16.12.2012 Views

PRISMA 2009 (publicatienummer 275) - Interprovinciaal Overleg

PRISMA 2009 (publicatienummer 275) - Interprovinciaal Overleg

PRISMA 2009 (publicatienummer 275) - Interprovinciaal Overleg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong><br />

Interprovinciale Milieuprojecten


IPO-PUBLICATIENUMMER: <strong>275</strong><br />

<strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong><br />

Interprovinciale Milieuprojecten<br />

december 2008


INHOUDSOPGAVE<br />

pagina<br />

1. Inleiding 4<br />

2. Inhoud <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> 5<br />

2<br />

2.1 Criteria projectvoorstellen 5<br />

2.2 Strategische monitoring 5<br />

2.3 Thema’s en projecten<br />

2.3.1 Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie 7<br />

2.3.2 Geluid 7<br />

2.3.3 Luchtkwaliteit 7<br />

2.3.4 Biodiversiteit 7<br />

2.3.5 Bodemkwaliteit 8<br />

2.3.6 Informeren burgers 8<br />

2.3.7 Leren voor duurzame ontwikkeling 8<br />

2.3.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) 9<br />

2.3.9 Organisatie uitvoering, vergunningverlening en handhaving 9<br />

2.3.10 Europees Milieubeleid 10<br />

2.3.11 Overige projecten 10<br />

2. Uitvoering <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> 11<br />

3.1 Interprovinciale samenwerking 11<br />

3.1.1 Organisatiestructuur 11<br />

3.1.2 IPO-Adviescommissie Milieu 11<br />

3.1.3 Brede <strong>Overleg</strong>- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) 11<br />

3.1.4 Interprovinciale vakberaden milieu 12<br />

3.2 Organogram interprovinciale adviesstructuur 13<br />

3.3 IPO-medewerkers milieu 14<br />

3.4 Begroting <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> 15<br />

3.4.1 Andere geldstromen 16<br />

3.4.2 Budgetvrijval 16<br />

3.5 Verdelingsvoorstel <strong>PRISMA</strong>-budget 16<br />

3.6 Verdeling <strong>PRISMA</strong>-budget <strong>2009</strong> naar thema’s van de Meerjarenagenda 17<br />

3. Overzicht projecten 19<br />

4.1 Uitvoering klimaat- en energieakkoord 19<br />

4.2 Lichtvervuiling en donkertebescherming 21<br />

4.3 Maatregelen prioritaire gebieden in breder verband 23<br />

4.4 Gezamenlijke visie voormalige stortplaatsen 25<br />

4.5 Informatie overdracht nazorg stortplaatsen 27<br />

4.6 Risicomanagement nazorg stortplaatsen 29<br />

4.7 Second opinion nazorg voorzieningen stortplaatsen 31<br />

4.8 Gezondheid en milieu; gezamenlijke strategie 32<br />

4.9 Regie op duurzame gebiedsontwikkeling 34<br />

4.10 Omgevingsvergunning 37<br />

4.11 Transitie vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) 39<br />

4.12 Kaderstelling vergunningverlening 41<br />

4.13 Verbinding milieu met groene uitvoeringspraktijk 43<br />

4.14 Rapportage vergunningverlening en handhaving 45<br />

4.15 IMPEL (Europees netwerk milieuvergunningverleners/handhavers) 47


3<br />

4.16 Kerngroep milieuregelgeving 49<br />

4.17 Kerngroep Europees milieubeleid 51<br />

4.18 Realisatie van een effectieve monitoring 53


1. INLEIDING<br />

Op 3 oktober 2007 heeft het IPO-bestuur de ‘Meerjarenagenda <strong>Interprovinciaal</strong> <strong>Overleg</strong> 2008-<br />

2011’ vastgesteld. Hierin staan voor alle beleidsvelden de interprovinciale ambities voor de<br />

periode van vier jaar tot de nieuwe verkiezingen voor de Provinciale Staten op 2 maart 2011.<br />

Voor het beleidsveld milieu zijn doelen voor tien prioritaire thema’s benoemd. Om een doel te<br />

bereiken, kan het nodig zijn om tijdelijk een project uit te voeren. Het voorliggende<br />

programma <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> bevat de interprovinciale milieuprojecten die in <strong>2009</strong> worden<br />

uitgevoerd worden om de interprovinciale milieuambities waar te maken.<br />

De provincies hebben in de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 integrale projecten en sectorale<br />

beleidsthema’s benoemd. Voor milieu zijn dit:<br />

integrale projecten:<br />

1. Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie<br />

sectorale beleidsthema’s:<br />

2. Geluid<br />

3. Luchtkwaliteit<br />

4. Biodiversiteit<br />

5. Bodemkwaliteit<br />

6. Informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten)<br />

7. (Leren voor) duurzame ontwikkeling<br />

8. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)<br />

9. Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving<br />

10. Europees Milieubeleid<br />

Het realiseren van de ambities uit de meerjarenagenda is een verantwoordelijkheid van alle<br />

provincies. Deze samenwerking wordt geoperationaliseerd in interprovinciale projecten. De<br />

interprovinciale milieuprojecten worden jaarlijks gebundeld in een milieuprogramma:<br />

Programma IPO Strategische Milieu Agenda, ofwel <strong>PRISMA</strong>. <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> deelt de<br />

milieuprojecten in aan de hand van de genoemde tien milieuthema’s. Daarnaast is er een<br />

categorie overig voor themaoverschrijdende projecten e.d., zoals monitoring.<br />

De huidige IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 is voor milieu de opvolger van de Strategische<br />

Milieu Agenda 2005-2008 (SMA). Hoewel er geen apart document onder de titel ‘Strategische<br />

Milieu Agenda’ meer verschijnt, blijft de afkorting <strong>PRISMA</strong> uit praktische overwegingen in<br />

gebruik.<br />

4


2. INHOUD <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong><br />

<strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> bevat de interprovinciale milieuprojecten die in <strong>2009</strong> gezamenlijk worden<br />

uitgevoerd met ondersteuning van provinciale medewerkers. De financiering van deze<br />

projecten geschiedt op basis van een afzonderlijk door de provincies beschikbaar gesteld<br />

budget.<br />

<strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong> is gebaseerd op ingediende projectvoorstellen vanuit de interprovinciale<br />

milieuvakberaden. De ambtelijke Brede <strong>Overleg</strong>- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) heeft de<br />

projectvoorstellen beoordeeld. De bestuurlijke IPO-Adviescommissie Milieu heeft 4 december<br />

2008 ingestemd met de projectvoorstellen.<br />

2.1 Criteria projectvoorstellen<br />

De <strong>PRISMA</strong>-coördinator heeft de voorzitters van de interprovinciale milieuvakberaden verzocht<br />

projectvoorstellen in te dienen die recht doen aan de uitgangspunten en de ambities van het<br />

onderdeel duurzame ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011. Om recht<br />

te doen aan de uitgangspunten en ambities van de Meerjarenagenda, is afgesproken dat de<br />

projectvoorstellen rekening houden met de volgende criteria:<br />

- het project is een uitwerking van een thema, genoemd in het onderdeel duurzame<br />

ontwikkeling/milieu van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011, en levert een bijdrage aan<br />

een politiek-bestuurlijk product;<br />

- het project is noodzakelijk in verband met convenanten en andere afspraken die met<br />

derde partijen zijn gemaakt;<br />

- een in de tijd afgebakend project heeft de voorkeur boven een openeindproject, wat er in<br />

de praktijk toe moet leiden dat het project in <strong>2009</strong> is afgerond;<br />

- provincies zijn bereid op voorhand de resultaten van projecten uit te voeren;<br />

- het projectresultaat is van belang voor alle provincies; en<br />

- het gevraagde budget moet in verhouding staan tot het totaal beschikbare budget.<br />

Zonodig dient het project gefaseerd in jaren te worden uitgevoerd.<br />

Behalve op de hiervoor beschreven criteria worden de projectvoorstellen eveneens beoordeeld<br />

op de volgende aspecten:<br />

- het afstemmen van beleidsuitgangspunten. Interprovinciale samenwerking kan de<br />

provinciale inzet versterken en/of vereenvoudigen. Waar mogelijk of nodig, wordt ruimte<br />

gecreëerd voor differentiatie. Hieraan bestaat vooral behoefte bij een sterkere nadruk op<br />

het gebiedsgerichte beleid;<br />

- het afstemmen van methodieken. Door vergelijkbare problemen zoveel mogelijk op een<br />

vergelijkbare manier aan te pakken, kunnen provincies optimaal van elkaars ervaringen<br />

gebruikmaken en zijn zij voor derden een herkenbare gesprekspartner;<br />

- het afstemmen van programmering. Waar mogelijk en wenselijk worden<br />

uitvoeringstrajecten gelijktijdig begonnen, afgerond of geëvalueerd; en<br />

- het gezamenlijk uitvoeren van concrete projecten of processen. Hiermee wordt belangrijke<br />

winst in termen van doelmatigheid behaald, terwijl tevens het draagvlak wordt vergroot.<br />

2.2. Strategische monitoring<br />

In 2007 is een begin gemaakt met het onderbrengen van de <strong>PRISMA</strong>-projecten in de IPO-<br />

Strategische Monitoring. Dit zal ook voor de <strong>PRISMA</strong>-projecten <strong>2009</strong> gelden. Het systeem is<br />

zodanig opgezet dat het een minimale claim legt op de tijdinzet van projecttrekkers.<br />

Omdat de ervaring leert dat complexe monitoringsystemen geen lang leven hebben, is de<br />

Strategische Monitoring eenvoudig opgezet. De methode gaat ervan uit dat elk <strong>PRISMA</strong>-project<br />

zelf de gegevens genereert die in de Strategische Monitor worden opgenomen. Het is de<br />

bedoeling in alle <strong>PRISMA</strong>-projecten een monitoringmodule in te bouwen. Deze module omvat:<br />

5


1. een stappenplan om de voortgang van het project te meten;<br />

2. het gewenste (maatschappelijke) doel van het project; en<br />

3. de manier waarop de doelbereiking in het project wordt gemeten.<br />

De module vormt een integraal onderdeel van de projectopzet. De eventuele kosten maken<br />

onderdeel uit van het projectbudget. Voordeel is dat daarmee de beschikbaarheid van<br />

monitoringgegevens is gewaarborgd. Een ander voordeel is dat al tijdens de opzet van een<br />

project wordt nagedacht over het gewenste (maatschappelijke) resultaat en over de wijze<br />

waarop dit wordt gemeten.<br />

Deze criteria staan echter niet garant voor een succesvolle uitvoering van de projecten. De<br />

uitvoering van het programma staat of valt met voldoende deskundige personele inzet vanuit<br />

de provinciehuizen in de personen van projectleiders en leden van projectgroepen. In het<br />

kader van een doelmatige inzet van provinciale medewerkers in interprovinciale projecten,<br />

dient zo veel mogelijk te worden geopereerd door een kleine projectgroep (drie of vier<br />

provinciale medewerkers). Deze projectgroepen koppelen regelmatig terug naar de<br />

vakberaden waaronder het project valt. De projectgroep is verantwoordelijk voor de<br />

inhoudelijke opzet van het project en de begeleiding van een extern adviesbureau. Ook dient<br />

de projectgroep een breed draagvlak voor het uiteindelijke resultaat te organiseren. In dit<br />

verband is het noodzakelijk dat de projectgroep (al dan niet in overleg met het desbetreffende<br />

vakberaad en de BOAG Milieu) een adequate politiek-bestuurlijke oriëntatie bezit. Tot slot is<br />

een regelmatig contact met het IPO-secretariaat van belang.<br />

2.3 Thema’s en projecten<br />

De projecten in dit programma zijn geclusterd rondom de thema’s van de IPO-<br />

Meerjarenagenda 2008-2011. In de projectbeschrijving is opgenomen onder welk vakberaad<br />

het project valt. Hieronder wordt per thema ingegaan op wat het betreffende onderwerp in<br />

<strong>2009</strong> probeert te bereiken. Kort wordt aangegeven waarop in <strong>2009</strong> wordt ingezet en welke<br />

projecten worden uitgevoerd om het gestelde doel te bereiken.<br />

2.3.1 Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie<br />

Het klimaat verandert. De gevolgen zijn nu al merkbaar voor de veiligheid, het leefklimaat, de<br />

biodiversiteit en de economie. De veranderingen zetten door. Aanpassen aan<br />

klimaatverandering is geboden, ook voor de (gezamenlijke) provincies. Het IPO richt de<br />

gezamenlijke activiteiten zowel op adaptatie (aanpassing van de ruimtelijke ontwikkeling aan<br />

de verwachte effecten) als op mitigatie (minder uitstoot van stoffen die verantwoordelijk zijn<br />

voor klimaatverandering). Wij zetten in op ‘Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie’.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Coördineren van de uitvoering van het Energie- en Klimaatakkoord dat de provincies en het<br />

IPO op 14 januari <strong>2009</strong> hebben gesloten met het rijk. De uitvoering wordt afgestemd op de<br />

plannen van de gemeenten (VNG) en de waterschappen (UvW);<br />

− Samen met rijk, VNG en UvW de Agenda Adaptatie Ruimte en Klimaat (agenda ARK)<br />

opstellen, waarin de belangrijke projecten voor de ruimtelijke aanpassingen van Nederland<br />

aan een veranderend klimaat voor <strong>2009</strong>-2011 zijn opgenomen. Coördineren van de<br />

uitvoering van het provinciale aandeel in deze agenda;<br />

− Om kennis en ervaring te delen en te verspreiden wordt voor de provincies rond de<br />

zogenoemde koploperprojecten energie en impulsprojecten adaptatie een lerende<br />

organisatie opgezet;<br />

− Opzetten van een interprovinciaal samenwerkingsproject klimaat en energie;<br />

− Samen met de kennisprogramma’s Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat<br />

ontwikkelen van een ondersteunend digitaal geografisch instrument voor de<br />

beleidsontwikkeling over klimaatadaptatie;<br />

− Beïnvloeding van Europese klimaat- en energiedossiers op belangrijke punten voor<br />

provinciaal beleid. In <strong>2009</strong> betreft dit met name het witboek Klimaat, de tweede<br />

strategische herziening van het energiebeleid en de Roadmap duurzame energie en<br />

biobrandstoffen.<br />

6


De voor <strong>2009</strong> ingediende projecten zijn:<br />

– Robuust energiebeleid <strong>2009</strong>; en<br />

– Lichtvervuiling en donkertebescherming.<br />

2.3.2 Geluid<br />

Voor een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving krijgt het terugdringen van<br />

geluidsoverlast meer bestuurlijke aandacht. De Wet geluidhinder moet worden vereenvoudigd<br />

en de rechtsbescherming van de burger en de uitvoeringsgerichtheid en de handhaafbaarheid<br />

moeten worden vergroot. De geraamde kosten bedragen 700 miljoen euro over een periode<br />

van tien jaar. De inzet is hiervoor financiering te vinden.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

7<br />

− Beïnvloeden van het wetsvoorstel over geluid (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw<br />

Geluidbeleid; SWUNG) en het verkennen en voorbereiden van de uitvoering, met als<br />

randvoorwaarde dat het rijk voldoende financiële middelen biedt om het handhavinggat te<br />

dichten.<br />

Het ingediende project is:<br />

− Voor het thema geluid is voor <strong>2009</strong> geen nieuw project ingediend. De projecten uit 2008<br />

lopen door en worden afgerond in <strong>2009</strong>:<br />

− Evaluatie provinciale geluidbelastingkaarten en actieplannen<br />

− Beleidsanalyse provinciale geluidbelastingkaarten en actieplannen<br />

2.3.3 Luchtkwaliteit<br />

Verbetering van de luchtkwaliteit is noodzakelijk, mede in het belang van de gezondheid en de<br />

voortgang van bouwactiviteiten. Maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden<br />

uitgevoerd, opdat in heel Nederland aan de normen wordt voldaan. De milieudoelen voor<br />

luchtkwaliteit, klimaat, energie en geluid worden geïntegreerd aangepakt. In Europees verband<br />

komt een werkbare nieuwe NEC-richtlijn (National Emission Ceilings, Nationale Emissie<br />

Plafonds) tot stand, die is afgestemd met het beleid op het gebied van klimaat en energie.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− De provinciale belangen behartigen bij het implementeren van de nieuwe Europese richtlijn<br />

Luchtkwaliteit in nationale wetgeving;<br />

− Inbreng leveren bij het actualiseren en definitief maken van het Nationale<br />

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit nadat begin <strong>2009</strong> de Europese Commissie<br />

hopelijk aan Nederland toestemming verleent om van de vastgestelde norm af te wijken;<br />

− Lobbyen voor gunstige nationale emissieplafonds voor de stoffen ammoniak,<br />

zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en fijn stof PM2,5 bij de<br />

herziening van de Europese NEC-Richtlijn. Het ontwerp verschijnt naar verwachting begin<br />

<strong>2009</strong>.<br />

De voor <strong>2009</strong> ingediende projecten zijn:<br />

− Voor het thema luchtkwaliteit is voor <strong>2009</strong> geen nieuw project ingediend.<br />

2.3.4 Biodiversiteit<br />

Goede randvoorwaarden voor biodiversiteit zijn te bereiken door een samenhangende<br />

uitvoering van de agenda’s voor het omgevingsbeleid. Het milieu moet voldoen aan de normen<br />

voor bodem, water en lucht. De meest bedreigende milieufactoren stikstof, mest en verdroging<br />

moeten worden aangepakt via de belangrijkste verontreinigingbronnen: landbouw, verkeer en<br />

industrie.


In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Kennis en ervaringen uitwisselen over provinciaal biodiversiteitbeleid in relatie tot milieu;<br />

− Formuleren van interprovinciale doelstellingen voor biodiversiteit.<br />

Het voor <strong>2009</strong> ingediende project is:<br />

8<br />

− het bij het thema ‘Ruimte voor Klimaat en Duurzame Energie’ genoemde project<br />

‘Lichtvervuiling en donkertebescherming’, heeft tevens een relatie met het thema<br />

Biodiversiteit.<br />

2.3.5 Bodemkwaliteit<br />

De Nederlandse bodem moet duurzaam worden gebruikt. Als de bodemkwaliteit onvoldoende<br />

is, moet de grond worden beheerd of schoongemaakt (gesaneerd).<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Ondersteunen bij en coördineren van de provinciale inbreng bij het opstellen en uitwerken<br />

van een te sluiten convenant over duurzaam gebruik van de ondergrond, aanpak van<br />

grootschalige grondwaterverontreinigingen en inventarisatie en aanpak spoedlocaties;<br />

− Komen tot actualisering van de budgetverdeling bodemsanering die recht doet aan de<br />

provinciale opgave om verontreinigingen aan te pakken met een risico voor de mens,<br />

ecosystemen en/of verspreiding via het grondwater en die voldoende ruimte laat voor<br />

gewenste ontwikkelingen die nu worden verhinderd door de aanwezigheid van<br />

bodemverontreiniging.<br />

De voor <strong>2009</strong> ingediende projecten zijn:<br />

− Maatregelen prioritaire gebieden in breder verband;<br />

− Gezamenlijke visie voormalige stortplaatsen;<br />

− Onderhoud website nazorg stortplaatsen;<br />

− Second opinions nazorg stortplaatsen;<br />

− Risicomanagement nazorg stortplaatsen.<br />

2.3.6 Informeren burgers<br />

De provinciale risicokaart en het project Gezondheid en Milieu via internet maken de risico- en<br />

milieu-informatie aan burgers beter toegankelijk en inzichtelijk.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Participatie in het rijksproject ‘Atlas van de Leefomgeving’ waarbij gebruik wordt gemaakt<br />

van de gezondheidsgegevens uit het <strong>PRISMA</strong>-project Gezondheid en Milieu. Doel is om<br />

risico- en milieu-informatie via internet beter toegankelijk te maken voor burgers;<br />

Het voor <strong>2009</strong> ingediende project is:<br />

− Gezondheid en Milieu, gezamenlijke strategie.<br />

2.3.7 (Leren voor) duurzame ontwikkeling<br />

Het doel van ‘Leren voor duurzame ontwikkeling’ is maatschappelijke innovatie en een op<br />

duurzaamheid gerichte samenleving.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Participeren in de Stuurgroep Leren voor duurzame ontwikkeling (LvDO).


Het voor <strong>2009</strong> ingediende project is:<br />

9<br />

− Regie op duurzame gebiedsontwikkeling.<br />

2.3.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)<br />

Het doel van het Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht is het realiseren van een<br />

voor burgers en bedrijven laagdrempelig vergunningenstelsel, onder handhaving van het<br />

beschermingsniveau. De omgevingsvergunning moet leiden tot een transparante<br />

overheidsorganisatie, die zorgt voor snelle en doeltreffende procedures. De provincies bereiden<br />

zich voor, op dat zij de Wabo per 1 januari 2010 kunnen invoeren. Er worden afspraken<br />

gemaakt over adequate ICT-voorzieningen en compensatie van de gestegen bestuurslasten.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Het inbrengen en uitdragen van de strategische visie IPO/VNG/VROM/UvW in overleggen<br />

met rijk, gemeenten en waterschappen en maatschappelijke koepelorganisaties op<br />

kwaliteit en organisatie;<br />

− Het beïnvloeden van de ontwikkeling van rijksbeleid voor de invoering van de Wabo, zoals<br />

legesontwikkeling, gebruik ICT, invulling adviesrol departementen, kwaliteitsafspraken,<br />

enz., en het bieden van een platform voor de provinciale projectleiders die zijn belast met<br />

de uitvoering;<br />

− Ontwikkelen van een gezamenlijke monitor kostenontwikkeling bestuurslasten toezicht en<br />

handhaving, met VROM, VNG en UvW;<br />

− Visieontwikkeling en organiseren van uitwisseling van kennis en ervaring tussen provincies<br />

over uitvoering en vertaling van de strategische visie naar de provinciale organisaties;<br />

− Visieontwikkeling en beïnvloeding ontwikkeling bevoegdheidsverdeling IPO/VNG/rijk<br />

Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (IVB).<br />

Het voor <strong>2009</strong> ingediende project is:<br />

− Omgevingsvergunning.<br />

2.3.9 Organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving<br />

De provincies streven bij vergunningverlening, toezicht en handhaving naar een doelmatige<br />

overheid die transparant opereert, voor een goede dienstverlening zorgt en naar lagere kosten<br />

voor burger en bedrijfsleven streeft.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Visieontwikkeling en rijksbeleidbeïnvloeding ten aanzien van integrale vergunningverlening<br />

en handhaving door vereenvoudiging en aanpassing van de VROM-regelgeving;<br />

− Werken aan kwaliteitsverbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving;<br />

− Visieontwikkeling, uitwerking en uitvoering van de adviezen van de Commissies Mans,<br />

Oosting, d’Hondt en Lodders inzake vergunningverlening, toezicht en handhaving op het<br />

fysieke terrein;<br />

− Milieuvergunningen voor grote bedrijven moeten voldoen aan de in 2008 door de Europese<br />

Commissie vast te stellen herziene richtlijn voor industriële emissies (IPPC). Provincies<br />

moeten bepalen hoe ze met de referentiedocumenten over best beschikbare technieken<br />

(BREF’s) omgaan, en zijn betrokken bij de vertaling van IPPC in nationale wetgeving. Op<br />

basis van de ontwerp-EU-richtlijn over Industriële Emissies (IPPC) en het daarover<br />

uitgebrachte position paper van IPO-VNG, in Europa lobbyen voor werkbare regels.<br />

Bevorderen dat het rijk op een adequate wijze aan de EU rapporteert over de uitvoering<br />

van de huidige IPPC-richtlijn, zodanig dat recht wordt gedaan aan de provinciale inspanning<br />

om de IPPC-doelen te halen. Milieuvergunningen voor grote bedrijven moeten voldoen aan<br />

de in 2008 door de Europese Commissie vast te stellen herziene richtlijn industriële<br />

emissies. Provincies moeten, in overleg met VROM, een grotere rol spelen in het opstellen


van de referentiedocumenten over best beschikbare technieken (BREF’s), en zijn betrokken<br />

bij de vertaling van IPPC in nationale wetgeving;<br />

− Beïnvloeden ontwikkeling nieuwe VROM-Inspectie en rapportages;<br />

− Participeren en coördineren van de provinciale inbreng in het Transitieprogramma van<br />

VROM over:<br />

• doorlichting interbestuurlijk toezicht en eventueel opstellen proactieve kaders;<br />

• bevoegdheidsverdeling rijk, provincies, gemeenten;<br />

• voorbereiding en uitvoering kwaliteitsvoorstellen;<br />

• opzet landelijke informatie-infrastructuur;<br />

• horizontale verantwoording;<br />

• overdracht interbestuurlijk toezicht en ontwikkelen nieuwe beleidskaders en<br />

aanpassing VROM- regelgeving t.a.v. interbestuurlijk toezicht;<br />

− Er wordt ingespeeld op de beleidsontwikkelingen bij externe veiligheid.<br />

De voor <strong>2009</strong> ingediende projecten zijn:<br />

− Transitie vergunningverlening, toezicht en handhaving;<br />

− Kaderstelling vergunningverlening;<br />

− Verbinding milieu met groene uitvoeringspraktijk;<br />

− Rapportage vergunningverlening en handhaving;<br />

− IMPEL (Europees netwerk voor milieuvergunningverleners en –handhavers).<br />

2.3.10 Europees Milieubeleid<br />

Het IPO wil structurele betrokkenheid bij de Europese onderhandelingen over het Europese<br />

milieubeleid door Nederland.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

− Beïnvloeden van het tot stand komen van regelgeving die een hoog beschermingsniveau<br />

koppelt aan voor de provincies werkbare uitvoering;<br />

− Deze beïnvloeding organiseren en daartoe participeren in de Kerngroep Europees<br />

Milieubeleid en de Kerngroep Milieu Regelgeving en waar nodig in de specifieke<br />

beïnvloeding op de geselecteerde voor de provincies belangrijke dossiers;<br />

− Bijdragen aan een goede informatievoorziening op dit terrein.<br />

De voor <strong>2009</strong> ingediende projecten zijn:<br />

– Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR);<br />

– Kerngroep Europees Milieubeleid (KEM).<br />

2.3.11 Overige projecten<br />

Er zijn ook meer procesmatig gerichte projecten gedefinieerd, die niet onder een inhoudelijk<br />

thema te scharen zijn, maar alle thema’s raken.<br />

In <strong>2009</strong> richt de aandacht zich op:<br />

– Het vergroten van de zichtbaarheid van de provincies als presterend middenbestuur. Het<br />

doel is om te komen tot een meer efficiënte, effectieve en onderling afgestemde<br />

monitoring en informatievoorziening en een doelmatiger gebruik van monitoringdata voor<br />

provinciaal beleid op het terrein van milieu, water, landelijk gebied, natuur en ruimtelijke<br />

ontwikkeling.<br />

Het voor <strong>2009</strong> ingediende project is:<br />

– Realisatie van een doelmatige monitoring.<br />

10


3. UITVOERING <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong><br />

3.1 Interprovinciale samenwerking<br />

De provincies werken in interprovinciaal verband al ruim achttien jaar intensief samen aan de<br />

uitvoering van het milieubeleid. Tot 2004 gebeurde dat in de vorm van een Interprovinciale<br />

Projectorganisatie Milieu (IPM). In 2004 is de formatie toegevoegd aan de IPO-kernfunctie<br />

platform en belangenbehartiging, om meer synergie te bereiken tussen beleidsvoorbereiding in<br />

IPO-verband en beleidsontwikkeling binnen de provinciehuizen.<br />

De algemeen directeur van het IPO heeft toegezegd de oorspronkelijke formatie geoormerkt in<br />

te zetten voor de begeleiding van de milieuprojecten waartoe in interprovinciaal verband wordt<br />

besloten. De bestuurlijke IPO-Adviescommissie Milieu stelt dit interprovinciale programma<br />

(<strong>PRISMA</strong>) jaarlijks vast. De financiering geschiedt via de kassiersfunctie van het IPO.<br />

3.1.1 Organisatiestructuur<br />

Een goed functionerende organisatie- en adviesstructuur is voor het IPO onmisbaar. Bij de<br />

vormgeving van het IPO is gekozen voor een klein secretariaat, dat geen ‘zelfstandige kracht’<br />

mag en kan zijn en dat een nauwe relatie met de provincies onderhoudt.<br />

In het <strong>PRISMA</strong>-programma zijn ambtelijke gremia actief die een sturende en adviserende rol<br />

hebben, te weten de interprovinciale milieuvakberaden en de BOAG Milieu. Een goede<br />

werkrelatie tussen deze gremia is onontbeerlijk, gezien de specifieke deskundigheid van de<br />

vakberaden die mede van belang is voor de taken van de BOAG Milieu. De BOAG Milieu zorgt<br />

daarom voor een goede link/werkrelatie door personele unies met de interprovinciale<br />

vakberaden. Zo is het de intentie om ieder vakberaad door de voorzitter of een lid in de BOAG<br />

Milieu vertegenwoordigd te hebben. Op deze wijze blijft een verbinding in stand tussen IPOactiviteiten<br />

en interprovinciale activiteiten.<br />

De IPO-adviseurs ondersteunen procesmatig de IPO-Adviescommissie Milieu, de BOAG Milieu<br />

en de interprovinciale vakberaden.<br />

3.1.2 IPO-Adviescommissie Milieu<br />

De gedeputeerden milieu van de twaalf provincies vormen de IPO-Adviescommissie Milieu.<br />

Deze adviescommissie stelt de jaarprogramma’s <strong>PRISMA</strong> met de voorstellen voor de<br />

interprovinciale milieuprojecten en het budgetverdelingsvoorstel vast. De Adviescommissie<br />

stelt ook de jaarverslagen <strong>PRISMA</strong> vast.<br />

De diverse milieuthema’s zijn verdeeld over de twaalf gedeputeerden. Voorheen werd ook per<br />

<strong>PRISMA</strong>-project aangegeven wie de bestuurlijk verantwoordelijke gedeputeerden voor een<br />

project waren. Vanaf <strong>2009</strong> is afgezien van het vooraf per project benoemen van de bestuurlijk<br />

verantwoordelijke gedeputeerden. De bestuurlijke trekkers voor een milieuthema zijn impliciet<br />

ook verantwoordelijk voor de onder het milieuthema vallende milieuprojecten. Als er in een<br />

project behoefte aan is om een bestuurlijke knoop door te hakken, of een projectresultaat<br />

ceremonieel aan te bieden, dan kunnen projectleiders terugvallen op de lijst bestuurlijke<br />

trekkers. Deze lijst, die de Adviescommissie medio 2007 heeft vastgesteld, geeft per<br />

milieuthema aan welk lid van de Adviescommissie waarvoor bestuurlijke trekker is.<br />

3.1.3 Brede <strong>Overleg</strong>- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu)<br />

Op 21 december 2000 heeft het algemeen bestuur van het IPO ingestemd met de instelling<br />

van Brede <strong>Overleg</strong>- en Adviesgroepen. Deze BOAG’s zijn het ambtelijk voorportaal voor de<br />

advisering naar de bestuurlijke Adviescommissies. Zij moeten zorgen voor transparantie<br />

(eenduidige structuur), draagvlak (goede uitwisseling en wisselwerking tussen het IPO en de<br />

provincies), deskundigheid (kwalitatief goede advisering) en aansluiting bij prioritaire<br />

beleidsthema’s (aansluiten bij het IPO-jaarplan). De basis voor de activiteiten van de BOAG’s is<br />

het IPO-jaarplan. Op grond hiervan maken de voorzitter van de BOAG en de algemeen<br />

directeur van het IPO afspraken over de inzet van de groep in het betreffende jaar.<br />

11


De BOAG’s zijn daarnaast een belangrijk voorportaal in de voorbereidingen van de bestuurlijke<br />

Adviescommissie en daarmee van het IPO-bestuur. Alleen de BOAG’s maken deel uit van de<br />

IPO-adviesstructuur. Alle andere interprovinciale overleggen behoren niet tot de formele<br />

adviesstructuur van het IPO.<br />

De taken van de BOAG Milieu voor de planning en control van het <strong>PRISMA</strong>-programma zijn als<br />

volgt te definiëren:<br />

– Selecteren van <strong>PRISMA</strong>-projecten op basis van vastgestelde kaders en criteria;<br />

– Toedelen van de budgetten aan de <strong>PRISMA</strong>-projecten;<br />

– Aanwijzen van trekkers voor de projecten en het vrijmaken van menskracht voor de<br />

invulling van de projectgroepen die met de projecten bezig zijn;<br />

– Beoordelen van het <strong>PRISMA</strong>-programma en hierover adviseren aan de IPO-<br />

Adviescommissie;<br />

– Beoordelen van en eventueel instemmen met de kwartaalrapportages;<br />

– Beoordelen van de jaarrekening en hierover adviseren aan de IPO-Adviescommissie Milieu;<br />

– Adviseren over verzoeken om extra budget gedurende het lopende boekjaar;<br />

– Adviseren over nieuwe projecten die gedurende het jaar opkomen;<br />

– Oordelen over alle andere niet te voorziene financiële, beleidsinhoudelijke en<br />

organisatorische aspecten die voortvloeien uit het <strong>PRISMA</strong>-programma.<br />

Een andere taak van de BOAG Milieu is het instellen en het opheffen van vakberaden en het<br />

beoordelen van de jaarplannen van deze gremia.<br />

3.1.4 Interprovinciale vakberaden milieu<br />

<strong>Interprovinciaal</strong> zijn op het beleidsterrein milieu vier vakberaden ingesteld. Deze vakberaden<br />

hebben een platformfunctie, begeleiden interprovinciale trajecten en zijn eindverantwoordelijk<br />

voor de totstandkoming van de interprovinciale projecten die vallen onder het <strong>PRISMA</strong>programma.<br />

Daarnaast begeleiden de vakberaden de bestuurders in interprovinciale<br />

vertegenwoordigingen.<br />

Bij de totstandkoming van de vakberaden is gezocht naar clustering van onderwerpen die met<br />

elkaar samenhangen. Het betreft de volgende interprovinciale vakberaden:<br />

1. Bedrijven en milieu. Werkterrein o.a. emissieregistratie, duurzaam ondernemen,<br />

vergunningverlening en handhaving, coördinatie industrie, energie, veiligheid,<br />

bedrijfsafval, gevaarlijk afval en stortplaatsen;<br />

2. Stedelijk gebied en milieu. Werkterrein o.a. lucht, geur, geluid, gevaar, hinder, duurzame<br />

bedrijventerreinen, mobiliteit, gezondheid en milieu;<br />

3. Bodem (ook wel genoemd Bodemontwikkelgroep; BOOG). Werkterrein o.a.<br />

bodembescherming, bodemsanering, actief bodembeheer, gasfabriekterreinen; en<br />

4. Monitoring. Werkterrein monitoring.<br />

De provincie die de voorzitter van het vakberaad levert, verzorgt de secretariële ondersteuning<br />

van de vakberaden.<br />

Het opgeheven vakberaad Landelijk Gebied en Milieu had als werkterrein o.a. gebiedenbeleid,<br />

ammoniak, stiltegebieden, biologische landbouw en natuureducatie. De vakberaadstaken met<br />

betrekking tot de <strong>PRISMA</strong>-projecten op dit werkterrein liggen nu bij de BOAG Milieu.<br />

De hiervoor geschetste vakberaadstructuur heeft tot en met 2008 als zodanig gefunctioneerd.<br />

Eind 2008 heeft de BOAG Milieu gediscussieerd over het veranderen van deze structuur. Het is<br />

mogelijk dat er in <strong>2009</strong> een aanpassing plaatsvindt.<br />

12


3.2. Organogram interprovinciale adviesstructuur<br />

Schematisch ziet de organisatiestructuur rondom <strong>PRISMA</strong> er als volgt uit.<br />

Vakberaad Bedrijven en<br />

Milieu<br />

W. Smit (ZH)<br />

voorzitter,<br />

E. Hermanns (ZH),<br />

secretaris.<br />

13<br />

Vakberaad Bodem<br />

S. Middelkamp (NB)<br />

voorzitter,<br />

mevrouw A. Roenhorst<br />

(NB) secretaris.<br />

Algemene Vergadering IPO<br />

BESTUUR IPO<br />

Adviescommissie Milieu<br />

mr. F.D. van Heijningen,<br />

voorzitter<br />

Kitty Roozemond,<br />

secretaris<br />

IPO-secretariaat<br />

Kitty Roozemond,<br />

directeur<br />

Joyce Klink, Frank Puijn,<br />

Reinette Kiès,<br />

Arjan Stoffels,<br />

adviseurs<br />

Brede <strong>Overleg</strong> – en<br />

Adviesgroep Milieu<br />

E. Wagener (UT)<br />

voorzitter,<br />

mevrouw L. Dolleman<br />

(UT) secretaris<br />

Vakberaad Stedelijk<br />

Gebied en Milieu<br />

F. van der Laan (OV)<br />

voorzitter tot 1-1-<strong>2009</strong>,<br />

K. Doldersum (OV)<br />

secretaris.<br />

Vakberaad Monitoring<br />

J. Arkes (NH)<br />

voorzitter,<br />

M. Wisse (NH)<br />

secretaris.


3.3 IPO-medewerkers milieu<br />

Bij het IPO-secretariaat zijn de volgende medewerkers betrokken bij milieu met de volgende<br />

taakverdeling:<br />

mevrouw drs. C.E. (Kitty) Roozemond<br />

- directeur; en<br />

- secretaris IPO-Adviescommissie Milieu<br />

mevrouw ir. F.J. (Joyce) Klink<br />

- algemene coördinatie <strong>PRISMA</strong>;<br />

- projectplanning en –control;<br />

- IPO-Milieuwerk;<br />

- luchtkwaliteit;<br />

- biodiversiteit/NME;<br />

- externe veiligheid;<br />

- industriebeleid en emissiehandel;<br />

- afval.<br />

ir. F.W. (Frank) Puijn<br />

- bestuurlijke ondersteuning/BOAG/coördinatie;<br />

- ondersteuning ontwikkeling vergunningverlening, toezicht<br />

en handhaving;<br />

- Europees milieubeleid;<br />

- klimaat en energie (duurzaamheid);<br />

- regionale kaderstelling.<br />

drs. A.J. (Arjan) Stoffels<br />

- bodem (inclusief ontgrondingen)<br />

- gezondheid en milieu (inclusief geluid en geur)<br />

mevrouw ir. R.M. (Reinette) Kiès<br />

- omgevingsvergunning;<br />

- ontwikkeling vergunningverlening, toezicht en handhaving.<br />

14


3.4 Begroting <strong>PRISMA</strong> <strong>2009</strong><br />

Om de ambities van de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 en het <strong>PRISMA</strong>-programma <strong>2009</strong> te<br />

kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk dat de provincies gezamenlijk een financiële bijdrage<br />

leveren. Sinds 1 januari 1995 wordt de specifieke uitkering die de provincies voor de uitvoering<br />

van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) ontvangen, jaarlijks overgeheveld naar het<br />

Provinciefonds. Het ging in eerste instantie om een bedrag van ongeveer 15 miljoen euro.<br />

Tegelijkertijd werd overeengekomen dat de provincies per jaar maximaal 8 procent van dat<br />

bedrag beschikbaar stellen voor de uitvoering van het interprovinciale milieubeleid. Rekening<br />

houdend met een jaarlijkse indexering van 1,25 procent, is voor <strong>2009</strong> een bedrag beschikbaar<br />

van 1.270.843 euro.<br />

In de volgende tabel zijn de bijdragen van de afzonderlijke provincies aan het <strong>PRISMA</strong>programma<br />

voor <strong>2009</strong> aangegeven.<br />

Provincie Nominaal Procentueel<br />

Groningen 50.452 3,970<br />

Fryslân 71.421 5,620<br />

Drenthe 74.980 5,900<br />

Overijssel 89.849 7,070<br />

Gelderland 177.791 13,990<br />

Utrecht 63.796 5,020<br />

Noord-Holland 143.478 11,290<br />

Zuid-Holland 161.778 12,730<br />

Zeeland 60.873 4,790<br />

Noord-Brabant 175.122 13,780<br />

Limburg 153.899 12,110<br />

Flevoland 47.402 3,730<br />

Totaal 1.270.843 100,000<br />

Hieronder een overzicht van de verdeling van het budget over de diverse posten, en de<br />

verdeling over 2006, 2007 en 2008.<br />

15<br />

<strong>2009</strong> 2008 2007 2006<br />

Vergaderkosten vakberaden, enz. 65.453 64.644 63.846 63.057<br />

Voorlichting/publicaties en representatie 72.658 71.761 70.785 70.000<br />

Automatisering/monitoring projectvoortgang 23.000 0 0 0<br />

Budget projecten + p.m.-post 1.109.732 1.118.748 1.104.936 1.091.295<br />

Totaal <strong>PRISMA</strong>-budget 1.270.843 1.255.153 1.239.567 1.224.352<br />

De vergaderkosten zijn begroot door extrapolatie van het bedrag van vorig jaar. Zoals eerder<br />

vermeldt, overweegt de BOAG Milieu een wijziging van de vakberaadstructuur. Dit kan<br />

inhouden dat in <strong>2009</strong> zowel de vergaderkosten van de (oude) milieuvakberaden, als de<br />

vergaderkosten van de nieuwe werkgroepen betaald moeten worden uit het <strong>PRISMA</strong>-budget.<br />

Mogelijk ontstaat daardoor in het overgangsjaar <strong>2009</strong> een overschrijding van de<br />

begrotingspost vergaderkosten.<br />

De begrotingspost voorlichting/publicaties en representatie dient onder andere voor het<br />

uitgeven van de nieuwsbrief IPO-Milieuwerk. Deze nieuwsbrief, die gratis wordt verspreidt<br />

onder geïnteresseerden, verschijnt vier keer per jaar. Ook het internetdomein<br />

www.stadenmilieu.nl (€ 60,-/jaar) wordt uit dit voorlichtingsbudget betaald.<br />

Tot nu toe was er geen apart budget voor de monitoring van de <strong>PRISMA</strong>-projecten voor<br />

kwartaalrapportages en het bijhouden van de website www.monitoringproducten.nl.


Tot september 2007 werden deze kosten versleuteld in het project Strategische Monitoring<br />

Producten. Dit project is inmiddels beëindigd. Bovendien zou het efficiënter zijn als de<br />

projectleiders de informatie zelf rechtstreeks in het systeem kunnen zetten. Dan hoeft niet elke<br />

keer een apart bureau te worden ingehuurd te worden dat de informatie op de website zet.<br />

Rechtstreekse mutatie door projectleiders vergt enige systeemaanpassingen. Daarom is voor<br />

ondersteuning en systeemaanpassingen in het jaar <strong>2009</strong> een bedrag van 23.000 euro begroot.<br />

Het projectenbudget bedraagt 1.109.500 en de p.m.-post 232 euro, samen 1.109.732 euro.<br />

De in deze publicatie opgenomen projecten vragen een budget van 1.159.500 euro. Dit is een<br />

overprogrammering van 50.000 euro. Deze overprogrammering wordt bekostigd uit het<br />

restbudget <strong>PRISMA</strong> 2008. Ook de aanvulling van de p.m.-post tot de gebruikelijke 10 procent<br />

komt naar verwachting uit het restbudget <strong>PRISMA</strong> 2008. Hiervoor wordt verder verwezen naar<br />

het op te stellen jaarverslag <strong>PRISMA</strong> 2008. De p.m.-post wordt gereserveerd voor projecten<br />

die voortkomen uit politiek-bestuurlijke ontwikkelingen in <strong>2009</strong>.<br />

3.4.1 Andere geldstromen<br />

Naast de <strong>PRISMA</strong>-bijdrage zijn er in <strong>2009</strong> nog andere geldstromen beschikbaar voor de<br />

uitvoering van de milieuambities uit de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011. Het gaat om de<br />

volgende middelen die via de kassiersfunctie van het IPO lopen:<br />

Wbb-Bio-Bever (Bodem-budget): € 320.000<br />

Uitvoering BRZO (externe veiligheid): € p.m. (VROM-budget)<br />

Convenant Glastuinbouw en Milieu (GlaMi): € 28.100<br />

Frontoffice Chemie en Afval € 100.000<br />

SKP (decentrale handhavingstructuur) € 185.000<br />

De bodemprojecten die uit het budget Wbb-Bio-Bever betaald worden, en die een echt<br />

projectmatig karakter hebben, lopen mee met de planning- en controlcyclus van <strong>PRISMA</strong>projecten.<br />

De projectbeschrijvingen zijn toegevoegd aan dit <strong>PRISMA</strong>-programma <strong>2009</strong>.<br />

SKP staat voor Samenwerkingsknooppunt. Dit is een opvolger van de SEPH’s (servicepunten<br />

handhaving).<br />

3.4.2 Budgetvrijval<br />

Een nog onbekend bedrag valt vrij uit de gereserveerde budgetten van voorgaande jaren.<br />

Deze vrijval ontstaat doordat projecten niet zijn uitgevoerd of goedkoper zijn uitgevallen. Bij<br />

het opmaken van de jaarrekening zal de omvang van dit bedrag duidelijk worden. Op advies<br />

van de BOAG Milieu zal de IPO-Adviescommissie Milieu besluiten hoe dit vrijvallende bedrag<br />

wordt gebruikt.<br />

3.5 Verdelingsvoorstel <strong>PRISMA</strong>-budget <strong>2009</strong><br />

Ter voorbereiding op het <strong>PRISMA</strong>-programma <strong>2009</strong> is de voorzitters en secretarissen van de<br />

interprovinciale milieuvakberaden verzocht om projectvoorstellen voor te bereiden. De<br />

ingediende voorstellen zijn besproken in de BOAG Milieu.<br />

Bij het beoordelen van de projecten is kritisch gekeken naar de meerwaarde van het project<br />

voor de gezamenlijke provincies en naar de relatie met de IPO-Meerjarenagenda 2008-2011.<br />

Het beschikbare budget is niet leidend geweest; er zijn geen projecten toegekend alleen omdat<br />

het beschikbare budget het toelaat.<br />

Voor <strong>2009</strong> geldt de gebruikelijke systematiek dat de BOAG Milieu elk kwartaal aan de hand van<br />

een voortgangsrapportage van de projecten en een actueel budgetoverzicht de stand van<br />

zaken van de uitvoering van de projecten bespreekt. Over de wijze waarop met financiële<br />

mee- of tegenvallers moet worden omgegaan, zal van geval tot geval worden beslist.<br />

16


3.6 Verdeling <strong>PRISMA</strong>-budget <strong>2009</strong> naar de thema’s van de Meerjarenagenda<br />

Overzichtstabel met projectnummer, milieuthema, projectnaam, toegekende<br />

budget en projectleider.<br />

Nr. thema Project euro projectleider pagina<br />

1 1 Uitvoering klimaat- en<br />

energieakkoord<br />

2 1, 4 Lichtvervuiling en<br />

donkertebescherming<br />

3 4, 5,<br />

10<br />

17<br />

Maatregelen prioritaire<br />

gebieden in breder<br />

verband<br />

4 5 Gezamenlijke visie<br />

voormalige<br />

stortplaatsen<br />

5 5 Onderhoud website<br />

nazorg stortplaatsen<br />

6 5 Risicomanagement<br />

nazorg stortplaatsen<br />

7 5 Second opinions nazorg<br />

stortplaatsen<br />

8 6 Gezondheid en milieu,<br />

gezamenlijke strategie<br />

9 7 Regie op duurzame<br />

gebiedsontwikkeling<br />

280.000 Puijn IPO 19<br />

80.000 Heijdra+Willems ZH+GL 21<br />

90.000 Smits DR 23<br />

30.000 Haring ZH 25<br />

Wbb-Bio-<br />

Bever-<br />

Budget<br />

Wbb-Bio-<br />

Bever-<br />

Budget<br />

Wbb-Bio-<br />

Bever-<br />

Budget<br />

Bücker LB 27<br />

Vedder GLD 29<br />

Foppen + Bücker ZH +LB 31<br />

40.000 Gerritsen OV 32<br />

50.000 Wilms FL 34<br />

10 8 Omgevingsvergunning 280.000 Kiès IPO 37<br />

11 9 Transitie<br />

vergunningverlening,<br />

toezicht en handhaving<br />

12 9 Kaderstelling<br />

vergunningverlening<br />

13 9 Verbinding milieu met<br />

groene<br />

uitvoeringspraktijk<br />

vergunningen landelijk<br />

gebied<br />

14 9 Rapportage<br />

vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

85.000 Hazenbosch+<br />

Hamstra<br />

UT+OV 39<br />

60.000 Van der Weij ZH 41<br />

25.000 Van Egmond UT 43<br />

37.000 Visbeen UT 45<br />

15 9 IMPEL 24.500 Visbeen+Smit UT+ZH 47<br />

16 9 Kerngroep Milieu<br />

Regelgeving<br />

17.000 Groen ZH 49


17 10 Kerngroep Europees<br />

Milieubeleid<br />

18 overig Realisatie van een<br />

effectieve monitoring<br />

18<br />

totaal 1.159.500<br />

31.000 Kramer DR 51<br />

30.000 ? ? 53


4. OVERZICHT PROJECTEN<br />

Thema Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie<br />

Projectnaam 4.1 Uitvoering klimaat- en energieakkoord<br />

Projecttrekker Frank Puijn<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 8881241<br />

Emailadres projecttrekker fpuijn@ipo.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker <strong>Interprovinciaal</strong> <strong>Overleg</strong><br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu<br />

Werkgroep Werkgroep Energie en Klimaat<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Volgens de huidige planning wordt het klimaat- en energieakkoord in het najaar 2008 met het rijk afgesloten.<br />

Op basis van het klimaat- en energieakkoord wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. Het programma<br />

bestaat uit verschillende deelonderwerpen, waarbij het trekkerschap bij verschillende provincies is belegd:<br />

1. Biomassa – Groningen<br />

2. Zonne-energie – Limburg<br />

3. Warmte Koude Opslag (WKO) / Geothermie - Drenthe<br />

4. Mobiliteit - Gelderland<br />

5. Energiebesparing gebouwde omgeving - Groningen<br />

6. Restwarmte en duurzame warmte – Zuid-Holland<br />

7. Niet-CO2-broeikasgassen - Overijssel<br />

8. Kennis en innovatie – Noord-Holland<br />

9. Financiën - Utrecht<br />

10. Decentrale Energie Opwekking – Noord-Brabant<br />

11. Monitoring - Overijssel<br />

12. Waterschappen – Fryslân<br />

13. Bedrijven en MJA3 - DCMR<br />

14. Uitwering duurzame energiemix per provincie - IPO<br />

Stappenplan<br />

19<br />

Planning gereed<br />

Evalueren van het plan van aanpak 2008 en opstellen nieuw jaarplan januari <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Provincies geven gezamenlijk uitvoering aan verschillende activiteiten die in het klimaat- en energieakkoord zijn<br />

benoemd en leveren zo een actieve bijdrage aan de nationale doelstellingen op het gebied van het tegengaan<br />

van klimaatverandering (mitigatie) en het aanpassen aan klimaatverandering (adaptatie).<br />

Uitvoering concrete gebiedsprojecten in de provincies.<br />

De bereiking van het projectresultaat zal worden gemeten aan de hand van:<br />

- rapportage in klimaatoverleg (ambtelijk) en DUIV (bestuurlijk).<br />

- jaarlijks voortgangsverslag van alle acties uit het klimaat- en energieakkoord.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Tegengaan klimaatverandering door energiebesparing en opwekking duurzame energie.<br />

Positionering provincies binnen klimaat- en energiedossier.<br />

De bereiking van het maatschappelijke resultaat zal worden gemeten aan de hand van:<br />

Opwekking verschillende vormen van duurzame energie per provincie in Petajoules/Megawatts.<br />

Opmerkingen<br />

Het gaat hier om een project dat uit meer deelprojecten bestaat. Voor de precieze inhoud van de deelprojecten<br />

wordt verwezen naar het Uitvoeringsprogramma bij het klimaat- en energieakkoord. Stappen zijn per<br />

deelonderwerp verschillend. Er wordt een IPO-projectleider aangesteld die procesverantwoordelijk wordt voor<br />

de uitvoering van de deelprojecten. Elk deelproject wordt door één provincie getrokken.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt drie jaar, van januari <strong>2009</strong> tot en met december 2011.


Capaciteit<br />

Raming van de benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies:<br />

150 uur per deelproject voor trekkerprovincie.<br />

75 uur per deelproject voor deelnemende provincie.<br />

Kostenraming<br />

Raming van de kosten voor externe uitbesteding voor het project inclusief btw:<br />

€ 300.000<br />

Contactpersoon IPO<br />

Frank Puijn<br />

Toekenning<br />

€ 280.000<br />

20


Thema Ruimte voor klimaat: adaptatie en mitigatie<br />

Projectnaam 4.2 Lichtvervuiling en donkertebescherming<br />

Projecttrekkers Leo Heijdra<br />

Henk Willems<br />

Telefoonnummer projecttrekkers 070 4416048<br />

026 3599959<br />

Emailadres projecttrekkers lpm.heijdra@pzh.nl<br />

h.willems@prv.gelderland.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekkers Provincie Zuid-Holland<br />

Provincie Gelderland<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

In 2007 hebben de provincies Gelderland, Utrecht, Overijssel, Zuid-Holland en Groningen en het ministerie van<br />

VROM een werkgroep opgericht die zich specifiek bezighoudt met het onderwerp donker/licht. Deze werkgroep<br />

heeft geconstateerd dat de kennis over dit onderwerp bij provincies gering is, terwijl dit onderwerp raakt aan<br />

meer beleidssectoren en door allerlei ontwikkelingen steeds belangrijker wordt. In een bijeenkomst met het<br />

interprovinciale vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu is bevestigd dat provincies vanuit verschillende<br />

invalshoeken (ruimtelijke ordening, natuur, landschap, energiebesparing, gebiedsontwikkeling, industrie,<br />

glastuinbouw, infrastructuur, enz.) met het onderwerp te maken hebben of krijgen. Daarbij zijn de provincies<br />

op zoek naar concrete mogelijkheden om beleid en uitvoering vorm te geven. Door als provincies samen met de<br />

rijksoverheid aan de slag te gaan met het onderwerp donkerte, wordt voorkomen dat de verschillende<br />

provincies zelf het wiel moeten uitvinden, kan versnippering worden voorkomen en kan er harmonisering en<br />

structurering van verdere ontwikkelingen plaatsvinden. Het project bestaat uit twee delen, namelijk de<br />

ontwikkeling van beleidsinstrumenten en (een eerste aanzet om te komen tot) de ontwikkeling van een<br />

beleidsondersteunend rekenmodel.<br />

• Beleidsinstrumenten: de ontwikkeling van een raamwerk met bouwstenen/handvatten voor beleid en<br />

uitvoeringsplannen op het gebied van lichtvervuiling en duisternis, in relatie tot thema’s als ruimtelijke<br />

ordening, landschap, natuur, duurzame ontwikkeling, wegen en bedrijven, enz. Bij<br />

bouwstenen/handvatten moet o.a. worden gedacht aan maatregelen die op korte termijn en met relatief<br />

weinig inspanning kunnen worden genomen. Ook zullen handreikingen worden gedaan voor het<br />

verankeren van het onderwerp in ruimtelijke structuurplannen, natuurbeschermingsplannen, plannen voor<br />

gebiedsontwikkeling, milieuvergunningen e.d. Vanzelfsprekend moet het raamwerk ruimte bieden aan de<br />

specifieke eigenschappen en te beschermen kwaliteiten in de twaalf provincies. Het uiteindelijke resultaat<br />

is een helder en goed bruikbaar document, waarin de rollen en (beleids)mogelijkheden voor de provincies<br />

zijn weergegeven.<br />

• Beleidsondersteunend rekenmodel: een meetinstrument (zoals dat eerder is ontwikkeld voor bijvoorbeeld<br />

geluid en luchtkwaliteit) dat het mogelijk maakt om gericht en efficiënt beleid te maken. Op deze manier<br />

kunnen effecten van maatregelen vooraf worden berekend en kan er een juiste afweging worden gemaakt,<br />

rekening houdende met het ambitieniveau voor donkerte in dat specifieke gebied. Bovendien kunnen zo de<br />

resultaten van het gevoerde beleid worden gemeten. Het model wordt derhalve ontwikkeld ten dienste van<br />

uitvoeringsbeleid. Het beleidsondersteunende rekenmodel kan verschillende vormen hebben, afhankelijk<br />

van de wensen van de provincies en de rijksoverheid. Daarom is de eerste stap: het zorgvuldig formuleren<br />

waaraan provincies en rijksoverheid behoefte hebben en het onderzoeken van de technische<br />

mogelijkheden. Hiervoor worden expertmeetings georganiseerd. Pas als dit traject is doorlopen, kan er<br />

weloverwogen een keuze worden gemaakt (go/no-go).<br />

Stappenplan<br />

Algemeen (deel I + II)<br />

21<br />

Planning gereed<br />

1. Instellen brede werkgroep met o.a. VROM, LNV, VWS, Stichting NenM januari <strong>2009</strong><br />

Deel I – ontwikkeling raamwerk voor beleid en uitvoering<br />

1. Formulering relevante deelvragen door brede werkgroep februari <strong>2009</strong><br />

2. Onderzoek en beantwoording deelvragen augustus <strong>2009</strong><br />

3. Ontwikkelen raamwerk voor ontwikkeling van beleid en de uitvoering daarvan november <strong>2009</strong><br />

4. Workshop met relevante partijen, inclusief SGM november <strong>2009</strong><br />

5. Schrijven eindrapportage december <strong>2009</strong><br />

Deel II – ontwikkeling beleidsondersteunend rekenmodel<br />

1. Bepalen wensen van landelijke partijen en provincies maart <strong>2009</strong><br />

2. Organiseren expertmeetings april <strong>2009</strong><br />

3. Notities experts bestuderen, aanvullende vragen stellen mei <strong>2009</strong>


4. Onderzoeken bereidheid kostenbijdrage landelijke partijen en provincies juni <strong>2009</strong><br />

5. Go/no-go moment voor de start van ontwikkeling model (in overleg met SGM) juni <strong>2009</strong><br />

Indien besloten wordt te starten (go!):<br />

6. Offertes aanvragen, beoordelen, opdracht geven augustus <strong>2009</strong><br />

7. Eerste fase ontwikkeling beleidsondersteunend rekenmodel december <strong>2009</strong><br />

Algemeen (deel I + II)<br />

1. Advies aan vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu over vervolg in 2010 december <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Een document dat de provincies een raamwerk biedt met concrete bouwstenen/handvatten om te komen tot<br />

het maken en uitvoeren van beleid op het gebied van lichtvervuiling en donkerte. In het document wordt<br />

tevens aangegeven welke concrete acties er kunnen worden opgezet en welke instrumenten kunnen worden<br />

benut of ontwikkeld. Daarnaast worden de eerste stappen gezet om te komen tot de ontwikkeling van een<br />

beleidsondersteunend rekenmodel.<br />

De bereiking van het projectresultaat zal worden gemeten aan de hand van:<br />

een regelmatige terugkoppeling naar het Vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu en naar BOAG Milieu. Dit zal<br />

gebeuren door een voortgangsnotitie en zonodig een toelichting door één of meer leden van de werkgroep.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Resultaat van dit project is dat de provincies in staat zijn om een antwoord te geven op een maatschappelijk<br />

vraagstuk dat zich steeds meer aan hen opdringt: hoe gaan we om met lichtvervuiling in relatie tot ruimtelijke<br />

kwaliteit en hoe dragen we zorg voor de oerkwaliteit donkerte? Het maken en uitvoeren van beleid inzake dit<br />

onderwerp door de provinciale overheid en het kunnen berekenen van de resultaten van de uitgezette acties,<br />

zullen hun uitwerking hebben op gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers, voor wie dit onderwerp<br />

steeds belangrijker wordt.<br />

De bereiking van het maatschappelijk resultaat zal worden gemeten aan de hand van:<br />

provincies zullen voor duisternis beleid gaan formuleren en uitvoeringsplannen gaan maken. Dat kan<br />

kaderstellend en richtinggevend zijn. Ook is het mogelijk dat het wordt opgenomen binnen andere<br />

beleidskaders. Met het beleidsondersteunende rekenmodel — waarvoor in dit project een eerste aanzet wordt<br />

gegeven — zullen effecten van maatregelen te berekenen en te voorspellen zijn.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

De benodigde inzet in uren voor dit project wordt geschat op 100 uur per provincie.<br />

Kostenraming<br />

Ontwikkeling raamwerk/beleidsinstrument (deel I) 50.000<br />

Vormgeving en drukkosten eindrapport (deel I) p.m.<br />

Inhuren experts beleidsondersteunend rekenmodel (deel II) 10.000<br />

Eerste fase ontwikkeling beleidsondersteunend rekenmodel (deel II) 20.000<br />

Procesbegeleiding en communicatie (deel I + deel II) 20.000<br />

Totaal exclusief btw 100.000<br />

Totaal inclusief btw 119.000<br />

Er wordt een <strong>PRISMA</strong>-bijdrage gevraagd van 80.000<br />

Het gevraagde bedrag heeft betrekking op deel I (beleidsinstrument).<br />

Met VROM is overleg gaande over financiering van deel II (eerste fase beleidsondersteunend rekenmodel).<br />

Beide onderdelen kunnen los van elkaar worden uitgevoerd.<br />

Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

€ 80.000<br />

22


Thema Bodemkwaliteit<br />

Projectnaam 4.3 Maatregelen prioritaire gebieden in breder<br />

verband<br />

Projecttrekker André Smits<br />

Telefoonnummer projecttrekker 0592 365455<br />

Emailadres projecttrekker a.smits@drenthe.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Drenthe<br />

Verantwoordelijk vakberaad Bodem Ontwikkel Groep<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Aanleiding en kader<br />

In <strong>2009</strong> wordt waarschijnlijk de EG Kaderrichtlijn Bodem vastgesteld. De richtlijn vraagt onder meer prioritaire<br />

gebieden aan te wijzen voor de bodembedreigende thema’s: erosie door water of wind; verlies van organische<br />

stof; verdichting van de bodem; verzilting van de bodem (geen grondwater) en aardverschuivingen. Deze<br />

bedreigingen kunnen de ecologische, economische, maatschappelijke en culturele bodemfuncties aantasten.<br />

Voor de gebieden worden maatregelen vastgesteld, waarbij ambitie- en schaalniveau vrij zijn. De aanwijzing<br />

van de gebieden geschiedt vrijwel zeker door de provincies. Gelet op de ligging in het landelijk gebied hebben<br />

de prioritaire gebieden veel (potentiële) beleidsrelaties. Veel beleid is al van toepassing in het landelijk gebied;<br />

daarnaast zijn er uiteenlopende andere gebieden aangewezen. De prioritaire gebieden kunnen hiermee (deels)<br />

samenvallen.<br />

Inhoud<br />

Binnen het project worden per thema de mogelijke maatregelen geïnventariseerd, voorstellen gedaan voor het<br />

uitvoeringsniveau en bezien hoe de maatregelen — zoveel mogelijk geïntegreerd in het overige of<br />

gebiedsgerichte beleid — vorm kunnen krijgen. Hierbij wordt gestreefd naar een maximale beleidsefficiency. Bij<br />

de inventarisatie worden de ervaringen buiten Nederland zoveel mogelijk meegenomen.<br />

Het project moet uitmonden in een gereedschapskist voor de provincies met mogelijke maatregelen en<br />

beschikbare — en bewezen — uitvoeringsinstrumenten. Hierbij hebben ze tevens inzicht in de<br />

toepassingsmogelijkheden, de reikwijdte van de maatregelen, de opgedane ervaringen in binnen- en buitenland<br />

en de mogelijk in te zetten instrumenten. Ze krijgen aangereikt of een instrument al beschikbaar is binnen een<br />

ander beleidsveld, dan wel wordt toegepast in één of andere vorm van gebiedsgericht beleid. Daarmee zijn de<br />

provincies goed uitgerust en hebben zij keuzevrijheid. Bestuurlijk en beleidsmatig is het gewenst over deze<br />

gereedschapskist te beschikken vóórdat de gebieden in 2011 of 2012 worden aangewezen. Zonder dat is<br />

immers het bepalen van het ambitieniveau en de maatschappelijke acceptatie van de gebiedsaanwijzing vrijwel<br />

onmogelijk.<br />

Bij het project worden een aantal maatschappelijke organisaties en de meest relevante departementen<br />

betrokken. Daarnaast is binnen het project voorzien in een brede workshop en wordt aandacht besteed aan de<br />

communicatie met de provincies, die niet direct bij het project betrokken zijn.<br />

Er wordt gefaseerd toegewerkt naar het projectresultaat. Het traject wordt definitief vastgelegd in de<br />

gehonoreerde offerte. Op hoofdlijnen gaat het om het bepalen van de relevante bodemkarakteristieken en het<br />

relateren aan de mogelijke maatregelen. Daarnaast wordt bezien op welke wijze de maatregelen het best<br />

kunnen worden uitgevoerd (instrumentkeuze). Er wordt een brede maatschappelijke klankbordgroep voor het<br />

project ingesteld, die de projectgroep en de onderzoekers positief kritisch volgt. Mede in verband met de<br />

mogelijke aanwijzing van grensoverschrijdende prioritaire gebieden is ook een consultatie van Nedersaksen,<br />

Noordrijnland Westfalen en Vlaanderen van belang. Verder vindt overleg plaats met de Europese Commissie,<br />

dan wel het Joint Research Centre van de Commissie. Daarnaast wordt rond de eerste conceptrapportage een<br />

landelijke workshop gehouden, waarbij de ontworpen gereedschapskist wordt toegelicht en bediscussieerd. Op<br />

basis daarvan vindt bijstelling plaats.<br />

Stappenplan<br />

23<br />

Planning gereed<br />

1. Selectie van de thema’s die juist voor Nederland relevant zijn januari <strong>2009</strong><br />

2. Karakteristieken van de potentiële prioritaire gebieden bepalen april <strong>2009</strong><br />

3. In beeld brengen van de mogelijke maatregelen om de bedreigingen het hoofd te bieden juni <strong>2009</strong><br />

4. In beeld brengen van de randvoorwaarden om de maatregelen toe te passen september <strong>2009</strong><br />

5. Mogelijke maatregelen relateren aan instrumenten uit andere beleidsvelden oktober <strong>2009</strong><br />

6. Eerste concept eindrapportage met brede workshop november <strong>2009</strong><br />

7. Eindrapportage december <strong>2009</strong><br />

8. Terugkoppeling naar IPO-gremia, provincies en departementen februari 2010


Projectresultaat<br />

Een gereedschapskist met mogelijke maatregelen en instrumenten waaruit provincies kunnen kiezen bij het<br />

samenstellen van het maatregelenprogramma voor de prioritaire gebieden.<br />

De bereiking van het projectresultaat zal worden gemeten aan de hand van de mate waarin deze<br />

gereedschapkist is gevuld met adequate beschrijvingen van maatregelen en instrumenten.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Adequate aanpak van de gesignaleerde bodembedreigingen, waarbij gemotiveerd de gekozen maatregelen<br />

worden aangegeven voor de politiek-bestuurlijke besluitvorming, de inspraak van de burgers en het overleg<br />

met de maatschappelijke organisaties. Hierbij geldt: soberheid in het maatregelenpakket. Van de —<br />

geïntegreerde — maatregelen mag worden verwacht dat ze daadwerkelijk werken. Bij de aanwijzing van de<br />

prioritaire gebieden zijn de mogelijke maatregelen en de in te zetten instrumenten vooraf bekend. Bovendien<br />

zijn de (meeste) resultaten van de maatregelen — op termijn — meetbaar.<br />

De bereiking van het maatschappelijk resultaat zal worden gemeten aan de hand van:<br />

maatschappelijke en politieke acceptatie/politiek draagvlak van de voorgestelde gebieden, maatregelen en<br />

instrumenten. Dit is soms minder goed kwantitatief weer te geven maar niettemin belangrijk voor de<br />

concretisering van het gewenste maatschappelijke resultaat.<br />

Opmerkingen<br />

Communicatie binnen het project en over het project is heel erg wezenlijk. Daaraan zal bij de offerteaanvraag<br />

en de beoordeling van de offertes nadrukkelijk aandacht moeten worden besteed. Mede door de geïntegreerde<br />

benadering van maatregelen en instrumenten worden de win-winmogelijkheden optimaal benut.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met februari 2010.<br />

Capaciteit<br />

Deelname van zo’n zes provincies in de Klankbordgroep (verschillende disciplines) à 24 uur. Twee provincies in<br />

de projectgroep à 80 uur. In de Klankbordgroep hebben ook vertegenwoordigers van rijk, gemeenten en<br />

waterschappen een plaats, evenals organisaties als LTO en Natuur en Milieu.<br />

Kostenraming<br />

€ 90.000<br />

Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

€ 90.000<br />

24


Thema Bodemkwaliteit<br />

Projectnaam 4.4 Gezamenlijke visie voormalige stortplaatsen<br />

Projecttrekker Tanja Haring<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 4417609<br />

Emailadres projecttrekker t.haring@pzh.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Zuid-Holland<br />

Verantwoordelijk vakberaad Bodem Ontwikkel Groep<br />

Werkgroep Interprovinciale Werkgroep Nazorg<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

In de periode 1999-2004 is het project NAVOS (NAzorg VOormalige Stortplaatsen) uitgevoerd. Na behandeling<br />

van het NAVOS-eindadvies in DUIV, was het project afgerond. Daarna was er een stilte rondom de voormalige<br />

stortplaatsen. Onduidelijk was wat er nu ging gebeuren met het besluit van DUIV. Een aantal provincies is<br />

doorgegaan en heeft zelf beleid ontwikkeld; een aantal provincies heeft afgewacht totdat er meer duidelijkheid<br />

van VROM zou komen over hoe nu verder.<br />

Een goede nazorg van stortplaatsen is nodig om ongewenste gevolgen voor milieu en gezondheid door<br />

voormalige stortplaatsen te voorkomen. Vorig jaar heeft Bodem+ namens VROM een notitie uitgebracht,<br />

waarin staat beschreven dat er geen vervolg op NAVOS op landelijk niveau komt. Op dit punt heeft de notitie<br />

voor opheldering gezorgd. Er zijn echter nog veel onduidelijkheden rondom de voormalige stortplaatsen, met<br />

name over de vraag waarvoor de provincie verantwoordelijk is en wat haar bevoegdheid is. Het ontbreken van<br />

een duidelijk kader voor de nazorg van deze locaties (zowel qua uitvoering, financieel en juridisch) wordt als<br />

een groot probleem ervaren. Daarnaast bestaat er geen duidelijke definitie voor het begrip stort(plaats) in de<br />

Wbb, wat de laatste jaren heeft geleid tot een aantal zaken bij de Raad van State. De knelpunten en de<br />

onduidelijkheden kunnen worden onderverdeeld in: wettelijk kader, verantwoordelijkheid (bevoegd gezag),<br />

financiering en herontwikkeling.<br />

Vanuit de provincies is de wens ontstaan om tot een gezamenlijke visie rondom de voormalige stortplaatsen te<br />

komen. Het doel van een gezamenlijke visie is om, op basis van opgedane ervaring, eenduidige standpunten te<br />

formuleren en te zorgen dat de knelpunten rondom de voormalige stortplaatsen op de agenda van VROM<br />

komen te staan. Om dit te realiseren is de werkgroep NAVOS 2 opgericht. Naast het vragen om verduidelijking<br />

van VROM en het innemen van eenduidige standpunten vanuit de provincies, wil de werkgroep een handvat<br />

ontwikkelen voor het stimuleren van herontwikkeling op de voormalige stortplaatsen.<br />

Stappenplan<br />

25<br />

Planning gereed<br />

1. Goedkeuring plan van aanpak september 2008<br />

2. Actualiseren huidige stand van zaken inzake NAVOS bij de provincies oktober 2008<br />

3. Inventarisatie knelpunten en onduidelijkheden bij voormalige stortplaatsen oktober 2008<br />

4. Uitzetten van juridische vraagstukken rondom voormalige stortplaatsen najaar 2008<br />

5. Het formuleren van een actielijst op basis van verkregen informatie uit punten 3 en 4 najaar 2008<br />

6. Opstellen randvoorwaarden gezamenlijke visie begin <strong>2009</strong><br />

7. Opstellen notitie VROM met overzicht van knelpunten en oplossingen medio <strong>2009</strong><br />

8. Inventarisatie ontwikkelingsperspectieven en stimulering herontwikkeling stortplaatsen medio <strong>2009</strong><br />

9. Opstellen landelijk databank van de voormalige stortplaatsen in Nederland medio <strong>2009</strong><br />

10. Opstellen en uitbrengen brochure over mogelijkheden van herontwikkeling najaar <strong>2009</strong><br />

11. Opstellen regiospecifiek stappenplan najaar <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het is voor de provincie duidelijk wat haar rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid is. De provincies zijn tot<br />

een gezamenlijke visie en aanpak omtrent de voormalige stortplaatsen gekomen. De knelpunten met concrete<br />

oplossingen zijn voorgelegd aan VROM.<br />

Het wettelijke kader dat betrekking heeft op de voormalige stortplaatsen is helder voor de belanghebbende<br />

partijen (overheid, eigenaren en marktpartijen). Rondom de voormalige stortplaatsen zijn eenduidige<br />

standpunten ontwikkeld met betrekking tot: juridische verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid,<br />

bodembeheer (uitvoering monitoring en landelijk databank) en milieuhygiënische randvoorwaarden bij<br />

nabestemming.<br />

De huidige stand van zaken en ontwikkelingsperspectieven van de voormalige stortplaatsen is door een<br />

landelijke databank inzichtelijk gemaakt. Op basis van de brochure en een regiospecifiek stappenplan wordt<br />

herontwikkeling / sanering gestimuleerd. Het negatieve imago van de voormalige stortplaatsen is zowel op<br />

operationeel als op strategisch niveau verbeterd.


De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van het aantal concrete deelresultaten dat<br />

is afgerond.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het gewenste maatschappelijke resultaat is het voorkómen van ongewenste gevolgen voor milieu en<br />

gezondheid van voormalige stortplaatsen en het aanpakken van het ‘lelijke object’ in het landschap door<br />

herontwikkeling.<br />

De bijdrage aan de bereiking van dit resultaat wordt gemeten aan de hand van een evaluatie achteraf. De<br />

wijze waarop dit geschiedt, wordt in het project nader uitgewerkt.<br />

Opmerkingen<br />

De werkgroep NAVOS 2 bestaat uit de provincies Flevoland, Fryslân, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-<br />

Brabant, Noord-Holland, Zeeland en Zuid-Holland. De provincie Utrecht zal mogelijk aansluiten. Naast de<br />

provincies is ook besloten om Bodem+ bij de werkgroep te betrekken. Bodem+ weet wat er speelt en wat<br />

mogelijk is bij VROM. Hieronder is de werkgroep weergegeven:<br />

- Provincie Flevoland: Alex Bouman<br />

- Provincie Fryslân: Sikke Roosma<br />

- Provincie Gelderland: Wouter van Hoorn<br />

- Provincie Groningen: Herko te Paske<br />

- Provincie Limburg: Jan Zwanenburg<br />

- Provincie Noord-Brabant: Marja Jochemsen<br />

- Provincie Noord-Holland: Maarten Broos<br />

- Provincie Zeeland: Peter Brand<br />

- Provincie Zuid-Holland: Tanja Haring<br />

- Bodem+: Aernoud Pasop<br />

Gezien de landelijke aandacht (minister Cramer) voor de voormalige stortplaatsen is nu het moment om hierop<br />

in te haken. Dit valt ook op in de belangstelling voor de werkgroep, bijna alle provincies zijn vertegenwoordigd.<br />

De personen die in de werkgroep zitten hebben veelal geruime ervaring met de stortplaatsen en zijn de NAVOScoördinatoren<br />

vanuit de provincies.<br />

Afgelopen mei heeft het startoverleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg is gekeken naar het plan van aanpak.<br />

Besloten is dat de werkgroep niet uit een beperkt gezelschap moet bestaan, maar om er zoveel mogelijk<br />

provincies bij te betrekken. Het plan van aanpak is in het overleg van de interprovinciale werkgroep Nazorg d.d.<br />

30 september 2008 goedgekeurd. Het eerste overleg met alle deelnemers uit de werkgroep is 20 oktober 2008<br />

geweest.<br />

Een groot deel van de werkzaamheden betreft het inzetten van personeel. Een extern bureau zal de volgende<br />

werkzaamheden uitvoeren:<br />

- uitzoeken van juridische vraagstukken<br />

- opstellen definitieve notitie naar VROM<br />

- aanpassen en vullen van nieuwe gegevens in landelijke databank<br />

- opstellen en uitbrengen brochure<br />

- opstellen regionaal stappenplan<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van mei 2008 tot en met december <strong>2009</strong><br />

Capaciteit<br />

De benodigde inzet van mensuren voor het project bedraagt circa 500 uur;<br />

- trekker van dit project, provincie Zuid-Holland: 80 uur<br />

- overige acht provincies: 50 uur per provincie (totaal 400 uur)<br />

Kostenraming<br />

€ 30.000 euro<br />

Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

€ 30.000<br />

26


Thema Bodemkwaliteit<br />

Projectnaam 4.5 Informatieoverdracht nazorg stortplaatsen<br />

Projecttrekker Daphne Bücker<br />

Telefoonnummer projecttrekker 043 3897645<br />

Emailadres projecttrekker d.bucker@prvlimburg.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Limburg<br />

Verantwoordelijk vakberaad Bodem Ontwikkel Groep<br />

Werkgroep Interprovinciale Werkgroep Nazorg<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Het gaat hierbij om continuering van het onderhoud en de aanpassing van de bestaande website. Sinds 2003<br />

wordt via de website actuele informatie beschikbaar gesteld over in IPO-verband opgestelde checklisten en<br />

modellen en worden onderzoeken gepubliceerd die in opdracht van het IPO worden uitgevoerd. Tevens wordt<br />

een helpdeskfunctie in stand gehouden voor vragen van externe (en interne) gebruikers. De website blijkt in<br />

een behoefte te voorzien. Aanpassing van de website is gericht op het actueel houden van de informatie en het<br />

incidenteel aanvullen met nieuwe gegevens. Zo zijn in 2006 het RINAS 2.0 en het Risicomodel 2.0, inclusief de<br />

handleidingen, op de site geplaatst. In 2008 worden de geactualiseerde checklisten op de site geplaatst. Ook<br />

andere producten van de interprovinciale werkgroep Nazorg zullen op de site worden geplaatst, zoals second<br />

opinions over gelijkwaardigheid en duurzaamheid van bodembeschermende voorzieningen. Tot slot wordt<br />

nagegaan in hoeverre ook de andere twee onderdelen binnen nazorg, de wet bodembescherming (Wbb) en<br />

NAVOS, op de site een plaats kunnen krijgen.<br />

Stappenplan<br />

27<br />

Planning gereed<br />

1. Organiseren studiedag actualisatie checklisten maart <strong>2009</strong><br />

2. Organiseren studiedag overdracht kennis over nazorg (nog nader in te vullen) juni <strong>2009</strong><br />

3. Website www.nazorgstortplaatsen.nl onderhouden geheel <strong>2009</strong><br />

4. Helpdeskfunctie bij IPO-producten RINAS-rekenmodel en @RISK risicomodel geheel <strong>2009</strong><br />

5. Plaatsen nieuwe producten op website geheel <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het gewenste projectresultaat is een actuele website www.nazorgstortplaatsen.nl.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van de mate waarin de geplande<br />

actualisaties en uitbreidingen van de website zijn uitgevoerd.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het gewenste maatschappelijk resultaat is het overdragen van kennis over en het bevorderen van draagvlak<br />

voor nazorg van stortplaatsen die vallen onder de Wm, zowel binnen de provincies als bij externe partijen.<br />

De bijdrage van het project aan de bereiking van dit maatschappelijk resultaat wordt gemeten aan de hand<br />

van een evaluatie achteraf.<br />

Opmerkingen<br />

Het huidige project is de voortzetting van een eerder project.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

De benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies is 20 uur.<br />

Kostenraming<br />

De raming van de kosten voor externe uitbesteding bedraagt:<br />

Beheer website door een ingehuurd IT-bedrijf: € 2.500.<br />

Kosten studiedag: € 1.500.<br />

Totale kosten € 4.000.<br />

De kosten zijn inclusief btw.


Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

Niet van toepassing, ten laste van bodembudget Wbb BIO Bever<br />

28


Thema Bodemkwaliteit<br />

Projectnaam 4.6 Risicomanagement bij nazorg stortplaatsen<br />

Projecttrekker Joop Vedder<br />

Telefoonnummer projecttrekker 026 3598327<br />

Emailadres projecttrekker a.vedder@prv.gelderland.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Gelderland<br />

Verantwoordelijk vakberaad Bodem Ontwikkel Groep<br />

Werkgroep Interprovinciale Werkgroep Nazorg<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Een goede nazorg van stortplaatsen is nodig om ongewenste gevolgen voor milieu en gezondheid van gesloten<br />

stortplaatsen te voorkomen. Nazorg is van relatief groot (financieel) belang voor alle provincies. Samenwerking<br />

in interprovinciaal verband heeft in het verleden haar meerwaarde bewezen bij het ontwikkelen van<br />

checklisten, nazorgmodellen en de handreiking sluitingsfase. Het bepalen van een optimale afdekking van<br />

financiële risico’s en het daarin betrekken van nieuwe mogelijkheden van verzekeren tegen calamiteiten in de<br />

nazorgfase van stortplaatsen, is een onderdeel dat in het kader van de kredietcrisis aandacht behoeft. Het<br />

gezamenlijk verkennen van de mogelijkheden van verzekeren zal de risicoperceptie ten aanzien van de nazorg<br />

bevorderen (meer uniformiteit). Ook wordt hiermee een stap gezet naar een betere interprovinciale<br />

samenwerking wat kan leiden tot de vorming van een interprovinciaal risicofonds.<br />

Stappenplan<br />

29<br />

Planning gereed<br />

1. Formeren projectgroep februari <strong>2009</strong><br />

2. Vervaardigen projectplan juni <strong>2009</strong><br />

3. Selectie adviesbureau en opdrachtverlening september <strong>2009</strong><br />

4. Inventarisatie financiële mogelijkheden om risico’s van gesloten stortplaatsen af te<br />

dekken<br />

oktober <strong>2009</strong><br />

5. Afronding rapport december <strong>2009</strong><br />

6. Informatiebijeenkomst januari 2010<br />

Projectresultaat<br />

Het concrete resultaat van het project is een rapport over de mogelijkheden voor het optimaal afdekken van<br />

financiële risico’s en betrekken van nieuwe mogelijkheden van (collectief) verzekeren tegen calamiteiten in de<br />

nazorgfase.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten door bij betrokkenen te peilen of project in voldoende<br />

mate informatie en houvast biedt om verdere samenwerking te realiseren.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het gewenste maatschappelijke resultaat van het project is de bevordering van het risicovooruitzicht ten<br />

aanzien van de nazorg van stortplaatsen en een stap naar een betere interprovinciale samenwerking op dit<br />

gebied.<br />

De bereiking van het maatschappelijk resultaat wordt bepaald aan de hand van een evaluatie achteraf.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met januari 2010.<br />

Capaciteit<br />

De benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies ten behoeve van de<br />

begeleiding door de Interprovinciale Werkgroep Nazorg bedraagt 40 uur.<br />

Kostenraming<br />

De raming van de kosten voor externe uitbesteding voor het project bedraagt € 15.000 inclusief btw.


Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

Niet van toepassing, ten laste van bodembudget Wbb BIO Bever<br />

30


Thema Bodemkwaliteit<br />

Projectnaam 4.7 Second opinion nazorgvoorzieningen<br />

stortplaatsen<br />

Projecttrekker Eric Foppen / Daphne Bücker<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 4416485 / 043 3897645<br />

Emailadres projecttrekker er.foppen@pzh.nl / d.bucker@prvlimburg.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Limburg<br />

Verantwoordelijk vakberaad Bodem Ontwikkel Groep<br />

Werkgroep Interprovinciale Werkgroep Nazorg<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Een goede nazorg van stortplaatsen is nodig om ongewenste gevolgen voor milieu en gezondheid van gesloten<br />

stortplaatsen te voorkomen. Nazorg is van relatief groot (financieel) belang voor alle provincies. Samenwerking<br />

in interprovinciaal verband heeft in het verleden haar meerwaarde bewezen bij het ontwikkelen van<br />

checklisten, nazorgmodellen en de handreiking sluitingsfase. Wat doorlopend blijft spelen, is de beoordeling<br />

van nieuwe bodembeschermende voorzieningen en producten op duurzaamheid en gelijkwaardigheid aan het<br />

Stortbesluit. Mogelijke onderzoeken in <strong>2009</strong> zijn: toepassing van slakken van afval verbrandingsinstallaties<br />

(AVI’s) als steunlaag, toepassing ML-40 in bovenafdichting, afstemming monitoring aspecten stortbesluit op<br />

besluit bodemkwaliteit en kaderrichtlijn water en advisering i.v.m. de actualisatie van de nazorgregeling van de<br />

wet milieubeheer (Wm) en het stortbesluit. De onderzoeken worden in opdracht van derden uitgevoerd.<br />

Wanneer deze onderzoeken bij de Interprovinciale Werkgroep Nazorg onvoldoende duidelijkheid geven voor de<br />

advisering van provincies over de toepassing, kan een onafhankelijke instantie een second opinion uitvoeren.<br />

Stappenplan<br />

Het stappenplan van het project is nog nader in te vullen.<br />

31<br />

Planning gereed<br />

Projectresultaat<br />

Het gewenste projectresultaat bestaat uit rapportages second opinions over onder meer gelijkwaardigheid en<br />

duurzaamheid van nieuwe bodembeschermende voorzieningen en producten op stortplaatsen.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van het aantal concrete rapportages dat is<br />

afgerond.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het gewenste maatschappelijke resultaat is van het project het voorkómen van ongewenste gevolgen voor<br />

milieu en gezondheid van gesloten stortplaatsen bij het toepassen van nieuwe bodembeschermende<br />

voorzieningen en producten.<br />

De bijdrage aan de bereiking van dit resultaat wordt gemeten aan de hand van een evaluatie achteraf. De<br />

wijze waarop dit geschiedt wordt in het project nader uitgewerkt.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt in principe van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>, de werkzaamheden zijn afhankelijk<br />

van het moment van ontvangst van de gegevens waarover een second opinion dient te worden uitgevoerd.<br />

Capaciteit<br />

De verwachte tijdsbesteding van leden van de Interprovinciale Werkgroep Nazorg bedraagt in totaal 60 uur.<br />

Kostenraming<br />

De raming van de kosten voor externe uitbesteding voor het project bedraagt € 50.000 inclusief btw.<br />

Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

Niet van toepassing, ten laste van bodembudget Wbb BIO Bever


Thema Informeren burgers<br />

Projectnaam 4.8 Gezondheid en Milieu, gezamenlijke strategie<br />

Projecttrekker Wim Gerritsen<br />

Telefoonnummer projecttrekker 038 4997507<br />

Emailadres projecttrekker w.gerritsen@overijssel.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Overijssel<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Het project gezondheid en milieu loopt vanaf 2005. Eind 2007 is opdracht gegeven voor de derde fase, het<br />

toepassen van het beoordelingskader. In 2008 start de vierde en laatste fase van het project die zal doorlopen<br />

in <strong>2009</strong>.<br />

De in de fase II en III toegepaste instrumenten: GezondheidsEffectScreening (GES) en Beoordelingskader<br />

Gezondheid en Milieu kunnen op diverse manieren worden toegepast in de provinciale praktijk. Voorbeelden:<br />

het onderdeel zijn van leefbaarheidtoetsen bij weginfrastructuur of R.O.-projecten, herstructurering van<br />

bedrijventerreinen of aanleg van woningbouwprojecten; verankering in beleidsplannen; bij<br />

gebiedsontwikkeling; bij vergunningverlening en handhaving (selectiever toezicht op basis van GES-scores);<br />

communicatiemiddel bij positieve maatregelen; inrichten LOG’s (Landbouw Ontwikkel Gebieden); lobby voor<br />

aanpassing regelgeving; monitoring; input Atlas leefomgeving. Op basis van de voorbeelden en de al positieve<br />

toepassingen in de provinciale praktijk, is het van belang een interprovinciale communicatiestrategie te laten<br />

ontwikkelen die gericht is op diverse doelgroepen:<br />

- provinciale collega’s van R.O., verkeer, milieu, landbouw<br />

- gemeentelijke en rijkscollega’s<br />

- bestuurders provincies (eventueel leden van de Provinciale Staten)<br />

- GGD’s<br />

- Regionale Milieu Diensten<br />

- overige (MER-commissie, Planbureau voor de Leefomgeving enz.)<br />

De communicatieboodschap is vooral het benutten van de afwegingsinstrumenten (GES, Beoordelingskader)<br />

voor gezondheid om te komen tot veel betere ontwikkelingsplanologie of vergunningverlening, enz.<br />

Om tot een goede communicatiestrategie te komen wordt voorgesteld een extern advies te vragen. Voor de<br />

uitvoering van de strategie valt te denken aan de diverse doelgroepen en aan de over te brengen boodschap.<br />

De middelen kunnen variëren van een kaart tot een MP4. Per provincie kan de communicatiestrategie worden<br />

ingevuld en deze hoeft niet gelijk te lopen met de IPO-strategie.<br />

Stappenplan<br />

32<br />

Planning gereed<br />

1. Afronding fase III december 2008<br />

2. Start fase IV december 2008<br />

3. Beschrijving diverse toepassingen januari <strong>2009</strong><br />

4. Opstellen communicatiestrategie; diverse doelgroepen en diverse communicatiemiddelen voorjaar <strong>2009</strong><br />

5. Uitvoeren communicatiestrategie voorjaar <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het resultaat van het project bestaat uit de volgende concrete deelproducten: 1) een rapportage met<br />

aanbevelingen over gezondheid en milieu en 2) een uitgevoerde communicatiestrategie over gezondheid en<br />

milieu gericht op diverse doelgroepen.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van de mate waarin de concrete<br />

deelproducten zijn afgerond.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het doel van het project is dat provincies inzicht hebben in de afwegingsinstrumenten voor de<br />

gezondheidskundige belasting door milieuproblemen (lucht, geluid, stank en externe veiligheid) en dat deze<br />

instrumenten een verankering gaan krijgen in het provinciale beleid of de beleidstoepassingen.<br />

De meting van de bereiking van het maatschappelijk resultaat is nog nader uit te werken.<br />

Opmerkingen<br />

Het betreft een lopend project. Voor de afrondende vierde fase wordt budget gevraagd.<br />

Start en einddatum<br />

Het betreft een lopend project. De einddatum is gepland medio <strong>2009</strong>.


Capaciteit<br />

Nader uit te werken.<br />

Kostenraming<br />

In totaal € 40.000<br />

€ 10.000 voor het externe communicatieadvies en € 30.000 voor het uitwerken van de communicatiestrategie<br />

voor de diverse doelgroepen en met diverse communicatievormen (bijeenkomsten in provincies;<br />

informatiemiddel over benutte en mogelijke toepassingen, enz.).<br />

Contactpersoon IPO<br />

Arjan Stoffels<br />

Toekenning<br />

€ 40.000<br />

33


Thema Duurzame ontwikkeling<br />

Projectnaam 4.9 Regie op Duurzame Gebiedsontwikkeling<br />

Projecttrekker Rogier Wilms<br />

Telefoonnummer projecttrekker 0320 265434<br />

Emailadres projecttrekker rogier.wilms@flevoland.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Flevoland<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Stedelijk Gebied en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Duurzame gebiedsontwikkeling (DGO) is volop in het nieuws. Voor het eerst lijkt er overeenstemming te<br />

bestaan tussen overheden, marktpartijen en consumentenorganisaties over de forse kwaliteitssprong die nodig<br />

en mogelijk is. Maar cynici spreken van ‘oude wijn in nieuwe zakken’ en ‘een hype die wel weer overwaait’. In<br />

dit spanningsveld is het belangrijk concrete successen te boeken. Er zijn instrumenten te over die het<br />

planproces van duurzame gebiedsontwikkeling faciliteren, maar de toepassing ervan in vroege fasen van het<br />

planproces en op grote schaalniveaus is gemakkelijker gezegd dan gedaan.<br />

Het ministerie van VROM wil een nieuwe impuls geven aan het denken over en het uitvoeren van duurzame<br />

gebiedsontwikkeling. Het is een actieve wens van het ministerie om een gezamenlijk uitgangspunt te hebben op<br />

basis waarvan verdere ontwikkelingen op het gebied van DGO vorm krijgen. Het ministerie van VROM, IPO en<br />

gemeenten hebben gezamenlijk gewerkt aan het opstellen van een (concept) ‘Handvest Duurzame<br />

GebiedsOntwikkeling’. Het is de bedoeling dat rijk, IPO, gemeenten en marktpartijen dit handvest in <strong>2009</strong><br />

ondertekenen. Het handvest en het op basis hiervan op te stellen vierjarig werkprogramma ‘Regie op Duurzame<br />

Gebiedsontwikkeling’, moet worden gezien wals een paraplu, waaronder andere — deels lopende trajecten —<br />

een plaats krijgen.<br />

Dit projectvoorstel is een logisch vervolg op het <strong>PRISMA</strong>-project ‘Verkenning faciliteringsprogramma duurzame<br />

gebiedsontwikkeling’ (2008), waarvan het ‘Handvest Duurzame Gebiedsontwikkeling’ het product is en het<br />

daaraan voorafgaande <strong>PRISMA</strong>-project ‘Rekenen en Tekenen aan Duurzame Stedelijke Ontwikkeling’ (2006).<br />

Daarnaast zijn er een aantal adviezen en ontwikkeling die erom vragen om regie te voeren op DGO. Enkele<br />

hiervan zijn de adviezen van de commissies-Lodders, -Oosting, -Mans en -d’Hondt en de invoering van de<br />

nieuwe Wro. Ook trajecten die al langere tijd lopen, maar vanwege een regievacuüm nog niet echt goed van de<br />

grond komen, kunnen onder de paraplu van het werkprogramma tot bloei komen. Hierbij valt te denken aan<br />

een vervolg op projectbureau Milieukwaliteit in de leefomgeving (MILO); (opgeheven bij de VNG per 1 januari<br />

2008), professionalisering van de website www.ruimtexmilieu.nl en verbreding en verdieping van de<br />

achterliggende netwerken.<br />

Eén van de belangrijkste punten in het handvest DGO is de vaststelling van de noodzaak om regie te voeren op<br />

de (proces)kwaliteit van DGO. Dit is van essentieel belang voor het welslagen van het succesvol<br />

doorontwikkelen en toepassen van DGO. Om de regie op DGO handen en voeten te geven zal een werkgroep —<br />

bestaande uit vertegenwoordigers van rijk, IPO, gemeenten en marktpartijen — een vierjarig werkprogramma<br />

‘Regie op Duurzame Gebiedsontwikkeling’ opstellen. Daarnaast zal deze werkgroep kwartier maken voor de<br />

bestuurlijke taskforce DGO, het nationaal duurzaamheidslab en een community of practice DGO.<br />

Het project bestaat uit twee hoofdactiviteiten: het opstellen van een vierjarig werkprogramma ‘Regie op<br />

Duurzame Gebiedsontwikkeling’ en het kwartier maken voor driel platforms. Voorafgaand hieraan zal er<br />

inspanning moeten worden geleverd om vanuit alle belangrijke (markt)partijen een vertegenwoordiger in de<br />

werkgroep te krijgen.<br />

Stappenplan<br />

34<br />

Planning gereed<br />

1. Samenstellen werkgroep februari <strong>2009</strong><br />

2. Opstellen vierjarig werkprogramma ‘Regie op Duurzame Gebiedsontwikkeling’ juni <strong>2009</strong><br />

3. Kwartier maken voor drie duurzaamheidplatforms september <strong>2009</strong><br />

4. Vaststellen vierjarig werkprogramma voor DUIV september <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

1. Resultaat van dit onderdeel is een werkgroep waarin alle belangrijke partijen (privaat en publiek)<br />

vertegenwoordigd zijn. Dit is van essentieel belang om verder te kunnen met stap 2 en 3.<br />

2. Het resultaat van dit projectonderdeel is een uitgewerkt voorstel voor een vierjarig werkprogramma ‘Regie<br />

op Duurzame Gebiedsontwikkeling’. Het werkprogramma zal onder andere aandacht besteden aan:<br />

- rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen bij DGO<br />

- (strategie van) gebruik en (door)ontwikkeling van duurzaamheidinstrumenten<br />

- ontwikkelen en uitwisselen van (proces)kennis op het gebied van DGO<br />

- financieringsverdeling van het werkprogramma<br />

3. Resultaat van dit projectonderdeel zijn drie duurzaamheidplatforms die — na goedkeuring van het


werkprogramma — startklaar zijn om uitvoering te geven aan het werkprogramma.<br />

4. Het resultaat van dit laatste projectonderdeel is een bestuurlijk vastgesteld vierjarig werkprogramma ‘Regie<br />

op Duurzame Gebiedsontwikkeling’.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt als volgt gemeten:<br />

per projectstap wordt aangegeven voor hoeveel procent de actie is uitgevoerd en of het resultaat is bereikt.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het maatschappelijk resultaat van het project is duidelijkheid bij alle bij duurzame gebiedsontwikkeling<br />

betrokken partijen welke koers de komende vier jaar gevaren gaat worden om duurzaamheid in de<br />

gebiedsontwikkeling echt een stap verder te brengen. Dit is voor alle partijen van belang, omdat er momenteel<br />

een veelheid aan initiatieven, instrumenten en beleidslijnen is die het er niet overzichtelijker op maken.<br />

Duidelijkheid over koers, rollen en regie is de enige manier om duurzame gebiedsontwikkeling in Nederland een<br />

kwaliteitsslag te geven en een stap verder te brengen. Dit is voor alle overheden (rijk, provincies en<br />

gemeenten), maar ook voor marktpartijen (projectontwikkelaars, woningbouwcoöperaties) van belang. Het<br />

uiteindelijke resultaat zal een duurzamer Nederland zijn.<br />

Belangrijk voor de provincies is dat zij een duidelijk beeld hebben over hun rol in DGO, op alle niveaus een<br />

goed netwerk hebben om invulling te kunnen geven aan hun rol en daarnaar ook kunnen handelen. Verder<br />

participeren de provincies in de verschillende duurzaamheidplatforms, waardoor zij van ontwikkelingen in<br />

andere gebieden kunnen leren en beter invulling kunnen geven aan hun rol als gebiedsregisseur (makelen en<br />

schakelen).<br />

Het is erg lastig om aan het eind van dit project al een maatschappelijk resultaat te meten. De mate van succes<br />

van het project kan worden afgelezen aan de betrokkenheid van de verschillende partijen bij het opstellen van<br />

het werkprogramma, de inzet die wordt gepleegd in en de hardheid/concreetheid van het werkprogramma.<br />

Opmerkingen<br />

De aangegeven projectstappen zijn in het onderstaande nader omschreven:<br />

1. Samenstellen werkgroep<br />

Een ‘startteam’ — bestaande uit een medewerker van VROM, IPO, gemeenten en een externe adviseur met<br />

goede contacten bij de private partijen — zal zorgdragen voor een werkgroep waarin alle partijen die een<br />

belangrijke rol spelen in DGO zitting hebben.<br />

2. Opstellen vierjarig werkprogramma ‘Regie op Duurzame Gebiedsontwikkeling’<br />

Het werkprogramma zal worden opgesteld door een werkgroep waarin alle belangrijke partijen<br />

vertegenwoordigd zijn. Het werkprogramma fungeert als paraplu waaronder en waaraan de ontwikkeling en<br />

projecten op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling worden gehangen.<br />

3. Kwartier maken voor drie duurzaamheidplatforms<br />

Dezelfde partijen die het werkprogramma opstellen, zullen ook kwartier maken voor de platforms DGO. De<br />

platforms zijn essentieel voor het uit kunnen voeren van het werkprogramma. Om na het vaststellen van het<br />

werkprogramma, gelijk een start te kunnen maken met de uitvoering, wordt er parallel aan het opstellen van<br />

het werkprogramma DGO, kwartier gemaakt.<br />

a. Bestuurlijke taskforce duurzame gebiedsontwikkeling<br />

Uit verschillende gremia met handelingsmacht nemen unieke personen plaats in een ondernemende groep, die<br />

in de afzonderlijke sectoren successen signaleren, beweging mobiliseren en prioritering stimuleren. Een handson,<br />

maar strategisch opererend en invloedrijk gezelschap. De groep wordt ondersteund door een kleine staf en<br />

functioneert als programmabureau. De taskforce wordt ondergebracht bij het Gemeenschappelijk<br />

Ontwikkelingsbedrijf van het rijk en wordt ingesteld voor een periode van ten minste vier jaar.<br />

b. Nationaal duurzaamheidslab gebiedsontwikkeling.<br />

De komende vier jaar worden twaalf gebieden uitgenodigd om gezamenlijk het duurzaamheidslab<br />

gebiedsontwikkeling te vormen. Deze voorlopers krijgen uitgebreid ondersteuning, poolen kennis en wisselen<br />

ervaring uit. De coördinator van het duurzaamheidslab zit in de taskforce. De voorlopers zijn ondermeer<br />

Almere, Haarlemmermeer, Venlo en Maastricht. In elk gebied staat de eigen planontwikkeling centraal. Het<br />

duurzaamheidslab ondersteunt kansrijke initiatieven en geeft invulling aan de rol van makelaar DGO.<br />

c. Community of Practice DGO<br />

Een belangrijke werkvorm van het duurzaamheidslab is de community of practice (CoP). Een forum waar<br />

gelijkgepositioneerden op de grens formeel-informeel kennis en ervaring uitwisselen en ontwikkelen. De CoP is<br />

de voortzetting van de CoP Cradle tot Cradle die in 2008 vanuit het programma Leren voor Duurzame<br />

Ontwikkeling al is gestart met 20 deelnemers. De CoP-groepen zullen zich naar behoefte ontwikkelen rond<br />

bijvoorbeeld actoren, zoals wethouders, accountmanagers van het rijk, of lokale projectleiders, of rond thema’s,<br />

zoals kringloopsluiting, grondexploitatie, lokaal ondernemerschap, duurzame mobiliteit of voedselproductie. In<br />

aanvang is de deelname beperkt tot een kerngroep, later worden subgroepen en themabijeenkomsten<br />

opengesteld voor anderen, zodat en olievlekwerking kan optreden.<br />

4. Vaststellen vierjarig werkprogramma voor DUIV<br />

Niet nader omschreven.<br />

35


Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met september <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

Voor dit project zijn minimaal drie provinciale vertegenwoordigers nodig om de breedte van het<br />

werkprogramma en de duurzaamheidplatforms goed te kunnen inrichten. Daarnaast voor alle provincie een<br />

contactpersoon die als klankbord en aanspreekpunt fungeert voor elke provincie.<br />

Stap 1: 100 uur voor werkgroepleden en totaal 50 uur voor de provinciale contactpersonen<br />

Stap 2: 250 uur voor werkgroepleden en totaal 100 uur voor de provinciale contactpersonen<br />

Stap 3: 150 uur voor werkgroepleden en totaal 100 uur voor de provinciale contactpersonen<br />

Totaal: 500 uur voor (minimaal) 3 provinciale werkgroepleden en totaal 250 uur voor 9 provinciale<br />

contactpersonen<br />

Kostenraming<br />

De totale kostenraming voor de bovenbeschreven activiteiten ligt op 150.000 euro. De financieringsverdeling<br />

wordt als volgt voorgesteld:<br />

- VROM: 75.000 euro<br />

- IPO: 50.000 euro (dit <strong>PRISMA</strong>-project)<br />

- VNG: 25.000 euro<br />

Dit budget wordt ingezet om een externe adviseur in te huren om bovenbeschreven activiteiten te begeleiden.<br />

Daarnaast wordt hieruit de organisatie van bijeenkomsten gefinancierd die nodig zijn om kwartier te maken<br />

voor de drie platforms.<br />

Het <strong>PRISMA</strong>-project(budget) wordt definitief op het moment dat ook de andere financierende partijen hun<br />

bijdrage formeel hebben vastgelegd.<br />

Contactpersoon IPO<br />

Frank Puijn<br />

Toekenning<br />

€ 50.000<br />

36


Thema Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

Projectnaam 4.10 Omgevingsvergunning<br />

Projecttrekker Reinette Kiès<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 8881210<br />

Emailadres projecttrekker rkies@ipo.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker <strong>Interprovinciaal</strong> <strong>Overleg</strong><br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Volgens de huidige rijksplanning wordt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010<br />

ingevoerd. Provincies stemmen zoveel mogelijk af bij de voorbereiding van de invoering en delen ervaringen.<br />

Het programma bestaat uit verschillende deelprojecten:<br />

- vaststellen kwaliteitseisen en –criteria voor de overeenkomsten met partijen in overleg met partijen;<br />

- opstellen gezamenlijke legesverordening met VROM, VNG en Bouw- en Woning toezicht (BWT);<br />

- ICT: Landelijke Voorziening Omgevingsloket (LVO), ontwikkeling milieumodules en coördinatie inzet<br />

provincies bij de ontwikkeling van het LVO;<br />

- vormings- & opleidingsplan met VROM, VNG en Unie van Waterschappen (UvW);<br />

- communicatie;<br />

- wetstrajecten en juridische advisering in samenwerking met VROM<br />

- bestuurslasten;<br />

- maken van samenwerkingsafspraken met andere departementen;<br />

- afstemming met andere sectoren.<br />

Daarnaast maakt de invoering van de Wabo onderdeel uit van het Transitieprogramma van VROM. Met het<br />

transitieprogramma wordt de uitvoering van een gezamenlijke visie van het kabinet en IPO/VNG/UvW beoogd<br />

over het eindbeeld Wabo/Oosting/Mans. Op dit moment heeft hierover nog geen definitieve besluitvorming<br />

plaatsgevonden door het kabinet, vooruitlopend op een besluit door de Tweede Kamer. De hoofdprojecten van<br />

het Transitieprogramma zijn (d.d. 4 juni 2008):<br />

1. doorlichting InterBestuurlijk Toezicht (IBT) en opstellen proactieve kaders<br />

2. kwaliteit van de uitvoering<br />

3. informatiemanagement<br />

4. horizontale verantwoording<br />

5. overdracht IBT<br />

6. transparantie toepassing IBT-instrumentarium<br />

7. Aanpassing VROM-regelgeving<br />

Voor de onderdelen p.m. is een apart voorstel ingediend.<br />

Afhankelijk van het kabinetsstandpunt en de uiteindelijke afspraken met de decentrale overheden moet er een<br />

programma ontwikkeling van omgevingsdiensten worden toegevoegd. Een voorlopige eerste schatting is in dit<br />

voorstel opgenomen.<br />

Stappenplan<br />

37<br />

Planning gereed<br />

Evalueren van het plan van aanpak 2008 en opstellen nieuw jaarplan. januari <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het gewenste resultaat van het project is mede afhankelijk van het kabinetsstandpunt oktober 2008.<br />

Vooralsnog:<br />

- voorstel voor kwaliteitseisen en –criteria voor de Wabo-taken;<br />

- provinciale legesverordening Wabo;<br />

- Inhoudelijk kwalitatief goede verwerking van de milieudeel van de Wabo in de Landelijke Voorziening<br />

Omgevingsloket (LVO);<br />

- vormings- en opleidingsplan waaraan alle provincies kunnen meedoen;<br />

- gezamenlijk basiscommunicatieplan voor alle provincies om uit te putten en af te stemmen;<br />

- input in en invloed op de ontwikkeling van relevante wetstrajecten;<br />

- een bedrag van X miljoen euro in het provinciefonds in <strong>2009</strong>;<br />

- uniforme afspraken met de departementen over levering van toestemmingen en planning naar de Wabo;<br />

- zonodig afstemming van de Wabo binnen provincies met andere beleidsterreinen;<br />

- P.m.<br />

De meting van de bereiking van het projectresultaat kan plaats vinden op basis van:<br />

de planning in het nog op te leveren jaarplan <strong>2009</strong>.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Vermindering administratieve lasten en verbetering dienstverlening naar burgers en bedrijven.<br />

Meting van de bereiking van het maatschappelijk resultaat kan plaatsvinden op basis van het goed functioneren<br />

van het landelijk loket omgevingsvergunning en op basis van de tijd en kwaliteit van de op te leveren Wabo-


vergunningen.<br />

Opmerkingen<br />

Dit voorstel is onder voorbehoud van de gevolgen van het nog te nemen kabinetsbesluit over<br />

Wabo/Oosting/Mans en de voorstellen van IPO/VNG en UvW eind 2008.<br />

Start en einddatum<br />

Het betreft een meerjarig project dat waarschijnlijk tot en met 2010 doorloopt.<br />

Capaciteit<br />

De raming van de inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies is nog nader in te<br />

vullen.<br />

Kostenraming<br />

Implementatie Wabo/Oosting/Mans<br />

Planning — nog niet uitgevoerd — 2008 (akkoord BOAG Milieu):<br />

Legesonderzoek (planning budget 2008) 70.000<br />

Modelverordening exclusief recht (planning budget 2008) 40.000<br />

Evaluatie Wabo aanpak provincies (budget 2008) 20.000<br />

Kwaliteitsafspraken p.m.<br />

Totaal nog op te pakken 2008 (afhankelijk consequenties besluit kabinet) 130.000<br />

Planning <strong>2009</strong>:<br />

Ondersteuning Wabo Platform secretariaat en voorbereiding 60.000<br />

Coördinatie Landelijke Voorziening Omgevingsvergunning 70.000<br />

Gezamenlijke communicatie invoering Wabo/Oosting/Mans 50.000<br />

Opstellen basismodel met opties voor omgevingsdiensten 50.000<br />

Stelpost Projectorganisatie omgevingsdiensten, externe inhuur 70.000<br />

Totaal <strong>2009</strong>: 300.000 euro<br />

De raming van de kosten voor externe uitbesteding voor het project bedraagt 300.000 euro, inclusief btw.<br />

Daarnaast wordt het onderdeel kwaliteitseisen: implementatie Wabo/Oosting/Mans via een ander Prismaproject<br />

begroot.<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 280.000<br />

38


Thema Organisatie uitvoering vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projectnaam 4.11 Transitie vergunningverlening, toezicht en<br />

handhaving (VTH)<br />

Projecttrekker Hans Hazenbosch (i.s.m. Harrie Hamstra, Overijssel)<br />

Telefoonnummer projecttrekker 030 2582810<br />

Emailadres projecttrekker hans.hazenbosch@provincie-utrecht.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Utrecht<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Het project betreft het Transitieprogramma VROM-taken (Wabo-VTH-taken in relatie tot kabinetsreactie-Mans<br />

en –Oosting): verdere ontwikkeling Regie en Interbestuurlijk Toezicht voor het fysieke leefdomein.<br />

Kwaliteit uit zich in gewaarborgde deskundigheid, tijdigheid, continuïteit, juridische houdbaarheid en<br />

bestuurlijke afstemming.<br />

In het licht van het kabinetsstandpunt over de adviezen van de commissies-Oosting en -Mans, het<br />

bestuursakkoord Rijk-IPO en de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wabo, hebben de provincies<br />

een belangrijke taak in het tot stand brengen van een toekomstvaste uitvoeringsstructuur, een passende<br />

kwaliteit van de ambtelijke en bestuurlijke taakuitvoering, en een passend interbestuurlijk toezicht.<br />

In het kader van het Transitieprogramma van VROM dienen de provincies in <strong>2009</strong> concreet vorm te geven aan<br />

hun wettelijke taken op het gebied van kwaliteitsregie en overgang daarvan naar interbestuurlijk toezicht voor<br />

het fysieke leefdomein. De taken hiervoor worden tussen de provincies onderling afgestemd in de<br />

interprovinciale regiegroep handhaving (IRH), en worden nader omschreven in een actieprogramma voor <strong>2009</strong><br />

en verder.<br />

Stappenplan<br />

39<br />

Planning gereed<br />

1. Actieprogramma kwaliteitseisen februari <strong>2009</strong><br />

2. Inhoudelijke bijdrage aan de kwaliteitseisen juli <strong>2009</strong><br />

3. Regie op het proces tot vorming van een uitvoeringsstructuur december <strong>2009</strong><br />

4. Implementatie van omgevingsbrede kwaliteitseisen<br />

december <strong>2009</strong><br />

5. Ontwikkelen van de uitvoering van het provinciale Interbestuurlijk Toezicht december <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het resultaat van het project omvat:<br />

- actieprogramma voor regietaak<br />

- set kwaliteitseisen voor Wabo-VTH-taken<br />

- actieprogramma ‘Interbestuurlijk Toezicht’<br />

- uitvoering van de voor <strong>2009</strong> geplande acties<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van de vordering van de totstandkoming van<br />

de deelproducten.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

IPO draagt bij aan de ontwikkeling naar een adequaat stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving,<br />

waarin de kwaliteit van dienstverlening naar burger en bedrijf en de adequate bescherming van de fysieke<br />

leefomgeving is gewaarborgd.<br />

De bereiking van het maatschappelijk resultaat is nog niet goed aan te geven, want <strong>2009</strong> is een transitiejaar.<br />

Resultaten in termen van ‘betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving’ zijn daarom in<br />

<strong>2009</strong> nog niet te verwachten. Noodzakelijke stappen als het maken van landsdekkende afspraken over regio’s<br />

voor omgevingsdiensten wel. De bijdrage aan het maatschappelijk resultaat kan vooralsnog in beeld gebracht<br />

worden aan de hand van de gezette stappen.<br />

Opmerkingen<br />

De vijf stappen van het projectplan zijn in het navolgende nader omschreven:<br />

1. Actieprogramma kwaliteitseisen, met afspraken over:<br />

- concretisering en verbreding van kwaliteitseisen toezicht en handhaving<br />

- bijdrage aan de ontwikkeling van kwaliteitseisen vergunningverlening<br />

- ontwikkeling van kwaliteitseisen voor kritische massa en deskundigheid<br />

- planning van de invoering en een implementatietraject<br />

- nulmeting


2. Leveren van een inhoudelijke, stevige, bijdrage aan de kwaliteitseisen voor vergunningverlening, toezicht en<br />

handhaving op het Wabo-terrein (en zo mogelijk aanpalende terreinen); binnen het Transitieprogramma Werk<br />

in Uitvoering dat onder regie van VROM, in samenwerking met de koepels, wordt uitgevoerd, is de inzet van<br />

IPO om het projectleiderschap voor het deelproject kwaliteitseisen te gaan vervullen.<br />

3. Regie voeren op het proces tot vorming van een (opgeschaalde) uitvoeringsstructuur die aan de<br />

kwaliteitseisen (startkwalificatie) voldoet; convenanten gereed medio <strong>2009</strong>.<br />

4. Implementatie van omgevingsbrede kwaliteitseisen en de provinciale regie daarop.<br />

5. Ontwikkelen van de uitvoering, volgens erkende kwaliteitseisen, van het provinciale Interbestuurlijk Toezicht<br />

op uitvoeringsorganisaties, gemeenten en waterschappen voor het fysieke leefdomein met daarin o.a.<br />

afspraken over:<br />

- ontwikkelen van het gewenste eindbeeld<br />

- overdracht van VROM-Inspectietaken naar de provincies<br />

- afspraken met de VI over een overgangsfase<br />

- afspraken over de gewenste verhouding regie–interbestuurlijk toezicht<br />

Realisering is sterk afhankelijk van de uitkomst van het politiek-bestuurlijk debat over eindbeeld<br />

Wabo/Mans/Oosting (kabinetsreactie en discussie met Kamer, eind 2008). Het onderhavige project kent dan<br />

ook een nauwe relatie met het <strong>PRISMA</strong>-project Omgevingsvergunning over de invoering van de Wabo en de<br />

eindvisie Wabo/Oosting/Mans, en concretiseert voor dit project de rol en het instrumentarium<br />

(kwaliteitscriteria, IBT-instrumenten) van de provinciale regisseurs.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

De inzet van alle provinciale handhavingregisseurs en secretariaatsondersteuning is nog nader te kwantificeren.<br />

Kostenraming<br />

- Diversen ondersteuning Infomil 35.000<br />

- Rapportage (2x halfjaarrapportage) 10.000<br />

- Inhoudelijke ondersteuning/workshops 30.000<br />

- Instrumentontwikkeling 10.000<br />

- Kosten totaal 85.000<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 85.000<br />

40


Thema Organisatie uitvoering vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projectnaam 4.12 Kaderstelling vergunningverlening<br />

Projecttrekker Johan van der Weij<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 4416443<br />

Emailadres projecttrekker jp.vander.weij@pzh.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Zuid-Holland<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Via het project Kaderstelling hebben de provincies gezamenlijke kaders ontwikkeld voor vergunningverlening.<br />

De kaders bestaan per milieuaspect uit een overzicht van de relevante wet- en regelgeving, indieningvereisten<br />

voor een vergunningaanvraag, consideransteksten en een set met standaardvoorschriften waaruit kan worden<br />

geput. Consideransteksten en de set vergunningvoorschriften zijn opgenomen in SESOM, het softwarepakket<br />

dat alle provincies gebruiken bij het maken van vergunningen.<br />

Voor het beheren, actueel houden en de verdere ontwikkeling van de kaderstellingteksten is een<br />

redactiecommissie in het leven geroepen die wordt ondersteund door SenterNovem. In dit projectvoorstel<br />

worden de activiteiten van de redactiecommissie en de daarmee gepaard gaande kosten voor <strong>2009</strong> aangegeven<br />

en begroot.<br />

Stappenplan<br />

41<br />

Planning gereed<br />

1. Beheer van de kaderstellingdocumenten december <strong>2009</strong><br />

2. Actueel houden Kaderstelling december <strong>2009</strong><br />

3. Ontwikkelen van kaderstelling december <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Een actuele set kaderstellingdocumenten en daarmee een actuele en bruikbare set standaarden voor<br />

considerans en voorschriften in het softwarepakket SESOM.<br />

De bereiking van het projectresultaat wordt gemeten aan de hand van de vordering van de deelproducten.<br />

Daarbij is het uitgangspunt dat het projectresultaat is bereikt als:<br />

- ingediende verbetervoorstellen zijn verwerkt in de kaderstellingdocumenten.<br />

- kaderstellingteksten zijn aangepast aan genoemde veranderde regelgeving.<br />

- considerans Wabo-proof is.<br />

- kaderstellingsteksten voor lucht en EV zijn geactualiseerd.<br />

- bijzondere branches: voor nog eens twee branches voorschriften zijn uitgewerkt.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het gewenste maatschappelijke resultaat van het project bestaat uit:<br />

- harmonisatie van de vergunningverlening door de provincies.<br />

- dezelfde eisen bij dezelfde soort inrichtingen (level playingfield).<br />

- vermindering regeldruk door meer doelvoorschriften en minder middelvoorschriften.<br />

- vermindering administratieve lasten door terugdringen onderzoekslasten, registratielasten, e.d.<br />

- versnelling van de vergunningverlening (door standaardisatie).<br />

De bereiking van het maatschappelijk resultaat wordt gemeten aan de hand van een enquête over het gebruik<br />

van kaderstellingdocumenten en SESOM.<br />

Opmerkingen<br />

De aangegeven projectstappen zijn als volgt omschreven:<br />

1. Beheer van de kaderstellingdocumenten<br />

Verwerking van verbetervoorstellen vanuit de gebruikers. Daarvoor zes redactievergaderingen per jaar.<br />

Secretariaat SenterNovem. Bijhouden website over kaderstelling door Infomil, nieuwsbrief maken, afstemming<br />

met Haskoning over SESOM.<br />

2. Actueel houden Kaderstelling<br />

Teksten aanpassen naar aanleiding van veranderingen in wet- en regelgeving. In <strong>2009</strong> AMvB algemene regels,<br />

Reach, Besluit financiële zekerheid, Wm weigeringsgrond m.b.t. strijdigheid RO, LAP.<br />

3. Ontwikkelen van kaderstelling<br />

Wabo-proof maken considerans, documenten lucht en EV herzien naar aanleiding van advies SenterNovem,<br />

uitbreiding onderdeel bijzondere branches met circa twee nieuwe branches n.a.v. inventarisatie en pilot in<br />

2008.


Start en einddatum<br />

het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

Raming van de benodigde inzet van mensuren voor het project door medewerkers van de provincies is als<br />

volgt:<br />

- projectleider: 100 uur<br />

- per provincie een lid voor redactiecommissie + specialisten in de achterban: 100 uur per provincie<br />

- deelnemers aan actualisatieprojecten (6): 100 uur per deelnemer<br />

Kostenraming<br />

€ 60.000<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 60.000<br />

42


Thema Organisatie uitvoering vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projectnaam 4.13 Verbinding milieu met groene<br />

uitvoeringspraktijk<br />

Projecttrekker Dini van Egmond<br />

Telefoonnummer projecttrekker 030 2583885<br />

Emailadres projecttrekker dini.van.egmond@provincie-utrecht.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Utrecht<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Binnen de provincies opereren de taakvelden landelijk gebied enerzijds en milieu anderzijds nogal autonoom en<br />

gescheiden van elkaar. Hoewel vergunningverlening en handhaving in beide taakvelden een eigen dynamiek<br />

kennen, ontstaan er in de uitvoeringspraktijk steeds meer raakvlakken en is er samenhang in de uitvoering<br />

vereist. Verbinding en afstemming zijn noodzakelijk uit oogpunt van een goede dienstverlening en een<br />

doelmatige overheid.<br />

Het project beoogt een landelijke bijeenkomst voor medewerkers en management van de provinciale afdelingen<br />

vergunningverlening en handhaving die op het raakvlak van milieu en groene wetten werkzaam zijn. Doel is het<br />

benoemen van de raakvlakken en het zoeken van een verbinding in uitvoeringsstrategie en concrete uitvoering.<br />

Verder omvat het project het uitwerken van praktijkvoorbeelden die aangeven hoe eenduidig en gecoördineerd<br />

kan worden opgetrokken vanuit vergunningverlening en handhaving voor beide beleidsterreinen, ook daar waar<br />

de Wabo niet leidend is.<br />

Ook de nieuwe Wet samenhangende besluiten vraagt om een verdergaande coördinatie en kent een<br />

facultatieve regeling om aanvragen zoveel mogelijk te coördineren. Bestuursorganen worden min of meer<br />

verplicht te verwijzen naar andere besluiten die nodig zijn om een activiteit te kunnen verrichten. In<br />

gebiedsprocessen vraagt een integrale visie (inpassing geluidplafond, Nbw-gebied ernaast, enz.) om een juiste<br />

procesmatige benadering.<br />

Het project omvat verder het organiseren van een platform als kennis- en uitwisselingsgroep voor de betrokken<br />

beleidsterreinen, dat o.a. thematische dagen gaat organiseren, bijvoorbeeld over bagger of de<br />

Natuurbeschermingswet (Nbw). Dit betekent ook het samenbrengen en bundelen van juristen (werkgroepen)<br />

uit verschillende IPO-taakvelden onder één noemer. Het project omvat ten slotte het inventariseren van de<br />

verschillende provinciale verordeningen en het toegankelijk maken van de informatie, wellicht via een<br />

provinciale intranetwebsite.<br />

Stappenplan<br />

43<br />

Planning gereed<br />

1. Landelijke bijeenkomst organiseren voorjaar <strong>2009</strong><br />

2. Organiseren Platform als kennis- en uitwisselingsgroep voorjaar <strong>2009</strong><br />

3. Inventariseren en toegankelijk maken (website) van provinciale verordeningen september <strong>2009</strong><br />

4. Benoemen raakvlakken, uitwerken praktijkvoorbeelden en uitvoeringsstrategie najaar <strong>2009</strong><br />

5. Organiseren van themadag op raakvlak van milieu en groene wetten najaar <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Het beoogde projectresultaat bestaat uit een aantal deelproducten:<br />

- landelijke bijeenkomst<br />

- uitgewerkte praktijkvoorbeelden met uitvoeringsstrategie<br />

- platform voor kennisuitwisseling<br />

- themadag<br />

- website<br />

De meting van de bereiking van het projectresultaat vindt plaats aan de hand van de afronding van de<br />

bovengenoemde deelproducten van het project.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het uitwisselen van kennis en ervaringen van vergunningverleners, juristen en handhavers op het raakvlak van<br />

milieuwetgeving en de groene wetgeving landelijk gebied.<br />

De wijze waarop de meting van de bereiking van het maatschappelijk resultaat plaatsvindt, is nog uit te<br />

werken.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.


Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>.<br />

Capaciteit<br />

De provincies Drenthe, Overijssel en Zeeland hebben belangstelling getoond om mee te helpen met de<br />

organisatie. De inzet vanuit de provincies is nader uit te werken.<br />

Kostenraming<br />

€ 25.000<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 25.000<br />

44


Thema Organisatie uitvoering vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projectnaam 4.14 Rapportage vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projecttrekker John Visbeen<br />

Telefoonnummer projecttrekker 030 2582150<br />

Emailadres projecttrekker john.visbeen@provincie-utrecht.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Utrecht<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Monitoring van vergunningverlening (VV) en handhaving (HH) vindt al sinds jaren op gestructureerde wijze<br />

plaats. Hierdoor is het mogelijk gegevens over meer jaren te vergelijken. De gegevens worden ook gebruikt om<br />

gegevens aan te leveren ten behoeve van de wettelijke verslaglegging over handhaving aan de Tweede Kamer.<br />

In <strong>2009</strong> zal informatie met betrekking tot de regisseurstaak (bv. aantal ambtelijk gesprekken met gemeenten,<br />

aantal aanwijzingen, enz.) onderdeel uitmaken van de monitoring vergunningverlening en handhaving. In <strong>2009</strong><br />

wordt verder een relatie gelegd met het <strong>Interprovinciaal</strong> kwaliteitsoverleg (IPKO), door Kritieke Prestatie<br />

Indicatoren voor vergunningverlening en handhaving te benoemen en deze als basis te gebruiken voor de<br />

rapportage. Hiervoor worden een expertmeeting en een workshop georganiseerd. Er wordt gekeken hoe de<br />

interprovinciale monitoring hierbij aan kan sluiten zodat de monitoring meer waarde krijgt voor de provincies.<br />

Dit kan een verschuiving in de vraagstelling tot gevolg hebben. Er wordt gestreefd naar een minimum aan<br />

informatievraag en een eenmalige bevraging.<br />

Stappenplan<br />

45<br />

Planning gereed<br />

1. Verzamelen gegevens over 2008 maart <strong>2009</strong><br />

2. Opstellen rapportage 2008 april <strong>2009</strong><br />

3. Besluitvorming rapportage 2008 juli <strong>2009</strong><br />

4. Expertmeeting kritische prestatie-indicatoren VV en HH voor rapportage <strong>2009</strong> februari 2010<br />

5. Workshop kritische prestatie-indicatoren VV en HH voor rapportage <strong>2009</strong> maart 2010<br />

Projectresultaat<br />

Rapportage monitoring vergunningverlening en handhaving.<br />

De meting van de bereiking van het projectresultaat vindt plaats op basis van het deel van de rapportage dat<br />

gereed is.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Door opeenvolgende jaren verzamelen van gegevens trends in beeld brengen met betrekking tot<br />

vergunningverlening en handhaving. Handhavinggegevens worden gebruikt voor landelijke handhavingbrief<br />

naar Tweede Kamer.<br />

De wijze waarop de meting van de bereiking van het maatschappelijk resultaat plaatsvindt, is nog uit te<br />

werken.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met maart 2010.<br />

Capaciteit<br />

De benodigde capaciteit vanuit de provincies betreft de inzet van een projectleider en daarnaast de inzet van<br />

deskundigen uit elk van de provincies.<br />

- projectleider 40 uur<br />

- provincies elk 16 uur<br />

In totaal 232 uur<br />

Kostenraming<br />

De kosten bedragen 27.000, euro voor de rapportage en 10.000 voor de expertmeeting, de workshop en het<br />

aanpassen van vragenlijsten en ICT voorziening.


Totaal 37.000 euro.<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 37.000<br />

46


Thema Organisatie uitvoering vergunningverlening en<br />

handhaving<br />

Projectnaam 4.15 IMPEL <strong>2009</strong><br />

Projecttrekker John Visbeen<br />

Telefoonnummer projecttrekker 030 2582150<br />

Emailadres projecttrekker john.visbeen@provincie-utrecht.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Utrecht<br />

Verantwoordelijk vakberaad Vakberaad Bedrijven en Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

IMPEL staat voor European Union network for the Implementation and Enforcement of European Environmental<br />

Law, Europees netwerk van vergunningverleners en handhavers. IMPEL omvat: deelname aan<br />

uitwisselingsprogramma’s van vergunningverleners en handhavers, deelname aan Europese conferenties,<br />

gerichte informatievoorziening, organisatie van themadagen, uitvoering van vergelijkingsprogramma’s en<br />

intercollegiale organisatiedoorlichtingen (IMPEL Review Initiatives = IRI-reviews).<br />

Het project streeft naar kwaliteitsverhogende provinciale apparaten om in Europees verband te kunnen<br />

functioneren en om werkmethoden beter op Europese regelgeving te laten aansluiten. Dit wordt ook bereikt<br />

door actief deel te nemen aan Europese uitvoeringprojecten en/of deze te initiëren. Het project omvat verder<br />

het onderhouden van een netwerk binnen de EU (met een verbinding naar Midden- en Oost-Europa) voor<br />

wederzijdse bijstand en uitwisseling. Twee maal per jaar (in juni en december) vinden er voltallige IMPELbijeenkomsten<br />

plaats en eenmaal per jaar een Nederlandse IMPEL-bijeenkomst. Deze wordt doorgaans<br />

gehouden bij een provincie. Kosten hiervoor zijn beperkt. Voor <strong>2009</strong> voeren de provincies twee projecten in:<br />

1. Ontwikkelen nieuwe opzet van IRI-reviews.<br />

Eén van de effectiefste en krachtigste instrumenten die IMPEL heeft, is de doorlichting van de<br />

vergunningverlenende- en handhavende organisaties in de verschillende lidstaten. Door de review (in dit geval<br />

een informele audit) van de wijze waarop vergunningverlening en handhaving in elk land worden uitgevoerd,<br />

leren we van elkaar en helpen we elkaar een hoger niveau van vergunningverlening en handhaving te bereiken.<br />

In 2008 heeft een evaluatie plaatsgevonden. Doel van het project in <strong>2009</strong> is om op basis van de bevindingen<br />

van deze evaluatie in <strong>2009</strong> een nieuwe werkwijze te ontwikkelen. De kosten voor dit project zullen beperkt zijn.<br />

2. Vergelijking vergunningverlening en handhaving van de intensieve varkenshouderij.<br />

In het jaarprogramma <strong>PRISMA</strong> 2008 is aangegeven dat het initiatief is genomen om in IMPEL een<br />

projectvoorstel in te dienen voor vergelijking van vergunningverlening en handhaving van de intensieve<br />

varkenshouderijen in de verschillende Europese landen.<br />

Dit project is op 30 mei 2008 in Ljubljana in de General Assembly van IMPEL gepresenteerd en dit initiatief is<br />

door nagenoeg alle landen met groot enthousiasme ontvangen. De problematiek rond stankhinder, emissies,<br />

afzet mest, afval/breivoer, ruimtelijke inpassing is voor veel landen groot. Ook de verplaatsingen van bedrijven<br />

van het ene naar het andere land wordt als een steeds groter probleem ervaren. De behoefte aan het<br />

uitwisselen van informatie over bedrijven in deze sector en het uitwisselen van technische informatie is groot.<br />

Het project voorziet in het delen van kennis, het uitwisselen van informatie (ook om zicht te krijgen hoe deze<br />

sector opereert in de verschillende Europese landen) en om door aanbevelingen voor de Europese Commissie<br />

een gelijk level playing field te creëren. Dit gebeurt onder meer door het vergelijken van (IPPC-)vergunningen,<br />

gezamenlijk uitvoeren van inspecties en het inrichten van een (digitaal) platform om informatie uit te wisselen.<br />

De eindresultaten worden in een rapport vastgelegd en in een internationale workshop gepresenteerd.<br />

Voorbereidingen vinden plaats in het najaar van 2008. Het project start in <strong>2009</strong>.<br />

Stappenplan<br />

47<br />

Planning gereed<br />

1. Voorbereiding project intensieve varkenshouderijen maart <strong>2009</strong><br />

2. Uitvoering project intensieve varkenshouderijen mei <strong>2009</strong><br />

3. Workshop en Verslaglegging project intensieve varkenshouderijen oktober <strong>2009</strong><br />

4. Organisatie IMPEL-dag juni <strong>2009</strong><br />

5. Ontwikkelen nieuwe werkwijze IRI-review juni <strong>2009</strong><br />

6. Deelname eerste Europese conferentie <strong>2009</strong> mei <strong>2009</strong><br />

7. Deelname tweede Europese conferentie <strong>2009</strong> december <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Kwaliteitsverhogende provinciale apparaten om in Europees verband te kunnen functioneren en om<br />

werkmethoden beter op Europese regelgeving te laten aansluiten. Dit wordt ook bereikt door actief deel te<br />

nemen aan Europese uitvoeringsprojecten en/of deze te initiëren.


De bereiking van het resultaat wordt gemeten aan de hand van de afronding van de deelresultaten en de<br />

deelname aan workshops/bijeenkomsten.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het doel van IMPEL is het versterken van kennis en inzicht in Europese verhoudingen over de implementatie en<br />

handhaving van Europese milieuwetgeving, het harmoniseren van milieu-inspecties, het bevorderen van<br />

feitelijke samenwerking bij handhaving grensoverschrijdende milieuovertredingen en het versterken van de<br />

participatie van de Nederlandse provincies in het Europese milieuveld.<br />

De bijdrage die het project heeft aan het bereiken van dit doel wordt gemeten aan de hand van een evaluatie<br />

achteraf.<br />

Opmerkingen<br />

De financiering vanuit LIFEplus voor het project vergelijking vergunningverlening en handhaving van de<br />

intensieve veehouderij moest voor 23 juni 2008 worden aangevraagd. Over de <strong>PRISMA</strong> budgetten <strong>2009</strong> wordt<br />

echter later besloten. De BOAG Milieu heeft in haar vergadering van 19 juni 2008 een principe-uitspraak<br />

gedaan om 19.500 euro uit de <strong>PRISMA</strong>-gelden <strong>2009</strong> te reserveren voor dit project.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari 2008 tot en met december 2008.<br />

Capaciteit<br />

Totale inzet van benodigde capaciteit vanuit de provincies is 96 uur.<br />

Kostenraming<br />

IMPEL kent een nieuwe financieringssystematiek op basis van LIFEplus. Voor dit project betekent het dat vanuit<br />

Europa in <strong>2009</strong> een bedrag van 48.600 euro wordt gefinancierd voor reis- en verblijfkosten. Vanuit het<br />

<strong>PRISMA</strong>-budget van de provincies is een bedrag van 19.500 euro geraamd voor advieskosten (voorbereiding<br />

vragenlijst, vergelijkende studie, eindrapportage, enz.). Van VROM en/of de overige landen is 28.800 euro<br />

gevraagd. Dit zijn kosten die vooral te maken hebben met het vertalen van documenten door een daarvoor<br />

gangbaar instituut.<br />

Kostenraming:<br />

19.500 (project vergunningverlening en handhaving intensieve veehouderijen)<br />

5.000 (overige projectkosten en organisatie IMPEL-bijeenkomsten).<br />

Totaal 24.500 euro<br />

Contactpersoon IPO<br />

Reinette Kiès<br />

Toekenning<br />

€ 19.500<br />

48


Thema Europees Milieubeleid<br />

Projectnaam 4.16 Kerngroep Milieu Regelgeving<br />

Projecttrekker Ronald Groen<br />

Telefoonnummer projecttrekker 070 4417430<br />

Emailadres projecttrekker rh.groen@pzh.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Zuid-Holland<br />

Verantwoordelijk IPO-gremium Brede <strong>Overleg</strong> en Adviesgroep Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Programmatische aandacht voor de voor provincies relevante milieuwetgeving en de beïnvloeding van de<br />

rijksaanpak is noodzakelijk. Dit wordt al meerdere jaren onderkend en heeft in 2008 geleid tot het opzetten van<br />

de Kerngroep Milieuregelgeving (KMR). Nu zeker op milieugebeid steeds meer Nederlandse wetgeving<br />

omzetting is van Europese wetgeving, is dit extra van belang: de inzet waarmee in Europa is gewerkt moet ook<br />

bij die omzetting doorklinken. De inhoud van de werkzaamheden wordt nader aangegeven in het werkplan KMR<br />

<strong>2009</strong>, dat na overleg in de Brede <strong>Overleg</strong>- en Adviesgroep Milieu (BOAG Milieu) in de IPO-Adviescommissie<br />

Milieu zal worden vastgesteld.<br />

In <strong>2009</strong> zal aandacht worden geschonken aan:<br />

- door de Adviescommissie aangegeven bestuurlijk prioritaire dossiers;<br />

- de wijze van implementatie in Nederland van Europese regelgeving;<br />

- opbouw van het KMR-team;<br />

- relatie met de waterdossiers;<br />

- versterking van de relatie tussen de experts in de provinciehuizen, KMR, IPO-secretariaat en provinciale<br />

lobbyisten in Den Haag;<br />

- opzet van de samenwerking van de kerngroep met VROM.<br />

Van de dossiers die bij de KMR in behandeling zijn, is<br />

de verdeling naar beïnvloedingsfase per 1-1-2008 als<br />

volgt:<br />

- 10% in scopingsfase<br />

- 60% in voorbereidingsfase;<br />

- 30% in besluitvormingsfase<br />

Stappenplan<br />

49<br />

30%<br />

10%<br />

60%<br />

Scopingsfase<br />

Voorbereidingsfase<br />

Besluitvormingsfase<br />

Planning gereed<br />

1. Selectie prioritaire dossiers op basis VROM-wetgevingsprogramma januari <strong>2009</strong><br />

2. Opstellen werkprogramma <strong>2009</strong> KMR januari <strong>2009</strong><br />

3. Jaarverslag <strong>2009</strong> december <strong>2009</strong><br />

4. Beïnvloeding milieuregelgeving continu<br />

5. Actualiseren voortgangsmatrix op www.iporivm.nl 4 x per jaar<br />

6. Op relevante momenten actualiseren factsheets bestuurlijk prioritaire dossiers en voor<br />

behandeling voorleggen in adviescommissie.<br />

2 x per jaar<br />

Projectresultaat<br />

Operationeel doel is het zoveel mogelijk inspelen op prioritaire dossiers teneinde een voor het milieu goede<br />

regelgeving te bereiken die goed uitvoerbaar is voor de provincies.<br />

- IPO-posities zijn voorbereid en in een vroeg stadium van dossiers effectief ingebracht in het<br />

gedachtevorming- en onderhandelingsproces binnen de relevante Haagse gremia.<br />

- De provincies zijn goed geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van de regelgeving.<br />

- De contacten met VROM, VNG en fractiespecialisten zijn versterkt.<br />

Dit wordt aangegeven door in een percentage uit te drukken welk deel van de experts aangeeft een redelijke<br />

doorwerking van de IPO-bijdrage in Nederlandse dossiers waar te nemen. Jaarlijks is er in december een<br />

eindejaarsmeting onder de experts.


Maatschappelijk resultaat<br />

De interprovinciale Kerngroep Milieu Regelgeving heeft tot strategisch doel dat regelgeving wordt ontwikkeld<br />

die in toenemende mate effectief is voor het oplossen van de milieuproblemen en die goed uitvoerbaar is voor<br />

de provincies.<br />

Een mogelijkheid voor meting is om periodiek de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de milieuregelgeving op<br />

een aantal criteria te onderzoeken en het aandeel redelijk tot goed scorende regels in een percentage uit te<br />

drukken. Een dergelijke meting vereist een apart project met financiering die nu niet voorzien is. Iets beperkter<br />

gekeken gaat het erom dat provincies hebben geanalyseerd dat er gevolgen zijn en dat de conclusies op die<br />

basis in het overleg met het rijk zijn ingebracht en of er iets met die conclusies gebeurt. De factsheets van de<br />

prioritaire dossiers zijn langs deze lijnen ingericht. KMR bevordert dat er ook inhoudelijk op deze wijze invulling<br />

aan wordt gegeven.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>. In feite is KMR een continue activiteit, waar aan<br />

de hand van jaarlijks werkplan (door BOAG’s te accorderen) de inzet van middelen en activiteiten voor het<br />

volgende jaar wordt aangegeven.<br />

Capaciteit<br />

- Kerngroep Milieu Regelgeving (KMR): deelnemers KMR, provinciale contactpersonen KMR en IPO-experts<br />

nemen deel in door betrokken provincies ter beschikking gestelde werktijd tot maximaal 0,5 dag per week,<br />

de voorzitter tot 1 dag per week.<br />

- Inzet voor milieudossiers IPO-secretariaat wordt volgens werkplan IPO geleverd.<br />

- Ondersteuning voor het onderhoud van de matrix en de factsheets.<br />

Kostenraming<br />

€ 17.000 (incl. btw) als werkbudget 2008 voor KMR. Bestemd voor:<br />

- organisatie themabijeenkomsten en werkbezoeken (3.000).<br />

- verzorging matrix en factsheets en communicatie daarover (14.000; detachering Laura Dolleman)<br />

Contactpersoon IPO<br />

Frank Puijn<br />

Toekenning<br />

€ 17.000<br />

50


Thema Europees Milieubeleid<br />

Projectnaam 4.17 Kerngroep Europees milieubeleid<br />

Projecttrekker Joop Kramer<br />

Telefoonnummer projecttrekker 0592 365822<br />

Emailadres projecttrekker j.kramer@drenthe.nl<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Provincie Drenthe<br />

Verantwoordelijk IPO-gremium Brede <strong>Overleg</strong> en Adviesgroep Milieu<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Programmatische aandacht voor de Europese milieuwetgeving die voor provincies relevant is en de<br />

beïnvloeding in een vroegtijdig stadium is noodzakelijk. Dit wordt al een aantal jaren onderkend en heeft in<br />

1996 geleid tot het instellen van de interprovinciale Kerngroep Europees Milieubeleid (KEM). In de afgelopen<br />

jaren is het accent naast informatievoorziening meer komen te liggen op beïnvloeding van EU-regelgeving en -<br />

beleid. Sinds 2004 is ook beïnvloeding via het nationale traject (ARENA-werkgroep en Interbestuurlijke<br />

dossierteams) gestart. De inhoud van de werkzaamheden wordt nader aangegeven in het werkplan KEM <strong>2009</strong>,<br />

dat na overleg in BOAG Milieu (en Water, Landelijk Gebied en EU), in de Adviescommissie Milieu zal worden<br />

vastgesteld.<br />

In <strong>2009</strong> zal aandacht worden geschonken aan:<br />

- door de Adviescommissies (AC) aangegeven bestuurlijk (en ambtelijk) prioritaire dossiers;<br />

- organisatie van werkzaamheden en het beheer en verdere uitbouw van de netwerkorganisatie;<br />

- informatie naar de provincies;<br />

- de versterking van de relatie tussen de experts in de provinciehuizen, KEM, IPO-secretariaat en Huis van<br />

de Nederlandse Provincies in Brussel (HNP);<br />

- versterking relatie met de werkgroep milieu van de Raad voor Europese Gemeenten en Regio's.<br />

Specifiek is het naar Nederland halen van de bijeenkomst van het Energie- en Milieunetwerk van CEMR. Doel is<br />

IPO als gezaghebbende partner in dat netwerk neer te zetten. Jaarlijks organiseert één van de aangesloten<br />

organisaties. De jaarlijkse bijeenkomst heeft nog niet eerder in Nederland plaats gehad en het is reëel dat IPO<br />

dit ook een keer op zich neemt. Of het ook in <strong>2009</strong> lukt, hangt uiteraard af van de beraadslagingen in CEMRverband.<br />

Het zou ook 2010 kunnen worden.<br />

Stappenplan<br />

51<br />

Planning gereed<br />

1. Selectie prioritaire dossiers op basis van EC Wetgevings- en werkprogramma <strong>2009</strong> december 2008<br />

2. Opstellen werkplan <strong>2009</strong> KEM + besluitvormingsprocedure (BOAG’s en AC’s) februari <strong>2009</strong><br />

3. Jaarverslag <strong>2009</strong> december <strong>2009</strong><br />

4. Beïnvloeding milieuregelgeving continu<br />

5. Actualiseren voortgangsmatrix op www.iporivm.nl 4 x per jaar<br />

6. Actualiseren factsheets bestuurlijk prioritaire dossiers en voorleggen in AC’s 2 x per jaar<br />

7. Participatie/trekkerschap Interbestuurlijke dossierteams c.a. Continu<br />

8. KEM-vergaderingen (incl. contactpersonen en HNP overleg) 10 x per jaar<br />

9. Reguliere werkzaamheden t.b.v. beheer en uitbouw netwerkorganisatie Continu<br />

10. Organiseren bijeenkomst CEMR-werkgroep Milieu en Energienetwerk in Nederland november <strong>2009</strong><br />

Projectresultaat<br />

Operationeel doel is het zoveel mogelijk inspelen op prioritaire Europese dossiers om een voor het milieu goede<br />

regelgeving te bereiken die goed uitvoerbaar is voor de provincies, dat wil zeggen:<br />

- IPO-posities zijn voorbereid en in een vroeg stadium van dossiers effectief ingebracht in het<br />

gedachtevorming- en onderhandelingsproces binnen de relevante regionale, Brusselse en Haagse gremia;<br />

- de provincies zijn goed geïnformeerd over de Brusselse ontwikkelingen op het gebied van milieubeleid en<br />

regelgeving;<br />

- contacten met het Huis van de Nederlandse provincies, de Europese Commissie, de Permanente<br />

Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, Europarlementariërs, de CEMR (Counsel of European<br />

Municipalities and Regions) en het Comité van de Regio’s zijn versterkt; en<br />

- in de Europese regionale netwerken, met name EPRO (Environment Platform of Regional Offices in<br />

Brussels), CEMR (Counsel of European Municipalities and Regions), ENCORE (Environment Conference of<br />

the Regions of Europe) en IMPEL (European Union Network for the Implementation and Enforcement of<br />

Environmental Law), is actief geparticipeerd.


Maatschappelijk resultaat<br />

De interprovinciale Kerngroep Europees Milieubeleid (KEM) heeft tot maatschappelijk doel dat EU-beleid en -<br />

regelgeving (milieu omvat in de Europese context tevens water, natuur en biodiversiteit) tot stand komt die<br />

effectief is voor het oplossen van de milieuproblemen en die goed uitvoerbaar is voor de provincies.<br />

Een mogelijkheid voor meting van het maatschappelijk resultaat is om periodiek de effectiviteit en<br />

uitvoerbaarheid van de milieuregelgeving op een aantal criteria te onderzoeken en het aandeel redelijk tot goed<br />

scorende regels in een percentage uit te drukken. Een dergelijke meting vereist een apart project met<br />

financiering die thans niet voorzien is. Lijkt in dit verband niet zinvol. Iets beperkter gekeken gaat het erom,<br />

dat provincies (experts) analyseren welke gevolgen er zijn en wat er met de IPO-inzet op de dossiers is<br />

gebeurd. De factsheets van de prioritaire dossiers zijn langs deze lijnen ingericht en KEM bevordert dat er ook<br />

inhoudelijk op deze wijze invulling aan wordt gegeven.<br />

Opmerkingen<br />

De kosten zijn in vergelijking met 2008 — deels eenmalig — opgehoogd naar 31.000 euro. In de praktijk blijkt<br />

er behoefte aan communicatiemateriaal over KEM. Voorgesteld wordt daarvoor een informatieve folder in<br />

samenhang met matrix te ontwikkelen (2.000 euro). Voorts blijkt voor de organisatie van themabijeenkomsten,<br />

werkbezoeken en werkzaamheden voortvloeiend uit KEM-werkzaamheden (bijvoorbeeld ARENA) een relatief<br />

bescheiden bedrag (4.000) nodig. Dit bedrag is gelet op ervaringen in het afgelopen jaar met 2.000 euro<br />

opgehoogd.<br />

Uitsluitend in <strong>2009</strong> wordt een bijdrage gevraagd van 6.000 euro voor de organisatie van de<br />

netwerkbijeenkomst van het CEMR-energie en -milieunetwerk. Deelnemers dragen verblijf- en reiskosten zelf,<br />

maar vergaderaccommodatie, excursie en welkomstdiner komen voor rekening van de organiserende partij.<br />

Wanneer de beraadslaging in CEMR ertoe leidt dat de bijeenkomst pas in 2010 plaats vindt, zal dit bedrag niet<br />

worden aangesproken en in <strong>PRISMA</strong> 2010 worden opgenomen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>. In feite is KEM een continue activiteit, waar aan<br />

de hand van jaarlijks werkplan (door BOAG’s te accorderen) de inzet van middelen en activiteiten voor het<br />

volgende jaar wordt aangegeven.<br />

Capaciteit<br />

- KEM: deelnemers, provinciale contactpersonen en IPO-experts nemen deel in door betrokken provincies ter<br />

beschikking gestelde werktijd;<br />

- IPO-secretariaat levert secretariaat;<br />

- Inzet voor milieudossiers in Brussel bij Huis van de Nederlandse Provincies volgens werkplan HNP geleverd;<br />

- Ondersteuning voor het onderhoud aan de KEM-matrix en de factsheets (zie kostenraming).<br />

Kostenraming<br />

Totaal benodigd voor de KEM € 31.000 als werkbudget <strong>2009</strong>.<br />

Bestemd voor:<br />

- verzorging matrix en factsheets, en communicatie: ondersteuning Laura Dolleman (14.000); detachering;<br />

- organisatie vergaderingen, themabijeenkomsten en werkbezoeken e.d. (4.000); vergaderkosten;<br />

- abonnement Bates Issue Tracker, maandelijks overzicht relevante milieuontwikkelingen (€5.000); overige<br />

kosten structureel<br />

- opstellen communicatiemateriaal (2.000); overige kosten eenmalig <strong>2009</strong><br />

- bijeenkomst netwerk energie en milieu van CEMR (6.000); overige kosten eenmalig <strong>2009</strong><br />

Contactpersoon IPO<br />

Frank Puijn<br />

Toekenning<br />

€ 31.000<br />

52


Thema Niet themagebonden projecten<br />

Projectnaam 4.18 Realisatie van een efficiënte en effectieve<br />

monitoring<br />

Projecttrekker Aan te wijzen door het IVM<br />

Telefoonnummer projecttrekker Nog aan te geven<br />

Emailadres projecttrekker Nog aan te geven<br />

Provincie of organisatie projecttrekker Nog aan te geven<br />

Verantwoordelijk vakberaad <strong>Interprovinciaal</strong> Vakberaad Monitoring (IVM)<br />

Kader, aanleiding en inhoud<br />

Als onderdeel van de beleidscyclus draagt monitoring bij aan de vergroting van de effectiviteit van het bestuur<br />

en verder ook aan de vergroting van de zichtbaarheid van de provincies als presterend middenbestuur.<br />

Monitoring dient effectief te zijn. Daarop gericht is met het rijk een samenwerkingsovereenkomst afgesloten,<br />

die wordt aangestuurd door de Stuurgroep Monitoring Milieu, Natuur en Water. Hierin zijn naast het IPO ook de<br />

ministeries van VROM, LNV en van VenW, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL; voormalig Milieu- en<br />

Natuurplanbureau) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vertegenwoordigd. Het<br />

bijdragen aan de realisatie van een efficiënte en effectieve monitoring is ook de doelstelling van deze<br />

samenwerking. Het project bestaat uit drie onderdelen/activiteiten:<br />

1. doorontwikkeling en beheer van het monitoringportal;<br />

2. verdere uitwerking van het bod van het Directoraat Generaal Milieu (DGM) van het ministerie VROM,<br />

gericht op een betere afstemming en coördinatie en eventuele (gedeeltelijke) overname door het RIVM van<br />

milieumeetnetten van de provincies die (mede) zijn gebaseerd op nationale of internationale<br />

verplichtingen;<br />

3. organisatie van een monitoringsymposium.<br />

Daarnaast wordt in Werk- en Stuurgroepverband bijgedragen aan de samenwerking.<br />

Ad 1. In het kader van de samenwerking is in 2008 de website www.monitoringportal.nl ontwikkeld voor milieu,<br />

natuur, water en landelijk gebied. De website is opgezet om te komen tot een efficiënter gebruik van de<br />

beschikbare monitoringexpertise op genoemde gebieden. Het systeem is opgebouwd volgens een structuur van<br />

inhoudelijke thema’s (milieu, water, natuur en landelijk gebied), kennisbronnen (organisaties, overleggroepen,<br />

monitoringproducten en monitoringdeskundigen) en gebieden (Europa, Nederland en provincies). In het<br />

monitoringportal zijn de eerder ontwikkelde websites www.iporivm.nl en www.milieurapportage.nl geïntegreerd.<br />

Het milieudeel is in 2008 gevuld; de thema’s water en natuur zijn deels gevuld met informatie die bij de<br />

invulling van het milieudeel is meegekomen. Het thema ruimte en landelijk gebied is nog niet gevuld.<br />

Ad 2. In het kader van dit traject is in 2008 een onderzoek uitgevoerd en afgerond naar de bodem- en<br />

grondwatermeetnetten. Naar verwachting zal eind 2008 besluitvorming plaatsvinden over verdergaande<br />

samenwerking tussen de provincies en het RIVM en een eventuele overdracht van taken. In <strong>2009</strong> zullen enkele<br />

andere (nader te bepalen) meetprogramma’s worden doorgelicht. Het betreft een keuze uit de thema’s<br />

luchtkwaliteit, luchtemissies en broeikasgassen, geluid en externe veiligheid.<br />

Ad 3. In het kader van de samenwerking tussen rijk en provincies wordt meestal eens per jaar gezamenlijk een<br />

(mini)symposium of workshop georganiseerd over te selecteren relevante onderwerpen.<br />

Stappenplan<br />

Monitoringportaal<br />

1.1 Doorontwikkeling en technisch beheer van het monitoringportal, actueel houden van de<br />

inhoud (taak van redactiecommissie en vullingbeheer), communicatie richting (potentiële)<br />

gebruikers.<br />

1.2 Evaluatie van beheer en gebruik van het monitoringportal (uit te voeren door extern<br />

bureau, inclusief bevraging van gebruikers).<br />

1.3 P.m., verdere vulling van het monitoringportal met gegevens over natuur, water en<br />

landelijk gebied (uitvoering van dit onderdeel is mede afhankelijk van de evaluatie omtrent<br />

beheer en gebruik van de milieumodules, besluitvorming september <strong>2009</strong>).<br />

DGM-bod<br />

53<br />

Planning<br />

december <strong>2009</strong><br />

augustus <strong>2009</strong><br />

2.1 Keuze van te onderzoeken meetprogramma’s en opstellen plan van aanpak. januari <strong>2009</strong><br />

2.2 Uitvoeren onderzoek door het RIVM i.s.m. de provincies, uitmondend in evaluatie,<br />

rapportage en besluitvorming.<br />

Monitoringsymposium<br />

p.m.<br />

december <strong>2009</strong><br />

3.1 Keuze van een thema april <strong>2009</strong><br />

3.2 Inhoudelijke en organisatorische voorbereiding en uitvoering oktober <strong>2009</strong>


Projectresultaat<br />

1.1 Het resultaat van dit projectonderdeel is een goed werkend, actueel, vrij toegankelijk, laagdrempelig en bij<br />

de doelgroep bekend monitoringportal voor het beleidsveld milieu en deels water, natuur en landelijk<br />

gebied en een qua vulling voor het milieudeel up-to-date website. De bereiking van dit resultaat wordt<br />

gemeten aan de hand van het aandeel beleids- en werkvelden dat up-to-date is opgenomen in de<br />

kennisbank en aan de hand van het gebruik van het monitoringportal door de doelgroepen.<br />

1.2 Resultaat van dit onderdeel is een afweging tussen enerzijds de beheersinspanning en anderzijds het<br />

gebruik van de website, mede in relatie tot de te nemen beslissing go/no-go inzake de verdere vulling van<br />

de onderdelen water, natuur en landelijk gebied en het al dan niet continueren van de inspanning voor<br />

milieu.<br />

1.3 Het al dan niet initieel vullen van de website voor de onderdelen water, natuur en landelijk gebied is<br />

afhankelijk van de resultaten van de uit te voeren evaluatie. De beslissing go/no-go zal september <strong>2009</strong><br />

genomen worden op basis van de resultaten van de evaluatie. De bij uitvoering van deze fase te maken<br />

kosten zijn nog niet begroot en als p.m.-post opgenomen.<br />

2.1 Het resultaat van de keuze is een uitgewerkt plan van aanpak voor onderzoek van de geselecteerde<br />

meetprogramma’s.<br />

2.2 Het resultaat van het onderzoek is een rapport met conclusies en aanbevelingen over overstemming,<br />

coördinatie en/of (gedeeltelijke) overname van meetprogramma’s.<br />

3. Resultaat van het jaarlijks symposium is optimaliseren van het netwerk en bijdragen aan een efficiëntere<br />

monitoring.<br />

De bereiking van het projectresultaat kan worden afgemeten aan de hand van de mate van realisering van de<br />

diverse in het project opgenomen onderdelen.<br />

Maatschappelijk resultaat<br />

Het maatschappelijke doel van het project is te komen tot een efficiëntere en onderling afgestemde monitoring<br />

en informatievoorziening en een efficiënter gebruik van monitoringexpertise en monitoringdata ten behoeve van<br />

het provinciaal beleid op het terrein van milieu, water, natuur, landelijk gebied en ruimtelijke ordening.<br />

Een indicator voor de meting van de maatschappelijke resultaten is niet beschikbaar.<br />

Opmerkingen<br />

Geen.<br />

Start en einddatum<br />

Het project loopt van januari <strong>2009</strong> tot en met december <strong>2009</strong>. Het project is een vervolg op de<br />

monitoringprojecten in de <strong>PRISMA</strong>-programma’s van 2007 en 2008.<br />

Capaciteit<br />

Activiteit 1.1: 50 uur en 50 uur vanuit de gezamenlijke 12 provincies<br />

Activiteit 1.2: 20 uur<br />

Activiteit 1.3: p.m.<br />

Activiteit 2.1 10 uur<br />

Activiteit 2.2 20 uur + 200 uur inzet vanuit de gezamenlijke 12 provincies<br />

Activiteit 3 40 uur<br />

Activiteit 4 40 uur<br />

Algehele projectleiding 70 uur (werkprogramma, projectuitwerking en –bewaking)<br />

Totaal 250 uur + 250 uur vanuit de 12 provincies. Dit is exclusief de inzet van de samenwerkingspartners<br />

VROM, LNV, RIVM en PBL.<br />

Voor het monitoringportal is naast personele inzet van de provincies een personele inzet voorzien van de zijde<br />

van RIVM, VROM en de andere samenwerkingspartners. In het kader van de samenwerking wordt de<br />

structurele inhoudelijke vulling aangestuurd door redactiecommissie, onder voorzitterschap van het RIVM. De<br />

informatie wordt aangeleverd door de participanten. De feitelijke vulling van de website wordt uitgevoerd door<br />

het RIVM, zo nodig met inzet van uitzendkrachten. Het technisch beheer van het monitoringportal wordt<br />

uitbesteed.<br />

Het onderzoek naar de mogelijkheden afstemming, coördinatie en overname van monitoringactiviteiten door<br />

het RIVM wordt op verzoek van DGM uitgevoerd door het RIVM, in overleg met de provincies. Deze activiteit<br />

wordt begeleid door een daartoe ingestelde commissie.<br />

54


Kostenraming<br />

1.1 Doorontwikkeling en technisch beheer website<br />

- hosting (domeinnaam, hosting, nedstatteller) 4.200<br />

- handleiding Content Management System 2.000<br />

- technisch beheer en onderhoud 5.600<br />

- genereren van Excel in te lezen lijsten 1.600<br />

- vullingbeheer (uitzendkracht) 5.600<br />

1.2 Evaluatie gebruik en beheer 8.000<br />

1.3 Vulling water- natuur- en landelijk gebied p.m.<br />

2. Onderzoek monitoringprogramma’s --<br />

3. Monitoringsymposium 3.000<br />

Totaal 30.000 inclusief btw<br />

Contactpersoon IPO<br />

Wil van Duijvenbooden<br />

Toekenning<br />

€ 30.000<br />

55


Dit is een uitgave van het<br />

<strong>Interprovinciaal</strong> <strong>Overleg</strong> (IPO)<br />

Postbus 16107<br />

2500 BC Den Haag<br />

Telefoonnummer (070) 888 12 12<br />

Faxnummer (070) 888 12 80<br />

www.ipo.nl<br />

IPO-<strong>publicatienummer</strong><br />

<strong>275</strong><br />

Grafisch ontwerp omslag<br />

Studio van Pelt, Amsterdam<br />

Druk<br />

RS Drukkerij BV, Den Haag<br />

Den Haag, februari <strong>2009</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!