17.01.2013 Views

1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...

1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...

1. inleidende regels - Ruimtelijkeplannen gemeente Valkenswaard ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bestemmingsplan Lage Heideweg<br />

Gemeente <strong>Valkenswaard</strong>


Bestemmingsplan Lage Heideweg<br />

Gemeente <strong>Valkenswaard</strong><br />

Rapportnummer: 211x00370.024730_1<br />

Datum: 16 november 2009<br />

Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. A. Visser (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />

Dhr. M. van den Boomen (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />

Dhr. B. Vorster (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>)<br />

Dhr. T. Duffhues (<strong>gemeente</strong> Bergeijk)<br />

Projectteam BRO: Dhr. mr. A.J.C.A. (Hans) van Zitteren<br />

Mevr. mr. C. Zegers<br />

Dhr. P. Hendriks<br />

Dhr. drs. R. van Dijk<br />

Dhr. F. Habraken<br />

Concept: 1 e concept bestemmingsplan – 04 mei 2006<br />

2 e<br />

concept bestemmingsplan – 29 juni 2006<br />

Voorontwerp: 22 augustus 2007<br />

Ontwerp: 1 e concept-ontwerp bestemmingsplan - 03 december 2008<br />

2 e<br />

concept-ontwerp bestemmingsplan - 30 januari 2009<br />

ontwerp bestemmingsplan - 12 maart 2009<br />

Vaststelling: 1 e<br />

concept - 04 juni 2009<br />

2 e concept - 06 juli 2009<br />

26 november 2009<br />

Trefwoorden: Bestemmingsplan, Lage Heideweg, <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

<strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />

Bron foto kaft: Hollandse Hoogte 4<br />

Beknopte inhoud: Bestemmingsplan ten behoeve van de aanleg de gebiedsontsluitingsweg<br />

‘Lage Heideweg’ gesitueerd op het grondgebied<br />

van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

BRO<br />

Hoofdvestiging<br />

Postbus 4<br />

5280 AA Boxtel<br />

Bosscheweg 107<br />

5282 WV Boxtel<br />

T +31 (0)411 850 400<br />

F +31 (0)411 850 401


Toelichting


Inhoudsopgave pagina<br />

<strong>1.</strong> INLEIDING 5<br />

<strong>1.</strong>1 Doel van het bestemmingsplan 5<br />

<strong>1.</strong>2 De maatschappelijke aanleiding 5<br />

<strong>1.</strong>3 Tracékeuze Lage Heideweg 5<br />

<strong>1.</strong>3.1 Tracé varianten 5<br />

<strong>1.</strong>3.2 m.e.r.- procedure 10<br />

<strong>1.</strong>3.3 MER/SMB Lage Heideweg 11<br />

<strong>1.</strong>5 Leeswijzer 16<br />

DEEL A – PLANOPZET<br />

2. ONDERBOUWING VAN HET BESTEMMINGSPLAN 21<br />

2.1 Maatschappelijke ruimtevraag 21<br />

2.2 Habitattoets 25<br />

2.2.1 Voortoets 25<br />

2.2.2 Habitattoets 25<br />

2.3 Compensatie natuur- en landschapswaarden 26<br />

2.3.1 Compensatie vanuit provinciaal beleid 27<br />

2.3.2 Compensatie vanuit de natuurbeschermingswet 33<br />

2.3.3 Rood-met-groen benadering 34<br />

2.3.4 Compensatie vanuit de Flora- en Faunawet 34<br />

3. HUIDIGE SITUATIE 45<br />

3.1 Begrenzing en ligging plangebied 45<br />

3.2 Geldende (bestemmings)regelingen 45<br />

3.3 Huidige verkeersstructuur 45<br />

3.4 Verkeersintensiteiten 49<br />

3.5 Barrièrewerking 49<br />

3.6 Openbaar vervoer 49<br />

3.7 Langzaam verkeer 50<br />

3.8 Natuur 51<br />

3.9 Landschap 59<br />

3.10 Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie 61<br />

4. PLANBESCHRIJVING 65<br />

4.1 Inleiding 65<br />

4.2 Lage Heideweg 65<br />

4.3 Wonen 73<br />

4.4 Locatie benzine-service-station 73<br />

Inhoudsopgave<br />

1


5. JURIDISCHE PLANOPZET 77<br />

5.1 Inleiding 77<br />

5.<strong>1.</strong>1 Uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan 77<br />

5.<strong>1.</strong>2 De onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht 77<br />

5.<strong>1.</strong>3 De verbeelding en de omvang van het plangebied 79<br />

5.<strong>1.</strong>4 Indeling van de plan<strong>regels</strong> 80<br />

5.<strong>1.</strong>5 Wijze van bestemmen 83<br />

5.<strong>1.</strong>6 De bestemmingsartikelen 83<br />

DEEL B – VERANTWOORDING<br />

6. BELEIDSKADER EN EXTERNE ONTWIKKELINGEN 93<br />

6.1 Europees kader 93<br />

6.2 Nationaal kader 96<br />

6.3 Provinciaal en regionaal kader 100<br />

6.4 (Boven)lokaal kader 107<br />

7. MILIEU-ASPECTEN EN ANDERE BELEMMERINGEN 113<br />

7.1 Inleiding 113<br />

7.2 MER/SMB ‘Lage Heideweg’ 113<br />

7.3 Milieuhygiënische aspecten 115<br />

7.3.1 Geluid 115<br />

7.3.2 Bodem 124<br />

7.4 Waterhuishoudkundige aspecten 129<br />

7.5 Cultuurhistorie - Archeologie 131<br />

7.6 Leidingen 141<br />

7.7 Luchtkwaliteit 141<br />

7.7.1 Huidig wettelijk kader luchtkwaliteit 141<br />

7.7.2 Vooraf aan luchtkwaliteittoets 143<br />

7.7.3 Luchtkwaliteittoets(en) 145<br />

7.8 Trillingen 149<br />

7.9 Externe veiligheid 151<br />

7.10 Flora en Fauna 154<br />

8. UITVOERINGSASPECTEN 165<br />

8.1 Economische uitvoerbaarheid 165<br />

9. INSPRAAK EN PROCEDURE 167<br />

9.1 Inleiding 167<br />

9.2 Inspraak 167<br />

9.3 Wettelijk (voor)overleg 167<br />

9.4 Verslag inspraak en wettelijk vooroverleg 167<br />

2


9.4.1 Reacties in kader van vooroverleg 168<br />

9.4.2 Zienswijzen <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening 171<br />

9.5 Vaststellingsprocedure 185<br />

BIJLAGEN 187<br />

Inhoudsopgave<br />

3


<strong>1.</strong> INLEIDING<br />

<strong>1.</strong>1 Doel van het bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische instrument om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling<br />

op de aangewezen locatie mogelijk te maken. De gewenste ontwikkeling komt voort uit<br />

een maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van verkeer wat leidt tot een<br />

concrete ruimtevraag. De keuze voor de locatie is gebaseerd op een analyse van ruimtelijke mogelijkheden.<br />

<strong>1.</strong>2 De maatschappelijke aanleiding<br />

In de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is sprake van verkeershinder als gevolg van doorgaand verkeer. De<br />

leefbaarheid van de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> staat hierdoor onder druk. Om deze verkeershinder<br />

te verminderen en het verkeer tussen Eindhoven en de Belgische Kempen (Lommel, Neerpelt,<br />

Hasselt) te verbeteren bestaat er sinds lange tijd de behoefte aan een snelle doorgaande verbinding<br />

tussen de A67 en de N69. De aanleg van deze weg zou een verbetering betekenen van de leefkwaliteit<br />

in de kern <strong>Valkenswaard</strong> omdat de ernstige verkeersproblematiek drastisch wordt ingeperkt.<br />

In 2001 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid vastgesteld.<br />

Hierin verwoordt zij haar ambities en uitgangspunten voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

In het gebied worden verschillende maatschappelijk ruimteclaims op één locatie ondergebracht.<br />

In het gebied vinden ontwikkelingen plaats op het gebied van wonen, werken, recreatie en<br />

natuur. De bestaande verkeersstructuur van <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest moet worden uitgebreid met<br />

nieuwe infrastructuur om het toekomstige gebied <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest adequaat te ontsluiten voor<br />

het verkeer.<br />

Door de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om deze meerdere beleidsvoornemens tot uitvoer<br />

te brengen.<br />

<strong>1.</strong>3 Tracékeuze Lage Heideweg<br />

<strong>1.</strong>3.1 Tracé varianten<br />

Er zijn vier tracé-varianten van de Lage Heideweg onderzocht in het gebied Valkenswaar-zuidwest:<br />

Hoofdstuk 1<br />

5


Variant A: Een weg in oost-westrichting, direct ten zuiden van de bebouwde kom van Dommelen.<br />

Daardoor ontstaat een rechtstreekse verbinding tussen de Zuidelijke randweg en de N397 (Dommelsedijk).<br />

Het tracé ligt in een vloeiende boog tussen beide aansluitpunten en kruist het Dommeldal<br />

ten noorden van het landgoed Het Broek.<br />

6<br />

Inleiding


Variant B: Dit tracé is met name oost-west gericht en bestaat uit de verbinding van de Zuidelijke<br />

Randweg met de provinciale weg N397 (Dommelsedijk). Het tracé kent een uitbuiging zuidwaarts ter<br />

hoogte van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuiid en doorkruist het plangebied.<br />

Hoofdstuk 1<br />

7


Variant C: Het tracé is met name noord-zuid gericht en verbindt de provinciale weg N397 (Dommelsedijk)<br />

met de N69 (Luikerweg). Het tracé ligt direct ten westen van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

8<br />

Inleiding


Variant D: In variant D vormt de Lage Heideweg een verbinding tussen de N397 in het westen en de<br />

Luikerweg in het oosten. Het tracé ligt zuidelijker dan variant A en B, maar noordelijker dan variant C.<br />

Bij de keuze van het meest geschikte variant zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />

<strong>1.</strong> Ontsluiting gebiedsontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

2. Beperken effecten op beekdalen Dommel en Keersop.<br />

3. Ruimte bieden voor de N69 westparallel.<br />

Hoofdstuk 1<br />

9


<strong>1.</strong>3.2 m.e.r.- procedure<br />

Milieu-effectrapportage (besluit-MER/plan-MER)<br />

De <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk hebben er voor gekozen om ter voorbereiding van de besluitvorming<br />

omtrent de Lage Heideweg een milieueffectrapportage (MER) 1<br />

te laten uitvoeren. Het<br />

betreft een besluit-MER dat tevens een plan-MER is. 2<br />

Dit betekent dat door middel van een tracé/MER.-studie de milieueffecten van de aan te leggen weg in<br />

beeld worden gebracht, zodat de milieueffecten een volwaardige plaats krijgen in de besluitvorming<br />

omtrent de aanleg van de weg. Het doel van zo’n studie is het beschrijven en waarderen van de huidige<br />

situatie, het beschrijven van de effecten, en de beoordeling en vergelijking van de alternatieven en<br />

de uitvoeringsvarianten.<br />

In het MER zijn de in de startnotitie geselecteerde alternatieve traceringen met eventuele subvarianten<br />

afgebakend en uitgewerkt, onderzocht op milieueffecten en onderling en ten opzichte van het<br />

nulalternatief vergeleken. Tevens is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) opgesteld. Het<br />

alternatief dat na weging de voorkeur krijgt wordt verder uitgewerkt in een ontwerpbestemmingsplan<br />

Lage Heideweg.<br />

De aanleg van de Lage Heideweg is formeel niet MER-plichtig. Toch heeft men besloten om deze procedure<br />

te volgen aangezien de een onderdeel vormt van een grotere ontwikkeling (<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuidwest) en het gebied zodanig waardevol wordt geacht dat het aspect milieu een volwaardige<br />

plaats dient te krijgen bij de besluitvorming omtrent de aanleg van de weg en overige ontwikkelingen<br />

in het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest.<br />

Om de besluitvorming omtrent de infrastuctuur ontwikkeling zorgvuldig te kunnen nemen en vast te<br />

leggen in het bestemmingsplan, is dan ook besloten een formele m.e.r. procedure te doorlopen.<br />

De m.e.r-procedure is formeel gestart met de bekendmaking van de Startnotie in januari 2006. Vervolgens<br />

is een Projectnota/MER opgesteld. In deze nota zijn de varianten met betrekking tot de tracering<br />

en inrichting nader uitgewerkt, onderzocht op effecten en vergeleken. Daarnaast is een Meest Milievriendelijk<br />

Alternatief (MMA) opgesteld. Het Milieueffectrapport heeft vanaf 11 januari tot en met 27<br />

februari ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn was het mogelijk schriftelijke zienswijzen op het<br />

milieueffectrapport in te dienen. Het milieueffectrapport alsmede de ingebrachte zienswijzen (met<br />

adviescommentaar) zijn ter beoordeling toegezonden aan de Commissie.<br />

Op 13 juni 2007 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) een toetsingsadvies uitgebracht<br />

ten behoeve van de besluitvorming over de ‘Gebiedsontsuitingsweg Lage Heideweg’ te <strong>Valkenswaard</strong>/Bergeijk.<br />

3<br />

Uit het toetsingsadvies blijkt dat de commissie in hoofdlijnen instemt met de<br />

rapportages (hoofdrapport + aanvulling) en enkele aanbevelingen doet voor de verdere besluitvorming.<br />

De milieueffectrapportage (m.e.r.) alsmede het uitgebrachte toetsingsadvies zijn uiteindelijke (mede)<br />

bepalend voor de ruimtelijk afweging terzake de projectie van de Lage Heideweg in voorliggend bestemmingsplan.<br />

Het MER Lage Heideweg wordt gebruikt als hulpmiddel bij de besluitvorming over het op te stellen<br />

bestemmingsplan ter plaatse van de geprojecteerde Lage Heideweg en borgt daarmee het volwaardig<br />

meewegen van het milieubelang.<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4 juli 1994, nr. 50, behoudende uitvoering van het Hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet<br />

Milieubeheer.<br />

Met de inwerkingtreding van de wijziging van de wet Milieubeheer op 28 september 2006 wordt formeel gesproken van<br />

‘besluit-MER’en ‘plan-MER’in plaats van ‘Strategische Milieubeoordeling’(SMB).<br />

Dit toetsingsadvies is als bijlage 1 opgenomen in het bijlagenrapport behorende bij het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’.<br />

10<br />

Inleiding


Samengevat kent de m.e.r. procedure de volgende stappen:<br />

<strong>1.</strong> Opstellen en bekendmaken startnotitie (8 maart 2006).<br />

2. Inspraak en vaststellen richtlijnen van Commissie MER (31 augustus 2006).<br />

3. Opstellen en bekendmaken MER (voorliggende rapportage).<br />

4. Inspraak, toetsing en advisering. Het MER wordt gepubliceerd en voor zes weken ter inzage gelegd.<br />

Bestuurders en adviserende instanties, waaronder de Commissie voor de milieueffectrapportage,<br />

krijgen de gelegenheid adviezen uit te brengen.<br />

5. Besluitvorming door Gemeenteraden van <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk in het kader van het bestemmingsplan<br />

Lage Heideweg.<br />

6. Evaluatie.<br />

Uit het MER blijkt dat een vloeiende verbinding tussen de N397 (richting Bergeijk/Eersel) en de<br />

N69/Luikerweg (richting Belgische grens), variant C, de voorkeur verdient boven andere alternatieven.<br />

De Projectnota/MER is gebruikt ter onderbouwing van het te nemen besluiten in het kader van het<br />

juridisch-planologisch vastleggen van het gekozen tracé in onderhavig bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />

<strong>1.</strong>3.3 MER/SMB Lage Heideweg<br />

Alternatief A (een rechtstreekse verbinding tussen de Zuidelijke Randweg en N397) en alternatief D<br />

(een haakse verbinding tussen N69 en N397) zijn afgevallen. Alternatief A voldoet aan geen van de<br />

drie gestelde uitgangspunten. Alternatief D voldoet niet aan het tweede uitgangspunt: het biedt niet<br />

voldoende ruimte voor een toekomstige westparallel.<br />

Naast de alternatieven B en C is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) ontwikkeld. Op basis<br />

van de gestelde doelen van de initiatiefnemer is gekeken naar de mogelijkheden die het milieu het<br />

beste beschermen. De insteek hierbij is maximale milieuwinst dan wel voorkomen van nadelige milieueffecten.<br />

Belangrijke elementen van het MMA zijn:<br />

� Vormgeving van de doorsnijding van de Keersop.<br />

� Beperking van benodigd ruimtebeslag.<br />

� Materialisatie.<br />

� Flankerende verkeerskundige maatregelen op het omliggende wegennet.<br />

Bij de beschrijving van de effecten is een onderverdeling gemaakt in een aantal (hoofd)aspecten:<br />

Verkeer en vervoer met als deelaspecten verkeersafwikkeling en bereikbaarheid, verkeersveiligheid,<br />

barrièrewerking, openbaar vervoer en langzaam verkeer.<br />

Milieu met als deelaspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, geluid,<br />

trillingen en luchtkwaliteit, externe veiligheid en gezondheid.<br />

Gebruiksfuncties met als deelaspecten landbouw, recreatie, wonen en werken en kabels en leidingen.<br />

Per type effect is bepaald hoe groot het invloedsgebied is waarop het onderzoek zich moet richten.<br />

Daarnaast is in de effectbeschrijving onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en blijvende effecten. De<br />

nadruk ligt op de blijvende effecten. Gezien het karakter van het plangebied hebben de aspecten natuur,<br />

water, landschap enerzijds en leefbaarheid anderzijds bijzondere aandacht bij de effectbepaling.<br />

Hoofdstuk 1<br />

11


Met de effectbeschrijving wordt een onderlinge vergelijking en beoordeling van de alternatieven mogelijk.<br />

Dit betekent dat:<br />

� de effectbeschrijving zich met name richt op het in beeld brengen van de onderlinge verschillen.<br />

Voor de besluitvorming is het vooral van belang om te weten op welke punten de alternatieven<br />

wezenlijk van elkaar verschillen;<br />

� in de effectbeschrijving moet worden aangegeven hoe de betreffende effecten zich verhouden tot<br />

normen en criteria uit wet- en regelgeving en beleidsuitgangspunten;<br />

� met het oog op de vergelijkbaarheid van de alternatieven steeds dezelfde typen effecten worden<br />

bestudeerd, aan de hand van steeds dezelfde voorspellingsmethoden.<br />

De effectbeschrijving is tevens vertrekpunt geweest voor het benoemen van mitigerende en compenserende<br />

maatregelen. Voor eventuele verloren natuurwaarden zal een compensatieplan worden opgesteld<br />

(zie paragraaf 2.3 3n bijlage 4). Voor elk alternatief wordt nagegaan of, en zo ja hoeveel en welke<br />

compensatie nodig is.<br />

De volgende alternatieven zijn in ogenschouw genomen bij de effectbeschrijving:<br />

� Alternatief B<br />

� Alternatief C<br />

� Meest Milieuvriendelijk Alternatief.<br />

De effecten zijn gescoord volgens onderstaande scoringsmethode:<br />

12<br />

Score Toelichting<br />

Zeer positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Matig positief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Neutraal ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Matig negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling<br />

Zeer negatief ten opzichte van autonome ontwikkeling.<br />

De uitkomsten van de verschillende onderzoeken per alternatief zijn gerelateerd aan de autonome<br />

ontwikkeling en vervolgens gewogen en gescoord (zie onderstaande tabel). De weging is tot stand<br />

gekomen op basis van beleidsmatige argumenten en de doelstellingen van de initiatiefnemer.<br />

Zwaarstwegend zijn de aspecten natuur, verkeer en vervoer, geluid, trillingen en luchtkwaliteit en<br />

gezondheid. Hier liggen directe relaties met de doelstellingen van de initiatiefnemer met de Lage Heideweg.<br />

Natuur vanwege de hoge natuurwaarden van de Dommel en de Keersop. De overige aspecten<br />

vanwege de grote problemen nu en in de toekomst met verkeershinder en leefbaarheidsproblemen in<br />

de kernen van Dommelen, <strong>Valkenswaard</strong> en ook Bergeijk.<br />

Inleiding


Hoofdstuk 1<br />

Aspect Nul B C MMA<br />

Verkeer/vervoer 0 1,5 1,5 3<br />

Bodem en water 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />

Natuur 0 - 3 - 1,5 0<br />

Landschap 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />

Archeologie 0 - 1,6 - 0,8 - 0,8<br />

Geluid, trillingen en<br />

luchtkwaliteit<br />

0 1,5 1,5 1,5<br />

Externe veiligheid 0 0 0 0<br />

Gezondheid 0 1,5 1,5 4,5<br />

Gebruiksfuncties 0 - 0,8 0 0<br />

Totaal na weging 0 -4,1 0,6 6,6<br />

Rangorde na weging 0 3e 2e 1e<br />

Verkeer en vervoer<br />

In alle alternatieven wordt de situatie voor verkeer en vervoer beter dan de autonome ontwikkeling.<br />

De verschillen tussen de alternatieven is gering en per saldo scoren de alternatieven B en C gelijk. Het<br />

MMA scoort het beste. Alternatieven B en MMA scoren beter dan alternatief C op het aspect afwikkeling<br />

en bereikbaarheid. Alternatief B is het meest geschikt om als alternatief te dienen voor het oostwest<br />

verkeer. Door de flankerende maatregelen fungeert het MMA als beste alternatief om het doorgaande<br />

verkeer uit de kernen te weren en te verplaatsen naar de stroomwegen door het gebied. De<br />

Lage Heideweg is in geen van de beschouwde alternatieven een oplossing voor het noord-zuid verkeer<br />

door de kern van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Alternatieven C en MMA scoren beter op het aspect barrièrewerking, vanwege de barrièrewerking die<br />

de Lage Heideweg zelf kent voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in geval van alternatief B. Het MMA scoort op<br />

het gebied van verkeersveiligheid beter dan alternatieven B en C. Met name doordat het MMA het<br />

verkeer concentreert op de gebiedontsluitingswegen en de laagste intensiteiten kent op de erftoegangswegen.<br />

Natuur<br />

Essentieel onderscheid tussen de verschillende alternatieven is dat alternatief B zowel de (waardevolle)<br />

beekdalen van Keersop als Dommel kruist. Alternatief C en MMA kruisen alleen de Keersop. Het MMA<br />

voorziet bovendien in een aantal maatregelen met als oogmerk om de negatieve effecten op natuur<br />

te beperken, dan wel positieve effecten op natuur te genereren. Dit onderscheid tussen de alternatieven<br />

vertaalt zich in de effectscores waar het MMA het beste scoort gevolgd door alternatief C en alternatief<br />

B.<br />

Geluid, trillingen en luchtkwaliteit<br />

Voor alle alternatieven geldt dat zij verbetering brengen ten opzichte van de autonome situatie. Alternatief<br />

B is het meest gunstig voor de luchtkwaliteit De reden hiervan is dat alternatief B oost-west<br />

georiënteerd is; een alternatieve route voor de Dommelseweg. Voor luchtkwaliteit scoort het MMA<br />

negatief. Reden is de grote toename van verkeer op de doorgaande wegen buiten bebouwd gebied,<br />

waardoor de situatie ten opzichte van de autonome situatie verslechtert. Het MMA scoort het beste op<br />

de onderdelen trillingen en wegverkeerslawaai. Reden hiervoor is dat het MMA het meeste verkeer uit<br />

13


de bebouwde gebieden trekt. Ook alternatief C scoort ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai<br />

beter dan alternatief B. Het aantal gehinderden neemt sterker af.<br />

Gezondheid<br />

Binnen dit aspect vindt de vertaalslag plaats van de gevolgen van de aspecten geluid, stank, luchtkwaliteit<br />

en externe veiligheid naar de menselijke gezondheid.<br />

Het MMA geeft de beste gezondheidsscore met betrekking tot de luchtkwaliteit. Dit wordt veroorzaakt<br />

doordat bij dit alternatief de Bergstraat en Dommelseweg omgezet worden in een 30 km/h regime,<br />

tevens krijgen de wegen ten zuiden van de Lage Heideweg belemmerende verkeersmaatregelen<br />

voor doorgaand autoverkeer. De andere alternatieven geven een (lichte) verbetering van de luchtkwaliteit<br />

aan ten opzichte van de autonome ontwikkelingen in 2020.<br />

Het MMA scoort tevens het beste ten aanzien van geluid. In het MMA worden enkele geluidbeperkende<br />

maatregelen genomen die een bijdrage leveren aan de reductie van het aantal (ernstig) gehinderden<br />

en slaapverstoorden. Bij alternatief B is een toename van de geluidshinder waar te nemen. De<br />

ernstig gehinderden en ernstig slaapverstoorden nemen wel af. Alternatief C zorgt voor een verbetering<br />

van de geluidshinder ten opzicht van de autonome ontwikkeling, met name ten aanzien van het<br />

aantal ernstig gehinderden en ernstig slaapverstoorden.<br />

De aspecten stank en externe veiligheid zijn in dit kader niet onderscheidend tussen de alternatieven.<br />

Bodem en water<br />

Op bodemgebied scoort alternatief B op alle aspecten slechter dan alternatief C en MMA. Voornaamste<br />

oorzaak hiervan is de doorsnijding van het Dommeldal door alternatief B. Op watergebied zijn de<br />

alternatieven nauwelijks onderscheidend. Alternatief B scoort iets minder goed, met name vanwege<br />

de effecten op grondwaterkwaliteit en het omliggende natuurgebied. De oorzaak is de invloed van de<br />

noodzakelijk drainage van alternatief B ter hoogte van het Dommeldal.<br />

Landschap<br />

Het MMA scoort het beste op het aspect landschap, met name door de voorgestane maatregelen bij de<br />

huidige doorsnijding van de Keersop. Alternatief C scoort beter dan alternatief B, omdat alternatief C<br />

bijdraagt aan de landschappelijke afronding van het stedelijk gebied van <strong>Valkenswaard</strong>. Bovendien<br />

leidt alternatief C tot een betere planopzet voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Archeologie<br />

Vanwege de gelijke tracering van de alternatieven in het gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde<br />

is dit aspect tussen de alternatieven niet onderscheidend.<br />

De cultuurhistorische en aardkundige waarden binnen het plangebied betreffen met name de bosgebieden<br />

en het beekdal van de Dommel. De cultuurhistorische waarde van het Keersopdal is beperkt.<br />

Altenatief B doorsnijdt het Dommeldal en tast daarmee de aardkundige waarden aan. De tracés van<br />

alternatief C en MMA kennen geen doorsnijding van het Dommeldal. Alternatieven B, C en MMA<br />

doorsnijden de historische groenstructuur in het gebied tussen de Victoriedijk, de Luikerweg en de<br />

Mgr. Smetsstraat.<br />

Externe veiligheid<br />

Over het algemeen hebben de alternatieven geen effecten op het aspect externe veiligheid. Overall<br />

scoren de alternatieven dan ook neutraal ten opzichte van de autonome situatie. Uitzondering is het<br />

onderdeel buisleidingen, want alle alternatieven kruisen een leiding met een contour voor externe<br />

veiligheid. Het MMA scoort positief ten aanzien van wegtransport vanwege het weren van vrachtverkeer<br />

uit de kern Dommelen.<br />

14<br />

Inleiding


Gebruiksfuncties<br />

Alternatieven C en MMA scoren positief ten opzichte van de autonome ontwikkeling en onderscheiden<br />

zich niet van elkaar. Dit vanwege het identieke tracé. Alternatief B scoort minder dat de overige<br />

alternatieven. Dit komt met name door de ligging door het Dommeldal, hetgeen een belemmering<br />

oplevert voor de ontwikkeling van extensieve landbouw en recreatie. Daarnaast heeft alternatief B<br />

door haar ligging door het nieuw te ontwikkelen <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid de meeste negatieve invloed op<br />

de woon- en leefomgeving.<br />

Vergelijking van alternatieven<br />

Uit de onderzoeken komt naar voren dat het MMA het beste scoort, gevolgd door alternatief C en<br />

alternatief B. Met name de score op de aspecten natuur, verkeer en vervoer en gezondheid dragen bij<br />

aan de score van het MMA. Hoofdoorzaak is de constatering dat met de maatregelen van het MMA<br />

het doorgaande verkeer het beste wordt gefaciliteerd op hoofdwegen en maximaal uit de kernen en<br />

secundaire wegen wordt geweerd.<br />

Alternatief C scoort beter dan alternatief B. Hoofdoorzaak van dit verschil is terug te voeren op de<br />

doorsnijding van het Dommeldal door alternatief B. Dit brengt tal van negatieve milieueffecten met<br />

zich mee, van recreatie tot landschap en van natuur tot bodem.<br />

Voorkeursalternatief<br />

Op basis van deze uitkomst is het voorkeursalternatief gedefinieerd als het MMA. Dit is het alternatief<br />

dat gezien de doelstellingen van de initiatiefnemer en de milieueffecten van de verschillende onderzochte<br />

alternatieven het meest preferabel is. Het voorkeursalternatief wordt in de ruimtelijke planvorming<br />

als zodanig ingebracht, waarna verdere ruimtelijke planvorming kan plaatsvinden.<br />

Voor de integrale inhoud van het MER (hoofdrapportage + aanvulling) met de daarin opgenomen<br />

varianten, overwegingen en conclusies wordt verwezen naar deze rapportage(s) die als separate bijlage(n)<br />

bij het plan is (zijn) gevoegd.<br />

<strong>1.</strong>4<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

Op 25 maart 2009 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: RvSt) uitspraak<br />

gedaan naar aanleiding van de ingediende beroepen tegen het besluit van de provincie inzake het<br />

goedgekeurde bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. De uitspraak houdt kort samengevat in dat het<br />

grootste gedeelte van het bestemmingsplan voor wat betreft het totale woningbouwgedeelte en het<br />

resterende bedrijventerrein is vernietigd.<br />

Op voorhand is het van belang om op te merken dat de RvSt niet van mening is dat de ontwikkeling<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” op de beoogde plekken niet mogelijk is. Het gaat de RvSt vooral om de zorgvuldigheid<br />

van de uitgevoerde onderzoeken en daarbij behorende procedurele aspecten.<br />

Het beoogde bedrijvengedeelte (bestemming: bedrijventerrein – uit te werken) en het beoogde woningbouwgedeelte<br />

(bestemmingen: woongebied – uit te werken 1, woongebied – uit te werken 2,<br />

gemengd – uit te werken 1 en gemengd – uit te werken 2) kunnen de toets der kritiek van de RvSt niet<br />

doorstaan. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:<br />

Hoofdstuk 1<br />

15


<strong>1.</strong> het aspect luchtkwaliteit is onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Het toezenden van de oplegnotitie<br />

van <strong>gemeente</strong>wege is volgens de RvSt wel tijdig ingediend. Echter gelet op de late aanlevertijd in<br />

strijd met een goede procesorde;<br />

2. het vervallen van de aanduiding struweelvogelgebied c.q. de verkleining van deze aanduiding had<br />

door gedeputeerde staten geformaliseerd dienen te zijn middels een streekplanherziening, voordat<br />

gedeputeerde staten het bestemmingsplan goedkeurde;<br />

3. ten gevolge van de onthouding van goedkeuring aan de aanduiding “hoofdontsluiting”, terwijl<br />

niet tevens de andere hoofdontsluiting (lees: de Lage Heideweg) planologisch-juridisch voldoende<br />

is gewaarborgd, is er geen sprake van een goede ruimtelijke ordening.<br />

Stand van zaken planvorming “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”:<br />

Sinds eind 2008 is van <strong>gemeente</strong>wege opdracht verleend aan een extern bureau om te komen tot een<br />

verkavelingsplan, een uitwerkingsplan (ex artikel 11 WRO) voor het woongedeelte en een uitwerkingsplan<br />

voor het natuurgedeelte alsmede een beeldkwaliteitplan. Door de uitspraak van de RvSt<br />

komt de juridische grondslag voor het woningbouwgedeelte (inclusief woonwagens, sportvoorzieningen<br />

en corsobouwplaats) te vervallen. De eerste conceptverkaveling van het woongebied is inmiddels<br />

voorhanden.<br />

Zoals hiervoor is aangegeven kunnen bepaalde onderdelen inhoudelijk hersteld dan wel aangevuld<br />

worden. Zo is een actueel luchtkwaliteitsonderzoek beschikbaar en is het ontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” in procedure gebracht.<br />

Bestuurlijk standpunt <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>:<br />

In de vergadering van 7 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van <strong>Valkenswaard</strong><br />

besloten om voor het geplande woningbouwgedeelte, inclusief woonwagenlocatie, een ontwerpbestemmingsplan<br />

en exploitatieplan op grond van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening op te<br />

stellen. Dit houdt dus in dat de planvorming voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid niet van de baan is, maar dat de<br />

planuitvoering is vertraagd.<br />

Overigens heeft de Lage Heideweg meerdere functies naast de ontsluiting van het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

<strong>1.</strong>5 Leeswijzer<br />

Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een plankaart (verbeelding) waarop de bestemmingen<br />

in het plangebied zijn aangegeven en de voorschriften waarin de <strong>regels</strong> voor de op de<br />

verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een<br />

toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt<br />

samen met de <strong>regels</strong> het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes<br />

die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.<br />

De toelichting van het bestemmingsplan bestaat uit twee delen. Voorafgaand aan deze twee delen is<br />

in een afzonderlijk hoofdstuk de hoofdmotivering gegeven voor de keuze om de Lage Heideweg te<br />

ontwikkelen.<br />

16<br />

Inleiding


Het traject van de Lage Heideweg is voor het grootste deel gelegen op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Valkenswaard</strong>. Een klein stuk, de aansluiting van de Lage Heideweg op de Dommelsedijk, is<br />

gesitueerd op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />

Aangezien het vaststellen van een bestemmingsplan een bevoegdheid is van de <strong>gemeente</strong>raad, dient<br />

zowel door de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> als die van Bergeijk een bestemmingsplan vastgesteld<br />

te worden voor het trajectgedeelte dat gesitueerd is op het grondgebied van de betreffende <strong>gemeente</strong>.<br />

Er is voor gekozen om het bestemmingsplan voor de Lage Heideweg zodanig op te bouwen dat het<br />

plan eenvoudig door de <strong>gemeente</strong>raden van beide <strong>gemeente</strong>n in het kader van de vaststellingsprocedure<br />

kan worden vastgesteld. Dit betekent dat in de voorbereidingsfase van de plantontwikkeling<br />

uitgegaan wordt van een gezamenlijk document met een gezamenlijke toelichting (ter verantwoording)<br />

en gescheiden plandelen (<strong>regels</strong> + verbeelding) betrekking hebbende op het grondgebied van<br />

<strong>Valkenswaard</strong> respectievelijk Bergeijk. Bij de formele bestemmingsplanprocedure zullen twee afzonderlijke<br />

bestemmingsplannen in procedure gebracht worden, elk plan betrekking hebbende op het<br />

grondgebied van de bewuste <strong>gemeente</strong>.<br />

Deel A - Planopzet<br />

Deel A geeft de visie op het gebied weer. Hierbij wordt zowel ingegaan op de huidige situatie binnen<br />

het plangebied, alsmede op de nieuwe ontwikkelingen dien in dit bestemmingsplan zijn meegenomen.<br />

Deel A vormt de kern van de toelichting op het plan. In dit deel wordt de ruimtelijk-functionele<br />

visie en de juridische planopzet in woord en beeld beschreven. Om een indruk te krijgen wat met het<br />

plan wordt beoogd en hoe de instrumenten <strong>regels</strong> en verbeelding hierbij worden gehanteerd, is het<br />

lezen van dit plandeel voldoende.<br />

Deel B – Verantwoording<br />

Plandeel B geeft de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk<br />

hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader,<br />

de huidige situatie, de milieu-, water en bodemaspecten en de financieel-economische<br />

haalbaarheid uiteengezet.<br />

Wanneer een meer diepgaande indruk van de planontwikkeling verkregen wil worden, is het lezen<br />

van deel B in aanvulling op deel A aan te bevelen. De verschillende hoofdstukken waaruit dit deel<br />

bestaat kunnen daarbij onafhankelijk van elkaar gelezen worden.<br />

Toelichtende afbeeldingen<br />

Alle toelichtende afbeeldingen zijn indicatief. Aan deze afbeeldingen kan geen maatvoering ontleend<br />

worden. Voor de exacte maatvoering en ligging van de verschillende gebieden verwijzen wij naar de<br />

verbeelding behorende bij het bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 1<br />

17


18<br />

Inleiding


DEEL A – PLANOPZET


2. ONDERBOUWING VAN HET BESTEMMINGSPLAN<br />

2.1 Maatschappelijke ruimtevraag<br />

Verkeer<br />

De doorstroming van het doorgaande verkeer tussen Eindhoven en de Belgische Kempen (Lommel,<br />

Neerpelt, Hasselt) stagneert. Al sinds lange tijd bestaat de behoefte aan een snelle doorgaande verbinding<br />

tussen de Eindhoven en het zuidelijke traject van de N69. Gelet op de gevoeligheid van de<br />

tussenliggende gebieden is het aantal tracémogelijkheden beperkt. Het voorkeurstracé dat in het<br />

Streekplan (globaal) en het RSP is opgenomen tussen Veldhoven en Eersel af van de A67, loopt aan de<br />

westzijde van de kern Dommelen en sluit ten zuiden van <strong>Valkenswaard</strong> aan op de bestaande N69.<br />

Voor het eerste gedeelte van deze weg, vanaf de N69 tot aan de N397 zijn zelfs concrete plannen. Dit<br />

gedeelte heet de ‘Lage Heideweg’. De maatschappelijke noodzaak van de aanleg van deze weg is<br />

groot omdat deze een behoorlijke verbetering betekent voor van de leefkwaliteit in de <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Valkenswaard</strong>. Het doorgaande verkeer wordt uit de kern geweerd en ontlast de kernen <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Dommelen. Daarnaast zal het bereikbaarheidsprofiel van <strong>Valkenswaard</strong> verbeteren wat<br />

weer een positieve impuls zou kunnen betekenen voor de bedrijvigheid. De Lage Heideweg vervult<br />

tevens een functie ter ontsluiting van de nieuwe woon- en werklocaties in het gebied <strong>Valkenswaard</strong>zuidwest.<br />

Mede in dat kader dient de realisatie van een ontsluitingsweg achter de woningen met tuinen<br />

aan de Mgr. Smetsstraat te worden gezien. Door positionering van de weg op deze locatie direct<br />

aanhakend op de Lage Heideweg wordt het tevens mogelijk de Mgr. Smetsstraat de functie van woonstraat<br />

terug te geven (uitsluitend ontsluiting van aanliggend panden en gronden) hetgeen de leefbaarheid<br />

ter plaatse ten goede komt.<br />

Nut en noodzaak Lage Heideweg<br />

Bij de aanleg van de Lage Heideweg is het nee-tenzij-principe van toepassing, vanwege de aanwezige natuurwaarden in het plangebied.<br />

Dit principe houdt in dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten in een gebied slechts onder strikte voor-<br />

waarden zijn toegestaan. Middels de ADC-toets moet het nut en de noodzaak van de handeling worden aangetoond. Bij de ADC-toets<br />

dient men aan te tonen dat er geen alternatieven (A) zijn voor de voorgenomen handeling. Daarnaast moet de handeling een dwin-<br />

gende reden (D) van groot openbaar belang kennen. Ten slotte moet de beschikbaarheid van compensatiemogelijkheden (C) worden<br />

aangegeven.<br />

Het maatschappelijk belang van de aanleg van de Lage Heideweg is met name gelegen in het verbeteren van leefbaarheid en ver-<br />

minderen van de verkeershinder in <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen. Met name geluidsoverlast en de luchtkwaliteit zijn hierbij knelpun-<br />

ten. De Lage Heideweg zorgt voor een betere afwikkeling van het oost-west verkeer en in toekomst eventueel ook voor de afwikke-<br />

ling van het noord-zuid verkeer. In samenhang daarmee verbetert de verkeersveiligheid op de huidige routes, Bergstraat, Dommel-<br />

seweg, Bergeijksedijk en Fressevenweg. Tenslotte is de Lage Heideweg van essentieel belang voor een duurzame ontsluiting van<br />

<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Er zijn verschillende alternatieven voor de Lage Heideweg overwogen. Niets doen is hierbij geen realistisch alternatief. Als gevolg<br />

van de autonome verkeersontwikkeling nemen de verkeersintensiteiten dermate toe dat de leefbaarheid en verkeershinder in Dom-<br />

melen en <strong>Valkenswaard</strong> onder onacceptabele druk komen te staan. Door de hoge intensiteiten biedt een betere benutting van de<br />

bestaande infrastructuur en verkeersstructuur van en rond de kernen onvoldoende soelaas.<br />

De ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, zoals beschreven in de Structuurvsie-Plus van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, is een gemaakte<br />

keuze en wordt derhalve beschouwd als een autonome ontwikkeling in het kader van deze MER. De uitbreidingslocatie is de enig<br />

Hoofdstuk 2<br />

21


mogelijke vanwege hogere (natuur) waarden elders. Een ontsluitingsweg dient dan ook in relatie tot dit plangebied gerealiseerd te<br />

worden.<br />

Geconcludeerd wordt dat de Lage Heideweg noodzakelijk is ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>. Bij de realisatie van de weg dient<br />

optimaal rekening gehouden te worden met de bestaande natuurwaarden langs Dommel en Keersop. Zo mogelijk zal natuur verder<br />

ontwikkeld worden, bijvoorbeeld aan de noordzijde van N397 en het Dommeldal. Indien nodig zullen mitigerende en compenserende<br />

maatregelen getroffen worden.<br />

Nut en noodzaak ontsluitingsweg achter Mgr. Smetsstraat<br />

Bij de aanleg van de Lage Heideweg is het nee-tenzij-principe van toepassing, vanwege de aanwezige natuurwaarden in het plange-<br />

bied (gedeeltelijk gesitueerd in de natte natuurparel). Dit principe houdt in dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en<br />

planten in een gebied slechts onder strikte voorwaarden zijn toegestaan. Middels de ADC-toets moet het nut en de noodzaak van de<br />

handeling worden aangetoond. Bij de ADC-toets dient men aan te tonen dat er geen alternatieven (A) zijn voor de voorgenomen<br />

handeling. Daarnaast moet de handeling een dwingende reden (D) van groot openbaar belang kennen. Ten slotte moet de beschik-<br />

baarheid van compensatiemogelijkheden (C) worden aangegeven.<br />

Het maatschappelijk belang van de aanleg van deze ontsluitingsweg is met name gelegen in het verbeteren van leefbaarheid en<br />

verminderen van de verkeershinder op Mgr. Smetsstraat. Met name geluidsoverlast, de leefbaarheid en de luchtkwaliteit zijn hierbij<br />

knelpunten. Daarnaast is het van essentieel belang dat vanwege de natuurwaarden in en de directe nabijheid van de Keersop meer-<br />

dere doorsnijdingen van de Keersop moeten worden voorkomen. Mede vanuit dat perspectief bezien is gekozen voor de tracé variant<br />

C van de Lage Heideweg met afwaardering van de bestaande overkluizing aan de Dommelsedijk. Een situering van de ontsluitingsweg<br />

waarbij zover mogelijk afstand in acht wordt genomen tot de Keersop is daarom ter waarborging van de natuurwaarden aan te be-<br />

velen. De nieuwe ontsluitingsweg zorgt voor een betere afwikkeling van het verkeer dat westelijk Dommelen wil bereiken in toe-<br />

komst eventueel ook voor de afwikkeling van het noord-zuid verkeer. In samenhang daarmee verbetert de verkeersveiligheid op de<br />

Mgr. Smetsstraat. Daarnaast is de aanleg van deze ontsluitingsweg van essentieel belang voor een duurzame ontsluiting van Valkens-<br />

waard-Zuid.<br />

Er zijn verschillende alternatieven voor de ontsluitingsweg overwogen. Niets doen is hierbij geen realistisch alternatief. Als gevolg<br />

van de autonome verkeersontwikkeling alsmede de afwikkeling van het verkeer dat vanaf de Lage Heideweg westelijk Dommelen wil<br />

bereiken, nemen de verkeersintensiteiten dermate toe dat de leefbaarheid en verkeershinder in de Mgr. Smetsstraat onder onaccep-<br />

tabele druk komen te staan. Door de hoge intensiteiten biedt een betere benutting van de bestaande infrastructuur en verkeers-<br />

structuur onvoldoende soelaas.<br />

De ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, zoals beschreven in de Structuurvsie-Plus van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, is een gemaakte<br />

keuze en wordt derhalve beschouwd als een autonome ontwikkeling De uitbreidingslocatie is de enig mogelijke vanwege hogere<br />

(natuur) waarden elders. De ontsluitingsweg dient dan ook in relatie tot de ontwikkeling van dit plangebied gerealiseerd te worden.<br />

Geconcludeerd wordt dat de ontsluitingsweg noodzakelijk is en zoveel mogelijk gesitueerd dient te worden achter de tuinen van de<br />

woningen woningen gesitueerd aan de Mgr. Smetsstraat. Bij de realisatie van de weg dient optimaal rekening gehouden te worden<br />

met de bestaande natuurwaarden langs de Keersop. Zo mogelijk zal natuur verder ontwikkeld worden, bijvoorbeeld aan de westzijde<br />

van deze ontsluitingsweg. Indien nodig zullen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen worden.<br />

Tracé keuze<br />

Ten aanzien van de keuze van het tracé van de Lage Heideweg wordt verwezen naar hetgeen beschreven<br />

is in paragraaf <strong>1.</strong>3 van dit plan alsmede de MER/SMB milieueffectrapportage 4<br />

, waarbij de motivering<br />

van het te kiezen tracé uitgebreid is uiteengezet. Dit plan voorziet in de planologisch-juridische<br />

regeling voor de aanleg van de Lage Heideweg volgens het aangegeven voorkeurs tracé.<br />

4<br />

Als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.<br />

22<br />

Deel A - Planopzet


Ten aanzien van de keuze van het tracé van de ontsluitingsweg achter de Mgr. Smetsstraat zijn de<br />

volgende tracé varianten onderzocht.<br />

VARIANT A<br />

VARIANT B<br />

Hoofdstuk 2<br />

+ -<br />

Eén aansluitingpunt op de Lage<br />

Heideweg<br />

Duidelijke scheiding verkeer Dommelen<br />

en verkeer <strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid<br />

Snelheid verkeer vanuit Lage Heideweg<br />

wordt afgeremd<br />

3 varianten ontsluiting verkeer<br />

Dommelen mogelijk. Voorkeur voor<br />

variant 1 i.v.m. directe verbinding<br />

Dommelen<br />

Grote doorsnijding beekdalzone<br />

(versnippering natuurgebied)<br />

+ -<br />

Eén aansluitingpunt op de Lage Richtingkeuze op één punt<br />

Heideweg<br />

kan voor verwarring zorgen<br />

Richtingkeuze op één punt gecon- Doorsnijding beekdalzone<br />

centreerd<br />

(versnippering natuurgebied)<br />

Beperkte mogelijkheden voor<br />

situering tankstation op nabij<br />

rotonde en op afstand van<br />

woonbebouwing<br />

23


VARIANT C<br />

VARIANT D<br />

24<br />

+ -<br />

Eén aansluitingpunt op Lage Heideweg<br />

Directe verbinding met Dommelen<br />

(duidelijke entree)<br />

Zeer grote doorsnijding<br />

beekdalzone<br />

natuurgebied)<br />

(versnippering<br />

Aanleg nieuwe ontsluitingsweg<br />

naar Mgr. Smetsstraat<br />

vraagt extra ruimtebeslag in<br />

buitengebied<br />

Beperkte mogelijkheden voor<br />

situering tankstation op voldoende<br />

afstand van woonbebouwing<br />

+ -<br />

Duidelijke scheiding van verkeer<br />

Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

3 varianten ontsluiting kern Dommelen<br />

mogelijk. Afweging van<br />

natuurwaarden en hinder omwonenden<br />

bepaalt voorkeursvariant<br />

Twee aansluitingpunten op<br />

Lage-Heideweg,<br />

afstand van elkaar<br />

op korte<br />

Beperkend in vlotte doorstroming<br />

Lage Heideweg<br />

Zeer grote doorsnijding<br />

beekdalzone<br />

natuurgebied)<br />

(versnippering<br />

Uitvoer financieel kostbaar<br />

Twee mogelijke andere varianten vallen af:<br />

� een aansluiting op de bestaande Mgr. Smetsstraat, aangezien hiermee het gewenste effect op de<br />

Mgr. Smetsstraat niet wordt bereikt (het verbeteren van leefbaarheid en verminderen van de verkeershinder<br />

op Mgr. Smetsstraat). Door een aansluiting op deze bestaande infrastructuur wordt de<br />

verkeersdruk ter plaatse verhoogt en wordt juist het averechtse effect bereikt.<br />

� aansluiting op het te realiseren tracé van de Lage Heideweg (variant C), door aanhaking en afwikkeling<br />

van het verkeer naar Dommelen via de bestaande Dommelsedijk. Deze variant is buiten beeld<br />

aangezien daarmee de Keersop tweemaal zal worden doorsneden, hetgeen niet gewenst uit een oogpunt<br />

van waarborging van de bestaande natuurwaarden in het plangebied (met name in en nabij de<br />

Keersop). Zie hiervoor hetgeen beschreven is ten aanzien van de variant keuze voor de Lage Heideweg.<br />

Deel A - Planopzet


2.2 Habitattoets<br />

2.2.1 Voortoets<br />

In een voortoets 5<br />

behorende bij een habitattoets is onderzocht of de planontwikkeling in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest<br />

(waaronder mede begrepen de aanleg van de Lage Heideweg) een nadelig effect kan<br />

hebben op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natura-2000 gebieden. 6 Daarbij is gekeken naar<br />

de natuurwaarden in het gebied, de eventuele effecten op deze natuurwaarden (kwalificerende habitattypen<br />

en soorten) en hoe hiermee bij eventuele effecten omgegaan dient te worden.<br />

Geconcludeerd wordt dat er door het opvolgen/uitvoeren van mitigerende maatregelen er geen effecten<br />

voorzien worden van de ontwikkelingsplannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid op het natura-2000 gebied<br />

Leenderbos en Groote Heide, Hageven-Plateaux en de Dommel/Keersop.<br />

Voor een nadere uitzetting wordt verwezen naar bijlage 2 van de toelichting waar de Habitattoets<br />

integraal is opgenomen.<br />

2.2.2 Habitattoets<br />

Mede naar aanleiding van de bevindingen voortvloeiende uit de MER Lage Heideweg is onderzoek<br />

verricht naar de mogelijk nadelige effecten van de aanleg van deze weg op de beekprik die wettelijk<br />

beschermd is via de Habitatrichtlijn.<br />

Uit het uitgevoerde onderzoek is naar voren gekomen dat er gedurende de aanlegfase van de Lage<br />

Heideweg er een klein effect kan optreden als gevolg van geluid, trillingen, vertroebeling en enige<br />

versnippering. In de gebruiksfase zal de situatie echter verbeteren doordat een bestaande kleine brug<br />

wordt afgebroken en wordt vervangen door ruim opgezette bruggen. In het onderzoek is tevens gekeken<br />

of andere projecten langs de Keersop eventueel effect hebben op de beekprik. Bij een viertal<br />

van de circa 35 beoordeelde projecten zijn kleine effecten te voorzien indien passende maatregelen<br />

niet worden uitgevoerd (wat kan worden doorgevoerd).<br />

Gelet op de effecten in de aanlegfase en de gebruiksfase kan dan ook worden geconcludeerd dat de<br />

plannen geen significant effect hebben op de beekprik en het plan (aanleg van de Lage Heideweg) is<br />

dan ook niet strijdig met de instandhoudingsdoelstellingen zoals deze zijn neergelegd in het ontwerpbesluit.<br />

De habittattoets zal worden voorgelegd aan de provincie Noord Brabant middels een ontheffingsaanvraag<br />

Natuurbeschermingswet.<br />

Het totale integrale rapport is als bijlage opgenomen onder bijlage 2 van het bijlagenrapport behorende<br />

bij het bestemmingsplan.<br />

5<br />

Veelal de oriëntatiefase of voortoets genoemd in een Habitattoets.<br />

6<br />

Betreft ‘Voortoets vogel- en habitatrichtlijn ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-zuidwest, november 2006, Adviesbureau Mertens,<br />

Wageningen.<br />

Hoofdstuk 2<br />

25


2.3 Compensatie natuur- en landschapswaarden<br />

Op basis van de resultaten van de natuuronderzoeken, in samenhang naar de te realiseren ontwikkelingen<br />

in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, is gekeken naar de noodzakelijk te verrichten compensatie. De uit te<br />

voeren compensatie is in een compensatieplan uiteengezet dat als separate bijlage bij het vast te stellen<br />

bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ wordt gevoegd.<br />

Het betreffende compensatieplan dat deel uitmaakt van dit bestemmingsplan is een integraal compensatieplan<br />

dat in het kader van de aanleg van de Lage Heideweg (afzonderlijk bestemmingsplan) is<br />

opgesteld maar waarin rekening is gehouden met de ontwikkelingen binnen het definitief vast te<br />

stellen bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Basisgegevens<br />

Bij het plan Lage Heideweg zijn beschermde waarden vanuit de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet<br />

en de provinciale Groene Hoofdstructuur betrokken. Het plan wordt derhalve getoetst<br />

door de Provincie Noord-Brabant (Natuurbeschermingswet en GHS) en door het Rijk via Dienst Landelijk<br />

Gebied (Flora- en faunawet). Voor onderhavig project is tijdens het werkproces met beide instanties<br />

overleg gevoerd.<br />

In samenspraak met de provincie is besloten om voor de compensatie van de GHS gebruik te maken<br />

van de meest recente werkkaarten of ’detailkaarten’ (schaal 1:25.000). Deze zijn gebaseerd op de officiële<br />

streekplankaarten (1:100.000), behorende bij het Streekplan Brabant in Balans (2002). Er is voor<br />

de detailkaarten gekozen om verschillende redenen. Ten eerste is op de streekplankaarten de GHS niet<br />

op perceelsniveau begrensd, terwijl dit op de detailkaarten wel gebeurd is. Ten tweede worden de<br />

detailkaarten gebaseerd op onderdelen uit de provinciale natuurgebiedsplannen en aanvullende provinciale<br />

inventarisaties. Ze zijn derhalve gebaseerd op feitelijke informatie over de plaatselijke situatie<br />

ten aanzien van actuele en potentiële natuurwaarden.<br />

Dit heeft onder andere tot gevolg dat een gebied ten zuiden van Dommelen dat eerst is aangemerkt<br />

als ‘natuurontwikkelingsgebied’ nu door de provincie wordt aangemerkt als ‘natuurparel’. Anderzijds<br />

kan op basis van de meest actuele inventarisatiegegevens blijken dat gebieden geen actuele en potentiële<br />

waarde meer hebben, waardoor compensatie niet aan de orde is. Dit is het geval voor een gebied<br />

dat in het Streekplan was aangewezen als struweelvogelgebied. Voor de beoordeling en vaststelling<br />

van compensatie ten in verband met de realisatie van de Lage Heideweg zijn de meest recente provinciale<br />

werkkaarten door de provincie verstrekt op 7 februari 2007. In maart 2009 is de compensatie herberekend<br />

met nieuw aangeleverde recentere provinciale werkkaarten.<br />

Voor een goede onderbouwing van de maatregelen met betrekking tot beschermde natuurwaarden<br />

zijn actuele veldgegevens noodzakelijk. Als basisgegevens voor de soortgroep vogels is gebruik gemaakt<br />

van het onderzoek van Vogelwerkgroep de Kempen (Wouters, 2006). Voor alle overige soortgroepen<br />

is gebruik gemaakt van het onderzoek uitgevoerd door Bureau Mertens (Mertens, 2006a en<br />

2006b). Daarnaast zijn aanbevelingen en/of eisen voor mitigatie en compensatie overgenomen uit de<br />

voortoets (Mertens, 2006c) en effectbeschrijving flora en fauna (BRO, 2006). De uiteindelijke beoordeling<br />

van de noodzaak tot ontheffing, vergunning of compensatie vindt echter in het bestemmingsplan<br />

en compensatieplan plaats.<br />

Hieronder wordt kort ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve compensatieverplichting voor<br />

‘Lage Heideweg’. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de effecten op natuurwaarden en de natuurcompensatie<br />

wordt verwezen naar het integrale compensatieplan. 7<br />

7<br />

Zie bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan.<br />

26<br />

Deel A - Planopzet


2.3.1 Compensatie vanuit provinciaal beleid<br />

Vaststelling compensatieplicht<br />

Natuurparel<br />

De Keersop is qua watervegetatie en visstand een van de meest waardevolle beken van Nederland, en<br />

is daarom aangewezen als natuurparel. De aangrenzende agrarische percelen hebben momenteel een<br />

agrarisch gebruik maar hebben een zeer grote potentiële natuurwaarde. Er zijn als gevolg van kwelstromen<br />

en een nutriëntenarme ondergrond zeer goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling in<br />

de beekdalen. (Een goed voorbeeld hiervan is het natuurgebied de Keersopperdreef ten noorden van<br />

de Dommelsedijk. In dit gebied is de nutriëntenrijke bouwvoor verwijderd en is het watersysteem hersteld<br />

waardoor zich in korte tijd veel zeldzame en bedreigde soorten hebben gevestigd.) Het gebied is<br />

om deze reden begrensd binnen de Ecologische Hoofdstructuur als natuurontwikkelingsgebied plus en<br />

is binnen de GHS-natuur aangewezen als natuurparel.<br />

Het gebied met de status ‘natuurparel’ krijgt in het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ voor het grootste<br />

deel de bestemming natuur. Een gedeelte van de natuurparel wordt echter doorsneden door het<br />

tracé van de Lage Heideweg en krijgt een verkeersbestemming (‘Verkeer 1’). Daarnaast wordt een<br />

nieuwe ontsluitingsweg aangelegd ten westen van de Mgr. Smetstraat. Alle uitbreiding van het stedelijk<br />

ruimtebeslag binnen natuurparels is compensatieplichtig conform het rijksbeleid voor de EHS en de<br />

provinciale Beleidsregel Natuurcompensatie, zowel voor gerealiseerde (actuele) als niet-gerealiseerde<br />

(potentiële) natuur. Bovendien zal op basis van de beleidsregel de door de weg verstoorde oppervlakte<br />

gecompenseerd worden.<br />

Overig bos- en natuurgebied<br />

Het tracé van Lage Heideweg doorkruist een bosperceel ten zuidoosten van de Mgr. Smetstraat dat in<br />

de GHS-natuur de status heeft van ‘overig bos- en natuurgebied’. Daarnaast doorkruist het tracé een<br />

te ontwikkelen bosgebied met de status van ‘overig bos en natuurgebied’ ten westen en noordwesten<br />

van de Mgr. Smetstraat. Omdat dit gebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur (GHS-natuur) valt, is<br />

de aantasting van deze potentiële natuurwaarde compensatieplichtig conform het rijksbeleid voor de<br />

EHS en de provinciale beleidsregel.<br />

Hoofdstuk 2<br />

27


Figuur 9. Natuurdoeltypen volgens het Natuurgebiedsplan binnen het bestemmingsplangebied.<br />

28<br />

Deel A - Planopzet


Daarnaast zal op basis van de beleidsregel de door de weg verstoorde oppervlakte gecompenseerd<br />

worden. Bovendien bevindt zich direct ten westen van de bebouwing aan de Mgr. Smetstraat een<br />

smalle strook die weliswaar niet als wegtracé ingericht wordt, maar die geheel versnipperd wordt door<br />

de bebouwing aan de Mgr. Smetstraat en een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg achter deze huizen.<br />

Omdat deze daardoor niet meer als natuurgebied in te richten is, is deze strook ook compensatieplichtig.<br />

Deze zal worden meegenomen in het ‘vernietigde’ areaal.<br />

Struweelvogelgebied<br />

Conform de intentie van Provincie Noord-Brabant voor de herbegrenzing van het struweelvogelgebied<br />

ter plaatse (in de provinciale structuurvisie) is deze zone niet meer compensatieplichtig. De compensatie<br />

van struweelvogelgebied is dan ook niet opgenomen in het voorliggende plan.<br />

RNLE-landschapsdeel<br />

Gebieden met de status RNLE-landschapsdeel bestaan uit landbouwgronden in de omgeving van belangrijke<br />

bos- en natuurgebieden. Ze hebben een beschermde bufferfunctie, met als doel dat natuur<br />

en landschap in een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE) wordt versterkt. De waarde van de<br />

landschapsdelen verschillen per gebied. Het RNLE-landschapsdeel in het onderzoeksgebied bestaat<br />

onder andere uit agrarische percelen zonder landschappelijke elementen, uit een voormalige vuilstort<br />

en enkele bebouwde percelen. Deze gebieden heeft op zichzelf geen bijzondere actuele natuurwaarden.<br />

Compensatie van natuurwaarden is derhalve niet aan de orde.<br />

Mitigatie<br />

Onder mitigatie wordt verstaan het nemen van verzachtende maatregelen om aantastingen of verstoringen<br />

te beperken. In het tracé van de Lage Heideweg vindt mitigatie van de barrièrewerking plaats<br />

door de aanleg van een kunstwerk over de Keersop. Dit kunstwerk zal worden aangelegd als een brug<br />

met ruime overspanning van de oevers. Hierdoor wordt de uitwisseling van dieren langs de Keersop<br />

mogelijk gemaakt. Momenteel is er nog geen ontwerp voor deze brug; hierover wordt op korte termijn<br />

overleg gevoerd met Waterschap de Dommel.<br />

Daarnaast wordt de bestaande brug over de Keersop bij Dommelen afgewaardeerd vervangen door<br />

een fietsbrug. Tevens wordt de Dommelsedijk tussen de Lage Heideweg en de kern Dommelen afgewaardeerd<br />

tot langzaamverkeersroute. Hierdoor is compensatie vanwege versnippering niet nodig<br />

voor het gebied tussen de Dommelsedijk, Lage Heideweg en de kern Dommelen. Overigens wordt dit<br />

gebied wel gecompenseerd doordat het is meegenomen bij de bepaling van de oppervlakte die te<br />

maken heeft met geluidsverstoring.<br />

Daarnaast kan het toepassen van geluidbeperkende maatregelen voor de ‘Lage Heideweg’ beschouwd<br />

worden als mitigerende maatregel. Door deze maatregelen neemt de geluidbelasting langs de nieuwe<br />

‘Lage Heideweg’ met circa 3,5 dB(A) af. Dit is iets meer dan een halvering van de geluidbelasting.<br />

De omvang en kwaliteit van het vernietigde areaal<br />

Actuele natuurwaarden<br />

Door de aanleg van de ‘Lage Heideweg’ verdwijnt een oppervlakte van 0,49 ha bestaand bos met de<br />

status van ‘overig bos- en natuurgebied’. Dit bos is in het Natuurgebiedsplan van de Provincie Noord-<br />

Brabant aangemerkt als multifunctioneel bos. Het betreft een gemengde houtopstand waarvan de<br />

bomen een maximale diameter van circa 50 cm hebben. Op dit moment heeft het bos o.a. waarde voor<br />

de flora- en faunawetsoorten Grote bonte specht en Levendbarende hagedis.<br />

Hoofdstuk 2<br />

29


Afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de vernietigde waarden hanteert de provinciale beleidsregel<br />

een kwaliteitstoeslag. Gezien de leeftijd van het bos en het ontbreken van een specifiek natuurdoeltype,<br />

is het te beschouwen als natuur met een ontwikkelingstijd van 25-100 jaar. Hiervoor geldt<br />

een toeslag van 2/3 van de te compenseren oppervlakte. Dit komt neer op een toeslag van 0,33 hectare.<br />

Compensatie zal bestaan uit de ontwikkeling van bos van gelijkwaardige of hogere kwaliteit. Op deze<br />

manier wordt tevens voldaan aan de herplantplicht vanuit de Boswet. Het natuurlijke bostype dat<br />

overeenkomt met het te verdwijnen bostype is Eiken-Berkenbos of Beuken-Eikenbos. De kwaliteitstoeslag<br />

kan ook in de vorm van andersoortige natuur gerealiseerd worden, mits er sprake is van natuur<br />

met een vergelijkbare kwaliteit (ontwikkelingstijd).<br />

Potentiële natuurwaarden<br />

Daarnaast bestaat een gedeelte van het gebied met de status ‘overig bos- en natuurgebied’ en ‘natuurparel’<br />

uit nog te ontwikkelen bos en natuur. Voor dit gebied zijn de volgende natuurdoeltypen<br />

aangewezen: moeras, vochtig bloemrijk grasland en braam/doornstruweel, droog bloemrijk grasland<br />

en braam/doornstruweel, Elzenbroekbos en Beuken-Eikenbos. Daarnaast is de Keersop die doorkruist<br />

wordt door de Lage Heideweg aangemerkt als ‘natuurlijke laaglandbeek’. Door het nemen van mitigerende<br />

maatregelen zoals een ruime overspanning met veel lichtinval kunnen deze vegetaties behouden<br />

blijven.<br />

Voor de compensatie van deze gronden is de kwaliteitstoeslag niet van toepassing omdat de gronden<br />

nog niet tot natuurgebied ontwikkeld zijn. Compensatie van de natuurparel dient te bestaan uit realisatie<br />

van de natuurdoelen in een daarvoor geschikt gebied. Omdat het gaat om nog niet gerealiseerde<br />

natuurwaarden is het in principe ook mogelijk om andere natuurdoeltypen hiervoor in de plaats te<br />

realiseren, als dit in het compensatiegebied beter mogelijk is. Voorwaarde hiervoor is dat dit leidt tot<br />

natuurdoeltypen van vergelijkbare of hogere kwaliteit (ontwikkelingstijd) en versterking van de Ecologische<br />

Hoofdstructuur.<br />

Tabel 2: Overzicht van de te verdwijnen oppervlakten nieuwe natuur binnen het plangebied<br />

Natuurdoeltype volgens Natuurgebiedsplan Oppervlakte (ha)<br />

Moeras 0,44<br />

Bloemrijk grasland (vochtig) en Braam/doornstruweel 1,07<br />

Bloemrijk grasland (droog) en Braam/doornstruweel 1,96<br />

Braam/doornstruweel 0,06<br />

Elzenbroekbos 0,12<br />

Beuken-Eikenbos (droog) 0,73<br />

Totaal 4,39<br />

30<br />

Deel A - Planopzet


De omvang van het verstoorde areaal<br />

Naast de oppervlakte die daadwerkelijk verdwijnt, wordt een deel van de overgebleven GHS aangetast<br />

door verstoring en versnippering als gevolg van de nieuwe weg. Voor verstoring bestaan alleen vastgestelde<br />

compensatiemethoden voor geluidsverstoring van broedvogels (Reijnen, 1992). Aan de hand<br />

van gegevens uit deze methode zijn percentages bepaald waarmee de broedvogeldichtheid afneemt<br />

(ten opzichte van een ongestoorde situatie) bij toename van de geluidsdruk (in dB(A)). Deze percentages<br />

zijn vermeld in tabel 3. Omdat sprake is van een gebied met zowel bos als open landschap, zijn de<br />

percentages van bos en landschap gemiddeld.<br />

Tabel 3: Percentages waarmee de broedvogeldichtheid afneemt bij toename van de geluidsdruk. Verticaal staan de<br />

dB(A)-niveaus in de uitgangssituatie, horizontaal de dB(A)-niveaus in de nieuwe situatie.<br />

45-50 dB(A) 50-55 dB(A) 55-60 dB(A) > 60 dB(A)<br />

40-45 dB(A) 8% 27% 42% 50%<br />

45-50 dB(A) - 19% 34% 42%<br />

50-55 dB(A) - - 15% 23%<br />

55-60 dB(A) - - - 8%<br />

Vervolgens zijn de geluidscontouren voor de autonome situatie en de situatie bij aanleg van de weg<br />

(afkomstig uit het MER) met elkaar vergeleken. Van gebieden waarin het geluidsniveau toeneemt, is<br />

de oppervlakte bepaald in GIS voor iedere mogelijke geluidstoename afzonderlijk. Op basis van deze<br />

oppervlakten is de te compenseren oppervlakte bepaald door de werkelijke oppervlakte te vermenigvuldigen<br />

met de corresponderende bovengenoemde percentages. Bijvoorbeeld: in een gebied van 1<br />

hectare neemt de geluidsverstoring toe van 40 dB(A) naar 58 dB(A). Deze oppervlakte wordt voor 42%<br />

gecompenseerd, d.w.z. 0,42 hectare.<br />

Voor gebieden die in de bestaande situatie al een dB(a) hoger dan 45 hebben, is een correctie toegepast<br />

voor het feit dat in de huidige situatie de (theoretische) broedvogeldichtheid al lager is. Voor een<br />

bestaand geluidsniveau van 45-50 is de correctiefactor 0,92; voor 50-55 is dit 0,73 en voor 55-60 is dit<br />

0,58.<br />

De gebieden waarin het geluidsniveau toeneemt, zijn weergegeven in figuur 10. Deze gebieden zijn<br />

om praktische redenen niet uitgesplitst per natuurdoeltype. Voor verstoring van gebieden dient een<br />

totaal van 11,87 hectare te worden gecompenseerd.<br />

Hoofdstuk 2<br />

31


Figuur 10. Gebieden behorende tot de EHS waarin geluidsverstoring toeneemt.<br />

32<br />

Deel A - Planopzet


Behoud omvang van de EHS<br />

Vernietiging van actuele en potentiële natuurwaarden is aan de orde binnen de EHS. Voor realisatie<br />

van de potentiële natuurwaarden en beheer van de actuele en potentiële natuurwaarden zijn reeds<br />

gelden en instrumentarium gegarandeerd. De natuurwaarden binnen de EHS dienen te worden gecompenseerd<br />

middels het planologisch veiligstellen van de compensatiegebieden binnen de EHS, zodat<br />

de omvang van de EHS niet afneemt.<br />

Samenvatting compensatie-opgave<br />

Tabel 4: Overzicht van de te compenseren oppervlakte natuur<br />

Hoofdstuk 2<br />

Oppervlakte (ha)<br />

Bestaande natuur (multifunctioneel. bos) 0,50<br />

Compensatietoeslag (2/3) 0,33<br />

Nieuwe natuur (zie tabel 2) 4,39<br />

Verstoorde oppervlakte 11,87<br />

Totale compensatieplicht bos 0,50<br />

Totaal niet gespecificeerde compensatie 16,59<br />

TOTALE COMPENSATIEPLICHT 17,09<br />

Zoals vermeld in tabel 4 heeft de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft een compensatieopgave van 17,09<br />

hectare. Tenminste 0,50 hectare nieuwe EHS wordt ingericht als bos in de vorm van eiken-berkenbos of<br />

beuken-eikenbos. De overige oppervlakte is niet nader gespecificeerd. Omdat het gaat om verstoorde<br />

of nog niet gerealiseerde natuurwaarden is het hiervoor namelijk mogelijk om andere natuurdoeltypen<br />

hiervoor in de plaats te realiseren, als het compensatiegebied hiervoor betere uitgangssituaties<br />

biedt. Voorwaarde hiervoor is dat dit leidt tot natuurdoeltypen van vergelijkbare of hogere kwaliteit<br />

(ontwikkelingstijd) en versterking van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

2.3.2 Compensatie vanuit de natuurbeschermingswet<br />

In het rapport ‘Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn Ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (Mertens,<br />

2006) zijn de effecten van de geplande ontwikkelingen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid getoetst. Omdat volgens<br />

de Natuurbeschermingswet bij de toetsing ook effecten van andere ontwikkelingen meegenomen<br />

moeten worden (zogenaamde cumulatieve effecten), is het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid integraal onderzocht<br />

met het plan Lage Heideweg.<br />

In het rapport staan concrete maatregelen vermeld om maatregelen aan de betrokken Natura 2000gebieden<br />

te voorkomen. Compenserende maatregelen in strikte zin zijn niet nodig. Wel is er wordt<br />

een aantal ruimtelijke voorwaarden genoemd om maatregelen op aangewezen soorten voldoende te<br />

kunnen uitsluiten. Hierdoor is er geen sprake van overtreding van de Natuurbeschermingswet.<br />

Ten eerste wordt het huidige kunstwerk in de N397 (Dommelsedijk) vervangen door een fietsverbinding.<br />

Hierdoor wordt de licht- en geluidsverstoring van de Lage Heideweg ten zuiden van de N397<br />

gemitigeerd.<br />

Daarnaast wordt de nieuwe kruising met de Keersop aangelegd als een brug met ruime overspanning,<br />

zodat hieronder natuurlijke processen mogelijk kunnen blijven.<br />

Tenslotte wordt ten zuiden van het bedrijventerrein een natte, groene migratieroute aangelegd om<br />

migratie van dieren tussen het dal van de Keersop en Dommel mogelijk te houden.<br />

33


Voor het overige worden verschillende maatregelen uitgevoerd die te beschouwen zijn als aanlegvoorschriften.<br />

Alle uit te voeren mitigerende maatregelen staan samengevat in Box 2 (zie hierna)<br />

2.3.3 Rood-met-groen benadering<br />

De realisatie van de lage Heideweg gaat ten koste van het buitengebied. Doordat bij de voorgestane<br />

ontwikkeling in het plangebied van het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ verlies aan buitengebied<br />

onontkoombaar is, zal deze aantasting gepaard moeten gaan met een verbetering van de ruimtelijke<br />

kwaliteit elders in het buitengebied. De doelstelling van de provincie is om in directe samenhang met<br />

de ontwikkeling van verstedelijkingslocaties, groenontwikkeling te laten plaatsvinden. Bij voorkeur<br />

vindt deze groenontwikkeling plaats op of nabij de verstedelijkingslocatie.<br />

De <strong>gemeente</strong> heeft de verplichting om elders in het buitengebied een kwalitatieve verbetering door te<br />

voeren inzichtelijk gemaakt in de financiële exploitatie voor het plangebied door een investeringsbedrag<br />

van € 2,50 te reserveren per uit te geven m² grond, dat bestemd is voor een kwalitatieve verbetering<br />

van het buitengebied elders.<br />

Inmiddels heeft de <strong>gemeente</strong> ook een aantal projecten aangewezen voor een kwalitatieve verbetering.<br />

Het betreft:<br />

- aanpak oude stortplaatsen (o.a. voormalige stortplaats aan de Victoriedijk en aan de Mgr. Smetsstraat);<br />

- landschappelijke inpassing/aankleding en maatregelen voor ecologie/natuur bij de Recreatieve<br />

Poort (Venbergse Watermolen);<br />

- realiseren ecologische verbindingszones (o.a. nabij Maastrichterweg en Klein Borkel);<br />

- kwaliteitsverbetering van het Dommeldal (voor zover niet zijnde natuurcompensatie voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

en/of Lage Heideweg).<br />

2.3.4 Compensatie vanuit de Flora- en Faunawet<br />

Ontheffingsplichtige soorten<br />

In het rapport ‘Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (BRO, 2006) is<br />

indicatief aangegeven voor welke soorten een ontheffing dient te worden aangevraagd ex artikel 75<br />

van de Flora- en faunawet. Voor een aantal strenger beschermde soorten is echter geen ontheffing<br />

nodig, mits hiervoor een aantal aanvullende (inrichtings)eisen opgenomen worden in het plan. De<br />

verstoring is vastgesteld op basis van zowel het plan Lage Heideweg als <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Van al<br />

deze soorten wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven. Voor verspreidingsgegevens van de<br />

soorten, zie Mertens (2006a/b) en Wouters (2006).<br />

De ontheffingsaanvragen zijn (voor)besproken met LNV en inmiddels zijn de betreffende aanvraagformulieren<br />

in het kader van de Flora- en Faunawet opgemaakt en verzonden naar het ministerie van<br />

LNV ter afhandeling. In bijlage 4 is de toelichting bij de ontheffingsaanvraag bijgevoegd. N.B. In dit<br />

rapport zijn ook effectenbeoordelingen en maatregelen opgenomen ten behoeve van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Deze zijn voor het voorliggende plan Lage Heideweg niet van toepassing.<br />

34<br />

Deel A - Planopzet


Tabel 8: Overzicht van soorten waarvoor aanvullende inrichtingseisen gegeven zijn en/of een ontheffing moet worden<br />

aangevraagd ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Van soorten waarvan geen precieze aantallen bekend zijn<br />

of waarvoor deze geen reëel beeld geven van de werkelijke aantallen, is de dichtheid aangegeven (+: lage dichtheid;<br />

+++: hoge dichtheid). Voor uitleg beschermingsniveaus zie paragraaf 2.<strong>1.</strong><br />

Soortnaam Aantal /<br />

dichtheid<br />

Hoofdstuk 2<br />

Beschermings-<br />

Niveau<br />

Ecotoop Mitigatie Compensatie<br />

Ontheffing<br />

vereist<br />

Grote bonte specht 2 (4) V Bos X X X<br />

Levendbarende hagedis + 2 Heide, bos X X X<br />

Waterspitsmuis + 3 Oevers X X X<br />

Baardvleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />

Beekprik + 3 Beken X<br />

Bermpje +++ 2 Beken X<br />

Geelgors 1 V Klein agrarisch X X<br />

Gele kwikstaart 1 V Oevers X X<br />

Gewone dwergvleermuis +++ 3 Klein agrarisch X X<br />

Grijze grootoorvleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />

Heikikker + 3 Poelen, heide X<br />

Ingekorven vleermuis + 3 Klein agrarisch X X<br />

Kerkuil 1 V Klein agrarisch X X<br />

Kievit 22 V Weide X<br />

Laatvlieger ++ 3 Klein agrarisch X X<br />

Patrijs 4 V Klein agrarisch X X<br />

Rosse vleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />

Ruige dwergvleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />

Scholekster 3 V Weide X<br />

Steenuil 1 V Klein agrarisch X X<br />

Watervleermuis ++ 3 Klein agrarisch X X<br />

Op basis van tabel 8 kunnen de soorten die specifieke aandacht vragen worden ingedeeld in vijf groepen,<br />

op basis van hun ecotoop. Door de soorten in deze groepen in te delen, kunnen de effecten van<br />

de plannen per ecotoop onderzocht worden, en mogelijkheden voor compensatie per functionele<br />

groep uitgewerkt worden. Het betreft soorten van:<br />

<strong>1.</strong> Bos: Grote bonte specht (en Levendbarende hagedis);<br />

2. Kleinschalige agrarische gebieden en parklandschap: Geelgors, Kerkuil, Patrijs, Steenuil, Baardvleermuis,<br />

Gewone dwergvleermuis, Grijze grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Laatvlieger,<br />

Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis en Watervleermuis;<br />

3. Weiden: Kievit en Scholekster;<br />

4. Beken en oevers: Beekprik, Bermpje, Gele kwikstaart en Waterspitsmuis;<br />

5. Heide: Heikikker en Levendbarende hagedis.<br />

Omvang van de compensatie wordt per ecotoop bepaald. Voor oppervlaktecompensatie van iedere<br />

ecotoop wordt uitgegaan van de eisen van de meest kritische soort. In de volgende paragraaf worden<br />

soortspecifieke inrichtingseisen uitgewerkt.<br />

Voor de tabel 3-soorten en vogels waarvoor een ontheffing nodig is, is behalve het uitvoeren van<br />

compenserende maatregelen, ook een sluitende onderbouwing van de noodzaak van het plan en het<br />

ontbreken van alternatieven nodig. Deze staan vermeld in het Bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />

35


Vaststelling compensatie-eisen per soortgroep<br />

Bossoorten<br />

Voor deze soorten dient zowel compensatie van verloren en versnipperd leefgebied als mitigatie<br />

plaats te vinden. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit aangeplant naaldbos. Levendbarende hagedis<br />

komt voor in open bossen, maar meer nog in heidegebied. Grote bonte specht komt voor in uiteenlopende<br />

bostypen met een voorkeur voor loof- en gemengde bossen. Compensatie voor deze soorten<br />

zal derhalve bestaan uit de aanleg van een dergelijk type open bos. Het te compenseren bosgebied<br />

zoals bepaald in GHS vormt een deel van een territorium van Grote bonte specht. Het gehele bosgebied<br />

te noorden van het Eurocircuit is te beschouwen als 1 territorium van Grote bonte specht. Indien<br />

compensatie tegen bestaand bosgebied plaatsvindt kan worden volstaan met compensatie van het<br />

vernietigde en verstoorde deel van het territorium. Het te compenseren bos heeft een oppervlakte<br />

(inclusief toeslag) van 1,68 hectare.<br />

De omvang van het leefgebied voor de Levendbarende hagedis wordt gesteld op een cirkel met een<br />

straal van 150 meter rondom de vindplaats. Het te verdwijnen leefgebied betreft een marginaal deel<br />

van een totaal leefgebied. Compensatie voor deze soort valt in het geheel binnen de te compenseren<br />

oppervlakte voor Grote bonte specht, en dient te worden gerealiseerd aangrenzend aan bestaand<br />

leefgebied.<br />

Mitigerende maatregelen dienen, zoals genoemd in de effectbeschrijving flora en fauna, uitgevoerd te<br />

worden voor Levendbarende hagedis. Deze bestaan uit ontsnipperingsmaatregelen. In de nieuw aan<br />

te leggen Lage Heideweg worden passages voor kleinere diersoorten opgenomen. Ook de nieuw aan<br />

te leggen brug over de Keersop wordt passeerbaar gemaakt voor de Levendbarende hagedis.<br />

Soorten van agrarisch landschap<br />

Compenserende en mitigerende maatregelen voor de soorten van kleinschalig agrarisch landschap<br />

zijn vastgelegd in het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Weidevogels<br />

Er vindt zowel vernietiging als verstoring van leefgebied van weidevogels plaats door de voorgenomen<br />

plannen. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit regulier beheerd akker- en weidegebied. Een ontheffingsaanvraag<br />

voor weidevogels is niet noodzakelijk: wanneer buiten het broedseizoen van deze<br />

vogels gewerkt wordt, is geen sprake van aantasting van rust- en verblijfplaatsen. Compensatie voor<br />

weidevogels is niet nodig, omdat de aangetroffen soorten geen standvogels zijn en zich zullen verplaatsen<br />

naar geschikt leefgebied in de verdere omgeving.<br />

Soorten van beken en oevers<br />

Voor de soort Gele kwikstaart vindt voornamelijk vernietiging en verstoring van leefgebied plaats;<br />

deze soort leeft langs oevers en op voedselrijke vochtige weiden. Voor de soorten Beekprik, Bermpje<br />

en Waterspitsmuis met name verstoring door barrièrewerking. Laatstgenoemde soorten komen voor in<br />

of rondom de Keersop.<br />

Voor de Gele kwikstaart zal compensatie plaatsvinden door biotoopverbetering. Dit vindt plaats in de<br />

gebieden die aangewezen zijn als natuurontwikkelingsgebied. Voor de barrièrewerking van de Lage<br />

heideweg bij de kruising van de Keersop worden mitigerende maatregelen getroffen in de vorm van<br />

een kunstwerk met brede overspanning. Daarnaast wordt de bestaande brug over de Keersop vervangen<br />

door een fietsbrug met brede overspanning. Als aanvullende maatregel wordt tussen de Dommel<br />

en de Keersop een robuuste groene verbinding aangelegd. Deze verbinding is vastgelegd in het plan<br />

<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

36<br />

Deel A - Planopzet


In de gebruiksfase zal de barrièrewerking voor de Beekprik door de genoemde maatregelen zeker niet<br />

toenemen. Zoals reeds gesteld in de Voortoets (Mertens, 2006c) zal in de aanlegfase echter een negatief<br />

effect op de Beekprik kunnen ontstaan bij bouw- en sloopwerkzaamheden. De populatie in de<br />

Keersop is de enige in Noord-Brabant. De huidige populatie van de Beekprik is stabiel, maar zeer<br />

kwetsbaar (dit blijkt ook uit recente vangstgegevens die gedaan zijn ten behoeve van de provinciale<br />

vissenatlas). Derhalve is grote voorzichtigheid bij werkzaamheden aan de Keersop van belang.<br />

Het is niet mogelijk om op dit moment nauwkeuriger te bepalen of er effecten zullen optreden. De<br />

kwetsbare plaatsen van de Beekprik zijn plaatsen waar de larven verblijven en metamorfoseren (ze<br />

zitten dan ingegraven in de bodem), en de paaiplaatsen. In de Keersop veranderen deze kwetsbare<br />

plaatsen door de jaren heen. Bovendien worden de verblijfplaatsen van larven gedurende meerdere<br />

jaren gebruikt: er is derhalve niet één periode in het jaar aan te wijzen waarin de dieren minder<br />

kwetsbaar zijn.<br />

De meest gunstige en haalbare werkwijze om de Beekprik te ontzien, is om vlak vóór de aanvang van<br />

de werkzaamheden aan de Keersop de betreffende plaatsen eenmalig te inventariseren op aanwezige<br />

Beekprikken. Indien daadwerkelijk larven worden aangetroffen, zullen deze stroomafwaarts worden<br />

verplaatst. Daarnaast zal tijdens de werkzaamheden met grote zorgvuldigheid worden gewerkt, om te<br />

voorkomen dat puin en afvalmateriaal in de Keersop terechtkomt.<br />

Soorten van heide<br />

De soorten van heide ondervinden geen directe vernietiging of verstoring van leefgebied. Wel ondervinden<br />

ze de barrièrewerking van de Lage Heideweg. Hiervoor worden ter hoogte van de Keersop<br />

mitigerende maatregelen getroffen door het eerder genoemde kunstwerk. Compenserende maatregelen<br />

voor Levendbarende hagedis zijn vermeld onder paragraaf 4.2.1; voor Heikikker zijn soortspecifieke<br />

compenserende maatregelen niet nodig.<br />

Hoofdstuk 2<br />

37


BOX 2: SAMENVATTING COMPENSERENDE EN MITIGERENDE MAATREGELEN<br />

Maatregelen ten behoeve van GHS-compensatie<br />

� Inrichting en vastlegging van 17,43 hectare EHS-gebied, ter compensatie van 2,43 hectare ‘natuurparel’,<br />

5,23 hectare ‘overig bos- en natuurgebied’ en 19,53 hectare verstoord EHS-gebied.<br />

Maatregelen in het kader van de Natuurbeschermingswet<br />

� Aanleg van een natte migratieroute ten zuiden van het bedrijventerrein, waarbij faunapassages<br />

ingepast worden bij de Lage Heideweg en Mgr. Smetsstraat.<br />

� Geen drainage van het wegvak van de Lage Heideweg om grondwaterstromingen niet negatief te<br />

beïnvloed.en.<br />

� Ophoging van het wegvak van de Lage heideweg met nutriëntenarm, zoutarm en nietverontreinigd<br />

materiaal om te voorkomen dat stoffen uitspoelen naar de Dommel of de Keersop.<br />

� Verandering van de bestaande N397 in een fietsverbinding, en aanleg van een kunstwerk in de<br />

Lage heideweg ter hoogte van de Keersop. In geval van een brug zal deze ruim van opzet zijn om<br />

natuurlijke processen mogelijk te houden. Een brug zal aan weerszijden worden voorzien van platen<br />

om lichtverstrooiing tegen te gaan. De bouw van de brug dient plaats te vinden zonder<br />

kunstlicht.<br />

� Het toepassen van geluidarme wegdekverharding.<br />

� Beplanting langs wegen waar geen gebouwen staan om lichtverstrooiing tegen te gaan.<br />

� Beperking van straatverlichting tot een noodzakelijk minimum alsmede regulering van lichtsterkte.<br />

� Voor andere verlichting worden strenge <strong>regels</strong> gehanteerd ten aanzien van de bouw, de aanleg<br />

en het aanbrengen van verlichting alsmede ten aanzien van de lichtsterkte ter voorkoming van<br />

lichthinder/lichtstoornis. .<br />

� Bij natuurontwikkeling dient de Keersop en haar oevers in de huidige vorm behouden te blijven.<br />

Pas nadat het leefgebied van de Beekprik sterk is uitgebreid buiten het huidige leefgebied als gevolg<br />

van bijvoorbeeld natuurontwikkeling, kunnen maatregelen genomen worden om de dichtheid<br />

aan Beekprik binnen het huidige leefgebied te verhogen. De plannen voor natuurontwikkeling<br />

dienen hierop te worden aangepast.<br />

Maatregelen in het kader van de Flora- en faunawet<br />

� Verandering van de bestaande N397 in een fietsverbinding, en aanleg van een kunstwerk in de<br />

Lage Heideweg ter hoogte van de Keersop. In geval van een brug zal deze ruim van opzet zijn om<br />

migratie van de soorten Heikikker, Levendbarende hagedis en Waterspitsmuis mogelijk te houden.<br />

� De Lage heideweg wordt voorzien van reflectoren in plaats van lantaarnpalen.<br />

� Voor andere verlichting worden strenge <strong>regels</strong> gehanteerd ten aanzien van de bouw, de aanleg<br />

en het aanbrengen van verlichting alsmede ten aanzien van de lichtsterkte ter voorkoming van<br />

lichthinder/lichtstoornis.<br />

� Bij de doorkruising van bestaand bosgebied door de Lage Heideweg worden niet meer bomen<br />

gekapt dan noodzakelijk voor de aanleg van de weg, om schade aan leefgebied van bosbewonende<br />

soorten en foerageergebied van vleermuizen te minimaliseren.<br />

� De te kappen oppervlakte bos wordt gecompenseerd in de directe nabijheid van bestaand bosgebied.<br />

� Compensatie voor watergebonden soorten vindt plaats in het gebied dat ingericht wordt als EHScompensatiegebied.<br />

38<br />

Deel A - Planopzet


Inrichting, planning en beheer<br />

Voor de inrichting, planning en het beheer van het gebied zijn delen van het plan uitgewerkt die van<br />

belang zijn ter compensatie en mitigatie van beschermde natuurwaarden. Deze zullen worden overgenomen<br />

in de nog uit te werken inrichtingsplannen.<br />

Inrichting<br />

Buitengebied<br />

Voor realisatie van de natuurcompensatie zijn in het planproces verschillende zoeklocaties aangewezen,<br />

zoals een zone tussen de Keersop en de kern Dommelen en verschillende zones in het Dommeldal.<br />

Als definitieve locatie voor de natuurcompensatie van de Lage Heideweg is het gebied ten oosten van<br />

de Dommel in het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid aangewezen. Dit gebied ligt ten zuidwesten van de<br />

kern <strong>Valkenswaard</strong> en voldoet aan de eisen vanuit de beleidsregel natuurcompensatie: het gebied ligt<br />

geheel in de GHS-landbouw, het gebied ligt buiten de EHS en ligt in de nabijheid van de aantastende<br />

ingreep.<br />

Daarnaast is een beoordeling gemaakt of het gebied voldoet aan de in paragraaf 4.1 aangegeven leidraden.<br />

Alleen de eigendomsposities van de <strong>gemeente</strong> zijn hierbij een aandachtspunt. Circa 35% van<br />

de percelen is momenteel in eigendom van de <strong>gemeente</strong>.<br />

Tabel 5.Beoordeling van compensatiegebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid aan de hand van de uitgangspunten (par. 4.1).<br />

Voorwaarde of leidraad score<br />

Ligging buiten de EHS +<br />

Ligging in de GHS +<br />

Ligging in nabijheid van de aantasting +<br />

Eigendomsposities -<br />

Aansluiting op bestaande beleidsvisies +<br />

Aaneengesloten compensatiegebied mogelijk +<br />

Aansluiting op bestaande natuurgebieden (EHS) +<br />

Abiotische omstandigheden geschikt voor natuurdoelen +<br />

Relatie met beekdal +<br />

Huidig gebruik geen belemmering +<br />

In het bijgevoegde compensatieplan (bijlage 5) is ervoor gekozen om het gebied waar natuurcompensatie<br />

gerealiseerd zal worden (hierna te noemen: compensatiegebied) ruimer te begrenzen dan de<br />

compensatieopgave van 17,09 hectare. Reden hiervoor is dat Gemeente <strong>Valkenswaard</strong> in het gehele<br />

gebied tussen de Dommel, Dommelseweg, Goorkes, Kromstraat en Luikerweg natuurontwikkeling<br />

wenst te realiseren conform de Inrichtingsvisie Dommeldal en het Broek (2005). Deze natuurbestemming<br />

zal worden vastgelegd binnen de uitwerking van het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Het gebied dat binnen het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid beschikbaar is voor natuurcompensatie<br />

heeft een oppervlakte van 26,28 hectare. Omdat dit gehele gebied tot natuur bestemd zal worden<br />

en verworven zal worden zal Gemeente <strong>Valkenswaard</strong> de 17,09 natuurcompensatie binnen dit gebied<br />

in voldoende mate kunnen garanderen.<br />

De natuurdoelen en inrichtingsmaatregelen voor het compensatiegebied zijn uitgewerkt in het rapport<br />

dat is bijgevoegd in bijlage 5.<br />

Hoofdstuk 2<br />

39


Groene verbinding<br />

…….<br />

40<br />

Foto 13. Bestaande brug over de Keersop<br />

De nieuw aan te leggen brug en fietsverbinding over de Keersop zullen een ruime overspanning krijgen,<br />

zodat de oevers passeerbaar blijven. De constructie zal minder zwaar zijn dan die van het te vervangen<br />

kunstwerk, aangezien het kunstwerk niet geschikt gemaakt hoeft te worden voor autoverkeer<br />

(uitsluitend voor langzaam verkeer). Er zullen geen pijlers in de Keersop worden aangelegd. De aanleg<br />

en afbraak van de kunstwerken over de Keersop zullen met grote zorgvuldigheid worden uitgevoerd<br />

om te voorkomen dat puin en afval in de beek terechtkomt.<br />

Planning<br />

Door middel van een planning van werkzaamheden in de minst kwetsbare periode kunnen voor veel<br />

diersoorten effecten beperkt worden. Voor een effectieve compensatie is het daarnaast noodzakelijk<br />

dat compenserende maatregelen uitgevoerd worden vóórdat tot werkzaamheden overgegaan wordt.<br />

Een afstemming van de verschillende werkzaamheden in de tijd en een afstemming op het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

is derhalve noodzakelijk.<br />

Planning van de werkzaamheden door het jaar<br />

Om nesten van vogels niet te verstoren, zullen maatregelen waarbij vegetatie verwijderd wordt, uitgevoerd<br />

worden buiten het broedseizoen. Het gaat hierbij om bomen en struiken, maar ook om graafwerkzaamheden<br />

op grasland en braakliggende grond. Het broedseizoen is van vogels is afhankelijk<br />

van de soort en van de weersomstandigheden, en derhalve geen vaststaand gegeven. Zo kan een soort<br />

als Houtduif van februari tot oktober tot broeden komen. Daarbij is niet het broedseizoen beschermd,<br />

maar de daadwerkelijke broedgevallen. Indien redelijkerwijs broedende vogels verwacht kunnen worden<br />

buiten het ‘reguliere’ broedseizoen (maart-augustus) zullen vóórafgaand aan kapwerkzaamheden<br />

bomen en struiken gecontroleerd worden op broedende vogels. Omgekeerd kan de kap van bomen<br />

binnen het broedseizoen plaatsvinden wanneer in de betreffende boom geen broedende vogel aanwezig<br />

is.<br />

De aanleg van het wegdeel door het bestaande bos zal in het geheel worden uitgevoerd buiten het<br />

broedseizoen. Dit gebeurt om de verstoring van de daar broedende Grote bonte specht te voorkomen.<br />

De larven van de Beekprik zijn jaarrond kwetsbaar, omdat deze op vaste plaatsen ingegraven blijven in<br />

de bodem van de beek. Om verstoring van paarplaatsen bij voorbaat uit te sluiten, zullen werkzaamheden<br />

buiten de voortplantingstijd (april-mei) uitgevoerd worden. Direct voorafgaand aan de werkzaamheden<br />

zullen de plaatsen waar gewerkt wordt, door een deskundige worden gecontroleerd op<br />

eventueel aanwezige Beekprikken; indien nodig worden deze verplaatst.<br />

Deel A - Planopzet


Planning van de werkzaamheden ten opzichte van elkaar<br />

In het algemeen geldt bij compensatie de regel dat compenserende maatregelen uitgevoerd moeten<br />

zijn vóór aanvang van de verstoring. Een uitzondering geldt voor de compensatie van de nog te ontwikkelen<br />

natuur tussen de Mgr. Smetsstraat en de Keersop. Dit is in de huidige situatie nog niet ontwikkeld.<br />

Wel wordt de compensatie hiervan planologisch vastgelegd bij goedkeuring van het bestemmingsplan.<br />

De aanplant van het bos wordt gerealiseerd in het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Voor het<br />

overige kunnen alle compenserende maatregelen buiten <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid gerealiseerd worden. Wel<br />

wordt de aanleg van faunapassages onder de Lage Heideweg afgestemd op de ontwikkeling van de<br />

groene verbinding rondom <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Vanuit het oogpunt van verkeer kan de afwaardering van de Dommelsedijk pas plaatsvinden nadat de<br />

aanleg van de Lage Heideweg voltooid is. Gelijktijdig hiermee kan de natuurontwikkeling van de<br />

Keersop plaatsvinden.<br />

Tabel 9. Planning van de verschillende maatregelen. De fases zijn bedoeld om de volgorde van de maatregelen weer te geven.<br />

Maatregel Fase Tijd van het jaar<br />

Aanplant bos I<br />

Inrichting groene verbinding <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid I-II<br />

Aanleg kunstwerk over de Keersop I-II<br />

Kap bosperceel II september-februari<br />

Aanleg Lage Heideweg en faunapassages III<br />

Afwaardering Dommelsedijk IV<br />

Vervanging brug V juni-maart<br />

Ontwikkeling natuur langs Keersop I-VI<br />

Figuur 1<strong>1.</strong> Zoekgebieden voor EHS-compensatie.<br />

Hoofdstuk 2<br />

41


Figuur 12 Grondeigendommen <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />

42<br />

Deel A - Planopzet


Beheer<br />

Buitengebied<br />

Het beheer van de als natuur bestemde gebieden zal worden overgelaten aan een natuurbeheersorganisatie.<br />

Hiervoor zal op termijn een specifiek beheerplan worden opgesteld, waarbij rekening gehouden<br />

wordt met de aanwezige beschermde natuurwaarden.<br />

Groene verbinding<br />

Het beheer van de groene verbinding zal worden afgestemd op amfibieën en de Waterspitsmuis.<br />

Realisatie en zekerstelling<br />

Vaststelling compensatiegebieden<br />

Compensatie van GHS-gebieden dient volgens de provinciale beleidsregel bij voorkeur plaats te vinden<br />

binnen de GHS in de nabijheid van de aantasting. Compensatie binnen de EHS is niet toegestaan. Voor<br />

de compensatie van bos liggen binnen het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid geschikte gebieden. Voor de<br />

wijze waarop de natuurcompensatie daar kan plaatsvinden is een gebiedsvisie voor het Dommeldal<br />

opgesteld 8<br />

. Voor de te compenseren gebieden langs de Keersop zijn stroomafwaarts aan de Keersop<br />

geschikte gebieden aanwezig. Daarnaast is compensatie mogelijk in de nabijheid van het Eurocircuit.<br />

In rood zijn op figuur 11 de omlijnde gebieden aangegeven waar natuurcompensatie kan plaatsvinden.<br />

Het betreft gebieden waar de <strong>gemeente</strong> nogal wat grondeigendommen heeft (zie figuur 12). De<br />

betreffende gebieden zijn qua omvang toereikend om de noodzakelijk 19,53 hectare aan compensatie<br />

op te vangen. De compensatie zal planologisch veiliggesteld worden (of zijn) in een of meerder bestemmingsplannen<br />

en overeenkomsten met de provincie. Voor zover mogelijk zulle deze bestemmingsplannen<br />

tegelijkertijd met het bestemmingsplan Lage Heideweg worden vastgesteld dan wel<br />

conform de gemaakte tijdsafspraak met de provincie. 9<br />

Biotoopverbetering agrarisch gebied<br />

De compensatie voor soorten van het agrarisch gebied is geheel opgenomen in het bestemmingsplan<br />

<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Groene verbinding Dommel-Keersop<br />

De groene verbinding is in zijn geheel opgenomen in het bestemmingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Mitigerende maatregelen<br />

Voor de te treffen mitigerende maatregelen wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan ‘Lage<br />

Heideweg’, voor zover hierin kan worden voorzien binnen het instrument bestemmingsplan. Daarnaast<br />

zal met behulp van ander instrumentarium gestuurd worden op uitvoering van de toe te passen<br />

mitigerende maatregelen.<br />

8<br />

9<br />

Inrichtingsvisie ‘Dommeldal’, 1 februari 2006,projectnr. 194692, rapport nr. R001b, Waterschap De Dommel / Grontmij en<br />

inrichtingsvisie ‘Dommeldal en het Broek, concept 19 december 2005 waterschap de Dommel / Grontmij, rapportnummer<br />

R003’.<br />

Het betreft het vast te stellen bestemmingsplan ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, waar het gebied wat voor compensatie in aanmerking<br />

komt is bestemd tot een uit te werken bestemming natuur. Het gebied in de nabijheid van het Eurocircuit wordt meegenomen<br />

in het bestemmingsplan Lage Heideweg of in een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse.<br />

De gronden ten westen van de keersop zullen vastgelegd worden in een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 2<br />

43


44<br />

Deel A - Planopzet


3. HUIDIGE SITUATIE<br />

3.1 Begrenzing en ligging plangebied<br />

Het plangebied van de Lage Heideweg is hoofdzakelijk gesitueerd ligt in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />

en voor een klein deel op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. Het gebied ligt ten zuiden van<br />

de kern Dommelen en ten zuidwesten van de kern <strong>Valkenswaard</strong>. Het tracé loopt vanuit de Luikerweg<br />

in noordelijke richting naar de Dommelsedijk. De aansluiting vanaf de Keersop op de Dommelsedijk<br />

ligt binnen de grenzen van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />

Op de nevenstaande afbeelding is de ligging van het plangebied van de gehele Lage Heideweg aangegeven.<br />

De exacte plangrens staat vermeld op de verbeelding.<br />

3.2 Geldende (bestemmings)regelingen<br />

Het onderhavige bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen:<br />

Plandeel <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />

Bestemmingsplan Raadsbesluit Goedkeuringsbesluit Onherroepelijk<br />

<strong>1.</strong> Uitbreidingsplan in hoofdzaken,<br />

herziening 1962<br />

17 mei 1962 14 augustus 1963 09-10-1963<br />

2. Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ 23-03-1977 31-05-1978 25-06-1986<br />

Plandeel <strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />

Hoofdstuk 3<br />

Bestemmingsplan Raadsbesluit Goedkeuringsbesluit Onherroepelijk<br />

<strong>1.</strong> Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ 28-05-1998 22-12-1998 22.-08.-2001<br />

3.3 Huidige verkeersstructuur<br />

Het wegennet van de oorspronkelijke dorpen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> is ontstaan vanuit nederzettingen<br />

op de oostoevers langs respectievelijk de Keersop en de Dommel. Met name in de 20e eeuw<br />

hebben beide dorpen een sterke groei doorgemaakt. Als gevolg daarvan zijn nieuwe woonwijken gebouwd<br />

en wegen aangelegd. Er zijn oude wegverbindingen met Eindhoven (via Waalre-dorp en Aalst)<br />

en met Eersel en Leende/Weert. De weg naar Borkel en Schaft en België is na het jaar 1800 tot stand<br />

gekomen.<br />

Kenmerkend voor het huidige hoofdwegennet in <strong>Valkenswaard</strong> is de radiale structuur: vrijwel alle<br />

invalswegen komen in het centrum uit. In de hoofdwegenstructuur nemen de N69 en de Leenderweg<br />

een dominante positie in. De belangrijkste van de twee is de noord-zuidverbinding, de N69 Eindhoven<br />

/ Belgische grens, die onder andere over de Markt loopt. De N69 drukt al sinds lange tijd een stempel<br />

op de verkeerscirculatie in en om <strong>Valkenswaard</strong>. Een groot deel van het doorgaand verkeer door de<br />

kern wikkelt zich via deze weg af, maar ook veel lokaal verkeer maakt er gebruik van.<br />

45


46<br />

Deel A - Planopzet


Buiten de bebouwde kom heeft de N69 het profiel van een provinciale weg met 2x1 rijstroken en gelijkvloerse<br />

kruispunten (waaronder rotondes). Binnen de bebouwde kom is het profiel eveneens 2x1<br />

rijstroken, maar door de aanliggende erffuncties is het profiel met name in het centrum erg smal. Bovendien<br />

kent de weg hier een groot aantal kort opeen volgende kruispunten, veelal met verkeerslichten<br />

geregeld. De historische oost-westverbinding verbindt <strong>Valkenswaard</strong> met Leende via de Leenderweg<br />

en met Bergeijk / Eersel via de Dommelseweg / Bergstraat. Beide wegen komen in de kern van<br />

<strong>Valkenswaard</strong> uit op respectievelijk de noord- en zuidzijde van de Markt. De Markt vormt daardoor de<br />

verbindende schakel. Hierboven is reeds aangegeven dat de Markt tevens onderdeel vormt van de<br />

noord-zuidroute (N69) én een groot aantal erffuncties vervult. Het is duidelijk dat deze combinatie van<br />

functies tot problemen leidt.<br />

Verkeersstructuur gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest<br />

Centraal in het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest stroomt de rivier de Dommel. Er hebben zich –<br />

door de aanwezigheid van de rivier - in het verleden nauwelijks stedelijke ontwikkelingen voorgedaan.<br />

Er is geen belangrijke infrastructuur die het dal doorkruist. Alle hoofdwegen liggen aan de rand<br />

van het plangebied. Alleen de Venbergseweg loopt door het gebied, met als belangrijkste functie de<br />

ontsluiting van enkele aanliggende boerderijen. Deze weg wordt ook veelvuldig gebruikt als route<br />

door sluipverkeer. De Venbergseweg sluit aan op de N69, die het plangebied in het zuidoosten begrenst.<br />

Een zijweg van de Venbergseweg is de Victoriedijk. Deze loopt in westelijke richting. De N69<br />

kruist de Dommel met de Victoriebrug. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de provinciale<br />

weg N397. Binnen de bebouwde kom van <strong>Valkenswaard</strong> loopt deze verbinding via de Westerhovenseweg<br />

/ Bergstraat. Net buiten de bebouwde kom kruist de provinciale weg de rivier de Keersop.<br />

De Mgr. Smetsstraat vormt vanuit <strong>Valkenswaard</strong> een belangrijke weg naar het Eurocircuit (zuidwestelijk<br />

van <strong>Valkenswaard</strong>).<br />

Vanuit het plangebied is in de huidige situatie geen sprake van een betekeniswaardige ontsluiting via<br />

de Luikerweg. Per etmaal rijden circa 14.500 motorvoertuigen over de Luikerweg. In de huidige situatie<br />

hebben de wegen en kruispunten rondom het plangebied voldoende capaciteit. Er is geen sprake<br />

van congestie op de ontsluitende wegen in de omgeving. De problemen die op dit moment worden<br />

ervaren hebben vooral te maken met de leefbaarheid / leefkwaliteit van de bewoners langs de routes<br />

door de kernen van <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen en in de direct omgeving van de kern van Bergeijk.<br />

Hoofdstuk 3<br />

47


48<br />

Deel A - Planopzet


3.4 Verkeersintensiteiten<br />

Plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

De wegen die toegang bieden tot <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kennen hoge intensiteiten. Enerzijds is dit verkeer<br />

dat een herkomst of bestemming heeft in het plangebied. Anderzijds betreft het doorgaand<br />

(sluip)verkeer tussen de Luikerweg en de Dommelsedijk. De toekomstige intensiteiten op de omliggende<br />

wegen leiden niet tot congestie direct rondom het plangebied.<br />

Kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen<br />

In het centrum van <strong>Valkenswaard</strong> leidt een toename van de verkeersbelasting tot een aanhoudend<br />

druktebeeld. Het verkeer op de Westerhovenseweg en de Dommelsedijk neemt toe met respectievelijk<br />

38% en 33%. De toename wordt deels veroorzaakt door de autonome groei van het verkeer en deels<br />

door het extra verkeer dat <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid genereert. De toename op de Dommelsedijk is extra<br />

groot omdat ook sluipverkeer door <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid van de Dommelsedijk gebruik maakt.<br />

Regio<br />

Enkele wegverbindingen in de omgeving van <strong>Valkenswaard</strong> (N69, Heikantstraat, Burg. Aartslaan en<br />

N397 ter hoogte van Eersel) worden tot aan de maximale capaciteit belast waardoor dagelijks sprake is<br />

van congestie.<br />

Op de Luikerweg wordt voor de toekomstige situatie een toename van het verkeer voorspeld. De toename<br />

van verkeer vanuit België (circa 50%) wordt met name verklaard door de ontwikkelingen van<br />

het bedrijventerrein nabij Lommel. Een groot deel van dit verkeer verkiest een route door het buitengebied<br />

van Bergeijk boven de route via de Luikerweg. Reden hiervoor is dat de Luikerweg aan zijn<br />

maximale capaciteit zit.<br />

Een (klein) gedeelte van de regionale verkeersstroom vanuit België in de richting van <strong>Valkenswaard</strong><br />

verschuift van de Luikerweg naar de oostelijker gelegen Maastrichterweg. De oorzaak kan liggen in<br />

wijzigingen aan het wegennet in België. Ook is het mogelijk dat het regionale model andere routes<br />

kiest omdat het in de toekomst mogelijk is om vanuit de Zuidelijke Randweg linksaf de Europalaan in<br />

te rijden. Vanuit bepaalde delen van België kan de route via de Maastrichterweg dan sneller zijn.<br />

3.5 Barrièrewerking<br />

In huidige situatie is er sprake van barrièrewerking in de kernen van Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Deze barrièrewerking is zowel verkeerskundig als sociaal-maatschappelijk. De Bergstraat, de Dommelseweg<br />

en de Luikerweg / Markt / Eindhovenseweg zijn drukke routes door een bebouwd gebied met<br />

diverse dwarsrelaties en bezoekersintensieve functies. De verkeersdrukte op deze wegen zorgt voor<br />

een minder goede oversteekbaarheid hetgeen als belemmerend wordt ervaren. Vaak zijn dit soort<br />

wegen letterlijke scheidslijnen binnen een woongemeenschap.<br />

3.6 Openbaar vervoer<br />

In de huidige situatie loopt er een reguliere busdienst in een halfuurfrequentie door het plangebied<br />

(lijn 172), die <strong>Valkenswaard</strong> rechtstreeks verbindt met Eindhoven. Lijn 172 loopt vanaf <strong>Valkenswaard</strong><br />

via Dommelen en zuidzijde van Westerhoven naar Bergeijk / Luijkgestel. Lijn 172 behoort tot de inten-<br />

Hoofdstuk 3<br />

49


siefst gebruikte regionale buslijnen in de regio. Behalve deze lijn is er een buurtbus 276 en een spitsdienst<br />

tussen vanaf Dommelen naar Eindhoven. Lijn 276 loopt vanaf Borkel en Schaft via de N69 en de<br />

Markt in <strong>Valkenswaard</strong> naar Dommelen. In het Verkeersbeleidsplan van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong><br />

wordt geconstateerd dat de frequentie aan de lage kant is. Bovendien staan de bussen regelmatig in<br />

de file op de buslijnen richting Eindhoven en Waalre/Veldhoven. Op de N69 zijn reeds speciale voorzieningen<br />

getroffen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bevorderen. Eén van deze voorzieningen<br />

is een eigen rijstrook ten zuiden van Aalst via welke de bus de wachtrijen in ochtendspits<br />

kan passeren.<br />

<strong>Valkenswaard</strong> kent in regionaal verband een collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (CVV). Voor<br />

afgelegen gebieden wordt intensief gebruik gemaakt van een buurtbus van BBA.<br />

3.7 Langzaam verkeer<br />

In het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (1996) van het SRE neemt het fietsverkeer een belangrijke<br />

plaats in. Het stimuleren van het fietsgebruik is voor de regio een van de middelen waarmee zij haar<br />

doelstelling op het gebied van de bereikbaarheid en het leefmilieu hoopt te verwezenlijken. Door de<br />

aanleg van een goed regionaal fietsnet beschikken de inwoners van de regio over een alternatieve<br />

verplaatsingsmogelijkheid van goede kwaliteit.<br />

Het fietsbeleid van de regio richt zich op:<br />

� het verbeteren van de veiligheid voor fietsers;<br />

� het realiseren van een sluitend net van snelle, comfortabele en (sociaal) veilige fietsroutes van en<br />

naar belangrijke attractiepunten in de regio (zoals winkelcentra, werkgelegenheidslocaties, scholen,<br />

stations, bushaltes en carpoolplaatsen);<br />

� het realiseren van fietsenstallingen bij de genoemde attractiepunten, met name bij knooppunten<br />

van het openbare vervoer;<br />

� het uitzetten van fiets-promotie-activiteiten, teneinde het fietsgebruik onder de aandacht te<br />

brengen.<br />

Regionale fietspadennet<br />

Door de realisatie van een netwerk van kwalitatief hoogwaardige fietspaden wil het SRE het fietsen<br />

bevorderen. Een integraal fietsnetwerk is opgebouwd uit een aantal niveaus:<br />

� een hoofdnetwerk dat woongebieden verbindt met belangrijke publiekstrekkende voorzieningen;<br />

� een wijknet dat aanvullend aan het hoofdnetwerk dient ter ontsluiting van woonwijken en voorzieningen<br />

op niveau;<br />

� een buurtnet dat de toegang verzorgt tot de verschillende herkomsten en bestemmingen.<br />

Het SRE heeft zich gericht op het voltooien en verbeteren van het hoofdnetwerk en het regionale<br />

fietspadennet. Realisatie van de overige fietspaden is een verantwoordelijkheid van de <strong>gemeente</strong>.<br />

Het gebied langs de Dommel is in trek bij recreatieve fietsers en wandelaars. Ter hoogte van de kruising<br />

Venbergseweg / Luikerweg komen verschillende routes samen die aan de zuidzijde van de Luikerweg<br />

hun weg vervolgen, onder meer naar de Venbergse watermolen. Dit levert bij de oversteekplaats<br />

gevaarlijke situaties op. Wandelaars en fietsers moeten zonder hulpmiddels als verkeerslichten<br />

of middenberm de drukke Luikerweg oversteken.<br />

50<br />

Deel A - Planopzet


Enkele scholen in <strong>Valkenswaard</strong> vervullen een belangrijke regionale functie. Dit leidt tot veel dagelijks<br />

fietsverkeer van scholieren vanuit de regio naar <strong>Valkenswaard</strong>. Eén van de drukst gebruikte routes is<br />

de Dommelsedijk in de relatie met Westerhoven/Bergeijk. In het studiegebied zijn voorts de Luikerweg,<br />

Mgr. Smetsstraat en Zuidelijke Randweg voorzien van fietsvoorzieningen.<br />

In de gebiedsvisie van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt de Venbergseweg onderdeel van een langzaamverkeersroute<br />

en dus alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Er is toename van fietsverkeer te<br />

verwachten tussen <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de kern van <strong>Valkenswaard</strong> (wonen – werken – winkelen).<br />

Het gemotoriseerde verkeer gaat gebruik maken van een nieuw aan te leggen wegenstructuur. In het<br />

kader van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt op de bestaande kruising Venbergseweg / Luikerweg een<br />

rotonde geplaatst. Naar verwachting verbetert dit de verkeersveiligheid ter plaatse aanzienlijk.<br />

3.8 Natuur<br />

Algemeen<br />

Ten behoeve van het aspect natuur is een inventarisatie van het plangebied en omgeving uitgevoerd.<br />

De Keersopperdreef is een belangrijk natuurgebied. Het ligt weliswaar buiten het plangebied, maar is<br />

toch bij de inventarisatie betrokken, omdat het van belang voor de inpassing van de Lage Heideweg<br />

ter hoogte van de Keersop. Er heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden en er zijn verschillende databestanden<br />

(waaronder Natuurloket) geraadpleegd. Daarnaast is er een veldinventarisatie verricht. De<br />

veldinventarisatie van beschermde en bedreigde natuurwaarden richtte zich op flora en vegetatie,<br />

zoogdieren (inclusief vleermuizen), broedvogels, amfibieën, reptielen, dagvlinders, libellen en bijzondere<br />

soorten. Aanvullend heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar het voorkomen van waterspitsmuis<br />

en vleermuizen.<br />

Ecologische structuren<br />

Direct aangrenzend aan het ontwikkelingsgebied en nabij het toekomstig tracé van de Lage Heideweg<br />

ligt het natuurgebied Malpiebergsche Heide. Dit gebied is voor een groot deel<br />

habitatrichtlijngebied (zie ook hoofdstuk 3) en is aangewezen als natuurbeschermingswetgebied. Ook<br />

vormt het een onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de groene hoofdstructuur (GHS).<br />

De bosgebieden rondom de Mgr. Smetsstraat en het Eurocircuit zijn eveneens aangewezen als EHS en<br />

GHS, respectievelijk ‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘overig bos- en natuurgebied’.<br />

Het beekdal van de Keersop ten zuiden van de provinciale weg N397 is in de EHS en de GHS aangeduid<br />

als natuurontwikkelingsgebied en als leefgebied voor kwetsbare soorten. Het gebied ten noorden van<br />

de provinciale weg is voor het grootste deel aangewezen als natuurparel (GHS) en in de EHS als ‘bestaand<br />

bos- en natuurgebied’ en natuurontwikkelingsgebied’. Het recente verzoek van de Vaste Commissie<br />

voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) van de Tweede Kamer om de beekdalen van<br />

de Keersop en de Dommel aan te melden in het kader van de Habitatrichtlijn, heeft in juni 2006 beslag<br />

gekregen in besluitvorming.<br />

Flora en vegetatie<br />

Op 19 juni 2006 zijn plantensoorten en vegetatiestructuren in het veld geïnventariseerd. In het veld<br />

zijn alle soorten (per habitattype) genoteerd. Deze habitattypen zijn tevens gekarteerd. Er zijn de volgende<br />

habitattypen onderscheiden: schraalgrasland, berm, singel, sloot, beek, broekbos, naaldbos,<br />

loofbos, gemengd bos, muur, poel.<br />

Hoofdstuk 3<br />

51


52<br />

Deel A - Planopzet


Op de meeste locaties bepalen algemene soorten de vegetatie. Hiervan is de natuurwaarde gering. De<br />

grootste natuurwaarden komen voor in het natuurgebied Keersopperdreef ten noorden van het plangebied.<br />

Buiten het natuurgebied Keersopperdreef concentreren de floristische waarden zich in de<br />

beekdalen en dan uitsluitend in en aan de beide beken en aanwezige sloten.<br />

� In het plangebied Keersopperdreef dat behoort tot het habitattype schraalgrasland zijn vijf wettelijk<br />

beschermde plantensoorten in de zin van de Flora- en faunawet aangetroffen, te weten: grasklokje,<br />

kleine en ronde zonnedauw, brede wespenorchis en koningsvaren. Hiervan zijn alleen de<br />

beide zonnedauwsoorten matig beschermd via de Flora- en faunawet. De overige drie soorten zijn<br />

licht beschermd via de Flora- en faunawet.<br />

� Er zijn tijdens deze inventarisatie in de Keersopperdreef vier Rode-lijstsoorten (2004) aangetroffen,<br />

te weten: kleine en ronde zonnedauw (gevoelig), wateraardbei (gevoelig) en kruipend moerasweegbree<br />

(kwetsbaar). In het plangebied zijn geen Rode Lijstsoorten 10 waargenomen. Daarnaast is<br />

een aantal andere soorten vanwege hun zeldzaamheid van nationaal belang. Dit betreft alleen<br />

kruipend moerasweegbree, die is gevonden in een poeltje in het vochtig schraalgrasland van het<br />

natuurgebied Keersopperdreef.<br />

� Er is verder een aantal plantensoorten met een natuurwaarde van regionaal niveau aangetroffen.<br />

Dit betreft naast bovengenoemde negen soorten verder nog kruipend zenegroen, muurvaren,<br />

wijfjesvaren, kleine watereppe, haaksterrenkroos, zompzegge, sterzegge, elzenzegge, ijle zegge,<br />

snavelzegge, naaldwaterbies, veelstengelige waterbies, holpijp, gewone dopheide, geel nagelkruid,<br />

waterviolier, kikkerbeet, waternavel, zandblauwtje, veldrus, echte koekoeksbloem, melkeppe,<br />

duizendknoopfonteinkruid, penseelbladige waterranonkel, bosbies en kleine egelskop. In totaal<br />

zijn éénendertig vermeldenswaardige soorten aangetroffen, waarvan de meeste karakteristiek<br />

zijn voor matig voedselrijk water of grasland op natte, voedselarme tot matig voedselrijke bodem.<br />

De meeste hiervan zijn aangetroffen in natuurgebied Keersopperdreef. Daarnaast komen ze ook<br />

voor in en grenzend aan de beken en sloten van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. De betreffende figuur in<br />

bijlage 4.4 toont de verspreiding van alle soorten met een natuurwaarde groter dan 9.<br />

Fauna<br />

Grondgebonden zoogdieren<br />

In het onderzoeksgebied is van totaal dertien soorten grondgebonden zoogdieren het voorkomen<br />

vastgesteld. In het inventarisatierapport in bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van deze soorten en<br />

hun mate van voorkomen. Van de dertien soorten grondgebonden zoogdieren zijn tien soorten licht<br />

beschermd onder de Flora- en faunawet. De lichtbeschermde soorten zijn: bosmuis, bosspitsmuis, egel,<br />

huisspitsmuis, woelrat, vos, konijn, mol, ree en veldmuis. De soorten bruine rat en muskusrat zijn algemeen<br />

voorkomend en niet bedreigd. De waterspitsmuis is volgens de Rode lijst kwetsbaar en zwaar<br />

beschermd onder de Flora- en faunawet. Van de waterspitsmuis zijn op de oever van de Keersop vermoedelijk<br />

sporen gevonden. Ook in het aanvullende onderzoek is waterspitsmuis in lage dichtheid<br />

aangetroffen.<br />

� Bosmuis en huisspitsmuis komt verspreid voor in bosschages, houtwallen en bermen waar voldoende<br />

dekking is en waar het niet te nat is.<br />

� Bosspitsmuis komt voor in de lager gelegen gebiedsdelen en de nattere delen.<br />

� Van egel zijn vier waarnemingen verricht, waaronder twee verkeersslachtoffers. Op basis van deze<br />

waarnemingen en landschapsecologische kenmerken kan gesteld worden dat egel verspreid voor-<br />

10<br />

Rode-lijstsoorten zijn soorten waarvan het voorkomen in Nederland achteruitgaat, hun voortbestaan is bedreigd. Deze hebben daarom<br />

een natuurwaarde van nationaal niveau.<br />

Hoofdstuk 3<br />

53


komt in het gehele onderzoeksgebied. In de bosschages, houtwallen en bermen, waar een verdikte<br />

strooisellaag is, heeft de egel verblijfplaatsen.<br />

� Konijn heeft de nesten in de houtwallen en bosschages en foerageert op de weiden en sportvelden.<br />

Plaatselijk komen hoge dichtheden voor van konijn, ondanks de konijnenziekte die (ge)heerst<br />

(heeft).<br />

� Op basis van sporen en landschapsecologische kenmerken kan gesteld worden dat mol verspreid<br />

voorkomt.<br />

� Bruine rat, muskusrat en woelrat zijn (via sporen) aan de waterkant van de Keersop en de Dommel<br />

en aangrenzende wateren vastgesteld.<br />

� Ree is op enkele plaatsen vastgesteld.<br />

� Van vos zijn enkele sporen aangetroffen. Verder is vos niet waargenomen. Mogelijk ging het om<br />

een zwervend dier.<br />

Vleermuizen<br />

In totaal zijn acht soorten vleermuizen vastgesteld. Het betreft: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis,<br />

laatvlieger, watervleermuis, baardvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis<br />

en rosse vleermuis. Van alle soorten zijn foerageerplaatsen vastgesteld. Van watervleermuis en gewone<br />

dwergvleermuis zijn kolonieplaatsen getraceerd en de daaraan gerelateerde vliegroutes waargenomen.<br />

In de betreffende figuur in bijlage 4.4 worden de foerageerplaatsen alsook de kolonieplaatsen<br />

en vliegroutes weergegeven.<br />

� De gewone dwergvleermuis is een soort die is aangetroffen bij opgaande elementen en die in relatief<br />

hoge dichtheden foeragerend is vastgesteld. De gewone dwergvleermuis is veruit de meest<br />

voorkomende vleermuissoort. Er werd één verblijfplaats vastgesteld aan de Westerhovenseweg. Er<br />

zijn diverse paarplaatsen aangetroffen. De dieren vliegen na het uitvliegen naar het zuiden. Het<br />

gaat hierbij om circa 15 à 20 dieren. Gelet op het aantal foerageerplaatsen in het gebied ten zuiden<br />

van de Victoriedijk, foerageert een groot deel van de kolonie daar. Een ander deel van de foeragerende<br />

gewone dwergvleermuizen komt vermoedelijk uit de stad(srand) van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Omdat zij verspreid het onderzoeksgebied inkomen ligt een eventuele verblijfplaats van deze dieren<br />

mogelijk op grotere afstand.<br />

� Van ruige dwergvleermuis zijn alleen enkele foeragerende dieren aangetroffen. Dit wordt veroorzaakt<br />

door het feit dat de ruige dwergvleermuis nagenoeg geen kolonies in Nederland heeft en<br />

derhalve ook geen vliegroutes. Zij komt naar Nederland toe om te paren en wordt voornamelijk in<br />

de herfst aangetroffen in de kuststrook. In <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest is een paarplaats van de<br />

dwergvleermuis aangetroffen.<br />

� Van de laatvlieger werden vijf foeragerende dieren aangetroffen. Een kolonie bevindt zich vermoedelijk<br />

in de bebouwing van de stadsrand van <strong>Valkenswaard</strong> (Hoge Akkers, Deelhurkse Akkers).<br />

Een kolonie is echter niet aangetroffen en is vermoedelijk, gelet op het aantal foeragerende dieren,<br />

klein.<br />

� Watervleermuis is in het voorjaar/zomer boombewonend en foerageert boven water. Een kleine<br />

kolonie bevindt zich aan de Venbergseweg. De kolonie bevindt zich in een oude eik. De dieren<br />

vliegen na het uitvliegen, via de eikenlaan van de Venbergseweg, naar het zuiden om vermoedelijk<br />

boven het Molenven en de Dommel te gaan foerageren. Verspreid zijn zowel boven de Dommel<br />

als de Keersop foeragerende dieren vastgesteld.<br />

� Van baardvleermuis werd één foeragerend dier vastgesteld boven de Victoriedijk. Er werd op<br />

meerdere tijdstippen gefoerageerd.<br />

� In de kerk van Dommelen is de ingekorven vleermuis (1 exemplaar) en grijze grootoorvleermuis (2<br />

exemplaren) aangetroffen. De ingekorven vleermuis heeft naar alle waarschijnlijkheid een relatie<br />

54<br />

Deel A - Planopzet


met de kolonie in Postol (Belgie). Het is niet uitgesloten dat in de omgeving van <strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuidwest nog een kolonie voorkomt.<br />

� Van de rosse vleermuis bevindt zich vermoedelijk een (kleine) kolonie ten zuidwesten van het onderzoeksgebied.<br />

Verschillende dieren zijn oostelijk vliegend in de avond vastgesteld. Hun vermoedelijke<br />

foerageerplaats is het Molenven en de veengebieden ten zuiden daarvan. Er is een enkele<br />

foeragerende rosse vleermuis vastgesteld boven en in de nabijheid van de Dommel.<br />

Broedvogels<br />

In totaal zijn 58 soorten vogels waargenomen waarvan vastgesteld is dat deze territoria/nesten hebben.<br />

Van deze 58 soorten zijn negen soorten op de Rode lijst van bedreigde vogelsoorten geplaatst.<br />

Het betreft boerenzwaluw, gele kwikstaart, groene specht, huismus, koekoek, patrijs, ringmus, kerkuil<br />

en steenuil. Patrijs, groene specht, steenuil, kerkuil en koekoek zijn volgens deze lijst kwetsbaar en<br />

boerenzwaluw, gele kwikstaart, huismus en ringmus zijn gevoelig. Alle waargenomen broedvogels<br />

staan weergegeven in het inventarisatierapport in bijlage 4.8.<br />

De territoria en nesten van Rode-lijst soorten en overige vermeldenswaardige soorten staan weergegeven<br />

in betreffende figuur in bijlage 4.4.<br />

Van deze 58 soorten zijn 56 soorten beschermd via de Flora- en faunawet (Nijlgans en Canadese gans<br />

zijn niet beschermd). De soorten worden aangetroffen in verschillende gebieden:<br />

<strong>1.</strong> Weiden. Deze soortgroep is slecht vertegenwoordigd. Hiervan komen alleen kievit en scholekster<br />

voor. De dichtheden aan weidevogels zijn laag en typische weidevogels als grutto ontbreken.<br />

Kievit en scholekster zijn weidevogels die niet onder druk staan als gevolg van de intensivering.<br />

2. Agrarische landschappen (witte kwikstaart, steenuil, patrijs, geelgors e.d.). Deze soortgroep is<br />

goed vertegenwoordigd. Soorten van het kleinschalig agrarisch landschap staan in Nederland<br />

onder druk door schaalvergroting en intensivering van het agrarisch gebeid.<br />

3. Bossages en bos(randen) (vink, merel, bosuil, boomklever, boomkruiper, grote bonte specht,<br />

groene specht, grote lijster, zanglijster, buizerd). Deze soortgroep is goed vertegenwoordigd.<br />

Opmerkelijk is ook dat relatief veel soorten zijn aangetroffen van oud bos.<br />

4. Oppervlaktewater (krakeend, wilde eend, meerkoet, waterhoen, ijsvogel e.d.). Deze soortgroep<br />

komt redelijk algemeen voor en wordt aangetroffen langs de beken (de Keersop, de<br />

Dommel) en de grotere wateren.<br />

5. Struweel (fazant, koekoek, kleine karekiet, e.d.). Deze soortgroep is plaatselijk goed vertegenwoordigd.<br />

6. Bebouwing. Soorten van deze soortgroep zoals huismus, ringmus, spreeuw en boerenzwaluw<br />

komen in vrij grote aantallen voor. Deze soortgroep wordt aangetroffen in en rond de bebouwing<br />

in het agrarisch gebied.<br />

Daarnaast zijn er soorten met een bredere verspreiding zoals kauw en kraai.<br />

Amfibieën<br />

In totaal zijn vijf soorten amfibieën aangetroffen. Het betreft: kleine watersalamander, bruine kikker,<br />

grote groene kikker, heikikker en gewone pad.<br />

De kleine watersalamander is in de kerktuin aangetroffen. De soort is verder niet aangetroffen. Een<br />

reden hiervan kan zijn dat de meeste wateren vrij groot zijn, vis bezitten of te veel gecultiveerd zijn<br />

(siervijvers). Bruine kikker komt verspreid voor in diverse wateren waar weinig of geen vis aanwezig<br />

was. De grote groene kikker is aangetroffen langs alle wateren die enigszins zon hebben en is dan ook<br />

de meest aangetroffen soort. Enkele exemplaren van heikikker zijn vastgesteld in het natuurgebied de<br />

Hoofdstuk 3<br />

55


Keersopperdreef. Heikikker is zwaar beschermd via de Flora- en faunawet en is opgenomen op de Rode<br />

lijst van bedreigde diersoorten als kwetsbaar.<br />

De gewone pad komt verspreid voor en werd aangetroffen in tal van wateren, vaak in combinatie met<br />

andere amfibieën.<br />

Vissen<br />

In totaal zijn negen soorten vissen gevangen gedurende onderhavige inventarisatie. Op basis van de<br />

databestanden van Waterschap de Dommel en onderhavige inventarisatie zijn totaal zestien soorten<br />

vissen vastgesteld. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die bedreigd zijn volgens de Rode lijst. Dit betreft<br />

beekprik en serpeling die respectievelijk bedreigd en kwetsbaar zijn. Beekprik en bermpje zijn<br />

daarnaast respectievelijk strikt en matig beschermd via de Flora- en faunawet en vereisen een zeer<br />

goede waterkwaliteit. De overige vissen zijn daarnaast alle niet bedreigd of beschermd.<br />

Reptielen<br />

De levendbarende hagedis is op twee plaatsen aangetroffen. Direct buiten het onderzoeksgebied in<br />

het natuurgebied de Keersopperdreef zijn twee waarnemingen verricht. Daarnaast is er één waarneming<br />

gedaan direct ten zuiden van het Eurocircuit. In de betreffende figuur in bijlage 4.4 worden de<br />

waarnemingen weergegeven. Het voorkomen van levendbarende hagedis in het natuurgebied de<br />

Keersopperdreef was reeds bekend (Bureau Ecologica, 2003).<br />

Dagvlinders<br />

In totaal zijn zeventien vlindersoorten aangetroffen gedurende onderhavige inventarisatie. Aangetroffen<br />

soorten vlinders zijn: atalanta, bont zandoogje, bruin zandoogje, dagpauwoog, groot koolwitje,<br />

klein geaderd witje, klein koolwitje, hooibeestje, icarusblauwtje, zwartspriet dikkopje, kleine<br />

vuurvlinder, landkaartje, argusvlinder, distelvlinder, koevinkje en koninginnepage. Opmerkelijk is dat<br />

geen van de soorten algemeen voorkomend is. Mogelijk komt dit door het koude voorjaar en de zeer<br />

hete periode die daarna volgde. Mogelijk als gevolg hiervan is oranjetipje gemist. Deze vlinder is afhankelijk<br />

van pinksterbloemen en komt derhalve alleen voor in het voorjaar. De koninginnepage is<br />

niet wettelijk beschermd maar wel bedreigd (categorie gevoelig) volgens de Rode lijst van bedreigde<br />

dieren. De koninginnepage is met negen waarnemingen waargenomen in het noorden, noordwesten<br />

van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. Gelet op het aantal waarnemingen kan worden gesteld dat<br />

het hier gaat om een populatie.<br />

Libellen<br />

In totaal zijn zestien soorten libellen waargenomen gedurende onderhavig onderzoek. Het betreft:<br />

houtpantserjuffer, azuurwaterjuffer, variabele waterjuffer, watersnuffel, lantaarntje, vuurjuffer, paardenbijter,<br />

blauwe glazenmaker, glassnijder, bruine korenbout, bloedrode heidelibel, bruine korenbout,<br />

gewone oeverlibel en bruinrode heidelibel. In het natuurgebied Keersopperdreef zijn daarnaast<br />

nog koraaljuffer, kantaartje, tangpantserjuffer, vangglazemaker, viervlek en zwarte heidelibel waargenomen<br />

(Bureau Ecologica, 2003, Staatsbosbeheer, 2006).<br />

De waargenomen libellen zijn in vier groepen in te delen:<br />

<strong>1.</strong> Soorten die gebonden zijn aan kleine wateren met oeverbegroeiing.<br />

2. Soorten die gebonden zijn aan zure omstandigheden.<br />

3. Niet specifieke soorten met een brede ecologische amplitude.<br />

4. Soorten van stromende wateren.<br />

56<br />

Deel A - Planopzet


Ad <strong>1.</strong> De soorten die gebonden zijn aan kleine wateren met oeverbegroeiing (o.a. azuurwaterjuffer,<br />

bloedrode heidelibel, glassnijder, viervlek) komen over het algemeen vrij veel voor en zijn verspreid<br />

aan te treffen. Voor de voortplanting zijn zij vermoedelijk aangewezen op de ontginningssloten en de<br />

kleinere wateren langs het spoor en dergelijke.<br />

Ad 2. De soorten die gebonden zijn aan zure omstandigheden (bruine korenbout, variabele waterjuffer,<br />

watersnuffel, zwarte heidelibel, vangglazenmaker) komen in geringe aantallen voor. Variabele<br />

waterjuffer wordt daarnaast veel aangetroffen op de zandgronden. Dit geldt eveneens voor de bruine<br />

heidelibel die voorkomt in pas aangelegde wateren.<br />

Ad 3. Er is daarnaast een aantal soorten aangetroffen die in allerlei watertypen voorkomen en derhalve<br />

niet gebiedsspecifiek zijn. Sommige soorten als lantaarntje en paardenbijter zijn in relatief grote<br />

aantallen aangetroffen.<br />

Ad 4. De beekjuffer is in grote aantallen aangetroffen boven zowel de Dommel als de Keersop en toestromende<br />

wateren. Of er voortplanting optreedt in de Dommel is niet duidelijk. In Roos en Vintges<br />

(1992) werd geschreven dat de Dommel te vervuild was voor voortplanting en dat dit alleen optrad in<br />

de zijbeken. Voortplanting in de Dommel is niet vastgesteld, in de Keersop een paar keer. Tot deze<br />

groep behoort ook de koraaljuffer.<br />

Autonome ontwikkeling<br />

De autonome ontwikkeling van natuurwaarden in en rond het plangebied wordt met name bepaald<br />

door de aanleg van de Lage Heideweg, de realisatie van uitbreidingsplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de<br />

natuurontwikkelingsplannen rondom de Keersop (Landinrichtingsproject Keersop – Bergeijk).<br />

De waterloop / beekdal van de Keersop is in het kader van de Europese Habitatrichtlijn aangemeld. Op<br />

basis hiervan rust er op deze beekdalen een strikte bescherming in het kader van de Natura-2000 gedachte:<br />

het realiseren van een Europees ecologisch netwerk. In het provinciaal beleid is dit uitgewerkt<br />

in het kader van de EHS. Dit betekent dat het beekdal van de Keersop een grotere natuurwaarde herbergt<br />

dan in de huidige situatie; er zijn als gevolg van kwelstromen en een nutriëntenarme ondergrond<br />

zeer goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling in de beekdalen. Een goed voorbeeld hiervan<br />

is het natuurgebied de Keersopperdreef. In dit gebied is de nutriëntenrijke bouwvoor verwijderd<br />

en is het watersysteem hersteld waardoor er veel zeldzame en bedreigde soorten voorkomen.<br />

De natuurwaarden van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest kunnen in de huidige situatie onder andere<br />

worden toegeschreven aan soorten die voorkomen in het kleinschalig agrarisch landschap als kerkuil,<br />

boerenzwaluw, geelgors, steenuil, patrijs, ingekorven vleermuis, grootoorvleermuis en ondergrondse<br />

woelmuis. De ontwikkeling van de beekdalen en de verdere verstedelijking verandert het kleinschalig<br />

agrarisch landschap waardoor het leefgebied van deze soorten zal veranderen. Voor een deel van deze<br />

soorten is deze verandering negatief (m.n. de verstedelijking) en voor een deel zal dit ook positief<br />

(m.n. de beekdalontwikkeling) zijn 11 . De herinrichting van de Keersop zal op korte termijn een negatief<br />

effect hebben op de beekprik en andere kritische vissoorten. Op lange termijn kan door de herinrichting<br />

de situatie voor de vissen verbeteren.<br />

11<br />

Voor een meer gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar “Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuidwest”, BRO, 2006.<br />

Hoofdstuk 3<br />

57


58<br />

Deel A - Planopzet


3.9 Landschap<br />

Algemeen<br />

Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan de bestaande dorpsgrenzen van <strong>Valkenswaard</strong> en<br />

Dommelen en de provinciale weg richting Bergeijk. Het bijzondere van het gebied is dat het nu nog<br />

onderdeel uitmaakt van het buitengebied, terwijl het bijna rechtstreeks grenst aan het centrum van<br />

<strong>Valkenswaard</strong>. De dorpsrand van <strong>Valkenswaard</strong> heeft een gesloten karakter. De bebouwingsrand in<br />

Dommelen is meer op het buitengebied gesitueerd.<br />

De Luikerweg vormt de zuidelijke planbegrenzing. Dit is een belangrijke ontsluitingsroute tussen de<br />

regio Eindhoven en de Belgische grens. De drukke weg is een barrière in het buitengebied van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Door het open karakter van het buitengebied langs deze weg zijn de hoge verkeersintensiteiten<br />

op deze weg duidelijk waarneembaar.<br />

Ten westen grenst het plangebied aan grotere bospercelen afgewisseld met agrarische percelen. Grenzend<br />

aan het plangebied ligt het Eurocircuit. Dit motorsportterrein is in het landschap opgenomen en<br />

niet als zodanig in het landschap waarneembaar. Ten zuidoosten van het Eurocircuit ligt een uitloper<br />

van de Malpiebergsche Heide.<br />

Landschapskenmerken en visueel ruimtelijke structuur<br />

Het plangebied ligt op de overgang van oude dekzandruggen en de voormalige woeste (natte) gronden.<br />

In het verleden zijn de natte gebieden ontgonnen en is een grootschalig agrarisch landschap ontstaan.<br />

Op de hoger gelegen ruggen zijn <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen ontstaan. Karakteristiek in het<br />

landschap zijn de beekdalen van de Dommel en de Keersop. Door de aanwezigheid van de Dommel en<br />

de Keersop heeft het gebied grote landschappelijke en ecologische waarden.<br />

Om de beekdalen heen liggen de broekontginningen, de Kampen en de Esdekken. Aan de zuidzijde<br />

begint het (deels beboste) jonge ontginningslandschap. Het grondgebruik is hoofdzakelijk agrarisch.<br />

Het gebied bestaat in de huidige situatie met name uit een open landschap met weilanden en akkers<br />

(maïs).<br />

In feite kent het plangebied landschappelijk gezien een driedeling: de Dommel- en Keersopzone met<br />

aan weerszijden de beekdalen die overgaan in agrarische gebieden met bebouwing aan de randen.<br />

Dommel- en Keersopzone<br />

De rivieren de Dommel en Keersop hebben een diepe ligging. De Dommel is daardoor slechts waarneembaar<br />

bij de Dommelsche watermolen aan de Dommelsestraat en bij de Venbergse molen, die ten<br />

zuiden van de Luikerweg ligt. De loop van de Dommel is in de laatste 200 jaar nauwelijks veranderd.<br />

Karakteristiek voor het stroomgebied van de Dommel en de Keersop is een licht glooiend landschap<br />

met lager gelegen beekdalen. Ten gevolge van meandering, beekafzetting en normalisatie is het<br />

beekdal reliëfrijk. Het landschap langs de Dommel en de Keersop was in het verleden een kleinschalig<br />

beeklandschap met kleine weiden, hooilanden en houtwallen. In de huidige beekdalen zijn nog steeds<br />

enkele elementen als houtwallen en solitaire bomen van het oorspronkelijk landschap aanwezig.<br />

Hoofdstuk 3<br />

59


60<br />

Deel A - Planopzet


Middengebied tussen Dommel en Keersop<br />

Het gebied gelegen tussen de rivieren heeft een grote percelering en kenmerkt zich door rechthoekige<br />

kavels waarlangs op enkele plaatsen bomenrijen zijn geplaatst. Aan de Mgr. Smetsstraat, Pastoor Bolsiusstraat<br />

en Venbergseweg worden (voormalige) agrarische boerderijen afgewisseld met vrijstaande<br />

woningen en geschakelde traditionele woningen. Beide straten zijn een uitloper van Dommelen. Met<br />

name op de boerenerven en langs wegen is beplanting aanwezig.<br />

Keersop<br />

Het Landinrichtingsplan Keersop – Bergeijk streeft naar natuurontwikkeling in plaats van landbouwactiviteiten.<br />

Direct ten noorden van de Dommelsedijk zijn hiertoe reeds enkele percelen verworven. Binnen<br />

het plangebied van de Lage Heideweg voorziet het project in bloemrijk grasland en droog<br />

schraalland, vochtig schraalland en elzenbroekbos.<br />

3.10 Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie<br />

Archeologie<br />

Voor het gehele ontwikkelingsgebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest is een archeologische advieskaart en<br />

een historisch geografische waardenkaart opgesteld 12<br />

. Tevens is cultuurhistorisch bureauonderzoek<br />

uitgevoerd. 13 In het totale plangebied zijn acht vindplaatsen aangetroffen uit het Mesolithicum (8800-<br />

4900 voor Christus), twee vindplaatsen uit de steentijd en drie vindplaatsen uit de late middeleeuwen.<br />

Aardkundige waarden / Cultuurhistorie<br />

De cultuurhistorische en aardkundige waarden binnen het plangebied betreffen met name de bosgebieden<br />

en het beekdal van de Dommel. In het Keersopdal zijn cultuurhistorische waarden beperkt<br />

aanwezig. Zo is het beekdal van de Dommel op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie<br />

Noord-Brabant aangeven als een historisch geografisch vlak met een redelijk hoge waarde. Het deel<br />

van het Dommeldal binnen het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid behoort tot de door de Provincie aangewezen<br />

aardkundig waardevolle gebieden. Gebieden worden als ‘aardkundig waardevol’ beschouwd<br />

als de verschijnselen van de niet-levende natuur nog een gave vorm hebben of in onderlinge samenhang<br />

voorkomen. Dan tonen ze namelijk de ontstaanswijze van het landschap, een geschiedenis die<br />

honderden tot miljoenen jaren teruggaat. De Provincie wil aardkundige waarden behouden en beschrijft<br />

deze in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant.<br />

In het beekdal zijn beemdgronden (oude hooi- en weilanden) aanwezig en restanten van een kleinschalige<br />

percelering: lange smalle percelen haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog<br />

gemarkeerd door greppels en (de resten van) houtwallen. Plaatselijk liggen nog zandpaden. De percelering<br />

kan deels nog dateren uit de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen<br />

werden ontgonnen.<br />

Het Dommeldal is tevens aangewezen als belvedèregebied. Centraal daarbij staat de instandhouding,<br />

versterking en verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit van een gebied of door een<br />

betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. Ten noorden van de<br />

provinciale weg Eersel-<strong>Valkenswaard</strong> ligt een gebied dat is aangeduid als historische groenstructuur.<br />

Enkele wegen tussen de Victoriedijk, de Luikerweg en Mgr. Smetsstraat zijn aangeduid als waardevolle<br />

historische geografische structuur. Het gebied ten zuiden van de Luikerweg is aangewezen als historisch<br />

geografisch waardevol met de typering hoog.<br />

12 Stichting RAAP, Plangebied Dommelen Zuid, 2002<br />

13 ADC, Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, 2006. Aangevuld bij brief van 19 oktober 2006.<br />

Hoofdstuk 3<br />

61


62<br />

Deel A - Planopzet


In het plangebied zullen grondwerkzaamheden plaatsvinden. Daar waar de grondwerkzaamheden<br />

plaatshebben in zones met (middel) hoge verwachtingswaarde bestaat de mogelijkheid dat archeologische<br />

waarden worden verstoord. Voordat een bodemingreep plaatsvindt in deze zones wordt een<br />

veldonderzoek uitgevoerd.<br />

Hoofdstuk 3<br />

63


Figuur: tracévarianten Lage Heideweg<br />

64<br />

Deel A - Planopzet


4. PLANBESCHRIJVING<br />

4.1 Inleiding<br />

Zoals in paragraaf <strong>1.</strong>3 aangehaald is voor de Lage Heideweg een MER-procedure doorlopen. In de MER<br />

zijn de in de Startnotitie geselecteerde alternatieven en varianten met betrekking tot de tracering en<br />

inrichting nader uitgewerkt, onderzocht op effecten en vergeleken. In deze vergelijking is de vloeiende<br />

verbinding tussen de N69/Luikerweg en N397 tot het beste alternatief gekozen.<br />

4.2 Lage Heideweg<br />

Tracékeuze<br />

De tracévariant C (vloeiende verbinding tussen N69/Luikerweg en N397) beantwoordt het meest aan<br />

de uitgangspunten. De andere alternatieven hebben alle één of meer tekortkomingen, zoals beperking<br />

van de plancapaciteit voor <strong>Valkenswaard</strong>- Zuid, onduidelijke begrenzing van het bebouwde gebied<br />

van <strong>Valkenswaard</strong>, aantasting van het Dommeldal en eenzijdige oriëntatie op het oostwestverkeer<br />

of het noord-zuidverkeer. Daarom is alternatief C aangemerkt als voorkeursalternatief.<br />

Het tracé voorziet in een vloeiende verbinding tussen de N397 (richting Bergeijk/Eersel) en de<br />

N69/Luikerweg (richting Belgische grens). Aan de westzijde start het tracé op grondgebied van de <strong>gemeente</strong><br />

Bergeijk, direct westelijk van de Keersop. Daar wordt de bestaande N397 in zuidoostelijke<br />

richting afgebogen. Het vervolg van het tracé loopt min of meer parallel westelijk van de Venbergseweg.<br />

Verderop buigt het tracé verder af in zuidelijke richting om ter hoogte van de bosrand vloeiend<br />

aan te sluiten op de bestaande N69. Ten noorden van deze aansluiting wordt de bestaande N69 opgeheven<br />

(of in ieder geval afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer). Door middel van rotondes<br />

wordt het tracé op het bestaande wegennet aangesloten.<br />

Wegprofiel<br />

De Lage Heideweg wordt uitgevoerd met een profiel van 2x1 rijstroken. Deze profilering lijkt voldoende<br />

om de functie van gebiedsontsluitingsweg voor <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid én doorverbinding naar de<br />

N397 naar behoren te kunnen vervullen. Indien de Lage Heideweg in de toekomst onderdeel gaat<br />

vormen van een nieuwe route parallel aan de N69 (of de N69 volledig vervangt), dan is een profiel van<br />

2x1 rijstroken met gelijkvloerse kruisingen waarschijnlijk niet toereikend. In dat geval komen hogere<br />

uitvoeringsniveaus aan de orde, zoals meer rijstroken en/of ongelijkvloerse aansluitingen. Deze situatie<br />

wordt alleen actueel indien vanuit de N69-discussie de Lage Heideweg als zinvol alternatief wordt beschouwd.<br />

Landschappelijke inpassing<br />

Voor de landschappelijke inpassing van de weg wordt rekening gehouden met:<br />

<strong>1.</strong> de visueel-ruimtelijke opbouw, met als uitgangspunten:<br />

� door de weg een eigen identiteit mee te geven aansluitend op de hoofdstructuur in het landschap;<br />

� het aanbrengen van eenduidigheid en continuïteit in het wegbeeld ten opzichte van de ruimtelijke<br />

variatie in de directe omgeving van de weg;<br />

� het streven naar een hoogteligging die zo min mogelijk wisselt;<br />

Hoofdstuk 4<br />

65


� de oriëntatie op de omgeving niet wegnemen.<br />

2. de functionele opbouw en relaties; met als uitgangspunten:<br />

� met aanhakende ruimtelijke functies aansluiten bij de structurele functie die de weg in het landschap<br />

gaat vervullen;<br />

� het voorkomen van verdere versnippering van het gebied (aandacht voor aansluitingen en overkruisingen<br />

van de weg);<br />

� aandacht besteden aan recreatieve (fiets)verbindingen tussen de gebieden aan weerszijden van de<br />

weg.<br />

3. de ecologische opbouw en natuurwaarden; met de uitgangspunten:<br />

� bij de kruising van de Keersop een voldoende brede overspanning aanbrengen;<br />

� de barrièrewerking van de weg zo veel mogelijk opheffen door het uitvoeren van mitigerende<br />

maatregelen;<br />

� het verlies aan actuele natuurwaarden compenseren door elders in het gebied nieuwe natuurgebieden<br />

te creëren<br />

� de landschappelijk inpassing van de weg dient aan te sluiten op deze regionale structuren.<br />

� voor het wegbeeld wordt gestreefd naar rust en eenduidigheid om een tegenwicht te bieden aan<br />

het beeld van de omgeving en het gevarieerde alignement van de weg.<br />

� voor het omgevingsbeeld, de beleving van de bewoners en recreanten geldt dat de negatieve aspecten<br />

van de weg zo veel mogelijk gemitigeerd of gecompenseerd worden. Dit vraagt om plekgerichte<br />

oplossingen, zoals bij geluidwerende voorzieningen.<br />

Het belangrijkste vormmiddel om bovenstaande conclusies te realiseren is het gebruik van wegbegeleidende<br />

beplanting aan de occupatiezijde door bijvoorbeeld rijen bomen. Deze beplanting ondersteunt<br />

het weg- en landschapsbeeld en onderscheidt zich van de overige infrastructuur.<br />

Lage Heideweg<br />

De weg zal worden aangelegd in de vorm van een tweebaansweg. Het profiel van de weg zelf beslaat<br />

7,65 meter: twee rijbanen van elk 2,75 m¹ breed en een tussenberm van 0,35 meter. Aan beide zijden<br />

van de weg bevindt zich een obstakelvrije ruimte van 6 meter. Direct hieraan gesitueerd ligt aan de<br />

oostzijde een bermsloot (1,83 meter). Aan de westzijde wordt eerst een wegberm van 3,95 meter aangelegd<br />

met een bermsloot (1,83 meter).<br />

66<br />

Deel A - Planopzet


Figuur: Toekomstig profiel Lage Heideweg, stroomweg, 100 km/u, buiten bebouwde kom<br />

Figuur: Profiel A-A Lage Heideweg, gebiedsontsluitingsweg, 80 km/u, buiten bebouwde kom<br />

Profiel Mgr. Smetsstraat<br />

Deze weg wordt aangelegd in de vorm van een tweebaansweg met deels aan twee zijden een vrijliggende<br />

fietspaden. Het profiel van de weg zelf beslaat 13,38 meter. Het fietspad heeft een breedte van<br />

2,00 meter. Tussen de vrijliggende fietspaden en de rijbaan wordt een berm aangelegd van 1,50 meter.<br />

Figuur: Profiel B-B Mgr. Smetsstraat, 50 km/u, binnen beb. kom Figuur: Profiel B’-B’ Mgr. Smetsstraat, 50 km/u, binnen beb. kom<br />

Hoofdstuk 4<br />

67


Profiel Luikerweg<br />

Deze weg bestaat uit een tweebaansweg met aan de westzijde een tweebaans vrijliggend fietspad.<br />

Het profiel van de weg zelf beslaat 16,34 meter. Het fietspad heeft een breedte van 3,50 meter. Tussen<br />

de rijbaan en het fietspad ligt een berm van 5,40 meter.<br />

Figuur: Profiel C-C, Luikerweg, 50 km/u, binnen beb. kom<br />

Figuur: Profiel D-D, Luikerweg, 50 km/u, binnen beb. kom<br />

68<br />

Deel A - Planopzet


Profiel Dommelsedijk<br />

Het profiel van de Dommelsedijk bestaat uit een tweebaansweg met aan twee zijden vrijliggende<br />

fietspaden. Het profiel van de weg beslaat 16,10 meter. De fietspaden hebben een breedte van 2,00<br />

meter. Tussen de vrijliggende fietspaden en de rijbaan wordt een berm aangelegd van 2,80 meter.<br />

Figuur: Profiel E-E, 80 km/u, binnen beb. kom<br />

Hoogteligging van het tracé<br />

De weg wordt aangelegd op maaiveldhoogte.<br />

Aansluitpunten<br />

Het tracé wordt op drie plaatsen aangesloten op het onderliggend wegennet:<br />

� De meest noordelijke aansluiting geeft een verbinding met de Dommelsedijk. De weg wordt hier<br />

in een vloeiende beweging op aangesloten. De huidige doorgaande route Dommelsedijk-<br />

Westerhovenseweg komt hierbij te vervallen.<br />

� Halverwege het tracé, ter hoogte van de Mgr. Smetsstraat, komt een tweede aansluiting, deels op<br />

het bestaande wegennet. Deze aansluiting wordt door middel van een rotonde uitgevoerd.<br />

� De zuidelijke aansluiting sluit aan op de nieuw aan te leggen ‘verschoven’ N69/Luikerweg. Ook<br />

hier zorgt een rotonde voor een aansluiting op het bestaande wegennet.<br />

De aansluitpunten van de Luikerweg/Lage Heideweg en Mgr. Smetsstraat/Lage Heideweg worden uitgevoerd<br />

als rotondes met vrijliggende fietspaden. Doordat fietsers fysiek worden gescheiden van het<br />

autoverkeer worden conflicten tussen deze twee voorkomen. Bovendien is sprake van een overzichtelijke<br />

situatie en wordt de snelheid van het autoverkeer aanzienlijk gereduceerd, waardoor de kans op<br />

letstelongevallen klein is. Het tracé zal ter hoogte van de Dommelsedijk direct op de bestaande weg<br />

worden aangesloten, ten westen van de Keersopbrug.<br />

Hoofdstuk 4<br />

69


70<br />

Deel A - Planopzet


Aansluitpunt Lage Heideweg/ Mgr. Smetsstraat/Ontsluitingsroute Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>-zuid<br />

Even ten oosten van de rotonde op de Lage Heideweg komt een tweede aansluiting, deels op het bestaande<br />

wegennet. Op deze aansluiting komen nieuwe wegenstructuren samen, zoals de hoofdontsluiting<br />

van het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de nieuwe ontsluitingsroute van de kern Dommelen.<br />

Deze wordt aan de achterzijde van de woningen aan de oostzijde van de Mgr. Smetsstraat gesitueerd.<br />

Door de aanleg van deze nieuwe weg kan de Mgr. Smetsstraat een ontsluitingsfunctie krijgen ten behoeve<br />

van uitsluitend de aanliggende woningen/grondend.<br />

Er zijn drie mogelijkheden om de wegen aan te sluiten op de rotonde Lage Heideweg/Mgr. Smetsstraat:<br />

<strong>1.</strong> Rotonde. In het verlengde van de rotonde op de Lage Heideweg wordt een tweede rotonde<br />

gesitueerd met drie of vier aantakkingen (4 de<br />

ten behoeve van ontsluiting benzineservicestation).<br />

De nieuwe ontsluitingsweg van Dommelen en de ontsluitingsweg van <strong>Valkenswaard</strong>-zuid<br />

takken aan op deze tweede rotonde<br />

2. Vloeiende beweging richting Dommelen. Vanuit de rotonde op de Lage Heideweg wordt de<br />

ontsluitingsweg richting Dommelen in een vloeiende beweging naar de Westerhovenseweg<br />

aangelegd. Het verkeer op deze weg heeft een voorrangsfunctie. Ter hoogte van de Mgr.<br />

Smetsstraat sluit de nieuwe ontsluitingsweg van <strong>Valkenswaard</strong> aan op de weg.<br />

3. Vloeiende beweging richting <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Vanuit de rotonde op de Lage Heideweg<br />

wordt de ontsluitingsweg in een vloeiende beweging naar het bedrijventerrein van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

aangelegd. Het verkeer op deze weg heeft een voorrangsfunctie. Ter hoogte van<br />

de Mgr. Smetsstraat sluit de nieuwe weg van Dommelen aan op de weg.<br />

Op dit moment worden de betreffende varianten uitgewerkt ter bepaling van de effecten. Uiteindelijk<br />

zal in het vast te stellen bestemmingsplan een keuze gemaakt worden voor de aanhaking en planologisch-juridisch<br />

vertaald c.q. verantwoord worden in het bestemmingsplan.<br />

Overig<br />

De Lage Heideweg wordt na realisatie een belangrijke noord-zuidverbinding aan de zuidwestzijde van<br />

de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>. Door het aanleggen van de weg wordt een groot deel van het<br />

doorgaande snelverkeer (personenauto’s en vrachtverkeer) uit de Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong> gehaald.<br />

Derhalve zullen ook binnen de bebouwde kommen aanvullende maatregelen worden getroffen,<br />

zodat het voor snelverkeer aantrekkelijker wordt om gebruik te maken van de nieuwe route. De<br />

nieuwe weg zal worden ingericht als een 80 km/uur weg. De maatregelen in de kom vallen buiten het<br />

bereik van dit bestemmingsplan.<br />

Fietsverkeer<br />

De aanleg van de Lage Heideweg zorgt voor een veilige situatie voor het fietsverkeer. Er worden verschillende<br />

vrijliggende fietspaden aangelegd die aansluiten op de langzaamverkeersroutes rondom het<br />

plangebied. Enkele bestaande langzaamverkeersroutes worden door de nieuwe Lage Heideweg doorsneden.<br />

De weg vormt in sommige gevallen een barrière. Er worden verschillende oversteekvoorzieningen<br />

gerealiseerd om er voor te zorgen dat fietsers zo veilig mogelijk de Lage Heideweg kunnen<br />

passeren.<br />

Landbouwpecelen<br />

In de ontsluiting van de doorsneden landbouwpercelen in het plangebied (door de aanleg van de<br />

Lage Heideweg) is voorzien (zie afbeeldingen op pagina‘s 75 en 76).<br />

Hoofdstuk 4<br />

71


72<br />

Deel A - Planopzet


4.3 Wonen<br />

De woningen ten oosten van de Mgr. Smetsstraat die binnen de zone Mgr. Smetsstraat, Westerhovenseweg<br />

en de nieuwe ontsluitingsweg van de kern Dommelen liggen zijn in onderhavig bestemmingsplan<br />

meegenomen. Ten aanzien van deze woningen vinden geen ontwikkelingen plaats. De woningen<br />

worden als zodanig bestemd en krijgen voldoende uitbreidingsruimte.<br />

4.4 Locatie benzine-service-station<br />

Ter hoogte van de rotonde die halverwege de Lage Heideweg wordt aangelegd is tussen de Lage Heideweg<br />

en de nieuwe ontsluitingsweg voor Dommelen een ontwikkelingslocatie voor een benzineservicestation<br />

voorzien. De locatie wordt direct aan de Lage Heideweg gesitueerd om de overlast tot de<br />

woningen aan de Mgr. Smetsstraat en het omringende waardevolle buitengebied zo veel mogelijk te<br />

beperken.<br />

Aansluiting op verkeersstructuur<br />

Het aantal kruispunten op met name gebiedsontsluitingswegen moet zoveel mogelijk worden verminder,<br />

om het aantal potentiële conflictpunten te beperken. De in-/uitgang van het benzineservicestation<br />

zal daarom als één toegangsweg uitgevoerd moeten worden, waarbij voertuigen op het terrein<br />

rondrijden. De ontsluitingsmogelijkheid van het terrein kan op verschillende manieren worden uitgevoerd.<br />

<strong>1.</strong> Aansluiten op rotonde Lage Heideweg – Monseigneur Smetsstraat.<br />

De rotonde op de Lage Heidweg wordt uitgevoerd met vier aantakkingen. Een vijfde aantakking is<br />

mogelijk bij een enkelstrookse rijbaan. Het is in de toekomst mogelijk dat de Lage Heideweg wordt<br />

uitgevoerd met 2x2 rijbanen. Hierop wordt de rotonde aangepast. Een vijfde arm zorgt dan voor een,<br />

voor de weggebruiker, onbegrijpelijke situatie en belemmerd de mogelijkheid van bijvoorbeeld een<br />

zogenaamde turbo-rotonde. De aansluiting voldoet in de huidige situatie maar is met het oog op de<br />

toekomstige situatie ongewenst.<br />

2. Aansluiten op rotonde Monseigneur Smetsstraat- Bedrijventerrein-aansluiting Dommelen.<br />

Deze tweede rotonde wordt uitgevoerd met drie of vier aantakkingen. Een vierde aantakking naar het<br />

benzinestation is geen probleem voor de verkeersveiligheid. Het is dan wel nodig om de hoeken tussen<br />

de verschillen armen te optimaliseren (bij voorkeur 90 0 ). Hiervoor is het wellicht nodig de locatie<br />

van de rotonde enigszins te verschuiven.<br />

3. Nieuw kruispunt op Lage Heideweg.<br />

De Lage Heideweg met een maximumsnelheid van 80km per uur is een gebiedsontsluitingsweg. Volgens<br />

het Duurzaam Veilig Principe moet het aantal kruispunten op deze wegen beperkt worden. Bovendien<br />

is er mogelijkheid om een aansluiting te maken op wegen met een lagere snelheid. Een dergelijke<br />

uitvoering is dus niet wenselijk.<br />

4. Nieuw kruispunt op verbinding Dommelen.<br />

Een kruispunt in plaats van een rotonde zou uitgevoerd moeten worden als een T-splitsing met een<br />

voorrangsregeling. Nadeel is dat er wel een extra kruispunt komt, maar de situatie is voor alle weggebruikers<br />

duidelijk. Het kruispunt zou ongeveer halverwege het weggedeelte moeten komen, zodat<br />

Hoofdstuk 4<br />

73


weggebruikers de tijd hebben om op de situatie (het kruispunt) te anticiperen. Nadeel is dat het voor<br />

weggebruikers op de Lage Heideweg een (gevoelsmatige) indirecte route naar het benzinestation is<br />

(vrij grote omrijfactor).<br />

Op dit moment worden de betreffende varianten uitgewerkt ter bepaling van de effecten. Uiteindelijk<br />

zal in het vast te stellen bestemmingsplan een keuze gemaakt worden voor de ontsluitingsvariant en<br />

planologisch-juridisch vertaald c.q. verantwoord worden in het bestemmingsplan.<br />

74<br />

Deel A - Planopzet


5. JURIDISCHE PLANOPZET<br />

5.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de gewenste ontwikkeling in het plangebied<br />

juridisch is vertaald. In achtereenvolgende paragrafen worden de volgende punten besproken:<br />

� de uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan als geheel;<br />

� de onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht (toelichting, verbeelding en plan<strong>regels</strong>;<br />

� de verbeelding en de omvang van het plangebied;<br />

� de indeling van de plan<strong>regels</strong><br />

� de wijze van bestemmen in de plan<strong>regels</strong>;<br />

� de artikelen, opgenomen in verband met de aanleg van de Lage Heideweg.<br />

5.<strong>1.</strong>1 Uitgangspunten bij opstelling van het bestemmingsplan<br />

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />

<strong>1.</strong> Het bieden van een juridisch-planologische basis voor de aanleg van de Lage Heideweg met bijbehorende<br />

(mitigerende) voorzieningen.<br />

2. Het volgen van een systematiek in het bestemmingsplan die aansluit op de systematiek in de geldende<br />

plannen in de <strong>gemeente</strong>(n) voor wat betreft de inhoud.<br />

De beschrijving en uitwerking van de <strong>regels</strong> is afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli<br />

2008 in werking is getreden. Dit betekent dat enkele <strong>regels</strong> anders geformuleerd zijn dan tot op heden<br />

gebruikelijk was dan wel achterwege blijven omdat hierin op andere wijze wordt voorzien. Zo<br />

wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken over vrijstellingen maar over ontheffingen.<br />

De systematiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008.<br />

5.<strong>1.</strong>2 De onderdelen van het bestemmingsplan in juridisch opzicht<br />

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de plan<strong>regels</strong> en de verbeelding.<br />

De MER (Lage Heideweg) en de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde nadere onderzoeken<br />

maken als onderbouwing onderdeel uit van het bestemmingsplan.<br />

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook géén onderdeel uit<br />

van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing<br />

van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en plan<strong>regels</strong>.<br />

De plan<strong>regels</strong> bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden,<br />

bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige<br />

en/of op te richten bouwwerken. De plan<strong>regels</strong> zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per<br />

hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.<br />

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de plan<strong>regels</strong> alsmede de functie<br />

van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven,<br />

met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de plan<strong>regels</strong> het voor de<br />

burgers bindende deel van het bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 5<br />

77


78<br />

Deel A - Planopzet


De verbeelding bestaat uit één kaartblad, schaal 1:1000. Door middel van een combinatie van begrenzingen,<br />

coderingen, arceringen en kleuren, is de verdeling aangegeven van de diverse binnen het<br />

plangebied onderscheiden bestemmingen. Bovendien bevat het kaartblad aanduidingen die gelezen<br />

moeten worden in samenhang met de bebouwingsbepalingen, die voor de onderscheiden bestemmingen<br />

zijn gegeven. De materiële inhoud van de bestemmingen is weergegeven in paragraaf 7 van de<br />

plan<strong>regels</strong>.<br />

5.<strong>1.</strong>3 De verbeelding en de omvang van het plangebied<br />

Het bestemmingsplan maakt door het bepaalde in de plan<strong>regels</strong> én op de verbeelding de aanleg van<br />

de Lage Heideweg mogelijk. De grenzen van het gebied die op de verbeelding staan omvatten meer<br />

dan alleen de Lage Heideweg zelf, aangezien een logische planbegrenzing (aansluitend op andere in<br />

voorbereiding zijnde plannen) is opgezocht.<br />

Tevens kan opgemerkt worden dat in het kader van de verdere formele bestemmingsplanprocedure<br />

(ontwerp en vast te stellen bestemmingsplan) het thans voorliggende plangebied opgerekt kan worden,<br />

aangezien:<br />

- de aanleg van de weg ook consequenties heeft voor de gronden die aan weerszijden van de weg<br />

liggen. Aan weerszijden van de Lage Heideweg en de aansluitende wegen ligt een geluidscontour:<br />

de 48 dB-contour. Binnen deze contour mag in principe géén nieuwe geluidsgevoelige bebouwing<br />

worden opgericht, tenzij binnen het gebied hogere grenswaarden zijn vastgesteld of wanneer op<br />

andere wijze aan de eisen van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt voldaan. Binnen deze contour<br />

liggen een aantal geluidgevoelige objecten. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek worden de<br />

maatregelen aangegeven die uitgevoerd moeten worden om te voldoen aan de eisen van de Wet<br />

geluidhinder;<br />

- de aanleg van de weg ook consequenties heeft voor mogelijkerwijs gronden in de nabijheid van<br />

de weg die in het kader van natuurcompensatie een passende bestemming dienen te verkrijgen<br />

(zie hiervoor hetgeen beschreven is omtrent natuurcompensatie en het natuurcompensatieplan -<br />

bijlage 5-).<br />

Thans vormen deze aspecten onderwerp van onderzoek ter bepaling van wat, waar en op welke wijze<br />

een en ander planologisch-juridisch wordt vastgelegd.<br />

Het tracé is gelegen op het grondgebied van twee <strong>gemeente</strong>n en in het ontwerp bestemmingsplan<br />

vervat in twee afzonderlijke kaarten 08BROBO011-1 (plandeel <strong>Valkenswaard</strong>) en 08BROBO011-2<br />

(plandeel Bergeijk). Elke kaart (verbeelding) betreft tracé van de Lage Heideweg (met aangrenzende<br />

gronden) gesitueerd binnen het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> respectievelijk de <strong>gemeente</strong><br />

Bergeijk.<br />

Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat indien aanvragen<br />

passen binnen de bestemmings- en bebouwingsbepalingen er een directe bouwtitel ontstaat. In de<br />

<strong>regels</strong> wordt de nodige flexibiliteit ingebracht die mogelijkheden biedt om in de planperiode te kunnen<br />

inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur<br />

van het plan wordt aangetast.<br />

Hoofdstuk 5<br />

79


Behalve het plangebied zelf en de bestemmingen die daarop voorkomen zijn op de verbeeldingen ook<br />

de zogenaamde profielen opgenomen voor de Lage Heideweg. Deze geven doorsneden op detailniveau<br />

van de weg.<br />

Bij de vormgeving van het bestemmingsplan is het aspect duidelijkheid (voor burger en overheid) als<br />

uitgangspunt gehanteerd. Helder en duidelijk dient aangegeven te worden welke gebruiksfunctie<br />

toegelaten is op de gronden, mede in verband met de handhaafbaarheid, en wat, waar en hoe gebouwd<br />

kan en mag worden.<br />

Binnenplanse ontheffingen zijn uitsluitend opgenomen indien een nadere afwegingsmoment nog<br />

dient plaats te vinden.<br />

5.<strong>1.</strong>4 Indeling van de plan<strong>regels</strong><br />

De <strong>regels</strong> vormen tezamen met de digitale verbeelding (voorheen plankaart) het juridisch bindende<br />

deel van het bestemmingsplan. Informatie die niet op de digitale verbeelding vermeld staat en die wel<br />

ruimtelijk relevant is, wordt verwoord in de <strong>regels</strong>.<br />

Voor de opbouw van de <strong>regels</strong> wordt de volgende structuur gehanteerd:<br />

Hoofdstuk 1: Inleidende <strong>regels</strong><br />

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige <strong>regels</strong> goed te kunnen hanteren:<br />

� begrippen: betreft gebruikte begrippen die uitleg behoeven;<br />

� wijze van meten: bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes,<br />

percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke.<br />

Hoofdstuk 2: Bestemmings<strong>regels</strong><br />

In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen aan de orde. Alle zelfstandige regelingen, die<br />

gevolgen hebben voor de bouw- of gebruiksmogelijkheden van de gronden, zijn als een bestemming<br />

vormgegeven.<br />

De volgorde van de bestemmingen is conform de SVBP 2008 op alfabetische volgorde, waarbij de<br />

(hoofd)bestemmingen voor de dubbelbestemmingen zijn geplaatst.<br />

Per bestemming wordt het volgende stramien gehanteerd.<br />

� bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming. Het gaat<br />

hierbij om de functies. De aard van de toegelaten fysieke elementen van de grond, zoals bouwwerken<br />

en werken, geen gebouwen zijnde, vloeit (rechtstreeks) voort uit de toegelaten functies.<br />

� dubbelbestemming: betreft een verwijzing naar welke dubbelbestemming van toepassing is.<br />

� ruimtelijke indeling en ontheffing van de ruimtelijke indeling (optioneel); betreft het aangeven<br />

van een profiel van een weg alsmede de mogelijkheid om dit profiel aan te passen.<br />

� bouw<strong>regels</strong>: <strong>regels</strong> omtrent de hoogte, het bebouwingspercentage en dergelijke voor gebouwen<br />

en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

� ontheffing van de bouw<strong>regels</strong>: door het opnemen van een ontheffingsregeling bestaat de mogelijkheid<br />

af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke ontheffing wordt<br />

aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing<br />

kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt<br />

verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden<br />

gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking<br />

hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (Algemene <strong>regels</strong>);<br />

80<br />

Deel A - Planopzet


� specifieke gebruik<strong>regels</strong>: hierin wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig<br />

zijn met de bestemming. Soms bestaat er onduidelijkheid welk gebruik wel of niet onder de<br />

bestemmingsomschrijving valt. Om een goed handhaafbaar plan te krijgen en discussies uit te sluiten,<br />

is besloten om per bestemming in een aparte bepaling duidelijkheid te scheppen over deze<br />

‘grensgevallen’;<br />

� ontheffing van de gebruiks<strong>regels</strong>: een ontheffing van een gebruiksregel mag niet leiden tot een<br />

feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel ontheffing kan worden verleend<br />

ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen<br />

functies. Via ontheffing kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden:<br />

de ontheffingsregeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.<br />

Hoofdstuk 3: Algemene <strong>regels</strong><br />

Dit hoofdstuk bevat tezamen met hoofdstuk 4 alle bepalingen die nog niet elders ondergebracht zijn<br />

en de overgebleven gaten van een bestemmingsplan moeten dichten. Deze bepalingen zijn algemeen<br />

van aard en gelden in principe voor alle bestemmingen.<br />

De algemene bepalingen betreffen:<br />

� anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan<br />

bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een<br />

bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een<br />

ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;<br />

� nadere eisen: een aanvullend stelsel van nadere eisen die burgemeester en wethouders kunnen<br />

stellen. Deze regeling heeft tot doel op een later tijdstip dan bij de totstandkoming van het plan te<br />

bezien of op bepaalde punten een nadere eis in het concrete geval noodzakelijk is. Een nadere eis<br />

kan worden gezien als een beperking van hetgeen -zonder de toepassing van de nadere eisenregeling-<br />

op grond van de plan<strong>regels</strong> mogelijk zou zijn. Hiermee is dus de nadere eisenregeling in beginsel<br />

het tegenovergestelde van de ontheffingsregeling. Bij een nadere eis vindt een beperking van de<br />

norm plaats, bij een ontheffing een verruiming. Conform de jurisprudentie dienen de <strong>regels</strong> al een<br />

primaire eis te bevatten.<br />

� algemene ontheffings<strong>regels</strong>: ontheffingsregelingen van burgemeester en wethouders die gelden<br />

voor de bestemmingen algemeen;<br />

� algemene wijzigings<strong>regels</strong>: een algemene wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders<br />

die geldt voor het gehele plan;<br />

� algemene procedure<strong>regels</strong>: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden<br />

gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een ontheffings-, wijzigingsbevoegdheid,<br />

nadere eisen en aanlegvergunning. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn<br />

opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.<br />

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slot<strong>regels</strong><br />

Dit hoofdstuk is het sluitstuk van de <strong>regels</strong> en bevat het overgangrecht en de slotregel van het bestemmingsplan.<br />

Het betreft de:<br />

� overgangsrecht: bepalingen die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het<br />

moment van tervisielegging van het plan bestaan mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de<br />

bebouwings<strong>regels</strong>. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de <strong>regels</strong> op het moment<br />

waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven;<br />

Hoofdstuk 5<br />

81


82<br />

Deel A - Planopzet


� slotregel: als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het<br />

plan als de vaststellingsbepaling.<br />

5.<strong>1.</strong>5 Wijze van bestemmen<br />

De <strong>gemeente</strong>n (<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk) staan met het in procedure brengen van dit plan de aanleg<br />

van Lage Heideweg op hun grondgebied voor. Ontwikkelingen die direct met de aanleg van deze weg<br />

verband houden, zoals mitigerende maatregelen en (gedeeltelijk) compenserende maatregelen, zijn<br />

tevens mogelijk.<br />

Ten aanzien van de wijze van bestemmen (en daarmee het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen<br />

in het plangebied) zijn er in zijn algemeenheid verschillende mogelijkheden. De diverse mogelijkheden<br />

zijn in het bestemmingsplan verwerkt.<br />

<strong>1.</strong> Een positieve bestemming: de ontwikkeling is mogelijk nadat een (bouw)vergunning door burgemeester<br />

en wethouders is verleend. De (bouw)vergunning wordt verleend indien deze voldoet aan<br />

het gestelde in de <strong>regels</strong> (o.a. het Bouwbesluit en de Bouwverordening).<br />

2. Een ontheffingsprocedure: deze geldt voor die ontwikkelingen, die ruimtelijk-functioneel passen<br />

in de desbetreffende bestemming, maar waarvan de aard en/of omvang de kwaliteit van het<br />

woon- en leefmilieu kunnen aantasten.<br />

3. Wijziging: ten aanzien van enkele aanpassingen is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders<br />

opgenomen tot wijziging.<br />

5.<strong>1.</strong>6 De bestemmingsartikelen<br />

De volgende artikelen zijn in het bestemmingsplan opgenomen in verband met de voorgenomen<br />

aanleg van de Lage Heideweg:<br />

Plandeel <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>:<br />

� Groen<br />

� Natuur<br />

� Verkeer 1<br />

� Verkeer 2<br />

� Verkeer -Verblijfsgebied<br />

� Water<br />

� Wonen<br />

� Leiding (dubbelbestemming)<br />

� Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />

� Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />

Groen<br />

De bestemming ‘Groen’ geldt voor een strook grond ten oosten van de geprojecteerde Lage Heideweg.<br />

De gronden kunnen worden ingericht met groenvoorzieningen en kunnen dienen in het kader<br />

van te treffen mitigerende en compenserende maatregelen, de waterhuishouding en te treffen landschappelijke<br />

voorzieningen ter afscherming en inpassing.<br />

De bestemming is tevens gesitueerd op de gronden gelegen achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat<br />

en kunnen ingericht worden met groenvoorzieningen met een verblijfsfunctie passend bij een<br />

woonkern.<br />

Hoofdstuk 5<br />

83


Natuur<br />

Het gebied rond de Keersop is bestemd ten behoeve van het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van<br />

natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden alsmede beekherstel van de Keersop.<br />

tevens kunnen de gronden aangewend worden als berging- en inundatiegebied overeenkomstig de<br />

doelstellingen zoals neergelegd in het reconstructieplan Boven-Dommel. Op de gronden mag in beperkte<br />

mate worden gebouwd (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde), aansluitend bij de bestemming.<br />

Tot een strijdig gebruik van gronden zijn een aantal specifieke gebruiksvormen of –activiteiten opgenomen,<br />

zoals:<br />

- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />

- het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor<br />

zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de<br />

grond;<br />

- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens<br />

voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik<br />

van de grond.<br />

In de bestemmingsregeling is opgenomen dat het verboden is om zonder aanlegvergunning bepaalde<br />

werken of werkzaamheden uit te voeren ter voorkoming van:<br />

- een onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden behorende bij het gebied;<br />

- ter voorkoming van verdrogingseffecten vanwege de situering in de natte natuurparel;<br />

- de waarborging van doelstellingen zoals geformuleerd in het reconstructieplan Boven-Dommel.<br />

Verkeer 1<br />

Deze bestemming omvat de gehele aanleg, ontwikkeling en beheer van de Lage Heideweg en alle<br />

bijbehorende werken, zoals ontsluitingen en kruisingen binnen het grondgebied van <strong>Valkenswaard</strong><br />

respectievelijk het grondgebied van Bergeijk. Onderdoorgangen, zoals ecoduikers en faunapassages<br />

alsmede de aanleg van kunstwerken kunnen binnen de bestemming worden gerealiseerd.<br />

Verkeer 2<br />

Deze bestemming ‘Verkeer 2’ is opgenomen voor de wegen in het plangebied met een duidelijke<br />

stroomfunctie en een daarop afgestemde inrichting, niet zijnde de gebiedsontsluitingweg Lage Heideweg.<br />

Tevens is binnen deze bestemming een locatie opgenomen waarbinnen een benzine-servicestation<br />

(inclusief LPG) kan worden opgericht met daarbij behorende voorzieningen.<br />

De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op de functie van de weg c.q. de bestemming.<br />

Verkeer - Verblijfsgebied<br />

Deze bestemming is opgenomen voor de verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes<br />

en bermen en voor de ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten,<br />

maar ook voor nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte herinrichting<br />

van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan<br />

dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn. Voor<br />

aanpassing van de bestemming wordt verwezen naar de wijzigingsbevoegdheid. Binnen de bestemming<br />

is het oprichten van straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri’s, toegestaan.<br />

84<br />

Deel A - Planopzet


Water<br />

Als zodanig is bestemd binnen het plangebied gelegen waterlopen en oevers. De <strong>regels</strong> zijn o.m. gericht<br />

op het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding en het beheer<br />

en onderhoud van het watersysteem met de daarbij behorende werken. Binnen de bestemming zijn<br />

uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de doeleinden toegestaan (vb. kunstwerken) met een beperkte<br />

bouwhoogte<br />

Wonen<br />

De bestaande woningen binnen het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen', waarbij in<br />

de bestemming een zonering is opgenomen ten aanzien van de opbouw van de huiskavels.<br />

De voorschriften bevatten <strong>regels</strong> ten aanzien van het bouwen (hoofdgebouw, aan- en en bijgebouwen<br />

en bouwwerken, geen gebouwen zijnde) alsmede het gebruik<br />

De situering van tuin is voor zover mogelijk zodanig gekozen, dat het straatbeeld niet of zo weinig mogelijk<br />

door bijgebouwen wordt beïnvloed. De bewoners hebben binnen de bouw<strong>regels</strong> een grote vrijheid<br />

om de tuin naar eigen wensen in te richten.<br />

De redactie van de erfbebouwingsregeling is afgestemd op de voor de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> gebruikelijke<br />

regeling. Naast de bouwmogelijkheden zijn bepaalde gebruiksvormen toegestaan en uitgesloten.<br />

Zo zijn In de woningen naast het wonen ook beroepsmatige activiteiten rechtstreeks toegestaan over<br />

een beperkt oppervlak van de woning. De regeling voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten<br />

in een woning is er op gericht om een woning zijn woonfunctie in overwegende mate te laten behouden.<br />

In de bestemmingsregeling is een ontheffingsbepaling voor mantelzorg en kamerverhuur opgenomen<br />

alsmede een ontheffingsbepaling voor vergroting van het direct toegestane oppervlak van beroepsmatige<br />

activiteiten aan huis.<br />

Leiding (dubbelbestemming)<br />

Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een:<br />

- watertransportleiding (aanleg en instandhouding) alsmede de daarbij behorende<br />

beschermingszone ter bescherming en het onderhoud van deze leiding;<br />

- een transportleiding (aanleg en instandhouding) van nafta (DSM-leiding) alsmede de daarbij<br />

behorende beschermingszone ter bescherming en onderhoud van deze leiding;<br />

De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />

mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />

uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />

dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />

meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />

zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />

diepwortelende beplanting.<br />

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />

Voor de gebieden een (middel)hoge verwachtingswaarde geldt 14<br />

, is de dubbelbestemming ‘Waarde -<br />

Archeologie’ opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de te verwachten archeologische<br />

waarden te beschermen. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen,<br />

en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.<br />

Ten eerste mag binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met uitzondering<br />

van ver- en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, alsmede van kleinere gebouwen bij / uitbreidin<br />

14 Waar blijkens vooronderzoek – het wenselijk is om een proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren – RAAP rapport 1737 –<br />

12 juni 2008- bestandsnaam RA1737-LAGH.doc<br />

Hoofdstuk 5<br />

85


86<br />

Deel A - Planopzet


gen van bestaande gebouwen. Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en<br />

werkzaamheden niet zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en<br />

het aanbrengen van diepgewortelde beplanting. In dat geval dient een archeologisch onderzoek te<br />

worden verricht naar de waarden van het gebied. Indien uit het onderzoek blijkt dat het bodemarchief<br />

bescherming verdient, houden burgemeester en wethouders rekening met deze archeologische<br />

waarden bij de aanlegvergunning. Indien het niet mogelijk is de waarden (deels) te behouden, worden<br />

er <strong>regels</strong> aan de aanlegvergunning verbonden, als de verplichting tot het doen van een archeologische<br />

opgraving dan wel archeologische begeleiding van de werken en/of werkzaamheden.<br />

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)<br />

Ten behoeve van de bescherming en ter uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de watergang<br />

is ter weerszijde van de watergang een beschermingszone geprojecteerd. Binnen de bestemming<br />

zijn slechts in beperkte mate bouwactiviteiten toegestaan. Daarnaast is het verboden in het belang<br />

van de te beschermen watergang bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit<br />

te voeren zonder aanlegvergunning.<br />

Plandeel <strong>gemeente</strong> Bergeijk<br />

� Groen;<br />

� Natuur;<br />

� Verkeer 1<br />

� Verkeer - Verblijfsgebied<br />

� Water;<br />

� leiding (dubbelbestemming)<br />

� Leiding – Water (dubbelbestemming)<br />

� Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />

Groen<br />

De bestemming ‘Groen’ geldt voor een strook grond ten oosten van de geprojecteerde Lage Heideweg.<br />

De gronden kunnen worden ingericht met groenvoorzieningen en kunnen dienen in het kader<br />

van te treffen mitigerende en compenserende maatregelen, de waterhuishouding en te treffen landschappelijke<br />

voorzieningen ter afscherming en inpassing.<br />

Natuur<br />

Het gebied rond de Keersop is bestemd ten behoeve van het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van<br />

natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden alsmede beekherstel van de Keersop.<br />

tevens kunnen de gronden aangewend worden als berging- en inundatiegebied overeenkomstig de<br />

doelstellingen zoals neergelegd in het reconstructieplan Boven-Dommel. Op de gronden mag in beperkte<br />

mate worden gebouwd (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde), aansluitend bij de bestemming.<br />

Tot een strijdig gebruik van gronden zijn een aantal specifieke gebruiksvormen of –activiteiten opgenomen,<br />

zoals:<br />

- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />

- het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor<br />

zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de<br />

grond;<br />

- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behou-<br />

Hoofdstuk 5<br />

87


dens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik<br />

van de grond.<br />

In de bestemmingsregeling is opgenomen dat het verboden is om zonder aanlegvergunning bepaalde<br />

werken of werkzaamheden uit te voeren ter voorkoming van:<br />

- een onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden behorende bij het gebied;<br />

- ter voorkoming van verdrogingseffecten vanwege de situering in de natte natuurparel;<br />

de waarborging van doelstellingen zoals geformuleerd in het reconstructieplan Boven-Dommel.<br />

Verkeer 1<br />

Deze bestemming omvat de gehele aanleg, ontwikkeling en beheer van de Lage Heideweg en alle<br />

bijbehorende werken, zoals ontsluitingen en kruisingen binnen het grondgebied van <strong>Valkenswaard</strong><br />

respectievelijk het grondgebied van Bergeijk. Onderdoorgangen, zoals ecoduikers en faunapassages<br />

alsmede de aanleg van kunstwerken kunnen binnen de bestemming worden gerealiseerd.<br />

Verkeer - Verblijfsgebied<br />

Deze bestemming is opgenomen voor de verblijfsgebieden, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes<br />

en bermen en voor de ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals ontsluitingswegen<br />

voor percelen, maar ook voor nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte<br />

herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig gedetailleerde bepalingen<br />

van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig<br />

zou zijn. Voor aanpassing van de bestemming wordt verwezen naar de wijzigingsbevoegdheid. Binnen<br />

de bestemming is het oprichten van straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri’s, toegestaan.<br />

De bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ is gesitueerd op het bestaande wegdeel richting Dommelen<br />

dat bij de realisatie van de Lage Heideweg uitsluitend nog voor plaatselijke (landbouw)verkeer (ontsluiting<br />

aanliggende gronden) en langzaam verkeer functioneel zal zijn.<br />

Water<br />

Als zodanig is bestemd binnen het plangebied gelegen waterlopen en oevers. De <strong>regels</strong> zijn o.m. gericht<br />

op het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding en het beheer<br />

en onderhoud van het watersysteem met de daarbij behorende werken. Binnen de bestemming zijn<br />

uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de doeleinden toegestaan (vb. kunstwerken) met een beperkte<br />

bouwhoogte<br />

Leiding (dubbelbestemming)<br />

Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een transportleiding (aanleg en<br />

instandhouding) van nafta (DSM-leiding) alsmede de daarbij behorende beschermingszone ter bescherming<br />

en onderhoud van deze leiding.<br />

De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />

mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />

uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />

dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />

meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />

zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />

diepwortelende beplanting.<br />

88<br />

Deel A - Planopzet


Leiding - Water (dubbelbestemming)<br />

Deze bestemming is opgenomen vanwege de situering ter plaatse van een watertransportleiding<br />

(aanleg en instandhouding) alsmede de daarbij behorende beschermingszone ter bescherming en het<br />

onderhoud van deze leiding.<br />

De dubbelbestemming legt twee beperkingen op aan de onderliggende bestemmingen. Ten eerste<br />

mag binnen ‘beschermingszone’ binnen de dubbelbestemming in beginsel niet worden gebouwd, met<br />

uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de<br />

dubbelbestemming alsmede voor bouwwerken van beperkte omvang (maximale bouwhoogte van 2,50<br />

meter). Ten tweede mogen binnen de dubbelbestemming bepaalde werken en werkzaamheden niet<br />

zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd, zoals graafwerkzaamheden en het aanbrengen van<br />

diepwortelende beplanting.<br />

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)<br />

Ten behoeve van de bescherming en ter uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de watergang<br />

is ter weerszijde van de watergang een beschermingszone geprojecteerd. Binnen de bestemming<br />

zijn slechts in beperkte mate bouwactiviteiten toegestaan. Daarnaast is het verboden in het belang<br />

van de te beschermen watergang bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit<br />

te voeren zonder aanlegvergunning.<br />

Hoofdstuk 5<br />

89


90<br />

Deel A - Planopzet


DEEL B – VERANTWOORDING


6. BELEIDSKADER EN EXTERNE ONTWIKKELINGEN<br />

In dit hoofdstuk wordt het vigerend beleidskader beschreven. De beleidskaders, de streefbeelden en<br />

beleidsdoelen zoals deze door de verschillende overheden zijn opgesteld, zijn vanuit de functies geordend,<br />

waarbij telkens onderscheid gemaakt is naar bestuursniveau: rijksbeleid, provinciaal beleid en<br />

<strong>gemeente</strong>lijk beleid. Hiermee wordt duidelijk wat de verschillende overheden voor ogen hebben bij de<br />

ontwikkeling van het gebied waarin de Lage Heideweg is geprojecteerd. Het beleidskader is hoofdzakelijk<br />

gebaseerd op de MER/SMB Lage Heideweg.<br />

6.1 Europees kader<br />

Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn<br />

De voor de realisatie van de Lage Heideweg relevante internationale bepalingen met betrekking tot<br />

landschap en natuur zijn te vinden in door de Europese Commissie vastgestelde richtlijnen, te weten<br />

de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) en Vogelrichtlijn (79/409/EEG). Ook de al eerder opgestelde en eveneens<br />

door de EU en Nederland geratificeerde Conventie van Bern (d.d. 19 september 1979) is van belang.<br />

Doel van de Europese regelgeving is kort gezegd de bescherming van een aantal in de bijlage van de<br />

richtlijn genoemde planten- en diersoorten en hun leefgebieden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel de<br />

bescherming en het beheer van alle vogels die op het grondgebied van de EU in het wild leven en hun<br />

leefomgeving (habitats). De Habitatrichtlijn heeft als doel de biologische diversiteit in de EU in stand<br />

te houden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te garanderen, is voor de lidstaten een<br />

aantal verplichtingen geformuleerd, waaronder het aanwijzen van speciale beschermingsgebieden<br />

met de hiervoor te nemen instandhoudingmaatregelen. De beschermingszones vormen samen het<br />

netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk heet ‘Natura 2000’. Dit netwerk vormt de hoeksteen van<br />

het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. In onderstaande figuur is een overzicht<br />

gegeven van het netwerk van natuurgebieden.<br />

Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van de beschermingszones moeten conform de<br />

richtlijn worden getoetst. Voor plannen of projecten die significante gevolgen hebben op soorten of<br />

habitats waarvoor de beschermingszone is aangewezen, geldt het ‘nee-tenzij-principe’. Wanneer het<br />

betrokken gebied een gebied is met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort,<br />

zijn alleen argumenten valide, die verband houden met:<br />

� de menselijke gezondheid;<br />

� de openbare veiligheid;<br />

� voor het milieu wezenlijk gunstige effecten;<br />

� dan wel, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van openbaar belang<br />

om ingrepen te mogen plegen in het gebied.<br />

De Nederlandse regering geeft invulling aan de uit de Europese richtlijnen voortvloeiende verplichtingen<br />

door het toekennen van specifieke functies aan gebieden waar beschermde soorten hun leefgebied<br />

hebben. Belangrijke wettelijke kaders zijn in dit verband de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de<br />

Natuurbeschermingswet 1998 en 1968 en de Flora- en Faunawet.<br />

Hoofdstuk 6<br />

93


Het natuurgebied Leenderbos en Groote Heide ten zuiden en oosten van <strong>Valkenswaard</strong> is aangewezen<br />

als Speciale Beschermingszone (SBZ) in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De aanwijzing betekent<br />

dat het beschermingsregime van kracht is.<br />

Het Leenderbos en de Groote Heide kwalificeren zich als Vogelrichtlijngebied (2524 ha) voor de soorten<br />

boomleeuwerik en nachtzwaluw en bestaat uit jonge heidebebossing met open ruimten, in de<br />

vorm van kleine en grote heidevelden met vennen, die tijdens de aanleg in de dertiger jaren gespaard<br />

bleven. De boomleeuwerik is een soort die erg gevoelig is voor geluid en in mindere mate voor verzuring<br />

en vermesting. Verstoring van de nachtzwaluw kan plaatsvinden als gevolg van (nachtelijk) licht,<br />

geluid en fysieke verstoring door wandelaars en werkzaamheden. De soort is in mindere mate gevoelig<br />

voor verzuring en vermesting. Het gebied is daarnaast van belang voor tal van (trek) vogels als de<br />

roodborsttapuit die de begrenzing mede heeft bepaald.<br />

Het gebied Leenderbos en Groote Heide is vanuit de Habitatrichtlijn (2661 ha) aangewezen voor acht<br />

habitattypen en vijf soorten. Een overzicht hiervan staat in onderstaande tabel.<br />

Tabel 1: Habitattypen en soorten met code van het Natura 2000 netwerk<br />

Code Habitattype<br />

2310 Psammofiele heide met Struikhei en Stekelbrem<br />

3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorende tot de Littorelletaria uniflorae en/of Isoeto-<br />

Nanojuncetea<br />

3260 Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorende tot het Runanculion fluitantis en het Callitricho-<br />

Batrachion.<br />

4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tatralix<br />

6510 Laaggelegen schraal hooiland<br />

7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion<br />

7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae.<br />

Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior<br />

91EO<br />

Code Soort<br />

1042 Gevlekte witsnuitlibel<br />

1096 Beekprik<br />

1134 Bittervoorn<br />

1166 Kamsalamander<br />

1831 Drijvende waterweegbree<br />

De begrenzing van de SBZ is zo gekozen dat in landschappelijk, ecologisch en vogelkundig opzicht een<br />

samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte van bedoelde planten- en<br />

diersoorten en hun leefgebieden. In dit kader zijn in juni 2006 de beken Dommel en Keersop (niet de<br />

beekdalen) aangewezen als habitatgebieden.<br />

Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn Vlaanderen<br />

De omzetting van de Habitatrichtlijn in Belgische wetgeving is gerealiseerd door het Besluit van 26<br />

oktober 2000 betreffende “de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en<br />

flora” dat op 28 november 2000 in het Belgische Staatsblad verschenen is. Ten gevolge van een aantal<br />

opmerkingen en bezwaren van de Europese Commissie, werd dit Besluit op 28 november 2002 gewijzigd<br />

(Belgisch Staatsblad 20 december 2002).<br />

Ten zuiden van het plateau, op Belgisch grondgebied, bevindt zich het Hageven. Het gebied ligt op de<br />

overgang van de droge zandgrond naar het vochtige beekdal van de Dommel. Het betreft een veenheidegebied.<br />

Het gebied Hageven-Plateaux dient te worden gezien als één gebied met het aan de<br />

94<br />

Deel B - Verantwoording


Nederlandse zijde grenzende natuurgebied (Natura 2000). Het Hageven-Plateaux is aangemeld bij de<br />

Europese Unie.<br />

De afstand tot het plangebied bedraagt circa 8 kilometer. Een mogelijke relatie tussen het plangebied<br />

en het Belgische richtlijngebied is van hydrologische aard. Gezien de beperkte hydrologische effecten<br />

en ingrepen als gevolg van de Lage Heideweg is deze relatie zeer onwaarschijnlijk.<br />

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de kwalificerende habitattypen en soorten.<br />

Tabel 2: Habitattypen en soorten België met code van het Natura 2000 netwerk<br />

Code Habitattype<br />

2310 Psammofiele heide met Struikhei en Stekelbrem<br />

2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen<br />

3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en<br />

Isoetes.<br />

3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorende tot de Littorelletaria uniflorae en/of Isoeto-<br />

Nanojuncetea<br />

4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tatralix<br />

4030 Droge heide (alle subtypen)<br />

6510 Laaggelegen schraal hooiland<br />

7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion<br />

7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae.<br />

Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior<br />

91EO<br />

Code Soort<br />

1096 Beekprik<br />

1134 Bittervoorn<br />

Het gebied Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof is aangewezen<br />

vanwege het voorkomen van 11 soorten kwalificerende broedvogels (woudaapje, roerdomp, wespendief,<br />

bruine kiekendief, velduil, nachtzwaluw, ijsvogel, zwarte specht, boomleeuwerik, blauwborst en<br />

grauwe klawier) en 15 soorten trek- of wintervogels (fuut, knobbel zwaan, bergeend, wintertaling,<br />

wilde eend, tafeleend, kuifeend, sperwer, buizerd, waterral, meerkoet, watersnip, houtsnip, wulp en<br />

snor).<br />

Verdrag van Valetta/Malta<br />

Dit Europese verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed in de bodem te beschermen als bron<br />

van het Europese gemeenschappelijke geheugen, dit in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen en als<br />

middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie toe te passen. Hiertoe worden als bestanddelen<br />

van het archeologische erfgoed beschouwd alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen<br />

van de mens uit het verleden:<br />

� waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis<br />

van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving;<br />

� ten aanzien waarvan opgravingen of ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende<br />

de mensheid en haar omgeving de voornaamste bronnen van informatie zijn.<br />

Tot het archeologische erfgoed behoren bouwwerken, gebouwen, complexen, aangelegde terreinen,<br />

roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, ongeacht of zij op het land of<br />

onder water zijn gelegen.<br />

Hoofdstuk 6<br />

95


Hoofdpunten in het Verdrag van Malta/Valetta zijn:<br />

<strong>1.</strong> Behoud van het archeologisch erfgoed in situ.<br />

Uitgangspunt van het Verdrag is dat behoud en beheer in de bodem, dus 'in situ' de beste bescherming<br />

van het archeologische bodemarchief is. Alleen daar waar behoud niet mogelijk is, zal<br />

archeologisch onderzoek moeten worden verricht.<br />

2. Volledige erkenning/doorwerking van archeologie in planologische besluitvorming.<br />

Door de archeologie te betrekken in de planologische besluitvorming, kunnen mogelijke archeologische<br />

resten in een vroeg stadium worden herkend, waardoor planaanpassing een optie is om<br />

het bodemarchief te behouden.<br />

3. Veroorzakersprincipe: de initiatiefnemer betaalt.<br />

Degene die het initiatief neemt om de 'bodem te verstoren' zal de kosten voor het archeologisch<br />

onderzoek op zich moeten nemen.<br />

4. Verbreding archeologisch draagvlak.<br />

Het maatschappelijk draagvlak voor de archeologie moet worden verbreed om meer begrip te<br />

kweken voor het cultureel erfgoed. Archeologische informatie moet toegankelijk zijn voor een<br />

breed publiek.<br />

Dit verdrag is vertaald in het Streekplan en in de cultuurhistorische- en archeologische waardenkaarten.<br />

Kaderrichtlijn water<br />

Dit is een Europese richtlijn op het gebied van oppervlakte- en grondwater. Doel is de bescherming<br />

van aquatische ecosystemen, bevordering van duurzaam watergebruik en verbetering van de gronden<br />

oppervlaktewaterkwaliteit. Daarnaast zet de Kaderrichtlijn in op harmonisering van de bestaande<br />

Europese regelgeving op het gebied van water. De implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW)<br />

in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De<br />

uitvoering ervan ligt in handen van de regionale waterbeheerders. In Nederland wordt op dit moment<br />

gewerkt aan de aanpassing van wet- en regelgeving. Het kabinet pleit in de zogenaamde ‘ambitienota’<br />

voor een zo pragmatisch mogelijke implementatie van de KRW in Nederland: de milieukwaliteit<br />

mag in ieder geval niet verslechteren, ook niet als de economie groeit en de bevolking toeneemt. De<br />

KRW geeft aan dat de gestelde waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen in beginsel binnen 15<br />

jaar, dus in december 2015, moeten zijn bereikt. Ook geeft zij aan dat het programma van maatregelen<br />

dat hiervoor nodig is, in 2009 onder de naam stroomgebiedsbeheersplan bestuurlijk moet zijn<br />

vastgesteld en uiterlijk in 2012 operationeel moet zijn. In deze plannen worden waterkwaliteitsdoelstellingen<br />

en doelstellingen betreffende de ecologische kwaliteit van de waterlichamen opgenomen.<br />

De KRW eist dat in 2015 minimaal een goede ecologische toestand voor natuurlijke wateren of een<br />

goed ecologisch potentieel voor sterke veranderde en kunstmatige wateren is gerealiseerd. Als doelen<br />

in 2015 niet haalbaar zijn, en dus fasering noodzakelijk is, moet dit in de stroomgebiedbeheersplannen<br />

zijn aangegeven.<br />

6.2 Nationaal kader<br />

Nota natuur, bos en landschap in de 21 e eeuw / Nota ‘Natuur voor mensen, mensen voor natuur’<br />

De nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw)<br />

uit 2000 schetst de aanpak van het natuurbeleid voor de periode 2000-2010, met een doorkijk naar<br />

2020. Deze nota vervangt vier groene nota's: het Natuurbeleidsplan, de Nota Landschap, het Bosbeleidsplan<br />

en het Strategisch Plan van Aanpak Biodiversiteit. De nota vormt daarnaast het kader voor<br />

behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in tal van sectoren (onder meer landbouw, visserij,<br />

96<br />

Deel B - Verantwoording


toerisme, water). De Nota heeft een nauwe relatie met de vierde Nota Waterhuishouding, de Nota<br />

Ruimte en het Nationaal Milieubeleidsplan 4.<br />

De Nota bestaat uit twee delen: een strategisch deel en een beleidsprogramma. Het strategische deel<br />

beschrijft het beleid op hoofdlijnen. Het definieert de hoofddoelstelling voor het natuurbeleid als:<br />

“Behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap, als essentiële bijdrage<br />

aan een leefbare en duurzame samenleving”.<br />

Het tweede deel van de Nota geeft een programmatische uitwerking van de strategische hoofdlijnen<br />

voor vijf specifieke programma’s, waarin concrete doelen worden benoemd met daaraan gekoppelde<br />

taakstellingen, maatregelen en middelen.<br />

Het eerste perspectief, Nederland Internationaal-Natuurlijk, betreft het versterken van de inzet voor<br />

(en aansluiting bij) het internationale natuurbeleid. Nederland Groot(s)-Natuurlijk is gericht op het<br />

versterken en verder tot stand brengen van de EHS. Nederland Nat-Natuurlijk heeft betrekking op het<br />

benutten van kansen voor karakteristieke natte natuur. In Nederland Landelijk-Natuurlijk schetst het<br />

kabinet het perspectief voor de landelijke natuur. Daarbij gaat het om het versterken van de kwaliteit<br />

en identiteit van het landelijke gebied. Het perspectief voor de stedelijke natuur in Nederland Stedelijk-Natuurlijk<br />

heeft betrekking op het realiseren van voldoende natuur in en rondom de stad.<br />

Nota Ruimte<br />

In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030<br />

geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte maakt onderscheid in verantwoordelijkheden.<br />

Het rijk concentreert zich op de aspecten die van nationaal belang zijn, de nationale ruimtelijke<br />

hoofdstructuur. Voor het gebied dat niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur behoort, beperkt<br />

het rijk zich tot het stellen van enkele (algemene) beleids<strong>regels</strong>. De uitvoering van het beleid ligt primair<br />

bij de <strong>gemeente</strong>n, terwijl door de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en<br />

controlerende taak is weggelegd.<br />

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende<br />

functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar. Meer specifiek richt het kabinet<br />

zich hierbij op vier beleidsdoelen:<br />

� versterking van de concurrentiepositie van Nederland;<br />

� bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;<br />

� borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en;<br />

� borging van de veiligheid.<br />

Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd met tegen de achtergrond de algemene<br />

wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken<br />

en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is sprake als aan elk van deze<br />

waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid<br />

van de ruimte voor de bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.<br />

Het ruimtelijk beleid moet ervoor zorgen dat de verhouding tussen bouwen in stedelijke gebieden en<br />

in landelijke gebieden in balans blijft. Bundeling van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen)<br />

staat nog steeds voorop, echter geconstateerd wordt dat er zowel vraag is naar centrumstedelijke<br />

milieus, groenstedelijke milieus en naar meer ruimte in en om de woning. Daarnaast moet voorkomen<br />

worden dat de landelijke gebieden leeglopen doordat te beperkte ontwikkelingsruimte wordt geboden.<br />

Streven is een multifunctioneel en vitaal platteland.<br />

Hoofdstuk 6<br />

97


Vierde nota waterhuishouding<br />

De hoofddoelstelling van de nota is: “Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en<br />

het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam<br />

gebruik blijft gegarandeerd.” Evenals de Derde nota waterhuishouding, gaat de Vierde nota<br />

waterhuishouding uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. De Nota is tevens<br />

gebaseerd op het stand-still-beginsel, het voorzorgprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt.<br />

Bij de langetermijnstrategie voor waterbeheer staan twee denklijnen centraal. In de eerste plaats<br />

wordt uitgegaan van het zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze omgaan met water en watersystemen.<br />

Als tweede gaat het er om vanuit het waterbeleid de watersysteem- en stroomgebiedbenadering<br />

(zowel nationaal als internationaal) te benadrukken. De samenhang binnen het waterbeheer en tussen<br />

waterbeleid, milieubeleid en ruimtelijke ordening wordt in deze gebiedsgerichte benadering bewerkstelligd.<br />

In de nota zijn MTR-normen (MTR = Maximaal Toelaatbaar Risico) opgenomen voor de kwaliteit<br />

van het oppervlaktewater.<br />

Natuurbeschermingwet<br />

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden, die als staats- of beschermd natuurmonument<br />

zijn aangewezen. Deze juridische status geeft een extra bescherming aan bijzonder waardevolle<br />

en kwetsbare natuurgebieden. Hieronder vallen ook de speciale beschermingszones volgens de<br />

Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde<br />

natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Het belangrijkste onderdeel van de wet is<br />

dat er een aparte vergunning nodig is voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor het natuurmonument.<br />

Het maakt daarbij niet uit waar die activiteiten plaatsvinden, dat kan zowel binnen als<br />

buiten het natuurgebied zijn (de zogenaamde 'externe werking').<br />

In het plangebied van de Lage Heideweg zijn geen gronden tot natuurmonument aangewezen. In de<br />

directe nabijheid van het plangebied is dat echter wél het geval: het natuurgebied Malpiebergsche<br />

Heide - zuidoostelijk van het plangebied - is voor een groot deel habitatrichtlijngebied en is aangewezen<br />

als natuurbeschermingswetgebied. Ook vormt het een onderdeel van de EHS en de groene hoofdstructuur<br />

(GHS). De bosgebieden rondom de Mgr. Smetsstraat en het Eurocircuit zijn eveneens aangewezen<br />

als EHS en GHS, respectievelijk ‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘overig bos- en natuurgebied’.<br />

Het beekdal van de Keersop ten zuiden van de provinciale weg N397 is in de EHS en de GHS aangeduid<br />

als natuurontwikkelingsgebied en als leefgebied voor kwetsbare soorten. Het gebied ten noorden van<br />

de provinciale weg N397 is voor het grootste deel aangewezen als natuurparel (GHS) en in de EHS als<br />

‘bestaand bos- en natuurgebied’ en ‘natuurontwikkelingsgebied’.<br />

Flora- en Faunawet<br />

De Flora- en Faunawet beschermt vrijwel alle in het wild levende planten- en diersoorten (soortbescherming).<br />

Daartoe zijn in de wet een aantal verbodsbeperkingen opgenomen. Uitgangspunt is het<br />

‘nee-tenzij-principe’. Dit betekent dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts<br />

onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Er moet nagegaan worden of er alternatieven mogelijk zijn,<br />

aangegeven worden welke dwingende redenen van groot openbaar belang spelen en worden aangegeven<br />

welke mogelijkheden voor compensatie beschikbaar zijn. Op grond van artikel 75 Flora- en Faunawet,<br />

uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, kan de Minister van<br />

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder bepaalde condities ontheffing verlenen van de eerder<br />

genoemde verboden. Deze condities, voor zover het gaat om soorten als bedoeld in bijlage 4 Habitatrichtlijn,<br />

vogels als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b Flora- en Faunawet en bij AmvB aangewezen soorten<br />

(artikel 75 lid 5 Flora- Faunawet en artikel 2 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoor-<br />

98<br />

Deel B - Verantwoording


ten), sluiten aan bij de bepalingen van de eerder genoemde Europese richtlijnen. Voor de overige dieren<br />

plantensoorten geldt dat ontheffing kan worden verleend mits geen afbreuk wordt gedaan aan de<br />

gunstige staat van instandhouding (artikel 75 lid 4 Flora- en Faunawet).<br />

Nationaal milieubeleidsplan 4<br />

Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) verscheen in 2001 onder de titel ‘Een wereld en een wil:<br />

werken aan duurzaamheid’. In het NMP4 staat dat het milieubeleid moet bijdragen aan een gezond en<br />

veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale<br />

biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Het NMP4 stelt de kwaliteit van<br />

leven centraal. Een belangrijke randvoorwaarde is dat dit duurzame invulling krijgt en niet ten koste<br />

gaat van de kwaliteit van het leven elders of later. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen<br />

van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen.<br />

Voor zeven grote milieuproblemen geldt dat er over dertig jaar forse problemen verwacht mogen<br />

worden wanneer nationaal en internationaal niet tijdig ingegrepen wordt. Het gaat om verlies aan<br />

biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de<br />

gezondheid, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijk<br />

onbeheersbare risico’s. Deze milieuproblemen zijn sterk verweven en het NMP4 wil ze dus ook in clusters<br />

aanpakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw,<br />

stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Voor deze problemen<br />

wil het NMP4 systeemfouten wegnemen uit de huidige maatschappelijke ordening en de nu<br />

functionerende instituties. Voor het oplossen van de grote milieuproblemen is daarom systeeminnovatie<br />

nodig. Voor de energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen en landbouw wil het NMP4 voor<br />

deze systeeminnovatie een transitie inzetten: een grootscheeps veranderingsproces waarin overheid<br />

en vele maatschappelijke sectoren jarenlang doelgericht samenwerken met als inzet een volledig<br />

duurzame ontwikkeling. Voor de overige milieuproblemen wil het NMP4 inzetten op volledige duurzame<br />

ontwikkeling via beleidsvernieuwing.<br />

Nota Mobiliteit<br />

De Nota Mobiliteit geeft de nationale visie op het verkeer en vervoersbeleid tot en met 2020 weer.<br />

Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland.<br />

Op zijn beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is<br />

daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van<br />

deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de<br />

kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel<br />

kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren.<br />

De Nota Mobiliteit is een nota die in samenwerking met de provincies, <strong>gemeente</strong>n, kaderwetgebieden<br />

en waterschappen tot stand is gekomen. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid<br />

komen terug in de Nota Ruimte van het ministerie van VROM.<br />

Duurzaam Veilig Verkeer<br />

In 1997 is in overleg tussen V&W, IPO, SKVV, VNG en UvW het principe Duurzaam Veilig geïntroduceerd.<br />

Doelstelling van dit verkeersveiligheidsplan is om het aantal slachtoffers in het verkeer terug te<br />

dringen. Met Duurzaam Veilig willen de gezamenlijke wegbeheerders de verkeersveiligheid op het<br />

Nederlandse wegennet structureel verbeteren. Duurzaam Veilig wordt in twee fasen geïmplementeerd.<br />

De eerste fase is eind 2001 afgerond. De tweede fase is in 2004 van start gegaan.<br />

De tweede fase, die medio 2003 omgedoopt is in ‘Project Decentralisatie Duurzaam Veilig 2’ (DDV2),<br />

betreft de integrale uitvoering van Duurzaam Veilig. Deze fase wordt volledig geïntegreerd in het<br />

Hoofdstuk 6<br />

99


egionale verkeers- en vervoersbeleid. Eind 2003 heeft het Nationaal Mobiliteitsberaad ingestemd met<br />

het rijksvoorstel voor de nationale reductiedoelstelling verkeersveiligheid voor 2010. De provincies en<br />

kaderwetgebieden dienen voor het bereiken van de landelijke doelstellingen een Duurzaam Veilig<br />

maatregelpakket in hun regio’s te bepalen.<br />

De Planwet verkeer en vervoer bepaalt dat essentiële onderdelen van beleid moeten doorwerken in<br />

regionale plannen. De nationale doelstelling zal dus moeten doorwerken in de PVVP’s, RVVP’s en <strong>gemeente</strong>lijke<br />

plannen. De Lage Heideweg wordt gerealiseerd conform de principes van Duurzaam Veilig.<br />

6.3 Provinciaal en regionaal kader<br />

(interim) Structuurvisie ruimtelijke ordening en paraplunota<br />

Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie Noord-Brabant is sinds de inwerkintreding van de<br />

nieuwe Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) vervat in de ‘Interimstructuurvisie’ en de ‘Paraplunota’.<br />

Interimstructuurvisie ruimtelijke ordening<br />

De Interimstructuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid. Ook is hierin<br />

opgenomen hoe op hoofdlijnen het beleid wordt uitgevoerd. De structuurvisie bevat de visie op het<br />

provinciaal ruimtelijk beleid, geeft een overzicht met provinciale belangen en benoemt de hoofdlijnen<br />

van beleid.<br />

Het bestaande Streekplan 2002 vormt hiervoor de basis. Beleidsinhoudelijke wijzigingen ten opzichte<br />

van het huidige streekplan vloeien voort uit nieuwe wetgeving en bestuurlijke besluitvorming. Het<br />

ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant heeft als hoofddoel: ‘zorgvuldiger omgaan met de<br />

Brabantse ruimte’. De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele<br />

kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en<br />

recreëren is in Noord-Brabant. Om het hoofddoel te kunnen bereiken, heeft de provincie Noord-<br />

Brabant vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020:<br />

<strong>1.</strong> meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie en de geomorfologie<br />

en de infrastructuur;<br />

2. zuinig ruimtegebruik;<br />

3. concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren.<br />

4. zonering van het buitengebied;<br />

5. grensoverschrijdend denken en handelen.<br />

De provincie maakt onderscheid tussen stedelijke en landelijke regio’s. Verstedelijkingsopgaven met<br />

een sterk bovenregionaal karakter worden geaccommodeerd in de stedelijke regio’s. In de landelijke<br />

regio’s mag gebouwd worden volgens migratiesaldo nul. De kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen liggen<br />

beide in de regio Eindhoven-Helmond; het zuidelijke deel van de <strong>gemeente</strong> maakt deel uit van de<br />

landelijke regio.<br />

De ontwikkeling van de Lage Heideweg sluit aan op de hoofdprincipes uit de structuurvisie. De weg is<br />

niet alleen bedoeld als ontsluitingsweg voor het gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid, maar moet tevens een<br />

belangrijke schakel vormen in het oplossen van de verkeersknelpunten in de regio Eindhoven.<br />

100<br />

Deel B - Verantwoording


In de provinciale structuurvisie is de N69 Eindhoven - <strong>Valkenswaard</strong> - Belgische grens als gebiedproject<br />

aangeduid. Het project betreft een studie naar oplossingen voor de problematiek op de N69, om de<br />

verkeersafwikkeling te verbeteren en de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de kernen <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Waalre te vergroten.<br />

Het provinciaal belang en doelstelling van de provincie hierbij is:<br />

� Behouden en ontwikkelen van regionale gebiedsidentiteiten en ruimtelijke contrasten in Brabant.<br />

� Ruimtelijke kwaliteit vanaf begin sturend laten zijn voor ruimtelijke planvorming.<br />

� Behoud en ontwikkeling van een netwerk van robuuste natuurgebieden met goede ecologische<br />

verbindingen.<br />

� Behoud en ontwikkeling van ecologische waarden buiten het netwerk van natuurgebieden en<br />

ecologische verbindingszones.<br />

� Zorgen voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.<br />

� Bescherming, behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden met betrekking tot<br />

het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch-geografisch erfgoed, inclusief de historische<br />

groenwaarden en het archeologisch erfgoed.<br />

� (Bestaande) infrastructuur meer sturend laten zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

� Het op orde brengen van bestaande en nieuwe infrastructuur, het intensief benutten van bestaande-<br />

en het duurzaam ruimtelijk inpassen van nieuwe infrastructuur.<br />

Het provinciaal beleid ten aanzien van landschap is gericht op het behouden en versterken van het<br />

landschappelijke basispatroon, het bebouwingspatroon en het ruimtelijke patroon ten behoeve van<br />

een duidelijke landschappelijke structuur en een gevarieerd en afwisselend landschap. Archeologische<br />

en cultuurhistorische patronen moeten worden gerespecteerd. Dit beleid is van toepassing op natuuren<br />

bosgebieden en gebieden met een agrarische functie. De structuurvisie houdt rekening met historisch<br />

landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden. Ook de archeologische monumenten<br />

moeten worden beschermd, evenals aardkundig waardevolle gebieden.<br />

Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS (groene hoofdstructuur) of AHS (agrarische hoofdstructuur)<br />

landschap. Dit zijn de twee typen structuren, waarin het gehele buitengebied is onderverdeeld.<br />

De GHS is een samenhangend netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en<br />

andere gebieden met bijzondere natuurwaarden, en landbouwgebieden die bijzondere potenties<br />

hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden. De AHS omvat het gebied buiten de GHS en de<br />

bebouwde kernen en infrastructuur. In de AHS staan de instandhouding en versterking van de landbouw<br />

voorop.<br />

De GHS en AHS zijn onderverdeeld in twee hoofdzones, namelijk de GHS-natuur (met hoofdfunctie<br />

natuur), GHS-landbouw (landbouwgebieden met hoge natuurwaarden), AHS-landschap (landbouwgebieden<br />

met overige bijzondere natuur- en landschapswaarden) en AHS-landbouw (landbouwproductiegebieden).<br />

Elk van hoofdzones is weer onderverdeeld in een aantal subzones in volgorde van<br />

kwetsbaarheid (zie Tabel 3: Onderverdeling hoofdzones/subzones).<br />

Hoofdstuk 6<br />

101


Hoofdzone Subzone<br />

GHS-natuur <strong>1.</strong> Natuurparel<br />

2. Overige bos- en natuurgebied<br />

3. Ecologische verbindingszone<br />

GHS-landbouw 4. Leefgebied kwetsbare soorten<br />

5. Leefgebied struweelvogels<br />

6. Natuurontwikkelingsgebied<br />

AHS-landschap 7. Leefgebied dassen<br />

8. Waterpotentiegebieden<br />

9. RNLE-landschapsdeel<br />

AHS-landbouw 10. Zoekgebied veeverdichtingsgebieden<br />

1<strong>1.</strong> Vestigingsgebied glastuinbouw<br />

12. Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw<br />

13. Glasboomteeltgebied<br />

14. AHS-overig<br />

Het plangebied is gelegen binnen de hoofdzone GHS-landbouw met de subzone ‘leefgebied kwetsbare<br />

soorten’ (zie eveneens hoofdstuk ‘Natuur’).<br />

De provincie behartigt het provinciaal belang voor milieu zoals opgenomen in de Integrale Stategie<br />

Milieu en vervult haar wettelijke taken op het terrein van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid<br />

op basis van de betreffende milieuwetgeving en ziet toe op een adequate doorvertaling daarvan in<br />

ruimtelijke plannen. Aandachtspunt vanuit externe veiligheid is daarbij de afstemming van de locatiekeuzes<br />

op het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen.<br />

De provincie heeft een regionaal verbindend wegennet aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke<br />

stoffen. Deze route loopt ter hoogte van <strong>Valkenswaard</strong> van de N69 (Luikerweg) via de Zuidelijke<br />

Randweg / de Vest naar de Leenderweg (N396).<br />

Paraplunota ruimtelijke ordening<br />

De Paraplunota ruimtelijke ordening is een uitwerking van het beleid uit de Interimstructuurvisie en<br />

omvat alle beleidsdocumenten, zoals de uitwerkingsplannen, structuurplannen, reconstructieplannen.<br />

In de Paraplunota is het plangebied gelegen binnen de hoofdzone GHS-landbouw met de subzone<br />

‘leefgebied kwetsbare soorten’ (zie eveneens hoofdstuk ‘Natuur’).<br />

Regionaal structuurplan regio Eindhoven/ Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant<br />

De Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) stelde in 2004 het Regionaal<br />

Structuurplan regio Eindhoven (RSP ‘04) vast. Het RSP ’04 is een herziening van het vorige regionale<br />

structuurplan uit 1997. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben in maart 2005 het RSP ’04<br />

regio Eindhoven goedgekeurd. Bovendien hebben ze op basis van dit plan het Provinciaal uitwerkingsplan<br />

Zuidoost-Brabant vastgesteld, als uitwerking van het Streekplan 2002. Vanwege de intensieve<br />

samenwerking tussen het SRE en de provincie zijn deze nagenoeg identieke plannen in een boekwerk<br />

samengevoegd.<br />

Het RSP ‘04 en Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant geven weer wat de keuzes zijn op regionaal<br />

schaalniveau voor de woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling voor de periode tot 2015,<br />

met een doorkijk naar -2030. Beide plannen vormen voor de periode tot 2015 zowel een toetsingska-<br />

102<br />

Deel B - Verantwoording


der voor bestemmingsplannen als een kader voor strategische gebiedsontwikkeling, zoals de A2-zone,<br />

het Middengebied en het Nieuwe Woud. De belangrijkste regionale ambities zijn:<br />

� de positie als economisch kerngebied en Brainport te behouden en verder uit te bouwen;<br />

� de twee ‘gezichten’ van de regio te behouden;<br />

� de belevingswaarde van het landelijk gebied te bewaren en, waar nodig, te versterken.<br />

Om de economische positie van de regio te kunnen behouden moet onder meer de bereikbaarheidsen<br />

leefbaarheidproblematiek in het gebied tussen Eindhoven en <strong>Valkenswaard</strong> worden opgelost. De<br />

aanleg van de Lage Heideweg vormt onderdeel van de oplossing hiervoor. De aanleg van de weg zorgt<br />

bovendien voor een belangrijke strategisch ruimtelijke (ontwerp) opgave in het gebied ten zuiden van<br />

Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>, waarin grote waarden voor natuur en landschap en de wens om bedrijvigheid<br />

en in beperkte mate wonen (ook al genoemd in het RSP ’97) met elkaar moeten worden geïntegreerd.<br />

Tevens moet in de plannen de noodzaak voor het realiseren van waterberging en de versterking<br />

van de ecologische kwaliteit van de beekdalen van de Dommel en Keersop een plaats krijgen.<br />

Enkel langs de weg van een integrale ontwikkeling met een doorkijk naar de langere termijn is hier<br />

een goede gebiedsontwikkeling mogelijk.<br />

Reconstructieplan Boven-Dommel<br />

Het reconstructieplan is de uitwerking van de visie van de reconstructiecommissie op het gebied Boven-Dommel.<br />

Er wordt beschreven hoe Boven-Dommel er in 2016 uit zou kunnen zien. Keuzes die in<br />

deze visie zijn gemaakt voor specifiek aangewezen gebieden, zijn bepalend voor ruimtelijke plannen<br />

van de Provincie en <strong>gemeente</strong>n. Uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat de afwisseling en de<br />

diversiteit in het gebieden behouden en zo mogelijk versterkt wordt. Hoofdpunten uit de visie zijn:<br />

� Herstel van water- en bodemsystemen.<br />

� Verbeteren van de milieukwaliteit.<br />

� Versterking van natuurwaarden door versnelde realisatie EHS (2011).<br />

� Landschappelijke kwaliteiten behouden, versterken en ontwikkelen.<br />

� Ontwikkelingsmogelijkheden voor duurzame landbouw.<br />

� Versterking van recreatie en toerisme.<br />

� Versterken van de sociale en economische structuur.<br />

� Verbeteren leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid bij de uitvoering van verkeersprojecten.<br />

� Integrale zonering voor de intensieve veehouderij.<br />

In het reconstructieplan is het plangebied, zoals in dit MER omschreven, aangeduid als ontwikkelingszone<br />

voor nieuwe functies op het gebied van wonen, werken en leefbaarheid. In het reconstructieplan<br />

wordt voor het plangebied Lage Heideweg aandacht gevraagd voor de aspecten: beekherstel van de<br />

Keersop alsmede het functioneel gebruik van delen van de gronden binnen het plangebied als waterbergings-/inundatiegebied.<br />

Regionaal Verkeers- en vervoerplan<br />

Het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) van de regio Eindhoven geeft aan welke verkeers- en<br />

vervoersproblemen de vervoerregio onderkent, welke zij tot haar eigen verantwoordelijkheid rekent<br />

en voor welke problemen oplossingen moeten worden aangedragen. De hoofddoelstelling van het<br />

RVVP is “het beperken van (de groei van) de automobiliteit en het stimuleren van het gebruik van<br />

milieuvriendelijke vervoerswijzen als de fiets en het openbaar vervoer”. Hierbij gelden twee randvoorwaarden:<br />

Hoofdstuk 6<br />

103


104<br />

Deel B - Verantwoording


� Het zakelijk verkeer en het goederenvervoer over de weg hebben een wezenlijke betekenis voor<br />

onze economie en moeten daarom zoveel mogelijk worden ontzien. Als er een beperking moet<br />

komen, dienen minimaal gelijkwaardige alternatieven te worden geboden.<br />

� In principe mag de vrijheid van verplaatsing niet worden aangetast; dat wil tevens zeggen dat de<br />

bereikbaarheid van bestemmingen moet worden blijven verzekerd; dit staat los van de wijze van<br />

verplaatsing.<br />

Het RVVP heeft ten aanzien van verkeer en vervoer het doel de mobiliteit, leefbaarheid en bereikbaarheid<br />

met elkaar in evenwicht te brengen, zonder daarbij de economische concurrentiepositie aan<br />

te tasten. Er gelden vijf zogenaamde aangrijpingspunten:<br />

� voorkomen van (auto) verplaatsingen;<br />

� substitutie van verplaatsingen per auto naar andere vervoerswijzen;<br />

� beperking van autokilometerproductie door kortere afstanden;<br />

� selectieve bereikbaarheid;<br />

� betere benutting van bestaande infrastructuur.<br />

De aanleg van de Lage Heideweg speelt een grote rol in de ontwikkeling van de regio. Door de nieuwe<br />

verbindingsweg zal het doorgaande verkeer door de kern <strong>Valkenswaard</strong> afnemen. Aansluiting op<br />

de N397 (Bergeijk – A67) betekent een betere benutting van deze bestaande infrastructuur. Door de<br />

aanleg van een nieuw bedrijventerrein aan deze Lage Heideweg ontstaat er een bedrijvenlocatie die<br />

op relatief eenvoudige wijze te bereiken is.<br />

Ontwerp RVVP 2006<br />

Op 23 juni 2005 heeft de Regioraad het Ontwerp RVVP vastgesteld als basis voor het mobiliteitsbeleid<br />

voor de regio (21 SRE <strong>gemeente</strong>n). Van medio juni tot en met medio augustus 2006 heeft de inspraakperiode<br />

van het ontwerp plaats gehad. Definitieve besluitvorming heeft nog niet plaatsgevonden. Als<br />

beleidskader dient derhalve uitgegaan te worden van het vigerende RVVP. Op deze plaats wordt een<br />

doorkijk gegeven naar de inhoud van het nieuwe RVVP.<br />

In het RVVP 2006 staat wat de regio wil doen om de huidige problemen op het gebied van verkeer en<br />

vervoer aan te pakken, kansen te creëren voor de ontwikkeling van Zuidoost-Brabant en de toekomstige<br />

problemen het hoofd te bieden. Doelen zijn niet alleen het verbeteren van de doorstroming van<br />

het autoverkeer, maar ook het verbeteren van de leefbaarheid, het milieu en de verkeersveiligheid.<br />

Het RVVP maakt strategische keuzes voor onder meer het oplossen van de N69 problematiek (waar de<br />

aanleg van de Lage Heideweg een aanzet toe is), het realiseren van HOV tussen Eindhoven en <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

investeren in het regionaal fietsnetwerk verbeteren van de verkeersveiligheid.<br />

Voor RVVP is een Strategische Milieu Beoordeling (SMB) uitgevoerd. Hierin is de aanleg van de Lage<br />

Heideweg als één van de grote projecten opgenomen. Uit de SMB studie blijkt dat de aanleg een zeer<br />

positief effect heeft op lucht, geluid en externe veiligheid en dat het effect ten aanzien van natuur<br />

niet positief of negatief is. Ook is de toekomstige N69 betrokken in de SMB studie.<br />

Provinciale notitie compensatiebeginsel<br />

In het provinciale natuurbeleid is het compensatiebeginsel uitgewerkt. Het hoofduitgangspunt van de<br />

compensatieregeling is dat er per saldo geen verlies mag plaatsvinden van landschappelijke, bosbouwkundige<br />

of ecologische waarden. Het ‘nee-tenzij-principe’ is van toepassing.<br />

Hoofdstuk 6<br />

105


De algemene uitgangspunten van het natuurcompensatiebeleid komen verder kort gezegd neer op<br />

het volgende:<br />

� Compensatiegrond moet binnen 10 jaar na het realiseren van de ingreep ingericht zijn voor de<br />

ontwikkeling van de te compenseren waarden.<br />

� Compensatie moet zoveel mogelijk in de omgeving van de plaats van de ingreep plaatsvinden.<br />

� Indien buiten de hiervoor genoemde gebieden te weinig ruimte is voor compensatie, of te weinig<br />

gebieden aanwezig zijn met geschikte potenties voor compenserende natuurontwikkeling, kan<br />

gecompenseerd worden binnen de verwervingshectaren.<br />

� Compensatie van natuurwaarden die verloren zijn gegaan, dient op biotoop-, ecotoopniveau te<br />

geschieden.<br />

� Onvervangbare of moeilijk vervangbare biotopen/ecotopen kunnen gecompenseerd worden door<br />

het ontwikkelen van ander potentieel hoogwaardige biotopen/ecotopen in het gebied.<br />

Provinciale milieuverordening<br />

In de provinciale milieuverordening zijn twee hoofdcategorieën van specifieke gebieden onderscheiden,<br />

te weten grondwaterbeschermingsgebieden (met als functie bescherming van grondwaterwinning<br />

voor de openbare drinkwatervoorziening) en milieustimuleringsgebieden. De gebiedsbescherming<br />

in de milieustimuleringsgebieden vindt vanuit diverse invalshoeken plaats en is niet voor ieder<br />

gebied dat onderdeel uitmaakt van deze hoofdcategorie hetzelfde. Bij de aanwijzing van specifieke<br />

gebieden speelt met name:<br />

� het belang van de bescherming van de bodem (bodembeschermingsgebieden);<br />

� het belang van het beperken en voorkomen van geluidhinder (stiltegebieden);<br />

� het belang van de bescherming van natuurwetenschappelijke en landschappelijk waarden.<br />

Een gebied kan om een of meer redenen als bijzonder gebied worden aangewezen, waardoor deze<br />

gebieden elkaar deels overlappen. Deze gebieden zijn in de provinciale milieuverordening aangewezen.<br />

Hieronder is kort iets opgenomen over stiltegebieden en archeologie, omdat dit met name relevant is<br />

voor het MER Lage Heideweg:<br />

� Stiltegebieden (De Malpie)<br />

Ter bescherming van relatief onverstoorde gebieden zijn in de Provinciale milieuverordening stiltegebieden<br />

aangewezen en <strong>regels</strong> opgesteld ter voorkoming van geluidsoverlast. Ter ondersteuning<br />

van deze regelgeving is het ruimtelijk beleid erop gericht functies die tot extra geluidsverstoring<br />

leiden, uit deze gebieden te weren.<br />

� Archeologie<br />

De provincie heeft de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang aangegeven<br />

op de (provinciale) Cultuurhistorische Waardenkaart. Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke<br />

plannen moet met deze waarden rekening worden gehouden. Dit geldt in het bijzonder voor de<br />

historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn in deze vlakken<br />

alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van<br />

de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van cultuurhistorische (landschaps)waarden.<br />

Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden<br />

gehouden met (bekende) archeologische waarden, zoals aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart,<br />

en de te verwachten archeologische waarden, zoals aangegeven op de Indicatieve<br />

Kaart Archeologische Waarden. Het uitgangspunt is dat het archeologisch erfgoed moet worden<br />

beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval<br />

van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of een middelhoge ver-<br />

106<br />

Deel B - Verantwoording


wachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een<br />

vooronderzoek in kaart worden gebracht.<br />

6.4 (Boven)lokaal kader<br />

Intentieverklaring N69<br />

Op 17 mei 2004 hebben de <strong>gemeente</strong>n Bergeijk, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende, <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

Veldhoven, Waalre, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en de Provincie Noord-Brabant een<br />

intentieverklaring ondertekend inzake de integrale oplossingsrichting voor de bereikbaarheids- en<br />

leefbaarheidsproblemen in relatie tot rijksweg N69 tussen Eindhoven en de Belgische grens. De gezamenlijke<br />

overheden spreken de intentie uit om de voorgestane oplossingsrichting in studie te nemen.<br />

Basis onder de intentieverklaring is een Variantenstudie N69. De meest gewenste oplossingsrichting uit<br />

de Variantenstudie bestaat onder meer uit de aanleg van een nieuwe weg ten westen van <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

aangeduid als ‘Westparallel’. De totale oplossing bestaat uit 3 fases en een eindfase. De aanleg<br />

van de Lage Heideweg is de eerste fase van deze totaal oplossing.<br />

De aanleg van de Lage Heideweg vormt onderdeel van een pakket van maatregelen in fase 1; de aanleg<br />

van een regionaal fietspad en HOV-as, een vrachtwagenverbod, het opwaarderen van de Europalaan<br />

en van de Zuidelijke Randweg. De maatregelen aan de Zuidelijke Randweg zijn uitgevoerd. De<br />

overige maatregelen zijn ter hand genomen, maar nog niet afgerond.<br />

De betrokken bestuurders concludeerden op 7 september 2005 dat de problematiek rond de N69 zodanig<br />

omvangrijk is, dat samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat nodig is om te<br />

komen tot de juiste oplossingen. In november 2005 hebben de Provincie Noord-Brabant en het SRE,<br />

mede namens de betrokken regionale bestuurders een pleitnota aangeboden aan het Ministerie,<br />

waarin gevraagd wordt om deelname van het Rijk in het proces om te komen tot oplossingen voor de<br />

regionale N69-problematiek. Vervolgens is een netwerkanalyse uitgevoerd, waarin op het niveau van<br />

lokale, provinciale en rijkswegen bezien wordt waar en hoe de beste oplossingen gevonden kunnen<br />

worden voor knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer. In september 2006 is deze analyse<br />

vastgesteld door de Stuurgroep Netwerkanalyse BrabantStad en verwoord in een regionaal voorstel<br />

aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Het voorstel, waaronder de voorgestane oplossing voor de<br />

N69 problematiek, wordt later dit jaar gebruikt bij de gesprekken met de minister.<br />

Bestemmingsplan Buitengebied<br />

Het plangebied kent drie vigerende bestemmingsplannen. Het eerste is het uitbreidingsplan in hoofdzaken,<br />

vastgesteld op 17 mei 1962, goedgekeurd op 14 augustus 1962 en onherroepelijk geworden op<br />

9 oktober 1963. Het tweede vigerende plan is het Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 23<br />

maart 1977, goedgekeurd op 31 mei 1978 en onherroepelijk per 26 juni 1986.<br />

Hoofdstuk 6<br />

107


108<br />

Deel B - Verantwoording


Het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied uit 1998 heeft geen betrekking op Valkenwaard-Zuid /<br />

Lage Heideweg. Het plangebied is gezien de ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid buiten beschouwing<br />

gelaten in dat plan.<br />

Het derde bestemmingsplan is het bestemmingsplan buitengebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. Hierin is<br />

het noordwestelijk gedeelte van het plangebied gelegen. Het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is<br />

door de <strong>gemeente</strong>raad op 28 mei 1998 vastgesteld en goedgekeurd door GS op 22 december 1998.<br />

Strategische beleidsvisie 2001<br />

De titel van de strategische beleidsvisie ‘<strong>Valkenswaard</strong>. Tussen Keersop en Tongelreep’ (<strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

2001) heeft een tweevoudige boodschap in zich: een verwijzing naar een gave en naar een<br />

opgave. De gave behelst de grote natuurlijke rijkdom van <strong>Valkenswaard</strong>. Behalve de beekdalen van de<br />

Keersop, de Tongelreep en de Dommel behoort ook de Malpie en omgeving, en de restanten van de<br />

verveningen, tot het waardevolle biotoop. De opgave behelst de taak aan die waardevolle elementen<br />

recht te doen en tegelijkertijd de ontwikkeling van maatschappelijke functies mogelijk te maken. De<br />

beleidsvisie geeft richting aan het handelen van de <strong>gemeente</strong> bij het vervullen van deze opgaven.<br />

Ten aanzien van infrastructuur formuleert de visie als opgave het terugdringen van de verkeersintensiteiten<br />

van het doorgaande verkeer door de kom van <strong>Valkenswaard</strong> door het verkeer zoveel mogelijk<br />

buiten de bebouwde kom om te leiden. Gedacht wordt aan een alternatief voor de N69 / Luikerweg /<br />

Eindhovenseweg. De <strong>gemeente</strong> zet maximaal in op het verkrijgen van een meer leefbare situatie in de<br />

hele regio ten aanzien van de verkeersafwikkeling.<br />

Structuurvisie-Plus <strong>Valkenswaard</strong><br />

Aansluitend op de strategische beleidsvisie 2001 is de Structuurvisie-Plus <strong>Valkenswaard</strong> opgesteld.<br />

Hierin staan de ruimtelijke kwaliteiten van de <strong>gemeente</strong> centraal en wordt ingegaan op het ruimtelijkfunctionele<br />

profiel van de <strong>gemeente</strong> in de toekomst. Ook de toename van mobiliteit en het ontbreken<br />

van een goede noord-zuid verbinding worden aan de orde gesteld. <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid wordt benoemd<br />

als locatie waar mogelijkheden en opgaven liggen op deze gebieden. De Structuurvisie-Plus<br />

moet gezien worden als kapstok voor het Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (zie hieronder).<br />

De Structuurvisie-Plus bestaat uit een programma voor de korte en middellange termijn en een duurzame<br />

component, het ruimtelijk structuurbeeld. Het ruimtelijk structuurbeeld vormt het skelet, het<br />

afwegingskader, van de Structuurvisie-Plus: de voorgestelde concrete maatregelen uit het programma<br />

passen binnen dit kader. Het programma is gericht op een periode van 10 tot 15 jaar en wordt zowel<br />

kwalitatief als kwantitatief benaderd. In de Structuurvisie-Plus worden uitspraken gedaan op de ruimtelijke<br />

vraagstukken en ontwikkelingen binnen de <strong>gemeente</strong>. De belangrijkste opgave waar de <strong>gemeente</strong><br />

voor staat is de herstructurering van de kernen en het buitengebied. Daarnaast is de lokale<br />

woningmarkt gespannen en kent het een eenzijdige opbouw. Ook de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen<br />

is groeiend. Door een sterke toename van de mobiliteit en allerlei (grensoverschrijdende) ontwikkelingen<br />

en het ontbreken van een adequate noord-zuidverbinding neemt de verkeersoverlast in<br />

de kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen toe.<br />

Hoofdstuk 6<br />

109


110<br />

Deel B - Verantwoording


StructuurvisiePlus Gemeente Bergeijk<br />

Op 24 juni 2004 is de StructuurvisiePlus vastgesteld door de <strong>gemeente</strong> Bergeijk. De Structuurvisie is een<br />

beleidsnota waarin de <strong>gemeente</strong> haar integrale visie weergeeft op de meest wenselijke ruimtelijke<br />

ontwikkeling van de <strong>gemeente</strong>. De structuurvisiePlus benoemd vanuit verkeerskundig oogpunt één<br />

programmatisch onderwerp wat veruit het belangrijkste is, namelijk de nieuwe verbindingsweg N69<br />

naar A67. Bij de realisatie van deze verbindingsweg kan de Fressevenweg / Bergeijksedijk, die nu als<br />

sluiproute fungeert, als erftoegangsweg worden ingericht.<br />

Op lokaal niveau zijn het weren van sluipverkeer, het verbeteren van de leefbaarheid en het vergroten<br />

van de verkeersveiligheid de belangrijkste doelstellingen.<br />

Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

In het Structuurplan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (door de <strong>gemeente</strong>raad op 29 januari 2004 vastgesteld) worden<br />

de ambities en uitgangspunten zoals beschreven in de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid (2001) uitgewerkt<br />

tot een concreet plan. Nut en noodzaak van de Lage Heideweg als verbinding tussen rijksweg<br />

69 en provinciale weg N397 staat in dit plan niet meer ter discussie. Het tracé is in het structuurplan<br />

vastgelegd, waarbij gezocht is naar een tracé dat zo gering mogelijke aantasting van natuur en landschap<br />

met zich meebrengt. Gesteld is dat het tracé moet voldoen aan:<br />

� complementeren van het regionaal netwerk van gebiedsontsluitingswegen (rekening houden met<br />

mogelijke uitgroei tot stroomweg);<br />

� verzorgen van een functie in het lokale netwerk ter ontlasting van de Bergstraat / Dommelseweg;<br />

� minimaliseren van de doorsnijding van ecologische structuren van de Dommel en Keersop;<br />

� hanteren van richtlijnen van Duurzaam Veilig en beperken van het aantal aansluitpunten van lokale<br />

wegen op de Lage Heideweg.<br />

Het gekozen tracé wijkt af van het eerder in de Gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong> aangegeven tracé. Dit<br />

houdt verband met de logische doorkijk naar de toekomstige ‘Westparallel’, vermindering van geluidsoverlast<br />

voor nieuwbouw, vermindering van potentiële kruisingen met langzaam verkeer en de<br />

keuze om de nieuwe weg de grens van het stedelijk gebied te laten markeren.<br />

Landinrichtingsproject Bergeijk – Keersop<br />

Het Landinrichtingsproject Bergeijk-Keersop heeft tot doel de ontwikkeling van natuur langs de<br />

Keersop. Binnen een zoekgebied van 320 hectare aan weerszijden van de Keersop wordt getracht<br />

middels grondaankoop, bedrijfsverplaatsing en kavelruil maximaal 170 hectare vrij te maken van landbouwkundig<br />

gebruik. Dit deel wordt ingericht voor natuurontwikkeling en uiteindelijk begrensd als<br />

Ecologische Hoofdstructuur. Het zoekgebied loopt van de Vlieterdijk in Bergeijk tot aan Dommelen.<br />

Het noordwestelijk gedeelte van het plangebied voor de Lage Heideweg (tussen de Dommelsedijk en<br />

Mgr. Smetsstraat) is gelegen in het zoekgebied van het landinrichtingsproject.<br />

In het kader van het Landinrichtingsproject Bergeijk–Keersop is de ‘Visie op natuurontwikkeling langs<br />

de Keersop’ (november 2005) opgesteld. Deze visie is door een projectgroep bestaande uit Staatsbosbeheer,<br />

Waterschap De Dommel en Dienst Landelijk Gebied opgesteld, in opdracht van de uitvoeringscommissie<br />

van het landinrichtingsproject. Het vormt de basis voor de inrichting van de ecologische<br />

hoofdstructuur rondom de Keersop. In deze visie is het tracé van de Lage Heideweg indicatief weergegeven.<br />

Luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong><br />

In augustus 2006 is het luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong> en Waalre tot stand gekomen. In het plan<br />

worden voor het jaar 2010 verschillende mogelijke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit<br />

geïnventariseerd en beoordeeld op effectiviteit. Geconcludeerd wordt dat veel maatregelen nauwelijks<br />

of geen effect hebben op de luchtkwaliteit. Vooral in de <strong>gemeente</strong> Waalre zijn weinig maatrege-<br />

Hoofdstuk 6<br />

111


len effectief. Het blijkt dat alleen door de aanleg van een nieuwe weg ten westen van Waalre en <strong>Valkenswaard</strong>,<br />

de zogenaamde Westparallel, de luchtkwaliteit verbetert. Er wordt veel wegverkeer van<br />

de huidige N69 weggeleid. Maar deze maatregel alleen is niet voldoende. Geconcludeerd wordt dat<br />

nader onderzoek nodig is voor aanvullende maatregelen, maar ook wat te doen als de West-parallel<br />

niet doorgaat.<br />

Verkeersbeleidsplan <strong>Valkenswaard</strong><br />

In het <strong>gemeente</strong>lijk Verkeersbeleidsplan (1996) is een overall visie ten aanzien van het <strong>gemeente</strong>lijk<br />

verkeers- en vervoersbeleid opgesteld, waarbij het beleid van het Rijk, provincie, maar met name ook<br />

het beleid zoals geformuleerd in het RVVP, als uitgangspunt is genomen. De hoofddoelstellingen zijn:<br />

� het verbeteren van de verkeersleefbaarheid;<br />

� het verzekeren van de bereikbaarheid van bestemmingen.<br />

Door de toenemende automobiliteit komt de leefbaarheid steeds meer onder druk te staan, met name<br />

in woongebieden en in het centrumgebied. Het kiezen voor andere vervoersmiddelen dan de auto en<br />

het afschermen c.q. kanaliseren van het autoverkeer op een aantal hoofdverbindingen staat daarom<br />

centraal. Voorgaande hoofddoelstellingen zijn per verkeers- en vervoersaspect naar doel- en taakstellingen<br />

voor het jaar 2010 vertaald:<br />

� verhoging van de verkeersveiligheid;<br />

� verbetering van de verkeersleefbaarheid;<br />

� bevordering van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer;<br />

� veiligstelling van de bereikbaarheid;<br />

� terugdringing van vermijdbaar autogebruik.<br />

Het beleid van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is erop gericht om het autoverkeer in de kernen te concentreren<br />

op de hoofdwegen ter ontlasting van de verblijfsgebieden en de verkeersdruk op de N69 te<br />

beperken, zodat ook de hinder voor het plaatselijke verkeer vermindert. Dat doet ze door zoveel mogelijk<br />

(doorgaand) verkeer af te leiden naar andere routes buiten het centrum om en liefst buiten de<br />

kern om.<br />

De verwachting is dat door de aanleg van de Lage Heideweg verschillende verkeerskundige (doorstromings-)knelpunten<br />

worden opgelost en de verkeersveiligheid wordt vergroot.<br />

112<br />

Deel B - Verantwoording


7. MILIEU-ASPECTEN EN ANDERE BELEMMERINGEN<br />

7.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt per relevant ruimtelijk-planologisch aspect aangegeven welk beleid gevoerd<br />

wordt en hoe dit vertaald is in onderhavig bestemmingsplan.<br />

7.2 MER/SMB ‘Lage Heideweg’<br />

Planproces<br />

De m.e.r.-plicht geldt vanaf 1987. Concreet betekent dit dat het vanaf die datum verplicht is om voorafgaand<br />

aan besluiten over bepaalde activiteiten een MER 15<br />

op te stellen. In een MER wordt zo objectief<br />

mogelijk beschreven welke milieueffecten te verwachten zijn, wanneer de betreffende activiteit<br />

wordt ondernomen. Het is niet nodig om voor alle nieuwe plannen en activiteiten een MER (Milieu<br />

Effecten Rapportage) te maken. Het gaat alleen om die activiteiten die belangrijke nadelige effecten<br />

kunnen hebben op het milieu. De verplichting tot het toepassen van m.e.r. 16<br />

ontstaat doordat de voorgenomen<br />

activiteit staat opgenomen als m.e.r.-plichtig in het (landelijk) Besluit m.e.r. (artikel 7.3 en<br />

7.4 Wet Milieubeheer). Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.beoordelingsplichtige<br />

activiteiten. Bij de eerstgenoemde activiteiten is het uitgangspunt dat ze belangrijke<br />

nadelige milieugevolgen hebben, terwijl dat bij de tweede genoemde activiteiten afhankelijk<br />

is van de omstandigheden waaronder de activiteiten worden ondernomen.<br />

De afzonderlijke onderdelen van het bestemmingsplan –de woningbouw, het bedrijventerrein, de<br />

aanleg van de Lage Heideweg en de natuurontwikkeling zijn niet m.e.r.-beoordelings- of m.e.r.plichtig.<br />

De plannen in gezamenlijkheid geven evenwel aanleiding te beoordelen of de realisatie van<br />

deze projecten een nadelig effect heeft op de omliggende Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.<br />

Vanuit dit gegeven alsmede de wens van de <strong>gemeente</strong> om voor de totale planontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

alle relevante milieu-aspecten in beeld te brengen, heeft de <strong>gemeente</strong> er voor gekozen<br />

om voor de aanleg van de Lage Heideweg, hoewel niet verplicht, een MER/SMB 17<br />

Lage Heideweg<br />

op te stellen. Daarbij is in het kader van de tracé-bepaling van deze weg alsmede de mogelijke effecten<br />

op de omgeving het gehele studiegebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in de onderzoeksstudie betrokken.<br />

De resultaten van de voor de MER/SMB Lage Heideweg uitgevoerde milieuonderzoeken zijn voor de<br />

verdere planontwikkeling van het bestemmingsplan ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid’ gebruikt en in dit bestemmingsplan<br />

verwerkt. De ‘MER/SMB Lage Heideweg’ zal als zelfstandig plandocument gevoegd worden<br />

bij het afzonderlijk in procedure te brengen bestemmingsplan lage Heideweg.<br />

15<br />

MER= Milieueffecten rapportage – een openbaar document waarin de voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in beschouwing<br />

te nemen alternatieven en de te verwachten gevolgen op het milieu in hun onderlinge samenhang worden beschreven<br />

op een systematische en zo objectief mogelijke wijze. Het wordt opgesteld ten behoeve van één of meerdere besluiten<br />

die over de betreffende activiteit genomen moeten worden.<br />

16<br />

m.e.r. = de procedure van de totstandkoming van het MER.<br />

17<br />

Sinds 28 september 2006 is de SMB in de Nederlandse wetgeving vervangen door de planMer.<br />

Hoofdstuk 7<br />

113


Habitattoets<br />

In rapportage is onderzocht of de ontwikkeling van de plannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid een nadelig<br />

effect hebben op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natura-2000 gebieden. Daarbij is gekeken<br />

naar de natuurwaarden in het gebied, de eventuele effecten op deze natuurwaarden (kwalificerende<br />

habitattypen en soorten) en hoe hiermee bij eventuele effecten hiermee omgegaan dient te worden.<br />

De volgende aspecten zijn daarbij in beeld gebracht:<br />

- aantasting hydrologische situatie;<br />

- versnippering van leefgebied;<br />

- verstoring door mensen;<br />

- verstoring door geluid, licht en trillingen;<br />

- verontreiniging;<br />

- nutriëntentoevoer en verzuring.<br />

In het rapport worden de volgende conclusies getrokken:<br />

Leenderbos en Groote Heide - door het opvolgen van mitigerende maatregelen kan worden voorkomen<br />

dat er effecten gaan ontstaan op de kwalificerende soorten. Het is<br />

mogelijk dat de wateropvang in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zal resulteren in<br />

het langer en mogelijk meer en over een groter oppervlak geïnundeerd<br />

raken van de beekdalen in het natura-200 gebied, waardoor de hydrologische<br />

situatie beïnvloed zou kunnen worden en er een eventuele<br />

vervuiling en vermesting zou kunnen optreden. Uit een notitie (expertjudgement)<br />

valt af te leiden, dat dit niet aannemelijk is: een stuwend<br />

effect op de waterberging wordt niet voorzien.<br />

Hageven-Plateaux - er worden geen effecten verwacht op Hageven-Plateaux. Dit komt omdat<br />

de hydrologische situatie niet beïnvloed wordt, er niet meer mensen<br />

naar het gebied komen en/of er langs rijden.<br />

De eindconclusie is dat er door het opvolgen/uitvoeren van mitigerende maatregelen er geen effecten<br />

voor zien worden van de ontwikkelingsplannen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid op het natura-200 gebied Leenderbos<br />

en Groote Heide en Hageven-Plateaux. Het is derhalve niet noodzakelijk dat er een uitgebreide<br />

toets (passende beoordeling) dient te worden uitgevoerd.<br />

De betreffende rapportage is als bijlage bij de toelichting gevoegd.<br />

114<br />

Deel B - Verantwoording


7.3 Milieuhygiënische aspecten<br />

7.3.1 Geluid<br />

Wegverkeerslawaai<br />

Algemene bepaling in verband met de Wet geluidhinder (artikel 5)<br />

Op grond van de Wet geluidhinder liggen langs de te realiseren Lage Heideweg (nieuwe situatie),<br />

geluidszones waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht. In het akoestisch onderzoek<br />

worden geluidscontouren bepaald; deze contouren geven de maatgevende waarden van de toegelaten<br />

gevelbelasting weer.<br />

In de huidige situatie is sprake van hoge geluidbelastingen van woningen langs de drie beschouwde<br />

wegen (Dommelseweg, Luikerweg en Zuidelijke Randweg), met geluidbelastingen van meer dan 60<br />

dB(A). Voor een groot aantal woningen langs de Dommelseweg en de Luikerweg is zelfs sprake van<br />

een saneringssituatie (deze woningen zijn opgenomen op de A-lijst). Er is sprake van een groot aantal<br />

gehinderden, met name ook in de hogere geluidbelastingklassen (> 55 dB(A)).<br />

Door de aanleg van de Lage Heideweg verbetert de situatie duidelijk. Het totaal aantal gehinderden<br />

neemt iets toe. Het aantal ernstig gehinderden en slaapverstoorden neemt duidelijk af. Vooral de<br />

doorgaande wegen via de bebouwde kom van <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen (Dommelseweg, Bergstraat,<br />

Westerhovensweg) geven een duidelijke verbetering te zien: een afname van de geluidbelasting<br />

met 3 dB(A) tot 4,5 dB(A). In het buitengebied geldt eenzelfde verbetering. Voor de overige wegen<br />

geldt een toename tot circa 2 dB(A).<br />

Door het toepassen van geluidbeperkende maatregelen op of aan de Lage Heideweg verandert het<br />

aantal gehinderden langs de bestaande - ongewijzigde - wegen niet. Door het toepassen van geluidbeperkende<br />

maatregelen neemt de geluidbelasting langs de nieuwe Lage Heideweg met circa 3,5<br />

dB(A) af. Dit is iets meer dan een halvering van de geluidbelasting.<br />

Akoestisch onderzoek<br />

Door BRO is in 2009 een actueel akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan.<br />

In het akoestisch onderzoek 18 is onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om<br />

voor de bestaande woningen, in de nabijheid van de te realiseren Lage Heideweg gesitueerd, te kunnen<br />

voldoen aan de eisen gesteld in de Wet geluidhinder (verder aangeduid als WGH 19<br />

).<br />

Onderzoeksgebied<br />

In een voorafgaande studie naar de verschillende varianten heeft DHV verkeersmodellen opgesteld.<br />

Uiteindelijk is gekozen voor het model waarbij de Lage Heideweg gerealiseerd wordt en waarbij de<br />

reconstructie van de Europalaan en het afwaarderen van de N69 is meegenomen.<br />

De Lage Heideweg is een nieuwe verbinding tussen de Dommelsedijk en de Luikerweg. Hierdoor is het<br />

noodzakelijk om ook de Westerhovenseweg aan te passen. Dit wordt vormgegeven door de in dit<br />

akoestisch onderzoek genoemde ‘Nieuwe Weg’.<br />

18<br />

Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Lage Heideweg, BRO Adviseurs Boxtel, 27 augustus 2009 – opgenomen als bijlage 6<br />

in het bijlagenboek.<br />

19<br />

De gewijzigde WGH is per januari 2007 inwerking getreden. Vanaf januari 2007 geldt een overgangstermijn van 3 maanden.<br />

Vanaf 1 april 2007 dient bij alle plannen uitgegaan te worden van de gewijzigde WGH.<br />

Hoofdstuk 7<br />

115


Ligging geluidswal<br />

116<br />

Deel B - Verantwoording


Het onderzoeksgebied wordt enerzijds bepaald door de onderzoekszone van de Lage Heideweg en de<br />

Nieuwe Weg. De Lage Heideweg wordt uitgevoerd in 2x1 rijstrook en ligt in het buitengebied. Hiermee<br />

bedraagt de wettelijke onderzoekszone van de Lage Heideweg 250 m 1<br />

, gemeten vanuit de wegrand.<br />

De Nieuwe weg wordt eveneens uitgevoerd in 2x1 rijstrook, maar ligt binnen de bebouwde kom.<br />

De wettelijke onderzoekszone bedraagt 200 m 1<br />

. Het eerste deel van het onderzoek gaat in op de geluidsbelasting<br />

op de woningen binnen deze zones.<br />

Om de nieuwe wegen aan te leggen is het noodzakelijk diverse aanpassen door te voeren aan bestaande<br />

wegen. Het tweede deel van het onderzoek geeft inzicht of er sprake is van een reconstructiesituatie<br />

voor woningen rondom de aansluitpunten. Dus daar waar een bestaande weg aangepast moet<br />

worden als gevolg van de aansluiting van de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg.<br />

Het merendeel van het gebied waarin de Lage Heideweg wordt gesitueerd ligt in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Het gebied ligt ten zuiden van de kern Dommelen en ten zuidwesten van de kern <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Het tracé loopt vanuit de Luikerweg in noordelijke richting naar de Dommelsedijk. De aansluiting<br />

op deze weg ligt binnen de grenzen van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />

Het bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van de Lage Heideweg. Het plangebied omvat het tracé en<br />

een aangrenzend gebied wat globaal wordt begrensd door de westzijde van de Mgr. Smetsstraat,<br />

Westerhovenseweg/Dommelsedijk en het nieuwe tracé. De geplande Lage Heideweg start aan de<br />

westzijde op het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk, direct westelijk van de Keersop. Daar wordt<br />

de bestaande N397 in zuidoostelijke richting afgebogen. Het vervolg van de weg loopt ongeveer parallel<br />

westelijk van de Venbergseweg. Verderop buigt de weg verder af in zuidelijke richting om ter<br />

hoogte van de bosrand aan te sluiten op de bestaande N69 (Luikerweg).<br />

De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft ervoor gekozen om ter voorbereiding van de besluitvorming over<br />

de Lage Heideweg een milieueffectrapportage (m.e.r.) te laten uitvoeren. De resultaten van de in<br />

2006/2007 doorgelopen M.E.R.-procedure en de daarbijbehorende onderzoeken maken onderdeel uit<br />

van het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”.<br />

Gemeentelijk beleid<br />

In 2007 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> “Ontheffingenbeleid hogere waarden” vastgesteld.<br />

Dit is een rechtstreeks gevolg van de inwerkingtreding van de gewijzigde Wgh met ingang van 1 januari<br />

2007. Door het vaststellen van een dergelijk beleid zijn burgemeester en wethouders bevoegd<br />

om naast procedureel ook inhoudelijk verzoeken om ontheffingen hogere waarden Wgh te behandelen<br />

en af te werken.<br />

Inhoudelijk is aangesloten bij ontheffingenbeleid van de provincie Noord-Brabant. Bij het beoordelen<br />

van de ontheffingsverzoeken c.q. de voornemens om een hogere waarde vast te stellen wordt voor de<br />

geluidsbelasting meestal uitgegaan van een prognoseperiode voor over 10 jaar. Hierbij wordt aangesloten<br />

bij de geldingsduur van een bestemmingsplan. Bij het vaststellen van de geluidbelasting moeten<br />

autonome ontwikkelingen, zoals de groei van het verkeer of aanleg van wegen of woonwijken (waarover<br />

besluitvorming heeft plaatsgevonden), worden meegenomen. Overige te verwachten ontwikkelingen<br />

mogen worden meegenomen mits hierover op bestuurlijk niveau besluitvorming heeft plaatsgevonden<br />

of kan worden aangetoond dat binnen redelijke termijn uitvoering gegeven wordt aan in<br />

ontwikkeling zijnde plannen. Als richttijd wordt hier de prognoseperiode van 10 jaar aangehouden.<br />

Hoofdstuk 7<br />

117


Hernieuwd akoestisch onderzoek<br />

Zoals ook aan de zienswijzenindieners tegen het eerdere ontwerpbesluit Wgh duidelijk is gemaakt, is<br />

het akoestische onderzoek van 24 maart 2009 gebaseerd op een aantal onjuiste veronderstellingen<br />

qua het aantal verkeersbewegingen inzake vrachtverkeer. Dit heeft geleid tot een aangepast akoestisch<br />

van 27 augustus 2009.<br />

Naar aanleiding van dit onderzoek kan de conclusie getrokken worden dat met het realiseren van<br />

ZOAB op de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg en het realiseren van een grondwal van 3 meter langs<br />

de nieuwe weg, de voorkeursgrenswaarde alleen nog overschreden wordt bij een aantal woningen ten<br />

gevolge van de Lage Heideweg en de Nieuwe Weg.<br />

Op grond van het bepaalde in de Wgh kan van <strong>gemeente</strong>wege in de onderhavige situatie ontheffing<br />

worden verleend van de voorkeursgrenswaarde. Burgemeester en wethouders kunnen maximaal ontheffing<br />

verlenen tot een gevelwaarde van 58 dB.<br />

Vanwege het feit dat er een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd is met daarin nieuwe verkeersgegevens<br />

en aanvullende berekeningen voor een aantal extra woningen in Bergeijk en het realiseren van<br />

en geluidwal van 3 meter aan de achterzijde van de woningen aan de Mgr. Smetsstraat is het ontwerpbesluit<br />

ontheffing wegverkeerslawaai Wgh genomen.<br />

De wettelijke basis van het besluit<br />

Wegverkeerslawaai:<br />

In de Wet geluidhinder (WGH), in artikel 77, worden eisen gesteld aan de geluidsbelasting van objecten.<br />

Voor de aanleg van nieuwe wegen dient onderzocht te worden in hoeverre de voorkeursgrenswaarde<br />

van 48 dB wordt overschreden. Uit het akoestische onderzoek rapport nr. 211X00370.039712_1<br />

ako, d.d. 27 augustus 2009 blijkt voor de volgende objecten de voorkeursgrenswaarde te worden overschreden:<br />

- woongebied Mgr. Smetsstraat;<br />

- Mgr. Smetsstraat 40;<br />

- Victoriedijk 15, 21, 25 en 27;<br />

- Luikerweg 134<br />

Op grond van het bepaalde in de Wet Geluidhinder (verder WGH) kan van <strong>gemeente</strong>wege in de onderhavige<br />

situatie ontheffing worden verleend van de voorkeursgrenswaarde. Burgemeester en wethouders<br />

kunnen maximaal ontheffing verlenen tot een gevelwaarde van 58 dB voor woningen in het<br />

buitengebied.<br />

Maatregelenpakket:<br />

Gelet op de relatieve openheid van het gebied, verkeerstechnische redenen en vanwege het kostenaspect<br />

wordt derhalve voorgesteld om te werken met een combinatie van ontheffingverlening met de<br />

aanleg van geluidwerende voorzieningen.<br />

In de voorkeursvarianten wordt uitgegaan van het zo beperkt mogelijk realiseren van geluidwerende<br />

voorzieningen in combinatie met de ontheffingsverlening tot de maximale toegestane gevelbelasting<br />

van 58 dB. Voor dit plan of gebied is nog niet eerder ontheffing ex artikel 83, 85, Wet geluidhinder<br />

verleend.<br />

118<br />

Deel B - Verantwoording


Resultaten verschillende modellen:<br />

Voor de bestaande woonbebouwing is vanwege de Lage Heideweg, de Nieuwe Weg en de Luikerweg<br />

de geluidsbelasting op de gevels van woningen berekend. Hiervoor is gebruik gemaakt van een digitaal<br />

rekenmodel om de situatie met Standaardrekenmethode II door te rekenen.<br />

Er zijn 3 modellen doorgerekend:<br />

<strong>1.</strong> model I zonder maatregelen;<br />

2. model II met maximale maatregelen waarbij voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde;<br />

3. model III waarin zowel maatregelen zijn berekend, inclusief het aanvragen van een hogere grenswaarden.<br />

De resultaten van deze modellen worden achtereenvolgens besproken. De resultaten zijn weergegeven<br />

inclusief de aftrek conform artikel 3.62 van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor<br />

de Lage Heideweg en de Luikerweg is 2 dB gehanteerd, en voor de Nieuwe Weg is 5 dB aftrek gehanteerd.<br />

Model I: zonder maatregelen:<br />

In eerste instantie is een model doorgerekend zonder maatregelen. Het rekenresultaat van deze berekening<br />

is opgenomen in bijlage 2 van het akoestische onderzoek. Uit de rekenresultaten blijkt dat er<br />

vanwege de geluidsbelasting van de Lage Heideweg, de Nieuwe Weg en de Luikerweg voor een aantal<br />

locaties niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde<br />

van 58 dB wordt niet overschreden. De maximale geluidsbelasting bedraagt 55 dB als gevolg<br />

van de Lage Heideweg en 56 dB als gevolg van de Nieuwe Weg.<br />

Zonder het treffen van maatregelen kan niet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />

dB. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren<br />

naar de mogelijkheid van het treffen van maatregelen. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in:<br />

� maatregelen aan de bron;<br />

� maatregelen in het overdrachtsgebied;<br />

Hieronder worden deze maatregelen uiteengezet.<br />

Maatregelen aan de bron:<br />

Vermindering van de verkeersintensiteiten is niet haalbaar. De Lage Heideweg en de Nieuwe Weg zijn<br />

met name bedoeld om andere locaties te ontlasten. In de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is sprake van verkeershinder<br />

als gevolg van doorgaand verkeer. De leefbaarheid van de kernen Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong><br />

staat hierdoor onder druk. Om deze verkeershinder te verminderen en het verkeer tussen Eindhoven<br />

en de Belgische Kempen (Lommel, Neerpelt, Hasselt) te verbeteren bestaat er sinds lange tijd de<br />

behoefte aan een snelle doorgaande verbinding tussen de A67 en de N69. De aanleg van deze wegen<br />

zou een verbetering betekenen van de leefkwaliteit in de kern <strong>Valkenswaard</strong> omdat de ernstige verkeersproblematiek<br />

drastisch wordt ingeperkt.<br />

In 2001 heeft de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong> de gebiedsvisie <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid vastgesteld.<br />

Hierin verwoordt zij haar ambities en uitgangspunten voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

In het gebied worden verschillende maatschappelijk ruimteclaims op één locatie ondergebracht.<br />

In het gebied vinden ontwikkelingen plaats op het gebied van wonen, werken, recreatie en<br />

natuur. De bestaande verkeersstructuur van Dommelen moet worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur<br />

om het toekomstige gebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de daarmee samenhangende ontwikkeling<br />

van natuur en recreëren adequaat worden ontsloten voor het verkeer.<br />

Hoofdstuk 7<br />

119


Door de aanleg van beide wegen is het mogelijk om deze meerdere beleidsvoornemens tot uitvoer te<br />

brengen. Toepassing van een andere verharding is geen optie. Er is, conform het MMA uit de MERrapportage<br />

reeds gekozen voor een ZOAB-verharding. Voor onderliggende situatie is dat de meest<br />

optimale oplossing.<br />

De snelheid op de Lage Heideweg (80 km/uur) is afgestemd op de noodzakelijke inrichting die voor<br />

een dergelijke stroomweg noodzakelijk is. Een verlaging is derhalve niet mogelijk.<br />

Wel is onderzocht wat de effecten zijn van het toepassen van een ZOAB-verharding op de Nieuwe<br />

Weg. Uit de resultaten is gebleken dat niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48<br />

dB. De maximale geluidsbelasting bedraagt 54 dB. Derhalve is het noodzakelijk andere maatregelen te<br />

onderzoeken.<br />

Maatregelen in het overdrachtsgebied<br />

Ter bepaling van mogelijke afschermende maatregelen zijn twee modellen doorgerend. Enerzijds een<br />

model (model II) waarbij uitgegaan van de maximale maatregelen om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.<br />

Anderzijds is een model (model III) doorgerekend waarin berekend is welke schermen<br />

(hoogte en lengte) geplaatst moeten worden om te kunnen voldoen aan de maximale ontheffingswaarde<br />

van 58 dB.<br />

Model II: maximale maatregelen (voldoen aan 48 dB):<br />

In dit model zijn schermen geplaatst op die locaties die niet kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.<br />

Uitgangspunt bij dit model is het volledig voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Om hieraan<br />

te kunnen voldoen dienen de volgende maatregelen getroffen te worden:<br />

Maatregelen model II: maximale maatregelen waarbij voldaan wordt aan 48 dB woning rekenpunt<br />

maatregel hoogte lengte:<br />

woongebied aan Mgr. Smetsstraat 31 t/m 59: scherm 3,5 meter ca 260 meter<br />

of scherm 2,5 meter ca 260 meter*<br />

Mgr. Smetsstraat 40 24 t/m 30: scherm 5,0 meter ca 177 meter<br />

Victoriedijk nr 25 en 27 16 t/m 23: scherm 4,5 meter ca 126 meter<br />

Victoriedijk nr 15 10 t/m 14: twee schermen 3,0 meter ca 86 meter<br />

Victoriedijk nr 21 6 t/m 9: scherm 4,5 meter ca 120 meter<br />

Luikerweg 137 1 t/m 5: scherm 4 meter ca 84 meter<br />

* Indien een ZOAB-verharding wordt toegepast op de Nieuwe Weg is een minder hoog scherm nodig om te kunnen voldoen aan<br />

de voorkeursgrenswaarde.<br />

In bijlage 4 van het akoestische onderzoek zijn de rekenresultaten weergegeven met daarbij de detailtekeningen<br />

per locatie waarop de situering van de schermen is af te lezen.<br />

Model III: maatregelen en aanvraag hogere grenswaarde:<br />

In model II is uitgegaan van de inzet van maximale maatregelen waarbij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde<br />

van 48 dB. Het plaatsen van geluidsschermen op alle hierboven genoemde locaties<br />

is echter niet wenselijk. De afmetingen zijn dermate hoog en lang dat deze landschappelijk gezien in<br />

het buitengebied niet wenselijk worden geacht.<br />

120<br />

Deel B - Verantwoording


Ook financieel gezien is het niet wenselijk om alle schermen te realiseren. De totale kosten worden<br />

geraamd op circa € 4.000.000,--.<br />

In model III is gezocht naar een combinatie tussen het toepassen van maatregelen(ZOAB op Nieuwe<br />

Weg en een grondwal van 3 meter langs de Nieuwe Weg) en het aanvragen van een hogere grenswaarde.<br />

Conform de Wet geluidhinder artikel 83, lid 3 is de maximale ontheffingswaarde 58 dB. Op de locaties<br />

waar de maximale ontheffingswaarde overschreden wordt, is een maatregel toegepast. Deze is weergegeven<br />

in onderstaand overzicht. Vervolgens wordt een tabel weergegeven voor welke locaties een<br />

hogere grenswaarde noodzakelijk is.<br />

Locaties waarbij niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Lage Heideweg:<br />

Woning rekenpunt waarneemhoogte Waarde in dB<br />

Mgr. Smetsstraat 40 24 1,5 m1 54<br />

24 4,5 m1 55<br />

25 1,5 m1 53<br />

25 4,5 m1 55<br />

26 1,5 m1 53<br />

26 4,5 m1 54<br />

27 1,5 m1 50<br />

27 4,5 m1 52<br />

30 1,5 m1 49<br />

30 4,5 m1 50<br />

Victoriedijk nr 25 en 27 15 4,5 m1 49<br />

16 1,5 m1 51<br />

16 4,5 m1 52<br />

17 4,5 m1 49<br />

Victoriedijk nr 21 6 1,5 m1 54<br />

7 1,5 m1 54<br />

8 1,5 m1 52<br />

9 1,5 m1 49<br />

Luikerweg 137 1 4,5 m1 49<br />

3 1,5 m1 49<br />

3 4,5 m1 50<br />

4 1,5 m1 49<br />

4 4,5 m1 50<br />

Woongebied Mgr. Smetstraat 37 4,5 m1 49<br />

De kosten voor het plaatsen van de in het model III benoemde grondwal en de aankoop van de daarvoor<br />

benodigde ondergrond en het voorzien van stil asfalt op de Nieuwe weg wordt geraamd op ruim<br />

€ 260.000,--. Deze kosten zijn in vergelijking met de kosten voor de aanleg van de nieuwe wegen acceptabel<br />

te achten. Sinds januari 2007 is de <strong>gemeente</strong> bevoegd gezag voor het vaststellen van een<br />

hogere grenswaarde voor onderliggende situatie. De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft ontheffingenbeleid<br />

voor hogere grenswaarde opgesteld.<br />

Reconstructie-effecten:<br />

In het kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” en het<br />

ontwerpbesluit is in diverse zienswijzen de vraag gesteld in hoeverre er sprake is van een zogenaamd<br />

“reconstructie-effect”, zoals benoemd in de Wgh. Het betreft hier primair een vraagstelling van eige-<br />

Hoofdstuk 7<br />

121


naren c.q. bewoners van bestaande woningen aan het Braambos en de Dommelsedijk in de <strong>gemeente</strong><br />

Bergeijk.<br />

Wanneer er geen wijzigingen doorgevoerd worden aan het wegprofiel van de bestaande weg en deze<br />

weg de verwachtte verkeersintensiteit ter plekke kan opvangen ten gevolge van de aanleg van de<br />

Lage Heideweg, hoeft er volgens de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek ter hoogte van dit<br />

perceel uitgevoerd te worden. Er is in dit geval geen sprake van een reconstructiesituatie in de zin van<br />

de Wet geluidhinder en derhalve is er ook geen toetsingszone volgens de Wet geluidhinder.<br />

Slechts indien een wegvak fysiek gewijzigd wordt dient er onderzoek plaats te vinden of er voor de<br />

aanwezige woningen in de onderzoekszone van het te reconstrueren wegvak een verslechtering in<br />

geluid optreedt (er is dan sprake van een zogenaamd “reconstructie-effect”). Het begrip reconstructie<br />

houdt in dat als gevolg van een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg uit een akoestisch<br />

onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende<br />

jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting of de ten hoogste toelaatbare<br />

geluidsbelasting met 2 dB of meer wordt verhoogd.<br />

In de memo van 28 juli 2009 van BRO, akoestische berekeningen: aanvullingen (projectnummer:<br />

211X00370) is een en ander nader berekend. Uit de resultaten hiervan blijkt dat er geen sprake is van<br />

een reconstructie in de zin van de Wgh. Deze memo wordt als bijlage aan het definitieve besluit toegevoegd<br />

en maakt hier integraal onderdeel van uit.<br />

De voorbereiding<br />

De voorbereiding van de beschikking heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in de afdeling<br />

3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit geluidhinder. Tevens heeft in het kader van<br />

artikel 110b, lid 1 overleg plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de <strong>gemeente</strong> Bergeijk.<br />

In opdracht van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek<br />

bevat naar ons inzicht voldoende gegevens voor een goede beoordeling en voldoet aan de wettelijke<br />

vereisten op basis van de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, en de Algemene wet bestuursrecht.<br />

Het akoestisch onderzoek uitgevoerd door BRO d.d. 27 augustus 2009, rapportnummer:<br />

211x00370.039712_1 ako zoals is opgenomen als bijlage in het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”,<br />

maakt deel uit van het besluit.<br />

Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 17 september 2009 gedurende 6 weken voor ter inzage gelegen.<br />

Gedurende deze periode konden belanghebbenden een zienswijze naar voren brengen. Er zijn<br />

binnen deze periode 6 zienswijzen ontvangen. Voor een uitgebreide toelichting van en op de zienswijzen<br />

wordt hierbij kortheidshalve verwezen naar de “Zienswijzennotitie ontwerpbesluit vaststelling<br />

hogere grenswaarden wegverkeerslawaai Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg””. Deze notitie maakt integraal onderdeel uit van het onderhavige besluit.<br />

Overige wetten en <strong>regels</strong><br />

Het vaststellen van de hogere grenswaarden houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen<br />

die in andere wetten, verordeningen, etc. (zoals bijvoorbeeld Woningwet, Bouwverordening en bestemmingsplan)<br />

zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven.<br />

122<br />

Deel B - Verantwoording


Conclusie / Besluit hogere grenswaarden<br />

Burgemeester en wethouders van Valkenwaard hebben besloten als hogere grenswaarden voor het<br />

bestemmingsplan “Lage Heideweg” ten behoeve van de aanleg van de “Lage Heideweg” en de<br />

“Nieuwe Weg” en de reconstructie van de “Luikerweg” in de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, de in onderstaande<br />

tabellen opgenomen waarden vast te stellen:<br />

Locaties waarbij niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde als gevolg van de Lage Heideweg:<br />

Woning rekenpunt waarneemhoogte Waarde in dB<br />

Mgr. Smetsstraat 40 24 1,5 m1 54<br />

24 4,5 m1 55<br />

25 1,5 m1 53<br />

25 4,5 m1 55<br />

26 1,5 m1 53<br />

26 4,5 m1 54<br />

27 1,5 m1 50<br />

27 4,5 m1 52<br />

30 1,5 m1 49<br />

30 4,5 m1 50<br />

Victoriedijk nr 25 en 27 15 4,5 m1 49<br />

16 1,5 m1 51<br />

16 4,5 m1 52<br />

17 4,5 m1 49<br />

Victoriedijk nr. 21 6 1,5 m1 54<br />

7 1,5 m1 54<br />

8 1,5 m1 52<br />

9 1,5 m1 49<br />

Luikerweg 137 1 4,5 m1 49<br />

3 1,5 m1 49<br />

3 4,5 m1 50<br />

4 1,5 m1 49<br />

4 4,5 m1 50<br />

Woongebied Mgr. Smetstraat 37 4,5 m1 49<br />

dat voorliggende besluit (d.d. 23 juni 2009, kenmerk 09b&w00437) het eerder genomen besluit hogere<br />

grenswaarde d.d. 23 juni 2009 vervangt.<br />

voor situering van de waarneempunten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek van 27 augustus<br />

2009, van BRO, zoals is opgenomen in het bestemmingsplan “Lage Heideweg”;<br />

dat overeenkomstig tot hetgeen is opgenomen in het akoestisch onderzoek van 27 augustus 2009 van<br />

BRO de “Nieuwe Weg” en de “Lage Heideweg” zal worden uitgevoerd in ZOAB dan wel een gelijk te<br />

stellen geluidsabsorberende wegverharding;<br />

alsmede dat de voorziening achter het “woongebied aan Mgr. Smetsstraat” zal worden uitgevoerd in<br />

de vorm van een 3 meter hoge geluidswal;<br />

dat de ingekomen zienswijzen hebben geleid tot enige aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit;<br />

Hoofdstuk 7<br />

123


dat de “Zienswijzennotitie ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden wegverkeerslawaai Wet geluidhinder<br />

ten behoeve van het bestemmingsplan Lage Heideweg” integraal onderdeel uitmaakt van<br />

het onderhavige besluit;<br />

dat de memo “Akoestische berekeningen: aanvullingen” van 28 juli 2009 van BRO (projectnummer:<br />

211X00370) integraal onderdeel uitmaakt van het onderhavige besluit.<br />

Stiltegebieden<br />

Ten zuiden van de kern van <strong>Valkenswaard</strong> en ten oosten van de Luikerweg is het stiltegebied De Malpie<br />

gelegen. Dit is een gebied waarbij gestreefd wordt aan de rand van het gebied een maximaal geluidniveau<br />

van 50 dB(A) toe te staan, en in de kern van het gebied maximaal 40 dB(A). In de huidige<br />

situatie passeert zoveel verkeer over de Luikerweg en nabijgelegen wegen, dat de 40 dB(A) etmaalcontour<br />

bijna over het hele stiltegebied is gelegen, waardoor beide streefgeluidsniveaus niet worden<br />

gerespecteerd. Er is sprake van een te compenseren situatie.<br />

Door de realisatie van de Lage Heideweg zal het geluidniveau in het stiltegebied toenemen. Concreet:<br />

de geluidcontour van 40 dB(A) etmaalwaarde neemt toe van circa 750 meter vanaf de Luikerweg tot<br />

circa <strong>1.</strong>050 meter (zie ook bijlage 6), hetgeen overeenkomt met een geluidtoename van circa 1,5 dB(A).<br />

Het beleid van de Provincie Noord-Brabant is erop gericht deze verslechtering te compenseren door<br />

bron- en/of overdrachtsmaatregelen. In dit geval moet een toename van circa 1,5 dB(A) worden gecompenseerd.<br />

Dit wordt gerealiseerd door het bestaande wegdek van de Luikerweg (DAB) te vervangen<br />

door een geluidarme wegdekverharding, bijvoorbeeld ZOAB. Het oprichten van een geluidwal<br />

langs de Luikerweg behoort ook tot de mogelijkheden, maar is minder voor de hand liggend aangezien<br />

bronmaatregelen de voorkeur hebben in de beoordelingssystematiek van de Wet geluidhinder.<br />

7.3.2 Bodem<br />

Geologie<br />

Door het noordoosten van het plangebied loopt de Feldbiss, een geologische breuklijn. De Dommel<br />

ligt ongeveer op deze breuk. De Feldbiss vormt hier de westelijke grens van de Centrale Slenk. De oostelijke<br />

grens van de Centrale Slenk wordt gevormd door de Peelrandbreuk.<br />

Door bodemdaling is de Centrale Slenk ten opzichte van de aangrenzende gebieden steeds lager komen<br />

te liggen. Het lage gedeelte is opgevuld met wind- en waterafzettingen (fijne zanden, leem en<br />

veenlagen van de Nuenengroep). De dikte van deze deklaag ten oosten van de breuklijn is 5 à 6 meter.<br />

het gebied ten zuidwesten van de breuklijn maakt deel uit van de westelijke horst langs de Centrale<br />

Slenk. Hier zijn de grofzandige rivierafzettingen niet bedekt met het fijnere materiaal van de Nuenengroep.<br />

Geomorfologie<br />

Volgens de geomorfologische kaart is langs de Dommel en de Keersop sprake van een dalvormige<br />

laagte. De overige delen liggen op een vlakte bestaande uit (dek)zand.<br />

Bodemtypen<br />

Op de bodemkaart van Nederland, kaartbeeld 57 west, schaal 1:50.000 (StiBoKa, 1968) zijn de gebieden<br />

langs de Dommel en de Keersop gekarteerd als lage enkeerdgrond, bestaande uit lemig fijn zand.<br />

124<br />

Deel B - Verantwoording


Beginnend op 0,4 à 0,8 meter minus maaivels (m –mv) is een laag van 15 tot 40 centimeter. Moerig<br />

materiaal aanwezig. In het dal van de Keersop komt daarnaast vanaf 0,4 à 1,2 m –mv grof zand voor.<br />

Het noordwestelijk deel van het plangebied is bodemkundig ingedeeld als hoge zwarte enkeerdgrond<br />

(hoofdklasse dikke eerdgronden) of als gooreerdgrond (hoofdklasse kalkloze zandgronden). Deze<br />

gronden zijn opgebouwd uit leemarm tot zwak lemig fijn zand.<br />

Aanpak<br />

De geologische kenmerken van het plangebied hebben vooral betrekking op de diepere bodemopbouw<br />

in het plangebied. Deze zullen door de aanleg van de Lage Heideweg niet worden beïnvloed.<br />

De geomorfologische kenmerken van het plangebied worden met name bepaald door de geologische<br />

ontstaansgeschiedenis, de bodemopbouw en het maaiveldverloop van de verschillende terreindelen<br />

binnen het plangebied. De aanleg van de Lage Heideweg kan hierop effect hebben door het afgraven<br />

of ophogen van terreindelen en het omwoelen van de bodem.<br />

Wijziging maaiveldverloop<br />

Uitgangspunt is dat de weg en alle kruisingen (rotondes) worden aangelegd op het huidige maaiveld<br />

niveau. Ter plaatse van wegen dient de minimale ontwateringsdiepte 0,9 meter te bedragen. Ophoging<br />

is daarbij noodzakelijk. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat het wegtracé circa 0,4 meter zal<br />

worden opgehoogd. Ter plaatse van de doorkruisingen van de beekdalen (Dommeldal en Keersopdal)<br />

zal deze ophoging groter zijn om een voldoende ontwateringsdiepte te creëren.<br />

Verstoring bijzondere terreinvormen<br />

Als gevolg van de ophoging en de grondverbetering zal de huidige bodemopbouw worden aangetast.<br />

In het (noord)oostelijk deel en het westelijk deel van het plangebied zijn dekzandruggen gelegen.<br />

Door de aanleg zullen geen bijzondere terreinvormen worden verstoord. In het overige deel van het<br />

plangebied zijn geen bijzondere terreinvormen aanwezig.<br />

Hoofdstuk 7<br />

125


Bodemtypen, -opbouw en -kwaliteit<br />

De bodemkundige kenmerken van het plangebied worden met name bepaald door de aanwezige bodemtypen,<br />

de bodemopbouw en de eventuele aanwezigheid van bodemverontreinigingen. Aanleg<br />

van de Lage Heideweg kan hierop van invloed zijn door het vergraven van bijzondere bodemtypen,<br />

het optreden van zettingen en eventuele verspreiding van verontreinigingen. De effectbeoordeling<br />

voor het milieuaspect bodem spitst zich toe op de volgende effecten:<br />

� verstoring bodemopbouw en aantasting bijzondere bodemtypen;<br />

� optreden zettingen;<br />

� grondverzet/grondbalans;<br />

� beïnvloeding bodemkwaliteit.<br />

Verstoring bodemopbouw en aantasting bijzondere bodemtypen<br />

Bij aanleg van de Lage Heideweg dient de bodem vanuit civieltechnisch oogpunt te worden verbeterd<br />

en voor delen van het wegtracé eveneens te worden opgehoogd. Daarnaast zullen zaksloten lang de<br />

weg worden gerealiseerd. Als gevolg hiervan zal de bodemopbouw plaatselijk worden verstoord en<br />

het oorspronkelijke bodemprofiel verloren gaan. Bijzondere bodemtypen zijn met name die bodems,<br />

die weinig (meer) voorkomen of zeer karakteristiek zijn voor de ontstaansgeschiedenis van een gebied.<br />

In het plangebied wordt hoge zwarte enkeerdgronden als bijzonder getypeerd. De ligging komt<br />

globaal overeen met de ligging van de dekzandruggen. Het tracé van de Lage Heideweg loopt alleen<br />

in het noordwestelijk deel van het plangebied over de hoge enkeerdgronden.<br />

126<br />

Deel B - Verantwoording


Optreden zettingen<br />

Het al dan niet optreden van zettingen in het plangebied wordt bepaald door de zettingsgevoeligheid<br />

van het aanwezige bodemtype, de grondwaterstand ter plaatse en de belasting van het maaiveld.<br />

In het Bodemkundig en geotechnisch onderzoek (Grontmij 1997) wordt gesteld dat zettingen, als gevolg<br />

van grondverbetering of ophoging, beperkt zullen blijven als gevolg van het zandige karakter<br />

van de ondergrond. Uitzondering hierop vormt de bodemsamenstelling ter plaatse van de beekdalen<br />

(Dommeldal en Keersopdal), waar in de ondergrond een laag van 15 tot 40 centimeter moerig materiaal<br />

aanwezig is. Ophoging is noodzakelijk om een voldoende ontwateringsdiepte (= afstand maaiveld<br />

en grondwaterstand) en drooglegging (= afstand maaiveld tot oppervlaktewater) te realiseren.<br />

Grondverzet/grondbalans<br />

Indien grondverzet verantwoord gebeurt op basis van het Bodembeheerplan (onder andere door melding<br />

aan en registratie door de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>), is het risico op aantasting van de bodemkwaliteit<br />

verwaarloosbaar.<br />

Voor de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> is een Bodemkwaliteitskaart en een Bodembeheerplan opgesteld<br />

(beide rapportages Syncera De Straat, 2005). In de bodemkwaliteitskaart is de diffuse bodemkwaliteit<br />

beschreven en wordt tevens beschreven hoe deze is vastgesteld. In het bijbehorende bodembeheerplan<br />

is beschreven hoe op basis van de bodemkwaliteitskaart grondverzet kan plaatsvinden en welke<br />

<strong>regels</strong> hiervoor gelden.<br />

Bij de aanleg van de Lage Heideweg, eventueel gecombineerd met de realisatie van <strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid, zal zoveel mogelijk worden gestreefd naar hergebruik van vrijkomende grond binnen het plangebied<br />

en een gesloten grondbalans 20 .<br />

Er wordt van uitgegaan dat meer (ophoog) materiaal nodig is dan binnen het plangebied zal vrijkomen.<br />

Er dient derhalve grond van elders te worden aangevoerd. Indien deze grond van binnen de <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Valkenswaard</strong> komt is de bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan van<br />

toepassing. Indien de grond van buiten de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> afkomstig is dient deze te zijn<br />

gekeurd conform het Bouwstoffenbesluit.<br />

Beïnvloeding bodemkwaliteit<br />

Op basis van het historisch onderzoek (Grontmij 2003) kan worden gesteld dat vooralsnog geen ernstige<br />

gevallen van bodemverontreiniging binnen het plangebied bekend zijn. De stortplaats aan de Victoriedijk<br />

is gelegen buiten het plangebied. Uit het historisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van<br />

verspreiding van verontreiniging tot onder het plangebied. De ophoging in het plangebied is dusdanig<br />

gering, dat hierdoor geen wijziging in de grondwaterstroomrichting wordt verwacht. Voorts wordt er<br />

van uitgegaan dat ten behoeve van de aanleg van de Lage Heideweg het niet noodzakelijk is<br />

(bron)bemaling toe te passen. Hierdoor is er ook geen kans dat verspreiding zal optreden van eventuele<br />

grondwaterverontreinigingen in de omgeving als gevolg van een grondwateronttrekking.<br />

Met de aanleg van de Lage Heideweg verdwijnt het huidige agrarisch gebruik ter plaatse van het toekomstige<br />

wegtracé. Hierdoor zal het gehalte aan nutriënten (voedingstoffen) in bodem en grondwater<br />

geleidelijk afnemen.<br />

20 De vrijkomende humeuze toplaag van de bodem kan worden toegepast als tuinaarde of teelaarde in groenstroken of wegbermen en<br />

eventueel worden gebruikt voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen . Binnen het plangebied geldt hierbij dat de bovengrond<br />

van de zone “buitengebied” mag worden toegepast in de zones “buitengebied”, “overstromingsgebied Dommel” en<br />

“Dommelen, Borkel en Schaft 1900-1940” na uitvoering van een historische toets. Bovengrond uit de zones “overstromingsgebied<br />

Dommel” en “Dommelen, Borkel en Schaft 1900-1940” dient te worden gekeurd volgens het Bouwstoffenbesluit.<br />

Eventueel vrijkomende zandig ondergrond kan afhankelijk van de hoeveelheid leem die het bevat, worden toegepast als cunetzand,<br />

aanvulzand onder bebouwing of als stelzand in rioleringssleuven. Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de ondergrond<br />

mag worden toepast in het hele plangebied, na uitvoering van een historische toets.<br />

Hoofdstuk 7<br />

127


128<br />

Deel B - Verantwoording


Tevens vindt verspreiding van de door het wegverkeer geproduceerde verontreinigingen naar bodem<br />

(en water) plaats. De verontreiniging bestaat uit via het wegdek afspoelende stoffen en droge of natte<br />

verwaaiing van stoffen. Bij toepassing van ZOAB (of gelijkwaardig materiaal) wordt de mate van verontreiniging<br />

sterk beperkt, doordat buffering van de verontreiniging in de open poriën plaats vindt<br />

(CIW, april 2002).<br />

Voor gladheidbestrijding worden aanzienlijke hoeveelheden zout gebruikt. Toepassing van ZOAB (of<br />

gelijkwaardig materiaal) veroorzaakt een stijging van het gebruik van strooizout, maar verkleint het<br />

transport door verwaaiing (Rijkswaterstaat, februari 1997). Door verwaaiing en afstroming komt circa<br />

95% van het strooizout binnen een zone aan weerszijden van de weg terecht (DWW, 1988)<br />

Ten aanzien van verontreinigingen als gevolg van calamiteiten, zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase<br />

kan worden gesteld dat deze in principe geen negatieve invloed zullen hebben op de bodemkwaliteit.<br />

Dit zullen namelijk nieuwe gevallen van bodemverontreiniging betreffen die volgens<br />

het huidige bodembeleid vallen onder de zorgplicht.<br />

7.4 Waterhuishoudkundige aspecten<br />

Grondwater<br />

Grondwaterregime<br />

Bij de beoordeling van de beïnvloeding van het grondwaterregime wordt er vanuit gegaan dat er<br />

maximaal 0,4 meter opgehoogd wordt. Alleen in het geval van doorkruising van een beekdal zal er<br />

meer opgehoogd worden. Voor gedeelten waar deze maximale ophoging niet voldoende is om de<br />

benodigde ontwatering te garanderen, zal het wegcunet gedraineerd moeten worden.<br />

Voor tracé geldt dat een klein gedeelte van het traject dat richting de N69 afbuigt niet voldoende<br />

ontwatering heeft (over een traject van ongeveer 25 meter). Voor dit gedeelte zal ophoging dienen<br />

plaats te vinden. Derhalve zal hier geen drainage benodigd zijn. Het gedeelte waar de Keersop doorkruist<br />

wordt, zal verhoogd aangelegd worden.<br />

Bij het aanleggen van de Lage Heideweg is een voldoende ontwateringsdiepte vereist. Voor hoofdontsluitingswegen<br />

zoals de Lage Heideweg wordt een ontwateringsdiepte van 0,9 meter toegepast (bodemkundig<br />

en geo-technisch onderzoek, Grontmij, 1997). Op gedeeltes waar deze ontwateringsdiepte<br />

niet gehaald wordt, zal de weg verhoogd aangelegd moeten worden, vanwege het uitgangspunt dat<br />

hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden in die delen van het plangebied die in de natte natuurparel<br />

of in de attentiezone van de natte natuurparel zijn gesitueerd om verdrogingseffecten in de<br />

natte natuurparel te voorkomen.<br />

In het geval van ophoging is het mogelijk om het bestaande grondwaterregime niet te verstoren en<br />

zal het grondwaterniveau ten opzichte van NAP niet veranderen.<br />

Indien blijkt dat wegophoging lastig of niet mogelijks is en gekozen wordt voor drainage van het<br />

wegcunet, zal vooraf hierover contact worden opgenomen met Bureau Grondwater van de provincie.<br />

In het geval van drainage zal gedurende natte perioden grondwater afgevoerd worden uit het gebied<br />

wat een grondwaterstanddaling ten gevolg heeft ten opzichte van de huidige situatie in deze natte<br />

Hoofdstuk 7<br />

129


perioden. Drainage gaat in tegen het principe van hydrologisch bouwen en wordt derhalve gezien als<br />

een negatief effect op de grondwaterstand.<br />

Grondwateraanvulling<br />

Op gedeelten van de verschillende alternatieven waar drainage benodigd is, zal in natte perioden een<br />

wijziging in grondwateraanvulling plaatsvinden. Door aanleg van de Lage Heideweg zal door toename<br />

van het verhard oppervlak sprake zijn van een afname van het infiltrerend oppervlak. In het profiel<br />

van de Lage Heideweg is aan beide kanten een obstakelvrije ruimte voorzien. Direct hieraan gesitueerd<br />

ligt aan de oostzijde een bermsloot. Aan de westzijde wordt eerst een wegberm aangelegd met<br />

een bermsloot.<br />

Het afstromende wegwater zal over de obstakelvrije zone en de westelijke berm stromen en voor een<br />

gedeelte infiltreren. Het niet geïnfiltreerde hemelwater zal in de bermsloten terecht komen. Door in<br />

de bermsloten drempels aan te leggen op het GHG niveau kan voorkomen worden dat de bermsloten<br />

drainerend werken op het grondwater. Tevens zullen op deze wijze de bermsloten fungeren als zaksloten<br />

en kan het hemelwater infiltreren om zo het grondwater aan te vullen. Alleen gedurende de<br />

kortstondige periode dat het grondwater zich op GHG niveau bevindt, zal het afstromende wegwater<br />

afgevoerd worden uit het gebied.<br />

Grondwaterkwaliteit<br />

Uit onderzoek (Afstromend wegwater, Commissie voor Integraal waterbeheer, 2002) blijkt dat door<br />

het gebruik van ZOAB de toevoer van verontreinigende stoffen van het wegdek teruggebracht wordt.<br />

In combinatie met het absorberend vermogen van de bermen is geen invloed op het grondwater te<br />

verwachten. Neerslag die over het wegdek afstroomt, neemt stoffen op die op het oppervlak zijn<br />

neergeslagen. De verontreinigingen worden met name veroorzaakt door verbranding van de brandstoffen<br />

en de slijtage van het voertuig. De belangrijkste verontreinigingen zijn zware metalen, polycyclische<br />

aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie. Op deze manier kan relatief schone neerslag<br />

verontreinigd raken. Het van de weg afstromende regenwater komt uiteindelijk (na infiltratie)<br />

voor het grootste deel in het grondwater terecht of verdampt.<br />

Omliggende natuurgebieden<br />

Door infiltratie van het hemelwater (zie ‘Grondwateraanvulling’) en het intermediaire karakter van<br />

het plangebied worden geen wijzigingen in het grondwaterniveau van de omliggende natuurgebieden<br />

verwacht. Grondwaterstromen blijven door de infiltratie gewaarborgd. Door de verhoogde ligging<br />

van de alternatieven in het Keersopdal is daar geen drainage benodigd. Alleen bij alternatief B is<br />

drainage op gedeelten van het traject in het Dommeldal benodigd. In de directe omgeving van alternatief<br />

B waar de drainage nodig is, kan dit negatieve effecten hebben op de grondwaterstand. Bij de<br />

andere alternatieven wordt geen beïnvloeding van de lokale grondwaterstand verwacht.<br />

Oppervlaktewater<br />

Verontreinigingen van het oppervlaktewater als gevolg van aanlegwerkzaamheden en constructieactiviteiten<br />

zal, bij het treffen van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen, in de praktijk niet of nauwelijks<br />

voorkomen.<br />

Hemelwaterafvoer<br />

Hemelwater raakt licht verontreinigd als het in aanraking komt met verharde oppervlakken. Het hemelwater<br />

afkomstig van verharde oppervlakten waar intensief verkeer circuleert, wordt als "vuil hemelwater"<br />

beschouwd en mag niet direct op oppervlaktewater worden geloosd. Volgens de handrei-<br />

130<br />

Deel B - Verantwoording


king afkoppelen en niet-aankoppelen verhard oppervlak van het waterschap kan de Lage Heideweg<br />

als een matig verontreinigd oppervlak worden geclassificeerd. Dit betekent dat het afstromend regenwater<br />

geïnfiltreerd of behandeld (bodempassage of gelijkwaardig) moet worden.<br />

In het profiel van de Lage Heideweg, zoals eerder beschreven, is plaats voor bermsloten. Deze bermsloten<br />

zullen tevens als zaksloten fungeren en hier kan het hemelwater infiltreren en wordt het hemelwater<br />

behandeld.<br />

Oppervlaktewaterkwaliteit<br />

Zoals al eerder vermeld wordt het afstromend regenwater geïnfiltreerd. Op deze manier is er geen<br />

sprake van een verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater in de directe omgeving van<br />

de weg. Aangezien alle alternatieven op deze manier worden ingericht is geen verschil in beoordeling<br />

aan te geven.<br />

Regionaal oppervlaktewaterstelsel<br />

Door het tijdelijke omleggen of afsnijden van waterlopen kan de bestaande waterafvoer en waterberging<br />

worden verstoord. Uitgangspunt is dat bij het omleggen en/of afsnijden van waterlopen eerst<br />

nieuwe waterlopen worden aangelegd. Er vindt geen wijziging plaats van de ligging van waterlopen.<br />

Wel wordt het regionaal oppervlaktewaterstelsel doorsneden en kan de ligging van de weg een effect<br />

hebben op de te realiseren waterberging. Voor werken in, op, of nabij watergangen en waterlopen is<br />

de Keur oppervlaktewateren van het waterschap de Dommel van toepassing. Voor de ontwikkeling<br />

dient een ontheffing van de Keur van het waterschap te worden aangevraagd.<br />

De Keersop wordt door het tracé éénmaal doorsneden. Mits de constructies over de hoofd- en zijwatergangen<br />

afdoende groot zijn, levert ook dit alternatief geen negatief effect op het functioneren van<br />

het regionaal oppervlaktewaterstelsel en waterberging.<br />

Watertoets<br />

Het bestemmingsplan Lage Heideweg is in het kader van het watertoetsoverleg tussen <strong>gemeente</strong> en<br />

waterschap ter goedkeuring aangeboden en d.d.16 november 2007 besproken met een vertegenwoordiger<br />

van het waterschap de Dommel.<br />

In dit overleg is aangegeven dat na bestudering van plankaart 1 van het Reconstructieplan Boven-<br />

Dommel geconstateerd is, dat in het plangebied van de Lage Heideweg enkel voorlopige reserveringsgebieden<br />

zijn geprojecteerd, waar geen planologische doorwerking voor geldt.<br />

In voorliggend bestemmingsplan is, mede gelet op het doelstellingen zoals verwoord in het Reconstructieplan<br />

Boven-Dommel, binnen de opgenomen bestemming natuur rekening gehouden met een<br />

gebruik van mede gebruik van voornoemde gronden als waterbergings-/inundatiegebied.<br />

7.5 Cultuurhistorie - Archeologie<br />

Archeologie<br />

Verdrag van Valetta/Malta<br />

Dit Europese verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed in de bodem te beschermen als bron<br />

van het Europese gemeenschappelijke geheugen, dit in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen en als<br />

middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie toe te passen. Hiertoe worden als bestand-<br />

Hoofdstuk 7<br />

131


delen van het archeologische erfgoed beschouwd alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen<br />

van de mens uit het verleden:<br />

� waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis<br />

van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving;<br />

� ten aanzien waarvan opgravingen of ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende<br />

de mensheid en haar omgeving de voornaamste bronnen van informatie zijn.<br />

Tot het archeologische erfgoed behoren bouwwerken, gebouwen, complexen, aangelegde terreinen,<br />

roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, ongeacht of zij op het land of<br />

onder water zijn gelegen.<br />

Hoofdpunten in het Verdrag van Malta/Valetta zijn:<br />

<strong>1.</strong> Behoud van het archeologisch erfgoed in situ.<br />

2. Uitgangspunt van het Verdrag is dat behoud en beheer in de bodem, dus 'in situ' de beste bescherming<br />

van het archeologische bodemarchief is. Alleen daar waar behoud niet mogelijk is, zal<br />

archeologisch onderzoek moeten worden verricht.<br />

3. Volledige erkenning/doorwerking van archeologie in planologische besluitvorming.<br />

4. Door de archeologie te betrekken in de planologische besluitvorming, kunnen mogelijke archeologische<br />

resten in een vroeg stadium worden herkend, waardoor planaanpassing een optie is om<br />

het bodemarchief te behouden.<br />

5. Veroorzakersprincipe: de initiatiefnemer betaalt.<br />

6. Degene die het initiatief neemt om de 'bodem te verstoren' zal de kosten voor het archeologisch<br />

onderzoek op zich moeten nemen.<br />

7. Verbreding archeologisch draagvlak.<br />

8. Het maatschappelijk draagvlak voor de archeologie moet worden verbreed om meer begrip te<br />

kweken voor het cultureel erfgoed. Archeologische informatie moet toegankelijk zijn voor een<br />

breed publiek.<br />

Dit verdrag is vertaald in het Streekplan en in de cultuurhistorische- en archeologische waardenkaarten.<br />

Wet op de archeologische monumentenzorg<br />

Doordat de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 in werking is<br />

getreden is de implementatie doorgevoerd van het Europese verdrag inzake de bescherming van het<br />

archeologische erfgoed, tot stand gekomen op 16 januari 1992 te Valletta (verdrag van Valetta), en bij<br />

Rijkswet voor het hele Koninkrijk goedgekeurd<br />

Sinds de invoering van deze Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is de verantwoordelijkheid<br />

ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de <strong>gemeente</strong>. De provincie<br />

Noord-Brabant blijft hierbij bestemmingsplannen (en ontheffingen hierop) toetsen op archeologie en<br />

cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de <strong>gemeente</strong> zijn eigen taak naar behoren zelfstandig<br />

zal uitvoeren.<br />

Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant<br />

De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Brabant laat zien welke cultuurhistorische<br />

interessante en waardevolle patronen en objecten zich in het plangebied bevinden.<br />

Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten<br />

en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbar in het huidige (dorps)landschap. De CHW-kaart<br />

brengt deze cultuurhistorisch waardevolle patronen en objecten in beeld. Bij de toekenning van een<br />

132<br />

Deel B - Verantwoording


waardering van de patronen en objecten wordt gebruik gemaakt van criteria die betrekking hebben<br />

op:<br />

� Cultuurhistorische waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn in culturele, sociaaleconomische,<br />

geografische, landschappelijke, technische of functionele zin;<br />

� Historisch-ruimtelijke of stedenbouwkundige waarden: het belang van de structuur, het vlak of de<br />

lijn voor de geschiedenis van de ruimtelijke ordening en/of stedenbouw, wegens bijzondere samenhang<br />

van functies of hoogwaardige kwaliteiten op basis van een herkenbaar ruimtelijk/stedenbouwkundig<br />

concept, of wegens bijzondere inrichtingsprincipes (verkaveling, openbare<br />

ruimte);<br />

� Situationele waarden: het belang van de structuur, het vlak of de lijn wegens bijzondere samenhang<br />

van kwaliteiten van bebouwde en onbebouwde ruimten in relatie tot hun stedelijke of landschappelijke<br />

omgeving en/of wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing en hun groepering;<br />

� Gaafheid/herkenbaarheid; het belang van de structuur, het valk of de lijn wegens de herkenbaarheid<br />

van de (oorspronkelijke) historisch-ruimtelijke structuur, bebouwing en functionele opzet als<br />

geheel, wegens de architectonische gaafheid van de bebouwing en/of wegens de structurele en/of<br />

visuele gaafheid van de stedelijke of landschappelijke omgeving;<br />

� Zeldzaamheid; het belang van de structuur, het vlak of de lijn vanwege de unieke verschijningsvorm<br />

en/of het uitzonderlijk belang van het gebied wegens één of meer van de genoemde kwaliteiten.<br />

Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant, versie april 2005<br />

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is te zien dat in het plangebied<br />

verschillende cultuurhistorische waarden liggen. Zo is het beekdal van de Dommel aangegeven als<br />

een historisch geografisch vlak met een redelijk hoge waarde. In het beekdal zijn beemdgronden (oude<br />

hooi- en weilanden) aanwezig en restanten van een kleinschalige percelering, met lange, smalle<br />

percelen, haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door greppels en (de<br />

resten van) houtwallen. Plaatselijk liggen er nog zandpaden. De percelering kan deels nog dateren uit<br />

de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen werden ontgonnen. Aan de<br />

randen, met name aan de zijde van <strong>Valkenswaard</strong>, zijn delen van het oorspronkelijke beekdal bebouwd.<br />

Het gebied kent een samenhang met de boven- en benedenstroomse delen van het Dommeldal<br />

en met de oude dorpskern van Dommelen.<br />

Hoofdstuk 7<br />

133


134<br />

Deel B - Verantwoording


Archeologie<br />

In het kader van de ontwikkeling van het structuurplan Dommelen-Zuid is er door het adviesbureau<br />

RAAP een archeologische advieskaart en historisch-geografische waardenkaart ontwikkeld 21<br />

. Tevens is<br />

een cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd 22 .<br />

Het landschap van het plangebied Lage Heideweg heeft geen bijzondere historisch-geografische<br />

ontwikkeling doorgemaakt. De ontwikkeling van het landschap door de tijd heen sluit aan bij de<br />

algemene ontwikkeling van de zuidelijke zandgronden, meer specifiek ‘De Kempen’. Het historisch<br />

landschap is ook niet bijzonder gaaf. De kenmerkende historische landschapsonderdelen (bouwland,<br />

heidevelden, beekdalen, bossen en vennen) zijn niet of nauwelijks nog aanwezig in het plangebied.<br />

Cultuurhistorisch bureauonderzoek Lage Heideweg<br />

In augustus 2006 heeft ADC ArcheoProjecten een nader cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd<br />

voor de gebieden Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. In het onderzoek 23 is onderzocht wat de effecten<br />

van de ontwikkelingen zijn op eventuele archeologische Waarden. Naast dit onderzoek is in het<br />

onderzoek ook een beschrijving van bekende historische geografische en historische bouwkundige<br />

waarden gegeven. Het onderzoek beoogt daarmee het geheel van cultuurhistorische waarden te bestrijken.<br />

De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld voor het plangebied:<br />

� Zijn er (aanwijzingen voor) cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is<br />

de omvang, ligging, aard en datering hiervan?<br />

� Indien er cultuurhistorische waarden aanwezig zijn, in welke mate worden deze waarden verstoord<br />

door realisatie van de geplande bodemingreep?<br />

Conclusies onderzoek<br />

Zijn er (aanwijzingen voor) cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is de<br />

omvang, ligging, aard en datering hiervan?<br />

Archeologie: Er is één archeologische waarneming gedaan. Daarnaast heeft 64% van het plangebied<br />

een middelhoge of hoge archeologische verwachting (17 ha op het totaal van 25 ha).<br />

Overig cultuurhistorisch: In het plangebied komt voorts de historische kern van Dommelen voor en de<br />

historische zichtrelatie tussen deze historische kern en de westelijk daarvan gelegen akkers.<br />

In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?<br />

Archeologie: Vrijwel overal in het plangebied zullen grondwerkzaamheden plaatshebben, met als uitzondering<br />

het groene vlak bij de aansluiting op de Westerhovenseweg. Daar waar de grondwerkzaamheden<br />

plaats hebben in zones met (middel)hoge archeologische verwachting bestaat de mogelijkheid<br />

dat archeologische waarden worden verstoord. Deze zones bevinden zich ten westen van de<br />

historische kerk van Dommelen, bij de aansluiting op de Luikerweg, en de smalle strook in het centrale<br />

deel van het plangebied.<br />

Overig cultuurhistorisch: Door het aanleggen van een weg aan de westkant van de historische kern<br />

van Dommelen verdwijnt de historische zichtrelatie.<br />

21<br />

Archeologische advieskaart en historisch-geografische waardenkaart plangebied Dommelen-Zuid, RAAP archeologsich adviesbureau,<br />

mei 2002<br />

22<br />

ADC, Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong> Zuid, 2006<br />

23<br />

Cultuurhistorisch bureauonderzoek <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en lage Heideweg, ADC ArcheoProjecten, augustus 2006<br />

Hoofdstuk 7<br />

135


136<br />

Deel B - Verantwoording


Aanvulling op archeologisch onderzoek Lage Heideweg<br />

De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> en de provincie Noord-Brabant hebben beiden gereageerd op het uitgevoerde<br />

onderzoek in augustus 2006. De kern van het commentaar 24<br />

is dat (a) verleende ontgrondingsvergunningen<br />

niet zijn verwerkt in de verwachtingskaart, en dat (b) het afwijken van de verwachtingszones<br />

van de CHW van Noord-Brabant onvoldoende is beargumenteerd<br />

De reactie van het onderzoeksbureau ADC ArcheoProjecten 25<br />

is als volgt:<br />

(a) Het ontgronden en egaliseren van terreinen kan een grote invloed hebben op de archeologische<br />

verwachting. De verleende ontgrondingsvergunningen waren tijdens het onderzoek echter niet in<br />

het bezit van het onderzoeksbureau. Nadere studie laat zien dat de percelen door ontgronding<br />

een lage archeologische verwachting moeten hebben. In haar brief laat de provincie weten dat<br />

voor een gebied in het noordwesten van het plangebied ook een ontgrondingsvergunning is afgegeven.<br />

Het onderzoeksbureau is echter niet in het bezit van voldoende nauwkeurige informatie<br />

om dit te verwerken in een aangepaste verwachtingskaart.<br />

(b) Het afwijken van de verwachtingszones van die van de CHW wordt als volgt toelichten: Een fout<br />

in de legenda van afb. 7 (p. 19) heeft mogelijk voor onduidelijkheid gezorgd. In deze figuur staat<br />

een blauwe legenda eenheid (helemaal linksonder). De tekst hierbij moet zijn “beekdal” (i.p.v.<br />

“dekzand”). De zones die op de CHW staan, zijn grotendeels tot stand gekomen op basis van een<br />

statistische analyse die het hele grondgebied van Nederland omvat. Deze analyse heeft geleid tot<br />

het opstellen van de IKAW en de zonering van de IKAW is overgenomen op de CHW. In zandgebieden<br />

is de zonering gebaseerd op de bodemkaart. Het resultaat is dat in de onderzochte gebieden<br />

(middel)hoge archeologische verwachtingen gelden voor: alle hoge enkeerdgronden, lage<br />

enkeerdgronden en haarpodzolgronden. De overige gebieden hebben een lage archeologische<br />

verwachting. Archeologisch inhoudelijk is deze zonering niet onderbouwd. Op regionaal en locaal<br />

niveau zijn deze zones daarom slechts indicatief voor de archeologische verwachting. Het opstellen<br />

van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het gebied waarborgt een betere<br />

bescherming van archeologische waarden.<br />

Voor het tot stand komen van de verwachtingszones in Lage Heideweg verwijst het onderzoeksbureau<br />

naar hoofdstuk 4 (p9-10) van het rapport. Samengevat wordt daarin gesteld dat nederzettingsresten<br />

alleen kunnen worden verwacht in gebieden die niet door wateroverlast worden geplaagd. Dit zijn<br />

alle niet blauwe of groene zones van afb. 7. Aanvullend zijn de volgende gebieden afgewaardeerd:<br />

� zones waar winderosie heeft plaatsgevonden (die met lage landduinen) en,<br />

� zandgebieden die zijn onderzocht door middel van oppervlakte kartering én waar niks is gevonden<br />

(zie RAAP rapport 796).<br />

Tenslotte zijn nuances in de verwachtingswaarden aangebracht op grond van de aanwezigheid van<br />

een plaggendek, op grond van de oppervlakte vondsten van Roymans (RAAP rapport 796), en op<br />

grond van de recente wetenschappelijke literatuur over archeologische waarden in beekdalen.<br />

24<br />

Dhr. C. Sandkuijl, notitie gericht aan Grontmij, 16 oktober 2006 en Directie CSO, Mevr. M. Barwasser, 3 oktober 2006<br />

25<br />

Aanvulling op archeologisch onderzoek Lage Heideweg en <strong>Valkenswaard</strong> Zuid, ADC ArcheoProjecten, 19 oktober 2006<br />

Hoofdstuk 7<br />

137


Archeologisch vervolgtraject<br />

Op basis van de uitgevoerde bureau-onderzoeken en het beperkt veldonderzoeken is er voor het<br />

plangebied Lage Heideweg een uitvoeringstraject bepaald. Dit traject is kortgesloten met de provincie<br />

en betreft een concreet Plan van aanpak, gebaseerd op de archeologische verwachtingskaart van<br />

RAAP (goedgekeurd door de provincie) met verwerking van de plaatsgevonden ontgrondingen in het<br />

plangebied. Het archeologisch vervolgonderzoek zal bestaan uit de volgende onderdelen:<br />

<strong>1.</strong> Een karterend veldonderzoek voor deelgebied 1 (noordwestelijk deel van het plangebied) en<br />

deelgebied 3 (zuidelijk deel van het plangebied). Het betreft gebieden zonder hoge zwarte enkeerdgronden.<br />

Het archeologisch onderzoek op deze percelen zal bestaan uit een karterend booronderzoek;<br />

2. het opstellen van een Programma van Eisen om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.<br />

Op basis van dit onderzoek wordt een besluit genomen over het vervolgtraject. Het besluit kan inhouden<br />

dat archeologisch onderzoek is afgerond of dat een vervolgstap doorlopen dient te worden.<br />

Archeologisch karterend veldonderzoek 26<br />

Door Raap is tussen 21 juni 2007 en 11 maart 2008, in 3 fasen, een karterend veldonderzoek uitgevoerd<br />

ter bepaling of in het plangebied ‘Lage Heideweg’ archeologische resten in kaart konden worden<br />

gebracht. De daarbij gehanteerde onderzoeksmethode is toegespitst op de archeologische verwachting<br />

in het plangebied en uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep<br />

c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie versie 3.1 (KNA).<br />

Tijdens het veldonderzoek zijn geen eenduidige aanwijzingen gevonden die een archeologische vindplaatst<br />

in het gebied doen vermoeden. Op basis van de aangetroffen aardewerkscherven uit de Late<br />

Middeleeuwen en de ondetermineerbare aardewerkscherven kan een vindplaats in het gebied met de<br />

oude bouwlanden niet uitgesloten worden. In de zone waar kampementen van jager-verzamelaars<br />

verwacht worden, zijn alleen zeer beperkt (uitsluitend bij boring 74 en 86), resten van een potzolbodem<br />

onder het esdek aangetroffen. In de directe omgeving van deze boringen kunnen zich echter<br />

intacte vindplaatsen van jagers-verzamelaars bevinden.<br />

Op basis van het provinciale beleid 27<br />

, de aangetroffen archeologische indicatoren en de deels intacte<br />

podzolbodem ter plaatse van de boringen 74 en 86, wordt voor de gebieden met intacte esdekken (1,8<br />

ha) een proefsleuvenonderzoek aanbevolen (zie hiervoor de navolgende afbeelding). Hiermee kan de<br />

kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aanwezige<br />

archeologische vindplaatsen worden vastgesteld, op basis waarvan de behoudenswaardigheid van<br />

de vindplaats bepaald kan worden.<br />

26<br />

27<br />

Archeologisch vooronderzoek en karterend veldonderzoek, 12 juni 2008, rapport nr. RA1737-LAGH.doc/ISSSN 0925-6229.<br />

eis van de provincie om in gebieden met intacte esdekken altijd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.<br />

138<br />

Deel B - Verantwoording


Afbeelding – aanbevelingen t.a.v. vervolgonderzoek<br />

Voorafgaand aan het uit te voeren proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden<br />

opgesteld en goedgekeurd door het bevoegde gezag (de <strong>gemeente</strong>), waarin de precieze aard en de<br />

locatie van de proefsleuven worden omschreven. De resultaten van dit onderzoek dienen meegenomen<br />

te worden in het vast te stellen bestemmingsplan.<br />

De locaties binnen het plangebied waar nog een proefsleuvenonderzoek moet worden uitgevoerd zijn<br />

in het bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologisch’.<br />

Door opname van de dubbelbestemming wordt voorkomen dat ingrepen in de bodem kunnen plaatsvinden<br />

(aanlegvergunning) alvorens definitief inzicht bestaat omtrent het al dan niet aanwezig zijn<br />

van archeologische resten in de bodem.<br />

Hoofdstuk 7<br />

139


140<br />

Deel B - Verantwoording


7.6 Leidingen<br />

Brandstofleiding DSM<br />

Door het plangebied loopt een brandstofleiding van DSM (koolwaterstof). De leiding komt ter hoogte<br />

van de kruising Molenstraat/Venbergseweg het plangebied binnen. De leiding loopt parallel aan de<br />

Victoriedijk in zuidwestelijke richting de Kempervennendreef. Hier gaat de leiding ten westen van het<br />

Eurocircuit in noordelijke richting verder, door het beekdal van de Keersop naar de Dommelsedijk.<br />

Hier vervolgt de leiding zijn weg in noordelijke richting.<br />

Het wegtracé kruist deze leiding ter hoogte van de Dommelsedijk en de Victoriedijk. Vanwege de belemmeringszone<br />

(vrijwaringszone) van 5 meter (zie ook externe veiligheid) zal civieltechnische rekening<br />

gehouden dienen te worden met de aanwezigheid van deze leiding.<br />

Watertransportleiding<br />

In het plangebied (Dommelsedijk ten westen van de Keersopperdreef) is een watertransportleiding<br />

gesitueerd. Het tracé kruist deze leiding ter hoogte van Dommelsedijk. Vanwege de belemmeringszone<br />

van 5 meter zal bij de aanleg van tracé (aanpassing verharding) civieltechnisch rekening gehouden<br />

dienen te worden met de aanwezigheid van deze leiding.<br />

7.7 Luchtkwaliteit<br />

7.7.1 Huidig wettelijk kader luchtkwaliteit<br />

Wlk<br />

De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen in de Wet<br />

van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 414, 2007).<br />

Omdat titel 5.2 van deze wijzigingswet handelt over luchtkwaliteit, staat de nieuwe titel 5.2 bekend<br />

als ‘Wet luchtkwaliteit (Wlk). Deze wet is op 15 november 2007 Stb.2007, 434) in werking getreden en<br />

vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005)’. Deze wet is de Nederlandse implementatie van de EUrichtlijnen<br />

voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB’s en Ministeriële regelingen:<br />

- Besluit niet in betekende mate (Stb. 440, 2007)<br />

- Regeling niet in betekende mate bijdragen (SC. 218, 2007)<br />

- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC. 220, 2007)<br />

- Wijziging beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC. 136, 2008)<br />

- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC. 218, 2007)<br />

- AMvB Gevoelige bestemmingen (in voorbereiding)<br />

- AMvB Gebiedsafbakening Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in voorbereiding)<br />

- Smogregeling (in voorbereiding)<br />

De Wlk heeft een limitatieve lijst van te toetsen besluiten. Artikel 8.19 Wet milieubeheer meldingen,<br />

Verkeersbesluiten en WRO (Wro). Artikel 3.6 geeft aan dat uitwerkingsplannen onder een bestemmingsplan<br />

uitgezonderd zijn van toetsing. Dit vanwege de achterliggende gedachte dat het bovenliggende<br />

bestemmingsplan (moederplan waarop uitwerking is gebaseerd) wel getoetst is aan de Wlk.<br />

Op basis van de Wlk zijn plannen die “niet in betekende mate (NIBM)” bijdragen aan verslechtering<br />

van de luchtkwaliteit vrijgesteld van toetsing. Plannen die wel in betekende mate bijdragen moeten<br />

individueel getoetst worden aan de Wlk. Vanaf het moment van inwerkingtreding van het Nationaal<br />

Hoofdstuk 7<br />

141


Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan er ook op programmaniveau getoetst worden. De<br />

verwachting is dat het NSL vanaf medio 2009 in werking zal treden.<br />

Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is dat de nieuwe regelgeving geen directe en harde koppeling<br />

meer kent tussen besluiten en grenswaarden. Deze is vervangen door een meer flexibele toetsing of<br />

koppeling tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Één van de elementen<br />

daarvan is dat projecten die ‘niet in betekende mate bijdragen’ aan de concentraties, niet meer afzonderlijk<br />

getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht.<br />

‘Niet in betekende mate’ (NIBM)<br />

In de AMvb ‘Niet in betekende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriele regeling NIBM (Regeling<br />

NIBM) zijn de uitvoerings<strong>regels</strong> vastgesteld die betrekking hebben op het begrip NIBM.<br />

Voor de periode tussen het in werking treden van de ‘Wet luchtkwaliteit’ en het verlenen van derogatie<br />

door de EU is het begrip ‘niet in betekende mate’ gedefinieerd als 1% van de jaargemiddelde<br />

grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de<br />

definitie van NIBM verschoven naar 3% van de gemiddelde grenswaarden van deze stoffen.<br />

Projecten die onder de genoemde categorie vallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden, voor<br />

het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Daarnaast kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit<br />

achterwege blijven, indien het bevoegde gezag op een andere wijze (bijvoorbeeld door berekeningen)<br />

aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.<br />

In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties)<br />

opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging (Bijlage 3A en<br />

3B).<br />

De luchtkwaliteitsnormen zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels:<br />

� Grenswaarde: geeft de kwaliteit van de buitenlucht aan die op een aangegeven tijdstip ten minste<br />

moet zijn bereikt.<br />

� Plandrempel: geeft een kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat bij overschrijding aanleiding<br />

geeft tot het opstellen van een plan ter verbetering van de luchtkwaliteit.<br />

� Alarmdrempel: geeft een kwaliteitsniveau aan van de buitenlucht dat zo veel mogelijk moet worden<br />

bereikt.<br />

Vanuit de ruimtelijke ordening geldt dat alle ontwikkelingen getoetst dienen te worden aan grenswaarden.<br />

Indien de grenswaarde niet wordt overschreden voldoet de luchtkwaliteit aan of vermoedelijk<br />

tijdig aan de wettelijke norm. Indien de grenswaarde wel wordt overschreden, maar de voor dat<br />

jaar geldende plandrempel niet, is de verwachting dat de luchtkwaliteit zal verbeteren door het effect<br />

van generieke maatregelen. De <strong>gemeente</strong>n hoeven dan géén lokale maatregelen te treffen, maar<br />

moeten voor die locaties wel jaarlijks de luchtkwaliteit vaststellen.<br />

Bij overschrijding van plandrempels zijn er wel lokale maatregelen nodig. Hiervoor stelt de <strong>gemeente</strong><br />

een luchtkwaliteitsplan op en voert de in het plan vermelde maatregelen uit om op termijn aan de<br />

wettelijke norm te voldoen.<br />

De gevolgen van luchtverontreiniging kunnen zijn schade aan de gezondheid van mensen en dieren,<br />

en schade aan planten en gebouwen. NO 2 en PM 10 veroorzaken gezondheidsklachten en versterken<br />

hooikoorts, allergische en astmatische problemen. Benzeen is tevens kankerverwekkend.<br />

142<br />

Deel B - Verantwoording


In de Nederlandse situatie zijn in de praktijk alleen de normen voor NO2 en PM10 relevant, omdat<br />

voor de overige stoffen de concentraties ruim onder de normen liggen. In het algemeen geldt dat de<br />

luchtkwaliteit in een gebied bepaald wordt door:<br />

- De achtergrondconcentratie van luchtverontreiniging.<br />

- De bijdrage van lokale bronnen aan de luchtverontreiniging.<br />

De voornaamste bronnen van luchtverontreiniging zijn wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw.<br />

NO 2 -emissie wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdende en optrekkende auto’s, bussen<br />

en vrachtwagens. Benzeen- en CO-emissies komen voornamelijk vrij bij stagnerend verkeer. De bronnen<br />

voor fijn stof zijn zeer divers: o.a. verkeer, industrie; en natuurlijke bronnen.<br />

De concentraties van NO 2 , CO en benzeen (C 6 H 6 ) kunnen significant zijn verhoogd door het weer zoals<br />

een jaar met een lage gemiddelde windsnelheid, lokale emissies en door plaatselijke omstandigheden<br />

die de verspreiding in de atmosfeer belemmeren.<br />

In Nederland is door het RIVM een zogenaamd Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) opgezet. Dit<br />

meetnet bestaat uit ca. 55 meetstations. Op basis van de LML-meetgegevens en de meteorologische<br />

condities, wordt jaarlijks een dataset van achtergrondconcentraties voor heel Nederland gegenereerd.<br />

Deze is opgenomen in de rekenmodellen. Relevante lokale bronnen zijn met name het wegverkeer. In<br />

de bestaande situatie zijn er geen industriële activiteiten met relevante emissies naar de lucht.<br />

De luchtkwaliteitnormen voor PM 10 (fijn stof) worden nagenoeg in geheel Nederland overschreden en<br />

worden veroorzaakt door een complexe combinatie van natuurlijke bronnen, veehouderij, verkeer en<br />

industriële bronnen. Gezien deze complexiteit valt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van<br />

knelpuntsituaties (te nemen maatregelen) voor zwevende deeltjes primair onder het rijksbeleid.<br />

7.7.2 Vooraf aan luchtkwaliteittoets<br />

Ten aanzien van luchtkwaliteittoets voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de gegevens<br />

zoals meegenomen in het ‘Milieueffectrapport/Strategische Milieubeoordeling Lage Heideweg’, kortweg<br />

MER/SMB Lage Heideweg.<br />

De aanleiding van de MER/SMB Lage Heideweg is de gebiedsvisie die de <strong>gemeente</strong>raad van <strong>Valkenswaard</strong><br />

heeft opgesteld voor het gebied <strong>Valkenswaard</strong> Zuid. Hierin verwoordt zijn de ambities en uitgangspunten<br />

voor het gebied ten zuidwesten van <strong>Valkenswaard</strong>. Eén daarvan is de aanleg van een<br />

nieuwe gebiedsontsluitingsweg, genaamd de Lage Heideweg. Daarvoor zijn de volgende argumenten:<br />

- Terugdringen van verkeershinder in Dommelen en <strong>Valkenswaard</strong>. De verkeersstructuur in en rond<br />

het zuidelijk deel van de kernen <strong>Valkenswaard</strong> en Dommelen moet worden uitgebreid met nieuwe<br />

infrastructuur, zodanig dat een bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de huidige en toekomstige<br />

leefbaarheidproblemen in beide kernen, meer in het bijzonder door het ontlasten van de<br />

bestaande oost-west verbinding Bergstraat/Dommelseweg.<br />

- Ontsluiting van het plan <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid De verkeersstructuur ten zuiden van Dommelen moet<br />

worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur, zodanig dat het toekomstige plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid en de daarmee samenhangende ontwikkeling van natuur en recreëren adequaat worden<br />

ontsloten voor het verkeer.<br />

- Beperken van de verkeersdruk op de Bergeijksedijk/Fressevenweg. De verkeersstructuur ten zuiden<br />

van <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk moet worden uitgebreid met nieuwe infrastructuur, zodanig dat de<br />

verkeersdruk van alle verkeer op de route Bergeijksedijk/Fressevenweg kan worden teruggebracht.<br />

Hoofdstuk 7<br />

143


Aanvullend kan opgemerkt worden dat de uitbreiding van de infrastructuur zodanig moet worden<br />

getraceerd, dat ze in de toekomst eventueel onderdeel kan uitmaken van een nieuwe wegverbinding<br />

parallel aan de N69, als duurzame oplossing voor de huidige en toekomstige leefbaarheids- en doorstromingsproblemen<br />

op en rond de N69 Eindhoven - Belgische grens.<br />

Voor de MER/SMB is een luchtkwaliteitonderzoek opgesteld om te kijken wat de effecten zijn van de<br />

verschillende alternatieven op de luchtkwaliteit. Dit luchtkwaliteitonderzoek heeft als basis gediend<br />

voor het bestemmingsplan Lage Heideweg.<br />

Opgemerkt kan worden dat de eerste toetsen gebaseerd zijn op de op dat moment geldende wettelijke<br />

regelingen ten aanzien van luchtkwaliteit. heironder wordt kort ingegaan op deze regelingen:<br />

Besluit luchtkwaliteit 28<br />

Op 19 juli 2001 is het besluit luchtkwaliteit (Staatsblad 269, 2001) in werking getreden. Het Besluit vormt de omzetting van de<br />

EU-kaderrichtlijn en eerste EU-dochterrichtlijn in Nederlandse regelgeving. Het Besluit bevat voor diverse luchtverontreinigde<br />

stoffen in de buitenlucht grenswaarden, plandrempels en richtwaarden. Het moment waarop aan de grenswaarden moet worden<br />

voldaan verschilt per stof. Tevens zijn in het Besluit de verantwoordelijkheden van de diverse overheden inzake luchtkwaliteit<br />

vastgelegd.<br />

Besluit Luchtkwaliteit 2005<br />

Op 23 juni 2005 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 gepubliceerd (Stb. 2005, nr. 316) en in werking getreden op 8 augustus 2005<br />

ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit en ter uitvoering van de “tweede EU-dochterrichtlijn 2000/69/EG” van het Europees<br />

Parlement van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht alsmede ter uitvoering<br />

van de implementatie van de zogenaamde “Inspraakrichtlijn”. Het nieuwe besluit, heeft terugwerkende kracht tot 4 mei 2005,<br />

de datum van publicatie van het Besluit in de Staatscourant.<br />

De in dit besluit opgenomen grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) zijn ongewijzigd gebleven ten<br />

opzichte van het Besluit Luchtkwaliteit uit 200<strong>1.</strong> Een groot deel van de bepalingen is inhoudelijk ongewijzigd gebleven. De<br />

belangrijkste veranderingen van het Besluit, betreffen:<br />

<strong>1.</strong> Artikel 2, lid 2: dit artikellid zet het stand-still beginsel van de Wet milieubeheer buiten werking. Dit betekent dat in die<br />

situaties waarbij de actuele luchtkwaliteit beter is dan de grenswaarde verslechteringen mogelijk zijn, mits dit niet leidt tot<br />

overschrijding van de grenswaarden op de realisatiedatum (de datum waarop de grenswaarde van kracht wordt).<br />

2. Artikel 5: dit artikel geeft aan dat concentraties zwevende deeltjes (PM10), het zogenaamde fijnstof, die zich van nature in<br />

de lucht bevinden d.w.z. niet door de mens in de lucht worden gebracht, en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van<br />

de mens bij het beoordelen van de luchtkwaliteit buiten beschouwing worden gelaten. Deze fijnstof wordt niet gerekend<br />

tot de verontreinigde stoffen waarop de EG-richtlijnen van toepassing zijn. De hoogte van deze “zeezout” aftrek is vastgelegd<br />

in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 29<br />

. Artikel 5 geeft ook nog de mogelijkheid voor een aftrek van het extra fijn<br />

stof dat wordt veroorzaakt door natuurverschijnselen (bijvoorbeeld bosbranden en seismische verschijnselen). De begripsomschrijving<br />

van natuurverschijnselen is ontleend aan de Europese richtlijn.<br />

3. Saldobenadering (artikel 7, lid 3): in gebieden waar de grenswaarden voor NO2 of PM10 worden overschreden mogen plannen<br />

die geen negatieve effecten of positieve effecten hebben op de luchtkwaliteit in het plangebied toch doorgaan,<br />

evenals plannen waar sprake is van een geringe verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorwaarde voor deze laatste plannen<br />

is dan wel dat in een ander gebied de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd.<br />

In het Blk 2005 zijn normen voor grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels 30 opgenomen voor bovenstaande stoffen<br />

(zie onderstaande tabel).<br />

28<br />

Besluit van 11 juni 2001 (Stb. 269), in werking getreden op 19-07-200<strong>1.</strong><br />

29<br />

30<br />

Weergegeven op pagina 11 van Staatscourant nr. 142.<br />

Alarmdrempels zijn bedoeld voor acute overschrijdingssituaties en derhalve niet relevant bij toetsing van plannen of ontwikkelingen.<br />

144<br />

Deel B - Verantwoording


Hoofdstuk 7<br />

Tabel: Normen Blk 2005<br />

Stof Plandrempel<br />

2006<br />

NO 2<br />

48 µg/m³ 40 µg/m³ 1)<br />

240 µg/m³ 200 µg/m³ 1)<br />

Grenswaarde Toetsingsperiode<br />

Jaargemiddelde<br />

Uurgemiddelden, mag max. 18x<br />

per kalenderjaar overschreden<br />

worden 2)<br />

CO 10.000 µg/m³ 8 uurgemiddelde<br />

C6H6 (benzeen) 9 µg/m³ 5 µg/m³ 1)<br />

Jaargemiddelde<br />

SO2 125 µg/m³ 24 uurgemiddelden, mag max. 3x<br />

per kalenderjaar overschreden<br />

worden<br />

Fijn stof (PM10) 40 µg/m³ Jaargemiddelde<br />

50 µg/m³ 24 uurgemiddelden, mag maximaal<br />

35 maal per kalenderjaar<br />

overschreden worden.<br />

1) Grenswaarde waar uiterlijk in 2010 aan voldaan moet worden<br />

2) Alleen geldig voor wegen met intensiteiten van ten minste 40.000 motorvoertuigen per etmaal<br />

Meetreglement luchtkwaliteit 2005<br />

Op 26 juli 2005 is de Meetregeling Luchtkwaliteit gepubliceerd (staatscourant 26 juli 2005, nr. 142), welke gelijktijdig met het<br />

Besluit luchtkwaliteit 2005 in werking is getreden. Voor toepassing van artikel 5 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is een procedure<br />

opgenomen in de bijlage behorende bij de Meetregeling.<br />

De correctie voor zwevende deeltjes welke zich van nature in de lucht bevinden bedraagt kan op basis van een bijlage behorende<br />

bij het Meetreglement 2005 voor het projectgebied bepaald worden.<br />

7.7.3 Luchtkwaliteittoets(en)<br />

Luchtkwaliteit locatie Lage Heideweg (1) 31<br />

Voor de bepaling van concentratie van luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van de bouwlocatie,<br />

is gebruik gemaakt van het reken computermodel CAR II versie 5.0. 32 . De mogelijkheden om hiermee<br />

de luchtkwaliteit in de toekomst te bepalen, is beperkt tot 2010, 2015 en 2020. In de berekeningen zijn<br />

de belangrijkste wegen die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit binnen het plangebied ‘<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid’<br />

onderzocht.<br />

In de huidige situatie wordt op meerdere wegvakken (Dommelseweg, Bergstraat, Tienendreef, Luikerweg,<br />

Zuidelijke Randweg) de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 overschreden. De plandrempel<br />

wordt niet overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor PM 10 wordt nergens overschreden. De<br />

grenswaarde van 35 overschrijdingsdagen per jaar van de etmaalgemiddeldeconcentratie wordt op<br />

drie wegen (te weten Dommelseweg, Bergstraat en Tienendreef) overschreden. De plandrempel wordt<br />

op één wegvak overschreden, namelijk de Dommelseweg. De <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong> heeft een<br />

luchtkwaliteitsplan 33 opgesteld waarin mogelijke maatregelen zijn verkend. Geconcludeerd wordt dat<br />

slechts één maatregel echt leidt tot een verbetering van de luchtkwaliteit in de bebouwde kom van<br />

31<br />

32<br />

33<br />

Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.<strong>1.</strong><br />

Car II, versie 5.0 is op 22 maart 2006 vrijgegeven op www.infomil.nl.<br />

Luchtkwaliteitsplan <strong>Valkenswaard</strong>en Waalre, d.d. 24-08-2006.<br />

145


<strong>Valkenswaard</strong>. Dit is de aanleg van een nieuwe verbinding N69 buiten <strong>Valkenswaard</strong> en Waalre om die<br />

de huidige N69 en het onderliggende wegennet ontlast.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van de Lage Heideweg (ongeacht welk tracé) leidt tot een verbetering<br />

van de leefbaarheid in <strong>Valkenswaard</strong> en met name Dommelen door de ontlasting van de<br />

Bergstraat en Dommelseweg. Ook in Bergeijk zal de luchtkwaliteit verbeteren door afnemende verkeersdruk<br />

aldaar.<br />

Voor wat betreft de luchtkwaliteit in het plangebied wordt geanticipeerd op de verwachtte Europese<br />

wet- en regelgeving en technologische ontwikkelingen. Dit betekent dat In 2020 de luchtkwaliteit op<br />

vrijwel alle wegen beter zal zijn, als gevolg van de lagere achtergrondconcentraties en lagere voertuigemissies.<br />

De achtergrondconcentraties en voertuigemissies verbeteren in de toekomst als gevolg van<br />

schonere voertuigen, schonere verbrandingstechnieken en landelijk en Europees beleid. Alleen op de<br />

ontsluitingen in het projectgebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid verslechtert de luchtkwaliteit ter plaatse als<br />

gevolg van extra verkeer van de nieuw ontwikkelde bedrijven en woningen. De normen voor NO 2 en<br />

PM 10 worden in 2020 hier overigens niet overschreden.<br />

Indien de stedelijke ontwikkeling in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de Lage Heideweg eerder aangelegd worden<br />

dan 2010 wordt aanbevolen aanvullende maatregelen te treffen. Bijvoorbeeld door het instellen<br />

van een milieuzone voor vrachtverkeer indien dit uitvoerbaar is.<br />

Luchtkwaliteit locatie Lage Heideweg (2) 34<br />

De eerste berekeningen zijn uitgevoerd in het CAR II model versie 5.0. Op 23 november 2006 is een<br />

nieuw CAR II model uitgekomen (versie 5.1). De berekeningen die DHV heeft opgesteld voor de<br />

MER/SMB Lage Heideweg zijn door BRO ingevoerd in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> (standaardrekenmethode<br />

1) om te zien of er veranderingen zijn opgetreden naar aanleiding van de nieuwe versie van het<br />

CAR model. In dit model zijn de laatste prognoses voor emissiekengetallen en achtergrondconcentraties<br />

verwerkt. Daarnaast is er op 1 december 2006 de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden<br />

luchtkwaliteit 35 in werking getreden. Conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit<br />

moeten er voor de onderzochte stoffen vaste afstanden aangehouden worden. Voor stikstofdioxide<br />

betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften 5 meter uit de wegrand<br />

van de betreffende wegvakken. Voor fijn stof betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften<br />

bevoegdheden luchtkwaliteit 10 meter uit de wegrand.<br />

Volgens de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit mag het programma CAR II gebruikt<br />

worden voor standaardrekenmethode <strong>1.</strong> De methode is bedoeld voor het berekenen van de<br />

gevolgen voor de luchtkwaliteit bij een weg. Bij toepassing van deze methode voldoet de beschouwde<br />

situatie aan de volgende voorwaarden:<br />

34<br />

Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.2.<br />

35<br />

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV<br />

2006.309882, houdende <strong>regels</strong> voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7<br />

van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit), in werking getreden per 1-12-<br />

2006<br />

146<br />

Deel B - Verantwoording


a. de weg ligt in een stedelijke omgeving;<br />

de maximale rekenafstand is de afstand tot de bebouwing, met een maximum van 30 meter ten<br />

b.<br />

opzichte van de wegas;<br />

c. er is niet of nauwelijks sprake van een hoogteverschil tussen de weg en de omgeving;<br />

d. langs de weg bevinden zich geen afschermende constructies;<br />

e. de weg is vrij van tunnels.<br />

De berekende wegvakken voldoen aan deze criteria. Er kan gesteld worden dat er weliswaar wegvakken<br />

mee zijn genomen welke in het buitengebied zijn gelegen. Aangezien <strong>Valkenswaard</strong> en de omgeving<br />

van <strong>Valkenswaard</strong> een zeer sterk stedelijk karakter heeft, is er toch voor gekozen om de luchtkwaliteit<br />

te berekenen met het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong><br />

De gegevens die gebruikt zijn voor het eerdere luchtkwaliteitonderzoek zijn verkregen van DHV en<br />

ingevoerd in het CAR II model, versie 5.<strong>1.</strong> De meetafstanden zijn aangepast op de Meet- en rekenvoorschriften<br />

bevoegdheden luchtkwaliteit. Na berekening is er een nieuwe tabel opgemaakt welke overeenkomstig<br />

opgesteld is als de tabel uit het bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg (bijlage<br />

6.4 Luchtkwaliteit uit MER/SMB rapportage).<br />

De nieuwe tabel is toegevoegd aan dit bestemmingsplan in de bijlagen 7. Na vergelijking tussen de<br />

nieuwe tabel (zoals opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan) en de oude tabel (uit de bijlagen<br />

van de MER/SMB Lage Heideweg, bijlage 6.4 Luchtkwaliteit), zijn de volgende conclusies getrokken:<br />

Ten aanzien van stikstofdioxide:<br />

- Over het algemeen vallen de berekende waarden minder hoog uit bij de berekening met CAR II<br />

versie 5.<strong>1.</strong>;<br />

- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />

Ten aanzien van fijn stof:<br />

- Over het algemeen zijn de berekende waarden en overschrijdingen iets hoger uitgevallen bij de<br />

berekening gemaakt in CAR II versie 5.<strong>1.</strong>;<br />

- De oorzaak van deze verhoging zijn de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen.<br />

- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />

De invoergegevens die van de DHV zijn verkregen, zijn door BRO in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> ingevoerd<br />

en berekend. Deze berekening is vergeleken met de nieuwe berekening zoals die is uitgevoerd<br />

door BRO waarbij de meetpunten, conform de meet- en rekenvoorschriften luchtkwaliteit op een afstand<br />

van 10 meter uit de wegrand zijn genomen. Ook hierbij is een verschil waargenomen. De nieuwe<br />

berekening is positiever ten opzichte van de oude berekening (eveneens uitgevoerd in CAR II model<br />

versie 5.1).<br />

Hieruit kan worden geconcludeerd dat de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen hoger zijn bijgesteld<br />

in het CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> dan in het CAR II model versie 5.0.<br />

Conclusie<br />

De berekende waarden zijn niet exact hetzelfde als in de oude berekeningen die hebben plaatsgevonden<br />

ten behoeve van het ‘MER/SMB Lage Heideweg’. Echter de conclusies zoals deze zijn beschreven in<br />

het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ blijven onveranderd. Hierdoor kan het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ nog<br />

steeds als uitgangspunt dienen ten aanzien van luchtkwaliteit voor onderliggend bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 7<br />

147


Luchtkwaliteit Lage Heideweg (3) 36<br />

Onder het kopje luchtkwaliteit Lage Heideweg (2) is gebruik gemaakt voor de berekeningen van het<br />

CAR II model versie 5.<strong>1.</strong> Op 12 april 2007 is een nieuw CAR II model uitgekomen (versie 6.0). In dit model<br />

zijn de laatste prognoses voor emissiekengetallen en achtergrondconcentraties verwerkt. BRO<br />

heeft op 20 april 2007 de berekeningen ingevoerd in CAR II model versie 6.0.<br />

Daarnaast is er op 1 december 2006 de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit 37<br />

in<br />

werking getreden. Conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden luchtkwaliteit moeten er<br />

voor de onderzochte stoffen vaste afstanden aangehouden worden. Voor stikstofdioxide betreft de<br />

meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften 5 meter uit de wegrand van de betreffende<br />

wegvakken. Voor fijn stof betreft de meetafstand conform de Meet- en rekenvoorschriften bevoegdheden<br />

luchtkwaliteit 10 meter uit de wegrand.<br />

De gegevens die gebruikt zijn voor het eerdere luchtkwaliteitonderzoek zijn verkregen van DHV en<br />

ingevoerd in het CAR II model, versie 6.0. De meetafstanden zijn aangepast op de Meet- en rekenvoorschriften<br />

bevoegdheden luchtkwaliteit. Na berekening is er een nieuwe tabel opgemaakt welke overeenkomstig<br />

opgesteld is als de tabel uit het bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg (bijlage<br />

6.4 Luchtkwaliteit).<br />

De nieuwe tabel is toegevoegd aan dit bestemmingsplan in het bijlagenboek. Na vergelijking tussen<br />

de nieuwe tabel (zoals opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan) en de oude tabel (uit het<br />

bijlagenrapport van de MER/SMB Lage Heideweg, bijlage 6.4 Luchtkwaliteit), zijn de volgende conclusies<br />

getrokken:<br />

Ten aanzien van stikstofdioxide:<br />

- Over het algemeen vallen de berekende waarden minder hoog uit bij de berekening met CAR II<br />

versie 6.0.;<br />

- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg blijven hetzelfde;<br />

Ten aanzien van fijn stof:<br />

- Over het algemeen zijn de berekende waarden en overschrijdingen lager uitgevallen dan bij de<br />

berekeningen gemaakt in CAR II versie 5.<strong>1.</strong>;<br />

- De oorzaak van deze verlaging zijn de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen.<br />

- De conclusies zoals deze zijn opgesteld in het MER/SMB Lage Heideweg 1 blijven hetzelfde;<br />

De invoergegevens die van de DHV zijn verkregen, zijn door BRO in het CAR II model versie 6.0. ingevoerd<br />

en berekend. De oude berekening (met CAR II versie 5.<strong>1.</strong>) is vergeleken met de nieuwe berekening<br />

zoals die is uitgevoerd door BRO waarbij de meetpunten, conform de meet- en rekenvoorschriften<br />

luchtkwaliteit op een afstand van 10 meter uit de wegrand zijn genomen. Ook hierbij is een verschil<br />

waargenomen. De nieuwe berekening is positiever ten opzichte van de oude berekening (eveneens<br />

uitgevoerd in CAR II model versie 6.0.).<br />

Hieruit kan worden geconcludeerd dat de nieuwste prognoses voor emissiekengetallen hoger zijn bijgesteld<br />

in het CAR II model versie 6.0. dan in het CAR II model versie 5.0. en versie 5.<strong>1.</strong><br />

36 Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.3.<br />

37 Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV<br />

2006.309882, houdende <strong>regels</strong> voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7<br />

van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit), in werking getreden per 1-12-<br />

2006<br />

148<br />

Deel B - Verantwoording


Conclusie<br />

De berekende waarden zijn niet exact hetzelfde als in de oude berekeningen die hebben plaatsgevonden<br />

ten behoeve van het ‘MER/SMB Lage Heideweg’. Echter de conclusies zoals deze zijn beschreven in<br />

het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ blijven onveranderd. Hierdoor kan het ‘MER/SMB Lage Heideweg’ nog<br />

steeds als uitgangspunt dienen ten aanzien van luchtkwaliteit voor onderliggend bestemmingsplan.<br />

Luchtkwaliteit Lage Heideweg (4) 38<br />

Voor de Lage Heideweg zijn op 2 maart 2009 nieuwe verkeerscijfers berekend door DHV. Deze cijfers<br />

zijn in CAR II versie 7.0 (webbased versie) ingevoerd en toegepast voor de berekeningen (versie maart<br />

2009). Er zijn twee modellen gemaakt één waarbij de weg niet is gerealiseerd. Dat betekent dat er<br />

geen motorvoertuigbewegingen zijn ingevuld (jaartal ex.), en er is een berekening uitgevoerd met de<br />

nieuwste verkeerscijfers (jaartel inc.).<br />

In eerste aanleg is bepaald of het project (aanleg van een weg) van invloed is op de luchtkwaliteit.<br />

Daarbij is artikel 2 van het Besluit NIBM relevant. Dit artikel geeft aan of de voorgeschreven grenzen<br />

aan concentratie toenames van toepassing zijn, waardoor het aannemelijk is dat het project IBM is.<br />

Uit de berekeningen is gebleken dat het project in betekende mate (IBM) bijdraagt aan de verslechtering<br />

van de luchtkwaliteit ter plekke vanwege de concentratie toenames. Vervolgens is gekeken of het<br />

project in betekende mate bij een (nieuwe) grenswaarde overschrijding bijdraagt. Uit de berekeningen<br />

blijkt dat de grenswaarden nergens worden overschreden en dat het project doorgang kan vinden (op<br />

basis van artikel 5.16, eerste lid Wm, onder aanhef en onder a).<br />

Conclusie<br />

Het aspect luchtkwaliteit heeft dan ook geen consequenties voor de realisatie van de weg.<br />

7.8 Trillingen<br />

Op grond van ervaring- en literatuurgegevens is bekend dat de mate van trillinghinder samenhangt<br />

met het geluidniveau, het wegdektype, de ondergrond en het voertuigtype wat trillingen veroorzaakt.<br />

Trillingshinder kan worden ervaren binnen een zone van circa 50 meter van de weg. In de praktijk betekent<br />

dit dat trillingen met name ervaren worden in het bebouwde gebied langs de Bergstraat en<br />

Dommelseweg.<br />

Aangezien dat de aanleg van de Lage Heideweg een (lichte) daling van de geluidbelasting en verkeersintensiteiten<br />

oplevert, neemt ook het aantal trillingen langs de bestaande wegen af. Deze afname<br />

zal het sterkst ervaren worden in de kern van Dommelen, met name Bergstraat en Dommelseweg.<br />

De maximale piekwaarden van de trillingen nemen het sterkst af in het MMA waar het vrachtverkeer<br />

wordt geweerd van de Bergstraat en Dommelseweg.<br />

Daarnaast geldt voor eventueel nieuw te bouwen woningen langs de nieuwe Lage Heideweg dat er bij<br />

een situatie zonder verkeersobstakels (drempels e.d.) geen noemenswaardige trillingen te verwachten<br />

zijn.<br />

38<br />

Zie bijlagen bij bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ – nr 7.4.<br />

Hoofdstuk 7<br />

149


150<br />

Deel B - Verantwoording


7.9 Externe veiligheid<br />

Vervoer gevaarlijke stoffen via buisleiding<br />

Op basis van de diameter (8 inch) en het type stof (K1) heeft de buisleiding een toetsingsafstand van<br />

27 meter en is de afstand tot woonbebouwing, een bijzonder object, een recreatieterrein of een industrieterrein<br />

5 meter. Binnen de 5 meter is geen bebouwing 39<br />

toegestaan. Binnen 27 meter is bebouwing<br />

wel toegestaan, mits dit voldoende wordt gemotiveerd. In onderstaande tabel staan de resultaten<br />

van de bebouwingsafstand en de toetsingsafstand voor de verschillende alternatieven beschreven.<br />

De toetsingsafstand is vergelijkbaar met het invloedsgebied van het groepsrisico: de bebouwingsafstand<br />

met de PR 10 -6 contour.<br />

Toetsing circulaire “Brandbare vloeistoffen” uit 1991<br />

De zonering is als volgt opgebouwd:<br />

� Een zakelijk rechtstrook waarin geen bebouwing is toegestaan<br />

� Een minimale afstand tussen het hart van de leiding en de buitenzijde van een gebouw (bebouwingsafstand);<br />

� Een toetsingsafstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan.<br />

Binnen de toetsingsafstand moet de aard van het gebied (de gebiedsklasse) worden bepaald (buiten<br />

de toetsingsafstand mag de invloed van de leiding op de omgeving in principe verwaarloosbaar worden<br />

geacht). Het streven dient erop gericht te zijn tenminste de toetsingsafstand aan te houden van<br />

de leiding tot woonbebouwing of een bijzonder object.<br />

Leiding<br />

Hoofdstuk 7<br />

Toetsingsafstand<br />

bebouwingsafstand zakelijk rechtstrook<br />

leiding - DSM 27 meter 12 meter 5 meter<br />

Toetsing aan nieuwe risiconormering, plaatsgebonden risico en groepsrisico (toekomstig BEVB)<br />

Middels een brief van het Ministerie van VROM van augustus 2008 is een interim-beleid voorgesteld<br />

voor leidingen met brandbare vloeistoffen, zolang het BEVB nog niet van kracht is. Het RIVM kan<br />

plaatsgebonden risico berekeningen uitvoeren voor leidingen met brandbare vloeistoffen. Voor de<br />

betreffende leiding ligt de plaatsgebonden risicocontour 10 -6 op 12 meter.<br />

Op de verbeelding is een ‘veiligheidszone - leiding – koolwaterstof opgenomen met daarbij behorende<br />

beperkende bebouwingbepalingen (opgenomen in ‘de <strong>regels</strong>’) ten aanzien van de plaatsgebonden<br />

risicocontour (zone van 12 meter ter weerszijden uit de leiding).<br />

39<br />

Een weg is te beschouwen als een bouwwerk als boven bedoeld. Het kruisen van de buisleiding vergt maatregelen aan de<br />

constructie van de weg welke in overleg met de leidingbeheerder genomen moeten worden.<br />

151


De toetsingsafstand is niet als veiligheidszone opgenomen, aangezien binnen een afstand van 27 ter<br />

weerszijden uit de leiding geen relevante objecten opgericht kunnen worden conform dit plan met de<br />

daarbij behorende <strong>regels</strong>.<br />

Tabel 4: Bebouwings-/toetsingsafstand<br />

Bebouwingsafstand (> 5 m) Toetsingsafstand (> 27 m)<br />

Huidige<br />

situatie<br />

Geen Geen<br />

AO Geen Mogelijke overlap toetsingsafstand relevant met plangebieden GD-<br />

U3, GD-U6 en Bedrijventerrein in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid<br />

B Kruising buisleiding met<br />

Lage Heideweg<br />

Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />

C Kruising buisleiding met<br />

Lage Heideweg<br />

C1 Kruising buisleiding met<br />

Lage Heideweg<br />

MMA Kruising buisleiding met<br />

Lage Heideweg<br />

152<br />

Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />

Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />

Kruising buisleiding met Lage Heideweg<br />

Toetsing aan nieuwe risiconormering, plaatsgebonden risico en groepsrisico (toekomstig BEVB)<br />

Middels een brief van het Ministerie van VROM van augustus 2008 is een interim-beleid voorgesteld<br />

voor leidingen met brandbare vloeistoffen, zolang het BEVB nog niet van kracht is. Het RIVM heeft<br />

plaatsgebonden risico berekeningen uitgevoerd voor leidingen met brandbare vloeistoffen. Voor de<br />

betreffende leiding ligt de plaatsgebonden risicocontour 10 -6<br />

op 15 meter. Dit is dus een minimaal verschil<br />

met de aan te houden bebouwingsafstand uit de circulaire. Door het RIVM is verder aangegeven<br />

dat er geen sprake is van groepsrisico bij dichtheden tot 255 personen per hectare buiten de plaatsgebonden<br />

risicocontour 10 -6 contour. Deze dichtheden worden binnen dit plangebied niet gehaald. Er is<br />

dus geen sprake van een groepsrisico.<br />

Vervoer gevaarlijke stoffen via weg<br />

Uitgegaan wordt van vervoer van gevaarlijke stoffen via zowel de N69 als de Lage Heideweg. In de<br />

risicoatlas wordt gesteld dat wanneer de vervoersstromen gevaarlijke stoffen in tankwagens per jaar<br />

kleiner is dan 7500, een 80 km/uur weg geen PR contour heeft. Het groepsrisico gaat uit van de maximale<br />

bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de weg.<br />

In onderstaande tabel zijn de resultaten voor het groepsrisico weergegeven voor het verschillende<br />

wegtracé’s van de Lage Heieweg zoals onderzocht in de MER Lage Heideweg.<br />

Deel B - Verantwoording


Tabel 5: Groepsrisico<br />

Hoofdstuk 7<br />

Groepsrisico<br />

Huidige situatie Geen overschrijding<br />

Nul Bij de gebieden “gemengd- uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 rekening<br />

houden met maximaal 100 inwoners per hectare (tot 200 meter), of<br />

risicoberekening uitvoeren.<br />

B Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />

Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />

(tot 200 meter) bij eenzijdige bebouwing, of 50 bij tweezijdige bebouwing,<br />

of een risicoberekening uitvoeren.<br />

C Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />

Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />

(tot 200 meter) of een risicoberekening uitvoeren.<br />

MMA Bij de gebieden “Gemengd – uit te werken 3, 4 en 6” langs de N69 en de<br />

Lage Heideweg rekening houden met maximaal 100 inwoners per hectare<br />

(tot 200 meter) of een risicoberekening uitvoeren.<br />

In de tabel is voor elk alternatief aangegeven met welke maximale inwoneraantallen rekening moet<br />

worden gehouden binnen een contour van 200 meter langs de weg waarover gevaarlijke stoffen worden<br />

getransporteerd. Dit zijn algemeen geldende uitgangspunten voor de bepaling van het groepsrisico.<br />

In plaats hiervan kan er ook voor gekozen worden om een risicoberekening uit te voeren waaruit<br />

blijkt hoe groot het groepsrisico in de specifieke situatie is.<br />

Bij de situering van de Lage Heideweg conform voorliggend bestemmingsplan is de afstand van de<br />

weg tot aan de (geprojecteerde) structurele woonbebouwing > 200 meter. Het vervoer van gevaarlijke<br />

stoffen over de Lage Heideweg heeft dan ook geen invloed op de ontwikkeling in de naastliggende<br />

gebieden (<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid).<br />

Benzine-service-station<br />

Op dit moment is in het plan de mogelijkheid opgenomen om een benzine-service-station te realiseren.<br />

Vooralsnog wordt uitgegaan van de realisatie van een dergelijke service-station exclusief LPG. Dit<br />

heeft enerzijds te maken met de veranderende regelgeving op het gebied van externe veiligheid (Bevi)<br />

alsmede het ontbreken van een concreet initiatief. In het bestemmingsplan is wel de mogelijkheid<br />

opgenomen om via (binnenplanse) ontheffing het uitoefenen van LPG-activiteiten toe te staan. In dat<br />

geval dient de initiatiefnemer door onderzoek eerst aan te tonen dat voor het vestigen van de risicovolle<br />

inrichtingsactiviteit (vulpunt en afleveringszuil), waarvan de risicocontour buiten de eigen perceelsgrens<br />

komt te liggen waarop de inrichtingsactiviteit is gevestigd, de toepasselijke grenswaarden<br />

voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in de omgeving almede de toepasselijke<br />

richtwaarden voor het risico in acht zullen worden genomen (overeenkomstig het bepaalde<br />

volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen).<br />

153


7.10 Flora en Fauna<br />

Vogelrichtlijn<br />

In het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor de ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid is een<br />

voortoets uitgevoerd 40<br />

. In de voortoets wordt ook ingegaan op de effecten van de Lage Heideweg op<br />

het Vogelrichtlijngebied Leenderbos-Groote Heide.<br />

Bij de beoordeling van de effecten op de vogelrichtlijngebieden is gekeken naar de aantasting van de<br />

hydrologische situatie, versnippering van het leefgebied, verstoring door mensen, geluid, licht en trillingen,<br />

verontreiniging, nutriëntentoevoer en verzuring.<br />

Voor de aanleg van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zal ophoging van het maaiveld nodig zijn om voldoende ontwateringsdiepte<br />

te creëren. Door het ophogen wordt in de autonome situatie en bij de aanleg van de<br />

Lage Heideweg waterneutraal gebouwd; een aantasting van de hydrologische situatie wordt derhalve niet verwacht.<br />

De Lage Heideweg is op ruime afstand van het Vogelrichtlijngebied Leenderbos – Grooteheide - Plateaux<br />

gelegen. Bij de realisatie en het gebruik van de Lage Heideweg worden derhalve geen effecten<br />

verwacht als gevolg van versnippering.<br />

Verstoring door mensen in het Vogelrichtlijngebied is minimaal. Deze situatie zal niet veranderen bij<br />

realisatie van de Lage Heideweg. De verstoring zal minimaal blijven. Het Vogelrichtlijngebied ligt op<br />

enkele kilometers van het geplande woongebied. Mensen zullen voornamelijk in nabijgelegen bos- en<br />

natuurgebieden recreëren.<br />

Verstoring door licht kan ontstaan door verkeer en straatverlichting. De uitstraling van licht kan echter<br />

worden gemitigeerd door beplanting langs wegen waar geen bebouwing staat en straatverlichting tot<br />

een minimum te beperken. Aannemende dat verlichting wordt gemitigeerd ontstaan er bij geen negatieve<br />

effecten als gevolg van licht. Verstoring als gevolg van trillingen wordt tevens niet voorzien. Uitgangspunt<br />

is om geluidsproducerende activiteiten tijdens de aanlegfase uit te voeren buiten de periode<br />

dat de kwalificerende broedvogels in Nederland zijn (september t/m half februari).<br />

Als gevolg van de aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg wordt er geen verontreiniging verwacht<br />

op de kwalificerende Vogelsoorten.<br />

Een toename van nutriënten als gevolg van de aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg worden<br />

niet voorzien. Een eventueel effect op de kwalificerende soorten wordt derhalve niet voorzien.<br />

Habitatrichtlijn<br />

Zoals reeds aangegeven bij de Vogelrichtlijn is in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn voor de<br />

ontwikkeling van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid een voortoets uitgevoerd. In de voortoets wordt ook ingegaan<br />

op de effecten van de Lage Heideweg op het Habitatrichtlijngebied Leenderbos - Groote Heide.<br />

Door het waterneutraal bouwen van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de Lage Heideweg wordt er geen aantasting<br />

van de hydrologische situatie verwacht.<br />

De aanleg van de weg heeft een versnipperend effect op het habitatrichtlijngebied, doordat uitwisseling<br />

van planten- en diersoorten tussen de beekdalen van de Dommel en de Keersop zal afnemen.<br />

40<br />

Adviesbureau Mertens, 2006. Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn ontwikkeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, Wageningen, 1-23.<br />

154<br />

Deel B - Verantwoording


Verstoring door mensen in de beekdalen is minimaal. Deze situatie zal niet veranderen bij realisatie<br />

van de Lage Heideweg. De verstoring zal minimaal blijven. Verstoring kan optreden in het gebied de<br />

Malpie. Mensen zouden vanuit de nieuwe woningbouw kunnen gaan recreëren in dit gebied. Dit gebied<br />

is echter gekwalificeerd voor voornamelijk vochtige natuur. Mensen zullen hier niet buiten de<br />

paden gaan en effecten worden derhalve niet verwacht.<br />

Verstoring door geluid, licht en trillingen kan alleen ontstaan op de kwalificerende soorten (fauna) en<br />

niet op de kwalificerende habitattypen (vegetatie - ecotoop). Licht, geluid en trillingen als gevolg van<br />

de aanleg van de Lage Heideweg en het gebruik hiervan heeft een negatief effect op de beekprik.<br />

Omdat de Lage Heideweg de Keersop kruist zijn de effecten hierop licht negatief.<br />

De Lage Heideweg wordt uitgevoerd met niet verontreinigd materiaal en hemelwater van het wegdek<br />

wordt geïnfiltreerd door middel van bermsloten op een dusdanige manier dat geen vervuiling van het<br />

grondwater optreedt. Een voorwaarde is dat geen chemische onkruidbestrijding en geen zout voor<br />

gladheidsbestrijding wordt gebruikt. Het vuil van wegen zal zich dan ophopen in bermen en gedeeltelijk<br />

worden afgevoerd met maaisel. Een voorwaarde hierbij is dat de berm tot een afstand van 3 tot 5<br />

meter van de weg een lutemgehalte heeft van 3 tot 4% en een organisch stofgehalte tussen de 2 en<br />

4%. Deze toplaag dient 0,2 tot 0,3 meter te zijn. Uitspoeling van vervuild water zal echter optreden als<br />

er veel neerslag is: volgens berekeningen eens in de tien jaar. Deze uitspoeling kan invloed hebben op<br />

de kwalificerende soort beekprik. Omdat de Lage Heideweg de Keersop kruist zijn de effecten hierop<br />

licht negatief.<br />

De Lage Heideweg zal een iets grotere toename van verzurende en vermestende stoffen teweegbrengen<br />

als gevolg van de toename van gemotoriseerd verkeer. De toename is echter zo gering dat er<br />

geen effecten op de kwalificerende habitattypen en soorten worden verwacht.<br />

Vogel- en habitatrichtlijn grensgebied<br />

Het Natura-2000 gebied Hageven - Plateaux is op ruime afstand gelegen van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. Als<br />

gevolg van de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk dat er meer gemotoriseerd verkeer zal<br />

gaan rijden op de Luikerweg en de Maastrichterweg en zodoende bij/door het Natura-2000 gebied<br />

Hageven - Plateaux en dat zo extra versnippering, verstoring, vermesting en verontreiniging kan optreden.<br />

Uit berekeningen van de verkeersintensiteiten is gebleken dat er geen extra vervoersbewegingen<br />

gaan optreden ten opzichte van de autonome situatie. Effecten van de aanleg en het gebruik van<br />

de Lage Heideweg op het Natura-2000 gebied Hageven - Plateaux wordt derhalve niet voorzien.<br />

Groene hoofdstructuur<br />

De beekdalen van de Keersop en de Dommel behoren tot de Groene Hoofdstructuur Natuur terwijl het<br />

overige gedeelte van het plangebied voornamelijk tot de Groene Hoofdstructuur Landbouw behoort.<br />

Het noordelijk deel van het beekdal van de Keersop in het plangebied betreft een natte natuurparel.<br />

De geplande Lage Heideweg heeft een negatieve invloed op de Groene Hoofdstructuur door het fysieke<br />

ruimtebeslag. Verder heeft de aanleg van de weg invloed op het Keersopdal, waarvan het noordelijk<br />

deel is aangewezen als natuurparel. Dit word het meest aangetast door de externe werking<br />

(licht en geluid) van een tweede beekdaldoorsnijding voor gemotoriseerd verkeer.<br />

Hoofdstuk 7<br />

155


156<br />

Deel B - Verantwoording


Soorten<br />

De effecten op soorten zijn in het kader van de planontwikkeling van de Lage Heideweg in een toetsing<br />

aan de Flora- en faunawet bepaald 41<br />

. In de toetsing wordt ook ingegaan op de effecten van de<br />

Lage Heideweg op beschermde soorten. De toetsing is uitgevoerd op basis van een (veld)inventarisatie.<br />

Met de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om beschermde planten van de Flora- en faunawet,<br />

bedreigde soorten van de Rode lijst en plantensoorten met een natuurwaarde groter dan 9 42 te<br />

ontzien. Hierop worden dan ook geen effecten verwacht.<br />

De aanleg van de Lage Heideweg zal bij alle alternatieven samen gaan met verstoring, verontrusting<br />

en vernietiging van leefgebieden en nesten van kleine grondgebonden zoogdieren. Dit effect zal zowel<br />

optreden op de licht beschermde grondgebonden zoogdieren die veel voorkomen als veldmuis en<br />

bosmuis, als op de beperkt voorkomende waterspitsmuis. Directe effecten op de waterspitsmuis zijn te<br />

verwachten in het Keersopdal en het Dommeldal.<br />

Op vleermuizen zijn de effecten van beperkte omvang. Het is mogelijk om bij de aanleg en het gebruik<br />

van de Lage Heideweg geen kolonieplaatsen, paarplaatsen en vliegroutes aan te tasten. Wel zal<br />

als gevolg van verlichting een verstorend effect kunnen gaan optreden. Het gebruik van reflectoren<br />

langs de Lage Heideweg i.p.v. openbare verlichting kan deze effecten mitigeren.<br />

De omvang van het foerageergebied zal niet wezenlijk afnemen. Echter, een bestaande houtopstand<br />

aan de Mgr. Smetsstraat zal worden doorsneden. De Lage Heideweg is rondom voorzien van een obstakelvrije<br />

strook. Om de houtopstand zoveel mogelijk te sparen, dienen niet meer bomen gekapt te<br />

worden dan noodzakelijk voor de aanleg van de weg. De obstakelvrije strook wordt zo minimaal mogelijk<br />

doorgetrokken door de houtopstand.<br />

Van de 58 soorten aangetroffen broedvogels in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest staan negen soorten op de<br />

Rode lijst van bedreigde vogelsoorten. Het betreft boerenzwaluw, gele kwikstaart, groene specht,<br />

huismus, koekoek, patrijs, ringmus, steenuil en kerkuil. Patrijs, groene specht, steenuil, koekoek en<br />

kerkuil zijn volgens deze lijst kwetsbaar. Boerenzwaluw, gele kwikstaart, huismus en ringmus zijn gevoelig.<br />

De Rode lijst soorten behoren tot de soorten die voorkomen in het kleinschalig agrarisch landschap.<br />

Een uitzondering hierop vormt de groene specht die ook voorkomt in bos en landgoederen. De<br />

aanleg en het gebruik van de Lage Heideweg zullen samen gaan met het fysieke gebruik en de verstoring<br />

in dit kleinschalig agrarisch landschap. Verder is de aanleg negatief voor de bosvogels: het tracé<br />

loopt hier voor een groot gedeelte langs bos en ter hoogte van de Mgr. Smetsstraat door het bos (ca<br />

1000 m2).<br />

Algemeen voorkomende amfibieën zijn veel aangetroffen in de beekdalen. In het natuurgebied<br />

Keersopperdreef komt de strikt beschermde en bedreigde heikikker voor. De Keersopperdreef wordt<br />

door de aanleg van de Lage Heideweg niet aangetast. Effecten op de heikikker zullen derhalve niet<br />

gaan ontstaan. Wel zullen effecten gaan ontstaan op de algemeen voorkomende soorten bij kruising<br />

van onder andere de beekdalen.<br />

De Keersop is van grote waarde vanwege het voorkomen van onder andere de vissoorten beekprik,<br />

bermpje en serpeling. Beekprik en serpeling zijn respectievelijk bedreigd en kwetsbaar volgens de Rode<br />

lijst en beekprik en bermpje zijn daarnaast respectievelijk strikt en matig beschermd via de Flora- en<br />

faunawet. De Dommel is van mindere waarde: hierin zijn geen bedreigde en beschermde vissen aange<br />

41 BRO, 2006. Effectbeschrijving beschermde Flora- en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest, Vught, 1-27.<br />

42 Classificatie van soorten op basis van zeldzaamheid en daarmee samenhangende noodzaak tot bescherming.<br />

Hoofdstuk 7<br />

157


158<br />

Deel B - Verantwoording


troffen. De aanleg van de Lage Heideweg zal samen gaan met de aanleg van een kunstwerk over de<br />

Keersop. De overkluizing kan een barrière in de beekloop vormen voor kritische vissoorten (Beekprik<br />

en Bermpje), wanneer een plaatselijke versnelling van de stroomsnelheid optreedt en een deel van de<br />

beek door het donker loopt vanwege de schaduwwerking van het kunstwerk.<br />

Er is één soort reptiel aangetroffen; het betreft de matig beschermde levendbarende hagedis. De<br />

aanleg van de Lage Heideweg zal gepaard gaan met de vernietiging van marginaal leefgebied.<br />

De vlinder koninginnepage is een soort die volgens de Rode lijst gevoelig is en die, naast 15 andere<br />

soorten vlinders, is aangetroffen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest. Koninginnepage komt voor rond het natuurgebied<br />

Keersopperdreef. De aanleg van de Lage Heideweg zal gepaard gaan met de vernietiging<br />

van marginaal leefgebied.<br />

Er zijn twintig soorten libellen aangetroffen in <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest en in de omgeving waarvan<br />

bruine korenbout de enige soort is volgens de Rode lijst die de status kwetsbaar heeft. Deze soort is<br />

zeer gering aangetroffen. Met het kruisen van de beekdalen van de Dommel en de Keersop kunnen er<br />

beperkte verstorende effecten gaan ontstaan op de libellen.<br />

Er zijn geen overige ongewervelde beschermde soorten aangetroffen. Effecten hierop worden dan<br />

ook niet voorzien en zijn niet gescoord in de scoretabel.<br />

Biodiversiteit<br />

De aanleg van de Lage Heideweg heeft effect op de landschapswaarden. Het huidige kleinschalig<br />

agrarisch langschap met bossages en houtwallen en agrarische bebouwing zal worden aangetast.<br />

Naast fysiek ruimtebeslag zal de Lage Heideweg resulteren in een toename van geluid en fysieke verstoring.<br />

Ten opzichte van de autonome situatie is dit negatief.<br />

Het gebied is momenteel ecologisch vrij tot goed compleet. Als gevolg van de diversiteit aan ecotopen<br />

en de gevarieerdheid van het landschap komt er een grote diversiteit voor aan soorten en komen er<br />

bijvoorbeeld veel predatoren als vleermuizen, spitsmuizen en uilen voor. De ecologische voedselketen<br />

is derhalve goed ontwikkeld. Door het fysieke ruimtebeslag van de Lage Heideweg en een toename<br />

van geluid en fysieke verstoring is het aannemelijk dat de compleetheid afneemt. Kritische soorten<br />

zullen effecten gaan ondervinden.<br />

Compensatie is wettelijk verplicht op basis van 3 typen regelgeving. Ten eerste dient leefgebied van<br />

beschermde soorten te worden gecompenseerd vanuit de Flora- en faunawet. Ten tweede dient aantasting<br />

van aangewezen en aangemelde Natura-2000-gebieden volgens de Natuurbeschermingswet te<br />

worden gecompenseerd. Tenslotte dienen volgens het provinciaal natuurbeleid gebieden die behoren<br />

tot de Groene Hoofdstructuur (GHS) te worden gecompenseerd. Hiervoor wordt de provinciale beleidsregel<br />

natuurcompensatie gehanteerd. Het uit te werken compensatieplan voorziet in deze 3 compensatieverplichtingen<br />

door een integrale uitwerking en door waar mogelijk binnen het plangebied te<br />

compenseren en mitigeren. Hierin wordt compensatie voor de Lage Heideweg samengenomen met<br />

compensatie voor <strong>Valkenswaard</strong>-zuid.<br />

Hoofdstuk 7<br />

159


160<br />

Deel B - Verantwoording


Compensatie vanuit de Flora- en faunawet<br />

In het rapport ‘Effectbeschrijving beschermde flora en fauna <strong>Valkenswaard</strong>-Zuidwest’ (BRO, 2006) is<br />

aangegeven voor welke soorten een ontheffing dient te worden aangevraagd ex artikel 75 van de<br />

Flora- en faunawet. Voor een aantal andere beschermde soorten is geen ontheffing nodig, mits hiervoor<br />

een aantal aanvullende (inrichtings)eisen opgenomen worden in het plan. De verstoring is vastgesteld<br />

op basis van zowel het plan Lage Heideweg als <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid. 43<br />

De soorten die ontheffingsplichtig zijn en/of specifieke aandacht vragen worden ingedeeld, op basis<br />

van hun ecotoop, in functionele groepen. Door de soorten in deze groepen in te delen, kunnen de<br />

effecten van de plannen per ecotoop onderzocht worden, en mogelijkheden voor compensatie per<br />

functionele groep uitgewerkt worden. Het betreft soorten van:<br />

<strong>1.</strong> Bos<br />

2. Kleinschalige agrarische gebieden en parklandschap<br />

3. Weiden<br />

4. Beken en oevers<br />

5. Heide<br />

Omvang van de compensatie wordt per ecotoop bepaald. Voor oppervlaktecompensatie van iedere<br />

ecotoop wordt uitgegaan van de eisen van de meest kritische soort. In het compensatieplan worden<br />

soortspecifieke inrichtingseisen verder uitgewerkt.<br />

Vaststelling compensatie-eisen per soortgroep<br />

Ad 1) Voor deze soorten dient zowel compensatie van verloren en versnipperd leefgebied plaats als<br />

mitigatie te vinden. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit aangeplant naaldbos. Compensatie voor<br />

deze soorten zal derhalve bestaan uit de aanleg van bos. Het te compenseren bosoppervlak voor de<br />

bossoorten bestaat uit de noodzakelijke oppervlakte GHS-bos (Overig bos- en natuurgebied).<br />

Mitigerende maatregelen dienen uitgevoerd te worden voor Levendbarende hagedis, zoals genoemd<br />

in de Effectbeschrijving beschermde flora en fauna (BRO, 2006). Deze bestaan uit ontsnipperingsmaatregelen.<br />

Ad 2) Vernietiging en verstoring van leefgebied vindt plaats door de aanleg van de Lage Heideweg.<br />

Compensatie zal plaats vinden door biotoopverbetering in een gebied dat overeenkomt met de te<br />

compenseren oppervlakte struweelvogelgebied (ten behoeve van GHS-compensatie).<br />

Ad 3) Er vindt zowel vernietiging als verstoring van leefgebied van weidevogels plaats door de voorgenomen<br />

plannen. Het te verdwijnen leefgebied bestaat uit regulier beheerd akker- en weidegebied.<br />

Beide aangetroffen soorten komen voor in regulier agrarisch gebied, maar hebben baat bij gericht<br />

weidevogelbeheer. Compensatie kan plaatsvinden door het afsluiten van beheerovereenkomsten met<br />

agrariërs. Beheer dient specifiek op Kievit te worden afgestemd.<br />

Ad 4) Voor de soort Gele kwikstaart vindt voornamelijk vernietiging en verstoring van leefgebied<br />

plaats; deze soort leeft langs oevers en op voedselrijke vochtige weiden. Voor de soorten Beekprik,<br />

Bermpje en Waterspitsmuis met name verstoring door barrièrewerking. Laatstgenoemde soorten komen<br />

voor in of aan de oevers van waterlopen. Voor de barrièrewerking van de Lage Heideweg bij de<br />

kruising van de Keersop worden mitigerende maatregelen getroffen.<br />

43<br />

Zie bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’<br />

Hoofdstuk 7<br />

161


162<br />

Deel B - Verantwoording


Als compenserende maatregel wordt tussen de Dommel en de Keersop een robuuste ecologische verbindingszone<br />

aangelegd. Voor de Gele kwikstaart zal compensatie plaatsvinden door biotoopverbetering.<br />

Ad 5) De soorten van heide ondervinden geen directe vernietiging of verstoring van leefgebied. Wel<br />

ondervinden ze de barrièrewerking van de Lage Heideweg. Hiervoor worden ter hoogte van de Keersop<br />

mitigerende maatregelen getroffen.<br />

Compensatie vanuit de Natuurbeschermingswet<br />

Op basis van de natuurbeschermingswet wordt ter compensatie het huidige kunstwerk in de N397<br />

(Dommelsedijk) vervangen door een fietsverbinding. Hierdoor wordt de licht- en geluidsverstoring van<br />

de Lage Heideweg ten zuiden van de N397 (gedeeltelijk) gecompenseerd. Daarnaast worden mitigerende<br />

maatregelen uitgevoerd in het kader van de natuurbeschermingswet.<br />

Compensatie vanuit provinciaal beleid<br />

Door de aanleg van de Lage Heideweg verdwijnt een oppervlakte dat de status heeft van natuurontwikkelingsgebied,<br />

met de status natuurparel, met de status van RNLE-landschapsdeel, met de status<br />

van ‘overig bos- en natuurgebied’ en hectare struweelvogelgebied. Het natuurontwikkelingsgebied<br />

heeft volgens de provincie echter de status van natuurparel.<br />

Afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de vernietigde waarden hanteert de provinciale beleidsregel<br />

een kwaliteitstoeslag. Deze is voor de afzonderlijke GHS-categorieën afzonderlijk bepaald. Ten<br />

behoeve van de compensatie is het gebruikelijk de te compenseren natuur uit te drukken in natuurdoeltypen,<br />

zoals vastgesteld in het Natuurgebiedsplan van de Provincie Noord-Brabant. Dit is echter<br />

niet voor alle categorieën mogelijk, aangezien een deel van het te compenseren gebied zijn natuurwaarde<br />

ontleent aan het agrarische landschap en niet aan een specifiek natuurdoeltype. Dit geldt met<br />

name voor het struweelvogelgebied. Vanwege de vastgestelde waarde van de agrarische gebieden<br />

voor soorten van kleinschalig agrarisch landschap, is compensatie hiervoor noodzakelijk.<br />

Het bos aan de Mgr. Smetsstraat dat wordt doorsneden door de Lage Heideweg, is aangemerkt als<br />

multifunctioneel bos. Het is te beschouwen als natuur met een ontwikkelingstijd van 25-100 jaar. Hiervoor<br />

geldt een toeslag van 2/3 van de te compenseren oppervlakte. Compensatie zal bestaan uit de<br />

aanplant van bos.<br />

Het struweelvogelgebied en RNLE-landschapsdeel betreft een regulier beheerd agrarisch landschap dat<br />

voornamelijk gebruikt wordt als leef- en foerageergebied voor vogels en vleermuizen; hieronder vallen<br />

diverse rode-lijstsoorten. Voor het RNLE-landschapsdeel en struweelvogelgebied zelf wordt een<br />

1:1-compensatie aangehouden. Theoretisch gezien is agrarisch gebied niet te compenseren, omdat<br />

compensatiegebied altijd al uit agrarisch gebied bestaat. Compensatie zal derhalve bestaan uit kwaliteitsverbetering<br />

van bestaand agrarisch gebied ten behoeve van struweelvogels. De inrichting hiervan<br />

bestaat deels uit de te compenseren landschapselementen (functionaliteiten), en wordt verder afgestemd<br />

op de te compenseren soorten van agrarisch gebied vanuit de Flora- en faunawet.<br />

Voor het te compenseren natuurontwikkelingsgebied en de natuurparel langs de Keersop zijn de volgende<br />

natuurdoeltypen aangewezen: 10% moeras, 40% vochtig bloemrijk grasland en braam/ doornstruweel<br />

en 25% droog bloemrijk grasland en braam/doornstruweel, en 25% beuken-eikenbos. Het te<br />

compenseren gebied bestaat momenteel uit regulier beheerd agrarisch gebied en is momenteel van<br />

belang voor enkele meer kritische vogelsoorten van agrarisch gebied (Gele kwikstaart, Roodborstta-<br />

Hoofdstuk 7<br />

163


puit). In en direct langs de Keersop komen echter bijzondere vegetaties voor met soorten als Haaksterrenkroos<br />

en Kleine egelskop. Deze vegetaties zijn moeilijker vervangbaar. Door het nemen van mitigerende<br />

maatregelen kunnen deze vegetaties behouden blijven. Voor de actuele waarde van het natuurontwikkelingsgebied<br />

is geen kwaliteitstoeslag nodig. Compensatie van het natuurontwikkelingsgebied<br />

dient te bestaan uit realisatie van de genoemde natuurdoeltypen.<br />

Naast de oppervlakte die daadwerkelijk verdwijnt, wordt een deel van de overgebleven GHS aangetast<br />

door verstoring en versnippering. Voor verstoring bestaan alleen vastgestelde compensatiemethoden<br />

voor geluidsverstoring van broedvogels (Reijnen, 1992 44<br />

). Aan de hand van gegevens uit deze methode<br />

en voorspelde geluidscontouren zijn compensatieoppervlakten berekend voor verstoring van GHS.<br />

Versnippering van de GHS als geheel treedt op, doordat een barrière wordt aangelegd tussen de<br />

beekdalen. Daarnaast wordt door de Lage Heideweg een barrière gevormd in de Keersop. Deze effecten<br />

zijn getoetst in de Voortoets (Mertens, 2006b). Hierin is aangegeven dat door het nemen van mitigerende<br />

maatregelen de barrièrewerking opgeheven kan worden. Deze maatregelen bestaan uit het<br />

plaatsen van een kunstwerk voor de nieuwe doorkruising van de Keersop in combinatie met afwaardering<br />

van de bestaande doorkruising, en de aanleg van een natte migratieroute ten zuiden van het geplande<br />

bedrijventerrein <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid.<br />

Vernietiging van potentiële natuurwaarden is aan de orde bij het natuurontwikkelingsgebied en de<br />

natuurparel langs de Keersop. Voor realisatie van deze natuurwaarden zijn reeds gelden en instrumentarium<br />

gegarandeerd. Potentiële natuurwaarden dienen te worden gecompenseerd middels het planologisch<br />

veiligstellen van gelijkwaardige gebieden en/of het daadwerkelijk tot ontwikkeling brengen<br />

van een deel van de resterende potenties of aanleg van landschapselementen. De tweede mogelijkheid<br />

is echter in dit geval niet aan de orde, aangezien het gebied in de EHS ligt en er derhalve al middelen<br />

voor natuurontwikkeling beschikbaar zijn (artikel 4.2 van de beleidsregel). Daarom wordt de<br />

schade aan de potentiële natuurwaarden gecompenseerd door planologische veiligstelling van een<br />

gelijkwaardig gebied. Deze dienen te liggen in een beekdal in de nabijheid van het plangebied.<br />

Vaststelling compensatiegebieden<br />

Compensatie van GHS-gebieden dient volgens de provinciale beleidsregel bij voorkeur plaats te vinden<br />

binnen de GHS in de nabijheid van de aantasting. Compensatie binnen de EHS is niet toegestaan. Binnen<br />

het plangebied <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid zijn gebieden bestemd voor natuurontwikkeling.<br />

Voor nadere concretisering van compensatie wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent beschreven<br />

staat in het natuurcompensatieplan (bijlage 5 van het bijlagenboek behorende bij het bestemmingsplan<br />

) en hetgeen hieromtrent is opgenomen in hoofdstuk 2 van dit plan.<br />

44<br />

Reijnen, M.J.S.M., Veenbaas, G. en Foppen, R.P.B. 1992. Het voorspellen van het effect van snelverkeer op broedvogelpopulaties.<br />

DWW / IBN.<br />

164<br />

Deel B - Verantwoording


8. UITVOERINGSASPECTEN<br />

8.1 Economische uitvoerbaarheid<br />

De totale planontwikkeling van de Lage Heideweg is getoetst op haar economische uitvoerbaarheid<br />

en uitvoerbaar bevonden. Door de <strong>gemeente</strong> is gedurende de verschillende fases van procestraject van<br />

het bestemmingsplan de financiële uitvoerbaarheid van het plan bewaakt aan de hand van een exploitatiebegroting.<br />

In deze begroting wordt naast de financieringslasten rekening gehouden met inflatie,<br />

kosten- en opbrengsten gedurende de looptijd van het plan.<br />

In het kader van de formele vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan (ontwerp en vast te stellen<br />

bestemmingsplan) is inzicht verschaft over de financiële uitvoerbaarheid van het plan zoals besloten<br />

in de <strong>gemeente</strong>raad.<br />

Eind 2008 (3 november 2008) hebben de <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk samen met de provincie<br />

Noord-Brabant een intentieovereenkomst getekend omtrent de aanleg van de Lage Heideweg.<br />

Tevens is hierin afgesproken dat de provincie Noord-Brabant de aan te leggen Heideweg na realisering<br />

in onderhoud en beheer overneemt. Het betreft immers een provinciale weg. Ook staat de provincie<br />

garant voor het grootste gedeelte van de kosten van de aanleg van de weg.<br />

Dit uitgangspunt staat ook verwoord in het Brabants Meerjarenprogramma<br />

Infrastructuur en Transport. De totale projectkosten bedragen € 1<strong>1.</strong>220.000,--. Waarbij de kosten als<br />

volgt zijn verdeeld:<br />

- Provincie Noord-Brabant € 7.320.000,--<br />

- Regio € 2.000.000,--<br />

- SRE € <strong>1.</strong>900.000,--<br />

De bijdrage vanuit de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>, namelijk € 2.000.000,-- is beschikbaar in de algemene<br />

reserve van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>. Daarnaast is door de <strong>gemeente</strong> in de algemene reserve ook<br />

nog een bedrag beschikbaar van € <strong>1.</strong>000.000,-- voor aanvullende en onvoorziene uitgaven.<br />

Bovendien zullen de <strong>gemeente</strong>n <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk samen met de provincie Noord-Brabant<br />

nog een uitvoeringsovereenkomst sluiten. Op basis van de dan beschikbare en bekende begrotingen<br />

zullen de hiervoor genoemde bedragen worden geactualiseerd en waar nodig worden bijgesteld.<br />

Hoofdstuk 8<br />

165


166<br />

Deel B - Verantwoording


9. INSPRAAK EN PROCEDURE<br />

9.1 Inleiding<br />

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven<br />

is dat tussen <strong>gemeente</strong> en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden<br />

gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat<br />

belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna<br />

kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.<br />

9.2 Inspraak<br />

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat<br />

het de <strong>gemeente</strong> vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening.<br />

In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een <strong>gemeente</strong>lijke<br />

inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun<br />

mening kenbaar kunnen maken. Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening<br />

opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een inspraakverslag dat integraal<br />

in paragraaf 9.4 is opgenomen.<br />

9.3 Wettelijk (voor)overleg<br />

Het besluit ruimtelijke ordening 45<br />

geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van<br />

een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken <strong>gemeente</strong>n en waterschappen<br />

en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening<br />

of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die<br />

in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De uitkomsten van deze<br />

reacties zijn verwoord in een verslag dat integraal in paragraaf 9.4 is opgenomen De reacties van deze<br />

instanties zijn, waar nodig, in dit plan verwerkt.<br />

9.4 Verslag inspraak en wettelijk vooroverleg<br />

In het kader van het bepaalde in de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan<br />

‘Lage Heideweg’, gedurende een periode van vier weken vanaf 23 augustus 2007 ter<br />

inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn diverse zienswijzen ingediend. Tevens heeft er d.d. 3<br />

september 2007 een informatie-avond plaatsgevonden. Tijdens deze avond zijn 3 zienswijzen naar<br />

voren gebracht. Het verslag van deze avond maakt onderdeel uit van het onderhavige eindverslag.<br />

Ook worden de reacties welke in 2006 zijn ingediend naar aanleiding van de eerdere tervisielegging<br />

van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan meegenomen. In het kader van het vooroverleg<br />

ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn 4 reacties binnengekomen.<br />

45<br />

Besluit ruimtelijke ordening, art. 3.<strong>1.</strong>1, 21 april 2003, Stb. 145 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening<br />

Hoofdstuk 9<br />

167


In dit inspraakverslag worden de verschillende reacties/zienswijzen besproken. Cursief is de reactie/zienswijze<br />

weergegeven, waarna een reactie van de <strong>gemeente</strong> is geformuleerd.<br />

9.4.1 Reacties in kader van vooroverleg<br />

<strong>1.</strong> Reacties in het kader van vooroverleg ex artikel 3.<strong>1.</strong><strong>1.</strong> Besluit ruimtelijke ordening 10 46<br />

a. Provinciale Planologische Commissie/dienstadvies REW van de provincie Noord-Brabant<br />

a. Verzocht wordt om nader in te gaan op de alternatieven voor de ontsluitingsweg achter de Mgr.<br />

Smetsstraat.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In de toelichting van het plan zal ingegaan worden op de alternatieven voor de de ontsluitingsweg<br />

achter de Mgr. Smetsstraat.<br />

b. De locaties voor de compensatie dienen in het vastgestelde bestemmingsplan planologisch te zijn<br />

veiliggesteld. Compensatie dient buiten de EHS plaats te vinden. Dit geldt ook gedeeltelijk voor<br />

gebieden welke onder invloed staan van geluid- of lichtverstoring.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In het bestemmingsplan is in paragraaf 2.3 en in een bijlage 6 de compensatieverplichting ten gevolge<br />

van de voorziene realisatie van de Lage Heideweg beschreven. Aangegeven is tengevolge waarvan<br />

compensatie nodig is, de omvang van compensatie en waar de compensatie voorzien is. Aangezien<br />

een groot deel van de compensatie zal plaatsvinden in gebieden ver buiten het plangebied van dit<br />

bestemmingsplan gesitueerd, zal de juridische-planologische verankering ervan plaatsvinden in andere<br />

bestemmingsplannen.<br />

c. In het vastgestelde bestemmingsplan moeten keuzes gemaakt zijn omtrent de aanleg van geluidwerende<br />

voorzieningen. Tevens dient indien noodzakelijk, een besluit omtrent ontheffing wegverkeerslawaai<br />

Wet geluidhinder, deel uitmaken van het vastgestelde bestemmingsplan.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In voorliggend bestemmingsplan is op basis van de resultaten van een uitgevoerd akoestisch onderzoek<br />

gekozen voor het realiseren van geluidwerende voorzieningen (op twee locaties) in combinatie<br />

met ontheffingen van de voorkeursgrenswaarden. De aanleg van de geluidwerende voorzieningen<br />

kan conform de verbeelding in combinatie met plan<strong>regels</strong> plaatsvinden op de locaties, waar deze conform<br />

het akoestisch onderzoek gesitueerd dienen te worden.<br />

De besluiten betreffende de ontheffing van de voorkeursgrenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder<br />

zullen voorafgaand aan of tegelijkertijd met het vaststellen van het bestemmingsplan door<br />

het bevoegd gezag afgegeven worden.<br />

46<br />

Het bestemmingsplan Lage Heideweg is als voorontwerp bestemmingsplan ter beoordeling toegezonden aan de overleginstanties<br />

op basis van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (voor de inwerkingtreding van de nieuwe<br />

wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening per 1 juli 2008).<br />

168<br />

Deel B - Verantwoording


d. Gevraagd wordt om in het vastgestelde bestemmingsplan vast te leggen op welke wijze het bestaande<br />

wegdek van de Luikerweg als compenserende maatregel voor het stiltegebied De Malpie<br />

wordt geborgd.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voorgesteld wordt het bestaande wegdek van de Luikerweg (DAB) te vervangen door een geluidarme<br />

wegdekverharding, bijvoorbeeld ZOAB. door de betreffende wegbeheerder. Dit kan plaatsvinden bij<br />

vervanging van het bestaande wegdek in het kader van onderhoud.<br />

e. Gevraagd wordt om het luchtkwaliteitsonderzoek te verhelderen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Aan het verzoek zal gehoor gegeven worden.<br />

f. Er wordt verzocht om aan te geven op welke wijze met de watertoets van het waterschap is omgegaan.<br />

Eveneens wordt gevraagd om de opmerkingen van het provinciale Bureau Grondwater<br />

toe te voegen aan het bestemmingsplan.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het bestemmingsplan Lage Heideweg is ter beoordeling toegezonden aan het waterschap, daarnaast<br />

heeft er overleg plaatsgevonden in het kader van de watertoets met het waterschap. Op basis van de<br />

voorgelegde stukken en mondelinge informatieverstrekking kan het waterschap instemmen met voorliggend<br />

plan.<br />

Over de concrete inrichting van het plangebied zal het waterschap geïnformeerd worden.<br />

g. Geadviseerd wordt om in de toelichting ook de “inrichtingsvisie Keersop en Beekloop” te betrekken.<br />

Dit geldt in het bijzonder voor het aspect waterberging en het aspect beekherstel.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In het bestemmingsplan zal aandacht besteed worden aan de inrichtingsvisie Keersop en beekloop,<br />

voor wat betreft de aspecten waterberging en beekherstel.<br />

h. Verzocht wordt om de bestaande overstromingsgebieden aan te geven op de verbeelding en het<br />

bijbehorende aanlegvergunningenstelsel in de <strong>regels</strong> op te nemen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In het (ontwerp)bestemmingsplan is binnen de bestemming natuur rekening gehouden met de mogelijkheid<br />

om de gronden binnen deze bestemming mede een functie ten behoeve van waterberging-<br />

/inundatiegebied mee te geven. Tevens is in de plan<strong>regels</strong> een aanlegvergunningstelsel opgenomen<br />

ter waarborging van de functie van het gebeid als waterbergings-/inundatiegebied.<br />

i. Gevraagd wordt om het rood met groen beleid in het bestemmingsplan concreet vorm te geven.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het rood met groen beleid zal in de toelichting van het bestemmingsplan nader geconcretiseerd worden.<br />

Hoofdstuk 9<br />

169


j. Geadviseerd wordt om een beschrijving van de landschappelijke inpassing van de nieuwe wegen<br />

toe te voegen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In de toelichting van het (ontwerp) bestemmingsplan zal aandacht besteed worden aan de landschappelijke<br />

inpassing van de nieuwe wegen.<br />

k. Verzocht wordt om de archeologische waarden nader in kaart te brengen en indien deze waarden<br />

worden aangetroffen, om deze planologisch te beschermen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Op basis van uitgevoerde archeologische veldonderzoeken zijn de meest actuele waarden van het<br />

plangebied in beeld gebracht (zie toelichting). Voor die delen in het plangebied waar nog een nader<br />

proefsleuven onderzoek dient te worden uitgevoerd is een juridisch-planologische bescherming opgenomen<br />

in de vorm van een dubbelbestemming (‘Waarde-Archeologie’) ter voorkoming dat de gronden<br />

verstoord worden alvorens het nader onderzoek is uitgevoerd.<br />

l. De financiële uitvoerbaarheid is niet inzichtelijk gemaakt.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

De financiële uitvoerbaarheid van het plan zal op hoofdlijnen inzichtelijk worden gemaakt in het<br />

(ontwerp)bestemmingsplan.<br />

b. Waterschap de Dommel<br />

a. Er is onduidelijkheid in hoeverre er al een definitief tracé is gekozen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Op de verbeelding is het voorkeurstracé, zoals bepaald in de MER, opgenomen. Dit houdt dus in dat<br />

het <strong>gemeente</strong>bestuur expliciet heeft gekozen voor de voorkeursvariant.<br />

b. Het toepassen van drainage is in strijd wegens de ligging in het keurbeschermingsgebied en het<br />

attentiegebied.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het tracé is gedeeltelijk gelegen in het keurbeschermingsgebied. Bij de nadere civieltechnische uitwerking<br />

van de Lage Heideweg, zal het waterschap worden benaderd op welke wijze een en ander conform<br />

de eisen van het waterschap kan worden gerealiseerd.<br />

c. Verzocht wordt om aan te geven hoe aan het beekherstel van de Keersop invulling wordt gegeven<br />

en om een ander in de plan<strong>regels</strong> op te nemen.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

De bestemming “Natuur” zal conform verzoek worden aangevuld.<br />

d. Verzocht wordt om nader aan te geven dat de aanleg van de Lage Heideweg geen gevolgen heeft<br />

voor het functioneren van de waterberging. Ook wordt verzocht om de overstromingsgebieden op<br />

de verbeeldingen aan te geven.<br />

170<br />

Deel B - Verantwoording


Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

In het ontwerpbestemmingsplan zal de passage over functioneren van de waterberging worden aangevuld.<br />

Voor wat betreft het opnemen van de overstromingsgebieden op de verbeelding zal van <strong>gemeente</strong>wege<br />

alleen in het geval van een concreet waterbergingsgebied, zoals opgenomen in het reconstructieplan<br />

“Boven-Dommel” dit een vertaling krijgen op de verbeelding.<br />

Deze reactie leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan:<br />

- de toelichting onder 7.4 wordt op een aantal punten aangevuld;<br />

- aan de bestemming “Natuur” (artikel 4) wordt beekherstel toegevoegd.<br />

c. <strong>gemeente</strong> Eersel<br />

Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

d. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven<br />

Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

e. Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening<br />

Dit plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />

9.4.2 Zienswijzen <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening<br />

A. Reacties uit 2006:<br />

Inwoners van Dommelen Zuid; p/a Westerhovenseweg 2.<br />

Briefschrijver stelt tegen de aanleg van de Lage Heideweg te zijn als gebiedsontsluitingsweg en als<br />

mogelijke autoweg richting Veldhoven. In de brief worden een aantal alternatieve oplossingen c.q.<br />

tracés voorgesteld. Tevens wordt verwezen naar een inrichtingsplan in voorbereiding ten behoeve van<br />

de Keersop.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. De noodzaak van de weg wordt uiteengezet in de MER. Voor de goede orde<br />

wordt hier nogmaals herhaald dat de Lage Heideweg primair bedoeld is als ontsluitingsweg te behoeve<br />

van het plangebied “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

Hoofdstuk 9<br />

171


In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />

Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />

de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Met betrekking tot de natuurontwikkelingsplannen rondom de Keersop kan verwezen worden naar<br />

het “Landinrichtingsproject Keersop – Bergeijk”. Dit is een separaat plan en maakt derhalve geen onderdeel<br />

uit van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />

de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />

wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />

procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />

Stichting Bewonersplatform de Malpie; p/a Westerhovenseweg 2.<br />

Deze reactie is inhoudelijk identiek aan de brief van “Inwoners Dommelen-Zuid”, zodat hier integraal<br />

naar verwezen wordt.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Zie reactie onder “Inwoners van Dommelen Zuid”.<br />

Milieuwerkgroep <strong>Valkenswaard</strong>; p/a Twijnderlei 1<strong>1.</strong><br />

De milieuwerkgroep kan zich niet vinden in de voorgenomen vorm van de Lage Heideweg. Dit gezien<br />

op de beoogde toekomstige functie als mogelijke doortrekking van de om te leggen N69.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. Wellicht ten overvloede wordt hier nogmaals opgemerkt dat de Lage Heideweg primair<br />

bedoeld is als ontsluitingsweg ten behoeve van het plangebied “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />

Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />

de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />

de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />

wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />

procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />

A.J. van de Laak, Luikerweg 137.<br />

De heer Van de Laak brengt de volgende punten naar voren:<br />

a. Bereikbaarheid eigendommen in relatie tot de verkeersveiligheid;<br />

b. aantasting wooncomfort door vermeerdering verkeersbewegingen/negatieve gevolgen voor de<br />

bedrijfsvoering;<br />

c. toename luchtvervuiling;<br />

d. overlast door lichtvervuiling door verkeer;<br />

e. trillingsschade;<br />

f. waardevermindering van de woning.<br />

172<br />

Deel B - Verantwoording


Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

a. Gelet op de ligging van de percelen van de heer Van de Laak nabij de geprojecteerde rotonde, is<br />

er ons inziens geen sprake van een groot snelheidsverschil met het doorgaande verkeer, omdat het<br />

verkeer juist aan het afremmen of optrekken is. Bovendien zal bij het ontwerp van de aansluitingen<br />

op de Lage Heideweg en de Luikerweg rekening gehouden worden met een zo veilig mogelijke<br />

inrichting ten behoeve van het in- en uitvoegende verkeer.<br />

b. Het doorgaande verkeer zal gebruik maken van de aansluiting van de Luikerweg op de geprojecteerde<br />

rotonde. De Luikerweg komt derhalve verder van de woning Luikerweg 137 te liggen. Het<br />

gedeelte van de Luikerweg dat ter plaatse gehandhaafd blijft krijgt een bestemmingsverkeerfunctie.<br />

Uit het akoestische onderzoek blijkt in hoeverre een en ander voldoet aan de in de Wet geluidhinder<br />

benoemde grenswaarden. Indien blijkt dat de voorkeurgrenswaarde ter plaatse van de<br />

woning Luikerweg 137 wordt overschreden, dient er een ontheffing Wet geluidhinder worden<br />

verleend dan wel moeten er voorzieningen worden getroffen. In het ontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” zal het <strong>gemeente</strong>bestuur bepalen hoe hier voor de woning Luikerweg 137 mee<br />

om te gaan.<br />

De stelling dat de het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan leidt tot negatieve gevolgen<br />

voor de ter plaatse aanwezige bedrijfsvoering, kunnen wij niet onderschrijven. Immers feitelijk<br />

komt het perceel Luikerweg 137 verder van de doorgaande verkeersroute te liggen.<br />

c. Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding<br />

van de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 geldende normen voor fijnstof en stikstof binnen en<br />

direct aangrenzend op het plangebied. Een en ander is ook in de MER inzichtelijk gemaakt. Op dit<br />

moment voldoet de situatie overigens ook aan de wettelijke normen.<br />

Ook na de geprojecteerde aanleg van de Lage Heideweg voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse aan<br />

de wettelijke normen.<br />

d. De verwachting van briefschrijver met betrekking tot de hinder van koplampen is tot op zekere<br />

hoogte reëel. Immers autoverkeer vanuit Dommelen dat op de geprojecteerde rotonde afslaat op<br />

de Luikerweg zal zorgen voor lichtoverlast. Bij de inrichting van deze rotonde zal gekeken worden<br />

in hoeverre door het aanbrengen van beplanting de overlast tot een aanvaardbaar niveau zal<br />

worden beperkt.<br />

e. In het voorontwerpbestemmingsplan (versie 2007) is een paragraaf inzake trillingen opgenomen.<br />

Hieruit blijkt dat indien er sprake is van trillingen dit plaatsvindt binnen een zone van circa 50 meter<br />

van de weg. De geprojecteerde Lage Heideweg is meer dan 50 meter gelegen vanaf het pand<br />

Luikerweg 137. Daarnaast wordt de Luikerweg ter hoogte van het pand Luikerweg 137 verlegd,<br />

zodat ons inziens de vrees voor trillinghinder onterecht is.<br />

f. Indien briefschrijver van mening is dat door de planologische wijziging de waarde van zijn eigendommen<br />

afneemt, bestaat er de mogelijkheid om na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan<br />

een planschadeclaim op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening in te dienen.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 9<br />

173


Sallaerts Holding BV, postbus 160 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Deze reactie heeft primair betrekking op de locatie van het geprojecteerde benzineservicestation.<br />

Vanuit de optiek van de briefschrijver is een locatie nabij de rotonde met de Luikerweg beter. Dit gelet<br />

op milieu-, verkeerstechnische en bedrijfseconomische redenen. Indien de locatie van het geplande<br />

benzineservicestation niet gewijzigd kan worden, is een verplaatsing naar de overzijde om verkeerstechnische<br />

redenen te prevaleren.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />

- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />

- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />

- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />

Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om ter<br />

plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />

vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder voorwaarden<br />

wel of niet mogelijk om LPG door te zetten. Met betrekking tot de opmerkingen betreffende verkeersveiligheid<br />

kan opgemerkt worden dat bij het verdere ontwerp van de aansluiting van de verlegde<br />

Mgr. Smetsstraat op de Lage Heideweg hiermee rekening wordt gehouden.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

J.C.H.M. Verouden, Soltstede 25 te Vries.<br />

De heer Verouden is eigenaar van het perceel Mgr. Smetsstraat 14 en aangrenzend landbouwperceel.<br />

Hij heeft dan ook bezwaren met de aanleg van de Lage Heideweg over het in eigendom zijnde landbouwperceel.<br />

De heer Verouden stelt dan ook voor om:<br />

a. de Lage Heideweg verdiept aan te leggen;<br />

b. het aanleggen van een ontsluiting van de woning Mgr. Smetsstraat 14 naar de omleidingsweg<br />

achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat;<br />

c. de omleidingsweg 50 meter te verplaatsen richting de Keersop.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

a. Uit het akoestische onderzoek blijkt dat er niet een zodanige geluidsbelasting op grond van het<br />

bepaalde in de Wet geluidhinder is te verwachten, dat een verdiepte aanleg vanuit akoestische optiek<br />

noodzakelijk is. Bovendien zijn aan een verdiepte aanleg meerkosten verbonden, welke ons<br />

inziens niet in verhouding staan met de landschappelijke meerwaarde van een verdiepte aanleg.<br />

Bovendien is gelet op de geplande aansluitingen met de langzaamverkeerroute van de Westerhovenweg<br />

alsmede met de geplande rotonde ten behoeve van de ontsluiting van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” een verdiepte aanleg vanuit technische en verkeerveiligheidsredenen ongewenst.<br />

b. Aangezien de geprojecteerde omleidingsweg in beginsel een doorstroomfunctie krijgt en het beleid<br />

erop gericht is om zo weinig mogelijk aansluitingen op dergelijke wegen aan te takken, zij wij<br />

op voorhand niet voornemens om medewerking te verlenen aan de aanleg van de gewenste ontsluiting.<br />

Een en ander des te meer nu ons onduidelijk is in hoeverre deze ontsluiting met inachtneming<br />

van de geldende wet- en regelgeving is gerealiseerd.<br />

c. Alhoewel het verzoek om de omleidingsweg achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat meer<br />

richting de Keersop om te leggen op het eerste gezicht logisch lijkt, is dit in de praktijk niet ge-<br />

174<br />

Deel B - Verantwoording


wenst. Immers vanuit de provincie is in een beginstadium van de planvorming kenbaar gemaakt<br />

dat het Keersopdal en aanliggende gronden gelet op de aanwezige natuurwaarden zoveel beschermd<br />

moeten worden. Een en ander wordt nadrukkelijke uiteengezet in de MER/SMB. Het opschuiven<br />

van de omleidingsweg in deze richting wordt op voorhand als niet haalbaar geacht. Ook<br />

kleven er verkeerstechnisch de nodige bezwaren aan de voorgestelde wegverschuiving. Door de<br />

gewenste verlegging ontstaat er een scherpe bocht waardoor er qua bochtstralen en aansluiting<br />

op de Lage Heideweg c.q. het benzineservicestation slecht een zeer beperkte ruimte overblijft voor<br />

een verkeersveilige aansluiting.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

P.F.M. van Gerven, Bremlaan 72 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

De heer Van Gerven is van mening dat de Lage Heideweg enkel dient ter ontsluiting van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”en derhalve niet noodzakelijk is.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de nut en noodzaak van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage<br />

Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, wordt hier nogmaals uitdrukkelijk op<br />

ingegaan.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

De heer Van Dalen is van mening dat onderverwijzing van eerdere brieven en reacties dat het voorontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” (versie 2006) gelet op de opmerkingen, zoals deze zijn<br />

gemaakt door de commissie MER, niet verder in procedure kan worden genomen. Daarnaast wordt de<br />

splitsing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan en het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid” ter discussie gesteld.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />

wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Nu de definitieve MER voorhanden is, hebben wij er voor gekozen om het aangevulde voorontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” opnieuw in procedure te brengen.<br />

Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />

het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />

Aangezien de heer Van Dalen in deze procedure een zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier<br />

kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

Hoofdstuk 9<br />

175


Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

A.I.W. Jansen, Victoriedijk 27 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijver vreest dat door de verharding van het naast zijn perceel gelegen zandpad er sluipverkeer<br />

ontstaat waardoor er overlast kan plaatsvinden. Voor het overige van de reactie sluit de briefschrijver<br />

aan bij de reactie van R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het door briefschrijver bedoelde zandpad is gelegen buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Wel is er een aftakking voorzien van de geprojecteerde rotonde Lage Heideweg/Luikerweg<br />

welke aansluit op het bedoelde zandpad. Deze aftakking heeft de bestemming<br />

“Verkeer – vb”. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bestemmingsverkeer, parkeervoorzieningen<br />

en fietspaden. De vrees voor gemotoriseerd sluipverkeer is dan ook niet terecht.<br />

Voor het overige kan kortheidshalve gewezen worden naar de reactie onder “R.J.M. van Dalen, Victoriedijk<br />

25 te <strong>Valkenswaard</strong>”.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Agriteam makelaars, namens V.O.F. Wienholts, Venbergseweg 34 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijver heeft moeite met de projectering van de Lage Heideweg op gronden van zijn cliënten.<br />

Des te meer nu het bedrijf per voorkeur op de huidige locatie gehandhaafd wenst te blijven.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de tracékeuze wordt hier kortheidshalve verwezen naar de<br />

inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage<br />

Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden, wordt uitgebreid ingegaan op<br />

de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Inmiddels is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met V.O.F. Wienholts om te komen tot een aankoop van de benodigde<br />

gronden.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Agriteam makelaars, namens mevrouw Wienholts – Baakman, Victoriedijk 5 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijver vraagt namens zijn cliënte om meer duidelijkheid voor wat betreft de uiteindelijke planinvulling.<br />

Tevens wordt de vrees geuit voor planschade.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />

wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid”. Binnen dit bestemmingsplan is het pand/perceel Victoriedijk voorzien van een uit te werken<br />

bedrijvenbestemming en is de woning aangeduid als bestaande bedrijfswoning. Bij de uitwerking van<br />

deze plannen bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting van het<br />

plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Hiernaast is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met V.O.F. Wienholts om te komen tot de aankoop van de benodigde<br />

gronden.<br />

176<br />

Deel B - Verantwoording


Indien briefschrijver van mening is dat door de planologische wijziging de waarde van zijn eigendommen<br />

afneemt, bestaat er de mogelijkheid om na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan<br />

een planschadeclaim op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet ruimtelijke ordening in<br />

te dienen bij ons college.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Agriteam makelaars, namens J.C.J. Willems, Luikerweg 134 te <strong>Valkenswaard</strong> .<br />

Briefschrijver uit namens zijn cliënt zijn ongenoegen omtrent de planvorming betreffende “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”<br />

en vreest voor overlast door aanleg van de Lage Heideweg.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />

wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />

van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Hiernaast is de <strong>gemeente</strong> in gesprek met J.C.J. Willems om te komen tot de aankoop van<br />

de benodigde gronden.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

M. Kraat, Zandschel 19, D. van Diepen, Zandstraat 4 en P. Peeters Cruseathof 17, allen te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijvers richten zich primair op de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. Voor wat betreft het<br />

voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg’ (versie 2006) wordt opgemerkt dat een koppeling van<br />

beide plannen te prematuur is. Gelet op het feit dat de geprojecteerde weg dwars door natuurgebieden<br />

loopt om bestaande verkeersproblemen op te lossen rechtvaardigt nog niet een gebiedsontwikkeling.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />

wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />

van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />

MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />

ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. Echter met dien verstande dat<br />

de invulling van de Lage Heideweg tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet in het bestemmingsplan<br />

wordt mogelijk gemaakt. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken) dient een separate<br />

procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening gevolgd te worden.<br />

Hoofdstuk 9<br />

177


Karel Roes, Barentszstraat 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijver richt zich primair op de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”. Voor wat betreft het<br />

voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg’ (versie 2006) wordt opgemerkt dat deze weg noodzakelijk<br />

wordt geacht voor de planontwikkeling “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is inmiddels door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Hierin<br />

wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het toekomstige bedrijventerrein “<strong>Valkenswaard</strong>-<br />

Zuid”. Bij de uitwerking van deze plannen op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening (WRO) bestaat de mogelijkheid om te reageren op de voorgestelde nadere inrichting<br />

van het plangebied. Echter dit past buiten de begrenzing van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de Lage Heideweg wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />

MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />

ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Reacties uit 2007<br />

In het kader van het bepaalde in de <strong>gemeente</strong>lijke inspraakverordening heeft het aangepaste en aangevulde<br />

voorontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg”, gedurende een periode van vier weken<br />

vanaf 23 augustus 2007 ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn de volgende schriftelijke reacties<br />

ontvangen:<br />

Victor van Wagenberg en Marloes Ruiter, Mgr. Smetsstraat 18 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Briefschrijvers verzoeken om het bouwvlak, zoals deze is opgenomen op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan<br />

voor de woning Mgr. Smetsstraat 18 te vergroten conform bijgevoegde<br />

tekening.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Stedenbouwkundig bestaan er geen bezwaren om de aangebouwde schuur bij de bestaande woning<br />

Mgr. Smetsstraat 18 te betrekken. Voor de goede orde dient hier wel opgemerkt te worden dat het<br />

geen nieuwe woonbestemming betreft, maar een uitbreiding van het bebouwingsvlak van de woning<br />

Mgr. Smetsstraat 18.<br />

Deze reactie leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

Milieuwerkgroep <strong>Valkenswaard</strong>; p/a Twijnderlei 1<strong>1.</strong><br />

De milieuwerkgroep is van mening dat er een bestemmingsplan opgesteld dient te worden, omdat er<br />

sprake is van de beoogde aanleg van de “west-tangent”. Daarnaast is het onduidelijk op welke wijze<br />

de ontheffingen op grond van de Flora en Faunawet en de natuurcompenserende maatregelen zijn<br />

opgepakt.<br />

178<br />

Deel B - Verantwoording


Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de functie van de beoogde Lage Heidewegg wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage<br />

Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />

wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en<br />

keuzes.<br />

Bovendien maakt het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan de invulling van de Lage Heideweg<br />

tot een gedeelte van de omlegging van de N69 niet mogelijk. Bij een ander wegprofiel (meer rijstroken)<br />

dient een separate procedure met bijbehorende onderzoeken op grond van de Wet ruimtelijke<br />

ordening gevolgd te worden.<br />

In het kader van de natuuronderzoeken behorende bij de MER/SMB is rekening gehouden met het<br />

bedoelde rapport van de vogelwerkgroep de Kempen. Tevens zal in het ontwerpbestemmingsplan de<br />

natuurcompensatie verder worden uitgewerkt aan de hand van een natuurcompensatieplan. Voor de<br />

eventueel benodigde ontheffing op grond van de Flora en Faunawetgeving geldt een separaat traject,<br />

wat los staat van het bestemmingsplantraject. Naar verwachting zal er een 4-tal ontheffingen moeten<br />

worden aangevraagd.<br />

De opmerkingen voor wat betreft de natuurcompensatie leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

P.G. Swinkels, Mgr. Smetsstraat 40 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

De heer Swinkels heeft de volgende opmerkingen:<br />

a. De heer Swinkels verzoekt om de Lage Heideweg 100 meter van zijn woning te projecteren gelet<br />

de gevreesde aantasting van het leef- en woongenot;<br />

b. De heer Swinkels is tegen de mogelijke vestiging van een benzineservicestation, dit gelet op het<br />

feit dat er voldoende benzineverkooppunten in de omgeving aanwezig zijn;<br />

c. De heer Swinkels vreest voor waardevermindering van zijn woning.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

a. De Lage Heideweg is op circa 60 meter geprojecteerd van de woning van de heer Swinkels.<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over de tracékeuze wordt hier kortheidshalve verwezen naar de<br />

inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk<br />

MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>” wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan<br />

ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Een verlegging van de Lage Heideweg is derhalve niet aan de orde. Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek<br />

blijkt dat er geen sprake zal zijn van een overschrijding van de in het Besluit<br />

luchtkwaliteit 2005 geldende normen voor fijnstof en stikstof binnen en direct aangrenzend op<br />

het plangebied. Een en ander is ook in de MER inzichtelijk gemaakt.<br />

Ook na de geprojecteerde aanleg van de Lage Heideweg voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse aan<br />

de wettelijke normen.<br />

Hoofdstuk 9<br />

179


Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er niet een zodanige geluidsbelasting op grond van het<br />

bepaalde in de Wet geluidhinder is te verwachten, dat een verlegging van de weg vanuit akoestische<br />

optiek noodzakelijk is.<br />

b. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />

- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />

- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />

- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />

Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om<br />

ter plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />

vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder<br />

voorwaarden wel of niet mogelijk om LPG door te zetten.<br />

c. Op grond van het bepaalde in artikel 49 WRO bestaat de mogelijkheid om na inwerkingtreding<br />

van het onderhavige bestemmingsplan een planschadeverzoek in te dienen . Hiervoor geldt een<br />

separate procedure.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

A.J. van de Laak, Luikerweg 137 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Feitelijk is deze zienswijze een herhaling van de reactie van de heer Van de Laak uit 2006.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de <strong>gemeente</strong>lijke reactie naar aanleiding van de reactie van<br />

de heer Van de Laak uit 2006 (blz. 4 en 5).<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />

Stichting Belangenplatform “De Malpie e.o.”, p/a Westerhovenseweg 2 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Kort gezegd komt het erop neer dat de stichting tegen de aanleg van de geplande Lage Heideweg is.<br />

Tevens heeft men bedenkingen tegen de mogelijke vestiging van een benzineverkooppunt. Daarnaast<br />

is de mening toegedaan dat het bijbehorende M.E.R. onvolledig is en dat er een nieuwe M.E.R. dient<br />

te worden opgesteld.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />

wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Het opnemen van een tankstation vloeit voort uit een aantal overwegingen. <strong>Valkenswaard</strong> Zuid kent<br />

een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein, de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen<br />

rijks- en provinciale wegen. Bovendien moet het mogelijk zijn om bestaande tankstations binnen de<br />

kern <strong>Valkenswaard</strong> te kunnen verplaatsen.<br />

180<br />

Deel B - Verantwoording


In het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (commissie MER) d.d. 13 juni<br />

2007, welke als bijlage onderdeel uitmaakt van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan, wordt<br />

uitgebreid ingegaan op de in eerder moment door de commissie MER gemaakte opmerkingen. Deze<br />

opmerkingen hadden betrekking op het onderzoek naar de beekprik, de autonome ontwikkeling van<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de relatie met de toekomstige N69. Voor een uitgebreide toelichting hierop<br />

verwijzen wij u kortheidshalve naar het bijgevoegde toetsingsadvies.<br />

Mede op basis van de opmerkingen van de commissie MER en de lopende ontwikkelingen omtrent de<br />

mogelijke omlegging van de N69 is in het opnieuw ter inzage gelegde voorontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” uitgegaan van een wegprofiel met 2 x 1 stroken. De commissie MER is van mening<br />

dat voor de mogelijke ombouw van de Lage Heideweg naar N69 een verdergaand onderzoek gedaan<br />

dient te worden waarbij de N69-varianten meegenomen worden. Aangezien een dergelijk integraal<br />

onderzoek op dit moment te prematuur wordt geacht is er voor gekozen om in het geval van een opwaardering<br />

van de Lage Heideweg tot N69 een nieuw bestemmingsplan op te stellen en in procedure<br />

te brengen.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />

Inwoners van Dommelen-Zuid, p/a Westerhovenseweg 2 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

Deze reactie is inhoudelijk identiek aan de brief van “Stichting Belangenplatform de Malpie e.o.”, zodat<br />

hier integraal naar verwezen wordt.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Zie reactie onder “Stichting Belangenplatform de Malpie e.o.”.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />

Natuurpunt Neerpelt, p/a Volmolenstraat 1 te Neerpelt (België).<br />

Het Natuurpunt is van mening dat het voorontwerpbestemmingsplan onlosmakelijk onderdeel uitmaakt<br />

van het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en dat een afzonderlijke procedure voor het<br />

onderhavige voorontwerpbestemmingsplan niet aanvaardbaar is. Daarnaast wordt gesteld dat het<br />

onderhavige voorontwerpbestemmingsplan voor wat betreft het gestelde omtrent de beekprik in<br />

strijd is met het Europese recht. Het Natuurpunt wil graag een garantie dat er geen schade wordt toegebracht<br />

aan de beekprik en de ingekorven vleermuis. Tevens verzoekt men om een koppeling te maken<br />

met het Vennenproject.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Op de eerste plaats dient opgemerkt te worden dat de reactie van het Natuurpunt Neerpelt buiten de<br />

gestelde termijn is ingekomen. De reactie is namelijk op 20 september 2007 verzonden. Desalniettemin<br />

willen wij toch kort ingaan om deze zienswijze.<br />

Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />

het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />

Het staat de <strong>gemeente</strong> vrij om de realisering van de Lage Heideweg alsmede de verdere ontwikkeling<br />

van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid in afzonderlijke bestemmingsplannen vorm te geven. Voor aparte planvormingstrajecten<br />

is gekozen vanwege de proceduretermijnen in de Wet voorkeursrecht <strong>gemeente</strong>n in<br />

het kader van <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid en de inmiddels uitgevoerde m.e.r.-procedure voor het tracé van de<br />

Lage Heideweg.<br />

Hoofdstuk 9<br />

181


In het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (commissie MER) d.d. 13 juni<br />

2007, welke als bijlage onderdeel uitmaakt van het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan, wordt<br />

uitgebreid ingegaan op de in eerder moment door de commissie MER gemaakte opmerkingen. Deze<br />

opmerkingen hadden betrekking op het onderzoek naar de beekprik, de autonome ontwikkeling van<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de relatie met de toekomstige N69. Voor een uitgebreide toelichting hierop<br />

verwijzen wij u kortheidshalve naar het bijgevoegde toetsingsadvies.<br />

Met de aanleg van de Lage Heideweg is het mogelijk om beschermende planten van de Flora- en faunawet,<br />

bedreigde soorten van de Rode lijst en plantsoorten met een natuurwaarde dan 9 te ontzien.<br />

Hierop worden dan ook geen effecten verwacht. Er is dan ook geen sprake van strijdigheden met Europese<br />

regelgeving. Voor wat betreft het Vennenproject zal onderzocht worden in hoeverre er sprake<br />

is van een ruimtelijke relevante samenhang met het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Deze reactie leidt vooralsnog niet tot aanpassing van het bestemmingsplan<br />

R.J.M. van Dalen, Victoriedijk 25 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

De heer Van Dalen verwijst naar zijn eerdere reactie uit 2006.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg”<br />

te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten <strong>Valkenswaard</strong><br />

en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”, welke ook aan briefschrijver is toegezonden,<br />

wordt uitgebreid ingegaan op de MER en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en keuzes.<br />

Nu de definitieve MER voorhanden is, hebben wij er voor gekozen om het aangevulde voorontwerpbestemmingsplan<br />

“Lage Heideweg” opnieuw in procedure te brengen.<br />

Met betrekking tot de loskoppeling van de bedoelde bestemmingsplannen kan opgemerkt worden dat<br />

het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” d.d. 26 april 2007 door de <strong>gemeente</strong>raad is vastgesteld.<br />

Aangezien de heer Van Dalen in deze procedure een zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier<br />

kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

182<br />

Deel B - Verantwoording


J.C.H.M. Verouden, Soltstede 25 te Vries.<br />

De zienswijze van de heer Verouden brengt de volgende onderdelen naar voren:<br />

- de heer Verouden heeft problemen met de beoogde bestemming van het perceel H 175;<br />

- de heer Verouden stelt dat de omlegging van de Mgr. Smetsstraat onnodig is;<br />

- indien de omlegging van de Mgr. Smetsstraat alsnog wordt gerealiseerd dan een verlegging hiervan<br />

zoveel mogelijk in westelijke richting;<br />

- het verzoek om de omlegging van de Mgr Smetsstraat uit voeren als 30km-gebied, zodat er geen<br />

geluidwerende voorzieningen noodzakelijk zijn;<br />

- verzoek om de bestemming “Groen 2” om te zetten in een andere bestemming;<br />

- de heer Verouden is tegen het geplande benzineservicestation;<br />

- de heer Verouden verzoekt om het bebouwingspercentage voor percelen groter dan 1000 m² op te<br />

rekken, zodat een bebouwing van maximaal 200 m² wordt toegestaan.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

a. Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg<br />

Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten<br />

<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”. In dit kader is het perceel H<br />

175 voorzien van de volgende bestemmingen “Groen 1”, “Natuur” en “Verkeer 1”. Het huidige<br />

gebruik van deze gronden komen na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan onder<br />

het overgangsrecht te vallen.<br />

De <strong>gemeente</strong> wil dan ook graag de benodigde gronden van de heer Verouden verwerven en zal<br />

dan ook op korte termijn hierover met de heer Verouden van gedachten over wisselen.<br />

b. Juist om de leefbaarheid in de Mgr. Smetsstraat te garanderen en op een aanvaardbaar niveau te<br />

houden is er voor gekozen om de voorzijde van de woningen aan de Mgr. Smetsstraat zoveel mogelijk<br />

te ontzien van doorgaand verkeer, is er voor gekozen om te voorzien in de geprojecteerde<br />

omlegging. Het handhaven van de huidige situatie, namelijk de bestaande brug over de Keersop is<br />

vanuit verkeerstechnische overwegingen en gezien de aanwezige natuurwaarden ongewenst. Het<br />

streven is erop gericht om het aantal aansluitingen op de Lage Heideweg gelet op de doorstroming<br />

en verkeersveiligheid zo laag mogelijk te houden.<br />

c. Alhoewel het verzoek om de omleidingsweg achter de woningen aan de Mgr. Smetsstraat meer<br />

richting de Keersop om te leggen op het eerste gezicht logisch lijkt, is dit in de praktijk niet gewenst.<br />

Immers vanuit de provincie is in een beginstadium van de planvorming kenbaar gemaakt<br />

dat het Keersopdal en aanliggende gronden gelet op de aanwezige natuurwaarden zoveel beschermd<br />

moeten worden. Het opschuiven van de omleidingsweg in deze richting wordt op voorhand<br />

als niet haalbaar geacht. Ook kleven er verkeerstechnisch de nodige bezwaren aan de voorgestelde<br />

wegverschuiving. Door de gewenste verlegging ontstaat er een scherpe bocht waardoor<br />

er qua bochtstralen en aansluiting op de Lage Heideweg c.q. het benzineservicestation slecht een<br />

zeer beperkte ruimte overblijft voor een verkeersveilige aansluiting.<br />

d. Gelet op de beoogde functie van de omleidingsweg achter de Mgr. Smetsstraat, zal deze weg<br />

worden ingericht als 50-km-weg. Uit het akoestische onderzoek blijkt in hoeverre een en ander<br />

voldoet aan de in de Wet geluidhinder benoemde grenswaarden. Indien blijkt dat de voorkeurgrenswaarde<br />

ter plaatse van de woning Mgr. Smetsstraat 14 wordt overschreden, dient er een<br />

ontheffing Wet geluidhinder worden verleend dan wel moeten er voorzieningen worden getrof-<br />

Hoofdstuk 9<br />

183


fen. In het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” zal het <strong>gemeente</strong>bestuur bepalen hoe hier<br />

voor de woning Mgr. Smetsstraat mee om te gaan.<br />

e. De bestemming “Groen 2” maakt het mogelijk om te voorzien in eventueel benodigde geluidwerende<br />

voorzieningen tevens worden binnen deze bestemming de aanleg van voetpaden en speelvoorzieningen<br />

mogelijk gemaakt. Gezien op de moeilijke bereikbaarheid van de als zodanig bestemde<br />

gronden, zal deze strook in het ontwerpbestemmingsplan worden voorzien van de bestemming<br />

“Groen” en zal de bestemming “Groen 2” komen te vervallen.<br />

f. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />

- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />

- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />

- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />

Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens. Voor wat betreft de mogelijkheid om<br />

ter plaatse LPG te verkopen kan gewezen worden op de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen<br />

vrijstellingsmogelijkheid. Immers op basis van de dan geldende regelgeving is het onder<br />

voorwaarden wel of niet mogelijk om LPG door te zetten.<br />

g. In beginsel voorziet het onderhavige bestemmingsplan in een positieve bestemming voor de bestaande<br />

woningen aan de Mgr. Smetsstraat. Hierbij is conform <strong>gemeente</strong>lijk beleid voor woningen<br />

in de bebouwde kom de oppervlakte van de woningen en bijgebouwen gemaximaliseerd in relatie<br />

tot de oppervlakte van het desbetreffende perceel. Een aanpassing hiervan wordt niet voorgestaan.<br />

Deze reactie leidt behoudens het gestelde over de bestemming ‘Groen 2” niet tot aanpassing van het<br />

bestemmingsplan.<br />

M.T. Theunissen, Venbergseweg 42 te <strong>Valkenswaard</strong>.<br />

De heer Theunissen brengt in zijn reactie de volgende punten naar voren:<br />

- de heer Theunissen is niet akkoord met de versnippering c.q. verkleining van zijn bedrijf door de<br />

aanleg van de Lage Heideweg;<br />

- de geplande rotonde op de kruising Luikerweg – Venbergseweg;<br />

- er is geen rekening gehouden met industrielawaai;<br />

- de heer Theunissen kan zich niet vinden in de locatie van het geprojecteerde benzineservicestation.<br />

Reactie <strong>gemeente</strong>:<br />

a. Voor wat betreft de opmerkingen over mogelijke alternatieven en andere tracés wordt hier kortheidshalve<br />

verwezen naar de inmiddels afgeronde en definitieve MER “Gebiedsontsluitingsweg<br />

Lage Heideweg” te <strong>Valkenswaard</strong>. In het rapport “Beantwoording Inspraakreacties Gemeenten<br />

<strong>Valkenswaard</strong> en Bergeijk MER/SMB Lage Heideweg <strong>Valkenswaard</strong>”. De <strong>gemeente</strong> is dan ook<br />

voornemens om de benodigde gronden van de heer Theunissen te verwerven.<br />

b. De geplande rotonde ter hoogte van de kruising Luikerweg – Venbergseweg is gelegen binnen het<br />

plangebied “<strong>Valkenswaard</strong> – Zuid”. Het bestemmingsplan “<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” is d.d. 26 april<br />

2007 door de <strong>gemeente</strong>raad vastgesteld. Aangezien de heer Theunissen in deze procedure een<br />

184<br />

Deel B - Verantwoording


zienswijze naar voren heeft gebracht, wordt hier kortheidshalve verwezen naar de naar briefschrijver<br />

toegezonden “zienswijzenbehandeling <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid”.<br />

Aangezien de geprojecteerde rotonde niet is gelegen binnen het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan<br />

is inhoudelijke behandeling hiervan niet verder aan de orde.<br />

c. Aangezien het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan niet voorziet in de realisering van bedrijvigheid,<br />

hoeft er geen rekening gehouden worden met industrielawaai.<br />

d. Het opnemen van een tankstation vloeit onder meer voort uit de volgende overwegingen:<br />

- <strong>Valkenswaard</strong>-Zuid kent een uitbreiding van woningen en bedrijventerrein;<br />

- de Lage Heideweg wordt een verbinding tussen rijks- en provinciale wegen;<br />

- bestaande tankstations binnen de kern <strong>Valkenswaard</strong> moeten verplaatst kunnen worden.<br />

Qua locatie is mede gekeken naar de grondposities en de ligging ten opzichte van het plangebied<br />

“<strong>Valkenswaard</strong>-Zuid” en de bijbehorende bebouwingsgrens.<br />

Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

9.5 Vaststellingsprocedure<br />

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening.<br />

Het ontwerpbestemmingsplan “Lage Heideweg” en het ontwerpbesluit Wgh hebben met ingang van<br />

26 maart 2009 voor een periode van 6 weken ter visie gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn meerdere<br />

zienswijzen ontvangen. Hiervan zijn er 2 gericht tegen het ontwerpbesluit Wgh. Voor een groot gedeelte<br />

is er inhoudelijk sprake van hetgeen naar voren is gebracht tijdens de eerdere inspraakperiodes<br />

betreffende het voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Het plan is, gewijzigd, ter vaststelling aangeboden aan de <strong>gemeente</strong>raad.<br />

Voor een uitgebreide toelichting op de ingekomen zienswijzen wordt kortheidshalve verwezen naar<br />

de als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegde zienswijzennotitie bestemmingsplan “Lage Heideweg”.<br />

Hoofdstuk 9<br />

185


186<br />

Deel B - Verantwoording


Regels


Inhoudsopgave pagina<br />

PLANDEEL VALKENSWAARD<br />

<strong>1.</strong> INLEIDENDE REGELS 5<br />

Artikel 1 - Begrippen 5<br />

Artikel 2 - Wijze van meten en berekenen 14<br />

2. BESTEMMINGSREGELS 17<br />

Artikel 3 - Groen 17<br />

Artikel 4 - Natuur 19<br />

Artikel 5 - Verkeer 1 22<br />

Artikel 6 - Verkeer 2 24<br />

Artikel 7 - Verkeer – Verblijfsgebied 27<br />

Artikel 8 - Water 28<br />

Artikel 9 - Wonen 29<br />

Artikel 10 - Leiding – Koolwaterstof (dubbelbestemming) 36<br />

Artikel 11 - Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) 38<br />

Artikel 12 - Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming) 40<br />

3. ALGEMENE REGELS 43<br />

Artikel 13 - Anti-dubbeltelbepaling 43<br />

Artikel 14 - Nadere eisen 44<br />

Artikel 15 - Veiligheidszone - leiding - koolwatersof 45<br />

Artikel 16 - Algemene ontheffings<strong>regels</strong> 46<br />

Artikel 17 - Algemene wijzigings<strong>regels</strong> 48<br />

Artikel 18 - Algemene procedure<strong>regels</strong> 50<br />

4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS 51<br />

Artikel 19 - Overgangsrecht 51<br />

Artikel 20 - Slotregel 52<br />

Verbeelding nr. 08BROBO011-1 (plandeel <strong>Valkenswaard</strong>)<br />

Inhoudsopgave 1


2<br />

Inhoudsopgave


PLANDEEL VALKENSWAARD


<strong>1.</strong> INLEIDENDE REGELS<br />

Artikel 1 - Begrippen<br />

In deze <strong>regels</strong> wordt verstaan onder:<br />

Algemene begrippen:<br />

<strong>1.</strong> het plan:<br />

het bestemmingsplan ‘De Lage Heideweg’ van de <strong>gemeente</strong> <strong>Valkenswaard</strong>;<br />

2. de verbeelding:<br />

de kaart behorende bij het bestemmingsplan ‘De Lage Heideweg’ met nr. 08BROBO011-1;<br />

3. aanduiding:<br />

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge<br />

de plan<strong>regels</strong> <strong>regels</strong> worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen<br />

van deze gronden;<br />

4. aanduidingsgrens:<br />

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />

5. antenne-installatie:<br />

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet<br />

in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;<br />

6. bebouwing:<br />

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

7. bebouwingspercentage:<br />

het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per<br />

bouwperceel mag worden bebouwd;<br />

8. beperkt kwetsbaar object:<br />

objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig<br />

of vast verblijf van mensen;<br />

9. bestaand:<br />

- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding<br />

van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde<br />

vergunning;<br />

- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

plan;<br />

10. bestemmingsgrens:<br />

een op de verbeelding aangegeven lijn die twee bestemmingen scheidt;<br />

Hoofdstuk 1 5


1<strong>1.</strong> bestemmingsvlak:<br />

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;<br />

12. bestemmingsplan:<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO.0858.BPlageheideweg-VS01 met de bijbehorende <strong>regels</strong> en bijlagen;<br />

13. bijzonder kwetsbaar object:<br />

een kwetsbaar object zijnde:<br />

a. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van<br />

personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen<br />

voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben<br />

zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken<br />

voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;<br />

b. een kinderdagverblijf;<br />

c. een school voor basisonderwijs;<br />

14. bouwen:<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten<br />

van een bouwwerk;<br />

15. bouwgrens:<br />

een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden,<br />

behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;<br />

16. bouwperceel:<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar<br />

behorende bebouwing is toegelaten;<br />

17. bouwperceelgrens:<br />

een grens van een bouwperceel;<br />

18. bouwwerk:<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij<br />

direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of<br />

op de grond;<br />

19. gebouw:<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met<br />

wanden omsloten ruimte vormt;<br />

20. gebouwen van algemeen nut:<br />

gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer,<br />

het openbaar vervoer of het wegverkeer;<br />

2<strong>1.</strong> kwetsbaar object:<br />

a. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende<br />

meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel<br />

van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortig gebouw dat hoort bij een externe<br />

veiligheid relevante inrichting;<br />

b. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;<br />

6<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


c. een water waar woonboten zijn toegestaan;<br />

d. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin<br />

de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor<br />

het publiek;<br />

e. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen<br />

voor particuliere consumenten;<br />

f. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;<br />

g. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar<br />

zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten<br />

dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat<br />

plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar;<br />

h. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote<br />

aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot<br />

deel van het jaar;<br />

22. ondergronds bouwwerk:<br />

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m¹ beneden<br />

peil;<br />

23. ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:<br />

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;<br />

24. ondergeschikt bouwdeel:<br />

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met<br />

uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van<br />

het oppervlak;<br />

25. parkeervoorzieningen:<br />

elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd<br />

verkeer:<br />

a) openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;<br />

b particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk<br />

zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;<br />

26. parkeren:<br />

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt<br />

wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk<br />

laden en lossen van goederen;<br />

27. peil:<br />

a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van<br />

de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte<br />

maaiveld voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een<br />

weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;<br />

28. perceelsgrens:<br />

grens van een bouwperceel;<br />

Hoofdstuk 1 7


29. referentie-maaiveld:<br />

a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:<br />

het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter<br />

afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum<br />

van 30 centimeter;<br />

b. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;<br />

c. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van<br />

de afgewerkte begane grondvloer;<br />

30. speeltoestel:<br />

een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het besluit veiligheid attractieen<br />

speeltoestellen;<br />

3<strong>1.</strong> stedenbouwkundige kwaliteit:<br />

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen,<br />

zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;<br />

32. voorgevelrooilijn:<br />

a. bestaand gebied: de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige<br />

of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de<br />

voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen<br />

bouwpercelen;<br />

b. nieuw gebied: de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige<br />

of nagenoegd regelmatige ligging heeft en evenwijdig of nagenoeg<br />

evenwijdig loopt met de as van de weg;<br />

33. voorzieningen van algemeen nut:<br />

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het<br />

telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;<br />

34. waterhuishoudkundige voorzieningen:<br />

voorzieningen die nodig zijn in het kader van de waterhuishouding ten behoeve van een<br />

goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit,<br />

waaronder begrepen duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en overige<br />

voorzieningen;<br />

35. werk:<br />

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;<br />

36. werken:<br />

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;<br />

37. wet/wettelijke regeling:<br />

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.<br />

verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het<br />

tijdstip van de vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald;<br />

8<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Begrippen verbonden met het wonen:<br />

38. aanbouw/uitbouw<br />

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het<br />

in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd<br />

aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het<br />

hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;<br />

39. aan-huis-verbonden beroep:<br />

het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen<br />

van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch<br />

of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van<br />

schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende<br />

mate haar woonfunctie behoudt;<br />

40. afhankelijke woonruimte:<br />

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin<br />

een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;<br />

4<strong>1.</strong> bijgebouw:<br />

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden<br />

kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan<br />

het hoofdgebouw;<br />

42. bouwvlak:<br />

een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten (geometrisch bepaald) vlak, waarmee<br />

gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegelaten;<br />

43. de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens:<br />

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak aan de zijde<br />

van de weg;<br />

44. de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens:<br />

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak aan de zijde<br />

van het achtererf;<br />

45. eengezinswoningen:<br />

woningen waar geen andere woningen boven of onder zijn gebouwd;<br />

46. erfafscheiding:<br />

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al<br />

dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;<br />

47. hoofdgebouw:<br />

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel<br />

valt aan te merken;<br />

Hoofdstuk 1 9


48. kamerverhuurbedrijf:<br />

de verhuur van een woning of woongebouw geheel of nagenoeg geheel via kameruitgifte,<br />

waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van<br />

wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;<br />

49 mantelzorg:<br />

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of<br />

sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;<br />

50 onderkomens:<br />

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen,<br />

arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als<br />

bouwwerken zijn aan te merken;<br />

51 overkapping:<br />

een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie en is voorzien van ten hoogste één<br />

wand;<br />

52 voorgevel:<br />

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen,<br />

zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;<br />

53 voorgevellijn:<br />

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;<br />

54 vrijstaande woning:<br />

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden<br />

is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan;<br />

55 woning/wooneenheid:<br />

een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk<br />

huishouden;<br />

56 woonhuis:<br />

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of<br />

gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm<br />

als een eenheid beschouwd kan worden;<br />

57 zijgevel:<br />

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;<br />

58 zijgevellijn:<br />

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;<br />

10<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Begrippen verbonden met bedrijvigheid:<br />

59 detailhandel:<br />

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het<br />

verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik,<br />

verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;<br />

60 dienstverlening:<br />

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;<br />

61 externe veiligheid:<br />

de kans om buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken<br />

en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg<br />

van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke<br />

afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;<br />

62 horeca:<br />

het bedrijfsmatige verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;<br />

63 prostitutiebedrijf:<br />

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen<br />

met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;<br />

64 richtwaarde:<br />

een richtwaarde als bedoeld in artikel 5.<strong>1.</strong> derde lid van het besluit externe veiligheid inrichtingen<br />

ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;<br />

65 risicovolle inrichting:<br />

een inrichting, bij welke ingevolge het besluit externe veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,<br />

richtwaarde voor het risico of een risicoafstand moet worden aangehouden bij<br />

het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dan<br />

wel een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheerafstanden<br />

gelden met het oog op de externe veiligheid;<br />

66 seksinrichting:<br />

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang<br />

alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van<br />

erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval<br />

verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf,<br />

waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie<br />

met elkaar;<br />

67 seksuele dienstverlening:<br />

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het<br />

verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;<br />

Hoofdstuk 1 11


68 (zakelijke) dienstverlening:<br />

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarvan de uitoefening<br />

geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel<br />

van een baliefunctie, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;<br />

Begrippen in verband met natuur, ecologie, groen en waarden:<br />

69 compenserende maatregel:<br />

maatregel om de nadelige invloeden van de voorgenomen activiteit (op een andere<br />

plaats) te compenseren;<br />

70 ecologische waarde:<br />

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;<br />

71 extensief agrarisch medegebruik:<br />

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw<br />

van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting<br />

van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;<br />

72 (fysieke) compensatie:<br />

het creëren van nieuwe waarden:<br />

- in oppervlakte in de directe omgeving van de ingreep door middel van vervangende<br />

grond die voldoende is ingericht en geschikt gemaakt;<br />

- via vergoeding van gekapitaliseerde kosten van aanloopbeheer vanwege kwaliteitsverschil<br />

tussen bestaand en nieuw aangelegd terrein;<br />

73 landschap:<br />

een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat<br />

gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en<br />

niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens;<br />

74 landschappelijk/ecologisch waardevolle elementen:<br />

landschapselementen omvattende steilranden en houtopstanden, die een bijzondere landschappelijke<br />

en ecologische waarde hebben;<br />

75 landschappelijke waarden:<br />

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm<br />

van dat geheel;<br />

76 mitigatie:<br />

het verminderen van nadelige effecten van de ingreep op aanwezige bos-, natuur- en recreatiewaarden<br />

door bepaalde maatregelen;<br />

77 mitigerende maatregelen:<br />

maatregelen om de nadelige gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu te<br />

voorkomen of te beperken;<br />

78 natuurgebied:<br />

een gebied met duidelijke natuur- en landschapswaarden die in hun ecologische functieaanduiding<br />

(mede) tot uiting komen;<br />

12<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


79 natuurwaarden:<br />

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische,<br />

bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als<br />

in onderlinge samenhang;<br />

80 recreatief medegebruik:<br />

de vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen e.d. die zijn gericht op het beleven<br />

van landschappelijke waarden, waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk<br />

is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve<br />

van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes,<br />

picknickbanken en draaihekjes;<br />

81 waterloop/watergang:<br />

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te<br />

bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden<br />

daaronder mede verstaan;<br />

Begrippen in verband met verkeer:<br />

82 as van de weg:<br />

het midden van de verhardingsstrook, dan wel bij een onverharde weg het midden van de<br />

door het verkeer gebruikte strook;<br />

83 straatmeubilair:<br />

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken,<br />

gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere,<br />

hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

84 weg:<br />

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende<br />

bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden, bermen of zijkanten,<br />

alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;<br />

85 wegprofiel:<br />

een op de verbeelding aangegeven wegprofilering waarvan de ingeschreven maten bindend<br />

zijn.<br />

Hoofdstuk 1 13


Artikel 2 - Wijze van meten en berekenen<br />

2.1 Bij toepassing van de <strong>regels</strong> wordt als volgt gemeten en gerekend:<br />

a. breedte van een bouwperceel:<br />

tussen de zijdelingse perceelgrenzen, in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;<br />

b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:<br />

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het<br />

bouwperceel;<br />

c. lengte, breedte en diepte van een gebouw:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;<br />

d. bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:<br />

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen<br />

worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede<br />

begrepen met uitzondering van parkeerkelders;<br />

e. de goothoogte van een gebouw:<br />

de hoogte van de bovenkant van goot, boeiboord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen<br />

constructiedeel van een gebouw, gemeten van het referentiemaaiveld; hierbij worden<br />

niet meegerekend ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen;<br />

f. de bouw-/nokhoogte van een gebouw:<br />

het hoogste punt van het gebouw, gemeten van het referentiemaaiveld; hierbij worden<br />

niet meegerekend bouwdelen van ondergeschikte betekenis als schoorstenen, antennes,<br />

balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede lichtkoepels en<br />

lichtstraten;<br />

g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:<br />

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het<br />

aansluitende afgewerkte terrein; hierbij worden niet meegerekend schoorstenen, antennes,<br />

balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede andere<br />

ondergeschikte bouwelementen, voor zover geplaatst op of aan gebouwen;<br />

h. oppervlakte van een bouwwerk:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts<br />

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter<br />

plaatse van het bouwwerk;<br />

i. verkoopvloeroppervlakte (vvo):<br />

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks ten dienste<br />

staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn, waaronder<br />

niet begrepen kantoren, magazijnen, keukens garderobes en overige dienstruimten;<br />

14<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen<br />

als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en<br />

kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits:<br />

- de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt;<br />

- de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare<br />

ruimten.<br />

Hoofdstuk 1 15


16<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


2. BESTEMMINGSREGELS<br />

Artikel 3 - Groen<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. de aanleg en instandhouding van groenstroken en groenvoorzieningen ten dienste<br />

van en ter optimalisering van de landschappelijke inpassing alsmede ten dienste<br />

van de realisering van een ecologische (verbindings)zone;<br />

b. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

c. bermen;<br />

d. beekherstel ten behoeve van de aangrenzende watergang/waterloop;<br />

alsmede ook voor:<br />

e. plantsoenen met de daarbij behorende speelvoorzieningen/speeltoestellen en<br />

voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘plantsoen’;<br />

f. een kunstwerk uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding<br />

- kunstwerk’;<br />

g. een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidwal, uitsluitend ter<br />

plaatse van de functieaanduiding ‘geluidwal’;<br />

h. mantelzorg, dat is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke<br />

vorm van maatschappelijk – mantelzorg’;<br />

i. het (mede)gebruik) als tuin zonder gebouwen en bouwwerken;<br />

j. kunstobjecten;<br />

met de daarbij behorende:<br />

k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden en voorzieningen.<br />

3.2 Dubbelbestemming<br />

De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ de bescherming en<br />

veiligstelling van een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van<br />

koolwaterstoffen (nafta) als bedoeld in artikel 10;<br />

b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />

veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />

3.3 Bouw<strong>regels</strong><br />

3.3.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.3.1 tot en met<br />

3.3.2;<br />

b. in en/of op de gronden mogen uitsluitend gebouwd worden bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde;<br />

c. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter<br />

bedragen;<br />

Hoofdstuk 2 17


. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />

vanaf de voet van de constructie;<br />

c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal<br />

15 meter bedragen.<br />

3.3.3 Geluidwerende voorziening<br />

a. de hoogte van de geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt 3<br />

meter.<br />

3.4 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens<br />

voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

c. seksuele dienstverlening.<br />

18<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Artikel 4 - Natuur<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarde en/of ecologische<br />

waarde;<br />

b. het behoud, herstel en de (verdere) ontwikkeling van de aanwezige natuurwetenschappelijke<br />

waarden, de visueel-landschappelijke waarden, bodemarchief en de<br />

cultuurhistorische waarden;<br />

c. de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige biotopen en het ontwikkelen<br />

van een ecologische (verbindings)zone;<br />

d. watergangen en waterpartijen;<br />

e. een waterbergings-/inudatiegebied;<br />

met daaraan ondergeschikt:<br />

f. extensief agrarisch medegebruik;<br />

g. extensief recreatief medegebruik;<br />

h. infrastructurele voorzieningen;<br />

i. voorzieningen van algemeen nut;<br />

alsmede ook voor:<br />

j. de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van een bierbrouwerij<br />

uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –<br />

bierbrouwerij’;<br />

k. beekherstel van de Keersop;<br />

met de daarbij behorende:<br />

l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden en voorzieningen<br />

waaronder mede begrepen voorzieningen in het kader van te treffen mitigerende<br />

en compenserende maatregelen.<br />

4.2 Dubbelbestemming<br />

De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />

veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 11;<br />

b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterloop’ de bescherming,<br />

beheer en onderhoud van een watergang met bijbehorende oevers als bedoeld in<br />

artikel 12.<br />

4.3 Bouw<strong>regels</strong><br />

4.3.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 4.3.1 tot en met<br />

4.3.2;<br />

b. in en/of op de gronden mogen uitsluitend gebouwd worden bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde;<br />

c. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

4.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden<br />

gebouwd;<br />

Hoofdstuk 2 19


. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt<br />

1,50 meter.<br />

4.4 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;<br />

b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik<br />

onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of<br />

afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

d. seksuele dienstverlening.<br />

4.5 Aanlegvergunning<br />

4.5.1 Verbod<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking<br />

van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />

de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen<br />

van wijzigingen in het maaiveld;<br />

b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;<br />

c. het vellen en rooien van houtgewas;<br />

d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen<br />

in de grond;<br />

e. het permanent opslaan van goederen;<br />

f. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60<br />

centimeter onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in<br />

het kader van de Ontgrondingenwet;<br />

g. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van<br />

een bestaande drainage;<br />

h. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten<br />

of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;<br />

i. het graven, dempen of afdammen van sloten, het aanbrengen van kades of het<br />

verwijderen ervan dan wel andere activiteiten die (mede) ten doel hebben het<br />

veranderen van de waterhuishouding.<br />

j. het aanbrengen van niet-onomkeerbare verhardingen en/of verharde (gesloten)oppervlakten<br />

anders dan een bouwwerk;<br />

k. het aanbrengen van kades of het verwijderen ervan dan wel het uitvoeren van<br />

activiteiten die (mede) ten doel hebben het veranderen van de waterhuishouding.<br />

4.5.2 Uitzonderingen<br />

Het verbod als bedoeld in 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />

die:<br />

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;<br />

20<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


d. die in het kader van de waterbergingsfunctie dienen te worden uitgevoerd;<br />

e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />

het reconstructieplan Boven Dommel;<br />

f. betrekking hebben op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke<br />

vorm van bedrijf – bierbrouwerij’.<br />

4.5.3 Toelaatbaarheid<br />

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door<br />

die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te<br />

verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden<br />

van de gronden ontstaan of kan ontstaan.<br />

4.5.4 Advies<br />

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 4.5.1 winnen burgemeester<br />

en wethouders advies in bij het Waterschap de Dommel en/of Staatsbosbeheer.<br />

Hoofdstuk 2 21


Artikel 5 - Verkeer 1<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Verkeer 1‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. de aanleg en instandhouding van een gebiedsontsluitingsweg met een inrichting<br />

gericht op de stroomfunctie van het verkeer;<br />

b. langzaamverkeersvoorzieningen;<br />

c. bermen en beplanting;<br />

d. straatmeubilair;<br />

e. de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve<br />

van detail- en hoofdontwatering, voor zowel de afvoer en opvang van hemelwater,<br />

als voor de waterhuishouding van het gebied;<br />

f. het treffen van landschappelijke voorzieningen ter afscherming en inpassing van<br />

de hiervoor omschreven wegen, aansluitingen, kruisingen en bijkomende werken<br />

in het landschap;<br />

g. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen voor klein wild en amfibieën,<br />

waaronder begrepen wildpassages en ecoduikers;<br />

h. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van algemeen nut;<br />

alsmede ook voor:<br />

i. de aanleg en instandhouding van kunstwerken, uitsluitend ter plaatse van de<br />

bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />

j. de bescherming en instandhouding van de onder de infrastructuur kruisende watergang/waterloop<br />

en het bevorderen van het beekherstel van deze watergang/waterloop<br />

ter plaatse van de functieaanduiding ‘water’;<br />

k. kunstobjecten;<br />

met de daarbij behorende:<br />

l. bouwwerken, werken en werkzaamheden en voorzieningen.<br />

5.2 Dubbelbestemming<br />

De voor ‘Verkeer 1‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ de bescherming en<br />

veiligstelling van een ondergrondse waterleiding ten behoeve van het transport<br />

van koolwaterstoffen (nafta) als bedoeld in artikel 10;<br />

b. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />

veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />

5.3 Ruimtelijke indeling<br />

De ruimtelijke indeling c.q. inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding<br />

‘dwarsprofiel’ dient in overeenstemming te zijn met het (de) opgenomen dwarsprofiel(en).<br />

De aan te leggen weg binnen de bestemming mag uit ten hoogste twee rijstroken bestaan<br />

en het aantal rijstroken binnen de bestemming mag niet worden vergroot (direct<br />

of via ontheffing).<br />

22<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


5.4 Ontheffing m.b.t. ruimtelijke indeling<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor wat betreft de<br />

indeling van de gronden als bedoeld in 5.3 ten behoeve van een herinrichting mits dit<br />

vanwege verkeertechnische aspecten gewenst is.<br />

Het profiel van de weg binnen de bestemming mag echter niet gewijzigd worden naar<br />

meer dan twee rijstroken.<br />

Alvorens tot ontheffing over te gaan, zal vooraf de desbetreffende wegbeheerder<br />

worden gehoord.<br />

5.4 Bouw<strong>regels</strong><br />

5.4.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 5.4.1 tot en met<br />

5.4.3;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

5.4.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />

a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />

5.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />

bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />

de voet van de constructie;<br />

c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />

vanaf de voet van de constructie;<br />

d. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />

verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />

5.5 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

c. seksuele dienstverlening;<br />

d. een inrichting van de weg met meer dan twee rijstroken.<br />

Hoofdstuk 2 23


Artikel 6 - Verkeer 2<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Verkeer 2‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen met een inrichting gericht op de stroomfunctie van het verkeer;<br />

b. langzaamverkeersvoorzieningen;<br />

c. bermen en beplanting;<br />

d. straatmeubilair;<br />

e. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van algemeen nut;<br />

f. de aanleg en instandhouding van ecovoorzieningen voor klein wild en amfibieën,<br />

waaronder begrepen wildpassages en ecoduikers ;<br />

alsmede ook voor:<br />

g. een benzineservicestation exclusief LPG uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding<br />

‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’, met de daarbij behorende<br />

autowasvoorzieningen en ondergeschikte detailhandel, in hoofdzaak auto gerelateerd;<br />

h. kunstobjecten;<br />

met de daarbij behorende:<br />

i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, werkzaamheden en voorzieningen.<br />

6.2 Dubbelbestemming<br />

De voor ‘Verkeer 2‘ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ de bescherming en<br />

veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 1<strong>1.</strong><br />

6.3 Ruimtelijke indeling<br />

De ruimtelijke indeling c.q. inrichting van de gronden ter plaatse van de aanduiding<br />

‘dwarsprofiel’ dient in overeenstemming te zijn met het (de) opgenomen dwarsprofiel(en).<br />

De aan te leggen weg binnen de bestemming mag uit ten hoogste twee rijstroken bestaan<br />

en het aantal rijstroken binnen de bestemming mag niet worden vergroot (direct<br />

of via ontheffing).<br />

6.4 Ontheffing m.b.t. ruimtelijke indeling<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor wat betreft de<br />

indeling van de gronden als bedoeld in 6.3 ten behoeve van een herinrichting mits dit<br />

vanwege verkeertechnische aspecten gewenst is.<br />

Het profiel van de weg binnen de bestemming mag echter niet gewijzigd worden naar<br />

meer dan twee rijstroken.<br />

Alvorens tot ontheffing over te gaan, zal vooraf de desbetreffende wegbeheerder<br />

worden gehoord.<br />

6.5 Bouw<strong>regels</strong><br />

6.5.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 6.5.1 tot en met<br />

6.5.4;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

24<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


6.5.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />

6.5.3 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg<br />

Voor het bouwen in en/of op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding ‘Verkooppunt<br />

motorbrandstoffen zonder lpg’ gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de gebouwen moeten op een afstand van tenminste 10 meter uit de kant van de<br />

weg worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 6 meter bedragen;<br />

c. het gezamenlijk oppervlak aan gebouwen bedraagt maximaal 250 m²;<br />

d. de hoogte van een luifel mag maximaal 8 meter bedragen;<br />

e. de hoogte van een reclamezuil mag maximaal 8 meter bedragen;<br />

f. maximaal 75 m² verkoopvloeroppervlakte (vvo) mag aangewend worden voor detailhandel(sactiviteiten).<br />

6.5.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />

bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />

de voet van de constructie;<br />

c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 10 meter bedragen, gemeten<br />

vanaf de voet van de constructie;<br />

c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />

verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />

6.6 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

c. de opslag en verkoop van LPG en/of op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding<br />

‘Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ als bedoeld in 6.1, sub g;<br />

d. seksuele dienstverlening;<br />

e. een inrichting van de weg met meer dan twee rijstroken.<br />

6.7 Ontheffing LPG<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

artikel 6.6, sub c voor het opslaan en de verkoop van LPG ter plaatse van de functieaanduiding<br />

‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’, onder voorwaarden dat:<br />

Hoofdstuk 2 25


a. door onderzoek is aangetoond dat voor het vestigen van de risicovolle inrichtingsactiviteit<br />

(vulpunt en afleveringszuil), waarvan de risicocontour buiten de eigen<br />

perceelsgrens ligt waarop de inrichtingsactiviteit is gevestigd, de toepasselijke<br />

grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten<br />

in de omgeving almede de toepasselijke richtwaarden voor het risico in acht<br />

worden genomen, een en ander overeenkomstig het bepaalde volgens het Besluit<br />

externe veiligheid inrichtingen dan wel ander wettelijke regelgeving.<br />

Dit betekent dat:<br />

<strong>1.</strong> er een kwantitatieve risicoanalyse wordt uitgevoerd ter bepaling van<br />

plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten aanzien van de inrichting;<br />

2. er een verantwoording groepsrisico uitgevoerd wordt, voor zover<br />

noodzakelijk, en meegenomen in het ontheffingsbesluit;<br />

b. de bij de inrichting behorende risicocontour op de verbeelding wordt vastgelegd<br />

overeenkomstig het bepaalde in artikel 17.3.<br />

26<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Artikel 7 - Verkeer – Verblijfsgebied<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen, straten met een verblijfsfunctie en voor de ontsluiting van de aanliggende<br />

of nabijgelegen gronden;<br />

b. (fiets- en voet-)paden;<br />

c. parkeervoorzieningen;<br />

d. groen- en speelvoorzieningen;<br />

e. voorzieningen van algemeen nut;<br />

g. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

h. de bescherming en instandhouding van de onder de infrastructuur kruisende watergang/waterloop<br />

en het bevorderen van het beekherstel van deze watergang/waterloop;<br />

alsmede ook voor:<br />

i. de aanleg en instandhouding van kunstwerken, uitsluitend ter plaatse van de<br />

bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />

met de daarbij behorende:<br />

j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, werkzaamheden en voorzieningen.<br />

7.2 Bouw<strong>regels</strong><br />

7.2.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 7.2.1 tot en met<br />

7.2.3;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

7.2.2 Voorzieningen van algemeen nut<br />

a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de maximale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen.<br />

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter<br />

bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen, gemeten vanaf<br />

de voet van de constructie;<br />

c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken voor<br />

verlichting, verkeersbegeleiding en –regulering maximaal 15 meter bedragen.<br />

7.3 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

c. seksuele dienstverlening.<br />

Hoofdstuk 2 27


Artikel 8 - Water<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. waterlopen / waterpartijen;<br />

b. waterhuishouding;<br />

c. groenvoorzieningen;<br />

d. infiltratievoorzieningen;<br />

e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, in elk geval<br />

ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kunstwerk’;<br />

met de daarbij behorende:<br />

f. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken en voorzieningen, die wat<br />

betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.<br />

8.2 Bouw<strong>regels</strong><br />

8.2.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 8.2.1 tot en met<br />

8.2.2;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

8.2.2 Bouwwerken<br />

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en kunstwerken mag<br />

maximaal 5 meter bedragen.<br />

8.3 Specifieke gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik voor:<br />

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond.<br />

28<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Artikel 9 - Wonen<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huisverbonden<br />

beroep;<br />

alsmede ook voor:<br />

b. een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidwal, uitsluitend ter<br />

plaatse van de functieaanduiding ‘geluidwal’;<br />

c. mantelzorg, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘mantelzorg’;<br />

met de daarbij behorende:<br />

d. hoofdgebouwen;<br />

e. aan- en bijgebouwen;<br />

f. tuinen en erven;<br />

g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, die wat betreft aard en<br />

afmetingen passen bij bestemming.<br />

9.2 Bouw<strong>regels</strong><br />

9.2.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 9.2.1 tot en met<br />

9.3.9;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

9.2.2 Hoofdbepalingen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd<br />

met (een gedeelte van) de voorgevels in de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens;<br />

b. de aanbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:<br />

- binnen het bouwvlak;<br />

- op de gronden met de functieaanduiding ‘erf’;<br />

- op de gronden met de functieaanduiding ‘tuin’;<br />

c. de bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:<br />

- binnen het bouwvlak;<br />

- op de gronden met de functieaanduiding ‘erf’;<br />

d. de aanbouwen en bijgebouwen mogen geen zelfstandige woning vormen.<br />

9.2.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.2.2, sub a voor het bouwen van hoofdgebouwen maximaal 2 meter achter de naar de<br />

weg gekeerde bouwvlakgrens, mits:<br />

a. de vormgeving van de straatwand, bezien uit stedenbouwkundig en architectonisch<br />

oogpunt, niet onevenredig wordt overschreden;<br />

b. de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens niet wordt aangetast.<br />

9.3 Subbepalingen<br />

9.3.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. binnen het bouwvlak zijn als hoofdgebouw uitsluitend toegestaan vrijstaande<br />

eengezinswoningen overeenkomstig de bouwaanduiding ‘vrijstaand’;<br />

Hoofdstuk 2 29


. de goothoogte van eengezinswoningen mag niet meer bedragen dan het bepaalde<br />

in artikel 9.3.2.<br />

9.3.2 Voor de bouw van eengezinswoningen als hoofdgebouwen gelden de navolgende bepalingen:<br />

Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

a minimum afstand tot de zijdelingse<br />

perceelgrens, voor zover op verbeelding<br />

niet anders aangegeven op:<br />

- bouwperceel met breedte � 35 meter meter 7 (aan beide zijden)<br />

- bouwperceel met breedte<br />

� 27 en < 35 meter<br />

- bouwperceel met breedte<br />

� 21 en < 27 meter<br />

- bouwperceel met breedte<br />

� 15 en < 21 meter<br />

30<br />

meter<br />

meter<br />

meter<br />

meter<br />

6 (aan één zijde)<br />

4 (aan andere zijde)<br />

4 (aan één zijde)<br />

3 (aan andere zijde)<br />

meter 3 (aan beide zijden)<br />

- bouwperceel met breedte < 15 meter meter 3 (aan beide zijden bij vrijstaand )<br />

b maximum goothoogte meter 4,50<br />

9.3.3. Voor de bouw van aanbouwen en bijgebouwen, gelden de navolgende subbepalingen:<br />

a<br />

Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

maximum bebouwingspercentage per<br />

bouwperceel aan aanbouwen en bijgebouwen<br />

tezamen voor zover gelegen<br />

achter de van de weg afgekeerde<br />

bouwvlakgrens en achter het verlengde van<br />

die grenslijn (=achterperceel):<br />

- bij een achterperceeloppervlak < 240 m²<br />

- bij een achterperceeloppervlak � 240 en<br />

< 300 m²<br />

- bij een achterperceeloppervlak � 300 m²<br />

b.1 minimum afstand tot de zijdelingse<br />

perceelgrens bij aanbouwen en<br />

bijgebouwen binnen een bouwvlak en het<br />

zijdelingse verlengde van dat vlak op:<br />

%<br />

%<br />

%<br />

50 met dien verstande dat<br />

de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte<br />

nimmer<br />

meer bedraagt dan 75 m²<br />

40<br />

40 met dien verstande dat<br />

de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte<br />

nimmer<br />

meer bedraagt dan 150 m²<br />

nadere<br />

omschrijving<br />

*<br />

*<br />

*<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

- bouwperceel met breedte � 35 meter. meter 7 (aan beide zijden) *<br />

- bouwperceel met breedte.<br />

meter 6 (aan één zijde)<br />

� 27 en < 35 meter.<br />

- bouwperceel met breedte<br />

4 (aan andere zijde) *<br />

� 21 en < 27 meter meter 4 (aan één zijde)<br />

- bouwperceel met breedte<br />

� 15 en < 21 meter. meter 3 (aan één zijde)<br />

- bouwperceel met breedte < 15 meter. meter 3 (aan één zijde bij vrijst.<br />

hoofdgebouw)<br />

0 (aan één zijde bij half<br />

vrijst. of geschakeld<br />

hoofdgebouw)<br />

b.2 minimum afstand tot de zijdelingse<br />

perceelgrens bij aanbouwen en bijgebouwen<br />

achter de van de weg afgekeerde<br />

bouwvlakgrens en achter het verlengde van<br />

die grenslijn: voor zover op de verbeelding niet<br />

anders aangegeven<br />

c maximum goothoogte bij aanbouwen<br />

en bijgebouwen meter 3<br />

meter 0 (aan beide zijden)<br />

d maximum dakhelling bij aanbouwen en<br />

bijgebouwen º 45 *<br />

e.1 minimum afstand van zijaanbouw en<br />

bijgebouw achter de voorgevellijn van<br />

hoofdgebouw voor zover op verbeelding<br />

niet anders aangegeven meter 1,50 *<br />

e.2 maximum overschrijding van zijaanbouw<br />

vóór de voorgevellijn van hoofdgebouw<br />

en het verlengde van die lijn<br />

mits:<br />

- het bepaalde in sub e.1 reeds is, dan<br />

wel gelijktijdig kan worden toegepast;<br />

- vóór de zijaanbouw een tuindiepte van<br />

tenminste 5 meter overblijft;<br />

- op straathoeken het voor de verkeersveiligheid<br />

noodzakelijke uitzicht gehand-<br />

-<br />

haafd blijft;<br />

het stedenbouwkundig karakter van de<br />

straatwand behouden blijft<br />

meter 1,50 *<br />

Hoofdstuk 2 31<br />

nadere<br />

omschrijving


* nadere omschrijving:<br />

sub a: Vergunningsvrije gebouwen tellen bij het berekenen van de maximum oppervlaktemaat niet mee.<br />

sub b1: Deze bepaling voor aan-, uit- en bijgebouwen is gelijk aan die voor het hoofdgebouw.<br />

sub e1: Deze bepaling is hoofdregel; incidenteel zijn daarop uitzonderingen mogelijk via het gestelde onder<br />

sub e.2.<br />

sub e2 De bepaling over minimale tuindiepte geldt alleen, als in een zijaanbouw een autostalling vervalt of<br />

eerder vervallen is; aldus blijft fysieke ruimte over om op hetzelfde perceel te parkeren.<br />

9.3.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.3.3, sub d voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45º, mits zulks geschiedt<br />

om redenen van esthetische aard gebaseerd op een welstandsadvies.<br />

9.3.5 Voor de bouw van aanbouwen, voor zover gesitueerd op de gronden met de functieaanduiding<br />

‘erf’ – zijnde aanbouwen aan voorgevel van een hoofdgebouw -, gelden de<br />

navolgende subbepalingen:<br />

Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

a maximum goothoogte meter 3<br />

b maximum dakhelling º 45<br />

c maximum aanbouwdiepte aan de voorgevel van hoofdgebouw meter 1,50<br />

9.3.6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.3.5, sub b voor het realiseren van een steilere dakhelling dan 45º, mits zulks geschiedt<br />

om redenen van esthetische aard gebaseerd op een welstandsadvies.<br />

9.3.7 Voor de bouw van terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,<br />

waaronder mede begrepen overkappingen, gelden de navolgende subbepalingen:<br />

Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

a terreinafscheidingen:<br />

- maximum hoogte gesitueerd vóór de voorgevellijn van een<br />

hoofdgebouw en vóór het verlengde van die lijn<br />

meter 1<br />

- maximum hoogte gesitueerd achter de voorgevellijn van<br />

een hoofdgebouw en achter het verlengde van die lijn meter 2 *<br />

b overkappingen:<br />

voor zover gesitueerd op de gronden op de verbeelding aangeduid<br />

met ‘’doeleinden zonder gebouwen” of “doeleinden<br />

zonder gebouwen”:<br />

- maximum hoogte<br />

- maximum oppervlak per bouwperceel<br />

- maximum bebouwingspercentage<br />

32<br />

meter<br />

meter<br />

%<br />

2,70<br />

20<br />

50<br />

nadere<br />

omschrijving<br />

*<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Bepalingen nadere aanduidingen<br />

Maatvoering in cijfers<br />

c zwembaden, vijvers en waterpartijen:<br />

- maximum bebouwingspercentage per bouwperceel<br />

aan zwembaden, vijvers en waterpartijen tezamen<br />

berekend naar de oppervlakte van de grond gelegen achter<br />

de van de weg afgekeerde bouwvlakgrens en achter het<br />

verlengde van die grenslijn % 50<br />

d bouwwerken, geen gebouwen zijnde of geen terreinafscheidingen<br />

noch overkappingen zijnde:<br />

maximum hoogte meter 3<br />

* nadere omschrijving:<br />

Hoofdstuk 2 33<br />

nadere<br />

omschrijving<br />

sub a: Ook een terreinafscheiding, die zorgt voor een afscherming van zij- en/of achtertuin en direct gesitueerd<br />

is aan de openbare weg, mag een hoogte hebben van maximaal 2 meter, mits het voor de verkeersveiligheid<br />

noodzakelijke uitzicht gehandhaafd blijft. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, bedraagt de<br />

hoogte maximaal 1 meter.<br />

9.3.8 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.3.7, sub a voor terreinafscheidingen in de voortuin met een maximale hoogte van 3<br />

meter, mits:<br />

- gesitueerd langs de openbare weg;<br />

- het af te scheiden perceel een breedte heeft van ten minste 35 meter;<br />

- het bouwwerk een transparantie heeft van ten minste 75%.<br />

9.3.9 Geluidwerende voorziening<br />

a. de hoogte van de geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ bedraagt 3<br />

meter.<br />

9.4 Uitgezonderd gebruik<br />

9.4.1 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het<br />

gebruik van de gronden en bouwwerken voor:<br />

a. detailhandelsvoorzieningen, horecabedrijven, kantoren, bankinstellingen en andere<br />

bedrijven voor handel en (zakelijke) dienstverlening, kamerverhuurbedrijven;<br />

b. seksinrichtingen en/of seksuele dienstverlening;<br />

c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;<br />

d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken<br />

voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond;<br />

e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen<br />

behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming<br />

gerichte gebruik van de grond.<br />

9.4.2 Uitsluiting gebruiksverbod<br />

Het onder 9.4.1 genoemde gebruiksverbod is niet van toepassing op de uitoefening van<br />

een aan huis verbonden beroep mits:<br />

- de hiertoe benodigde vloeroppervlakte maximaal 35 m² bedraagt, zulks met inbe-


grip van aanbouwen en bijgebouwen;<br />

- degene die de bedrijfsvoering van een aan-huis-verbonden beroep heeft, dient<br />

tevens de bewoner van de woning te zijn;<br />

- bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure<br />

en kapper sprake is van ten hoogste 1 arbeidsplaats;<br />

- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit<br />

bij de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijvigheid.<br />

9.5 Ontheffing aan-huis-verbonden beroep<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

artikel 9.4.2 voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte<br />

van maximaal 75 m² (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) mits:<br />

a. Het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert, noch afbreuk doet<br />

aan het woonkarakter van de buurt;<br />

b. Het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en/of niet leidt<br />

tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt;<br />

c. het gebruik geen publieksgericht karakter heeft;<br />

d. degene die de bedrijfsvoering van een aan huis verbonden beroep heeft, dient<br />

tevens de bewoner van de woning te zijn;<br />

e. bij uitoefening van de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure<br />

en kapper is sprake van ten hoogste 1 arbeidsplaats;<br />

f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit<br />

bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijvigheid.<br />

9.6 Ontheffing mantelzorg<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.4.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte,<br />

mits:<br />

a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden<br />

oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijgebouwen<br />

wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².<br />

Burgemeester en wethouders winnen voorafgaande aan de ontheffing nadere informatie<br />

bij verzoeker in, die zeker moet stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit<br />

dat deze naar haar aard tijdelijk is.<br />

Burgemeester en wethouders stellen bij de ontheffing nadere eisen die gericht is op<br />

eindigheid en intrekking van de ontheffing, zodra de bestaande noodzaak vanuit een<br />

oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.<br />

9.7 Ontheffing kamerverhuur<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in<br />

9.4.1 ten behoeve van een kamerverhuurbedrijf:<br />

a. het gebruik geen overmatige overlast voor de (woon-)omgeving oplevert;<br />

b. het gebruik de afwikkeling van het verkeer niet nadelig beïnvloedt en/of niet leidt<br />

tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de buurt.<br />

34<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


9.8 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in 9.3 genoemde subbepalingen te wijzigen<br />

onder handhaving van de bestemming ‘Wonen’ overeenkomstig het in artikel 9.1<br />

gestelde en met inachtneming van de in artikel 9.2 genoemde hoofdbepalingen en de<br />

daarin vervatte randvoorwaarden ter waarborging van de stedenbouwkundige hoofdstructuur.<br />

Hoofdstuk 2 35


Artikel 10 - Leiding – Koolwaterstof (dubbelbestemming)<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Leiding - Koolwaterstof’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />

gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd:<br />

a. voor de aanleg en instandhouding van een ter plaatse aanwezige PBR-leiding dan<br />

wel aan te leggen (nieuwe) PBR-leiding van 8 inch en 80 bar ten behoeve van het<br />

transport van naftaleen – K1 vloeistof (koolwaterstoffen);<br />

b. als belemmeringszone ter bescherming, het beheer en onderhoud van de leiding.<br />

10.2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemming(en) binnen<br />

het gebied met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ is toegestaan, is uitsluitend<br />

toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding, verenigbaar<br />

is in het belang van de leiding.<br />

10.3 Bouw<strong>regels</strong><br />

10.3.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 10.3.1 tot en<br />

met 10.3.2;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

10.3.2 Bouwwerken<br />

Op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ mag niet worden gebouwd,<br />

met uitzondering van:<br />

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en<br />

onderhoud van de leidingen;<br />

b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,50<br />

meter bedragen.<br />

10.4 Ontheffing van de bouw<strong>regels</strong><br />

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.3.2<br />

en toestaan dat in de andere bestemming(en) bouwwerken worden gebouwd, mits:<br />

a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de<br />

leiding;<br />

b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende<br />

leidingbeheerder.<br />

10.5 Aanlegvergunning<br />

10.5.1 Verbod<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Koolwaterstof’ zonder<br />

of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders<br />

(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden<br />

uit te voeren:<br />

a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;<br />

b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,<br />

egaliseren, afgraven of ophogen;<br />

c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />

d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van<br />

voorwerpen;<br />

e. diepploegen;<br />

36<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingomschrijving<br />

aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;<br />

g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds<br />

aanwezige waterlopen/watergangen.<br />

10.5.2 Uitzonderingen<br />

Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />

die:<br />

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />

10.5.3 Toelaatbaarheid<br />

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits geen<br />

onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.<br />

10.5.4 Advies<br />

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 10.5.1 winnen burgemeester<br />

en wethouders advies in bij de betreffende leidingbeheerder.<br />

Hoofdstuk 2 37


Artikel 11 - Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)<br />

1<strong>1.</strong>1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />

gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor de bescherming en het<br />

behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.<br />

1<strong>1.</strong>2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische<br />

waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de<br />

bestemming 'Waarde - Archeologie'.<br />

1<strong>1.</strong>3 Bouw<strong>regels</strong><br />

1<strong>1.</strong>3.1 Algemeen<br />

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd,<br />

anders dan ten behoeve van deze bestemming als bedoeld in 1<strong>1.</strong>3.2.<br />

1<strong>1.</strong>3.2 Bouwwerken<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken voor zover bij de bouw<br />

geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter ten opzichte<br />

van het maaiveld.<br />

1<strong>1.</strong>4 Ontheffing van de bouw<strong>regels</strong><br />

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 1<strong>1.</strong>3 en<br />

toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, indien en voor<br />

zover:<br />

a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee<br />

niet onevenredig worden geschaad;<br />

b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde<br />

waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische<br />

opgraving.<br />

1<strong>1.</strong>5 Aanlegvergunning<br />

1<strong>1.</strong>5.1 Verbod<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder<br />

of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders<br />

(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden<br />

uit te voeren:<br />

a. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen<br />

verharding meer bedraagt dan 100 m²;<br />

b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,<br />

egaliseren, afgraven of ophogen;<br />

c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />

d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter ten opzichte van<br />

het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen<br />

van drainage en ontginnen;<br />

e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies,<br />

installaties en apparatuur;<br />

f. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.<br />

38<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


1<strong>1.</strong>5.2 Uitzonderingen<br />

Het verbod als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />

die:<br />

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />

1<strong>1.</strong>5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien<br />

en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die<br />

werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect<br />

te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezig archeologische<br />

waarden ontstaat of kan ontstaan.<br />

b. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde<br />

aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt<br />

aan de aanlegvergunning als bedoeld in 1<strong>1.</strong>5.1 het voorschrift verbonden dat<br />

voorafgaand van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving<br />

zal plaatsvinden of dat archeologische begeleiding zal plaatsvinden.<br />

1<strong>1.</strong>6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming<br />

'Waarde - Archeologie' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd,<br />

indien uit archeologisch onderzoek, blijkt dat in het aangewezen gebied géén archeologische<br />

waarden zijn aangetroffen.<br />

Hoofdstuk 2 39


Artikel 12 - Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor ‘Waterstaat - Waterloop’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die<br />

gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor de bescherming, beheer<br />

en het onderhoud van de binnen en buiten het plangebied gelegen watergang met de<br />

daarbij behorende oevers.<br />

12.2 Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen<br />

Al hetgeen in deze voorschriften omtrent de ondergeschikte bestemming(en) binnen<br />

het gebied met de bestemming ‘Waterstaat - Waterloop’ is toegestaan, is uitsluitend<br />

toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterloop, verenigbaar<br />

is met het belang van de waterloop.<br />

12.3 Bouw<strong>regels</strong><br />

12.3.1 Algemeen<br />

a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 12.3.1 tot en<br />

met 12.3.2;<br />

b. ten aanzien van het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.<br />

12.3.2 Bouwwerken<br />

Op de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven ‘Waterstaat - Waterloop’<br />

mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:<br />

a. bouwwerken waarvoor vergunning is verleend door de beheersinstantie van de<br />

waterloop;<br />

b. bouwwerken waartegen de Keur van het Waterschap zich niet verzet;<br />

c. bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden, waarvan de<br />

bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.<br />

12.4 Aanlegvergunning<br />

12.4.1 Verbod<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming leidingen zonder of in afwijking<br />

van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />

de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de gronden;<br />

b. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;<br />

c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verbandhoudende constructies.<br />

12.4.2 Uitzonderingen<br />

Het verbod als bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden<br />

die:<br />

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />

12.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits daardoor<br />

geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de belanghebbenden<br />

van de waterloop c.q. waterhuishouding.<br />

40<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


12.4.4 Advies<br />

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoel in 12.4.1 winnen burgemeester<br />

en wethouders advies in bij de beheerder van de waterloop.<br />

Hoofdstuk 2 41


42<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


3. ALGEMENE REGELS<br />

Artikel 13 - Anti-dubbeltelbepaling<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan<br />

uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen<br />

buiten beschouwing.<br />

Hoofdstuk 3 43


Artikel 14 - Nadere eisen<br />

14.1 Nadere eisen<br />

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsvoorschriften als<br />

bedoeld in hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:<br />

a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen<br />

zijnde;<br />

b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen;<br />

c. de situering van verlichting (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en het plaatsen<br />

van verlichting op of aan bouwwerken ter voorkoming van lichthinder/lichtverstoring;<br />

d. het aantal, de situering en omvang van parkeergelegenheid;<br />

e. de bebouwingsdichtheid;<br />

f. de situering van in- en uitritten.<br />

14.2 Voorwaarden<br />

De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit<br />

noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere<br />

van de hieronder opgenomen items:<br />

a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />

b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;<br />

c. de verkeersveiligheid;<br />

d. de sociale veiligheid;<br />

e. het woon- en leefklimaat;<br />

f. een ecologisch en landschappelijk verantwoorde inrichting;<br />

g. de milieusituatie.<br />

44<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


Artikel 15 - Veiligheidszone - leiding - koolwatersof<br />

15.1 Veiligheidszone<br />

De gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - leiding - koolwaterstof’<br />

zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en dubbelbestemming<br />

– tevens aangewezen om de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten<br />

tegen te gaan en om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.<br />

15.2 Bouw<strong>regels</strong><br />

15.2.1 Milieugevoelige nieuwe bijzonder kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden<br />

aangewezen als ‘veiligheidszone - leiding - koolwaterstof’.<br />

(Beperkt) kwetsbare objecten, niet zijnde zeer kwetsbare objecten, mogen slechts worden<br />

gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.<br />

15.2.2 Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, niet zijnde zeer kwetsbare objecten,<br />

mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.<br />

15.3 Gebruiks<strong>regels</strong><br />

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt)<br />

kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.<br />

15.4 Wijziging – ‘veiligheidszone - leiding – koolwaterstof’<br />

15.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet<br />

ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone<br />

- leiding - koolwaterstof’ te verkleinen of te verwijderen.<br />

15.4.2 De zone mag alleen worden verwijderd als de externe veiligheid (EV) relevante leiding<br />

blijvend buiten gebruik is gesteld of vaststaat dat binnen een periode van twee jaar na<br />

vaststelling van de wijziging de leiding verwijderd zal worden.<br />

15.4.3 De zone mag alleen worden verkleind:<br />

a. als door risicoreducerende maatregelen of veranderingen in de gesteldheid van de<br />

omgeving die van invloed zijn op de spreiding van het risico het risico zodanig verandert<br />

dat het de veiligheidszone niet meer de werkelijke situatie representeert of<br />

zal representeren;<br />

b. om de veiligheidszone met de nieuwe werkelijke situatie in overeenstemming te<br />

brengen;<br />

c. als uit onderzoek blijkt dat na aanpassing van de zone het groepsrisico niet significant<br />

zal toenemen door de mogelijkheid van extra (beperkt) kwetsbare objecten te<br />

realiseren als gevolg van verkleining van de zone.<br />

15.4.4 Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 15.4.1 winnen burgemeester en wethouders<br />

schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.<br />

Hoofdstuk 3 45


Artikel 16 - Algemene ontheffings<strong>regels</strong><br />

16.1 Ontheffing algemeen<br />

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:<br />

a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen<br />

of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, mits het<br />

afwijkingen van geringe betekenis betreft ten behoeve van de praktische uitvoering<br />

van het plan, waarbij:<br />

- geen wijziging wordt aangebracht in de ligging van de as van de weg die op<br />

de verbeelding is vermeld;<br />

- geen belangen van derden worden geschaad;.<br />

- de verkeersveiligheid en/of –identiteit daartoe aanleiding geeft;<br />

b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de vorm van bouwvlakken voor zover<br />

zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering<br />

noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10%<br />

bedragen;<br />

c. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van geringe afwijkingen van de in het<br />

plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand<br />

tot zijdelingse perceelgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van goothoogte<br />

van gebouwen met ten hoogste 10%;<br />

d. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde<br />

gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding<br />

of ten dienste van het algemeen nut - met uitzondering van verkooppunten<br />

voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwweren geen grotere oppervlakte<br />

dan 15 m 2<br />

en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;<br />

e. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar,<br />

mits de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt;<br />

f. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de hoogte ten<br />

hoogste 2,50 meter bedraagt;<br />

g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien voor het oprichten van bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting<br />

van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de hoogte ten<br />

hoogste 10 meter bedraagt;<br />

h. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde,<br />

ten dienste van het telecommunicatieverkeer – waaronder begrepen antennes<br />

en zend- en ontvangstmasten en/of sirenemasten, al dan niet van openbare orde,<br />

mits de hoogte ten hoogste 40 meter bedraagt.<br />

Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:<br />

<strong>1.</strong> losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:<br />

� buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden,<br />

langs verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations,<br />

knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;<br />

� binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.<br />

2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:<br />

� op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van<br />

een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen<br />

geheel dienen te worden ontzien;<br />

46<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


� tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk<br />

doen aan de aanwezige kwaliteiten;<br />

i de bestemmingsbepalingen ten behoeve de aanleg van ecovoorzieningen voor<br />

klein wild, reptielen en amfibieën, waaronder begrepen faunapassages en ecoduikers,<br />

met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

<strong>1.</strong> de voorzieningen bestaan uit:<br />

� werken, geen bouwwerken zijnde, alsmede het uitvoeren van werkzaamheden;<br />

� voor de functie beoogde en benodigde bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde;<br />

2. de voorzieningen mogen zowel boven- als ondergronds worden aangelegd;<br />

3. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;<br />

4. geen belangen van derden worden geschaad.<br />

16.2 Nadere eisen<br />

Burgemeester en wethouders kunnen bij de ontheffing nadere eisen stellen ten behoeve<br />

van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een<br />

goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden<br />

van de aangrenzende gronden ten aanzien van:<br />

a. de situering van bouwwerken;<br />

b. de situering van parkeervoorzieningen;<br />

c. de hoogte van bouwwerken.<br />

Hoofdstuk 3 47


Artikel 17 - Algemene wijzigings<strong>regels</strong><br />

17.1 Wijziging algemeen<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen<br />

te wijzigen ten behoeve van:<br />

a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een<br />

technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover<br />

dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.<br />

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak<br />

mag met niet meer dan 10% worden vergroot;<br />

b. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover niet van toepassing is het bepaalde<br />

in artikel 5.3. juncto 5.4 en 6.3 juncto 6.4, en toestaan dat het beloop van<br />

wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,<br />

indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.<br />

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen, het bestemmingsvlak<br />

mag met niet meer dan 10% worden vergroot en het aantal rijstroken<br />

per weg mag niet meer bedragen dan twee;<br />

c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij<br />

verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke<br />

regelingen na het tijdstip van vaststelling van het plan worden gewijzigd.<br />

17.2 Wijziging geluidwerende voorzieningen<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />

van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen/<br />

aanleggen/oprichten van een geluidwerende voorziening (geluidsschermen of geluidswallen)<br />

om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ter zake het aspect<br />

wegverkeerslawaai in relatie tot milieugevoelige bestemmingen en objecten met inachtneming<br />

van de in een akoestisch onderzoek te bepalen maatvoerings- en situeringseisen<br />

en onder voorwaarde dat de betreffende voorziening landschappelijk inpasbaar<br />

is.<br />

17.3 Risicocontour<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />

van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, ten behoeve van het aanbrengen/opnemen<br />

van een risicocontour in het plan verbonden aan de uitoefening van een<br />

risicovolle activiteit als bedoeld in artikel 6.7.<br />

17.4 Wijzigingsbevoegdheid ecovoorzieningen<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6<br />

van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een<br />

‘ecovoorziening’ dan wel het verplaatsen van een aangeduide ecovoorziening, ten behoeve<br />

van de aanleg en doorgang van doorgangen ter plaatse voor klein wild, reptielen<br />

en amfibieën, zoals faunapassages en ecoduikers, met inachtneming van de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. de voorzieningen bestaan uit:<br />

- werken, geen bouwwerken zijnde, alsmede het uitvoeren van werkzaamheden;<br />

- voor de functie beoogde en benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

b. de voorzieningen mogen zowel boven- als ondergronds worden aangelegd;<br />

c. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;<br />

48<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


d. bij een verschuiving van de aangeduide ’ecovoorziening; op de verbeelding, de<br />

verschuiving niet meer mag bedragen dan 50 meter van de rand van de zone, zoals<br />

op de verbeelding is aangegeven;<br />

e. geen belangen van derden worden geschaad.<br />

Hoofdstuk 3 49


Artikel 18 - Algemene procedure<strong>regels</strong><br />

18.1 Ontheffing<br />

Op de voorbereiding van het besluit inzake ontheffing gebaseerd op artikel 3.6 van<br />

de Wet ruimtelijke ordening is voor wat betreft de procedure, de regeling in afdeling<br />

3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />

18.2 Wijziging<br />

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is<br />

op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van<br />

de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />

18.3 Aanlegvergunning<br />

Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de<br />

procedure als vervat in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.<br />

18.4 Nadere eisen<br />

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, als bedoeld in artikel 14 en artikel 16.2 is<br />

op de voorbereiding van een besluit voor wat betreft de procedure, de regeling in<br />

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.<br />

50<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS<br />

Artikel 19 - Overgangsrecht<br />

19.<strong>1.</strong> Overgangs<strong>regels</strong> ten aanzien van bouwwerken<br />

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />

aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,<br />

en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet<br />

wordt vergroot:<br />

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />

veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee<br />

jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />

19.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde<br />

onder 19.1 voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het<br />

bepaalde onder 19.1 met maximaal 10%.<br />

19.3 Het bepaalde in artikel 19.2 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan<br />

op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, doch zijn gebouwd zonder of<br />

in afwijking van een verleende bouwvergunning.<br />

19.4 Overgangs<strong>regels</strong> ten aanzien van het gebruik<br />

19.4.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />

van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

19.4.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde<br />

in 19.4.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig<br />

gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

19.4.3 Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in 19.4.1, na het tijdstip van inwerkingtreding<br />

van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden<br />

dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.<br />

19.4.4 Het bepaalde in 19.4.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met<br />

het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen<br />

van dat plan.<br />

19.5 Hardheidsclausule<br />

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van<br />

overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding<br />

van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met<br />

het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten<br />

behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen<br />

Hoofdstuk 4 51


Artikel 20 - Slotregel<br />

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:<br />

Voorschriften deel uitmakend van het bestemmingsplan ‘Lage Heideweg’ van de <strong>gemeente</strong><br />

<strong>Valkenswaard</strong><br />

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 november 2009<br />

De griffier, De voorzitter,<br />

………. ………<br />

52<br />

Plandeel <strong>Valkenswaard</strong>


BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />

www.BRO.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!