1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...
1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...
1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Bestemmingsplan Lage Heideweg<br />
Gemeente <strong>Valkenswaard</strong>
Bestemmingsplan Lage Heideweg<br />
Gemeente <strong>Valkenswaard</strong><br />
Rapportnummer: 211x00370.024730_1<br />
Datum: 16 november 2009<br />
Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. A. Visser (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />
Dhr. M. van den Boomen (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />
Dhr. B. Vorster (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />
Dhr. T. Duffhues (<strong>gemeente</strong> Bergeijk)<br />
Projectteam BRO: Dhr. mr. A.J.C.A. (Hans) van Zitteren<br />
Mevr. mr. C. Zegers<br />
Dhr. P. Hendriks<br />
Dhr. drs. R. van Dijk<br />
Dhr. F. Habraken<br />
Concept: 1 e concept bestemmingsplan – 04 mei 2006<br />
2 e<br />
concept bestemmingsplan – 29 juni 2006<br />
Voorontwerp: 22 augustus 2007<br />
Ontwerp: 1 e concept-ontwerp bestemmingsplan - 03 december 2008<br />
2 e<br />
concept-ontwerp bestemmingsplan - 30 januari 2009<br />
ontwerp bestemmingsplan - 12 maart 2009<br />
Vaststelling: 1 e<br />
concept - 04 juni 2009<br />
2 e concept - 06 juli 2009<br />
26 november 2009<br />
Trefwoorden: Bestemmingsplan, Lage Heideweg, <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
<strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />
Bron foto kaft: Hollandse Hoogte 4<br />
Beknopte inhoud: Bestemmingsplan ten behoeve van de aanleg de gebiedsontsluitingsweg<br />
‘Lage Heideweg’ gesitueerd op het grondgebied<br />
van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
BRO<br />
Hoofdvestiging<br />
Postbus 4<br />
5280 AA Boxtel<br />
Bosscheweg 107<br />
5282 WV Boxtel<br />
T +31 (0)411 850 400<br />
F +31 (0)411 850 401
Toelichting
Inhoudsopgave pagina<br />
<strong>1.</strong> INLEIDING 5<br />
<strong>1.</strong>1 Doel van het bestemmingsplan 5<br />
<strong>1.</strong>2 De maatschappelijke aanleiding 5<br />
<strong>1.</strong>3 Tracékeuze Lage Heideweg 5<br />
<strong>1.</strong>3.1 Tracé varianten 5<br />
<strong>1.</strong>3.2 m.e.r.- procedure 10<br />
<strong>1.</strong>3.3 MER/SMB Lage Heideweg 11<br />
<strong>1.</strong>5 Leeswijzer 16<br />
DEEL A – PLANOPZET<br />
2. ONDERBOUWING VAN HET BESTEMMINGSPLAN 21<br />
2.1 Maatschappelijke ruimtevraag 21<br />
2.2 Habitattoets 25<br />
2.2.1 Voortoets 25<br />
2.2.2 Habitattoets 25<br />
2.3 Compensatie natuur- en landschapswaarden 26<br />
2.3.1 Compensatie vanuit provinciaal beleid 27<br />
2.3.2 Compensatie vanuit de natuurbeschermingswet 33<br />
2.3.3 Rood-met-groen benadering 34<br />
2.3.4 Compensatie vanuit de Flora- en Faunawet 34<br />
3. HUIDIGE SITUATIE 45<br />
3.1 Begrenzing en ligging plangebied 45<br />
3.2 Geldende (bestemmings)regelingen 45<br />
3.3 Huidige verkeersstructuur 45<br />
3.4 Verkeersintensiteiten 49<br />
3.5 Barrièrewerking 49<br />
3.6 Openbaar vervoer 49<br />
3.7 Langzaam verkeer 50<br />
3.8 Natuur 51<br />
3.9 Landschap 59<br />
3.10 Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie 61<br />
4. PLANBESCHRIJVING 65<br />
4.1 Inleiding 65<br />
4.2 Lage Heideweg 65<br />
4.3 Wonen 73<br />
4.4 Locatie benzine-service-station 73<br />
Inhoudsopgave<br />
1
5. JURIDISCHE PLANOPZET 77<br />
5.1 Inleiding 77<br />
5.<strong>1.</strong>1 Uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan 77<br />
5.<strong>1.</strong>2 De onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht 77<br />
5.<strong>1.</strong>3 De verbeelding en de omvang van het plangebied 79<br />
5.<strong>1.</strong>4 Indeling van de plan<strong>regels</strong> 80<br />
5.<strong>1.</strong>5 Wijze van bestemmen 83<br />
5.<strong>1.</strong>6 De bestemmingsartikelen 83<br />
DEEL B – VERANTWOORDING<br />
6. BELEIDSKADER EN EXTERNE ONTWIKKELINGEN 93<br />
6.1 Europees kader 93<br />
6.2 Nationaal kader 96<br />
6.3 Provinciaal en regionaal kader 100<br />
6.4 (Boven)lokaal kader 107<br />
7. MILIEU-ASPECTEN EN ANDERE BELEMMERINGEN 113<br />
7.1 Inleiding 113<br />
7.2 MER/SMB ‘Lage Heideweg’ 113<br />
7.3 Milieuhygiënische aspecten 115<br />
7.3.1 Geluid 115<br />
7.3.2 Bodem 124<br />
7.4 Waterhuishoudkundige aspecten 129<br />
7.5 Cultuurhistorie - Archeologie 131<br />
7.6 Leidingen 141<br />
7.7 Luchtkwaliteit 141<br />
7.7.1 Huidig wettelijk kader luchtkwaliteit 141<br />
7.7.2 Vooraf aan luchtkwaliteittoets 143<br />
7.7.3 Luchtkwaliteittoets(en) 145<br />
7.8 Trillingen 149<br />
7.9 Externe veiligheid 151<br />
7.10 Flora en Fauna 154<br />
8. UITVOERINGSASPECTEN 165<br />
8.1 Economische uitvoerbaarheid 165<br />
9. INSPRAAK EN PROCEDURE 167<br />
9.1 Inleiding 167<br />
9.2 Inspraak 167<br />
9.3 Wettelijk (voor)overleg 167<br />
9.4 Verslag inspraak en wettelijk vooroverleg 167<br />
2
9.4.1 Reacties in kader van vooroverleg 168<br />
9.4.2 Zienswijzen <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening 171<br />
9.5 Vaststellingsprocedure 185<br />
BIJLAGEN 187<br />
Inhoudsopgave<br />
3
<strong>1.</strong> INLEIDING<br />
<strong>1.</strong>1 Doel van het bestemmingsplan<br />
Het bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische instrument om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling<br />
op de aangewezen locatie mogelijk te maken. De gewenste ontwikkeling komt voort uit<br />
een maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van verkeer wat leidt tot een<br />
concrete ruimtevraag. De keuze voor de locatie is gebaseerd op een analyse van ruimtelijke mogelijkheden.<br />
<strong>1.</strong>2 De maatschappelijke aanleiding<br />
In de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is sprake van verkeershinder als gevolg van doorgaand verkeer. De<br />
leefbaarheid van de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> staat hierdoor onder druk. Om deze verkeershinder<br />
te verminderen en het verkeer tussen Eindhoven en de Belgische Kempen (Lommel, Neerpelt,<br />
Hasselt) te verbeteren bestaat er sinds lange tijd de behoefte aan een snelle doorgaande verbinding<br />
tussen de A67 en de N69. De aanleg van deze weg zou een verbetering betekenen van de leefkwaliteit<br />
in de kern <strong>Valkenswaard</strong> omdat de ernstige verkeersproblematiek drastisch wordt ingeperkt.<br />
In 2001 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid vastgesteld.<br />
Hierin verwoordt zij haar ambities en uitgangspunten voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
In het gebied worden verschillende maatschappelijk ruimteclaims op één locatie ondergebracht.<br />
In het gebied vinden ontwikkelingen plaats op het gebied van wonen, werken, recreatie en<br />
natuur. De bestaande verkeersstructuur van <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest moet worden uitgebreid met<br />
nieuwe infrastructuur om het toekomstige gebied <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest adequaat te ontsluiten voor<br />
het verkeer.<br />
Door de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om deze meerdere beleidsvoornemens tot uitvoer<br />
te brengen.<br />
<strong>1.</strong>3 Tracékeuze Lage Heideweg<br />
<strong>1.</strong>3.1 Tracé varianten<br />
Er zijn vier tracé-varianten van de Lage Heideweg onderzocht in het gebied Valkenswaar-zuidwest:<br />
Hoofdstuk 1<br />
5
Variant A: Een weg in oost-westrichting, direct ten zuiden van de bebouwde kom van Dommelen.<br />
Daardoor ontstaat een rechtstreekse verbinding tussen de Zuidelijke randweg en de N397 (Dommelsedijk).<br />
Het tracé ligt in een vloeiende boog tussen beide aansluitpunten en kruist het Dommeldal<br />
ten noorden van het landgoed Het Broek.<br />
6<br />
Inleiding
Variant B: Dit tracé is met name oost-west gericht en bestaat uit de verbinding van de Zuidelijke<br />
Randweg met de provinciale weg N397 (Dommelsedijk). Het tracé kent een uitbuiging zuidwaarts ter<br />
hoogte van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuiid en doorkruist het plangebied.<br />
Hoofdstuk 1<br />
7
Variant C: Het tracé is met name noord-zuid gericht en verbindt de provinciale weg N397 (Dommelsedijk)<br />
met de N69 (Luikerweg). Het tracé ligt direct ten westen van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
8<br />
Inleiding
Variant D: In variant D vormt de Lage Heideweg een verbinding tussen de N397 in het westen en de<br />
Luikerweg in het oosten. Het tracé ligt zuidelijker dan variant A en B, maar noordelijker dan variant C.<br />
Bij de keuze van het meest geschikte variant zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />
<strong>1.</strong> Ontsluiting gebiedsontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
2. Beperken effecten op beekdalen Dommel en Keersop.<br />
3. Ruimte bieden voor de N69 westparallel.<br />
Hoofdstuk 1<br />
9
<strong>1.</strong>3.2 m.e.r.- procedure<br />
Milieu-effectrapportage (besluit-MER/plan-MER)<br />
De <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk hebben er voor gekozen om ter voorbereiding van de besluitvorming<br />
omtrent de Lage Heideweg een milieueffectrapportage (MER) 1<br />
te laten uitvoeren. Het<br />
betreft een besluit-MER dat tevens een plan-MER is. 2<br />
Dit betekent dat door middel van een tracé/MER.-studie de milieueffecten van de aan te leggen weg in<br />
beeld worden gebracht, zodat de milieueffecten een volwaardige plaats krijgen in de besluitvorming<br />
omtrent de aanleg van de weg. Het doel van zo’n studie is het beschrijven en waarderen van de huidige<br />
situatie, het beschrijven van de effecten, en de beoordeling en vergelijking van de alternatieven en<br />
de uitvoeringsvarianten.<br />
In het MER zijn de in de startnotitie geselecteerde alternatieve traceringen met eventuele subvarianten<br />
afgebakend en uitgewerkt, onderzocht op milieueffecten en onderling en ten opzichte van het<br />
nulalternatief vergeleken. Tevens is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) opgesteld. Het<br />
alternatief dat na weging de voorkeur krijgt wordt verder uitgewerkt in een ontwerpbestemmingsplan<br />
Lage Heideweg.<br />
De aanleg van de Lage Heideweg is formeel niet MER-plichtig. Toch heeft men besloten om deze procedure<br />
te volgen aangezien de een onderdeel vormt van een grotere ontwikkeling (<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuidwest) en het gebied zodanig waardevol wordt geacht dat het aspect milieu een volwaardige<br />
plaats dient te krijgen bij de besluitvorming omtrent de aanleg van de weg en overige ontwikkelingen<br />
in het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest.<br />
Om de besluitvorming omtrent de infrastuctuur ontwikkeling zorgvuldig te kunnen nemen en vast te<br />
leggen in het bestemmingsplan, is dan ook besloten een formele m.e.r. procedure te doorlopen.<br />
De m.e.r-procedure is formeel gestart met de bekendmaking van de Startnotie in januari 2006. Vervolgens<br />
is een Projectnota/MER opgesteld. In deze nota zijn de varianten met betrekking tot de tracering<br />
en inrichting nader uitgewerkt, onderzocht op effecten en vergeleken. Daarnaast is een Meest Milievriendelijk<br />
Alternatief (MMA) opgesteld. Het Milieueffectrapport heeft vanaf 11 januari tot en met 27<br />
februari ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn was het mogelijk schriftelijke zienswijzen op het<br />
milieueffectrapport in te dienen. Het milieueffectrapport alsmede de ingebrachte zienswijzen (met<br />
adviescommentaar) zijn ter beoordeling toegezonden aan de Commissie.<br />
Op 13 juni 2007 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) een toetsingsadvies uitgebracht<br />
ten behoeve van de besluitvorming over de ‘Gebiedsontsuitingsweg Lage Heideweg’ te <strong>Valkenswaard</strong>/Bergeijk.<br />
3<br />
Uit het toetsingsadvies blijkt dat de commissie in hoofdlijnen instemt met de<br />
rapportages (hoofdrapport + aanvulling) en enkele aanbevelingen doet voor de verdere besluitvorming.<br />
De milieueffectrapportage (m.e.r.) alsmede het uitgebrachte toetsingsadvies zijn uiteindelijke (mede)<br />
bepalend voor de ruimtelijk afweging terzake de projectie van de Lage Heideweg in voorliggend bestemmingsplan.<br />
Het MER Lage Heideweg wordt gebruikt als hulpmiddel bij de besluitvorming over het op te stellen<br />
bestemmingsplan ter plaatse van de geprojecteerde Lage Heideweg en borgt daarmee het volwaardig<br />
meewegen van het milieubelang.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4 juli 1994, nr. 50, behoudende uitvoering van het Hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet<br />
Milieubeheer.<br />
Met de inwerkingtreding van de wijziging van de wet Milieubeheer op 28 september 2006 wordt formeel gesproken van<br />
‘besluit-MER’en ‘plan-MER’in plaats van ‘Strategische Milieubeoordeling’(SMB).<br />
Dit toetsingsadvies is als bijlage 1 opgenomen in het bijlagenrapport behorende bij het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’.<br />
10<br />
Inleiding
Samengevat kent de m.e.r. procedure de volgende stappen:<br />
<strong>1.</strong> Opstellen en bekendmaken startnotitie (8 maart 2006).<br />
2. Inspraak en vaststellen richtlijnen van Commissie MER (31 augustus 2006).<br />
3. Opstellen en bekendmaken MER (voorliggende rapportage).<br />
4. Inspraak, toetsing en advisering. Het MER wordt gepubliceerd en voor zes weken ter inzage gelegd.<br />
Bestuurders en adviserende instanties, waaronder de Commissie voor de milieueffectrapportage,<br />
krijgen de gelegenheid adviezen uit te brengen.<br />
5. Besluitvorming door Gemeenteraden van <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk in het kader van het bestemmingsplan<br />
Lage Heideweg.<br />
6. Evaluatie.<br />
Uit het MER blijkt dat een vloeiende verbinding tussen de N397 (richting Bergeijk/Eersel) en de<br />
N69/Luikerweg (richting Belgische grens), variant C, de voorkeur verdient boven andere alternatieven.<br />
De Projectnota/MER is gebruikt ter onderbouwing van het te nemen besluiten in het kader van het<br />
juridisch-planologisch vastleggen van het gekozen tracé in onderhavig bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />
<strong>1.</strong>3.3 MER/SMB Lage Heideweg<br />
Alternatief A (een rechtstreekse verbinding tussen de Zuidelijke Randweg en N397) en alternatief D<br />
(een haakse verbinding tussen N69 en N397) zijn afgevallen. Alternatief A voldoet aan geen van de<br />
drie gestelde uitgangspunten. Alternatief D voldoet niet aan het tweede uitgangspunt: het biedt niet<br />
voldoende ruimte voor een toekomstige westparallel.<br />
Naast de alternatieven B en C is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) ontwikkeld. Op basis<br />
van de gestelde doelen van de initiatiefnemer is gekeken naar de mogelijkheden die het milieu het<br />
beste beschermen. De insteek hierbij is maximale milieuwinst dan wel voorkomen van nadelige milieueffecten.<br />
Belangrijke elementen van het MMA zijn:<br />
� Vormgeving van de doorsnijding van de Keersop.<br />
� Beperking van benodigd ruimtebeslag.<br />
� Materialisatie.<br />
� Flankerende verkeerskundige maatregelen op het omliggende wegennet.<br />
Bij de beschrijving van de effecten is een onderverdeling gemaakt in een aantal (hoofd)aspecten:<br />
Verkeer en vervoer met als deelaspecten verkeersafwikkeling en bereikbaarheid, verkeersveiligheid,<br />
barrièrewerking, openbaar vervoer en langzaam verkeer.<br />
Milieu met als deelaspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, geluid,<br />
trillingen en luchtkwaliteit, externe veiligheid en gezondheid.<br />
Gebruiksfuncties met als deelaspecten landbouw, recreatie, wonen en werken en kabels en leidingen.<br />
Per type effect is bepaald hoe groot het invloedsgebied is waarop het onderzoek zich moet richten.<br />
Daarnaast is in de effectbeschrijving onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en blijvende effecten. De<br />
nadruk ligt op de blijvende effecten. Gezien het karakter van het plangebied hebben de aspecten natuur,<br />
water, landschap enerzijds en leefbaarheid anderzijds bijzondere aandacht bij de effectbepaling.<br />
Hoofdstuk 1<br />
11
Met de effectbeschrijving wordt een onderlinge vergelijking en beoordeling van de alternatieven mogelijk.<br />
Dit betekent dat:<br />
� de effectbeschrijving zich met name richt op het in beeld brengen van de onderlinge verschillen.<br />
Voor de besluitvorming is het vooral van belang om te weten op welke punten de alternatieven<br />
wezenlijk van elkaar verschillen;<br />
� in de effectbeschrijving moet worden aangegeven hoe de betreffende effecten zich verhouden tot<br />
normen en criteria uit wet- en regelgeving en beleidsuitgangspunten;<br />
� met het oog op de vergelijkbaarheid van de alternatieven steeds dezelfde typen effecten worden<br />
bestudeerd, aan de hand van steeds dezelfde voorspellingsmethoden.<br />
De effectbeschrijving is tevens vertrekpunt geweest voor het benoemen van mitigerende en compenserende<br />
maatregelen. Voor eventuele verloren natuurwaarden zal een compensatieplan worden opgesteld<br />
(zie paragraaf 2.3 3n bijlage 4). Voor elk alternatief wordt nagegaan of, en zo ja hoeveel en welke<br />
compensatie nodig is.<br />
De volgende alternatieven zijn in ogenschouw genomen bij de effectbeschrijving:<br />
� Alternatief B<br />
� Alternatief C<br />
� Meest Milieuvriendelijk Alternatief.<br />
De effecten zijn gescoord volgens onderstaande scoringsmethode:<br />
12<br />
Score Toelichting<br />
Zeer positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Matig positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Neutraal ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Matig negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />
Zeer negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling.<br />
De uitkomsten van de verschillende onderzoeken per alternatief zijn gerelateerd aan de autonome<br />
ontwikkeling en vervolgens gewogen en gescoord (zie onderstaande tabel). De weging is tot stand<br />
gekomen op basis van beleidsmatige argumenten en de doelstellingen van de initiatiefnemer.<br />
Zwaarstwegend zijn de aspecten natuur, verkeer en vervoer, geluid, trillingen en luchtkwaliteit en<br />
gezondheid. Hier liggen directe relaties met de doelstellingen van de initiatiefnemer met de Lage Heideweg.<br />
Natuur vanwege de hoge natuurwaarden van de Dommel en de Keersop. De overige aspecten<br />
vanwege de grote problemen nu en in de toekomst met verkeershinder en leefbaarheidsproblemen in<br />
de kernen van Dommelen, <strong>Valkenswaard</strong> en ook Bergeijk.<br />
Inleiding
Hoofdstuk 1<br />
Aspect Nul B C MMA<br />
Verkeer/vervoer 0 1,5 1,5 3<br />
Bodem en water 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />
Natuur 0 - 3 - 1,5 0<br />
Landschap 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />
Archeologie 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />
Geluid, trillingen en<br />
luchtkwaliteit<br />
0 1,5 1,5 1,5<br />
Externe veiligheid 0 0 0 0<br />
Gezondheid 0 1,5 1,5 4,5<br />
Gebruiksfuncties 0 - 0,8 0 0<br />
Totaal na weging 0 -4,1 0,6 6,6<br />
Rangorde na weging 0 3e 2e 1e<br />
Verkeer en vervoer<br />
In alle alternatieven wordt de situatie voor verkeer en vervoer beter dan de autonome ontwikkeling.<br />
De verschillen tussen de alternatieven is gering en per saldo scoren de alternatieven B en C gelijk. Het<br />
MMA scoort het beste. Alternatieven B en MMA scoren beter dan alternatief C op het aspect afwikkeling<br />
en bereikbaarheid. Alternatief B is het meest geschikt om als alternatief te dienen voor het oostwest<br />
verkeer. Door de flankerende maatregelen fungeert het MMA als beste alternatief om het doorgaande<br />
verkeer uit de kernen te weren en te verplaatsen naar de stroomwegen door het gebied. De<br />
Lage Heideweg is in geen van de beschouwde alternatieven een oplossing voor het noord-zuid verkeer<br />
door de kern van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Alternatieven C en MMA scoren beter op het aspect barrièrewerking, vanwege de barrièrewerking die<br />
de Lage Heideweg zelf kent voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in geval van alternatief B. Het MMA scoort op<br />
het gebied van verkeersveiligheid beter dan alternatieven B en C. Met name doordat het MMA het<br />
verkeer concentreert op de gebiedontsluitingswegen en de laagste intensiteiten kent op de erftoegangswegen.<br />
Natuur<br />
Essentieel onderscheid tussen de verschillende alternatieven is dat alternatief B zowel de (waardevolle)<br />
beekdalen van Keersop als Dommel kruist. Alternatief C en MMA kruisen alleen de Keersop. Het MMA<br />
voorziet bovendien in een aantal maatregelen met als oogmerk om de negatieve effecten op natuur<br />
te beperken, dan wel positieve effecten op natuur te genereren. Dit onderscheid tussen de alternatieven<br />
vertaalt zich in de effectscores waar het MMA het beste scoort gevolgd door alternatief C en alternatief<br />
B.<br />
Geluid, trillingen en luchtkwaliteit<br />
Voor alle alternatieven geldt dat zij verbetering brengen ten opzichte van de autonome situatie. Alternatief<br />
B is het meest gunstig voor de luchtkwaliteit De reden hiervan is dat alternatief B oost-west<br />
georiënteerd is; een alternatieve route voor de Dommelseweg. Voor luchtkwaliteit scoort het MMA<br />
negatief. Reden is de grote toename van verkeer op de doorgaande wegen buiten bebouwd gebied,<br />
waardoor de situatie ten opzichte van de autonome situatie verslechtert. Het MMA scoort het beste op<br />
de onderdelen trillingen en wegverkeerslawaai. Reden hiervoor is dat het MMA het meeste verkeer uit<br />
13
de bebouwde gebieden trekt. Ook alternatief C scoort ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai<br />
beter dan alternatief B. Het aantal gehinderden neemt sterker af.<br />
Gezondheid<br />
Binnen dit aspect vindt de vertaalslag plaats van de gevolgen van de aspecten geluid, stank, luchtkwaliteit<br />
en externe veiligheid naar de menselijke gezondheid.<br />
Het MMA geeft de beste gezondheidsscore met betrekking tot de luchtkwaliteit. Dit wordt veroorzaakt<br />
doordat bij dit alternatief de Bergstraat en Dommelseweg omgezet worden in een 30 km/h regime,<br />
tevens krijgen de wegen ten zuiden van de Lage Heideweg belemmerende verkeersmaatregelen<br />
voor doorgaand autoverkeer. De andere alternatieven geven een (lichte) verbetering van de luchtkwaliteit<br />
aan ten opzichte van de autonome ontwikkelingen in 2020.<br />
Het MMA scoort tevens het beste ten aanzien van geluid. In het MMA worden enkele geluidbeperkende<br />
maatregelen genomen die een bijdrage leveren aan de reductie van het aantal (ernstig) gehinderden<br />
en slaapverstoorden. Bij alternatief B is een toename van de geluidshinder waar te nemen. De<br />
ernstig gehinderden en ernstig slaapverstoorden nemen wel af. Alternatief C zorgt voor een verbetering<br />
van de geluidshinder ten opzicht van de autonome ontwikkeling, met name ten aanzien van het<br />
aantal ernstig gehinderden en ernstig slaapverstoorden.<br />
De aspecten stank en externe veiligheid zijn in dit kader niet onderscheidend tussen de alternatieven.<br />
Bodem en water<br />
Op bodemgebied scoort alternatief B op alle aspecten slechter dan alternatief C en MMA. Voornaamste<br />
oorzaak hiervan is de doorsnijding van het Dommeldal door alternatief B. Op watergebied zijn de<br />
alternatieven nauwelijks onderscheidend. Alternatief B scoort iets minder goed, met name vanwege<br />
de effecten op grondwaterkwaliteit en het omliggende natuurgebied. De oorzaak is de invloed van de<br />
noodzakelijk drainage van alternatief B ter hoogte van het Dommeldal.<br />
Landschap<br />
Het MMA scoort het beste op het aspect landschap, met name door de voorgestane maatregelen bij de<br />
huidige doorsnijding van de Keersop. Alternatief C scoort beter dan alternatief B, omdat alternatief C<br />
bijdraagt aan de landschappelijke afronding van het stedelijk gebied van <strong>Valkenswaard</strong>. Bovendien<br />
leidt alternatief C tot een betere planopzet voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Archeologie<br />
Vanwege de gelijke tracering van de alternatieven in het gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde<br />
is dit aspect tussen de alternatieven niet onderscheidend.<br />
De cultuurhistorische en aardkundige waarden binnen het plangebied betreffen met name de bosgebieden<br />
en het beekdal van de Dommel. De cultuurhistorische waarde van het Keersopdal is beperkt.<br />
Altenatief B doorsnijdt het Dommeldal en tast daarmee de aardkundige waarden aan. De tracés van<br />
alternatief C en MMA kennen geen doorsnijding van het Dommeldal. Alternatieven B, C en MMA<br />
doorsnijden de historische groenstructuur in het gebied tussen de Victoriedijk, de Luikerweg en de<br />
Mgr. Smetsstraat.<br />
Externe veiligheid<br />
Over het algemeen hebben de alternatieven geen effecten op het aspect externe veiligheid. Overall<br />
scoren de alternatieven dan ook neutraal ten opzichte van de autonome situatie. Uitzondering is het<br />
onderdeel buisleidingen, want alle alternatieven kruisen een leiding met een contour voor externe<br />
veiligheid. Het MMA scoort positief ten aanzien van wegtransport vanwege het weren van vrachtverkeer<br />
uit de kern Dommelen.<br />
14<br />
Inleiding
Gebruiksfuncties<br />
Alternatieven C en MMA scoren positief ten opzichte van de autonome ontwikkeling en onderscheiden<br />
zich niet van elkaar. Dit vanwege het identieke tracé. Alternatief B scoort minder dat de overige<br />
alternatieven. Dit komt met name door de ligging door het Dommeldal, hetgeen een belemmering<br />
oplevert voor de ontwikkeling van extensieve landbouw en recreatie. Daarnaast heeft alternatief B<br />
door haar ligging door het nieuw te ontwikkelen <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid de meeste negatieve invloed op<br />
de woon- en leefomgeving.<br />
Vergelijking van alternatieven<br />
Uit de onderzoeken komt naar voren dat het MMA het beste scoort, gevolgd door alternatief C en<br />
alternatief B. Met name de score op de aspecten natuur, verkeer en vervoer en gezondheid dragen bij<br />
aan de score van het MMA. Hoofdoorzaak is de constatering dat met de maatregelen van het MMA<br />
het doorgaande verkeer het beste wordt gefaciliteerd op hoofdwegen en maximaal uit de kernen en<br />
secundaire wegen wordt geweerd.<br />
Alternatief C scoort beter dan alternatief B. Hoofdoorzaak van dit verschil is terug te voeren op de<br />
doorsnijding van het Dommeldal door alternatief B. Dit brengt tal van negatieve milieueffecten met<br />
zich mee, van recreatie tot landschap en van natuur tot bodem.<br />
Voorkeursalternatief<br />
Op basis van deze uitkomst is het voorkeursalternatief gedefinieerd als het MMA. Dit is het alternatief<br />
dat gezien de doelstellingen van de initiatiefnemer en de milieueffecten van de verschillende onderzochte<br />
alternatieven het meest preferabel is. Het voorkeursalternatief wordt in de ruimtelijke planvorming<br />
als zodanig ingebracht, waarna verdere ruimtelijke planvorming kan plaatsvinden.<br />
Voor de integrale inhoud van het MER (hoofdrapportage + aanvulling) met de daarin opgenomen<br />
varianten, overwegingen en conclusies wordt verwezen naar deze rapportage(s) die als separate bijlage(n)<br />
bij het plan is (zijn) gevoegd.<br />
<strong>1.</strong>4<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
Op 25 maart 2009 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: RvSt) uitspraak<br />
gedaan naar aanleiding van de ingediende beroepen tegen het besluit van de provincie inzake het<br />
goedgekeurde bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. De uitspraak houdt kort samengevat in dat het<br />
grootste gedeelte van het bestemmingsplan voor wat betreft het totale woningbouwgedeelte en het<br />
resterende bedrijventerrein is vernietigd.<br />
Op voorhand is het van belang om op te merken dat de RvSt niet van mening is dat de ontwikkeling<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” op de beoogde plekken niet mogelijk is. Het gaat de RvSt vooral om de zorgvuldigheid<br />
van de uitgevoerde onderzoeken en daarbij behorende procedurele aspecten.<br />
Het beoogde bedrijvengedeelte (bestemming: bedrijventerrein – uit te werken) en het beoogde woningbouwgedeelte<br />
(bestemmingen: woongebied – uit te werken 1, woongebied – uit te werken 2,<br />
gemengd – uit te werken 1 en gemengd – uit te werken 2) kunnen de toets der kritiek van de RvSt niet<br />
doorstaan. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:<br />
Hoofdstuk 1<br />
15
<strong>1.</strong> het aspect luchtkwaliteit is onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Het toezenden van de oplegnotitie<br />
van <strong>gemeente</strong>wege is volgens de RvSt wel tijdig ingediend. Echter gelet op de late aanlevertijd in<br />
strijd met een goede procesorde;<br />
2. het vervallen van de aanduiding struweelvogelgebied c.q. de verkleining van deze aanduiding had<br />
door gedeputeerde staten geformaliseerd dienen te zijn middels een streekplanherziening, voordat<br />
gedeputeerde staten het bestemmingsplan goedkeurde;<br />
3. ten gevolge van de onthouding van goedkeuring aan de aanduiding “hoofdontsluiting”, terwijl<br />
niet tevens de andere hoofdontsluiting (lees: de Lage Heideweg) planologisch-juridisch voldoende<br />
is gewaarborgd, is er geen sprake van een goede ruimtelijke ordening.<br />
Stand van zaken planvorming “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”:<br />
Sinds eind 2008 is van <strong>gemeente</strong>wege opdracht verleend aan een extern bureau om te komen tot een<br />
verkavelingsplan, een uitwerkingsplan (ex artikel 11 WRO) voor het woongedeelte en een uitwerkingsplan<br />
voor het natuurgedeelte alsmede een beeldkwaliteitplan. Door de uitspraak van de RvSt<br />
komt de juridische grondslag voor het woningbouwgedeelte (inclusief woonwagens, sportvoorzieningen<br />
en corsobouwplaats) te vervallen. De eerste conceptverkaveling van het woongebied is inmiddels<br />
voorhanden.<br />
Zoals hiervoor is aangegeven kunnen bepaalde onderdelen inhoudelijk hersteld dan wel aangevuld<br />
worden. Zo is een actueel luchtkwaliteitsonderzoek beschikbaar en is het ontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” in procedure gebracht.<br />
Bestuurlijk standpunt <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>:<br />
In de vergadering van 7 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van <strong>Valkenswaard</strong><br />
besloten om voor het geplande woningbouwgedeelte, inclusief woonwagenlocatie, een ontwerpbestemmingsplan<br />
en exploitatieplan op grond van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening op te<br />
stellen. Dit houdt dus in dat de planvorming voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid niet van de baan is, maar dat de<br />
planuitvoering is vertraagd.<br />
Overigens heeft de Lage Heideweg meerdere functies naast de ontsluiting van het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
<strong>1.</strong>5 Leeswijzer<br />
Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een plankaart (verbeelding) waarop de bestemmingen<br />
in het plangebied zijn aangegeven en de voorschriften waarin de <strong>regels</strong> voor de op de<br />
verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een<br />
toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt<br />
samen met de <strong>regels</strong> het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes<br />
die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.<br />
De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit twee delen. Voorafgaand aan deze twee delen is<br />
in een afzonderlijk hoofdstuk de hoofdmotivering gegeven voor de keuze om de Lage Heideweg te<br />
ontwikkelen.<br />
16<br />
Inleiding
Het traject van de Lage Heideweg is voor het grootste deel gelegen op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong><br />
<strong>Valkenswaard</strong>. Een klein stuk, de aansluiting van de Lage Heideweg op de Dommelsedijk, is<br />
gesitueerd op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />
Aangezien het vaststellen van een bestemmingsplan een bevoegdheid is van de <strong>gemeente</strong>raad, dient<br />
zowel door de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> als die van Bergeijk een bestemmingsplan vastgesteld<br />
te worden voor het trajectgedeelte dat gesitueerd is op het grondgebied van de betreffende <strong>gemeente</strong>.<br />
Er is voor gekozen om het bestemmingsplan voor de Lage Heideweg zodanig op te bouwen dat het<br />
plan eenvoudig door de <strong>gemeente</strong>raden van beide <strong>gemeente</strong>n in het kader van de vaststellingsprocedure<br />
kan worden vastgesteld. Dit betekent dat in de voorbereidingsfase van de plantontwikkeling<br />
uitgegaan wordt van een gezamenlijk document met een gezamenlijke toelichting (ter verantwoording)<br />
en gescheiden plandelen (<strong>regels</strong> + verbeelding) betrekking hebbende op het grondgebied van<br />
<strong>Valkenswaard</strong> respectievelijk Bergeijk. Bij de formele bestemmingsplanprocedure zullen twee afzonderlijke<br />
bestemmingsplannen in procedure gebracht worden, elk plan betrekking hebbende op het<br />
grondgebied van de bewuste <strong>gemeente</strong>.<br />
Deel A - Planopzet<br />
Deel A geeft de visie op het gebied weer. Hierbij wordt zowel ingegaan op de huidige situatie binnen<br />
het plangebied, alsmede op de nieuwe ontwikkelingen dien in dit bestemmingsplan zijn meegenomen.<br />
Deel A vormt de kern van de toelichting op het plan. In dit deel wordt de ruimtelijk-functionele<br />
visie en de juridische planopzet in woord en beeld beschreven. Om een indruk te krijgen wat met het<br />
plan wordt beoogd en hoe de instrumenten <strong>regels</strong> en verbeelding hierbij worden gehanteerd, is het<br />
lezen van dit plandeel voldoende.<br />
Deel B – Verantwoording<br />
Plandeel B geeft de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk<br />
hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader,<br />
de huidige situatie, de milieu-, water en bodemaspecten en de financieel-economische<br />
haalbaarheid uiteengezet.<br />
Wanneer een meer diepgaande indruk van de planontwikkeling verkregen wil worden, is het lezen<br />
van deel B in aanvulling op deel A aan te bevelen. De verschillende hoofdstukken waaruit dit deel<br />
bestaat kunnen daarbij onafhankelijk van elkaar gelezen worden.<br />
Toelichtende afbeeldingen<br />
Alle toelichtende afbeeldingen zijn indicatief. Aan deze afbeeldingen kan geen maatvoering ontleend<br />
worden. Voor de exacte maatvoering en ligging van de verschillende gebieden verwijzen wij naar de<br />
verbeelding behorende bij het bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 1<br />
17
18<br />
Inleiding
DEEL A – PLANOPZET
2. ONDERBOUWING VAN HET BESTEMMINGSPLAN<br />
2.1 Maatschappelijke ruimtevraag<br />
Verkeer<br />
De doorstroming van het doorgaande verkeer tussen Eindhoven en de Belgische Kempen (Lommel,<br />
Neerpelt, Hasselt) stagneert. Al sinds lange tijd bestaat de behoefte aan een snelle doorgaande verbinding<br />
tussen de Eindhoven en het zuidelijke traject van de N69. Gelet op de gevoeligheid van de<br />
tussenliggende gebieden is het aantal tracémogelijkheden beperkt. Het voorkeurstracé dat in het<br />
Streekplan (globaal) en het RSP is opgenomen tussen Veldhoven en Eersel af van de A67, loopt aan de<br />
westzijde van de kern Dommelen en sluit ten zuiden van <strong>Valkenswaard</strong> aan op de bestaande N69.<br />
Voor het eerste gedeelte van deze weg, vanaf de N69 tot aan de N397 zijn zelfs concrete plannen. Dit<br />
gedeelte heet de ‘Lage Heideweg’. De maatschappelijke noodzaak van de aanleg van deze weg is<br />
groot omdat deze een behoorlijke verbetering betekent voor van de leefkwaliteit in de <strong>gemeente</strong><br />
<strong>Valkenswaard</strong>. Het doorgaande verkeer wordt uit de kern geweerd en ontlast de kernen <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Dommelen. Daarnaast zal het bereikbaarheidsprofiel van <strong>Valkenswaard</strong> verbeteren wat<br />
weer een positieve impuls zou kunnen betekenen voor de bedrijvigheid. De Lage Heideweg vervult<br />
tevens een functie ter ontsluiting van de nieuwe woon- en werklocaties in het gebied <strong>Valkenswaard</strong>zuidwest.<br />
Mede in dat kader dient de realisatie van een ontsluitingsweg achter de woningen met tuinen<br />
aan de Mgr. Smetsstraat te worden gezien. Door positionering van de weg op deze locatie direct<br />
aanhakend op de Lage Heideweg wordt het tevens mogelijk de Mgr. Smetsstraat de functie van woonstraat<br />
terug te geven (uitsluitend ontsluiting van aanliggend panden en gronden) hetgeen de leefbaarheid<br />
ter plaatse ten goede komt.<br />
Nut en noodzaak Lage Heideweg<br />
Bij de aanleg van de Lage Heideweg is het nee-tenzij-principe van toepassing, vanwege de aanwezige natuurwaarden in het plangebied.<br />
Dit principe houdt in dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten in een gebied slechts onder strikte voor-<br />
waarden zijn toegestaan. Middels de ADC-toets moet het nut en de noodzaak van de handeling worden aangetoond. Bij de ADC-toets<br />
dient men aan te tonen dat er geen alternatieven (A) zijn voor de voorgenomen handeling. Daarnaast moet de handeling een dwin-<br />
gende reden (D) van groot openbaar belang kennen. Ten slotte moet de beschikbaarheid van compensatiemogelijkheden (C) worden<br />
aangegeven.<br />
Het maatschappelijk belang van de aanleg van de Lage Heideweg is met name gelegen in het verbeteren van leefbaarheid en ver-<br />
minderen van de verkeershinder in <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen. Met name geluidsoverlast en de luchtkwaliteit zijn hierbij knelpun-<br />
ten. De Lage Heideweg zorgt voor een betere afwikkeling van het oost-west verkeer en in toekomst eventueel ook voor de afwikke-<br />
ling van het noord-zuid verkeer. In samenhang daarmee verbetert de verkeersveiligheid op de huidige routes, Bergstraat, Dommel-<br />
seweg, Bergeijksedijk en Fressevenweg. Tenslotte is de Lage Heideweg van essentieel belang voor een duurzame ontsluiting van<br />
<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Er zijn verschillende alternatieven voor de Lage Heideweg overwogen. Niets doen is hierbij geen realistisch alternatief. Als gevolg<br />
van de autonome verkeersontwikkeling nemen de verkeersintensiteiten dermate toe dat de leefbaarheid en verkeershinder in Dom-<br />
melen en <strong>Valkenswaard</strong> onder onacceptabele druk komen te staan. Door de hoge intensiteiten biedt een betere benutting van de<br />
bestaande infrastructuur en verkeersstructuur van en rond de kernen onvoldoende soelaas.<br />
De ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, zoals beschreven in de Structuurvsie-Plus van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, is een gemaakte<br />
keuze en wordt derhalve beschouwd als een autonome ontwikkeling in het kader van deze MER. De uitbreidingslocatie is de enig<br />
Hoofdstuk 2<br />
21
mogelijke vanwege hogere (natuur) waarden elders. Een ontsluitingsweg dient dan ook in relatie tot dit plangebied gerealiseerd te<br />
worden.<br />
Geconcludeerd wordt dat de Lage Heideweg noodzakelijk is ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>. Bij de realisatie van de weg dient<br />
optimaal rekening gehouden te worden met de bestaande natuurwaarden langs Dommel en Keersop. Zo mogelijk zal natuur verder<br />
ontwikkeld worden, bijvoorbeeld aan de noordzijde van N397 en het Dommeldal. Indien nodig zullen mitigerende en compenserende<br />
maatregelen getroffen worden.<br />
Nut en noodzaak ontsluitingsweg achter Mgr. Smetsstraat<br />
Bij de aanleg van de Lage Heideweg is het nee-tenzij-principe van toepassing, vanwege de aanwezige natuurwaarden in het plange-<br />
bied (gedeeltelijk gesitueerd in de natte natuurparel). Dit principe houdt in dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en<br />
planten in een gebied slechts onder strikte voorwaarden zijn toegestaan. Middels de ADC-toets moet het nut en de noodzaak van de<br />
handeling worden aangetoond. Bij de ADC-toets dient men aan te tonen dat er geen alternatieven (A) zijn voor de voorgenomen<br />
handeling. Daarnaast moet de handeling een dwingende reden (D) van groot openbaar belang kennen. Ten slotte moet de beschik-<br />
baarheid van compensatiemogelijkheden (C) worden aangegeven.<br />
Het maatschappelijk belang van de aanleg van deze ontsluitingsweg is met name gelegen in het verbeteren van leefbaarheid en<br />
verminderen van de verkeershinder op Mgr. Smetsstraat. Met name geluidsoverlast, de leefbaarheid en de luchtkwaliteit zijn hierbij<br />
knelpunten. Daarnaast is het van essentieel belang dat vanwege de natuurwaarden in en de directe nabijheid van de Keersop meer-<br />
dere doorsnijdingen van de Keersop moeten worden voorkomen. Mede vanuit dat perspectief bezien is gekozen voor de tracé variant<br />
C van de Lage Heideweg met afwaardering van de bestaande overkluizing aan de Dommelsedijk. Een situering van de ontsluitingsweg<br />
waarbij zover mogelijk afstand in acht wordt genomen tot de Keersop is daarom ter waarborging van de natuurwaarden aan te be-<br />
velen. De nieuwe ontsluitingsweg zorgt voor een betere afwikkeling van het verkeer dat westelijk Dommelen wil bereiken in toe-<br />
komst eventueel ook voor de afwikkeling van het noord-zuid verkeer. In samenhang daarmee verbetert de verkeersveiligheid op de<br />
Mgr. Smetsstraat. Daarnaast is de aanleg van deze ontsluitingsweg van essentieel belang voor een duurzame ontsluiting van Valkens-<br />
waard-Zuid.<br />
Er zijn verschillende alternatieven voor de ontsluitingsweg overwogen. Niets doen is hierbij geen realistisch alternatief. Als gevolg<br />
van de autonome verkeersontwikkeling alsmede de afwikkeling van het verkeer dat vanaf de Lage Heideweg westelijk Dommelen wil<br />
bereiken, nemen de verkeersintensiteiten dermate toe dat de leefbaarheid en verkeershinder in de Mgr. Smetsstraat onder onaccep-<br />
tabele druk komen te staan. Door de hoge intensiteiten biedt een betere benutting van de bestaande infrastructuur en verkeers-<br />
structuur onvoldoende soelaas.<br />
De ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, zoals beschreven in de Structuurvsie-Plus van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, is een gemaakte<br />
keuze en wordt derhalve beschouwd als een autonome ontwikkeling De uitbreidingslocatie is de enig mogelijke vanwege hogere<br />
(natuur) waarden elders. De ontsluitingsweg dient dan ook in relatie tot de ontwikkeling van dit plangebied gerealiseerd te worden.<br />
Geconcludeerd wordt dat de ontsluitingsweg noodzakelijk is en zoveel mogelijk gesitueerd dient te worden achter de tuinen van de<br />
woningen woningen gesitueerd aan de Mgr. Smetsstraat. Bij de realisatie van de weg dient optimaal rekening gehouden te worden<br />
met de bestaande natuurwaarden langs de Keersop. Zo mogelijk zal natuur verder ontwikkeld worden, bijvoorbeeld aan de westzijde<br />
van deze ontsluitingsweg. Indien nodig zullen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen worden.<br />
Tracé keuze<br />
Ten aanzien van de keuze van het tracé van de Lage Heideweg wordt verwezen naar hetgeen beschreven<br />
is in paragraaf <strong>1.</strong>3 van dit plan alsmede de MER/SMB milieueffectrapportage 4<br />
, waarbij de motivering<br />
van het te kiezen tracé uitgebreid is uiteengezet. Dit plan voorziet in de planologisch-juridische<br />
regeling voor de aanleg van de Lage Heideweg volgens het aangegeven voorkeurs tracé.<br />
4<br />
Als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.<br />
22<br />
Deel A - Planopzet
Ten aanzien van de keuze van het tracé van de ontsluitingsweg achter de Mgr. Smetsstraat zijn de<br />
volgende tracé varianten onderzocht.<br />
VARIANT A<br />
VARIANT B<br />
Hoofdstuk 2<br />
+ -<br />
Eén aansluitingpunt op de Lage<br />
Heideweg<br />
Duidelijke scheiding verkeer Dommelen<br />
en verkeer <strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid<br />
Snelheid verkeer vanuit Lage Heideweg<br />
wordt afgeremd<br />
3 varianten ontsluiting verkeer<br />
Dommelen mogelijk. Voorkeur voor<br />
variant 1 i.v.m. directe verbinding<br />
Dommelen<br />
Grote doorsnijding beekdalzone<br />
(versnippering natuurgebied)<br />
+ -<br />
Eén aansluitingpunt op de Lage Richtingkeuze op één punt<br />
Heideweg<br />
kan voor verwarring zorgen<br />
Richtingkeuze op één punt gecon- Doorsnijding beekdalzone<br />
centreerd<br />
(versnippering natuurgebied)<br />
Beperkte mogelijkheden voor<br />
situering tankstation op nabij<br />
rotonde en op afstand van<br />
woonbebouwing<br />
23
VARIANT C<br />
VARIANT D<br />
24<br />
+ -<br />
Eén aansluitingpunt op Lage Heideweg<br />
Directe verbinding met Dommelen<br />
(duidelijke entree)<br />
Zeer grote doorsnijding<br />
beekdalzone<br />
natuurgebied)<br />
(versnippering<br />
Aanleg nieuwe ontsluitingsweg<br />
naar Mgr. Smetsstraat<br />
vraagt extra ruimtebeslag in<br />
buitengebied<br />
Beperkte mogelijkheden voor<br />
situering tankstation op voldoende<br />
afstand van woonbebouwing<br />
+ -<br />
Duidelijke scheiding van verkeer<br />
Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
3 varianten ontsluiting kern Dommelen<br />
mogelijk. Afweging van<br />
natuurwaarden en hinder omwonenden<br />
bepaalt voorkeursvariant<br />
Twee aansluitingpunten op<br />
Lage-Heideweg,<br />
afstand van elkaar<br />
op korte<br />
Beperkend in vlotte doorstroming<br />
Lage Heideweg<br />
Zeer grote doorsnijding<br />
beekdalzone<br />
natuurgebied)<br />
(versnippering<br />
Uitvoer financieel kostbaar<br />
Twee mogelijke andere varianten vallen af:<br />
� een aansluiting op de bestaande Mgr. Smetsstraat, aangezien hiermee het gewenste effect op de<br />
Mgr. Smetsstraat niet wordt bereikt (het verbeteren van leefbaarheid en verminderen van de verkeershinder<br />
op Mgr. Smetsstraat). Door een aansluiting op deze bestaande infrastructuur wordt de<br />
verkeersdruk ter plaatse verhoogt en wordt juist het averechtse effect bereikt.<br />
� aansluiting op het te realiseren tracé van de Lage Heideweg (variant C), door aanhaking en afwikkeling<br />
van het verkeer naar Dommelen via de bestaande Dommelsedijk. Deze variant is buiten beeld<br />
aangezien daarmee de Keersop tweemaal zal worden doorsneden, hetgeen niet gewenst uit een oogpunt<br />
van waarborging van de bestaande natuurwaarden in het plangebied (met name in en nabij de<br />
Keersop). Zie hiervoor hetgeen beschreven is ten aanzien van de variant keuze voor de Lage Heideweg.<br />
Deel A - Planopzet
2.2 Habitattoets<br />
2.2.1 Voortoets<br />
In een voortoets 5<br />
behorende bij een habitattoets is onderzocht of de planontwikkeling in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest<br />
(waaronder mede begrepen de aanleg van de Lage Heideweg) een nadelig effect kan<br />
hebben op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natura-2000 gebieden. 6 Daarbij is gekeken naar<br />
de natuurwaarden in het gebied, de eventuele effecten op deze natuurwaarden (kwalificerende habitattypen<br />
en soorten) en hoe hiermee bij eventuele effecten omgegaan dient te worden.<br />
Geconcludeerd wordt dat er door het opvolgen/uitvoeren van mitigerende maatregelen er geen effecten<br />
voorzien worden van de ontwikkelingsplannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid op het natura-2000 gebied<br />
Leenderbos en Groote Heide, Hageven-Plateaux en de Dommel/Keersop.<br />
Voor een nadere uitzetting wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting waar de Habitattoets<br />
integraal is opgenomen.<br />
2.2.2 Habitattoets<br />
Mede naar aanleiding van de bevindingen voortvloeiende uit de MER Lage Heideweg is onderzoek<br />
verricht naar de mogelijk nadelige effecten van de aanleg van deze weg op de beekprik die wettelijk<br />
beschermd is via de Habitatrichtlijn.<br />
Uit het uitgevoerde onderzoek is naar voren gekomen dat er gedurende de aanlegfase van de Lage<br />
Heideweg er een klein effect kan optreden als gevolg van geluid, trillingen, vertroebeling en enige<br />
versnippering. In de gebruiksfase zal de situatie echter verbeteren doordat een bestaande kleine brug<br />
wordt afgebroken en wordt vervangen door ruim opgezette bruggen. In het onderzoek is tevens gekeken<br />
of andere projecten langs de Keersop eventueel effect hebben op de beekprik. Bij een viertal<br />
van de circa 35 beoordeelde projecten zijn kleine effecten te voorzien indien passende maatregelen<br />
niet worden uitgevoerd (wat kan worden doorgevoerd).<br />
Gelet op de effecten in de aanlegfase en de gebruiksfase kan dan ook worden geconcludeerd dat de<br />
plannen geen significant effect hebben op de beekprik en het plan (aanleg van de Lage Heideweg) is<br />
dan ook niet strijdig met de instandhoudingsdoelstellingen zoals deze zijn neergelegd in het ontwerpbesluit.<br />
De habittattoets zal worden voorgelegd aan de provincie Noord Brabant middels een ontheffingsaanvraag<br />
Natuurbeschermingswet.<br />
Het totale integrale rapport is als bijlage opgenomen onder bijlage 2 van het bijlagenrapport behorende<br />
bij het bestemmingsplan.<br />
5<br />
Veelal de oriëntatiefase of voortoets genoemd in een Habitattoets.<br />
6<br />
Betreft ‘Voortoets vogel- en habitatrichtlijn ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest, november 2006, Adviesbureau Mertens,<br />
Wageningen.<br />
Hoofdstuk 2<br />
25
2.3 Compensatie natuur- en landschapswaarden<br />
Op basis van de resultaten van de natuuronderzoeken, in samenhang naar de te realiseren ontwikkelingen<br />
in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, is gekeken naar de noodzakelijk te verrichten compensatie. De uit te<br />
voeren compensatie is in een compensatieplan uiteengezet dat als separate bijlage bij het vast te stellen<br />
bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ wordt gevoegd.<br />
Het betreffende compensatieplan dat deel uitmaakt van dit bestemmingsplan is een integraal compensatieplan<br />
dat in het kader van de aanleg van de Lage Heideweg (afzonderlijk bestemmingsplan) is<br />
opgesteld maar waarin rekening is gehouden met de ontwikkelingen binnen het definitief vast te<br />
stellen bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Basisgegevens<br />
Bij het plan Lage Heideweg zijn beschermde waarden vanuit de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet<br />
en de provinciale Groene Hoofdstructuur betrokken. Het plan wordt derhalve getoetst<br />
door de Provincie Noord-Brabant (Natuurbeschermingswet en GHS) en door het Rijk via Dienst Landelijk<br />
Gebied (Flora- en faunawet). Voor onderhavig project is tijdens het werkproces met beide instanties<br />
overleg gevoerd.<br />
In samenspraak met de provincie is besloten om voor de compensatie van de GHS gebruik te maken<br />
van de meest recente werkkaarten of ’detailkaarten’ (schaal 1:25.000). Deze zijn gebaseerd op de officiële<br />
streekplankaarten (1:100.000), behorende bij het Streekplan Brabant in Balans (2002). Er is voor<br />
de detailkaarten gekozen om verschillende redenen. Ten eerste is op de streekplankaarten de GHS niet<br />
op perceelsniveau begrensd, terwijl dit op de detailkaarten wel gebeurd is. Ten tweede worden de<br />
detailkaarten gebaseerd op onderdelen uit de provinciale natuurgebiedsplannen en aanvullende provinciale<br />
inventarisaties. Ze zijn derhalve gebaseerd op feitelijke informatie over de plaatselijke situatie<br />
ten aanzien van actuele en potentiële natuurwaarden.<br />
Dit heeft onder andere tot gevolg dat een gebied ten zuiden van Dommelen dat eerst is aangemerkt<br />
als ‘natuurontwikkelingsgebied’ nu door de provincie wordt aangemerkt als ‘natuurparel’. Anderzijds<br />
kan op basis van de meest actuele inventarisatiegegevens blijken dat gebieden geen actuele en potentiële<br />
waarde meer hebben, waardoor compensatie niet aan de orde is. Dit is het geval voor een gebied<br />
dat in het Streekplan was aangewezen als struweelvogelgebied. Voor de beoordeling en vaststelling<br />
van compensatie ten in verband met de realisatie van de Lage Heideweg zijn de meest recente provinciale<br />
werkkaarten door de provincie verstrekt op 7 februari 2007. In maart 2009 is de compensatie herberekend<br />
met nieuw aangeleverde recentere provinciale werkkaarten.<br />
Voor een goede onderbouwing van de maatregelen met betrekking tot beschermde natuurwaarden<br />
zijn actuele veldgegevens noodzakelijk. Als basisgegevens voor de soortgroep vogels is gebruik gemaakt<br />
van het onderzoek van Vogelwerkgroep de Kempen (Wouters, 2006). Voor alle overige soortgroepen<br />
is gebruik gemaakt van het onderzoek uitgevoerd door Bureau Mertens (Mertens, 2006a en<br />
2006b). Daarnaast zijn aanbevelingen en/of eisen voor mitigatie en compensatie overgenomen uit de<br />
voortoets (Mertens, 2006c) en effectbeschrijving flora en fauna (BRO, 2006). De uiteindelijke beoordeling<br />
van de noodzaak tot ontheffing, vergunning of compensatie vindt echter in het bestemmingsplan<br />
en compensatieplan plaats.<br />
Hieronder wordt kort ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve compensatieverplichting voor<br />
‘Lage Heideweg’. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de effecten op natuurwaarden en de natuurcompensatie<br />
wordt verwezen naar het integrale compensatieplan. 7<br />
7<br />
Zie bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan.<br />
26<br />
Deel A - Planopzet
2.3.1 Compensatie vanuit provinciaal beleid<br />
Vaststelling compensatieplicht<br />
Natuurparel<br />
De Keersop is qua watervegetatie en visstand een van de meest waardevolle beken van Nederland, en<br />
is daarom aangewezen als natuurparel. De aangrenzende agrarische percelen hebben momenteel een<br />
agrarisch gebruik maar hebben een zeer grote potentiële natuurwaarde. Er zijn als gevolg van kwelstromen<br />
en een nutriëntenarme ondergrond zeer goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling in<br />
de beekdalen. (Een goed voorbeeld hiervan is het natuurgebied de Keersopperdreef ten noorden van<br />
de Dommelsedijk. In dit gebied is de nutriëntenrijke bouwvoor verwijderd en is het watersysteem hersteld<br />
waardoor zich in korte tijd veel zeldzame en bedreigde soorten hebben gevestigd.) Het gebied is<br />
om deze reden begrensd binnen de Ecologische Hoofdstructuur als natuurontwikkelingsgebied plus en<br />
is binnen de GHS-natuur aangewezen als natuurparel.<br />
Het gebied met de status ‘natuurparel’ krijgt in het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ voor het grootste<br />
deel de bestemming natuur. Een gedeelte van de natuurparel wordt echter doorsneden door het<br />
tracé van de Lage Heideweg en krijgt een verkeersbestemming (‘Verkeer 1’). Daarnaast wordt een<br />
nieuwe ontsluitingsweg aangelegd ten westen van de Mgr. Smetstraat. Alle uitbreiding van het stedelijk<br />
ruimtebeslag binnen natuurparels is compensatieplichtig conform het rijksbeleid voor de EHS en de<br />
provinciale Beleidsregel Natuurcompensatie, zowel voor gerealiseerde (actuele) als niet-gerealiseerde<br />
(potentiële) natuur. Bovendien zal op basis van de beleidsregel de door de weg verstoorde oppervlakte<br />
gecompenseerd worden.<br />
Overig bos- en natuurgebied<br />
Het tracé van Lage Heideweg doorkruist een bosperceel ten zuidoosten van de Mgr. Smetstraat dat in<br />
de GHS-natuur de status heeft van ‘overig bos- en natuurgebied’. Daarnaast doorkruist het tracé een<br />
te ontwikkelen bosgebied met de status van ‘overig bos en natuurgebied’ ten westen en noordwesten<br />
van de Mgr. Smetstraat. Omdat dit gebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur (GHS-natuur) valt, is<br />
de aantasting van deze potentiële natuurwaarde compensatieplichtig conform het rijksbeleid voor de<br />
EHS en de provinciale beleidsregel.<br />
Hoofdstuk 2<br />
27
Figuur 9. Natuurdoeltypen volgens het Natuurgebiedsplan binnen het bestemmingsplangebied.<br />
28<br />
Deel A - Planopzet
Daarnaast zal op basis van de beleidsregel de door de weg verstoorde oppervlakte gecompenseerd<br />
worden. Bovendien bevindt zich direct ten westen van de bebouwing aan de Mgr. Smetstraat een<br />
smalle strook die weliswaar niet als wegtracé ingericht wordt, maar die geheel versnipperd wordt door<br />
de bebouwing aan de Mgr. Smetstraat en een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg achter deze huizen.<br />
Omdat deze daardoor niet meer als natuurgebied in te richten is, is deze strook ook compensatieplichtig.<br />
Deze zal worden meegenomen in het ‘vernietigde’ areaal.<br />
Struweelvogelgebied<br />
Conform de intentie van Provincie Noord-Brabant voor de herbegrenzing van het struweelvogelgebied<br />
ter plaatse (in de provinciale structuurvisie) is deze zone niet meer compensatieplichtig. De compensatie<br />
van struweelvogelgebied is dan ook niet opgenomen in het voorliggende plan.<br />
RNLE-landschapsdeel<br />
Gebieden met de status RNLE-landschapsdeel bestaan uit landbouwgronden in de omgeving van belangrijke<br />
bos- en natuurgebieden. Ze hebben een beschermde bufferfunctie, met als doel dat natuur<br />
en landschap in een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE) wordt versterkt. De waarde van de<br />
landschapsdelen verschillen per gebied. Het RNLE-landschapsdeel in het onderzoeksgebied bestaat<br />
onder andere uit agrarische percelen zonder landschappelijke elementen, uit een voormalige vuilstort<br />
en enkele bebouwde percelen. Deze gebieden heeft op zichzelf geen bijzondere actuele natuurwaarden.<br />
Compensatie van natuurwaarden is derhalve niet aan de orde.<br />
Mitigatie<br />
Onder mitigatie wordt verstaan het nemen van verzachtende maatregelen om aantastingen of verstoringen<br />
te beperken. In het tracé van de Lage Heideweg vindt mitigatie van de barrièrewerking plaats<br />
door de aanleg van een kunstwerk over de Keersop. Dit kunstwerk zal worden aangelegd als een brug<br />
met ruime overspanning van de oevers. Hierdoor wordt de uitwisseling van dieren langs de Keersop<br />
mogelijk gemaakt. Momenteel is er nog geen ontwerp voor deze brug; hierover wordt op korte termijn<br />
overleg gevoerd met Waterschap de Dommel.<br />
Daarnaast wordt de bestaande brug over de Keersop bij Dommelen afgewaardeerd vervangen door<br />
een fietsbrug. Tevens wordt de Dommelsedijk tussen de Lage Heideweg en de kern Dommelen afgewaardeerd<br />
tot langzaamverkeersroute. Hierdoor is compensatie vanwege versnippering niet nodig<br />
voor het gebied tussen de Dommelsedijk, Lage Heideweg en de kern Dommelen. Overigens wordt dit<br />
gebied wel gecompenseerd doordat het is meegenomen bij de bepaling van de oppervlakte die te<br />
maken heeft met geluidsverstoring.<br />
Daarnaast kan het toepassen van geluidbeperkende maatregelen voor de ‘Lage Heideweg’ beschouwd<br />
worden als mitigerende maatregel. Door deze maatregelen neemt de geluidbelasting langs de nieuwe<br />
‘Lage Heideweg’ met circa 3,5 dB(A) af. Dit is iets meer dan een halvering van de geluidbelasting.<br />
De omvang en kwaliteit van het vernietigde areaal<br />
Actuele natuurwaarden<br />
Door de aanleg van de ‘Lage Heideweg’ verdwijnt een oppervlakte van 0,49 ha bestaand bos met de<br />
status van ‘overig bos- en natuurgebied’. Dit bos is in het Natuurgebiedsplan van de Provincie Noord-<br />
Brabant aangemerkt als multifunctioneel bos. Het betreft een gemengde houtopstand waarvan de<br />
bomen een maximale diameter van circa 50 cm hebben. Op dit moment heeft het bos o.a. waarde voor<br />
de flora- en faunawetsoorten Grote bonte specht en Levendbarende hagedis.<br />
Hoofdstuk 2<br />
29
Afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de vernietigde waarden hanteert de provinciale beleidsregel<br />
een kwaliteitstoeslag. Gezien de leeftijd van het bos en het ontbreken van een specifiek natuurdoeltype,<br />
is het te beschouwen als natuur met een ontwikkelingstijd van 25-100 jaar. Hiervoor geldt<br />
een toeslag van 2/3 van de te compenseren oppervlakte. Dit komt neer op een toeslag van 0,33 hectare.<br />
Compensatie zal bestaan uit de ontwikkeling van bos van gelijkwaardige of hogere kwaliteit. Op deze<br />
manier wordt tevens voldaan aan de herplantplicht vanuit de Boswet. Het natuurlijke bostype dat<br />
overeenkomt met het te verdwijnen bostype is Eiken-Berkenbos of Beuken-Eikenbos. De kwaliteitstoeslag<br />
kan ook in de vorm van andersoortige natuur gerealiseerd worden, mits er sprake is van natuur<br />
met een vergelijkbare kwaliteit (ontwikkelingstijd).<br />
Potentiële natuurwaarden<br />
Daarnaast bestaat een gedeelte van het gebied met de status ‘overig bos- en natuurgebied’ en ‘natuurparel’<br />
uit nog te ontwikkelen bos en natuur. Voor dit gebied zijn de volgende natuurdoeltypen<br />
aangewezen: moeras, vochtig bloemrijk grasland en braam/doornstruweel, droog bloemrijk grasland<br />
en braam/doornstruweel, Elzenbroekbos en Beuken-Eikenbos. Daarnaast is de Keersop die doorkruist<br />
wordt door de Lage Heideweg aangemerkt als ‘natuurlijke laaglandbeek’. Door het nemen van mitigerende<br />
maatregelen zoals een ruime overspanning met veel lichtinval kunnen deze vegetaties behouden<br />
blijven.<br />
Voor de compensatie van deze gronden is de kwaliteitstoeslag niet van toepassing omdat de gronden<br />
nog niet tot natuurgebied ontwikkeld zijn. Compensatie van de natuurparel dient te bestaan uit realisatie<br />
van de natuurdoelen in een daarvoor geschikt gebied. Omdat het gaat om nog niet gerealiseerde<br />
natuurwaarden is het in principe ook mogelijk om andere natuurdoeltypen hiervoor in de plaats te<br />
realiseren, als dit in het compensatiegebied beter mogelijk is. Voorwaarde hiervoor is dat dit leidt tot<br />
natuurdoeltypen van vergelijkbare of hogere kwaliteit (ontwikkelingstijd) en versterking van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur.<br />
Tabel 2: Overzicht van de te verdwijnen oppervlakten nieuwe natuur binnen het plangebied<br />
Natuurdoeltype volgens Natuurgebiedsplan Oppervlakte (ha)<br />
Moeras 0,44<br />
Bloemrijk grasland (vochtig) en Braam/doornstruweel 1,07<br />
Bloemrijk grasland (droog) en Braam/doornstruweel 1,96<br />
Braam/doornstruweel 0,06<br />
Elzenbroekbos 0,12<br />
Beuken-Eikenbos (droog) 0,73<br />
Totaal 4,39<br />
30<br />
Deel A - Planopzet
De omvang van het verstoorde areaal<br />
Naast de oppervlakte die daadwerkelijk verdwijnt, wordt een deel van de overgebleven GHS aangetast<br />
door verstoring en versnippering als gevolg van de nieuwe weg. Voor verstoring bestaan alleen vastgestelde<br />
compensatiemethoden voor geluidsverstoring van broedvogels (Reijnen, 1992). Aan de hand<br />
van gegevens uit deze methode zijn percentages bepaald waarmee de broedvogeldichtheid afneemt<br />
(ten opzichte van een ongestoorde situatie) bij toename van de geluidsdruk (in dB(A)). Deze percentages<br />
zijn vermeld in tabel 3. Omdat sprake is van een gebied met zowel bos als open landschap, zijn de<br />
percentages van bos en landschap gemiddeld.<br />
Tabel 3: Percentages waarmee de broedvogeldichtheid afneemt bij toename van de geluidsdruk. Verticaal staan de<br />
dB(A)-niveaus in de uitgangssituatie, horizontaal de dB(A)-niveaus in de nieuwe situatie.<br />
45-50 dB(A) 50-55 dB(A) 55-60 dB(A) > 60 dB(A)<br />
40-45 dB(A) 8% 27% 42% 50%<br />
45-50 dB(A) - 19% 34% 42%<br />
50-55 dB(A) - - 15% 23%<br />
55-60 dB(A) - - - 8%<br />
Vervolgens zijn de geluidscontouren voor de autonome situatie en de situatie bij aanleg van de weg<br />
(afkomstig uit het MER) met elkaar vergeleken. Van gebieden waarin het geluidsniveau toeneemt, is<br />
de oppervlakte bepaald in GIS voor iedere mogelijke geluidstoename afzonderlijk. Op basis van deze<br />
oppervlakten is de te compenseren oppervlakte bepaald door de werkelijke oppervlakte te vermenigvuldigen<br />
met de corresponderende bovengenoemde percentages. Bijvoorbeeld: in een gebied van 1<br />
hectare neemt de geluidsverstoring toe van 40 dB(A) naar 58 dB(A). Deze oppervlakte wordt voor 42%<br />
gecompenseerd, d.w.z. 0,42 hectare.<br />
Voor gebieden die in de bestaande situatie al een dB(a) hoger dan 45 hebben, is een correctie toegepast<br />
voor het feit dat in de huidige situatie de (theoretische) broedvogeldichtheid al lager is. Voor een<br />
bestaand geluidsniveau van 45-50 is de correctiefactor 0,92; voor 50-55 is dit 0,73 en voor 55-60 is dit<br />
0,58.<br />
De gebieden waarin het geluidsniveau toeneemt, zijn weergegeven in figuur 10. Deze gebieden zijn<br />
om praktische redenen niet uitgesplitst per natuurdoeltype. Voor verstoring van gebieden dient een<br />
totaal van 11,87 hectare te worden gecompenseerd.<br />
Hoofdstuk 2<br />
31
Figuur 10. Gebieden behorende tot de EHS waarin geluidsverstoring toeneemt.<br />
32<br />
Deel A - Planopzet
Behoud omvang van de EHS<br />
Vernietiging van actuele en potentiële natuurwaarden is aan de orde binnen de EHS. Voor realisatie<br />
van de potentiële natuurwaarden en beheer van de actuele en potentiële natuurwaarden zijn reeds<br />
gelden en instrumentarium gegarandeerd. De natuurwaarden binnen de EHS dienen te worden gecompenseerd<br />
middels het planologisch veiligstellen van de compensatiegebieden binnen de EHS, zodat<br />
de omvang van de EHS niet afneemt.<br />
Samenvatting compensatie-opgave<br />
Tabel 4: Overzicht van de te compenseren oppervlakte natuur<br />
Hoofdstuk 2<br />
Oppervlakte (ha)<br />
Bestaande natuur (multifunctioneel. bos) 0,50<br />
Compensatietoeslag (2/3) 0,33<br />
Nieuwe natuur (zie tabel 2) 4,39<br />
Verstoorde oppervlakte 11,87<br />
Totale compensatieplicht bos 0,50<br />
Totaal niet gespecificeerde compensatie 16,59<br />
TOTALE COMPENSATIEPLICHT 17,09<br />
Zoals vermeld in tabel 4 heeft de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft een compensatieopgave van 17,09<br />
hectare. Tenminste 0,50 hectare nieuwe EHS wordt ingericht als bos in de vorm van eiken-berkenbos of<br />
beuken-eikenbos. De overige oppervlakte is niet nader gespecificeerd. Omdat het gaat om verstoorde<br />
of nog niet gerealiseerde natuurwaarden is het hiervoor namelijk mogelijk om andere natuurdoeltypen<br />
hiervoor in de plaats te realiseren, als het compensatiegebied hiervoor betere uitgangssituaties<br />
biedt. Voorwaarde hiervoor is dat dit leidt tot natuurdoeltypen van vergelijkbare of hogere kwaliteit<br />
(ontwikkelingstijd) en versterking van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
2.3.2 Compensatie vanuit de natuurbeschermingswet<br />
In het rapport ‘Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn Ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (Mertens,<br />
2006) zijn de effecten van de geplande ontwikkelingen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid getoetst. Omdat volgens<br />
de Natuurbeschermingswet bij de toetsing ook effecten van andere ontwikkelingen meegenomen<br />
moeten worden (zogenaamde cumulatieve effecten), is het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid integraal onderzocht<br />
met het plan Lage Heideweg.<br />
In het rapport staan concrete maatregelen vermeld om maatregelen aan de betrokken Natura 2000gebieden<br />
te voorkomen. Compenserende maatregelen in strikte zin zijn niet nodig. Wel is er wordt<br />
een aantal ruimtelijke voorwaarden genoemd om maatregelen op aangewezen soorten voldoende te<br />
kunnen uitsluiten. Hierdoor is er geen sprake van overtreding van de Natuurbeschermingswet.<br />
Ten eerste wordt het huidige kunstwerk in de N397 (Dommelsedijk) vervangen door een fietsverbinding.<br />
Hierdoor wordt de licht- en geluidsverstoring van de Lage Heideweg ten zuiden van de N397<br />
gemitigeerd.<br />
Daarnaast wordt de nieuwe kruising met de Keersop aangelegd als een brug met ruime overspanning,<br />
zodat hieronder natuurlijke processen mogelijk kunnen blijven.<br />
Tenslotte wordt ten zuiden van het bedrijventerrein een natte, groene migratieroute aangelegd om<br />
migratie van dieren tussen het dal van de Keersop en Dommel mogelijk te houden.<br />
33
Voor het overige worden verschillende maatregelen uitgevoerd die te beschouwen zijn als aanlegvoorschriften.<br />
Alle uit te voeren mitigerende maatregelen staan samengevat in Box 2 (zie hierna)<br />
2.3.3 Rood-met-groen benadering<br />
De realisatie van de lage Heideweg gaat ten koste van het buitengebied. Doordat bij de voorgestane<br />
ontwikkeling in het plangebied van het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ verlies aan buitengebied<br />
onontkoombaar is, zal deze aantasting gepaard moeten gaan met een verbetering van de ruimtelijke<br />
kwaliteit elders in het buitengebied. De doelstelling van de provincie is om in directe samenhang met<br />
de ontwikkeling van verstedelijkingslocaties, groenontwikkeling te laten plaatsvinden. Bij voorkeur<br />
vindt deze groenontwikkeling plaats op of nabij de verstedelijkingslocatie.<br />
De <strong>gemeente</strong> heeft de verplichting om elders in het buitengebied een kwalitatieve verbetering door te<br />
voeren inzichtelijk gemaakt in de financiële exploitatie voor het plangebied door een investeringsbedrag<br />
van € 2,50 te reserveren per uit te geven m² grond, dat bestemd is voor een kwalitatieve verbetering<br />
van het buitengebied elders.<br />
Inmiddels heeft de <strong>gemeente</strong> ook een aantal projecten aangewezen voor een kwalitatieve verbetering.<br />
Het betreft:<br />
- aanpak oude stortplaatsen (o.a. voormalige stortplaats aan de Victoriedijk en aan de Mgr. Smetsstraat);<br />
- landschappelijke inpassing/aankleding en maatregelen voor ecologie/natuur bij de Recreatieve<br />
Poort (Venbergse Watermolen);<br />
- realiseren ecologische verbindingszones (o.a. nabij Maastrichterweg en Klein Borkel);<br />
- kwaliteitsverbetering van het Dommeldal (voor zover niet zijnde natuurcompensatie voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
en/of Lage Heideweg).<br />
2.3.4 Compensatie vanuit de Flora- en Faunawet<br />
Ontheffingsplichtige soorten<br />
In het rapport ‘Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (BRO, 2006) is<br />
indicatief aangegeven voor welke soorten een ontheffing dient te worden aangevraagd ex artikel 75<br />
van de Flora- en faunawet. Voor een aantal strenger beschermde soorten is echter geen ontheffing<br />
nodig, mits hiervoor een aantal aanvullende (inrichtings)eisen opgenomen worden in het plan. De<br />
verstoring is vastgesteld op basis van zowel het plan Lage Heideweg als <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Van al<br />
deze soorten wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven. Voor verspreidingsgegevens van de<br />
soorten, zie Mertens (2006a/b) en Wouters (2006).<br />
De ontheffingsaanvragen zijn (voor)besproken met LNV en inmiddels zijn de betreffende aanvraagformulieren<br />
in het kader van de Flora- en Faunawet opgemaakt en verzonden naar het ministerie van<br />
LNV ter afhandeling. In bijlage 4 is de toelichting bij de ontheffingsaanvraag bijgevoegd. N.B. In dit<br />
rapport zijn ook effectenbeoordelingen en maatregelen opgenomen ten behoeve van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Deze zijn voor het voorliggende plan Lage Heideweg niet van toepassing.<br />
34<br />
Deel A - Planopzet
Tabel 8: Overzicht van soorten waarvoor aanvullende inrichtingseisen gegeven zijn en/of een ontheffing moet worden<br />
aangevraagd ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Van soorten waarvan geen precieze aantallen bekend zijn<br />
of waarvoor deze geen reëel beeld geven van de werkelijke aantallen, is de dichtheid aangegeven (+: lage dichtheid;<br />
+++: hoge dichtheid). Voor uitleg beschermingsniveaus zie paragraaf 2.<strong>1.</strong><br />
Soortnaam Aantal /<br />
dichtheid<br />
Hoofdstuk 2<br />
Beschermings-<br />
Niveau<br />
Ecotoop Mitigatie Compensatie<br />
Ontheffing<br />
vereist<br />
Grote bonte specht 2 (4) V Bos X X X<br />
Levendbarende hagedis + 2 Heide, bos X X X<br />
Waterspitsmuis + 3 Oevers X X X<br />
Baardvleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />
Beekprik + 3 Beken X<br />
Bermpje +++ 2 Beken X<br />
Geelgors 1 V Klein agrarisch X X<br />
Gele kwikstaart 1 V Oevers X X<br />
Gewone dwergvleermuis +++ 3 Klein agrarisch X X<br />
Grijze grootoorvleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />
Heikikker + 3 Poelen, heide X<br />
Ingekorven vleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />
Kerkuil 1 V Klein agrarisch X X<br />
Kievit 22 V Weide X<br />
Laatvlieger ++ 3 Klein agrarisch X X<br />
Patrijs 4 V Klein agrarisch X X<br />
Rosse vleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />
Ruige dwergvleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />
Scholekster 3 V Weide X<br />
Steenuil 1 V Klein agrarisch X X<br />
Watervleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />
Op basis van tabel 8 kunnen de soorten die specifieke aandacht vragen worden ingedeeld in vijf groepen,<br />
op basis van hun ecotoop. Door de soorten in deze groepen in te delen, kunnen de effecten van<br />
de plannen per ecotoop onderzocht worden, en mogelijkheden voor compensatie per functionele<br />
groep uitgewerkt worden. Het betreft soorten van:<br />
<strong>1.</strong> Bos: Grote bonte specht (en Levendbarende hagedis);<br />
2. Kleinschalige agrarische gebieden en parklandschap: Geelgors, Kerkuil, Patrijs, Steenuil, Baardvleermuis,<br />
Gewone dwergvleermuis, Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Laatvlieger,<br />
Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis en Watervleermuis;<br />
3. Weiden: Kievit en Scholekster;<br />
4. Beken en oevers: Beekprik, Bermpje, Gele kwikstaart en Waterspitsmuis;<br />
5. Heide: Heikikker en Levendbarende hagedis.<br />
Omvang van de compensatie wordt per ecotoop bepaald. Voor oppervlaktecompensatie van iedere<br />
ecotoop wordt uitgegaan van de eisen van de meest kritische soort. In de volgende paragraaf worden<br />
soortspecifieke inrichtingseisen uitgewerkt.<br />
Voor de tabel 3-soorten en vogels waarvoor een ontheffing nodig is, is behalve het uitvoeren van<br />
compenserende maatregelen, ook een sluitende onderbouwing van de noodzaak van het plan en het<br />
ontbreken van alternatieven nodig. Deze staan vermeld in het Bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />
35
Vaststelling compensatie-eisen per soortgroep<br />
Bossoorten<br />
Voor deze soorten dient zowel compensatie van verloren en versnipperd leefgebied als mitigatie<br />
plaats te vinden. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit aangeplant naaldbos. Levendbarende hagedis<br />
komt voor in open bossen, maar meer nog in heidegebied. Grote bonte specht komt voor in uiteenlopende<br />
bostypen met een voorkeur voor loof- en gemengde bossen. Compensatie voor deze soorten<br />
zal derhalve bestaan uit de aanleg van een dergelijk type open bos. Het te compenseren bosgebied<br />
zoals bepaald in GHS vormt een deel van een territorium van Grote bonte specht. Het gehele bosgebied<br />
te noorden van het Eurocircuit is te beschouwen als 1 territorium van Grote bonte specht. Indien<br />
compensatie tegen bestaand bosgebied plaatsvindt kan worden volstaan met compensatie van het<br />
vernietigde en verstoorde deel van het territorium. Het te compenseren bos heeft een oppervlakte<br />
(inclusief toeslag) van 1,68 hectare.<br />
De omvang van het leefgebied voor de Levendbarende hagedis wordt gesteld op een cirkel met een<br />
straal van 150 meter rondom de vindplaats. Het te verdwijnen leefgebied betreft een marginaal deel<br />
van een totaal leefgebied. Compensatie voor deze soort valt in het geheel binnen de te compenseren<br />
oppervlakte voor Grote bonte specht, en dient te worden gerealiseerd aangrenzend aan bestaand<br />
leefgebied.<br />
Mitigerende maatregelen dienen, zoals genoemd in de effectbeschrijving flora en fauna, uitgevoerd te<br />
worden voor Levendbarende hagedis. Deze bestaan uit ontsnipperingsmaatregelen. In de nieuw aan<br />
te leggen Lage Heideweg worden passages voor kleinere diersoorten opgenomen. Ook de nieuw aan<br />
te leggen brug over de Keersop wordt passeerbaar gemaakt voor de Levendbarende hagedis.<br />
Soorten van agrarisch landschap<br />
Compenserende en mitigerende maatregelen voor de soorten van kleinschalig agrarisch landschap<br />
zijn vastgelegd in het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Weidevogels<br />
Er vindt zowel vernietiging als verstoring van leefgebied van weidevogels plaats door de voorgenomen<br />
plannen. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit regulier beheerd akker- en weidegebied. Een ontheffingsaanvraag<br />
voor weidevogels is niet noodzakelijk: wanneer buiten het broedseizoen van deze<br />
vogels gewerkt wordt, is geen sprake van aantasting van rust- en verblijfplaatsen. Compensatie voor<br />
weidevogels is niet nodig, omdat de aangetroffen soorten geen standvogels zijn en zich zullen verplaatsen<br />
naar geschikt leefgebied in de verdere omgeving.<br />
Soorten van beken en oevers<br />
Voor de soort Gele kwikstaart vindt voornamelijk vernietiging en verstoring van leefgebied plaats;<br />
deze soort leeft langs oevers en op voedselrijke vochtige weiden. Voor de soorten Beekprik, Bermpje<br />
en Waterspitsmuis met name verstoring door barrièrewerking. Laatstgenoemde soorten komen voor in<br />
of rondom de Keersop.<br />
Voor de Gele kwikstaart zal compensatie plaatsvinden door biotoopverbetering. Dit vindt plaats in de<br />
gebieden die aangewezen zijn als natuurontwikkelingsgebied. Voor de barrièrewerking van de Lage<br />
heideweg bij de kruising van de Keersop worden mitigerende maatregelen getroffen in de vorm van<br />
een kunstwerk met brede overspanning. Daarnaast wordt de bestaande brug over de Keersop vervangen<br />
door een fietsbrug met brede overspanning. Als aanvullende maatregel wordt tussen de Dommel<br />
en de Keersop een robuuste groene verbinding aangelegd. Deze verbinding is vastgelegd in het plan<br />
<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
36<br />
Deel A - Planopzet
In de gebruiksfase zal de barrièrewerking voor de Beekprik door de genoemde maatregelen zeker niet<br />
toenemen. Zoals reeds gesteld in de Voortoets (Mertens, 2006c) zal in de aanlegfase echter een negatief<br />
effect op de Beekprik kunnen ontstaan bij bouw- en sloopwerkzaamheden. De populatie in de<br />
Keersop is de enige in Noord-Brabant. De huidige populatie van de Beekprik is stabiel, maar zeer<br />
kwetsbaar (dit blijkt ook uit recente vangstgegevens die gedaan zijn ten behoeve van de provinciale<br />
vissenatlas). Derhalve is grote voorzichtigheid bij werkzaamheden aan de Keersop van belang.<br />
Het is niet mogelijk om op dit moment nauwkeuriger te bepalen of er effecten zullen optreden. De<br />
kwetsbare plaatsen van de Beekprik zijn plaatsen waar de larven verblijven en metamorfoseren (ze<br />
zitten dan ingegraven in de bodem), en de paaiplaatsen. In de Keersop veranderen deze kwetsbare<br />
plaatsen door de jaren heen. Bovendien worden de verblijfplaatsen van larven gedurende meerdere<br />
jaren gebruikt: er is derhalve niet één periode in het jaar aan te wijzen waarin de dieren minder<br />
kwetsbaar zijn.<br />
De meest gunstige en haalbare werkwijze om de Beekprik te ontzien, is om vlak vóór de aanvang van<br />
de werkzaamheden aan de Keersop de betreffende plaatsen eenmalig te inventariseren op aanwezige<br />
Beekprikken. Indien daadwerkelijk larven worden aangetroffen, zullen deze stroomafwaarts worden<br />
verplaatst. Daarnaast zal tijdens de werkzaamheden met grote zorgvuldigheid worden gewerkt, om te<br />
voorkomen dat puin en afvalmateriaal in de Keersop terechtkomt.<br />
Soorten van heide<br />
De soorten van heide ondervinden geen directe vernietiging of verstoring van leefgebied. Wel ondervinden<br />
ze de barrièrewerking van de Lage Heideweg. Hiervoor worden ter hoogte van de Keersop<br />
mitigerende maatregelen getroffen door het eerder genoemde kunstwerk. Compenserende maatregelen<br />
voor Levendbarende hagedis zijn vermeld onder paragraaf 4.2.1; voor Heikikker zijn soortspecifieke<br />
compenserende maatregelen niet nodig.<br />
Hoofdstuk 2<br />
37
BOX 2: SAMENVATTING COMPENSERENDE EN MITIGERENDE MAATREGELEN<br />
Maatregelen ten behoeve van GHS-compensatie<br />
� Inrichting en vastlegging van 17,43 hectare EHS-gebied, ter compensatie van 2,43 hectare ‘natuurparel’,<br />
5,23 hectare ‘overig bos- en natuurgebied’ en 19,53 hectare verstoord EHS-gebied.<br />
Maatregelen in het kader van de Natuurbeschermingswet<br />
� Aanleg van een natte migratieroute ten zuiden van het bedrijventerrein, waarbij faunapassages<br />
ingepast worden bij de Lage Heideweg en Mgr. Smetsstraat.<br />
� Geen drainage van het wegvak van de Lage Heideweg om grondwaterstromingen niet negatief te<br />
beïnvloed.en.<br />
� Ophoging van het wegvak van de Lage heideweg met nutriëntenarm, zoutarm en nietverontreinigd<br />
materiaal om te voorkomen dat stoffen uitspoelen naar de Dommel of de Keersop.<br />
� Verandering van de bestaande N397 in een fietsverbinding, en aanleg van een kunstwerk in de<br />
Lage heideweg ter hoogte van de Keersop. In geval van een brug zal deze ruim van opzet zijn om<br />
natuurlijke processen mogelijk te houden. Een brug zal aan weerszijden worden voorzien van platen<br />
om lichtverstrooiing tegen te gaan. De bouw van de brug dient plaats te vinden zonder<br />
kunstlicht.<br />
� Het toepassen van geluidarme wegdekverharding.<br />
� Beplanting langs wegen waar geen gebouwen staan om lichtverstrooiing tegen te gaan.<br />
� Beperking van straatverlichting tot een noodzakelijk minimum alsmede regulering van lichtsterkte.<br />
� Voor andere verlichting worden strenge <strong>regels</strong> gehanteerd ten aanzien van de bouw, de aanleg<br />
en het aanbrengen van verlichting alsmede ten aanzien van de lichtsterkte ter voorkoming van<br />
lichthinder/lichtstoornis. .<br />
� Bij natuurontwikkeling dient de Keersop en haar oevers in de huidige vorm behouden te blijven.<br />
Pas nadat het leefgebied van de Beekprik sterk is uitgebreid buiten het huidige leefgebied als gevolg<br />
van bijvoorbeeld natuurontwikkeling, kunnen maatregelen genomen worden om de dichtheid<br />
aan Beekprik binnen het huidige leefgebied te verhogen. De plannen voor natuurontwikkeling<br />
dienen hierop te worden aangepast.<br />
Maatregelen in het kader van de Flora- en faunawet<br />
� Verandering van de bestaande N397 in een fietsverbinding, en aanleg van een kunstwerk in de<br />
Lage Heideweg ter hoogte van de Keersop. In geval van een brug zal deze ruim van opzet zijn om<br />
migratie van de soorten Heikikker, Levendbarende hagedis en Waterspitsmuis mogelijk te houden.<br />
� De Lage heideweg wordt voorzien van reflectoren in plaats van lantaarnpalen.<br />
� Voor andere verlichting worden strenge <strong>regels</strong> gehanteerd ten aanzien van de bouw, de aanleg<br />
en het aanbrengen van verlichting alsmede ten aanzien van de lichtsterkte ter voorkoming van<br />
lichthinder/lichtstoornis.<br />
� Bij de doorkruising van bestaand bosgebied door de Lage Heideweg worden niet meer bomen<br />
gekapt dan noodzakelijk voor de aanleg van de weg, om schade aan leefgebied van bosbewonende<br />
soorten en foerageergebied van vleermuizen te minimaliseren.<br />
� De te kappen oppervlakte bos wordt gecompenseerd in de directe nabijheid van bestaand bosgebied.<br />
� Compensatie voor watergebonden soorten vindt plaats in het gebied dat ingericht wordt als EHScompensatiegebied.<br />
38<br />
Deel A - Planopzet
Inrichting, planning en beheer<br />
Voor de inrichting, planning en het beheer van het gebied zijn delen van het plan uitgewerkt die van<br />
belang zijn ter compensatie en mitigatie van beschermde natuurwaarden. Deze zullen worden overgenomen<br />
in de nog uit te werken inrichtingsplannen.<br />
Inrichting<br />
Buitengebied<br />
Voor realisatie van de natuurcompensatie zijn in het planproces verschillende zoeklocaties aangewezen,<br />
zoals een zone tussen de Keersop en de kern Dommelen en verschillende zones in het Dommeldal.<br />
Als definitieve locatie voor de natuurcompensatie van de Lage Heideweg is het gebied ten oosten van<br />
de Dommel in het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid aangewezen. Dit gebied ligt ten zuidwesten van de<br />
kern <strong>Valkenswaard</strong> en voldoet aan de eisen vanuit de beleidsregel natuurcompensatie: het gebied ligt<br />
geheel in de GHS-landbouw, het gebied ligt buiten de EHS en ligt in de nabijheid van de aantastende<br />
ingreep.<br />
Daarnaast is een beoordeling gemaakt of het gebied voldoet aan de in paragraaf 4.1 aangegeven leidraden.<br />
Alleen de eigendomsposities van de <strong>gemeente</strong> zijn hierbij een aandachtspunt. Circa 35% van<br />
de percelen is momenteel in eigendom van de <strong>gemeente</strong>.<br />
Tabel 5.Beoordeling van compensatiegebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid aan de hand van de uitgangspunten (par. 4.1).<br />
Voorwaarde of leidraad score<br />
Ligging buiten de EHS +<br />
Ligging in de GHS +<br />
Ligging in nabijheid van de aantasting +<br />
Eigendomsposities -<br />
Aansluiting op bestaande beleidsvisies +<br />
Aaneengesloten compensatiegebied mogelijk +<br />
Aansluiting op bestaande natuurgebieden (EHS) +<br />
Abiotische omstandigheden geschikt voor natuurdoelen +<br />
Relatie met beekdal +<br />
Huidig gebruik geen belemmering +<br />
In het bijgevoegde compensatieplan (bijlage 5) is ervoor gekozen om het gebied waar natuurcompensatie<br />
gerealiseerd zal worden (hierna te noemen: compensatiegebied) ruimer te begrenzen dan de<br />
compensatieopgave van 17,09 hectare. Reden hiervoor is dat Gemeente <strong>Valkenswaard</strong> in het gehele<br />
gebied tussen de Dommel, Dommelseweg, Goorkes, Kromstraat en Luikerweg natuurontwikkeling<br />
wenst te realiseren conform de Inrichtingsvisie Dommeldal en het Broek (2005). Deze natuurbestemming<br />
zal worden vastgelegd binnen de uitwerking van het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Het gebied dat binnen het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid beschikbaar is voor natuurcompensatie<br />
heeft een oppervlakte van 26,28 hectare. Omdat dit gehele gebied tot natuur bestemd zal worden<br />
en verworven zal worden zal Gemeente <strong>Valkenswaard</strong> de 17,09 natuurcompensatie binnen dit gebied<br />
in voldoende mate kunnen garanderen.<br />
De natuurdoelen en inrichtingsmaatregelen voor het compensatiegebied zijn uitgewerkt in het rapport<br />
dat is bijgevoegd in bijlage 5.<br />
Hoofdstuk 2<br />
39
Groene verbinding<br />
…….<br />
40<br />
Foto 13. Bestaande brug over de Keersop<br />
De nieuw aan te leggen brug en fietsverbinding over de Keersop zullen een ruime overspanning krijgen,<br />
zodat de oevers passeerbaar blijven. De constructie zal minder zwaar zijn dan die van het te vervangen<br />
kunstwerk, aangezien het kunstwerk niet geschikt gemaakt hoeft te worden voor autoverkeer<br />
(uitsluitend voor langzaam verkeer). Er zullen geen pijlers in de Keersop worden aangelegd. De aanleg<br />
en afbraak van de kunstwerken over de Keersop zullen met grote zorgvuldigheid worden uitgevoerd<br />
om te voorkomen dat puin en afval in de beek terechtkomt.<br />
Planning<br />
Door middel van een planning van werkzaamheden in de minst kwetsbare periode kunnen voor veel<br />
diersoorten effecten beperkt worden. Voor een effectieve compensatie is het daarnaast noodzakelijk<br />
dat compenserende maatregelen uitgevoerd worden vóórdat tot werkzaamheden overgegaan wordt.<br />
Een afstemming van de verschillende werkzaamheden in de tijd en een afstemming op het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
is derhalve noodzakelijk.<br />
Planning van de werkzaamheden door het jaar<br />
Om nesten van vogels niet te verstoren, zullen maatregelen waarbij vegetatie verwijderd wordt, uitgevoerd<br />
worden buiten het broedseizoen. Het gaat hierbij om bomen en struiken, maar ook om graafwerkzaamheden<br />
op grasland en braakliggende grond. Het broedseizoen is van vogels is afhankelijk<br />
van de soort en van de weersomstandigheden, en derhalve geen vaststaand gegeven. Zo kan een soort<br />
als Houtduif van februari tot oktober tot broeden komen. Daarbij is niet het broedseizoen beschermd,<br />
maar de daadwerkelijke broedgevallen. Indien redelijkerwijs broedende vogels verwacht kunnen worden<br />
buiten het ‘reguliere’ broedseizoen (maart-augustus) zullen vóórafgaand aan kapwerkzaamheden<br />
bomen en struiken gecontroleerd worden op broedende vogels. Omgekeerd kan de kap van bomen<br />
binnen het broedseizoen plaatsvinden wanneer in de betreffende boom geen broedende vogel aanwezig<br />
is.<br />
De aanleg van het wegdeel door het bestaande bos zal in het geheel worden uitgevoerd buiten het<br />
broedseizoen. Dit gebeurt om de verstoring van de daar broedende Grote bonte specht te voorkomen.<br />
De larven van de Beekprik zijn jaarrond kwetsbaar, omdat deze op vaste plaatsen ingegraven blijven in<br />
de bodem van de beek. Om verstoring van paarplaatsen bij voorbaat uit te sluiten, zullen werkzaamheden<br />
buiten de voortplantingstijd (april-mei) uitgevoerd worden. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden<br />
zullen de plaatsen waar gewerkt wordt, door een deskundige worden gecontroleerd op<br />
eventueel aanwezige Beekprikken; indien nodig worden deze verplaatst.<br />
Deel A - Planopzet
Planning van de werkzaamheden ten opzichte van elkaar<br />
In het algemeen geldt bij compensatie de regel dat compenserende maatregelen uitgevoerd moeten<br />
zijn vóór aanvang van de verstoring. Een uitzondering geldt voor de compensatie van de nog te ontwikkelen<br />
natuur tussen de Mgr. Smetsstraat en de Keersop. Dit is in de huidige situatie nog niet ontwikkeld.<br />
Wel wordt de compensatie hiervan planologisch vastgelegd bij goedkeuring van het bestemmingsplan.<br />
De aanplant van het bos wordt gerealiseerd in het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Voor het<br />
overige kunnen alle compenserende maatregelen buiten <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid gerealiseerd worden. Wel<br />
wordt de aanleg van faunapassages onder de Lage Heideweg afgestemd op de ontwikkeling van de<br />
groene verbinding rondom <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Vanuit het oogpunt van verkeer kan de afwaardering van de Dommelsedijk pas plaatsvinden nadat de<br />
aanleg van de Lage Heideweg voltooid is. Gelijktijdig hiermee kan de natuurontwikkeling van de<br />
Keersop plaatsvinden.<br />
Tabel 9. Planning van de verschillende maatregelen. De fases zijn bedoeld om de volgorde van de maatregelen weer te geven.<br />
Maatregel Fase Tijd van het jaar<br />
Aanplant bos I<br />
Inrichting groene verbinding <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid I-II<br />
Aanleg kunstwerk over de Keersop I-II<br />
Kap bosperceel II september-februari<br />
Aanleg Lage Heideweg en faunapassages III<br />
Afwaardering Dommelsedijk IV<br />
Vervanging brug V juni-maart<br />
Ontwikkeling natuur langs Keersop I-VI<br />
Figuur 1<strong>1.</strong> Zoekgebieden voor EHS-compensatie.<br />
Hoofdstuk 2<br />
41
Figuur 12 Grondeigendommen <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />
42<br />
Deel A - Planopzet
Beheer<br />
Buitengebied<br />
Het beheer van de als natuur bestemde gebieden zal worden overgelaten aan een natuurbeheersorganisatie.<br />
Hiervoor zal op termijn een specifiek beheerplan worden opgesteld, waarbij rekening gehouden<br />
wordt met de aanwezige beschermde natuurwaarden.<br />
Groene verbinding<br />
Het beheer van de groene verbinding zal worden afgestemd op amfibieën en de Waterspitsmuis.<br />
Realisatie en zekerstelling<br />
Vaststelling compensatiegebieden<br />
Compensatie van GHS-gebieden dient volgens de provinciale beleidsregel bij voorkeur plaats te vinden<br />
binnen de GHS in de nabijheid van de aantasting. Compensatie binnen de EHS is niet toegestaan. Voor<br />
de compensatie van bos liggen binnen het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid geschikte gebieden. Voor de<br />
wijze waarop de natuurcompensatie daar kan plaatsvinden is een gebiedsvisie voor het Dommeldal<br />
opgesteld 8<br />
. Voor de te compenseren gebieden langs de Keersop zijn stroomafwaarts aan de Keersop<br />
geschikte gebieden aanwezig. Daarnaast is compensatie mogelijk in de nabijheid van het Eurocircuit.<br />
In rood zijn op figuur 11 de omlijnde gebieden aangegeven waar natuurcompensatie kan plaatsvinden.<br />
Het betreft gebieden waar de <strong>gemeente</strong> nogal wat grondeigendommen heeft (zie figuur 12). De<br />
betreffende gebieden zijn qua omvang toereikend om de noodzakelijk 19,53 hectare aan compensatie<br />
op te vangen. De compensatie zal planologisch veiliggesteld worden (of zijn) in een of meerder bestemmingsplannen<br />
en overeenkomsten met de provincie. Voor zover mogelijk zulle deze bestemmingsplannen<br />
tegelijkertijd met het bestemmingsplan Lage Heideweg worden vastgesteld dan wel<br />
conform de gemaakte tijdsafspraak met de provincie. 9<br />
Biotoopverbetering agrarisch gebied<br />
De compensatie voor soorten van het agrarisch gebied is geheel opgenomen in het bestemmingsplan<br />
<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Groene verbinding Dommel-Keersop<br />
De groene verbinding is in zijn geheel opgenomen in het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Mitigerende maatregelen<br />
Voor de te treffen mitigerende maatregelen wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan ‘Lage<br />
Heideweg’, voor zover hierin kan worden voorzien binnen het instrument bestemmingsplan. Daarnaast<br />
zal met behulp van ander instrumentarium gestuurd worden op uitvoering van de toe te passen<br />
mitigerende maatregelen.<br />
8<br />
9<br />
Inrichtingsvisie ‘Dommeldal’, 1 februari 2006,projectnr. 194692, rapport nr. R001b, Waterschap De Dommel / Grontmij en<br />
inrichtingsvisie ‘Dommeldal en het Broek, concept 19 december 2005 waterschap de Dommel / Grontmij, rapportnummer<br />
R003’.<br />
Het betreft het vast te stellen bestemmingsplan ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, waar het gebied wat voor compensatie in aanmerking<br />
komt is bestemd tot een uit te werken bestemming natuur. Het gebied in de nabijheid van het Eurocircuit wordt meegenomen<br />
in het bestemmingsplan Lage Heideweg of in een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse.<br />
De gronden ten westen van de keersop zullen vastgelegd worden in een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 2<br />
43
44<br />
Deel A - Planopzet
3. HUIDIGE SITUATIE<br />
3.1 Begrenzing en ligging plangebied<br />
Het plangebied van de Lage Heideweg is hoofdzakelijk gesitueerd ligt in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />
en voor een klein deel op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. Het gebied ligt ten zuiden van<br />
de kern Dommelen en ten zuidwesten van de kern <strong>Valkenswaard</strong>. Het tracé loopt vanuit de Luikerweg<br />
in noordelijke richting naar de Dommelsedijk. De aansluiting vanaf de Keersop op de Dommelsedijk<br />
ligt binnen de grenzen van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />
Op de nevenstaande afbeelding is de ligging van het plangebied van de gehele Lage Heideweg aangegeven.<br />
De exacte plangrens staat vermeld op de verbeelding.<br />
3.2 Geldende (bestemmings)regelingen<br />
Het onderhavige bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen:<br />
Plandeel <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />
Bestemmingsplan Raadsbesluit Goedkeuringsbesluit Onherroepelijk<br />
<strong>1.</strong> Uitbreidingsplan in hoofdzaken,<br />
herziening 1962<br />
17 mei 1962 14 augustus 1963 09-10-1963<br />
2. Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ 23-03-1977 31-05-1978 25-06-1986<br />
Plandeel <strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />
Hoofdstuk 3<br />
Bestemmingsplan Raadsbesluit Goedkeuringsbesluit Onherroepelijk<br />
<strong>1.</strong> Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ 28-05-1998 22-12-1998 22.-08.-2001<br />
3.3 Huidige verkeersstructuur<br />
Het wegennet van de oorspronkelijke dorpen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> is ontstaan vanuit nederzettingen<br />
op de oostoevers langs respectievelijk de Keersop en de Dommel. Met name in de 20e eeuw<br />
hebben beide dorpen een sterke groei doorgemaakt. Als gevolg daarvan zijn nieuwe woonwijken gebouwd<br />
en wegen aangelegd. Er zijn oude wegverbindingen met Eindhoven (via Waalre-dorp en Aalst)<br />
en met Eersel en Leende/Weert. De weg naar Borkel en Schaft en België is na het jaar 1800 tot stand<br />
gekomen.<br />
Kenmerkend voor het huidige hoofdwegennet in <strong>Valkenswaard</strong> is de radiale structuur: vrijwel alle<br />
invalswegen komen in het centrum uit. In de hoofdwegenstructuur nemen de N69 en de Leenderweg<br />
een dominante positie in. De belangrijkste van de twee is de noord-zuidverbinding, de N69 Eindhoven<br />
/ Belgische grens, die onder andere over de Markt loopt. De N69 drukt al sinds lange tijd een stempel<br />
op de verkeerscirculatie in en om <strong>Valkenswaard</strong>. Een groot deel van het doorgaand verkeer door de<br />
kern wikkelt zich via deze weg af, maar ook veel lokaal verkeer maakt er gebruik van.<br />
45
46<br />
Deel A - Planopzet
Buiten de bebouwde kom heeft de N69 het profiel van een provinciale weg met 2x1 rijstroken en gelijkvloerse<br />
kruispunten (waaronder rotondes). Binnen de bebouwde kom is het profiel eveneens 2x1<br />
rijstroken, maar door de aanliggende erffuncties is het profiel met name in het centrum erg smal. Bovendien<br />
kent de weg hier een groot aantal kort opeen volgende kruispunten, veelal met verkeerslichten<br />
geregeld. De historische oost-westverbinding verbindt <strong>Valkenswaard</strong> met Leende via de Leenderweg<br />
en met Bergeijk / Eersel via de Dommelseweg / Bergstraat. Beide wegen komen in de kern van<br />
<strong>Valkenswaard</strong> uit op respectievelijk de noord- en zuidzijde van de Markt. De Markt vormt daardoor de<br />
verbindende schakel. Hierboven is reeds aangegeven dat de Markt tevens onderdeel vormt van de<br />
noord-zuidroute (N69) én een groot aantal erffuncties vervult. Het is duidelijk dat deze combinatie van<br />
functies tot problemen leidt.<br />
Verkeersstructuur gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest<br />
Centraal in het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest stroomt de rivier de Dommel. Er hebben zich –<br />
door de aanwezigheid van de rivier - in het verleden nauwelijks stedelijke ontwikkelingen voorgedaan.<br />
Er is geen belangrijke infrastructuur die het dal doorkruist. Alle hoofdwegen liggen aan de rand<br />
van het plangebied. Alleen de Venbergseweg loopt door het gebied, met als belangrijkste functie de<br />
ontsluiting van enkele aanliggende boerderijen. Deze weg wordt ook veelvuldig gebruikt als route<br />
door sluipverkeer. De Venbergseweg sluit aan op de N69, die het plangebied in het zuidoosten begrenst.<br />
Een zijweg van de Venbergseweg is de Victoriedijk. Deze loopt in westelijke richting. De N69<br />
kruist de Dommel met de Victoriebrug. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de provinciale<br />
weg N397. Binnen de bebouwde kom van <strong>Valkenswaard</strong> loopt deze verbinding via de Westerhovenseweg<br />
/ Bergstraat. Net buiten de bebouwde kom kruist de provinciale weg de rivier de Keersop.<br />
De Mgr. Smetsstraat vormt vanuit <strong>Valkenswaard</strong> een belangrijke weg naar het Eurocircuit (zuidwestelijk<br />
van <strong>Valkenswaard</strong>).<br />
Vanuit het plangebied is in de huidige situatie geen sprake van een betekeniswaardige ontsluiting via<br />
de Luikerweg. Per etmaal rijden circa 14.500 motorvoertuigen over de Luikerweg. In de huidige situatie<br />
hebben de wegen en kruispunten rondom het plangebied voldoende capaciteit. Er is geen sprake<br />
van congestie op de ontsluitende wegen in de omgeving. De problemen die op dit moment worden<br />
ervaren hebben vooral te maken met de leefbaarheid / leefkwaliteit van de bewoners langs de routes<br />
door de kernen van <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen en in de direct omgeving van de kern van Bergeijk.<br />
Hoofdstuk 3<br />
47
48<br />
Deel A - Planopzet
3.4 Verkeersintensiteiten<br />
Plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
De wegen die toegang bieden tot <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kennen hoge intensiteiten. Enerzijds is dit verkeer<br />
dat een herkomst of bestemming heeft in het plangebied. Anderzijds betreft het doorgaand<br />
(sluip)verkeer tussen de Luikerweg en de Dommelsedijk. De toekomstige intensiteiten op de omliggende<br />
wegen leiden niet tot congestie direct rondom het plangebied.<br />
Kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen<br />
In het centrum van <strong>Valkenswaard</strong> leidt een toename van de verkeersbelasting tot een aanhoudend<br />
druktebeeld. Het verkeer op de Westerhovenseweg en de Dommelsedijk neemt toe met respectievelijk<br />
38% en 33%. De toename wordt deels veroorzaakt door de autonome groei van het verkeer en deels<br />
door het extra verkeer dat <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid genereert. De toename op de Dommelsedijk is extra<br />
groot omdat ook sluipverkeer door <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid van de Dommelsedijk gebruik maakt.<br />
Regio<br />
Enkele wegverbindingen in de omgeving van <strong>Valkenswaard</strong> (N69, Heikantstraat, Burg. Aartslaan en<br />
N397 ter hoogte van Eersel) worden tot aan de maximale capaciteit belast waardoor dagelijks sprake is<br />
van congestie.<br />
Op de Luikerweg wordt voor de toekomstige situatie een toename van het verkeer voorspeld. De toename<br />
van verkeer vanuit België (circa 50%) wordt met name verklaard door de ontwikkelingen van<br />
het bedrijventerrein nabij Lommel. Een groot deel van dit verkeer verkiest een route door het buitengebied<br />
van Bergeijk boven de route via de Luikerweg. Reden hiervoor is dat de Luikerweg aan zijn<br />
maximale capaciteit zit.<br />
Een (klein) gedeelte van de regionale verkeersstroom vanuit België in de richting van <strong>Valkenswaard</strong><br />
verschuift van de Luikerweg naar de oostelijker gelegen Maastrichterweg. De oorzaak kan liggen in<br />
wijzigingen aan het wegennet in België. Ook is het mogelijk dat het regionale model andere routes<br />
kiest omdat het in de toekomst mogelijk is om vanuit de Zuidelijke Randweg linksaf de Europalaan in<br />
te rijden. Vanuit bepaalde delen van België kan de route via de Maastrichterweg dan sneller zijn.<br />
3.5 Barrièrewerking<br />
In huidige situatie is er sprake van barrièrewerking in de kernen van Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Deze barrièrewerking is zowel verkeerskundig als sociaal-maatschappelijk. De Bergstraat, de Dommelseweg<br />
en de Luikerweg / Markt / Eindhovenseweg zijn drukke routes door een bebouwd gebied met<br />
diverse dwarsrelaties en bezoekersintensieve functies. De verkeersdrukte op deze wegen zorgt voor<br />
een minder goede oversteekbaarheid hetgeen als belemmerend wordt ervaren. Vaak zijn dit soort<br />
wegen letterlijke scheidslijnen binnen een woongemeenschap.<br />
3.6 Openbaar vervoer<br />
In de huidige situatie loopt er een reguliere busdienst in een halfuurfrequentie door het plangebied<br />
(lijn 172), die <strong>Valkenswaard</strong> rechtstreeks verbindt met Eindhoven. Lijn 172 loopt vanaf <strong>Valkenswaard</strong><br />
via Dommelen en zuidzijde van Westerhoven naar Bergeijk / Luijkgestel. Lijn 172 behoort tot de inten-<br />
Hoofdstuk 3<br />
49
siefst gebruikte regionale buslijnen in de regio. Behalve deze lijn is er een buurtbus 276 en een spitsdienst<br />
tussen vanaf Dommelen naar Eindhoven. Lijn 276 loopt vanaf Borkel en Schaft via de N69 en de<br />
Markt in <strong>Valkenswaard</strong> naar Dommelen. In het Verkeersbeleidsplan van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />
wordt geconstateerd dat de frequentie aan de lage kant is. Bovendien staan de bussen regelmatig in<br />
de file op de buslijnen richting Eindhoven en Waalre/Veldhoven. Op de N69 zijn reeds speciale voorzieningen<br />
getroffen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bevorderen. Eén van deze voorzieningen<br />
is een eigen rijstrook ten zuiden van Aalst via welke de bus de wachtrijen in ochtendspits<br />
kan passeren.<br />
<strong>Valkenswaard</strong> kent in regionaal verband een collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (CVV). Voor<br />
afgelegen gebieden wordt intensief gebruik gemaakt van een buurtbus van BBA.<br />
3.7 Langzaam verkeer<br />
In het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (1996) van het SRE neemt het fietsverkeer een belangrijke<br />
plaats in. Het stimuleren van het fietsgebruik is voor de regio een van de middelen waarmee zij haar<br />
doelstelling op het gebied van de bereikbaarheid en het leefmilieu hoopt te verwezenlijken. Door de<br />
aanleg van een goed regionaal fietsnet beschikken de inwoners van de regio over een alternatieve<br />
verplaatsingsmogelijkheid van goede kwaliteit.<br />
Het fietsbeleid van de regio richt zich op:<br />
� het verbeteren van de veiligheid voor fietsers;<br />
� het realiseren van een sluitend net van snelle, comfortabele en (sociaal) veilige fietsroutes van en<br />
naar belangrijke attractiepunten in de regio (zoals winkelcentra, werkgelegenheidslocaties, scholen,<br />
stations, bushaltes en carpoolplaatsen);<br />
� het realiseren van fietsenstallingen bij de genoemde attractiepunten, met name bij knooppunten<br />
van het openbare vervoer;<br />
� het uitzetten van fiets-promotie-activiteiten, teneinde het fietsgebruik onder de aandacht te<br />
brengen.<br />
Regionale fietspadennet<br />
Door de realisatie van een netwerk van kwalitatief hoogwaardige fietspaden wil het SRE het fietsen<br />
bevorderen. Een integraal fietsnetwerk is opgebouwd uit een aantal niveaus:<br />
� een hoofdnetwerk dat woongebieden verbindt met belangrijke publiekstrekkende voorzieningen;<br />
� een wijknet dat aanvullend aan het hoofdnetwerk dient ter ontsluiting van woonwijken en voorzieningen<br />
op niveau;<br />
� een buurtnet dat de toegang verzorgt tot de verschillende herkomsten en bestemmingen.<br />
Het SRE heeft zich gericht op het voltooien en verbeteren van het hoofdnetwerk en het regionale<br />
fietspadennet. Realisatie van de overige fietspaden is een verantwoordelijkheid van de <strong>gemeente</strong>.<br />
Het gebied langs de Dommel is in trek bij recreatieve fietsers en wandelaars. Ter hoogte van de kruising<br />
Venbergseweg / Luikerweg komen verschillende routes samen die aan de zuidzijde van de Luikerweg<br />
hun weg vervolgen, onder meer naar de Venbergse watermolen. Dit levert bij de oversteekplaats<br />
gevaarlijke situaties op. Wandelaars en fietsers moeten zonder hulpmiddels als verkeerslichten<br />
of middenberm de drukke Luikerweg oversteken.<br />
50<br />
Deel A - Planopzet
Enkele scholen in <strong>Valkenswaard</strong> vervullen een belangrijke regionale functie. Dit leidt tot veel dagelijks<br />
fietsverkeer van scholieren vanuit de regio naar <strong>Valkenswaard</strong>. Eén van de drukst gebruikte routes is<br />
de Dommelsedijk in de relatie met Westerhoven/Bergeijk. In het studiegebied zijn voorts de Luikerweg,<br />
Mgr. Smetsstraat en Zuidelijke Randweg voorzien van fietsvoorzieningen.<br />
In de gebiedsvisie van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt de Venbergseweg onderdeel van een langzaamverkeersroute<br />
en dus alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Er is toename van fietsverkeer te<br />
verwachten tussen <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de kern van <strong>Valkenswaard</strong> (wonen – werken – winkelen).<br />
Het gemotoriseerde verkeer gaat gebruik maken van een nieuw aan te leggen wegenstructuur. In het<br />
kader van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt op de bestaande kruising Venbergseweg / Luikerweg een<br />
rotonde geplaatst. Naar verwachting verbetert dit de verkeersveiligheid ter plaatse aanzienlijk.<br />
3.8 Natuur<br />
Algemeen<br />
Ten behoeve van het aspect natuur is een inventarisatie van het plangebied en omgeving uitgevoerd.<br />
De Keersopperdreef is een belangrijk natuurgebied. Het ligt weliswaar buiten het plangebied, maar is<br />
toch bij de inventarisatie betrokken, omdat het van belang voor de inpassing van de Lage Heideweg<br />
ter hoogte van de Keersop. Er heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden en er zijn verschillende databestanden<br />
(waaronder Natuurloket) geraadpleegd. Daarnaast is er een veldinventarisatie verricht. De<br />
veldinventarisatie van beschermde en bedreigde natuurwaarden richtte zich op flora en vegetatie,<br />
zoogdieren (inclusief vleermuizen), broedvogels, amfibieën, reptielen, dagvlinders, libellen en bijzondere<br />
soorten. Aanvullend heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar het voorkomen van waterspitsmuis<br />
en vleermuizen.<br />
Ecologische structuren<br />
Direct aangrenzend aan het ontwikkelingsgebied en nabij het toekomstig tracé van de Lage Heideweg<br />
ligt het natuurgebied Malpiebergsche Heide. Dit gebied is voor een groot deel<br />
habitatrichtlijngebied (zie ook hoofdstuk 3) en is aangewezen als natuurbeschermingswetgebied. Ook<br />
vormt het een onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de groene hoofdstructuur (GHS).<br />
De bosgebieden rondom de Mgr. Smetsstraat en het Eurocircuit zijn eveneens aangewezen als EHS en<br />
GHS, respectievelijk ‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘overig bos- en natuurgebied’.<br />
Het beekdal van de Keersop ten zuiden van de provinciale weg N397 is in de EHS en de GHS aangeduid<br />
als natuurontwikkelingsgebied en als leefgebied voor kwetsbare soorten. Het gebied ten noorden van<br />
de provinciale weg is voor het grootste deel aangewezen als natuurparel (GHS) en in de EHS als ‘bestaand<br />
bos- en natuurgebied’ en natuurontwikkelingsgebied’. Het recente verzoek van de Vaste Commissie<br />
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) van de Tweede Kamer om de beekdalen van<br />
de Keersop en de Dommel aan te melden in het kader van de Habitatrichtlijn, heeft in juni 2006 beslag<br />
gekregen in besluitvorming.<br />
Flora en vegetatie<br />
Op 19 juni 2006 zijn plantensoorten en vegetatiestructuren in het veld geïnventariseerd. In het veld<br />
zijn alle soorten (per habitattype) genoteerd. Deze habitattypen zijn tevens gekarteerd. Er zijn de volgende<br />
habitattypen onderscheiden: schraalgrasland, berm, singel, sloot, beek, broekbos, naaldbos,<br />
loofbos, gemengd bos, muur, poel.<br />
Hoofdstuk 3<br />
51
52<br />
Deel A - Planopzet
Op de meeste locaties bepalen algemene soorten de vegetatie. Hiervan is de natuurwaarde gering. De<br />
grootste natuurwaarden komen voor in het natuurgebied Keersopperdreef ten noorden van het plangebied.<br />
Buiten het natuurgebied Keersopperdreef concentreren de floristische waarden zich in de<br />
beekdalen en dan uitsluitend in en aan de beide beken en aanwezige sloten.<br />
� In het plangebied Keersopperdreef dat behoort tot het habitattype schraalgrasland zijn vijf wettelijk<br />
beschermde plantensoorten in de zin van de Flora- en faunawet aangetroffen, te weten: grasklokje,<br />
kleine en ronde zonnedauw, brede wespenorchis en koningsvaren. Hiervan zijn alleen de<br />
beide zonnedauwsoorten matig beschermd via de Flora- en faunawet. De overige drie soorten zijn<br />
licht beschermd via de Flora- en faunawet.<br />
� Er zijn tijdens deze inventarisatie in de Keersopperdreef vier Rode-lijstsoorten (2004) aangetroffen,<br />
te weten: kleine en ronde zonnedauw (gevoelig), wateraardbei (gevoelig) en kruipend moerasweegbree<br />
(kwetsbaar). In het plangebied zijn geen Rode Lijstsoorten 10 waargenomen. Daarnaast is<br />
een aantal andere soorten vanwege hun zeldzaamheid van nationaal belang. Dit betreft alleen<br />
kruipend moerasweegbree, die is gevonden in een poeltje in het vochtig schraalgrasland van het<br />
natuurgebied Keersopperdreef.<br />
� Er is verder een aantal plantensoorten met een natuurwaarde van regionaal niveau aangetroffen.<br />
Dit betreft naast bovengenoemde negen soorten verder nog kruipend zenegroen, muurvaren,<br />
wijfjesvaren, kleine watereppe, haaksterrenkroos, zompzegge, sterzegge, elzenzegge, ijle zegge,<br />
snavelzegge, naaldwaterbies, veelstengelige waterbies, holpijp, gewone dopheide, geel nagelkruid,<br />
waterviolier, kikkerbeet, waternavel, zandblauwtje, veldrus, echte koekoeksbloem, melkeppe,<br />
duizendknoopfonteinkruid, penseelbladige waterranonkel, bosbies en kleine egelskop. In totaal<br />
zijn éénendertig vermeldenswaardige soorten aangetroffen, waarvan de meeste karakteristiek<br />
zijn voor matig voedselrijk water of grasland op natte, voedselarme tot matig voedselrijke bodem.<br />
De meeste hiervan zijn aangetroffen in natuurgebied Keersopperdreef. Daarnaast komen ze ook<br />
voor in en grenzend aan de beken en sloten van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. De betreffende figuur in<br />
bijlage 4.4 toont de verspreiding van alle soorten met een natuurwaarde groter dan 9.<br />
Fauna<br />
Grondgebonden zoogdieren<br />
In het onderzoeksgebied is van totaal dertien soorten grondgebonden zoogdieren het voorkomen<br />
vastgesteld. In het inventarisatierapport in bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van deze soorten en<br />
hun mate van voorkomen. Van de dertien soorten grondgebonden zoogdieren zijn tien soorten licht<br />
beschermd onder de Flora- en faunawet. De lichtbeschermde soorten zijn: bosmuis, bosspitsmuis, egel,<br />
huisspitsmuis, woelrat, vos, konijn, mol, ree en veldmuis. De soorten bruine rat en muskusrat zijn algemeen<br />
voorkomend en niet bedreigd. De waterspitsmuis is volgens de Rode lijst kwetsbaar en zwaar<br />
beschermd onder de Flora- en faunawet. Van de waterspitsmuis zijn op de oever van de Keersop vermoedelijk<br />
sporen gevonden. Ook in het aanvullende onderzoek is waterspitsmuis in lage dichtheid<br />
aangetroffen.<br />
� Bosmuis en huisspitsmuis komt verspreid voor in bosschages, houtwallen en bermen waar voldoende<br />
dekking is en waar het niet te nat is.<br />
� Bosspitsmuis komt voor in de lager gelegen gebiedsdelen en de nattere delen.<br />
� Van egel zijn vier waarnemingen verricht, waaronder twee verkeersslachtoffers. Op basis van deze<br />
waarnemingen en landschapsecologische kenmerken kan gesteld worden dat egel verspreid voor-<br />
10<br />
Rode-lijstsoorten zijn soorten waarvan het voorkomen in Nederland achteruitgaat, hun voortbestaan is bedreigd. Deze hebben daarom<br />
een natuurwaarde van nationaal niveau.<br />
Hoofdstuk 3<br />
53
komt in het gehele onderzoeksgebied. In de bosschages, houtwallen en bermen, waar een verdikte<br />
strooisellaag is, heeft de egel verblijfplaatsen.<br />
� Konijn heeft de nesten in de houtwallen en bosschages en foerageert op de weiden en sportvelden.<br />
Plaatselijk komen hoge dichtheden voor van konijn, ondanks de konijnenziekte die (ge)heerst<br />
(heeft).<br />
� Op basis van sporen en landschapsecologische kenmerken kan gesteld worden dat mol verspreid<br />
voorkomt.<br />
� Bruine rat, muskusrat en woelrat zijn (via sporen) aan de waterkant van de Keersop en de Dommel<br />
en aangrenzende wateren vastgesteld.<br />
� Ree is op enkele plaatsen vastgesteld.<br />
� Van vos zijn enkele sporen aangetroffen. Verder is vos niet waargenomen. Mogelijk ging het om<br />
een zwervend dier.<br />
Vleermuizen<br />
In totaal zijn acht soorten vleermuizen vastgesteld. Het betreft: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis,<br />
laatvlieger, watervleermuis, baardvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis<br />
en rosse vleermuis. Van alle soorten zijn foerageerplaatsen vastgesteld. Van watervleermuis en gewone<br />
dwergvleermuis zijn kolonieplaatsen getraceerd en de daaraan gerelateerde vliegroutes waargenomen.<br />
In de betreffende figuur in bijlage 4.4 worden de foerageerplaatsen alsook de kolonieplaatsen<br />
en vliegroutes weergegeven.<br />
� De gewone dwergvleermuis is een soort die is aangetroffen bij opgaande elementen en die in relatief<br />
hoge dichtheden foeragerend is vastgesteld. De gewone dwergvleermuis is veruit de meest<br />
voorkomende vleermuissoort. Er werd één verblijfplaats vastgesteld aan de Westerhovenseweg. Er<br />
zijn diverse paarplaatsen aangetroffen. De dieren vliegen na het uitvliegen naar het zuiden. Het<br />
gaat hierbij om circa 15 à 20 dieren. Gelet op het aantal foerageerplaatsen in het gebied ten zuiden<br />
van de Victoriedijk, foerageert een groot deel van de kolonie daar. Een ander deel van de foeragerende<br />
gewone dwergvleermuizen komt vermoedelijk uit de stad(srand) van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Omdat zij verspreid het onderzoeksgebied inkomen ligt een eventuele verblijfplaats van deze dieren<br />
mogelijk op grotere afstand.<br />
� Van ruige dwergvleermuis zijn alleen enkele foeragerende dieren aangetroffen. Dit wordt veroorzaakt<br />
door het feit dat de ruige dwergvleermuis nagenoeg geen kolonies in Nederland heeft en<br />
derhalve ook geen vliegroutes. Zij komt naar Nederland toe om te paren en wordt voornamelijk in<br />
de herfst aangetroffen in de kuststrook. In <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest is een paarplaats van de<br />
dwergvleermuis aangetroffen.<br />
� Van de laatvlieger werden vijf foeragerende dieren aangetroffen. Een kolonie bevindt zich vermoedelijk<br />
in de bebouwing van de stadsrand van <strong>Valkenswaard</strong> (Hoge Akkers, Deelhurkse Akkers).<br />
Een kolonie is echter niet aangetroffen en is vermoedelijk, gelet op het aantal foeragerende dieren,<br />
klein.<br />
� Watervleermuis is in het voorjaar/zomer boombewonend en foerageert boven water. Een kleine<br />
kolonie bevindt zich aan de Venbergseweg. De kolonie bevindt zich in een oude eik. De dieren<br />
vliegen na het uitvliegen, via de eikenlaan van de Venbergseweg, naar het zuiden om vermoedelijk<br />
boven het Molenven en de Dommel te gaan foerageren. Verspreid zijn zowel boven de Dommel<br />
als de Keersop foeragerende dieren vastgesteld.<br />
� Van baardvleermuis werd één foeragerend dier vastgesteld boven de Victoriedijk. Er werd op<br />
meerdere tijdstippen gefoerageerd.<br />
� In de kerk van Dommelen is de ingekorven vleermuis (1 exemplaar) en grijze grootoorvleermuis (2<br />
exemplaren) aangetroffen. De ingekorven vleermuis heeft naar alle waarschijnlijkheid een relatie<br />
54<br />
Deel A - Planopzet
met de kolonie in Postol (Belgie). Het is niet uitgesloten dat in de omgeving van <strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuidwest nog een kolonie voorkomt.<br />
� Van de rosse vleermuis bevindt zich vermoedelijk een (kleine) kolonie ten zuidwesten van het onderzoeksgebied.<br />
Verschillende dieren zijn oostelijk vliegend in de avond vastgesteld. Hun vermoedelijke<br />
foerageerplaats is het Molenven en de veengebieden ten zuiden daarvan. Er is een enkele<br />
foeragerende rosse vleermuis vastgesteld boven en in de nabijheid van de Dommel.<br />
Broedvogels<br />
In totaal zijn 58 soorten vogels waargenomen waarvan vastgesteld is dat deze territoria/nesten hebben.<br />
Van deze 58 soorten zijn negen soorten op de Rode lijst van bedreigde vogelsoorten geplaatst.<br />
Het betreft boerenzwaluw, gele kwikstaart, groene specht, huismus, koekoek, patrijs, ringmus, kerkuil<br />
en steenuil. Patrijs, groene specht, steenuil, kerkuil en koekoek zijn volgens deze lijst kwetsbaar en<br />
boerenzwaluw, gele kwikstaart, huismus en ringmus zijn gevoelig. Alle waargenomen broedvogels<br />
staan weergegeven in het inventarisatierapport in bijlage 4.8.<br />
De territoria en nesten van Rode-lijst soorten en overige vermeldenswaardige soorten staan weergegeven<br />
in betreffende figuur in bijlage 4.4.<br />
Van deze 58 soorten zijn 56 soorten beschermd via de Flora- en faunawet (Nijlgans en Canadese gans<br />
zijn niet beschermd). De soorten worden aangetroffen in verschillende gebieden:<br />
<strong>1.</strong> Weiden. Deze soortgroep is slecht vertegenwoordigd. Hiervan komen alleen kievit en scholekster<br />
voor. De dichtheden aan weidevogels zijn laag en typische weidevogels als grutto ontbreken.<br />
Kievit en scholekster zijn weidevogels die niet onder druk staan als gevolg van de intensivering.<br />
2. Agrarische landschappen (witte kwikstaart, steenuil, patrijs, geelgors e.d.). Deze soortgroep is<br />
goed vertegenwoordigd. Soorten van het kleinschalig agrarisch landschap staan in Nederland<br />
onder druk door schaalvergroting en intensivering van het agrarisch gebeid.<br />
3. Bossages en bos(randen) (vink, merel, bosuil, boomklever, boomkruiper, grote bonte specht,<br />
groene specht, grote lijster, zanglijster, buizerd). Deze soortgroep is goed vertegenwoordigd.<br />
Opmerkelijk is ook dat relatief veel soorten zijn aangetroffen van oud bos.<br />
4. Oppervlaktewater (krakeend, wilde eend, meerkoet, waterhoen, ijsvogel e.d.). Deze soortgroep<br />
komt redelijk algemeen voor en wordt aangetroffen langs de beken (de Keersop, de<br />
Dommel) en de grotere wateren.<br />
5. Struweel (fazant, koekoek, kleine karekiet, e.d.). Deze soortgroep is plaatselijk goed vertegenwoordigd.<br />
6. Bebouwing. Soorten van deze soortgroep zoals huismus, ringmus, spreeuw en boerenzwaluw<br />
komen in vrij grote aantallen voor. Deze soortgroep wordt aangetroffen in en rond de bebouwing<br />
in het agrarisch gebied.<br />
Daarnaast zijn er soorten met een bredere verspreiding zoals kauw en kraai.<br />
Amfibieën<br />
In totaal zijn vijf soorten amfibieën aangetroffen. Het betreft: kleine watersalamander, bruine kikker,<br />
grote groene kikker, heikikker en gewone pad.<br />
De kleine watersalamander is in de kerktuin aangetroffen. De soort is verder niet aangetroffen. Een<br />
reden hiervan kan zijn dat de meeste wateren vrij groot zijn, vis bezitten of te veel gecultiveerd zijn<br />
(siervijvers). Bruine kikker komt verspreid voor in diverse wateren waar weinig of geen vis aanwezig<br />
was. De grote groene kikker is aangetroffen langs alle wateren die enigszins zon hebben en is dan ook<br />
de meest aangetroffen soort. Enkele exemplaren van heikikker zijn vastgesteld in het natuurgebied de<br />
Hoofdstuk 3<br />
55
Keersopperdreef. Heikikker is zwaar beschermd via de Flora- en faunawet en is opgenomen op de Rode<br />
lijst van bedreigde diersoorten als kwetsbaar.<br />
De gewone pad komt verspreid voor en werd aangetroffen in tal van wateren, vaak in combinatie met<br />
andere amfibieën.<br />
Vissen<br />
In totaal zijn negen soorten vissen gevangen gedurende onderhavige inventarisatie. Op basis van de<br />
databestanden van Waterschap de Dommel en onderhavige inventarisatie zijn totaal zestien soorten<br />
vissen vastgesteld. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die bedreigd zijn volgens de Rode lijst. Dit betreft<br />
beekprik en serpeling die respectievelijk bedreigd en kwetsbaar zijn. Beekprik en bermpje zijn<br />
daarnaast respectievelijk strikt en matig beschermd via de Flora- en faunawet en vereisen een zeer<br />
goede waterkwaliteit. De overige vissen zijn daarnaast alle niet bedreigd of beschermd.<br />
Reptielen<br />
De levendbarende hagedis is op twee plaatsen aangetroffen. Direct buiten het onderzoeksgebied in<br />
het natuurgebied de Keersopperdreef zijn twee waarnemingen verricht. Daarnaast is er één waarneming<br />
gedaan direct ten zuiden van het Eurocircuit. In de betreffende figuur in bijlage 4.4 worden de<br />
waarnemingen weergegeven. Het voorkomen van levendbarende hagedis in het natuurgebied de<br />
Keersopperdreef was reeds bekend (Bureau Ecologica, 2003).<br />
Dagvlinders<br />
In totaal zijn zeventien vlindersoorten aangetroffen gedurende onderhavige inventarisatie. Aangetroffen<br />
soorten vlinders zijn: atalanta, bont zandoogje, bruin zandoogje, dagpauwoog, groot koolwitje,<br />
klein geaderd witje, klein koolwitje, hooibeestje, icarusblauwtje, zwartspriet dikkopje, kleine<br />
vuurvlinder, landkaartje, argusvlinder, distelvlinder, koevinkje en koninginnepage. Opmerkelijk is dat<br />
geen van de soorten algemeen voorkomend is. Mogelijk komt dit door het koude voorjaar en de zeer<br />
hete periode die daarna volgde. Mogelijk als gevolg hiervan is oranjetipje gemist. Deze vlinder is afhankelijk<br />
van pinksterbloemen en komt derhalve alleen voor in het voorjaar. De koninginnepage is<br />
niet wettelijk beschermd maar wel bedreigd (categorie gevoelig) volgens de Rode lijst van bedreigde<br />
dieren. De koninginnepage is met negen waarnemingen waargenomen in het noorden, noordwesten<br />
van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. Gelet op het aantal waarnemingen kan worden gesteld dat<br />
het hier gaat om een populatie.<br />
Libellen<br />
In totaal zijn zestien soorten libellen waargenomen gedurende onderhavig onderzoek. Het betreft:<br />
houtpantserjuffer, azuurwaterjuffer, variabele waterjuffer, watersnuffel, lantaarntje, vuurjuffer, paardenbijter,<br />
blauwe glazenmaker, glassnijder, bruine korenbout, bloedrode heidelibel, bruine korenbout,<br />
gewone oeverlibel en bruinrode heidelibel. In het natuurgebied Keersopperdreef zijn daarnaast<br />
nog koraaljuffer, kantaartje, tangpantserjuffer, vangglazemaker, viervlek en zwarte heidelibel waargenomen<br />
(Bureau Ecologica, 2003, Staatsbosbeheer, 2006).<br />
De waargenomen libellen zijn in vier groepen in te delen:<br />
<strong>1.</strong> Soorten die gebonden zijn aan kleine wateren met oeverbegroeiing.<br />
2. Soorten die gebonden zijn aan zure omstandigheden.<br />
3. Niet specifieke soorten met een brede ecologische amplitude.<br />
4. Soorten van stromende wateren.<br />
56<br />
Deel A - Planopzet
Ad <strong>1.</strong> De soorten die gebonden zijn aan kleine wateren met oeverbegroeiing (o.a. azuurwaterjuffer,<br />
bloedrode heidelibel, glassnijder, viervlek) komen over het algemeen vrij veel voor en zijn verspreid<br />
aan te treffen. Voor de voortplanting zijn zij vermoedelijk aangewezen op de ontginningssloten en de<br />
kleinere wateren langs het spoor en dergelijke.<br />
Ad 2. De soorten die gebonden zijn aan zure omstandigheden (bruine korenbout, variabele waterjuffer,<br />
watersnuffel, zwarte heidelibel, vangglazenmaker) komen in geringe aantallen voor. Variabele<br />
waterjuffer wordt daarnaast veel aangetroffen op de zandgronden. Dit geldt eveneens voor de bruine<br />
heidelibel die voorkomt in pas aangelegde wateren.<br />
Ad 3. Er is daarnaast een aantal soorten aangetroffen die in allerlei watertypen voorkomen en derhalve<br />
niet gebiedsspecifiek zijn. Sommige soorten als lantaarntje en paardenbijter zijn in relatief grote<br />
aantallen aangetroffen.<br />
Ad 4. De beekjuffer is in grote aantallen aangetroffen boven zowel de Dommel als de Keersop en toestromende<br />
wateren. Of er voortplanting optreedt in de Dommel is niet duidelijk. In Roos en Vintges<br />
(1992) werd geschreven dat de Dommel te vervuild was voor voortplanting en dat dit alleen optrad in<br />
de zijbeken. Voortplanting in de Dommel is niet vastgesteld, in de Keersop een paar keer. Tot deze<br />
groep behoort ook de koraaljuffer.<br />
Autonome ontwikkeling<br />
De autonome ontwikkeling van natuurwaarden in en rond het plangebied wordt met name bepaald<br />
door de aanleg van de Lage Heideweg, de realisatie van uitbreidingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de<br />
natuurontwikkelingsplannen rondom de Keersop (Landinrichtingsproject Keersop – Bergeijk).<br />
De waterloop / beekdal van de Keersop is in het kader van de Europese Habitatrichtlijn aangemeld. Op<br />
basis hiervan rust er op deze beekdalen een strikte bescherming in het kader van de Natura-2000 gedachte:<br />
het realiseren van een Europees ecologisch netwerk. In het provinciaal beleid is dit uitgewerkt<br />
in het kader van de EHS. Dit betekent dat het beekdal van de Keersop een grotere natuurwaarde herbergt<br />
dan in de huidige situatie; er zijn als gevolg van kwelstromen en een nutriëntenarme ondergrond<br />
zeer goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de beekdalen. Een goed voorbeeld hiervan<br />
is het natuurgebied de Keersopperdreef. In dit gebied is de nutriëntenrijke bouwvoor verwijderd<br />
en is het watersysteem hersteld waardoor er veel zeldzame en bedreigde soorten voorkomen.<br />
De natuurwaarden van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest kunnen in de huidige situatie onder andere<br />
worden toegeschreven aan soorten die voorkomen in het kleinschalig agrarisch landschap als kerkuil,<br />
boerenzwaluw, geelgors, steenuil, patrijs, ingekorven vleermuis, grootoorvleermuis en ondergrondse<br />
woelmuis. De ontwikkeling van de beekdalen en de verdere verstedelijking verandert het kleinschalig<br />
agrarisch landschap waardoor het leefgebied van deze soorten zal veranderen. Voor een deel van deze<br />
soorten is deze verandering negatief (m.n. de verstedelijking) en voor een deel zal dit ook positief<br />
(m.n. de beekdalontwikkeling) zijn 11 . De herinrichting van de Keersop zal op korte termijn een negatief<br />
effect hebben op de beekprik en andere kritische vissoorten. Op lange termijn kan door de herinrichting<br />
de situatie voor de vissen verbeteren.<br />
11<br />
Voor een meer gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar “Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuidwest”, BRO, 2006.<br />
Hoofdstuk 3<br />
57
58<br />
Deel A - Planopzet
3.9 Landschap<br />
Algemeen<br />
Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan de bestaande dorpsgrenzen van <strong>Valkenswaard</strong> en<br />
Dommelen en de provinciale weg richting Bergeijk. Het bijzondere van het gebied is dat het nu nog<br />
onderdeel uitmaakt van het buitengebied, terwijl het bijna rechtstreeks grenst aan het centrum van<br />
<strong>Valkenswaard</strong>. De dorpsrand van <strong>Valkenswaard</strong> heeft een gesloten karakter. De bebouwingsrand in<br />
Dommelen is meer op het buitengebied gesitueerd.<br />
De Luikerweg vormt de zuidelijke planbegrenzing. Dit is een belangrijke ontsluitingsroute tussen de<br />
regio Eindhoven en de Belgische grens. De drukke weg is een barrière in het buitengebied van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Door het open karakter van het buitengebied langs deze weg zijn de hoge verkeersintensiteiten<br />
op deze weg duidelijk waarneembaar.<br />
Ten westen grenst het plangebied aan grotere bospercelen afgewisseld met agrarische percelen. Grenzend<br />
aan het plangebied ligt het Eurocircuit. Dit motorsportterrein is in het landschap opgenomen en<br />
niet als zodanig in het landschap waarneembaar. Ten zuidoosten van het Eurocircuit ligt een uitloper<br />
van de Malpiebergsche Heide.<br />
Landschapskenmerken en visueel ruimtelijke structuur<br />
Het plangebied ligt op de overgang van oude dekzandruggen en de voormalige woeste (natte) gronden.<br />
In het verleden zijn de natte gebieden ontgonnen en is een grootschalig agrarisch landschap ontstaan.<br />
Op de hoger gelegen ruggen zijn <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen ontstaan. Karakteristiek in het<br />
landschap zijn de beekdalen van de Dommel en de Keersop. Door de aanwezigheid van de Dommel en<br />
de Keersop heeft het gebied grote landschappelijke en ecologische waarden.<br />
Om de beekdalen heen liggen de broekontginningen, de Kampen en de Esdekken. Aan de zuidzijde<br />
begint het (deels beboste) jonge ontginningslandschap. Het grondgebruik is hoofdzakelijk agrarisch.<br />
Het gebied bestaat in de huidige situatie met name uit een open landschap met weilanden en akkers<br />
(maïs).<br />
In feite kent het plangebied landschappelijk gezien een driedeling: de Dommel- en Keersopzone met<br />
aan weerszijden de beekdalen die overgaan in agrarische gebieden met bebouwing aan de randen.<br />
Dommel- en Keersopzone<br />
De rivieren de Dommel en Keersop hebben een diepe ligging. De Dommel is daardoor slechts waarneembaar<br />
bij de Dommelsche watermolen aan de Dommelsestraat en bij de Venbergse molen, die ten<br />
zuiden van de Luikerweg ligt. De loop van de Dommel is in de laatste 200 jaar nauwelijks veranderd.<br />
Karakteristiek voor het stroomgebied van de Dommel en de Keersop is een licht glooiend landschap<br />
met lager gelegen beekdalen. Ten gevolge van meandering, beekafzetting en normalisatie is het<br />
beekdal reliëfrijk. Het landschap langs de Dommel en de Keersop was in het verleden een kleinschalig<br />
beeklandschap met kleine weiden, hooilanden en houtwallen. In de huidige beekdalen zijn nog steeds<br />
enkele elementen als houtwallen en solitaire bomen van het oorspronkelijk landschap aanwezig.<br />
Hoofdstuk 3<br />
59
60<br />
Deel A - Planopzet
Middengebied tussen Dommel en Keersop<br />
Het gebied gelegen tussen de rivieren heeft een grote percelering en kenmerkt zich door rechthoekige<br />
kavels waarlangs op enkele plaatsen bomenrijen zijn geplaatst. Aan de Mgr. Smetsstraat, Pastoor Bolsiusstraat<br />
en Venbergseweg worden (voormalige) agrarische boerderijen afgewisseld met vrijstaande<br />
woningen en geschakelde traditionele woningen. Beide straten zijn een uitloper van Dommelen. Met<br />
name op de boerenerven en langs wegen is beplanting aanwezig.<br />
Keersop<br />
Het Landinrichtingsplan Keersop – Bergeijk streeft naar natuurontwikkeling in plaats van landbouwactiviteiten.<br />
Direct ten noorden van de Dommelsedijk zijn hiertoe reeds enkele percelen verworven. Binnen<br />
het plangebied van de Lage Heideweg voorziet het project in bloemrijk grasland en droog<br />
schraalland, vochtig schraalland en elzenbroekbos.<br />
3.10 Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie<br />
Archeologie<br />
Voor het gehele ontwikkelingsgebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest is een archeologische advieskaart en<br />
een historisch geografische waardenkaart opgesteld 12<br />
. Tevens is cultuurhistorisch bureauonderzoek<br />
uitgevoerd. 13 In het totale plangebied zijn acht vindplaatsen aangetroffen uit het Mesolithicum (8800-<br />
4900 voor Christus), twee vindplaatsen uit de steentijd en drie vindplaatsen uit de late middeleeuwen.<br />
Aardkundige waarden / Cultuurhistorie<br />
De cultuurhistorische en aardkundige waarden binnen het plangebied betreffen met name de bosgebieden<br />
en het beekdal van de Dommel. In het Keersopdal zijn cultuurhistorische waarden beperkt<br />
aanwezig. Zo is het beekdal van de Dommel op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie<br />
Noord-Brabant aangeven als een historisch geografisch vlak met een redelijk hoge waarde. Het deel<br />
van het Dommeldal binnen het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid behoort tot de door de Provincie aangewezen<br />
aardkundig waardevolle gebieden. Gebieden worden als ‘aardkundig waardevol’ beschouwd<br />
als de verschijnselen van de niet-levende natuur nog een gave vorm hebben of in onderlinge samenhang<br />
voorkomen. Dan tonen ze namelijk de ontstaanswijze van het landschap, een geschiedenis die<br />
honderden tot miljoenen jaren teruggaat. De Provincie wil aardkundige waarden behouden en beschrijft<br />
deze in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant.<br />
In het beekdal zijn beemdgronden (oude hooi- en weilanden) aanwezig en restanten van een kleinschalige<br />
percelering: lange smalle percelen haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog<br />
gemarkeerd door greppels en (de resten van) houtwallen. Plaatselijk liggen nog zandpaden. De percelering<br />
kan deels nog dateren uit de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen<br />
werden ontgonnen.<br />
Het Dommeldal is tevens aangewezen als belvedèregebied. Centraal daarbij staat de instandhouding,<br />
versterking en verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit van een gebied of door een<br />
betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. Ten noorden van de<br />
provinciale weg Eersel-<strong>Valkenswaard</strong> ligt een gebied dat is aangeduid als historische groenstructuur.<br />
Enkele wegen tussen de Victoriedijk, de Luikerweg en Mgr. Smetsstraat zijn aangeduid als waardevolle<br />
historische geografische structuur. Het gebied ten zuiden van de Luikerweg is aangewezen als historisch<br />
geografisch waardevol met de typering hoog.<br />
12 Stichting RAAP, Plangebied Dommelen Zuid, 2002<br />
13 ADC, Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, 2006. Aangevuld bij brief van 19 oktober 2006.<br />
Hoofdstuk 3<br />
61
62<br />
Deel A - Planopzet
In het plangebied zullen grondwerkzaamheden plaatsvinden. Daar waar de grondwerkzaamheden<br />
plaatshebben in zones met (middel) hoge verwachtingswaarde bestaat de mogelijkheid dat archeologische<br />
waarden worden verstoord. Voordat een bodemingreep plaatsvindt in deze zones wordt een<br />
veldonderzoek uitgevoerd.<br />
Hoofdstuk 3<br />
63
Figuur: tracévarianten Lage Heideweg<br />
64<br />
Deel A - Planopzet
4. PLANBESCHRIJVING<br />
4.1 Inleiding<br />
Zoals in paragraaf <strong>1.</strong>3 aangehaald is voor de Lage Heideweg een MER-procedure doorlopen. In de MER<br />
zijn de in de Startnotitie geselecteerde alternatieven en varianten met betrekking tot de tracering en<br />
inrichting nader uitgewerkt, onderzocht op effecten en vergeleken. In deze vergelijking is de vloeiende<br />
verbinding tussen de N69/Luikerweg en N397 tot het beste alternatief gekozen.<br />
4.2 Lage Heideweg<br />
Tracékeuze<br />
De tracévariant C (vloeiende verbinding tussen N69/Luikerweg en N397) beantwoordt het meest aan<br />
de uitgangspunten. De andere alternatieven hebben alle één of meer tekortkomingen, zoals beperking<br />
van de plancapaciteit voor <strong>Valkenswaard</strong>- Zuid, onduidelijke begrenzing van het bebouwde gebied<br />
van <strong>Valkenswaard</strong>, aantasting van het Dommeldal en eenzijdige oriëntatie op het oostwestverkeer<br />
of het noord-zuidverkeer. Daarom is alternatief C aangemerkt als voorkeursalternatief.<br />
Het tracé voorziet in een vloeiende verbinding tussen de N397 (richting Bergeijk/Eersel) en de<br />
N69/Luikerweg (richting Belgische grens). Aan de westzijde start het tracé op grondgebied van de <strong>gemeente</strong><br />
Bergeijk, direct westelijk van de Keersop. Daar wordt de bestaande N397 in zuidoostelijke<br />
richting afgebogen. Het vervolg van het tracé loopt min of meer parallel westelijk van de Venbergseweg.<br />
Verderop buigt het tracé verder af in zuidelijke richting om ter hoogte van de bosrand vloeiend<br />
aan te sluiten op de bestaande N69. Ten noorden van deze aansluiting wordt de bestaande N69 opgeheven<br />
(of in ieder geval afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer). Door middel van rotondes<br />
wordt het tracé op het bestaande wegennet aangesloten.<br />
Wegprofiel<br />
De Lage Heideweg wordt uitgevoerd met een profiel van 2x1 rijstroken. Deze profilering lijkt voldoende<br />
om de functie van gebiedsontsluitingsweg voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid én doorverbinding naar de<br />
N397 naar behoren te kunnen vervullen. Indien de Lage Heideweg in de toekomst onderdeel gaat<br />
vormen van een nieuwe route parallel aan de N69 (of de N69 volledig vervangt), dan is een profiel van<br />
2x1 rijstroken met gelijkvloerse kruisingen waarschijnlijk niet toereikend. In dat geval komen hogere<br />
uitvoeringsniveaus aan de orde, zoals meer rijstroken en/of ongelijkvloerse aansluitingen. Deze situatie<br />
wordt alleen actueel indien vanuit de N69-discussie de Lage Heideweg als zinvol alternatief wordt beschouwd.<br />
Landschappelijke inpassing<br />
Voor de landschappelijke inpassing van de weg wordt rekening gehouden met:<br />
<strong>1.</strong> de visueel-ruimtelijke opbouw, met als uitgangspunten:<br />
� door de weg een eigen identiteit mee te geven aansluitend op de hoofdstructuur in het landschap;<br />
� het aanbrengen van eenduidigheid en continuïteit in het wegbeeld ten opzichte van de ruimtelijke<br />
variatie in de directe omgeving van de weg;<br />
� het streven naar een hoogteligging die zo min mogelijk wisselt;<br />
Hoofdstuk 4<br />
65
� de oriëntatie op de omgeving niet wegnemen.<br />
2. de functionele opbouw en relaties; met als uitgangspunten:<br />
� met aanhakende ruimtelijke functies aansluiten bij de structurele functie die de weg in het landschap<br />
gaat vervullen;<br />
� het voorkomen van verdere versnippering van het gebied (aandacht voor aansluitingen en overkruisingen<br />
van de weg);<br />
� aandacht besteden aan recreatieve (fiets)verbindingen tussen de gebieden aan weerszijden van de<br />
weg.<br />
3. de ecologische opbouw en natuurwaarden; met de uitgangspunten:<br />
� bij de kruising van de Keersop een voldoende brede overspanning aanbrengen;<br />
� de barrièrewerking van de weg zo veel mogelijk opheffen door het uitvoeren van mitigerende<br />
maatregelen;<br />
� het verlies aan actuele natuurwaarden compenseren door elders in het gebied nieuwe natuurgebieden<br />
te creëren<br />
� de landschappelijk inpassing van de weg dient aan te sluiten op deze regionale structuren.<br />
� voor het wegbeeld wordt gestreefd naar rust en eenduidigheid om een tegenwicht te bieden aan<br />
het beeld van de omgeving en het gevarieerde alignement van de weg.<br />
� voor het omgevingsbeeld, de beleving van de bewoners en recreanten geldt dat de negatieve aspecten<br />
van de weg zo veel mogelijk gemitigeerd of gecompenseerd worden. Dit vraagt om plekgerichte<br />
oplossingen, zoals bij geluidwerende voorzieningen.<br />
Het belangrijkste vormmiddel om bovenstaande conclusies te realiseren is het gebruik van wegbegeleidende<br />
beplanting aan de occupatiezijde door bijvoorbeeld rijen bomen. Deze beplanting ondersteunt<br />
het weg- en landschapsbeeld en onderscheidt zich van de overige infrastructuur.<br />
Lage Heideweg<br />
De weg zal worden aangelegd in de vorm van een tweebaansweg. Het profiel van de weg zelf beslaat<br />
7,65 meter: twee rijbanen van elk 2,75 m¹ breed en een tussenberm van 0,35 meter. Aan beide zijden<br />
van de weg bevindt zich een obstakelvrije ruimte van 6 meter. Direct hieraan gesitueerd ligt aan de<br />
oostzijde een bermsloot (1,83 meter). Aan de westzijde wordt eerst een wegberm van 3,95 meter aangelegd<br />
met een bermsloot (1,83 meter).<br />
66<br />
Deel A - Planopzet
Figuur: Toekomstig profiel Lage Heideweg, stroomweg, 100 km/u, buiten bebouwde kom<br />
Figuur: Profiel A-A Lage Heideweg, gebiedsontsluitingsweg, 80 km/u, buiten bebouwde kom<br />
Profiel Mgr. Smetsstraat<br />
Deze weg wordt aangelegd in de vorm van een tweebaansweg met deels aan twee zijden een vrijliggende<br />
fietspaden. Het profiel van de weg zelf beslaat 13,38 meter. Het fietspad heeft een breedte van<br />
2,00 meter. Tussen de vrijliggende fietspaden en de rijbaan wordt een berm aangelegd van 1,50 meter.<br />
Figuur: Profiel B-B Mgr. Smetsstraat, 50 km/u, binnen beb. kom Figuur: Profiel B’-B’ Mgr. Smetsstraat, 50 km/u, binnen beb. kom<br />
Hoofdstuk 4<br />
67
Profiel Luikerweg<br />
Deze weg bestaat uit een tweebaansweg met aan de westzijde een tweebaans vrijliggend fietspad.<br />
Het profiel van de weg zelf beslaat 16,34 meter. Het fietspad heeft een breedte van 3,50 meter. Tussen<br />
de rijbaan en het fietspad ligt een berm van 5,40 meter.<br />
Figuur: Profiel C-C, Luikerweg, 50 km/u, binnen beb. kom<br />
Figuur: Profiel D-D, Luikerweg, 50 km/u, binnen beb. kom<br />
68<br />
Deel A - Planopzet
Profiel Dommelsedijk<br />
Het profiel van de Dommelsedijk bestaat uit een tweebaansweg met aan twee zijden vrijliggende<br />
fietspaden. Het profiel van de weg beslaat 16,10 meter. De fietspaden hebben een breedte van 2,00<br />
meter. Tussen de vrijliggende fietspaden en de rijbaan wordt een berm aangelegd van 2,80 meter.<br />
Figuur: Profiel E-E, 80 km/u, binnen beb. kom<br />
Hoogteligging van het tracé<br />
De weg wordt aangelegd op maaiveldhoogte.<br />
Aansluitpunten<br />
Het tracé wordt op drie plaatsen aangesloten op het onderliggend wegennet:<br />
� De meest noordelijke aansluiting geeft een verbinding met de Dommelsedijk. De weg wordt hier<br />
in een vloeiende beweging op aangesloten. De huidige doorgaande route Dommelsedijk-<br />
Westerhovenseweg komt hierbij te vervallen.<br />
� Halverwege het tracé, ter hoogte van de Mgr. Smetsstraat, komt een tweede aansluiting, deels op<br />
het bestaande wegennet. Deze aansluiting wordt door middel van een rotonde uitgevoerd.<br />
� De zuidelijke aansluiting sluit aan op de nieuw aan te leggen ‘verschoven’ N69/Luikerweg. Ook<br />
hier zorgt een rotonde voor een aansluiting op het bestaande wegennet.<br />
De aansluitpunten van de Luikerweg/Lage Heideweg en Mgr. Smetsstraat/Lage Heideweg worden uitgevoerd<br />
als rotondes met vrijliggende fietspaden. Doordat fietsers fysiek worden gescheiden van het<br />
autoverkeer worden conflicten tussen deze twee voorkomen. Bovendien is sprake van een overzichtelijke<br />
situatie en wordt de snelheid van het autoverkeer aanzienlijk gereduceerd, waardoor de kans op<br />
letstelongevallen klein is. Het tracé zal ter hoogte van de Dommelsedijk direct op de bestaande weg<br />
worden aangesloten, ten westen van de Keersopbrug.<br />
Hoofdstuk 4<br />
69
70<br />
Deel A - Planopzet
Aansluitpunt Lage Heideweg/ Mgr. Smetsstraat/Ontsluitingsroute Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>-zuid<br />
Even ten oosten van de rotonde op de Lage Heideweg komt een tweede aansluiting, deels op het bestaande<br />
wegennet. Op deze aansluiting komen nieuwe wegenstructuren samen, zoals de hoofdontsluiting<br />
van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de nieuwe ontsluitingsroute van de kern Dommelen.<br />
Deze wordt aan de achterzijde van de woningen aan de oostzijde van de Mgr. Smetsstraat gesitueerd.<br />
Door de aanleg van deze nieuwe weg kan de Mgr. Smetsstraat een ontsluitingsfunctie krijgen ten behoeve<br />
van uitsluitend de aanliggende woningen/grondend.<br />
Er zijn drie mogelijkheden om de wegen aan te sluiten op de rotonde Lage Heideweg/Mgr. Smetsstraat:<br />
<strong>1.</strong> Rotonde. In het verlengde van de rotonde op de Lage Heideweg wordt een tweede rotonde<br />
gesitueerd met drie of vier aantakkingen (4 de<br />
ten behoeve van ontsluiting benzineservicestation).<br />
De nieuwe ontsluitingsweg van Dommelen en de ontsluitingsweg van <strong>Valkenswaard</strong>-zuid<br />
takken aan op deze tweede rotonde<br />
2. Vloeiende beweging richting Dommelen. Vanuit de rotonde op de Lage Heideweg wordt de<br />
ontsluitingsweg richting Dommelen in een vloeiende beweging naar de Westerhovenseweg<br />
aangelegd. Het verkeer op deze weg heeft een voorrangsfunctie. Ter hoogte van de Mgr.<br />
Smetsstraat sluit de nieuwe ontsluitingsweg van <strong>Valkenswaard</strong> aan op de weg.<br />
3. Vloeiende beweging richting <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Vanuit de rotonde op de Lage Heideweg<br />
wordt de ontsluitingsweg in een vloeiende beweging naar het bedrijventerrein van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
aangelegd. Het verkeer op deze weg heeft een voorrangsfunctie. Ter hoogte van<br />
de Mgr. Smetsstraat sluit de nieuwe weg van Dommelen aan op de weg.<br />
Op dit moment worden de betreffende varianten uitgewerkt ter bepaling van de effecten. Uiteindelijk<br />
zal in het vast te stellen bestemmingsplan een keuze gemaakt worden voor de aanhaking en planologisch-juridisch<br />
vertaald c.q. verantwoord worden in het bestemmingsplan.<br />
Overig<br />
De Lage Heideweg wordt na realisatie een belangrijke noord-zuidverbinding aan de zuidwestzijde van<br />
de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>. Door het aanleggen van de weg wordt een groot deel van het<br />
doorgaande snelverkeer (personenauto’s en vrachtverkeer) uit de Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> gehaald.<br />
Derhalve zullen ook binnen de bebouwde kommen aanvullende maatregelen worden getroffen,<br />
zodat het voor snelverkeer aantrekkelijker wordt om gebruik te maken van de nieuwe route. De<br />
nieuwe weg zal worden ingericht als een 80 km/uur weg. De maatregelen in de kom vallen buiten het<br />
bereik van dit bestemmingsplan.<br />
Fietsverkeer<br />
De aanleg van de Lage Heideweg zorgt voor een veilige situatie voor het fietsverkeer. Er worden verschillende<br />
vrijliggende fietspaden aangelegd die aansluiten op de langzaamverkeersroutes rondom het<br />
plangebied. Enkele bestaande langzaamverkeersroutes worden door de nieuwe Lage Heideweg doorsneden.<br />
De weg vormt in sommige gevallen een barrière. Er worden verschillende oversteekvoorzieningen<br />
gerealiseerd om er voor te zorgen dat fietsers zo veilig mogelijk de Lage Heideweg kunnen<br />
passeren.<br />
Landbouwpecelen<br />
In de ontsluiting van de doorsneden landbouwpercelen in het plangebied (door de aanleg van de<br />
Lage Heideweg) is voorzien (zie afbeeldingen op pagina‘s 75 en 76).<br />
Hoofdstuk 4<br />
71
72<br />
Deel A - Planopzet
4.3 Wonen<br />
De woningen ten oosten van de Mgr. Smetsstraat die binnen de zone Mgr. Smetsstraat, Westerhovenseweg<br />
en de nieuwe ontsluitingsweg van de kern Dommelen liggen zijn in onderhavig bestemmingsplan<br />
meegenomen. Ten aanzien van deze woningen vinden geen ontwikkelingen plaats. De woningen<br />
worden als zodanig bestemd en krijgen voldoende uitbreidingsruimte.<br />
4.4 Locatie benzine-service-station<br />
Ter hoogte van de rotonde die halverwege de Lage Heideweg wordt aangelegd is tussen de Lage Heideweg<br />
en de nieuwe ontsluitingsweg voor Dommelen een ontwikkelingslocatie voor een benzineservicestation<br />
voorzien. De locatie wordt direct aan de Lage Heideweg gesitueerd om de overlast tot de<br />
woningen aan de Mgr. Smetsstraat en het omringende waardevolle buitengebied zo veel mogelijk te<br />
beperken.<br />
Aansluiting op verkeersstructuur<br />
Het aantal kruispunten op met name gebiedsontsluitingswegen moet zoveel mogelijk worden verminder,<br />
om het aantal potentiële conflictpunten te beperken. De in-/uitgang van het benzineservicestation<br />
zal daarom als één toegangsweg uitgevoerd moeten worden, waarbij voertuigen op het terrein<br />
rondrijden. De ontsluitingsmogelijkheid van het terrein kan op verschillende manieren worden uitgevoerd.<br />
<strong>1.</strong> Aansluiten op rotonde Lage Heideweg – Monseigneur Smetsstraat.<br />
De rotonde op de Lage Heidweg wordt uitgevoerd met vier aantakkingen. Een vijfde aantakking is<br />
mogelijk bij een enkelstrookse rijbaan. Het is in de toekomst mogelijk dat de Lage Heideweg wordt<br />
uitgevoerd met 2x2 rijbanen. Hierop wordt de rotonde aangepast. Een vijfde arm zorgt dan voor een,<br />
voor de weggebruiker, onbegrijpelijke situatie en belemmerd de mogelijkheid van bijvoorbeeld een<br />
zogenaamde turbo-rotonde. De aansluiting voldoet in de huidige situatie maar is met het oog op de<br />
toekomstige situatie ongewenst.<br />
2. Aansluiten op rotonde Monseigneur Smetsstraat- Bedrijventerrein-aansluiting Dommelen.<br />
Deze tweede rotonde wordt uitgevoerd met drie of vier aantakkingen. Een vierde aantakking naar het<br />
benzinestation is geen probleem voor de verkeersveiligheid. Het is dan wel nodig om de hoeken tussen<br />
de verschillen armen te optimaliseren (bij voorkeur 90 0 ). Hiervoor is het wellicht nodig de locatie<br />
van de rotonde enigszins te verschuiven.<br />
3. Nieuw kruispunt op Lage Heideweg.<br />
De Lage Heideweg met een maximumsnelheid van 80km per uur is een gebiedsontsluitingsweg. Volgens<br />
het Duurzaam Veilig Principe moet het aantal kruispunten op deze wegen beperkt worden. Bovendien<br />
is er mogelijkheid om een aansluiting te maken op wegen met een lagere snelheid. Een dergelijke<br />
uitvoering is dus niet wenselijk.<br />
4. Nieuw kruispunt op verbinding Dommelen.<br />
Een kruispunt in plaats van een rotonde zou uitgevoerd moeten worden als een T-splitsing met een<br />
voorrangsregeling. Nadeel is dat er wel een extra kruispunt komt, maar de situatie is voor alle weggebruikers<br />
duidelijk. Het kruispunt zou ongeveer halverwege het weggedeelte moeten komen, zodat<br />
Hoofdstuk 4<br />
73
weggebruikers de tijd hebben om op de situatie (het kruispunt) te anticiperen. Nadeel is dat het voor<br />
weggebruikers op de Lage Heideweg een (gevoelsmatige) indirecte route naar het benzinestation is<br />
(vrij grote omrijfactor).<br />
Op dit moment worden de betreffende varianten uitgewerkt ter bepaling van de effecten. Uiteindelijk<br />
zal in het vast te stellen bestemmingsplan een keuze gemaakt worden voor de ontsluitingsvariant en<br />
planologisch-juridisch vertaald c.q. verantwoord worden in het bestemmingsplan.<br />
74<br />
Deel A - Planopzet
5. JURIDISCHE PLANOPZET<br />
5.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de gewenste ontwikkeling in het plangebied<br />
juridisch is vertaald. In achtereenvolgende paragrafen worden de volgende punten besproken:<br />
� de uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan als geheel;<br />
� de onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht (toelichting, verbeelding en plan<strong>regels</strong>;<br />
� de verbeelding en de omvang van het plangebied;<br />
� de indeling van de plan<strong>regels</strong><br />
� de wijze van bestemmen in de plan<strong>regels</strong>;<br />
� de artikelen, opgenomen in verband met de aanleg van de Lage Heideweg.<br />
5.<strong>1.</strong>1 Uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan<br />
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />
<strong>1.</strong> Het bieden van een juridisch-planologische basis voor de aanleg van de Lage Heideweg met bijbehorende<br />
(mitigerende) voorzieningen.<br />
2. Het volgen van een systematiek in het bestemmingsplan die aansluit op de systematiek in de geldende<br />
plannen in de <strong>gemeente</strong>(n) voor wat betreft de inhoud.<br />
De beschrijving en uitwerking van de <strong>regels</strong> is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli<br />
2008 in werking is getreden. Dit betekent dat enkele <strong>regels</strong> anders geformuleerd zijn dan tot op heden<br />
gebruikelijk was dan wel achterwege blijven omdat hierin op andere wijze wordt voorzien. Zo<br />
wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken over vrijstellingen maar over ontheffingen.<br />
De systematiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008.<br />
5.<strong>1.</strong>2 De onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht<br />
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de plan<strong>regels</strong> en de verbeelding.<br />
De MER (Lage Heideweg) en de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde nadere onderzoeken<br />
maken als onderbouwing onderdeel uit van het bestemmingsplan.<br />
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook géén onderdeel uit<br />
van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing<br />
van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en plan<strong>regels</strong>.<br />
De plan<strong>regels</strong> bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden,<br />
bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige<br />
en/of op te richten bouwwerken. De plan<strong>regels</strong> zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per<br />
hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.<br />
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de plan<strong>regels</strong> alsmede de functie<br />
van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven,<br />
met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de plan<strong>regels</strong> het voor de<br />
burgers bindende deel van het bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 5<br />
77
78<br />
Deel A - Planopzet
De verbeelding bestaat uit één kaartblad, schaal 1:1000. Door middel van een combinatie van begrenzingen,<br />
coderingen, arceringen en kleuren, is de verdeling aangegeven van de diverse binnen het<br />
plangebied onderscheiden bestemmingen. Bovendien bevat het kaartblad aanduidingen die gelezen<br />
moeten worden in samenhang met de bebouwingsbepalingen, die voor de onderscheiden bestemmingen<br />
zijn gegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is weergegeven in paragraaf 7 van de<br />
plan<strong>regels</strong>.<br />
5.<strong>1.</strong>3 De verbeelding en de omvang van het plangebied<br />
Het bestemmingsplan maakt door het bepaalde in de plan<strong>regels</strong> én op de verbeelding de aanleg van<br />
de Lage Heideweg mogelijk. De grenzen van het gebied die op de verbeelding staan omvatten meer<br />
dan alleen de Lage Heideweg zelf, aangezien een logische planbegrenzing (aansluitend op andere in<br />
voorbereiding zijnde plannen) is opgezocht.<br />
Tevens kan opgemerkt worden dat in het kader van de verdere formele bestemmingsplanprocedure<br />
(ontwerp en vast te stellen bestemmingsplan) het thans voorliggende plangebied opgerekt kan worden,<br />
aangezien:<br />
- de aanleg van de weg ook consequenties heeft voor de gronden die aan weerszijden van de weg<br />
liggen. Aan weerszijden van de Lage Heideweg en de aansluitende wegen ligt een geluidscontour:<br />
de 48 dB-contour. Binnen deze contour mag in principe géén nieuwe geluidsgevoelige bebouwing<br />
worden opgericht, tenzij binnen het gebied hogere grenswaarden zijn vastgesteld of wanneer op<br />
andere wijze aan de eisen van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt voldaan. Binnen deze contour<br />
liggen een aantal geluidgevoelige objecten. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek worden de<br />
maatregelen aangegeven die uitgevoerd moeten worden om te voldoen aan de eisen van de Wet<br />
geluidhinder;<br />
- de aanleg van de weg ook consequenties heeft voor mogelijkerwijs gronden in de nabijheid van<br />
de weg die in het kader van natuurcompensatie een passende bestemming dienen te verkrijgen<br />
(zie hiervoor hetgeen beschreven is omtrent natuurcompensatie en het natuurcompensatieplan -<br />
bijlage 5-).<br />
Thans vormen deze aspecten onderwerp van onderzoek ter bepaling van wat, waar en op welke wijze<br />
een en ander planologisch-juridisch wordt vastgelegd.<br />
Het tracé is gelegen op het grondgebied van twee <strong>gemeente</strong>n en in het ontwerp bestemmingsplan<br />
vervat in twee afzonderlijke kaarten 08BROBO011-1 (plandeel <strong>Valkenswaard</strong>) en 08BROBO011-2<br />
(plandeel Bergeijk). Elke kaart (verbeelding) betreft tracé van de Lage Heideweg (met aangrenzende<br />
gronden) gesitueerd binnen het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> respectievelijk de <strong>gemeente</strong><br />
Bergeijk.<br />
Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat indien aanvragen<br />
passen binnen de bestemmings- en bebouwingsbepalingen er een directe bouwtitel ontstaat. In de<br />
<strong>regels</strong> wordt de nodige flexibiliteit ingebracht die mogelijkheden biedt om in de planperiode te kunnen<br />
inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur<br />
van het plan wordt aangetast.<br />
Hoofdstuk 5<br />
79
Behalve het plangebied zelf en de bestemmingen die daarop voorkomen zijn op de verbeeldingen ook<br />
de zogenaamde profielen opgenomen voor de Lage Heideweg. Deze geven doorsneden op detailniveau<br />
van de weg.<br />
Bij de vormgeving van het bestemmingsplan is het aspect duidelijkheid (voor burger en overheid) als<br />
uitgangspunt gehanteerd. Helder en duidelijk dient aangegeven te worden welke gebruiksfunctie<br />
toegelaten is op de gronden, mede in verband met de handhaafbaarheid, en wat, waar en hoe gebouwd<br />
kan en mag worden.<br />
Binnenplanse ontheffingen zijn uitsluitend opgenomen indien een nadere afwegingsmoment nog<br />
dient plaats te vinden.<br />
5.<strong>1.</strong>4 Indeling van de plan<strong>regels</strong><br />
De <strong>regels</strong> vormen tezamen met de digitale verbeelding (voorheen plankaart) het juridisch bindende<br />
deel van het bestemmingsplan. Informatie die niet op de digitale verbeelding vermeld staat en die wel<br />
ruimtelijk relevant is, wordt verwoord in de <strong>regels</strong>.<br />
Voor de opbouw van de <strong>regels</strong> wordt de volgende structuur gehanteerd:<br />
Hoofdstuk 1: Inleidende <strong>regels</strong><br />
Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige <strong>regels</strong> goed te kunnen hanteren:<br />
� begrippen: betreft gebruikte begrippen die uitleg behoeven;<br />
� wijze van meten: bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes,<br />
percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke.<br />
Hoofdstuk 2: Bestemmings<strong>regels</strong><br />
In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Alle zelfstandige regelingen, die<br />
gevolgen hebben voor de bouw- of gebruiksmogelijkheden van de gronden, zijn als een bestemming<br />
vormgegeven.<br />
De volgorde van de bestemmingen is conform de SVBP 2008 op alfabetische volgorde, waarbij de<br />
(hoofd)bestemmingen voor de dubbelbestemmingen zijn geplaatst.<br />
Per bestemming wordt het volgende stramien gehanteerd.<br />
� bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming. Het gaat<br />
hierbij om de functies. De aard van de toegelaten fysieke elementen van de grond, zoals bouwwerken<br />
en werken, geen gebouwen zijnde, vloeit (rechtstreeks) voort uit de toegelaten functies.<br />
� dubbelbestemming: betreft een verwijzing naar welke dubbelbestemming van toepassing is.<br />
� ruimtelijke indeling en ontheffing van de ruimtelijke indeling (optioneel); betreft het aangeven<br />
van een profiel van een weg alsmede de mogelijkheid om dit profiel aan te passen.<br />
� bouw<strong>regels</strong>: <strong>regels</strong> omtrent de hoogte, het bebouwingspercentage en dergelijke voor gebouwen<br />
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
� ontheffing van de bouw<strong>regels</strong>: door het opnemen van een ontheffingsregeling bestaat de mogelijkheid<br />
af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke ontheffing wordt<br />
aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing<br />
kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt<br />
verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden<br />
gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking<br />
hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (Algemene <strong>regels</strong>);<br />
80<br />
Deel A - Planopzet
� specifieke gebruik<strong>regels</strong>: hierin wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig<br />
zijn met de bestemming. Soms bestaat er onduidelijkheid welk gebruik wel of niet onder de<br />
bestemmingsomschrijving valt. Om een goed handhaafbaar plan te krijgen en discussies uit te sluiten,<br />
is besloten om per bestemming in een aparte bepaling duidelijkheid te scheppen over deze<br />
‘grensgevallen’;<br />
� ontheffing van de gebruiks<strong>regels</strong>: een ontheffing van een gebruiksregel mag niet leiden tot een<br />
feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel ontheffing kan worden verleend<br />
ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen<br />
functies. Via ontheffing kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden:<br />
de ontheffingsregeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.<br />
Hoofdstuk 3: Algemene <strong>regels</strong><br />
Dit hoofdstuk bevat tezamen met hoofdstuk 4 alle bepalingen die nog niet elders ondergebracht zijn<br />
en de overgebleven gaten van een bestemmingsplan moeten dichten. Deze bepalingen zijn algemeen<br />
van aard en gelden in principe voor alle bestemmingen.<br />
De algemene bepalingen betreffen:<br />
� anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan<br />
bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een<br />
bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een<br />
ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;<br />
� nadere eisen: een aanvullend stelsel van nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen<br />
stellen. Deze regeling heeft tot doel op een later tijdstip dan bij de totstandkoming van het plan te<br />
bezien of op bepaalde punten een nadere eis in het concrete geval noodzakelijk is. Een nadere eis<br />
kan worden gezien als een beperking van hetgeen -zonder de toepassing van de nadere eisenregeling-<br />
op grond van de plan<strong>regels</strong> mogelijk zou zijn. Hiermee is dus de nadere eisenregeling in beginsel<br />
het tegenovergestelde van de ontheffingsregeling. Bij een nadere eis vindt een beperking van de<br />
norm plaats, bij een ontheffing een verruiming. Conform de jurisprudentie dienen de <strong>regels</strong> al een<br />
primaire eis te bevatten.<br />
� algemene ontheffings<strong>regels</strong>: ontheffingsregelingen van burgemeester en wethouders die gelden<br />
voor de bestemmingen algemeen;<br />
� algemene wijzigings<strong>regels</strong>: een algemene wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders<br />
die geldt voor het gehele plan;<br />
� algemene procedure<strong>regels</strong>: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden<br />
gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een ontheffings-, wijzigingsbevoegdheid,<br />
nadere eisen en aanlegvergunning. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn<br />
opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.<br />
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slot<strong>regels</strong><br />
Dit hoofdstuk is het sluitstuk van de <strong>regels</strong> en bevat het overgangrecht en de slotregel van het bestemmingsplan.<br />
Het betreft de:<br />
� overgangsrecht: bepalingen die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het<br />
moment van tervisielegging van het plan bestaan mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de<br />
bebouwings<strong>regels</strong>. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de <strong>regels</strong> op het moment<br />
waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven;<br />
Hoofdstuk 5<br />
81
82<br />
Deel A - Planopzet
� slotregel: als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het<br />
plan als de vaststellingsbepaling.<br />
5.<strong>1.</strong>5 Wijze van bestemmen<br />
De <strong>gemeente</strong>n (<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk) staan met het in procedure brengen van dit plan de aanleg<br />
van Lage Heideweg op hun grondgebied voor. Ontwikkelingen die direct met de aanleg van deze weg<br />
verband houden, zoals mitigerende maatregelen en (gedeeltelijk) compenserende maatregelen, zijn<br />
tevens mogelijk.<br />
Ten aanzien van de wijze van bestemmen (en daarmee het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen<br />
in het plangebied) zijn er in zijn algemeenheid verschillende mogelijkheden. De diverse mogelijkheden<br />
zijn in het bestemmingsplan verwerkt.<br />
<strong>1.</strong> Een positieve bestemming: de ontwikkeling is mogelijk nadat een (bouw)vergunning door burgemeester<br />
en wethouders is verleend. De (bouw)vergunning wordt verleend indien deze voldoet aan<br />
het gestelde in de <strong>regels</strong> (o.a. het Bouwbesluit en de Bouwverordening).<br />
2. Een ontheffingsprocedure: deze geldt voor die ontwikkelingen, die ruimtelijk-functioneel passen<br />
in de desbetreffende bestemming, maar waarvan de aard en/of omvang de kwaliteit van het<br />
woon- en leefmilieu kunnen aantasten.<br />
3. Wijziging: ten aanzien van enkele aanpassingen is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders<br />
opgenomen tot wijziging.<br />
5.<strong>1.</strong>6 De bestemmingsartikelen<br />
De volgende artikelen zijn in het bestemmingsplan opgenomen in verband met de voorgenomen<br />
aanleg van de Lage Heideweg:<br />
Plandeel <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>:<br />
� Groen<br />
� Natuur<br />
� Verkeer 1<br />
� Verkeer 2<br />
� Verkeer -Verblijfsgebied<br />
� Water<br />
� Wonen<br />
� Leiding (dubbelbestemming)<br />
� Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />
� Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />
Groen<br />
De bestemming ‘Groen’ geldt voor een strook grond ten oosten van de geprojecteerde Lage Heideweg.<br />
De gronden kunnen worden ingericht met groenvoorzieningen en kunnen dienen in het kader<br />
van te treffen mitigerende en compenserende maatregelen, de waterhuishouding en te treffen landschappelijke<br />
voorzieningen ter afscherming en inpassing.<br />
De bestemming is tevens gesitueerd op de gronden gelegen achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat<br />
en kunnen ingericht worden met groenvoorzieningen met een verblijfsfunctie passend bij een<br />
woonkern.<br />
Hoofdstuk 5<br />
83
Natuur<br />
Het gebied rond de Keersop is bestemd ten behoeve van het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van<br />
natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden alsmede beekherstel van de Keersop.<br />
tevens kunnen de gronden aangewend worden als berging- en inundatiegebied overeenkomstig de<br />
doelstellingen zoals neergelegd in het reconstructieplan Boven-Dommel. Op de gronden mag in beperkte<br />
mate worden gebouwd (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde), aansluitend bij de bestemming.<br />
Tot een strijdig gebruik van gronden zijn een aantal specifieke gebruiksvormen of –activiteiten opgenomen,<br />
zoals:<br />
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />
- het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor<br />
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de<br />
grond;<br />
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens<br />
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik<br />
van de grond.<br />
In de bestemmingsregeling is opgenomen dat het verboden is om zonder aanlegvergunning bepaalde<br />
werken of werkzaamheden uit te voeren ter voorkoming van:<br />
- een onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden behorende bij het gebied;<br />
- ter voorkoming van verdrogingseffecten vanwege de situering in de natte natuurparel;<br />
- de waarborging van doelstellingen zoals geformuleerd in het reconstructieplan Boven-Dommel.<br />
Verkeer 1<br />
Deze bestemming omvat de gehele aanleg, ontwikkeling en beheer van de Lage Heideweg en alle<br />
bijbehorende werken, zoals ontsluitingen en kruisingen binnen het grondgebied van <strong>Valkenswaard</strong><br />
respectievelijk het grondgebied van Bergeijk. Onderdoorgangen, zoals ecoduikers en faunapassages<br />
alsmede de aanleg van kunstwerken kunnen binnen de bestemming worden gerealiseerd.<br />
Verkeer 2<br />
Deze bestemming ‘Verkeer 2’ is opgenomen voor de wegen in het plangebied met een duidelijke<br />
stroomfunctie en een daarop afgestemde inrichting, niet zijnde de gebiedsontsluitingweg Lage Heideweg.<br />
Tevens is binnen deze bestemming een locatie opgenomen waarbinnen een benzine-servicestation<br />
(inclusief LPG) kan worden opgericht met daarbij behorende voorzieningen.<br />
De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op de functie van de weg c.q. de bestemming.<br />
Verkeer - Verblijfsgebied<br />
Deze bestemming is opgenomen voor de verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes<br />
en bermen en voor de ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten,<br />
maar ook voor nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte herinrichting<br />
van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan<br />
dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn. Voor<br />
aanpassing van de bestemming wordt verwezen naar de wijzigingsbevoegdheid. Binnen de bestemming<br />
is het oprichten van straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri’s, toegestaan.<br />
84<br />
Deel A - Planopzet
Water<br />
Als zodanig is bestemd binnen het plangebied gelegen waterlopen en oevers. De <strong>regels</strong> zijn o.m. gericht<br />
op het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding en het beheer<br />
en onderhoud van het watersysteem met de daarbij behorende werken. Binnen de bestemming zijn<br />
uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de doeleinden toegestaan (vb. kunstwerken) met een beperkte<br />
bouwhoogte<br />
Wonen<br />
De bestaande woningen binnen het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen', waarbij in<br />
de bestemming een zonering is opgenomen ten aanzien van de opbouw van de huiskavels.<br />
De voorschriften bevatten <strong>regels</strong> ten aanzien van het bouwen (hoofdgebouw, aan- en en bijgebouwen<br />
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde) alsmede het gebruik<br />
De situering van tuin is voor zover mogelijk zodanig gekozen, dat het straatbeeld niet of zo weinig mogelijk<br />
door bijgebouwen wordt beïnvloed. De bewoners hebben binnen de bouw<strong>regels</strong> een grote vrijheid<br />
om de tuin naar eigen wensen in te richten.<br />
De redactie van de erfbebouwingsregeling is afgestemd op de voor de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> gebruikelijke<br />
regeling. Naast de bouwmogelijkheden zijn bepaalde gebruiksvormen toegestaan en uitgesloten.<br />
Zo zijn In de woningen naast het wonen ook beroepsmatige activiteiten rechtstreeks toegestaan over<br />
een beperkt oppervlak van de woning. De regeling voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten<br />
in een woning is er op gericht om een woning zijn woonfunctie in overwegende mate te laten behouden.<br />
In de bestemmingsregeling is een ontheffingsbepaling voor mantelzorg en kamerverhuur opgenomen<br />
alsmede een ontheffingsbepaling voor vergroting van het direct toegestane oppervlak van beroepsmatige<br />
activiteiten aan huis.<br />
Leiding (dubbelbestemming)<br />
Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een:<br />
- watertransportleiding (aanleg en instandhouding) alsmede de daarbij behorende<br />
beschermingszone ter bescherming en het onderhoud van deze leiding;<br />
- een transportleiding (aanleg en instandhouding) van nafta (DSM-leiding) alsmede de daarbij<br />
behorende beschermingszone ter bescherming en onderhoud van deze leiding;<br />
De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />
mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />
uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />
dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />
meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />
zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />
diepwortelende beplanting.<br />
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />
Voor de gebieden een (middel)hoge verwachtingswaarde geldt 14<br />
, is de dubbelbestemming ‘Waarde -<br />
Archeologie’ opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de te verwachten archeologische<br />
waarden te beschermen. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen,<br />
en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.<br />
Ten eerste mag binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met uitzondering<br />
van ver- en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, alsmede van kleinere gebouwen bij / uitbreidin<br />
14 Waar blijkens vooronderzoek – het wenselijk is om een proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren – RAAP rapport 1737 –<br />
12 juni 2008- bestandsnaam RA1737-LAGH.doc<br />
Hoofdstuk 5<br />
85
86<br />
Deel A - Planopzet
gen van bestaande gebouwen. Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en<br />
werkzaamheden niet zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en<br />
het aanbrengen van diepgewortelde beplanting. In dat geval dient een archeologisch onderzoek te<br />
worden verricht naar de waarden van het gebied. Indien uit het onderzoek blijkt dat het bodemarchief<br />
bescherming verdient, houden burgemeester en wethouders rekening met deze archeologische<br />
waarden bij de aanlegvergunning. Indien het niet mogelijk is de waarden (deels) te behouden, worden<br />
er <strong>regels</strong> aan de aanlegvergunning verbonden, als de verplichting tot het doen van een archeologische<br />
opgraving dan wel archeologische begeleiding van de werken en/of werkzaamheden.<br />
Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)<br />
Ten behoeve van de bescherming en ter uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de watergang<br />
is ter weerszijde van de watergang een beschermingszone geprojecteerd. Binnen de bestemming<br />
zijn slechts in beperkte mate bouwactiviteiten toegestaan. Daarnaast is het verboden in het belang<br />
van de te beschermen watergang bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit<br />
te voeren zonder aanlegvergunning.<br />
Plandeel <strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />
� Groen;<br />
� Natuur;<br />
� Verkeer 1<br />
� Verkeer - Verblijfsgebied<br />
� Water;<br />
� leiding (dubbelbestemming)<br />
� Leiding – Water (dubbelbestemming)<br />
� Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />
Groen<br />
De bestemming ‘Groen’ geldt voor een strook grond ten oosten van de geprojecteerde Lage Heideweg.<br />
De gronden kunnen worden ingericht met groenvoorzieningen en kunnen dienen in het kader<br />
van te treffen mitigerende en compenserende maatregelen, de waterhuishouding en te treffen landschappelijke<br />
voorzieningen ter afscherming en inpassing.<br />
Natuur<br />
Het gebied rond de Keersop is bestemd ten behoeve van het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van<br />
natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden alsmede beekherstel van de Keersop.<br />
tevens kunnen de gronden aangewend worden als berging- en inundatiegebied overeenkomstig de<br />
doelstellingen zoals neergelegd in het reconstructieplan Boven-Dommel. Op de gronden mag in beperkte<br />
mate worden gebouwd (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde), aansluitend bij de bestemming.<br />
Tot een strijdig gebruik van gronden zijn een aantal specifieke gebruiksvormen of –activiteiten opgenomen,<br />
zoals:<br />
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />
- het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor<br />
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de<br />
grond;<br />
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behou-<br />
Hoofdstuk 5<br />
87
dens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik<br />
van de grond.<br />
In de bestemmingsregeling is opgenomen dat het verboden is om zonder aanlegvergunning bepaalde<br />
werken of werkzaamheden uit te voeren ter voorkoming van:<br />
- een onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden behorende bij het gebied;<br />
- ter voorkoming van verdrogingseffecten vanwege de situering in de natte natuurparel;<br />
de waarborging van doelstellingen zoals geformuleerd in het reconstructieplan Boven-Dommel.<br />
Verkeer 1<br />
Deze bestemming omvat de gehele aanleg, ontwikkeling en beheer van de Lage Heideweg en alle<br />
bijbehorende werken, zoals ontsluitingen en kruisingen binnen het grondgebied van <strong>Valkenswaard</strong><br />
respectievelijk het grondgebied van Bergeijk. Onderdoorgangen, zoals ecoduikers en faunapassages<br />
alsmede de aanleg van kunstwerken kunnen binnen de bestemming worden gerealiseerd.<br />
Verkeer - Verblijfsgebied<br />
Deze bestemming is opgenomen voor de verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes<br />
en bermen en voor de ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals ontsluitingswegen<br />
voor percelen, maar ook voor nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte<br />
herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig gedetailleerde bepalingen<br />
van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig<br />
zou zijn. Voor aanpassing van de bestemming wordt verwezen naar de wijzigingsbevoegdheid. Binnen<br />
de bestemming is het oprichten van straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri’s, toegestaan.<br />
De bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ is gesitueerd op het bestaande wegdeel richting Dommelen<br />
dat bij de realisatie van de Lage Heideweg uitsluitend nog voor plaatselijke (landbouw)verkeer (ontsluiting<br />
aanliggende gronden) en langzaam verkeer functioneel zal zijn.<br />
Water<br />
Als zodanig is bestemd binnen het plangebied gelegen waterlopen en oevers. De <strong>regels</strong> zijn o.m. gericht<br />
op het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding en het beheer<br />
en onderhoud van het watersysteem met de daarbij behorende werken. Binnen de bestemming zijn<br />
uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de doeleinden toegestaan (vb. kunstwerken) met een beperkte<br />
bouwhoogte<br />
Leiding (dubbelbestemming)<br />
Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een transportleiding (aanleg en<br />
instandhouding) van nafta (DSM-leiding) alsmede de daarbij behorende beschermingszone ter bescherming<br />
en onderhoud van deze leiding.<br />
De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />
mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />
uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />
dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />
meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />
zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />
diepwortelende beplanting.<br />
88<br />
Deel A - Planopzet
Leiding - Water (dubbelbestemming)<br />
Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een watertransportleiding<br />
(aanleg en instandhouding) alsmede de daarbij behorende beschermingszone ter bescherming en het<br />
onderhoud van deze leiding.<br />
De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />
mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />
uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />
dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />
meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />
zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />
diepwortelende beplanting.<br />
Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)<br />
Ten behoeve van de bescherming en ter uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de watergang<br />
is ter weerszijde van de watergang een beschermingszone geprojecteerd. Binnen de bestemming<br />
zijn slechts in beperkte mate bouwactiviteiten toegestaan. Daarnaast is het verboden in het belang<br />
van de te beschermen watergang bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit<br />
te voeren zonder aanlegvergunning.<br />
Hoofdstuk 5<br />
89
90<br />
Deel A - Planopzet
DEEL B – VERANTWOORDING
6. BELEIDSKADER EN EXTERNE ONTWIKKELINGEN<br />
In dit hoofdstuk wordt het vigerend beleidskader beschreven. De beleidskaders, de streefbeelden en<br />
beleidsdoelen zoals deze door de verschillende overheden zijn opgesteld, zijn vanuit de functies geordend,<br />
waarbij telkens onderscheid gemaakt is naar bestuursniveau: rijksbeleid, provinciaal beleid en<br />
<strong>gemeente</strong>lijk beleid. Hiermee wordt duidelijk wat de verschillende overheden voor ogen hebben bij de<br />
ontwikkeling van het gebied waarin de Lage Heideweg is geprojecteerd. Het beleidskader is hoofdzakelijk<br />
gebaseerd op de MER/SMB Lage Heideweg.<br />
6.1 Europees kader<br />
Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn<br />
De voor de realisatie van de Lage Heideweg relevante internationale bepalingen met betrekking tot<br />
landschap en natuur zijn te vinden in door de Europese Commissie vastgestelde richtlijnen, te weten<br />
de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) en Vogelrichtlijn (79/409/EEG). Ook de al eerder opgestelde en eveneens<br />
door de EU en Nederland geratificeerde Conventie van Bern (d.d. 19 september 1979) is van belang.<br />
Doel van de Europese regelgeving is kort gezegd de bescherming van een aantal in de bijlage van de<br />
richtlijn genoemde planten- en diersoorten en hun leefgebieden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel de<br />
bescherming en het beheer van alle vogels die op het grondgebied van de EU in het wild leven en hun<br />
leefomgeving (habitats). De Habitatrichtlijn heeft als doel de biologische diversiteit in de EU in stand<br />
te houden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te garanderen, is voor de lidstaten een<br />
aantal verplichtingen geformuleerd, waaronder het aanwijzen van speciale beschermingsgebieden<br />
met de hiervoor te nemen instandhoudingmaatregelen. De beschermingszones vormen samen het<br />
netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk heet ‘Natura 2000’. Dit netwerk vormt de hoeksteen van<br />
het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. In onderstaande figuur is een overzicht<br />
gegeven van het netwerk van natuurgebieden.<br />
Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van de beschermingszones moeten conform de<br />
richtlijn worden getoetst. Voor plannen of projecten die significante gevolgen hebben op soorten of<br />
habitats waarvoor de beschermingszone is aangewezen, geldt het ‘nee-tenzij-principe’. Wanneer het<br />
betrokken gebied een gebied is met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort,<br />
zijn alleen argumenten valide, die verband houden met:<br />
� de menselijke gezondheid;<br />
� de openbare veiligheid;<br />
� voor het milieu wezenlijk gunstige effecten;<br />
� dan wel, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van openbaar belang<br />
om ingrepen te mogen plegen in het gebied.<br />
De Nederlandse regering geeft invulling aan de uit de Europese richtlijnen voortvloeiende verplichtingen<br />
door het toekennen van specifieke functies aan gebieden waar beschermde soorten hun leefgebied<br />
hebben. Belangrijke wettelijke kaders zijn in dit verband de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de<br />
Natuurbeschermingswet 1998 en 1968 en de Flora- en Faunawet.<br />
Hoofdstuk 6<br />
93
Het natuurgebied Leenderbos en Groote Heide ten zuiden en oosten van <strong>Valkenswaard</strong> is aangewezen<br />
als Speciale Beschermingszone (SBZ) in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De aanwijzing betekent<br />
dat het beschermingsregime van kracht is.<br />
Het Leenderbos en de Groote Heide kwalificeren zich als Vogelrichtlijngebied (2524 ha) voor de soorten<br />
boomleeuwerik en nachtzwaluw en bestaat uit jonge heidebebossing met open ruimten, in de<br />
vorm van kleine en grote heidevelden met vennen, die tijdens de aanleg in de dertiger jaren gespaard<br />
bleven. De boomleeuwerik is een soort die erg gevoelig is voor geluid en in mindere mate voor verzuring<br />
en vermesting. Verstoring van de nachtzwaluw kan plaatsvinden als gevolg van (nachtelijk) licht,<br />
geluid en fysieke verstoring door wandelaars en werkzaamheden. De soort is in mindere mate gevoelig<br />
voor verzuring en vermesting. Het gebied is daarnaast van belang voor tal van (trek) vogels als de<br />
roodborsttapuit die de begrenzing mede heeft bepaald.<br />
Het gebied Leenderbos en Groote Heide is vanuit de Habitatrichtlijn (2661 ha) aangewezen voor acht<br />
habitattypen en vijf soorten. Een overzicht hiervan staat in onderstaande tabel.<br />
Tabel 1: Habitattypen en soorten met code van het Natura 2000 netwerk<br />
Code Habitattype<br />
2310 Psammofiele heide met Struikhei en Stekelbrem<br />
3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorende tot de Littorelletaria uniflorae en/of Isoeto-<br />
Nanojuncetea<br />
3260 Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorende tot het Runanculion fluitantis en het Callitricho-<br />
Batrachion.<br />
4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tatralix<br />
6510 Laaggelegen schraal hooiland<br />
7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion<br />
7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae.<br />
Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior<br />
91EO<br />
Code Soort<br />
1042 Gevlekte witsnuitlibel<br />
1096 Beekprik<br />
1134 Bittervoorn<br />
1166 Kamsalamander<br />
1831 Drijvende waterweegbree<br />
De begrenzing van de SBZ is zo gekozen dat in landschappelijk, ecologisch en vogelkundig opzicht een<br />
samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte van bedoelde planten- en<br />
diersoorten en hun leefgebieden. In dit kader zijn in juni 2006 de beken Dommel en Keersop (niet de<br />
beekdalen) aangewezen als habitatgebieden.<br />
Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn Vlaanderen<br />
De omzetting van de Habitatrichtlijn in Belgische wetgeving is gerealiseerd door het Besluit van 26<br />
oktober 2000 betreffende “de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en<br />
flora” dat op 28 november 2000 in het Belgische Staatsblad verschenen is. Ten gevolge van een aantal<br />
opmerkingen en bezwaren van de Europese Commissie, werd dit Besluit op 28 november 2002 gewijzigd<br />
(Belgisch Staatsblad 20 december 2002).<br />
Ten zuiden van het plateau, op Belgisch grondgebied, bevindt zich het Hageven. Het gebied ligt op de<br />
overgang van de droge zandgrond naar het vochtige beekdal van de Dommel. Het betreft een veenheidegebied.<br />
Het gebied Hageven-Plateaux dient te worden gezien als één gebied met het aan de<br />
94<br />
Deel B - Verantwoording
Nederlandse zijde grenzende natuurgebied (Natura 2000). Het Hageven-Plateaux is aangemeld bij de<br />
Europese Unie.<br />
De afstand tot het plangebied bedraagt circa 8 kilometer. Een mogelijke relatie tussen het plangebied<br />
en het Belgische richtlijngebied is van hydrologische aard. Gezien de beperkte hydrologische effecten<br />
en ingrepen als gevolg van de Lage Heideweg is deze relatie zeer onwaarschijnlijk.<br />
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de kwalificerende habitattypen en soorten.<br />
Tabel 2: Habitattypen en soorten België met code van het Natura 2000 netwerk<br />
Code Habitattype<br />
2310 Psammofiele heide met Struikhei en Stekelbrem<br />
2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen<br />
3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en<br />
Isoetes.<br />
3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorende tot de Littorelletaria uniflorae en/of Isoeto-<br />
Nanojuncetea<br />
4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tatralix<br />
4030 Droge heide (alle subtypen)<br />
6510 Laaggelegen schraal hooiland<br />
7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion<br />
7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae.<br />
Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior<br />
91EO<br />
Code Soort<br />
1096 Beekprik<br />
1134 Bittervoorn<br />
Het gebied Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof is aangewezen<br />
vanwege het voorkomen van 11 soorten kwalificerende broedvogels (woudaapje, roerdomp, wespendief,<br />
bruine kiekendief, velduil, nachtzwaluw, ijsvogel, zwarte specht, boomleeuwerik, blauwborst en<br />
grauwe klawier) en 15 soorten trek- of wintervogels (fuut, knobbel zwaan, bergeend, wintertaling,<br />
wilde eend, tafeleend, kuifeend, sperwer, buizerd, waterral, meerkoet, watersnip, houtsnip, wulp en<br />
snor).<br />
Verdrag van Valetta/Malta<br />
Dit Europese verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed in de bodem te beschermen als bron<br />
van het Europese gemeenschappelijke geheugen, dit in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen en als<br />
middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie toe te passen. Hiertoe worden als bestanddelen<br />
van het archeologische erfgoed beschouwd alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen<br />
van de mens uit het verleden:<br />
� waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis<br />
van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving;<br />
� ten aanzien waarvan opgravingen of ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende<br />
de mensheid en haar omgeving de voornaamste bronnen van informatie zijn.<br />
Tot het archeologische erfgoed behoren bouwwerken, gebouwen, complexen, aangelegde terreinen,<br />
roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, ongeacht of zij op het land of<br />
onder water zijn gelegen.<br />
Hoofdstuk 6<br />
95
Hoofdpunten in het Verdrag van Malta/Valetta zijn:<br />
<strong>1.</strong> Behoud van het archeologisch erfgoed in situ.<br />
Uitgangspunt van het Verdrag is dat behoud en beheer in de bodem, dus 'in situ' de beste bescherming<br />
van het archeologische bodemarchief is. Alleen daar waar behoud niet mogelijk is, zal<br />
archeologisch onderzoek moeten worden verricht.<br />
2. Volledige erkenning/doorwerking van archeologie in planologische besluitvorming.<br />
Door de archeologie te betrekken in de planologische besluitvorming, kunnen mogelijke archeologische<br />
resten in een vroeg stadium worden herkend, waardoor planaanpassing een optie is om<br />
het bodemarchief te behouden.<br />
3. Veroorzakersprincipe: de initiatiefnemer betaalt.<br />
Degene die het initiatief neemt om de 'bodem te verstoren' zal de kosten voor het archeologisch<br />
onderzoek op zich moeten nemen.<br />
4. Verbreding archeologisch draagvlak.<br />
Het maatschappelijk draagvlak voor de archeologie moet worden verbreed om meer begrip te<br />
kweken voor het cultureel erfgoed. Archeologische informatie moet toegankelijk zijn voor een<br />
breed publiek.<br />
Dit verdrag is vertaald in het Streekplan en in de cultuurhistorische- en archeologische waardenkaarten.<br />
Kaderrichtlijn water<br />
Dit is een Europese richtlijn op het gebied van oppervlakte- en grondwater. Doel is de bescherming<br />
van aquatische ecosystemen, bevordering van duurzaam watergebruik en verbetering van de gronden<br />
oppervlaktewaterkwaliteit. Daarnaast zet de Kaderrichtlijn in op harmonisering van de bestaande<br />
Europese regelgeving op het gebied van water. De implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW)<br />
in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De<br />
uitvoering ervan ligt in handen van de regionale waterbeheerders. In Nederland wordt op dit moment<br />
gewerkt aan de aanpassing van wet- en regelgeving. Het kabinet pleit in de zogenaamde ‘ambitienota’<br />
voor een zo pragmatisch mogelijke implementatie van de KRW in Nederland: de milieukwaliteit<br />
mag in ieder geval niet verslechteren, ook niet als de economie groeit en de bevolking toeneemt. De<br />
KRW geeft aan dat de gestelde waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen in beginsel binnen 15<br />
jaar, dus in december 2015, moeten zijn bereikt. Ook geeft zij aan dat het programma van maatregelen<br />
dat hiervoor nodig is, in 2009 onder de naam stroomgebiedsbeheersplan bestuurlijk moet zijn<br />
vastgesteld en uiterlijk in 2012 operationeel moet zijn. In deze plannen worden waterkwaliteitsdoelstellingen<br />
en doelstellingen betreffende de ecologische kwaliteit van de waterlichamen opgenomen.<br />
De KRW eist dat in 2015 minimaal een goede ecologische toestand voor natuurlijke wateren of een<br />
goed ecologisch potentieel voor sterke veranderde en kunstmatige wateren is gerealiseerd. Als doelen<br />
in 2015 niet haalbaar zijn, en dus fasering noodzakelijk is, moet dit in de stroomgebiedbeheersplannen<br />
zijn aangegeven.<br />
6.2 Nationaal kader<br />
Nota natuur, bos en landschap in de 21 e eeuw / Nota ‘Natuur voor mensen, mensen voor natuur’<br />
De nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw)<br />
uit 2000 schetst de aanpak van het natuurbeleid voor de periode 2000-2010, met een doorkijk naar<br />
2020. Deze nota vervangt vier groene nota's: het Natuurbeleidsplan, de Nota Landschap, het Bosbeleidsplan<br />
en het Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit. De nota vormt daarnaast het kader voor<br />
behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in tal van sectoren (onder meer landbouw, visserij,<br />
96<br />
Deel B - Verantwoording
toerisme, water). De Nota heeft een nauwe relatie met de vierde Nota Waterhuishouding, de Nota<br />
Ruimte en het Nationaal Milieubeleidsplan 4.<br />
De Nota bestaat uit twee delen: een strategisch deel en een beleidsprogramma. Het strategische deel<br />
beschrijft het beleid op hoofdlijnen. Het definieert de hoofddoelstelling voor het natuurbeleid als:<br />
“Behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage<br />
aan een leefbare en duurzame samenleving”.<br />
Het tweede deel van de Nota geeft een programmatische uitwerking van de strategische hoofdlijnen<br />
voor vijf specifieke programma’s, waarin concrete doelen worden benoemd met daaraan gekoppelde<br />
taakstellingen, maatregelen en middelen.<br />
Het eerste perspectief, Nederland Internationaal-Natuurlijk, betreft het versterken van de inzet voor<br />
(en aansluiting bij) het internationale natuurbeleid. Nederland Groot(s)-Natuurlijk is gericht op het<br />
versterken en verder tot stand brengen van de EHS. Nederland Nat-Natuurlijk heeft betrekking op het<br />
benutten van kansen voor karakteristieke natte natuur. In Nederland Landelijk-Natuurlijk schetst het<br />
kabinet het perspectief voor de landelijke natuur. Daarbij gaat het om het versterken van de kwaliteit<br />
en identiteit van het landelijke gebied. Het perspectief voor de stedelijke natuur in Nederland Stedelijk-Natuurlijk<br />
heeft betrekking op het realiseren van voldoende natuur in en rondom de stad.<br />
Nota Ruimte<br />
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030<br />
geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte maakt onderscheid in verantwoordelijkheden.<br />
Het rijk concentreert zich op de aspecten die van nationaal belang zijn, de nationale ruimtelijke<br />
hoofdstructuur. Voor het gebied dat niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur behoort, beperkt<br />
het rijk zich tot het stellen van enkele (algemene) beleids<strong>regels</strong>. De uitvoering van het beleid ligt primair<br />
bij de <strong>gemeente</strong>n, terwijl door de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en<br />
controlerende taak is weggelegd.<br />
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende<br />
functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar. Meer specifiek richt het kabinet<br />
zich hierbij op vier beleidsdoelen:<br />
� versterking van de concurrentiepositie van Nederland;<br />
� bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;<br />
� borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en;<br />
� borging van de veiligheid.<br />
Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd met tegen de achtergrond de algemene<br />
wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken<br />
en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is sprake als aan elk van deze<br />
waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid<br />
van de ruimte voor de bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.<br />
Het ruimtelijk beleid moet ervoor zorgen dat de verhouding tussen bouwen in stedelijke gebieden en<br />
in landelijke gebieden in balans blijft. Bundeling van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen)<br />
staat nog steeds voorop, echter geconstateerd wordt dat er zowel vraag is naar centrumstedelijke<br />
milieus, groenstedelijke milieus en naar meer ruimte in en om de woning. Daarnaast moet voorkomen<br />
worden dat de landelijke gebieden leeglopen doordat te beperkte ontwikkelingsruimte wordt geboden.<br />
Streven is een multifunctioneel en vitaal platteland.<br />
Hoofdstuk 6<br />
97
Vierde nota waterhuishouding<br />
De hoofddoelstelling van de nota is: “Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en<br />
het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam<br />
gebruik blijft gegarandeerd.” Evenals de Derde nota waterhuishouding, gaat de Vierde nota<br />
waterhuishouding uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. De Nota is tevens<br />
gebaseerd op het stand-still-beginsel, het voorzorgprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt.<br />
Bij de langetermijnstrategie voor waterbeheer staan twee denklijnen centraal. In de eerste plaats<br />
wordt uitgegaan van het zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze omgaan met water en watersystemen.<br />
Als tweede gaat het er om vanuit het waterbeleid de watersysteem- en stroomgebiedbenadering<br />
(zowel nationaal als internationaal) te benadrukken. De samenhang binnen het waterbeheer en tussen<br />
waterbeleid, milieubeleid en ruimtelijke ordening wordt in deze gebiedsgerichte benadering bewerkstelligd.<br />
In de nota zijn MTR-normen (MTR = Maximaal Toelaatbaar Risico) opgenomen voor de kwaliteit<br />
van het oppervlaktewater.<br />
Natuurbeschermingwet<br />
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden, die als staats- of beschermd natuurmonument<br />
zijn aangewezen. Deze juridische status geeft een extra bescherming aan bijzonder waardevolle<br />
en kwetsbare natuurgebieden. Hieronder vallen ook de speciale beschermingszones volgens de<br />
Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde<br />
natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Het belangrijkste onderdeel van de wet is<br />
dat er een aparte vergunning nodig is voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor het natuurmonument.<br />
Het maakt daarbij niet uit waar die activiteiten plaatsvinden, dat kan zowel binnen als<br />
buiten het natuurgebied zijn (de zogenaamde 'externe werking').<br />
In het plangebied van de Lage Heideweg zijn geen gronden tot natuurmonument aangewezen. In de<br />
directe nabijheid van het plangebied is dat echter wél het geval: het natuurgebied Malpiebergsche<br />
Heide - zuidoostelijk van het plangebied - is voor een groot deel habitatrichtlijngebied en is aangewezen<br />
als natuurbeschermingswetgebied. Ook vormt het een onderdeel van de EHS en de groene hoofdstructuur<br />
(GHS). De bosgebieden rondom de Mgr. Smetsstraat en het Eurocircuit zijn eveneens aangewezen<br />
als EHS en GHS, respectievelijk ‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘overig bos- en natuurgebied’.<br />
Het beekdal van de Keersop ten zuiden van de provinciale weg N397 is in de EHS en de GHS aangeduid<br />
als natuurontwikkelingsgebied en als leefgebied voor kwetsbare soorten. Het gebied ten noorden van<br />
de provinciale weg N397 is voor het grootste deel aangewezen als natuurparel (GHS) en in de EHS als<br />
‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘natuurontwikkelingsgebied’.<br />
Flora- en Faunawet<br />
De Flora- en Faunawet beschermt vrijwel alle in het wild levende planten- en diersoorten (soortbescherming).<br />
Daartoe zijn in de wet een aantal verbodsbeperkingen opgenomen. Uitgangspunt is het<br />
‘nee-tenzij-principe’. Dit betekent dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts<br />
onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Er moet nagegaan worden of er alternatieven mogelijk zijn,<br />
aangegeven worden welke dwingende redenen van groot openbaar belang spelen en worden aangegeven<br />
welke mogelijkheden voor compensatie beschikbaar zijn. Op grond van artikel 75 Flora- en Faunawet,<br />
uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, kan de Minister van<br />
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder bepaalde condities ontheffing verlenen van de eerder<br />
genoemde verboden. Deze condities, voor zover het gaat om soorten als bedoeld in bijlage 4 Habitatrichtlijn,<br />
vogels als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b Flora- en Faunawet en bij AmvB aangewezen soorten<br />
(artikel 75 lid 5 Flora- Faunawet en artikel 2 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoor-<br />
98<br />
Deel B - Verantwoording
ten), sluiten aan bij de bepalingen van de eerder genoemde Europese richtlijnen. Voor de overige dieren<br />
plantensoorten geldt dat ontheffing kan worden verleend mits geen afbreuk wordt gedaan aan de<br />
gunstige staat van instandhouding (artikel 75 lid 4 Flora- en Faunawet).<br />
Nationaal milieubeleidsplan 4<br />
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) verscheen in 2001 onder de titel ‘Een wereld en een wil:<br />
werken aan duurzaamheid’. In het NMP4 staat dat het milieubeleid moet bijdragen aan een gezond en<br />
veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale<br />
biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Het NMP4 stelt de kwaliteit van<br />
leven centraal. Een belangrijke randvoorwaarde is dat dit duurzame invulling krijgt en niet ten koste<br />
gaat van de kwaliteit van het leven elders of later. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen<br />
van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen.<br />
Voor zeven grote milieuproblemen geldt dat er over dertig jaar forse problemen verwacht mogen<br />
worden wanneer nationaal en internationaal niet tijdig ingegrepen wordt. Het gaat om verlies aan<br />
biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de<br />
gezondheid, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijk<br />
onbeheersbare risico’s. Deze milieuproblemen zijn sterk verweven en het NMP4 wil ze dus ook in clusters<br />
aanpakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw,<br />
stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Voor deze problemen<br />
wil het NMP4 systeemfouten wegnemen uit de huidige maatschappelijke ordening en de nu<br />
functionerende instituties. Voor het oplossen van de grote milieuproblemen is daarom systeeminnovatie<br />
nodig. Voor de energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen en landbouw wil het NMP4 voor<br />
deze systeeminnovatie een transitie inzetten: een grootscheeps veranderingsproces waarin overheid<br />
en vele maatschappelijke sectoren jarenlang doelgericht samenwerken met als inzet een volledig<br />
duurzame ontwikkeling. Voor de overige milieuproblemen wil het NMP4 inzetten op volledige duurzame<br />
ontwikkeling via beleidsvernieuwing.<br />
Nota Mobiliteit<br />
De Nota Mobiliteit geeft de nationale visie op het verkeer en vervoersbeleid tot en met 2020 weer.<br />
Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland.<br />
Op zijn beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is<br />
daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van<br />
deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de<br />
kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel<br />
kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren.<br />
De Nota Mobiliteit is een nota die in samenwerking met de provincies, <strong>gemeente</strong>n, kaderwetgebieden<br />
en waterschappen tot stand is gekomen. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid<br />
komen terug in de Nota Ruimte van het ministerie van VROM.<br />
Duurzaam Veilig Verkeer<br />
In 1997 is in overleg tussen V&W, IPO, SKVV, VNG en UvW het principe Duurzaam Veilig geïntroduceerd.<br />
Doelstelling van dit verkeersveiligheidsplan is om het aantal slachtoffers in het verkeer terug te<br />
dringen. Met Duurzaam Veilig willen de gezamenlijke wegbeheerders de verkeersveiligheid op het<br />
Nederlandse wegennet structureel verbeteren. Duurzaam Veilig wordt in twee fasen geïmplementeerd.<br />
De eerste fase is eind 2001 afgerond. De tweede fase is in 2004 van start gegaan.<br />
De tweede fase, die medio 2003 omgedoopt is in ‘Project Decentralisatie Duurzaam Veilig 2’ (DDV2),<br />
betreft de integrale uitvoering van Duurzaam Veilig. Deze fase wordt volledig geïntegreerd in het<br />
Hoofdstuk 6<br />
99
egionale verkeers- en vervoersbeleid. Eind 2003 heeft het Nationaal Mobiliteitsberaad ingestemd met<br />
het rijksvoorstel voor de nationale reductiedoelstelling verkeersveiligheid voor 2010. De provincies en<br />
kaderwetgebieden dienen voor het bereiken van de landelijke doelstellingen een Duurzaam Veilig<br />
maatregelpakket in hun regio’s te bepalen.<br />
De Planwet verkeer en vervoer bepaalt dat essentiële onderdelen van beleid moeten doorwerken in<br />
regionale plannen. De nationale doelstelling zal dus moeten doorwerken in de PVVP’s, RVVP’s en <strong>gemeente</strong>lijke<br />
plannen. De Lage Heideweg wordt gerealiseerd conform de principes van Duurzaam Veilig.<br />
6.3 Provinciaal en regionaal kader<br />
(interim) Structuurvisie ruimtelijke ordening en paraplunota<br />
Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie Noord-Brabant is sinds de inwerkintreding van de<br />
nieuwe Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) vervat in de ‘Interimstructuurvisie’ en de ‘Paraplunota’.<br />
Interimstructuurvisie ruimtelijke ordening<br />
De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. Ook is hierin<br />
opgenomen hoe op hoofdlijnen het beleid wordt uitgevoerd. De structuurvisie bevat de visie op het<br />
provinciaal ruimtelijk beleid, geeft een overzicht met provinciale belangen en benoemt de hoofdlijnen<br />
van beleid.<br />
Het bestaande Streekplan 2002 vormt hiervoor de basis. Beleidsinhoudelijke wijzigingen ten opzichte<br />
van het huidige streekplan vloeien voort uit nieuwe wetgeving en bestuurlijke besluitvorming. Het<br />
ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger omgaan met de<br />
Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele<br />
kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en<br />
recreëren is in Noord-Brabant. Om het hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-<br />
Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:<br />
<strong>1.</strong> meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie en de geomorfologie<br />
en de infrastructuur;<br />
2. zuinig ruimtegebruik;<br />
3. concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren.<br />
4. zonering van het buitengebied;<br />
5. grensoverschrijdend denken en handelen.<br />
De provincie maakt onderscheid tussen stedelijke en landelijke regio’s. Verstedelijkingsopgaven met<br />
een sterk bovenregionaal karakter worden geaccommodeerd in de stedelijke regio’s. In de landelijke<br />
regio’s mag gebouwd worden volgens migratiesaldo nul. De kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen liggen<br />
beide in de regio Eindhoven-Helmond; het zuidelijke deel van de <strong>gemeente</strong> maakt deel uit van de<br />
landelijke regio.<br />
De ontwikkeling van de Lage Heideweg sluit aan op de hoofdprincipes uit de structuurvisie. De weg is<br />
niet alleen bedoeld als ontsluitingsweg voor het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, maar moet tevens een<br />
belangrijke schakel vormen in het oplossen van de verkeersknelpunten in de regio Eindhoven.<br />
100<br />
Deel B - Verantwoording
In de provinciale structuurvisie is de N69 Eindhoven - <strong>Valkenswaard</strong> - Belgische grens als gebiedproject<br />
aangeduid. Het project betreft een studie naar oplossingen voor de problematiek op de N69, om de<br />
verkeersafwikkeling te verbeteren en de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de kernen <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Waalre te vergroten.<br />
Het provinciaal belang en doelstelling van de provincie hierbij is:<br />
� Behouden en ontwikkelen van regionale gebiedsidentiteiten en ruimtelijke contrasten in Brabant.<br />
� Ruimtelijke kwaliteit vanaf begin sturend laten zijn voor ruimtelijke planvorming.<br />
� Behoud en ontwikkeling van een netwerk van robuuste natuurgebieden met goede ecologische<br />
verbindingen.<br />
� Behoud en ontwikkeling van ecologische waarden buiten het netwerk van natuurgebieden en<br />
ecologische verbindingszones.<br />
� Zorgen voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.<br />
� Bescherming, behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden met betrekking tot<br />
het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch-geografisch erfgoed, inclusief de historische<br />
groenwaarden en het archeologisch erfgoed.<br />
� (Bestaande) infrastructuur meer sturend laten zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
� Het op orde brengen van bestaande en nieuwe infrastructuur, het intensief benutten van bestaande-<br />
en het duurzaam ruimtelijk inpassen van nieuwe infrastructuur.<br />
Het provinciaal beleid ten aanzien van landschap is gericht op het behouden en versterken van het<br />
landschappelijke basispatroon, het bebouwingspatroon en het ruimtelijke patroon ten behoeve van<br />
een duidelijke landschappelijke structuur en een gevarieerd en afwisselend landschap. Archeologische<br />
en cultuurhistorische patronen moeten worden gerespecteerd. Dit beleid is van toepassing op natuuren<br />
bosgebieden en gebieden met een agrarische functie. De structuurvisie houdt rekening met historisch<br />
landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden. Ook de archeologische monumenten<br />
moeten worden beschermd, evenals aardkundig waardevolle gebieden.<br />
Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS (groene hoofdstructuur) of AHS (agrarische hoofdstructuur)<br />
landschap. Dit zijn de twee typen structuren, waarin het gehele buitengebied is onderverdeeld.<br />
De GHS is een samenhangend netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en<br />
andere gebieden met bijzondere natuurwaarden, en landbouwgebieden die bijzondere potenties<br />
hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden. De AHS omvat het gebied buiten de GHS en de<br />
bebouwde kernen en infrastructuur. In de AHS staan de instandhouding en versterking van de landbouw<br />
voorop.<br />
De GHS en AHS zijn onderverdeeld in twee hoofdzones, namelijk de GHS-natuur (met hoofdfunctie<br />
natuur), GHS-landbouw (landbouwgebieden met hoge natuurwaarden), AHS-landschap (landbouwgebieden<br />
met overige bijzondere natuur- en landschapswaarden) en AHS-landbouw (landbouwproductiegebieden).<br />
Elk van hoofdzones is weer onderverdeeld in een aantal subzones in volgorde van<br />
kwetsbaarheid (zie Tabel 3: Onderverdeling hoofdzones/subzones).<br />
Hoofdstuk 6<br />
101
Hoofdzone Subzone<br />
GHS-natuur <strong>1.</strong> Natuurparel<br />
2. Overige bos- en natuurgebied<br />
3. Ecologische verbindingszone<br />
GHS-landbouw 4. Leefgebied kwetsbare soorten<br />
5. Leefgebied struweelvogels<br />
6. Natuurontwikkelingsgebied<br />
AHS-landschap 7. Leefgebied dassen<br />
8. Waterpotentiegebieden<br />
9. RNLE-landschapsdeel<br />
AHS-landbouw 10. Zoekgebied veeverdichtingsgebieden<br />
1<strong>1.</strong> Vestigingsgebied glastuinbouw<br />
12. Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw<br />
13. Glasboomteeltgebied<br />
14. AHS-overig<br />
Het plangebied is gelegen binnen de hoofdzone GHS-landbouw met de subzone ‘leefgebied kwetsbare<br />
soorten’ (zie eveneens hoofdstuk ‘Natuur’).<br />
De provincie behartigt het provinciaal belang voor milieu zoals opgenomen in de Integrale Stategie<br />
Milieu en vervult haar wettelijke taken op het terrein van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid<br />
op basis van de betreffende milieuwetgeving en ziet toe op een adequate doorvertaling daarvan in<br />
ruimtelijke plannen. Aandachtspunt vanuit externe veiligheid is daarbij de afstemming van de locatiekeuzes<br />
op het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen.<br />
De provincie heeft een regionaal verbindend wegennet aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen. Deze route loopt ter hoogte van <strong>Valkenswaard</strong> van de N69 (Luikerweg) via de Zuidelijke<br />
Randweg / de Vest naar de Leenderweg (N396).<br />
Paraplunota ruimtelijke ordening<br />
De Paraplunota ruimtelijke ordening is een uitwerking van het beleid uit de Interimstructuurvisie en<br />
omvat alle beleidsdocumenten, zoals de uitwerkingsplannen, structuurplannen, reconstructieplannen.<br />
In de Paraplunota is het plangebied gelegen binnen de hoofdzone GHS-landbouw met de subzone<br />
‘leefgebied kwetsbare soorten’ (zie eveneens hoofdstuk ‘Natuur’).<br />
Regionaal structuurplan regio Eindhoven/ Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant<br />
De Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) stelde in 2004 het Regionaal<br />
Structuurplan regio Eindhoven (RSP ‘04) vast. Het RSP ’04 is een herziening van het vorige regionale<br />
structuurplan uit 1997. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben in maart 2005 het RSP ’04<br />
regio Eindhoven goedgekeurd. Bovendien hebben ze op basis van dit plan het Provinciaal uitwerkingsplan<br />
Zuidoost-Brabant vastgesteld, als uitwerking van het Streekplan 2002. Vanwege de intensieve<br />
samenwerking tussen het SRE en de provincie zijn deze nagenoeg identieke plannen in een boekwerk<br />
samengevoegd.<br />
Het RSP ‘04 en Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant geven weer wat de keuzes zijn op regionaal<br />
schaalniveau voor de woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling voor de periode tot 2015,<br />
met een doorkijk naar -2030. Beide plannen vormen voor de periode tot 2015 zowel een toetsingska-<br />
102<br />
Deel B - Verantwoording
der voor bestemmingsplannen als een kader voor strategische gebiedsontwikkeling, zoals de A2-zone,<br />
het Middengebied en het Nieuwe Woud. De belangrijkste regionale ambities zijn:<br />
� de positie als economisch kerngebied en Brainport te behouden en verder uit te bouwen;<br />
� de twee ‘gezichten’ van de regio te behouden;<br />
� de belevingswaarde van het landelijk gebied te bewaren en, waar nodig, te versterken.<br />
Om de economische positie van de regio te kunnen behouden moet onder meer de bereikbaarheidsen<br />
leefbaarheidproblematiek in het gebied tussen Eindhoven en <strong>Valkenswaard</strong> worden opgelost. De<br />
aanleg van de Lage Heideweg vormt onderdeel van de oplossing hiervoor. De aanleg van de weg zorgt<br />
bovendien voor een belangrijke strategisch ruimtelijke (ontwerp) opgave in het gebied ten zuiden van<br />
Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>, waarin grote waarden voor natuur en landschap en de wens om bedrijvigheid<br />
en in beperkte mate wonen (ook al genoemd in het RSP ’97) met elkaar moeten worden geïntegreerd.<br />
Tevens moet in de plannen de noodzaak voor het realiseren van waterberging en de versterking<br />
van de ecologische kwaliteit van de beekdalen van de Dommel en Keersop een plaats krijgen.<br />
Enkel langs de weg van een integrale ontwikkeling met een doorkijk naar de langere termijn is hier<br />
een goede gebiedsontwikkeling mogelijk.<br />
Reconstructieplan Boven-Dommel<br />
Het reconstructieplan is de uitwerking van de visie van de reconstructiecommissie op het gebied Boven-Dommel.<br />
Er wordt beschreven hoe Boven-Dommel er in 2016 uit zou kunnen zien. Keuzes die in<br />
deze visie zijn gemaakt voor specifiek aangewezen gebieden, zijn bepalend voor ruimtelijke plannen<br />
van de Provincie en <strong>gemeente</strong>n. Uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat de afwisseling en de<br />
diversiteit in het gebieden behouden en zo mogelijk versterkt wordt. Hoofdpunten uit de visie zijn:<br />
� Herstel van water- en bodemsystemen.<br />
� Verbeteren van de milieukwaliteit.<br />
� Versterking van natuurwaarden door versnelde realisatie EHS (2011).<br />
� Landschappelijke kwaliteiten behouden, versterken en ontwikkelen.<br />
� Ontwikkelingsmogelijkheden voor duurzame landbouw.<br />
� Versterking van recreatie en toerisme.<br />
� Versterken van de sociale en economische structuur.<br />
� Verbeteren leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid bij de uitvoering van verkeersprojecten.<br />
� Integrale zonering voor de intensieve veehouderij.<br />
In het reconstructieplan is het plangebied, zoals in dit MER omschreven, aangeduid als ontwikkelingszone<br />
voor nieuwe functies op het gebied van wonen, werken en leefbaarheid. In het reconstructieplan<br />
wordt voor het plangebied Lage Heideweg aandacht gevraagd voor de aspecten: beekherstel van de<br />
Keersop alsmede het functioneel gebruik van delen van de gronden binnen het plangebied als waterbergings-/inundatiegebied.<br />
Regionaal Verkeers- en vervoerplan<br />
Het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) van de regio Eindhoven geeft aan welke verkeers- en<br />
vervoersproblemen de vervoerregio onderkent, welke zij tot haar eigen verantwoordelijkheid rekent<br />
en voor welke problemen oplossingen moeten worden aangedragen. De hoofddoelstelling van het<br />
RVVP is “het beperken van (de groei van) de automobiliteit en het stimuleren van het gebruik van<br />
milieuvriendelijke vervoerswijzen als de fiets en het openbaar vervoer”. Hierbij gelden twee randvoorwaarden:<br />
Hoofdstuk 6<br />
103
104<br />
Deel B - Verantwoording
� Het zakelijk verkeer en het goederenvervoer over de weg hebben een wezenlijke betekenis voor<br />
onze economie en moeten daarom zoveel mogelijk worden ontzien. Als er een beperking moet<br />
komen, dienen minimaal gelijkwaardige alternatieven te worden geboden.<br />
� In principe mag de vrijheid van verplaatsing niet worden aangetast; dat wil tevens zeggen dat de<br />
bereikbaarheid van bestemmingen moet worden blijven verzekerd; dit staat los van de wijze van<br />
verplaatsing.<br />
Het RVVP heeft ten aanzien van verkeer en vervoer het doel de mobiliteit, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />
met elkaar in evenwicht te brengen, zonder daarbij de economische concurrentiepositie aan<br />
te tasten. Er gelden vijf zogenaamde aangrijpingspunten:<br />
� voorkomen van (auto) verplaatsingen;<br />
� substitutie van verplaatsingen per auto naar andere vervoerswijzen;<br />
� beperking van autokilometerproductie door kortere afstanden;<br />
� selectieve bereikbaarheid;<br />
� betere benutting van bestaande infrastructuur.<br />
De aanleg van de Lage Heideweg speelt een grote rol in de ontwikkeling van de regio. Door de nieuwe<br />
verbindingsweg zal het doorgaande verkeer door de kern <strong>Valkenswaard</strong> afnemen. Aansluiting op<br />
de N397 (Bergeijk – A67) betekent een betere benutting van deze bestaande infrastructuur. Door de<br />
aanleg van een nieuw bedrijventerrein aan deze Lage Heideweg ontstaat er een bedrijvenlocatie die<br />
op relatief eenvoudige wijze te bereiken is.<br />
Ontwerp RVVP 2006<br />
Op 23 juni 2005 heeft de Regioraad het Ontwerp RVVP vastgesteld als basis voor het mobiliteitsbeleid<br />
voor de regio (21 SRE <strong>gemeente</strong>n). Van medio juni tot en met medio augustus 2006 heeft de inspraakperiode<br />
van het ontwerp plaats gehad. Definitieve besluitvorming heeft nog niet plaatsgevonden. Als<br />
beleidskader dient derhalve uitgegaan te worden van het vigerende RVVP. Op deze plaats wordt een<br />
doorkijk gegeven naar de inhoud van het nieuwe RVVP.<br />
In het RVVP 2006 staat wat de regio wil doen om de huidige problemen op het gebied van verkeer en<br />
vervoer aan te pakken, kansen te creëren voor de ontwikkeling van Zuidoost-Brabant en de toekomstige<br />
problemen het hoofd te bieden. Doelen zijn niet alleen het verbeteren van de doorstroming van<br />
het autoverkeer, maar ook het verbeteren van de leefbaarheid, het milieu en de verkeersveiligheid.<br />
Het RVVP maakt strategische keuzes voor onder meer het oplossen van de N69 problematiek (waar de<br />
aanleg van de Lage Heideweg een aanzet toe is), het realiseren van HOV tussen Eindhoven en <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
investeren in het regionaal fietsnetwerk verbeteren van de verkeersveiligheid.<br />
Voor RVVP is een Strategische Milieu Beoordeling (SMB) uitgevoerd. Hierin is de aanleg van de Lage<br />
Heideweg als één van de grote projecten opgenomen. Uit de SMB studie blijkt dat de aanleg een zeer<br />
positief effect heeft op lucht, geluid en externe veiligheid en dat het effect ten aanzien van natuur<br />
niet positief of negatief is. Ook is de toekomstige N69 betrokken in de SMB studie.<br />
Provinciale notitie compensatiebeginsel<br />
In het provinciale natuurbeleid is het compensatiebeginsel uitgewerkt. Het hoofduitgangspunt van de<br />
compensatieregeling is dat er per saldo geen verlies mag plaatsvinden van landschappelijke, bosbouwkundige<br />
of ecologische waarden. Het ‘nee-tenzij-principe’ is van toepassing.<br />
Hoofdstuk 6<br />
105
De algemene uitgangspunten van het natuurcompensatiebeleid komen verder kort gezegd neer op<br />
het volgende:<br />
� Compensatiegrond moet binnen 10 jaar na het realiseren van de ingreep ingericht zijn voor de<br />
ontwikkeling van de te compenseren waarden.<br />
� Compensatie moet zoveel mogelijk in de omgeving van de plaats van de ingreep plaatsvinden.<br />
� Indien buiten de hiervoor genoemde gebieden te weinig ruimte is voor compensatie, of te weinig<br />
gebieden aanwezig zijn met geschikte potenties voor compenserende natuurontwikkeling, kan<br />
gecompenseerd worden binnen de verwervingshectaren.<br />
� Compensatie van natuurwaarden die verloren zijn gegaan, dient op biotoop-, ecotoopniveau te<br />
geschieden.<br />
� Onvervangbare of moeilijk vervangbare biotopen/ecotopen kunnen gecompenseerd worden door<br />
het ontwikkelen van ander potentieel hoogwaardige biotopen/ecotopen in het gebied.<br />
Provinciale milieuverordening<br />
In de provinciale milieuverordening zijn twee hoofdcategorieën van specifieke gebieden onderscheiden,<br />
te weten grondwaterbeschermingsgebieden (met als functie bescherming van grondwaterwinning<br />
voor de openbare drinkwatervoorziening) en milieustimuleringsgebieden. De gebiedsbescherming<br />
in de milieustimuleringsgebieden vindt vanuit diverse invalshoeken plaats en is niet voor ieder<br />
gebied dat onderdeel uitmaakt van deze hoofdcategorie hetzelfde. Bij de aanwijzing van specifieke<br />
gebieden speelt met name:<br />
� het belang van de bescherming van de bodem (bodembeschermingsgebieden);<br />
� het belang van het beperken en voorkomen van geluidhinder (stiltegebieden);<br />
� het belang van de bescherming van natuurwetenschappelijke en landschappelijk waarden.<br />
Een gebied kan om een of meer redenen als bijzonder gebied worden aangewezen, waardoor deze<br />
gebieden elkaar deels overlappen. Deze gebieden zijn in de provinciale milieuverordening aangewezen.<br />
Hieronder is kort iets opgenomen over stiltegebieden en archeologie, omdat dit met name relevant is<br />
voor het MER Lage Heideweg:<br />
� Stiltegebieden (De Malpie)<br />
Ter bescherming van relatief onverstoorde gebieden zijn in de Provinciale milieuverordening stiltegebieden<br />
aangewezen en <strong>regels</strong> opgesteld ter voorkoming van geluidsoverlast. Ter ondersteuning<br />
van deze regelgeving is het ruimtelijk beleid erop gericht functies die tot extra geluidsverstoring<br />
leiden, uit deze gebieden te weren.<br />
� Archeologie<br />
De provincie heeft de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang aangegeven<br />
op de (provinciale) Cultuurhistorische Waardenkaart. Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke<br />
plannen moet met deze waarden rekening worden gehouden. Dit geldt in het bijzonder voor de<br />
historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn in deze vlakken<br />
alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van<br />
de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van cultuurhistorische (landschaps)waarden.<br />
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden<br />
gehouden met (bekende) archeologische waarden, zoals aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart,<br />
en de te verwachten archeologische waarden, zoals aangegeven op de Indicatieve<br />
Kaart Archeologische Waarden. Het uitgangspunt is dat het archeologisch erfgoed moet worden<br />
beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval<br />
van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of een middelhoge ver-<br />
106<br />
Deel B - Verantwoording
wachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een<br />
vooronderzoek in kaart worden gebracht.<br />
6.4 (Boven)lokaal kader<br />
Intentieverklaring N69<br />
Op 17 mei 2004 hebben de <strong>gemeente</strong>n Bergeijk, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende, <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
Veldhoven, Waalre, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en de Provincie Noord-Brabant een<br />
intentieverklaring ondertekend inzake de integrale oplossingsrichting voor de bereikbaarheids- en<br />
leefbaarheidsproblemen in relatie tot rijksweg N69 tussen Eindhoven en de Belgische grens. De gezamenlijke<br />
overheden spreken de intentie uit om de voorgestane oplossingsrichting in studie te nemen.<br />
Basis onder de intentieverklaring is een Variantenstudie N69. De meest gewenste oplossingsrichting uit<br />
de Variantenstudie bestaat onder meer uit de aanleg van een nieuwe weg ten westen van <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
aangeduid als ‘Westparallel’. De totale oplossing bestaat uit 3 fases en een eindfase. De aanleg<br />
van de Lage Heideweg is de eerste fase van deze totaal oplossing.<br />
De aanleg van de Lage Heideweg vormt onderdeel van een pakket van maatregelen in fase 1; de aanleg<br />
van een regionaal fietspad en HOV-as, een vrachtwagenverbod, het opwaarderen van de Europalaan<br />
en van de Zuidelijke Randweg. De maatregelen aan de Zuidelijke Randweg zijn uitgevoerd. De<br />
overige maatregelen zijn ter hand genomen, maar nog niet afgerond.<br />
De betrokken bestuurders concludeerden op 7 september 2005 dat de problematiek rond de N69 zodanig<br />
omvangrijk is, dat samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat nodig is om te<br />
komen tot de juiste oplossingen. In november 2005 hebben de Provincie Noord-Brabant en het SRE,<br />
mede namens de betrokken regionale bestuurders een pleitnota aangeboden aan het Ministerie,<br />
waarin gevraagd wordt om deelname van het Rijk in het proces om te komen tot oplossingen voor de<br />
regionale N69-problematiek. Vervolgens is een netwerkanalyse uitgevoerd, waarin op het niveau van<br />
lokale, provinciale en rijkswegen bezien wordt waar en hoe de beste oplossingen gevonden kunnen<br />
worden voor knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer. In september 2006 is deze analyse<br />
vastgesteld door de Stuurgroep Netwerkanalyse BrabantStad en verwoord in een regionaal voorstel<br />
aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Het voorstel, waaronder de voorgestane oplossing voor de<br />
N69 problematiek, wordt later dit jaar gebruikt bij de gesprekken met de minister.<br />
Bestemmingsplan Buitengebied<br />
Het plangebied kent drie vigerende bestemmingsplannen. Het eerste is het uitbreidingsplan in hoofdzaken,<br />
vastgesteld op 17 mei 1962, goedgekeurd op 14 augustus 1962 en onherroepelijk geworden op<br />
9 oktober 1963. Het tweede vigerende plan is het Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 23<br />
maart 1977, goedgekeurd op 31 mei 1978 en onherroepelijk per 26 juni 1986.<br />
Hoofdstuk 6<br />
107
108<br />
Deel B - Verantwoording
Het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied uit 1998 heeft geen betrekking op Valkenwaard-Zuid /<br />
Lage Heideweg. Het plangebied is gezien de ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid buiten beschouwing<br />
gelaten in dat plan.<br />
Het derde bestemmingsplan is het bestemmingsplan buitengebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. Hierin is<br />
het noordwestelijk gedeelte van het plangebied gelegen. Het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is<br />
door de <strong>gemeente</strong>raad op 28 mei 1998 vastgesteld en goedgekeurd door GS op 22 december 1998.<br />
Strategische beleidsvisie 2001<br />
De titel van de strategische beleidsvisie ‘<strong>Valkenswaard</strong>. Tussen Keersop en Tongelreep’ (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
2001) heeft een tweevoudige boodschap in zich: een verwijzing naar een gave en naar een<br />
opgave. De gave behelst de grote natuurlijke rijkdom van <strong>Valkenswaard</strong>. Behalve de beekdalen van de<br />
Keersop, de Tongelreep en de Dommel behoort ook de Malpie en omgeving, en de restanten van de<br />
verveningen, tot het waardevolle biotoop. De opgave behelst de taak aan die waardevolle elementen<br />
recht te doen en tegelijkertijd de ontwikkeling van maatschappelijke functies mogelijk te maken. De<br />
beleidsvisie geeft richting aan het handelen van de <strong>gemeente</strong> bij het vervullen van deze opgaven.<br />
Ten aanzien van infrastructuur formuleert de visie als opgave het terugdringen van de verkeersintensiteiten<br />
van het doorgaande verkeer door de kom van <strong>Valkenswaard</strong> door het verkeer zoveel mogelijk<br />
buiten de bebouwde kom om te leiden. Gedacht wordt aan een alternatief voor de N69 / Luikerweg /<br />
Eindhovenseweg. De <strong>gemeente</strong> zet maximaal in op het verkrijgen van een meer leefbare situatie in de<br />
hele regio ten aanzien van de verkeersafwikkeling.<br />
Structuurvisie-Plus <strong>Valkenswaard</strong><br />
Aansluitend op de strategische beleidsvisie 2001 is de Structuurvisie-Plus <strong>Valkenswaard</strong> opgesteld.<br />
Hierin staan de ruimtelijke kwaliteiten van de <strong>gemeente</strong> centraal en wordt ingegaan op het ruimtelijkfunctionele<br />
profiel van de <strong>gemeente</strong> in de toekomst. Ook de toename van mobiliteit en het ontbreken<br />
van een goede noord-zuid verbinding worden aan de orde gesteld. <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt benoemd<br />
als locatie waar mogelijkheden en opgaven liggen op deze gebieden. De Structuurvisie-Plus<br />
moet gezien worden als kapstok voor het Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (zie hieronder).<br />
De Structuurvisie-Plus bestaat uit een programma voor de korte en middellange termijn en een duurzame<br />
component, het ruimtelijk structuurbeeld. Het ruimtelijk structuurbeeld vormt het skelet, het<br />
afwegingskader, van de Structuurvisie-Plus: de voorgestelde concrete maatregelen uit het programma<br />
passen binnen dit kader. Het programma is gericht op een periode van 10 tot 15 jaar en wordt zowel<br />
kwalitatief als kwantitatief benaderd. In de Structuurvisie-Plus worden uitspraken gedaan op de ruimtelijke<br />
vraagstukken en ontwikkelingen binnen de <strong>gemeente</strong>. De belangrijkste opgave waar de <strong>gemeente</strong><br />
voor staat is de herstructurering van de kernen en het buitengebied. Daarnaast is de lokale<br />
woningmarkt gespannen en kent het een eenzijdige opbouw. Ook de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen<br />
is groeiend. Door een sterke toename van de mobiliteit en allerlei (grensoverschrijdende) ontwikkelingen<br />
en het ontbreken van een adequate noord-zuidverbinding neemt de verkeersoverlast in<br />
de kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen toe.<br />
Hoofdstuk 6<br />
109
110<br />
Deel B - Verantwoording
StructuurvisiePlus Gemeente Bergeijk<br />
Op 24 juni 2004 is de StructuurvisiePlus vastgesteld door de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. De Structuurvisie is een<br />
beleidsnota waarin de <strong>gemeente</strong> haar integrale visie weergeeft op de meest wenselijke ruimtelijke<br />
ontwikkeling van de <strong>gemeente</strong>. De structuurvisiePlus benoemd vanuit verkeerskundig oogpunt één<br />
programmatisch onderwerp wat veruit het belangrijkste is, namelijk de nieuwe verbindingsweg N69<br />
naar A67. Bij de realisatie van deze verbindingsweg kan de Fressevenweg / Bergeijksedijk, die nu als<br />
sluiproute fungeert, als erftoegangsweg worden ingericht.<br />
Op lokaal niveau zijn het weren van sluipverkeer, het verbeteren van de leefbaarheid en het vergroten<br />
van de verkeersveiligheid de belangrijkste doelstellingen.<br />
Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
In het Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (door de <strong>gemeente</strong>raad op 29 januari 2004 vastgesteld) worden<br />
de ambities en uitgangspunten zoals beschreven in de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (2001) uitgewerkt<br />
tot een concreet plan. Nut en noodzaak van de Lage Heideweg als verbinding tussen rijksweg<br />
69 en provinciale weg N397 staat in dit plan niet meer ter discussie. Het tracé is in het structuurplan<br />
vastgelegd, waarbij gezocht is naar een tracé dat zo gering mogelijke aantasting van natuur en landschap<br />
met zich meebrengt. Gesteld is dat het tracé moet voldoen aan:<br />
� complementeren van het regionaal netwerk van gebiedsontsluitingswegen (rekening houden met<br />
mogelijke uitgroei tot stroomweg);<br />
� verzorgen van een functie in het lokale netwerk ter ontlasting van de Bergstraat / Dommelseweg;<br />
� minimaliseren van de doorsnijding van ecologische structuren van de Dommel en Keersop;<br />
� hanteren van richtlijnen van Duurzaam Veilig en beperken van het aantal aansluitpunten van lokale<br />
wegen op de Lage Heideweg.<br />
Het gekozen tracé wijkt af van het eerder in de Gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong> aangegeven tracé. Dit<br />
houdt verband met de logische doorkijk naar de toekomstige ‘Westparallel’, vermindering van geluidsoverlast<br />
voor nieuwbouw, vermindering van potentiële kruisingen met langzaam verkeer en de<br />
keuze om de nieuwe weg de grens van het stedelijk gebied te laten markeren.<br />
Landinrichtingsproject Bergeijk – Keersop<br />
Het Landinrichtingsproject Bergeijk-Keersop heeft tot doel de ontwikkeling van natuur langs de<br />
Keersop. Binnen een zoekgebied van 320 hectare aan weerszijden van de Keersop wordt getracht<br />
middels grondaankoop, bedrijfsverplaatsing en kavelruil maximaal 170 hectare vrij te maken van landbouwkundig<br />
gebruik. Dit deel wordt ingericht voor natuurontwikkeling en uiteindelijk begrensd als<br />
Ecologische Hoofdstructuur. Het zoekgebied loopt van de Vlieterdijk in Bergeijk tot aan Dommelen.<br />
Het noordwestelijk gedeelte van het plangebied voor de Lage Heideweg (tussen de Dommelsedijk en<br />
Mgr. Smetsstraat) is gelegen in het zoekgebied van het landinrichtingsproject.<br />
In het kader van het Landinrichtingsproject Bergeijk–Keersop is de ‘Visie op natuurontwikkeling langs<br />
de Keersop’ (november 2005) opgesteld. Deze visie is door een projectgroep bestaande uit Staatsbosbeheer,<br />
Waterschap De Dommel en Dienst Landelijk Gebied opgesteld, in opdracht van de uitvoeringscommissie<br />
van het landinrichtingsproject. Het vormt de basis voor de inrichting van de ecologische<br />
hoofdstructuur rondom de Keersop. In deze visie is het tracé van de Lage Heideweg indicatief weergegeven.<br />
Luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong><br />
In augustus 2006 is het luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong> en Waalre tot stand gekomen. In het plan<br />
worden voor het jaar 2010 verschillende mogelijke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit<br />
geïnventariseerd en beoordeeld op effectiviteit. Geconcludeerd wordt dat veel maatregelen nauwelijks<br />
of geen effect hebben op de luchtkwaliteit. Vooral in de <strong>gemeente</strong> Waalre zijn weinig maatrege-<br />
Hoofdstuk 6<br />
111
len effectief. Het blijkt dat alleen door de aanleg van een nieuwe weg ten westen van Waalre en <strong>Valkenswaard</strong>,<br />
de zogenaamde Westparallel, de luchtkwaliteit verbetert. Er wordt veel wegverkeer van<br />
de huidige N69 weggeleid. Maar deze maatregel alleen is niet voldoende. Geconcludeerd wordt dat<br />
nader onderzoek nodig is voor aanvullende maatregelen, maar ook wat te doen als de West-parallel<br />
niet doorgaat.<br />
Verkeersbeleidsplan <strong>Valkenswaard</strong><br />
In het <strong>gemeente</strong>lijk Verkeersbeleidsplan (1996) is een overall visie ten aanzien van het <strong>gemeente</strong>lijk<br />
verkeers- en vervoersbeleid opgesteld, waarbij het beleid van het Rijk, provincie, maar met name ook<br />
het beleid zoals geformuleerd in het RVVP, als uitgangspunt is genomen. De hoofddoelstellingen zijn:<br />
� het verbeteren van de verkeersleefbaarheid;<br />
� het verzekeren van de bereikbaarheid van bestemmingen.<br />
Door de toenemende automobiliteit komt de leefbaarheid steeds meer onder druk te staan, met name<br />
in woongebieden en in het centrumgebied. Het kiezen voor andere vervoersmiddelen dan de auto en<br />
het afschermen c.q. kanaliseren van het autoverkeer op een aantal hoofdverbindingen staat daarom<br />
centraal. Voorgaande hoofddoelstellingen zijn per verkeers- en vervoersaspect naar doel- en taakstellingen<br />
voor het jaar 2010 vertaald:<br />
� verhoging van de verkeersveiligheid;<br />
� verbetering van de verkeersleefbaarheid;<br />
� bevordering van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer;<br />
� veiligstelling van de bereikbaarheid;<br />
� terugdringing van vermijdbaar autogebruik.<br />
Het beleid van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is erop gericht om het autoverkeer in de kernen te concentreren<br />
op de hoofdwegen ter ontlasting van de verblijfsgebieden en de verkeersdruk op de N69 te<br />
beperken, zodat ook de hinder voor het plaatselijke verkeer vermindert. Dat doet ze door zoveel mogelijk<br />
(doorgaand) verkeer af te leiden naar andere routes buiten het centrum om en liefst buiten de<br />
kern om.<br />
De verwachting is dat door de aanleg van de Lage Heideweg verschillende verkeerskundige (doorstromings-)knelpunten<br />
worden opgelost en de verkeersveiligheid wordt vergroot.<br />
112<br />
Deel B - Verantwoording
7. MILIEU-ASPECTEN EN ANDERE BELEMMERINGEN<br />
7.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt per relevant ruimtelijk-planologisch aspect aangegeven welk beleid gevoerd<br />
wordt en hoe dit vertaald is in onderhavig bestemmingsplan.<br />
7.2 MER/SMB ‘Lage Heideweg’<br />
Planproces<br />
De m.e.r.-plicht geldt vanaf 1987. Concreet betekent dit dat het vanaf die datum verplicht is om voorafgaand<br />
aan besluiten over bepaalde activiteiten een MER 15<br />
op te stellen. In een MER wordt zo objectief<br />
mogelijk beschreven welke milieueffecten te verwachten zijn, wanneer de betreffende activiteit<br />
wordt ondernomen. Het is niet nodig om voor alle nieuwe plannen en activiteiten een MER (Milieu<br />
Effecten Rapportage) te maken. Het gaat alleen om die activiteiten die belangrijke nadelige effecten<br />
kunnen hebben op het milieu. De verplichting tot het toepassen van m.e.r. 16<br />
ontstaat doordat de voorgenomen<br />
activiteit staat opgenomen als m.e.r.-plichtig in het (landelijk) Besluit m.e.r. (artikel 7.3 en<br />
7.4 Wet Milieubeheer). Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.beoordelingsplichtige<br />
activiteiten. Bij de eerstgenoemde activiteiten is het uitgangspunt dat ze belangrijke<br />
nadelige milieugevolgen hebben, terwijl dat bij de tweede genoemde activiteiten afhankelijk<br />
is van de omstandigheden waaronder de activiteiten worden ondernomen.<br />
De afzonderlijke onderdelen van het bestemmingsplan –de woningbouw, het bedrijventerrein, de<br />
aanleg van de Lage Heideweg en de natuurontwikkeling zijn niet m.e.r.-beoordelings- of m.e.r.plichtig.<br />
De plannen in gezamenlijkheid geven evenwel aanleiding te beoordelen of de realisatie van<br />
deze projecten een nadelig effect heeft op de omliggende Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.<br />
Vanuit dit gegeven alsmede de wens van de <strong>gemeente</strong> om voor de totale planontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
alle relevante milieu-aspecten in beeld te brengen, heeft de <strong>gemeente</strong> er voor gekozen<br />
om voor de aanleg van de Lage Heideweg, hoewel niet verplicht, een MER/SMB 17<br />
Lage Heideweg<br />
op te stellen. Daarbij is in het kader van de tracé-bepaling van deze weg alsmede de mogelijke effecten<br />
op de omgeving het gehele studiegebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in de onderzoeksstudie betrokken.<br />
De resultaten van de voor de MER/SMB Lage Heideweg uitgevoerde milieuonderzoeken zijn voor de<br />
verdere planontwikkeling van het bestemmingsplan ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid’ gebruikt en in dit bestemmingsplan<br />
verwerkt. De ‘MER/SMB Lage Heideweg’ zal als zelfstandig plandocument gevoegd worden<br />
bij het afzonderlijk in procedure te brengen bestemmingsplan lage Heideweg.<br />
15<br />
MER= Milieueffecten rapportage – een openbaar document waarin de voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in beschouwing<br />
te nemen alternatieven en de te verwachten gevolgen op het milieu in hun onderlinge samenhang worden beschreven<br />
op een systematische en zo objectief mogelijke wijze. Het wordt opgesteld ten behoeve van één of meerdere besluiten<br />
die over de betreffende activiteit genomen moeten worden.<br />
16<br />
m.e.r. = de procedure van de totstandkoming van het MER.<br />
17<br />
Sinds 28 september 2006 is de SMB in de Nederlandse wetgeving vervangen door de planMer.<br />
Hoofdstuk 7<br />
113
Habitattoets<br />
In rapportage is onderzocht of de ontwikkeling van de plannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid een nadelig<br />
effect hebben op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natura-2000 gebieden. Daarbij is gekeken<br />
naar de natuurwaarden in het gebied, de eventuele effecten op deze natuurwaarden (kwalificerende<br />
habitattypen en soorten) en hoe hiermee bij eventuele effecten hiermee omgegaan dient te worden.<br />
De volgende aspecten zijn daarbij in beeld gebracht:<br />
- aantasting hydrologische situatie;<br />
- versnippering van leefgebied;<br />
- verstoring door mensen;<br />
- verstoring door geluid, licht en trillingen;<br />
- verontreiniging;<br />
- nutriëntentoevoer en verzuring.<br />
In het rapport worden de volgende conclusies getrokken:<br />
Leenderbos en Groote Heide - door het opvolgen van mitigerende maatregelen kan worden voorkomen<br />
dat er effecten gaan ontstaan op de kwalificerende soorten. Het is<br />
mogelijk dat de wateropvang in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zal resulteren in<br />
het langer en mogelijk meer en over een groter oppervlak geïnundeerd<br />
raken van de beekdalen in het natura-200 gebied, waardoor de hydrologische<br />
situatie beïnvloed zou kunnen worden en er een eventuele<br />
vervuiling en vermesting zou kunnen optreden. Uit een notitie (expertjudgement)<br />
valt af te leiden, dat dit niet aannemelijk is: een stuwend<br />
effect op de waterberging wordt niet voorzien.<br />
Hageven-Plateaux - er worden geen effecten verwacht op Hageven-Plateaux. Dit komt omdat<br />
de hydrologische situatie niet beïnvloed wordt, er niet meer mensen<br />
naar het gebied komen en/of er langs rijden.<br />
De eindconclusie is dat er door het opvolgen/uitvoeren van mitigerende maatregelen er geen effecten<br />
voor zien worden van de ontwikkelingsplannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid op het natura-200 gebied Leenderbos<br />
en Groote Heide en Hageven-Plateaux. Het is derhalve niet noodzakelijk dat er een uitgebreide<br />
toets (passende beoordeling) dient te worden uitgevoerd.<br />
De betreffende rapportage is als bijlage bij de toelichting gevoegd.<br />
114<br />
Deel B - Verantwoording
7.3 Milieuhygiënische aspecten<br />
7.3.1 Geluid<br />
Wegverkeerslawaai<br />
Algemene bepaling in verband met de Wet geluidhinder (artikel 5)<br />
Op grond van de Wet geluidhinder liggen langs de te realiseren Lage Heideweg (nieuwe situatie),<br />
geluidszones waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht. In het akoestisch onderzoek<br />
worden geluidscontouren bepaald; deze contouren geven de maatgevende waarden van de toegelaten<br />
gevelbelasting weer.<br />
In de huidige situatie is sprake van hoge geluidbelastingen van woningen langs de drie beschouwde<br />
wegen (Dommelseweg, Luikerweg en Zuidelijke Randweg), met geluidbelastingen van meer dan 60<br />
dB(A). Voor een groot aantal woningen langs de Dommelseweg en de Luikerweg is zelfs sprake van<br />
een saneringssituatie (deze woningen zijn opgenomen op de A-lijst). Er is sprake van een groot aantal<br />
gehinderden, met name ook in de hogere geluidbelastingklassen (> 55 dB(A)).<br />
Door de aanleg van de Lage Heideweg verbetert de situatie duidelijk. Het totaal aantal gehinderden<br />
neemt iets toe. Het aantal ernstig gehinderden en slaapverstoorden neemt duidelijk af. Vooral de<br />
doorgaande wegen via de bebouwde kom van <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen (Dommelseweg, Bergstraat,<br />
Westerhovensweg) geven een duidelijke verbetering te zien: een afname van de geluidbelasting<br />
met 3 dB(A) tot 4,5 dB(A). In het buitengebied geldt eenzelfde verbetering. Voor de overige wegen<br />
geldt een toename tot circa 2 dB(A).<br />
Door het toepassen van geluidbeperkende maatregelen op of aan de Lage Heideweg verandert het<br />
aantal gehinderden langs de bestaande - ongewijzigde - wegen niet. Door het toepassen van geluidbeperkende<br />
maatregelen neemt de geluidbelasting langs de nieuwe Lage Heideweg met circa 3,5<br />
dB(A) af. Dit is iets meer dan een halvering van de geluidbelasting.<br />
Akoestisch onderzoek<br />
Door BRO is in 2009 een actueel akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan.<br />
In het akoestisch onderzoek 18 is onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om<br />
voor de bestaande woningen, in de nabijheid van de te realiseren Lage Heideweg gesitueerd, te kunnen<br />
voldoen aan de eisen gesteld in de Wet geluidhinder (verder aangeduid als WGH 19<br />
).<br />
Onderzoeksgebied<br />
In een voorafgaande studie naar de verschillende varianten heeft DHV verkeersmodellen opgesteld.<br />
Uiteindelijk is gekozen voor het model waarbij de Lage Heideweg gerealiseerd wordt en waarbij de<br />
reconstructie van de Europalaan en het afwaarderen van de N69 is meegenomen.<br />
De Lage Heideweg is een nieuwe verbinding tussen de Dommelsedijk en de Luikerweg. Hierdoor is het<br />
noodzakelijk om ook de Westerhovenseweg aan te passen. Dit wordt vormgegeven door de in dit<br />
akoestisch onderzoek genoemde ‘Nieuwe Weg’.<br />
18<br />
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Lage Heideweg, BRO Adviseurs Boxtel, 27 augustus 2009 – opgenomen als bijlage 6<br />
in het bijlagenboek.<br />
19<br />
De gewijzigde WGH is per januari 2007 inwerking getreden. Vanaf januari 2007 geldt een overgangstermijn van 3 maanden.<br />
Vanaf 1 april 2007 dient bij alle plannen uitgegaan te worden van de gewijzigde WGH.<br />
Hoofdstuk 7<br />
115
Ligging geluidswal<br />
116<br />
Deel B - Verantwoording
Het onderzoeksgebied wordt enerzijds bepaald door de onderzoekszone van de Lage Heideweg en de<br />
Nieuwe Weg. De Lage Heideweg wordt uitgevoerd in 2x1 rijstrook en ligt in het buitengebied. Hiermee<br />
bedraagt de wettelijke onderzoekszone van de Lage Heideweg 250 m 1<br />
, gemeten vanuit de wegrand.<br />
De Nieuwe weg wordt eveneens uitgevoerd in 2x1 rijstrook, maar ligt binnen de bebouwde kom.<br />
De wettelijke onderzoekszone bedraagt 200 m 1<br />
. Het eerste deel van het onderzoek gaat in op de geluidsbelasting<br />
op de woningen binnen deze zones.<br />
Om de nieuwe wegen aan te leggen is het noodzakelijk diverse aanpassen door te voeren aan bestaande<br />
wegen. Het tweede deel van het onderzoek geeft inzicht of er sprake is van een reconstructiesituatie<br />
voor woningen rondom de aansluitpunten. Dus daar waar een bestaande weg aangepast moet<br />
worden als gevolg van de aansluiting van de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg.<br />
Het merendeel van het gebied waarin de Lage Heideweg wordt gesitueerd ligt in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Het gebied ligt ten zuiden van de kern Dommelen en ten zuidwesten van de kern <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Het tracé loopt vanuit de Luikerweg in noordelijke richting naar de Dommelsedijk. De aansluiting<br />
op deze weg ligt binnen de grenzen van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />
Het bestemmingsplan<br />
Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van de Lage Heideweg. Het plangebied omvat het tracé en<br />
een aangrenzend gebied wat globaal wordt begrensd door de westzijde van de Mgr. Smetsstraat,<br />
Westerhovenseweg/Dommelsedijk en het nieuwe tracé. De geplande Lage Heideweg start aan de<br />
westzijde op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk, direct westelijk van de Keersop. Daar wordt<br />
de bestaande N397 in zuidoostelijke richting afgebogen. Het vervolg van de weg loopt ongeveer parallel<br />
westelijk van de Venbergseweg. Verderop buigt de weg verder af in zuidelijke richting om ter<br />
hoogte van de bosrand aan te sluiten op de bestaande N69 (Luikerweg).<br />
De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft ervoor gekozen om ter voorbereiding van de besluitvorming over<br />
de Lage Heideweg een milieueffectrapportage (m.e.r.) te laten uitvoeren. De resultaten van de in<br />
2006/2007 doorgelopen M.E.R.-procedure en de daarbijbehorende onderzoeken maken onderdeel uit<br />
van het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
In 2007 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> “Ontheffingenbeleid hogere waarden” vastgesteld.<br />
Dit is een rechtstreeks gevolg van de inwerkingtreding van de gewijzigde Wgh met ingang van 1 januari<br />
2007. Door het vaststellen van een dergelijk beleid zijn burgemeester en wethouders bevoegd<br />
om naast procedureel ook inhoudelijk verzoeken om ontheffingen hogere waarden Wgh te behandelen<br />
en af te werken.<br />
Inhoudelijk is aangesloten bij ontheffingenbeleid van de provincie Noord-Brabant. Bij het beoordelen<br />
van de ontheffingsverzoeken c.q. de voornemens om een hogere waarde vast te stellen wordt voor de<br />
geluidsbelasting meestal uitgegaan van een prognoseperiode voor over 10 jaar. Hierbij wordt aangesloten<br />
bij de geldingsduur van een bestemmingsplan. Bij het vaststellen van de geluidbelasting moeten<br />
autonome ontwikkelingen, zoals de groei van het verkeer of aanleg van wegen of woonwijken (waarover<br />
besluitvorming heeft plaatsgevonden), worden meegenomen. Overige te verwachten ontwikkelingen<br />
mogen worden meegenomen mits hierover op bestuurlijk niveau besluitvorming heeft plaatsgevonden<br />
of kan worden aangetoond dat binnen redelijke termijn uitvoering gegeven wordt aan in<br />
ontwikkeling zijnde plannen. Als richttijd wordt hier de prognoseperiode van 10 jaar aangehouden.<br />
Hoofdstuk 7<br />
117
Hernieuwd akoestisch onderzoek<br />
Zoals ook aan de zienswijzenindieners tegen het eerdere ontwerpbesluit Wgh duidelijk is gemaakt, is<br />
het akoestische onderzoek van 24 maart 2009 gebaseerd op een aantal onjuiste veronderstellingen<br />
qua het aantal verkeersbewegingen inzake vrachtverkeer. Dit heeft geleid tot een aangepast akoestisch<br />
van 27 augustus 2009.<br />
Naar aanleiding van dit onderzoek kan de conclusie getrokken worden dat met het realiseren van<br />
ZOAB op de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg en het realiseren van een grondwal van 3 meter langs<br />
de nieuwe weg, de voorkeursgrenswaarde alleen nog overschreden wordt bij een aantal woningen ten<br />
gevolge van de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg.<br />
Op grond van het bepaalde in de Wgh kan van <strong>gemeente</strong>wege in de onderhavige situatie ontheffing<br />
worden verleend van de voorkeursgrenswaarde. Burgemeester en wethouders kunnen maximaal ontheffing<br />
verlenen tot een gevelwaarde van 58 dB.<br />
Vanwege het feit dat er een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd is met daarin nieuwe verkeersgegevens<br />
en aanvullende berekeningen voor een aantal extra woningen in Bergeijk en het realiseren van<br />
en geluidwal van 3 meter aan de achterzijde van de woningen aan de Mgr. Smetsstraat is het ontwerpbesluit<br />
ontheffing wegverkeerslawaai Wgh genomen.<br />
De wettelijke basis van het besluit<br />
Wegverkeerslawaai:<br />
In de Wet geluidhinder (WGH), in artikel 77, worden eisen gesteld aan de geluidsbelasting van objecten.<br />
Voor de aanleg van nieuwe wegen dient onderzocht te worden in hoeverre de voorkeursgrenswaarde<br />
van 48 dB wordt overschreden. Uit het akoestische onderzoek rapport nr. 211X00370.039712_1<br />
ako, d.d. 27 augustus 2009 blijkt voor de volgende objecten de voorkeursgrenswaarde te worden overschreden:<br />
- woongebied Mgr. Smetsstraat;<br />
- Mgr. Smetsstraat 40;<br />
- Victoriedijk 15, 21, 25 en 27;<br />
- Luikerweg 134<br />
Op grond van het bepaalde in de Wet Geluidhinder (verder WGH) kan van <strong>gemeente</strong>wege in de onderhavige<br />
situatie ontheffing worden verleend van de voorkeursgrenswaarde. Burgemeester en wethouders<br />
kunnen maximaal ontheffing verlenen tot een gevelwaarde van 58 dB voor woningen in het<br />
buitengebied.<br />
Maatregelenpakket:<br />
Gelet op de relatieve openheid van het gebied, verkeerstechnische redenen en vanwege het kostenaspect<br />
wordt derhalve voorgesteld om te werken met een combinatie van ontheffingverlening met de<br />
aanleg van geluidwerende voorzieningen.<br />
In de voorkeursvarianten wordt uitgegaan van het zo beperkt mogelijk realiseren van geluidwerende<br />
voorzieningen in combinatie met de ontheffingsverlening tot de maximale toegestane gevelbelasting<br />
van 58 dB. Voor dit plan of gebied is nog niet eerder ontheffing ex artikel 83, 85, Wet geluidhinder<br />
verleend.<br />
118<br />
Deel B - Verantwoording
Resultaten verschillende modellen:<br />
Voor de bestaande woonbebouwing is vanwege de Lage Heideweg, de Nieuwe Weg en de Luikerweg<br />
de geluidsbelasting op de gevels van woningen berekend. Hiervoor is gebruik gemaakt van een digitaal<br />
rekenmodel om de situatie met Standaardrekenmethode II door te rekenen.<br />
Er zijn 3 modellen doorgerekend:<br />
<strong>1.</strong> model I zonder maatregelen;<br />
2. model II met maximale maatregelen waarbij voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde;<br />
3. model III waarin zowel maatregelen zijn berekend, inclusief het aanvragen van een hogere grenswaarden.<br />
De resultaten van deze modellen worden achtereenvolgens besproken. De resultaten zijn weergegeven<br />
inclusief de aftrek conform artikel 3.62 van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor<br />
de Lage Heideweg en de Luikerweg is 2 dB gehanteerd, en voor de Nieuwe Weg is 5 dB aftrek gehanteerd.<br />
Model I: zonder maatregelen:<br />
In eerste instantie is een model doorgerekend zonder maatregelen. Het rekenresultaat van deze berekening<br />
is opgenomen in bijlage 2 van het akoestische onderzoek. Uit de rekenresultaten blijkt dat er<br />
vanwege de geluidsbelasting van de Lage Heideweg, de Nieuwe Weg en de Luikerweg voor een aantal<br />
locaties niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde<br />
van 58 dB wordt niet overschreden. De maximale geluidsbelasting bedraagt 55 dB als gevolg<br />
van de Lage Heideweg en 56 dB als gevolg van de Nieuwe Weg.<br />
Zonder het treffen van maatregelen kan niet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />
dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren<br />
naar de mogelijkheid van het treffen van maatregelen. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in:<br />
� maatregelen aan de bron;<br />
� maatregelen in het overdrachtsgebied;<br />
Hieronder worden deze maatregelen uiteengezet.<br />
Maatregelen aan de bron:<br />
Vermindering van de verkeersintensiteiten is niet haalbaar. De Lage Heideweg en de Nieuwe Weg zijn<br />
met name bedoeld om andere locaties te ontlasten. In de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is sprake van verkeershinder<br />
als gevolg van doorgaand verkeer. De leefbaarheid van de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong><br />
staat hierdoor onder druk. Om deze verkeershinder te verminderen en het verkeer tussen Eindhoven<br />
en de Belgische Kempen (Lommel, Neerpelt, Hasselt) te verbeteren bestaat er sinds lange tijd de<br />
behoefte aan een snelle doorgaande verbinding tussen de A67 en de N69. De aanleg van deze wegen<br />
zou een verbetering betekenen van de leefkwaliteit in de kern <strong>Valkenswaard</strong> omdat de ernstige verkeersproblematiek<br />
drastisch wordt ingeperkt.<br />
In 2001 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid vastgesteld.<br />
Hierin verwoordt zij haar ambities en uitgangspunten voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
In het gebied worden verschillende maatschappelijk ruimteclaims op één locatie ondergebracht.<br />
In het gebied vinden ontwikkelingen plaats op het gebied van wonen, werken, recreatie en<br />
natuur. De bestaande verkeersstructuur van Dommelen moet worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur<br />
om het toekomstige gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de daarmee samenhangende ontwikkeling<br />
van natuur en recreëren adequaat worden ontsloten voor het verkeer.<br />
Hoofdstuk 7<br />
119
Door de aanleg van beide wegen is het mogelijk om deze meerdere beleidsvoornemens tot uitvoer te<br />
brengen. Toepassing van een andere verharding is geen optie. Er is, conform het MMA uit de MERrapportage<br />
reeds gekozen voor een ZOAB-verharding. Voor onderliggende situatie is dat de meest<br />
optimale oplossing.<br />
De snelheid op de Lage Heideweg (80 km/uur) is afgestemd op de noodzakelijke inrichting die voor<br />
een dergelijke stroomweg noodzakelijk is. Een verlaging is derhalve niet mogelijk.<br />
Wel is onderzocht wat de effecten zijn van het toepassen van een ZOAB-verharding op de Nieuwe<br />
Weg. Uit de resultaten is gebleken dat niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />
dB. De maximale geluidsbelasting bedraagt 54 dB. Derhalve is het noodzakelijk andere maatregelen te<br />
onderzoeken.<br />
Maatregelen in het overdrachtsgebied<br />
Ter bepaling van mogelijke afschermende maatregelen zijn twee modellen doorgerend. Enerzijds een<br />
model (model II) waarbij uitgegaan van de maximale maatregelen om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.<br />
Anderzijds is een model (model III) doorgerekend waarin berekend is welke schermen<br />
(hoogte en lengte) geplaatst moeten worden om te kunnen voldoen aan de maximale ontheffingswaarde<br />
van 58 dB.<br />
Model II: maximale maatregelen (voldoen aan 48 dB):<br />
In dit model zijn schermen geplaatst op die locaties die niet kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.<br />
Uitgangspunt bij dit model is het volledig voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Om hieraan<br />
te kunnen voldoen dienen de volgende maatregelen getroffen te worden:<br />
Maatregelen model II: maximale maatregelen waarbij voldaan wordt aan 48 dB woning rekenpunt<br />
maatregel hoogte lengte:<br />
woongebied aan Mgr. Smetsstraat 31 t/m 59: scherm 3,5 meter ca 260 meter<br />
of scherm 2,5 meter ca 260 meter*<br />
Mgr. Smetsstraat 40 24 t/m 30: scherm 5,0 meter ca 177 meter<br />
Victoriedijk nr 25 en 27 16 t/m 23: scherm 4,5 meter ca 126 meter<br />
Victoriedijk nr 15 10 t/m 14: twee schermen 3,0 meter ca 86 meter<br />
Victoriedijk nr 21 6 t/m 9: scherm 4,5 meter ca 120 meter<br />
Luikerweg 137 1 t/m 5: scherm 4 meter ca 84 meter<br />
* Indien een ZOAB-verharding wordt toegepast op de Nieuwe Weg is een minder hoog scherm nodig om te kunnen voldoen aan<br />
de voorkeursgrenswaarde.<br />
In bijlage 4 van het akoestische onderzoek zijn de rekenresultaten weergegeven met daarbij de detailtekeningen<br />
per locatie waarop de situering van de schermen is af te lezen.<br />
Model III: maatregelen en aanvraag hogere grenswaarde:<br />
In model II is uitgegaan van de inzet van maximale maatregelen waarbij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde<br />
van 48 dB. Het plaatsen van geluidsschermen op alle hierboven genoemde locaties<br />
is echter niet wenselijk. De afmetingen zijn dermate hoog en lang dat deze landschappelijk gezien in<br />
het buitengebied niet wenselijk worden geacht.<br />
120<br />
Deel B - Verantwoording
Ook financieel gezien is het niet wenselijk om alle schermen te realiseren. De totale kosten worden<br />
geraamd op circa € 4.000.000,--.<br />
In model III is gezocht naar een combinatie tussen het toepassen van maatregelen(ZOAB op Nieuwe<br />
Weg en een grondwal van 3 meter langs de Nieuwe Weg) en het aanvragen van een hogere grenswaarde.<br />
Conform de Wet geluidhinder artikel 83, lid 3 is de maximale ontheffingswaarde 58 dB. Op de locaties<br />
waar de maximale ontheffingswaarde overschreden wordt, is een maatregel toegepast. Deze is weergegeven<br />
in onderstaand overzicht. Vervolgens wordt een tabel weergegeven voor welke locaties een<br />
hogere grenswaarde noodzakelijk is.<br />
Locaties waarbij niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Lage Heideweg:<br />
Woning rekenpunt waarneemhoogte Waarde in dB<br />
Mgr. Smetsstraat 40 24 1,5 m1 54<br />
24 4,5 m1 55<br />
25 1,5 m1 53<br />
25 4,5 m1 55<br />
26 1,5 m1 53<br />
26 4,5 m1 54<br />
27 1,5 m1 50<br />
27 4,5 m1 52<br />
30 1,5 m1 49<br />
30 4,5 m1 50<br />
Victoriedijk nr 25 en 27 15 4,5 m1 49<br />
16 1,5 m1 51<br />
16 4,5 m1 52<br />
17 4,5 m1 49<br />
Victoriedijk nr 21 6 1,5 m1 54<br />
7 1,5 m1 54<br />
8 1,5 m1 52<br />
9 1,5 m1 49<br />
Luikerweg 137 1 4,5 m1 49<br />
3 1,5 m1 49<br />
3 4,5 m1 50<br />
4 1,5 m1 49<br />
4 4,5 m1 50<br />
Woongebied Mgr. Smetstraat 37 4,5 m1 49<br />
De kosten voor het plaatsen van de in het model III benoemde grondwal en de aankoop van de daarvoor<br />
benodigde ondergrond en het voorzien van stil asfalt op de Nieuwe weg wordt geraamd op ruim<br />
€ 260.000,--. Deze kosten zijn in vergelijking met de kosten voor de aanleg van de nieuwe wegen acceptabel<br />
te achten. Sinds januari 2007 is de <strong>gemeente</strong> bevoegd gezag voor het vaststellen van een<br />
hogere grenswaarde voor onderliggende situatie. De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft ontheffingenbeleid<br />
voor hogere grenswaarde opgesteld.<br />
Reconstructie-effecten:<br />
In het kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” en het<br />
ontwerpbesluit is in diverse zienswijzen de vraag gesteld in hoeverre er sprake is van een zogenaamd<br />
“reconstructie-effect”, zoals benoemd in de Wgh. Het betreft hier primair een vraagstelling van eige-<br />
Hoofdstuk 7<br />
121
naren c.q. bewoners van bestaande woningen aan het Braambos en de Dommelsedijk in de <strong>gemeente</strong><br />
Bergeijk.<br />
Wanneer er geen wijzigingen doorgevoerd worden aan het wegprofiel van de bestaande weg en deze<br />
weg de verwachtte verkeersintensiteit ter plekke kan opvangen ten gevolge van de aanleg van de<br />
Lage Heideweg, hoeft er volgens de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek ter hoogte van dit<br />
perceel uitgevoerd te worden. Er is in dit geval geen sprake van een reconstructiesituatie in de zin van<br />
de Wet geluidhinder en derhalve is er ook geen toetsingszone volgens de Wet geluidhinder.<br />
Slechts indien een wegvak fysiek gewijzigd wordt dient er onderzoek plaats te vinden of er voor de<br />
aanwezige woningen in de onderzoekszone van het te reconstrueren wegvak een verslechtering in<br />
geluid optreedt (er is dan sprake van een zogenaamd “reconstructie-effect”). Het begrip reconstructie<br />
houdt in dat als gevolg van een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg uit een akoestisch<br />
onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende<br />
jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting of de ten hoogste toelaatbare<br />
geluidsbelasting met 2 dB of meer wordt verhoogd.<br />
In de memo van 28 juli 2009 van BRO, akoestische berekeningen: aanvullingen (projectnummer:<br />
211X00370) is een en ander nader berekend. Uit de resultaten hiervan blijkt dat er geen sprake is van<br />
een reconstructie in de zin van de Wgh. Deze memo wordt als bijlage aan het definitieve besluit toegevoegd<br />
en maakt hier integraal onderdeel van uit.<br />
De voorbereiding<br />
De voorbereiding van de beschikking heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in de afdeling<br />
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit geluidhinder. Tevens heeft in het kader van<br />
artikel 110b, lid 1 overleg plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />
In opdracht van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek<br />
bevat naar ons inzicht voldoende gegevens voor een goede beoordeling en voldoet aan de wettelijke<br />
vereisten op basis van de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, en de Algemene wet bestuursrecht.<br />
Het akoestisch onderzoek uitgevoerd door BRO d.d. 27 augustus 2009, rapportnummer:<br />
211x00370.039712_1 ako zoals is opgenomen als bijlage in het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”,<br />
maakt deel uit van het besluit.<br />
Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 17 september 2009 gedurende 6 weken voor ter inzage gelegen.<br />
Gedurende deze periode konden belanghebbenden een zienswijze naar voren brengen. Er zijn<br />
binnen deze periode 6 zienswijzen ontvangen. Voor een uitgebreide toelichting van en op de zienswijzen<br />
wordt hierbij kortheidshalve verwezen naar de “Zienswijzennotitie ontwerpbesluit vaststelling<br />
hogere grenswaarden wegverkeerslawaai Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg””. Deze notitie maakt integraal onderdeel uit van het onderhavige besluit.<br />
Overige wetten en <strong>regels</strong><br />
Het vaststellen van de hogere grenswaarden houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen<br />
die in andere wetten, verordeningen, etc. (zoals bijvoorbeeld Woningwet, Bouwverordening en bestemmingsplan)<br />
zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven.<br />
122<br />
Deel B - Verantwoording
Conclusie / Besluit hogere grenswaarden<br />
Burgemeester en wethouders van Valkenwaard hebben besloten als hogere grenswaarden voor het<br />
bestemmingsplan “Lage Heideweg” ten behoeve van de aanleg van de “Lage Heideweg” en de<br />
“Nieuwe Weg” en de reconstructie van de “Luikerweg” in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, de in onderstaande<br />
tabellen opgenomen waarden vast te stellen:<br />
Locaties waarbij niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Lage Heideweg:<br />
Woning rekenpunt waarneemhoogte Waarde in dB<br />
Mgr. Smetsstraat 40 24 1,5 m1 54<br />
24 4,5 m1 55<br />
25 1,5 m1 53<br />
25 4,5 m1 55<br />
26 1,5 m1 53<br />
26 4,5 m1 54<br />
27 1,5 m1 50<br />
27 4,5 m1 52<br />
30 1,5 m1 49<br />
30 4,5 m1 50<br />
Victoriedijk nr 25 en 27 15 4,5 m1 49<br />
16 1,5 m1 51<br />
16 4,5 m1 52<br />
17 4,5 m1 49<br />
Victoriedijk nr. 21 6 1,5 m1 54<br />
7 1,5 m1 54<br />
8 1,5 m1 52<br />
9 1,5 m1 49<br />
Luikerweg 137 1 4,5 m1 49<br />
3 1,5 m1 49<br />
3 4,5 m1 50<br />
4 1,5 m1 49<br />
4 4,5 m1 50<br />
Woongebied Mgr. Smetstraat 37 4,5 m1 49<br />
dat voorliggende besluit (d.d. 23 juni 2009, kenmerk 09b&w00437) het eerder genomen besluit hogere<br />
grenswaarde d.d. 23 juni 2009 vervangt.<br />
voor situering van de waarneempunten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek van 27 augustus<br />
2009, van BRO, zoals is opgenomen in het bestemmingsplan “Lage Heideweg”;<br />
dat overeenkomstig tot hetgeen is opgenomen in het akoestisch onderzoek van 27 augustus 2009 van<br />
BRO de “Nieuwe Weg” en de “Lage Heideweg” zal worden uitgevoerd in ZOAB dan wel een gelijk te<br />
stellen geluidsabsorberende wegverharding;<br />
alsmede dat de voorziening achter het “woongebied aan Mgr. Smetsstraat” zal worden uitgevoerd in<br />
de vorm van een 3 meter hoge geluidswal;<br />
dat de ingekomen zienswijzen hebben geleid tot enige aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit;<br />
Hoofdstuk 7<br />
123
dat de “Zienswijzennotitie ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden wegverkeerslawaai Wet geluidhinder<br />
ten behoeve van het bestemmingsplan Lage Heideweg” integraal onderdeel uitmaakt van<br />
het onderhavige besluit;<br />
dat de memo “Akoestische berekeningen: aanvullingen” van 28 juli 2009 van BRO (projectnummer:<br />
211X00370) integraal onderdeel uitmaakt van het onderhavige besluit.<br />
Stiltegebieden<br />
Ten zuiden van de kern van <strong>Valkenswaard</strong> en ten oosten van de Luikerweg is het stiltegebied De Malpie<br />
gelegen. Dit is een gebied waarbij gestreefd wordt aan de rand van het gebied een maximaal geluidniveau<br />
van 50 dB(A) toe te staan, en in de kern van het gebied maximaal 40 dB(A). In de huidige<br />
situatie passeert zoveel verkeer over de Luikerweg en nabijgelegen wegen, dat de 40 dB(A) etmaalcontour<br />
bijna over het hele stiltegebied is gelegen, waardoor beide streefgeluidsniveaus niet worden<br />
gerespecteerd. Er is sprake van een te compenseren situatie.<br />
Door de realisatie van de Lage Heideweg zal het geluidniveau in het stiltegebied toenemen. Concreet:<br />
de geluidcontour van 40 dB(A) etmaalwaarde neemt toe van circa 750 meter vanaf de Luikerweg tot<br />
circa <strong>1.</strong>050 meter (zie ook bijlage 6), hetgeen overeenkomt met een geluidtoename van circa 1,5 dB(A).<br />
Het beleid van de Provincie Noord-Brabant is erop gericht deze verslechtering te compenseren door<br />
bron- en/of overdrachtsmaatregelen. In dit geval moet een toename van circa 1,5 dB(A) worden gecompenseerd.<br />
Dit wordt gerealiseerd door het bestaande wegdek van de Luikerweg (DAB) te vervangen<br />
door een geluidarme wegdekverharding, bijvoorbeeld ZOAB. Het oprichten van een geluidwal<br />
langs de Luikerweg behoort ook tot de mogelijkheden, maar is minder voor de hand liggend aangezien<br />
bronmaatregelen de voorkeur hebben in de beoordelingssystematiek van de Wet geluidhinder.<br />
7.3.2 Bodem<br />
Geologie<br />
Door het noordoosten van het plangebied loopt de Feldbiss, een geologische breuklijn. De Dommel<br />
ligt ongeveer op deze breuk. De Feldbiss vormt hier de westelijke grens van de Centrale Slenk. De oostelijke<br />
grens van de Centrale Slenk wordt gevormd door de Peelrandbreuk.<br />
Door bodemdaling is de Centrale Slenk ten opzichte van de aangrenzende gebieden steeds lager komen<br />
te liggen. Het lage gedeelte is opgevuld met wind- en waterafzettingen (fijne zanden, leem en<br />
veenlagen van de Nuenengroep). De dikte van deze deklaag ten oosten van de breuklijn is 5 à 6 meter.<br />
het gebied ten zuidwesten van de breuklijn maakt deel uit van de westelijke horst langs de Centrale<br />
Slenk. Hier zijn de grofzandige rivierafzettingen niet bedekt met het fijnere materiaal van de Nuenengroep.<br />
Geomorfologie<br />
Volgens de geomorfologische kaart is langs de Dommel en de Keersop sprake van een dalvormige<br />
laagte. De overige delen liggen op een vlakte bestaande uit (dek)zand.<br />
Bodemtypen<br />
Op de bodemkaart van Nederland, kaartbeeld 57 west, schaal 1:50.000 (StiBoKa, 1968) zijn de gebieden<br />
langs de Dommel en de Keersop gekarteerd als lage enkeerdgrond, bestaande uit lemig fijn zand.<br />
124<br />
Deel B - Verantwoording
Beginnend op 0,4 à 0,8 meter minus maaivels (m –mv) is een laag van 15 tot 40 centimeter. Moerig<br />
materiaal aanwezig. In het dal van de Keersop komt daarnaast vanaf 0,4 à 1,2 m –mv grof zand voor.<br />
Het noordwestelijk deel van het plangebied is bodemkundig ingedeeld als hoge zwarte enkeerdgrond<br />
(hoofdklasse dikke eerdgronden) of als gooreerdgrond (hoofdklasse kalkloze zandgronden). Deze<br />
gronden zijn opgebouwd uit leemarm tot zwak lemig fijn zand.<br />
Aanpak<br />
De geologische kenmerken van het plangebied hebben vooral betrekking op de diepere bodemopbouw<br />
in het plangebied. Deze zullen door de aanleg van de Lage Heideweg niet worden beïnvloed.<br />
De geomorfologische kenmerken van het plangebied worden met name bepaald door de geologische<br />
ontstaansgeschiedenis, de bodemopbouw en het maaiveldverloop van de verschillende terreindelen<br />
binnen het plangebied. De aanleg van de Lage Heideweg kan hierop effect hebben door het afgraven<br />
of ophogen van terreindelen en het omwoelen van de bodem.<br />
Wijziging maaiveldverloop<br />
Uitgangspunt is dat de weg en alle kruisingen (rotondes) worden aangelegd op het huidige maaiveld<br />
niveau. Ter plaatse van wegen dient de minimale ontwateringsdiepte 0,9 meter te bedragen. Ophoging<br />
is daarbij noodzakelijk. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat het wegtracé circa 0,4 meter zal<br />
worden opgehoogd. Ter plaatse van de doorkruisingen van de beekdalen (Dommeldal en Keersopdal)<br />
zal deze ophoging groter zijn om een voldoende ontwateringsdiepte te creëren.<br />
Verstoring bijzondere terreinvormen<br />
Als gevolg van de ophoging en de grondverbetering zal de huidige bodemopbouw worden aangetast.<br />
In het (noord)oostelijk deel en het westelijk deel van het plangebied zijn dekzandruggen gelegen.<br />
Door de aanleg zullen geen bijzondere terreinvormen worden verstoord. In het overige deel van het<br />
plangebied zijn geen bijzondere terreinvormen aanwezig.<br />
Hoofdstuk 7<br />
125
Bodemtypen, -opbouw en -kwaliteit<br />
De bodemkundige kenmerken van het plangebied worden met name bepaald door de aanwezige bodemtypen,<br />
de bodemopbouw en de eventuele aanwezigheid van bodemverontreinigingen. Aanleg<br />
van de Lage Heideweg kan hierop van invloed zijn door het vergraven van bijzondere bodemtypen,<br />
het optreden van zettingen en eventuele verspreiding van verontreinigingen. De effectbeoordeling<br />
voor het milieuaspect bodem spitst zich toe op de volgende effecten:<br />
� verstoring bodemopbouw en aantasting bijzondere bodemtypen;<br />
� optreden zettingen;<br />
� grondverzet/grondbalans;<br />
� beïnvloeding bodemkwaliteit.<br />
Verstoring bodemopbouw en aantasting bijzondere bodemtypen<br />
Bij aanleg van de Lage Heideweg dient de bodem vanuit civieltechnisch oogpunt te worden verbeterd<br />
en voor delen van het wegtracé eveneens te worden opgehoogd. Daarnaast zullen zaksloten lang de<br />
weg worden gerealiseerd. Als gevolg hiervan zal de bodemopbouw plaatselijk worden verstoord en<br />
het oorspronkelijke bodemprofiel verloren gaan. Bijzondere bodemtypen zijn met name die bodems,<br />
die weinig (meer) voorkomen of zeer karakteristiek zijn voor de ontstaansgeschiedenis van een gebied.<br />
In het plangebied wordt hoge zwarte enkeerdgronden als bijzonder getypeerd. De ligging komt<br />
globaal overeen met de ligging van de dekzandruggen. Het tracé van de Lage Heideweg loopt alleen<br />
in het noordwestelijk deel van het plangebied over de hoge enkeerdgronden.<br />
126<br />
Deel B - Verantwoording
Optreden zettingen<br />
Het al dan niet optreden van zettingen in het plangebied wordt bepaald door de zettingsgevoeligheid<br />
van het aanwezige bodemtype, de grondwaterstand ter plaatse en de belasting van het maaiveld.<br />
In het Bodemkundig en geotechnisch onderzoek (Grontmij 1997) wordt gesteld dat zettingen, als gevolg<br />
van grondverbetering of ophoging, beperkt zullen blijven als gevolg van het zandige karakter<br />
van de ondergrond. Uitzondering hierop vormt de bodemsamenstelling ter plaatse van de beekdalen<br />
(Dommeldal en Keersopdal), waar in de ondergrond een laag van 15 tot 40 centimeter moerig materiaal<br />
aanwezig is. Ophoging is noodzakelijk om een voldoende ontwateringsdiepte (= afstand maaiveld<br />
en grondwaterstand) en drooglegging (= afstand maaiveld tot oppervlaktewater) te realiseren.<br />
Grondverzet/grondbalans<br />
Indien grondverzet verantwoord gebeurt op basis van het Bodembeheerplan (onder andere door melding<br />
aan en registratie door de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>), is het risico op aantasting van de bodemkwaliteit<br />
verwaarloosbaar.<br />
Voor de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is een Bodemkwaliteitskaart en een Bodembeheerplan opgesteld<br />
(beide rapportages Syncera De Straat, 2005). In de bodemkwaliteitskaart is de diffuse bodemkwaliteit<br />
beschreven en wordt tevens beschreven hoe deze is vastgesteld. In het bijbehorende bodembeheerplan<br />
is beschreven hoe op basis van de bodemkwaliteitskaart grondverzet kan plaatsvinden en welke<br />
<strong>regels</strong> hiervoor gelden.<br />
Bij de aanleg van de Lage Heideweg, eventueel gecombineerd met de realisatie van <strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid, zal zoveel mogelijk worden gestreefd naar hergebruik van vrijkomende grond binnen het plangebied<br />
en een gesloten grondbalans 20 .<br />
Er wordt van uitgegaan dat meer (ophoog) materiaal nodig is dan binnen het plangebied zal vrijkomen.<br />
Er dient derhalve grond van elders te worden aangevoerd. Indien deze grond van binnen de <strong>gemeente</strong><br />
<strong>Valkenswaard</strong> komt is de bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan van<br />
toepassing. Indien de grond van buiten de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> afkomstig is dient deze te zijn<br />
gekeurd conform het Bouwstoffenbesluit.<br />
Beïnvloeding bodemkwaliteit<br />
Op basis van het historisch onderzoek (Grontmij 2003) kan worden gesteld dat vooralsnog geen ernstige<br />
gevallen van bodemverontreiniging binnen het plangebied bekend zijn. De stortplaats aan de Victoriedijk<br />
is gelegen buiten het plangebied. Uit het historisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van<br />
verspreiding van verontreiniging tot onder het plangebied. De ophoging in het plangebied is dusdanig<br />
gering, dat hierdoor geen wijziging in de grondwaterstroomrichting wordt verwacht. Voorts wordt er<br />
van uitgegaan dat ten behoeve van de aanleg van de Lage Heideweg het niet noodzakelijk is<br />
(bron)bemaling toe te passen. Hierdoor is er ook geen kans dat verspreiding zal optreden van eventuele<br />
grondwaterverontreinigingen in de omgeving als gevolg van een grondwateronttrekking.<br />
Met de aanleg van de Lage Heideweg verdwijnt het huidige agrarisch gebruik ter plaatse van het toekomstige<br />
wegtracé. Hierdoor zal het gehalte aan nutriënten (voedingstoffen) in bodem en grondwater<br />
geleidelijk afnemen.<br />
20 De vrijkomende humeuze toplaag van de bodem kan worden toegepast als tuinaarde of teelaarde in groenstroken of wegbermen en<br />
eventueel worden gebruikt voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen . Binnen het plangebied geldt hierbij dat de bovengrond<br />
van de zone “buitengebied” mag worden toegepast in de zones “buitengebied”, “overstromingsgebied Dommel” en<br />
“Dommelen, Borkel en Schaft 1900-1940” na uitvoering van een historische toets. Bovengrond uit de zones “overstromingsgebied<br />
Dommel” en “Dommelen, Borkel en Schaft 1900-1940” dient te worden gekeurd volgens het Bouwstoffenbesluit.<br />
Eventueel vrijkomende zandig ondergrond kan afhankelijk van de hoeveelheid leem die het bevat, worden toegepast als cunetzand,<br />
aanvulzand onder bebouwing of als stelzand in rioleringssleuven. Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de ondergrond<br />
mag worden toepast in het hele plangebied, na uitvoering van een historische toets.<br />
Hoofdstuk 7<br />
127
128<br />
Deel B - Verantwoording
Tevens vindt verspreiding van de door het wegverkeer geproduceerde verontreinigingen naar bodem<br />
(en water) plaats. De verontreiniging bestaat uit via het wegdek afspoelende stoffen en droge of natte<br />
verwaaiing van stoffen. Bij toepassing van ZOAB (of gelijkwaardig materiaal) wordt de mate van verontreiniging<br />
sterk beperkt, doordat buffering van de verontreiniging in de open poriën plaats vindt<br />
(CIW, april 2002).<br />
Voor gladheidbestrijding worden aanzienlijke hoeveelheden zout gebruikt. Toepassing van ZOAB (of<br />
gelijkwaardig materiaal) veroorzaakt een stijging van het gebruik van strooizout, maar verkleint het<br />
transport door verwaaiing (Rijkswaterstaat, februari 1997). Door verwaaiing en afstroming komt circa<br />
95% van het strooizout binnen een zone aan weerszijden van de weg terecht (DWW, 1988)<br />
Ten aanzien van verontreinigingen als gevolg van calamiteiten, zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase<br />
kan worden gesteld dat deze in principe geen negatieve invloed zullen hebben op de bodemkwaliteit.<br />
Dit zullen namelijk nieuwe gevallen van bodemverontreiniging betreffen die volgens<br />
het huidige bodembeleid vallen onder de zorgplicht.<br />
7.4 Waterhuishoudkundige aspecten<br />
Grondwater<br />
Grondwaterregime<br />
Bij de beoordeling van de beïnvloeding van het grondwaterregime wordt er vanuit gegaan dat er<br />
maximaal 0,4 meter opgehoogd wordt. Alleen in het geval van doorkruising van een beekdal zal er<br />
meer opgehoogd worden. Voor gedeelten waar deze maximale ophoging niet voldoende is om de<br />
benodigde ontwatering te garanderen, zal het wegcunet gedraineerd moeten worden.<br />
Voor tracé geldt dat een klein gedeelte van het traject dat richting de N69 afbuigt niet voldoende<br />
ontwatering heeft (over een traject van ongeveer 25 meter). Voor dit gedeelte zal ophoging dienen<br />
plaats te vinden. Derhalve zal hier geen drainage benodigd zijn. Het gedeelte waar de Keersop doorkruist<br />
wordt, zal verhoogd aangelegd worden.<br />
Bij het aanleggen van de Lage Heideweg is een voldoende ontwateringsdiepte vereist. Voor hoofdontsluitingswegen<br />
zoals de Lage Heideweg wordt een ontwateringsdiepte van 0,9 meter toegepast (bodemkundig<br />
en geo-technisch onderzoek, Grontmij, 1997). Op gedeeltes waar deze ontwateringsdiepte<br />
niet gehaald wordt, zal de weg verhoogd aangelegd moeten worden, vanwege het uitgangspunt dat<br />
hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden in die delen van het plangebied die in de natte natuurparel<br />
of in de attentiezone van de natte natuurparel zijn gesitueerd om verdrogingseffecten in de<br />
natte natuurparel te voorkomen.<br />
In het geval van ophoging is het mogelijk om het bestaande grondwaterregime niet te verstoren en<br />
zal het grondwaterniveau ten opzichte van NAP niet veranderen.<br />
Indien blijkt dat wegophoging lastig of niet mogelijks is en gekozen wordt voor drainage van het<br />
wegcunet, zal vooraf hierover contact worden opgenomen met Bureau Grondwater van de provincie.<br />
In het geval van drainage zal gedurende natte perioden grondwater afgevoerd worden uit het gebied<br />
wat een grondwaterstanddaling ten gevolg heeft ten opzichte van de huidige situatie in deze natte<br />
Hoofdstuk 7<br />
129
perioden. Drainage gaat in tegen het principe van hydrologisch bouwen en wordt derhalve gezien als<br />
een negatief effect op de grondwaterstand.<br />
Grondwateraanvulling<br />
Op gedeelten van de verschillende alternatieven waar drainage benodigd is, zal in natte perioden een<br />
wijziging in grondwateraanvulling plaatsvinden. Door aanleg van de Lage Heideweg zal door toename<br />
van het verhard oppervlak sprake zijn van een afname van het infiltrerend oppervlak. In het profiel<br />
van de Lage Heideweg is aan beide kanten een obstakelvrije ruimte voorzien. Direct hieraan gesitueerd<br />
ligt aan de oostzijde een bermsloot. Aan de westzijde wordt eerst een wegberm aangelegd met<br />
een bermsloot.<br />
Het afstromende wegwater zal over de obstakelvrije zone en de westelijke berm stromen en voor een<br />
gedeelte infiltreren. Het niet geïnfiltreerde hemelwater zal in de bermsloten terecht komen. Door in<br />
de bermsloten drempels aan te leggen op het GHG niveau kan voorkomen worden dat de bermsloten<br />
drainerend werken op het grondwater. Tevens zullen op deze wijze de bermsloten fungeren als zaksloten<br />
en kan het hemelwater infiltreren om zo het grondwater aan te vullen. Alleen gedurende de<br />
kortstondige periode dat het grondwater zich op GHG niveau bevindt, zal het afstromende wegwater<br />
afgevoerd worden uit het gebied.<br />
Grondwaterkwaliteit<br />
Uit onderzoek (Afstromend wegwater, Commissie voor Integraal waterbeheer, 2002) blijkt dat door<br />
het gebruik van ZOAB de toevoer van verontreinigende stoffen van het wegdek teruggebracht wordt.<br />
In combinatie met het absorberend vermogen van de bermen is geen invloed op het grondwater te<br />
verwachten. Neerslag die over het wegdek afstroomt, neemt stoffen op die op het oppervlak zijn<br />
neergeslagen. De verontreinigingen worden met name veroorzaakt door verbranding van de brandstoffen<br />
en de slijtage van het voertuig. De belangrijkste verontreinigingen zijn zware metalen, polycyclische<br />
aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie. Op deze manier kan relatief schone neerslag<br />
verontreinigd raken. Het van de weg afstromende regenwater komt uiteindelijk (na infiltratie)<br />
voor het grootste deel in het grondwater terecht of verdampt.<br />
Omliggende natuurgebieden<br />
Door infiltratie van het hemelwater (zie ‘Grondwateraanvulling’) en het intermediaire karakter van<br />
het plangebied worden geen wijzigingen in het grondwaterniveau van de omliggende natuurgebieden<br />
verwacht. Grondwaterstromen blijven door de infiltratie gewaarborgd. Door de verhoogde ligging<br />
van de alternatieven in het Keersopdal is daar geen drainage benodigd. Alleen bij alternatief B is<br />
drainage op gedeelten van het traject in het Dommeldal benodigd. In de directe omgeving van alternatief<br />
B waar de drainage nodig is, kan dit negatieve effecten hebben op de grondwaterstand. Bij de<br />
andere alternatieven wordt geen beïnvloeding van de lokale grondwaterstand verwacht.<br />
Oppervlaktewater<br />
Verontreinigingen van het oppervlaktewater als gevolg van aanlegwerkzaamheden en constructieactiviteiten<br />
zal, bij het treffen van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen, in de praktijk niet of nauwelijks<br />
voorkomen.<br />
Hemelwaterafvoer<br />
Hemelwater raakt licht verontreinigd als het in aanraking komt met verharde oppervlakken. Het hemelwater<br />
afkomstig van verharde oppervlakten waar intensief verkeer circuleert, wordt als "vuil hemelwater"<br />
beschouwd en mag niet direct op oppervlaktewater worden geloosd. Volgens de handrei-<br />
130<br />
Deel B - Verantwoording
king afkoppelen en niet-aankoppelen verhard oppervlak van het waterschap kan de Lage Heideweg<br />
als een matig verontreinigd oppervlak worden geclassificeerd. Dit betekent dat het afstromend regenwater<br />
geïnfiltreerd of behandeld (bodempassage of gelijkwaardig) moet worden.<br />
In het profiel van de Lage Heideweg, zoals eerder beschreven, is plaats voor bermsloten. Deze bermsloten<br />
zullen tevens als zaksloten fungeren en hier kan het hemelwater infiltreren en wordt het hemelwater<br />
behandeld.<br />
Oppervlaktewaterkwaliteit<br />
Zoals al eerder vermeld wordt het afstromend regenwater geïnfiltreerd. Op deze manier is er geen<br />
sprake van een verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater in de directe omgeving van<br />
de weg. Aangezien alle alternatieven op deze manier worden ingericht is geen verschil in beoordeling<br />
aan te geven.<br />
Regionaal oppervlaktewaterstelsel<br />
Door het tijdelijke omleggen of afsnijden van waterlopen kan de bestaande waterafvoer en waterberging<br />
worden verstoord. Uitgangspunt is dat bij het omleggen en/of afsnijden van waterlopen eerst<br />
nieuwe waterlopen worden aangelegd. Er vindt geen wijziging plaats van de ligging van waterlopen.<br />
Wel wordt het regionaal oppervlaktewaterstelsel doorsneden en kan de ligging van de weg een effect<br />
hebben op de te realiseren waterberging. Voor werken in, op, of nabij watergangen en waterlopen is<br />
de Keur oppervlaktewateren van het waterschap de Dommel van toepassing. Voor de ontwikkeling<br />
dient een ontheffing van de Keur van het waterschap te worden aangevraagd.<br />
De Keersop wordt door het tracé éénmaal doorsneden. Mits de constructies over de hoofd- en zijwatergangen<br />
afdoende groot zijn, levert ook dit alternatief geen negatief effect op het functioneren van<br />
het regionaal oppervlaktewaterstelsel en waterberging.<br />
Watertoets<br />
Het bestemmingsplan Lage Heideweg is in het kader van het watertoetsoverleg tussen <strong>gemeente</strong> en<br />
waterschap ter goedkeuring aangeboden en d.d.16 november 2007 besproken met een vertegenwoordiger<br />
van het waterschap de Dommel.<br />
In dit overleg is aangegeven dat na bestudering van plankaart 1 van het Reconstructieplan Boven-<br />
Dommel geconstateerd is, dat in het plangebied van de Lage Heideweg enkel voorlopige reserveringsgebieden<br />
zijn geprojecteerd, waar geen planologische doorwerking voor geldt.<br />
In voorliggend bestemmingsplan is, mede gelet op het doelstellingen zoals verwoord in het Reconstructieplan<br />
Boven-Dommel, binnen de opgenomen bestemming natuur rekening gehouden met een<br />
gebruik van mede gebruik van voornoemde gronden als waterbergings-/inundatiegebied.<br />
7.5 Cultuurhistorie - Archeologie<br />
Archeologie<br />
Verdrag van Valetta/Malta<br />
Dit Europese verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed in de bodem te beschermen als bron<br />
van het Europese gemeenschappelijke geheugen, dit in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen en als<br />
middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie toe te passen. Hiertoe worden als bestand-<br />
Hoofdstuk 7<br />
131
delen van het archeologische erfgoed beschouwd alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen<br />
van de mens uit het verleden:<br />
� waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis<br />
van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving;<br />
� ten aanzien waarvan opgravingen of ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende<br />
de mensheid en haar omgeving de voornaamste bronnen van informatie zijn.<br />
Tot het archeologische erfgoed behoren bouwwerken, gebouwen, complexen, aangelegde terreinen,<br />
roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, ongeacht of zij op het land of<br />
onder water zijn gelegen.<br />
Hoofdpunten in het Verdrag van Malta/Valetta zijn:<br />
<strong>1.</strong> Behoud van het archeologisch erfgoed in situ.<br />
2. Uitgangspunt van het Verdrag is dat behoud en beheer in de bodem, dus 'in situ' de beste bescherming<br />
van het archeologische bodemarchief is. Alleen daar waar behoud niet mogelijk is, zal<br />
archeologisch onderzoek moeten worden verricht.<br />
3. Volledige erkenning/doorwerking van archeologie in planologische besluitvorming.<br />
4. Door de archeologie te betrekken in de planologische besluitvorming, kunnen mogelijke archeologische<br />
resten in een vroeg stadium worden herkend, waardoor planaanpassing een optie is om<br />
het bodemarchief te behouden.<br />
5. Veroorzakersprincipe: de initiatiefnemer betaalt.<br />
6. Degene die het initiatief neemt om de 'bodem te verstoren' zal de kosten voor het archeologisch<br />
onderzoek op zich moeten nemen.<br />
7. Verbreding archeologisch draagvlak.<br />
8. Het maatschappelijk draagvlak voor de archeologie moet worden verbreed om meer begrip te<br />
kweken voor het cultureel erfgoed. Archeologische informatie moet toegankelijk zijn voor een<br />
breed publiek.<br />
Dit verdrag is vertaald in het Streekplan en in de cultuurhistorische- en archeologische waardenkaarten.<br />
Wet op de archeologische monumentenzorg<br />
Doordat de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 in werking is<br />
getreden is de implementatie doorgevoerd van het Europese verdrag inzake de bescherming van het<br />
archeologische erfgoed, tot stand gekomen op 16 januari 1992 te Valletta (verdrag van Valetta), en bij<br />
Rijkswet voor het hele Koninkrijk goedgekeurd<br />
Sinds de invoering van deze Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is de verantwoordelijkheid<br />
ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de <strong>gemeente</strong>. De provincie<br />
Noord-Brabant blijft hierbij bestemmingsplannen (en ontheffingen hierop) toetsen op archeologie en<br />
cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de <strong>gemeente</strong> zijn eigen taak naar behoren zelfstandig<br />
zal uitvoeren.<br />
Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant<br />
De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Brabant laat zien welke cultuurhistorische<br />
interessante en waardevolle patronen en objecten zich in het plangebied bevinden.<br />
Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten<br />
en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbar in het huidige (dorps)landschap. De CHW-kaart<br />
brengt deze cultuurhistorisch waardevolle patronen en objecten in beeld. Bij de toekenning van een<br />
132<br />
Deel B - Verantwoording
waardering van de patronen en objecten wordt gebruik gemaakt van criteria die betrekking hebben<br />
op:<br />
� Cultuurhistorische waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn in culturele, sociaaleconomische,<br />
geografische, landschappelijke, technische of functionele zin;<br />
� Historisch-ruimtelijke of stedenbouwkundige waarden: het belang van de structuur, het vlak of de<br />
lijn voor de geschiedenis van de ruimtelijke ordening en/of stedenbouw, wegens bijzondere samenhang<br />
van functies of hoogwaardige kwaliteiten op basis van een herkenbaar ruimtelijk/stedenbouwkundig<br />
concept, of wegens bijzondere inrichtingsprincipes (verkaveling, openbare<br />
ruimte);<br />
� Situationele waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn wegens bijzondere samenhang<br />
van kwaliteiten van bebouwde en onbebouwde ruimten in relatie tot hun stedelijke of landschappelijke<br />
omgeving en/of wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing en hun groepering;<br />
� Gaafheid/herkenbaarheid; het belang van de structuur, het valk of de lijn wegens de herkenbaarheid<br />
van de (oorspronkelijke) historisch-ruimtelijke structuur, bebouwing en functionele opzet als<br />
geheel, wegens de architectonische gaafheid van de bebouwing en/of wegens de structurele en/of<br />
visuele gaafheid van de stedelijke of landschappelijke omgeving;<br />
� Zeldzaamheid; het belang van de structuur, het vlak of de lijn vanwege de unieke verschijningsvorm<br />
en/of het uitzonderlijk belang van het gebied wegens één of meer van de genoemde kwaliteiten.<br />
Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant, versie april 2005<br />
Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is te zien dat in het plangebied<br />
verschillende cultuurhistorische waarden liggen. Zo is het beekdal van de Dommel aangegeven als<br />
een historisch geografisch vlak met een redelijk hoge waarde. In het beekdal zijn beemdgronden (oude<br />
hooi- en weilanden) aanwezig en restanten van een kleinschalige percelering, met lange, smalle<br />
percelen, haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door greppels en (de<br />
resten van) houtwallen. Plaatselijk liggen er nog zandpaden. De percelering kan deels nog dateren uit<br />
de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen werden ontgonnen. Aan de<br />
randen, met name aan de zijde van <strong>Valkenswaard</strong>, zijn delen van het oorspronkelijke beekdal bebouwd.<br />
Het gebied kent een samenhang met de boven- en benedenstroomse delen van het Dommeldal<br />
en met de oude dorpskern van Dommelen.<br />
Hoofdstuk 7<br />
133
134<br />
Deel B - Verantwoording
Archeologie<br />
In het kader van de ontwikkeling van het structuurplan Dommelen-Zuid is er door het adviesbureau<br />
RAAP een archeologische advieskaart en historisch-geografische waardenkaart ontwikkeld 21<br />
. Tevens is<br />
een cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd 22 .<br />
Het landschap van het plangebied Lage Heideweg heeft geen bijzondere historisch-geografische<br />
ontwikkeling doorgemaakt. De ontwikkeling van het landschap door de tijd heen sluit aan bij de<br />
algemene ontwikkeling van de zuidelijke zandgronden, meer specifiek ‘De Kempen’. Het historisch<br />
landschap is ook niet bijzonder gaaf. De kenmerkende historische landschapsonderdelen (bouwland,<br />
heidevelden, beekdalen, bossen en vennen) zijn niet of nauwelijks nog aanwezig in het plangebied.<br />
Cultuurhistorisch bureauonderzoek Lage Heideweg<br />
In augustus 2006 heeft ADC ArcheoProjecten een nader cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd<br />
voor de gebieden Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. In het onderzoek 23 is onderzocht wat de effecten<br />
van de ontwikkelingen zijn op eventuele archeologische Waarden. Naast dit onderzoek is in het<br />
onderzoek ook een beschrijving van bekende historische geografische en historische bouwkundige<br />
waarden gegeven. Het onderzoek beoogt daarmee het geheel van cultuurhistorische waarden te bestrijken.<br />
De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld voor het plangebied:<br />
� Zijn er (aanwijzingen voor) cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is<br />
de omvang, ligging, aard en datering hiervan?<br />
� Indien er cultuurhistorische waarden aanwezig zijn, in welke mate worden deze waarden verstoord<br />
door realisatie van de geplande bodemingreep?<br />
Conclusies onderzoek<br />
Zijn er (aanwijzingen voor) cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is de<br />
omvang, ligging, aard en datering hiervan?<br />
Archeologie: Er is één archeologische waarneming gedaan. Daarnaast heeft 64% van het plangebied<br />
een middelhoge of hoge archeologische verwachting (17 ha op het totaal van 25 ha).<br />
Overig cultuurhistorisch: In het plangebied komt voorts de historische kern van Dommelen voor en de<br />
historische zichtrelatie tussen deze historische kern en de westelijk daarvan gelegen akkers.<br />
In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?<br />
Archeologie: Vrijwel overal in het plangebied zullen grondwerkzaamheden plaatshebben, met als uitzondering<br />
het groene vlak bij de aansluiting op de Westerhovenseweg. Daar waar de grondwerkzaamheden<br />
plaats hebben in zones met (middel)hoge archeologische verwachting bestaat de mogelijkheid<br />
dat archeologische waarden worden verstoord. Deze zones bevinden zich ten westen van de<br />
historische kerk van Dommelen, bij de aansluiting op de Luikerweg, en de smalle strook in het centrale<br />
deel van het plangebied.<br />
Overig cultuurhistorisch: Door het aanleggen van een weg aan de westkant van de historische kern<br />
van Dommelen verdwijnt de historische zichtrelatie.<br />
21<br />
Archeologische advieskaart en historisch-geografische waardenkaart plangebied Dommelen-Zuid, RAAP archeologsich adviesbureau,<br />
mei 2002<br />
22<br />
ADC, Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong> Zuid, 2006<br />
23<br />
Cultuurhistorisch bureauonderzoek <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en lage Heideweg, ADC ArcheoProjecten, augustus 2006<br />
Hoofdstuk 7<br />
135
136<br />
Deel B - Verantwoording
Aanvulling op archeologisch onderzoek Lage Heideweg<br />
De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> en de provincie Noord-Brabant hebben beiden gereageerd op het uitgevoerde<br />
onderzoek in augustus 2006. De kern van het commentaar 24<br />
is dat (a) verleende ontgrondingsvergunningen<br />
niet zijn verwerkt in de verwachtingskaart, en dat (b) het afwijken van de verwachtingszones<br />
van de CHW van Noord-Brabant onvoldoende is beargumenteerd<br />
De reactie van het onderzoeksbureau ADC ArcheoProjecten 25<br />
is als volgt:<br />
(a) Het ontgronden en egaliseren van terreinen kan een grote invloed hebben op de archeologische<br />
verwachting. De verleende ontgrondingsvergunningen waren tijdens het onderzoek echter niet in<br />
het bezit van het onderzoeksbureau. Nadere studie laat zien dat de percelen door ontgronding<br />
een lage archeologische verwachting moeten hebben. In haar brief laat de provincie weten dat<br />
voor een gebied in het noordwesten van het plangebied ook een ontgrondingsvergunning is afgegeven.<br />
Het onderzoeksbureau is echter niet in het bezit van voldoende nauwkeurige informatie<br />
om dit te verwerken in een aangepaste verwachtingskaart.<br />
(b) Het afwijken van de verwachtingszones van die van de CHW wordt als volgt toelichten: Een fout<br />
in de legenda van afb. 7 (p. 19) heeft mogelijk voor onduidelijkheid gezorgd. In deze figuur staat<br />
een blauwe legenda eenheid (helemaal linksonder). De tekst hierbij moet zijn “beekdal” (i.p.v.<br />
“dekzand”). De zones die op de CHW staan, zijn grotendeels tot stand gekomen op basis van een<br />
statistische analyse die het hele grondgebied van Nederland omvat. Deze analyse heeft geleid tot<br />
het opstellen van de IKAW en de zonering van de IKAW is overgenomen op de CHW. In zandgebieden<br />
is de zonering gebaseerd op de bodemkaart. Het resultaat is dat in de onderzochte gebieden<br />
(middel)hoge archeologische verwachtingen gelden voor: alle hoge enkeerdgronden, lage<br />
enkeerdgronden en haarpodzolgronden. De overige gebieden hebben een lage archeologische<br />
verwachting. Archeologisch inhoudelijk is deze zonering niet onderbouwd. Op regionaal en locaal<br />
niveau zijn deze zones daarom slechts indicatief voor de archeologische verwachting. Het opstellen<br />
van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het gebied waarborgt een betere<br />
bescherming van archeologische waarden.<br />
Voor het tot stand komen van de verwachtingszones in Lage Heideweg verwijst het onderzoeksbureau<br />
naar hoofdstuk 4 (p9-10) van het rapport. Samengevat wordt daarin gesteld dat nederzettingsresten<br />
alleen kunnen worden verwacht in gebieden die niet door wateroverlast worden geplaagd. Dit zijn<br />
alle niet blauwe of groene zones van afb. 7. Aanvullend zijn de volgende gebieden afgewaardeerd:<br />
� zones waar winderosie heeft plaatsgevonden (die met lage landduinen) en,<br />
� zandgebieden die zijn onderzocht door middel van oppervlakte kartering én waar niks is gevonden<br />
(zie RAAP rapport 796).<br />
Tenslotte zijn nuances in de verwachtingswaarden aangebracht op grond van de aanwezigheid van<br />
een plaggendek, op grond van de oppervlakte vondsten van Roymans (RAAP rapport 796), en op<br />
grond van de recente wetenschappelijke literatuur over archeologische waarden in beekdalen.<br />
24<br />
Dhr. C. Sandkuijl, notitie gericht aan Grontmij, 16 oktober 2006 en Directie CSO, Mevr. M. Barwasser, 3 oktober 2006<br />
25<br />
Aanvulling op archeologisch onderzoek Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong> Zuid, ADC ArcheoProjecten, 19 oktober 2006<br />
Hoofdstuk 7<br />
137
Archeologisch vervolgtraject<br />
Op basis van de uitgevoerde bureau-onderzoeken en het beperkt veldonderzoeken is er voor het<br />
plangebied Lage Heideweg een uitvoeringstraject bepaald. Dit traject is kortgesloten met de provincie<br />
en betreft een concreet Plan van aanpak, gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart van<br />
RAAP (goedgekeurd door de provincie) met verwerking van de plaatsgevonden ontgrondingen in het<br />
plangebied. Het archeologisch vervolgonderzoek zal bestaan uit de volgende onderdelen:<br />
<strong>1.</strong> Een karterend veldonderzoek voor deelgebied 1 (noordwestelijk deel van het plangebied) en<br />
deelgebied 3 (zuidelijk deel van het plangebied). Het betreft gebieden zonder hoge zwarte enkeerdgronden.<br />
Het archeologisch onderzoek op deze percelen zal bestaan uit een karterend booronderzoek;<br />
2. het opstellen van een Programma van Eisen om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.<br />
Op basis van dit onderzoek wordt een besluit genomen over het vervolgtraject. Het besluit kan inhouden<br />
dat archeologisch onderzoek is afgerond of dat een vervolgstap doorlopen dient te worden.<br />
Archeologisch karterend veldonderzoek 26<br />
Door Raap is tussen 21 juni 2007 en 11 maart 2008, in 3 fasen, een karterend veldonderzoek uitgevoerd<br />
ter bepaling of in het plangebied ‘Lage Heideweg’ archeologische resten in kaart konden worden<br />
gebracht. De daarbij gehanteerde onderzoeksmethode is toegespitst op de archeologische verwachting<br />
in het plangebied en uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep<br />
c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie versie 3.1 (KNA).<br />
Tijdens het veldonderzoek zijn geen eenduidige aanwijzingen gevonden die een archeologische vindplaatst<br />
in het gebied doen vermoeden. Op basis van de aangetroffen aardewerkscherven uit de Late<br />
Middeleeuwen en de ondetermineerbare aardewerkscherven kan een vindplaats in het gebied met de<br />
oude bouwlanden niet uitgesloten worden. In de zone waar kampementen van jager-verzamelaars<br />
verwacht worden, zijn alleen zeer beperkt (uitsluitend bij boring 74 en 86), resten van een potzolbodem<br />
onder het esdek aangetroffen. In de directe omgeving van deze boringen kunnen zich echter<br />
intacte vindplaatsen van jagers-verzamelaars bevinden.<br />
Op basis van het provinciale beleid 27<br />
, de aangetroffen archeologische indicatoren en de deels intacte<br />
podzolbodem ter plaatse van de boringen 74 en 86, wordt voor de gebieden met intacte esdekken (1,8<br />
ha) een proefsleuvenonderzoek aanbevolen (zie hiervoor de navolgende afbeelding). Hiermee kan de<br />
kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aanwezige<br />
archeologische vindplaatsen worden vastgesteld, op basis waarvan de behoudenswaardigheid van<br />
de vindplaats bepaald kan worden.<br />
26<br />
27<br />
Archeologisch vooronderzoek en karterend veldonderzoek, 12 juni 2008, rapport nr. RA1737-LAGH.doc/ISSSN 0925-6229.<br />
eis van de provincie om in gebieden met intacte esdekken altijd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.<br />
138<br />
Deel B - Verantwoording
Afbeelding – aanbevelingen t.a.v. vervolgonderzoek<br />
Voorafgaand aan het uit te voeren proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden<br />
opgesteld en goedgekeurd door het bevoegde gezag (de <strong>gemeente</strong>), waarin de precieze aard en de<br />
locatie van de proefsleuven worden omschreven. De resultaten van dit onderzoek dienen meegenomen<br />
te worden in het vast te stellen bestemmingsplan.<br />
De locaties binnen het plangebied waar nog een proefsleuvenonderzoek moet worden uitgevoerd zijn<br />
in het bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologisch’.<br />
Door opname van de dubbelbestemming wordt voorkomen dat ingrepen in de bodem kunnen plaatsvinden<br />
(aanlegvergunning) alvorens definitief inzicht bestaat omtrent het al dan niet aanwezig zijn<br />
van archeologische resten in de bodem.<br />
Hoofdstuk 7<br />
139
140<br />
Deel B - Verantwoording
7.6 Leidingen<br />
Brandstofleiding DSM<br />
Door het plangebied loopt een brandstofleiding van DSM (koolwaterstof). De leiding komt ter hoogte<br />
van de kruising Molenstraat/Venbergseweg het plangebied binnen. De leiding loopt parallel aan de<br />
Victoriedijk in zuidwestelijke richting de Kempervennendreef. Hier gaat de leiding ten westen van het<br />
Eurocircuit in noordelijke richting verder, door het beekdal van de Keersop naar de Dommelsedijk.<br />
Hier vervolgt de leiding zijn weg in noordelijke richting.<br />
Het wegtracé kruist deze leiding ter hoogte van de Dommelsedijk en de Victoriedijk. Vanwege de belemmeringszone<br />
(vrijwaringszone) van 5 meter (zie ook externe veiligheid) zal civieltechnische rekening<br />
gehouden dienen te worden met de aanwezigheid van deze leiding.<br />
Watertransportleiding<br />
In het plangebied (Dommelsedijk ten westen van de Keersopperdreef) is een watertransportleiding<br />
gesitueerd. Het tracé kruist deze leiding ter hoogte van Dommelsedijk. Vanwege de belemmeringszone<br />
van 5 meter zal bij de aanleg van tracé (aanpassing verharding) civieltechnisch rekening gehouden<br />
dienen te worden met de aanwezigheid van deze leiding.<br />
7.7 Luchtkwaliteit<br />
7.7.1 Huidig wettelijk kader luchtkwaliteit<br />
Wlk<br />
De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen in de Wet<br />
van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 414, 2007).<br />
Omdat titel 5.2 van deze wijzigingswet handelt over luchtkwaliteit, staat de nieuwe titel 5.2 bekend<br />
als ‘Wet luchtkwaliteit (Wlk). Deze wet is op 15 november 2007 Stb.2007, 434) in werking getreden en<br />
vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005)’. Deze wet is de Nederlandse implementatie van de EUrichtlijnen<br />
voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB’s en Ministeriële regelingen:<br />
- Besluit niet in betekende mate (Stb. 440, 2007)<br />
- Regeling niet in betekende mate bijdragen (SC. 218, 2007)<br />
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC. 220, 2007)<br />
- Wijziging beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC. 136, 2008)<br />
- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC. 218, 2007)<br />
- AMvB Gevoelige bestemmingen (in voorbereiding)<br />
- AMvB Gebiedsafbakening Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in voorbereiding)<br />
- Smogregeling (in voorbereiding)<br />
De Wlk heeft een limitatieve lijst van te toetsen besluiten. Artikel 8.19 Wet milieubeheer meldingen,<br />
Verkeersbesluiten en WRO (Wro). Artikel 3.6 geeft aan dat uitwerkingsplannen onder een bestemmingsplan<br />
uitgezonderd zijn van toetsing. Dit vanwege de achterliggende gedachte dat het bovenliggende<br />
bestemmingsplan (moederplan waarop uitwerking is gebaseerd) wel getoetst is aan de Wlk.<br />
Op basis van de Wlk zijn plannen die “niet in betekende mate (NIBM)” bijdragen aan verslechtering<br />
van de luchtkwaliteit vrijgesteld van toetsing. Plannen die wel in betekende mate bijdragen moeten<br />
individueel getoetst worden aan de Wlk. Vanaf het moment van inwerkingtreding van het Nationaal<br />
Hoofdstuk 7<br />
141
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan er ook op programmaniveau getoetst worden. De<br />
verwachting is dat het NSL vanaf medio 2009 in werking zal treden.<br />
Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is dat de nieuwe regelgeving geen directe en harde koppeling<br />
meer kent tussen besluiten en grenswaarden. Deze is vervangen door een meer flexibele toetsing of<br />
koppeling tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Één van de elementen<br />
daarvan is dat projecten die ‘niet in betekende mate bijdragen’ aan de concentraties, niet meer afzonderlijk<br />
getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht.<br />
‘Niet in betekende mate’ (NIBM)<br />
In de AMvb ‘Niet in betekende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriele regeling NIBM (Regeling<br />
NIBM) zijn de uitvoerings<strong>regels</strong> vastgesteld die betrekking hebben op het begrip NIBM.<br />
Voor de periode tussen het in werking treden van de ‘Wet luchtkwaliteit’ en het verlenen van derogatie<br />
door de EU is het begrip ‘niet in betekende mate’ gedefinieerd als 1% van de jaargemiddelde<br />
grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de<br />
definitie van NIBM verschoven naar 3% van de gemiddelde grenswaarden van deze stoffen.<br />
Projecten die onder de genoemde categorie vallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden, voor<br />
het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Daarnaast kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit<br />
achterwege blijven, indien het bevoegde gezag op een andere wijze (bijvoorbeeld door berekeningen)<br />
aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.<br />
In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties)<br />
opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging (Bijlage 3A en<br />
3B).<br />
De luchtkwaliteitsnormen zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels:<br />
� Grenswaarde: geeft de kwaliteit van de buitenlucht aan die op een aangegeven tijdstip ten minste<br />
moet zijn bereikt.<br />
� Plandrempel: geeft een kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat bij overschrijding aanleiding<br />
geeft tot het opstellen van een plan ter verbetering van de luchtkwaliteit.<br />
� Alarmdrempel: geeft een kwaliteitsniveau aan van de buitenlucht dat zo veel mogelijk moet worden<br />
bereikt.<br />
Vanuit de ruimtelijke ordening geldt dat alle ontwikkelingen getoetst dienen te worden aan grenswaarden.<br />
Indien de grenswaarde niet wordt overschreden voldoet de luchtkwaliteit aan of vermoedelijk<br />
tijdig aan de wettelijke norm. Indien de grenswaarde wel wordt overschreden, maar de voor dat<br />
jaar geldende plandrempel niet, is de verwachting dat de luchtkwaliteit zal verbeteren door het effect<br />
van generieke maatregelen. De <strong>gemeente</strong>n hoeven dan géén lokale maatregelen te treffen, maar<br />
moeten voor die locaties wel jaarlijks de luchtkwaliteit vaststellen.<br />
Bij overschrijding van plandrempels zijn er wel lokale maatregelen nodig. Hiervoor stelt de <strong>gemeente</strong><br />
een luchtkwaliteitsplan op en voert de in het plan vermelde maatregelen uit om op termijn aan de<br />
wettelijke norm te voldoen.<br />
De gevolgen van luchtverontreiniging kunnen zijn schade aan de gezondheid van mensen en dieren,<br />
en schade aan planten en gebouwen. NO 2 en PM 10 veroorzaken gezondheidsklachten en versterken<br />
hooikoorts, allergische en astmatische problemen. Benzeen is tevens kankerverwekkend.<br />
142<br />
Deel B - Verantwoording
In de Nederlandse situatie zijn in de praktijk alleen de normen voor NO2 en PM10 relevant, omdat<br />
voor de overige stoffen de concentraties ruim onder de normen liggen. In het algemeen geldt dat de<br />
luchtkwaliteit in een gebied bepaald wordt door:<br />
- De achtergrondconcentratie van luchtverontreiniging.<br />
- De bijdrage van lokale bronnen aan de luchtverontreiniging.<br />
De voornaamste bronnen van luchtverontreiniging zijn wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw.<br />
NO 2 -emissie wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdende en optrekkende auto’s, bussen<br />
en vrachtwagens. Benzeen- en CO-emissies komen voornamelijk vrij bij stagnerend verkeer. De bronnen<br />
voor fijn stof zijn zeer divers: o.a. verkeer, industrie; en natuurlijke bronnen.<br />
De concentraties van NO 2 , CO en benzeen (C 6 H 6 ) kunnen significant zijn verhoogd door het weer zoals<br />
een jaar met een lage gemiddelde windsnelheid, lokale emissies en door plaatselijke omstandigheden<br />
die de verspreiding in de atmosfeer belemmeren.<br />
In Nederland is door het RIVM een zogenaamd Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) opgezet. Dit<br />
meetnet bestaat uit ca. 55 meetstations. Op basis van de LML-meetgegevens en de meteorologische<br />
condities, wordt jaarlijks een dataset van achtergrondconcentraties voor heel Nederland gegenereerd.<br />
Deze is opgenomen in de rekenmodellen. Relevante lokale bronnen zijn met name het wegverkeer. In<br />
de bestaande situatie zijn er geen industriële activiteiten met relevante emissies naar de lucht.<br />
De luchtkwaliteitnormen voor PM 10 (fijn stof) worden nagenoeg in geheel Nederland overschreden en<br />
worden veroorzaakt door een complexe combinatie van natuurlijke bronnen, veehouderij, verkeer en<br />
industriële bronnen. Gezien deze complexiteit valt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van<br />
knelpuntsituaties (te nemen maatregelen) voor zwevende deeltjes primair onder het rijksbeleid.<br />
7.7.2 Vooraf aan luchtkwaliteittoets<br />
Ten aanzien van luchtkwaliteittoets voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de gegevens<br />
zoals meegenomen in het ‘Milieueffectrapport/Strategische Milieubeoordeling Lage Heideweg’, kortweg<br />
MER/SMB Lage Heideweg.<br />
De aanleiding van de MER/SMB Lage Heideweg is de gebiedsvisie die de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong><br />
heeft opgesteld voor het gebied <strong>Valkenswaard</strong> Zuid. Hierin verwoordt zijn de ambities en uitgangspunten<br />
voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>. Eén daarvan is de aanleg van een<br />
nieuwe gebiedsontsluitingsweg, genaamd de Lage Heideweg. Daarvoor zijn de volgende argumenten:<br />
- Terugdringen van verkeershinder in Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>. De verkeersstructuur in en rond<br />
het zuidelijk deel van de kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen moet worden uitgebreid met nieuwe<br />
infrastructuur, zodanig dat een bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de huidige en toekomstige<br />
leefbaarheidproblemen in beide kernen, meer in het bijzonder door het ontlasten van de<br />
bestaande oost-west verbinding Bergstraat/Dommelseweg.<br />
- Ontsluiting van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid De verkeersstructuur ten zuiden van Dommelen moet<br />
worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur, zodanig dat het toekomstige plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid en de daarmee samenhangende ontwikkeling van natuur en recreëren adequaat worden<br />
ontsloten voor het verkeer.<br />
- Beperken van de verkeersdruk op de Bergeijksedijk/Fressevenweg. De verkeersstructuur ten zuiden<br />
van <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk moet worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur, zodanig dat de<br />
verkeersdruk van alle verkeer op de route Bergeijksedijk/Fressevenweg kan worden teruggebracht.<br />
Hoofdstuk 7<br />
143
Aanvullend kan opgemerkt worden dat de uitbreiding van de infrastructuur zodanig moet worden<br />
getraceerd, dat ze in de toekomst eventueel onderdeel kan uitmaken van een nieuwe wegverbinding<br />
parallel aan de N69, als duurzame oplossing voor de huidige en toekomstige leefbaarheids- en doorstromingsproblemen<br />
op en rond de N69 Eindhoven - Belgische grens.<br />
Voor de MER/SMB is een luchtkwaliteitonderzoek opgesteld om te kijken wat de effecten zijn van de<br />
verschillende alternatieven op de luchtkwaliteit. Dit luchtkwaliteitonderzoek heeft als basis gediend<br />
voor het bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />
Opgemerkt kan worden dat de eerste toetsen gebaseerd zijn op de op dat moment geldende wettelijke<br />
regelingen ten aanzien van luchtkwaliteit. heironder wordt kort ingegaan op deze regelingen:<br />
Besluit luchtkwaliteit 28<br />
Op 19 juli 2001 is het besluit luchtkwaliteit (Staatsblad 269, 2001) in werking getreden. Het Besluit vormt de omzetting van de<br />
EU-kaderrichtlijn en eerste EU-dochterrichtlijn in Nederlandse regelgeving. Het Besluit bevat voor diverse luchtverontreinigde<br />
stoffen in de buitenlucht grenswaarden, plandrempels en richtwaarden. Het moment waarop aan de grenswaarden moet worden<br />
voldaan verschilt per stof. Tevens zijn in het Besluit de verantwoordelijkheden van de diverse overheden inzake luchtkwaliteit<br />
vastgelegd.<br />
Besluit Luchtkwaliteit 2005<br />
Op 23 juni 2005 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 gepubliceerd (Stb. 2005, nr. 316) en in werking getreden op 8 augustus 2005<br />
ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit en ter uitvoering van de “tweede EU-dochterrichtlijn 2000/69/EG” van het Europees<br />
Parlement van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht alsmede ter uitvoering<br />
van de implementatie van de zogenaamde “Inspraakrichtlijn”. Het nieuwe besluit, heeft terugwerkende kracht tot 4 mei 2005,<br />
de datum van publicatie van het Besluit in de Staatscourant.<br />
De in dit besluit opgenomen grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) zijn ongewijzigd gebleven ten<br />
opzichte van het Besluit Luchtkwaliteit uit 200<strong>1.</strong> Een groot deel van de bepalingen is inhoudelijk ongewijzigd gebleven. De<br />
belangrijkste veranderingen van het Besluit, betreffen:<br />
<strong>1.</strong> Artikel 2, lid 2: dit artikellid zet het stand-still beginsel van de Wet milieubeheer buiten werking. Dit betekent dat in die<br />
situaties waarbij de actuele luchtkwaliteit beter is dan de grenswaarde verslechteringen mogelijk zijn, mits dit niet leidt tot<br />
overschrijding van de grenswaarden op de realisatiedatum (de datum waarop de grenswaarde van kracht wordt).<br />
2. Artikel 5: dit artikel geeft aan dat concentraties zwevende deeltjes (PM10), het zogenaamde fijnstof, die zich van nature in<br />
de lucht bevinden d.w.z. niet door de mens in de lucht worden gebracht, en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van<br />
de mens bij het beoordelen van de luchtkwaliteit buiten beschouwing worden gelaten. Deze fijnstof wordt niet gerekend<br />
tot de verontreinigde stoffen waarop de EG-richtlijnen van toepassing zijn. De hoogte van deze “zeezout” aftrek is vastgelegd<br />
in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 29<br />
. Artikel 5 geeft ook nog de mogelijkheid voor een aftrek van het extra fijn<br />
stof dat wordt veroorzaakt door natuurverschijnselen (bijvoorbeeld bosbranden en seismische verschijnselen). De begripsomschrijving<br />
van natuurverschijnselen is ontleend aan de Europese richtlijn.<br />
3. Saldobenadering (artikel 7, lid 3): in gebieden waar de grenswaarden voor NO2 of PM10 worden overschreden mogen plannen<br />
die geen negatieve effecten of positieve effecten hebben op de luchtkwaliteit in het plangebied toch doorgaan,<br />
evenals plannen waar sprake is van een geringe verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorwaarde voor deze laatste plannen<br />
is dan wel dat in een ander gebied de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd.<br />
In het Blk 2005 zijn normen voor grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels 30 opgenomen voor bovenstaande stoffen<br />
(zie onderstaande tabel).<br />
28<br />
Besluit van 11 juni 2001 (Stb. 269), in werking getreden op 19-07-200<strong>1.</strong><br />
29<br />
30<br />
Weergegeven op pagina 11 van Staatscourant nr. 142.<br />
Alarmdrempels zijn bedoeld voor acute overschrijdingssituaties en derhalve niet relevant bij toetsing van plannen of ontwikkelingen.<br />
144<br />
Deel B - Verantwoording
Hoofdstuk 7<br />
Tabel: Normen Blk 2005<br />
Stof Plandrempel<br />
2006<br />
NO 2<br />
48 µg/m³ 40 µg/m³ 1)<br />
240 µg/m³ 200 µg/m³ 1)<br />
Grenswaarde Toetsingsperiode<br />
Jaargemiddelde<br />
Uurgemiddelden, mag max. 18x<br />
per kalenderjaar overschreden<br />
worden 2)<br />
CO 10.000 µg/m³ 8 uurgemiddelde<br />
C6H6 (benzeen) 9 µg/m³ 5 µg/m³ 1)<br />
Jaargemiddelde<br />
SO2 125 µg/m³ 24 uurgemiddelden, mag max. 3x<br />
per kalenderjaar overschreden<br />
worden<br />
Fijn stof (PM10) 40 µg/m³ Jaargemiddelde<br />
50 µg/m³ 24 uurgemiddelden, mag maximaal<br />
35 maal per kalenderjaar<br />
overschreden worden.<br />
1) Grenswaarde waar uiterlijk in 2010 aan voldaan moet worden<br />
2) Alleen geldig voor wegen met intensiteiten van ten minste 40.000 motorvoertuigen per etmaal<br />
Meetreglement luchtkwaliteit 2005<br />
Op 26 juli 2005 is de Meetregeling Luchtkwaliteit gepubliceerd (staatscourant 26 juli 2005, nr. 142), welke gelijktijdig met het<br />
Besluit luchtkwaliteit 2005 in werking is getreden. Voor toepassing van artikel 5 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is een procedure<br />
opgenomen in de bijlage behorende bij de Meetregeling.<br />
De correctie voor zwevende deeltjes welke zich van nature in de lucht bevinden bedraagt kan op basis van een bijlage behorende<br />
bij het Meetreglement 2005 voor het projectgebied bepaald worden.<br />
7.7.3 Luchtkwaliteittoets(en)<br />
Luchtkwaliteit locatie Lage Heideweg (1) 31<br />
Voor de bepaling van concentratie van luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van de bouwlocatie,<br />
is gebruik gemaakt van het reken computermodel CAR II versie 5.0. 32 . De mogelijkheden om hiermee<br />
de luchtkwaliteit in de toekomst te bepalen, is beperkt tot 2010, 2015 en 2020. In de berekeningen zijn<br />
de belangrijkste wegen die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit binnen het plangebied ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid’<br />
onderzocht.<br />
In de huidige situatie wordt op meerdere wegvakken (Dommelseweg, Bergstraat, Tienendreef, Luikerweg,<br />
Zuidelijke Randweg) de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 overschreden. De plandrempel<br />
wordt niet overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor PM 10 wordt nergens overschreden. De<br />
grenswaarde van 35 overschrijdingsdagen per jaar van de etmaalgemiddeldeconcentratie wordt op<br />
drie wegen (te weten Dommelseweg, Bergstraat en Tienendreef) overschreden. De plandrempel wordt<br />
op één wegvak overschreden, namelijk de Dommelseweg. De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft een<br />
luchtkwaliteitsplan 33 opgesteld waarin mogelijke maatregelen zijn verkend. Geconcludeerd wordt dat<br />
slechts één maatregel echt leidt tot een verbetering van de luchtkwaliteit in de bebouwde kom van<br />
31<br />
32<br />
33<br />
Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.<strong>1.</strong><br />
Car II, versie 5.0 is op 22 maart 2006 vrijgegeven op www.infomil.nl.<br />
Luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong>en Waalre, d.d. 24-08-2006.<br />
145
<strong>Valkenswaard</strong>. Dit is de aanleg van een nieuwe verbinding N69 buiten <strong>Valkenswaard</strong> en Waalre om die<br />
de huidige N69 en het onderliggende wegennet ontlast.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van de Lage Heideweg (ongeacht welk tracé) leidt tot een verbetering<br />
van de leefbaarheid in <strong>Valkenswaard</strong> en met name Dommelen door de ontlasting van de<br />
Bergstraat en Dommelseweg. Ook in Bergeijk zal de luchtkwaliteit verbeteren door afnemende verkeersdruk<br />
aldaar.<br />
Voor wat betreft de luchtkwaliteit in het plangebied wordt geanticipeerd op de verwachtte Europese<br />
wet- en regelgeving en technologische ontwikkelingen. Dit betekent dat In 2020 de luchtkwaliteit op<br />
vrijwel alle wegen beter zal zijn, als gevolg van de lagere achtergrondconcentraties en lagere voertuigemissies.<br />
De achtergrondconcentraties en voertuigemissies verbeteren in de toekomst als gevolg van<br />
schonere voertuigen, schonere verbrandingstechnieken en landelijk en Europees beleid. Alleen op de<br />
ontsluitingen in het projectgebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid verslechtert de luchtkwaliteit ter plaatse als<br />
gevolg van extra verkeer van de nieuw ontwikkelde bedrijven en woningen. De normen voor NO 2 en<br />
PM 10 worden in 2020 hier overigens niet overschreden.<br />
Indien de stedelijke ontwikkeling in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de Lage Heideweg eerder aangelegd worden<br />
dan 2010 wordt aanbevolen aanvullende maatregelen te treffen. Bijvoorbeeld door het instellen<br />
van een milieuzone voor vrachtverkeer indien dit uitvoerbaar is.<br />
Luchtkwaliteit locatie Lage Heideweg (2) 34<br />
De eerste berekeningen zijn uitgevoerd in het CAR II model versie 5.0. Op 23 november 2006 is een<br />
nieuw CAR II model uitgekomen (versie 5.1). De berekeningen die DHV heeft opgesteld voor de<br />
MER/SMB Lage Heideweg zijn door BRO ingevoerd in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> (standaardrekenmethode<br />
1) om te zien of er veranderingen zijn opgetreden naar aanleiding van de nieuwe versie van het<br />
CAR model. In dit model zijn de laatste prognoses voor emissiekengetallen en achtergrondconcentraties<br />
verwerkt. Daarnaast is er op 1 december 2006 de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden<br />
luchtkwaliteit 35 in werking getreden. Conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit<br />
moeten er voor de onderzochte stoffen vaste afstanden aangehouden worden. Voor stikstofdioxide<br />
betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften 5 meter uit de wegrand<br />
van de betreffende wegvakken. Voor fijn stof betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften<br />
bevoegdheden luchtkwaliteit 10 meter uit de wegrand.<br />
Volgens de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit mag het programma CAR II gebruikt<br />
worden voor standaardrekenmethode <strong>1.</strong> De methode is bedoeld voor het berekenen van de<br />
gevolgen voor de luchtkwaliteit bij een weg. Bij toepassing van deze methode voldoet de beschouwde<br />
situatie aan de volgende voorwaarden:<br />
34<br />
Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.2.<br />
35<br />
Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV<br />
2006.309882, houdende <strong>regels</strong> voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7<br />
van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit), in werking getreden per 1-12-<br />
2006<br />
146<br />
Deel B - Verantwoording
a. de weg ligt in een stedelijke omgeving;<br />
de maximale rekenafstand is de afstand tot de bebouwing, met een maximum van 30 meter ten<br />
b.<br />
opzichte van de wegas;<br />
c. er is niet of nauwelijks sprake van een hoogteverschil tussen de weg en de omgeving;<br />
d. langs de weg bevinden zich geen afschermende constructies;<br />
e. de weg is vrij van tunnels.<br />
De berekende wegvakken voldoen aan deze criteria. Er kan gesteld worden dat er weliswaar wegvakken<br />
mee zijn genomen welke in het buitengebied zijn gelegen. Aangezien <strong>Valkenswaard</strong> en de omgeving<br />
van <strong>Valkenswaard</strong> een zeer sterk stedelijk karakter heeft, is er toch voor gekozen om de luchtkwaliteit<br />
te berekenen met het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong><br />
De gegevens die gebruikt zijn voor het eerdere luchtkwaliteitonderzoek zijn verkregen van DHV en<br />
ingevoerd in het CAR II model, versie 5.<strong>1.</strong> De meetafstanden zijn aangepast op de Meet- en rekenvoorschriften<br />
bevoegdheden luchtkwaliteit. Na berekening is er een nieuwe tabel opgemaakt welke overeenkomstig<br />
opgesteld is als de tabel uit het bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg (bijlage<br />
6.4 Luchtkwaliteit uit MER/SMB rapportage).<br />
De nieuwe tabel is toegevoegd aan dit bestemmingsplan in de bijlagen 7. Na vergelijking tussen de<br />
nieuwe tabel (zoals opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan) en de oude tabel (uit de bijlagen<br />
van de MER/SMB Lage Heideweg, bijlage 6.4 Luchtkwaliteit), zijn de volgende conclusies getrokken:<br />
Ten aanzien van stikstofdioxide:<br />
- Over het algemeen vallen de berekende waarden minder hoog uit bij de berekening met CAR II<br />
versie 5.<strong>1.</strong>;<br />
- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />
Ten aanzien van fijn stof:<br />
- Over het algemeen zijn de berekende waarden en overschrijdingen iets hoger uitgevallen bij de<br />
berekening gemaakt in CAR II versie 5.<strong>1.</strong>;<br />
- De oorzaak van deze verhoging zijn de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen.<br />
- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />
De invoergegevens die van de DHV zijn verkregen, zijn door BRO in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> ingevoerd<br />
en berekend. Deze berekening is vergeleken met de nieuwe berekening zoals die is uitgevoerd<br />
door BRO waarbij de meetpunten, conform de meet- en rekenvoorschriften luchtkwaliteit op een afstand<br />
van 10 meter uit de wegrand zijn genomen. Ook hierbij is een verschil waargenomen. De nieuwe<br />
berekening is positiever ten opzichte van de oude berekening (eveneens uitgevoerd in CAR II model<br />
versie 5.1).<br />
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen hoger zijn bijgesteld<br />
in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> dan in het CAR II model versie 5.0.<br />
Conclusie<br />
De berekende waarden zijn niet exact hetzelfde als in de oude berekeningen die hebben plaatsgevonden<br />
ten behoeve van het ‘MER/SMB Lage Heideweg’. Echter de conclusies zoals deze zijn beschreven in<br />
het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ blijven onveranderd. Hierdoor kan het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ nog<br />
steeds als uitgangspunt dienen ten aanzien van luchtkwaliteit voor onderliggend bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 7<br />
147
Luchtkwaliteit Lage Heideweg (3) 36<br />
Onder het kopje luchtkwaliteit Lage Heideweg (2) is gebruik gemaakt voor de berekeningen van het<br />
CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> Op 12 april 2007 is een nieuw CAR II model uitgekomen (versie 6.0). In dit model<br />
zijn de laatste prognoses voor emissiekengetallen en achtergrondconcentraties verwerkt. BRO<br />
heeft op 20 april 2007 de berekeningen ingevoerd in CAR II model versie 6.0.<br />
Daarnaast is er op 1 december 2006 de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit 37<br />
in<br />
werking getreden. Conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit moeten er<br />
voor de onderzochte stoffen vaste afstanden aangehouden worden. Voor stikstofdioxide betreft de<br />
meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften 5 meter uit de wegrand van de betreffende<br />
wegvakken. Voor fijn stof betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden<br />
luchtkwaliteit 10 meter uit de wegrand.<br />
De gegevens die gebruikt zijn voor het eerdere luchtkwaliteitonderzoek zijn verkregen van DHV en<br />
ingevoerd in het CAR II model, versie 6.0. De meetafstanden zijn aangepast op de Meet- en rekenvoorschriften<br />
bevoegdheden luchtkwaliteit. Na berekening is er een nieuwe tabel opgemaakt welke overeenkomstig<br />
opgesteld is als de tabel uit het bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg (bijlage<br />
6.4 Luchtkwaliteit).<br />
De nieuwe tabel is toegevoegd aan dit bestemmingsplan in het bijlagenboek. Na vergelijking tussen<br />
de nieuwe tabel (zoals opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan) en de oude tabel (uit het<br />
bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg, bijlage 6.4 Luchtkwaliteit), zijn de volgende conclusies<br />
getrokken:<br />
Ten aanzien van stikstofdioxide:<br />
- Over het algemeen vallen de berekende waarden minder hoog uit bij de berekening met CAR II<br />
versie 6.0.;<br />
- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />
Ten aanzien van fijn stof:<br />
- Over het algemeen zijn de berekende waarden en overschrijdingen lager uitgevallen dan bij de<br />
berekeningen gemaakt in CAR II versie 5.<strong>1.</strong>;<br />
- De oorzaak van deze verlaging zijn de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen.<br />
- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg 1 blijven hetzelfde;<br />
De invoergegevens die van de DHV zijn verkregen, zijn door BRO in het CAR II model versie 6.0. ingevoerd<br />
en berekend. De oude berekening (met CAR II versie 5.<strong>1.</strong>) is vergeleken met de nieuwe berekening<br />
zoals die is uitgevoerd door BRO waarbij de meetpunten, conform de meet- en rekenvoorschriften<br />
luchtkwaliteit op een afstand van 10 meter uit de wegrand zijn genomen. Ook hierbij is een verschil<br />
waargenomen. De nieuwe berekening is positiever ten opzichte van de oude berekening (eveneens<br />
uitgevoerd in CAR II model versie 6.0.).<br />
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen hoger zijn bijgesteld<br />
in het CAR II model versie 6.0. dan in het CAR II model versie 5.0. en versie 5.<strong>1.</strong><br />
36 Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.3.<br />
37 Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV<br />
2006.309882, houdende <strong>regels</strong> voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7<br />
van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit), in werking getreden per 1-12-<br />
2006<br />
148<br />
Deel B - Verantwoording
Conclusie<br />
De berekende waarden zijn niet exact hetzelfde als in de oude berekeningen die hebben plaatsgevonden<br />
ten behoeve van het ‘MER/SMB Lage Heideweg’. Echter de conclusies zoals deze zijn beschreven in<br />
het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ blijven onveranderd. Hierdoor kan het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ nog<br />
steeds als uitgangspunt dienen ten aanzien van luchtkwaliteit voor onderliggend bestemmingsplan.<br />
Luchtkwaliteit Lage Heideweg (4) 38<br />
Voor de Lage Heideweg zijn op 2 maart 2009 nieuwe verkeerscijfers berekend door DHV. Deze cijfers<br />
zijn in CAR II versie 7.0 (webbased versie) ingevoerd en toegepast voor de berekeningen (versie maart<br />
2009). Er zijn twee modellen gemaakt één waarbij de weg niet is gerealiseerd. Dat betekent dat er<br />
geen motorvoertuigbewegingen zijn ingevuld (jaartal ex.), en er is een berekening uitgevoerd met de<br />
nieuwste verkeerscijfers (jaartel inc.).<br />
In eerste aanleg is bepaald of het project (aanleg van een weg) van invloed is op de luchtkwaliteit.<br />
Daarbij is artikel 2 van het Besluit NIBM relevant. Dit artikel geeft aan of de voorgeschreven grenzen<br />
aan concentratie toenames van toepassing zijn, waardoor het aannemelijk is dat het project IBM is.<br />
Uit de berekeningen is gebleken dat het project in betekende mate (IBM) bijdraagt aan de verslechtering<br />
van de luchtkwaliteit ter plekke vanwege de concentratie toenames. Vervolgens is gekeken of het<br />
project in betekende mate bij een (nieuwe) grenswaarde overschrijding bijdraagt. Uit de berekeningen<br />
blijkt dat de grenswaarden nergens worden overschreden en dat het project doorgang kan vinden (op<br />
basis van artikel 5.16, eerste lid Wm, onder aanhef en onder a).<br />
Conclusie<br />
Het aspect luchtkwaliteit heeft dan ook geen consequenties voor de realisatie van de weg.<br />
7.8 Trillingen<br />
Op grond van ervaring- en literatuurgegevens is bekend dat de mate van trillinghinder samenhangt<br />
met het geluidniveau, het wegdektype, de ondergrond en het voertuigtype wat trillingen veroorzaakt.<br />
Trillingshinder kan worden ervaren binnen een zone van circa 50 meter van de weg. In de praktijk betekent<br />
dit dat trillingen met name ervaren worden in het bebouwde gebied langs de Bergstraat en<br />
Dommelseweg.<br />
Aangezien dat de aanleg van de Lage Heideweg een (lichte) daling van de geluidbelasting en verkeersintensiteiten<br />
oplevert, neemt ook het aantal trillingen langs de bestaande wegen af. Deze afname<br />
zal het sterkst ervaren worden in de kern van Dommelen, met name Bergstraat en Dommelseweg.<br />
De maximale piekwaarden van de trillingen nemen het sterkst af in het MMA waar het vrachtverkeer<br />
wordt geweerd van de Bergstraat en Dommelseweg.<br />
Daarnaast geldt voor eventueel nieuw te bouwen woningen langs de nieuwe Lage Heideweg dat er bij<br />
een situatie zonder verkeersobstakels (drempels e.d.) geen noemenswaardige trillingen te verwachten<br />
zijn.<br />
38<br />
Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.4.<br />
Hoofdstuk 7<br />
149
150<br />
Deel B - Verantwoording
7.9 Externe veiligheid<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen via buisleiding<br />
Op basis van de diameter (8 inch) en het type stof (K1) heeft de buisleiding een toetsingsafstand van<br />
27 meter en is de afstand tot woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of een industrieterrein<br />
5 meter. Binnen de 5 meter is geen bebouwing 39<br />
toegestaan. Binnen 27 meter is bebouwing<br />
wel toegestaan, mits dit voldoende wordt gemotiveerd. In onderstaande tabel staan de resultaten<br />
van de bebouwingsafstand en de toetsingsafstand voor de verschillende alternatieven beschreven.<br />
De toetsingsafstand is vergelijkbaar met het invloedsgebied van het groepsrisico: de bebouwingsafstand<br />
met de PR 10 -6 contour.<br />
Toetsing circulaire “Brandbare vloeistoffen” uit 1991<br />
De zonering is als volgt opgebouwd:<br />
� Een zakelijk rechtstrook waarin geen bebouwing is toegestaan<br />
� Een minimale afstand tussen het hart van de leiding en de buitenzijde van een gebouw (bebouwingsafstand);<br />
� Een toetsingsafstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan.<br />
Binnen de toetsingsafstand moet de aard van het gebied (de gebiedsklasse) worden bepaald (buiten<br />
de toetsingsafstand mag de invloed van de leiding op de omgeving in principe verwaarloosbaar worden<br />
geacht). Het streven dient erop gericht te zijn tenminste de toetsingsafstand aan te houden van<br />
de leiding tot woonbebouwing of een bijzonder object.<br />
Leiding<br />
Hoofdstuk 7<br />
Toetsingsafstand<br />
bebouwingsafstand zakelijk rechtstrook<br />
leiding - DSM 27 meter 12 meter 5 meter<br />
Toetsing aan nieuwe risiconormering, plaatsgebonden risico en groepsrisico (toekomstig BEVB)<br />
Middels een brief van het Ministerie van VROM van augustus 2008 is een interim-beleid voorgesteld<br />
voor leidingen met brandbare vloeistoffen, zolang het BEVB nog niet van kracht is. Het RIVM kan<br />
plaatsgebonden risico berekeningen uitvoeren voor leidingen met brandbare vloeistoffen. Voor de<br />
betreffende leiding ligt de plaatsgebonden risicocontour 10 -6 op 12 meter.<br />
Op de verbeelding is een ‘veiligheidszone - leiding – koolwaterstof opgenomen met daarbij behorende<br />
beperkende bebouwingbepalingen (opgenomen in ‘de <strong>regels</strong>’) ten aanzien van de plaatsgebonden<br />
risicocontour (zone van 12 meter ter weerszijden uit de leiding).<br />
39<br />
Een weg is te beschouwen als een bouwwerk als boven bedoeld. Het kruisen van de buisleiding vergt maatregelen aan de<br />
constructie van de weg welke in overleg met de leidingbeheerder genomen moeten worden.<br />
151
De toetsingsafstand is niet als veiligheidszone opgenomen, aangezien binnen een afstand van 27 ter<br />
weerszijden uit de leiding geen relevante objecten opgericht kunnen worden conform dit plan met de<br />
daarbij behorende <strong>regels</strong>.<br />
Tabel 4: Bebouwings-/toetsingsafstand<br />
Bebouwingsafstand (> 5 m) Toetsingsafstand (> 27 m)<br />
Huidige<br />
situatie<br />
Geen Geen<br />
AO Geen Mogelijke overlap toetsingsafstand relevant met plangebieden GD-<br />
U3, GD-U6 en Bedrijventerrein in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />
B Kruising buisleiding met<br />
Lage Heideweg<br />
Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />
C Kruising buisleiding met<br />
Lage Heideweg<br />
C1 Kruising buisleiding met<br />
Lage Heideweg<br />
MMA Kruising buisleiding met<br />
Lage Heideweg<br />
152<br />
Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />
Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />
Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />
Toetsing aan nieuwe risiconormering, plaatsgebonden risico en groepsrisico (toekomstig BEVB)<br />
Middels een brief van het Ministerie van VROM van augustus 2008 is een interim-beleid voorgesteld<br />
voor leidingen met brandbare vloeistoffen, zolang het BEVB nog niet van kracht is. Het RIVM heeft<br />
plaatsgebonden risico berekeningen uitgevoerd voor leidingen met brandbare vloeistoffen. Voor de<br />
betreffende leiding ligt de plaatsgebonden risicocontour 10 -6<br />
op 15 meter. Dit is dus een minimaal verschil<br />
met de aan te houden bebouwingsafstand uit de circulaire. Door het RIVM is verder aangegeven<br />
dat er geen sprake is van groepsrisico bij dichtheden tot 255 personen per hectare buiten de plaatsgebonden<br />
risicocontour 10 -6 contour. Deze dichtheden worden binnen dit plangebied niet gehaald. Er is<br />
dus geen sprake van een groepsrisico.<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen via weg<br />
Uitgegaan wordt van vervoer van gevaarlijke stoffen via zowel de N69 als de Lage Heideweg. In de<br />
risicoatlas wordt gesteld dat wanneer de vervoersstromen gevaarlijke stoffen in tankwagens per jaar<br />
kleiner is dan 7500, een 80 km/uur weg geen PR contour heeft. Het groepsrisico gaat uit van de maximale<br />
bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de weg.<br />
In onderstaande tabel zijn de resultaten voor het groepsrisico weergegeven voor het verschillende<br />
wegtracé’s van de Lage Heieweg zoals onderzocht in de MER Lage Heideweg.<br />
Deel B - Verantwoording
Tabel 5: Groepsrisico<br />
Hoofdstuk 7<br />
Groepsrisico<br />
Huidige situatie Geen overschrijding<br />
Nul Bij de gebieden “gemengd- uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 rekening<br />
houden met maximaal 100 inwoners per hectare (tot 200 meter), of<br />
risicoberekening uitvoeren.<br />
B Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />
Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />
(tot 200 meter) bij eenzijdige bebouwing, of 50 bij tweezijdige bebouwing,<br />
of een risicoberekening uitvoeren.<br />
C Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />
Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />
(tot 200 meter) of een risicoberekening uitvoeren.<br />
MMA Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />
Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />
(tot 200 meter) of een risicoberekening uitvoeren.<br />
In de tabel is voor elk alternatief aangegeven met welke maximale inwoneraantallen rekening moet<br />
worden gehouden binnen een contour van 200 meter langs de weg waarover gevaarlijke stoffen worden<br />
getransporteerd. Dit zijn algemeen geldende uitgangspunten voor de bepaling van het groepsrisico.<br />
In plaats hiervan kan er ook voor gekozen worden om een risicoberekening uit te voeren waaruit<br />
blijkt hoe groot het groepsrisico in de specifieke situatie is.<br />
Bij de situering van de Lage Heideweg conform voorliggend bestemmingsplan is de afstand van de<br />
weg tot aan de (geprojecteerde) structurele woonbebouwing > 200 meter. Het vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen over de Lage Heideweg heeft dan ook geen invloed op de ontwikkeling in de naastliggende<br />
gebieden (<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid).<br />
Benzine-service-station<br />
Op dit moment is in het plan de mogelijkheid opgenomen om een benzine-service-station te realiseren.<br />
Vooralsnog wordt uitgegaan van de realisatie van een dergelijke service-station exclusief LPG. Dit<br />
heeft enerzijds te maken met de veranderende regelgeving op het gebied van externe veiligheid (Bevi)<br />
alsmede het ontbreken van een concreet initiatief. In het bestemmingsplan is wel de mogelijkheid<br />
opgenomen om via (binnenplanse) ontheffing het uitoefenen van LPG-activiteiten toe te staan. In dat<br />
geval dient de initiatiefnemer door onderzoek eerst aan te tonen dat voor het vestigen van de risicovolle<br />
inrichtingsactiviteit (vulpunt en afleveringszuil), waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens<br />
komt te liggen waarop de inrichtingsactiviteit is gevestigd, de toepasselijke grenswaarden<br />
voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in de omgeving almede de toepasselijke<br />
richtwaarden voor het risico in acht zullen worden genomen (overeenkomstig het bepaalde<br />
volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen).<br />
153
7.10 Flora en Fauna<br />
Vogelrichtlijn<br />
In het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor de ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid is een<br />
voortoets uitgevoerd 40<br />
. In de voortoets wordt ook ingegaan op de effecten van de Lage Heideweg op<br />
het Vogelrichtlijngebied Leenderbos-Groote Heide.<br />
Bij de beoordeling van de effecten op de vogelrichtlijngebieden is gekeken naar de aantasting van de<br />
hydrologische situatie, versnippering van het leefgebied, verstoring door mensen, geluid, licht en trillingen,<br />
verontreiniging, nutriëntentoevoer en verzuring.<br />
Voor de aanleg van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zal ophoging van het maaiveld nodig zijn om voldoende ontwateringsdiepte<br />
te creëren. Door het ophogen wordt in de autonome situatie en bij de aanleg van de<br />
Lage Heideweg waterneutraal gebouwd; een aantasting van de hydrologische situatie wordt derhalve niet verwacht.<br />
De Lage Heideweg is op ruime afstand van het Vogelrichtlijngebied Leenderbos – Grooteheide - Plateaux<br />
gelegen. Bij de realisatie en het gebruik van de Lage Heideweg worden derhalve geen effecten<br />
verwacht als gevolg van versnippering.<br />
Verstoring door mensen in het Vogelrichtlijngebied is minimaal. Deze situatie zal niet veranderen bij<br />
realisatie van de Lage Heideweg. De verstoring zal minimaal blijven. Het Vogelrichtlijngebied ligt op<br />
enkele kilometers van het geplande woongebied. Mensen zullen voornamelijk in nabijgelegen bos- en<br />
natuurgebieden recreëren.<br />
Verstoring door licht kan ontstaan door verkeer en straatverlichting. De uitstraling van licht kan echter<br />
worden gemitigeerd door beplanting langs wegen waar geen bebouwing staat en straatverlichting tot<br />
een minimum te beperken. Aannemende dat verlichting wordt gemitigeerd ontstaan er bij geen negatieve<br />
effecten als gevolg van licht. Verstoring als gevolg van trillingen wordt tevens niet voorzien. Uitgangspunt<br />
is om geluidsproducerende activiteiten tijdens de aanlegfase uit te voeren buiten de periode<br />
dat de kwalificerende broedvogels in Nederland zijn (september t/m half februari).<br />
Als gevolg van de aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg wordt er geen verontreiniging verwacht<br />
op de kwalificerende Vogelsoorten.<br />
Een toename van nutriënten als gevolg van de aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg worden<br />
niet voorzien. Een eventueel effect op de kwalificerende soorten wordt derhalve niet voorzien.<br />
Habitatrichtlijn<br />
Zoals reeds aangegeven bij de Vogelrichtlijn is in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor de<br />
ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid een voortoets uitgevoerd. In de voortoets wordt ook ingegaan<br />
op de effecten van de Lage Heideweg op het Habitatrichtlijngebied Leenderbos - Groote Heide.<br />
Door het waterneutraal bouwen van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de Lage Heideweg wordt er geen aantasting<br />
van de hydrologische situatie verwacht.<br />
De aanleg van de weg heeft een versnipperend effect op het habitatrichtlijngebied, doordat uitwisseling<br />
van planten- en diersoorten tussen de beekdalen van de Dommel en de Keersop zal afnemen.<br />
40<br />
Adviesbureau Mertens, 2006. Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, Wageningen, 1-23.<br />
154<br />
Deel B - Verantwoording
Verstoring door mensen in de beekdalen is minimaal. Deze situatie zal niet veranderen bij realisatie<br />
van de Lage Heideweg. De verstoring zal minimaal blijven. Verstoring kan optreden in het gebied de<br />
Malpie. Mensen zouden vanuit de nieuwe woningbouw kunnen gaan recreëren in dit gebied. Dit gebied<br />
is echter gekwalificeerd voor voornamelijk vochtige natuur. Mensen zullen hier niet buiten de<br />
paden gaan en effecten worden derhalve niet verwacht.<br />
Verstoring door geluid, licht en trillingen kan alleen ontstaan op de kwalificerende soorten (fauna) en<br />
niet op de kwalificerende habitattypen (vegetatie - ecotoop). Licht, geluid en trillingen als gevolg van<br />
de aanleg van de Lage Heideweg en het gebruik hiervan heeft een negatief effect op de beekprik.<br />
Omdat de Lage Heideweg de Keersop kruist zijn de effecten hierop licht negatief.<br />
De Lage Heideweg wordt uitgevoerd met niet verontreinigd materiaal en hemelwater van het wegdek<br />
wordt geïnfiltreerd door middel van bermsloten op een dusdanige manier dat geen vervuiling van het<br />
grondwater optreedt. Een voorwaarde is dat geen chemische onkruidbestrijding en geen zout voor<br />
gladheidsbestrijding wordt gebruikt. Het vuil van wegen zal zich dan ophopen in bermen en gedeeltelijk<br />
worden afgevoerd met maaisel. Een voorwaarde hierbij is dat de berm tot een afstand van 3 tot 5<br />
meter van de weg een lutemgehalte heeft van 3 tot 4% en een organisch stofgehalte tussen de 2 en<br />
4%. Deze toplaag dient 0,2 tot 0,3 meter te zijn. Uitspoeling van vervuild water zal echter optreden als<br />
er veel neerslag is: volgens berekeningen eens in de tien jaar. Deze uitspoeling kan invloed hebben op<br />
de kwalificerende soort beekprik. Omdat de Lage Heideweg de Keersop kruist zijn de effecten hierop<br />
licht negatief.<br />
De Lage Heideweg zal een iets grotere toename van verzurende en vermestende stoffen teweegbrengen<br />
als gevolg van de toename van gemotoriseerd verkeer. De toename is echter zo gering dat er<br />
geen effecten op de kwalificerende habitattypen en soorten worden verwacht.<br />
Vogel- en habitatrichtlijn grensgebied<br />
Het Natura-2000 gebied Hageven - Plateaux is op ruime afstand gelegen van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Als<br />
gevolg van de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk dat er meer gemotoriseerd verkeer zal<br />
gaan rijden op de Luikerweg en de Maastrichterweg en zodoende bij/door het Natura-2000 gebied<br />
Hageven - Plateaux en dat zo extra versnippering, verstoring, vermesting en verontreiniging kan optreden.<br />
Uit berekeningen van de verkeersintensiteiten is gebleken dat er geen extra vervoersbewegingen<br />
gaan optreden ten opzichte van de autonome situatie. Effecten van de aanleg en het gebruik van<br />
de Lage Heideweg op het Natura-2000 gebied Hageven - Plateaux wordt derhalve niet voorzien.<br />
Groene hoofdstructuur<br />
De beekdalen van de Keersop en de Dommel behoren tot de Groene Hoofdstructuur Natuur terwijl het<br />
overige gedeelte van het plangebied voornamelijk tot de Groene Hoofdstructuur Landbouw behoort.<br />
Het noordelijk deel van het beekdal van de Keersop in het plangebied betreft een natte natuurparel.<br />
De geplande Lage Heideweg heeft een negatieve invloed op de Groene Hoofdstructuur door het fysieke<br />
ruimtebeslag. Verder heeft de aanleg van de weg invloed op het Keersopdal, waarvan het noordelijk<br />
deel is aangewezen als natuurparel. Dit word het meest aangetast door de externe werking<br />
(licht en geluid) van een tweede beekdaldoorsnijding voor gemotoriseerd verkeer.<br />
Hoofdstuk 7<br />
155
156<br />
Deel B - Verantwoording
Soorten<br />
De effecten op soorten zijn in het kader van de planontwikkeling van de Lage Heideweg in een toetsing<br />
aan de Flora- en faunawet bepaald 41<br />
. In de toetsing wordt ook ingegaan op de effecten van de<br />
Lage Heideweg op beschermde soorten. De toetsing is uitgevoerd op basis van een (veld)inventarisatie.<br />
Met de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om beschermde planten van de Flora- en faunawet,<br />
bedreigde soorten van de Rode lijst en plantensoorten met een natuurwaarde groter dan 9 42 te<br />
ontzien. Hierop worden dan ook geen effecten verwacht.<br />
De aanleg van de Lage Heideweg zal bij alle alternatieven samen gaan met verstoring, verontrusting<br />
en vernietiging van leefgebieden en nesten van kleine grondgebonden zoogdieren. Dit effect zal zowel<br />
optreden op de licht beschermde grondgebonden zoogdieren die veel voorkomen als veldmuis en<br />
bosmuis, als op de beperkt voorkomende waterspitsmuis. Directe effecten op de waterspitsmuis zijn te<br />
verwachten in het Keersopdal en het Dommeldal.<br />
Op vleermuizen zijn de effecten van beperkte omvang. Het is mogelijk om bij de aanleg en het gebruik<br />
van de Lage Heideweg geen kolonieplaatsen, paarplaatsen en vliegroutes aan te tasten. Wel zal<br />
als gevolg van verlichting een verstorend effect kunnen gaan optreden. Het gebruik van reflectoren<br />
langs de Lage Heideweg i.p.v. openbare verlichting kan deze effecten mitigeren.<br />
De omvang van het foerageergebied zal niet wezenlijk afnemen. Echter, een bestaande houtopstand<br />
aan de Mgr. Smetsstraat zal worden doorsneden. De Lage Heideweg is rondom voorzien van een obstakelvrije<br />
strook. Om de houtopstand zoveel mogelijk te sparen, dienen niet meer bomen gekapt te<br />
worden dan noodzakelijk voor de aanleg van de weg. De obstakelvrije strook wordt zo minimaal mogelijk<br />
doorgetrokken door de houtopstand.<br />
Van de 58 soorten aangetroffen broedvogels in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest staan negen soorten op de<br />
Rode lijst van bedreigde vogelsoorten. Het betreft boerenzwaluw, gele kwikstaart, groene specht,<br />
huismus, koekoek, patrijs, ringmus, steenuil en kerkuil. Patrijs, groene specht, steenuil, koekoek en<br />
kerkuil zijn volgens deze lijst kwetsbaar. Boerenzwaluw, gele kwikstaart, huismus en ringmus zijn gevoelig.<br />
De Rode lijst soorten behoren tot de soorten die voorkomen in het kleinschalig agrarisch landschap.<br />
Een uitzondering hierop vormt de groene specht die ook voorkomt in bos en landgoederen. De<br />
aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg zullen samen gaan met het fysieke gebruik en de verstoring<br />
in dit kleinschalig agrarisch landschap. Verder is de aanleg negatief voor de bosvogels: het tracé<br />
loopt hier voor een groot gedeelte langs bos en ter hoogte van de Mgr. Smetsstraat door het bos (ca<br />
1000 m2).<br />
Algemeen voorkomende amfibieën zijn veel aangetroffen in de beekdalen. In het natuurgebied<br />
Keersopperdreef komt de strikt beschermde en bedreigde heikikker voor. De Keersopperdreef wordt<br />
door de aanleg van de Lage Heideweg niet aangetast. Effecten op de heikikker zullen derhalve niet<br />
gaan ontstaan. Wel zullen effecten gaan ontstaan op de algemeen voorkomende soorten bij kruising<br />
van onder andere de beekdalen.<br />
De Keersop is van grote waarde vanwege het voorkomen van onder andere de vissoorten beekprik,<br />
bermpje en serpeling. Beekprik en serpeling zijn respectievelijk bedreigd en kwetsbaar volgens de Rode<br />
lijst en beekprik en bermpje zijn daarnaast respectievelijk strikt en matig beschermd via de Flora- en<br />
faunawet. De Dommel is van mindere waarde: hierin zijn geen bedreigde en beschermde vissen aange<br />
41 BRO, 2006. Effectbeschrijving beschermde Flora- en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, Vught, 1-27.<br />
42 Classificatie van soorten op basis van zeldzaamheid en daarmee samenhangende noodzaak tot bescherming.<br />
Hoofdstuk 7<br />
157
158<br />
Deel B - Verantwoording
troffen. De aanleg van de Lage Heideweg zal samen gaan met de aanleg van een kunstwerk over de<br />
Keersop. De overkluizing kan een barrière in de beekloop vormen voor kritische vissoorten (Beekprik<br />
en Bermpje), wanneer een plaatselijke versnelling van de stroomsnelheid optreedt en een deel van de<br />
beek door het donker loopt vanwege de schaduwwerking van het kunstwerk.<br />
Er is één soort reptiel aangetroffen; het betreft de matig beschermde levendbarende hagedis. De<br />
aanleg van de Lage Heideweg zal gepaard gaan met de vernietiging van marginaal leefgebied.<br />
De vlinder koninginnepage is een soort die volgens de Rode lijst gevoelig is en die, naast 15 andere<br />
soorten vlinders, is aangetroffen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. Koninginnepage komt voor rond het natuurgebied<br />
Keersopperdreef. De aanleg van de Lage Heideweg zal gepaard gaan met de vernietiging<br />
van marginaal leefgebied.<br />
Er zijn twintig soorten libellen aangetroffen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest en in de omgeving waarvan<br />
bruine korenbout de enige soort is volgens de Rode lijst die de status kwetsbaar heeft. Deze soort is<br />
zeer gering aangetroffen. Met het kruisen van de beekdalen van de Dommel en de Keersop kunnen er<br />
beperkte verstorende effecten gaan ontstaan op de libellen.<br />
Er zijn geen overige ongewervelde beschermde soorten aangetroffen. Effecten hierop worden dan<br />
ook niet voorzien en zijn niet gescoord in de scoretabel.<br />
Biodiversiteit<br />
De aanleg van de Lage Heideweg heeft effect op de landschapswaarden. Het huidige kleinschalig<br />
agrarisch langschap met bossages en houtwallen en agrarische bebouwing zal worden aangetast.<br />
Naast fysiek ruimtebeslag zal de Lage Heideweg resulteren in een toename van geluid en fysieke verstoring.<br />
Ten opzichte van de autonome situatie is dit negatief.<br />
Het gebied is momenteel ecologisch vrij tot goed compleet. Als gevolg van de diversiteit aan ecotopen<br />
en de gevarieerdheid van het landschap komt er een grote diversiteit voor aan soorten en komen er<br />
bijvoorbeeld veel predatoren als vleermuizen, spitsmuizen en uilen voor. De ecologische voedselketen<br />
is derhalve goed ontwikkeld. Door het fysieke ruimtebeslag van de Lage Heideweg en een toename<br />
van geluid en fysieke verstoring is het aannemelijk dat de compleetheid afneemt. Kritische soorten<br />
zullen effecten gaan ondervinden.<br />
Compensatie is wettelijk verplicht op basis van 3 typen regelgeving. Ten eerste dient leefgebied van<br />
beschermde soorten te worden gecompenseerd vanuit de Flora- en faunawet. Ten tweede dient aantasting<br />
van aangewezen en aangemelde Natura-2000-gebieden volgens de Natuurbeschermingswet te<br />
worden gecompenseerd. Tenslotte dienen volgens het provinciaal natuurbeleid gebieden die behoren<br />
tot de Groene Hoofdstructuur (GHS) te worden gecompenseerd. Hiervoor wordt de provinciale beleidsregel<br />
natuurcompensatie gehanteerd. Het uit te werken compensatieplan voorziet in deze 3 compensatieverplichtingen<br />
door een integrale uitwerking en door waar mogelijk binnen het plangebied te<br />
compenseren en mitigeren. Hierin wordt compensatie voor de Lage Heideweg samengenomen met<br />
compensatie voor <strong>Valkenswaard</strong>-zuid.<br />
Hoofdstuk 7<br />
159
160<br />
Deel B - Verantwoording
Compensatie vanuit de Flora- en faunawet<br />
In het rapport ‘Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (BRO, 2006) is<br />
aangegeven voor welke soorten een ontheffing dient te worden aangevraagd ex artikel 75 van de<br />
Flora- en faunawet. Voor een aantal andere beschermde soorten is geen ontheffing nodig, mits hiervoor<br />
een aantal aanvullende (inrichtings)eisen opgenomen worden in het plan. De verstoring is vastgesteld<br />
op basis van zowel het plan Lage Heideweg als <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. 43<br />
De soorten die ontheffingsplichtig zijn en/of specifieke aandacht vragen worden ingedeeld, op basis<br />
van hun ecotoop, in functionele groepen. Door de soorten in deze groepen in te delen, kunnen de<br />
effecten van de plannen per ecotoop onderzocht worden, en mogelijkheden voor compensatie per<br />
functionele groep uitgewerkt worden. Het betreft soorten van:<br />
<strong>1.</strong> Bos<br />
2. Kleinschalige agrarische gebieden en parklandschap<br />
3. Weiden<br />
4. Beken en oevers<br />
5. Heide<br />
Omvang van de compensatie wordt per ecotoop bepaald. Voor oppervlaktecompensatie van iedere<br />
ecotoop wordt uitgegaan van de eisen van de meest kritische soort. In het compensatieplan worden<br />
soortspecifieke inrichtingseisen verder uitgewerkt.<br />
Vaststelling compensatie-eisen per soortgroep<br />
Ad 1) Voor deze soorten dient zowel compensatie van verloren en versnipperd leefgebied plaats als<br />
mitigatie te vinden. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit aangeplant naaldbos. Compensatie voor<br />
deze soorten zal derhalve bestaan uit de aanleg van bos. Het te compenseren bosoppervlak voor de<br />
bossoorten bestaat uit de noodzakelijke oppervlakte GHS-bos (Overig bos- en natuurgebied).<br />
Mitigerende maatregelen dienen uitgevoerd te worden voor Levendbarende hagedis, zoals genoemd<br />
in de Effectbeschrijving beschermde flora en fauna (BRO, 2006). Deze bestaan uit ontsnipperingsmaatregelen.<br />
Ad 2) Vernietiging en verstoring van leefgebied vindt plaats door de aanleg van de Lage Heideweg.<br />
Compensatie zal plaats vinden door biotoopverbetering in een gebied dat overeenkomt met de te<br />
compenseren oppervlakte struweelvogelgebied (ten behoeve van GHS-compensatie).<br />
Ad 3) Er vindt zowel vernietiging als verstoring van leefgebied van weidevogels plaats door de voorgenomen<br />
plannen. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit regulier beheerd akker- en weidegebied.<br />
Beide aangetroffen soorten komen voor in regulier agrarisch gebied, maar hebben baat bij gericht<br />
weidevogelbeheer. Compensatie kan plaatsvinden door het afsluiten van beheerovereenkomsten met<br />
agrariërs. Beheer dient specifiek op Kievit te worden afgestemd.<br />
Ad 4) Voor de soort Gele kwikstaart vindt voornamelijk vernietiging en verstoring van leefgebied<br />
plaats; deze soort leeft langs oevers en op voedselrijke vochtige weiden. Voor de soorten Beekprik,<br />
Bermpje en Waterspitsmuis met name verstoring door barrièrewerking. Laatstgenoemde soorten komen<br />
voor in of aan de oevers van waterlopen. Voor de barrièrewerking van de Lage Heideweg bij de<br />
kruising van de Keersop worden mitigerende maatregelen getroffen.<br />
43<br />
Zie bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’<br />
Hoofdstuk 7<br />
161
162<br />
Deel B - Verantwoording
Als compenserende maatregel wordt tussen de Dommel en de Keersop een robuuste ecologische verbindingszone<br />
aangelegd. Voor de Gele kwikstaart zal compensatie plaatsvinden door biotoopverbetering.<br />
Ad 5) De soorten van heide ondervinden geen directe vernietiging of verstoring van leefgebied. Wel<br />
ondervinden ze de barrièrewerking van de Lage Heideweg. Hiervoor worden ter hoogte van de Keersop<br />
mitigerende maatregelen getroffen.<br />
Compensatie vanuit de Natuurbeschermingswet<br />
Op basis van de natuurbeschermingswet wordt ter compensatie het huidige kunstwerk in de N397<br />
(Dommelsedijk) vervangen door een fietsverbinding. Hierdoor wordt de licht- en geluidsverstoring van<br />
de Lage Heideweg ten zuiden van de N397 (gedeeltelijk) gecompenseerd. Daarnaast worden mitigerende<br />
maatregelen uitgevoerd in het kader van de natuurbeschermingswet.<br />
Compensatie vanuit provinciaal beleid<br />
Door de aanleg van de Lage Heideweg verdwijnt een oppervlakte dat de status heeft van natuurontwikkelingsgebied,<br />
met de status natuurparel, met de status van RNLE-landschapsdeel, met de status<br />
van ‘overig bos- en natuurgebied’ en hectare struweelvogelgebied. Het natuurontwikkelingsgebied<br />
heeft volgens de provincie echter de status van natuurparel.<br />
Afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de vernietigde waarden hanteert de provinciale beleidsregel<br />
een kwaliteitstoeslag. Deze is voor de afzonderlijke GHS-categorieën afzonderlijk bepaald. Ten<br />
behoeve van de compensatie is het gebruikelijk de te compenseren natuur uit te drukken in natuurdoeltypen,<br />
zoals vastgesteld in het Natuurgebiedsplan van de Provincie Noord-Brabant. Dit is echter<br />
niet voor alle categorieën mogelijk, aangezien een deel van het te compenseren gebied zijn natuurwaarde<br />
ontleent aan het agrarische landschap en niet aan een specifiek natuurdoeltype. Dit geldt met<br />
name voor het struweelvogelgebied. Vanwege de vastgestelde waarde van de agrarische gebieden<br />
voor soorten van kleinschalig agrarisch landschap, is compensatie hiervoor noodzakelijk.<br />
Het bos aan de Mgr. Smetsstraat dat wordt doorsneden door de Lage Heideweg, is aangemerkt als<br />
multifunctioneel bos. Het is te beschouwen als natuur met een ontwikkelingstijd van 25-100 jaar. Hiervoor<br />
geldt een toeslag van 2/3 van de te compenseren oppervlakte. Compensatie zal bestaan uit de<br />
aanplant van bos.<br />
Het struweelvogelgebied en RNLE-landschapsdeel betreft een regulier beheerd agrarisch landschap dat<br />
voornamelijk gebruikt wordt als leef- en foerageergebied voor vogels en vleermuizen; hieronder vallen<br />
diverse rode-lijstsoorten. Voor het RNLE-landschapsdeel en struweelvogelgebied zelf wordt een<br />
1:1-compensatie aangehouden. Theoretisch gezien is agrarisch gebied niet te compenseren, omdat<br />
compensatiegebied altijd al uit agrarisch gebied bestaat. Compensatie zal derhalve bestaan uit kwaliteitsverbetering<br />
van bestaand agrarisch gebied ten behoeve van struweelvogels. De inrichting hiervan<br />
bestaat deels uit de te compenseren landschapselementen (functionaliteiten), en wordt verder afgestemd<br />
op de te compenseren soorten van agrarisch gebied vanuit de Flora- en faunawet.<br />
Voor het te compenseren natuurontwikkelingsgebied en de natuurparel langs de Keersop zijn de volgende<br />
natuurdoeltypen aangewezen: 10% moeras, 40% vochtig bloemrijk grasland en braam/ doornstruweel<br />
en 25% droog bloemrijk grasland en braam/doornstruweel, en 25% beuken-eikenbos. Het te<br />
compenseren gebied bestaat momenteel uit regulier beheerd agrarisch gebied en is momenteel van<br />
belang voor enkele meer kritische vogelsoorten van agrarisch gebied (Gele kwikstaart, Roodborstta-<br />
Hoofdstuk 7<br />
163
puit). In en direct langs de Keersop komen echter bijzondere vegetaties voor met soorten als Haaksterrenkroos<br />
en Kleine egelskop. Deze vegetaties zijn moeilijker vervangbaar. Door het nemen van mitigerende<br />
maatregelen kunnen deze vegetaties behouden blijven. Voor de actuele waarde van het natuurontwikkelingsgebied<br />
is geen kwaliteitstoeslag nodig. Compensatie van het natuurontwikkelingsgebied<br />
dient te bestaan uit realisatie van de genoemde natuurdoeltypen.<br />
Naast de oppervlakte die daadwerkelijk verdwijnt, wordt een deel van de overgebleven GHS aangetast<br />
door verstoring en versnippering. Voor verstoring bestaan alleen vastgestelde compensatiemethoden<br />
voor geluidsverstoring van broedvogels (Reijnen, 1992 44<br />
). Aan de hand van gegevens uit deze methode<br />
en voorspelde geluidscontouren zijn compensatieoppervlakten berekend voor verstoring van GHS.<br />
Versnippering van de GHS als geheel treedt op, doordat een barrière wordt aangelegd tussen de<br />
beekdalen. Daarnaast wordt door de Lage Heideweg een barrière gevormd in de Keersop. Deze effecten<br />
zijn getoetst in de Voortoets (Mertens, 2006b). Hierin is aangegeven dat door het nemen van mitigerende<br />
maatregelen de barrièrewerking opgeheven kan worden. Deze maatregelen bestaan uit het<br />
plaatsen van een kunstwerk voor de nieuwe doorkruising van de Keersop in combinatie met afwaardering<br />
van de bestaande doorkruising, en de aanleg van een natte migratieroute ten zuiden van het geplande<br />
bedrijventerrein <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />
Vernietiging van potentiële natuurwaarden is aan de orde bij het natuurontwikkelingsgebied en de<br />
natuurparel langs de Keersop. Voor realisatie van deze natuurwaarden zijn reeds gelden en instrumentarium<br />
gegarandeerd. Potentiële natuurwaarden dienen te worden gecompenseerd middels het planologisch<br />
veiligstellen van gelijkwaardige gebieden en/of het daadwerkelijk tot ontwikkeling brengen<br />
van een deel van de resterende potenties of aanleg van landschapselementen. De tweede mogelijkheid<br />
is echter in dit geval niet aan de orde, aangezien het gebied in de EHS ligt en er derhalve al middelen<br />
voor natuurontwikkeling beschikbaar zijn (artikel 4.2 van de beleidsregel). Daarom wordt de<br />
schade aan de potentiële natuurwaarden gecompenseerd door planologische veiligstelling van een<br />
gelijkwaardig gebied. Deze dienen te liggen in een beekdal in de nabijheid van het plangebied.<br />
Vaststelling compensatiegebieden<br />
Compensatie van GHS-gebieden dient volgens de provinciale beleidsregel bij voorkeur plaats te vinden<br />
binnen de GHS in de nabijheid van de aantasting. Compensatie binnen de EHS is niet toegestaan. Binnen<br />
het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zijn gebieden bestemd voor natuurontwikkeling.<br />
Voor nadere concretisering van compensatie wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent beschreven<br />
staat in het natuurcompensatieplan (bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan<br />
) en hetgeen hieromtrent is opgenomen in hoofdstuk 2 van dit plan.<br />
44<br />
Reijnen, M.J.S.M., Veenbaas, G. en Foppen, R.P.B. 1992. Het voorspellen van het effect van snelverkeer op broedvogelpopulaties.<br />
DWW / IBN.<br />
164<br />
Deel B - Verantwoording
8. UITVOERINGSASPECTEN<br />
8.1 Economische uitvoerbaarheid<br />
De totale planontwikkeling van de Lage Heideweg is getoetst op haar economische uitvoerbaarheid<br />
en uitvoerbaar bevonden. Door de <strong>gemeente</strong> is gedurende de verschillende fases van procestraject van<br />
het bestemmingsplan de financiële uitvoerbaarheid van het plan bewaakt aan de hand van een exploitatiebegroting.<br />
In deze begroting wordt naast de financieringslasten rekening gehouden met inflatie,<br />
kosten- en opbrengsten gedurende de looptijd van het plan.<br />
In het kader van de formele vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan (ontwerp en vast te stellen<br />
bestemmingsplan) is inzicht verschaft over de financiële uitvoerbaarheid van het plan zoals besloten<br />
in de <strong>gemeente</strong>raad.<br />
Eind 2008 (3 november 2008) hebben de <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk samen met de provincie<br />
Noord-Brabant een intentieovereenkomst getekend omtrent de aanleg van de Lage Heideweg.<br />
Tevens is hierin afgesproken dat de provincie Noord-Brabant de aan te leggen Heideweg na realisering<br />
in onderhoud en beheer overneemt. Het betreft immers een provinciale weg. Ook staat de provincie<br />
garant voor het grootste gedeelte van de kosten van de aanleg van de weg.<br />
Dit uitgangspunt staat ook verwoord in het Brabants Meerjarenprogramma<br />
Infrastructuur en Transport. De totale projectkosten bedragen € 1<strong>1.</strong>220.000,--. Waarbij de kosten als<br />
volgt zijn verdeeld:<br />
- Provincie Noord-Brabant € 7.320.000,--<br />
- Regio € 2.000.000,--<br />
- SRE € <strong>1.</strong>900.000,--<br />
De bijdrage vanuit de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, namelijk € 2.000.000,-- is beschikbaar in de algemene<br />
reserve van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>. Daarnaast is door de <strong>gemeente</strong> in de algemene reserve ook<br />
nog een bedrag beschikbaar van € <strong>1.</strong>000.000,-- voor aanvullende en onvoorziene uitgaven.<br />
Bovendien zullen de <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk samen met de provincie Noord-Brabant<br />
nog een uitvoeringsovereenkomst sluiten. Op basis van de dan beschikbare en bekende begrotingen<br />
zullen de hiervoor genoemde bedragen worden geactualiseerd en waar nodig worden bijgesteld.<br />
Hoofdstuk 8<br />
165
166<br />
Deel B - Verantwoording
9. INSPRAAK EN PROCEDURE<br />
9.1 Inleiding<br />
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven<br />
is dat tussen <strong>gemeente</strong> en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden<br />
gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat<br />
belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna<br />
kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.<br />
9.2 Inspraak<br />
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat<br />
het de <strong>gemeente</strong> vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening.<br />
In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een <strong>gemeente</strong>lijke<br />
inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun<br />
mening kenbaar kunnen maken. Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening<br />
opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een inspraakverslag dat integraal<br />
in paragraaf 9.4 is opgenomen.<br />
9.3 Wettelijk (voor)overleg<br />
Het besluit ruimtelijke ordening 45<br />
geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van<br />
een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken <strong>gemeente</strong>n en waterschappen<br />
en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening<br />
of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die<br />
in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De uitkomsten van deze<br />
reacties zijn verwoord in een verslag dat integraal in paragraaf 9.4 is opgenomen De reacties van deze<br />
instanties zijn, waar nodig, in dit plan verwerkt.<br />
9.4 Verslag inspraak en wettelijk vooroverleg<br />
In het kader van het bepaalde in de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan<br />
‘Lage Heideweg’, gedurende een periode van vier weken vanaf 23 augustus 2007 ter<br />
inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn diverse zienswijzen ingediend. Tevens heeft er d.d. 3<br />
september 2007 een informatie-avond plaatsgevonden. Tijdens deze avond zijn 3 zienswijzen naar<br />
voren gebracht. Het verslag van deze avond maakt onderdeel uit van het onderhavige eindverslag.<br />
Ook worden de reacties welke in 2006 zijn ingediend naar aanleiding van de eerdere tervisielegging<br />
van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan meegenomen. In het kader van het vooroverleg<br />
ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn 4 reacties binnengekomen.<br />
45<br />
Besluit ruimtelijke ordening, art. 3.<strong>1.</strong>1, 21 april 2003, Stb. 145 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening<br />
Hoofdstuk 9<br />
167
In dit inspraakverslag worden de verschillende reacties/zienswijzen besproken. Cursief is de reactie/zienswijze<br />
weergegeven, waarna een reactie van de <strong>gemeente</strong> is geformuleerd.<br />
9.4.1 Reacties in kader van vooroverleg<br />
<strong>1.</strong> Reacties in het kader van vooroverleg ex artikel 3.<strong>1.</strong><strong>1.</strong> Besluit ruimtelijke ordening 10 46<br />
a. Provinciale Planologische Commissie/dienstadvies REW van de provincie Noord-Brabant<br />
a. Verzocht wordt om nader in te gaan op de alternatieven voor de ontsluitingsweg achter de Mgr.<br />
Smetsstraat.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In de toelichting van het plan zal ingegaan worden op de alternatieven voor de de ontsluitingsweg<br />
achter de Mgr. Smetsstraat.<br />
b. De locaties voor de compensatie dienen in het vastgestelde bestemmingsplan planologisch te zijn<br />
veiliggesteld. Compensatie dient buiten de EHS plaats te vinden. Dit geldt ook gedeeltelijk voor<br />
gebieden welke onder invloed staan van geluid- of lichtverstoring.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In het bestemmingsplan is in paragraaf 2.3 en in een bijlage 6 de compensatieverplichting ten gevolge<br />
van de voorziene realisatie van de Lage Heideweg beschreven. Aangegeven is tengevolge waarvan<br />
compensatie nodig is, de omvang van compensatie en waar de compensatie voorzien is. Aangezien<br />
een groot deel van de compensatie zal plaatsvinden in gebieden ver buiten het plangebied van dit<br />
bestemmingsplan gesitueerd, zal de juridische-planologische verankering ervan plaatsvinden in andere<br />
bestemmingsplannen.<br />
c. In het vastgestelde bestemmingsplan moeten keuzes gemaakt zijn omtrent de aanleg van geluidwerende<br />
voorzieningen. Tevens dient indien noodzakelijk, een besluit omtrent ontheffing wegverkeerslawaai<br />
Wet geluidhinder, deel uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In voorliggend bestemmingsplan is op basis van de resultaten van een uitgevoerd akoestisch onderzoek<br />
gekozen voor het realiseren van geluidwerende voorzieningen (op twee locaties) in combinatie<br />
met ontheffingen van de voorkeursgrenswaarden. De aanleg van de geluidwerende voorzieningen<br />
kan conform de verbeelding in combinatie met plan<strong>regels</strong> plaatsvinden op de locaties, waar deze conform<br />
het akoestisch onderzoek gesitueerd dienen te worden.<br />
De besluiten betreffende de ontheffing van de voorkeursgrenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder<br />
zullen voorafgaand aan of tegelijkertijd met het vaststellen van het bestemmingsplan door<br />
het bevoegd gezag afgegeven worden.<br />
46<br />
Het bestemmingsplan Lage Heideweg is als voorontwerp bestemmingsplan ter beoordeling toegezonden aan de overleginstanties<br />
op basis van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (voor de inwerkingtreding van de nieuwe<br />
wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening per 1 juli 2008).<br />
168<br />
Deel B - Verantwoording
d. Gevraagd wordt om in het vastgestelde bestemmingsplan vast te leggen op welke wijze het bestaande<br />
wegdek van de Luikerweg als compenserende maatregel voor het stiltegebied De Malpie<br />
wordt geborgd.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voorgesteld wordt het bestaande wegdek van de Luikerweg (DAB) te vervangen door een geluidarme<br />
wegdekverharding, bijvoorbeeld ZOAB. door de betreffende wegbeheerder. Dit kan plaatsvinden bij<br />
vervanging van het bestaande wegdek in het kader van onderhoud.<br />
e. Gevraagd wordt om het luchtkwaliteitsonderzoek te verhelderen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Aan het verzoek zal gehoor gegeven worden.<br />
f. Er wordt verzocht om aan te geven op welke wijze met de watertoets van het waterschap is omgegaan.<br />
Eveneens wordt gevraagd om de opmerkingen van het provinciale Bureau Grondwater<br />
toe te voegen aan het bestemmingsplan.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het bestemmingsplan Lage Heideweg is ter beoordeling toegezonden aan het waterschap, daarnaast<br />
heeft er overleg plaatsgevonden in het kader van de watertoets met het waterschap. Op basis van de<br />
voorgelegde stukken en mondelinge informatieverstrekking kan het waterschap instemmen met voorliggend<br />
plan.<br />
Over de concrete inrichting van het plangebied zal het waterschap geïnformeerd worden.<br />
g. Geadviseerd wordt om in de toelichting ook de “inrichtingsvisie Keersop en Beekloop” te betrekken.<br />
Dit geldt in het bijzonder voor het aspect waterberging en het aspect beekherstel.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In het bestemmingsplan zal aandacht besteed worden aan de inrichtingsvisie Keersop en beekloop,<br />
voor wat betreft de aspecten waterberging en beekherstel.<br />
h. Verzocht wordt om de bestaande overstromingsgebieden aan te geven op de verbeelding en het<br />
bijbehorende aanlegvergunningenstelsel in de <strong>regels</strong> op te nemen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In het (ontwerp)bestemmingsplan is binnen de bestemming natuur rekening gehouden met de mogelijkheid<br />
om de gronden binnen deze bestemming mede een functie ten behoeve van waterberging-<br />
/inundatiegebied mee te geven. Tevens is in de plan<strong>regels</strong> een aanlegvergunningstelsel opgenomen<br />
ter waarborging van de functie van het gebeid als waterbergings-/inundatiegebied.<br />
i. Gevraagd wordt om het rood met groen beleid in het bestemmingsplan concreet vorm te geven.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het rood met groen beleid zal in de toelichting van het bestemmingsplan nader geconcretiseerd worden.<br />
Hoofdstuk 9<br />
169
j. Geadviseerd wordt om een beschrijving van de landschappelijke inpassing van de nieuwe wegen<br />
toe te voegen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In de toelichting van het (ontwerp) bestemmingsplan zal aandacht besteed worden aan de landschappelijke<br />
inpassing van de nieuwe wegen.<br />
k. Verzocht wordt om de archeologische waarden nader in kaart te brengen en indien deze waarden<br />
worden aangetroffen, om deze planologisch te beschermen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Op basis van uitgevoerde archeologische veldonderzoeken zijn de meest actuele waarden van het<br />
plangebied in beeld gebracht (zie toelichting). Voor die delen in het plangebied waar nog een nader<br />
proefsleuven onderzoek dient te worden uitgevoerd is een juridisch-planologische bescherming opgenomen<br />
in de vorm van een dubbelbestemming (‘Waarde-Archeologie’) ter voorkoming dat de gronden<br />
verstoord worden alvorens het nader onderzoek is uitgevoerd.<br />
l. De financiële uitvoerbaarheid is niet inzichtelijk gemaakt.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
De financiële uitvoerbaarheid van het plan zal op hoofdlijnen inzichtelijk worden gemaakt in het<br />
(ontwerp)bestemmingsplan.<br />
b. Waterschap de Dommel<br />
a. Er is onduidelijkheid in hoeverre er al een definitief tracé is gekozen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Op de verbeelding is het voorkeurstracé, zoals bepaald in de MER, opgenomen. Dit houdt dus in dat<br />
het <strong>gemeente</strong>bestuur expliciet heeft gekozen voor de voorkeursvariant.<br />
b. Het toepassen van drainage is in strijd wegens de ligging in het keurbeschermingsgebied en het<br />
attentiegebied.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het tracé is gedeeltelijk gelegen in het keurbeschermingsgebied. Bij de nadere civieltechnische uitwerking<br />
van de Lage Heideweg, zal het waterschap worden benaderd op welke wijze een en ander conform<br />
de eisen van het waterschap kan worden gerealiseerd.<br />
c. Verzocht wordt om aan te geven hoe aan het beekherstel van de Keersop invulling wordt gegeven<br />
en om een ander in de plan<strong>regels</strong> op te nemen.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
De bestemming “Natuur” zal conform verzoek worden aangevuld.<br />
d. Verzocht wordt om nader aan te geven dat de aanleg van de Lage Heideweg geen gevolgen heeft<br />
voor het functioneren van de waterberging. Ook wordt verzocht om de overstromingsgebieden op<br />
de verbeeldingen aan te geven.<br />
170<br />
Deel B - Verantwoording
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
In het ontwerpbestemmingsplan zal de passage over functioneren van de waterberging worden aangevuld.<br />
Voor wat betreft het opnemen van de overstromingsgebieden op de verbeelding zal van <strong>gemeente</strong>wege<br />
alleen in het geval van een concreet waterbergingsgebied, zoals opgenomen in het reconstructieplan<br />
“Boven-Dommel” dit een vertaling krijgen op de verbeelding.<br />
Deze reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:<br />
- de toelichting onder 7.4 wordt op een aantal punten aangevuld;<br />
- aan de bestemming “Natuur” (artikel 4) wordt beekherstel toegevoegd.<br />
c. <strong>gemeente</strong> Eersel<br />
Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
d. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven<br />
Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
e. Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening<br />
Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />
9.4.2 Zienswijzen <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening<br />
A. Reacties uit 2006:<br />
Inwoners van Dommelen Zuid; p/a Westerhovenseweg 2.<br />
Briefschrijver stelt tegen de aanleg van de Lage Heideweg te zijn als gebiedsontsluitingsweg en als<br />
mogelijke autoweg richting Veldhoven. In de brief worden een aantal alternatieve oplossingen c.q.<br />
tracés voorgesteld. Tevens wordt verwezen naar een inrichtingsplan in voorbereiding ten behoeve van<br />
de Keersop.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. De noodzaak van de weg wordt uiteengezet in de MER. Voor de goede orde<br />
wordt hier nogmaals herhaald dat de Lage Heideweg primair bedoeld is als ontsluitingsweg te behoeve<br />
van het plangebied “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
Hoofdstuk 9<br />
171
In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />
Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />
de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Met betrekking tot de natuurontwikkelingsplannen rondom de Keersop kan verwezen worden naar<br />
het “Landinrichtingsproject Keersop – Bergeijk”. Dit is een separaat plan en maakt derhalve geen onderdeel<br />
uit van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />
de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />
wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />
procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />
Stichting Bewonersplatform de Malpie; p/a Westerhovenseweg 2.<br />
Deze reactie is inhoudelijk identiek aan de brief van “Inwoners Dommelen-Zuid”, zodat hier integraal<br />
naar verwezen wordt.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Zie reactie onder “Inwoners van Dommelen Zuid”.<br />
Milieuwerkgroep <strong>Valkenswaard</strong>; p/a Twijnderlei 1<strong>1.</strong><br />
De milieuwerkgroep kan zich niet vinden in de voorgenomen vorm van de Lage Heideweg. Dit gezien<br />
op de beoogde toekomstige functie als mogelijke doortrekking van de om te leggen N69.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. Wellicht ten overvloede wordt hier nogmaals opgemerkt dat de Lage Heideweg primair<br />
bedoeld is als ontsluitingsweg ten behoeve van het plangebied “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />
Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />
de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />
de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />
wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />
procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />
A.J. van de Laak, Luikerweg 137.<br />
De heer Van de Laak brengt de volgende punten naar voren:<br />
a. Bereikbaarheid eigendommen in relatie tot de verkeersveiligheid;<br />
b. aantasting wooncomfort door vermeerdering verkeersbewegingen/negatieve gevolgen voor de<br />
bedrijfsvoering;<br />
c. toename luchtvervuiling;<br />
d. overlast door lichtvervuiling door verkeer;<br />
e. trillingsschade;<br />
f. waardevermindering van de woning.<br />
172<br />
Deel B - Verantwoording
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
a. Gelet op de ligging van de percelen van de heer Van de Laak nabij de geprojecteerde rotonde, is<br />
er ons inziens geen sprake van een groot snelheidsverschil met het doorgaande verkeer, omdat het<br />
verkeer juist aan het afremmen of optrekken is. Bovendien zal bij het ontwerp van de aansluitingen<br />
op de Lage Heideweg en de Luikerweg rekening gehouden worden met een zo veilig mogelijke<br />
inrichting ten behoeve van het in- en uitvoegende verkeer.<br />
b. Het doorgaande verkeer zal gebruik maken van de aansluiting van de Luikerweg op de geprojecteerde<br />
rotonde. De Luikerweg komt derhalve verder van de woning Luikerweg 137 te liggen. Het<br />
gedeelte van de Luikerweg dat ter plaatse gehandhaafd blijft krijgt een bestemmingsverkeerfunctie.<br />
Uit het akoestische onderzoek blijkt in hoeverre een en ander voldoet aan de in de Wet geluidhinder<br />
benoemde grenswaarden. Indien blijkt dat de voorkeurgrenswaarde ter plaatse van de<br />
woning Luikerweg 137 wordt overschreden, dient er een ontheffing Wet geluidhinder worden<br />
verleend dan wel moeten er voorzieningen worden getroffen. In het ontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” zal het <strong>gemeente</strong>bestuur bepalen hoe hier voor de woning Luikerweg 137 mee<br />
om te gaan.<br />
De stelling dat de het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan leidt tot negatieve gevolgen<br />
voor de ter plaatse aanwezige bedrijfsvoering, kunnen wij niet onderschrijven. Immers feitelijk<br />
komt het perceel Luikerweg 137 verder van de doorgaande verkeersroute te liggen.<br />
c. Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding<br />
van de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 geldende normen voor fijnstof en stikstof binnen en<br />
direct aangrenzend op het plangebied. Een en ander is ook in de MER inzichtelijk gemaakt. Op dit<br />
moment voldoet de situatie overigens ook aan de wettelijke normen.<br />
Ook na de geprojecteerde aanleg van de Lage Heideweg voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse aan<br />
de wettelijke normen.<br />
d. De verwachting van briefschrijver met betrekking tot de hinder van koplampen is tot op zekere<br />
hoogte reëel. Immers autoverkeer vanuit Dommelen dat op de geprojecteerde rotonde afslaat op<br />
de Luikerweg zal zorgen voor lichtoverlast. Bij de inrichting van deze rotonde zal gekeken worden<br />
in hoeverre door het aanbrengen van beplanting de overlast tot een aanvaardbaar niveau zal<br />
worden beperkt.<br />
e. In het voorontwerpbestemmingsplan (versie 2007) is een paragraaf inzake trillingen opgenomen.<br />
Hieruit blijkt dat indien er sprake is van trillingen dit plaatsvindt binnen een zone van circa 50 meter<br />
van de weg. De geprojecteerde Lage Heideweg is meer dan 50 meter gelegen vanaf het pand<br />
Luikerweg 137. Daarnaast wordt de Luikerweg ter hoogte van het pand Luikerweg 137 verlegd,<br />
zodat ons inziens de vrees voor trillinghinder onterecht is.<br />
f. Indien briefschrijver van mening is dat door de planologische wijziging de waarde van zijn eigendommen<br />
afneemt, bestaat er de mogelijkheid om na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan<br />
een planschadeclaim op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening in te dienen.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 9<br />
173
Sallaerts Holding BV, postbus 160 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Deze reactie heeft primair betrekking op de locatie van het geprojecteerde benzineservicestation.<br />
Vanuit de optiek van de briefschrijver is een locatie nabij de rotonde met de Luikerweg beter. Dit gelet<br />
op milieu-, verkeerstechnische en bedrijfseconomische redenen. Indien de locatie van het geplande<br />
benzineservicestation niet gewijzigd kan worden, is een verplaatsing naar de overzijde om verkeerstechnische<br />
redenen te prevaleren.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />
- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />
- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />
- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />
Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om ter<br />
plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />
vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder voorwaarden<br />
wel of niet mogelijk om LPG door te zetten. Met betrekking tot de opmerkingen betreffende verkeersveiligheid<br />
kan opgemerkt worden dat bij het verdere ontwerp van de aansluiting van de verlegde<br />
Mgr. Smetsstraat op de Lage Heideweg hiermee rekening wordt gehouden.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
J.C.H.M. Verouden, Soltstede 25 te Vries.<br />
De heer Verouden is eigenaar van het perceel Mgr. Smetsstraat 14 en aangrenzend landbouwperceel.<br />
Hij heeft dan ook bezwaren met de aanleg van de Lage Heideweg over het in eigendom zijnde landbouwperceel.<br />
De heer Verouden stelt dan ook voor om:<br />
a. de Lage Heideweg verdiept aan te leggen;<br />
b. het aanleggen van een ontsluiting van de woning Mgr. Smetsstraat 14 naar de omleidingsweg<br />
achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat;<br />
c. de omleidingsweg 50 meter te verplaatsen richting de Keersop.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
a. Uit het akoestische onderzoek blijkt dat er niet een zodanige geluidsbelasting op grond van het<br />
bepaalde in de Wet geluidhinder is te verwachten, dat een verdiepte aanleg vanuit akoestische optiek<br />
noodzakelijk is. Bovendien zijn aan een verdiepte aanleg meerkosten verbonden, welke ons<br />
inziens niet in verhouding staan met de landschappelijke meerwaarde van een verdiepte aanleg.<br />
Bovendien is gelet op de geplande aansluitingen met de langzaamverkeerroute van de Westerhovenweg<br />
alsmede met de geplande rotonde ten behoeve van de ontsluiting van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” een verdiepte aanleg vanuit technische en verkeerveiligheidsredenen ongewenst.<br />
b. Aangezien de geprojecteerde omleidingsweg in beginsel een doorstroomfunctie krijgt en het beleid<br />
erop gericht is om zo weinig mogelijk aansluitingen op dergelijke wegen aan te takken, zij wij<br />
op voorhand niet voornemens om medewerking te verlenen aan de aanleg van de gewenste ontsluiting.<br />
Een en ander des te meer nu ons onduidelijk is in hoeverre deze ontsluiting met inachtneming<br />
van de geldende wet- en regelgeving is gerealiseerd.<br />
c. Alhoewel het verzoek om de omleidingsweg achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat meer<br />
richting de Keersop om te leggen op het eerste gezicht logisch lijkt, is dit in de praktijk niet ge-<br />
174<br />
Deel B - Verantwoording
wenst. Immers vanuit de provincie is in een beginstadium van de planvorming kenbaar gemaakt<br />
dat het Keersopdal en aanliggende gronden gelet op de aanwezige natuurwaarden zoveel beschermd<br />
moeten worden. Een en ander wordt nadrukkelijke uiteengezet in de MER/SMB. Het opschuiven<br />
van de omleidingsweg in deze richting wordt op voorhand als niet haalbaar geacht. Ook<br />
kleven er verkeerstechnisch de nodige bezwaren aan de voorgestelde wegverschuiving. Door de<br />
gewenste verlegging ontstaat er een scherpe bocht waardoor er qua bochtstralen en aansluiting<br />
op de Lage Heideweg c.q. het benzineservicestation slecht een zeer beperkte ruimte overblijft voor<br />
een verkeersveilige aansluiting.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
P.F.M. van Gerven, Bremlaan 72 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
De heer Van Gerven is van mening dat de Lage Heideweg enkel dient ter ontsluiting van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”en derhalve niet noodzakelijk is.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de nut en noodzaak van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage<br />
Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, wordt hier nogmaals uitdrukkelijk op<br />
ingegaan.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
De heer Van Dalen is van mening dat onderverwijzing van eerdere brieven en reacties dat het voorontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” (versie 2006) gelet op de opmerkingen, zoals deze zijn<br />
gemaakt door de commissie MER, niet verder in procedure kan worden genomen. Daarnaast wordt de<br />
splitsing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan en het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid” ter discussie gesteld.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />
wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Nu de definitieve MER voorhanden is, hebben wij er voor gekozen om het aangevulde voorontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” opnieuw in procedure te brengen.<br />
Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />
het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />
Aangezien de heer Van Dalen in deze procedure een zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier<br />
kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
Hoofdstuk 9<br />
175
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
A.I.W. Jansen, Victoriedijk 27 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijver vreest dat door de verharding van het naast zijn perceel gelegen zandpad er sluipverkeer<br />
ontstaat waardoor er overlast kan plaatsvinden. Voor het overige van de reactie sluit de briefschrijver<br />
aan bij de reactie van R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het door briefschrijver bedoelde zandpad is gelegen buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Wel is er een aftakking voorzien van de geprojecteerde rotonde Lage Heideweg/Luikerweg<br />
welke aansluit op het bedoelde zandpad. Deze aftakking heeft de bestemming<br />
“Verkeer – vb”. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bestemmingsverkeer, parkeervoorzieningen<br />
en fietspaden. De vrees voor gemotoriseerd sluipverkeer is dan ook niet terecht.<br />
Voor het overige kan kortheidshalve gewezen worden naar de reactie onder “R.J.M. van Dalen, Victoriedijk<br />
25 te <strong>Valkenswaard</strong>”.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Agriteam makelaars, namens V.O.F. Wienholts, Venbergseweg 34 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijver heeft moeite met de projectering van de Lage Heideweg op gronden van zijn cliënten.<br />
Des te meer nu het bedrijf per voorkeur op de huidige locatie gehandhaafd wenst te blijven.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de tracékeuze wordt hier kortheidshalve verwezen naar de<br />
inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />
Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />
de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Inmiddels is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met V.O.F. Wienholts om te komen tot een aankoop van de benodigde<br />
gronden.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Agriteam makelaars, namens mevrouw Wienholts – Baakman, Victoriedijk 5 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijver vraagt namens zijn cliënte om meer duidelijkheid voor wat betreft de uiteindelijke planinvulling.<br />
Tevens wordt de vrees geuit voor planschade.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />
wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid”. Binnen dit bestemmingsplan is het pand/perceel Victoriedijk voorzien van een uit te werken<br />
bedrijvenbestemming en is de woning aangeduid als bestaande bedrijfswoning. Bij de uitwerking van<br />
deze plannen bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting van het<br />
plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Hiernaast is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met V.O.F. Wienholts om te komen tot de aankoop van de benodigde<br />
gronden.<br />
176<br />
Deel B - Verantwoording
Indien briefschrijver van mening is dat door de planologische wijziging de waarde van zijn eigendommen<br />
afneemt, bestaat er de mogelijkheid om na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan<br />
een planschadeclaim op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet ruimtelijke ordening in<br />
te dienen bij ons college.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Agriteam makelaars, namens J.C.J. Willems, Luikerweg 134 te <strong>Valkenswaard</strong> .<br />
Briefschrijver uit namens zijn cliënt zijn ongenoegen omtrent de planvorming betreffende “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”<br />
en vreest voor overlast door aanleg van de Lage Heideweg.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />
wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />
van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Hiernaast is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met J.C.J. Willems om te komen tot de aankoop van<br />
de benodigde gronden.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
M. Kraat, Zandschel 19, D. van Diepen, Zandstraat 4 en P. Peeters Cruseathof 17, allen te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijvers richten zich primair op de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. Voor wat betreft het<br />
voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg’ (versie 2006) wordt opgemerkt dat een koppeling van<br />
beide plannen te prematuur is. Gelet op het feit dat de geprojecteerde weg dwars door natuurgebieden<br />
loopt om bestaande verkeersproblemen op te lossen rechtvaardigt nog niet een gebiedsontwikkeling.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />
wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />
van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />
MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />
ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />
de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />
wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />
procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />
Hoofdstuk 9<br />
177
Karel Roes, Barentszstraat 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijver richt zich primair op de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. Voor wat betreft het<br />
voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg’ (versie 2006) wordt opgemerkt dat deze weg noodzakelijk<br />
wordt geacht voor de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />
wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />
Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />
van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />
MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />
ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Reacties uit 2007<br />
In het kader van het bepaalde in de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening heeft het aangepaste en aangevulde<br />
voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”, gedurende een periode van vier weken<br />
vanaf 23 augustus 2007 ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn de volgende schriftelijke reacties<br />
ontvangen:<br />
Victor van Wagenberg en Marloes Ruiter, Mgr. Smetsstraat 18 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Briefschrijvers verzoeken om het bouwvlak, zoals deze is opgenomen op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan<br />
voor de woning Mgr. Smetsstraat 18 te vergroten conform bijgevoegde<br />
tekening.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Stedenbouwkundig bestaan er geen bezwaren om de aangebouwde schuur bij de bestaande woning<br />
Mgr. Smetsstraat 18 te betrekken. Voor de goede orde dient hier wel opgemerkt te worden dat het<br />
geen nieuwe woonbestemming betreft, maar een uitbreiding van het bebouwingsvlak van de woning<br />
Mgr. Smetsstraat 18.<br />
Deze reactie leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
Milieuwerkgroep <strong>Valkenswaard</strong>; p/a Twijnderlei 1<strong>1.</strong><br />
De milieuwerkgroep is van mening dat er een bestemmingsplan opgesteld dient te worden, omdat er<br />
sprake is van de beoogde aanleg van de “west-tangent”. Daarnaast is het onduidelijk op welke wijze<br />
de ontheffingen op grond van de Flora en Faunawet en de natuurcompenserende maatregelen zijn<br />
opgepakt.<br />
178<br />
Deel B - Verantwoording
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de beoogde Lage Heidewegg wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage<br />
Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />
wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en<br />
keuzes.<br />
Bovendien maakt het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan de invulling van de Lage Heideweg<br />
tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet mogelijk. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken)<br />
dient een separate procedure met bijbehorende onderzoeken op grond van de Wet ruimtelijke<br />
ordening gevolgd te worden.<br />
In het kader van de natuuronderzoeken behorende bij de MER/SMB is rekening gehouden met het<br />
bedoelde rapport van de vogelwerkgroep de Kempen. Tevens zal in het ontwerpbestemmingsplan de<br />
natuurcompensatie verder worden uitgewerkt aan de hand van een natuurcompensatieplan. Voor de<br />
eventueel benodigde ontheffing op grond van de Flora en Faunawetgeving geldt een separaat traject,<br />
wat los staat van het bestemmingsplantraject. Naar verwachting zal er een 4-tal ontheffingen moeten<br />
worden aangevraagd.<br />
De opmerkingen voor wat betreft de natuurcompensatie leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
P.G. Swinkels, Mgr. Smetsstraat 40 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
De heer Swinkels heeft de volgende opmerkingen:<br />
a. De heer Swinkels verzoekt om de Lage Heideweg 100 meter van zijn woning te projecteren gelet<br />
de gevreesde aantasting van het leef- en woongenot;<br />
b. De heer Swinkels is tegen de mogelijke vestiging van een benzineservicestation, dit gelet op het<br />
feit dat er voldoende benzineverkooppunten in de omgeving aanwezig zijn;<br />
c. De heer Swinkels vreest voor waardevermindering van zijn woning.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
a. De Lage Heideweg is op circa 60 meter geprojecteerd van de woning van de heer Swinkels.<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over de tracékeuze wordt hier kortheidshalve verwezen naar de<br />
inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />
MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />
ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Een verlegging van de Lage Heideweg is derhalve niet aan de orde. Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek<br />
blijkt dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding van de in het Besluit<br />
luchtkwaliteit 2005 geldende normen voor fijnstof en stikstof binnen en direct aangrenzend op<br />
het plangebied. Een en ander is ook in de MER inzichtelijk gemaakt.<br />
Ook na de geprojecteerde aanleg van de Lage Heideweg voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse aan<br />
de wettelijke normen.<br />
Hoofdstuk 9<br />
179
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er niet een zodanige geluidsbelasting op grond van het<br />
bepaalde in de Wet geluidhinder is te verwachten, dat een verlegging van de weg vanuit akoestische<br />
optiek noodzakelijk is.<br />
b. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />
- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />
- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />
- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />
Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om<br />
ter plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />
vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder<br />
voorwaarden wel of niet mogelijk om LPG door te zetten.<br />
c. Op grond van het bepaalde in artikel 49 WRO bestaat de mogelijkheid om na inwerkingtreding<br />
van het onderhavige bestemmingsplan een planschadeverzoek in te dienen . Hiervoor geldt een<br />
separate procedure.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
A.J. van de Laak, Luikerweg 137 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Feitelijk is deze zienswijze een herhaling van de reactie van de heer Van de Laak uit 2006.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de <strong>gemeente</strong>lijke reactie naar aanleiding van de reactie van<br />
de heer Van de Laak uit 2006 (blz. 4 en 5).<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />
Stichting Belangenplatform “De Malpie e.o.”, p/a Westerhovenseweg 2 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Kort gezegd komt het erop neer dat de stichting tegen de aanleg van de geplande Lage Heideweg is.<br />
Tevens heeft men bedenkingen tegen de mogelijke vestiging van een benzineverkooppunt. Daarnaast<br />
is de mening toegedaan dat het bijbehorende M.E.R. onvolledig is en dat er een nieuwe M.E.R. dient<br />
te worden opgesteld.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />
wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Het opnemen van een tankstation vloeit voort uit een aantal overwegingen. <strong>Valkenswaard</strong> Zuid kent<br />
een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein, de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen<br />
rijks- en provinciale wegen. Bovendien moet het mogelijk zijn om bestaande tankstations binnen de<br />
kern <strong>Valkenswaard</strong> te kunnen verplaatsen.<br />
180<br />
Deel B - Verantwoording
In het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (commissie MER) d.d. 13 juni<br />
2007, welke als bijlage onderdeel uitmaakt van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan, wordt<br />
uitgebreid ingegaan op de in eerder moment door de commissie MER gemaakte opmerkingen. Deze<br />
opmerkingen hadden betrekking op het onderzoek naar de beekprik, de autonome ontwikkeling van<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de relatie met de toekomstige N69. Voor een uitgebreide toelichting hierop<br />
verwijzen wij u kortheidshalve naar het bijgevoegde toetsingsadvies.<br />
Mede op basis van de opmerkingen van de commissie MER en de lopende ontwikkelingen omtrent de<br />
mogelijke omlegging van de N69 is in het opnieuw ter inzage gelegde voorontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” uitgegaan van een wegprofiel met 2 x 1 stroken. De commissie MER is van mening<br />
dat voor de mogelijke ombouw van de Lage Heideweg naar N69 een verdergaand onderzoek gedaan<br />
dient te worden waarbij de N69-varianten meegenomen worden. Aangezien een dergelijk integraal<br />
onderzoek op dit moment te prematuur wordt geacht is er voor gekozen om in het geval van een opwaardering<br />
van de Lage Heideweg tot N69 een nieuw bestemmingsplan op te stellen en in procedure<br />
te brengen.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />
Inwoners van Dommelen-Zuid, p/a Westerhovenseweg 2 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
Deze reactie is inhoudelijk identiek aan de brief van “Stichting Belangenplatform de Malpie e.o.”, zodat<br />
hier integraal naar verwezen wordt.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Zie reactie onder “Stichting Belangenplatform de Malpie e.o.”.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />
Natuurpunt Neerpelt, p/a Volmolenstraat 1 te Neerpelt (België).<br />
Het Natuurpunt is van mening dat het voorontwerpbestemmingsplan onlosmakelijk onderdeel uitmaakt<br />
van het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en dat een afzonderlijke procedure voor het<br />
onderhavige voorontwerpbestemmingsplan niet aanvaardbaar is. Daarnaast wordt gesteld dat het<br />
onderhavige voorontwerpbestemmingsplan voor wat betreft het gestelde omtrent de beekprik in<br />
strijd is met het Europese recht. Het Natuurpunt wil graag een garantie dat er geen schade wordt toegebracht<br />
aan de beekprik en de ingekorven vleermuis. Tevens verzoekt men om een koppeling te maken<br />
met het Vennenproject.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Op de eerste plaats dient opgemerkt te worden dat de reactie van het Natuurpunt Neerpelt buiten de<br />
gestelde termijn is ingekomen. De reactie is namelijk op 20 september 2007 verzonden. Desalniettemin<br />
willen wij toch kort ingaan om deze zienswijze.<br />
Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />
het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />
Het staat de <strong>gemeente</strong> vrij om de realisering van de Lage Heideweg alsmede de verdere ontwikkeling<br />
van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in afzonderlijke bestemmingsplannen vorm te geven. Voor aparte planvormingstrajecten<br />
is gekozen vanwege de proceduretermijnen in de Wet voorkeursrecht <strong>gemeente</strong>n in<br />
het kader van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de inmiddels uitgevoerde m.e.r.-procedure voor het tracé van de<br />
Lage Heideweg.<br />
Hoofdstuk 9<br />
181
In het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (commissie MER) d.d. 13 juni<br />
2007, welke als bijlage onderdeel uitmaakt van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan, wordt<br />
uitgebreid ingegaan op de in eerder moment door de commissie MER gemaakte opmerkingen. Deze<br />
opmerkingen hadden betrekking op het onderzoek naar de beekprik, de autonome ontwikkeling van<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de relatie met de toekomstige N69. Voor een uitgebreide toelichting hierop<br />
verwijzen wij u kortheidshalve naar het bijgevoegde toetsingsadvies.<br />
Met de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om beschermende planten van de Flora- en faunawet,<br />
bedreigde soorten van de Rode lijst en plantsoorten met een natuurwaarde dan 9 te ontzien.<br />
Hierop worden dan ook geen effecten verwacht. Er is dan ook geen sprake van strijdigheden met Europese<br />
regelgeving. Voor wat betreft het Vennenproject zal onderzocht worden in hoeverre er sprake<br />
is van een ruimtelijke relevante samenhang met het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Deze reactie leidt vooralsnog niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />
R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
De heer Van Dalen verwijst naar zijn eerdere reactie uit 2006.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />
te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />
en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />
wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />
Nu de definitieve MER voorhanden is, hebben wij er voor gekozen om het aangevulde voorontwerpbestemmingsplan<br />
“Lage Heideweg” opnieuw in procedure te brengen.<br />
Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />
het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />
Aangezien de heer Van Dalen in deze procedure een zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier<br />
kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
182<br />
Deel B - Verantwoording
J.C.H.M. Verouden, Soltstede 25 te Vries.<br />
De zienswijze van de heer Verouden brengt de volgende onderdelen naar voren:<br />
- de heer Verouden heeft problemen met de beoogde bestemming van het perceel H 175;<br />
- de heer Verouden stelt dat de omlegging van de Mgr. Smetsstraat onnodig is;<br />
- indien de omlegging van de Mgr. Smetsstraat alsnog wordt gerealiseerd dan een verlegging hiervan<br />
zoveel mogelijk in westelijke richting;<br />
- het verzoek om de omlegging van de Mgr Smetsstraat uit voeren als 30km-gebied, zodat er geen<br />
geluidwerende voorzieningen noodzakelijk zijn;<br />
- verzoek om de bestemming “Groen 2” om te zetten in een andere bestemming;<br />
- de heer Verouden is tegen het geplande benzineservicestation;<br />
- de heer Verouden verzoekt om het bebouwingspercentage voor percelen groter dan 1000 m² op te<br />
rekken, zodat een bebouwing van maximaal 200 m² wordt toegestaan.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
a. Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg<br />
Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten<br />
<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”. In dit kader is het perceel H<br />
175 voorzien van de volgende bestemmingen “Groen 1”, “Natuur” en “Verkeer 1”. Het huidige<br />
gebruik van deze gronden komen na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan onder<br />
het overgangsrecht te vallen.<br />
De <strong>gemeente</strong> wil dan ook graag de benodigde gronden van de heer Verouden verwerven en zal<br />
dan ook op korte termijn hierover met de heer Verouden van gedachten over wisselen.<br />
b. Juist om de leefbaarheid in de Mgr. Smetsstraat te garanderen en op een aanvaardbaar niveau te<br />
houden is er voor gekozen om de voorzijde van de woningen aan de Mgr. Smetsstraat zoveel mogelijk<br />
te ontzien van doorgaand verkeer, is er voor gekozen om te voorzien in de geprojecteerde<br />
omlegging. Het handhaven van de huidige situatie, namelijk de bestaande brug over de Keersop is<br />
vanuit verkeerstechnische overwegingen en gezien de aanwezige natuurwaarden ongewenst. Het<br />
streven is erop gericht om het aantal aansluitingen op de Lage Heideweg gelet op de doorstroming<br />
en verkeersveiligheid zo laag mogelijk te houden.<br />
c. Alhoewel het verzoek om de omleidingsweg achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat meer<br />
richting de Keersop om te leggen op het eerste gezicht logisch lijkt, is dit in de praktijk niet gewenst.<br />
Immers vanuit de provincie is in een beginstadium van de planvorming kenbaar gemaakt<br />
dat het Keersopdal en aanliggende gronden gelet op de aanwezige natuurwaarden zoveel beschermd<br />
moeten worden. Het opschuiven van de omleidingsweg in deze richting wordt op voorhand<br />
als niet haalbaar geacht. Ook kleven er verkeerstechnisch de nodige bezwaren aan de voorgestelde<br />
wegverschuiving. Door de gewenste verlegging ontstaat er een scherpe bocht waardoor<br />
er qua bochtstralen en aansluiting op de Lage Heideweg c.q. het benzineservicestation slecht een<br />
zeer beperkte ruimte overblijft voor een verkeersveilige aansluiting.<br />
d. Gelet op de beoogde functie van de omleidingsweg achter de Mgr. Smetsstraat, zal deze weg<br />
worden ingericht als 50-km-weg. Uit het akoestische onderzoek blijkt in hoeverre een en ander<br />
voldoet aan de in de Wet geluidhinder benoemde grenswaarden. Indien blijkt dat de voorkeurgrenswaarde<br />
ter plaatse van de woning Mgr. Smetsstraat 14 wordt overschreden, dient er een<br />
ontheffing Wet geluidhinder worden verleend dan wel moeten er voorzieningen worden getrof-<br />
Hoofdstuk 9<br />
183
fen. In het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” zal het <strong>gemeente</strong>bestuur bepalen hoe hier<br />
voor de woning Mgr. Smetsstraat mee om te gaan.<br />
e. De bestemming “Groen 2” maakt het mogelijk om te voorzien in eventueel benodigde geluidwerende<br />
voorzieningen tevens worden binnen deze bestemming de aanleg van voetpaden en speelvoorzieningen<br />
mogelijk gemaakt. Gezien op de moeilijke bereikbaarheid van de als zodanig bestemde<br />
gronden, zal deze strook in het ontwerpbestemmingsplan worden voorzien van de bestemming<br />
“Groen” en zal de bestemming “Groen 2” komen te vervallen.<br />
f. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />
- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />
- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />
- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />
Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om<br />
ter plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />
vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder<br />
voorwaarden wel of niet mogelijk om LPG door te zetten.<br />
g. In beginsel voorziet het onderhavige bestemmingsplan in een positieve bestemming voor de bestaande<br />
woningen aan de Mgr. Smetsstraat. Hierbij is conform <strong>gemeente</strong>lijk beleid voor woningen<br />
in de bebouwde kom de oppervlakte van de woningen en bijgebouwen gemaximaliseerd in relatie<br />
tot de oppervlakte van het desbetreffende perceel. Een aanpassing hiervan wordt niet voorgestaan.<br />
Deze reactie leidt behoudens het gestelde over de bestemming ‘Groen 2” niet tot aanpassing van het<br />
bestemmingsplan.<br />
M.T. Theunissen, Venbergseweg 42 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />
De heer Theunissen brengt in zijn reactie de volgende punten naar voren:<br />
- de heer Theunissen is niet akkoord met de versnippering c.q. verkleining van zijn bedrijf door de<br />
aanleg van de Lage Heideweg;<br />
- de geplande rotonde op de kruising Luikerweg – Venbergseweg;<br />
- er is geen rekening gehouden met industrielawaai;<br />
- de heer Theunissen kan zich niet vinden in de locatie van het geprojecteerde benzineservicestation.<br />
Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />
a. Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />
verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg<br />
Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten<br />
<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”. De <strong>gemeente</strong> is dan ook<br />
voornemens om de benodigde gronden van de heer Theunissen te verwerven.<br />
b. De geplande rotonde ter hoogte van de kruising Luikerweg – Venbergseweg is gelegen binnen het<br />
plangebied “<strong>Valkenswaard</strong> – Zuid”. Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is d.d. 26 april<br />
2007 door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Aangezien de heer Theunissen in deze procedure een<br />
184<br />
Deel B - Verantwoording
zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver<br />
toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />
Aangezien de geprojecteerde rotonde niet is gelegen binnen het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan<br />
is inhoudelijke behandeling hiervan niet verder aan de orde.<br />
c. Aangezien het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan niet voorziet in de realisering van bedrijvigheid,<br />
hoeft er geen rekening gehouden worden met industrielawaai.<br />
d. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />
- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />
- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />
- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />
Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />
“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens.<br />
Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />
9.5 Vaststellingsprocedure<br />
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening.<br />
Het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” en het ontwerpbesluit Wgh hebben met ingang van<br />
26 maart 2009 voor een periode van 6 weken ter visie gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn meerdere<br />
zienswijzen ontvangen. Hiervan zijn er 2 gericht tegen het ontwerpbesluit Wgh. Voor een groot gedeelte<br />
is er inhoudelijk sprake van hetgeen naar voren is gebracht tijdens de eerdere inspraakperiodes<br />
betreffende het voorontwerpbestemmingsplan.<br />
Het plan is, gewijzigd, ter vaststelling aangeboden aan de <strong>gemeente</strong>raad.<br />
Voor een uitgebreide toelichting op de ingekomen zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar<br />
de als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegde zienswijzennotitie bestemmingsplan “Lage Heideweg”.<br />
Hoofdstuk 9<br />
185
186<br />
Deel B - Verantwoording
Regels
Inhoudsopgave pagina<br />
PLANDEEL VALKENSWAARD<br />
<strong>1.</strong> INLEIDENDE REGELS 5<br />
Artikel 1 - Begrippen 5<br />
Artikel 2 - Wijze van meten en berekenen 14<br />
2. BESTEMMINGSREGELS 17<br />
Artikel 3 - Groen 17<br />
Artikel 4 - Natuur 19<br />
Artikel 5 - Verkeer 1 22<br />
Artikel 6 - Verkeer 2 24<br />
Artikel 7 - Verkeer – Verblijfsgebied 27<br />
Artikel 8 - Water 28<br />
Artikel 9 - Wonen 29<br />
Artikel 10 - Leiding – Koolwaterstof (dubbelbestemming) 36<br />
Artikel 11 - Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) 38<br />
Artikel 12 - Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming) 40<br />
3. ALGEMENE REGELS 43<br />
Artikel 13 - Anti-dubbeltelbepaling 43<br />
Artikel 14 - Nadere eisen 44<br />
Artikel 15 - Veiligheidszone - leiding - koolwatersof 45<br />
Artikel 16 - Algemene ontheffings<strong>regels</strong> 46<br />
Artikel 17 - Algemene wijzigings<strong>regels</strong> 48<br />
Artikel 18 - Algemene procedure<strong>regels</strong> 50<br />
4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS 51<br />
Artikel 19 - Overgangsrecht 51<br />
Artikel 20 - Slotregel 52<br />
Verbeelding nr. 08BROBO011-1 (plandeel <strong>Valkenswaard</strong>)<br />
Inhoudsopgave 1
2<br />
Inhoudsopgave
PLANDEEL VALKENSWAARD
<strong>1.</strong> INLEIDENDE REGELS<br />
Artikel 1 - Begrippen<br />
In deze <strong>regels</strong> wordt verstaan onder:<br />
Algemene begrippen:<br />
<strong>1.</strong> het plan:<br />
het bestemmingsplan ‘De Lage Heideweg’ van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>;<br />
2. de verbeelding:<br />
de kaart behorende bij het bestemmingsplan ‘De Lage Heideweg’ met nr. 08BROBO011-1;<br />
3. aanduiding:<br />
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />
de plan<strong>regels</strong> <strong>regels</strong> worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen<br />
van deze gronden;<br />
4. aanduidingsgrens:<br />
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />
5. antenne-installatie:<br />
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet<br />
in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;<br />
6. bebouwing:<br />
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
7. bebouwingspercentage:<br />
het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per<br />
bouwperceel mag worden bebouwd;<br />
8. beperkt kwetsbaar object:<br />
objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig<br />
of vast verblijf van mensen;<br />
9. bestaand:<br />
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding<br />
van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde<br />
vergunning;<br />
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />
plan;<br />
10. bestemmingsgrens:<br />
een op de verbeelding aangegeven lijn die twee bestemmingen scheidt;<br />
Hoofdstuk 1 5
1<strong>1.</strong> bestemmingsvlak:<br />
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;<br />
12. bestemmingsplan:<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO.0858.BPlageheideweg-VS01 met de bijbehorende <strong>regels</strong> en bijlagen;<br />
13. bijzonder kwetsbaar object:<br />
een kwetsbaar object zijnde:<br />
a. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van<br />
personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen<br />
voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben<br />
zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken<br />
voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;<br />
b. een kinderdagverblijf;<br />
c. een school voor basisonderwijs;<br />
14. bouwen:<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten<br />
van een bouwwerk;<br />
15. bouwgrens:<br />
een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden,<br />
behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;<br />
16. bouwperceel:<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar<br />
behorende bebouwing is toegelaten;<br />
17. bouwperceelgrens:<br />
een grens van een bouwperceel;<br />
18. bouwwerk:<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij<br />
direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of<br />
op de grond;<br />
19. gebouw:<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met<br />
wanden omsloten ruimte vormt;<br />
20. gebouwen van algemeen nut:<br />
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer,<br />
het openbaar vervoer of het wegverkeer;<br />
2<strong>1.</strong> kwetsbaar object:<br />
a. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende<br />
meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel<br />
van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortig gebouw dat hoort bij een externe<br />
veiligheid relevante inrichting;<br />
b. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;<br />
6<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
c. een water waar woonboten zijn toegestaan;<br />
d. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin<br />
de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor<br />
het publiek;<br />
e. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen<br />
voor particuliere consumenten;<br />
f. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;<br />
g. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar<br />
zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten<br />
dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat<br />
plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar;<br />
h. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote<br />
aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot<br />
deel van het jaar;<br />
22. ondergronds bouwwerk:<br />
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m¹ beneden<br />
peil;<br />
23. ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:<br />
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;<br />
24. ondergeschikt bouwdeel:<br />
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met<br />
uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van<br />
het oppervlak;<br />
25. parkeervoorzieningen:<br />
elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd<br />
verkeer:<br />
a) openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;<br />
b particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk<br />
zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;<br />
26. parkeren:<br />
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt<br />
wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk<br />
laden en lossen van goederen;<br />
27. peil:<br />
a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van<br />
de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte<br />
maaiveld voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een<br />
weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />
28. perceelsgrens:<br />
grens van een bouwperceel;<br />
Hoofdstuk 1 7
29. referentie-maaiveld:<br />
a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:<br />
het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter<br />
afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum<br />
van 30 centimeter;<br />
b. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;<br />
c. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van<br />
de afgewerkte begane grondvloer;<br />
30. speeltoestel:<br />
een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het besluit veiligheid attractieen<br />
speeltoestellen;<br />
3<strong>1.</strong> stedenbouwkundige kwaliteit:<br />
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen,<br />
zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;<br />
32. voorgevelrooilijn:<br />
a. bestaand gebied: de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige<br />
of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de<br />
voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen<br />
bouwpercelen;<br />
b. nieuw gebied: de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige<br />
of nagenoegd regelmatige ligging heeft en evenwijdig of nagenoeg<br />
evenwijdig loopt met de as van de weg;<br />
33. voorzieningen van algemeen nut:<br />
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het<br />
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;<br />
34. waterhuishoudkundige voorzieningen:<br />
voorzieningen die nodig zijn in het kader van de waterhuishouding ten behoeve van een<br />
goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit,<br />
waaronder begrepen duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en overige<br />
voorzieningen;<br />
35. werk:<br />
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;<br />
36. werken:<br />
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;<br />
37. wet/wettelijke regeling:<br />
indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.<br />
verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het<br />
tijdstip van de vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald;<br />
8<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Begrippen verbonden met het wonen:<br />
38. aanbouw/uitbouw<br />
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het<br />
in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd<br />
aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het<br />
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;<br />
39. aan-huis-verbonden beroep:<br />
het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen<br />
van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch<br />
of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van<br />
schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende<br />
mate haar woonfunctie behoudt;<br />
40. afhankelijke woonruimte:<br />
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin<br />
een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;<br />
4<strong>1.</strong> bijgebouw:<br />
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden<br />
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan<br />
het hoofdgebouw;<br />
42. bouwvlak:<br />
een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten (geometrisch bepaald) vlak, waarmee<br />
gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegelaten;<br />
43. de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens:<br />
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak aan de zijde<br />
van de weg;<br />
44. de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens:<br />
een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak aan de zijde<br />
van het achtererf;<br />
45. eengezinswoningen:<br />
woningen waar geen andere woningen boven of onder zijn gebouwd;<br />
46. erfafscheiding:<br />
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al<br />
dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;<br />
47. hoofdgebouw:<br />
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel<br />
valt aan te merken;<br />
Hoofdstuk 1 9
48. kamerverhuurbedrijf:<br />
de verhuur van een woning of woongebouw geheel of nagenoeg geheel via kameruitgifte,<br />
waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van<br />
wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;<br />
49 mantelzorg:<br />
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of<br />
sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;<br />
50 onderkomens:<br />
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen,<br />
arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als<br />
bouwwerken zijn aan te merken;<br />
51 overkapping:<br />
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie en is voorzien van ten hoogste één<br />
wand;<br />
52 voorgevel:<br />
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen,<br />
zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;<br />
53 voorgevellijn:<br />
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;<br />
54 vrijstaande woning:<br />
een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden<br />
is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan;<br />
55 woning/wooneenheid:<br />
een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk<br />
huishouden;<br />
56 woonhuis:<br />
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of<br />
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm<br />
als een eenheid beschouwd kan worden;<br />
57 zijgevel:<br />
een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;<br />
58 zijgevellijn:<br />
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;<br />
10<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Begrippen verbonden met bedrijvigheid:<br />
59 detailhandel:<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het<br />
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik,<br />
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;<br />
60 dienstverlening:<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;<br />
61 externe veiligheid:<br />
de kans om buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken<br />
en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg<br />
van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke<br />
afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;<br />
62 horeca:<br />
het bedrijfsmatige verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;<br />
63 prostitutiebedrijf:<br />
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen<br />
met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;<br />
64 richtwaarde:<br />
een richtwaarde als bedoeld in artikel 5.<strong>1.</strong> derde lid van het besluit externe veiligheid inrichtingen<br />
ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;<br />
65 risicovolle inrichting:<br />
een inrichting, bij welke ingevolge het besluit externe veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,<br />
richtwaarde voor het risico of een risicoafstand moet worden aangehouden bij<br />
het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dan<br />
wel een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheerafstanden<br />
gelden met het oog op de externe veiligheid;<br />
66 seksinrichting:<br />
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang<br />
alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van<br />
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval<br />
verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf,<br />
waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie<br />
met elkaar;<br />
67 seksuele dienstverlening:<br />
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het<br />
verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;<br />
Hoofdstuk 1 11
68 (zakelijke) dienstverlening:<br />
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarvan de uitoefening<br />
geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel<br />
van een baliefunctie, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;<br />
Begrippen in verband met natuur, ecologie, groen en waarden:<br />
69 compenserende maatregel:<br />
maatregel om de nadelige invloeden van de voorgenomen activiteit (op een andere<br />
plaats) te compenseren;<br />
70 ecologische waarde:<br />
waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;<br />
71 extensief agrarisch medegebruik:<br />
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw<br />
van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting<br />
van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;<br />
72 (fysieke) compensatie:<br />
het creëren van nieuwe waarden:<br />
- in oppervlakte in de directe omgeving van de ingreep door middel van vervangende<br />
grond die voldoende is ingericht en geschikt gemaakt;<br />
- via vergoeding van gekapitaliseerde kosten van aanloopbeheer vanwege kwaliteitsverschil<br />
tussen bestaand en nieuw aangelegd terrein;<br />
73 landschap:<br />
een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat<br />
gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en<br />
niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens;<br />
74 landschappelijk/ecologisch waardevolle elementen:<br />
landschapselementen omvattende steilranden en houtopstanden, die een bijzondere landschappelijke<br />
en ecologische waarde hebben;<br />
75 landschappelijke waarden:<br />
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm<br />
van dat geheel;<br />
76 mitigatie:<br />
het verminderen van nadelige effecten van de ingreep op aanwezige bos-, natuur- en recreatiewaarden<br />
door bepaalde maatregelen;<br />
77 mitigerende maatregelen:<br />
maatregelen om de nadelige gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu te<br />
voorkomen of te beperken;<br />
78 natuurgebied:<br />
een gebied met duidelijke natuur- en landschapswaarden die in hun ecologische functieaanduiding<br />
(mede) tot uiting komen;<br />
12<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
79 natuurwaarden:<br />
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische,<br />
bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als<br />
in onderlinge samenhang;<br />
80 recreatief medegebruik:<br />
de vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen e.d. die zijn gericht op het beleven<br />
van landschappelijke waarden, waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk<br />
is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve<br />
van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes,<br />
picknickbanken en draaihekjes;<br />
81 waterloop/watergang:<br />
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te<br />
bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden<br />
daaronder mede verstaan;<br />
Begrippen in verband met verkeer:<br />
82 as van de weg:<br />
het midden van de verhardingsstrook, dan wel bij een onverharde weg het midden van de<br />
door het verkeer gebruikte strook;<br />
83 straatmeubilair:<br />
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken,<br />
gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere,<br />
hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
84 weg:<br />
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende<br />
bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden, bermen of zijkanten,<br />
alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;<br />
85 wegprofiel:<br />
een op de verbeelding aangegeven wegprofilering waarvan de ingeschreven maten bindend<br />
zijn.<br />
Hoofdstuk 1 13
Artikel 2 - Wijze van meten en berekenen<br />
2.1 Bij toepassing van de <strong>regels</strong> wordt als volgt gemeten en gerekend:<br />
a. breedte van een bouwperceel:<br />
tussen de zijdelingse perceelgrenzen, in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;<br />
b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:<br />
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het<br />
bouwperceel;<br />
c. lengte, breedte en diepte van een gebouw:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;<br />
d. bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:<br />
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen<br />
worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede<br />
begrepen met uitzondering van parkeerkelders;<br />
e. de goothoogte van een gebouw:<br />
de hoogte van de bovenkant van goot, boeiboord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen<br />
constructiedeel van een gebouw, gemeten van het referentiemaaiveld; hierbij worden<br />
niet meegerekend ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen;<br />
f. de bouw-/nokhoogte van een gebouw:<br />
het hoogste punt van het gebouw, gemeten van het referentiemaaiveld; hierbij worden<br />
niet meegerekend bouwdelen van ondergeschikte betekenis als schoorstenen, antennes,<br />
balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede lichtkoepels en<br />
lichtstraten;<br />
g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:<br />
van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het<br />
aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes,<br />
balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere<br />
ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;<br />
h. oppervlakte van een bouwwerk:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts<br />
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter<br />
plaatse van het bouwwerk;<br />
i. verkoopvloeroppervlakte (vvo):<br />
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks ten dienste<br />
staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn, waaronder<br />
niet begrepen kantoren, magazijnen, keukens garderobes en overige dienstruimten;<br />
14<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen<br />
als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en<br />
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits:<br />
- de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt;<br />
- de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare<br />
ruimten.<br />
Hoofdstuk 1 15
16<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
2. BESTEMMINGSREGELS<br />
Artikel 3 - Groen<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. de aanleg en instandhouding van groenstroken en groenvoorzieningen ten dienste<br />
van en ter optimalisering van de landschappelijke inpassing alsmede ten dienste<br />
van de realisering van een ecologische (verbindings)zone;<br />
b. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
c. bermen;<br />
d. beekherstel ten behoeve van de aangrenzende watergang/waterloop;<br />
alsmede ook voor:<br />
e. plantsoenen met de daarbij behorende speelvoorzieningen/speeltoestellen en<br />
voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘plantsoen’;<br />
f. een kunstwerk uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding<br />
- kunstwerk’;<br />
g. een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidwal, uitsluitend ter<br />
plaatse van de functieaanduiding ‘geluidwal’;<br />
h. mantelzorg, dat is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke<br />
vorm van maatschappelijk – mantelzorg’;<br />
i. het (mede)gebruik) als tuin zonder gebouwen en bouwwerken;<br />
j. kunstobjecten;<br />
met de daarbij behorende:<br />
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden en voorzieningen.<br />
3.2 Dubbelbestemming<br />
De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ de bescherming en<br />
veiligstelling van een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van<br />
koolwaterstoffen (nafta) als bedoeld in artikel 10;<br />
b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />
veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />
3.3 Bouw<strong>regels</strong><br />
3.3.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.3.1 tot en met<br />
3.3.2;<br />
b. in en/of op de gronden mogen uitsluitend gebouwd worden bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde;<br />
c. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter<br />
bedragen;<br />
Hoofdstuk 2 17
. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />
vanaf de voet van de constructie;<br />
c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal<br />
15 meter bedragen.<br />
3.3.3 Geluidwerende voorziening<br />
a. de hoogte van de geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt 3<br />
meter.<br />
3.4 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens<br />
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
c. seksuele dienstverlening.<br />
18<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Artikel 4 - Natuur<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarde en/of ecologische<br />
waarde;<br />
b. het behoud, herstel en de (verdere) ontwikkeling van de aanwezige natuurwetenschappelijke<br />
waarden, de visueel-landschappelijke waarden, bodemarchief en de<br />
cultuurhistorische waarden;<br />
c. de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige biotopen en het ontwikkelen<br />
van een ecologische (verbindings)zone;<br />
d. watergangen en waterpartijen;<br />
e. een waterbergings-/inudatiegebied;<br />
met daaraan ondergeschikt:<br />
f. extensief agrarisch medegebruik;<br />
g. extensief recreatief medegebruik;<br />
h. infrastructurele voorzieningen;<br />
i. voorzieningen van algemeen nut;<br />
alsmede ook voor:<br />
j. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van een bierbrouwerij<br />
uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –<br />
bierbrouwerij’;<br />
k. beekherstel van de Keersop;<br />
met de daarbij behorende:<br />
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden en voorzieningen<br />
waaronder mede begrepen voorzieningen in het kader van te treffen mitigerende<br />
en compenserende maatregelen.<br />
4.2 Dubbelbestemming<br />
De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />
veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 11;<br />
b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterloop’ de bescherming,<br />
beheer en onderhoud van een watergang met bijbehorende oevers als bedoeld in<br />
artikel 12.<br />
4.3 Bouw<strong>regels</strong><br />
4.3.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 4.3.1 tot en met<br />
4.3.2;<br />
b. in en/of op de gronden mogen uitsluitend gebouwd worden bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde;<br />
c. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
4.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden<br />
gebouwd;<br />
Hoofdstuk 2 19
. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt<br />
1,50 meter.<br />
4.4 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />
b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik<br />
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of<br />
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
d. seksuele dienstverlening.<br />
4.5 Aanlegvergunning<br />
4.5.1 Verbod<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen<br />
van wijzigingen in het maaiveld;<br />
b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;<br />
c. het vellen en rooien van houtgewas;<br />
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen<br />
in de grond;<br />
e. het permanent opslaan van goederen;<br />
f. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60<br />
centimeter onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in<br />
het kader van de Ontgrondingenwet;<br />
g. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van<br />
een bestaande drainage;<br />
h. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten<br />
of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;<br />
i. het graven, dempen of afdammen van sloten, het aanbrengen van kades of het<br />
verwijderen ervan dan wel andere activiteiten die (mede) ten doel hebben het<br />
veranderen van de waterhuishouding.<br />
j. het aanbrengen van niet-onomkeerbare verhardingen en/of verharde (gesloten)oppervlakten<br />
anders dan een bouwwerk;<br />
k. het aanbrengen van kades of het verwijderen ervan dan wel het uitvoeren van<br />
activiteiten die (mede) ten doel hebben het veranderen van de waterhuishouding.<br />
4.5.2 Uitzonderingen<br />
Het verbod als bedoeld in 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />
die:<br />
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;<br />
20<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
d. die in het kader van de waterbergingsfunctie dienen te worden uitgevoerd;<br />
e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
het reconstructieplan Boven Dommel;<br />
f. betrekking hebben op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke<br />
vorm van bedrijf – bierbrouwerij’.<br />
4.5.3 Toelaatbaarheid<br />
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door<br />
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te<br />
verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden<br />
van de gronden ontstaan of kan ontstaan.<br />
4.5.4 Advies<br />
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 4.5.1 winnen burgemeester<br />
en wethouders advies in bij het Waterschap de Dommel en/of Staatsbosbeheer.<br />
Hoofdstuk 2 21
Artikel 5 - Verkeer 1<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Verkeer 1‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. de aanleg en instandhouding van een gebiedsontsluitingsweg met een inrichting<br />
gericht op de stroomfunctie van het verkeer;<br />
b. langzaamverkeersvoorzieningen;<br />
c. bermen en beplanting;<br />
d. straatmeubilair;<br />
e. de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve<br />
van detail- en hoofdontwatering, voor zowel de afvoer en opvang van hemelwater,<br />
als voor de waterhuishouding van het gebied;<br />
f. het treffen van landschappelijke voorzieningen ter afscherming en inpassing van<br />
de hiervoor omschreven wegen, aansluitingen, kruisingen en bijkomende werken<br />
in het landschap;<br />
g. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen voor klein wild en amfibieën,<br />
waaronder begrepen wildpassages en ecoduikers;<br />
h. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van algemeen nut;<br />
alsmede ook voor:<br />
i. de aanleg en instandhouding van kunstwerken, uitsluitend ter plaatse van de<br />
bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />
j. de bescherming en instandhouding van de onder de infrastructuur kruisende watergang/waterloop<br />
en het bevorderen van het beekherstel van deze watergang/waterloop<br />
ter plaatse van de functieaanduiding ‘water’;<br />
k. kunstobjecten;<br />
met de daarbij behorende:<br />
l. bouwwerken, werken en werkzaamheden en voorzieningen.<br />
5.2 Dubbelbestemming<br />
De voor ‘Verkeer 1‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ de bescherming en<br />
veiligstelling van een ondergrondse waterleiding ten behoeve van het transport<br />
van koolwaterstoffen (nafta) als bedoeld in artikel 10;<br />
b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />
veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />
5.3 Ruimtelijke indeling<br />
De ruimtelijke indeling c.q. inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding<br />
‘dwarsprofiel’ dient in overeenstemming te zijn met het (de) opgenomen dwarsprofiel(en).<br />
De aan te leggen weg binnen de bestemming mag uit ten hoogste twee rijstroken bestaan<br />
en het aantal rijstroken binnen de bestemming mag niet worden vergroot (direct<br />
of via ontheffing).<br />
22<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
5.4 Ontheffing m.b.t. ruimtelijke indeling<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor wat betreft de<br />
indeling van de gronden als bedoeld in 5.3 ten behoeve van een herinrichting mits dit<br />
vanwege verkeertechnische aspecten gewenst is.<br />
Het profiel van de weg binnen de bestemming mag echter niet gewijzigd worden naar<br />
meer dan twee rijstroken.<br />
Alvorens tot ontheffing over te gaan, zal vooraf de desbetreffende wegbeheerder<br />
worden gehoord.<br />
5.4 Bouw<strong>regels</strong><br />
5.4.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 5.4.1 tot en met<br />
5.4.3;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
5.4.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />
a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />
5.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />
bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />
de voet van de constructie;<br />
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />
vanaf de voet van de constructie;<br />
d. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />
verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />
5.5 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
c. seksuele dienstverlening;<br />
d. een inrichting van de weg met meer dan twee rijstroken.<br />
Hoofdstuk 2 23
Artikel 6 - Verkeer 2<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Verkeer 2‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen met een inrichting gericht op de stroomfunctie van het verkeer;<br />
b. langzaamverkeersvoorzieningen;<br />
c. bermen en beplanting;<br />
d. straatmeubilair;<br />
e. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van algemeen nut;<br />
f. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen voor klein wild en amfibieën,<br />
waaronder begrepen wildpassages en ecoduikers ;<br />
alsmede ook voor:<br />
g. een benzineservicestation exclusief LPG uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding<br />
‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’, met de daarbij behorende<br />
autowasvoorzieningen en ondergeschikte detailhandel, in hoofdzaak auto gerelateerd;<br />
h. kunstobjecten;<br />
met de daarbij behorende:<br />
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, werkzaamheden en voorzieningen.<br />
6.2 Dubbelbestemming<br />
De voor ‘Verkeer 2‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />
veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />
6.3 Ruimtelijke indeling<br />
De ruimtelijke indeling c.q. inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding<br />
‘dwarsprofiel’ dient in overeenstemming te zijn met het (de) opgenomen dwarsprofiel(en).<br />
De aan te leggen weg binnen de bestemming mag uit ten hoogste twee rijstroken bestaan<br />
en het aantal rijstroken binnen de bestemming mag niet worden vergroot (direct<br />
of via ontheffing).<br />
6.4 Ontheffing m.b.t. ruimtelijke indeling<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor wat betreft de<br />
indeling van de gronden als bedoeld in 6.3 ten behoeve van een herinrichting mits dit<br />
vanwege verkeertechnische aspecten gewenst is.<br />
Het profiel van de weg binnen de bestemming mag echter niet gewijzigd worden naar<br />
meer dan twee rijstroken.<br />
Alvorens tot ontheffing over te gaan, zal vooraf de desbetreffende wegbeheerder<br />
worden gehoord.<br />
6.5 Bouw<strong>regels</strong><br />
6.5.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 6.5.1 tot en met<br />
6.5.4;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
24<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
6.5.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />
Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />
6.5.3 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg<br />
Voor het bouwen in en/of op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘Verkooppunt<br />
motorbrandstoffen zonder lpg’ gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de gebouwen moeten op een afstand van tenminste 10 meter uit de kant van de<br />
weg worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 6 meter bedragen;<br />
c. het gezamenlijk oppervlak aan gebouwen bedraagt maximaal 250 m²;<br />
d. de hoogte van een luifel mag maximaal 8 meter bedragen;<br />
e. de hoogte van een reclamezuil mag maximaal 8 meter bedragen;<br />
f. maximaal 75 m² verkoopvloeroppervlakte (vvo) mag aangewend worden voor detailhandel(sactiviteiten).<br />
6.5.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />
bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />
de voet van de constructie;<br />
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />
vanaf de voet van de constructie;<br />
c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />
verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />
6.6 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
c. de opslag en verkoop van LPG en/of op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding<br />
‘Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ als bedoeld in 6.1, sub g;<br />
d. seksuele dienstverlening;<br />
e. een inrichting van de weg met meer dan twee rijstroken.<br />
6.7 Ontheffing LPG<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
artikel 6.6, sub c voor het opslaan en de verkoop van LPG ter plaatse van de functieaanduiding<br />
‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’, onder voorwaarden dat:<br />
Hoofdstuk 2 25
a. door onderzoek is aangetoond dat voor het vestigen van de risicovolle inrichtingsactiviteit<br />
(vulpunt en afleveringszuil), waarvan de risicocontour buiten de eigen<br />
perceelsgrens ligt waarop de inrichtingsactiviteit is gevestigd, de toepasselijke<br />
grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten<br />
in de omgeving almede de toepasselijke richtwaarden voor het risico in acht<br />
worden genomen, een en ander overeenkomstig het bepaalde volgens het Besluit<br />
externe veiligheid inrichtingen dan wel ander wettelijke regelgeving.<br />
Dit betekent dat:<br />
<strong>1.</strong> er een kwantitatieve risicoanalyse wordt uitgevoerd ter bepaling van<br />
plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten aanzien van de inrichting;<br />
2. er een verantwoording groepsrisico uitgevoerd wordt, voor zover<br />
noodzakelijk, en meegenomen in het ontheffingsbesluit;<br />
b. de bij de inrichting behorende risicocontour op de verbeelding wordt vastgelegd<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 17.3.<br />
26<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Artikel 7 - Verkeer – Verblijfsgebied<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen, straten met een verblijfsfunctie en voor de ontsluiting van de aanliggende<br />
of nabijgelegen gronden;<br />
b. (fiets- en voet-)paden;<br />
c. parkeervoorzieningen;<br />
d. groen- en speelvoorzieningen;<br />
e. voorzieningen van algemeen nut;<br />
g. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
h. de bescherming en instandhouding van de onder de infrastructuur kruisende watergang/waterloop<br />
en het bevorderen van het beekherstel van deze watergang/waterloop;<br />
alsmede ook voor:<br />
i. de aanleg en instandhouding van kunstwerken, uitsluitend ter plaatse van de<br />
bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />
met de daarbij behorende:<br />
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, werkzaamheden en voorzieningen.<br />
7.2 Bouw<strong>regels</strong><br />
7.2.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 7.2.1 tot en met<br />
7.2.3;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
7.2.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />
a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />
b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />
bedragen;<br />
b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />
de voet van de constructie;<br />
c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />
verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />
7.3 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
c. seksuele dienstverlening.<br />
Hoofdstuk 2 27
Artikel 8 - Water<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. waterlopen / waterpartijen;<br />
b. waterhuishouding;<br />
c. groenvoorzieningen;<br />
d. infiltratievoorzieningen;<br />
e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, in elk geval<br />
ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />
met de daarbij behorende:<br />
f. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken en voorzieningen, die wat<br />
betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.<br />
8.2 Bouw<strong>regels</strong><br />
8.2.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 8.2.1 tot en met<br />
8.2.2;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
8.2.2 Bouwwerken<br />
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en kunstwerken mag<br />
maximaal 5 meter bedragen.<br />
8.3 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik voor:<br />
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond.<br />
28<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Artikel 9 - Wonen<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huisverbonden<br />
beroep;<br />
alsmede ook voor:<br />
b. een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidwal, uitsluitend ter<br />
plaatse van de functieaanduiding ‘geluidwal’;<br />
c. mantelzorg, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘mantelzorg’;<br />
met de daarbij behorende:<br />
d. hoofdgebouwen;<br />
e. aan- en bijgebouwen;<br />
f. tuinen en erven;<br />
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, die wat betreft aard en<br />
afmetingen passen bij bestemming.<br />
9.2 Bouw<strong>regels</strong><br />
9.2.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 9.2.1 tot en met<br />
9.3.9;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
9.2.2 Hoofdbepalingen<br />
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd<br />
met (een gedeelte van) de voorgevels in de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens;<br />
b. de aanbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:<br />
- binnen het bouwvlak;<br />
- op de gronden met de functieaanduiding ‘erf’;<br />
- op de gronden met de functieaanduiding ‘tuin’;<br />
c. de bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:<br />
- binnen het bouwvlak;<br />
- op de gronden met de functieaanduiding ‘erf’;<br />
d. de aanbouwen en bijgebouwen mogen geen zelfstandige woning vormen.<br />
9.2.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.2.2, sub a voor het bouwen van hoofdgebouwen maximaal 2 meter achter de naar de<br />
weg gekeerde bouwvlakgrens, mits:<br />
a. de vormgeving van de straatwand, bezien uit stedenbouwkundig en architectonisch<br />
oogpunt, niet onevenredig wordt overschreden;<br />
b. de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens niet wordt aangetast.<br />
9.3 Subbepalingen<br />
9.3.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. binnen het bouwvlak zijn als hoofdgebouw uitsluitend toegestaan vrijstaande<br />
eengezinswoningen overeenkomstig de bouwaanduiding ‘vrijstaand’;<br />
Hoofdstuk 2 29
. de goothoogte van eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan het bepaalde<br />
in artikel 9.3.2.<br />
9.3.2 Voor de bouw van eengezinswoningen als hoofdgebouwen gelden de navolgende bepalingen:<br />
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
a minimum afstand tot de zijdelingse<br />
perceelgrens, voor zover op verbeelding<br />
niet anders aangegeven op:<br />
- bouwperceel met breedte � 35 meter meter 7 (aan beide zijden)<br />
- bouwperceel met breedte<br />
� 27 en < 35 meter<br />
- bouwperceel met breedte<br />
� 21 en < 27 meter<br />
- bouwperceel met breedte<br />
� 15 en < 21 meter<br />
30<br />
meter<br />
meter<br />
meter<br />
meter<br />
6 (aan één zijde)<br />
4 (aan andere zijde)<br />
4 (aan één zijde)<br />
3 (aan andere zijde)<br />
meter 3 (aan beide zijden)<br />
- bouwperceel met breedte < 15 meter meter 3 (aan beide zijden bij vrijstaand )<br />
b maximum goothoogte meter 4,50<br />
9.3.3. Voor de bouw van aanbouwen en bijgebouwen, gelden de navolgende subbepalingen:<br />
a<br />
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
maximum bebouwingspercentage per<br />
bouwperceel aan aanbouwen en bijgebouwen<br />
tezamen voor zover gelegen<br />
achter de van de weg afgekeerde<br />
bouwvlakgrens en achter het verlengde van<br />
die grenslijn (=achterperceel):<br />
- bij een achterperceeloppervlak < 240 m²<br />
- bij een achterperceeloppervlak � 240 en<br />
< 300 m²<br />
- bij een achterperceeloppervlak � 300 m²<br />
b.1 minimum afstand tot de zijdelingse<br />
perceelgrens bij aanbouwen en<br />
bijgebouwen binnen een bouwvlak en het<br />
zijdelingse verlengde van dat vlak op:<br />
%<br />
%<br />
%<br />
50 met dien verstande dat<br />
de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte<br />
nimmer<br />
meer bedraagt dan 75 m²<br />
40<br />
40 met dien verstande dat<br />
de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte<br />
nimmer<br />
meer bedraagt dan 150 m²<br />
nadere<br />
omschrijving<br />
*<br />
*<br />
*<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
- bouwperceel met breedte � 35 meter. meter 7 (aan beide zijden) *<br />
- bouwperceel met breedte.<br />
meter 6 (aan één zijde)<br />
� 27 en < 35 meter.<br />
- bouwperceel met breedte<br />
4 (aan andere zijde) *<br />
� 21 en < 27 meter meter 4 (aan één zijde)<br />
- bouwperceel met breedte<br />
� 15 en < 21 meter. meter 3 (aan één zijde)<br />
- bouwperceel met breedte < 15 meter. meter 3 (aan één zijde bij vrijst.<br />
hoofdgebouw)<br />
0 (aan één zijde bij half<br />
vrijst. of geschakeld<br />
hoofdgebouw)<br />
b.2 minimum afstand tot de zijdelingse<br />
perceelgrens bij aanbouwen en bijgebouwen<br />
achter de van de weg afgekeerde<br />
bouwvlakgrens en achter het verlengde van<br />
die grenslijn: voor zover op de verbeelding niet<br />
anders aangegeven<br />
c maximum goothoogte bij aanbouwen<br />
en bijgebouwen meter 3<br />
meter 0 (aan beide zijden)<br />
d maximum dakhelling bij aanbouwen en<br />
bijgebouwen º 45 *<br />
e.1 minimum afstand van zijaanbouw en<br />
bijgebouw achter de voorgevellijn van<br />
hoofdgebouw voor zover op verbeelding<br />
niet anders aangegeven meter 1,50 *<br />
e.2 maximum overschrijding van zijaanbouw<br />
vóór de voorgevellijn van hoofdgebouw<br />
en het verlengde van die lijn<br />
mits:<br />
- het bepaalde in sub e.1 reeds is, dan<br />
wel gelijktijdig kan worden toegepast;<br />
- vóór de zijaanbouw een tuindiepte van<br />
tenminste 5 meter overblijft;<br />
- op straathoeken het voor de verkeersveiligheid<br />
noodzakelijke uitzicht gehand-<br />
-<br />
haafd blijft;<br />
het stedenbouwkundig karakter van de<br />
straatwand behouden blijft<br />
meter 1,50 *<br />
Hoofdstuk 2 31<br />
nadere<br />
omschrijving
* nadere omschrijving:<br />
sub a: Vergunningsvrije gebouwen tellen bij het berekenen van de maximum oppervlaktemaat niet mee.<br />
sub b1: Deze bepaling voor aan-, uit- en bijgebouwen is gelijk aan die voor het hoofdgebouw.<br />
sub e1: Deze bepaling is hoofdregel; incidenteel zijn daarop uitzonderingen mogelijk via het gestelde onder<br />
sub e.2.<br />
sub e2 De bepaling over minimale tuindiepte geldt alleen, als in een zijaanbouw een autostalling vervalt of<br />
eerder vervallen is; aldus blijft fysieke ruimte over om op hetzelfde perceel te parkeren.<br />
9.3.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.3.3, sub d voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45º, mits zulks geschiedt<br />
om redenen van esthetische aard gebaseerd op een welstandsadvies.<br />
9.3.5 Voor de bouw van aanbouwen, voor zover gesitueerd op de gronden met de functieaanduiding<br />
‘erf’ – zijnde aanbouwen aan voorgevel van een hoofdgebouw -, gelden de<br />
navolgende subbepalingen:<br />
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
a maximum goothoogte meter 3<br />
b maximum dakhelling º 45<br />
c maximum aanbouwdiepte aan de voorgevel van hoofdgebouw meter 1,50<br />
9.3.6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.3.5, sub b voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45º, mits zulks geschiedt<br />
om redenen van esthetische aard gebaseerd op een welstandsadvies.<br />
9.3.7 Voor de bouw van terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />
waaronder mede begrepen overkappingen, gelden de navolgende subbepalingen:<br />
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
a terreinafscheidingen:<br />
- maximum hoogte gesitueerd vóór de voorgevellijn van een<br />
hoofdgebouw en vóór het verlengde van die lijn<br />
meter 1<br />
- maximum hoogte gesitueerd achter de voorgevellijn van<br />
een hoofdgebouw en achter het verlengde van die lijn meter 2 *<br />
b overkappingen:<br />
voor zover gesitueerd op de gronden op de verbeelding aangeduid<br />
met ‘’doeleinden zonder gebouwen” of “doeleinden<br />
zonder gebouwen”:<br />
- maximum hoogte<br />
- maximum oppervlak per bouwperceel<br />
- maximum bebouwingspercentage<br />
32<br />
meter<br />
meter<br />
%<br />
2,70<br />
20<br />
50<br />
nadere<br />
omschrijving<br />
*<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Bepalingen nadere aanduidingen<br />
Maatvoering in cijfers<br />
c zwembaden, vijvers en waterpartijen:<br />
- maximum bebouwingspercentage per bouwperceel<br />
aan zwembaden, vijvers en waterpartijen tezamen<br />
berekend naar de oppervlakte van de grond gelegen achter<br />
de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens en achter het<br />
verlengde van die grenslijn % 50<br />
d bouwwerken, geen gebouwen zijnde of geen terreinafscheidingen<br />
noch overkappingen zijnde:<br />
maximum hoogte meter 3<br />
* nadere omschrijving:<br />
Hoofdstuk 2 33<br />
nadere<br />
omschrijving<br />
sub a: Ook een terreinafscheiding, die zorgt voor een afscherming van zij- en/of achtertuin en direct gesitueerd<br />
is aan de openbare weg, mag een hoogte hebben van maximaal 2 meter, mits het voor de verkeersveiligheid<br />
noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, bedraagt de<br />
hoogte maximaal 1 meter.<br />
9.3.8 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.3.7, sub a voor terreinafscheidingen in de voortuin met een maximale hoogte van 3<br />
meter, mits:<br />
- gesitueerd langs de openbare weg;<br />
- het af te scheiden perceel een breedte heeft van ten minste 35 meter;<br />
- het bouwwerk een transparantie heeft van ten minste 75%.<br />
9.3.9 Geluidwerende voorziening<br />
a. de hoogte van de geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt 3<br />
meter.<br />
9.4 Uitgezonderd gebruik<br />
9.4.1 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />
gebruik van de gronden en bouwwerken voor:<br />
a. detailhandelsvoorzieningen, horecabedrijven, kantoren, bankinstellingen en andere<br />
bedrijven voor handel en (zakelijke) dienstverlening, kamerverhuurbedrijven;<br />
b. seksinrichtingen en/of seksuele dienstverlening;<br />
c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;<br />
d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond;<br />
e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />
gerichte gebruik van de grond.<br />
9.4.2 Uitsluiting gebruiksverbod<br />
Het onder 9.4.1 genoemde gebruiksverbod is niet van toepassing op de uitoefening van<br />
een aan huis verbonden beroep mits:<br />
- de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 35 m² bedraagt, zulks met inbe-
grip van aanbouwen en bijgebouwen;<br />
- degene die de bedrijfsvoering van een aan-huis-verbonden beroep heeft, dient<br />
tevens de bewoner van de woning te zijn;<br />
- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure<br />
en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;<br />
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit<br />
bij de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijvigheid.<br />
9.5 Ontheffing aan-huis-verbonden beroep<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
artikel 9.4.2 voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte<br />
van maximaal 75 m² (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) mits:<br />
a. Het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet<br />
aan het woonkarakter van de buurt;<br />
b. Het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en/of niet leidt<br />
tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;<br />
c. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;<br />
d. degene die de bedrijfsvoering van een aan huis verbonden beroep heeft, dient<br />
tevens de bewoner van de woning te zijn;<br />
e. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure<br />
en kapper is sprake van ten hoogste 1 arbeidsplaats;<br />
f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit<br />
bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijvigheid.<br />
9.6 Ontheffing mantelzorg<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.4.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte,<br />
mits:<br />
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden<br />
oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijgebouwen<br />
wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².<br />
Burgemeester en wethouders winnen voorafgaande aan de ontheffing nadere informatie<br />
bij verzoeker in, die zeker moet stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit<br />
dat deze naar haar aard tijdelijk is.<br />
Burgemeester en wethouders stellen bij de ontheffing nadere eisen die gericht is op<br />
eindigheid en intrekking van de ontheffing, zodra de bestaande noodzaak vanuit een<br />
oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.<br />
9.7 Ontheffing kamerverhuur<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />
9.4.1 ten behoeve van een kamerverhuurbedrijf:<br />
a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;<br />
b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en/of niet leidt<br />
tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.<br />
34<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
9.8 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in 9.3 genoemde subbepalingen te wijzigen<br />
onder handhaving van de bestemming ‘Wonen’ overeenkomstig het in artikel 9.1<br />
gestelde en met inachtneming van de in artikel 9.2 genoemde hoofdbepalingen en de<br />
daarin vervatte randvoorwaarden ter waarborging van de stedenbouwkundige hoofdstructuur.<br />
Hoofdstuk 2 35
Artikel 10 - Leiding – Koolwaterstof (dubbelbestemming)<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Leiding - Koolwaterstof’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />
gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd:<br />
a. voor de aanleg en instandhouding van een ter plaatse aanwezige PBR-leiding dan<br />
wel aan te leggen (nieuwe) PBR-leiding van 8 inch en 80 bar ten behoeve van het<br />
transport van naftaleen – K1 vloeistof (koolwaterstoffen);<br />
b. als belemmeringszone ter bescherming, het beheer en onderhoud van de leiding.<br />
10.2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemming(en) binnen<br />
het gebied met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ is toegestaan, is uitsluitend<br />
toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding, verenigbaar<br />
is in het belang van de leiding.<br />
10.3 Bouw<strong>regels</strong><br />
10.3.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 10.3.1 tot en<br />
met 10.3.2;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
10.3.2 Bouwwerken<br />
Op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ mag niet worden gebouwd,<br />
met uitzondering van:<br />
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en<br />
onderhoud van de leidingen;<br />
b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,50<br />
meter bedragen.<br />
10.4 Ontheffing van de bouw<strong>regels</strong><br />
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.3.2<br />
en toestaan dat in de andere bestemming(en) bouwwerken worden gebouwd, mits:<br />
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de<br />
leiding;<br />
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende<br />
leidingbeheerder.<br />
10.5 Aanlegvergunning<br />
10.5.1 Verbod<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ zonder<br />
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders<br />
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden<br />
uit te voeren:<br />
a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;<br />
b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,<br />
egaliseren, afgraven of ophogen;<br />
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van<br />
voorwerpen;<br />
e. diepploegen;<br />
36<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingomschrijving<br />
aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;<br />
g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds<br />
aanwezige waterlopen/watergangen.<br />
10.5.2 Uitzonderingen<br />
Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />
die:<br />
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />
10.5.3 Toelaatbaarheid<br />
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits geen<br />
onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.<br />
10.5.4 Advies<br />
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 10.5.1 winnen burgemeester<br />
en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.<br />
Hoofdstuk 2 37
Artikel 11 - Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />
1<strong>1.</strong>1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />
gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor de bescherming en het<br />
behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.<br />
1<strong>1.</strong>2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische<br />
waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de<br />
bestemming 'Waarde - Archeologie'.<br />
1<strong>1.</strong>3 Bouw<strong>regels</strong><br />
1<strong>1.</strong>3.1 Algemeen<br />
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd,<br />
anders dan ten behoeve van deze bestemming als bedoeld in 1<strong>1.</strong>3.2.<br />
1<strong>1.</strong>3.2 Bouwwerken<br />
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken voor zover bij de bouw<br />
geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter ten opzichte<br />
van het maaiveld.<br />
1<strong>1.</strong>4 Ontheffing van de bouw<strong>regels</strong><br />
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 1<strong>1.</strong>3 en<br />
toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien en voor<br />
zover:<br />
a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee<br />
niet onevenredig worden geschaad;<br />
b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde<br />
waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische<br />
opgraving.<br />
1<strong>1.</strong>5 Aanlegvergunning<br />
1<strong>1.</strong>5.1 Verbod<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder<br />
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders<br />
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden<br />
uit te voeren:<br />
a. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen<br />
verharding meer bedraagt dan 100 m²;<br />
b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,<br />
egaliseren, afgraven of ophogen;<br />
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter ten opzichte van<br />
het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen<br />
van drainage en ontginnen;<br />
e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies,<br />
installaties en apparatuur;<br />
f. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.<br />
38<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
1<strong>1.</strong>5.2 Uitzonderingen<br />
Het verbod als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />
die:<br />
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />
1<strong>1.</strong>5.3 Toelaatbaarheid<br />
a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien<br />
en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die<br />
werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect<br />
te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezig archeologische<br />
waarden ontstaat of kan ontstaan.<br />
b. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde<br />
aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt<br />
aan de aanlegvergunning als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 het voorschrift verbonden dat<br />
voorafgaand van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving<br />
zal plaatsvinden of dat archeologische begeleiding zal plaatsvinden.<br />
1<strong>1.</strong>6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming<br />
'Waarde - Archeologie' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd,<br />
indien uit archeologisch onderzoek, blijkt dat in het aangewezen gebied géén archeologische<br />
waarden zijn aangetroffen.<br />
Hoofdstuk 2 39
Artikel 12 - Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor ‘Waterstaat - Waterloop’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />
gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor de bescherming, beheer<br />
en het onderhoud van de binnen en buiten het plangebied gelegen watergang met de<br />
daarbij behorende oevers.<br />
12.2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />
Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemming(en) binnen<br />
het gebied met de bestemming ‘Waterstaat - Waterloop’ is toegestaan, is uitsluitend<br />
toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterloop, verenigbaar<br />
is met het belang van de waterloop.<br />
12.3 Bouw<strong>regels</strong><br />
12.3.1 Algemeen<br />
a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 12.3.1 tot en<br />
met 12.3.2;<br />
b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />
12.3.2 Bouwwerken<br />
Op de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven ‘Waterstaat - Waterloop’<br />
mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:<br />
a. bouwwerken waarvoor vergunning is verleend door de beheersinstantie van de<br />
waterloop;<br />
b. bouwwerken waartegen de Keur van het Waterschap zich niet verzet;<br />
c. bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden, waarvan de<br />
bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.<br />
12.4 Aanlegvergunning<br />
12.4.1 Verbod<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming leidingen zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de gronden;<br />
b. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;<br />
c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verbandhoudende constructies.<br />
12.4.2 Uitzonderingen<br />
Het verbod als bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />
die:<br />
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />
12.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits daardoor<br />
geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de belanghebbenden<br />
van de waterloop c.q. waterhuishouding.<br />
40<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
12.4.4 Advies<br />
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 12.4.1 winnen burgemeester<br />
en wethouders advies in bij de beheerder van de waterloop.<br />
Hoofdstuk 2 41
42<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
3. ALGEMENE REGELS<br />
Artikel 13 - Anti-dubbeltelbepaling<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan<br />
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen<br />
buiten beschouwing.<br />
Hoofdstuk 3 43
Artikel 14 - Nadere eisen<br />
14.1 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsvoorschriften als<br />
bedoeld in hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:<br />
a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen<br />
zijnde;<br />
b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen;<br />
c. de situering van verlichting (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en het plaatsen<br />
van verlichting op of aan bouwwerken ter voorkoming van lichthinder/lichtverstoring;<br />
d. het aantal, de situering en omvang van parkeergelegenheid;<br />
e. de bebouwingsdichtheid;<br />
f. de situering van in- en uitritten.<br />
14.2 Voorwaarden<br />
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit<br />
noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere<br />
van de hieronder opgenomen items:<br />
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;<br />
c. de verkeersveiligheid;<br />
d. de sociale veiligheid;<br />
e. het woon- en leefklimaat;<br />
f. een ecologisch en landschappelijk verantwoorde inrichting;<br />
g. de milieusituatie.<br />
44<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
Artikel 15 - Veiligheidszone - leiding - koolwatersof<br />
15.1 Veiligheidszone<br />
De gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - leiding - koolwaterstof’<br />
zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en dubbelbestemming<br />
– tevens aangewezen om de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten<br />
tegen te gaan en om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.<br />
15.2 Bouw<strong>regels</strong><br />
15.2.1 Milieugevoelige nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden<br />
aangewezen als ‘veiligheidszone - leiding - koolwaterstof’.<br />
(Beperkt) kwetsbare objecten, niet zijnde zeer kwetsbare objecten, mogen slechts worden<br />
gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.<br />
15.2.2 Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, niet zijnde zeer kwetsbare objecten,<br />
mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.<br />
15.3 Gebruiks<strong>regels</strong><br />
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt)<br />
kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.<br />
15.4 Wijziging – ‘veiligheidszone - leiding – koolwaterstof’<br />
15.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet<br />
ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone<br />
- leiding - koolwaterstof’ te verkleinen of te verwijderen.<br />
15.4.2 De zone mag alleen worden verwijderd als de externe veiligheid (EV) relevante leiding<br />
blijvend buiten gebruik is gesteld of vaststaat dat binnen een periode van twee jaar na<br />
vaststelling van de wijziging de leiding verwijderd zal worden.<br />
15.4.3 De zone mag alleen worden verkleind:<br />
a. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de<br />
omgeving die van invloed zijn op de spreiding van het risico het risico zodanig verandert<br />
dat het de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of<br />
zal representeren;<br />
b. om de veiligheidszone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te<br />
brengen;<br />
c. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone het groepsrisico niet significant<br />
zal toenemen door de mogelijkheid van extra (beperkt) kwetsbare objecten te<br />
realiseren als gevolg van verkleining van de zone.<br />
15.4.4 Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 15.4.1 winnen burgemeester en wethouders<br />
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.<br />
Hoofdstuk 3 45
Artikel 16 - Algemene ontheffings<strong>regels</strong><br />
16.1 Ontheffing algemeen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:<br />
a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen<br />
of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, mits het<br />
afwijkingen van geringe betekenis betreft ten behoeve van de praktische uitvoering<br />
van het plan, waarbij:<br />
- geen wijziging wordt aangebracht in de ligging van de as van de weg die op<br />
de verbeelding is vermeld;<br />
- geen belangen van derden worden geschaad;.<br />
- de verkeersveiligheid en/of –identiteit daartoe aanleiding geeft;<br />
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de vorm van bouwvlakken voor zover<br />
zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering<br />
noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10%<br />
bedragen;<br />
c. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het<br />
plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand<br />
tot zijdelingse perceelgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van goothoogte<br />
van gebouwen met ten hoogste 10%;<br />
d. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde<br />
gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding<br />
of ten dienste van het algemeen nut - met uitzondering van verkooppunten<br />
voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwweren geen grotere oppervlakte<br />
dan 15 m 2<br />
en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;<br />
e. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar,<br />
mits de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt;<br />
f. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de hoogte ten<br />
hoogste 2,50 meter bedraagt;<br />
g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien voor het oprichten van bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting<br />
van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de hoogte ten<br />
hoogste 10 meter bedraagt;<br />
h. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde,<br />
ten dienste van het telecommunicatieverkeer – waaronder begrepen antennes<br />
en zend- en ontvangstmasten en/of sirenemasten, al dan niet van openbare orde,<br />
mits de hoogte ten hoogste 40 meter bedraagt.<br />
Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:<br />
<strong>1.</strong> losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:<br />
� buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden,<br />
langs verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations,<br />
knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;<br />
� binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.<br />
2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:<br />
� op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van<br />
een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen<br />
geheel dienen te worden ontzien;<br />
46<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
� tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk<br />
doen aan de aanwezige kwaliteiten;<br />
i de bestemmingsbepalingen ten behoeve de aanleg van ecovoorzieningen voor<br />
klein wild, reptielen en amfibieën, waaronder begrepen faunapassages en ecoduikers,<br />
met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
<strong>1.</strong> de voorzieningen bestaan uit:<br />
� werken, geen bouwwerken zijnde, alsmede het uitvoeren van werkzaamheden;<br />
� voor de functie beoogde en benodigde bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde;<br />
2. de voorzieningen mogen zowel boven- als ondergronds worden aangelegd;<br />
3. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;<br />
4. geen belangen van derden worden geschaad.<br />
16.2 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij de ontheffing nadere eisen stellen ten behoeve<br />
van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een<br />
goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden<br />
van de aangrenzende gronden ten aanzien van:<br />
a. de situering van bouwwerken;<br />
b. de situering van parkeervoorzieningen;<br />
c. de hoogte van bouwwerken.<br />
Hoofdstuk 3 47
Artikel 17 - Algemene wijzigings<strong>regels</strong><br />
17.1 Wijziging algemeen<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen<br />
te wijzigen ten behoeve van:<br />
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een<br />
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover<br />
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.<br />
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak<br />
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;<br />
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover niet van toepassing is het bepaalde<br />
in artikel 5.3. juncto 5.4 en 6.3 juncto 6.4, en toestaan dat het beloop van<br />
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,<br />
indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.<br />
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen, het bestemmingsvlak<br />
mag met niet meer dan 10% worden vergroot en het aantal rijstroken<br />
per weg mag niet meer bedragen dan twee;<br />
c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij<br />
verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke<br />
regelingen na het tijdstip van vaststelling van het plan worden gewijzigd.<br />
17.2 Wijziging geluidwerende voorzieningen<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />
van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen/<br />
aanleggen/oprichten van een geluidwerende voorziening (geluidsschermen of geluidswallen)<br />
om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ter zake het aspect<br />
wegverkeerslawaai in relatie tot milieugevoelige bestemmingen en objecten met inachtneming<br />
van de in een akoestisch onderzoek te bepalen maatvoerings- en situeringseisen<br />
en onder voorwaarde dat de betreffende voorziening landschappelijk inpasbaar<br />
is.<br />
17.3 Risicocontour<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />
van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, ten behoeve van het aanbrengen/opnemen<br />
van een risicocontour in het plan verbonden aan de uitoefening van een<br />
risicovolle activiteit als bedoeld in artikel 6.7.<br />
17.4 Wijzigingsbevoegdheid ecovoorzieningen<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />
van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een<br />
‘ecovoorziening’ dan wel het verplaatsen van een aangeduide ecovoorziening, ten behoeve<br />
van de aanleg en doorgang van doorgangen ter plaatse voor klein wild, reptielen<br />
en amfibieën, zoals faunapassages en ecoduikers, met inachtneming van de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. de voorzieningen bestaan uit:<br />
- werken, geen bouwwerken zijnde, alsmede het uitvoeren van werkzaamheden;<br />
- voor de functie beoogde en benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
b. de voorzieningen mogen zowel boven- als ondergronds worden aangelegd;<br />
c. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;<br />
48<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
d. bij een verschuiving van de aangeduide ’ecovoorziening; op de verbeelding, de<br />
verschuiving niet meer mag bedragen dan 50 meter van de rand van de zone, zoals<br />
op de verbeelding is aangegeven;<br />
e. geen belangen van derden worden geschaad.<br />
Hoofdstuk 3 49
Artikel 18 - Algemene procedure<strong>regels</strong><br />
18.1 Ontheffing<br />
Op de voorbereiding van het besluit inzake ontheffing gebaseerd op artikel 3.6 van<br />
de Wet ruimtelijke ordening is voor wat betreft de procedure, de regeling in afdeling<br />
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />
18.2 Wijziging<br />
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is<br />
op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van<br />
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />
18.3 Aanlegvergunning<br />
Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de<br />
procedure als vervat in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.<br />
18.4 Nadere eisen<br />
Bij toepassing van de nadere eisenregeling, als bedoeld in artikel 14 en artikel 16.2 is<br />
op de voorbereiding van een besluit voor wat betreft de procedure, de regeling in<br />
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />
50<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS<br />
Artikel 19 - Overgangsrecht<br />
19.<strong>1.</strong> Overgangs<strong>regels</strong> ten aanzien van bouwwerken<br />
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,<br />
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet<br />
wordt vergroot:<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee<br />
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />
19.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde<br />
onder 19.1 voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het<br />
bepaalde onder 19.1 met maximaal 10%.<br />
19.3 Het bepaalde in artikel 19.2 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan<br />
op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, doch zijn gebouwd zonder of<br />
in afwijking van een verleende bouwvergunning.<br />
19.4 Overgangs<strong>regels</strong> ten aanzien van het gebruik<br />
19.4.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
19.4.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde<br />
in 19.4.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig<br />
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
19.4.3 Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in 19.4.1, na het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden<br />
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.<br />
19.4.4 Het bepaalde in 19.4.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met<br />
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen<br />
van dat plan.<br />
19.5 Hardheidsclausule<br />
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van<br />
overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met<br />
het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten<br />
behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen<br />
Hoofdstuk 4 51
Artikel 20 - Slotregel<br />
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:<br />
Voorschriften deel uitmakend van het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ van de <strong>gemeente</strong><br />
<strong>Valkenswaard</strong><br />
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 november 2009<br />
De griffier, De voorzitter,<br />
………. ………<br />
52<br />
Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />
www.BRO.nl