01.05.2023 Views

ProMedicDNA Demo NL

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>ProMedicDNA</strong><br />

Wolfgang Amadeus<br />

DEMO_ML


BEGELEIDEND SCHRIJVEN<br />

Geachte heer Amadeus,<br />

Uw monster voor de analyse kwam op 25/11/2020 in het laboratorium binnen en is in<br />

overeenstemming met de strengste kwaliteitsstandaard voor laboratoria beoordeeld.<br />

De resultaten zijn beoordeeld en vrijgegeven door twee onafhankelijke genetici en<br />

moleculair biologen. Nadat wij de resultaten binnenkregen, hebben wij uw persoonlijk<br />

rapport samengesteld. We bieden de resultaten bij deze aan u aan in de gewenste<br />

vorm.<br />

We willen u graag bedanken voor uw vertrouwen en hopen dat u tevreden bent met<br />

onze dienstverlening. We staan altijd open voor vragen en suggesties, dus twijfel<br />

alstublieft niet op contact met ons op te nemen. Dit is immers de enige manier voor ons<br />

om continu onze dienstverlening te kunnen verbeteren.<br />

We hopen dat de analyse aan uw verwachtingen voldoet!<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Dr. Daniel Wallerstorfer BSc.<br />

Laboratoriumdirecteur<br />

René Rohrmanstorfer, MSc.<br />

Laboratoriummanager


<strong>ProMedicDNA</strong><br />

Persoonlijke analyseresultaten van:<br />

Wolfgang Amadeus | Geboortedatum: 01/01/1990<br />

Bestelnummer:<br />

DEMO_ML<br />

Dit rapport bevat persoonlijke medische informatie en is zeer<br />

vertrouwelijk. Data beveiliging is essentieel.<br />

DEMO_ML Pagina 1 van 299


GENETICA<br />

Hoe genen uw gezondheid beïnvloeden<br />

Het menselijk lichaam bestaat uit ongeveer 50 biljoen cellen. De meeste<br />

van deze cellen hebben een nucleus met 46 chromosomen. Een<br />

chromosoom bestaat uit een gespiraliseerde draad: de dubbele DNA-helix.<br />

Chromosoom<br />

Cellen<br />

Dubbele DNA-helix<br />

Lactasegen (LCT)<br />

Lichaam (50 biljoen<br />

cellen)<br />

A = gezond<br />

G = risico<br />

Trombosegen (FV)<br />

DNA is de genetische code<br />

die de blauwdruk van het<br />

menselijk lichaam vormt.<br />

Deze genetische code<br />

bestaat uit ongeveer 3,1<br />

miljard moleculen. Elke<br />

molecuul wordt aangeduid<br />

met een letter. De genen<br />

omvatten circa 1% van deze<br />

code. Elk gen is een<br />

instructie voor het lichaam,<br />

waarbij het meestal om één<br />

functie gaat. Zo vertelt een<br />

aantal genen hoe het<br />

lichaam de iris vorm moet<br />

geven. Verschillen in deze<br />

genen leiden tot verschillen<br />

in oogkleur. Elke functie van<br />

het lichaam wordt<br />

gereguleerd door een of<br />

meer genen, waaronder de<br />

manier waarop we voeding<br />

en medicatie verwerken.<br />

Onze genen zijn niet geheel zonder fouten. De genen van elk mens worden enigszins veranderd<br />

door omgevingsfactoren. De meeste van deze veranderingen hebben geen effect, een klein<br />

aantal heeft een schadelijk effect en een nog kleiner aantal kan een nuttig effect hebben.<br />

Ouders geven deze veranderingen en de bijbehorende effecten door aan hun kinderen. De<br />

meeste genetische defecten erven we dus van onze ouders.<br />

Daarnaast ontwikkelden onze genen zich zodanig dat de eerste mensen in hun ‘primitieve’<br />

wereld konden leven. Sommige van onze genetische eigenschappen kunnen botsen met de<br />

moderne tijd. Zo is de genetische aanleg om vetten snel op te slaan en langzaam af te geven<br />

nuttig voor mensen die geconfronteerd worden met voedselschaarste. Ze hebben dan een<br />

grotere kans op overleven omdat hun lichaam vetten efficiënt gebruikt. In onze tijd is deze<br />

eigenschap echter schadelijk omdat het lichaam hierdoor is geprogrammeerd om snel aan te<br />

komen en langzaam af te vallen. Genen verhogen ons risico op een hartinfarct en veroorzaken<br />

DEMO_ML Pagina 2 van 299


astma, allergieën, lactose-intolerantie en vele andere aandoeningen.<br />

Genetische eigenschappen kunnen onze gezondheid beïnvloeden. Terwijl sommige genetische<br />

defecten tot ziekte leiden, verhogen de meeste genetische eigenschappen slechts het risico op<br />

het krijgen van een ziekte. Zo kan iemand genen hebben die het risico op diabetes verhogen.<br />

Maar niet iedereen die een risico op diabetes heeft, ontwikkelt deze aandoening ook<br />

daadwerkelijk. Bovendien kunnen zelfs mensen met een hoog risico op diabetes dit risico met<br />

een juist voedings- en trainingsschema verlagen. Andere genetische eigenschappen leiden<br />

uitsluitend tot ziekte als ze geactiveerd worden door een specifieke omgevingsfactor. Zo is<br />

lactose-intolerantie een genetische aandoening waarbij iemand door het drinken van melk ziek<br />

wordt. Als deze persoon echter nooit melk drinkt, vertoont hij geen symptomen van deze<br />

aandoening.<br />

Dankzij de nieuwste technologieën kunnen nu specifieke genen geanalyseerd worden om te<br />

bepalen of u genetische eigenschappen hebt die samenhangen met uiteenlopende<br />

aandoeningen. Op basis van de resultaten van deze analyse kunnen we een<br />

preventieprogramma opstellen dat uw persoonlijke risico op aandoeningen aanzienlijk<br />

vermindert en u in goede gezondheid houdt.<br />

Een gezonde levensstijl vermindert uw risico op vele aandoeningen, of u nu wel of geen<br />

specifieke informatie over uw genetische eigenschappen hebt. Wij geven u echter aanvullende<br />

informatie over mogelijke veranderingen in uw levensstijl die niet tot een standaard medisch<br />

advies behoren. Er zijn vele voorbeelden, maar een van de eigenschappen die we analyseren,<br />

betreft een gen dat het vermogen van uw lichaam om ijzer op te nemen vermindert. Als u deze<br />

eigenschap hebt, adviseren we naast de gebruikelijke aanbevelingen de inname van<br />

ijzersupplementen, zodat uw lichaam al het ijzer binnenkrijgt dat u nodig hebt.<br />

Deskundigen schatten dat elk mens ongeveer 2000 genetische defecten heeft die de<br />

gezondheid kunnen aantasten en in sommige gevallen ziekten kunnen veroorzaken. Een grote<br />

verscheidenheid aan factoren kan veranderingen in onze genen (ook wel mutaties genoemd)<br />

veroorzaken. In enkele gevallen kunnen deze mutaties nuttig voor ons zijn. De overgrote<br />

meerderheid heeft echter geen of een negatief effect op onze gezondheid. De bekendste<br />

oorzaak van mutaties – zoals door de media en Hollywoodfilms gepresenteerd – is<br />

radioactiviteit. Radioactieve straling en deeltjes beïnvloeden inderdaad het DNA in onze cellen<br />

en bewerkstelligen een fysieke verandering van onze genen. In werkelijkheid blijven ze meestal<br />

onopgemerkt of veroorzaken ze dodelijke aandoeningen, zoals kanker, of aangeboren<br />

afwijkingen. Daarnaast komen mutaties tot stand door stoffen zoals koolstof, die uit<br />

aangebrande voeding opgenomen kan worden. Koolstof dringt de cellen binnen en beschadigt<br />

onze genen, waardoor onder meer darmkanker kan ontstaan. Ook uv-straling van de zon kan<br />

onze genen beschadigen en aandoeningen zoals huidkanker veroorzaken.<br />

Externe invloeden kunnen de genen schade berokkenen en hun werking verstoren, maar het<br />

merendeel van onze defecte genen is afkomstig van onze ouders. Elk embryo krijgt de ene helft<br />

van zijn genen van zijn vader en de andere helft van zijn moeder. Dit levert een nieuwe mens op<br />

die eigenschappen van beide ouders heeft. De bijbehorende genetische defecten worden helaas<br />

ook doorgegeven. Zo kan een genetisch defect dat een hartinfarct kan veroorzaken, van de<br />

vader op zijn kind en daarna op zijn kleinkind en weer verder doorgegeven worden, zodat<br />

dezelfde aandoening aan elke generatie overgedragen wordt. De doorgifte van een genetisch<br />

defect gebeurt echter willekeurig. Zo kunnen sommige kleinkinderen het defecte gen wel<br />

hebben en andere niet.<br />

Elk mens is het unieke resultaat van generaties genetische eigenschappen die bij elkaar<br />

gekomen zijn en zich gecombineerd hebben. Sommige van deze eigenschappen hebben een<br />

negatief effect op onze gezondheid. Met de nieuwste technologieën kunnen we nu eindelijk<br />

iemands genen onderzoeken en zijn persoonlijke gezondheidsrisico’s en sterke kanten<br />

DEMO_ML Pagina 3 van 299


vaststellen. In veel gevallen kunnen met deze kennis en door een aantal voorzorgsmaatregelen<br />

aandoeningen zelfs voorkomen worden. Dit is de volgende stap in de preventieve geneeskunde<br />

en een nieuwe generatie gezondheidszorg.<br />

DEMO_ML Pagina 4 van 299


Overzicht van actiepunten<br />

Risico's in het oranje / rode gebied moeten met uw arts worden besproken<br />

Medicijnen<br />

Diabetes<br />

Prostaatkanker<br />

▲<br />

▲<br />

Hemochromatose (Ijzerstapeling)<br />

▲<br />

Darmkanker<br />

▲<br />

Osteoporose<br />

▲<br />

Skin Health Sensor<br />

Gewrichten<br />

▲<br />

▲<br />

Longkanker<br />

Gluten<br />

▲<br />

▲<br />

Hart-en vaatziekten<br />

Lactose<br />

▲<br />

▲<br />

Trombose<br />

▲<br />

IBD (ziekte van Crohn)<br />

Hypertensie (hoge bloeddruk)<br />

▲<br />

▲<br />

Glaucoom<br />

▲<br />

Alzheimer<br />

Maculadegeneratie<br />

▲<br />

▲<br />

Schizophrenia Sensor<br />

▲<br />

Parodonditis<br />

▲<br />

Depression Sensor<br />

▲<br />

HIV Resistance Sensor<br />

▲<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 5 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Medicijnen<br />

Bijwerkingen van medicijnen voorkomen en resultaten verbeteren


Hoe medicijnen in uw lichaam werken<br />

FARMACOGENETICA<br />

Ieder mens reageert anders op medicijnen. Sommigen hebben bij een bepaald medicijn veel<br />

baat, terwijl anderen lichte tot dodelijke bijwerkingen ondervinden. Naar schatting 7% van de<br />

patiënten heeft te maken met ernstige bijwerkingen en circa 0,4% overlijdt aan de gevolgen<br />

ervan. Ongewenste bijwerkingen van medicijnen zijn de op vier na meest voorkomende<br />

doodsoorzaak in de westerse wereld. Meestal worden deze bijwerkingen bepaald door<br />

overgeërfde genetische variaties of interacties tussen bepaalde medicijnen.<br />

De weg van medicijnen door ons lichaam<br />

Medicijn heeft<br />

effect<br />

medicijn wordt<br />

ingenomen<br />

enzymgen<br />

medicijn is bereid<br />

voor afbraak door<br />

enzym<br />

Als een medicijn ingenomen<br />

of geïnjecteerd wordt, komt<br />

het eerst in de bloedbaan<br />

terecht. Via het bloed<br />

bereikt het het doelorgaan.<br />

Het medicijn wordt herkend<br />

door bepaalde enzymen, die<br />

het afbreken en uit de<br />

bloedbaan verwijderen.<br />

Hierdoor verliezen de<br />

meeste medicijnen hun<br />

werking. Het gedeactiveerde<br />

medicijn wordt vervolgens<br />

met behulp van de nieren<br />

uit het bloed gefilterd en<br />

uiteindelijk via de urine<br />

uitgescheiden.<br />

medicijn komt in<br />

urine terecht<br />

DEMO_ML Pagina 8 van 299


Langdurige behandeling met medicijnen<br />

Omdat veel medicijnen langdurig werken, moeten ze met regelmatige tussenpozen ingenomen<br />

worden, zodat de hoeveelheid van het medicijn in de bloedbaan binnen de juiste grenzen blijft.<br />

toediening<br />

Medicijn in bloed<br />

Werkingsgebied<br />

0 uur 8 uur 16 uur 24 uur 32 uur<br />

Tijd (uren)<br />

Op deze manier behoudt het medicijn de juiste concentratie en heeft het het gewenste effect.<br />

Genetische defecten remmen de afbraak van het medicijn.<br />

Medicijn heeft<br />

effect<br />

medicijn wordt<br />

ingenomen<br />

enzymgen<br />

medicijn wordt niet<br />

gefilterd uit<br />

bloedstroom<br />

Helaas hebben veel mensen<br />

een defect in een van de<br />

enzymproducerende genen<br />

die essentieel zijn voor dit<br />

proces.<br />

Het medicijn komt ook nu in<br />

de bloedbaan terecht en<br />

heeft het gewenste effect,<br />

maar enzymen breken het<br />

niet af en het blijft<br />

aanzienlijk langer in het<br />

bloed zitten. Bij één dosis<br />

levert dit weinig problemen<br />

op. Maar als iemand drie<br />

keer per dag warfarine<br />

inneemt, stijgt langzaam<br />

het warfarinegehalte in het<br />

bloed totdat er giftige<br />

bijwerkingen optreden.<br />

DEMO_ML Pagina 9 van 299


Het probleem met de regelmatige toediening van een medicijn in geval van<br />

een genetisch defect<br />

In het geval van bloedverdunners is de werking van de medicatie aan het begin van de<br />

behandeling op het juiste niveau. Bij elke toediening neemt de concentratie van het medicijn<br />

echter steeds iets toe, totdat het punt bereikt wordt waarop er een ongecontroleerde bloeding<br />

optreedt.<br />

genetisch defect vertraagt<br />

afbraak van medicijn<br />

Medicijn in bloed<br />

toediening<br />

giftige concentratie<br />

ongewenste<br />

bijwerkingen<br />

Werkingsgebied<br />

0 uur 8 uur 16 uur 24 uur 32 uur<br />

Tijd (uren)<br />

Dit betekent dat de 20% van de bevolking met een genetisch defect een aanzienlijk lagere dosis<br />

warfarine toegediend moet krijgen, omdat de gebruikelijke dosis tot ernstige bijwerkingen kan<br />

leiden.<br />

DEMO_ML Pagina 10 van 299


Prodrugs: de voorlopers van werkzame medicijnen<br />

Bepaalde medicijnen, de<br />

zogenoemde ‘prodrugs’, worden<br />

in een niet-werkzame vorm<br />

ingenomen en kunnen alleen<br />

door de enzymen in het lichaam<br />

geactiveerd<br />

worden.<br />

Voorbeelden van dit type<br />

medicatie zijn tamoxifen, een<br />

medicijn ter voorkoming van<br />

kanker, en de pijnstiller<br />

codeïne.<br />

Een prodrug komt in zijn nietwerkzame<br />

vorm in de<br />

bloedbaan terecht. Enzymen in<br />

het bloed zetten het om in zijn<br />

werkzame vorm, waarna het<br />

effect heeft. Zo wordt de<br />

pijnstiller codeïne omgezet in<br />

morfine, zodat het de pijn kan<br />

verzachten.<br />

Medicijn heeft<br />

effect<br />

medicijn wordt<br />

ingenomen<br />

enzymgen<br />

Medicijn is<br />

geactiveerd door<br />

enzym<br />

medicijn komt in<br />

urine terecht<br />

Medicijn heeft<br />

geen effect<br />

medicijn wordt<br />

ingenomen<br />

enzymgen<br />

Medicijn is niet<br />

geactiveerd<br />

medicijn wordt<br />

niet gefilterd uit<br />

bloedstroom<br />

Het enzym dat een bepaalde<br />

prodrug in een medicijn<br />

omzet, werkt bij sommige<br />

mensen niet. Hierdoor heeft<br />

het medicijn nooit de<br />

gewenste werking en<br />

kunnen er alleen<br />

bijwerkingen optreden.<br />

In het geval van codeïne<br />

verzacht het de pijn niet na<br />

het innemen van het<br />

medicijn en moet er een<br />

alternatief<br />

medicijn<br />

gebruikt worden.<br />

In het geval van tamoxifen,<br />

een medicijn dat het<br />

opkomen van borstkanker<br />

voorkomt, kan de<br />

ineffectiviteit van het<br />

medicijn alleen worden<br />

bepaald als kanker zich<br />

daadwerkelijk ontwikkelt.<br />

DEMO_ML Pagina 11 van 299


FARMACOGENETICA<br />

Farmacogenetische genen<br />

De volgende genen en polymorfismen hebben invloed op de afbraak en het effect van<br />

uiteenlopende medicijnen. Uw genetische analyse heeft de volgende resultaten opgeleverd:<br />

CYP1A2<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs2069514 -3860G>A G/G<br />

rs762551 -163C>A C/C<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

CYP2B6<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs28399499 983T>C T/T<br />

rs34223104 -82T>C T/T<br />

rs3745274 516G>T G/G<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

CYP2C19<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs4244285 681G>A G/G<br />

rs4986893 636G>A G/G<br />

rs28399504 1A>G A/A<br />

rs56337013 1297C>T C/C<br />

rs72552267 395G>A G/G<br />

rs72558186 19294T>A T/T<br />

rs41291556 358T>C T/T<br />

rs17884712 431G>A G/G<br />

rs12248560 -806C>T C/C<br />

rs6413438 19153C>T C/C<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

CYP2C9<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs1799853 430C>T C/C<br />

rs1057910 1075A>C A/A<br />

rs28371686 1080C>G C/C<br />

rs9332131 818delA A/A<br />

rs7900194 449G>A G/G<br />

rs7900194 449G>T G/G<br />

rs28371685 1003C>T T/T<br />

rs56165452 1076T>C T/T<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*11/*11 POOR GEEN<br />

DEMO_ML Pagina 12 van 299


CYP2D6<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

Dup/Del xN x2<br />

rs1080985 -1584C>G C/C<br />

rs1065852 100C>T C/C<br />

CYP2E1<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs72559710 1132G>A G/G<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

rs774671100 del>A del/del<br />

rs201377835 883G>C C/C<br />

rs28371706 1023C>T C/C<br />

rs5030655 1707delT T/T<br />

rs5030865 1758G>T C/C<br />

rs5030865 1758G>A C/C<br />

rs3892097 1846G>A G/G<br />

rs35742686 2549delA A/A<br />

rs5030656 2615_2617delAAG T/T<br />

rs16947 2850C>T G/G<br />

rs5030867 2935A>C A/A<br />

rs28371725 2988G>A G/G<br />

rs59421388 3183G>A C/C<br />

rs1135840 4180G>C G/G<br />

rs5030862 124G>A C/C<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

CYP3A4<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs2740574 A>G A/A<br />

rs55785340 A>G A/A<br />

rs4986910 T>C T/T<br />

rs55951658 T>C T/T<br />

rs55901263 G>C G/G<br />

rs4646438 del>A del/del<br />

rs4986908 C>G C/C<br />

rs67784355 G>A G/G<br />

rs4987161 T>C T/T<br />

rs28371759 T>C T/T<br />

rs67666821 del>T del/del<br />

rs35599367 C>T C/C<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

CYP3A5<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs776746 6986A>G A/A<br />

rs10264272 14690G>A C/C<br />

rs55817950 3699C>T G/G<br />

rs28383479 19386G>A G/G<br />

rs41303343 27131_27132insT del/del<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

DEMO_ML Pagina 13 van 299


DPYD<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs3918290 1905+1G>A A/A<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*2A/*2A POOR GEEN<br />

NAT2<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs1801279 G191A G/G<br />

rs1041983 C282T C/C<br />

rs1801280 T341C T/C<br />

rs1799929 C481T C/T<br />

rs1799930 G590A G/G<br />

rs1208 A803G G/A<br />

rs1799931 G857A G/G<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

N/A INTERMEDIATE LANGZAAM<br />

TPMT<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs1800460 G>A G/G<br />

rs1142345 A>G A/A<br />

rs1800462 G>C G/G<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1/*1 EXTENSIVE NORMAL<br />

SLCO1B1<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs4149056 521T>C C/T<br />

rs2306283 388A>G T/T<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*1A/*5 INTERMEDIATE LANGZAAM<br />

VKORC1<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs9923231 -1639G>A C/C<br />

GENOTYPE<br />

RISICO<br />

C/C<br />

NO<br />

UGT1A1<br />

rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

rs887829 C>T T/T<br />

GENOTYPE METABOLIZER ACTIVITEIT<br />

*80/*80 POOR GEEN<br />

LEGENDE: rsNCBI = naam van onderzochte genetische variatie, POLYMORPHISM = patroon van genetische variatie, GENOTYPE =<br />

persoonlijk testresultaat, METABOLIZER = persoonlijk metabolisme profiel, ACTIVITEIT = enzymatische activiteit<br />

Let op: we hebben een selectie van de meest voorkomende genetische variaties die uw metabolisme beïnvloeden, onderzocht. Er zijn<br />

andere variaties, hoewel ze slechts zeer zelden voorkomen, die we niet grondig hebben getest en die ook van invloed kunnen zijn op<br />

uw metabolisme. Bovendien moet u geneesmiddeleninteracties, remmers, inductoren, levensstijl en bestaande medische<br />

aandoeningen overwegen voordat u een behandeling of medicijn kiest.<br />

DEMO_ML Pagina 14 van 299


Samenvatting van de relevante genen<br />

FARMACOGENETICA<br />

Hier kunt u uw status van onderzochte genen bekijken die relevant zijn voor de afbraak en<br />

activering van verschillende soorten medicatie.<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

FUNCTIE<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

3<br />

4<br />

1<br />

2<br />

2<br />

GENEN<br />

DPYD<br />

TPMT<br />

SLCO1B1<br />

UGT1A1<br />

VKORC1<br />

FUNCTIE<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

GEEN<br />

NORMAL<br />

Legenda<br />

UITGEBREIDE<br />

METABOLIZER<br />

(ZEER-)SNELLE<br />

METABOLIZER<br />

GEMIDDELDE<br />

METABOLIZER<br />

SLECHTE<br />

METABOLIZER<br />

GENE<br />

GENE<br />

GENE<br />

GENE<br />

NORMAAL<br />

SNEL<br />

TRAAG<br />

GEEN<br />

De afbraak en/of activering<br />

van geneesmiddelen via dit<br />

gen werkt normaal.<br />

RISICO ALLELE<br />

CARRIER<br />

De afbraak en/of activering<br />

van medicijnen via dit gen is<br />

sneller dan normaal.<br />

GEEN RISICO ALLELE<br />

CARRIER<br />

De afbraak en/of activering<br />

van geneesmiddelen via dit<br />

gen is langzamer dan<br />

normaal.<br />

De afbraak en/of activering<br />

van geneesmiddelen via dit<br />

gen is onvoldoende.<br />

GENE<br />

GENE<br />

RISICO<br />

NORMAAL<br />

Deze genetische variatie<br />

verhoogt het risico op<br />

bijwerkingen van bepaalde<br />

geneesmiddelen.<br />

Deze genetische variatie<br />

verhoogt het risico op<br />

bijwerkingen niet.<br />

DEMO_ML Pagina 15 van 299


FARMACOGENETICA<br />

Evaluatie van medicijnen<br />

Aangezien de status van uw medicijnmetaboliserende genetica nu bekend is, kunnen we<br />

beoordelen hoe de afbraak en activering van verschillende geneesmiddelen in uw lichaam zijn<br />

aangetast. Op basis van deze informatie hebben we afzonderlijke medicijnen en actieve<br />

ingrediënten voor u geëvalueerd in 3 categorieën (effect, verdeling, dosis). Deze informatie<br />

helpt uw arts om de juiste selectie en dosering voor uw medicatie te bepalen.<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de<br />

verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit zelf de beslissing om te stoppen met het<br />

innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Hier volgt een uitleg van elk symbool dat in de resultatentabel wordt gebruikt:<br />

effect<br />

Gezien uw genetische kaart, heeft dit medicijn een normaal effect. Een<br />

dosisaanpassing is niet noodzakelijk vanuit een genetisch oogpunt.<br />

Je lichaam activeert dit medicijn te snel (meer dan 30% sneller). Dit kan<br />

leiden tot een overdosis van het actieve ingrediënt. Genetisch gezien wordt<br />

een lagere dosis aanbevolen.<br />

Afbraak<br />

Je lichaam activeert dit medicijn te langzaam (tussen 30% -70% van de<br />

normale activering). Dit kan leiden tot een te lage dosering van het actieve<br />

ingrediënt. Een hogere dosis zal nodig zijn om het optimale effect te<br />

bereiken, maar hier moet ook rekening worden gehouden met de<br />

doorslagsnelheid.<br />

Uw lichaam is niet in staat om het medicijn voldoende te activeren (minder<br />

dan 30% van de normale activering). Dit kan het medicijn niet effectief<br />

maken. Een alternatief voor dit medicijn wordt aanbevolen vanuit een<br />

genetisch oogpunt.<br />

Je lichaam kan dit medicijn met voldoende snelheid afbreken. Een<br />

aanpassing van de dosering is niet nodig op basis van genetica.<br />

Het medicijn wordt te snel door uw lichaam afgebroken (meer dan 30%<br />

sneller dan normaal). Dit kan leiden tot een te lage medicijnconcentratie.<br />

Genetisch gezien zou een hogere dosis nodig zijn om het gewenste effect te<br />

bereiken.<br />

DEMO_ML Pagina 16 van 299


Je lichaam is te traag in het afbreken van dit medicijn (tussen 30% -70% van<br />

de normale afbraak). Als u dit medicijn regelmatig gebruikt, kan dit leiden<br />

tot een constant toenemende concentratie van het medicijn in uw lichaam.<br />

Genetisch gezien wordt een lagere dosis aanbevolen.<br />

Uw lichaam kan het medicijn niet voldoende afbreken (minder dan 30% van<br />

de normale afbraak). Als het regelmatig wordt ingenomen, kan dit leiden tot<br />

een zeer hoge medicijnconcentratie in het lichaam met ernstige<br />

bijwerkingen tot gevolg. Een alternatief voor dit medicijn wordt aanbevolen<br />

vanuit een genetisch oogpunt.<br />

Dosering<br />

Noch het effect, noch de afbraak van de medicatie is aangetast. Een<br />

dosisaanpassing is niet noodzakelijk vanuit een genetisch oogpunt.<br />

Vanwege de snellere afbraak wordt een dosisverhoging van ongeveer 130%<br />

-200% aanbevolen vanuit een genetisch oogpunt. Begin met de<br />

standaarddosis. Bij gebrek aan therapeutisch succes, wordt een langzame<br />

dosisverhoging onder medisch toezicht geadviseerd.<br />

Vanwege een sterker effect of langzamere afbraak wordt een verlaging van<br />

de dosis tot 30% tot 70% van de standaarddosis aanbevolen vanuit een<br />

genetisch oogpunt. Het is raadzaam om met een kleine dosis te beginnen en<br />

de dosis alleen langzaam onder normale supervisie te verhogen als het<br />

therapeutische resultaat niet wordt bereikt.<br />

Vanwege geen effect of geen afbraak wordt een alternatief medicijn<br />

aanbevolen vanuit een genetisch oogpunt. Als dit niet mogelijk is, wordt<br />

aanbevolen om met een kleine dosis (3% - 70% van de standaarddosis) te<br />

beginnen en de dosis langzaam te verhogen tot de normale dosis onder<br />

medisch toezicht, als het therapeutische resultaat niet wordt bereikt.<br />

DEMO_ML Pagina 17 van 299


FARMACOGENETICA<br />

Effect op medicatie<br />

De volgende lijst bevat richtlijnen voor medicijnafgifte die zijn gepubliceerd door organisaties<br />

zoals het CPIC (Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium), de Koninklijke<br />

Nederlandse Vereniging voor de bevordering van de farmacie (DPWG), de CPNDS (Canadian<br />

Pharmacogenomics Network for Drug Safety) en andere professionele samenlevingen. Deze<br />

resultaten moeten altijd door de behandelend arts worden overwogen.<br />

Medicijnen status<br />

Abacavir r r G<br />

Acenocoumarol<br />

Amitriptyline<br />

Aripiprazole<br />

r U r<br />

r r r<br />

r N r<br />

Atazanavir r N G<br />

Atomoxetine<br />

Azathioprine<br />

Capecitabine<br />

Citalopram<br />

Clomipramine<br />

Clopidogrel<br />

Codeine<br />

Desipramine<br />

r r r<br />

r r r<br />

r G G<br />

r N r<br />

N r r<br />

r N r<br />

r r r<br />

r r r<br />

Aanbeveling voor jou<br />

Abacavir wordt niet aanbevolen. Hoog risico op<br />

overgevoeligheid (~ 6% van de patiënten) door de<br />

aanwezigheid van ten minste één HLA-B*57:01-allel.<br />

Controleer INR vaker.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Overweeg een alternatief middel, met name als<br />

geelzucht de patiënt aangaat.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Selecteer alternatief medicijn. Tegafur is geen geschikt<br />

alternatief omdat dit medicijn ook wordt<br />

gemetaboliseerd door DPD.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

DEMO_ML Pagina 18 van 299


Escitalopram<br />

Esomeprazole<br />

Flecainide<br />

Fluorouracil<br />

Fluvoxamine<br />

Haloperidol<br />

Imipramine<br />

Irinotecan<br />

Lansoprazole<br />

Mercaptopurine<br />

Metoprolol<br />

Nortriptyline<br />

Ondansetron<br />

Oxycodone<br />

Pantoprazole<br />

Paroxetine<br />

Phenprocoumon<br />

r N r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r G G<br />

r r r<br />

r N r<br />

r r r<br />

r N U<br />

r N r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r N r<br />

r N r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r U r<br />

Phenytoin r G U<br />

Propafenone<br />

Risperidone<br />

Sertraline<br />

r r r<br />

r r r<br />

r r r<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Selecteer alternatief medicijn. Tegafur is geen geschikt<br />

alternatief omdat dit medicijn ook wordt<br />

gemetaboliseerd door DPD.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Verlaag de startdosis met 30% voor patiënten die meer<br />

dan 250 mg/m2 krijgen. Verhoog de dosis als reactie op<br />

het aantal neutrofielen.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Controleer INR vaker.<br />

Gebruik de standaard oplaaddosis en verminder de<br />

onderhoudsdosis met 50%. Evalueer de respons en<br />

serumconcentratie na 7-10 dagen. Wees alert op ADE's<br />

(bijv. Ataxie, nystagmus, dysarthrie, sedatie).<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

DEMO_ML Pagina 19 van 299


Simvastatin r N G<br />

Tacrolimus r N N<br />

Tamoxifen<br />

G G r<br />

Tegafur r G G<br />

Thioguanine<br />

Tramadol<br />

Tropisetron<br />

Venlafaxine<br />

Voriconazole<br />

Warfarin<br />

Zuclopenthixol<br />

r r r<br />

r N r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r G r<br />

r G G<br />

r r r<br />

Schrijf een lagere dosis voor of overweeg een<br />

alternatieve statine (bijv. Pravastatine of<br />

rosuvastatine); overweeg routinematige CK-bewaking.<br />

Verhoog de startdosis 1,5-2 maal de aanbevolen<br />

startdosis. De totale startdosis mag 0,3 mg/kg/ dag niet<br />

overschrijden. Gebruik therapeutische<br />

medicijnbewaking om dosisaanpassingen te begeleiden.<br />

Vermijd matige en sterke CYP2D6-remmers. Start de<br />

therapie met de aanbevolen standaardzorgdosering.<br />

Selecteer alternatief medicijn. Fluorouracil of<br />

capecitabine zijn geen geschikte alternatieven omdat<br />

beide ook worden gemetaboliseerd door DPD.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Gebruik www.warfarindosing.org om de exacte dosering<br />

van warfarine te berekenen.<br />

Er is geen dosisaanbeveling voor dit medicijn.<br />

Bron: https://www.pharmgkb.org/page/citingPharmgkb<br />

DEMO_ML Pagina 20 van 299


FARMACOGENETICA<br />

Effect op medicatie<br />

De volgende lijst bevat medicijnen die zijn beoordeeld op hun afbraak- en activeringsroutes.<br />

Deze informatie helpt uw arts om uw medicatie correct te kiezen en te doseren.<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

[32P]Natriumphosphat r r r 4-dimethylaminophenol r r r Abacavir r r G<br />

Abarelix r r r Abciximab r r r Abiraterone r r r<br />

Acadesine r r r Acamprosate r r r Acarbose r r r<br />

Acebutolol r r r Aceclidine r r r Aceclofenac r G G<br />

Acefylline<br />

r r r Acemetacin r r r Acenocoumarol r U r<br />

Piperazine<br />

Acepromazine r r r Acetarsol r r r Acetazolamide r r r<br />

Acetohexamide r r r<br />

Acetohydroxamic<br />

Acid<br />

r r r Acetophenazine r r r<br />

Acetoxolone r r r Acetylcarnitine r r r Acetylcholin r r r<br />

Acetylcysteine r r r Acetyldigitoxin r r r Acetyldigoxin r r r<br />

Acetylglycinamide<br />

r r r Acetylleucine<br />

Acetylsalicylic<br />

r r r<br />

Chloral Hydrate Acid<br />

r G G<br />

Acipimox r r r Acitretin r r r Aclarubicin r r r<br />

Acriflavinium<br />

Chloride<br />

r r r Acrivastine r r r Adalimumab r r r<br />

Adefovir Dipivoxil r r r Ademetionine r r r Adenosine r r r<br />

Adinazolam r r r Adrafinil r r r Adrenalone r r r<br />

Afatinib r r r Afelimomab r r r Agomelatine r r r<br />

Ajmaline r r r Alanyl Glutamine r r r Alaproclate r r r<br />

Albendazole N N U Alclofenac r r r Alclometasone r r r<br />

Alcuronium r r r Aldesulfone Sodium r r r Aldosterone r r r<br />

Alemtuzumab r r r Alendronic Acid r r r Alfaxalone r r r<br />

Alfentanil r N N Alfuzosin r N N Algeldrate r r r<br />

Alginic Acid r r r Alimemazine r r r Aliskiren r N N<br />

DEMO_ML Pagina 21 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Alitretinoin r r r Alizapride r r r Allobarbital r r r<br />

Allopurinol r r r Allylestrenol r r r Almagate r r r<br />

Almasilate r r r Alminoprofen r r r Almitrine r r r<br />

Almotriptan r N N Alogliptin r r r Alosetron r r r<br />

Alprazolam r N N Alprenolol r r r Alprostadil r r r<br />

Alsactide r r r Altretamine r r r Alum r r r<br />

Aluminium<br />

Aluminium<br />

Aluminium<br />

r r r r r r<br />

Acetoacetate Acetotartrate Clofibrate<br />

Aluminium Glycinate r r r Aluminium Hydroxide r r r<br />

Aluminium<br />

Nicotinate<br />

r r r<br />

r r r<br />

Aluminium Phosphate r r r Alverine r r r Alvimopan r r r<br />

Amantadin r r r Ambazone r r r Ambenonium r r r<br />

Ambrisentan r r r Ambroxol r r r Amcinonide r r r<br />

Amezinium<br />

r r r Amfepramone r r r Amifostine r r r<br />

Metilsulfate<br />

Amiloride r r r Amineptine r r r Amino(Diphenylhydantoin)<br />

Valeric Acid<br />

r r r<br />

Aminobutyric Acid r r r Aminocaproic Acid r r r Aminogluthetimide r r r<br />

Aminohippuric Acid r r r Aminolevulinic Acid r r r<br />

Aminomethylbenzoic<br />

Acid<br />

r r r<br />

Aminophenazone r r r Aminophylline r r r Aminosalicylic Acid r r r<br />

Amiodarone r U U Amisulpride r r r Amitriptyline r r r<br />

Amlexanox r r r Amlodipine r N N Ammonium Chloride r r r<br />

Amobarbital r r r Amodiaquine r r r Amoxapine r r r<br />

Amoxicillin r r r Amphotericin B r r r Ampicillin r r r<br />

Amprenavir r N N Amrinone r r r Amrubicin r r r<br />

Amsacrine r r r Amyl Nitrite r r r Anagrelide r r r<br />

Anakinra r r r Anastrozole r r r Androstanolone r r r<br />

Anecortave r r r Anethole Trithione r r r Angiotensinamide r r r<br />

Anidulafungin r r r Anileridine r r r Aniracetam r r r<br />

Antimony<br />

r r r Apomorphine r r r Apraclonidine r r r<br />

Pentasulfide<br />

Aprepitant r N N Aprindine r r r Aprobarbital r r r<br />

Apronal r r r Aprotinin r r r Arbekacin r r r<br />

Arbutamine r r r Argatroban r N N Arginine Glutamate r r r<br />

DEMO_ML Pagina 22 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Arginine<br />

r r r Argipressin r r r Aripiprazole r N r<br />

Hydrochloride<br />

Arsenic Trioxide r r r Arsthinol r r r Artemether r N N<br />

Artemisinin r r r Artemotil r r r Artenimol r r r<br />

Artesunate r r r Articaine r r r Asenapine r r r<br />

Asparaginase r r r Aspoxicillin r r r Astemizole r N N<br />

Atazanavir r N G Atenolol r r r Atomoxetine r r r<br />

Atorvastatin r N N Atosiban r r r Atovaquone r r r<br />

Atracurium r r r Atropine r r r Auranofin r r r<br />

Aurothioglucose r r r Aurotioprol r r r Axitinib r r r<br />

Azacitidine r r r Azanidazole r r r Azapetine r r r<br />

Azapropazone r r r Azatadine r r r Azathioprine r r r<br />

Azidamfenicol r r r Azidocillin r r r Azithromycin r N N<br />

Azlocillin r r r Aztreonam r r r Bacampicillin r r r<br />

Baclofen r r r Balsalazide r r r Bambuterol r r r<br />

Bamethan r r r Bamifylline r r r Barbexaclone r r r<br />

Barbital r r r Barnidipine r r r Bazedoxifene r r r<br />

Beclamide r r r Beclometasone r r r Befunolol r r r<br />

Bekanamycin r r r Bemegride r r r Bemiparin r r r<br />

Benazepril r r r Bencyclane r r r Bendamustine r r r<br />

Bendroflumethiazide r r r Benfluorex r r r Benidipine r r r<br />

Benorilate r r r Benoxaprofen r r r Benperidol r r r<br />

Benproperine r r r Bentiromide r r r<br />

Benzathine<br />

Benzylpenicillin<br />

r r r<br />

Benzathine<br />

r r r Benzatropine r r r Benzbromarone r r r<br />

Phenoxymethylpenicillin<br />

Benzethonium r r r Benzilone r r r Benziodarone r r r<br />

Benznidazole r r r Benzocaine r r r Benzoctamine r r r<br />

Benzonatate r r r<br />

Benzoxonium<br />

Chloride<br />

r r r Benzydamine r r r<br />

Benzyl Benzoate r r r Benzylpenicillin r r r Benzylthiouracil r r r<br />

Bephenium r r r Bepridil r r r Beraprost r r r<br />

Bergapten r r r Betahistine r r r Betaine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 23 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Betaine<br />

r r r Betamethason r r r Betanidine r r r<br />

Hydrochloride<br />

Betaxolol r r r Betazole r r r Bethanechol r r r<br />

Bevacizumab r r r Bevantolol r r r Bevonium r r r<br />

Bexarotene r r r Bezafibrate r r r Bezitramide r r r<br />

Biapenem r r r Bibenzonium Bromide r r r Bibrocathol r r r<br />

Bicalutamide r N N Bietaserpine r r r Bifemelane r r r<br />

Bilastine r r r Bimatoprost r r r Bioallethrin r r r<br />

Biperiden r r r Bisacodyl r r r Bismuth Subcitrate r r r<br />

Bismuth Subnitrate r r r Bisoprolol r N N Bisoxatin r r r<br />

Bitolterol r r r Bleomycin r r r Bopindolol r r r<br />

Boric Acid r r r Bornaprine r r r Bortezomib r N N<br />

Bosentan r U U Bosutinib r r r Bretylium Tosilate r r r<br />

Brimonidine r r r Brinzolamide r N N Brivudine r r r<br />

Brodimoprim r r r Bromazepam r N N Bromazine r r r<br />

Bromfenac r r r Bromhexine r r r Bromides r r r<br />

Bromisoval r r r Bromocriptine r N N Bromopride r r r<br />

Bromperidol r r r Brompheniramine r r r Brotizolam r r r<br />

Broxyquinoline r r r Bucetin r r r Bucillamine r r r<br />

Bucladesine r r r Buclizine r r r Budesonide r r r<br />

Budipine r r r Bufexamac r r r Buflomedil r r r<br />

Buformin r r r Bufylline r r r Bumadizone r r r<br />

Bumetanide r r r Bunaftine r r r Buphenine r r r<br />

Bupivacaine r r r Bupranolol r r r Buprenorphine r N N<br />

Bupropion r r r Buserelin r r r Buspirone r N N<br />

Busulfan r N N Butalamine r r r Butamirate r r r<br />

Butanilicaine r r r Butaperazine r r r Butobarbital r r r<br />

Butoconazole r r r Butorphanol r r r Butriptyline r r r<br />

Butylscopolamine r r r Cabazitaxel r N N Cabergoline r N N<br />

Cadralazine r r r Cafedrine r r r<br />

Calcium<br />

Aminosalicylate<br />

r r r<br />

DEMO_ML Pagina 24 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Calcium Carbimide r r r Calcium Carbonate r r r Calcium Compounds r r r<br />

Calcium Dobesilate r r r Calcium Folinate r r r<br />

Calcium<br />

Levofolinate<br />

r r r<br />

Calcium Silicate r r r Camazepam r r r Camostat r r r<br />

Camphora r r r Camylofin r r r Candesartan r U U<br />

Candicidin r r r Canrenone r r r Capecitabine r G G<br />

Capreomycin r r r Captodiame r r r Captopril r r r<br />

Carbachol r r r Carbamazepine N N U Carbamide r r r<br />

Carbasalate Calcium r r r Carbazochrome r r r Carbenicillin r r r<br />

Carbenoxolon r r r Carbetocin r r r Carbidopa r r r<br />

Carbimazole r r r Carbinoxamine r r r Carbocisteine r r r<br />

Carbocromen r r r Carboplatin r r r Carboprost r r r<br />

Carboquone r r r Carbromal r r r Carbutamide r r r<br />

Carbuterol r r r Carfecillin r r r Carglumic Acid r r r<br />

Carindacillin r r r Carisbamate r r r Carisoprodol r r r<br />

Carmofur r r r Carmustine r r r Caroverine r r r<br />

Carteolol r r r Carumonam r r r Carvedilol r G G<br />

Casopitant r r r Caspofungin r r r Cathine r r r<br />

Cefacetrile r r r Cefaclor r r r Cefadroxil r r r<br />

Cefalexin r r r Cefaloridine r r r Cefalotin r r r<br />

Cefamandole r r r Cefapirin r r r Cefatrizine r r r<br />

Cefazedone r r r Cefazolin r r r Cefbuperazone r r r<br />

Cefcapene r r r Cefdinir r r r Cefditoren r r r<br />

Cefepime r r r Cefetamet r r r Cefixime r r r<br />

Cefmenoxime r r r Cefmetazole r r r Cefminox r r r<br />

Cefodizime r r r Cefonicide r r r Cefoperazone r r r<br />

Ceforanide r r r Cefotaxime r r r Cefotetan r r r<br />

Cefotiam r r r Cefoxitin r r r Cefozopran r r r<br />

Cefpiramide r r r Cefpirome r r r Cefpodoxime r r r<br />

Cefprozil r r r Cefradine r r r Cefroxadine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 25 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Cefsulodin r r r Ceftaroline Fosamil r r r Ceftazidime r r r<br />

Ceftezole r r r Ceftibuten r r r Ceftizoxime r r r<br />

Ceftobiprole<br />

Medocaril<br />

r r r Ceftriaxone r r r Cefuroxime r r r<br />

Celecoxib r G G Celiprolol r r r Cerium Oxalate r r r<br />

Cerivastatin r N N Ceruletide r r r Cetiedil r r r<br />

Cetirizine r N N Cetrorelix r r r Cetuximab r r r<br />

Cetylpyridinium r r r Cevimeline r N N<br />

Chenodeoxycholic<br />

Acid<br />

r r r<br />

Chinin r N N Chiniofon r r r Chloral Hydrate r r r<br />

Chloralodol r r r Chlorambucil r r r Chlorbenzoxamine r r r<br />

Chlorcyclizine r r r Chlordiazepoxide r N N Chlorhexidine r r r<br />

Chlormadinone r r r Chlormethine r r r Chlormezanone r r r<br />

Chlorobutanol r r r Chloroprocaine r r r Chloroquine N r U<br />

Chlorothiazide r r r Chlorotrianisene r r r Chlorphenamine r r r<br />

Chlorproethazine r r r Chlorpromazine r r r Chlorpropamide r U U<br />

Chlorprothixene r r r Chlortalidone r r r Chlortetracycline r r r<br />

Chlorzoxazone r r r Cholic Acid r r r Choline Alfoscerate r r r<br />

Choline Fenofibrate r r r Choline Salicylate r r r<br />

Choline<br />

Theophyllinate<br />

r r r<br />

Chondroitin Sulfate r r r<br />

Chromium<br />

(51Cr) Edetate<br />

r r r Cibenzoline r r r<br />

Ciclesonide r N N Cicletanine r r r Ciclobendazole r r r<br />

Ciclonicate r r r Ciclosporin r N N Cidofovir r r r<br />

Cilansetron r r r Cilazapril r r r Cilnidipine r r r<br />

Cilostazol r N N Cimetidine r r r Cimetropium Bromide r r r<br />

Cinacalcet r N N Cinchocaine r r r Cinchophen r r r<br />

Cinepazet r r r Cinepazide r r r Cinnarizin r r r<br />

Cinolazepam r r r Cinoxacin r r r Ciprofibrate r r r<br />

Ciprofloxacin r r r Cisapride r N N Cisatracurium r r r<br />

Cisplatin r r r Citalopram r N r Citicoline r r r<br />

Citiolone r r r Cladribine r r r Clarithromycin r N N<br />

ClavulansUre r r r Clebopride r r r Clefamide r r r<br />

DEMO_ML Pagina 26 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Clenbuterol r r r Clevidipine r r r Clevudine r r r<br />

Clindamycin r r r Clobazam r N N Clobenzorex r r r<br />

Clobetasol r r r Clobetasone r r r Clobutinol r r r<br />

Clocortolone r r r Clodantoin r r r Clodronic Acid r r r<br />

Clofarabine r r r Clofazimine r r r Clofedanol r r r<br />

Clofenamide r r r Clofenotane r r r Clofezone r r r<br />

Clofibrate r N N Clofibride r r r Clofoctol r r r<br />

Clomethiazole r N N Clometocillin r r r Clomifene r r r<br />

Clomipramine N r r Clomocycline r r r Clonazepam r N N<br />

Clonidine r r r Clopamide r r r Clopenthixol r r r<br />

Cloperastine r r r Clopidogrel r N r Cloprednol r r r<br />

Cloranolol r r r Clorexolone r r r Cloricromen r r r<br />

Cloridarol r r r Clorindione r r r Clotiapine r r r<br />

Clotiazepam r r r Clotrimazole r r r Cloxacillin r r r<br />

Cloxazolam r r r Clozapine r r r<br />

Cobalt<br />

(58Co) Cyanocobalamine<br />

r r r<br />

Codeine r r r Colchicine r N N Colesevelam r r r<br />

Colestipol r r r Colestyramine r r r<br />

Colfosceril<br />

Palmitate<br />

Colistin r r r Conivaptan r r r<br />

Conjugated<br />

Estrogens<br />

r r r<br />

r r r<br />

Copper Oleinate r r r Copper Usnate r r r Corticorelin r r r<br />

Corticotropin r r r Cortisone r N N Cortivazol r r r<br />

Creatinolfosfate r r r Cromoglicic Acid r r r Crospovidone r r r<br />

Cyamemazine r U U Cyclandelate r r r Cyclizine r r r<br />

Cyclobarbital r r r Cyclobenzaprine r r r Cyclobutyrol r r r<br />

Cyclofenil r r r<br />

Cycloguanil<br />

Embonate<br />

r r r Cyclopenthiazide r r r<br />

Cyclopentolate r r r Cyclophosphamide r N N Cycloserine r r r<br />

Cyclothiazide r r r Cyfluthrin r r r Cymarin r r r<br />

Cypermethrin r r r Cyproheptadin r r r Cyproterone r r r<br />

Cytarabine r r r<br />

Dabigatran<br />

Etexilate<br />

r r r Dacarbazine r r r<br />

Daclizumab r r r Dactinomycin r r r Dalbavancin r r r<br />

DEMO_ML Pagina 27 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Danaparoid r r r Danazol r r r Dantrolene r N N<br />

Dantron r r r Dapagliflozin r r r Dapiprazole r r r<br />

Daptomycin r r r Darunavir r N N Dasatinib r N N<br />

Daunorubicin r r r Deanol r r r Debrisoquine r r r<br />

Decamethrin r r r Decitabine r r r Deferasirox r r r<br />

Deferiprone r r r Deferoxamine r r r Deflazacort r r r<br />

Degarelix r r r Delapril r r r Delavirdine r N N<br />

Demecarium r r r Demecolcine r r r Demegestone r r r<br />

<strong>Demo</strong>xytocin r r r Deptropine r r r Dermatan Sulfate r r r<br />

Desaspidin r r r Deserpidine r r r Desflurane r r r<br />

Desipramine r r r Desirudin r r r Deslanoside r r r<br />

Desloratadine r N N Desmopressin r r r Desogestrel r U U<br />

Desonide r r r Desoximetasone r r r Desoxycortone r r r<br />

Desvenlafaxine r r r Dexamethasone r N N Dexbrompheniramine r r r<br />

Dexchlorpheniramine r r r Dexetimide r r r Dexfenfluramine r r r<br />

Dexibuprofen r r r Dexketoprofen r r r Dexlansoprazole r r r<br />

Dexmedetomidine r r r Dexpanthenol r r r Dexrazoxane r r r<br />

Dextran r r r Dextromethorphan r r r Dextromoramide r r r<br />

Dextropropoxyphene r r r Dextrothyroxine r r r Dezocine r r r<br />

Diacerein r r r Diamorphine r r r Diazepam r N N<br />

Diazoxide r r r Dibekacin r r r Dibenzepin r r r<br />

Dibromotyrosine r r r Dibunate r r r Dibutylphthalate r r r<br />

Dibutylsuccinate r r r Dichloralphenazone r r r<br />

Dichlorobenzyl<br />

Alcohol<br />

r r r<br />

Dichlorophen r r r Diclofenac r G G Diclofenamide r r r<br />

Dicloxacillin r r r Dicoumarol r G G Dicycloverine r r r<br />

Didanosine r r r Dienestrol r r r Dienogest r r r<br />

Diethyl Ether r r r Diethylcarbamazine r r r Diethylstilbestrol r r r<br />

Diethyltoluamide r r r Difemerine r r r Difenoxin r r r<br />

Difenpiramide r r r Difetarsone r r r Diflorasone r r r<br />

DEMO_ML Pagina 28 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Diflucortolone r r r Diflunisal r r r Difluprednate r r r<br />

Digitoxin r N N Digoxin r r r Dihexyverine r r r<br />

Dihydralazine r r r Dihydrocodeine r r r Dihydroemetine r r r<br />

Dihydroergocristine r r r<br />

Dihydroergocryptine<br />

Mesylate<br />

r r r Dihydroergotamine r N N<br />

Dihydrostreptomycin r r r<br />

Dihydroxialumini<br />

Sodium Carbonate<br />

r r r Diiodohydroxyquinoline r r r<br />

Diiodotyrosine r r r Diisopromine r r r Dilazep r r r<br />

Diloxanide r r r Diltiazem r N N Dimefline r r r<br />

Dimemorfan r r r Dimercaprol r r r Dimetacrine r r r<br />

Dimethoxanate r r r Dimethyl Sulfoxide r r r Dimethylaminopropionylph<br />

enothiazine<br />

r r r<br />

Dimethylcarbate r r r Dimethylphthalate r r r Dimethyltubocurarine r r r<br />

Dimeticone r r r Dimetofrine r r r Dimetotiazine r r r<br />

Dinoprost r r r Dinoprostone r r r Diosmectite r r r<br />

Diosmin r r r Diphemanil r r r Diphenadione r r r<br />

Diphenhydramin r r r Diphenoxylate r r r Dipivefrine r r r<br />

Diprophylline r r r Dipyridamole r r r Dipyrocetyl r r r<br />

Dirithromycin r N N Disopyramide r N N Distigmine r r r<br />

Disulfiram r r r Ditazole r r r Dixanthogen r r r<br />

Dixyrazine r r r Dobutamine r r r Docetaxel r N N<br />

Docusate Sodium r r r Dofetilide r N N Dolasetron r r r<br />

Domiodol r r r Domiphen r r r Domperidone r r r<br />

Donepezil r N N Dopexamine r r r Doripenem r r r<br />

Dorzolamide r r r Dosulepin r r r Doxacurium Chloride r r r<br />

Doxapram r r r Doxazosin r r r Doxefazepam r r r<br />

Doxepin r r r Doxercalciferol r r r Doxofylline r r r<br />

Doxorubicin r N N Doxycycline r N N Doxylamin r r r<br />

Dronabinol r U U Dronedarone r r r Droperidol r N N<br />

Dropropizine r r r Drotaverine r r r Droxicam r r r<br />

Droxypropine r r r Duloxetine r r r Dutasteride r N N<br />

Dyclonine r r r Dydrogesterone r r r Ebastine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 29 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Ecallantide r r r Ecothiopate r r r Edetates r r r<br />

Efaproxiral r r r Efavirenz r N N Eflornithine r r r<br />

Efloxate r r r Elcatonin r r r Eletriptan r N N<br />

Eltrombopag r r r Emedastine r r r Emepronium r r r<br />

Emetine r r r Emtricitabine r r r Emylcamate r r r<br />

Enalapril r r r Encainide r r r Endralazine r r r<br />

Enflurane r r r Enfuvirtide r r r Enoxacin r r r<br />

Enoxaparin r r r Enoximone r r r Enprostil r r r<br />

Entacapone r r r Entecavir r r r Epanolol r r r<br />

Eperisone r r r Ephedrin r r r Epicillin r r r<br />

Epimestrol r r r Epinastine r r r Epinephrine r r r<br />

Epirubicin r r r Eplerenone r N N Epomediol r r r<br />

Epoprostenol r G G Eprazinone r r r Eprosartan r r r<br />

Eprozinol r r r Eptifibatide r r r Erdosteine r r r<br />

Ergoloid Mesylates r r r Ergometrine r r r Ergotamine r N N<br />

Eritrityl<br />

r r r Erlotinib r N N Ertapenem r r r<br />

Tetranitrate<br />

Escitalopram r N r Eslicarbazepine r r r Esmolol r r r<br />

Esomeprazole r r r Estazolam r N N Estradiol r N N<br />

Estramustine r r r Estriol r r r Estrone r r r<br />

Eszopiclone r N N Etacrynic Acid r r r Etafenone r r r<br />

Etallobarbital r r r Etamiphylline r r r Etamivan r r r<br />

Etamsylate r r r Etanercept r r r Ethacridinlactat r r r<br />

Ethadione r r r Ethambutol r r r Ethchlorvynol r r r<br />

Ethenzamide r r r Ethinylestradiol r N N Ethionamide r r r<br />

Ethisterone r r r Ethosuximide r N N Ethotoin r r r<br />

Ethyl<br />

r r r Ethyl Chloride r r r Ethyl Loflazepate r r r<br />

Biscoumacetate<br />

Ethylestrenol r r r Ethylmorphine r r r Etidocaine r r r<br />

Etidronic Acid r r r Etifoxine r r r Etilefrine r r r<br />

Etizolam r r r Etodolac r G G Etofamide r r r<br />

DEMO_ML Pagina 30 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Etofenamat r r r Etofibrate r r r<br />

Etofylline<br />

Nicotinate<br />

r r r<br />

Etoglucid r r r Etohexadiol r r r Etomidate r r r<br />

Etonogestrel r r r Etoperidone r r r Etoposide r N N<br />

Etoricoxib r r r Etozolin r r r Etravirine r r r<br />

Etretinate r r r Etybenzatropine r r r Etynodiol r r r<br />

Everolimus r N N Exemestane r N N Exenatide r r r<br />

Ezetimibe r r r Famciclovir r r r Famotidine r r r<br />

Fampridine r r r Fasudil r r r Fazadinium Bromide r r r<br />

Febarbamate r r r Febuxostat r r r Fedrilate r r r<br />

Felbamate r N N Felodipine r N N Fenbendazole r r r<br />

Fenbufen r r r Fencamfamin r r r Fendiline r r r<br />

Fenetylline r r r Fenfluramine r r r Fenofibrate r r r<br />

Fenoldopam r r r Fenoprofen r r r Fenoterol r r r<br />

Fenoverine r r r Fenozolone r r r Fenpiprane r r r<br />

Fenpiverinium r r r Fenquizone r r r Fenspiride r r r<br />

Fentanyl r N N Fentiazac r r r Fentonium r r r<br />

Fenyramidol r r r Feprazone r r r Ferric Citrate r r r<br />

Fesoterodine r r r Fexofenadine r N N Finasteride r N N<br />

Fingolimod r r r Fipexide r r r Flavoxate r r r<br />

Flecainide r r r Fleroxacin r r r Floctafenine r r r<br />

Flomoxef r r r Flosequinan r r r Fluanisone r r r<br />

Flubendazole r r r Fluclorolone r r r Flucloxacillin r r r<br />

Fludarabine r r r Fludiazepam r r r Fludrocortisone r r r<br />

Fludroxycortide r r r Flufenamic Acid r r r Fluindione r r r<br />

Flumazenil r r r Flumedroxone r r r Flumequine r r r<br />

Flumetasone r r r Flunarizine r U U Flunitrazepam r N N<br />

Flunoxaprofen r r r<br />

Fluocinolone<br />

Acetonide<br />

r r r Fluocinonide r r r<br />

Fluocortin r r r Fluocortolone r r r Fluorescein r r r<br />

Fluorometholone r r r Fluorouracil r G G Fluostigmine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 31 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Fluoxetine r G G Fluoxymesterone r r r Flupenthixol r r r<br />

Fluperolone r r r Fluphenazine r r r Flupirtine r r r<br />

Fluprednidene r r r Flurazepam r N N Flurbiprofen r G G<br />

Flurithromycin r r r Fluspirilene r r r Flutamide r N N<br />

Fluticasone r N N Fluvastatin r r r Fluvoxamine r r r<br />

Fomepizole r r r Fomivirsen r r r Fondaparinux r r r<br />

Formestane r r r Formocortal r r r Formoterol r U U<br />

Fosamprenavir r N N Fosfestrol r r r Fosfocreatine r r r<br />

Fosfomycin r r r Fosfonet r r r Fosinopril r r r<br />

Fosphenytoin r G G Fotemustine r r r Frovatriptan r r r<br />

Fulvestrant r N N Fumagillin r r r Furazolidon r r r<br />

Furosemide r r r Gabapentin r r r Galantamine r N N<br />

Gallamine r r r<br />

Gallium<br />

(67Ga) Citrate<br />

r r r Gallopamil r r r<br />

Gamolenic Acid r r r Ganciclovir r r r Ganirelix r r r<br />

Garenoxacin r r r Gatifloxacin r r r Gedocarnil r r r<br />

Gefarnate r r r Gefitinib r N N Gemcitabine r r r<br />

Gemeprost r r r Gemfibrozil r N N Gemifloxacin r r r<br />

Gepefrine r r r Gepirone r r r Gestonorone r r r<br />

Gestrinone r r r Gitoformate r r r Glafenine r r r<br />

Glatiramer Acetate r r r Glibenclamide r U U Glibornuride r G G<br />

Gliclazide r G G Glimepiride U G G Glipizide r G G<br />

Gliquidone r r r Glisoxepide r r r Glucosamine r r r<br />

Glutamic<br />

r r r Glutathione r r r Glutethimide r r r<br />

Acid Hydrochloride<br />

Glyceryl Trinitrate r r r Glycine r r r Glycobiarsol r r r<br />

Glycopyrronium r r r Glycyrrhizic Acid r N N Glymidine r r r<br />

Gonadorelin r r r Goserelin r r r Gramicidin r r r<br />

Granisetron r r r Grepafloxacin r r r G-Strophanthin r r r<br />

Guacetisal r r r Guaiacolsulfonate r r r Guaifenesin r r r<br />

Guajazulen r r r Guanazodine r r r Guanethidine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 32 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Guanfacine r r r Guanoclor r r r Guanoxabenz r r r<br />

Guanoxan r r r Gusperimus r r r Halazepam r r r<br />

Halcinonide r r r Halofantrine r N N Halometasone r r r<br />

Haloperidol r N r Halothane r r r Hematin r r r<br />

Heptabarbital r r r Heptaminol r r r Hetacillin r r r<br />

Hexafluronium r r r Hexapropymate r r r Hexetidine r r r<br />

Hexobarbital r r r Hexobendine r r r Hexocyclium r r r<br />

Hexoprenaline r r r Hexylresorcinol r r r Hidrosmin r r r<br />

Histapyrrodine r r r Histrelin r r r Homatropine r r r<br />

Hyaluronidase r r r Hydralazine r r r Hydrochlorothiazide r r r<br />

Hydrocodone r r r Hydrocortisone r N N<br />

Hydrocortisone<br />

Aceponate<br />

r r r<br />

Hydrocortisone<br />

Buteprate<br />

r r r<br />

Hydrocortisone<br />

Butyrate<br />

r r r Hydroflumethiazide r r r<br />

Hydromorphone r U U Hydroquinine r r r Hydroquinone r r r<br />

Hydrotalcite r r r Hydroxybutyric Acid r r r Hydroxycarbamide r r r<br />

Hydroxychloroquine r r r Hydroxyethylpromethazine r r r Hydroxyprogesterone r r r<br />

Hydroxyzine r r r Hymecromone r r r Hyoscyamine r r r<br />

Hypromellose r r r Ibandronic Acid r r r Ibopamine r r r<br />

Ibritumomab-Tiuxetan r r r Ibudilast r r r Ibuprofen r G G<br />

Ibuproxam r r r Ibutilide r r r Icatibant r r r<br />

Iclaprim r r r Idanpramine r r r Idarubicin r U U<br />

Idebenone r r r Ifenprodil r r r Ifn-A2A/B r r r<br />

Ifosfamide N N U Iloperidone r r r Iloprost r r r<br />

Imatinib N N U Imidapril r r r<br />

Imidazole<br />

Salicylate<br />

r r r<br />

Imipenem r r r Imipramine r r r Imolamine r r r<br />

Indacaterol r r r Indapamide r r r Indigo Carmine r r r<br />

Indinavir r N N<br />

Indium<br />

(111In) Pentetic Acid<br />

r r r Indobufen r r r<br />

Indometacin r U U Indoprofen r r r Indoramin r r r<br />

Infliximab r r r Inosine Pranobex r r r Inositol Nicotinate r r r<br />

Insulin Aspart r r r Insulin Glargine r r r Insulin Lispro r r r<br />

DEMO_ML Pagina 33 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Insulindetemir r r r Insulinglulisin r r r<br />

Iodine<br />

(131I) Norcholesterol<br />

Iodine<br />

Iodine<br />

Iodine<br />

r r r r r r<br />

Iofetamine (123I) Ioflupane (123I) Iolopride (123I)<br />

r r r<br />

r r r<br />

Iodocholesterol<br />

(131I)<br />

r r r Ipratropiumbromid r r r Iprazochrome r r r<br />

Ipriflavone r r r Iprindole r r r Iproclozide r r r<br />

Iproniazide r r r Irbesartan r G G Irinotecan r N U<br />

Isepamicin r r r Isoaminile r r r Isobromindione r r r<br />

Isocarboxazid r r r Isoetarine r r r Isoflurane r r r<br />

Isometheptene r r r Isoniazid r G G Isoprenaline r r r<br />

Isopropamide r r r<br />

Isosorbide<br />

Dinitrate<br />

r r r<br />

Isosorbide<br />

Mononitrate<br />

r r r<br />

Isoxsuprine r r r Isradipine r N N Itraconazole r N N<br />

Itramin Tosilate r r r Ivabradine r N N Ivermectin r N N<br />

Ixabepilone r r r Josamycin r r r Kanamycin r r r<br />

Kaolin r r r Kebuzone r r r Ketamine r U U<br />

Ketanserin r r r Ketazolam r r r Ketobemidone r U U<br />

Ketoprofen r r r Ketorolac r r r Ketotifen r r r<br />

Krypton (81Mkr) Gas r r r Labetalol r r r Lacidipine r N N<br />

Lacosamide r r r Lactitol r r r Lactulose r r r<br />

Lafutidine r r r Lamivudine r r r Lamotrigine r r r<br />

Lanatoside C r r r Lanreotide r r r Lansoprazole r N r<br />

Lanthanum Carbonate r r r Lapatinib r N N Lasofoxifene r r r<br />

Latamoxef r r r Latanoprost r r r Leflunomide r G G<br />

Lenalidomide r r r Lentinan r r r Lepirudin r r r<br />

Lercanidipine r N N Letosteine r r r Letrozole r N N<br />

Leuprorelin r r r Levacetylmethadol r N N Levamisole r r r<br />

Levetiracetam r r r Levobunolol r r r Levobupivacaine r N N<br />

Levocarnitine r r r Levocetirizine r r r Levodopa r r r<br />

Levodropropizine r r r Levofloxacin r r r Levoglutamide r r r<br />

Levomepromazine r r r Levomethadone r r r Levonorgestrel r N N<br />

Levosimendan r r r Levosulpiride r r r<br />

Levothyroxine<br />

Sodium<br />

r r r<br />

DEMO_ML Pagina 34 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Levoverbenone r r r Lidocain r r r Lidoflazine r r r<br />

Linagliptin r r r Lincomycin r r r Lindane r r r<br />

Linezolid r r r Linopirdine r N N Linsidomine r r r<br />

Liothyronine Sodium r r r Liraglutide r r r Lisdexamfetamine r r r<br />

Lisinopril r r r Lisuride r N N Lithium Succinate r r r<br />

Lodoxamide r r r Lofepramine r r r Lofexidine r r r<br />

Lomefloxacin r r r Lomustine r r r Lonazolac r r r<br />

Lonidamine r r r Loperamide r r r Loperamide Oxide r r r<br />

Lopinavir r N N Loprazolam r r r Loracarbef r r r<br />

Lorajmine r r r Loratadine r N N Lorazepam r r r<br />

Lorcainide r r r Lormetazepam r r r Lornoxicam r G G<br />

Losartan G U G Loteprednol r r r Lovastatin r N N<br />

Loxapine r r r Lubiprostone r r r Lumiracoxib r U U<br />

Lymecycline r r r Lynestrenol r r r Lypressin r r r<br />

Macrogol r r r Magaldrate r r r Magnesium Oxide r r r<br />

Magnesium Peroxide r r r Magnesium Phosphate r r r Magnesiumsilicate r r r<br />

Malathion r r r Mandelic Acid r r r Manidipine r r r<br />

Mannosulfan r r r Maprotiline r r r Maraviroc r r r<br />

Maribavir r r r Masoprocol r r r Mazaticol r r r<br />

Mazindol r r r Mebendazole r r r Mebeverine r r r<br />

Mebhydrolin r r r Mebutamate r r r Mebutizide r r r<br />

Mecamylamine r r r Mecillinam r r r Meclofenamic Acid r r r<br />

Meclofenoxate r r r Meclozin r r r Medazepam r r r<br />

Medifoxamine r r r Medrogestone r r r Medroxyprogesterone r N N<br />

Medrysone r r r Mefenamic Acid r G G Mefenorex r r r<br />

Mefloquine r N N Mefruside r r r Megestrol r r r<br />

Meglumine<br />

r r r Meglutol r r r Meladrazine r r r<br />

Antimonate<br />

Melagatran r r r Melarsoprol r r r Melatonin r r r<br />

Melevodopa r r r Melitracen r r r Meloxicam r G G<br />

DEMO_ML Pagina 35 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Melperone r r r Melphalan r r r Memantine r r r<br />

Mepacrine r N N Mepartricin r r r Mepenzolate r r r<br />

Mephenesin r r r Mephenoxalone r r r Mephentermine r r r<br />

Mephenytoin r r r Mepindolol r r r Mepivacaine r r r<br />

Mepixanox r r r Mepolizumab r r r Meprednisone r r r<br />

Meprobamate r r r Meprotixol r r r Meptazinol r r r<br />

Mequinol r r r Mequitazine r r r Mercaptamine r r r<br />

Mercaptopurine r r r Meropenem r r r Mersalyl r r r<br />

Mesalazine r r r Mesna r r r Mesoridazine r r r<br />

Mesterolone r r r Mesuximide r r r Metabutethamine r r r<br />

Metacycline r r r Metahexamide r r r Metamizole Sodium r r r<br />

Metampicillin r r r Metandienone r r r Metaraminol r r r<br />

Metenolone r r r Metergoline r r r Metformin U r r<br />

Methadone r N N Methallenestril r r r Methantheline r r r<br />

Methapyrilene r r r Methaqualone r r r Metharbital r r r<br />

Methazolamide r r r Methdilazine r r r Methenamine r r r<br />

Methionine r r r<br />

Methiosulfonium<br />

Chloride<br />

r r r Methocarbamol r r r<br />

Methohexital r r r Methoserpidine r r r Methotrexate r r r<br />

Methoxamine r r r Methoxyflurane r r r Methoxyphenamine r r r<br />

Methyclothiazide r r r<br />

Methyl<br />

Aminolevulinate<br />

r r r Methylatropine r r r<br />

Methylcellulose r r r<br />

Methyldopa<br />

(Levorotatory)<br />

r r r Methylergometrine r N N<br />

Methylestrenolone r r r<br />

Methylnaltrexone<br />

Bromide<br />

r r r Methylpentynol r r r<br />

Methylphenidate r r r Methylphenobarbital r r r Methylprednisolone r N N<br />

Methylprednisolone<br />

Aceponate<br />

r r r Methylpropylpropanediol<br />

Dinitrate<br />

r r r Methylscopolamine r r r<br />

Methyltestosterone r r r<br />

Methylthioninium<br />

Chloride<br />

r r r Methylthiouracil r r r<br />

Methyprylon r r r Methysergide r r r Meticillin r r r<br />

Meticrane r r r Metildigoxin r r r Metipranolol r r r<br />

Metirosine r r r Metisazone r r r Metixene r r r<br />

Metoclopramide r r r Metolazone r r r Metopimazine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 36 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Metoprolol r r r Metrifonate r r r Metronidazole r r r<br />

Metyrapone r r r Mexiletine r r r Mezlocillin r r r<br />

Mianserin r r r Mibefradil r r r Micafungin r r r<br />

Miconazole r N N Micronomicin r r r Midazolam N N U<br />

Midecamycin r r r Midodrine r r r Mifamurtide r r r<br />

Mifepristone r N N Miglitol r r r Miglustat r r r<br />

Milnacipran r r r Milrinone r r r Miltefosine r r r<br />

Minaprine r r r Minocycline r r r Minoxidil r r r<br />

Miocamycin r r r Mipomersen r r r Mirtazapine r r r<br />

Misoprostol r r r Mitiglinide r r r Mitobronitol r r r<br />

Mitoguazone r r r Mitomycin r r r Mitotane r r r<br />

Mitoxantrone r r r Mivacurium Chloride r r r Mizolastine r N N<br />

Moclobemide r r r Modafinil r N N Moexipril r r r<br />

Mofebutazone r r r Molindone r r r Molsidomine r r r<br />

Mometasone r N N Monobenzone r r r<br />

Monoethanolamine<br />

Oleate<br />

r r r<br />

Monoxerutin r r r Montelukast r U U Moperone r r r<br />

Moracizine r r r Morclofone r r r Morinamide r r r<br />

Morniflumate r r r Moroxydine r r r Morphine r r r<br />

Morpholine<br />

Salicylate<br />

r r r Mosapramine r r r Moxaverine r r r<br />

Moxestrol r r r Moxifloxacin r r r Moxisylyte r r r<br />

Moxonidine r r r Muronomab r r r Muzolimine r r r<br />

Mycophenolic Acid r N N Myristyl-Benzalkonium r r r Nabilone r r r<br />

Nabumetone r r r Nadolol r r r Nafarelin r r r<br />

Naftazone r r r Naftidrofuryl r r r Nalbuphine r r r<br />

Nalfurafine r r r Nalidixic Acid r r r Nalorphine r r r<br />

Naloxone r r r Naltrexone r r r Nandrolone r r r<br />

Naproxcinod r r r Naproxen r G G Naratriptan r r r<br />

Narcobarbital r r r Natamycin r r r Nateglinide r U U<br />

Natriumhypochlorit r r r Natriumpentosanpolysulfat r r r Nebivolol r r r<br />

DEMO_ML Pagina 37 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Nefazodone r N N Nefopam r r r Nelarabine r r r<br />

Nelfinavir r N N Neltenexine r r r Neomycin r r r<br />

Neostigmine r r r Nepafenac r r r Nepinalone r r r<br />

Nesiritide r r r Netilmicin r r r Nevirapine r N N<br />

Nialamide r r r Niaprazine r r r Nicardipine r N N<br />

Nicergoline r r r Niceritrol r r r Niclosamide r r r<br />

Nicofetamide r r r Nicofuranose r r r Nicomorphine r r r<br />

Nicorandil r r r Nicotinic Acid r r r<br />

Nicotinyl<br />

Alcohol (Pyridylcarbinol)<br />

r r r<br />

Nifedipine r N N Niflumic Acid r r r Nifuratel r r r<br />

Nifuroxazide r r r Nifurtimox r r r Nifurtoinol r r r<br />

Nifurzide r r r Nikethamide r r r Nilotinib r N N<br />

Nilutamide r r r Nilvadipine r r r Nimesulide r G G<br />

Nimodipine r N N Nimorazole r r r Nimustine r r r<br />

Niperotidine r r r Niridazole r r r Nisoldipine r N N<br />

Nitazoxanide r r r Nitisinone r r r Nitrazepam r r r<br />

Nitrendipine r N N Nitrofural r r r Nitrofurantoin r r r<br />

Nitroprusside r r r Nitroxoline r r r Nizatidine r r r<br />

Nizofenone r r r Nomegestrol r r r Nomifensine r r r<br />

Nordazepam r r r Norepinephrine r r r Norethandrolone r r r<br />

Norethisterone r N N Norfenefrine r r r Norfloxacin r r r<br />

Norgestrienone r r r Normethadone r r r Nortriptyline r r r<br />

Noscapine r r r Noxytiolin r r r Nystatin r r r<br />

Obidoxime r r r Octopamine r N N Octreotide r r r<br />

Ofloxacin r r r Olaflur r r r Olanzapine r r r<br />

Oleandomycin r r r<br />

Olmesartan<br />

Medoxomil<br />

r r r Olopatadine r r r<br />

Olsalazine r r r<br />

Omacetaxine<br />

Mepesuccinate<br />

r r r Omalizumab r r r<br />

Omeprazole r r r Ondansetron r N r Opipramol r r r<br />

Orciprenalin r r r Oritavancin r r r Orlistat r r r<br />

Ornidazole r N N Ornipressin r r r<br />

Ornithine<br />

Oxoglurate<br />

r r r<br />

DEMO_ML Pagina 38 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Orphenadrine<br />

(Citrate)<br />

r r r Oseltamivir r r r Otilonium Bromide r r r<br />

Oxabolone Cipionate r r r Oxaceprol r r r Oxacillin r r r<br />

Oxaflozane r r r Oxaliplatin r r r Oxametacin r r r<br />

Oxamniquine r r r Oxandrolone r r r Oxantel r r r<br />

Oxaprozin r G G Oxatomide r r r Oxazepam r N N<br />

Oxcarbazepine r r r Oxedrine r r r Oxeladin r r r<br />

Oxetacaine r r r Oxetorone r r r Oxiracetam r r r<br />

Oxitriptan r r r Oxitropium Bromide r r r Oxolamine r r r<br />

Oxolinic Acid r r r Oxomemazine r r r Oxprenolol r r r<br />

Oxybutynin r N N Oxycinchophen r r r Oxycodone r N r<br />

Oxyfedrine r r r Oxymetholone r r r Oxypertine r r r<br />

Oxyphenbutazone r r r Oxyphencyclimine r r r Oxyphenisatine r r r<br />

Oxyphenonium r r r Oxyquinoline r r r Oxytocin r r r<br />

Paclitaxel r r r<br />

Paclitaxel<br />

Poliglumex<br />

r r r Paliperidone r r r<br />

Palonosetron r r r Pamidronic Acid r r r<br />

Pancreozymin<br />

(Cholecystokinin)<br />

r r r<br />

Pancuronium r r r Panobinostat r r r Pantoprazole r r r<br />

Papaveretum r r r Papaverine r r r Paracetamol r r r<br />

Paraldehyde r r r Paramethadione r r r Paramethasone r r r<br />

Paraoxon r N N Parathyroid Hormone r r r Parecoxib r r r<br />

Pargyline r r r Paricalcitol r r r Paromomycin r r r<br />

Paroxetine r r r Pazopanib r r r Pazufloxacin r r r<br />

Pefloxacin r r r Pemetrexed r r r Pemoline r r r<br />

Penamecillin r r r Penbutolol r r r Penfluridol r r r<br />

Pengitoxin r r r Penicillamine r r r Penimepicycline r r r<br />

Pentaerithrityl r r r<br />

Pentaerithrityl<br />

Tetranitrate<br />

r r r Pentagastrin r r r<br />

Pentamidine<br />

Isethionate<br />

r r r Pentamycin r r r Pentazocine r r r<br />

Pentetrazol r r r Penthienate r r r Pentifylline r r r<br />

Pentobarbital r r r Pentostatin r r r Pentoxifylline r r r<br />

Pentoxyverine r r r Perampanel r r r Perazine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 39 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Pergolide r N N Perhexiline r r r Periciazine r r r<br />

Perindopril r r r Permethrin r r r Perphenazine r r r<br />

Peruvoside r r r Pethidine r r r Phanquinone r r r<br />

Phenacemide r r r Phenacetin r r r Phenazocine r r r<br />

Phenazone r r r Phenazopyridine r r r Phenelzine r N N<br />

Pheneticillin r r r Pheneturide r r r Phenformin r r r<br />

Phenglutarimide r r r Phenindamine r r r Phenindione r r r<br />

Phenobarbital r r r Phenol r r r Phenolphthalein r r r<br />

Phenolsulfonphthalein r r r Phenoperidine r r r Phenothrin r r r<br />

Phenoxybenzamine r r r Phenoxymethylpenicillin r r r Phenprobamate r r r<br />

Phenprocoumon r U r Phensuximide r r r Phentermine r r r<br />

Phentolamine r r r Phenyl Salicylate r r r Phenylbutazone r N N<br />

Phenylephrine r r r Phenytoin r G U Phloroglucinol r r r<br />

Pholcodine r r r Phthalylsulfathiazole r r r Physostigmine r r r<br />

Picloxydine r r r Picotamide r r r Pidotimod r r r<br />

Pilocarpine r r r Pimecrolimus r N N Pimethixene r r r<br />

Pimozide r N N Pinacidil r r r Pinaverium r r r<br />

Pinazepam r r r Pindolol r r r Pioglitazone r U U<br />

Pipamperone r r r Pipazetate r r r<br />

Pipecuronium<br />

Bromide<br />

r r r<br />

Pipemidic Acid r r r Pipenzolate r r r Piperacillin r r r<br />

Piperazine r r r Piperidione r r r Piperidolate r r r<br />

Pipobroman r r r Pipotiazine r r r Pipradrol r r r<br />

Piprozolin r r r Piracetam r r r Pirarubicin r r r<br />

Pirbuterol r r r Pirenzepine r r r Piretanide r r r<br />

Pirfenidone r r r Piribedil r r r Pirisudanol r r r<br />

Piritramide r r r Piromidic Acid r r r Piroxicam r G G<br />

Pirprofen r r r Pitavastatin r r r Pivagabine r r r<br />

Pivampicillin r r r Pivmecillinam r r r Pixantrone r r r<br />

Pizotifen r r r Pleconaril r r r Plerixafor r r r<br />

DEMO_ML Pagina 40 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Plicamycin r r r Poldine r r r Polidocanol r r r<br />

Poly I:C r r r Poly Iclc r r r<br />

Polyestradiol<br />

Phosphate<br />

Polymyxin B r r r Polynoxylin r r r<br />

Polystyrene<br />

Sulfonate<br />

r r r<br />

r r r<br />

Polythiazide r r r Porfimer Sodium r r r Posaconazole r r r<br />

Potassium<br />

Potassium<br />

r r r r r r Potassium Iodide r r r<br />

Canrenoate Clorazepate<br />

Potassium Lactate r r r<br />

Potassium<br />

Perchlorate<br />

r r r<br />

Potassium<br />

Polysulfide<br />

r r r<br />

Potassium<br />

Salicylate<br />

r r r Practolol r r r Prajmaline r r r<br />

Pralatrexate r r r Pralidoxime r r r Pramipexole r r r<br />

Pramiracetam r r r Pramocaine r r r Pranlukast r r r<br />

Pranoprofen r r r Prasterone r r r Prasugrel r r r<br />

Pravastatin r r r Prazepam r N N Praziquantel r N N<br />

Prazosin r r r Prednicarbate r r r Prednimustine r r r<br />

Prednisolone r N N Prednisone r N N Prednylidene r r r<br />

Pregabalin r r r Prenalterol r r r Prenoxdiazine r r r<br />

Prenylamine r r r Prethcamide r r r Pridinol r r r<br />

Prifinium Bromide r r r Prilocaine r r r Primaquine r N N<br />

Primidone r r r Probenecid r r r Probucol r r r<br />

Procainamide r r r Procaine r r r<br />

Procaine<br />

Benzylpenicillin<br />

r r r<br />

Procarbazine r r r Procaterol r r r Prochlorperazine r r r<br />

Procyclidine r r r Profenamine r r r Progabide r r r<br />

Progesterone r N N Proglumetacin r r r Proglumide r r r<br />

Proguanil r r r Prolintane r r r Promazine r r r<br />

Promegestone r r r Promestriene r r r Propacetamol r r r<br />

Propafenone r r r Propanidid r r r Propantheline r r r<br />

Propatylnitrate r r r Propenidazole r r r Propentofylline r r r<br />

Propicillin r r r Propiomazine r r r Propiverine r r r<br />

Propofol r G G Propranolol r r r Propylthiouracil r r r<br />

Propyphenazone r r r Proquazone r r r Proscillaridin r r r<br />

Prothipendyl r r r Protiofate r r r Protionamide r r r<br />

DEMO_ML Pagina 41 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Protirelin r r r Protriptyline r r r Proxazole r r r<br />

Proxibarbal r r r Proxymetacaine r r r Proxyphylline r r r<br />

Prucalopride r r r Prulifloxacin r r r Prussian Blue r r r<br />

Pyrantel r r r Pyrazinamide r r r Pyrethrum r r r<br />

Pyridostigmine r r r Pyrimethamine r r r Pyrithione Zinc r r r<br />

Pyrithyldione r r r Pyritinol r r r Pyrrobutamine r r r<br />

Pyrvinium r r r Quazepam r r r Quetiapine r N N<br />

Quinagolide r r r Quinapril r r r Quinbolone r r r<br />

Quinethazone r r r Quingestanol r r r Quinidine r N N<br />

Quinupramine r r r Quinupristin/Dalfopristin r r r Rabeprazole r N N<br />

Racecadotril r r r Raloxifene r r r Raltegravir r r r<br />

Raltitrexed r r r Ramelteon r r r Ramipril r r r<br />

Ranimustine r r r Ranitidine r r r<br />

Ranitidine<br />

Bismuth Citrate<br />

r r r<br />

Ranolazine r r r Rasagiline r r r Reboxetine r N N<br />

Regadenoson r r r Remifentanil r r r Remikiren r r r<br />

Remoxipride r r r Repaglinide r N N Reposal r r r<br />

Reproterol r r r Rescinnamine r r r Reserpine r r r<br />

Reteplase r r r Retigabine r r r<br />

Rhenium<br />

(186Re) Etidronic Acid<br />

r r r<br />

Ribavirin r r r Ribostamycin r r r Rifabutin r N N<br />

Rifampicin r U U Rifamycin r r r Rifapentine r r r<br />

Rifaximin r r r Rilmenidine r r r Rilpivirine r r r<br />

Riluzole r r r Rimantadine r r r Rimazolium r r r<br />

Rimexolone r r r Rimiterol r r r Rimonabant r N N<br />

Risedronic Acid r r r Risperidone r r r Ritodrine r r r<br />

Ritonavir r N N Rituximab r r r Rivastigmine r r r<br />

Rizatriptan r r r Rociverine r r r Rocuronium Bromide r r r<br />

Rofecoxib r U U Roflumilast r r r Rokitamycin r r r<br />

Rolitetracycline r r r Romidepsin r r r Ronifibrate r r r<br />

Ropinirole r r r Ropivacaine r r r Roquinimex r r r<br />

DEMO_ML Pagina 42 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Rose Bengal Sodium r r r Rosiglitazone r G G Rosoxacin r r r<br />

Rosuvastatin r r r Rotigotine r r r Roxatidine r r r<br />

Roxithromycin r N N Rufinamide r r r Rufloxacin r r r<br />

Rupatadine r r r Rutoside r r r<br />

Saccharated<br />

Iron Oxide<br />

r r r<br />

Sacrosidase r r r Salbutamol r N N Salicylamide r r r<br />

Salmeterol r N N Salsalate r r r<br />

Samarium<br />

(153Sm) Lexidronam<br />

r r r<br />

Sapropterin r r r Saquinavir r N N Satraplatin r r r<br />

Saxagliptin r r r Scopolamine r r r Secnidazole r r r<br />

Secobarbital r r r Secretin r r r Sedalipid r r r<br />

Selegiline r G G<br />

Selenium<br />

(75Se) Norcholesterol<br />

r r r<br />

Selenium<br />

(75Se) Tauroselcholic Acid<br />

r r r<br />

Semustine r r r Senna Glycosides r r r Seratrodast r U U<br />

Sermorelin r r r Sertindole r N N Sertraline r r r<br />

Sevelamer r r r Sevoflurane r r r Sibutramine r N N<br />

Sildenafil r N N Silodosin r r r Silymarin r r r<br />

Simfibrate r r r Simvastatin r N G Sincalide r r r<br />

Sirolimus r N N Sisomicin r r r Sitafloxacin r r r<br />

Sitagliptin r r r Sitaxentan r r r Sobrerol r r r<br />

Sodium Acetate<br />

Sodium<br />

Sodium<br />

r r r r r r<br />

Aminosalicylate Aurothiomalate<br />

r r r<br />

Sodium<br />

r r r Sodium Bicarbonate r r r Sodium Borate r r r<br />

Aurotiosulfate<br />

Sodium<br />

r r r Sodium Citrate r r r Sodium Edetate r r r<br />

Chloride, Hypertonic<br />

Sodium Feredetate r r r Sodium Fluoride r r r Sodium Folinate r r r<br />

Sodium<br />

Sodium<br />

Sodium<br />

r r r r r r<br />

Glycerophosphate Iodide (123I) Iodohippurate (123I)<br />

r r r<br />

Sodium<br />

Sodium<br />

r r r r r r Sodium Nitrite r r r<br />

Iothalamate (125I) Monofluorophosphate<br />

Sodium Perborate r r r<br />

Sodium<br />

Phenylbutyrate<br />

r r r Sodium Phosphate r r r<br />

Sodium Picosulfate r r r Sodium Propionate r r r Sodium Salicylate r r r<br />

Sodium<br />

r r r Sodium Sulfate r r r Sodium Tartrate r r r<br />

Stibogluconate<br />

Sodium<br />

r r r Somatorelin r r r Somatostatin r r r<br />

Tetradecyl Sulfate<br />

Sorafenib r N N Sorbitol r r r Sotalol r r r<br />

Sparfloxacin r r r Sparteine r r r Spectinomycin r r r<br />

DEMO_ML Pagina 43 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Spiramycin r N N Spirapril r r r Spironolactone r r r<br />

Stannous Fluoride r r r Stanozolol r r r Stavudine r r r<br />

Stepronin r r r Stibophen r r r Stiripentol r r r<br />

Streptoduocin r r r Streptokinase r r r Streptomycin r r r<br />

Streptozocin r r r<br />

Strontium<br />

(89Sr) Chloride<br />

r r r Strontium Ranelate r r r<br />

Styramate r r r Succinimide r r r Succinylsulfathiazole r r r<br />

Sucralfate r r r Sufentanil r N N Sulbactam r r r<br />

Sulbenicillin r r r Sulfacetamide r r r Sulfadiazine r G G<br />

Sulfadicramide r r r Sulfadimethoxine r r r Sulfadimidine r r r<br />

Sulfafurazole r U U Sulfaguanidine r r r Sulfaisodimidine r r r<br />

Sulfalene r r r Sulfamazone r r r Sulfamethizole r r r<br />

Sulfamethoxazole r G G Sulfamethoxypyridazine r r r Sulfametomidine r r r<br />

Sulfametoxydiazine r r r Sulfamoxole r r r Sulfaperin r r r<br />

Sulfaphenazole r r r Sulfapyridine r r r Sulfasalazine r r r<br />

Sulfathiourea r r r Sulfatolamide r r r Sulfinpyrazon r G G<br />

Sulfobromophthalein r r r Sulindac r r r Suloctidil r r r<br />

Sulpiride r r r Sulprostone r r r Sultamicillin r r r<br />

Sultiame r r r Sultopride r r r Sumatriptan r r r<br />

Sunitinib r N N Suprofen r G G Suramin Sodium r r r<br />

Suxamethonium r r r Tacrine r r r Tacrolimus r N N<br />

Tadalafil r N N Tafluprost r r r Talampicillin r r r<br />

Talastine r r r Talbutal r r r Talinolol r r r<br />

Tamoxifen G G r Tamsulosin r N N Tapentadol r r r<br />

Tasonermin r r r Tasosartan r r r Taurolidine r r r<br />

Tazobactam r r r<br />

Technetium<br />

(99Mtc) Bicisate<br />

r r r<br />

Technetium<br />

(99Mtc) Butedronic Acid<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Disofenin (99Mtc) Etifenin (99Mtc) Exametazime<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Furifosmin (99Mtc) Galtifenin (99Mtc) Gluceptate<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Gluconate (99Mtc) Lidofenin (99Mtc) Mebrofenin<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Medronic Acid (99Mtc) Mertiatide (99Mtc) Oxidronic Acid<br />

r r r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r r r<br />

r r r<br />

DEMO_ML Pagina 44 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Pertechnetate (99Mtc) Phytate (99Mtc) Pyrophosphate<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

Technetium<br />

r r r r r r<br />

(99Mtc) Sestamibi (99Mtc) Succimer (99Mtc) Teboroxime<br />

r r r<br />

r r r<br />

Technetium<br />

r r r Teclozan r r r Tedisamil r r r<br />

(99Mtc) Tetrofosmin<br />

Teduglutide r r r Tegafur r G G Tegaserod r r r<br />

Teicoplanin r r r Telaprevir r r r Telavancin r r r<br />

Telbivudine r r r Telithromycin r N N Telmisartan r r r<br />

Temafloxacin r r r Temazepam r r r Temocapril r r r<br />

Temocillin r r r Temoporfin r r r Temozolomide r r r<br />

Temsirolimus r r r Tenidap r r r Teniposide r N N<br />

Tenitramine r r r<br />

Tenofovir<br />

Disoproxil<br />

r r r Tenonitrozole r r r<br />

Tenoxicam r G G Terazosin r r r Terbutaline r r r<br />

Terconazole r r r Terfenadine r N N Terguride r r r<br />

Teriparatide r r r Terizidone r r r Terlipressin r r r<br />

Terodiline r r r Tertatolol r r r Tesamorelin r r r<br />

Testosterone r N N Tetrabenazine r r r Tetracaine r r r<br />

Tetracosactide r r r Tetracycline r r r Tetramethrin r r r<br />

Tetrazepam r r r Thalidomide r U U<br />

Thallium<br />

(201Tl) Chloride<br />

r r r<br />

Thebacon r r r Theobromine r r r Theodrenaline r r r<br />

Theophylline r r r Thiamazole r r r Thiamphenicol r r r<br />

Thiazinam r r r Thiethylperazin r r r Thiocolchicoside r r r<br />

Thiopental r r r Thiopropazate r r r Thioproperazine r r r<br />

Thioridazine r r r Thiosulfate r r r Thiotepa r r r<br />

Thiram r r r Thymopentin r r r Tiadenol r r r<br />

Tiagabine r N N Tianeptine r r r Tiapride r r r<br />

Tiaprofenic Acid r r r Tiazofurine r r r Tibezonium Iodide r r r<br />

Tibolone r r r Ticagrelor r r r Ticarcillin r r r<br />

Ticlopidine r N N Tidiacic Arginine r r r Tiemonium Iodide r r r<br />

Tienilic Acid r G G Tigecycline r r r Tilbroquinol r r r<br />

Tilidine r r r Tiludronic Acid r r r Timepidium Bromide r r r<br />

DEMO_ML Pagina 45 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Timolol r r r Tinidazole r N N Tiocarlide r r r<br />

Tioclomarol r r r Tioctic Acid r r r Thioguanine r r r<br />

Tiopronin r r r Tiotixene r r r Tiotropium Bromide r r r<br />

Tipepidine r r r Tipranavir r N N Tiracizin r r r<br />

Tiratricol r r r Tirilazad r r r Tirofiban r r r<br />

Tiropramide r r r Tisopurine r r r Tixocortol r r r<br />

Tizanidine r r r Tobramycin r r r Tocainide r r r<br />

Tofisopam r r r Tolazamide r r r Tolazoline r r r<br />

Tolbutamide U G G Tolcapone r N N Tolfenamic Acid r r r<br />

Tolmetin r r r Tolonidine r r r Toloxatone r r r<br />

Tolperisone r r r Tolrestat r r r Tolterodine r N N<br />

Tolvaptan r r r Topiramate r r r Topotecan r r r<br />

Torasemide r G G Toremifene r N N Trabectedin r r r<br />

Tramadol r N r Trandolapril r r r Tranexamic Acid r r r<br />

Tranylcypromine r r r Trapidil r r r Trastuzumab r r r<br />

Travoprost r r r Trazodone r N N Treosulfan r r r<br />

Trepibutone r r r Treprostinil r r r Tretoquinol r r r<br />

Triamcinolone r r r Triamterene r r r Triaziquone r r r<br />

Triazolam r N N Trichlormethiazide r r r Trichloroethylene r r r<br />

Triclabendazole r r r Triclofos r r r Tridihexethyl r r r<br />

Trifluoperazine r r r Trifluperidol r r r Triflupromazin r r r<br />

Trifluridine r r r Triflusal r r r Trihexyphenidyl r r r<br />

Trilostane r r r Trimazosin r r r Trimebutine r r r<br />

Trimetaphan r r r Trimetazidine r r r Trimethadione r r r<br />

Trimethoprim r G G Trimethyldiphenylpropylam<br />

ine<br />

r r r Trimetrexate r r r<br />

Trimipramine r r r Triprolidine r r r Triptorelin r r r<br />

Tritoqualine r r r Trofosfamide r r r Troglitazone r U U<br />

Troleandomycin r N N Trolnitrate r r r Trometamol r r r<br />

Tropatepine r r r Tropicamide r r r Tropisetron r r r<br />

DEMO_ML Pagina 46 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Trospium r r r Trovafloxacin r r r Troxerutin r r r<br />

Troxipide r r r Tryptophan r r r Tubocurarine r r r<br />

Tulobuterol r r r Tyloxapol r r r Ubidecarenone r r r<br />

Ulobetasol r r r Unoproston r r r Urapidil r r r<br />

Urate Oxidase r r r Urofollitropin r r r Urokinase r r r<br />

Ursodeoxycholic<br />

Acid<br />

r r r Valaciclovir r r r Valdecoxib r r r<br />

Valganciclovir r r r Valnoctamide r r r Valproic Acid r U U<br />

Valpromide r r r Valrubicin r r r Valsartan r G G<br />

Vancomycin r r r Vandetanib r r r Vapreotide r r r<br />

Vardenafil r N N Varenicline r r r Vasopressin r r r<br />

Vecuronium r r r Vemurafenib r r r Venlafaxine r r r<br />

Veralipride r r r Verapamil r N N Vernakalant r r r<br />

Verteporfin r r r Vigabatrin r r r Vilazodone r r r<br />

Vildagliptin r r r Viloxazine r r r Viminol r r r<br />

Vinbarbital r r r Vinblastine r N N Vinburnine r r r<br />

Vincamine r r r Vincristine r N N Vindesine r N N<br />

Vinflunine r r r Vinorelbine r N N Vinpocetine r r r<br />

Vinyl Ether r r r Vinylbital r r r Visnadine r r r<br />

Voclosporin r r r Voglibose r r r Voriconazole r G r<br />

Vorinostat r r r Vorozole r r r Warfarin r G G<br />

Xaliproden r r r Xamoterol r r r Xantinol Nicotinate r r r<br />

Xibornol r r r Ximelagatran r G G Xipamide r r r<br />

Yohimbin r r r Zafirlukast r G G Zalcitabine r r r<br />

Zaleplon r N N Zanamivir r r r Ziconotide r r r<br />

Zidovudine r r r Zimeldine r r r Zinc Acetate r r r<br />

Zinc Chloride r r r Zipeprol r r r Ziprasidone r N N<br />

Zofenopril r r r Zoledronic Acid r r r Zolendromat r r r<br />

Zolimidine r r r Zolmitriptan r r r Zolpidem r N N<br />

Zomepirac r r r Zonisamide r N N Zopiclone r N N<br />

DEMO_ML Pagina 47 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Zorubicin r r r Zotepine r r r Zuclopenthixol r r r<br />

DEMO_ML Pagina 48 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Prostaatkanker<br />

Effectieve preventie en behandeling van prostaatkanker


Prostaat<br />

ANDROLOGIE<br />

De prostaat is een geslachtsklier. Hij ligt achter de blaas, aan het begin van de<br />

urinebuis, en heeft ongeveer de grootte en vorm van een kastanje. Hij bestaat uit<br />

verschillende klieren die een secreet produceren dat tijdens de zaadlozing in de<br />

urinebuis terechtkomt. Daar wordt het vermengd met het sperma. Zo speelt hij een<br />

belangrijke rol bij de voortplanting. Helaas hangt de prostaat ook samen met een<br />

aantal aandoeningen, waarvan er enkele ernstig of zelfs dodelijk kunnen zijn. Daarom<br />

moet elke man vanaf zijn vijfenveertigste jaarlijks zijn prostaat laten onderzoeken.<br />

Benigne prostaathyperplasie (BPH) is een<br />

goedaardige vergroting van de prostaatklier<br />

die veroorzaakt wordt door de gestoorde<br />

proliferatie van bepaalde cellen. De<br />

aandoening komt heel veel voor en<br />

ontwikkelt zich doorgaans op latere leeftijd.<br />

Het risico op een vergrote prostaat is<br />

afhankelijk van genetische factoren en de<br />

levensstijl. Ongeveer 10% tot 20% van de<br />

mannen tussen de 50 en 59 heeft deze<br />

aandoening; bij mannen tussen de 60 en 69<br />

bedraagt dit 25% tot 35%. In tegenstelling<br />

tot prostaatkanker ontwikkelen de<br />

symptomen van prostaatvergroting zich<br />

razendsnel. Kenmerkende symptomen zijn<br />

pijn tijdens het plassen, vaak plassen,<br />

moeilijk en langdurig plassen dat<br />

ondersteund wordt door het aanspannen van<br />

de buikspieren. Als de blaas voor een groot<br />

deel is afgesloten, kan de urine in de nier zich<br />

ophopen. Hierdoor kan een<br />

levensbedreigende situatie ontstaan. Een<br />

vergrote prostaat kan – afhankelijk van de<br />

ernst – behandeld worden met medicijnen of<br />

operatief verkleind worden met een<br />

laserstraal. Omdat een goedaardige<br />

vergroting van de prostaat nauw samenhangt<br />

met een ongunstige combinatie van genen en<br />

levensstijl, kunnen bij mensen met een<br />

genetische aanleg aanpassingen in de<br />

levensstijl het risico op de aandoening sterk<br />

verminderen.<br />

Prostaatkanker is een van de meest<br />

voorkomende vormen van kanker bij mannen.<br />

Bij ongeveer 15% van de mannen wordt op een<br />

bepaald moment prostaatkanker<br />

gediagnosticeerd. In de meeste gevallen<br />

treden bij prostaatkanker symptomen pas in<br />

een verdergevorderd stadium op. Daarom<br />

wordt het meestal pas in een later stadium<br />

vastgesteld vanwege symptomen zoals<br />

plasproblemen, pijn in de botten,<br />

gewichtsverlies en bloedarmoede. De<br />

belangrijkste klachten betreffen problemen<br />

met het plassen, zoals vertraagd beginnen te<br />

plassen, een zwakke straal, druppelen of een<br />

onderbroken straal. Vaak blijft er urine achter<br />

in de blaas. Andere veelvoorkomende<br />

symptomen zijn vaker of voornamelijk ’s<br />

nachts plassen, vaak kleine hoeveelheden<br />

plassen, moeite met plassen en pijn tijdens<br />

het plassen. Omdat de zenuwen in het gebied<br />

van het heiligbeen door de druk beschadigd<br />

raken, kunnen er ook erectieproblemen<br />

ontstaan. Er is zelden bloed zichtbaar in de<br />

urine of het sperma. Als dat wel het geval is,<br />

vormt dat een duidelijke indicatie. Een<br />

prostaattumor veroorzaakt geen pijn. De<br />

symptomen treden dus doorgaans pas op als<br />

de tumor zich al uitgezaaid heeft tot de<br />

nabijgelegen lymfeklieren of de botten. Op<br />

dat moment zijn de meest voorkomende<br />

symptomen pijn in de rug en het bekken. In de<br />

meeste gevallen zijn botuitzaaiingen de<br />

dominante aandoening. Zij zijn ook de meest<br />

voorkomende doodsoorzaak bij<br />

prostaatkanker. In een vergevorderd stadium<br />

is er vaak tevens sprake van bloedarmoede en<br />

gewichtsverlies. Prostaatkanker kan alleen<br />

succesvol behandeld worden als het nog niet<br />

DEMO_ML Pagina 52 van 299


uitgezaaid is. Een vroege diagnose is dus<br />

cruciaal voor een effectieve behandeling.<br />

Daarom moeten mannen van boven de 45<br />

jaarlijks onderzocht worden op<br />

prostaatkanker. Tot de<br />

behandelmogelijkheden behoren volledige<br />

verwijdering van de prostaat, bestraling,<br />

hormoontherapie en in sommige gevallen<br />

chemotherapie.<br />

Als de kanker vroegtijdig wordt behandeld<br />

voordat het zich naar andere weefsels<br />

uitzaait, is de overlevingskans na 5 jaar<br />

ongeveer 90%. Nadat de kanker is uitgezaaid,<br />

bedraagt de overlevingskans na 5 jaar nog<br />

maar ongeveer 35%. Daarom is een vroege<br />

diagnose zo belangrijk. Het risico om tijdens<br />

je leven de diagnose ‘prostaatkanker’ te<br />

krijgen, is circa 11%. Naar schatting 20% van<br />

de patiënten met prostaatkanker overlijdt.<br />

Zo’n 50% van de gevallen van prostaatkanker<br />

wordt veroorzaakt door genetische variaties.<br />

Tegenwoordig is het mogelijk deze genen te<br />

onderzoeken en het persoonlijke risico te<br />

bepalen voordat prostaatkanker optreedt. Als<br />

het risico sterk verhoogd is, kan een<br />

preventief programma het risico op<br />

ontwikkeling van de aandoening aanzienlijk<br />

verminderen. Daarnaast kunnen mogelijke<br />

aandoeningen in een vroeg stadium<br />

vastgesteld worden via een intensiever<br />

onderzoeksprogramma, waardoor de<br />

behandeling tijdig kan starten. Ernstigere en<br />

ongunstigere complicaties kunnen in de<br />

meeste gevallen voorkomen worden.<br />

DEMO_ML Pagina 53 van 299


Relevante genen voor prostaatkanker<br />

ANDROLOGIE<br />

Er zijn verscheidene genetische variaties vastgesteld die elk afzonderlijk het risico op<br />

prostaatkanker licht verhogen of verlagen. In combinatie hebben ze aanzienlijke invloed op het<br />

mogelijke risico. De analyse van de relevante genetische variaties heeft de volgende resultaten<br />

opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

TCF2 rs4430796 G>A A/A<br />

LOC124685 rs1859962 T>G T/T<br />

8q24 region2 rs16901979 C>A C/C<br />

8q24 region3 rs6983267 T>G G/G<br />

8q24 region1 rs1447295 C>A C/C<br />

VDR rs2107301 C>T C/C<br />

8q24 rs4242382 G>A G/G<br />

8q24 rs7837688 T>G G/G<br />

8q24 rs2011077 A>G G/A<br />

RNASEL rs627928 G>T G/T<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 54 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico op de ontwikkeling van prostaatkanker is lager dan dat van de doorsnede van de<br />

bevolking.<br />

Wat is uw risico op prostaatkanker?<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Wanneer worden medische onderzoeken<br />

aanbevolen?<br />

VANAF 45 JAAR<br />

EERDER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 55 van 299


ANDROLOGIE<br />

Preventie<br />

U heeft geen verhoogd genetisch risico op deze aandoening. Uit uw genetische profiel<br />

blijkt dat u in feite een beneden gemiddeld risico op deze aandoening hebt. U hoeft<br />

uitsluitend de algemene voorschriften voor een gezonde levensstijl op te volgen en<br />

vanaf uw vijfenveertigste jaarlijks uw prostaat te laten onderzoeken. Op deze manier<br />

kunnen leeftijdsgebonden (niet-genetische) vormen van prostaatkanker op tijd<br />

vastgesteld en behandeld worden.<br />

DEMO_ML Pagina 56 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Abiraterone r r r Alfentanil r N N Anastrozole r r r<br />

Aprepitant r N N Bicalutamide r N N Buprenorphine r N N<br />

Cabazitaxel r N N Codeine r r r Cyclophosphamide r N N<br />

Degarelix r r r Docetaxel r N N Dolasetron r r r<br />

Domperidone r r r Doxorubicin r N N Enflurane r r r<br />

Erlotinib r N N Etoposide r N N Fentanyl r N N<br />

Flutamide r N N Gefitinib r N N Goserelin r r r<br />

Halothane r r r Hydrocodone r r r Ifosfamide N N U<br />

Imatinib N N U Isoflurane r r r Levacetylmethadol r N N<br />

Lidocain r r r Methadone r N N Methoxyflurane r r r<br />

Metoclopramide r r r Mitoxantrone r r r Nilutamide r r r<br />

Oxycodone r N r Paclitaxel r r r Paracetamol r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 57 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 58 van 299


Darmkanker<br />

Effectieve preventie en vroege detectie van darmkanker


Darmkanker<br />

DARMKANKER<br />

Darmkanker is een van de meest voorkomende vormen van kanker in de westerse<br />

wereld en treft meer dan 6% van de bevolking in de loop van hun leven. De kansen op<br />

herstel zijn relatief goed, mits vroege detectie. Regelmatige colonoscopiescreening en<br />

het verwijderen van goedaardige darmpoliepen (die in een later stadium kunnen<br />

veranderen in kwaadaardige kanker) helpt vaak om kanker vroegtijdig te detecteren of<br />

helemaal te voorkomen.<br />

Mannen hebben meer kans op darmkanker dan vrouwen, met een verhouding van ongeveer<br />

60:40. Ongeveer 90% van de gevallen van darmkanker komt voor na de leeftijd van 50.<br />

Statistieken tonen aan dat ongeveer 1 op de 100 mensen tussen 45 en 75 jaar een nietgedetecteerde<br />

kanker heeft, terwijl ongeveer 3 op de 100 goedaardige poliepen in de darm<br />

hebben die moeten worden verwijderd als een voorzorgsmaatregel.<br />

Risicofactoren<br />

Een aantal milieurisicofactoren kan de kans<br />

op darmkanker vergroten. Over het algemeen<br />

worden ouderen steeds meer getroffen.<br />

Vitamine D-tekort en de aanwezigheid van<br />

colonpoliepen, evenals genetische aanleg of<br />

verschillende darmaandoeningen (colitis<br />

ulcerosa of de ziekte van Crohn) zijn verdere<br />

factoren die de ontwikkeling van de ziekte<br />

bevorderen.<br />

Dieet is een belangrijke factor bij<br />

darmkanker: de dagelijkse consumptie van<br />

rood vlees verhoogt het risico met 49% per<br />

100 g. Het risico neemt toe met ongeveer 70%<br />

per 100 g worst. Het risico kan met 40%<br />

worden verminderd door de vezelinname te<br />

verhogen.<br />

Symptomen van darmkanker<br />

Darmkanker wordt meestal niet herkend in de<br />

vroege stadia, waardoor vroege diagnose en<br />

tijdige behandeling veel moeilijker zijn. De<br />

volgende symptomen kunnen optreden in<br />

gevorderde stadia van darmkanker:<br />

➤ Bloed of slijm in de ontlasting<br />

➤ Darmkrampen<br />

➤ Potlood- of geitketelvormige krukken<br />

➤ Diarree en constipatie<br />

➤ Winderigheid<br />

➤ Bloedarmoede (door bloedverlies)<br />

➤ Prestatievermindering<br />

➤ Vermoeidheid en algemene zwakte<br />

➤ Gewichtsverlies<br />

Obesitas, jarenlang roken en een gebrek aan<br />

zonlicht dat vitamine D-tekort veroorzaakt,<br />

zijn ook bekende risicofactoren voor het<br />

begin van de ziekte.<br />

DEMO_ML Pagina 60 van 299


DARMKANKER<br />

Genen die relevant zijn voor darmkanker<br />

Verschillende genetische variaties zijn geïdentificeerd waarvan bekend is dat ze een impact<br />

hebben op de ontwikkeling van darmkanker. Als deze genetische variaties in hun geheel worden<br />

beschouwd, kunnen ze een aanzienlijke invloed hebben op de kans op het ontwikkelen van een<br />

ziekte. De analyse van de relevante genetische variaties maakte de volgende conclusies<br />

mogelijk:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

CASC8 rs6983267 T>G G/G<br />

CASC8 rs10505477 G>A G/G<br />

CASC8 rs10808555 A>G A/A<br />

CASC8 rs7837328 G>A G/G<br />

CASC8 rs7014346 G>A G/G<br />

CCND1 rs9344 G>A G/G<br />

CDH1 rs16260 C>A A/A<br />

COLCA1/COLCA2 rs3802842 A>C A/A<br />

CYP1A1 rs1048943 A>G A/A<br />

DNMT3B rs1569686 T>G G/T<br />

GREM1 rs10318 C>T C/C<br />

IL8/CXCL8 rs4073 T>A T/A<br />

IL10 rs1800872 C>A C/A<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

MTRR rs1801394 A>G G/G<br />

SMAD7 rs12953717 C>T C/C<br />

TGFB1 rs1800469 A>G A/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 61 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een samenvatting van de uitwerking die de genetische variaties hebben op uw<br />

lichaam en gezondheid:<br />

➤ Uw risico op het ontwikkelen van darmkanker is lager dan dat van het<br />

populatiegemiddelde.<br />

Risico op darmkanker<br />

LAGER GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 62 van 299


DARMKANKER<br />

Preventie<br />

Volgens uw genetisch profiel heeft u geen verhoogd risico om darmkanker te krijgen,<br />

daarom zijn typische preventie- en screening maatregelen voldoende<br />

voor u. Buiten de algemene regels voor een gezonde levensstijl zijn geen speciale<br />

maatregelen vereist.<br />

Aanbevelingen voor uw dieet en levensstijl<br />

Volgens de meest recente beschikbare informatie zijn de volgende voedingsaanbevelingen van<br />

toepassing als preventie tegen darmkanker:<br />

➤ Bereik en handhaaf een normaal lichaamsgewicht.<br />

➤ Zorg voor een uitgebalanceerd dieet.<br />

➤ Voedingsmiddelen met grote hoeveelheden vet en suiker mogen slechts incidenteel en in<br />

kleine hoeveelheden worden geconsumeerd.<br />

➤ Eet voedingsmiddelen die veel vezels bevatten.<br />

➤ Verminder uw consumptie van rood vlees.<br />

➤ Eet regelmatig vis.<br />

➤ Alcohol mag alleen in kleine hoeveelheden worden geconsumeerd.<br />

➤ Zorg voor voldoende vitamine D3.<br />

➤ Doe regelmatig aan sport.<br />

Vroege diagnose<br />

Vroege detectie is van cruciaal belang voor de succesvolle behandeling van elk type kanker. Als<br />

de kanker vroeg wordt ontdekt, kan deze meestal vrij goed en effectief worden behandeld.<br />

Het aanbevolen screeningprogramma bestaat uit de volgende onderzoeken:<br />

➤ ONTLASTINGTEST: Jaarlijks (aanbevolen vanaf 50 jaar)<br />

➤ IMMUNOLOGISCHE ONTLASTINGTEST: Jaarlijks (aanbevolen vanaf 50 jaar)<br />

➤ UITGEBREIDE COLOSCOPIE: Elke 10 jaar (aanbevolen vanaf 55 jaar)<br />

➤ KLEINE COLOSCOPIE: Elke 5 jaar (aanbevolen vanaf 55 jaar)<br />

DEMO_ML Pagina 63 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

3<br />

GENEN<br />

DPYD<br />

FUNCTIE<br />

GEEN<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Alfentanil r N N Aprepitant r N N Bevacizumab r r r<br />

Buprenorphine r N N Capecitabine r G G Cetuximab r r r<br />

Codeine r r r Dolasetron r r r Domperidone r r r<br />

Enflurane r r r Fentanyl r N N Fluorouracil r G G<br />

Halothane r r r Hydrocodone r r r Irinotecan r N U<br />

Isoflurane r r r Levacetylmethadol r N N Lidocain r r r<br />

Methadone r N N Methotrexate r r r Methoxyflurane r r r<br />

Metoclopramide r r r Oxaliplatin r r r Oxycodone r N r<br />

Paracetamol r r r Phenacetin r r r Ropivacaine r r r<br />

Sevoflurane r r r Tegafur r G G Tramadol r N r<br />

Trifluridine r r r Zolmitriptan r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 64 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 65 van 299


Skin Health Sensor<br />

Effectieve preventie en vroegtijdige opsporing van huidkanker


Huidkanker<br />

HUID KANKER<br />

De ontwikkeling van huidkanker is zichtbaar aan de oppervlakte van de huid. In theorie<br />

kan dit dus eenvoudig worden vastgesteld en behandeld. Sommige tumoren<br />

ontwikkelen zich echter ongemerkt en op verborgen plaatsen en veroorzaken pas<br />

symptomen op het moment dat ze zich al door het hele lichaam hebben verspreid.<br />

Huidkanker kan in principe in twee soorten<br />

worden onderverdeeld: melanocytair en nietmelanocytair.<br />

Niet-melanocytaire huidkanker<br />

komt voor in de oppervlakkige huidcellen<br />

(basaalcellen of plaveiselcellen). Deze vorm<br />

van huidkanker komt veel voor, maar is goed<br />

te behandelen en slechts zelden fataal.<br />

Melanocytaire huidkanker, ook wel zwarte<br />

huidkanker of melanoom genoemd, is<br />

zeldzamer en gevaarlijker. Deze vorm wordt<br />

veroorzaakt door een ongeremde deling van<br />

pigmentcellen dieper in de huid. Dezelfde<br />

cellen die gewoonlijk zorgen voor een<br />

zongebruinde huid.<br />

Risicofactoren<br />

Naast overmatige Uv-straling van de zon of<br />

een zonnebank, spelen ook genetische<br />

factoren een belangrijke rol bij de<br />

ontwikkeling van huidkanker. Mensen die<br />

veel plekjes en vlekjes op de huid hebben, bij<br />

wie huidkanker in de familie voorkomt, of die<br />

een huid hebben die moeilijk bruin wordt en<br />

snel verbrandt lopen een verhoogd risico.<br />

de huid die zichtbaar van vorm veranderen en<br />

ongemak kunnen veroorzaken. Bij een bezoek<br />

aan een arts worden deze plekjes en vlekjes<br />

bekeken en eventueel ook in een<br />

laboratorium onderzocht om eventuele<br />

huidkanker vast te kunnen stellen. In veel<br />

gevallen wordt het plekje of vlekje dan<br />

verwijderd, waarmee de kanker doeltreffend<br />

is bestreden.<br />

Zelfonderzoek<br />

Regelmatig zelfonderzoek is een belangrijk<br />

onderdeel van vroegtijdige opsporing. Dit<br />

geldt in het bijzonder voor mensen die<br />

erfelijke aanleg hebben, of die in het verleden<br />

huidkanker hebben gehad. Afhankelijk van<br />

het risiconiveau moet de huid van alle<br />

lichaamsdelen ieder 3 tot 6 maanden<br />

gecontroleerd worden op veranderingen. Dit<br />

geldt in het bijzonder voor de huid rondom<br />

plekjes en vlekjes. Als er huidafwijkingen<br />

worden gevonden, moet dit meteen worden<br />

besproken met een arts.<br />

Voorkoming en vroegtijdige<br />

opsporing<br />

Bescherm uzelf tegen overmatige<br />

blootstelling aan Uv-straling. Het gebruik van<br />

een zonnebrandmiddel is een eerste<br />

voorzorgsmaatregel tegen de ontwikkeling<br />

van huidkanker. Naast deze<br />

voorzorgsmaatregel is vroegtijdige opsporing<br />

van de ziekte erg belangrijk voor een<br />

succesvolle behandeling. Huidkanker<br />

ontstaat gewoonlijk uit plekjes en vlekjes op<br />

DEMO_ML Pagina 67 van 299


HUID KANKER<br />

Genen die relevant zijn voor huidkanker<br />

Er is wetenschappelijk vastgesteld dat een aantal genetische varianten van invloed zijn op de<br />

ontwikkeling van huidkanker. Als we deze genetische varianten als één geheel beschouwen,<br />

kunnen ze in belangrijke mate van invloed zijn op de kans om een ziekte te ontwikkelen. De<br />

analyse van de relevante genetische varianten heeft tot de volgende conclusies geleid:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

ASIP rs1015362 A>G G/A<br />

ASIP rs4911414 G>T G/T<br />

CDK10 rs258322 C>T C/C<br />

CLPTM1L rs401681 T>C C/T<br />

MC1R rs11547464 G>A G/G<br />

MC1R rs1805005 G>T G/G<br />

MC1R rs1805006 C>A C/C<br />

MC1R rs1805007 C>T C/C<br />

MC1R rs1805009 G>C G/G<br />

MC1R rs2228479 G>A G/G<br />

MC1R rs885479 G>A G/G<br />

MTAP rs7023329 A>G G/A<br />

MYH7B rs1885120 G>C C/G<br />

NCOA6 rs4911442 A>G A/A<br />

PARP1 rs3219090 A>G G/G<br />

PIGU rs910873 G>A A/A<br />

SLC45A2 rs16891982 C>G G/G<br />

TYR rs1393350 G>A G/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 68 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een samenvatting van de uitwerking die de genetische variaties hebben op uw<br />

lichaam en gezondheid:<br />

➤ Uw risico op het ontwikkelen van kwaadaardige melanomen (zwarte huidkanker) is lager<br />

dan het bevolkingsgemiddelde.<br />

➤ Uw risico op het ontwikkelen van niet-melanocytaire leasies (oppervlakkige huidkanker)<br />

is lager dan het bevolkingsgemiddelde.<br />

Het risico op kwaadaardige melanomen (zwarte huidkanker)<br />

LAGER GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Het risico op oppervlakkige huidkanker (niet-melanocytaire huidkanker)<br />

LAGER GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 69 van 299


HUID KANKER<br />

Preventie<br />

Aangezien u geen verhoogd risico op huidkanker loopt, hoeft u geen<br />

voorzorgsmaatregelen te nemen anders dan de gebruikelijke adviezen voor vroegtijdige<br />

opsporing van huidkanker.<br />

Adviezen ten aanzien van voorkoming en vroegtijdige opsporing<br />

U krijgt het advies de volgende maatregelen te nemen:<br />

➤ Controleer elk jaar alle delen van uw huid door ernaar te kijken en er aan te voelen.<br />

➤ Neem onmiddellijk contact op met uw arts als u veranderingen ontdekt in de huid of de<br />

plekjes en vlekjes.<br />

➤ Gebruik een voldoende hoeveelheid zonnebrand als u buiten bent.<br />

DEMO_ML Pagina 70 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

3<br />

4<br />

GENEN<br />

DPYD<br />

TPMT<br />

FUNCTIE<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Alfentanil r N N Aprepitant r N N Buprenorphine r N N<br />

Cisplatin r r r Codeine r r r Dacarbazine r r r<br />

Dolasetron r r r Domperidone r r r Enflurane r r r<br />

Fentanyl r N N Fluorouracil r G G Halothane r r r<br />

Hydrocodone r r r Isoflurane r r r Levacetylmethadol r N N<br />

Lidocain r r r Methadone r N N Methoxyflurane r r r<br />

Metoclopramide r r r Oxycodone r N r Paracetamol r r r<br />

Phenacetin r r r Ropivacaine r r r Sevoflurane r r r<br />

Tramadol r N r Vemurafenib r r r Zolmitriptan r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 71 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 72 van 299


Longkanker<br />

Effectieve preventie en behandeling van longkanker


LONGKANKER<br />

Longkanker<br />

Long kanker, ook wel bekend als bronchogeen carcinoom, is een ziekte van de cellen van<br />

het longweefsel. Door mutaties in een cel ontstaat er ongecontroleerde groei die<br />

resulteert in een tumor. Verschillende omgevingsfactoren, zoals het roken van tabak<br />

en het inademen van roet, fijnstof en rook, proberen constant het DNA in de cellen te<br />

beschadigen. Bepaalde genen zorgen er normaal gesproken voor dat deze giftige<br />

stoffen worden opgespoord en geneutraliseerd voor ze veel schade kunnen doen. Deze<br />

genen kunnen echter minder goed werken door bepaalde genetische variaties. Als<br />

mensen die zo'n beperkt functionerende ontgiftingssysteem hebben worden<br />

blootgesteld aan de risicofactoren, kunnen zij sneller longkanker krijgen.<br />

Risicofactoren<br />

De meest significante risicofactor is roken (zowel voor mensen met een genetische aanleg als<br />

voor mensen die die aanleg niet hebben). Roken zorgt voor ongeveer 85% van alle longkanker<br />

gevallen. Meeroken (passief roken) zorgt nog eens voor rond de 3-5% van de gevallen. Na het<br />

roken is het radioactieve radongas, dat uit de grond komt en zich kan verzamelen in mijnen of<br />

oude kelders en belangrijk risico. Goed ventileren van kelders is dus een effectieve preventieve<br />

methode.<br />

Andere beroepsfactoren zoals het inademen van rookuitstoot, bepaalde stoffen in de bouw,<br />

mijnbouw en metaalarbeid, kunnen een verhoogd risico geven. Vooral stof dat kwarts,<br />

arsenicum, chroom en nikkel bevat en natuurlijk asbest kunnen problemen opleveren.<br />

Vroege opsporing is cruciaal<br />

Longkanker geeft normaal gesproken pas symptomen in een laat stadium. De ziekte is dan vaak<br />

niet meer goed behandelbaar. Mensen met de grootste kans op genezing zijn degene bij wie de<br />

ziekte in de non-symptomatische fase is ontdekt door gericht preventief onderzoek of toeval.<br />

Ter vergelijking: van alle mensen bij wie de ziekte is ontdekt in de symptomatische fase leeft na<br />

5 jaar nog slechts 14%, bij de mensen waarbij de ziekte al veel eerder is ontdekt is dit<br />

percentage 80%.<br />

Symptomen in een later stadium<br />

Symptomen van longkanker komen vaak pas in een relatief laat stadium van de ziekte aan het<br />

licht en dienen onmiddellijk door een specialist te worden onderzocht. Bovendien zijn<br />

symptomen vaak nogal a-specifiek en kunnen ook worden veroorzaakt door andere ziektes.<br />

Symptomen zijn:<br />

➤ Een hoest die langer dan drie weken duurt<br />

➤ Bloed ophoesten<br />

➤ Moeheid en verminderde prestaties<br />

DEMO_ML Pagina 74 van 299


➤ Gewichtsverlies<br />

➤ Moeilijk kunnen slikken en heesheid<br />

➤ Botpijn<br />

➤ Opgezwollen lymfklieren in de hals<br />

➤ Permanent slijm ophoesten<br />

➤ Onduidelijke koortsen<br />

➤ Constant buiten adem zijn<br />

➤ Pijn in de borst<br />

DEMO_ML Pagina 75 van 299


LONGKANKER<br />

Relevante genen voor longkanker<br />

Verscheidene genetische variaties die van invloed zijn op de ontwikkeling van longkanker zijn<br />

door de wetenschap ontdekt. Indien al deze variaties in beschouwing worden genomen, kunnen<br />

ze significant iets aangeven op de waarschijnlijkheid om de ziekte te ontwikkelen. De analyse<br />

van de relevante genen gaven de volgende conclusies:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

CYP1A1 rs4646903 C>T T/T<br />

CYP1A1 rs1048943 G>A A/A<br />

GSTM1 Null allel INS>DEL INS<br />

GSTT1 Null allel INS>DEL DEL<br />

GSTP1 rs1695 G>A G/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico op longkanker is hoger dan het populatiegemiddelde. 1.2-maal<br />

Hoe groot is het risico dat longkanker zich bij u ontwikkelt?<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 76 van 299


LONGKANKER<br />

Preventie<br />

Volgens uw genetisch profiel, heeft u een verhoogd risico om longkanker te<br />

ontwikkelen. Naast een verhoogd risico ondanks een gezonde leefstijl, zullen de<br />

bekende risicofactoren op longkanker (roken, fijnstof) voor u veel schadelijker zijn dan<br />

voor de meeste andere mensen.<br />

Indien u een roker bent, vergelijk u dan niet met andere rokers. Roken schaadt u veel<br />

meer dan de meeste andere mensen.<br />

Voeding<br />

Bepaalde leefstijl keuzes kunnen het risico op longkanker en andere vormen van kanker<br />

drastisch verkleinen. Een dieet dat rijk is aan antioxidanten (vitamine C, vitamine E, selenium,<br />

zink, alfa liponzuur) kunnen helpen om giftige vrije radicalen te neutraliseren en de kans op<br />

kanker te verkleinen. Dus neem voldoende groente en fruit op in uw voedingsplan.<br />

Een dieet rijk aan mineralen zoals calcium, zink en selenium wordt speciaal aanbevolen aan<br />

mensen met een gelimiteerde ontgifting van zware metalen.<br />

Vitamine D gebrek is een andere risico factor voor de ontwikkeling van verschillende vormen<br />

van kanker. Ga dus vaak naar buiten en zorg dat je voldoende vitamine D3 binnenkrijgt (zit in<br />

vette vis, zuivel en in sommige supplementen).<br />

Vermijd verontreinigende stoffen<br />

Als eerste en belangrijkste, tabaksrook is een verontreinigende stof en dient daarom ten alle<br />

tijden te worden vermeden. Dit geldt zowel voor direct roken als voor passief roken (meeroken).<br />

Zelf als u tientallen jaren heeft gerookt, zal stoppen met roken het risico op longkanker met de<br />

tijd significant verlagen.<br />

Indien u op uw werk blootgesteld bent aan fijnstof, is het essentieel om adequate bescherming<br />

van de luchtwegen te gebruiken. Dit geldt voor alle typen fijnstof en rook.<br />

Omdat radioactief radongas zich kan ophopen in oude kelders en slecht geventileerde ruimtes,<br />

zorg er voor dat de kelder goed wordt geventileerd.<br />

Vroege herkenning<br />

Hoewel vroege opsporing de belangrijkste factor is in de behandeling van longkanker, is een<br />

routine long onderzoek in veel landen niet beschikbaar. De longen worden allen onderzocht<br />

met een röntgenfoto, MRI of CT scan als er al symptomen van de ziekte zijn. Tegen die tijd is<br />

echter nog maar ongeveer bij 12% van alle gevallen de behandeling succesvol. Indien de ziekte,<br />

vaak bij toeval door een niet gerelateerde röntgenfoto (bijvoorbeeld bij gebroken rib), in een<br />

vroeg stadium wordt ontdekt, is de kans op succesvolle behandeling ongeveer 88%.<br />

DEMO_ML Pagina 77 van 299


Tegenwoordig worden in Europese landen geen routine longonderzoeken gedaan. Dus zal men<br />

naar een privé kliniek moeten gaan voor een preventief onderzoek. Regelmatig longonderzoek<br />

wordt aanbevolen voor mensen met een genetische aanleg voor longkanker en voor mensen die<br />

zwaar roken of dat hebben gedaan. Herhaal het onderzoek elke vijf jaar.<br />

DEMO_ML Pagina 78 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Afatinib r r r Alfentanil r N N Aprepitant r N N<br />

Bevacizumab r r r Buprenorphine r N N Carboplatin r r r<br />

Codeine r r r Docetaxel r N N Dolasetron r r r<br />

Domperidone r r r Doxorubicin r N N Enflurane r r r<br />

Erlotinib r N N Etoposide r N N Everolimus r N N<br />

Fentanyl r N N Gefitinib r N N Gemcitabine r r r<br />

Halothane r r r Hydrocodone r r r Isoflurane r r r<br />

Levacetylmethadol r N N Lidocain r r r Methadone r N N<br />

Methotrexate r r r Methoxyflurane r r r Metoclopramide r r r<br />

Oxycodone r N r Paclitaxel r r r Paclitaxel r r r<br />

Paclitaxel r r r Paracetamol r r r Pemetrexed r r r<br />

Phenacetin r r r Ropivacaine r r r Sevoflurane r r r<br />

Topotecan r r r Tramadol r N r Vinorelbine r N N<br />

Zolmitriptan<br />

r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 79 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 80 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Hart-en vaatziekten<br />

Preventie en behandeling van dyslipidemie


Hart- en vaatziekten<br />

HART- EN VAATSTELSEL<br />

Cholesterol en triglyceriden zijn essentiële vetten die ons lichaam gebruikt voor de<br />

opbouw van celmembranen, de opslag van energie, de opname van vetoplosbare<br />

vitaminen en de aanmaak van hormonen. Deze vetten zijn zo essentieel dat ons<br />

lichaam cholesterol ook zelf aanmaakt. De cholesterol wordt vervolgens via het bloed<br />

door heel het lichaam vervoerd, zodat het aangewend kan worden voor celgroei. Op<br />

deze manier maakt ons lichaam circa 70% van de benodigde cholesterol zelf aan. De<br />

andere 30% halen we uit onze voeding.<br />

De hoeveelheid cholesterol in uw bloed gaat<br />

na elke maaltijd omhoog. Om dit te reguleren<br />

beschikt het lichaam over nauwkeurige<br />

regelmechanismen die het cholesterol in uw<br />

bloed op het gewenste niveau houden. Als uw<br />

bloed te veel cholesterol bevat, vervoert het<br />

HDL naar de lever. Hier wordt de cholesterol<br />

uit uw bloed gefilterd, waardoor het<br />

cholesterolgehalte afneemt. De lever geeft<br />

echter LDL-cholesterol af aan uw bloed,<br />

waardoor het cholesterolgehalte weer<br />

toeneemt. Een hoog cholesterolgehalte kan<br />

tot arteriosclerose leiden. Een laag<br />

cholesterolgehalte draagt dus bij aan een<br />

goede gezondheid.<br />

heeft, is het belangrijk dat uw voeding<br />

afgestemd is op uw genetische profiel.<br />

Daarom wordt HDL-cholesterol – het type dat<br />

naar de lever vervoerd wordt – ‘goede’<br />

cholesterol en LDL-cholesterol – het type dat<br />

de lever aan het bloed afgeeft – ‘slechte’<br />

cholesterol genoemd.<br />

Daarom is het voor uw gezondheid<br />

belangrijk een hoog HDL- en een laag LDLcholesterolgehalte<br />

te hebben.<br />

Een aantal genen is verantwoordelijk voor de<br />

regulering van het cholesterol- en<br />

triglyceridengehalte of voor een verhoogd<br />

risico op hart- en vaatziekten. Als u een of<br />

meerdere ongunstige genetische<br />

eigenschappen hebt, moet u speciale<br />

aandacht besteden aan de inname en de<br />

stofwisseling van vetten. Omdat voeding de<br />

grootste invloed op de vetstofwisseling<br />

DEMO_ML Pagina 84 van 299


Aritmie<br />

Het lange-QT-syndroom (LQTS) is een levensbedreigende aandoening die bij iemand<br />

met een verder uitstekende gezondheid kan leiden tot een plotselinge hartdood.<br />

De hartslag komt tot stand door een<br />

terugkerende elektrische prikkel die zich door<br />

het hart verplaatst. Het interval dat loopt<br />

vanaf het moment dat de eerste prikkel voor<br />

het opwekken van de hartslag wordt<br />

afgegeven tot en met het punt waarop de<br />

cellen gereed zijn voor de volgende hartslag,<br />

heet het QT-interval. Als dit interval bijzonder<br />

lang is, neemt het risico op symptomen zoals<br />

paroxismale tachycardie, aritmie,<br />

draaiduizeligheid en bewusteloosheid toe. In<br />

ernstige gevallen leiden deze aanvallen<br />

vanwege ventrikelfibrillatie tot een<br />

hartstilstand. De meeste mensen met deze<br />

aandoening vertonen echter geen<br />

symptomen totdat er zich een<br />

levensbedreigende aandoening ontwikkelt.<br />

Door middel van een rust-ECG (het meten van<br />

de hartslag in rusttoestand) en een<br />

genetische analyse kan het risico beter<br />

vastgesteld worden.<br />

leeftijd van boven de 50, een extreme<br />

lichamelijke activiteit en het gebruik van<br />

bepaalde medicijnen. Als in deze gevallen een<br />

verlengd QT-interval wordt gediagnosticeerd,<br />

kan medische behandeling noodzakelijk zijn.<br />

Dankzij een genetische analyse kunt u er zelf<br />

achter komen of u in een risicogroep zit en<br />

kunt u zo nodig de vereiste<br />

voorzorgsmaatregelen nemen. Ernstige<br />

gevolgen zoals een plotselinge dood kunnen<br />

dan meestal voorkomen worden.<br />

Een lang QT-interval wordt meestal niet<br />

opgemerkt. Meer dan de helft van de<br />

patiënten met het lange-QT-syndroom (LQTS)<br />

ervaart geen symptomen. Als er symptomen<br />

optreden, worden ze veroorzaakt door<br />

mogelijk<br />

levensbedreigende<br />

hartritmestoornissen. Deze duiden op een<br />

ernstige aandoening. Hartkloppingen kunnen<br />

lang aanhouden (meer dan 30 seconden) of<br />

intermitterend zijn. En soms blijven ze<br />

onopgemerkt. Dit is afhankelijk van de<br />

volgende factoren: duur en frequentie van de<br />

hartslag, positie van het lichaam, algehele<br />

gesteldheid, duizeligheid, bewusteloosheid<br />

en zelfs hartstilstand. Ze kunnen dus tot een<br />

plotselinge hartdood leiden. Omdat<br />

tachycardie plots en doorgaans bij<br />

lichaamsbeweging of in stressvolle situaties<br />

optreedt, zijn de symptomen vaak<br />

onverwacht en worden ze geconstateerd<br />

omdat ze ons algemeen welzijn beïnvloeden.<br />

Mensen met dit genetische risico moeten<br />

maatregelen nemen om de symptomen tot<br />

een minimum te beperken. Hiertoe behoort<br />

medische controle van de hartslag bij<br />

risicovolle gevallen, zoals een hart- en<br />

vaatziekte, diabetes, morbide obesitas, een<br />

DEMO_ML Pagina 85 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Relevante genen voor hart- en vaatziekten<br />

De wetenschap heeft verscheidene genen en polymorfismen in verband gebracht met een risico<br />

op uiteenlopende hart- en vaatziekten. Door de analyse van deze polymorfismen kunnen we uw<br />

genetische risico op deze aandoeningen en een aantal andere hiermee samenhangende<br />

genetische eigenschappen bepalen.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

CDH13 rs8055236 G>T T/G<br />

CHDS8 rs1333049 G>C G/G<br />

APOA5 rs662799 -1131T>C A/A<br />

PON1 rs662 Q192R A/A<br />

PON1 rs854560 L55M A/A<br />

APOB rs5742904 R3500Q G/G<br />

SREBF2 rs2228314 Gly595Ala C/C<br />

NOS3 Ins/Del Int. 4 Ins/Del Intron 4 Ins/Ins<br />

NOS3 rs2070744 -786 T/C T/T<br />

NOS3 rs1799983 Glu298Asp G/T<br />

APOA1 rs670 -75G > A G/G<br />

MTRR rs1801394 Ile22Met G/G<br />

MMP3 rs3025058 5A/6A T/del<br />

GJA4 rs1764391 Pro319Ser T/T<br />

ITGB3 rs5918 Leu33Pro T/T<br />

CETP rs708272 Taq1(B1>B2) C/T<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

APOE rs429358 T>C T/T<br />

APOE rs7412 T>C T/C<br />

Type ApoE combinatie E2/E3/E4 E2/E3<br />

NOS1AP rs16847548 T>C T/T<br />

NOS1AP rs12567209 G>A G/G<br />

NOS1AP rs10494366 T>G T/T<br />

CYP1A2 rs762551 C/A Pos. -163 A/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische variatie, GENOTYPE = uw<br />

persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 86 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Deze analyse onderzoekt talrijke genen die samenhangen met risico’s op verschillende hart- en<br />

vaatziekten. Veel van deze risicovariaties komen vaak voor, en bijna iedereen heeft wel een<br />

aantal genen dat het risico op hart- en vaatziekten verhoogt. Als u een buitengewoon klein<br />

aantal genen hebt dat het risico verhoogt, kunnen uw genen feitelijk het risico op de<br />

ontwikkeling van een hart- en vaatziekte verminderen. Hier ziet u een overzicht van de effecten<br />

die uw genetische variaties op uw gezondheid en lichaam hebben:<br />

➤ U heeft een verhoogd risico op coronaire hartziekten<br />

➤ Geen aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

➤ U heeft lichte aanleg voor een hoog triglyceridengehalte<br />

➤ Vitamine B2 verlaagt uw homocysteïnegehalte niet<br />

➤ Omega 3-vetzuren verlagen uw HDL-cholesterolgehalte<br />

➤ Aspirine kan effectief zijn bij het voorkomen van arteriële trombose<br />

➤ Aanleg voor iets lager HDL-cholesterolgehalte<br />

➤ Geen aanleg voor langer QT-interval<br />

Uw risico op een coronaire hartziekte, atherosclerose en een hartinfarct<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 87 van 299


Uw LDL-cholesterolgehalte is waarschijnlijk<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

Uw homocysteïnegehalte is waarschijnlijk<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

▲<br />

Uw HDL-cholesterolgehalte is waarschijnlijk<br />

NORMAAL<br />

LAAG<br />

Het effect van vitamine B2 op homocysteïne<br />

VERMINDERING<br />

GEEN<br />

▲<br />

▲<br />

Het effect van omega 3 op HDL-cholesterol<br />

VERBETERING<br />

VERSLECHTERIN<br />

G<br />

Het effect van aspirine op arteriële trombose<br />

(bloedstolsels)<br />

BESCHERMING<br />

GEEN EFFECT<br />

▲<br />

▲<br />

Uw triglyceridengehalte is waarschijnlijk<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

Risico op plotselinge hartdood (QT)<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 88 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Hart<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Alcohol Vezel Cholester. EPA Fructose Verzad. vet<br />

α-Linol. DHA Onverz.vet Suiker Koffie Caffeïne<br />

Fytosterol<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 89 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - bloed<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Alcohol Foliumzuur Vit. B6/B12<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 90 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Vitamine B2<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Vit. B2<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 91 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Preventie<br />

Op basis van de onderzochte genen heeft u geen verhoogd genetisch risico op<br />

stofwisselingsziekten. Uw risico is hetzelfde als dat van de doorsnede van de<br />

bevolking. Hoewel u geen genetische aanleg voor deze ziekten heeft, kunt u toch ziek<br />

worden, met name als u een ongezonde levensstijl heeft die tot hoge vetwaarden in het<br />

bloed leidt. Wij raden u aan na uw twintigste uw cholesterol- en triglyceridengehalte<br />

elke vijf jaar te laten controleren. Als deze waarden in de loop van de tijd stijgen, moet<br />

u maatregelen nemen om het risico op atherosclerose te verminderen. De specifieke<br />

maatregelen zijn afhankelijk van de onderzoeksresultaten. Volg hierbij de adviezen van<br />

uw arts op.<br />

Preventieve maatregelen<br />

➤ Doe regelmatig aan sport of lichaamsbeweging. Het best zijn duursporten (bijv. wandelen, nordic<br />

walking, fietsen, zwemmen en krachttraining). Houd daarnaast uw gewicht in de gaten. Idealiter<br />

doet u 5 dagen per week minstens 30 minuten per keer aan lichaamsbeweging.<br />

➤ Roken vergroot uw risico op vaatziekten enorm en heeft vele andere negatieve effecten op uw<br />

gezondheid. Stoppen met roken is een van de belangrijkste manieren om uw gezondheid te<br />

verbeteren.<br />

➤ Eet voornamelijk vetarme maaltijden (vis, gevogelte en mager vlees worden aangeraden en vette<br />

voeding zoals worst, spek en vette kaas moet geminderd worden).<br />

➤ Daarnaast moet u uitsluitend vetarme zuivelproducten innemen, zoals vetarme melk, vetarme<br />

kaas en vetarme yoghurt.<br />

➤ Eet zo weinig mogelijke dierlijke producten en gebruik voornamelijk plantaardige oliën.<br />

➤ Eet meerdere keren per dag fruit en groenten.<br />

Omega 3-vetzuren<br />

➤ Omega 3-vetzuren worden gewoonlijk aangeraden bij een hoog cholesterol. Vanwege uw<br />

APOA1-gen kunnen omega 3-vetzuren uw cholesterolgehalte echter verhogen.<br />

Koffie<br />

➤ Hoewel koffie gezonde ingrediënten bevat, kan de cafeïne in de koffie (indien niet<br />

gemetaboliseerd door het CYP1A2-gen) het risico op hart- en vaatziekten verhogen. Uw CYP1A2-gen<br />

werkt normaal en daarom is matig koffiegebruik (2-5 kopjes per dag) gezond voor uw<br />

cardiovasculaire systeem.<br />

Medische behandeling wordt aangeraden als veranderingen in de voeding en lichaamsbeweging<br />

het cholesterol- en triglyceridengehalte niet tot een normaal niveau verlagen. Er zijn meerdere<br />

mogelijkheden: statines, galzuurbinders, fibraten, niacine (vitamine B3),<br />

cholesterolsyntheseremmers en cholesterolopnameremmers. Uw arts zal aangeven welk<br />

medicijn voor u geschikt is. Het is uiterst belangrijk maatregelen te nemen die<br />

hartaandoeningen voorkomen. Als u namelijk pas behandeld wordt nadat er zich al symptomen<br />

ontwikkeld hebben, kan de voortgang van de ziekte alleen maar vertraagd worden.<br />

DEMO_ML Pagina 92 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

1<br />

2<br />

GENEN<br />

SLCO1B1<br />

VKORC1<br />

FUNCTIE<br />

TRAAG<br />

NORMAL<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Abciximab r r r Acebutolol r r r<br />

Acetylsalicylic<br />

Acid<br />

r G G<br />

Alprenolol r r r Amiloride r r r Amiodarone r U U<br />

Amlodipine r N N Anagrelide r r r Atenolol r r r<br />

Atorvastatin r N N Barnidipine r r r Benazepril r r r<br />

Bendroflumethiazide r r r Benidipine r r r Betaxolol r r r<br />

Bisoprolol r N N Bumetanide r r r Candesartan r U U<br />

Captopril r r r Carvedilol r G G Celiprolol r r r<br />

Cerivastatin r N N Chlortalidone r r r Cilazapril r r r<br />

Cilnidipine r r r Cilostazol r N N Clevidipine r r r<br />

Clopidogrel r N r Colestipol r r r Cyclopenthiazide r r r<br />

Debrisoquine r r r Digoxin r r r Diltiazem r N N<br />

Dipyridamole r r r Disopyramide r N N Dofetilide r N N<br />

Dorzolamide r r r Dronedarone r r r Enalapril r r r<br />

Encainide r r r Enoxaparin r r r Eplerenone r N N<br />

Eprosartan r r r Eptifibatide r r r Esmolol r r r<br />

DEMO_ML Pagina 93 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Ezetimibe r r r Felodipine r N N Fendiline r r r<br />

Fenofibrate r r r Flecainide r r r Fluvastatin r r r<br />

Fondaparinux r r r Fosinopril r r r Gallopamil r r r<br />

Gemfibrozil r N N Hydralazine r r r Hydrochlorothiazide r r r<br />

Ibutilide r r r Indapamide r r r Irbesartan r G G<br />

Isosorbide<br />

r r r Isradipine r N N Labetalol r r r<br />

Mononitrate<br />

Lacidipine r N N Lercanidipine r N N Lidocain r r r<br />

Lisinopril r r r Losartan G U G Lovastatin r N N<br />

Manidipine r r r Methazolamide r r r Metolazone r r r<br />

Metoprolol r r r Mexiletine r r r Moexipril r r r<br />

Nadolol r r r Nebivolol r r r Nicardipine r N N<br />

Nifedipine r N N Nilvadipine r r r Nimodipine r N N<br />

Nisoldipine r N N Nitrendipine r N N Penbutolol r r r<br />

Perhexiline r r r Perindopril r r r Pindolol r r r<br />

Pitavastatin r r r Prasugrel r r r Pravastatin r r r<br />

Procainamide r r r Propafenone r r r Propranolol r r r<br />

Quinapril r r r Quinidine r N N Ramipril r r r<br />

Ranolazine r r r Rosuvastatin r r r Simvastatin r N G<br />

Sotalol r r r Sparteine r r r Spironolactone r r r<br />

Telmisartan r r r Theobromine r r r Theophylline r r r<br />

Ticagrelor r r r Timolol r r r Tirofiban r r r<br />

Tocainide r r r Torasemide r G G Trandolapril r r r<br />

Triamterene r r r Valsartan r G G Verapamil r N N<br />

Vernakalant r r r Warfarin r G G Xipamide r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 94 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 95 van 299


Trombose<br />

Effectieve preventie van trombose


Trombose<br />

HART- EN VAATSTELSEL<br />

Trombose is een aandoening waarbij zich bloedstolsels in de bloedbaan vormen. Deze<br />

stolsels kunnen bepaalde bloedvaten verstoppen en de bloedstroom naar het hart of<br />

delen van de hersenen verminderen, zodat het aangedane weefsel beschadigd raakt of<br />

zelfs afsterft. Wanneer de bloedtoevoer naar een deel van de hersenen is afgesloten,<br />

treedt er een herseninfarct op. Afsluiting van de bloedtoevoer naar het hart<br />

veroorzaakt een hartinfarct. De meest voorkomende vorm van trombose is een afname<br />

van de bloedsomloop in de benen als gevolg van een bloedstolsel. Hier bestaat het<br />

gevaar dat uiteenvallende stolsels zich gaan verplaatsen en de bloedstroom naar de<br />

hersenen, het hart of de longen belemmeren.<br />

Genetische screeningstesten voor het<br />

bepalen van het risico op trombose worden<br />

helaas zelden uitgevoerd. En omdat de<br />

symptomen pas merkbaar zijn nadat<br />

trombose is opgetreden, weten de meeste<br />

mensen niet dat ze hiervoor een genetische<br />

aanleg hebben.<br />

Daarom wordt een genetische aanleg meestal<br />

pas vastgesteld nadat trombose is<br />

opgetreden. Dit kan echter fatale gevolgen<br />

hebben. Genetische screeningstesten worden<br />

nog veel te zelden uitgevoerd. Hiermee kan<br />

wel vastgesteld worden of iemand een<br />

verhoogd risico heeft, zodat eventueel<br />

noodzakelijke<br />

voorzorgsmaatregelen<br />

genomen kunnen worden. Verschillende<br />

genen voorkomen de vorming van<br />

bloedstolsels in de bloedvaten. Als een van<br />

deze genen defect is, kan hij niet goed<br />

functioneren en stijgt het risico op de<br />

vorming van een bloedstolsel aanzienlijk.<br />

Iedereen heeft twee genen van elk type, en<br />

ongeveer 1 op de 20 mensen heeft een defect<br />

in minstens één gen. Bij deze mensen is het<br />

risico op trombose acht keer zo hoog als bij de<br />

doorsnede van de bevolking. Ongeveer 1 op de<br />

200 mensen heeft een defect in beiden genen<br />

van een genotype en daardoor een tachtig<br />

keer zo hoog risico op trombose. Als iemand<br />

defecte genen heeft, betekent dat niet dat hij<br />

ook echt trombose krijgt. Slechts een fractie<br />

van hen ontwikkelt de aandoening<br />

daadwerkelijk. Ook andere factoren spelen<br />

een belangrijke rol, zoals overgewicht,<br />

bedrust en inactiviteit, lange vliegreizen, de<br />

anticonceptiepil en zwangerschap.<br />

Daarom is deze gentest zo belangrijk. Als u<br />

uw genetische gezondheidsrisico kent, kunt u<br />

preventieve maatregelen nemen en in de<br />

meeste gevallen het optreden van trombose<br />

zelfs voorkomen.<br />

DEMO_ML Pagina 97 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Relevante genen voor trombose<br />

Er zijn drie genetische variaties vastgesteld die het risico op trombose aanzienlijk kunnen<br />

verhogen. Door een analyse van deze drie polymorfismen kan het risico op de ontwikkeling van<br />

trombose bepaald en met specifieke preventieve maatregelen verminderd worden. De volgende<br />

genen hebben invloed op uw risico op trombose:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

Factor-V rs6025 G>A A/A<br />

Factor-II rs1799963 G>A G/G<br />

PAI1 rs1799889 G>del del/del<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

ITGB3 rs5918 T>C T/T<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 98 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Bepaalde genen zijn verantwoordelijk voor het voorkomen van bloedstolling in de bloedvaten.<br />

Variaties in deze genen kunnen dit proces verstoren en zo het risico op de vorming van een<br />

bloedstolsel en dus trombose verhogen. Hier ziet u een overzicht van de effecten die<br />

genetische variaties op uw gezondheid en lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico om veneuze trombose te ontwikkelen ten opzichte van het<br />

bevolkingsgemiddelde is 80 keer zo hoog<br />

➤ Uw risico op de ontwikkeling van arteriële trombose is ongeveer 1.84 keer zo hoog<br />

➤ Aspirine kan effectief zijn bij het voorkomen van arteriële trombose<br />

Risico op veneuze trombose<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Risico op arteriële trombose<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Het effect van aspirine op arteriële trombose<br />

(bloedstolsels)<br />

BESCHERMING<br />

GEEN EFFECT<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 99 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Preventie<br />

Op basis van uw genetische profiel heeft u een verhoogd risico op trombose. U wordt<br />

daarom sterk aangeraden bepaalde voorzorgsmaatregelen te nemen om uw risico te<br />

verminderen. Door een genetische aanleg voor trombose neemt de kans op een stolsel<br />

toe. Het betekent echter niet dat u de symptomen van trombose ook daadwerkelijk<br />

zult ervaren.Complicaties treden uitsluitend op als er zich in de bloedvaten een<br />

bloedstolsel vormt dat vervolgens de bloedtoevoer naar bepaalde delen van het<br />

lichaam verstoort. De preventieve maatregelen zijn bedoeld om dit te voorkomen. U<br />

heeft een sterk verhoogd risico op de ontwikkeling van trombose. Andere factoren<br />

kunnen dit risico nog verder verhogen.<br />

De betreffende mensen moeten daarom op de hoogte zijn van de volgende<br />

preventieve maatregelen:<br />

➤ Het ‘economyclasssyndroom’ treedt op als zich na een lange vliegreis bloedstolsels in de benen<br />

vormen. Vraag ter preventie hiervan aan uw arts of hij voor lange vluchten heparine-injecties voor<br />

wil schrijven. Pas daarnaast uw houding in de stoel aan.<br />

➤ Er zijn speciale steunkousen ontwikkeld om trombose te voorkomen. Beperk verder onder meer<br />

het risico tijdens lange vluchten.<br />

➤ Lichaamsbeweging is altijd verstandig. Verminder in uw geval daarom het risico op trombose door<br />

regelmatig aan lichaamsbeweging te doen.<br />

➤ Door gezonde voeding en niet te roken wordt het risico nog kleiner.<br />

➤ Zorg ervoor dat u voldoende vloeistoffen drinkt.<br />

Specifieke risicovolle situaties waarin preventieve maatregelen overwogen<br />

moeten worden:<br />

➤ Bedrust en inactiviteit, zoals in het geval van een gipsverband.<br />

➤ In dit geval worden heparine-injecties aanbevolen na een operatie, vooral na een buik-, heup- of<br />

knieoperatie.<br />

➤ Overgewicht.<br />

➤ Kanker of aandoeningen die samenhangen met verlies van vloeistoffen (bijv. diarree).<br />

➤ Spataderen in de benen.<br />

➤ Hartaandoeningen zoals hartfalen of na een hartinfarct.<br />

Bepaalde medicijnen kunnen extra complicaties veroorzaken. Bespreek<br />

met uw arts de medicijnen die u inneemt, en uw genetische risico’s. De<br />

volgende medicijnen kunnen ongeschikt zijn voor de betreffende mensen:<br />

➤ Bepaalde medicijnen voor de bloeddruk<br />

➤ Sedativa, zoals thalidomide,<br />

➤ dat gebruikt gebruikt wordt voor de behandeling van bloedarmoede, maar ook als verboden<br />

stimulerend middel.<br />

➤ Erytropoëtine/cortison<br />

DEMO_ML Pagina 100 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

2<br />

GENEN<br />

VKORC1<br />

FUNCTIE<br />

NORMAL<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Acenocoumarol r U r<br />

Acetylsalicylic<br />

Acid<br />

r G G Bemiparin r r r<br />

Clopidogrel r N r Desirudin r r r Enoxaparin r r r<br />

Fondaparinux r r r Prasugrel r r r Reteplase r r r<br />

Ticagrelor r r r Ticlopidine r N N Urokinase r r r<br />

Warfarin<br />

r G G<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 101 van 299


Hypertensie (hoge bloeddruk)<br />

Effectieve preventie en behandeling van hypertensie


Hypertensie<br />

HART- EN VAATSTELSEL<br />

Hypertensie is een aandoening waarbij de bloeddruk in het vaatstelsel chronisch<br />

verhoogd is. Een chronische systolische bloeddruk van meer dan 140 mmHg of een<br />

diastolische bloeddruk van meer dan 90 mmHg (beide gemeten na 10 minuten zitten)<br />

wordt aangemerkt als hoge bloeddruk. Deze meetmethode is de huidige standaard,<br />

omdat de bloeddruk vaak daalt als je gaat zitten, en stijgt als je lichamelijk actief bent.<br />

Deze aandoening komt veel voor: naar schatting 29% van de totale bevolking lijdt eraan.<br />

Bovendien neemt de bloeddruk met het ouder worden toe. Hoge bloeddruk is vooral gevaarlijk<br />

omdat het niet altijd waarneembaar is. Symptomen zijn onder meer hoofdpijn, duizeligheid,<br />

misselijkheid, bloedneuzen, vermoeidheid en slapeloosheid. In de meeste gevallen ontwikkelt<br />

de aandoening zich zonder symptomen en wordt het uitsluitend geconstateerd als er<br />

beschadigingen optreden. Daarom wordt het ook wel een ‘sluipmoordenaar’ genoemd.<br />

Hypertensie is een belangrijke risicofactor<br />

voor de ontwikkeling van atherosclerose<br />

(verharding van de slagaders), met name als<br />

er andere risicofactoren zoals ernstige<br />

obesitas, diabetes of een verhoogd<br />

cholesterol- of triglyceridengehalte in het<br />

geding zijn. De resulterende hart- en<br />

vaatziekten, zoals een coronaire hartziekte<br />

(CHZ), een hartinfarct, hartfalen, nierfalen,<br />

een herseninfarct en een vaataandoening,<br />

zijn verantwoordelijk voor ongeveer 45% van<br />

de sterfgevallen onder mannen en 50% van de<br />

sterfgevallen onder vrouwen.<br />

Behalve het verhoogde risico op<br />

atherosclerose veroorzaakt een permanente<br />

hoge bloeddruk ook schade aan de hartspier.<br />

De spieren zijn dikker en stugger, zodat het<br />

hart niet gemakkelijk kan ontspannen in de<br />

diastole (rustfase) en het bloed moeilijker<br />

binnen kan laten stromen. Dit leidt tot een<br />

slechtere vulling van het hart en symptomen<br />

van hartfalen. Als hoge bloeddruk niet<br />

behandeld wordt, kan beschadiging van de<br />

retina optreden, met uiteindelijk blindheid<br />

tot gevolg. Of de nieren raken zodanig<br />

beschadigd dat de werking sterk verminderd<br />

is. Vandaag de dag bestaan er behandelingen<br />

die hoge bloeddruk kunnen verlagen en de<br />

neveneffecten verminderen. Deze moderne<br />

medicijnen verhogen de levensverwachting en<br />

zorgen ook voor een enorme verbetering van<br />

de kwaliteit van leven.<br />

Verscheidene genen zijn verantwoordelijk<br />

voor de regulering van de bloeddruk. Elk gen<br />

is drager van een eigenschap die het risico op<br />

de ontwikkeling van hoge bloeddruk<br />

verhoogt. Iemand die zijn persoonlijke risico<br />

kent, kan preventieve maatregelen nemen om<br />

zijn bloeddruk te verlagen. Daarnaast kan hij<br />

zijn risicofactoren en aandoening met een<br />

arts bespreken. Deze maatregelen kunnen<br />

doorgaans de ernstige en vaak dodelijke<br />

aandoeningen voorkomen die veroorzaakt<br />

worden door langdurige hoge bloeddruk.<br />

DEMO_ML Pagina 103 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Relevante genen voor hypertensie<br />

Er zijn verschillende genetische variaties vastgesteld die het risico op hypertensie aanzienlijk<br />

kunnen verhogen. Door een analyse van deze polymorfismen kan het risico op de ontwikkeling<br />

van hypertensie bepaald en via specifieke preventieve maatregelen verminderd worden.<br />

Daarnaast helpt de genetische analyse bij het vaststellen van de effectiefste behandeling om<br />

de bloeddruk te verlagen. De volgende genen hebben invloed op uw bloeddruk:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

AGT rs699 T>C C/C<br />

ADRB1 rs1801253 G>C G/C<br />

GNB3 rs5443 C>T C/T<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 104 van 299


Overzicht van de effecten<br />

De geanalyseerde genen beïnvloeden uw risico op hoge bloeddruk, die ook gemeten kan worden<br />

op de conventionele manier. Daarom bestaat het nut van deze analyse hoofdzakelijk uit het<br />

meteen vaststellen van hoge bloeddruk via regelmatige onderzoeken, en daarna uit het correct<br />

behandelen via veranderingen in de levensstijl. Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw<br />

genetische variaties op uw gezondheid en lichaam hebben:<br />

➤ U heeft geen risico op verhoogde bloeddruk.<br />

➤ Minder zout gebruiken is behoorlijk effectief om het risico op hoge bloeddruk te<br />

verminderen<br />

➤ Inname van vitamine B2 heeft geen effect op uw bloeddruk<br />

Uw risico op hypertensie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Lagere bloeddruk dankzij het verminderen van de zout consumptie<br />

NORMAAL<br />

HEEL EFFECTIEF<br />

▲<br />

Lagere bloeddruk door vitamine B2 te nemen<br />

NIET EFFECTIEF<br />

EFFECTIEF<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 105 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Bloeddruk<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Alcohol Verzad. vet Natrium Vit. B2<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 106 van 299


HART- EN VAATSTELSEL<br />

Preventie<br />

Op basis van uw genetische profiel heeft u geen verhoogd risico op een hoge bloeddruk.<br />

U hoeft daarom geen speciale preventieve maatregelen te nemen, maar uitsluitend de<br />

algemene voorschriften voor een gezonde levensstijl op te volgen. Sommige mensen<br />

ontwikkelen echter zelfs zonder genetische defecten een hoge bloeddruk. Dit komt<br />

door hun persoonlijke levensstijl. Als u ondanks uw genetische profiel toch last heeft<br />

van hoge bloeddruk, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen nemen.<br />

Preventie<br />

Behalve genetische factoren spelen ook de omgeving en de levensstijl een cruciale rol bij de<br />

ontwikkeling van hoge bloeddruk. Het is daarom belangrijk dat u de risicofactoren kent en dat<br />

u uw levensstijl verandert om deze risicofactoren te vermijden.<br />

Stoppen met roken is een van de belangrijkste manieren om de bloeddruk te verlagen. Mensen<br />

die op middelbare leeftijd stoppen met roken hebben een vergelijkbare levensverwachting als<br />

degenen die nooit hebben gerookt. Roken heeft ook invloed op de effectiviteit van<br />

bloeddrukmedicatie.<br />

Beperk de hoeveelheid alcohol die u gebruikt na de leeftijd van 40 jaar, dit omdat alcohol een<br />

directe invloed heeft op de bloeddruk en matig of zwaar drinken verhoogt het risico op een<br />

beroerte. Een licht alcoholgebruik van maximaal 250 ml rode wijn per dag kan uw bloeddruk<br />

verlagen met 2-4 mmHg.<br />

Obesitas is een belangrijke risicofactor en verhoogt ook uw bloeddruk. Daarom zal het<br />

verminderen van uw gewicht en het verlagen van uw bloeddrukt een grote impact hebben. Als u<br />

10 kg verliest, verlaagt u uw bloeddruk met 5-20 mmHg. Houd uw BMI (Body Mass Index) onder<br />

de 25 om uw risico te verminderen.<br />

Regelmatige lichaamsbeweging zoals zwemmen, hardlopen of wandelen, zelfs bij lage<br />

intensiteit, verlaagt de bloeddruk met 4 - 9 mmHg. U kunt de bloeddruk verlagen door meerdere<br />

keren per week 30 minuten beweging te krijgen. Intensieve lichaamsbeweging wordt echter<br />

niet aanbevolen.<br />

Zoutconsumptie is ook een belangrijke risicofactor voor hoge bloeddruk. U moet de<br />

natriuminname beperken tot 2500 mg of minder. Verwacht mag worden dat dit de bloeddruk<br />

met 8 mmHg verlaagt. Door een speciale genetische variatie kan een vermindering van de<br />

dagelijkse zoutinname bijzonder effectief zijn.<br />

Een gezond dieet, met een grote hoeveelheid fruit en groenten en laag in verzadigde vetten kan<br />

de bloeddruk verlagen met 8-14 mmHg.<br />

Medische zorg en behandeling<br />

DEMO_ML Pagina 107 van 299


Controleer regelmatig uw bloeddruk om te zien hoe effectief de veranderingen zijn die u<br />

aanbrengt. Vraag uw arts uw bloeddruk regelmatig te meten of doe het zelf. Bepaal aan de<br />

hand van de volgende richtlijnen hoe u uw bloeddruk moet controleren:<br />

Bloeddruk Systolisch Diastolisch<br />

Optimale bloeddruk<br />

lager dan<br />

120<br />

lager dan 80<br />

Normale bloeddruk 120-129 80-84<br />

Hoog-normale bloeddruk 130-139 85-89<br />

Milde hypertensie (graad 1) 140-159 90-99<br />

Matige hypertensie (graad 2) 160-179 100-109<br />

Ernstige hypertensie (graad 3)<br />

Geïsoleerde systolische<br />

hypertensie<br />

lager dan<br />

180<br />

hoger dan<br />

140<br />

hoger dan<br />

110<br />

lager dan 90<br />

Als uw bloeddruk normaal is, controleert u hem elke week. Probeer hem met behulp van de<br />

hierboven genoemde maatregelen binnen normale grenzen te houden.<br />

Als uw bloeddruk te hoog is, neemt u maatregelen om hem te verlagen. In het geval dat door<br />

deze maatregelen uw bloeddruk niet tot normale waarden daalt, bespreekt u met uw arts het<br />

gebruik van mogelijke medicijnen om de bloeddruk te verlagen. Hierbij kan gekozen worden uit<br />

ACE-remmers, AT1-antagonisten, bètablokkers, diuretica en calciumantagonisten.<br />

DEMO_ML Pagina 108 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Acebutolol r r r Aliskiren r N N Amiloride r r r<br />

Amlodipine r N N Atenolol r r r Benazepril r r r<br />

Bisoprolol r N N Bosentan r U U Bumetanide r r r<br />

Candesartan r U U Captopril r r r Carvedilol r G G<br />

Clevidipine r r r Clonidine r r r Diltiazem r N N<br />

Doxazosin r r r Enalapril r r r Eplerenone r N N<br />

Eprosartan r r r Felodipine r N N Fosinopril r r r<br />

Furosemide r r r Guanfacine r r r Hydralazine r r r<br />

Hydrochlorothiazide r r r Irbesartan r G G Labetalol r r r<br />

Lercanidipine r N N Lisinopril r r r Losartan G U G<br />

Metolazone r r r Metoprolol r r r Minoxidil r r r<br />

Nadolol r r r Nebivolol r r r Nicardipine r N N<br />

Nifedipine r N N Nisoldipine r N N Nitrendipine r N N<br />

Olmesartan<br />

r r r Perindopril r r r Pindolol r r r<br />

Medoxomil<br />

Prazosin r r r Propranolol r r r Quinapril r r r<br />

Ramipril r r r Reserpine r r r Spironolactone r r r<br />

Telmisartan r r r Terazosin r r r Toremifene r N N<br />

Triamterene r r r Valsartan r G G Verapamil r N N<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

DEMO_ML Pagina 109 van 299


Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 110 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Alzheimer<br />

Risicobeoordeling, preventie en betere behandeling


Ziekte van Alzheimer<br />

STOFWISSELING<br />

De ziekte van Alzheimer (vaak afgekort tot Alzheimer) is een aandoening die zich<br />

kenmerkt door een progressieve afname van bepaalde hersencellen. De oorzaak van<br />

Alzheimer is nog niet volledig achterhaald. Bepaalde genetische eigenschappen worden<br />

echter duidelijk gekoppeld aan een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van de<br />

aandoening. Deze eigenschappen leiden tot abnormaal gevouwen eiwitten die zich in<br />

bepaalde delen van de hersenen ophopen en de ontwikkeling van grote aantallen<br />

giftige moleculen bevorderen. Deze zogenoemde vrije radicalen beschadigen<br />

hersencellen. De beschadigde hersenscellen in de aangedane delen van de hersenen<br />

gaan langzaam achteruit.<br />

mensen met Alzheimer complete<br />

basisvaardigheden en -vermogens en<br />

uiteindelijk kunnen ze zelfs hun familie en<br />

goede vrienden en alledaagse voorwerpen<br />

niet meer herkennen. Dit gaat vaak gepaard<br />

met prikkelbaarheid en agressie, en de<br />

patiënt wordt bij de voortgang van de<br />

aandoening steeds afhankelijker van zorg<br />

door anderen.<br />

De ziekte van Alzheimer omvat zo’n 60% van<br />

de circa 24 miljoen mensen bij wie wereldwijd<br />

dementie is gediagnosticeerd. De meest<br />

voorkomende vorm betreft mensen die ouder<br />

dan 65 zijn. Van de 65-jarigen vertoont<br />

ongeveer 2% symptomen van de aandoening,<br />

onder de 70-jarigen is dat 3%, onder de<br />

75-jarigen 6% en onder de 85-jarigen ongeveer<br />

20%.<br />

De eerste tekenen van Alzheimer kunnen al<br />

acht jaar vóór de diagnose ervan<br />

waargenomen worden. Voorbeelden van<br />

vroege symptomen zijn achteruitgang van het<br />

kortetermijngeheugen, spraakproblemen,<br />

depressie en apathie. De aandoening wordt<br />

vaak pas herkend als de betreffende persoon<br />

merkbare leerstoornissen ontwikkelt en het<br />

kortetermijngeheugen verder verslechtert,<br />

terwijl het langetermijngeheugen intact<br />

blijft. In een vergevorderd stadium verliezen<br />

Tot dusver heeft de wetenschap nog geen<br />

geneesmiddel voor de ziekte van Alzheimer<br />

gevonden. Er bestaat echter een groot aantal<br />

effectieve voorzorgsmaatregelen voor<br />

mensen die een genetische aanleg voor<br />

Alzheimer hebben. Geheugentraining,<br />

aanpassing van de levensstijl, juiste voeding<br />

en bepaalde andere zaken kunnen bij<br />

Alzheimer een belangrijke preventieve rol<br />

spelen. Maatregelen zoals deze kunnen de<br />

ontwikkeling van Alzheimer vele jaren<br />

vertragen of zelfs geheel voorkomen. Voor<br />

mensen die deze genetische afwijkingen<br />

hebben, is het daarom heel belangrijk dat ze<br />

DEMO_ML Pagina 114 van 299


dit risico kennen en zo vroeg mogelijk<br />

voorzorgsmaatregelen beginnen te nemen.<br />

DEMO_ML Pagina 115 van 299


STOFWISSELING<br />

Genen die samenhangen met de ziekte van<br />

Alzheimer<br />

Een combinatie van twee verschillende polymorfismen speelt een rol bij de ontwikkeling van de<br />

ziekte van Alzheimer. Er zijn combinaties die geassocieerd worden met een 15 keer zo hoog<br />

risico op deze aandoening. Andere combinaties gaan juist samen met een verminderd risico van<br />

30% in vergelijking met het gemiddelde van de bevolking. Uw genetische analyse heeft de<br />

volgende resultaten opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

APOE rs429358 T>C T/T<br />

APOE rs7412 T>C T/C<br />

Type ApoE combinatie E2/E3/E4 E2/E3<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Op basis van uw genetische profiel heeft u een lager dan gemiddeld risico op de ziekte van<br />

Alzheimer<br />

Uw risico op de ziekte van Alzheimer<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Behoefte aan antioxidanten<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 116 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Hersenen<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

ß-Caroteen Alcohol Vezel Hoge glyc. Koffie EPA<br />

Foliumzuur Fructose Verzad. vet Kalium Mangaan Natrium<br />

DHA Sacharose Seleen Onverz.vet Vit. B2 Vit. C<br />

Vit. D3 Vit. B6/B12 Vit. E Zink Suiker<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 117 van 299


STOFWISSELING<br />

Preventie<br />

Uit uw genetische profiel blijkt dat uw risico op de ontwikkeling van de ziekte van<br />

Alzheimer lager dan normaal is. U kunt uw risico echter nog verder verminderen door<br />

maatregelen te nemen die de kans op de ontwikkeling van Alzheimer verlagen.<br />

Klinische studies hebben aangetoond dat de volgende maatregelen het risico op<br />

Alzheimer verminderen:<br />

Lichaamsbeweging: Uit studies blijkt dat regelmatige lichamelijke activiteit het risico op de<br />

ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer verminderen. Als er 3 dagen per week minstens 15<br />

minuten per keer aan lichaamsbeweging gedaan wordt, kan het risico al met 40% verminderd<br />

worden. U krijgt daarom het advies een trainingsprogramma te volgen dat u leuk vindt.<br />

Overweeg ook u aan te sluiten bij een trainingsgroep of lid te worden van een sportschool.<br />

Sociale contacten: Uit studies is gebleken dat sociaal actieve mensen een lager risico op de<br />

ontwikkeling van dementie hebben. U heeft baat bij regelmatig contact met vrienden en<br />

deelname aan groepsactiviteiten. Houd daarom contact met vrienden en neem actief deel aan<br />

het maatschappelijk leven.<br />

Roken: Roken heeft vele negatieve gezondheidseffecten. Het is daarom altijd raadzaam om<br />

hiermee te stoppen. Roken is een risicofactor voor de ziekte van Alzheimer. Als u dus een<br />

genetische aanleg voor Alzheimer hebt, moet u absoluut stoppen met roken.<br />

Voeding: Voeding lijkt een belangrijke rol te spelen bij het voorkomen van de ziekte van<br />

Alzheimer. Omdat vrije radicalen de hersencellen kunnen beschadigen, wordt voor een goede<br />

gezondheid van de hersenen voeding aangeraden die rijk is aan antioxidanten. Hiertoe<br />

behoren:<br />

➤ Vitamine C: wordt aangetroffen in citrusvruchten en verschillende soorten groenten<br />

➤ Vitamine E: een in vet oplosbare vitamine die voorkomt in granen, noten en verschillende<br />

plantaardige oliën<br />

➤ Beta-caroteen: zit vervat in verschillende soorten groenten en fruit<br />

➤ Studies hebben ook aangetoond dat een mediterraan dieet enige bescherming biedt tegen de<br />

ziekte van Alzheimer en andere ziekten<br />

Opleiding en geestelijke stimulering: Uit studies is gebleken dat een hoog opleidingsniveau en<br />

regelmatige geestelijke uitdagingen (bijv. puzzelen, lezen, naar de radio luisteren en culturele<br />

activiteiten) de kans op de ziekte van Alzheimer met wel 75% verlagen en ook de ontwikkeling<br />

ervan aanzienlijk kunnen vertragen. Vele uren televisiekijken lijkt de kans op de ontwikkeling<br />

van Alzheimer te vergroten. Kies daarom voor een hobby die u geestelijk uitdaagt (bijv.<br />

kruiswoordpuzzels, schaken en kunst beschouwen) en beoefen deze hobby regelmatig.<br />

Cholesterol: Een hoog cholesterolgehalte draagt ook bij aan de ontwikkeling van de ziekte van<br />

Alzheimer. U moet daarom uw cholesterolgehalte elk half jaar laten controleren. Als uw<br />

cholesterolgehalte te hoog is, moet u het verlagen door meer lichaamsbeweging en juiste<br />

voeding. Als deze maatregelen niet effectief zijn, kan uw arts cholesterolverlagende medicijnen<br />

DEMO_ML Pagina 118 van 299


voorschrijven. Een gezond cholesterolgehalte is belangrijk ter preventie van zowel<br />

atherosclerose als de ziekte van Alzheimer.<br />

Bloeddruk: Een hoge bloeddruk is een van de belangrijkste risicofactoren bij de ontwikkeling<br />

van de ziekte van Alzheimer. Meet regelmatig uw bloeddruk (één keer per week) nadat u tien<br />

minuten gezeten hebt. Probeer het binnen de normale grenzen te houden.<br />

Een te hoge bloeddruk kan door de volgende maatregelen verlaagd worden. Als deze<br />

maatregelen uw bloeddruk niet tot een normale waarde verlagen, raadpleeg dan uw arts over<br />

het mogelijke gebruik van bloeddrukverlagende medicijnen.<br />

DEMO_ML Pagina 119 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Agomelatine r r r Amitriptyline r r r Amlodipine r N N<br />

Aripiprazole r N r Atorvastatin r N N Bosentan r U U<br />

Bupropion r r r Buspirone r N N Candesartan r U U<br />

Carbamazepine N N U Cerivastatin r N N Chloral Hydrate r r r<br />

Chlorpromazine r r r Citalopram r N r Clobazam r N N<br />

Clomipramine N r r Clonazepam r N N Clozapine r r r<br />

Cyclobenzaprine r r r Desipramine r r r Diazepam r N N<br />

Diltiazem r N N Donepezil r N N Doxepin r r r<br />

Duloxetine r r r Escitalopram r N r Eszopiclone r N N<br />

Felodipine r N N Fluoxetine r G G Fluvastatin r r r<br />

Fluvoxamine r r r Galantamine r N N Haloperidol r N r<br />

Iloperidone r r r Imipramine r r r Irbesartan r G G<br />

Lercanidipine r N N Lorazepam r r r Losartan G U G<br />

Lovastatin r N N Memantine r r r Mianserin r r r<br />

Minaprine r r r Mirtazapine r r r Moclobemide r r r<br />

Nefazodone r N N Nifedipine r N N Nisoldipine r N N<br />

Nitrendipine r N N Nortriptyline r r r Olanzapine r r r<br />

Oxazepam r N N Oxcarbazepine r r r Paroxetine r r r<br />

DEMO_ML Pagina 120 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Perphenazine r r r Pimozide r N N Protriptyline r r r<br />

Quetiapine r N N Reboxetine r N N Remoxipride r r r<br />

Risperidone r r r Rivastigmine r r r Sertraline r r r<br />

Tacrine r r r Temazepam r r r Thioridazine r r r<br />

Trazodone r N N Trimipramine r r r Valproic Acid r U U<br />

Venlafaxine r r r Verapamil r N N Zaleplon r N N<br />

Ziprasidone r N N Zolpidem r N N Zuclopenthixol r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 121 van 299


Schizophrenia Sensor<br />

Effectieve vroege opsporing en behandeling van schizofrenie


Schizofrenie<br />

SCHIZOFRENIE<br />

Schizofrenie is een ernstige chronische geestelijke stoornis die het denken, voelen en<br />

gedrag van een persoon beïnvloedt. Patiënten lijken het contact met de werkelijkheid<br />

soms verloren te zijn en hebben vaak moeite om in het dagelijks leven te functioneren.<br />

De ziekte heeft een sterke genetische basis die zowel het risico om de ziekte te ontwikkelen als<br />

de leeftijd waarop de ziekte zich manifesteert beïnvloedt. Genetische analyse maakt het<br />

mogelijk om iemand zijn risico en leeftijd waarop de ziekte zich ontwikkelt alsmede de<br />

effectiviteit en mogelijke bijwerkingen van de gangbare medicatie ter behandeling te kunnen<br />

bepalen.<br />

Symptomen van de ziekte worden in drie categorieën verdeeld:<br />

➤ "positieve symptomen" zijn onder andere hallucinaties, wanen en bewegingsstoornissen<br />

➤ "negatieve symptomen" zijn onder andere afgevlakte emoties, verminderd geluksgevoel,<br />

moeite activiteiten vol te houden en ongebruikelijk stil zijn<br />

➤ "cognitieve symptomen" zijn onder andere moeite om complexe situaties te begrijpen en<br />

rationele beslissingen te nemen, moeite om te focusen en niet in staat zijn om pas<br />

verworven kennis te gebruiken<br />

DEMO_ML Pagina 123 van 299


Genen gerelateerd aan schizofrenie<br />

SCHIZOFRENIE<br />

Verscheidene genen en polymorfismen geassocieerd met het risico om een schizofrenie<br />

te ontwikkelen zijn al door de wetenschap ontdekt. Een analyse van deze<br />

polymorfismen maakt het risico om de ziekte te ontwikkelen duidelijk, alsmede andere<br />

genetische kenmerken gerelateerd aan deze aandoening.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

BDNF rs6265 G>A G/G<br />

MTHFR rs1801131 A>C A/C<br />

COMT rs4680 G>A A/G<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

LEGENDA: SYMBOOL = naam van onderzochte genetische variatie, rsNCBI = omschrijving van onderzochte<br />

genetische variatie, GENOTYPE = resultaat.<br />

DEMO_ML Pagina 124 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een samenvatting van de uitwerking die de genetische variaties hebben op uw<br />

lichaam en gezondheid:<br />

➤ Het risico dat schizofrenie zich bij u ontwikkelt is niet hoger dan het<br />

bevolkingsgemiddelde<br />

➤ Indien schizofrenie zich bij u ontwikkelt, is de gemiddelde leeftijd dat dit gebeurt volgens<br />

uw genen: 30 Jaren<br />

Risico op schizofrenie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

Gemiddelde leeftijd van ziek worden<br />

30 JAAR 18 JAAR<br />

▲<br />

▲<br />

Effecten alleen voor mensen met deze ziekte<br />

➤ Verhoogd risico om zogenaamde negatieve symptomen te ontwikkelen (verminderd<br />

emotioneel inlevingsvermogen, onverschilligheid, anhedonie, gebrek aan motivatie,<br />

aandachtsstoornissen)<br />

➤ Verhoogd risico om dwangmatig gedrag te ontwikkelen<br />

➤ Verhoogd risico om agressief gedrag te ontwikkelen<br />

➤ Onvermogen om complexe opdrachten op te lossen (zogenaamde uitvoerende functies<br />

zoals het plannen van taken, problemen oplossen, controle over motivatie en emoties)<br />

➤ Geen verhoogd risico om erstigere symptomen te ontwikkelen<br />

Risico om negatieve symptomen te<br />

ontwikkelen<br />

NORMAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

Risico om agressief gedrag te ontwikkelen<br />

NORMAL<br />

VERHOOGD<br />

Oplossen van complexe opdrachten<br />

NORMAL<br />

SLECHTER<br />

▲<br />

Risico om dwangmatig gedrag te ontwikkelen<br />

NORMAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

▲<br />

Ernst van de symptomen<br />

NORMAL<br />

ERNSTIG<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 125 van 299


SCHIZOFRENIE<br />

Vroege ontdekking<br />

Het is belangrijk om de eerste symptomen van de ziekte vroeg te herkennen om te<br />

verzekeren dat u de noodzakelijke behandeling op tijd krijgt. Dit zijn enkele van de<br />

symptomen waar u op dient te letten. Indien u een of enkele van de symptomen<br />

herkent, vraag uw arts om een accurate diagnose te stellen:<br />

➤ HALLUCINATIES: dingen zien of horen die er niet zijn<br />

➤ PARANOIA: een constant gevoel dat u in de gaten wordt gehouden<br />

➤ GEDRAG: normale manier van spreken of schrijven<br />

➤ HOUDING: vreemde lichaamshouding<br />

➤ ONVERSCHILLIGHEID: in normaal gesproken belangrijke situaties<br />

➤ PRESTATIE: verslechtert (op werk/school)<br />

➤ PERSOO<strong>NL</strong>IJKHEID: plotselinge of geleidelijke verandering in persoonlijkheid<br />

➤ TERUGTREKKEN: van sociale contacten<br />

➤ GEDRAG: irrationeel, boos of angstig naar vrienden<br />

➤ SLAAP: niet kunnen slapen<br />

➤ CONCENTRATIE: moeilijk kunnen concentreren<br />

➤ RELIGIE: extremisme opzoeken<br />

Indien een van deze symptomen zich bij u ontwikkelt, spreek dan af met uw arts om de oorzaak<br />

van de symptomen correct te diagnostiseren.<br />

Behandeling<br />

Behandeling van schizofrenie kan iemands functioneren in de maatschappij en kwaliteit van<br />

leven in hoge mate verbeteren. De belangrijkste behandeling voor schizofrenie is medicatie,<br />

maar ook zelf-hulp groepen, therapie, rehabilitatie programma's en begeleiding zijn mogelijk<br />

als behandeling.<br />

Medicatie<br />

Anti-psychotische medicatie kunnen helpen om de symptomen te controleren door<br />

biochemische disbalansen in het brein te verminderen en daardoor de kans op instorting te<br />

verkleinen.<br />

Vandaag de dag weten we veel over de invloed van uw genetische profiel op de effectiviteit en<br />

de bijwerkingen van potentiële medicatie voor schizofrenie. Uw arts kan de resultaten van de<br />

genetische test gebruiken om u te helpen de juiste medicatie en de juiste dosering te kiezen<br />

voor een optimale behandeling.<br />

Therapie en begeleiding<br />

Psychologische begeleiding en verschillende vormen van gesprekstherapie kunnen de patiënt<br />

helpen om de complicaties van de ziekte beter te managen en begrijpen.<br />

DEMO_ML Pagina 126 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Agomelatine r r r Amitriptyline r r r Aripiprazole r N r<br />

Asenapine r r r Buspirone r N N Chlorpromazine r r r<br />

Citalopram r N r Clobazam r N N Clomipramine N r r<br />

Clozapine r r r Cyclobenzaprine r r r Desipramine r r r<br />

Diazepam r N N Doxepin r r r Droperidol r N N<br />

Duloxetine r r r Escitalopram r N r Fluoxetine r G G<br />

Fluphenazine r r r Fluvoxamine r r r Haloperidol r N r<br />

Iloperidone r r r Imipramine r r r Mianserin r r r<br />

Minaprine r r r Mirtazapine r r r Moclobemide r r r<br />

Nefazodone r N N Nortriptyline r r r Olanzapine r r r<br />

Paliperidone r r r Paroxetine r r r Perphenazine r r r<br />

Pimozide r N N Protriptyline r r r Quetiapine r N N<br />

Reboxetine r N N Remoxipride r r r Risperidone r r r<br />

Sertindole r N N Sertraline r r r Sulpiride r r r<br />

Thioridazine r r r Trazodone r N N Trifluoperazine r r r<br />

Trimipramine r r r Valproic Acid r U U Venlafaxine r r r<br />

Ziprasidone r N N Zotepine r r r Zuclopenthixol r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 127 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 128 van 299


Depression Sensor<br />

Effectieve preventie, risicobeoordeling en behandeling van depressie


DEPRESSIE<br />

Depressie (depressieve stoornis)<br />

Depressie is een van de meest voorkomende psychische aandoeningen bij ongeveer 7%<br />

van de volwassenen. Het beïnvloedt hoe mensen voelen, denken, slapen, eten, werken<br />

en omgaan met sociale activiteiten en relaties. Depressie is er in veel verschillende<br />

vormen en kan sterk variëren van patiënt tot patiënt. Afleveringen kunnen enkele<br />

dagen tot meerdere jaren duren, kunnen na de zwangerschap worden geactiveerd,<br />

kunnen psychose en wanen omvatten of kunnen seizoensgebonden worden<br />

geactiveerd.<br />

Een aantal genetische variaties zijn geïdentificeerd die de kans vergroten dat een persoon een<br />

depressieve stoornis zal ontwikkelen. Aangenomen wordt dat de ziekte wordt veroorzaakt<br />

door een combinatie van genetische, omgevings- en psychologische factoren.<br />

De volgende symptomen komen vaak voor bij depressies en moeten door een specialist worden<br />

onderzocht als ze zich collectief en gedurende een langere periode voordoen:<br />

➤ aanhoudende gevoelens van verdriet, angst of leegte<br />

➤ hopeloosheid of pessimisme<br />

➤ prikkelbaarheid<br />

➤ schuldgevoelens, waardeloosheid of hulpeloosheid<br />

➤ verlies van interesse in hobby's<br />

➤ vermoeidheid<br />

➤ langzame beweging of spraak<br />

➤ rusteloosheid<br />

➤ mentale beperking in concentratie, geheugen of besluitvorming<br />

➤ moeilijk in slaap vallen<br />

➤ gewichtstoename<br />

➤ pijn, hoofdpijn of spijsverteringsproblemen zonder duidelijke oorzaak<br />

DEMO_ML Pagina 130 van 299


DEPRESSIE<br />

Genen die relevant zijn voor depressie<br />

Verschillende genen en polymorfismen geassocieerd met een risico op het ontwikkelen<br />

van depressie zijn al wetenschappelijk geïdentificeerd. Een analyse van deze<br />

polymorfismen onthult het ziekterisico, evenals andere genetische kenmerken die<br />

relevant zijn voor deze ziekte.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

BDNF rs6265 G>A G/G<br />

BDNF rs10835210 C>A A/C<br />

FKBP5 rs1360780 C>T C/C<br />

FKBP5 rs9470080 C>T C/C<br />

FKBP5 rs4713916 G>A G/G<br />

FKBP5 rs9296158 G>A G/G<br />

MTHFR rs1801133 C>T C/C<br />

NR3C1 rs6198 A>G A/A<br />

LEGENDA: SYMBOOL = naam van onderzochte genetische variatie, rsNCBI = omschrijving van onderzochte<br />

genetische variatie, GENOTYPE = resultaat.<br />

DEMO_ML Pagina 131 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een samenvatting van de uitwerking die de genetische variaties hebben op uw<br />

lichaam en gezondheid:<br />

➤ Uw risico op het ontwikkelen van depressie is niet hoger dan het populatiegemiddelde<br />

Risico op het ontwikkelen van depressie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Effecten alleen voor mensen met deze ziekte<br />

➤ Geen verhoogd risico op chronische depressie<br />

➤ Normale reactie op antidepressiva<br />

Risico op het ontwikkelen van chronische<br />

depressie<br />

NORMAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

Reactie op antidepressiva<br />

NORMAL<br />

▲<br />

BETER<br />

DEMO_ML Pagina 132 van 299


DEPRESSIE<br />

Preventie<br />

Omdat mensen zonder genetische aanleg ook depressie kunnen ontwikkelen, wordt het<br />

algemeen aanbevolen om zich te houden aan de volgende levensstijlaanbevelingen om<br />

de kans op het ontwikkelen van de ziekte te verkleinen:<br />

➤ OEFENING: regelmatige lichaamsbeweging verbetert en stabiliseert uw humeur<br />

➤ DOELSTELLINGEN: stel realistische doelen in uw privéleven en carrière<br />

➤ SOCIAAL CONTACT: wees sociaal actief en communiceer met mensen die dicht bij u staan en een<br />

positieve invloed hebben.<br />

➤ VERMIJD ISOLATIE: vermijd isolatie en onderhoud een actief sociaal leven<br />

➤ TIMING: als je je laag voelt, stel belangrijke beslissingen zoals relaties, verhuizen of carrière uit<br />

totdat je je beter voelt.<br />

Mocht u ooit symptomen van depressie ervaren, aarzel dan niet om contact op te nemen met<br />

een specialist voor een juiste diagnose en behandeling.<br />

Behandeling<br />

Behandeling is van vitaal belang voor mensen met een depressie en kan de kwaliteit van het<br />

leven van de patiënt aanzienlijk verbeteren. Er zijn een aantal behandelingen, maar niet elke<br />

behandeling is voor elk individu even effectief. Als iemand die lijdt aan een depressie, moet u<br />

onder medisch toezicht staan die de juiste behandeling voor u kan kiezen.<br />

Medicatie<br />

Er zijn een aantal antidepressiva die kunnen worden gebruikt om depressie te behandelen.<br />

Helaas duurt het meestal 2 tot 4 weken voordat een antidepressivum zijn effect vertoont.<br />

Bijwerkingen omvatten soms symptomen zoals slaap, eetlust en concentratieproblemen, die<br />

soms een negatieve invloed hebben op de therapietrouw van de patiënt. Mocht u nadelige<br />

effecten ondervinden van de medicatie die u gebruikt, bespreek dit dan met uw specialist, geef<br />

de medicatie echter de tijd voordat u beoordeelt of het medicijn u helpt of niet.<br />

Vandaag weten we meer over hoe geneesmiddelen worden gemetaboliseerd en hoe bepaalde<br />

genetische variaties de bijwerkingen van medicatie kunnen beïnvloeden. Een genetische test<br />

kan helpen om de juiste antidepressiva in de juiste dosering te kiezen.<br />

psychotherapie<br />

Psychologische begeleiding en praattherapie kunnen mensen met een depressie helpen. Praat<br />

met uw specialist over de mogelijke voordelen van psychotherapie om beter met symptomen<br />

om te gaan.<br />

Elektroconvulsietherapie<br />

Dit type behandeling maakt gebruik van elektrische stromen om de hersenen te stimuleren. De<br />

therapie gebeurt onder narcose met een spierverslapper en is pijnloos voor de patiënt. Een<br />

DEMO_ML Pagina 133 van 299


aantal studies heeft aangetoond dat het effectief is in gevallen waarin acute behandeling<br />

vereist was of waar andere behandelmethoden niet effectief bleken te zijn. Als u deze therapie<br />

wilt verkennen, bespreek dit dan met uw specialist over de mogelijke voordelen van deze<br />

behandeling.<br />

DEMO_ML Pagina 134 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Agomelatine r r r Alprazolam r N N Amitriptyline r r r<br />

Amoxapine r r r Aripiprazole r N r Bupropion r r r<br />

Buspirone r N N Chlorpromazine r r r Citalopram r N r<br />

Clobazam r N N Clomipramine N r r Clonazepam r N N<br />

Clozapine r r r Cyclobenzaprine r r r Desipramine r r r<br />

Desvenlafaxine r r r Diazepam r N N Doxepin r r r<br />

Duloxetine r r r Escitalopram r N r Fluoxetine r G G<br />

Fluvoxamine r r r Haloperidol r N r Iloperidone r r r<br />

Imipramine r r r Isocarboxazid r r r Lamotrigine r r r<br />

Levetiracetam r r r Lithium r r r Maprotiline r r r<br />

Mianserin r r r Minaprine r r r Mirtazapine r r r<br />

Moclobemide r r r Nefazodone r N N Nortriptyline r r r<br />

Olanzapine r r r Paliperidone r r r Paroxetine r r r<br />

Perphenazine r r r Phenelzine r N N Pimozide r N N<br />

Protriptyline r r r Quetiapine r N N Reboxetine r N N<br />

Remoxipride r r r Risperidone r r r Selegiline r G G<br />

Sertraline r r r Thioridazine r r r Topiramate r r r<br />

DEMO_ML Pagina 135 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Tranylcypromine r r r Trazodone r N N Trimipramine r r r<br />

Valproic Acid r U U Venlafaxine r r r Vilazodone r r r<br />

Ziprasidone r N N Zuclopenthixol r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 136 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Diabetes<br />

Preventie en effectieve behandeling van diabetes


Diabetes type 2<br />

STOFWISSELING<br />

Diabetes is een veelvoorkomende stofwisselingsziekte waarbij het lichaam het<br />

vermogen verliest om de suiker in het bloed correct te reguleren. Het vermogen om de<br />

suiker in het bloed te reguleren neemt met het ouder worden enigszins af. Bijna een op<br />

de tien mensen in de geïndustrialiseerde landen lijdt aan diabetes.<br />

Suiker is de belangrijkste brandstof voor onze<br />

cellen. Het wordt samen met zuurstof en<br />

andere voedingsstoffen via ons bloed<br />

vervoerd. Een hoge bloedsuikerspiegel<br />

beschadigt cellen, en een lage<br />

bloedsuikerspiegel belemmert een goede<br />

werking van de cellen. Het lichaam heeft<br />

daarom een mechanisme dat de<br />

bloedsuikerspiegel nauwkeurig reguleert en<br />

binnen de juiste grenzen houdt. Als u een<br />

grote hoeveelheid suiker inneemt, komt deze<br />

suiker in de bloedbaan terecht. Bij een<br />

bepaalde hoeveelheid begint het lichaam de<br />

suiker uit het bloed te filteren en slaat het de<br />

suiker op. Als u langdurig niet eet, wordt door<br />

uw lichaam suiker uit de reservevoorraad aan<br />

het bloed afgegeven. Op deze manier blijft de<br />

bloedsuikerspiegel constant en is<br />

gewaarborgd dat uw cellen exact de juiste<br />

hoeveelheid brandstof krijgen.<br />

Als we ouder worden, begint dit<br />

regelmechanisme geleidelijk aan minder<br />

nauwkeurig te worden. Bepaalde<br />

risicofactoren, zoals gebrek aan<br />

lichaamsbeweging, overgewicht en bepaalde<br />

genetische eigenschappen, versnellen dit<br />

proces. Bij sommige mensen stijgt de<br />

bloedsuikerspiegel tot waarden die<br />

uiteenlopende – soms levensbedreigende –<br />

lichamelijke kwalen veroorzaken. In dat geval<br />

is er sprake van diabetes type 2. Deze<br />

aandoening moet medisch behandeld<br />

worden. Diabetes gaat vaak gepaard met een<br />

groot aantal andere kwalen. Hoge bloeddruk,<br />

een gestoorde vetstofwisseling, neuropathie,<br />

beschadigde bloedvaten, nieraandoeningen<br />

en zelfs blindheid zijn veelvoorkomende<br />

gevolgen als diabetes niet behandeld wordt.<br />

Om deze secundaire aandoeningen te<br />

voorkomen, moet iemand met diabetes zijn<br />

bloedsuikerspiegel consequent en regelmatig<br />

controleren. Een arts kan doorgaans via het<br />

onderzoeken van de nuchtere bloedglucose of<br />

het uitvoeren van een glucosetolerantietest<br />

diabetes diagnosticeren. Bij deze testen krijgt<br />

de patiënt een suikerdrankje te drinken, en<br />

vervolgens meet de arts de<br />

bloedsuikerspiegel. Hierdoor wordt duidelijk<br />

hoe effectief het lichaam de<br />

bloedsuikerspiegel reguleert.<br />

Het behandelplan voor diabetes is afhankelijk<br />

van de bloedsuikerspiegel. In de meeste<br />

gevallen kan diabetes door voeding en<br />

lichaamsbeweging onder controle gehouden<br />

worden. Soms wordt er orale medicatie<br />

voorgeschreven, en in zeldzame gevallen zijn<br />

insuline-injecties noodzakelijk.<br />

Diabetes type 2 is een welvaartsziekte die<br />

met name voorkomt in ontwikkelde landen,<br />

omdat daar grote hoeveelheden<br />

voedingsmiddelen verkrijgbaar zijn.<br />

Overgewicht is de belangrijkste risicofactor<br />

voor diabetes. Bepaalde genetische<br />

eigenschappen die een rol spelen bij het<br />

reguleren van de bloedsuikerspiegel,<br />

verhogen bij sommige mensen ook het risico<br />

op diabetes.<br />

Door analyse van de relevante genen kan uw<br />

persoonlijke genetische risico op het<br />

ontwikkelen van diabetes bepaald worden.<br />

Mensen met een hoog risico op diabetes<br />

kunnen dan specifieke voorzorgsmaatregelen<br />

nemen waardoor het risico op het<br />

ontwikkelen van deze aandoening<br />

vermindert.<br />

DEMO_ML Pagina 140 van 299


STOFWISSELING<br />

Genen die samenhangen met diabetes type 2<br />

Tot dusver hebben wetenschappers een aantal genetische eigenschappen vastgesteld die het<br />

risico op de ontwikkeling van diabetes type 2 kunnen verhogen. Door de analyse van alle<br />

relevante eigenschappen kunnen we uw risico op diabetes en enkele andere met deze<br />

aandoening samenhangende genetische eigenschappen bepalen.De volgende genen<br />

beïnvloeden de regulering van de bloedsuikerspiegel en hangen samen met het risico op<br />

diabetes type 2.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

TCF7L2 rs7903146 VS3C>T C/C<br />

HIGD1C rs12304921 A>G A/A<br />

HHEX rs1111875 A>G G/A<br />

IL6 rs1800795 G/C Pos. -174 G/C<br />

IL10 rs1800872 C/A Pos. -592 C/A<br />

PPARG rs1801282 Pro12Ala C/C<br />

FTO rs9939609 A/T T/A<br />

KCNJ11 rs5219 C>T C/T<br />

NOS1AP rs10494366 T>G T/T<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 141 van 299


Overzicht van de effecten<br />

In deze analyse zijn verscheidene risicogenen onderzocht op de ontwikkeling van diabetes type<br />

2. Veel van de genetische eigenschappen die het risico op diabetes verhogen, komen relatief<br />

vaak voor. Iedereen loopt dus wel een zeker genetisch risico. Het is mogelijk dat u meer<br />

risicoverhogende eigenschappen dan de gemiddelde persoon en een hoger risico op de<br />

ontwikkeling van diabetes hebt. Daarnaast kunt u minder genen hebben die het risico op<br />

diabetes verhogen, waardoor u minder kans hebt diabetes te ontwikkelen. Hier ziet u een<br />

overzicht van de effecten die genetische variaties op uw gezondheid en lichaam hebben.<br />

➤ U heeft geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

➤ Metformine zal bij u de ontwikkeling van diabetes type 2 waarschijnlijk minder snel<br />

voorkomen<br />

➤ Hoewel het medicijn glibenclamide effectief is voor het verlagen van het bloedsuiker<br />

gehalte, is de afbraak ervan verzwakt.<br />

➤ Het medicijn tolbutamide is niet zo effectief in het verlagen van het bloedsuiker gehalte.<br />

➤ Het medicijn glimepiride is niet zo effectief in het verlagen van het bloedsuiker gehalte.<br />

➤ Als u diabetes type 2 ontwikkelt, heeft u waarschijnlijk minder snel behoefte aan insuline<br />

Uw genetische risico op diabetes type 2<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Behoefte aan insuline bij diabetes type 2<br />

NORMAAL<br />

EERDER<br />

▲<br />

Glibenclamide als middel dat de<br />

bloedsuikerspiegel verlaagt<br />

EFFECTIEF<br />

▲<br />

NIET<br />

EFFECTIEF<br />

Effectiviteit van glimepiride<br />

EFFECTIEF<br />

NIET<br />

EFFECTIEF<br />

Effectiviteit van metformine ter preventie<br />

NORMAAL<br />

VERMINDERD<br />

▲<br />

▲<br />

Effectiviteit van tolbutamide<br />

EFFECTIEF<br />

NIET<br />

EFFECTIEF<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 142 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Stofwisseling<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

ß-Caroteen Alcohol Vezel Hoge glyc. EPA Fructose<br />

Verzad. vet IJzer Calcium Koper Mangaan Natrium<br />

DHA Sacharose Seleen Onverz.vet Vit. B2 Vit. C<br />

Vit. D3 Vit. E Vit. B6/B12 Zink Suiker<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 143 van 299


STOFWISSELING<br />

Preventie<br />

Uit uw genetische analyse blijkt dat u een verhoogd risico op diabetes type 2 hebt.<br />

Zelfs mensen met een laag risico op de ontwikkeling van diabetes kunnen de ziekte<br />

toch ontwikkelen. Daarom geven we u enkele richtlijnen voor een gezonde levensstijl<br />

en het behoud van een goede gezondheid.<br />

We adviseren mensen van 45 jaar en ouder zich jaarlijks te laten onderzoeken, waarbij zeker<br />

een glucosetolerantietest uitgevoerd moet worden. Deze test meet hoe uw lichaam reageert op<br />

suiker. Daarnaast moet ook uw bloedsuikerspiegel regelmatig gemeten worden, zodat diabetes<br />

vroegtijdig vastgesteld en goed behandeld kan worden.<br />

Complicaties die samenhangen met diabetes, zoals hoge bloeddruk en problemen met<br />

bloedlipiden, kunnen meestal voorkomen of behandeld worden als diabetes vroegtijdig<br />

vastgesteld wordt.<br />

Het is bovendien raadzaam caloriearme, vezelrijke voeding te nuttigen om uw<br />

bloedsuikerspiegel op het juiste niveau te houden. Regelmatige lichaamsbeweging (minimaal 5<br />

dagen per week 30 minuten per keer) is voor iedereen gezond en vermindert het risico op de<br />

ontwikkeling van diabetes. Lichaamsbeweging versnelt uw stofwisseling en zorgt ervoor dat<br />

uw lichaam meer bloedsuiker als brandstof gebruikt, waardoor uw bloedsuikerspiegel daalt.<br />

DEMO_ML Pagina 144 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Acarbose r r r Acetohexamide r r r Alogliptin r r r<br />

Atorvastatin r N N Carbutamide r r r Cerivastatin r N N<br />

Chlorpropamide r U U Dapagliflozin r r r Exenatide r r r<br />

Fluvastatin r r r Glibenclamide r U U Glibornuride r G G<br />

Gliclazide r G G Glimepiride U G G Glipizide r G G<br />

Gliquidone r r r Glisoxepide r r r Insulin Aspart r r r<br />

Insulin Glargine r r r Insulin Lispro r r r Linagliptin r r r<br />

Liraglutide r r r Lovastatin r N N Metahexamide r r r<br />

Metformin U r r Nateglinide r U U Phenformin r r r<br />

Pioglitazone r U U Repaglinide r N N Rosiglitazone r G G<br />

Saxagliptin r r r Sitagliptin r r r Tolazamide r r r<br />

Tolbutamide U G G Troglitazone r U U Vildagliptin r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 145 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 146 van 299


Hemochromatose (Ijzerstapeling)<br />

Hemochromatose: teveel aan ijzer eenvoudig voorkomen


Hemochromatose (ijzerstapeling)<br />

STOFWISSELING<br />

De erfelijke aandoening hemochromatose – ook wel ijzerstapelingsziekte genoemd –<br />

behoort tot de meest voorkomende erfelijke stofwisselingsziekten. Het wordt<br />

veroorzaakt door defecten in de genen die de opname van ijzer uit de voeding<br />

reguleren. De defecten schaden de werking van deze genen en leiden tot overmatige<br />

opname van ijzer. In de loop van de jaren wordt dit afgezet in organen zoals de lever,<br />

het hart, de alvleesklier, de hypofyse en de gewrichten en beschadigt het deze. In dat<br />

geval kunnen er bijbehorende aandoeningen zoals diabetes en leverkanker optreden.<br />

Hemochromatose is een autosomale<br />

recessieve aandoening die doorgaans<br />

uitsluitend optreedt bij mensen die van beide<br />

ouders een defect ijzeropslaggen overgeërfd<br />

hebben. Mensen met slechts één defect gen<br />

hebben een iets verhoogd risico op de<br />

aandoening, maar slechts 5% tot 10% van hen<br />

heeft een verhoogd ijzergehalte. De<br />

overgeërfde vorm van hemochromatose komt<br />

heel veel voor onder de bevolking van Noord-<br />

Europa. Een op de tien mensen heeft een<br />

defect gen en is dus drager, terwijl een op de<br />

tweehonderd mensen twee defecte genen<br />

heeft en een hoog risico op de ontwikkeling<br />

van de ijzerstapelingsziekte loopt.<br />

Sommige symptomen van de<br />

ijzerstapelingsziekte zoals verhoogde<br />

leverwaarden worden vaak foutief<br />

gediagnosticeerd, waardoor een verkeerde<br />

behandeling wordt gekozen en de<br />

symptomen verslechteren. Verkeerde<br />

diagnoses zijn een veelvoorkomend probleem.<br />

Volgens deskundigen is in 76% van de<br />

gevallen de diagnose onjuist. Als de<br />

aandoening niet behandeld wordt, kan dit tot<br />

een vroege dood leiden. Door regelmatige<br />

bloeddonaties (4 tot 6 keer per jaar) of<br />

flebotomie kan het behandeld of zelfs<br />

voorkomen worden. Het helpt daarom als een<br />

genetische aanleg vastgesteld wordt voordat<br />

er symptomen optreden. Met behulp van<br />

preventieve maatregelen kunnen symptomen<br />

voorkomen worden.<br />

DEMO_ML Pagina 148 van 299


STOFWISSELING<br />

Genen die samenhangen met hemochromatose<br />

Hemochromatose is doorgaans een recessieve aandoening. Dit betekent dat de aandoening<br />

zich pas kan ontwikkelen als de HFE-genen van beide ouders hetzelfde polymorfisme hebben.<br />

In het geval dat slechts één gen een genetische variatie heeft die de functie ervan aantast,<br />

bestaat er een risico op een verhoogd bloedijzergehalte, maar is het risico op de ontwikkeling<br />

van deze aandoening erg laag. Uw genetische analyse heeft de volgende resultaten opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

HFE rs1800562 C282Y G/G<br />

HFE rs1799945 H63D C/C<br />

HFE rs1800730 S65C A/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid hebben:<br />

➤ Uw lichaam neemt een gemiddeld percentage van het ijzer in uw voeding op<br />

➤ U heeft geen verhoogd risico op hemochromatose<br />

Uw risico op hemochromatose<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 149 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - IJzer<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

IJzer<br />

Alcohol<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 150 van 299


STOFWISSELING<br />

Preventie<br />

Uit uw genetische analyse blijkt dat u geen verhoogd risico op hemochromatose hebt.<br />

U hoeft daarom geen speciale voorzorgsmaatregelen te nemen. Het volgende is dan ook<br />

uitsluitend bedoeld ter informatie. Mannen met deze genetische aanleg ontwikkelen<br />

de eerste symptomen doorgaans tussen hun twintigste en veertigste. Bij vrouwen<br />

gebeurt dat meestal na de menopauze.<br />

➤ Mensen met een verhoogd genetisch risico moeten regelmatig – vijf of zes keer per jaar – bloed<br />

geven. Als u bloed geeft, daalt het ijzergehalte in uw lichaam. Mocht u nu symptomen van<br />

hemochromatose ontwikkelen, kan uw bloed niet gebruikt worden voor transfusies.<br />

➤ Laat daarnaast ook twee keer per jaar uw ijzergehalte meten. Vraag uw arts tevens hoe vaak u<br />

bloed moet geven. Als vijf of zes keer per jaar als preventieve maatregel niet voldoende is, kan uw<br />

arts via periodieke controles een toename van het ijzergehalte vaststellen. Indien nodig kan hij bij<br />

u met flebotomie beginnen.<br />

➤ Vermijd alcohol en multivitaminen die ijzer bevatten.<br />

DEMO_ML Pagina 151 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Osteoporose<br />

Verlies aan botdichtheid stoppen en behandeling verbeteren


Osteoporose<br />

BEWEGING<br />

Osteoporose is een aandoening van de botten. Hierdoor nemen de massa en de sterkte<br />

van de botten af en worden ze brozer en breken gemakkelijker. Zelfs normaal<br />

ontwikkelde botten breken gemakkelijker met het ouder worden. De botten zijn het<br />

sterkst rondom het dertigste levensjaar. Daarna begint de botmassa geleidelijk aan af<br />

te nemen. Bepaalde genetische eigenschappen leiden echter tot een verminderde<br />

botsterkte, waardoor het risico op osteoporose en botbreuken toeneemt, met name<br />

van de heupen, onderarmen en wervels. Dit risico wordt groter met het ouder worden.<br />

dat uw botten uiterst breekbaar worden. Bij<br />

het ouder worden leidt dit tot botverlies en<br />

breuken. Circa 80% van de gevallen van<br />

osteoporose treedt op bij vrouwen na de<br />

menopauze, vooral omdat het lichaam dan<br />

het botbeschermende hormoon oestrogreen<br />

niet meer produceert. Deze aandoening komt<br />

veel voor: een op de drie vrouwen van boven<br />

de 50 wordt gediagnosticeerd met<br />

osteoporose. Omdat oestrogreen (het<br />

vrouwelijke geslachtshormoon) een<br />

belangrijke rol speelt bij de botvorming van<br />

vrouwen, lopen met name vrouwen risico die<br />

tijdens hun leven lage oestrogeenwaarden<br />

hebben gehad (bijv. vanwege een late start<br />

van de menstruatie of een vroege<br />

menopauze).<br />

De meeste breuken betreffen de heupen,<br />

onderarmen en wervels. Bij een normale<br />

ontwikkeling groeien deze beenderen tijdens<br />

de kinderjaren en bereiken ze hun maximale<br />

sterkte rondom het dertigste levensjaar.<br />

Daarna begint de botmassa geleidelijk aan af<br />

te nemen, waardoor de beenderen iets brozer<br />

worden. Sommige genetische eigenschappen<br />

die verantwoordelijk zijn voor de botvorming,<br />

kunnen er in de loop van de jaren voor zorgen<br />

Osteoporose is een veelvoorkomende<br />

aandoening bij mannen van boven de 70.<br />

Hoewel vrouwen vaker door osteoporose<br />

getroffen worden, komt deze aandoening bij<br />

beide seksen voor. De ontwikkeling wordt<br />

versneld door bepaalde risicofactoren zoals<br />

slechte voeding en een ongezonde levensstijl.<br />

Niet alleen calcium, maar ook talrijke andere<br />

micronutriënten (bijv. mineralen, aminozuren<br />

en vitaminen) zijn belangrijk voor het behoud<br />

van gezonde botten. Botten hebben het<br />

vermogen calcium op te slaan. Deze reserves<br />

worden aangesproken bij<br />

voedingsstoornissen, zodat het lichaam over<br />

het calcium kan beschikken dat voor andere<br />

belangrijke processen nodig is. Ook vitamine<br />

D speelt een belangrijke rol bij de opname van<br />

calcium uit voeding.<br />

DEMO_ML Pagina 154 van 299


Bij ouderen is de omzetting van vitamine D in<br />

zijn werkzame vorm gebrekkig. Daarnaast<br />

wordt er te weinig vitamine D uit voeding<br />

opgenomen. Een tekort aan vitamine D is<br />

derhalve een wijdverbreid probleem, dat<br />

echter gemakkelijk opgelost kan worden.<br />

In het beginstadium van de aandoening zijn<br />

er soms geen symptomen waarneembaar, en<br />

de aandoening wordt pas gediagnosticeerd<br />

als de eerste botbreuk optreedt. In de<br />

daaraan voorafgaande periode is de<br />

botdichtheid echter al afgenomen. De botten<br />

kunnen zelfs al breken bij lichte<br />

verwondingen of geringe inspanningen, zoals<br />

buigen of optillen van een zware tas.<br />

Als de aandoening in een laat stadium wordt<br />

gediagnosticeerd, is de behandeling zo veel<br />

mogelijk gericht op het voorkomen van vallen<br />

en het vergroten van de botdichtheid. Dit<br />

wordt bereikt door voeding die rijk is aan<br />

calcium en vitamine D, voldoende<br />

lichaamsbeweging en het gebruik van<br />

medicatie die de botstofwisseling bevordert.<br />

De beste bescherming tegen osteoporose is<br />

en blijft preventie. Hoe eerder de aandoening<br />

wordt gediagnosticeerd, hoe sneller er actie<br />

ondernomen kan worden om het botverlies te<br />

stoppen. Voorkomen van botverlies is altijd<br />

gemakkelijker dan herstel. Dat is precies de<br />

reden dat deze gentest zo nuttig is voor<br />

preventieve gezondheidszorg. U komt<br />

namelijk te weten wat uw risico op deze<br />

aandoening is en u kunt de aandoening vaak<br />

volledig voorkomen door middel van een<br />

preventief programma dat op uw individuele<br />

behoeften afgestemd is.<br />

DEMO_ML Pagina 155 van 299


BEWEGING<br />

Genen die samenhangen met osteoporose<br />

Tot dusver hebben wetenschappers verscheidene genen en polymorfismen vastgesteld die het<br />

algemene risico op osteoporose kunnen verhogen. Door de analyse van alle relevante<br />

polymorfismen kunnen zowel het risico op deze aandoening als andere relevante genetische<br />

eigenschappen bepaald worden. De volgende genen hebben invloed op het behoud van de<br />

botdichtheid:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

Col1A1 rs1800012 G/T Pos. 1546 (S/s) T/T<br />

VDR rs1544410 G/A IVS7 Pos.+283 A/A<br />

ESR1 rs2234693 -397T>C C/T<br />

LCT rs4988235 T>C T/T<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 156 van 299


Overzicht van de effecten<br />

In het geval van osteoporose zijn er polymorfismen die bescherming bieden tegen ontwikkeling<br />

van de aandoening, en polymorfismen die de ontwikkeling bevorderen. Polymorfismen die de<br />

calciumopname negatief beïnvloeden, hebben tevens invloed op de botdichtheid.<br />

Hier volgt een overzicht van de effecten die de genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico op osteoporose is 1.8 keer zo hoog<br />

➤ Uw dagelijkse calciumopname is gemiddeld<br />

Uw risico op osteoporose<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Uw vermogen tot calciumopname<br />

NORMAAL<br />

VERMINDERD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 157 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Botten<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Alcohol Koffie Cysteïne Calcium Caffeïne Natrium<br />

Oxaalzuur Fosfor Fytaanzuur Vit. C Vit. D3 Methionine<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 158 van 299


BEWEGING<br />

Preventie<br />

U heeft een matige genetische aanleg voor osteoporose. Het is daarom belangrijk dat u<br />

preventieve maatregelen neemt om uw botten zo sterk mogelijk te houden. Omdat het<br />

verlies aan botmassa moeilijk te herstellen is, kan beter voorkomen worden dat het tot<br />

botverlies komt. Via de volgende voorzorgsmaatregelen kunt u uw botten sterk<br />

houden:<br />

➤ Neem voldoende calcium in. Calcium is de noodzakelijke grondstof voor botregeneratie. Het is<br />

daarom heel belangrijk dat u voldoende calcium binnenkrijgt. Zuivelproducten,<br />

calciumsupplementen en bepaalde medicijnen voor de behandeling van osteoporose bevatten<br />

calcium.<br />

➤ Neem voldoende vitamine D in. Uw lichaam maakt deze vitamine aan onder invloed van het<br />

zonlicht. U moet daarom zo veel mogelijk tijd buiten doorbrengen. Vitamine D zit echter ook in<br />

voedingsmiddelen zoals vis, in kleinere hoeveelheden in melk en in bepaalde<br />

voedingssupplementen (visoliën).<br />

➤ Eet slechts beperkte hoeveelheden fosfaatrijke voedingsmiddelen, zoals worst, chocolade en<br />

vlees. Fosfaten onttrekken calcium aan botmateriaal en verzwakken zo de botten.<br />

➤ Lichaamsbeweging zoals joggen en wandelen maakt uw botten sterker, omdat ze daardoor<br />

getraind worden.<br />

➤ Verscheidene aandoeningen, zoals hormonale stoornissen en maag-darm-, lever-, nier- en<br />

gewichtsaandoeningen, kunnen osteoporose veroorzaken. Deze aandoeningen moeten behandeld<br />

worden om de symptomen te verminderen.<br />

➤ Alcohol en nicotine verzwakken de botten en hebben vele andere negatieve gezondheidseffecten.<br />

Stoppen met alcohol en roken vermindert het risico op osteoporose.<br />

➤ Laat regelmatig een botdichtheidsonderzoek uitvoeren om veranderingen in de botdichtheid vast<br />

te kunnen stellen.<br />

➤ Als u osteoporose in een vergevorderd stadium hebt, kan medicatie de voortgang van de ziekte<br />

vertragen of zelfs stoppen. Bespreek met uw arts de mogelijkheden van behandeling met<br />

medicijnen.<br />

➤ Talrijke medicijnen kunnen de botvorming beïnvloeden. Mensen met een risico op osteoporose<br />

moeten daarom hun arts raadplegen voordat ze medicijnen gaan innemen. Tot de medicijnen die<br />

de botgroei belemmeren, behoren cortison, anti-epilectica, orale anticoagulantia en heparine,<br />

aromataseremmers (AI) bij borstkanker, androgeendeprivatietherapie bij prostaatkanker,<br />

calcineurineremmers voor bijvoorbeeld immunosuppressie na een orgaantransplantatie en<br />

maagzuurremmers.<br />

➤ Bepaalde voedingsbestanddelen kunnen ook leiden tot een verlies aan botmineraaldichtheid en<br />

moeten indien mogelijk vermeden worden. Gebruik typen voedingsmiddelen die rijk zijn aan<br />

keukenzout, fytinezuur, de aminozuren cysteïne en methionine, en oxaalzuur.<br />

DEMO_ML Pagina 159 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Alendronic Acid r r r Alfentanil r N N Buprenorphine r N N<br />

Codeine r r r Enflurane r r r Etidronic Acid r r r<br />

Fentanyl r N N Halothane r r r Hydrocodone r r r<br />

Ibuprofen r G G Isoflurane r r r Levacetylmethadol r N N<br />

Lidocain r r r Methadone r N N Methoxyflurane r r r<br />

Oxycodone r N r Paracetamol r r r Phenacetin r r r<br />

Raloxifene r r r Ropivacaine r r r Sevoflurane r r r<br />

Strontium Ranelate r r r Teriparatide r r r Tramadol r N r<br />

Zoledronic Acid r r r Zolmitriptan r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 160 van 299


Gewrichten<br />

Reumatoïde artritis: preventie en effectiviteit<br />

behandeling van inflammatoire gewrichtsaandoeningen


BEWEGING<br />

Inflammatoire gewrichtsaandoeningen<br />

Een verkeerd geprogrammeerd immuunsysteem kan een aantal<br />

gewrichtsaandoeningen veroorzaken. Soms detecteert ons immuunsysteem delen van<br />

een gewricht ten onrechte als bacteriële infectie en valt deze aan met cellen die tot<br />

ontsteking van het gewricht leiden.<br />

Door dit proces kunnen er aandoeningen<br />

ontstaan zoals artritis en spondylitis<br />

ankylopoetica (SA), dat in een vergevorderd<br />

stadium tot verstijving van wervels kan<br />

leiden. Aan deze ernstige aandoening lijden<br />

naar schatting alleen al in Duitsland 1,6<br />

miljoen mensen. Velen van hen weten niet<br />

dat ze deze aandoening hebben, omdat de<br />

symptomen in het begin licht zijn.<br />

Reumatoïde artritis kan al op jonge leeftijd<br />

ontstaan. Het immuunsysteem van mensen<br />

met deze aandoening bestrijdt en vernietigt<br />

gewrichtskraakbeen vanwege een (vaak<br />

genetisch bepaalde) programmeerfout. In<br />

ernstige gevallen kan het kraakbeen volledig<br />

afgebroken worden, waardoor de botten van<br />

het gewricht tegen elkaar aan wrijven. Door<br />

deze wrijving worden de botten van het<br />

gewricht korter en gaan ze geleidelijk aan<br />

slechter functioneren. De mobiliteit van de<br />

patiënt neemt steeds verder af en de<br />

gewrichten raken misvormd en verstijven. In<br />

ernstige gevallen moeten patiënten rekening<br />

houden met toenemende invaliditeit.<br />

Reumatoïde artritis kan niet genezen worden,<br />

maar hoe eerder het gediagnosticeerd en<br />

behandeld wordt, hoe beter de voortgang<br />

vertraagd kan worden.<br />

DEMO_ML Pagina 162 van 299


BEWEGING<br />

Genen die samenhangen met<br />

gewrichtsaandoeningen<br />

De wetenschap heeft verscheidene genen en polymorfismen in verband gebracht met een risico<br />

op uiteenlopende inflammatoriske sygdomme. Door de analyse van deze polymorfismen<br />

kunnen we uw genetische risico op deze aandoeningen en een aantal andere hiermee<br />

samenhangende genetische eigenschappen bepalen.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

TNF-α rs1800629 A>G A/A<br />

IL1A rs1800587 C>T C/C<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische variatie, GENOTYPE = uw<br />

persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Op basis van uw genen heeft u een 4.9 keer zo hoog risico op reumatoïde artritis<br />

➤ U heeft geen verhoogd risico op degeneratieve discopathie<br />

Uw risico op reumatoïde artritis<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Uw risico op degeneratieve discopathie<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 163 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Gewrichten<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

ß-Caroteen Alcohol Arachid.zr Koffie EPA Fructose<br />

Verzad. vet α-Linol. DHA Onverz.vet MSM Purine<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 164 van 299


BEWEGING<br />

Preventie<br />

Voor u zijn voorzorgsmaatregelen nu heel belangrijk om gezond te blijven. De<br />

genetische eigenschap die u heeft, veroorzaakt geen symptomen, maar zorgt wel voor<br />

een aanzienlijk hoger risico op de ontwikkeling van bepaalde gewrichtsaandoeningen.<br />

Uw actieprogramma bestaat uit drie belangrijke onderdelen:<br />

Beweging<br />

Hoewel uw gewrichten door de aandoening kunnen verstijven, is het belangrijk ze te blijven<br />

gebruiken. Hoe minder u beweegt, hoe sneller uw gewrichten verstijven. Beweeg regelmatig en<br />

zorg ervoor dat alle gewrichten gelijkmatig belast worden. Geschikte vormen van dagelijkse<br />

lichaamsbeweging zijn wandelen, zwemmen, fietsen en gymnastiek. Doe echter van tevoren<br />

een goede warming-up. Hoe sneller u met uw dagelijkse lichaamsbeweging begint, hoe beter<br />

dat is voor uw gewrichten.<br />

Voeding<br />

Ontstekingsbevorderende chemische boodschappers, cytokinen genaamd, die pijn, zwelling en<br />

ontsteking van de gewrichten bij reumatoïde artritis veroorzaken. De grondstof voor deze<br />

boodschappers (arachidonzuur) wordt gevonden in dierlijke vetten, zoals vlees, worst en<br />

zuivelproducten. Daarom zou het een goede voorzorgsmaatregel zijn om vlees slechts één keer<br />

per week te consumeren, terwijl het aan de eiwitbehoeften voldoet door vis- en groenteeiwitten<br />

te eten. Regelmatige consumptie van vis vermindert de symptomen van pijnlijke en<br />

gezwollen gewrichten. Als alternatief kunnen vis- en visoliecapsules worden gebruikt als<br />

voedingssupplementen. Studies hebben aangetoond dat visolie het aantal gezwollen<br />

gewrichten kan verminderen. Test de niveaus van omega-3 in uw bloed om te zien of uw dieet<br />

effectief is en eet voedingsmiddelen die ontstekingsremmende stoffen bevatten.<br />

➤ Vis (olie)<br />

➤ Teunisbloemolie<br />

➤ Soja<br />

➤ Tarwekiem- en koolzaadolie<br />

➤ Zwarte bes<br />

Vermijd voedingsmiddelen die ontstekingen bevorderen en veel arachidonzuur bevatten. Neem<br />

niet meer dan 300 mg arachidonzuur per dag in. Controleer uw inname op basis van de<br />

onderstaande lijst en breng indien nodig veranderingen aan.<br />

➤ Varkensvet 1700 mg/100g<br />

➤ Varkenslever 870 mg/100 g<br />

➤ Eidooier 300 mg/100 g<br />

➤ Tonijn 280 mg/100 g<br />

➤ Varkensvlees 120 mg/100 g<br />

➤ Rundvlees 70 mg/100g<br />

➤ Eieren (totaal) 70 mg/100 g<br />

➤ Kalfsvlees 53 mg/100g<br />

➤ Kip 42 mg/100g<br />

DEMO_ML Pagina 165 van 299


➤ Camembert 34 mg/100g<br />

➤ Koemelk (1,5%) 2 mg/100 g<br />

➤ Aardappelen, fruit, groenten 0 mg/100g<br />

➤ Noten, sojaproducten 0 mg/100g<br />

➤ Plantaardige oliën 0 mg/100g<br />

Deze tabel laat zien dat alleen voedsel uit dierlijke bronnen dit vetzuur bevat. Een optimaal<br />

dieet zal vegetarisch zijn, of met beperkingen op de consumptie van vlees en worst. Een typisch<br />

vegetarisch dieet van ongeveer 200-400 g per dag bevat slechts ongeveer 50 mg arachidonzuur<br />

per dag. Daarnaast wordt een zwavelrijk dieet aanbevolen voor u, omdat organische zwavel<br />

(methylsulfonylmethaan) ontstekingsremmend is. Als alternatief kan organische zwavel ook<br />

worden ingenomen als voedingssupplementen (MSM-capsules) of worden toegepast in de vorm<br />

van zalven.<br />

Vroege herkenning<br />

Het hoofddoel van de preventieve maatregelen is om zo goed mogelijk op vroege symptomen te<br />

letten en op die manier de aandoening zo snel mogelijk vast te stellen. Hierdoor kan er tijdig<br />

met de medische en medicamenteuze behandeling gestart worden. Omdat de aandoening bij u<br />

is gediagnosticeerd, zou u de volgende waarschuwingssymptomen moeten waarnemen:<br />

➤ Ochtendstijfheid in de hand- en vingergewrichten<br />

➤ stoornissen in de bloedsomloop van de afzonderlijke vingers<br />

➤ rugpijn<br />

Een feilloze diagnose is moeilijk, vooral in een vroeg stadium, omdat de aandoening geen<br />

eenduidige symptomen heeft. Bovendien manifesteert reumatoïde artritis zich afhankelijk van<br />

de patiënt op verschillende manieren, waardoor het nog moeilijker te diagnosticeren is. Als de<br />

eerste symptomen optreden, moet u dan ook een ervaren arts raadplegen, die vervolgens de<br />

diagnose kan stellen en de behandeling kan opstarten. Beschrijf uw symptomen zo nauwkeurig<br />

mogelijk, want dit is voor een juiste diagnose heel belangrijk.<br />

De huidige behandelmethoden zijn voor het merendeel van de patiënten effectief als<br />

de gewrichtsaandoening vroeg genoeg vastgesteld wordt. Symptomen zoals<br />

ontsteking en pijn kunnen bestreden worden als ze vroegtijdig herkend worden. De<br />

betrokkenheid van de patiënt is echter cruciaal voor het succes van de behandeling.<br />

DEMO_ML Pagina 166 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

4<br />

GENEN<br />

TPMT<br />

FUNCTIE<br />

NORMAAL<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Aceclofenac r G G<br />

Acetylsalicylic<br />

Acid<br />

r G G Adalimumab r r r<br />

Anakinra r r r Azathioprine r r r Betamethason r r r<br />

Budesonide r r r Celecoxib r G G Codeine r r r<br />

Cortisone r N N Cyclophosphamide r N N Cycloserine r r r<br />

Dexamethasone r N N Diclofenac r G G Diclofenac r G G<br />

Diflunisal r r r Etanercept r r r Etodolac r G G<br />

Fenoprofen r r r Fentanyl r N N Flurbiprofen r G G<br />

Hydrocodone r r r Hydrocortisone r N N Hydromorphone r U U<br />

Hydroxychloroquine r r r Ibuprofen r G G Indometacin r U U<br />

Indometacin r U U Infliximab r r r Ketoprofen r r r<br />

Ketorolac r r r Leflunomide r G G Lornoxicam r G G<br />

Mefenamic Acid r G G Meloxicam r G G Methotrexate r r r<br />

Methylprednisolone r N N Minocycline r r r Morphine r r r<br />

Nabumetone r r r Naproxen r G G Naproxen r G G<br />

DEMO_ML Pagina 167 van 299


effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Oxaprozin r G G Oxycodone r N r Paracetamol r r r<br />

Piroxicam r G G Prednisolone r N N Prednisone r N N<br />

Rituximab r r r Salsalate r r r Sulfasalazine r r r<br />

Sulindac r r r Suprofen r G G Tenoxicam r G G<br />

Tolmetin r r r Tramadol r N r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 168 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Gluten<br />

Vroege herkenning en veranderingen in voeding


Glutenintolerantie<br />

SPIJSVERTERING<br />

Glutenintolerantie – ook wel bekend als coeliakie – is een wijdverbreide<br />

voedselintolerantie waar ongeveer 1 op de 120 Europeanen mee te maken heeft.<br />

Hoewel glutentolerantie zich op elke leeftijd kan ontwikkelen, treedt het vooral op in<br />

twee levensfasen: wanneer een baby overstapt naar vaste voeding en tussen het<br />

dertigste en veertigste levensjaar. Daarnaast worden vrouwen er vaker door getroffen<br />

dan mannen.<br />

Gluten is een eiwit dat in veel<br />

voedingsmiddelen voorkomt. Bij sommige<br />

mensen veroorzaakt gluten een<br />

immuunreactie in het darmkanaal. Hierbij<br />

wordt het gluten als een bacteriële infectie<br />

bestreden. Van de gevallen van<br />

glutenintolerantie wordt 95% veroorzaakt<br />

door een erfelijke eigenschap in twee<br />

specifieke genen die betrokken zijn bij de<br />

regulering van het immuunsysteem. De<br />

reactie van het lichaam op gluten leidt vaak<br />

tot een chronische aandoening die de dunne<br />

darm beschadigt, en tot uiteenlopende<br />

andere symptomen, zoals diarree, verlies van<br />

eetlust en gewichtsverlies. Als<br />

glutenintolerantie niet behandeld wordt,<br />

kunnen ondervoeding, vermoeidheid en af en<br />

toe braken het uiteindelijke gevolg zijn. Bij<br />

zuigelingen en peuters kunnen hierdoor<br />

groeistoornissen ontstaan. Omdat de<br />

symptomen van glutenintolerantie zo divers<br />

zijn, is het moeilijk te diagnosticeren en kan<br />

het vele jaren onopgemerkt blijven.<br />

Tegelijkertijd zijn er mensen die denken dat<br />

ze intolerant voor gluten zijn, terwijl ze in<br />

werkelijkheid aan een andere aandoening<br />

lijden. Via een gentest kunnen u en uw arts<br />

erachter komen of u een genetische aanleg<br />

voor glutenintolerantie hebt.<br />

Glutenintolerantie gaat vaak gepaard met<br />

andere aandoeningen, zoals diabetes type 1,<br />

anemie en osteoporose. Er kunnen zich ook<br />

andere aandoeningen zoals lactoseintolerantie<br />

ontwikkelen. Als iemand met<br />

glutenintolerantie gedurende jaren gluten<br />

blijft eten, kan het darmkanaal ernstig<br />

beschadigd raken. In het ergste geval kan<br />

onbehandelde glutenintolerantie tumoren in<br />

verschillende delen van het lichaam<br />

veroorzaken. Het sterftecijfer voor<br />

onbehandelde glutenintolerantie is 12%. Met<br />

de juiste behandeling en aanpassing van de<br />

voeding kan dit risico over het algemeen<br />

weggenomen worden. Door beschadiging van<br />

de darmvlokken kan het lichaam geen<br />

essentiële voedingsstoffen opnemen,<br />

waardoor er een tekort aan vitaminen en<br />

mineralen kan ontstaan. Om die reden is het<br />

belangrijk dat mensen met deze aandoening<br />

een uitgebalanceerd en glutenvrij dieet<br />

volgen en de benodigde<br />

voedingssupplementen innemen.<br />

Er is momenteel geen geneesmiddel voor<br />

glutenintolerantie, en de behandeling<br />

bestaat uit een levenslang glutenvrij dieet.<br />

Met de juiste behandeling wordt doorgaans<br />

de mucosa in het darmkanaal hersteld en<br />

verdwijnen alle symptomen. Mensen met<br />

deze aandoening moeten weten welke<br />

voedingsmiddelen gluten bevatten en<br />

daarnaast de ingrediënten op<br />

voedselverpakkingen controleren. In het<br />

zeldzame geval dat iemand niet goed op een<br />

glutenvrij dieet reageert, zijn er andere<br />

behandelmogelijkheden.<br />

Hoewel<br />

glutenintolerantie een veelvoorkomende<br />

spijsverteringsstoornis is, wordt het vanwege<br />

de uiteenlopende symptomen toch vaak<br />

verkeerd gediagnosticeerd als een gewone<br />

spijsverteringsstoornis. Deze gentest is een<br />

waardevol hulpmiddel om uw risico op<br />

DEMO_ML Pagina 172 van 299


glutenintolerantie te bepalen. Als u een<br />

verhoogd risico hebt, kunt u uw voeding<br />

daarop aanpassen om verder ongemak en<br />

bijzonder schadelijke secundaire<br />

aandoeningen te voorkomen.<br />

DEMO_ML Pagina 173 van 299


De genetica van glutenintolerantie<br />

SPIJSVERTERING<br />

De ontwikkeling van glutenintolerantie is grotendeels afhankelijk van de aanwezigheid van<br />

bepaalde polymorfismen. De analyse van deze polymorfismen heeft de volgende resultaten<br />

opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

HLA DQ2.5 rs2187668 HLA DQ2.5 G/G<br />

HLA DQ8 rs7454108 HLA DQ8 T/C<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Glutenintolerantie komt uitsluitend voor bij mensen die specifieke genen hebben. Mensen die<br />

niet de genetische eigenschappen hebben die samenhangen met glutenintolerantie, lopen<br />

vrijwel geen risico om deze aandoening te ontwikkelen. Veel mensen met het gen voor<br />

glutenintolerantie ontwikkelen de aandoening in werkelijkheid echter nooit. Dus zelfs als u een<br />

risico op glutenintolerantie hebt, is de kans groot dat u het nooit ontwikkelt. U moet echter uw<br />

lichaam goed in de gaten houden, zodat u de symptomen in een vroeg stadium kunt herkennen<br />

en door middel van de juiste voeding beschadiging kunt voorkomen. Hier ziet u een overzicht<br />

van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en lichaam hebben:<br />

➤ Uw genetische profiel bevat genen die samenhangen met glutenintolerantie<br />

➤ U heeft een verhoogd risico op glutenintolerantie<br />

Risico op glutenintolerantie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 174 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Granen<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

ß-Caroteen Vezel EPA Gluten IJzer Calcium<br />

Koper Lactose Mangaan DHA Seleen Onverz.vet<br />

Vit. B2 Vit. C Vit. D3 Vit. E Vit. B6/B12 Zink<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 175 van 299


SPIJSVERTERING<br />

Preventie<br />

Op basis van uw genetische analyse hebben we vastgesteld dat u een verhoogd risico op<br />

glutenintolerantie hebt. Als u symptomen van glutenintolerantie ervaart, is glutenvrije<br />

voeding raadzaam. Houd echter in het oog dat uw genetische profiel niet<br />

noodzakelijkerwijs tot glutenintolerantie leidt. Veel mensen met uw genetische profiel<br />

kunnen zonder nadelige effecten gluten tot zich nemen.<br />

Daarom is het raadzaam goed in de gaten te houden of voedingsmiddelen met gluten<br />

symptomen veroorzaken. Als dat het geval is, kunt u aanpassingen doen en de symptomen door<br />

middel van glutenvrije voeding tegengaan. Voeding met weinig of geen gluten kan ook de<br />

dunne darm in zijn normale staat herstellen – zelfs als deze al beschadigd is –, waardoor u<br />

verdere complicaties kunt voorkomen. Als u intolerant bent voor gluten, moet u weten welke<br />

voedingsmiddelen gluten bevatten en vervolgens de inname van gluten verminderen of indien<br />

mogelijk helemaal uit uw voeding verwijderen. De typen en ernst van de symptomen van<br />

glutenintolerantie verschillen van persoon tot persoon. Ze hangen meestal af van de mate<br />

waarin de dunne darm al beschadigd is. Sommige mensen hebben al last van een zeer laag<br />

glutengehalte en moeten hun hele leven lang een glutenvrij dieet volgen. Voor hen is het heel<br />

belangrijk dat ze nauwkeurig weten welke voedingsmiddelen gluten bevatten. In de meeste<br />

gevallen verdwijnen de symptomen snel en komen ze niet terug als gluten uit de voeding<br />

verwijderd is. Als de voeding echter geen effect heeft, moet de patiënt medisch behandeld<br />

worden. Medische behandeling is uiterst belangrijk om er zeker van te zijn dat de symptomen<br />

niet door een andere aandoening veroorzaakt worden. Bovendien kan de dunne darm geen<br />

essentiële voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen opnemen als hij door gluten<br />

geïrriteerd is. Iemand met glutenintolerantie moet extra maatregelen nemen die ervoor zorgen<br />

dat zijn lichaam voldoende vitaminen en mineralen binnenkrijgt (via uitgebalanceerde<br />

glutenvrije voeding of supplementen). Glutenintolerantie kan leiden tot lactose-intolerantie.<br />

In dit geval moet de patiënt ook melk- en zuivelproducten vermijden. Door glutenvrije voeding<br />

is het mogelijk dat de darm zich voldoende herstelt om ook weer melk- en zuivelproducten op te<br />

kunnen gaan nemen. Als u vermoedt dat u aan glutenintolerantie lijdt, moet u dit absoluut<br />

door een arts laten onderzoeken. Coeliakie kan gediagnosticeerd worden door het onderzoeken<br />

van het colon en het uitvoeren van een bloedtest voor specifieke antistoffen. Maak een<br />

afspraak met uw arts zodra de eerste symptomen optreden.<br />

Kenmerkende symptomen van glutenintolerantie zijn:<br />

➤ Diarree of abnormale ontlasting<br />

➤ Winderigheid<br />

➤ Malaise, vermoeidheid en buikkrampen<br />

➤ IJzertekort, spier- en gewrichtspijn als gevolg van bloedarmoede<br />

➤ Nu en dan braken<br />

➤ Eetlust- en gewichtsverlies, die mogelijk tot ondervoeding leiden<br />

➤ Pijnlijke, jeukende blaren<br />

➤ Groeistoornis bij zuigelingen als de intolerantie langdurig onopgemerkt en onbehandeld blijft<br />

➤ Ernstige bijkomende aandoeningen, zoals lactose-intolerantie, oor-, neus- en keeltumoren (9 keer<br />

zo hoog risico) en tumoren in het lymfestelsel (40 tot 80 keer zo hoog risico)<br />

DEMO_ML Pagina 176 van 299


Lactose<br />

Vroege herkenning en veranderingen in voeding


Lactose-intolerantie<br />

SPIJSVERTERING<br />

Lactose-intolerantie is de meest voorkomende voedselintolerantie onder de bevolking<br />

van Europa. Een op de zes Europeanen heeft deze intolerantie. Voordat lactose in het<br />

bloed opgenomen kan worden, moet het eerst afgebroken worden door lactase, een<br />

enzym in het darmkanaal. De darm produceert lactase tijdens de kinderjaren, want om<br />

te overleven moeten pasgeborenen moedermelk op kunnen nemen. Als het lichaam van<br />

het kindje zich verder ontwikkelt om ook andere voedingsmiddelen op te kunnen<br />

nemen, worden de genen die verantwoordelijk zijn voor de productie van lactase,<br />

langzamerhand gedeactiveerd.<br />

symptomen, waarvan de ernst per persoon<br />

verschilt. Symptomen zijn onder meer<br />

problemen met de spijsvertering, zoals een<br />

opgeblazen gevoel, maagkramp en diarree, en<br />

een aantal aspecifieke klachten, zoals<br />

vermoeidheid en huidproblemen.<br />

Zelfs baby’s die al vroeg het vermogen hebben<br />

om lactose op te nemen, ontwikkelen<br />

geleidelijk aan een intolerantie voor lactose.<br />

Uiteindelijk kan het lichaam lactose helemaal<br />

niet meer opnemen en kan de inname van<br />

lactose een grote verscheidenheid aan<br />

symptomen veroorzaken. Niet-opgenomen<br />

lactose is een uitstekende bron van<br />

voedingsstoffen voor darmbacteriën, die zich<br />

hierdoor snel in ons spijsverteringskanaal<br />

kunnen vermeerderen. De lactose wordt<br />

afgebroken tot verschillende zuren, en door<br />

fermentatie ontstaan er diverse gassen. Dit<br />

proces resulteert in verscheidene<br />

De wereldbevolking is voor het grootste deel<br />

lactose-intolerant. Genen die tijdens de jeugd<br />

en in de volwassenheid lactase bleven<br />

produceren, verspreidden zich echter onder<br />

de bevolking van vroegere volken die vee<br />

fokten. Als gevolg daarvan kunnen de meeste<br />

volwassenen uit volken met een cultuur van<br />

zuivelproductie lactose opnemen. Vandaag de<br />

dag kunnen vijf op de zes Europeanen<br />

zuivelproducten consumeren. Vanwege dit<br />

percentage beschouwen Europeanen<br />

lactosetolerantie als de norm. Hieruit volgt<br />

dat mensen die geen lactose op kunnen<br />

nemen, aan een voedselintolerantie lijden.<br />

Om deze reden rangschikken wij lactoseintolerantie<br />

onder de aandoeningen.<br />

Lactosevrije voeding kan alle symptomen van<br />

lactose-intolerantie voorkomen. Daarom<br />

moet iedereen de voedingsmiddelen kennen<br />

die lactose bevatten. Helaas wordt lactoseintolerantie<br />

vaak jarenlang verkeerd<br />

gediagnosticeerd, omdat de ernst van de<br />

symptomen afhankelijk is van de hoeveelheid<br />

lactose die een persoon inneemt. Omdat<br />

symptomen van lactose-intolerantie vaak ten<br />

onrechte opgevat worden als een algemene<br />

stoornis van de spijsvertering, kan een<br />

DEMO_ML Pagina 178 van 299


lactosetolerantietest eventuele persoonlijke<br />

intolerantie vaststellen en verdere<br />

complicaties voorkomen.<br />

DEMO_ML Pagina 179 van 299


Genen die samenhangen met lactoseintolerantie<br />

SPIJSVERTERING<br />

Meer dan 99% van de gevallen van lactose-intolerantie wordt veroorzaakt door een genetische<br />

variatie van het gen LCT/MCM6. Iemand die deze variatie dubbel heeft, zal tijdens zijn leven<br />

hoogstwaarschijnlijk lactose-intolerantie ontwikkelen. Wanneer er symptomen optreden en<br />

hoe ernstig ze zijn, is afhankelijk van vele factoren, zoals de omgeving. De analyse van de<br />

bijbehorende polymorfismen heeft de volgende resultaten opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

LCT rs4988235 T>C T/T<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

➤ U heeft geen verhoogd risico op lactose-intolerantie<br />

➤ Uw dagelijkse calciumopname is gemiddeld<br />

Uw risico op lactose-intolerantie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Uw vermogen tot calciumopname<br />

NORMAAL<br />

VERMINDERD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 180 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Melk<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

Calcium Vit. D3 Lactose<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 181 van 299


SPIJSVERTERING<br />

Preventie<br />

U heeft geen verhoogd risico op lactose-intolerantie. U hoeft daarom geen speciale<br />

voorzorgsmaatregelen te nemen of lactosevrije voeding te eten.<br />

Als u nog steeds problemen ondervindt, bespreek deze dan zo uitvoerig mogelijk met uw arts.<br />

Hierdoor kunt u een goede diagnose krijgen.<br />

DEMO_ML Pagina 182 van 299


IBD (ziekte van Crohn)<br />

Vroege herkenning en juiste behandeling van de ziekte van Crohn


Ziekte van Crohn<br />

SPIJSVERTERING<br />

Deze inflammatoire maag-darmaandoening die bekend staat als de ziekte van Crohn –<br />

genoemd naar Burill Bernhard Crohn, de eerste gastro-enteroloog die de ziekte heeft<br />

vastgesteld en beschreven – is een chronische en progressieve darmaandoening die het<br />

gehele spijsverteringskanaal aan kan tasten. De aandoening veroorzaakt<br />

spijsverteringsproblemen zoals diarree en krampen. De ontsteking manifesteert zich<br />

gewoonlijk in het colon en de dunne darm, en minder vaak in de mond en slokdarm.<br />

Beschadiging van het darmweefsel neemt toe als de ontsteking aanhoudt.<br />

Ongeveer 1 op de 700 Europeanen lijdt aan<br />

deze ontstekingsziekte van het darmkanaal<br />

(ziekte van Crohn). De aandoening kan<br />

veroorzaakt worden door een erfelijke fout in<br />

het darmgen 1 (NOD2). Dit gen is betrokken<br />

bij de werking van het immuunsysteem.<br />

Symptomen treden meestal voor het eerst op<br />

bij mensen tussen de 16 en 35 en bij mensen<br />

van boven de 60.<br />

veel gevallen niet worden gediagnosticeerd,<br />

wordt deze gentest aanbevolen aan mensen<br />

met steeds terugkerende<br />

spijsverteringsproblemen. De test kan<br />

namelijk een verhoogd risico op een<br />

inflammatoire darmziekte vaststellen en in<br />

voorkomende gevallen de juiste diagnose<br />

stellen.<br />

De ziekte van Crohn is doorgaans<br />

intermitterend. Perioden van remissie<br />

worden afgewisseld door perioden waarin de<br />

symptomen zich sterk manifesteren. In<br />

sommige gevallen kan het jaren duren<br />

voordat de ziekte correct gediagnosticeerd<br />

wordt. Dat komt omdat de eerste symptomen<br />

tijdelijke spijsverteringsklachten zijn. Als de<br />

ziekte niet behandeld wordt, kunnen er<br />

uiteenlopende aandoeningen optreden, die<br />

een juiste aanpak vereisen.<br />

De oorzaak van de ziekte is nog niet volledig<br />

achterhaald. Een beter begrip van de ziekte<br />

kan leiden tot verbeterde behandelingen.<br />

Momenteel bestaat de beste behandeling uit<br />

verlichting van de symptomen en het gebruik<br />

van immunosuppressiva om de<br />

immuunreactie te onderdrukken. De<br />

behandeling is erop gericht de ernst van de<br />

aanvallen te verminderen, verdere aanvallen<br />

te voorkomen en complicaties zoals<br />

stricturen, fistels en perforatie van het<br />

darmweefsel te behandelen. In de meeste<br />

gevallen krijgen patiënten hierdoor een<br />

aanzienlijk betere kwaliteit van leven. Omdat<br />

DEMO_ML Pagina 184 van 299


SPIJSVERTERING<br />

Relevante genen voor de ziekte van Crohn<br />

De onderzochte genen beïnvloeden uw risico op de ontwikkeling van de ziekte van Crohn en<br />

colitis ulcerosa. Op dit moment zijn er nog geen manieren waarop uw risico op de ontwikkeling<br />

van de ziekte van Crohn verminderd kan worden. Een nauwkeurige diagnose en goede medische<br />

zorg kunnen de klachten echter aanzienlijk terugdringen. Het belangrijkste voordeel van deze<br />

genetische analyse is dat hiermee uw risico op de ziekte van Crohn bepaald kan worden. Let<br />

goed op de vroege symptomen van de ziekte, want hierdoor kan uw arts relatief snel een<br />

nauwkeurige diagnose stellen en voorkomen dat u aan allerlei belastende onderzoeken en<br />

testen onderworpen wordt om tot de juiste diagnose en behandeling te komen. Deze<br />

aandoeningen kunnen succesvol behandeld worden met een geschikt dieet en een<br />

medicamenteuze behandeling op basis van uw genetische profiel.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

NOD2 rs2066844 C>T C/C<br />

NOD2 rs2066845 G>C G/G<br />

NOD2 rs2066847 del>C del/del<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico op de ontwikkeling van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa is niet verhoogd.<br />

Het risico op een inflammatoire darmziekte<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 185 van 299


SPIJSVERTERING<br />

Preventie<br />

Op basis van uw profiel heeft u een gemiddeld risico op de ziekte van Crohn<br />

U hoeft geen speciale voorzorgsmaatregelen te nemen of u regelmatig te laten onderzoeken.<br />

DEMO_ML Pagina 186 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

4<br />

GENEN<br />

TPMT<br />

FUNCTIE<br />

NORMAAL<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Adalimumab r r r Azathioprine r r r Balsalazide r r r<br />

Budesonide r r r Budesonide r r r Ciprofloxacin r r r<br />

Corticotropin r r r Cromoglicic Acid r r r Dexamethasone r N N<br />

Diclofenac r G G Hydrocortisone r N N Ibuprofen r G G<br />

Infliximab r r r Mercaptopurine r r r Methotrexate r r r<br />

Methylcellulose r r r Metronidazole r r r Naproxen r G G<br />

Olsalazine r r r Prednisone r N N Sulfasalazine r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 187 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Glaucoom<br />

Glaucoom in vroeg stadium vaststellen en op de juiste manier<br />

behandelen


OFTALMOLOGIE<br />

Glaucoom<br />

Glaucoom – ook wel glaucoma genoemd – is een veelvoorkomende oogaandoening en<br />

wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van blindheid. Naar schatting lijden er in<br />

Duitsland momenteel 500.000 mensen aan deze aandoening, van wie een groot deel<br />

dit niet weet. Ongeveer 10% van hen is blind.<br />

Hoewel de aandoening met oogdruppels<br />

gemakkelijk en effectief behandeld kan<br />

worden, zijn de meeste mensen zich niet<br />

bewust van de aandoening, omdat de<br />

symptomen zich langzaam ontwikkelen en<br />

pas in een vergevorderd stadium van de<br />

aandoening waarneembaar zijn. De meeste<br />

gevallen blijven langdurig onbehandeld. Dit<br />

leidt tot beschadiging van de oogzenuw en in<br />

ernstige gevallen tot blindheid.<br />

In het oog stroomt continu een heldere<br />

vloeistof. Dit wordt geproduceerd in de<br />

achterste oogkamer achter de oogbol, waarna<br />

het via kanaaltjes naar de voorste delen<br />

stroomt. De regulering van productie en<br />

afvoer zorgt voor de oogdruk in het oog, die<br />

belangrijk is voor de vorm en werking van de<br />

ogen.<br />

Enige tijd geleden is er een gen vastgesteld<br />

dat een belangrijke rol speelt bij de werking<br />

van de ventilatiekanaaltjes. Ongunstige<br />

genetische variaties kunnen de werking van<br />

de kanaaltjes belemmeren, zodat de<br />

geproduceerde vloeistof niet goed afgevoerd<br />

kan worden. Dit leidt tot een geleidelijke<br />

toename van de druk op de bloedvaten die de<br />

oogzenuw van zuurstof en voedingsstoffen<br />

voorzien, waardoor de bloedstroom<br />

geblokkeerd wordt. Als deze toestand<br />

aanhoudt, gaan de zenuwen van het oog<br />

langzaam verslappen bij veraf zien. In het<br />

ergste geval treedt er blindheid op. De<br />

hersenen combineren het beeld van beide<br />

ogen en compenseren zo uiteindelijk voor<br />

storingen in het zicht. De aandoening wordt<br />

meestal pas gediagnosticeerd als beide ogen<br />

aangedaan zijn en de patiënt klachten<br />

ervaart, bijvoorbeeld woorden overslaat bij<br />

het lezen of problemen heeft tijdens het<br />

autorijden. Dan zijn de oogzenuwen vaak al<br />

ernstig beschadigd, wat meestal in<br />

permanente aantasting van het<br />

gezichtsvermogen of zelfs blindheid<br />

resulteert. Na de diagnose richt de<br />

behandeling zich op het verlagen van de<br />

oogdruk en het voorkomen van verdere<br />

afsterving van zenuwcellen. Beschadigde<br />

zenuwcellen kunnen niet hersteld worden.<br />

Preventieve gentesten voor glaucoom worden<br />

aanbevolen, omdat hiermee uw persoonlijke<br />

risico op glaucoom bepaald kan worden. Start<br />

indien nodig een medisch<br />

onderzoeksprogramma waarmee de eerste<br />

tekenen van de aandoening meteen<br />

vastgesteld en goed behandeld kunnen<br />

worden.<br />

DEMO_ML Pagina 190 van 299


OFTALMOLOGIE<br />

Relevante genen voor glaucoom<br />

De wetenschap heeft een gen vastgesteld dat invloed heeft op de werking van de<br />

afvoerkanaaltjes in het oog. Omdat de aandoening zich nauwelijks manifesteert en de eerste<br />

gezichtsstoornissen pas optreden nadat ongeveer 95% van de lichtgevoelige cellen in het oog<br />

zijn afgestorven, is het uiterst belangrijk dat de aandoening zo vroeg mogelijk herkend wordt.<br />

Het belangrijkste voordeel van deze genetische analyse is dan ook dat hiermee het eigen risico<br />

op de aandoening bepaald kan worden. Hierdoor kunnen de ogen eerder en nauwkeuriger<br />

onderzocht worden, zodat er een vroegtijdige diagnose en een goede behandeling mogelijk zijn.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

LOXL1 rs3825942 T>C C/C<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Hier ziet u een overzicht van de effecten die uw genetische variaties op uw gezondheid en<br />

lichaam hebben:<br />

➤ Uw risico op glaucoom is ongeveer 1.6 keer zo hoog<br />

➤ U moet uw ogen vroegtijdig en regelmatig laten onderzoeken om het optreden van<br />

glaucoom zo snel mogelijk vast te kunnen stellen.<br />

Het risico op glaucoom<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 191 van 299


OFTALMOLOGIE<br />

Preventie<br />

Op basis van uw genetische profiel heeft u een sterk verhoogd risico op glaucoom. Het<br />

is daarom heel belangrijk dat u preventieve maatregelen neemt om uw risico op de<br />

ontwikkeling van de aandoening te verminderen. Het is daarom raadzaam de volgende<br />

onderzoeken te overwegen, zodat u en uw optometrist de aandoening vroegtijdig vast<br />

kunnen stellen. Als de aandoening onmiddellijk behandeld wordt, kan permanente<br />

beschadiging meestal geheel voorkomen worden.<br />

Om deze reden zijn de volgende onderzoeken geschikt:<br />

Laat beide ogen minstens één keer per jaar door een optometrist testen om de eerste tekenen<br />

van glaucoom waar te nemen. Met een eenvoudige meting van de oogdruk kan het<br />

beginstadium van glaucoom niet vastgesteld worden. Het onderzoek moet uit de volgende<br />

testen bestaan:<br />

➤ Meting van de oogdruk om verhoogde druk vast te stellen<br />

➤ Een test van het gezichtsveld voor beide ogen om verstoringen hierin vast te stellen<br />

➤ Gonioscopie, waarbij de delen van het oog met de afvoerkanaaltjes onderzocht worden<br />

➤ Onderzoek van de oogzenuw om eventuele stoornissen vast te stellen.<br />

Een lage bloedddruk draagt bij aan de ontwikkeling van de aandoening, want het stromende<br />

bloed oefent minder druk uit op de reeds samengedrukte bloedvaten. De zenuwcellen in het<br />

oog worden nog sterker aangetast door de zuurstof en voedingsstoffen. Controleer daarom<br />

regelmatig uw bloeddruk en raadpleeg indien nodig uw arts voor een geschikte behandeling.<br />

Als u deze adviezen opvolgt, kunnen de eerste tekenen van de aandoening naar alle<br />

waarschijnlijkheid vroegtijdig vastgesteld en goed behandeld worden, voordat er permanente<br />

beschadiging van de oogzenuw optreedt.<br />

DEMO_ML Pagina 192 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Acetazolamide r r r Apraclonidine r r r Betaxolol r r r<br />

Bimatoprost r r r Brimonidine r r r Brinzolamide r N N<br />

Carteolol r r r Dorzolamide r r r Epinephrine r r r<br />

Latanoprost r r r Levobunolol r r r Methazolamide r r r<br />

Metipranolol r r r Pilocarpine r r r Tafluprost r r r<br />

Timolol r r r Travoprost r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 193 van 299


Maculadegeneratie<br />

Maculadegeneratie: effectieve preventie en vroege herkenning voor<br />

optimale gezondheid van de ogen


OFTALMOLOGIE<br />

Maculadegeneratie<br />

Maculadegeneratie is een pijnloze aandoening die het netvlies van het oog aantast. De<br />

aandoening openbaart zich meestal langzaam bij mensen van boven de 50 en<br />

verslechtert het centrale gezichtsveld.<br />

De aandoening leidt tot een storende vlek in<br />

het midden van het gezichtsveld, waardoor<br />

lezen en het herkennen van details (zoals<br />

gezichten) moeilijk of zelfs onmogelijk wordt<br />

zonder het perifere gezichtsveld te<br />

verslechteren. In de geïndustrialiseerde<br />

landen is maculadegeneratie de meest<br />

voorkomende oorzaak van blindheid, en<br />

wereldwijd lijden naar schatting zo’n 30<br />

miljoen mensen aan deze aandoening. Het<br />

komt even vaak voor onder mannen als onder<br />

vrouwen.<br />

De weefsellaag in het oog die gevoelig is voor<br />

licht, heet de retina (netvlies). Het deel van<br />

het oog waar het licht het meest<br />

geconcentreerd is, wordt de macula genoemd.<br />

Dit is de plek waar je zicht de hoogste<br />

resolutie heeft. Maculadegeneratie treedt op<br />

als cellen in de macula door ouderdom<br />

afsterven. Daarnaast kan het verergeren door<br />

de vorming van nieuwe bloedvaten of<br />

afvalproducten van de stofwisseling die de<br />

werking van de macula verminderen.<br />

Bepaalde risicovolle omgevingsfactoren<br />

kunnen deze processen aanzienlijk<br />

versnellen. Er wordt daarom geadviseerd de<br />

effecten van dergelijke risico’s zo veel<br />

mogelijk te beperken. Hiertoe behoren roken,<br />

hartaandoeningen en aandoeningen van het<br />

circulatiestelsel, hoge bloeddruk, slechte<br />

voeding en extreme blootstelling aan licht.<br />

Preventieve maatregelen richten zich<br />

voornamelijk op het minimaliseren van de<br />

risicofactoren om zo de ontwikkeling van de<br />

aandoening te vertragen of te voorkomen.<br />

zijn en geleidelijk aan verslechteren. Mensen<br />

met deze aandoening ondervinden doorgaans<br />

eerst problemen met lezen. Letters lijken<br />

simpelweg te verdwijnen en rechte lijnen en<br />

hoeken zien eruit als golven. Met een simpele<br />

test kan dit effect gemakkelijk vastgesteld en<br />

gemeten worden. Hierna wordt het zicht<br />

langzamerhand minder scherp, waardoor het<br />

lezen verder verslechtert, de<br />

contrastgevoeligheid<br />

afneemt,<br />

onderscheiding van kleuren moeilijker wordt<br />

en de gevoeligheid voor verblinding<br />

toeneemt. In een vergevorderd stadium<br />

bestaat het centrale gezichtsveld vaak<br />

uitsluitend uit grijze schaduwen, die vanzelf<br />

verdwijnen als de aandoening nog verder<br />

verergert. Omdat de aandoening alleen de<br />

macula aantast, vermindert uitsluitend het<br />

centrale gezichtsveld. Maculadegeneratie<br />

leidt niet tot volledige blindheid omdat het<br />

perifere gezichtsveld en de kleurwaarneming<br />

intact blijven. Mensen met deze aandoening<br />

behouden dus hun mobiliteit en<br />

richtingsgevoel. Behandelmogelijkheden voor<br />

maculadegeneratie in een vergevorderd<br />

stadium zijn beperkt en kunnen<br />

verslechtering van de symptomen meestal<br />

slechts vertragen en niet tegengaan. Om deze<br />

reden zijn preventie en vroege vaststelling<br />

van maculadegeneratie uiterst belangrijk om<br />

een tijdige behandeling te vergemakkelijken.<br />

Maculadegeneratie ontwikkelt zich langzaam<br />

gedurende een lange periode, waarbij de<br />

symptomen in het begin nauwelijks merkbaar<br />

DEMO_ML Pagina 195 van 299


OFTALMOLOGIE<br />

Genen die samenhangen met<br />

maculadegeneratie<br />

Tot dusver heeft de wetenschap verscheidene genen en polymorfismen vastgesteld die<br />

samenhangen met een verhoogd risico op maculadegeneratie. Door de analyse van alle<br />

relevante polymorfismen kunnen we het risico op deze aandoening bepalen. De volgende genen<br />

beïnvloeden de ontwikkeling van maculadegeneratie.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

HTRA1 rs11200638 G>A G/G<br />

CFH rs1061170 Y402H, T>C T/C<br />

LOC387715 rs10490924 G>T G/G<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

➤ U heeft geen verhoogd risico op maculadegeneratie<br />

➤ Uw behoefte aan antioxidanten is gemiddeld voor uw symptomen<br />

Uw risico op maculadegeneratie<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

Behoefte aan antioxidanten<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 196 van 299


NUTRIGENETICA<br />

Voedingsgenen - Ogen<br />

Gebaseerd op de relevante genen en de bijbehorende genetische sterke en<br />

zwakke punten dient u bepaalde ingrediënten en nutriënten te verhogen of<br />

te verlagen. Deze aanbevelingen zijn berekend op basis van uw genetische<br />

profiel.<br />

Uw gepersonaliseerde aanbevelingen gebaseerd op dit onderdeel:<br />

ß-Caroteen Hoge glyc. Koffie Verzad. vet Koper α-Linol.<br />

Vit. C Vit. E Zink EPA DHA<br />

Legenda: GROENE PIJLEN > dit nutriënt of ingrediënt is als gezond geclassificeerd op basis van uw genetische profiel. Probeer de<br />

inname hiervan te verhogen. RODE PIJLEN > Dit ingrediënt is geclassificeerd als ongezond op basis van uw genetische profiel. Probeer<br />

de inname hiervan te verlagen. GEEN PIJLEN > De genetica van dit onderdeel wordt niet beïnvloed door het nutriënt. LET OP! Deze<br />

interpretatie neem alleen uw genetische profiel van dit onderdeel in beschouwing.<br />

DEMO_ML Pagina 197 van 299


OFTALMOLOGIE<br />

Preventie<br />

U heeft geen genetische aanleg voor maculadegeneratie. U hoeft geen speciale<br />

voorzorgsmaatregelen te nemen of u regelmatig te laten onderzoeken, want uw risico<br />

is ongeveer hetzelfde als dat van de doorsnede van de bevolking. Toch kunt u<br />

maculadegeneratie ontwikkelen. Raadpleeg daarom uw arts als u symptomen<br />

waarneemt.<br />

Zelfs mensen die geen genetisch risico hebben, kunnen maculadegeneratie ontwikkelen. Na uw<br />

veertigste moet u daarom jaarlijks een oogtest laten doen, zodat de aandoening vroegtijdig<br />

vastgesteld en behandeld kan worden.<br />

➤ Hoge bloeddruk is een risicofactor voor maculadegeneratie. Zorg ervoor dat uw bloeddruk binnen<br />

de normale grenzen ligt. U kunt uw bloeddruk verlagen door meer lichaamsbeweging en<br />

aanpassing van uw voeding. Als voldoende lichaamsbeweging en de juiste voeding uw bloeddruk<br />

niet verlagen, raadpleeg dan uw arts over het gebruik van bloeddrukverlagende medicijnen.<br />

➤ Roken is een belangrijke factor voor de ontwikkeling van maculadegeneratie en moet daarom<br />

vermeden worden.<br />

➤ Bescherm uw ogen tegen direct zon door middel van een zonnebril met uv-werende glazen of een<br />

hoofddeksel.<br />

➤ Zorg ervoor dat uw voeding voldoende antioxidanten zoals vitaminen bevat. Antioxidanten zitten<br />

in fruit en groenten. Daarnaast zijn ze in geconcentreerde vorm aanwezig in<br />

voedingssupplementen.<br />

De volgende bronnen worden aanbevolen:<br />

➤ Beta-caroteen<br />

➤ Koper<br />

➤ Vitamine C<br />

➤ Vitamine E (α-tocoferol)<br />

➤ Zink<br />

Omdat maculadegeneratie zich langzaam en pijnloos ontwikkelt en speciale aandacht voor<br />

bepaalde symptomen vereist, speelt vroege herkenning een belangrijke rol bij het bepalen van<br />

de beste behandeling. De symptomen zijn onder meer het zien van schaduwen, gestoord zicht<br />

(voorbeeld: raamkozijnen lijken golfvormig te zijn) en problemen met lezen (voorbeeld:<br />

afzonderlijke letters lijken te verdwijnen). Met de Amsler-test kunt u de eerste tekenen van<br />

verstoring van het gezichtsveld vaststellen. De test en de bijbehorende gebruiksinstructies<br />

staan op de volgende pagina<br />

DEMO_ML Pagina 198 van 299


Instructies voor zelfonderzoek van maculadegeneratie<br />

➤ Houd het Amsler-rooster op een comfortabele leesafstand.<br />

➤ Bedek één oog (zet uw leesbril op als u er een hebt).<br />

➤ Fixeer het andere oog op het punt in het midden.<br />

➤ Ziet u golvende of wazige lijnen?<br />

➤ Dit kan wijzen op symptomen van leeftijdsgebonden maculadegeneratie.<br />

➤ Herhaal de test met het andere oog.<br />

➤ Neem onmiddellijk contact op met een oogarts als u de genoemde onregelmatigheden waarneemt.<br />

➤ Doe deze zelftest eenmaal per week.<br />

U heeft geen genetische aanleg voor maculadegeneratie. U hoeft geen speciale<br />

voorzorgsmaatregelen te nemen of u regelmatig te laten onderzoeken, want uw risico<br />

is ongeveer hetzelfde als dat van de doorsnede van de bevolking. Toch kunt u<br />

maculadegeneratie ontwikkelen. Raadpleeg daarom uw arts als u symptomen<br />

waarneemt.<br />

DEMO_ML Pagina 199 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


Parodonditis<br />

Parodontitis voorkomen en het juiste type implantaat kiezen


Parodontitis<br />

ODONTOLOGIE<br />

Parodontitis – ontsteking van de weefsels rondom de tanden – tast het tandvlees en<br />

kaakbeen aan. Parodontitis en tandbederf zijn de twee belangrijkste<br />

mondaandoeningen. Meer dan 50% van de bevolking tussen de 35 en 44 heeft last van<br />

tandbederf, en bij circa 20% van de bevolking is het tandbederf ernstig. In de meeste<br />

gevallen is de oorzaak slechte mondhygiëne. Tandbederf wordt voornamelijk<br />

veroorzaakt door de inname van geraffineerde suiker. Door een goede mondhygiëne<br />

kan tandbederf echter voorkomen worden, zodat meer mensen ook op oudere leeftijd<br />

hun eigen gebit nog hebben. Omdat de leeftijd van de tanden essentieel is voor de<br />

ontwikkeling van parodontitis, komt de aandoening steeds vaker voor. Van de mensen<br />

boven de 65 lijdt 40% aan een ernstige vorm van deze aandoening.<br />

Tandplak wordt continu in onze mond<br />

gevormd door voedselresten,<br />

speekselbestanddelen en bacteriën. Als<br />

tandplak niet verwijderd wordt door het<br />

poetsen van de tanden en tandzorg, breken<br />

de bacteriën de suiker in de voeding af tot<br />

zuren die het tandglazuur aanvallen en<br />

gaatjes veroorzaken. In de loop van de tijd<br />

hoopt meer materiaal zich op, waardoor de<br />

toestand verder verslechtert. Tandplak en<br />

tandsteen tasten niet alleen het tandglazuur<br />

aan, maar dringen ook door in het tandvlees,<br />

waarbij het immuunsysteem de ontsteking<br />

hiervan bestrijd. Er ontstaat gingivitis,<br />

aanhoudende ontsteking van het tandvlees.<br />

Gewoonlijk kan het immuunsysteem<br />

voorkomen dat bacteriën zich verder<br />

verspreiden. Bij mensen met een verzwakt<br />

immuunsysteem of andere complicerende<br />

factoren kunnen de bacteriën zich echter wel<br />

verspreiden, waardoor het gedeelte van het<br />

kaakbeen geïnfecteerd raakt waarin de<br />

tanden vastzitten. Het immuunsysteem<br />

reageert hierop met de aanmaak van<br />

enzymen en chemische mediatoren die de<br />

bacteriële infectie bestrijden maar ook de<br />

weefsels aanvallen en langzamerhand<br />

aantasten. Door deze krachtige<br />

immuunreactie raakt het gehele bot<br />

ontstoken, waardoor het geleidelijk aan<br />

verslapt en uiteindelijk de tanden uitvallen.<br />

Vaak wordt de hele kaak aangetast. Omdat de<br />

tanden pas heel laat los gaan zitten, wordt de<br />

aandoening ook pas in een behoorlijk<br />

gevorderd stadium gediagnosticeerd.<br />

Parodontitis wordt veroorzaakt door een<br />

combinatie van vele factoren, waarbij een<br />

slechte mondhygiëne en bepaalde genetische<br />

eigenschappen een cruciale rol spelen. Omdat<br />

de meeste beschadiging veroorzaakt wordt<br />

door een immuunreactie, maken genetische<br />

eigenschappen de reactie te agressief. Dit kan<br />

leiden tot ernstige parodontitis. Het<br />

immuunsysteem reageert echter uitsluitend<br />

wanneer bacteriën doordringen in het<br />

weefsel. Dit betekent dat mensen met deze<br />

genetische eigenschappen speciale aandacht<br />

moeten besteden aan hun gebit door<br />

verscheidene risicofactoren te vermijden:<br />

➤ Slechte mondhygiëne met tandplak en<br />

tandsteen<br />

➤ Tabaksgebruik, want roken verhoogt het<br />

risico 4 tot 6 keer<br />

➤ Besmetting met parodontitis van andere<br />

aangedane mensen (vooral in de familie)<br />

➤ Tandbederf (gaatjes)<br />

➤ Mondademhaling<br />

➤ Tandenknarsen<br />

➤ Onevenwichtige voeding<br />

➤ Piercings in de mond, lippen, frenulum of<br />

tong<br />

➤ Diabetes, vooral als het niet of slecht onder<br />

controle is<br />

➤ Zwangerschap, wanneer hormonale<br />

veranderingen bindweefsel slapper maken<br />

DEMO_ML Pagina 202 van 299


en bacteriën daardoor gemakkelijker in het<br />

tandvlees door kunnen dringen<br />

➤ Verzwakt immuunsysteem, bijvoorbeeld na<br />

chemotherapie of orgaantransplantatie en<br />

bij hiv-besmetting<br />

Als de aandoening vroegtijdig wordt<br />

vastgesteld, kan het doorgaans heel effectief<br />

behandeld worden. De patiënt moet echter<br />

zijn mond in een goede hygiënische staat<br />

houden om te voorkomen dat de aandoening<br />

terugkomt. Mensen die parodontitis hebben<br />

gehad, hebben namelijk een verhoogd risico<br />

op een recidief. Als de parodontitis niet wordt<br />

gediagnosticeerd en behandeld, vallen er<br />

meestal tanden uit. Dit leidt tot esthetische<br />

en functionele problemen. Deze genetische<br />

analyse geeft aan of u een verhoogd risico<br />

hebt, zodat u preventieve maatregelen kunt<br />

nemen en het belang van periodieke controle<br />

door de tandarts duidelijk wordt om de<br />

aandoening te voorkomen.<br />

DEMO_ML Pagina 203 van 299


Afstoting van titanium implantaat vanwege<br />

genetische variaties<br />

Titanium is een populair materiaal voor tandimplantaten, omdat het geen allergische<br />

reacties veroorzaakt en zich binnen drie tot zes maanden stevig aan het omgevende<br />

bot vasthecht. Het succes van de behandeling verschilt van persoon tot persoon. Bij<br />

sommige mensen blijft een implantaat enkele decennia vastzitten, terwijl het bij<br />

andere mensen al na vier maanden wordt afgestoten. De reden voor het onderscheid<br />

zijn uiteenlopende ontstekingsreacties op titanium. Dit wordt veroorzaakt door vier<br />

verschillende genetische polymorfismen.<br />

Bij mensen met het optimale genetische profiel bedraagt het percentage afgestoten<br />

implantaten 3. Het risico op een afgestoten implantaat kan bij sommige mensen oplopen tot<br />

wel 60%. Dit is afhankelijk van het aantal ongunstige genetische variaties. Mensen met een<br />

ongunstig genetisch profiel (zoals vastgesteld op basis van de genetische analyse) hebben de<br />

mogelijkheid het geschiktste implantaat te kiezen en zo voortijdig afstoten te voorkomen.<br />

DEMO_ML Pagina 204 van 299


Relevante genen voor parodontitis<br />

ODONTOLOGIE<br />

Er zijn verscheidene genetische variaties vastgesteld die elk afzonderlijk het risico op<br />

parodontitis licht verhogen of verlagen. In combinatie hebben ze aanzienlijke invloed op het<br />

mogelijke risico. De analyse van de relevante genetische variaties heeft de volgende resultaten<br />

opgeleverd:<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

IL1RN rs419598 C>T C/T<br />

IL6 rs1800795 G>C G/C<br />

IL1A rs1800587 C>T C/C<br />

IL 1 Beta rs1143634 C>T C/T<br />

TNFa rs1800629 G>A A/A<br />

De kans op afstoting van een titanium implantaat:<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

IL1RN rs419598 C>T C/T<br />

IL1A rs1800587 C>T C/C<br />

IL 1 Beta rs1143634 C>T C/T<br />

TNFa rs1800629 G>A A/A<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

DEMO_ML Pagina 205 van 299


Overzicht van de effecten<br />

Verscheidene genen beïnvloeden de agressiviteit van het immuunsysteem. Bepaalde genen<br />

kunnen invloed hebben op de kans dat het immuunsysteem bij een besmetting van het<br />

kaakbeen door een bacterie zo agressief reageert dat botweefsel aangetast wordt en de tanden<br />

uiteindelijk loslaten en uitvallen. Andere genen bepalen hoe het immuunsysteem reageert op<br />

titanium implantaten. De kans dat uw lichaam de titanium implantaten binnen vier weken<br />

afstoot, kan hierdoor aanzienlijk toenemen.<br />

➤ Uw risico op de ontwikkeling van parodontitis is ongeveer 3.3 keer zo hoog<br />

➤ Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat (OR:4.2)<br />

Het risico op parodontitis<br />

LAAG GEMIDDELD RISICO HOGER<br />

▲<br />

De kans op afstoting van een titanium<br />

implantaat<br />

NORMAAL<br />

VERHOOGD<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 206 van 299


ODONTOLOGIE<br />

Preventie<br />

Op basis van uw genetische profiel heeft u een verhoogd risico op de ontwikkeling van<br />

parodontitis. Preventieve maatregelen zijn voor u heel belangrijk om een gezond gebit<br />

te behouden.<br />

De beste manier om parodontitis te voorkomen, is consequent uw tanden poetsen en<br />

periodieke controle door de tandarts. De volgende punten zijn uiterst belangrijk voor mensen<br />

die risico lopen:<br />

De volgende punten zijn belangrijk voor u:<br />

➤ Poets uw tanden ’s morgens, na elke maaltijd en met name ’s avonds.<br />

➤ Vervang regelmatig uw tandenborstel.<br />

➤ Reinig met flosdraad, een tandenstoker of een rager de ruimte tussen uw tanden.<br />

➤ Reinig de tongrug.<br />

➤ Laat uw gebit om de 3 of 6 maanden reinigen door een mondhygiënist.<br />

➤ Eet niet meer dan één keer per dag suiker en poets daarna meteen uw tanden.<br />

➤ Ga vaker naar de tandarts als u zwanger of diabeet bent of een immuundeficiëntie hebt.<br />

Vermijd indien mogelijk ook de volgende risicofactoren:<br />

➤ Slechte of onjuiste mondhygiëne met tandplak en tandsteen<br />

➤ Tabaksgebruik, want roken verhoogt het risico 4 tot 6 keer; besmetting met parodontitis van<br />

andere aangedane mensen (vooral in de familie)<br />

➤ Tandcariës<br />

➤ Mondademhaling<br />

➤ Tandenknarsen<br />

➤ Onevenwichtige voeding<br />

➤ Piercings in de mond, lippen, frenulum of tong<br />

➤ Diabetes, vooral als het niet onder controle is of als de bloedsuikerspiegel slecht bijgehouden<br />

wordt<br />

➤ Zwangerschap, wanneer hormonale veranderingen bindweefsel slapper maken en bacteriën<br />

daardoor gemakkelijker in het tandvlees door kunnen dringen<br />

➤ Verzwakt immuunsysteem, bijvoorbeeld na chemotherapie of orgaantransplantatie en bij hivbesmetting<br />

Afstoting van titanium implantaat vanwege genetische variaties:<br />

Omdat u drie genetische variaties heeft die de agressiviteit van uw immuunsysteem vergroten,<br />

heeft u een sterk bovengemiddeld risico op afstoting van een implantaat. U moet in overleg<br />

met uw tandarts beslissen of titanium het geschikte implantaatmateriaal is of dat u een<br />

alternatief moet kiezen, zoals een implantaat van keramiek, zirkoniumoxide of gecoat<br />

titanium, een kunstgebit of bruggen.<br />

DEMO_ML Pagina 207 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Amoxicillin r r r Carbamide r r r Chlorhexidine r r r<br />

Codeine r r r Doxycycline r N N Ibuprofen r G G<br />

Lidocain r r r Metronidazole r r r Minocycline r r r<br />

Tetracycline r r r Triclofos r r r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 208 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


HIV Resistance Sensor<br />

Risico op infectie en geoptimaliseerde therapie


Hiv: humaan-immunodeficiëntievirus<br />

HIV-BESTANDHEID<br />

Het humaan-immunodeficiëntievirus – ook wel hiv-virus genoemd – is sinds de jaren 80<br />

van de vorige eeuw wijdverbreid en heeft tot nu toe ongeveer 34 miljoen mensen<br />

besmet. De infectie is doorgaans jaren of decennia zonder merkbare symptomen<br />

aanwezig totdat het immuunsysteem uiteindelijk zo verzwakt is dat andere infecties<br />

het lichaam binnendringen en ten slotte de dood intreedt.<br />

Een virus kan omschreven worden als een<br />

zichzelf vermenigvuldigende machine. Hij<br />

bestaat meestal uit slechts enkele genen, die<br />

omgeven zijn door een eiwitmantel. Het<br />

oppervlak van deze mantel heeft de<br />

eigenschap om zich aan bepaalde elementen –<br />

de zogenoemde receptoren – van bepaalde<br />

cellen van het lichaam te kunnen koppelen.<br />

Naar gelang van zijn type kopieert het virus<br />

daar zijn genen, waarna het deze soms in het<br />

genoom van de cellen invoegt.<br />

De geïnfecteerde cel kan geen onderscheid<br />

maken tussen zijn eigen genen en die van het<br />

virus, waardoor hij ze allemaal activeert.<br />

Virale genen hebben verschillende functies.<br />

Sommige van deze genen produceren de<br />

bouwstenen van de eiwitmantel, terwijl<br />

andere de virale genen kopiëren en naar de<br />

nieuwe lege eiwitmantels brengen. De nieuwe<br />

virussen verlaten vervolgens de cel en<br />

infecteren nieuwe cellen, waarna het hele<br />

proces zich herhaalt.<br />

Elk type virus kan slechts bepaalde cellen<br />

infecteren, omdat elk virus specifieke<br />

receptoren vereist. In het geval van het hivvirus<br />

zijn dit de cellen van het<br />

immuunsysteem. De receptoren die vereist<br />

zijn voor het hiv-virus, zijn CD4 en CCR5. Bij<br />

elk van de receptoren legt een menselijk gen<br />

aan de cel uit hoe de receptoren gemaakt<br />

moeten worden. Ongeveer 20% van de<br />

bevolking heeft een genetische variatie in het<br />

CCR5-gen (CCR5delta32), waardoor het maar<br />

circa de helft van de CCR5-receptoren<br />

produceert. Dit leidt tot een kleiner oppervlak<br />

voor het virus en vermindert het risico op<br />

infectie aanzienlijk. Ongeveer 1% van de<br />

bevolking heeft deze mutatie in beide<br />

CCR5-genen en is daardoor uiterst resistent<br />

tegen hiv.<br />

Omdat CCR5 essentieel is voor een hivinfectie,<br />

is er al een medicijn ontwikkeld dat<br />

de CCR5-receptoren blokkeert (maraviroc).<br />

Andere medicijnen tegen hiv proberen de<br />

vermenigvuldiging van de virusgenen tegen te<br />

houden of op andere manieren de cyclus van<br />

het virus te verstoren. Zonder medische<br />

behandeling leidt een infectie met hiv<br />

meestal binnen enkele jaren of decennia tot<br />

de dood. Bij behandeling met medicijnen is<br />

een hiv-infectie echter hetzelfde als een<br />

chronische aandoening. Het merendeel van de<br />

geïnfecteerde mensen hebben dan ook een<br />

normale levensverwachting van boven de 70<br />

jaar. Een effectieve behandeling kan dus van<br />

groot belang zijn.<br />

Vanwege verschillen in de genen die<br />

medicijnen in het lichaam omzetten, is het<br />

mogelijk dat bepaalde medicijnen niet<br />

geactiveerd worden of dat ze een geringe<br />

werking hebben. Dit resulteert in de<br />

regelmatige toediening van overdoses.<br />

Daarom is het genetisch matchen van het<br />

omzettingsvermogen van hiv-gerelateerde<br />

medicijnen bijzonder belangrijk voor een<br />

optimale behandeling.<br />

DEMO_ML Pagina 212 van 299


HIV-BESTANDHEID<br />

Relevante genen voor hiv<br />

Een analyse van de genen die samenhangen met hiv, bepaalt het risico op een hiv-infectie, geeft<br />

het verwachte verloop van de aandoening aan en helpt bij het optimaliseren van de<br />

medicamenteuze behandeling. Omdat er naast hiv vele andere seksueel overdraagbare<br />

aandoeningen zijn, moet het hebben van een zekere resistentie tegen hiv niet opgevat worden<br />

als vervanging van de beschermingsmiddelen tijdens geslachtsverkeer.Ongeacht de genetische<br />

aanleg voor hiv wordt het gebruik van een condoom tijdens risicovol geslachtsverkeer<br />

aangeraden.<br />

Genetische eigenschappen<br />

SYMBOOL rs NCBI POLYMORFISME GENOTYPE<br />

CCR5 rs333 G>del G/G<br />

Legenda: rsNCBI = naam van de onderzochte genetische variatie, POLYMORFISME = vorm van de genetische<br />

variatie, GENOTYPE = uw persoonlijke resultaat van de analyse<br />

Overzicht van de effecten<br />

Op basis van uw genetische profiel produceren uw cellen CCR5-receptoren die voor het virus<br />

vereist zijn. Uw risico op een hiv-infectie bij contact met het virus is hetzelfde als dat van de<br />

doorsnede van de bevolking.<br />

Het risico op een hiv-infectie bij contact met het virus<br />

HEEL LAAG LAAG NORMAAL<br />

Let op: een HIV-infectie kan nooit volledig worden uitgesloten, zelfs niet met een gunstige<br />

genetische CCR5-variant. Sommige HIV-stammen gebruiken de CCR5-receptor niet, maar een<br />

andere genaamd CXCR4. Absolute immuniteit is daarom niet mogelijk.<br />

▲<br />

DEMO_ML Pagina 213 van 299


HIV-BESTANDHEID<br />

Preventie<br />

Een analyse van de genen die samenhangen met hiv, bepaalt het risico op een hivinfectie,<br />

geeft het verwachte verloop van de aandoening aan en helpt bij het<br />

optimaliseren van de medicamenteuze behandeling. Omdat er naast hiv vele andere<br />

seksueel overdraagbare aandoeningen zijn, moet het hebben van een zekere resistentie<br />

tegen hiv niet opgevat worden als vervanging van de beschermingsmiddelen tijdens<br />

geslachtsverkeer. Ongeacht de genetische aanleg voor hiv wordt het gebruik van een<br />

condoom tijdens risicovol geslachtsverkeer aangeraden.<br />

Op basis van uw genetische profiel produceren uw cellen CCR5-receptoren die voor het virus<br />

vereist zijn. Uw risico op een hiv-infectie bij contact met het virus is hetzelfde als dat van de<br />

doorsnede van de bevolking.<br />

DEMO_ML Pagina 214 van 299


Compatibiliteit van geneesmiddelen<br />

PHARMACOGENETICA<br />

MEDICIJNEN<br />

139<br />

310<br />

107<br />

262<br />

221<br />

276<br />

524<br />

371<br />

12<br />

GENEN<br />

CYP2E1<br />

CYP2D6<br />

CYP2B6<br />

CYP1A2<br />

CYP2C19<br />

CYP2C9<br />

CYP3A4<br />

CYP3A5<br />

NAT2<br />

AFBRAAK<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

GEEN<br />

NORMAAL<br />

NORMAAL<br />

TRAAG<br />

MEDICIJNEN<br />

GENEN<br />

FUNCTIE<br />

Het effect op relevante medicatie<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

effect<br />

Afbraak<br />

Dosering<br />

Abacavir r r G Atazanavir r N G Caspofungin r r r<br />

Clarithromycin r N N Darunavir r N N Delavirdine r N N<br />

Efavirenz r N N Etravirine r r r Fosamprenavir r N N<br />

Hydroxychloroquine r r r Indinavir r N N Isoniazid r G G<br />

Itraconazole r N N Lopinavir r N N Lopinavir r N N<br />

Maraviroc r r r Nelfinavir r N N Nevirapine r N N<br />

Proguanil r r r Pyrazinamide r r r Raltegravir r r r<br />

Rifampicin r U U Rilpivirine r r r Ritonavir r N N<br />

Saquinavir r N N Sulfadiazine r G G Sulfapyridine r r r<br />

Telithromycin r N N Tipranavir r N N Voriconazole r G r<br />

Belangrijk: De keuze voor de juiste medicatie en de dosering ervan valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de arts. Neem nooit<br />

zelf de beslissing om te stoppen met het innemen van medicatie en pas niet op eigen initiatief de dosering aan!<br />

DEMO_ML Pagina 215 van 299


Legenda<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Langzamer. Advies: Verlaag de dosering.<br />

Effect: Normaal. Afbraak: Geen. Advies: Alternatief geneesmiddel.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Lager. Afbraak: Normaal. Advies: Normale dosering.<br />

Effect: Sterker. Afbraak: Sterker. Advies: Normale dosering.<br />

DEMO_ML Pagina 216 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


WETENSCHAP<br />

Dit hoofdstuk toont de wetenschap achter de test.


Medicijnen<br />

CYP2D6: cytochroom P450, familie 2, subfamilie D, polypeptide 6<br />

WETENSCHAP<br />

Cytochroom P450 2D6 (CYP2D6) is een enzym dat betrokken is bij de stofwisseling van medicijnen via de oxidatie of hydrolyse van<br />

uiteenlopende substraten. Dit proces wordt sterk beïnvloed door de genetische variant van het CYP2D6-gen of -allel.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

UM 9% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

X EM 70% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 16% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 5% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Zhou SF. et al. Polymorphism of human cytochrome P450 2D6 and its clinical significance: Part I. Clin Pharmacokinet. 2009,48(11):689-723.<br />

Stüven et al. Rapid detection of CYP2D6 null alleles by long distance- and multiplex-polymerase chain reaction. Pharmacogenetics. 1996<br />

Oct,6(5):417-21.<br />

Hicks JK et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium (CPIC) Guideline for CYP2D6 and CYP2C19 Genotypes and Dosing of Selective<br />

Serotonin Reuptake Inhibitors. Clin Pharmacol Ther. 2015 Aug,98(2):127-34.<br />

CYP2B6 - cytochroom P450, familie 2, subfamilie B, polypeptide 6<br />

CYP2B6 metaboliseert een verscheidenheid aan geneesmiddelen vergelijkbaar met andere Cytochroom P450-enzymen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

UM 1% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

RM 1% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

X EM 96% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 1% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Zanger UM et al. Pharmacogenetics of cytochrome P450 2B6 (CYP2B6): advances on polymorphisms, mechanisms, and clinical relevance. Front<br />

Genet. 2013 Mar 5,4:24.<br />

Kharasch ED et al. Methadone Pharmacogenetics: CYP2B6 Polymorphisms Determine Plasma Concentrations, Clearance, and Metabolism.<br />

Anesthesiology. 2015 Nov,123(5):1142-53.<br />

https://www.pharmgkb.org/gene/PA123<br />

Gatanaga H et al. Successful efavirenz dose reduction in HIV type 1-infected individuals with cytochrome P450 2B6 *6 and *26. Clin Infect Dis. 2007<br />

Nov 1,45(9):1230-7.<br />

DEMO_ML Pagina 220 van 299


CYP1A2: cytochroom P450, familie 1, subfamilie A, polypeptide 2<br />

CYP1A2 (cytochroom P450 1A2) is een heemeiwitenzym dat betrokken is bij uiteenlopende stofwisselingsprocessen. Het<br />

metaboliseert verschillende xenobiotica zoals cafeïne, aflatoxine B1 en medicijnen (bijv. paracetamol).<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

UM 14% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

X EM 53% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 28% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 5% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Hubacek JA. et al. Drug metabolising enzyme polymorphisms in Middle- and Eastern-European Slavic populations. Drug Metabol Drug Interact.<br />

2014,29(1):29-36.<br />

Kuo HW et al. CYP1A2 genetic polymorphisms are associated with early antidepressant escitalopram metabolism and adverse reactions.<br />

Pharmacogenomics. 2013 Jul,14(10):1191-201.<br />

Lin KM et al. CYP1A2 genetic polymorphisms are associated with treatment response to the antidepressant paroxetine. Pharmacogenomics. 2010<br />

Nov,11(11):1535-43.<br />

CYP2C19: cytochroom P450, familie 2, subfamilie C, polypeptide 19<br />

Het eiwit cytochroom P450 2C19 (CYP2C19) is betrokken bij de oxidatieve stofwisseling van uiteenlopende medicijnen, zoals<br />

antidepressiva, antipsychotica, kalmeringsmiddelen en protonpompremmers. CYP2C19 biedt een alternatieve metabolische route<br />

voor CPY2D6. Defecten in het CYP2C19-gen kunnen de enzymactiviteit verhogen of verlagen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

UM 5% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

RM 27% Geneesmiddelen die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel afgebroken.<br />

Prodrugs die door dit enzym worden gemetaboliseerd, worden te snel geactiveerd<br />

X EM 39% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 27% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 2% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Sheffield L. J. et al. Clinical use of pharmacogenomic tests in 2009. Clin Biochem Rev. 2009 May,30(2):55-65.<br />

Hodgson K. et al. Genetic differences in cytochrome P450 enzymes and antidepressant treatment response. J Psychopharmacol. 2014<br />

Feb,28(2):133-41.<br />

Hicks JK et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium (CPIC) Guideline for CYP2D6 and CYP2C19 Genotypes and Dosing of Selective<br />

Serotonin Reuptake Inhibitors. Clin Pharmacol Ther. 2015 Aug,98(2):127-34.<br />

DEMO_ML Pagina 221 van 299


CYP2C9: cytochroom P450, familie 2, subfamilie C, polypeptide 9<br />

Het enzym cytochroom P450 2C9 (CYP2C9) komt hoofdzakelijk tot expressie in de lever, waar het betrokken is bij de oxidatie van<br />

lichaamsvreemde en endogene stoffen. CYP2C9 speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling van uiteenlopende medicijnen.<br />

Defecten in het CYP2C9-gen hangen samen met een verminderde enzymactiviteit.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

EM 60% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

IM 35% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

X PM 5% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Referenties<br />

Van Booven D. et al. Cytochrome P450 2C9-CYP2C9 Pharmacogenetics and genomics (2010)<br />

Lindh JD et al. Influence of CYP2C9 genotype on warfarin dose requirements--a systematic review and meta-analysis. Eur J Clin Pharmacol. 2009<br />

Apr,65(4):365-75.<br />

Johnson JA et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium Guidelines for CYP2C9 and VKORC1 genotypes and warfarin dosing. Clin<br />

Pharmacol Ther. 2011 Oct,90(4):625-9.<br />

CYP3A4: cytochroom P450, familie 3, subfamilie A, polypeptide 4<br />

Het cytochroom P450 3A4 (CYP3A4) komt tot expressie in de lever en is betrokken bij de activering of hydroxylering van<br />

uiteenlopende medicijnen en endogene stoffen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X EM 96% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 3% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Chiang TS et al. Enhancement of CYP3A4 Activity in Hep G2 Cells by Lentiviral Transfection of Hepatocyte Nuclear Factor-1 Alpha. PLoS One. 2014 Apr<br />

14,9(4):e94885.<br />

Lee JS et al. Screening of Genetic Polymorphisms of CYP3A4 and CYP3A5 Genes. Korean J Physiol Pharmacol. 2013 Dec,17(6):479-84.<br />

Okubo M et al. CYP3A4 intron 6 C>T polymorphism (CYP3A4*22) is associated with reduced CYP3A4 protein level and function in human liver<br />

microsomes. J Toxicol Sci. 2013,38(3):349-54.<br />

DEMO_ML Pagina 222 van 299


CYP3A5 - cytochroom P450, familie 3, subfamilie A, polypeptide 5<br />

Het cytochroom P450 3A5 (CYP3A5) komt tot expressie in de lever en is betrokken bij de activering of hydroxylering van<br />

verschillende geneesmiddelen en endogene stoffen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X EM 1% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 30% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 69% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

https://www.pharmgkb.org/gene/PA131<br />

Lamba J et al. PharmGKB summary: very important pharmacogene information for CYP3A5. Pharmacogenet Genomics. 2012 Jul,22(7):555-8.<br />

KA Birdwell et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium (CPIC) Guidelines for CYP3A5 Genotype and Tacrolimus Dosing. Clin<br />

Pharmacol Ther. 2015 Jul, 98(1): 19–24.<br />

CYP2E1: cytochroom P450, familie 2, subfamilie E, polypeptide 1<br />

Het cytochroom P450 2E1 (CYP2E1) komt tot expressie in de lever en is betrokken bij de activering of hydroxylering van<br />

uiteenlopende medicijnen en endogene stoffen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X EM 98% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 1% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Sheng YJ et al. The association between CYP2E1 polymorphisms and hepatotoxicity due to anti-tuberculosis drugs: A meta-analysis. Infect Genet<br />

Evol. 2014 Jun,24:34-40.<br />

De Bock L. et al. Quantification of cytochrome 2E1 in human liver microsomes using a validated indirect ELISA. J Pharm Biomed Anal. 2014 Jan<br />

25,88:536-41.<br />

Wang FJ et al. Update meta-analysis of the CYP2E1 RsaI/PstI and DraI polymorphisms and risk of antituberculosis drug-induced hepatotoxicity:<br />

evidence from 26 studies. J Clin Pharm Ther. 2016 Jun,41(3):334-40.<br />

DEMO_ML Pagina 223 van 299


NAT2: N-acetyltransferase 2 (arylamine-N-acetyltransferase)<br />

De arylamine-N-acetyltransferase 2 (NAT2) is betrokken bij de ontgifting van medicijnen en endogene stoffen door middel van<br />

actetylering. Giftige en kankerverwekkende stoffen worden omgezet en kunnen verwijderd worden. De polymorfismen kunnen de<br />

enzymactiviteit van het NAT2-eiwit veranderen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

EM 45% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

X IM 30% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

Referenties<br />

PM 25% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Daly A. K. et al. Pharmacogenomics of adverse drug reactions. Genome Med. 2013 Jan 29,5(1):5.<br />

Barbieri R. B. et al. Genes of detoxification are important modulators of hereditary medullary thyroid carcinoma risk. Clin Endocrinol (Oxf). 2013<br />

Aug,79(2):288-93.<br />

Int. braz j urol. vol.30 no.4 Rio de Janeiro Jul., Aug. 2004, Rama D. Mittal, Daya S.L. Srivastava, Anil Mandhani<br />

VKORC: vitamine K-epoxidereductasecomplex (rs9923231)<br />

De vitamine K-epoxidereductase (VKOR) is een membraaneiwit in het endoplasmatisch reticulum (ER) dat betrokken is bij de<br />

vorming van bloedstollingsfactoren. Het anticoagulans warfarine remt de activiteit van het eiwit VKOR. De remmende werking<br />

kan verhinderd worden door defecten in het VKORC-gen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 40% Geen dosisaanpassingen voor verschillende geneesmiddelen<br />

Referenties<br />

C/T 40% Dosisaanpassingen voor verschillende geneesmiddelen<br />

T/T 20% Dosisaanpassingen voor verschillende geneesmiddelen<br />

Swen JJ et al. Pharmacogenetics: from bench to byte--an update of guidelines. Clin Pharmacol Ther. 2011 May,89(5):662-73.<br />

Pop TR et al. An acenocoumarol dose algorithm based on a South-Eastern European population.<br />

Dean L. et al. Warfarin Therapy and the Genotypes CYP2C9 and VKORC1. 2012 Mar 8. Medical Genetics Summaries.<br />

Anderson J. L. et al. Randomized trial of genotype-guided versus standard warfarin dosing in patients initiating oral anticoagulation. Circulation.<br />

2007 Nov 27,116(22):2563-70<br />

Flockhart D. A. et al. Pharmacogenetic testing of CYP2C9 and VKORC1 alleles for warfarin. Genet Med. 2008 Feb,10(2):139-50.<br />

International Warfarin Pharmacogenetics Consortium Estimation of the warfarin dose with clinical and pharmacogenetic data. N Engl J Med. 2009<br />

Feb 19,360(8):753-64.<br />

DEMO_ML Pagina 224 van 299


DPYD- Dihydropyrimidine dehydrogenase (rs3918290)<br />

Het DPYD-gen geeft instructies voor het maken van een enzym genaamd dihydropyrimidine dehydrogenase, dat betrokken is bij<br />

de afbraak van uracil en thymine. Genetische variaties in dit gen resulteren in een fout in het pyrimidine-metabolisme en een<br />

verhoogd risico op toxiciteit bij patiënten die speciale chemotherapie krijgen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

EM 98% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

IM 1% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

X PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Referenties<br />

Amstutz U et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium (CPIC) Guideline for Dihydropyrimidine Dehydrogenase Genotype and<br />

Fluoropyrimidine Dosing: 2017 Update. Clin Pharmacol Ther. 2018 Feb103(2):210-216.<br />

Swen JJ et al. Pharmacogenetics: from bench to byte--an update of guidelines. Clin Pharmacol Ther. 2011 May,89(5):662-73.<br />

Caudle KE et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium guidelines for dihydropyrimidine dehydrogenase genotype and<br />

fluoropyrimidine dosing. Clin Pharmacol Ther. 2013 Dec,94(6):640-5.<br />

Mattison LK et al. Implications of dihydropyrimidine dehydrogenase on 5-fluorouracil pharmacogenetics and pharmacogenomics.<br />

Pharmacogenomics. 2002 Jul,3(4):485-92.<br />

NOS1AP: (neuronaal) adaptoreiwit voor stikstofmonoxidesynthase 1 (rs10494366)<br />

De stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (NOS1AP) is een adaptoreiwit dat de signaalmolecuul nNOS (neuronale<br />

stikstofmonoxidesynthase) bindt aan andere moleculen en daarmee hun interactie vergemakkelijkt. Dit NOS1AP-polymorfisme<br />

verlaagt het glucosereducerende effect van verschillende medicijnen en hangt samen met een hoger sterftecijfer.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 30% Het medicijn glibenclamide is effectief<br />

Het medicijn tolbutamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn glimepiride is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Referenties<br />

G/T 44% Het medicijn glibenclamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn tolbutamide is effectief<br />

Het medicijn glimepiride is effectief<br />

G/G 26% Het medicijn glibenclamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn tolbutamide is effectief<br />

Het medicijn glimepiride is effectief<br />

Tomás M et al. Polymorphisms in the NOS1AP gene modulate QT interval duration and risk of arrhythmias in the long QT syndrome. JACC. 2010 Jun<br />

15,55(24):2745-52.<br />

Treuer AV et al. NOS1AP modulates intracellular Ca(2+) in cardiac myocytes and is up-regulated in dystrophic cardiomyopathy. Int J Physiol<br />

Pathophysiol Pharmacol. 2014 Mar 13,6(1):37-46. eCollection 2014.<br />

Becker et al. Common variation in the NOS1AP gene is associated with reduced glucose-lowering effect and with increased mortality in users of<br />

sulfonylurea. Pharmacogenet Genomics. 2008 Jul,18(7):591-7.<br />

DEMO_ML Pagina 225 van 299


SLCO1B1 - familielid van organische opgeloste aniontransporter 1B1 (rs4149056)<br />

Het SLCO1B1-gen geeft instructies voor het maken van een eiwit dat organisch aniontransporterend polypeptide 1B1 of OATP1B1<br />

wordt genoemd. OATP1B1 wordt aangetroffen in de lever en is betrokken bij de verwijdering van geneesmiddelen zoals statines.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

EM 84% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

X IM 15% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

Referenties<br />

PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Wilke RA et al. The clinical pharmacogenomics implementation consortium: CPIC guideline for SLCO1B1 and simvastatin-induced myopathy. Clin<br />

Pharmacol Ther. 2012 Jul,92(1):112-7.<br />

SEARCH Collaborative Group et al. SLCO1B1 variants and statin-induced myopathy--a genomewide study. N Engl J Med. 2008 Aug 21,359(8):789-99.<br />

Ramsey LB et al. The clinical pharmacogenetics implementation consortium guideline for SLCO1B1 and simvastatin-induced myopathy: 2014 update.<br />

Clin Pharmacol Ther. 2014 Oct,96(4):423-8.<br />

UGT1A1 - UDP glucuronosyltransferase familie 1 lid A1 (rs3064744)<br />

UDP-Glucuronosyltransferase is een enzym dat deelneemt aan bilirubine glucuronidering en metabolisme en een verscheidenheid<br />

aan geneesmiddelen afbreekt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

EM 91% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

IM 5% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

X PM 4% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Referenties<br />

Vardhanabhuti S et al. Screening for UGT1A1 Genotype in Study A5257 Would Have Markedly Reduced Premature Discontinuation of Atazanavir for<br />

Hyperbilirubinemia. Open Forum Infect Dis. 2015 Jul 1,2(3):ofv085.<br />

Barbarino JM et al. PharmGKB summary: very important pharmacogene information for UGT1A1. Pharmacogenet Genomics. 2014 Mar,24(3):177-83.<br />

Gammal RS et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium (CPIC) Guideline for UGT1A1 and Atazanavir Prescribing. Clin Pharmacol<br />

Ther. 2016 Apr,99(4):363-9.<br />

Swen JJ et al. Pharmacogenetics: from bench to byte--an update of guidelines. Clin Pharmacol Ther. 2011 May,89(5):662-73.<br />

DEMO_ML Pagina 226 van 299


TPMT - Thiopurine S-methyltransferase<br />

Thiopurine-methyltransferase is een enzym dat de transformatie van thiopurine katalyseert. Genetische variaties kunnen de<br />

activiteit of de afbraak van bepaalde immunosuppressieve en chemotherapeutische geneesmiddelen veranderen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X EM 86% Medicijnen worden door dit enzym normaal gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym normaal geactiveerd<br />

Referenties<br />

IM 13% Medicijnen worden door dit enzym langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs kunnen door dit enzym nauwelijks geactiveerd worden<br />

PM 1% Medicijnen worden door dit enzym heel langzaam gemetaboliseerd<br />

Prodrugs worden door dit enzym niet geactiveerd<br />

Swen JJ et al. Pharmacogenetics: from bench to byte--an update of guidelines. Clin Pharmacol Ther. 2011 May,89(5):662-73.<br />

Relling MV et al. Clinical pharmacogenetics implementation consortium guidelines for thiopurine methyltransferase genotype and thiopurine<br />

dosing: 2013 update. Clin Pharmacol Ther. 2013 Apr,93(4):324-5.<br />

Relling MV et al. Clinical Pharmacogenetics Implementation Consortium guidelines for thiopurine methyltransferase genotype and thiopurine<br />

dosing. Clin Pharmacol Ther. 2011 Mar,89(3):387-91.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 227 van 299


Prostaatkanker<br />

TCF2: transcriptiefactor 2 (rs4430796)<br />

WETENSCHAP<br />

De transcriptiefactor 2 (TCF-2 of HNF1B) vormt een heterodimeer met TCF1 en activeert of remt de expressie van verschillende<br />

doelgenen. Het polymorfisme rs4430796 hangt samen met een verhoogd risico op prostaatkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 34% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,4)<br />

Referenties<br />

A/G 44% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

G/G 23% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9.<br />

Levin et al. Chromosome 17q12 variants contribute to risk of early-onset prostate cancer. Cancer Res. 2008 Aug 15,68(16):6492-5.<br />

Gudmundsson et al. Two variants on chromosome 17 confer prostate cancer risk, and the one in TCF2 protects against type 2 diabetes. Nat Genet.<br />

2007 Aug,39(8):977-83.<br />

LOC124685: myosine, lichte keten 6, alkali, soepelespier- en niet-spierpseudogen (rs1859962)<br />

Een genoombrede associatiestudie heeft aangetoond dat het polymorfisme rs1859962 op chromosoom 17q24.3 samenhangt met<br />

een verhoogd risico op prostaatkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 34% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Referenties<br />

T/G 47% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

G/G 19% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,28)<br />

Sun et al. Cumulative effect of five genetic variants on prostate cancer risk in multiple study populations. Prostate. 2008 Sep 1,68(12):1257-62.<br />

Levin et al. Chromosome 17q12 variants contribute to risk of early-onset prostate cancer. Cancer Res. 2008 Aug 15,68(16):6492-5.<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9<br />

8q24-regio 2 (rs16901979)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 8% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,53)<br />

A/C 26% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,53)<br />

X C/C 66% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Referenties<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9<br />

Cheng et al. 8q24 and prostate cancer: association with advanced disease and meta-analysis. Eur J Hum Genet. 2008 Apr,16(4):496-505.<br />

Levin et al. Chromosome 17q12 variants contribute to risk of early-onset prostate cancer. Cancer Res. 2008 Aug 15,68(16):6492-5.<br />

DEMO_ML Pagina 228 van 299


8q24-regio 3 (rs6983267)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 20% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

T/G 39% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,25)<br />

X G/G 42% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,25)<br />

Referenties<br />

Haiman et al. A common genetic risk factor for colorectal and prostate cancer. Nat Genet. 2007 Aug,39(8):954-6.<br />

Yeager et al. Genome-wide association study of prostate cancer identifies a second risk locus at 8q24. Nat Genet. 2007 May,39(5):645-9. Epub 2007<br />

Apr 1.<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9.<br />

Cheng et al. 8q24 and prostate cancer: association with advanced disease and meta-analysis. Eur J Hum Genet. 2008 Apr,16(4):496-505.<br />

8q24-regio 1 (rs1447295)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 5% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,22)<br />

A/C 27% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,22)<br />

X C/C 69% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Referenties<br />

Zheng et al. Association between two unlinked loci at 8q24 and prostate cancer risk among European Americans. J Natl Cancer Inst. 2007 Oct<br />

17,99(20):1525-33. Epub 2007 Oct 9.<br />

Amundadottir et al. A common variant associated with prostate cancer in European and African populations. Nat Genet. 2006 Jun,38(6):652-8. Epub<br />

2006 May 7.<br />

Freedman et al. Admixture mapping identifies 8q24 as a prostate cancer risk locus in African-American men. Proc Natl Acad Sci U S A. 2006 Sep<br />

19,103(38):14068-73. Epub 2006 Aug 31.<br />

VDR: vitamine D-receptor (1,25-dihydroxyvitamine D3) (rs2107301)<br />

Het VDR-gen codeert de vitamine D-receptor, die lid is van de familie van steroïdereceptoren. Het is een transcriptiefactor die de<br />

activiteit van specifieke doelgenen reguleert en zo de stofwisseling beïnvloedt. Het polymorfisme rs2107301 hangt samen met<br />

een verhoogd risico op prostaatkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 49% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 2,47)<br />

T/C 35% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,11)<br />

X C/C 16% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Referenties<br />

Schäfer et al. No association of vitamin D metabolism-related polymorphisms and melanoma risk as well as melanoma prognosis: a case-control<br />

study. Arch Dermatol Res. 2012 Jul,304(5):353-61.<br />

Holt et al. Vitamin D pathway gene variants and prostate cancer risk. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2009 Jun,18(6):1929-33.<br />

Holick et al. Comprehensive association analysis of the vitamin D pathway genes, VDR, CYP27B1, and CYP24A1, in prostate cancer. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2007 Oct,16(10):1990-9.<br />

DEMO_ML Pagina 229 van 299


8q24 (rs4242382)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 6% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 2,1)<br />

A/G 26% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,91)<br />

X G/G 68% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Referenties<br />

Zheng et al. Association between two unlinked loci at 8q24 and prostate cancer risk among European Americans. J Natl Cancer Inst. 2007 Oct<br />

17,99(20):1525-33. Epub 2007 Oct 9.<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9.<br />

Fitzgerald et al. Analysis of recently identified prostate cancer susceptibility loci in a population-based study: associations with family history and<br />

clinical features. Clin Cancer Res. 2009 May 1,15(9):3231-7.<br />

8q24 (rs7837688)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 2% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

T/G 18% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,91)<br />

X G/G 81% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,67)<br />

Referenties<br />

Zheng et al. Association between two unlinked loci at 8q24 and prostate cancer risk among European Americans. J Natl Cancer Inst. 2007 Oct<br />

17,99(20):1525-33. Epub 2007 Oct 9.<br />

Zheng et al. Cumulative association of five genetic variants with prostate cancer. N Engl J Med. 2008 Feb 28,358(9):910-9.<br />

Lindstrom et al. Characterizing associations and SNP-environment interactions for GWAS-identified prostate cancer risk markers--results from BPC3.<br />

PLoS One. 2011 Feb 24,6(2):e17142.<br />

8q24 (rs2011077)<br />

Verscheidene studies hebben aangetoond dat verschillende polymorfismen op 8q24 het risico op prostaatkanker verhogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 62% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

X A/G 30% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 2,4)<br />

Referenties<br />

G/G 8% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 6,2)<br />

Ma et al. Polymorphisms of fibroblast growth factor receptor 4 have association with the development of prostate cancer and benign prostatic<br />

hyperplasia and the progression of prostate cancer in a Japanese population. Int J Cancer. 2008 Dec 1,123(11):2574-9.<br />

DEMO_ML Pagina 230 van 299


RNASEL: ribonuclease L (2',5'-oligoadenylaat-synthetaseafhankelijk) (rs627928)<br />

RNase L, dat gecodeerd wordt door het RNASEL-gen, is een ribonuclease die viraal en cellulair RNA metaboliseert. Het<br />

polymorfisme rs627928 hangt samen met een verhoogd risico op prostaatkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 30% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,4)<br />

X T/G 44% Verhoogd risico op prostaatkanker (OR: 1,24)<br />

Referenties<br />

G/G 26% Geen verhoogd risico op prostaatkanker<br />

Mi et al. An update analysis of two polymorphisms in encoding ribonuclease L gene and prostate cancer risk: involving 13,372 cases and 11,953<br />

controls. Genes Nutr. 2011 Nov,6(4):397-402.<br />

Breyer et al. Genetic variants and prostate cancer risk: candidate replication and exploration of viral restriction genes. Cancer Epidemiol Biomarkers<br />

Prev. 2009 Jul,18(7):2137-44.<br />

Li et al. RNASEL gene polymorphisms and the risk of prostate cancer: a meta-analysis. Clin Cancer Res. 2006 Oct 1,12(19):5713-9.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 231 van 299


WETENSCHAP<br />

Darmkanker<br />

CASC8 - Gevoeligheid voor kanker 8 (niet-eiwitcodering) (rs6983267)<br />

Kankergevoeligheid kandidaat 8 (CASC8) -gen, een lang niet-coderend RNA, is een genwoestijngebied zonder eiwitcodering.<br />

Recent bewijs suggereerde dat verschillende CASC8-genpolymorfismen een belangrijke rol spelen bij verschillende soorten kanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 41% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.51)<br />

Referenties<br />

G/T 39% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.20)<br />

T/T 20% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Montazeri Z et al. Systematic meta-analyses and field synopsis of genetic association studies in colorectal adenomas. Int J Epidemiol. 2016<br />

Feb,45(1):186-205.<br />

Poynter JN et al. Variants on 9p24 and 8q24 are associated with risk of colorectal cancer: results from the Colon Cancer Family Registry. Cancer Res.<br />

2007 Dec 1,67(23):11128-32.<br />

Berndt SI et al. Pooled analysis of genetic variation at chromosome 8q24 and colorectal neoplasia risk. Hum Mol Genet. 2008 Sep 1,17(17):2665-72.<br />

Nan H et al. Aspirin use, 8q24 single nucleotide polymorphism rs6983267, and colorectal cancer according to CTNNB1 alterations. J Natl Cancer Inst.<br />

2013 Dec 18,105(24):1852-61.<br />

Schafmayer C et al. Investigation of the colorectal cancer susceptibility region on chromosome 8q24.21 in a large German case-control sample. Int J<br />

Cancer. 2009 Jan 1,124(1):75-80.<br />

Matsuo K et al. Association between an 8q24 locus and the risk of colorectal cancer in Japanese. BMC Cancer. 2009 Oct 26,9:379.<br />

Xiong F et al. Risk of genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer in a Chinese population. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2010 Jul,19(7):1855-61.<br />

Abulí A et al. Susceptibility genetic variants associated with colorectal cancer risk correlate with cancer phenotype. Gastroenterology. 2010<br />

Sep,139(3):788-96, 796.e1-6.<br />

Cui R et al. Common variant in 6q26-q27 is associated with distal colon cancer in an Asian population. Gut. 2011 Jun,60(6):799-805.<br />

Haerian MS et al. Association of 8q24.21 loci with the risk of colorectal cancer: a systematic review and meta-analysis. J Gastroenterol Hepatol. 2011<br />

Oct,26(10):1475-84.<br />

Curtin K et al. Meta association of colorectal cancer confirms risk alleles at 8q24 and 18q21. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2009 Feb,18(2):616-21.<br />

Cicek MS et al. Functional and clinical significance of variants localized to 8q24 in colon cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2009<br />

Sep,18(9):2492-500.<br />

von Holst S et al. Association studies on 11 published colorectal cancer risk loci. Br J Cancer. 2010 Aug 10,103(4):575-80.<br />

He J et al. Generalizability and epidemiologic characterization of eleven colorectal cancer GWAS hits in multiple populations. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2011 Jan,20(1):70-81.<br />

Li M et al. Genetic variants on chromosome 8q24 and colorectal neoplasia risk: a case-control study in China and a meta-analysis of the published<br />

literature. PLoS One. 2011 Mar 24,6(3):e18251.<br />

Yao K et al. Correlation Between CASC8, SMAD7 Polymorphisms and the Susceptibility to Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis Based on<br />

GWAS Results. Medicine (Baltimore). 2015 Nov,94(46):e1884.<br />

Hutter CM et al. Characterization of the association between 8q24 and colon cancer: gene-environment exploration and meta-analysis. BMC Cancer.<br />

2010 Dec 4,10:670.<br />

Li L et al. Association of 8q23-24 region (8q23.3 loci and 8q24.21 loci) with susceptibility to colorectal cancer: a systematic and updated meta-analysis.<br />

Int J Clin Exp Med. 2015 Nov 15,8(11):21001-13. eCollection 2015.<br />

DEMO_ML Pagina 232 van 299


CASC8 - Gevoeligheid voor kanker 8 (niet-eiwitcodering) (rs10505477)<br />

Kankergevoeligheid kandidaat 8 (CASC8) -gen, een lang niet-coderend RNA, is een genwoestijngebied zonder eiwitcodering.<br />

Recent bewijs suggereerde dat verschillende CASC8-genpolymorfismen een belangrijke rol spelen bij verschillende soorten kanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 21% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

C/T 42% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.13)<br />

T/T 37% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.28)<br />

Schafmayer C et al. Investigation of the colorectal cancer susceptibility region on chromosome 8q24.21 in a large German case-control sample. Int J<br />

Cancer. 2009 Jan 1,124(1):75-80.<br />

Real LM et al. A colorectal cancer susceptibility new variant at 4q26 in the Spanish population identified by genome-wide association analysis. PLoS<br />

One. 2014 Jun 30,9(6):e101178.<br />

Yao K et al. Correlation Between CASC8, SMAD7 Polymorphisms and the Susceptibility to Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis Based on<br />

GWAS Results. Medicine (Baltimore). 2015 Nov,94(46):e1884.<br />

Hutter CM et al. Characterization of the association between 8q24 and colon cancer: gene-environment exploration and meta-analysis. BMC Cancer.<br />

2010 Dec 4,10:670.<br />

Gruber SB et al. Genetic variation in 8q24 associated with risk of colorectal cancer. Cancer Biol Ther. 2007 Jul,6(7):1143-7.<br />

Li L et al. Association of 8q23-24 region (8q23.3 loci and 8q24.21 loci) with susceptibility to colorectal cancer: a systematic and updated meta-analysis.<br />

Int J Clin Exp Med. 2015 Nov 15,8(11):21001-13. eCollection 2015.<br />

Tan C et al. Risk of eighteen genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer and colorectal adenoma in Han Chinese.<br />

Oncotarget. 2016 Nov 22,7(47):77651-77663.<br />

CASC8 - Gevoeligheid voor kanker 8 (niet-eiwitcodering) (rs10808555)<br />

Kankergevoeligheid kandidaat 8 (CASC8) -gen, een lang niet-coderend RNA, is een genwoestijngebied zonder eiwitcodering.<br />

Recent bewijs suggereerde dat verschillende CASC8-genpolymorfismen een belangrijke rol spelen bij verschillende soorten kanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 11% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.28)<br />

G/A 45% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.13)<br />

X A/A 44% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

Berndt SI et al. Pooled analysis of genetic variation at chromosome 8q24 and colorectal neoplasia risk. Hum Mol Genet. 2008 Sep 1,17(17):2665-72.<br />

Tan C et al. Risk of eighteen genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer and colorectal adenoma in Han Chinese.<br />

Oncotarget. 2016 Nov 22,7(47):77651-77663.<br />

Yang B et al. Genetic variants at chromosome 8q24, colorectal epithelial cell proliferation, and risk for incident, sporadic colorectal adenomas. Mol<br />

Carcinog. 2014 Feb,53 Suppl 1:E187-92.<br />

DEMO_ML Pagina 233 van 299


CASC8 - Gevoeligheid voor kanker 8 (niet-eiwitcodering) (rs7837328)<br />

Kankergevoeligheid kandidaat 8 (CASC8) -gen, een lang niet-coderend RNA, is een genwoestijngebied zonder eiwitcodering.<br />

Recent bewijs suggereerde dat verschillende CASC8-genpolymorfismen een belangrijke rol spelen bij verschillende soorten kanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 23% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.37)<br />

A/G 45% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.17)<br />

X G/G 32% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

Berndt SI et al. Pooled analysis of genetic variation at chromosome 8q24 and colorectal neoplasia risk. Hum Mol Genet. 2008 Sep 1,17(17):2665-72.<br />

Cui R et al. Common variant in 6q26-q27 is associated with distal colon cancer in an Asian population. Gut. 2011 Jun,60(6):799-805.<br />

Yao K et al. Correlation Between CASC8, SMAD7 Polymorphisms and the Susceptibility to Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis Based on<br />

GWAS Results. Medicine (Baltimore). 2015 Nov,94(46):e1884.<br />

Li L et al. Association of 8q23-24 region (8q23.3 loci and 8q24.21 loci) with susceptibility to colorectal cancer: a systematic and updated meta-analysis.<br />

Int J Clin Exp Med. 2015 Nov 15,8(11):21001-13. eCollection 2015.<br />

Tan C et al. Risk of eighteen genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer and colorectal adenoma in Han Chinese.<br />

Oncotarget. 2016 Nov 22,7(47):77651-77663.<br />

Yang B et al. Genetic variants at chromosome 8q24, colorectal epithelial cell proliferation, and risk for incident, sporadic colorectal adenomas. Mol<br />

Carcinog. 2014 Feb,53 Suppl 1:E187-92.<br />

CASC8 - Gevoeligheid voor kanker 8 (niet-eiwitcodering) (rs7014346)<br />

Kankergevoeligheid kandidaat 8 (CASC8) -gen, een lang niet-coderend RNA, is een genwoestijngebied zonder eiwitcodering.<br />

Recent bewijs suggereerde dat verschillende CASC8-genpolymorfismen een belangrijke rol spelen bij verschillende soorten kanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 44% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

G/A 45% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.12)<br />

A/A 11% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1,25)<br />

Kupfer SS et al. Genetic heterogeneity in colorectal cancer associations between African and European americans. Gastroenterology. 2010<br />

Nov,139(5):1677-85, 1685.e1-8.<br />

Tenesa A et al. Genome-wide association scan identifies a colorectal cancer susceptibility locus on 11q23 and replicates risk loci at 8q24 and 18q21.<br />

Nat Genet. 2008 May,40(5):631-7.<br />

Yao K et al. Correlation Between CASC8, SMAD7 Polymorphisms and the Susceptibility to Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis Based on<br />

GWAS Results. Medicine (Baltimore). 2015 Nov,94(46):e1884.<br />

Li L et al. Association of 8q23-24 region (8q23.3 loci and 8q24.21 loci) with susceptibility to colorectal cancer: a systematic and updated meta-analysis.<br />

Int J Clin Exp Med. 2015 Nov 15,8(11):21001-13. eCollection 2015.<br />

Tan C et al. Risk of eighteen genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer and colorectal adenoma in Han Chinese.<br />

Oncotarget. 2016 Nov 22,7(47):77651-77663.<br />

DEMO_ML Pagina 234 van 299


CCND1 - Cyclin D1 (rs9344)<br />

Cycline D1, gecodeerd door het CCND1-gen op 11q13, speelt een belangrijke rol in de voortgang van de celcyclus. Cyclins<br />

functioneren als regulatoren van CDK-kinasen en zijn vereist voor progressie door de G1-fase.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 37% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

G/A 43% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.13)<br />

A/A 20% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.17)<br />

Qiu H et al. Investigation of cyclin D1 rs9344 G>A polymorphism in colorectal cancer: a meta-analysis involving 13,642 subjects. Onco Targets Ther.<br />

2016 Oct 27,9:6641-6650. eCollection 2016.<br />

Xu XM et al. CCND1 G870A polymorphism and colorectal cancer risk: An updated meta-analysis. Mol Clin Oncol. 2016 Jun,4(6):1078-1084. Epub 2016 Apr<br />

4.<br />

Zahary MN et al. Polymorphisms of cell cycle regulator genes CCND1 G870A and TP53 C215G: Association with colorectal cancer susceptibility risk in a<br />

Malaysian population. Oncol Lett. 2015 Nov,10(5):3216-3222. Epub 2015 Sep 18.<br />

Yang Y et al. Cyclin D1 G870A polymorphism contributes to colorectal cancer susceptibility: evidence from a systematic review of 22 case-control<br />

studies. PLoS One. 2012,7(5):e36813.<br />

Yang J et al. CCND1 G870A polymorphism is associated with increased risk of colorectal cancer, especially for sporadic colorectal cancer and in<br />

Caucasians: a meta-analysis. Clin Res Hepatol Gastroenterol. 2012 Apr,36(2):169-77.<br />

Zhang LQ et al. Cyclin D1 G870A polymorphism and colorectal cancer susceptibility: a meta-analysis of 20 populations. Int J Colorectal Dis. 2011<br />

Oct,26(10):1249-55.<br />

Grünhage F et al. Association of familial colorectal cancer with variants in the E-cadherin (CDH1) and cyclin D1 (CCND1) genes. Int J Colorectal Dis.<br />

2008 Feb,23(2):147-54. Epub 2007 Oct 25.<br />

Probst-Hensch NM et al. The effect of the cyclin D1 (CCND1) A870G polymorphism on colorectal cancer risk is modified by glutathione-S-transferase<br />

polymorphisms and isothiocyanate intake in the Singapore Chinese Health Study. Carcinogenesis. 2006 Dec,27(12):2475-82. Epub 2006 Jul 8.<br />

Zhang W et al. Cyclin D1 and epidermal growth factor polymorphisms associated with survival in patients with advanced colorectal cancer treated<br />

with Cetuximab. Pharmacogenet Genomics. 2006 Jul,16(7):475-83.<br />

Le Marchand L et al. Association of the cyclin D1 A870G polymorphism with advanced colorectal cancer. JAMA. 2003 Dec 3,290(21):2843-8.<br />

Porter TR et al. Contribution of cyclin d1 (CCND1) and E-cadherin (CDH1) polymorphisms to familial and sporadic colorectal cancer. Oncogene. 2002<br />

Mar 14,21(12):1928-33.<br />

CDH1 - Cadherin 1 (rs16260)<br />

Cadherin-1, een tumorsuppressorgen, levert de genetische code voor het maken van een eiwit dat epitheliaal cadherine wordt<br />

genoemd. E-cadherine is een van de belangrijkste moleculen bij cel-celadhesie in epitheelweefsels.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 58% Geen bescherming tegen darmkanker<br />

C/A 36% Bescherming tegen darmkanker (OF: 0.92)<br />

X A/A 6% Bescherming tegen darmkanker (OF: 0.92)<br />

Referenties<br />

Grünhage F et al. Association of familial colorectal cancer with variants in the E-cadherin (CDH1) and cyclin D1 (CCND1) genes. Int J Colorectal Dis.<br />

2008 Feb,23(2):147-54. Epub 2007 Oct 25.<br />

Pittman AM et al. The CDH1-160C>A polymorphism is a risk factor for colorectal cancer. Int J Cancer. 2009 Oct 1,125(7):1622-5.<br />

Wang Y et al. E-cadherin (CDH1) gene promoter polymorphism and the risk of colorectal cancer : a meta-analysis. Int J Colorectal Dis. 2012<br />

Feb,27(2):151-8.<br />

DEMO_ML Pagina 235 van 299


COLCA - Dikkedarmkanker geassocieerd (rs3802842)<br />

Dikkedarmkanker-geassocieerd eiwit 1 lokaliseert in korrelige structuren en is geassocieerd met dikkedarmkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 52% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

A/C 39% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.15)<br />

C/C 9% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.32)<br />

Xiong F et al. Risk of genome-wide association study-identified genetic variants for colorectal cancer in a Chinese population. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2010 Jul,19(7):1855-61.<br />

Talseth-Palmer BA et al. Colorectal cancer susceptibility loci on chromosome 8q23.3 and 11q23.1 as modifiers for disease expression in Lynch<br />

syndrome. J Med Genet. 2011 Apr,48(4):279-84.<br />

Tenesa A et al. Genome-wide association scan identifies a colorectal cancer susceptibility locus on 11q23 and replicates risk loci at 8q24 and 18q21.<br />

Nat Genet. 2008 May,40(5):631-7.<br />

Niittymäki I et al. Low-penetrance susceptibility variants in familial colorectal cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2010 Jun,19(6):1478-83.<br />

He J et al. Generalizability and epidemiologic characterization of eleven colorectal cancer GWAS hits in multiple populations. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2011 Jan,20(1):70-81.<br />

Li FX et al. Single-nucleotide polymorphism associations for colorectal cancer in southern chinese population. Chin J Cancer Res. 2012 Mar,24(1):29-35.<br />

Giráldez MD et al. Susceptibility genetic variants associated with early-onset colorectal cancer. Carcinogenesis. 2012 Mar,33(3):613-9.<br />

CYP1A1 - Cytochrome P450 familie 1 subfamilie A lid 1 (rs1048943)<br />

Het haeme-eiwit cytochroom P450-1A2 (CYP1A2) behoort tot de groep cytochroom P450-enzymen en metaboliseert verschillende<br />

xenobiotische stoffen (inclusief cafeïne), medicijnen en oestrogeen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 77% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

A/G 19% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.26)<br />

G/G 4% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1,54)<br />

Yeh CC et al. Association between polymorphisms of biotransformation and DNA-repair genes and risk of colorectal cancer in Taiwan. J Biomed Sci.<br />

2007 Mar,14(2):183-93. Epub 2006 Dec 27.<br />

Zhu X et al. Associations between CYP1A1 rs1048943 A > G and rs4646903 T > C genetic variations and colorectal cancer risk: Proof from 26 case-control<br />

studies. Oncotarget. 2016 Aug 9,7(32):51365-51374.<br />

Xu L et al. Association between CYP1A1 2454A > G polymorphism and colorectal cancer risk: A meta-analysis. J Cancer Res Ther. 2015 Oct-<br />

Dec,11(4):760-4.<br />

Gil J et al. CYP1A1 Ile462Val polymorphism and colorectal cancer risk in Polish patients. Med Oncol. 2014 Jul,31(7):72.<br />

Zheng Y et al. Association between CYP1A1 polymorphism and colorectal cancer risk: a meta-analysis. Mol Biol Rep. 2012 Apr,39(4):3533-40.<br />

Jin JQ et al. CYP1A1 Ile462Val polymorphism contributes to colorectal cancer risk: a meta-analysis. World J Gastroenterol. 2011 Jan 14,17(2):260-6.<br />

Pande M et al. Genetic variation in genes for the xenobiotic-metabolizing enzymes CYP1A1, EPHX1, GSTM1, GSTT1, and GSTP1 and susceptibility to<br />

colorectal cancer in Lynch syndrome. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2008 Sep,17(9):2393-401.<br />

Pereira Serafim PV et al. Relationship between genetic polymorphism of CYP1A1 at codon 462 (Ile462Val) in colorectal cancer. Int J Biol Markers. 2008<br />

Jan-Mar,23(1):18-23.<br />

Hou L et al. CYP1A1 Val462 and NQO1 Ser187 polymorphisms, cigarette use, and risk for colorectal adenoma. Carcinogenesis. 2005 Jun,26(6):1122-8.<br />

Epub 2005 Feb 24.<br />

Kiss I et al. Colorectal cancer risk in relation to genetic polymorphism of cytochrome P450 1A1, 2E1, and glutathione-S-transferase M1 enzymes.<br />

Anticancer Res. 2000 Jan-Feb,20(1B):519-22.<br />

DEMO_ML Pagina 236 van 299


DNMT3B - DNA methyltransferase 3 beta (rs1569686)<br />

Het DNA-methyltransferase 3-beta-eiwit behoort tot de groep DNA-methyltransferasen die methylgroepen kunnen overbrengen<br />

naar nucleïnezuurbasen. Het DNA-methyltransferase 3-beta-eiwit is in staat cytosine de novo te methyleren, wat vooral<br />

belangrijk is in de vroege embryonale ontwikkeling.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 13% Bescherming tegen darmkanker (OF: 0,84)<br />

X G/T 30% Bescherming tegen darmkanker (OF: 0,84)<br />

Referenties<br />

T/T 57% Geen bescherming tegen darmkanker<br />

Ho V et al. Genetic and epigenetic variation in the DNMT3B and MTHFR genes and colorectal adenoma risk. Environ Mol Mutagen. 2016<br />

May,57(4):261-8.<br />

Khoram-Abadi KM et al. DNMT3B -149 C>T and -579 G>T Polymorphisms and Risk of Gastric and Colorectal Cancer: a Meta-analysis. Asian Pac J Cancer<br />

Prev. 2016,17(6):3015-20.<br />

Zhang Y et al. Association of DNMT3B -283 T > C and -579 G > T polymorphisms with decreased cancer risk: evidence from a meta-analysis. Int J Clin Exp<br />

Med. 2015 Aug 15,8(8):13028-38. eCollection 2015.<br />

Duan F et al. Systematic evaluation of cancer risk associated with DNMT3B polymorphisms. J Cancer Res Clin Oncol. 2015 Jul,141(7):1205-20.<br />

Bao Q et al. Correlation between polymorphism in the promoter of DNA methyltransferase-3B and the risk of colorectal cancer. Zhonghua Yu Fang Yi<br />

Xue Za Zhi. 2012 Jan,46(1):53-7.<br />

Daraei A et al. DNA-methyltransferase 3B 39179 G > T polymorphism and risk of sporadic colorectal cancer in a subset of Iranian population. J Res Med<br />

Sci. 2011 Jun,16(6):807-13.<br />

Zhu S et al. DNMT3B polymorphisms and cancer risk: a meta analysis of 24 case-control studies. Mol Biol Rep. 2012 Apr,39(4):4429-37.<br />

Bao Q et al. Genetic variation in the promoter of DNMT3B is associated with the risk of colorectal cancer. Int J Colorectal Dis. 2011 Sep,26(9):1107-12.<br />

Guo X et al. Association of the DNMT3B polymorphism with colorectal adenomatous polyps and adenocarcinoma. Mol Biol Rep. 2010 Jan,37(1):219-25.<br />

Fan H et al. Promoter polymorphisms of DNMT3B and the risk of colorectal cancer in Chinese: a case-control study. J Exp Clin Cancer Res. 2008 Jul<br />

28,27:24.<br />

Hong YS et al. DNMT3b 39179GT polymorphism and the risk of adenocarcinoma of the colon in Koreans. Biochem Genet. 2007 Apr,45(3-4):155-63. Epub<br />

2007 Feb 23.<br />

GREM1 - Gremlin 1, DAN familie BMP-antagonist (rs10318)<br />

Gremlin1 is een eiwit dat de TGF-bèta-signaalroute remt. Het speelt een rol bij de regulatie van organogenese, lichaamspatronen<br />

en weefseldifferentiatie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 63% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

C/T 28% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.13)<br />

T/T 9% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.28)<br />

Kupfer SS et al. Genetic heterogeneity in colorectal cancer associations between African and European americans. Gastroenterology. 2010<br />

Nov,139(5):1677-85, 1685.e1-8.<br />

Kupfer SS et al. Shared and independent colorectal cancer risk alleles in TGFβ-related genes in African and European Americans. Carcinogenesis. 2014<br />

Sep,35(9):2025-30.<br />

Tu L et al. Common genetic variants (rs4779584 and rs10318) at 15q13.3 contributes to colorectal adenoma and colorectal cancer susceptibility:<br />

evidence based on 22 studies. Mol Genet Genomics. 2015 Jun,290(3):901-12.<br />

DEMO_ML Pagina 237 van 299


IL8 - Interleukin 8 (rs4073)<br />

CXCL8 (interleukine-8) is een lid van de chemokine-familie en geproduceerd door macrofagen en andere celtypen. Het werkt op<br />

chemokinereceptoren CXCR1 en CXCR2 en is een belangrijke mediator in de immuunreactie van de aangeboren<br />

immuunsysteemreactie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 31% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.21)<br />

X A/T 42% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.21)<br />

Referenties<br />

T/T 27% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Gunter MJ et al. Inflammation-related gene polymorphisms and colorectal adenoma. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2006 Jun,15(6):1126-31.<br />

Küry S et al. Low-penetrance alleles predisposing to sporadic colorectal cancers: a French case-controlled genetic association study. BMC Cancer.<br />

2008 Nov 7,8:326.<br />

Bondurant KL et al. Interleukin genes and associations with colon and rectal cancer risk and overall survival. Int J Cancer. 2013 Feb 15,132(4):905-15.<br />

Walczak A et al. The lL-8 and IL-13 gene polymorphisms in inflammatory bowel disease and colorectal cancer. DNA Cell Biol. 2012 Aug,31(8):1431-8.<br />

IL10: interleukine-10 (rs1800872)<br />

Interleukin-10 is een cytokine met meerdere effecten bij immunoregulatie en ontsteking. Studies suggereerden de functie van<br />

deze cytokine als immunoregulator in het darmkanaal.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 21% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1,25)<br />

X A/C 44% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1,25)<br />

Referenties<br />

C/C 35% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Yu Y et al. Polymorphisms of inflammation-related genes and colorectal cancer risk: a population-based case-control study in China. Int J<br />

Immunogenet. 2014 Aug,41(4):289-97.<br />

Zhang YM et al. Meta-analysis of epidemiological studies of association of two polymorphisms in the interleukin-10 gene promoter and colorectal<br />

cancer risk. Genet Mol Res. 2012 Sep 25,11(3):3389-97.<br />

Cai J et al. An Analysis of IL-10/IL-10R Genetic Factors Related to Risk of Colon Cancer and Inflammatory Bowel Disease in a Han Chinese Population.<br />

Clin Lab. 2016,62(6):1147-54.<br />

Shi YH et al. The association of three promoter polymorphisms in interleukin-10 gene with the risk for colorectal cancer and hepatocellular<br />

carcinoma: A meta-analysis. Sci Rep. 2016 Aug 4,6:30809.<br />

Cacev T et al. Influence of interleukin-8 and interleukin-10 on sporadic colon cancer development and progression. Carcinogenesis. 2008<br />

Aug,29(8):1572-80.<br />

DEMO_ML Pagina 238 van 299


MTRR: 5-methyltètrahydrofolaat-homocysteïnemethyltransferase-reductase (rs1801394)<br />

Methionine is een essentieel, zwavelhoudend proteïnogeen aminozuur. De synthese van methionine wordt gekatalyseerd door<br />

het methioninesynthase-enzym, dat op zijn beurt homocysteïne vereist. Het eiwit dat wordt gecodeerd door het MTRR-gen<br />

(methioninesynthase-reductase) regenereert het inactieve methioninesynthase door methylering.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 43% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

A/G 41% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.11)<br />

X G/G 16% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.23)<br />

Referenties<br />

Zhou D et al. The polymorphisms in methylenetetrahydrofolate reductase, methionine synthase, methionine synthase reductase, and the risk of<br />

colorectal cancer. Int J Biol Sci. 2012,8(6):819-30.<br />

Guimarães JL et al. Gene polymorphisms involved in folate and methionine metabolism and increased risk of sporadic colorectal adenocarcinoma.<br />

Tumour Biol. 2011 Oct,32(5):853-61.<br />

Pardini B et al. MTHFR and MTRR genotype and haplotype analysis and colorectal cancer susceptibility in a case-control study from the Czech<br />

Republic. Mutat Res. 2011 Mar 18,721(1):74-80.<br />

Matsuo K et al. Methionine Synthase Reductase Gene A66G Polymorphism is Associated with Risk of Colorectal Cancer. Asian Pac J Cancer Prev.<br />

2002,3(4):353-359.<br />

Wu PP et al. A meta-analysis of MTRR A66G polymorphism and colorectal cancer susceptibility. J BUON. 2015 May-Jun,20(3):918-22.<br />

Han D et al. Methionine synthase reductase A66G polymorphism contributes to tumor susceptibility: evidence from 35 case-control studies. Mol Biol<br />

Rep. 2012 Feb,39(2):805-16.<br />

SMAD7 - SMAD familielid 7 (rs12953717)<br />

SMAD Family Member 7 is een antagonist van de transformerende groeifactor β (TGF-β) signalering en speelt een belangrijke rol<br />

bij het moduleren van een groot aantal biologische processen. Dysregulatie van Smad7 wordt geassocieerd met een<br />

verscheidenheid aan menselijke ziekten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 50% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

C/T 39% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.16)<br />

T/T 11% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.35)<br />

Thompson CL et al. Association of common genetic variants in SMAD7 and risk of colon cancer. Carcinogenesis. 2009 Jun,30(6):982-6.<br />

Yao K et al. Correlation Between CASC8, SMAD7 Polymorphisms and the Susceptibility to Colorectal Cancer: An Updated Meta-Analysis Based on<br />

GWAS Results. Medicine (Baltimore). 2015 Nov,94(46):e1884.<br />

Li X et al. A risk-associated single nucleotide polymorphism of SMAD7 is common to colorectal, gastric, and lung cancers in a Han Chinese population.<br />

Mol Biol Rep. 2011 Nov,38(8):5093-7.<br />

Ho JW et al. Replication study of SNP associations for colorectal cancer in Hong Kong Chinese. Br J Cancer. 2011 Jan 18,104(2):369-75.<br />

Jiang X et al. Genetic variations in SMAD7 are associated with colorectal cancer risk in the colon cancer family registry. PLoS One. 2013,8(4):e60464.<br />

DEMO_ML Pagina 239 van 299


MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentetrahydrofolaatreductase (MTHFR) is betrokken bij veel metabole routes in het menselijk lichaam. Het is<br />

verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne tot methionine in het metabolisme van homocysteïne.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 59% Geen bescherming tegen darmkanker<br />

Referenties<br />

C/T 33% Geen bescherming tegen darmkanker<br />

T/T 8% Bescherming tegen darmkanker (OF: 0.93)<br />

Shiao SP et al. Meta-Prediction of MTHFR Gene Polymorphism Mutations and Associated Risk for Colorectal Cancer. Biol Res Nurs. 2016<br />

Jul,18(4):357-69.<br />

Xie SZ et al. Association between the MTHFR C677T polymorphism and risk of cancer: evidence from 446 case-control studies. Tumour Biol. 2015<br />

Nov,36(11):8953-72.<br />

Zhao Met al. Association of methylenetetrahydrofolate reductase C677T and A1298C polymorphisms with colorectal cancer risk: A meta-analysis.<br />

Biomed Rep. 2013 Sep,1(5):781-791. Epub 2013 Jul 15.<br />

Guo XP et al. Association of MTHFR C677T polymorphisms and colorectal cancer risk in Asians: evidence of 12,255 subjects. Clin Transl Oncol. 2014<br />

Jul,16(7):623-9.<br />

Yousef AM et al. Allele and genotype frequencies of the polymorphic methylenetetrahydrofolate reductase and colorectal cancer among Jordanian<br />

population. Asian Pac J Cancer Prev. 2013,14(8):4559-65.<br />

Teng Z et al. The 677C>T (rs1801133) polymorphism in the MTHFR gene contributes to colorectal cancer risk: a meta-analysis based on 71 research<br />

studies. PLoS One. 2013,8(2):e55332.<br />

Delgado-Plasencia L et al. Impact of the MTHFR C677T polymorphism on colorectal cancer in a population with low genetic variability. Int J Colorectal<br />

Dis. 2013 Sep,28(9):1187-93.<br />

Zhong S et al. Quantitative assessment of the association between MTHFR C677T polymorphism and colorectal cancer risk in East Asians. Tumour<br />

Biol. 2012 Dec,33(6):2041-51.<br />

Yang Z et al. MTHFR C677T polymorphism and colorectal cancer risk in Asians, a meta-analysis of 21 studies. Asian Pac J Cancer Prev. 2012,13(4):1203-8.<br />

Sheng X et al. MTHFR C677T polymorphism contributes to colorectal cancer susceptibility: evidence from 61 case-control studies. Mol Biol Rep. 2012<br />

Oct,39(10):9669-79.<br />

Zhou D et al. The polymorphisms in methylenetetrahydrofolate reductase, methionine synthase, methionine synthase reductase, and the risk of<br />

colorectal cancer. Int J Biol Sci. 2012,8(6):819-30.<br />

Kim J et al. Dietary intake of folate and alcohol, MTHFR C677T polymorphism, and colorectal cancer risk in Korea. Am J Clin Nutr. 2012<br />

Feb,95(2):405-12.<br />

Li H et al. Methylenetetrahydrofolate reductase genotypes and haplotypes associated with susceptibility to colorectal cancer in an eastern Chinese<br />

Han population. Genet Mol Res. 2011 Dec 14,10(4):3738-46.<br />

Pardini B et al. MTHFR and MTRR genotype and haplotype analysis and colorectal cancer susceptibility in a case-control study from the Czech<br />

Republic. Mutat Res. 2011 Mar 18,721(1):74-80.<br />

Fernández-Peralta AM et al. Association of polymorphisms MTHFR C677T and A1298C with risk of colorectal cancer, genetic and epigenetic<br />

characteristic of tumors, and response to chemotherapy. Int J Colorectal Dis. 2010 Feb,25(2):141-51.<br />

Gallegos-Arreola MP et al. Association of the 677C -->T polymorphism in the MTHFR gene with colorectal cancer in Mexican patients. Cancer Genomics<br />

Proteomics. 2009 May-Jun,6(3):183-8.<br />

Koushik A et al. Nonsynonymous polymorphisms in genes in the one-carbon metabolism pathway and associations with colorectal cancer. Cancer<br />

Epidemiol Biomarkers Prev. 2006 Dec,15(12):2408-17.<br />

Hubner RA et al. MTHFR C677T and colorectal cancer risk: A meta-analysis of 25 populations. Int J Cancer. 2007 Mar 1,120(5):1027-35.<br />

Huang Y et al. Different roles of MTHFR C677T and A1298C polymorphisms in colorectal adenoma and colorectal cancer: a meta-analysis. J Hum Genet.<br />

2007,52(1):73-85. Epub 2006 Nov 7.<br />

Miao XP et al. Association between genetic variations in methylenetetrahydrofolate reductase and risk of colorectal cancer in a Chinese population.<br />

Zhonghua Yu Fang Yi Xue Za Zhi. 2005 Nov,39(6):409-11.<br />

Le Marchand L et al. The MTHFR C677T polymorphism and colorectal cancer: the multiethnic cohort study. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2005<br />

May,14(5):1198-203.<br />

Ulvik A et al. Colorectal cancer and the methylenetetrahydrofolate reductase 677C -> T and methionine synthase 2756A -> G polymorphisms: a study<br />

of 2,168 case-control pairs from the JANUS cohort. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2004 Dec,13(12):2175-80.<br />

Yin G et al. Methylenetetrahydrofolate reductase C677T and A1298C polymorphisms and colorectal cancer: the Fukuoka Colorectal Cancer Study.<br />

Cancer Sci. 2004 Nov,95(11):908-13.<br />

Jiang Q et al. Diets, polymorphisms of methylenetetrahydrofolate reductase, and the susceptibility of colon cancer and rectal cancer. Cancer Detect<br />

Prev. 2005,29(2):146-54.<br />

DEMO_ML Pagina 240 van 299


TGFB1 - Transforming groeifactor beta 1 (rs1800469)<br />

Transformerende groeifactor beta 1 is een cytokine dat betrokken is bij vele cellulaire functies, waaronder de controle van<br />

celgroei, proliferatie, differentiatie, apoptose, en speelt een belangrijke rol bij het regelen van het immuunsysteem.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 42% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.36)<br />

C/T 43% Verhoogd risico op darmkanker (OF: 1.18)<br />

X T/T 15% Geen verhoogd risico op darmkanker<br />

Referenties<br />

Wang Y et al. An updated meta-analysis on the association of TGF-β1 gene promoter -509C/T polymorphism with colorectal cancer risk. Cytokine. 2013<br />

Jan,61(1):181-7.<br />

Liu Y et al. Meta-analyses of the associations between four common TGF-β1 genetic polymorphisms and risk of colorectal tumor. Tumour Biol. 2012<br />

Aug,33(4):1191-9.<br />

Fang F et al. TGFB1 509 C/T polymorphism and colorectal cancer risk: a meta-analysis. Med Oncol. 2010 Dec,27(4):1324-8.<br />

Amirghofran Z et al. Genetic polymorphism in the transforming growth factor beta1 gene (-509 C/T and -800 G/A) and colorectal cancer. Cancer Genet<br />

Cytogenet. 2009 Apr 1,190(1):21-5.<br />

Zhang Y et al. Genetic polymorphisms of transforming growth factor-beta1 and its receptors and colorectal cancer susceptibility: a population-based<br />

case-control study in China. Cancer Lett. 2009 Mar 8,275(1):102-8.<br />

Chung SJ et al. Transforming growth factor-[beta]1 -509T reduces risk of colorectal cancer, but not adenoma in Koreans. Cancer Sci. 2007<br />

Mar,98(3):401-4.<br />

Slattery ML et al. Genetic variation in the TGF-β signaling pathway and colon and rectal cancer risk. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2011<br />

Jan,20(1):57-69.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 241 van 299


Skin Health Sensor<br />

CDK10 - Cycline-afhankelijke kinase 10 (rs258322)<br />

WETENSCHAP<br />

Het eiwit gecodeerd door dit gen behoort tot de CDK-subfamilie van de Ser / Thr-proteïne-kinasefamilie. Er is aangetoond dat deze<br />

kinase een rol speelt bij de regulering van de celcyclus. Voor dit gen zijn meerdere transcriptievarianten gevonden die coderen<br />

voor verschillende isovormen. Ten minste drie alternatief gesplitste transcriptievarianten die coderen voor verschillende<br />

isovormen zijn gerapporteerd, waarvan er twee meerdere niet-AUG translatie-initiatieplaatsen bevatten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 62% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Referenties<br />

C/T 28% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.64)<br />

T/T 10% Verhoogd risico op melanoom (OR: 2.69)<br />

Stefanaki I et al. Replication and predictive value of SNPs associated with melanoma and pigmentation traits in a Southern European case-control<br />

study. PLoS One. 2013,8(2):e55712. doi: 10.1371/journal.pone.0055712. Epub 2013 Feb 5.<br />

Antonopoulou K et al. Updated field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma: the MelGene<br />

database. J Invest Dermatol. 2015 Apr,135(4):1074-9.<br />

Bishop DT et al. Genome-wide association study identifies three loci associated with melanoma risk. Nat Genet. 2009 Aug,41(8):920-5.<br />

MTAP - Methylthioadenosine fosforylase (rs7023329)<br />

Methylthioadenosine Fosforylase is een enzym dat een belangrijke rol speelt in de biosynthese van polyamine en de methionineopslagroute.<br />

Het enzym is deficiënt in vele vormen van kanker omdat het gen en het tumorsuppressor p16-gen mede zijn<br />

verwijderd.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 33% Geen bescherming tegen melanoom<br />

X A/G 45% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.83)<br />

Referenties<br />

G/G 22% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.69)<br />

Bishop DT et al. Genome-wide association study identifies three loci associated with melanoma risk. Nat Genet. 2009 Aug,41(8):920-5. doi:<br />

10.1038/ng.411. Epub 2009 Jul 5.<br />

Antonopoulou K et al. Updated field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma: the MelGene<br />

database. J Invest Dermatol. 2015 Apr,135(4):1074-9.<br />

Einfalt et al. Confirmation of single nucleotide polymorphism rs7023329 in MTAP as a melanoma risk factor in a German population.<br />

Livia Maccioni et al. Variants at the 9p21 locus and melanoma risk. BMC Cancer. 2013 Jul 2,13:325.<br />

DEMO_ML Pagina 242 van 299


MYH7B - Myosin heavy chain 7B (rs1885120)<br />

MYH7B behoort tot de superfamilie van het motordomein. Het katalyseert de ATP-hydrolyse en interageert met actine.<br />

Experimenten hebben aangetoond dat MYH7B niet tot expressie wordt gebracht in een groot aantal melanoomcellijnen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 98% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Geen verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker<br />

X C/G 1% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.55)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.46)<br />

Referenties<br />

C/C 1% Verhoogd risico op melanoom (OR: 2.40)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 2.13)<br />

Stefanaki I et al. Replication and predictive value of SNPs associated with melanoma and pigmentation traits in a Southern European case-control<br />

study. PLoS One. 2013,8(2):e55712. doi: 10.1371/journal.pone.0055712. Epub 2013 Feb 5.<br />

Lin W et al. ASIP genetic variants and the number of non-melanoma skin cancers. Cancer Causes Control. 2011 Mar,22(3):495-501.<br />

Brown KM et al. Common sequence variants on 20q11.22 confer melanoma susceptibility. Nat Genet. 2008 Jul,40(7):838-40.<br />

Nan H et al. Melanoma susceptibility variants on chromosome 20q11.22 are associated with pigmentary traits and the risk of nonmelanoma skin<br />

cancer. Br J Dermatol. 2010 Feb 1,162(2):461-3. doi: 10.1111/j.1365-2133.2009.09579.x. Epub 2009 Nov 30.<br />

Chatzinasiou F et al. Comprehensive field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma. J Natl<br />

Cancer Inst. 2011 Aug 17,103(16):1227-35.<br />

Antonopoulou K et al. Updated field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma: the MelGene<br />

database. J Invest Dermatol. 2015 Apr,135(4):1074-9.<br />

Bishop DT et al. Genome-wide association study identifies three loci associated with melanoma risk. Nat Genet. 2009 Aug,41(8):920-5.<br />

NCOA6 - Nuclear receptor coactivator 6 (rs4911442)<br />

Nuclear receptor coactivator 6 is een multifunctionele transcriptie-coregulator die transactivatie door andere<br />

transcriptiefactoren kan versterken en is betrokken bij celoverleving, -groei en -ontwikkeling. Het gen wordt geamplificeerd in<br />

verschillende menselijke kankers waaronder borstkanker, colon- en longkankers.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 93% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Referenties<br />

A/G 6% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.76)<br />

G/G 1% Verhoogd risico op melanoom (OR: 2.73)<br />

Gibbs DC et al. Inherited genetic variants associated with occurrence of multiple primary melanoma. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2015<br />

Jun,24(6):992-7.<br />

Stefanaki I et al. Replication and predictive value of SNPs associated with melanoma and pigmentation traits in a Southern European case-control<br />

study. PLoS One. 2013,8(2):e55712. doi: 10.1371/journal.pone.0055712. Epub 2013 Feb 5.<br />

Brown KM et al. Common sequence variants on 20q11.22 confer melanoma susceptibility. Nat Genet. 2008 Jul,40(7):838-40.<br />

Maccioni L et al. Variants at chromosome 20 (ASIP locus) and melanoma risk. Int J Cancer. 2013 Jan 1,132(1):42-54.<br />

DEMO_ML Pagina 243 van 299


PARP1 - Poly(ADP-ribose) polymerase 1 (rs3219090)<br />

PARP1 (Poly (ADP-Ribose) Polymerase 1) is een enzym dat verschillende nucleaire eiwitten modificeert door poly(ADP-ribosyl)atie.<br />

Het eiwit is betrokken bij de regulering van verschillende cellulaire processen zoals differentiatie, proliferatie en<br />

tumortransformatie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 30% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.74)<br />

A/G 43% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.86)<br />

X G/G 27% Geen bescherming tegen melanoom<br />

Referenties<br />

Peña-Chilet M et al. Genetic variants in PARP1 (rs3219090) and IRF4 (rs12203592) genes associated with melanoma susceptibility in a Spanish<br />

population. BMC Cancer. 2013 Mar 27,13:160.<br />

Antonopoulou K et al. Updated field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma: the MelGene<br />

database. J Invest Dermatol. 2015 Apr,135(4):1074-9.<br />

Law MH et al. PARP1 polymorphisms play opposing roles in melanoma occurrence and survival. Int J Cancer. 2015 May 15,136(10):2488-9.<br />

PIGU - Phosphatidylinositol glycan anchor biosynthesis class U (rs910873)<br />

PIGU is een integraal membraaneiwit dat een rol speelt bij de beheersing van de celdeling.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 97% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Geen verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker<br />

G/A 2% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.81)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.35)<br />

X A/A 1% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.81)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.35)<br />

Referenties<br />

Lin W et al. ASIP genetic variants and the number of non-melanoma skin cancers. Cancer Causes Control. 2011 Mar,22(3):495-501. doi:<br />

10.1007/s10552-010-9724-1. Epub 2011 Jan 9.<br />

Nan H et al. Melanoma susceptibility variants on chromosome 20q11.22 are associated with pigmentary traits and the risk of nonmelanoma skin<br />

cancer. Br J Dermatol. 2010 Feb 1,162(2):461-3. doi: 10.1111/j.1365-2133.2009.09579.x. Epub 2009 Nov 30.<br />

Brown KM et al. Common sequence variants on 20q11.22 confer melanoma susceptibility. Nat Genet. 2008 Jul,40(7):838-40. doi: 10.1038/ng.163. Epub<br />

2008 May 18.<br />

Debniak T et al. Modest association of malignant melanoma with the rs910873 and rs1885120 markers on chromosome 20: a population-based study.<br />

Melanoma Res. 2010 Apr,20(2):159-60.<br />

Chatzinasiou F et al. Comprehensive field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma. J Natl<br />

Cancer Inst. 2011 Aug 17,103(16):1227-35.<br />

DEMO_ML Pagina 244 van 299


SLC45A2 - Solute-carrierfamilie 45 lid 2 (rs16891982)<br />

Het SLC45A2-gen (ook genoemd MATP) verschaft instructies voor het maken van een eiwit dat de melaninesynthese medieert en<br />

waarvan is aangetoond dat het een rol speelt bij pigmentatie. Het is ook een melanocytdifferentiatie-antigeen dat tot expressie<br />

wordt gebracht in een hoog percentage melanoomcellijnen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 22% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.18)<br />

Referenties<br />

G/C 11% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.42)<br />

C/C 67% Geen bescherming tegen melanoom<br />

Stefanaki I et al. Replication and predictive value of SNPs associated with melanoma and pigmentation traits in a Southern European case-control<br />

study. PLoS One. 2013,8(2):e55712. doi: 10.1371/journal.pone.0055712. Epub 2013 Feb 5.<br />

Fernandez LP et al. SLC45A2: a novel malignant melanoma-associated gene. Hum Mutat. 2008 Sep,29(9):1161-7.<br />

Duffy DL et al. Multiple pigmentation gene polymorphisms account for a substantial proportion of risk of cutaneous malignant melanoma. J Invest<br />

Dermatol. 2010 Feb,130(2):520-8.<br />

López S et al. The interplay between natural selection and susceptibility to melanoma on allele 374F of SLC45A2 gene in a South European<br />

population. PLoS One. 2014 Aug 5,9(8):e104367.<br />

Chatzinasiou F et al. Comprehensive field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma. J Natl<br />

Cancer Inst. 2011 Aug 17,103(16):1227-35.<br />

Kosiniak-Kamysz A et al. Increased risk of developing cutaneous malignant melanoma is associated with variation in pigmentation genes and VDR,<br />

and may involve epistatic effects. Melanoma Res. 2014 Aug,24(4):388-96.<br />

Guedj M et al. Variants of the MATP/SLC45A2 gene are protective for melanoma in the French population. Hum Mutat. 2008 Sep,29(9):1154-60.<br />

Ibarrola-Villava M et al. MC1R, SLC45A2 and TYR genetic variants involved in melanoma susceptibility in southern European populations: results from<br />

a meta-analysis. Eur J Cancer. 2012 Sep,48(14):2183-91.<br />

Antonopoulou K et al. Updated field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma: the MelGene<br />

database. J Invest Dermatol. 2015 Apr,135(4):1074-9.<br />

CLPTM1L - gespleten lipemmetraat-transmembraaneiwit 1-achtig (rs401681)<br />

CLPTM1L is een membraaneiwit geassocieerd met door cisplatine geïnduceerde apoptose. Polymorfismen in dit gen zijn in<br />

verband gebracht met verhoogde gevoeligheid voor verschillende kankers.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 36% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.74)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.28)<br />

X C/T 45% Bescherming tegen melanoom (OR: 0.86)<br />

Verhoogd risico op huidkanker niet-melanoom (OR: 1.13)<br />

Referenties<br />

T/T 19% Geen bescherming tegen melanoom<br />

Geen verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker<br />

Rafnar T et al. Sequence variants at the TERT-CLPTM1L locus associate with many cancer types. Nat Genet. 2009 Feb,41(2):221-7.<br />

Stacey SN et al. New common variants affecting susceptibility to basal cell carcinoma. Nat Genet. 2009 Aug,41(8):909-14.<br />

Nan H et al. Genetic variants in telomere-maintaining genes and skin cancer risk. Hum Genet. 2011 Mar,129(3):247-53.<br />

Yang X et al. Association between TERT-CLPTM1L rs401681[C] allele and NMSC cancer risk: a meta-analysis including 45,184 subjects. Arch Dermatol<br />

Res. 2013 Jan,305(1):49-52.<br />

DEMO_ML Pagina 245 van 299


TYR - Tyrosinase (rs1393350)<br />

Tyrosinase katalyseert verschillende stappen in de omzetting van tyrosine in melanine en andere pigmenten. Polymorfismen in<br />

dit gen resulteren in huidpigmentatievariatie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 85% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

X G/A 14% SP - Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.21)<br />

Referenties<br />

A/A 1% SP - Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.80)<br />

Bishop DT et al. Genome-wide association study identifies three loci associated with melanoma risk. Nat Genet. 2009 Aug,41(8):920-5. doi:<br />

10.1038/ng.411. Epub 2009 Jul 5.<br />

Chatzinasiou F et al. Comprehensive field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma. J Natl<br />

Cancer Inst. 2011 Aug 17,103(16):1227-35.<br />

Kosiniak-Kamysz A et al. Increased risk of developing cutaneous malignant melanoma is associated with variation in pigmentation genes and VDR,<br />

and may involve epistatic effects. Melanoma Res. 2014 Aug,24(4):388-96.<br />

MC1R - Melanocortin 1 receptor<br />

Het MC1R-gen bevat instructies voor het maken van een eiwit dat de melanocortine-receptor wordt genoemd. De G-eiwitgekoppelde<br />

receptor bevindt zich op het oppervlak van melanocyten die het pigment melanine produceren door het proces van<br />

melanogenese. MC1R-score kan worden berekend, op basis van classificatie van MC1R-varianten zoals geïmplementeerd door<br />

Davies et al.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X Score 0 31% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Geen verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker<br />

Referenties<br />

Score 1 25% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.24)<br />

Verhoogd risico op huidkanker niet-melanoom (OR: 1.41)<br />

Score 2 27% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.69)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.81)<br />

Score 3 11% Verhoogd risico op melanoom (OR: 3.28)<br />

Verhoogd risico op huidkanker niet-melanoom (OR: 2.68)<br />

Score 4 5% Verhoogd risico op melanoom (OR: 3.12)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 2.68)<br />

Pasquali E et al. MC1R variants increased the risk of sporadic cutaneous melanoma in darker-pigmented Caucasians: a pooled-analysis from the M-<br />

SKIP project. Int J Cancer. 2015 Feb 1,136(3):618-31.<br />

Williams PF et al. Melanocortin 1 receptor and risk of cutaneous melanoma: a meta-analysis and estimates of population burden. Int J Cancer. 2011<br />

Oct 1,129(7):1730-40.<br />

Amos CI et al. Genome-wide association study identifies novel loci predisposing to cutaneous melanoma. Hum Mol Genet. 2011 Dec 15,20(24):5012-23.<br />

Chatzinasiou F et al. Comprehensive field synopsis and systematic meta-analyses of genetic association studies in cutaneous melanoma. J Natl<br />

Cancer Inst. 2011 Aug 17,103(16):1227-35.<br />

Kanetsky PA et al. Does MC1R genotype convey information about melanoma risk beyond risk phenotypes? Cancer. 2010 May 15,116(10):2416-28.<br />

Raimondi S et al. MC1R variants, melanoma and red hair color phenotype: a meta-analysis. Int J Cancer. 2008 Jun 15,122(12):2753-60.<br />

Tagliabue E et al. MC1R gene variants and non-melanoma skin cancer: a pooled-analysis from the M-SKIP project. Br J Cancer. 2015 Jul 14,113(2):354-63.<br />

Andresen PA et al. Susceptibility to Cutaneous Squamous Cell Carcinoma in Renal Transplant Recipients Associates with Genes Regulating<br />

Melanogenesis Independent of their Role in Pigmentation. Biomark Cancer. 2013 Oct 7,5:41-7.<br />

Ferrucci LM et al. Host phenotype characteristics and MC1R in relation to early-onset basal cell carcinoma. J Invest Dermatol. 2012 Apr,132(4):1272-9.<br />

Davies JR et al. Inherited variants in the MC1R gene and survival from cutaneous melanoma: a BioGenoMEL study. Pigment Cell Melanoma Res. 2012<br />

May,25(3):384-94.<br />

Scherer D et al. MC1R variants associated susceptibility to basal cell carcinoma of skin: interaction with host factors and XRCC3 polymorphism. Int J<br />

Cancer. 2008 Apr 15,122(8):1787-93.<br />

Dwyer T et al. Does the addition of information on genotype improve prediction of the risk of melanoma and nonmelanoma skin cancer beyond that<br />

obtained from skin phenotype? Am J Epidemiol. 2004 May 1,159(9):826-33.<br />

DEMO_ML Pagina 246 van 299


ASIP - Agouti signaleringseiwit (rs4911414 / rs1015362)<br />

Het agouti-signalerende eiwit wordt gecodeerd door het agouti-gen en beïnvloedt de verdeling van zwarte en gele pigmenten in<br />

de huid en het haar. Een haplotype (rs4911414 T en rs1015362 G) in de nabijheid van ASIP wordt niet alleen geassocieerd met<br />

pigmentatiekenmerken, maar is ook betrokken bij de ontwikkeling van huidkanker.<br />

RES Haplotype POP Mogelijke resultaten<br />

X - 99% Geen verhoogd risico op melanoom<br />

Geen verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker<br />

Referenties<br />

GG_TT 1% Verhoogd risico op melanoom (OR: 1.5)<br />

Verhoogd risico op niet-melanoom huidkanker (OR: 1.45)<br />

Gudbjartsson DF et al. ASIP and TYR pigmentation variants associate with cutaneous melanoma and basal cell carcinoma. Nat Genet. 2008<br />

Jul,40(7):886-91. doi: 10.1038/ng.161. Epub 2008 May 18.<br />

Lin W et al. ASIP genetic variants and the number of non-melanoma skin cancers. Cancer Causes Control. 2011 Mar,22(3):495-501. doi:<br />

10.1007/s10552-010-9724-1. Epub 2011 Jan 9.<br />

Nan H et al. Genetic variants in pigmentation genes, pigmentary phenotypes, and risk of skin cancer in Caucasians. Int J Cancer. 2009 Aug<br />

15,125(4):909-17.<br />

Helsing P et al. MC1R, ASIP, TYR, and TYRP1 gene variants in a population-based series of multiple primary melanomas. Genes Chromosomes Cancer.<br />

2012 Jul,51(7):654-61.<br />

Maccioni L et al. Variants at chromosome 20 (ASIP locus) and melanoma risk. Int J Cancer. 2013 Jan 1,132(1):42-54. doi: 10.1002/ijc.27648. Epub 2012 Jun<br />

13.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 247 van 299


Longkanker<br />

CYP1A1 (Cytochrome P450 1A1) rs4646903<br />

WETENSCHAP<br />

Het heemeiwitcytochroom P450-1A1 (CYP1A1) behoort tot de groep enzymen van fase 1. Het reguleert de stofwisseling van<br />

omgevingstoxinen en uiteenlopende lichaamsvreemde stoffen. Defecten in dit gen kunnen de enzymactiviteit veranderen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 52% Geen verhoogd risico op longkanker<br />

Referenties<br />

C/T 37% Verhoogd risico op longkanker (OF: 1.3)<br />

C/C 11% Verhoogd risico op longkanker (OF: 1.27)<br />

Liu HX et al. Correlation between gene polymorphisms of CYP1A1, GSTP1, ERCC2, XRCC1, and XRCC3 and susceptibility to lung cancer. Genet Mol Res.<br />

2016 Nov 3,15(4).<br />

Peddireddy V et al. Association of CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 gene polymorphisms with risk of non-small cell lung cancer in Andhra Pradesh region of<br />

South India. Eur J Med Res. 2016 Apr 18,21:17.<br />

Islam MS et al. Epub 2012 Nov 21. Lung cancer risk in relation to nicotinic acetylcholine receptor, CYP2A6 and CYP1A1 genotypes in the Bangladeshi<br />

population. Clin Chim Acta. 2013 Feb 1,416:11-9.<br />

Kiyohara C. et al. Genetic polymorphisms involved in carcinogen metabolism and DNA repair and lung cancer risk in a Japanese population. J Thorac<br />

Oncol. 2012 Jun,7(6):954-62.<br />

Wright CM et al. Genetic association study of CYP1A1 polymorphisms identifies risk haplotypes in nonsmall cell lung cancer. Eur Respir J. 2010<br />

Jan,35(1):152-9.<br />

Xu X et al. Cytochrome P450 CYP1A1 MspI polymorphism and lung cancer susceptibility. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 1996 Sep,5(9):687-92.<br />

Li W et al. Combined effects of CYP1A1 MspI and GSTM1 genetic polymorphisms on risk of lung cancer: an updated meta-analysis. Tumour Biol. 2014<br />

Sep,35(9):9281-90.<br />

Jiang XY et al. Susceptibility of lung cancer with polymorphisms of CYP1A1, GSTM1, GSTM3, GSTT1 and GSTP1 genotypes in the population of Inner<br />

Mongolia region. Asian Pac J Cancer Prev. 2014,15(13):5207-14.<br />

Hussein AG et al. CYP1A1 gene polymorphisms and smoking status as modifier factors for lung cancer risk. Gene. 2014 May 10,541(1):26-30.<br />

Taioli E et al. Polymorphisms in CYP1A1, GSTM1, GSTT1 and lung cancer below the age of 45 years. Int J Epidemiol. 2003 Feb,32(1):60-3.<br />

Song N et al. CYP 1A1 polymorphism and risk of lung cancer in relation to tobacco smoking: a case-control study in China. Carcinogenesis. 2001<br />

Jan,22(1):11-6.<br />

Vineis P et al. CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 polymorphisms and lung cancer: a pooled analysis of gene-gene interactions. Biomarkers. 2004 May-<br />

Jun,9(3):298-305.<br />

Shi X et al. CYP1A1 and GSTM1 polymorphisms and lung cancer risk in Chinese populations: a meta-analysis. Lung Cancer. 2008 Feb,59(2):155-63.<br />

DEMO_ML Pagina 248 van 299


GSTM1: glutathion-S-transferase mu1 (nul-allel)<br />

De glutathion-S-transferasen worden aangetroffen in de lever en de lymfocyten en zijn betrokken bij de ontgifting van endogene<br />

en exogene stoffen. Een defect GSTM1-gen vermindert de enzymactiviteit van het eiwit, wat leidt tot een beperkte ontgifting van<br />

cellen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X INS 56% Geen verhoogd risico op longkanker<br />

Referenties<br />

DEL 44% Verhoogd risico op longkanker (OF: 1.26)<br />

Peddireddy V et al. Association of CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 gene polymorphisms with risk of non-small cell lung cancer in Andhra Pradesh region of<br />

South India. Eur J Med Res. 2016 Apr 18,21:17.<br />

Li W et al. Combined effects of CYP1A1 MspI and GSTM1 genetic polymorphisms on risk of lung cancer: an updated meta-analysis. Tumour Biol. 2014<br />

Sep,35(9):9281-90.<br />

Jiang XY et al. Susceptibility of lung cancer with polymorphisms of CYP1A1, GSTM1, GSTM3, GSTT1 and GSTP1 genotypes in the population of Inner<br />

Mongolia region. Asian Pac J Cancer Prev. 2014,15(13):5207-14.<br />

Li W et al. Polymorphisms in GSTM1, CYP1A1, CYP2E1, and CYP2D6 are associated with susceptibility and chemotherapy response in non-small-cell<br />

lung cancer patients. Lung. 2012 Feb,190(1):91-8.<br />

Shi X et al. CYP1A1 and GSTM1 polymorphisms and lung cancer risk in Chinese populations: a meta-analysis. Lung Cancer. 2008 Feb,59(2):155-63.<br />

Kiyohara C et al. Risk modification by CYP1A1 and GSTM1 polymorphisms in the association of environmental tobacco smoke and lung cancer: a casecontrol<br />

study in Japanese nonsmoking women. Int J Cancer. 2003 Oct 20,107(1):139-44.<br />

Pinarbasi H et al. Strong association between the GSTM1-null genotype and lung cancer in a Turkish population. Cancer Genet Cytogenet. 2003 Oct<br />

15,146(2):125-9.<br />

Yang H et al. The association of GSTM1 deletion polymorphism with lung cancer risk in Chinese population: evidence from an updated meta-analysis.<br />

Sci Rep. 2015 Mar 23,5:9392.<br />

Ford JG et al. Glutathione S-transferase M1 polymorphism and lung cancer risk in African-Americans. Carcinogenesis. 2000 Nov,21(11):1971-5.<br />

Pliarchopoulou K et al. Correlation of CYP1A1, GSTP1 and GSTM1 gene polymorphisms and lung cancer risk among smokers. Oncol Lett. 2012<br />

Jun,3(6):1301-1306.<br />

GSTT1: glutathion-S-transferase thèta 1 (nul-allel)<br />

De glutathion-S-transferasen worden aangetroffen in de lever en de lymfocyten en zijn betrokken bij de ontgifting van endogene<br />

en exogene stoffen. Een defect GSTM1-gen vermindert de enzymactiviteit van het eiwit, wat leidt tot een beperkte ontgifting van<br />

cellen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

INS 74% Geen verhoogd risico op longkanker<br />

X DEL 26% Verhoogd risico op longkanker (OF: 2.4)<br />

Referenties<br />

Peddireddy V et al. Association of CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 gene polymorphisms with risk of non-small cell lung cancer in Andhra Pradesh region of<br />

South India. Eur J Med Res. 2016 Apr 18,21:17.<br />

Shukla RK et al. Associations of CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 polymorphisms with lung cancer susceptibility in a Northern Indian population. Asian Pac J<br />

Cancer Prev. 2013,14(5):3345-9.<br />

Taioli E et al. Polymorphisms in CYP1A1, GSTM1, GSTT1 and lung cancer below the age of 45 years. Int J Epidemiol. 2003 Feb,32(1):60-3.<br />

Kumar M et al. Lung cancer risk in north Indian population: role of genetic polymorphisms and smoking. Mol Cell Biochem. 2009 Feb,322(1-2):73-9.<br />

Sørensen M et al. Glutathione S-transferase T1 null-genotype is associated with an increased risk of lung cancer. Int J Cancer. 2004 Jun<br />

10,110(2):219-24.<br />

Wang Y et al. The association of GSTT1 deletion polymorphism with lung cancer risk among Chinese population: evidence based on a cumulative<br />

meta-analysis. Onco Targets Ther. 2015 Oct 12,8:2875-82.<br />

Wang Y et al. Glutathione S-transferase T1 gene deletion polymorphism and lung cancer risk in Chinese population: a meta-analysis. Cancer<br />

Epidemiol. 2010 Oct,34(5):593-7.<br />

Sreeja L et al. Possible risk modification by CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 gene polymorphisms in lung cancer susceptibility in a South Indian population.<br />

J Hum Genet. 2005,50(12):618-27.<br />

Gui Q et al. The present/null polymorphism in the GSTT1 gene and the risk of lung cancer in Chinese population. Tumour Biol. 2013 Dec,34(6):3465-9.<br />

Pan Cet al. Glutathione S-transferase T1 and M1 polymorphisms are associated with lung cancer risk in a gender-specific manner. Oncol Res Treat.<br />

2014,37(4):164-9.<br />

DEMO_ML Pagina 249 van 299


GSTP1: glutathion-S-transferase pi 1 (rs1695)<br />

De glutathion-S-transferasen worden aangetroffen in de lever en de lymfocyten en zijn betrokken bij de ontgifting van endogene<br />

en exogene stoffen. De GSTP1-enzymen zijn betrokken bij de stofwisseling van endogene metabolieten en beschermen de cellen<br />

tegen oxidatieve stress, net zoals GSTM1 en GSTT1.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 43% Geen verhoogd risico op longkanker<br />

X A/G 43% Verhoogd risico op longkanker (OF: 1.38)<br />

Referenties<br />

C/C 14% Verhoogd risico op longkanker (OF: 3.21)<br />

Liu HX et al. Correlation between gene polymorphisms of CYP1A1, GSTP1, ERCC2, XRCC1, and XRCC3 and susceptibility to lung cancer. Genet Mol Res.<br />

2016 Nov 3,15(4).<br />

Kiyohara C. Et al. Genetic polymorphisms involved in carcinogen metabolism and DNA repair and lung cancer risk in a Japanese population. J Thorac<br />

Oncol. 2012 Jun,7(6):954-62.<br />

Pliarchopoulou K et al. Correlation of CYP1A1, GSTP1 and GSTM1 gene polymorphisms and lung cancer risk among smokers. Oncol Lett. 2012<br />

Jun,3(6):1301-1306.<br />

Wang Y et al. Correlation between metabolic enzyme GSTP1 polymorphisms and susceptibility to lung cancer. Exp Ther Med. 2015 Oct,10(4):1521-1527.<br />

Li XM et al. Glutathione S-transferase P1, gene-gene interaction, and lung cancer susceptibility in the Chinese population: An updated meta-analysis<br />

and review. J Cancer Res Ther. 2015 Jul-Sep,11(3):565-70.<br />

Sreeja L et al. Glutathione S-transferase M1, T1 and P1 polymorphisms: susceptibility and outcome in lung cancer patients. J Exp Ther Oncol.<br />

2008,7(1):73-85.<br />

Stücker I et al. Genetic polymorphisms of glutathione S-transferases as modulators of lung cancer susceptibility. Carcinogenesis. 2002<br />

Sep,23(9):1475-81.<br />

Chen X et al. Glutathione S-transferase P1 gene Ile105Val polymorphism might be associated with lung cancer risk in the Chinese Han population.<br />

Tumour Biol. 2012 Dec,33(6):1973-81.<br />

Yang M et al. Combined effects of genetic polymorphisms in six selected genes on lung cancer susceptibility. Lung Cancer. 2007 Aug,57(2):135-42.<br />

Risch A et al. Glutathione-S-transferase M1, M3, T1 and P1 polymorphisms and susceptibility to non-small-cell lung cancer subtypes and hamartomas.<br />

Pharmacogenetics. 2001 Dec,11(9):757-64.<br />

DEMO_ML Pagina 250 van 299


CYP1A1 (cytochroom P450 1A1) rs1048943<br />

Het heemeiwitcytochroom P450-1A1 (CYP1A1) behoort tot de groep enzymen van fase 1. Het reguleert de stofwisseling van<br />

omgevingstoxinen en uiteenlopende lichaamsvreemde stoffen. Defecten in dit gen kunnen de enzymactiviteit veranderen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 77% Geen verhoogd risico op longkanker<br />

Referenties<br />

A/G 19% Verhoogd risico op longkanker (OF: 1.22)<br />

G/G 4% Verhoogd risico op longkanker (OF: 3.06)<br />

Liu HX et al. Correlation between gene polymorphisms of CYP1A1, GSTP1, ERCC2, XRCC1, and XRCC3 and susceptibility to lung cancer. Genet Mol Res.<br />

2016 Nov 3,15(4).<br />

Peddireddy V et al. Association of CYP1A1, GSTM1 and GSTT1 gene polymorphisms with risk of non-small cell lung cancer in Andhra Pradesh region of<br />

South India. Eur J Med Res. 2016 Apr 18,21:17.<br />

Islam MS et al. Epub 2012 Nov 21. Lung cancer risk in relation to nicotinic acetylcholine receptor, CYP2A6 and CYP1A1 genotypes in the Bangladeshi<br />

population. Clin Chim Acta. 2013 Feb 1,416:11-9.<br />

Kiyohara C. Et al. Genetic polymorphisms involved in carcinogen metabolism and DNA repair and lung cancer risk in a Japanese population. J Thorac<br />

Oncol. 2012 Jun,7(6):954-62.<br />

Wright CM et al. Genetic association study of CYP1A1 polymorphisms identifies risk haplotypes in nonsmall cell lung cancer. Eur Respir J. 2010<br />

Jan,35(1):152-9.<br />

Hussein AG et al. CYP1A1 gene polymorphisms and smoking status as modifier factors for lung cancer risk. Gene. 2014 May 10,541(1):26-30.<br />

Atinkaya C. Et al. The effect of CYP1A1, GSTT1 and GSTM1 polymorphisms on the risk of lung cancer: a case-control study. Hum Exp Toxicol. 2012<br />

Oct,31(10):1074-80.<br />

Song N et al. CYP 1A1 polymorphism and risk of lung cancer in relation to tobacco smoking: a case-control study in China. Carcinogenesis. 2001<br />

Jan,22(1):11-6.<br />

Raimondi S et al. Metabolic gene polymorphisms and lung cancer risk in non-smokers. An update of the GSEC study. Mutat Res. 2005 Dec<br />

30,592(1-2):45-57.<br />

Yang XR et al. CYP1A1 and GSTM1 polymorphisms in relation to lung cancer risk in Chinese women. Cancer Lett. 2004 Oct 28,214(2):197-204.<br />

Sobti RC et al. Genetic polymorphism of the CYP1A1, CYP2E1, GSTM1 and GSTT1 genes and lung cancer susceptibility in a north indian population. Mol<br />

Cell Biochem. 2004 Nov,266(1-2):1-9.<br />

Hung RJ et al. CYP1A1 and GSTM1 genetic polymorphisms and lung cancer risk in Caucasian non-smokers: a pooled analysis. Carcinogenesis. 2003<br />

May,24(5):875-82.<br />

Shi X et al. CYP1A1 and GSTM1 polymorphisms and lung cancer risk in Chinese populations: a meta-analysis. Lung Cancer. 2008 Feb,59(2):155-63.<br />

Drakoulis N et al. Polymorphisms in the human CYP1A1 gene as susceptibility factors for lung cancer: exon-7 mutation (4889 A to G), and a T to C<br />

mutation in the 3'-flanking region. Clin Investig. 1994 Feb,72(3):240-8.<br />

Kumar M et al. Lung cancer risk in north Indian population: role of genetic polymorphisms and smoking. Mol Cell Biochem. 2009 Feb,322(1-2):73-9.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 251 van 299


Hart-en vaatziekten<br />

CDH13: cadherine 13 (rs8055236)<br />

WETENSCHAP<br />

Het CDH13-gen codeert een eiwit van de superfamilie van cadherinen. Het eiwit bevindt zich op de celmembraan en wordt onder<br />

meer aangetroffen in het hart, de aortawand, neuronen en het ruggenmerg. Het polymorfisme rs8055236 hangt samen met een<br />

verhoogd risico op hartaandoeningen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 11% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

X T/G 31% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,91)<br />

Referenties<br />

G/G 59% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 2,23)<br />

The Wellcome Trust Case Control Consortium. Genome-wide association study of 14,000 cases of seven common diseases and 3,000 shared controls.<br />

Linnea M. Baudhuin. Genetics of coronary artery disease: focus on genome-wide association studies. Am J Transl Res. 2009, 1(3): 221–234.<br />

Yan Y et al. Evaluation of population impact of candidate polymorphisms for coronary heart disease in the Framingham Heart Study Offspring<br />

Cohort. BMC Proc. 2009 Dec 15,3 Suppl 7:S118.<br />

CHDS8: coronaire hartziekte, gevoeligheid, 8 (rs1333049)<br />

Het polymorfisme rs1333049 op gen CHDS8 (coronaire hartziekte, gevoeligheid, 8) wordt regelmatig in verband gebracht met een<br />

verhoogd risico op hartaandoeningen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 36% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

G/C 45% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,47)<br />

C/C 19% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,9)<br />

Bilguvar K. et al. Susceptibility loci for intracranial aneurysm in European and Japanese populations. Nat Genet. 2008 Dec,40(12):1472-7.<br />

Helgadottir A. et al. The same sequence variant on 9p21 associates with myocardial infarction, abdominal aortic aneurysm and intracranial<br />

aneurysm. Nat Genet. 2008 Feb,40(2):217-24.<br />

Helgadottir A. et al. A common variant on chromosome 9p21 affects the risk of myocardial infarction. Science. 2007 Jun 8,316(5830):1491-3.<br />

Karvanen J. et al. The impact of newly identified loci on coronary heart disease, stroke and total mortality in the MORGAM prospective cohorts.<br />

Genet Epidemiol. 2009 Apr,33(3):237-46.<br />

Burton PR. et all. Genome-wide association study of 14,000 cases of seven common diseases and 3,000 shared controls. Nature. 2007 Jun<br />

7,447(7145):661-78.<br />

DEMO_ML Pagina 252 van 299


APOA5: apolipoproteïne A-V (rs662799)<br />

Het eiwit dat door dit gen gecodeerd wordt, is een apolipoproteïne en een belangrijke determinant van het plasmatriglyceridengehalte,<br />

een voorname risicofactor voor een aandoening van de coronaire vaten. Het is een bestanddeel van<br />

verscheidene lipoproteïnefracties, zoals VLDL, HDL en chylomicronen. Er wordt aangenomen dat apoA-V invloed heeft op de<br />

stofwisseling van lipoproteïnen door de interactie met receptoren van de LDLR-genfamilie. Studies hebben aangetoond dat<br />

dragers van het G-allel een lage gewichtstoename ervaren wanneer ze vetrijke voeding eten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 71% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

A/G 26% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,98)/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor laag HDL-cholesterolgehalte (het goede cholesterol)<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

G/G 3% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,98)/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor laag HDL-cholesterolgehalte (het goede cholesterol)<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

Aberle J. et al. A polymorphism in the apolipoprotein A5 gene is associated with weight loss after short-term diet. Clin Genet. 2005 Aug,68(2):152-4.<br />

Aouizerat B. E. et al. Genetic analysis of a polymorphism in the human apoA-V gene: effect on plasma lipids. J Lipid Res. 2003 Jun,44(6):1167-73.<br />

Dorfmeister B. et al. The effect of APOA5 and APOC3 variants on lipid parameters in European Whites, Indian Asians and Afro-Caribbeans with type 2<br />

diabetes. Biochim Biophys Acta. 2007 Mar,1772(3):355-63.<br />

PON1: paraoxonase 1 (rs662)<br />

Paraoxonase (PON1) is een antioxidant enzym dat betrokken is bij de uitschakeling van radicalen en bij de vetstofwisseling. De<br />

polymorfismen rs854560 en rs662 leiden tot een lagere katalytische activiteit en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 24% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

G/A 43% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 2.3)<br />

G/G 33% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 3.2)<br />

Hassan et al. The Q192R polymorphism of the paraoxonase 1 gene is a risk factor for coronary artery disease in Saudi subjects. Mol Cell Biochem. 2013<br />

Aug,380(1-2):121-8.<br />

Vaisi-Raygani A et al. Paraoxonase Arg 192 allele is an independent risk factor for three-vessel stenosis of coronary artery disease.<br />

Kallel A et al. The paraoxonase L55M and Q192R gene polymorphisms and myocardial infarction in a Tunisian population. Clin Biochem. 2010<br />

Dec,43(18):1461-3.<br />

Ahmad I et al. Two- and three-locus haplotypes of the paraoxonase (PON1) gene are associated with coronary artery disease in Asian Indians. Gene.<br />

2012 Sep 10,506(1):242-7.<br />

Agrawal S et al. Paraoxonase 1 gene polymorphisms contribute to coronary artery disease risk among north Indians. Indian J Med Sci. 2009<br />

Aug,63(8):335-44.<br />

Baum et al. Paraoxonase 1 gene Q192R polymorphism affects stroke and myocardial infarction risk. Clinical biochemistry.<br />

Chen et al. Association between the severity of angiographic coronary artery disease and paraoxonase gene polymorphisms in the National Heart,<br />

Lung, and Blood Institute-sponsored Women's Ischemia Syndrome Evaluation (WISE) study. American journal of human genetics.<br />

Imai Y et al. Evidence for association between paraoxonase gene polymorphisms and atherosclerotic diseases. Atherosclerosis. 2000<br />

Apr,149(2):435-42.<br />

DEMO_ML Pagina 253 van 299


PON1: paraoxonase 1 (rs854560)<br />

Paraoxonase (PON1) is een antioxidant enzym dat betrokken is bij de uitschakeling van radicalen en bij de vetstofwisseling. De<br />

polymorfismen rs854560 en rs662 leiden tot een lagere katalytische activiteit en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 68% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 2.25)<br />

A/T 27% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

X T/T 5% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

Watzinger N et al. Human paraoxonase 1 gene polymorphisms and the risk of coronary heart disease: a community-based study. Cardiology.<br />

2002,98(3):116-22.<br />

Agrawal S et al. Paraoxonase 1 gene polymorphisms contribute to coronary artery disease risk among north Indians. Indian J Med Sci. 2009<br />

Aug,63(8):335-44.<br />

Ozkök E et al. Combined impact of matrix metalloproteinase-3 and paraoxonase 1 55/192 gene variants on coronary artery disease in Turkish patients.<br />

Med Sci Monit. 2008 Oct,14(10):CR536-42.<br />

Rios DL et al. Paraoxonase 1 gene polymorphisms in angiographically assessed coronary artery disease: evidence for gender interaction among<br />

Brazilians. Clin Chem Lab Med. 2007,45(7):874-8.<br />

Oliveira SA et al. PON1 M/L55 mutation protects high-risk patients against coronary artery disease. Int J Cardiol. 2004 Mar,94(1):73-7.<br />

APOB R3500Q: apolipoproteïne B (rs5742904)<br />

Apolipoproteïne B (ApoB) is het belangrijkste eiwitbestanddeel van LDL-eiwitten (lagedichtheidlipoproteïne). Deze zijn<br />

verantwoordelijk voor het transport van de cholesterol in het bloed. APOB reguleert daarmee de LDL-concentratie in het<br />

organisme. Het polymorfisme rs5742904 leidt tot een verhoogd LDL-cholesterolgehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 98% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

A/G 1% Sterk verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Sterk verhoogd risico op hoger LDL-cholesterolgehalte (familiaire hypercholesterolemie)<br />

A/A 1% Sterk verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Sterk verhoogd risico op hoger LDL-cholesterolgehalte (familiaire hypercholesterolemie)<br />

Real et al. Influence of LDL receptor gene mutations and the R3500Q mutation of the apoB gene on lipoprotein phenotype of familial<br />

hypercholesterolemic patients from a South European population. Eur J Hum Genet. 2003 Dec,11(12):959-65.<br />

Meriño-Ibarra et al. Screening of APOB gene mutations in subjects with clinical diagnosis of familial hypercholesterolemia. Hum Biol. 2005<br />

Oct,77(5):663-73.<br />

Haiqing et al. Familial Defective Apolipoprotein B-100 and Increased Low-Density Lipoprotein Cholesterol and Coronary Artery Calcification in the<br />

Old Order Amish. Arch Intern Med. Nov 8, 2010, 170(20): 1850–1855.<br />

Castillo et al. The apolipoprotein B R3500Q gene mutation in Spanish subjects with a clinical diagnosis of familial hypercholesterolemia.<br />

Atherosclerosis. 2002 Nov,165(1):127-35.<br />

DEMO_ML Pagina 254 van 299


NOS3: stikstofmonoxidesynthase 3 (endotheelcel) (Ins/Del Int. 4)<br />

NO-synthasen (NOS) zijn oxidasen die de reactie van arginine op citrulline en stikstofmonoxide katalyseren. NOS3 is een<br />

endotheliale stikstofmonoxidesynthase die hoofdzakelijk tot expressie komt in endotheelcellen aan de binnenkant van de<br />

bloedvaten. Daar kan het indirect de bloeddruk en de nabelasting van het hart reguleren. Verscheidene polymorfismen in het<br />

NOS3-gen hangen samen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X Ins/Ins 94% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

Ins/Del 6% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Del/Del 0% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 1.34)<br />

Casas et al. Endothelial nitric oxide synthase genotype and ischemic heart disease: meta-analysis of 26 studies involving 23028 subjects. Circulation.<br />

2004 Mar 23,109(11):1359-65.<br />

Rodríguez-Esparragón FJ et al. Peroxisome proliferator-activated receptor-gamma2-Pro12Ala and endothelial nitric oxide synthase-4a/bgene<br />

polymorphisms are associated with essential hypertension. J Hypertens. 2003 Sep,21(9):1649-55.<br />

Salimi S et al. Endothelial nitric oxide synthase gene intron4 VNTR polymorphism in patients with coronary artery disease in Iran. Indian J Med Res.<br />

2006 Dec,124(6):683-8.<br />

NOS3: stikstofmonoxidesynthase 3 (endotheelcel) (rs2070744)<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 60% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

C/T 34% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

C/C 7% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Rossi et al. The T(-786)C endothelial nitric oxide synthase genotype predicts cardiovascular mortality in high-risk patients. J Am Coll Cardiol. 2006 Sep<br />

19,48(6):1166-74.<br />

Tangurek B et al. The relationship between endothelial nitric oxide synthase gene polymorphism (T-786 C) and coronary artery disease in the Turkish<br />

population. Heart Vessels. 2006 Sep,21(5):285-90. Epub 2006 Sep 29.<br />

Lee CR et al. NOS3 polymorphisms, cigarette smoking, and cardiovascular disease risk: the Atherosclerosis Risk in Communities study.<br />

Pharmacogenet Genomics. 2006 Dec,16(12):891-9.<br />

NOS3: stikstofmonoxidesynthase 3 (endotheelcel) (rs1799983)<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 69% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

X G/T 26% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 1.52)<br />

Referenties<br />

T/T 5% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct (OR: 2.31)<br />

Zhang et al. The G894T polymorphism on endothelial nitric oxide synthase gene is associated with increased coronary heart disease among Asia<br />

population: evidence from a Meta analysis. Thromb Res. 2012 Aug,130(2):192-7.<br />

Abdel-Aziz et al. Association of endothelial nitric oxide synthase gene polymorphisms with classical risk factors in development of premature<br />

coronary artery disease. Mol Biol Rep. 2013 Apr,40(4):3065-71.<br />

Salimi S et al. Endothelial nitric oxide synthase gene Glu298Asp polymorphism in patients with coronary artery disease. Ann Saudi Med. 2010 Jan-<br />

Feb,30(1):33-7.<br />

Colombo MG et al. Evidence for association of a common variant of the endothelial nitric oxide synthase gene (Glu298-->Asp polymorphism) to the<br />

presence, extent, and severity of coronary artery disease. Heart. 2002 Jun,87(6):525-8.<br />

DEMO_ML Pagina 255 van 299


APOA1: apolipoproteïne A-I (rs670)<br />

Apolipoproteïne A1 (ApoA1) is het belangrijkste eiwitbestanddeel van HDL-deeltjes (hogedichtheidlipoproteïne) in het bloed. Deze<br />

zijn verantwoordelijk voor het transport van het teveel aan cholesterol naar de lever. Daar worden ze verder omgezet en<br />

verwijderd. Het polymorfisme rs670 beïnvloedt zowel het effect van meervoudig onverzadigde vetzuren op het HDLcholesterolgehalte<br />

als het risico op een hartaandoening.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 66% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Meervoudig onverzadigde vetzuren (bijv. omega 3) VERSLECHTEREN het HDL-cholesterolgehalte<br />

Referenties<br />

A/G 31% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,47)/atherosclerose/hartinfarct<br />

Meervoudig onverzadigde vetzuren (bijv. omega 3) verbeteren het HDL-cholesterolgehalte<br />

A/A 3% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1,9)/atherosclerose/hartinfarct<br />

Meervoudig onverzadigde vetzuren (bijv. omega 3) verbeteren het HDL-cholesterolgehalte<br />

Rudkowska I et al. Gene-diet interactions on plasma lipid levels in the Inuit population. Br J Nutr. 2013 Mar 14,109(5):953-61.<br />

Mata P et al. Human apolipoprotein A-I gene promoter mutation influences plasma low density lipoprotein cholesterol response to dietary fat<br />

saturation. Atherosclerosis. 1998 Apr,137(2):367-76.<br />

Ordovas JM. et al. Polyunsaturated fatty acids modulate the effects of the APOA1 G-A polymorphism on HDL-cholesterol concentrations in a sexspecific<br />

manner: the Framingham Study. Am J Clin Nutr. 2002 Jan,75(1):38-46.<br />

Ruano G et al. Apolipoprotein A1 genotype affects the change in high density lipoprotein cholesterol subfractions with exercise training.<br />

Atherosclerosis. 2006 Mar,185(1):65-9. Epub 2005 Jul 7.<br />

Ordovas JM et al. Gene-diet interaction and plasma lipid responses to dietary intervention. Biochem Soc Trans. 2002 Apr,30(2):68-73.<br />

Miles RR et al. Genome-wide screen for modulation of hepatic apolipoprotein A-I (ApoA-I) secretion. J Biol Chem. 2013 Mar 1,288(9):6386-96.<br />

Angotti E et al. A polymorphism (G-->A transition) in the -78 position of the apolipoprotein A-I promoter increases transcription efficiency. J Biol<br />

Chem. 1994 Jul 1,269(26):17371-4.<br />

Juo SH et al. Mild association between the A/G polymorphism in the promoter of the apolipoprotein A-I gene and apolipoprotein A-I levels: a metaanalysis.<br />

Am J Med Genet. 1999 Jan 29,82(3):235-41.<br />

MTRR: 5-methyltètrahydrofolaat-homocysteïnemethyltransferase-reductase (rs1801394)<br />

Methionine is een essentieel proteïnogeen aminozuur dat zwavel bevat. De synthese van methionine wordt gekatalyseerd door<br />

het methioninesynthase-enzym, dat op zijn beurt weer homocysteïne nodig heeft. Het eiwit dat gecodeerd wordt door het MTRRgen<br />

(methioninesynthase-reductase), regenereert de inactieve methioninesynthase door middel van methylering.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 43% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

A/G 41% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor verhoogd homocysteïnegehalte<br />

X G/G 16% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor verhoogd homocysteïnegehalte<br />

Referenties<br />

Cai et al. Genetic variant in MTRR, but not MTR, is associated with risk of congenital heart disease: an integrated meta-analysis. PLoS One. 2014 Mar<br />

4,9(3):e89609.<br />

Olteanu et al. Differences in the efficiency of reductive activation of methionine synthase and exogenous electron acceptors between the common<br />

polymorphic variants of human methionine synthase reductase. Biochemistry. 2002 Nov 12,41(45):13378-85.<br />

van Beynum IM et al. MTRR 66A>G polymorphism in relation to congenital heart defects. Clin Chem Lab Med. 2006,44(11):1317-23.<br />

Zeng W et al. A66G and C524T polymorphisms of the methionine synthase reductase gene are associated with congenital heart defects in the<br />

Chinese Han population. Genet Mol Res. 2011 Oct 25,10(4):2597-605.<br />

Yu D et al. Association between methionine synthase reductase A66G polymorphism and the risk of congenital heart defects: evidence from eight<br />

case-control studies. Pediatr Cardiol. 2014 Oct,35(7):1091-8.<br />

DEMO_ML Pagina 256 van 299


GJA4: gap junction-proteïne, alfa 4, 37kDa (rs1764391)<br />

Het GJA4-gen (gap junction-alfa-4-proteïne) behoort tot de familie van connexinegenen. Deze transmembraaneiwitten zijn<br />

bestanddelen van de intercellulaire kanalen (de zogenoemde ‘gap junctions’), die de aangrenzende cellen met elkaar verbinden en<br />

de uitwisseling van ionen en kleine moleculen vergemakkelijken. Gap junctions worden voornamelijk aangetroffen in de hartspier,<br />

epitheelcellen en de retina.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 14% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Referenties<br />

C/T 39% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 2.03)<br />

C/C 47% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 2.03)<br />

Guo SX et al. Association between C1019T polymorphism of the connexin37 gene and coronary heart disease in patients with in-stent restenosis. Exp<br />

Ther Med. 2013 Feb,5(2):539-544. Epub 2012 Dec 5.<br />

Han Y et al. Association of connexin 37 gene polymorphisms with risk of coronary artery disease in northern Han Chinese. Cardiology.<br />

2008,110(4):260-5. Epub 2007 Dec 12.<br />

Su-Xia Guo et al. Association between C1019T polymorphism of the connexin37 gene and coronary heart disease in patients with in-stent restenosis.<br />

Exp Ther Med. 2013 Feb, 5(2): 539–544.<br />

Ye H et al. Genetic associations with coronary heart disease: meta-analyses of 12 candidate genetic variants. Gene. 2013 Nov 15,531(1):71-7. doi:<br />

10.1016/j.gene.2013.07.029. Epub 2013 Jul 29.<br />

Wen D et al. Association of Connexin37 C1019T with myocardial infarction and coronary artery disease: a meta-analysis. Exp Gerontol. 2014<br />

Oct,58:203-7.<br />

ITGB3: integrine, bèta 3 (thrombocytglycoproteïne IIIa, antigeen CD61) (rs5918)<br />

De integrine-bèta 3 (ITGB3) of CD61 is een transmembraaneiwit dat betrokken is bij de signaaloverdracht tussen cellen en de<br />

extracellulaire matrix. Er is aangetoond dat dragers van het C-allel (rs5918) een verhoogd risico op hart- en vaatziekten hebben.<br />

Daarnaast beïnvloedt het polymorfisme het bloedverdunnende effect van aspirine.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 84% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

Aspirine beschermt tegen arteriële trombose<br />

Referenties<br />

T/C 15% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 2.8).<br />

Aspirine biedt geen bescherming tegen trombose<br />

C/C 1% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 7.84).<br />

Aspirine biedt geen enkele bescherming tegen trombose<br />

Undas et al. Pl(A2) polymorphism of beta(3) integrins is associated with enhanced thrombin generation and impaired antithrombotic action of<br />

aspirin at the site of microvascular injury. Circulation. 2001 Nov 27,104(22):2666-72.<br />

Weiss et al. A polymorphism of a platelet glycoprotein receptor as an inherited risk factor for coronary thrombosis. N Engl J Med. 1996<br />

Erdman V et al. OS 08-03 PHARMACOGENETIC MARKERS OF SURVIVAL. J Hypertens. 2016 Sep,34 Suppl 1 - ISH 2016 Abstract Book:e68.<br />

Goodman T et al. Pharmacogenetics of aspirin resistance: a comprehensive systematic review. Br J Clin Pharmacol. 2008 Aug,66(2):222-32.<br />

CETP: cholesterylester-transferproteïne, plasma (rs708272)<br />

De cholesterolester-transferproteïne (CETP) is een porievormend eiwit dat betrokken is bij de stofwisseling van lipoproteïnen.<br />

Het komt voornamelijk tot expressie in de lever en zorgt voor de overdracht van HDL naar LDL of VLDL, in ruil voor triglyceriden.<br />

Het polymorfisme rs708272 beïnvloedt de regulering van het HDL-cholesterolgehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 40% Geen aanleg voor slecht HDL-cholesterolgehalte (het goede cholesterol)<br />

X C/T 45% Aanleg voor slecht HDL-cholesterolgehalte (het goede cholesterol)<br />

Referenties<br />

C/C 15% Aanleg voor slecht HDL-cholesterolgehalte (het goede cholesterol)<br />

Radovica et al. The association of common SNPs and haplotypes in CETP gene with HDL cholesterol levels in Latvian population. PLoS One. 2013 May<br />

13,8(5):e64191.<br />

Agirbasli et al. Multi-locus candidate gene analyses of lipid levels in a pediatric Turkish cohort: lessons learned on LPL, CETP, LIPC, ABCA1, and SHBG.<br />

OMICS. 2013 Dec,17(12):636-45.<br />

Wang et al. CETP gene polymorphisms and risk of coronary atherosclerosis in a Chinese population. Lipids Health Dis. 2013 Nov 27,12:176.<br />

DEMO_ML Pagina 257 van 299


MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentètrahydrofolaat-reductase (MTHFR) is bij vele metabole routes in het lichaam betrokken. Bij de<br />

homocysteïnestofwisseling is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne in methionine. Het polymorfisme rs1801133<br />

leidt tot een verlaagde enzymactiviteit van methyleentètrahydrofolaat-reductase en daarmee tot een verhoogd<br />

homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 8% Aanleg voor verhoogd homocysteïnegehalte<br />

Vitamine B2 verlaagt het homocysteïnegehalte<br />

C/T 33% Aanleg voor verhoogd homocysteïnegehalte<br />

Vitamine B2 verlaagt het homocysteïnegehalte niet<br />

X C/C 59% Geen aanleg voor verhoogd homocysteïnegehalte<br />

Vitamine B2 verlaagt het homocysteïnegehalte niet<br />

Referenties<br />

Ashfield-Watt P.A. et al. Methylenetetrahydrofolate reductase 677C-->T genotype modulates homocysteine responses to a folate-rich diet or a lowdose<br />

folic acid supplement: a randomized controlled trial. Am J Clin Nutr. 2002 Jul,76(1):180-6.<br />

Bønaa K.H. et al. Homocysteine lowering and cardiovascular events after acute myocardial infarction. N Engl J Med. 2006 Apr 13,354(15):1578-88.<br />

Lewis S. J. et al. Meta-analysis of MTHFR 677C->T polymorphism and coronary heart disease: does totality of evidence support causal role for<br />

homocysteine and preventive potential of folate? BMJ. 2005 Nov 5,331(7524):1053.<br />

Jacques PF et al. The relationship between riboflavin and plasma total homocysteine in the Framingham Offspring cohort is influenced by folate<br />

status and the C677T transition in the methylenetetrahydrofolate reductase gene. J Nutr. 2002,132(2):283-288.<br />

Ventura P et al. Hyperhomocysteinemia and MTHFR C677T polymorphism in patients with portal vein thrombosis complicating liver cirrhosis.<br />

Thromb Res. 2016 May,141:189-95.<br />

Hustad et al. Riboflavin and Methylenetetrahydrofolate Reductase. Madame Curie Bioscience Database.<br />

MMP3: matrixmetallopeptidase 3 (stromelysine 1, progelatinase) (rs3025058)<br />

De matrixmetalloproteïnase-3 (MMP3) of stromelysine-1 is een zinkafhankelijke endopeptidase die betrokken is bij de afbraak van<br />

de extracellulaire matrixbestanddelen. Het speelt daarmee een belangrijke rol bij de aanpassing van weefsels, wondgenezing en<br />

ontstekingsprocessen. Het polymorfisme (rs3025058) beïnvloedt het risico op hartaandoeningen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 26% Geen verhoogd risico op aandoening<br />

X T/Del 49% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1.26)<br />

Referenties<br />

Del/Del 25% Verhoogd risico op coronaire hartziekte (OR: 1.59)<br />

Abilleira et al. The role of genetic variants of matrix metalloproteinases in coronary and carotid atherosclerosis. J Med Genet. 2006<br />

Dec,43(12):897-901. Epub 2006 Aug 11.<br />

Zee et al. Genetic risk factors in recurrent venous thromboembolism: A multilocus, population-based, prospective approach. Clin Chim Acta. 2009<br />

Apr,402(1-2):189-92.<br />

Wang J et al. Polymorphisms of matrix metalloproteinases in myocardial infarction: a meta-analysis. Heart. 2011 Oct,97(19):1542-6. doi:<br />

10.1136/heartjnl-2011-300342.<br />

DEMO_ML Pagina 258 van 299


NOS1AP: (neuronale) stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (rs16847548)<br />

De stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (NOS1AP) is een adaptoreiwit dat de signaalmolecuul nNOS (neuronale<br />

stikstofmonoxidesynthase) bindt aan andere moleculen en daarmee hun interactie vergemakkelijkt. De NOS1AP-polymorfismen<br />

hangen samen met een verlengd QT-interval en een verhoogd risico op plotselinge hartdood.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 53% Geen verhoogd risico op plotselinge hartdood<br />

Referenties<br />

T/C 38% Verhoogd risico op plotselinge hartdood (OR: 1,3)<br />

C/C 9% Verhoogd risico op plotselinge hartdood (OR: 2,6)<br />

Arking et al. Multiple independent genetic factors at NOS1AP modulate the QT interval in a multi-ethnic population. PLoS One. 2009,4(1):e4333.<br />

Crotti et al.NOS1AP is a genetic modifier of the long-QT syndrome. Circulation. 2009 Oct 27,120(17):1657-63.<br />

Kao et al. Genetic variations in nitric oxide synthase 1 adaptor protein are associated with sudden cardiac death in US white community-based<br />

populations. Circulation. 2009 Feb 24,119(7):940-51.<br />

NOS1AP: (neuronale) stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (rs12567209)<br />

De stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (NOS1AP) is een adaptoreiwit dat de signaalmolecuul nNOS (neuronale<br />

stikstofmonoxidesynthase) bindt aan andere moleculen en daarmee hun interactie vergemakkelijkt. De NOS1AP-polymorfismen<br />

hangen samen met een verlengd QT-interval en een verhoogd risico op plotselinge hartdood.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 74% Geen verhoogd risico op plotselinge hartdood<br />

Referenties<br />

A/G 23% Bescherming tegen plotselinge hartdood (OR: 0,51)<br />

A/A 3% Verhoogd risico op plotselinge hartdood (OR: 1,31)<br />

Kao et al. Genetic variations in nitric oxide synthase 1 adaptor protein are associated with sudden cardiac death in US white community-based<br />

populations. Circulation. 2009 Feb 24,119(7):940-51.<br />

Liu et al. A common NOS1AP genetic polymorphism, rs12567209 G>A, is associated with sudden cardiac death in patients with chronic heart failure in<br />

the Chinese Han population. J Card Fail. 2014 Apr,20(4):244-51.<br />

Eijgelsheim et al. Genetic variation in NOS1AP is associated with sudden cardiac death: evidence from the Rotterdam Study. Hum Mol Genet. Nov 1,<br />

2009, 18(21): 4213–4218.<br />

NOS1AP: (neuronaal) adaptoreiwit voor stikstofmonoxidesynthase 1 (rs10494366)<br />

De stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (NOS1AP) is een adaptoreiwit dat de signaalmolecuul nNOS (neuronale<br />

stikstofmonoxidesynthase) bindt aan andere moleculen en daarmee hun interactie vergemakkelijkt. De NOS1AP-polymorfismen<br />

hangen samen met een verlengd QT-interval en een verhoogd risico op plotselinge hartdood.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 37% Aanleg voor langer QT-interval (+ 4 tot 7,9 ms)<br />

G/T 43% Aanleg voor langer QT-interval (+ 1,7 tot 4,6 ms)<br />

X T/T 20% Geen aanleg voor langer QT-interval<br />

Referenties<br />

Aarnoudse et al. Common NOS1AP variants are associated with a prolonged QTc interval in the Rotterdam Study. Circulation. 2007 Jul 3<br />

Arking et al. A common genetic variant in the NOS1 regulator NOS1AP modulates cardiac repolarization. Nat Genet. 2006 Jun,38(6):644-51.<br />

Marjamaa et al. Common candidate gene variants are associated with QT interval duration in the general population. J Intern Med. 2009<br />

Apr,265(4):448-58.<br />

DEMO_ML Pagina 259 van 299


SREBF2: sterolregulerende elementbindende transcriptiefactor 2 (rs2228314)<br />

SREBF2 of SREBP2 (sterolregulerende elementbindende proteïne 2) is een transcriptiefactor die betrokken is bij de regulering van<br />

de cholesterolstofwisseling. De cholesterolconcentratie wordt in evenwicht gehouden door de regulering van de<br />

transcriptieactiviteit van uiteenlopende doelgenen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 39% Voorbestemming voor verhoogde LDL-cholesterolwaarden<br />

G/C 40% Geen aanleg voor verhoogde LDL-cholesterolwaarden<br />

X C/C 20% Geen aanleg voor verhoogde LDL-cholesterolwaarden<br />

Referenties<br />

Fan et al. Expression of sterol regulatory element-binding transcription factor (SREBF) 2 and SREBF cleavage-activating protein (SCAP) in human<br />

atheroma and the association of their allelic variants with sudden cardiac death. Published online Dec 30, 2008.<br />

Wang Y et al. Relationship of SREBP-2 rs2228314 G>C polymorphism with nonalcoholic fatty liver disease in a Han Chinese population. Genet Test<br />

Mol Biomarkers. 2014 Sep,18(9):653-7<br />

Mohammad Abdullah et al. The impact of dairy consumption on circulating cholesterol levels is modulated by common single nucleotide<br />

polymorphisms in cholesterol synthesis- and transport-related genes. Fasebj, Published Online: 1 Apr 2014 Abstract Number: 1038.4<br />

CYP1A2: cytochroom P450, familie 1, subfamilie A, polypeptide 2 (rs762551)<br />

Het heemeiwitcytochroom P450-1A2 (CYP1A2) behoort tot de groep van cytochroom P450-enzymen. Het reguleert de<br />

stofwisseling van uiteenlopende lichaamsvreemde stoffen (waaronder cafeïne), medicijnen en oestrogenen. Het polymorfisme<br />

rs762551 hangt samen met het risico op borstkanker.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 41% Cafeïne wordt normaal afgebroken<br />

Referenties<br />

A/C 44% Cafeïne wordt langzaam afgebroken<br />

C/C 15% Cafeïne wordt langzaam afgebroken<br />

Bågeman et al. Coffee consumption and CYP1A2*1F genotype modify age at breast cancer diagnosis and estrogen receptor status. Cancer Epidemiol<br />

Biomarkers Prev. 2008 Apr,17(4):895-901.<br />

"Caffeine". DrugBank. University of Alberta. 16 September 2013. Retrieved 8 August 2014.<br />

Sachse C et al. Functional significance of a C-->A polymorphism in intron 1 of the cytochrome P450 CYP1A2 gene tested with caffeine. Br J Clin<br />

Pharmacol. 1999 Apr,47(4):445-9.<br />

DEMO_ML Pagina 260 van 299


APOE: apolipoproteïne E (E2/E3/E4)<br />

APOE (apolipoproteïne E) metaboliseert lipoproteïnebestanddelen die rijk zijn aan triglyceriden, en speelt een centrale rol bij de<br />

vetstofwisseling. Het ApoE-gen is aanwezig in drie veelvoorkomende typen, die allel E2, E3 en E4 genoemd worden. Allel E4 hangt<br />

samen met een verhoogd risico op hartaandoeningen en de ziekte van Alzheimer.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

E2/E2 1% Geen verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Geen aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

X E2/E3 6% Geen verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Geen aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

Referenties<br />

E3/E3 66% Geen verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Geen aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Geen aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

E2/E4 2% Geen verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Geen aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Geen aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

E3/E4 24% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

E4/E4 1% Verhoogd risico op coronaire hartziekte/atherosclerose/hartinfarct<br />

Aanleg voor verhoogd LDL-cholesterolgehalte<br />

Aanleg voor verhoogd triglyceridengehalte<br />

Muendlein A et al. Synergistic effects of the apolipoprotein E epsilon3/epsilon2/epsilon4, the cholesteryl ester transfer protein TaqIB, and the<br />

apolipoprotein C3 -482 C>T polymorphisms on their association with coronary artery disease. Atherosclerosis. 2008 Jul,199(1):179-86.<br />

Burman D et al. Relationship of the ApoE polymorphism to plasma lipid traits among South Asians, Chinese, and Europeans living in Canada.<br />

Atherosclerosis. 2009 Mar,203(1):192-200.<br />

Roberto Elosua et al. Association of APOE genotype with carotid atherosclerosis in men and women the Framingham Heart Study. October 2004 The<br />

Journal of Lipid Research, 45, 1868-1875.<br />

Dallongeville et al. Modulation of plasma triglyceride levels by apoE phenotype: a meta-analysis. J Lipid Res. 1992 Apr,33(4):447-54.<br />

Breslow et al. Genetic Basis of Lipoprotein Disorders. Circulation. 1995 Jan 15,91(2):505-12.<br />

Bennet AM et al. Association of apolipoprotein E genotypes with lipid levels and coronary risk. JAMA. 2007 Sep 19, 298(11):1300-11.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 261 van 299


Trombose<br />

Factor-V: coagulatiefactor V (proaccelerine, labiele factor) (rs6025)<br />

WETENSCHAP<br />

De zogenoemde factor V Leiden-mutatie is een genetisch overgedragen stollingsdefect, dat samenhangt met een verhoogd risico<br />

op trombose. Dit defect remt de afbraak van factor V, en het eiwit behoudt zijn stollingseffect.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 1% Verhoogd risico op veneuze trombose (OR: 80!)<br />

Referenties<br />

A/G 1% Verhoogd risico op veneuze trombose (OR: 7)<br />

G/G 98% Geen verhoogd risico op veneuze trombose<br />

Juul et al. Factor V Leiden and the risk for venous thromboembolism in the adult Danish population. Ann Intern Med. 2004 Mar 2,140(5):330-7.<br />

Brenner et al. Venous Thromboembolism Associated With Double Heterozygosity for R506Q Mutation of Factor V and for T298M Mutation of<br />

Protein C in a Large Family of a Previously Described Homozygous Protein C -Deficient Newborn With Massive Thrombosis: Blood. 1996 Aug<br />

1,88(3):877-80.<br />

Zee et al. An Evaluation of Candidate Genes of Inflammation and Thrombosis in Relation to the Risk of Venous Thromboembolism. Circulation. Feb<br />

2009, 2(1): 57–62.<br />

Rosendaal et al. High risk of thrombosis in patients homozygous for factor V Leiden (activated protein C resistance). Br J Haematol. 2002<br />

Mar,116(4):851-4.<br />

Kamphuisen et al. Thrombophilia screening: a matter of debate. Neth J Med. 2004,62:180-187.<br />

Ridker et al. Ethnic distribution of factor V Leiden in 4047 men and women. Implications for venous thromboembolism screening, Jama 277 (1997)<br />

1305-1307.<br />

Factor-II: coagulatiefactor II (trombine) (rs1799963)<br />

Protrombinemutatie (factor II-mutatie) is een bloedstollingsaandoening. Het risico op veneuze trombose wordt aanzienlijk<br />

verhoogd door het polymorfisme rs1799963, dat de aanmaak van te veel stollingsfactor (protrombine) in het bloed mogelijk<br />

maakt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 1% Verhoogd risico op veneuze trombose (OR: 25)<br />

A/G 1% Verhoogd risico op veneuze trombose (OR: 5)<br />

X G/G 98% Geen verhoogd risico op veneuze trombose<br />

Referenties<br />

Zee et al. An Evaluation of Candidate Genes of Inflammation and Thrombosis in Relation to the Risk of Venous Thromboembolism: The Women’s<br />

Genome Health Study. Circ Cardiovasc Genet. Feb 2009, 2(1): 57–62.<br />

Foka et al. Factor V Leiden and prothrombin G20210A mutations, but not methylenetetrahydrofolate reductase C677T, are associated with recurrent<br />

miscarriages. 2000 Feb,15(2):458-62.<br />

Andreassi et al. Prothrombin G20210A substitution and hormone therapy: indications for molecular screening, Clin Chem Lab Med 44 (2006) 514-521.<br />

Rosendaal et al. Hormonal replacement therapy, prothrombotic mutations and the risk of venous thrombosis. Br J Haematol. 2002 Mar,116(4):851-4.<br />

Ye et al. Seven haemostatic gene polymorphisms in coronary disease: meta-analysis of 66,155 cases and 91,307 controls. Lancet. 2006 Feb<br />

25,367(9511):651-8.<br />

DEMO_ML Pagina 262 van 299


PAI1: fosforibosylanthranilaat-isomerase (rs1799889)<br />

Plasminogeenactivator-inhibitor-1 (PAI-1) is een glycoproteïne uit de groep van serineprotease-inhibitoren. Het remt de<br />

fibrinolytische activiteit door de inactivering van tPA en urokinase. Een defect in het PAI1-gen leidt tot een toegenomen<br />

transcriptie en een hogere concentratie PAI1. Deze aandoening hangt samen met een verhoogd risico op trombose.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X Del/Del 24% Verhoogd risico op arteriële trombose (OR: 1,84)<br />

Referenties<br />

Del/G 48% Verhoogd risico op arteriële trombose (OR: 1,83)<br />

G/G 28% Geen verhoogd risico op arteriële trombose<br />

Tsantes et al. Association between the plasminogen activator inhibitor-1 4G/5G polymorphism and venous thrombosis. A meta-analysis. Thromb<br />

Haemost. 2007 Jun,97(6):907-13.<br />

Fernandes et al. 4G/5G polymorphism modulates PAI-1 circulating levels in obese women. Mol Cell Biochem. 2012 May,364(1-2):299-301.<br />

Gardemann et al. The 4G4G genotype of the plasminogen activator inhibitor 4G/5G gene polymorphism is associated with coronary atherosclerosis in<br />

patients at high risk for this disease. Thromb Haemost. 1999 Sep,82(3):1121-6.<br />

Rosendaal et al. Hormonal replacement therapy, prothrombotic mutations and the risk of venous thrombosis. Br J Haematol. 2002 Mar,116(4):851-4.<br />

Ye et al. Seven haemostatic gene polymorphisms in coronary disease: meta-analysis of 66,155 cases and 91,307 controls. Lancet. 2006 Feb<br />

25,367(9511):651-8.<br />

MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentètrahydrofolaat-reductase (MTHFR) is bij vele metabole routes in het lichaam betrokken. Bij de<br />

homocysteïnestofwisseling is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne in methionine. Het polymorfisme rs1801133<br />

leidt tot een verlaagde enzymactiviteit van methyleentètrahydrofolaat-reductase en daarmee tot een verhoogd<br />

homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 59% Geen verhoogd risico op veneuze trombose<br />

Referenties<br />

C/T 33% Geen verhoogd risico op veneuze trombose<br />

T/T 8% Verhoogd risico op veneuze trombose (OR: 3)<br />

M.G. Andreassi et al. Factor V Leiden, prothrombin G20210A substitution and hormone therapy: indications for molecular screening, Clin Chem Lab<br />

Med 44 (2006) 514-521.<br />

I. Fermo et al. Prevalence of moderate hyperhomocysteinemia in patients with early-onset venous and arterial occlusive disease, Annals of internal<br />

medicine 123 (1995) 747-753.<br />

Ventura P et al. Hyperhomocysteinemia and MTHFR C677T polymorphism in patients with portal vein thrombosis complicating liver cirrhosis.<br />

Thromb Res. 2016 May,141:189-95.<br />

DEMO_ML Pagina 263 van 299


ITGB3: integrine, bèta 3 (thrombocytglycoproteïne IIIa, antigeen CD61) (rs5918)<br />

De integrine-bèta 3 (ITGB3) of CD61 is een transmembraaneiwit dat betrokken is bij de signaaloverdracht tussen cellen en de<br />

extracellulaire matrix. Er is aangetoond dat dragers van het C-allel (rs5918) een verhoogd risico op hart- en vaatziekten hebben.<br />

Daarnaast beïnvloedt het polymorfisme het bloedverdunnende effect van aspirine.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 84% Aspirine beschermt tegen arteriële trombose<br />

Referenties<br />

T/C 15% Aspirine biedt geen enkele bescherming tegen trombose<br />

C/C 1% Aspirine biedt geen enkele bescherming tegen trombose<br />

Undas et al. Pl(A2) polymorphism of beta(3) integrins is associated with enhanced thrombin generation and impaired antithrombotic action of<br />

aspirin at the site of microvascular injury. Circulation. 2001 Nov 27,104(22):2666-72.<br />

Weiss et al. A polymorphism of a platelet glycoprotein receptor as an inherited risk factor for coronary thrombosis. N Engl J Med. 1996<br />

Erdman V et al. OS 08-03 PHARMACOGENETIC MARKERS OF SURVIVAL. J Hypertens. 2016 Sep,34 Suppl 1 - ISH 2016 Abstract Book:e68.<br />

Goodman T et al. Pharmacogenetics of aspirin resistance: a comprehensive systematic review. Br J Clin Pharmacol. 2008 Aug,66(2):222-32.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 264 van 299


Hypertensie (hoge bloeddruk)<br />

AGT: angiotensinogeen (serpinepeptidase-inhibitor, clade A, lid 8) (rs699)<br />

WETENSCHAP<br />

Het polymorfisme rs699 in het angiotensinogeengen (AGT) leidt tot een verhoogde concentratie angiotensinogeen in het<br />

bloedserum en daarmee tot aanleg voor hoge bloeddruk.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 54% Geen aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie<br />

Een verminderde zoutinname is gemiddeld effectief voor de preventie van hypertensie / hypertensie<br />

T/C 34% Aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie (OR: 1,2)<br />

Een verminderde zoutinname is met name effectief voor de preventie van hypertensie / hypertensie<br />

X C/C 13% Aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie (OR: 1,4)<br />

Een verminderde zoutinname is met name effectief voor de preventie van hypertensie / hypertensie<br />

Referenties<br />

Nakajima et al.Nucleotide Diversity and Haplotype Structure of the Human Angiotensinogen Gene in Two Populations. Am J Hum Genet. Jan 2002,<br />

70(1): 108–123.<br />

Jeunemaitre et al. Molecular basis of human hypertension: role of angiotensinogen. Cell. 1992 Oct 2,71(1):169-80.<br />

Corvol et al. Molecular Genetics of Human Hypertension: Role of Angiotensinogen. Endocrine Reviews 18(5): 662–677.<br />

Hunt SC et al. Angiotensinogen genotype, sodium reduction, weight loss, and prevention of hypertension: trials of hypertension prevention, phase II.<br />

Hypertension. 1998 Sep,32(3):393-401.<br />

Norat T et al. Blood pressure and interactions between the angiotensin polymorphism AGT M235T and sodium intake: a cross-sectional population<br />

study. Am J Clin Nutr. 2008 Aug,88(2):392-7.<br />

Svetkey LP et al. Angiotensinogen genotype and blood pressure response in the Dietary Approaches to Stop Hypertension (DASH) study. J Hypertens<br />

2001<br />

MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentètrahydrofolaat-reductase (MTHFR) is bij vele metabole routes in het lichaam betrokken. Bij de<br />

homocysteïnestofwisseling is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne in methionine. Het polymorfisme rs1801133<br />

leidt tot een verlaagde enzymactiviteit van methyleentètrahydrofolaat-reductase en daarmee tot een verhoogd<br />

homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 59% Vitamine B2 verlaagt de bloeddruk niet<br />

Referenties<br />

C/T 33% Vitamine B2 verlaagt de bloeddruk niet<br />

T/T 8% Vitamine B2 verlaagt de bloeddruk<br />

McNulty et al. Riboflavin, MTHFR genotype and blood pressure: A personalized approach to prevention and treatment of hypertension. Mol Aspects<br />

Med. 2017 Feb,53:2-9<br />

McAuley et al. Riboflavin status, MTHFR genotype and blood pressure: current evidence and implications for personalised nutrition. Proc Nutr Soc.<br />

2016 Aug,75(3):405-14<br />

Wilson et al. Blood pressure in treated hypertensive individuals with the MTHFR 677TT genotype is responsive to intervention with riboflavin:<br />

findings of a targeted randomized trial. Hypertension. 2013 Jun,61(6):1302-8.<br />

Ward et al. B-vitamins, methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) and hypertension. Int J Vitam Nutr Res. 2011 Jul,81(4):240-4<br />

DEMO_ML Pagina 265 van 299


ADRB1: adrenoceptor bèta 1 (rs1801253)<br />

Het β1-adrenoceptoreiwit dat gecodeerd wordt door het ADRB1-gen, is de belangrijkste adrenergische receptor van het menselijk<br />

hart. Het is grotendeels verantwoordelijk voor het effect van de adrenaline en de doelstructuur van bètablokkers.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 10% Geen aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie<br />

X G/C 40% Geen aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie<br />

Referenties<br />

C/C 50% Aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie (OR: 1,9)<br />

Johnson et al. Association of hypertension drug target genes with blood pressure and hypertension in 86,588 individuals. Hypertension. 2011<br />

May,57(5):903-10.<br />

Peng Y et al. Polymorphisms of the beta1-adrenergic receptor gene are associated with essential hypertension in Chinese. Clin Chem Lab Med.<br />

2009,47(10):1227-31.<br />

Gjesing AP et al. Studies of associations between the Arg389Gly polymorphism of the beta1-adrenergic receptor gene (ADRB1) and hypertension and<br />

obesity in 7677 Danish white subjects. Diabet Med. 2007 Apr,24(4):392-7. Epub 2007 Feb 28.<br />

GNB3: guaninenucleotidebindende proteïne (G-proteïne), bètapolypeptide 3 (rs5443)<br />

G-eiwitten zijn eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de signaaltransductie. Ze zijn gebonden aan de binnenkant van de<br />

receptoren van de celmembraan en zijn betrokken bij uiteenlopende signaalroutes. Het polymorfisme rs5443 hangt zowel samen<br />

met hoge bloeddruk als met overgewicht.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 30% Geen aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie<br />

X C/T 41% Aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie (OR: 6,1)<br />

Referenties<br />

T/T 29% Aanleg voor hoge bloeddruk/hypertensie (OR: 6,1)<br />

Siffert W. G-protein beta3 subunit 825T allele and hypertension. Curr Hypertens Rep. 2003 Feb,5(1):47-53.<br />

El Din Hemimi NS et al. Prediction of the Risk for Essential Hypertension among Carriers of C825T Genetic Polymorphism of G Protein β3 (GNB3)<br />

Gene. Biomark Insights. 2016 May 17,11:69-75.<br />

Cabadak H et al. The role of G protein β3 subunit polymorphisms C825T, C1429T, and G5177A in Turkish subjects with essential hypertension. Clin Exp<br />

Hypertens. 2011,33(3):202-8.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 266 van 299


Alzheimer<br />

APOE: apolipoproteïne E (E2/E3/E4)<br />

WETENSCHAP<br />

APOE (apolipoproteïne E) metaboliseert lipoproteïnebestanddelen die rijk zijn aan triglyceriden, en speelt een centrale rol bij de<br />

vetstofwisseling. Het ApoE-gen is aanwezig in drie veelvoorkomende typen, die allel E2, E3 en E4 genoemd worden. Allel E4 hangt<br />

samen met een verhoogd risico op hartaandoeningen en de ziekte van Alzheimer.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

E2/E2 1% Bescherming tegen de ziekte van Alzheimer (OR: 0,7)<br />

X E2/E3 6% Bescherming tegen de ziekte van Alzheimer (OR: 0,7)<br />

Referenties<br />

E3/E3 66% Geen verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer<br />

E2/E4 2% Verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer (OR: 2,5)<br />

E3/E4 24% Verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer (OR: 3,2)<br />

E4/E4 1% Verhoogd risico op de ziekte van Alzheimer (OR: 15)<br />

Jin-Tai Yu et al. Apolipoprotein E in Alzheimer's Disease: An Update. Annual Review of Neuroscience 2014.<br />

Liu CC et al. Apolipoprotein E and Alzheimer disease: risk, mechanisms and therapy. Nat Rev Neurol. 2013 Feb,9(2):106-18.<br />

Farrer et al. Effects of age, sex, and ethnicity on the association between apolipoprotein E genotype and Alzheimer disease. A meta-analysis. APOE<br />

and Alzheimer Disease Meta Analysis Consortium. JAMA. 1997 Oct 22-29,278(16):1349-56.<br />

Tang et al. The APOE-epsilon4 allele and the risk of Alzheimer disease among African Americans, whites, and Hispanics. JAMA. 1998 Mar<br />

11,279(10):751-5.<br />

Bagyinszky E et al. The genetics of Alzheimer's disease. Clin Interv Aging. 2014 Apr 1,9:535-51.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 267 van 299


Schizofrenie<br />

COMT: catechol-O-methyltransferase (rs4680)<br />

WETENSCHAP<br />

Het enzym catechol-O-methyltransferase (COMT) kan verscheidene stoffen deactiveren (epinefrine, norepinefrine en dopamine)<br />

en de reductie uitvoeren. Daarnaast kan COMT het effect van verschillende medicijnen remmen. Het COMT-polymorfisme rs4680<br />

hangt samen met psychische stoornissen, zoals schizofrenie, eetstoornissen en alcoholisme.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 41% Hoger risico op negatieve symptomen<br />

Hoger risico op obsessief compulsief gedrag<br />

X A/G 44% Hoger risico op negatieve symptomen<br />

Hoger risico op obsessief dwangmatig gedrag<br />

Hoger risico op gewelddadig / agressief gedrag<br />

Slechtere prestaties uitvoerende<br />

Referenties<br />

A/A 15% Hoger risico op gewelddadig / agressief gedrag<br />

Slechte prestaties van uitvoerende functies<br />

Wang Y et al. Analysis of association between the catechol-O-methyltransferase (COMT) gene and negative symptoms in chronic schizophrenia.<br />

Psychiatry Res. 2010 Sep 30,179(2):147-50.<br />

Bhakta SG et al. The COMT Met158 allele and violence in schizophrenia: a meta-analysis. Schizophr Res. 2012 Sep,140(1-3):192-7.<br />

Lock AA et al. Epistasis between COMT Val158Met and DRD3 Ser9Gly polymorphisms and cognitive function in schizophrenia: genetic influence on<br />

dopamine transmission. Rev Bras Psiquiatr. 2015 Jul-Sep,37(3):235-41.<br />

Singh JP et al. A meta-analysis of the Val158Met COMT polymorphism and violent behavior in schizophrenia. PLoS One. 2012,7(8):e43423. doi:<br />

10.1371/journal.pone.0043423. Epub 2012 Aug 14.<br />

Bhakta SG et al. The COMT Met158 allele and violence in schizophrenia: a meta-analysis. Schizophr Res. 2012 Sep,140(1-3):192-7. doi:<br />

10.1016/j.schres.2012.06.026. Epub 2012 Jul 10.<br />

Tosato S et al. Effect of COMT genotype on aggressive behaviour in a community cohort of schizophrenic patients. Neurosci Lett. 2011 May<br />

9,495(1):17-21.<br />

Docherty AR et al. Anhedonia as a phenotype for the Val158Met COMT polymorphism in relatives of patients with schizophrenia. J Abnorm Psychol.<br />

2008 Nov,117(4):788-98.<br />

Kim YR et al. Catechol-O-methyltransferase Val158Met polymorphism in relation to aggressive schizophrenia in a Korean population. Eur<br />

Neuropsychopharmacol. 2008 Nov,18(11):820-5.<br />

Zinkstok J et al. Catechol-O-methyltransferase gene and obsessive-compulsive symptoms in patients with recent-onset schizophrenia: preliminary<br />

results. Psychiatry Res. 2008 Jan 15,157(1-3):1-8. Epub 2007 Sep 12.<br />

DEMO_ML Pagina 268 van 299


MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentètrahydrofolaat-reductase (MTHFR) is bij vele metabole routes in het lichaam betrokken. Bij de<br />

homocysteïnestofwisseling is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne in methionine. Het polymorfisme rs1801133<br />

leidt tot een verlaagde enzymactiviteit van methyleentètrahydrofolaat-reductase en daarmee tot een verhoogd<br />

homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 59% Geen verhoogd risico<br />

Referenties<br />

C/T 33% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Verhoogde ernst van symptomen<br />

Slechte prestaties van uitvoerende functie<br />

T/T 8% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Verhoogde ernst van symptomen<br />

Slechte prestaties van uitvoerende functie<br />

Roffman JL et al. MTHFR 677C --> T genotype disrupts prefrontal function in schizophrenia through an interaction with COMT 158Val --> Met. Proc<br />

Natl Acad Sci U S A. 2008 Nov 11,105(45):17573-8.<br />

Roffman JL et al. Genetic variation throughout the folate metabolic pathway influences negative symptom severity in schizophrenia. Schizophr Bull.<br />

2013 Mar,39(2):330-8.<br />

Hei G et al. Association of serum folic acid and homocysteine levels and 5, 10-methylenetetrahydrofolate reductase gene polymorphism with<br />

schizophrenia. Zhonghua Yi Xue Za Zhi. 2014 Oct 14,94(37):2897-901.<br />

El-Hadidy MA et al. MTHFR gene polymorphism and age of onset of schizophrenia and bipolar disorder. Biomed Res Int. 2014,2014:318483. doi:<br />

10.1155/2014/318483. Epub 2014 Jul 3.<br />

Hu CY et al. Methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) polymorphism susceptibility to schizophrenia and bipolar disorder: an updated metaanalysis.<br />

J Neural Transm (Vienna). 2015 Feb,122(2):307-20.<br />

Nishi A et al. Meta-analyses of blood homocysteine levels for gender and genetic association studies of the MTHFR C677T polymorphism in<br />

schizophrenia. Schizophr Bull. 2014 Sep,40(5):1154-63. doi: 10.1093/schbul/sbt154. Epub 2014 Feb 17.<br />

Zhang Y et al. Association of MTHFR C677T polymorphism with schizophrenia and its effect on episodic memory and gray matter density in patients.<br />

Behav Brain Res. 2013 Apr 15,243:146-52. doi: 10.1016/j.bbr.2012.12.061. Epub 2013 Jan 12.<br />

Lajin B et al. Association between MTHFR C677T and A1298C, and MTRR A66G polymorphisms and susceptibility to schizophrenia in a Syrian study<br />

cohort. Asian J Psychiatr. 2012 Jun,5(2):144-9. doi: 10.1016/j.ajp.2012.03.002. Epub 2012 Apr 26.<br />

Peerbooms OL et al. Meta-analysis of MTHFR gene variants in schizophrenia, bipolar disorder and unipolar depressive disorder: evidence for a<br />

common genetic vulnerability? Brain Behav Immun. 2011 Nov,25(8):1530-43. doi: 10.1016/j.bbi.2010.12.006. Epub 2010 Dec 24.<br />

Muntjewerff JW et al. Effects of season of birth and a common MTHFR gene variant on the risk of schizophrenia. Eur Neuropsychopharmacol. 2011<br />

Apr,21(4):300-5. doi: 10.1016/j.euroneuro.2010.10.001. Epub 2010 Nov 19.<br />

Feng LG et al. Association of plasma homocysteine and methylenetetrahydrofolate reductase C677T gene variant with schizophrenia: A Chinese Han<br />

population-based case-control study. Psychiatry Res. 2009 Aug 15,168(3):205-8. doi: 10.1016/j.psychres.2008.05.009. Epub 2009 Jun 28.<br />

Roffmann JL et al. Interactive effects of COMT Val108/158Met and MTHFR C677T on executive function in schizophrenia. Am J Med Genet B<br />

Neuropsychiatr Genet. 2008 Sep 5,147B(6):990-5.<br />

Roffman JL et al. Contribution of methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) polymorphisms to negative symptoms in schizophrenia. Biol<br />

Psychiatry. 2008 Jan 1,63(1):42-8. Epub 2007 Jun 1.<br />

Roffman JL et al. Effects of the methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) C677T polymorphism on executive function in schizophrenia.<br />

Schizophr Res. 2007 May,92(1-3):181-8. Epub 2007 Mar 6.<br />

Gilbody S et al. Methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) genetic polymorphisms and psychiatric disorders: a HuGE review. Am J Epidemiol.<br />

2007 Jan 1,165(1):1-13. Epub 2006 Oct 30.<br />

Lee YS et al. Serum homocysteine, folate level and methylenetetrahydrofolate reductase 677, 1298 gene polymorphism in Korean schizophrenic<br />

patients. Neuroreport. 2006 May 15,17(7):743-6.<br />

Kempisty B et al. Association of 677C>T polymorphism of methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) gene with bipolar disorder and<br />

schizophrenia. Neurosci Lett. 2006 Jun 12,400(3):267-71. Epub 2006 Mar 20.<br />

Sazci A et al. Association of the C677T and A1298C polymorphisms of methylenetetrahydrofolate reductase gene with schizophrenia: association is<br />

significant in men but not in women. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2005 Sep,29(7):1113-23.<br />

Muntjewerff JW et al. Hyperhomocysteinemia, methylenetetrahydrofolate reductase 677TT genotype, and the risk for schizophrenia: a Dutch<br />

population based case-control study. Am J Med Genet B Neuropsychiatr Genet. 2005 May 5,135B(1):69-72.<br />

Sazci A et al. Methylenetetrahydrofolate reductase gene polymorphisms in patients with schizophrenia. Brain Res Mol Brain Res. 2003 Sep<br />

10,117(1):104-7.<br />

Joober R et al. Association between the methylenetetrahydrofolate reductase 677C-->T missense mutation and schizophrenia. Mol Psychiatry. 2000<br />

May,5(3):323-6.<br />

Arinami T et al. Methylenetetrahydrofolate reductase variant and schizophrenia/depression. Am J Med Genet. 1997 Sep 19,74(5):526-8.<br />

DEMO_ML Pagina 269 van 299


MTHFR - Methyleentetrahydrofolaatreductase (NAD (P) H) (rs1801131)<br />

Het methyleentetrahydrofolaatreductase (MTHFR) is betrokken bij veel metabole routes in het menselijk lichaam. Bij het<br />

metabolisme van homocysteïne is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne tot methionine. Het<br />

rs1801131-polymorfisme leidt tot een verminderde enzymatische activiteit van methyleentetrahydrofolaatreductase en dus tot<br />

een verhoogd homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 57% Geen verhoogd risico op schizofrenie<br />

X A/C 35% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Referenties<br />

C/C 8% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Hu CY et al. Methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) polymorphism susceptibility to schizophrenia and bipolar disorder: an updated metaanalysis.<br />

J Neural Transm (Vienna). 2015 Feb,122(2):307-20.<br />

Lajin B et al. Association between MTHFR C677T and A1298C, and MTRR A66G polymorphisms and susceptibility to schizophrenia in a Syrian study<br />

cohort. Asian J Psychiatr. 2012 Jun,5(2):144-9. doi: 10.1016/j.ajp.2012.03.002. Epub 2012 Apr 26.<br />

Zintzaras, E., 2006. C677T and A1298C methylenetetrahydrofolate reductase gene polymorphisms in schizophrenia, bipolar disorder and depression:<br />

a metaanalysis of genetic association studies. Psychiatr. Genet. 16, 105–115.<br />

Sazci A et al. Association of the C677T and A1298C polymorphisms of methylenetetrahydrofolate reductase gene with schizophrenia: association is<br />

significant in men but not in women. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2005 Sep,29(7):1113-23.<br />

Gilbody, S., Lewis, S., Lightfoot, T., 2007. Methylenetetrahydrofolate reductase (MTHFR) genetic polymorphisms and psychiatric disorders: a HuGE<br />

review. Am. J. Epidemiol. 165, 1–13.<br />

BDNF - Hersenen afgeleide neurotrofe factor (rs6265)<br />

De groeifactor BDNF is een eiwit uit de groep neurotrofines en is nauw verwant aan zenuwgroeifactoren. Het eiwit werkt op<br />

verschillende neuronen in het zenuwstelsel en is betrokken bij de groei en bescherming van neuronen en synapsen. Een tekort of<br />

teveel aan BDNF wordt geassocieerd met, onder andere, verschillende psychische stoornissen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 67% Geen verhoogd risico op schizofrenie<br />

Gemiddelde leeftijd van aanvang<br />

Referenties<br />

A/G 26% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Lagere leeftijd van aanvang<br />

A/A 7% Verhoogd risico op schizofrenie<br />

Lagere leeftijd van aanvang<br />

Zakharyan R et al. Functional variants of the genes involved in neurodevelopment and susceptibility to schizophrenia in an Armenian population.<br />

Hum Immunol. 2011 Sep,72(9):746-8.<br />

Chao HM et al. BDNF Val66Met variant and age of onset in schizophrenia. Am J Med Genet B Neuropsychiatr Genet. 2008 Jun 5,147B(4):505-6.<br />

Kheirollahi M et al. Brain-Derived Neurotrophic Factor Gene Val66Met Polymorphism and Risk of Schizophrenia: A Meta-analysis of Case-Control<br />

Studies. Cell Mol Neurobiol. 2016 Jan,36(1):1-10.<br />

Sun MM et al. BDNF Val66Met polymorphism and anxiety/depression symptoms in schizophrenia in a Chinese Han population. Psychiatr Genet. 2013<br />

Jun,23(3):124-9.<br />

Sun MM et al. Association study of brain-derived neurotrophic factor Val66Met polymorphism and clinical characteristics of first episode<br />

schizophrenia. Zhonghua Yi Xue Yi Chuan Xue Za Zhi. 2012 Apr,29(2):155-8.<br />

Gratacòs M et al. Brain-derived neurotrophic factor Val66Met and psychiatric disorders: meta-analysis of case-control studies confirm association to<br />

substance-related disorders, eating disorders, and schizophrenia. Biol Psychiatry. 2007 Apr 1,61(7):911-22. Epub 2007 Jan 9.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 270 van 299


Depressie<br />

BDNF - Hersenen afgeleide neurotrofe factor (rs6265)<br />

WETENSCHAP<br />

De groeifactor BDNF is een eiwit uit de groep neurotrofines en is nauw verwant aan zenuwgroeifactoren. Het eiwit werkt op<br />

verschillende neuronen in het zenuwstelsel en is betrokken bij de groei en bescherming van neuronen en synapsen. Een tekort of<br />

teveel aan BDNF wordt geassocieerd met, onder andere, verschillende psychische stoornissen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 7% Verhoogd risico op depressie<br />

Verhoogd risico op chronische depressie<br />

A/G 26% Verhoogd risico op depressie<br />

Verhoogd risico op chronische depressie<br />

X G/G 67% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Geen verhoogd risico op chronische depressie<br />

Pubmed-ID<br />

32116853 / 30988377 / 26967918 / 27409526 / 26795846 / 26285129 / 24745471 / 23482723 / 21880305 / 20172611<br />

BDNF - Hersenen afgeleide neurotrofe factor (rs10835210)<br />

De groeifactor BDNF is een eiwit uit de groep neurotrofines en is nauw verwant aan zenuwgroeifactoren. Het eiwit werkt op<br />

verschillende neuronen in het zenuwstelsel en is betrokken bij de groei en bescherming van neuronen en synapsen. Een tekort of<br />

teveel aan BDNF wordt geassocieerd met, onder andere, verschillende psychische stoornissen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 8% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

X A/C 33% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

Pubmed-ID<br />

21300407 / 20193311<br />

C/C 59% Geen verhoogd risico op depressie<br />

FKBP5 - FK506 bindend eiwit 5 (rs1360780)<br />

FK506-bindend eiwit 5 speelt een rol bij immunoregulatie en basale cellulaire processen waarbij vouwen en handel in eiwitten<br />

betrokken zijn. Genetische studies hebben een rol geïdentificeerd voor FK506 bij posttraumatische stressstoornis, depressie en<br />

angst.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 45% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Normale respons op antidepressiva<br />

Pubmed-ID<br />

C/T 44% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons op antidepressiva<br />

T/T 1% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons op antidepressiva<br />

32056869 / 28850857 / 27601205 / 26645208 / 25751398 / 24856550 / 23861224 / 20226536 / 18597649 / 15565110<br />

DEMO_ML Pagina 271 van 299


FKBP5 - FK506 bindend eiwit 5 (rs9470080)<br />

FK506-bindend eiwit 5 speelt een rol bij immunoregulatie en basale cellulaire processen waarbij vouwen en handel in eiwitten<br />

betrokken zijn. Genetische studies hebben een rol geïdentificeerd voor FK506 bij posttraumatische stressstoornis, depressie en<br />

angst.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 40% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Pubmed-ID<br />

C/T 46% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

T/T 14% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

31927265 / 31510784 / 30711865 / 28850857 / 24856550 / 22459275 / 22134958 / 21316860<br />

FKBP5 - FK506 bindend eiwit 5 (rs4713916)<br />

FK506-bindend eiwit 5 speelt een rol bij immunoregulatie en basale cellulaire processen waarbij vouwen en handel in eiwitten<br />

betrokken zijn. Genetische studies hebben een rol geïdentificeerd voor FK506 bij posttraumatische stressstoornis, depressie en<br />

angst.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 61% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Pubmed-ID<br />

A/G 33% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons op antidepressiva<br />

A/A 6% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons op antidepressiva<br />

33742763 / 30791339 / 24856550 / 23429203 / 20709156 / 18191112 / 15565110<br />

FKBP5 - FK506 bindend eiwit 5 (rs9296158)<br />

FK506-bindend eiwit 5 speelt een rol bij immunoregulatie en basale cellulaire processen waarbij vouwen en handel in eiwitten<br />

betrokken zijn. Genetische studies hebben een rol geïdentificeerd voor FK506 bij posttraumatische stressstoornis, depressie en<br />

angst.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 41% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Pubmed-ID<br />

A/G 46% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

A/A 13% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

31510784 / 26100613 / 24856550 / 23429203 / 22459275 / 22134958<br />

MTHFR: methyleentètrahydrofolaat-reductase (NAD(P)H) (rs1801133)<br />

Methyleentètrahydrofolaat-reductase (MTHFR) is bij vele metabole routes in het lichaam betrokken. Bij de<br />

homocysteïnestofwisseling is het verantwoordelijk voor de afbraak van homocysteïne in methionine. Het polymorfisme rs1801133<br />

leidt tot een verlaagde enzymactiviteit van methyleentètrahydrofolaat-reductase en daarmee tot een verhoogd<br />

homocysteïnegehalte.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 59% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Pubmed-ID<br />

G/A 33% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

A/A 8% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

DEMO_ML Pagina 272 van 299


26681493 / 27478487 / 23900311 / 21185933 / 16402130 / 12796225<br />

DEMO_ML Pagina 273 van 299


NR3C1 - nucleaire receptorsubfamilie 3 groep C lid 1 (rs6198)<br />

De glucocorticoïde receptor (GR of GCR) ook bekend als NR3C1 (nucleaire receptorsubfamilie 3, groep C, lid 1) is de receptor<br />

waaraan cortisol en andere glucocorticoïden binden. Het kan zowel functioneren als een transcriptiefactor die bindt aan<br />

glucocorticoïde-responselementen in de promoters van glucocorticoïde-reagerende genen om hun transcriptie te activeren, en als<br />

een regulator van andere transcriptiefactoren.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 85% Geen verhoogd risico op depressie<br />

Pubmed-ID<br />

A/G 13% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

G/G 2% Verhoogd risico op depressie<br />

Betere respons voor antidepressiva<br />

33562675 / 21764460 / 17716631<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 274 van 299


Diabetes<br />

WETENSCHAP<br />

TCF7L2: transcriptiefactor 7-homoloog 2 (T-celspecifiek, HMG-box) (rs7903146)<br />

TCF7L2 (transcriptiefactor 7-homoloog 2) is een transcriptiefactor die vele verschillende genen beïnvloedt. Het polymorfisme<br />

rs7903146 wordt beschouwd als de belangrijkste genetische risicofactor voor diabetes type 2.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 61% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

Referenties<br />

C/T 32% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,65)<br />

In geval van diabetes is substitutie van insuline eerder nodig<br />

T/T 7% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 2,77)<br />

In geval van diabetes is substitutie van insuline gewoonlijk eerder nodig<br />

Lyssenko et al. Mechanisms by which common variants in the TCF7L2 gene increase risk of type 2 diabetes. J Clin Invest. Aug 1, 2007, 117(8): 2155–2163.<br />

Cauchi et al. TCF7L2 genetic defect and type 2 diabetes. Curr Diab Rep. 2008 Apr,8(2):149-55.<br />

Bodhini et al. The rs12255372(G/T) and rs7903146(C/T) polymorphisms of the TCF7L2 gene are associated with type 2 diabetes mellitus in Asian<br />

Indians. Metabolism. 2007 Sep,56(9):1174-8.<br />

Hivert MF et al. Updated genetic score based on 34 confirmed type 2 diabetes Loci is associated with diabetes incidence and regression to<br />

normoglycemia in the diabetes prevention program. Diabetes. 2011,60(4):1340-8.<br />

HIGD1C: HIG1-familie van hypoxie-induceerbare domeinen, lid 1C (rs12304921)<br />

In een uitgebreide studie is een verband gelegd tussen het polyformisme rs12304921 op het HIGD1C-gen en een verhoogd risico op<br />

diabetes type 2.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 56% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

Referenties<br />

G/A 36% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 2,5)<br />

G/G 8% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,94)<br />

The Wellcome Trust Case Control Consortium. Genome-wide association study of 14,000 cases of seven common diseases and 3,000 shared controls.<br />

Nature. 2007 Jun 7,447(7145):661-78.<br />

Ryoo H et al. Heterogeneity of genetic associations of CDKAL1 and HHEX with susceptibility of type 2 diabetes mellitus by gender. Eur J Hum Genet.<br />

2011 Jun,19(6):672-5.<br />

Prasad RB et al. Genetics of type 2 diabetes-pitfalls and possibilities. Genes (Basel). 2015 Mar 12,6(1):87-123.<br />

DEMO_ML Pagina 275 van 299


HHEX: hematopoëtisch uitgedrukte homeobox (rs1111875)<br />

Het HHEX-gen codeert een transcriptiefactor die betrokken is bij vele ontwikkelingsprocessen. Een genoombrede studie heeft<br />

aangetoond dat dragers van het G-allel een verhoogd risico op diabetes type 2 hebben.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 34% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

X G/A 40% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,21)<br />

Referenties<br />

G/G 26% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,44)<br />

van Vliet-Ostaptchouk et al. HHEX gene polymorphisms are associated with type 2 diabetes in the Dutch Breda cohort. Eur J Hum Genet. 2008<br />

May,16(5):652-6<br />

Omori et al. Association of CDKAL1, IGF2BP2, CDKN2A/B, HHEX, SLC30A8, and KCNJ11 with susceptibility to type 2 diabetes in a Japanese population.<br />

Diabetes. 2008 Mar,57(3):791-5. Epub 2007 Dec 27.<br />

Furukawa et al. Polymorphisms in the IDE-KIF11-HHEX gene locus are reproducibly associated with type 2 diabetes in a Japanese population. J Clin<br />

Endocrinol Metab. 2008 Jan,93(1):310-4.<br />

Hivert MF et al. Updated genetic score based on 34 confirmed type 2 diabetes Loci is associated with diabetes incidence and regression to<br />

normoglycemia in the diabetes prevention program. Diabetes. 2011,60(4):1340-8.<br />

IL6: interleukine-6 (rs1800795)<br />

Interleukine-6 is een van de ontstekingsbevorderende cytokinen en een essentieel onderdeel van de immuunreactie op<br />

ontstekingsprocessen. Het polymorfisme rs1800795, dat gelegen is in de promotorregio van het gen, verandert de expressie van<br />

de cytokine. Dragers van het C-allel maken minder IL6 aan.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 5% Bescherming tegen diabetes type 2 (OR: 0,91)<br />

X G/C 19% Bescherming tegen diabetes type 2 (OR: 0,91)<br />

Referenties<br />

G/G 77% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,51)<br />

Huth et al. IL6 gene promoter polymorphisms and type 2 diabetes: joint analysis of individual participants' data from 21 studies. Diabetes. 2006<br />

Oct,55(10):2915-21.<br />

Illig et al. Significant association of the interleukin-6 gene polymorphisms C-174G and A-598G with type 2 diabetes. J Clin Endocrinol Metab. 2004<br />

Oct,89(10):5053-8.<br />

Fishman et al. The effect of novel polymorphisms in the interleukin-6 (IL-6) gene on IL-6 transcription and plasma IL-6 levels, and an association with<br />

systemic-onset juvenile chronic arthritis. J Clin Invest. 1998 Oct 1,102(7):1369-76.<br />

IL10: interleukine-10 (rs1800872)<br />

Interleukine-10 (IL10) is een van de anti-inflammatoire cytokinen en heeft talrijke functies in het immuunsysteem. Het<br />

polymorfisme hangt samen met een verhoogd risico op diabetes type 2 en een toegenomen resistentie tegen insuline.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 22% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

Geen verhoogde resistentie tegen insuline<br />

X C/A 44% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

Geen verhoogde resistentie tegen insuline<br />

Referenties<br />

A/A 35% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,63)<br />

Verhoogde resistentie tegen insuline (OR: 1,99)<br />

Bai et al. Association between interleukin 10 gene polymorphisms and risk of type 2 diabetes mellitus in a Chinese population. J Int Med Res. 2014 Apr<br />

23.<br />

Scarpelli et al. Variants of the interleukin-10 promoter gene are associated with obesity and insulin resistance but not type 2 diabetes in caucasian<br />

italian subjects. Diabetes. 2006 May,55(5):1529-33.<br />

Tarabay M et al. African vs. Caucasian and Asian difference for the association of interleukin-10 promotor polymorphisms with type 2 diabetes<br />

mellitus (a meta-analysis study). Meta Gene. 2016 Mar 4,9:10-7.<br />

Saxena M et al. An interleukin-10 gene promoter polymorphism (-592A/C) associated with type 2 diabetes: a North Indian study. Biochem Genet. 2012<br />

Aug,50(7-8):549-59.<br />

DEMO_ML Pagina 276 van 299


PPARG: peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma (rs1801282)<br />

PPAR-γ (PPARG of peroxisoomproliferatorgeactiveerde receptor gamma), ook wel bekend als de glitazoonreceptor of NR1C3<br />

(subfamilie kernreceptoren 1, groep C, lid 3) is een kernreceptor van type II die bij mensen gecodeerd wordt door het PPARG-gen.<br />

PPARG reguleert de opslag van vetzuren en de glucosestofwisseling. De genen die door PPARG geactiveerd worden, bevorderen de<br />

opname van vetten en adipogenese door vetcellen. Muizen met een PPARG-deficiëntie kunnen geen vetweefsel meer aanmaken<br />

als ze vetrijke voeding te eten krijgen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 1% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

G/C 13% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,19)<br />

X C/C 87% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,38)<br />

Referenties<br />

Gouda et al. The association between the peroxisome proliferator-activated receptor-gamma2 (PPARG2) Pro12Ala gene variant and type 2 diabetes<br />

mellitus: a HuGE review and meta-analysis. Am J Epidemiol. 2010 Mar 15,171(6):645-55.<br />

Altshuler et al. The common PPARgamma Pro12Ala polymorphism is associated with decreased risk of type 2 diabetes. Nat Genet. 2000<br />

Sep,26(1):76-80.<br />

Deeb et al. A Pro12Ala substitution in PPARgamma2 associated with decreased receptor activity, lower body mass index and improved insulin<br />

sensitivity. Nat Genet. 1998 Nov,20(3):284-7.<br />

Hivert MF et al. Updated genetic score based on 34 confirmed type 2 diabetes Loci is associated with diabetes incidence and regression to<br />

normoglycemia in the diabetes prevention program. Diabetes. 2011,60(4):1340-8.<br />

FTO: vetmassa- en obesitasgerelateerd (rs9939609)<br />

Het vetmassa- en obesitasgerelateerde eiwit – ook wel bekend als alfa-ketoglutaraatafhankelijke dioxygenase-FTO – is een enzym<br />

dat bij mensen gecodeerd wordt door het FTO-gen op chromosoom 16. De volgorde van de aminozuren van het getranscribeerde<br />

FTO-eiwit vertoont grote overeenkomst met het enzym AlkB, dat voor de oxidatieve demethylering van DNA zorgt. In eerste<br />

instantie is vastgesteld dat het recombinant-FTO-eiwit demethylering van 3-methylthymine in enkelstrengs DNA en<br />

3-methyluridine in enkelstrengs RNA katalyseert. Hierbij is de werkzaamheid laag. Vervolgens is ontdekt dat de nucleoside<br />

N6-methyladenosine, een veelvoorkomende modificatie in RNA, een belangrijk substraat van FTO is. Verder is geconstateerd dat<br />

de expressie van het FTO-gen in de hypothalamus van ratten sterk gestimuleerd wordt door het onthouden van voedsel en een<br />

hoge negatieve correlatie vertoont met de expressie van de orexigene galaninehomologe peptide die betrokken is bij de<br />

bevordering van de voedselopname.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 46% Geen verhoogd risico op diabetes type 2<br />

X T/A 41% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,34)<br />

Referenties<br />

A/A 14% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,68)<br />

Frayling et al. A Common Variant in the FTO Gene Is Associated with Body Mass Index and Predisposes to Childhood and Adult Obesity. Science. May<br />

11, 2007, 316(5826): 889–894.<br />

Wellcome Trust Case Control Consortium. Genome-wide association study of 14,000 cases of seven common diseases and 3,000 shared controls.<br />

Nature. 2007 Jun 7,447(7145):661-78.<br />

Hertel et al. Genetic analysis of recently identified type 2 diabetes loci in 1,638 unselected patients with type 2 diabetes and 1,858 control<br />

participants from a Norwegian population-based cohort (the HUNT study). Diabetologia. 2008 Jun,51(6):971-7.<br />

DEMO_ML Pagina 277 van 299


KCNJ11: inwaarts rectificerend kaliumkanaal, subfamilie J, lid 11 (rs5219)<br />

Het KCNJ11-gen (inwaarts rectificerend kaliumkanaal, subfamilie J, lid 11) codeert het eiwit Kir2.6, een subeenheid van de voor ATP<br />

gevoelige kaliumkanalen. Deze kanalen bevinden zich in de celmembraan en kunnen het hormoon insuline gebruiken om de<br />

glucoseconcentratie in het bloed te reguleren. Een defect kan leiden tot verhoogde glucosewaarden en daarmee tot een verhoogd<br />

risico op diabetes.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 56% Geen verhoogd risico op diabetes type 2. Het medicijn metformine is effectief<br />

X C/T 35% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,23) Het medicijn metformine is minder effectief dan<br />

normaal<br />

Referenties<br />

T/T 9% Verhoogd risico op diabetes type 2 (OR: 1,65) Het medicijn metformine is minder effectief dan<br />

normaal<br />

Florez et al. Type 2 Diabetes–Associated Missense Polymorphisms KCNJ11 E23K and ABCC8 A1369S Influence Progression to Diabetes and Response to<br />

Interventions in the Diabetes Prevention Program. Diabetes. Feb 2007, 56(2): 531–536.<br />

Zhou et al. The E23K variation in the KCNJ11 gene is associated with type 2 diabetes in Chinese and East Asian population. J Hum Genet. 2009<br />

Jul,54(7):433-5.<br />

Omori et al. Association of CDKAL1, IGF2BP2, CDKN2A/B, HHEX, SLC30A8, and KCNJ11 with susceptibility to type 2 diabetes in a Japanese population.<br />

Diabetes. 2008 Mar,57(3):791-5. Epub 2007 Dec 27.<br />

Florez et al. Haplotype structure and genotype-phenotype correlations of the sulfonylurea receptor and the islet ATP-sensitive potassium channel<br />

gene region. Diabetes. 2004 May,53(5):1360-8.<br />

Hivert MF et al. Updated genetic score based on 34 confirmed type 2 diabetes Loci is associated with diabetes incidence and regression to<br />

normoglycemia in the diabetes prevention program. Diabetes. 2011,60(4):1340-8.<br />

NOS1AP: (neuronaal) adaptoreiwit voor stikstofmonoxidesynthase 1 (rs10494366)<br />

De stikstofmonoxidesynthase-1-adaptorproteïne (NOS1AP) is een adaptoreiwit dat de signaalmolecuul nNOS (neuronale<br />

stikstofmonoxidesynthase) bindt aan andere moleculen en daarmee hun interactie vergemakkelijkt. Dit NOS1AP-polymorfisme<br />

verlaagt het glucosereducerende effect van verschillende medicijnen en hangt samen met een hoger sterftecijfer.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 20% Het medicijn glibenclamide is effectief<br />

Het medicijn tolbutamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn glimepiride is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Referenties<br />

G/T 43% Het medicijn glibenclamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn tolbutamide is effectief<br />

Het medicijn glimepiride is effectief<br />

G/G 37% Het medicijn glibenclamide is minder effectief/het sterftecijfer stijgt bij gebruik van dit medicijn<br />

Het medicijn tolbutamide is effectief<br />

Het medicijn glimepiride is effectief<br />

Tomás M et al. Polymorphisms in the NOS1AP gene modulate QT interval duration and risk of arrhythmias in the long QT syndrome. JACC. 2010 Jun<br />

15,55(24):2745-52.<br />

Treuer AV et al. NOS1AP modulates intracellular Ca(2+) in cardiac myocytes and is up-regulated in dystrophic cardiomyopathy. Int J Physiol<br />

Pathophysiol Pharmacol. 2014 Mar 13,6(1):37-46. eCollection 2014.<br />

Becker et al. Common variation in the NOS1AP gene is associated with reduced glucose-lowering effect and with increased mortality in users of<br />

sulfonylurea. Pharmacogenet Genomics. 2008 Jul,18(7):591-7.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 278 van 299


Hemochromatose (Ijzerstapeling)<br />

HFE S65C: hemochromatose (rs1800730)<br />

WETENSCHAP<br />

Het HFE-gen codeert het erfelijke hemochromatose-eiwit. Dit eiwit wordt aangetroffen op de celmembraan en vormt een complex<br />

dat binding van transferrine, het belangrijkste transporteiwit voor ijzer, mogelijk maakt. Verscheidene polymorfismen in het HFEgen<br />

hangen samen met het optreden van hemochromatose.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 97% Geen verhoogd risico op hemochromatose<br />

Referenties<br />

G/A 1% Verhoogd risico op hemochromatose (In combinatie)<br />

A/A 2% Verhoogd risico op hemochromatose<br />

Vujić et al. Molecular basis of HFE-hemochromatosis. Front Pharmacol. 2014 Mar 11,5:42.<br />

Carelle et al. Mutation analysis of the HLA-H gene in Italian hemochromatosis patients. Am J Hum Genet. Apr 1997, 60(4): 828–832.<br />

Beutler E et al. HLA-H and associated proteins in patients with hemochromatosis. Molecular Medicine (Cambridge, Mass.), 3(6), 397–402.<br />

Jouanolle A. M.et al. A candidate gene for hemochromatosis: frequency of the C282Y and H63D mutations. Human Genetics, 100(5–6), 544–7.<br />

Moirand R et al. Haemochromatosis and HFE gene. Acta Gastroenterol Belg. 1999 Oct-Dec,62(4):403-9.<br />

Mura C et al. HFE mutations analysis in 711 hemochromatosis probands: evidence for S65C implication in mild form of hemochromatosis. Blood. 1999<br />

Apr 15,93(8):2502-5.<br />

HFE H63D: hemochromatose (rs1799945)<br />

Het HFE-gen codeert het erfelijke hemochromatose-eiwit. Dit eiwit wordt aangetroffen op de celmembraan en vormt een complex<br />

dat binding van transferrine, het belangrijkste transporteiwit voor ijzer, mogelijk maakt. Verscheidene polymorfismen in het HFEgen<br />

hangen samen met het optreden van hemochromatose.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 87% Geen verhoogd risico op hemochromatose<br />

Referenties<br />

C/G 12% Verhoogd risico op hemochromatose (In combinatie)<br />

G/G 1% Verhoogd risico op hemochromatose<br />

Vujić et al. Molecular basis of HFE-hemochromatosis. Front Pharmacol. 2014 Mar 11,5:42.<br />

Carelle et al. Mutation analysis of the HLA-H gene in Italian hemochromatosis patients. Am J Hum Genet. Apr 1997, 60(4): 828–832.<br />

Beutler E et al. HLA-H and associated proteins in patients with hemochromatosis. Molecular Medicine (Cambridge, Mass.), 3(6), 397–402.<br />

Jouanolle A. M.et al. A candidate gene for hemochromatosis: frequency of the C282Y and H63D mutations. Human Genetics, 100(5–6), 544–7.<br />

Moirand R et al. Haemochromatosis and HFE gene. Acta Gastroenterol Belg. 1999 Oct-Dec,62(4):403-9.<br />

Mura C et al. HFE mutations analysis in 711 hemochromatosis probands: evidence for S65C implication in mild form of hemochromatosis. Blood. 1999<br />

Apr 15,93(8):2502-5.<br />

DEMO_ML Pagina 279 van 299


HFE S65C: hemochromatose (rs1800730)<br />

Het HFE-gen codeert het erfelijke hemochromatose-eiwit. Dit eiwit wordt aangetroffen op de celmembraan en vormt een complex<br />

dat binding van transferrine, het belangrijkste transporteiwit voor ijzer, mogelijk maakt. Verscheidene polymorfismen in het HFEgen<br />

hangen samen met het optreden van hemochromatose.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X A/A 97% Geen verhoogd risico op hemochromatose<br />

Referenties<br />

A/T 1% Verhoogd risico op hemochromatose (In combinatie)<br />

T/T 2% Verhoogd risico op hemochromatose (In combinatie)<br />

Mura et al. HFE mutations analysis in 711 hemochromatosis probands: evidence for S65C implication in mild form of hemochromatosis. Blood. 1999<br />

Apr 15,93(8):2502-5.<br />

De Juan et al. HFE gene mutations analysis in Basque hereditary haemochromatosis patients and controls. European Journal of Human Genetics,<br />

9(12), 961–964.<br />

Crownover BK et al. Hereditary hemochromatosis. Am Fam Physician. 2013 Feb 1,87(3):183-90.<br />

Wallace DF et al. Frequency of the S65C mutation of HFE and iron overload in 309 subjects heterozygous for C282Y. J Hepatol. 2002 Apr,36(4):474-9.<br />

Asberg A et al. Hereditary hemochromatosis: the clinical significance of the S65C mutation. Genet Test. 2002 Spring,6(1):59-62.<br />

Mura C et al. HFE mutations analysis in 711 hemochromatosis probands: evidence for S65C implication in mild form of hemochromatosis. Blood. 1999<br />

Apr 15,93(8):2502-5.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 280 van 299


Osteoporose<br />

Col1A1: collageen, type I, alfa 1 (rs1800012)<br />

WETENSCHAP<br />

Het eiwit dat gecodeerd wordt door het COL1A1-gen (collageentype I, alfa 1) is de belangrijkste eiwitcomponent van de botmatrix.<br />

Defecten in de COL1A1-structuur leiden tot veranderingen in de botmatrix.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 83% Geen verhoogd risico op osteoporose<br />

Etidronaat is bijzonder effectief<br />

G/T 15% Verhoogd risico op osteoporose (OR: 1,26)<br />

X T/T 2% Verhoogd risico op osteoporose (OR: 1,78)<br />

Referenties<br />

Mann V et a. Meta-analysis of COL1A1 Sp1 polymorphism in relation to bone mineral density and osteoporotic fracture. Bone. 2003 Jun,32(6):711-7.<br />

Jin et al. Polymorphisms in the 5' flank of COL1A1 gene and osteoporosis: meta-analysis of published studies. Osteoporos Int. 2011 Mar,22(3):911-21.<br />

Qureshi et al. COLIA1 Sp1 polymorphism predicts response of femoral neck bone density to cyclical etidronate therapy. Calcif Tissue Int. 2002<br />

Mar,70(3):158-63. Epub 2002 Feb 19.<br />

VDR: vitamine D-receptor (1,25-dihydroxyvitamine D3) (rs1544410)<br />

Het vitamine D-receptoreiwit (VDR) is de belangrijkste regulator van de calcium- en botstofwisseling. Vitamine D reguleert ook<br />

een groot aantal belangrijke functies, zoals calciumopname, botgroei en de aanmaak van hormonen. Een defect in dit gen leidt<br />

onder meer tot een verandering in de botdichtheid.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 52% Betere bescherming tegen osteoporose (OR: 0,61)<br />

Alendronaat is bijzonder effectief<br />

HRT is bijzonder effectief als preventieve maatregel<br />

A/G 37% Geen betere bescherming tegen osteoporose<br />

Etidronaat is bijzonder effectief<br />

Clodronaat is bijzonder effectief<br />

X A/A 11% Geen betere bescherming tegen osteoporose<br />

Etidronaat is bijzonder effectief<br />

Clodronaat is bijzonder effectief<br />

Raloxifeen is bijzonder effectief<br />

Referenties<br />

Palomba et al. BsmI vitamin D receptor genotypes influence the efficacy of antiresorptive treatments in postmenopausal osteoporotic women. A<br />

1-year multicenter, randomized and controlled trial. Osteoporos Int. 2005 Aug,16(8):943-52. Epub 2005 Mar 1.<br />

Jia et al. Vitamin D receptor BsmI polymorphism and osteoporosis risk: a meta-analysis from 26 studies. Genet Test Mol Biomarkers. 2013<br />

Jan,17(1):30-4.<br />

Palomba et al. Raloxifene administration in post-menopausal women with osteoporosis: effect of different BsmI vitamin D receptor genotypes. Hum<br />

Reprod. 2003 Jan,18(1):192-8.<br />

Marc J et al. VDR genotype and response to etidronate therapy in late postmenopausal women. Osteoporos Int. 1999,10(4):303-6.<br />

Creatsa M et al. The effect of vitamin D receptor BsmI genotype on the response to osteoporosis treatment in postmenopausal women: a pilot study.<br />

J Obstet Gynaecol Res. 2011 Oct,37(10):1415-22.<br />

Mossetti G et al. Vitamin D receptor gene polymorphisms predict acquired resistance to clodronate treatment in patients with Paget's disease of<br />

bone. Calcif Tissue Int. 2008 Dec,83(6):414-24.<br />

DEMO_ML Pagina 281 van 299


ESR1: oestrogeenreceptor 1 (rs2234693)<br />

Oestrogenen hebben een positief effect op het menselijk skelet door middel van de botstofwisseling, regulering van de optimale<br />

botmassa en beperking van het botverlies. Defecten in dit gen kunnen deze effecten negatief beïnvloeden.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 20% Geen verhoogd risico op osteoporose<br />

HRT is bijzonder effectief<br />

X C/T 49% Verhoogd risico op osteoporose (OR: 2)<br />

Referenties<br />

T/T 31% Verhoogd risico op osteoporose (OR: 4)<br />

Gennari L et al. Estrogen receptor gene polymorphisms and the genetics of osteoporosis: a HuGE review. Am J Epidemiol. 2005 Feb 15,161(4):307-20.<br />

van Meurs JB et al. Association of 5' estrogen receptor alpha gene polymorphisms with bone mineral density, vertebral bone area and fracture risk.<br />

Hum Mol Genet. 2003 Jul 15,12(14):1745-54.<br />

Herrington DM et al. Estrogen-receptor polymorphisms and effects of estrogen replacement on high-density lipoprotein cholesterol in women with<br />

coronary disease. N Engl J Med. 2002 Mar 28,346(13):967-74.<br />

Herrington DM et al. Common estrogen receptor polymorphism augments effects of hormone replacement therapy on E-selectin but not C-reactive<br />

protein. Circulation. 2002 Apr 23,105(16):1879-82.<br />

LCT: lactase (rs4988235)<br />

Het LCT-gen codeert voor de proteïnelactase, een enzym dat in de dunne darm melksuiker (lactose) splitst zodat het opgenomen<br />

kan worden. Als het LCT-gen defect is, kan de via de voeding ingenomen lactose onvoldoende of helemaal niet opgenomen<br />

worden. Dit staat bekend als lactose-intolerantie. Het niet innemen van zuivelproducten leidt doorgaans tot een lagere opname<br />

van calcium.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 76% Normale calciumopname uit voeding<br />

Referenties<br />

T/C 8% Normale calciumopname uit voeding<br />

C/C 16% Verminderde calciumopname uit voeding<br />

Koek et al. The T-13910C polymorphism in the lactase phlorizin hydrolase gene is associated with differences in serum calcium levels and calcium<br />

intake.<br />

Bácsi Ket al. LCT 13910 C/T polymorphism, serum calcium, and bone mineral density in postmenopausal women. Osteoporosis International, 20(4),<br />

639–645.<br />

Tolonen S et al. Cardiovascular Risk in Young Finns Study Group. (2011). Lactase Gene C/T−13910 Polymorphism, Calcium Intake, and pQCT Bone Traits<br />

in Finnish Adults. Calcified Tissue International, 88(2), 153–161.<br />

Laaksonen MM et al. Genetic lactase non-persistence, consumption of milk products and intakes of milk nutrients in Finns from childhood to young<br />

adulthood. Br J Nutr. 2009 Jul,102(1):8-17.<br />

Almon R et al. Lactase non-persistence as a determinant of milk avoidance and calcium intake in children and adolescents. J Nutr Sci. 2013 Jul<br />

24,2:e26.<br />

Kuchay RA et al. Effect of C/T -13910 cis-acting regulatory variant on expression and activity of lactase in Indian children and its implication for early<br />

genetic screening of adult-type hypolactasia. Clin Chim Acta. 2011 Oct 9,412(21-22):1924-30.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 282 van 299


Gewrichten<br />

TNF-α: factor a voor tumornecrose (superfamilie TNF, lid 2) (rs1800629)<br />

WETENSCHAP<br />

De factor voor tumornecrose (TNF of TNF-α) is een cytokine van het menselijk immuunsysteem die de activiteit van de<br />

immuuncellen reguleert. TNF reguleert de apoptose, celproliferatie, celdifferentiatie en afscheiding van verscheidene cytokinen.<br />

De polymorf rs1800629 leidt tot een sterk verhoogde expressie van TNFa en daarmee tot een vergroot ontstekingsvermogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 83% Geen verhoogd risico op reumatoïde artritis<br />

G/A 17% Verhoogd risico op reumatoïde artritis (OR: 2,9)<br />

X A/A 1% Verhoogd risico op reumatoïde artritis (OR: 7,29)<br />

Referenties<br />

Dayer et al. The pivotal role of interleukin-1 in the clinical manifestations of rheumatoid arthritis. Rheumatology 2003,42(Suppl. 2):ii3–ii10<br />

Goldring et al. Pathogenesis of bone and cartilage destruction in rheumatoid arthritis. Rheumatology 2003,42(Suppl. 2):ii11–ii16<br />

Oregón-Romero et al. Tumor necrosis factor alpha-308 and -238 polymorphisms in rheumatoid arthritis. Association with messenger RNA expression<br />

and sTNF-alpha. J Investig Med. 2008 Oct,56(7):937-43.<br />

IL1A: interleukine-1-alfa (rs1800587)<br />

Het cluster van interleukine-1-genen op chromosoom 2 bevat de genen voor IL1A en IL1B. Bij aanwezigheid van deze polymorfen<br />

(rs1800587 en rs1143634) verhoogt het T-allel de IL-1-synthese, waardoor het ontstekingsvermogen toeneemt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 10% Verhoogd risico op reumatoïde artritis (OR: 1,36)<br />

Verhoogd risico op degeneratieve discopathie (OR: 7,87)<br />

T/C 36% Verhoogd risico op reumatoïde artritis (OR: 1,17)<br />

Verhoogd risico op degeneratieve discopathie (OR: 1,31)<br />

X C/C 54% Geen verhoogd risico op reumatoïde artritis<br />

Referenties<br />

Virtanen et al. Occupational and genetic risk factors associated with intervertebral disc disease. Spine (Phila Pa 1976). 2007 May 1,32(10):1129-34.<br />

Dayer et al. The pivotal role of interleukin-1 in the clinical manifestations of rheumatoid arthritis. Rheumatology 2003,42(Suppl. 2):ii3–ii10<br />

Goldring et al. Pathogenesis of bone and cartilage destruction in rheumatoid arthritis. Rheumatology 2003,42(Suppl. 2):ii11–ii16<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 283 van 299


Gluten<br />

HLA DQ 2.5 (rs2187668)<br />

WETENSCHAP<br />

Het systeem van humaan leukocytenantigenen (HLA-systeem) is een groep genen die een centrale rol spelen in het<br />

immuunsysteem. Er is aangetoond dat bepaalde polymorfismen samenhangen met coeliakie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 85% Glutenintolerantie/coeliakie is praktisch onmogelijk bij afwezigheid van andere risicovarianten.<br />

Referenties<br />

A/G 14% Er is een genetische aanleg voor glutenintolerantie<br />

A/A 1% Er is een genetische aanleg voor glutenintolerantie<br />

Monsuur et al. Effective Detection of Human Leukocyte Antigen Risk Alleles in Celiac Disease Using Tag Single Nucleotide Polymorphisms. PLoS One.<br />

2008 May 28.3(5):e2270.<br />

Wolters et al. Genetic background of celiac disease and its clinical implications. Am J Gastroenterol. 2008 Jan,103(1):190-5.<br />

Louka et al. A collaborative European search for non-DQA1*05-DQB1*02 celiac disease loci on HLA-DR3 haplotypes: analysis of transmission from<br />

homozygous parents. Hum Immunol. 2003 Mar,64(3):350-8.<br />

HLA DQ 8 (rs7454108)<br />

Het systeem van humaan leukocytenantigenen (HLA-systeem) is een groep genen die een centrale rol spelen in het<br />

immuunsysteem. Er is aangetoond dat bepaalde polymorfismen samenhangen met coeliakie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 67% Glutenintolerantie/coeliakie is praktisch onmogelijk bij afwezigheid van andere risicovarianten.<br />

X C/T 30% Er is een genetische aanleg voor glutenintolerantie<br />

Referenties<br />

C/C 3% Er is een genetische aanleg voor glutenintolerantie<br />

Monsuur et al. Effective Detection of Human Leukocyte Antigen Risk Alleles in Celiac Disease Using Tag Single Nucleotide Polymorphisms. PLoS One.<br />

2008 May 28.3(5):e2270<br />

Wolters et al. Genetic background of celiac disease and its clinical implications. Am J Gastroenterol. 2008 Jan,103(1):190-5.<br />

Louka et al. A collaborative European search for non-DQA1*05-DQB1*02 celiac disease loci on HLA-DR3 haplotypes: analysis of transmission from<br />

homozygous parents. Hum Immunol. 2003 Mar,64(3):350-8.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 284 van 299


Lactose<br />

LCT: lactase (rs4988235)<br />

WETENSCHAP<br />

Het LCT-gen codeert voor de proteïnelactase, een enzym dat in de dunne darm melksuiker (lactose) splitst zodat het opgenomen<br />

kan worden. Als het LCT-gen defect is, kan de via de voeding ingenomen lactose onvoldoende of helemaal niet opgenomen<br />

worden. Dit staat bekend als lactose-intolerantie. Het niet innemen van zuivelproducten leidt doorgaans tot een lagere opname<br />

van calcium.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X T/T 55% Geen verhoogd risico op lactose-intolerantie<br />

Normale calciumopname uit voeding<br />

Referenties<br />

C/T 36% Geen verhoogd risico op lactose-intolerantie<br />

Normale calciumopname uit voeding<br />

C/C 9% Heel hoog risico op lactose-intolerantie later in leven<br />

Verminderde calciumopname uit voeding<br />

Enattah et al. Identification of a variant associated with adult-type hypolactasia. Nat Genet. 2002 Feb,30(2):233-7.<br />

Bersaglieri et al. Genetic Signatures of Strong Recent Positive Selection at the Lactase Gene. The American Journal of Human Genetics, 74(6),<br />

1111–1120.<br />

Rasinperä et al. Transcriptional downregulation of the lactase (LCT) gene during childhood. Gut. Nov 2005, 54(11): 1660–1661.<br />

Matlik L et al. Perceived milk intolerance is related to bone mineral content in 10- to 13-year-old female adolescents. Pediatrics 2007.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 285 van 299


IBD (ziekte van Crohn)<br />

WETENSCHAP<br />

NOD2: nucleotidebindende proteïne 2 met oligomerisatiedomein (rs2066844)<br />

NOD2 (nucleotidebindende proteïne 2 met oligomerisatiedomein) is een receptoreiwit dat bacteriële moleculen herkent en de NF-<br />

KB-signaalroute activeert. Dit is een onderdeel van de immuunreactie. Er is vastgesteld dat NOD2 een gen is dat samenhangt met<br />

de ziekte van Crohn.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 1% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 2,52)<br />

T/C 3% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 1,59)<br />

X C/C 96% Geen verhoogd risico op de ziekte van Crohn<br />

Referenties<br />

Jung et al. Genotype/phenotype analyses for 53 Crohn's disease associated genetic polymorphisms. PLoS One. 2012,7(12):e52223.<br />

Hugot et al. Association of NOD2 leucine-rich repeat variants with susceptibility to Crohn's disease. Nature. 2001 May 31,411(6837):599-603.<br />

Glas et al. The NOD2 single nucleotide polymorphisms rs2066843 and rs2076756 are novel and common Crohn's disease susceptibility gene variants.<br />

PLoS One. 2010 Dec 30,5(12):e14466.<br />

Yazdanyar et al. Penetrance of NOD2/CARD15 genetic variants in the general population. CMAJ. 2010 Apr 20,182(7):661-5.<br />

NOD2: nucleotidebindende proteïne 2 met oligomerisatiedomein (rs2066845)<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 98% Geen verhoogd risico op de ziekte van Crohn<br />

Referenties<br />

G/C 1% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 1,98)<br />

C/C 1% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 3,92)<br />

Jung et al. Genotype/phenotype analyses for 53 Crohn's disease associated genetic polymorphisms. PLoS One. 2012,7(12):e52223.<br />

Hugot et al. Association of NOD2 leucine-rich repeat variants with susceptibility to Crohn's disease. Nature. 2001 May 31,411(6837):599-603.<br />

Glas et al. The NOD2 single nucleotide polymorphisms rs2066843 and rs2076756 are novel and common Crohn's disease susceptibility gene variants.<br />

PLoS One. 2010 Dec 30,5(12):e14466.<br />

Yazdanyar et al. Penetrance of NOD2/CARD15 genetic variants in the general population. CMAJ. 2010 Apr 20,182(7):661-5.<br />

DEMO_ML Pagina 286 van 299


NOD2: nucleotidebindende proteïne 2 met oligomerisatiedomein (rs2066847)<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

C/C 1% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 15)<br />

del/C 1% Verhoogd risico op de ziekte van Crohn (OR: 11)<br />

X del/del 98% Geen verhoogd risico op de ziekte van Crohn<br />

Referenties<br />

Jung et al. Genotype/phenotype analyses for 53 Crohn's disease associated genetic polymorphisms. PLoS One. 2012,7(12):e52223.<br />

Hugot et al. Association of NOD2 leucine-rich repeat variants with susceptibility to Crohn's disease. Nature. 2001 May 31,411(6837):599-603.<br />

Glas et al. The NOD2 single nucleotide polymorphisms rs2066843 and rs2076756 are novel and common Crohn's disease susceptibility gene variants.<br />

PLoS One. 2010 Dec 30,5(12):e14466.<br />

Yazdanyar et al. Penetrance of NOD2/CARD15 genetic variants in the general population. CMAJ. 2010 Apr 20,182(7):661-5.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 287 van 299


Glaucoom<br />

LOXL1: lysyloxidasehomoloog 1 (rs3825942)<br />

WETENSCHAP<br />

Lysyloxidasehomoloog 1 (LOXL1) is een koperafhankelijk eiwit dat een belangrijke rol speelt bij de elastogenese. Een genetisch<br />

defect in het LOXL1-gen hangt samen met een verhoogd risico op glaucoom.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X C/C 73% Verhoogd risico op openhoekglaucoom (OR: 11,19)<br />

Referenties<br />

C/T 25% Verhoogd risico op openhoekglaucoom (OR: 1,66)<br />

T/T 2% Geen verhoogd risico op openhoekglaucoom<br />

Chen et al. Ethnicity-based subgroup meta-analysis of the association of LOXL1 polymorphisms with glaucoma. Mol Vis. 2010 Feb 6,16:167-77.<br />

Thorleifsson et al. Common sequence variants in the LOXL1 gene confer susceptibility to exfoliation glaucoma. Science. 2007 Sep<br />

7,317(5843):1397-400. Epub 2007 Aug 9.<br />

Pasutto F et al. Association of LOXL1 Common Sequence Variants in German and Italian Patients with Pseudoexfoliation Syndrome and<br />

Pseudoexfoliation Glaucoma. Investigative Opthalmology & Visual Science, 49(4), 1459.<br />

Wang L et al. LOXL1 Gene Polymorphism With Exfoliation Syndrome/Exfoliation Glaucoma: A Meta-Analysis. J Glaucoma. 2016 Jan,25(1):62-94.<br />

Fan BJ et al. DNA sequence variants in the LOXL1 gene are associated with pseudoexfoliation glaucoma in a U.S. clinic-based population with broad<br />

ethnic diversity. BMC Med Genet. 2008 Feb 6,9:5.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 288 van 299


Maculadegeneratie<br />

HTRA1: HtrA-serinepeptidase 1 (rs11200638)<br />

WETENSCHAP<br />

Het polymorfisme rs11200638 in het HTRA1-gen (proteïne A1 die hoge temperaturen vereist) hangt samen met een verhoogd risico<br />

op leeftijdsgebonden maculadegeneratie. Het gecodeerde eiwit, een serineprotease, speelt een belangrijke rol bij de<br />

kwaliteitscontrole van de eiwitten van de extracellulaire matrix. De mutatie in de promotorregio van het gen leidt tot<br />

overexpressie van het pigmentepitheel en daarmee tot een verhoogd risico op de aandoening.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

A/A 9% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 8,6)<br />

A/G 40% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 2,2)<br />

X G/G 51% Geen verhoogd risico op maculadegeneratie<br />

Referenties<br />

Yang et al. A variant of the HTRA1 gene increases susceptibility to age-related macular degeneration. Science. 2006 Nov 10,314(5801):992-3.<br />

Chen et al. Meta-analysis of the association of the HTRA1 polymorphisms with the risk of age-related macular degeneration. Exp Eye Res. 2009<br />

Sep,89(3):292-300.<br />

Dewan et al. HTRA1 promoter polymorphism in wet age-related macular degeneration. Science. 2006 Nov 10,314(5801):989-92.<br />

LOC387715: gevoeligheid voor leeftijdsgebonden maculopathie 2 (rs10490924)<br />

De locus van het LOC387715-gen bevindt zich op chromosoom 10. Het polymorfisme rs10490924 hangt samen met een verhoogd<br />

risico op de ontwikkeling van leeftijdsgebonden maculadegeneratie.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 51% Geen verhoogd risico op maculadegeneratie<br />

Referenties<br />

G/T 40% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 2,69)<br />

T/T 9% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 8,21)<br />

Fritsche et al. Age-related macular degeneration is associated with an unstable ARMS2 (LOC387715) mRNA. Nat Genet. 2008 Jul,40(7):892-6.<br />

Rivera et al. Hypothetical LOC387715 is a second major susceptibility gene for age-related macular degeneration, contributing independently of<br />

complement factor H to disease risk. Hum Mol Genet. 2005 Nov 1, 14(21):3227-36.<br />

Ross et al. The LOC387715 and age-related macular degeneration: replication in three case-control samples. Invest Ophthalmol Vis Sci.<br />

2007,48:1128–1132.<br />

DEMO_ML Pagina 289 van 299


CFH: complementfactor H (rs1061170)<br />

Een defect in het CFH-gen (complementfactor H) wordt in verschillende studies aangemerkt als het belangrijkste risico op de<br />

ontwikkeling van AMD. Complementfactor H reguleert de immuunreactie tegen verscheidene pathogenen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 55% Geen verhoogd risico op maculadegeneratie<br />

X T/C 36% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 4)<br />

Referenties<br />

C/C 9% Verhoogd risico op maculadegeneratie (OR: 12)<br />

Klein et al. Complement Factor H Polymorphism in Age-Related Macular Degeneration. Science. Apr 15, 2005, 308(5720): 385–389.<br />

Haines et al. Complement factor H variant increases the risk of age-related macular degeneration. Science. 2005 Apr 15,308(5720):419-21.<br />

Hageman G et al. From The Cover: A common haplotype in the complement regulatory gene factor H (HF1/CFH) predisposes individuals to age-related<br />

macular degeneration. Proceedings of the National Academy of Sciences, 102(20), 7227–7232.<br />

Thakkinstian A et al. Systematic review and meta-analysis of the association between complement factor H Y402H polymorphisms and age-related<br />

macular degeneration. Hum Mol Genet. 2006 Sep 15,15(18):2784-90. Epub 2006 Aug 11.<br />

Kondo N et al. Complement factor H Y402H variant and risk of age-related macular degeneration in Asians: a systematic review and meta-analysis.<br />

Ophthalmology. 2011 Feb,118(2):339-44.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 290 van 299


Parodonditis<br />

IL1RN: interleukine-1-receptorantagonist (rs419598)<br />

WETENSCHAP<br />

De interleukine-1-receptorantagonist (IL1RN) is betrokken bij de regulering van immuun- en ontstekingsreacties. Het<br />

polymorfisme rs419598 kan de ontstekingsactiviteit uitbreiden en daarmee voor een verhoogd risico op parodontitis zorgen.<br />

Verder is er aangetoond dat dragers van het C-allel een verhoogd risico op afstoting van een titaniumimplantaat hebben.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 67% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 3,44)<br />

Geen verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

X T/C 28% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 3,44)<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Referenties<br />

C/C 5% Geen verhoogd risico op parodontitis<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Braosi et al. Analysis of IL1 gene polymorphisms and transcript levels in periodontal and chronic kidney disease. Cytokine. 2012 Oct,60(1):76-82.<br />

Trevilatto et al. Association of IL1 gene polymorphisms with chronic periodontitis in Brazilians. Arch Oral Biol. 2011 Jan,56(1):54-62.<br />

Baradaran-Rahimi et al. Association of interleukin-1 receptor antagonist gene polymorphisms with generalized aggressive periodontitis in an Iranian<br />

population. J Periodontol. 2010 Sep,81(9):1342-6.<br />

Komatsu et al. Association of interleukin-1 receptor antagonist +2018 gene polymorphism with Japanese chronic periodontitis patients using a novel<br />

genotyping method. Int J Immunogenet. 2008 Apr,35(2):165-70.<br />

Jacobi-Gresser et al. Genetic and immunological markers predict titanium implant failure: a retrospective study. Int J Oral Maxillofac Surg. 2013<br />

Apr,42(4):537-43.<br />

Laine et al., IL-1RN gene polymorphism is associated with peri-implantitis. Clin Oral Implants Res. 2006 Aug, 17(4):380-5.<br />

IL6: interleukine-6 (rs1800795)<br />

Interleukine-6 is een van de ontstekingsbevorderende cytokinen en een essentieel onderdeel van de immuunreactie op<br />

ontstekingsprocessen. Het polymorfisme rs1800795, dat gelegen is in de promotorregio van het gen, verandert de expressie van<br />

de cytokine. Dragers van het C-allel maken minder IL6 aan.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 77% Geen verhoogd risico op parodontitis<br />

X G/C 19% Geen verhoogd risico op parodontitis<br />

Referenties<br />

C/C 5% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 1,89)<br />

Nibali et al. Association between periodontitis and common variants in the promoter of the interleukin-6 gene. Cytokine. 2009 Jan,45(1):50-4.<br />

de Sá et al. Association of CD14, IL1B, IL6, IL10 and TNFA functional gene polymorphisms with symptomatic dental abscesses. Int Endod J. 2007<br />

Jul,40(7):563-72.<br />

Babel et al. Analysis of tumor necrosis factor-alpha, transforming growth factor-beta, interleukin-10, IL-6, and interferon-gamma gene<br />

polymorphisms in patients with chronic periodontitis. J Periodontol. 2006 Dec,77(12):1978-83.<br />

DEMO_ML Pagina 291 van 299


IL1A: interleukine-1-alfa (rs1800587)<br />

Het cluster van interleukine-1-genen op chromosoom 2 bevat de genen voor IL1A en IL1B. Bij aanwezigheid van deze polymorfen<br />

(rs1800587 en rs1143634) verhoogt het T-allel de IL-1-synthese, waardoor het ontstekingsvermogen toeneemt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 54% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 1,73)<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

T/C 10% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 1,31)<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

X C/C 36% Geen verhoogd risico op parodontitis<br />

Geen verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Referenties<br />

Jacobi-Gresser et al. Genetic and immunological markers predict titanium implant failure: a retrospective study. Int J Oral Maxillofac Surg. 2013<br />

Apr,42(4):537-43.<br />

Nikolopoulos et al. Cytokine gene polymorphisms in periodontal disease: a meta analysis of 53 studies including 4178 cases and 4590 controls. J Clin<br />

Periodontol 2008<br />

Jansson et al., Clinical consequences of IL-1 genotype on early implant failures in patients under periodontal maintenance. Clin Implant Dent Relat<br />

Res. 2005, 7(1)51-9.<br />

Feloutzis et al., IL-1 gene polymorphism and smoking as risk factors for peri-implant bone loss in a wellmaintained population. Clin Oral Implants Res.<br />

2003, 14(1)10-7.<br />

IL1B: interleukine-1-bèta (rs1143634)<br />

Het cluster van interleukine-1-genen op chromosoom 2 bevat de genen voor IL1A en IL1B. Bij aanwezigheid van deze polymorfen<br />

(rs1800587 en rs1143634) verhoogt het T-allel de IL-1-synthese, waardoor het ontstekingsvermogen toeneemt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

T/T 2% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 4,89)<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

X T/C 22% Verhoogd risico op parodontitis (OR: 2,85)<br />

Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Referenties<br />

C/C 76% Geen verhoogd risico op parodontitis<br />

Geen verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Gore et al. Interleukin-1beta+3953 allele 2: association with disease status in adult periodontitis. J Clin Periodontol. 1998 Oct,25(10):781-5.<br />

Galbraith et al. Polymorphic cytokine genotypes as markers of disease severity in adult periodontitis. J Clin Periodontol. 1999 Nov,26(11):705-9.<br />

Jacobi-Gresser et al. Genetic and immunological markers predict titanium implant failure: a retrospective study. Int J Oral Maxillofac Surg. 2013<br />

Apr,42(4):537-43.<br />

Jansson et al., Clinical consequences of IL-1 genotype on early implant failures in patients under periodontal maintenance. Clin Implant Dent Relat<br />

Res. 2005 7(1):51-9.<br />

Feloutzis et al., IL-1 gene polymorphism and smoking as risk factors for peri-implant bone loss in a wellmaintained population. Clin Oral Implants Res.<br />

2003, 14(1):10-7.<br />

DEMO_ML Pagina 292 van 299


TNF-α: factor a voor tumornecrose (superfamilie TNF, lid 2) (rs1800629)<br />

De factor voor tumornecrose (TNF of TNF-α) is een cytokine van het menselijk immuunsysteem die de activiteit van de<br />

immuuncellen reguleert. TNF reguleert de apoptose, celproliferatie, celdifferentiatie en afscheiding van verscheidene cytokinen.<br />

De polymorf rs1800629 leidt tot een sterk verhoogde expressie van TNFa en daarmee tot een vergroot ontstekingsvermogen.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

G/G 83% Geen verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

G/A 17% Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

X A/A 1% Verhoogd risico op afstoting van titanium implantaat<br />

Referenties<br />

Jacobi-Gresser et al. Genetic and immunological markers predict titanium implant failure: a retrospective study. Int J Oral Maxillofac Surg. 2013<br />

Apr,42(4):537-43.<br />

Xue-Mei Wei et al. Tumor necrosis factor-α G-308A (rs1800629) polymorphism and aggressive periodontitis susceptibility: A meta-analysis of 16 casecontrol<br />

studies. Sci Rep. 2016, 6: 19099.<br />

Dereka X et al. A systematic review on the association between genetic predisposition and dental implant biological complications. Clinical Oral<br />

Implants Research, 23(7), 775–788.<br />

Nikolopoulos G et al. Cytokine gene polymorphisms in periodontal disease: a meta-analysis of 53 studies including 4178 cases and 4590 controls.<br />

Journal of Clinical Periodontology, 35(9), 754–767.<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 293 van 299


HIV Resistance Sensor<br />

CCR5: chemokinereceptor 5 (DNA-motief C-C, gen/pseudogen 5) (rs333)<br />

WETENSCHAP<br />

De chemokinereceptor CCR5 wordt in sterke mate aangetroffen in leukocyten en leukoplasten, en speelt een belangrijke rol in<br />

uiteenlopende immunologische processen. CCR5 is ook een essentiële coreceptor bij de seksuele overdracht van hiv, omdat hij de<br />

nesteling van het hiv-virus in cellen mogelijk maakt. Er is aangetoond dat de zogenoemde CCR5 Delta32-mutatie zowel het risico<br />

op een hiv-infectie als de voortgang van de ziekte beïnvloedt.<br />

RES Genotype POP Mogelijke resultaten<br />

X G/G 90% Normaal risico op hiv-infectie via contact met het virus<br />

Referenties<br />

G/DEL 9% Lager risico op hiv-infectie (hiv-variant CCR5) via contact met het virus<br />

Langzamere voortgang van de aandoening<br />

DEL/DEL 1% Nagenoeg geen risico op hiv-infectie via contact met het virus (hiv-variant CCR5)<br />

Normaal risico op hiv-infectie via CCR5-onafhankelijke hiv-varianten<br />

Huang et al. The role of a mutant CCR5 allele in HIV-1 transmission and disease progression. Nat Med. 1996 Nov:2(11):1240-3.<br />

Fellay et al. NIAID Center for HIV/AIDS Vaccine Immunology (CHAVI). Common genetic variation and the control of HIV-1 in humans. PLoS Genet. 2009<br />

Dec:5(12)<br />

Hütter et al. Coregulation of HIV-1 dependency factors in individuals heterozygous to the CCR5-delta32 deletion. AIDS Res Ther. 2013 Nov 18:10(1):26.<br />

Agrawal et al. CCR5Delta32 protein expression and stability are critical for resistance to human immunodeficiency virus type 1 in vivo. J Virol. 2007<br />

Aug:81(15):8041-9<br />

LEGENDA: RES = uw persoonlijke analyseresultaat (aangeduid met een X), GENOTYPE = verschillende<br />

variaties van het gen (allelen genoemd), POP = verdeling per honderd verschillende genetische variaties in<br />

de bevolking, MOGELIJKE RESULTATEN = effecten van de genetische variatie.<br />

DEMO_ML Pagina 294 van 299


FARMACOGENETICA<br />

ONCOLOGIE<br />

CARDIOVASCULAIR SYSTEEM<br />

NEUROLOGIE<br />

METABOLISME<br />

BEWEGING<br />

SPIJSVERTERING<br />

OOGHEELKUNDE<br />

TANDKUNST<br />

ANDEREN<br />

WETENSCHAP<br />

AANVULLENDE INFORMATIE


AANVULLENDE INFORMATIE<br />

In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie


KLANTENSERVICE<br />

Klantenservice<br />

Vragen of opmerkingen over onze dienstverlening?<br />

Ons klantenserviceteam wil u graag helpen als u bijvoorbeeld informatie wilt, een vraag hebt of een<br />

probleem ondervindt. Op de volgende manieren kunt u contact met ons opnemen:<br />

➤ Tel. +49 (0) 7531 9188829<br />

➤ info@progenom.com<br />

➤ www.progenom.com<br />

Ons team staat altijd voor u klaar. Klanttevredenheid is onze eerste prioriteit. Als u niet geheel tevreden<br />

bent over onze dienstverlening, neem dan contact met ons op. Wij zullen alles in het werk stellen om tot<br />

een bevredigende oplossing te komen.<br />

Contact | Colofon<br />

ProGenom GmbH<br />

Businesspark Haus B / 329<br />

Max Stromeyer Str. 116<br />

78467 Konstanz, Germany<br />

DEMO_ML Pagina 298 van 299


TECHNISCHE GEGEVENS<br />

Technische gegevens<br />

Bestelnummer<br />

DEMO_ML<br />

Gevestigde analysemethodes<br />

qRT-PCR, DNA-sequentie, fragmentlengteanalyse,<br />

CNV-assay, GC-MS, Immunoassay,<br />

Cytolisa<br />

Productcodes<br />

M0PHA, M1CAR, M1HYP, M1THR, M2GLU,<br />

M2IBD, M2LAC, M3DIA, M3IRO, M4BON,<br />

M4JOI, M5ADH, M5ALZ, M5DEP, M5SCH,<br />

M6PER, M7BRE, M7COL, M7LUN, M7PRO,<br />

M7SKI, M8AMD, M8GLA, M9HIV<br />

Verantwoordelijk bedrijf<br />

ProGenom GmbH<br />

Businesspark Haus B / 329<br />

Max Stromeyer Str. 116<br />

78467 Konstanz, Germany<br />

Laboratoriumdirecteur<br />

Geboortedatum<br />

01/01/1990<br />

Rapport gegenereerd<br />

28/04/2023 09:53:46<br />

Huidige versie<br />

V538<br />

Analyserend bedrijf<br />

DNA Plus - Zentrum für Humangenetik<br />

Georg Wrede Strasse 13<br />

83395 Freilassing<br />

Deutschland<br />

Laboratoriummanager<br />

Dr. Daniel Wallerstorfer Bsc.<br />

René Rohrmanstorfer, MSc.<br />

DEMO_ML Pagina 299 van 299


OPMERKINGEN:


0000000000000


0000000000000<br />

<strong>ProMedicDNA</strong><br />

Wolfgang Amadeus<br />

DEMO_ML

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!