milieukosten / verwachte levensduurTotale milieukostenVerwachte levensduur =Functionele levensduur x ESL‐factorMateriaalgebruikFunctionelelevensduurESL‐factorEnergieverbruikFlexibiliteit &AanpasbaarheidArchitectuurHergebruikWaterverbruikHergebruik vanmaterialenDraagvermogenVerdiep<strong>in</strong>gshoogteOverspann<strong>in</strong>genKolomafstandenDragende/niet‐dragende gevelScheid<strong>in</strong>g <strong>in</strong>stallaties en draagconstructieetc.Figuur 6.7: Schematische weergave van de beoordel<strong>in</strong>gsmethode39


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten7 Bepal<strong>in</strong>g milieukostenDe milieukosten van een gebouw kunnen worden bepaald uit het materiaalgebruik en energie‐ enwaterverbruik. Omdat een constructief ontwerp wordt beoordeeld en niet het gebouw als geheel,zijn niet alle onderdelen, welke van <strong>in</strong>vloed zijn op de milieukosten, bekend.Het materiaalgebruik <strong>in</strong> kantoren wordt voor ongeveer 60% bepaald door de draagconstructie, zie3.3.2. Aan de hand van een constructief ontwerp is het mogelijk dit materiaalgebruik te berekenen.Met gegevens van het NIBE, waar<strong>in</strong> het materiaalgebruik wordt gekoppeld aan de milieukosten,kunnen de milieukosten worden berekend. Vervolgens moet een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g worden gemaakt van deoverige materiaalkosten voor het gebouw. Deze bestaan voor ongeveer 15% uit de afbouw van deconstructie, voor ongeveer 10% uit de <strong>in</strong>gebouwde componenten, voor 16,7% uit de afwerk<strong>in</strong>g envoor 1,4% uit terre<strong>in</strong>verhard<strong>in</strong>g. Daarnaast dient tevens het hergebruik van materialen <strong>in</strong>beschouw<strong>in</strong>g te worden genomen. Over de <strong>in</strong>stallaties betreffende de energie‐ en watervoorzien<strong>in</strong>gis <strong>in</strong> het geval van een constructief ontwerp we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>formatie bekend. Ook hier zal dus een<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g moeten worden gedaan.De methode voor het bepalen van de milieubelast<strong>in</strong>g van een gebouw op basis van een constructiefontwerp wordt <strong>in</strong> dit hoofdstuk onderzocht. Allereerst volgt een korte uiteenzett<strong>in</strong>g over demilieueffecten die worden meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten. Vervolgens wordt ergekeken naar de methode voor het bepalen van de milieukosten van een gebouw, op basis van eenconstructief ontwerp. De werk<strong>in</strong>g van GreenCalc+ is hierbij het startpunt van het onderzoek 6 .7.1 Milieueffecten en milieukostenOp basis van de toegepaste hoeveelheden materiaal en het jaarlijkse energie‐ en waterverbruikworden voor een gebouw de hierbij optredende milieueffecten bepaald. Zoals <strong>in</strong> 4.3 is vermeld,maken de huidige toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten (nu nog) gebruik van verschillende milieudata. Dit isongewenst, aangezien dit leidt tot afwijk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de resultaten tussen de verschillende methoden bijhet bepalen van de milieuscore van een gebouw. De harmonisatie van de milieudata, op <strong>in</strong>itiatief vande marktpartijen, heeft geresulteerd <strong>in</strong> een nationale materialendatabase waaruit de verschillendetoets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten b<strong>in</strong>nenkort hun gegevens uit halen. Tevens heeft de harmonisatie ervoorgezorgd dat bestaande verschillen tussen de milieueffecten, die het TWIN 2002 ‐model en de MRPImeenemen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van een product niet meer bestaan.De huidige beoordel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> GreenCalc+ is gebaseerd op het TWIN 2002 ‐model. Dit model beoordeelt debouwmaterialen, bouwproducten en bouwelementen over de gehele levensduur op de volgendemilieueffecten:MilieueffectenEenheidEmissiesBroeikaseffect (100j)kg CO2 eq.Ozonlaagaantast<strong>in</strong>gkg CFC‐11 eq.Humane toxiciteitkg 1.4‐DB eq.Aquatische toxiciteit (zoet water) kg 1.4‐DB eq.Terrestische toxiciteitkg 1.4‐DB eq.Fotochemische oxidantvorm<strong>in</strong>g kg C2H4 eq.Verzur<strong>in</strong>gkg SO2 eq.6 GreenCalc+ is <strong>in</strong> een gelijklopend onderzoek gekozen als de beste methode om de te ontwikkelen tool <strong>in</strong> te<strong>in</strong>tegreren, zie 9.1. Om deze reden zal de werk<strong>in</strong>g van GreenCalc+ worden onderzocht.40


Bepal<strong>in</strong>g milieukostenEutrofier<strong>in</strong>gUitputt<strong>in</strong>gBiotische grondstoffenAbiotische grondstoffenEnergiedragersLandgebruikH<strong>in</strong>der t.g.v.StankGeluid door wegtransportkg PO4 eq.mbpkg Sb eqkg Sb eqPDF.m2.jrOTV m3DALYGeluid door productieprocessen mbpLichtmbpKans op calamiteitenmbpTabel 7.1: Milieueffecten die door GreenCalc+ worden meegenomenMet de harmonisatie van de milieudata is een standaard bepaald voor de, <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g mee tenemen, milieueffecten. De onderstaande tabel geeft deze milieueffecten weer. In tegenstell<strong>in</strong>g tothet TWIN 2002 ‐model worden de aspecten ‘H<strong>in</strong>der’ en ‘Landgebruik’ niet meer meegenomen <strong>in</strong> debeoordel<strong>in</strong>g. Daarnaast is de uitputt<strong>in</strong>g van de biotische grondstoffen en energiedragers buitenbeschouw<strong>in</strong>g gelaten. Tot slot wordt de aquatische toxiciteit nu voor zowel zoet als zout waterbeoordeeld.Voor elk van de onderstaande milieueffecten is een schaduwprijs bepaald. Dit zijn de kosten diegemaakt zouden moeten worden om de milieueffecten te compenseren. Een verplicht<strong>in</strong>g om diekosten feitelijk te maken, bestaat nog niet, maar kan <strong>in</strong> de toekomst worden overwogen. Aan dehand van de schaduwprijzen en de berekende materiaalhoeveelheden <strong>in</strong> de draagconstructie kunnende milieukosten voor de draagconstructie worden berekend. Hiervoor worden demateriaalhoeveelheden omgerekend naar hoeveelheden milieueffecten. De <strong>in</strong> de ontwerptoolgehanteerde gegevens voor de bereken<strong>in</strong>g van de milieueffecten komen uit de harmoniseerdematerialendatabase. In bijlage 2.2 zijn deze gegevens weergegeven. Opvallend is dat de schaduwprijsvoor aquatische toxiciteit (zout water) op nul is gesteld. Het effect wordt op dit moment dus nietdoorberekend <strong>in</strong> de milieukosten.Milieueffecten Eenheid Schaduwprijs [€ / kg equivalent]EmissiesBroeikaseffect (100j) kg CO2 eq. € 0,05Ozonlaagaantast<strong>in</strong>g kg CFC‐11 eq. € 30,‐Humane toxiciteit kg 1.4‐DB eq. € 0,09Aquatische toxiciteit (zoet water) kg 1.4‐DB eq. € 0,03Aquatische toxiciteit (zout water) kg 1.4‐DB eq. € 0,‐Terrestische toxiciteit kg 1.4‐DB eq. € 0,06Fotochemische oxidantvorm<strong>in</strong>g kg C2H4 eq. € 2,‐Verzur<strong>in</strong>g kg SO2 eq. € 4,‐Eutrofier<strong>in</strong>g kg PO4 eq. € 9,‐Uitputt<strong>in</strong>gAbiotische grondstoffen kg Sb eq € 0,16Tabel 7.2: Nederlandse schaduwprijzen (weegfactoren) voor de milieueffect‐categorieën, genoemde getallen zijnonderdeel van verander<strong>in</strong>gsprocessen. Gegevens verkregen van dhr. Michiel Haas.41


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten7.2 Bereken<strong>in</strong>g milieukosten van een gebouw met GreenCalc+GreenCalc+ biedt met de ‘Gebouw Wizard’ de mogelijkheid om aan de hand van de <strong>in</strong>voer van hetgebouwtype, gebruiksfunctie, aantal gebruikers en vervolgens de gebouwafmet<strong>in</strong>gen en het aantalbouwlagen een beoordel<strong>in</strong>g te geven over de milieuprestatie van een gebouw. Hiervoor worden de<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen van een voorbeeldgebouw gekoppeld aan de <strong>in</strong>gevoerde gegevens. De laatste stap vande <strong>in</strong>voer is het <strong>in</strong>stellen van het energie‐ en waterconcept, waarmee de toegepaste <strong>in</strong>stallatiesworden vastgelegd.Op basis van de bovengenoemde <strong>in</strong>voer wordt een gebouw samengesteld. Van dit gebouw wordende milieukosten van de toegepaste materialen, het energie‐ en waterverbruik over de gehelelevensduur van het gebouw berekend. Indien benodigd kunnen de <strong>in</strong>gevoerde gegevens wordenaangepast en is het hiermee mogelijk om <strong>in</strong>vloed uit te oefenen op de milieuprestatie. Hieronderworden de bereken<strong>in</strong>gen van het materiaalgebruik nader toegelicht. Voor de bereken<strong>in</strong>g van hetenergie‐ en waterverbruik wordt verwezen naar 4.3.1.2.7.2.1 MateriaalgebruikVoor het bepalen van de milieubelast<strong>in</strong>g ten gevolge van het materiaalgebruik <strong>in</strong> een gebouw wordt,op dit moment, gebruik gemaakt van het TWIN 2002 ‐model. Op basis van de hoeveelheden toegepastmateriaal worden de milieukosten berekend. De materiaalhoeveelheden kunnen op verschillendewijzen worden <strong>in</strong>gevoerd. Door de gegevens, <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de ‘Gebouw Wizard’, te koppelen aan eenvoorbeeldgebouw worden automatisch de bijbehorende toegepaste materiaalhoeveelhedenberekend. Deze materiaalhoeveelheden kunnen uiteraard naar eigen <strong>in</strong>zicht worden aangepast. Hetis tevens mogelijk om de ‘Gebouw Wizard’ over te slaan en zelf alle benodigde gegevens <strong>in</strong> te voeren.Daarnaast kan van het <strong>in</strong>gevoerde gebouw een referentiegebouw worden gegenereerd, zodat er eenvergelijk<strong>in</strong>g kan worden gemaakt van de milieuprestatie van het gebouw ten opzichte van hetzelfdegebouw, maar dan gebouwd met de materialen en methoden uit 1990, zie 7.2.1.2.Bij het gebruik van GreenCalc+ is het belangrijk om de achtergrond van de bereken<strong>in</strong>gen te kennen.De bereken<strong>in</strong>gen van de materiaalhoeveelheden voor de voorbeeldgebouwen en dereferentiegebouwen zullen hieronder dan ook nader worden toegelicht.7.2.1.1 VoorbeeldgebouwenIn de gebouwcatalogus kan er gekozen worden uit verschillende voorbeeldgebouwen metverschillende materiaal<strong>in</strong>dex‐ranges. De volgende typen voorbeeldgebouwen zijn beschikbaar:‐ Kantoor‐ Basisschool‐ Rijwon<strong>in</strong>g‐ Twee‐onder‐één kap‐ Vrijstaand‐ AppartementgebouwDe materiaal<strong>in</strong>dex geeft een bepaald duurzaamheidniveau aan voor de toegepaste materialen. Dooreen voorbeeldgebouw te kiezen met een bepaalde <strong>in</strong>dex‐range, wordt het <strong>in</strong> de wizardgemodelleerde gebouw opgebouwd met materialen die een <strong>in</strong>dex b<strong>in</strong>nen de gekozen rangegenereren.De toegepaste materiaalhoeveelheden zijn gebaseerd op reeds gerealiseerde gebouwen, waarvanhet materiaalgebruik <strong>in</strong> GreenCalc is <strong>in</strong>gevoerd en bewaard. Van dit materiaalgebruik zijn demateriaalhoeveelheden van de funder<strong>in</strong>g, gevels, b<strong>in</strong>nenwanden, vloeren, daken en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g vanhet voorbeeldgebouw teruggerekend naar hoeveelheden per m 2 BVO, met uitzonder<strong>in</strong>g van deproducten die een schilfunctie hebben. Deze zijn teruggerekend naar hoeveelheden per m 2 beganegrondvloer, dak en gevel. De toegepaste <strong>in</strong>stallaties zijn hier<strong>in</strong> niet opgenomen, evenals de gegevens42


Bepal<strong>in</strong>g milieukostenbetreffende energie, water en mobiliteit. Deze zullen met de ‘Gebouw Wizard’ opnieuw worden<strong>in</strong>gevoerd.Naast de standaard voorbeeldgebouwen met de <strong>in</strong>dex‐ranges is het mogelijk om eigen gebouwentoe te voegen aan de gebouwcatalogus. Hierop wordt later teruggekomen.7.2.1.2 ReferentiegebouwenVan een gebouwontwerp is het mogelijk om een referentiegebouw te genereren. Voor eenkantoorgebouw is dit referentiegebouw bijvoorbeeld een kantoorgebouw uit het jaar 1990. Het iseen fictief gebouw dat voor hetzelfde aantal mensen is ontworpen, met als verschil dat het gebouwdis volgens een aantal standaardpr<strong>in</strong>cipes uit het jaar 1990. Qua ontwerp is het referentiekantoortraditioneel gebouwd, met een betonnen draagstructuur en met traditionele gemetselde gevels.Functioneel is het gebouw <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> 'kantoorcellen'. De <strong>in</strong>stallaties en de isolatiewaarde zijn nietzo goed als tegenwoordig is vereist. De levensduur van het referentiekantoor is standaard 35 jaar.Voor het automatisch bepalen van de milieukosten van het referentiegebouw wordt gebruikgemaakt van de zogenoemde getrapte 'glijdende' referentie (gebaseerd op het model van Ir. A. vanden Dobbelsteen, TU Delft.), ook wel de FTE referentie genoemd, zie 6.1.1.Bij een automatisch gegenereerde referentiekantoor wordt het aantal fulltime‐equivalent (FTE) vanhet te beoordelen gebouw als basis genomen voor de referentie. Afgestemd op dit aantal FTE wordtvervolgens een fictief gebouw ontworpen. Het ontwerp van het te beoordelen gebouw wordt, <strong>in</strong>diendit afwijkt van de vorm van het referentiegebouw, niet overgenomen. Hieruit volgt dat hetreferentiegebouw een andere geometrie, gevel<strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g heeft, maar hetzelfde aantalFTE als het te beoordelen gebouw.Het referentiegebouw voor kantoren is een langwerpig rechthoekig gebouw. Voor het berekenen vande materiaalhoeveelheden zijn formules bepaald, welke een benader<strong>in</strong>g geven van de hoeveelhedentoegepast materiaal. De belangrijke parameters hier<strong>in</strong> zijn het bruto vloeroppervlak (BVO) en hetaantal bouwlagen. De formules zijn dusdanig gekozen dat de constructie 'groeit' naarmate het tebeoordelen gebouw meer verdiep<strong>in</strong>gen krijgt. Veel van deze formules zijn gebaseerd op benaderdegegevens uit het kostenmodel PARAP, dat i.o.v. de Rijksgebouwendienst is ontwikkeld. Indien devorm van het beschouwde ontwerp afwijkt van het referentiegebouw dient men te beseffen dat eenvergelijk<strong>in</strong>g tussen beiden niet correct is. De functionele eenheid komt <strong>in</strong> dit geval niet overeen.7.2.2 ConclusieDoor gebruik te maken van de ‘Gebouw Wizard’ en de voorbeeldgebouwen uit de gebouwcatalogus,kan op een eenvoudige wijze een gebouw worden gegenereerd en de milieukosten voor hetmateriaalgebruik en energie‐ en waterverbruik worden berekend.Aan de hand van de voorbeeldgebouwen kunnen de totale milieukosten t.g.v. het materiaalgebruikworden bepaald. Deze bepal<strong>in</strong>g is een benader<strong>in</strong>g van de werkelijkheid, aangezien het ontwerp vanhet voorbeeldgebouw zal afwijken van het te beschouwen gebouw. Voor een benader<strong>in</strong>g van deonbekende 40% van de materiaal‐milieukosten is deze bereken<strong>in</strong>gswijze goed toepasbaar. Door hetgebruik van de wizard worden de kosten voor elk ontwerp op een eenvoudige en eenduidige wijzeberekend en is de afwijk<strong>in</strong>g voor elk ontwerp gelijk.Voor de bepal<strong>in</strong>g van de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie is eenbereken<strong>in</strong>g met behulp van een voorbeeldgebouw echter niet geschikt. De materiaalkosten van dedraagconstructie vormen een belangrijk aandeel <strong>in</strong> de totale milieukosten van een gebouw. Devoorbeeldgebouwen uit de gebouwcatalogus berekenen op basis van het bruto vloeroppervlak enhet geveloppervlak de toegepaste materiaalhoeveelheden. Gezien het grote aandeel van dedraagconstructie op de milieukosten, is een gedetailleerde bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruiknoodzakelijk, <strong>in</strong> plaats van een globale bereken<strong>in</strong>g zoals die nu wordt uitgevoerd.43


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten7.3 Model voor de bereken<strong>in</strong>g van de milieukostenOp basis van een constructief ontwerp zal een beoordel<strong>in</strong>g moeten worden gegeven over deduurzaamheid van een gebouw. Deze beoordel<strong>in</strong>g zal worden gebaseerd op de jaarlijksemilieukosten, zie paragraaf 6.3. Deze jaarlijkse milieukosten resulteren uit de verwachte levensduur,zie hoofdstuk 8, van het gebouw en de totale milieukosten van het gebouw. Het model voor debepal<strong>in</strong>g van de totale milieukosten is hieronder beschreven.Voor het bepalen van de totale milieukosten van een gebouw zullen de milieukosten t.g.v. hetmateriaalgebruik en energie‐ en waterverbruik moeten worden bepaald. De benodigde <strong>in</strong>voerhiervoor dient echter eenvoudig en niet tijdrovend te zijn. De GreenCalc+ methodiek is <strong>in</strong> dit opzichthiervoor uitermate geschikt.Uit de vorige paragraaf is gebleken dat een gedetailleerde bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik <strong>in</strong> dedraagconstructie is vereist, gezien het aandeel ervan op het totale materiaalgebruik <strong>in</strong> een gebouw(±60 %). Van het overige materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw zal een benader<strong>in</strong>g moeten wordengemaakt.Omdat het materiaalgebruik van de draagconstructie gedetailleerd dient te worden uitgerekend, zalgebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om eigen voorbeeld gebouwen te creëren. Door deelementen, behorende tot de draagconstructie van het gebouw, te verwijderen uit eenvoorbeeldgebouw kunnen de totale milieukosten, met uitzonder<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik van dedraagconstructie, worden berekend. Door vervolgens de milieukosten ten gevolge van hetmateriaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie apart gedetailleerd te berekenen, en hierbij de berekendemilieukosten van GreenCalc+ te voegen, zijn de totale milieukosten voor het beschouwde gebouw opde juiste wijze bepaald. Inclusief het meenemen van de verwachte levensduur van een gebouw leidtdit tot een model, waarmee de jaarlijkse milieukosten kunnen worden bepaald en daarmee deduurzaamheid van een constructief ontwerp kan worden beoordeeld, zie onderstaande figuur.Figuur 7.1: Model van de bereken<strong>in</strong>g van de totale milieukosten van een constructief ontwerp44


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten7.4 Uitwerk<strong>in</strong>g modelOp basis van een constructief ontwerp zullen de milieukosten worden berekend voor het terealiseren gebouw. Hierbij zal gebruikt worden gemaakt van GreenCalc+ om het gebouw,uitgezonderd de draagconstructie, door te rekenen en de milieukosten ervan te bepalen. Daarnaastzullen de milieukosten van de draagconstructie op een eenvoudige en gedetailleerde wijze moetenworden bepaald. Hiervoor zal een programma worden ontwikkeld, dat <strong>in</strong> de te ontwikkelen toolwordt ondergebracht.7.4.1 GreenCalc+Met behulp van de ‘Gebouw Wizard’ wordt het beschouwde gebouw <strong>in</strong>gevoerd. Vervolgens wordthet gebouw gekoppeld aan één van de aangepaste voorbeeldgebouwen. Deze zijn zodanigaangepast, dat de onderdelen van de draagconstructie zijn verwijderd uit de constructie. Aangeziensommige onderdelen van de draagconstructie een schilfunctie hebben, beïnvloed het verwijderenvan deze elementen de energiehuishoud<strong>in</strong>g. Dit kan echter worden voorkomen door het toevoegenvan fictieve elementen, met eenzelfde Rc‐waarde als de verwijderde elementen. De milieukosten vandeze elementen zijn op nul gesteld, zodat deze niet bijdragen aan de totale milieukosten van hetgebouw. Aan de hand van deze methode blijft het energieverbruik gelijk en is de draagconstructieverwijderd uit de bereken<strong>in</strong>g.Na de koppel<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>gevoerde gebouw aan een voorbeeldgebouw, kan er een energie‐ enwaterconcept worden gekozen. In pr<strong>in</strong>cipe is de gebruiker vrij <strong>in</strong> de keuzes ter bepal<strong>in</strong>g van hetenergie‐ en waterconcept. Voor de vergelijk<strong>in</strong>g van de constructieve alternatieven dienen deze<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen echter wel gelijk te zijn. Door te kiezen voor milieuvriendelijke <strong>in</strong>stallaties envoorzien<strong>in</strong>gen zullen de milieukosten ten gevolge van het energieverbruik lager uitvallen danbijvoorbeeld middelmatige milieuvriendelijke voorzien<strong>in</strong>gen. Als gevolg hiervan neemt het belangvan de materiaalkosten <strong>in</strong> de totale milieukosten toe.7.4.1.1 Uitvoer GreenCalc+GreenCalc+ berekent de milieukosten voor de onderdelen materiaalgebruik, energieverbruik,waterverbruik en mobiliteit. Mobiliteit wordt echter niet meegenomen bij de beoordel<strong>in</strong>g van eengebouw. Vanuit GreenCalc+ kunnen de resultaten geëxporteerd worden naar Excel. Een voorbeeldvan zo’n geëxporteerde bereken<strong>in</strong>g is te zien <strong>in</strong> bijlage 2.1.De uitvoer van de bereken<strong>in</strong>g wordt als volgt gepresenteerd:‐ Enkele kenmerken van het gebouw.‐ De totale milieukosten van het gebouw, opgesplitst <strong>in</strong> milieukosten per jaar per onderdeel(materiaalgebruik en energie‐ en waterverbruik en mobiliteit) en de milieukosten voor hetontwerp per milieueffectcategorie.‐ Overzicht van de milieukosten per onderdeel.De geëxporteerde resultaten zullen geïmporteerd moeten kunnen worden <strong>in</strong> de ontwerptool, zodatdeze kunnen worden verwerkt <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten. De ontwerptoolmaakt gebruik van gegevens uit de geharmoniseerde database, terwijl de gegevens van GreenCalc+gebaseerd zijn op het TWIN 2002 ‐model. Daarnaast verschillen tevens de gehanteerde schaduwprijzen.Hierdoor kunnen de resultaten van GreenCalc+ niet rechtstreeks worden overgenomen 7 .Aangezien de herkomst van de jaarlijkse milieukosten voor het materiaalgebruik en energie‐ enwaterverbruik niet uit de resultaten van GreenCalc+ valt te halen, worden deze gegevens welrechtstreeks overgenomen. De milieukosten voor het ontwerp kunnen worden herberekend door deeffecten, welke behoren bij de nieuwe standaard, over te nemen en te vermenigvuldigen met de7 Met de aankomende update van GreenCalc+, gepland e<strong>in</strong>d 2010, zal de geharmoniseerde database wordengeïmplementeerd.45


Bepal<strong>in</strong>g milieukostenschaduwprijzen uit Tabel 7.2. Deze gegevens zullen vervolgens aan de milieukosten, berekend voorhet materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie, worden toegevoegd.7.4.2 Bereken<strong>in</strong>g materiaalhoeveelheden draagconstructieDe materiaalhoeveelheden van de draagconstructie dienen op een eenvoudige en gedetailleerdewijze te worden bepaald. Voor een eenduidige vergelijk<strong>in</strong>g van de verschillende constructieveontwerpen is het belangrijk dat de functionele eenheid voor elk ontwerp gelijk is. De gehanteerdefunctionele eenheid is: een volledig functionerend en afgewerkt gebouw. Bij de bepal<strong>in</strong>g van hetmateriaalgebruik zal hiermee reken<strong>in</strong>g moeten worden gehouden. Dit aspect komt naar voren bij debepal<strong>in</strong>g van benodigde <strong>in</strong>voergegevens voor de gevel (7.4.2.4) en de stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen(7.4.2.5).De bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten van de draagconstructie kan worden opgesplitst <strong>in</strong> deverschillende onderdelen van de draagconstructie. Per onderdeel dienen de materiaalhoeveelhedente worden berekend. Deze materiaalhoeveelheden zullen vervolgens worden verwerkt totmilieukosten. De draagconstructie wordt opgesplitst <strong>in</strong> de volgende onderdelen:‐ Funder<strong>in</strong>g‐ Kolommen‐ Wanden‐ Liggers‐ Vloeren/Dak‐ Gevel‐ Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genDe benodigde <strong>in</strong>voer voor de bovenstaande onderdelen wordt hieronder vastgelegd en zal als basisdienen voor de ontwerptool.7.4.2.1 Funder<strong>in</strong>g, kolommen en liggersDe benodigde <strong>in</strong>voer voor de funder<strong>in</strong>g, kolommen en liggers is afhankelijk van de doorsnede van het<strong>in</strong> te voeren element en van de materiaalkeuze. De standaard <strong>in</strong>voer voor alle elementen is:‐ Lengte element [m]‐ Aantal stuks [‐]Doorsnede elementDe doorsnede van het <strong>in</strong> te voeren element bepaald, samen met de materiaalkeuze, de benodigde<strong>in</strong>voer. De meest voorkomende bouwelementen hebben een rechthoekige of ronde doorsnede ofhebben een bepaald profiel. Indien er een rechthoekig element wordt <strong>in</strong>gevoerd is de benodigde<strong>in</strong>voer:‐ Breedte [mm]‐ Hoogte [mm]Voor een element met een ronde doorsnede is dit:‐ Straal [mm]Indien een stalen profiel wordt <strong>in</strong>gevoerd is de benodigde <strong>in</strong>voer:‐ Gewicht [kg/m]MateriaalkeuzeDe keuze uit de materialen is afhankelijk van de beschikbare gegevens uit de materialen database,welke zijn weergegeven <strong>in</strong> bijlage 2.2. Indien er gekozen wordt voor een betonnen element zullen devolgende gegevens moeten worden <strong>in</strong>gevoerd, naast de benodigde <strong>in</strong>voer welke afhankelijk is van dedoorsnede van het element:46


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten‐ Wapen<strong>in</strong>ghoeveelheid [kg/m 3 ]‐ Hoeveelheid toegepast betongranulaat [%]Bij een keuze voor een ander materiaal, hout of <strong>staal</strong>, is de <strong>in</strong>voer enkel afhankelijk van de doorsnedevan het element.7.4.2.2 WandenDe benodigde <strong>in</strong>voermogelijkheden zijn als volgt:‐ Breedte [mm]‐ Hoogte [mm]In een constructief ontwerp kan er gekozen worden voor dragende en niet‐dragende wanden.Standaard worden door GreenCalc+ niet‐dragende b<strong>in</strong>nenwanden meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>gvan het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw. Indien dragende wanden zijn toegepast, zal een correctiemoeten plaatsv<strong>in</strong>den op de milieukostenbereken<strong>in</strong>g betreffende de materiaalhoeveelheden <strong>in</strong> deniet‐dragende wanden. Dit ten behoeve van het behoud van de functionele eenheid.7.4.2.3 Vloeren ‐ DakDe <strong>in</strong>voermogelijkheden, behorende bij de funder<strong>in</strong>g, kolommen en liggers, zijn tevens bij de <strong>in</strong>voervan de vloeren en het dak noodzakelijk, zodat de mogelijkheden voor het <strong>in</strong>voeren van de elementenmaximaal zijn. Daarnaast zullen verschillende vloerentypen moeten worden kunnen <strong>in</strong>gevoerd. Destandaard <strong>in</strong>voer voor de vloeren en het dak is:‐ Oppervlak van de vloer/dak [m 2 ]‐ Aantal stuks [‐]In het geval het geval van een <strong>in</strong> situ gestorte vloer of een prefab vlakke plaatvloer, zijn de extrabenodigde <strong>in</strong>voergegevens:‐ Dikte vloer [mm]‐ Wapen<strong>in</strong>gshoeveelheid [kg/m 3 ]‐ Hoeveelheid toegepast betongranulaat [%]Indien de vloer is opgebouwd uit prefab elementen zijn de volgende gegevens benodigd:‐ Gewicht <strong>in</strong>clusief voegvull<strong>in</strong>g [kg/m 2 ]‐ Wapen<strong>in</strong>gshoeveelheid [kg/m 3 ]‐ Hoeveelheid toegepast betongranulaat [%]7.4.2.4 GevelIn een constructief ontwerp kan er gekozen worden voor een dragende en een niet‐dragende gevel.Een dragende gevel bestaat uit een dragend b<strong>in</strong>nenblad, met daarop aangebracht hetisolatiemateriaal en daarvoor het buitenblad. Het dragende b<strong>in</strong>nenblad zal worden meegenomen <strong>in</strong>de bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie. Indien een niet‐dragende gevel istoegepast, behoort het b<strong>in</strong>nenblad niet tot de draagconstructie. Ten behoeve van het behoud van defunctionele eenheid zal echter toch het b<strong>in</strong>nenblad moeten worden meegerekend.Voor zowel de dragende als de niet‐dragende gevel is de benodigde <strong>in</strong>voer het volgende:‐ Geveloppervlak [m 2 ]‐ Verhoud<strong>in</strong>g open<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> gevel met geveloppervlak [%]‐ Dikte b<strong>in</strong>nenblad [mm]‐ Materiaal‐ Aantal [‐]Omdat <strong>in</strong> het geval van een dragende gevel het b<strong>in</strong>nenblad vaak met een console over de lengte vande gevel is uitgevoerd, is het mogelijk om tevens rechthoekige elementen <strong>in</strong> te voeren.47


Bepal<strong>in</strong>g milieukosten7.4.2.5 Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genDe keuze voor de stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen bestaan uit w<strong>in</strong>dverbanden, portaalwerk<strong>in</strong>g,stabiliteitskernen en stabiliteitswanden. Indien <strong>in</strong> het ontwerp de stabiliteit wordt verzorgd door eenkern, zal erop moeten worden gelet dat de functionele eenheid behouden blijft. In tegenstell<strong>in</strong>g toteen betonnen kern, is <strong>in</strong> het geval van een stalen uitvoer<strong>in</strong>g de kern namelijk een skelet. In dit gevalzal de kern met b<strong>in</strong>nenwanden worden dichtgezet. Met het oog op het behoud van de functioneleeenheid, zullen deze wanden moeten worden meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g.De benodigde <strong>in</strong>voer <strong>in</strong>dien de stabiliteit wordt verzorgd door een kern is als volgt:‐ Oppervlakte van de doorsnede van de kern [m 2 ]‐ Hoogte van de kern [m]‐ Verhoud<strong>in</strong>g spar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> kern met kernoppervlak [%]‐ Materiaal‐ Aantal [‐]In het geval van een stalen kern geldt de bovenstaande <strong>in</strong>voer voor de niet‐dragende b<strong>in</strong>nenwandenen zullen daarnaast de stalen profielen moeten worden <strong>in</strong>gevoerd. De w<strong>in</strong>dverbanden enstabiliteitswanden kunnen worden <strong>in</strong>gevoerd als rechthoekige en ronde elementen en als profielen.De benodigde <strong>in</strong>voer voor deze elementen is gegeven <strong>in</strong> 7.4.2.1.48


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8 Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDe verwachte levensduur van een gebouw is te bepalen aan de hand van de ESL‐factor, zie 6.2.1. DeESL‐factor is een <strong>in</strong>dicator van de impact van de verschillende aspecten die <strong>in</strong>vloed hebben op delevensduur van een gebouw. De factor zal worden bepaald aan de hand van de volgende methode:‐ Het gebruik van ESL categorieën, gebaseerd op beslissende factoren voor de levensduur vaneen gebouw.Voor het bepalen van de ESL‐factor wordt uitsluitend gekeken naar de veranderbaarheid en dearchitectuur van een gebouw, zie 6.2.2. Aangezien er vele factoren zijn die <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong>dere mate<strong>in</strong>vloed hebben op de levensduur van een gebouw en deze niet allemaal kunnen worden onderzocht<strong>in</strong> het tijdsbestek van dit afstudeeronderzoek, is het belangrijk om een afbaken<strong>in</strong>g te maken <strong>in</strong> de teonderzoeken factoren.8.1 Onderdelen ESL‐factorDe levensduur van een gebouw kan worden verlengd wanneer het gebouw geschikt is voorhergebruik. Hergebruik van een gebouw is afhankelijk van de mate van veranderbaarheid en dearchitectonische kwaliteit, zie 5.3.1.1 en 5.3.1.2. Door <strong>in</strong> het ontwerp reken<strong>in</strong>g te houden mettoekomstige ontwikkel<strong>in</strong>gen, zoals functiewissel<strong>in</strong>gen en/of uitbreid<strong>in</strong>gen, wordt de economische entechnische levensduur van het gebouw verlengd. Een gebouw zal dan niet gesloopt of <strong>in</strong>grijpendverbouwd worden, maar tegen relatief lage kosten kunnen worden aangepast om aan de vernieuwdeeisen te voldoen.8.1.1 Functiewissel<strong>in</strong>gIn het kader van dit onderzoek wordt niet naar alle mogelijke gebruiksfuncties gekeken, maarworden enkel de meest relevante gebruiksfuncties behandeld. De mogelijke gebruiksfuncties zijn devolgende:‐ Woonfunctie‐ Kantoorfunctie‐ W<strong>in</strong>kelfunctie‐ Logiesfunctie‐ OnderwijsfunctieBij hergebruik van gebouwen is afstemm<strong>in</strong>g en aanpass<strong>in</strong>g van het gebouw en de functie op elkaarvan belang. Interne flexibiliteit, ofwel de her<strong>in</strong>richtbaarheid, functionele flexibiliteit enaanpasbaarheid hebben <strong>in</strong>vloed op de mogelijkheid tot functiewissel<strong>in</strong>g. Om te voldoen aan de eisendie het gebruik stelt aan een gebouw, moet worden voldaan aan twee prima<strong>ir</strong>e voorwaarden:(17)1. Om een gebouw te kunnen gebruiken moet het gebouw de voor de functie benodigderuimten bevatten.2. Het gebouw moet voldoende sterk zijn om de door de functie veroorzaakte krachten engewicht te kunnen weerstaan.Aan deze voorwaarden kan nog een derde voorwaarde worden toegevoegd, namelijk:3. De voor het gebruik benodigde <strong>in</strong>stallaties dienen aanwezig te zijn <strong>in</strong> het gebouw ofaangebracht kunnen worden.Om de eigenschappen van de constructie meer <strong>in</strong> detail te kunnen beoordelen en te kwantificeren,kan een eenvoudig gebouwmodel worden gebruikt. Steward Brand (1994) en Bernard Leupen (2002)def<strong>in</strong>ieerden al eerder gebouwmodellen waar<strong>in</strong> verschillende ‘gebouwlagen’ worden onderscheiden,elk met een eigen specifieke functie. Met deze modellen wordt het mogelijk (on)veranderbaarheiden levensduur nader te beschouwen. De hier onderscheiden ‘gebouwlagen’ zijn:‐ Constructie: kolommen, balken, dragende vloeren, funder<strong>in</strong>g, enz.49


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor‐ Gebouwschil: gevels, dak, scheid<strong>in</strong>g tussen b<strong>in</strong>nen en buiten‐ Installaties: leid<strong>in</strong>gen, systemen voor energie, water, enz. en de ruimten waar ze zichbev<strong>in</strong>den.‐ Ruimteplan: Scheid<strong>in</strong>gswanden, deuren, plafonds, <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g, afwerk<strong>in</strong>g‐ Ontsluit<strong>in</strong>g: trappen, liften, gangen en galerijenFiguur 8.1: De gebouwlagen die Brand onderscheidt(18)Op basis van de drie bovengenoemde voorwaarden en de onderscheiden ‘bouwlagen’, is er gekozenom de beoordel<strong>in</strong>g van een constructief ontwerp op duurzaamheid, te baseren op de volgendeaspecten:‐ Draagvermogen‐ Verdiep<strong>in</strong>gshoogte‐ Overspann<strong>in</strong>gen‐ Dragende elementen <strong>in</strong> de plattegrond‐ Positie van schachten en trappen‐ Flexibele <strong>in</strong>tegratie of scheid<strong>in</strong>g van draagconstructie en <strong>in</strong>stallaties‐ Stramienmaten: constructie, gevel, ramen‐ Meerdere <strong>in</strong>gangen, trappenhuizen, liften en faciliteitgroepen en schachten.De architectonische kwaliteit kan van grote <strong>in</strong>vloed zijn op de levensduur van een gebouw. Dit aspectwordt apart behandeld, zie 8.4.1.8.1.2 Uitbreid<strong>in</strong>gHet reken<strong>in</strong>gen houden met toekomstige uitbreid<strong>in</strong>g is mogelijk door een overmaat te creëren <strong>in</strong>ruimte. Daarnaast is het mogelijk om voorbereid<strong>in</strong>gen te treffen <strong>in</strong> het ontwerp op een mogelijkeuitwaartse, horizontale of verticale uitbreid<strong>in</strong>g. Dit betreft de externe flexibiliteit. Ook hier kunnenenkele prima<strong>ir</strong>e voorwaarden worden opgesteld voor het mogelijk maken van een uitbreid<strong>in</strong>g.1. Bij horizontale en verticale uitbreid<strong>in</strong>g moet het gebouw voldoende sterk zijn om de extraveroorzaakte krachten te kunnen weerstaan.2. De uitbreid<strong>in</strong>gen moeten zonder <strong>in</strong>grijpende verbouw<strong>in</strong>g mogelijk zijn.Uit deze voorwaarden kan worden opgemaakt dat de volgende aspecten van groot belang zijn op delevensduur van een gebouw. Dit zijn:‐ Voorbereid<strong>in</strong>gen treffen op toekomstige uit‐ of opbouw‐ Draagvermogen.50


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8.2 Methode voor kwantificer<strong>in</strong>g factorenVoor de bovengenoemde aspecten zal de <strong>in</strong>vloed op de levensduur van een gebouw wordenbeoordeeld. Hierbij komen een aantal problemen/uitdag<strong>in</strong>gen naar voren, waarmee op eenverstandige wijze dient te worden omgegaan.De verwachte levensduur van een gebouw is afhankelijk van het uitgangspunt voor de levensduurvan een gebouw. In GreenCalc+ bijvoorbeeld, wordt voor een kantoorgebouw de standaardlevensduur op 35 jaar 8 gesteld. Echter is de keuze voor deze levensduur niet goed onderbouwd. Tochzal de tool deze gegevens, <strong>in</strong> overeenkomst met GreenCalc+, toepassen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>gen. Hierbij isaangenomen dat deze gegevens de gemiddelde levensduur van een gebouw, afhankelijk van degebruiksfunctie, benaderen, zie ook 8.3.De formule voor de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor is als volgt opgebouwd: ESL‐ factor = A * B *C *…De factoren A, B, C etc. behoren bij de te behandelen aspecten. Een wetenschappelijkeonderbouw<strong>in</strong>g van de verschillende factoren is moeilijk realiseerbaar. Ten eerste omdat delevensduur van een gebouw afhankelijk is van vele factoren, onderl<strong>in</strong>ge verbanden van factoren en<strong>in</strong>vloeden van buitenaf. Dit maakt het moeilijk om een validatie uit te voeren om te controleren ofhet model correct is en de werkelijkheid benaderd. Daarnaast is het tijdsbestek van ditafstudeeronderzoek een beperkende factor. Elk afzonderlijk te beoordelen aspect is <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipegeschikt voor een afstudeeronderzoek naar de wetenschappelijke onderbouw<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>vloedervan op de levensduur. Verder is er nauwelijks literatuur, betreffende dit onderwerp. Veelal wordter gesproken over de flexibiliteit van een gebouw, maar een koppel<strong>in</strong>g van dit aspect aan delevensduur blijft achterwege.Met deze problemen is op de volgende wijze omgegaan: Op basis van uitgangspunten en aannamenis getracht overzichtelijkheid en eenvoud <strong>in</strong> het model te creëren. Bij de beoordel<strong>in</strong>g van deverschillende factoren zullen deze uitgangspunten en aannamen beschreven worden. De <strong>in</strong>vloed vande verschillende factoren is gemodelleerd door voor elk van deze factoren een bereik te bepalen, zie8.5. Met het bereik van de factoren voor de verschillende aspecten worden de m<strong>in</strong>imale enmaximale waarden van deze factoren vastgelegd. Op basis van de <strong>in</strong>gevoerde gegevens wordt peraspect een factor bepaald b<strong>in</strong>nen het bijbehorende bereik. Vervolgens kan de ESL‐factor wordenberekend voor het gebouw.8.3 Gemiddelde levensduur per gebruiksfunctieDe bereken<strong>in</strong>g van de verwachte levensduur heeft als uitgangspunt de gemiddelde levensduur vanhet gebouw. De gemiddelde levensduur wordt vervolgens vermenigvuldigd met de ESL‐factor, welkeis gebaseerd op de gebouwspecifieke eigenschappen.De gemiddelde levensduur is afhankelijk van de gebruiksfunctie van een gebouw. GreenCalc+ neemt<strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten voor een gebouw een levensduur mee, welke gekozen is opbasis van <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g. Deze levensduur is een benader<strong>in</strong>g van de gemiddelde levensduur. Aangeziende tool gebruik maakt van gegevens, berekend met GreenCalc+, is ervoor gekozen om de waardenuit Tabel 8.1 over te nemen. Per gebruiksfunctie geldt dan de volgende gemiddelde levensduur:GebruiksfunctieUitgangspunt gemiddelde levensduurWoonfunctie75 jaarKantoorfunctie35 jaarW<strong>in</strong>kelfunctie35 jaarLogiesfunctie75 jaarOnderwijsfunctie75 jaarTabel 8.1: Levensduur gebouw, per gebruiksfunctie, zoals <strong>in</strong> GreenCalc+ wordt aangenomen.8 Met de aankomende harmonisatie van de verschillende tools en databases zal deze levensduur wordengewijzigd (<strong>in</strong>formatie uit een gesprek met mevr. Kuijpers‐van Gaalen, adjunct d<strong>ir</strong>ecteur bij DGMR).51


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8.4 Uitwerk<strong>in</strong>g verschillende aspectenDe volgende aspecten zullen hieronder worden behandeld, waarbij de uitwerk<strong>in</strong>g van de bereken<strong>in</strong>gvan de factoren <strong>in</strong> de bijlagen is te v<strong>in</strong>den:‐ Architectuur‐ Draagconstructie‐ Draagvermogen‐ Overmaat‐ Stramienmaten‐ Installaties‐ Gevel‐ Ontsluit<strong>in</strong>g‐ Demontabel bouwen8.4.1 ArchitectuurDe architectuur kan een grote <strong>in</strong>vloed hebben op de levensduur van een gebouw. Hierbij zijn devolgende aspecten van groot belang: Innovatie, bouwstijl en geschiedenis.Een gebouw zoals devoormalige Van Nelle fabriek(Figuur 8.2) is hier eenduidelijk voorbeeld van. Ditgebouw geldt als een van devoornaamste <strong>in</strong>dustriëlemonumenten <strong>in</strong> Nederland.De fabriek, ontworpen doorLeendert van der Vlugt enMart Stam van hetFiguur 8.2: De Van Nelle fabriek te Rotterdamarchitectenbureau J.A.Br<strong>in</strong>kman & L.C. van derVlugt, is een schoolvoorbeeld van het nieuwe bouwen en is gebouwd tussen 1927 en 1929. Defabriek behoort tot de top 100 der Nederlandse UNESCO‐monumenten.Hergebruik en transformatie van een gebouw komt tot stand als een of meer actoren zich bewustzijn van de (mogelijke) kwaliteiten van een gebouw en/of zijn omgev<strong>in</strong>g. Bij de overweg<strong>in</strong>gen of eengebouw getransformeerd zal worden of niet, speelt de belev<strong>in</strong>gswaarde van het gebouw eenbelangrijke rol. Belev<strong>in</strong>gswaarde heeft te maken met emotie. Deze emotie vertaalt zich <strong>in</strong> dekwaliteiten die men een gebouw toedicht: cultureel, historisch, maatschappelijk, qua vormgev<strong>in</strong>g offunctie. Belev<strong>in</strong>gswaarde is de waarde die een <strong>in</strong>dividu of een groep <strong>in</strong> een bepaalde tijd en b<strong>in</strong>neneen bepaalde context aan een gebouw toeschrijft (19).Een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g van deze kwaliteiten van een nieuw gebouw is moeilijk realiseerbaar. Gezien het feitdat de ontwerptool <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie ontwikkeld wordt voor het vergelijken van constructievealternatieven waarvan de architectonische kwaliteit onderl<strong>in</strong>g we<strong>in</strong>ig zal verschillen, zal het aspectarchitectuur buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g.8.4.2 DraagconstructieHet draagsysteem van constructies is over het algemeen onder te verdelen <strong>in</strong> een kolommenskeleten een wandenskelet. De stabiliteit wordt geboden door kernen, stabiliteitswanden, w<strong>in</strong>dverbandenof portaalwerk<strong>in</strong>g. Het draag‐ en stabiliteitssysteem hebben <strong>in</strong>vloed op de volgende aspecten:‐ De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de gevel.‐ De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de plattegrond52


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDe <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de gevel wordt beoordeeld <strong>in</strong> 8.4.7. De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de plattegrondhangt af van de niet‐verplaatsbare elementen b<strong>in</strong>nen het gebouw. Voor de beoordel<strong>in</strong>g van de<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de plattegrond wordt gekeken naar de stramienstructuur, waarop de verticaledragende elementen zich bev<strong>in</strong>den. Dit wordt verder behandeld <strong>in</strong> 8.4.6.1. Daarnaast dient ergekeken te worden naar de overige niet‐verplaatsbare elementen <strong>in</strong> de constructie. Dit zijn dekernen en stabiliteitswanden.StabiliteitssysteemVoor het verzorgen van de stabiliteit van een gebouw zijn de volgende systemen mogelijk:‐ Stabiliteitskern‐ Stabiliteitswanden‐ W<strong>in</strong>dverbanden‐ Portaalwerk<strong>in</strong>g‐ Een comb<strong>in</strong>atie van de bovenstaande systemen.Uit het onderzoek naar verschillende transformatieprojecten, zie bijlage 1, is gebleken dat de kernenvaak als uitgangspunt worden genomen <strong>in</strong> een nieuw ontwerp voor het gebouw. In alle gevallen zijnde bestaande kernen behouden. Dit geeft aan dat de kern niet als belemmerende factor wordtgezien en slechts een beperkte <strong>in</strong>vloed hebben op de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de plattegrond. Tevens iste zien dat een stabiliteitswand een beperkte <strong>in</strong>vloed heeft op de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van degevel/plattegrond. Voor w<strong>in</strong>dverbanden geldt <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe hetzelfde. De <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de gevelneemt af, door de plaats<strong>in</strong>g van w<strong>in</strong>dverbanden. In pr<strong>in</strong>cipe zorgt portaalwerk<strong>in</strong>g voor de grootste<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van de plattegrond, aangezien de stabiliteit wordt gecreëerd <strong>in</strong> de momentvasteverb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen.De <strong>in</strong>vloed van het stabiliteitssysteem op de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid is dus ger<strong>in</strong>g. Dit is terug te zien <strong>in</strong> hetbijbehorende factorbereik. In bijlage 1.2.1 wordt de bepal<strong>in</strong>g van het factorbereik behandeld.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDe benodigde <strong>in</strong>voer voor de bepal<strong>in</strong>g van de factor betreffende het stabiliteitssysteem zijn destabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen voor zowel de X‐ , als de Y‐richt<strong>in</strong>g. Het gemiddelde van de bijbehorendefactoren geeft vervolgens de factor die wordt meegenomen <strong>in</strong> de ESL‐bereken<strong>in</strong>g.Stabiliteitssysteem FactorKern 1,0Stabiliteitswanden 0,9W<strong>in</strong>dverbanden 0,95Portaalwerk<strong>in</strong>g 1,1Tabel 8.2: Factoren voor het stabiliteitssysteem8.4.3 Spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit van de vloerenBij het herbestemmen van gebouwen is het soms noodzakelijk dat er een extra trappenhuis moetkomen ten behoeve van de ontsluit<strong>in</strong>g, bijvoorbeeld om een extra vluchtroute te creëren. Daarnaastzijn vaak extra schachten benodigd ten behoeve van vernieuwde en benodigde <strong>in</strong>stallaties.Een hoge spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit van vloeren heeft een positieve <strong>in</strong>vloed op de <strong>in</strong>deelbaarheid van eengebouw. Het maken van kle<strong>in</strong>e spar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> vloervelden ten behoeve van <strong>in</strong>stallaties en ook hetrealiseren van grote spar<strong>in</strong>gen ten behoeve van nieuwe vides op trapgaten kan relatief eenvoudigzijn, als er we<strong>in</strong>ig of geen krachten moeten worden omgeleid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijnwanneer er hele vloervelden tussen bestaande dragende balken kunnen worden weggehaald. Eengrote <strong>in</strong>greep heeft zo we<strong>in</strong>ig gevolgen voor de krachtswerk<strong>in</strong>g. Het tegendeel, een kle<strong>in</strong>e <strong>in</strong>greepmet grote gevolgen kan ook voorkomen: <strong>in</strong>dien een beoogde spar<strong>in</strong>g of doorvoer constructieve53


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorzones met veel wapen<strong>in</strong>g of voorspanstrengen kruist, kan een nieuwe spar<strong>in</strong>g van ger<strong>in</strong>geafmet<strong>in</strong>gen al problematisch worden. Dergelijke spar<strong>in</strong>gen kunnen niet zonder aanvullendeconstructieve maatregel worden uitgevoerd.Uit het onderzoek naar de verschillende transformatieprojecten is gebleken dat een lagespar<strong>in</strong>gsflexibiliteit een beperkende factor is voor het herbestemmen van een gebouw. De bepal<strong>in</strong>gvan de factor en zijn bereik is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 1.2.2.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDe volgende vraag dient te worden beantwoord:‐ Tot welke grootte kunnen spar<strong>in</strong>gen worden aangebracht <strong>in</strong> de vloeren?o < 1 m 2o 1 ‐ 3 m 2o 3 ‐ 10 m 2o >10 m 2Spar<strong>in</strong>g oppervlak Opmerk<strong>in</strong>g Factor0 ‐ 1 m 2 Het toepassen van kle<strong>in</strong>e leid<strong>in</strong>gschachten is mogelijk. 0,81 ‐ 3 m 2 Het toepassen van kle<strong>in</strong>e tot iets grotere schachten is mogelijk. 13 – 10 m 2 : Het toepassen van een liftschacht (met leid<strong>in</strong>gschachten) is mogelijk. 1,1>10 m 2 : Het toepassen van een trappenhuis is mogelijk. 1,2Tabel 8.3: Factoren voor de spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit8.4.4 DraagvermogenHet draagvermogen van de constructie beïnvloedt de mogelijkheid tot functiewissel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het gebruikvan het gebouw/gebouwdeel. Daarnaast is het draagvermogen ook van belang bij een uitbreid<strong>in</strong>gvan het gebouw, waarbij het gebouw met één of enkele verdiep<strong>in</strong>gen wordt opgetopt. Voor hetbeoordelen van de <strong>in</strong>vloed van het draagvermogen op de levensduur van een gebouw, wordt ergekeken naar de volgende constructieonderdelen: Vloeren, kolommen, liggers, wanden en defunder<strong>in</strong>g.8.4.4.1 Functiewissel<strong>in</strong>gDe vloer is de bepalende factor voor de mogelijkheid tot functiewissel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het gebruik van hetgebouw. Afhankelijk van de gebruiksfunctie dient er een bepaalde vloerbelast<strong>in</strong>g <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g teworden gebracht. Wanneer een vloer is berekend op een bepaalde belast<strong>in</strong>g, dan zijn de overigeconstructieonderdelen tevens berekend op deze <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g gebrachte belast<strong>in</strong>g. De beoordel<strong>in</strong>g vanhet draagvermogen <strong>in</strong> relatie met de mogelijkheid tot functiewissel<strong>in</strong>g is dus afhankelijk van debelast<strong>in</strong>g waarop de vloeren zijn berekend. Hierbij wordt het eigen gewicht van de vloeren buitenbeschouw<strong>in</strong>g gelaten.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolEen eenvoudige en doeltreffende wijze van beoordelen wordt verkregen op de volgende wijze.Allereerst dient er worden <strong>in</strong>gevoerd uit hoeveel verdiep<strong>in</strong>gen het gebouw bestaat. Vervolgens dienter per vloer worden aangegeven of deze is opgebouwd uit één of meerdere secties voor de <strong>in</strong>reken<strong>in</strong>g gebrachte belast<strong>in</strong>g. Standaard kan hiervoor één sectie worden aangehouden. Indien devloer bestaat uit meerdere secties, zal net als voor de verschillende vloeren, per sectie de volgende<strong>in</strong>voer worden gevraagd:‐ De belast<strong>in</strong>g waarop de betreffende vloer is berekend.‐ Het vloeroppervlak van de betreffende vloer/sectie.Op basis hiervan wordt vervolgens de factor berekend voor het draagvermogen <strong>in</strong> relatie met defunctiewissel<strong>in</strong>g. De bepal<strong>in</strong>g en bereken<strong>in</strong>g van deze factor wordt <strong>in</strong> bijlage 1.2.3 behandeld.54


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDraagvermogenESL‐factor1,601,401,201,000,800,600,400,200,00Draagvermogen1,752,002,252,502,753,003,253,503,754,004,254,504,755,00Opneembare veranderlijke belast<strong>in</strong>g van vloer [kN/m2]Figuur 8.3: Relatie tussen de opneembare veranderlijke belast<strong>in</strong>g van vloeren en de bijbehorende factor8.4.4.2 Verticale uitbreid<strong>in</strong>gBij een verticale uitbreid<strong>in</strong>g (optoppen) van een gebouw, dient de constructie hierop berekend tezijn. Doormiddel van optoppen wordt extra vloeroppervlak gerealiseerd, wat mogelijk maakt dat eenorganisatie kan uitbreiden zonder dat er een nieuw gebouw benodigd is. Aangezien de <strong>in</strong>vloed vanhet extra oppervlak verkregen gebruiksoppervlak bij optoppen op de factor ‘draagvermogen’afneemt bij een groot aantal verdiep<strong>in</strong>gen en gezien het feit dat <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie hetgebruiksoppervlak niet aanwezig is en mogelijk nooit aanwezig zal zijn, kan dit aspect buitenbeschouw<strong>in</strong>g worden gelaten <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g.8.4.5 OvermaatHet bieden van overmaat <strong>in</strong> een ontwerp beïnvloedt de veranderbaarheid ervan <strong>in</strong> positieve z<strong>in</strong>.Overmaat kan worden geboden <strong>in</strong> het draagvermogen. Daarnaast is overmaat van toepass<strong>in</strong>g op devolgende aspecten <strong>in</strong> een constructief ontwerp, welke hierna worden behandeld:‐ Benodigd vloeroppervlak‐ Verdiep<strong>in</strong>gshoogte8.4.5.1 Benodigd gebruiksoppervlakIn de ontwerpfase van een gebouw kan er reken<strong>in</strong>g worden gehouden met toekomstigeontwikkel<strong>in</strong>gen door een overmaat te creëren <strong>in</strong> het benodigde vloeroppervlak. Deze toekomstigeontwikkel<strong>in</strong>gen kunnen uitbreid<strong>in</strong>gen zijn, waarbij meer gebruiksoppervlak wordt vereist voorbijvoorbeeld extra gebruikers, <strong>in</strong>stallatieruimte of een andere <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g. Tevens kan een optioneleovermaat worden geboden, door <strong>in</strong> het ontwerp reken<strong>in</strong>g te houden met een mogelijke uitbreid<strong>in</strong>g,<strong>in</strong> verticale of horizontale richt<strong>in</strong>g.De verhoud<strong>in</strong>gen tussen het netto‐ en bruto vloeroppervlak is per type gebouw verschillend. Indienverschillende constructieve ontwerpen voor hetzelfde gebouw worden vergeleken, is het verschiltussen deze verhoud<strong>in</strong>gen te verwaarlozen. Voor de bereken<strong>in</strong>g van de factor wordt het brutovloeroppervlak meegenomen. Hiervoor is gekozen om de <strong>in</strong>voer eenvoudig te houden.De bereken<strong>in</strong>g van de factor voor de aanwezige overmaat is gebaseerd de verhoud<strong>in</strong>g tussen hetbenodigde en het extra aanwezige gebruiksoppervlak. Indien er een mogelijkheid tot verticaleuitbreid<strong>in</strong>g wordt geboden <strong>in</strong> het ontwerp, zal ook voor het optionele gebruiksoppervlak een factorworden bepaald, zie ook 8.4.4.2. Voor de mogelijkheid tot optoppen is een factor voor delevensduurverleng<strong>in</strong>g geschat. Hierbij is reken<strong>in</strong>g gehouden met de kans dat het optionelegebruiksoppervlak ook daadwerkelijk wordt gebruikt.55


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDe mogelijkheid tot uitbreid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> horizontale richt<strong>in</strong>g wordt niet meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g vaneen gebouw. De reden hiervoor is de volgende: Uit kostenoverweg<strong>in</strong>g wordt over het algemeen devoorkeur gegeven aan een later aan te leggen nieuwe funder<strong>in</strong>g. De kosten van een later aan teleggen extra funder<strong>in</strong>g, ten opzichte van het gelijk aanleggen van de funder<strong>in</strong>g, lopen we<strong>in</strong>ig uiteen.Omdat het niet zeker is of de optionele capaciteit benut zal worden <strong>in</strong> de toekomst, wordt er daarom<strong>in</strong> de praktijk gekozen om de funder<strong>in</strong>g aan te leggen op het moment dat het nodig is.De bereken<strong>in</strong>g van de factor wordt behandeld <strong>in</strong> bijlage 1.2.4.1.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDe overmaat <strong>in</strong> gebruiksoppervlak wordt op de volgende wijze meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g:Er wordt gevraagd of er een overmaat <strong>in</strong> bruto vloeroppervlak aanwezig is. Indien er een overmaat is,kan het percentage overmaat worden <strong>in</strong>gevoerd. Aangenomen is dat de maximale factor wordtbehaald <strong>in</strong>dien de overmaat groter dan 10% is van het benodigde gebruiksoppervlak. Tussen de 0%en 10% wordt rechtlijnig geïnterpoleerd tussen de waarden b<strong>in</strong>nen het gekozen bereik. De relatietussen de overmaat <strong>in</strong> bruto vloeroppervlak is weergegeven <strong>in</strong> de onderstaande figuur.Indien de mogelijkheid tot optoppen aanwezig is, zal op basis van de kans dat optoppen benodigd is,een extra factor <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g worden gebracht voor het optionele bruto gebruiksoppervlak. De factorhiervoor bedraagt: 1,20 [‐].Factor [‐]1,251,21,151,11,0510,950,9Overmaat bruto vloeroppervlak0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10Overmaat <strong>in</strong> gebruiksoppervlak (%)Overmaat brutovloeroppervlakFiguur 8.4: Relatie tussen de overmaat <strong>in</strong> bruto vloeroppervlak en de bijbehorende factor8.4.5.2 Verdiep<strong>in</strong>gshoogteAfhankelijk van de gebruiksfunctie zijn eisen gesteld aan de benodigde vrije hoogte van eenbouwlaag. De vrije hoogte wordt berekend door de verdiep<strong>in</strong>gshoogte te verm<strong>in</strong>deren met het totalevloerpakket. Het vloerpakket bestaat uit de constructie, afwerk<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>stallaties en isolatie. De hoogtevan de vloer is afhankelijk van de <strong>in</strong>tegratie van de verschillende elementen. Bij won<strong>in</strong>gen worden de<strong>in</strong>stallaties over het algemeen <strong>in</strong> de vloer gestort. Voor kantoren geldt echter dat de <strong>in</strong>stallatiesonder of boven de vloer worden aangebracht. Het <strong>in</strong>storten van <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong> de vloer heeft eennegatieve <strong>in</strong>vloed op de aanpasbaarheid van een gebouw, aangezien het na oplever<strong>in</strong>g van hetgebouw niet meer mogelijk is om deze te vervangen. Dit aspect wordt meegenomen <strong>in</strong> 8.4.8:Installaties. Indien de <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong>gestort zijn, zullen bij hergebruik en/of transformatie van hetgebouw de benodigde <strong>in</strong>stallaties boven of onder de vloer worden aangebracht. Deze benodigderuimte wordt meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de vrije hoogte. De benodigde ruimte voor<strong>in</strong>stallaties is afhankelijk van de functie.56


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorHet Bouwbesluit 2003 stelt dat, voor de beschouwde functies, de m<strong>in</strong>imale vrije hoogte m<strong>in</strong>imaal 2,6m bedraagt. Uit een studie naar de transformatie van kantoorgebouwen(19) is gebleken dat <strong>in</strong> veelgevallen de ruime verdiep<strong>in</strong>gshoogte bevorderlijk is geweest voor de haalbaarheid van detransformatie en het hergebruik van een bestaand gebouw. Meer verdiep<strong>in</strong>gshoogte betekent meerruimte voor <strong>in</strong>stallaties. Daarnaast wordt een grote verdiep<strong>in</strong>gshoogte over het algemeen als positiefervaren door de gebruiker.Er kan gesteld worden dat een overmaat <strong>in</strong> vrije hoogte een positief effect heeft op de betreffendefactor. Een grotere vrije hoogte heeft echter een nadelig effect op het materiaalgebruik <strong>in</strong> de gevelen op het energieverbruik. Deze aspecten worden meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van demilieukosten. De bepal<strong>in</strong>g van de factor voor de vrije hoogte is terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 1.2.4.2 enbijlage 1.3, wat heeft geresulteerd <strong>in</strong> de volgende grafiek:ESL‐factorESL‐factor overmaat hoogte1,41,210,80,60,40,200,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00Overmaat <strong>in</strong> hoogte [m]Begane grondvloerBereik verdiep<strong>in</strong>gsvloerFiguur 8.5: Relatie tussen de overmaat <strong>in</strong> vrije hoogte en de bijbehorende factorVerwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolOp basis van de volgende gegevens wordt de overmaat <strong>in</strong> vrije hoogte berekend:‐ Verdiep<strong>in</strong>gshoogte‐ Het wel of niet <strong>in</strong>storten van de <strong>in</strong>stallaties‐ Totale dikte vloerpakketDe berekende overmaat <strong>in</strong> vrije hoogte per bouwlaag wordt vervolgens gekoppeld aan een factor.Voor het gebouw wordt op basis van de verkregen factoren en de bijbehorende oppervlakten perbouwlaag een gemiddelde factor uitgerekend, welke representatief is voor het gebouw.8.4.6 StramienmatenDe <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid van een gebouw wordt beïnvloed door de stramienafstanden van de verticaledragende elementen. Daarnaast heeft de stramienmaat van de raamkozijnen <strong>in</strong> de gevel <strong>in</strong>vloed opde plaats<strong>in</strong>g en aansluit<strong>in</strong>g van de b<strong>in</strong>nenwanden op de gevel. Beide aspecten zullen hieronderworden behandeld. De bepal<strong>in</strong>g van de factoren is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 1.2.5 en bijlage 1.3.8.4.6.1 Stramienafstand verticale dragende elementenDe verticale dragende elementen van de constructie hebben <strong>in</strong>vloed op de mate van flexibiliteit voorfunctiewissel<strong>in</strong>g. Verschillende functies vereisen verschillende <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gen van de ruimte en dus eenbepaalde <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid. De verticale dragende elementen, zoals kolommen en wanden, beperkendeze <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid.57


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorDe factoren die worden toegeschreven aan het aspect ‘stramienafstand’ zijn afhankelijk van het typedraagsysteem. Afhankelijk van het draagsysteem, waar<strong>in</strong> onderscheid is gemaakt <strong>in</strong> een wandskelet(hoofdzakelijk won<strong>in</strong>gbouw) en een kolommenskelet, is een bereik gekozen voor de ESL‐factor. Bij debeoordel<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsflexibiliteit is de volgende stell<strong>in</strong>g genomen: naarmate destramienafstand van de kolommen/wanden toeneemt, neemt tevens de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid toe. In deonderstaande grafiek is het verloop van de factoren te zien.1,401,20ESL‐Factor [‐]1,000,800,600,400,200,00Factor kolommenFactor wandenStramienafstand kolommen/wanden [m]Figuur 8.6: Relatie tussen de stramienafstanden van de draagconstructie en de bijbehorende factorVerwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolVanwege de vele comb<strong>in</strong>aties, mogelijkheden en variabelen betreffende de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van eenbouwlaag, is ervoor gekozen om de factor op de volgende wijze te bepalen:Indien er een duidelijke stramienmaat is voor de verticale dragende elementen, zal de factor wordengebaseerd op deze stramienmaat. Indien deze stramienmaat niet duidelijk aanwezig is, zal eengemiddelde stramienmaat moeten worden bepaald.De stramienafstanden van de draagstructuur worden voor zowel de X‐ als de Y‐richt<strong>in</strong>g gevraagd.Door de verkregen factoren voor de X‐ en Y‐richt<strong>in</strong>g met elkaar te vermenigvuldigen wordt een factorverkregen voor de bouwlaag. Voor het gehele gebouw is een gemiddelde factor te berekenen, doorhet BVO van de bouwlaag te koppelen aan deze factor.8.4.6.2 Stramienmaat gevelsHet stramien van de ramen <strong>in</strong> een gevel is <strong>in</strong> het geval van een herbestemm<strong>in</strong>g van een gebouw eenbelangrijke factor. Een kle<strong>in</strong>e stramienmaat van de raamkozijnen maakt een vrije <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g vanb<strong>in</strong>nenwanden mogelijk. Hierbij biedt een stramien van 1,8 m een optimale <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid. Bij eentoenemende stramienafstand neemt deze flexibiliteit af. De bepal<strong>in</strong>g van de bij de stramienafstandbehorende factor is <strong>in</strong> bijlage 1.2.5.2 beschreven.58


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorFactor [‐]Stramien gevel1,401,201,000,800,600,400,200,001,8 2,7 3,6 4,5 5,4 6,3 7,2Stramienafstand gevel [m]StramienFiguur 8.7: Relatie tussen het gevelstramien en de bijbehorende factorVerwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDe <strong>in</strong>vloed van de stramienafstand van de gevels op de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid wordt op eenzelfde wijzemeegenomen als die van de verticale dragende elementen. De benodigde <strong>in</strong>voer is de stramienmaatvan de gevel. Indien deze niet duidelijk is, wordt volstaan met een gemiddelde stramienmaat.8.4.7 GevelDe gevel heeft een grote <strong>in</strong>vloed op transformaties van gebouwen. Het is een van de meestbeeldbepalende elementen van het gebouw en verzorgt de scheid<strong>in</strong>g tussen het buiten‐ enb<strong>in</strong>nenklimaat. Wanneer een bestaande gevel <strong>in</strong> de situatie na de beoogde transformatie voldoet,kan deze op eenvoudige wijze behouden blijven. Meestal echter zullen bij een transformatie nieuweeisen en wensen met betrekk<strong>in</strong>g tot het b<strong>in</strong>nenklimaat worden doorgevoerd. Tevens kunnen, alsgevolg van functiewissel<strong>in</strong>g of een andere <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van het gebouw en daarmee een gewijzigdeontsluit<strong>in</strong>g, aanpass<strong>in</strong>gen aan de gevel worden vereist. In veel gevallen vraagt een nieuwe functie(<strong>in</strong>grijpende) dus aanpass<strong>in</strong>gen aan de gevel.Een gevel kan zowel dragend als niet‐dragend worden uitgevoerd. Een dragende gevel comb<strong>in</strong>eert dedragende functie met een scheidende functie. Hierdoor is de dragende gevel moeilijk aan te passenen te vervangen. Een niet‐dragende gevel is <strong>in</strong> dit opzicht flexibeler dan de dragende gevel.De factoren zijn als volgt vastgelegd, zie ook bijlage 1.2.6:‐ Dragende gevel: 0,7 [‐]‐ Niet‐dragende gevel: 1,4 [‐]De stramienmaat van de gevel heeft <strong>in</strong>vloed op de <strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid. Dit aspect is reeds behandeld <strong>in</strong>8.4.6.2.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDe tool biedt de keuze aan tussen een dragende gevel en niet‐dragende gevel. Afhankelijk van dekeuze wordt één van de bovenstaande factoren <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g gebracht.8.4.8 InstallatiesVerander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de ruimtelijke <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g (voor kantoorgebouwen na 3‐5 jaar) van een gebouwhebben <strong>in</strong>vloed op het leid<strong>in</strong>gwerk. Daarnaast zullen de algemene <strong>in</strong>stallaties na 10‐15 jaar moetenworden vervangen. De <strong>in</strong>stallaties kunnen als volgt worden onderverdeeld:59


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorInstallatiesDistributie‐ leid<strong>in</strong>gen‐ kanalenKlimaat<strong>in</strong>stallatiesElektrotechnische <strong>in</strong>stallatiesLiften en roltrappenSanita<strong>ir</strong>e <strong>in</strong>stallatiesAfgifte‐ verwarm<strong>in</strong>g‐ ventilatie‐ geïntegreerde systemenOpwekk<strong>in</strong>g‐ warmte opwekk<strong>in</strong>g‐ koude opwekk<strong>in</strong>g‐ luchtbehandel<strong>in</strong>gFiguur 8.8: Verschillende soorten <strong>in</strong>stallaties (19)Een gebouw is flexibel <strong>in</strong>dien op eenvoudige wijze de <strong>in</strong>stallaties kunnen worden aangepast op deeisen van de gebruiker. Dit betekent dat de <strong>in</strong>stallaties bereikbaar en aanpasbaar moeten zijn.Installaties zijn goed bereikbaar en aanpasbaar <strong>in</strong>dien deze gescheiden zijn van elementen met eenandere functie, bijvoorbeeld een dragende functie <strong>in</strong> geval van vloeren of wanden. Dit aspect zalgetoetst moeten worden. Verder zijn <strong>in</strong>stallaties aanpasbaar <strong>in</strong>dien deze kunnen worden uitgebreid.Overmaat <strong>in</strong> gebruiksoppervlak biedt ruimte voor uitbreid<strong>in</strong>g. Hieronder kan tevens de uitbreid<strong>in</strong>gvan de benodigde <strong>in</strong>stallatieruimte worden beschouwd. Dit aspect wordt meegenomen <strong>in</strong> 8.4.5.1.Daarnaast biedt overmaat <strong>in</strong> verdiep<strong>in</strong>gshoogte ruimte voor benodigde <strong>in</strong>stallaties. Toegepast <strong>in</strong> eenverlaagd plafond of een verhoogde vloer, zijn deze <strong>in</strong>stallaties tevens goed bereikbaar enaanpasbaar. Dit aspect wordt meegenomen <strong>in</strong> 8.4.5.2.Afhankelijk van de gebruiksfunctie worden verschillende eisen gesteld aan de <strong>in</strong>stallaties. In eenonderzoek naar de communicatie over en de beoordel<strong>in</strong>g van flexibiliteit tussen gebouwen en<strong>in</strong>stallaties van de Sticht<strong>in</strong>g BouwResearch (SBR)(20) wordt onderscheid gemaakt <strong>in</strong> vierflexibiliteitaspecten: verkavelbaar, aanpasbaar, uitbreidbaar en multifunctioneel.Verkavelbaarheid is de mogelijkheid om op eenvoudige wijze <strong>in</strong>stallatiesystemen te splitsen, teherverdelen of samen te voegen <strong>in</strong> verschillende kavels of ruimtelijke eenheden. Op grond hiervankan de flexibiliteit van gebouw<strong>in</strong>stallaties en eventueel hun onderdelen bepaald worden. Deaanpasbaarheid van een <strong>in</strong>stallatie is de mogelijkheid om <strong>in</strong>stallatiesystemen op eenvoudige wijze <strong>in</strong>overeenstemm<strong>in</strong>g te brengen met een gewijzigde gebruiksvraag. Uitbreidbaarheid is de mogelijkheidom <strong>in</strong>stallatiesystemen op eenvoudige wijze <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g te brengen met een uitgebreidegebruikersvraag. Multifunctionaliteit is de mogelijkheid om <strong>in</strong>stallatiesystemen of componenten voormeerdere functies te gebruiken of <strong>in</strong> te zetten.Uitgangspunt voor de beoordel<strong>in</strong>g is het constructieve ontwerp. Over de toegepaste <strong>in</strong>stallaties ende implementatie ervan <strong>in</strong> het gebouw, is <strong>in</strong> het geval van een constructief ontwerp nauwelijks<strong>in</strong>formatie beschikbaar. Om deze reden zal de beoordel<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>stallaties zich beperken tot devolgende punten:‐ Aanpasbaarheid: bereikbaarheid‐ Uitbreidbaarheid: positioner<strong>in</strong>g8.4.8.1 Aanpasbaarheid: bereikbaarheidHet leid<strong>in</strong>gwerk kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd <strong>in</strong> de constructie. In won<strong>in</strong>gbouwwordt het leid<strong>in</strong>gwerk over het algemeen <strong>in</strong>gestort <strong>in</strong> de vloeren. Bij kantoren echter is hetgebruikelijk om de <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong> de ruimte van een verlaagd plafond of een verhoogde vloer aan tebrengen. Daarnaast zijn bij won<strong>in</strong>gen de <strong>in</strong>stallaties vaak decentraal uitgevoerd en bij kantoren juist60


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorcentraal. Duidelijk is dat elke functie zijn eigen kenmerken heeft wat betreft de toegepaste<strong>in</strong>stallaties.De technische levensduur van een draagconstructie is met gemiddeld 75‐100 jaar 9 groter dan detechnische levensduur van de <strong>in</strong>stallaties. De <strong>in</strong>stallaties zijn dus eerder aan vervang<strong>in</strong>g toe. Door hetscheiden van <strong>in</strong>stallaties en de draagconstructie wordt onafhankelijkheid van beide ‘gebouwlagen’bewerkstelligd. Deze scheid<strong>in</strong>g maakt het mogelijk om de <strong>in</strong>stallaties aan te passen, te vernieuwenen vervangen, zonder dat dit <strong>in</strong>vloed heeft op de draagconstructie. Het <strong>in</strong>storten van <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong>vloeren of het <strong>in</strong>bouwen ervan <strong>in</strong> wanden heeft dus een negatieve <strong>in</strong>vloed op de aanpasbaarheid vaneen gebouw.8.4.8.2 Uitbreidbaarheid: positioner<strong>in</strong>gEen goede positioner<strong>in</strong>g van leid<strong>in</strong>gzones en schachten is gunstig voor de flexibiliteit van het<strong>in</strong>stallatiesysteem. Van groot belang is het onderscheid tussen lokale en centrale voorzien<strong>in</strong>gen (desplits<strong>in</strong>g <strong>in</strong> prima<strong>ir</strong>e en secunda<strong>ir</strong>e leid<strong>in</strong>gstelsels). Wanneer bouwkundige leid<strong>in</strong>gzones en schachtenzowel lokaal (kavel) als centraal (gebouwniveau) voorkomen, wordt dit als gunstig beoordeeld.Wanneer er sprake is van alleen lokale voorzien<strong>in</strong>gen wordt dit als neutraal beoordeeld.Voorzien<strong>in</strong>gen, enkel op centraal niveau, wordt als ongunstig beschouwd.Verwerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toolDoor de gebruiker van de tool zal naar een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g worden gevraagd over de bereikbaarheid vande <strong>in</strong>stallaties en de positioner<strong>in</strong>g van de benodigde leid<strong>in</strong>gzones en schachten. Op basis van deze<strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g wordt een factor bepaald. Het bereik van de factor is vastgesteld op: 0,80 – 1,20. Debereken<strong>in</strong>g van deze factor wordt <strong>in</strong> 1.2.7 behandeld.8.4.9 Ontsluit<strong>in</strong>gOntsluit<strong>in</strong>g is een belangrijk onderdeel <strong>in</strong> het ontwerp van een gebouw. Het heeft betrekk<strong>in</strong>g op detoegankelijkheid van een gebouw, maar ook op de brandveiligheid. Een nieuw gebouw voldoet aande eisen <strong>in</strong> het Bouwbesluit. In geval van functiewissel<strong>in</strong>g, meerdere gebruikers en/of wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong>het ontwerp zal er opnieuw moeten worden gekeken of er wordt voldaan aan de eisen.Een belangrijk onderdeel van de ontsluit<strong>in</strong>g en van de veranderbaarheid van een gebouw, welke totnu toe nog niet is vermeld is, is de parkeergelegenheid. Indien de benodigde parkeerruimtetoeneemt, bijvoorbeeld door extra gebruikers als gevolg van optoppen of door functiewissel<strong>in</strong>g vanbijvoorbeeld kantoorfunctie naar woonfunctie (veel voorkomend), kan een tekort aan parkeerruimteeen negatieve <strong>in</strong>vloed hebben op het hergebruik en transformatie van het gebouw. In sommigegevallen is het mogelijk om parkeerruimte te creëren <strong>in</strong> de kelder van een gebouw. Dit aspect zoukunnen worden meegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g. Aangezien de parkeergelegenheid vooralafhankelijk is van de omgev<strong>in</strong>g rondom een gebouw is er echter gekozen om dit onderdeel toe teschrijven aan de omgev<strong>in</strong>gskwaliteit van een gebouw, zie 6.2.2, en wordt het dus buitenbeschouw<strong>in</strong>g gelaten.Veranderbaarheid zorgt voor de mogelijkheid tot aanpass<strong>in</strong>g aan scherpere eisen. Ontsluit<strong>in</strong>g wordtdus voor een groot gedeelte meegenomen <strong>in</strong> de hierboven beschreven aspecten die hier allen<strong>in</strong>vloed op hebben. Aangezien het niet mogelijk is om <strong>in</strong> detail naar de ontsluit<strong>in</strong>g te kijken, wordtaangenomen dat dit onderdeel, middels de beoordel<strong>in</strong>g van de overige aspecten, voldoende ismeegenomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g.9 Bron: SBR rapport (1998): Levensduur van Bouwproducten61


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8.4.10 Demontabel bouwenIn 5.3.2 is vermeld dat door middel van demontabel bouwen het materiaalgebruik <strong>in</strong> constructiessterk kan worden verm<strong>in</strong>derd, aangezien demontabel bouwen hergebruik en recycl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> detoekomst mogelijk maakt. Het is een bouwmethode waarbij de constructieve verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zodanigzijn uitgevoerd, dat de onderdelen van de constructie zonder of met ger<strong>in</strong>ge destructie kunnenworden gedemonteerd en voor hergebruik <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen. Hierdoor kunnen bouwdelen enbouwmaterialen na de sloop opnieuw worden <strong>in</strong>gezet en hoeven deze niet worden gestort.Wanneer een constructie of constructiedeel demontabel gebouwd is, levert niet d<strong>ir</strong>ect eenverm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden <strong>in</strong> de constructie op. Het biedt enkel de mogelijkheidtot hergebruik en recycl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de toekomst. Indien een onderdeel van de constructie wordthergebruikt, wordt de levensduur van het element verlengd. De jaarlijkse milieukosten voor ditelement zullen hierdoor afnemen, waarbij men dient te beseffen dat het effect van het demontabelbouwen op de jaarlijkse milieukosten wordt beïnvloed door de berekende verwachte levensduurvoor het gebouw.In deze versie van de ontwerptool is het aspect ‘Demontabel bouwen’ niet verwerkt <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>gvan de jaarlijkse milieukosten. Hiervoor is gekozen omdat bij het <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g brengen van het aspecteen beoordel<strong>in</strong>g van de constructie op elementniveau moet worden gegeven, terwijl de ESL‐factorvan toepass<strong>in</strong>g is op de gehele constructie. Gezien de mogelijke <strong>in</strong>vloed van het demontabel bouwenop de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie, is een onderzoek naar deverwerk<strong>in</strong>g van het aspect ‘Demontabel bouwen’ <strong>in</strong> de milieukosten bereken<strong>in</strong>g aan te bevelen.Hoewel het aspect dus nu nog niet verwerkt is <strong>in</strong> de ontwerptool, wordt er <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van deconstructieve alternatieven op duurzaamheid, zie 10.2, wel aandacht aan besteed.62


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8.5 Kalibreren factoren ter bepal<strong>in</strong>g van de ESL‐factorDe factoren, voor de <strong>in</strong> paragraaf 8.4 behandelde aspecten, vormen samen de ESL‐factor. Het bereikvan deze factoren is vastgesteld op basis van <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g, met behulp van de opgedane kennisgedurende dit onderzoek. Voor een meer wetenschappelijke onderbouw<strong>in</strong>g is het van belang dat debepal<strong>in</strong>gsmethode van de verwachte levensduur wordt getest en gekalibreerd.8.5.1 Methode voor het kalibrerenHet kalibreren van de factoren kan op verschillende wijzen. Er kan een onderzoek worden gedaannaar reeds gesloopte gebouwen 10 . Op basis van de levensduur van de hier<strong>in</strong> beschouwde gebouwen,de gebouwspecifieke eigenschappen en de redenen voor het besluit tot sloop van het gebouwkunnen de verschillende factoren worden afgestemd, zodat deze tot een realistische verwachtelevensduur komen. Voor het vergaren van de benodigde <strong>in</strong>formatie kan bijvoorbeeld contact wordengezocht met de Rijksgebouwen Dienst.Een variatie op de bovenstaande methode is een onderzoek naar de verschillendetransformatieprojecten, waarnaar al eerder is verwezen <strong>in</strong> dit rapport, zie ook bijlage 1.De laatstgenoemde methode heeft als nadeel dat de exacte uite<strong>in</strong>delijke levensduur van debeschouwde gebouwen niet bekend is, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot die van de gesloopte gebouwen. Daartegenover staat dat de methode een groot voordeel heeft ten opzichte van een onderzoek naargesloopte gebouwen. Zo is bij de transformatieprojecten de benodigde <strong>in</strong>formatie grotendeelsbeschikbaar, doordat de projectgegevens zijn gebundeld <strong>in</strong> het boekwerk ‘Transformatie vankantoorgebouwen’ (19). De achtergronden van de transformatie zijn beschreven, evenals degebouwspecifieke kenmerken. Hierdoor is het goed mogelijk om een totaalbeeld te creëren van hettransformatieproces. Het vergaren van de benodigde <strong>in</strong>formatie zal, <strong>in</strong> het geval van het onderzoeknaar de gesloopte gebouwen, erg veel tijd <strong>in</strong> beslag nemen.In het kader van dit onderzoek is ervoor gekozen om de verschillende factoren te kalibreren op basisvan het onderzoek naar de transformatieprojecten. Het tijdsaspect speelt <strong>in</strong> deze keuze eenbelangrijke rol. Het vergaren van de benodigde <strong>in</strong>formatie is tijdrovend. Daarnaast het onduidelijk ofalle benodigde gegevens wel beschikbaar zijn. Het boek ‘Transformatie van kantoorgebouwen’ bevathet grotendeel van de benodigde <strong>in</strong>formatie. Dit biedt zekerheid dat het kalibreren van de factorenresulteert <strong>in</strong> een realistische bereken<strong>in</strong>g van de verwachte levensduur. Voor een vervolgonderzoek ishet onderzoek naar gesloopte gebouwen, voor het afstemmen van de ESL‐bereken<strong>in</strong>g, natuurlijk welaan te bevelen.Het nadeel van de gekozen methode is dat de exacte uite<strong>in</strong>delijke levensduur van de gebouwen nietbekend is. Dit aspect wordt ondervangen met een duidelijke aanname over de levensduurverleng<strong>in</strong>gna een transformatie. Er wordt aangenomen dat een gebouw na de transformatie nog vijftig jaar <strong>in</strong>gebruik zal zijn. Op basis van deze aanname wordt de levensduur van het beschouwde gebouwgeschat en vergeleken met de berekende verwachte levensduur. Deze vergelijk<strong>in</strong>g zal voorverscheidene projecten worden uitgevoerd. Vervolgens zullen de factoren zo worden <strong>in</strong>gesteld datvoor elk beschouwd gebouw de berekende verwachte levensduur zoveel als mogelijk de ‘exactelevensduur’ van het gebouw benaderd.10 Advies van dhr. Prof.dr.<strong>ir</strong>. A.A.J.F. van den Dobbelsteen, hoogleraar Build<strong>in</strong>g Technology, Bouwkunde.63


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factor8.5.2 Overzicht van het valideren en kalibreren van de ESL‐bereken<strong>in</strong>gVoor het kalibreren van de factoren zijn van enkele projecten, welke uitgebreid beschreven zijn <strong>in</strong>het boek ‘Transformatie van kantoorgebouwen’(19), de gegevens <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de ESL‐bereken<strong>in</strong>g.Vervolgens zijn de resultaten geanalyseerd en is de bereken<strong>in</strong>g op een aantal punten gewijzigd. Eenuitgebreide omschrijv<strong>in</strong>g van dit proces is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 1.3. Gedurende het kalibreren is hetfactorbereik voor de ‘overmaat <strong>in</strong> hoogte’ en de ‘stramienafstand van de draagconstructie’bijgesteld. Tevens is bij de formule voor de bereken<strong>in</strong>g van de factor voor de ‘overmaat <strong>in</strong> hoogte’een kle<strong>in</strong>e wijzig<strong>in</strong>g doorgevoerd. In de onderstaande tabel zijn de resultaten van het kalibreren vande factoren weergegeven.StabiliteitssysteemPortaalwerk<strong>in</strong>gKernStabiliteitswandenW<strong>in</strong>dverbandenGevelfunctieDragendNiet‐dragendVoor kalibratie1,101,000,900,95Na kalibratie1,101,000,900,950,701,400,701,40Gevelstramien 0,80 – 1,20 0,80 – 1,20StramienafstandDraagconstructieVerhoud<strong>in</strong>g kol/wanden0,70 – 1,300,850,80 – 1,200,85Spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit vloeren< 1,0 m 21,0 >< 3,0 m 23,0 >< 10,0 m 2> 10.0 m 2 0,801,001,101,200,801,001,101,20Draagvermogen vloeren 0,80 – 1,40 0,80 – 1,40Bruto overmaat1,00 ‐ 1,20 1,00 ‐ 1,20vloeroppervlakKans op optoppen*Levensduurverleng<strong>in</strong>g0.80 x 1.50 = 1,20 0.80 x 1.50 =1,20Overmaat hoogteBereik begane grondBereik verdiep<strong>in</strong>g0,70 – 1,300,80 – 1,200,90 – 1,300,95 – 1,25Installaties 0,80 – 1,20 0,80 – 1,20Gemiddelde afwijk<strong>in</strong>g 30,8% 6%levensduurverwacht<strong>in</strong>gTabel 8.4: Overzicht van het factorbereik, voor en na het kalibrerenAan de hand van de bovenstaande factorbereiken is per transformatieproject de verwachtelevensduur berekend. Deze is vervolgens vergeleken met de uite<strong>in</strong>delijke aangenomen levensduur,welke is bepaald door de levensduur van een gebouw tot het moment van de transformatie teverlengen met 50 jaar. Per project is de afwijk<strong>in</strong>g op deze aangenomen uite<strong>in</strong>delijke levensduur vanhet gebouw berekend en is de gemiddelde afwijk<strong>in</strong>g over de zes behandelde projecten bepaald. Voorhet kalibreren was deze afwijk<strong>in</strong>g 30,8%. Na het bijstellen van de ESL‐bereken<strong>in</strong>g bedroeg dezeechter nog maar 11,8%. Het buiten beschouw<strong>in</strong>g laten van de projecten ‘Westplant’ en ‘Granida’,aangezien de eigenschappen van deze transformaties afwijken van de overigetransformatieprojecten, resulteert <strong>in</strong> een gemiddelde afwijk<strong>in</strong>g van 6%. Een overzicht van deresultaten van de bereken<strong>in</strong>g wordt getoond op de volgende bladzijde.64


Bepal<strong>in</strong>g ESL‐factorTwentecResidentieGranidaWilhelm<strong>in</strong>astaeteWestplantsoenDe Grote EnkDe StadhouderBerekende ESL‐factor 2.11 3.11 2.62 2.50 2.15 2.46Verwachte levensduur (jaar) 73.68 108.85 91.81 87.10 75.20 86.02Aanname uite<strong>in</strong>delijke 81 100 74 88 98 90levensduur (jaar)Afwijk<strong>in</strong>g van de verwachte 9% 8,9% 24,2% 1% 23,3% 4,4%levensduur op deaangenomen uite<strong>in</strong>delijkelevensduurGemiddelde afwijk<strong>in</strong>g 6%Tabel 8.5: Overzicht van de resultaten van de ESL‐bereken<strong>in</strong>g, na het kalibreren van de factoren65


De ontwerptool9 De ontwerptoolTen behoeve van de kwaliteit van het ‘<strong>Duurzaam</strong> Construeren’ is het belangrijk dat de te ontwerpentool daadwerkelijk op de markt komt. Als losstaand hulpmiddel zal dit niet gemakkelijk kunnenworden bewerkstelligd. Door de tool te <strong>in</strong>tegreren <strong>in</strong> één van de bestaande methoden kan veelsneller een groter bereik op de markt worden gerealiseerd. Allereerst zal dus moeten wordenbepaald <strong>in</strong> welk toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strument de ontwerptool wordt geïntegreerd. Vervolgens kunnen deeisen ten aanzien van de tool worden opgesteld, omdat deze eisen afhankelijk zijn van het gekozentoets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strument.9.1 Integratie van de ontwerptoolEen goede <strong>in</strong>tegratie van deze ontwerptool is afhankelijk van een aantal aspecten. Het doel van deontwerptool dient overeen te komen met die van de beoordel<strong>in</strong>gsmethodiek, waarvan het onderdeelzal worden (de doelmethode). Daarnaast moet het onderwerp van de beoordel<strong>in</strong>g voor beidetoets<strong>in</strong>gsmethodieken overeenkomen. De werk<strong>in</strong>g van de doelmethode heeft ook een grote <strong>in</strong>vloedop de <strong>in</strong>tegratie van de ontwerptool. De mogelijkheid tot het importeren en exporteren vangegevens is hierbij van groot belang. De uitvoer van de doelmethode en de te ontwerpen tool zal <strong>in</strong>zekere mate overeen moeten komen, zodat de methoden een eenheid vormen. Verder moet hettoepassen van de doelmethode laagdrempelig zijn, zodat de te ontwerpen tool daadwerkelijkveelvuldig zal worden gebruikt voor de beoordel<strong>in</strong>g van draagconstructies. De kosten van dedoelmethode hebben hier <strong>in</strong>vloed op.9.1.1 Beoordel<strong>in</strong>g van de toets<strong>in</strong>gsmethodiekenDe behandelde toets<strong>in</strong>gsmethodieken: GreenCalc+, BREEAM‐NL en GPR Gebouw, worden op debovengenoemde aspecten beoordeeld 11 . Vervolgens wordt met behulp van een multi criteria analyse(MCA) de doelmethode gekozen.9.1.1.1 DoelDe ontwerptool zal een constructief ontwerp beoordelen op duurzaamheid en dient als hulpmiddel<strong>in</strong> de ontwerpfase.GreenCalc+ en GPR Gebouw zijn ontwikkeld om te dienen als hulpmiddel <strong>in</strong> de ontwerpfase en voorhet geven van een beoordel<strong>in</strong>g van de duurzaamheid van een gebouw. BREEAM‐NL daarentegen isontwikkeld om het hele proces van de realisatie van een gebouw te beoordelen, van ontwerp totmanagement. De methode is verder niet gericht om te dienen als hulpmiddel <strong>in</strong> de ontwerpfase.9.1.1.2 Onderwerp beoordel<strong>in</strong>gDe te ontwerpen tool zal zich voornamelijk richten op gebouwen <strong>in</strong> de utiliteitsbouw. ZowelGreenCalc+, BREEAM‐NL en GPR Gebouw zijn gericht op het beoordelen van deze doelgroep.9.1.1.3 Werk<strong>in</strong>gGreenCalc+ en GPR Gebouw zijn beiden redelijk gebruiksvriendelijk. De hoeveelheid <strong>in</strong> te voerendata verschilt per methode. Het materiaalgebruik kan voor beide methoden gedetailleerd <strong>in</strong>gevoerdworden. GreenCalc+ maakt het mogelijk om heel gedetailleerd het gebouwontwerp <strong>in</strong> te voeren.GPR Gebouw maakt de <strong>in</strong>voer, uitgezonderd het materiaalgebruik, eenvoudiger door te gebruiker telaten kiezen uit een aantal opties per onderdeel. Tevens is er de mogelijkheid om forfaita<strong>ir</strong>e waardente gebruiken.GreenCalc+ biedt de mogelijkheid om gegevens te importeren en te exporteren, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g totGPR Gebouw. Verder maakt het gebruik van een database, waarmee het materiaalgebruik kanworden <strong>in</strong>gevoerd. Op basis van het TWIN 2002 ‐model wordt de milieubelast<strong>in</strong>g ten gevolge van hetmateriaalgebruik berekend. GPR Gebouw maakt hiervoor gebruik van de LCA‐methode.11 Eco‐Quantum kan buiten beschouw<strong>in</strong>g worden gelaten, omdat deze niet meer op de markt is.66


De ontwerptoolBREEAM‐NL is geen programma, maar een beoordel<strong>in</strong>gsrichtlijn. Bewijsvoer<strong>in</strong>g is benodigd om eenbeoordel<strong>in</strong>g te geven. Aangezien de te ontwikkelen beoordel<strong>in</strong>gstool op een eenvoudige wijze deduurzaamheid van een constructief ontwerp moet kunnen beoordelen, is het gebruik vanbewijsvoer<strong>in</strong>g niet aan te bevelen.9.1.1.4 UitvoerOp basis van een constructief ontwerp wordt een benader<strong>in</strong>g gegeven van de gemiddelde jaarlijksemilieukosten van een gebouw. GreenCalc+ geeft <strong>in</strong> de uitvoer van de resultaten <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> dezemilieukosten. GPR Gebouw geeft als beoordel<strong>in</strong>g een rapportcijfer, waardoor de uitvoer nietovereenkomt met die van de tool.9.1.1.5 Kosten van de beoordel<strong>in</strong>gDe kosten van de methode zijn van <strong>in</strong>vloed op het marktbereik. Een beoordel<strong>in</strong>g met BREEAM‐NL iserg duur. De kosten een beoordel<strong>in</strong>g met GreenCalc+ of GPR Gebouw liggen niet ver uit elkaar.9.1.2 Multi Criteria Analyse van de toets<strong>in</strong>gsmethodiekenDe toets<strong>in</strong>gsmethodieken zijn beoordeeld op de volgende aspecten:1. Doel2. Onderwerp van de beoordel<strong>in</strong>g3. Werk<strong>in</strong>g4. Uitvoer5. Kosten van de beoordel<strong>in</strong>gPer onderdeel kan een score van ‐2, ‐1, 0, 1 en 2 worden behaald. Deze scores wordenvermenigvuldigd met weg<strong>in</strong>gsfactoren, welke <strong>in</strong> de tabel zijn vermeld. Omdat de kosten van demethode m<strong>in</strong>der belangrijk worden geacht <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de overige aspecten, is er gekozen omde kosten een weg<strong>in</strong>gsfactor: 1 en de overige aspecten een weg<strong>in</strong>gsfactor: 2 te geven.Toets<strong>in</strong>gsmethodieken 1 2 3 4 5GreenCalc+ 2 1 2 1 0GPR Gebouw 2 1 1 ‐1 0BREEAM‐NL ‐1 1 ‐2 ‐2 ‐1Weegfactoren 2 2 2 2 1Tabel 9.1: Beoordel<strong>in</strong>g van de toets<strong>in</strong>gsmethodiekenVermenigvuldigd met de weegfactoren, is de totaalscore als volgt:Toets<strong>in</strong>gsmethodieken 1 2 3 4 5 TotaalscoreGreenCalc+ 4 2 4 2 0 12GPR Gebouw 4 2 2 ‐2 0 6BREEAM‐NL ‐2 2 ‐4 ‐4 ‐1 ‐9Tabel 9.2: Totaalscore per toets<strong>in</strong>gsmethode9.1.3 ConclusieUit het resultaat van de MCA kan de conclusie worden getrokken dat GreenCalc+ het meest geschiktis als doelmethode. GreenCalc+ scoort goed op alle aspecten en biedt dus de beste basis voor eengoede <strong>in</strong>tegratie van de te ontwerpen tool. Op basis van deze keuze is het programma van eisen voorde te ontwerpen tool opgesteld.67


De ontwerptool9.2 Programma van eisenHet programma van eisen voor de te ontwerpen tool is opgesteld voor de volgende aspecten:‐ Werk<strong>in</strong>g‐ Invoer‐ Uitvoer‐ Uiterlijk‐ Gebruiksvriendelijkheid‐ AanpasbaarheidWerk<strong>in</strong>g:‐ De werk<strong>in</strong>g van de tool dient overeen te komen met die van GreenCalc+. Het moet mogelijkzijn om gegevens te importeren en te exporteren.‐ Het moet mogelijk zijn om een project aan te maken en daar<strong>in</strong> meerdere ontwerpen metelkaar te vergelijken.Invoer:‐ Het <strong>in</strong>voeren van de benodigde gegevens dient eenvoudig en niet tijdrovend te zijn.Uitvoer:‐ Het resultaat van de bereken<strong>in</strong>gen zijn de jaarlijkse milieulasten van een ontwerp.‐ De uitvoer dient <strong>in</strong>zicht te geven <strong>in</strong> de milieukosten. Hierbij is het belangrijk om te laten zienwaaruit de jaarlijkse milieukosten zijn opgebouwd.‐ Het programma moet <strong>in</strong> staat zijn verschillende vergelijk<strong>in</strong>gen te presenteren.Uiterlijk:‐ Het uiterlijk van het programma dient overeen te komen met het uiterlijk van GreenCalc+.Gebruiksvriendelijkheid:‐ Het programma moet eenvoudig <strong>in</strong> gebruik zijn. Dit houdt <strong>in</strong> dat er gemakkelijk tussen deverschillende vormen van <strong>in</strong>voer en uitvoer kan worden geschakeld.‐ De lay‐out van het programma moet overzichtelijk zijn.‐ Er dient een help‐file te worden ontworpen, waar<strong>in</strong> de werk<strong>in</strong>g van het programma wordtuitgelegd.Aanpasbaarheid:‐ Dit afstudeeronderzoek zal als basis dienen voor vervolgonderzoeken. Het is dan ookwaarschijnlijk dat de tool verder zal worden ontwikkeld. Om deze reden is het belangrijk datde tool gemakkelijk kan worden aangepast, ter bevorder<strong>in</strong>g van toekomstige onderzoeken.68


De ontwerptool9.3 Uitwerk<strong>in</strong>g van de ontwerptoolOp basis van het model <strong>in</strong> Figuur 7.1 en de uitwerk<strong>in</strong>g ervan <strong>in</strong> 7.4 is de ontwerptool ontwikkeld. Indeze paragraaf wordt globaal het programma en de werk<strong>in</strong>g ervan beschreven. In bijlage 3.1 wordtdaarnaast het gehele programma doorlopen en aan de hand van screenshots een duidelijkeimpressie gegeven over de werk<strong>in</strong>g en het uiterlijk. Verder wordt er aandacht besteed aan hetprogrammeerproces en de programmacode <strong>in</strong> bijlage 3.2.De ontwikkelde tool biedt de mogelijkheid om verschillende constructieve alternatieven <strong>in</strong> te voerenvoor een bepaald project. Er kan een nieuw project worden aangemaakt, met een d<strong>ir</strong>ectory op elkegewenste locatie op de harde schijf. Daarnaast kan een bestaand project worden geopend. B<strong>in</strong>neneen project kunnen constructieve ontwerpen worden toegevoegd, verwijderd en gedupliceerd. Perconstructief alternatief kan de ESL‐factor worden berekend, waarmee de verwachte levensduur vanhet gebouw kan worden bepaald. Verder kunnen de toegepaste materiaalhoeveelheden van dedraagconstructie worden <strong>in</strong>gevoerd. De ontwerptool is zo ontworpen dat de <strong>in</strong>voer van de gegevenseenvoudig is en we<strong>in</strong>ig tijd <strong>in</strong> beslag neemt.Het programma is als volgt opgebouwd:Aan de l<strong>in</strong>kerkant van het scherm bev<strong>in</strong>den zich twee tabbladen, waarmee geschakeld kan wordentussen de <strong>in</strong>voer van de benodigde gegevens en de uitvoer van de gewenste resultaten. Elk tabbladbeschikt over een boomstructuur, waar<strong>in</strong> de verschillende onderdelen van het programma zijnweergegeven. De <strong>in</strong>voergegevens respectievelijk bereken<strong>in</strong>gsresultaten van een geselecteerd itemuit de boom worden rechts <strong>in</strong> het scherm weergegeven.9.3.1 InvoerHet tabblad voor de <strong>in</strong>voer van de gegevens bevat de verschillende constructieve alternatieven. Elkaangemaakt alternatief bestaat uit de volgende onderdelen:‐ Bereken<strong>in</strong>g ESL‐factor:o Invoerblad ESL‐ Milieukosten draagconstructie:o Funder<strong>in</strong>go Kolommeno Wandeno Liggerso Vloeren – Dako Gevelo Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen9.3.1.1 Bereken<strong>in</strong>g ESL‐factorDe ESL‐factor kan op een vrij eenvoudige wijze worden berekend. Voor de verschillende factoren,welke samen de ESL‐factor bepalen, kunnen de benodigde gegevens worden <strong>in</strong>gevoerd. Vervolgensworden de factoren berekend op basis van de methoden welke bepaald zijn <strong>in</strong> hoofdstuk 0. Indien ervoor een bepaald onderdeel niets wordt <strong>in</strong>gevoerd, wordt hiervoor een factor 1,00 [‐] aangehouden.Het effect van bepaalde keuzes is meteen zichtbaar door het veranderen van de bijbehorende factoren boven<strong>in</strong> het scherm door het veranderen van de berekende ESL‐factor en daarmee de berekendeverwachte levensduur. Een voorbeeld van het <strong>in</strong>voerscherm wordt getoond <strong>in</strong> bijlage 3, Figuur 3.5.9.3.1.2 Bereken<strong>in</strong>g milieukosten draagconstructieDe <strong>in</strong>voer van de draagconstructie is opgesplitst <strong>in</strong> de verschillende onderdelen b<strong>in</strong>nen deconstructie. Hiermee blijft het overzicht behouden gedurende het <strong>in</strong>voeren van de benodigde data.In Figuur 9.1 is het <strong>in</strong>voerscherm voor de kolommen weergegeven. Voor elke onderdeel zal de<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>voerscherm hetzelfde zijn.69


De ontwerptoolAfhankelijk van de gekozen opties <strong>in</strong> type en materiaalsoort, onder <strong>in</strong> het <strong>in</strong>voerscherm, wordt debenodigde <strong>in</strong>voer aangepast. De afbeeld<strong>in</strong>g aan de rechterzijde biedt duidelijkheid gedurende de<strong>in</strong>voer van de materiaalhoeveelheden.De <strong>in</strong>gevoerde gegevens verschijnen onder<strong>in</strong> <strong>in</strong> een tabel. Deze kan naar wens worden aangepast.Rijen kunnen worden toegevoegd, verwijderd en <strong>in</strong>voergegevens kunnen worden aangepast. Ditmaakt de <strong>in</strong>voer van de gegevens gebruiksvriendelijk. De tabel zorgt ervoor dat het geheeloverzichtelijk blijft.Figuur 9.1: Invoerscherm voor het onderdeel ‘Kolommen’Indien men een profiel wil <strong>in</strong>voeren, is het mogelijk om deze uit een database te halen. Tevens is hetmogelijk om zelf een profiel <strong>in</strong> te voeren. Dit geldt ook voor de <strong>in</strong>voer van de vloeren.Ook de toe te passen materialen worden uit een database opgeroepen. Deze database issamengesteld op basis van de materialen uit de geharmoniseerde materialen database. De keuzebestaat uit ‘steenachtige’ materialen, <strong>staal</strong> en hout.De databases zijn opgebouwd <strong>in</strong> Excel‐bestanden. Deze kunnen naar wens worden aangevuld en upto‐dateworden gehouden.Opslaan van de <strong>in</strong>gevoerde gegevensB<strong>in</strong>nen de projectmap wordt per alternatief een map aangemaakt, waar<strong>in</strong> voor alle onderdelen vande <strong>in</strong>voer een tekstbestand wordt aangemaakt met de <strong>in</strong>gevoerde gegevens. Deze gegevens kunnenvervolgens worden opgeroepen en verwerkt <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de totale milieubelast<strong>in</strong>g van elkconstructief ontwerp.9.3.2 UitvoerHet tabblad voor de uitvoer bevat de resultaten van de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten. Deboomstructuur bestaat uit de volgende onderdelen:‐ Resultaten van de GreenCalc+ bereken<strong>in</strong>g‐ Resultaten per alternatief:o Overzicht van de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factoro Milieukosten van de draagconstructieo Totale milieukosten (<strong>in</strong>clusief de milieukosten, berekend met GreenCalc+)‐ Vergelijk<strong>in</strong>g van de resultaten voor de verschillende varianten70


De ontwerptool9.3.2.1 Resultaten GreenCalc+Het eerste onderdeel van de uitvoer bevat de resultaten van de bereken<strong>in</strong>g met GreenCalc+. Dezegegevens zijn opgesplitst <strong>in</strong> jaarlijkse milieukosten en de milieukosten over de gehele levenscyclusvan een gebouw, met uitzonder<strong>in</strong>g van de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> dedraagconstructie. De gegevens kunnen vanuit GreenCalc+ geëxporteerd worden naar een Excelbestand.Deze kan vervolgens geïmporteerd worden <strong>in</strong> de ontwerptool. De gegevens wordenuitgelezen uit het Excel‐bestand en vervolgens weergegeven <strong>in</strong> een tabel, zie onderstaande figuur.Figuur 9.2: Overzicht van de werk<strong>in</strong>g van de ontwerptool, met rechts een deel van de geïmporteerde data9.3.2.2 Per alternatiefOverzicht bereken<strong>in</strong>g ESL‐factorIn pr<strong>in</strong>cipe is de weergave bij de <strong>in</strong>voer voor de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor duidelijk. Voor deoverzichtelijkheid is ervoor gekozen om daarnaast een overzicht bij de uitvoer te presenteren.Milieukosten draagconstructieDe berekende milieukosten van de draagconstructie kunnen op verschillende wijzen wordengepresenteerd. De gegevens kunnen <strong>in</strong> tabelvorm worden weergegeven. Daarnaast kunnen demilieukosten van de draagconstructie worden getoond <strong>in</strong> een overzichtelijk grafiek, met de kostenper onderdeel van de draagconstructie.Op basis van de geïmporteerde milieukostenbereken<strong>in</strong>g van GreenCalc+ en de berekende verwachtelevensduur van het gebouw, worden ook de totale milieukosten en de jaarlijkse milieukosten voorhet ontwerp berekend. Ook deze kunnen <strong>in</strong> tabelvorm en <strong>in</strong> overzichtelijke grafieken wordenweergegeven. Verder is het mogelijk om de resultaten van de milieukostenbereken<strong>in</strong>g te exporterennaar een Excel‐bestand <strong>in</strong> de map van het betreffende alternatief. De resultaten zullen dan opeenzelfde wijze worden getoond als de uitvoergegevens van de <strong>in</strong> GreenCalc+ gemaaktemilieukostenbereken<strong>in</strong>g (een voorbeeld is te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 2).9.3.2.3 Vergelijk<strong>in</strong>g van de verschillende variantenDe resultaten van de milieukostenbereken<strong>in</strong>g voor de verschillende constructieve alternatievenworden hier <strong>in</strong> overzichtelijke grafieken weergegeven. De gegevens kunnen op de volgende wijzenworden weergegeven:‐ Vergelijk<strong>in</strong>g van de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie voor deverschillende ontwerpen, opgesplitst per onderdeel van de constructie‐ Vergelijk<strong>in</strong>g van de totale milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie.71


De ontwerptool‐ Vergelijk<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten voor de verschillende ontwerpen, berekend opbasis van de berekende verwachte levensduur‐ Vergelijk<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten per ontwerp, berekend met de verwachtelevensduur en de door GreenCalc+ gehanteerde levensduur, zie onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g.Figuur 9.3: Vergelijk<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten per ontwerp, berekend met de verwachte levensduur en de doorGreenCalc+ gehanteerde levensduur.9.4 Conclusie over gebruik van de toolVoordat begonnen is met de ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptool, is een programma van eisenopgesteld. Er kan geconcludeerd worden dat de tool geheel voldoet aan deze eisen.De werk<strong>in</strong>g van de tool komt redelijk overeen met die van GreenCalc+. Gegevens kunnen zowelgeïmporteerd als geëxporteerd worden. Het importeren van de milieukosten, berekend metGreenCalc+ is eenvoudig. Het exporteren maakt het mogelijk om resultaten met derden te delen.Verder is het mogelijk om projecten aan te maken met verschillende ontwerpen.De <strong>in</strong>voer is eenvoudig en niet tijdrovend, doordat de gegevens gemakkelijk kunnen worden<strong>in</strong>gevoerd, aangepast of verwijderd. Dit is gebleken uit het <strong>in</strong>voeren van de verschillendeconstructieve ontwerpen, zie hoofdstuk 10.De resultaten van de milieukosten bereken<strong>in</strong>g kunnen per alternatief zowel <strong>in</strong> tabelvorm of <strong>in</strong> eengrafiek worden getoond. Daarnaast kunnen de resultaten <strong>in</strong> absolute waarden worden getoond of <strong>in</strong>percentages. Verder kunnen verschillende totaaloverzichten worden getoond, zodat de gewenstegegevens eenvoudig uit de resultaten kunnen worden gedestilleerd.Qua uiterlijk en <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g lijkt het programma redelijk op GreenCalc+. Het navigeren tussen deverschillende onderdelen doormiddel van een boomstructuur komt overeen met de werk<strong>in</strong>g vanGreenCalc+.Bij de ontwikkel<strong>in</strong>g van de tool is reken<strong>in</strong>g gehouden met het feit dat de tool zal wordendoorontwikkeld. Het is dan belangrijk dat bepaalde aspecten gemakkelijk kunnen worden aangepast.Door de tool gebruikt maakt van verschillende databases die zijn opgebouwd <strong>in</strong> Excel, kunnen degegevens gemakkelijk worden aangevuld en up‐to‐date worden gehouden.Er is veel aandacht besteed aan de werk<strong>in</strong>g van de tool. Wanneer deze immers nietgebruiksvriendelijk is zal er maar we<strong>in</strong>ig gebruik van worden gemaakt. Dit heeft geresulteerd <strong>in</strong> eenontwerptool waarvan gesteld kan worden dat deze zeer gebruiksvriendelijk is.72


Constructieve alternatieven10 Constructieve alternatievenNaast het ontwikkelen van de ontwerptool ter beoordel<strong>in</strong>g van de duurzaamheid van eenconstructief ontwerp, is voor het toetsen gekozen om enkele constructieve alternatieven voor eenbepaald kantoorgebouw te ontwerpen. Deze constructieve alternatieven zullen met de tool wordengetoetst op duurzaamheid. Daarnaast kan hiermee de werk<strong>in</strong>g van de tool worden beoordeeld.Allereerst dient er een project en gebouw worden gekozen waarvoor de alternatieven wordenontwikkeld. Aangezien dit afstudeeronderzoek <strong>in</strong> het teken staat van duurzaamheid, is het<strong>in</strong>teressant om project te kiezen waarbij dit onderwerp als basis is genomen. Het bovengenoemde <strong>in</strong>beschouw<strong>in</strong>g genomen is er gekozen voor het volgende project: Campus Villa’s Cascade Park teAlmere 12 .10.1 Campus Villa’s Cascade Park te AlmereOm <strong>in</strong>novaties op het gebied van duurzaamheid te versnellen heeft Dura Vermeer Vastgoed beg<strong>in</strong>2008 een samenwerk<strong>in</strong>g gesloten met de Technische Universiteit Delft. Deze samenwerk<strong>in</strong>g komtvoort uit de gezamenlijke ambitie om klimaatneutraal vastgoed te realiseren, dat geenmilieubelastende erfenis voor toekomstige generaties achterlaat. Om de ontwikkelde kennis d<strong>ir</strong>ecttoe te passen is samen met de TU Delft een aantal pilotprojecten gestart. Eén van dezepilotprojecten is het plan voor drie kantoorvilla’s <strong>in</strong> Almere Poort.Het ontwikkel<strong>in</strong>gsplan voor Cascadepark Oost is erop gericht duurzaamheid <strong>in</strong> al haar facetten totuit<strong>in</strong>g te laten komen. De ambities ten aanzien van sett<strong>in</strong>g, architectuur en duurzaamheid liggen danook op een hoog niveau. Naast aandacht voor groen en functiemeng<strong>in</strong>g, zijn duurzaam gebruik vanmaterialen en energie, gebruikscomfort en bereikbaarheid belangrijke thema’s. Het Cascadeparkmoet een <strong>in</strong>sp<strong>ir</strong>erend voorbeeld worden op het gebied van duurzaamheid.Het kavel waarop de drie villa’s worden gerealiseerd, kavel K5, maakt onderdeel uit van het meestoostelijk gelegen kamer <strong>in</strong> de groene bomensl<strong>in</strong>ger van Cascadepark en heeft een oppervlakte vanongeveer 5.000 m 2 . Het plan voor de drie campusvilla’s bestaat uit ruim 6.500 m 2 kantoren met eengebouwde parkeervoorzien<strong>in</strong>g op eigen terre<strong>in</strong>.Figuur 10.1: Overzicht van het gebied en het project12 Deze keuze is gemaakt <strong>in</strong> overleg met dhr. Pim Peters. Aangezien duurzaamheid centraal staat <strong>in</strong> het project,adviseerde hij om aan dit project te werken.73


Constructieve alternatieven10.1.1 ArchitectuurIn de architectuur is gezocht naar een vertal<strong>in</strong>g van een nieuw duurzaam kantoorconcept en eenduidelijke relatie met het park. Grote glazen puien brengen het daglicht tot diep <strong>in</strong> de kantoren enmaken een optimale belev<strong>in</strong>g van de natuurlijke omgev<strong>in</strong>g mogelijk. De zeer grote houten kozijnenbevatten <strong>in</strong>dividueel te openen delen, zodat gebruikers hun b<strong>in</strong>nenklimaat kunnen regelen. Deuitstral<strong>in</strong>g van de kantoorvilla’s wordt daarnaast sterk bepaald door de houten luifels, die behalve alszonwer<strong>in</strong>g dienst doen als bordes voor gevelonderhoud. Door de gebouwen <strong>in</strong> hout uit te voerenwordt aansluit<strong>in</strong>g gezocht bij het park en krijgen de kantoren een natuurlijke uitstral<strong>in</strong>g.<strong>Duurzaam</strong>heid is dan ook alom <strong>in</strong> het <strong>in</strong>terieur en exterieur zichtbaar en keert <strong>in</strong> de paviljoens terug<strong>in</strong> vele vormen: compacte volumes, flexibiliteit <strong>in</strong> gebruik, bewust materiaalgebruik, optimaal gebruikvan daglicht en maximaal gebruikscomfort. Kortom, een <strong>in</strong>sp<strong>ir</strong>erende werkomgev<strong>in</strong>g, gericht opuiteenlopende gebruiksmogelijkheden.Figuur 10.2: Impressie uiterlijk gebouw.10.1.2 De kantoorvilla’sTwee van de drie kantoorvilla’s, Villa I en Villa III, zijn opgezet als multi‐tenant gebouw, voormeerdere gebruikers per gebouw of deelgebruik per verdiep<strong>in</strong>g. Deze multi‐tenant kantoren zijn <strong>in</strong>twee verschillende dieptematen uitgevoerd, zodat alle typen kantoorconcepten kunnen wordenondergebracht, afhankelijk van de gebruikswensen. Beide kantoren bestaan uit vier lagen. Villa II isbedoeld voor één gebruiker. Dit kantoor heeft een diepte van 16,20 m en biedt alle mogelijkhedenvoor toekomstgerichte kantoorconcepten en uiteenlopende functies. Het kantoor heeft een lengtevan 36,0 m en bestaat uit drie lagen.Bij het ontwerp van de villa’s vormt een compacte gebouwmassa het uitgangspunt, zodat eenefficiënte en energiezu<strong>in</strong>ige plattegrond ontstaat. De onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g toont een mogelijke<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van de kantoorplattegrond:Figuur 10.3: Mogelijke <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van de kantoorplattegrond74


Constructieve alternatieven10.1.3 Opzet constructieve alternatievenDe constructieve ontwerpen zullen voor Villa I worden gemaakt. De kantoorvilla heeft een lengte van39,6 m en een breedte van 14,4 m. De hoogte van het gebouw kan variëren per ontwerp.Om uite<strong>in</strong>delijk <strong>in</strong>teressante resultaten te kunnen analyseren, is ervoor gekozen om <strong>in</strong> totaal vierconstructieve ontwerpen te maken. Bij de ontwikkel<strong>in</strong>g van de constructieve alternatieven zal de,gedurende het afstudeeronderzoek, verkregen kennis over duurzaam construeren wordentoegepast. De constructieve ontwerpen zullen vervolgens worden <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> de ontwerptool.Hiermee kunnen de ontwerpen worden getoetst en vergeleken en tevens kan de werk<strong>in</strong>g van de toolworden beoordeeld.Voor de verschillende constructieve ontwerpen is gekozen voor de volgende varianten:‐ Betonnen variant‐ Staal‐beton variant‐ Houten variant‐ Staal‐beton variant, gericht op een flexibel ontwerp10.1.3.1 MateriaalkeuzeVoor de milieukostenbereken<strong>in</strong>g zijn de verschillende constructieve ontwerpen doorgerekend bijzowel een uitvoer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> standaard als een uitvoer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> duurzame materialen.De standaard materiaalkeuze betekent het toepassen van:‐ Hout, standaard bosbouw‐ Beton, zonder aanvull<strong>in</strong>g met betongranulaat‐ Staal, 37% secunda<strong>ir</strong> en 63% prima<strong>ir</strong> <strong>staal</strong> (<strong>in</strong> overeenkomst met de Nat. materialendatabase)De duurzame materiaalkeuze betekent het toepassen van:‐ Hout, duurzame bosbouw‐ Beton, waarvan 20% betongranulaat‐ Staal, 37% secunda<strong>ir</strong> en 63% prima<strong>ir</strong> <strong>staal</strong> (<strong>in</strong> overeenkomst met de Nat. materialendatabase)10.1.3.2 VloersystemenUit een onderzoek van CUR (21) naar het toepassen van beton <strong>in</strong> diverse delen van constructies, isgebleken dat de verdel<strong>in</strong>g van de betonvolumes van constructies <strong>in</strong> woon‐ en <strong>in</strong>dustriebouw als volgtis:‐ Funder<strong>in</strong>g 22%‐ Dragende wanden 4%‐ Kolommen 5%‐ Platen 59%‐ Diversen 10%Er valt wat betreft materiaalbespar<strong>in</strong>g dus een grote w<strong>in</strong>st te behalen <strong>in</strong> de keuze voor de uitvoer<strong>in</strong>gvan de vloeren.Voor de uitvoer<strong>in</strong>g <strong>in</strong> beton zijn twee verschillende vloersystemen bekeken. Het materiaalgebruikwordt door de toepass<strong>in</strong>g van deze vloeren verm<strong>in</strong>derd en daarnaast zijn de vloersystemen geschiktvoor de gewenste grote overspann<strong>in</strong>gen. De beschouwde vloersystemen zijn:‐ De kanaalplaatvloer‐ De A<strong>ir</strong>deck vloerAangezien de bovengenoemde vloersystemen <strong>in</strong>teressant zijn voor de beoordel<strong>in</strong>g van deduurzaamheid, is ervoor gekozen om het A<strong>ir</strong>deck vloersysteem toe te passen <strong>in</strong> het constructieve75


Constructieve alternatievenontwerp welke volledig is uitgevoerd <strong>in</strong> beton. De kanaalplaatvloer is als uitgangspunt genomen <strong>in</strong>het ontwerp welke is uitgevoerd <strong>in</strong> <strong>staal</strong> en beton. Voor de houten variant is gekozen voor hetLignatur vloersysteem en voor de <strong>staal</strong>‐beton variant , welke is gericht op een flexibel ontwerp, isgekozen voor het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem. De vloersystemen worden nader toegelicht bij hetdesbetreffende constructieve alternatief.10.1.4 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 1: BetonOp basis van de hieronder beschreven constructie zijn de materiaalhoeveelheden berekend. Debereken<strong>in</strong>gen voor het constructieve ontwerp zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.2. Hieronder worden kort debelangrijkste keuzes en aspecten <strong>in</strong> het ontwerp toegelicht. De <strong>in</strong> de ontwerptool <strong>in</strong>gevoerdegegevens voor de bepal<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden zijn weergegeven <strong>in</strong> bijlage 4.2.3.Zoals <strong>in</strong> 10.1.3.2 is vermeld, is het uitgangspunt voor dit ontwerp de kanaalplaatvloer. De DycoreA<strong>ir</strong>deck vloer is een breedplaatvloer, die is voorzien van betonsparende sparende elementen (verdera<strong>ir</strong>boxen genoemd). De a<strong>ir</strong>boxen worden middels een robot op de breedplaatelementen geplaatstwaar dat constructief verantwoord is, zodat <strong>in</strong> het werk m<strong>in</strong>der beton voor de constructieve druklaagbenodigd is. De vloer is daardoor lichter <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met een massieve plaatvloer, waardoor bijgelijke belast<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>der wapen<strong>in</strong>g benodigd is, danwel een grotere overspann<strong>in</strong>g kan wordengerealiseerd. Bij gebouwen met meerdereverdiep<strong>in</strong>gsvloeren kan dit tevens leiden tot eenlichtere ondersteun<strong>in</strong>gsconstructie en een lichterefunder<strong>in</strong>g.Een A<strong>ir</strong>deck‐plaatelement heeft een lengte vanmaximaal 9,0 m en is standaard 3,0 m breed.Gedurende de montage zijn de plaatelementenonderstempeld.Overzicht van enkele voordelen van het vloersysteem:‐ Bespar<strong>in</strong>g op het beton van de <strong>in</strong> het werk te storten druklaag‐ Grote vrijheid van ontwerpen en vormgeven voor architecten;‐ Lichtere draagconstructie en funder<strong>in</strong>g bij meerverdiep<strong>in</strong>gsbouw;‐ M<strong>in</strong>der wapen<strong>in</strong>g door lichtere vloer, of hogere belastbaarheid, of grotere overspann<strong>in</strong>gen;‐ Gave en vlakke onderzijde met een kle<strong>in</strong>e strakke v‐naad;‐ Snelle montage door standaardbreedte van 3000 mm;‐ Bovenwapen<strong>in</strong>g eenvoudig aan te brengen.Er is gekozen voor redelijk grote overspann<strong>in</strong>gen. Dit resulteert <strong>in</strong> een kolomstramien <strong>in</strong> delengtericht<strong>in</strong>g van 1x 7,2 m en 4x 8,1 m. Het kolomstramien <strong>in</strong> de breedtericht<strong>in</strong>g is 7,2 m. Eenprefab betonnen kern en een w<strong>in</strong>dverband <strong>in</strong> de gevel voorzien <strong>in</strong> de stabiliteit van het gebouw.VloerenDe begane grondvloer is opgebouwd uit geïsoleerde kanaalplaatvloeren. Deze kanaalplaten kunnenmaximaal 10,0 m overspannen(22). Er is gekozen voor de isolatieplaatvloer 200 met eenoverspann<strong>in</strong>g van 7,2 m.Voor de verdiep<strong>in</strong>gsvloeren en het dak is gekozen voor een A<strong>ir</strong>deck(23) vloer. Op basis van dekolomafstanden en de belast<strong>in</strong>gen, zie bijlage 4.2.1, is er gekozen voor een A<strong>ir</strong>deck vloer met eenhoogte van 390 mm, <strong>in</strong>clusief druklaag. Vervolgens is de wapen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de vloer gecontroleerd. Hettoegepaste wapen<strong>in</strong>gspercentage ligt b<strong>in</strong>nen het economische wapen<strong>in</strong>gspercentage, voor vloeren:0,30 0,7% . De controle op het ponsen van de vloer is gedaan na de bepal<strong>in</strong>g van de m<strong>in</strong>imalekolomafmet<strong>in</strong>gen.76


Constructieve alternatievenKolommenDe kolommen zijn beschouwd als aan beide zijden scharnierend. De afmet<strong>in</strong>gen van de kolommenzijn bepaald op de maatgevende kolommen <strong>in</strong> de gevel en <strong>in</strong> as‐B, zie plattegrond <strong>in</strong> bijlage 4.2.Kolom as‐B:De m<strong>in</strong>imale afmet<strong>in</strong>gen voor de maatgevende kolom <strong>in</strong> as‐B op de begane grond zijn berekend op350 x 350 mm 2 . Ter plaatse van de kolommen worden geen a<strong>ir</strong>boxen <strong>in</strong> de A<strong>ir</strong>deck vloer geplaatst,dit ter voorkom<strong>in</strong>g van het doorponsen van de vloer. De afmet<strong>in</strong>gen van de kolommen zijn bepalendbij de controle van pons van de vloer. Uit de controle blijkt dat bij de m<strong>in</strong>imale kolomafmet<strong>in</strong>gen detoelaatbaar optredende schuifspann<strong>in</strong>g wordt overschreden. De mogelijkheid om een kolomplaataan te brengen of extra wapen<strong>in</strong>g is beschouwd. Gekozen is om de kolomafmet<strong>in</strong>gen te vergrotennaar 400 x 400 mm 2 en om extra vloerwapen<strong>in</strong>g aan te brengen ter plaatse van de kolom. Dekolommen op bovenliggende verdiep<strong>in</strong>gen kunnen verjongd worden. Er is echter gekozen om deafmet<strong>in</strong>gen gelijk te houden en het wapen<strong>in</strong>gspercentage te verm<strong>in</strong>deren.Gevelkolom:De m<strong>in</strong>imale afmet<strong>in</strong>gen voor de maatgevende middenkolom op de begane grond zijn berekend op:200 x 200 mm 2 . Met het oog op brandveiligheid is er gekozen om de kolommen 300 x 300 mm 2 uit tevoeren. Uit de controle van de pons blijkt dat de optredende schuifspann<strong>in</strong>g kle<strong>in</strong>er is dan de2 2maximaal toelaatbare schuifspann<strong>in</strong>g: 0,55 N/mm 1,12 N/mm .dFunder<strong>in</strong>gDe afmet<strong>in</strong>gen voor de funder<strong>in</strong>gsbalken zijn: 350 x 650 mm 2 . Voor de oplegg<strong>in</strong>g van de kanaalplatenop de funder<strong>in</strong>gsbalk wordt de balk aan de onderkant aan beide zijdes met 100 mm verbreed. Voorde kolom‐balk aansluit<strong>in</strong>g is ter plaatse van de kolom een verbred<strong>in</strong>g benodigd. Bij de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g vande funder<strong>in</strong>gspalen met de funder<strong>in</strong>gsbalk is voldoende ruimte beschikbaar voor paalafwijk<strong>in</strong>gen(100 mm).Funder<strong>in</strong>gspalenDe lengte van de funder<strong>in</strong>gspalen is aangenomen op 15 m. Aangezien er geen grondgegevensbekend zijn, is de maximaal toelaatbare grondspann<strong>in</strong>g aangenomen op 7 N/mm 2 .In as‐B worden per kolom vier funder<strong>in</strong>gspalen 450 x 450 mm 2 toegepast. Ter plaatse van de kernzullen tevens funder<strong>in</strong>gspalen 450 x 450 mm 2 worden toegepast. Ter plaatse van de kolommen <strong>in</strong> degevel (lange zijde) kan worden volstaan met twee funder<strong>in</strong>gspalen 400 x 400 mm 2 per kolom.Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genDe kernafmet<strong>in</strong>gen zijn globaal bepaald. De prefab betonnen kern heeft een wanddikte van 250 mm.Ter voorkom<strong>in</strong>g van rotatie van de constructie is een w<strong>in</strong>dverband aangebracht <strong>in</strong> de as‐1, tussen as‐B en as‐C.Een overzicht van de constructie en enkele detailteken<strong>in</strong>gen zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.2.5.10.1.5 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 2: Beton en <strong>staal</strong>De bereken<strong>in</strong>gen voor het constructieve ontwerp zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.3. Hieronder worden kortde belangrijkste keuzes en aspecten <strong>in</strong> het ontwerp toegelicht. De <strong>in</strong> de ontwerptool <strong>in</strong>gevoerdegegevens voor de bepal<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden zijn weergegeven <strong>in</strong> bijlage 4.3.3.Zoals <strong>in</strong> 10.1.3.2 is vermeld, is het uitgangspunt voor dit ontwerp de kanaalplaatvloer. Dekanaalplaatvloer wordt veelvuldig toegepast <strong>in</strong> de utiliteitsbouw. De vloeren kunnen een groteafstand overspannen, bij een redelijk hoge belast<strong>in</strong>g en een laag eigen gewicht. Door eenvoudigeverwerkbaarheid en d<strong>ir</strong>ecte belastbaarheid is een hoog bouwtempo mogelijk. In de elementen zijn177


Constructieve alternatievenkanalen aangebracht waardoor de vloer een laag eigen gewicht heeft en <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie metvoorspann<strong>in</strong>g zijn overspann<strong>in</strong>gen tot ca. 18,00 m¹ mogelijk. Enkele voordelen van het vloersysteem:‐ Vlakke vloer met een laag eigen gewicht;‐ Vrije overspann<strong>in</strong>gen mogelijk tot 18,00 m¹;‐ Hoge toelaatbare belast<strong>in</strong>gen;‐ Gaaf en strak voegdetail.Gezien de afmet<strong>in</strong>gen van het gebouw (14,4 m breed) is ervoor gekozen om de gehele breedte teoverspannen, waarmee de kwaliteiten van de kanaalplaten worden benut. Het kolomstramien <strong>in</strong> delengte‐richt<strong>in</strong>g is vastgesteld op 5 x 7,2 m + 1 x 3,6 m. Met dit kolomstramien wordt een hoge<strong>in</strong>del<strong>in</strong>gsvrijheid gerealiseerd. Dit heeft een positief effect op de ESL‐factor. De kanaalplaten zijnopgelegd op doorgaande stalen liggers. De kolommen zijn tevens stalen profielen. Een stalen kernvoorziet <strong>in</strong> de stabiliteit.10.1.5.1 Bereken<strong>in</strong>genVloerenDe begane grondvloer is opgebouwd uit geïsoleerde kanaalplaatvloeren. Deze kanaalplaten kunnenmaximaal 10,0 m overspannen 13 . Er is gekozen voor de isolatieplaatvloer U200 met een overspann<strong>in</strong>gvan 7,2 m.Voor de verdiep<strong>in</strong>gsvloeren en het dak is, op basis van de overspann<strong>in</strong>g van 14,4 m en de werkendebelast<strong>in</strong>g, voor het type K400 gekozen. Boven zijn eigen gewicht is dit type kanaalplaatvloer <strong>in</strong> staatom bij een overspann<strong>in</strong>g van 14,4 m een gewicht van 8,0 kN/m 2 te dragen.De kanaalplaten worden opgelegd op stalen liggers. Voor de liggers is gekozen voor het typepetligger. Dit profiel is zeer geschikt voor de oplegg<strong>in</strong>g van de kanaalplaten. Een voordeel van depetligger <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met de kanaalplaten is dat de totale vloerdikte wordt beperkt. Daarnaastworden de kanaalplaten <strong>in</strong>gesloten door de stalen liggers, waardoor schijfwerk<strong>in</strong>g wordt ontwikkeld,zonder de toepass<strong>in</strong>g van een druklaag. Het materiaalgebruik wordt hierdoor verm<strong>in</strong>derd en ditheeft een positief effect op de duurzaamheid.LiggersVoor de gevelliggers op de lange zijde is het volgende profiel berekend:‐ THQ 265 x 6 – 290 x 20 – 500 x 10Dit profiel wordt tevens toegepast <strong>in</strong> de kern, daar waar de kanaalplaten zijn opgelegd.De gevelliggers op de korte zijde zijn uitgevoerd als U‐profiel met een hoogte van 400 mm. Door dezehoogte sluit het profiel goed aan op de kanaalplaten. Dit profiel is tevens toegepast <strong>in</strong> de kern.KolommenHet profiel van de kolommen is zo gekozen, dat de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen de ligger en de kolomeenvoudig kan worden gerealiseerd. Door te kiezen voor een buisprofiel met een gelijke breedte alsde koker van de petligger, is de kolom‐ligger verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g goed uitvoerbaar. Het gekozen profiel voorde kolommen is: RHS 300 x 300 x 12,5. Het is mogelijk om de kolommen te verjongen naarmate dezem<strong>in</strong>der worden belast. In dit voorontwerp is er echter voor gekozen om de kolomafmet<strong>in</strong>gen gelijk tehouden, over de gehele hoogte van de constructie.In de petligger zullen schotjes moeten worden aangebracht om de drukkracht uit de kolom van debovenliggende verdiep<strong>in</strong>g af te dragen naar de kolom van de onderliggende verdiep<strong>in</strong>g.De kolommen <strong>in</strong> de kern zijn uitgevoerd als HE300A. Hierdoor is een goede aansluit<strong>in</strong>g te realiserenmet de THQ‐liggers en met de w<strong>in</strong>dverbanden <strong>in</strong> de kern.13 http://www.vbi.nl/?pageID=100&Title=Vloeren&Productgroep=478


Constructieve alternatievenFunder<strong>in</strong>gDe funder<strong>in</strong>gsbalken <strong>in</strong> de constructie hebben de volgende afmet<strong>in</strong>gen: 300 x 600 mm 2 . Er zijn geengrondgegevens bekend, aangenomen is een benodigde paallengte van 15 m. Verder is een maximalegrondspann<strong>in</strong>g aangenomen van 7 N/mm 2 . Onder de kolommen <strong>in</strong> as‐B komt één funder<strong>in</strong>gspaalmet de afmet<strong>in</strong>gen 300 x 300 mm 2 . Onder de gevelkolommen op de lange zijde zijn driefunder<strong>in</strong>gspalen 400 x 400 mm 2 benodigd. Per kolom <strong>in</strong> de stabiliteitskern worden 2 funder<strong>in</strong>gspalen350 x 350 toegepast.Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genDe stabiliteit wordt verzorgd door een stalen kern en een w<strong>in</strong>dverband <strong>in</strong> de gevel, ter voorkom<strong>in</strong>gvan de rotatie van het gebouw.Een overzicht van de constructie en enkele detailteken<strong>in</strong>gen zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.3.5.10.1.6 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 3: HoutVoor de houten constructie is gekozen voor een Lignatur vloersysteem. Deze bestaat uit houtenkanaalplaten. Het vloersysteem is zeer <strong>in</strong>teressant met het oog op duurzame ontwikkel<strong>in</strong>g.Lignatur elementen zijn <strong>in</strong>dustrieel vervaardigde houtbouwelementen, die zich met name latentoepassen <strong>in</strong> dragende vloer en dak constructies. Met houten lamellen worden holle kanalengemaakt die toepasbaar zijn als een houten kanaalplaat. Grote overspann<strong>in</strong>gen en hoge belast<strong>in</strong>genworden daardoor met m<strong>in</strong>imale hoogte bereikt.De vloeren kunnen gelijktijdig een dragende, esthetische en geluidswerende functie vervullen.Verder zijn ook warmtewerende, akoestisch absorberend en brandwerende functies mogelijk.Enkele eigenschappen van het systeem zijn:‐ Laag eigen gewicht‐ Hoog draagvermogen‐ Lage spar<strong>in</strong>gsflexibiliteit‐ Brandwerendheid 90 m<strong>in</strong>.Figuur 10.4: Lignatur vloersysteem: houten kanaalplaatvloer.79


Constructieve alternatievenDe constructie wordt geheel <strong>in</strong> hout uitgevoerd. Er is gekozen voor het volgende kolomstramien:‐ Lengtericht<strong>in</strong>g: 1 x 3,6 m + 5 x 7,2 m‐ Breedtericht<strong>in</strong>g: 7,2 m10.1.6.1 Bereken<strong>in</strong>genDe bereken<strong>in</strong>gen voor het constructieve ontwerp zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.4. Hieronder worden kortde belangrijkste keuzes en aspecten <strong>in</strong> het ontwerp toegelicht. De <strong>in</strong> de ontwerptool <strong>in</strong>gevoerdegegevens voor de bepal<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden zijn weergegeven <strong>in</strong> bijlage 4.4.3.Vloeren en dakDe kanaalplaten overspannen 7,2 m. Op basis van de belast<strong>in</strong>g en de overspann<strong>in</strong>g is uit de tabellenvoor de Lignatur kanaalplaten gekozen voor het type LFE320. De vloer wordt voor alle bouwlagentoegepast, uitgezonderd de begane grond waar gekozen is voor een geïsoleerde betonnenkanaalplaatvloer. De houten kanaalplaten worden opgelegd op hoekliggers, die bevestigd zijn aan dehouten liggers. Hierdoor kan de vloerdikte worden beperkt.LiggersDe liggers zijn doorgaand uitgevoerd.De afmet<strong>in</strong>g van de ligger <strong>in</strong> as‐B, zie Figuur 4.6, is 220 x 700 mm 2 . De gevelliggers <strong>in</strong> as‐A en as‐C zijniets m<strong>in</strong>der belast. De gekozen afmet<strong>in</strong>g voor de liggers is 220 x 600 mm 2 . De gevelliggers op de kortezijde worden nauwelijks belast. Deze liggers zijn 220 x 320 mm 2 uitgevoerd. De hoogte is zo gekozendat deze gelijk is aan de hoogte van de verdiep<strong>in</strong>gsvloer.Aan de liggers worden hoekprofielen 100 x 100 x 10 bevestigd, waarop de houten kanaalplatenkunnen worden opgelegd.KolommenDe breedte van de kolommen is afgestemd op de breedte van de liggers, namelijk 220 mm. Ditvereenvoudigd de kolom‐ligger aansluit<strong>in</strong>g. De kolommen zijn gedimensioneerd op druksterkte en opknikstabiliteit. De kolommen zijn aan beide zijden scharnierend. De afmet<strong>in</strong>gen zijn voor allekolommen <strong>in</strong> de constructie zijn bepaald op 220 x 400 mm 2 .Funder<strong>in</strong>gDe afmet<strong>in</strong>gen voor de funder<strong>in</strong>gsbalken zijn: 300 x 600 mm 2 . Voor de oplegg<strong>in</strong>g van de houtenkanaalplaten op de funder<strong>in</strong>gsbalk wordt de balk aan de onderkant aan beide zijdes met 100 mmverbreed.Ter plaatste van de kolommen <strong>in</strong> as‐B worden 2 x 350 x 350 mm 2 funder<strong>in</strong>gspalen toegepast. Terplaatse van de gevel wordt één funder<strong>in</strong>gspaal 350 x 350 mm 2 voldoende geacht.Bij de verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g van de funder<strong>in</strong>gspalen met de funder<strong>in</strong>gsbalk is voldoende ruimte beschikbaarvoor paalafwijk<strong>in</strong>gen (100 mm).Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genHet ontwerp voor de stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen is gelijk aan die voor constructief ontwerp 2, zie bijlage4.3.2.4. De kolommen en liggers worden nu echter <strong>in</strong> hout uitgevoerd. De kolommen <strong>in</strong> de kern zijngelijk aan de overige kolommen <strong>in</strong> de constructie. Voor de liggers <strong>in</strong> de kern zijn de volgendeafmet<strong>in</strong>gen aangehouden: 220 x 320 mm 2 .Een overzicht van de constructie en enkele detailteken<strong>in</strong>gen zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.4.5.80


Constructieve alternatieven10.1.7 Uitwerk<strong>in</strong>g constructief ontwerp 4: Sliml<strong>in</strong>eDe bereken<strong>in</strong>gen en enkele teken<strong>in</strong>gen en details voor het constructieve ontwerp zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong>bijlage 4.5. Hieronder worden kort de belangrijkste keuzes en aspecten <strong>in</strong> het ontwerp toegelicht. De<strong>in</strong> de ontwerptool <strong>in</strong>gevoerde gegevens voor de bepal<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden zijnweergegeven <strong>in</strong> bijlage 4.5.3.Voor het laatste ontwerp is gekozen voor het toepassen van een zeer flexibel vloersysteem, namelijkhet Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem. Het Sliml<strong>in</strong>e‐basiselement is een betonnen plafondplaat met <strong>in</strong>gestorte<strong>staal</strong>profielen. De plafondplaat is ca. 70 mm dik en is meestal voorzien van leid<strong>in</strong>gen, waarmee hetplafond kan worden gekoeld en desgewenst verwarmd. Dankzij de dunne plaat wordt de ruimte snelgekoeld of verwarmd. Eén van de belangrijkste eigenschappen van Sliml<strong>in</strong>e is de optimalebereikbaarheid van leid<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong>stallaties via de vloer. In de praktijk is er daardoor buiten deschacht m<strong>in</strong>imaal tot geen cross‐over met horizontale leid<strong>in</strong>gen. Veranderen van de b<strong>in</strong>nenruimtewordt hierdoor aanzienlijk vereenvoudigd. Het toepassen van de Sliml<strong>in</strong>e‐vloer verhoogt deflexibiliteit van het gebouw en heeft dus een positief effect op de duurzaamheid van het gebouw.Figuur 10.5: Impressie van het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem.10.1.7.1 Bereken<strong>in</strong>genVloerenDe begane grondvloer is opgebouwd uit geïsoleerde kanaalplaatvloeren. Deze kanaalplaten kunnenmaximaal 10,0 m overspannen. Er is gekozen voor de isolatieplaatvloer U200 met een overspann<strong>in</strong>gvan 7,2 m. Voor de verdiep<strong>in</strong>gsvloeren en het dak is, op basis van de overspann<strong>in</strong>g van 7,2 m en dewerkende belast<strong>in</strong>g, gekozen voor een Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem, opgebouwd uit IPE270 profielen, dieh.o.h. 900 mm zijn geplaatst.De bevestig<strong>in</strong>g van de elementen is eenvoudig te realiseren, doormiddel van aangelaste plaatjes aande stalen liggers. De schijfwerk<strong>in</strong>g van de vloer wordt tot stand gebracht door voorzien<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> debetonnen plaat, welke op locatie aan elkaar worden gelast.Liggers en kolommenDe liggers zijn doorgaand toegepast. De afmet<strong>in</strong>gen zijn: 300 x 500 mm 2 . De kolommen zijngedimensioneerd op een brandwerendheid van 90 m<strong>in</strong>uten. De afmet<strong>in</strong>gen zijn gekozen op: 300 x300 mm 2 .Funder<strong>in</strong>gDe afmet<strong>in</strong>gen van de funder<strong>in</strong>gsbalken zijn vastgesteld op 300 x 600 mm 2 voor de funder<strong>in</strong>gsbalk <strong>in</strong>as‐B, met twee funder<strong>in</strong>gspalen 450 x 450 mm 2 per kolom en 300 x 550 mm 2 voor defunder<strong>in</strong>gsbalken <strong>in</strong> de gevel en de kern met twee funder<strong>in</strong>gspalen 350 x 350 mm 2 per kolom.Stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>genDe kernafmet<strong>in</strong>gen zijn globaal bepaald. De prefab betonnen kern heeft een wanddikte van 250 mm.Ter voorkom<strong>in</strong>g van rotatie van de constructie is een w<strong>in</strong>dverband aangebracht <strong>in</strong> de as‐1, tussen as‐B en as‐C.Een overzicht van de constructie en enkele detailteken<strong>in</strong>gen zijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> bijlage 4.5.5.81


Constructieve alternatieven10.2 Vergelijk<strong>in</strong>g van de constructieve alternatieven op duurzaamheidDe vergelijk<strong>in</strong>g van de constructieve alternatieven op duurzaamheid is gebaseerd op de jaarlijksemilieukosten. Deze zijn opgebouwd uit de jaarlijkse kosten voor het materiaalgebruik en energie‐ enwaterverbruik van het beschouwde gebouw. Voor de verschillende alternatieven zijn de jaarlijksemilieukosten voor het energie‐ en waterverbruik gelijk, aangezien de gegevens van het <strong>in</strong> GreenCalc+<strong>in</strong>gevoerde gebouw op alle vier de ontwerpen van toepass<strong>in</strong>g zijn. De verschillen <strong>in</strong> de milieukostenzijn te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie en <strong>in</strong> de berekende verwachte levensduur vande constructie.Om een goed <strong>in</strong>zicht te verkrijgen voor de vergelijk<strong>in</strong>g van de alternatieven, worden de ontwerpenop de volgende wijze beoordeeld:‐ Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie‐ Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van de jaarlijkse milieukosten <strong>in</strong> de constructie10.2.1 Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructieIn de onderstaande figuur wordt een overzicht getoond van de milieukosten <strong>in</strong> de constructie voorde vier constructieve ontwerpen bij standaard materiaalgebruik 14 , opgesplitst <strong>in</strong> de verschillendeonderdelen van de constructie:Figuur 10.6: Overzicht van de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie bij standaard materiaalgebruikDe grafiek toont een aantal opvallende gegevens.Allereerst wordt er gekeken naar de funder<strong>in</strong>g. De milieukosten voor de vier ontwerpen zijnongeveer gelijk. De houten constructie is de meest lichte constructie. Hierdoor vallen demilieukosten voor de funder<strong>in</strong>g het laagste uit.Bij het constructie onderdeel ‘Kolommen’ is een groot verschil zichtbaar <strong>in</strong> de milieukosten. Demilieukosten voor de <strong>staal</strong>‐betonconstructie zijn vele malen hoger dan bij de overige ontwerpen.In de <strong>staal</strong>‐betonconstructie bedraagt het materiaalgebruik van het <strong>staal</strong> <strong>in</strong> de kolommen ongeveereen derde van het materiaalgebruik van beton, verwerkt <strong>in</strong> de kolommen van de betonnen en‘Sliml<strong>in</strong>e’ constructie. Ten opzichte van de houten constructie is het gewicht ongeveer twee maal zogroot. De verhoud<strong>in</strong>g tussen de milieukosten [€/kg] voor <strong>staal</strong> en beton en hout zijn als volgt:‐ Staal : Beton (1,5% gewapend) = 1,0 : 0,17‐ Staal : Hout (standaard bosbouw) 15 = 1,0 : 0,5614 De constructies zijn zowel doorgerekend bij een standaard materiaalgebruik en duurzaam materiaalgebruik,zie 10.1.3.1.15 Er is gerekend met vuren hout. In de houtconstructie is gelam<strong>in</strong>eerd hout toegepast. De gegevens hiervanzijn echter nog niet <strong>in</strong> de ontwerptool beschikbaar. De milieukosten zullen <strong>in</strong> werkelijkheid dus iets hogeruitvallen.82


Constructieve alternatievenGelet op de verhoud<strong>in</strong>g van de materiaalhoeveelheden <strong>in</strong> de constructie en de verhoud<strong>in</strong>g tussen demilieukosten per kg materiaal, is het goed te verklaren dat de milieukosten voor het onderdeel‘Kolommen’ van de <strong>staal</strong>‐betonconstructie hoger uitvallen dan bij de overige ontwerpen. Hetzelfdepr<strong>in</strong>cipe geldt voor het onderdeel ‘Liggers’.Interessant zijn de milieukosten voor het onderdeel ‘Vloeren – dak’. Bij de betonconstructie is hetA<strong>ir</strong>deck vloersysteem toegepast. Hierdoor wordt het materiaalgebruik <strong>in</strong> de vloeren fl<strong>in</strong>k beperkt.Echter, <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de kanaalplaatvloer, toegepast <strong>in</strong> de <strong>staal</strong>‐betonconstructie, zijn demilieukosten iets hoger. Dit komt doordat het gewicht van de A<strong>ir</strong>deckvloer (675 kg/m 2 ) hoger is danhet gewicht van de kanaalplaten (500 kg/m 2 ). Daarnaast is de hoeveelheid wapen<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dekanaalplaatvloer aanzienlijk lager dan <strong>in</strong> de vlakke plaatvloer. Voor een goede vergelijk<strong>in</strong>g van detwee vloersystemen dienen echter de milieukosten van het onderdeel ‘Liggers’ mee te wordengenomen, aangezien de A<strong>ir</strong>deckvloer enkel door kolommen wordt gedragen. Dan blijkt dat deA<strong>ir</strong>deck‐vloer de laagste milieukosten heeft, van de twee constructies met een betonnenvloersysteem. Opvallend is dat het houten vloersysteem van Lignatur hogere milieukosten heeftt.o.v. betonnen varianten. Verder zijn de milieukosten voor de Sliml<strong>in</strong>e‐vloer het hoogst. De Sliml<strong>in</strong>evloer is opgebouwd uit een dunne betonnen schil, waar<strong>in</strong> stalen profielen zijn <strong>in</strong>gestort. Gekozen isvoor stalen IPE270 profielen, h.o.h. 900 mm. Dit leidt ertoe dat het vloersysteem een aanzienlijkehoeveelheid <strong>staal</strong> bevat, wat leidt tot hoge milieukosten.De milieukosten voor het materiaalgebruik <strong>in</strong> de gevel zijn gelijk voor alle ontwerpen, aangezien bijalle ontwerpen een niet‐dragende gevel, opgebouwd uit kalkzandsteen, <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g is gebracht.De milieukosten voor de stabiliteitsvoorzien<strong>in</strong>gen verschillen met uitzonder<strong>in</strong>g van de stalen kernwe<strong>in</strong>ig per ontwerp. Een houten kern, met stalen w<strong>in</strong>dverbanden is de meest duurzame oploss<strong>in</strong>g,gevolgd door een betonnen kern. De stalen kern is de m<strong>in</strong>st duurzame oploss<strong>in</strong>g.Totale milieukostenVoor de constructieve alternatieven zijn de milieukosten voor de verschillende onderdelen van deconstructie behandeld. De totale milieukosten van de draagconstructie zijn hieronder per alternatiefweergegeven:Figuur 10.7: Totale milieukosten van de draagconstructie, per constructief alternatief bij standaard materiaalgebruikIndien enkel de totale milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie <strong>in</strong> beschouw<strong>in</strong>gworden genomen, kan uit de bovenstaande figuur worden gelezen dat de betonnen constructie delaagste totale milieukosten heeft, gevolgd door de houten constructie en de constructie met hetSliml<strong>in</strong>e vloersysteem. De milieukosten voor de <strong>staal</strong>‐beton constructie zijn bijna een derde hogerdan de milieukosten van de ‘Sliml<strong>in</strong>e’ constructie en de houten constructie.83


Constructieve alternatievenDe totale milieukosten <strong>in</strong> de draagconstructie bij duurzaam materiaalgebruik zijn weergegeven <strong>in</strong> deonderstaande figuur. Hieruit blijkt dat niet de betonnen constructie, maar de houten constructie delaagste totale milieukosten heeft, gevolgd door de betonconstructie. De milieukosten voor deSliml<strong>in</strong>e‐constructie en de <strong>staal</strong>‐betonconstructie zijn iets lager ten opzichte van de milieukosten bijstandaard materiaalgebruik. Dit komt doordat de milieukosten van <strong>staal</strong> gelijk zijn gebleven.Figuur 10.8: Totale milieukosten van de draagconstructie, per constructief alternatief bij duurzaam materiaalgebruik10.2.2 Vergelijk<strong>in</strong>g op basis van de jaarlijkse milieukostenDe totale milieukosten voor een constructief ontwerp zijn <strong>in</strong>teressant, maar de mate duurzaamheidvan een constructie wordt bepaald aan de hand van de jaarlijkse milieukosten.Voor de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten, is per ontwerp de verwachte levensduur bepaald,zie onderstaande tabel:Constructief ontwerp Levensduur GC+ Verwachte levensduurBetonconstructie 35 jaar 86 jaarHouten constructie 35 jaar 85 jaar 16Sliml<strong>in</strong>e vloer 35 jaar 108 jaarStaal ‐ Beton 35 jaar 94 jaarTabel 10.1: Overzicht van de door GreenCalc+ gehanteerde levensduur en de berekende verwachte levensduurDe berekende verwachte levensduur voor de ontwerpen ontlopen elkaar niet veel. Dit komt doordatde ontwerpen veel overeenkomsten hebben. Het verschil tussen het <strong>staal</strong>‐beton ontwerp en dehouten en betonconstructie wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het verschil <strong>in</strong> devloeroverspann<strong>in</strong>gen, 14,4 m t.o.v. 7,2 m. Het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem is een erg flexibel systeem. Hetis gebaseerd op het <strong>in</strong>tegraal ontwerpen en de <strong>in</strong>tegratie van het leid<strong>in</strong>gwerk is een belangrijk aspectvan het vloersysteem. Het ontwerp wordt hierdoor als flexibeler gewaardeerd, resulterend <strong>in</strong> eenhoge levensduurverwacht<strong>in</strong>g van het constructieve ontwerp.In de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw is hetaspect ‘Demontabel bouwen’ niet meegenomen. Zoals <strong>in</strong> 8.4.10 is vermeld, wordt door middel vandemontabel bouwen de verwachte levensduur van de elementen en/of constructie verlengd.Afhankelijk van de uitvoer<strong>in</strong>g van de constructie en hiermee de mate van demonteerbaarheid enrecyclebaarheid, kan het meenemen van het aspect een reductie <strong>in</strong> de jaarlijkse milieukostenopleveren.16 Deze levensduur is voor houten constructie hoog. Indien de constructie echter juist is uitgevoerd en zichb<strong>in</strong>nen de schil van het gebouw bev<strong>in</strong>dt, kan de technische levensduur van een gebouw zeer hoog zijn. Bron:Helpdesk Centrum‐Hout (32).84


Constructieve alternatievenOp basis van de milieukosten, berekend met GreenCalc+, de milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik<strong>in</strong> de draagconstructie en de berekende verwachte levensduur van de constructies zijn de jaarlijksemilieukosten bepaald. De jaarlijkse milieukosten voor het energie‐ en waterverbruik zijn gelijk voorde ontwerpen 17 , <strong>in</strong> de onderstaande tabel worden de jaarlijkse milieukosten t.g.v. hetmateriaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw getoond:Figuur 10.9: Jaarlijkse milieukosten (€/jaar) t.g.v. van het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw bij standaard materiaalgebruikUit de figuur blijkt dat de betonconstructie de laagste jaarlijkse milieukosten heeft bij standaardmateriaalgebruik, gevolgd door het ontwerp met het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem. De verhoud<strong>in</strong>gen tussende jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw voor de betonconstructie en deoverige constructieve ontwerpen zijn als volgt:‐ Beton constructie : Houten constructie = 1,0 : 1,14‐ Beton constructie : Sliml<strong>in</strong>e constructie = 1,0 : 1,03‐ Beton constructie : Staal‐betonconstructie = 1,0 : 1,24Op basis van de berekende jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw kan dusgeconcludeerd worden dat de betonconstructie, bij standaard materiaalgebruik, de meest duurzameconstructie is voor het ontworpen kantoorgebouw. De constructie met het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem kanongeveer als even duurzaam worden beschouwd, gezien het kle<strong>in</strong>e verschil. De conclusie is zeeronverwacht, aangezien een houten constructie vaak als meest duurzaam wordt beschouwd.Indien wordt gekeken naar de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw bijtoepass<strong>in</strong>g van duurzame materialen, dan blijkt dat houten constructie de meest duurzameconstructie is voor het ontworpen kantoorgebouw, zie Figuur 10.10. Dit komt wel overeen met dealgemene veronderstell<strong>in</strong>g dat een houten constructie het meest duurzaam is. De verhoud<strong>in</strong>gentussen de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw voor de houtenconstructie en de overige constructieve ontwerpen zijn als volgt:‐ Houten constructie : Betonconstructie = 1,0 : 1,13‐ Houten constructie : Sliml<strong>in</strong>e constructie = 1,0 : 1,20‐ Houten constructie : Staal‐betonconstructie = 1,0 : 1,4317 Het effect van de bespar<strong>in</strong>g op milieukosten <strong>in</strong> energieverbruik en materiaalgebruik door verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g vanverdiep<strong>in</strong>gshoogte, doormiddel van het <strong>in</strong>tegreren van <strong>in</strong>stallaties <strong>in</strong> het vloersysteem, is niet doorgerekend <strong>in</strong>de bereken<strong>in</strong>g van de milieukosten. Bij gelijkblijvende hoogte resulteert het <strong>in</strong>tegreren van <strong>in</strong>stallaties envloersysteem <strong>in</strong> een hogere vrije hoogte. Dit effect is wel doorberekend <strong>in</strong> de ESL‐factor, bij de bereken<strong>in</strong>g vande factor voor de overmaat <strong>in</strong> vrije hoogte.85


Constructieve alternatievenFiguur 10.10: Jaarlijkse milieukosten (€/jaar) t.g.v. van het materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouw bij duurzaammateriaalgebruik86


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen11 Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>genIn dit hoofdstuk worden de conclusies geformuleerd die uit dit afstudeeronderzoek kunnen wordengetrokken. Aansluitend worden enkele aanbevel<strong>in</strong>gen gedaan die uit dit afstudeeronderzoekvoortvloeien.11.1 ConclusiesDe conclusies die getrokken zijn uit dit afstudeeronderzoek kunnen worden opgesplitst <strong>in</strong> devolgende onderdelen:‐ De bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor‐ De bepal<strong>in</strong>g van de milieukosten‐ De methode voor de beoordel<strong>in</strong>g op duurzaamheid‐ Beoordel<strong>in</strong>g constructieve ontwerpen‐ Bijdrage aan het ‘<strong>Duurzaam</strong> construeren’11.1.1 De bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factorDe bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor is gebaseerd op vele aannamen en uitgangspunten. Zo is het eerstebelangrijke uitgangspunt om de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor te baseren op de draagconstructie.Hiermee worden een aantal belangrijke aspecten buiten beschouw<strong>in</strong>g gehouden. De belangrijkstehiervan is de architectonische kwaliteit, zie 8.4.1. De architectuur kan een grote <strong>in</strong>vloed hebben opde levensduur van een gebouw. Echter, voor het vergelijken van constructieve ontwerpen voor eenbepaald gebouw kan dit aspect buiten beschouw<strong>in</strong>g worden gelaten omdat deze kwaliteit voor alleontwerpen nagenoeg gelijk zal zijn. Een tweede belangrijk uitgangspunt is om de <strong>in</strong>vloed van deomgev<strong>in</strong>g buiten beschouw<strong>in</strong>g te houden. Ook hier geldt dat dit mogelijk is omdat deomgev<strong>in</strong>gskwaliteit voor elk constructief ontwerp gelijk is, zie 6.2.2.De bereken<strong>in</strong>g van de factoren van de verschillende aspecten, welke <strong>in</strong>vloed uitoefenen op delevensduur van een gebouw, is ook gebaseerd op aannamen en vereenvoudigen. Deze aannamen envereenvoudigen zijn onderbouwd aan de hand van theoretische kennis en kennis uit de praktijk. Devereenvoudig<strong>in</strong>gen en aannamen hebben ervoor gezorgd dat de ESL‐factor met een redelijk beperkte<strong>in</strong>voer kan worden berekend. Dit heeft een positieve <strong>in</strong>vloed op de bruikbaarheid van deontwerptool, maar leidt tevens tot onnauwkeurigheden.Om de afwijk<strong>in</strong>g van de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor tot het m<strong>in</strong>imum te reduceren zijn deverschillende factor bereiken gekalibreerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens over zestransformatieprojecten van kantoorgebouwen. Voor dit onderzoek is dit aantal voldoende, echterzullen voor een betere onderbouw<strong>in</strong>g meerdere typen gebouwen en grotere aantallen moetenworden beschouwd. Tevens is het noodzakelijk om een studie te doen naar reeds geslooptegebouwen. Omdat <strong>in</strong> dit onderzoek gebruik is gemaakt van bestaande getransformeerdekantoorgebouwen, is er een aanname gedaan over de resterende levensduur na de transformatievan het gebouw.Afgaande op het bovenstaande, kan er gesteld worden dat de methode voor de bereken<strong>in</strong>g van deESL‐factor nog verder moet worden doorontwikkeld. Desalniettem<strong>in</strong> toont de methode aan dat hetmogelijk is om een redelijk nauwkeurige voorspell<strong>in</strong>g te doen over de levensduur van een gebouw.De gemiddelde afwijk<strong>in</strong>g van de berekende verwachte levensduur voor de beschouwdegetransformeerde kantoorgebouwen, op de uite<strong>in</strong>delijke aangenomen levensduur bedraagt slechts6%. In vergelijk<strong>in</strong>g met de standaard gehanteerde levensduur <strong>in</strong> de bestaande toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumentenis de berekende verwachte levensduur veel nauwkeuriger, voor de beschouwde gebouwen. Bij dedoor GreenCalc+ gehanteerde vaste levensduur voor kantoorgebouwen van 35 jaar is die afwijk<strong>in</strong>gmaar liefst 60%. Hoewel bij de methode dus (nu) nog een aantal kantteken<strong>in</strong>gen kunnen wordengezet, zal een beoordel<strong>in</strong>g op basis van een variabele levensduur, gebaseerd op de gebouwspecifiekekenmerken, uite<strong>in</strong>delijk resulteren <strong>in</strong> een nauwkeurigere beoordel<strong>in</strong>g van de duurzaamheid van eengebouw.87


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen11.1.2 De bepal<strong>in</strong>g van de milieukostenDe milieukosten t.g.v. van het materiaalgebruik <strong>in</strong> een gebouw zijn ongeveer als volgt verdeeld:‐ 60% t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie‐ 40% t.g.v. het overige materiaalgebruik <strong>in</strong> het gebouwHet materiaalgebruik heeft een grote <strong>in</strong>vloed op de totale milieukosten van een gebouw, zie 3.3.2.De verwacht<strong>in</strong>g is dat de milieukosten t.g.v. het energieverbruik <strong>in</strong> de toekomst zullen dalen, alsgevolg van het gebruik van duurzame energiebronnen. De <strong>in</strong>vloed van het materiaalgebruik op detotale milieukosten zal hierdoor sterk toenemen.In het geval van een constructief ontwerp is enkel het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructiebekend. Van het overige materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie is een <strong>in</strong>schatt<strong>in</strong>g benodigd.Gezien het grote aandeel van de draagconstructie op de milieukosten, is een gedetailleerdebereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie noodzakelijk voor een goededuurzaamheidbeoordel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> plaats van een globale bereken<strong>in</strong>g zoals die nu <strong>in</strong> GreenCalc+ wordtuitgevoerd.De wijze waarop de milieukosten worden bepaald <strong>in</strong> de tool, is redelijk eenvoudig. Met een beperkte<strong>in</strong>voer <strong>in</strong> GreenCalc+, gekoppeld aan een bewerkt voorbeeldgebouw, kunnen de milieukosten vooreen gebouw worden bepaald, uitgezonderd de kosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> de constructie.Deze bepal<strong>in</strong>g is een benader<strong>in</strong>g van de werkelijkheid, aangezien het ontwerp van hetvoorbeeldgebouw zal afwijken van het te beschouwen gebouw. Voor een benader<strong>in</strong>g van deonbekende 40% van de materiaal‐milieukosten is deze bereken<strong>in</strong>gswijze goed toepasbaar.Het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie kan met de tool op een eenvoudige wijze gedetailleerdworden berekend. Door de berekende milieukosten voor de draagconstructie samen te voegen metde milieukosten, berekend <strong>in</strong> GreenCalc+, zijn de totale milieukosten bepaald voor een gebouw, opbasis van het constructieve ontwerp.Doordat het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie gedetailleerd wordt berekend, zullen slimontworpen constructies met een lager materiaalgebruik beter uit de beoordel<strong>in</strong>g komen ten opzichtevan een m<strong>in</strong>der goed doordachte constructie. Dit is precies wat gewenst is. Juist <strong>in</strong> de ontwerpfasevan een gebouw dient een goede beoordel<strong>in</strong>g te worden gemaakt over de duurzaamheid van eenontwerp of de verschillende constructieve alternatieven, gezien de <strong>in</strong>vloed van de draagconstructieop de totale milieukosten.Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelde methode voor de bepal<strong>in</strong>g van de milieukosten vaneen gebouw gebruiksvriendelijk en doelgericht is. De methode waardeert slimme constructies, zodat<strong>in</strong> de ontwerpfase een goede duurzaamheidbeoordel<strong>in</strong>g kan worden gemaakt.11.1.3 De methode voor de beoordel<strong>in</strong>g op duurzaamheidDe <strong>in</strong>itiële milieukosten van een gebouw, dit zijn de kosten voor de realisatie van het gebouw,hebben een grote <strong>in</strong>vloed op de totale milieukosten van een gebouw over de gehele levensduur.Wanneer er gekeken wordt naar de jaarlijkse milieukosten, worden de realisatiekosten (en desloopkosten) gespreid over de gehele levensduur van het gebouw. Op langere termijn (veel langerdan de levensduur van een gebouw), ervan uitgaande dat na de sloop van het oorspronkelijkegebouw en nieuw gebouw zal worden gebouwd, kan dan gesteld worden dat een aantal gebouwenmet een lange levensduur leiden tot een lagere milieubelast<strong>in</strong>g dan veel meer gebouwen met eenkorte levensduur, zie ook de onderstaande illustratie.Figuur 11.1: De jaarlijkse milieukosten <strong>in</strong> geval van een lange en een korte levensduur88


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>genHieruit kan geconcludeerd worden dat het gebruik van de jaarlijkse milieukosten een beter <strong>in</strong>zicht opde duurzaamheid van een gebouw geeft, dan de bereken<strong>in</strong>g van de netto contante waarde van demilieukosten. Het beoordelen van de constructieve alternatieven op basis van de jaarlijksemilieukosten is dan ook de juiste methode.Door de berekende milieukosten van het ontwerp te comb<strong>in</strong>eren met de berekende verwachtelevensduur van het beschouwde gebouw wordt een nauwkeurigere beoordel<strong>in</strong>g gegeven over deduurzaamheid van een gebouw op basis van een constructief ontwerp, <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met debestaande toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten. De verbeterpunten op de bestaande methoden zijn:‐ Een meer gedetailleerde bereken<strong>in</strong>g van het materiaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie‐ Een betere benader<strong>in</strong>g van de levensduur van het beschouwde gebouw.De verschillen tussen de jaarlijkse milieukosten, berekend met de gehanteerde standaard voorkantoorgebouwen <strong>in</strong> GreenCalc+ en de jaarlijkse milieukosten, berekend met de berekendeverwachte levensduur zijn goed zichtbaar <strong>in</strong> de onderstaande figuur:11.2: Overzicht van de berekende jaarlijkse milieukosten, op basis van de verwachte levensduur en op basis van de doorGreenCalc+ gehanteerde levensduurstandaard, bij standaard materiaalgebruik.Daar de methode voor het berekenen van de berekende verwachte levensduur nu nog nietvoldoende ontwikkeld is, dient men te beseffen dat de bovenstaande resultaten slechts een <strong>in</strong>dicatiegeven over de milieuprestatie van de ontwerpen.Hoewel de berekende verwachte levensduur kan afwijken van de werkelijke levensduur, zijn deverschillen tussen de jaarlijkse milieukosten, berekend met de gehanteerde standaard voorkantoorgebouwen <strong>in</strong> GreenCalc+ en de jaarlijkse milieukosten, berekend met de berekendeverwachte levensduur aanzienlijk groot.Hieruit kan worden geconcludeerd dat de huidige toets<strong>in</strong>gsmethoden gebouwen niet op de juistewijze beoordelen. Voor een juiste beoordel<strong>in</strong>g van de duurzaamheid is het noodzakelijk dat delevensduur voor een gebouw wordt bepaald aan de hand van gebouwspecifieke eigenschappen.89


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen11.1.4 Beoordel<strong>in</strong>g constructieve ontwerpenIndien van de constructieve alternatieven een keuze moet worden gemaakt puur op basis vanduurzaamheid, dient men onderscheid te maken tussen constructieve ontwerpen met een uitvoer<strong>in</strong>g<strong>in</strong> standaard en duurzame materialen.Bij toepass<strong>in</strong>g van standaard materialen is de opvallende conclusie dat niet de houten constructie,maar de betonconstructie en de constructie met het Sliml<strong>in</strong>e vloersysteem het meest duurzaam zijn.De Sliml<strong>in</strong>e constructie heeft hierbij slechts 3% hogere jaarlijkse milieukosten t.g.v. hetmateriaalgebruik <strong>in</strong> de draagconstructie dan de betonconstructie.Bij toepass<strong>in</strong>g van duurzame materialen blijkt dat de houten constructie veruit het meest duurzaamis.De aspecten bouwkosten en bouwtijd zijn bij de keuze voor een bepaald constructief ontwerp deaspecten die het zwaarst wegen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g. De bouwkosten voor de betonconstructie zijnlaagst, zie bijlage 4.6. De verhoud<strong>in</strong>g tussen bouwkosten van de betonconstructie en de overigeconstructies zijn:‐ Betonconstructie : Houten constructie = 1,0 : 1,08‐ Betonconstructie : Sliml<strong>in</strong>e constructie = 1,0 : 1,11‐ Betonconstructie : Staal‐betonconstructie = 1,0 : 1,45De betonconstructie en de Sliml<strong>in</strong>e constructie zijn het meest duurzaam bij toepass<strong>in</strong>g van standaardmaterialen. De bouwkosten van de Sliml<strong>in</strong>e constructie zijn ongeveer 11% hoger dan debetonconstructie. Op basis van deze gegevens kan gesteld worden dat bij toepass<strong>in</strong>g van standaardmateriaal de betonconstructie, op basis van duurzaamheid en bouwkosten, het beste constructievealternatief is voor het ontworpen kantoorgebouw.De houten constructie is het meest duurzaam bij toepass<strong>in</strong>g van duurzame materialen. De kostenvan de houten constructie zijn echter 8% hoger dan die van de betonconstructie. Een <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>g van8% op de bouwkosten zal dus resulteren <strong>in</strong> het meest duurzame gebouwontwerp. Doordat nu zowelde gegevens betreffende duurzaamheid als een <strong>in</strong>dicatie van de bouwkosten beschikbaar zijn, kan deopdrachtgever een goede afweg<strong>in</strong>g maken <strong>in</strong> de keuze <strong>in</strong> het wel of niet <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> een duurzameconstructie.De conclusies die zijn getrokken over de duurzaamheid van verschillende constructieve ontwerpenzijn niet tijdonafhankelijk. Het is aannemelijk dat <strong>in</strong> de toekomst de resultaten zullen wijzig<strong>in</strong>gen.Deze verander<strong>in</strong>gen kunnen veroorzaakt worden door aanpass<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de milieukosten bereken<strong>in</strong>g,als gevolg van nieuwe <strong>in</strong>zichten of door ontwikkel<strong>in</strong>gen op het gebied van productieprocessen.Hierdoor is het mogelijk dat de milieukosten <strong>in</strong> €/kg materiaal <strong>staal</strong> en beton dichter tot elkaarkomen. Er zal dan dus opnieuw moeten worden beoordeeld welk constructief ontwerp het meestduurzaam is.11.1.5 Bijdrage aan het ‘<strong>Duurzaam</strong> construeren’Met de ontwikkel<strong>in</strong>g van de methode voor de beoordel<strong>in</strong>g van constructieve ontwerpen opduurzaamheid is een eerste stap gezet <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van een beoordel<strong>in</strong>g die goed doordachteconstructieve ontwerpen op juiste wijze waardeert.Momenteel is het zo dat constructieve ontwerpen hoofdzakelijk worden beoordeeld op basis van de<strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> bouwkundig en <strong>in</strong>stallatieontwerp, benodigde constructiehoogte, bouwkosten enbouwtijd. <strong>Duurzaam</strong>heid wordt hierbij veelal buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten. Een reden hiervoor is datde huidige toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten niet <strong>in</strong> staat zijn om een exacte beoordel<strong>in</strong>g te geven over deduurzaamheid van constructieve ontwerpen, omdat de milieukostenbereken<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ontwerpfase isgebaseerd op referentiegebouwen. Aangezien draagconstructies een belangrijke bijdrage kunnenleveren aan de duurzaamheid van gebouwen, de draagconstructie heeft immers een90


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gendoorslaggevende <strong>in</strong>vloed op de hoeveelheid grondstoffen die bij een gebouw per eenheid vanvloeroppervlak en tijd zijn gemoeid, is een toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strument voor de beoordel<strong>in</strong>g vanconstructieve alternatieven van groot belang voor de ontwikkel<strong>in</strong>g van het ‘<strong>Duurzaam</strong> construeren’.Met de ontwikkelde duurzaamheidbeoordel<strong>in</strong>g is het mogelijk gemaakt om een goede beoordel<strong>in</strong>g tegeven van de duurzaamheid van constructieve alternatieven. Hierdoor kan het aspect‘duurzaamheid’ mee worden genomen <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van de constructieve ontwerpen.Naast het opvullen van het gat <strong>in</strong> de markt van de toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten voor de beoordel<strong>in</strong>g vangebouwen op duurzaamheid, is <strong>in</strong> de ontwikkelde methode een belangrijke aanpass<strong>in</strong>g doorgevoerd.Deze aanpass<strong>in</strong>g heeft betrekk<strong>in</strong>g tot de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten voor een gebouw.Zoals eerder is vermeld baseren de bestaande toets<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>strumenten de jaarlijkse milieukosten opeen levensduur, welke afhankelijk van het type gebouw en gebruiksfunctie is vastgesteld.De ontwikkelde methode berekent de jaarlijkse milieukosten op basis van een variabele levensduur.Deze verwachte levensduur wordt berekend op basis van de gebouwspecifieke eigenschappen. Dewerkelijke levensduur van een gebouw wordt hierdoor beter benaderd, met als resultaat eennauwkeurige bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten.De doorgevoerde aanpass<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de jaarlijkse milieukosten heeft een positieve<strong>in</strong>vloed op het ‘<strong>Duurzaam</strong> Construeren’. Bij de huidige toets<strong>in</strong>gsmethodes is de situatie zo dat de<strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gskosten voor een flexibel gebouw geen aantoonbaar effect hebben op de milieukostenvan een gebouw, aangezien een vaste levensduur wordt gehanteerd voor een bepaald type gebouwmet een bepaalde gebruiksfunctie. Hierdoor is het voor opdrachtgevers niet aantrekkelijk om extrageld te <strong>in</strong>vesteren ten behoeve van een flexibel gebouw. De ontwikkelde methode echter, zal vooreen flexibel ontworpen gebouw een hogere verwachte levensduur berekenen dan voor eenstandaard (m<strong>in</strong>der flexibel) ontwerp. Hierdoor is het effect van de extra <strong>in</strong>vester<strong>in</strong>gskosten zichtbaar<strong>in</strong> de jaarlijkse milieukosten. Dit leidt ertoe dat het voor de opdrachtgevers <strong>in</strong>teressanter wordt omte <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> een duurzaam gebouw.Op dit moment dienen de milieukosten nog enkel als <strong>in</strong>dicatie van de duurzaamheid. Gezien dehuidige aandacht voor het onderwerp ‘duurzaamheid’ <strong>in</strong> de politiek en <strong>in</strong> de bouwpraktijk, zou eenmogelijke ontwikkel<strong>in</strong>g kunnen zijn dat milieukosten <strong>in</strong> de toekomst daadwerkelijk wordendoorgerekend <strong>in</strong> de realisatiekosten van een gebouw. Indien deze situatie zich voordient, is het vangroot belang dat het effect van de meerkosten <strong>in</strong> een ontwerp ten behoeve van de flexibiliteit vaneen gebouw, zichtbaar is <strong>in</strong> de uite<strong>in</strong>delijke jaarlijkse milieukosten. Opdrachtgevers zullen dan eerderbereid zijn om meer te <strong>in</strong>vesteren <strong>in</strong> duurzame gebouwen, met als gevolg dat het ‘<strong>Duurzaam</strong>construeren’ wordt geïmplementeerd <strong>in</strong> de bouwpraktijk.91


Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen11.2 Aanbevel<strong>in</strong>genOp basis van het afstudeeronderzoek kunnen een aantal aanbevel<strong>in</strong>gen worden gedaan.ESL‐factor bereken<strong>in</strong>gDe bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor is gebaseerd op vele aannamen en enkele uitgangspunten,onderbouwd met theoretische kennis en kennis uit de bouwpraktijk. De aannamen enuitgangspunten leiden tot onnauwkeurigheden <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de verwachte levensduur. Vooreen betere onderbouw<strong>in</strong>g van de verwachte levensduur zal de methode moeten wordendoorontwikkeld. Er zal onderzoek moeten worden gedaan naar de mogelijkheid om dearchitectonische en omgev<strong>in</strong>gskwaliteit van een gebouw mee te nemen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g. Hetmeenemen van de architectonische en omgev<strong>in</strong>gskwaliteit <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g maakt het mogelijk omconstructieve ontwerpen van verschillende gebouwen met elkaar te vergelijken. Dit biedt nieuwemogelijkheden voor het beoordelen van constructieve alternatieven. Deze kunnen dan per gebouwonderl<strong>in</strong>g worden beoordeeld en daarnaast worden beoordeeld <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met een legio aanandere constructieve ontwerpen.Verder zal er onderzoek moeten worden gedaan naar de verschillende aspecten van dedraagconstructie, welke nu worden meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>g van de ESL‐factor. Denauwkeurigheid van de bereken<strong>in</strong>g zal hierdoor toenemen, waardoor er meer waarde kan wordengehecht aan de uite<strong>in</strong>delijke resultaten, namelijk de jaarlijkse milieukosten van een constructiefontwerp.Ten behoeve van de nauwkeurigheid van de bereken<strong>in</strong>g zijn de factoren, die samen de ESL‐factorbepalen, gekalibreerd aan de hand van zes getransformeerde kantoorgebouwen. Voor dit onderzoekwordt dit als voldoende beschouwd. Echter, voor een betere onderbouw<strong>in</strong>g van de bereken<strong>in</strong>g vande verwachte levensduur is het noodzakelijk om een studie te doen naar meerdere typen gebouwenen een groter aantal gebouwen. Daarnaast is het aan te bevelen om een studie te doen naar reedsgesloopte gebouwen. Omdat <strong>in</strong> dit onderzoek gebruik is gemaakt van bestaande getransformeerdekantoorgebouwen, is er een aanname gedaan over de resterende levensduur na de transformatievan het gebouw. In het geval van gesloopte gebouwen is de exacte levensduur bekend, waardoor deaanname over de uite<strong>in</strong>delijke levensduur komt te vervallen.Demontabel bouwenZoals <strong>in</strong> 8.4.10 is vermeld, is het aspect ‘Demontabel bouwen’ niet meegenomen <strong>in</strong> de bereken<strong>in</strong>gvan de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> een gebouw. Gezien de mogelijke <strong>in</strong>vloedvan het demontabel bouwen op de jaarlijkse milieukosten t.g.v. het materiaalgebruik <strong>in</strong> deconstructie, is een onderzoek naar de verwerk<strong>in</strong>g van het aspect ‘Demontabel bouwen’ <strong>in</strong> demilieukosten bereken<strong>in</strong>g aan te bevelen.Verdere ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptoolDe ontwerptool is zo ontwikkeld dat deze resultaten uit de bereken<strong>in</strong>g van GreenCalc+ kanimporteren en verwerken <strong>in</strong> de beoordel<strong>in</strong>g van constructieve alternatieven op duurzaamheid. Voorde ontwikkel<strong>in</strong>g van de ontwerptool <strong>in</strong> de toekomst is het belangrijk de tool volledig geïntegreerdwordt en onderdeel zal uitmaken van GreenCalc+. Op dit moment is dit echter nog niet het geval. Hetis dan ook aan te bevelen om <strong>in</strong> de verdere uitwerk<strong>in</strong>g van de ontwerptool sticht<strong>in</strong>g Sureac,opdrachtgever voor de ontwikkel<strong>in</strong>g van GreenCalc+, bij de ontwikkel<strong>in</strong>g te betrekken.92


Bronvermeld<strong>in</strong>gBronvermeld<strong>in</strong>g1. Dobbelsteen, A. van den. The susta<strong>in</strong>able office. Delft : Copie Sjop, 2004.2. Brundtland, G.H. Our common future. sl : Oxford University, 1987.3. Klunder, G. Hoe milieuvriendelijk is duurzaam bouwen? De milieubelast<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gengekwantificeerd. Delft : DUP Science, 2002.4. Wikipedia. [Onl<strong>in</strong>e] 2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kyoto‐protocol.5. Wessel<strong>in</strong>k, L.G., Eerens, H. en Vis, J. Planbureau voor de Leefomgev<strong>in</strong>g. [Onl<strong>in</strong>e] 16 Januari 2008.http://www.pbl.nl/nl/publicaties/mnp/2008/Veelmeer<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gnodigomEUklimaatdoelvoor2020tebereiken.html.6. Hendriks, Ch.F. et al. Duurzame bouwmaterialen. Best : Aeneas, 1999.7. Dobbelsteen, A. van den & Alberts, K. Bouwmaterialen, milieu & gezondheid. Amsterdam : Weka,2005.8. Hendriks, Ch.F. et al. Susta<strong>in</strong>able Construction. Boxtel : Aeneas, 2001.9. Dicke, D. en Haas, E.M. Praktijkhandboek duurzaam bouwen: Dl. 1. : toepass<strong>in</strong>gen met aandachtvoor mens en milieu. Amsterdam : Weka, 2004.10. [Onl<strong>in</strong>e] VROM. http://www.vrom.nl/pag<strong>in</strong>a.html?id=44156.11. M<strong>in</strong>isterie van Volkshuisvest<strong>in</strong>g, Ruimtelijke Orden<strong>in</strong>g en Milieubeheer. [Onl<strong>in</strong>e]http://www.vrom.nl/pag<strong>in</strong>a.html?id=46170.12. Milieuprestatie <strong>in</strong>strumenten voor gebouwen bij duurzaam <strong>in</strong>kopen. Haas, E.M. 28, sl :Architectenweb Magaz<strong>in</strong>e, 2009.13. Van der L<strong>in</strong>den, K., et al. GreenCalc ‐ een calculatie‐ en communicatiemodel om milieubelast<strong>in</strong>gvan gebouwen meetbaar en vergelijkbaar te maken. [boekaut.] D. Dicke en E.M. Haas.Praktijkhandboek duurzaam bouwen. 2000.14. [Onl<strong>in</strong>e] BREEAM. www.breeam.nl.15. Hendriks, Ch.F. Susta<strong>in</strong>able Construction. Boxtel : Aeneas, 2001.16. <strong>Duurzaam</strong> Construeren. Wiltjer, Remko en Peters, Pim. Rotterdam : Cement, 2009.17. Rongen, C. Th. H. van. Veranderbaarheid en flexibiliteit van gebouwen. Delft : PublikatieburoBouwkunde, 1994.18. Brand, S. How Build<strong>in</strong>gs Learn; what happens after they're built. New York : Vik<strong>in</strong>g, 1994.19. Geraedts, Rob, Remøy, Hilde en Oudijk, Coll<strong>in</strong>. Transformatie van kantoorgebouwen.Rotterdam : Uitgeverij 010, 2007.20. Bouwresearch, Sticht<strong>in</strong>g. Flexis: Communicatie over en beoordel<strong>in</strong>g van flexibiliteit tussengebouwen en <strong>in</strong>stallaties. Rotterdam : sn, 1996.21. Onderzoekscommissie, CUR. Rationalisatie wapen<strong>in</strong>g. 1980.22. [Onl<strong>in</strong>e] VBI. www.vbi.nl.23. [Onl<strong>in</strong>e] Dycore. www.dycore.nl.24. Vambersky, J.N.J.A. en Te Boveldt, A. Ontwerpen van Gebouwen. Delft : TU Delft, 2005.25. Lowe, Doug. Java all‐<strong>in</strong>‐one desk reference for Dummies. Hoboken : Wiley Publish<strong>in</strong>g, Inc., 2005.26. [Onl<strong>in</strong>e] Grunbauer. www.grunbauer.nl.27. [Onl<strong>in</strong>e] Lignatur. http://www.lignatur.ch/produkte.html.28. Dobbelsteen, A. van den, Arets M. & Nunes R. Susta<strong>in</strong>able design of support<strong>in</strong>g structures:Optimal structural spans and component comb<strong>in</strong>ations for effective improvement of env<strong>ir</strong>onmentalperformance. 2007.29. Sarja, A. Integrated life cycle design of structures. London : Spon, 2002.30. Novem. Duurzame kantoorgebouwen: Wat leren de voorbeeldprojecten ons? Rotterdam :Stuurgroep Experimenten Volkshuisvest<strong>in</strong>g (SEV), 1999.31. Commissie, Europese. Europa NU. [Onl<strong>in</strong>e] 28 November 2008.www.parlement.com/93530000/1/j9vvh6nf08temv0/vi0ehga5n2z2?ctx=vhg4fsdbf2wn.32. Hoe milieuvriendelijk is duurzaam bouwen? De milieubelast<strong>in</strong>g van won<strong>in</strong>gen gekwantificeerd.33. [Onl<strong>in</strong>e] Centrum Hout. http://www.centrum‐hout.nl.93

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!