11.01.2023 Views

OE39b SHL Zakelijke Comm. 2022-2023

het is een studiehandleiding

het is een studiehandleiding

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Business Studies

Studiehandleiding

2022 – 2023

OE39b Professionele vaardigheden:

Zakelijke communicatie


Colofon

Opleiding: Business Studies

OE39b Professionele vaardigheden: Zakelijke communicatie

Studiejaar 2, semester 1

Versie: 23 mei 2021

Afbeelding voorkant: Pixabay

Deze studiehandleiding is, met de inzet van vele collega’s, met de uiterste zorg samengesteld. Dit kan

echter niet voorkomen dat er in de praktische uitvoering kleine wijzigingen en/of aanpassingen

plaatsvinden. De student kan dus op geen enkele wijze rechten ontlenen aan deze studiehandleiding.

Specifieke en aanvullende informatie is te vinden in de digitale leeromgeving van BBS.

© Hogeschool Inholland 2022-2023


Inhoudsopgave

1 Inleiding ................................................................................................................................................ 1

2 Modulegegevens .................................................................................................................................. 2

3 Leerdoelen en duurzame ontwikkelingsdoelen ................................................................................. 4

4 Weekoverzicht ..................................................................................................................................... 5

5 Workshop 1 .......................................................................................................................................... 9

5.1 Een standpunt formuleren en verdedigen .................................................................................... 9

5.2 Oefeningen .................................................................................................................................. 11

6 Workshop 2 ........................................................................................................................................ 14

6.1 Een argumentatie formuleren en ordenen ................................................................................. 14

6.2 Oefeningen .................................................................................................................................. 19

7 Workshop 3 ........................................................................................................................................ 21

7.1 Een betogende tekst opstellen en controleren ........................................................................... 21

7.2 Oefeningen .................................................................................................................................. 30

8 Toetsopdracht .................................................................................................................................... 34

Bijlage: Reactieformulier betoog ......................................................................................................... 35


1 Inleiding

In jaar 1 heb je, door het volgen van verschillende workshops, kennisgemaakt met professionele

vaardigheden. Denk hierbij aan de modules Presenteren, Rapporteren en Gesprekstechnieken. Je

hebt deze vaardigheden al toegepast in diverse beroepsproducten.

Ook in jaar 2 volg je Professionele vaardigheden. In dit eerste semester gaat het om Professionele

vaardigheden 2A, oftewel OE39b. Deze onderwijseenheid bestaat uit twee onderdelen: Professional

skills en Zakelijke communicatie.

Bij Zakelijke communicatie staat het schrijven van een betoog centraal. Met behulp van deze

opdracht leer je argumenten aandragen ter verdediging van jouw standpunt in zakelijke documenten

zoals adviesrapporten. Ook zul je inzicht verkrijgen in het zo aantrekkelijk mogelijk presenteren van

je argumenten in een tekst om ervoor te zorgen dat de lezer geprikkeld wordt je tekst te gaan lezen

en gestimuleerd wordt jouw tekst ook te blijven lezen.

Op de volgende pagina’s van deze Studiehandleiding tref je eerst een nader overzicht aan van OE39b,

onderdeel Zakelijke communicatie. In dat overzicht kun je ook de verplichte literatuur vinden. Daarna

volgen de leerdoelen en duurzame ontwikkelingsdoelen, de weekplanning van de drie workshops en

drie hoofdstukken met theorie en oefeningen. In hoofdstuk 8 staat de precieze toetsopdracht. Het

Reactieformulier betoog is opgenomen als bijlage.

1


2 Modulegegevens

OE39b

Inhoud

Zakelijke communicatie

Professionele Vaardigheden OE39b bestaat uit twee onderdelen: Professional skills

(onderdeel A) en Zakelijke Communicatie (onderdeel B). Je krijgt de workshops

Professional skills en de workshops Zakelijke Communicatie doorgaans van twee

verschillende docenten.

Bij Zakelijke Communicatie staan argumentatietechnieken centraal. Deze worden

gebruikt om anderen op basis van een onderbouwde argumentatie van iets te

overtuigen. Argumentatietechnieken vormen een essentieel onderdeel van

samenwerken en zakelijk werken. Daarom is het onderdeel Zakelijke communicatie

met het onderdeel Samenwerken in OE39b samengevoegd.

De onderwerpen die bij Zakelijke communicatie aan de orde komen, zijn onder

meer: formulering standpunt, soorten argumentaties, het argumentatieschema,

het bouwplan, onderbouwing van argumenten met bronnen en

leesvriendelijkheid.

Studiebelasting

0,5 EC = 14

klokuren

Activiteit Frequentie x inspanning Totaal benodigde tijd

Bekijken instructiefilmpje,

bestuderen theorie,

telkens vóór workshop

Deelnemen aan de

workshops

Bekijken instructiefilmpje,

uitvoeren opdrachten,

telkens ná workshop,

t.b.v. eindopdracht (toets)

Uitvoeren en afronden

eindopdracht (toets)

Totaal

3 x 15 minuten 0,75 klokuren

3 x 90 minuten 4,50 klokuren

3 x 45 minuten 2,25 klokuren

6,50 klokuren

14 klokuren

Aanwezigheid

Deelname aan de drie workshops wordt verwacht. Actieve participatie draagt bij

aan een beter toetsresultaat omdat tijdens de workshops de theorie nader wordt

uitgelegd en opdrachten worden uitgevoerd en besproken.

Samenhang met

andere

onderwijseenheden

Sluit aan op het Beroepsproduct OE31 via de Toetsopdracht over internationale

handel.

Sluit aan op het onderdeel Samenwerken van OE39b Professional skills via diverse

peerfeedbackopdrachten in de les.

2


Leer- en

toetsmateriaal

Verplicht

• Studiehandleiding OE39b 2022-2023: Zakelijke communicatie.

• Powerpointpresentaties 2022-2023 OE39b: Zakelijke communicatie.

• Instructiefilmpjes op Moodle: Zakelijke Communicatie.

Aanbevolen

Werkgroep APA (2018). De APA-richtlijnen uitgelegd (2 de editie). (z.p.): Surf. ISBN:

9789072482204.

Werkvormen en

onderwijsactiviteiten

Online werkcollege (90 min) bestaande uit:

- Uitleg en instructie

- Maken oefeningen

- Monitoring voortgang oefeningen

- Nabespreking oefeningen

- Ruimte voor vragen

Toetsing

De student stelt een individueel portfolio samen, bestaande uit:

• Onderdeel A: Professional skills

• Onderdeel B: Zakelijke Communicatie

De docent Professional skills beoordeelt onderdeel A, de docent Zakelijke

Communicatie beoordeelt onderdeel B. Uiteindelijk leidt dit tot één eindcijfer.

Zie verder OE39b Toetsopdracht 2022-2023 en OE39b Beoordelingsformulier

2022-2023.

3


3 Leerdoelen en duurzame ontwikkelingsdoelen

Leerdoelen Professioneel Vakmanschap

PV4.1 Kan zowel mondeling als schriftelijk communiceren, zowel in het Nederlands als in het Engels.

Kan verschillende boodschappen samenvatten en overbrengen

PV4.1.1 De student beheerst: de juiste spellingregels, de juiste formuleringsregels, de juiste regels

voor interpunctie

PV4.2 Kan verschillende typen teksten lezen, schrijven en begrijpen

Sustainable Development Goals (duurzame ontwikkelingsdoelen)

OE39b, onderdeel Zakelijke communicatie, kan worden geplaatst in het kader van:

SDG 4: Kwaliteitsonderwijs

Verzekeren van gelijke toegang tot kwalitatief goed onderwijs en bevorderen van levenslang leren

voor iedereen

Hierbij is de inhoud van OE39b, onderdeel Zakelijke communicatie, met name gericht op het

nastreven van:

Subdoel 4.6

Tegen 2030 ervoor zorgen dat alle jongeren en een groot aantal volwassenen, zowel mannen als

vrouwen, geletterd en rekenvaardig zijn.

In Nederland wordt een hoge mate van geletterdheid nagestreefd. OE39b, onderdeel Zakelijke

communicatie, levert daar een bijdrage aan.

4


4 Weekoverzicht

Periode Voorbereiding Workshop Output

& week

2.1 Bekijk voor

workshop 1:

Workshop 1

Standpunt formuleren en

Bekijk na workshop 1:

verdedigen

Instructiefilmpjes

argumenteren1 de

basis &

argumenteren2

argumentatiestructuren

Bestudeer voor

workshop 1:

Studiehandleiding

paragraaf 5.1

- Toetsopdracht

- Standpunt formuleren

- Verdediging inbouwen in

standpunt

- Verwerping

tegenargumenten

- Onderbouwing argumenten

met bronnen (citeren en

parafraseren)

- Bronvermelding

Maak uit de Studiehandleiding

paragraaf 5.2:

Oefening 1: verdediging

inbouwen in standpunt

Oefening 2: argumenten

formuleren en weerleggen

Oefening 3: citeren en

parafraseren

Instructiefilmpje Schrijfvaardigheid1 De

voorbereiding

Maak opdrachten ná workshop 1 in

voorbereiding op workshop 2:

A. Lees je in over vraagstukken

binnen de internationale

handel. Lees verschillende

artikelen in (online) kranten en

(online) tijdschriften.

B. Kies een onderwerp.

C. Formuleer een standpunt op

basis van dit onderwerp.

Bijvoorbeeld:

Lidmaatschap van de EU

versterkt de Nederlandse

internationale handelspositie.

OF

Lidmaatschap van de EU

verzwakt de Nederlandse

internationale handelspositie.

D. Kijk hoe je het standpunt extra

krachtig kan maken met

concessies, voorbehouden

en/of kansaanduiders.

E. Zoek op basis van jouw

standpunt naar geschikte

bronartikelen. Zoek niet alleen

op Google maar ook via de

Inholland Bibliotheek. Denk

daarbij aan: kwaliteitskranten

zoals de Volkskrant, NRC

Handelsblad, Het Financieele

Dagblad, Het Parool, Trouw,

Algemeen Dagblad;

vaktijdschriften

(studiegerelateerd);

opiniebladen/weekbladen zoals

HP/De Tijd, Elsevier Weekblad,

Adformatie;

studieboeken/literatuur; etc.

5


2.3 Bekijk voor

workshop 2:

Instructiefilmpje

argumenteren3

soorten argumenten

Bestudeer voor

workshop 2:

Studiehandleiding

parafgraaf 6.1

Workshop 2

Argumentatie formuleren en

ordenen

- Soorten argumentatie

- Argumentatieschema

opstellen

- Bouwplan opstellen

Maak uit de Studiehandleiding

paragraaf 6.2:

Oefening 1: argumentaties

analyseren en schematiseren

Oefening 2: signaalwoorden in

argumentaties herkennen

Oefening 3:

argumentatieschema vertalen

naar bouwplan

Bekijk na workshop 2:

Instructiefilmpje Schrijfvaardigheid2

Van bouwplan tot tekst

Maak opdrachten ná workshop 2 in

voorbereiding op 3:

A. Analyseer de artikelen die je

hebt gekozen:

• wat is het standpunt van de

auteur?

• wat zijn de argumenten van de

auteur?

• welke argumenten kan je

gebruiken in je betoog ter

ondersteuning van je

standpunt?

• welke argumenten kan je

gebruiken in je betoog ter

verwerping/afweging van een

tegenargument?

B. Selecteer op basis van je

analyse drie artikelen die het

meest geschikt zijn ter

ondersteuning van je

standpunt.

C. Stel een bronnenlijst op voor de

geselecteerde bronartikelen

volgens de APA-richtlijnen.

Plaats op termijn de

bronnenlijst vóór de bijlagen in

het portfolio.

D. Parafraseer passages en kies

citaten uit de 3 bronartikelen

die je gaat gebruiken in je

betoog om een argument te

onderbouwen of

weerleggen/afwegen.

E. Stel op basis van je selectie

passages en citaten in

combinatie met de daarbij

geformuleerde argumenten een

argumentatieschema op voor je

betoog.

F. Kies de juiste signaalwoorden

om de argumenten aan het

standpunt te koppelen en de

subargumenten aan de

hoofdargumenten te koppelen

6


2.4 Bekijk voor

workshop 3:

Instructiefilmpje

argumenteren4

redeneringen

Bestudeer voor

workshop 3:

Studiehandleiding

paragraaf 7.1

Workshop 3

Een betogende tekst opstellen

en controleren

- Een betoog opstellen

- Een tekst leesvriendelijk

maken

- Een argumentatie

controleren

Maak uit de Studiehandleiding

paragraaf 7.2:

Oefening 1: alineaconstructie

Oefening 2: signaalwoorden

Oefening 3: verwijswoorden

Oefening 4: logos, ethos, pathos

Oefening 5: drogredenen

en voeg de signaalwoorden aan

het argumentatieschema toe.

Bekijk na workshop 3:

Instructiefilmpje Schrijfvaardigheid3

Uiteenzetting, beschouwing, recensie,

betoog

Maak opdrachten ná workshop 3 ten

behoeve van de eindopdracht (toets):

A. Zet je argumentatieschema om

in een bouwplan en je

bouwplan om in een volledige

tekst.

B. Zorg voor een logische

volgorde:

• start met het standpunt en

herhaal het standpunt in de

conclusie;

• laat de alinea-indeling

corresponderen met de

argumentatie;

• neem losstaande argumenten

en de uitwerking ervan op in

aparte alinea’s;

• neem de argumenten die

inhoudelijk bij elkaar horen op

in één alinea.

C. Onderbouw je argumenten met

parafrases en citaten uit

bronnen. Plaats de bronnenlijst

voor de bijlagen in het portfolio.

D. Vermeld de bronnen in de tekst

en in de bronnenlijst volgens

APA-richtlijnen.

E. Gebruik signaalwoorden voor

samenhang in de tekst.

F. Redigeer je tekst:

• is de argumentatie valide en

betrouwbaar?

• heeft elke alinea een kernzin en

een uitwerking?

• zijn er kopjes gebruikt?

• zijn er voldoende

signaalwoorden gebruikt?

• is de actieve vorm gebruikt?

• is er afwisseling in zinslengte?

• is er afwisseling in zinsbouw?

• is er afwisseling in zinstype?

7


• is de opmaak consistent?

G. Controleer je betoog op

spelling, stijl en formulering, via

https://languagetool.org/nl

bijvoorbeeld.

H. Vraag een medestudent het

reactieformulier betoog voor

jou in te vullen en verwerk de

feedback in je betoog.

I. Denk aan de bronnenlijst.

J. Denk aan de vier bijlagen:

• argumentatieschema

• bouwplan

• werkende links naar

gebruikte bronartikelen

• reactieformulier.

Zie

toetsrooster

Inleveren portfolio in

Gradework

8


5 Workshop 1

In deze workshop komen aan bod: formulering standpunt, onderbouwing standpunt via formulering,

onderbouwing standpunt via bronnen.

5.1 Een standpunt formuleren en verdedigen

Mensen laten zich niet zo gemakkelijk overtuigen of tot actie verleiden. Je moet dus sterk uit de hoek

komen en daarvoor zoek je goede argumenten. Je gaat m.a.w. op zoek naar elementen die het

standpunt dat je inneemt of de conclusie die je trekt, aannemelijk of aanvaardvaar maken.

Onder standpunt verstaat men de zienswijze die je hebt en met conclusie verwijst men naar het

besluit of de slotsom van de redenering. Een argumentatie bestaat dus uit: - een of meerdere

argumenten die naar een conclusie leiden of - een stelling die met een of meer argumenten is

onderbouwd.

Ingebouwde verdediging tegen mogelijke tegenargumenten

Een schrijver of spreker is zich meestal bewust van de mogelijke tegenargumenten. Door die niet uit

de weg te gaan, maar er juist naar te verwijzen of, sterker nog, die te weerleggen, wordt de

argumentatie uiteraard nog overtuigender. Zo'n verwijzing naar en eventuele weerlegging van een

tegenargument noemen we een concessie. Ook het inbouwen van voorbehouden, uitspraken die de

geldigheid van de opgebouwde stelling kunnen aantasten, maakt de argumentatie sterker. Tot slot

kan de spreker ook uitdrukken hoe zeker hij is van zijn stuk door een kansaanduider, zoals wellicht,

waarschijnlijk etc., aan zijn uitspraak toe te voegen.

Argumententabel

Voor het bedenken van argumenten, tegenargumenten en verwerpingen van die tegenargumenten

kun je ook gebruik maken van een argumententabel, zie volgende pagina.

ARGUMENTENTABEL

Standpunt: _____________________________________________________

Argumenten voor van jezelf:

1

2

3

Argumenten tegen van opponent:

1

2

3

Weerlegging van argumenten tegen:

1

2

3

9


VOORBEELD:

Standpunt: De Spaanse Costa’s zijn ideale vakantiegebieden.

Argumenten voor van jezelf:

1. De zon schijnt er altijd

2. Ik word lekker bruin.

Argumenten tegen van opponent:

1. In de zon liggen is slecht voor je gezondheid (huidkanker).

Weerlegging / Afweging van argumenten tegen:

1. In de zon liggen is ook goed voor je gezondheid (aanmaak vitamine D).

2. Zon is niet schadelijk voor je huid als je niet te lang in de zon blijft liggen.

3. Zon is niet schadelijk voor je huid als je bepaalde uren van de dag in de zon

ligt.

Citaten en parafrases

Om te zorgen voor een overtuigende argumentatie wordt het standpunt onderbouwd met

argumenten voor en verwerpingen van argumenten tegen. De argumenten worden onderbouwd met

citaten en parafrases.

Citeren is het letterlijk overnemen van een gedeelte van een tekst. Je moet altijd aangeven waar het

citaat vandaan komt via bronvermelding. In de tekst maak je een korte bron verwijzing door

auteursnaam, jaar van publicatie en paginanummer te noemen. De volledige bronvermelding plaats

je in de bronnenlijst aan het einde van je betoog of rapport.

Hoe bouw je een citaat op?

Je moet in je tekst duidelijk aangeven dat het om een citaat gaat: zet het citaat tussen dubbele

aanhalingstekens. Gebruik je 40 of meer dan 40 woorden (lang citaat)? Zet het citaat dan tussen

twee witregels en spring in, cursiveer het citaat en gebruik geen aanhalingstekens.

Een citaat in je betoog voor OE39b mag niet te lang zijn (richtlijn: maximaal drie regels tekst). Je

gebruikt een citaat om je eigen betoog kracht bij te zetten of juist om tegenvoorbeelden te geven bij

je eigen betoog. Het is niet de bedoeling dat je verslag uit alleen maar citaten bestaat en ook niet dat

je citaten van een of meer alinea’s opneemt.

Voorbeeld citaat (APA-stijl):

Jansen zegt hierover: “De tevredenheid van studenten neemt toe als de bibliotheek ook op zondag

open is ” (Jansen, 2018, p. 32).

10


Parafraseren is volledig in je eigen woorden weergeven wat iemand anders gezegd of geschreven

heeft. Hier en daar een woord vervangen door een synoniem volstaat niet. De parafrase moet altijd

in de geest van de oorspronkelijke tekst zijn geformuleerd.

In een betoog moet duidelijk zijn wat je zelf zegt, wat de ideeën van anderen zijn en op welke tekst

de parafrase gebaseerd is. Dat doe je via bronvermelding. Je betoog voor OE39b mag voor maximaal

30% uit parafrases bestaan.

Hoe bouw je een parafrase op?

In de tekst maak je een korte verwijzing door auteursnaam en jaar van publicatie te noemen. In

tegenstelling tot citeren is het bij parafraseren niet noodzakelijk om een paginanummer te

vermelden. Het mág wel (bijvoorbeeld als je diverse parafrases uit verschillende hoofdstukken van

een boek gebruikt). De volledige bronvermelding plaats je in de bronnenlijst aan het einde van je

betoog of rapport.

Voorbeelden parafrase (APA-stijl):

Jansen (2018) zegt dat de tevredenheid van studenten toeneemt als de bibliotheek op zondag

geopend is.

Volgens Jansen (2018) neemt de tevredenheid van studenten toe als bibliotheken op zondag

geopend zijn.

De tevredenheid van studenten zal toenemen als bibliotheken op zondag geopend zijn (Jansen,

2018).

5.2 Oefeningen

Oefening 1: verdediging inbouwen in standpunt

Duid de concessies, voorbehouden en kansaanduiders aan in de volgende uitspraken.

a Hoewel de lokale actiegroepen soms successen boeken in hun reacties tegen de massa

wegwerpwandelaars, zullen zij waarschijnlijk toch niet opgewassen zijn tegen de macht van het

toerismegeld.

b Ondanks het feit dat investeringen in de toeristische sector veel banen scheppen en vooral veel

vrouwen aan een baan helpen, is het toerisme toch geen onverdeelde zegen voor de

werkgelegenheid, want veel jobs zijn laaggekwalificeerd, slecht betaald en van korte duur.

c Tenzij Jan Publiek zich bewust wordt van de noodzaak van verantwoord reizen, zal toerisme tot op

zekere hoogte zelfvernietigend blijven werken.

Oefening 2: argumenten formuleren en weerleggen

a. Kies een van de volgende standpunten:

• Al het openbaar vervoer in Nederland moet gratis worden.

• Onze privacy is belangrijker dan het bestrijden van criminaliteit.

11


b. Vul voor het gekozen standpunt de onderstaande argumententabel in:

Argumenten voor van jezelf:

Argumenten tegen van opponent:

Weerlegging / Afweging van argumenten tegen:

Oefening 3: citeren en parafraseren

Lees het voorbeeld hieronder en voer vervolgens de opdracht uit zodat je ervaring opdoet met:

• het formuleren van een citaat of parafrase;

• het verwerken van een citaat of parafrase in een tekst.

In NRC Handelsblad van 14 april 2019 staat het artikel 'Roken verslavender dan tot nu werd

aangenomen' van een zekere professor J. van Schayck van de Universiteit van Leiden. In dit interview

bespreekt deze professor de verslavende werking van sigaretten. In het krantenartikel staat:

Van Schayck licht toe: “Nicotine is bij veel mensen nog verslavender dan harddrugs als cocaïne of

heroïne. Verslaving is namelijk een functie van afhankelijkheid en frequentie. Een roker rookt

gemiddeld tien tot twintig sigaretten per dag, met vijf tot tien inhalaties per sigaret. Dan zit je al snel

op honderd inhalaties per dag. Iedere keer geeft dat vrijwel instantaan een kick. Binnen tien tot

twintig seconden bereikt de nicotine de hersenen. Rookgedrag wordt dus honderd keer op een dag

beloond. Geen enkele verslaving is zo vaak belonend, zelfs koffie komt niet in de buurt. Dat maakt

het ongelooflijk hardnekkig. Eigenlijk is weinig zo verslavend als roken.” Daar komt ook nog bij dat de

een gevoeliger is voor rookverslaving dan de ander, bepaald door erfelijke aanleg. Van Schayck: “Hoe

sneller je lichaam nicotine afbreekt, hoe groter de behoefte aan een volgende sigaret. De kans op

verslaving wordt daardoor groter.” Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, blijkt verder uit onderzoek

dat de verslaving ook kunstmatig wordt gestimuleerd door de sigarettenfabrikanten. “Het is zelfs

wetenschappelijk aangetoond dat fabrikanten bepaalde stoffen aan sigaretten toevoegen om de

verslavende werking te verhogen”, aldus Van Schayck.

Je wilt uit het bovenstaande artikel enkele uitspraken gebruiken voor diverse argumenten in je

betoog (je standpunt is: er moeten afkickcentra komen om rokers te ondersteunen).

Voorbeeld:

Argument A: verslaving wordt door derde partijen gestimuleerd. Je kan je argument ondersteunen

met een citaat of met een parafrase gebaseerd op de passage over sigarettenfabrikanten.

12


1. Citeren: je neemt de uitspraak precies over zoals deze in het artikel staat. Je plaatst de uitspraak

tussen dubbele aanhalingstekens. Wanneer je citeert, moet je vermelden aan welke bron je deze

informatie hebt ontleend. Doe je dit niet, dan pleeg je plagiaat.

Jij schrijft dus:

Roken is erg verslavend. Volgens professor Van Schayck van de Universiteit van Leiden wordt die

verslavende werking zelfs in de hand gewerkt door de fabrikanten: ‘’Het is zelfs wetenschappelijk

aangetoond dat fabrikanten bepaalde stoffen aan sigaretten toevoegen om de verslavende werking

te verhogen” (Van Schayck, 2019, p. 3).

2. Parafraseren: je neemt deze uitspraak zoveel mogelijk in je eigen woorden over. Hier en daar een

woord vervangen door een synoniem volstaat dus absoluut niet. Een parafrase wordt gebruikt

wanneer de oorspronkelijke tekst te moeilijk te begrijpen is voor de lezer (vaak wordt de parafrase

langer dan de originele tekst) of wanneer je een lange passage (een of enkele alinea’s tekst)

compacter wilt weergeven. Zorg ervoor dat je de essentiële informatie meeneemt in je parafrase,

zodat de kerngedachte goed wordt overgebracht. Wanneer je parafraseert, moet je vermelden aan

welke bron je deze informatie hebt ontleend. Doe je dit niet, dan pleeg je plagiaat.

Jij schrijft dus:

Roken is erg verslavend. Het is namelijk zo dat er bepaalde stoffen in sigaretten worden verwerkt om

die nog sterker verslavend te maken. Volgens professor Van Schayck van de Universiteit van Leiden is

dat zelfs wetenschappelijk aangetoond (Van Schayck, 2019).

Opdracht:

Argument B: de lichamelijke reacties van de roker bemoeilijken het stoppen met roken. Kies een

passage uit het artikel van Van Schayck om dit argument te ondersteunen via:

a. een citaat;

b. een parafrase.

Je schrijft:

a. _______________________________________________________________________

________________________________________________________________________

b. ________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

13


6 Workshop 2

In deze workshop komen aan bod: soorten argumentatie, ordening argumentatie en ondersteuning

argumentatie via signaalwoorden.

6.1 Een argumentatie formuleren en ordenen

In een betoog c.q. adviesrapport verdedig je het standpunt c.q. het advies met argumenten en

weerleggingen van tegenargumenten. Er zijn vier vormen van argumentatie:

1. Enkelvoudige argumentatie

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

1. Meneer Jansen moet uit zijn woning worden gezet.

1.1. Hij veroorzaakt regelmatig geluidsoverlast voor zijn buren.

Voorbeelden van signaalwoorden voor enkelvoudige argumentatie:

• Want

• Omdat

• Immers

• Aangezien

• Namelijk

• …

Het schema omgezet in tekst:

De woningbouwvereniging is van mening dat de heer Jansen uit zijn woning moet worden gezet. Hij

veroorzaakt namelijk regelmatig geluidsoverlast voor zijn buren.

2. Meervoudige argumentatie

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat

los van de andere argumenten. Daardoor is meervoudige argumentatie een vrij krachtige vorm van

argumentatie. Als iemand kan aantonen dat een van de argumenten niet opgaat, blijven er nog altijd

andere argumenten over waarmee het standpunt wordt onderbouwd.

1. Het schrijven van een scriptie is een nuttige afstudeeropdracht.

↑ ↑ ↑

1.1 Studenten laten zien 1.2 Studenten oefenen hun 1.3 Studenten tonen aan dat ze

wat ze kunnen. schrijfvaardigheid. in staat zijn onderzoek te doen.

Voorbeelden van signaalwoorden voor meervoudige argumentatie:

• Ten eerste, ten tweede, tot slot

• Een ander argument is dat

• Zelfs als dit niet opgaat, dan nog

• Overigens

14


• Trouwens

• Ten overvloede

• Niet te vergeten

• Behalve dat

• …

Het schema omgezet in tekst:

Het schrijven van een scriptie is om verschillende redenen een nuttige afstudeeropdracht. Ten eerste

laten studenten ermee zien wat ze kunnen. Ten tweede oefenen ze hun schrijfvaardigheid. Ten derde

tonen ze ermee aan dat ze in staat zijn onderzoek te doen.

3. Nevenschikkende argumentatie

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De

argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je

argumentatie niet meer.

1. Mevrouw Bos is geschikt voor de functie.

↑ ↑ ↑

1.1a. Ze heeft de 1.1b. Ze heeft minstens vijf 1.1c. Ze beschikt over uitstekende

benodigde opleiding. jaar relevante werkervaring. communicatieve vaardigheden.

Voorbeelden van signaalwoorden voor nevenschikkende argumentatie:

• Daarbij komt

• Bovendien

• Daarnaast

• Een reden temeer om

• Vooral ook omdat

• Wat nog belangrijker is

• Alsmede

• …

Het schema omgezet in tekst:

Volgens mij is mevrouw Bos geschikt voor deze functie. Immers, ze heeft de benodigde opleiding, ze

heeft minstens vijf jaar relevante werkervaring en ze beschikt over uitstekende communicatieve

vaardigheden.

4. Onderschikkende argumentatie

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

1. Meneer Kok is geschikt voor deze baan als operateur.

1.1. Hij heeft vijf jaar relevante werkervaring.

1.1.1. Hij werkte hiervoor in dezelfde functie bij Cinema Opera.

15


Voorbeelden van signaalwoorden voor onderschikkende argumentatie:

• Want

• Omdat

• Immers

• Aangezien

• Namelijk

• Dat blijkt uit

• …

Het schema omgezet in tekst:

Het is duidelijk dat meneer Kok geschikt is voor deze baan als operateur, want hij heeft vijf jaar

relevante werkervaring. Hiervoor werkte hij namelijk in dezelfde functie bij Cinema Max.

Argumenten ordenen met een argumentatieschema

Voordat je gaat schrijven, begin je met het op een rij zetten van de argumenten. Kies sterke

argumenten die overtuigend zijn. Zo veel mogelijk argumenten hebben is niet het belangrijkste van

het betoog. De argumenten moeten vooral duidelijk zijn en kloppen. Het standpunt moet aan de

hand van de argumenten stevig onderbouwd zijn.

Als je met één argument je lezer kunt overtuigen, ben je snel klaar: je zet je standpunt neer, koppelt

deze met de signaalwoorden (want, omdat etc.) aan je argument en trekt vervolgens je conclusie.

Vaak zul je meerdere argumenten nodig hebben. Als je een meervoudige argumentatie gaat

gebruiken, kun je gebruik maken van een argumentatieschema. Je zet dan de argumenten die je gaat

gebruiken in een schema. Een schema geeft een goed overzicht van het betoog. Je ziet of je

voldoende argumenten hebt en of ze sterk genoeg zijn.

Stel: jij en je collega's voelen zich regelmatig overvallen door beslissingen van je manager. Je pleit er

tijdens een werkoverleg voor beslissingen voortaan als team te nemen. Je manager vraagt aan jou

daar een notitie over te schrijven en dat voorstel te onderbouwen.

Dan ziet jouw argumentatieschema er ongeveer zo uit: zie volgende pagina!

16


Argumenten ondersteunen met signaalwoorden

Signaalwoorden geven het verband tussen het standpunt en de argumenten aan. Verder wordt via

signaalwoorden ook duidelijk of er sprake is van een meervoudige argumentatie en of er sprake is

van een nevenschikkende of onderschikkende argumentatie. Hieronder staan de meest

voorkomende signaalwoorden (meer voorbeelden vind je in de tabel op de volgende pagina):

• Signaalwoorden van tijd: eerst, vervolgens, daarna, toen, ten slotte etc.

• Signaalwoorden van plaats: hier, daar, waar, waarin, waarop etc.

• Signaalwoorden van tegenstelling: echter, maar, daarentegen, hoewel, toch, tenzij etc

• Signaalwoorden van opsomming: en, ook, daarnaast, bovendien, ten eerste, ten tweede etc.

• Signaalwoorden van verklaring: dus, omdat, daarom, daardoor

• Signaalwoorden van argumentatie:

o voor het standpunt: naar mijn mening, concluderend, kortom, dus

o voor argumenten die losstaan van andere argumenten: ten eerste…, overigens, nog

afgezien van, trouwens

o voor argumenten die horen bij andere argumenten: daarbij komt, vooral ook, omdat

o voor argumenten die andere argumenten verdedigen: want, namelijk, omdat

17


Een voorbeeld van signaalwoorden in een argumentering:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen

(argument voor). Echter, de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter

(argument tegen). Als je je daarentegen genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de

zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Hieronder vind je veelvoorkomende signaalwoorden met bijbehorende verbanden:

Verband

Opsomming

Tegenstelling

Tijd

Signaalwoorden

en, ook, verder, bovendien, daarnaast, voorts, niet alleen…maar ook,

zowel…als, noch…noch, daar komt nog bij dat, ten eerste (op de eerste plaats),

ten tweede, ten derde, ten slotte, enz.

maar, echter, doch, toch, daarentegen, integendeel, evenwel,

enerzijds…anderzijds, aan de ene kant…aan de andere kant, in tegenstelling tot,

desondanks, daar staat tegenover, niettemin, of…of

eerst, dan, daarna, toen, vroeger, voordat

Oorzaak / gevolg doordat, daardoor, waardoor, hierdoor, met als gevolg, ten gevolge van, dit is

te danken/wijten aan, de oorzaak hiervan is, zodat, bijgevolg, dan ook,

dientengevolge, ... had tot gevolg, wegens

Toelichting /

voorbeeld

Voorwaarde

Doel / middel

Samenvatting

Conclusie

Reden /

verklaring

Vergelijking

Relativering

zo, bijvoorbeeld, zoals, stel, neem nou, ter illustratie, ter verduidelijking, dat

houdt in, dat wil zeggen, met andere woorden

als, indien, wanneer, in het geval, mits, op voorwaarde dat, tenzij.

om ... te, door te, opdat, door middel van, daarmee, waarmee, daartoe,

teneinde, met als doel, met de bedoeling, met behulp van

kortom, samenvattend, samengevat, met andere woorden, al met al, in een

notendop

dus, daarom, dat houdt in, concluderend, in conclusie, de slotsom is, dat

betekent

daarom, want, omdat, dus, immers, namelijk, dat blijkt uit, hierom, derhalve,

aangezien

net als, zoals, evenals, vergeleken met, in vergelijking met, alsof, eveneens,

evenzeer, op dezelfde wijze, hetzelfde is het geval

hoewel, ofschoon, ondanks dat, weliswaar, tenzij

18


6.2 Oefeningen

Oefening 1: argumentaties analyseren en schematiseren

Ontleed de volgende fragmenten in standpunten en argumenten. Nummer de argumenten

systematisch (zoals A1, A2, A1A1) en geef de gehele redenering schematisch weer.

1. Ierland is geen prettig vakantieland. De prijzen zijn er hoog. Het regent er veel.

2. We kunnen onze prijzen wel mee laten stijgen met de inflatie. De meerderheid van onze

marketingmensen vindt dat namelijk. Dat blijkt uit een onlangs gehouden vergadering.

3. Het gemeentemuseum is het aantrekkelijkste museum van Den Haag. Het heeft een

schitterend collectie schilderijen. Denk maar eens aan al die mooie doeken van Mondriaan

die er hangen. Het gebouw zelf is prachtig. Het ligt gunstig: tussen het Fotomuseum, het

Omniversum en het Museon.

4. Tijdens het EK 2014 heeft Nederland niet geweldig gespeeld. De voetballers wisten bijna

nooit hoe ze hun winstkansen moesten benutten. Er is weliswaar van Zweden gewonnen. Dat

gebeurde door middel van een flinke portie geluk tijdens de strafschoppen.

Oefening 2: signaalwoorden in argumentaties herkennen

a Onderstreep in onderstaande vijf opgaven de signaalwoorden.

b Stel vast of de opgaven een enkelvoudige of meervoudige argumentatie inhouden

c Als je een opgave bij b meervoudig hebt bevonden, stel dan vast of deze nevenschikkend

of onderschikkend is.

1 Ons tuinhuisje moet nu echt geverfd worden. Ten eerste gaat het hout rotten. Ten tweede willen

we onderhand een totaal andere kleur. Ten derde maken de buren steeds meer kritische

opmerkingen over de staat van het tuinhuisje.

2 Het openbaar vervoer moet goedkoper worden, zodat meer mensen de trein zullen nemen.

3 De kinderopvang moet goedkoper worden want er gaan steeds meer vrouwen werken. Er is

immers een groot tekort aan arbeidskrachten.

4 We kunnen vanavond niet meer terug naar Amsterdam. Ik heb namelijk drie glazen wijn gedronken

en de treinen rijden niet.

5 Maria is om drie redenen geschikt voor het hbo. Zij heeft op de middelbare school goede cijfers

gehaald. Zij is daarnaast gemotiveerd voor de meeste hbo-vakken. Bovendien is Maria een harde

werker.

19


Oefening 3: argumentatieschema vertalen naar bouwplan

Lees de onderstaande gegevens voor een betoog met de titel: Een halt aan de bio-industrie.

a. Orden de gegevens in een argumentatieschema.

b. Zet het argumentatieschema vervolgens om in een bouwplan.

GEGEVENS voor betoog Een halt aan de bio-industrie:

Standpunt: Er moet een halt worden toegeroepen aan de groei in de bio-industrie.

Argumenten voor:

Het is slecht voor het welzijn van de dieren. Dieren krijgen te weinig ruimte om te leven. Varkens

bijten in elkaars staart en kippen pikken elkaar. Staarten worden afgeknipt en snavels worden

dichtgebrand.

Het is slecht voor het milieu. Veeteelt is verantwoordelijk voor de uitstoot van 51% van de

broeikasgassen wereldwijd. Andere vervuilende sectoren zoals de transportsector stoten veel minder

uit.

Argumenten tegen:

Het is goedkoop, makkelijk en levert voldoende voedsel op voor de mensen (in West-Europa).

Weerlegging/afweging:

Kunstmatige toevoegingen aan het dierenvoer, zoals antibiotica, om zoveel te kunnen produceren,

zorgen voor gezondheidsrisico’s bij consumenten.

20


7 Workshop 3

In deze workshop komen aan bod: opstellen betoog, tekstopbouw, argumentatiesoorten ethos,

pathos en logos, kwaliteitscontrole argumentatie.

7.1 Een betogende tekst opstellen en controleren

Hoe schrijf je een goed betoog?

1. Bereid je inhoudelijk goed voor:

o lees artikelen over het onderwerp

o markeer belangrijke meningen of informatie

o vat samen

o vorm je eigen mening

2. Bereid je vormtechnisch goed voor:

o lees allerlei artikelen grondig, lettend op inleiding, kern en slot

o analyseer standpunten, argumenten en weerleggingen

3. Lees de opdracht goed door:

o onderstreep belangrijke vragen

o maak een helder, overzichtelijk, inhoudelijk sterk bouwplan waarin alles terugkomt

en alles logisch uit elkaar volgt

o kies één invalshoek en werk deze uit

o zorg dat de hoofdgedachte een mening/standpunt is

4. Begin met het schrijven van de kern:

o zorg dat je voldoende argumenten heb die je kunt toelichten

o zorg voor een logische opbouw, waardoor alles samenhangt

o zorg dat je je lezer écht probeert te overtuigen (door bijvoorbeeld argumenten te

ontkrachten)

5. Schrijf een pakkende inleiding

o waardoor de lezer verder wil lezen, geboeid raakt

o die de lezer informeert over het onderwerp

6. Schrijf een sterk slot

o waarin duidelijk wordt dat het stuk bijna is afgelopen

o waarin je bijvoorbeeld terugkomt op je inleiding

o waarin je standpunt in andere woorden terugkomt

7. Bedenk een goede titel

o waardoor je hoofdgedachte al enigszins doorschemert

o die mensen nieuwsgierig maakt

o die past bij de tekst (inleiding, kern én slot)

21


8. Controleer de hele tekst op:

o spelling, stijl, grammatica en interpunctie

Hoe pak je de aandacht van de lezer en houd je die vast?

1. Schrijf geen lange intro’s of inleidingen

In je eerste alinea moet je informeren over het onderwerp en tegelijkertijd de lezer prikkelen verder

te lezen.

a. Informeren:

Kom direct ter zake. Begin met je belangrijkste boodschap en kom pas met gedetailleerde informatie

in de volgende alinea’s. Vertel de wie, wat en waar in je eerste alinea. Deze manier van schrijven

heeft als voordeel dat zelfs luie lezers de kern van je verhaal meekrijgen. Wie na een paar regels

stopt met lezen, kan uiteindelijk wel de boodschap vertellen.

b. Prikkelen:

Doe een bewering, stel een vraag en maak de lezer nieuwsgierig. Verweef het onderwerp van je tekst

in die eerste zin. Met je titel en je eerste alinea moet je je lezers overtuigen dat de rest van je artikel

ook interessant genoeg is om te lezen.

2. Zorg voor een goede tekstopbouw

Schrijf korte alinea’s. Gebruik voldoende witregels en maak zo je tekst aantrekkelijk voor het oog.

Gemiddeld bevat een alinea 3 à 10 zinnen. Vermijd dan ook zo veel mogelijk alinea’s van ± 10 zinnen.

De opbouw van een alinea

Een goede alinea bestaat uit een kernzin en uit een uitwerking van de kernzin in de overige zinnen.

Kernzin

De kernzin bevat de belangrijkste informatie, de kern van wat je wilt zeggen in die alinea. Het beste

kun je de kernzin als eerste, tweede of laatste zin opnemen. Lezers kijken bij voorkeur op die

plaatsen om een snel overzicht te krijgen van de inhoud.

Uitwerking van de kernzin

De kernzin werk je uit in de rest van de alinea. Een alinea wordt daardoor gemiddeld tussen de drie

en tien zinnen. Uitwerkingen van een kernzin kunnen onder andere bestaan uit:

- een voorbeeld;

- een nadere toelichting of uitleg.

3. Geef verbanden in de tekst duidelijk aan

Er zijn vier manieren waarop je het verband tussen verschillende alinea’s kunt aangeven:

a door herhaling

Aan het begin van de nieuwe alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea

herhaald.

22


(…) Een veel gebruikte meetmethode om een “gezond gewicht” te berekenen is de Body Mass

Index (BMI). Bij deze methode wordt het gewicht gedeeld door het kwadraat van de lengte. BMIgrafieken

zijn ontworpen om de normale gewichtstoename gedurende een groeiperiode in kaart

te brengen. Aan deze meetmethode kleeft een groot nadeel. Bij de BMI is er geen sprake van

een nauwkeurige meting van het lichaamsvet. Een erg gespierd kind kan zich in de

categorie overgewicht bevinden, omdat spiermassa zwaarder is dan vet. Daarom (…)

Uit: Scriptie Sociologie UvA-student

b door overgangszinnen met verwijswoorden

Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen die je aan het begin of het eind van een alinea

plaatst. Ze bevatten verwijswoorden (zoals die, deze, hiermee, dergelijke).

Voorbeeld:

Kortom, het bestuur heeft een aantal voorstellen gedaan om het studiesucces van

eerstejaarsstudenten te vergroten. Als we deze voorstellen eens nader onder de loep nemen,

dan valt vooral op dat (…)

c door aankondigende zinnen

Aankondigende zinnen dienen als een soort leeswijzer voor de lezer. Je kunt hierin aangeven wat

je in de volgende alinea’s behandelt. In de inleiding kun je ze gebruiken om de opbouw van je

tekst aan te geven.

Voorbeeld:

De opbouw van het rapport zal er als volgt uit zien: Eerst zullen wij uitzoeken wat de

specificaties van de Elandsgracht zijn en hoe de opbouw van het schip eruit ziet. Dit zal

worden behandeld in hoofdstuk 1. Daarna zullen we dieper ingaan op de verschillende wetten

die van toepassing zijn op de Elandsgracht, en in het bijzonder de inspecties die zullen worden

uitgevoerd. Deze onderwerpen zullen worden uitgewerkt in hoofdstuk 2. Ten slotte zullen we

daadwerkelijk de overtocht gaan voorbereiden. Dit gaan we doen door middel van

een stuwplan en een beladingsplan die tevens in hoofdstuk 2 uitgelicht worden, en een route te

ontwikkelen waaraan hoofdstuk 3 wordt gewijd.

d door signaalwoorden

Signaalwoorden geven het verband tussen verschillende zinnen of alinea’s aan. Voorbeelden van

signaalwoorden zijn: aan de ene kant… aan de andere kant, daarnaast, bovendien, omdat,

bijvoorbeeld.

Voorbeeld:

Het gevolg is dat men in Nederland, net als in veel andere kleine landen, bang is voor het

mogelijk achteruitgaan van de taal in het voordeel van het meer populaire Engels of

Duits. Daarom hechten onderwijsinstituten belang aan het gebruik van de Nederlandse taal in

hun opleidingen, zelfs als het een rem op de veranderingen in het onderwijs betekent.

23


4. Zorg voor een prettig ogende lay-out met kopjes

Als je lezer je tekst vluchtig doorleest, waar denk je dat hij op let? Precies. De kopjes! De kopjes

bepalen of je lezer het bijbehorende blok tekst leest. Met de juiste kopjes geef jij de lezer de

mogelijkheid stukken tekst over te slaan.

Heb jij een belangrijk stuk tekst geschreven dat geen enkele lezer mag missen? Gebruik dan niet

kopjes die informatief zijn maar zorg ervoor dat je kopjes ook pakkend zijn. Voor een informatief

kopje kies je een woord (of enkele woorden) uit de alinea(‘s) eronder dat weergeeft waar dit deel

van de tekst over gaat. Voor een pakkend kopje kies je een woord (of enkele woorden) uit de

alinea(‘s) eronder dat de lezer verbaast, verwart, schokt en tegelijkertijd ook een klein beetje

informeert. Maak de lezer nieuwsgierig, bouw de spanning op en overtuig de lezer dat hij dit blokje

tekst echt niet mag missen.

5. Zorg voor een prettig ogende lay-out met opsommingen

Opsommingen zorgen ervoor dat je teksten:

• overzichtelijk worden;

• makkelijker te scannen zijn;

• er minder overweldigend eruitzien.

6. Gebruik in je zinnen zo veel mogelijk de actieve vorm (= bedrijvende vorm)

Voorbeeld: De man kon worden gearresteerd bij zijn huis.

Beter: De politie arresteerde de man bij zijn huis.

Actieve zinnen:

• zijn eenvoudiger en makkelijker te begrijpen;

• hebben meer vaart;

• lezen prettiger.

7. Wees je bewust van de kracht van korte zinnen

Gebruik deze vooral in de eerste alinea’s van je tekst. Op dit punt moet je de lezer nog verleiden om

verder te lezen. Dat gaat beter met de helderheid en de laagdrempeligheid van korte zinnen.

Verderop in je tekst kunnen korte zinnen helpen om een ingewikkeld betoog, of complexe uitleg te

verhelderen.

8. Zorg voor een goede afwisseling van zinslengte, zinsbouw en zinstype

Zorg ervoor dat niet alle zinnen in je tekst dezelfde lengte hebben. Continu lange zinnen lezen, is

vermoeiend voor een lezer. Te veel korte zinnen daarentegen geven een staccato indruk en ook dat

leest niet prettig. Vergelijk de onderstaande fragmenten:

24


X De kandidaten worden door ons beoordeeld. Dit gebeurt op systematische wijze. Beoordeling

vereist een stabiele waarneming. Hiervoor zijn ervaring en training noodzakelijk. Er zijn enkele

beoordelaars aanwezig. Zij observeren op verschillende momenten. Zij moeten altijd uitwisselbaar

zijn.

✓ De kandidaten worden door ons op systematische wijze beoordeeld. Beoordeling vereist een

stabiele waarneming, waarvoor ervaring en training noodzakelijk zijn. Er zijn enkele beoordelaars

aanwezig. Zij observeren op verschillende momenten en moeten altijd uitwisselbaar zijn.

De zinnen in het tweede fragment zijn van wisselende lengte, waardoor de tekst prettiger

wegleest. Afwisseling krijg je niet alleen door de zinslengte te variëren, maar de opbouw van de zin.

Vergelijk:

X De kandidaat moet zich voorbereiden op een rollenspel. Hij studeert hierbij een van tevoren

omschreven rol in. Hij speelt bijvoorbeeld een commercieel medewerker. Hij voert vervolgens een

gesprek met een andere rollenspeler. Deze kan de rol van klant op zich nemen.

✓ De kandidaat moet zich voorbereiden op een rollenspel. Hierbij studeert hij een van tevoren

omschreven rol in, bijvoorbeeld die van commercieel medewerker. Vervolgens voert hij een gesprek

met een andere rollenspeler. Deze kan de rol van klant op zich nemen.

In het eerste fragment beginnen alle zinnen met het onderwerp, gevolgd door de persoonsvorm. Dat

maakt het fragment saaier dan het tweede, waarin ook enkele zinnen op een andere manier

beginnen.

9. Stel af en toe een vraag of gebruik de gebiedende wijs.

Bijvoorbeeld:

Aan welke lichaamsbeweging moet men hierbij denken? Elke vorm van lichaamsbeweging waarbij

het lichaam met zijn eigen gewicht wordt belast, is zinvol. Bijvoorbeeld wandelen, tuinieren,

hardlopen, tennissen, (rol)schaatsen, dansen en touwtje springen, en in mindere mate fietsen en

roeien. Het gaat dus beslist niet om sporten op topniveau. Wel is het van belang, dat u het liefst

iedere dag, maar minstens zo’n drie keer per week bewust aan lichaamsbeweging doet, gedurende

minstens 15 minuten. Het is beter om twee keer per dag enkele minuten te bewegen, dan één keer

per week een uur achter elkaar. Kies liever de trap dan de lift of roltrap en neem ook liever de fiets

dan de auto of bromfiets!

Argumentatiesoorten: logos, ethos, pathos

Binnen de argumentatieleer richt de retorische leer zich op de kunst van de welsprekendheid of het

overtuigen. Retoriek komt van het Griekse ‘rhêtorikê’ wat letterlijk de kunst van het spreken

betekent. Aristoteles verstaat onder ‘retorica’ de vaardigheid om geschikte overtuigingsmiddelen te

25


vinden om in een redevoering te gebruiken. Volgens Aristoteles zijn er drie manieren waarop retoriek

je kan overtuigen: ethos, pathos en logos.

1. Ethos is de geloofwaardigheid van de schrijver of spreker zelf

Voorbeeld: Stel dat er een arts zegt dat een bepaald medicijn erg gevaarlijk is, en dat het niet

verkocht zou moeten worden. Dan zou dit door de autoriteit 'arts' wel snel worden aangenomen.

Stel dat er een bouwvakker komt met hetzelfde nieuws, dan wordt het argument eigenlijk al meteen

verworpen.

2. Pathos is het beroep dat een schrijver of spreker doet op de emotie van het publiek

Voorbeeld: Er wordt gezegd dat er wetten moeten komen voor de bescherming van zeehonden.

Daarbij wordt gezegd dat er veel pasgeboren zeehondjes afgeslacht worden. Het laatste doet een

beroep op de emoties van het publiek. De meeste mensen raakt het wel dat er zeehondjes geslacht

worden.

3. Logos is de inhoudelijke rationele argumentatie in een betoog of presentatie

Voorbeeld: De mensen bewegen tegenwoordig veel te weinig waardoor er nu in Nederland meer

dikke mensen zijn dan tien jaar geleden, blijkt uit onderzoek van het CBS (oorzakelijk argument op

basis van feiten).

Voorbeeld: De proefpersoon heeft mogelijk diabetes. De bloedsuikerwaarden wijzen daarop.

(signalerend argument op basis van feiten)

Voorbeeld: De prijzen voor kaartjes van voetbalwedstrijden zijn dit jaar bijna niet gestegen. Ik

verwacht dan ook niet dat de tickets voor theatervoorstellingen duurder zullen worden. Dat

gebeurde de afgelopen jaren immers ook niet. ( vergelijkend argument op basis van feiten)

Ondeugdelijke argumentatie

Zuiver redeneren is de doelstelling. Toch weet je uit ervaring dat op dit vlak heel wat verkeerd kan

lopen. Vaak worden logos, pathos en ethos door elkaar gebruikt. Bovendien worden soms

drogredenen gebruikt: redeneringen die niet kloppen, maar die wel aannemelijk lijken. Ook kunnen

emotionele argumenten vaak zo sterk gaan doorwegen dat het manipulatie wordt. Dergelijke

argumentatievormen dragen dan ook helemaal niet bij tot het oplossen of het uitpraten van een

probleem. Integendeel, ze verhinderen dat het gesprek open en eerlijk verloopt en uitloopt op een

vergelijk of een aanvaardbare oplossing. Je kunt proberen je toehoorders te overtuigen met deze

zogenoemde drogredenen, maar als dan eenmaal je reputatie van foute debater is gevestigd, verlies

je juist veel aan geloofwaardigheid. We raden je dus aan zo zuiver mogelijk te redeneren!

Hieronder staat een overzicht van veelvoorkomende drogredenen. Bekijk ze allemaal eens goed. Dat

zal je helpen om foute redeneringen te herkennen. Foute redeneringen kunnen bewust gehanteerd

26


worden om de ander te overtuigen, maar ze kunnen ook onbewust gebruikt worden. In het laatste

geval berusten dergelijke redeneringen op denkfouten.

1. Cirkelredenering: het standpunt wordt verdedigd met een argument dat op hetzelfde neerkomt.

In het argument wordt dus het standpunt in andere woorden herhaald.

- Dit is een slecht voorstel, want het deugt niet.

- De Telegraaf is de grootste krant omdat De Telegraaf de grootste oplage heeft.

- Ik heb dat niet gestolen want ik ben geen dief.

2. Ontduiken van de bewijslast: het standpunt wordt zo gepresenteerd alsof verdere verdediging

niet meer nodig is, of de bewijslast wordt verschoven naar de ander.

- Iedereen weet dat!

- Willen wij niet allemaal dat onze kinderen veilig op straat kunnen spelen?

- Wij zijn van mening dat er geen nieuwe parkeergarage bij mag komen, want wij zijn

milieubewuste burgers.

- John: Ik vind dat het btw-tarief omlaag moet.

Petra: Ik ben het daar niet mee eens.

John: Waarom vind jij van niet?

3. Bedreiging / Drogreden van de stok: de tegenstander wordt onder druk gezet door te dreigen

met sancties, of er wordt druk uitgeoefend door te wijzen op minder leuke gevolgen.

- Als jij je spruitjes niet opeet, dan wordt mama heel boos.

- Ik laat het natuurlijk helemaal aan u over, maar ik kan niet instaan voor de gevolgen als u

besluit die cijfers bekend te maken

- Als je deze werkwijze goedkeurt, dan garandeer ik je problemen met de uitvoering van het

project.

4. Beroep op medelijden: de ander wordt onder druk gezet door op zijn gevoel van medelijden in te

spelen.

- U moet me laten slagen, want anders moet ik met mijn studie stoppen.

- Ga jij je bord niet leegeten, terwijl je vader de hele dag in de keuken heeft staan sloven?

- Ik heb veel tijd in de opdracht gestoken. Dan kunt u toch niet zeggen dat de kwaliteit

onvoldoende is?

5. Causaliteit / Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie (daarna, dus, daardoor): uit het gegeven dat twee

verschijnselen na elkaar optreden, wordt de conclusie getrokken dat het ene oorzakelijk

verbonden is met het andere.

- De patiënt genas enkele dagen nadat zij het medicijn Prolia kreeg, dus is ze door Prolia genezen.

- Door het invoeren van het alcoholverbod tijdens koningsnacht zijn er dit jaar aanzienlijk minder

ordeverstoringen geweest.

27


- Hij heeft de 'Ontdek de Ster-show' gewonnen. Er staat hem dus een schitterende carrière te

wachten als artiest.

6. Overhaaste generalisatie: op basis van slechts één of enkele observaties wordt een regelmaat

vastgesteld. Er wordt dus een uitspraak gedaan die niet steunt op een voldoende aantal

representatieve waarnemingen.

- Mijn buurmeisje is blijven zitten, omdat niemand haar er een tiende punt bij wilde geven. Ik zou

mijn kind niet naar die school sturen, want daar laten ze als het enigszins kan mensen in het

vierde jaar zitten om de slagingspercentages hoog te houden.

- Het is het afgelopen jaar erg warm geweest, dus het klimaat verandert.

- De Beaujolais van Albert Heijn is niet te drinken en de Sauvignon smaakt naar azijn. Ze hebben

bij Albert Heijn dus geen goede wijn.

7. Drogreden van het hellende vlak: er wordt ten onrechte gesuggereerd dat we met een

maatregel van kwaad tot erger zullen vervallen.

- Alcoholisten zijn allemaal op jouw leeftijd met één biertje begonnen.

- Als we vandaag de Viagrapil in het basispakket opnemen, gaan we morgen BMW's vergoeden!

- De voorstanders van kernenergie stellen dat er 1800 windturbines nodig zijn om 20% van de

benodigde hoeveelheid energie op te wekken. De tegenstanders werpen tegen dat we voor

kernenergie 50 centrales nodig zullen hebben. Kerncentrales hebben een levensduur van 30 à 40

jaar, daarna moeten ze honderden jaren in beton ingepakt worden, dus als we overgaan op

kernenergie staat het hele land binnenkort vol met gesloten centrales!

8. De stroman of de stropop: er wordt een aanval gedaan op een standpunt dat niet in de gegeven

vorm door de tegenpartij naar voren is gebracht. Het standpunt van de ander wordt verdraaid,

overdreven of verzonnen.

- Lisa: Drinken is minder schadelijk voor de gezondheid dan veel mensen vaak denken.

Arthur: Dus jij vindt dat je maar raak kunt drinken?

- Bart: Er moet meer geld naar gezondheidszorg en onderwijs.

Gerard: Besparen op defensie zal het land geen goed doen.

- Robert: Bij gelijke geschiktheid moeten vrouwelijke kandidaten voorrang krijgen.

Anton: Ik vind dat mannen niet gediscrimineerd mogen worden.

9. De persoonlijke aanval: hierbij wordt op de man gespeeld in plaats van op de bal.

- Wat weet jij nu van gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!

- Als het jezelf betrof, dan zou je wel anders praten.

- Je moet wel heel ouderwets zijn als je het daar niet mee eens bent.

28


10. Valse autoriteit: er wordt een beroep gedaan op een veronderstelde autoriteit of deskundigheid

(van een ander of van jezelf).

- Als de koning dat zegt over de economie in Amerika, dan moet het waar zijn.

- Ik vind dat veel landen overdreven reageren op de epidemie en als hoogleraar filosofie kan ik

het weten.

- Graancirkels zijn echt gemaakt door buitenaardse wezens, want dat staat op internet.

11. Foutieve analogie: er worden appels met peren vergeleken.

- Een medewerker zonder ervaring in zo’n functie kan geen afdelingshoofd worden. Een pas

afgestudeerde wordt toch ook niet meteen directeur?

- Een volk zou niet zijn eigen regering mogen kiezen, want een kind mag ook niet zijn eigen

opvoeders kiezen.

- Volgens de NS hoeft in de Sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

12. Vals dilemma: Als we de realiteit terugbrengen tot een eenvoudige keuze tussen twee

mogelijkheden, dan doen we haar onrecht aan. We verzwijgen immers alle tussenvarianten. We

spreken dan van een vals dilemma.

- Wie niet voor mij is, is tegen mij.

- We moeten niets doen tegen de geluidsoverlast in de binnenstad, want anders zouden veel

bedrijven hun deuren moeten sluiten.

- Óf je gaat nu meer trainen, óf ik moet de conclusie trekken dat je geen topsporter wilt worden.

De drogreden zwart-witdenken is een veelvoorkomende variant van het vals dilemma:

- Michel Perridon in het tv-programma Dragons’ Den: Losers hebben een excuus, winnaars

hebben een plan.

- Ben je geen deel van de oplossing, dan ben je deel van het probleem.

13. Shifting Ground: het standpunt wordt tijdens de discussie verschoven naar een matigere variant,

om zo de discussie te ontwijken.

- Eigenlijk ben ik blij dat ik niet geslaagd ben voor mijn rijbewijs, want dan kan ik een gratis

slipcursus doen.

- Ik heb nooit gezegd dat het rapport niet goed is. Ik heb alleen veel bedenkingen.

- Jan: De Domtoren is de hoogste toren van Nederland.

Karel: Nee, de A’dam Toren is hoger.

Jan: De Domtoren is de hoogste kérktoren.

29


7.2 Oefeningen

Oefening 1: alineaconstructie

Verdeel de onderstaande tekst in alinea´s en onderstreep de kernzinnen.

De skippybal-wedstrijd voor honderdjarigen liep uit hand. Alle skippyballen klapten uit elkaar, omdat

er punaises op de grond lagen. De deelnemers vielen op de grond en moesten door de EHBO’ers

worden behandeld. Gelukkig raakte niemand ernstig gewond. Alle skippyballers konden na afloop

lachen om het tafereel. Bij de volgende wedstrijd werden nieuwe regels ingevoerd. Alle ouderen

moesten een helm dragen en elleboogbeschermers. Verder mochten mensen van boven de 105 jaar

niet meedoen. Een skippyballer van 107 was hier enorm over teleurgesteld.

Oefening 2: signaalwoorden

Vul op de streepjes de juiste signaalwoorden in en benoem het verband (zie ook het

signaalwoordenschema in hoofdstuk 6).

1. Je wordt er doof van, de dreunende bassen jagen je hartritme op en de melodie is ondergeschikt;

_______ , ik vind hardcore maar niets.

2 Ik ga niet mee op survivalkamp. Ik heb er geen zin in, _______ heb ik er geen geld voor en

_______is mijn conditie slecht door een langdurige knieblessure.

3. We kunnen de order helaas niet tijdig uitvoeren, ______ ons productiebedrijf vertraging heeft

opgelopen.

4. Frankrijk en Spanje zijn populaire vakantiebestemmingen, _______ Griekenland en Italië.

5. Het aantal aanmeldingen voor onze trainingen is het laatste jaar enorm gestegen, _______

doordat de vraag in onze regio sterk is toegenomen, ________ doordat een concurrerend bureau

zich op een andere doelgroep is gaan richten.

6. Als je geen zin of tijd hebt om te sporten, kun je er op andere manieren voor zorgen dat je

voldoende lichaamsbeweging krijgt. Je kunt ______ wat vaker de fiets pakken.

Oefening 3: verwijswoorden

Kies het juiste verwijswoord in de onderstaande zinnen.

1. De afspraak met het hoofd van de afdeling dat / die over een halfjaar naar Parijs vertrekt,

vindt plaats in de vergaderruimte op de begane grond.

2. Ik werk nu alleen op zaterdag, wat / dat mij goed bevalt.

3. Het kabinet bespreekt vandaag het voorstel om deeltijd-WW te in te voeren. Die / Dat is

ingediend door de minister van Sociale Zaken.

4. Het vreemdste dat / wat ik las over de presidentsverkiezingen, was dat presentatie

het bijna altijd wint van inhoud.

5. Nieuwe medewerkers, waaraan / aan wie een introductiecursus wordt aangeboden,

30


worden door HRM aangeboden.

6. Een restauratie is nodig voor het afgebrande hotel. Dat / Die staat gepland voor half

juni.

Oefening 4: logos, ethos, pathos

Geef bij de volgende fragmenten aan van welke argumentatiebasis er sprake is: pathos, logos of

ethos.

1) ‘Tot slot, beste mensen, zou ik voor dit speciale geval een beroep willen doen op uw bereidheid

om uw persoonlijke wensen opzij te zetten voor het gemeenschappelijke belang. Alleen samen

kunnen we dit probleem aan!’

a Pathos

b Logos

c Ethos

2) ‘De belangrijkste reden om de muziek van Richard Wagner “gevaarlijk” te noemen ligt in het

bedwelmende effect ervan. Als muziektherapeut heb ik meermalen patiënten gehad die door de

muziek van Wagner in een roes terechtkwamen waarin zij niet meer zichzelf waren. In een van mijn

onderzoeken daarover heb ik Friedrich Nietzsches waanzin kunnen verklaren door te wijzen op zijn

ernstige verslaving aan Wagners muziek.’

a Pathos

b Logos

c Ethos

3) Het openbaar vervoer laat tegenwoordig veel te wensen over. Uit onderzoek van de TU Delft is

gebleken dat treinen, bussen of trams regelmatig niet op tijd rijden (Jansen et al, 2015). Van de

genoemde soorten openbaar vervoer presteert de trein het slechtst. Veertig procent van de treinen

loopt vertraging op, aldus de TUD. Volgens het onderzoek van de TU Delft vormt de metro een

uitzondering binnen het openbaar vervoer. Dit oordeel wordt bevestigd door een ander onderzoek

dat is uitgevoerd door de RET (Verbeek, 2015) en waaruit blijkt dat de metro vrijwel altijd op tijd

rijdt. Volgens zowel het onderzoek van de TUD als het onderzoek van de RET zorgt de geïsoleerde

rijbaan van de metro’s voor de goede prestaties qua punctualiteit.

a Pathos

b Logos

c Ethos

4) ‘Dames en heren, ik ben nu aangekomen bij de kern van mijn betoog. Ik voorspel u het einde van

de filmheld die voor vele tientallen miljoenen per film zijn kunstje mag doen. Mijn argumenten zullen

u niet meer verrassen. U weet immers net zo goed als ik dat computers betere filmhelden kunnen

maken die toch levensecht zijn. Digitale helden zijn goedkoper, ze zijn nooit lastig en hebben geen

beveiliging, visagisten, managers, enzovoort nodig. Hollywoodsterren worden straks aan de

computertafel gemaakt. Niemand heeft het in de gaten dat de opvolgers van Brad Pitt en Renée

Zellweger niet echt bestaan. Sceptici zullen hiertegen inbrengen, dat er een probleem ontstaat

31


wanneer die digitale sterren hun Oscar op moeten komen halen. Maar buiten deze zaal hoorde ik al

fluisteren dat de Oscaruitreiking van 2008 uit de computers van de makers van The Matrix-trilogie

komt…’

a Pathos

b Logos

c Ethos

Oefening 5: drogredenen

Bepaal bij iedere uitspraak om wat voor soort drogreden het gaat.

1 Ik heb een hekel aan touchscreens. Sinds die dingen in de lokalen hangen, zijn mijn lessen een stuk

onduidelijker geworden.

2 Hoezo vind jij je om 8 uur melden een te zware straf voor het aantal keren dat jij te laat bent

gekomen? Er zijn landen waar ze je hand afhakken als je gestolen hebt!

3 Nederlanders zouden beter moeten leren lezen. De burgemeester zei dat onlangs nog in een

toespraak.

4 Je kunt met dat probleem maar beter niet langs een wiskundedocent gaan; die hebben niet zoveel

met emoties.

5 De nieuwe regels over drankgebruik op schoolfeesten zijn overbodig, want ze voegen niets toe.

6 Wie niet graag fietst, is niet sportief!

7 Elk weldenkend mens begrijpt dat huiswerk een essentieel onderdeel van het leerproces is.

Daarom moeten huiswerkvrije scholen verboden worden.

8 Het is wel vervelend dat ik door mijn gebrekkige voorbereiding dat examen niet gehaald heb, maar

het had nog veel erger kunnen zijn: ik had ook kunnen zakken terwijl ik het wél goed had voorbereid.

9 U moet natuurlijk weten wat u doet, maar u moet toch wel beseffen dat wij een grote klant van u

zijn.

10 Ik wens daar niet op te antwoorden. Ik reageer niet op beweringen van leugenaars.

11 Door het gebruik van softdrugs te gedogen, dreigt Nederland een narcoticastaat te worden.

12 Ik vind invoering van die regel onverstandig. U niet? Welke argumenten heeft u dan?

13 Ik heb Italiaans gestudeerd, dus ik ben als geen ander vertrouwd met het Italiaanse temperament.

32


14 Bep: "Het zou kunnen zijn dat hij niet zo erg van katten houdt, want hij heeft een hond." Truus:

"Dus jij denkt dat iedereen die een hond heeft, niet van katten houdt?"

15 Ik heb twee fantastische nummers gehoord van die nieuwe cd, dus het is echt een waar

meesterwerk.

33


8 Toetsopdracht

OE39b Professionele vaardigheden (Professional skills en Zakelijke communicatie) wordt aan de hand

van een individueel portfolio afgerond. Het portfolio moet onder meer voldoen aan de

vormvereisten (zie daarvoor OE39b Beoordelingsformulier 2022-2023) en aan OE39b Toetsopdracht

2022-2023.

Eisen toetsopdracht Zakelijke communicatie:

De student schrijft een betoog over een vraagstuk in de internationale handel.

De student formuleert een standpunt dat extra robuust is gemaakt met behulp van een concessie of

een voorbehoud of een kansaanduider.

De student stelt een argumentatieschema op:

• waarin twee argumenten vóór, een tegenargument en een weerlegging of afweging worden

verwerkt;

• waarvan een van de twee argumenten vóór uiteen valt in een hoofdargument en een

subargument:

• dat wordt vertaald naar een bouwplan.

De student zet het bouwplan om in een betoog waarin de structuur en samenhang worden

verduidelijkt met behulp van tussenkopjes en signaalwoorden.

De student gebruikt voor het schrijven van het betoog drie actuele artikelen:

• uit kranten, uit vakliteratuurtijdschriften, van bedrijfswebsites, wetenschappelijke artikelen

uit de databank van de Inholland bibliotheek;

• van maximaal 2 jaar oud;

• waarbij de informatie uit de bronnen wordt verwerkt in de tekst met behulp van citaten en

parafrases;

• waarvan de bronnen worden vermeld in de tekst en in een bronnenlijst conform de APArichtlijnen.

Het betoog bevat 1000 woorden met een afwijking van 10% naar boven of beneden. Maximaal 30%

van het gehele betoog bestaat uit parafrases. Een citaat beslaat maximaal drie regels tekst.

Je neemt je betoog op in het portfolio OE39b professionele vaardigheden. De bronnenlijst dient te

voldoen aan de APA-richtlijnen. Na de bronnenlijst volgen de vier bijlagen, die opgenomen moeten

worden IN het portfolio en natuurlijk ook in de inhoudsopgave vermeld dienen te worden.

Bijlagen:

• Argumentatieschema voor het betoog.

• Bouwplan voor het betoog.

• Lijst met werkende links naar de gebruikte artikelen voor het betoog.

• Door een medestudent ingevuld Reactieformulier betoog.

34


Bijlage: Reactieformulier betoog

Auteur:

Feedbackgever:

Twee of meer keer NEE? →

• bespreek de feedback met je medestudent;

• vraag om feedforward (Wat moet je verwijderen en/of toevoegen en/of aanpassen om de

met NEE beantwoorde vragen bij een tweede check met JA te kunnen beantwoorden?);

• verwerk de feedforward in je betoog;

• check je betoog nogmaals en neem het dan pas op in je portfolio.

Inhoud

1. Is er een aantrekkelijke titel?

2. Is de inleiding aantrekkelijk en

duidelijk?

3. Is er sprake van een duidelijk en

goed geformuleerd standpunt?

4. Zijn er meerdere goede

argumenten ter ondersteuning

van het standpunt?

(nevenschikkend en

onderschikkend)

5. Wordt de argumentatie

voldoende uitgewerkt /

toegelicht?

6. Is er sprake van

tegenargumenten en de

weerlegging daarvan?

7. Zijn de argumenten onderbouwd

met citaten en parafrases?

8. Is de conclusie overtuigend?

De opbouw, leesvriendelijkheid

en taalverzorging

9. Is er een duidelijk onderscheid

tussen inleiding, kern en slot?

10. Wordt er correct gebruik

gemaakt van kopjes, alinea’s en

signaalwoorden?

11. Wordt er gebruik gemaakt van

afwisseling in zinslengte, -bouw

en -type en is de tekst zo veel

mogelijk geschreven in de

actieve vorm?

12. Is het betoog geschreven in

correct en begrijpelijk

Nederlands?

Ja

(V)

Nee

(O)

Tips / Tops:

Ja Nee Tips / Tops:

35

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!