Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging
Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging
Bzzz 28 - Nederlandse Entomologische Vereniging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In dit nummer onder meer:<br />
Nieuwsbrief<br />
Sectie Sectie Sectie Hymenoptera<br />
Hymenoptera<br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
<strong>Vereniging</strong><br />
De zilveren zandbij (Andrena argentata) in de Schoorlse duinen<br />
De harkwesp Bembix rostrata. Een literatuurstudie<br />
Xenos vesparum komt hogerop<br />
nummer <strong>28</strong><br />
november 2008
Foto voorpagina: Bembix rostrata, vrouwtje, gravend.<br />
Foto: Pieter van Breugel.<br />
Vormgeving: Jan Smit.<br />
Druk: Drukkerij Presikhaaf, Arnhem.<br />
Redactioneel<br />
Redactioneel<br />
In het vorige nummer van onze nieuwsbrief (<strong>Bzzz</strong> 27)<br />
hebben we de leden gevraagd op welke manier men<br />
<strong>Bzzz</strong> het liefste wil ontvangen, op papier of digitaal.<br />
Helaas hebben we van slechts 16% van de leden<br />
hierop respons gekregen en daarvan was de grote<br />
meerderheid voor het handhaven van de papieren<br />
uitgave. Vandaar opnieuw een vers gedrukte editie van<br />
<strong>Bzzz</strong> op papier.<br />
Het nummer is weer goed gevuld, met een aantal<br />
artikelen van gevarieerde lengte. Hans Nieuwenhuijsen<br />
maakt een start met een nieuwe rubriek:<br />
Veldobservaties. Hij trapt af met een artikel over<br />
Andrena argentata in de Schoorlse duinen. Meteen<br />
gevolgd doot een kort stukje over Nomada<br />
leucophthalma, door Henk Beers.<br />
Bij de ‘Artikelen’ heeft Theo Peeters een<br />
literatuurstudie gecombineerd met veldwaarnemingen<br />
over Bembix rostrata. Rosita Bink-Moenen is in de war<br />
geraakt door drie nauw-verwante Colletes-soorten. Jan<br />
Smit en John Smit melden het naar het noorden<br />
opschuiven van Xenos vesparum. De uirbreiding van<br />
Colletes hederae wordt besproken door Jan Smit en<br />
Albert de Wilde.<br />
Verder een kort artikeltje over vangsten met<br />
malaisevallen.<br />
36<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
ISSN 1387-1773<br />
Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de<br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Entomologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
Redactie<br />
H. Nieuwenhuijsen, T. Peeters, J. Smit<br />
Redactieadres<br />
Voermanstraat 14, 6921 NP Duiven<br />
e-mail: smit.jan@hetnet.nl<br />
Website<br />
www.nev.nl/hymenoptera/<br />
Bij ‘Literatuur’ worden 4 recente uitgaven besproken.<br />
En, zoals intussen een goede gewoonte is, in het<br />
laatste nummer van het jaar, de literatuur van het<br />
voorgaande jaar (2007) bijeen vergaard door Theo<br />
Peeters in ‘AcuBieb’.<br />
Een vijftal leden van de sectie heeft de Tagung in<br />
Stuttgart bezocht in het eerste weekend van oktober,<br />
ze doen hiervan verslag bij ‘Aculeaten in het<br />
buitenland’. Hier ook een oproep om vangsten van<br />
Colletes hederae aan te leveren.<br />
Let vooral ook op de oproepen, zo wordt er gevraagd<br />
de bijdrage voor 2009 over te maken, en er is een<br />
oproep van de universiteit in Groningen voor hulp.<br />
En stuur de leuke vangsten van 2008 weer op, zodat<br />
we daarvan een overzicht kunnen maken in nummer<br />
29.<br />
De studiedag van de sectie op 24 januari 2009 wordt<br />
aangekondigd bij ‘Mededelingen’.<br />
Raymond Broersma heeft de samenvattingen bij de<br />
artikelen in het engels vertaald, waarvoor onze dank.<br />
Op 29 april 2008 is Dr. H.H. Evenhuis, één maand na zijn 89ste verjaardag, overleden. Hij was sinds 1942<br />
lid van de NEV en sinds 1995 lid van onze sectie. Zijn belangstelling ging uit naar de algemene entomologie<br />
en hij hield zich bezig met de Charipidae, een familie van de parasitaire wespen.<br />
In een volgend nummer zullen we een In Memoriam aan hem wijden.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Veldobservaties<br />
Veldobservaties<br />
Veldobservaties<br />
Veldobservaties<br />
We kennen in het voorjaarsnummer van onze<br />
nieuwsbrief de rubriek “Bijzondere waarnemingen”.<br />
Het is een faunistische rubriek: welke bijzondere soort<br />
is in een bepaald jaar waar in Nederland<br />
waargenomen? In de rubriek “Excursieverslagen”<br />
proberen we steeds meer een ecologische invalhoek<br />
naar voren te brengen. We proberen vast te stellen<br />
welke soorten aculeaten in een bepaald habitat<br />
voorkomen. Ook het gedrag van soorten komt aan<br />
bod. De rubriek “Veldobservaties aan spinnendoders”<br />
richt zich meer op de vraag hoe een bepaalde<br />
spinnendodersoort zich in zijn habitat gedraagt. Het<br />
lijkt ons goed deze rubriek uit te breiden met de<br />
andere aculeaten en voortaan te spreken van de<br />
rubriek ‘Veldobservaties’.<br />
We weten dat een aantal van onze leden<br />
waarnemingen doet aan het gedrag van aculeaten. Ze<br />
registreren met name nestbouw gedrag, soms<br />
voortplantingsgedrag. Speciaal die leden wordt<br />
verzocht in de komende nummers hun bijdrage aan<br />
deze nieuwe rubriek te leveren. In dit nummer bijt<br />
Hans Nieuwenhuijsen de spits af met zijn<br />
waarnemingen van de zilveren zandbij (Andrena<br />
argentata). Gevolgd door een veldobservatie van Henk<br />
Beers. Wie volgt? Het mooiste zou zijn als we elkaars<br />
waarnemingen aanvullen en bediscussiëren.<br />
De De zilveren zilveren zandbij<br />
zandbij<br />
(Andrena Andrena Andrena Andrena argentata) argentata argentata argentata)<br />
) in<br />
in<br />
de de Schoorlse Schoorlse Duinen<br />
Duinen<br />
Hans Nieuwenhuijsen<br />
Op 2 augustus 2008 ontdek ik op een open plek bij<br />
een zandpad langs een heideveld in de middenduinen<br />
een aantal laag over het zand vliegende zandbij<br />
mannetjes. Het blijken Andrena argentata mannen. De<br />
tweede generatie dus. Een eerste generatie heb ik (nog)<br />
niet in Schoorl gezien. Ze wachten de uitkomende<br />
vrouwtjes op om te paren. Als ik een week later weer<br />
op de plek kom zie ik inderdaad een overvalparing<br />
(Figuur 1). Op de foto zien we de kop van het<br />
vrouwtje en op haar achterlijf het mannetje, dat<br />
probeert op haar te klimmen. Het lijkt erop dat het<br />
vrouwtje, met een voorpoot al omhoog, het mannetje<br />
probeert af te schudden.<br />
Figuur 1. Poging tot paring Andrena argentata.<br />
(Foto Peter Stoop).<br />
Nu er ook vrouwtjes zijn besluit ik te gaan<br />
onderzoeken van welke planten de soort pollen<br />
verzamelt en hoe het nest van deze soort eruit ziet.<br />
Het stuifmeel<br />
Wat kan ik in de literatuur vinden over het stuifmeel<br />
verzamelen van de zilveren zandbij?<br />
Westrich (1989) noemt de soort polylectisch. Hij<br />
maakt geen onderscheid tussen de voorjaar- en de<br />
zomergeneratie. Peeters et al (1999) melden dat de<br />
zomerdieren in het binnenland vooral op struikhei<br />
(Calluna vulgaris) pollen verzamelen. In de duinen is de<br />
keus ruimer o.a. vederdistel (Cirsium), pijlkruiskruid<br />
(Cardabia draba) en heggenrank (Bryonia dioica). Hun<br />
formulering suggereert dat in de duinen ook struikhei<br />
als pollenbron dient. Probleem bij de duinen is dat in<br />
het renodunale district nauwelijks struikhei voorkomt,<br />
terwijl het in het waddendistrict alom aanwezig is. A<br />
.argentata komt in de Amsterdamse Waterleiding<br />
Duinen (renodunaal) voor in het buntgras en<br />
strandwallenlandschap en vliegt daar op gewoon<br />
biggekruid en peen (de Rond 2002). Hij vermeldt niet<br />
of het om de voorjaar- of zomergeneratie gaat.<br />
Op 16 augustus probeer ik in Schoorl vast te stellen<br />
welk(e) soort(en) stuifmeel de zilveren zandbij<br />
verzamelt. Om 12 uur ben ik bij de nestaggregatie. Hij<br />
blijkt te liggen in een dynamisch stuk zand: voetsporen<br />
en bandensporen (mountain bike?) wijzen op flinke<br />
37
etreding van de plek. Er is geen vrouwtje te zien,<br />
alleen af en toe een patrouillerend mannetje. Wat<br />
hoopjes zand wijzen op nesten. Om de tijd te doden<br />
ga ik in de omgeving zoeken naar pollen verzamelende<br />
vrouwtjes. Ik zie veel heizijdebijen (Colletes succinctus).<br />
De mannen patrouilleren rond de heidestruiken en<br />
likken af en toe nectar en de vrouwen hangen, kop<br />
omlaag - Theo Peeters wees me op die eigenaardigheid<br />
- stuifmeel te verzamelen. Maar er is geen zandbij te<br />
zien, ook niet op dophei, biggekruid of braam. Op<br />
braam vliegt wel het zilveren fluitje (Megachile leachella).<br />
Van al die bloemen verzamel ik stuifmeel. Dan ga ik<br />
terug naar de nestplaats en om 14.30 u. komen er van<br />
alle kanten vrouwtjes aangevlogen. Zij verdwijnen<br />
bliksemsnel, net als de vrouwtjes van de zustersoort de<br />
witbaardzandbij (A. barbilabris), naast of op een<br />
zandhoopje in het mulle zand. Ik vang twee vrouwtjes<br />
met stuifmeel aan de poten.<br />
’s Avonds bekijk ik dat stuifmeel onder de microscoop<br />
(Fig. 2) en vergelijk het met de stuifmeeltekeningen in<br />
van der Pluym et al. (1975). Het blijkt<br />
struikheistuifmeel te zijn. De stuifmeelkorrels vormen<br />
tetraden, vier korrels bijeen (Neve & Peeters, 2006).<br />
Ook bekijk ik het stuifmeel uit de bloem (Fig. 3) en<br />
het stuifmeel van dopheide, dat ook tetraden vormt<br />
maar is veel kleinere (zie Fig. 4).<br />
38<br />
Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4.<br />
Op 25 augustus ben ik weer op de nestplaats. Voordat<br />
ik mij concentreer op de nesten kijk ik eerst rond de<br />
nestplaats of ik pollen verzamelende vrouwtjes kan<br />
vinden. De meeste hei bloeit niet. Hier en daar staat<br />
een struik in bloei maar daarop vind ik geen vrouwtjes.<br />
Pas op ongeveer 160 meter van de nestplaats vind ik in<br />
een duinpan, waar de hei goed bloeit, twee A. argentata<br />
vrouwtjes. Het ene vrouwtje heeft nog geen stuifmeel<br />
in de scopa, het andere een beetje. Dit blijkt stuifmeel<br />
van struikhei.<br />
Tot slot iets over de bloembiologie. Dat ik ook dophei<br />
in beschouwing nam is een beetje dom. Ik zie alleen de<br />
veldhommel (Bombus lucorum) en de aardhommel (B.<br />
terrestris) op dophei in Schoorl. De flora van Heimans,<br />
Heinsius en Thijsse (1983) werkt, in tegenstelling tot<br />
die van Heukels, gelukkig nog met bloembiologie.<br />
Gewone dophei is bloemklasse Bb, dat wil zeggen dat<br />
het een bijenbloem (bedoeld wordt honingbij?) is. De<br />
nectar is verborgen en alleen bereikbaar voor lang<br />
tongige bijen. En Andrena - en trouwens ook Colletes -<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
is korttongig. Bij struikhei vermeldt H, H en T dat de<br />
nectar gemakkelijk bereikbaar is.<br />
Het nest en de cel<br />
Eerst raadpleeg ik weer de literatuur op zoek naar de<br />
nesten van in Nederland voorkomende Andrena<br />
soorten. O’Toole & Raw (1991) geven een tekening<br />
van het nest van het vosje (Andrena fulva). Het is de<br />
enige tekening die ik van een inheemse Andrena soort<br />
kan vinden. Wat voor nesttype is het? Stephen et al<br />
(1969) noemen zo’n nest een ‘vertakt nest met één cel<br />
per zijtak (heterodaleus)’. Radchenko & Pesenko<br />
(1994) - helaas in het Russisch, met een korte Engelse<br />
samenvatting - ontwierpen ook een nestclassificatie.<br />
Het nest van het vosje is van het enkelvoudige,<br />
vertakte type, subtype “op het einde vertakt”. Het<br />
bestaat uit een verticale hoofdgang die aan het einde<br />
een aantal zijgangen heeft. Dezelfde auteurs vermelden<br />
dat bij de Andreninae ook het subtype “vertakking op<br />
ongelijk niveau”. Westrich (1989) meldt dat de soort<br />
kleine of grote aggregaties vormt en dat Kocourek de<br />
broedcellen op 14-17 cm diep vond.<br />
25 augustus. Ik ga proberen een nest uit te graven. Dat<br />
blijkt veel moeilijker dan ik dacht. Ik gebruik de<br />
methode ‘helmspriet’. Na ongeveer 2 cm mul zand is<br />
de bodem vaster en wordt de hoofdgang zichtbaar.<br />
Daar duw ik de spriet in en meet met behulp van de<br />
spriet de diepte. Ik doe dat bij drie nesten. De lengte is<br />
bij alle ongeveer 20 cm. Nu creëer ik een verticale<br />
wand, iets verwijderd van de gang. Als ik dat doe zie ik<br />
soms in de wand 1 cm lange, ellipsvormige bruine<br />
cellen met een donkerbruine wand. Als ik nu de wand<br />
afgraaf in de richting van de helmspriet in de<br />
hoofdgang dan hoop ik, naast de hoofdgang, ook<br />
misschien een zijgang te treffen. Dat laatste lukt niet,<br />
waarschijnlijk omdat het vrouwtje, na proviandering<br />
Figuur 5. Nest van de zilveren zandbij (Andrena<br />
argentata).
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
van de cel, de zijgang dicht gooit. In een nest tref ik<br />
aan het einde van de hoofdgang, op 20 cm diepte, een<br />
vrouwtje aan. In fig. 4 staan de resultaten van mijn<br />
graafwerk. Ik heb me op de rechterzijde van de<br />
hoofdgang geconcentreerd. Het probleem bij het<br />
graafwerk is dat deze bijen een aggregatie vormen, met<br />
de nesten vrij dicht opeen. Je weet dus niet of een cel<br />
bij dit of een ander nest hoort. Het plan is om een<br />
perifeer nest op te zoeken maar in de periode na 25<br />
augustus is het weer niet gunstig, dus kan ik dit plan<br />
niet uitvoeren.<br />
De 1 cm lange cel bestaat uit een donkere wand van<br />
aaneen geplakte zandkorrels. Zodra ik een cel vrij<br />
prepareer en oppak stort de broze wand in. Het<br />
stuifmeel in de cel is donkerbruin. Onder de<br />
microscoop bij 400x blijkt het de vorm te hebben van<br />
struikhei stuifmeel, alleen zijn de tetraden gekrompen:<br />
<strong>28</strong>,8 µm. Ik heb geen cellen gevonden met vers<br />
stuifmeel, noch cellen met ei of larve. Wel vind ik een<br />
cel, op 13 cm diepte, die een dode volwassen bij bevat.<br />
Bij nader onderzoek blijkt het dier alleen een huls,<br />
waarin zich een vliegenpop bevindt. Ik wacht nog op<br />
het uitkomen van de pop.<br />
Discussie en conclusies<br />
In de Schoorlse Duinen is de zomergeneratie van de<br />
zilveren zandbij waarschijnlijk monolectisch op<br />
struikhei. Noch de Rond, noch Peeters et al, noch<br />
Neve en Peeters melden dat. Dat is interessant omdat<br />
de andere struikheispecialist, de heidezandbij (A.<br />
fuscipes), in de duinen wel in de AWD (renodunale<br />
district) maar niet op de heide in het waddendistrict<br />
voorkomt.<br />
Om de zilveren zandbij polylectisch te noemen is te<br />
generaliserend. Er zijn polylectische populaties maar<br />
waarschijnlijk bestaat de zomergeneratie in het<br />
waddendistrict, zeker die in Schoorl, uit monolectische<br />
individuen. De zilveren zandbij komt ook op de<br />
waddeneilanden voor, hoewel de soort na 1980 alleen<br />
nog bekend is van Terschelling (Peeters et al 1999). Ik<br />
vermoed dat daar de zomergeneratie ook op struikhei<br />
vliegt. Wie weet hier meer van?<br />
Andrena argentata maakt waarschijnlijk een nest van het<br />
enkelvoudig vertakte type, subtype ‘vertakking op<br />
ongelijk niveau’. Ik heb niet kunnen vaststellen of de<br />
nestbouw progressief (cel na cel steeds dieper) of<br />
regressief (eerst een gang, dan pas de zijgangen) is.<br />
Voor het eerste pleit dat je bij deze soort bijna geen<br />
uitgeworpen zand aantreft. Misschien wordt het zand<br />
dat vrijkomt bij het verder graven van de hoofdgang<br />
en zijgangen gebruikt voor het sluiten van de<br />
zijgangen, die leiden naar geproviandeerde cellen.<br />
In een aggregatie is het heel moeilijk vast te stellen<br />
welke cel bij welke hoofdgang hoort (zie fig.4.). Ik was<br />
van plan een nest aan de periferie te onderzoeken<br />
maar ik was te laat. Ik zag geen foeragerende vrouwtjes<br />
meer.<br />
Summary<br />
The second generation of the mining bee Andrena<br />
argentata found in the calcium-poor dunes near Schoorl<br />
appears to be monolectic. The females gather pollen<br />
from common heather (Calluna vulgaris). Both the<br />
scopa and the nest cells of this bee contain pollen only<br />
from this plant. The nest is of the type 'singly<br />
branched,' subtype 'branched at different levels.' I<br />
found the pupa of a fly in the body of a dead bee in<br />
one nest cell; I will have to watch this fly emerge.<br />
Literatuur<br />
Heimans, E., H.W. Heinsius & Jac. P. Thijsse, 1983.<br />
Geïllustreerde flora van Nederland. Tweeëntwintigste<br />
druk. - Amsterdam, 1242 p.<br />
Neve, A. & T.Peeters. 2006. Bijenweide 4. - <strong>Bzzz</strong> 23: 36-43.<br />
O’Toole, C. & A. Raw, 1991. Bees of the world. - Blanford,<br />
London, 192 p.<br />
Peeters, T., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige atlas<br />
van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-Nederland, 229<br />
p.<br />
Pluym, J.E. van der, A.H.M. ter Braak, P.P.H. Hallmann,<br />
P.J.W. Houwen, J.G.M. Marquenie, W. van Ree & J.A.<br />
Schraag. 1975. Biothema 2. - Zutphen, 175 p.<br />
Stephen, W.P., G.E. Bohart & P.F. Torchio. 1969. The<br />
biology and external morphology of bees. - Oregon, 140<br />
p.<br />
Radchenko, V.G. & Yu. A. Pesenko. 1994. Biology of bees.<br />
- St. Petersburg, 350 p.<br />
Rond, J. de, 2002. Wilde bijen in de Amsterdamse<br />
Waterleidingduinen. - Gemeentewaterleidingen<br />
Amsterdam, 57 p.<br />
Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs<br />
Teil I, II. - Eugen Ulmer Verlag, 972 p..<br />
Nomada Nomada Nomada Nomada leucophthalma<br />
leucophthalma<br />
leucophthalma<br />
leucophthalma<br />
Henk Beers<br />
Op Terschelling vonden we op 9 april 2008, ten zuidoosten<br />
van West aan Zee en noordelijk van het<br />
Waterplak een aantal nestjes van de zwart-rosse<br />
zandbij (Andrena clarkella).<br />
Dit gebied (Ac. 147-601) is ideaal voor deze soort, met<br />
veel wilgen (Salix sp.). De Andrena-vrouwtjes vlogen<br />
laag boven de grond of zaten bij hun nest op de<br />
grond. Daar tussen zagen we vrouwtjes van de vroege<br />
wespbij (Nomada leucophthalma). Deze Nomadavrouwtjes<br />
zaten verspreid tussen de Andrenavrouwtjes.<br />
Hun gedrag deed denken aan Miltogramma<br />
spec. (Diptera), op korte afstand van een nestje<br />
39
wachten tot zich een kans voor doet het nest te<br />
kunnen inspecteren.<br />
Op 14 april zijn we opnieuw gaan kijken. Het gedrag<br />
van de Nomada’s was niet anders. Wel viel het ons op<br />
dat er vrij véél wespbijen waren. Op ongeveer dertig<br />
meter smal zandpad zaten zeker dertig parasieten. Dat<br />
lijkt een aanzienlijke belasting voor deze populatie van<br />
Andrena clarkella.<br />
Bij ons tweede bezoek zagen we ook een aantal<br />
mannetjes van Nomada leucophthalma. Zij zaten aan de<br />
Artikelen<br />
Artikelen<br />
De De harkwesp harkwesp Bembix Bembix Bembix Bembix<br />
rostrata rostrata rostrata rostrata<br />
Een literatuurstudie<br />
Theo Peeters<br />
Gestimuleerd door vragen van collega’s en door<br />
enkele nieuwe ontmoetingen met deze prachtige<br />
graafwesp tijdens het afgelopen veldseizoen, ben ik<br />
begonnen aan een literatuurstudie over de harkwesp.<br />
Over deze soort is, ook door <strong>Nederlandse</strong> auteurs,<br />
veel geschreven. Ik heb me vooralsnog beperkt tot het<br />
samenvatten van de 40 <strong>Nederlandse</strong> stukken in mijn<br />
archief waarin Bembix wordt genoemd. Deze<br />
informatie heb ik inmiddels aangevuld met enkele<br />
eigen waarnemingen en met feiten uit de vele<br />
buitenlandse artikelen over Bembix rostrata *. Af is deze<br />
exercitie dan ook niet, nooit, maar inmiddels is het<br />
verhaal over de harkwesp rijp voor deze plek. Veel<br />
leesplezier...<br />
Bembix rostrata (Linnaeus, 1758) – harkwesp<br />
D: Kreiselwespe.<br />
Apis rostrata Linnaeus, 1758: 577.<br />
Onze grootste graafwesp (13-25 mm) kan met geen<br />
andere wesp verward worden. Mannetjes en vrouwtjes<br />
zijn ongeveer even groot. Achterlijf geel(-groen)-zwart<br />
gekleurd. Achterlijfssegmenten met gegolfde gele<br />
banden; de gele banden zijn vaak in het midden<br />
onderbroken. Kop en poten grotendeels geel.<br />
Borststuk grotendeels zwart met enkele gele vlekken<br />
en strepen. Geelkleuring wisselend; mannetjes over het<br />
algemeen geler dan vrouwtjes. Koornneef (1951)<br />
40<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
rand van de aggregatie van clarkella-nesten. Hun gedrag<br />
was rustig, een mannetje liet zich gemakkelijk vangen.<br />
Bij verstoring vlogen ze slechts enkele meters weg en<br />
streken weer neer op het zandpad.<br />
Summary<br />
The writer observed the behavior of male and female<br />
Nomada leucophthalma near nests of Andrena clarkella in<br />
April 2008 on the island Terschelling.<br />
Bembix Fabricius, 1775<br />
Het grote aantal soorten en de diversiteit in structuren<br />
maakt het moeilijk om het genus te karakteriseren. Voor<br />
een uitgebreide diagnose wordt verwezen naar Bohart &<br />
Menke (1976). Vroegere onjuiste spellingen van het<br />
genus zijn Bembex en Bembyx. Wereldwijd heeft het genus<br />
346 soorten<br />
(http://research.calacademy.org/research/entomology/<br />
Entomology_Resources/Hymenoptera/sphecidae/ van<br />
7 sept. 2008) verreweg het grootste genus binnen de<br />
subfamilie Bembicinae (familie Crabronidae). In Europa<br />
meer dan 15 soorten waarvan er slechts één in het<br />
noorden voorkomt.<br />
Nestelen in de grond, vaak in groepen bij elkaar.<br />
Prooidieren vooral Diptera (Brachycera), maar in<br />
Australië zijn soorten waargenomen die met bijen,<br />
wespen, juffers of mierenleeuwen provianderen (Evans<br />
& Matthews 1973). Mannetjes maken soortspecifieke<br />
'zonne-dansen': min of meer continue vluchten in<br />
cirkels, achtbanen en onregelmatige patronen die lijken<br />
op de ritmische glijfiguren van kunstschaatsers (Rau &<br />
Rau 1918). Beide sexen produceren zoemgtonen tijdens<br />
de vlucht, bij verstoring en bij het graven, die wordt<br />
veroorzaakt door de vleugelslag. Het mannetje maakt<br />
tevens geluid tijdens de paring. Parasieten: Bohart &<br />
Menke (1976) vermelden Sarcophagidae, Bombyliidae,<br />
Conopidae, Rhipiphoridae, Stylopidae, Mutillidae,<br />
Chrysididae.<br />
Studies van soorten binnen het genus: Nielsen 1945 (B.<br />
rostrata), Tsuneki 1958 (B. niponica) en Evans 1957, 1966<br />
(diverse Amerikaanse soorten).<br />
vermeldt een grijsblauw i.p.v. geel gebandeerd<br />
vrouwtje uit Velp, maar verder is de kleurvariatie in<br />
ons land niet onderzocht. Lijf bedekt met een dichte,<br />
lichte beharing. Kop met een opvallende snavelvormig<br />
verlengde gele bovenlip (rostrum = snavel) [Figuur 1].<br />
De voorpoten met een krachtig ontwikkelde<br />
tarsenkam voor het graven (harken) in mul zand.<br />
Man-vrouw verschillen (7-6 achterlijfssegmenten, 13-
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Figuur 1. Bembix rostrata met duidelijk verlengde bovenlip en hark aan de<br />
voorpoten (Foto Pieter van Breugel).<br />
12 antenneleden, geen-wel angel): bij het vrouwtje zijn<br />
de laatste antenneleden aan de onderkant oranje; bij<br />
het mannetje zijn alle antenneleden aan de onderkant<br />
oranje en de laatste drie afgeplat en verbreed plus aan<br />
de binnenzijde iets uitgehold. Man: antenneleden 8, 9<br />
en 10 aan de onderkant met stompe tand; onderkant<br />
van dij 2 met een scherpe onregelmatige tandenrij. De<br />
mannen hebben op sterniet 2 en 6 tevens een<br />
achterwaarts gerichte kromme kiel; 7e sterniet met een<br />
kam die iets uit elkaar wijkt op het eind.<br />
Gynandromorf beschreven door Augener (1927).<br />
Verspreiding<br />
Europa, en oostwaarts door Centraal-Azië tot in<br />
Mongolië. In het zuiden tot in Noord-Afrika en in<br />
Europa noordwaarts tot 61 graden Nbr. (het zuiden<br />
van Zweden, Finland, Russisch Karelia). Niet bekend<br />
van Noorwegen en Engeland. In Nederland bekend<br />
van de hogere zandgronden en de kustduinen,<br />
noordelijk tot op Texel. Recentelijk alleen nog in de<br />
kustduinen en slechts enkele binnenlandse<br />
stuifzandgebieden (Maasduinen en Tungeler Wallen in<br />
Limburg, ‘t Harde op de Veluwe) (Peeters et al. 2004).<br />
Nest<br />
Nestelt op open, droge en zandige plekken met<br />
schaarse vegetatie die de gehele dag in de zon liggen.<br />
In het begin van het seizoen graaft de harkwesp kort<br />
op diverse plekken van de nestplaats voordat ze aan<br />
het eigenlijke nest begint (test-digging). De harkwesp<br />
graaft met beide voorpoten tegelijk en niet afwisselend<br />
zoals bij een hond. Ze harkt in een razend tempo en<br />
het zand spuit letterlijk onder<br />
haar lichaam door naar achteren.<br />
Het nest bestaat uit een schuin<br />
aflopende gang (ca. 30-40 graden)<br />
van 10-30 cm lengte die op een<br />
diepte van 8-10 cm eindigt in een<br />
enkele broedcel. Thijsse<br />
beschrijft enkele nesttypen,<br />
waarvan sommige met één,<br />
andere met twee bochten in de<br />
gang (zie ook Marquenie 1949).<br />
De broedcel is ovaal tot<br />
peervormig, 4-7 cm lang en 2-5<br />
cm hoog en breed (Thijsse 1901,<br />
1907, Marquenie 1949). Het<br />
laatste deel van de gang, voor de<br />
broedcel, loopt nagenoeg<br />
horizontaal en kan nog door een<br />
zandprop afgesloten zijn (Blösch<br />
2000). Larsson & Tengö (1989)<br />
suggereren dat sommige<br />
vrouwtjes de ingang van het<br />
eerste nest tevens gebruiken voor<br />
een tweede, of meercellig nest.<br />
Het nest wordt, afhankelijk van de<br />
weersomstandigheden, gegraven in ongeveer 12 uren.<br />
De nestgang wordt bij het verlaten steeds gesloten. De<br />
soms talrijke openingen op een nestplaats zijn meestal<br />
door de mannetjes gegraven om in te slapen (Blösch<br />
2006). De vrouwtjes overnachten in hun eigen, steeds<br />
gesloten nesten. Het is nog niet duidelijk waar dat<br />
precies in het nest gebeurt. Volgens Thijsse (1907)<br />
graven ze daarvoor een zijkamer die aftakt van de<br />
hoofdgang.<br />
De harkwesp nestelt vaak in grote groepen en op<br />
plekken die in het verleden ook door de soort gebruikt<br />
werden. De gemiddelde afstand tussen het eerste en<br />
tweede nest van een vrouwtje varieerde van 1.5 tot 2.5<br />
m; de maximale afstand was ongeveer 40 m (Larsson<br />
& Tengö 1989). Ze is dus zeer plaatstrouw en ondanks<br />
haar geweldige vliegvermogen is grootschalige<br />
(her)kolonisering van geschikte, nieuwe gebieden niet<br />
bekend. Lefeber (1979) noemt de harkwesp een<br />
uitgesproken cultuurvlieder. Bonte (2005) constateerde<br />
een negatief effect van recreatie en begrazing op de<br />
nesten.<br />
Paring en mannengedrag<br />
De mannetjes verschijnen 1-5 dagen vroeger dan de<br />
vrouwtjes en patroulleren over de geboortegronden<br />
van de vrouwtjes. Groepen van soms tot wel 50<br />
mannetjes ballen samen en graven in het zand de<br />
vrouwtjes tegemoet. De mannetjes vinden de<br />
uitsluipende vrouwtjes door optische, chemische en<br />
akoestische signalen. Beide sexen maken zoemtonen<br />
tijdens de vlucht en bij het graven. Een cluster van<br />
41
mannetjes verzamelt zich rond het uitsluipende<br />
vrouwtje (mating balls) en één man probeert haar weg<br />
te dragen. Mannetjes van B. rostrata maken ook een<br />
soort 'zonne-dansen', baltsvluchten, waarbij ze de<br />
vrouwtjes achtervolgen, afgewisseld met erboven<br />
zweven en erop stoten. De paring is zeer snel, duurt<br />
42<br />
Ei - larve & prooidieren - pop<br />
Het ei is groot, 5,5-6,5 mm lang en wordt gelegd tussen<br />
het eerste en tweede potenpaar op de onderzijde van de<br />
eerste vlieg. Na 2-3 dagen komt een larve uit het ei. De<br />
larve eet 6 dagen van de aangeboden prooien. De larve<br />
wordt beknopt beschreven door Thijsse (1901),<br />
Marquenie (1949), Asis et al. (1992).<br />
Als prooidieren zijn diverse vliegen (Diptera<br />
Brachychera) bekend uit de families Bombyliidae,<br />
Calliphoridae, Muscidae, Sarcophagidae, Stratiomyidae,<br />
Syrphidae, Tabanidae en Tachinidae. Zelf stal ik van<br />
vrouwtjes in de duinen van de Berkheide op 29 juni<br />
1992 vier prooien: 3x Eristalis tenax (Syrphidae) en 1x<br />
Pollenia rudis (Tachinidae).<br />
Tijdens haar leven verorbert de larve van Bembix<br />
rostrata, afhankeljk van de grootte, ongeveer 20-30<br />
vliegen. Sommige auteurs melden hier 80!<br />
Op de 7e dag begint de volgroeide larve met het<br />
spinnen van haar cocon. De stevige cocon is 20-25 mm<br />
lang en 10 mm breed. De cocon is peervormig; de<br />
achterkant is smaller dan de voorkant. In de<br />
coconwanden worden zandkorrels verwerkt. Opvallend<br />
is tevens de ring van 8-10 poriën over de breedste plek<br />
van de cocon. Waarschijnljk hebben de poriën een<br />
functie in de gaswisseling.<br />
Na het spinnen van de cocon, wat twee dagen duurt,<br />
gaat de larve (voorpop) in winterrust en verpopt pas in<br />
het volgende voorjaar (Müller 1941).<br />
slechts enkele seconden (Marquenie 1949) en vindt op<br />
de grond of op planten plaats. De vrouwtjes paren<br />
slechts één keer.<br />
In de literatuur worden verder nog enkele gedragingen<br />
van mannen genoemd. In het begin van het seizoen<br />
verdedigen mannetjes individuele plekken waar<br />
vrouwtjes uitsluipen. Gedurende perioden van hoge<br />
temperaturen gaan enige mannetjes in de lucht<br />
stilstaan (hover) boven beperkte gebieden die als<br />
territoria worden aangeduid (Larsson & Larsson 1989).<br />
Later in het seizoen patrouilleren de mannetjes langs<br />
gravende of nectarlikkende vrouwtjes.<br />
Broedzorg<br />
Het vrouwtje doet aan broedzorg waarbij ze slechts<br />
één larve tegelijkertijd verzorgt. Het larvenvoedsel<br />
bestaat uit een grote variatie aan soorten uit<br />
verschillende vliegengroepen (Diptera Brachychera).<br />
De harkwesp is een zeer snelle en behendige<br />
luchtacrobaat, de vliegen worden in de vlucht<br />
gevangen. Als ze een vlieg in de lucht ziet, vliegt ze er<br />
op af tot op een bepaalde afstand (ongeveer 8 m) en<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
stort zich daarna boven op haar; soms treedt een wilde<br />
achtervolging op. Ze grijpt haar prooi en laat zich met<br />
haar slachtoffer zakken tot vlak boven de grond waar<br />
ze blijft zweven en de vlieg steekt.<br />
De angel is vrij lang en dun, niet stevig genoeg om de<br />
menselijke huid te doorboren, maar goed geoutilleerd<br />
voor het paralyseren van zwak gechitiniseerde vliegen.<br />
De steek wordt toegebracht onder de kin. Over de<br />
mate van verlamming bestaat nog enige discussie.<br />
Biedt de prooi veel weerstand dan laat Bembix zich met<br />
haar prooi op de grond vallen en steekt ze ook op<br />
andere plekken in het vliegenlijf. Hierna grijpt ze de<br />
vlieg in haar tweede potenpaar, met de buik van de<br />
prooi naar haar buik gekeerd, de kop onder tegen haar<br />
kop geklemd. In deze positie vindt het prooitransport<br />
tot in het nest plaats. Verliest ze haar prooi bij het nest<br />
of moet ze de prooi even wegleggen dan zoekt ze die<br />
met behulp van haar antennen weer op en sleept haar,<br />
nadat ze weer even de lucht in zweeft en steekt, het<br />
nest binnen. De prooi wordt op korte afstand dus<br />
olfaktorisch herkend. Ook niet door haar zelf<br />
gevangen, verse vliegen worden geaccepteerd. Grote<br />
prooien worden neergelegd en met de kaken het nest<br />
binnen getrokken.<br />
De eerste prooi (eivlieg) is een relatief kleine vlieg<br />
waarop het ei wordt gelegd. De volgende prooi is een<br />
grotere vlieg en op het eind worden vliegen gevangen<br />
die ongeveer zo groot zijn als de wesp zelf. Het nest<br />
wordt na iedere proviandering afgesloten. Het ei komt<br />
na een paar dagen uit en de larve eet haar prooien in<br />
ongeveer een week op. De moeder inspecteert het nest<br />
en brengt haar larve steeds nieuw voedsel totdat deze<br />
volgroeid is en zich gaat inspinnen. De harkwesp krijgt<br />
haar kinderen dus te zien. Deze progressieve<br />
bevoorrading is alleen bekend van enkele verwante<br />
genera. Het gemiddelde aantal werkdagen voor het<br />
eerste nest varieerde van 11.2-13 is gebleken in een<br />
vierjarig Zweeds onderzoek. De auteurs berekenden<br />
dat de vrouwtjes maximaal 5 broedcellen (= 5 nesten)<br />
provianderen gedurende hun leven (Larsson & Tengö<br />
1989). Van Iersel constateerde nooit meer dan drie<br />
nesten per seizoen (in Marquenie 1949). Op het eind<br />
van het seizoen blijven de dieren zonder doel graven,<br />
ze vertonen uitdovend graafinstinct. Behalve zonnen,<br />
poetsen en nectar zuigen doen ze niks anders dan hier<br />
en daar een holletje graven (Marquenie 1949).<br />
Oriëntatie<br />
Een harkwesp ploft uit de lucht neer op het duinzand,<br />
begint te graven, en verdwijnt plots in haar nest. Deze<br />
vermogen van graafwespen om hun nesten terug te<br />
vinden werd al vroeg opgemerkt. Het was vooral het<br />
onderzoek van <strong>Nederlandse</strong> biologen, zoals van<br />
Tinbergen (1932, 1935) aan de bijenwolf Philanthus<br />
triangulum en Baerends (1941) aan de rupsendoder<br />
Ammophila pubescens, dat ons leerde dat graafwespen
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
visuele bakens gebruiken voor hun oriëntatie. Bakens<br />
die ze leerden tijdens oriëntatievluchten. Ook aan de<br />
oriëntatie van B. rostrata hebben diverse onderzoekers<br />
gewerkt. Voor meer informatie verwijs ik hier o.a. naar<br />
de publicaties van de opvolger van Niko Tinbergen,<br />
Jan van Iersel (1952, 1975), van Iersel & van den<br />
Assem (1965) en diverse andere onderzoekers zoals<br />
Chmurzynski (1964, 1967, 1977), Tengö et al. (1990,<br />
1996) en Schöne & Tengö (1991a, b). De actieradius<br />
van de harkwesp ligt tussen 50 en meerdere<br />
honderden meters (Witt 1998).<br />
Voedsel adulten<br />
Lefeber (1979) nam bloem(nectar-)bezoek waar op<br />
Jacobskruisruid Jacobaea vulgaris en Kleine tijm Thymus<br />
serpyllum. Lieftinck (1924) vond een groot aantal<br />
mannetjes op bloeiende Wilgenroosjes Chamerion<br />
angustifolium. Weeda et al. (1987) vermeldt<br />
bloembezoek op Blauwe zeedistel Eryngium maritimum.<br />
Kees de Kraker (2002) meldt bloembezoek op<br />
Jacobskruiskruid, Gewone braam (Rubus fruticosus) en<br />
Wolfspoot (Lycopus europaeus) in de Meeuwenduinen op<br />
Schouwen. Zelf trof ik de soort in de kustduinen<br />
tevens op Akkerdistel (Cirsium arvense) en<br />
Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum).<br />
Daarnaast worden door de adulte harkwespen ook<br />
vliegen uitgezogen (Schneider 1996).<br />
Vliegtijd, thermoregulatie<br />
De harkwesp vliegt in ons land van half juni tot eind<br />
september, met een piek in juli. Bij de mannetjes ligt<br />
de piek begin juli, bij de vrouwtjes eind juli. Mannetjes<br />
verschijnen over het algemeen enkele dagen vroeger<br />
dan vrouwtjes. Univoltien.<br />
Temperatuur en zonlicht zijn twee zeer belangrijke<br />
(aan elkaar gerelateerde) factoren die, door hun effect<br />
op de lichaamstemperatuur van wespen, de mate van<br />
activiteit bepalen. Mannetjes en vrouwtjes van de<br />
harkwesp zijn niet actief op bewolkte dagen of<br />
wanneer de luchttemperatuur onder de 22º C ligt.<br />
Echter diverse insecten, inclusief de harkwesp, gaan<br />
rillen (shiver), zonder beweging van de vleugels, om<br />
inwendig warmte op te wekken in hun vleugelspieren,<br />
tot ze een thoraxtemperatuur van ongeveer 36º C<br />
bereiken om te kunnen vliegen (kortdurende<br />
endothermie of heterothermie genoemd). In het<br />
laboratorium werd een gemiddelde<br />
temperatuurverhoging van 1.8º en 3.4º C per minuut<br />
gemeten bij resp. mannetjes en vrouwtjes. Bij een<br />
omgevingstemperatuur van 22 graden kan een<br />
vrouwtje op deze manier in minder dan 5 minuten<br />
haar vliegtemperatuur van 36º C bereiken (Ghazoul &<br />
Willmer 1994).<br />
Naast deze fysiologische manier om op te warmen zie<br />
je harkwespen ook zonnebaden om warmte uit de<br />
directe omgeving op te nemen waarbij ze tevens hun<br />
lichaam tegen de grond drukken (basking) om ook via<br />
de bodem nog warmte op te nemen.<br />
Vijanden<br />
Lefeber (1979) vermeldt vliegen van de familie<br />
Conopidae (Physocephala chrysorrhoea), Sarcophagidae<br />
(Miltogramma conica) en de (niet inheemse) goudwesp<br />
Panorpes grandior als nestparasiet. De door Giner Mari<br />
in 1943 beschreven Bembix paradoxa bleek een<br />
gestylopiseerd vrouwtje van B. rostrata (de Beaumont<br />
1953, 1955).<br />
Nielsen (1945) en Larsson (1986) noemen Metopia<br />
leucocephala (Sarcophagidae) als mogelijke parasitoid in<br />
resp. Denemarken en Zweden. Larsson (1986) vond<br />
dat de frequentie van parasitisme door vliegen toe<br />
neemt met de dichtheid aan nesten, maar de (relatieve)<br />
parasitismegraad per nest neemt af. Zelf trof ik<br />
Senotainia albifrons (Sarcophagidae) talrijk bij Bembixnesten<br />
in de kustduinen (zie box).<br />
Satellietvliegjes gekweekt uit prooi van Bembix<br />
rostrata<br />
Thijsse maakte er in 1907 al een tekening van. Een<br />
vrouwtje van de harkwesp met prooi met daarop<br />
‘Miltogramma’s’. In juli 1993 zag ik ‘t met eigen ogen in<br />
de duinen van Meijendel. Een klein soort satellietvliegje<br />
bleek talrijk bij de nesten van Bembix rostrata.<br />
Het leek erop alsof de vliegjes op de nestplaats wachtten<br />
tot een vrouwtje harkwesp met prooi terugkeerde.<br />
Vanaf dat moment werden ze actief en volgden de<br />
Bembix-vrouw tot bij haar nest. Zo gauw deze met de<br />
prooi onder haar buik op het zand voor haar nestingang<br />
landde, zaten de vliegjes ook op de grond of in plantjes<br />
rond de nestplaats; altijd in aantal, oplopend tot meer<br />
dan vijf exemplaren. Er heerste even een moment van<br />
rust... daarna liep een (of enkele) van de vliegjes naar de<br />
Bembix toe, beklom de prooi, draaide zich 180 graden en<br />
legde een larve (of meer larven?) op of in de prooi.<br />
Hoewel dit geheel zich in enkele seconden afspeelde<br />
kon ik de vliegjes vrij goed volgen. Soms liften ze heel<br />
even een klein stukje mee de nestgang in maar kwamen<br />
al snel weer te voorschijn. Ik heb toen een Bembixvrouw<br />
met prooi verzameld waarop een of meer vliegjes<br />
hadden gezeten. Thuis onder de binoc kon ik geen<br />
larven op de nog bewegende prooi (Eristalis tenax man)<br />
terugvinden. Wellicht worden de larven tussen de<br />
sternieten door naar binnen geschoven. In het glazen<br />
potje met de prooi vond ik ongeveer een jaar later<br />
enkele kleine vliegencocons en enkele kleine<br />
satellietvliegen. Deze werden door Liekele Sijstermans<br />
gedetermineerd als Senotainia albifrons (Sarcophagidae).<br />
Summary<br />
This literature study concerning the sand wasp Bembix<br />
rostrata contains information about its appearance,<br />
distribution, nest, mating and male behavior, care for<br />
the brood, orientation abilities, adult food, flight<br />
period, thermoregulation and enemies.<br />
43
Figuur 3. Satellietvliegjes op prooi van Bembix rostrata (Foto Pieter van<br />
Breugel, Meijendel 2008).<br />
With my own contribution concerning the capture of<br />
prey, cocoons and the cleptoparasite Senotainia<br />
albifrons (Sarcophagidae).<br />
Literatuur<br />
* Een lijst van geraadpleegde literatuur is bij de auteur<br />
opvraagbaar.<br />
Verwarrende Verwarrende bijen<br />
bijen<br />
Rosita Moenen<br />
Zoals de mensen weten die naar zijdebijen kijken,<br />
kunnen als oligolectisch bekend staande soorten nog<br />
wel eens op onverwachte planten foerageren en zijn<br />
hun mannetjes helemaal niet kieskeurig in het<br />
bloembezoek. Als twee soorten dan ook nog eens op<br />
dezelfde plaats nestelen, kan de verwarring compleet<br />
zijn. Het onderstaande geeft enkele van mijn eigen<br />
ervaringen weer met de klimopbij, schorzijdebij en<br />
heizijdebij.<br />
Schorzijdebij<br />
We zijn in Paal geweest; wat horeca, een handvol<br />
huizen en een kleine getijdenhaven. Ongeveer hier<br />
achter de vaargeul naar het jachthaventje begint het<br />
Verdronken Land van Saeftinghe. Bij Paal werd de dijk<br />
langs de Schelde verstevigd.<br />
Aan weerszijden van de trap naar het haventje, waar<br />
een deel van het zandlichaam was weggeschoven,<br />
waren honderden schorzijdebijen (Colletes halophilus)<br />
actief. Maar niet voor lang want na een paar dagen<br />
44<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
waren er niet veel.<br />
zouden de nesten worden<br />
afgedekt met folie met daarop<br />
een laag keien. En volgens het<br />
mededelingenbord zou hierover<br />
nog een paar lagen klei komen.<br />
Schorzijdebijen kunnen geen<br />
nesten in klei graven. Het<br />
Zeeuwse landschap compenseert<br />
het op deze manier verdwijnen<br />
van kolonies door een berg zand<br />
te storten. Dat dit werkt, konden<br />
we zien bij het<br />
bezoekerscentrum. Veel zand is<br />
er niet nodig voor het ontstaan<br />
van een kolonie. Twee van de<br />
kribben in de Platen van Hulst<br />
zijn wat hoger en bedekt met<br />
dikke tegels. Ondanks de<br />
begroeiing tussen de tegels<br />
nestelden hier bijen. Maar het<br />
Figuur 1. Dijkversteviging bij Paal (Foto F. Bink).<br />
Ondanks de aanwezige bloeiende asters waren er bij<br />
Paal bijen op heel andere plantensoorten actief zoals<br />
wilde peen, witte klaver, liggende klaver en<br />
verscheidene composieten. Dit is niet ongewoon. Uit<br />
onderzoek van diverse mensen blijkt dat ook een deel<br />
van het stuifmeel in een cel van andere planten<br />
aanwezig kan zijn (Bischoff, 2005; Brouwer, 2005).<br />
Toch zijn er situaties waar het waarschijnlijk lijkt dat<br />
een gehele celinhoud uit stuifmeel van een andere<br />
plantensoort kan bestaan.<br />
In Normandië is een van de mooiste kwelders de<br />
Havre de Lessay of de St. Germain twee namen voor<br />
eenzelfde gebied. Zoals bij de meeste kwelders in<br />
Normandië is er een natuurlijke overgang van kwelder<br />
naar duinen. Voor de schorzijdebij zijn duinen het<br />
natuurlijke milieu voor hun nesten. De duinen en deze<br />
kwelder zijn een beschermd natuurgebied en dat is<br />
maar goed ook. Want niet beschermde duingebieden<br />
zijn hier voor een groot deel in gebruik voor het telen
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
van wortels en prei. De begeleidende plantensoort bij<br />
de wortel- en preiakkertjes is zandkool. In een jaar dat<br />
de bijen actief waren en de zulte nog niet bloeide,<br />
werd er op deze zandkool gefoerageerd. Ook<br />
Guichard, 1974 noemde zandkool als een voor de<br />
schorzijdebij favoriete plantensoort.<br />
Figuur 2. Blootgeschoven nesten van de<br />
schorzijdebij bij Paal (Foto F. Bink).<br />
Ook in een andere situatie in Normandië leek het<br />
waarschijnlijk dat vreemd stuifmeel meer dan een<br />
fractie was van de inhoud van sommige cellen. In dat<br />
geval betrof het een kolonie tussen zeeraket op<br />
honderden meters afstand van de zultebegroeiing. Op<br />
een winderige dag foerageerden de vrouwtjes op deze<br />
zeeraket waarbij ze al de grootste moeite hadden op<br />
een bloem van de zeeraket te belanden, laat staan dat<br />
ze de zulte hadden kunnen bereiken. Waarschijnlijk<br />
zullen de bijen in beide gevallen, zo gauw dat mogelijk<br />
is, overgaan op de zulte.<br />
Klimopbij<br />
De klimopbij (Colletes hederae) is minder aan een<br />
bepaalde grondsoort gebonden dan de schorzijdebij.<br />
Aan de Normandische kust zat een kolonie zowel in<br />
het steile, stevige deel van het klif als in de randen van<br />
het zandpad door het duin dat tegen het klif aan de<br />
noordzijde opgestuwd was. Ik zag zulke uiteenlopende<br />
situaties waar een kolonie van de klimopbij gevestigd<br />
was, dat bij mij de indruk ontstond dat de enige<br />
voorwaarde voor kolonievorming voldoende kale<br />
grond was. De klimop mag dan best enkele honderden<br />
meters verderop groeien. Toch vond ik ook een<br />
kolonie in een volledig dichte, vergraasde situatie waar<br />
de bijen zo te zien de oude nesten gebruikten. De<br />
vraag is echter of en hoe lang de kolonie daar kan<br />
standhouden. In Normandië kwam het nogal eens<br />
voor dat een geschikte open zandplek precies tussen<br />
klimop en zulte in lag en als kolonieplaats in gebruik<br />
was door beide: schorzijdebij en klimopbij.<br />
Heizijdebij<br />
Welke grondsoort geschikt is voor de heizijdebij<br />
(Colletes succinctus)? Daar heb ik te weinig ervaring mee.<br />
Het terrein waar ik deze soort in Normandië zag<br />
vliegen was nogal gevarieerd. De heizijdebij nestelde<br />
verspreid over het terrein. De opvallende kolonie die<br />
in het begin van september in dit heideterrein actief<br />
werd, bleek van de klimopbij te zijn. Zowel de<br />
heizijdebij als de mannetjes van de klimopbij waren op<br />
de struikhei, blauwe knoop en guldenroede te zien. In<br />
een dergelijke situatie kun je je voorstellen dat de<br />
klimopbij voor de heizijdebij aangezien werd. Volgens<br />
Bischoff et al. (2005) zijn de vrouwtjes van de<br />
klimopbij wél honderd procent oligolectisch en<br />
verzamelen deze alleen op klimop. Maar mijn ervaring<br />
is dat de klimop op honderden meters afstand van de<br />
kolonieplaats kan groeien zodat dit foerageergedrag<br />
gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien.<br />
Toch was daar meer dan honderd jaar geleden Mayet<br />
(1875) die zich in een artikel over een kolonie van<br />
zijdebijen bij Montpellier over een aantal fenomenen<br />
verwonderde. Zo viel hem het late verschijnen op, pas<br />
half september, veel later dan van Bordeaux bekend<br />
was. Daar verschenen de eerste mannetjes half juni.<br />
Zijn collega’s vroegen zich daarop af of de heizijdebij<br />
twee generaties per jaar kon hebben, maar Mayet was<br />
ervan overtuigd dat dit niet het geval was. Hij geeft<br />
ook een verklaring: zijn twee kolonies zijn zo laat<br />
vanwege hun expositie op het noorden. Maar, voegt<br />
hij eraan toe, in een gebied dat zo warm is, blijft het<br />
late verschijnen toch op zijn minst merkwaardig. Het<br />
is daarom dat het late verschijnen hem in eerste<br />
instantie in een nieuwe soort doet geloven. Ook om<br />
reden dat een klein percentage van de individuen er<br />
net even anders uitziet dan de heizijdebij. Mayet<br />
vermeldt verder dat de herfstflora niet erg rijk is, maar<br />
dat klimop, Eruca (een Asteraceae) en Smilax<br />
overvloedig aanwezig zijn en ruimschoots in de<br />
nectarbehoefte kunnen voorzien. Het is duidelijk dat<br />
Mayet met de klimopbij te maken had. Of hij de<br />
klimopbij op al deze drie plantensoorten heeft gezien,<br />
blijft echter onduidelijk.<br />
Mayet deed deze observaties naar aanleiding van een<br />
oliekever die hij in de kolonie van de zijdebij vond. Dit<br />
was de oliekever Stenoria analis. Op zoek naar<br />
informatie over deze kever vond ik ook in recentere<br />
Franse literatuur nog dat op plaatsen waar de oliekever<br />
actief is de heizijdebij midden september verschijnt en<br />
tot midden november foerageert (Villemant, 2001).<br />
Verwarrend blijft het dus.<br />
Summary<br />
The three closely related species Colletes hederae, Colletes<br />
halophilus and Colletes succinctus are considered<br />
45
oligolectic. They forage on other plants during scarcity.<br />
The males are less particular than the females when it<br />
comes to foraging. When colonies are close together<br />
and and they forage on other plants, this can lead to<br />
confusion for an entomologist.<br />
Literatuur<br />
Bischoff, I., 2005. Zur Bionomie und Pollenpräferenz von<br />
Colletes halophilus (Verhoeff) (Appoidae Hymenoptera<br />
aculeata). - Symposium Colletes halophilus & Epeolus tarsalis<br />
ssp rozenburgensis, Emmadorp<br />
Bischoff, I, E. Eckelt & M. Kuhlmann, 2005. On the<br />
biology of the ivy-bee Colletes hederae Schmidt & Westrich,<br />
1993 (Hymenoptera, Apidae). - Bonner zoologische<br />
Beitrage 53: 27-36.<br />
Brouwer, R., 2005. Colletes halophilus and Aster trifolium. Food<br />
plant of males and females of Colletes halophilus. -<br />
Symposium Colletes halophilus & Epeolus tarsalis ssp<br />
rozenburgensis, Emmadorp<br />
Guichard, K.M., 1974. Colletes halophilus Verhoeff (Hym.,<br />
Apidae) and its Epeolus parasite at Swanscombe in Kent,<br />
with a key to the British species of Colletes Latreille. -<br />
Entomologist’s Gazette 25: 195-200.<br />
Mayet, V., 1875. Mémoire sur les moers et metamorphoses<br />
d’une nouvelle espèce de Coléoptère de la famille des<br />
Vésicants, le Sitaris colletis. – Annales de la Société<br />
Entomologique de France 5: 64-92.<br />
Villemant, C., 2001. Les coléoptères Méloïdés<br />
cleptoparasites de nids d’abeilles solitaires. - Insectes 121:<br />
7-10.<br />
Xenos Xenos Xenos Xenos vesparum vesparum vesparum vesparum komt<br />
komt<br />
hogerop<br />
hogerop<br />
Jan Smit & John T. Smit<br />
In 2005 werd de soort Xenos vesparum (Strepsiptera)<br />
nieuw gemeld voor de <strong>Nederlandse</strong> fauna (Smit &<br />
Smit 2005). Dit naar aanleiding van een vondst van<br />
deze endoparasiet in een vrouwtje van Polistes dominulus<br />
in Zuid-Limburg. In dat artikel wordt de levenswijze<br />
van de meeste soorten Strepsiptera uit ons land<br />
behandeld.<br />
In de daaropvolgende jaren kwamen er bij EIS-<br />
Nederland meer meldingen binnen van vondsten van<br />
Xenos vesparum. Al deze waarnemingen werden echter<br />
gedaan in Zuid-Limburg (zie figuur 1). We kunnen op<br />
basis van de waarnemingen rustig concluderen dat<br />
46<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
deze soort zich in het zuiden van ons land gesetteld<br />
heeft.<br />
Sinds eind 2003 woont de eerste auteur in Duiven en<br />
meteen het daarop volgende vliegseizoen werd daar in<br />
de tuin Polistes dominulus gevonden. Soms wel 10<br />
exemplaren tegelijk, met als (voorlopig) hoogtepunt in<br />
begin augustus van dit jaar met meer dan 20<br />
exemplaren op de bloeiende venkel. Hierbij bevonden<br />
zich zowel mannetjes als vrouwtjes. Deze veldwesp is<br />
zich de laatste jaren aan het uitbreiden, zowel in ons<br />
land als in Duitsland (Smit 2003).<br />
Op 5 juli van dit jaar zat er ‘s ochtends een Polistesvrouwtje<br />
op een blad van de laurierkers. Ze zat lekker<br />
in de zon zich op te warmen. Het achterlijf zag er<br />
echter nogal bobbelig uit (figuur 2), wat meestal duidt<br />
Figuur 1. Waarnemingen van Xenos vesparum in<br />
Nederland. Bron databank EIS-Nederland.<br />
op parasitering door Xenos. Het dier is gevangen en in<br />
het achterlijf bleek zich een pop te bevinden van een<br />
mannetje van Xenos vesparum. Vanwege het vertrek op<br />
de volgende ochtend voor een vakantie van enkele<br />
weken, was het niet mogelijk het dier levend te<br />
bewaren, om te proberen dit mannetje uit te kweken.<br />
Dit exemplaar uit Duiven (Ac. 197.8-440.6) was op dat<br />
moment de eerste melding in ons land van Xenos<br />
vesparum buiten Zuid-Limburg. Tevens was dit een<br />
flinke stap noordelijk in ons land voor deze soort.<br />
Op 16 augustus van dit jaar vond de tweede auteur een<br />
tweetal geparasiteerde Polistes-sen bij Maasbracht, bij<br />
de Clauscentrale (Ac. 191.2-315.5). Het betrof twee<br />
mannetjes van Polistes dominulus, met in beiden een<br />
mannetje van Xenos.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Figuur 2. Mannetje van Polistes dominulus geparasiteerd door een mannetje<br />
van Xenos vesparum, die echter al uitgevlogen is. (Foto: J.T. Smit).<br />
Deze waarnemingen vormen een eerste stap tussen de<br />
populatie in Zuid-Limburg en de vondst in Duiven.<br />
Het is echter zaak te blijven letten op geparasiteerde<br />
veldwespen, en de waarnemingen door te geven aan<br />
EIS-Nederland. Want des te meer meldingen er<br />
binnen komen, des te beter kunnen we de voortgang<br />
van deze soort in ons land volgen.<br />
Summary<br />
Xenos vesparum, an endoparasite of wasps of the genus<br />
Polistes, has been found in Zuid-Limburg since 2005.<br />
But in 2008 this strepsipteran was also found in<br />
Midden-Limburg and in Gelderland. This means that<br />
this species is advancing northwards.<br />
Literatuur<br />
Smit, J., 2003. De veldwespen Polistes dominulus en P. biglumis<br />
rukken op in Nederland (Hymenoptera: Vespidae). –<br />
<strong>Nederlandse</strong> Faunistische Mededelingen 18: 81-88.<br />
Smit, J.T. & J. Smit, 2005. De waaiervleugeligen<br />
(Strepsiptera) van Nederland. – <strong>Entomologische</strong><br />
Berichten Amsterdam 65(2): 43-51.<br />
Malaiseval<br />
Malaiseval<br />
geeft geeft ander ander<br />
ander<br />
bijenbeeld bijenbeeld op<br />
Texel<br />
Texel<br />
Erik van der Spek<br />
Anderhalf jaar lang werken met<br />
een malaiseval geeft mij<br />
voorlopig een ander beeld van<br />
het voorkomen van een aantal<br />
soorten bijen op Texel. Soorten<br />
die op basis van de traditionele<br />
netvangsten nauwelijks worden<br />
waargenomen blijken veel<br />
algemener voor te komen. De<br />
malaiseval heeft in deze periode<br />
afwisselend gestaan in de boomgaard en aan de rand<br />
van duinheide in de Korverskooi en in een natte<br />
duinvallei in De Muy.<br />
Vier soorten bijen werden op alle drie de locaties vaker<br />
waargenomen dan ik op basis van andere<br />
waarnemingsmethoden zou verwachten:<br />
Hoplitis leucomelana werd via deze methode voor het<br />
eerst op Texel vastgesteld.<br />
De netvangsten vonden verspreid over heel Texel en<br />
over een veel langere periode plaats. Of er ook soorten<br />
zijn die zich juist slecht in een malaiseval laten vangen<br />
durf ik niet te zeggen, maar oppervlakkig gezien lijkt<br />
dit niet het geval te zijn.<br />
Soort malaiseval netvangst<br />
Anthophora furcata 13 4<br />
Hoplitis leucomelana 8 3<br />
Hylaeus confusus 21 6<br />
Hylaeus gibbus 34 8<br />
Bij de wespen, waarvan ik er nog veel moet<br />
determineren lijkt dit verschijnsel niet op te treden.<br />
Wel vang ik relatief veel goudwespen iets wat ook<br />
genoemd wordt in de ‘Bijen en wespen in Zeeland’<br />
(Calle & Jacobuss 2008).<br />
Nadeel van een malaiseval als het alleen gaat om zicht<br />
te krijgen op de verspreiding van bijen is dat hier voor<br />
wel erg veel andere soorten moeten sneuvelen,<br />
gelukkig lukt het om via het ZMA veel hiervan bij<br />
geïnteresseerden onder te brengen.<br />
Summary<br />
We have been able to collect bees that are somewhat<br />
47
are on the island Texel by using malaise traps.<br />
Literatuur<br />
Calle L. & W. C. Jacobusse, 2008. Bijen en wespen in<br />
Zeeland. - Stichting Het Zeeuwse Landschap, 191p.<br />
De De klimopbij klimopbij (<br />
( (Colletes Colletes Colletes Colletes<br />
hederae) hederae hederae hederae ) is is de<br />
de<br />
Westerschelde Westerschelde Westerschelde over<br />
over<br />
(Hymenoptera, (Hymenoptera, Apidae)<br />
Apidae)<br />
Jan Smit & Albert de Wilde<br />
Verspreiding in Nederland<br />
De klimopbij (Colletes hederae) is in<br />
1993 als nieuw voor de<br />
wetenschap beschreven door<br />
Schmidt en Westrich.<br />
In 1997 is deze bij voor het eerst<br />
gevangen in ons land (Lefeber<br />
1998). In 1999 was de soort<br />
alleen maar gemeld van twee<br />
locaties in Zuid-Limburg (Peeters<br />
et al. 1999). Sinds die tijd blijkt<br />
uit diverse meldingen dat de<br />
klimopbij zich in ons land aan het<br />
uitbreiden is, eerst in Zuid-<br />
Limburg (Anonymus 2000),<br />
daarna naar Midden-Limburg en<br />
Zeeuws-Vlaanderen (Anonymus<br />
2004, Calle 2004).<br />
Vier jaar later melden Calle &<br />
Jacobusse in ‘Bijen en wespen in<br />
Zeeland’ (2008) dat deze bij wel<br />
voorkomt in Zeeuws-Vlaanderen,<br />
maar de Westerschelde nog niet<br />
is overgestoken. Hoe snel kan de<br />
informatie in een uitgave achterhaald zijn, want op 29<br />
september 2008 meldt de tweede auteur dat hij een<br />
Colletes-vrouwtje gefotografeerd (Figuur 1) en<br />
gevangen heeft van de klimop in Westkapelle (Ze.).<br />
Dit bleek inderdaad een vrouwtje van Colletes hederae.<br />
Ook uit Domburg (Ze.) zijn dit najaar meldingen<br />
binnengekomen van deze soort. Daarmee is de<br />
sprong, of beter gezegd de vlucht, over de<br />
Westerschelde gelukt.<br />
48<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Verspreiding in Europa<br />
In het buitenland is de klimopbij eveneens regelmatig<br />
onderwerp van gesprek. Petit (1996) meldt de soort<br />
nieuw voor België. Schmid-Egger (1997) bespreekt het<br />
massaal optreden van deze bij in Rheinland-Pfalz.<br />
Rathjen (1998) meldt de klimopbij nieuw voor Spanje.<br />
Hennie Wiering vroeg zich in 1999 al af hoe zeldzaam<br />
deze soort Europees gezien eigenlijk is (Wiering 1999).<br />
In 2002 meldt Cross (2002) dat de klimopbij het<br />
Kanaal is over gestoken en zich in Zuid-Engeland<br />
gevestigd heeft. Herrmann (2007) noteert een sterke<br />
uitbreiding van deze bij in Baden-Württemberg. In<br />
datzelfde jaar melden Tischendorf et al. (2007) dat<br />
Colletes hederae delen van de Duitse deelstaat Hessen<br />
gekoloniseerd heeft en daarbij de sprong over de rivier<br />
de Rijn gemaakt heeft. In 2008 heeft de klimopbij zich<br />
enorm uitgebreid in Engeland en vloog op sommige<br />
plekken in 2008 met tienduizenden tegelijk<br />
(schriftelijke mededeling S.P.M. Roberts). Tischendorf<br />
et al. (2007) vermoeden echter dat uitbreiding, naar<br />
Figuur 1. Colletes hederae-vrouwtje op klimop in Westkapelle.<br />
Foto Albert de Wilde.<br />
welke kant dan ook, alleen plaats vindt onder de druk<br />
van het ontstaan van (te) grote kolonies en dus gebrek<br />
aan nestplaatsen of voedsel. Het (voorlopig) laatste<br />
overzicht van de uitbreiding van deze soort naar het<br />
noorden in Duitsland is gepubliceerd door Frommer<br />
(2008). Deze noordwaartse uitbreiding van het areaal<br />
vindt voornamelijk plaats in het dal van de rivier de<br />
Rijn.<br />
De huidige, bekende verspreiding van Colletes hederae is<br />
van Midden-Italië, Sardinië en Noord-Spanje in het<br />
zuiden, tot West-Duitsland, Zuid-Nederland en Zuid-<br />
Engeland in het noorden. In het oosten is de soort<br />
inmiddels gevorderd tot in Kroatië en Slovenië
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
(Tischendorf et al.). De meldingen uit Griekenland en<br />
Turkije (Figuur 2) vallen hierbij wel enigszins uit de<br />
toon.<br />
Figuur 2. Verspreiding van Colletes hederae in Europa.<br />
Kaart: Nicolas Vereecken, te verschijnen is Osmia.<br />
Biologie<br />
De vliegtijd van Colletes hederae is van begin september<br />
tot begin november in jaren met een zacht najaar. De<br />
meeste exemplaren vliegen in de tweede helft van<br />
september.<br />
De mannetjes patrouilleren na het uitkomen langs de<br />
nestplaatsen en paren meteen met de uitkomende<br />
vrouwtjes (Vereecken et al. 2006). De vrouwtjes paren<br />
slechts één keer in een korte periode na het uitkomen<br />
(Kuhlmann et al. 2007). De nesten worden meestal in<br />
steile wanden gemaakt, vaak overschaduwd door<br />
grassen of kleine bosjes (Wiering 1999, Bischoff et al.<br />
2005). De nestaggregaties kunnen uit duizenden<br />
nesten bestaan (Schmid-Egger 1997, Bischoff et al.<br />
2005).<br />
De nestgang is aanvankelijk horizontaal, maar daalt<br />
dan verticaal af tot een maximale diepte van 60 cm.<br />
Aan het eind van de nestgang bevinden zich tot vier<br />
broedcellen, die lineair gelegen zijn (Bischoff et al.<br />
2005). Een manier van nestbouw die ook bekend is<br />
van Colletes daviesanus (Esser 2005). Daarnaast kan er<br />
aan de hoofdgang een zijgang met lineaire cellen zijn<br />
(Bischoff et al. 2005). Colletes hederae is oligolectisch,<br />
het stuifmeel voor de broedcellen wordt uitsluitend op<br />
klimop (Hedera) gehaald (Bischoff et al. 2005).<br />
Wanneer de klimop nog niet volop in bloei is, dan<br />
verzamelen de vrouwtjes ook op andere planten<br />
(Westrich 2008). Zodra de klipmop wel goed bloeit,<br />
verzamelen ze alleen daar nog pollen op. De<br />
mannetjes halen ook nectar uit andere bloemen, zoals<br />
tamarisk (Moenen 2005), Polygonum cuspidatum (Petit<br />
2006), heide, solidago (Vereecken et al. 2006) en<br />
Calluna vulgaris (Kuhlmann 2007). Zie ook het artikel in<br />
dit nummer over ‘Verwarrende bijen’ van Rosita<br />
Moenen.<br />
Epeolus cruciger wordt vermeld als broedparasiet van<br />
Colletes hederae, een andere parasiet is de oliekever<br />
Stenoria analis (Vereecken et al. 2006).<br />
Soortgroep<br />
Colletes hederae behoort tot de Colletes succinctus-groep en<br />
is nauw verwant aan Colletes succinctus en Colletes<br />
halophilus (Kuhlmann et al. 2007). Uit onderzoek aan<br />
het DNA, het verspreidingspatroon, de fenologie en<br />
het bloembezoek is vast komen te staan dat het hierbij<br />
om drie verschillende soorten gaat, die recentelijk<br />
ontstaan zijn (Kuhlmann et al. 2007). Daarbij valt het<br />
niet mee om de soorten zelf daadwerkelijk uit elkaar te<br />
houden. Tabellen met alle drie de soorten erin zijn tot<br />
dusver niet gepubliceerd. Alleen Lefeber (1998) heeft<br />
een vergelijkingstabelletje voor deze drie soorten<br />
gepubliceerd, waar helaas een fout in zat (Wiering<br />
1999). Hieronder volgt een nieuwe poging, gebaseerd<br />
op de tabel van Lefeber. Bij het prepareren is het<br />
belangrijk er voor te zorgen dat de tong van het dier<br />
uitgestoken is en dat de galea van de maxillen (Figuur<br />
3) goed te zien zijn (Wiering 1999).<br />
galea<br />
Figuur 3. Schets kop Colletes hederae.<br />
Tabel voor de <strong>Nederlandse</strong> bijen van de Colletes<br />
succinctus-groep<br />
1. Mannen............................................................. 2<br />
- Vrouwen........................................................... 4<br />
2. Galea glad en glanzend.<br />
Colletes succinctus (Linnaeus 1758)<br />
- Galea mat en gerimpeld ................................. 3<br />
3. Opmerking: Zonder vergelijkingsmateriaal zijn de<br />
beide volgende soorten bijna niet uit elkaar te houden.<br />
Punctering van tergiet 2 grover en dieper.<br />
Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />
verse exemplaren wit.<br />
Colletes halophilus Verhoeff 1943<br />
49
- Punctering van tergiet 2 fijner en minder diep.<br />
Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />
verse exemplaren geelbruin.<br />
Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993<br />
4. Galea glad en glanzend.<br />
Haalt pollen op struikhei (Calluna vulgaris).<br />
Colletes succinctus (Linnaeus 1758)<br />
- Galea mat en gerimpeld ................................. 5<br />
5. De rimpels van de clypeus lopen in de lengte en<br />
zijn naar de voorrand van de clypeus gericht.<br />
Punctering van tergiet 2 is grover en dieper, de<br />
punten zijn even breed als de tussenruimtes.<br />
Haarbanden op de achterrand van de tergieten bij<br />
verse exemplaren wit.<br />
Haalt pollen op zeeaster (Aster tripolium).<br />
Colletes halophilus Verhoeff 1943<br />
- De laterale rimpels van de clypeus zijn naar het<br />
midden vooraan gericht. Punctering van tergiet 2<br />
is fijner en vlakker, de punten zijn kleiner dan de<br />
tussenruimtes. Haarbanden op de achterrand van<br />
de tergieten bij verse exemplaren geelbruin.<br />
Haalt pollen op klimop (Hedera helix).<br />
Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993<br />
Dank<br />
Onze dank gaat uit naar Nicolas Vereecken voor het<br />
beschikbaar stellen van het kaartje met de Europese<br />
verspreiding van de klimopbij, dat hij heeft<br />
vervaardigd voor een publicatie over deze bij in het<br />
tijdschrift Osmia.<br />
Summary<br />
Colletes hederae has been found in the Netherlands for<br />
the first time north of the Westerschelde. We show<br />
the European distribution and an overview of the<br />
biology.<br />
Included is a table for three members of the Colletes<br />
succinctus group found in the Netherlands.<br />
Literatuur<br />
Anonymus, 2000. Leuke vangsten in 1999. - <strong>Bzzz</strong> 11: 8-10.<br />
Anonymus, 2004. Leuke waarnemingen in 2003. - <strong>Bzzz</strong> 19:<br />
19-24.<br />
Bischoff, I., E. Eckelt & M. Kuhlmann, 2005. On the<br />
biology of the ivy-bee Colletes hederae Schmidt & Westrich,<br />
1993 (Hymenoptera, Apidae). - Bonner zoologische<br />
Beiträge 53(1/2): 27-36.<br />
Calle, L., 2004. De klimopbij in Zeeuws-Vlaanderen. - De<br />
Steltkluut 34(2): 7-11.<br />
Calle, L. & C. Jacobusse, 2008. Bijen en wespen in Zeeland.<br />
- Fauna Zeelandica 4, Het Zeeuwse Landschap, 191 p.<br />
Cross, I.C., 2002. Colletes hederae Schmidt & Westrich<br />
(Hym., Apidae) new to mainland Britain with notes on its<br />
50<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
ecology in Dorset. – Entomologists Monthly Magazine<br />
138: 201-203.<br />
Esser, J., 2005. Die Seidenbiene Colletes daviesanus Smith<br />
1846. - Nibuk, Neunkirchen-S., 182 p.<br />
Frommer, U., 2008. Grundlagen der Ausbreitung und<br />
aktuellen nördlichen Verbreitung der Efeu-Seidenbiene<br />
Colletes hederae Schmidt & Westrich, 1993 in Deutschland<br />
(Hymenoptera, Apidae). - Mitteilungen int. entomologen<br />
Ver. Frankfurt am Main 33(1/2): 59-74<br />
Herrmann, M., 2007. Ausbreitungswelle der Efeu-<br />
Seidenbiene (Colletes hederae) in Baden-Württemberg<br />
(Hymenoptera, Apidae) und die Erschliessung eines<br />
ungewöhnlichen Nisthabitates. - Mitteilungen<br />
entomologen Verein Stuttgart 42: 96-98.<br />
Kuhlmann, M., G.R. Else, A. Dawson & D.L.J. Quicke,<br />
2007. Molecular, biogeographical and phenological<br />
evidence for the existence pf three western European<br />
sibling species in the Colletes succinctus group<br />
(Hymenoptera: Apidae). - Organisms, Diversity &<br />
Evolution 7: 155-165.<br />
Lefeber, V., 1998. Weer aculeatennieuws uit Zuid-Limburg<br />
(Hymenoptera: Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />
Amsterdam 58(12): 238-240.<br />
Moenen, R., 2005. Waarnemingen aan de klimopbij<br />
(Hymenoptera: Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />
Amsterdam 65(5): 145-148.<br />
Peeters, T., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige atlas<br />
van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-Nederland, 226.<br />
Petit, J., 1996. Sur Colletes hederae Schmidt & Westrich 1993,<br />
abeille solitaire nouvelle pour la faune Belge<br />
(Hymenoptera, Apoidea). - Lambillionea, centenaire: 55-<br />
58.<br />
Petit, J., 2006. Sur quelques Hyménoptères aculéates<br />
nouveaux ou intéressants pour la montagne Saint-Pierre<br />
et la région voisine (province de Liège, Belgique). -<br />
Lambillionea 106 (2): 473-486.<br />
Rathjen, H., 1998. Colletes hederae Schmidt & Westrich eine<br />
neue Solitärbienenart für Spanien. - Bembix 11: 32-33.<br />
Schmid-Egger, C., 1997. Massenauftreten von Colletes hederae<br />
Schmidt & Westrich. - Bembix 9: 16-17.<br />
Schmidt, K. & P. Westrich, 1993. Colletes hederae n. sp.,<br />
eine bisher unerkannte, auf Efeu (Hedera) spezialisierte<br />
Bienenart (Hymenoptera: Apoidea) - <strong>Entomologische</strong><br />
Zeitschrift 103(6): 89-112.<br />
Tischendorf, S., U. Frommer & N. Chalwatzis, 2007.<br />
Ausbreitung von Colletes hederae (Hymenoptera, Apidae) in<br />
Hessen. - Bembix 25: 31-36.<br />
Vereecken, N., E. Toffin & D. Michez, 2006. Observations<br />
relatives à la biologie et la nidification de quelques abeilles<br />
sauvages psammophiles d'intérêt en Wallonie. 2<br />
Observations estivales et automnales. - Parcs et Reserves<br />
61(4): 12-20.<br />
Westrich, P., 2008. Flexibeles Pollesammelverhalten der<br />
ansonsten streng oligolektischen Seidenbiene Colletes<br />
hederae Schmidt & Westrich (Hymenoptera: Apidae). -<br />
Eucera 1(2): 17-29.<br />
Wiering, H., 1999. Hoe zeldzaam is Colletes hederae? - <strong>Bzzz</strong><br />
10: 27-30.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Literatuur iteratuur<br />
Boekbespreking: Boekbespreking: The<br />
The<br />
Sand Sand Wasps Wasps<br />
Wasps<br />
Theo Peeters<br />
Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps. Natural<br />
history and behavior. - Harvard University Press,<br />
Cambridge, 240 p. ISBN-10: 0-674-02462-1. Prijs: € 42,<br />
exclusief verznedkosten.<br />
Howard Evans stierf in 2002 en liet een manuscript<br />
achter met een aanvulling op zijn klassieke werk uit<br />
1966 ‘The comparative ethology and evolution of the<br />
sand wasps’. Kevin O’Neill, een student van Evans,<br />
heeft dit manuscript vijf jaar later in boekvorm<br />
gegoten.<br />
Met ‘sand wasps’ worden hier de graafwespen van de<br />
subfamilie Bembicinae bedoeld. In ons land zijn 8<br />
genera en 22 soorten van deze subfamilie<br />
aangetroffen, waarvan er in dit boek 14 ter sprake<br />
komen. Omdat ’t er zo weinig zijn som ik ze hier even<br />
op: Alysson pertheesi, Alysson spinosus, Didineis lunicornis,<br />
Argogorytes fargeii, Argogorytes mystaceus, Harpactus tumidus,<br />
Gorytes laticinctus, Gorytes quadrifasciatus, Gorytes<br />
quinquecinctus, Lestiphorus bicinctus, Nysson interruptus,<br />
Nysson maculosus, Nysson spinosus en Bembix rostrata. Aan<br />
de meeste soorten worden slechts enkele zinnen<br />
geweid. Onze grootste graafwesp, de harkwesp Bembix<br />
rostrata, komt regelmatig ter sprake.<br />
Het boek bestaat uit een tweetal delen. Een inleiding<br />
gevolgd een bespreking van de informatie die bekend<br />
is over de Bembicinae in hoofdstuk 1-7 (blz. 1-223).<br />
Deze hoofdstukken zijn overzichtelijk ingedeeld en<br />
vatten de nieuwe kennis over de soorten en genera<br />
samen. Ze besluiten elk met een overzicht van hetgeen<br />
bekend is van het tribus (achtereenvolgend<br />
Alyssontini, Gorytini, Nyssonini, Stizini en Bembicini).<br />
Over het soortenrijke genus Bembix is een apart<br />
hoofdstuk geschreven.<br />
Het slothoofdstuk 8 (blz. 224-293) vormt het tweede,<br />
meer thematische deel van het boek. In dit hoofdstuk<br />
worden de verschillende gedragingen van de wespen<br />
vergeleken en deze komen aan bod in diverse thema’s<br />
zoals habitat, nestelgedrag, prooitransport, oriëntatie,<br />
eileggedrag, jachtgedrag, vijanden, slaap. Dit hoofdstuk<br />
wordt afgesloten met een paragraaf over bescherming<br />
van graafwespen.<br />
‘The sand wasps’ is stevig ingebonden in een mooi<br />
bruinoranje kaft omwikkelt door een fris groene flap.<br />
Achterin vinden we enkele onderzoekstips, een<br />
literatuurlijst en een index.<br />
Het boek was voor mij weinig inspirerend in de zin dat<br />
ik gepakt werd door de bespreking van nieuwe<br />
onderzoeksresultaten of onderzoekslijnen. Vergelijking<br />
van de literatuurlijsten van O’Neill (2001) met dit boek<br />
laat zien dat O’Neill zelf sinds 2001 ook slechts één<br />
nieuwe publicatie over deze graafwespengroep heeft<br />
uitgebracht en zich vooral heeft beperkt tot de<br />
engelstalige literatuur. Ik mis teveel de hand van Evans<br />
en dit postume werk is dan ook geen waardige<br />
afsluiting van het werk van deze grote taxononoom en<br />
etholoog. Voor een degelijk overzicht van de<br />
Bembicinae kun je naast Bohart & Menke (1976) mijns<br />
inziens het beste beginnen met Evans (1966) ‘The<br />
comparative ethology and evolution of the sand<br />
wasps’.<br />
Literatuur<br />
Bohart, R.M. & A.S. Menke, 1976. Sphecid wasps of the<br />
world; a generic revision. - Univ. California Press,<br />
Berkeley, 695 p.<br />
Evans, H.E., 1966. The comparative ethology and evolution<br />
51
of the sand wasps. - Harvard University Press,<br />
Cambridge, Massachusetts, 526 p.<br />
O'Neill, K.M., 2001. Solitary wasps. Behavior and natural<br />
history. - Cornell series in arthropod biology, Ithaca and<br />
London, xii, 406 p.<br />
Enkele Enkele overdenkingen<br />
overdenkingen<br />
bij bij Evans & O’Nei O’Neills O’Nei ls ls<br />
Sand Sand Wasps<br />
Wasps<br />
Hans Nieuwenhuijsen<br />
Wat nu volgt is geen boekbespreking. Ik probeer voor<br />
mezelf te verklaren waarom O’Neill’s boeken, zoals<br />
‘Solitary Wasps” (2001) en nu ‘The Sand Wasps’<br />
(2007) mij altijd wat teleurstellen. Ze bevatten altijd<br />
een zee van feiten en nooit eens een samenvattend<br />
kader. In Solitary Wasps deed hij een, naar mijn<br />
mening niet zo geslaagde, poging de solitaire wespen<br />
in twee groepen te verdelen, de parasitoiden en de<br />
predatoren. Het leverde geen nieuw inzicht op in de<br />
gedragingen van de wespen maar wel een geduchte<br />
discussie binnen en buiten <strong>Bzzz</strong> over wat nu precies<br />
parasitoiden en predatoren zijn. Vooruit, dat is een<br />
verdienste van O’ Neill.<br />
Ik weet na lezing van ‘The Sand Wasps’ waarom ik<br />
weer teleurgesteld ben: ik lees zijn boeken vanuit een<br />
verkeerde invalshoek. Ik lees ze als bioloog en ik wil<br />
lezen over een biologische theorie, toegelicht aan de<br />
wespen. Dat doet bijvoorbeeld Alcock wel, lees zijn<br />
artikel over het voortplantingsgedrag van de<br />
mannelijke bijen en wespen maar eens (Alcock et al,<br />
1978) of blader zijn studieboek ‘Animal Behavior’<br />
(1979) eens door. Iwata (1971) is een voorbeeld van<br />
een prettig leesbare, samenvattende presentatie van<br />
veel feiten. O’Neill heeft geen samenvattend idee, hij<br />
somt alleen maar feiten op, in woord of in tabel.<br />
Bovendien vind ik O’Neill biologisch niet sterk. Ik<br />
illustreer dat aan een onderwerp dat mijn<br />
belangstelling heeft: de aculeaten gemeenschap als<br />
voedselweb. In fig. 8.2. op pagina 236 is een<br />
hypothetisch voedselweb afgebeeld. Wat onmiddellijk<br />
opvalt is de richting waarin de pijlen wijzen. Ik leerde<br />
mijn leerlingen dat een pijl van A naar B betekent dat<br />
A in de maag van B verdwijnt. In deze figuur<br />
verdwijnen wespen in planten. Bovendien illustreert<br />
deze figuur een verhaal onder het kopje ‘Interspecific<br />
Nesting Association’, in het hoofdstuk ‘vergelijkende<br />
ethologie’, terwijl het toch een typisch ecologisch<br />
onderwerp is.<br />
52<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Nu weet ik dat ik O’Neill’s boeken moet ‘lezen’ (het<br />
zijn eigenlijk naslagwerken) vanuit een andere<br />
invalshoek, die van de ‘naturalist’ of<br />
natuuronderzoeker. Het is mijn fout, ik had het<br />
kunnen weten maar ik las over de ondertitels heen:<br />
‘Natural history and behaviour’.<br />
Zijn invalshoek legt hij op pagina 5 en volgende van<br />
The Sand Wwasps uit. Citaat: “The trend toward<br />
greater empirical and theoretical rigor in wasp biology<br />
is to be welcomed, but there is still much good to be<br />
said about publications that present basic records of<br />
wasp natural history with little, if any, statistical<br />
treatment of data and with no explicit testing of major<br />
theories in ethology and evolution. E.O. Wilson (1992)<br />
defines natural history as ‘ecology expressed in the<br />
details of the biology of individual species’and Greene<br />
(2005) refers to it as ‘descriptive ecology and<br />
ethology”.<br />
Kan ik zijn ‘Sand Wasps’ meer waarderen als ik het uit<br />
de ‘natural history’ invalshoek lees?<br />
Nou, eigenlijk niet. Maar daar kan O’Neill niets aan<br />
doen. Het is gewoon geen schrijver. Denk aan onze<br />
eigen Thijsse en vooral aan Fabre. Ook zij behandelen<br />
het leven van bijen- en wespensoorten, maar hoe! Je<br />
leest hun artikelen en boeken met rode konen en wilt<br />
daarna meteen het veld in om al dat schoons te gaan<br />
zien.<br />
Kan ik dan niets positiefs melden? Ja. Zijn beide<br />
boeken vormen een rijke bron aan informatie over de<br />
levens van vele soorten wespen. Als ik zijn informatie<br />
over soorten, die ook bij ons voorkomen, vergelijk<br />
met die in ‘ons’ wespen- en mierenboek dan biedt<br />
O’Neill meestal veel meer informatie. Het zijn zeer<br />
volledige naslagwerken maar ze zijn voor mij<br />
teleurstellend arm aan biologie en niet prettig leesbaar.<br />
Literatuur<br />
Alcock J., 1979. Animal Behavior: An Evolutionary<br />
Approach. - Sunderland,Mass, 532 p.<br />
Alcock J., E.M. Barrows, G. Gordh, L.J. Hubbard, L.<br />
Kirkendall, D.W. Pyle, T.L. Ponder, F.G. Zalom, 1978.<br />
The ecology and evolution of male reproductive<br />
behaviour in bees and wasps. - Zoological Journal of the<br />
Linnean Society 64: 293-326.<br />
Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps.<br />
Natural history and behavior. - Harvard University Press,<br />
Cambridge, 240 p.<br />
Iwata, K., 1976. Evolution of Instinct. Comparative<br />
Ethology of Hymenoptera. - American Publishing Co.<br />
Pvt. Ltd. New Delhi. 535 p.<br />
O'Neill, K. M., 2001. Solitary Wasps (Behaviour and natural<br />
history). - Comstock Publishing Associates, 406 p.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Boekbespreking:<br />
Boekbespreking:<br />
Uitgerangeerd<br />
Uitgerangeerd<br />
Theo Peeters<br />
Smit, J., 2008. Uitgerangeerd. 20 jaar onderzoek naar bijen<br />
en wespen op het emplacement van Westervoort. - Eigen<br />
uitgave, Duiven, 41 p. Te verkrijgen tegen verzendkosten<br />
bij de schrijver.<br />
Enkele weken terug kreeg ik van Jan Smit enige<br />
nieuwe uitgaven van zijn hand en even later de vraag<br />
of ik het rapport over Westervoort wilde bespreken<br />
voor onze nieuwsbrief. Ik ben altijd blij verrast door<br />
dit soort acties en dus heb ik er dan ook serieus werk<br />
van gemaakt.<br />
Het verslag ziet er fris en keurig uit en doet denken<br />
aan een themanummer van onze nieuwsbrief <strong>Bzzz</strong><br />
geschreven door één auteur. (Een wens die ik koester<br />
want dan hebben we in één klap een extra nummer!)<br />
Het verslag bestaat uit een beschrijving van het<br />
onderzoeksgebied, de werkwijze met daarin<br />
bijvoorbeeld ook het aantal inventarisatiedagen (192!),<br />
gevolgd door een uitgebreide paragraaf over de<br />
biologie van bijen en wespen. Daarna volgt een<br />
paragraaf resultaten en conclusies en een paragraaf<br />
waarin enkele zeldzame soorten van Westervoort<br />
worden besproken. De schrijver besluit met een blik in<br />
de toekomst waarin we ook een reden voor de titel<br />
‘uitgerangeerd’ terugvinden. Op het onderzoeksterrein<br />
wordt in de toekomst een nieuw station gebouwd en<br />
‘daarmee zullen de meeste soorten bijen en wespen op<br />
het emplacement, evenals de inventariseerder wel zijn<br />
uitgerangeerd’.<br />
Het verslag is voorzien van een samenvatting, een<br />
inleiding, literatuurlijst en een index. En tevens is als<br />
een soort bijlage de soortenlijst opgenomen met per<br />
jaar de soorten die gevangen zijn. Tevens zijn in deze<br />
soortentabel per soort het totaal aantal vangsten, de<br />
nestplek, de zeldzaamheid en de status opgesomd.<br />
Deze basisgegevens vormen een zeer belangrijk<br />
onderdeel van het verslag waardoor het geheel<br />
transparant wordt en je ook zelf bepaalde zaken kunt<br />
nakijken, interpreteren. Het verslag is duidelijk<br />
vormgegeven, volledig in kleur uitgevoerd en<br />
geïllustreerd met mooie foto’s, verspreidingskaartjes,<br />
diagrammen en tabellen. Kortom: ’t leest heerlijk weg!<br />
Ik heb hieronder enkele kleine inhoudelijke<br />
opmerkingen en gedachten genoteerd die me bij het<br />
lezen van het veslag te binnen schoten.<br />
In tabel 2 is een kruisje vergeten op de kruising van<br />
Crossocerus (walkeri) en haar prooidieren haften. Bij de<br />
vergelijking met de stationsterreinen Boschpoort en<br />
Simpelveld zou naast eigen gegevens en die<br />
gepubliceerd door Lefeber in 1991 ook de databank<br />
van EIS-Nederland gebruikt kunnen zijn. Opvallend is<br />
het gebruik van mannetjes en vrouwtjestekens in de<br />
soortenlijst. Jammer dat met de aantallen en seksen<br />
verder niks wordt gedaan. Het verslag besluit met een<br />
paragraaf over zeldzame soorten van Westervoort:<br />
Polistes dominulus, Crossocerus walkeri, Hylaeus cornutus,<br />
Andrena lathyri, A. niveata, Nomada guttulata en N.<br />
zonata. In de titel van deze paragraaf ‘van<br />
Westervoort’ weglaten want zeldzaam slaat hier meer<br />
op de landelijke verspreiding. Andrena lathyri is immers<br />
in 18 van de 20 jaren gevangen! We focussen<br />
misschien teveel op zeldzame soorten terwijl het toch<br />
voor de hand ligt je kennis te verrijken aan de<br />
algemene soorten op Westervoort zoals Ancistrocerus<br />
oviventris, Lestiphorus bicinctus, Andrena synadelpha en<br />
Andrena lathyri.<br />
De totaallijst is indrukwekkend: 244 soorten, waarvan<br />
124 bijen en 120 wespen. Een grafiek toont dat die lijst<br />
ook op het eind nog elk jaar groeide. Dat is het leuke<br />
van een lange tijd op dezelfde plek inventariseren. En<br />
uiteindelijk sta je dan toch ook zelf nog te bedenken<br />
waarom soorten zoals bijvoorbeeld Halictus rubicundus,<br />
Nomada fulvicornis, Dasypoda hirtipes en Myrmosa atra nog<br />
ontbreken op je lijst.<br />
Jan proficat met deze mooie uitgave. Samen met het<br />
onderzoek van Virgilius Lefeber in de ENCI-groeve<br />
(Lefeber 1998) is dit veruit de langstdurende<br />
53
gepubliceerde inventarisatie in ons land. Na de Stikke<br />
Trui en Arnhemse uiterwaarden een mooie aanvulling<br />
van de grotere inventarisaties van jouw hand. Het blijft<br />
wellicht nog even een verrassing welk(e) terrein(en),<br />
behalve je tuin, je de komende jaren gaat onderzoeken.<br />
Als ik in Duiven zou wonen werd dat ‘de streek’ die<br />
Benno o.a. in 1953 zo treffend besprak...<br />
Korte Korte mededeling<br />
mededeling<br />
Een toevoeging aan ‘Uitgerangeerd’<br />
Hans Nieuwenhuijsen<br />
Zoals in het Dankwoord staat heb ik ‘stevig<br />
meegedacht’ met Jan. Vooral over de rangschikking en<br />
interpretaties van zijn gegevens. Wat ons vooral opviel<br />
was het verschijnsel dat door de jaren heen wel het<br />
soortenspectrum maar niet het soortenaantal<br />
verandert. Dat laatste blijft vrij constant. We<br />
interpreteren het veranderende soortenspectrum als<br />
een weerspiegeling van de successie in het terrein en<br />
het constante aantal soorten als een teken dat de<br />
draagkracht door de jaren heen gelijk blijft.<br />
Ik kan nu nog een ander licht laten schijnen op het<br />
constante aantal soorten. Bij het opruimen van mijn<br />
boekenkast viel mij Willem Ellis’ Biogeografie (1988)<br />
in handen. Er stak een papiertje tussen pagina 34 en<br />
35. En wat staat daar? Iets over het evenwichts-model<br />
van Mac Arthur & Wilson, de mannen van de<br />
eilandtheorie die o.a. heeft geleid tot het idee van de<br />
Ecologische Hoofd Struktuur (EHS). Ik citeer:<br />
“Volgens deze theorie is het aantal soorten op een<br />
eiland het resultaat van een dynamisch evenwicht<br />
tussen enerzijds immigratie van soorten van elders, en<br />
anderzijds uitsterven van ter plaatse voorkomende<br />
soorten. Anders gezegd, voortdurend komen er van<br />
elders soorten bij en sterven er lokaal soorten uit,<br />
zonder dat het totale soortenaantal verandert. Nog<br />
korter: na een aanloopfase houden immigratie en<br />
extinctie elkaar in evenwicht. Zowel de kans dat een<br />
soort op een eiland uitsterft als de kans dat een nieuwe<br />
soort op een eiland terecht komt is gekoppeld aan de<br />
grootte van het eiland”.<br />
Jan’s gegevens vormen dus een mooie ondersteuning<br />
van deze theorie. Op het ‘eiland’ Westervoort, twee<br />
hectare groot, leven jaarlijks ongeveer 80 soorten bijen<br />
en wespen. Mijn voorstel voor de titel van een<br />
eventuele herdruk is ‘Een uitgerangeerd eiland’.<br />
Literatuur<br />
Ellis W.N., 1988. Biogeografie. - Wetenschappelijke<br />
mededeling KNNV nr.90, 125 p.<br />
54<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Boekbespreking: Boekbespreking: Bijen<br />
Bijen<br />
en en wespen wespen in in Zeeland<br />
Zeeland<br />
Jan Smit<br />
Calle, L. & Ch. Jacobusse (red.), 2008. Bijen en wespen in<br />
Zeeland; Fauna Zeelandica deel 4, Het Zeeuwse Landschap,<br />
Wilhelminadorp, 191 p. Kosten € 29,90.<br />
Aanbieding voor leden van de sectie: € 25,- inlcusief<br />
verzendkosten.<br />
Te bestellen door het overmaken van 25 euro op<br />
bankrekening 5103.36.167 ten name van Het Zeeuwse<br />
Landschap te Heinkenszand, onder vermelding van "Bijen<br />
en wespenatlas".<br />
Op 12 september 2008 was de grote dag voor de<br />
Zeeuwse insectenwerkgroep: hun boek over bijen en<br />
wespen in Zeeland werd gepresenteerd. Rondom dit<br />
heuglijke feit was een mini-symposium georganiseerd,<br />
met voorafgaand een excursie in de Kwade Hoek.<br />
De Zeeuwse atlas<br />
Het boek ziet er goed verzorgd en kleurrijk uit, met<br />
veel fraaie foto’s. Op de eerste 23 pagina’s wordt een<br />
algemene inleiding gehouden over bijen en wespen,<br />
met hoofdstukken over de indeling, voortplanting,<br />
voedsel, fenologie, vijanden en parasieten. Daarna<br />
volgen er hoofdstukken over het onderzoek in<br />
Zeeland, voorkomen en verspreiding in Zeeland,<br />
biotopen, het klimaat en als laatste de status,<br />
bedreiging en bescherming van bijen en wespen in<br />
Zeeland. Dit laatste hoofdstuk is belangrijk, met name<br />
door de uitgever van het boek (het Zeeuwse<br />
Landschap) die tevens beheerder is van een aantal<br />
gebieden in deze provincie. Waardoor welhaast<br />
automatisch de beheersadviezen onderschreven en<br />
uitgevoerd zullen worden. Wat een goed bericht is<br />
voor de aculeaten in deze provincie.<br />
Het merendeel van het boek bevat korte<br />
beschrijvingen van alle soorten die in Zeeland zijn<br />
waargenomen, met een verspreidingskaartje van de<br />
soort in deze provincie. Het boek bevat veel<br />
aanvullingen op de verspreidingskaartjes in de<br />
voorlopige atlas van de bijen (Peeters et al. 1999) en<br />
die van de wespen en mieren van Nederland (Peeters<br />
et al. 2004). De lijst is weer gelardeerd met veel fraaie<br />
foto’s. Door de vormgeving is bovendien in één<br />
oogopslag de status van een soort te zien.<br />
Geen kritiek?<br />
Jawel, zo is niet aangegeven welke lijn er gevolgd is<br />
met betrekking tot de naamgeving, die wijkt hier en<br />
daar af van die in de beide genoemde standaardwerken<br />
en van Peeters & Reemer (2003).
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Helaas zitten er in het boek nogal wat tikfouten in de<br />
wetenschappelijke soortnamen en worden een enkele<br />
keer oude en nieuwe namen in hetzelfde stuk tekst<br />
door elkaar gebruikt.<br />
De soort Mellinus crabroneus wordt wel genoemd bij de<br />
verdwenen soorten, maar is in de lijst vergeten.<br />
De verspreidingskaartjes van de bijen worden<br />
vergeleken met de voorlopige atlas uit 1999, maar er<br />
zijn diverse publicaties die daar al aanvullingen op<br />
hebben gegeven. Wat dat betreft is veel relatief recente<br />
literatuur niet gebruikt bij het maken van de teksten.<br />
In het boek worden twee soorten aculeaten nieuw<br />
voor de fauna van ons land gemeld. Begrijpelijk vanuit<br />
het oogpunt van de auteurs, vanwege de nieuwswaarde<br />
van het boek. Maar jammer, want door de beperkte<br />
verspreiding van het boek zal dit minder aandacht<br />
krijgen dan het verdient. Daarnaast is de melding van<br />
Sphex funerarius niet compleet, zo ontbreken de datum<br />
en de precieze locatie.<br />
Wat overheerst?<br />
Enorme bewondering voor de Zeeuwse club, die er in<br />
enkele jaren tijd in is geslaagd om van één van de<br />
slechtst onderzochte provincies in ons land op het<br />
gebied van de aculeaten, de best onderzochte te<br />
maken. Daarin is heel veel tijd geïnvesteerd. Naar de<br />
resultaten kan het landelijke witte vlekkenplan van de<br />
sectie alleen maar jaloers kijken.<br />
Daarnaast heeft deze club het in die periode ook nog<br />
eens voor elkaar gekregen een symposium over<br />
schorbijen te organiseren met internationale allure.<br />
En verder?<br />
Deze enthousiaste club heeft nog veel meer onder de<br />
pet! Er is jarenlang heel veel gerichte aandacht besteed<br />
aan de soorten Colletes halophilus en Epeolus tarsalis en<br />
dat niet alleen in ons eigen land. Er is heel veel<br />
uitgezocht en ontdekt. Hier moeten ze nog wel een<br />
boek over gaan schrijven, dat kan niet anders. Ik ben<br />
alvast zeer benieuwd!!<br />
Literatuur<br />
Peeters, T.M.J., I. Raemakers & J. Smit, 1999. Voorlopige<br />
atlas van de <strong>Nederlandse</strong> bijen (Apidae). - EIS-<br />
Nederland, Leiden, 226 p.<br />
Peeters, T.M.J. & M. Reemer, 2003. Bedreigde en<br />
verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). – EIS-<br />
Nederland, 96 p.<br />
Peeters,T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F.<br />
Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A.Mabelis, H.<br />
Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit &<br />
H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van<br />
Nederland (Hymenoptera: Aculeata). - <strong>Nederlandse</strong><br />
Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis,<br />
Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European<br />
Invertebrate Survey – Nederland, Leiden, 507 p.<br />
55
Boekbespreking: Boekbespreking: Passie<br />
Passie<br />
voor voor kleine kleine beestjes<br />
beestjes<br />
Erik van der Spek<br />
Kleukers, R., M. Berg & W. van Strien (red.) 2008. Passie<br />
voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland.<br />
EIS-Nederland 90p. Bestellen: www.naturalis.nl/EIS €<br />
10,-<br />
Het boekje ‘Passie voor kleine beestjes’ is één van de<br />
vruchten van het 33,3 jarig jubileum van EIS-<br />
Nederland. De coördinatoren van de werkgroepen<br />
waren uitgedaagd in een kort artikel verrassende<br />
aspecten van de ongewervelde fauna in Nederland te<br />
verwoorden. Verhalen over bijzondere soorten op<br />
onverwachte plaatsen, uitnodigend en inspirerend<br />
voor mensen die niets van die diergroep weten. Het<br />
resultaat is naast twee inleidende artikelen over EIS en<br />
haar geschiedenis een serie van 25 korte verhalen die<br />
onverwachte kanten van de natuur voor het voetlicht<br />
brengt. Voorzitter Geert de Snoo wenst de lezer in zijn<br />
voorwoord veel leesplezier, dat moet lukken.<br />
Veel Hymenoptera<br />
De soorten waar onze sectie zich mee bezighoudt zijn<br />
goed vertegenwoordigd. In ‘Wesp op je bord‘ gaat Jan<br />
Smit in op het waarom van het hinderlijk voorkomen<br />
van de gewone wesp en de Duitse wesp in het najaar.<br />
Hij geeft het advies je drankje af te dekken en niet wild<br />
om je heen te slaan om de last te beperken. Het advies<br />
om er met plezier het gedrag te bekijken gaat hem<br />
kennelijk te ver.<br />
‘Behangers in een bijenhotel’ door Pieter van Breugel<br />
laat zien hoe makkelijk je in je eigen tuin aan<br />
natuurbeheer kan bijdragen en dat je als entomoloog<br />
daar ook leuke waarnemingen aan over kan houden.<br />
Dat Theo Peeters een niet te vermijden naam is in<br />
bijenland blijken we te danken te hebben aan de<br />
bestrating van een boerenerf. In ‘Trottoirbijen’ vertelt<br />
hij over zijn eerste onderzoek. Ook indirect komen de<br />
groepen waar wij een passie voor hebben aan bod.<br />
‘Waaiertjes in je lijf’ van John Smit gaat over de<br />
waaiervleugeligen zoals het zandbijen-waaiertje dat<br />
parasiteert op zandbijen. Al op de omslag prijkt een<br />
mooie foto van een grijze zandbij met copulerende<br />
zandbijwaaiertjes. ‘Een vuurspin op zolder’ van Hans<br />
Nieuwenhuijsen gaat eigenlijk over het inventariseren<br />
van de vuurspindoder. ‘Stadsreus steekt hoofd in<br />
wespennest’ van Menno Reemer gaat over een grote<br />
zweefvlieg waarvan de larven van afval en dode<br />
wespenlarven in wespennesten leven.<br />
56<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Geef het weg<br />
Passie voor kleine beestjes is een boekje dat prima<br />
geschikt is om deze passie door te geven. De grote<br />
verscheidenheid aan kleine beestjes met al hun<br />
nieuwsgierigheid prikkelende eigenaardigheden komen<br />
op een prettig leesbare manier aan bod. Zonde<br />
wanneer alleen de mensen die al geraakt zijn door deze<br />
passie het leesgenot van dit boekje kunnen smaken. Ik<br />
hoop dat vele herdrukken volgen en dan de lezing van<br />
Mathijs Schouten tijdens de jubileumbijeenkomst over<br />
de rol van insecten in verschillende culturen er bij in<br />
opgenomen wordt.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Acu AcuBieb Acu ieb 2007<br />
Theo Peeters<br />
Het afgelopen jaar, 2007, is ietwat afwijkend aan me<br />
voorbij gegaan. We verloren Bob van Aartsen en<br />
Virgilius Lefeber, twee oude, trouwe<br />
aculeatenvrienden. En zelf kreeg ik er tijdelijk nog een<br />
passie bij waardoor er minder tijd overbleef voor<br />
wespen en bijen. In de loop van 2008 kon ik de<br />
opgelopen achterstand wat betreft literatuur weer<br />
inhalen.<br />
Hieronder het overzcht van alle aculeatenliteratuur uit<br />
ons land die ik onder ogen kreeg. Uit de omvangrijke<br />
buitenlandse literatuur heb ik weer een keuze gemaakt<br />
van interessante stukken. Bijvoorbeeld vand e enorme<br />
hoeveelheid Apis-literatuur die ik verzamelde uit 2007<br />
is slechts een klein deel opgenomen.<br />
Met een * worden publicaties aangegeven waarin een<br />
determinatietabel is opgenomenof waarin belangrijke<br />
onderscheidingskenmerken tussen soorten worden<br />
vermeld.<br />
Ik dank Jan Smit voor enkele aanvullingen op de<br />
lijsten.<br />
Literatuur Nederland<br />
Anonymus, 2007. Imkerij Bijendans bouwt hotel voor bijen<br />
in zes stappen. - Bijenhouden 1 (6): 14-15.<br />
Anonymus, 2007. Mierwespen of platkopwespen: zijn het<br />
mieren of niet? - Dierplagen 10 (1): 25.<br />
Anonymus, 2007. Wespenbestrijding soms moeizaam dit<br />
jaar. - Dierplagen 10 (3): 15.<br />
Anonymus, 2007. Houtaantaster. De glanzende houtmier. -<br />
Dierplagen 10 (4): 23.<br />
Blacquière, T., B. Cornelissen & J. Donders, 2007. Bumble<br />
bee colony decline in greenhouses with supplemental<br />
lighting. – Proceedings of the Netherlands Entomological<br />
Society Meeting 18: 71-77.<br />
Boer, P., 2007. De verrassende mierencollectie<br />
(Hymenoptera: Formicidae) van Peter Boting. -<br />
<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (1): 66.<br />
Boer, P., 2007. Aliens. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (3):<br />
120.<br />
Boer, P., 2007. Uitgelezen. B. Seifert, 2007. Die Ameisen<br />
Mittel- und Nordeuropas. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67<br />
(4): 154-155.<br />
Boer, P., J. Smit & L. Blommers, 2007. Hymenoptera<br />
aculeata - bijen, wespen, mieren: 132. In: Cuppen, J.G.M.<br />
& B. Drost (eds.), Entomofauna van De Kempen,<br />
Noord-Brabant. Verslag van de 161e zomerbijeenkomst<br />
te Baarschot. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (4): 122-144.<br />
Breugel, P. van, 2007. De wilg favoriet bij solitaire bijen. -<br />
Bijenhouden 1 (2): 6-7.<br />
Breugel, P. van, 2007. De boterbloem: geel in de wind. -<br />
Bijenhouden 1 (4): 6-7.<br />
Breugel, P. van, 2007. Reseda favoriet bij maskerbijen. -<br />
Bijenhouden 1 (6): 8-9.<br />
Breugel, P. van, 2007. Boerenwormkruid speciaal voor<br />
insecten met een korte tong. - Bijenhouden 1 (9): 8-9.<br />
Breugel, P. van, 2007. Blazenstruik als voedselbron lang<br />
beschikbaar. - Bijenhouden 1 (11): 8-9.<br />
Brink, T., 2007. Wespen op verkiezingsdag. - Dierplagen 10<br />
(1): 13.<br />
Dicke, M., 2007. Maatschappij zonder managers. - Natura<br />
104 (6): 164-165.<br />
Dijkstra, J.P. & M.M. Kwak, 2007. A meta-analysis on the<br />
pollination service of the honey bee (Apis mellifera L.) for<br />
the Dutch flora. - Proceedings of the Netherlands<br />
Entomological Society Meeting 18: 79-87.<br />
Esser, R., 2007. Nieuwkomer: Rotsbehangersbij (Megachile<br />
pilidens). - Boomblad 19 (3): 32.<br />
Guldenmond, J., J. Pijfers & E. den Belder, 2007. De<br />
betekenis van agrarisch natuurbeheer voor bijen en<br />
wespen op een melkveebedrijf in de Graafschap. -<br />
<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 198-203.<br />
Hengel, R. van, 2007. De sabelmier (Strongylognathus testaceus),<br />
een slimme slavenhouder. - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67<br />
(3): 119.<br />
Hermans, J., 2007. Broeder Virgilius Lefeber (1921-2007). -<br />
Natuurhistorisch Maandblad 96 (12): 312-317.<br />
Hoekstra, R., 2007. Soort in de spotlights: de bij. - Amoeba<br />
81 (3): 4-5.<br />
Hoffmann, F. & M.M. Kwak, 2007. Diversiteit van planten<br />
en bloembezoekende insecten in relatie tot landgebruik. -<br />
<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 193-197.<br />
Joosten, S.P.J., T.J. de Jong & P.G.L. Klinkhamer, 2007.<br />
Bloemkleurpolymorfie en hommelvoorkeur. -<br />
<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (1-2): 2-6.<br />
Kohler, F., R. van Klink, J. Noordijk & D. Klein, 2007. De<br />
invloed van natuurgebieden op zweefvliegen en bijen in<br />
agrarische gebieden (Diptera: Syrphidae; Hymenptera:<br />
Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (6): 187-191.<br />
Kraker, K. de, 2007. Grevelingenverslag 2006. - Ecologisch<br />
Adviesbureau Sandvicensis, 53 p, 2 bijlagen.<br />
Mabelis, A.A., 2007. Is de zwarte reuzenmier (Camponotus<br />
vagus) inheeems? - <strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (3): 108-<br />
109.<br />
Mabelis, A.A., 2007. Do ants need protecting? -<br />
<strong>Entomologische</strong> Berichten 67 (4): 145-149.<br />
Moraal, L. & J. de Rond, 2007. Nieuwe vindplaatsen van de<br />
zwamplatkopwesp Cephalonomia formiciformis<br />
(Hymenoptera: Bethylidae). - <strong>Entomologische</strong> Berichten<br />
67 (4): 150-151.<br />
Neve, A., 2007. Rosse metselbij. - De Stertselaar 31 (3): 8-9.<br />
Nieuwenhuijsen, H., M. Reemer, T. Peeters, J. Smit & A.<br />
van Eck, 2007. OBN-monitoring van bijen in gebieden<br />
van Natuurmonumenten (Hymenoptera, Apidae s.l.). -<br />
Stichting EIS-Nederland, rapportnr. EIS2007-02, 36 p.<br />
Peeters, T., 2007. Wespen langs het spoor in Tilburg in<br />
2006. Met een portret van de Franse veldwesp. - De<br />
Oude Leij 29 (2): 25-33.<br />
Peeters, T., 2007. Werkgroepen: Bijen (Apidae s.l.). -<br />
Nieuwsbrief EIS-Nederland 45: 4-5.<br />
Peeters, T., 2007. In memoriam broeder Virgilius Lefeber<br />
1921-2007. - Nieuwsbrief EIS-Nederland 45: 6-8.<br />
Pijfers, H., 2007. De groefbij Halictus leucaheneus: terug van<br />
weggeweest? - Veelpoot 18 (1): 18.<br />
57
Reemer, M., 2007. Oproep: knautiabijen. - Nieuwsbrief EIS-<br />
Nederland 44: 11.<br />
Schut, D., 2007. De geelbuikvuurpad in groeve Blom en de<br />
Meertensgroeve in 2006. Resultaten van een<br />
herintroductie- en beheerexperiment. - Natuurbalans -<br />
Limes Divergens B.V. Nijmegen, Radboud Universiteit<br />
Nijmegen, 69 p, 5 bijlagen. [met soortenlijst van 3<br />
goudwespen, 2 spinnendoders, 6 plooivleugelwespen, 10<br />
graafwespen en 15 bijen]<br />
Slaats, J., 2007. Bergveldwesp in Meijel. - Natuurhistorisch<br />
Maandblad 96 (5): 136-137.<br />
Smit, J., 2007. Aculeaten voorjaarskamp 2007, Hilversum. -<br />
Veelpoot 18 (2): 15.<br />
Smit, J. & P. Megens, 2007. Aculeaten zomerkamp 2007,<br />
Leende. - Veelpoot 18 (2): 17-19.<br />
Smit, J. & F. van der Meer, 2007. Verdwenen en weer<br />
verschenen: de kleine bonte wespbij Nomada roberjeotiana<br />
(Hymenoptera: Apidae s.l.). - <strong>Nederlandse</strong> Faunistische<br />
Mededelingen 26: 31-37.<br />
Smit, J.T. & T. Zeegers, 2007. Bob van Aartsen overleden.<br />
15 mei 1920 - 1 juli 2007. - Nieuwsbrief EIS-Nederland<br />
45: 6.<br />
Smit, J.T. & T. Zeegers, 2007. In memoriam Bob van<br />
Aartsen. - Vliegenmepper 16 (2): 17.<br />
Spek, E. van der, 2007. Klokjesdikpootbijen en Grasklokjes<br />
op Texel. - Natura 104 (4): 122.<br />
Thijssen, J., 2007. Eet die lastige wesp. Ze smaken naar<br />
jakobsschelpen. - Trouw, zat. 8 september.<br />
Vermaas, A., 2007. Stimuleerden de bloemplanten en de<br />
bijen elkaar in de evolutie? - Bijenhouden 1 (5): 3-5.<br />
Waterreus, K., 2007. Mijn favoriet: de Rode bosmier. -<br />
Natura 104 (3): 79.<br />
Literatuur buitenland<br />
* Amiet, F., M. Herrmann, A. Müller & R. Neumeyer, 2007.<br />
Apidae 5. Ammobates, Ammobatoides, Anthophora, Biastes,<br />
Ceratina, Dasypoda, Epeoloides, Epeolus, Eucera, Macropis,<br />
Melecta, Melitta, Nomada, Pasites, Tetralonia, Thyreus,<br />
Xylocopa. - Fauna Helvetica 20, 356 p. [zie boekbespreking<br />
in <strong>Bzzz</strong> nr. 27]<br />
Archer, M.E., 2007. Taxonomy, distribution and nesting<br />
biology of the species of the genus Vespula or the Vespula<br />
rufa species group (Hymenoptera). - Entomologist's<br />
Monthly Magazine 143: 35-48.<br />
Baker, D.B. & M. Engel, 2007. A note on the nomenclature<br />
of two Coelioxys species (Hymenoptera: Megachilidae). -<br />
Entomologist's Gazette 58: 59-62.<br />
Barbier, Y., 2007. Bembix rostrata (L.) (Hymenoptera,<br />
Crabronidae) de retour en Wallonie (Belgique). - Osmia 1:<br />
5-6.<br />
Beekman, M., A.L. Gilchrist, M. Duncan & D.J.T. Sumpter,<br />
2007. What makes a honeybee scout? - Behavioral<br />
Ecology and Sociobiology 61: 985-995.<br />
Beutler-Vatter, M., 2007. Andrena curvungula (Hymenoptera:<br />
Apidae) auf Sammeltour an Phyteuma spicatum<br />
(Campanulaceae). - BembiX 25: 5-7.<br />
Bladock, D., 2007. The importance of dead wood. -<br />
BWARS Newsletter Autumn 2007: 20-23.<br />
Bowman, J. & M. Macdonald, 2007. Discovery of a Scottish<br />
population of Andrena marginata. - BWARS Newsletter<br />
Autumn 2007: 12-14.<br />
58<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Brennan, B.J., 2007. Abdominal wagging in the social paper<br />
wasp Polistes dominulus: behavior and substrate vibrations. -<br />
Ethology 113: 692-702.<br />
Cameron, S.A., H.M. Hines & P.H. Williams, 2007. A<br />
comprehensive phylogeny of the bumble bees (Bombus). -<br />
Biological Journal of the Linnean Society 91 (1): 161-188.<br />
Cane, J.H., T. Griswold & F.D. Parker, 2007. Substrates and<br />
materials used for nesting by North American Osmia bees<br />
(Hymenoptera: Apiformes: Megachilidae). - Annals of the<br />
Entomological Society of America 100 (3): 350-358.<br />
Cardinal, C. & L. Packer, 2007. Phylogenetic analysis of the<br />
corbiculate Apinae based on morphology of the sting<br />
apparatus (Hymenoptera: Apidae). - Cladistics 23: 99-118.<br />
Cotoneschi, C., F. Scognamiglio, C. Scala, R. Cervo, J.E.<br />
Strassmann & S. Turillazzi, 2007. Larval sex identification<br />
in the paper wasp Polistes dominulus (Vespidae,<br />
Hymenoptera). - Insectes Sociaux 54: 132-135.<br />
Dathe, H.H., 2007. Dr. Paul Westrich 60 Jahre. -<br />
<strong>Entomologische</strong> Nachrichten und Berichte 51 (3-4): 151-<br />
154.<br />
Dötterl, S. & I. Schäffler, 2007. Flower scent of floral oilproducing<br />
Lysimachia punctata as attractant for the oil-bee<br />
Macropis fulvipes. - J. Chem. Ecol. 33: 441-445.<br />
Dubitzky, A., 2007. Phylogeny of the world anthophorini<br />
(Hymenoptera: Apoidea: Apidae). - Systematic<br />
Entomology 32: 585-600.<br />
Dvorak, L., 2007. Social wasps (Hymenoptera: Vespidae)<br />
trapped with beer in European forest ecosystems. - Acta<br />
Musei Moraviae, Scientiae biologicae (Brno) 92: 181-2004.<br />
Dvorak, L. & S.P.M. Roberts, 2007. Results of wasp beer<br />
trapping 2006 in the UK. - BWARS Newsletter Spring<br />
2007: 13-18.<br />
Early, J., 2007. Observations of Cryptocheilus notatus (Rossius,<br />
1792) nesting. - BWARS Newsletter Autumn 2007: 17-18.<br />
Early, J., 2007. Observations of nesting by Cerceris<br />
quinquefasciata (Rossius, 1792). - BWARS Newsletter<br />
Autumn 2007: 15-16.<br />
Early, J., 2007. Variation in age of prey caught by Astata<br />
boops (Schrank, 1781). - BWARS Newsletter Autumn<br />
2007: 16-17.<br />
Engel, M.S., 2007. A lateral gynandromorph in the bee<br />
genus Thyreus and the sting mechanism in the Melectini<br />
(Hymenoptera: Apidae). - American Museum Novitates<br />
3553: 1-11.<br />
Evans, H.E. & K.M. O'Neill, 2007. The sand wasps.<br />
Natural history and behavior. - Harvard University Press,<br />
Cambridge, 240 p. [zie boekbesprekingen in dit nummer]<br />
Exeler, N., 2007. Strong genetic exchange among<br />
populations of a specialist bee, Andrena vaga<br />
(Hymenoptera: Andrenidae). - Conservation Genetics 9:<br />
1233-1241.<br />
Falk, S., 2007. Some comments on the recent paper by<br />
Michael E. Archer (BJENH 20: 75-94). - Br. J. Ent. Nat.<br />
Hist. 20: 219-220.<br />
Field, J., E. Turner, T. Fayle, W.A. Forster, 2007. Costs of<br />
egg-laying and offspring provisioning: multifaceted<br />
parental investment in a digger wasp. - Proceedings of the<br />
Royal Society of London, Series B 274: 445-451.<br />
Flügel, H.-J., 2007. Erste Beobachtungen der Blauen<br />
Holzbiene Xylocopa violacea (L., 1758) im Schwalm-Eder-<br />
Kreis (Nordhessen) (Hymenoptera: Apidae). - BembiX<br />
24: 2-6.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Franzen, M. & M. Larsson, 2007. Pollen harvesting and<br />
reproductive rates in specialized solitary bees. - Ann.<br />
Zool. Fennici 44: 405-414.<br />
Freundt, R., 2007. Halictus scabiosae (Rossi, 1790) am<br />
Niederrhein (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 7.<br />
Frommer, U., 2007. Eine Methode zur Ansiedlung der<br />
Grossen Holzbiene Xylocopa violacea (Linnaeus, 1758)<br />
(Hymenoptera, Apidae). - BembiX 25: 7-10.<br />
Frommer, U., 2007. Ergänzungen zur Bienenfauna<br />
(Hymenoptera, Apidae) im mittleren Hessen mit<br />
Anmerkungen zur Ausbreitung der Sandbienen Andrena<br />
lagopus (Latr.). - Hessische Faunistische Briefe 26 (2): 17-<br />
50.<br />
Fuhrmann, M., 2007. Mitteleuropäische Wälder als<br />
Primärlebensraum von Stechimmen (Hymenoptera,<br />
Aculeata). - Linzer biol. Beitr. 39 (2): 901-917.<br />
Greenleaf, S.S., N.M. Williams, R. Winfree & C. Kremen,<br />
2007. Bee foraging ranges and their relationship to body<br />
size. - Oecologia 153: 589-596.<br />
* Grissell, E.E., 2007. Torymidae (Hymenoptera:<br />
Chalcidoidea) associated with bees (Apodea), with a list of<br />
chalcidoidea bees parasitoids. - Journal of Hymenoptera<br />
Research 16 (2): 234-265.<br />
* Gusenleitner, J., 2007. Bestimmungstabellen mittel- und<br />
südeuropäischer Eumeniden (Hymenoptera, Vespoidea).<br />
3. Nachtrag. - Linzer biol. Beitr. 39 (1): 129-131.<br />
* Gusenleitner, J., 2007. Bestimmungstabellen mittel- und<br />
südeuropäischer Eumeniden (Vespoidea, Hymenoptera).<br />
4. Nachtrag. - Linzer biol. Beitr. 39 (2): 955-956.<br />
Herrmann, M., 2007. Beitrag zur Stechimmenfauna<br />
Ostfrieslands, Niedersachsen (Hymenoptera, Aculeata). -<br />
Drosera 2007: 49-58.<br />
Hines, H.M., J.H. Hunt, T.K. O'Connor, J.J. Gillespie &<br />
S.A. Cameron, 2007. Multigene phylogeny reveals<br />
eusociality evolved twice in vespid wasps. - Proceedings<br />
of the National Academy of Sciences of the United States<br />
of America 104 (9): 3295-3299.<br />
Holzschuh, A., I. Steffan-Dewenter, D. Kleijn & T.<br />
Tscharntke, 2007. Diversity of flower-visiting bees in<br />
cereal fields: effects of farming system, landscape<br />
composition and regional context. - Journal of Applied<br />
Ecology 44: 41-49.<br />
Hunt, J.H., B.J. Kensinger, J.A. Kossuth, M.T. Henshaw, K.<br />
Norberg, F. Wolschin & G.V. Amdam, 2007. A diapause<br />
pathway underlies the gyne phenotype in Polistes wasps,<br />
revealing an evolutionary route to cast-containing insect<br />
societies. - Proceedings of the National Academy of<br />
Sciences of the United States of America 104 (35): 14020-<br />
14025.<br />
Inouye, D.W., 2007. The value of bees. - Biological<br />
Conservation 140: 198-199.<br />
* Jacobs, H.-J., 2007. Die Grabwespen Deutschlands.<br />
Bestimmungschlüssel. - Die Tierwelt Deutschlands 79,<br />
207 p.<br />
Jacobs, H.-J. & F. Burger, 2007. Trypoxylon kostylevi<br />
Antropov, 1985 in Deutschland und Europa<br />
(Hymenoptera: Crabronidae). - BembiX 24: 15-17.<br />
Jakubzik, A. & K. Cölln, 2007. Coelioxys alata Forster, 1853,<br />
ein Wiederfund auf dem Territorium von Nordrhein-<br />
Westfalen nach über 100 Jahren. - BembiX 25: 14-16.<br />
Janson, S., M. Middendorf & M. Beekman, 2007. Searching<br />
for a new home - scouting behavior of honeybee swarms.<br />
- Behavioral Ecology 18 (2): 384-392.<br />
Klein, A.-M., B.E. Vaissiere, J.H. Cane, I.Steffan-Dewenter,<br />
S.A. Cunningham, C. Kremen & T. Tscharntke, 2007.<br />
Importance of pollinators in changing landscapes for<br />
world crops. - Proceedings of the Royal Society of<br />
London, Series B 274: 303-313.<br />
Klimov, P.B., B.M. OConnor & L.K. Knowles, 2007.<br />
Museum specimens and phylogenies elucidate ecology's<br />
role in coevolutionary associations between mites and<br />
their bee hosts. - Evolution 61 (6): 1368-1379.<br />
Klimov, P.B., S.B. Vinson & B.M. OConnor, 2007.<br />
Acarinaria in association of apid bees (Hymenoptera) and<br />
chaetodactylid mites (Acari). - Invertebrate Systematics 21<br />
(2): 109-136.<br />
Knowles, A., 2007. An unusual nesting location for Odynerus<br />
melanocephalus (Gmelin). - BWARS Newsletter Autumn<br />
2007: 12.<br />
Knowles, A., 2007. Evagetes pectinipes (Linnaeus, 1758) in<br />
Essex. - BWARS Newsletter Autumn 2007: 15.<br />
Kohler, F., J. Verhulst, E. Knop, F. Herzog & D. Kleijn,<br />
2007. Indirect effects of grassland extensification schemes<br />
on pollinators in two contrasting European countries. -<br />
Biological Conservation 135: 302-307.<br />
Kokuvo, N., Y. Toquenaga & K. Goka, 2007. A simple<br />
visualization method to reconstruct nest-mate patterns<br />
among bumble bees (Hymenoptera: Apidae) using genetic<br />
data. - Appl. Entomol. Zool. 42 (1): 137-141.<br />
Kosior, A., W. Celary, P. Olejniczak, J. Fijal, W. Krol, W.<br />
Solarz & P. Plonka, 2007. The decline of the bumble bees<br />
and cuckoo bees (Hymenoptera: Apidae: Bombini) of<br />
western and central Europe. - Oryx 41 (1): 79-88.<br />
Kremen, C., N.M. Williams, M.A. Aizen, B. Gemmill-<br />
Herren, G. LeBuhn, R. Minckley. L. Packer, S.G. Potts,<br />
T. Roulston, I. Steffan-Dewenter, D.P. Vazquez, R.<br />
Winfree, L. Adams, E.E. Crone, S.S. Greenleaf, T.H.<br />
Keitt, A.M. Klein, J. Regetz & T.H. Ricketts, 2007.<br />
Pollination and other ecosystem services produced by<br />
mobile organisms: a conceptual framework for the effects<br />
of land-use change. - Ecology Letters 10: 299-314.<br />
* Kuhlmann, M., G. Else, A. Dawson & D.L.J. Quicke,<br />
2007. Molecular, biogeographical and phenological<br />
evidence for the existence of three western European<br />
sibling species in the Colletes succinctus group<br />
(Hymenoptera: Apidae). - Organisms, Diversity &<br />
Evolution 7: 155-165.<br />
Larsson, M. & M. Franzen, 2007. Critical resource levels of<br />
pollen for the declining bee Andrena hattorfiana<br />
(Hymenoptera, Andrenidae). - Biological Conservation<br />
134: 405-414.<br />
Leadbeater, E. & L. Chittka, 2007. The dynamics of social<br />
learning in an insect model, the bumblebee (Bombus<br />
terrestris). - Behavioral Ecology and Sociobiology 61: 1789-<br />
1796.<br />
Mauss, V., 2007. Evolution verschiedener Lebensformtypen<br />
innerhalb basaler Teilgruppen der Faltenwespen<br />
(Hymenoptera, Vespidae). - Denisia 20: 701-722.<br />
Mazzucco, K. & R. Mazzucco, 2007. Wege der<br />
Mikroevolution und Artbildung bei Bienen (Apoidea,<br />
Hymenoptera): Populationsgenetische und empirische<br />
Aspekte. - International Institute for Applied Systems<br />
Analysis, Interim Report IR-07-049, 100 p.<br />
Meyer, B., I. Steffan-Dewenter & R. Theunert, 2007.<br />
Megachile apicalis (Spinola, 1808), erster Nachweis aus<br />
59
Niedersachsen (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 25-<br />
26.<br />
* Michener, C.D., 2007. The bees of the world. - John<br />
Hopkins University Press, Baltimore, London, 953 p.<br />
Michener, C.D., 2007. The professional development of an<br />
entomologist. - Annual Review of Entomology 52: 1-15.<br />
* Michez, D. & C. Eardley, 2007. Monographic revision of<br />
the bee genus Melitta Kirby 1802 (Hymenoptera: Apoidea:<br />
Melittidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.) 43 (4): 379-440.<br />
Mitesser, O., N. Weissel, E. Strohm & H.J. Poethke, 2007.<br />
Optimal investment allocation in primitively eusocial<br />
bees: a balance model based on resource limitation of the<br />
queen. - Insectes Sociaux 54: 234-241.<br />
Morandin, L.A., M.L. Winston, V.A. Abbott & M.T.<br />
Franklin, 2007. Can pastureland increase wild bee<br />
abundance in agriculturally intense areas? - Basic and<br />
Applied Ecology 8: 117-124.<br />
Moritz, R.F.A., F.B. Kraus, P. Kryger & R.M. Crewe, 2007.<br />
The size of wild honeybee populations (Apis mellifera) and<br />
its implications for the conservation of honeybees. -<br />
Journal of Insect Conservation 11: 391-397.<br />
Ohl, M. & M.S. Engel, 2007. Die Fossilgeschichte der<br />
Bienen und ihrer nächsten Verwandten (Hymenoptera:<br />
Apoidea). - Denisia 20: 687-700.<br />
Paxton, R.J., 2007. The Bombus lucorum complex revisited<br />
using a molecular genetic approach: not one or two but<br />
three species across Ireland. - BWARS Newsletter Spring<br />
2007: 7-8.<br />
Peat, L., 2007. Xylocopa violacea excitement. - BWARS<br />
Newsletter Autumn 2007: 26-27.<br />
* Pesenko, Y.A., 2007. Subgeneric classification of the<br />
palaearctic bees of the genus Evylaeus Robertson<br />
(Hymenoptera: Halictidae). - Zootaxa 1500: 1-54.<br />
Pirk, C.W.W., P. Neumann & R. Hepburn, 2007. Nestmate<br />
recognition for eggs in the honeybee (Apis mellifera L.). -<br />
Behavioral Ecology and Sociobiology 61: 1685-1693.<br />
Raffiudin, R. & R.H. Crozier, 2007. Phylogenetic analysis of<br />
honey bee behavioral evolution. - Molecular<br />
Phylogenetics and Evolution 43: 543-552.<br />
Raine, N.E. & L. Chittka, 2007. Flower constancy and<br />
memory dynamics in bumblebees (Hymenoptera: Apidae:<br />
Bombus). - Entomol. Gener. 29 (2-4): 179-199.<br />
Raine, N.E. & L. Chittka, 2007. Pollen foraging: learning a<br />
complex motor skill by bumblebees (Bombus terrestris). -<br />
Naturwissenschaften 94 (6): 459-464.<br />
Ratnieks, F.L.W. & T. Wenseleers, 2007. Altruism in insects<br />
societies and beyond: voluntary or enforced? - Trends in<br />
Ecology and Evolution 23 (1): 45-52.<br />
Rozen, J.G.Jr. & S.M. Kamel, 2007. Investigations on the<br />
biologies and immature stages of the cleptoparasitic bee<br />
genera Radoszkowskiana and Coelioxys and their Megachile<br />
hosts (Hymenoptera: Apoidea: Megachilidae:<br />
Megachilini). - American Museum Novitates 3573: 1-43.<br />
Sayama, K., H. Kosaka & S. Makino, 2007. The first record<br />
of infection and sterilization by the nematode Sphaerularia<br />
in hornets (Hymenoptera, Vespidae, Vespa). - Insectes<br />
Sociaux 54: 53-55.<br />
Schmid-Egger, C., 2007. Sphecidae oder Crabronidae? Zum<br />
Gebrauch der Familiennamen bei den Grabwespen. -<br />
BembiX 25: 17-20.<br />
60<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Schmitz, M., 2007. Andrena agilissima (Scopoli, 1770) in Süd-<br />
Niedersachsen (Hymenoptera: Apidae). - BembiX 24: 26-<br />
27.<br />
Schneider, N. & F. Feitz, 2007. Helicomrie abdominale<br />
observee chez Agenioideus sericeus (Vander Linden, 1827)<br />
(Insecta, Hymenoptera, Pompilidae). - Bull. Soc. Nat.<br />
Luxemb. 108: 53-54.<br />
Schwarz, M., 2007. Klärung nomenklatorischer Fragen<br />
betreffend Coelioxys conoidea (Illiger, 1806) und C. vectis<br />
Curtis, 1831 (Hymenoptera, Apidae, Megachilinae). -<br />
Entomofauna <strong>28</strong> (31): 453-460.<br />
Schwarz, M.P., M.H. Richards & B.N. Danforth, 2007.<br />
Changing paradigms in insect social evolution: insights<br />
from halictine and allodapine bees. - Annual Review of<br />
Entomology 52: 127-150.<br />
Sharkey, M.J., 2007. Phylogeny and classification of<br />
Hymenoptera. - Zootaxa 1668: 521-548.<br />
* Sheffield, C.S. & S.M. Westby, 2007. The male of Megachile<br />
nivalis Friese, with an updated key to members of the<br />
subgenus Megachile s.str. (Hymenoptera: Megachilidae) in<br />
North America. - Journal of Hymenoptera Research 16<br />
(1): 178-191.<br />
Smith, J.A., S.M. Tierney, Y.C. Park, S. Fuller & M.P.<br />
Schwarz, 2007. Origins of social parasitism: the<br />
importance of divergence ages in phylogenetic studies. -<br />
Molecular Phylogenetics and Evolution 43: 1131-1137.<br />
Straka, J. & P. Bogusch, 2007. Description of immature<br />
stages of cleptoparasitic bees Epeoloides coecutiens and<br />
Leiopodus trochantericus (Hymenoptera: Apidae: Osirini,<br />
Protepeolini) with remarks to their unusual biology. -<br />
Entomologica Fennica 18: 242-254.<br />
Straka, J. & P. Bogusch, 2007. Phylogeny of the bees of the<br />
familiy Apidae based on larval characters with focus on<br />
the origin of cleptoparasitism (Hymenoptera: Apiformes).<br />
- Systematic Entomology 32: 700-711.<br />
Sugiura, S., T. Abe, Y. Yamaura & S. Makino, 2007. Flowervisiting<br />
behavior of male bees is triggered by nectarfeeding<br />
insects. - Naturwissenschaften 94: 703-707.<br />
Tan, K., S.E. Radloff, J.J. Li, H.R. Hepburn, M.X. Yang, L.J.<br />
Zhang & P. Neumann, 2007. Bee-hawking by the wasp,<br />
Vespa velutina, on the honeybees Apis cerana and A.<br />
mellifera. - Naturwissenschaften 94: 469-472.<br />
Terzo, M., 2007. Premiere observation en Belgique de<br />
Nomada facilis Scharz, 1967 (Hymenoptera: Apidae). -<br />
Notes fauniques de Gembloux 60 (3): 144-146.<br />
Terzo, M., P. Coppens, I. Valterova, G. Toubeau & P.<br />
Rasmont, 2007. Reduced cephalic labial glands in the<br />
male bumblebees of the subgenus Rhodobombus Dalla<br />
Torre (Hymenoptera: Apidae: Bombus Latreille). - Ann.<br />
soc. entomol. Fr. (n.s.) 43 (4): 497-503.<br />
Theunert, R., 2007. Anmerkungen zur Systematik der<br />
Grabwespen und Bienen. - BembiX 25: 20-21.<br />
* Theunert, R., 2007. Die Unterscheidung der Weibchen<br />
von Lasioglossum fratellum (Pérez, 1903) und Lasioglossum<br />
subfulvicorne (Blüthgen, 1934) bleibt schwierig<br />
(Hymenoptera: Apidae)! - BembiX 25: 27-30.<br />
Theunert, R., 2007. Zum Sexualverhalten der Grabwespe<br />
Ectemnius lapidarius (Panzer, 1804) (Hymenoptera:<br />
Sphecidae). - BembiX 25: 22-26.<br />
Theunert, R., 2007. Zur Lebensweise von Crossocerus congener<br />
(Dahlbom, 1844) (Hymenoptera: Sphecidae). - BembiX<br />
24: 30-32.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Theunert, R., 2007. Zur Verbreitung der Goldwespen der<br />
Gattungen Hedychridium und Hedychrum in Niedersachsen<br />
und Bremen (Hymenoptera, Chrysididae). - Beitr. Naturk.<br />
Nieders. 60: 15-20.<br />
Tölke, A., 2007. Neue Aspekte bei der Einlagerung von<br />
Beute durch die solitare Wespe Symmorphus crassicornis<br />
(Panzer) in ihre Brutzellen. - Beitr. Ent. 57: 161-175.<br />
Uller, T., I. Pen, E. Wapstra, L.W. Beukeboom & J.<br />
Komdeur, 2007. The evolution of sex ratios and sexdetermining<br />
systems. - Trends in Ecology and Evolution<br />
22 (6): 292-297.<br />
Vereecken, N.J. & G. Mahe, 2007. Larval aggregations of<br />
the blister beetle Stenoria analis (Schaum) (Coleoptera:<br />
Meloidae) sexually deceive patrolling males of their host,<br />
the solitary bee Colletes hederae Schmidt & Westrich<br />
(Hymenoptera: Colletidae). - Ann. soc. entomol. Fr. (n.s.)<br />
43 (4): 493-496.<br />
Vereecken, N.J., J. Mant & F.P. Schiestl, 2007. Population<br />
differentiation in female sex pheromone and male<br />
preferences in a solitary bee. - Behavioral Ecology and<br />
Sociobiology 61: 811-821.<br />
Colletes hederae, vrouwtje. (Foto Albert de Wilde).<br />
Westerkamp, C. & R. Classen-Bockhoff, 2007. Bilabiate<br />
flowers: the ultimate response to bees? - Annals of<br />
Botany 100: 361-374.<br />
Williams, N.M. & C. Kremen, 2007. Resource distributions<br />
among habitats determine solitary bee offspring<br />
production in a mosaic landscape. - Ecological<br />
Applications 17 (3): 910-921.<br />
Winfree, R., T. Griswold & C. Kremen, 2007. Effect of<br />
human disturbance on bee communities in a forested<br />
ecosystem. - Conservation Biology 21 (1): 213-223.<br />
Wolf, H., 2007. Dürfen Entomologen heiraten? - BembiX<br />
25: 58-59.<br />
Wolf, H., 2007. Ein Zwitter von Macropis europaea Warncke<br />
1973 (Hymenoptera, Apidae). - Linzer biol. Beitr. 39 (2):<br />
1249-1250.<br />
Wolf, H., 2007. Virgilius Bernardus Antonius Lefeber †. -<br />
BembiX 25: 2-5.<br />
Zobel, M.U. & R.J. Paxton, 2007. Is big the best? Queen<br />
size, usurpation and nest closure in a primitively eusocial<br />
sweat bee (Lasioglossum malachurum). - Behavioral Ecology<br />
and Sociobiology 61: 435-447.<br />
61
62<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Aculeaten Aculeaten Aculeaten in in het het buitenland<br />
buitenland<br />
Hymenopterologen<br />
Hymenopterologen-<br />
Hymenopterologen<br />
Tagung Tagung 2008 2008 in Stuttgart<br />
Stuttgart<br />
Pieter van Breugel, Wim Klein, Hans<br />
Nieuwenhuijsen, Theo Peeters & Jan Smit<br />
Vijf leden van de sectie hebben dit symposium<br />
bezocht. Hieronder volgt een kort verslag waarin elk<br />
van deze deelnemers de lezing die hem het meeste<br />
aansprak heeft besproken, met een inleiding door<br />
Pieter van Breugel.<br />
Pieter van Breugel<br />
Inleiding<br />
In het bijzonder prettige gezelschap van Jan Smit,<br />
Wim Klein, Hans Nieuwenhuijsen en Theo Peeters<br />
bezocht ik voor de eerste keer de tweejaarlijkse<br />
Hymenopterologen-Tagung in het Naturmuseum am<br />
Löwentor in Stuttgart, van 3-5 oktober 2008. Het was<br />
duidelijk dat mijn kompanen al langer de weg weten<br />
binnen het wat gecompliceerde netwerk van<br />
hymenopterologen in Duitsland en al op de eerste<br />
avond enkele oude vriendschappen konden ophalen.<br />
Op zaterdag werden veel voordrachten gehouden.<br />
Daarbij was het voor mij treffend, dat er een groot<br />
verschil is tussen de daar gepresenteerde thema’s<br />
inzake hymenoptera en de thematiek waarmee mijn<br />
vier reisgenoten zich gewoonlijk bezig houden. Zij zijn<br />
vooral determinatie- en verspreidingsdeskundigen. De<br />
sprekers echter getuigden allemaal van intensief<br />
wetenschappelijk onderzoek, waarbij het herkennen<br />
van soorten en de verspreiding ervan slechts af en toe<br />
tot thema van de voordracht werd gekozen. En in die<br />
gevallen was soortenonderscheid aan de hand van<br />
DNA-analyse een hot topic. Daarop vormde het<br />
avonturenverhaal van Volker Mauss over zijn reis naar<br />
Oost Turkije op zoek naar de zeldzame pollenwesp<br />
Ceramius palaestinensis een uitzondering.<br />
Voor mijzelf vond ik het een verrijkende ervaring om<br />
eens een inkijkje te krijgen in de keuken van de<br />
experimentele insectenkunde, maar vooral ook een<br />
inkijkje in de karakters en interesses van mijn<br />
reisgenoten. Ik dank hen voor hun vermakelijke<br />
gezelschap, hun betrokkenheid en hun inzet voor mij<br />
persoonlijk.<br />
Wirtspflanzenerkennung oligolektischer Bienen -<br />
Hannah Burger<br />
Persoonlijk vond ik de voordracht van de doortastend<br />
overkomende Hannah Burger (Universität Ulm,<br />
Institut für Experimentelle Ökologie) indrukwekkend.<br />
Haar onderzoek richtte zich op waardplantherkenning<br />
van oligolectische bijen. Daarvoor gebruikte ze<br />
vliegkooien met naïeve (voor het eerst vliegende) en<br />
ervaren vrouwtjes om te achterhalen op welke<br />
factoren, geur of kleur, deze bijen het sterkst reageren.<br />
Daarbij ging ze uit van Osmia adunca in combinatie met<br />
verschillende Echiumsoorten. Hoewel de resultaten niet<br />
allemaal even eenduidig waren, sprak uit haar verhaal<br />
een overtuiging en een dadendrang die weldadig<br />
aandeden. Ook Andrena vaga vormde onderdeel van<br />
haar speurwerk. Geuren blijken doorslaggevend, maar<br />
die uitkomst vormde slechts het begin van een<br />
chemische puzzel, waarbij gaschromatografie en<br />
signaalmetingen aan antennes de basis vormen voor<br />
verder onderzoek naar de juiste chemische<br />
componenten. Vooral dat deze jonge dame ook andere<br />
universiteiten in haar onderzoek wist te betrekken om<br />
de daar aanwezige apparatuur in te zetten, sprak me<br />
aan. Het laat zien dat jonge wetenschappers met groot<br />
enthousiasme bezig kunnen zijn in de wereld van de<br />
hymenoptera.<br />
Wim Klein<br />
De 8 ste Hymenopterologen Tagung in Stuttgart<br />
Om maar meteen met de deur in huis te vallen:<br />
Stuttgart is gewoon erg leuk. Elke keer als die<br />
Hymenopterologen Tagung wordt gehouden is het<br />
feest. Maar dit roept ook de vraag op: hoe moet je<br />
uitleggen dat die Tagung echt leuk is.<br />
Als je het programma leest, zie je praktisch alleen maar<br />
‘droge kost’. Wie wordt er nou wild van een lezing<br />
over DNA-barcoding of over de gevoeligheid van de<br />
antenne van een hommel?<br />
En toch zijn die lezingen – het zijn er erg veel – één<br />
van de leuke dingen van de Tagung: mensen die zich<br />
afgevraagd hebben: ‘hoe werkt iets nou precies?’ Dat<br />
dan tot op de bodem toe uitzoeken en daar verslag van<br />
uitbrengen. Boeiend, vooral als je daarna met nog<br />
meer vragen zit, dan voor die lezing. Als je dan weet<br />
hoe een koekoekshommel een nest van haar waard<br />
vindt met behulp van geurstoffen, dan rijst vervolgens<br />
de vraag op hoe weet die koekoekshommel dat dit nest<br />
al niet door een ander is betrokken? Ook laten die<br />
lezingen zien, dat het allemaal niet zo triviaal, banaal of<br />
vanzelfsprekend is, wat er in het veld tussen wespen
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
en bijen gebeurt, maar uiterst complex en nauwkeurig<br />
afgestemd.<br />
Een andere zaak is dat je op de Tagung steeds weer<br />
iets leert. Bijvoorbeeld het onderscheid tussen ‘naïeve<br />
vrouwtjes’ en ‘ervaren vrouwtjes’; termen die in volle<br />
ernst worden gebruikt. Een naïef vrouwtje is een<br />
vrouwtje dat nog nooit buiten het nest is geweest en<br />
nog nooit een bloem heeft bezocht.<br />
Van de vele lezingen en posters waren mijn inziens<br />
echt goed een lezing over het gedrag van<br />
pollenwespen (Ceramius-wespen) in Turkije vergeleken<br />
met dat in Spanje en een lezing over een vrij<br />
onbekende wespengroep de Rhopalosomatidae. Bij de<br />
laatste van deze twee werd en passant een stevige<br />
knuppel in het fylogenetische hoenderhok gegooid,<br />
maar daarop werd helaas weinig gereageerd. De<br />
spreker merkte op dat nieuw moleculair onderzoek de<br />
huidige ideeën over verwantschap niet ondersteunt en<br />
heel andere verwantschappen aangeeft. Jammer was<br />
het dat Wijnand er dit keer niet bij was, want die zou<br />
zeker wel commentaar hebben gehad.<br />
Maar wat de Tagung in Stuttgart echt tot een feest<br />
maakt, zijn de vele mensen die je ontmoet; mensen die<br />
allemaal op de een of andere manier lol hebben in<br />
wespen (en/of bijen). Te zien en te horen wat zij doen<br />
en hoe zij dat doen, is al mooi, maar het brengt je ook<br />
op ideeën en het leidt tot allerlei stevige discussies.<br />
Alleen daarom is deelnemen aan die<br />
Hymenopterologen Tagung meer dan de moeite<br />
waard.<br />
En misschien ter geruststelling: er wordt niet alleen<br />
maar over bijen en wespen gesproken. Het geheel<br />
vindt plaats in een mooi museum en en passant hoor<br />
je ook iets over bijzondere collecties: een verzameling<br />
van dierenuitwerpselen en alle problemen die zo’n<br />
collectie met zich mee brengt: heel boeiend.<br />
Hans Nieuwenhuijsen<br />
In Stuttgart hebben twee lezingen mijn aandacht<br />
getrokken en daarover wil ik verslag doen. De eerste<br />
werd op zaterdagmorgen gehouden door Christophe<br />
Praz, ook namens Andreas Müller en Silvia Dorn.<br />
Floral specializations in osmiine bees: the role of<br />
pollen nutritional quality and host recognition.<br />
Intrigerend, die term host-recognition, gastheer<br />
herkenning, in de context van de relatie tussen een<br />
oligolectische bij en een plant. Ik kende die term alleen<br />
met betrekking tot parasieten. De parasiet en zijn<br />
gastheer. Maar nu eerst iets over de lezing.<br />
Welke evolutionaire krachten liggen ten grondslag aan<br />
voedselspecialisatie (oligolectie) bij solitaire bijen?<br />
Heeft het te maken met de ‘voedingswaarde’ van het<br />
stuifmeel? Het blijkt dat als je larven van de ene soort<br />
op het stuifmeel van een andere soort laat opgroeien,<br />
en vice versa, er met de ontwikkeling meestal iets mis<br />
gaat. Het soort stuifmeel kan dus een factor zijn in de<br />
ontwikkeling van oligolectie bij bijen. Maar: de larve<br />
van de tronkenbij (Heriades truncorum) kan zich op meer<br />
soorten stuifmeel ontwikkelen. Er moet dus nog een<br />
factor een rol spelen. Zou het een leerproces<br />
(imprinting) kunnen zijn? Het blijkt dat het voedsel,<br />
waarop de larve is opgegroeid geen invloed heeft op<br />
de latere stuifmeel keuze van het volwassen stadium.<br />
Of de larven nu op stuifmeel van Asteraceae of op<br />
ander stuifmeel opgroeiden, de volwassen vrouwtjes<br />
verzamelen allemaal uitsluitend stuifmeel op<br />
Asteraceae. Het is dus duidelijk dat, bij de tronkenbij<br />
althans, het nog een andere factor is, die oligolectie<br />
bepaalt: een neurologische factor - lees: een<br />
aangeboren gedraging.<br />
Nog even terug naar oligolectische bij- plant (= host)<br />
relatie. Ik besef weer duidelijk dat het een<br />
symbiotische realtie is: de bij levert<br />
voortplantingsdiensten aan de plant en de plant levert<br />
voedsel. En ik besef ook het deficit van<br />
soortbescherming van bijvoorbeeld (oligolectische)<br />
bijen Je moet relaties beschermen zoals in dit geval<br />
plantensoort en bij.<br />
De tweede lezing, op zondag, die me aan het denken<br />
zette was die van Jennifer Brodmann, ook namens<br />
Robert Twele, Wittko Francke & Manfred Ayasse.<br />
Orchidee betreibt chemische Mimikry und lockt<br />
Beute-jagende Wespen zur Bestäubung an.<br />
Let op de fascinerende redenatie. Veel parasitaire<br />
wespen reageren op de stoffen, die uit een blad<br />
vrijkomen als eraan geknaagd wordt door bijvoorbeeld<br />
een rups. Die stoffen noemt men GLV’s (green leaves<br />
volatiles). De wesp reageert op deze stoffen en vindt<br />
zo zijn gastheer (host). Volgens mij is er in<br />
Wageningen veel onderzoek naar dit verschijnsel<br />
gedaan, maar dat meldt de spreekster niet. Limonaden<br />
wespen bestuiven de breedbladige wespenorchis<br />
(Epipactis helleborine). Produceert de bloem misschien<br />
ook GLV’s om de wespen aan te trekken? Dat blijkt<br />
inderdaad zo te zijn. De wespen reageren blijkbaar op<br />
deze stoffen om een prooi te vinden, maar vinden de<br />
orchidee en die levert ze geen prooi maar nectar. De<br />
orchidee vertoont chemische mimicry. Deze term vind<br />
ik wel wat ver gezocht: een orchidee, die een<br />
beschadigd groen blad nadoet. Pas nu ik dit schrijf<br />
bedenk ik dat ik iets had moeten vragen over de<br />
concentratie (intensiteit) van de door de bloem<br />
afgegeven GLV’s. Nico Vereecken opende vorig jaar<br />
de entomologendag in Ede met een verhaal over<br />
Ophrys en zijn bestuivers. Hij meldde dat de orchidee<br />
niet alleen de vorm een vrouwtjesbij nabootst maar<br />
ook een feromoon afgeeft dat hetzelfde is als dat wat<br />
het vrouwtje produceert om mannetjes aan te trekken.<br />
Alleen de orchidee geeft het af in een veel hoger<br />
concentratie. Gedragsbiologen noemen dat een<br />
supranormale prikkel. Dat moet wel want de orchidee<br />
63
moet concurreren met de vrouwtjes. Mijn vraag had<br />
moeten zijn: is dit ook bij de GLV’s van Epipactis het<br />
geval? Maakt ie extra veel GLV’s alsof er een leger<br />
rupsen aan hem knaagt? Dat moet haast wel. Curieus<br />
is dat een andere spreker in Stuttgart aantoonde, maar<br />
ik weet niet meer of het ook over GLV’s ging, dat uit<br />
beschadigde planten de stoffen in zulke lage<br />
concentraties vrijkomen dat het de vraag is of<br />
parasitaire wespen daarop reageren. Hij toonde aan dat<br />
met name stoffen uit rupsenpoep de wespen<br />
aantrekken. Jammer, hè, deze discussie achteraf, ik<br />
moet over twee jaar toch alerter zijn.<br />
Theo Peeters<br />
Drie dolle dagen zijn het!<br />
We hebben altijd veel lol, voeren tevens serieuze<br />
gesprekken en maken plannen tijdens de reis en het<br />
avondeten. Ik verheug me altijd op deze dagen, want je<br />
praat weer eens wat langer met collega’s, legt nieuwe<br />
contacten en slokt in korte tijd veel nieuwe kennis op<br />
in een ongedwongen, eenvoudige sfeer.<br />
De praatjes en posters zijn in het algemeen van goede<br />
kwaliteit, maar ook ik heb zo mijn voorkeuren. Vooral<br />
de onderzoekingen van Michael Ohl en de<br />
onderzoekslijn van Andreas Müller spreken me aan.<br />
Ook deze keer waren dat voor mij de krenten uit de<br />
pap. Volker Lohrmann, een student van Michael Ohl,<br />
gaf een overzicht van de fylogenie van de Vespoidea.<br />
Die Rhopalosomatiden – eine wenig bekannte<br />
Familie parasitoider Wespen und die Phylogenie<br />
der Vespiden.<br />
De angeldragers (Hymenoptera Aculeata) kunnen we<br />
in drie grote groepen verdelen: de Chrysidoidea<br />
(goudwespachtigen), de Apoidea (graafwespen en<br />
bijen) en de Vespoidea (overige wespachtigen), waarbij<br />
de Chrysidoidea als de meest basale groep van de<br />
angeldragers worden beschouwd (Brothers 1999, zie<br />
ook Peeters et al 2004). De verwantschappen tussen<br />
de 10 families (Formicidae, Mutllidae, Sapygidae,<br />
Tiphiidae, Sierolomorphidae, Bradynobaenidae,<br />
Rhopalosomatidae, Scoliidae, Pompilidae en<br />
Vespidae) die tegenwoordig worden onderscheiden<br />
binnen de Vespoidea worden verschillend<br />
geïnterpreteerd. Lohrmann ging kort in op de<br />
resultaten van een recente moleculair-fylogenetische<br />
studie van Pilgrim et al. (2008). Daarin worden, zoals<br />
verwacht, de Vespoidea als een parafyletische groep<br />
beschouwd. Tevens laat deze studie zien dat de<br />
Bradynobaenidae, Tiphiidae en de Mutillidae niet<br />
monofyletisch zijn en wordt een geheel nieuwe<br />
indeling van de aculeata met 8 i.p.v. 3 superfamilies<br />
voorgesteld. De tijd zal ons leren of deze nieuwe visie<br />
ondersteund en gevolgd gaat worden. Feit is dat er<br />
weer spannende ontwikkelingen gaande zijn in de<br />
64<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
systematiek van de angeldragers die nieuwe<br />
evolutionaire lijnen laten zien.<br />
Van enkele van de vespoide families zoals<br />
bijvoorbeeld de Sierolomorphidae en de<br />
Rhopalosomatidae weten we zeer weinig. Lohrmann<br />
bestudeert o.a. een van deze families namelijk de<br />
Rhopalosomatidae. Dit is een kleine familie van<br />
parasitair levende angeldragende wespen, die tot op<br />
heden vooral gevonden worden in tropische en<br />
subtropische regio’s. Als gastheren worden<br />
waarschijnlijk alleen nymphen van krekels<br />
(Orthoptera: Gryllidae) gebruikt. De meeste soorten<br />
zijn actief in de schemering of ’s nachts. Pas door de<br />
inzet van malaisevallen zijn deze dieren in aantal<br />
gevangen. Townes (1977) was de eerste die een goede<br />
revisie van de familie publiceerde. Hij onderscheidde<br />
vier genera: Olixon, Liosphex, Paniscomima en<br />
Rhopalosoma. Lohrmann ging kort in op de revisie van<br />
het genus Liosphex waaraan hij momenteel werkt<br />
(Lohrmann & Ohl, in voorbereiding).<br />
Systematik und Biogeographie der australischen<br />
Rhopalosomatidae.<br />
Ook een van de onderzoeken van de nieuwe<br />
Hymenoptera-curator van het museum in Stuttgart,<br />
Lars Krogmann, vult een deel van het gat in onze<br />
kennis wat betreft Rhopalosomatidae. Hij gaf een<br />
overzicht van de systematiek en de biogeografie van de<br />
australische soorten van deze familie die allen tot het<br />
genus Olixon behoren. Wereldwijd waren tot op heden<br />
slechts 11 soorten van dit genus beschreven, waarvan<br />
twee uit Australië. De soorten van het genus Olixon<br />
zijn vleugelloos en lijken sterk op mieren. Tijdens een<br />
groot Australisch onderzoeksproject met potvallen<br />
werden 17 soorten gevonden waarvan er maar liefst 15<br />
als nieuw zullen worden beschreven (Krogmann et al.<br />
in druk).<br />
Een geheel andere onderzoekslijn, die op de<br />
achtergrond ook sterk gestuurd wordt door<br />
afstamming, is gericht op de ontrafeling van het<br />
bloembezoek van bijen. Andreas Müller was dit keer<br />
zelf verhindert. Twee studenten van hem<br />
presenteerden echter een mooi overzicht van de<br />
activiteiten van zijn onderzoeksgroep in de afgelopen<br />
twee jaren. In het onderzoek van Christophe Praz<br />
werden de larven van vier oligolectische bijen<br />
gedwongen zich te voeden met pollen van andere<br />
bloemplanten.<br />
Floral specializations in osmiine bees: the role of<br />
pollen nutritional quality and host recognition.<br />
In tabel 1. worden de resultaten van dit onderzoek<br />
kort weergegeven.<br />
De pollen van vijf verschillende plantenfamilies zijn<br />
niet allemaal geschikt als larvenvoedsel voor bijen en<br />
de larven van vier oligolectische bijensoorten<br />
verschillen sterk in de mogelijkheden die ze hebben<br />
om verschillende pollensoorten te gebruiken voor hun<br />
ontwikkeling (Praz et al. 2008a).
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
De larven van b.v. Heriades truncorum kunnen zich dus<br />
ontwikkelen op diverse pollenmenu’s. Maar zullen<br />
larven die opgroeien met pollen van een bepaalde<br />
plant als adult ook die plant als voedselbron kiezen<br />
(inprintingtheorie)? En zullen vrouwtjes van H.<br />
truncorum bij afwezigheid van hun waardplanten<br />
(Asteraceae) andere geschikte pollenbronnen kiezen?<br />
Een experiment met Heriades truncorum in vliegkooien<br />
toonde dat alle bijen, al of niet opgegroeid met<br />
uitsluitend pollen van Echium of Campanula, alleen<br />
maar pollen verzamelden op Asteraceae. Wanneer ze<br />
gedwongen werden alleen op Echium of Campanula hun<br />
pollen te verzamelen stopten ze met de<br />
nestbouwactiviteiten. Waardplantkeuze is een<br />
(genetisch?) vastliggende eigenschap bij de Tronkenbij<br />
(Heriades truncorum) en oligolectie lijkt bij deze soort<br />
eerder een neurologische dan een fysiologische<br />
‘beperking’ te hebben (Praz et al. 2008b).<br />
Muster der Wirtspflanzenwahl bei Bienen der<br />
Gattung Chelostoma.<br />
Claudio Sedivy onderzocht de pollenladingen van 35<br />
van de ongeveer 60 soorten van het genus Chelostoma<br />
wereldwijd. Tevens werd de fylogenie van deze<br />
soorten geanalyseerd aan de hand van morfologische<br />
kenmerken en kenmerken van vier genen. Twee<br />
Chelostoma-soorten bleken polylectisch, alle andere<br />
soorten waren streng oligolectisch. En de beide<br />
polylectische soorten hebben zich ontwikkelt uit<br />
oligolectische vooroudersoorten. Vaak worden door<br />
Chelostoma-soorten pollen verzameld van niet aan<br />
elkaar verwante plantenfamilies met echter visueel zeer<br />
sterk op elkaar lijkende bloemen. Hij besloot met een<br />
hypothese voor de evolutie van waardplantenkeuzen<br />
bij bijen waarin fysiologische en neurologische<br />
beperkingen een rol spelen (Sedivy et al., in druk).<br />
Wirtspflanzenerkennung oligolektischer Bienen<br />
Hannah Burger tenslotte gaat nog een stapje verder en<br />
onderzoekt of in bepaalde hersendelen van<br />
oligolectische bijen (ze gebruikt Andrena vaga)<br />
aanpassingen te vinden zijn die het waarnemen van<br />
specifieke geurstoffen van waardplanten<br />
vergemakkelijken. Dit onderzoek is echter nog niet<br />
afgerond.<br />
Dat waren voor mij de inhoudelijke ‘highlights’ van<br />
deze drie dolle dagen. (Kwa-)Jongens ik verheug me<br />
nu al onze volgende reis!<br />
Literatuur<br />
Brothers, D.J., 1999.<br />
Phylogeny and<br />
evolution of wasps,<br />
ants and bees<br />
(Hymenoptera,<br />
Chrysidoidea,<br />
Vespoidea and<br />
Apoidea). - Zoologica<br />
Scriptica <strong>28</strong>: 233-249.<br />
Pilgrim, E.M., C.D. von Dohlen & J.P. Pitts, 2008.<br />
Molecular phylogenetics of Vespoidea indicate paraphyly<br />
of the superfamily and novel relationships of its<br />
component families and subfamilies. - Zoologica Scripta<br />
37 (5): 539-560.<br />
Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008a. Specialized bees fail<br />
to develop on non-host pollen: do plants chemically<br />
protect their pollen? - Ecology 89 (3): 795-804.<br />
Praz, C.J., A. Müller & S. Dorn, 2008b. Host recognition in<br />
a pollen-specialist bee: evidence for a genetic basis. -<br />
Apidologie, in druk<br />
Sedivy, C., C.J. Praz, A. Müller, A. Widmer & S. Dorn,<br />
2008. Patterns of host-plant choice in bees of the genus<br />
Chelostoma: the constraint hypothesis of host-range<br />
evolution in bees. - Evolution, in druk<br />
Townes, H., 1977. A revision of the Rhopalosomatidae<br />
(Hymenoptera). - Contributions of the American<br />
Entomological Institute 15 (1): 1-34.<br />
Asteraceae Campanula Ranunculus Echium Brassicaceae<br />
Heriades truncorum goed goed niet goed goed<br />
Chelostoma rapunculi niet goed niet niet niet<br />
Chelostoma florisomne niet goed goed - goed<br />
Hoplitis adunca niet - - goed -<br />
Tabel 1. Ontwikkeling van bijenlarven op verschillende pollenbronnen.<br />
Goed = merendeel van de larven overleeft; Niet = merendeel van de larven sterft.<br />
Jan Smit<br />
Mij sprak het verhaal van Volker Mauss over de<br />
onderzoekingen die hij samen met Andreas Müller en<br />
Erol Yildirim gedaan heeft naar de biologie van<br />
Ceramius palaestinensis zeer aan. Waarschijnlijk omdat ik<br />
een zwak heb voor plooivleugelwespen en daarbij in<br />
het bijzonder voor pollenwespen. Zelf ben ik wespen<br />
van het genus Ceramius nog nooit tegen gekomen in<br />
bijvoorbeeld Spanje. Voornamelijk doordat ik niet in<br />
de juiste tijd op vakantie kan gaan.<br />
Untersuchungen zur Biomomie der Pollenwespe<br />
Ceramius palaestinensis (Giordani Soika, 1957) in<br />
der Osttürkei (Hymenoptera, Vespidae,<br />
Masarinae).<br />
In een week tijd hebben deze mannen een heleboel<br />
informatie kunnen achterhalen over de biologie van<br />
deze wesp. Er werd verondersteld dat deze soort erg<br />
zeldzaam is, dat klopte als je de tot dan bekende<br />
gegevens bekeek. Maar zij vonden een aantal zeer<br />
grote kolonies in Oost-Turkije. Deze wesp is verder<br />
aangetroffen in Syrië en Israël.<br />
Deze solitaire pollenwesp maakt een ‘schoorsteen’ op<br />
het nest, wat veel soorten van dit genus doen. Het nest<br />
wordt gegraven in de grond, waarbij de vrouwtjes<br />
water gebruiken om de grond weker te maken.<br />
Daarom zijn de vrouwtjes veelvuldig waar te nemen<br />
bij het water halen. Ook van mannetjes is<br />
65
wateropname waargenomen, maar onduidelijk is welk<br />
doel dit heeft.<br />
De nestgang gaat recht de grond in en de broedcellen<br />
liggen er omheen gerangschikt.<br />
Ceramius palaestinensis is op de plekken die zij<br />
onderzocht hebben oligolectisch op Trifolium-soorten,<br />
dat bleek uit het bloembezoek en door de analyse van<br />
pollen uit de nesten.<br />
De mannetjes patrouilleren langs de waterplaatsen,<br />
groeiplaatsen van de pollenplanten en bij de<br />
nestaggregaties. Mannetjes slapen vaak samen met een<br />
vrouwtje in een nest, wat hier de reden voor was<br />
hebben ze niet kunnen achterhalen.<br />
Helaas hebben deze entomologen niet alles kunnen<br />
onderzoeken, want door militaire restricties was hun<br />
onderzoekstijd beperkt tot een week. De biologie van<br />
deze pollenwesp is voor een groot deel bekend<br />
geworden, maar de onderzoekers zijn ook met een<br />
aantal nieuwe vragen terug gekomen.<br />
Data Data va van va va n Colletes Colletes Colletes Colletes<br />
hederae hederae hederae hederae gevraagd<br />
gevraagd<br />
Nicolas Vereecken<br />
Stuart Roberts (chairman BWARS) and I are preparing<br />
an update of our Colletes hederae data harvested during<br />
the past few years and this year. I have attached a<br />
distribution map of all the data we have on hand right<br />
now. As you can see, there are regions where we have<br />
virtually no data and others that have been a bit more<br />
investigated.<br />
We would like to know if you would like to take part<br />
in this contribution to the next issue of OSMIA by<br />
providing the data you have recently gathered from<br />
66<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
your country and neighbouring regions. We have<br />
agreed that anyone willing to participate should share<br />
their data at the resolution they are comfortable with<br />
(down to an individual building ... or at much larger<br />
scales, e.g. 10x10km). We will then make the data<br />
collected available only to contributors at that<br />
resolution, and if anyone needs anything at a higher<br />
resolution... then they should ask the original recorder.<br />
This project is not limited to the biogeography. I have<br />
now started a 4-year post-doc, and my research will<br />
focus on the Colletes succinctus group (among other<br />
things, see http://student.vub.ac.be/~nvereeck/Postdoc/Post-doc.html),<br />
especially on female sex<br />
pheromone evolution, interactions with the sexually<br />
deceptive beetle Stenoria analis, and population genetics<br />
of at least 3 species (C. hederae, C. succinctus & C.<br />
halophilus). We will use a phylogeography approach in<br />
order to address several of the general issues below:<br />
1. How does the biogeography impact on the genetic<br />
variation within species, both within and among<br />
populations?<br />
2. Where did C. hederae originate from? Is it from Italy<br />
or the Iberian Peninsula (or elsewhere)?<br />
3. Are the cleptoparasite populations more or less<br />
differentiated compared to their host's?<br />
Addressing these questions will require collecting fresh<br />
material in 95% ethanol from as many populations and<br />
regions as possible. I will provide material such as<br />
eppendorfs, labels and ethanol to anybody willing to<br />
collaborate, and I would optimally need ca. 15 samples<br />
per population for each taxon you think you can<br />
sample in your area, starting this or next year. The<br />
project lasts for 3 seasons, so you can e.g. focus on<br />
different areas in your neighbourhood each year.<br />
There will be opportunities to be associated to<br />
publications at different levels of this project,<br />
depending on sampling efforts and input. The project<br />
will be primarily carried out in collaborations with my<br />
supervisors and colleagues:<br />
- Dr Patrick Mardulyn, University of Brussels, Belgium<br />
- Prof. Florian P. Schiestl, University of Zürich, Switzerland<br />
- Dr Robert J Paxton, University of Belfast, Ireland<br />
- Dr Michael Kuhlmann, Natural History Museum of<br />
London, United Kingdom<br />
- Mr Stuart Roberts, University of Reading, United<br />
Kingdom and chairman of BWARS:<br />
http://www.bwars.com/<br />
Nicolas J. Vereecken<br />
FNRS Post-doctoral Researcher<br />
Behavioural and Evolutionary Ecology<br />
Free University of Brussels CP 160/12<br />
Av. F.D. Roosevelt, 50<br />
B-1050 Brussels<br />
Belgium<br />
E-mail: nicolas.vereecken@ulb.ac.be<br />
nicolas.vereecken@systbot.uzh.ch
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Oproepen<br />
Oproepen<br />
Oproep Oproep penningmeester<br />
penningmeester<br />
Beste mensen, zoals gewoonlijk in dit najaarsnummer<br />
de oproep om je contributie voor de sectie<br />
Hymenoptera van € 10,- voor 2009 te voldoen voor 1<br />
januari 2009 op girorekening 6435909 t.n.v. H.<br />
Nieuwenhuijsen, Frans Halsstraat 10, 1816 CN<br />
Alkmaar.<br />
Onder vermelding van ‘contributie sectie<br />
Hymenoptera + ja(a)r(en)’.<br />
In het voorjaarsnummer is de ledenlijst verschenen<br />
met de stand van de betaling van het<br />
lidmaatschapsgeld. Wie alsnog niet betaalde voor 1<br />
juni werd geschrapt als lid en ontvangt dit nummer<br />
niet.<br />
Oproep Oproep Universiteit<br />
Universiteit<br />
Groningen Groningen<br />
Groningen<br />
INHEEMSE INSECTEN OP UITHEEMSE<br />
PLANTENSOORTEN<br />
De gevolgen van ‘exoten’ voor de <strong>Nederlandse</strong> natuur<br />
baren veel natuurbeschermers en beleidsmakers<br />
terecht grote zorgen. Meestal wordt daarbij gedacht<br />
aan verstoring van <strong>Nederlandse</strong> ecosystemen door het<br />
binnendringen van uitheemse soorten. Maar het hoeft<br />
niet bij dit soort ecologische effecten te blijven. Een<br />
nieuw onderzoeksproject onderzoekt of <strong>Nederlandse</strong><br />
insecten ook mee-evolueren met deze veranderingen in<br />
hun ecosystemen.<br />
In een samenwerkingsverband tussen de<br />
Rijksuniversiteit Groningen en Naturalis in Leiden zal<br />
onderzocht worden of inheemse insecten die<br />
overstappen naar exotische struiken en bomen zich<br />
aanpassen aan hun nieuwe waardplanten. Gezocht zal<br />
worden naar morfologische, genetische en evt.<br />
fenologische verschillen.<br />
We denken hierbij vooral aan de specialisten onder de<br />
insecten (monofage of oligofage soorten). Het kan<br />
gaan om soorten die van de bladeren, de wortels of het<br />
hout eten, of zich ontwikkelen in de noten en<br />
vruchten.<br />
We kunnen jullie hulp goed gebruiken bij het zoeken<br />
naar en selecteren van kansrijke soorten. Aan jullie, als<br />
specialisten op het gebied van insecten, dan ook de<br />
vraag of jullie kansrijke voorbeelden hebben voor dit<br />
project.<br />
Reageer bij voorkeur direct via de E-mail:<br />
k.meijer@rug.nl<br />
Voor meer informatie over het project en voor een<br />
lijst van voorlopig geselecteerde houtige gewassen: nog<br />
te creëren website.<br />
Bij voorbaat dank voor jullie medewerking. Met<br />
vriendelijke groet,<br />
Kim Meijer (RuG)<br />
Menno Schilthuizen (Naturalis, RuG)<br />
Leo Beukeboom (RuG)<br />
Oproep Oproep gegevens gegevens<br />
gegevens<br />
excursie excursie excursie Tiengemeten<br />
Tiengemeten<br />
De najaarsexcursie van de sectie op 16 augustus 2008<br />
ging naar het eiland Tiengemeten. Met prachtig weer<br />
hebben we dit eiland voor een deel onderzocht. Willen<br />
de deelnemers aan deze excursie hun gegevens<br />
doorgeven? Per e-mail: smit.jan@hetnet.nl, of per<br />
post. Aanvullende ecologische gegevens, zoals korte<br />
omschrijvingen van de vindplaats, bloembezoek,<br />
prooi, enzovoort, zijn zeer welkom.<br />
Vervolgens maakt Hans Nieuwenhuijsen er weer een<br />
mooi verslag van voor het volgende nummer van<br />
<strong>Bzzz</strong>.<br />
Oproep Oproep ‘Leuke<br />
‘Leuke<br />
waarnemingen waarnemingen in in 2008’<br />
2008’<br />
Beste hymenoptera-liefhebbers, in het volgende<br />
nummer van <strong>Bzzz</strong> (nr. 29) komt weer de traditionele<br />
rubriek "Leuke waarnemingen" van het afgelopen jaar<br />
met het overzicht van vangsten en waarnemingen, die<br />
het vermelden waard zijn.<br />
Willen jullie voor deze rubriek de leuke, interessante<br />
en verrassende vangsten en waarnemingen van het<br />
afgelopen seizoen (2008) vóór de kopijdatum (1 maart<br />
2009) opsturen naar de redactie: Voermanstraat 14,<br />
6921 NP, Duiven, of per e-mail: smit.jan@hetnet.nl<br />
67
Mededelingen<br />
Mededelingen<br />
Studiedag tudiedag HHHHylaeus ylaeus ylaeus ylaeus<br />
Onder leiding van Ivo Raemakers<br />
Op zaterdag 24 januari 2009 wordt de gebruikelijke,<br />
jaarlijkse studiedag van de sectie Hymenoptera in<br />
Amsterdam gehouden. Deze studiedag richt zich op de<br />
maskerbijen (Hylaeus). Dit is een genus van kleine,<br />
grotendeels zwarte bijtjes dat menigeen hoofdpijn<br />
bezorgt bij het determineren. Ivo Raemakers zal<br />
proberen aan te tonen dat die hoofdpijn vooral<br />
samenhangt met het kleine formaat en het<br />
onvoldoende prepareren van de determinatie-objecten.<br />
De meeste inheemse soorten hebben namelijk wel<br />
degelijk 'sluitende' morfologische kenmerken.<br />
Hopelijk draagt deze studiedag bij aan wat meer<br />
inventarisatie- en determinatie-aandacht voor de<br />
soorten van dit genus. Hun arealen zijn onder invloed<br />
van de recente reeks warme zomers namelijk flink in<br />
beweging, ook al omdat maskerbijen over het<br />
algemeen niet al te veel eisen aan hun omgeving<br />
stellen. Het simpelweg in de gaten houden van de<br />
soorten in de tuin kan al interessante (biogeografische)<br />
resultaten opleveren.<br />
's Ochtends zal Ivo eerst kort ingaan op de<br />
systematiek, om daarna vooral aandacht te besteden<br />
aan de ecologie en belangrijke morfologische<br />
kenmerken. Deze morfologishe kenmerken en een<br />
aantal relevante soorten zullen met behulp van de<br />
altijd aanwezige ''microscoop-televisie" worden<br />
getoond. Vervolgens kan iedereen zelf aan de slag<br />
met meegenomen, eigen materiaal. Ter ondersteuning<br />
zal referentie-materiaal van alle inheemse soorten<br />
aanwezig zijn en fungeert Ivo, hopelijk gesecondeerd<br />
door Jeroen de Rond, als vraagbaak.<br />
Datum en tijd<br />
Zaterdag 24 januari 2009, 10.30 uur tot 16.00 uur.<br />
Noteer maar vast in je agenda!<br />
Plaats<br />
Zoölogisch Museum afd. Entomologie, Plantage<br />
Middenlaan 64, Amsterdam.<br />
Bereikbaarheid<br />
Openbaar vervoer: vanaf het Centraal Station neem je<br />
tramlijn 9, uitstappen bij halte Plantage Badlaan<br />
68<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
(vroeger halte St. Jacob), dat is één halte voorbij de<br />
halte voor Artis.<br />
Per auto: Ringweg Amsterdam (A10), afslag S113<br />
(Diemen, Watergraafsmeer), Middenweg op gaan,<br />
richting centrum, helemaal uitrijden tot de rotonde,<br />
daar linksaf. Meteen rechts over de brug, rechtdoor<br />
over de volgende brug en je bent in de Plantage<br />
Middenlaan. Na ca. 150 meter ligt links het museum,<br />
tegenover de stenen dinosauriërs van Artis. De ingang<br />
van het museum bestaat uit een grote houten boog<br />
met allemaal ramen en in het midden een deur. Hier<br />
aanbellen.<br />
De auto’s kunnen worden geparkeerd op de<br />
Mauritskade, daarvoor eerst even melden bij het<br />
museum voor de sleutel.<br />
Meenemen<br />
Zo mogelijk binoculair plus verlichting. Er is een<br />
beperkt aantal binocs aanwezig, maar je werkt toch het<br />
prettigste met je eigen spullen. Dieren om te<br />
determineren, of die je wilt laten controleren, omdat je<br />
er zelf niet goed uit komt.<br />
Lunchpakket.<br />
Voor de koffie en de thee wordt gezorgd.<br />
Literatuur<br />
Amiet, F., A. Müller & R. Neumeyer, 1999. Fauna<br />
Helvetica 4. Apidae 2. Colletes, Dufourea, Hylaeus,<br />
Nomia, Nomioides, Rhophitoides, Rophites, Sphecodes,<br />
Systropha. - Centre suisse de cartographie de la faune<br />
& Schweizerische <strong>Entomologische</strong> Gesellschaft, 219<br />
p.<br />
Dathe, H.H., 1980. Die Arten der Gattung Hylaeus F.<br />
in Europa. – Mitteilungen aus dem zoologischen<br />
Museum in Berlin 56: 207-294.<br />
Dathe, H.H., A. von der Heide & R. Witt, 1996.<br />
Nachweis einer neuen Maskenbiene für Europa –<br />
Hylaeus lepidulus Cockerell, 1924 (Hymenoptera,<br />
Apidae). - <strong>Entomologische</strong> Nachrichten und<br />
Berichte 40: 157-163.<br />
Koster, A. 1986. Het genus Hylaeus in Nederland<br />
(Hymenoptera, Colletidae). – Zoölogische Bijdragen<br />
36: 1-120.
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Veranderingen Veranderingen in in de de<br />
de<br />
ledenlijst<br />
ledenlijst<br />
Per 1 november 2008, aantal leden 71.<br />
Nieuw<br />
Aad van Diemen ’t Haantje 20<br />
4854 MV Bavel<br />
Tel: 0161-431951 gallus12@casema.nl<br />
Jochem Kuhnen Goudenregenstraat 5<br />
6573 XN Beek Ubbergen<br />
Y. Taams-Neuhaus Irisstraat 1<br />
1511 ET Oostzaan<br />
Adreswijziging<br />
R.L. Veenendaal Eper Veste 57<br />
8161 AD Epe<br />
Kopij Kopij-sluitingsdatum<br />
Kopij sluitingsdatum<br />
sluitingsdatum<br />
voor voor nummer nummer 29 29: 29<br />
1 1 maart maart 2009<br />
2009<br />
Bestuur sectie Hymenoptera<br />
Voorzitter<br />
Jan Smit<br />
Voermanstraat 14<br />
6921 NP Duiven<br />
0316 – <strong>28</strong>4793<br />
smit.jan@hetnet.nl<br />
Penningmeester<br />
Hans Nieuwenhuijsen<br />
Frans Halsstraat 10<br />
1816 CN Alkmaar<br />
072 - 5113975<br />
Giro: 6435909<br />
hnieuwenhuijsen@zonnet.nl<br />
Secretaris<br />
Frank van der Meer<br />
Coevordenstraat 218<br />
2541 SP Den Haag<br />
070-3669693<br />
halictus@wanadoo.nl<br />
69
Inhoud Inhoud <strong>Bzzz</strong> <strong>Bzzz</strong> <strong>28</strong> <strong>28</strong><br />
<strong>28</strong><br />
70<br />
Nieuwsbrief Sectie Hymenoptera NEV – nr. <strong>28</strong>, november 2008<br />
Redactioneel ..............................................................................................................................................................................36<br />
Veldobservaties.........................................................................................................................................................................37<br />
Veldobservaties....................................................................................................................................................................37<br />
De zilveren zandbij (Andrena argentata) in de Schoorlse Duinen..................................................................................37<br />
Nomada leucophthalma............................................................................................................................................................39<br />
Artikelen.....................................................................................................................................................................................40<br />
De harkwesp Bembix rostrata...............................................................................................................................................40<br />
Verwarrende bijen ...............................................................................................................................................................44<br />
Xenos vesparum komt hogerop.............................................................................................................................................46<br />
Malaiseval geeft ander bijenbeeld op Texel.....................................................................................................................47<br />
De klimopbij (Colletes hederae) is de Westerschelde over (Hymenoptera, Apidae).....................................................48<br />
Literatuur ...................................................................................................................................................................................51<br />
Boekbespreking: The Sand Wasps....................................................................................................................................51<br />
Enkele overdenkingen bij Evans & O’Neills Sand Wasps ...........................................................................................52<br />
Boekbespreking: Uitgerangeerd ........................................................................................................................................53<br />
Korte mededeling................................................................................................................................................................54<br />
Boekbespreking: Bijen en wespen in Zeeland ................................................................................................................54<br />
Boekbespreking: Passie voor kleine beestjes...................................................................................................................56<br />
AcuBieb 2007.......................................................................................................................................................................57<br />
Aculeaten in het buitenland ....................................................................................................................................................61<br />
Aculeaten in het buitenland ....................................................................................................................................................62<br />
Hymenopterologen-Tagung 2008 in Stuttgart................................................................................................................62<br />
Data van Colletes hederae gevraagd ......................................................................................................................................66<br />
Oproepen...................................................................................................................................................................................67<br />
Oproep penningmeester.....................................................................................................................................................67<br />
Oproep Universiteit Groningen........................................................................................................................................67<br />
Oproep gegevens excursie Tiengemeten .........................................................................................................................67<br />
Oproep ‘Leuke waarnemingen in 2008’...........................................................................................................................67<br />
Mededelingen ............................................................................................................................................................................68<br />
Studiedag Hylaeus.................................................................................................................................................................68<br />
Veranderingen in de ledenlijst ...........................................................................................................................................69<br />
Kopij-sluitingsdatum voor nummer 29:...........................................................................................................................69