Oosteinde-Parkweg - Gemeente Leidschendam-Voorburg
Oosteinde-Parkweg - Gemeente Leidschendam-Voorburg
Oosteinde-Parkweg - Gemeente Leidschendam-Voorburg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong><br />
#
Inhoudsopgave Toelichting<br />
Toelichting 5<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />
1.1 Aanleiding 7<br />
1.2 Ligging en begrenzing plangebied 7<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen 8<br />
1.4 Opbouw van het plan 8<br />
Hoofdstuk 2 Beleidskader 9<br />
2.1 Inleiding 9<br />
2.2 Algemeen 9<br />
2.3 Europees beleid 10<br />
2.4 Rijksbeleid 11<br />
2.5 Provinciaal beleid 13<br />
2.6 Regionaal beleid 17<br />
2.7 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 19<br />
Hoofdstuk 3 Bestaande situatie 29<br />
3.1 Inleiding 29<br />
3.2 Ruimtelijke analyse 29<br />
3.3 Functionele analyse 41<br />
Hoofdstuk 4 Visie op het plangebied 45<br />
4.1 Inleiding 45<br />
4.2 Ontwikkelingen 45<br />
4.3 Ruimtelijke visie 46<br />
4.4 Functionele visie 49<br />
Hoofdstuk 5 Buitenplaats Eemwijk 51<br />
5.1 Inleiding 51<br />
5.2 Bestaande situatie 52<br />
5.3 Ontwikkelingen in het plangebied 53<br />
5.4 Wijzigingsbevoegdheid 54<br />
5.5 Milieu-aspecten Eemwijk 55<br />
Hoofdstuk 6 Milieu-aspecten 57<br />
6.1 Inleiding 57<br />
6.2 Bedrijven en milieuzonering 57<br />
6.3 Bodem 57<br />
6.4 Water 60<br />
6.5 Luchtkwaliteit 62<br />
6.6 Geluid 63<br />
6.7 Flora en Fauna 64<br />
6.8 Externe Veiligheid 66<br />
6.9 Kabels en leidingen 74<br />
Hoofdstuk 7 Archeologie en Cultuurhistorie 75<br />
7.1 Archeologie 75<br />
7.2 Cultuurhistorie II 89<br />
Hoofdstuk 8 Juridische vormgeving 99<br />
8.1 Systematiek van de bestemmingsregels 99<br />
8.2 Inleidende regels 99<br />
8.3 Bestemmingsregels 99<br />
3
8.4 Algemene regels, overgangs- en slotregels 101<br />
8.5 Toepassing en handhaving van het bestemmingsplan 101<br />
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid 103<br />
9.1 Economische uitvoerbaarheid 103<br />
9.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 103<br />
Bijlagen<br />
Bijlage 1 Externe veiligheid Gasleiding <strong>Voorburg</strong> en Essesteijn<br />
Bijlage 2 Waterbeleidsdocumenten<br />
Bijlage 3 Nota duurzaam bouwen<br />
Bijlage 4 Flora en fauna onderzoek<br />
4
Toelichting<br />
5
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding<br />
<strong>Gemeente</strong>n zijn op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om de bestemming<br />
van gronden en de daarbij behorende regels binnen een periode van tien jaar opnieuw vast te<br />
stellen. Bestemmingsplannen dienen namelijk te zijn voorzien van planologische regelingen die<br />
voldoen aan de eisen die heden ten dage daaraan worden gesteld.<br />
Voor het plangebied van "<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong>"gelden momenteel 3 afzonderlijke<br />
bestemmingsplannen. Het streven is dat in het jaar 2013 voor het hele grondgebied van<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> er alleen maar recente bestemmingsplannen gelden. In het kader van<br />
deze actualiseringsslag van verouderde bestemmingsplannen zijn de wijken <strong>Oosteinde</strong> en<br />
<strong>Parkweg</strong> aan de beurt. Het doel is om voor beide plangebieden één uniforme planologische<br />
regeling te treffen. De bestaande situatie zal worden vastgelegd en waar mogelijk zullen<br />
ontwikkelingen binnen bepaalde kaders worden toegestaan.<br />
Op de Buitenplaats Eemwijk is een locatie waar een ontwikkeling plaatsvindt, hier zal een deel<br />
van de bestaande bebouwing worden gesloopt en zal een aantal woningen worden gerealiseerd.<br />
1.2 Ligging en begrenzing plangebied<br />
Het plangebied bestaat uit de woonwijken <strong>Oosteinde</strong> en <strong>Parkweg</strong>. Het plangebied heeft de<br />
volgende begrenzingen:<br />
aan de zuidzijde door het park Vreugd en Rust en verder oostelijk de Laan van Nieuw Oost<br />
Einde;<br />
aan de westzijde de Marialaan overgaand in de Broeksloot<br />
aan de noordzijde de spoorweg tot aan de Vliet;<br />
aan de oostzijde door de Vliet tot aan het park Vreugd en Rust, en ter hoogte van het<br />
Juliana-Bernhardpark de <strong>Parkweg</strong> tot aan het stationsgebied <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.<br />
Afbeelding plangebied<br />
7
1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />
Voor het plangebied gelden momenteel 3 afzonderlijke bestemmingsplannen, te weten:<br />
“<strong>Oosteinde</strong> ” (vastgesteld op 28 mei 1998, goedgekeurd op 19 januari 1999);<br />
“<strong>Parkweg</strong>” (vastgesteld 1992, goedgekeurd 7 september 1993);<br />
Wijzigingsplan “Lusthofstraat/Molenwijk” (vastgesteld op 4 juli 2006, goedgekeurd op 27<br />
oktober 2006).<br />
Met deze herziening wordt voor de wijk één planologisch regime geschapen, zodat er in plaats<br />
van 3 bestemmingsplannen er één bestemmingsplan gehanteerd hoeft te worden.<br />
Naast het herzien van de geldende bestemmingsplannen worden de verleende vrijstellingen op<br />
grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening eveneens in dit bestemmingsplan meegenomen.<br />
1.4 Opbouw van het plan<br />
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:<br />
8<br />
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk<br />
niveau. De relevante onderdelen worden benoemd en waar nodig vertaald naar het<br />
bestemmingsplan.<br />
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder meer wordt een beschrijving<br />
gegeven van de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige structuur en de functionele<br />
opbouw van het plangebied.<br />
In hoofdstuk 4 wordt het toekomstbeeld voor het plangebied geschetst.<br />
In hoofdstuk 5 wordt specifiek ingegaan op de in het plangebied aanwezige<br />
ontwikkelingslocatie, te weten de Buitenplaats Eemwijk.<br />
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op diverse relevante milieu aspecten.<br />
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische<br />
waardevolle bebouwing en archeologie.<br />
In hoofdstuk 8 is opgenomen hoe de in het bestemmingsplan benoemde keuzes juridisch<br />
worden vormgegeven in de regels en op de verbeelding.<br />
Tenslotte wordt in hoofdstuk 9 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.<br />
Hierbij wordt ingegaan op het overleg met andere partijen, de maatschappelijke en de<br />
financieel-economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader<br />
2.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
in het algemeen en het onderhavige plangebied in het bijzonder relevante ruimtelijk beleid. Dit<br />
beleidskader vormt de formele basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is<br />
daarnaast een onderbouwing voor de beleidskeuzes die in het plan zijn gemaakt.<br />
2.2 Algemeen<br />
Van WRO naar Wro<br />
Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vervangen door de<br />
'nieuwe' Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de invoering van de Wro is in het ruimtelijke<br />
ordeningsrecht een duidelijke scheiding geïntroduceerd tussen beleid en normstelling.<br />
Het ruimtelijk beleid wordt op diverse bestuursniveaus met name vastgelegd in structuurvisies,<br />
die primair het vaststellende bestuursorgaan zelf binden. Deze structuurvisies hebben dan ook<br />
vooral een intern structurerende functie. Op grond van de invoerings- en overgangswetgeving ten<br />
aanzien van de Wro zijn de op de 'oude' WRO gebaseerde planologische kernbeslissingen,<br />
streekplannen en regionale structuurplannen gelijkgesteld met een structuurvisie op grond van<br />
de Wro.<br />
De ruimtelijke normstelling vindt plaats in een bestemmingsplan (dan wel een rijks- of<br />
provinciaal inpassingsplan) en in algemene regels ten aanzien van bestemmingsplannen. In<br />
tegenstelling tot een structuurvisie, hebben bestemmingsplannen wél een jegens een ieder<br />
geldende juridisch bindende werking.<br />
Concrete beleidsbeslissingen en de Wro<br />
In streekplannen en regionale structuurplannen op grond van de WRO kunnen zogenoemde<br />
concrete beleidsbeslissingen zijn opgenomen: beleidsmatige beslissingen, die bij de<br />
vaststelling van ruimtelijke plannen, - besluiten, e.d. door lagere overheden in acht moeten<br />
worden genomen. De Wro kent de concrete beleidsbeslissing als figuur echter niet meer.<br />
De invoeringswetgeving ten aanzien van de Wro bepaalt echter wel, dat dergelijke concrete<br />
beleidsbeslissingen hun rechtskracht behouden gedurende de looptijd van het plan, waarin zij<br />
zijn opgenomen. Een streekplan en een regionaal structuurplan hebben een geldigheidsduur van<br />
tien jaar. Gedurende een periode van tien jaar na de datum van vaststelling van de<br />
desbetreffende plannen blijven de daarvan deel uitmakende concrete beleidsbeslissingen ook<br />
onder het regime van de Wro nog van kracht. Dat betekent, dat bij de vaststelling van nieuwe<br />
bestemmingsplan ook ná 1 juli 2008 nog met de betreffende concrete beleidsbeslissingen<br />
rekening gehouden moet worden.<br />
Algemene beleidsregels<br />
Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) kan de rijksoverheid regels stellen voor de inhoud<br />
van bestemmingsplannen, wanneer nationale belangen dat met het oog op een goede<br />
ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. <strong>Gemeente</strong>n -maar ook provincies wanneer het gaat<br />
om inpassingsplannen- zijn verplicht zich bij het vaststellen van hun bestemmingsplannen aan<br />
deze regels te houden.<br />
De wetgever heeft ook aan de provincie de bevoegdheid toegekend om, bij verordening, regels te<br />
stellen omtrent de inhoud van onder meer bestemmingsplannen wanneer provinciale belangen<br />
dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Via zo'n provinciale<br />
verordening kan ook de provincie in algemene zin aan gemeenten dwingend voorschrijven aan<br />
welke inhoudelijke eisen hun ruimtelijke plannen moeten voldoen<br />
9
2.3 Europees beleid<br />
2.3.1 Europese Kaderrichtlijn Water<br />
De kaderrichtlijn water is op 22 december 2000 in werking getreden en is in Nederland<br />
geïmplementeerd via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water (Stb. 2005, 303). In deze<br />
Europese richtlijn is afgesproken dat lidstaten op het gebied van water gaan samenwerken.<br />
Deze samenwerking is grensoverschrijdend en per stroomgebied gericht op een ecologisch<br />
gezond watersysteem en duurzaam watergebruik. De Kaderrichtlijn water gaat ervan uit dat<br />
water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en<br />
verdedigd. De Kaderrichtlijn water geeft het kader voor de bescherming van<br />
landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater.<br />
Naast de waterkwantiteit staat ook de waterkwaliteit centraal in de Kaderrichtlijn Water. Dit is<br />
een belangrijke aanvulling op het landelijke beleid, zoals dat in het kader van "Waterbeheer in<br />
de 21ste eeuw" is geformuleerd. In 2009 moet voor de stroomgebieden van Schelde, Maas, Rijn<br />
en Eems een stroomgebiedbeheersplan opgesteld zijn. Dit plan moet over de landsgrenzen<br />
heen kijken en afspraken bevatten over zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit. Het<br />
watersysteem moet in 2015 voldoen aan de in het stroomgebiedbeheersplan vastgelegde<br />
normen. Het landelijk beleid gaat uit van streefnormen, terwijl de Europese Kaderrichtlijn Water<br />
uitgaat van toetsnormen. Dit betekent dat indien de geformuleerde normen in 2015 niet worden<br />
gehaald de lidstaten daarop worden afgerekend. Tevens zal de ecologische kwaliteit van het<br />
water in de beoordeling van de waterkwaliteit een belangrijke rol gaan spelen.<br />
2.3.2 Verdrag van Malta<br />
Het Europese Verdrag van Malta (2002), ook wel het Verdrag van Valletta genoemd, beoogt het<br />
cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Uitgangspunt van het<br />
verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale<br />
bescherming nodig heeft en krijgt. Om het bodemarchief beter te beschermen en om<br />
onzekerheden tijdens (bouw)werkzaamheden te beperken, wordt voorgesteld om steeds vooraf<br />
onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dat<br />
waarborgt dat met deze waarden zowel bij de voorbereiding als de uitvoering van projecten<br />
rekening kan worden gehouden.<br />
Het verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de<br />
Monumentenwet uit 1998, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van<br />
Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de<br />
bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling<br />
en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. De verantwoordelijkheid voor het<br />
archeologische erfgoed ligt niet meer bij de provincies, maar bij de gemeenten, die- binnen de<br />
kaders van de wetgeving- dienen te beschikken over een gemeentelijke beleidsnota archeologie<br />
en een beleidskaart archeologie. Op het wettelijke kader en de archeologische<br />
onderzoeksresultaten wordt verder ingegaan in hoofdstuk 7.<br />
10
2.4 Rijksbeleid<br />
2.4.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)<br />
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een<br />
krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan<br />
regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke<br />
ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere<br />
overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een<br />
filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een<br />
selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en<br />
bedrijven. Om deze nieuwe aanpak vorm te geven, was een actualisatie van het ruimtelijk- en<br />
mobiliteitsbeleid nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit<br />
waren gedateerd.<br />
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen.<br />
Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk<br />
aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens<br />
inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.<br />
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor<br />
moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke<br />
en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het<br />
Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.<br />
Deze 13 nationale belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de<br />
SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen.<br />
Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland<br />
1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk<br />
vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met<br />
een concentratie van topsectoren.<br />
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.<br />
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.<br />
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond<br />
Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid<br />
5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de<br />
belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.<br />
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.<br />
7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het<br />
functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.<br />
Waarborgen kwaliteit leefomgeving<br />
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen<br />
geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.<br />
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor<br />
klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.<br />
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en<br />
natuurlijke kwaliteiten.<br />
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora-<br />
en faunasoorten.<br />
12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.<br />
13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele<br />
besluiten.<br />
11
2.4.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)<br />
Op 14 juni 2011 is een herzien ontwerp voor de AMvB Ruimte voorgelegd aan de Tweede<br />
Kamer. Naderhand (op 21 juli 2011) is een nog aangepaste versie van het ontwerp naar de<br />
Tweede Kamer gezonden. De AMvB Ruimte is gericht op de doorwerking van nationale<br />
belangen in gemeentelijke ruimtelijke plannen.<br />
De hiervoor bedoelde kaderstellende uitspraken onderscheiden zich in die zin, dat van de<br />
provincies en gemeenten wordt gevraagd om met de inhoud daarvan rekening te houden bij de<br />
ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of<br />
indirect (d.w.z.: door middel van tussenkomst door de provincie) door te werken tot op het<br />
niveau van de lokale besluitvorming, zoals bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Het<br />
'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening', beter bekend als de AMvB Ruimte, bevestigt in<br />
juridische zin die kaderstellende uitspraken van het rijk.<br />
Omdat een deel van de beleidskaders van het rijk nog in ontwikkeling is en nieuw ruimtelijk<br />
rijksbeleid in voorbereiding is, wordt de AMvB Ruimte in beginsel gefaseerd vastgesteld. De<br />
eerste fase bevat de in de Nota Ruimte opgenomen beleidskaders ten aanzien van:<br />
12<br />
rijksvaarwegen;
project Mainportontwikkeling Rotterdam;<br />
kustfundament;<br />
grote Rivieren;<br />
defensie;<br />
ecologische hoofdstructuur;<br />
erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;<br />
hoofdwegen en hoofdspoorwegen;<br />
elektriciteitsvoorziening;<br />
buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;<br />
primaire waterkeringen buiten het kustfundament;<br />
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).<br />
De AMvB Ruimte bevat uitsluitend een vertaling van kaderstellende uitspraken. Vooralsnog is er<br />
geen sprake van nieuw of aanvullend beleid of regelgeving. De tweede tranche zal de<br />
beleidskaders bevatten, waarvan bekend is dat deze als gevolg van de totstandkoming van<br />
voorgenomen structuurvisie zullen worden aangevuld.<br />
2.4.3 Visie Erfgoed en Ruimte, kiezen voor karakter<br />
In deze Visie Erfgoed en Ruimte zet het kabinet de cultuurhistorische belangen van nationale<br />
betekenis in een gebieds- en ontwikkelingsgerichte context. De visie is complementair aan de<br />
Structuurvisie infrastructuur en ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden<br />
van nationaal belang planologisch borgt. De Visie erfgoed en ruimte plaatst die waarden in een<br />
bredere context en geeft aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet-juridische<br />
instrumenten wordt nagestreefd.<br />
Het doel van deze visie is tweeledig. In de eerste plaats maakt het rijk duidelijk welke belangen<br />
hij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt, welke prioriteiten hij stelt en hoe hij wil<br />
samenwerken met publieke en private partijen. In de tweede plaats legt het rijk met deze visie<br />
een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Zo'n kader is<br />
nodig om effectieve samenwerking mogelijk te maken tussen overheden onderling en tussen<br />
overheid en particulier initiatief.<br />
Het rijk kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid:<br />
1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;<br />
2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;<br />
3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp<br />
4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;<br />
5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.<br />
Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden<br />
geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. Voor de<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> gaat het hierbij om de naoorlogse woonwijken De Heuvel en<br />
Prinsenhof. In de visie worden voor deze gebieden de volgende aspecten benoemd:<br />
zeldzame grootschalige hovenverkaveling;<br />
op antropologische principes gebaseerde verhouding bebouwd-onbebouwd;<br />
bijzondere bebouwing/voorzieningen binnen de hoven<br />
2.5 Provinciaal beleid<br />
2.5.1 Provinciale structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland<br />
Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte<br />
en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Structuurvisie beschrijft de provincie haar<br />
doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de<br />
visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de<br />
ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.<br />
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en<br />
diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke<br />
economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn<br />
13
elangrijke peilers. Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk<br />
netwerk. Kenmerkende kwaliteiten zijn een goede bereikbaarheid en een divers aanbod van<br />
woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en<br />
natuur.<br />
In de Structuurvisie wordt aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal<br />
belang vindt. De basis daarvoor ligt in de integrale hoofdopgaven en de bijbehorende provinciale<br />
belangen betreffen:<br />
aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;<br />
duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;<br />
divers en samenhangend stedelijk netwerk;<br />
vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;<br />
stad en land verbonden.<br />
Ook de provinciale instrumenten op het gebied van de ruimtelijke ordening komen in de<br />
Structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma's en<br />
projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te<br />
stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting.<br />
Het plangebied <strong>Oosteinde</strong> <strong>Parkweg</strong> is in de provinciale structuurvisie grotendeels aangegeven<br />
als stads- en dorpsgebied: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken<br />
en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van<br />
verstedelijking binnen de bebouwingscontouren. In de provinciale structuurvisie is ook aandacht<br />
geschonken aan de landgoederenzone Vlietzone. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de<br />
landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de landgoederenzone Vlietzone zal de<br />
provincie Zuid-Holland niet toestaan. Het plangebied heeft overwegend een conserverend<br />
karakter. De actualisatie van het bestemmingsplan past binnen de in de Structuurvisie<br />
beschreven ruimtelijke opgaven.<br />
2.5.2 Verordening Ruimte, Visie op Zuid-Holland<br />
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten,<br />
waarvan een verordening er één is. De verordening stelt regels aan gemeentelijke<br />
bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In<br />
het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke<br />
beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor.<br />
Voor het opstellen van een verordening is gekozen:<br />
als waarborgingsinstrument;<br />
als beschermingsinstrument en<br />
als het Rijk dit door middel van een niet-directe AMvB aan de provincie verplicht.<br />
De Provinciale Staten van Zuid-Holland heeft in de Verordening Ruimte, vastgesteld op 2 juli<br />
2010, regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren,<br />
bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen -<br />
en landgoedbiotopen.<br />
Deze verordening heeft voor het plangebied betrekking op de bescherming van de<br />
cultuurhistorische waarde van het gebied.<br />
Lid 1 bescherming landgoed- en kasteelbiotoop.<br />
Bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken voor gronden gelegen binnen<br />
de biotoop van de afzonderlijke landgoederen en kastelen/kasteelruïnes welke zijn weergegeven<br />
op kaart 12, dienen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop te beschermen, en waar<br />
mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van de buitenplaats of het<br />
kasteel en hun biotoop.<br />
Lid 2 beeldkwaliteitsparagraaf<br />
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor gronden gelegen<br />
binnen de biotoop van een landgoed of een kasteel/kasteelruïne dient een<br />
beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoed- of<br />
14
kasteelbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en<br />
waarden van het landgoed of het kasteel gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de<br />
kenmerken en waarden van de landgoed- of kasteelbiotoop beschermd of versterkt worden. Het<br />
gaat in ieder geval om de volgende kenmerken en waarden:<br />
1. de (historische) buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het<br />
bijbehorende park of tuin, of het kasteel of kasteelterrein in de vorm van ruïne,<br />
muurrestanten, één of meer bijgebouwen, omgracht terrein, alsmede de functionele en<br />
visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;<br />
2. de basisstructuur waaraan het landgoed of de kasteel/kasteellocatie bewust direct is<br />
gekoppeld: een weg, een waterloop, of beide of in geval van een buitenplaats ook indirect<br />
door middel van zichtlijnen;<br />
3. het blikveld: de vrije ruimte die nodig is om de historische buitenplaats of het kasteel in het<br />
landschap te herkennen;<br />
Naast deze kenmerken en waarden kunnen er voor zowel de landgoed- als de kasteelbiotoop<br />
afzonderlijke kenmerken en waarden aan de orde zijn.<br />
Lid 3 afwijkingsmogelijkheid<br />
Afwijking van het bepaalde in lid 1 is slechts mogelijk indien sprake is van bouwmogelijkheden<br />
in het vigerende bestemmingsplan of indien sprake is van een groot openbaar belang en er geen<br />
reële andere mogelijkheid is. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een<br />
verantwoording bevatten.<br />
Landgoedbiotoop Vliet en Burgh<br />
Vliet en Burgh (ten zuidwesten van Eemwijk) is in 1908 gebouwd ter plaatse van een 17e eeuws<br />
huis met burchttoren. Het huis is nu in gebruik als kindertehuis; daarvoor zijn bijgebouwen<br />
geplaatst aan de Vlietzijde. Het park aan <strong>Oosteinde</strong> is in tact, net als de portierswoning en het<br />
ingangshek. Een brede wegsloot loopt aan <strong>Oosteinde</strong> langs beide parken, verbonden met de<br />
Vliet.<br />
Biotoop:<br />
Kern: huizen met tuin/park;<br />
Basisstructuur: Vliet en <strong>Oosteinde</strong>Zichtlijn: geen;<br />
Panorama: vanuit Eemwijk naar Vliet en Westvlietweg;<br />
Blikveld: over weiland aan de overzijde van de Vliet.<br />
2.5.3 Cultuurhistorische hoofdstructuur<br />
Deze nota geeft de inventarisatie weer van de cultuurhistorische waarden in het gebied. Binnen<br />
de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) zijn de landschappen, de archeologische waarden<br />
en de nederzettingen geïnventariseerd en gewaardeerd. Voor het plangebied is het volgende van<br />
belang:<br />
een deel van de Zuid-Hollandse landgoederenzone Vlietzone strekt zich uit over het<br />
plangebied. Binnen het plangebied is dit de landgoedbiotoop Vliet en Burg (geregistreerd<br />
onder Eemwijk). Landgoedbiotopen maken deel uit van het Beleidskader Historische<br />
Landgoederen.<br />
binnen het plangebied bevindt zich een deel van de Vlietoevers. De ruimelijke kwaliteit van<br />
de Vlietoevers is voor onze gemeente onmisbaar. Versterking van de Vlietoevers en<br />
bescherming van bestaande waarden, is in 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> in de Cultuurhistorische analyse Vlietoevers.<br />
15
2.5.4 Beleidsagenda Regionale Economie en Energie 2012-2015<br />
De nadruk van het economisch beleid van de provincie Zuid Holland ligt in de periode 2012-2015<br />
op bevordering van het innoverend vermogen van 3 economische pijlers: het havenindustrieel<br />
complex, de tuinbouw en de kennisintensieve bedrijvigheid. Randvoorwaardelijk is dat de 3<br />
pijlers aansluiting weten te vinden bij de biobased economy.<br />
Sinds 2010 is het regionaal economisch beleid gedecentraliseerd. De provincie voelt een grote<br />
verantwoordelijkheid en wil bedrijven helpen sterker uit de crisis te komen door ruimte te bieden<br />
en te verbinden. Met de gemeenten en omliggende provincies zorgt de provincie dat opgaven op<br />
de juiste schaal worden opgepakt. Ook zoekt de provincie verbinding met het Topsectorenbeleid<br />
van het Rijk en met het Europees beleid. De inzet op de 3 economische pijlers gebeurt vanuit<br />
het samenwerkingsverband Zuidvleugel.<br />
De provincie zal het tot haar beschikking staande instrumentarium inzetten op<br />
structuurversterking van de economie. De afnemende vraag naar werklocaties en een<br />
kwantitatieve en kwalitatieve mismatch tussen aanbod van en vraag naar werklocaties<br />
noodzaakt in een aantal situaties tot een aanpassing van de huidige plancapaciteit in de<br />
ruimtelijke planning van de provincie (PSV) hiervoor.<br />
Voor kantoor locaties is met de in regionaal verband samenwerkende gemeenten een beweging<br />
ingezet om tot een halvering van de plancapaciteit te komen. De provincie werkt tevens actief<br />
mee aan de ontwikkeling van een nationale strategie voor transformatie en sloop van incourante<br />
kantoren (in ontwikkeling). Voor bedrijventerreinen vraagt de provincie de regio's hun<br />
bedrijventerreinenstrategie te actualiseren met de actuele ruimtebehoefte tot 2020. Met de<br />
SER-ladder wordt een stevige impuls geven aan het beter benutten van bestaande werklocaties.<br />
De inzet op herstructurering vanuit de provincie verandert. Deze concentreert zich in deze<br />
periode vooral op de planontwikkeling. De inzet van de provincie focust zich op het behoud van<br />
teelt areaal in de tuinbouw en - net als bedrijventerreinen - op het versterken van zakelijke<br />
business cases voor modernisering van het areaal.<br />
2.5.5 Economische Agenda Zuidvleugel 2012-2015<br />
Om de economische positie van deze wereldregio verder te ontwikkelen en te versterken, de<br />
leefbaarheid te vergroten en de bereikbaarheid te verbeteren, werken de bestuurlijke partners in<br />
de Zuidvleugel samen aan de realisering van vijf hoofdopgaven:<br />
naar een schone economie;<br />
een bereikbare Zuidvleugel;<br />
StedenbaanPlus;<br />
comfortabel wonen in de stad;<br />
landschap dichterbij huis<br />
De opgaven vormen samen de agenda van de Zuidvleugel, concreet uitgewerkt in de<br />
programma's: Economische agenda, Bereikbaarheidspakket, StedenbaanPlus,<br />
Verstedelijkingsprogramma en Metropolitaan landschap.<br />
2.5.6 Uitvoeringsprogramma Economische Agenda Zuidvleugel 2012-2015<br />
Het Uitvoeringsprogramma van de Economische Agenda Zuidvleugel 2012-2015 kiest voor het<br />
verder versterken van de vier economische pijlers in de Zuidvleugel:<br />
de transitie van het Haven Industrieel Complex;<br />
de verduurzaming van de Greenports;<br />
de campusontwikkeling en kennisvalorisatie rond de universiteiten en kennisinstellingen en<br />
de groei van de kennisintensieve en zakelijke dienstverlening in het stedelijk gebied.<br />
Dat gebeurt door het gericht stimuleren van innovatie en duurzaamheid in elf topsectoren die de<br />
basis vormen van deze vier economische pijlers.<br />
Voor wat betreft het creëren van ruimte ligt het accent de komende vier jaren met name op<br />
herstructurering/optimalisering van havens, herontwikkeling van bedrijventerreinen (natte kavels)<br />
en in beperkte mate op nieuwe locaties. Bovendien wordt ingezet op het concentreren van<br />
investeringen in enkele toplocaties (bijvoorbeeld TIC Delft, BSC Leiden, Stadshavens,<br />
Binckhorst). Het gaat om het accommoderen van het juiste programma op de juiste plaats.<br />
16
De internationale concurrentie dwingt het bedrijfsleven in alle sectoren tot ongekende<br />
inspanningen om te innoveren en te verduurzamen. Centraal in het Actieprogramma Kiezen voor<br />
Diversiteit staat dan ook het aanjagen van innovatie en groei door het verbinden en verknopen<br />
van de negen topsectoren en het wegnemen van belemmeringen. De zuidvleugelpartners<br />
hebben in het actieprogramma afgesproken gezamenlijk zes acties te ondernemen met het doel<br />
de economische potentie van de regio optimaal te benutten. De acties hebben betrekking op<br />
verbeteren aansluiting arbeidsmarktonderwijs, bevorderen samenwerking m.b.t. internationale<br />
acquisitie, ontwikkelen van een valorisatieagenda i.s.m. universiteiten, campusontwikkeling,<br />
onderzoek naar een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij en het ontwikkelen van<br />
schaalsprongprogramma's.<br />
2.6 Regionaal beleid<br />
2.6.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden<br />
Op 16 april 2008 heeft het Algemeen Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal<br />
Structuurplan Haaglanden 2020 vastgesteld. Voor de negen betrokken gemeenten vormt het<br />
RSP het integrale beleidskader voor het afzonderlijke gemeentelijke beleid en<br />
bestemmingsplannen. Het RSP bevat richtinggevende en kaderstellende uitspraken die<br />
bepalend zullen zijn voor de inhoudelijke betrokkenheid van het Stadsgewest bij de<br />
voorbereiding en toetsing van gemeentelijke visies en bestemmingsplannen en bij<br />
bovenregionaal beleid.<br />
Onder het regime van de Wro is niet langer sprake van enige formele bevoegdheid van regionale<br />
bestuursorganen op het gebied van de ruimtelijke ordening. Dat betekent echter niet dat het<br />
RSP zijn betekenis heeft verloren. Op grond van het in de Invoeringswet Wro geregelde<br />
overgangsrecht blijft op een regionaal structuurplan, dat in ontwerp ter inzage is gelegd vóór 1<br />
juli 2008, het recht van toepassing zoals dat gold vóór de invoering van de Wro totdat de termijn<br />
van gelding van dat plan is verstreken. Het actuele RSP behoudt op grond van het<br />
overgangsrecht zijn rechtsgevolgen tot 2018. Tot dat moment dient bij de vaststelling van een<br />
bestemmingsplan een concrete beleidsbeslissing uit het RSP nog steeds in acht te worden<br />
genomen.<br />
Het RSP onderschrijft het concentreren van wonen en werken binnen het stedelijk gebied. Dit<br />
heeft een gunstig effect op het draagvlak van stedelijke voorzieningen en het terugdringen van de<br />
automobiliteit ten gunste van langzaam verkeer.<br />
Voor het plangebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> schrijft het RSP geen specifieke<br />
beleidsuitgangspunten die van belang zijn voor de doorwerking in het op te stellen<br />
bestemmingsplan.<br />
2.6.2 Regionale Woonvisie 2000-2015<br />
De regionale Woonvisie Haaglanden 2000-2015, vastgesteld in 2003, vormt een aanvulling op<br />
het specifieke gebied van het wonen op het RSP. De centrale regionale ambitie met betrekking<br />
tot het wonen is het streven naar verruiming van de kwaliteit van het woonaanbod, wat neerkomt<br />
op het vergroten van de keuzemogelijkheden op de woningmarkt met aandacht voor bijzondere<br />
groepen op die markt.<br />
De regio wil zoveel mogelijk inspelen op de keuzemogelijkheden van de bewoners om vorm te<br />
geven aan hun eigen woonwensen. Binnen deze regionale strategie kiezen de gemeenten voor<br />
lokale oplossingen. De visie geeft aan dat onder andere de gemeente <strong>Leidschendam</strong>- <strong>Voorburg</strong><br />
de identiteit als weliswaar veelzijdige, maar vooral ook ruime en rustige woongemeente wil<br />
behouden en versterken.<br />
17
2.6.3 Waterbeheerplan Hoogheemraadschap Rijnland<br />
In 2010 is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een nieuw Waterbeheerplan (WBP)<br />
vastgesteld. Daarin zijn de ambities van Rijnland opgenomen en de maatregelen die Rijnland de<br />
tot 2015 in het watersysteem zal treffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op de<br />
uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond<br />
water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en<br />
blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft<br />
voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren<br />
en goed te onderhouden. Daarbij wil het hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en<br />
toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de<br />
verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden<br />
van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.<br />
2.6.4 Bodemarchief Ontrafelt, nota archeologie "Duin, Horst en Weidegebied"<br />
Gelet op het Verdrag van Malta en de herziene archeologiewetgeving, is de rol van de gemeente<br />
essentieel geworden binnen het archeologietraject. De gemeenten Wassenaar, Voorschoten en<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> zullen daarom in toenemende mate te maken krijgen met archeologie.<br />
Om praktisch invulling te geven aan deze veranderingen, hebben de drie gemeenten een nota<br />
archeologie opgesteld. In de nota worden beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang<br />
met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maken de gemeenten duidelijk hoe waardevol<br />
het archeologisch erfgoed voor de identiteit van het gebied is.<br />
2.6.5 Economische strategie Stadsgewest Haaglanden<br />
De economische strategie van het Stadsgewest is erop gericht Haaglanden bij de top 3 van de<br />
Nederlandse regio's en de top 10 van Europese regio's te doen behoren. Daarvoor wordt ingezet<br />
op de vier sterke economische clusters: (internationaal) bestuur en dienstverlening, kennis en<br />
technologie, greenport en (zakelijk) toerisme. In termen van ruimtelijke ordening moeten<br />
daarvoor strategische locatieontwikkeling en goede bereikbaarheid hand in hand gaan.<br />
De bedrijventerreinenstrategie voor Haaglanden (2008) is erop gericht de vraag naar en het<br />
aanbod van ruimte voor bedrijventerreingebonden ondernemingen de komende decennia met<br />
elkaar in evenwicht te houden, op elk van de te onderscheiden kwaliteitsniveaus en per<br />
deelperiode. Het afsprakenkader bepaalt dat bestaande bedrijventerreinen in omvang<br />
gehandhaafd blijven. Reductie van het areaal bedrijventerreinen behoort aan een 'nut en<br />
noodzaakanalyse' te worden onderworpen, met als insteek 'nee, tenzij'.<br />
Voor kantoorfuncties gelieerd aan bedrijven geldt een voorkeur voor stapeling op bedrijfsfuncties<br />
en een bovengrens gerelateerd aan de omvang van het bedrijfsvloeroppervlak met een absoluut<br />
maximum conform het provinciale toetsingskader 'Regels voor ruimte' van 3.000 m².<br />
Voor perifere detailhandel is de structuurvisie detailhandel maatgevend.<br />
Horeca en leisure dient zich primair te richten op de op het terrein gevestigde bedrijven. Deze<br />
functies mogen niet tot verlies van bedrijfsvloeroppervlak leiden, te realiseren door dubbel<br />
grondgebruik met vestiging op bovenetages. Voor het overige zou het alleen om tijdelijk gebruik<br />
mogen gaan.<br />
Aan multimodale bereikbaarheid van bedrijventerreinen wordt in principe niet getornd.<br />
Mogelijkheden om in de vervoersbehoefte van personeel door middel van openbaar vervoer te<br />
voorzien dienen te worden uitgebuit, bij voorkeur binnen het kader van een meer omvattend<br />
vervoermanagement.<br />
Bij de herstructurering van woonwijken moet het streven zijn om zoveel mogelijk bedrijven weer<br />
een plaats te geven in die wijken; naast fysieke plekken betekent dit vooral ruimte in de<br />
betreffende bestemmingsplannen inclusief beschermingsconstructies, zodat vestiging van deze<br />
bedrijven bezwarenprocedures kan doorstaan.<br />
Doelstelling van de kantorenstrategie (2012) is een evenwichtige afstemming van vraag naar en<br />
aanbod van kantoorruimte (>1.000m2) naar soort, periode en locatie. Enerzijds is een gezonde<br />
economische ontwikkeling gebaat bij een ruim en gedifferentieerd aanbod aan<br />
18
vestigingsmogelijkheden voor kantoorgebonden activiteiten, anderzijds moet overaanbod worden<br />
tegengegaan. Ruimtelijk wordt ingezet op beperkt aantal kantoorversterkings-gebieden en het<br />
reduceren van planvoorraad, met toenemende aandacht voor een goede multimodale<br />
bereikbaarheid. De strategie onderscheidt daarvoor zes verschillende kantorenmilieus, elk met<br />
een eigen vraag en aanbod karakteristiek. De kantorenstrategie kent de volgende pijlers:<br />
inzet op beperkt aantal kantoorversterkingsgebieden;<br />
reductie van de planvoorraad;<br />
maatwerkaanpak voor de kantorenlocaties in de gemeenten, gericht opHet verbeteren van<br />
de kwaliteit van de locatie, en/of<br />
het creëren van mogelijkheden voor andere bestemmingen;<br />
specifiek beleid voor o.a. vrijkomende locaties rijksoverheid en hoofdkantoren;<br />
een overzicht van transformaties van kantoren naar andere functies.<br />
2.6.6 Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2012<br />
Om de regionale economie te stimuleren heeft het Stadsgewest de Regionale Structuurvisie<br />
Detailhandel 2006-2011 opgesteld. De kern van de structuurvisie is dat prioriteit wordt gegeven<br />
aan het instandhouden en kwalitatief versterken van de bestaande detailhandelstructuur in<br />
Haaglanden. Uitgangspunt is een restrictief beleid wat betreft kwantitatieve toevoegingen.<br />
Voor het plangebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> geldt dat:<br />
kleine lokale plannen die gericht zijn op optimalisatie en kwaliteitsverbetering bij buurt- en<br />
wijkwinkelcentra een lokale verantwoordelijkheid is. Het Stadsgewest hanteert voor<br />
wijkcentra een maximale maat van 7.000 m² wvo en voor buurtcentra een maximum van<br />
3.500 m² wvo;<br />
voor de Hoogwaardig Openbaar Vervoer Knopen (HOV) in Zuid-Holland, waar detailhandel<br />
gevestigd zou kunnen worden het advies is een maximum van 200 m² wvo detailhandel te<br />
hanteren;<br />
vestiging van solitaire (mega)supermarkten wordt afgewezen. (Mega)supermarkten dienen<br />
zich in bestaande winkelcentra te vestigen, mits de marktruimte dat toestaat.<br />
<strong>Gemeente</strong>n wordt geadviseerd de assortimentslijsten die in het rapport van BRO zijn vermeld,<br />
op te nemen in nieuwe bestemmingsplannen en waar mogelijk oude bestemmingsplannen daar<br />
op aan te passen. De nieuw te vestigen bedrijven zijn dan gehouden aan de branchering zoals<br />
deze is vastgelegd in de bestemmingsplannen.<br />
Momenteel werkt het Stadsgewest Haaglanden samen met de Stadsregio Rotterdam aan nieuw<br />
beleid in het kader van de Metropoolregio.<br />
2.7 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
2.7.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen (2006)<br />
Het gemeentelijke ruimtelijke beleid is geformuleerd in de structuurvisie Ruimte voor Wensen,<br />
vastgesteld door het college van B&W in haar vergadering van 30 oktober 2007 (docmannr.<br />
07/27859). Centraal uitgangspunt is het realiseren van een groene woongemeente met een<br />
evenwichtige bevolkingsopbouw. Voor het plangebied is in deze visie onderkend de waarde van<br />
de Vliet als recreatieve lijn. Het creëren van nieuwe locaties om vanuit het plangebied over de<br />
Vliet te kunnen kijken is hierbij een van de doelstellingen. Bij de vaststelling van de<br />
structuurvisie is de afspraak gemaakt om de visie elke vier jaar te herijken. In januari 2012 heeft<br />
de gemeente het concept voor de herijking gepresenteerd en vervolgens vrijgegeven voor<br />
inspraak.<br />
19
Afbeelding: structuurvisie Ruimte voor Wensen<br />
Het plangebied is in de structuurvisie grotendeels aangegeven als stads-en dorpsgebied:<br />
aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd<br />
en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van verstedelijking binnen de<br />
bebouwingscontouren. De visie stelt geen specifieke eisen aan de ontwikkelingen binnen<br />
bestaand stedelijk gebied.<br />
2.7.2 Structuurvisie Ruimte voor Wensen (herijking 2012)<br />
Bij de vaststelling van de structuurvisie is de afspraak gemaakt om de structuurvisie elke vier<br />
jaar te herijken. In januari 2012 heeft de gemeente het concept voor de herijking opgesteld dat<br />
vervolgens is vrijgegeven voor inspraak. De concept herijking vormt de basis voor de (bestuurlijk)<br />
strategische keuzes en geeft richting aan de hoofdlijnen van het gewenste ruimtelijke<br />
ontwikkelingsbeeld van de gemeente tot 2040.<br />
Als overkoepelende ambitie streeft de structuurvisie naar een positionering van de gemeente als<br />
aantrekkelijke, groene en duurzame woonwerkstad. De herijkte uitgangspunten (opgaven,<br />
doelstellingen en ambities) zijn vertaald naar drie pijlers:<br />
versterken van de groene woonstad;<br />
verbeteren van economische kansen en voorzieningenstructuur;<br />
beter benutten en verbeteren van bereikbaarheid.<br />
De structuurvisie daarbij gaat uit van een indeling voor de gemeente in een stedelijk gebied, de<br />
Vlietzone en het buitengebied. Plangebied <strong>Oosteinde</strong> <strong>Parkweg</strong> valt binnen het zogenaamde<br />
Stedelijke Gebied en de overgang naar de Vlietzone. Hierin zijn de onderstaande opgaven<br />
geformuleerd.<br />
Stedelijk gebied, kwantitatief:<br />
realisatie van 80% van de woningbouwopgave binnen bestaand stedelijk gebied;<br />
faciliteren van 5% groei van de bevolking in de periode 2012-2040.<br />
Stedelijk gebied, kwalitatief:<br />
20<br />
behoud en versterking van het groene karakter van de stad en van de kwaliteit van de<br />
bestaande woonmilieus, toevoegen van nieuwe woonmilieus;<br />
verbetering van de leefbaarheid van bestaande wijken en kwaliteitsverbetering van het<br />
stedelijk raamwerk en de identiteitsdragers (structuurbepalende identiteitsdragers zijn<br />
bijvoorbeeld de Vlietzone, de Loo-zone en het historisch lint <strong>Parkweg</strong> -Veursestraatweg);<br />
duurzame stedelijke ontwikkeling, onder meer door meervoudig ruimtegebruik, het beter<br />
benutten van de openbaar vervoerscapaciteit en verbetering van fietsverbindingen;
versterken van de buurt- en wijkvoorzieningen, versterken van de complementariteit en het<br />
kwaliteitsniveau van de winkelcentra;<br />
nieuwe economische kansen creëren door functieverandering, herstructurering en<br />
transformatie van gebieden, passend bij de positionering als groen woonwerkstad.<br />
Vlietzone:<br />
benutten en verder versterken van de groen-blauwe kwaliteiten en de recreatieve potentie<br />
van de Vlietzone;<br />
grote ruimtelijke dynamiek creëren op de middellange en lange termijn in samenhang met<br />
verbetering van de bereikbaarheid (MIRT-opgaven Haaglanden);<br />
versterken van de identiteit van de kernen en benutten van de ligging van de oude kernen en<br />
cultuurhistorische kwaliteiten aan de Vliet;<br />
excellente woonmilieus creëren aan de Vlietoevers.<br />
De in de herijkte structuurvisie geformuleerde ambities voor dit gebied, zijn in dit<br />
bestemmingsplan zo veel mogelijk in de overwegingen meegenomen.<br />
2.7.3 Verkeers- en Vervoerplan 2004<br />
De hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid op het gebied van verkeer en vervoer zijn vastgelegd<br />
in het Verkeers- en Vervoerplan (VVP) uit 2004. De ambities op het gebied van verkeer en<br />
vervoer van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>–<strong>Voorburg</strong> worden hierin benoemd en toegelicht. Voor<br />
achtereenvolgens de auto, het langzaam verkeer en het openbaar vervoer bevat het plan de<br />
ontwikkelingen en knelpunten, de gewenste situatie en conclusies en aanbevelingen voor<br />
oplossingsrichtingen. Ook de thema's verkeersveiligheid, parkeren en milieu komen aan de<br />
orde.<br />
In het VVP is onder andere de categorisering van het wegennet volgens de principes van<br />
Duurzaam Veilig opgenomen. Daarnaast is het gewenste hoofdfietsroutenetwerk opgenomen.<br />
21
2.7.4 Parkeernota 2005<br />
Het gemeentelijk parkeerbeleid is nader uitgewerkt in de gemeentelijke Parkeernota uit 2005. In<br />
de nota komen verschillende vormen van parkeerregulering, inclusief bijbehorend<br />
ontheffingenbeleid, aan de orde. Daarnaast wordt onder andere aangegeven hoe wordt<br />
omgegaan met parkeren voor diverse doelgroepen, parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen en de<br />
handhaving van het parkeerbeleid. Op basis van een inventarisatie van parkeerknelpunten biedt<br />
de nota een overzicht van oplossingsrichtingen voor de korte, middellange en lange termijn.<br />
Eén van de uitgangspunten van het gemeentelijk parkeerbeleid is dat bouwplannen niet mogen<br />
leiden tot extra parkeerdruk in de directe omgeving. De te hanteren parkeernormen bij<br />
nieuwbouw, functiewijziging of verbouw zullen worden opgenomen in een nog vast te stellen<br />
gemeentelijke Nota parkeernormen.<br />
2.7.5 Groenstructuurplan <strong>Gemeente</strong> <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> (2010), Buitengewoon<br />
Groen<br />
Het groenstructuurplan geeft op hoofdlijnen aan welk groen van belang is op gemeentelijk niveau<br />
en waar het groen versterkt kan worden. Het garandeert het groene karakter van de gemeente in<br />
de toekomst door de hoofdgroenstrucuur duidelijk te benoemen, verbindingen te maken en de<br />
ligging aan het buitengebied te versterken.<br />
Om het groen in de gemeente te versterken wordt er ingezet op drie niveaus:<br />
groene zones;<br />
groene lijnen;<br />
groene wijken.<br />
Om de ambities te verwezelijken, wordt in het Groenstructuurplan gesteld dat bij alle nieuwe<br />
ruimtelijke projecten het groen vanaf de initiatieffase een serieus onderdeel moet zijn van de<br />
planvorming. Voor elk ruimtelijk plan dient daarom een, als onderdeel van de planvorming, een<br />
groene paragraaf geschreven te worden.<br />
In het Uitvoeringsprogramma van het Groenstructuurplan worden bovendien in een<br />
overzichtstabel een aantal deeluitwerkingen geformuleerd en zijn deze deeluitwerkingen<br />
geprioriteerd. Voor dit plangebied gaat het om de volgende deeluitwerkingen:<br />
Vlietzone;<br />
Wijkgroenvisie;<br />
groene lijnen door het plangebied.<br />
2.7.6 Water verbindt en geeft kleur aan je stad, Waterplan <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
2007-2015 (2007)<br />
Het Waterplan <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2007-2015 is een gezamenlijk product van de gemeente<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, het Hoogheemraadschap van Delfland en het Hoogheemraadschap<br />
van Rijnland. Het waterplan gaat ervan uit dat het watersysteem in 2015 zo veel water kan<br />
bergen dat wateroverlast en verdroging voorkomen kunnen worden. Bovendien moet het water<br />
dan schoon en ecologisch gezond zijn en bijdragen aan een prettige leefomgeving. Om de<br />
ambitieuze doelen van het Waterplan te realiseren moet water een integraal onderdeel zijn van<br />
alle strategische en ruimtelijke plannen. Het waterplan moet het waterbeheer inhoudelijk en<br />
procesmatig verbeteren, met voortdurende aandacht voor duurzaamheid.<br />
Waterbeheer en watertoets<br />
De initiatiefnemer dient in het kader van de watertoets in een vroeg stadium overleg te voeren<br />
met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen<br />
het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, die verantwoordelijk is voor het<br />
waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. Het Hoogheemraadschap is in het kader van het<br />
vooroverleg op grond van de Wro betrokken bij het tot stand komen van het bestemmingsplan.<br />
22
2.7.7 Nota Bodemarchief ontrafelt<br />
De gemeenten <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, Wassenaar en Voorschoten, samenwerkend in het<br />
Pact van Duivenvoorde, hebben een gezamenlijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat is vastgelegd<br />
in de Nota "Het bodemarchief ontrafeld" en op de beleidskaart archeologie (november 2008). In<br />
de Nota archeologie wordt een globaal overzicht van het archeologische erfgoed van de<br />
pactgemeenten gegeven en zijn de beleidsregels ten aanzien van de omgang met het<br />
archeologische bodemarchief geformuleerd. De archeologische beleidskaart toont de globale<br />
archeologische verwachting per (soort) gebied met de daarbij behorende beleidsregels. Op de<br />
kaart wordt vermeld welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn en welk<br />
archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten verplicht is gesteld.<br />
2.7.8 Klimaatplan <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2009-2020<br />
In het in 2009 vastgestelde Klimaatplan <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2009-2020 (zie raadsbesluit<br />
2009/11053)) staan uitgangspunten voor de doelgroep woningen geformuleerd: de gemeente<br />
kiest voor integrale woonkwaliteit. Naast energiebesparing betekent dit bijvoorbeeld ook meer<br />
comfort in woningen en een gezond binnenklimaat. Energiebesparing mag nooit ten koste van<br />
de gezondheid van bewoners en de gemeente blijft daarom het belang van goede ventilatie<br />
benadrukken. Voor de grotere projecten (met meer dan één woning) vindt toetsing plaats met<br />
het instrument GPR gebouw waarmee de duurzaamheidskwaliteit wordt bepaald; Alle<br />
nieuwbouwwoningen zijn minimaal 10% energiezuiniger dan de EPC-norm in het Bouwbesluit<br />
voorschrijft. Woningen worden flexibel gebouwd met het idee dat deze op termijn<br />
energieneutraal moeten worden. Zo kan worden besloten om woningen geschikt te maken voor<br />
latere toepassing van zonne-energie of lage temperatuur verwarming; De gemeente drukt de<br />
CO2-reductie bij nieuwbouw vanaf 200 woningen en herstructurering uit in de Energie Prestatie<br />
op Locatie (EPL). Bouwen volgens de minimumeisen levert bij nieuwbouw een EPL van 6,6 op,<br />
een energieneutrale locatie levert een EPL van 10 op. Voor alle nieuwbouwwoningen met meer<br />
dan 200 woningen wordt, afhankelijk van de locatie en het type bouwproject, een minimale EPL<br />
gerealiseerd van 7,0 tot 8,0. In het kader van het klimaatbeleid wordt gestreefd naar het<br />
opnemen van collectieve duurzame energieopties in bestemmingsplannen en bouwplannen. Een<br />
energievisie geeft voor grotere bouwprojecten de mogelijkheden aan voor duurzame<br />
energiemogelijkheden binnen <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.<br />
2.7.9 WOONvisie<br />
De WOONvisie is ontstaan, omdat er behoefte was om vanuit een brede optiek een<br />
toekomstbeeld te schetsen van het wonen in <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. Het karakter van de<br />
gemeente en de kwaliteit van het wonen en leven in de buurten en wijken, vormen daarbij het<br />
belangrijkste kader. Wat goed is en past bij wat de mensen in die wijken willen, moet zoveel<br />
mogelijk behouden blijven. Maar daar waar mensen eigenlijk niet langer meer willen of kunnen<br />
wonen zullen veranderingen doelgericht ter hand genomen moeten worden.<br />
De WOONvisie heeft een belangrijke relatie met de Regionale woonvisie Haaglanden, de<br />
Strategische Visie <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> en de Structuurvisie. De Regionale woonvisie<br />
Haaglanden geldt als belangrijkste kader voor de WOONvisie: regionale ambities worden in<br />
deze WOONvisie uitgewerkt op lokaal niveau.<br />
De hoofddoelstelling van de WOONvisie 2020 is het streven naar een aantrekkelijke (leefbare)<br />
groene woongemeente binnen Haaglanden met een evenwichtige bevolkingsopbouw, een<br />
beperkte groei en het creëren van keuzemogelijkheden voor elke bewoner in<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. De Woonvisie fungeert als leidraad voor ander gemeentelijk beleid dat<br />
het wonen raakt en toetsingskader bij plannen en ontwikkelingen waarbij het wonen een<br />
belangrijke rol speelt.<br />
De WOONvisie:<br />
geeft richting aan de keuze voor bepaalde woonmilieus, de structuurvisie vertaalt dit in een<br />
ruimtelijk beeld.<br />
geeft een beschrijving van de wijken, de gewenste woonmilieus en de benodigde strategie<br />
23
daarvoor (zie deel 2 WOONvisie, blz. 32 en bijlage 8). Daarbij is er vanuit gegaan dat alle<br />
wijken een woonkarakter blijven behouden. Het inzetten van de strategie is dan ook bedoeld<br />
voor het versterken van dat woonkarakter.<br />
geeft geen richting aan mogelijke bouwlocaties. Dit wordt nader uitgewerkt in het<br />
woningbouwprogramma dat jaarlijks wordt geactualiseerd.<br />
Voor het gebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> wordt op basis van de WOONvisie een klein stedelijk<br />
woonmilieu nagestreefd. Dit betekent dat hier vrijwel alle woonmilieus tegelijk aanwezig zijn. Er<br />
is veel variatie op een klein stukje grond: van een groen randje tot rijtjeswoningen en een enkel<br />
appartementengebouw. Het is een gebied met een sterke positie op de woningmarkt. De prijzen<br />
zijn gevarieerd. Het aantal woningen per hectare ligt rond de 30. Er is een groot scala aan<br />
woonmogelijkheden. De verhouding tussen huur- en koopwoningen is volgens het streefbeeld<br />
20%-80% en die tussen eengezins- en meergezinswoningen is 90%-10%. Veel voorzieningen<br />
liggen in de directe omgeving.<br />
2.7.10 Welstandsbeleid<br />
Vanaf 1 juli 2004 is het toetsen van bouwplannen aan 'redelijke eisen van welstand' alleen nog<br />
mogelijk op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota: de gemeentelijke<br />
Welstandsnota <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. In deze nota wordt aangeven op welke aspecten gelet<br />
wordt bij het beoordelen van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning. De redelijke<br />
eisen van welstand zijn geobjectiveerd door de gemeente te verdelen in een aantal<br />
gebiedstypen. Elk gebiedstype kent eigen welstandaspecten voor het bouwwerk op zichzelf en<br />
voor het bouwwerk in relatie tot de omgeving waarop beoordeeld wordt.<br />
Plaatje gebiedstypen<br />
2.7.11 Beleidsnota Duurzaam Bouwen<br />
De ambities en afspraken op het gebied van duurzaam bouwen zijn vastgelegd in de beleidsnota<br />
Duurzaam bouwen (Dubo) van de gemeente. Hierin zijn de ambities en doelstellingen op rijks-,<br />
provinciaal- en regioniveau vertaald naar het gemeentelijk werkveld.<br />
In de nota Duurzaam bouwen (2004-2009) zijn drie onderdelen als eis opgenomen voor<br />
gemeentelijke initiatieven (raadsbesluit 2004-1781). De drie verplichte maatregelen zijn:<br />
1. Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe. Dit is met name<br />
hout met het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council);<br />
2. Vermijd consequent het gebruik van zink, lood en koper voor zover blootgesteld aan de<br />
buitenlucht en gebruik geen koper voor waterleidingen;<br />
3. Beperk zoveel mogelijk het gebruik van PVC in alle bouwdelen. Indien gebruik wordt<br />
gemaakt van PVC, gebruik dan gerecycled PVC en PVC waarvoor een retoursysteem<br />
bestaat.<br />
De drie genoemde Dubo-maatregelen worden waar mogelijk vastgelegd in intentie- of<br />
samenwerkingsovereenkomsten met andere ontwikkelende partijen. De beleidslijn is dat de<br />
gemeente werkt met het instrument GPR-gebouw. De gemeente gebruikt dit meetinstrument<br />
om de Dubo-prestatie van eigen projecten zichtbaar te maken en bevordert het gebruik van het<br />
instrument door derden.<br />
2.7.12 Uitwerkingsplan Economisch beleid "<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> Onderneemt"<br />
2008<br />
Uitgangspunt is behoud van het werkgelegenheidsniveau. Door koesteren bestaande<br />
economische activiteiten (die passen bij omgeving) en waar mogelijk uitbouwen van de sectoren<br />
toerisme en recreatie, zorg en detailhandel. Ook werken aan huis stimuleren.<br />
Het creëren van een stimulerend ondernemersklimaat, door o.a. huisvestingsbehoefte starters<br />
te faciliteren, aantrekken van bedrijvigheid in de sectoren recreatie en toerisme en zorg,<br />
uitvoeringsplan bedrijventerreinen, ruimte voor economische activiteiten en functiemenging.<br />
Versterken concurrentiepositie winkelcentrum Leidsenhage en verkennen herontwikkeling<br />
Overgoo tot hoogwaardig werkgebied.<br />
24
2.7.13 Economische Beleidsbrief "Ondernemen met een positieve balans" 2005<br />
Het MKB zorgt voor levendigheid en voorzieningen passend bij een aantrekkelijke<br />
woongemeente. Er komen geen nieuwe grootschalige werklocaties.<br />
De ambities voor de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> zijn:<br />
4. een goede woonwerkbalans passend bij woonfunctie gemeente;<br />
5. het beleid richten op toerisme en recreatie, zorgsector, detailhandel en agribusiness;<br />
6. afschaffen overbodige en tegenstrijdige regels;<br />
7. een goed bereikbare gemeentelijke organisatie.<br />
Inzet, waarbij gemeente een faciliterende rol heeft:<br />
winkelgebieden in stand houden/ verstevigen marktpositie winkelgebieden door o.a. flexibel<br />
te bestemmen en centrummanagement (door professionele winkeliersverenigingen);<br />
bedrijfsvloeroppervlakte mag niet afnemen; economische activiteiten behouden, o.a. door<br />
bedrijfsmatige activiteiten die passen in een woongebied en bedrijfshuisvesting voor<br />
starters;<br />
bevorderen toerisme en recreatie in de gemeente<br />
activiteiten horeca afstemmen op functiemenging (wonen).<br />
2.7.14 Beleid detailhandel ondersteunende horeca<br />
In de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> was een ontwikkeling gaande die er toe leidde dat er<br />
steeds meer vervlechting plaatsvond tussen detailhandel en horeca. Vanuit het oogpunt van<br />
deze ontwikkeling waren er meerdere verzoeken ingediend om (ondergeschikte)<br />
horeca-activiteiten in detailhandelszaken toe te staan. Er was al sprake van een situatie waar<br />
feitelijk horeca-activiteiten plaatsvonden in een detailhandelszaak. Zo werden er ondersteunende<br />
horeca-activiteiten ontwikkeld bij een vishandel, een bakkerij en een ijssalon. Een passend<br />
juridisch instrumentarium en duidelijk omschreven beleid ontbraken.<br />
Het Beleid ondersteunende horeca in detailhandel 2009 is opgesteld om beleidsmatig en qua<br />
regelgeving een evenwicht te vinden tussen de positieve marktontwikkeling (aantrekkingskracht<br />
winkels wordt vergroot door coffeecorner, eethoekje of dergelijke) en een evenwichtig<br />
voorzieningenbestand binnen de gemeente (voorkomen dat de horeca zich in sterke mate op<br />
een autonome manier uitbreidt).<br />
In het Beleid ondersteunende horeca in detailhandel 2009 is aangegeven dat bij nieuw op te<br />
stellen bestemmingsplannen de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals in de beleidsnotitie<br />
zijn omschreven, worden meegenomen. Het bestemmingsplan moet naar onze mening duidelijk<br />
aangeven wat wel en niet is toegestaan en wat de burger in zijn omgeving voor activiteiten kan<br />
verwachten. Door middel van het opnemen van criteria in het bestemmingsplan wordt hier aan<br />
voldaan.<br />
Op 1 september 2009 is het “Beleid ondersteunende horeca in detailhandel 2009” vastgesteld.<br />
Het beleid is in het najaar van 2011 geactualiseerd en door het college van burgemeester en<br />
wethouders op 20 september 2011 vastgesteld.<br />
2.7.15 Algemene erfbebouwingsregeling<br />
In de vigerende bestemmings- en uitwerkingsplannnen van de gemeente<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> gelden veelal verschillende regelingen voor aan- en bij-gebouwen. Om<br />
die reden heeft het college van burgemeester en wethouders op 16 januari 2005 het<br />
toetsingskader 'stroomlijn kleine bouwplannen' vastgesteld.<br />
Dit toetsingskader was nodig om harmonisatie aan te brengen in de verschillende<br />
bebouwingsregelingen uit de twee fusiegemeenten. Daar het bestemmingsplan altijd het eerste<br />
toetsingskader is voor bouwplannen, is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan onder andere<br />
duidelijke regels geeft voor de erfbebouwing die op een perceel is toegestaan.<br />
Uitgangspunt bij de actualisatie van bestemmingsplannen vormt, in aansluiting op het<br />
toetsingskader "stroomlijn kleine bouwplannen", een erfbebouwingsregeling waarbij de bij een<br />
woning behorende aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen in het hiertoe aangewezen gebied<br />
25
gezamenlijk een maximum oppervlakte van 40 m² mogen hebben, waarbij tevens de eis geldt<br />
dat van deze gronden niet meer dan 50 % mag worden bebouwd. Bij het gestelde maximum van<br />
40 m² is rekening gehouden met de thans bestaande vergunningvrije bouwrechten voor<br />
erfbebouwing. Deze wettelijke bouwvergunningvrije rechten, zoals deze zijn neergelegd in het<br />
Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, komen bovenop de in<br />
het bestemmingsplan neergelegde bebouwingsregeling<br />
De erfbebouwingsregeling geldt niet (zonder meer) bij monumenten en in een door het Rijk<br />
aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht. De regeling voor erfbebouwing geldt alleen voor<br />
dat gedeelte van het erf dat buiten het bouwvlak is gelegen.<br />
2.7.16 Afwijkingsbeleid<br />
Op 17 maart 2009 is de notitie "Beleid voor toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening (ontheffingen)" vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Op 14<br />
mei 2009 is deze beleidsnotitie gepubliceerd en in werking getreden.<br />
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober<br />
2010 wordt de mogelijkheid geboden om af te wijken van het bestemmingsplan bij een<br />
omgevingsvergunning. Dit heeft opnieuw geresulteerd in een noodzakelijke aanpassing van het<br />
ontheffingenbeleid tot 'Beleidsregels voor strijdig gebruik', vastgesteld in collegevergadering van<br />
6 juli 2010, kenmerk 461814.<br />
Deze beleidsnotitie is op 21 april 2011 gepubliceerd en in werking getreden.<br />
2.7.17 Dakterrassenbeleid<br />
Op 8 juli 2008 is de nota "Het dak op! - Beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen"<br />
door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, op 21 april 2011 is de<br />
beleidsnotitie gepubliceerd en in werking getreden. De beleidsnotitie bevat concrete toetscritera<br />
waaraan aanvragen voor dakterrassen worden getoetst. Bij de beoordeling van een aanvraag<br />
voor een dakterras spelen het waarborgen van de beeldkwaliteit van de openbare ruimte en het<br />
veiligstellen van de privacy van de buren een belangrijke rol.<br />
In de nota worden algemene regels gegeven voor het bouwen van een dakterras waaraan elke<br />
aanvraag moet voldoen. Bijvoorbeeld de eis dat het dakterras van binnenuit ontsloten dient te<br />
zijn en dat de daglichttoetreding van de omringende panden niet wordt verminderd. Daarnaast<br />
zijn voor elk type dakterras (op een plat dak, aan een kaplaag, op een uitbouw) specifieke eisen<br />
gesteld. Elke aanvraag zal aan de sneltoetscriteria worden getoetst. Indien men gebruik wil<br />
maken van de mogelijkheid om met een ontheffing een dakterras te bouwen, zal een dergelijk<br />
verzoek getoetst moeten worden aan het dakterrassenbeleid. Voldoet een aanvraag aan de<br />
sneltoetscriteria voor dakterrassen, dan kan de ontheffing worden verleend.<br />
2.7.18 Fietsenbergingen<br />
Het bouwen van fietsenbergingen in voortuinen is ruimtelijk niet wenselijk en wordt in beginsel<br />
niet toegestaan. Toch kan een fietsenberging van geringe omvang zonder vergunning in de<br />
voortuin worden geplaatst. Een fietsenberging met een hoogte van maximaal 1 meter, met een<br />
bruto-oppervlakte van minder dan 2 m² en als gevolg waarvan het voorerf voor niet meer dan 50%<br />
wordt bebouwd, zijn namelijk bouwvergunning vrij (artikel 3, sub b van het Besluit<br />
bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken).<br />
Indien men een grotere fietsenberging in de voortuin wil bouwen kan dat slechts bij hoge<br />
uitzondering. Dat kan alleen als er geen mogelijkheid aanwezig is om de woning aan de<br />
achterzijde te bereiken. Dergelijke fietsenbergingen dienen aan de volgende voorwaarden te<br />
voldoen:<br />
1. per perceel is één fietsenberging toegestaan;<br />
2. de hoogte van de fietsenberging mag maximaal 1 meter bedragen;<br />
3. de breedte van de fietsenberging mag maximaal 0,80 meter bedragen;<br />
4. de lengte van de fietsenberging mag maximaal 4 meter bedragen;<br />
5. de fietsenberging moet binnen 1 meter van de voorgevel worden gebouwd en mag de diepte<br />
van de voortuin niet overschrijden.<br />
26
In het bestemmingsplan zijn de voortuinen bij woningen bestemd als in de bestemming Tuin.<br />
Binnen deze bestemming is bovenstaande regeling opgenomen. Indien aan alle voorwaarden<br />
wordt voldaan is het bouwen van een fietsenberging zonder ontheffingsprocedure mogelijk.<br />
2.7.19 Prostitutiebeleid<br />
Met ingang van 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht<br />
geschrapt en vervangen door een vergunningstelsel op lokaal (gemeentelijk) niveau, met als<br />
doelstellingen:<br />
het reguleren van vrijwillige prostitutie;<br />
het tegengaan van onvrijwillige prostitutie;<br />
het bestrijden van misstanden in de prostitutiebranche.<br />
Op 6 juni 2006 is het prostitutiebeleid van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> vastgesteld,<br />
dat onder meer voorziet in de introductie van een vergunningenstelsel voor seksinrichtingen. Het<br />
beleid heeft twee hoofduitgangspunten:<br />
bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;<br />
verbetering van de positie van de prostituees.<br />
De uitgangspunten en doelstellingen van het prostitutiebeleid zijn vertaald naar de Algemene<br />
Plaatselijke Verordening (APV) van <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. Hierin is een vergunningenstelsel<br />
opgenomen voor de vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven, worden voorschriften<br />
verbonden aan de vergunning en gedragseisen gesteld aan de exploitant en beheerder.<br />
Het bestemmingsplan levert als ruimtelijk instrument mede een bijdrage aan het verwezenlijken<br />
van het prostitutiebeleid. In de gebruiksregels van het plan is daartoe een verbod opgenomen<br />
voor gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting. In concrete gevallen kan<br />
van dit verbod ontheffing worden verleend, waarbij het gemeentelijk prostitutiebeleid als<br />
beoordelingskader fungeert. In het plangebied van het bestemmingsplan "<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong>"<br />
komen geen seksinrichtingen voor.<br />
27
Hoofdstuk 3 Bestaande situatie<br />
3.1 Inleiding<br />
Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied op basis van de<br />
bestaande situatie. Aan bod komen de ruimtelijke hoofdstructuur van de wijk en de<br />
aanwezigheid van verschillende functies in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.<br />
3.2 Ruimtelijke analyse<br />
3.2.1 Ontstaan van het plangebied<br />
Strandwal<br />
Vanaf circa 5000 voor Christus vormt zich op een natuurlijke wijze de strandwal achter de<br />
Noordzeekust, waarop de eerste menselijke nederzettingen ontstaan.<br />
Steentijd<br />
Aan het einde van de jonge steentijd (Iaat-neolithicim, ± 2450-1800 v. Chr.), kort na het ontstaan<br />
van de oudste strandwal, vindt op die strandwal reeds bewoning plaats waaronder de<br />
zogenaamde "Vlaardingen Cultuur". Van deze cultuur zijn in <strong>Voorburg</strong> sporen aangetroffen in<br />
park Arentsburgh en park Vronesteijn. Ook elders zijn nabij de oude strandwal<br />
nederzettingssporen uit de steentijd aangetroffen.<br />
Bronstijd<br />
Ook in de bronstijd (± 1800-800 v. Chr.) is de oude strandwal in het plangebied bewoond. De<br />
Archeologische Werkgroep <strong>Voorburg</strong> (AWV) en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig<br />
Bodemonderzoek (ROB) hebben in dit verband ter hoogte van Park Leeuwensteijn sporen<br />
aangetroffen van een nederzetting en akkerland uit de bronstijd.<br />
Romeinse tijd<br />
De eerstvolgende resten van prehistorische bewoning in <strong>Voorburg</strong> dateren pas uit het begin van<br />
de jaartelling, de Romeinse tijd. Dan bevindt zich nabij Effatha de stad 'Forum Hadriani'. Het is<br />
niet ondenkbaar dat er ter plaatse van de oude strandwal een Romeinse weg heeft gelegen.<br />
Ook is in de Romeinse tijd de zogenaamde 'Fossa Corbulonis', de gracht van Corbulo,<br />
gegraven. Het exacte verloop van deze gracht is niet precies bekend. Vermoedelijk is bij de<br />
aanleg van de huidige Vliet gebruik gemaakt van een groot deel van de voormalige gracht.<br />
Middeleeuwen<br />
In de Middeleeuwen wordt op de strandwal de zogenaamde "heerweg" tussen Leiden en<br />
Rijswijk aangelegd. Het <strong>Oosteinde</strong> maakte deel uit van deze heerweg. Langs deze heerweg en<br />
de noordelijke rand van de strandwal, de Broeksloot, ontstaan boerderijen.<br />
17e - 18e eeuw<br />
Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw laten veel welgestelden naar het voorbeeld van Huygens<br />
zich een buitenplaats bouwen in de omgeving van de Vliet in <strong>Voorburg</strong>. De huizen 'Middenburg',<br />
'Hofwijck', 'Vreugd en Rust' en 'In de Wereldt is veel Gevaer' zijn daarvan bekende, nog steeds<br />
beeldbepalende voorbeelden. Ook langs het <strong>Oosteinde</strong> ontstaat een reeks buitens:<br />
Rusthof (ter hoogte van <strong>Oosteinde</strong> 20-32)<br />
Noordervliet (ter hoogte van <strong>Oosteinde</strong> 38-52)<br />
Bijvliet (ter hoogte van <strong>Oosteinde</strong> 54-56, St. Martinuskerk)<br />
Vlietwijck (aan het <strong>Oosteinde</strong>, tussen St. Martinuskerk en Wijkerlaan)<br />
Eemwijk (<strong>Oosteinde</strong> 114-116)<br />
Vliet en Burgh (<strong>Oosteinde</strong> 102-104) en<br />
Vronesteijn (aan het <strong>Oosteinde</strong>, tussen Eemwijk en de Randstadrail).<br />
29
Van de genoemde buitens zijn alleen 'Vliet en Burgh' en 'Eemwijk' behouden gebleven. De<br />
buitenplaatsen zijn lange tijd de voornaamste vorm van bebouwing in het plangebied geweest.<br />
Pas eind 19e, begin 20e eeuw wordt een bescheiden aanvang met woningbouw gemaakt. Naast<br />
deze buitenplaatsen en bestaande boerderijen, zoals Woelwijk', ontwikkelt woningbouw zich<br />
aanvankelijk voornamelijk rond de Wijkerbrug (waaronder de voormalige gelijknamige<br />
uitspanning) en de St. Martinuskerk (Zusterschool en Antoniushove).<br />
Naast de Broeksloot, het <strong>Oosteinde</strong> en de Vliet is ook de <strong>Parkweg</strong> een historische lijn welke de<br />
begrenzing vormt van de zuidelijk van het plangebied gelegen "Oude Dorpskern <strong>Voorburg</strong>".<br />
De historische benaming luidde "Achterwegh". Deze Achterwegh is al te vinden op een kaart uit<br />
het jaar 1712 van het Hoogheemraadschap van Delfland. Ook in de huidige situatie vormt de<br />
<strong>Parkweg</strong> de scheiding tussen de Oude Dorpskern en de in het begin van deze eeuw<br />
gerealiseerde eerste stadsuitbreidingen rond de Laan van Oostenburg en de Laan van<br />
Heldenburg.<br />
1900 -1920<br />
Van belang voor de woningbouw in deze periode is de aanleg van de Hofpleinspoorlijn ( thans<br />
gedeeltelijk Randstadrail) in 1908. De spoorlijn heeft ook een recreatieve betekenis voor de<br />
<strong>Voorburg</strong>ers zelf in verband met de aansluiting op het Scheveningse strand. Door deze goede<br />
verbinding, aan de ene kant Rotterdam en aan de andere kant Scheveningen, vestigen zich<br />
langs het <strong>Oosteinde</strong> veel industriëlen uit Rotterdam en ambtenaren uit Den Haag. Dit leidt tot de<br />
bouw van riante herenhuizen en villa's op ruim bemeten kavels, veelal afgesplitst van de<br />
voormalige buitenplaatsen ('Rusthof en 'Noordervliet'). De wegen loodrecht op de Vliet, worden<br />
steeds belangrijker. Van oudsher worden de aanzetten hiervoor gegeven vanuit de<br />
Vlietovergangen: Nieuwe- en Oude Tolbrug, Kerkbrug en Wijkerbrug. In het plangebied ontstond<br />
zo de huidige Wijkerlaan als belangrijkste element. Ook de Loolaan, het verlengde van oude<br />
oprijlaan naar de voormalige ridderhofstede 'De Loo', is een "natuurlijk" gegeven.<br />
In 1918 worden de eerste sociale woningen gerealiseerd in <strong>Voorburg</strong> aan de Loolaan. Het<br />
gebied ten noorden van de <strong>Parkweg</strong> wordt getransformeerd naar woongebied, waarbij eerst de<br />
lijnen haaks op Vliet worden bebouwd. Later worden de dwars straten evenwijdig aan de Vliet<br />
ontwikkeld.<br />
1920-1940<br />
In deze periode is voor een belangrijk deel de bebouwing tussen de Vliet en de <strong>Parkweg</strong><br />
afgerond. In tegenstelling tot de voorgaande periode is niet of nauwelijks sprake meer van<br />
vrijstaande of twee-onder-één kap typen, maar hoofdzakelijk van rijenbouw met (luxe)<br />
eengezinswoningen. AI deze buurten dragen een dorps karakter, niet in het minst door de<br />
activiteiten van de <strong>Voorburg</strong>se architect H. van der Kloot Meijburg. Als voorzitter van de in 1914<br />
opgerichte 'Commissie voor Plaatselijk Schoon' stelt hij alles in het werk om <strong>Voorburg</strong> tot een<br />
modern tuindorp te maken. Functioneel gezien behoudt <strong>Voorburg</strong>, en zeker het plangebied, de<br />
status van woongemeente met hier en daar wat ondersteunende verzorgende bedrijvigheid.<br />
1940-heden<br />
In de periode 1940-1960 is in <strong>Voorburg</strong> slechts op beperkte schaal gebouwd. In het plangebied<br />
zelf vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Tussen 1960 en 1980 vindt in relatief hoog<br />
tempo nieuwbouw plaats in de wijken 't Loo, Essesteijn en Rodelaan. In die periode wordt de<br />
Hofpleinspoorlijn opgehoogd om de Prins Bernhardlaan en de Mgr. van Steelaan door te<br />
trekken. Ook in deze periode vinden in het plangebied geen noemenswaardige ontwikkelingen<br />
plaats. Vanaf het begin jaren '80 schakelt <strong>Voorburg</strong> over van bouwen in uitbreidingswijken naar<br />
bouwen binnen het stedelijk gebied door het invullen van "witte vlekken", restgebieden en<br />
functiewijzigingen van leegkomende gebouwen. Er ontstaat een tendens tot optimaal gebruik<br />
van de ruimte met daarnaast het halen van een hoge stedenbouwkundige en architectonische<br />
kwaliteit. De omschakeling naar het bouwen in bestaand stedelijk gebied begint zijn vruchten af<br />
te werpen. Verspreid over de gemeente ontstaat er een aantal kwalitatief hoogwaardige<br />
woningbouwprojecten. In het plangebied wordt in dit verband het nieuwbouwcomplex van<br />
'Vlietwijck' gerealiseerd, nadat het ziekenhuis Antoniushove naar <strong>Leidschendam</strong> was verplaatst.<br />
30
Verder vinden er in het plan gebied geen noemenswaardige ontwikkelingen plaats.<br />
3.2.2 Stedenbouwkundige opzet<br />
3.2.2.1 Ligging in de stad<br />
Het plangebied is gelegen in het stedelijk gebied van de gemeente. Het gebied wordt begrensd<br />
door de Broeksloot aan de noordwestzijde, het spoortracé van de randstadrail aan de<br />
noordoostzijde, de Vliet aan de zuidoost zijde en de Utrechtse baan aan de zuidwest zijde. De<br />
oude dorpskern van <strong>Voorburg</strong> inclusief de bebouwing aan de <strong>Parkweg</strong> ter hoogte van de oude<br />
dorpskern en het aangrenzende stuk van park vreugde en rust vallen buiten het plangebied. Het<br />
gebied is gelegen tegen de historische dorpskern van <strong>Voorburg</strong>.<br />
Structurerende elementen en identiteitsdragers<br />
De gemeente is opgebouwd uit verschillende hoofdlijnen haaks op en parallel aan de<br />
geomorfologische ondergrond. De Vliet is hier het meest duidelijke structurerende element in.<br />
De opbouw binnen het plangebied wordt op hoofdlijnen sterk bepaald door deze structuur.<br />
Structurerende elementen en identiteitsdragers parallel aan de Vliet.<br />
De Vliet<br />
De Vliet is de historische waterverbinding tussen Rotterdam en Leiden en daarmee ook drager<br />
van de recreatieve vaar-, fiets- en wandelverbinding. De begeleidende bomen, groene oevers,<br />
tuinen en zijsloten hebben ecologische waarden. Kenmerken is de ligging met aan de westzijde<br />
de strandwal en aan de oostzijde de lager gelegen polder. Kenmerkend zijn de landgoederen<br />
die aan hoger gelegen kant van de Vliet gelegen zijn. Hierdoor liggen zij ware als een balkon in<br />
het landschap hetgeen een optimaal uitzicht garandeerde. De bebouwing van de landgoederen<br />
is vaak dichter bij de Vliet gelegen dan aan de ontsluitingsweg het <strong>Oosteinde</strong>.<br />
Het <strong>Oosteinde</strong><br />
Het <strong>Oosteinde</strong> is de middeleeuwse verkeersroute tussen <strong>Voorburg</strong> en <strong>Leidschendam</strong>. Aan deze<br />
route zijn vele belangrijke historische gebouwen gelegen zoals de landgoederen, een kerk met<br />
klooster en begraafplaats en overige karakteristieke beeldbepalende bebouwing. De bebouwing<br />
langs het <strong>Oosteinde</strong> is qua beeld sterk afwisselend met ondiepe en diepe voortuinen. De<br />
bebouwing heeft specifieke architectonische kenmerken (afwisseling, vrijstaand, veel kapvormen<br />
en kaprichtingen, erkers en luifels). Het <strong>Oosteinde</strong> heeft belangrijke beeldwaarde door het profiel<br />
met brede stoepen, het bestratingmateriaal, de smalle rijloper en aan weerszijden bomen. Deze<br />
bovenstaande kenmerken resulteren in een sterk en waardevol eigen karakter van de route.<br />
De <strong>Parkweg</strong><br />
Bij de <strong>Parkweg</strong> kan onderscheid worden gemaakt in enerzijds het gedeelte tussen de Laan van<br />
Nieuw <strong>Oosteinde</strong> en de Rozenboomlaan en anderzijds het deel tussen de Rozenboomlaan en<br />
het <strong>Oosteinde</strong>.<br />
31
Het plangebied tussen Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong> en Rozenboomlaan grenst aan de achterzijde<br />
van de bebouwing aan de <strong>Parkweg</strong>. Hier heeft de Pakweg een relatief smal profiel (rond 23<br />
meter). Qua bebouwing en (winkel) functies, is de relatie met de aangrenzende Oude Dorpskern<br />
duidelijk waarneembaar. Dit deel van het plangebied heeft het (binnen)stedelijk karakter van een<br />
centrumgebied, wat tot uiting komt in kenmerken als drukte, levendigheid, ruimtelijke<br />
beslotenheid van het straatprofiel, aantrekkelijke oudere bebouwing en de aanwezigheid van<br />
winkels.<br />
Het gedeelte tussen de Rozenboomlaan en het <strong>Oosteinde</strong> heeft een relatief "breed" profiel<br />
(circa 45 meter). Behalve het ruime profiel, wordt dit deel van de <strong>Parkweg</strong> gekenmerkt door het<br />
zeer waardevolle villa-karakter van de bebouwing en het aanwezige groen, bestaande uit<br />
bomenrijen, de structurerende groen middenberm, (privé) voortuinen en de aan de <strong>Parkweg</strong><br />
gelegen parken, te weten het Juliana-Bernhard park en park Vreugd en Rust.<br />
In tegenstelling tot het eerstgenoemde deel van de <strong>Parkweg</strong>, dat een (binnen)stedelijk karakter<br />
heeft, kan dit gedeelte worden getypeerd door de term "wonen in het groen". Deze typering<br />
geldt overigens voor het merendeel van de woonbuurten in het plangebied. De bebouwing aan<br />
beide zijden van de <strong>Parkweg</strong> is grotendeels gelijk, zowel in strakke rooilijn als in bouwvorm. De<br />
panden zijn twee lagen met kapverdieping. In het plangebied is de rijenbebouwing maximaal zes<br />
woningen breed. Er zijn overwegend twee- of drie onder een kapwoningen. De kapvormen met<br />
overstekken en erkers in één of twee lagen en/of loggia's zijn beeldbepalend. De hoofdfunctie<br />
van de weg staat in het teken van de mobiliteit en minder in het teken van de verblijfsfunctie met<br />
bijbehorende beeldkwaliteit. Door het vergroten van de verblijfkwaliteit zou de <strong>Parkweg</strong> beter<br />
onderdeel kunnen uit gaan maken van recreatieve aantrekkelijke fiets en wandelroutes.<br />
De Broeksloot<br />
De Broeksloot vormt de gehele noordwestelijke begrenzing van het plangebied. De<br />
oorspronkelijke benaming luidde "Binnenwatering". De Broeksloot wordt gezien als een<br />
bijzonder waardevol element binnen de stedelijke structuur van <strong>Voorburg</strong>, vanwege de<br />
historische kenmerken en de recreatieve kwaliteiten. Bovendien doorloopt deze de gehele<br />
gemeente en vormt daarmee een aantrekkelijke onbebouwde groenzone, ten opzichte van de<br />
omliggende bebouwde gebieden. Deze zone biedt daarom goede mogelijkheden voor een goede<br />
langzaamverkeersroute annex wandelroute. De herkenbaarheid en de eenduidigheid van de<br />
zone kan hiermee worden versterkt.<br />
3.2.2.2 Structurerende elementen en identiteitsdragers haaks op De Vliet<br />
De Utrechtsebaan<br />
Het tracé van de Utrechtsebaan ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. De<br />
Utrechtse baan is samen met de Sijtwendetunnel en het Randstadrailtracé de grootste<br />
ruimtelijke barrière binnen de gemeente en vormt de zuidwestelijke grens van het plangebied. Zij<br />
doorsnijdt het historisch centrum van <strong>Voorburg</strong> en vormt op deze wijze een onderbreking van de<br />
historische structuur. Het plangebied wordt hier begrensd middels een dijklichaam met<br />
daarboven een geluidscherm. Deze beëindiging heeft een karakter van onaantrekkelijke<br />
restruimte, terwijl de locatie midden in de dynamische omgeving van <strong>Voorburg</strong> ligt. De<br />
overzichtelijkheid en de groenwaarde zijn hierbij belangrijke aandachtspunten.<br />
De parkzone het Loo<br />
Dit park is de historische drager van de zichtlijn tussen Vreugd en Rust en Huis ten Bosch. Het<br />
vormt een mooie overgang tussen de landgoederen zone en de voormalige strandvlaktes en is<br />
de ecologische verbinding tussen de Vliet en de Spoorzone. Het park vormt een belangrijke<br />
ecologische verbindingszone tussen de Vliet en de Schenkstrook Daarnaast is het park het<br />
grootste stadspark van de gemeente. Binnen het plangebied wordt het park vooral gebruikt als<br />
wandelgebied. Het park wordt onderbroken door de doorgaande lijnen parallel aan de Vliet.<br />
Deze onderbrekingen kunnen, mits verzacht, een betere bijdrage leveren aan het versterken van<br />
de eenheid van de parkzone. Daarnaast zijn er in het plangebied, als enige locatie binnen de<br />
gehele Loozone, achtertuinen gelegen aan het park. Het gaat hierbij om de tuinen van de<br />
woningen aan de Prins Albertlaan en de Schellinglaan. Deze achterkanten maken soms een<br />
32
ommelige indruk hetgeen de beeldkwaliteit niet ten goede komt.<br />
Het tracé van de Randstadrail<br />
Deze railverbinding vormt een van de weinige groene ( ecologische) verbindingen tussen de Vliet<br />
en de Schenkstrook. De enige onderdoorgang binnen het plangebied voor gemotoriseerd<br />
verkeer is bij het <strong>Oosteinde</strong> ter hoogte van de Randstadrail halte <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. Hier<br />
blijft de beeldkwaliteit van de bebouwing en inrichting achter ten opzichte van de activiteiten die<br />
hier plaatsvinden.<br />
3.2.2.3 Wijkeigen elementen en identiteit<br />
De ligging van het plangebied langs de huidige Vliet en op de genoemde strandwal hebben met<br />
name de uiteindelijke ruimtelijke structuur ervan bepaald. Daarnaast worden het ruimtelijk beeld,<br />
de sfeer en de karakteristiek in hoge mate bepaald door de tuinen en parken van de<br />
(oorspronkelijke) buitens, de grote tuinen bij de villa's en herenhuizen en de beeldbepalende<br />
statige laanprofielen. De dichtheid van de bebouwing in het plangebied hoog, maar vanwege het<br />
historische karakter is de schaal vaak niet groot. Bij het oudste gedeelte gaat het zelfs om<br />
individuele panden die tegen elkaar aan gebouwd zijn. Het betreft vrijwel geheel grondgebonden<br />
bebouwing. Op basis van de hierboven beschreven historische ontwikkeling en de daardoor<br />
ontstane ruimtelijke kenmerken zijn in hoofdzaak drie van elkaar verschillende delen in het<br />
plangebied te onderscheiden, nl.:<br />
1. het gebied tussen <strong>Oosteinde</strong> en Vlietoever;<br />
2. het gebied tussen <strong>Parkweg</strong> en <strong>Oosteinde</strong>;<br />
3. het gebied tussen <strong>Parkweg</strong> en de Broeksloot.<br />
Gebiedenkaart<br />
Ad 1. Het gebied tussen <strong>Oosteinde</strong> en Vlietoever.<br />
In dit deel van het plangebied bevindt zich een menging van hoofdzakelijk villa-achtige<br />
bebouwing in de vorm van woningen, kantoren en appartementen. De Vlietoever zelf met de<br />
daarachter liggende beplanting van de particuliere tuinen en (voormalige) landgoederen wordt als<br />
een belangrijk landschappelijk element beschouwd. Deze landschappelijke waarde overstijgt het<br />
plangebied, omdat zich met name een groot deel ervan kenmerkt door de gaafheid van nog<br />
aanwezige cultuurhistorische waarden. Gezien in relatie met de Vlietoevers in de aangrenzende<br />
gemeentes is het van betekenis voor de gehele regio. De woningen aan met name het<br />
<strong>Oosteinde</strong> en in Park Vronesteyn hebben specifieke architectonische kenmerken en hebben<br />
daardoor belangrijke beeldwaarde. Deze kenmerken zijn te zien aan de kapvormen, de vele<br />
erkers, loggia's, luifels, gevelindeling, kleur en materiaalgebruik. In het deel tussen park Vreugd<br />
en Rust en de St. Martinuskerk bevinden zich een aantal vrijstaande villa's met diepe<br />
achtertuinen tot aan de Vlietrand. De kerk vormt een bijzonder oriëntatiepunt in de gemeente<br />
vanuit de verre omgeving en is een rijksmonument. Tussen de Wijkerlaan en de St.<br />
Martinuskerk is in de jaren '80 Vlietwijck gerealiseerd. De open groene ruimte tussen de<br />
33
ebouwing is kenmerkend voor de landschappelijke structuur langs de Vlietoever en vormt de<br />
beëindiging van één van de belangrijke stedelijke assen (Loolaan) van het haaks op de Vliet<br />
staande wegenpatroon.<br />
Tussen de Wijkerlaan en Park Vronesteyn bevindt zich een clustering van kantoren in<br />
monumentale panden en bijzondere bebouwing te midden van veel particulier groen. Opvallend<br />
is de ligging van de St. Maartensschool zo dicht op de Vlietoever. De school vormt duidelijk een<br />
dissonant in de continuïteit van het beschreven beeld langs de Vlietoever. Voor het plangebied<br />
zijn de tuinen van het <strong>Oosteinde</strong> en Park Vronesteyn aan de Vliet en de tuinen bij Vliet en<br />
Burgh en Eemwijk de belangrijke groenelementen. De terreinen van Eemwijk en Vliet en Burgh<br />
hebben door hun functie een privé karakter. Deze op zich aantrekkelijke parken worden hierdoor<br />
niet optimaal benut als openbaar groen. Verbetering van de openbare toegankelijkheid is<br />
gewenst.<br />
Ad 2. Het gebied tussen <strong>Parkweg</strong> en <strong>Oosteinde</strong>.<br />
Het hoofdstratenpatroon tussen het <strong>Oosteinde</strong> en de <strong>Parkweg</strong> staat haaks op de Vliet en<br />
ontsluit de woongebiedjes daartussen op een stedenbouwkundige heldere en overzichtelijke<br />
wijze. Deze woongebiedjes zijn vaak als eenheid ontworpen zodat er een sterke samenhang is<br />
ontstaan in materiaalgebruik, vorm en detaillering. Ook komen sommige architectonische<br />
ingrepen binnen een buurtje meerdere malen voor, hetgeen de samenhang extra verstrekt. Te<br />
denken hierbij valt aan hoekoplossingen.<br />
De Rembrandtlaan vormt niet alleen voor de wijk, maar ook voor geheel <strong>Voorburg</strong> een<br />
belangrijke ontsluiting. De bebouwing erlangs is aaneengesloten. De hoogtes zijn afwisselend.<br />
Niet alle bebouwing heeft een kapverdieping, maar is in dat geval in samenhang met<br />
naastgelegen bouw als geheel zo ontworpen. Kenmerkend is het "poortgebouw" en de<br />
naastgelegen panden naar de Nieuwstraat. De in de straat aanwezige dakenstructuur, erkers en<br />
loggia's zijn overige voorkomende waardevolle architectonische kenmerken.<br />
De woonbebouwing langs de Prins Albertlaan bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande villa's. Langs<br />
de Groen van Prinstererlaan en Weverslaan zien we overwegend aaneengeschakelde<br />
woningbouw. De straatprofielen zijn ruim van opzet met veel groen. De beeldwaarde van de<br />
woonomgeving is hoog. Tussen de Weverslaan en de Loolaan is de bebouwing kleinschaliger<br />
van aard (sociale woningbouw). Door de relatief smalle straatprofielen bestaat er een<br />
parkeerprobleem. De ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte is daardoor in bepaalde<br />
straten matig. In bepaalde gevallen zijn in dit deelgebied de gebruiksmogelijkheden van de<br />
woningen beperkt, waardoor veelal uitbreidingen door middel van aanbouwen etc. in de<br />
achtertuin tot stand zijn gebracht. Het is de vraag of deze samenklontering van bebouwing een<br />
wenselijke ontwikkeling is. Veelal blijft er nauwelijks enige ruimte voor een (groene) tuin over.<br />
Langs de Loolaan bevinden zich twee complexen sociale woningbouw in de vorm van een hofje.<br />
Het is de moeite waard de bijzondere kwaliteit ervan te behouden en waar mogelijk te<br />
versterken. Aan de overzijde van deze hofjes is door de aanwezigheid van andere dan de<br />
woonfunctie van een aantal panden de beeldwaarde kwalitatief minder. Verbetering van de<br />
kwaliteit is wenselijk.<br />
Tussen de Rembrandtlaan, de <strong>Parkweg</strong> en het <strong>Oosteinde</strong> bevindt zich een aantrekkelijk<br />
woongebiedje. Met name het Eemwijkplein heeft door zijn stedenbouwkundige inrichting<br />
belangrijke beeldwaarde. Ook de architectuur heeft door zijn verscheidenheid in kapvormen,<br />
erkers, luifels, loggia's, kleur en materiaalgebruik belangrijke beeldwaarde. In een enkel geval is<br />
het gebruik beperkt door veranderde woonwensen en relatief krappe afmetingen. Daardoor<br />
vinden, vaak aan de achterzijde en in de kap, allerlei vormen van (soms ongewenste)<br />
uitbreidingen plaats. In bepaalde gevallen is er ook hier sprake van een parkeerprobleem door<br />
relatief smalle straatprofielen.<br />
Ad 3. Het gebied tussen <strong>Parkweg</strong> en de Broeksloot<br />
Het deel van het plangebied behoort tot die stadsdelen, waar in het verleden de eerste<br />
omvangrijke stadsuitbreidingen buiten de Oude Dorpskern van <strong>Voorburg</strong> tot stand zijn gekomen.<br />
Het oudste gedeelte van het plangebied, bevindt zich tussen de Laan van Haagvliet, het<br />
34
Oranjelust, de <strong>Parkweg</strong> en de Laan van Oostenburg. De hier aanwezige bebouwing is tussen<br />
1900 en 1920 gerealiseerd en kan getypeerd worden als rooilijnenstedenbouw. In deze periode<br />
werd overwegend gebouwd aan dwarsstraten loodrecht op de <strong>Parkweg</strong> en de Broeksloot,<br />
bijvoorbeeld bij de Laan van Oostenburg en de Laan van Heldenburg. De hier gerealiseerde<br />
bebouwing bestaat vooral uit twee onder één kap woningen. Kenmerkend bij deze straten, is het<br />
afwisselend gevelbeeld en het villakarakter van de bebouwing. In combinatie met het aanwezige<br />
groen en de "beslotenheid" van het profiel, is hier sprake van een waardevol woon- en<br />
verblijfsgebied. Aan dit waardevolle beeld wordt enigszins afbreuk gedaan, doordat juist in deze<br />
straten sprake is van een grote parkeerdruk, vooral in de nabijheid van de <strong>Parkweg</strong>.<br />
Tussen 1920 en 1940 werd de bebouwing veelal evenwijdig aan de hoofdelementen opgezet.<br />
Hier vindt men vooral rijenbouw, met uitzondering van de <strong>Parkweg</strong> en de Laan van<br />
Leeuwensteijn, waar een groot percentage twee onder één kap woningen is gerealiseerd.<br />
Rond 1940 was de ontwikkeling van het plangebied grotendeels voltooid. De enige omvangrijke<br />
bebouwing, die sinds die datum tot stand is gekomen, betreft de begin zestiger jaren gebouwde<br />
Dalton Scholengemeenschap. Verdere grootschalige ontwikkelingen hebben zich daarna pas<br />
eind jaren tachtig voorgedaan. In dit deel van het plangebied komt overwegend laagbouw voor.<br />
De bebouwing is over het algemeen kleinschalig van opzet, met overwegend een hoogte van<br />
twee lagen met kap. Hogere en meer grootschalige bebouwingselementen zijn te vinden aan de<br />
<strong>Parkweg</strong> en de Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong>, namelijk de kerk en het politiebureau bij de<br />
Lusthofstraat/Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong> en de Dalton Scholengemeenschap. Het moderne<br />
woningbouwproject bij de hoek Rozenboomlaan/<strong>Parkweg</strong> heeft aan de <strong>Parkweg</strong> een hoogte van<br />
drie lagen met kap en vier lagen.<br />
De woongebiedjes binnen het plangebied zijn vaak als eenheid ontworpen zodat er een sterke<br />
samenhang is ontstaan in materiaalgebruik, vorm en detaillering. Ook komen sommige<br />
architectonische ingrepen binnen een buurtje meerdere malen voor, hetgeen de samenhang<br />
extra verstrekt. Te denken hierbij valt aan hoekoplossingen.<br />
Onbebouwde gebieden<br />
Onbebouwde gebieden van enige omvang worden gevormd door de parken en de buiten het<br />
plangebied gelegen begraafplaats. Uiteraard dienen deze gebieden onbebouwd te blijven. De<br />
begraafplaats is in 1875 in gebruik genomen en lag oorspronkelijk buiten de bebouwing: De<br />
<strong>Voorburg</strong>se bebouwing bestond in die tijd slechts uit de Oude Dorpskern. Pas bij de realisering<br />
van de 20e eeuwse uitbreidingen, is de begraafplaats te midden van deze stadsuitbreidingen<br />
komen te liggen. Verspreid in dit deel van het plangebied komen verscheidene pleinen voor<br />
Kenmerkend voor de pleinen in het plangebied is de regelmatige en symmetrische opbouwen<br />
een pleinindeling met (kijk)groen centraal in de pleinruimte en de verkeersruimte langs de<br />
randen van het plein. De pleinen zijn regelmatig verdeeld over het plangebied. Daardoor zijn alle<br />
buurten in het gebied "verrijkt" met één of meer pleinen. Dit draagt bij, aan de ruime opzet van<br />
de woonbuurten en de afwisseling in het straatbeeld. De Vijverhof vormt binnen het plangebied<br />
in feite een bijzondere pleinvorm. Hier bestaat het centrale gedeelte van het plein namelijk niet<br />
uit groen en/of verharding, maar uit water.<br />
Binnen bijna het gehele plangebied bestaat het straatprofiel uit de weg het trottoir de voortuin en<br />
het gebouw. Deze opbouw is kenmerkend voor het plangebied en een essentiële drager van de<br />
ruimtelijke kwaliteit. De erfscheiding is vaak mee-ontworpen met het hoofdhuis, waardoor er een<br />
sterke samenhang is ontstaan. Op sommige locaties komt het straatprofiel en genoemde<br />
samenhang in het gedrang omdat er erfafscheidingen worden geplaatst die de relatie tussen de<br />
woning en de straat aantasten.<br />
35
3.2.3 Bebouwingsstructuur<br />
Voor wat de ruimtelijke kenmerken betreft is onderscheid te maken in een aantal deelgebieden.<br />
In het plangebied komen woonbuurten met uiteenlopende stedenbouwkundige verschijnings-<br />
vormen voor. In het algemeen is er sprake van gesloten bouwblokken met dichte hoeken. De<br />
beeldwaarde van deze woonbuurtjes wordt ontleend aan de voorkomende kappen met<br />
overstekken, erkers en soms ondergeschikte dakkapellen. De woonbebouwing langs de Prins<br />
Albertlaan bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande villa's. Langs de Groen van Prinstererlaan en<br />
Weverslaan zien we overwegend aaneengeschakelde woningbouw. De straatprofielen zijn ruim<br />
van opzet met veel groen. De beeldwaarde van de woonomgeving is hoog. Tussen de<br />
Weverslaan en de Loolaan is de bebouwing kleinschaliger van aard (sociale woningbouw). Door<br />
de relatief smalle straatprofielen bestaat er een parkeerprobleem. De ruimtelijke kwaliteit van de<br />
openbare ruimte is daardoor in bepaalde straten matig. In bepaalde gevallen zijn in dit<br />
deelgebied de gebruiksmogelijkheden van de woningen beperkt, waardoor veelal uitbreidingen<br />
door middel van aanbouwen etc. in de achtertuin tot stand zijn gebracht. Het is de vraag of deze<br />
samenklontering van bebouwing een wenselijke ontwikkeling is. Veelal blijft er nauwelijks enige<br />
ruimte voor een (groene) tuin over. Langs de Loolaan bevinden zich twee complexen sociale<br />
woningbouw in de vorm van een hofje. Het is de moeite waard de bijzondere kwaliteit ervan te<br />
behouden en waar mogelijk te versterken. Aan de overzijde van deze hofjes is door de<br />
aanwezigheid van andere dan de woonfunctie van een aantal panden de beeldwaarde kwalitatief<br />
minder. Verbetering van de kwaliteit is wenselijk. Vanaf de <strong>Parkweg</strong> vormt de Rembrandtlaan<br />
met de Wijkerlaan een belangrijke ontsluiting van en naar de Westvlietweg. Dit brengt een grote<br />
verkeersbelasting met zich mee. De beleving ervan en als gevolg daarvan het ruimtelijk beeld<br />
wordt daardoor negatief beïnvloedt. Tussen de Rembrandtlaan, de <strong>Parkweg</strong> en het <strong>Oosteinde</strong><br />
bevindt zich een aantrekkelijk woongebiedje. Met name het Eemwijkplein heeft door zijn<br />
stedenbouwkundige inrichting belangrijke beeldwaarde. Ook de architectuur heeft door zijn<br />
verscheidenheid in kapvormen, erkers, luifels, loggia's, kleur en materiaalgebruik belangrijke<br />
beeldwaarde. In een enkel geval is het gebruik beperkt door veranderde woonwensen en relatief<br />
krappe afmetingen. Daardoor vinden, vaak aan de achterzijde en in de kap, allerlei vormen van<br />
(soms ongewenste) uitbreidingen plaats. In bepaalde gevallen is er ook hier sprake van een<br />
parkeerprobleem door relatief smalle straatprofielen.<br />
Bebouwing<br />
In het gebied boven de <strong>Parkweg</strong> komt overwegend laagbouw voor. De bebouwing is over het<br />
algemeen kleinschalig van opzet, met overwegend een hoogte van twee lagen met kap. Hogere<br />
en meer grootschalige bebouwingselementen zijn te vinden aan de <strong>Parkweg</strong> en de Laan van<br />
Nieuw <strong>Oosteinde</strong>, namelijk de kerk en het politiebureau bij de Lusthofstraat/Laan van Nieuw<br />
<strong>Oosteinde</strong> en de Dalton Scholengemeenschap. Het gebouw bij de hoek<br />
Rozenboomlaan/<strong>Parkweg</strong> heeft aan de <strong>Parkweg</strong> een hoogte van drie lagen met kap en vier<br />
lagen.<br />
Huidig gebruik grond en opstallen<br />
Vanuit de hiervoor omschreven historie is een bepaald gebruik van grond en opstallen ontstaan.<br />
Op de functiekaart staat het huidige gebruik (peildatum oktober 2011) aangegeven. Deze<br />
functiekaart is als bijlage bij dit plan opgenomen. De overwegende woonfunctie in het<br />
plangebied is duidelijk waarneembaar.<br />
Tot 1940 was <strong>Voorburg</strong> uitsluitend een woongemeente met slechts ondersteunende<br />
verzorgende bedrijvigheid. De grootste oppervlakte van het plangebied, wordt dan ook<br />
ingenomen door woonbuurten.<br />
Op de volgende plaatsen komen echter andere functies voor:<br />
1. Geheel westelijk in het plangebied, bevinden zich aan de Lusthofstraat enkele scholen en<br />
de R.K.-kerk OLV ten Hemelopneming. Bij de hoek Laan van Nieuw Oost Einde - <strong>Parkweg</strong>,<br />
is in 1988 de nieuwbouw van het politiebureau gerealiseerd;<br />
2. het deel van de <strong>Parkweg</strong>, tussen de Laan van Nieuw Oost Einde en de Einddorpstraat,<br />
bevat zowel winkel-, bedrijfs-, kantoor-, als woonfuncties;<br />
36
3. aan de Einddorpstraat en de <strong>Parkweg</strong> bevindt zich de algemene begraafplaats welke geen<br />
onderdeel is van dit bestemmingsplan. Aan de Einddorpstraat nabij de Laan van Haagvliet<br />
bevindt zich een bedrijventerrein.<br />
4. centraal in het plangebied rond de Noordenburglaan, ligt een groenzone bestaande uit twee<br />
parken;<br />
5. aan de Loolaan bevindt zich het complex van de Dalton Scholengemeenschap.<br />
3.2.4 Verkeersstructuur<br />
In deze paragraaf komen de verkeersaspecten voor het bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong><br />
aan de orde.<br />
Beleid<br />
Het gemeentebrede verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> is<br />
vastgelegd in het Verkeers- en Vervoerplan (VVP 2004). Dit plan beschrijft hoe het verkeer in de<br />
gemeente moet functioneren en geeft dus ook vorm aan de verkeerssituatie in het plangebied<br />
<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong>. Het Verkeers- en Vervoersplan maakt onderscheid tussen verschillende<br />
soorten vervoermiddelen. Dit zijn autoverkeer, langzaam verkeer, openbaar vervoer en parkeren.<br />
Deze indeling wordt ook in dit bestemmingsplan aangehouden.<br />
Autoverkeer<br />
Het plangebied ligt ingeklemd tussen:<br />
de RandstadRail spoorlijnDen Haag-Zoetermeer/Rotterdam (oostgrens),<br />
De Utrechtsebaan (A12) (westgrens),<br />
De Vliet (zuidgrens) en<br />
de Broeksloot (noordgrens).<br />
Externe ontsluiting autoverkeer<br />
Het plangebied wordt voor het autoverkeer met name ontsloten door de <strong>Parkweg</strong>. Daarnaast<br />
wordt het plangebied ook ontsloten in de noordrichting vanaf de <strong>Parkweg</strong> door de Laan van<br />
Nieuw <strong>Oosteinde</strong>. In de oost-westrichting aan de noordzijde wordt het plangebied door de Prins<br />
Bernhardlaan ontsloten. Zowel de Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong> als de Prins Bernhardlaan liggen<br />
net buiten de grenzen van het plangebied. Beide wijkontsluitingswegen zijn wel zeer belangrijk<br />
voor de ontsluiting van het plangebied. De <strong>Parkweg</strong> loopt centraal door het plangebied en heeft<br />
de belangrijkste gebiedsontsluitende functie. De <strong>Parkweg</strong> verbindt het plangebied met onder<br />
andere de A12, maar ook met het centrum van <strong>Voorburg</strong>, <strong>Leidschendam</strong> en Den Haag. Op de<br />
<strong>Parkweg</strong> geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.<br />
Interne ontsluiting autoverkeer<br />
Naast de wijkontsluitingswegen <strong>Parkweg</strong>, Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong> en Prins Bernhardlaan zijn<br />
er ook buurtontsluitingswegen in het gebied aanwezig voor de ontsluiting van de woongebieden.<br />
Dit betreft de Rozenboomlaan en in mindere mate de Rembrandtlaan en de Wijkerlaan. Op de<br />
Rozenboomlaan geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. De Rembrandtlaan en de<br />
Wijkerlaan vervullen in het gebied een belangrijke verkeersfunctie. Na openstelling van de N14 is<br />
de verkeersintensiteit afgenomen en is de functie verlaagd tot erftoegangsweg met een<br />
maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze weg is in het gebied echter de enige mogelijkheid om<br />
de Vliet over te steken. Om die reden is de praktijk dat deze weg meer wegheeft van een<br />
buurtontsluitingsweg dan een erftoegangsweg. De overige wegen in het gebied zijn<br />
erftoegangswegen, met een snelheidsregime van 30 km/u.<br />
Langzaam verkeer<br />
Binnen het plangebied is een aantal fietsverbindingen aanwezig. Er wordt onderscheid gemaakt<br />
tussen de hoofdfietsroutes en de regionale fietsroutes binnen Haaglanden, zoals in het<br />
Verkeers- en vervoerplan aangegeven. De hoofdfietsroutes lopen over de <strong>Parkweg</strong>, de<br />
Rozenboomlaan en het <strong>Oosteinde</strong>. Op de <strong>Parkweg</strong> en de Rozenboomlaan zijn aparte<br />
fietsvoorzieningen. Het <strong>Oosteinde</strong> beschikt niet over een apart fietspad. De regionale fietsroutes<br />
lopen over de Wijkerlaan, Rembrandtlaan en gedeeltelijk ook over het <strong>Oosteinde</strong>. De route over<br />
37
de Wijkerlaan en Rembrandtlaan maakt deel uit van een belangrijke regionale fietsroute. Via de<br />
fietstunnel onder het spoor is er in noordwestelijke richting een verbinding met Den Haag en via<br />
de Wijkerbrug en de fietsbrug over de A4 is er in zuidwestelijke richting een verbinding met<br />
Leidschenveen en Zoetermeer. Tot slot kan fietsverkeer gebruikmaken van de andere<br />
erftoegangswegen waarop een gemengde verkeersafwikkeling plaatsvindt.<br />
Fietsparkeren vindt binnen het plangebied deels op straat plaats, deels op eigen terrein. Bij<br />
nieuwe ontwikkelingen dient fietsparkeren op eigen terrein te worden gerealiseerd. Daarvoor<br />
worden de meest recente fietsparkeerkencijfers van de CROW gehanteerd.<br />
Gemengd verkeer<br />
Openbaar vervoer<br />
Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Het plangebied wordt via openbaar<br />
vervoer ontsloten door Randstadrail, diverse buslijnen en door het treinstation <strong>Voorburg</strong>.<br />
Randstadrail station <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> is gelegen aan de rand direct buiten het<br />
plangebied. Deze lijn verbindt het gebied met Den Haag en in de andere richting met<br />
Zoetermeer en Rotterdam.<br />
Door het plangebied rijden diverse buslijnen (23, 45 en 46). Deze buslijn 23 verbindt het gebied<br />
met Rijswijk en Kijkduin in de ene richting en Scheveningen Noorderstrand in de andere<br />
richting. De buslijn 45 verbindt het plangebied in de ene richting met Voorschoten en Leiden<br />
(Centraal Station) en in de andere richting met Den Haag (Centraal Station). Buslijn 46 volgt<br />
dezelfde route als 45, maar heeft Voorschoten centrum als eindpunt.<br />
Het treinstation <strong>Voorburg</strong> valt buiten het plangebied, maar is hier ten zuidwesten van gesitueerd<br />
op minimale afstand van het plangebied en is een belangrijke ontsluiting.<br />
Parkeren<br />
In de Parkeernota 2005 is het parkeerbeleid van de gemeente vastgelegd. Door de groei van het<br />
autobezit is de parkeersituatie in enkele gebieden binnen de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
niet meer optimaal. Ook binnen het plangebied zorgt het toegenomen autobezit voor<br />
toegenomen parkeerdruk. Naast de mogelijkheid van parkeren op eigen terrein, parkeert men in<br />
het bestaande gebied met name op de parkeergelegenheden langs de openbare weg. Het<br />
gebied kent geen betaald parkeren, maar er geldt wel deels een blauwe zone (gebied ten<br />
noorden van de <strong>Parkweg</strong> ingeklemd tussen de Rozenboomlaan, de Utrechtsebaan en de Prins<br />
Bernhardlaan).<br />
38
Parkeerdruk<br />
De parkeerdruk in het plangebied is vrij hoog. De hoogste parkeerdruk wordt voornamelijk<br />
gemeten in de avond en nacht. Dit betekent dat de parkeerdruk voornamelijk door bewoners zelf<br />
veroorzaakt wordt. Na instelling van het blauwe zone regime is de parkeerdruk in de uren dat<br />
het regime geldt, sterk afgenomen. De parkeerdruk werd veroorzaakt door bezoekers en<br />
medewerkers vanuit het winkelgebied Oud-<strong>Voorburg</strong> en door bezoekers en medewerkers van<br />
bedrijven uit Den Haag (Binckhorst).<br />
Parkeernormen<br />
Bij de ontwikkeling van het plangebied is destijds rekening gehouden met de toen geldende<br />
parkeernormen (CROW) voor de verschillende voorzieningen. Uitbreiding van de bestaande<br />
parkeervoorzieningen is niet aan de orde. Bij nieuwe ontwikkelingen dient parkeergelegenheid<br />
op eigen terrein te worden gerealiseerd als gevolg van de nieuw gegenereerde parkeerbehoefte.<br />
Bij nieuwe ontwikkelingen worden daarvoor de meest recente parkeernormen (CROW)<br />
gehanteerd.<br />
3.2.5 Groenstructuur<br />
Groenstructuur<br />
De hoofdgroenstructuur van het plangebied is opgehangen aan de hoofdstructuur zoals<br />
vernoemd in voorgaande paragrafen, waarbij de lijnen evenwijdig aan de kust een meer continu<br />
karakter hebben (overeenkomstig de bodemkundige ondergrond en de stedenbouwkundige<br />
uitbreidingsrichtingen) en de lijnen die hier haaks op staan, meer discontinu zijn.<br />
Belangrijkste lijnen voor de groenstructuur in het plangebied zijn:<br />
<strong>Oosteinde</strong><br />
Deze lijn vormt het historische dorpslint aan de middeleeuwse hoofdweg op de strandwal. Het<br />
verbond de eerste nederzettingen die hier gebouwd werden met elkaar en liep van Voorschoten<br />
naar Rijswijk. In <strong>Voorburg</strong> wordt deze weg begeleid door een mix van statige herenhuizen,<br />
herbergen, dorpskernbebouwing, voormalige buitenplaatsen, enkele boerderijen en<br />
landarbeiderswoningen. De architectuur is vaak rijk gedetailleerd en gevarieerd met serres,<br />
veranda's, torentjes, loggia's e.d.<br />
<strong>Parkweg</strong> – <strong>Oosteinde</strong><br />
Deze weg wordt aan twee zijden begeleid door ruime vooroorlogse woningen met voortuin. Ook<br />
komen er ruime geschakelde villa's en aaneengesloten gezinswoningen uit de jaren '30 voor.<br />
Park het Loo<br />
Dit park is de historische drager van de zichtlijn tussen Vreugd en Rust en Huis ten Bosch. Het<br />
39
vormt een mooie overgang tussen de landgoederen zone en de voormalige strandvlaktes en is<br />
de ecologische verbinding tussen de Vliet en de Spoorzone. Daarnaast is het grootste<br />
stadspark van de gemeente. Het park vormt een belangrijke ecologische verbindingszone<br />
tussen de Vliet en de Schenkstrook.<br />
De Vliet<br />
De Vliet is de historische waterverbinding tussen Rotterdam en Leiden en daarmee ook drager<br />
van de recreatieve vaar, fiets en wandelverbinding. De begeleidende bomen, groene oevers, (<br />
landgoederen) tuinen en zijsloten hebben ecologische waarden. Kenmerken is de ligging met<br />
aan de westzijde de strandwal en de oostzijde de lager gelegen polder. Het profiel van de<br />
Vlietzone bestaat uit de landgoederen zone de Vliet zelf, de aanliggende weg en het<br />
aangrenzend lager gelegen achterland.<br />
Randstadrail<br />
Deze railverbinding vormt een van de weinige groene ( ecologische) verbindingen tussen de Vliet<br />
en de Schenkstrook. En is daarmee samen met parkzone t Loo van grote ecologische waarde<br />
Groene wijken / gebieden<br />
De openbare ruimte wordt gevormd door een 'klassieke stedenbouw' in de vorm van straten,<br />
pleintjes en parken. Het historische groen van de oude buitenplaatsen schept een bijzonder<br />
woonklimaat net zoals de vliet met haar groene oevers. De Broeksloot is aan de Noordzijde een<br />
sterke groene lijn. Naast openbaar groen in de straat speelt in bepaalde buurten ook het<br />
privégroen een belangrijke rol voor het groene karakter van de wijk. Dit zijn voornamelijk de oude<br />
villalinten met diepe voortuinen die grotendeels aan de Vliet liggen. In de buurten die volgens de<br />
Welstandsnota tot de 'stratenplannen' behoren, zijn vooral de pleintjes die onderdeel zijn van de<br />
stedenbouwkundige structuur, kenmerkend. Het is derhalve zaak deze te versterken.<br />
Opvallend onderdeel is in <strong>Voorburg</strong> Oud is het gebied tussen de Rozenboomlaan en de<br />
Schellinglaan. Dit is gebouwd volgens de stijl van de Nieuwe Haagse school door de bekende<br />
<strong>Voorburg</strong>se architect Van der Kloot Meiburg, tevens stadsarchitect van <strong>Voorburg</strong>. Woningen,<br />
straten, pleintjes en beplanting zijn als eenheid ontworpen.<br />
<strong>Voorburg</strong> Oud wordt doorkruist door twee hoofdstructuurlijnen, zijnde de <strong>Parkweg</strong> en het<br />
<strong>Oosteinde</strong>/Herenstraat, respectievelijk de middeleeuwse Achterweg en de Heerbaan. De relatie<br />
hiertussen is sterk verzwakt doordat de <strong>Parkweg</strong> meer het karakter van een verkeersgoot heeft<br />
gekregen. Daarnaast wordt de wijk opgespannen tussen de centrale zone en de vlietzone,<br />
terwijl de Loozone de wijk doorsnijdt. Hierdoor is er op korte afstand van de woningen veel<br />
substantieel groen te vinden.<br />
Het plangebied bestaat, naast de verbindende lijnen, uit diverse soorten wijken uit verschillende<br />
perioden. Naast verschillen in architectuur en stedenbouw is in de verschillende perioden ook<br />
verschillend met het groen omgegaan. Aan de hand van de soorten wijken en het verschil in de<br />
omgang met groen in deze wijken, worden er twee type voor dit plangebied onderscheiden, te<br />
weten:<br />
40<br />
Klassieke wijken: in de klassieke wijken is er een duidelijk onderscheid tussen bebouwing<br />
en groen; er is een duidelijk straten- en pleinenpatroon. De stedenbouw bepaalt de groene<br />
ruimte. Het zijn vaak duidelijk afgebakende ruimtes. Het openbaar groen beperkt zich tot<br />
straatbomen, een groen pleintje en (voornamelijk klassieke) parken. Incidenteel is er sprake<br />
van een openbare binnentuin. Er zijn weinig beheerproblemen met betrekking tot het groen.<br />
Door zijn stedelijkheid is de kans op een tekort aan openbaar groen in dit soort wijken het<br />
grootst. (Typologie Welstandsnota: historisch, rooilijnstedenbouw, stratenplannen,<br />
stadsblokken)<br />
Villawijken: In de villawijken wordt de groenstructuur over het algemeen vooral gevormd door<br />
particulier groen. Er is weinig openbaar groen en vanwege het vele particuliere groen is hier<br />
ook geen noodzaak toe. Veelal staan er grote monumentale bomen in de tuinen. Om het<br />
groene karakter hier ook in de toekomst te kunnen garanderen, is het van belang dat er<br />
terughoudend omgegaan wordt met het verlenen van (particuliere) kapvergunningen. Ook het<br />
'verstenen' van de voor- en achtertuinen dient in dit soort wijken voorkomen te worden.
(Typologie Welstandsnota:villapark).<br />
3.2.6 Waterstructuur<br />
De waterlijnen binnen het plangebied zijn, net zoals in de rest van de gemeente, gerelateerd<br />
aan de lijnen van de strandwallen en strand vlaktes, waarbij de lijnen evenwijdig aan de kust<br />
een meer continu karakter hebben (overeenkomstig de bodemkundige ondergrond en de<br />
stedenbouwkundige uitbreidingsrichtingen) en de lijnen die hier haaks op staan, meer<br />
discontinu zijn.<br />
Het plangebied ligt opgesloten tussen de meer continue lijnen van boezemwatergangen de<br />
Broeksloot en de Vliet. Daar haaks op zijn er meer discontinue watergangen aanwezig zoals de<br />
sloten rondom de monumentale kavels aan het <strong>Oosteinde</strong> en de inprikkers verder het gebied in.<br />
3.3 Functionele analyse<br />
3.3.1 Wonen<br />
Ondanks dat het gebied hoofdzakelijk een woonfunctie kent is er toch een breed scala aan<br />
voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn zowel gebieds- als regiogericht. Te denken<br />
hierbij valt aan de Daltonschool welke leerlingen aantrekt buiten de gemeente. Ook<br />
verschillende kantoorvoorzieningen hebben een bovengemeentelijk bereik.<br />
Wonen<br />
Woningvoorraad<br />
Het plangebied is een duidelijk woongebied met overwegend vooroorlogse bebouwing. De<br />
bebouwing bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen uit de jaren 1920 en 1930. Verspreid in<br />
het plangebied bevinden zich meerdere scholen, zowel uit de jaren 1920- 1930 als van recentere<br />
datum.<br />
De woningvoorraad in het plangebied bestaat uit circa 2500 woningen. Hiervan is circa 70% een<br />
eengezinswoning en circa 30% een meergezinswoning. De meergezinswoningen betreffen<br />
hoofdzakelijk gestapelde laagbouw in 2 of 3 bouwlagen. Ten opzichte van het aandeel binnen de<br />
woningvoorraad in de gemeente (40%) is het aandeel eengezinswoningen dus hoog.<br />
Het grootste gedeelte (circa 70%) van de woningen betreft koopwoningen. Het aandeel van<br />
koopwoningen binnen de woningvoorraad in de gemeente bedraagt circa 60%. Het aantal<br />
huurwoningen van woningcorporaties in het gebied bedraagt circa 250. De woningen in het<br />
gebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> zijn hoofdzakelijk gebouwd in de periode 1920-1940.<br />
Wonen<br />
Het gebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> voldoet al aan het streefbeeld van een klein stedelijk<br />
woonmilieu. Het heeft al een goede marktpositie, deze moet worden behouden en waar mogelijk<br />
versterkt onder andere door beheer en onderhoud en eventueel verbetering van de<br />
41
woonomgeving. De gemeente heeft hier een faciliterende rol. De mogelijkheden om wijzigingen<br />
in de woningvoorraad aan te brengen zijn niet groot. Feitelijk kan dit alleen na sloop van<br />
aanwezige bebouwing.<br />
In 2008 zijn 6 eengezinswoningen gerealiseerd aan de Lusthofstraat/Molenwijkstraat op de<br />
plaats van het vroegere PAMCO-theater, Lusthofstraat 12.<br />
In 2009 zijn 10 eengezinswoningen gerealiseerd aan het <strong>Oosteinde</strong>. Hier stonden voorheen<br />
een aantal bedrijfspanden.<br />
3.3.2 Economische analyse<br />
Volgens gegevens uit het werkgelegenheidsregister van het Stadsgewest Haaglanden zijn in het<br />
gebied 541 bedrijven gevestigd. Zij bieden in totaal aan 915 werknemers een baan. Veel van<br />
deze bedrijven zijn eenmansbedrijfjes: 365 bedrijven van de in totaal 541 heeft maar 1<br />
werknemer. Er zijn maar twee bedrijven gevestigd met meer dan 20 werknemers en 8 met meer<br />
dan 10 werknemers. Het type bedrijvigheid is heel divers in het gebied. Wel valt op dat het<br />
aandeel zakelijke dienstverlening aanzienlijk is. Dit verklaart ook het grote aandeel<br />
werkgelegenheid dat in of aan huis is gevestigd en het grote aantal eenmansbedrijven.<br />
3.3.3 Detailhandel<br />
Aan de rotonde <strong>Parkweg</strong> – Rembrandtlaan is een concentratie van winkels, praktijkruimtes en<br />
detailhandelondersteunende dienstverlening aanwezig. Het is een buurtwinkelcentrum dat<br />
ondanks dat een supermarkt ontbreekt, goed functioneert. Het heeft een vrij compleet aanbod:<br />
slager, groenteboer, bakker, kaas/wijnhandel, textiel/stomerij, tijdschriftenwinkel.<br />
Aan de oneven zijde van de <strong>Parkweg</strong> zit onder andere een makelaarskantoor, een<br />
consultantskantoor, een dierenkliniek en een kaashuis plus slijterij. Hier is de detailhandel niet<br />
beschermd. De kaaswinkel is via een aanduiding voor detailhandel bestemd en is daarmee aan<br />
de oneven zijde de enige detailhandelsvestiging.<br />
Aan de even zijde zit onder andere een bakker, slager, groenteboer, textielwinkel/stomerij,<br />
tijdschriftenwinkel, een kapper, een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, een tandprothetische<br />
praktijk. Hier wordt de concentratie van winkels beschermd door concurrerende functies<br />
(kantoren en horeca) te weren: er is hier detailhandel, detailhandelondersteunende<br />
dienstverlening en praktijkruimtes toegestaan.<br />
Aan de Rozenboomlaan is tussen de twee kernwinkelcentra (Oude Dorpskern en De<br />
Julianabaan) een kleine concentratie van winkels aanwezig. Het is gelegen aan een pleintje<br />
middenin een woonbuurt. Hier bevinden zich onder andere een bakker, een traiteur, een stomerij<br />
en een cafetaria. Naast bovengenoemde concentraties van winkels zijn er slechts enkele<br />
verspreid liggende winkeltjes in het plangebied aanwezig. Aard en omvang van de betreffende<br />
winkels (onder andere wijnhandel) vormen geen bedreiging voor het functioneren van de winkels<br />
in het concentratiegebied.<br />
3.3.4 Kantoren en bedrijvigheid<br />
Aan het <strong>Oosteinde</strong> 137 zit het “Ondernemershuys <strong>Oosteinde</strong>”. Het is een verzamelgebouw met<br />
meerdere kantoorunits. Er zijn hier onder andere gevestigd een praktijk voor osteopathie, een<br />
psychologiepraktijk, een groothandel en een bedrijf in gevelreiniging en metselwerk. Dit pand<br />
heeft gedeeltelijk een kantoorbestemming en gedeeltelijk een bedrijfsbestemming.<br />
In het kantoorpand op de hoek Laan van Nieuw <strong>Oosteinde</strong> / <strong>Parkweg</strong> is het Bureau Forensische<br />
Opsporing, onderdeel van de politie Haaglanden gevestigd.<br />
Aan de Laan van Haagvliet zitten een aantal kleinschalige bedrijven. Hier zitten onder andere<br />
een garagebedrijf, boekbinderij en een groothandel in computers. Deze bedrijfjes vormen geen<br />
overlast voor de omgeving.<br />
42
3.3.5 Onderwijsinstellingen<br />
In het plangebied <strong>Oosteinde</strong> is aantal schoolvoorzieningen gevestigd.<br />
Voor het Voortgezet onderwijs is dat<br />
Het Dalton/Vatelcollege, gelegen aan de Loolaan 125<br />
Hier worden komende jaren geen huisvestingsplannen verwacht.<br />
Voor het primair Onderwijs zijn dat:<br />
Openbare basisschool Prof. Casimir, gelegen aan de Van Deventerlaan 16<br />
Het voornemen is het schoolgebouw ingrijpend te renoveren op de bestaande locatie met<br />
beperkte (vervangende) nieuwbouw. Het schoolgebouw zal geschikt worden gemaakt voor het<br />
huisvesten van 11 groepen. Randvoorwaarde bij de renovatie en de nieuwbouw is dat het<br />
karakteristieke gebouw van de Prof. Casimirschool dient te worden behouden en dat uitwendige<br />
aanpassing alleen plaats mag vinden in overeenstemming met de bestaande bouwstijl van het<br />
gebouw en passend in de omgeving.<br />
Het schoolbestuur heeft in 2010 een architect geselecteerd. Het voorlopig ontwerp (VO) is<br />
inmiddels in concept gereed en is begin november 2011 voorgelegd aan de<br />
monumentencommissie. Uitgangspunt is dat de plannen passen binnen het vigerende<br />
bestemmingsplan. Een wijziging van het bestemmingsplan is om die reden niet van toepassing.<br />
Protestants-Christelijke basisschool Vijverhof, gelegen aan de Vijverhof 7<br />
Het voornemen is het schoolgebouw ingrijpend te renoveren op de bestaande locatie met<br />
beperkte (vervangende) nieuwbouw. Het schoolgebouw zal geschikt worden gemaakt voor het<br />
huisvesten van 11 groepen. Randvoorwaarde bij de renovatie en de nieuwbouw is dat het<br />
karakteristieke gebouw van De Vijverhof dient te worden behouden en dat uitwendige<br />
aanpassing c.q. mogelijke uitbreiding binnen de randvoorwaarden, alleen plaats mag vinden in<br />
overeenstemming met de bestaande bouwstijl van de gebouwen en passend in de omgeving.<br />
St. Maartenschool, gelegen aan de Wijkerlaan 10<br />
Het schoolbestuur heeft in samenwerking met kinderopvangorganisatie Vlietkinderen plannen<br />
om het gebouw uit te breiden met een voorziening voor buitenschoolse opvang (i.p.v. de huidige<br />
portocabins). Een aanvraag voor een bouwvergunning in inmiddels ingediend.<br />
Lusthofschool, gelegen aan de Lusthofstraat 11<br />
Hier is al nieuwbouw gerealiseerd en worden komende jaren geen huisvestingsplannen<br />
verwacht.<br />
3.3.6 Voorzieningen<br />
Kinderopvang<br />
Nieuwe ontwikkelingen op dit gebied zijn bekend.<br />
43
Hoofdstuk 4 Visie op het plangebied<br />
4.1 Inleiding<br />
Dit hoofdstuk gaat in op de ruimtelijke en functionele elementen die gezamenlijk de visie op het<br />
plangebied vormen. Samen met hoofdstuk 3 vormt dit hoofdstuk de kern van het<br />
bestemmingsplan. De visie bepaalt de vorm en inhoud van de juridische regeling<br />
(bestemmingsregels) van dit bestemmingsplan.<br />
De visie op het plangebied is gebaseerd op de gemeentelijke visies zoals het<br />
groenstructuurplan, structuurvisie 2020, Waterplan,<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2007-2015, concept<br />
structuurvisie 2040, de Ontwikkelingsvisie Oude Dorpskern van 2004, aangevuld met recente<br />
inventarisaties en onderzoeken.<br />
4.2 Ontwikkelingen<br />
Binnen en aangrenzend aan het plangebied is een aantal ontwikkelingen gaande.Hieronder<br />
worden de ontwikkelingen besproken.<br />
4.2.1 Ontwikkelingen binnen het plangebied<br />
Ontwikkeling Eemwijk<br />
Deze locatie biedt kansen voor het leveren van een kwalitatieve bijdrage aan de instandhouding<br />
van de buitenplaats. Behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden is hierbij<br />
het uitgangspunt. Voor het gebied is een ruimtelijk kader vastgesteld. Dit kader, dat u als<br />
bijlage aantreft, zal middels een wijzigingsbevoegdheid onderdeel uitmaken van dit<br />
bestemmingsplan.<br />
Ontwikkeling Vronestijn<br />
Ontwikkelingen op deze locatie kunnen kwalitatieve bijdrage leveren aan de invulling van dit<br />
gebied. Een mogelijke functiemenging in combinatie met het randstadrailstation behoort hierbij<br />
tot de mogelijkheid. Momenteel is de gemeente in overleg met de ontwikkelaar over de<br />
mogelijkheden op het terrein. Voor een verdere ontwikkeling zal een eigen planologisch traject<br />
gevolgd moeten worden.<br />
De Onze lieve vrouwe ten Hemelopnemingkerk<br />
Voor deze kerk wordt naar een bredere exploitatiemogelijkheid gezocht. Er is nog geen<br />
duidelijkheid over de mogelijke invulling van de kerk en de daarbij behorende bestemmingen.<br />
Voor deze ontwikkeling zal een tezijnertijd eigen planologische procedure doorlopen moeten<br />
worden.<br />
4.2.2 Ontwikkelingen grenzend aan het plangebied<br />
Vlietzone<br />
Het grootste gedeelte van de Vlietzone ligt op het grondgebied van de gemeente Den Haag.<br />
Eventuele ontwikkelingen die hier gaan plaatsvinden zullen van invloed zijn op de kwaliteit van<br />
de overgang tussen het hoger gelegen <strong>Voorburg</strong> en de lager gelegen polder aan de overzijde van<br />
de Vliet.<br />
De gemeente Den Haag heeft besloten pas na 2020 te starten met het opstellen van een<br />
masterplan voor dit gebied. Dit betekent dat er de komende jaren geen ontwikkelingen te<br />
verwachten zijn. Om ongewenste ontwikkelingen niet mogelijk te maken heeft de gemeente Den<br />
Haag het gebied middels een beheersverordening planologisch verankerd. Hiermee is de huidige<br />
situatie vastgelegd en zijn de beleidsuitgangspunten van vorige bestemmingsplannen komen te<br />
vervallen.<br />
45
OV knoop<br />
Het gebied tussen de Mariannalaan en de Vliet wordt ter hoogte van het NS-station heringericht.<br />
Met deze inrichting wordt beoogd het gebied een betere verblijfswaarde te geven. Daarnaast<br />
moet de herinrichting een betere (voetgangers) aansluiting gaan vormen met de Binckhorst. Om<br />
deze ontwikkeling mogelijk te maken is een aparte planologische procedure doorlopen.<br />
Rustoord<br />
Het zorgcomplex Rustoord wordt herontwikkeld op de huidige locatie. Hiervoor zal een aparte<br />
planologische procedure moeten worden doorlopen.<br />
4.3 Ruimtelijke visie<br />
4.3.1 Algemeen<br />
De ruimtelijke visie is ontstaan uit de analyse van het verleden, heden en de toekomst. De<br />
keuzes die hier worden gemaakt zijn gestoeld op de overgebleven waarden uit de historie, de<br />
stand van zaken op het moment en de ambities voor de toekomst.<br />
Zoals uit de voorgaande paragraaf blijkt, staan er de komende tijd weinig grote ontwikkelingen<br />
op de agenda. Het bestemmingsplan is hierdoor vrij consoliderend van aard. Met andere<br />
woorden, de bestaande situatie wordt bestemd zoals deze is. Maar niet alleen omdat er geen<br />
ontwikkelingen op de plank liggen wordt er consoliderend bestemd. Ook omdat de wijk, zoals<br />
hij nu is, bepaalde kwaliteiten in zich heeft die het beschermen waard zijn. Daarnaast wordt er<br />
soms enige flexibiliteit geboden, zodat in de toekomst potentiële kwaliteiten niet in de weg<br />
worden gezeten.<br />
Wat deze kwaliteiten zijn en welke waarden deze hebben, volgt uit de analyse van het vorige<br />
hoofdstuk. Hoe er vervolgens in de regels mee om wordt gegaan is hieronder verder beschreven.<br />
Visie op de ruimtelijke structuur<br />
Uit de analyse van hoofdstuk 3 blijkt dat het stratenpatroon van de gemeente<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> te herleiden valt uit de ontstaansgeschiedenis en<br />
ontginningslandschap. Het ontstane heldere stedenbouwkundige patroon heeft zijn kwaliteiten<br />
bewezen, waardoor er in dit bestemmingsplan voor is gekozen om de huidige structuur te<br />
behouden. In grote lijnen betekent dit behoud van het stratenpatroon, behoud van de water- en<br />
groenstructuur en behoud van de bebouwingsstructuur.<br />
Daarnaast is een van de drie pijlers uit de structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040 het<br />
versterken van de groene woonstad.<br />
Om deze ambitie te realiseren wordt voorgesteld de gemeentebrede identiteitsdragers hiervoor<br />
in te zetten. Uit de analyse is naar voren gekomen dat elke identiteitsdrager een eigen karakter,<br />
potentie en ambitie heeft. In het bestemmingsplan <strong>Parkweg</strong> <strong>Oosteinde</strong> wordt hier zo veel<br />
mogelijk rekening mee gehouden.<br />
4.3.2 De Vliet<br />
Deze zone is bepalend voor de kwaliteit van het historisch lint en de recreatieve kwaliteit van de<br />
Vliet. Het is dan ook de ambitie om de ruimtelijke eenheid rondom de Vliet te versterken en de<br />
recreatieve beleving te vergroten, waarbij de nadruk ligt op oever- en waterrecreatie. Daarnaast<br />
wordt ingezet op wandelen en fietsen langs deze zone. Als ruimtelijke kenmerken zijn hierbij de<br />
afstanden van de Vliet tot de bebouwing aan het <strong>Oosteinde</strong> van belang. Deze afstand zorgt voor<br />
een groen en aantrekkelijke stadsrand en geeft een gevarieerd beeld. In het bestemmingsplan<br />
wordt deze groene rand aan de Vliet geborgd door deze te bestemmen tot Tuin of Groen.<br />
4.3.3 <strong>Oosteinde</strong><br />
De ambitie voor het historische lint is de verbetering van de herkenbaarheid en continuïteit met<br />
respect en aandacht voor cultuurhistorische waarden. Voor het <strong>Oosteinde</strong> betekent dit dat bij<br />
bouwontwikkelingen het historische profiel en de identiteit gewaarborgd dienen te blijven. Het<br />
doel voor het <strong>Oosteinde</strong> is het versterken van het karakter en de ruimtelijke eenheid van deze<br />
lijn, waarbij de historische betekenis het uitgangspunt vormt.<br />
46
4.3.4 <strong>Parkweg</strong><br />
De <strong>Parkweg</strong> is de grote doorgaande weg van het plangebied. De ambitie voor deze weg is het<br />
versterken van de verblijfskwaliteit en het handhaven van de beeldkwaliteit. Het gaat hierbij onder<br />
ander om de handhaving van de specifieke kenmerken zoals strakke rooilijn, de overstekende<br />
daken, de maatvoering van de woningen en de erkers. Dit is verwerkt in de regels van het<br />
bestemmingsplan.<br />
Ter hoogte van het randstadrailstation blijft de beeld- en verblijfskwaliteit achter ten opzichte van<br />
de overige delen van deze lijn. De ambitie hier is gericht op kwaliteitsverbetering van de<br />
openbare ruimte en van de wandvorming van deze openbare ruimte. Met het toevoegen van<br />
programma zou de verblijfskwaliteit kunnen worden verbeterd waarbij de ligging aan het<br />
randstadrailstation als aanleiding genomen kan worden.<br />
4.3.5 Broeksloot<br />
De Centrale Zone (Zone) waar de Broeksloot in is gelegen, is de drager van de grote<br />
doorgaande groenzone van de gemeente en herbergt verschillende recreatieve functies zoals<br />
sportclubs, fiets- en wandelpaden. Het is de ambitie om de Zone een aantrekkelijk en ruimtelijk<br />
samenhangend groengebied te laten worden dat doorloopt tot in het buitengebied en waarbinnen<br />
de diverse functies door middel van een aantrekkelijke voet- en fietsroute met elkaar verbonden<br />
worden. Naast de vergroting van het 'effect' en 'samenhang' van het groen (doordat de<br />
verschillende losse gebieden beter met elkaar verbonden worden) draagt de Zone ook bij aan de<br />
'variatie' van het groen zowel qua functies als qua vormgeving. Dit is in het bestemmingsplan<br />
geborgd door de bestemmingen Groen en Parkgroen.<br />
4.3.6 Parkzone 't Loo<br />
De Loo-zone wil de gemeente ontwikkelen tot een aantrekkelijk, herkenbaar een doorgaand<br />
stadspark met meerwaarde voor de omgeving, deels door het verbeteren van de architectuur van<br />
wanden, deels door verbetering van de recreatieve waarde en de verblijfskwaliteit. Hierbij wil de<br />
gemeente de cultuurhistorische waarden benutten en versterken en de wateropgave integreren.<br />
Binnen het plangebied is hierbij de verbetering van de kwaliteit van tuinranden van de woningen<br />
aan de Prins Albertlaan en Schellinglaan van belang. Daarnaast kunnen de onderbrekingen van<br />
de Loo-zone binnen het plangebied zoals de <strong>Parkweg</strong> en de Noordenburglaan worden verzacht.<br />
4.3.7 De woongebieden<br />
De woongebieden in het plangebied hebben elk hun eigen kenmerken en kwaliteiten. In dit<br />
bestemmingsplan worden deze kwaliteiten beschermd. Deze kenmerken hebben betrekking op<br />
het aspecten waaruit de bebouwde en onbebouwde gebieden binnen het plangebied zijn<br />
opgebouwd, zoals de straatprofielen, bouwhoogte en architectuur. Bij nieuwbouw en verbouw<br />
van woningen gaat het om het borgen van de kenmerken behorende bij de woonbuurt. Dit<br />
bestemmingsplan heeft vooral betrekking op de uiterlijke vorm van de bebouwing. Hiervoor zijn<br />
regels opgenomen voor goothoogte, bouwhoogte, erkers en bijgebouwen. Overige kenmerken<br />
binnen het plangebied zijn geborgd in de welstandsnota. Hierbij gaat het oa om kleurstelling,<br />
geleding en overige stijlkenmerken. In het bestemmingsplan worden de rooilijnen strak<br />
aangehouden zodat nieuw- en verbouwprojecten zich moeten voegen in het originele<br />
straatbeeld.<br />
47
Door hoge afscherming is het ruimtelijk profiel sterk versmald en is de ruimtelijke en functionele relatie tussen woning en openbare<br />
ruimte verstoord.<br />
Verlaagde afscherming zorgt voor een breder ruimtelijk profiel. Hierdoor is er een goede ruimtelijke en functionele relatie tussen de<br />
woning en de openbare ruimte.<br />
De overgang van trottoir naar voortuin is een belangrijke drager van de kwaliteit. Vaak is deze<br />
mee-ontworpen. Van belang hierbij is dat de erfafscheidingen de relatie tussen straat en woning<br />
niet mag verstoren. Hoge hekwerken, hagen en schuttingen zijn dan ook niet mogelijk gemaakt<br />
in dit bestemmingsplan. Kenmerkend voor het plangebied is het overheersende straatprofiel<br />
waarbij de bomen in de trottoirs zijn geplaatst. Hierdoor hebben de rijlopers ogenschijnlijk een<br />
breder profiel, hetgeen de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt. Om deze kwaliteit te waarborgen<br />
zijn bouwwerken in de openbare ruimte binnen dit bestemmingsplan niet toegestaan.<br />
48
4.4 Functionele visie<br />
4.4.1 Wonen<br />
Het plangebied ligt in de woonvisie genoemde categorie Kleinstedelijk en Dorps wonen. Hier<br />
komen vrijwel alle woonmilieus tegelijk voor. Er is veel variatie op een klein stukje grond: van<br />
een groen randje tot rijtjeswoningen en een enkel appartementengebouw. Ook de prijzen zijn<br />
gevarieerd. Het aantal woningen per hectare ligt rond de 30. Voorzieningen zijn dichtbij. Er is<br />
een groot scala aan woonmogelijkheden, waarbij er meer koop- dan huurwoningen te vinden<br />
zijn. Dit woongebied is aantrekkelijk voor de woningmarkt. Het verschil tussen de huidige en de<br />
gewenste situatie is klein. Er hoeven geen grote ingrepen te worden gedaan. Door goed beheer<br />
en onderhoud kan de situatie in dit woongebied goed op peil gehouden worden. Hierin schept de<br />
gemeente de juiste voorwaarden.<br />
In het kort is het plangebied een duidelijk woongebied met overwegend vooroorlogse bebouwing.<br />
De bebouwing bestaat voornamelijk uit eensgezinswoningen uit de jaren '10 - '30. Toch<br />
ontbreken ook een '50-er jaren en een '80-er jaren wijk niet. Verspreid in het plangebied<br />
bevinden zich meerdere scholen, zowel uit de jaren '20 en '30 als van recentere datum.<br />
Hetzelfde geldt voor kantoren. De bebouwing is over het algemeen kwalitatief uitstekend en op<br />
meerdere plaatsen van hoge kwaliteit wanneer er sprake is van riante bebouwing of<br />
indrukwekkende straten of ensembles.<br />
4.4.2 Economie<br />
Het economische profiel voor de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> moet integraal worden<br />
bepaald en als uitgangspunt dienen bij het maken van keuzes in dit bestemmingsplan. Het<br />
primaire doel is de economie te stimuleren met activiteiten die recht doen aan het karakter van<br />
de stad (aantrekkelijk, groen, duurzaam en innovatief) en dat karakter versterken, passend<br />
binnen de regionale context. Daarbij willen we dat de werkambities passen bij de primaire<br />
woonfunctie van de gemeente. Hierbij bieden we ruimte voor kenniseconomie, innovatieve<br />
economie, zorgeconomie en kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken. Met het bieden van<br />
aantrekkelijke en onderscheidende woonmilieus willen wij mede de concurrentiekracht en de<br />
economische kansen van de gemeente versterken. In de volgende paragrafen wordt dit<br />
toegelicht voor dit plangebied.<br />
Recreatie en toerisme<br />
Bij herinrichtingen van openbare ruimten is het belangrijk de kansen voor de recreatieve en<br />
toeristische mogelijkheden van het gebied te optimaliseren. Het verbeteren van de relatie met de<br />
Vliet en het versterken en behouden van de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde en<br />
onbebouwde ruimte is hierbij van belang. Het bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden<br />
in de bestemmingen groen en verkeer om hier invulling aan te geven.<br />
Detailhandel<br />
De winkelconcentratie aan de rotonde <strong>Parkweg</strong> – Rembrandtlaan is, ondanks dat een<br />
supermarkt ontbreekt, een goed functionerend buurtwinkelcentrum. Aan de evenzijde zit een<br />
menging van winkels (onder andere slager, bakker, textielwinkel/stomerij en een<br />
tijdschriftenwinkel) en (para)medische praktijkruimten. Aan de onevenzijde zit een kaaswinkel<br />
en een slijterij (de kaaswinkel/slijterij is via een aanduiding voor detailhandel bestemd) een<br />
dierenarts, een makelaar en een consultantkantoor.<br />
Dit buurtwinkelcentrum functioneert goed. In het nieuwe bestemmingsplan zullen beide zijden<br />
van de rotonde hetzelfde bestemd worden, namelijk Centrum-1. Er is geen reden om de twee<br />
zijden apart te bestemmen. Centrum-1 betekent dat zich hier mogen vestigen: detailhandel,<br />
detailhandelondersteunende horeca, dienstverlenende bedrijven of instellingen en kantoren.<br />
Aan de Rozenboomlaan ligt een kleinschalig winkelstripje. Deze winkelstrip ligt in de directe<br />
nabijheid van twee kernwinkelcentra en gelet op de ontwikkelingen in de detailhandel is het niet<br />
noodzakelijk om de detailhandelsbestemming te beschermen. In het bestemmingsplan hebben<br />
49
de panden de bestemming GD-1 gekregen.<br />
Kantoren en bedrijvigheid<br />
De bestaande kantoorvestigingen worden gehandhaafd . Zij zijn op dit moment niet hinderlijk<br />
voor de woonkwaliteit van het plangebied. Het bestemmingsplangebied wordt gezien als een<br />
specifiek woongebied en omdat het streven is gericht op handhaving c.q. verbetering van het<br />
woonmilieu, dient grootschalige en/of hinderlijke bedrijvigheid niet te worden toegelaten.<br />
Bestaande niet-hinderlijke bedrijven, zoals aan de Laan van Haagvliet, worden gehandhaafd,<br />
omdat ze voldoen aan bepaalde behoeften. Voor toekomstige situaties is het denkbaar dat<br />
binnen bepaalde bedrijfs- en kantoorlocaties woningbouw mogelijk gemaakt wordt. Hiervoor zijn<br />
echter nog geen concrete plannen. Eventuele plannen zullen via een aparte procedure doorlopen<br />
moeten worden.<br />
4.4.3 Maatschappelijke voorzieningen<br />
Zorg<br />
Binnen het plangebied zijn er geen sociaal medische voorzieningen aanwezig. Toch is het<br />
wenselijk om deze functies aan het woongebied toe te voegen en zijn er verschillende locaties<br />
die in aanmerking kunnen komen voor deze zorggerelateerde functies. Op deze wijze kan het<br />
voorzieningenniveau binnen het plangebied worden verbeterd. Te denken hierbij valt aan<br />
functiewijziging van een kantoorfunctie of maatschappelijke functie naar zorgfunctie. Binnen de<br />
gemengde bestemmingen is hier reeds rekening mee gehouden door zorgfunctie ook toe te<br />
staan.<br />
Scholen<br />
In het integraal huisvestingsplan primair onderwijs 2011-2014 worden de schoollocaties<br />
benoemd die in het plangebied liggen.<br />
Sport en spelen<br />
In het plangebied komen geen sportbestemmingen voor. In de nabije omgeving, met name in de<br />
centrale groenzone, zijn voldoende sportvoorzieningen aanwezig. Spelen in de openbare ruimte<br />
is door de hoeveelheid geparkeerde auto's en het weinige "avontuur groen" minder goed<br />
mogelijk. Bij herinrichting van openbare ruimten is het belangrijk de kansen voor informeel en<br />
formeel spelen te optimaliseren. Deze functies zijn mogelijk binnen de bestemmingen groen en<br />
verkeer-verblijfsgebied.<br />
50
Hoofdstuk 5 Buitenplaats Eemwijk<br />
5.1 Inleiding<br />
5.1.1 Aanleiding<br />
In september 2010 heeft het college het initiatief en het schetsontwerp voor de herontwikkeling<br />
van de buitenplaats Eemwijk besproken. Daarbij heeft het college positief gereageerd op het<br />
restauratie- en herontwikkelingsinitiatief, omdat het college in principe voldoende positieve<br />
aanknopingspunten ziet in de plannen van de ontwikkelaar.<br />
Allereerst vindt het college het namelijk van belang, dat aan de monumentale bebouwing en de<br />
tuin van de buitenplaats een nieuwe gebruiksfunctie wordt gegeven. Ook acht het college het<br />
positief, dat de ontwikkelaar van plan is de in de jaren “50 en '70 gerealiseerde 'zijvleugels' te<br />
slopen, zodat het hoofdgebouw in oude luister kan worden hersteld.<br />
De initiatiefnemer is naast de restauratie van het hoofdgebouw en poortgebouw van plan nieuwe<br />
appartementen te bouwen. Daarbij is aangeven dat het parkachtige karakter van de buitenplaats<br />
behouden zal blijven. Het college ziet het behoud van het parkachtige karakter als een absolute<br />
voorwaarde om medewerking te verlenen aan de herontwikkeling.<br />
Op 30 mei 2011 hebben de eigenaar en de gemeente de intentieovereenkomst voor de<br />
herontwikkeling van de buitenplaats getekend. Hiermee heeft de gemeente aangegeven een<br />
ruimtelijk kader op te gaan stellen om de haalbaarheid van het initiatief te toetsen en<br />
randvoorwaarden mee te geven voor de verdere ontwikkeling.<br />
Op 8 mei 2012 heeft de raad van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> het ruimtelijk kader<br />
vastgesteld voor de Buitenplaats Eemwijk.<br />
5.1.2 Wettelijk kader<br />
Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald (artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke<br />
ordening (Wro) ) dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te<br />
geven regels binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen.<br />
In het voorliggende bestemmingsplan wordt met toepassing van dit artikel op een specifiek deel<br />
van het perceel Eemwijk een wijzigingsbevoegdheid naar wonen gelegd.<br />
5.1.3 Ligging en begrenzing plangebied<br />
De Buitenplaats Eemwijk is gelegen in <strong>Voorburg</strong> aan het <strong>Oosteinde</strong>. De voorzijde van de<br />
buitenplaats wordt begrensd door de sloot langs het <strong>Oosteinde</strong>. De achterzijde van de<br />
buitenplaats wordt begrensd door de Vliet. Zuidelijke begrenzing is de sloot met het daarachter<br />
gelegen landgoed Vliet en Burgh.<br />
Aan de noordzijde is de begrenzing diffuus doordat een deel van de buitenplaats geen onderdeel<br />
is van het projectgebied.<br />
51
5.2 Bestaande situatie<br />
5.2.1 Ruimtelijke analyse<br />
5.2.1.1 Stedenbouwkundige opzet<br />
Eemwijk vormt een groen en cultuurhistorisch ijkpunt aan het <strong>Oosteinde</strong>. Eemwijk is goed<br />
herkenbaar gebleven, al is de kwaliteit van de buitenplaats door de aan- en bijgebouwen in de<br />
loop der jaren achteruit gegaan.<br />
Eemwijk vormt samen met de aangrenzende voormalige buitenplaats Vliet en Burgh een 'groene<br />
enclave' binnen de redelijk versteende woonomgeving. Daarbij vormt de begroeiing langs het<br />
<strong>Oosteinde</strong> als het ware een 'groene wand' ten opzichte van de villabebouwing aan de overzijde<br />
van de straat. De buitenplaatsen hebben een beeldbepalende rol in de kwaliteit van het<br />
<strong>Oosteinde</strong> en de Westvlietweg en vormen daarmee een schakel tussen het stedelijke <strong>Voorburg</strong><br />
op de strandwal en de lager gelegen polder aan de overzijde van de Vliet (zie afbeelding 1). Het<br />
monumentale hoofd- en poortgebouw in combinatie met de daaraan gerelateerde parkinrichting,<br />
de waardevolle groenelementen en de ligging tussen de Vliet en het <strong>Oosteinde</strong>, maken de<br />
buitenplaats tot een bijzondere en zeldzame waarde in de stedelijke omgeving.<br />
Ontstaan huidige vorm<br />
De bebouwing op de buitenplaats bestond oorspronkelijk uit het hoofdgebouw, <strong>Oosteinde</strong> 114,<br />
het poortgebouw, <strong>Oosteinde</strong> 116 en de Oranjerie, Park Vronesteyn 12. Het hoofdgebouw staat<br />
centraal en dominant op de buitenplaats, tegenover de Eemwijkstraat. De toegangspoort en het<br />
poortgebouw liggen asymmetrisch aan de noordoostkant van de buitenplaats. Van het<br />
oorspronkelijke landgoed, is een gedeelte aan de noordoostzijde afgesplitst. Dit gedeelte<br />
behoort niet meer tot de buitenplaats. Op dit gedeelte zijn de gebouwen Park Vronesteyn nr.<br />
12b en Park Vronesteyn nr. 14 gerealiseerd. Ook de Oranjerie behoort tegenwoordig niet meer<br />
tot de buitenplaats. Door de afsplitsing van de buitenplaats en de daar gerealiseerde bebouwing<br />
heeft de noordoostzijde van de oorspronkelijke buitenplaats in plaats van een groen- vooral een<br />
bebouwd karakter gekregen.<br />
Op het huidige landgoed zijn in de jaren '50 en '70 met het hoofdgebouw detonerende<br />
uitbreidingen in de vorm van zijvleugels aan het hoofdgebouw tot stand gekomen.<br />
5.2.1.2 Verkeersstructuur<br />
Het <strong>Oosteinde</strong> is de ontsluitingsweg voor het gebied. Deze weg wordt vanuit Eemwijk bereikt via<br />
de monumentale brug naar het <strong>Oosteinde</strong>. De parkeervoorziening is gelegen op eigen terrein.<br />
De buitenplaats is goed aangesloten op het openbaar vervoersnetwerk met op loopafstand de<br />
Randstadrail en verschillende buslijnen.<br />
5.2.1.3 Groenstructuur<br />
Buitenplaats Eemwijk heeft een hoge landschappelijke waarde. En is daarmee mede<br />
beeldbepalend voor de kwaliteit van de Vlietzone. Hierbij gaat het om de relatie met de Vliet,<br />
maar ook die met het <strong>Oosteinde</strong>. De groenwaarde op het terrein zelf bestaat uit waardevolle<br />
boomgroepen en solitairen.<br />
52
5.2.1.4 Cultuurhistorie<br />
Het <strong>Oosteinde</strong> is onderdeel van het historische dorpslint aan de middeleeuwse hoofdweg op de<br />
strandwal. Het verbond de eerste nederzettingen die hier gebouwd werden met elkaar en liep<br />
van Leiden naar Rijswijk. In <strong>Voorburg</strong> wordt deze weg begeleid door een mix van statige<br />
herenhuizen, herbergen, dorpskernbebouwing, voormalige buitenplaatsen, enkele boerderijen en<br />
landarbeiderswoningen. De architectuur is vaak rijk gedetailleerd en gevarieerd met serres,<br />
veranda's, torentjes, loggia's e.d.<br />
Het meest kenmerkend voor Eemwijk is de ligging in de Vlietzone. Vanaf de tweede helft van de<br />
17e eeuw lieten welgestelden (naar het voorbeeld van Huygens) een buitenplaats bouwen in de<br />
omgeving van de Vliet in <strong>Voorburg</strong>. Zo ontstond een zone die van de 17e tot begin 20e eeuw<br />
voor een groot deel uit buitenplaatsen bestond. De huizen Middenburg, Hofwijck, Vreugd en<br />
Rust en In de Wereldt is veel Gevaer, zijn daarvan nog steeds beeldbepalende voorbeelden. Ook<br />
langs het <strong>Oosteinde</strong> zijn een reeks buitens ontstaan, namelijk: Rusthof, Noordervliet, Bijvliet,<br />
Vlietwijck, Eemwijk en Vliet en Burgh. Alleen Vliet en Burgh en Eemwijk zijn behouden<br />
gebleven.<br />
Lange tijd vormden de Oude Dorpskern van <strong>Voorburg</strong>, de boerderijen en de buitenplaatsen de<br />
enige bebouwing. Pas eind 19e, begin 20e eeuw wordt een bescheiden aanvang met<br />
woningbouw gemaakt. Uiteindelijk zijn de meeste buitenplaatsen omgevormd tot openbare<br />
parken, of zijn verkaveld tot woonbuurt.<br />
5.3 Ontwikkelingen in het plangebied<br />
5.3.1 Aanleiding voor de ontwikkelingen<br />
De buitenplaats Eemwijk is in 2010 verkocht De nieuwe eigenaar heeft het voornemen de<br />
buitenplaats te restaureren en te herontwikkelen.<br />
5.3.2 Doel van de ontwikkelingen<br />
De eigenaar, wil het hoofdgebouw van de buitenplaats restaureren en weer geschikt maken voor<br />
kantoorgebruik en de direct aan het hoofdgebouw grenzende 'zijvleugels' slopen, waarna zij het<br />
gerestaureerde gebouw dan kan betrekken als hoofdkantoor.<br />
Ook het poortgebouw wordt gerestaureerd en (weer) geschikt gemaakt als woning/gastenverblijf.<br />
De eigenaar heeft ook het plan, een gedeelte van het terrein te benutten voor de bouw van<br />
appartementen, zo mogelijk gecombineerd met ligplaatsen voor boten van de toekomstige<br />
bewoners.<br />
5.3.3 Uitgangspunten ontwikkelingen<br />
In het ruimtelijk kader "Buitenplaats Eemwijk"is aangegeven waar de ruimte voor maximaal 15<br />
woningen moet worden gezocht. Nieuwbouw aan de Vlietzijde is niet gewenst, hier dient het<br />
buitenplaatskarakter met de bestaande openheid te worden gehandhaafd. Aan de gesloten kant<br />
bestaan wel mogelijkheden voor bebouwing zonder dat dit ten koste gaat van de buitenplaats.<br />
De groene wand aan het <strong>Oosteinde</strong> dient hierbij te gehandhaafd te blijven. Ook de zichtlijn<br />
tussen <strong>Oosteinde</strong> en het landhuis moet geëerbiedigd blijven.<br />
Uitgangspunt is het behoud en versterken van de cultuurhistorische landschappelijke kwaliteiten<br />
en behoud van de waardevolle flora en fauna.<br />
Bij de realisering van nieuwbouw is het echter een absolute voorwaarde dat het groene,<br />
parkachtige karakter van de buitenplaats behouden blijft. Om de groene kwaliteit van de<br />
buitenplaats te behouden en waar mogelijk te versterken, zal de omvang van de nieuwbouw dan<br />
ook beperkt moeten blijven. Uitgangspunt is: geen extra verstening.<br />
De ontwikkelaar kan de bebouwing die door de sloop verloren gaat, compenseren door de bouw<br />
van woningen, maar het aanwezige volume mag bij de herontwikkeling niet toenemen.<br />
Behalve de omvang van de nieuwbouw zijn ook de bouwhoogte en de 'korrelgrootte' van belang.<br />
Het hoofdgebouw, dat rijksmonument is, moet immers de dominante positie behouden. Vandaar<br />
dat de 'korrelgrootte' van de nieuwe gebouwen niet omvangrijker mag zijn dan die van het<br />
53
hoofdgebouw. De nieuwbouw mag de hoogte van het hoofdgebouw niet overstijgen.<br />
Bij de bepaling van de randvoorwaarden voor de wijziging is gekeken naar zowel het<br />
bebouwingspercentage als de ruimtelijke inpassing. De voorwaarden zijn opgenomen in de<br />
regels gesteld in artikel Wro - zone - Wijzigingsgebied 1a.<br />
5.3.3.1 Nieuwbouw<br />
Het plan voor de ontwikkeling van de locatie Eemwijk omvat de bouw van appartementen in het<br />
hogere segment. Om een woningbouwplan, en dit geldt zeker voor een plan met<br />
appartementen, tot een succes te maken, is het bieden van een uitzonderlijk goede en<br />
onderscheidende woonkwaliteit in ieder geval een eerste vereiste. Hierbij valt te denken aan<br />
ruime appartementen met een royale buitenruimte, een aantrekkelijk uitzicht en hoogwaardige<br />
architectuur. Verder moet er aandacht zijn voor kwaliteit in termen van aanpasbaar en duurzaam<br />
bouwen.<br />
5.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />
5.4.1 Woningen<br />
De ontwikkelaar kan de bebouwing die door de sloop verloren gaat, compenseren door de bouw<br />
van woningen, maar het aanwezige volume mag bij de herontwikkeling niet toenemen.<br />
Nieuwbouw kan pas plaatsvinden als de huidige zijvleugels en fietsenstalling zijn gesloopt.<br />
Kernpunten:<br />
nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het op de verbeelding aangegeven wijzigingsgebied<br />
1a;<br />
het aanwezige bruto gebruiksoppervlak mag bij herontwikkeling niet toenemen. Dit betekent<br />
dat niet meer dan de gebruiksoppervlakte van de gebouwen die worden gesloopt, mag<br />
worden teruggebouwd. Het maximum is gesteld op 1806 m2 bruto vloeroppervlak;<br />
de minimale bouwhoogte is 2 lagen. De bouwhoogte dient lager te zijn dan de bouwhoogte<br />
van het hoofdgebouw. Maximale bouwhoogte is 2 lagen met kap of 3 lagen indien ook met<br />
deze vormgeving van de bouwhoogte sprake is van een bijzondere architectuur die het<br />
buitenplaatskarakter ondersteunt;<br />
welstand dient in een vroegtijdig stadium (vanaf de eerste schetsontwerpen) betrokken te<br />
worden bij het ontwerptraject. Naast de kwantitatieve uitgangspunten is het advies van<br />
Welstand over de architectuur en vormgeving bepalend voor de beoordeling.<br />
5.4.2 Ontsluiting van het gebied en parkeren<br />
Buitenplaats Eemwijk bevindt zich in een 30 km/uur gebied en wordt ontsloten via het<br />
<strong>Oosteinde</strong>. Toekomstige ontwikkelingen op de buitenplaats moeten passen in het karakter van<br />
het verblijfsgebied. Bij herontwikkeling met bescheiden woningaantallen - zoals de ontwikkelaar<br />
beoogt - is dat het geval.<br />
Op grond van de gemeentelijke Parkeernota 2005 dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />
vinden. Het aantal parkeerplaatsen moet minimaal voldoen aan de normen die zijn opgenomen<br />
in de Parkeernota en/of waar de Parkeernota naar verwijst.<br />
Behoud van het parkkarakter vereist dat op maaiveld beperkt wordt geparkeerd. Het parkeren<br />
voor de nieuwbouw dient dan ook plaats te vinden in een parkeergarage.<br />
Het parkeren voor het kantoorgebruik heeft tot nu toe op maaiveld plaatsgevonden. Wij gaan uit<br />
van continuering van deze situatie. Ook is beperkt parkeren op maaiveld toegestaan voor<br />
bezoekers.<br />
Als gevolg van de nieuwe situatie met een gewijzigd programma door de toevoeging van de<br />
woonfunctie en de striktere richtlijnen voor de hulpdiensten is voor de bereikbaarheid van<br />
hulpdiensten een extra calamiteitenontsluiting aan het <strong>Oosteinde</strong> noodzakelijk. Dit betekent<br />
een brug van klasse 45 met een breedte van minimaal 3,5 meter. De vormgeving van de brug<br />
moet aansluiten en passen bij het karakter van de buitenplaats. Het terrein moet voor een<br />
hoogwerker toegankelijk zijn en voldoende ruimte bieden om te draaien.<br />
54
Kernpunten<br />
de bestaande hoofdontsluiting blijft gehandhaafd;<br />
het parkeren voor de nieuwbouw dient plaats te vinden in een ondergrondse parkeergarage;<br />
parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning;<br />
op maaiveld is beperkt parkeren voor bezoekers toegestaan;<br />
parkeernorm voor kantoorfunctie zonder balie is 1,7 parkeerplaats per 100 m2 b.v.o. Een<br />
extra calamiteitenontsluiting aan het <strong>Oosteinde</strong> moet worden gerealiseerd.<br />
5.5 Milieu-aspecten Eemwijk<br />
5.5.1 Bodem<br />
Milieukundige bodemkwaliteit<br />
Door het milieukundig adviesbureau Oranjewoud is in 2009 een verkennend en aanvullend<br />
milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het gehele kadastrale perceel aan het<br />
<strong>Oosteinde</strong> 114 en 116.<br />
Uit dit onderzoek blijkt de bodem op enkele plaatsen verontreinigd te zijn. De omvang van deze<br />
verontreiniging dient nader te worden onderzocht.<br />
Bij graafwerkzaamheden in verband met de herinrichting van het terrein zal een zogenaamde<br />
BUS-melding noodzakelijk zijn. Verder onderzoek maakt deel uit van de wijzigingsprocedure.<br />
5.5.2 Water<br />
Het projectgebied ligt in op de hoog gelegen strandwal met het waterpeil op Delfland<br />
boezemniveau. Dit boezemland heeft geen wateroppervlaktetekort, maar een vermindering in<br />
oppervlakte water is niet toegestaan.<br />
Waterkwantiteit<br />
Het gebied is gelegen in het boezemland langs de Vliet. Voor het boezemland geldt geen<br />
waterbergingstekort. Wel is van belang dat de waterbergingscapaciteit niet verslechtert. Een<br />
eventuele toename van de hoeveelheid verharding op het perceel dient daarom te worden<br />
gecompenseerd door het graven van extra open water. Doordat maximaal nieuw voor oud mag<br />
worden terug gebouwd is de verwachting dat er geen sprake van extra verharding zal zijn. Mocht<br />
er toch extra water te worden gerealiseerd dan bij voorkeur aansluitend aan bestaand water<br />
zodat het systeem robuust blijft.<br />
Waterkwaliteit<br />
Een eventuele verbreding van een van de sloten dwars op de Vliet heeft naar verwachting een<br />
positief effect op de waterkwaliteit. Een bredere watergang heeft meer daglicht en is beter te<br />
onderhouden. Aandachtspunt is wel dat er opstuwing van bagger vanuit de Vliet kan<br />
plaatsvinden door passerende schepen. Aanbevolen wordt om een baggerdrempel (rekening<br />
houdend met gewenste doorvaardiepte) aan te brengen of te voorzien in een beheersmaatregel.<br />
5.5.3 Flora en fauna<br />
Voor het westelijk deel van het plangebied is een inventarisatie van waardevolle bomen gedaan.<br />
Voor het oostelijk deel moet deze inventarisatie nog plaatsvinden. Ook moet een<br />
fauna-onderzoek voor het plangebied worden uitgevoerd. Dit zal plaatsvinden in het kader van de<br />
wijzigingsprocedure.<br />
5.5.4 Geluid en lucht<br />
Het plangebied ligt in een 30 kilometerzone. De ontwikkelingen vinden plaats op grote afstand<br />
van de bebouwde omgeving. De geluidbelasting op de gevels zal hierdoor ruim onder de norm<br />
blijven. Verkennend onderzoek is noodzakelijk.<br />
55
5.5.5 Externe veiligheid<br />
Uit onderzoek naar externe veiligheid ter hoogte van <strong>Oosteinde</strong> 114 blijkt dat de ontwikkelingen<br />
op de Buitenplaats Eemwijk geen effect hebben op externe veiligheid.<br />
Zie hiervoor Bijlage 1 Externe Veiligheid <strong>Oosteinde</strong> 114 uit de Bijlagen buitenplaats Eemwijk.<br />
5.5.6 Duurzaam bouwen<br />
Het project Eemwijk zal maximaal 15 woningen omvatten, met behulp van het instrument<br />
GPR-gebouw zal inzichtelijk worden gemaakt hoe duurzaam deze apartementen gebouwd<br />
worden. Het instrument GPR-gebouw stelt de gemeente ter beschikking aan de ontwikkelaar.<br />
De gemeente hecht waarde aan duurzaam bouwen en weegt dit mee in de beoordeling van de<br />
plannen in het kader van de wijzigingsprocedure.<br />
56
Hoofdstuk 6 Milieu-aspecten<br />
6.1 Inleiding<br />
In het bestemmingsplan is naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk<br />
beleid ook rekening gehouden met verschillende omgevingsaspecten, zoals de<br />
bodemgesteldheid, geluid, luchtkwaliteit en de milieucategorisering van bedrijven.<br />
6.2 Bedrijven en milieuzonering<br />
Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen worden grenzen gesteld aan de<br />
toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. In de bestemmingsregels wordt bepaald welke<br />
bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de categorie-indeling<br />
op basis van de VNG-brochure " Bedrijven en milieuzonering" uit 2007. In deze brochure worden<br />
richtafstanden gegeven van functies op o.a. gevoelige bestemmingen. In het bestemmingsplan<br />
worden alleen binnen de bestemming "Gemengd, Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-4"<br />
bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 2.<br />
6.3 Bodem<br />
6.3.1 Onderzoeken<br />
Binnen het plangebied zijn diverse milieukundige bodemonderzoeken uitgevoerd. De bij de<br />
gemeente beschikbare bodemonderzoeken alsmede de onderzoeken die bij de provincie<br />
Zuid-Holland bekend zijn, zijn weergegeven in onderstaande afbeelding<br />
Afbeelding: bodemonderzoeklocaties<br />
Legenda:<br />
rode lijn: contour plangebied<br />
groene lijnen: contouren onderzoekslocaties<br />
blauwe vlakken: gebieden waar een bodem- of historisch onderzoek heeft<br />
plaatsgevonden<br />
Alle bodemonderzoeken, voor zover bij de gemeente en bij de provincie bekend, zijn in een<br />
57
gemeentelijk databestand opgenomen. Deze data zijn vervolgens gekoppeld aan een GIS<br />
(Geografisch Informatiesysteem).<br />
In het plangebied zijn 215 bodemonderzoeken uitgevoerd (voor zover bekend bij de gemeente).<br />
Op enkele plaatsen is de grond of het grondwater dermate verontreinigd dat er sprake is van een<br />
zogenaamd geval van ernstige bodemverontreiniging en dat in de toekomst sanerende<br />
maatregelen getroffen moeten worden.<br />
Het betreft de volgende locaties:<br />
naam omschrijving verontreiniging<br />
<strong>Oosteinde</strong> 241 voormalig pompstation<br />
Vronesteijn<br />
Or. Nassaustraat 2-6<br />
en omgeving<br />
olie en aromaten in grond en<br />
grondwater<br />
voormalig edelmetaalbedrijf per en tri in het grondwater over een<br />
oppervlakte van meer dan 1000 m2<br />
In het algemene geldt dat op elke locatie waar nieuwbouw plaatsvindt van te voren conform de<br />
dan geldende normen een milieukundig bodemonderzoek zal worden uitgevoerd.<br />
Wanneer er overschrijdingen zijn van bepaalde stoffen zullen sanerende maatregelen worden<br />
getroffen, conform het provinciaal- en gemeentelijk milieubeleid en de Wet Bodembescherming,<br />
alvorens er een bouwvergunning wordt verstrekt en er kan worden gebouwd.<br />
Andere aandachtspunten waarbij de bodemkwaliteit van belang is, zijn:<br />
leggen en vervangen van kabels en leidingen;<br />
aanleg en vervanging van riolering;<br />
plaatsen van bomen.<br />
6.3.2 Bodemkwaliteitskaart<br />
Op basis van diverse onderzoeksrapporten heeft het college van burgemeester en wethouders in<br />
december 2007 de Bodemkwaliteitskaart (BKK) en het Bodembeheerplan (BBP) vastgesteld.<br />
De gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is in onderstand figuur weergegeven:<br />
58
Legenda<br />
kleur zone omschrijving bovengrond (0,0-0,5 m –<br />
m.v.)<br />
bruin 1 bebouwing aanwezig<br />
voor 1900<br />
groen 8 groen, recreatie en<br />
volkstuinen<br />
licht tot sterk verontreinigd<br />
met Cu, Hg, Pb, Zn en<br />
PAK<br />
niet gezoneerd,<br />
verwachting schoon<br />
rood 2 bebouwing 1900-1960 licht tot sterk verontreinigd<br />
met Cu, Pb, Zn en PAK<br />
oranje 3 bebouwing 1960-2000 schoon schoon<br />
ondergrond (0,5 – 1,0 m –<br />
m.v.)<br />
licht verontreinigd met Cu,<br />
Hg, Pb, Zn en PAK<br />
niet gezoneerd,<br />
verwachting schoon<br />
licht verontreinigd met<br />
PAK<br />
Uit diverse bodemonderzoeken blijkt dat de bovengrond van het plangebied overwegend licht<br />
verhoogde gehalten bevat aan zware metalen en/of PAK en plaatselijk sterk verhoogde<br />
gehalten. De sterk verhoogde gehalten komen vaak voor bij oude bebouwingslinten.<br />
De bodem ter plaatse van de parken zijn schoon of plaatselijk licht verontreinigd met zware<br />
metalen en/of PAK. In januari 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders de<br />
bodemfunctiekaart vastgesteld. Voor het plangebied geldt de functie “wonen” en ter plaatse van<br />
het park de functie “overig”.<br />
De bodemkwaliteitskaart wordt in begin 2012 herzien, samen met de gemeenten Voorschoten<br />
en Wassenaar.<br />
6.3.3 Ondergrondse tanks<br />
In het plangebied werden diverse woningen in het verleden verwarmd door middel van een<br />
ondergrondse huisbrandolietank. Voor zover bekend zijn alle ondergrondse huisbrandolietanks<br />
in de periode 1988 t/m 2000 onschadelijk gemaakt conform de wettelijke regels. Dat houdt in<br />
dat de tanks zijn gereinigd en zijn afgevuld met zand of zijn verwijderd. Gegevens over<br />
(voormalige) brandstoftanks zijn op de site: www.leidschendam-voorburg te raadplegen.<br />
Wanneer onverhoopt een ondergrondse brandstoftank wordt gevonden die niet bij de gemeente<br />
bekend is, dient een milieukundige bodemonderzoek te worden uitgevoerd en moet de tank<br />
worden verwijderd. Het afvullen met zand is niet meer toegestaan.<br />
59
6.4 Water<br />
6.4.1 Inleiding<br />
De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan en is in samenspraak met<br />
de waterbeheerder(s) tot stand gekomen. In dit hoofdstuk komen alle relevante wateraspecten<br />
aan bod die van belang zijn in het plangebied <strong>Oosteinde</strong> - <strong>Parkweg</strong>. Het Hoogheemraadschap<br />
van Delfland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en -kwaliteit van de hoofdwatergangen<br />
binnen het plangebied. De Provincie Zuid-Holland is vaarwegbeheerder van de Vliet en beheert<br />
de oeverbeschoeiing, maar de verantwoordelijkheid voor het water (kwantiteit, kwaliteit,<br />
waterkeringen) ligt bij het Hoogheemraadschap. De gemeentelijke taken zijn o.a. het riool- en<br />
oeverbeheer en dagelijks onderhoud van het overige oppervlaktewater voor zover dat niet in<br />
beheer is van particulieren.<br />
Er is invulling gegeven aan de watertoets door in vroegtijdig stadium in overleg te treden met het<br />
Hoogheemraadschap van Delfland. Het plangebied valt binnen de reikwijdte van het Waterplan<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> "Water verbindt en geeft kleur aan je stad" dat op 27 september 2007<br />
door de VV van Delfland en op 2 oktober 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld.<br />
6.4.2 Beleid<br />
In tal van beleidsdocumenten wordt aandacht besteed aan het belang van 'water'. In bijlage 2 is<br />
een lijst met relevant waterbeleid opgenomen. Centraal uitgangspunt in voornoemd beleid is dat<br />
water meer ruimte gegeven moet worden om te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of<br />
ruimte wordt afgewenteld. Er worden daarvoor twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten<br />
aangegeven:<br />
ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;<br />
ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.<br />
Daarnaast zijn aspecten als beperken van bodemdaling en het vergroten van de ecologische<br />
potenties van het water inclusief de oeverzones van belang. Deze strategieën vertalen zich voor<br />
het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het<br />
stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend<br />
vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de<br />
belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.<br />
De opties in het plangebied <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> zijn beperkt, omdat het een bestaand stedelijk<br />
gebied betreft. Grote wijzigingen in het gebruik of herstructureringsprojecten worden niet in het<br />
te actualiseren bestemmingsplan voorzien. Het is niet mogelijk om een flexibel peil in te voeren.<br />
Wel is het mogelijk om bij planontwikkeling hemelwater af te koppelen en vertraagd af te voeren,<br />
het wateroppervlak te vergroten met plas-dras situaties of natuurvriendelijke oevers.<br />
6.4.3 Functies<br />
Het plangebied <strong>Oosteinde</strong> - <strong>Parkweg</strong> heeft voornamelijk een woonfunctie. Het grootste deel van<br />
het gebied bestaat uit woningen met daarbij behorende voorzieningen zoals scholen, winkels,<br />
groen, speelplekken en overige voorzieningen. In het plangebied is een deel van de<br />
gemeentelijke hoofdgroenstructuur gelegen, namelijk een deel van park 't Loo.<br />
Het plangebied is een gebied met stedelijke doeleinden. Het oppervlaktewater in het plangebied<br />
heeft een belangrijke functie in de ont- en afwatering van grote delen van het stedelijk gebied van<br />
de gemeente. Binnen het plangebied zijn alleen boezemwatergangen aanwezig.<br />
60
6.4.4 Grondwater<br />
Het maaiveld van het plangebied varieert van circa NAP +0,70m NAP +0,90m. De<br />
grondwaterstand in het plangebied fluctueert, gebaseerd op de 10 grondwatermeetpunten in het<br />
gemeentelijk grondwatermeetnet (2007-2008), tussen NAP -0,20 m NAP -0,50 m. Dit betekent<br />
een gemiddeld grondwaterpeil dat varieert van 0,90 – 1,40 m onder maaiveld. Dit voldoet aan de<br />
gemeentelijke streefwaarde van een ontwateringsdiepte van minimaal 70 cm voor de<br />
gebiedsfunctie wonen en werken. Er zijn geen klachten van structurele grondwateroverlast<br />
bekend.<br />
6.4.5 Waterkwantiteit<br />
Het plangebied ligt tussen de Veen- en Binkhorstpolder en de Vliet. Het gebied is boezemland,<br />
dat wil zeggen dat alle watergangen in verbinding met De Vliet en elkaar staan. Op de meeste<br />
plekken gaat het om open water en op sommige plekken is het water door duikers met elkaar<br />
verbonden. Het waterpeil van het oppervlaktewater is in het hele gebied NAP -0,42 in de zomer<br />
en -0,47 in de winter en heeft een beoogd toekomstig peil van NAP -0,43. Het oppervlaktewater<br />
heeft een beperkte functie in de ontwatering van het gebied zelf, omdat het grootste gedeelte<br />
van het hemelwater wordt afgevoerd via het (hoofdzakelijk gemengde) rioolstelsel.<br />
Het hoogheemraadschap van Delfland toetst de waterberging op een T=100 situatie. Dit is een<br />
bui die eens per honderd jaar wordt bereikt of overschreden (kans van 1/100 per jaar), waarbij<br />
rekening wordt gehouden met klimaatsverandering conform het advies van de Commissie<br />
Waterbeheer 21e eeuw. Op dat moment mag geen wateroverlast vanuit het<br />
oppervlaktewatersysteem optreden, dat wil zeggen vanuit de sloot mag geen water op straat<br />
komen. Voor het stedelijk gebied is door Delfland deze norm vertaald in een waterbergingsnorm.<br />
Deze norm houdt vooralsnog in dat per hectare bruto bebouwd oppervlak 325 m³ water moet<br />
kunnen worden geborgen, tenzij er aanleiding is voor specifiekere uitgangspunten.<br />
In bestaand stedelijk gebied is de mate van verstedelijking en inrichtingen in grote mate een<br />
vast gegeven. De status als beschermd dorpsgezicht en de ontwikkelingen binnen het<br />
plangebied bieden nauwelijks mogelijkheden om de bergingscapaciteit van water te<br />
optimaliseren. De huidige hoeveelheid oppervlaktewater geldt dan als absoluut minimum. Waar<br />
mogelijk dient de bergingscapaciteit vergroot te worden indien er sprake is van herontwikkeling.<br />
6.4.6 Waterkwaliteit<br />
Het plangebied ligt in een gebied dat is voorzien van een grotendeels gemengd rioleringsstelsel.<br />
Er zijn rioolvervangingen voorzien op afzienbare termijn tot 2018. In het plangebied is geen<br />
afvalwater(pers)transportleiding aanwezig. De gemeente stelt als eis dat nieuwbouwplannen<br />
voorzien in het gescheiden aanbieden van vuilwater en schoon hemelwater. Schoon hemelwater<br />
kan dan (op termijn) worden 'afgekoppeld' van het gemengde rioolstelsel en (vertraagd) afgevoerd<br />
worden naar het oppervlaktewater als bijvoorbeeld de Broeksloot. Het onder vrijverval afvoeren<br />
van hemelwater via diep gelegen (>1,50 m diep) op boezemwatergangen is gezien de<br />
waterstand van NAP -0,40 meter niet gewenst. Hemelwaterstelsels in dergelijke gebieden<br />
blijven continu vol water staan met een slechte waterkwaliteit tot gevolg. Het leegpompen van<br />
hemelwaterstelsels wordt niet als duurzaam gezien.<br />
Om te zorgen dat schoon hemelwater ook schoon blijft, dient bij de keuze van bouwmaterialen<br />
hier rekening mee gehouden worden. Dus geen bitumineuze dakbedekking, maar bijvoorbeeld<br />
EPDM en geen uitlogende materialen als zink en koper. Een bouwplan zal zo nagenoeg geen<br />
negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater.<br />
6.4.7 Veiligheid<br />
In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. De kade van de Vliet is een boezemkering<br />
zonder kade- of dijkfunctie.<br />
61
6.4.8 Natuurvriendelijke oevers<br />
Er is geen natte ecologische verbindingszone in het plangebied gelegen. Het waterplan voorziet<br />
in versterking van de ecologie langs de Broeksloot door de aanleg van natuurvriendelijke oevers.<br />
6.4.9 Riool- en baggerbeheer<br />
Het rioolbeheer en het baggerbeheer hebben een belangrijke invloed op de waterkwaliteit binnen<br />
het plangebied. Daarnaast speelt de aanwezigheid van bomen, vogels als eenden en ganzen en<br />
de visstand een rol in de waterkwaliteit. Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het<br />
hoofdwatersysteem. Dit betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. De<br />
gemeente heeft een verantwoording in het tijdig ontbladeren van watergangen zoals de<br />
vlietsloten.<br />
Indien er onderhoud vanaf de kant plaatsvindt, dan is er een ruimtereservering nodig voor het<br />
onderhoud. Delfland hanteert daarbij een onderhoudsstrook van 4 meter.<br />
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de<br />
waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de<br />
waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak,<br />
hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de<br />
rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bij nieuwbouw is het afkoppelen van schoon hemelwater<br />
verplicht. In boezemland zal hiervoor in samenspraak met de gemeente een maatwerkoplossing<br />
moeten worden uitgewerkt. Voor het afkoppelen verhard oppervlak geldt de ´Beslisboom aan- en<br />
afkoppelen verharde oppervlakken´ van de Werkgroep Riolering West-Nederland als<br />
uitgangspunt.<br />
6.4.10 Werkzaamheden in of nabij een watergang<br />
Indien werkzaamheden plaatsvinden in of nabij een watergang is op grond van Delflands<br />
Algemene Keur een vergunning vereist. Ten behoeve van de voorwaarden, die in het kader van<br />
de keurvergunning kunnen worden gesteld, dient de initiatiefnemer in overleg te treden het<br />
Hoogheemraadschap van Delfland. Op deze wijze kunnen de voorwaarden waaraan het<br />
bouwplan zal moeten voldoen worden besproken<br />
6.5 Luchtkwaliteit<br />
6.5.1 Inleiding<br />
Wettelijk kader<br />
De hoofdlijnen van de regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen is beschreven in hoofdstuk 5 van<br />
de Wet milieubeheer (Wm) en bijbehorende besluiten (waaronder het Besluit 'niet in<br />
betekenende mate bijdragen'). In artikel 5.16, lid 1 Wm is bepaald onder welke voorwaarden<br />
burgemeester en wethouders onder meer een bestemmingsplan mogen vaststellen of wijzigen.<br />
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen<br />
in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van deze bevoegdheid:<br />
1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;<br />
2. een nieuwbouwproject leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de<br />
luchtkwaliteit;<br />
3. een nieuwbouwproject draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging<br />
(d.w.z.: een concentratietoename van niet meer dan 3% van de grenswaarde = 1,2<br />
microgram/m³);<br />
4. een nieuwbouwproject past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />
Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.<br />
Indien aannemelijk gemaakt kan worden dat tenminste aan één van bovenstaande voorwaarden<br />
wordt voldaan, is het uitvoeren van een uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek wettelijk niet meer<br />
verplicht.<br />
62
6.5.2 Luchtkwaliteit gehele plangebied<br />
Beoordeling plangebied<br />
Het betreft hier een consoliderend bestemmingsplan. Het plan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke<br />
bestemmingen, die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de landelijke<br />
Monitoringstool 2011 kan worden afgeleid, dat de bestaande luchtkwaliteit in het plangebied<br />
ruimschoots voldoet aan de grenswaarden (jaargemiddelde van 40 microgram/m³) in de<br />
toetsjaren 2011 en 2015. Nergens in het plangebied is sprake van een feitelijke of dreigende<br />
overschrijding van de wettelijke grenswaarden. De wettelijke luchtkwaliteitseisen vormen geen<br />
belemmering voor het betreffende plan.<br />
6.6 Geluid<br />
6.6.1 Wegverkeer<br />
Wettelijk kader<br />
Volgens de Wet geluidhinder (artikel 74, lid 1) bevindt zich aan weerszijden van elke weg, vanaf<br />
de wegas, een geluidszone. De zonebreedte is afhankelijk van de aard van de weg (stedelijk of<br />
buiten-stedelijk) en het aantal rijstroken. Er gelden geen zones langs wegen die gelegen zijn<br />
binnen een als woonerf aangeduid gebied en langs wegen waarvoor een maximumsnelheid van<br />
30 km/uur geldt. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is voor nieuwe<br />
woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een geluidzone akoestisch<br />
onderzoek noodzakelijk, om na te gaan in hoeverre voldaan kan worden aan de wettelijke<br />
voorkeurswaarde van 48 dB. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt de<br />
geluidsbelasting van 30-km wegen meegenomen in de beoordeling.<br />
Beoordeling plangebied<br />
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen. Om<br />
deze reden is in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuw akoestisch onderzoek vereist.<br />
De meest geluidbelaste wegen binnen het plangebied zijn:<br />
de <strong>Parkweg</strong><br />
de Rembrandtlaan<br />
de Wijkerlaan<br />
Hiernaast vallen de geluidzones van een aantal wegen met een hoge geluidbelasting binnen het<br />
plangebied van het bestemmingsplan, namelijk:<br />
de Utrechtsebaan (A12)<br />
de Laan van Nieuw-<strong>Oosteinde</strong><br />
de Prins Bernhardlaan<br />
de Westvlietweg<br />
Ten aanzien van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen in het<br />
plangebied blijkt uit de Verkeersmilieukaart (zie figuur in bijlage…), dat in 2022 de hoogste<br />
geluidsbelastingen (ca. 61 dB) optreden ter plaatse van de A 12 en de <strong>Parkweg</strong>. Nergens is het<br />
plangebied wordt de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder voor nieuwe situaties<br />
van 63 dB overschreden.<br />
Door de toekomstige (2013) aanleg van een nieuw geluidsscherm langs rijksweg A 12 tussen<br />
de afrit <strong>Voorburg</strong> en de gemeentegrens met Den Haag, zal de geluid- en de luchtkwaliteit in een<br />
klein deel van het westelijk deel van het plangebied nog verbeteren.<br />
6.6.2 Spoorweglawaai<br />
Wettelijk kader<br />
De bescherming tegen geluidhinder van spoorweglawaai is geregeld in de Wet geluidhinder en<br />
het Besluit geluidhinder. In de Regeling zonekaart spoorwegen is per spoortraject een<br />
geluidszone vastgesteld. De zonebreedte die afhankelijk is van het aantal sporen en de<br />
63
spoorbreedte varieert van 100 tot maximaal 1300 meter.<br />
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is voor nieuwe woningen of andere<br />
geluidsgevoelige gebouwen of -terreinen binnen de zone van een spoorweg akoestisch<br />
onderzoek noodzakelijk, om na te gaan in hoeverre voldaan kan worden aan de wettelijke<br />
voorkeursgrenswaarde van 55 dB.<br />
Beoordeling plangebied<br />
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen opgenomen. Om<br />
deze reden is dan ook geen nieuw akoestisch onderzoek op het gebied van spoorweglawaai<br />
vereist. Door de plaatsing van een nieuw, hoger geluidsscherm langs de Utrechtsebaan (A12) is<br />
ook de geluidbelasting vanwege de daarachter liggende spoorlijn Den Haag-Utrecht verder<br />
gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau. Na de plaatsing van dit scherm zijn voor een aantal<br />
woningen hogere waarden vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met cumulatie van de<br />
geluidbelasting van de rijksweg en de spoorweg.<br />
Een gedeelte van het plangebied is gesitueerd binnen de geluidzone van Randstadrail.<br />
Voor de aanleg van Randstadrail is in 2003 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie<br />
van dit onderzoek was, dat de ombouw van het bestaande spoortraject naar een<br />
lightrailverbinding paste binnen de wettelijke kaders en dat er geen wettelijke verplichting was<br />
tot het nemen van geluid-beperkende maatregelen op het onderhavige spoortraject. Sinds de<br />
ingebruikname van Randstadrail in 2007, zijn door (direct-) omwonenden klachten geuit van<br />
ernstige geluidsoverlast. Deze klachten zijn aanleiding geweest voor het uitvoeren van nieuw<br />
geluidsonderzoek in 2011 in opdracht van stadsgewest Haaglanden (beheerder van het<br />
spoortraject). Uit dit akoestisch onderzoek blijkt, dat er rekenkundig geen wettelijke verplichting<br />
is tot het nemen van geluidsreducerende maatregelen. Uit het resultaat van eerder uitgevoerde<br />
geluidsmetingen langs het betreffende spoortraject blijkt echter, dat de gemiddelde<br />
geluidbelasting 1,3 dB hoger ligt dan de berekende geluidbelasting. De oorzaak van dit<br />
probleem houdt direct verband met de wijze van het onderhoud van het spoor. Er vindt overleg<br />
plaats tussen Haaglanden en de gemeente over laatstbedoeld probleem.<br />
Inwerkingtreding nieuwe geluidwetgeving rijksinfrastructuur<br />
In 2012 zal ten aanzien van rijksinfrastructuur nieuwe geluidwetgeving in werking treden. De<br />
nieuwe wetgeving houdt in dat voor rijkswegen en hoofdspoorwegen zogenaamde<br />
geluidproductieplafonds worden vastgesteld. Deze geluidproductieplafonds geven de<br />
geluidproductie aan, die een rijksweg of een hoofdspoorweg maximaal mag voortbrengen op aan<br />
weerszijden van de weg of de spoorweg vastgestelde referentiepunten en die permanent moeten<br />
worden nageleefd. Bij structurele overschrijding van deze geluidproductieplafonds is de weg- of<br />
spoorbeheerder gehouden tot het tijdig treffen van maatregelen.<br />
6.7 Flora en Fauna<br />
6.7.1 Inleiding<br />
De Flora- en Faunawet (FF-wet) is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet schrijft voor<br />
dat voor alle ruimtelijke ontwikkelingen of ingrepen een quickscan uitgevoerd dient te worden<br />
naar het voorkomen van beschermde dieren- en plantensoorten.<br />
6.7.2 Plangebied<br />
Het plangebied bestaat uit de woonwijken <strong>Oosteinde</strong> en <strong>Parkweg</strong>. Het plangebied heeft de<br />
volgende begrenzingen:<br />
64<br />
aan de zuidzijde door het park Vreugd en Rust en verder oostelijk de Laan van Nieuw Oost<br />
Einde;<br />
aan de westzijde de Marialaan overgaand in de Broeksloot<br />
aan de noordzijde de spoorweg tot aan de Vliet;<br />
aan de oostzijde door de Vliet tot aan het park Vreugd en Rust, en ter hoogte van het<br />
Juliana-Bernhardpark de <strong>Parkweg</strong> tot aan het stationsgebied <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.
6.7.3 Doel<br />
De quickscan dient om te beoordelen of in het bovengenoemde werkgebied Flora- en Faunawet<br />
beschermde plant-en diersoorten aanwezig zijn.<br />
Wanneer beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn zal worden beoordeeld of er, als<br />
gevolg van de werkzaamheden, handelingen worden verricht die strijdig zijn met de Flora- en<br />
Faunawet. Zo nodig worden aanbevelingen gedaan om eventuele negatieve effecten te<br />
voorkomen dan wel te verzachten.<br />
6.7.4 Bureaustudie<br />
Voorafgaand aan het veldonderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd, waarbij openbaar<br />
toegankelijke informatie geraadpleegd is (www.ravon.nl, www.zoogdieratlas.nl,<br />
www.libellennet.nl, www.vlindernet.nl; Creemers&Van Delft 2009).<br />
Uit het literatuuronderzoek zijn de soortgroepen flora, vogels en vleermuizen naar voren<br />
gekomen als veel voorkomend in het plangebied, aan deze soortgroepen en de geschiktheid van<br />
de plangebieden is dan ook de meeste aandacht besteed bij het veldwerk.<br />
6.7.5 Veldonderzoek<br />
Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 21 december 2011, met het doel de verschillende<br />
biotopen met de eventueel voorkomende beschermde soorten in het gebied en de directe<br />
omgeving in kaart te brengen. Hierbij zijn door twee medewerkers van ATKB de vier gebieden<br />
per fiets onderzocht op geschiktheid voor beschermde soorten. Vanwege de tijd van het jaar<br />
konden alleen muurvarens worden onderzocht op daadwerkelijke aanwezigheid.<br />
Onderzoeksresultaten.<br />
Flora<br />
Op twee locaties zijn beschermde tongvarens gevonden. In de wijk <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> komen<br />
op de Westerlookade en de Laan van Swaensteijn tongvarens voor op tuinmuurtjes<br />
(www.waarneming.nl). Ook zijn op twee locaties muurvarens gevonden, deze zijn echter niet<br />
beschermd.<br />
Vleermuizen<br />
Uit literatuurgegevens blijken vijf soorten vleermuizen in de vier plangebieden voor te komen:<br />
gewone en ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en de watervleermuis. De gewone<br />
dwergvleermuis en de laatvlieger zijn soorten die met name in steden worden aangetroffen en<br />
zich aangepast hebben aan het leven in de stad. De andere soorten zijn zeldzamer en komen<br />
wellicht voor in oude bomen of bossige gedeeltes. Het plangebied is zeer geschikt als<br />
foerageergebied voor vleermuizen. De bebouwing wordt afgewisseld met veel (grote) bomen en<br />
ook veel tuinen zijn rijk aangeplant. Zodoende zal er een ruim voedselaanbod zijn in de vorm van<br />
insecten, de aanwezige bomen en hoogbouw bieden daarnaast beschutting aan foeragerende<br />
vleermuizen.<br />
Broedvogels<br />
Er zijn algemene soorten broedvogels waargenomen in de vier plangebieden, namelijk ekster,<br />
gaai, zwarte kraai, kauw, koolmees, pimpelmees, vink, heggenmus, winterkoning, roodborst,<br />
spreeuw, halsbandparkiet (exoot), meerkoet, waterhoen, blauwe reiger, wilde eend, houtduif,<br />
kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw en fuut. De plangebieden zijn zeer geschikt voor<br />
algemene soorten broedvogels. Alle wijken bevatten veel groene elementen, zowel grote bomen<br />
als kleine bomen en struiken, heggen en gazons. Het is dan ook waarschijnlijk dat de meeste<br />
van deze (en andere, niet waargenomen) soorten in het broedseizoen tot broeden komen in de<br />
plangebieden. In dit bestemmingsplan is als enige beschermde soort de tongvaren aangetroffen<br />
op de gemetselde zijwanden van bruggen.<br />
Vissen<br />
De watergangen in het gebied zijn niet bemonsterd op aanwezige vissoorten. Het overgrote deel<br />
65
van de watergangen is ook niet geschikt voor beschermde soorten, behalve de kleine<br />
modderkruiper en de bittervoorn. Voor rivierdonderpad zijn geen geschikte habitats aangetroffen.<br />
Grote modderkruiper komt niet voor in het stedelijk gebied in het westen.<br />
6.7.6 Aanbevelingen<br />
Algemeen<br />
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet bekend.<br />
Onder het huidige gebruik komen bovenstaande natuurwaarden (mogelijk) voor. Het opnieuw<br />
vaststellen van de bestemmingsplannen heeft daarom geen negatieve gevolgen op bestaande<br />
leefgebieden van beschermde soorten. Aanwezige bebouwing, watergangen, groenzones en<br />
parken blijven voor onder andere bewoners en recreatie behouden en houden dus ook hun<br />
functie voor de aangetroffen en verwachte planten en dieren.<br />
Aanbeveling<br />
Wanneer er veranderingen optreden (herstructurering, uitbreiding, sloop, nieuwbouw) in dit<br />
plangebied, zullen mogelijke effecten op beschermde flora en fauna moeten worden getoetst<br />
aan de Flora-en faunawet. Dergelijke werkzaamheden zijn onder andere de volgende: sloop van<br />
gebouwen (verblijfplaatsen van vleermuizen, nestgelegenheid van huismus, gierzwaluw), sloop<br />
van tuinmuurtjes of met bakstenen afgewerkte bruggen (beschermde muurvarens), werk aan<br />
watergangen (kleine modderkruiper, bittervoorn), werk aan groenstroken of volkstuintjes<br />
(rugstreeppad, flora). Het kappen van bomen of werk aan struiken/bosschages kan effecten<br />
hebben op broedvogels of het foerageergebied van vleermuizen. Om effecten voldoende te<br />
kunnen inschatten en mogelijk te mitigeren is het noodzakelijk om meer over voorkomen en<br />
verspreiding van flora en fauna te weten.<br />
6.8 Externe Veiligheid<br />
6.8.1 Inleiding<br />
Externe Veiligheid (EV) speelt een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening.<br />
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving<br />
van activiteiten met gevaarlijk stoffen. EV heeft geen betrekking op de veiligheid van personen<br />
die werkzaam zijn binnen de inrichting of personen die gebruik maken van de<br />
transportmodaliteit die op het aspect externe veiligheid beoordeeld wordt.<br />
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet men rekening met verplichte afstandsnormen tussen<br />
gevaarlijke inrichtingen of activiteiten en het vervoer van gevaarlijke stoffen volgens onderstaande<br />
wetten:<br />
Besluit externe veiligheid inrichtingen 2004 (Bevi), staatsblad 2004 nr.: 250<br />
Besluit externe veiligheid buisleidingen 2011 (Bevb) , staatsblad 2010 nr.: 863<br />
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) voor transport van gevaarlijke<br />
stoffen over de weg, het spoor of het water, staatscourant aug 2004 nr.: 147, laatstelijk<br />
gewijzigd Stcrt. 2009, 19907<br />
Tevens is rekening gehouden met het beleid Externe Veiligheid van stadsgewest Haaglanden<br />
d.d. februari 2012.<br />
Het algemene uitgangspunt is dat niemand blootgesteld mag worden aan de kans om door een<br />
gebeurtenis te overlijden van meer dan één op de miljoen, of te wel “tien tot de min zesde”(10 -6 ).<br />
In dit geval wordt dan gesproken over het plaatsgebonden risico (PR). Naast voornoemd risico is<br />
er een tweede te beoordelen risico-aspect; het groepsrisico (GR). Het groepsrisico drukt de<br />
kans uit dat een groep burgers in één keer komt te overlijden als direct gevolg van een zwaar<br />
ongeval met in dit geval de aardgasleiding. Het groepsrisico wordt niet weergegeven in een<br />
contour, maar in een grafiek.<br />
In het BEVI en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de verplichting tot<br />
verantwoording van het GR opgenomen. Deze verplichting houdt in dat iedere wijziging met<br />
betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord, waarbij moet<br />
66
worden aangegeven of het GR in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.<br />
In het bestemmingsplan moeten de risico's worden afgewogen bij nieuwe ontwikkelingen met<br />
eventuele alternatieven. Afhankelijk van het (berekende) groepsrisico (GR) zal een<br />
verantwoording van het GR worden opgesteld.<br />
Er wordt ook gekeken naar risicovolle zaken buiten het plangebied, mits van invloed op het<br />
onderhavige plangebied.<br />
Risicovolle objecten zijn o.a.:<br />
ondergrondse buisleidingen met transport van aardgas of andere stoffen;<br />
transport van gevaarlijke stoffen over o.a. rijkswegen en spoorbanen;<br />
bedrijven vallend onder de Wet Milieubeheer met grootschalige opslag van chemische<br />
stoffen;<br />
grootschalige opslag van chemische stoffen (PGS15);<br />
LPG-tankstations.<br />
In opdracht van de gemeente heeft adviesbureau AVIV in januari 2012 berekeningen gemaakt<br />
betreffende de gastransportleidingen, gelegen in het plangebied en in maart 2012 berekeningen<br />
gemaakt inzake transport gevaarlijke stoffen over RW12. Deze rapporten zijn als bijlage bij het<br />
bestemmingsplan toegevoegd.<br />
Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de digitale risicokaart<br />
(GeoWeb) van stadsgewest Haaglanden, de landelijk risicokaart op de site www.risicokaart.nl<br />
en het gemeentelijk databestand met milieuvergunningen.<br />
6.8.2 Ondergrondse aardgasleiding<br />
Ter plaatse van het plangebied bevindt zich een ondergrondse aardgastransportleiding met de<br />
volgende kenmerken.<br />
leiding nr diameter druk 1% letaliteit 100% letaliteit GR<br />
W-514-16 15 inch 40 bar 170 80 0,554<br />
Op onderstaande tekening is de ligging van de ondergrondse aardgasleiding met een<br />
roze-stippellijn op weergegeven.<br />
67
legenda:<br />
rode lijn plangrens<br />
rose stippellijn ligging ondergrondse aardgas transportleiding<br />
blauwe vlakken kwetsbare objecten zoals scholen, kinderdagverblijf, verzorgingstehuis, kantoren<br />
cijfers aantal mensen overdag<br />
Voor het berekenen van de PR en GR is gebruik gemaakt van het wettelijk voorgeschreven<br />
populatiebestand en waarnodig aangevuld met gegevens afkomstig van de gemeente. Op<br />
bovenstaande tekening zijn diverse (beperkt) kwetsbare objecten zoals scholen,<br />
kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen weergegeven met het aantal aanwezige mensen.<br />
Voor het bepalen van risico's is ook rekening gehouden met de aanwezigheid van winkels.<br />
Uit berekeningen van de ondergrondse aardgasleiding in het plangebied blijkt het volgende:<br />
- er is geen plaatsgebonden risico (PR) voor de grenswaarde van 1,0 10 -6 per jaar;<br />
- de oriëntatiewaarde van het groepsrisico (GR) wordt niet overschreden. Het groepsrisico<br />
is 0,554 x de oriëntatiewaarde. Aangezien de waarde zich bevindt tussen de 0,1 en 1 x de<br />
oriëntatiewaarde en er sprake is van een conserverend bestemmingsplan (er is geen<br />
toename van de GR) is een beperkte verantwoording van het GR noodzakelijk.<br />
De FN curve van het GR is hieronder weergegeven<br />
68
Op onderstaande kaart is de ligging van de gasleiding op weergegeven incl. de 1% en 100 %<br />
legaliteitscontour.<br />
De afstand van de 1% letaliteit is ca. 80 meter aan weerskanten van de leiding.<br />
De afstand van de 100% letaliteit is ca. 170 meter aan weerskanten van de leiding.<br />
Afbeelding: Kwetsbare objecten\<br />
legenda:<br />
rode lijn plangebied<br />
groen lijn aardgasleiding met een GR tussen de 0,1 en 1 x de oriëntatiewaarde<br />
geel vlak afstand tot een overlijdensrisico van 1% bij een breuk van de leiding met ontbranding<br />
oranje vlak afstand met 100% kans op overlijden bij een breuk van een leiding met ontbranding<br />
6.8.3 Transport gevaarlijke stoffen<br />
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, water en spoor heeft het rijk normen<br />
vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Op basis van de Wet vervoer<br />
gevaarlijke stoffen kunnen gemeenten een routering van het transport van gevaarlijke stoffen<br />
opstellen.<br />
Door de gemeenteraad is in het verleden geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Binnen de<br />
gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> is alleen rijksweg A4 (Rotterdam-Leiden) en A12<br />
(Utrechtsebaan) aangewezen als routering voor gevaarlijke stoffen (conform het zogenaamde<br />
69
asisnet). De A4 bevindt zich op ca. 630 meter ten zuiden van het plangebied en is niet van<br />
invloed op het plangebied. De A12 bevindt zich op een afstand van ca. 50 meter ten westen van<br />
het plangebied.<br />
Rijksweg A-4<br />
Over de rijksweg A4 worden naast de stoffen categorieën LF1 (Brandbare vloeistoffen), LF2<br />
(Brandbare vloeistoffen) en GF3 (brandbare gassen) ook de categorieën LT1 (giftige vloeistoffen),<br />
LT2 (giftige vloeistoffen) en LT3 (giftige vloeistoffen) stoffen vervoerd (Bron: Geoweb Haaglanden,<br />
d.d. 20-03-2012). Uit de concept-Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) van<br />
Rijkswaterstaat volgt dat de afstand tot de 1%-letaliteitsgrens van deze weg ten aanzien van het<br />
vervoer van giftige stoffen >4000 meter bedraagt.<br />
Het groepsrisico zal door deze ontwikkeling niet veranderen, omdat voor ruimtelijke plannen voor<br />
de rijksweg A4 gerekend moet worden met de vervoersaantallen GF3 uit de Circulaire<br />
Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen uit 2010. De maximale afstand tot de<br />
1%-letaliteitsgrens van deze brandbare gassen bedraagt 325 meter op basis van het HART.<br />
Aangezien het plangebied op meer dan deze 325 meter van de rijksweg ligt, is deze risicobron<br />
voor dit plangebied niet relevant.<br />
Rijksweg A-12 (Utrechtsebaan)<br />
Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) zijn vervoerders van gevaarlijke stoffen<br />
verplicht de bebouwde kom zo veel als mogelijk te vermijden (artikel 11) en gebruik te maken<br />
van daartoe in het belang van de openbare veiligheid aangewezen wegen (artikel 18). De<br />
gemeenteraad in Den Haag heeft in dat verband de zogenaamde Route gevaarlijke stoffen<br />
(RGS) vastgesteld. De verbinding tussen de A12 en de A44 was mogelijk via de Utrechtsebaan.<br />
Bij besluit van 25 maart 2004 is de Utrechtsebaan aan de route onttrokken. Aan de zuidkant<br />
van Den Haag was inmiddels een alternatieve aansluiting op het rijkswegennet ontstaan, na<br />
aanleg van de verlengde A4 (eerste fase) richting Delft en de aansluiting van de N211 op dit<br />
traject.<br />
De talrijke kantoorgebouwen in Den Haag, gelegen direct langs de Utrechtsebaan, zorgen voor<br />
een hoog groepsrisico.<br />
In de praktijk is gebleken dat er veel transport plaatsvindt van gevaarlijke stoffen over de<br />
Utrechtsebaan waarvoor geen ontheffing is verleend.<br />
De <strong>Gemeente</strong> Den Haag, gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, Rijkswaterstaat en het<br />
stadsgewest Haaglanden zijn bezig om de Utrechtsebaan overdag af te sluiten voor transport<br />
van gevaarlijke stoffen en dat er alleen in de avond-uren word gereden (zogenaamde<br />
venstertijden)<br />
Door AVIV zijn in maart 2012 met het programma RBM-II de risico's door het transport van<br />
gevaarlijke stoffen over de Utrechtsebaan berekend. Hoewel conform de Circulaire RnVGS een<br />
vervoershoeveelheid brandbaar gas (stofcategorie GF3) van 0 aangehouden te worden, is voor de<br />
berekening van het groepsrisico ter plaatse van bestemmingsplan <strong>Voorburg</strong> West en <strong>Oosteinde</strong><br />
uitgegaan van de transportintensiteit verkregen uit tellingen uit 2008 (Resultaat telling gevaarlijke<br />
stoffen Den Haag, rapportnr 081456, AVIV 2008)<br />
Uit berekeningen van AVIV blijkt het volgende:<br />
De plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt binnen de grenzen van de rijksweg. Voor het<br />
plangebied vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering.<br />
Uitgaande van het transport op basis van tellingen uit 2008 (waaronder 901 GF3) is het<br />
groepsrisico kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.<br />
Wanneer de aan te houden vervoersaantallen volgens de circulaire RnVGS (0 GF3) worden<br />
toegepast, is er geen sprake van een groepsrisico.<br />
Op onderstaande kaart is het invloedsgebied van de A12 weergegeven.<br />
70
Legenda:<br />
rode lijn globale ligging van het plangebied<br />
groene lijn midden van de Utrechtsebaan met een GR tussen de 0,1 en 1 x de oriëntatiewaarde<br />
oranje lijn 80 meter RGS lijn (100% letaliteit)<br />
blauw vlak 200 meter RGS lijn<br />
Op bovenstaande tekening is de 100% letaliteitsgrens, zijnde 80 meter, waar binnen<br />
slachtoffers vallen als een zogenaamde bleve (boiling liquid expanding vapor explosion)<br />
plaatsvindt, explosie van vloeibaar gas (bijv. LPG of propaan)<br />
Uit berekeningen van AVIV blijkt het volgende:<br />
Het plaatsgebonden 10-6 contour ligt binnen de grenzen van de rijksweg. Voor het<br />
plangebied vormt de PR geen belemmering.<br />
Het GR is kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.<br />
Transport van gevaarlijke stoffen door het plangebied<br />
In de maand december vindt transport plaats van consumenten-vuurwerk. Hiervoor wordt door de<br />
gemeente een ontheffing verleend. De transporten vinden plaats voor inrichtingen buiten het<br />
plangebied over de volgende wegen: afslag Utrechtsebaan, Prins Bernhardlaan, Rembrandtlaan<br />
Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen, zoals LPG-tankstations, die bevoorraad<br />
moeten worden. Er vindt in principe ook geen transport plaats voor inrichtingen buiten het<br />
plangebied.<br />
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor<br />
Over de spoorbaan Den Haag – Zoetermeer vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.<br />
Derhalve is Externe Veiligheid niet relevant voor de ruimtelijke ontwikkeling.<br />
Transport gevaarlijke stoffen over de Vliet<br />
Het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich in de nabijheid van de Vliet waar<br />
incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De Vliet is echter niet aangeduid als<br />
vaarweg waarmee specifiek rekening gehouden moet worden op het gebied van externe<br />
veiligheid.<br />
6.8.4 Risicovolle bedrijven/inrichtingen<br />
Ter plaatse van het plangebied is het volgende risicovolle bedrijf aanwezig:<br />
- verkoop en opslag van consumenten vuurwerk; Rembrandtlaan 37;<br />
De hoeveelheid opgeslagen (consumenten) vuurwerk is kleiner dan 10.000 kg., derhalve is een<br />
verantwoording in het kader van Externe Veiligheid niet nodig. Voor de locatie Rembrandtlaan<br />
73 is wel een risicocontour met een cirkel van 8 meter aanwezig. Binnen en buiten het<br />
71
plangebied zijn geen (risicovolle) bedrijven aanwezig die vallen onder het Bevi.<br />
Ter plaatse van het plangebied is het niet toegestaan om een risicovol bedrijf overeenkomstig de<br />
Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) op te richten.<br />
6.8.5 Verantwoording groepsrisico<br />
Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk in het invloedgebied van de ondergrondse aardgas<br />
transportleiding W-514-16. Aangezien het plan conserverend van aard is, is de toename van het<br />
groepsrisico minder dan 10%. Volgens het Bevb kunnen dan enkele aspecten bij de beoordeling<br />
om het groepsrisico te verantwoorden buiten beschouwing blijven. De aspecten die vermeld<br />
dienen te worden zijn:<br />
a. de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;<br />
b. de hoogte van het GR;<br />
c. de bestrijdbaarheid;<br />
d. de zelfredzaamheid<br />
Ad a. de personendichtheid in het plangebied<br />
Uitgaande van gegevens uit het Populatiebestand groepsrisicoberekeningen en van de<br />
gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> bevinden zich in plangebied <strong>Oosteinde</strong> ca. 4.400 personen<br />
overdag en 1.600 in de nachtperiode binnen het invloedsgebied op een totaal van circa 6.200<br />
personen overdag en 4.300 in de nacht in het gehele invloedsgebied.<br />
Bevolkingsgebieden (blauw) binnen invloedsgebied (geel) rond aardgasleiding (zwart)<br />
Ad b. de hoogte van het groepsrisico.<br />
De bestaande situatie van het groepsrisico is berekend op 0,554 x de oriëntatiewaarde.<br />
Aangezien het bestemmingsplan conserverend is en er dus geen nieuwe kwetsbare objecten<br />
worden gerealiseerd, is een vergelijking tussen de oude en nieuwe situatie niet van toepassing.<br />
Er wordt ook geen wijziging van functies voorzien die kan leiden tot een toename van het aantal<br />
mensen dat aanwezig zal zijn in het risicogebied. De kansen op een zwaar ongeval blijven<br />
voldoende klein om ze in relatie tot de oriëntatiewaarde acceptabel te achten.<br />
Ad c. de zelfredzaamheid<br />
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder<br />
daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. In het geval van een fakkelbrand bij een<br />
aardgasleiding is er geen tijd om te vluchten en zullen de personen in een gebied van 80 meter<br />
72
van de aardgasleiding, binnen- of buitenshuis, slachtoffer worden. Buiten de 80 meter is in het<br />
geval van een fakkelbrand, schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de<br />
calamiteit te overleven. Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en<br />
bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de<br />
Wet Ruimtelijke Ordening.<br />
Bij (her)ontwikkeling geldt dat bij een toxische wolk, afkomstig van een ongeluk bij de A4 of<br />
ergens anders de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door<br />
de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiertoe moet het gebouw goed<br />
afsluitbaar zijn.<br />
Ad d. bestrijding<br />
Om gevolgen zo veel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets mis<br />
gaat de hulpverlener niet wordt belemmerd bij de uitvoering van de taken. De infrastructuur is<br />
dusdanig dat er geen belemmeringen worden verwacht voor de hulpdiensten. Ook is er<br />
voldoende bluswater aanwezig (o.a. oppervlaktewater). Gelet op het ongewijzigd blijven van de<br />
veiligheidssituatie, voor calamiteiten met de ondergrondse gasleiding die leiden tot slachtoffers,<br />
is de bestrijding en de beperking van een ramp niet anders dan in de bestaande situatie.<br />
De bereikbaarheid en bluswatervoorziening binnen het plangebied vormt op dit moment geen<br />
probleem. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen (bijv. vervangende nieuwbouw) zal hierop<br />
aan getoetst worden conform de vigerende regelgeving. Bij een calamiteit op de A4 waarbij<br />
giftige stoffen vrijkomen dient men rekening te houden met een effect-afstand van 4 km. met<br />
hulpverlening in het plangebied.<br />
Ad e. communicatie<br />
Op 18-12-2008 is het Regionaal Beleidskader Risicocommunicatie vastgesteld. De<br />
veiligheidregio Haaglanden heeft in samenwerking met de gemeenten en het Stadsgewest een<br />
risicocommunicatiestrategie voor externe veiligheid en een uitvoeringsplan opgesteld. In het<br />
voorjaar 2012 zal een campagne van start gaan, waarbij de burgers van <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
op de hoogte worden gebracht van risico's inzake externe Veiligheid en hoe men om moet gaan<br />
met calamiteiten.<br />
Maatregelen ter voorkoming van schade aan de gasleiding<br />
Bij graafwerkzaamheden is men wettelijk verplicht van te voren de ligging van kabels en<br />
leidingen bij het kadaster op te vragen. Het betreft de zogenaamde KLIC-melding. Tevens is<br />
men verplicht om de betreffende grondeigenaren te informeren als graafwerkzaamheden worden<br />
uitgevoerd. De betreffende gasleiding bevindt zich voor het grootste gedeelte in grond dat<br />
eigendom is van de <strong>Gemeente</strong> <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. De ondergrondse gasleiding bevindt<br />
zich op een dusdanige diepte dat schade aan de leiding bij het normale gebruik van de grond<br />
alsmede het onderhoud aan beplantingen zeer klein wordt geacht. Het is niet uitgesloten dat de<br />
gronddekking plaatselijk ca. 1 meter bedraagt. Plaatselijk is de gasleiding, ter voorkoming van<br />
schade, afgedekt met betonnen platen.<br />
Aan de hand van een GIS met gegevens over bodemkwaliteit, archeologische resten alsmede<br />
ondergrondse transportleidingen, worden door de afdeling RO van de gemeente de volgende<br />
meldingen getoetst aan het aspect externe veiligheid;<br />
Vervanging van en plaatsing nieuwe kabels en leidingen alsmede gestuurde boringen;<br />
Fraisen van boomnollen en planten van nieuwe bomen;<br />
Diverse graafwerkzaamheden;<br />
Aanleg en vervanging gemeentelijk riool;<br />
Vervanging van beschoeiingen;<br />
Alle graafwerkzaamheden in gemeente grond, aanleg of verplaatsing van kabels en<br />
leidingen;<br />
Milieukundige- en archeologische grondboringen alsmede sonderingen.<br />
Bovenstaande geeft voldoende waarborg om schade aan de gasleiding, in de gemeente<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> te voorkomen.<br />
73
6.8.6 Conclusie<br />
Uit bovenstaande blijkt dat in de nabijheid van woningen een ondergrondse aardgas<br />
transportleiding ligt. Bij een calamiteit dient men bewust te zijn dat er slachtoffers vallen. Het<br />
verlagen van de GR door middel van bijvoorbeeld het aanbrengen van een extra deklaag,<br />
voorzieningen ter voorkoming van schade, verleggen van de leiding dan wel de leiding dieper in<br />
de grond brengen, is niet realistisch en financieel niet haalbaar. Men dient zich ervan bewust te<br />
zijn dat er een (zeer gering) risico aanwezig is en dat beschadiging aan de leiding zoveel<br />
mogelijk wordt voorkomen door gemeentelijke toetsing bij het voornemen van<br />
graafwerkzaamheden.<br />
Het groepsrisico zal niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie.<br />
Het groepsrisico wordt op basis van het Bevb aanvaardbaar geacht.<br />
De veiligheidsregio Haaglanden (VRH) dient advies uit te brengen inzake de zelfredzaamheid en<br />
de bestrijding van brand en calamiteiten. Met deze onderbouwing wordt een adequate invulling<br />
gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico.<br />
6.9 Kabels en leidingen<br />
Zoals in bovenstaand hoofdstuk aangegeven loopt door het plangebied een hoge druk<br />
gastransportleiding die een speciale bescherming behoeft. Daarnaast zijn er geen andere<br />
leidingen (elektriciteit, water, e.d.) die speciale bescherming behoeven in het bestemmingsplan.<br />
74
Hoofdstuk 7 Archeologie en Cultuurhistorie<br />
7.1 Archeologie<br />
7.1.1 Algemeen<br />
7.1.1.1 Verdrag Malta<br />
In 1998 heeft het Nederlands parlement het Europese Verdrag inzake de bescherming van het<br />
archeologisch erfgoed goedgekeurd, dat begin 1992 in Valletta (Malta) is ondertekend. Het doel<br />
van het Verdrag van Malta is de bescherming van het archeologisch erfgoed als bron van het<br />
Europese collectieve geheugen en als een instrument voor historische en wetenschappelijke<br />
studie. Als elementen van archeologisch erfgoed worden hierbij beschouwd alle overblijfselen en<br />
voorwerpen en andere sporen van de mensheid uit vroegere tijdperken die helpen bij het vertellen<br />
van de geschiedenis van de mensheid en haar relatie met de natuurlijke omgeving. Het verdrag<br />
van Malta voorziet in de bescherming van het archeologisch erfgoed door onder andere de<br />
risico's op aantasting daarvan te beperken. Dit kan door het archeologisch erfgoed zoveel<br />
mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren en door de integratie van de archeologie in de<br />
ruimtelijke ordening. Het Verdrag van Malta vraagt primair van de bij het verdrag betrokken<br />
partijen – samengevat – om zo goed en zo vroeg mogelijk rekening te houden met de<br />
aanwezigheid of mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem.<br />
7.1.1.2 Monumentenwet (1988)<br />
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de<br />
Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg (WAMZ) van kracht is geworden. Met deze herziening van de<br />
Monumentenwet worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse<br />
wetgeving geïmplementeerd. De nieuwe wetgeving regelt de bescherming van het<br />
archeologische erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de<br />
financiering van archeologisch onderzoek. De archeologische monumentenzorg wordt hiermee<br />
als volwaardig, en niet vrijblijvend onderdeel opgenomen in de ruimtelijke ordening. In het<br />
ruimtelijke ordeningsproces worden immers besluiten voorbereid die verstrekkende gevolgen<br />
hebben voor wat wij het bodemarchief noemen: bijvoorbeeld de bouw van woningen of bedrijven,<br />
de aanleg van infrastructuur of de inrichting van natuurgebieden. Met het van kracht worden van<br />
de gewijzigde Monumentenwet is de rol van de overheden nu 'officieel'.<br />
Het belangrijkste doel van de nieuwe wet is de bescherming van het bodemarchief door het<br />
reguleren van bodemverstorende activiteiten.<br />
Uitgangspunt is de aanwezige of te verwachten archeologische resten zoveel mogelijk in de<br />
bodem (in situ) te behouden of te ontzien. Alleen als in situ behoud niet mogelijk is, wordt<br />
overgegaan tot behoud ex situ, d.w.z. behoud van informatie door het verrichten van een<br />
opgraving en het opslaan van gegevens en vondsten.<br />
De verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed ligt bij de gemeenten, die – binnen<br />
de kaders van de wetgeving – dienen te beschikken over een gemeentelijke beleidsnota<br />
archeologie en een beleidskaart archeologie. <strong>Gemeente</strong>n zijn verplicht om bij nieuwe<br />
bestemmingsplannen rekening houden met archeologie en kunnen archeologische<br />
randvoorwaarden opleggen aan omgevingsvergunningen, projectbesluiten en ontheffingen.<br />
Het is ook mogelijk dat een vergunning of ontheffing in het belang van de archeologische<br />
monumentenzorg niet wordt verleend.<br />
De initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit moet het door de gemeente verplicht<br />
gestelde archeologische onderzoek en de eventuele inpassing van archeologische waarden<br />
in de planontwikkeling en –uitvoering zelf regelen en ook zelf betalen (principe 'de<br />
verstoorder betaalt').<br />
Elk archeologisch veldonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm<br />
Nederlandse Archeologie (KNA) door een bedrijf met een opgravingsvergunning<br />
De wet regelt dus de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek<br />
75
en ook het eigendom en beheer van archeologische vondsten. Gelet op de bedoelingen van<br />
Malta en de consequenties van de nieuwe wet voor provincies, verschuift de beleidsinzet nog<br />
nadrukkelijker van toetsing op archeologische aspecten bij ruimtelijke plannen achteraf naar<br />
inbedding van deze aspecten vooraf, van alleen regels handhaven naar meedenken en van<br />
behoud van archeologische waarden sec naar behoud en benutting van deze waarden<br />
7.1.1.3 <strong>Gemeente</strong>lijk archeologiebeleid<br />
De gemeenten <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, Wassenaar en Voorschoten, samenwerkend in het<br />
Pact van Duivenvoorde, hebben een gezamenlijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat is vastgelegd<br />
in de Nota "Het bodemarchief ontrafeld" en op de beleidskaart archeologie (november 2008). In<br />
de Nota archeologie wordt een globaal overzicht van het archeologische erfgoed van de<br />
pactgemeenten gegeven en zijn de beleidsregels ten aanzien van de omgang met het<br />
archeologische bodemarchief geformuleerd. De archeologische beleidskaart toont de globale<br />
archeologische verwachting per (soort) gebied met de daarbij behorende beleidsregels. Op de<br />
kaart wordt vermeld welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn en welk<br />
archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten verplicht is gesteld. De gemeente<br />
<strong>Leidschendam</strong> <strong>Voorburg</strong> voert een actief beleid om de bekende archeologische waarden binnen<br />
de gemeentegrenzen te actualiseren indien er nieuwe of aanvullende gegevens bekend worden<br />
7.1.1.4 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de Archeologische Monumenten Zorg<br />
cyclus<br />
De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is een door de archeologische beroepsgroep<br />
gedragen document dat eisen stelt aan de uitvoering en uitvoerders van archeologische<br />
werkzaamheden. Het gebruik van de KNA is verankerd in het Nederlandse archeologiebestel<br />
door middel van het Besluit archeologische Monumentenzorg (BAMZ), (zie ook art. 24, lid 1 van<br />
de BAMZ).<br />
Archeologisch onderzoek wordt in de regel gefaseerd uitgevoerd. Dit wordt de Archeologische<br />
MonumentenZorg (AMZ) cyclus genoemd. De AMZ-cyclus bestaat uit de volgende stappen:<br />
76<br />
Inventariserend onderzoek.<br />
- Een inventariserend onderzoek begint met een bureauonderzoek, eventueel aangevuld met<br />
enkele controleboringen. Doel hiervan is het opstellen van een gespecificeerde verwachting<br />
van het plangebied. Als uit dit onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie geen<br />
waardevolle archeologische resten aanwezig zijn of verwacht worden, hoeft geen<br />
vervolgonderzoek te worden uitgevoerd.<br />
- Als uit het bureauonderzoek blijkt dat er wel waardevolle archeologische resten aanwezig<br />
(kunnen) zijn, of als het bureauonderzoek geen uitsluitsel geeft over mogelijk aanwezige<br />
archeologische resten, zal een inventariserend veldonderzoek moeten plaatsvinden.<br />
Meestal gebeurt dit in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. In uitzonderingsgevallen (zie<br />
KNA) zijn archeologische begeleidingen toegestaan. Het inventariserende veldonderzoek<br />
heeft tot doel vast te stellen of er archeologische resten aanwezig zijn en wat de<br />
kenmerken hiervan zijn (aard, datering, enz.). Vervolgens vindt een waardering plaats van de<br />
aangetroffen resten conform de criteria van de KNA en wordt aan het bevoegd gezag een<br />
advies uitgebracht over de te nemen vervolgstappen.<br />
Selectiebesluit.<br />
Op basis van de resultaten van het inventariserend onderzoek neemt het bevoegd gezag, de<br />
gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, een besluit over de te nemen vervolgstappen: behoud<br />
van de archeologische resten in de bodem, aanvullend onderzoek, vrijgave of een<br />
combinatie van dezen.<br />
Vervolgstappen.<br />
- Indien het bevoegd gezag besluit dat de archeologische resten zo waardevol zijn dat zij in<br />
de bodem bewaard moeten blijven, kan dit betekenen dat bijvoorbeeld een vergunning voor<br />
een bouwactiviteit niet of onder voorwaarden wordt verstrekt, of dat planaanpassing moet<br />
plaatsvinden.<br />
- Als er wel waardevolle archeologische resten aanwezig zijn, maar deze niet in aanmerking<br />
komen voor behoud, zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden. Dit zal meestal<br />
betekenen dat er een opgraving wordt uitgevoerd. In uitzonderingsgevallen wordt een
archeologische begeleiding toegestaan.<br />
- Bij afwezigheid van archeologische resten of indien aanwezige archeologische resten niet<br />
worden bedreigd door de voorgenomen werkzaamheden, wordt de betreffende locatie<br />
vrijgegeven.<br />
De AMZ-cyclus is afgerond als de rapporten van alle uitgevoerde onderzoeken door het bevoegd<br />
gezag zijn goedgekeurd en eventuele beschermende maatregelen zijn genomen.<br />
In onderstaand schema is de AMZ-cyclus weergegeven.<br />
De KNA-processen in relatie tot het proces van de archeologische monumentenzorg (AMZ).<br />
7.1.1.5 Kosten Archeologische MonumentenZorg<br />
De kosten van alle onderzoeken en maatregelen die plaats dienen te vinden volgens de<br />
AMZ-cyclus komen rechtstreeks voor rekening van de initiatiefnemer van een bodemverstorende<br />
activiteit. Als al deze stappen doorlopen zijn en de rapportages van de archeologische<br />
onderzoeken zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag, heeft de initiatiefnemer aan zijn<br />
verplichtingen voldaan en is het archeologische onderzoek in principe afgerond. Indien er bij<br />
uitvoering van de werkzaamheden vervolgens alsnog onverwachts archeologische vondsten<br />
worden gedaan, is de initiatiefnemer conform art. 53 van de Monumentenwet verplicht deze te<br />
melden bij het bevoegd gezag en gelegenheid te geven tot archeologisch onderzoek. De kosten<br />
komen in dat geval voor rekening van het bevoegd gezag.<br />
77
7.1.1.6 Bescherming archeologische resten<br />
Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de locaties weergegeven waarvan verwacht kan<br />
worden dat er archeologische resten aanwezig zijn en waarvoor bij een bodemverstoring in<br />
beginsel een archeologisch bodemonderzoek noodzakelijk is. Deze locaties zijn met de<br />
dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor gebieden waarvan bekend is deze verstoord<br />
zijn of waarvan al in kaart is gebracht welke archeologische waarden in de grond aanwezig zijn,<br />
hebben geen extra bescherming in het bestemmingsplan gekregen en zijn uitgezonderd van de<br />
archeologische dubbelbestemming.<br />
Voor gronden die zijn aangeduid met een archeologische dubbelbestemming geldt dat er eerst<br />
bekeken moet worden of sprake is van een uitzonderingsgeval. Dit betreft dan voornamelijk<br />
ingrepen die zo kleinschalig zijn dat bodemonderzoek en een vergunning achterwege kunnen<br />
blijven. De uitzonderingsgevallen staan vermeld in de bouwregels bij het bestemmingsplan.<br />
Indien een bouwactiviteit en/of werkzaamheden niet onder deze uitzonderingsgevallen valt, is<br />
onderzoek naar de mogelijke archeologische waarden verplicht. Op basis van de uitkomsten van<br />
het onderzoek, kan het college aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,<br />
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, voorschriften verbinden gericht op<br />
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden<br />
behouden;<br />
2. het doen van opgravingen;<br />
3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige die voldoet aan<br />
de eisen zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.<br />
In artikel 23 en 24 van de bestemmingsregels is de bescherming van archeologische resten<br />
juridisch gewaarborgd.<br />
7.1.1.7 Archeologisch informatiesysteem<br />
Voor de pactgemeenten, waaronder de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>, is het van belang<br />
om een zo volledig mogelijk en actueel overzicht van de samenstelling van het eigen<br />
archeologisch erfgoed te hebben. De <strong>Gemeente</strong> <strong>Leidschendam</strong> <strong>Voorburg</strong> ordent daarom<br />
systematisch de actuele informatie die relevant is voor het archeologisch erfgoed in een digitaal<br />
informatiesysteem. Deze informatie wordt periodiek vertaald naar de archeologische<br />
beleidskaart door middel van een herziening. Op de archeologische beleidskaart is de<br />
belangrijkste archeologische informatie ten behoeve van het ruimtelijke beleid samengevat.<br />
7.1.1.8 Archeologische beleidskaart<br />
De archeologische beleidskaart toont globaal de archeologische waarde of verwachting door<br />
middel van 9 verschillende kleuren/cijfers. Elk van de negen kleuren verbeeldt een<br />
archeologische waarde of verwachting. De beleidsregels die voor een gebied (van één kleur)<br />
gelden, staan beschreven in de bij de beleidskaart behorende Nota 'Het bodemarchief ontrafeld'.<br />
Hierin staat aangegeven welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn bij welke<br />
archeologische waarde of verwachting en welke vervolgstappen bij bodemingrepen verplicht zijn.<br />
De beleidskaart en de Nota 'Het bodemarchief ontrafeld' zijn mede richtinggevend bij de<br />
ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen. De verschillende gebieden van de beleidskaart met<br />
de bijbehorende beleidsregels worden ook opgenomen in de gemeentelijke structuur- en<br />
bestemmingsplannen.<br />
78
Uitsnede van de archeologische beleidskaart die behoord bij de beleidsnota: 'het bodem archief<br />
ontrafeld' uit 2009<br />
Rood de gebieden met een hoge archeologische verwachting<br />
Blauw de gebieden met een lage archeologische verwachting<br />
Geel de terreinen met een hoge of zeer hoge waarde<br />
7.1.1.9 Archeologische gebieden binnen het bestemmingsplan<br />
Op de archeologische beleidskaart zijn, naast de topografie, 9 soorten gebieden met<br />
bijbehorende beleidsregels te onderscheiden. Van deze soorten gebieden komen er 2 voor<br />
binnen het bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong>, te weten:<br />
Gebiedstype 5 (rood)<br />
Hoge verwachting voor de periode Neolithicum t/m Nieuwe tijd: Hollandveen op zand en<br />
rivierklei. Voorafgaand aan bodemingrepen en/of plannen met een oppervlak > 30 m2 en dieper<br />
dan 30 cm beneden het maaiveld dienen een archeologisch bureauonderzoek conform de KNA<br />
en enkele controleboringen naar de bodemgesteldheid van het plangebied te worden uitgevoerd.<br />
Ten behoeve van het bureauonderzoek dient tevens het bouwarchief te worden geraadpleegd. Bij<br />
het vaststellen van het oppervlak dient steeds uitgegaan te worden van het kadastrale perceel<br />
waarop de werkzaamheden mogelijk worden gemaakt. In plaats van het zetten van controle<br />
boringen naar de bodemgesteldheid mogen, indien voorhanden en diep genoeg gezet, ook de<br />
boorstaten van een verkennend bodemonderzoek t.b.v. milieu en/of grondwater gebruikt worden.<br />
Indien uit het bureauonderzoek blijkt dat het gebied een hoge verwachting heeft en uit de<br />
boringen een intacte bodem naar voren komt, dan volgt direct een proefsleuvenonderzoek of in<br />
uitzonderingsgevallen een archeologische begeleiding.<br />
Gebiedstype 6 (blauw)<br />
Lage archeologische verwachting: Hollandveen op klei. Bij grootschalige nieuwe ontwikkelingen<br />
met een oppervlak > 1000 m2 en dieper dan 1 meter beneden het maaiveld dient een<br />
archeologisch bureauonderzoek conform KNA en enkele controleboringen naar de<br />
bodemgesteldheid van het plangebied te worden uitgevoerd. Hiervoor mogen, indien voorhanden<br />
en diep genoeg gezet, ook de boorstaten van een verkennend bodemonderzoek t.b.v. milieu<br />
en/of grondwater gebruikt worden.<br />
79
Boringen worden in principe alleen gebruikt voor het karteren van de bodemopbouw. Als uit het<br />
bureauonderzoek blijkt dat een plangebied een hoge archeologische verwachting heeft en de<br />
boringen laten een intact bodemprofiel zien, met een in potentie verwachtingsvolle<br />
archeologische bodemlaag, dient er altijd vervolgonderzoek plaats te vinden. Op basis van het<br />
ontbreken van archeologische indicatoren in een boring kan een plangebied niet worden<br />
afgeschreven.<br />
7.1.2 Archeologische gebiedsbeschrijving <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong><br />
In verband met het opstellen van het bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> is door de afdeling<br />
WVL van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> een klein onderzoek uitgevoerd naar de<br />
archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied en directe omgeving. Het<br />
bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> heeft een consoliderend karakter, dit betekent dat er<br />
geen grote ontwikkelingen verwacht of mogelijk gemaakt worden met het nieuwe<br />
bestemmingsplan. Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is daarom alleen een<br />
bureauonderzoek uitgevoerd. Ten behoeve van de in de grond aanwezige of te verwachten<br />
archeologische waarden heeft het gehele plangebied van het bestemmingsplan<br />
<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> een dubbelbestemming archeologie. Binnen het plangebied<br />
<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> komen twee verschillende archeologische gebiedstypen voor;<br />
Waarde_Archeologisch gebiedstype 5<br />
Waarde_Archeologisch gebiedstype 6.<br />
Voor elk van deze twee gebiedstypen geldt een specifiek beschermingsregime die is afgestemd<br />
op de in het plangebied te verwachten en aanwezige archeologische waarden. Op de plankaart<br />
die hoort bij het bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> is de dubbelbestemming<br />
-Waarde_archeologie- aangegeven door middel van plustekens (+) en de afkorting Wa-A en het<br />
nummer van het betreffende gebiedstype.<br />
De verwachte en aanwezige archeologische waarden zoals deze op de plankaart van het<br />
bestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> is aangegeven is gebaseerd op de archeologische<br />
beleidskaart die behoort bij de in 2008 vastgestelde beleidsnota: 'Het bodemarchief ontrafeld'.<br />
De gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> voert een actief beleid om de bekende archeologische<br />
waarden binnen de gemeentegrenzen te actualiseren indien er nieuwe of aanvullende gegevens<br />
bekend worden. Het wordt daarom aangeraden de gemeentelijke website te bezoeken voor de<br />
meest actuele versie van de archeologische beleidskaart of contact op te nemen met de<br />
gemeentelijke archeoloog.<br />
7.1.2.1 Geologie, landschap en bodem<br />
Landschappelijke situatie<br />
Het landschap van de <strong>Gemeente</strong> <strong>Leidschendam</strong> <strong>Voorburg</strong> is vanaf ongeveer 8000 v.Chr.<br />
ontstaan na het einde van de laatste IJstijd. Door het smelten van de ijskappen steeg de<br />
zeespiegel in een hoog tempo, op momenten tot wel twee meter per eeuw. Door de<br />
zeespiegelstijging stroomde het toenmalige grotendeels droge Noordzee bekken vol en<br />
ontstond er een steeds grotere Noordzee. In de omgeving van <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
verplaatste de kustlijn zich hierdoor naar in oostelijke richting. Na 4700 v. Chr. vertraagde de<br />
zeespiegelstijging en ontstond er mede door een lokaal zandoverschot een strandwallengordel<br />
evenwijdig aan de huidige kustlijn. De zeeuitbreiding in oostelijke richting stopte en ging over in<br />
een kustuitbreiding in westelijke richting. Tussen 3800 en 3500 v. Chr. ontstond er tussen<br />
Rijswijk, <strong>Voorburg</strong>, <strong>Leidschendam</strong> en Voorschoten een grotendeels gesloten strandwallengordel<br />
van ongeveer 500 meter breed waarop lage duinen opstoven met plaatselijk een hoogte van vier<br />
á vijf meter. De strandwallen gordel werd alleen onderbroken door de toen nog brede<br />
riviermonden van de Maas en Oude Rijn. Achter de strandwallen bevond zich een wad en<br />
kwelder gebied waarin zich door toenemende verzoeting na verloop van tijd veenvorming optrad.<br />
Deze oudste strandwal ligt tegenwoordig circa 8 km ten oosten van de huidige kustlijn en is<br />
waarschijnlijk vanaf circa 3850 voor Chr. gevormd. Het plangebied ligt op deze oudste strandwal.<br />
Door de aanwas van nieuwe strandwallen verplaatste de kustlijn zich vanaf circa 1900 voor Chr.<br />
in westelijke richting. De kustuitbreiding duurde tot omstreeks het begin van de jaartelling en<br />
80
esulteerde in een 6 tot 10 km brede kuststrook bestaande uit reeksen van strandwallen met<br />
daartussen lager gelegen strandvlakten. Soms zijn in de duinen die op de strandwal zijn afgezet<br />
meerdere donkergekleurde bodemlagen aanwezig, van elkaar gescheiden door lichtgele of<br />
lichtgrijze lagen stuifzand. Deze donkere lagen vertegenwoordigen rustfasen in de<br />
duinontwikkeling waarin het duinoppervlak begroeid raakte, bodemvorming kon optreden en<br />
bewoning mogelijk was. Door zandafgravingen, die vooral vanaf de 16 de eeuw op grote schaal<br />
plaatsvonden, zijn de oorspronkelijke duintoppen bijna overal afgegraven. Tussen de<br />
strandwallen liggen de laaggelegen strandvlakten, waarvan het niveau correspondeert met de<br />
(toenmalige) hoogte van de zeespiegel. Door hun lage ligging zijn de strandvlakten deels met<br />
veen en soms met klei opgevuld.<br />
Bodem<br />
De huidige bodemkundige situatie is afgeleid van de Bodemkaart van Nederland (Stiboka 1982)<br />
en de Geologischekaart van TNO 2009). Het plangebied ligt in de bebouwdekom van <strong>Voorburg</strong>,<br />
en is hierdoor niet gekarteerd. Uit de bodemkaart valt echter af te leiden dat in het plangebied<br />
strandwallen en strandvlakten voorkomen. De strandwal bestaat uit kalkloze zandgronden met<br />
een minerale eerdlaag, die gevormd zijn onder natte omstandigheden. Het gaat om de<br />
zogenaamde beekeerdgronden (code: PzG21). De humushoudende bovengrond is bij dit<br />
bodemtype vaak nauwelijks dikker dan 15 cm. De strandvlakte is opgevuld met veen en klei en<br />
is aangegeven als zeggeveen, rietveen of mesotroof broekveen, zogenaamde meerveengronden<br />
(code zVc). In de onbebouwde delen van de strandwallen en strandvlakte staat grondwatertrap<br />
II aangegeven. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstand (najaar) in het gebied stijgt van<br />
minder dan 0,4 m .mv. In de zomer daalt het grondwater tussen de 0,5-0,8 m -mv. Het is echter<br />
onduidelijk of deze waarden ook gelden voor het plangebied. Volgens de bodemkaart van 's-<br />
Gravenhage uit 1950, die is opgetekend toen het gebied nog onbebouwd was, bevonden zich in<br />
het plangebied de volgende bodemsoorten: vochtige vrij onregelmatige zandgronden, vochtige<br />
regelmatige zandgronden en venige zandgronden of slibhoudend zand op veen. Volgens de<br />
kaart van TNO komen in het plangebied de volgende drie bodemeenheden voor:<br />
Eenheid 04, Lichtbruin: Laagpakket van Walcheren (Klei) op Hollandveen op Laag van<br />
<strong>Voorburg</strong> (zand)op laag van Rijswijk (strandzanden)<br />
Eenheid 11. Donkerbruin : hollandveen op Laag van <strong>Voorburg</strong> (zand)<br />
Eenheid 17, Lichtgeel: Laag van <strong>Voorburg</strong> (zand/strandwal) eventueel een deklaag van Laag<br />
Den Haag<br />
Eenheid 02, Groen: Laagpakket van Walcheren (zand en klei van getijdegeulen) op<br />
Hollandveen op Wormer waar zand ondieper dan 5 m<br />
81
Plangebiedbestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> in rood rond 1903 op de geologischekaart van TNO 2009.<br />
7.1.2.2 Bewoningsgeschiedenis en historische situatie<br />
De gemeente <strong>Voorburg</strong> is in 2002 gefuseerd met de gemeenten <strong>Leidschendam</strong> en Stompwijk<br />
tot de nieuwe gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. De oude dorpskern van <strong>Voorburg</strong> ligt op de<br />
zelfde strandwal die ook in het plangebied voorkomt. Direct ten westen van de dorpskern ligt het<br />
Rijn-Schiekanaal (ook Vliet genoemd).<br />
Late Steentijd–IJzertijd<br />
Door hun relatief hogere ligging en zandige bodem waren de strandwallen geliefd als<br />
vestigingsplaats. Niet alleen hield men er de voeten droog, ook het bewerken van de grond was<br />
eenvoudiger. De strandwallen werden daarom vrijwel direct na vorming al door mensen bezocht<br />
en bewoond. Over de situatie in het plangebied voorafgaand aan de Middeleeuwen is weinig<br />
bekend. Eén van de oudste archeologische vondsten op de strandwallen zijn in Wateringen<br />
gedaan en dateren al vanaf 3600 voor Chr. Uit verschillende opgravingen en vondsten in de<br />
directe omgeving van het plangebied blijkt dat de strandwallen sindsdien vrijwel continu<br />
bewoond zijn geweest. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de prehistorische vondsten in de<br />
Prinsenhof, het Zijdepark en de Frekeweg in <strong>Leidschendam</strong> en in <strong>Voorburg</strong> in park<br />
Ahrendsburg-Hoekenburg en Park Leeuwensteijn. Ook rondom de monding van de Oude Rijn en<br />
de Maas werd in de Prehistorie (vanaf de IJzertijd) en de Romeinse tijd relatief intensief<br />
bewoond.<br />
Romeinse tijd- vroege middeleeuwen<br />
De eerste historische vermelding van (de omgeving) van <strong>Voorburg</strong> dateert uit de Romeinse tijd<br />
(12 voor Chr. tot 450 na Chr.) en vermeld de aanleg van een kanaal tussen de mondingen van de<br />
Maas en Rijn. Volgens schriftelijke bronnen werd het kanaal in 47 na Chr. door de soldaten van<br />
de Romeinse veldheer Corbulo gegraven. Dit kanaal van Corbulo volgde vermoedelijk voor een<br />
groot deel het zelfde tracé van de in de Middeleeuwen gegraven Vliet. Ten noordoosten van het<br />
plangebied, in de wijk de Rietvink in <strong>Leidschendam</strong> is een deel van het Corbulo kanaal terug<br />
gevonden en gereconstrueerd. Ten zuiden van het plangebied, in het huidige Park<br />
Ahrendsburg-Hoekenburg stichtten de Romeinen in de eerste eeuw na Chr. een handelsplaats<br />
op de locatie van een al bestaande inheemse nederzetting. De handelsplaats kreeg hierbij<br />
marktrechten en de naam Forum Hadriani. De plaats werd aan het einde van de 1 ste eeuw de<br />
82
hoofdstad van de Cananefaten, in circa 270 na Chr. werd de stad verlaten.<br />
De oudst bekende vermelding van <strong>Voorburg</strong> staat op de goederenlijst van de kerk van Utrecht.<br />
Op deze lijst die dateert van ongeveer 900 na Chr. wordt aangegeven dat de kerk twee hoeven in<br />
-Foreburg- bezat. Het is mogelijk dat -Fore- een vroeg middeleeuwse benaming is van een<br />
voorganger van de Vliet. Het achtervoegsel -burg – komt vaak voor locaties op locaties waar<br />
zich Romeinse bouwresten bevonden. Dit houdt daarom vermoedelijk verband met (nog<br />
zichtbare resten van) Forum Hadriani in de Middeleeuwen. Een directe bewoningscontinuïteit<br />
tussen de Romeinse stad en het latere dorp <strong>Voorburg</strong> is echter nooit aangetoond.<br />
Late middeleeuwen-Nieuwe tijd<br />
De bewoning en nijverheid concentreerden zich ook in de middeleeuwen en in de Nieuwe tijd op<br />
de hoog gelegen strandwal. Aan weerszijden van de strandwal lagen tot de middeleeuwen<br />
laaggelegen veengebieden. Deze werden vanaf 1200 ontgonnen. In de zeventiende en<br />
achttiende eeuw vestigden veel aanzienlijke families met functies in de bestuursorganen van<br />
Holland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich in <strong>Voorburg</strong>. Zij stichtten langs<br />
de Vliet vele buitenverblijven, waarvan vele voorzien waren van siertuinen en/of marktgerichte<br />
tuinderijen. Dit laatste is nog steeds een belangrijk onderdeel van de agrarische sector in de<br />
gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.<br />
Ondanks de grote economische activiteit langs de Vliet was <strong>Voorburg</strong> tot circa 1900 een dorp<br />
van geringe omvang. Door de aanleg van de tram- en later de treinverbinding tussen Leiden en<br />
Den Haag nam het aantal inwoners toe. De vraag naar huisvesting van Haagse forensen nam<br />
vanaf de 20e eeuw zeer snel toe, waardoor het dorp in hoog tempo groeide. Van af de jaren<br />
twintig van de vorige eeuw is het plangebied in korte tijd omgevormd van een landbouwgebied<br />
naar een woonwijk. In 2002 ontstond na een fusie met de gemeente <strong>Voorburg</strong> de huidige<br />
gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.<br />
7.1.2.3 Kaarten<br />
De oudste gedetailleerde kaart van het onderzoeksgebied is de Cruquius kaart uit 1712<br />
Plangebiedbestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> geprojecteerd op de Cruiquiuskaart uit 1712<br />
Het kaartbeeld laat een plattelandsgemeente zien met verspreide bewoning langs de broeksloot<br />
en de Heerweg. Alleen ter hoogte van de dorpskerk van <strong>Voorburg</strong> heeft de bebouwing langs de<br />
83
Heerweg een aaneengesloten karakter. De inrichting van het plangebied wordt geheel bepaald<br />
door de zuidwest-noordoost liggende strandwal. Op de strandwal zelf komt blokverkaveling voor.<br />
Het grondgebruik bestaat uit grasland omzoomd door bomen, akkerbouw en tuinbouw. De west<br />
en oostzijde van het plangebied wordt begrensd door water. In het westen de broeksloot en aan<br />
de oostzijde de Vliet. Achter de Broeksloot en de Vliet lag een veengebied, waarvoor beide<br />
waterlopen de afwatering verzorgde. Het veengebied was in gebruikt als weide grond en werd<br />
vaak ook geëxploiteerd voor turfwinning. Ten noorden westen van het plangebied igt de<br />
voormalige buitenplaats de Werve. Van de Werve liep een veenweg naar de buitenplaatsen het<br />
Loo. De twee buitenplaatsen liggen op een uitloper van de strandwal die ook goed te zien is op<br />
onderstaande afbeelding.<br />
Plangebiedbestemmingsplan <strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong> in rood rond 1903 op de geologischekaart van TNO 2009.<br />
De veenweg volgt grotendeels de contour van de strandwal. Midden door het plangebied liepen<br />
twee wegen, een hoofdweg en weg voor locaal verkeer. Respectievelijk de Heerweg en de<br />
Achterweg. In het zuidoosten van het plangebied werden langs de Vliet vanaf de 17 de eeuw een<br />
groot aantal buitenplaatsen gebouwd. Over de Vliet ligt de Wijkerbrug, deze wordt voor het eerst<br />
genoemd in een rekening uit 1522. Mogelijk heeft hier al in 1283 een buurtschap gelegen, in<br />
een oud register van Graaf Floris V komt namelijk een vermelding voor van 'die Wiic' . Aan de<br />
overkant van de Vliet loopt er het jaagpad. Deze werd in 17 de eeuw aangelegd als onderdeel van<br />
de trekschuit verbinding Delft-Leiden. De Vliet zelf ligt mogelijk voor een deel op de locatie van<br />
het Romeinse kanaal van Corbulo dat dateert uit 50 n. Chr.. In het zuiden van het plangebied<br />
staat op de kaart een korenmolen aangegeven.<br />
84
Overzicht van buitenplaatsen in het plangebied. Kaart van Noorda 1841<br />
Het plangebied heeft tot de bouw van de woonwijk een agrarische bestemming.<br />
Topografisch kaart 1903. Het plangebied had in deze periode een agrarisch karakter.<br />
Op de topografische kaart uit de 1903 is de situatie niet ingrijpend gewijzigd. De spoorlijnen<br />
Leiden -Den Haag en Den Haag-Utrecht zijn inmiddels aangelegd, maar het plangebied heeft<br />
nog steeds een agrarische bestemming. Op de kaarten uit de periode 1903-1952 verandert het<br />
gebied geleidelijk. De eerste uitbreidingen van <strong>Voorburg</strong> beginnen rond 1900, de grootse<br />
85
uitbreidingen stammen echter uit de tweede helft van de 20e eeuw.<br />
Topografisch kaart 1952.<br />
7.1.2.4 Bekende archeologische waarden<br />
Uit de gegevens van ARCHIS 2 blijkt dat in het plangebied en directe omgeving verschillende<br />
archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd. De oudst bekende archeologische resten in de<br />
directe omgeving van het plangebied dateren uit het Neolithicum. Bij de Rijksdienst voor het<br />
Cultureel Erfgoed zijn meerdere archeologische waarnemingen gemeld. Deze zijn opgenomen in<br />
onderstaande tabel.<br />
Overzicht CAA-waarnemeningen<br />
CAA<br />
Numm<br />
er<br />
16891<br />
Object / complextype<br />
Nederzettting<br />
Begin periode Eind periode Omschrijving<br />
Nieuwe Tijd NT Herenstraat<br />
24241 Onbekend Neolithicum Neolithicum Vlaardingencultuur bijl.Park<br />
Vronenstein<br />
24142 Onbekend Romeinse tijd Rom Speerpunt. Bij boerderij<br />
Essenstijn<br />
427247 Nederzetting-huisplaats Middeleeuwen<br />
laat<br />
NT Muurresten buiten plaats<br />
Park Vronestijn<br />
403050 Onbekend Me laat NT Keramiek in opgebrachte<br />
laag. <strong>Oosteinde</strong> Oranje<br />
Nassaustraat<br />
430227 N.v.t. Neolithicum NT NS Station .Houtskool in<br />
vulling. Fragment Rom<br />
kruikamfoor<br />
86
45704 Onbekend<br />
ME laat ME laat Mogelijk Romeinse<br />
bewoningslaag. Achter<br />
Westeinde 30-40<br />
7954 Versterking Kasteel ME laat ME laat Te Werve<br />
21918 Nederzetting NT NT Herenstraat 123<br />
21921 Nederzetting ME laat NT Schoolstraat<br />
21919 Nederzetting ME laat Sweansteege<br />
21920 Economie<br />
NT NT Klei en veen winning. Oude<br />
haven<br />
21916 Nederzetting NT NT Tegels. Herenstraat 115<br />
21924 Nederzetting ME laat NT Zwarte pad<br />
16894 Nederzetting<br />
60300 Onbekend<br />
48651 Onbekend<br />
48643 Onbekend<br />
NT NT Kelder met plavuizen. Van<br />
schagenstraat<br />
ME laat ME laat Steelpanfragment<br />
Herenstraat 52<br />
NT NT Vondstlaag op 1 m –Mv<br />
Herenstraat<br />
ME laat ME laat Vondst laag met menselijk<br />
bot. Herenstraat 50<br />
430435 N.v.t NT NT Herenstraat 142<br />
430437 Nederzetting –stad NT NT Onderdeel schoen.<br />
Vondsten uit slootvulling<br />
Fransekerkstraat<br />
In het plangebied bevindt zich geen terreinen die geregistreerd zijn als een terrein met een<br />
archeologische status. Wel bevinden zich in de directe omgeving (
Overzicht Archis2<br />
7.1.2.5 Verwachte archeologische waarden<br />
Het merendeel van hierboven genoemde geregistreerde meldingen bevinden zich net buiten het<br />
plangebied. Deze betreffen met name meldingen uit de historische dorpskern van <strong>Voorburg</strong>. Het<br />
relatief lage aantal geregistreerde waarnemingen binnen het plangebied en het grote aandeel<br />
van waarnemingen uit de Nieuwe Tijd geven vermoedelijk een vertekend beeld van de te<br />
verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. In het plangebied zijn slechts een<br />
beperkt aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd en deze vonden allen plaats op de top<br />
van de strandwal. Bekend is dat juist de top van de strandwal vanaf de Late Middeleeuwen<br />
afgegraven is in verband met zandwinning, waardoor de archeologische lagen hier vaak<br />
verstoord zijn. Uit verschillende archeologische onderzoeken is echter gebleken dat op de<br />
overgang van de strandwal naar de strandvlakte er vaak nog een intacte bodem opbouw<br />
aanwezig is. Ook kunnen er goed geconserveerde archeologische resten aanwezig zijn op lager<br />
gelegen delen van de strandwal, op locaties waar er veen vervorming heeft plaats gevonden. Op<br />
de flanken van de strandwallen zijn er in de omgeving van het plangebied verschillende<br />
waarnemingen gedaan van bewoningssporen die dateren vanaf het Late Neolithicum.<br />
Voor het bepalen van de archeologische waarde en verwachting van het plangebied is uitgegaan<br />
van de archeologische beleidskaart die behoort bij de in 2008 vastgestelde beleidsnota: 'Het<br />
bodemarchief ontrafeld'. Voor het maken van de beleidskaart is gebruikgemaakt van de<br />
Cultuurhistorische hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland (CHS)en de Indicatieve Kaart<br />
Archeologische Waarden (IKAW) die is opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel<br />
Erfgoed. Volgens de CHS ligt het plangebied in een gebied met een zeer hoge kans op het<br />
aantreffen van archeologische resten. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is<br />
opgesteld op basis van de bodemkundige en archeologische gegevens. Deze kaart geeft een<br />
geschatte verwachting op het aantreffen van archeologische waarden binnen een gebied. Daar<br />
het hier een indicatie betreft gemaakt op basis van interpolaties met kaartmateriaal (schaal<br />
1:50.000) dient de verwachting voor specifieke gebieden altijd te worden getoetst. Volgens de<br />
IKAW 3 ligt het plangebied voor het grootste deel in een gebied met een middelhoge kans op<br />
het aantreffen van archeologische resten. Een klein gedeelte heeft een hoge kans op het<br />
aantreffen van archeologische resten. Het betreft hierbij het gebied waar zich de strandwal<br />
88
evindt. Zowel in de CHS, IKAW als ook voor de archeologische beleidskaart van de <strong>Gemeente</strong><br />
<strong>Leidschendam</strong> <strong>Voorburg</strong> is de verwachting gebaseerd op de geomorfologische locatie van het<br />
gebied en de reeds bekende archeologische waarnemingen. Dit betekent dat de hoge<br />
archeologische verwachting eerst getoetst dient te worden voordat er in het plangebied bodem<br />
ingrepen gaan plaats vinden.<br />
Op basis van bovenstaande gegevens geldt voor het plangebied de volgende specifieke<br />
archeologische verwachting:<br />
Nieuwe Steentijd en Bronstijd<br />
In het plangebied kunnen sporen vanaf het midden Neolithicum worden verwacht (3400-2850 v.<br />
Chr.). In deze periode raakt de meest oostelijke strandwal geschikt voor bewoning doordat de<br />
meer westelijk gelegen strandwallen voldoende bescherming boden tegen de zee. De<br />
hooggelegen strandwal was een geschikte plaats voor permanente bewoning en de omgeving<br />
bood voldoende voedsel. Op de strandwallen vond zowel de bewoning als ook de akkerbouw en<br />
veeteelt plaats. De wijde omgeving, met in het westen de kust en in het oosten getijde bekkens<br />
en veenmoerassen, werd geëxploiteerd als jacht- en verzamelgebied. De neolithische bewoning<br />
in dit gebied valt onder de Vlaardingen Cultuur, waarmee de vindplaatsen in het westelijk<br />
rivierengebied, het getijdengebied en de strandwallen worden bedoeld. In het plangebied kunnen<br />
resten worden aangetroffen van permanente bewoning uit de Vlaardingen Groep. Het gaat<br />
daarbij om huisplattegronden, aardewerk, vuursteen en organische resten. Deze bewoning wordt<br />
in de bovenste laag van het zand verwacht.<br />
In ARCHIS is direct ten oosten van het plangebied één vondstmelding (21925, Park<br />
Leeuwensteijn) geregistreerd uit de Bronstijd (2000-1800 v. Chr.), het betreft hier een afvallaag.<br />
Ten westen van het plangebied lag in deze periode een groot veengebied, waardoor de oudste<br />
strandwal relatief geïsoleerd kwamen te liggen. Desalniettemin bleef de strandwal geschikt voor<br />
bewoning. Er bestaat hierdoor een reële kans op het aantreffen van nederzettingen en<br />
huisplaatsen uit deze periode.<br />
IJzertijd-Romeinse tijd<br />
Op de strandwal van <strong>Leidschendam</strong>-Rijswijk is op verschillende locaties aardewerk uit de<br />
IJzertijd aangetroffen. De aanwezigheid van een inheemse nederzetting op de plaats van het<br />
latere Forum Hadriani in het huidige <strong>Voorburg</strong> wijst erop dat het gebied in de IJzertijd bewoond<br />
was. Door de Romeinse handelsnederzetting en de bijbehorende markteconomie zullen de<br />
contacten tussen de inheemse bevolking en de Romeinen intensief zijn geweest. De<br />
aanwezigheid van geïmporteerd Romeins aardewerk in een inheemse nederzetting of in<br />
associatie met inheems aardewerk zal in dit gebied veelvuldig voorkomen. Rond 270 na Chr.<br />
wordt Forum Hadriani verlaten.<br />
Vroege Middeleeuwen-Nieuwe Tijd<br />
Over de Vroege Middeleeuwen (450-1050 na Chr.) is weinig tot niets bekend over dit gebied.<br />
Vermoed wordt dat er een substantiële bevolkingsafname was ten opzichte van de Romeinse<br />
Tijd. Hierdoor zijn sporen uit de Vroege Middeleeuwen relatief zeldzaam. Aan het einde van de<br />
Vroege Middeleeuwen, ten tijde van de eerste vermelding van Foreburg, is de omgeving van het<br />
onderzoeksgebied permanent bewoond. Vanaf deze periode neemt de bevolking omvang en<br />
daarmee de kans op archeologische resten sterk toe. In de late Middeleeuwen en de Nieuwe<br />
tijd heeft het gebied een agrarische bestemming.<br />
7.2 Cultuurhistorie II<br />
7.2.1 Algemeen<br />
Het plangebied<br />
Het plangebied is een duidelijk woongebied met overwegend vooroorlogse bebouwing. De<br />
bebouwing bestaat voornamelijk uit eensgezinswoningen uit de jaren 1910 - 1930. Toch<br />
ontbreken ook een 1950-er jaren en een 1980-er jaren wijk niet. Verspreid in het plangebied<br />
bevinden zich meerdere scholen, zowel uit de jaren '20 en '30 als van recentere datum.<br />
Hetzelfde geldt voor kantoren. De bebouwing is over het algemeen kwalitatief uitstekend en op<br />
89
meerdere plaatsen van hoge kwaliteit wanneer er sprake is van riante bebouwing of<br />
indrukwekkende straten of ensembles.<br />
Architect Van der Kloot Meijburg<br />
De Haagse architect van der Kloot Meijburg heeft een belangrijk stempel gedrukt op <strong>Voorburg</strong>.<br />
Dat geldt o.a. voor dit plangebied. De gemeente voorzag in 1916 goede mogelijkheden om het<br />
inwonertal te vergroten. Van verschillende kanten was er vraag naar woningen en bouwgrond<br />
voor woningen. Van der Kloot Meijburg kreeg opdracht om in overleg met de directeur<br />
gemeentewerken het Uitbreidingsplan op te stellen. Hij had al eerder aandacht gevraagd voor<br />
een verantwoorde inrichting van <strong>Voorburg</strong>. In januari 1917 werd het plan door de gemeenteraad<br />
goed bevonden en ter visie gelegd en daarna aan de Provinciale Commissie voor<br />
Uitbreidingsplannen en aan de Gezondheidsraad voorgesteld. De goedkeuring volgde op 3 juni<br />
1918.<br />
Van der Kloot Meijburg had als uitgangspunt gekozen: het karakter van <strong>Voorburg</strong> als 'dorp' voor<br />
de toekomst te behouden zodat het zich verder tot een 'tuindorp' zou ontwikkelen. Hij<br />
onderscheidde verkeerswegen en woonstraten in zijn ontwerp waarbij de ligging en breedte van<br />
de hoofdverkeerswegen in overleg met omliggende gemeentes werd bepaald en de woonstraten<br />
zo smal en goedkoop mogelijk konden worden aangelegd.<br />
Het ontwerp omvatte de invullingen van aanpassingen aan de dorpskern, de uitbreiding richting<br />
noordoost naar de gemeente Veur, noordwest richting Den Haag en zuidwest richting Rijswijk.<br />
Het stratenplan bevatte een aantal schuine doorsteken die door hun ruime opzet en in<br />
combinatie met verschillende parken voor een levendig karakter zorgden en de verkeersstromen<br />
moesten spreiden. Verder laag gesloten bebouwing met voor- en achtertuinen. De lengte van de<br />
bouwblokken was echter niet meer dan vier kavels, zodat er eigenlijk sprake was van half open<br />
bebouwing. De hoofdwegen hadden nadrukkelijk een doorgaand karakter doordat de zijstraten<br />
betrekkelijk smalle openingen in de straatwand vormden. In de woonstraten was de ruimte met<br />
zorg vormgegeven door de straatassen te verschuiven, pleintjes vrij te houden en steeds een<br />
vernauwing te maken bij de aansluiting op de verkeerswegen. De strandwal bepaalde de<br />
aanwezige grondstructuur. Van der Kloot Meijburg maakte zich sterk voor parken en het open<br />
houden daarvan. Verder pleitte hij voor het weren van fabrieksterreinen. De tramlijn is uitgevoerd<br />
naar zijn ontwerp. Arbeiderswoningcomplexen worden steeds op het tweede plan, uit het zicht<br />
van de hoofdwegen geprojecteerd. Van der Kloot Meijburg had zelfs de hoogte van de tuinmuren<br />
en het welstandstoezicht op zijmuren geregeld.<br />
Het elegante bochtenverloop van de <strong>Parkweg</strong>, dat een romantische Engelse landschapsaanleg<br />
suggereerde, is door Van der Kloot Meijburg met hand en tand verdedigd tegen het rechtlijnig<br />
gedachte stoomtramtracé. Met gebruikmaking van de aanwezige stedebouwkundige<br />
structuurelementen bestaande uit parken van buitenplaatsen, maar ook van toevallig aanwezig<br />
natuurschoon werd op organische wijze het nieuwe tuindorp, met daarin opgenomen drie<br />
villaparken, verbonden met de oude dorpskern. (uit: Vogelezang, M., Herman van der Kloot<br />
Meijburg (1857-1961), de positie van de Haagse architect Herman van der Kloot Meijburg in het<br />
vooroorlogse debat over het modernisme in de architectuur), <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2008.<br />
7.2.2 Beleidskader cultuurhistorie<br />
7.2.2.1 Rijksbeleid<br />
Besluit ruimteljke ordening (Bro)<br />
Vanaf 1 januari 2012 zijn gemeenten op grond van de Bro, artikel 3.1.6., verplicht om<br />
cultuurhistorie op te nemen in bestemmingsplannen. Dit houdt in dat er een inventarisatie moet<br />
plaatsvinden van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied en<br />
dat in het BP antwoord moet worden gegeven op de vraag hoe hier mee om wordt gegaan (Bro,<br />
artikel 3.1.6., tweede lid, onderdeel a). Cultuurhistorie omvat historische (steden)bouw en<br />
infrastructuur, archeologie en cultuurlandschap.<br />
Modernisering Monumentenzorg<br />
Als gemeente hebben we de ambitie om het onderscheidend vermogen van cultuurhistorie in te<br />
90
zetten om ons als aantrekkelijke woonstad te profileren. Ook het rijksbeleid Modernisering<br />
Monumentenzorg (MoMo), is erop gericht om cultuurhistorie via planologische instrumenten te<br />
borgen. Behoud door ontwikkeling is hierbij het credo.<br />
Monumentenwet 1988<br />
Rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten worden volgens de<br />
Monumentenwet 1988 beschermd. Ontwikkelingen in en nabij dergelijke monumenten mogen<br />
niet plaatsvinden zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag.<br />
Voor Rijksmonumenten is in de Monumentenwet, paragraaf 2. artikel 11, bepaald dat:<br />
1. het verboden is een beschermd monument te beschadigen of te vernielen;<br />
2. het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning:<br />
een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig<br />
opzicht te wijzigen;<br />
een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een<br />
wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.<br />
Voor Beschermde stads- en dorpsgezichten is in de Monumentenwet, Hoofdstuk IV. artikel 37,<br />
bepaald dat:<br />
1. In beschermde stads-of dorpsgezichten het verboden is een bouwwerk geheel of<br />
gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van<br />
burgemeester en wethouders (sloopvergunning). Paragraaf 3.4.2 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening is op deze vergunning van toepassing.<br />
2. Burgemeeester en wethouders de aanvrager van een sloopvergunning als bedoeld in het<br />
eerste lid kunnen verplichten een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde<br />
van de bodem onder het af te breken bouwwerk naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;<br />
3. aan een sloopvergunning als bedoeld in het eerste lid in het belang van de archeolgische<br />
monumentenzorg voorschriften kunnen worden verbonden met betrekking tot de wijze van<br />
slopen.<br />
7.2.2.2 Provinciaal beleid<br />
De Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte<br />
De Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn vastgesteld in 2010. De<br />
actualisering 2011 is vastgesteld op 29 februari 2012.<br />
Hoofdstuk 4.8.2. van de Structuurvisie betreft "Behouden van de Cultuurhistorische<br />
Hoofdstructuur". Een van de ambities daarbij is het beschermen van landgoederenzones en<br />
landgoed- en kasteelbiotopen.<br />
Landgoederenzone Vlietzone<br />
in de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> ligt de landgoederenzone Vlietzone. Deze zone is een<br />
van de kroonjuwelen van het cultureel erfgoed. De bescherming is gericht op het behoud van de<br />
uitzonderlijke kwaliteit. Criteria die hiervoor worden gehanteerd:<br />
een vrije ligging en zichtassen zijn belangrijk<br />
het gaat om de continuiteit van het karakter van de zone<br />
ontwikkelingen die afbreuk doen aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden<br />
van de landgoederenzone Vlietzone zal de provincie Zuid-Holland niet toestaan.<br />
Landgoedbiotoop Eemwijk en Vliet en Burgh (geregistreerd onder Eemwijk)<br />
Binnen de landgoederrenzone ligt de landgoedbiotoop Eemwij. Deze maakt deel uit van het<br />
Beleidskader Historische Landgoederen. Hierin staat welk beleid de provincie voert voor de<br />
instandhouding en ontwikkeling van de historische landgoederen in Zuid-Holland vanuit<br />
bescherming ('mooi'), cultuurparticipatie en recreatie/toerisme ('meedoen'). De landgoedbiotoop<br />
vormt artikel 14 uit de Verordening Ruimte. De verordening maakt onderdeel uit van de<br />
Provinciale Structuurvisie. Voor landgoed- en kasteelbiotopen en landgoederen zones geldt dat<br />
bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van een landgoedbiotoop rekening moet worden<br />
91
gehouden met de kwaliteiten van die biotoop. Tevens wordt bevorderd dat het behoud van<br />
cultuurhistorisch waardevolle structuren, complexen, ensembles en elementen<br />
Verordening Ruimte, artikel 14: Landgoed en kasteelbiotoop:<br />
In artikel 14, lid 1 is bepaald dat als een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk<br />
maakt voor gronden gelegen binnen de biotoop van de afzonderlijke landgoederen en<br />
kastelen/kasteelruines, dienen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop te worden<br />
beschermd en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het<br />
landgoed of het kasteel en hun biotoop.<br />
In lid 2 is bepaald dat als een bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor<br />
gronden gelegen binnen de biotoop van een landgoed of een kasteel/lasteelruine het<br />
bestemmingsplan een beedlkwaleitsparagraaf dient te bevatten, waarin het effect van deze<br />
ontwikkeling op de landgoed- of kasteelbiotoop wordt beschreven.<br />
In lid 3 is bepaald dat het mogelijk is af te wijken van het bepaalde in lid 1 indien sprake is van<br />
bouwmogelijkheden in het vigerend bestemmingsplan of indien of indien sprake is van een groot<br />
openbaar belang en er geen reele andere mogelijkheid is. De toelichting van het<br />
bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.<br />
Verordening Ruimte, artikel 14: Molenbiotoop<br />
Lid 1 molenbiotoop<br />
Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele<br />
windmolens, moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe<br />
worden in de bestemmingsplannen regels opgenomen<br />
7.2.2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
Structuurvisie:<br />
In de structuurvisie (vast te stellen door de gemeenteraad L-V op 25-9-2012) wordt gesteld dat<br />
versterking van de cultuurhistorische waarden van gebieden waaronder de Vlietzone en het<br />
Historisch lint bijdraagt aan de identiteit, kwaliteit, beleving en diversiteit van de bestaande en<br />
nieuwe woonmilieus.<br />
Een integrale benadering zal het vertrekpunt moeten zijn om tot de gewenste ruimtelijke<br />
kwaliteit te komen. Cultuurhistorie is een onmisbaar onderdeel om met wonen en<br />
maatschappelijke voorzieningen, groen, water en openbare ruimte, duurzaamheid en<br />
leefbaarheid te komen tot versterking van de groene woonstad.<br />
De structuurvisie gaat verder in op de identiteitsdragers die er in zijn algemeenheid op gericht<br />
zijn de identiteit, kwaliteit en beleving van de stedelijke ruimte te versterken.<br />
Cultuurhistorische analyse Vlietoevers<br />
De gemeenteraad van <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> heeft in 2010 de Cultuurhistorische analyse<br />
Vlietoevers vastgesteld. Opvaarten en sloten rondom de buitenplaats waren een belangrijk<br />
onderdeel van de waterhuishouding en infrastructuur.<br />
Erfgoedverordening <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong><br />
<strong>Gemeente</strong>lijke monumenten worden beschermd volgens de Erfgoedverordening<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2010.<br />
7.2.3 Beeldkwaliteitsparagraaf<br />
In voorliggend bestemmingsplan is op de Buitenplaats Eemwijk de mogelijkheid geschapen om<br />
maximaal 15 woningen te realiseren.<br />
Hiertoe is voor de locatie Eemwijk een ruimtelijk kader opgesteld, dat op 8 mei 2012 door de<br />
raad van de gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> is vastgesteld. In dit kader zijn de effecten<br />
beschreven van de ontwikkeling als ook op welke wijze de cultuurhistorische en ruimtelijke<br />
waarden worden beschermd.<br />
92
Het vastgestelde ruimtelijk kader is te vinden in bijlage 3 van de Buitenplaats Eemwijk en is<br />
middels een wijzigingsbevoegdheid onderdeel van dit bestemmingsplan.<br />
7.2.4 Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving<br />
7.2.4.1 Landgoederenzone, landgoedbiotoop en molenbiotoop<br />
Algemeen.<br />
De historische landgoederen in Zuid-Holland zijn van grote betekenis voor de omgeving. Ze<br />
vormen met hun rustige en statige karakter rustruimten in het stedelijk gebied. Ze zijn indertijd<br />
ontworpen als buitenplaats en maken zo deel uit van het culturele erfgoed. Landgoederen<br />
vormen een belangrijk onderdeel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Landgoederen<br />
dragen bij aan de landschappelijke en recreatieve kwaliteit van hun omgeving.<br />
lichtgroene zone: Landgoederenzone VlietzoneDonkergroene vlekken + stippen: Landgoedbiotoop Eemwijk en Vliet en Burgh rode<br />
stippellijn: deel van de molenbiotoop<br />
Landgoederenzone Vlietzone<br />
Een deel van de Zuid-Hollandse Landgoederenzone Vlietzone strekt zich uit over het<br />
plangebied, te weten Landgoederenzone Vlietzone.<br />
Landgoedbiotoop Eemwijk<br />
Binnen de Landgoederenzone Vlietzone valt de landgoedbiotoop Eemwijk.<br />
Om er voor te zorgen dat dit unieke culturele erfgoed niet verloren gaat, heeft de provincie een<br />
zogeheten "Landgoedbiotoop" opgesteld. Een landgoedbiotoop is een middel om de<br />
cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de aangewezen landgoederen te beschermen en<br />
te versterken. Het betreft een buffer die als contour om buitenplaatsen of een groep van<br />
buitenplaatsen heengetrokken wordt en waar voor de planvorming dezelfde uitgangspunten<br />
gelden. De landgoedbiotoop maakt deel uit van het Beleidskader Historische Landgoederen.<br />
Hierin staat welk beleid de provincie voert voor de instandhouding en ontwikkeling van de<br />
93
historische landgoederen in Zuid-Holland vanuit bescherming ('mooi'), cultuurparticipatie en<br />
recreatie/toerisme ('meedoen').<br />
De (historische) buitenplaats bestaat uit 2 naast elkaar liggende complexen, te weten Eemwijk<br />
en Vliet en Burgh.<br />
1. Eemwijk<br />
De (historische) buitenplaats Eemwijk is van oorsprong een 17e eeuwse boerenhofstede, nu<br />
staat er een landhuis (1918) met koetshuis, portierswoning, oranjerie (afgescheiden van<br />
Eemwijk) en tuin naar ontwerp van D.F. Tersteeg. Hoewel de buitenplaats Eemwijk geen<br />
complexe bescherming heeft, zijn het huis, het toegangshek, het poortgebouw en de oranjerie<br />
(afgescheiden van het complex) rijksmonument.<br />
Het huis was/is in gebruik als kantoorruimte, ernaast zijn bijgebouwen gerealiseerd. Het park<br />
aan <strong>Oosteinde</strong> is intact, net als de oranjerie, portierswoning en het ingangshek.<br />
2. Vliet en Burgh<br />
Vliet en Burgh is in 1908 gebouwd ter plaatse van een 17e eeuws huis met burchttoren. Het<br />
huis is nu in gebruik als kindertehuis, daarvoor zijn bijgebouwen geplaatst aan de Vlietzijde.<br />
Een brede wegsloot loopt aan de kant van het <strong>Oosteinde</strong> langs beide parken en is verbonden<br />
met de Vliet. Vliet en Burgh is geen beschermd complex. Vliet en Burgh is destijds opgenomen<br />
op de MIP lijst (het Monumenten Inventarisatie Project. Uit deze lijst werden uiteindelijk de<br />
rijksmonumenten geselecteerd).<br />
Het <strong>Oosteinde</strong> is duidelijk herkenbaar als een basisstructuur waaraan bede buitenplaatsen zijn<br />
gekoppeld. Het historisch profiel is met name in het noorden van het <strong>Oosteinde</strong> goed bewaard<br />
gebleven, omdat daar wegsloten, kavelsloten, ingangshekken en laanbomen nog aanwezig zijn.<br />
Tussen de buitenplaatsen zijn vrij veel kavelsloten dwars op de weg bewaard. In de Vlietzone is<br />
het belang van laanbomen, weg- en kavelsloten en erfafscheidingen voor herkenbaarheid als<br />
buitenplaatsenzone duidelijk zichtbaar. De Vliet had een belangrijke functie voor het vervoer van<br />
goederen en personen. De opvaarten en sloten rondom de buitenplaats waren een belangrijk<br />
onderdeel van de waterhuishouding en infrastructuur. De kavelsloot tussen Vliet en Burgh en<br />
Eemwijk is een eeuwenoude structuur. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn ingrepen in<br />
historische waterstructuren ongewenst<br />
7.2.4.2 Identiteitsdragers<br />
Algemeen:<br />
In de structuurvisie (vast te stellen door de gemeenteraad L-V op 25-9-2012) wordt gesteld dat<br />
versterking van de cultuurhistorische waarden van gebieden waaronder de Vlietzone en het<br />
Historisch lint bijdraagt aan de identiteit en diversiteit van de bestaande en nieuwe woonmilieus.<br />
Een integrale benadering zal het vertrekpunt moeten zijn om tot de gewenste ruimtelijke<br />
kwaliteit te komen. Cultuurhistorie is een onmisbaar onderdeel om met wonen en<br />
maatschappelijke voorzieningen, groen, water en openbare ruimte, duurzaamheid en<br />
leefbaarheid te komen tot versterking van de groene woonstad. De structuurvisie gaat verder in<br />
op de identiteitsdragers die er in zijn algemeenheid op gericht zijn de identiteit, kwaliteit en<br />
beleving van de stedelijke ruimte te versterken.<br />
Er zijn 3 identiteitsdragers: het <strong>Oosteinde</strong>, de <strong>Parkweg</strong> en de Vlietzone. Deze, zijn er in zijn<br />
algemeenheid op gericht de identiteit, kwaliteit en beleving van de stedelijke ruimte te<br />
versterken.<br />
94
Groene band: Identiteitsdrager: Historisch lint (<strong>Oosteinde</strong> en <strong>Parkweg</strong>)<br />
Toelichting <strong>Oosteinde</strong><br />
De Heerweg, in 1328 genoemd, volgt deels (aan de westzijde) het traject van het latere<br />
<strong>Oosteinde</strong>. De Heerweg is gelegen op een strandwal. Langs de groene long van het huidige<br />
<strong>Oosteinde</strong> bevindt zich passende bebouwing. Aan de noordzijde voornamelijk begin 20 e eeuwse<br />
statige woningen. In oostelijke richting, tussen de Weverslaan en de Oranje Nassaulaan<br />
bevinden zich tevens woningen uit het laatste kwart 19 e eeuw. Verder in oostelijke richting, tot<br />
aan het eind van het plangebied, is de bebouwing uit voornamelijk de jaren '20. Tussen de<br />
Loolaan en het einde van het plangebied bevinden zich drie moderne woningen. De bebouwing<br />
blijft echter statig en ruim opgezet. De herkenbaarheid, karakeristiek en continuïteit van de<br />
cultuurhistorische waarden van het groen en de architectuur dient behouden te blijven.<br />
Aan de Vlietzijde begint het <strong>Oosteinde</strong> met riante vrijstaande en behoudenswaardige villa's uit<br />
de jaren '10 van de 20 ste eeuw, met percelen van ca. 90 meter diep. Oostelijk van de RK kerk uit<br />
1893 bevindt zich de Vlietwijck uit de jaren '80 van de 20 ste eeuw. Tussen de Rembrandtlaan en<br />
buitenplaats Vliet en Burgh wederom riante bebouwing uit de eerste helft 20 e eeuw, met<br />
daartussen het object 'Schoonoord' uit 1827. De twee oost-west zichtlijnen, over het <strong>Oosteinde</strong><br />
en over de Vliet, vormen een basisstructuur die ten grondslag ligt aan de landgoederenzone<br />
Vlietzone. Voor de gehele zuidwest zijde van het <strong>Oosteinde</strong> geldt dat de herkenbaarheid,<br />
karakteristiek en continuiteit van de cultuurhistorische waarden van het groen en de architectuur<br />
behouden dient te blijven.<br />
Toelichting <strong>Parkweg</strong><br />
Het Historisch lint dat over de <strong>Parkweg</strong> voert, vertoont een elegant bochtenverloop dat een<br />
romantische Engelse landschapsaanleg suggereert. De Haagse architect Van der Kloot<br />
Meijburg heeft deze aanleg met hand en tand verdedigd tegen het rechttrekken voor het<br />
stoomtramtracé. De indrukwekkende brede weg wordt aan beide zijden geflankeerd door deels<br />
riante vrijstaande bebouwing en geschakelde of rijen woonhuizen uit de jaren 1920 en in iets<br />
minder mate de jaren '30. Voor de gehele <strong>Parkweg</strong> geldt dat de herkenbaarheid, karakteristiek<br />
95
en continuïteit van de cultuurhistorische waarden van de architectuur en het groen behouden<br />
dient te blijven.<br />
Toelichting Vlietzone<br />
In de structuurvisie De Vlietzone is het gebied tussen het Historisch lint <strong>Parkweg</strong> en de Vliet.<br />
Deze zone is sterk verbonden met de identiteit en geschiedenis van <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>.<br />
De Vliet en de Vlietoevers hebben een grote cultuurhistorische waarde dankzij ondermeer de<br />
diverse landgoederen<br />
7.2.4.3 Woonwijken<br />
Park Vronestein<br />
Park Vronestein is een riant opgezette karakteristieke woonwijk met bebouwing uit voornamelijk<br />
de jaren '20. Gezien de herkenbaarheid en homogeniteit van de bebouwing, gelegen tussen de<br />
Vliet en het <strong>Oosteinde</strong> geldt de dubbelbestemming cultuurhistorie Vlietzone voor dit gehele<br />
ensemble. Vanwege bebouwing uit de jaren 1921-1933 is een prachtige variatie van<br />
karakteristieke stijlen uit deze vooroorlogse periode herkenbaar. Twee woningen zijn uit 1906 en<br />
enkele woningen modern. Voor het gehele Park Vronesteijn geldt dat de herkenbaarheid,<br />
karakteristiek en continuïteit van de cultuurhistorische waarden van de architectuur en het groen<br />
behouden dient te blijven.<br />
Vlietwijck<br />
De woonwijk Vlietwijck, aan de zuidoost kant van het <strong>Oosteinde</strong> uit de jaren '80, is<br />
karakteristiek voor die periode. We zien woonerven en een bloemkoolvormige<br />
stedebouwkundige opzet. Het gebruik van de ruimte door auto of voetgangers, van parkeerplaats<br />
tot speelplek, is als het ware vermengd. Vlietwijk is een onaangetast ensemble en een<br />
prachtige reflectie van de betreffende tijdgeest. Voor de gehele wijk Vlietwijk geldt dat de<br />
herkenbaarheid, karakteristiek en continuïteit van de cultuurhistorische waarden van de<br />
architectuur en het groen behouden dient te blijven.<br />
7.2.4.4 Cultuurhistorische analyse Vlietoevers<br />
Historische waterstructuren<br />
De Cultuurhistorische analyse Vlietoevers is in 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van<br />
<strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong>. Opvaarten en sloten rondom de buitenplaats waren een belangrijk<br />
onderdeel van de waterhuishouding en infrastructuur.<br />
96
In het plangebied liggen historische waterstructuren<br />
1. Restant van de vijver van de buitenplaats Noordervliet, gelegen t.h.v. <strong>Oosteinde</strong> 22,<br />
verbonden met de Vliet. Datering 18 e eeuw;<br />
2. De oorspronkelijke opvaart naar de verdwenen boerderij Vlietenbrugh;<br />
3. De Vliet.<br />
97
Hoofdstuk 8 Juridische vormgeving<br />
8.1 Systematiek van de bestemmingsregels<br />
Het bestemmingsplan "<strong>Oosteinde</strong>-<strong>Parkweg</strong>" is overwegend conserverend van aard. Het<br />
bestemmingsplan is in juridische zin op dusdanige wijze vormgegeven dat met name de<br />
bestaande situatie is vastgelegd en dat de in het plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen met<br />
name gericht zijn op kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande functies dan<br />
wel ondergeschikte functiewijzigingen. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor<br />
bouwplannen in het plangebied alsmede vormt het bestemmingsplan een bindend kader voor het<br />
gebruik van gronden en opstallen in het gebied.<br />
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan conform de gangbare en actuele<br />
bestemmingsplannormen en standaarden voor digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen. De<br />
plandocumenten omvatten de bindende planstukken, te weten de regels en de verbeelding, en<br />
de onderbouwende of toelichtende planstukken (de toelichting en andere onderzoeken). De<br />
regels en de verbeelding bevatten een juridische vertaling van de beleidsvoorwaarden vanuit de<br />
diverse overheden enerzijds (hoofdstuk 2) en van het beoogde ruimtelijk toekomstperspectief<br />
anderzijds (hoofdstuk 4). De bindende planstukken worden nader onderbouwd met:<br />
de toelichting op de verbeelding en regels;<br />
nadere onderzoeken t.b.v. diverse specifieke beleidsaspecten.<br />
8.2 Inleidende regels<br />
De artikelen 1 en 2 omvatten alle gebruikelijke bepalingen en definities, die van belang zijn voor<br />
de toepassing van zowel de bestemmingsregels als de dubbelbestemmingen en algemene<br />
regels. Zodoende hebben zij een zekere betekenis voor de handhaving van de regels en de<br />
hierin bepaalde eisen ten behoeve van de stedenbouwkundige karakteristiek, monumentale<br />
en/of cultuurhistorische waarde enzovoorts.<br />
8.3 Bestemmingsregels<br />
Bedrijf<br />
Deze bestemming omvat gronden die bestemd zijn voor bedrijven, zoals genoemd in de lijst<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot ten hoogste de categorie zoals die op de verbeelding is<br />
aangegeven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen.<br />
Bedrijf - Nutsvoorziening<br />
Deze bestemming omvat gronden die bestemd zijn voor nutsvoorzieningen. Hieronder vallen<br />
onder meer transformatorstations en dergelijke. Ten behoeve van de bestemming kunnen<br />
kleinschalige bouwwerken worden opgericht.<br />
Gemengd<br />
Deze bestemming wordt opgelegd als er binnen een perceel meerdere hoofdfuncties aanwezig<br />
zijn. Deze gronden zijn bestemd voor:<br />
op de begane grond én op de verdiepingen wonen,<br />
op de begane grond: detailhandel, bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen.<br />
Gemengd - 2<br />
Deze gronden zijn bestemd voor op de begane grond detailhandel, dienstverlening, kantoren,<br />
maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding (h=1a) is horeca toegestaan tot<br />
de categorie zoals aangegeven op de verbeelding en wonen op de verdiepingen.<br />
99
Gemengd - 3<br />
Deze gronden zijn bestemd voor: bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,<br />
dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen op de verdiepingen.<br />
Gemengd - 4<br />
Deze gronden zijn bestemd voor: op de begane grond én op de verdiepingen: wonen,<br />
detailhandel, bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienstverlening,<br />
kantoren, maatschappelijke voorzieningen.<br />
Groen<br />
Structuurbepalende groene elementen worden bestemd als Groen. Het gaat om de gronden die<br />
in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Daarbij is<br />
ten behoeve van de flexibiliteit binnen de bestemming Groen tevens de functie water<br />
toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
Groen - Park<br />
Het Park Vreugd en Rust heeft de bestemming 'Groen - Park' .Deze gronden zijn bestemd voor:<br />
a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en<br />
landschappelijke waarden;<br />
b. groenvoorzieningen;<br />
c. plantsoenen;<br />
d. water.<br />
Kantoor<br />
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
Maatschappelijk<br />
De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen voor onder andere zorg en<br />
onderwijs en de twee kerken in het gebied worden als zodanig bestemd door middel van de<br />
bestemming Maatschappelijk.<br />
Maatschappelijk-Begraafplaats<br />
Op de begraafplaats aan het <strong>Oosteinde</strong> (St. Martinuskerk) ligt de bestemming<br />
Maatschappelijk-Begraafplaats.<br />
Tuin<br />
De erven rondom de diverse woningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Tuin.<br />
Binnen deze bestemming kunnen ondergeschikte uitbreidingen van de bestaande woningen<br />
worden gerealiseerd, als erkers, fietsenbergingen en met ontheffing carports<br />
Verkeer<br />
De hoofdverkeersstructuur is voorzien van de bestemming Verkeer. Deze wegen dienen als<br />
ontsluiting van de gehele wijk en hebben daarmee een belangrijke verkeersfunctie. De wegen<br />
hebben bij uitstek een doorgaande verkeersfunctie.<br />
Verkeer - verblijfsgebied<br />
De overige wegen in het gebied zijn voorzien van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.<br />
Anders dan de hoofdwegen kennen deze wegen een meer gemengd karakter. Deze wegen zijn<br />
niet gericht op het doorgaand verkeer.<br />
Water<br />
De belangrijke watergangen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Water.<br />
Wonen en Wonen-1<br />
De woonfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied. Het beleid is erop gericht de<br />
kwaliteit van de woonomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. Rekening houdend<br />
100
met dit uitgangspunt wordt een regeling geformuleerd die het resultaat zal zijn van de afweging<br />
tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het<br />
behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Naast de bestaande situatie en de bestaande<br />
mogelijkheden welke voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de<br />
bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande<br />
woningen het uitgangspunt. Het verschil tussen Wonen en Wonen - 1 is het al dan gestapeld<br />
bouwen. Binnen Wonen mag dit niet, binnen Wonen - 1 mag er wel gestapeld worden gebouwd.<br />
De grondgebonden woningen hebben de bestemming Wonen, wonen, aaneengebouwd en<br />
vrijstaand, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep.<br />
Leiding - Gas<br />
In het plangebied ligt één planologisch relevante gastransportleiding. Om de leiding te<br />
beschermen is de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen.<br />
Waarde – Archeologie -5<br />
In het een deel van het plangebied kunnen plekken met hoge archeologische waarden<br />
voorkomen. Daarom is in het bestemmingsplan de bestemming "Waarde – Archeologie - 5"<br />
opgenomen om er voor te zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig worden gesteld.<br />
Waarde - Archeologie -6<br />
Een deel van het plangebied kent een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor is in<br />
het bestemmingsplan de bestemming "Waarde - Archeologie -6" opgenomen. Dit om er voor te<br />
zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig worden gesteld.<br />
Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht<br />
De Prins Albertlaan en een deel van het <strong>Oosteinde</strong> ligt binnen het Beschermd stads- en<br />
dorpsgezicht. Daarom is in het bestemmingsplan de bestemming "Waarde Beschermd stads-<br />
en dorpsgezicht" opgenomen om er voor te zorgen dat deze waarden zoveel als mogelijk veilig<br />
worden gesteld.<br />
Waarde-Cultuurhistorie<br />
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud<br />
en/of de versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en/of cultuurhistorische waarden.<br />
Waterstaat-Waterkering<br />
8.4 Algemene regels, overgangs- en slotregels<br />
In het bestemmingsplan is een aantal algemene regels opgenomen. Het betreft hier een aantal<br />
algemene bouw- en gebruiksregels en een aantal algemene flexibiliteitsbepalingen (algemene<br />
afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels). Tevens is in dit hoofdstuk de<br />
wijzigingsbevoegdheid "Wro - zone - Wijzigingsgebied 1a" opgenomen.<br />
Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen<br />
in het bestemmingsplan.<br />
8.5 Toepassing en handhaving van het bestemmingsplan<br />
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin,<br />
indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het<br />
belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden<br />
aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. De wettelijke basis hiervoor is gelegd in<br />
artikel 125 van de <strong>Gemeente</strong>wet, in samenhang met de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht (Awb).<br />
Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:<br />
101
1. Voldoende kenbaarheid van het plan.<br />
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij<br />
degenen die het moeten naleven. Het bestemmingsplan is immers aan eenieder kenbaar<br />
gemaakt zodat wordt aangenomen dat belanghebbenden in het plangebied op de hoogte<br />
(kunnen) zijn van de regels.<br />
2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.<br />
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in<br />
grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet<br />
iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van<br />
het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.<br />
3. Realistische en inzichtelijke regeling.<br />
Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig<br />
beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De<br />
regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.<br />
4. Actief handhavingsbeleid.<br />
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie<br />
in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de<br />
regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van<br />
rechtsonzekerheid.<br />
De afdeling die belast is met handhaving heeft jaarlijkse handhavingsplannen en een<br />
handhavingsprogramma voor meerdere jaren. Daarin zijn prioriteiten gesteld ten aanzien van de<br />
te handhaven zaken. In het algemeen geldt op grond van vaststaande jurisprudentie een<br />
beginselplicht tot handhaving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat per geval moet worden<br />
onderzocht of handhaving (nog) mogelijk of proportioneel is. Een uitzondering is bijvoorbeeld<br />
concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij handhaving van de regels wordt onder meer<br />
aandacht besteed aan de normen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid,<br />
monumentenstatus, toezicht op de naleving en uitvoering van omgevingsvergunningen en de<br />
handhaving op milieu-overtredingen.<br />
102
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid<br />
9.1 Economische uitvoerbaarheid<br />
Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit houdt in dat de ruimtelijke<br />
inrichting van het plangebied grotendeels een bestaande situatie betreft, waarvoor geen nieuwe<br />
kosten verwacht worden die verbonden zijn aan de inrichting van dit gebied. Er worden dan ook<br />
op de korte termijn geen nieuwe ontwikkelingen verwacht.<br />
9.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />
Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van<br />
belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties<br />
plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden<br />
gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en<br />
3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de<br />
Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is<br />
de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te<br />
vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen.<br />
Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de<br />
'Inspraakverordening gemeente <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> 2006'. Door het volgen van de<br />
procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt<br />
eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan.<br />
Om niet voor onverwachte verrassingen te komen te staan is aan een aantal instanties gevraagd<br />
om aan te geven welke belangen verankerd zouden moeten worden in het bestemmingsplan,<br />
rekening houdend met de specifieke ruimtelijke kenmerken van dit gebied. Daarnaast is er op<br />
23 januari 2012 een inloopavond geweest met betrekking tot dit bestemmingsplan.<br />
103