Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VAKANTIEMIJMERINGEN
Idealiter is vakantie naast een pauze, een periode van rust, ook een periode van
verinnerlijking. In plaats van te trachten met onze acties de omgeving te beheersen, laten we
de omgeving wat meer op ons inwerken. We trachten dat wat belangrijk is in het leven wat
beter in balans te krijgen. Op voorwaarde dat we ons niet overgeven aan het inspannende
ontspanningsactivisme, geven we er ons rekenschap van dat er andere ritmes zijn dan die
waaraan we gewend zijn. We worden wat aandachtiger, en trachten de dingen aan te voelen
en te begrijpen op een ander niveau. En doorheen dat alles ontstaat soms ook een beter begrip
van de essentie van datgene waarmee we in de drukke periodes van ons leven bezig zijn.
Maar we verhuizen niet naar een andere planeet.
Ongeacht de ingesteldheid waarmee en de wijze waarop we naar de omgeving kijken en er
ons mee verhouden, de taal blijft een alomtegenwoordige realiteit, de meest
alomtegenwoordige realiteit, in al haar vormen en al haar domeinen. We blijven denken in
taal, spreken in taal. We trachten de taal te begrijpen van kerken die we bezoeken en worden
beroerd door de kunst die we met meer aandacht in ons opnemen. En gelovigen onder ons
spreken in de rustige periode misschien wat meer met God. Misschien gaan we ons bij
dergelijke gelegenheden ook anders tot de taal verhouden. We gaan ze misschien wat minder
trachten te manipuleren voor eigen doeleinden, en ze zelf wat meer laten spreken.
Taal is fascinerend. Elke taal is dat. Uiteraard omwille van haar band met de cultuur en
geschiedenis van een gemeenschap en zijn functie als communicatiemiddel tussen leden van
die gemeenschap, maar ook als een relatief autonoom systeem met eigen wetmatigheden.
Taal is een geheel van complexe relaties die leiden tot een geordend geheel, een unieke
mengeling van interne logica, externe input, en voortdurende verfijning. Niet elke taal kijkt op
dezelfde wijze tegen de wereld aan. Een taalsysteem leeft en evolueert, maar steeds uitgaand
van wat al bestaat en volgens zijn eigen regels en dynamiek.
Taal overstijgt het individu. Een individu participeert aan een taal en schrijft er zich in. De
taal is onze eerste omgeving, de meest nabije realiteit buiten onszelf. Kreten van
zelfexpressie staan niet gelijk met een taal. Taal is zelfs niet louter een groepsgegeven; ook
een gemeenschap participeert aan een taal die haar overstijgt.
Taal transcendeert de tijd, ze slaat een brug tussen generaties. Ze consolideert de continuïteit.
Het is een oude discussie te weten of taal verwijst naar een onderliggende realiteit, dan wel
geen band heeft met een realiteit buiten de taal zelf. Maar al zou taal niet naar een
corresponderende realiteit verwijzen, taal is op zichzelf al een realiteit die grotendeels buiten
de individuele taalparticipant tot stand komt en bestaat. De definitie van termen die we
gebruiken geeft gestalte aan de realiteit. Taalsystemen vernietigen is chaos creëren, het
terrein braak leggen om het met een nieuwe taal in te nemen en te herstructureren.
Dat geldt ook voor elk maatschappelijk subsysteem dat is opgebouwd rond taal, dus ook voor
het recht. Recht is taal-plus. Aan termen en begrippen uit het recht zijn consequenties
verbonden. Het recht beoogt een geordend samenleven, formaliseert machtsverhoudingen en
tracht opvattingen over het “goede samenleven” te ver-talen.
1
Steeds meer is de taal echter aan bedreigingen blootgesteld, zowel onder invloed van
technologie en nieuwe vormen van communicatie als van nieuwe ideologieën.
We beleven thans het tijdsvak van de grote gelijkschakeling, onder het masker van de
transparantie en dus van de anticomplexiteit en de vereenvoudiging. Het recht moet
eenvoudiger, de taal van het recht moet eenvoudiger en de taal tout court moet ook
eenvoudiger.
Het wordt steeds meer aanvaard te stellen dat grammatica niet meer gevolgd moet worden, dat
al wat telt is “zich verstaanbaar kunnen maken”. “Als we mekaar maar verstaan, meneer.”
Onder dat mom wordt er gepleit om komaf te maken met spellingsregels, zoals de dt-regels
bij vervoeging van werkwoorden. Maar snel daarna volgen de verdediging van
zelfuitgevonden voltooide deelwoorden en regelmatige of onregelmatige werkwoorden, van
een zelfontworpen syntaxis, of van een hoogstpersoonlijk gebruik van werkwoordtijden of
het genus van zelfstandige naamwoorden. Anders gezegd, we beleven een totale omkering.
Waar vroeger een taalgebruiker zich inschreef in een taal, moet nu de taal zich aanpassen aan
de gebruiker, tot er geen taal meer overblijft, althans geen taalsysteem. “Het is taal omdat ik
het zeg” of “het is mijn taal”, worden meer en meer het leidmotief. De grote vraag is of er op
het eind nog een taal overblijft.
Heeft taal nog iets te maken met een taal-vaardigheid die het individu overschrijdt, of is taal
gedegradeerd tot een louter utilitair instrument tot zelfpromotie?
Dezelfde vraag rijst in het recht, of in de kunst.
Ik wil helemaal niet betwisten dat duidelijkheid-in-precisie in de formulering ook in het recht
een merkteken van intellectuele hygiëne is. Maar de valse duidelijkheid die ten koste gaat
van precisie is dat niet. In naam van de valse duidelijkheid wordt het zelfs allemaal minder
duidelijk. Duidelijkheid is al te vaak schijnbare duidelijkheid.
Waar het echt om gaat is dat we niet langer willen weten van een rechtssysteem als een
complex cultuurproduct dat het hier en nu overstijgt. We willen de systematiek weg uit het
recht. We willen allemaal ons eigen geïndividualiseerd recht creëren. Recht dient nog enkel
tot bescherming van aanspraken die we absoluut achten, en daartoe moet de inflatie van
conflicterende subjectieve fundamentele rechten dienen. Zoals de grote taalvereenvoudigers
disruptief zijn in het taalsysteem, zo hakt de proliferatie van subjectieve rechten in op het
rechtssysteem. Een grondrecht is de juridische vertaling van vele tegenstrijdige uitingen van
“ik wil”, individuele of klasseaanspraken die verrechtelijkt worden, niet meer passen in een
coherent systeem, tegenstrijdig zijn, en dan maar beslecht moeten worden in naam van de
“afweging van grondrechten”, de na te leven “proportionaliteit”, en meer van dergelijke op
zichzelf juridisch inhoudsloze begrippen. Is recht nog een systeem dat de
rechts”onderhorigen” overschrijdt, of is recht ook gewoon een van de instrumenten uit de
utilitaire gereedschapskist tot zelfpromotie geworden?
En wat is in de taal van de kunst nog de rol van talent en ambacht, die steeds met de noties
“kunst” en “kunstenaar” verbonden waren? Bestaan er nog scholen van kunstenaars? Kan
men nog stijlen met elkaar vergelijken? In het tijdperk van de conceptuele kunst lijkt het
kunnen werken met materie overbodig. Het zuivere concept, de pure idee, of de
minimalistische en allerindividueelste zelfexpressie van de kunstenaar, volstaan om van kunst
te gewagen. Ook de kunst wordt losgekoppeld van een persoons- en tijdsoverschrijdend
2
referentiekader, en accepteert als kunst al datgene wat een zelfverklaard kunstenaar tot kunst
verklaart, in een proces van negatieve feedback, zonder externe criteria. Ook hier wordt de
zelfexpressie van de actor het bepalende element en vervalt elke referentie naar samenhang en
totaalbeeld.
De samenleving heeft behoefte aan het inzicht in het grotere kader en het ruimere geheel. De
systemen die een samenleving schragen zijn complex, en niet eenvoudig. Ze zijn ook fragiel,
en antifragiliteit (een term gepopulariseerd door Nassim Nicholas Taleb) vergt een
doelgerichte inspanning. Antifragiliteit moet geïnstitutionaliseerd worden. Overdreven
snelheid werkt de fragiliteit in de hand omdat er dan een discrepantie optreedt tussen de
technologische snelheid en ons menselijk taalvermogen. Il faut laisser le temps au temps.
Tijd is een essentiële factor in collectieve processen van bijsturing en correctie, tot zolang
zulks menselijke activiteiten blijven. Daarom is een regelmatige collectieve onderbreking van
het gewone werkritme – op zondag en ja, ook tijdens een gerechtelijke vakantie – een
heilzame en ritmerende traditie. Ze is een vorm van weerstand tegen de technologische
snelheid. Ze herinnert eraan dat we participeren aan een territoriumgebonden cultuur en aan
tradities die ons overstijgen, en dat zulks zichtbaar moet gemaakt worden. Zonder dergelijke
weerstand zullen de tendensen uit deze vakantiemijmeringen over taal en tijd zich in steeds
hogere snelheid verder doorzetten. De wet van Moore, als het ware. Met radicale disruptie tot
gevolg.
De tijdige disruptie van de individualisering is de enige remedie tegen de onherstelbare
disruptie van het geheel. Maar ik ben er niet gerust in dat we op de goede weg zijn.
Fernand Keuleneer
3