18.03.2021 Views

Passe-partout - Kritisch denken

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

PASSE-PARTOUT

KRITISCH

DENKEN

IN LAGER ONDERWIJS


VOOR WIE?

Deze passe-partout is gemaakt voor al wie meer aandacht

wil besteden aan het stimuleren van kritisch denken tijdens

leeractiviteiten in de 3de graad van het basisonderwijs.

De inhoud kan gebruikt worden door iedereen die

leeromgevingen creëert, specifiek voor de leergebieden

Mens en Maatschappij en Wetenschappen en Techniek.

DE PASSE-PARTOUT

Een passe-partout past op alles en is flexibel inzetbaar om

een leeractiviteit ‘from scratch’ te ontwerpen of om een bestaande

les te screenen. Het materiaal is ontwikkeld in het

kader van de leergebieden Mens en Maatschappij en Wetenschappen

en Techniek, maar kan met uitbreiding toegepast

worden op andere leergebieden. Het uiteindelijke

doel is om kritisch denken een houding te laten worden die

in alle leeractiviteiten aanwezig is, een permanent stimuleren

van een levenshouding… Kritisch denken is immers

een belangrijke 21ste-eeuwse vaardigheid die opgenomen

wordt in de hedendaagse onderwijskaders en -doelen.

ZELF KRITISCH DENKEN

De passe-partout biedt ook een manier om zelf scherp

te blijven. Om jezelf als leraar onder de loep te nemen

en te zien of je genoeg aandacht hebt voor het stimuleren

van kritisch denken in je activiteiten. Kritisch denken

is een breed en complex begrip. De definitie die gebruikt

wordt als basis voor deze passe-partout (Facione,

2015) omschrijft het als een samenspel van verschillende

deelaspecten opgesplitst in vaardigheden en houdingen/

disposities. Een vertaalslag naar de werking in de lagere

school is nodig. Het is belangrijk om al deze deelaspecten

expliciet aan te leren. Doe jij dat? Of denk je dat je het doet?

HOE GEBRUIKEN?

Er zijn 6 fiches. Ze sluiten aan bij verschillende componenten

van het didactisch model m.n. doelen, inhouden,

evaluatie, werkvormen, lesactiviteit (vraagstelling),

tijd en ruimte. Je kan bij het ontwerpen of

screenen van je leeractiviteit alle fiches gebruiken of

focussen op slechts één component waar je aandacht

aan wil schenken. Elke fiche heeft dezelfde opbouw:

- richtvragen: Heb je aandacht voor deze aspecten bij het

ontwerpen van je les? Heb je hier m.a.w. aan gedacht?

- achtergrond: Dit is wat onderzoek aantoont waarom

je daar aandacht voor moet hebben. Ben je overtuigd?

- impulsen: Dit zijn enkele impulsen om jou op weg te

zetten om het uit te proberen. Ga je hiermee aan de slag?

Er zijn ook enkele uitgewerkte voorbeelden toegevoegd.

KRITISCH OVER PASSE-PARTOUT

We hopen van harte dat je kritisch zult nadenken over deze

passe-partout. De achtergronden op de fiches zijn slechts

een aanzet om de suggesties te verantwoorden op basis van

de literatuur. Het is een selectie om overzicht en focus te

houden, maar we hopen dat het een start kan zijn om verder

en meer te gaan lezen. Dat je de passe-partout verder

ontwikkelt tot je eigen werkbare tool waarmee je blijvend

aandacht kunt hebben voor kritisch denken. De suggesties

van de passe-partout kunnen ook valkuilen hebben. Sommige

werkvormen kunnen bij onzorgvuldig gebruik of

tijdsgebrek net een heel onkritisch leereffect hebben. Tijdens

de discussievormen is het bijvoorbeeld belangrijk om

voldoende tijd te nemen en door te vragen zodat kinderen

net leren niet te snel te oordelen. Het is ook belangrijk om

een debat een debat te laten zijn en een dialoog een echte

dialoog. Ontdek het in deze passe-partout… Veel succes!

WAT IS KRITISCH DENKEN?

KERNANTWOORDEN VAN

Facione & studenten

Een samenspel van vaardigheden en houdingen:

interpretatie ... analyse ... inferentie ...

evaluatie ... zelfregulatie ... zoeken naar

waarheid ... openheid van geest ... analytische

ingesteldheid ... systematisch redeneren

... zelfvertrouwen ... onderzoekende

houding ... intellectuele rijpheid ...

... vragen stellen ... niet aannemen ... zoeken

naar waarheid ... denken ... stilstaan ... anders

durven denken ... standpunt innemen

21STE-EEUWSE VAARDIGHEID

Kritisch denken heeft een vaste plaats in de huidige kaders

die beschrijven welke vaardigheden mensen nodig hebben

in de 21ste eeuw. Wereldwijde onderwijsspelers zoals

UNESCO (2017) en OESO (2019) zien kritisch denken als een

cruciale vaardigheid voor individuen voor betekenisvolle

participatie aan de samenleving. Ook in het Vlaamse onderwijsdebat

wordt kritisch denken opgenomen als doelstelling

en onderdeel van de nieuwe sleutelcompetenties.

Het is belangrijk om deze passe-partout en de specifieke

oefeningen in kritisch denken in het ruime kader van

burgerschapsvorming te zien en niet slechts vanuit een

cognitieve benadering. Een standpunt innemen en argumenten

pro en contra formuleren in een debat zijn een

oefening in een specifieke deelvaardigheid van kritisch

denken. Het uiteindelijke doel van deze ‘tegenspraak’

is het startpunt voor de echte dialoog, waarin mensen

leren van elkaar en samen een nieuwe werkelijkheid

creëren voor de toekomst (Hermans & Bartels, 2020).

Daartoe dient kritisch denken.

LEESTIP

Leestips voor een algemene inleiding in kritisch denken in het basisonderwijs:

- Grigg, R. & Lewis, H. (2019). Teaching creative and critical thinking in schools. Londen: SAGE

- Ligtendag, L. & v.d. Pluijm, A. (2017). Startboek Skillis. Toekomstgericht leren voor groep 5 t/m 8.

Rotterdam: CED-groep.



PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

CHECKLIST

Deze checklist biedt voor de onderzochte

componenten van het didactisch model

(doelen, inhoud, werkvormen, lesactiviteiten:

vraagstelling/instructie, evaluatie, tijd en

ruimte) een handig overzicht van de

richtvragen waarmee je jouw les kan screenen

op kritisch denken of om naast je neer te

leggen bij het voorbereiden van je

onderwijsleeractiviteiten. Het is een richtsnoer,

een kapstok die je flexibel kan

gebruiken. Bij elke richtvraag kan je op de

fiches nalezen waarom deze vraag vanuit de

literatuur belangrijk is en krijg je enkele

concrete impulsen om mee aan de slag te gaan.

Bron: Psycho-didactisch web UCLL

Component didactisch model

Richtvragen om je les te screenen of

onderwijsleeractiviteiten voor te bereiden

Doelen - Aan welke kritische denkvaardigheden/disposities

wil je in deze les werken?

- Welke eindtermen kan je linken aan deze doelen?

(kritische denkvaardigheden/disposities)?

Inhoud - Leent de leerinhoud van je les zich tot kritisch

denken?

- Hebben leerlingen voldoende informatie over de

leerinhoud om kritisch te kunnen denken?

Werkvormen - Is er in de werkvorm gelegenheid tot dialoog en

discussie?

- Stel jij de leerlingen bloot aan authentieke situaties

en betekenisvolle problemen?

- Kunnen de leerlingen met deze werkvorm

kritische denkvaardigheden en disposities

observeren, imiteren, oefenen en bespreken?

Lesactiviteiten: vraagstelling/instructie - Maak je in je les tijd en ruimte waarbij kinderen

(zich) vragen kunnen stellen?

- Stel jij als leerkracht zelf voldoende kritische

vragen?

- Toon je en benoem je wat kritisch denken

betekent?

Evaluatie - Hoe ga je na of leerlingen de beoogde

denkvaardigheden / disposities beheersen?

- Voorzie je in je onderwijsleeractiviteit een reflectiemoment,

feedback en/of feedforward voor de

denkvaardigheden/disposities die je beoogt?

- Hoe heb je expliciet aandacht voor de transfer van

de denkvaardigheden/disposities die je beoogt?

Tijd en ruimte - Hoe kan je in deze les tijd geven aan kritisch

denken?

- Hoe kan je kritisch denken visueel voorstellen in je

klaslokaal?


KADER NAAR FACIONE

Beschrijving voor de leraar

Interpretatie (interpreteren)

Begrijpen en uitleggen van de betekenis van informatie, zoals

redeneringen, meningen, situaties, gegevens en gebeurtenissen.

Wat vraag/zeg je tegen de leerlingen? Welke vragen kunnen ze

zichzelf stellen?

Categoriseren: Orden de info. Wat zijn de hoofd- en bijzaken? Vergelijk: wat zijn

overeenkomsten en verschillen?

Uitleggen: Kan je het uitleggen in je eigen woorden? Waarom zeg je dit? Kan je

omschrijven wat je verstaat onder …? Kan je een goed voorbeeld geven (van wat je

bedoelt)? Wat zou geen goed voorbeeld zijn? Wat bedoel je als je zegt dat …? Kan je

meer details geven?

Begrijpen: Wat is de kern van het probleem? Wat wordt in deze context bedoeld

met …? Wat weet je al over …? Stel vragen: wie, wat, waar, wanneer, hoe? Welke

begrippen ken je?

KERNVAARDIGHEID

HOUDING/DISPOSITIE

Analyse (analyseren)

Ontleden, ordenen en structureren van informatie.

Inferentie (afleiden)

Identificeren van elementen om conclusies te trekken, om

hypothesen te formuleren, om relevante informatie te

overwegen en gevolgen van gegevens af te leiden uit data,

bewijzen, …

Evaluatie (evalueren)

Toetsen of beoordelen van informatie of argumentatie.

Opgestelde hypotheses worden geaccepteerd of verworpen, de

geldigheid en de geloofwaardigheid van verklaringen,

oordelen, opvattingen of meningen worden beoordeeld.

Uitleggen

Op overtuigende en coherente wijze zijn resultaten en

redeneringen kunnen verklaren, motiveren en weergeven

(schriftelijk en mondeling).

Zelfregulatie

Zelfbewust zijn eigen cognitieve activiteiten bewaken en

sturen.

Zoekend naar de waarheid

Zoekend naar de beste kennis in een bepaalde context. Moedig

om vragen te stellen. Eerlijk en objectief over het nastreven van

onderzoek, zelfs als de bevindingen je eigenbelang of

vooropgestelde meningen niet ondersteunen. Ontvankelijk

blijven voor aanvullende feiten, redenen of perspectieven, zelfs

als dit betekent dat je van mening moet veranderen. Je

evalueert voortdurend nieuwe informatie en bewijsmateriaal.

Open van geest

Verdraagzaam tegenover andere meningen, overtuigingen.

Bewust zijn van je eigen vooroordelen.

Analytische ingesteldheid

Bewijs voorop stellen bij het oplossen van problemen.

Anticiperen op mogelijke conceptuele of praktische problemen

en bereid zijn om in te grijpen wanneer nodig.

Systematisch redeneren

Problemen op een ordelijke en gerichte manier benaderen.

Georganiseerd, gefocust en ijverig aan de slag gaan.

Zelfvertrouwen

Vertrouwen in het eigen vermogen tot redeneren.

Onderzoekende houding

Leergierig, nieuwsgierig zijn. Zelfs wanneer de toepassing van

de kennis /het onderzoek niet duidelijk is.

Intellectuele rijpheid

Oordeelkundig een besluit vormen: je ervan bewust zijn dat

sommige problemen slecht gestructureerd zijn, meerdere

oplossingen plausibel zijn, complexe beslissingen kunnen

nemen waarbij meerdere belanghebbenden betrokken zijn,

onder tijdsdruk.

Ideeën onderzoeken: Wat is het precies dat jij/de ander beweert? Welke feiten (wat

weet je – wat zie je dat) ondersteunen de uitspraak? Ik zeg dat … omdat …

Detecteren van argumenten: Waarom zeg/denk je dit? Hoe weet je dit? Waar

baseer jij je op? Welk bewijs is er voor … ? Heb je een bewijs? Kan je de redenen

voor/tegen geven waarom je dit zegt/beweert?

Analyseren van argumenten: Is het een mening/veronderstelling of een feit? Hoe

weet je dat? Wat maakt dat je denkt dat dit waar is? Is het altijd zo?

Bevragen van informatie: Heb je voldoende gegevens om tot een conclusie te

komen? Zo niet, welke informatie ontbreekt nog?

Doorzien van alternatieven: Zijn er andere oplossingen/antwoorden mogelijk? Zijn

er alternatieven om het probleem op te lossen? Zou een andere conclusie mogelijk

zijn? Is er informatie die iets anders zegt?

Trekken van conclusies: Hoe ben je tot deze conclusie gekomen? Wat zou iemand

vanuit een ander perspectief kunnen denken? Wat zou iemand zeggen die het

hiermee oneens is?

Toetsen van geloofwaardigheid: Hoe betrouwbaar/geloofwaardig is de bron/de

spreker/…? Hoe weet je of een bron betrouwbaar is? Hoe sterk zijn deze

argumenten? Waarom geloof je dit? Is de redenering vrij van

denkfouten/misconcepties? Is er een betere oplossing?

Vermelden van resultaten: wat waren de precieze resultaten/bevindingen van het

onderzoek? Hoe ga je de resultaten presenteren/voorstellen? Voor wie ga je de

resultaten voorstellen? Welke hulpmiddelen kan je gebruiken?

Verantwoorden van gevolgde procedure: kan je jouw redenering/gevolgde

werkwijze toelichten? Hoe ben je aan de resultaten gekomen? Welke keuzes heb je

in de aanpak van het probleem gemaakt en waarom?

Presenteren van argumenten: welke verklaring heb je voor de resultaten? Welke

bezwaren kunnen er gemaakt worden? Met welke argumenten of bewijzen kan je

deze bezwaren weerleggen?

Zelfonderzoek: Heb je de deelvaardigheden (interpreteren, analyseren, evalueren)

correct toegepast? Maak je jezelf/de ander niets wijs?

Zelfcorrectie: Ben je bereid om los te komen van jouw standpunt? Durf je jouw

mening bijstellen? Hoe stuur je fouten bij? Hoe kan je zulke fouten in de toekomst

voorkomen? Hoe kan je het volgende keer anders zeggen/doen?

Stel je vragen? Vraag je door? Welke vragen kunnen we nog stellen? Wat weet je al

over … wat weet je nog niet? Weet je genoeg om daar iets over te zeggen? Waar

komt deze informatie vandaan? Is dit de enige/juiste oplossing? Maak je jezelf / de

ander niets wijs? Durf je jouw mening bijstellen? Wees je bewust van het

perspectief dat je inneemt.

Sta je open voor andere gezichtspunten? Probeer je de mening van een ander te

begrijpen? Kan je loskomen van jouw standpunt? Sta je niet direct klaar met een

oordeel? Wilde je iets bereiken door dit te zeggen?

Welke informatie kan je gebruiken om het te bewijzen? Denk je vooraf na over je

werkwijze? Stuur je jouw werkwijze bij indien nodig? Hoe kan je het beter

aanpakken?

Werk ordelijk, zorgvuldig, systematisch en nauwkeurig. Kan je een geschikte

aanpak kiezen om een probleem/vraag op te lossen/te beantwoorden?

Durf je de redenering van een ander in vraag stellen? Wat doe je als je een foute

redenering ziet? Durf je tegen de mening, argumentatie, stelling van iemand anders

ingaan?

Wees nieuwsgierig, leergierig. Zou je dit willen weten? Kan je doorzetten, ook al is

het niet duidelijk waar het toe leidt? Durf maar beginnen. Het niet weten, je

verward voelen, onzeker zijn is vaak een stap naar beter begrijpen.

Is dit de best denkbare oplossing voor alle betrokkenen, in deze omstandigheden,

binnen deze tijd? Is dit de enige/juiste oplossing?


DOELEN

PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

- Aan welke kritische denkvaardigheden/disposities wil je in deze les werken?

- Welke eindtermen kan je linken aan deze doelen (kritische denkvaardigheden/ disposities)?

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Het benoemen van de vaardigheden en eigenschappen die behoren tot kritisch denken, helpt

bij de ontwikkeling ervan (Abrami et al., 2015). Het is dus belangrijk dat je als leraar zicht hebt

op wat het begrip kritisch denken inhoudt en hoe je eraan kan werken in je lessen. Maak ook

duidelijk naar leerlingen toe wat je dan concreet en specifiek verwacht van de deelaspecten

die je wil oefenen (CRITHINKEDU, 2019).

- Het ontwikkelen van kritisch denken komt het best tot zijn recht als er expliciet aandacht aan

wordt besteed (Ennis, 1989, 2018). Neem kritisch denken daarom op in je lesdoelen en link het

aan de eindtermen.

- Koppel ook in de nabespreking terug naar de vooropgestelde doelen (Ligtendag en van der

Pluijm, 2017). (zie fiche Evaluatie).

IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

WAT IS KRITISCH DENKEN?

De brede definitie van Facione (zie map kritisch denken) kan jou een inhoudelijke houvast

bieden bij het selecteren en formuleren van leerdoelen op concreet niveau en bij het

verduidelijken van deze doelen naar leerlingen toe (Facione, 2015).

Enkele voorbeelden

- Interpreteren: de leerlingen

kunnen de redenering in

eigen woorden omschrijven.

- Analyseren: de leerlingen

kunnen het verschil tussen

een feit en een mening

a.d.h.v. de tekst toelichten.

- Evalueren: de leerlingen

kunnen gevonden informatie

beoordelen

op

betrouwbaarheid.


Ook de “Handreiking brede vaardigheden”

(Curriculum.nu i.s.m. SLO, 2018) biedt een

mogelijke kapstok bij het kiezen en formuleren

van leerdoelen. Om je in het lesgeven nog

sterker te richten op de deelaspecten die je wil

oefenen, kan het ook helpen om

denkvaardigheden/ disposities aan een

specifieke lesfase of opdracht in je

lesvoorbereiding te koppelen.

Vaardigheid kritisch denken: de leerling kan…

interpreteren

- kan een onderwerp met eigen kennis en nieuw

verworven informatie duiden

analyseren

- kan benodigde informatie verwerven, ordenen en

structureren

- kan gevonden informatie beoordelen op

bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit

- kan betekenisvolle vragen stellen

evalueren

- gebruikt (vakinhoudelijke) argumenten of criteria

voor een waardering van of mening over een

onderwerp

- onderscheidt belangen van mensen of groepen en

brengt deze in verband met een ingenomen

standpunt

- verplaatst zich in opvattingen, waarden en motieven

van anderen

- vergelijkt opvattingen, waarden en motieven van

anderen met die van zichzelf

- kan vooroordelen herkennen

concluderen

- trekt conclusies op basis van alle relevante

informatie

- kan aangeven welke consequenties volgen uit de

conclusies

- accepteert kritiek van anderen en weegt die kritiek

uitleggen/beargumenteren

- kan de conclusie beargumenteren of onderbouwen

- legt uit hoe het uiteindelijke oordeel tot stand is

gekomen

houding

- heeft een onderzoekende houding

- wil goed geïnformeerd zijn

- heeft vertrouwen in het eigen vermogen tot

redeneren

- staat open voor verschillende wereldbeelden

- accepteert dat iemand een andere mening kan

hebben

- gaat respectvol om met de mening van anderen

- is zich bewust van mogelijke persoonlijke

vooroordelen

- is zorgvuldig in oordelen

- is bereid om eigen zienswijzen te heroverwegen of te

herzien

MOGELIJKE EINDTERMEN

LAGER ONDERWIJS

Eindtermen Mens en maatschappij & Wetenschappen

en techniek

De eindtermen van de leergebieden Mens en

maatschappij en Wetenschappen en techniek bieden

heel wat kansen tot kritisch denken in je

onderwijsleeractiviteiten: op niveau van attitudes, maar

vooral op niveau van kennis, inzicht en vaardigheden. De

eindtermen die als volgt omschreven worden, kan je

linken aan kritisch denken:

Leerlingen kunnen

onderzoeken, aantonen, illustreren, uitleggen,

vergelijken, herkennen, in verband brengen, ideeën

genereren, een oordeel formuleren, bepalen, keuzen

maken, … en op hun niveau verschillende

informatiebronnen raadplegen.

Leergebiedoverstijgende eindtermen

Ook heel wat leergebiedoverstijgende eindtermen kan

je linken aan kritische denkvaardigheden en disposities.

ICT

- De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen

bestemde digitale informatie opzoeken, verwerken en

bewaren. (6)

- De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige,

verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.

(8)

leren leren

- De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en

gebruiken door ze betekenis te geven en te

memoriseren. (1)

- De leerlingen kunnen op systematische wijze

verschillende informatiebronnen op hun niveau

zelfstandig gebruiken. (2)

- De leerlingen kunnen op systematische wijze

samenhangende informatie (ook andere dan teksten)

verwerven en gebruiken. (3)

- De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op

systematische en inzichtelijke wijze oplossen. (4)

- De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: (a)

hun lessen, taken en opdrachten plannen en

organiseren, (b) hun eigen leerproces controleren en

bijsturen. (5)

- Houdingen en overtuigingen. De leerlingen kunnen

op hun niveau leren met: nauwkeurigheid, efficiëntie,

wil tot zelfstandigheid, voldoende zelfvertrouwen,

voldoende weerbaarheid, houding van openheid en

kritische zin. (6)

sociale vaardigheden - Domein relatiewijzen

- De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen

mening formuleren. (1.6)

- De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven,

kritiek beluisteren en eruit leren. (1.9)


EVALUATIE

PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

- Hoe ga je na of leerlingen de beoogde denkvaardigheden/disposities beheersen?

- Voorzie je in je onderwijsleeractiviteit een reflectiemoment, feedback en/of feedforward voor

de denkvaardigheden/disposities die je beoogt?

- Hoe heb je expliciet aandacht voor de transfer van de denkvaardigheden/disposities die je beoogt?

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Een leeromgeving die de ontwikkeling van kritisch denken ondersteunt, besteedt aandacht

aan het opvolgen van het leerproces van leerlingen. Het opvolgen van je leerlingen is

belangrijk want het verhoogt de kansen op blijvende actie. Maak duidelijk waar je leerlingen

staan d.m.v. reflectie, feedback en/of feedforward (CRITHINKEDU, 2019).

- Koppel tijdens dit moment expliciet terug naar de vooropgestelde kritische

denkvaardigheden/disposities opdat leerlingen zich bewust worden van deze deelaspecten

(Ligtendag en van der Pluijm, 2017).

- Heb bij deze feedback, feedforward en/of reflectie oog voor de transfer: laat leerlingen

abstraheren wat ze precies gedaan hebben zodat ze zien dat ze iets algemeen (generieke

vaardigheid) hebben toegepast in deze les afgestemd op een bepaalde context of concrete

inhoud. Vraag hen naar een andere context waarin ze die vaardigheid nog kunnen toepassen,

laat hen deze vaardigheid nadien nog eens toepassen (Van Gelder, 2005).

- Kritisch denken is een complexe vaardigheid. Vooral vormen van zelf- en peerevaluatie,

observatie-instrumenten of rubrics worden ingezet om kritische denkvaardigheden/

houdingen te evalueren (Greenstein, 2012; Buisman, Van Loon-Dikkers, Boogaard en Van

Schooten, 2017).

IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

EXIT TICKET OF EXIT PASS AAN HET EIND

VAN JE LES

Een mogelijke vorm van zelfevaluatie is het werken met

een exit ticket of exit pass. De exit pass bestaat uit een

vraag, een aantal korte vragen of een opdracht aan het

eind van een les. De leerlingen benoemen wat ze geleerd

hebben, wat ze moeilijk vinden, welke vragen ze nog

hebben of wat ze nodig hebben om verder te leren. Je

kan de vraag of opdracht zo opstellen dat deze zich

expliciet richt op een denkvaardigheid/dispositie die in

de les aan bod kwam of die je zo nog eens laat toepassen.

Voorbeeld 1

Bedenk 3 volgens jou goede leervragen (wiewat-wanneer-waarom)

bij deze les.

Beantwoord je vragen ook.

Voorbeeld 2

Bedenk 1 quizvraag die de les samenvat.

Beantwoord de vraag ook.

BOUW SAMEN EEN MUURTJE

Leerlingen zichzelf en elkaar laten evalueren kan ook

d.m.v. het samen ‘bouwen’ van een muur van

vaardigheden als afsluiter van een partner- of

groepswerk waarbij de leerlingen samen overleggen

of ze bepaalde denkvaardigheden/disposities

voldoende ingezet hebben tijdens het samenwerken

(Stanley en Bowkett, 2004).

Voorbeeld

Ik vraag anderen om hun mening met argumenten

toe te lichten. Indien zo, mogen ze dit kaartje als

bouwsteen inzetten. Indien niet, leggen ze dit kaartje

aan de kant.


FEEDBACK & FEEDFORWARD IN JE LES

Deze feedback of feedforward kan zich richten op de

denkvaardigheden:

- Hebben de leerlingen de denkvaardigheid correct

toegepast? Bv. analyseren: wat zijn kenmerken van een

goed argument? Waarom is het ene argument sterker

dan het andere?

- Wat heb je geleerd? Waarom is dit belangrijk? Wat vind

je makkelijk, nog moeilijk en waarom? Hoe kan je dit in

de toekomst voorkomen/anders aanpakken? In welke

andere situatie zou je deze vaardigheid nog kunnen

gebruiken? Bv. evalueren: wat zou jouw bewering, dit

artikel, … nog sterker kunnen maken, meer

bewijskracht kunnen geven?

WAAR STA IK? THE BLOB TREE

De ‘Blob Tree’ (Pip Wilson) is een handige tool om snel

zicht te krijgen op hoe je leerlingen zich voelen of waar je

leerlingen vinden dat ze staan, in dit geval wat een

bepaalde kritische denkvaardigheid of dispositie betreft.

Bekijk en bespreek samen de figuren in de boom en laat

leerlingen vertellen met welke figuur ze zich

identificeren en waarom.

In je feedback of feedforward kan je ook reflectievragen

inbouwen op de denkdisposities:

- Leerlingen laten inzien dat het niet weten, je verward

voelen, onzeker zijn vaak een stap is naar beter

begrijpen. (zoekend naar waarheid)

- Leerlingen bewust maken van alles/niets denken.

(intellectuele rijpheid, zoekend naar waarheid)

- Leerlingen laten inzien dat het soms moeilijker is om

open minded te zijn als je eigen belangen of

vooroordelen erbij betrokken zijn. (zoekend naar

waarheid, open van geest)

- Leerlingen laten inzien - door het bedenken van

alternatieven - dat er meer dan 1 manier van kijken

naar/denken over is. (open van geest)

- Leerlingen wijzen op het belang van context en

perspectief. (zoekend naar waarheid)

- Leerlingen het belang laten inzien van gestructureerd

te werk te gaan, van doorzettingsvermogen als je op

onderzoek gaat. (systematisch redeneren,

onderzoekende houding)

Bron prent: Activiteitenmap Kinderrechten Unicef België

OVER LESSEN HEEN:

‘REFLECTIVE JOURNAL’

Leerlingen kunnen zichzelf evalueren d.m.v. het

bijhouden van een ‘reflective journal’. Leerlingen

reflecteren in dit schrift over hun eigen denken of

leerproces over lessen heen (vooruitgang,

moeilijkheden, welke leerstrategieën ze ingezet hebben,

...). Het bijhouden van een zo’n dagboek stimuleert de

ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden door

leerlingen te helpen bij het bepalen en evalueren van

wat ze (nog niet) weten of kunnen. Zeker bij het leren

van nieuwe concepten en bij het onderzoeken van

complexe problemen die verder gaan dan goede en

foute antwoorden kan een ‘reflective journal’ een

hulpmiddel zijn. Belangrijk is wel dat je dit als leraar

systematisch inplant, het bijhouden van zo’n schrift

vraagt immers tijd en oefening, en dat dit regelmatig

gekoppeld wordt aan feedback.

EVALUEER MET EEN RUBRIC

Het kritisch denken van leerlingen kan ook in kaart gebracht worden a.d.h.v. een rubric of beoordelingsschaal. In een

rubric worden (deel)vaardigheden beschreven in op elkaar volgende ontwikkelingsniveaus. Deze niveaus

beschrijven concreet gedrag dat hoort bij die (deel)vaardigheden. Het beoogde doel van een rubric als formatief

instrument bij de ontwikkeling van kritisch denken is om leraren en leerlingen inzicht te geven in het niveau van

kritisch denken en om leerlingen te stimuleren om zich daarin verder te ontwikkelen.

Tips bij het opstellen van een rubric

Focus op 1 (deel)vaardigheid, zorg voor een eenvoudige schaal, formuleer gedrag positief, start met de beschrijving van

het laagste en hoogste niveau. (Buisman et al, 2017). Laat je inspireren door bestaande rubrics.

Voorbeeld abstract en kritisch

denken

Leerlijn kritisch denken


INHOUD

PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

- Leent de leerinhoud van je les zich tot kritisch denken?

- Hebben leerlingen voldoende informatie over de leerinhoud om kritisch te kunnen denken?

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Kritisch denken wordt door onderzoek meestal beschouwd als een generieke vaardigheid die

kan worden toegepast in diverse vakgebieden. Men pleit er daarbij wel voor om de kritische

denkvaardigheden en disposities niet los te onderwijzen van domeinspecifieke kennis en

vaardigheden (Voogt, Veltman en Van Keulen, 2019). Generieke vaardigheden krijgen immers

pas betekenis wanneer ze in een specifieke context toegepast worden. Je leert kritisch denken

door over iets kritisch na te denken. Eerst oefenen in een specifieke context bevordert ook de

transfer (Van Gelder, 2005).

- Geef voorkeur aan authentieke en betekenisvolle contexten (Voogt, Veltman en Van Keulen,

2019): kies levensechte ‘rijke’ leerinhouden die - zeker wanneer je start met het inoefenen van

kritische denkvaardigheden - aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen.

- Kritisch denken kan het best worden aangeleerd in het onderwijs door expliciete instructie in

combinatie met vakgebonden inhoud of context (Ennis, 1989, 2018). Om kritisch te kunnen

denken, hebben leerlingen eerst informatie en context nodig (Facione, 1990; Hirsch, 2016).

IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

ACTUALITEIT IN DE KLAS

Actualiteit leent zich erg goed om kritisch denken te oefenen in de lagere school (Megens-van

Vroonhoven, 2017). Actualiteit vormt een belangrijk venster op de wereld voor de leerlingen.

Actuele onderwerpen roepen vaak veel vragen op bij leerlingen, laten toe verschillende

standpunten of overtuigingen te verkennen, informatie op te zoeken, te interpreteren,

analyseren en evalueren uit diverse bronnen, te werken rond feiten en meningen, nepnieuws en

framing, … Je kan er ook onderzoekend en inhoudelijk verdiepend mee aan de slag in de lessen

Mens en maatschappij en Wetenschappen en techniek.

Kies liefst actualiteitsbronnen op kindermaat zoals de kinderjournaals Karrewiet of Niouzz,

kinderkranten of tijdschriften als Kits, Klap, Wablieft, Samsam. Een mogelijke werkvorm om

kritisch denken te oefenen a.d.h.v. actua is de actualiteitskring. Op deze websites vind je nog

andere mogelijke werkvormen en opdrachten om kritische denkvaardigheden/houdingen te

oefenen a.d.h.v. de actualiteit.

Djapo De Toekomstklas Nieuws in de klas


De actualiteitskring

Een leerling (of enkele leerlingen) brengt een artikel mee.

Of je bekijkt samen met de leerlingen een

nieuwsreportage. Indien een leerling een artikel

meebrengt: lees het artikel (individueel/klassikaal).

Bespreek het artikel/de reportage in kleine groepjes en in

de kring a.d.h.v. gerichte vragen. Stel eerst vragen die

peilen naar ‘interpreteren’ en ‘analyseren’ van de

gebeurtenis zoals bv. 5 W-vragen (Wie? Wat? Waar?

Wanneer? Waarom?): Kan je uitleggen wat er toen

gebeurde? Stel daarna vragen die peilen naar andere

denkvaardigheden: Welke problemen stellen zich bij … ?

Welke oplossing kan je nog bedenken voor … ? Wat zijn

de oorzaken/gevolgen van … ? Wat is volgens jou de

belangrijkste oorzaak/gevolg? Wat zijn mogelijke

alternatieven? Hoe zou jij je voelen als … ?

Laat leerlingen nog meer vragen over het onderwerp

formuleren: Welke vragen stellen zij zich nog over … ?

Wat willen zij nog meer weten? Wat willen zij verder

onderzoeken?

Laat leerlingen op onderzoek uitgaan: meer informatie

over het onderwerp verzamelen, deze info analyseren en

evalueren.

Evalueer tussentijds met de hele klasgroep of in kleine

groep: laat leerlingen niet enkel vertellen, laat (elkaar)

vragen stellen en tips geven. Geef feedback: wat kunnen

ze doen om nog dichter bij het antwoord te komen?

Laat leerlingen hun eindresultaten presenteren.

COMPLEXE VRAAGSTUKKEN EN

BETEKENISVOLLE ONDERWERPEN

Heel wat onderwerpen lenen zich tot kritisch denken.

Als je evenwel expliciet wil inzetten op het

ontwikkelen of oefenen van kritische denkvaardigheden/disposities,

kies dan bij voorkeur betekenisvolle

‘rijke’ onderwerpen of inhouden die leerlingen leren

omgaan met complexe vraagstukken die denken over

WO-domeinen heen vergen.

Een les over mobiliteit in de schoolomgeving biedt meer

kansen tot het oefenen van kritische

denkvaardigheden/disposities dan bijvoorbeeld een les

over welke verkeersborden er bestaan voor

voetgangers.

Met complexe vraagstukken bedoelen we kwesties die

niet zomaar snel opgelost of altijd eenduidig kunnen

beantwoord worden. Het gaat om maatschappelijke

onderwerpen die een grondige analyse, inzicht in de

samenhang tussen factoren/systemen en een

benadering vanuit verschillende gezichtspunten

vragen (Voogt, Veltman en Van Keulen, 2019).

Bij het zoeken naar oplossingen en het maken van

keuzes komen mensen ook dikwijls voor (morele)

dilemma’s te staan. Deze thema’s doen zich meestal

voor op wereldschaal en omspannen vaak een langere

tijdsperiode. Tegelijk zijn ze ook in het hier en nu

aanwezig, op kleine schaal tastbaar en aanwijsbaar.

Voorbeelden van zulke onderwerpen in de

leergebieden Mens en Maatschappij en

Wetenschappen en techniek zijn o.a.

duurzame ontwikkeling, globalisering,

klimaatverandering, milieuvervuiling, energie,

technologie, armoede, kansenongelijkheid, gezondheid,

migratie, afval, …

Blijf in deze grote thema’s rekening houden met de leefen

belevingswereld van de leerlingen. Ga op zoek naar

een insteek die rekening houdt met de bijdragen van

leerlingen in de diverse rollen die ze op verschillende

schaalniveaus (ik, jij, wij, wereld) opnemen. Bv.

Wereldwaterdag kan de aanleiding zijn om na te

denken over waterverbruik en dit te onderzoeken op

de school, in de eigen gemeente, …

Leerlingen kunnen rond deze onderwerpen niet alleen

onderzoekend, maar vaak ook ontwerpend aan de slag

gaan (zie fiche Inhoud). Bv. In het kader van ‘Mei

Plasticvrij’ bedenken leerlingen zelf mogelijke scenario’s

om het verbruik van plastic in het eigen dagelijkse leven

(op school) te vermijden of te verminderen.


PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

VRAAG/

INSTRUCTIE

- Maak je in je les tijd en ruimte waarin kinderen (zich) vragen kunnen stellen?

- Stel jij als leerkracht zelf voldoende kritische vragen?

- ‘Toon je’ en ‘benoem je’ wat kritisch denken betekent?

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Het stimuleren van kritisch denken in de klas vereist één eerste grote stap namelijk: leer

kinderen vragen stellen. “Make just one change – teach students to ask their own questions”,

schrijven Rotstein en Santana (2011). Ook Grigg en Lewis (2019) zetten het stellen van vragen

centraal voor het ontwikkelen van kritisch denken op school.

- Bouw dus bewust tijd en ruimte in voor ‘vragen stellen’. Creëer voldoende gelegenheid,

waarin je als leerkracht kritische vragen stelt én gelegenheid waarin kinderen zelf dingen in

vraag kunnen stellen of zich dingen kunnen afvragen. Gelegenheid tot dialoog en discussie is

een effectieve instructiestrategie voor kritisch denken (Abrami et al., 2015).

- Kritisch denken is een houding die getraind en voorgedaan moet worden (van Gelder, 2005).

Sta dus als leerkracht ‘model’ en ‘lok uit’ (CRITHINKEDU, 2019). “Pupils need to see the

language of thinking modelled appropriately” (Grigg en Lewis, 2019, p.151). Als je modelleert

leg je uit wat je doet, benoem je wat je doet en waarom je dat doet, waarom je precies die vraag

stelt. Je gebruikt de ‘taal’ van het kritisch denken en je toont wat kritisch denken betekent.

Het is ook aangeraden om duidelijk te maken wat je van de leerlingen verwacht (bv. een

argument herkennen of zelf opbouwen) en aan welke criteria er moet voldaan worden (bv.

welke aspecten een argument bevat). Zie fiche Evaluatie.

IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

DE ‘TAAL VAN HET DENKEN’ SPREKEN

In de taal die je hanteert kan je kritische

denkvaardigheden tonen door expliciet te benoemen

welke acties je in je hoofd doet, bijvoorbeeld:

- “Ik heb nog een vraag over…” (informeren)

- “Hier vind ik iets dat ze beiden gemeen hebben…”

(vergelijken)

- ”Ik weet dit op basis van …” (argumenteren)

- “Dit is belangrijk in de redenering omdat …“ (uitleggen)

- “De onderdelen hiervan zijn…” (analyseren)

- “Ik kan voorspellen dat …” (veronderstellen)

- “Het antwoord is … omdat …” (afleiden)

- “Een betere oplossing zou zijn …” (evalueren)

VERWONDERING VOORLEVEN

Kinderen zijn van nature verwonderde, vragende

wezens. Leer hen deze goede gewoonte niet af om het

nadien terug te moeten aanleren. Sta model als leraar

door zelf verwonderd in het leven en in je klas te staan.

Op onderwijsmetstijl.nl worden verschillende tips

gegeven om zelf verwondering voor te leven o.a.:

- Door je te verwonderen over bijzondere voorwerpen,

wonderbaarlijke foto’s of concept cartoons.

- Door zelf verwonderingsvragen te stellen of

verwonderingsvragen van kinderen centraal te

stellen.

- Door een wonderlijk proefje te demonstreren en

associatie oefeningen te doen.

- Door te filosoferen. (Voor het filosoferen met kinderen

bestaat een uitgebreide methodiek die de

verwondering en het vragen stellen centraal stelt om

naar de essentie van dingen te gaan, waarden te

ontwikkelen en samen betekenis te geven aan de

wereld.)


KRITISCHE VRAGEN STELLEN

Verduidelijkende vragen/vragen naar de invulling van

begrippen en de betekenis van woorden die gebruikt

worden

Wat is het punt? Wat is hier de hoofdzaak en wat zijn bijzaken? Wat zijn

de overeenkomsten en verschillen? Wat bedoel je als je zegt dat? Wat

bedoel je precies met…? Kan je specifieker zijn? Kun je meer details

geven? Kun je een goed voorbeeld geven? Wat zou geen goed voorbeeld

zijn? Kan je dat op een andere manier uitleggen? Kun je het in eigen

woorden weergeven? Kun je het beschrijven zonder vooroordelen? Kan

je omschrijven wat je verstaat onder …? Wat moet ik me daarbij

(concreet) voorstellen?

Vragen die op zoek gaan naar een ‘reden’ en ‘evidentie’

voor wat gezegd wordt (= ideeën onderzoeken,

argumenten analyseren, veronderstellingen detecteren)

Wat is het precies wat jij beweert? Waarom zeg jij dit? Kan je de redenen

geven waarom je dit zegt/beweert? Waar baseer jij je op? Op welke

kennis is je opmerking gebaseerd? Wat zijn redenen voor of tegen

(pro/contra) deze uitspraak? Is dat een veronderstelling of een feit? Kan

het zijn dat je feitelijk ernaast zit? Wat veronderstel je nu? Is er iets wat

je aanneemt (maar niet uitspreekt)? Hoe weet jij dat? Wat maakt dat jij

denkt dat dit waar is? Heb je enige evidentie of bewijs? Is dat altijd zo?

Kun je dat ook aantonen/bewijzen?

Vragen om conclusies te kunnen trekken,

alternatieven te overwegen

Wat is gezien deze feiten de beste conclusie? Hoe ben je tot deze

conclusie gekomen? Zou een andere conclusie mogelijk zijn? Hebben we

genoeg informatie om tot deze conclusie te komen? Zo niet, welke

informatie ontbreekt nog? Zou je je standpunt ook vanuit een ander

perspectief kunnen zien? Wat zou iemand vanuit een ander perspectief

kunnen denken? Wat zou iemand zeggen die hier niet mee akkoord is?

Hoe zouden andere groepen mensen antwoorden? Wat zou hen kunnen

beïnvloeden? Is er informatie die het vermoeden kan weerleggen? Zijn

er alternatieven om het probleem op te lossen?

Vragen die beweringen/argumenten toetsen of

beoordelen

Hoe geloofwaardig/betrouwbaar is dit? Geloof jij dat? Waarom is dat

waardevol? Is de redenering vrij van denkfouten/misconcepties? Vind

jij dat goed of fout? Is er een betere oplossing voor?

Vragen naar een heldere verklaring (over het helder

presenteren van het denkproces)

Wat waren de resultaten van je zoektocht? Kan je ons nog eens mee door

je redenering nemen? Waarom dacht je dat precies? Waarom had je die

beslissing genomen?

Vragen naar implicaties en gevolgen van wat beweerd

wordt

Stel dat het klopt wat je zegt, wat betekent dit dan voor….? Wat zijn de

gevolgen van wat je nu zegt? Waar zal dit toe leiden?

Vragen naar het doel (wat de ander wil bereiken met

wat gezegd wordt) en naar de vraagstelling zelf

Met welke bedoeling zeg je dit? Waarom stel je deze vraag? Wie is je

publiek? Wat wil je hiermee bereiken? Ik begrijp niet helemaal de vraag

die je stelt. Kun je ze toelichten? Is dit de beste vraag die we kunnen

oppakken? Zijn we nog bepaalde vragen vergeten te stellen? Moeten we

de vraag misschien herformuleren zodat we een beter antwoord

krijgen? Welke vragen roept dit nog op?

Vragen om eigen denken te bewaken/te sturen

Heb ik niet zomaar iets gezegd? Maak ik mezelf niets wijs? Maak ik de

andere iets wijs? Hou ik mezelf of anderen voor de gek? Wilde ik iets

bereiken door dit te zeggen? Weet ik eigenlijk wel genoeg om daar iets

over te kunnen zeggen? Leugentje om bestwil? Kan ik loskomen van

mijn standpunt? Hoe zou ik het volgende keer anders zeggen/doen?

(Paul & Elder, 2016; Facione, 2015)

VOORAL DOORVRAGEN

Vaak zijn we geneigd om te reageren op wat iemand zegt

met onze eigen mening. Kritisch denken gaat om het

uitstellen van je oordeel en te reageren met nog meer

vragen. Het gaat om het doorvragen zodat je kunt vaststellen

of je de ander goed begrijpt, om goed te luisteren

en te leren van elkaar. Je kunt doorvragen met behulp

van alle categorieën van vragen die in de kader hiernaast

worden beschreven.

Op de website van vraagzin.nl staan nog meer vragen om specifiek

door te vragen om bv. een nog helderder beeld te krijgen van een

(feitelijke) situatie of een standpunt. Er staan voorbeelden om door te

vragen naar de betekenis van woorden die gebruikt worden en

vragen naar voorbeelden, alternatieven, voorspellingen, bedoelingen

en gevolgen van wat gezegd wordt. Tenslotte kan je doorvragen naar

nog mogelijke andere vragen die overblijven of opgeroepen worden.

VRAGEN STELLEN CENTRAAL ZETTEN

Op de website onderwijsmetstijl.nl staan onderstaande

tips om serieus met de vragen van leerlingen om te gaan

en zo het vragen stellen centraal te zetten:

- Verzamel vragen op een centrale plek: een ‘parkeerplaats’ of

‘verwonder-kabinet’.

- Maak van individuele vragen ‘onderzoekbare’ klasvragen.

- Voorzie een vragen-kladblok voor elke leerling waarin ze heel de

dag door vragen kunnen noteren.

- Vraag regelmatig of er nog vragen zijn.

- (Laat) vragen noteren tijdens de les of kringgesprekken.

- Betrek leerlingen bij het selecteren van de vragen en beslis samen

wat er met de vragen gebeurt.

- Neem gekke vragen ook ernstig, ze kunnen interessante

gesprekken opleveren.

- Maak lessen met de vragen van leerlingen als uitgangspunt.

- Als er te veel vragen zijn kan je leerlingen thuis verder laten

zoeken naar antwoorden als huiswerk.

VRAAGSPELLETJES

Op vraagzin.nl kan je een reeks vraagspelletjes vinden.

Deze spelletjes resulteren niet altijd in ‘kritische’ vragen,

maar ze kunnen een start zijn om het vragen stellen in

de klas centraal te stellen, om te wennen en plezier te

beleven aan de vraagtaal en de durf om vragen te stellen

te bevorderen. Gekke vragen kunnen mits doorvragen

geherformuleerd worden in kritische vragen. Zo leren

ze wat het verschil is. Dat ‘onmogelijke’

dilemmaspelletjes die typisch door kinderen van deze

leeftijd gespeeld worden op de speelplaats (Wat kies je?

Wat doe je liever? Wat als vragen?) ook gebruikt

kunnen worden voor het oefenen van het

argumenteren in de klas, kan je lezen in de blog van juf

Brendy.

VRAAGWOORDEN, VOORBEELDVRAGEN

EN HET VRAGENMACHIENTJE

Om vragen te leren stellen kan het helpen om te werken

met vraagwoorden, voorbeeldvragen en het fameuze

‘vragenmachientje”. Het bevordert ook het ontwikkelen

van een gemeenschappelijke taal voor het stellen van

vragen in de klas/school (zie ook bij de denkroutines in

de fiche werkvormen).

- Gebruik vraagwoorden Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom?

Hoe?

- Stel de 2 basis socratische vragen: “Wat bedoel je?”, “Klopt het?”

- Werk met de Denksleutels/Thinkers Keys

- Vraag-maar-Raak-Vragenkaartjes

- Pickwick TeaTopics

- Hand vol vragen techniek

- Verwonderingskaartjes

- Vragenmachientje


WERK-

VORMEN

PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

- Is er in de werkvorm gelegenheid tot dialoog en discussie?

- Stel jij leerlingen bloot aan authentieke situaties en betekenisvolle problemen? (zie fiche Inhoud)

- Kunnen de leerlingen met deze werkvorm kritische denkvaardigheden en disposities

observeren, imiteren, oefenen en bespreken?

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Een meta-analyse (Abrami et al., 2015) toont aan dat er 3 effectieve instructiestrategieën zijn voor de

ontwikkeling van vaardigheden en eigenschappen die nodig zijn voor kritisch denken nl.

gelegenheid geven tot dialoog en discussie, blootstelling aan authentieke situaties en betekenisvolle

problemen (Ten Dam en Volman, 2004), gerichte begeleiding/mentoring.

- Vanuit het perspectief van burgerschapsvorming - waarbij kritisch denken geconceptualiseerd

wordt vanuit de sociaal-constructivistische benadering van leren - wordt kritisch denken het beste

aangeleerd in leeromgevingen waarin leerlingen kunnen ‘leren door deelnemen’. Lessen die

participatie vereisen, lessen die intensieve interactie tussen leerlingen en leerkracht en leerlingen

onderling stimuleren, en lessen waarbij ideeën en inzichten van leerlingen worden geprezen en

gebruikt, hebben een positief effect op kritisch denken (Ten Dam en Volman, 2002).

- Kies daarom voor werkvormen en opdrachten die interactie tussen leerlingen stimuleren (dialoog

en discussie centraal), waarin leerlingen zin en betekenis kunnen verlenen en zich dus

verantwoordelijk voelen om kritisch deel te nemen (authentieke situaties), waarin het mogelijk is

dat leerlingen kritisch denken observeren, imiteren en oefenen (en benoemen! zodat ze zich bewust

zijn van wat ze oefenen en imiteren) en waarin er gereflecteerd kan worden op het kritisch denken

(gerichte begeleiding en bevraging op basis van deelaspecten die samenhangen met het kritisch

denken).

IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

GOED ARGUMENTEREN A-U-B

Kinderen aanleren om in interactie duidelijk te

formuleren waarom ze zeggen wat ze zeggen kan door

hen te leren goede argumenten te formuleren. Leren

argumenteren leert hen ook de argumentatie van een

ander te analyseren en eventueel denkfouten te detecteren.

Dit kan bijvoorbeeld m.b.v. argumentenkaarten.

Op de website van Stichting Nederlands Debat Instituut vind je voor de

lagere school bruikbare lesmaterialen en oefeningen met argumentenkaarten

volgens het AUB-model: Argument – Bijvoorbeeld – Uitleg en

het gebruik van signaalwoorden als Omdat – Daarom – Want – Dus

BEWEGENDE CIRKELS

Bij bewegende cirkels staan leerlingen in 2 cirkels, de ene in

de andere, tegenover elkaar en beantwoorden ze een vraag

of bespreken ze een stelling in paren (cfr speeddaten).

Wanneer de leerkracht daarom vraagt, beweegt een van de cirkels naar

links of rechts, zodat elke leerling nu een nieuwe partner tegenkomt, met

wie een nieuwe gesprek wordt aangegaan. Bij een stelling kunnen de

cirkels staan voor akkoord/niet akkoord en kunnen leerlingen kiezen in

welke cirkel ze gaan staan vooraleer ze (opnieuw) beginnen te bewegen.

Ideeën en standpunten kunnen breed gedeeld worden en omdat ze met

slechts één andere leerling tegelijk praten, zullen terughoudende

leerlingen zich meer op hun gemak voelen dan in een groeps- of

klasdiscussie.

GESPREK OP VOETEN

Het gesprek op voeten is een

werkvorm waarmee voorzichtig kan

geoefend worden op het formuleren

en argumenteren van een standpunt.

Het is een gespreksvorm waarbij

iedereen zich door middel van zijn of

haar voeten laat ‘horen’.

Een leerling brengt een standpunt of mening

naar voren en zoekt daarbij een vrij plekje in de

ruimte/zaal. Wie zich aangesproken voelt door

dat idee of standpunt, gaat achter de inbrenger

staan. Wie het er niet mee eens is, zoekt een

andere plek op. Iemand anders brengt iets naar

voren, waardoor de hele groep in beweging

komt en leerlingen opnieuw hun positie kiezen.

Zo wordt zichtbaar welke standpunten door

veel leerlingen gedeeld worden en wat de

afwijkende meningen zijn, die interessant zijn

om te onderzoeken. Verschillende invalshoeken

in een groep komen naar boven en

iedereen wordt actief in het gesprek betrokken,

ook leerlingen die zich niet zo snel in een

gesprek mengen. Leerlingen merken namelijk

dat je het met meerdere dingen tegelijkertijd

eens kunt zijn.


CARROUSELDEBAT

Een andere gekende vorm om te werken met stellingen en

argumentatie in de klas is de debatvorm. Het bijzondere aan

het carrouseldebat (Stichting Nederlands Debat Instituut) is

de derde groep: naast voor- en tegenstanders die debatteren,

oordeelt de derde groep ‘de rechters’ over het debat.

De rechters stellen vragen aan de debaters en bepalen wie het meest

overtuigend was. Na elke debatronde draaien de deelnemers door (carrousel)

naar het volgende vak. De voor- en tegenstanders hebben een opgelegd

standpunt: de leerlingen spreken dus niet (per se) op basis van hun eigen

meningen. Op deze manier worden de leerlingen spelenderwijs ‘gedwongen’

beide kanten van de medaille te bekijken. Het zorgt er voor dat ze zich

verdiepen in het onderwerp en kritischer worden.

VISBOKAAL DISCUSSIE

De visbokaal (Fishbowl) is een werkvorm om met een groep

te discussiëren over een complex of controversieel thema.

Het is een alternatief voor een debat of stellingenspel waarin

de discussie wordt opengetrokken en participatie wordt

bevorderd. De principes van de visbokaal kunnen in de

lagere school toegepast worden bv. als format voor

groepswerk.

Een kleine groep van deelnemers (3 à 5 leerlingen) vormen een panel

waarrond de andere deelnemers zitten. Het panel vormt de 'visbokaal', waar

de andere deelnemers in eerste instantie enkel naar kijken en luisteren,

zonder tussen te komen. De toeschouwers kunnen vanaf een bepaald

moment in de visbokaal stappen (deelnemer die in de visbokaal zat, stapt er

dan uit) en op die manier hun visie toevoegen aan de discussie. De

verschillende perspectieven worden nadien in kleine discussie groepen (4à6

leerlingen per groep) – met in elke groep één lid van het panel – meer in de

diepte geanalyseerd. Elke groep richt zich op één specifiek standpunt

waarover men een verslagje opmaakt met de belangrijkste pro’s en contra’s.

Op het einde wordt de kwestie in haar geheel klassikaal besproken en tracht

men te komen tot (klas)conclusies.

ONDERZOEKEND & ONTWERPEND LEREN

Onderzoekend en ontwerpend leren is een onderwijsvorm

die zich zeer goed leent om het kritisch denken te

stimuleren. In de verschillende fasen van de onderzoeks- en

ontwerpcyclus zitten vele kansen om specifieke deelaspecten

van het kritisch denken te oefenen, te tonen, te

benoemen, te begeleiden.

Bv. voorspellen, resultaten overzichtelijk weergeven, verband leggen tussen

resultaten en onderzoeksvragen, conclusie verwoorden, verschillende

verklaringen geven voor de resultaten, …

TIJD VOOR ECHTE DIALOOG

In verschillende van de vermelde werkvormen moeten leerlingen telkens

een standpunt innemen (een mening m.b.t. een stelling, een keuze over een

dilemma). Dat standpunt moet vervolgens beargumenteerd worden. De

oefening zit in het leren formuleren van het standpunt en de argumentatie

hiervoor. Het moet benadrukt worden dat dit slechts het vertrekpunt is voor

de noodzakelijke dialoog die er op volgt, het leren van elkaar. Kenmerkend

voor de dialoog is dat je je mening uitstelt en vragen gaat stellen om het

standpunt van de ander beter te begrijpen en om er van te leren. Expliciteer

duidelijk de doelstelling van bv. de debatvorm (een overtuigend betoog) en

maak bij de andere gespreksvormen voldoende tijd om elkaars standpunt

echt goed te bevragen. Leer de leerlingen dat de juiste reactie de vraag is, niet

de mening of het standpunt.

DENKROUTINES

De Visual Thinking Routines Toolbox van Harvard’s Project

Zero (Ritchhart et al., 2011) bevat een schat aan schitterende

werkvormen om het denken van leerlingen zichtbaar te

maken en aan te leren in de vorm van routines.

Verschillende van deze denkroutines betreffen deelvaardigheden en

disposities van kritisch denken. Een ‘must try’ voor leerkrachten. Hieronder

zetten we enkele populaire voorbeelden in de kijker. Voor de concrete

uitvoering, raadpleeg de fiches in de originele toolbox.

Thinking

routine

See – think –

wonder

Claim –

support –

question

Think – pair -

share

Connect –

extend –

challenge

Parts –

purposes –

complexities

Welke denkvaardigheden/disposities

worden geoefend?

Ideeën introduceren en verkennen.

Zorgvuldig observeren, doordacht interpreteren.

Nieuwsgierigheid stimuleren, basis voor

onderzoekende houding

Dieper graven in ideeën. Redeneren met bewijs.

Formuleren van een interpretatie en onderbouwen

met evidentie. Inzien dat redeneren een voortdurend

proces is dat even waardevol is voor het stellen van

vragen als voor het beantwoorden ervan.

Redeneren en verklaren.

Verwoorden van gedachten/ideeën. Begrijpen door

actieve redenering en verklaring. Begrijpen van

meerdere perspectieven.

Verbanden leggen.

Verbanden leggen tussen nieuwe ideeën en

voorkennis. Inventariseren van vragen, raadsels,

moeilijkheden. Reflecteren over wat geleerd wordt.

Kijken naar Systemen. Complexiteit vatten.

Zorgvuldig observeren, verbinden en identificeren

van topics voor verder onderzoek. Kijken achter de

zichtbare kenmerken van een object/system en

denken over hoe het werkt. Complexiteit ontrafelen.

3 – 2 – 1 bridge Ideeën introduceren en verkennen. Begrijpen.

Analogieën.

Identificeren van oorspronkelijke gedachten/

ideeën/vragen over een topic en deze verbinden met

nieuwe gedachten/ideeën/vragen na instructie of een

doorgemaakt leerproces.

Compass points Ideeën en stellingen onderzoeken. Perspectief nemen.

Een idee of voorstel uitwerken en evalueren: wat is

goed, wat is minder goed, wat moeten we nog weten,

hoe gaan we voort?

Circle of

viewpoints

Red light,

yellow light

Perspectief nemen. Dieper graven in ideeën.

Diverse perspectieven zien en verkennen in en rond

een topic, Begrijpen dat mensen anders kunnen

denken/voelen over dingen.

Zoeken naar waarheid. Dieper graven in ideeën.

Helpt leerlingen aandacht te richten op ‘signs of puzzles

of truth’. Gevoeligheid opbouwen, herkennen van rode

en gele zones waar waarheidsissues aan de orde zijn.

Hotspots Waar/onwaar? Dieper graven in ideeën.

Controversies & Dillema’s.

Herkennen van situaties ‘hotspots’ waar meer

onderzoek en meer denken nodig en waardevol is. Is dit

waar, vals of ergens tussenin?

Reporter’s

notebook

I used tot

hink… Now I

think

Feiten of mening/gevoelens? Dieper graven in ideeën.

Onderscheiden van feit en mening/oordeel/gevoel.

Ideeën en gevoelens organiseren in situaties waarin

neutraliteit en betrouwbaarheid aan de orde is.

Reflecteren over het eigen denken. Verbanden

leggen.

Reflecteren over een topic en verkennen hoe en

waarom het denken over dit topic veranderd is.

Consolideren van nieuwe inzichten/meningen.

4 C’s Structureren. Perspectieven, Controversies &

Dillema’s.

Connecties maken (Connections) – vragen stellen

(Challenge) – kernideeën identificeren (Concepts) –

toepassing/verandering overwegen (Changes)

What makes

you say that?

Interpreteren en Argumenteren. Perspectief nemen.

Helpt te beschrijven wat je ziet/weet en verklaringen

op te bouwen. Stimuleert evidence-based redeneren

door het delen van interpretaties, begrip van

alternatieven en meerdere perspectieven.


PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN

- Hoe kan je in deze les tijd geven aan kritisch denken?

- Hoe kan je kritisch denken visueel voorstellen in je klaslokaal?

TIJD EN

RUIMTE

ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN

- Kritisch denken is een complexe vaardigheid. Oefen daarom kritische denkvaardigheden vaak

en op verschillende manieren (CRITHINKEDU, 2019). ‘Oefening baart kunst’ is een

volkswijsheid die geldt voor alle vaardigheden, ook voor kritisch denken (Van Gelder, 2005).

- Maak het denkproces van leerlingen zichtbaar in je klaslokaal (Ritchhart, Church en Morisson,

2011). Als je denken visueel ‘zichtbaar’ maakt, krijgen kinderen greep op hun mentaal

handelen en het geeft jou als leraar zicht op misvattingen, redeneringsvermogen, voorkennis,

niveaus van begrijpen, … van je leerlingen. Door denken zichtbaar te maken ondersteun en

stimuleer je het kritisch denken van je leerlingen. Het ‘in beeld’ bijhouden (registreren) van

het denkproces van leerlingen is ook zinvol met het oog op reflectie en formatieve evaluatie.

IMPULSEN OM TE DOEN

MAAK WERK VAN SYSTEMATIEK, CREËER ROUTINES

Elke dag biedt spontane kansen om kritisch denken te oefenen. Doordenk ook op welke momenten je expliciet aan

de slag gaat met kritisch denken in je klas. Zoek naar manieren, routines om dit doelbewust, gericht en systematisch

op regelmatige basis te doen. Maak deze momenten zichtbaar in jouw dag/weekplanning, hou een logboek als leraar

bij om deze momenten voor jezelf in kaart te brengen, om jezelf op te volgen.

GEBRUIK VISUELE DENKINSTRUMENTEN

Poster & mindmap

Wat doet een kritische denker? Hoe herken je iemand

die “open van geest” is? Wat houdt een onderzoekende

houding in? Hoe kan ik leren een sterke denker te

worden?

Door op een poster of a.d.h.v. een mindmap de

denkvaardigheden/disposities voor te stellen, bied je de

leerlingen een visuele en concrete kapstok. Probeer

liefst samen met je leerlingen een beeld op te bouwen

van wat de vaardigheden/disposities inhouden en

benoem ze in jullie gemeenschappelijke eigen taal.

Ook het verbinden van deelaspecten kritisch denken met

een denkbeeldige figuur, bv. ‘nieuwsgierige Noor’,

‘onderzoekende Olivia’, … of met een echte bekende

persoon die een specifieke vaardigheid belichaamt, kan

deelvaardigheden/houdingen voor leerlingen minder

abstract maken bv. Elon Musk, Lieven Scheire, …

Bron prent: Ligtendag en v.d. Pluijm, 2017

uit Startboek Skillis (illustratie van Studiofraaij)


Thinking maps

De ‘thinking maps’ zijn ontworpen door Dr. David Hyerle en visualiseren 8 fundamentele denkprocessen. Deze

cognitieve processen (vergelijken, categoriseren, verbanden leggen, …) passen we toe wanneer we nieuwe inhoud en

concepten leren. We gebruiken ze eigenlijk van kleins af aan en ze ontwikkelen zich naarmate onze kennis en

conceptueel begrip complexer worden. De ‘thinking maps’ helpen het denken van leerlingen te structureren door te

visualiseren, ze maken dat leerlingen zich meer bewust worden van hun denken en reiken ook een

gemeenschappelijke taal om te denken aan (Hyerle en Alper, 2011).

Questions from Texts, Teachers

and Tests

How are you defining this thing or idea? What

is the context? What is your frame of

reference?

How are you describing this thing? Which

adjectives would best describe this thing?

Thinking processes

Defining in context

Describing qualities

Thinking Maps as Tools

Circle Map

Bubble Map

What are the similar and different qualities of

these things? Which qualities do you value

most? Why?

What are the main ideas, supporting ideas, and

details in this information?

Comparing and

contrasting

Classifying

Double Bubble Map

Tree Map

What are the component parts and subparts of

this whole physical object?

Part-whole

Brace Map

What happened? What is the sequence of

events? What are the substages?

Sequencing

Flow Map

What are causes and effects of this event?

What might happen next?

Cause and effect

Multi Flow Map

What is the analogy being used? What is the

guiding metaphor?

Seeing analogies

Bridge Map

Bron tabel: Hyerle en Yeager, 2007.

Visuele denkinstrumenten Djapo

Als educatieve organisatie zet Djapo sterk in op

denkonderwijs. Op hun website vind je visuele denkinstrumenten

om denkprocessen van kinderen te

stimuleren, ondersteunen en zichtbaar te maken.

“Een interessant instrument wanneer de nodige taal

tekortschiet. Een deel van het denkproces wordt

namelijk al uitgelegd door de structuur van het

denkinstrument zelf, en de structuur biedt kinderen en

jongeren de kans om gedachten uit te drukken, zowel in

beeld als woord” (Djapo).

Voorbeeld 1

De routekaart helpt om gevolgen te onderzoeken en

zicht te krijgen op de complexiteit van een onderwerp.

Voorbeeld 2

De staartvertelling: helpt om gebeurtenissen die

elkaar opvolgen te onderzoeken.

Vragenkaarten

Laat eenvoudige vragenkaartjes als spiekbriefje

gebruiken wanneer leerlingen met elkaar in interactie

gaan. Dit kan leerlingen helpen in het stellen van

kritische vragen (zie fiche Vraagstelling).

Redeneerschema’s en argumentatiekaarten

Een eenvoudig redeneerschema in de klas zichtbaar

ophangen (want/omdat … dus/daarom) of het gebruik

van individuele argumentenkaarten (AUB-model) kan

leerlingen ondersteunen bij het formuleren van

standpunten tijdens een klas- of kringgesprek, discussie

of debat (zie fiche werkvormen).

Gebruik van attributen

Het gebruik van afgesproken attributen, bv. de

gekleurde denkhoeden van Edward de Bono (2009),

brillen of verkleedkleren die staan voor een bepaald

perspectief kunnen ook een concrete visualisatie zijn

van een mentale vaardigheid/houding.

Wat is denkonderwijs?


PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN

VOORBEELDEN

AUB-ARGUMENTEN FORMULEREN

In deze oefening van Stichting Nederlands Debatinstituut wordt 1 argument volledig uitgewerkt, 1 argument

geformuleerd en aan te vullen door de leerlingen en 1 argument is helemaal zelfstandig te formuleren door de leerlingen.

Voorbeeld Stichting Nederlands Debatinstituut: ouders en online gedrag van kinderen

Argument 1

Ouders moeten hun kinderen leren hoe zich te

gedragen online.

Argument 2

Ouders kunnen sneller ingrijpen als hun

kinderen problemen hebben.

Argument 3

Bedenk nu zelf een argument en vat deze in een

korte zin samen. Waarom is het een goed idee als

ouders met hun kinderen kunnen meekijken?

Uitleg

Want, opvoeden gaat over een kind leren welk

gedrag wel en niet kan. Dus ook wat wel en niet

kan op het internet. Ouders moeten hiervoor niet

alleen met hun kinderen praten en afspraken

maken, maar ook kunnen zien of hun kinderen

zich aan die afspraken houden Dat is belangrijk,

want dan kunnen ze bijsturen op het moment

dat er wat mis gaat.

Bijvoorbeeld

Stel je voor je spreekt met je kind af om geen

onaardige reacties onder andermans foto’s te

zetten. Alleen als ouders mee kunnen kijken,

kunnen ze zien of het kind zich ook echt aan deze

afspraak houdt. Als ze dan zien dat het kind de

regel breekt, kunnen ze in gesprek gaan daarover.

Dat zorgt ervoor dat het kind leert hoe je je online

moet gedragen.

Uitleg

Leg uit waarom het zo is.

Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

- Wat zouden ouders kunnen lezen op de

telefoons en computers van hun kinderen?

- Wat kunnen ouders doen met deze

informatie?

- Waarom is dat goed?

Bijvoorbeeld

Bedenk nu zelf een voorbeeld. Gebruik daarvoor

je eigen fantasie of zoek informatie op internet.

Denk aan kinderen die gepest worden via

internet.

Uitleg

Leg uit waarom het zo is.

Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

Bijvoorbeeld

Bedenk nu zelf een voorbeeld dat het argument

duidelijker maakt. Gebruik daarvoor je eigen

fantasie of zoek informatie op het internet.

In deze AUB-oefening kunnen kinderen :

- kritische denkvaardigheden observeren, imiteren, oefenen en bespreken (zie ook fiche werkvormen).

- wordt het leren van de kritische denk-vaardigheid gericht begeleid en expliciet benoemd (met vaste herkenbare

formuleringen) (zie ook fiche werkvormen).

- wordt het denkproces visueel ‘in beeld’ gebracht (zie ook fiche tijd en ruimte).

RONDJE PERSPECTIEVEN - VASTE DENKROUTINE BIJ HET NIEUWS

Kinderen bedenken standpunten van waaruit er naar het onderwerp gekeken kan worden. Vanuit de

verschillende standpunten wordt gesproken startend met vaste ik-formuleringen die worden aangevuld vanuit

een perspectief (Circle of Viewpoints, uit de Visual Thinking Routine Toolbox, Ritchhart et al., 2011).

Voorbeeld nieuwsbericht VRT: België wordt Europees wolvenkruispunt (26/04/2020)

Ik denk over dit onderwerp vanuit het perspectief van …

Vanuit dit

perspectief

denk ik:

Een vraag die

ik vanuit dit

perspectief

heb:

Kind Boer Lid van Natuurpunt

[“Aan mijn schapen die doodgebeten

kunnen worden. Mijn schapen zijn mijn

inkomen.”]

[“Dat kinderen niet meer in de natuur

zullen/kunnen/ durven spelen.”]

[“Eten wolven ook mensen? Wanneer

wel/niet?”]

[“Wat kan ik doen om mijn schapen te

beschermen?”]

[“Wat prachtig. Een verdwenen diersoort

terug in ons land. Een goede zaak voor de

biodiversiteit. Onze inspanning om biotopen

terug te verbinden levert resultaat.”]

[“Hoe kunnen we voorkomen dat boze

boeren de wolven zullen doden om hun

inkomen te beschermen?”] [“Waarom wordt

België een ‘kruispunt’ genoemd?”]

Met deze denkroutine wordt tijd en ruimte gemaakt waarin kinderen (zich) vragen kunnen stellen (zie fiche

Vraagstelling) en kunnen vragen van kinderen het uitgangspunt zijn om onderzoekend en inhoudelijk verdiepend

aan de slag te gaan (zie fiche Inhoud).


WERKEN MET DILEMMA’S

Tips om dilemma’s te formuleren en voorbeelden van dilemma opdrachten.

Het dilemma is geformuleerd op het niveau van de

leerlingen.

Voorbeeld COVID-19

Wie moet eerst het coronavaccin toegediend krijgen …

risicogroepen zoals ouderen of risicoberoepen zoals

dokters?

Wat verkies je: lessen in de klas of digitaal les volgen?

Het dilemma bevat voldoende twijfel.

Voorbeeld duurzaamheid

Wat verkies je … de verwarming elke dag op 15°C in de

klas of op 25°C?

Wat verkies je … 2x20’ douchen in de week of elke dag

5’ douchen?

Dilemma opdrachten

- Je vertrekt op een lange ruimtereis. Je mag maar

5 dingen meenemen. Wat zou jij meenemen in een

ruimteschip?

- In welke historische periode zou je het liefst

leven?

- Wat is de belangrijkste uitvinding van de voorbije

eeuw volgens jou?

Werken met dilemma’s geeft gelegenheid tot dialoog

en discussie (zie fiche Werkvormen).

CONNECT – CHALLENGE – CONCEPTS – CHANGES

Verbind – Vraag – Vat de kern – Verander (uit Visual Thinking Routine Toolbox, Ritchhart et al., 2011) toegepast

op het verhaal van Abel, een jongen van 11 jaar die meer dan 4000 km wandelde (Karrewiet 03/09/2020).

CONNECT

- Als ik dit verhaal verbind met [mijn eigen leven] dan denk ik aan: [“Die keer dat ik met de rugzak ben gaan stappen”] [“De afstand

tussen onze landsgrenzen met Frankrijk en Nederland, dat is peanuts in vergelijking met die 4300 km.”]

- Als ik dit verhaal verbind met [wat ik al eens eerder heb gezien/gehoord/ geleerd] dan herinner ik me: [“Het eerdere Karrewiet nieuws

van toen Abel met zijn papa vertrok.”] [“Een documentaire over de Sierra Nevada en Mount Whitney. Daar staan de mammoetbomen, de

grootste bomen ter wereld.”]

- De leraar kan doorvragen om het ‘vergelijken’ expliciet te oefenen: Zie je gelijkenissen en verschillen? De gelijkenissen zijn: [“Wij

deden ook een meerdaagse trektocht met de rugzak, de natuur was prachtig, we sliepen in een tent, het was op de top ook zo koud.”]. De verschillen

zijn : [“Het was in de Pyreneeën in Europa, met mijn papa en nog andere vrienden, we deden max. 18 km per dag, we hadden maar 2

overnachtingen, we beklommen de gletsjer op de Vignemale (3298 m).”]

CHALLENGE

CONCEPTS

CHANGES

- Bij het horen van dit verhaal wil ik graag in discussie gaan over/betwijfel ik dat: [“30-35 km per dag stappen gedurende 150 dagen in

extreme omstandigheden wel gezond is voor een kind van die leeftijd.”]

- Als ik dit verhaal hoor stel ik me de vraag: [“Is het zomaar toegelaten om zoveel maanden school te missen? Heeft hij tijdens de tocht ook

rekenoefeningen gemaakt?”] [“Is het niet gevaarlijk om in een tent te slapen in een gebied waar beren leven?”]

- De leraar kan hulp bieden om kinderen te helpen om ‘de informatie verder te bevragen’: Zijn er dingen waarover je verwonderd/

verrast/verward/verbijsterd bent? [“Dat hij 150 dagen op een luchtmatras sliep. Was er nergens een herberg op die trail? Kwamen ze

dorpjes, winkels tegen?”] [“Dat hij alleen met zijn papa is gegaan. Heeft hij zijn mama gemist? Zouden zijn broer/zus dit ook hebben willen

doen? Hoe beslis je om zoiets te gaan doen? Wou Abel dit of wou de papa dit?”] [“Het kan toch niet dat die berg 14508 m hoog is?” (hoogte

Mount Whitney op bord is uitgedrukt in feet)]

- Ik vat de kernboodschap van dit filmpje als volgt samen: [“Abel is samen met zijn papa aangekomen na een loodzware tocht. Hij heeft

afgezien en is moe, maar onder de indruk van de prachtige natuur en trots op zijn ongelooflijke prestatie. Hij heeft geleerd dat je moet

doorzetten en dat dan mogelijk wordt wat onmogelijk lijkt.”]

- Belangrijke ideeën die ik uit het filmpje meeneem: [“Je moet doorzetten om iets moois te bereiken.”] [“De ervaring van pure schoonheid

van de natuur is overweldigend.”]

- De leraar kan bijkomend vragen om ‘het trekken van conclusies’ te expliciteren. Hoe ben je tot deze conclusie gekomen? Ik besluit

dit op basis van: [“Het fragment waarin Abel vertelt dat hij zo afgezien heeft tijdens de nachtklim naar Mt. Whitney, steil, door sneeuw,

kon zijn vingers nauwelijks bewegen, maar dan de zonsopgang op de hoogste berg te kunnen meemaken, dat vond hij fabuleus.”]. [“Het

fragment waarin hij zegt dat elke dag wanneer je boven komt na een zware beklimming ongelooflijk is, je kijkt rond je en ziet 10-tallen

besneeuwde bergtoppen.”]

- Ik denk dat dit verhaal bij mij/ons deze verandering in gang wil zetten (in mijn denken/doen/houding): [“Dat je leert de kleine dingen

meer te waarderen en dankbaar te zijn. Pas als je dingen die normaal lijken niet meer hebt, ga je ze waarderen.”]

- De makers van dit verhaal willen bereiken dat: [“Ik ervan overtuigd geraak dat het onmogelijke mogelijk kan worden als je er mentaal

voor gaat.”] [“Dat je op zo’n tocht heel andere waardevolle dingen leert dan op school.”]

- De leraar kan leerlingen helpen te verwoorden ‘waarom je zegt wat je zegt’. Ik zeg dit op basis van: [“Het fragment waarin Abel zegt

dat hij blijer gaat zijn met de kleine dingen, een dak boven je hoofd, een dikke matras, warm eten, fris water drinken.”] Ik zeg dit op basis

van: [“De beelden die de filmmaker geeft van de beer, het hert, de marmot die Abel van dichtbij heeft kunnen waarnemen.”]

- De leraar kan dit ook aangrijpen om verder te gaan op het onderscheid tussen mening en feit, over het bestaan van verschillende

standpunten vanuit verschillende perspectieven, …

Met deze denkroutine wordt de taal van het denken

gesproken (zie fiche Vraagstelling).


BRONNENLIJST

BOEKEN

Buisman, M., Van Loon-Dikkers, L., Boogaard, M. & Van Schooten, E. (2017). Stimuleren van creatief vermogen en kritisch

denken. Eerste resultaten van het OECD-onderzoek ‘Assessing progression in creative and critical thinking skills in education’.

Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Curriculum.nu i.s.m. SLO. (2018). Handreiking brede vaardigheden. Geraadpleegd via https://curriculum.nu/wp-content/uploads/2018/04/Rapport-Handreiking-brede-vaardigheden.pdf

De Bono, E. (2009). Creatief denken. Slimme technieken om problemen op te lossen. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact.

Facione, Peter. (2015). Critical Thinking: What It Is and Why It Counts. Insight Assessment.

Greenstein, L. (2012). Assessing 21st century skills: a guide to evaluating mastery and authentic learning. Californië: Corwin.

Grigg, R. & Lewis, H. (2019). Teaching creative and critical thinking in schools. Londen: SAGE.

Hermans, H. & Bartels, R. (2020). Democratie begint bij jezelf. Ontwikkelen van burgerschap. Bussum: Coutinho

Hirsch, E. (2016). Why knowledge matters: rescuing our children from failed educational theories. Massachusetts: Harvard

Education Press.

Hyerle, D. & Alper, A. (2011). Student successes with thinking maps. School-based research, results, and models for achievement

using visual tools (tweede druk). Californië: Corwin.

Ligtendag, L. & v.d. Pluijm, A. (2017). Startboek Skillis. Toekomstgericht leren voor groep 5 t/m 8. Rotterdam: CED-groep.

Matheusen,F. (2018). Van zondebok naar zebra. Deep democracy: een nieuwe kijk op besluitvorming en conflicthantering.

Kalmthout: Pelckmans.

Paul, R & Elder, L. (2016). The Thinker’s Guide to the Art of Socratic questioning.Tomales, California: Foundation for critical

thinking press.

Ritchhart, R., Church, M. & Morrison, K. (2011). Making thinking visible. How to promote engagement, understanding, and

independence for all learners. San Francisco: Jossey-Bass.

Rotstein en Santana (2011). Make just one change: Teach students to ask their own questions. Cambridge, MA: Harvard Education

Press.

Stanley, S. & Bowkett, S. (2004). But why? Stafford: Network Educational Press.

UNESCO (2016). Schools in action, global citizens for sustainable development: a guide for teachers. Paris: UNESCO.

UNESCO (2017). Education for Sustainable Development Goals. Learning Objectives. Paris: UNESCO. Geraadpleegd via https://

unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000247444?utm_sq=gj34xbfn94

UNICEF (2018). Leren door rechten. Recht op participatie. Geraadpleegd via https://www.unicef.be/content/uploads/2018/10/LEREN-DOOR-RECHTEN-%E2%80%93-activiteiten-over-participatie-bijlagen-2.pdf

Vincent-Lancrin, S. et al. (2019). Fostering Students’ Creativity and Critical Thinking: What it Means in School, Educational

Research and Innovation. Paris: OECD. Geraadpleegd via https://doi.org/10.1787/62212c37-en

ARTIKELS

Abrami, P.C., Bernard, R.M., Borokhovski, E., Waddington, D.I., Wade, C.A. & Persson, T. (2015). Strategies for teaching students

to think critically: A meta-analysis. Review of Educational Research, 85 (2), 275-314. DOI: 10.3102/0034654314551063

Ennis, R.H. (2018). Critical thinking across the curriculum: a vision. Topoi, 37, 165-184. https://doi.org/10.007/s11245-016-9401-4.

Ennis, R.H. (1989). Critical thinking and subject specificity: clarification and needed research. Educational Researcher, 18, 4-10.

DOI: 10.3102/0013189X018003004.

Megens-van Vroonhoven, K. (2017). Vraag maar raak!. Praxis Bulletin, 35 (5), 24-27.

Ten Dam, G. & Volman, M.L.L. (2004). Critical thinking as a citizenship competence: teaching strategies. Learning and Instruction,

14 (4), 359-379. DOI: 10.1016/j.learninstruc.2004.01.005

Ten Dam, G., & Volman, M. L. L. (2002). Het sociale karakter van kritisch denken: didactische richtlijnen. Pedagogische studiën,

79(3), 167-183.

Van der Ham, F. (2019). Denken met dilemma’s. Praxis Bulletin, 36 (7), 7-11.

Van Gelder, T. (2005). Het doceren van kritisch denken. Enkele lessen uit de cognitiewetenschap. College Teaching, 53 (1), 41-46.

Voogt, J.M., Veltman, M.E. & Van Keulen, J. (2019). Kritisch denken als een 21ste- eeuwse vaardigheid: veelbelovende aanpakken

voor de onderwijspraktijk. Pedagogische Studiën, 95, 329-340.

WEBSITES

http://crithinkedu.utad.pt/nl/crithinkedu-nl/

www.djapo.be

www.nieuwsindeklas.be

onderwijsdoelen.be

www.toekomstklas.nl

www.deepdemocracy.nl

www.slo.nl (https://www.slo.nl/@4256/basisschool/ )

www.schooldebatteren.nl

www.reasoninglab.com

www.onderzoekendleren.com

www.creativekidsconcepts.com

https://pz.harvard.edu/thinking-routines

https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000246888

www.onderwijsmetstijl.nl

www.vraagzin.nl

www.unicef.be/leerkrachten

https://www.ru.nl/wetenschapsknooppunt/

CONTACT

Voor vragen of meer informatie over deze

passe-partout kan je contact opnemen met het

expertisecentrum Education & Development en de

onderzoekers. Deze passe-partout is ontwikkeld in

het kader van een praktijkonderzoek aan de lerarenopleiding

van UCLL.

Jo Van Dessel

jo.vandessel@ucll.be

Mieke Van Ingelghem:

mieke.vaningelghem@ucll.be



Ontwikkeld in 2021 door

Hogeschool UCLL - Research & Expertise

www.ucll.be/research-expertise

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!