Infonos december
- No tags were found...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
SERIEUZE BIJDRAGE
Inbezitneming van een perceel grond
Het probleem van ‘landjepik’, oftewel het in bezit nemen
van een perceel grond doormiddel van verjaring, komt
vaak voor. Er is veel jurisprudentie te vinden waaruit
blijkt dat er twijfel bestaat over de vraag wanneer
sprake is van verjaring.
In een uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch 1 gaat het
om de inbezitneming van een strook grond. Het gaat
in deze zaak om gemeente Boxtel en geïntimeerde die
procederen over een strook grond tussen de openbare
weg en het perceel van geïntimeerde. Geïntimeerde stelt
dat hij eigendom van deze strook heeft verkregen door
verjaring, de Gemeente bestrijdt dit. Voor verjaring
is inbezitneming vereist, en daarom moet worden
beoordeeld wanneer sprake is van ‘ondubbelzinnig
bezit’. Of sprake is van ondubbelzinnig bezit, moet
volgens het hof worden beoordeeld aan de hand van
verkeersopvattingen. Bij deze beoordeling moeten
ook de wettelijke bepalingen over bezit en de uiterlijke
feiten worden meegenomen. Ondubbelzinnig betekent
dat het voor de eigenaar duidelijk is dat de bezitter
pretendeert eigenaar te zijn.
In deze zaak zijn door geïntimeerde drie boompjes
geplaatst bij de strook grenzend aan de achtertuin.
Het hof oordeelt dat dit niet kan worden gezien als
inbezitneming, omdat het slechts een ‘op zichzelf
staande machtsuitoefening’ is.
Bij de strook grenzend aan de voorzijde heeft
geïntimeerde een oprit, een verharde toegang naar de
voordeur en twee extra parkeerplaatsen aangelegd. Voor
bezit moet de strook volledig zijn afgeschermd van de
openbare weg, bijvoorbeeld door het plaatsen van een
haag, of een uitbreiding van de woning. Bovendien is
exclusief gebruik van belang. Het hof oordeelt dat de
Gemeente aan de hand van verkeersopvattingen niet
hoefde af te leiden dat geïntimeerde de strook voor
zichzelf hield. Geïntimeerde wordt dus niet gezien als
bezitter.
1
Hof ’s-Hertogenbosch 18 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4680.
2
Hof ’s-Hertogenbosch 21 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1487, r.o. 3.3.3.
In een eerdere uitspraak van het hof
’s-Hertogenbosch wordt aangegeven dat bij het
in bezit nemen van een onroerende zaak, het
pretenderen eigenaar te zijn, niet snel wordt
aangenomen. Het hof oordeelt dat dit voornamelijk
geldt bij de veelvoorkomende situaties waarbij een
strook grond eigendom is van de gemeente, en
een particulier gebruik maakt van deze aan zijn
perceel grenzende strook grond. Het is hiermee
niet meteen duidelijk dat de particulier pretendeert
eigenaar te zijn, en dat er daarmee sprake is van
ondubbelzinnig bezit. Het ‘gebruik maken van
dergelijke stroken grond en/of deze onderhouden
ter verhoging van het genot van hun privé-percelen’,
zoals het hof dit letterlijk omschrijft, duidt niet
meteen op inbezitneming. Voor inbezitneming is
meer vereist. 2
De eisen van inbezitneming zijn duidelijk,
namelijk ‘ondubbelzinnig bezit’. Hiervoor moet
het aan de hand van verkeersopvattingen voor
de oorspronkelijke eigenaar duidelijk zijn dat de
bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Er gelden
strenge eisen aan de ondubbelzinnigheid van bezit.
Het is voor de rechtszekerheid belangrijk dat deze
strenge eisen in verschillende verjaringszaken over
een stuk grond van een gemeente, op dezelfde
manier worden toegepast.
Het is een positieve ontwikkeling dat het oordeel
van het hof overeenkomt met andere uitspraken,
dat ‘ondubbelzinnig bezit’ op dezelfde manier wordt
beoordeeld. Op deze manier raakt een gemeente
niet zomaar haar stuk grond kwijt. Bovendien weet
een gemeente waar deze op moet letten als ze niet
wil dat een ander door verjaring eigenaar wordt.
Dit zorgt voor meer rechtszekerheid en bovendien
eenheid in het recht. En dat is een belangrijke
ontwikkeling.
Door Mirthe Morssink
20
INFONOS