Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Leendert H. de Kluijver
De
‘One-talent
man’
De ‘One-talent man’
Leendert H. de Kluijver
De
‘One-talent
man’
LowiArt Studio | Schoonhoven
© 2015, LowiArt Studio, Schoonhoven
Tekst, design en lay-out: Leendert H. de Kluijver
Afbeelding voorzijde: ‘Study Head (Old Man)’ painted in 1883-1884
by Samuel G. Richards (1853-1893), oil on canvas, 19½ x 15 inches;
gebruikt als karakteristiek gezicht voor de ‘One-talent man’
Afbeelding achterzijde: Glas-in-lood afbeelding van de gelijkenis van
de talenten
Inhoud
De aanlediging tot het onderzoek naar de
‘One-talent man’ ....................................................................................................7
1. De verschillende contexten van de twee gelijkenissen ...11
2. De strategie van de ‘One-talent man’ .............................................15
3. De eerste reactie van de heer ..................................................................21
5
4. De houding van de ‘One-talent man’ .............................................26
5. De beoordeling van de heer .....................................................................33
6. De tactiek van de ‘One-talent man’ .................................................38
7. Het vonnis van de heer ................................................................................44
8. Enkele practische tips n.a.v. het vorige hoofdstuk .............50
9. Waar blijft het talent van de ‘One-talent man’? ...................55
10. Waaraan ontleent een ‘One-talent man’ zijn eenzijdig
godsbeeld? .................................................................................................................62
6
INLEIDING
De
aanleiding
tot het onderzoek naar de
One-talent man
Het was woensdagmorgen 7 december 2011.
Op het moment dat ik in mijn auto stapte,
schoten de woorden van een Bijbeltekst door
mijn gedachten: “Heer, ik wist dat gij een straf
mens zijt”. Deze tekst schoot mij te binnen, juist in een
periode waarin ik mij afvroeg wat mensen beweegt om God
continue af te schilderen als toornend, op grote afstand en
verscholen achter de predestinatie. Waardoor worden mensen
toch gedreven om het Evangelie zo te verduisteren?
7
Soms worden ware zaken of Bijbelteksten geciteerd, maar
onjuist gecombineerd of uit hun verband gehaald. Was het de
satan zelf ook niet, in de Hof van Eden, die op een dergelijke
manier te werk ging, door Gods Woord ‘ongeveer’ te citeren?
Hoe kun je zo (s)preken, alsof komen tot Christus bijna een
onmogelijkheid is? Het lijkt soms of zondekennis een doel
op zich is. En wat houdt dat soort zondekennis eigenlijk in?
Kennis van de hoeveelheid van je zonden? Of kennis van het
gewicht van je zonde? Wie Christus werkelijk is, blijft zo
8
vaak onderbelicht. Toch spreekt men wel over de HEERE en
de eeuwigheid. Zelfs zégt men God te kennen. Mijn eerste
reactie was, dat dit soort mensen God níet kent en dus satan
danig in de kaart speelt. Maar die conclusie is wel erg kort
door de bocht. Waar baseer ík mijn mening op? Kennen deze
mensen God dan écht helemaal niet? Ze gebruiken toch
bijbelse argumenten? Hoewel het leven er vaak uit is, naar
mijn gevoelen! Deze mensen beweren dat de mens aan het
einde van al zijn kunnen moet komen. Het moet duidelijk
worden dat het allemaal buiten hoop is. En dan… dán pas zul
je Christus gaan nodig krijgen. Maar – let er goed op – dat is
niet je eigen werk. Je bent het daar juist níet mee eens. Je
werkt juist alleen maar tegen! Dat moet toch vooral worden
benadrukt. Zó, en alleen zó, wordt het voluit Gods werk. Dán
pas is het ‘Christus in ons’. Vooral moet benadrukt worden
dat de mens er totaal ‘tussenuit valt’. En zo is het toch ook?
Maar waarom is men zo druk bezig met de mens, die in
deze optiek haast nóg sterker centraal staat, dan bij de zo
verfoeide en oppervlakkige evangelischen? Waarom? Gevaar
uit de evangelische hoek? Bedreiging door oppervlakkigheid
en remonstrantisme? Inderdaad is dat gevaar niet geheel
ondenkbeeldig. Maar wát beweegt mensen om uit dergelijke
angst te handelen, te preken en te ‘bevinden’? Kennen zij
God wel écht? Een schokkende vraag, die allereerst de hand
in eigen boezem doet steken.
Zorg
En toen was daar die tekst: “Ik kende U, dat Gij een straf mens
zijt”. Meestal wordt in de preken of Bijbelstudies over de
gelijkenissen van ‘de ponden’ en ‘de talenten’ gesproken over
die goede handelaren. De man met dat éne talent komt vaak
minder aan bod: de ‘One-talent man’. Ik ontleen zijn engelse
naam aan met name Spurgeon; een compacte en kernachtige
naam die, als je hem letterlijk vertaalt in het nederlands, lang
zo sterk niet klinkt.
Het gevaar is om bij de gelijkenis van de talenten (en in
mindere mate ook die van de ponden) te blijven steken bij de
verstandelijke vermogens, het IQ, of de capaciteiten die
iemand weet te ontplooien. Hoewel die link niet onjuist is,
doet deze insteek wel wat tekort aan de wezenlijke betekenis
van de gelijkenissen. Graag wil ik met je nadenken over die
‘One-talent man’ en hem plaatsen in de tijd waarin wij leven,
voornamelijk temidden van de diversiteit aan meningen
binnen de kerken in de rechterflank. Aangrijpende dingen
zegt deze man. Ongelofelijke dingen antwoordt zijn heer.
Afgrijselijk is zijn einde. Verbazingwekkend is het om te zien
waar ‘zijn’ ene talent blijft.
Gelijkenissen zijn geen waargebeurde geschiedenissen.
Maar laten we niet vergeten Wie ze vertelt: Jezus Christus,
Gods Zoon! Dan is dat ‘gewone’ verhaal bepaald geen fictie.
Dan is elk detail door Zijn goddelijk verstand bedacht. We
moeten niet alles dogmatisch kloppend willen krijgen, maar
toch stemmen bepaalde details wel tot nadenken. Ze roepen
de vraag bij ons op: “Ben ik het HEERE?”
9
Indeling
In dit boekje wordt de gelijkenis stapsgewijs behandeld en
elk hoofdstuk is voorzien van vragen, om er met elkaar over
door te praten.
Het is niet mijn bedoeling om mensen over één kam te
scheren met het grotere geheel. Ik wil je daarentegen laten
nadenken over wat de Schrift zegt. En het is daarom mijn
10
wens dat je de waarschuwingen bewust leest – waar je zo
gemakkelijk overheen leest – juist in zulke bekende Bijbelgedeelten
als deze gelijkenissen.
We moeten staan naar bezinning, verootmoediging,
bekering en vrucht dragen. Waarvoor? Voor Wie? Voor
Christus. Hij zegene deze overdenkingen en gesprekken.
Dan zullen mensen zich niet tegen elkaar gaan afzetten; en
zullen kerkgenootschappen zich ook niet gaan verheffen
boven anderen. Maar dan zal het ons om Christus en Zijn
Koninkrijk te doen zijn. Want Hij moet als Koning heersen.
“Totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd
hebben. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood.
Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch
wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is
het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen
onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen
zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden
Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij
alles in allen.” (1 Kor. 15 : 25-28)
Zul jij daar bij zijn? Dat is toch geen rare vraag?
L.H. de Kluijver,
Schoonhoven, augustus 2013
HOOFDSTUK 1
De verschillende
contexten
van de twee
gelijkeni en
Lees: Mattheüs 25 : 14-30 en Lukas 19 : 11-27
Als je de context van een gelijkenis wilt
begrijpen, moet je vaak letten op het eerste
vers. Het is weliswaar in zowel ‘de gelijkenis
van de talenten’ als ‘de gelijkenis van de
ponden’ een gelijkend verhaal, maar de aanleiding tot het
gebruik ervan is verschillend. Daardoor is het thema van
beide gelijkenissen niet identiek. Ook vallen – als je dat
bedenkt – enkele details op, die niet in beide gelijkenissen op
dezelfde manier worden verwoord.
11
Het verschil
Mattheüs beschrijft ons de gelijkenis van ‘de talenten’ (in
hoofdstuk 25 : 14-30) en Lukas spreekt over ‘de tien ponden’
(Lukas 19 : 11-27). Het aantal Bijbelverzen per gelijkenis is
gelijk. Ook het aantal verzen dat over de ‘One-talent man’
gaat is bijna gelijk. Mattheüs schrijft er acht verzen over en
Lukas zeven, terwijl hij ook nog een vers wijdt aan het
oordeel over die opstandige burgers.
Bij Mattheüs vinden we de gelijkenis van de talenten direct
na die van de ‘wijze en dwaze maagden’. We lezen dan in
Mattheüs 25 : 13: “Zo waakt dan; want gij weet den dag niet,
noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal.” Wees
wakker en verwacht de Zoon des mensen elk moment! Je
moet gereed zijn, want als Hij komt, valt er niets meer te
regelen. Dan is het te laat! “Want het is gelijk (het zal gaan als)
een mens, die buitenslands reizende, zijn dienstknechten riep en
gaf hen zijn goederen over.” Je weet dus dat Hij zal komen op
een moment dat jij het niet verwacht. En daarom: kijk nog
eens wát je in beheer hebt. Als Hij terugkomt zal Hij dáár op
terugkomen!
12
Hoe anders is de aanleiding tot de gelijkenis van de
tien ponden. De Heiland sprak in het gedeelte daarvóór over
Zacheüs. “Heden is deze huize zaligheid geschiedt, nademaal ook
deze een zoon van Abram is.” Er had gemopper geklonken –
buiten op straat – over wat Jezus bij Zacheüs ging doen.
Maar Zacheüs is aan het werk gegaan, zoals Jezus dat in
de gelijkenis aanstonds gaat uitschilderen. Zacheüs nam een
aanvang met het bevel van Jezus te gehoor zamen: “Drijft
handel daarmee”. Heel concreet.
Er is nóg een aanleiding voor deze gelijkenis. Jezus
is dicht bij Jeruzalem en de mensen die Hem volgen denken
dat Hij nú het Koninkrijk weer gaat oprichten in Israël. Nú
zullen ze achterover kunnen leunen en… gaan heersen.
Maar nee, Hij gaat buitenslands reizen! En zij moeten
juist tot aan Zijn terugkomst handeldrijven. Dus: én actief
bezig zijn hier op aarde én verwachten! Pas als gebleken is
dat zij getrouwe en goede dienstknechten zijn, zullen ze
kunnen binnengaan in de vreugde huns HEEREN.
De overeenkomst
In beide gevallen is Christus sterk vermanend richting Zijn
toehoorders. Hij schetst ons een ander beeld dan in ons zou
zijn opgekomen. Christus is zo geheel anders en het gaat er
bij Hem ook zo geheel anders aan toe!
In beide gevallen breekt er dus een tijd aan dat mensen
Hem verwachten. Het gaat hier niet over mensen uit de
wereld, die niet weten dat Hij komt. Het gaat hier ook niet
om mensen in de kerk die er de brui aan geven en niet meer
kunnen geloven dat Hij ooit nog komt. Nee, alle genoemde
personen in de gelijkenis geloven vast dat Hij komt. En in
beide gelijkenissen is er één die naar die dag toeleeft met
grote schrik en beving. Die gevoelt dat hem het zwaard van
Damocles boven het hoofd hangt. Daarom probeert hij er
maar het beste van te maken.
Zijn eerste gedachte is dat hij die heer gunstig moet
stemmen. Zijn leven moet er onbesproken bijliggen. Dat
talent moet zorgvuldig worden bewaard en vooral zuiver
(onbesmet) worden gecultiveerd. Niets mag ervan verloren
gaan. De opdracht, die het talent vergezelde (“drijf handel
met dit talent”), wordt omgezet in een leer: bewaar dat talent
zo zuiver mogelijk. Ja, het talent wordt gekoesterd in een
wanstaltige brei van waarheden. Waarheden, ontleend aan
Gods Woord. Maar het zijn stuk voor stuk (en samengevoegd)
waarheden, die het actieve gebod omzetten in een
passief begraven van het talent. Wie het echter zó bewaren
wil, is het nu reeds kwijt.
Dat talent zal dan aan de grootste vermogensbeheerder in
het Koninkrijk worden gegeven. Wat zal het zijn als daar een
utra-ortodoxe calvinist wordt buitengeworpen en als zijn ene
talent wordt gegeven aan een of andere straat evangelist van
13
een baptistengemeente uit een grote stad als New York?
Wat beschamend! Belachelijk klinkt die heerszucht over de
zuivere leer, als het géén vrucht oplevert voor Koning Jezus.
Als daardoor geen mens uit de kroeg tot verandering wordt
gebracht. Wat is het dan waard? Nutteloos?
Nou, als daardoor nog een ultra-orthodoxe calvinist tot
Jezus wordt geleid, is het nog dienstbaar. Het is echter de
vraag of dat bevel van Christus nog wel helder klinkt, vandaag
de dag: “Drijft handel daarmee, totdat Ik kom!”
Vragen
14
1. Welke invloed heeft de Jongste Dag op jouw dagelijks werk?
2. Hoe zie je concreet de wederkomst voor je? En wat is daarin
jouw positie? (Hoe zie je die dag tegemoet?)
3. Herken je/herkennen jullie je in de discipelen die reeds hier en
nu met Christus willen regeren? Hoe kan dat zichtbaar zijn
in kerkelijke stromingen?
4. Hoe ga je om met kerkmensen (en voorgangers) die niet of
weinig spreken over dat ‘handel drijven’?
HOOFDSTUK 2
De
trategie
van de
‘One-talent man’
“Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de
aarde, en verborg het geld zijns heren.” (Mattheüs 25: 18)
Nadat de heer zijn goederen in beheer heeft
gegeven van zijn dienstknechten, reist hij weg.
In Mattheüs 25 geeft die heer ieder een
verschillend deel: 5, 3 of 1 talent. Terwijl
diezelfde heer in Lukas 19 zijn knechten alle tien juist
evenveel geeft. Hij geeft ze tien ponden; gezien het vervolg
moet dat dus worden opgevat als dat zijn tien knechten elk
één pond kregen. Bij elkaar dus tien ponden. Daar lezen we
dan ook dat bevel: “Doet handeling 1) totdat ik kom 2) !”.
15
We zien de knechten – direct na het afscheid van hun heer
– aan de slag gaan. In dit boek letten we echter vooral op die
‘One-talent man’.
1) Handeling: het griekse woord pragma’teuomai betekent: met iets
bezig zijn, een bedrijf hebben, zaken doen als een bankier/
handelaar.
2) Komen: erchomai: komen (van een persoon); ontstaan, tevoorschijn
komen, zich tonen, bekend worden.
Dat woord ‘handelen’ komt van een woord dat wij kennen
als ‘pragmatisch’ (pragma). Je zou kunnen zeggen dat een
levend christen dus pragmatisch is ingesteld. Hij bouwt,
zonder veel twijfel, maar wel vragend: “HEERE wat wilt U
dat ik doen zal?” Hij kan echter niet bouwen met slecht
materiaal. Dat strekt namelijk niet tot eer van de HEERE.
Daar wordt in 1 Korinthe 3 wel een aantekening bij geplaatst,
maar dat is niet tot bevordering van het bouwen met slecht
materiaal; het is daar juist bedoeld ter waarschuwing!
16
Geen affiniteit met de burgers
Geheel anders is het met de ‘One-talent man’. Hij valt niet
onder de categorie ‘goede dienstknechten’. Ook valt hij niet
onder de categorie ‘bouwers met slecht materiaal’, zoals
Paulus die in 1 Korinthe 3 beschrijft. Mattheüs beperkt zich
in zijn beschrijving tot “Maar die het ene talent ontvangen had,
ging heen en groef in de aarde en verborg 3) het geld van zijn heer”.
De ‘One-talent man’ behoorde ook niet tot die ‘burgers
van het land’ (Lukas 19), die hun heer haatten en hem
gezanten nastuurden met de boodschap: “Wij willen niet dat
deze over ons koning is”. Voor hem was er werk aan de winkel.
Dat hij niet bij die opstandige burgers hoorde, bewijst het
verschil in vonnis aan het einde van de gelijkenis. De
‘One-talent man’ wordt in de buitenste duisternis gegooid
(Mattheus 25) en de opstandige burgers worden voor hun
heer doodgeslagen.
Zijn positie is dus niet ‘opstand’, maar hij volgt een ander
motief. Je zou het zo kunnen zeggen: hij handelt volgens een
3) Verborg: het woord apo’krupto bestaat uit twee delen: ‘krupto’
betekent verzwijgen, geheimhouden; ‘apo’ houdt in: afscheiden,
gescheiden houden, vluchten, vertrekken; scheiding van dingen
waardoor de eenheid of de gemeenschap vernietigd wordt.
bepaalde strategie. Laten we die strategie eens onder de loep
nemen.
Zuiver op de graat
De visie op zijn heer is bij deze dienstknecht 4) niet los te zien
van de visie op zijn opdracht.
Vanuit de beschrijving van de gelijkenis in Mattheüs 25
zou je nog enigszins kunnen begrijpen dat de ‘One-talent
man’ zo voorzichtig is. Hij had immers slechts één talent,
terwijl zijn collega’s er meerderen hadden, die zij met
handelen konden inzetten en verliezen. Echter, wanneer je
de gelijkenis in Lukas 19 leest, gaat dat excuus niet op.
Daar ontvangen de dienstknechten ieder één pond. Zijn
‘voorzichtigheid’ komt voort uit angst en bevooroordeeld
luisteren naar het bevel van zijn heer.
Let eens op wát hij doet: hij graaft in de aarde en verbergt
zijn talent in die kuil. Lukas specificeert deze actie nog nader,
door de knecht te laten vertellen tegen zijn heer dat hij dat
munstuk niet zomaar in de kuil heeft gegooid. Want dan zou
het kunnen worden aangetast. Nee, hij stopt het muntstuk
zorgvuldig in een zweetdoek. Om het later ongeschonden te
kunnen opdiepen en perfect geconserveerd te retourneren
aan zijn heer. De zorg voor het geldstuk is groter dan de
gehoorzaamheid aan de opdracht.
Het doet denken aan mensen die onder elkaar nogal eens
verwijtende woorden spreken over het niet zuiver genoeg
bewaren van de leer. Men wil koste wat kost zuiver op de
17
4) Dienstknecht: dat is het bekende woord doulos:
1. hen van wie de dienst door Christus wordt gebruikt om Zijn
zaak onder de mensen uit te breiden en voortgang te doen
vinden;
2. toegewijd aan een ander met veronachtzaming van het eigen
belang.
graat zijn. En dat, terwijl de opdracht ligt te verroesten.
Blijkbaar is de leer belangrijker dan de heer, die deze opdracht
had gegeven!
18
Jouw Godsbeeld
Maar er is nóg iets. De visie op zijn heer maakt, dat deze
‘One-talent man’ zo handelt. Hij wilde koste wat kost geen
risico lopen. Uit angst. Mattheüs vertelt: “Heer! Ik kende 5) u,
dat gij een hard mens zijt” … “En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan
en heb uw talent verborgen.” Het blijft tenslotte het
talent van zijn heer. Dat is het dus: angst weerhield hem van
het handeldrijven. Lukas formuleert het als volgt: “Want ik
vreesde u, omdat gij een straf mens zijt”.
Ik kende u… Dit kennen is gebaseerd op ‘omgang’ en
‘ervaring’, zo je wilt ‘bevinding’. De kennis aan zijn heer is bij
deze mensen gestoeld op ‘ingekleurde ervaringen’. Of op
‘bevooroordeelde kijk op de persoon door anderen’. Te
denken valt aan: 1. Opvoeding; 2. Onderwijs, in kerk en
school; 3. Ervaring in de persoonlijke omgang met God. Als
niemand je ooit geleerd heeft de Bijbel goed te lezen; wanneer
je enige ‘ervaring’ en ‘zicht op God’ door anderen slechts is
ingekleurd met visies op God als die van een ‘boeman’,
‘verterend vuur’ en ‘grillige uitverkiezing’.
Let erop, dit kan ook de andere kant op: “God is toch
liefde?”, “Het maakt uiteindelijk niet uit hoe je God dient,
Jezus is toch voor onze zonden gestorven?” of “Het gaat er
maar om dát je gelooft; hóe, dat maakt niet uit”. Als God
geen verterend vuur is jegens de onverzoende zonden, dan
5) Kennen: ‘ginoosko’:
1. Leren kennen, te weten komen door ervaring;
2. Weten, begrijpen, kennis hebben door ondervinding;
3. Kennis krijgen aan, iemand leren kennen door omgang.
zul je al snel je talent verbergen. Uit gemakzucht. Je geweten
sussend met de gedachte dat het uiteindelijk allemaal wel zal
mee vallen. Jezelf wijsmakend dat God wel weet dat je het
goed bedoelt. Je bent dan al snel geen zoutend zout meer.
Niet ‘geheel anders’ en je kerkelijke gemeente is geen ‘stad op
een berg’ meer. Dat is de andere kant van deze les over de
‘One-talent man’.
Wezensvreemd
Evenwel, de ‘One-talent man’ leeft juist in angst. Omzichtig
een weg zoekend om zijn heer ‘gunstig te stemmen’. Later zal
hij tegen zijn heer vol trots zeggen: “Zie, gij hebt het uwe”. In
Lukas 19 lezen we: “Heer, zie hier uw pond, hetwelk ik in een
zweetdoek weggelegd heb.”
Hij verwacht een tevreden antwoord. Hooguit: “Jammer
dat er niet mee is gehandeld, maar gelukkig ziet mijn talent/
pond er nog schitterend en onbeschadigd uit!” Dominee
C.E. van Koetsveld – ooit predikant in Schoonhoven en later
hofpredikant in ’s-Gravenhage – legt er in zijn boek ‘De
Gelijkenissen van den Zaligmaker’ (1854) de vinger bij dat
een heer in oude tijden zijn geld ergens veilig moest
wegbergen, wanneer hij buitenslands reisde. Hij kon het geld
verbergen in de grond (maar dan wist je nooit zeker of je
nabestaanden het na jouw eventuele, onverwachtse dood nog
zouden kunnen vinden), of… hij moest het in beheer geven
aan getrouwe mensen (zodat die er actief zicht op konden
houden). In dát geval zou deze heer blij moeten zijn dat hij
zijn geld weer ongeschonden in ontvangst kon nemen. Het
was weliswaar niet méér geworden, maar in ieder geval was
het al die tijd wel goed bewaard gebleven, nietwaar? De
knecht had er immers keurig op gepast.
19
Is die laatste gedachte zo vreemd? Was dat ook niet de
achterliggende gedachte in Lukas 19? Het gemopper over
die Zacheüs. Wat moest die man nou toch met godsdienstige
Joden, die zo getrouw op de zuivere wets betrachting hadden
toegezien? Deze twee zijn immers wezensvreemd aan elkaar?
Inderdaad! Uit de reactie van de heer zal blijken dat deze
visie wezensvreemd is aan die van Jezus Christus. En dat is
doodeng!
Vragen
20
1. Herken je die visie van de ‘One-talent man’ in de kerk?
Herken je ook het tegenoverliggende gevaar, dat redeneert dat
het allemaal niet zo’n vaart loopt?
2. Is zuiverheid in de leer onbelangrijk? Licht je antwoord toe,
wellicht met practische voorbeelden.
3. Is handelen met het talent/pond altijd van succes verzekerd
(bekijk de gelijkenis)? Is het mogelijk je talent te verliezen?
4. Probeer voor jezelf helder te krijgen in hoeverre het gedachtengoed
van die ‘One-talent man’ ook in jouw visie op God ligt
opgesloten.
HOOFDSTUK 3
De
eer te reactie
van de
heer
“Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem:
Gij [...] luie dienstknecht! “ (Mattheüs 25 : 26a)
Alvorens in het volgende hoofdstuk in te gaan
op wát die knecht over zijn heer zegt, staan
we eerst een ogenblik stil bij de eerste reactie
van die heer. Deze reactie vinden we alleen in
Mattheüs 25: “Gij boze en luie dienstknecht.”
Dat boze heeft te maken met dat wat in het volgende
hoofdstuk van dit boekje ter sprake komt. Maar het luie is
een ontdekkende reactie op de houding van de knecht. Vóór
wij enige sympathie – of in ieder geval enig begrip – krijgen
voor deze ‘One-talent man’, moeten we ons bezinnen op
wat de HEERE ervan vindt. Lui! Vroom gezwets, juridisch
veilig, maar Gód noemt het ‘lui’ 1) ! En daar praat geen enkele
advocaat ons op de Jongste Dag op vrij! Heel scherp doorzag
de heer de houding achter die woorden: angst.
Angst heeft al veel kapot gemaakt. Vooral angst die niet
terecht is. En daardoor nemen mensen foute beslissingen.
21
1) Lui: okne’ros: traag, aarzelend, talmend. Het komt van het
werkwoord ok’neo, dat aarzelen of bang-zijn betekent.
Een christen is, zo zagen we reeds, pragmatisch en laat zich
niet leiden door angst. Hij is doortastend, direct en haat het
dralen, aarzelen en traag zijn. Vooral als dat dralen een godsdienstig
summum dreigt te worden. Dit is ontegenzeggelijk
actueel voor de kerk in het westen. Zij verliest zich vaak in
discussies over waarheidjes; bijbels dogmatische waarheden
zelfs. Maar de houding erachter is ok’neo: angst. Het komt er
niet van, dat handeldrijven. Dat is maar activistisch. Je kunt
beter kiezen voor traagheid, voor dralen. Maar van uitstel
komt afstel. Drijft dit oordeel van de heer ons niet tot zelfonderzoek?
22
Doeltreffend handelen
Het is welzeker belangrijk de HEERE op de meest juiste
manier te dienen. Maar het is nóg belangrijker Hem op de
meest doeltreffende manier te dienen. Let maar op wat er
staat in Lukas 19. Daar wordt verteld om welke reden de
heer terugkomt: “Opdat Hij weten mocht, wat een iegelijk met
handelen gewonnen had”. Het ging de heer er niet om “hoe
het met Zijn talent/pond was”, maar “wat de overwaarde, de
winst was”.
Geen winst is in het aardse bestaan een risico van het vak.
In het maatschappelijk leven doet een ondernemer zijn best
om winst te maken, maar hij kan de markt niet naar zijn
hand zetten. Toch leren ons de hedendaagse managementgoeroes
dat we wel kunnen anticiperen op wat de markt doet.
Dat is zowel vooruitkijken en inschatten wat er zou kúnnen
gaan gebeuren, als meebewegen wanneer het anders loopt.
We kunnen ons aan de vraag van de consument aanpassen én
we kunnen nieuwe trends opzetten om zodoende marktwerkende
vragen op te werpen bij consumenten.
Weliswaar is dit marktdenken heel gevaarlijk om in het
Koninkrijk van God door te voeren. Het Evangelie is niet
naar de mens! En de komst van Jezus op aarde was er niet een
die onze gevoelens streelde.
Evenwel, hoe kun je handelen met je talent(en), zonder je
te verdiepen in de mensen met wie je handel wilt drijven.
Levert Paulus daar niet vele voorbeelden van? Hij ging naar
de rivier op de sabbath om daar de gemeente van Lydia te
bezoeken. Observerend en luisterend bracht het hem tot
handelen. Of wat dacht je van zijn handelen met de stokbewaarder?
En wat is er een creativiteit voor nodig om met
een Felix of een Agrippa te handelen! Zou het misschien niet
altíjd zin hebben? Zou het wellicht tóch altijd wat opleveren
voor de Jongste Dag?
Er komt in ieder geval altijd reactie; ook dát is resultaat,
zelfs als het negatief is. Denk aan de mensen rondom Jezus,
die Hem het huis van Zacheüs binnen zagen gaan: “Deze
ontvangt de zondaars en eet met hen!” We horen er de misprijzende
toon van de ‘One-talent man’ in!
23
Lui of niet lui?
De vraag dringt zich aan ons op: wanneer ben je dan níet lui?
Als je handelt, overeenkomstig het bevel van deze heer.
Hoelang? “Totdat Ik kom”. Met het oog op die komst – met
het zicht op die dag én tot aan die dag – is het werken
geblazen. Tot ook de laatste zal zijn toegedaan.
Hangt het dan van onze inzet af? Nee en ja! Lui zijn
diegenen, die niet één uur met Hem kunnen waken, én die
zich daarachter verschuilen: een mens kan niet waken. Lui is
wat anders dan vruchtloos arbeiden. Dat laatste is mogelijk;
het zal echter, luisterend naar 1 Korinthe 3, tot onze schande
zijn, op de Jongste Dag. Evenwel worden dezulken behouden
als door vuur.
Luien, echter, komen in de buitenste duisternis. Waarom
dat verschil? Omdat ze te lui waren om te werken; ja, zelfs
te lui om het werk uit te besteden! Ze hebben er goed
beschouwd actief aan bijgedragen dat Gods Koninkrijk níet
werd uit gebreid. En wat is dat anders dan desertie? Wat is
dat anders dan vijandschap?
24
Minutieus
Die minutieuze fijnslijper staat ten diepste niet zo heel ver af
van die burgers ‘die niet wilden dat Hij koning over hen zou
zijn’. Hij draalt, aarzelt. Maar... is er dan helemaal niets
gebeurd in die tussentijd? Heeft hij op zijn lauweren gerust?
In de praktijk van elke dag komen we deze mensen ook
tegen. Ze zijn evenwel zeer nauwgezet. Druk in de weer met
punten en komma’s. En ze kiezen zorgvuldig hun argumenten.
Een onzuiver gesneden woord tijdens een evangelisatieactie
is direct werktuig van satan. Een andersoortige bijbel vertaling
is sowieso verwerpelijk. Men is 24/7 druk in de weer met
wikken en wegen, of er toch niet hier of daar iets onzuivers in
zit. En... men aarzelt, men draalt, ja staaft het luie ego met de
gedachte van ‘zuiver op de graat te zijn’. Men neemt het
serieus. Men is niet te beschuldigen van een ‘gestolen Jezus’ te
bezitten.
Maar al die tijd wordt er niet gehandeld! En van uitstel
komt afstel. “HEERE,” klinkt het in Mattheüs 7, “we hebben
toch in Uw naam geprofeteerd?” “We hebben toch voor Uw
zaak gestreden? Voor de zuivere leer gevochten?” “Ik ken u
niet!” “Maar, we hebben toch wonderen gedaan? Duivelse
ideologiën ontzenuwd! Die Herziene Statenvertaling, weet
U nog, dat was toch een uitvinding van satan, nietwaar?” “Ik
heb u nooit gekend!”
Luiheid in Bijbellezen
Was die vertaling dan voluit Gods werk? Hoe moet je daar
tegenaan kijken? Het weidt teveel uit, om daar in dit boekje
op in te gaan, maar ik denk dat het een verlegging van het
probleem is. Ook daar zit een zekere luiheid in, dat we niet
meer willen zoeken, naar wat de HEERE zegt. Het moet
hapklaar zijn. Maar dat is nog wat anders, dan het te moeten
bestempelen als ‘uitvinding van satan’. In ieder geval spelen
we met alle verwarring de satan wel in de kaart. Maar waar
het om gaat is: “drijft handel daarmee!”
Lui. De spreukendichter heeft daar een scala aan waarschuwingen
tegen. De Meester niet minder. Deze gelijkenis
laat zien dat luiheid een uiterst gevaarlijke eigenschap is; juist
als we ons heel rechtzinnig willen voordoen. Je kunt menen
een gode wel gevallig werk te doen, maar het blijkt ‘schade en
drek’ te zijn! Vraag dat maar aan Paulus.
25
Vragen
1. Herken je deze luiheid in jouw omgeving? Waar zou er
luiheid in jouw eigen leven kunnen zitten?
2. Lees Johannes 15:5. Wat is nodig om vrucht te kunnen
dragen? Hoe zie jij dat concreet? Hoe voorkom je activisme,
luisterend naar het einde van deze tekst?
3. Kan een mens niets? Wat zegt de Bijbel daarover? Hoe ga je
om met mensen die het daar zo druk over hebben?
4. Lees Openbaringen 21:8. Wat zeggen de Kanttekeningen
over vreesachtigen? Is de ‘One-talent man’ zo iemand?
HOOFDSTUK 4
De
houding
van de
‘One-talent man’
26
“Heer! ik kende u, dat gij een hard mens zijt,
maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en
vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; en
bevreesd zijnde, ben ik heengegaan,
en heb uw talent verborgen in de aarde;
zie, gij hebt het uwe.” (Mattheüs 25 : 24b-25)
Hij had zijn heer verwacht. En hij was er ook
op voorbereid. Je zou zeggen, hij was voor het
oog één van die wijze maagden uit de vorige
gelijkenis in Mattheüs 25. ‘Weest bereid’ was
immers het motto bij Mattheüs?
De ‘One-talent man’ had goed nagedacht over de toekomst.
En dat alles was gestoeld op een bepaalde visie op zijn
heer. “Ik kende u, dat gij een straf mens zijt.” Blijkbaar had die
heer zich zó laten kennen.
Hij kon het niet anders zien. Had de Heere Jezus het
verstand van de Emmaüsgangers geopend, opdat ze meer,
beter en dieper gingen zien en geloven, deze man blijft steken
in een eenzijdig Godsbeeld. En dit maakte dat hij meende
God te kennen.
Generaliseren
Als wij geen groei ervaren in onze visie op de HEERE, dan
is het maar de vraag of wij een werkelijke relatie met Hem
hebben. Zo kijk je immers door een spleet naar een onbekend
iets – zoals je dat wel eens in ‘spannende’ kinderverhaaltjes leest
– en je maakt je een voorstelling van hóe monsterlijk dat ‘iets’
is. En graag fantaseren we er nog de helft bij, waarmee we
ogenschijnlijk ons voorstellingsvermogen staven. Hoewel de
koningin van Scheba uitriep: “De helft is mij niet aangezegd”,
de ‘One-talent man’ fantaseert er met grote graagte nog een
halve werkelijkheid bij. Ingewikkeld genoeg lijkt dat ook nog
op feiten te zijn gestoeld! Dat maakt het allemaal erg lastig.
Als wij óók zo redeneren, dan vormen we ons een totaalbeeld
van iets of iemand/Iemand, op basis van één of enkele
kleine details. Er is niets zo gevaarlijk als dat! Nee, voortdurend
moeten we ons beeld van de HEERE bijstellen; door
elke preek en elke bijbelstudie die we meemaken. En zelfs als
we stokoud zouden worden zullen we het diezelfde koningin
van Scheba nazeggen: “Inderdaad, de helft is mij nog niet
verteld!” Pas na dit leven zullen we Hem zien zoals Hij ís.
27
Onberekenbaar en onbereikbaar
“Ik kende u...” Is dat niet bijster arrogant? En daar bovenop
nog eens: “… dat gij een hard 1) /straf 2) mens zijt.”
Je weet het met God maar nooit. Vele hypercalvinisten lijken
op islamieten. Zij ervaren God als grillig, despotisch, hard en
1) Hard: Mattheüs gebruikt het woord skle’ros, dat ‘hard’, ‘streng’,
‘rauw’ of ‘stijf ’ betekent, als het gaat over mensen of daden.
Als het gaat over dingen, kan het betekenen ‘heftig’, ‘ruw’,
‘hinderlijk’ of zelfs ‘onverdragelijk’.
2) Straf: Lukas, daarentegen, spreekt van austeros, dat eveneens ‘hard’,
‘ruw’ of ‘stug’ betekent.
28
stug; onberekenbaar en onbereikbaar! Ze proberen met een
stipt leven God gunstig te stemmen. Desnoods ‘snijden zij
zich met de messen van hun rechtzinnigheid’ om God tot iets
te bewegen, net als de baäls priesters bij Elia op de Karmel.
Zij handelen uit angst en nemen zo de foute beslissingen.
Ze sieren hun leer op met een stipte levenshouding, terwijl
hun levenshouding slechts versiering moet zijn van een
levend geloof, door de liefde werkzaam. Zij poetsen hun
talent nog eens extra op, want dát moet weer gaaf terug naar
de Eigenaar: “Zie Gij hebt het Uwe”.
God kan tevreden zijn. Hij zal hen prijzen, dat ze er zo
netjes op hebben gepast, terwijl Hij weg was. Anderen namen
het niet zo nauw. Die waren te druk bezig met handelen en
verloren zomaar het een en ander van die talenten. Men wil
wel beweren dat zij uiteindelijk toch winst behaalden, maar
wees eerlijk dat kan God toch niet behagen?
Zoals die man, over wie ik eens hoorde. Hij stond in het
verzorgingstehuis zijn hoogbejaarde medebewoonster aan te
horen, toen zij hem vertelde van de grote werken die de
HEERE aan haar had gedaan. Hoe Zijn Geest intrek had
genomen in haar stokoude hart en daarvoor een ingrijpend
ziekbed had gebruikt. “Ach, je hoort dat soort verhalen wel
meer van mensen die heel erg ziek zijn geweest... Nee, ik zou
het daar niet mee kunnen doen...” Snoeihard. Hij was nota
bene eveneens hoogbejaard!
Onderwijl, zolang zij zo redeneren, gaan ook duizenden
om ons heen verloren! Als mensen hen vragen: “Wie is de
HEERE voor u?”, krijgen ze steevast als antwoord: “Da’s een
foute vraag. Het is: wie ben ik voor God.” Een arme zondaar,
een stuk slijk. Ik moet verloren willen gaan; dat zou dan
hetzelfde zijn als het eenswillend worden met God. Die
Mefiboseth-gestalte: “Wat is Uw knecht anders dan een dode
hond?” Wat moet dat voor David een klap in zijn gezicht zijn
geweest! Zo goedgunstig jegens Mefiboseth, en dan dát
antwoord. Want Mefiboseth was nu juist dát stukje Jonathan
dat David nog bezat... uiterst teer en kostbaar!
Velen proberen God te bewegen tot goedgunstigheid,
door hun voortreffelijk ‘mishagen’, zoals de al eerder genoemde
baälspriesters die zich sneden. Hoe meer ik mijzelf
wegkrenk, hoe meer we die opperste inleving krijgen te
smaken. Maar, wat is dat anders dan vroom egoïsme. Waar
staat in de bijbel dat de HEERE dat van ons vraagt? Is God
dus inderdaad zo, dat Hij zulke dingen van Zijn schepselen
eist? Dan verschilt Hij waarlijk niet van de afgoden der
neger- of indianenstammen. Ja, wie is hier nu eigenlijk straf,
star, streng, hinderlijk en onverdragelijk? O, opende God ook
bij hen het verstand!
29
Facet-geloof
Als iemand jou op een bepaald moment zag – bijvoorbeeld
wanneer je ontzettend kwaad was over iets – en hij zou rondvertellen
dat jij een persoon bent die alleen maar boos kan
zijn; zou je je niet gekrenkt voelen? “Dan ken je mij nog
niet!”, zou je zeggen.
Als wij een biografie over iemand schrijven, voelen we
hoe moeilijk het is om terechte conclusies te trekken en die
persoon naar waarheid af te schilderen. Hoe moeilijk is het
iemands brein te doorgronden, zijn gezindheid aan anderen
weer te geven. Hoeveel moeilijker is het om een beeld van
God te krijgen, op basis van een of enkele facetten. God, Die
zó veelzijdig is, dat we ons daarover een eeuwigheid lang
zullen verwonderen en Hem aanbidden!
De houding van de ‘One-talent man’ is ten diepste die
van Adam en Eva in de Hof. Uiteindelijk is God Zelf de
oorzaak van de zonde.
30
Foolish Dick
Spurgeon beschreef eens, bij deze Bijbeltekst, een man die
‘Foolish Dick’ werd genoemd. Een man met inderdaad maar
één talent. Hij had niet veel gaven. Maar wát hij had,
gebruikte hij voor zijn Heere en Heiland. Hij was, zo schrijft
Spurgeon in ‘Troffel en Zwaard’, nooit getrouwd, maar hij
had vele geestelijke kinderen achtergelaten!
“Hoeveel één-talenters gebruiken het bezit van maar één
talent als argument om maar niets te hoeven doen?”, stelt
Spurgeon. Ze hebben zo weinig gaven; ze kunnen niets; ze
durven niets. Spurgeon, hoewel hij soms hard en scherp kon
zijn, was niet onrechtvaardig toen hij concludeerde dat zulke
mensen onterecht hun talent in de grond begraven en daarna
nutteloos stilzitten en zwijgen. Zo was het niet met Foolish
Dick!
Of, zoals ik in een andere engelse preek over dit bijbelgedeelte
las: hoeveel tien-talenters begraven hun tien talenten
in de grond? Of hoeveel vijf-talenters begraven er drie en
zeggen een twee-talenter te zijn? Mensen met veel vermogen
(soms letterlijk), die het zendings- en evangelisatiewerk
financieel konden steunen of hulpverleningswerk in arme
landen financieel mogelijk konden maken, gaan liever een
lekker lui leventje leiden? Decadent de ‘beest’ uithangen voor
abominabele bedragen; hand in hand met de elite van het
land, die voor het hier en nu leeft, volgens allerlei up-to-date
lifestyle. In auto’s rijden, ter waarde van een heuse eensgezinswoning.
Laten we eerlijk zijn: iedereen kan weduwen bezoeken.
Iedereen kan de Bijbel lezen! En als je dat zelf, geestelijk, niet
te gelde kunt of durft maken, laat anderen dat dan door jouw
vermogen doen. Doe in ieder geval iets!
Laodicéa-christenen
Ja maar, een mens kan toch niets? Het is God immers, Die de
wasdom geeft? Men gaat aan het redeneren... God kan de
zonde niet zomaar door de vingers zien! God laat het niet
ongestraft, als wij met een ‘gestolen Jezus’ lopen te pronken.
Waar staat dat precies? Is het wellicht een ‘modewoord’:
‘gestolen Jezus’. En met een ingebeelde hemel naar de hel?
O zeker, dat is mogelijk. “Gij zijt rijk en verrijkt geworden en
gij weet niet dat gij zijt jammerlijk, arm, ellendig en naakt.”
De Laodicéa-christen. Ja, dat is inderdaad mogelijk.
Maar juist deze ‘One-talent man’ wordt door Laodicéa op
zijn zonden gewezen. Want als je het Woord zuiverder dan
zuiver wilt snijden, volgens de maatstaven van de ‘ouden’,
maar je talent ligt veilig onder de grond in een zweetdoek
opgeborgen, dan zal Jezus ons versteld doen staan. Versteld,
als Hij ons de Schriften uitlegt, zoals Hij dat deed op twaalfjarige
leeftijd in de tempel. Die wijze rechtzinnigen vroegen
zich toen ook af: “Vanwaar bekomt deze zulke wijsheid?”
Vanwaar? Gewoon, Hij las wat Zijn Vader had geschreven.
En Hij ontdeed de theologie van al de menselijke bedenksels
en stelde Gods Woord weer voor in haar pure vorm. Pas toen
leek er iets tot de schriftgeleerden door te dringen. Echter,
het zette kwaad bloed!
Jezus roept ons op: “Drijft handel daarmee, totdat Ik kom!”
Hoe wil jij dat bevel anders uitleggen? En op welke Bijbeltekst
is dat dan gebaseerd? Weet je wel dat dat talent eigenlijk
31
32
helemaal niet op te poetsen is? Volgens Psalm 19 verspreidt
het van zichzelf al een volmaakte glans! Daar hoeft niets aan
af of toe te worden gedaan. Geen tittel en geen jota. Het mag
zelfs niet eens, stelt de Heere Jezus. Was dat de reden niet
waarom Hij zo furieus reageerde op de regeltjes van mensen,
die zodoende het Woord verduisterden? In Mattheüs 15:8-9
citeert Hij Jesaja: “Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert
Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij; doch
tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen
zijn.”
En in Markus 7:8 stelt Hij het nóg scherper: “nalatende
het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen”. Je voelt
aan alles dat je met deze houding een levensgroot risico loopt
op de Jongste Dag! In Mattheüs 23 is de Heere Jezus op Zijn
scherpst hierover: “Gij blinde Farizeër, reinig eerst wat binnen
in den drinkbeker en den schotel is, opdat ook het buitenste
derzelve rein worde.”
Maar... zou je de ‘One-talent man’ tot de categorie van de
Farizeën kunnen rekenen? Of ligt het ingewikkelder?
Vragen
1. Sommigen poetsen hun talent extra zorgvuldig op. Zeg eens,
wat vind jij zo bijzonder aan het talent dat God jou gaf?
2. In 1 Kronieken 4 : 9-10 lezen we over Jabez en zijn gebed.
Wat vind je van dat gebed? Wat kan die ‘One-talent man’
van Jabez leren?
3. “Al zijn we godsdienstig en stipt in leer en leven, maar als we
de ware bekering tot God en het geloof in Christus missen,
dan zijn we dwaas.” (ds. W. Harinck) Wat vind je van deze
stelling?
HOOFDSTUK 5
De
beoordeling
van de
heer
“Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen,
gij boze dienstknecht!” (Lukas 19 : 22)
Dit is zo’n ontstellende zaak, dat je slechts met
grote aarzeling hierover verder kunt denken.
Hoeveel te zwaarder is het om er iets over te
schrijven! Ik bedoel: wat deze ‘One-talent
man’ hier stelt: “Ik kende u…”. En vervolgens wat zijn heer
antwoordt: “Je wist dat ik zo was, zoals je stelt.” Deze woorden
redeneer je niet weg met wat getheologiseer.
Je kunt er tegen inbrengen dat die heer zijn dienstknecht
alleen wil pakken op diens eigen woorden. Dat is ook zeker
zo. Maar wat bijzonder opvalt is dat die heer hem niet tegenspreekt!
Hij laat staan wat die knecht daarnet concludeerde.
33
Niet tegengesproken
Maar… had die heer zich inderdaad zó laten kennen? Laat
dat maar even zo staan. Ja, die dienstknecht had een juiste
conclusie getrokken. Zó was zijn heer.
Althans, zo was Hij voor deze boze en luie knecht. Laten
we middels dat woordje ‘boos’, deze knecht eens bekijken.
34
Als hij wordt omschreven als ‘boos’ 1) , dan betekent dat, dat
hij ‘boos van aard’ is, vol ergernis. Wie denkt dan niet aan de
oudste zoon uit ‘de gelijkenis van de verloren zoon’. Altijd
gediend met ‘harde arbeid’ en het leverde weinig of niets op!
Daarnaast is hij ook ‘blind’. Hij ziet de dingen niet of niet
juist. Hij heeft een misvormde visie op zijn heer. Een blinde
vlek voor diens andere kanten. Maar net als bij Laodicéa
geldt: “Gij weet niet dat gij zijt jammer, blind, arm en naakt”.
Ethisch gezien kun je hem omschrijven als slecht, ja zelfs
misdadig. Immers, het beeld dat hij van zijn heer heeft,
draagt hij ook uit als ‘de waarheid’; evenwel is het laster!
Daarmee druist het in tegen het negende gebod! Ook al is
het nog zo degelijk geformuleerd… Zijn visie op zijn heer is
vol eenzijdigheid. Zelfs de meest verdorven mens is veelzijdiger
dan wat deze man zegt over zijn heer.
En als het ook zo zou zijn, dat deze woorden berusten op
boze voornemens en verlangens, komt hij hier dan niet heel
dicht bij iemand als Judas? Die ondanks heel zijn degelijke
voorkomen, een dubbelleven leidde?
Zou die ‘One-talent man’ werkelijk een dubbelleven
leiden? Is die conclusie niet wat kort door de bocht? Zó zal
hij het toch zelf niet ervaren? Zo zullen omstanders het toch
ook niet zien? Zeker gelijkgezinden niet. Ja, maar het is veeleer
de vraag hoe God het beoordeelt!
1) Boos: poneros:
1. ‘Vol harde arbeid’, ‘ergernissen’, ‘ontberingen’, ‘gevaarbrengen’,
‘van een tijd vol gevaar voor het christelijk geloof ’, maar ook
in negatieve zin ‘standvastigheid’.
2. ‘slecht van aard’; fysiek: ‘blind’ of ‘ziek’; etisch: ‘boos’, ‘misdadig’,
‘slecht’;
3. als zelfstandig naamwoord wordt dit woord gebruikt voor
‘de Boze’.
Het komt van poneria: laagheid, ethische slechtheid, verdorvenheid;
kwaadwilligheid; boze voornemens en verlangens hebbend.
Onbegrijpelijk
Laten we nog even kijken naar wat die heer van deze dienstknecht
hem antwoordt: “Gij wist dat ik een straf mens ben.” Er
staat niet: “Als ik nou, volgens jou, zo’n straf mens was...”
Dan zouden we nog kunnen begrijpen wat er daarna volgt.
Dan is het advies – wat hij had moeten doen met zijn talent
– een fictieve redenering. Dan tast dat ons beeld van God in
ieder geval niet aan. We zouden toch immers verwachten dat
die heer op dit moment van het verhaal terecht in toorn ontvlamt?
“Wat zeg je daar? Ik een straf mens? Waar baseer je
dat op? Maai ik, waar Ik niets heb gezaaid? Wat een laster!”
Ook komt er geen reactie, zoals bij de gelijkenis van de
‘verloren zoon’, waarbij de vader tegen de oudste zoon zegt:
“Kind! Al het mijne is het uwe!”
Nee, diepingrijpende woorden: “Je wist dat ik zó ben…”
Heeft deze ‘One-talent man’ zijn heer dan zo leren kennen?
En – nog aangrijpender – heeft die heer zich dan zo láten
kennen? Voorzichtig zeg ik: ja.
35
Ja, zo ben Ik…
Maar dan wel zó: “Je hebt slechts één facet van Mij willen
zien. Je hebt je nooit dieper in Mij wíllen verlustigen. Je hebt
Me niet werkelijk willen kennen. Je hebt naast je neergelegd
hoe Ik ben in het geheel, totaal. De ervaringen van anderen
heb je geenszins willen accepteren als ‘evenzeer bij Mij
behorend’. Je kwam niet verder dan een God Die toornt over
de zonde. En daarmee heb je Christus niet willen accepteren,
in Wien Ik al Mijn liefde, barmhartigheid en genade heb
laten zien. Want deze Jezus paste simpelweg niet bij jóuw
beeld van Mij! Ik heb in Hem ál Mijn welbehagen, maar dat
vervulde jou met laatdunk en afschuw. Daar zou jij het nooit
mee kunnen doen. Jezus? Dat is een wel erg oppervlakkig
beeld van Mij, nietwaar? Als je Mij zó verwrongen hebt
willen zien, dan zúl je Mij ook zó ontmoeten.
36
Dreigende toestemming
Het is haast dreigend! Het Godsbeeld dat je bij jezelf en
anderen hebt gecreëerd, zal jouw realiteit van Hem zijn op de
Jongste Dag! Zei de Heere Jezus Zelf ooit niet: “Want met
welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke
mate gij meet, zal u wedergemeten worden”? Dat gold voor het
dagelijks/sociaal leven; maar dat gold niet minder voor het
geestelijk leven!
Dus, dan maar een lieve, goedlachse God propageren?
Dan maar zeggen dat Christus voor álle mensen gestorven
is? Dan maar verzwijgen dat er ook een verbondswraak is?
Immers, dan zul je toch worden geoordeeld op basis van dat
lieve, positieve beeld van God?
Nee, we hebben evenwichtig, bijbels verantwoord, ‘eerlijk’
en ‘evangelisch’ (conform het Evangelie) te spreken. Naast de
wolkkolom moeten we ook de vuurkolom schetsen, omdat de
HEERE Zich ook zó openbaart; daarom! Verbondszegen én
verbondsvloek. Zonde/wet en genade/evangelie.
‘Eerlijk’, omdat Hij ons heeft verteld van de hel, in zijn
meest afschrikwekkende beschrijving, hoewel Hij Zich daarover
in Zijn Woord nog inhoudt. Ook in deze gelijkenis:
wening en knersing der tanden. Daartegenover laat de
HEERE ons ook in rijke kleuren en belevingen, heftig
verlangen opwekkend, zien dat er bij Hem in de hemel een
grootse en nooit voldoende te beschrijven heerlijkheid en
overvloed is: “Kom in, gij gezegende Mijns Vaders.” Wees
eerlijk, dat moet je toch diep raken?
‘Evangelisch’, omdat alles wát wij over Hem zeggen,
schrijven of bezingen, te toetsen moet zijn aan de Schrift. En
in het bijzonder aan het Evangelie, waarin de Zoon ons de
Vader bij uitnemendheid heeft geopenbaard. Daar leren wij
ook dat de Heilige Geest alles uit Christus zal nemen en het
ons zal doorverkondigen. Als je maar goed leest en luistert!
Geestelijke nalatenschap
“Ik wist dat gij een straf mens zijt”. Hoe misleidend kan een
dergelijke beleving en verkondiging voor anderen zijn! Wat
een aangetast Godsbeeld laat dit achter bij kinderen en
kleinkinderen, maar ook bij zoekende gemeenteleden. Hun
zoektocht wordt door afkeurende blikken vertraagd of zelfs
afgebroken, indien God het niet verhoedt. Waardoor wordt
ons Godsbeeld bepaald, gevormd? En toetsen wij dit nog aan
de gehele Schrift? Dit laten we in ons spreken namelijk ook
na aan anderen!
37
Vragen
1. Wat is jouw beeld van God? Hoe is dat gevormd?
2. Zijn er dingen in jouw beeld van God die in strijd zijn met
de Bijbel/het Evangelie?
3. In Mattheüs 18 : 6 waarschuwt de Heere Jezus nadrukkelijk
tegen het ergeren (hinderen, afhouden of doen vallen) van
kleinen (zwakken) in het geloof. Geldt die tekst ook voor een
onvolledig beeld van God schetsen aan anderen?
4. Heb je al eens nagedacht over het verband tussen ons Godsbeeld
nu en de Jongste Dag straks?
5. Wat kun jij betekenen voor mensen die zoekend zijn of een
verwrongen beeld van God hebben?
HOOFDSTUK 6
De
tactiek
van de
‘One-talent man’
“Heer, zie hier uw pond, hetwelk ik
in een zweetdoek weggelegd had” (Lukas 19 : 20)
38
“En bevreesd zijnde ben ik heengegaan
en heb uw talent verborgen in de aarde;
zie gij hebt het uwe” (Mattheüs 25 : 25)
Als de apostel Judas in zijn zendbrief schrijft
over mensen die de gemeente van God zijn
binnendrongen met destructieve motieven,
dan noemt hij in vers 15-19 een aantal van
hun kenmerken:
• deze goddeloze zondaars spreken harde woorden 1) tegen
God;
• het zijn murmureerders, klagers over hun staat;
• hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen;
• ze scheiden zichzelven af;
• het zijn natuurlijke mensen die de Geest níet hebben.
1) Hier wordt eveneneens het woord skleros gebruikt. De woorden
van deze mensen zijn hard, ruw, grof en onstuitbaar bitter. Dit wil
de ‘One-talent man’ dus toedichten aan zijn heer. Het zijn
inderdaad ‘opgeblazen dingen’, die hij uitspreekt.
Judas geeft er ook een aantal adviezen bij (vers 20-21):
• bouwt uzelf op uw allerheiligst geloof, biddend in de
Heilige Geest;
• bewaar uzelf in de liefde van God;
• verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus
ten eeuwige leven!
Schoonpraten
Weliswaar wijst Judas op godslasterlijke mensen, die van
buitenaf invloed uitoefenen op de gelovigen. Maar in het
licht van de gelijkenissen die we onderzoeken, valt deze
‘One-talent man’ wel juist op als iemand die zulke opgeblazen
dingen tegen God spreekt. En hij doet dat met één doel:
zichzelf schoonpraten.
Iemand vertelde me onlangs over een prediking, waarin
niet meer zozeer wordt gesproken over ‘onwil’, maar eigenlijk
alleen nog over ‘onmacht’. En dat betrof de prediking juist in
de uiterst rechtse flank van de Gereformeerde Gezindten.
Je komt daar al generaties lang de mening tegen, dat een
mens eerst verloren moet willen gaan, voordat God daar nog
eens iets kan gaan aanvangen. ‘Verloren willen gaan’ is zo’n
beetje het summum van orthodoxie. Het wordt genoemd ‘het
bijvallen van of eens worden met Gods rechtvaardig oordeel’.
Het gaat echter vér over de grenzen van Gods wezen en
Woord heen. Terecht leren we dat je als zondaar, gered door
Christus’ offer, in gaat zien dat de HEERE geen onrecht zou
doen, wanneer Hij ons voor eeuwig had laten liggen in onze
schuld. Maar dat is nog wat anders dan je inleven/inbeelden
dat je met je hele hart verloren wilt gaan. Dat beantwoordt
niet aan Gods welwillendheid. Dat maakt hoe dan ook een
despotisch heerser van Hem.
39
39
40
Ver loren willen gaan?
Voorstanders van deze ontspoorde theologie halen dan nog
wel eens het voorbeeld van Mozes aan. Hij bad immers of hij
uit Gods boek kon worden geschrapt. Dat zou dan een teken
van diepste verootmoediging zijn, waardoor God bewogen
werd tot genade. Maar, waarom bad Mozes dat eigenlijk?
Niet om God gelijk te geven, maar veeleer opdat Zijn Naam
niet gekrenkt zou worden door de omwonende heidenen,
wanneer het verbondsvolk verdelgd zou worden.
Want, wat wil je nou eigenlijk tegen God zeggen? “Ja
HEERE, ik sta erop dat U mij verdoemt; dat is rechtdoend
aan Uw rechtvaardigheid”? Dwaze blasfemie. Je laat alleen
maar zien dat je Gods rechtvaardigheid in het geheel niet
kent. Je zegt eigenlijk met zoveel woorden: “Ik ken U, dat Gij
een straf God zijt. U maait waar niets gezaaid is; U eist wat er
niet ligt en er door U ook nooit is neergelegd”.
Al eerder haalde ik Mefiboseth aan. David wilde om
Jonathans wil (lees: God wil om Jezus’ wil) deze arme man
genade bewijzen. En nu zegt uitgerekend deze man: “Doe
mij maar weg. Ik ben een dode hond voor u”.
Proef de opgeblazenheid in deze ‘theologie’. Het is geen
ootmoed of deemoed, maar een status. Een geestelijke status:
‘verloren willen gaan’, ‘jezelf opofferen tot verzoening’. Dát is
hét plekje waar je eerst komen moet! Het schuurt dicht langs
kamikaze…
Gods recht is iets anders dan Gods daadwerkelijk wil.
Die is immers (in Christus nota bene geopenbaard): dat Hij
geen zondaar verloren wil laten gaan. Aan dat recht is reeds
voldaan door Christus, op Golgotha! Daar hoeft niets meer
bij. Geen nagelschrapsel, geen tranen die ik pleng, geen zelfkastijdende
houdingen. Dat is Christus opnieuw kruisigen.
En lees eens wat de Hebreeënbriefschrijver daarover in het
zesde hoofdstuk, vers 6 zegt: “…als welke zichzelven den Zoon
van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken.”
Wij moeten daarentegen naar iets anders ‘staan’: “Maar wij
begeren, dat een iegelijk van u dezelfde naarstigheid bewijze, tot
de volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe; opdat gij niet
traag wordt, maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en
lankmoedigheid de beloftenissen beërven” (vers 11 en 12).
En Judas attendeert ons er op dat we de barmhartigheid
van onze Heere Jezus moeten verwáchten! Dát is bijbels!
Uit verband gerukt
Terugkerend naar de ‘One-talent man’ zien we vanuit de twee
tekstgedeelten, dat hij handelt uit angst. Angst voor het
waanbeeld dat hij zelf had gecreëerd van zijn heer. Een
beeld dat hij had gebaseerd op waarheden! Maar dan wel
waarheden die hij uit hun verband had gerukt.
Neem nu de predestinatie. Uit het Woord kunnen wij
vaststellen dat die er is. Maar waar staat dat je eerst moet
weten óf je uitverkoren bent? Waar staat dat je eigenlijk nooit
kunt weten óf je uitverkoren bent? Zo losgeknipt uit het
verband van de Schrift, gaat de uitverkiezing een eigen en
onbijbels leven lijden. En inderdaad, dán kun je bij God –
evenals bij Allah, Baäl en andere afgoden – nooit weten waar
je aan toe bent.
41
U
Als we kijken welke tactiek de ‘One-talent man’ gebruikt, dan
valt ons op dat hij het balletje continu bij zijn heer legt.
“U maait, waar u niets hebt gezaaid”, “u wilt verzamelen,
waar u niets hebt gestrooid”. Ja, als je het zo bekijkt, dan is
het natuurlijk allemaal heel onrechtvaardig van God. Een
mens kan nu eenmaal niets. Dan mag je toch ook niet het
onmogelijke van hem eisen? En als God dat tóch doet, ja,
dan houdt alles op.
Was het Adam ook niet, die zei tegen God: “De vrouw
(niet míjn vrouw) die Gij mij gegeven hebt”? En Eva: “De slang
heeft mij bedrogen”. We willen onze onwil niet onder ogen
zien en overgieten die met een refosausje van ogenschijnlijk
devote bereidwilligheid om God ‘bij te vallen’. Maar Christus
noemt die houding ‘een witgepleisterd graf ’.
42
Onredelijk
Eigenlijk zegt de ‘One-talent man’: “Doordat u er niets hebt
gezaaid, moet u er ook niet over zeuren dat er niets te maaien
valt”. Kijk eens goed naar wat er staat: u hebt niets gezaaid.
Een mens wordt door God onbezaaid geboren. In zonden en
misdaden ontvangen en geboren. Dus ja, daar kun je dan ook
niets aan doen. En daar wil Christus iets op gaan oogsten?
Onredelijk, niet? Is elk gedoopt voorhoofd niet in contact
geweest met de drieënige God, Die juist zaaien wíl?
Mag Hij vrucht verwachten, krachtens Zijn schepping
van jouw leven? Mag Hij vrucht verwachten, juist vanwege
die Heilige Doop? En hoe vaak is er hartelijk gebeden om
bezaaid te worden? Waarom wilde je dat? Uit angst? Vertrouw
je God eigenlijk niet? Zeg je diepweg: “Uiteindelijk weet je
het met God maar nooit”?
Sola Scriptura & Totam Scriptura
Nee, zulk Een is mijn Liefste niet! Hij is de Getrouwe en
Barmhartige. Buiten Christus kom je er niet uit. Daar lijkt
God inderdaad te maaien waar Hij niet heeft kunnen zaaien.
En terecht! Daar lijkt God te willen bijeenvergaderen, waar
Hij niets gestrooid heeft. Hij kon in hen geen werk doen!
Nazareth. Kapernaüm. Tot de hemel toe verhoogd… Zó vaak
onder het Woord geweest. Zó dicht bij Jezus verkeerd. En
toch onbezaaid, onbestrooid gebleven!
“En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer
profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit
de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is”
(Openbaringen 22:19). Natuurlijk gaat het hier ook om het
afzwakken van Gods wraak over de zonde. Maar vergeet niet,
dat het afdoen van Gods barmhartigheid, liefde en genade
hier eveneens onder valt!
“Bouwt uzelf op uw allerheiligst geloof, biddende in de Heilige
Geest. Bewaar uzelf…” van de tactiek van de ‘One-talent man’.
43
Vragen
1. Adam en Eva wezen van zichzelf af, toen God hen op hun
zonde wees. Wat vind je van hun toon? Waarom wijst satan
niet van zich af?
2. Merk je weleens verharding in je eigen hart of om je heen in
de kerk? Waarin uit zich verharding binnen de kerk?
3. Wat is het probleem met het afzwakken van Gods verbondswraak?
Merk je daar ook iets van in je eigen leven of in het
kerkelijk leven?
HOOFDSTUK 7
Het
vonni
van de
heer
44
“Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht!
Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg,
wat ik niet gelegd heb, en maaiende,
wat ik niet gezaaid heb.” (Lukas 19 : 22)
“Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben,
en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben
met woeker.” (Mattheüs 25 : 27)
Uit het antwoord, de beoordeling en tegelijk
het vonnis van de heer valt nog eens te meer
op wát hij beoogde. En hoe deze ‘One-talent
man’ zich had vergist met zijn interpretaties.
Hij meende zijn heer te kennen, uit wat hij van hem had
gezien en gehoord. Hij had daar zijn ‘goed’ beargumenteerde
conclusies uit getrokken.
Dat talent, dat pand, was het geld van zijn heer. Daar
moest hij zuinig op zijn. En terecht! Dat moet inderdaad.
Maar de heer blijkt zélfs van luie, niet handelende dienstknechten
nog woeker te eisen. Als het echt om geld te doen
zou zijn, zou je die heer nog als een dienstknecht van de
Mammon kunnen beschouwen. Daar gaat ook het beeld van
geld mank. Wie niet ziet dat het Evangelie een handelsmiddel
is, beziet het als een bezit dat zuiver moet blijven,
gekoesterd moet worden.
Introvert Christendom?
Zo kom je gemeenten tegen die erg introvert zijn en zich
druk maken over een indrukwekkend kerkgebouw met veel
zitplaatsen, een majestueus kerkorgel en een eigen predikant
in een riante pastorie. Dat zijn wel zo’n beetje de meest
belangrijke ingrediënten voor een gemeente die door anderen
binnen kerkelijk Nederland gezien wil worden.
Daar zie je soms ook diaconiën, die hun geld beleggen
om het maximale rendement eruit te halen, met alle risico’s
van dien. En wanneer ze het uitgeven, doen zij het met een
zuinig gezicht. Hoeveel pijn kom je tegen in het pastoraat
onder ouderen, wier jeugdervaringen met de kerk negatief
bestempeld zijn door wangedrag van diaconiën! Ik weet het,
er is meer... het is meer dan eens ook een stok om de hond te
slaan, maar het neemt niet weg dat daar een verkeerd beeld
van de HEERE is achtergelaten!
Naast diaconiën zijn er kerkvoogdijen die hun materiële
macht niet op een geestelijke manier hebben vormgegeven.
Of gemeenten/kerken die voor een duidelijke link tussen
kerkvoogdij/kerkrentmeesterschap en de kerkenraad kiezen,
door ouderlingen-kerkvoogd/kerkrentmeester aan te stellen.
Maar het is nogal eens meer een machtsfactor en financiële
drijfveer dan geestelijk zorg.
Je hebt ook gemeenten die zó introvert zijn dat eventuele
nieuwkomers wantrouwig bekeken en weggekeken. Zulke
nieuwelingen zijn eigenlijk meer een bedreiging voor de sfeer
45
binnen de gemeente. Je weet immers maar nooit wat zij
beogen? Welk gevaar zij vormen...
46
Evangelisatie contra zending
Ook zijn er gemeenten en gemeenteleden die evangelisatiewerk
onder het zendingswerk zetten. Zending ‘laat’ je doen
door anderen. En evangelisatiewerk?
Of, die zowel het zendings- als het evangelisatiewerk
wegwuiven als activisme. God moet het doen. Laten ‘wij’ ons
veel meer bezighouden met de zweetdoek en het talent dat
erin ligt opgeborgen.
Wat zegt de heer uit de gelijkenis in Lukas 14? “Ik wil dat
Mijn huis vol worde”. Velen interpreteren dat alsof zij zich
moeten verheffen boven andere kerken en moeten preken/
ijveren voor eigen parochie/kerk. Dat is echter niet de insteek
van deze woorden.
Hoe rechtser, hoe minder zending en evangelisatie kernzaken
in het kerkelijk leven zijn. Dat wil natuurlijk niet
zeggen dat, hoe verder men naar links opschuift, men in
steeds gezonder vaarwater komt. Want daar ligt activisme en
oppervlakkigheid wel degelijk op de loer!
Handeldrijven
Wat wordt er in deze gelijkenis bedoeld met ‘handel drijven’?
En wat houdt het ‘woeker vragen bij de bank’ eigenlijk in?
Handelen is niets anders dan wat de Catechismus doet:
de mens eerlijk afschilderen in zijn nood voor God. Immers,
er is een hemel, maar ook een hel. Wie de hel wegredeneert
– zoals dat in onze dagen weer ontstellend aan het licht komt
middels enquêtes onder christenen – die heeft geen drive en
drang meer om zalig te worden. Dan is het christendom niet
meer dan een behartenswaardige manier van denken en
leven. Dan winnen we mensen voor een dogma of een lifestyle,
maar niet voor Christus.
Wat moet je met een God, Die door mensen is bedacht?
Wat moet je met Christus, als God slechts goedlachse liefde
is? Wat is het geestelijke probleem van mensen buiten
Christus? Welke heerlijkheid is er in Christus, als Hij de
deur alleen maar heeft geopend en jij moet nog zien binnen
te komen?
Maar ook de andere kant: wat blijft er over van de
begeerte van Christus: “Ik wil dat waar Ik ben ook zij zijn die
Gij Mij gegeven hebt”, als God een staf mens is en maait waar
Hij niet heeft gezaaid?
De ‘One-talent man’ had iets anders moeten doen dan
poetsen. Hij had zijn talent aan de woekeraars (geldbeheerders)
moeten geven. Die zijn niet zo huiverig met
handelen.
Het Doopformulier voorziet mild in deze nood van ‘ééntalenters’.
Mensen die denken het vermogen niet te hebben,
moeten de handel uitbesteden aan anderen. Heb je geen
talent om te spreken (trouwens wat zei God ook al weer
tegen Mozes en Jesaja?), besteedt dat handelen dan uit aan
personen en instanties die dat handelen wel serieus willen
nemen en ook ten uitvoer willen brengen met passie, vanuit
een levende relatie met de HEERE.
47
Evangeliseren?
Als er een schitterend kerkgebouw staat in jouw gemeente,
maar er wordt niets aan evangelisatie gedaan, moet je je eens
achter het oor krabben en Gods Woord serieus gaan lezen.
Als jouw eigen huis er pico bello uitziet en van alle luxe is
48
voorzien, vol staat met soms nutteloze snuisterijen en
overdadig dure, sfeermakende meubelen, maar je steunt het
zendingswerk en evangelisatie-/bijbelvertaalwerk niet of
nauwelijks, dan lijk je sterk op die ‘One-talent man’. Hij is
zelfs te beroerd om zijn geld ten nutte te maken voor de
uitbreiding van Gods Koninkrijk. Hoe wil je dat op de
Jongste Dag gaan toelichten?
De profeten wezen de mensen op hun kostelijk versierde
huizen. Zoals bijvoorbeeld Haggaï: “Is het voor ulieden wél de
tijd, dat gij woont in uw gewelfde huizen, en zal dít huis woest
zijn? Nu dan, alzo zegt de HEERE der heirscharen: Stelt uw
hart op uw wegen. Gij zaait veel, en gij brengt weinig in…” De
mensen waren druk met gerief, maar niet met de dienst des
HEEREN, totdat Hij komt!
En David voelde zich ook al bezwaard dat hij zelf in een
mooi paleis woonde, terwijl de HEERE het moest doen met
een plekje in een tabernakel. De HEERE vond evenwel dat
dat nog wel kon wachten tot zijn zoon Salomo zou regeren.
De dienst aan de HEERE moest een levende en lovende
dienst zijn. Wet én Evangelie. Ootmoed én aanbidding.
Verootmoediging én lofprijzing.
Als mensen je vragen naar jouw mening over ethische
zaken en je geeft alleen de christelijke visie door, zonder hen
daadwerkelijk en bevlogen tot Christus te leiden, dan is er
geen ‘woeker’. Daar is het toch om te doen? Anders is Gods
talent nutteloos en onvruchtbaar. Je bent er achtief mee bezig
om deze tekst bewaarheid te doen worden: ‘1 uit een stad’ is
genoeg; ‘2 uit een volk’ is meer dan voldoende. Je zult niet
blinken als een knecht die wél regeerde. Je zult geen dubbele
eer ontvangen, maar dubbele schaamte. Want je wist – én
weet na het lezen van dit boekje – beter!
God maakte het je wel heel gemakkelijk. Hij zegt dat Hij
Zelf die woeker zal eisen. Zelfs dát hoef je niet te doen.
Alleen maar handelen…
Jouw tijd - Gods tijd
Waar zitten je dagen vol mee? Hoe nuttig zijn je activiteiten
en gesprekken? “Ja, maar dat moet toch ook gebeuren?” “We
kunnen toch niet allemaal dominee, zendeling of evangelist
zijn? Hoeveel predikanten, evangelisten en zendelingen zijn
er aan het werk om jouw buurtbewoners en collega’s met
Jezus in contact te brengen? Of ben jij misschien de enige
die hen nog met Christus in contact zou kunnen brengen?
“Ja, maar ze geloven dat toch niet”, of “Ach, ze lachen je
toch uit”. O, de apostelen waren verblijd dat ze waardig
waren geacht smaadheid te lijden vanwege de naam van
Christus (Handelingen 5 : 41)! En dan te bedenken dat ze
enige tijd daarvoor nog achter gesloten deuren samenkwamen,
uit vrees voor de joodse leids lieden! Als je dát leest,
waar slaat dan vandaag die schroom op?
49
Vragen
1. Introvert Christendom; wat vind je van die term? Herken je
er iets van? Spreek er eens over door.
2. Is het je duidelijk wat er met het talent en het handeldrijven
wordt bedoeld? Is er werk aan de winkel of heeft het jouw
aandacht al?
3. Is er nog werk aan de winkel binnen de gemeente? Bij het
evangelisatiewerk denk je vaak aan buitenkerkelijken, maar
er zijn er misschien wel in jouw kerkbank, die God nog niet
écht kennen. Hoe zie jij dat?
HOOFDSTUK 8
Enkele
practi che tip
naar aanleiding van het
vorige hoofd tuk
“Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben,
en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben
met woeker.” (Mattheüs 25 : 27)
50
Omdat het vorige hoofdstuk anders té lang zou
worden, lassen we een extra hoofdstuk in, dat
wat meer practisch op dat handelen in zal
gaan. Dit om vanuit het Woord een helderder
zicht te krijgen op onze verantwoordelijkheid en eventuele
nalatigheid.
Hoe zal het zijn om als ‘One-talent man’ op de Jongste
Dag te worden opgeroepen (of eerder, bij het sterven) om
rekenschap te geven van jouw rentmeesterschap. Je gezicht
zal verstarren van verbijstering als je oog in oog met Christus
staat. En als God de Vader je zal vragen: “Wat heb je met
Mijn Zoon, Mijn Talent, gedaan?” Verlies liever je gezicht
voor de mensen, dan straks vóór Hem op de Jongste Dag.
“Wat loon hebt gij?”
In de meeste gemeenten besteedt men dit werk uit aan
commissies; die vervolgens beperkte ruimte krijgen omdat de
kerkenraden c.q. gemeenteleden zich niet altijd even positief
bemoeien met de manier waarop er met dat talent wordt
om gegaan.
Wat is de ‘toegevoegde waarde’?
Commissies. Ze zijn de tastbare bewijzen dat je die activiteit
vorm hebt gegeven in je gemeente. Maar… wat is de vrucht?
Welke woeker kan Christus opeisen? Dat is een belangrijker
vraag! Het hebben van commissies is één; het vruchtbaar zijn
voor de HEERE is twee.
Of, dichter bij huis: wat doe je met al die goede boeken in
je kast (of heb je daar geen goede boeken staan)? Zijn ze een
sieraad? Of zijn ze geestelijke handelswaar? Zijn ze een
beperking of juist een stimulering om te handelen voor Gods
Koninkrijk? Kijk er je boekenkast (ook je digitale boekenkast
met e-books) nog eens op na.
Laat je je boeken ook aan anderen lezen, om hen toe te
rusten? Dat is: uitbesteden aan geldwisselaars. Geef je de
inhoud van die boeken ook door in gesprekken? Bouw je iets
op met die leesstof? Of zijn ze jouw reformatorische visitekaartje,
voor als je (huis)bezoek krijgt?
51
Aan de slag
Tegenwoordig kan iedereen een mail sturen, sms’en of
twitteren (als je facebook hebt kun je die ook aan je lijstje
mogelijkheden toevoegen). Dat kost je (nagenoeg) niets en je
kunt er zó mee aan de slag: handelen! Dan gebruik je de
wereld om er het Koninkrijk van God mee te dienen.
Als je zelf niets weet te schrijven, geef dan een Bijbeltekst
door. Met wat meer inspanning kun je een website maken
met teksen, overdenkingen, columns etc.; je kunt mensen
er gemakkelijk naar verwijzen, wellicht met een uitdeelbaar
52
kaartje of een flyer. Of gewoon een link naar jouw website in
de ‘handtekening’ onder al je mails. Je kúnt het. Dat hoeft
helemaal geen handenvol geld te kosten.
Talloze intensievere manieren van ‘handelen’ zouden
kunnen worden opgesomd, maar... bedenk die liever zelf. Zo
blijft het ‘jouw’ ding, waar je zélf met hart en ziel achter staat.
Doe het biddend, zoekend en Bijbellezend. Gebruik je eigen
creativiteit, om een zo goed mogelijke aansluiting te vinden
met de mensen die je zou willen bereiken.
Maar, het kan ook zijn, dat de HEERE plots iemand op
je weg zet (net als de Moorman bij Filippus). Wees dan niet
bezorgd wát je spreken zult. Laat ruimte voor de Heilige
Geest die juist die belofte (Markus 13 : 11) zo heerlijk heeft
laten optekenen: “zo zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken
zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal
worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de
Heilige Geest.”
Daar zit wel een kanttekening aan. De Geest kan, met
eerbied, niet putten uit een lege bron. Snap je dat? Je zult er
voor moeten zorgen dat je enigszins ‘thuis’ bent in de Bijbel
en – dat is het voornaamste – onmisbaar is uiteraard een
levend geloof! Anders zul je in deze wereld snel genoeg door
de mand vallen; en dat is een enorme schade voor Gods
Koninkrijk. Een debetpost van soms decennia lang!
Je dagelijks werk
Ben je het met me eens dat we vaak vijf of tien talenten
hebben, terwijl er soms zomaar 50-80% van onaangeroerd
blijft liggen? Halen we wel écht het ‘onderste uit de kan’ voor
Gods Koninkrijk? O nee, niet uit wedijver; laat het dát nooit
worden! Maar uit bewogenheid.
Je dagelijks werk ligt sinds Genesis 3 onder de vloek; je
hoeft niet persé carrière te maken. Het is niet persé noodzakelijk
om eigen baas te zijn. Je kunt je goddelijk beroep
naar behoren uitvoeren en tegelijk dienstbaar zijn voor de
HEERE. Het ene sluit het andere niet uit! Zo kun je tot
zegen van velen zijn. Het probleem van magere winst van je
handeldrijven zit dan ook niet in dat talent, maar in jouw
bereidheid. Ten diepste in jouw hart...
De oogst
“Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede
wit om te oogsten” ( Johannes 4 : 35), zei Jezus. “De oogst is wel
groot; maar de arbeiders zijn weinige” (Mattheüs 9 : 37). Wat
zei Hij daarna? “Ga dan aan de slag?” Nee: “bidt dan den Heere
des oogstes (!), dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.”
Hoe wil je dat uitleggen? Waar zijn onze gebeden mee
gevuld? Met clichées? Met formele zinsconstructies, zonder
werkelijk geestelijk leven? Met dingen die mensen van ons
verwachten? Misschien moeten we dan een andere vraag
stellen: waar zijn onze persoonlijke (binnenkamer)gebeden
mee gevuld? Met hartelijke bewogenheid over deze oogst?
Dat is niet iets voor de Jongste Dag, maar reeds van hier en
van nu!
Is uw buurman, collega of broeder/zuster in de gemeente
misschien onderdeel van die oogst, die nog moet worden
binnengehaald. Of denk nog een stap verder: is uw buurman
misschien – na te zijn bekeerd – degene die zíjn collega nog
van Jezus moet vertellen? Als je zo leert zien, dan gaat het
niet alleen om zielen te winnen, maar ook om arbeiders te
werven. Dat kan die ongelovige buiten de kerk zijn, maar ook
die jongere naast je in de kerk...
53
Vragen
54
1. “De Geest kan niet putten uit een lege bron…” Heb je die zin
gesnapt? Wat kun je daarin voor elkaar betekenen binnen de
gemeente?
2. Hoe zie jij de oogst, waar de Jezus over spreekt? Spreek eens
met elkaar over het ‘arbeider zijn’ en het ‘arbeiders werven’.
Welke plaats heeft dat in jouw gebed?
3. Welke middelen heb jij ter beschikking, ten dienste van de
uitbreiding van het Koninkrijk van God?
4. Kun je arbeider zijn, zonder bekeerd te zijn? Is er het risico
van een schadepost voor het Koninkrijk van God, wanneer de
mensen, tegen wie je spreekt, erachter komen dat jij geen kind
van God bent?
HOOFDSTUK 9
Waar blijft
het talent
van de
‘One-talent man’
“Neemt dan van hem het talent weg, en geeft het dengene,
die de tien talenten heeft. Want een iegelijk die heeft, dien
zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar
van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden,
ook dat hij heeft.” (Mattheüs 25 : 28-29)
55
Na de wegvoering van de ‘One-talent man’
blijft ‘zijn’ ene talent (of ‘zijn’ ene pond, uit de
andere gelijkenis) eenzaam achter. Onnut,
want de handelstijd is om. Wat nu? Er
gebeurt iets wonderlijks. De heer eist het talent op. Het was
immers zijn eigen talent?
Souverein handelen
Hij mag ermee doen wat Hij wil! Dat heet ‘souverein’. Maar,
wát zal hij ermee doen? Hij geeft bevel aan zijn dienaren (de
engelen) om dat talent te geven aan een van de andere rentmeesters.
Zal hij het talent geven aan degene die met zijn twee
talenten er twee heeft bijverdiend? Dan trekt hij daarmee het
resultaat wat naar het gemiddelde op.
Nee, hij geeft het aan degene die er tien had en er tien
heeft bijverdiend! “Geeft het dien, die de tien ponden heeft”
(Lukas 19 : 24b); “Geeft het dengene, die de tien talenten heeft”
(Mattheüs 25 : 28b). Lukas tekent ons nog een bemiddelende
interruptie van degenen die bij de heer stonden: “Heer, hij
heeft tien ponden!” De heer gaat er niet op in. Maar omdat
Jezus deze interruptie vermeldt, heeft het wel een functie.
Welke?
56
Onrechtvaardig?
Het is de vraag naar de rechtvaardigheid van deze heer. Die
‘One-talent man’ had nog gezegd: “Ik kende u dat gij een straf
mens zijt!” Onrechtvaardig. En zie daar een voorval, waarbij
hij beslist zou zijn opgeveerd en hebben geroepen: “Zie je
nou wel dat ik gelijk had?! Die heer gaat puur willekeurig te
werk! Waar slaat dat op? Die knecht had er toch al tien? En
na zijn handel had hij er zelfs twintig! Waarom moet je dat
verschil nou nóg groter maken?”
Inderdaad gaat dat ongebruikte talent naar die meest
dienstbare dienstknecht. Als beloning? Was dat wreed of
willekeurig van deze heer? Dienstknechten werken toch niet
om loon? Immers, in die gelijkenis van de arbeiders in de
wijngaard kregen alle dienstknechten toch evenveel
( Mattheüs 20 : 9-10)? Waarom nu dat merkwaardige verschil
in beloning?
Soli Deo Gloria
Twee bijbelgedeelten geven hier enig zicht op. Allereerst
Daniël 12 : 2-3: “En velen van die, die in het stof der aarde
slapen, zullen ontwaken [...] De leraars nu zullen blinken, als de
glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de
sterren, altoos en eeuwiglijk.” De tweede tekst die kan helpen
in deze zaak is 1 Timotheüs 5 : 17-18: “Dat de ouderlingen,
die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk
die arbeiden in het Woord en de leer. [...] De arbeider is zijn loon
waardig.”
Daar is op de Jongste Dag loon. Ja, volgens Paulus in de
brief aan Timotheüs dus zelfs al ín de tijd. Die er velen tot
Jezus hebben gebracht, zullen meerder heerlijkheid krijgen.
En nu het mooie...
In deze aardse bedeling gaan we direct aan het meten en
wegen, of het allemaal wel eerlijk is. Maar straks zullen er geen
gedachten van jaloezie meer zijn. Dan zal de heerlijkheid die
de tweetalenters ontvangen, niet minder schitterend zijn dan
de ‘meerdere glans’ van de tientalenters. Die heerlijkheid zal
niet tot glorie van de arbeiders zijn, maar in hen en in hun
vrucht zal de HEERE God meerdere glorie ontvangen.
Als de reine engelen uit het handelen van God in de tijd
hun stof putten voor hun intense aanbidding, dan zal de
vrucht op de arbeid der dienstknechten hun en onze stof tot
aanbidding zijn in de eeuwige heerlijkheid. In de eeuwigheid
zal er geen nieuweling meer worden toegebracht. Toch zal de
eeuwigheid vol van aanbidding zijn! We zullen dan voortdurend
putten uit Gods werk dat in de tijd plaats had.
57
Eeuwig nagenieten
Na elke scheppingsdag genoot de HEERE van wat Hij had
gemaakt. In die woorden “en God zag dat het goed was”, ligt
heilige, stille en intense genieting opgesloten.
Datzelfde zal ook in de herschepping tot in eeuwigheid
gebeuren. Dan zal er uitbundige blijdschap zijn over elke
zondaar die zich heeft bekeerd (ook al is die blijdschap in de
58
hemel reeds begonnen in de tijd!). Na de Jongste Dag blijft
de verlustiging over. Uit Gods daden zullen we Hem meer en
intens dieper kennen.
De eeuwige heerlijkheid is geen statisch gebeuren, maar
een turbulentie die haar weerga niet kent. Als we van een
mooi muziekstuk genieten – bij de eerste keer, wanneer we
het horen – raakt ons dat ongekend. Maar het zal op een
gegeven moment afzwakken. Dan kennen we het wel zo’n
beetje; de emotie die het opwerkte bij het eerste aanhoren,
zal zachtjesaan (wat) wegebben. Hooguit blijven we het liefhebben
en koesteren, maar de verrassing is eraf...
Zo zal het in de eeuwigheid niet zijn. In de hel zal de
worm van wroeging niet ophouden pijn te doen (laten we daar
niet gering over denken!). Maar in de hemel zal de verrukking
bij het zien en doorzien van God de Vader, God de Zoon en
God de Heilige Geest, ook niet ophouden ons te verrukken!
Daar zullen we Hem zien zoals Hij is. En we zullen Hem
herkennen aan en in Zijn werk, wat dan in alle heerlijkheid
openbaar zal komen. Kristalhelder. We zullen begrijpen
waarom het zo ging, zoals het ging. En slechts één woord
blijft ons over: Amen!
Helse visies
We zullen beamen dat dat ene talent nergens zo heerlijk tot
zijn recht kwam, als daar waar men het meeste toewijding aan
de HEERE heeft getoond. Daar zit geen enkele verdienste in.
Dat is juist de heerlijkheid van Gods souvereiniteit.
Er zijn, zo zagen we al, mensen die het heerlijke vinden
om over Gods souvereiniteit te praten. Maar dan wel op een
morbide manier. Zij zien Gods souvereiniteit in het vrijmachtig
verloren laten gaan van mensen. Ik noem het een
vorm van zelfkastijding, waarmee mensen ‘iets’ willen worden
voor God. Men is zo ‘eenswillend’ met God dat zij zelfs
verloren willen gaan, als God maar aan Zijn eer komt. Het is
je reinste ‘βλασφημίας’ (blasfemie, zoals Judas dat eveneens
omschrijft in zijn brief in vers 9). Want God wordt totaal niet
verheerlijkt in de hel!
Daar zal slechts wening en knersing der tanden zijn. Daar
zal de menselijke wroeging worden omgezet in een duivelse
haat tegen God. De wroeging is een vlam die nooit zal doven.
Enerzijds door het ‘had ik maar’, anderzijds door het ‘God is
een straf en hard persoon’. Elke knie zal buigen, ja, maar wel
uit helse onwil. Dat zal zó afgrijselijk zijn, dat de duivelen er
nu reeds van sidderen ( Jakobus 2 : 9).
Wat denk je als ‘souvereiniteitsdenker’ te gaan doen in de
hel? God grootmaken om Zijn vrijmachtig (wel)behagen?
Zul je niet eensgeestes met de duivelen zijn? Zul je dan ook
niet beseffen in alle afgrijselijkheid dat jouw souvereiniteitsdenken
puur satanisch was? Zelfhandhaving van de bovenste
(of zo je wilt de onderste) plank. Van het kaliber ‘Genesis 3’.
Als je nu reeds je talent hebt begraven uit angst, vanwege
die zogenaamde straffe heer... hoe zal dan straks in de hel
jouw aanbidding eruit zien?
59
Het lied van Mozes en van het Lam
Leren onze oudvaders niet heel duidelijk dat hier op aarde
reeds het lied van Mozes en van het Lam wordt geleerd? En
is Gods Woord daar boven alles niet heel duidelijk over? “Gij
zijt waardig te ontvangen alle lof, eer, dank en aanbidding”.
Of zoals het in Openbaringen 15 : 3-4 staat: “Groot en
wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig
en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken?
Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en
voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.”
Dat is aan angsthazen als de ‘One-talent man’ niet besteed.
Hij is er wezensvreemd aan.
60
De waarschuwing van het ene talent
Nog één keer terug naar dat ene talent. Zou die tweetalenter
of die vijftalenter zich nu achtergesteld voelen? Nee, zij
zullen bij al hun beloning en waardering door de HEERE
alleen maar stamelen: “Heere, wanneer hebben wij U naakt
gezien, en in de gevangenis en dorstig?” Zij zullen zich eindeloos
verwonderen over de goedheid Gods. Ze zullen op de Jongste
Dag met de Koningin van Scheba meezingen: “De helft is mij
niet aangezegd”.
Maar diezelfde Koningin van Scheba zal op de Jongste
Dag opstaan met ‘dit opstandig geslacht’ en het veroordelen
(Lukas 11 : 31). “Want zij is gekomen van de einden der aarde,
om te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo
is hier.” Om maar te zwijgen van de mensen uit Ninevé. Die
heidense koningin was al in beweging gekomen op een gerucht
over Salomo. Zij had aan een gerucht al geloof gehecht, maar
de ‘One-talent man’ liet het allemaal liever overwinteren en
overzomeren, zijn talent onderwijl verbergend. Zijn godsbeeld
koesterend als het enig ware.
Ja, er zullen een-talenters komen, die roepen: “Maar wij
hebben in Uw naam geprofeteerd en duivelen uitgeworpen!” Dan
zal die heer zeggen: “Ik ken u niet! Gaat weg van Mij”.
Dat is een helse realiteit. Wat denk je, moet Jezus nóg
duidelijker zijn? Hij vraagt niet ons talent, onze koestering.
Maar de overwaarde: onze hartelijke liefde die het te doen is
om Zijn hart! Het moet ons in alles en voortdurend om Hem
te doen zijn. Dit boekje is een uiterst scherpe veroordeling
van een bepaalde manier van rechtzinning redeneren, die
pertinent onbijbels is. Het beoogt geen beschadiging van
mensen, maar een hartverscheurende kreet naar deze mensen
toe: “Laat u met God verzoenen!”
Vragen
1. Ben je het eens met de keuze van de heer die het ene talent gaf
aan de knecht met de meeste talenten? Of kijk je heel anders
naar deze tekst?
2. Ken je mensen (uit je omgeving – of misschien ben je zelf wel
zo iemand) die zo’n verwrongen kijk op Gods souvereiniteit
hebben? Hoe ga je daarmee om? Of, als je zelf zo denkt, hoe
houdt je dat staande met Bijbelse argumenten
3. Denk je weleens na over de hel? Ben je ervan overtuigd dat
de afgrond van de hel dieper zal zijn voor schijnchristenen
dan voor onwetende heidenen? Is satan een realiteit voor je?
4. Wat stempelt jouw verlangen naar de hemel?
5. Ben jij een ‘One-talent man’? Of ben je misschien een twee-,
vijf- of tientalenter die een (groot) deel van zijn of haar
talenten heeft begraven in een zweetdoek? Wat vind je
daarvan?
6. Heb je de drijfveer van dit boekje begrepen?
61
HOOFDSTUK 10
Waaraan ontleent een
‘One-talent man’
zijn eenzijdig
God beeld?
“Heer! Ik kende u, dat gij een hard mens zijt … en bevreesd
zijnde, ben ik heengegaan...” (Mattheüs 25 : 24b en 25b)
62
Al nadenkend – een beeld vormend van hoe dit
soort mensen denkt en handelt – vraag je je
steeds sterker af: hoe komen ze aan zulke
stellige kennis over God, terwijl de HEERE
Zich aan anderen zo geheel anders heeft laten kennen? Laten
we er vooralsnog niet vanuit gaan dat het moedwil is die hen
drijft. Alsjeblieft niet!
Toch komen deze voorstellingen niet bij de HEERE
vandaan; laat dat duidelijk zijn. Zijn er teksten in de Bijbel
waaraan dit eenzijdig Godsbeeld ontleend kan zijn? Laten
we eens een paar teksten bekijken; het zal niet lukken alle
Bijbelteksten te ontleden en theologen kunnen vast nog vele
andere voorbeelden noemen. Laat ik me beperken tot de
teksten die mij door de jaren heen ter oren kwamen. Ik wil ze
als korte meditaties behandelen. Wellicht kan het helpen om
daarmee enkele korte gesprekken op gang te helpen over
deze teksten. Het is mijn gebed dat de overdenking van deze
teksten een beter beeld geven van Wie de HEERE is.
Als God het maar wil
“En ziet, een melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende:
Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.”
(Mattheüs 8:2)
Met God weet je het maar nooit... Alles is mogelijk, maar...
zou God het willen? Dat is de vraag die mensen als de ‘Onetalent
man’ bezighoudt. Het geeft weer dat je God niet kent.
Maar... je moet toch je onwaardigheid inleven? Dat staat
nergens in de Bijbel. Wel moet je je plek weten. Je moet wel
helder hebben dat de HEERE niet verplicht is je te helpen.
Maar maak dat nooit los van de beloften van de HEERE,
Die zegt: “Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen”.
Dat is niet goedkoop. Besef maar goed, dat de Heere Jezus
door Zijn lijden en sterven dat heeft mogelijk gemaakt! Des
te dankbaarder zul je Hem zijn. Maar wees op je hoede voor
termen als ‘inleven’. Wat wil je daarmee bereiken?
Op de Filippijnen laten mensen zich kruisingen om zo in
te leven wat Jezus heeft moeten doormaken. Het is niet naar
het Woord. Als wij mensen onszelf wijsmaken dat we iets
moeten inleven, dan ligt daar al gauw het gevaar op de loer
dat we via onze reformatorische Sint Pieterstrap samen met
Luther proberen de hemel te bereiken door gestalten en
kastijdingen. Waarom geloven we de HEERE niet op Zijn
Woord, als Hij zegt: “Komt allen tot Mij”, of “Mijn zoon,
Mijn dochter, geeft Mij je hart”. Is het ons niet genoeg?
De melaatse – want dat moet je in deze tekst lezen – was
er heilig van overtuigd dat de Heere Jezus het kón. Maar hij
moest leren dat Jezus ook wilde. Lees die woorden “Ik wil,
wórd gereinigd” maar als een vermaning en een vertroosting!
63
Jezus’ plezier
“Te dier ure verheugde Zich Jezus in den geest, en zeide:
Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde;
dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen
verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens
geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het
welbehagen voor U.” (Lukas 10:21)
64
Als de ‘One-talent man’ God afschildert als ‘hard’ en ‘straf ’,
dan omschrijft hij de HEERE als een onberekenbaar Wezen
Dat er blijkbaar behagen in heeft lukraak mensen te zaligen
of verloren te laten gaan. Laat dat geen ergernis geven jegens
de predestinatie; zelfs niet de dubbele predestinatie! Maar
laat het ons wel aan het denken zetten over de vraag waaróm
wij die predestinatie tegen elke prijs willen belijden.
Deze tekst, verkeerd lezend, suggereert Jezus’ behagen
dat Zijn Vader bewust iets verbergt voor ‘wijzen’. Als je de
context niet wil zien, houd je een negatief Godsbeeld over.
Echter... bedenk dat Jezus Zich verlustigt over Zijn Vader,
dat Hij de drempel voor ons menselijk begrip zo enorm laag
legt dat zelfs een kind kan zalig worden! Hier blijkt helder en
klaar dat de predestinatie een aanbiddelijk wonder is en een
troost voor allen die God vertrouwen. In die gestalte zul je
God leren kennen als een barmhartig God, Die Zich laat
kennen in de zondaarslievende Zoon van Zijn welbehagen.
Wat verhindert jou om deze God te dienen? Als zelfs de
Moorman zijn weg met blijdschap vervolgde, vanwaar zou je
nog zulke harde gedachten van God koesteren? Zou je het
welbehagen van God niet met alles wat in je is willen leren
kennen?
Gods behagen
“Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen;
Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een
schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien,
Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen
des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.”
( Jesaja 53:10)
Wat is dat voor een God, Die er behagen in heeft om Zijn
Eigen Kind te verbrijzelen? Zie je wel dat Hij hard en straf
is?! Mensen als de ‘One-talent man’ lezen vaak slecht. Ze
gaan af op zogenaamde ‘veilige’ vertalingen, zonder goed te
kijken naar wát er staat. Als wij ergens behagen in hebben,
klinkt dat meestal niet positief. Hoe anders is dat met God!
“Het behaagde den HEERE...”. Daar staat ongeveer
hetzelfde woord als verderop in het vers “het welbehagen des
HEEREN”. Dat woord betekent niet dat God er een wreed
behagen in had. Maar dat Hij met dit offer tevreden was; Hij
nam er genoegen mee. En als God er al genoegen in had, dan
wel zo: Hij was er opgetogen over (dat betekent dat woord
‘behagen’ ook) dat Zijn Zoon dát voor Hem én voor verloren
zondaren over had! Als – om het menselijk, maar wel met
eerbied, te beschrijven – een trotste Vader.
De Vader nam genoegen met de verbrijzeling van Zijn
Zoon. Daar hoeft geen enkele ‘inleving’ of andersoortige
verbrijzeling anderzijds meer bij. Het is af. God is tevreden
gesteld. De grote vraag is of wij er tevreden mee zijn. De
atheïst vindt het erg onrechtvaardig om een Ander voor zijn
problemen op te laten draaien. En de refo? Ben jij (met
eerbied gesproken) trots op de Heere Jezus?
65
Gods haat
“Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad,
en Ezau heb Ik gehaat.” (Romeinen 9:13)
66
Juist! God houdt er ‘lievelingetjes’ op na. Dat had die
‘One-talent man’ altijd al vermoed. En met hem veel geestverwanten.
Dat is het nu juist. Je weet maar niet of je
uitverkoren bent. Wat kun je er aan doen, als God je niet
heeft uitverkoren? Als Hij je dus haat...?
Paulus citeert hier Maleachi 1:2-3. Het is goed dat
gedeelte er voor jezelf eens bij te nemen en dan rustig het
verband van de teksten te lezen. Kijk die nazaten van Jacob
eens arrogant staan tegenover de HEERE. Ze merken niets
van Zijn liefde. Niettemin zegt de HEERE dat Hij hen heeft
liefgehad. Nota bene ten koste van Ezau, hoewel dat zijn
broer was. Waarom dat onderscheid?
Kijk, daar begint het ongeloof. Dat begint bij Gods raad
en wil er de menselijke maatlat van rechtvaardigheid naast
leggen. Jacob en Ezau waren beiden zondaren. Het gaat in
dit gedeelte niet om de oorsprong van Gods raad in het feit
dat Hij Jacob beminde en Ezau onbemind liet. Het gaat
erom dat Hij de nazaten van deze – uit genade – beminde
aanspreekt, dat zij aan Gods beminning geen rechten kunnen
ontlenen, maar eveneens van genade moeten leven!
God spreekt hier genadig tot mensen die Hem verwijten
durven maken. Maar wat doen wij? We halen die woorden
uit hun verband en plaatsen ze in het kader van Gods uitverkiezing;
om er vervolgens onze menselijke vraagtekens bij
te plaatsen. Ezau is de gewaarschuwde man die voor twee
telt! Denk dus niet dat dat dan niet geldt voor Jacob!
Gods afkeer
“Ik heb geen lust aan u, zegt de HEERE der heirscharen,
en het spijsoffer is Mij van uw hand niet aangenaam.”
(Maleachi 1:10b)
Daar zou je met de ‘One-talent man’ uren over hebben
kunnen bomen. “Ik heb geen lust aan u”. Hard. Straf. Dat is
de heer ten voete uit, zou hij hebben gezegd. In die woorden
ervaar je direct de afstand. Maar wat is precies de context?
In het vorige stukje ging het daar al even over. Jacob is
nog netjes bezig om godsdienstig te zijn. Ze offeren wel
volgens de voorgehouden regeltjes, maar... hun hart is er niet
bij betrokken. De Heere Jezus citeert Jesaja als hij zegt: “Dit
volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar
hun hart houdt zich verre van Mij” (Mattheüs 15:8).
Dat is de oudste zoon uit de gelijkenis ten voete uit! Hij
diende zijn Vader eigenlijk alleen om loon – of erger nog: om
de erfenis! Wetten zijn goed en nodig. Maar wetticisme is
een brug te ver. Dan maken we van Gods leefregels een
harteloos leefpatroon. Dan wordt de dienst aan de HEERE
een van de vele lifestyles hier op aarde. De een is sportief, de
ander godsdienstig. De een is hardloper, de ander is moslim,
een derde behoort tot de gereformeerde gezindten.
Allen leven volgens een bepaalde discipline (daar hoor je
het woord discipel in). Mensen die discipel van de wet zijn,
zitten met de farizeeën op de stoel van Mozes. “Zij gaven hem
dan scheld woorden, en zeiden: Gij zijt Zijn ( Jezus’) discipel;
maar wij zijn discipelen van Mozes” ( Johannes 9:28). Jezus
zegt: “Die niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn discipel
niet zijn” (Lukas 14:33). Dan heeft God een afkeer van je!
67
Een grimmig God
“Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw
grimmigheid worden wij verschrikt. Gij stelt onze
ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het
licht Uws aanschijns. Want al onze dagen gaan henen door
Uw verbolgenheid” (Psalm 90 : 7-9a)
68
Psalm 90 kun je als een heel zware psalm beschouwen. Mede
doordat deze psalm op een zwaarmoedig moment, oudjaarsavond,
vaak wordt gelezen. Toch beschrijven veel uitleggers
deze psalm als een lied van hoop op God en een troostlied
voor Gods kinderen in het donker van het leven. De psalm
eindigt namelijk heel hooggestemd en positief!
Als je de bovengenoemde tekstwoorden niet leest in het
licht van Jezus’ offer, zijn ze verpletterend. Dit is God, zoals
we Hem hebben ‘gemaakt’ door te kiezen voor de zonde in
Genesis 3. We kunnen niet opeens doen alsof er niets is
gebeurd, daar in het paradijs. De ‘One-talent man’ is aldoor
bezig te verzuren en God als boeman te zien, zonder ooit
eens te bedenken dat hij juist zelf debet is aan deze verbolgen
houding van God over de zonde. Want de zonde had Hij niet
geschapen!
Wanneer je deze tekstwoorden wilt gebruiken in het
gesprek of de preek, moet je goed nadenken wat je doet!
Deze woorden uit hun verband nemen, zonder te spreken
over de schuld die wij nog elke dag groter maken, is van God
een karikatuur maken, terwijl Hij Zich juist zo genadig laat
kennen in de toonzetting van de bidder, Mozes, aan het einde
van deze psalm. Laten ook die verwachtingsvolle houding een
plek hebben in onze gesprekken.
God is ongenaakbaar
“Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk
licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft,
noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen.”
(1 Timotheüs 6 : 16)
Mijn leraar scheikunde op de Driestar begon altijd zijn gebed
met God aan te roepen als ‘U, Die een ontoegankelijk licht
bewoont’. Dat God ‘ontoegankelijk’ blijkt te zijn, in zeker
koren op de molen van de ‘One-talent man’. “Zei ik het je
niet?”, zou hij uitroepen. “Hoor je het ook eens van een ander
en niet de eerste de beste! Paulus, een ex-farizeeër die nota
bene een volgeling van Jezus Zelf is geworden. Zelf híj geeft
toe dat God ontoegankelijk is.”
Als je de tekst zo leest, dan zie je een helwit licht en daar
middenin zit God, net zoals de engel die in de kerstnacht bij
de herders in de velden van Efratha stond. Maar zegt de tekst
dat? Als je de grondtekst bekijkt, dan zie je dat het woord
‘ontoegankelijk’ inderdaad ‘ongenaakbaar’ betekent; niet erg
laagdrempelig. Maar waar ontbreekt die laagdrempeligheid?
Niet in het feit dat je God nooit kunt benaderen, maar dat
Hij in Zichzelf (lees de Kanttekeningen) een volmaaktheid
en heerlijkheid bezit, die niemand kan begrijpen. Licht heeft
dus met verstand en ‘zijn’ te maken.
En het tweede in deze tekst vertelt ons dat wij Hem met
ons menselijk- of lichamelijk oog niet kunnen zien, want…
Hij is geestelijk. God is dus van een geheel andere orde dan
wij mensen. Dat blijkt wel uit het feit dat wij Zijn Woord zo
vaak anders uitleggen dan dat Hij het voor ons heeft bedoeld.
Waar zou dat toch aan liggen?
69
God is een verterend vuur
“Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur,
een ijverig God.” (Deuteronomium 4:24)
70
“Ik wist dat u een hard, ongenaakbaar heer was,” zo lichtte de
‘One-talent man’ zijn gedrag toe. Zijn heer was nu eenmaal
zo; daar moest hij het maar mee doen, meende hij. Mensen
die zo denken gaan zich enerzijds wrevelig gedragen en
proberen anderzijds met paaien die bedreigend factor óf op
afstand te houden óf tevreden te houden. Uit pure angst.
Is dat de bedoeling van de karakterisering van God, dat
Hij een verterend vuur is? Inderdaad laat de HEERE Zich in
zowel het Oude als het Nieuwe Testament op deze wijze
kennen, waar dingen botsen met Zijn heiligheid. Vooral naar
Zijn verbondsvolk toe. De tekst hierboven is bedoeld – lees
de Kanttekeningen – om het volk af te schrikken om de berg
Sinaï te betreden, tegen het uitdrukkelijke verbod van God
in. Tegen God in gaan is zonder water en met blote handen
vechten tegen een allesverterende vuurzee, die hectare bos na
hectare bos in de as legt. Dus wees gewaarschuwd!
Maar we komen deze term ook meerdere keren tegen, als
de HEERE Zijn volk wil troosten en hen met deze woorden
wil vertellen dat hun vijanden ook Zijn vijanden zijn en dat
die geen schijn van kans maken tegen Hem. Hoe veilig mag
het volk zich dan weten, als de HEERE met hen is!
In Jesaja 30 lezen we: “Er zal een lofzang bij ulieden zijn
[…] En de HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de
nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn,
en een vlam van verterend vuur….” Wie bewust tegen God
strijdt, mag gewis voor Zijn straffen beven. Die wel!
God kun je toch niet snappen
“Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten,
en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE.
Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde,
alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen,
en Mijn gedachten dan ulieder gedachten.” ( Jesaja 55 : 8-9)
Waarom zou je niet willen nadenken over waarom God iets
doet, zoals Hij het doet? Er wordt nogal eens te snel gezegd:
“Dat begrjpen wij toch niet.” Alsof de HEERE nooit iets
vertelt over Zijn handelen. Dat is ook een vertekend beeld
van Hem. Hoewel er momenten zijn waarop we de weg van
de HEERE niet zien en het overzicht kwijt zijn. Verontrust
ons dat of stelt het ons gerust: Hij weet wat goed voor ons is?
De tekst hierboven vertelt daar echter niets over. God laat
Zich in deze woorden juist van een heel andere kant kennen.
Wij mensen hebben al snel de neiging om wrok te koesteren
– of op zijn minst boosheid en gekrenkte trots – wanneer
mensen ons niet eerlijk behandelen. En juist dát is het, waar
de HEERE hier op inhaakt: Ik ben de geheel Andere! Mijn
wegen, Mijn manier van reageren en handelen is zo totaal
anders dan die van de mens.
Lees de Kanttekeningen maar: “…het is alsof Hij zei: Gij
mensen zijt van zulken aard, dat gij het niet lichtelijk vergeeft
noch vergeet als u iemand vertoornd heeft, inzonderheid als hij het
te grof maakt; maar Ik vergeef spoedig al degenen, wien het leed is
dat zij Mij vertoornd hebben en die mij om vergeving bidden. Ik
ben ook niet wankelmoedig, of ongetrouw, gelijk de mensen, maar
al wat Ik beloof doe Ik gewisselijk.” Had jij dát in die woorden
gelezen? Wat een troost geeft de HEER ons hier!
71
Kruipen voor God
“En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch;
ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere,
hoewel ik stof en as ben!” (Genesis 18: 27)
72
Daar zijn wat een manieren bedacht om tot God te naderen!
Vaak zelfs bedacht door mensen die beweren dat ze God niet
persoonlijk kennen. Er zijn mensen die zich graag zien als
‘slijk aan ’s Heeren heiligen vingeren’. Waarbij ze zich met
een zekere graagte verlagen tot slijk (of kon het zijn nóg
minder). De uitdrukking ‘slijk aan Gods vingers’ verwijst
echter naar de bruikbaarheid in Gods plan, zoals het slijk dat
werd gebruikt om de ogen van de blinde man te bestrijken.
Maar nu ‘onderwonden’. Wat is dat voor houding? Het
woord klinkt uiterst nederig in onze oren. Vooral vanwege
het ‘stof en as’ dat Abraham daarna noemt. Hij neemt dus
een plaats beneden het ‘slijk’ aan. Maar wát zegt Abraham
eigenlijk met dat woord ‘onderwonden’?
Het betekent zoveel als ‘bereidheid tonen’, ‘volharden’,
‘ondernemen’ of zelfs ‘iets wagen’. Wat oneerbiedig gezegd
had Abraham het lef om tot God te spreken. Vanwaar dat
lef? Omdat hij zich ‘stof en as’ wist. Hij was de vergankelijke
tegenover God de onvergankelijke. Maar... er is meer. Hij
waagde het om met God in discussie te gaan over Sodom.
Vanwege Loth! Hij was een heilige durfal.
En let er dan eens op welke ruimte God hem geeft. Hij
sprak even daarvoor: “Zou ik voor Abraham verbergen wat Ik
ga doen?” Het oordeel raakte Abraham. En omdat hij de
HEERE kende, durfde hij het aan om daarover in gesprek te
gaan. Met God in gesprek gaan... durf jij het aan?
Je bent een stank in Gods neus
“Die daar zeggen: Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet,
want ik ben heiliger dan gij. Deze zijn een rook in Mijn
neus, een vuur, den gansen dag brandende.” ( Jesaja 65 : 5)
Ooit zei een vrouw tegen mij: “Ik ben opgegroeid met dat je
als mens niks voorstelde voor God; je was een stank in Gods
neusgaten!” Ik was enigszins onthutst over zulke woorden die
zij als kind van haar ouders had meegekregen. Zulke dingen
zou ik nooit zeggen. Hoe komen ouders daartoe?
Bovengenoemde tekst vertelt over mensen die worden
vergeleken met een stinkende walm in Gods neusgaten. Het
zijn arrogante mensen die God niet nodig hebben. Het volk
wordt al in vers 1 beschreven als ‘niet naar God zoekend’ en
toch hebben ze God gevonden. Er was in hen geen enkele
aanleiding dat God naar hen zou omzien. Zij hadden het
bepaald niet verdiend. Sterker nog… en dan gaat God eens
fijntjes beschrijven hoe walgelijk ze zich gedroegen, voordat
ze God vonden, die ze – hoe paradoxaal – niet zelf zochten.
Er zat nou helemaal niks bij nota het verbondsvolk dat
God tot liefde bewoog. Het kwam puur uit Hem Zelf! Heb
je daar al eens over nagedacht, beste eentalenters?
Die stank, waarover Jesaja moet profeteren, was maar niet
een voorbijgaande walm. Nee, 24/7 creëerden ze die stank in
Gods neusgaten. Rook is het beeld van straf, oordeel. Ja, dat
komt er dus van. Wij mensen waren al lang van getergde
kwaadheid uit ons vel gebarsten. Maar God is zo anders: Hij
laat Zich vinden. Zou je daar niet heel klein van worden?
Kun jij dát begrijpen? Komt, laten we aanbidden, deze God
en Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon!
73
Graaf maar dieper, o mensenkind
“Mensenkind, graaf nu … […]
Gij zult nog wederom grotere gruwelen zien dan deze.”
(Ezechiël 8 : 8b en 15b)
74
De gezelschappen in de kerkgeschiedenis hebben nogal wat
ontsporingen teweeg gebracht op het gebied van kennis van
de Schrift. Er werd soms zomaar wat aan elkaar gelijmd,
zonder te letten op tekstverbanden en contexten. Zo stond er
in 1981 een artikel in het RD ‘Van onzorgvuldige citaten en
niet bestaande teksten’. Daarin kun je het volgende lezen: “Al
menigmaal heb ik met de stelligheid van een letterlijk citaat horen
voordragen: graaf maar dieper, o mensenkind en gij zult grotere
gruwelen vinden. De profeet Ezechiël biedt dat aaneengesloten
geheel echter niet. In Ezechiël 8 vers 8 komt het gebod ‘mensenkind,
graaf nu in dien wand’. En pas in vers 15 luidt het: ‘Gij
zult nog wederom groter gruwelen zien dan deze’.”
Het ergste is nog niet dat twee losse tekstdelen aan elkaar
worden geplakt, maar dat ze ook van een totaal andere lading
worden voorzien. De opdracht aan de profeet om ergens in te
graven, tijdens zijn visioen, wordt nu uitgelegd als een van de
belangrijkste geestelijk bevindingen: het graven in jezelf om
al meer zondekennis te vergaren. En dat, terwijl zondekennis
geen doel op zich is.
Mensen met de mentaliteit van de ‘One-talent man’ zijn
er altijd op uit om Gods Woord te laten buikspreken en dat
Woord te gebruiken voor hun eigen, verdroven, theologiën.
En juist dat rekent de HEERE zwaar aan, wanneer we het
beeld van Hem aan anderen verwrongen en verdraaid doorgeven.
Zo brengen we anderen ten val!
Nauwelijks zaligworden
“Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE,
want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, één uit een
stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion.”
( Jeremia 3 : 14)
Ooit hoorde ik een predikant zich afvragen tijdens de preek
of er nog wel échte bekeerde mensen bestaan. Hij noemde ze
‘witte raven’, die je eigenlijk niet meer tegenkomt. Dat zei
natuurlijk ook iets over de prediker zelf! Mensen die zulke
dingen zeggen, lijken precies te kunnen aangeven wie wel en
wie niet tot Gods volk behoren. Dat is uiterst gevaarlijk! Hoe
oprecht men het misschien ook bedoelt, toch lijken zulke
mensen als twee druppels water op de ‘One-talent man’.
Worden er volgens hen eigenlijk nog wel mensen zalig?
Nauwelijks! Dan wordt 1 Petrus 4 : 18 weleens aangehaald,
waar staat dat “de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt”. Maar
waar ziet dat ‘nauwelijk’ eigenlijk op? Wanneer je de Kanttekeningen
lees, ontdek je dat dat betekent “door veel strijd,
verdrukking, benauwdheid, beproeving en kastijding. Maar
aan de andere kant is de zaligheid volgens Gods belofte tóch
zeker en gewis!
Zo citeert men ook nogal makkelijk dat clichée “één uit
een stad, twee uit een geslacht…” Als zou het maar een geluk
zijn wanneer de zaligheid jou treft. Het is bij God maar een
‘misschientje’. Maar waar baseer je dat op? Staat de bovenstaande
Bijbeltekst uit Jeremia 3 niet boordevol genade en
goedheid van God. Nota bene het afkerige tienstammenrijk
krijgt de belofte dat er terug zullen keren in Israël: minimaal
1 per stad en 2 per geslacht. Wat een genade!
75
Tenslotte
Ongetwijfeld ken jij nog andere teksten die, wanneer ze uit
hun verband worden gerukt, een verkeerd beeld van God
creëren. Schrijf ze hieronder eens op voor je zelf en ga op
zoek naar wat er écht staat. En maak bespreekbaar waarom
deze teksten zo’n impact in jouw leven hebben gehad.
76
De
‘One-talent
man’
De ‘One-talent man’… dat is
die man uit de gelijkenis, die
slechts één talent ontving. Was
hij niet zo begaafd als anderen?
Dat zeggen mensen soms: “Ik
heb niet zoveel talent”. Het is
vaak een excuus. Dit boek laat
zien dat deze ‘One-talent man’
wel degelijk een talent heeft, maar het niet gebruikt!
Niet voor niets wijdt de Heere Jezus de helft van
deze gelijkenis aan juist déze ene figuur! Deze man is
het allarmerende en beschamende symbool voor
schijn-christendom! Misschien wel juist dát deel van
het christendom, waar men het zo goed kan weten,
omdat daar zo veel over godsdienst wordt gesproken en
geschreven. Waar zoveel aandacht is voor devotie en
bevinding.
In dit boekje wordt deze ‘One-talent man’ uit de
schaduw gehaald. Hij is de man die met veel kritiek
naar de wereld om hem heen kijkt. Hij meent stellig
zijn heer te kennen, bij bevinding. Hij waakt over de
zuiverheid van de leer. Hoe schokkend is echter zijn
ontnuchtering!
Deze figuur staat misschien wel dichter bij ons, dan
we op het eerste gezicht denken. Wellicht in onze kerk,
in onze gemeente, in onze kerkbank, of... in ons eigen
hart! Dat moet toch tot bekering leiden? Of... leidt het
juist tot verharding?