24.12.2012 Views

Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging

Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging

Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

In dit nummer onder meer:<br />

Nieuwsbrief<br />

Sectie Sectie Sectie Hymenoptera<br />

Hymenoptera<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>Vereniging</strong><br />

De zilveren zandbij (Andrena argentata) in de Schoorlse duinen<br />

De harkwesp Bembix rostrata. Een literatuurstudie<br />

Xenos vesparum komt hogerop<br />

nummer <strong>28</strong><br />

november 2008


Foto voorpagina: Bembix rostrata, vrouwtje, gravend.<br />

Foto: Pieter van Breugel.<br />

Vormgeving: Jan Smit.<br />

Druk: Drukkerij Presikhaaf, Arnhem.<br />

Redactioneel<br />

Redactioneel<br />

In het vorige nummer van onze nieuwsbrief (<strong>Bzzz</strong> 27)<br />

hebben we de leden gevraagd op welke manier men<br />

<strong>Bzzz</strong> het liefste wil ontvangen, op papier of digitaal.<br />

Helaas hebben we van slechts 16% van de leden<br />

hierop respons gekregen en daarvan was de grote<br />

meerderheid voor het handhaven van de papieren<br />

uitgave. Vandaar opnieuw een vers gedrukte editie van<br />

<strong>Bzzz</strong> op papier.<br />

Het nummer is weer goed gevuld, met een aantal<br />

artikelen van gevarieerde lengte. Hans Nieuwenhuijsen<br />

maakt een start met een nieuwe rubriek:<br />

Veldobservaties. Hij trapt af met een artikel over<br />

Andrena argentata in de Schoorlse duinen. Meteen<br />

gevolgd doot een kort stukje over Nomada<br />

leucophthalma, door Henk Beers.<br />

Bij de ‘Artikelen’ heeft Theo Peeters een<br />

literatuurstudie gecombineerd met veldwaarnemingen<br />

over Bembix rostrata. Rosita Bink-Moenen is in de war<br />

geraakt door drie nauw-verwante Colletes-soorten. Jan<br />

Smit en John Smit melden het naar het noorden<br />

opschuiven van Xenos vesparum. De uirbreiding van<br />

Colletes hederae wordt besproken door Jan Smit en<br />

Albert de Wilde.<br />

Verder een kort artikeltje over vangsten met<br />

malaisevallen.<br />

36<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

ISSN 1387-1773<br />

Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

Redactie<br />

H. Nieuwenhuijsen, T. Peeters, J. Smit<br />

Redactieadres<br />

Voermanstraat 14, 6921 NP Duiven<br />

e-mail: smit.jan@hetnet.nl<br />

Website<br />

www.nev.nl/hymenoptera/<br />

Bij ‘Literatuur’ worden 4 recente uitgaven besproken.<br />

En, zoals intussen een goede gewoonte is, in het<br />

laatste nummer van het jaar, de literatuur van het<br />

voorgaande jaar (2007) bijeen vergaard door Theo<br />

Peeters in ‘AcuBieb’.<br />

Een vijftal leden van de sectie heeft de Tagung in<br />

Stuttgart bezocht in het eerste weekend van oktober,<br />

ze doen hiervan verslag bij ‘Aculeaten in het<br />

buitenland’. Hier ook een oproep om vangsten van<br />

Colletes hederae aan te leveren.<br />

Let vooral ook op de oproepen, zo wordt er gevraagd<br />

de bijdrage voor 2009 over te maken, en er is een<br />

oproep van de universiteit in Groningen voor hulp.<br />

En stuur de leuke vangsten van 2008 weer op, zodat<br />

we daarvan een overzicht kunnen maken in nummer<br />

29.<br />

De studiedag van de sectie op 24 januari 2009 wordt<br />

aangekondigd bij ‘Mededelingen’.<br />

Raymond Broersma heeft de samenvattingen bij de<br />

artikelen in het engels vertaald, waarvoor onze dank.<br />

Op 29 april 2008 is Dr. H.H. Evenhuis, één maand na zijn 89ste verjaardag, overleden. Hij was sinds 1942<br />

lid van de NEV en sinds 1995 lid van onze sectie. Zijn belangstelling ging uit naar de algemene entomologie<br />

en hij hield zich bezig met de Charipidae, een familie van de parasitaire wespen.<br />

In een volgend nummer zullen we een In Memoriam aan hem wijden.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Veldobservaties<br />

Veldobservaties<br />

Veldobservaties<br />

Veldobservaties<br />

We kennen in het voorjaarsnummer van onze<br />

nieuwsbrief de rubriek “Bijzondere waarnemingen”.<br />

Het is een faunistische rubriek: welke bijzondere soort<br />

is in een bepaald jaar waar in Nederland<br />

waargenomen? In de rubriek “Excursieverslagen”<br />

proberen we steeds meer een ecologische invalhoek<br />

naar voren te brengen. We proberen vast te stellen<br />

welke soorten aculeaten in een bepaald habitat<br />

voorkomen. Ook het gedrag van soorten komt aan<br />

bod. De rubriek “Veldobservaties aan spinnendoders”<br />

richt zich meer op de vraag hoe een bepaalde<br />

spinnendodersoort zich in zijn habitat gedraagt. Het<br />

lijkt ons goed deze rubriek uit te breiden met de<br />

andere aculeaten en voortaan te spreken van de<br />

rubriek ‘Veldobservaties’.<br />

We weten dat een aantal van onze leden<br />

waarnemingen doet aan het gedrag van aculeaten. Ze<br />

registreren met name nestbouw gedrag, soms<br />

voortplantingsgedrag. Speciaal die leden wordt<br />

verzocht in de komende nummers hun bijdrage aan<br />

deze nieuwe rubriek te leveren. In dit nummer bijt<br />

Hans Nieuwenhuijsen de spits af met zijn<br />

waarnemingen van de zilveren zandbij (Andrena<br />

argentata). Gevolgd door een veldobservatie van Henk<br />

Beers. Wie volgt? Het mooiste zou zijn als we elkaars<br />

waarnemingen aanvullen en bediscussiëren.<br />

De De zilveren zilveren zandbij<br />

zandbij<br />

(Andrena Andrena Andrena Andrena argentata) argentata argentata argentata)<br />

) in<br />

in<br />

de de Schoorlse Schoorlse Duinen<br />

Duinen<br />

Hans Nieuwenhuijsen<br />

Op 2 augustus 2008 ontdek ik op een open plek bij<br />

een zandpad langs een heideveld in de middenduinen<br />

een aantal laag over het zand vliegende zandbij<br />

mannetjes. Het blijken Andrena argentata mannen. De<br />

tweede generatie dus. Een eerste generatie heb ik (nog)<br />

niet in Schoorl gezien. Ze wachten de uitkomende<br />

vrouwtjes op om te paren. Als ik een week later weer<br />

op de plek kom zie ik inderdaad een overvalparing<br />

(Figuur 1). Op de foto zien we de kop van het<br />

vrouwtje en op haar achterlijf het mannetje, dat<br />

probeert op haar te klimmen. Het lijkt erop dat het<br />

vrouwtje, met een voorpoot al omhoog, het mannetje<br />

probeert af te schudden.<br />

Figuur 1. Poging tot paring Andrena argentata.<br />

(Foto Peter Stoop).<br />

Nu er ook vrouwtjes zijn besluit ik te gaan<br />

onderzoeken van welke planten de soort pollen<br />

verzamelt en hoe het nest van deze soort eruit ziet.<br />

Het stuifmeel<br />

Wat kan ik in de literatuur vinden over het stuifmeel<br />

verzamelen van de zilveren zandbij?<br />

Westrich (1989) noemt de soort polylectisch. Hij<br />

maakt geen onderscheid tussen de voorjaar- en de<br />

zomergeneratie. Peeters et al (1999) melden dat de<br />

zomerdieren in het binnenland vooral op struikhei<br />

(Calluna vulgaris) pollen verzamelen. In de duinen is de<br />

keus ruimer o.a. vederdistel (Cirsium), pijlkruiskruid<br />

(Cardabia draba) en heggenrank (Bryonia dioica). Hun<br />

formulering suggereert dat in de duinen ook struikhei<br />

als pollenbron dient. Probleem bij de duinen is dat in<br />

het renodunale district nauwelijks struikhei voorkomt,<br />

terwijl het in het waddendistrict alom aanwezig is. A<br />

.argentata komt in de Amsterdamse Waterleiding<br />

Duinen (renodunaal) voor in het buntgras en<br />

strandwallenlandschap en vliegt daar op gewoon<br />

biggekruid en peen (de Rond 2002). Hij vermeldt niet<br />

of het om de voorjaar- of zomergeneratie gaat.<br />

Op 16 augustus probeer ik in Schoorl vast te stellen<br />

welk(e) soort(en) stuifmeel de zilveren zandbij<br />

verzamelt. Om 12 uur ben ik bij de nestaggregatie. Hij<br />

blijkt te liggen in een dynamisch stuk zand: voetsporen<br />

en bandensporen (mountain bike?) wijzen op flinke<br />

37


etreding van de plek. Er is geen vrouwtje te zien,<br />

alleen af en toe een patrouillerend mannetje. Wat<br />

hoopjes zand wijzen op nesten. Om de tijd te doden<br />

ga ik in de omgeving zoeken naar pollen verzamelende<br />

vrouwtjes. Ik zie veel heizijdebijen (Colletes succinctus).<br />

De mannen patrouilleren rond de heidestruiken en<br />

likken af en toe nectar en de vrouwen hangen, kop<br />

omlaag - Theo Peeters wees me op die eigenaardigheid<br />

- stuifmeel te verzamelen. Maar er is geen zandbij te<br />

zien, ook niet op dophei, biggekruid of braam. Op<br />

braam vliegt wel het zilveren fluitje (Megachile leachella).<br />

Van al die bloemen verzamel ik stuifmeel. Dan ga ik<br />

terug naar de nestplaats en om 14.30 u. komen er van<br />

alle kanten vrouwtjes aangevlogen. Zij verdwijnen<br />

bliksemsnel, net als de vrouwtjes van de zustersoort de<br />

witbaardzandbij (A. barbilabris), naast of op een<br />

zandhoopje in het mulle zand. Ik vang twee vrouwtjes<br />

met stuifmeel aan de poten.<br />

’s Avonds bekijk ik dat stuifmeel onder de microscoop<br />

(Fig. 2) en vergelijk het met de stuifmeeltekeningen in<br />

van der Pluym et al. (1975). Het blijkt<br />

struikheistuifmeel te zijn. De stuifmeelkorrels vormen<br />

tetraden, vier korrels bijeen (Neve & Peeters, 2006).<br />

Ook bekijk ik het stuifmeel uit de bloem (Fig. 3) en<br />

het stuifmeel van dopheide, dat ook tetraden vormt<br />

maar is veel kleinere (zie Fig. 4).<br />

38<br />

Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4.<br />

Op 25 augustus ben ik weer op de nestplaats. Voordat<br />

ik mij concentreer op de nesten kijk ik eerst rond de<br />

nestplaats of ik pollen verzamelende vrouwtjes kan<br />

vinden. De meeste hei bloeit niet. Hier en daar staat<br />

een struik in bloei maar daarop vind ik geen vrouwtjes.<br />

Pas op ongeveer 160 meter van de nestplaats vind ik in<br />

een duinpan, waar de hei goed bloeit, twee A. argentata<br />

vrouwtjes. Het ene vrouwtje heeft nog geen stuifmeel<br />

in de scopa, het andere een beetje. Dit blijkt stuifmeel<br />

van struikhei.<br />

Tot slot iets over de bloembiologie. Dat ik ook dophei<br />

in beschouwing nam is een beetje dom. Ik zie alleen de<br />

veldhommel (Bombus lucorum) en de aardhommel (B.<br />

terrestris) op dophei in Schoorl. De flora van Heimans,<br />

Heinsius en Thijsse (1983) werkt, in tegenstelling tot<br />

die van Heukels, gelukkig nog met bloembiologie.<br />

Gewone dophei is bloemklasse Bb, dat wil zeggen dat<br />

het een bijenbloem (bedoeld wordt honingbij?) is. De<br />

nectar is verborgen en alleen bereikbaar voor lang<br />

tongige bijen. En Andrena - en trouwens ook Colletes -<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

is korttongig. Bij struikhei vermeldt H, H en T dat de<br />

nectar gemakkelijk bereikbaar is.<br />

Het nest en de cel<br />

Eerst raadpleeg ik weer de literatuur op zoek naar de<br />

nesten van in Nederland voorkomende Andrena<br />

soorten. O’Toole & Raw (1991) geven een tekening<br />

van het nest van het vosje (Andrena fulva). Het is de<br />

enige tekening die ik van een inheemse Andrena soort<br />

kan vinden. Wat voor nesttype is het? Stephen et al<br />

(1969) noemen zo’n nest een ‘vertakt nest met één cel<br />

per zijtak (heterodaleus)’. Radchenko & Pesenko<br />

(1994) - helaas in het Russisch, met een korte Engelse<br />

samenvatting - ontwierpen ook een nestclassificatie.<br />

Het nest van het vosje is van het enkelvoudige,<br />

vertakte type, subtype “op het einde vertakt”. Het<br />

bestaat uit een verticale hoofdgang die aan het einde<br />

een aantal zijgangen heeft. Dezelfde auteurs vermelden<br />

dat bij de Andreninae ook het subtype “vertakking op<br />

ongelijk niveau”. Westrich (1989) meldt dat de soort<br />

kleine of grote aggregaties vormt en dat Kocourek de<br />

broedcellen op 14-17 cm diep vond.<br />

25 augustus. Ik ga proberen een nest uit te graven. Dat<br />

blijkt veel moeilijker dan ik dacht. Ik gebruik de<br />

methode ‘helmspriet’. Na ongeveer 2 cm mul zand is<br />

de bodem vaster en wordt de hoofdgang zichtbaar.<br />

Daar duw ik de spriet in en meet met behulp van de<br />

spriet de diepte. Ik doe dat bij drie nesten. De lengte is<br />

bij alle ongeveer 20 cm. Nu creëer ik een verticale<br />

wand, iets verwijderd van de gang. Als ik dat doe zie ik<br />

soms in de wand 1 cm lange, ellipsvormige bruine<br />

cellen met een donkerbruine wand. Als ik nu de wand<br />

afgraaf in de richting van de helmspriet in de<br />

hoofdgang dan hoop ik, naast de hoofdgang, ook<br />

misschien een zijgang te treffen. Dat laatste lukt niet,<br />

waarschijnlijk omdat het vrouwtje, na proviandering<br />

Figuur 5. Nest van de zilveren zandbij (Andrena<br />

argentata).


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

van de cel, de zijgang dicht gooit. In een nest tref ik<br />

aan het einde van de hoofdgang, op 20 cm diepte, een<br />

vrouwtje aan. In fig. 4 staan de resultaten van mijn<br />

graafwerk. Ik heb me op de rechterzijde van de<br />

hoofdgang geconcentreerd. Het probleem bij het<br />

graafwerk is dat deze bijen een aggregatie vormen, met<br />

de nesten vrij dicht opeen. Je weet dus niet of een cel<br />

bij dit of een ander nest hoort. Het plan is om een<br />

perifeer nest op te zoeken maar in de periode na 25<br />

augustus is het weer niet gunstig, dus kan ik dit plan<br />

niet uitvoeren.<br />

De 1 cm lange cel bestaat uit een donkere wand van<br />

aaneen geplakte zandkorrels. Zodra ik een cel vrij<br />

prepareer en oppak stort de broze wand in. Het<br />

stuifmeel in de cel is donkerbruin. Onder de<br />

microscoop bij 400x blijkt het de vorm te hebben van<br />

struikhei stuifmeel, alleen zijn de tetraden gekrompen:<br />

<strong>28</strong>,8 µm. Ik heb geen cellen gevonden met vers<br />

stuifmeel, noch cellen met ei of larve. Wel vind ik een<br />

cel, op 13 cm diepte, die een dode volwassen bij bevat.<br />

Bij nader onderzoek blijkt het dier alleen een huls,<br />

waarin zich een vliegenpop bevindt. Ik wacht nog op<br />

het uitkomen van de pop.<br />

Discussie en conclusies<br />

In de Schoorlse Duinen is de zomergeneratie van de<br />

zilveren zandbij waarschijnlijk monolectisch op<br />

struikhei. Noch de Rond, noch Peeters et al, noch<br />

Neve en Peeters melden dat. Dat is interessant omdat<br />

de andere struikheispecialist, de heidezandbij (A.<br />

fuscipes), in de duinen wel in de AWD (renodunale<br />

district) maar niet op de heide in het waddendistrict<br />

voorkomt.<br />

Om de zilveren zandbij polylectisch te noemen is te<br />

generaliserend. Er zijn polylectische populaties maar<br />

waarschijnlijk bestaat de zomergeneratie in het<br />

waddendistrict, zeker die in Schoorl, uit monolectische<br />

individuen. De zilveren zandbij komt ook op de<br />

waddeneilanden voor, hoewel de soort na 1980 alleen<br />

nog bekend is van Terschelling (Peeters et al 1999). Ik<br />

vermoed dat daar de zomergeneratie ook op struikhei<br />

vliegt. Wie weet hier meer van?<br />

Andrena argentata maakt waarschijnlijk een nest van het<br />

enkelvoudig vertakte type, subtype ‘vertakking op<br />

ongelijk niveau’. Ik heb niet kunnen vaststellen of de<br />

nestbouw progressief (cel na cel steeds dieper) of<br />

regressief (eerst een gang, dan pas de zijgangen) is.<br />

Voor het eerste pleit dat je bij deze soort bijna geen<br />

uitgeworpen zand aantreft. Misschien wordt het zand<br />

dat vrijkomt bij het verder graven van de hoofdgang<br />

en zijgangen gebruikt voor het sluiten van de<br />

zijgangen, die leiden naar geproviandeerde cellen.<br />

In een aggregatie is het heel moeilijk vast te stellen<br />

welke cel bij welke hoofdgang hoort (zie fig.4.). Ik was<br />

van plan een nest aan de periferie te onderzoeken<br />

maar ik was te laat. Ik zag geen foeragerende vrouwtjes<br />

meer.<br />

Summary<br />

The second generation of the mining bee Andrena<br />

argentata found in the calcium-poor dunes near Schoorl<br />

appears to be monolectic. The females gather pollen<br />

from common heather (Calluna vulgaris). Both the<br />

scopa and the nest cells of this bee contain pollen only<br />

from this plant. The nest is of the type 'singly<br />

branched,' subtype 'branched at different levels.' I<br />

found the pupa of a fly in the body of a dead bee in<br />

one nest cell; I will have to watch this fly emerge.<br />

Literatuur<br />

Heimans, E., H.W. Heinsius & Jac. P. Thijsse, 1983.<br />

Geïllustreerde flora van Nederland. Tweeëntwintigste<br />

druk. - Amsterdam, 1242 p.<br />

Neve, A. & T.Peeters. 2006. Bijenweide 4. - <strong>Bzzz</strong> 23: 36-43.<br />

O’Toole, C. & A. Raw, 1991. Bees of the world. - Blanford,<br />

London, 192 p.<br />

Peeters, T., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige atlas<br />

van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-Nederland, 229<br />

p.<br />

Pluym, J.E. van der, A.H.M. ter Braak, P.P.H. Hallmann,<br />

P.J.W. Houwen, J.G.M. Marquenie, W. van Ree & J.A.<br />

Schraag. 1975. Biothema 2. - Zutphen, 175 p.<br />

Stephen, W.P., G.E. Bohart & P.F. Torchio. 1969. The<br />

biology and external morphology of bees. - Oregon, 140<br />

p.<br />

Radchenko, V.G. & Yu. A. Pesenko. 1994. Biology of bees.<br />

- St. Petersburg, 350 p.<br />

Rond, J. de, 2002. Wilde bijen in de Amsterdamse<br />

Waterleidingduinen. - Gemeentewaterleidingen<br />

Amsterdam, 57 p.<br />

Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs<br />

Teil I, II. - Eugen Ulmer Verlag, 972 p..<br />

Nomada Nomada Nomada Nomada leucophthalma<br />

leucophthalma<br />

leucophthalma<br />

leucophthalma<br />

Henk Beers<br />

Op Terschelling vonden we op 9 april 2008, ten zuidoosten<br />

van West aan Zee en noordelijk van het<br />

Waterplak een aantal nestjes van de zwart-rosse<br />

zandbij (Andrena clarkella).<br />

Dit gebied (Ac. 147-601) is ideaal voor deze soort, met<br />

veel wilgen (Salix sp.). De Andrena-vrouwtjes vlogen<br />

laag boven de grond of zaten bij hun nest op de<br />

grond. Daar tussen zagen we vrouwtjes van de vroege<br />

wespbij (Nomada leucophthalma). Deze Nomadavrouwtjes<br />

zaten verspreid tussen de Andrenavrouwtjes.<br />

Hun gedrag deed denken aan Miltogramma<br />

spec. (Diptera), op korte afstand van een nestje<br />

39


wachten tot zich een kans voor doet het nest te<br />

kunnen inspecteren.<br />

Op 14 april zijn we opnieuw gaan kijken. Het gedrag<br />

van de Nomada’s was niet anders. Wel viel het ons op<br />

dat er vrij véél wespbijen waren. Op ongeveer dertig<br />

meter smal zandpad zaten zeker dertig parasieten. Dat<br />

lijkt een aanzienlijke belasting voor deze populatie van<br />

Andrena clarkella.<br />

Bij ons tweede bezoek zagen we ook een aantal<br />

mannetjes van Nomada leucophthalma. Zij zaten aan de<br />

Artikelen<br />

Artikelen<br />

De De harkwesp harkwesp Bembix Bembix Bembix Bembix<br />

rostrata rostrata rostrata rostrata<br />

Een literatuurstudie<br />

Theo Peeters<br />

Gestimuleerd door vragen van collega’s en door<br />

enkele nieuwe ontmoetingen met deze prachtige<br />

graafwesp tijdens het afgelopen veldseizoen, ben ik<br />

begonnen aan een literatuurstudie over de harkwesp.<br />

Over deze soort is, ook door <strong>Nederlandse</strong> auteurs,<br />

veel geschreven. Ik heb me vooralsnog beperkt tot het<br />

samenvatten van de 40 <strong>Nederlandse</strong> stukken in mijn<br />

archief waarin Bembix wordt genoemd. Deze<br />

informatie heb ik inmiddels aangevuld met enkele<br />

eigen waarnemingen en met feiten uit de vele<br />

buitenlandse artikelen over Bembix rostrata *. Af is deze<br />

exercitie dan ook niet, nooit, maar inmiddels is het<br />

verhaal over de harkwesp rijp voor deze plek. Veel<br />

leesplezier...<br />

Bembix rostrata (Linnaeus, 1758) – harkwesp<br />

D: Kreiselwespe.<br />

Apis rostrata Linnaeus, 1758: 577.<br />

Onze grootste graafwesp (13-25 mm) kan met geen<br />

andere wesp verward worden. Mannetjes en vrouwtjes<br />

zijn ongeveer even groot. Achterlijf geel(-groen)-zwart<br />

gekleurd. Achterlijfssegmenten met gegolfde gele<br />

banden; de gele banden zijn vaak in het midden<br />

onderbroken. Kop en poten grotendeels geel.<br />

Borststuk grotendeels zwart met enkele gele vlekken<br />

en strepen. Geelkleuring wisselend; mannetjes over het<br />

algemeen geler dan vrouwtjes. Koornneef (1951)<br />

40<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

rand van de aggregatie van clarkella-nesten. Hun gedrag<br />

was rustig, een mannetje liet zich gemakkelijk vangen.<br />

Bij verstoring vlogen ze slechts enkele meters weg en<br />

streken weer neer op het zandpad.<br />

Summary<br />

The writer observed the behavior of male and female<br />

Nomada leucophthalma near nests of Andrena clarkella in<br />

April 2008 on the island Terschelling.<br />

Bembix Fabricius, 1775<br />

Het grote aantal soorten en de diversiteit in structuren<br />

maakt het moeilijk om het genus te karakteriseren. Voor<br />

een uitgebreide diagnose wordt verwezen naar Bohart &<br />

Menke (1976). Vroegere onjuiste spellingen van het<br />

genus zijn Bembex en Bembyx. Wereldwijd heeft het genus<br />

346 soorten<br />

(http://research.calacademy.org/research/entomology/<br />

Entomology_Resources/Hymenoptera/sphecidae/ van<br />

7 sept. 2008) verreweg het grootste genus binnen de<br />

subfamilie Bembicinae (familie Crabronidae). In Europa<br />

meer dan 15 soorten waarvan er slechts één in het<br />

noorden voorkomt.<br />

Nestelen in de grond, vaak in groepen bij elkaar.<br />

Prooidieren vooral Diptera (Brachycera), maar in<br />

Australië zijn soorten waargenomen die met bijen,<br />

wespen, juffers of mierenleeuwen provianderen (Evans<br />

& Matthews 1973). Mannetjes maken soortspecifieke<br />

'zonne-dansen': min of meer continue vluchten in<br />

cirkels, achtbanen en onregelmatige patronen die lijken<br />

op de ritmische glijfiguren van kunstschaatsers (Rau &<br />

Rau 1918). Beide sexen produceren zoemgtonen tijdens<br />

de vlucht, bij verstoring en bij het graven, die wordt<br />

veroorzaakt door de vleugelslag. Het mannetje maakt<br />

tevens geluid tijdens de paring. Parasieten: Bohart &<br />

Menke (1976) vermelden Sarcophagidae, Bombyliidae,<br />

Conopidae, Rhipiphoridae, Stylopidae, Mutillidae,<br />

Chrysididae.<br />

Studies van soorten binnen het genus: Nielsen 1945 (B.<br />

rostrata), Tsuneki 1958 (B. niponica) en Evans 1957, 1966<br />

(diverse Amerikaanse soorten).<br />

vermeldt een grijsblauw i.p.v. geel gebandeerd<br />

vrouwtje uit Velp, maar verder is de kleurvariatie in<br />

ons land niet onderzocht. Lijf bedekt met een dichte,<br />

lichte beharing. Kop met een opvallende snavelvormig<br />

verlengde gele bovenlip (rostrum = snavel) [Figuur 1].<br />

De voorpoten met een krachtig ontwikkelde<br />

tarsenkam voor het graven (harken) in mul zand.<br />

Man-vrouw verschillen (7-6 achterlijfssegmenten, 13-


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Figuur 1. Bembix rostrata met duidelijk verlengde bovenlip en hark aan de<br />

voorpoten (Foto Pieter van Breugel).<br />

12 antenneleden, geen-wel angel): bij het vrouwtje zijn<br />

de laatste antenneleden aan de onderkant oranje; bij<br />

het mannetje zijn alle antenneleden aan de onderkant<br />

oranje en de laatste drie afgeplat en verbreed plus aan<br />

de binnenzijde iets uitgehold. Man: antenneleden 8, 9<br />

en 10 aan de onderkant met stompe tand; onderkant<br />

van dij 2 met een scherpe onregelmatige tandenrij. De<br />

mannen hebben op sterniet 2 en 6 tevens een<br />

achterwaarts gerichte kromme kiel; 7e sterniet met een<br />

kam die iets uit elkaar wijkt op het eind.<br />

Gynandromorf beschreven door Augener (1927).<br />

Verspreiding<br />

Europa, en oostwaarts door Centraal-Azië tot in<br />

Mongolië. In het zuiden tot in Noord-Afrika en in<br />

Europa noordwaarts tot 61 graden Nbr. (het zuiden<br />

van Zweden, Finland, Russisch Karelia). Niet bekend<br />

van Noorwegen en Engeland. In Nederland bekend<br />

van de hogere zandgronden en de kustduinen,<br />

noordelijk tot op Texel. Recentelijk alleen nog in de<br />

kustduinen en slechts enkele binnenlandse<br />

stuifzandgebieden (Maasduinen en Tungeler Wallen in<br />

Limburg, ‘t Harde op de Veluwe) (Peeters et al. 2004).<br />

Nest<br />

Nestelt op open, droge en zandige plekken met<br />

schaarse vegetatie die de gehele dag in de zon liggen.<br />

In het begin van het seizoen graaft de harkwesp kort<br />

op diverse plekken van de nestplaats voordat ze aan<br />

het eigenlijke nest begint (test-digging). De harkwesp<br />

graaft met beide voorpoten tegelijk en niet afwisselend<br />

zoals bij een hond. Ze harkt in een razend tempo en<br />

het zand spuit letterlijk onder<br />

haar lichaam door naar achteren.<br />

Het nest bestaat uit een schuin<br />

aflopende gang (ca. 30-40 graden)<br />

van 10-30 cm lengte die op een<br />

diepte van 8-10 cm eindigt in een<br />

enkele broedcel. Thijsse<br />

beschrijft enkele nesttypen,<br />

waarvan sommige met één,<br />

andere met twee bochten in de<br />

gang (zie ook Marquenie 1949).<br />

De broedcel is ovaal tot<br />

peervormig, 4-7 cm lang en 2-5<br />

cm hoog en breed (Thijsse 1901,<br />

1907, Marquenie 1949). Het<br />

laatste deel van de gang, voor de<br />

broedcel, loopt nagenoeg<br />

horizontaal en kan nog door een<br />

zandprop afgesloten zijn (Blösch<br />

2000). Larsson & Tengö (1989)<br />

suggereren dat sommige<br />

vrouwtjes de ingang van het<br />

eerste nest tevens gebruiken voor<br />

een tweede, of meercellig nest.<br />

Het nest wordt, afhankelijk van de<br />

weersomstandigheden, gegraven in ongeveer 12 uren.<br />

De nestgang wordt bij het verlaten steeds gesloten. De<br />

soms talrijke openingen op een nestplaats zijn meestal<br />

door de mannetjes gegraven om in te slapen (Blösch<br />

2006). De vrouwtjes overnachten in hun eigen, steeds<br />

gesloten nesten. Het is nog niet duidelijk waar dat<br />

precies in het nest gebeurt. Volgens Thijsse (1907)<br />

graven ze daarvoor een zijkamer die aftakt van de<br />

hoofdgang.<br />

De harkwesp nestelt vaak in grote groepen en op<br />

plekken die in het verleden ook door de soort gebruikt<br />

werden. De gemiddelde afstand tussen het eerste en<br />

tweede nest van een vrouwtje varieerde van 1.5 tot 2.5<br />

m; de maximale afstand was ongeveer 40 m (Larsson<br />

& Tengö 1989). Ze is dus zeer plaatstrouw en ondanks<br />

haar geweldige vliegvermogen is grootschalige<br />

(her)kolonisering van geschikte, nieuwe gebieden niet<br />

bekend. Lefeber (1979) noemt de harkwesp een<br />

uitgesproken cultuurvlieder. Bonte (2005) constateerde<br />

een negatief effect van recreatie en begrazing op de<br />

nesten.<br />

Paring en mannengedrag<br />

De mannetjes verschijnen 1-5 dagen vroeger dan de<br />

vrouwtjes en patroulleren over de geboortegronden<br />

van de vrouwtjes. Groepen van soms tot wel 50<br />

mannetjes ballen samen en graven in het zand de<br />

vrouwtjes tegemoet. De mannetjes vinden de<br />

uitsluipende vrouwtjes door optische, chemische en<br />

akoestische signalen. Beide sexen maken zoemtonen<br />

tijdens de vlucht en bij het graven. Een cluster van<br />

41


mannetjes verzamelt zich rond het uitsluipende<br />

vrouwtje (mating balls) en één man probeert haar weg<br />

te dragen. Mannetjes van B. rostrata maken ook een<br />

soort 'zonne-dansen', baltsvluchten, waarbij ze de<br />

vrouwtjes achtervolgen, afgewisseld met erboven<br />

zweven en erop stoten. De paring is zeer snel, duurt<br />

42<br />

Ei - larve & prooidieren - pop<br />

Het ei is groot, 5,5-6,5 mm lang en wordt gelegd tussen<br />

het eerste en tweede potenpaar op de onderzijde van de<br />

eerste vlieg. Na 2-3 dagen komt een larve uit het ei. De<br />

larve eet 6 dagen van de aangeboden prooien. De larve<br />

wordt beknopt beschreven door Thijsse (1901),<br />

Marquenie (1949), Asis et al. (1992).<br />

Als prooidieren zijn diverse vliegen (Diptera<br />

Brachychera) bekend uit de families Bombyliidae,<br />

Calliphoridae, Muscidae, Sarcophagidae, Stratiomyidae,<br />

Syrphidae, Tabanidae en Tachinidae. Zelf stal ik van<br />

vrouwtjes in de duinen van de Berkheide op 29 juni<br />

1992 vier prooien: 3x Eristalis tenax (Syrphidae) en 1x<br />

Pollenia rudis (Tachinidae).<br />

Tijdens haar leven verorbert de larve van Bembix<br />

rostrata, afhankeljk van de grootte, ongeveer 20-30<br />

vliegen. Sommige auteurs melden hier 80!<br />

Op de 7e dag begint de volgroeide larve met het<br />

spinnen van haar cocon. De stevige cocon is 20-25 mm<br />

lang en 10 mm breed. De cocon is peervormig; de<br />

achterkant is smaller dan de voorkant. In de<br />

coconwanden worden zandkorrels verwerkt. Opvallend<br />

is tevens de ring van 8-10 poriën over de breedste plek<br />

van de cocon. Waarschijnljk hebben de poriën een<br />

functie in de gaswisseling.<br />

Na het spinnen van de cocon, wat twee dagen duurt,<br />

gaat de larve (voorpop) in winterrust en verpopt pas in<br />

het volgende voorjaar (Müller 1941).<br />

slechts enkele seconden (Marquenie 1949) en vindt op<br />

de grond of op planten plaats. De vrouwtjes paren<br />

slechts één keer.<br />

In de literatuur worden verder nog enkele gedragingen<br />

van mannen genoemd. In het begin van het seizoen<br />

verdedigen mannetjes individuele plekken waar<br />

vrouwtjes uitsluipen. Gedurende perioden van hoge<br />

temperaturen gaan enige mannetjes in de lucht<br />

stilstaan (hover) boven beperkte gebieden die als<br />

territoria worden aangeduid (Larsson & Larsson 1989).<br />

Later in het seizoen patrouilleren de mannetjes langs<br />

gravende of nectarlikkende vrouwtjes.<br />

Broedzorg<br />

Het vrouwtje doet aan broedzorg waarbij ze slechts<br />

één larve tegelijkertijd verzorgt. Het larvenvoedsel<br />

bestaat uit een grote variatie aan soorten uit<br />

verschillende vliegengroepen (Diptera Brachychera).<br />

De harkwesp is een zeer snelle en behendige<br />

luchtacrobaat, de vliegen worden in de vlucht<br />

gevangen. Als ze een vlieg in de lucht ziet, vliegt ze er<br />

op af tot op een bepaalde afstand (ongeveer 8 m) en<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

stort zich daarna boven op haar; soms treedt een wilde<br />

achtervolging op. Ze grijpt haar prooi en laat zich met<br />

haar slachtoffer zakken tot vlak boven de grond waar<br />

ze blijft zweven en de vlieg steekt.<br />

De angel is vrij lang en dun, niet stevig genoeg om de<br />

menselijke huid te doorboren, maar goed geoutilleerd<br />

voor het paralyseren van zwak gechitiniseerde vliegen.<br />

De steek wordt toegebracht onder de kin. Over de<br />

mate van verlamming bestaat nog enige discussie.<br />

Biedt de prooi veel weerstand dan laat Bembix zich met<br />

haar prooi op de grond vallen en steekt ze ook op<br />

andere plekken in het vliegenlijf. Hierna grijpt ze de<br />

vlieg in haar tweede potenpaar, met de buik van de<br />

prooi naar haar buik gekeerd, de kop onder tegen haar<br />

kop geklemd. In deze positie vindt het prooitransport<br />

tot in het nest plaats. Verliest ze haar prooi bij het nest<br />

of moet ze de prooi even wegleggen dan zoekt ze die<br />

met behulp van haar antennen weer op en sleept haar,<br />

nadat ze weer even de lucht in zweeft en steekt, het<br />

nest binnen. De prooi wordt op korte afstand dus<br />

olfaktorisch herkend. Ook niet door haar zelf<br />

gevangen, verse vliegen worden geaccepteerd. Grote<br />

prooien worden neergelegd en met de kaken het nest<br />

binnen getrokken.<br />

De eerste prooi (eivlieg) is een relatief kleine vlieg<br />

waarop het ei wordt gelegd. De volgende prooi is een<br />

grotere vlieg en op het eind worden vliegen gevangen<br />

die ongeveer zo groot zijn als de wesp zelf. Het nest<br />

wordt na iedere proviandering afgesloten. Het ei komt<br />

na een paar dagen uit en de larve eet haar prooien in<br />

ongeveer een week op. De moeder inspecteert het nest<br />

en brengt haar larve steeds nieuw voedsel totdat deze<br />

volgroeid is en zich gaat inspinnen. De harkwesp krijgt<br />

haar kinderen dus te zien. Deze progressieve<br />

bevoorrading is alleen bekend van enkele verwante<br />

genera. Het gemiddelde aantal werkdagen voor het<br />

eerste nest varieerde van 11.2-13 is gebleken in een<br />

vierjarig Zweeds onderzoek. De auteurs berekenden<br />

dat de vrouwtjes maximaal 5 broedcellen (= 5 nesten)<br />

provianderen gedurende hun leven (Larsson & Tengö<br />

1989). Van Iersel constateerde nooit meer dan drie<br />

nesten per seizoen (in Marquenie 1949). Op het eind<br />

van het seizoen blijven de dieren zonder doel graven,<br />

ze vertonen uitdovend graafinstinct. Behalve zonnen,<br />

poetsen en nectar zuigen doen ze niks anders dan hier<br />

en daar een holletje graven (Marquenie 1949).<br />

Oriëntatie<br />

Een harkwesp ploft uit de lucht neer op het duinzand,<br />

begint te graven, en verdwijnt plots in haar nest. Deze<br />

vermogen van graafwespen om hun nesten terug te<br />

vinden werd al vroeg opgemerkt. Het was vooral het<br />

onderzoek van <strong>Nederlandse</strong> biologen, zoals van<br />

Tinbergen (1932, 1935) aan de bijenwolf Philanthus<br />

triangulum en Baerends (1941) aan de rupsendoder<br />

Ammophila pubescens, dat ons leerde dat graafwespen


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

visuele bakens gebruiken voor hun oriëntatie. Bakens<br />

die ze leerden tijdens oriëntatievluchten. Ook aan de<br />

oriëntatie van B. rostrata hebben diverse onderzoekers<br />

gewerkt. Voor meer informatie verwijs ik hier o.a. naar<br />

de publicaties van de opvolger van Niko Tinbergen,<br />

Jan van Iersel (1952, 1975), van Iersel & van den<br />

Assem (1965) en diverse andere onderzoekers zoals<br />

Chmurzynski (1964, 1967, 1977), Tengö et al. (1990,<br />

1996) en Schöne & Tengö (1991a, b). De actieradius<br />

van de harkwesp ligt tussen 50 en meerdere<br />

honderden meters (Witt 1998).<br />

Voedsel adulten<br />

Lefeber (1979) nam bloem(nectar-)bezoek waar op<br />

Jacobskruisruid Jacobaea vulgaris en Kleine tijm Thymus<br />

serpyllum. Lieftinck (1924) vond een groot aantal<br />

mannetjes op bloeiende Wilgenroosjes Chamerion<br />

angustifolium. Weeda et al. (1987) vermeldt<br />

bloembezoek op Blauwe zeedistel Eryngium maritimum.<br />

Kees de Kraker (2002) meldt bloembezoek op<br />

Jacobskruiskruid, Gewone braam (Rubus fruticosus) en<br />

Wolfspoot (Lycopus europaeus) in de Meeuwenduinen op<br />

Schouwen. Zelf trof ik de soort in de kustduinen<br />

tevens op Akkerdistel (Cirsium arvense) en<br />

Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum).<br />

Daarnaast worden door de adulte harkwespen ook<br />

vliegen uitgezogen (Schneider 1996).<br />

Vliegtijd, thermoregulatie<br />

De harkwesp vliegt in ons land van half juni tot eind<br />

september, met een piek in juli. Bij de mannetjes ligt<br />

de piek begin juli, bij de vrouwtjes eind juli. Mannetjes<br />

verschijnen over het algemeen enkele dagen vroeger<br />

dan vrouwtjes. Univoltien.<br />

Temperatuur en zonlicht zijn twee zeer belangrijke<br />

(aan elkaar gerelateerde) factoren die, door hun effect<br />

op de lichaamstemperatuur van wespen, de mate van<br />

activiteit bepalen. Mannetjes en vrouwtjes van de<br />

harkwesp zijn niet actief op bewolkte dagen of<br />

wanneer de luchttemperatuur onder de 22º C ligt.<br />

Echter diverse insecten, inclusief de harkwesp, gaan<br />

rillen (shiver), zonder beweging van de vleugels, om<br />

inwendig warmte op te wekken in hun vleugelspieren,<br />

tot ze een thoraxtemperatuur van ongeveer 36º C<br />

bereiken om te kunnen vliegen (kortdurende<br />

endothermie of heterothermie genoemd). In het<br />

laboratorium werd een gemiddelde<br />

temperatuurverhoging van 1.8º en 3.4º C per minuut<br />

gemeten bij resp. mannetjes en vrouwtjes. Bij een<br />

omgevingstemperatuur van 22 graden kan een<br />

vrouwtje op deze manier in minder dan 5 minuten<br />

haar vliegtemperatuur van 36º C bereiken (Ghazoul &<br />

Willmer 1994).<br />

Naast deze fysiologische manier om op te warmen zie<br />

je harkwespen ook zonnebaden om warmte uit de<br />

directe omgeving op te nemen waarbij ze tevens hun<br />

lichaam tegen de grond drukken (basking) om ook via<br />

de bodem nog warmte op te nemen.<br />

Vijanden<br />

Lefeber (1979) vermeldt vliegen van de familie<br />

Conopidae (Physocephala chrysorrhoea), Sarcophagidae<br />

(Miltogramma conica) en de (niet inheemse) goudwesp<br />

Panorpes grandior als nestparasiet. De door Giner Mari<br />

in 1943 beschreven Bembix paradoxa bleek een<br />

gestylopiseerd vrouwtje van B. rostrata (de Beaumont<br />

1953, 1955).<br />

Nielsen (1945) en Larsson (1986) noemen Metopia<br />

leucocephala (Sarcophagidae) als mogelijke parasitoid in<br />

resp. Denemarken en Zweden. Larsson (1986) vond<br />

dat de frequentie van parasitisme door vliegen toe<br />

neemt met de dichtheid aan nesten, maar de (relatieve)<br />

parasitismegraad per nest neemt af. Zelf trof ik<br />

Senotainia albifrons (Sarcophagidae) talrijk bij Bembixnesten<br />

in de kustduinen (zie box).<br />

Satellietvliegjes gekweekt uit prooi van Bembix<br />

rostrata<br />

Thijsse maakte er in 1907 al een tekening van. Een<br />

vrouwtje van de harkwesp met prooi met daarop<br />

‘Miltogramma’s’. In juli 1993 zag ik ‘t met eigen ogen in<br />

de duinen van Meijendel. Een klein soort satellietvliegje<br />

bleek talrijk bij de nesten van Bembix rostrata.<br />

Het leek erop alsof de vliegjes op de nestplaats wachtten<br />

tot een vrouwtje harkwesp met prooi terugkeerde.<br />

Vanaf dat moment werden ze actief en volgden de<br />

Bembix-vrouw tot bij haar nest. Zo gauw deze met de<br />

prooi onder haar buik op het zand voor haar nestingang<br />

landde, zaten de vliegjes ook op de grond of in plantjes<br />

rond de nestplaats; altijd in aantal, oplopend tot meer<br />

dan vijf exemplaren. Er heerste even een moment van<br />

rust... daarna liep een (of enkele) van de vliegjes naar de<br />

Bembix toe, beklom de prooi, draaide zich 180 graden en<br />

legde een larve (of meer larven?) op of in de prooi.<br />

Hoewel dit geheel zich in enkele seconden afspeelde<br />

kon ik de vliegjes vrij goed volgen. Soms liften ze heel<br />

even een klein stukje mee de nestgang in maar kwamen<br />

al snel weer te voorschijn. Ik heb toen een Bembixvrouw<br />

met prooi verzameld waarop een of meer vliegjes<br />

hadden gezeten. Thuis onder de binoc kon ik geen<br />

larven op de nog bewegende prooi (Eristalis tenax man)<br />

terugvinden. Wellicht worden de larven tussen de<br />

sternieten door naar binnen geschoven. In het glazen<br />

potje met de prooi vond ik ongeveer een jaar later<br />

enkele kleine vliegencocons en enkele kleine<br />

satellietvliegen. Deze werden door Liekele Sijstermans<br />

gedetermineerd als Senotainia albifrons (Sarcophagidae).<br />

Summary<br />

This literature study concerning the sand wasp Bembix<br />

rostrata contains information about its appearance,<br />

distribution, nest, mating and male behavior, care for<br />

the brood, orientation abilities, adult food, flight<br />

period, thermoregulation and enemies.<br />

43


Figuur 3. Satellietvliegjes op prooi van Bembix rostrata (Foto Pieter van<br />

Breugel, Meijendel 2008).<br />

With my own contribution concerning the capture of<br />

prey, cocoons and the cleptoparasite Senotainia<br />

albifrons (Sarcophagidae).<br />

Literatuur<br />

* Een lijst van geraadpleegde literatuur is bij de auteur<br />

opvraagbaar.<br />

Verwarrende Verwarrende bijen<br />

bijen<br />

Rosita Moenen<br />

Zoals de mensen weten die naar zijdebijen kijken,<br />

kunnen als oligolectisch bekend staande soorten nog<br />

wel eens op onverwachte planten foerageren en zijn<br />

hun mannetjes helemaal niet kieskeurig in het<br />

bloembezoek. Als twee soorten dan ook nog eens op<br />

dezelfde plaats nestelen, kan de verwarring compleet<br />

zijn. Het onderstaande geeft enkele van mijn eigen<br />

ervaringen weer met de klimopbij, schorzijdebij en<br />

heizijdebij.<br />

Schorzijdebij<br />

We zijn in Paal geweest; wat horeca, een handvol<br />

huizen en een kleine getijdenhaven. Ongeveer hier<br />

achter de vaargeul naar het jachthaventje begint het<br />

Verdronken Land van Saeftinghe. Bij Paal werd de dijk<br />

langs de Schelde verstevigd.<br />

Aan weerszijden van de trap naar het haventje, waar<br />

een deel van het zandlichaam was weggeschoven,<br />

waren honderden schorzijdebijen (Colletes halophilus)<br />

actief. Maar niet voor lang want na een paar dagen<br />

44<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

waren er niet veel.<br />

zouden de nesten worden<br />

afgedekt met folie met daarop<br />

een laag keien. En volgens het<br />

mededelingenbord zou hierover<br />

nog een paar lagen klei komen.<br />

Schorzijdebijen kunnen geen<br />

nesten in klei graven. Het<br />

Zeeuwse landschap compenseert<br />

het op deze manier verdwijnen<br />

van kolonies door een berg zand<br />

te storten. Dat dit werkt, konden<br />

we zien bij het<br />

bezoekerscentrum. Veel zand is<br />

er niet nodig voor het ontstaan<br />

van een kolonie. Twee van de<br />

kribben in de Platen van Hulst<br />

zijn wat hoger en bedekt met<br />

dikke tegels. Ondanks de<br />

begroeiing tussen de tegels<br />

nestelden hier bijen. Maar het<br />

Figuur 1. Dijkversteviging bij Paal (Foto F. Bink).<br />

Ondanks de aanwezige bloeiende asters waren er bij<br />

Paal bijen op heel andere plantensoorten actief zoals<br />

wilde peen, witte klaver, liggende klaver en<br />

verscheidene composieten. Dit is niet ongewoon. Uit<br />

onderzoek van diverse mensen blijkt dat ook een deel<br />

van het stuifmeel in een cel van andere planten<br />

aanwezig kan zijn (Bischoff, 2005; Brouwer, 2005).<br />

Toch zijn er situaties waar het waarschijnlijk lijkt dat<br />

een gehele celinhoud uit stuifmeel van een andere<br />

plantensoort kan bestaan.<br />

In Normandië is een van de mooiste kwelders de<br />

Havre de Lessay of de St. Germain twee namen voor<br />

eenzelfde gebied. Zoals bij de meeste kwelders in<br />

Normandië is er een natuurlijke overgang van kwelder<br />

naar duinen. Voor de schorzijdebij zijn duinen het<br />

natuurlijke milieu voor hun nesten. De duinen en deze<br />

kwelder zijn een beschermd natuurgebied en dat is<br />

maar goed ook. Want niet beschermde duingebieden<br />

zijn hier voor een groot deel in gebruik voor het telen


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

van wortels en prei. De begeleidende plantensoort bij<br />

de wortel- en preiakkertjes is zandkool. In een jaar dat<br />

de bijen actief waren en de zulte nog niet bloeide,<br />

werd er op deze zandkool gefoerageerd. Ook<br />

Guichard, 1974 noemde zandkool als een voor de<br />

schorzijdebij favoriete plantensoort.<br />

Figuur 2. Blootgeschoven nesten van de<br />

schorzijdebij bij Paal (Foto F. Bink).<br />

Ook in een andere situatie in Normandië leek het<br />

waarschijnlijk dat vreemd stuifmeel meer dan een<br />

fractie was van de inhoud van sommige cellen. In dat<br />

geval betrof het een kolonie tussen zeeraket op<br />

honderden meters afstand van de zultebegroeiing. Op<br />

een winderige dag foerageerden de vrouwtjes op deze<br />

zeeraket waarbij ze al de grootste moeite hadden op<br />

een bloem van de zeeraket te belanden, laat staan dat<br />

ze de zulte hadden kunnen bereiken. Waarschijnlijk<br />

zullen de bijen in beide gevallen, zo gauw dat mogelijk<br />

is, overgaan op de zulte.<br />

Klimopbij<br />

De klimopbij (Colletes hederae) is minder aan een<br />

bepaalde grondsoort gebonden dan de schorzijdebij.<br />

Aan de Normandische kust zat een kolonie zowel in<br />

het steile, stevige deel van het klif als in de randen van<br />

het zandpad door het duin dat tegen het klif aan de<br />

noordzijde opgestuwd was. Ik zag zulke uiteenlopende<br />

situaties waar een kolonie van de klimopbij gevestigd<br />

was, dat bij mij de indruk ontstond dat de enige<br />

voorwaarde voor kolonievorming voldoende kale<br />

grond was. De klimop mag dan best enkele honderden<br />

meters verderop groeien. Toch vond ik ook een<br />

kolonie in een volledig dichte, vergraasde situatie waar<br />

de bijen zo te zien de oude nesten gebruikten. De<br />

vraag is echter of en hoe lang de kolonie daar kan<br />

standhouden. In Normandië kwam het nogal eens<br />

voor dat een geschikte open zandplek precies tussen<br />

klimop en zulte in lag en als kolonieplaats in gebruik<br />

was door beide: schorzijdebij en klimopbij.<br />

Heizijdebij<br />

Welke grondsoort geschikt is voor de heizijdebij<br />

(Colletes succinctus)? Daar heb ik te weinig ervaring mee.<br />

Het terrein waar ik deze soort in Normandië zag<br />

vliegen was nogal gevarieerd. De heizijdebij nestelde<br />

verspreid over het terrein. De opvallende kolonie die<br />

in het begin van september in dit heideterrein actief<br />

werd, bleek van de klimopbij te zijn. Zowel de<br />

heizijdebij als de mannetjes van de klimopbij waren op<br />

de struikhei, blauwe knoop en guldenroede te zien. In<br />

een dergelijke situatie kun je je voorstellen dat de<br />

klimopbij voor de heizijdebij aangezien werd. Volgens<br />

Bischoff et al. (2005) zijn de vrouwtjes van de<br />

klimopbij wél honderd procent oligolectisch en<br />

verzamelen deze alleen op klimop. Maar mijn ervaring<br />

is dat de klimop op honderden meters afstand van de<br />

kolonieplaats kan groeien zodat dit foerageergedrag<br />

gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien.<br />

Toch was daar meer dan honderd jaar geleden Mayet<br />

(1875) die zich in een artikel over een kolonie van<br />

zijdebijen bij Montpellier over een aantal fenomenen<br />

verwonderde. Zo viel hem het late verschijnen op, pas<br />

half september, veel later dan van Bordeaux bekend<br />

was. Daar verschenen de eerste mannetjes half juni.<br />

Zijn collega’s vroegen zich daarop af of de heizijdebij<br />

twee generaties per jaar kon hebben, maar Mayet was<br />

ervan overtuigd dat dit niet het geval was. Hij geeft<br />

ook een verklaring: zijn twee kolonies zijn zo laat<br />

vanwege hun expositie op het noorden. Maar, voegt<br />

hij eraan toe, in een gebied dat zo warm is, blijft het<br />

late verschijnen toch op zijn minst merkwaardig. Het<br />

is daarom dat het late verschijnen hem in eerste<br />

instantie in een nieuwe soort doet geloven. Ook om<br />

reden dat een klein percentage van de individuen er<br />

net even anders uitziet dan de heizijdebij. Mayet<br />

vermeldt verder dat de herfstflora niet erg rijk is, maar<br />

dat klimop, Eruca (een Asteraceae) en Smilax<br />

overvloedig aanwezig zijn en ruimschoots in de<br />

nectarbehoefte kunnen voorzien. Het is duidelijk dat<br />

Mayet met de klimopbij te maken had. Of hij de<br />

klimopbij op al deze drie plantensoorten heeft gezien,<br />

blijft echter onduidelijk.<br />

Mayet deed deze observaties naar aanleiding van een<br />

oliekever die hij in de kolonie van de zijdebij vond. Dit<br />

was de oliekever Stenoria analis. Op zoek naar<br />

informatie over deze kever vond ik ook in recentere<br />

Franse literatuur nog dat op plaatsen waar de oliekever<br />

actief is de heizijdebij midden september verschijnt en<br />

tot midden november foerageert (Villemant, 2001).<br />

Verwarrend blijft het dus.<br />

Summary<br />

The three closely related species Colletes hederae, Colletes<br />

halophilus and Colletes succinctus are considered<br />

45


oligolectic. They forage on other plants during scarcity.<br />

The males are less particular than the females when it<br />

comes to foraging. When colonies are close together<br />

and and they forage on other plants, this can lead to<br />

confusion for an entomologist.<br />

Literatuur<br />

Bischoff, I., 2005. Zur Bionomie und Pollenpräferenz von<br />

Colletes halophilus (Verhoeff) (Appoidae Hymenoptera<br />

aculeata). - Symposium Colletes halophilus & Epeolus tarsalis<br />

ssp rozenburgensis, Emmadorp<br />

Bischoff, I, E. Eckelt & M. Kuhlmann, 2005. On the<br />

biology of the ivy-bee Colletes hederae Schmidt & Westrich,<br />

1993 (Hymenoptera, Apidae). - Bonner zoologische<br />

Beitrage 53: 27-36.<br />

Brouwer, R., 2005. Colletes halophilus and Aster trifolium. Food<br />

plant of males and females of Colletes halophilus. -<br />

Symposium Colletes halophilus & Epeolus tarsalis ssp<br />

rozenburgensis, Emmadorp<br />

Guichard, K.M., 1974. Colletes halophilus Verhoeff (Hym.,<br />

Apidae) and its Epeolus parasite at Swanscombe in Kent,<br />

with a key to the British species of Colletes Latreille. -<br />

Entomologist’s Gazette 25: 195-200.<br />

Mayet, V., 1875. Mémoire sur les moers et metamorphoses<br />

d’une nouvelle espèce de Coléoptère de la famille des<br />

Vésicants, le Sitaris colletis. – Annales de la Société<br />

Entomologique de France 5: 64-92.<br />

Villemant, C., 2001. Les coléoptères Méloïdés<br />

cleptoparasites de nids d’abeilles solitaires. - Insectes 121:<br />

7-10.<br />

Xenos Xenos Xenos Xenos vesparum vesparum vesparum vesparum komt<br />

komt<br />

hogerop<br />

hogerop<br />

Jan Smit & John T. Smit<br />

In 2005 werd de soort Xenos vesparum (Strepsiptera)<br />

nieuw gemeld voor de <strong>Nederlandse</strong> fauna (Smit &<br />

Smit 2005). Dit naar aanleiding van een vondst van<br />

deze endoparasiet in een vrouwtje van Polistes dominulus<br />

in Zuid-Limburg. In dat artikel wordt de levenswijze<br />

van de meeste soorten Strepsiptera uit ons land<br />

behandeld.<br />

In de daaropvolgende jaren kwamen er bij EIS-<br />

Nederland meer meldingen binnen van vondsten van<br />

Xenos vesparum. Al deze waarnemingen werden echter<br />

gedaan in Zuid-Limburg (zie figuur 1). We kunnen op<br />

basis van de waarnemingen rustig concluderen dat<br />

46<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

deze soort zich in het zuiden van ons land gesetteld<br />

heeft.<br />

Sinds eind 2003 woont de eerste auteur in Duiven en<br />

meteen het daarop volgende vliegseizoen werd daar in<br />

de tuin Polistes dominulus gevonden. Soms wel 10<br />

exemplaren tegelijk, met als (voorlopig) hoogtepunt in<br />

begin augustus van dit jaar met meer dan 20<br />

exemplaren op de bloeiende venkel. Hierbij bevonden<br />

zich zowel mannetjes als vrouwtjes. Deze veldwesp is<br />

zich de laatste jaren aan het uitbreiden, zowel in ons<br />

land als in Duitsland (Smit 2003).<br />

Op 5 juli van dit jaar zat er ‘s ochtends een Polistesvrouwtje<br />

op een blad van de laurierkers. Ze zat lekker<br />

in de zon zich op te warmen. Het achterlijf zag er<br />

echter nogal bobbelig uit (figuur 2), wat meestal duidt<br />

Figuur 1. Waarnemingen van Xenos vesparum in<br />

Nederland. Bron databank EIS-Nederland.<br />

op parasitering door Xenos. Het dier is gevangen en in<br />

het achterlijf bleek zich een pop te bevinden van een<br />

mannetje van Xenos vesparum. Vanwege het vertrek op<br />

de volgende ochtend voor een vakantie van enkele<br />

weken, was het niet mogelijk het dier levend te<br />

bewaren, om te proberen dit mannetje uit te kweken.<br />

Dit exemplaar uit Duiven (Ac. 197.8-440.6) was op dat<br />

moment de eerste melding in ons land van Xenos<br />

vesparum buiten Zuid-Limburg. Tevens was dit een<br />

flinke stap noordelijk in ons land voor deze soort.<br />

Op 16 augustus van dit jaar vond de tweede auteur een<br />

tweetal geparasiteerde Polistes-sen bij Maasbracht, bij<br />

de Clauscentrale (Ac. 191.2-315.5). Het betrof twee<br />

mannetjes van Polistes dominulus, met in beiden een<br />

mannetje van Xenos.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Figuur 2. Mannetje van Polistes dominulus geparasiteerd door een mannetje<br />

van Xenos vesparum, die echter al uitgevlogen is. (Foto: J.T. Smit).<br />

Deze waarnemingen vormen een eerste stap tussen de<br />

populatie in Zuid-Limburg en de vondst in Duiven.<br />

Het is echter zaak te blijven letten op geparasiteerde<br />

veldwespen, en de waarnemingen door te geven aan<br />

EIS-Nederland. Want des te meer meldingen er<br />

binnen komen, des te beter kunnen we de voortgang<br />

van deze soort in ons land volgen.<br />

Summary<br />

Xenos vesparum, an endoparasite of wasps of the genus<br />

Polistes, has been found in Zuid-Limburg since 2005.<br />

But in 2008 this strepsipteran was also found in<br />

Midden-Limburg and in Gelderland. This means that<br />

this species is advancing northwards.<br />

Literatuur<br />

Smit, J., 2003. De veldwespen Polistes dominulus en P. biglumis<br />

rukken op in Nederland (Hymenoptera: Vespidae). –<br />

<strong>Nederlandse</strong> Faunistische Mededelingen 18: 81-88.<br />

Smit, J.T. & J. Smit, 2005. De waaiervleugeligen<br />

(Strepsiptera) van Nederland. – <strong>Entomologische</strong><br />

Berichten Amsterdam 65(2): 43-51.<br />

Malaiseval<br />

Malaiseval<br />

geeft geeft ander ander<br />

ander<br />

bijenbeeld bijenbeeld op<br />

Texel<br />

Texel<br />

Erik van der Spek<br />

Anderhalf jaar lang werken met<br />

een malaiseval geeft mij<br />

voorlopig een ander beeld van<br />

het voorkomen van een aantal<br />

soorten bijen op Texel. Soorten<br />

die op basis van de traditionele<br />

netvangsten nauwelijks worden<br />

waargenomen blijken veel<br />

algemener voor te komen. De<br />

malaiseval heeft in deze periode<br />

afwisselend gestaan in de boomgaard en aan de rand<br />

van duinheide in de Korverskooi en in een natte<br />

duinvallei in De Muy.<br />

Vier soorten bijen werden op alle drie de locaties vaker<br />

waargenomen dan ik op basis van andere<br />

waarnemingsmethoden zou verwachten:<br />

Hoplitis leucomelana werd via deze methode voor het<br />

eerst op Texel vastgesteld.<br />

De netvangsten vonden verspreid over heel Texel en<br />

over een veel langere periode plaats. Of er ook soorten<br />

zijn die zich juist slecht in een malaiseval laten vangen<br />

durf ik niet te zeggen, maar oppervlakkig gezien lijkt<br />

dit niet het geval te zijn.<br />

Soort malaiseval netvangst<br />

Anthophora furcata 13 4<br />

Hoplitis leucomelana 8 3<br />

Hylaeus confusus 21 6<br />

Hylaeus gibbus 34 8<br />

Bij de wespen, waarvan ik er nog veel moet<br />

determineren lijkt dit verschijnsel niet op te treden.<br />

Wel vang ik relatief veel goudwespen iets wat ook<br />

genoemd wordt in de ‘Bijen en wespen in Zeeland’<br />

(Calle & Jacobuss 2008).<br />

Nadeel van een malaiseval als het alleen gaat om zicht<br />

te krijgen op de verspreiding van bijen is dat hier voor<br />

wel erg veel andere soorten moeten sneuvelen,<br />

gelukkig lukt het om via het ZMA veel hiervan bij<br />

geïnteresseerden onder te brengen.<br />

Summary<br />

We have been able to collect bees that are somewhat<br />

47


are on the island Texel by using malaise traps.<br />

Literatuur<br />

Calle L. & W. C. Jacobusse, 2008. Bijen en wespen in<br />

Zeeland. - Stichting Het Zeeuwse Landschap, 191p.<br />

De De klimopbij klimopbij (<br />

( (Colletes Colletes Colletes Colletes<br />

hederae) hederae hederae hederae ) is is de<br />

de<br />

Westerschelde Westerschelde Westerschelde over<br />

over<br />

(Hymenoptera, (Hymenoptera, Apidae)<br />

Apidae)<br />

Jan Smit & Albert de Wilde<br />

Verspreiding in Nederland<br />

De klimopbij (Colletes hederae) is in<br />

1993 als nieuw voor de<br />

wetenschap beschreven door<br />

Schmidt en Westrich.<br />

In 1997 is deze bij voor het eerst<br />

gevangen in ons land (Lefeber<br />

1998). In 1999 was de soort<br />

alleen maar gemeld van twee<br />

locaties in Zuid-Limburg (Peeters<br />

et al. 1999). Sinds die tijd blijkt<br />

uit diverse meldingen dat de<br />

klimopbij zich in ons land aan het<br />

uitbreiden is, eerst in Zuid-<br />

Limburg (Anonymus 2000),<br />

daarna naar Midden-Limburg en<br />

Zeeuws-Vlaanderen (Anonymus<br />

2004, Calle 2004).<br />

Vier jaar later melden Calle &<br />

Jacobusse in ‘Bijen en wespen in<br />

Zeeland’ (2008) dat deze bij wel<br />

voorkomt in Zeeuws-Vlaanderen,<br />

maar de Westerschelde nog niet<br />

is overgestoken. Hoe snel kan de<br />

informatie in een uitgave achterhaald zijn, want op 29<br />

september 2008 meldt de tweede auteur dat hij een<br />

Colletes-vrouwtje gefotografeerd (Figuur 1) en<br />

gevangen heeft van de klimop in Westkapelle (Ze.).<br />

Dit bleek inderdaad een vrouwtje van Colletes hederae.<br />

Ook uit Domburg (Ze.) zijn dit najaar meldingen<br />

binnengekomen van deze soort. Daarmee is de<br />

sprong, of beter gezegd de vlucht, over de<br />

Westerschelde gelukt.<br />

48<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Verspreiding in Europa<br />

In het buitenland is de klimopbij eveneens regelmatig<br />

onderwerp van gesprek. Petit (1996) meldt de soort<br />

nieuw voor België. Schmid-Egger (1997) bespreekt het<br />

massaal optreden van deze bij in Rheinland-Pfalz.<br />

Rathjen (1998) meldt de klimopbij nieuw voor Spanje.<br />

Hennie Wiering vroeg zich in 1999 al af hoe zeldzaam<br />

deze soort Europees gezien eigenlijk is (Wiering 1999).<br />

In 2002 meldt Cross (2002) dat de klimopbij het<br />

Kanaal is over gestoken en zich in Zuid-Engeland<br />

gevestigd heeft. Herrmann (2007) noteert een sterke<br />

uitbreiding van deze bij in Baden-Württemberg. In<br />

datzelfde jaar melden Tischendorf et al. (2007) dat<br />

Colletes hederae delen van de Duitse deelstaat Hessen<br />

gekoloniseerd heeft en daarbij de sprong over de rivier<br />

de Rijn gemaakt heeft. In 2008 heeft de klimopbij zich<br />

enorm uitgebreid in Engeland en vloog op sommige<br />

plekken in 2008 met tienduizenden tegelijk<br />

(schriftelijke mededeling S.P.M. Roberts). Tischendorf<br />

et al. (2007) vermoeden echter dat uitbreiding, naar<br />

Figuur 1. Colletes hederae-vrouwtje op klimop in Westkapelle.<br />

Foto Albert de Wilde.<br />

welke kant dan ook, alleen plaats vindt onder de druk<br />

van het ontstaan van (te) grote kolonies en dus gebrek<br />

aan nestplaatsen of voedsel. Het (voorlopig) laatste<br />

overzicht van de uitbreiding van deze soort naar het<br />

noorden in Duitsland is gepubliceerd door Frommer<br />

(2008). Deze noordwaartse uitbreiding van het areaal<br />

vindt voornamelijk plaats in het dal van de rivier de<br />

Rijn.<br />

De huidige, bekende verspreiding van Colletes hederae is<br />

van Midden-Italië, Sardinië en Noord-Spanje in het<br />

zuiden, tot West-Duitsland, Zuid-Nederland en Zuid-<br />

Engeland in het noorden. In het oosten is de soort<br />

inmiddels gevorderd tot in Kroatië en Slovenië


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

(Tischendorf et al.). De meldingen uit Griekenland en<br />

Turkije (Figuur 2) vallen hierbij wel enigszins uit de<br />

toon.<br />

Figuur 2. Verspreiding van Colletes hederae in Europa.<br />

Kaart: Nicolas Vereecken, te verschijnen is Osmia.<br />

Biologie<br />

De vliegtijd van Colletes hederae is van begin september<br />

tot begin november in jaren met een zacht najaar. De<br />

meeste exemplaren vliegen in de tweede helft van<br />

september.<br />

De mannetjes patrouilleren na het uitkomen langs de<br />

nestplaatsen en paren meteen met de uitkomende<br />

vrouwtjes (Vereecken et al. 2006). De vrouwtjes paren<br />

slechts één keer in een korte periode na het uitkomen<br />

(Kuhlmann et al. 2007). De nesten worden meestal in<br />

steile wanden gemaakt, vaak overschaduwd door<br />

grassen of kleine bosjes (Wiering 1999, Bischoff et al.<br />

2005). De nestaggregaties kunnen uit duizenden<br />

nesten bestaan (Schmid-Egger 1997, Bischoff et al.<br />

2005).<br />

De nestgang is aanvankelijk horizontaal, maar daalt<br />

dan verticaal af tot een maximale diepte van 60 cm.<br />

Aan het eind van de nestgang bevinden zich tot vier<br />

broedcellen, die lineair gelegen zijn (Bischoff et al.<br />

2005). Een manier van nestbouw die ook bekend is<br />

van Colletes daviesanus (Esser 2005). Daarnaast kan er<br />

aan de hoofdgang een zijgang met lineaire cellen zijn<br />

(Bischoff et al. 2005). Colletes hederae is oligolectisch,<br />

het stuifmeel voor de broedcellen wordt uitsluitend op<br />

klimop (Hedera) gehaald (Bischoff et al. 2005).<br />

Wanneer de klimop nog niet volop in bloei is, dan<br />

verzamelen de vrouwtjes ook op andere planten<br />

(Westrich 2008). Zodra de klipmop wel goed bloeit,<br />

verzamelen ze alleen daar nog pollen op. De<br />

mannetjes halen ook nectar uit andere bloemen, zoals<br />

tamarisk (Moenen 2005), Polygonum cuspidatum (Petit<br />

2006), heide, solidago (Vereecken et al. 2006) en<br />

Calluna vulgaris (Kuhlmann 2007). Zie ook het artikel in<br />

dit nummer over ‘Verwarrende bijen’ van Rosita<br />

Moenen.<br />

Epeolus cruciger wordt vermeld als broedparasiet van<br />

Colletes hederae, een andere parasiet is de oliekever<br />

Stenoria analis (Vereecken et al. 2006).<br />

Soortgroep<br />

Colletes hederae behoort tot de Colletes succinctus-groep en<br />

is nauw verwant aan Colletes succinctus en Colletes<br />

halophilus (Kuhlmann et al. 2007). Uit onderzoek aan<br />

het DNA, het verspreidingspatroon, de fenologie en<br />

het bloembezoek is vast komen te staan dat het hierbij<br />

om drie verschillende soorten gaat, die recentelijk<br />

ontstaan zijn (Kuhlmann et al. 2007). Daarbij valt het<br />

niet mee om de soorten zelf daadwerkelijk uit elkaar te<br />

houden. Tabellen met alle drie de soorten erin zijn tot<br />

dusver niet gepubliceerd. Alleen Lefeber (1998) heeft<br />

een vergelijkingstabelletje voor deze drie soorten<br />

gepubliceerd, waar helaas een fout in zat (Wiering<br />

1999). Hieronder volgt een nieuwe poging, gebaseerd<br />

op de tabel van Lefeber. Bij het prepareren is het<br />

belangrijk er voor te zorgen dat de tong van het dier<br />

uitgestoken is en dat de galea van de maxillen (Figuur<br />

3) goed te zien zijn (Wiering 1999).<br />

galea<br />

Figuur 3. Schets kop Colletes hederae.<br />

Tabel voor de <strong>Nederlandse</strong> bijen van de Colletes<br />

succinctus-groep<br />

1. Mannen............................................................. 2<br />

- Vrouwen........................................................... 4<br />

2. Galea glad en glanzend.<br />

Colletes succinctus (Linnaeus 1758)<br />

- Galea mat en gerimpeld ................................. 3<br />

3. Opmerking: Zonder vergelijkingsmateriaal zijn de<br />

beide volgende soorten bijna niet uit elkaar te houden.<br />

Punctering van tergiet 2 grover en dieper.<br />

Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />

verse exemplaren wit.<br />

Colletes halophilus Verhoeff 1943<br />

49


- Punctering van tergiet 2 fijner en minder diep.<br />

Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />

verse exemplaren geelbruin.<br />

Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993<br />

4. Galea glad en glanzend.<br />

Haalt pollen op struikhei (Calluna vulgaris).<br />

Colletes succinctus (Linnaeus 1758)<br />

- Galea mat en gerimpeld ................................. 5<br />

5. De rimpels van de clypeus lopen in de lengte en<br />

zijn naar de voorrand van de clypeus gericht.<br />

Punctering van tergiet 2 is grover en dieper, de<br />

punten zijn even breed als de tussenruimtes.<br />

Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />

verse exemplaren wit.<br />

Haalt pollen op zeeaster (Aster tripolium).<br />

Colletes halophilus Verhoeff 1943<br />

- De laterale rimpels van de clypeus zijn naar het<br />

midden vooraan gericht. Punctering van tergiet 2<br />

is fijner en vlakker, de punten zijn kleiner dan de<br />

tussenruimtes. Haarbanden op de achterrand van<br />

de tergieten bij verse exemplaren geelbruin.<br />

Haalt pollen op klimop (Hedera helix).<br />

Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993<br />

Dank<br />

Onze dank gaat uit naar Nicolas Vereecken voor het<br />

beschikbaar stellen van het kaartje met de Europese<br />

verspreiding van de klimopbij, dat hij heeft<br />

vervaardigd voor een publicatie over deze bij in het<br />

tijdschrift Osmia.<br />

Summary<br />

Colletes hederae has been found in the Netherlands for<br />

the first time north of the Westerschelde. We show<br />

the European distribution and an overview of the<br />

biology.<br />

Included is a table for three members of the Colletes<br />

succinctus group found in the Netherlands.<br />

Literatuur<br />

Anonymus, 2000. Leuke vangsten in 1999. - <strong>Bzzz</strong> 11: 8-10.<br />

Anonymus, 2004. Leuke waarnemingen in 2003. - <strong>Bzzz</strong> 19:<br />

19-24.<br />

Bischoff, I., E. Eckelt & M. Kuhlmann, 2005. On the<br />

biology of the ivy-bee Colletes hederae Schmidt & Westrich,<br />

1993 (Hymenoptera, Apidae). - Bonner zoologische<br />

Beiträge 53(1/2): 27-36.<br />

Calle, L., 2004. De klimopbij in Zeeuws-Vlaanderen. - De<br />

Steltkluut 34(2): 7-11.<br />

Calle, L. & C. Jacobusse, 2008. Bijen en wespen in Zeeland.<br />

- Fauna Zeelandica 4, Het Zeeuwse Landschap, 191 p.<br />

Cross, I.C., 2002. Colletes hederae Schmidt & Westrich<br />

(Hym., Apidae) new to mainland Britain with notes on its<br />

50<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

ecology in Dorset. – Entomologists Monthly Magazine<br />

138: 201-203.<br />

Esser, J., 2005. Die Seidenbiene Colletes daviesanus Smith<br />

1846. - Nibuk, Neunkirchen-S., 182 p.<br />

Frommer, U., 2008. Grundlagen der Ausbreitung und<br />

aktuellen nördlichen Verbreitung der Efeu-Seidenbiene<br />

Colletes hederae Schmidt & Westrich, 1993 in Deutschland<br />

(Hymenoptera, Apidae). - Mitteilungen int. entomologen<br />

Ver. Frankfurt am Main 33(1/2): 59-74<br />

Herrmann, M., 2007. Ausbreitungswelle der Efeu-<br />

Seidenbiene (Colletes hederae) in Baden-Württemberg<br />

(Hymenoptera, Apidae) und die Erschliessung eines<br />

ungewöhnlichen Nisthabitates. - Mitteilungen<br />

entomologen Verein Stuttgart 42: 96-98.<br />

Kuhlmann, M., G.R. Else, A. Dawson & D.L.J. Quicke,<br />

2007. Molecular, biogeographical and phenological<br />

evidence for the existence pf three western European<br />

sibling species in the Colletes succinctus group<br />

(Hymenoptera: Apidae). - Organisms, Diversity &<br />

Evolution 7: 155-165.<br />

Lefeber, V., 1998. Weer aculeatennieuws uit Zuid-Limburg<br />

(Hymenoptera: Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />

Amsterdam 58(12): 238-240.<br />

Moenen, R., 2005. Waarnemingen aan de klimopbij<br />

(Hymenoptera: Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />

Amsterdam 65(5): 145-148.<br />

Peeters, T., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige atlas<br />

van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-Nederland, 226.<br />

Petit, J., 1996. Sur Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993,<br />

abeille solitaire nouvelle pour la faune Belge<br />

(Hymenoptera, Apoidea). - Lambillionea, centenaire: 55-<br />

58.<br />

Petit, J., 2006. Sur quelques Hyménoptères aculéates<br />

nouveaux ou intéressants pour la montagne Saint-Pierre<br />

et la région voisine (province de Liège, Belgique). -<br />

Lambillionea 106 (2): 473-486.<br />

Rathjen, H., 1998. Colletes hederae Schmidt & Westrich eine<br />

neue Solitärbienenart für Spanien. - Bembix 11: 32-33.<br />

Schmid-Egger, C., 1997. Massenauftreten von Colletes hederae<br />

Schmidt & Westrich. - Bembix 9: 16-17.<br />

Schmidt, K. & P. Westrich, 1993. Colletes hederae n. sp.,<br />

eine bisher unerkannte, auf Efeu (Hedera) spezialisierte<br />

Bienenart (Hymenoptera: Apoidea) - <strong>Entomologische</strong><br />

Zeitschrift 103(6): 89-112.<br />

Tischendorf, S., U. Frommer & N. Chalwatzis, 2007.<br />

Ausbreitung von Colletes hederae (Hymenoptera, Apidae) in<br />

Hessen. - Bembix 25: 31-36.<br />

Vereecken, N., E. Toffin & D. Michez, 2006. Observations<br />

relatives à la biologie et la nidification de quelques abeilles<br />

sauvages psammophiles d'intérêt en Wallonie. 2<br />

Observations estivales et automnales. - Parcs et Reserves<br />

61(4): 12-20.<br />

Westrich, P., 2008. Flexibeles Pollesammelverhalten der<br />

ansonsten streng oligolektischen Seidenbiene Colletes<br />

hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera: Apidae). -<br />

Eucera 1(2): 17-29.<br />

Wiering, H., 1999. Hoe zeldzaam is Colletes hederae? - <strong>Bzzz</strong><br />

10: 27-30.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Literatuur iteratuur<br />

Boekbespreking: Boekbespreking: The<br />

The<br />

Sand Sand Wasps Wasps<br />

Wasps<br />

Theo Peeters<br />

Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps. Natural<br />

history and behavior. - Harvard University Press,<br />

Cambridge, 240 p. ISBN-10: 0-674-02462-1. Prijs: € 42,<br />

exclusief verznedkosten.<br />

Howard Evans stierf in 2002 en liet een manuscript<br />

achter met een aanvulling op zijn klassieke werk uit<br />

1966 ‘The comparative ethology and evolution of the<br />

sand wasps’. Kevin O’Neill, een student van Evans,<br />

heeft dit manuscript vijf jaar later in boekvorm<br />

gegoten.<br />

Met ‘sand wasps’ worden hier de graafwespen van de<br />

subfamilie Bembicinae bedoeld. In ons land zijn 8<br />

genera en 22 soorten van deze subfamilie<br />

aangetroffen, waarvan er in dit boek 14 ter sprake<br />

komen. Omdat ’t er zo weinig zijn som ik ze hier even<br />

op: Alysson pertheesi, Alysson spinosus, Didineis lunicornis,<br />

Argogorytes fargeii, Argogorytes mystaceus, Harpactus tumidus,<br />

Gorytes laticinctus, Gorytes quadrifasciatus, Gorytes<br />

quinquecinctus, Lestiphorus bicinctus, Nysson interruptus,<br />

Nysson maculosus, Nysson spinosus en Bembix rostrata. Aan<br />

de meeste soorten worden slechts enkele zinnen<br />

geweid. Onze grootste graafwesp, de harkwesp Bembix<br />

rostrata, komt regelmatig ter sprake.<br />

Het boek bestaat uit een tweetal delen. Een inleiding<br />

gevolgd een bespreking van de informatie die bekend<br />

is over de Bembicinae in hoofdstuk 1-7 (blz. 1-223).<br />

Deze hoofdstukken zijn overzichtelijk ingedeeld en<br />

vatten de nieuwe kennis over de soorten en genera<br />

samen. Ze besluiten elk met een overzicht van hetgeen<br />

bekend is van het tribus (achtereenvolgend<br />

Alyssontini, Gorytini, Nyssonini, Stizini en Bembicini).<br />

Over het soortenrijke genus Bembix is een apart<br />

hoofdstuk geschreven.<br />

Het slothoofdstuk 8 (blz. 224-293) vormt het tweede,<br />

meer thematische deel van het boek. In dit hoofdstuk<br />

worden de verschillende gedragingen van de wespen<br />

vergeleken en deze komen aan bod in diverse thema’s<br />

zoals habitat, nestelgedrag, prooitransport, oriëntatie,<br />

eileggedrag, jachtgedrag, vijanden, slaap. Dit hoofdstuk<br />

wordt afgesloten met een paragraaf over bescherming<br />

van graafwespen.<br />

‘The sand wasps’ is stevig ingebonden in een mooi<br />

bruinoranje kaft omwikkelt door een fris groene flap.<br />

Achterin vinden we enkele onderzoekstips, een<br />

literatuurlijst en een index.<br />

Het boek was voor mij weinig inspirerend in de zin dat<br />

ik gepakt werd door de bespreking van nieuwe<br />

onderzoeksresultaten of onderzoekslijnen. Vergelijking<br />

van de literatuurlijsten van O’Neill (2001) met dit boek<br />

laat zien dat O’Neill zelf sinds 2001 ook slechts één<br />

nieuwe publicatie over deze graafwespengroep heeft<br />

uitgebracht en zich vooral heeft beperkt tot de<br />

engelstalige literatuur. Ik mis teveel de hand van Evans<br />

en dit postume werk is dan ook geen waardige<br />

afsluiting van het werk van deze grote taxononoom en<br />

etholoog. Voor een degelijk overzicht van de<br />

Bembicinae kun je naast Bohart & Menke (1976) mijns<br />

inziens het beste beginnen met Evans (1966) ‘The<br />

comparative ethology and evolution of the sand<br />

wasps’.<br />

Literatuur<br />

Bohart, R.M. & A.S. Menke, 1976. Sphecid wasps of the<br />

world; a generic revision. - Univ. California Press,<br />

Berkeley, 695 p.<br />

Evans, H.E., 1966. The comparative ethology and evolution<br />

51


of the sand wasps. - Harvard University Press,<br />

Cambridge, Massachusetts, 526 p.<br />

O'Neill, K.M., 2001. Solitary wasps. Behavior and natural<br />

history. - Cornell series in arthropod biology, Ithaca and<br />

London, xii, 406 p.<br />

Enkele Enkele overdenkingen<br />

overdenkingen<br />

bij bij Evans & O’Nei O’Neills O’Nei ls ls<br />

Sand Sand Wasps<br />

Wasps<br />

Hans Nieuwenhuijsen<br />

Wat nu volgt is geen boekbespreking. Ik probeer voor<br />

mezelf te verklaren waarom O’Neill’s boeken, zoals<br />

‘Solitary Wasps” (2001) en nu ‘The Sand Wasps’<br />

(2007) mij altijd wat teleurstellen. Ze bevatten altijd<br />

een zee van feiten en nooit eens een samenvattend<br />

kader. In Solitary Wasps deed hij een, naar mijn<br />

mening niet zo geslaagde, poging de solitaire wespen<br />

in twee groepen te verdelen, de parasitoiden en de<br />

predatoren. Het leverde geen nieuw inzicht op in de<br />

gedragingen van de wespen maar wel een geduchte<br />

discussie binnen en buiten <strong>Bzzz</strong> over wat nu precies<br />

parasitoiden en predatoren zijn. Vooruit, dat is een<br />

verdienste van O’ Neill.<br />

Ik weet na lezing van ‘The Sand Wasps’ waarom ik<br />

weer teleurgesteld ben: ik lees zijn boeken vanuit een<br />

verkeerde invalshoek. Ik lees ze als bioloog en ik wil<br />

lezen over een biologische theorie, toegelicht aan de<br />

wespen. Dat doet bijvoorbeeld Alcock wel, lees zijn<br />

artikel over het voortplantingsgedrag van de<br />

mannelijke bijen en wespen maar eens (Alcock et al,<br />

1978) of blader zijn studieboek ‘Animal Behavior’<br />

(1979) eens door. Iwata (1971) is een voorbeeld van<br />

een prettig leesbare, samenvattende presentatie van<br />

veel feiten. O’Neill heeft geen samenvattend idee, hij<br />

somt alleen maar feiten op, in woord of in tabel.<br />

Bovendien vind ik O’Neill biologisch niet sterk. Ik<br />

illustreer dat aan een onderwerp dat mijn<br />

belangstelling heeft: de aculeaten gemeenschap als<br />

voedselweb. In fig. 8.2. op pagina 236 is een<br />

hypothetisch voedselweb afgebeeld. Wat onmiddellijk<br />

opvalt is de richting waarin de pijlen wijzen. Ik leerde<br />

mijn leerlingen dat een pijl van A naar B betekent dat<br />

A in de maag van B verdwijnt. In deze figuur<br />

verdwijnen wespen in planten. Bovendien illustreert<br />

deze figuur een verhaal onder het kopje ‘Interspecific<br />

Nesting Association’, in het hoofdstuk ‘vergelijkende<br />

ethologie’, terwijl het toch een typisch ecologisch<br />

onderwerp is.<br />

52<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Nu weet ik dat ik O’Neill’s boeken moet ‘lezen’ (het<br />

zijn eigenlijk naslagwerken) vanuit een andere<br />

invalshoek, die van de ‘naturalist’ of<br />

natuuronderzoeker. Het is mijn fout, ik had het<br />

kunnen weten maar ik las over de ondertitels heen:<br />

‘Natural history and behaviour’.<br />

Zijn invalshoek legt hij op pagina 5 en volgende van<br />

The Sand Wwasps uit. Citaat: “The trend toward<br />

greater empirical and theoretical rigor in wasp biology<br />

is to be welcomed, but there is still much good to be<br />

said about publications that present basic records of<br />

wasp natural history with little, if any, statistical<br />

treatment of data and with no explicit testing of major<br />

theories in ethology and evolution. E.O. Wilson (1992)<br />

defines natural history as ‘ecology expressed in the<br />

details of the biology of individual species’and Greene<br />

(2005) refers to it as ‘descriptive ecology and<br />

ethology”.<br />

Kan ik zijn ‘Sand Wasps’ meer waarderen als ik het uit<br />

de ‘natural history’ invalshoek lees?<br />

Nou, eigenlijk niet. Maar daar kan O’Neill niets aan<br />

doen. Het is gewoon geen schrijver. Denk aan onze<br />

eigen Thijsse en vooral aan Fabre. Ook zij behandelen<br />

het leven van bijen- en wespensoorten, maar hoe! Je<br />

leest hun artikelen en boeken met rode konen en wilt<br />

daarna meteen het veld in om al dat schoons te gaan<br />

zien.<br />

Kan ik dan niets positiefs melden? Ja. Zijn beide<br />

boeken vormen een rijke bron aan informatie over de<br />

levens van vele soorten wespen. Als ik zijn informatie<br />

over soorten, die ook bij ons voorkomen, vergelijk<br />

met die in ‘ons’ wespen- en mierenboek dan biedt<br />

O’Neill meestal veel meer informatie. Het zijn zeer<br />

volledige naslagwerken maar ze zijn voor mij<br />

teleurstellend arm aan biologie en niet prettig leesbaar.<br />

Literatuur<br />

Alcock J., 1979. Animal Behavior: An Evolutionary<br />

Approach. - Sunderland,Mass, 532 p.<br />

Alcock J., E.M. Barrows, G. Gordh, L.J. Hubbard, L.<br />

Kirkendall, D.W. Pyle, T.L. Ponder, F.G. Zalom, 1978.<br />

The ecology and evolution of male reproductive<br />

behaviour in bees and wasps. - Zoological Journal of the<br />

Linnean Society 64: 293-326.<br />

Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps.<br />

Natural history and behavior. - Harvard University Press,<br />

Cambridge, 240 p.<br />

Iwata, K., 1976. Evolution of Instinct. Comparative<br />

Ethology of Hymenoptera. - American Publishing Co.<br />

Pvt. Ltd. New Delhi. 535 p.<br />

O'Neill, K. M., 2001. Solitary Wasps (Behaviour and natural<br />

history). - Comstock Publishing Associates, 406 p.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Boekbespreking:<br />

Boekbespreking:<br />

Uitgerangeerd<br />

Uitgerangeerd<br />

Theo Peeters<br />

Smit, J., 2008. Uitgerangeerd. 20 jaar onderzoek naar bijen<br />

en wespen op het emplacement van Westervoort. - Eigen<br />

uitgave, Duiven, 41 p. Te verkrijgen tegen verzendkosten<br />

bij de schrijver.<br />

Enkele weken terug kreeg ik van Jan Smit enige<br />

nieuwe uitgaven van zijn hand en even later de vraag<br />

of ik het rapport over Westervoort wilde bespreken<br />

voor onze nieuwsbrief. Ik ben altijd blij verrast door<br />

dit soort acties en dus heb ik er dan ook serieus werk<br />

van gemaakt.<br />

Het verslag ziet er fris en keurig uit en doet denken<br />

aan een themanummer van onze nieuwsbrief <strong>Bzzz</strong><br />

geschreven door één auteur. (Een wens die ik koester<br />

want dan hebben we in één klap een extra nummer!)<br />

Het verslag bestaat uit een beschrijving van het<br />

onderzoeksgebied, de werkwijze met daarin<br />

bijvoorbeeld ook het aantal inventarisatiedagen (192!),<br />

gevolgd door een uitgebreide paragraaf over de<br />

biologie van bijen en wespen. Daarna volgt een<br />

paragraaf resultaten en conclusies en een paragraaf<br />

waarin enkele zeldzame soorten van Westervoort<br />

worden besproken. De schrijver besluit met een blik in<br />

de toekomst waarin we ook een reden voor de titel<br />

‘uitgerangeerd’ terugvinden. Op het onderzoeksterrein<br />

wordt in de toekomst een nieuw station gebouwd en<br />

‘daarmee zullen de meeste soorten bijen en wespen op<br />

het emplacement, evenals de inventariseerder wel zijn<br />

uitgerangeerd’.<br />

Het verslag is voorzien van een samenvatting, een<br />

inleiding, literatuurlijst en een index. En tevens is als<br />

een soort bijlage de soortenlijst opgenomen met per<br />

jaar de soorten die gevangen zijn. Tevens zijn in deze<br />

soortentabel per soort het totaal aantal vangsten, de<br />

nestplek, de zeldzaamheid en de status opgesomd.<br />

Deze basisgegevens vormen een zeer belangrijk<br />

onderdeel van het verslag waardoor het geheel<br />

transparant wordt en je ook zelf bepaalde zaken kunt<br />

nakijken, interpreteren. Het verslag is duidelijk<br />

vormgegeven, volledig in kleur uitgevoerd en<br />

geïllustreerd met mooie foto’s, verspreidingskaartjes,<br />

diagrammen en tabellen. Kortom: ’t leest heerlijk weg!<br />

Ik heb hieronder enkele kleine inhoudelijke<br />

opmerkingen en gedachten genoteerd die me bij het<br />

lezen van het veslag te binnen schoten.<br />

In tabel 2 is een kruisje vergeten op de kruising van<br />

Crossocerus (walkeri) en haar prooidieren haften. Bij de<br />

vergelijking met de stationsterreinen Boschpoort en<br />

Simpelveld zou naast eigen gegevens en die<br />

gepubliceerd door Lefeber in 1991 ook de databank<br />

van EIS-Nederland gebruikt kunnen zijn. Opvallend is<br />

het gebruik van mannetjes en vrouwtjestekens in de<br />

soortenlijst. Jammer dat met de aantallen en seksen<br />

verder niks wordt gedaan. Het verslag besluit met een<br />

paragraaf over zeldzame soorten van Westervoort:<br />

Polistes dominulus, Crossocerus walkeri, Hylaeus cornutus,<br />

Andrena lathyri, A. niveata, Nomada guttulata en N.<br />

zonata. In de titel van deze paragraaf ‘van<br />

Westervoort’ weglaten want zeldzaam slaat hier meer<br />

op de landelijke verspreiding. Andrena lathyri is immers<br />

in 18 van de 20 jaren gevangen! We focussen<br />

misschien teveel op zeldzame soorten terwijl het toch<br />

voor de hand ligt je kennis te verrijken aan de<br />

algemene soorten op Westervoort zoals Ancistrocerus<br />

oviventris, Lestiphorus bicinctus, Andrena synadelpha en<br />

Andrena lathyri.<br />

De totaallijst is indrukwekkend: 244 soorten, waarvan<br />

124 bijen en 120 wespen. Een grafiek toont dat die lijst<br />

ook op het eind nog elk jaar groeide. Dat is het leuke<br />

van een lange tijd op dezelfde plek inventariseren. En<br />

uiteindelijk sta je dan toch ook zelf nog te bedenken<br />

waarom soorten zoals bijvoorbeeld Halictus rubicundus,<br />

Nomada fulvicornis, Dasypoda hirtipes en Myrmosa atra nog<br />

ontbreken op je lijst.<br />

Jan proficat met deze mooie uitgave. Samen met het<br />

onderzoek van Virgilius Lefeber in de ENCI-groeve<br />

(Lefeber 1998) is dit veruit de langstdurende<br />

53


gepubliceerde inventarisatie in ons land. Na de Stikke<br />

Trui en Arnhemse uiterwaarden een mooie aanvulling<br />

van de grotere inventarisaties van jouw hand. Het blijft<br />

wellicht nog even een verrassing welk(e) terrein(en),<br />

behalve je tuin, je de komende jaren gaat onderzoeken.<br />

Als ik in Duiven zou wonen werd dat ‘de streek’ die<br />

Benno o.a. in 1953 zo treffend besprak...<br />

Korte Korte mededeling<br />

mededeling<br />

Een toevoeging aan ‘Uitgerangeerd’<br />

Hans Nieuwenhuijsen<br />

Zoals in het Dankwoord staat heb ik ‘stevig<br />

meegedacht’ met Jan. Vooral over de rangschikking en<br />

interpretaties van zijn gegevens. Wat ons vooral opviel<br />

was het verschijnsel dat door de jaren heen wel het<br />

soortenspectrum maar niet het soortenaantal<br />

verandert. Dat laatste blijft vrij constant. We<br />

interpreteren het veranderende soortenspectrum als<br />

een weerspiegeling van de successie in het terrein en<br />

het constante aantal soorten als een teken dat de<br />

draagkracht door de jaren heen gelijk blijft.<br />

Ik kan nu nog een ander licht laten schijnen op het<br />

constante aantal soorten. Bij het opruimen van mijn<br />

boekenkast viel mij Willem Ellis’ Biogeografie (1988)<br />

in handen. Er stak een papiertje tussen pagina 34 en<br />

35. En wat staat daar? Iets over het evenwichts-model<br />

van Mac Arthur & Wilson, de mannen van de<br />

eilandtheorie die o.a. heeft geleid tot het idee van de<br />

Ecologische Hoofd Struktuur (EHS). Ik citeer:<br />

“Volgens deze theorie is het aantal soorten op een<br />

eiland het resultaat van een dynamisch evenwicht<br />

tussen enerzijds immigratie van soorten van elders, en<br />

anderzijds uitsterven van ter plaatse voorkomende<br />

soorten. Anders gezegd, voortdurend komen er van<br />

elders soorten bij en sterven er lokaal soorten uit,<br />

zonder dat het totale soortenaantal verandert. Nog<br />

korter: na een aanloopfase houden immigratie en<br />

extinctie elkaar in evenwicht. Zowel de kans dat een<br />

soort op een eiland uitsterft als de kans dat een nieuwe<br />

soort op een eiland terecht komt is gekoppeld aan de<br />

grootte van het eiland”.<br />

Jan’s gegevens vormen dus een mooie ondersteuning<br />

van deze theorie. Op het ‘eiland’ Westervoort, twee<br />

hectare groot, leven jaarlijks ongeveer 80 soorten bijen<br />

en wespen. Mijn voorstel voor de titel van een<br />

eventuele herdruk is ‘Een uitgerangeerd eiland’.<br />

Literatuur<br />

Ellis W.N., 1988. Biogeografie. - Wetenschappelijke<br />

mededeling KNNV nr.90, 125 p.<br />

54<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Boekbespreking: Boekbespreking: Bijen<br />

Bijen<br />

en en wespen wespen in in Zeeland<br />

Zeeland<br />

Jan Smit<br />

Calle, L. & Ch. Jacobusse (red.), 2008. Bijen en wespen in<br />

Zeeland; Fauna Zeelandica deel 4, Het Zeeuwse Landschap,<br />

Wilhelminadorp, 191 p. Kosten € 29,90.<br />

Aanbieding voor leden van de sectie: € 25,- inlcusief<br />

verzendkosten.<br />

Te bestellen door het overmaken van 25 euro op<br />

bankrekening 5103.36.167 ten name van Het Zeeuwse<br />

Landschap te Heinkenszand, onder vermelding van "Bijen<br />

en wespenatlas".<br />

Op 12 september 2008 was de grote dag voor de<br />

Zeeuwse insectenwerkgroep: hun boek over bijen en<br />

wespen in Zeeland werd gepresenteerd. Rondom dit<br />

heuglijke feit was een mini-symposium georganiseerd,<br />

met voorafgaand een excursie in de Kwade Hoek.<br />

De Zeeuwse atlas<br />

Het boek ziet er goed verzorgd en kleurrijk uit, met<br />

veel fraaie foto’s. Op de eerste 23 pagina’s wordt een<br />

algemene inleiding gehouden over bijen en wespen,<br />

met hoofdstukken over de indeling, voortplanting,<br />

voedsel, fenologie, vijanden en parasieten. Daarna<br />

volgen er hoofdstukken over het onderzoek in<br />

Zeeland, voorkomen en verspreiding in Zeeland,<br />

biotopen, het klimaat en als laatste de status,<br />

bedreiging en bescherming van bijen en wespen in<br />

Zeeland. Dit laatste hoofdstuk is belangrijk, met name<br />

door de uitgever van het boek (het Zeeuwse<br />

Landschap) die tevens beheerder is van een aantal<br />

gebieden in deze provincie. Waardoor welhaast<br />

automatisch de beheersadviezen onderschreven en<br />

uitgevoerd zullen worden. Wat een goed bericht is<br />

voor de aculeaten in deze provincie.<br />

Het merendeel van het boek bevat korte<br />

beschrijvingen van alle soorten die in Zeeland zijn<br />

waargenomen, met een verspreidingskaartje van de<br />

soort in deze provincie. Het boek bevat veel<br />

aanvullingen op de verspreidingskaartjes in de<br />

voorlopige atlas van de bijen (Peeters et al. 1999) en<br />

die van de wespen en mieren van Nederland (Peeters<br />

et al. 2004). De lijst is weer gelardeerd met veel fraaie<br />

foto’s. Door de vormgeving is bovendien in één<br />

oogopslag de status van een soort te zien.<br />

Geen kritiek?<br />

Jawel, zo is niet aangegeven welke lijn er gevolgd is<br />

met betrekking tot de naamgeving, die wijkt hier en<br />

daar af van die in de beide genoemde standaardwerken<br />

en van Peeters & Reemer (2003).


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Helaas zitten er in het boek nogal wat tikfouten in de<br />

wetenschappelijke soortnamen en worden een enkele<br />

keer oude en nieuwe namen in hetzelfde stuk tekst<br />

door elkaar gebruikt.<br />

De soort Mellinus crabroneus wordt wel genoemd bij de<br />

verdwenen soorten, maar is in de lijst vergeten.<br />

De verspreidingskaartjes van de bijen worden<br />

vergeleken met de voorlopige atlas uit 1999, maar er<br />

zijn diverse publicaties die daar al aanvullingen op<br />

hebben gegeven. Wat dat betreft is veel relatief recente<br />

literatuur niet gebruikt bij het maken van de teksten.<br />

In het boek worden twee soorten aculeaten nieuw<br />

voor de fauna van ons land gemeld. Begrijpelijk vanuit<br />

het oogpunt van de auteurs, vanwege de nieuwswaarde<br />

van het boek. Maar jammer, want door de beperkte<br />

verspreiding van het boek zal dit minder aandacht<br />

krijgen dan het verdient. Daarnaast is de melding van<br />

Sphex funerarius niet compleet, zo ontbreken de datum<br />

en de precieze locatie.<br />

Wat overheerst?<br />

Enorme bewondering voor de Zeeuwse club, die er in<br />

enkele jaren tijd in is geslaagd om van één van de<br />

slechtst onderzochte provincies in ons land op het<br />

gebied van de aculeaten, de best onderzochte te<br />

maken. Daarin is heel veel tijd geïnvesteerd. Naar de<br />

resultaten kan het landelijke witte vlekkenplan van de<br />

sectie alleen maar jaloers kijken.<br />

Daarnaast heeft deze club het in die periode ook nog<br />

eens voor elkaar gekregen een symposium over<br />

schorbijen te organiseren met internationale allure.<br />

En verder?<br />

Deze enthousiaste club heeft nog veel meer onder de<br />

pet! Er is jarenlang heel veel gerichte aandacht besteed<br />

aan de soorten Colletes halophilus en Epeolus tarsalis en<br />

dat niet alleen in ons eigen land. Er is heel veel<br />

uitgezocht en ontdekt. Hier moeten ze nog wel een<br />

boek over gaan schrijven, dat kan niet anders. Ik ben<br />

alvast zeer benieuwd!!<br />

Literatuur<br />

Peeters, T.M.J., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige<br />

atlas van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-<br />

Nederland, Leiden, 226 p.<br />

Peeters, T.M.J. & M. Reemer, 2003. Bedreigde en<br />

verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). – EIS-<br />

Nederland, 96 p.<br />

Peeters,T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F.<br />

Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A.Mabelis, H.<br />

Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit &<br />

H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van<br />

Nederland (Hymenoptera: Aculeata). - <strong>Nederlandse</strong><br />

Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis,<br />

Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European<br />

Invertebrate Survey – Nederland, Leiden, 507 p.<br />

55


Boekbespreking: Boekbespreking: Passie<br />

Passie<br />

voor voor kleine kleine beestjes<br />

beestjes<br />

Erik van der Spek<br />

Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.) 2008. Passie<br />

voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland.<br />

EIS-Nederland 90p. Bestellen: www.naturalis.nl/EIS €<br />

10,-<br />

Het boekje ‘Passie voor kleine beestjes’ is één van de<br />

vruchten van het 33,3 jarig jubileum van EIS-<br />

Nederland. De coördinatoren van de werkgroepen<br />

waren uitgedaagd in een kort artikel verrassende<br />

aspecten van de ongewervelde fauna in Nederland te<br />

verwoorden. Verhalen over bijzondere soorten op<br />

onverwachte plaatsen, uitnodigend en inspirerend<br />

voor mensen die niets van die diergroep weten. Het<br />

resultaat is naast twee inleidende artikelen over EIS en<br />

haar geschiedenis een serie van 25 korte verhalen die<br />

onverwachte kanten van de natuur voor het voetlicht<br />

brengt. Voorzitter Geert de Snoo wenst de lezer in zijn<br />

voorwoord veel leesplezier, dat moet lukken.<br />

Veel Hymenoptera<br />

De soorten waar onze sectie zich mee bezighoudt zijn<br />

goed vertegenwoordigd. In ‘Wesp op je bord‘ gaat Jan<br />

Smit in op het waarom van het hinderlijk voorkomen<br />

van de gewone wesp en de Duitse wesp in het najaar.<br />

Hij geeft het advies je drankje af te dekken en niet wild<br />

om je heen te slaan om de last te beperken. Het advies<br />

om er met plezier het gedrag te bekijken gaat hem<br />

kennelijk te ver.<br />

‘Behangers in een bijenhotel’ door Pieter van Breugel<br />

laat zien hoe makkelijk je in je eigen tuin aan<br />

natuurbeheer kan bijdragen en dat je als entomoloog<br />

daar ook leuke waarnemingen aan over kan houden.<br />

Dat Theo Peeters een niet te vermijden naam is in<br />

bijenland blijken we te danken te hebben aan de<br />

bestrating van een boerenerf. In ‘Trottoirbijen’ vertelt<br />

hij over zijn eerste onderzoek. Ook indirect komen de<br />

groepen waar wij een passie voor hebben aan bod.<br />

‘Waaiertjes in je lijf’ van John Smit gaat over de<br />

waaiervleugeligen zoals het zandbijen-waaiertje dat<br />

parasiteert op zandbijen. Al op de omslag prijkt een<br />

mooie foto van een grijze zandbij met copulerende<br />

zandbijwaaiertjes. ‘Een vuurspin op zolder’ van Hans<br />

Nieuwenhuijsen gaat eigenlijk over het inventariseren<br />

van de vuurspindoder. ‘Stadsreus steekt hoofd in<br />

wespennest’ van Menno Reemer gaat over een grote<br />

zweefvlieg waarvan de larven van afval en dode<br />

wespenlarven in wespennesten leven.<br />

56<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Geef het weg<br />

Passie voor kleine beestjes is een boekje dat prima<br />

geschikt is om deze passie door te geven. De grote<br />

verscheidenheid aan kleine beestjes met al hun<br />

nieuwsgierigheid prikkelende eigenaardigheden komen<br />

op een prettig leesbare manier aan bod. Zonde<br />

wanneer alleen de mensen die al geraakt zijn door deze<br />

passie het leesgenot van dit boekje kunnen smaken. Ik<br />

hoop dat vele herdrukken volgen en dan de lezing van<br />

Mathijs Schouten tijdens de jubileumbijeenkomst over<br />

de rol van insecten in verschillende culturen er bij in<br />

opgenomen wordt.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Acu AcuBieb Acu ieb 2007<br />

Theo Peeters<br />

Het afgelopen jaar, 2007, is ietwat afwijkend aan me<br />

voorbij gegaan. We verloren Bob van Aartsen en<br />

Virgilius Lefeber, twee oude, trouwe<br />

aculeatenvrienden. En zelf kreeg ik er tijdelijk nog een<br />

passie bij waardoor er minder tijd overbleef voor<br />

wespen en bijen. In de loop van 2008 kon ik de<br />

opgelopen achterstand wat betreft literatuur weer<br />

inhalen.<br />

Hieronder het overzcht van alle aculeatenliteratuur uit<br />

ons land die ik onder ogen kreeg. Uit de omvangrijke<br />

buitenlandse literatuur heb ik weer een keuze gemaakt<br />

van interessante stukken. Bijvoorbeeld vand e enorme<br />

hoeveelheid Apis-literatuur die ik verzamelde uit 2007<br />

is slechts een klein deel opgenomen.<br />

Met een * worden publicaties aangegeven waarin een<br />

determinatietabel is opgenomenof waarin belangrijke<br />

onderscheidingskenmerken tussen soorten worden<br />

vermeld.<br />

Ik dank Jan Smit voor enkele aanvullingen op de<br />

lijsten.<br />

Literatuur Nederland<br />

Anonymus, 2007. Imkerij Bijendans bouwt hotel voor bijen<br />

in zes stappen. - Bijenhouden 1 (6): 14-15.<br />

Anonymus, 2007. Mierwespen of platkopwespen: zijn het<br />

mieren of niet? - Dierplagen 10 (1): 25.<br />

Anonymus, 2007. Wespenbestrijding soms moeizaam dit<br />

jaar. - Dierplagen 10 (3): 15.<br />

Anonymus, 2007. Houtaantaster. De glanzende houtmier. -<br />

Dierplagen 10 (4): 23.<br />

Blacquière, T., B. Cornelissen & J. Donders, 2007. Bumble<br />

bee colony decline in greenhouses with supplemental<br />

lighting. – Proceedings of the Netherlands Entomological<br />

Society Meeting 18: 71-77.<br />

Boer, P., 2007. De verrassende mierencollectie<br />

(Hymenoptera: Formicidae) van Peter Boting. -<br />

<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (1): 66.<br />

Boer, P., 2007. Aliens. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (3):<br />

120.<br />

Boer, P., 2007. Uitgelezen. B. Seifert, 2007. Die Ameisen<br />

Mittel- und Nordeuropas. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67<br />

(4): 154-155.<br />

Boer, P., J. Smit & L. Blommers, 2007. Hymenoptera<br />

aculeata - bijen, wespen, mieren: 132. In: Cuppen, J.G.M.<br />

& B. Drost (eds.), Entomofauna van De Kempen,<br />

Noord-Brabant. Verslag van de 161e zomerbijeenkomst<br />

te Baarschot. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (4): 122-144.<br />

Breugel, P. van, 2007. De wilg favoriet bij solitaire bijen. -<br />

Bijenhouden 1 (2): 6-7.<br />

Breugel, P. van, 2007. De boterbloem: geel in de wind. -<br />

Bijenhouden 1 (4): 6-7.<br />

Breugel, P. van, 2007. Reseda favoriet bij maskerbijen. -<br />

Bijenhouden 1 (6): 8-9.<br />

Breugel, P. van, 2007. Boerenwormkruid speciaal voor<br />

insecten met een korte tong. - Bijenhouden 1 (9): 8-9.<br />

Breugel, P. van, 2007. Blazenstruik als voedselbron lang<br />

beschikbaar. - Bijenhouden 1 (11): 8-9.<br />

Brink, T., 2007. Wespen op verkiezingsdag. - Dierplagen 10<br />

(1): 13.<br />

Dicke, M., 2007. Maatschappij zonder managers. - Natura<br />

104 (6): 164-165.<br />

Dijkstra, J.P. & M.M. Kwak, 2007. A meta-analysis on the<br />

pollination service of the honey bee (Apis mellifera L.) for<br />

the Dutch flora. - Proceedings of the Netherlands<br />

Entomological Society Meeting 18: 79-87.<br />

Esser, R., 2007. Nieuwkomer: Rotsbehangersbij (Megachile<br />

pilidens). - Boomblad 19 (3): 32.<br />

Guldenmond, J., J. Pijfers & E. den Belder, 2007. De<br />

betekenis van agrarisch natuurbeheer voor bijen en<br />

wespen op een melkveebedrijf in de Graafschap. -<br />

<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 198-203.<br />

Hengel, R. van, 2007. De sabelmier (Strongylognathus testaceus),<br />

een slimme slavenhouder. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67<br />

(3): 119.<br />

Hermans, J., 2007. Broeder Virgilius Lefeber (1921-2007). -<br />

Natuurhistorisch Maandblad 96 (12): 312-317.<br />

Hoekstra, R., 2007. Soort in de spotlights: de bij. - Amoeba<br />

81 (3): 4-5.<br />

Hoffmann, F. & M.M. Kwak, 2007. Diversiteit van planten<br />

en bloembezoekende insecten in relatie tot landgebruik. -<br />

<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 193-197.<br />

Joosten, S.P.J., T.J. de Jong & P.G.L. Klinkhamer, 2007.<br />

Bloemkleurpolymorfie en hommelvoorkeur. -<br />

<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (1-2): 2-6.<br />

Kohler, F., R. van Klink, J. Noordijk & D. Klein, 2007. De<br />

invloed van natuurgebieden op zweefvliegen en bijen in<br />

agrarische gebieden (Diptera: Syrphidae; Hymenptera:<br />

Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 187-191.<br />

Kraker, K. de, 2007. Grevelingenverslag 2006. - Ecologisch<br />

Adviesbureau Sandvicensis, 53 p, 2 bijlagen.<br />

Mabelis, A.A., 2007. Is de zwarte reuzenmier (Camponotus<br />

vagus) inheeems? - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (3): 108-<br />

109.<br />

Mabelis, A.A., 2007. Do ants need protecting? -<br />

<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (4): 145-149.<br />

Moraal, L. & J. de Rond, 2007. Nieuwe vindplaatsen van de<br />

zwamplatkopwesp Cephalonomia formiciformis<br />

(Hymenoptera: Bethylidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />

67 (4): 150-151.<br />

Neve, A., 2007. Rosse metselbij. - De Stertselaar 31 (3): 8-9.<br />

Nieuwenhuijsen, H., M. Reemer, T. Peeters, J. Smit & A.<br />

van Eck, 2007. OBN-monitoring van bijen in gebieden<br />

van Natuurmonumenten (Hymenoptera, Apidae s.l.). -<br />

Stichting EIS-Nederland, rapportnr. EIS2007-02, 36 p.<br />

Peeters, T., 2007. Wespen langs het spoor in Tilburg in<br />

2006. Met een portret van de Franse veldwesp. - De<br />

Oude Leij 29 (2): 25-33.<br />

Peeters, T., 2007. Werkgroepen: Bijen (Apidae s.l.). -<br />

Nieuwsbrief EIS-Nederland 45: 4-5.<br />

Peeters, T., 2007. In memoriam broeder Virgilius Lefeber<br />

1921-2007. - Nieuwsbrief EIS-Nederland 45: 6-8.<br />

Pijfers, H., 2007. De groefbij Halictus leucaheneus: terug van<br />

weggeweest? - Veelpoot 18 (1): 18.<br />

57


Reemer, M., 2007. Oproep: knautiabijen. - Nieuwsbrief EIS-<br />

Nederland 44: 11.<br />

Schut, D., 2007. De geelbuikvuurpad in groeve Blom en de<br />

Meertensgroeve in 2006. Resultaten van een<br />

herintroductie- en beheerexperiment. - Natuurbalans -<br />

Limes Divergens B.V. Nijmegen, Radboud Universiteit<br />

Nijmegen, 69 p, 5 bijlagen. [met soortenlijst van 3<br />

goudwespen, 2 spinnendoders, 6 plooivleugelwespen, 10<br />

graafwespen en 15 bijen]<br />

Slaats, J., 2007. Bergveldwesp in Meijel. - Natuurhistorisch<br />

Maandblad 96 (5): 136-137.<br />

Smit, J., 2007. Aculeaten voorjaarskamp 2007, Hilversum. -<br />

Veelpoot 18 (2): 15.<br />

Smit, J. & P. Megens, 2007. Aculeaten zomerkamp 2007,<br />

Leende. - Veelpoot 18 (2): 17-19.<br />

Smit, J. & F. van der Meer, 2007. Verdwenen en weer<br />

verschenen: de kleine bonte wespbij Nomada roberjeotiana<br />

(Hymenoptera: Apidae s.l.). - <strong>Nederlandse</strong> Faunistische<br />

Mededelingen 26: 31-37.<br />

Smit, J.T. & T. Zeegers, 2007. Bob van Aartsen overleden.<br />

15 mei 1920 - 1 juli 2007. - Nieuwsbrief EIS-Nederland<br />

45: 6.<br />

Smit, J.T. & T. Zeegers, 2007. In memoriam Bob van<br />

Aartsen. - Vliegenmepper 16 (2): 17.<br />

Spek, E. van der, 2007. Klokjesdikpootbijen en Grasklokjes<br />

op Texel. - Natura 104 (4): 122.<br />

Thijssen, J., 2007. Eet die lastige wesp. Ze smaken naar<br />

jakobsschelpen. - Trouw, zat. 8 september.<br />

Vermaas, A., 2007. Stimuleerden de bloemplanten en de<br />

bijen elkaar in de evolutie? - Bijenhouden 1 (5): 3-5.<br />

Waterreus, K., 2007. Mijn favoriet: de Rode bosmier. -<br />

Natura 104 (3): 79.<br />

Literatuur buitenland<br />

* Amiet, F., M. Herrmann, A. Müller & R. Neumeyer, 2007.<br />

Apidae 5. Ammobates, Ammobatoides, Anthophora, Biastes,<br />

Ceratina, Dasypoda, Epeoloides, Epeolus, Eucera, Macropis,<br />

Melecta, Melitta, Nomada, Pasites, Tetralonia, Thyreus,<br />

Xylocopa. - Fauna Helvetica 20, 356 p. [zie boekbespreking<br />

in <strong>Bzzz</strong> nr. 27]<br />

Archer, M.E., 2007. Taxonomy, distribution and nesting<br />

biology of the species of the genus Vespula or the Vespula<br />

rufa species group (Hymenoptera). - Entomologist's<br />

Monthly Magazine 143: 35-48.<br />

Baker, D.B. & M. Engel, 2007. A note on the nomenclature<br />

of two Coelioxys species (Hymenoptera: Megachilidae). -<br />

Entomologist's Gazette 58: 59-62.<br />

Barbier, Y., 2007. Bembix rostrata (L.) (Hymenoptera,<br />

Crabronidae) de retour en Wallonie (Belgique). - Osmia 1:<br />

5-6.<br />

Beekman, M., A.L. Gilchrist, M. Duncan & D.J.T. Sumpter,<br />

2007. What makes a honeybee scout? - Behavioral<br />

Ecology and Sociobiology 61: 985-995.<br />

Beutler-Vatter, M., 2007. Andrena curvungula (Hymenoptera:<br />

Apidae) auf Sammeltour an Phyteuma spicatum<br />

(Campanulaceae). - BembiX 25: 5-7.<br />

Bladock, D., 2007. The importance of dead wood. -<br />

BWARS Newsletter Autumn 2007: 20-23.<br />

Bowman, J. & M. Macdonald, 2007. Discovery of a Scottish<br />

population of Andrena marginata. - BWARS Newsletter<br />

Autumn 2007: 12-14.<br />

58<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Brennan, B.J., 2007. Abdominal wagging in the social paper<br />

wasp Polistes dominulus: behavior and substrate vibrations. -<br />

Ethology 113: 692-702.<br />

Cameron, S.A., H.M. Hines & P.H. Williams, 2007. A<br />

comprehensive phylogeny of the bumble bees (Bombus). -<br />

Biological Journal of the Linnean Society 91 (1): 161-188.<br />

Cane, J.H., T. Griswold & F.D. Parker, 2007. Substrates and<br />

materials used for nesting by North American Osmia bees<br />

(Hymenoptera: Apiformes: Megachilidae). - Annals of the<br />

Entomological Society of America 100 (3): 350-358.<br />

Cardinal, C. & L. Packer, 2007. Phylogenetic analysis of the<br />

corbiculate Apinae based on morphology of the sting<br />

apparatus (Hymenoptera: Apidae). - Cladistics 23: 99-118.<br />

Cotoneschi, C., F. Scognamiglio, C. Scala, R. Cervo, J.E.<br />

Strassmann & S. Turillazzi, 2007. Larval sex identification<br />

in the paper wasp Polistes dominulus (Vespidae,<br />

Hymenoptera). - Insectes Sociaux 54: 132-135.<br />

Dathe, H.H., 2007. Dr. Paul Westrich 60 Jahre. -<br />

<strong>Entomologische</strong> Nachrichten und Berichte 51 (3-4): 151-<br />

154.<br />

Dötterl, S. & I. Schäffler, 2007. Flower scent of floral oilproducing<br />

Lysimachia punctata as attractant for the oil-bee<br />

Macropis fulvipes. - J. Chem. Ecol. 33: 441-445.<br />

Dubitzky, A., 2007. Phylogeny of the world anthophorini<br />

(Hymenoptera: Apoidea: Apidae). - Systematic<br />

Entomology 32: 585-600.<br />

Dvorak, L., 2007. Social wasps (Hymenoptera: Vespidae)<br />

trapped with beer in European forest ecosystems. - Acta<br />

Musei Moraviae, Scientiae biologicae (Brno) 92: 181-2004.<br />

Dvorak, L. & S.P.M. Roberts, 2007. Results of wasp beer<br />

trapping 2006 in the UK. - BWARS Newsletter Spring<br />

2007: 13-18.<br />

Early, J., 2007. Observations of Cryptocheilus notatus (Rossius,<br />

1792) nesting. - BWARS Newsletter Autumn 2007: 17-18.<br />

Early, J., 2007. Observations of nesting by Cerceris<br />

quinquefasciata (Rossius, 1792). - BWARS Newsletter<br />

Autumn 2007: 15-16.<br />

Early, J., 2007. Variation in age of prey caught by Astata<br />

boops (Schrank, 1781). - BWARS Newsletter Autumn<br />

2007: 16-17.<br />

Engel, M.S., 2007. A lateral gynandromorph in the bee<br />

genus Thyreus and the sting mechanism in the Melectini<br />

(Hymenoptera: Apidae). - American Museum Novitates<br />

3553: 1-11.<br />

Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps.<br />

Natural history and behavior. - Harvard University Press,<br />

Cambridge, 240 p. [zie boekbesprekingen in dit nummer]<br />

Exeler, N., 2007. Strong genetic exchange among<br />

populations of a specialist bee, Andrena vaga<br />

(Hymenoptera: Andrenidae). - Conservation Genetics 9:<br />

1233-1241.<br />

Falk, S., 2007. Some comments on the recent paper by<br />

Michael E. Archer (BJENH 20: 75-94). - Br. J. Ent. Nat.<br />

Hist. 20: 219-220.<br />

Field, J., E. Turner, T. Fayle, W.A. Forster, 2007. Costs of<br />

egg-laying and offspring provisioning: multifaceted<br />

parental investment in a digger wasp. - Proceedings of the<br />

Royal Society of London, Series B 274: 445-451.<br />

Flügel, H.-J., 2007. Erste Beobachtungen der Blauen<br />

Holzbiene Xylocopa violacea (L., 1758) im Schwalm-Eder-<br />

Kreis (Nordhessen) (Hymenoptera: Apidae). - BembiX<br />

24: 2-6.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Franzen, M. & M. Larsson, 2007. Pollen harvesting and<br />

reproductive rates in specialized solitary bees. - Ann.<br />

Zool. Fennici 44: 405-414.<br />

Freundt, R., 2007. Halictus scabiosae (Rossi, 1790) am<br />

Niederrhein (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 7.<br />

Frommer, U., 2007. Eine Methode zur Ansiedlung der<br />

Grossen Holzbiene Xylocopa violacea (Linnaeus, 1758)<br />

(Hymenoptera, Apidae). - BembiX 25: 7-10.<br />

Frommer, U., 2007. Ergänzungen zur Bienenfauna<br />

(Hymenoptera, Apidae) im mittleren Hessen mit<br />

Anmerkungen zur Ausbreitung der Sandbienen Andrena<br />

lagopus (Latr.). - Hessische Faunistische Briefe 26 (2): 17-<br />

50.<br />

Fuhrmann, M., 2007. Mitteleuropäische Wälder als<br />

Primärlebensraum von Stechimmen (Hymenoptera,<br />

Aculeata). - Linzer biol. Beitr. 39 (2): 901-917.<br />

Greenleaf, S.S., N.M. Williams, R. Winfree & C. Kremen,<br />

2007. Bee foraging ranges and their relationship to body<br />

size. - Oecologia 153: 589-596.<br />

* Grissell, E.E., 2007. Torymidae (Hymenoptera:<br />

Chalcidoidea) associated with bees (Apodea), with a list of<br />

chalcidoidea bees parasitoids. - Journal of Hymenoptera<br />

Research 16 (2): 234-265.<br />

* Gusenleitner, J., 2007. Bestimmungstabellen mittel- und<br />

südeuropäischer Eumeniden (Hymenoptera, Vespoidea).<br />

3. Nachtrag. - Linzer biol. Beitr. 39 (1): 129-131.<br />

* Gusenleitner, J., 2007. Bestimmungstabellen mittel- und<br />

südeuropäischer Eumeniden (Vespoidea, Hymenoptera).<br />

4. Nachtrag. - Linzer biol. Beitr. 39 (2): 955-956.<br />

Herrmann, M., 2007. Beitrag zur Stechimmenfauna<br />

Ostfrieslands, Niedersachsen (Hymenoptera, Aculeata). -<br />

Drosera 2007: 49-58.<br />

Hines, H.M., J.H. Hunt, T.K. O'Connor, J.J. Gillespie &<br />

S.A. Cameron, 2007. Multigene phylogeny reveals<br />

eusociality evolved twice in vespid wasps. - Proceedings<br />

of the National Academy of Sciences of the United States<br />

of America 104 (9): 3295-3299.<br />

Holzschuh, A., I. Steffan-Dewenter, D. Kleijn & T.<br />

Tscharntke, 2007. Diversity of flower-visiting bees in<br />

cereal fields: effects of farming system, landscape<br />

composition and regional context. - Journal of Applied<br />

Ecology 44: 41-49.<br />

Hunt, J.H., B.J. Kensinger, J.A. Kossuth, M.T. Henshaw, K.<br />

Norberg, F. Wolschin & G.V. Amdam, 2007. A diapause<br />

pathway underlies the gyne phenotype in Polistes wasps,<br />

revealing an evolutionary route to cast-containing insect<br />

societies. - Proceedings of the National Academy of<br />

Sciences of the United States of America 104 (35): 14020-<br />

14025.<br />

Inouye, D.W., 2007. The value of bees. - Biological<br />

Conservation 140: 198-199.<br />

* Jacobs, H.-J., 2007. Die Grabwespen Deutschlands.<br />

Bestimmungschlüssel. - Die Tierwelt Deutschlands 79,<br />

207 p.<br />

Jacobs, H.-J. & F. Burger, 2007. Trypoxylon kostylevi<br />

Antropov, 1985 in Deutschland und Europa<br />

(Hymenoptera: Crabronidae). - BembiX 24: 15-17.<br />

Jakubzik, A. & K. Cölln, 2007. Coelioxys alata Forster, 1853,<br />

ein Wiederfund auf dem Territorium von Nordrhein-<br />

Westfalen nach über 100 Jahren. - BembiX 25: 14-16.<br />

Janson, S., M. Middendorf & M. Beekman, 2007. Searching<br />

for a new home - scouting behavior of honeybee swarms.<br />

- Behavioral Ecology 18 (2): 384-392.<br />

Klein, A.-M., B.E. Vaissiere, J.H. Cane, I.Steffan-Dewenter,<br />

S.A. Cunningham, C. Kremen & T. Tscharntke, 2007.<br />

Importance of pollinators in changing landscapes for<br />

world crops. - Proceedings of the Royal Society of<br />

London, Series B 274: 303-313.<br />

Klimov, P.B., B.M. OConnor & L.K. Knowles, 2007.<br />

Museum specimens and phylogenies elucidate ecology's<br />

role in coevolutionary associations between mites and<br />

their bee hosts. - Evolution 61 (6): 1368-1379.<br />

Klimov, P.B., S.B. Vinson & B.M. OConnor, 2007.<br />

Acarinaria in association of apid bees (Hymenoptera) and<br />

chaetodactylid mites (Acari). - Invertebrate Systematics 21<br />

(2): 109-136.<br />

Knowles, A., 2007. An unusual nesting location for Odynerus<br />

melanocephalus (Gmelin). - BWARS Newsletter Autumn<br />

2007: 12.<br />

Knowles, A., 2007. Evagetes pectinipes (Linnaeus, 1758) in<br />

Essex. - BWARS Newsletter Autumn 2007: 15.<br />

Kohler, F., J. Verhulst, E. Knop, F. Herzog & D. Kleijn,<br />

2007. Indirect effects of grassland extensification schemes<br />

on pollinators in two contrasting European countries. -<br />

Biological Conservation 135: 302-307.<br />

Kokuvo, N., Y. Toquenaga & K. Goka, 2007. A simple<br />

visualization method to reconstruct nest-mate patterns<br />

among bumble bees (Hymenoptera: Apidae) using genetic<br />

data. - Appl. Entomol. Zool. 42 (1): 137-141.<br />

Kosior, A., W. Celary, P. Olejniczak, J. Fijal, W. Krol, W.<br />

Solarz & P. Plonka, 2007. The decline of the bumble bees<br />

and cuckoo bees (Hymenoptera: Apidae: Bombini) of<br />

western and central Europe. - Oryx 41 (1): 79-88.<br />

Kremen, C., N.M. Williams, M.A. Aizen, B. Gemmill-<br />

Herren, G. LeBuhn, R. Minckley. L. Packer, S.G. Potts,<br />

T. Roulston, I. Steffan-Dewenter, D.P. Vazquez, R.<br />

Winfree, L. Adams, E.E. Crone, S.S. Greenleaf, T.H.<br />

Keitt, A.M. Klein, J. Regetz & T.H. Ricketts, 2007.<br />

Pollination and other ecosystem services produced by<br />

mobile organisms: a conceptual framework for the effects<br />

of land-use change. - Ecology Letters 10: 299-314.<br />

* Kuhlmann, M., G. Else, A. Dawson & D.L.J. Quicke,<br />

2007. Molecular, biogeographical and phenological<br />

evidence for the existence of three western European<br />

sibling species in the Colletes succinctus group<br />

(Hymenoptera: Apidae). - Organisms, Diversity &<br />

Evolution 7: 155-165.<br />

Larsson, M. & M. Franzen, 2007. Critical resource levels of<br />

pollen for the declining bee Andrena hattorfiana<br />

(Hymenoptera, Andrenidae). - Biological Conservation<br />

134: 405-414.<br />

Leadbeater, E. & L. Chittka, 2007. The dynamics of social<br />

learning in an insect model, the bumblebee (Bombus<br />

terrestris). - Behavioral Ecology and Sociobiology 61: 1789-<br />

1796.<br />

Mauss, V., 2007. Evolution verschiedener Lebensformtypen<br />

innerhalb basaler Teilgruppen der Faltenwespen<br />

(Hymenoptera, Vespidae). - Denisia 20: 701-722.<br />

Mazzucco, K. & R. Mazzucco, 2007. Wege der<br />

Mikroevolution und Artbildung bei Bienen (Apoidea,<br />

Hymenoptera): Populationsgenetische und empirische<br />

Aspekte. - International Institute for Applied Systems<br />

Analysis, Interim Report IR-07-049, 100 p.<br />

Meyer, B., I. Steffan-Dewenter & R. Theunert, 2007.<br />

Megachile apicalis (Spinola, 1808), erster Nachweis aus<br />

59


Niedersachsen (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 25-<br />

26.<br />

* Michener, C.D., 2007. The bees of the world. - John<br />

Hopkins University Press, Baltimore, London, 953 p.<br />

Michener, C.D., 2007. The professional development of an<br />

entomologist. - Annual Review of Entomology 52: 1-15.<br />

* Michez, D. & C. Eardley, 2007. Monographic revision of<br />

the bee genus Melitta Kirby 1802 (Hymenoptera: Apoidea:<br />

Melittidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.) 43 (4): 379-440.<br />

Mitesser, O., N. Weissel, E. Strohm & H.J. Poethke, 2007.<br />

Optimal investment allocation in primitively eusocial<br />

bees: a balance model based on resource limitation of the<br />

queen. - Insectes Sociaux 54: 234-241.<br />

Morandin, L.A., M.L. Winston, V.A. Abbott & M.T.<br />

Franklin, 2007. Can pastureland increase wild bee<br />

abundance in agriculturally intense areas? - Basic and<br />

Applied Ecology 8: 117-124.<br />

Moritz, R.F.A., F.B. Kraus, P. Kryger & R.M. Crewe, 2007.<br />

The size of wild honeybee populations (Apis mellifera) and<br />

its implications for the conservation of honeybees. -<br />

Journal of Insect Conservation 11: 391-397.<br />

Ohl, M. & M.S. Engel, 2007. Die Fossilgeschichte der<br />

Bienen und ihrer nächsten Verwandten (Hymenoptera:<br />

Apoidea). - Denisia 20: 687-700.<br />

Paxton, R.J., 2007. The Bombus lucorum complex revisited<br />

using a molecular genetic approach: not one or two but<br />

three species across Ireland. - BWARS Newsletter Spring<br />

2007: 7-8.<br />

Peat, L., 2007. Xylocopa violacea excitement. - BWARS<br />

Newsletter Autumn 2007: 26-27.<br />

* Pesenko, Y.A., 2007. Subgeneric classification of the<br />

palaearctic bees of the genus Evylaeus Robertson<br />

(Hymenoptera: Halictidae). - Zootaxa 1500: 1-54.<br />

Pirk, C.W.W., P. Neumann & R. Hepburn, 2007. Nestmate<br />

recognition for eggs in the honeybee (Apis mellifera L.). -<br />

Behavioral Ecology and Sociobiology 61: 1685-1693.<br />

Raffiudin, R. & R.H. Crozier, 2007. Phylogenetic analysis of<br />

honey bee behavioral evolution. - Molecular<br />

Phylogenetics and Evolution 43: 543-552.<br />

Raine, N.E. & L. Chittka, 2007. Flower constancy and<br />

memory dynamics in bumblebees (Hymenoptera: Apidae:<br />

Bombus). - Entomol. Gener. 29 (2-4): 179-199.<br />

Raine, N.E. & L. Chittka, 2007. Pollen foraging: learning a<br />

complex motor skill by bumblebees (Bombus terrestris). -<br />

Naturwissenschaften 94 (6): 459-464.<br />

Ratnieks, F.L.W. & T. Wenseleers, 2007. Altruism in insects<br />

societies and beyond: voluntary or enforced? - Trends in<br />

Ecology and Evolution 23 (1): 45-52.<br />

Rozen, J.G.Jr. & S.M. Kamel, 2007. Investigations on the<br />

biologies and immature stages of the cleptoparasitic bee<br />

genera Radoszkowskiana and Coelioxys and their Megachile<br />

hosts (Hymenoptera: Apoidea: Megachilidae:<br />

Megachilini). - American Museum Novitates 3573: 1-43.<br />

Sayama, K., H. Kosaka & S. Makino, 2007. The first record<br />

of infection and sterilization by the nematode Sphaerularia<br />

in hornets (Hymenoptera, Vespidae, Vespa). - Insectes<br />

Sociaux 54: 53-55.<br />

Schmid-Egger, C., 2007. Sphecidae oder Crabronidae? Zum<br />

Gebrauch der Familiennamen bei den Grabwespen. -<br />

BembiX 25: 17-20.<br />

60<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Schmitz, M., 2007. Andrena agilissima (Scopoli, 1770) in Süd-<br />

Niedersachsen (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 26-<br />

27.<br />

Schneider, N. & F. Feitz, 2007. Helicomrie abdominale<br />

observee chez Agenioideus sericeus (Vander Linden, 1827)<br />

(Insecta, Hymenoptera, Pompilidae). - Bull. Soc. Nat.<br />

Luxemb. 108: 53-54.<br />

Schwarz, M., 2007. Klärung nomenklatorischer Fragen<br />

betreffend Coelioxys conoidea (Illiger, 1806) und C. vectis<br />

Curtis, 1831 (Hymenoptera, Apidae, Megachilinae). -<br />

Entomofauna <strong>28</strong> (31): 453-460.<br />

Schwarz, M.P., M.H. Richards & B.N. Danforth, 2007.<br />

Changing paradigms in insect social evolution: insights<br />

from halictine and allodapine bees. - Annual Review of<br />

Entomology 52: 127-150.<br />

Sharkey, M.J., 2007. Phylogeny and classification of<br />

Hymenoptera. - Zootaxa 1668: 521-548.<br />

* Sheffield, C.S. & S.M. Westby, 2007. The male of Megachile<br />

nivalis Friese, with an updated key to members of the<br />

subgenus Megachile s.str. (Hymenoptera: Megachilidae) in<br />

North America. - Journal of Hymenoptera Research 16<br />

(1): 178-191.<br />

Smith, J.A., S.M. Tierney, Y.C. Park, S. Fuller & M.P.<br />

Schwarz, 2007. Origins of social parasitism: the<br />

importance of divergence ages in phylogenetic studies. -<br />

Molecular Phylogenetics and Evolution 43: 1131-1137.<br />

Straka, J. & P. Bogusch, 2007. Description of immature<br />

stages of cleptoparasitic bees Epeoloides coecutiens and<br />

Leiopodus trochantericus (Hymenoptera: Apidae: Osirini,<br />

Protepeolini) with remarks to their unusual biology. -<br />

Entomologica Fennica 18: 242-254.<br />

Straka, J. & P. Bogusch, 2007. Phylogeny of the bees of the<br />

familiy Apidae based on larval characters with focus on<br />

the origin of cleptoparasitism (Hymenoptera: Apiformes).<br />

- Systematic Entomology 32: 700-711.<br />

Sugiura, S., T. Abe, Y. Yamaura & S. Makino, 2007. Flowervisiting<br />

behavior of male bees is triggered by nectarfeeding<br />

insects. - Naturwissenschaften 94: 703-707.<br />

Tan, K., S.E. Radloff, J.J. Li, H.R. Hepburn, M.X. Yang, L.J.<br />

Zhang & P. Neumann, 2007. Bee-hawking by the wasp,<br />

Vespa velutina, on the honeybees Apis cerana and A.<br />

mellifera. - Naturwissenschaften 94: 469-472.<br />

Terzo, M., 2007. Premiere observation en Belgique de<br />

Nomada facilis Scharz, 1967 (Hymenoptera: Apidae). -<br />

Notes fauniques de Gembloux 60 (3): 144-146.<br />

Terzo, M., P. Coppens, I. Valterova, G. Toubeau & P.<br />

Rasmont, 2007. Reduced cephalic labial glands in the<br />

male bumblebees of the subgenus Rhodobombus Dalla<br />

Torre (Hymenoptera: Apidae: Bombus Latreille). - Ann.<br />

soc. entomol. Fr. (n.s.) 43 (4): 497-503.<br />

Theunert, R., 2007. Anmerkungen zur Systematik der<br />

Grabwespen und Bienen. - BembiX 25: 20-21.<br />

* Theunert, R., 2007. Die Unterscheidung der Weibchen<br />

von Lasioglossum fratellum (Pérez, 1903) und Lasioglossum<br />

subfulvicorne (Blüthgen, 1934) bleibt schwierig<br />

(Hymenoptera: Apidae)! - BembiX 25: 27-30.<br />

Theunert, R., 2007. Zum Sexualverhalten der Grabwespe<br />

Ectemnius lapidarius (Panzer, 1804) (Hymenoptera:<br />

Sphecidae). - BembiX 25: 22-26.<br />

Theunert, R., 2007. Zur Lebensweise von Crossocerus congener<br />

(Dahlbom, 1844) (Hymenoptera: Sphecidae). - BembiX<br />

24: 30-32.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Theunert, R., 2007. Zur Verbreitung der Goldwespen der<br />

Gattungen Hedychridium und Hedychrum in Niedersachsen<br />

und Bremen (Hymenoptera, Chrysididae). - Beitr. Naturk.<br />

Nieders. 60: 15-20.<br />

Tölke, A., 2007. Neue Aspekte bei der Einlagerung von<br />

Beute durch die solitare Wespe Symmorphus crassicornis<br />

(Panzer) in ihre Brutzellen. - Beitr. Ent. 57: 161-175.<br />

Uller, T., I. Pen, E. Wapstra, L.W. Beukeboom & J.<br />

Komdeur, 2007. The evolution of sex ratios and sexdetermining<br />

systems. - Trends in Ecology and Evolution<br />

22 (6): 292-297.<br />

Vereecken, N.J. & G. Mahe, 2007. Larval aggregations of<br />

the blister beetle Stenoria analis (Schaum) (Coleoptera:<br />

Meloidae) sexually deceive patrolling males of their host,<br />

the solitary bee Colletes hederae Schmidt & Westrich<br />

(Hymenoptera: Colletidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.)<br />

43 (4): 493-496.<br />

Vereecken, N.J., J. Mant & F.P. Schiestl, 2007. Population<br />

differentiation in female sex pheromone and male<br />

preferences in a solitary bee. - Behavioral Ecology and<br />

Sociobiology 61: 811-821.<br />

Colletes hederae, vrouwtje. (Foto Albert de Wilde).<br />

Westerkamp, C. & R. Classen-Bockhoff, 2007. Bilabiate<br />

flowers: the ultimate response to bees? - Annals of<br />

Botany 100: 361-374.<br />

Williams, N.M. & C. Kremen, 2007. Resource distributions<br />

among habitats determine solitary bee offspring<br />

production in a mosaic landscape. - Ecological<br />

Applications 17 (3): 910-921.<br />

Winfree, R., T. Griswold & C. Kremen, 2007. Effect of<br />

human disturbance on bee communities in a forested<br />

ecosystem. - Conservation Biology 21 (1): 213-223.<br />

Wolf, H., 2007. Dürfen Entomologen heiraten? - BembiX<br />

25: 58-59.<br />

Wolf, H., 2007. Ein Zwitter von Macropis europaea Warncke<br />

1973 (Hymenoptera, Apidae). - Linzer biol. Beitr. 39 (2):<br />

1249-1250.<br />

Wolf, H., 2007. Virgilius Bernardus Antonius Lefeber †. -<br />

BembiX 25: 2-5.<br />

Zobel, M.U. & R.J. Paxton, 2007. Is big the best? Queen<br />

size, usurpation and nest closure in a primitively eusocial<br />

sweat bee (Lasioglossum malachurum). - Behavioral Ecology<br />

and Sociobiology 61: 435-447.<br />

61


62<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Aculeaten Aculeaten Aculeaten in in het het buitenland<br />

buitenland<br />

Hymenopterologen<br />

Hymenopterologen-<br />

Hymenopterologen<br />

Tagung Tagung 2008 2008 in Stuttgart<br />

Stuttgart<br />

Pieter van Breugel, Wim Klein, Hans<br />

Nieuwenhuijsen, Theo Peeters & Jan Smit<br />

Vijf leden van de sectie hebben dit symposium<br />

bezocht. Hieronder volgt een kort verslag waarin elk<br />

van deze deelnemers de lezing die hem het meeste<br />

aansprak heeft besproken, met een inleiding door<br />

Pieter van Breugel.<br />

Pieter van Breugel<br />

Inleiding<br />

In het bijzonder prettige gezelschap van Jan Smit,<br />

Wim Klein, Hans Nieuwenhuijsen en Theo Peeters<br />

bezocht ik voor de eerste keer de tweejaarlijkse<br />

Hymenopterologen-Tagung in het Naturmuseum am<br />

Löwentor in Stuttgart, van 3-5 oktober 2008. Het was<br />

duidelijk dat mijn kompanen al langer de weg weten<br />

binnen het wat gecompliceerde netwerk van<br />

hymenopterologen in Duitsland en al op de eerste<br />

avond enkele oude vriendschappen konden ophalen.<br />

Op zaterdag werden veel voordrachten gehouden.<br />

Daarbij was het voor mij treffend, dat er een groot<br />

verschil is tussen de daar gepresenteerde thema’s<br />

inzake hymenoptera en de thematiek waarmee mijn<br />

vier reisgenoten zich gewoonlijk bezig houden. Zij zijn<br />

vooral determinatie- en verspreidingsdeskundigen. De<br />

sprekers echter getuigden allemaal van intensief<br />

wetenschappelijk onderzoek, waarbij het herkennen<br />

van soorten en de verspreiding ervan slechts af en toe<br />

tot thema van de voordracht werd gekozen. En in die<br />

gevallen was soortenonderscheid aan de hand van<br />

DNA-analyse een hot topic. Daarop vormde het<br />

avonturenverhaal van Volker Mauss over zijn reis naar<br />

Oost Turkije op zoek naar de zeldzame pollenwesp<br />

Ceramius palaestinensis een uitzondering.<br />

Voor mijzelf vond ik het een verrijkende ervaring om<br />

eens een inkijkje te krijgen in de keuken van de<br />

experimentele insectenkunde, maar vooral ook een<br />

inkijkje in de karakters en interesses van mijn<br />

reisgenoten. Ik dank hen voor hun vermakelijke<br />

gezelschap, hun betrokkenheid en hun inzet voor mij<br />

persoonlijk.<br />

Wirtspflanzenerkennung oligolektischer Bienen -<br />

Hannah Burger<br />

Persoonlijk vond ik de voordracht van de doortastend<br />

overkomende Hannah Burger (Universität Ulm,<br />

Institut für Experimentelle Ökologie) indrukwekkend.<br />

Haar onderzoek richtte zich op waardplantherkenning<br />

van oligolectische bijen. Daarvoor gebruikte ze<br />

vliegkooien met naïeve (voor het eerst vliegende) en<br />

ervaren vrouwtjes om te achterhalen op welke<br />

factoren, geur of kleur, deze bijen het sterkst reageren.<br />

Daarbij ging ze uit van Osmia adunca in combinatie met<br />

verschillende Echiumsoorten. Hoewel de resultaten niet<br />

allemaal even eenduidig waren, sprak uit haar verhaal<br />

een overtuiging en een dadendrang die weldadig<br />

aandeden. Ook Andrena vaga vormde onderdeel van<br />

haar speurwerk. Geuren blijken doorslaggevend, maar<br />

die uitkomst vormde slechts het begin van een<br />

chemische puzzel, waarbij gaschromatografie en<br />

signaalmetingen aan antennes de basis vormen voor<br />

verder onderzoek naar de juiste chemische<br />

componenten. Vooral dat deze jonge dame ook andere<br />

universiteiten in haar onderzoek wist te betrekken om<br />

de daar aanwezige apparatuur in te zetten, sprak me<br />

aan. Het laat zien dat jonge wetenschappers met groot<br />

enthousiasme bezig kunnen zijn in de wereld van de<br />

hymenoptera.<br />

Wim Klein<br />

De 8 ste Hymenopterologen Tagung in Stuttgart<br />

Om maar meteen met de deur in huis te vallen:<br />

Stuttgart is gewoon erg leuk. Elke keer als die<br />

Hymenopterologen Tagung wordt gehouden is het<br />

feest. Maar dit roept ook de vraag op: hoe moet je<br />

uitleggen dat die Tagung echt leuk is.<br />

Als je het programma leest, zie je praktisch alleen maar<br />

‘droge kost’. Wie wordt er nou wild van een lezing<br />

over DNA-barcoding of over de gevoeligheid van de<br />

antenne van een hommel?<br />

En toch zijn die lezingen – het zijn er erg veel – één<br />

van de leuke dingen van de Tagung: mensen die zich<br />

afgevraagd hebben: ‘hoe werkt iets nou precies?’ Dat<br />

dan tot op de bodem toe uitzoeken en daar verslag van<br />

uitbrengen. Boeiend, vooral als je daarna met nog<br />

meer vragen zit, dan voor die lezing. Als je dan weet<br />

hoe een koekoekshommel een nest van haar waard<br />

vindt met behulp van geurstoffen, dan rijst vervolgens<br />

de vraag op hoe weet die koekoekshommel dat dit nest<br />

al niet door een ander is betrokken? Ook laten die<br />

lezingen zien, dat het allemaal niet zo triviaal, banaal of<br />

vanzelfsprekend is, wat er in het veld tussen wespen


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

en bijen gebeurt, maar uiterst complex en nauwkeurig<br />

afgestemd.<br />

Een andere zaak is dat je op de Tagung steeds weer<br />

iets leert. Bijvoorbeeld het onderscheid tussen ‘naïeve<br />

vrouwtjes’ en ‘ervaren vrouwtjes’; termen die in volle<br />

ernst worden gebruikt. Een naïef vrouwtje is een<br />

vrouwtje dat nog nooit buiten het nest is geweest en<br />

nog nooit een bloem heeft bezocht.<br />

Van de vele lezingen en posters waren mijn inziens<br />

echt goed een lezing over het gedrag van<br />

pollenwespen (Ceramius-wespen) in Turkije vergeleken<br />

met dat in Spanje en een lezing over een vrij<br />

onbekende wespengroep de Rhopalosomatidae. Bij de<br />

laatste van deze twee werd en passant een stevige<br />

knuppel in het fylogenetische hoenderhok gegooid,<br />

maar daarop werd helaas weinig gereageerd. De<br />

spreker merkte op dat nieuw moleculair onderzoek de<br />

huidige ideeën over verwantschap niet ondersteunt en<br />

heel andere verwantschappen aangeeft. Jammer was<br />

het dat Wijnand er dit keer niet bij was, want die zou<br />

zeker wel commentaar hebben gehad.<br />

Maar wat de Tagung in Stuttgart echt tot een feest<br />

maakt, zijn de vele mensen die je ontmoet; mensen die<br />

allemaal op de een of andere manier lol hebben in<br />

wespen (en/of bijen). Te zien en te horen wat zij doen<br />

en hoe zij dat doen, is al mooi, maar het brengt je ook<br />

op ideeën en het leidt tot allerlei stevige discussies.<br />

Alleen daarom is deelnemen aan die<br />

Hymenopterologen Tagung meer dan de moeite<br />

waard.<br />

En misschien ter geruststelling: er wordt niet alleen<br />

maar over bijen en wespen gesproken. Het geheel<br />

vindt plaats in een mooi museum en en passant hoor<br />

je ook iets over bijzondere collecties: een verzameling<br />

van dierenuitwerpselen en alle problemen die zo’n<br />

collectie met zich mee brengt: heel boeiend.<br />

Hans Nieuwenhuijsen<br />

In Stuttgart hebben twee lezingen mijn aandacht<br />

getrokken en daarover wil ik verslag doen. De eerste<br />

werd op zaterdagmorgen gehouden door Christophe<br />

Praz, ook namens Andreas Müller en Silvia Dorn.<br />

Floral specializations in osmiine bees: the role of<br />

pollen nutritional quality and host recognition.<br />

Intrigerend, die term host-recognition, gastheer<br />

herkenning, in de context van de relatie tussen een<br />

oligolectische bij en een plant. Ik kende die term alleen<br />

met betrekking tot parasieten. De parasiet en zijn<br />

gastheer. Maar nu eerst iets over de lezing.<br />

Welke evolutionaire krachten liggen ten grondslag aan<br />

voedselspecialisatie (oligolectie) bij solitaire bijen?<br />

Heeft het te maken met de ‘voedingswaarde’ van het<br />

stuifmeel? Het blijkt dat als je larven van de ene soort<br />

op het stuifmeel van een andere soort laat opgroeien,<br />

en vice versa, er met de ontwikkeling meestal iets mis<br />

gaat. Het soort stuifmeel kan dus een factor zijn in de<br />

ontwikkeling van oligolectie bij bijen. Maar: de larve<br />

van de tronkenbij (Heriades truncorum) kan zich op meer<br />

soorten stuifmeel ontwikkelen. Er moet dus nog een<br />

factor een rol spelen. Zou het een leerproces<br />

(imprinting) kunnen zijn? Het blijkt dat het voedsel,<br />

waarop de larve is opgegroeid geen invloed heeft op<br />

de latere stuifmeel keuze van het volwassen stadium.<br />

Of de larven nu op stuifmeel van Asteraceae of op<br />

ander stuifmeel opgroeiden, de volwassen vrouwtjes<br />

verzamelen allemaal uitsluitend stuifmeel op<br />

Asteraceae. Het is dus duidelijk dat, bij de tronkenbij<br />

althans, het nog een andere factor is, die oligolectie<br />

bepaalt: een neurologische factor - lees: een<br />

aangeboren gedraging.<br />

Nog even terug naar oligolectische bij- plant (= host)<br />

relatie. Ik besef weer duidelijk dat het een<br />

symbiotische realtie is: de bij levert<br />

voortplantingsdiensten aan de plant en de plant levert<br />

voedsel. En ik besef ook het deficit van<br />

soortbescherming van bijvoorbeeld (oligolectische)<br />

bijen Je moet relaties beschermen zoals in dit geval<br />

plantensoort en bij.<br />

De tweede lezing, op zondag, die me aan het denken<br />

zette was die van Jennifer Brodmann, ook namens<br />

Robert Twele, Wittko Francke & Manfred Ayasse.<br />

Orchidee betreibt chemische Mimikry und lockt<br />

Beute-jagende Wespen zur Bestäubung an.<br />

Let op de fascinerende redenatie. Veel parasitaire<br />

wespen reageren op de stoffen, die uit een blad<br />

vrijkomen als eraan geknaagd wordt door bijvoorbeeld<br />

een rups. Die stoffen noemt men GLV’s (green leaves<br />

volatiles). De wesp reageert op deze stoffen en vindt<br />

zo zijn gastheer (host). Volgens mij is er in<br />

Wageningen veel onderzoek naar dit verschijnsel<br />

gedaan, maar dat meldt de spreekster niet. Limonaden<br />

wespen bestuiven de breedbladige wespenorchis<br />

(Epipactis helleborine). Produceert de bloem misschien<br />

ook GLV’s om de wespen aan te trekken? Dat blijkt<br />

inderdaad zo te zijn. De wespen reageren blijkbaar op<br />

deze stoffen om een prooi te vinden, maar vinden de<br />

orchidee en die levert ze geen prooi maar nectar. De<br />

orchidee vertoont chemische mimicry. Deze term vind<br />

ik wel wat ver gezocht: een orchidee, die een<br />

beschadigd groen blad nadoet. Pas nu ik dit schrijf<br />

bedenk ik dat ik iets had moeten vragen over de<br />

concentratie (intensiteit) van de door de bloem<br />

afgegeven GLV’s. Nico Vereecken opende vorig jaar<br />

de entomologendag in Ede met een verhaal over<br />

Ophrys en zijn bestuivers. Hij meldde dat de orchidee<br />

niet alleen de vorm een vrouwtjesbij nabootst maar<br />

ook een feromoon afgeeft dat hetzelfde is als dat wat<br />

het vrouwtje produceert om mannetjes aan te trekken.<br />

Alleen de orchidee geeft het af in een veel hoger<br />

concentratie. Gedragsbiologen noemen dat een<br />

supranormale prikkel. Dat moet wel want de orchidee<br />

63


moet concurreren met de vrouwtjes. Mijn vraag had<br />

moeten zijn: is dit ook bij de GLV’s van Epipactis het<br />

geval? Maakt ie extra veel GLV’s alsof er een leger<br />

rupsen aan hem knaagt? Dat moet haast wel. Curieus<br />

is dat een andere spreker in Stuttgart aantoonde, maar<br />

ik weet niet meer of het ook over GLV’s ging, dat uit<br />

beschadigde planten de stoffen in zulke lage<br />

concentraties vrijkomen dat het de vraag is of<br />

parasitaire wespen daarop reageren. Hij toonde aan dat<br />

met name stoffen uit rupsenpoep de wespen<br />

aantrekken. Jammer, hè, deze discussie achteraf, ik<br />

moet over twee jaar toch alerter zijn.<br />

Theo Peeters<br />

Drie dolle dagen zijn het!<br />

We hebben altijd veel lol, voeren tevens serieuze<br />

gesprekken en maken plannen tijdens de reis en het<br />

avondeten. Ik verheug me altijd op deze dagen, want je<br />

praat weer eens wat langer met collega’s, legt nieuwe<br />

contacten en slokt in korte tijd veel nieuwe kennis op<br />

in een ongedwongen, eenvoudige sfeer.<br />

De praatjes en posters zijn in het algemeen van goede<br />

kwaliteit, maar ook ik heb zo mijn voorkeuren. Vooral<br />

de onderzoekingen van Michael Ohl en de<br />

onderzoekslijn van Andreas Müller spreken me aan.<br />

Ook deze keer waren dat voor mij de krenten uit de<br />

pap. Volker Lohrmann, een student van Michael Ohl,<br />

gaf een overzicht van de fylogenie van de Vespoidea.<br />

Die Rhopalosomatiden – eine wenig bekannte<br />

Familie parasitoider Wespen und die Phylogenie<br />

der Vespiden.<br />

De angeldragers (Hymenoptera Aculeata) kunnen we<br />

in drie grote groepen verdelen: de Chrysidoidea<br />

(goudwespachtigen), de Apoidea (graafwespen en<br />

bijen) en de Vespoidea (overige wespachtigen), waarbij<br />

de Chrysidoidea als de meest basale groep van de<br />

angeldragers worden beschouwd (Brothers 1999, zie<br />

ook Peeters et al 2004). De verwantschappen tussen<br />

de 10 families (Formicidae, Mutllidae, Sapygidae,<br />

Tiphiidae, Sierolomorphidae, Bradynobaenidae,<br />

Rhopalosomatidae, Scoliidae, Pompilidae en<br />

Vespidae) die tegenwoordig worden onderscheiden<br />

binnen de Vespoidea worden verschillend<br />

geïnterpreteerd. Lohrmann ging kort in op de<br />

resultaten van een recente moleculair-fylogenetische<br />

studie van Pilgrim et al. (2008). Daarin worden, zoals<br />

verwacht, de Vespoidea als een parafyletische groep<br />

beschouwd. Tevens laat deze studie zien dat de<br />

Bradynobaenidae, Tiphiidae en de Mutillidae niet<br />

monofyletisch zijn en wordt een geheel nieuwe<br />

indeling van de aculeata met 8 i.p.v. 3 superfamilies<br />

voorgesteld. De tijd zal ons leren of deze nieuwe visie<br />

ondersteund en gevolgd gaat worden. Feit is dat er<br />

weer spannende ontwikkelingen gaande zijn in de<br />

64<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

systematiek van de angeldragers die nieuwe<br />

evolutionaire lijnen laten zien.<br />

Van enkele van de vespoide families zoals<br />

bijvoorbeeld de Sierolomorphidae en de<br />

Rhopalosomatidae weten we zeer weinig. Lohrmann<br />

bestudeert o.a. een van deze families namelijk de<br />

Rhopalosomatidae. Dit is een kleine familie van<br />

parasitair levende angeldragende wespen, die tot op<br />

heden vooral gevonden worden in tropische en<br />

subtropische regio’s. Als gastheren worden<br />

waarschijnlijk alleen nymphen van krekels<br />

(Orthoptera: Gryllidae) gebruikt. De meeste soorten<br />

zijn actief in de schemering of ’s nachts. Pas door de<br />

inzet van malaisevallen zijn deze dieren in aantal<br />

gevangen. Townes (1977) was de eerste die een goede<br />

revisie van de familie publiceerde. Hij onderscheidde<br />

vier genera: Olixon, Liosphex, Paniscomima en<br />

Rhopalosoma. Lohrmann ging kort in op de revisie van<br />

het genus Liosphex waaraan hij momenteel werkt<br />

(Lohrmann & Ohl, in voorbereiding).<br />

Systematik und Biogeographie der australischen<br />

Rhopalosomatidae.<br />

Ook een van de onderzoeken van de nieuwe<br />

Hymenoptera-curator van het museum in Stuttgart,<br />

Lars Krogmann, vult een deel van het gat in onze<br />

kennis wat betreft Rhopalosomatidae. Hij gaf een<br />

overzicht van de systematiek en de biogeografie van de<br />

australische soorten van deze familie die allen tot het<br />

genus Olixon behoren. Wereldwijd waren tot op heden<br />

slechts 11 soorten van dit genus beschreven, waarvan<br />

twee uit Australië. De soorten van het genus Olixon<br />

zijn vleugelloos en lijken sterk op mieren. Tijdens een<br />

groot Australisch onderzoeksproject met potvallen<br />

werden 17 soorten gevonden waarvan er maar liefst 15<br />

als nieuw zullen worden beschreven (Krogmann et al.<br />

in druk).<br />

Een geheel andere onderzoekslijn, die op de<br />

achtergrond ook sterk gestuurd wordt door<br />

afstamming, is gericht op de ontrafeling van het<br />

bloembezoek van bijen. Andreas Müller was dit keer<br />

zelf verhindert. Twee studenten van hem<br />

presenteerden echter een mooi overzicht van de<br />

activiteiten van zijn onderzoeksgroep in de afgelopen<br />

twee jaren. In het onderzoek van Christophe Praz<br />

werden de larven van vier oligolectische bijen<br />

gedwongen zich te voeden met pollen van andere<br />

bloemplanten.<br />

Floral specializations in osmiine bees: the role of<br />

pollen nutritional quality and host recognition.<br />

In tabel 1. worden de resultaten van dit onderzoek<br />

kort weergegeven.<br />

De pollen van vijf verschillende plantenfamilies zijn<br />

niet allemaal geschikt als larvenvoedsel voor bijen en<br />

de larven van vier oligolectische bijensoorten<br />

verschillen sterk in de mogelijkheden die ze hebben<br />

om verschillende pollensoorten te gebruiken voor hun<br />

ontwikkeling (Praz et al. 2008a).


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

De larven van b.v. Heriades truncorum kunnen zich dus<br />

ontwikkelen op diverse pollenmenu’s. Maar zullen<br />

larven die opgroeien met pollen van een bepaalde<br />

plant als adult ook die plant als voedselbron kiezen<br />

(inprintingtheorie)? En zullen vrouwtjes van H.<br />

truncorum bij afwezigheid van hun waardplanten<br />

(Asteraceae) andere geschikte pollenbronnen kiezen?<br />

Een experiment met Heriades truncorum in vliegkooien<br />

toonde dat alle bijen, al of niet opgegroeid met<br />

uitsluitend pollen van Echium of Campanula, alleen<br />

maar pollen verzamelden op Asteraceae. Wanneer ze<br />

gedwongen werden alleen op Echium of Campanula hun<br />

pollen te verzamelen stopten ze met de<br />

nestbouwactiviteiten. Waardplantkeuze is een<br />

(genetisch?) vastliggende eigenschap bij de Tronkenbij<br />

(Heriades truncorum) en oligolectie lijkt bij deze soort<br />

eerder een neurologische dan een fysiologische<br />

‘beperking’ te hebben (Praz et al. 2008b).<br />

Muster der Wirtspflanzenwahl bei Bienen der<br />

Gattung Chelostoma.<br />

Claudio Sedivy onderzocht de pollenladingen van 35<br />

van de ongeveer 60 soorten van het genus Chelostoma<br />

wereldwijd. Tevens werd de fylogenie van deze<br />

soorten geanalyseerd aan de hand van morfologische<br />

kenmerken en kenmerken van vier genen. Twee<br />

Chelostoma-soorten bleken polylectisch, alle andere<br />

soorten waren streng oligolectisch. En de beide<br />

polylectische soorten hebben zich ontwikkelt uit<br />

oligolectische vooroudersoorten. Vaak worden door<br />

Chelostoma-soorten pollen verzameld van niet aan<br />

elkaar verwante plantenfamilies met echter visueel zeer<br />

sterk op elkaar lijkende bloemen. Hij besloot met een<br />

hypothese voor de evolutie van waardplantenkeuzen<br />

bij bijen waarin fysiologische en neurologische<br />

beperkingen een rol spelen (Sedivy et al., in druk).<br />

Wirtspflanzenerkennung oligolektischer Bienen<br />

Hannah Burger tenslotte gaat nog een stapje verder en<br />

onderzoekt of in bepaalde hersendelen van<br />

oligolectische bijen (ze gebruikt Andrena vaga)<br />

aanpassingen te vinden zijn die het waarnemen van<br />

specifieke geurstoffen van waardplanten<br />

vergemakkelijken. Dit onderzoek is echter nog niet<br />

afgerond.<br />

Dat waren voor mij de inhoudelijke ‘highlights’ van<br />

deze drie dolle dagen. (Kwa-)Jongens ik verheug me<br />

nu al onze volgende reis!<br />

Literatuur<br />

Brothers, D.J., 1999.<br />

Phylogeny and<br />

evolution of wasps,<br />

ants and bees<br />

(Hymenoptera,<br />

Chrysidoidea,<br />

Vespoidea and<br />

Apoidea). - Zoologica<br />

Scriptica <strong>28</strong>: 233-249.<br />

Pilgrim, E.M., C.D. von Dohlen & J.P. Pitts, 2008.<br />

Molecular phylogenetics of Vespoidea indicate paraphyly<br />

of the superfamily and novel relationships of its<br />

component families and subfamilies. - Zoologica Scripta<br />

37 (5): 539-560.<br />

Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008a. Specialized bees fail<br />

to develop on non-host pollen: do plants chemically<br />

protect their pollen? - Ecology 89 (3): 795-804.<br />

Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008b. Host recognition in<br />

a pollen-specialist bee: evidence for a genetic basis. -<br />

Apidologie, in druk<br />

Sedivy, C., C.J. Praz, A. Müller, A. Widmer & S. Dorn,<br />

2008. Patterns of host-plant choice in bees of the genus<br />

Chelostoma: the constraint hypothesis of host-range<br />

evolution in bees. - Evolution, in druk<br />

Townes, H., 1977. A revision of the Rhopalosomatidae<br />

(Hymenoptera). - Contributions of the American<br />

Entomological Institute 15 (1): 1-34.<br />

Asteraceae Campanula Ranunculus Echium Brassicaceae<br />

Heriades truncorum goed goed niet goed goed<br />

Chelostoma rapunculi niet goed niet niet niet<br />

Chelostoma florisomne niet goed goed - goed<br />

Hoplitis adunca niet - - goed -<br />

Tabel 1. Ontwikkeling van bijenlarven op verschillende pollenbronnen.<br />

Goed = merendeel van de larven overleeft; Niet = merendeel van de larven sterft.<br />

Jan Smit<br />

Mij sprak het verhaal van Volker Mauss over de<br />

onderzoekingen die hij samen met Andreas Müller en<br />

Erol Yildirim gedaan heeft naar de biologie van<br />

Ceramius palaestinensis zeer aan. Waarschijnlijk omdat ik<br />

een zwak heb voor plooivleugelwespen en daarbij in<br />

het bijzonder voor pollenwespen. Zelf ben ik wespen<br />

van het genus Ceramius nog nooit tegen gekomen in<br />

bijvoorbeeld Spanje. Voornamelijk doordat ik niet in<br />

de juiste tijd op vakantie kan gaan.<br />

Untersuchungen zur Biomomie der Pollenwespe<br />

Ceramius palaestinensis (Giordani Soika, 1957) in<br />

der Osttürkei (Hymenoptera, Vespidae,<br />

Masarinae).<br />

In een week tijd hebben deze mannen een heleboel<br />

informatie kunnen achterhalen over de biologie van<br />

deze wesp. Er werd verondersteld dat deze soort erg<br />

zeldzaam is, dat klopte als je de tot dan bekende<br />

gegevens bekeek. Maar zij vonden een aantal zeer<br />

grote kolonies in Oost-Turkije. Deze wesp is verder<br />

aangetroffen in Syrië en Israël.<br />

Deze solitaire pollenwesp maakt een ‘schoorsteen’ op<br />

het nest, wat veel soorten van dit genus doen. Het nest<br />

wordt gegraven in de grond, waarbij de vrouwtjes<br />

water gebruiken om de grond weker te maken.<br />

Daarom zijn de vrouwtjes veelvuldig waar te nemen<br />

bij het water halen. Ook van mannetjes is<br />

65


wateropname waargenomen, maar onduidelijk is welk<br />

doel dit heeft.<br />

De nestgang gaat recht de grond in en de broedcellen<br />

liggen er omheen gerangschikt.<br />

Ceramius palaestinensis is op de plekken die zij<br />

onderzocht hebben oligolectisch op Trifolium-soorten,<br />

dat bleek uit het bloembezoek en door de analyse van<br />

pollen uit de nesten.<br />

De mannetjes patrouilleren langs de waterplaatsen,<br />

groeiplaatsen van de pollenplanten en bij de<br />

nestaggregaties. Mannetjes slapen vaak samen met een<br />

vrouwtje in een nest, wat hier de reden voor was<br />

hebben ze niet kunnen achterhalen.<br />

Helaas hebben deze entomologen niet alles kunnen<br />

onderzoeken, want door militaire restricties was hun<br />

onderzoekstijd beperkt tot een week. De biologie van<br />

deze pollenwesp is voor een groot deel bekend<br />

geworden, maar de onderzoekers zijn ook met een<br />

aantal nieuwe vragen terug gekomen.<br />

Data Data va van va va n Colletes Colletes Colletes Colletes<br />

hederae hederae hederae hederae gevraagd<br />

gevraagd<br />

Nicolas Vereecken<br />

Stuart Roberts (chairman BWARS) and I are preparing<br />

an update of our Colletes hederae data harvested during<br />

the past few years and this year. I have attached a<br />

distribution map of all the data we have on hand right<br />

now. As you can see, there are regions where we have<br />

virtually no data and others that have been a bit more<br />

investigated.<br />

We would like to know if you would like to take part<br />

in this contribution to the next issue of OSMIA by<br />

providing the data you have recently gathered from<br />

66<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

your country and neighbouring regions. We have<br />

agreed that anyone willing to participate should share<br />

their data at the resolution they are comfortable with<br />

(down to an individual building ... or at much larger<br />

scales, e.g. 10x10km). We will then make the data<br />

collected available only to contributors at that<br />

resolution, and if anyone needs anything at a higher<br />

resolution... then they should ask the original recorder.<br />

This project is not limited to the biogeography. I have<br />

now started a 4-year post-doc, and my research will<br />

focus on the Colletes succinctus group (among other<br />

things, see http://student.vub.ac.be/~nvereeck/Postdoc/Post-doc.html),<br />

especially on female sex<br />

pheromone evolution, interactions with the sexually<br />

deceptive beetle Stenoria analis, and population genetics<br />

of at least 3 species (C. hederae, C. succinctus & C.<br />

halophilus). We will use a phylogeography approach in<br />

order to address several of the general issues below:<br />

1. How does the biogeography impact on the genetic<br />

variation within species, both within and among<br />

populations?<br />

2. Where did C. hederae originate from? Is it from Italy<br />

or the Iberian Peninsula (or elsewhere)?<br />

3. Are the cleptoparasite populations more or less<br />

differentiated compared to their host's?<br />

Addressing these questions will require collecting fresh<br />

material in 95% ethanol from as many populations and<br />

regions as possible. I will provide material such as<br />

eppendorfs, labels and ethanol to anybody willing to<br />

collaborate, and I would optimally need ca. 15 samples<br />

per population for each taxon you think you can<br />

sample in your area, starting this or next year. The<br />

project lasts for 3 seasons, so you can e.g. focus on<br />

different areas in your neighbourhood each year.<br />

There will be opportunities to be associated to<br />

publications at different levels of this project,<br />

depending on sampling efforts and input. The project<br />

will be primarily carried out in collaborations with my<br />

supervisors and colleagues:<br />

- Dr Patrick Mardulyn, University of Brussels, Belgium<br />

- Prof. Florian P. Schiestl, University of Zürich, Switzerland<br />

- Dr Robert J Paxton, University of Belfast, Ireland<br />

- Dr Michael Kuhlmann, Natural History Museum of<br />

London, United Kingdom<br />

- Mr Stuart Roberts, University of Reading, United<br />

Kingdom and chairman of BWARS:<br />

http://www.bwars.com/<br />

Nicolas J. Vereecken<br />

FNRS Post-doctoral Researcher<br />

Behavioural and Evolutionary Ecology<br />

Free University of Brussels CP 160/12<br />

Av. F.D. Roosevelt, 50<br />

B-1050 Brussels<br />

Belgium<br />

E-mail: nicolas.vereecken@ulb.ac.be<br />

nicolas.vereecken@systbot.uzh.ch


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Oproepen<br />

Oproepen<br />

Oproep Oproep penningmeester<br />

penningmeester<br />

Beste mensen, zoals gewoonlijk in dit najaarsnummer<br />

de oproep om je contributie voor de sectie<br />

Hymenoptera van € 10,- voor 2009 te voldoen voor 1<br />

januari 2009 op girorekening 6435909 t.n.v. H.<br />

Nieuwenhuijsen, Frans Halsstraat 10, 1816 CN<br />

Alkmaar.<br />

Onder vermelding van ‘contributie sectie<br />

Hymenoptera + ja(a)r(en)’.<br />

In het voorjaarsnummer is de ledenlijst verschenen<br />

met de stand van de betaling van het<br />

lidmaatschapsgeld. Wie alsnog niet betaalde voor 1<br />

juni werd geschrapt als lid en ontvangt dit nummer<br />

niet.<br />

Oproep Oproep Universiteit<br />

Universiteit<br />

Groningen Groningen<br />

Groningen<br />

INHEEMSE INSECTEN OP UITHEEMSE<br />

PLANTENSOORTEN<br />

De gevolgen van ‘exoten’ voor de <strong>Nederlandse</strong> natuur<br />

baren veel natuurbeschermers en beleidsmakers<br />

terecht grote zorgen. Meestal wordt daarbij gedacht<br />

aan verstoring van <strong>Nederlandse</strong> ecosystemen door het<br />

binnendringen van uitheemse soorten. Maar het hoeft<br />

niet bij dit soort ecologische effecten te blijven. Een<br />

nieuw onderzoeksproject onderzoekt of <strong>Nederlandse</strong><br />

insecten ook mee-evolueren met deze veranderingen in<br />

hun ecosystemen.<br />

In een samenwerkingsverband tussen de<br />

Rijksuniversiteit Groningen en Naturalis in Leiden zal<br />

onderzocht worden of inheemse insecten die<br />

overstappen naar exotische struiken en bomen zich<br />

aanpassen aan hun nieuwe waardplanten. Gezocht zal<br />

worden naar morfologische, genetische en evt.<br />

fenologische verschillen.<br />

We denken hierbij vooral aan de specialisten onder de<br />

insecten (monofage of oligofage soorten). Het kan<br />

gaan om soorten die van de bladeren, de wortels of het<br />

hout eten, of zich ontwikkelen in de noten en<br />

vruchten.<br />

We kunnen jullie hulp goed gebruiken bij het zoeken<br />

naar en selecteren van kansrijke soorten. Aan jullie, als<br />

specialisten op het gebied van insecten, dan ook de<br />

vraag of jullie kansrijke voorbeelden hebben voor dit<br />

project.<br />

Reageer bij voorkeur direct via de E-mail:<br />

k.meijer@rug.nl<br />

Voor meer informatie over het project en voor een<br />

lijst van voorlopig geselecteerde houtige gewassen: nog<br />

te creëren website.<br />

Bij voorbaat dank voor jullie medewerking. Met<br />

vriendelijke groet,<br />

Kim Meijer (RuG)<br />

Menno Schilthuizen (Naturalis, RuG)<br />

Leo Beukeboom (RuG)<br />

Oproep Oproep gegevens gegevens<br />

gegevens<br />

excursie excursie excursie Tiengemeten<br />

Tiengemeten<br />

De najaarsexcursie van de sectie op 16 augustus 2008<br />

ging naar het eiland Tiengemeten. Met prachtig weer<br />

hebben we dit eiland voor een deel onderzocht. Willen<br />

de deelnemers aan deze excursie hun gegevens<br />

doorgeven? Per e-mail: smit.jan@hetnet.nl, of per<br />

post. Aanvullende ecologische gegevens, zoals korte<br />

omschrijvingen van de vindplaats, bloembezoek,<br />

prooi, enzovoort, zijn zeer welkom.<br />

Vervolgens maakt Hans Nieuwenhuijsen er weer een<br />

mooi verslag van voor het volgende nummer van<br />

<strong>Bzzz</strong>.<br />

Oproep Oproep ‘Leuke<br />

‘Leuke<br />

waarnemingen waarnemingen in in 2008’<br />

2008’<br />

Beste hymenoptera-liefhebbers, in het volgende<br />

nummer van <strong>Bzzz</strong> (nr. 29) komt weer de traditionele<br />

rubriek "Leuke waarnemingen" van het afgelopen jaar<br />

met het overzicht van vangsten en waarnemingen, die<br />

het vermelden waard zijn.<br />

Willen jullie voor deze rubriek de leuke, interessante<br />

en verrassende vangsten en waarnemingen van het<br />

afgelopen seizoen (2008) vóór de kopijdatum (1 maart<br />

2009) opsturen naar de redactie: Voermanstraat 14,<br />

6921 NP, Duiven, of per e-mail: smit.jan@hetnet.nl<br />

67


Mededelingen<br />

Mededelingen<br />

Studiedag tudiedag HHHHylaeus ylaeus ylaeus ylaeus<br />

Onder leiding van Ivo Raemakers<br />

Op zaterdag 24 januari 2009 wordt de gebruikelijke,<br />

jaarlijkse studiedag van de sectie Hymenoptera in<br />

Amsterdam gehouden. Deze studiedag richt zich op de<br />

maskerbijen (Hylaeus). Dit is een genus van kleine,<br />

grotendeels zwarte bijtjes dat menigeen hoofdpijn<br />

bezorgt bij het determineren. Ivo Raemakers zal<br />

proberen aan te tonen dat die hoofdpijn vooral<br />

samenhangt met het kleine formaat en het<br />

onvoldoende prepareren van de determinatie-objecten.<br />

De meeste inheemse soorten hebben namelijk wel<br />

degelijk 'sluitende' morfologische kenmerken.<br />

Hopelijk draagt deze studiedag bij aan wat meer<br />

inventarisatie- en determinatie-aandacht voor de<br />

soorten van dit genus. Hun arealen zijn onder invloed<br />

van de recente reeks warme zomers namelijk flink in<br />

beweging, ook al omdat maskerbijen over het<br />

algemeen niet al te veel eisen aan hun omgeving<br />

stellen. Het simpelweg in de gaten houden van de<br />

soorten in de tuin kan al interessante (biogeografische)<br />

resultaten opleveren.<br />

's Ochtends zal Ivo eerst kort ingaan op de<br />

systematiek, om daarna vooral aandacht te besteden<br />

aan de ecologie en belangrijke morfologische<br />

kenmerken. Deze morfologishe kenmerken en een<br />

aantal relevante soorten zullen met behulp van de<br />

altijd aanwezige ''microscoop-televisie" worden<br />

getoond. Vervolgens kan iedereen zelf aan de slag<br />

met meegenomen, eigen materiaal. Ter ondersteuning<br />

zal referentie-materiaal van alle inheemse soorten<br />

aanwezig zijn en fungeert Ivo, hopelijk gesecondeerd<br />

door Jeroen de Rond, als vraagbaak.<br />

Datum en tijd<br />

Zaterdag 24 januari 2009, 10.30 uur tot 16.00 uur.<br />

Noteer maar vast in je agenda!<br />

Plaats<br />

Zoölogisch Museum afd. Entomologie, Plantage<br />

Middenlaan 64, Amsterdam.<br />

Bereikbaarheid<br />

Openbaar vervoer: vanaf het Centraal Station neem je<br />

tramlijn 9, uitstappen bij halte Plantage Badlaan<br />

68<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

(vroeger halte St. Jacob), dat is één halte voorbij de<br />

halte voor Artis.<br />

Per auto: Ringweg Amsterdam (A10), afslag S113<br />

(Diemen, Watergraafsmeer), Middenweg op gaan,<br />

richting centrum, helemaal uitrijden tot de rotonde,<br />

daar linksaf. Meteen rechts over de brug, rechtdoor<br />

over de volgende brug en je bent in de Plantage<br />

Middenlaan. Na ca. 150 meter ligt links het museum,<br />

tegenover de stenen dinosauriërs van Artis. De ingang<br />

van het museum bestaat uit een grote houten boog<br />

met allemaal ramen en in het midden een deur. Hier<br />

aanbellen.<br />

De auto’s kunnen worden geparkeerd op de<br />

Mauritskade, daarvoor eerst even melden bij het<br />

museum voor de sleutel.<br />

Meenemen<br />

Zo mogelijk binoculair plus verlichting. Er is een<br />

beperkt aantal binocs aanwezig, maar je werkt toch het<br />

prettigste met je eigen spullen. Dieren om te<br />

determineren, of die je wilt laten controleren, omdat je<br />

er zelf niet goed uit komt.<br />

Lunchpakket.<br />

Voor de koffie en de thee wordt gezorgd.<br />

Literatuur<br />

Amiet, F., A. Müller & R. Neumeyer, 1999. Fauna<br />

Helvetica 4. Apidae 2. Colletes, Dufourea, Hylaeus,<br />

Nomia, Nomioides, Rhophitoides, Rophites, Sphecodes,<br />

Systropha. - Centre suisse de cartographie de la faune<br />

& Schweizerische <strong>Entomologische</strong> Gesellschaft, 219<br />

p.<br />

Dathe, H.H., 1980. Die Arten der Gattung Hylaeus F.<br />

in Europa. – Mitteilungen aus dem zoologischen<br />

Museum in Berlin 56: 207-294.<br />

Dathe, H.H., A. von der Heide & R. Witt, 1996.<br />

Nachweis einer neuen Maskenbiene für Europa –<br />

Hylaeus lepidulus Cockerell, 1924 (Hymenoptera,<br />

Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Nachrichten und<br />

Berichte 40: 157-163.<br />

Koster, A. 1986. Het genus Hylaeus in Nederland<br />

(Hymenoptera, Colletidae). – Zoölogische Bijdragen<br />

36: 1-120.


Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Veranderingen Veranderingen in in de de<br />

de<br />

ledenlijst<br />

ledenlijst<br />

Per 1 november 2008, aantal leden 71.<br />

Nieuw<br />

Aad van Diemen ’t Haantje 20<br />

4854 MV Bavel<br />

Tel: 0161-431951 gallus12@casema.nl<br />

Jochem Kuhnen Goudenregenstraat 5<br />

6573 XN Beek Ubbergen<br />

Y. Taams-Neuhaus Irisstraat 1<br />

1511 ET Oostzaan<br />

Adreswijziging<br />

R.L. Veenendaal Eper Veste 57<br />

8161 AD Epe<br />

Kopij Kopij-sluitingsdatum<br />

Kopij sluitingsdatum<br />

sluitingsdatum<br />

voor voor nummer nummer 29 29: 29<br />

1 1 maart maart 2009<br />

2009<br />

Bestuur sectie Hymenoptera<br />

Voorzitter<br />

Jan Smit<br />

Voermanstraat 14<br />

6921 NP Duiven<br />

0316 – <strong>28</strong>4793<br />

smit.jan@hetnet.nl<br />

Penningmeester<br />

Hans Nieuwenhuijsen<br />

Frans Halsstraat 10<br />

1816 CN Alkmaar<br />

072 - 5113975<br />

Giro: 6435909<br />

hnieuwenhuijsen@zonnet.nl<br />

Secretaris<br />

Frank van der Meer<br />

Coevordenstraat 218<br />

2541 SP Den Haag<br />

070-3669693<br />

halictus@wanadoo.nl<br />

69


Inhoud Inhoud <strong>Bzzz</strong> <strong>Bzzz</strong> <strong>28</strong> <strong>28</strong><br />

<strong>28</strong><br />

70<br />

Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />

Redactioneel ..............................................................................................................................................................................36<br />

Veldobservaties.........................................................................................................................................................................37<br />

Veldobservaties....................................................................................................................................................................37<br />

De zilveren zandbij (Andrena argentata) in de Schoorlse Duinen..................................................................................37<br />

Nomada leucophthalma............................................................................................................................................................39<br />

Artikelen.....................................................................................................................................................................................40<br />

De harkwesp Bembix rostrata...............................................................................................................................................40<br />

Verwarrende bijen ...............................................................................................................................................................44<br />

Xenos vesparum komt hogerop.............................................................................................................................................46<br />

Malaiseval geeft ander bijenbeeld op Texel.....................................................................................................................47<br />

De klimopbij (Colletes hederae) is de Westerschelde over (Hymenoptera, Apidae).....................................................48<br />

Literatuur ...................................................................................................................................................................................51<br />

Boekbespreking: The Sand Wasps....................................................................................................................................51<br />

Enkele overdenkingen bij Evans & O’Neills Sand Wasps ...........................................................................................52<br />

Boekbespreking: Uitgerangeerd ........................................................................................................................................53<br />

Korte mededeling................................................................................................................................................................54<br />

Boekbespreking: Bijen en wespen in Zeeland ................................................................................................................54<br />

Boekbespreking: Passie voor kleine beestjes...................................................................................................................56<br />

AcuBieb 2007.......................................................................................................................................................................57<br />

Aculeaten in het buitenland ....................................................................................................................................................61<br />

Aculeaten in het buitenland ....................................................................................................................................................62<br />

Hymenopterologen-Tagung 2008 in Stuttgart................................................................................................................62<br />

Data van Colletes hederae gevraagd ......................................................................................................................................66<br />

Oproepen...................................................................................................................................................................................67<br />

Oproep penningmeester.....................................................................................................................................................67<br />

Oproep Universiteit Groningen........................................................................................................................................67<br />

Oproep gegevens excursie Tiengemeten .........................................................................................................................67<br />

Oproep ‘Leuke waarnemingen in 2008’...........................................................................................................................67<br />

Mededelingen ............................................................................................................................................................................68<br />

Studiedag Hylaeus.................................................................................................................................................................68<br />

Veranderingen in de ledenlijst ...........................................................................................................................................69<br />

Kopij-sluitingsdatum voor nummer 29:...........................................................................................................................69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!