10.08.2015 Views

downloaden - Diachron UvA bv

downloaden - Diachron UvA bv

downloaden - Diachron UvA bv

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

L.A. SamRecente archeologiebij kasteel GeldropDefinitief archeologisch onderzoekop het kasteelcomplex, gemeente Geldrop-Mierlo(Noord-Brabant)39 februari 2007


Recente archeologie bij kasteel Geldropdefinitief archeologisch onderzoek op het kasteelcomplex,gemeente Geldrop-Mierlo (Noord-Brabant)auteurmet bijdragen vanredactiein opdracht vanontwerp en opmaakillustratiesfoto’sproductieL.A. SamJ.P.W. VerspayC.L. NystStichting Kasteel Geldropkantoordeloor, HaarlemL.A. Samaac/ProjectenbureauKoopmans’ drukkerij, Hoornisbn 978–9078863–052issn 1569–1411Amsterdams Archeologisch CentrumUniversiteit van AmsterdamTurfdraagsterpad 91012 xt Amsterdamwww.aac projectenbureau.nl© aac/Projectenbureau, Amsterdam 2007


voorwoordNaar aanleiding van de toekomstige bouw van een feestzaal en keuken heeftde Stichting Kasteel Geldrop het aac/Projectenbureau van de Universiteit vanAmsterdam de opdracht gegeven een definitief archeologisch onderzoek uit tevoeren op het plangebied Kasteelcomplex, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo.Het onderzoeksteam bestond uit:>> drs. C. W. Koot projectleider>> drs. M. Hissel dagelijkse leiding in het veld>> drs. L. A. Sam veldarcheoloog>> dhr. H. van Ramshorst senior veldtechnicus>> dhr. J. Scheringa student>> dhr. J. Verspay aardewerkspecialistWij willen iedereen bedanken die, zowel in het veld als daarbuiten, zijn medewerkingheeft verleend aan het onderzoek, waaronder de heer E. Franken vande Stichting Kasteel Geldrop en de heer H. Snijders van de Gemeente Geldrop.Tevens bedanken wij kraanbedrijf Geurts vof, in het bijzonder kraanmachinistMark Groenen voor het vakkundig aanleggen van de werkputten. Ten slottebedanken wij de heer B. Meeuwsen van de landmeetkundige dienst van deGemeente Geldrop voor het nauwkeurig inmeten van de piketten in hetrd-coördinatensysteem.


inhoudsamenvatting1 inleiding1.1 algemeen1.2 reden van onderzoek1.3 onderzoeksdoelen1.4 leeswijzer2 onderzoeksgebied2.1 topografische ligging2.2 gebiedsbeschrijving2.3 archeologische en historische context2.4 archeologische verwachting3 onderzoeksmethode3.1 voorbereiding3.2 veldwerk3.3 analyse en rapportage3.4 deponering4 onderzoeksresultaten4.1 sporen mogelijk uit de Late-Middeleeuwen4.2 sporen en vondsten uit de 19e eeuw4.3 sporen en vondsten uit de 20e eeuw4.4 evaluatie onderzoeksvragen4.5 conclusie5 Archeologische Monumentenzorg5.1 inleiding5.2 waardering onderzoeksgebied5.3 advies68888111212131416171818181819191923242829293133


tijdsbalk van de Middeleeuwenliteratuurlijst van gebruikte afkortingenlijst van figuren en tabellen34353637bijlagendigitaal op cd-rom in de achteromslag1 sporenlijst (cd-rom)2 vondstenlijst (cd-rom)analoog achterin dit rapport3 aardewerk en glasdoor J.P.W. Verspay38


samenvattingaanleidingNaar aanleiding van de plannen voor de bouw van een nieuwe feestzaal en keukenheeft Stichting Kasteel Geldrop het aac/Projectenbureau van de Universiteitvan Amsterdam de opdracht gegeven een definitief archeologisch onderzoek uitte voeren op het plangebied Kasteelcomplex, te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo. De feestzaal was gepland tussen de oude boerderij en de oranjerie en dekeuken aan de westzijde van de boerderij. De oranjerie en boerderij zijn beidebijgebouwen van het kasteel en hebben een monumentale status. Het archeologischonderzoek heeft plaatsgevonden op 24, 25 en 29 augustus 2006. De centralerd-coördinaten van het onderzoeksterrein zijn 166.900/381.830. Intern kreeg hetonderzoek de code gm-kc-06 en het landelijke onderzoeksmeldingsnummer is18365.onderzoeksdoelenHet doel van dit onderzoek was de archeologische waarden op het onderzoeksterrein,conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, tedocumenteren, analyseren en hierover te rapporteren. Daarnaast stonden er inhet vooraf opgestelde Programma van Eisen zowel inventariserende als meerspecifieke onderzoeksvragen betreffende de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijdgeformuleerd. De uiteindelijke onderzoeksresultaten zouden vervolgens wordengebruikt voor het opnieuw vaststellen van een archeologische verwachting opde rest van het kasteelterrein.onderzoeksmethodeHet definitief archeologisch onderzoek valt in verschillende delen uiteen: devoorbereiding van het veldwerk, het veldwerk zelf, de uitwerking en rapportageen ten slotte de deponering. Alle werkzaamheden zijn uitgevoerd conform dedestijds geldende normen, beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm NederlandseArcheologie (kna), versie 2.2. Er zijn drie werkputten aangelegd, waarbijwerkput 1 en 2 tussen de boerderij en de oranjerie één grote werkput vormden.De werkputten 1 en 2 zijn in twee vlakken opgegraven omdat de bovengrond,door een lichte zinkvervuiling, gescheiden moest blijven van de overige stort.In werkput 3 is één vlak aangelegd. Alle sporen zijn beschreven, getekend opschaal 1:50 en waar nodig gecoupeerd, getekend op schaal 1:20 en gefotogra-


feerd. Ook is van iedere werkput een profiel volledig gedocumenteerd doormiddel van foto’s en tekeningen. Vondsten uit sporen zijn verzameld, soms washet enkel nodig hier een monster te nemen zoals uit een kuiltje vol vensterglasfragmenten.resultatenEr zijn in totaal 36 sporen aangetroffen waarvan het grootste deel gedateerd konworden in de 19e en 20e eeuw. Deze hadden alle te maken met bouwwerkzaamhedenen afbraak- of opruimactiviteiten die op en rond het onderzoeksterreinhebben plaatsgevonden. Opvallend hierbij was een vijftal bakstenen poeren uitde 19e eeuw en twee funderingen voor houten palen waarvoor de onderkantenvan houten tonnen waren gebruikt. Deze laatstgenoemde sporen dateerden uitde 20e eeuw en behoorden bij een smalle aanbouw tegen de noordelijke schansmuuren oranjerie.Drie sporen waren ouder dan de 19e eeuw, te weten het esdek en een natuurlijkekuil of depressie in werkput 3 en een sloot in werkput 1 en 2. Mogelijk zijn dezesporen gelijktijdig en maakten ze alle drie deel uit van het akkergebied dat hierin ieder geval aan het begin van de 19e eeuw nog lag, maar omdat er in dezesporen geen dateerbaar materiaal is aangetroffen, is dit niet met zekerheid tezeggen. Ook het merendeel van de vondsten dateerde uit de 19e en 20e eeuw.Enkele fragmenten waren ouder, maar werden in sporen aangetroffen metrecenter materiaal.Archeologische MonumentenzorgIn het kader van de Archeologische Monumentenzorg is het kasteelterreingewaardeerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hierbij isgelet op de belevingswaarde, de fysieke kwaliteit en de inhoudelijke kwaliteit.Uit deze waardering kan worden geconcludeerd dat het gehele kasteelterreineen hoge archeologische verwachting kent en het gebied direct rondom hetkasteel en de bijgebouwen een hoge archeologische waarde heeft. Bij eventueletoekomstige bodemingrepen op het kasteelterrein zal daarom altijd rekeningmoeten worden gehouden met de archeologische waarden in de ondergrond endient derhalve in alle gevallen een vorm van archeologisch onderzoek plaats tevinden.


1 inleiding1.1 algemeenOp 24, 25 en 29 augustus 2006 heeft het Amsterdams Archeologisch Centrum(aac) van de Universiteit van Amsterdam (<strong>UvA</strong>), in opdracht van de StichtingKasteel Geldrop, een definitief archeologisch onderzoek uitgevoerd op het plangebiedKasteelcomplex te Geldrop (fig. 1). Het plangebied heeft een oppervlaktevan circa 390 m 2 en bevindt zich tussen de rd-coördinaten: 166.909/381.821,166.909/381.831, 166.847/381.815 en 166.847/381824. Intern heeft het onderzoekde projectcode gm-kc-06 gekregen, landelijk is aan het onderzoek het onderzoeksmeldingsnummer18365 toegekend. Het beheer van de documentatieen vondsten is overgedragen aan het Provinciaal Depot Noord-Brabant, in’s-Hertogenbosch.1.2 reden van het onderzoekAanleiding voor het onderzoek zijn de plannen van de Stichting Kasteel Geldropom op het terrein tussen de bestaande bebouwing uit de 19e eeuw een feestzaalen keuken te bouwen. De werkzaamheden die hiervoor nodig waren, zoudenleidden tot een diepgaande verstoring van de bodem en vormden een directebedreiging voor de archeologische waarden in de ondergrond. Uit het verkennendebooronderzoek, uitgevoerd door het aac/Projectenbureau, bleek de bodemter plaatse, door de aanwezigheid van baksteen, ondoordringbaar. De kansbestond dat deze bakstenen of baksteenfragmenten deel uitmaakten van funderingenvan oude bebouwing en/of plaveisel. Tevens bleek uit de boringen diewel diep konden worden gezet, dat in de bodemopbouw het esdek intact was.De uitkomsten van het booronderzoek en de historische locatie van het plangebiedgaven aanleiding direct over te gaan op een definitief archeologischonderzoek in de vorm van een opgraving.1.3 onderzoeksdoelenDe onderzoeksvragen die voorafgaand aan de opgraving werden gesteld, warenin beginsel sterk inventariserend van aard. Daarnaast konden meer gespecificeerdeonderzoeksvragen worden opgesteld met betrekking tot het gebruik vanhet terrein in de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd.


Inventarisatie– Wat is de aard, omvang, kwaliteit en het ruimtelijk verloop van de archeologischesporen en sporenclusters?– Uit welke periode dateren deze sporen en sporenclusters? En wanneer zijn devindplaatsen weer in onbruik geraakt?– Wat is de ruimtelijke relatie tussen de sporen en sporenclusters onderling enten opzichte van de natuurlijke en antropogene omgeving?– Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypenof vondstcategorieën behoren zij?– Wat is de relatie tussen de eventueel aangetroffen vindplaatsen met vindplaatsenen vondstmeldingen uit de directe omgeving?– Wat is de bodemopbouw en geologische opbouw van het plangebied?Fig. 1 De ligging van het plangebiedin Geldrop.Inzet: de ligging van Geldropin Nederland.


opdrachtgeverStichting Kasteel Geldropcontactpersoondhr. E. Frankenuitvoerende instantieaac/Projectenbureau, Universiteit van Amsterdamduur en tijdstip(pen) van onderzoek 3 dagen; 24, 25 en 29 augustus 2006plaats en gemeente onderzoeksgebiedGeldrop, gemeente GeldroptoponiemKasteelcomplexx/y-coördinaten nw 166.909/381.821no 166.909/381.831zo 166.847/381.815zw 166.847/381824code aac/Projectenbureaugm-kc-06onderzoekmeldingsnummer 18365beheer en plaats van deponeringProvinciaal Depot Noord-Brabant, ’s-HertogenboschTabel 1 Administratieve gegevensvan de opgraving op het plangebiedKasteelcomplex.– Hoe dik is het esdek op het terrein en van wanneer dateert dit?– Zijn er onder het esdek nog oudere akkerlagen aanwezig? En zo ja, wat is dedatering?Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd– Wat was de functie van het terrein voordat het kasteel gebouwd werd?– Wat is de functie van het terrein vanaf het midden van de 14e eeuw, nadathet kasteel in gebruik werd genomen?– Wat werd de functie van het terrein vanaf het midden van de 19e eeuw, toenhet terrein in het kasteelcomplex werd opgenomen?– Op de kaart van 1832 gaat het om een akkergebied. Kan er een relatie tussendit akkergebied en het kasteel worden gelegd?– Kan van de materiele cultuur worden afgeleid dat er contact was met hetkasteel? Of is er geen verschil met andere akkergebieden te zien?– Wat betekenen de baksteenresten die bij het verkennend booronderzoek zijnaangetroffen?– Kan de, bij het bouwhistorisch onderzoek gelokaliseerde, aanbouw aan deschansmuur ook archeologisch worden aangetoond? Zo ja, wat is dan defunctie van deze aanbouw geweest?– Is er een verschil te zien in sporenvorming onder het voormalige afdakje aande westkant van de boerderij, zoals beschreven in het bouwhistorisch onderzoek,en de rest van deze werkput? Zo ja, wat betekent dit?– Is in deze werkput de mestvaalt, die in het bouwhistorisch onderzoekgenoemd wordt, te lokaliseren?1) Parlevliet, M./C.L. Nyst 2006, 10.Voor nadere, inhoudelijke informatie wordt verwezen naar het Programmavan Eisen (PvE) dat door drs. M. Parlevliet en drs. C.L.Nyst van het aac/Projectenbureauis opgesteld. 110


1.4 leeswijzerIn dit rapport zal verslag worden gedaan van de werkzaamheden en de resultatenvan het definitief archeologisch onderzoek op het plangebied Kasteelcomplex.Hoofdstuk 2 is een beschrijving van het onderzoeksgebied. Degehanteerde methode voor het onderzoek is te lezen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk4 en 5 zullen respectievelijk de geologie en bodemkunde van het gebied en deresultaten van het definitief archeologisch onderzoek worden behandeld. Totslot komt in hoofdstuk 6 de conclusie met de betrekking tot de ArcheologischeMonumentenzorg aan bod. Hierin wordt geadviseerd welke maatregelen dienente worden getroffen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg bijmogelijke grondverstorende activiteiten in de directe omgeving van het plangebiedin de toekomst.Op de website van het aac/Projectenbureau (zie colofon) staat een archeologischetijdsbalk en een woordenlijst van in de archeologie veel gebruiktebegrippen.11


2 onderzoeksgebiedFig. 2 Ligging van de werkputtenten opzichte van de bijgebouwenen de schansmuur van hetkasteel.2.1 liggingHet plangebied Kasteelcomplex met de centrale rd-coördinaten 166.900/381.830bestaat uit een deel van het kasteelterrein aan de noordkant van Geldrop,gemeente Geldrop-Mierlo. Het is gelegen in de driehoek tussen de Mierloseweg,de Helze en de rivier de Kleine Drommel. Tegenwoordig bestaat het kasteelterreinuit het 14e eeuwse kasteel met bijgebouwen van veel later datum.Zo ligt tussen de werkputten een boerderij die dateert van rond 1870 (fig. 2).Ten oosten van de werkputten ligt de zogenaamde oranjerie uit 1860. Langs degehele zuidzijde van de werkputten loopt de noordelijke schansmuur van hetkasteel. Langs de noordzijde van de putten bevindt zich een wandelpad over hetkasteelterrein met aan weerszijde een bomenrij.12


Fig. 3A Bodemprofiel in werkput 1 en 2.B Bodemprofiel in werkput 3.2.2 gebiedsbeschrijvingGeologie van het onderzoeksterreinHet onderzoeksgebied maakt deel uit van het Noord-Brabantse dekzandgebied.Dit dekzand werd afgezet in de laatste fase van het Pleistoceen tijdens de laatsteijstijd, het Weichselien (circa 120.000 – 10.000 jaar geleden). Het dekzandgebiedwordt gekenmerkt door een opeenvolging van dekzandruggen die door vlaktenen beekdalen van elkaar worden gescheiden. Het belangrijkste beekdal vanGeldrop-Mierlo wordt gevormd door de Kleine Dommel. 2 Het onderzoeksgebiedKasteelcomplex bevindt zich in dit beekdal, ten westen van de waterloop.Het beekdal is ontstaan aan het eind van het Weichselien, toen de definitieveklimaatsverbetering inzette. Ondiepe geulen en beken veranderden in eensysteem van enkelvoudige meanderende beken, die zich aanvankelijk dieper inhet landschap insneden. Gedurende het verdere verloop van het Holoceen werdin de beekdalen en aansluitende lage terreingedeelten, beekzand en beekleemafgezet en vond veengroei plaats.Er vonden in het Holoceen geen belangrijke natuurlijke wijzigingen van het laatpleistocenereliëf plaats. Wél was de mens in toenemende mate van invloed opde bodem. Dit is vooral zichtbaar in de esdekken die het resultaat zijn van eeneeuwenlange beakkering en bemesting. De hogergelegen dekzandruggen zijndoor de eeuwen heen ideale vestigingsplaatsen voor de mens geweest. Vanafhet Late-Neolithicum (circa 3500 voor Chr.) werden de loofbossen gekapt omhuisplaatsen en akkergronden aan te leggen. Het proces van ontbossing gingdoor gedurende de Brons- en IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen.In de Late-Middeleeuwen (vanaf 1250 na Chr.) verhuisde de bewoning van dehogergelegen gebieden naar de lagere gronden en de beekdalen. Tot die tijd2) Van Dijk 2003, 7.13


werden de beekdalen te nat bevonden om op te wonen. Bekend is wel dat dezenatte zones in het landschap in de Brons- en IJzertijd onder meer gebruiktwerden voor rituele deposities. 3 Op de flanken van de dekzandplateaus wasde bodem droger. Op deze droge delen worden regelmatig graven uit de BronsenIJzertijd aangetroffen. De dekzandruggen zelf werden vanaf dat momentingericht als grootschalige akkercomplexen. Deze akkercomplexen werdenbemest met dierlijke mest vermengd met plaggen waardoor gaandeweg op veelplaatsen een dik akkerdek, ofwel esdek, ontstond.Omdat het plangebied zich binnen de bebouwde kom bevindt is het gebied voorde geologische en bodemkundige kaart niet gekarteerd. Ten noorden en zuidenvan de bebouwde kom bevindt zich in het beekdal een vlierveengrond metgrondwatertrap II. De nap-hoogte van het maaiveld is circa + 16,9 m nap.Bodemopbouw van de drie werkputtenDe bodemopbouw op het terrein van werkput 1 en 2 bestond tot op de C-horizont(S13) uit opgebrachte lagen die in de 19e en 20e eeuw gedateerd konden worden.Er konden ten minste vijf lagen worden onderscheiden (fig. 3a). 4 De bodemopbouwin werkput 3 was meer intact. Een restant van een esdek met enkele spitspoortjesaan de onderkant (S31) was zichtbaar direct boven de C-horizont (fig. 3b).Het esdek had een egaal grijsbruine kleur en bevatte enkele houtskoolfragmenten.Toch was ook op dit terrein veel gerommeld in de bovenlaag. Onder debouwvoor waren nog twee opgebrachte lagen uit de Nieuwe tijd waarneembaar(S1.6 en 1.7).3) Ter Schegget 1999, 202.4) S1.1 t/m 1.5. Laag 1.2 en 1.5 zijndezelfde laag, maar met een ietsandere vulling.5) Overgenomen uit het PvE.Parlevliet, M./C.L. Nyst 2006, 6 – 7.6) Verhees-Wouters 2002.7) Verhees-Wouters 2002.8) NN 1832.2.3 archeologische en historische context 5Geschiedenis van het kasteelHet oorspronkelijke kasteel dateert uit de Late-Middeleeuwen en vormde samenmet De Burght aan de zuidkant van het (huidige) dorp, de twee versterkte huizenwaar de heren van Geldrop woonden. Het Kasteel aan de noordkant van dedorpskern lijkt jonger te zijn dan De Burght. Uit archiefmateriaal blijkt dat hetkasteel rond 1350 werd gebouwd door Philip en Jan van Geldrop. De eeuwendaarna is het lange tijd bewoond door respectievelijk de families Geldrop enHorne. Van 1974 tot eind 1996 was het eigendom van Gemeente Geldrop omdaarna beheerd te worden door Stichting Kasteel Geldrop. Het kasteel is in 1512zwaar beschadigd door de Geldersen. Het werd omstreeks 1616 hersteld en voorzienvan de karakteristieke trapgevel. Het resultaat is nu herkenbaar als hetmiddendeel van het huidige kasteel. De twee aangebouwde delen zijn rond 1700en in de eerste helft van de 19e eeuw gebouwd. 6Ten oosten van het kasteel stond een woontoren, ‘Huis te Geldrop’ genoemd. Detoren of donjon was omgracht en bestond uit drie verdiepingen met een kelder.De ingang lag op de eerste verdieping en was via een brug en later waarschijnlijkvia een stenen trap te bereiken. In de 16e eeuw na de vernietiging van hetkasteel, stond alleen de woontoren nog overeind. Rond 1770 werd deze hersteldom in 1840 definitief afgebroken te worden. 7Op het kadastrale minuutplan van 1832 is het kasteelterrein met de rechthoekigegracht duidelijk te herkennen. Het kasteelcomplex bestaat binnen de gracht uitdrie gebouwen waaronder de haakse hoek die het nu nog heeft, de donjon ligtaan de oostkant buiten de gracht. 8 De bijgebouwen van het plangebied zijn in14


1832 nog niet gebouwd; aan de noord- en westkant van het kasteelterrein ligtuitgestrekt, onbebouwd akkergebied. Aan de zuidkant ligt het gehucht Geldropzoals het zich, voor zover bekend, in de Late-Middeleeuwen heeft ontwikkeld.De Hofstraat loopt van het kasteelterrein naar het driehoekige plein met denaam Grooten Heuvel. Onderzoek naar toponiemen leert dat de naam GrootenHeuvel verwijst naar de aard van die plek, een grote zandrug nabij de KleineDommel. De Hofstraat verwijst naar het kasteel of hofgoed en stamt waarschijnlijkuit de 14e eeuw. 9Vanaf het midden van de 19e eeuw worden door de toenmalige eigenaar vanhet kasteel, de industrieel Hubertus Paulus Hoevenaar jr., de tuinen en de bijgebouwenbij het kasteel aangelegd. In de omgeving van de huidige nieuwbouwplannengaat het hierbij om de schansmuren, de oranjerie en de boerderij.Bouwhistorisch onderzoek van de oranjerie, de boerderij en de schansmurenIn 2003 is door Enderman Bureau voor bouwhistorie, een bouwhistorisch onderzoekverricht naar de oranjerie, de boerderij en de schansmuren van het kasteelcomplex.Uit dit onderzoek blijken deze bijgebouwen zes bouwfasen te kennen.In de eerste fase (midden 19e eeuw) wordt de moestuin en een tuin in Engelselandschapstijl aangelegd. Hierbij worden de schansmuren, fungerend als fruitmuren,opgemetseld. In fase 2 (circa 1865 – 1870) wordt de oranjerie gebouwden in fase 3 (kort voor 1876) de boerderij. Deze boerderij fungeerde in eersteinstantie enkel als schuur. In fase 4 (kort voor 1885) wordt tegen de oranjerie eenschuur en een washok aangebouwd en krijgt het gebouw zijn huidige omvang.Tijdens de vijfde fase (eerste helft 20e eeuw) vinden waarschijnlijk diverse aanpassingenaan de gebouwen plaats. Zo wordt aan de noordzijde van de noordelijkeschansmuur een lange, smalle aanbouw gemaakt met een stookplaats tegende oranjerie. Deze aanbouw is tegenwoordig niet meer aanwezig. De laatste,zesde fase dateert van rond 1975, waarbij met name de schuur verbouwd wordttot boerderij. 109) Coenen 1987.Ook uit fase 5, en tegenwoordig eveneens niet meer aanwezig, dateert een afdakaan de westkant van de boerderij. Ook hiervan is de functie niet duidelijk,10) Enderman 2003, 1 – 2.mogelijk bezit het afdak een relatie met de mestvaalt die zich aan deze zijdevan de boerderij moet hebben bevonden. 11 11) Enderman 2003, 8, 27.15


2.4 archeologische verwachtingVoor het Programma van Eisen is een gespecificeerde verwachting van hetterrein opgesteld. 12 Hierbij kon geen gebruik worden gemaakt van de IndicatieveKaart voor Archeologische Waarden omdat het plangebied vanwege de liggingbinnen de bebouwde kom, niet is gekarteerd. Op de archeologische verwachtings-en beleidsadvieskaart van de gemeente Geldrop is de locatie gemarkeerdals ‘de oude bewoningskern van Geldrop en de omliggende zes gehuchten’en heeft een hoge archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en eenonbekende archeologische verwachting voor het Paleolithicum tot en met deRomeinse tijd. Op basis van de historische ligging van het plangebied kanworden geconcludeerd dat op het terrein met name sporen en vondsten uit deLate-Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten zijn. Deze sporen en vondstenzouden meer inzicht kunnen geven in de oorspronkelijke agrarische functie vande directe omgeving van het kasteel en de functieverandering die gedurendede 19e eeuw heeft plaatsgevonden, zoals de opname van de bijgebouwen metmoestuin binnen het kasteelterrein. Verder bestond tijdens het onderzoek demogelijkheid dat sporen en vondsten werden aangetroffen uit oudere perioden.Vanwege de ligging van het plangebied in een beekdal werd verwacht dat dezesporen en vondsten vooral betrekking zouden hebben op landschapsgebruik inhet verleden.12) M. Parlevliet/C.L. Nyst 2006, 9.16


3 onderzoeksmethodeFig. 4 De werkzaamheden inwerkput 2.Het definitief archeologisch onderzoek is samengesteld uit verschillende onderdelen:de voorbereiding van het veldwerk, het veldwerk zelf, de analyse, rapportageen ten slotte de deponering. Alle werkzaamheden zijn uitgevoerd conformde destijds geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (kna), versie 2.2,en het kwaliteitshandboek van het aac/Projectenbureau.17


3.1 vooronderzoekTer voorbereiding op het veldwerk werd het Programma van Eisen doorgenomenop de toe te passen methodiek. De voorbereiding bestond verder uit een startoverleg,het schrijven van een draaiboek en een veiligheids- en gezondheidsplan,het doen van de klic- en archis-melding en het gereedmaken van materialenen werkterrein. Op het onderzoeksterrein werd voorafgaande aan het definitiefarcheologisch onderzoek een lokaal meetsysteem opgezet dat gedurende hetveldwerk is ingemeten in het landelijke coördinatenstelsel.3.2 veldwerkOp het onderzoeksterrein zijn met een graafmachine drie werkputten aangelegd(fig. 4). Twee putten, die samen één grote werkput vormden, waren gelegenbinnen de oppervlakte van de te bouwen feestzaal. De derde werkput lag binnende oppervlakte van de geplande keuken. In totaal hadden de werkputten eenoppervlakte van circa 213 m 2 . Wegens vervuiling van de bovengrond door zink,afkomstig van de dakgoot van de oranjerie ten oosten van het onderzoeksterrein,zijn de eerste twee werkputten in twee vlakken opgegraven waarbij de stort vande eerste 50 cm bovengrond gescheiden werd gehouden van de overige grond.Het eerste vlak werd daarom aangelegd op ongeveer 50 cm beneden het maaiveld.Het tweede vlak bevond zich aan de bovenkant van de C-horizont, gemiddeldlag deze 1,20 m onder het maaiveld. In de derde werkput is slechts één vlakaangelegd, eveneens aan de bovenkant van de C-horizont op gemiddeld 1,4 monder het maaiveld.3.3 analyse en rapportageVoor aanvang van de analyse en rapportage zijn de eerste bevindingen van hetveldwerk in een briefverslag aan de opdrachtgever en het bevoegd gezag gerapporteerd.Daarna is met de analyse en interpretatie van de gegevens begonnen.De analyse omvatte de beschrijving, digitale verwerking, en interpretatie vande veldgegevens en vondsten in het kader van de vooraf geformuleerde vraagstellingen.De veldtekeningen zijn gedigitaliseerd en de vondst- en spoorgegevensopgeslagen in een database. De vondsten zijn door een specialist gedetermineerden beschreven. De resultaten van de analyse en interpretatie van allegegevens zijn in dit rapport verwerkt en vormen de basis voor het advies in hetkader van de Archeologische Monumentenzorg (amz).3.4 deponeringAl het vondstmateriaal en de verzamelde data zijn overgedragen aan hetProvinciaal Depot Noord-Brabant.18


4 onderzoeksresultatenTijdens het definitief archeologisch onderzoek zijn op het onderzoeksterrein intotaal 36 sporen en verschillende vondsten aangetroffen (fig. 5). 13 Het overgrotedeel kan worden toegeschreven aan de verschillende bouw- en afbraakactiviteitendie op dit terrein met name in de 19e eeuw hebben plaatsgevonden. Slechtstwee sporen zijn mogelijk ouder en zouden uit de Late-Middeleeuwen kunnendateren. De sporen en vondsten zullen in dit hoofdstuk in chronologische volgordeworden behandeld.4.1 sporen mogelijk uit de Late-MiddeleeuwenIn de werkputten 1 en 2 is slechts één spoor aangetroffen dat een oudere dateringheeft dan de 19e eeuw en mogelijk zelfs in de Late-Middeleeuwen gedateerdkan worden. Het betreft een sloot of greppel met een donkerbruingrijze egalezandvulling. 14 In de vulling kwam humeus en plantaardig materiaal voor, maarer werd geen enkele scherf of ander dateerbaar materiaal in aangetroffen. Dedatering is daarom onzeker, maar vanwege de ligging van de sloot onder sporenuit de 19e eeuw, moet deze in ieder geval ouder zijn dan de Nieuwe tijd C. Het iszeer waarschijnlijk dat het onderzoeksterrein in de Late-Middeleeuwen deel uitmaakte van een akkerland rondom het kasteelterrein. Mogelijk was deze slootin die periode onderdeel van de begrenzing van die akker.Een ander spoor waarvan de datering terug zou kunnen gaan tot de periodewaarin het terrein een akkerland was, is spoor 30 in werkput 3. Het betreft eencirca 25 cm diepe natuurlijke kuil of depressie van circa 6 x 8 m waarin ooitwater moet hebben gestaan. Dit is op te maken uit de vele kronkelige fibersonder de kuil, die het gevolg zijn van doorsijpelend water in de bodem (fig. 6).De vulling van de kuil/depressie was van grijsbruin egaal tot lichtgrijsbruingevlekt zand. Er werd geen dateerbaar materiaal in aangetroffen. De dateringvan dit spoor blijft daarom onzeker, maar de mogelijkheid bestaat dat het eennatuurlijk ontstane drenkkuil betreft die in gebruik was in de Late-Middeleeuwentoen dit terrein waarschijnlijk deel uit maakte van een akkerland rondomhet kasteel.4.2 sporen en vondsten uit de 19e eeuwIn werkput 1 en 2 werden verschillende sporen (S7, 8, 9, 14, 19, 2 en 22) aangetroffendie vrijwel zeker in de 19e eeuw gedateerd kunnen worden. Als eerste betreftFig. 5 p.20 en 21A Alle-sporenkaart vanwerkput 1 en 2.B Alle-sporenkaart vanwerkput 3.13) Zie bijlage 1 en 2 voor sporen–en vondstenlijsten.14) S4, 6 en 10. Deze sporenbehoren tot dezelfde sloot.19


Fig. 6 Dwarsdoorsnede van denatuurlijke depressie (S30) inwerkput 3. De bruine, kronkelendestrepen aan de onderzijdeduiden op het doorsijpelen vanwater.het een langgerekte, oost-west georiënteerde puinbaan in werkput 2 (S19). Debaan begint aan de westzijde van de werkput en gaat in het oosten door tot inde putwand. De baan is circa 20 m lang en 2 m breed en is gevuld met een hooppuin waaronder keramiekfragmenten en hele bakstenen. Mogelijk is de baangebruikt als fundering voor een gebouw dat hier heeft gestaan, maar het kanook juist met de afbraak van een gebouw te maken hebben.Ten zuiden van de puinbaan lag, parallel hieraan, een vijftal bakstenen poerendie ook uit de 19e eeuw dateren (fig. 7). Deze vierkante poeren waren opgebouwduit bakstenen die bij elkaar werden gehouden door witte, kalkachtige mortel.Ze lagen met een gemiddelde afstand van 7 m uit elkaar en hadden een afmetingvan circa 1 x 1 m. Tussen het puin van één van de poeren (S14) werden fragmentenvan een mineraalwaterfles aangetroffen die in de 19e eeuw gedateerd kunnenworden (V8). De poeren zullen als fundering hebben gediend voor een gebouwdat hier in de 19e eeuw gestaan heeft. Dit gebouw was ons niet bekend uit dehistorische onderzoeken die we voorafgaand aan dit archeologische veldonderzoekhebben geraadpleegd.Tot slot konden vier boomvakken in werkput 2 ook in de 19e eeuw gedateerdworden (S21). Deze vakken lagen parallel aan de huidige bomenrij langs het voetpad,ten noorden van werkput 2. Tussen de eerste drie vakken aan de westzijdezat gemiddeld 1,40 m afstand. Het vierde boomvak lag op ongeveer 6 m tenoosten van de andere drie. Er bevonden zich in de boomvakken nog restantenvan de boomstronken. Opvallend is dat wanneer de bomenrij zou worden doorgetrokkennaar het oosten toe, deze uitkomt op de oude buitenmuur van deoranjerie. Deze oudere bomenrij moet dus dateren van vóór de aanbouw van een22


Fig. 7 Deel van het noordprofielin werkput 1 met onderaan éénvan de vier 19e eeuwse poerenvan baksteen en mortel.schuur en washok tegen de oranjerie rond het jaar 1885. Als gevolg van dezeaanbouw werden het pad én de bomenrij destijds enkele meters in noordelijkerichting opgeschoven en daar zijn ze blijven staan tot op de dag van vandaag.4.3 sporen en vondsten uit de 20e eeuwNaast een aantal kabelsleuven (S27, 28 en 34) en andere moderne verstoringen(S5, 23, 24, 25, 32, 33 en 36) zijn enkele sporen uit de 20e eeuw blootgelegd diehet vermelden waard zijn. Als eerste betreft het een tweetal paalfunderingenin het zuidprofiel aan de oostzijde van werkput 1 (S11 en 12). Op een afstand vancirca 3 m van elkaar lagen twee onderkanten van houten tonnen met elk eenrechtopstaande, vierkante, houten paal (fig. 8). 15 De palen hebben zeer waarschijnlijkgehoord bij een lange, smalle aanbouw met een stookplaats tegen deoranjerie, die hier in het begin van de 20e eeuw gestaan heeft. Uit eerder bouwhistorischonderzoek aan de oranjerie en de boerderij is de precieze functie vandeze stookplaats niet duidelijk geworden en ook dit archeologisch onderzoekkan hierover helaas niets meer zeggen. 16Opvallend was ook een aantal afvalkuiltjes gevuld met glas en aardewerkfragmenten(S3, 15 en 20). Het kuiltje (S3) bevatte uitsluitend een groot aantalvensterglasfragmenten (V9). Uit spoor 15 en 20 is veel aardewerk, glas en metaalgekomen. In spoor 15 waren dat vooral veel fragmenten van bloempotten diegedateerd moeten worden tussen 1700 en 1900 (V10). Vermoedelijk zijn dezebloempotten oorspronkelijk afkomstig uit de oranjerie en bijbehorende tuinenrondom het kasteel die eind 19e eeuw in gebruik waren. 17 Het afvalkuiltje (S20)bevatte zowel aardwerk als glas en metaal (V20). Het aardwerk bestond voornamelijkuit een fragment van een waterfles die in de 19e eeuw moet wordengedateerd en een fragment van een baksteen met witte mortel eraan. Dat de15) De palen zijn gezien, maarwaren helaas voor de ontdekkingvan de tonnen door de graafmachinereeds weggetrokken.16) Enderman 2003, 5, 22.17) Zie ook bijlage 3, fig. 1.23


kuil toch in de 20e eeuw wordt gedateerd komt door een aantal fragmenten vanglazen waterflessen, waarvan er ten minste één in de 20e eeuw gedateerd moetworden.4.4 evaluatie onderzoeksvragenDe in het PvE opgestelde onderzoeksvragen zijn in beginsel voornamelijkter inventarisatie. Daarnaast zijn voor het gebruik van het terrein in de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd specifieke vragen opgesteld.Inventariserende onderzoeksvragen– Wat is de aard, omvang, kwaliteit en het ruimtelijke verloop van dearcheologische sporen en sporenclusters?Het grootste deel van de sporen kunnen in verband worden gebracht met deverschillende bouw- en afbraakactiviteiten die op dit terrein, tussen de oranjerieen de boerderij, in de 19e en 20e eeuw hebben plaatsgevonden. Daarnaastzouden twee sporen, een sloot en een natuurlijke kuil of depressie, mogelijkgedateerd kunnen worden in de periode dat dit terrein deel uit maakte van eengroot akkergebied rondom het kasteel. De kwaliteit van de sporen en vondstenis goed omdat het merendeel vrij recent is en dus nog niet zo lang aan vervalonderhevig. Bovendien bestaan de meeste sporen en vondsten uit stevigmateriaal.– Uit welke periode dateren deze sporen en sporenclusters?En wanneer zijn de vindplaatsen weer in onbruik geraakt?De sporen dateren vrijwel alle uit de 19e en 20e eeuw. Het restant van het esdekdat in werkput 3 werd waargenomen, is ouder en dateert vermoedelijk uit deLate-Middeleeuwen. Een exacte datering is niet te geven aangezien geenmateriaal in het esdek is gevonden. De sloot in werkput 1 en 2 en de natuurlijkekuil of depressie in werkput 3 zouden uit dezelfde periode als het esdek kunnenzijn, maar ook hierin is geen materiaal gevonden dat een dergelijke datering kanbevestigen. Op de kaart van 1832 staat dit terrein aangeduid als een akkergebieden zeer waarschijnlijk is het als zodanig in gebruik geweest vanaf de Late-Middeleeuwen. Het esdek zal dus een zeer lange periode, tot in de 19e eeuw,in gebruik zijn geweest. Op een zeker moment in de 19e eeuw zijn de eerstebouwactiviteiten op dit terrein begonnen, maar de in die periode aangelegdegebouwen of structuren zijn in de loop van de 20e eeuw weer allemaal tot opde grond toe afgebroken.– Wat is de ruimtelijke relatie tussen de sporen en de sporenclusters onderlingen ten opzichte van de natuurlijke en antropogene omgeving?Er bestaat een mogelijke relatie tussen het esdek in werkput 3 en twee sporen(de sloot in werkput 2 en de mogelijke drenkkuil in werkput 3). De datering vanal deze sporen is onzeker, dus of ze gelijktijdig zijn geweest is niet bevestigd.Sloten of greppels maken integraal onderdeel uit van een akkercomplex, omdatze dienen voor zowel de afwatering als de perceelindeling. Drenkkuilen zijndaarentegen niet ideaal voor de bewerking van de akker, met name voor hetploegen. Maar als vee zou zijn geweid op de stoppelvelden, dan was het natuurlijkvan belang dat de dieren hun dorst konden lessen. Zowel in de sloot als inde natuurlijke kuil is geen antropogeen materiaal aangetroffen.24


Fig. 8 De onderkant van eenhouten ton is gebruikt alsfundering voor een houten paalbehorend bij een aanbouw tegende schansmuur uit de eerstehelft van de 20e eeuw.Een ruimtelijke relatie tussen de overige 19e en 20e eeuwse sporen is nietduidelijk omdat de afmetingen en de exacte dateringen van de verschillendestructuren niet goed zijn vast te stellen. Wel is duidelijk dat alle sporen te makenhebben gehad met bouwwerkzaamheden en afbraak- of opruimactiviteitendie direct gerelateerd zijn aan het kasteel en de andere bijgebouwen.– Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypenof vondstcategorieën behoren zij?Ook vrijwel alle vondsten dateren in de 19e en 20e eeuw. Het betreft voornamelijkbouwmateriaal zoals bakstenen, maar ook veel fragmenten van aardewerkenwaterflessen, bloempotten en vensterglas. Het materiaal is vrijwelallemaal afkomstig uit puinbanen en afvalkuilen en kan worden gerelateerdaan bouwwerkzaamheden en afbraak- of opruimactiviteiten op en rond hetonderzoeksterrein in de 19e en 20e eeuw. Een enkel aardewerkfragment is ouder,maar het werd aangetroffen in een spoor met 19e of 20e eeuws materiaal.– Wat is de relatie tussen de eventueel aangetroffen vindplaatsenmet vindplaatsen en vondstmeldingen uit de directe omgeving?De bouwwerkzaamheden en afbraak- of opruimactiviteiten die op het onderzoeksterreinhebben plaatsgevonden zijn direct gerelateerd aan de activiteitenrond het kasteel en de bijgebouwen. Veel van die activiteiten zoals de bouw vaneen lange, smalle aanbouw tegen de noordelijke schansmuur en de oranjeriezijn uit de historische bronnen bekend.25


– Wat is de bodemopbouw en geologische opbouw van het plangebied?De oorspronkelijke bodemopbouw was in werkput 1 en 2 volledig verstoord.De bodemopbouw bestond hier, naast de C-horizont uit een vijftal opgebrachtelagen die te dateren waren in de 19e en 20e eeuw. In werkput 3 bestond debodemopbouw eveneens uit enkele opgebrachte lagen, maar hier was directboven de C-horizont een restant van een esdek zichtbaar met spitsporen aande onderzijde. De aanwezigheid van dit esdek bevestigt het gebruik van ditterrein als akkerland in een periode voordat hier verschillende bouwactiviteitenplaatsvonden.– Hoe dik is het esdek op het terrein en van wanneer dateert dit?Het restant van een esdek in werkput 3 was gemiddeld 40 cm dik. De bovenkantvan het esdek is mogelijk verstoord door een opgebrachte laag, waardoor hetesdek niet meer de oorspronkelijke dikte heeft. Er werd geen materiaal in hetesdek aangetroffen, zodat een exacte datering niet kan worden gegeven. In iedergeval dateert het in een periode dat dit terrein nog als akkerland werd gebruikt,dat wil zeggen van voor de bouwactiviteiten die hier halverwege de 19e eeuwhebben plaatsgevonden.– Zijn er onder het esdek nog oudere akkerlagen aanwezig?En zo ja, wat is de datering?Er zijn onder het esdek geen oudere akkerlagen waargenomen. Het esdek lagdirect boven de C-horizont.Onderzoeksvragen betreffende de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd– Wat is de functie van het terrein voordat het kasteel gebouwd werd?Er zijn geen bewoningssporen aangetroffen die kunnen dateren uit een periodevoordat het kasteel werd gebouwd. Het is mogelijk dat het esdek al gevormd isin een periode voor het kasteel en dat dit terrein dus al in de Middeleeuwen ingebruik was als akkerland. Onder het esdek werden geen oudere antropogenesporen of lagen aangetroffen. Er zijn daarom geen bewijzen voor menselijkeactiviteiten op dit terrein voordat het in gebruik werd genomen als akkerland.– Wat is de functie van het terrein vanaf het midden van de 14e eeuw,nadat het kasteel in gebruik werd genomen?Het esdek in werkput 3 heeft aangetoond dat het gebruik van dit terrein alsakkerland, zoals dat wordt aangegeven op de kaart van 1832, inderdaad klopt.Of het terrein ook al akkerland was in de periode dat het kasteel werd gebouwd,dus vanaf het midden van de 14e eeuw, kan niet worden aangetoond omdat ergeen materiaal in het esdek of de mogelijk gelijktijdige sloot en natuurlijke kuilof depressie is aangetroffen.– Wat werd de functie van het terrein vanaf het midden van de 19e eeuw,toen het terrein in het kasteelcomplex werd opgenomen?In het midden van de 19e eeuw, toen het terrein in het kasteelcomplex werdopgenomen, hebben er verschillende bouw- en afbraakactiviteiten plaatsgevonden.Tussen de oranjerie en de boerderij hebben, naast de 20e eeuwsesmalle aanbouw tegen de schansmuur, ergens in de 19e eeuw nog één of meergebouwen of structuren gestaan. Hierop wijzen de poeren die in werkput 1 en 226


werden gevonden. Ook de vele puinlagen met bouwmateriaal duiden op dergelijkeactiviteiten. De precieze functies van deze gebouwen of structuren zijn uitdit archeologisch onderzoek niet duidelijk geworden.– Op de kaart van 1832 gaat het om een akkergebied. Kan er een relatie tussendit akkergebied en het kasteel worden gelegd?Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan deze relatie niet wordengelegd. Hiervoor zijn te weinig sporen van dit akkergebied aangetroffen alsookte weinig materiaal in die sporen waarmee de link met het kasteel zou kunnenworden gelegd.– Kan van de materiele cultuur worden afgeleid dat er contact was met hetkasteel? Of is er geen verschil met andere akkergebieden te zien?In het esdek en het tweetal sporen dat mogelijk met het akkergebied in verbandkunnen worden gebracht, werd geen materiaal aangetroffen. Eventueel contactmet het kasteel kan hierdoor niet worden aangetoond.– Wat betekenen de baksteenresten die bij het verkennend booronderzoekzijn aangetroffen?De bakstenen en restanten van bakstenen bevonden zich voornamelijk in deverschillende puinlagen uit de 19e en 2oe eeuw. Deze puinbanen zijn mogelijkrestanten van afbraakactiviteiten, maar kunnen ook gebruikt zijn voor de funderingvan een gebouw of andere structuur. De 19e eeuwse poeren waren ookopgebouwd uit bakstenen. Er zijn verder geen muren, vloeren of restantendaarvan aangetroffen.– Kan de, bij het bouwhistorisch onderzoek gelokaliseerde, aanbouw aande schansmuur ook archeologisch worden aangetoond? Zo ja, wat is dande functie van deze aanbouw geweest?De aangetroffen paalfunderingen waarbij houten tonnen zijn gebruikt, in hetzuidprofiel aan de oostzijde van werkput 1, behoren zeer waarschijnlijk tot degenoemde lange, smalle aanbouw aan de schansmuur. Deze paalfunderingengeven geen verdere informatie over de precieze functie van deze aanbouw.27


– Is er een verschil te zien in sporenvorming onder het voormalige afdakje aande westkant van de boerderij, zoals beschreven in het bouwhistorisch onderzoek,en de rest van deze werkput? Zo ja, wat betekent dit?Het gebied onder het voormalige afdakje aan de westkant van de boerderij iscompleet verstoord door recente kabelsleuven. Er zijn op deze plaats daaromgeen oudere sporen aangetroffen.– Is in deze werkput de mestvaalt, die in het bouwhistorisch onderzoekgenoemd wordt, te lokaliseren?Nee, deze is niet gelokaliseerd.4.5 conclusieHet definitief archeologisch onderzoek op het plangebied Kasteelcomplexheeft weinig verrassende informatie over het terrein opgeleverd. Van het akkercomplexdat hier moet hebben gelegen voor de 19e eeuw zijn weinig sporenteruggevonden, mede doordat het oorspronkelijke esdek op het grootste deelvan het terrein volledig was verdwenen. De sloot of greppel in werkput 1 en 2 ende kuil of natuurlijke depressie in werkput 3 zijn de enige sporen die eventueelmet het akkercomplex in verband kunnen worden gebracht. De overige sporendie zijn aangetroffen hebben alle te maken met de aanbouw en afbraak vangebouwen tegen de noordelijke schansmuur en met allerhande opruimactiviteitenin de 19e en 20e eeuw.28


5 Archeologische Monumentenzorg5.1 inleidingHet grondbeginsel van de Archeologische Monumentenzorg is het streven naarbehoud van het archeologisch bodemarchief door middel van bescherming enduurzaam beheer. Behoud van waardevolle vindplaatsen in situ is een van dekernpunten. Wanneer het bodemarchief in een bepaald gebied bedreigd wordt,moet onderzoek gedaan worden om de eventuele aanwezige archeologischevindplaatsen op dat terrein in kaart te brengen en gegevens te verzamelen overaard, omvang, kwaliteit en ouderdom. Aan de hand van de verzamelde gegevenswordt een vindplaats gewaardeerd en op basis van de waardestelling wordt een(selectie)besluit genomen hoe om te gaan met de aangetroffen archeologischewaarden. Hierbij kan de keuze worden gemaakt voor het behoud van archeologiedoor het inpassen van de archeologische vindplaatsen in de inrichting van eengebied of het nader onderzoeken van de vindplaats met behulp van de daartoegeëigende methode (opgraven, begeleiden werkzaamheden). Een vindplaatswordt gewaardeerd aan de hand van de geldende specificaties uit het handboekKwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (kna). 18 Met het kna-waarderingssysteemkan de waarde van een vindplaats gekwantificeerd worden en uitgedruktworden in een score; de hoogte van de score vormt het waardeoordeelvan de vindplaats. Er wordt onderscheid gemaakt in drie verschillende waarden:de belevingswaarde, de fysieke kwaliteit en de inhoudelijke kwaliteit van devindplaats.De eerste stap in het proces van waarderen is de vaststelling van de belevingswaarde.Hierbij gaat het om de zichtbaarheid en de schoonheid van eenvindplaats, alsook om de levende herinnering aan het verleden, die aan een vindplaatsverbonden kan zijn (bijvoorbeeld in de vorm van historische gebeurtenissenof sagen en legenden). Wanneer aan een vindplaats een belevingswaardewordt toegekend, wordt deze in de meeste gevallen als behoudenswaardigbeschouwd, omdat dit in Nederland relatief zeldzaam is.Als de belevingswaarde van een vindplaats nihil is, wordt deze vervolgensgewaardeerd op zijn fysieke en inhoudelijke kwaliteit. Bij de beoordeling vande fysieke kwaliteit wordt gelet op de gaafheid van de sporen, de stabiliteit vande fysieke omgeving en op het criterium van de conserveringstoestand van hetvondstmateriaal. Voor de inhoudelijke kwaliteit van een vindplaats wordt onderscheidgemaakt tussen vier criteria, te weten zeldzaamheid, informatiewaarde, 18) NN 2006.29


ensemblewaarde en representativiteit van de vindplaats. Op de verschillendecriteria kan laag (1 punt), middelmatig (2 punten) of hoog (3 punten) gescoordworden. De behoudenswaardigheid van een vindplaats is niet alleen afhankelijkvan de hoogte van de score, maar ook van de combinatie van de scoretoekenningper kwaliteitscategorie. Zo is een vindplaats behoudenswaardig als deze op defysieke kwaliteit minimaal 5 punten én op de inhoudelijke kwaliteit minimaal7 punten scoort. Wanneer op de fysieke kwaliteit ten minste 5 punten gescoordworden, maar op de inhoudelijke kwaliteit minder dan 7 punten, dan is de vindplaatstoch behoudenswaardig als het criterium representativiteit van toepassingis. Als een vindplaats op de fysieke kwaliteit minder dan 5 punten scoort, is30


deze in principe niet behoudenswaardig. Wanneer echter een vindplaats op defysieke kwaliteit 4 punten of minder scoort, máár bij de inhoudelijke kwaliteitaan ten minste één criterium het maximum van 3 punten toegekend wordt, danis de vindplaats toch behoudenswaardig.5.2 waardering onderzoeksgebiedDe locatie van de toekomstige feestzaal en keuken is door middel van een opgravingarcheologisch onderzocht. Voor dit deel van het kasteelterrein hoeft dusgeen waardering meer te worden geformuleerd. Voor de directe omgeving vanhet onderzoeksgebied kan naar aanleiding van de opgraving een betere waarderingen verwachting voor de aanwezigheid van archeologie worden opgesteld.Voor het niet-onderzochte gebied op het kasteelterrein van Geldrop is de knascoretabelingevuld (tabel 2). Aan de hand van deze tabel is een verwachtingskaartjegemaakt voor het hele kasteelterrein (fig. 9).De belevingswaardeAls eerste is gekeken naar de belevingswaarde. Het kasteel van Geldrop en hetomliggende kasteelterrein hebben een rijke historie. Vanaf de bouw van het kasteelrond 1350 heeft het kasteel een grote rol gespeeld in de omgeving en hebbenallerlei gebeurtenissen in en rondom het kasteel plaatsgevonden. Deze in debronnen vermelde gebeurtenissen dragen bij aan de herinneringswaarde vanhet kasteelcomplex. Daarbij is het kasteel en de bijbehorende gebouwen enstructuren tot op de dag van vandaag zichtbaar omdat ze worden behouden alsmonument. Hierdoor scoort het kasteelcomplex ook hoog op het criteriumschoonheid. Al met al kan daarom worden gezegd dat het kasteel en het omliggendekasteelterrein met de bijgebouwen een hoge belevingswaarde hebben enals zeer behoudenswaardig worden beschouwd.Fig. 9 p.30 De archeologischeverwachting op het kasteelterrein.De fysieke kwaliteitDe volgende waarde die bekeken is, betreft de fysieke kwaliteit van het onderzoeksgebied.Hieronder vallen de criteria gaafheid (van sporen en vondsten) enconservering. Om hieraan een score te geven voor het gehele onderzoeksgebiedzal moeten worden uitgegaan van de fysieke kwaliteit van de sporen en vondstenop het opgravingsterrein. Wat betreft de gaafheid van sporen en vondsten issprake van een hoge score. Dit komt vooral doordat het grootste deel van de aangetroffensporen en vondsten in de 19e en 20e eeuw gedateerd moeten wordenen dus nog niet zo lang in de grond heeft gezeten. De fysieke kwaliteit van de ouderesporen is buiten enige verstoring van de 19e en 20e eeuwse activiteit ookbehoorlijk goed. De sporen zijn donker van kleur en goed te herkennen. In dezesporen werd geen materiaal aangetroffen waardoor over de fysieke kwaliteitdaarvan niets valt te zeggen.De conservering van al het 19e en 20e eeuwse materiaal is hoog, zowel van hetaardewerk, glas en metaal als van het hout van de houten tonnen uit de 20eeeuw. Natuurlijk heeft dit wederom als oorzaak dat het materiaal nog niet zolang in de grond heeft gezeten. Dat er in de oudere sporen geen materiaal isaangetroffen, lijkt eerder toeval dan het gevolg van een slechte conservering.Op basis van deze gegevens scoort de fysieke kwaliteit van het kasteelterreinhoog. Sporen van bouw- en afbraakactiviteiten rondom het kasteel zullen overalvan goede tot redelijke kwaliteit zijn omdat het niet zulke oude sporen betreft31


waarden criteria parameters antwoord scoreBeleving Schoonheid Zichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselement ja nvtVorm en structuurjaRelatie met omgevingjaHerinnerings- Verbondenheid met feitelijke historische gebeurtenis ja nvtwaarde Associatie met toegeschreven kwaliteit of betekenis jaFysieke Gaa∑eid Aanwezigheid sporen hoogkwaliteit Gaa∑eid sporen middelRuimtelijke gaa∑eidmiddelStratigrafie intactlaagMobilia in situ laag 3Ruimtelijke relatie tussen mobilia onderlingmiddelRuimtelijke relatie tussen mobilia en sporenhoogAanwezigheid antropogeen biochemisch residunvtStabiliteit van de natuurlijke omgevinghoogConservering Conservering artefacten (metaal/overig) hoog 2Conservering organisch materiaalmiddelInhoudelijke Zeldzaamheid Bijzonder in vergelijking tot het aantal vergelijkbare monumen- middel 2kwaliteitten (complextypen) van goede fysieke kwaliteit uit dezelfdeperioden binnen dezelfde archeoregio waarvan de aanwezigheidis vastgesteldIdem, op basis van een recente en specifieke verwachtingskaart middelInformatie- Bijzonder in vergelijking tot opgraving/onderzoek van hoogwaarde vergelijkbare monumenten binnen dezelfde archeoregio(minder/meer dan 5 jaar geleden; volledig/partieel)Bijdrage aan recent en systematisch onderzoek in de betref- middel 2fende archeoregioBijdrage aan recent en systematisch onderzoek van de betref- middelfende archeologische periodePassend binnen vastgesteld onderzoeksprogramma vanmiddeluniversitair instituut, racm of anderenEnsemble- Synchrone context (voorkomen van monumenten uit dezelfde middelwaarde periode binnen de micro-regio)<strong>Diachron</strong>e context (voorkomen van monumenten uit opeen- laag 2volgende perioden binnen de micro-regio)Landschappelijke context (fysisch- en historisch-geografische hooggaa∑eid van het contemporaine landschap)Aanwezigheid van contemporaine organische sedimenten in nvtde directe omgevingRepresen- Kenmerkendheid voor een bepaald gebied en/of periode hoogtativiteit Het aantal vergelijkbare monumenten van goede fysieke hoog 3kwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde archeoregiowaarvan de aanwezigheid is vastgesteld en waarvan behoud isgegarandeerdIdem, op basis van een recente en specifieke verwachtingskaart middel32


en omdat de sporen vaak van duurzaam materiaal zijn of duurzaam materiaalbevatten. Oudere sporen lijken, wanneer ze niet door recente sporen verstoordzijn, eveneens van goede fysieke kwaliteit.De inhoudelijke kwaliteitTot slot is gekeken naar de score op inhoudelijke kwaliteit van het onderzoeksgebied.Het kasteel en het kasteelterrein scoren op dit criterium gemiddeld.De zeldzaamheid, informatiewaarde en representativiteit zijn voor de archeoregiowel redelijk hoog, maar het complex is voor heel Nederland én voor debetreffende archeologische periode minder bijzonder. Qua ensemblewaardescoort het kasteelcomplex eveneens gemiddeld. De Burght, een monument aande zuidkant van Geldrop, dateert uit dezelfde archeologische periode en vormtsamen met het kasteel een interessant ensemble. Het onderzoek naar dezeBurght is momenteel volop aan de gang. 195.3 adviesHet kasteel en een aantal bijgebouwen zijn reeds tot monument verklaard,maar dit geldt niet voor de historische resten die op het kasteelterrein onder hetmaaiveld liggen. Dat direct rondom het kasteel en de bijgebouwen een hogereverwachting is dan op de rest van het kasteelterrein is logisch. Hier is in hetverleden de meeste activiteit geweest. Daarom is de directe omgeving van hetkasteel en de bijgebouwen gemarkeerd als een terrein van hoge archeologischewaarde. De rest van het kasteelterrein is aangemerkt als terrein van hoge archeologischeverwachting. Bij toekomstige bouwactiviteiten die bodemverstorendzijn, zal dus in alle gevallen rekening moeten worden gehouden met de teverwachten archeologische waarden die onder het maaiveld liggen.Tabel 2 p.32 Waardering van hetkasteelterrein naar aanleidingvan de opgraving op het plangebiedKasteelcomplex.19) Het arc heeft in 2006 proefsleuvengegraven op het terreinvan De Burght waarbij de locatievan De Burght bevestigd is.33


tijdsbalk van de Middeleeuwen34


literatuurNN, 1832: Kadastrale minuutplannen in: www.dewoonomgeving.nlNN, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 2.2, in: www.sikb.nlCoenen, J., 1987: Alles wat hier leeft, spint, twernt of weeft. Geschiedenis vanGeldrop en Zesgehuchten, Geldrop.Dijk, X.C.C. van, 2003: Gemeente Geldrop, Een archeologische verwachtings- enbeleidsadvieskaart, raap-rapport 786, Amsterdam.Enderman, M., 2003: De oranjerie, boerderij en schansmuren van kasteel Geldrop,te Geldrop, Nieuwkoop.Parlevliet, M./C.L. Nyst 2006: Programma van Eisen voor het definitief archeologischonderzoek in het plangebied ‘Kasteelcomplex’, gemeente Geldrop-Mierlo(Noord-Brabant), aacnotities 27, Amsterdam.Verhees-Wouters, H., 2002: De geschiedenis van kasteel Geldrop en zijn bewoners.Uitgave Stichting Kasteel Geldrop.Schegget, M. ter, 1999: Late Iron Age human skeletal remains from the riverMeuse at Kessel, in F. Theuws/N. Roymans, Land and Ancestors. Cultural dynamicsin the Urnfield period end the Middle Ages in the Southern Netherlands (aas4),Amsterdam, 199 – 240.35


lijst van gebruikte afkortingenaac Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteitvan Amsterdamamz Archeologische Monumentenzorgarchis Archeologisch Informatiesysteemdao Definitief archeologisch onderzoek (opgraving)PvE Programma van Eisenracm Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenklic Kabels en Leidingen Informatiecentrumkna Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologienap Normaal Amsterdams Peil<strong>UvA</strong> Universiteit van Amsterdam36


lijst van figuren en tabellenFig. 1 De ligging van het plangebied in Geldrop.Inzet de ligging van Geldrop in Nederland.Fig. 2 Ligging van de werkputten ten opzichte van de bijgebouwenen de schansmuur van het kasteel.Fig. 3 A Bodemprofiel in werkput 1 en 2.B Bodemprofiel in werkput 3.Fig. 4 De werkzaamheden in werkput 2.Fig. 5 A Alle-sporenkaart van werkput 1 en 2.B Alle-sporenkaart van werkput 3.Fig. 6 Dwarsdoorsnede van de natuurlijke depressie (S30) in werkput 3.De bruine, kronkelende strepen aan de onderzijde duiden op hetdoorsijpelen van water.Fig. 7 Deel van het noordprofiel in werkput 1 met onderaan één van de vier19e eeuwse poeren van baksteen en mortel.Fig. 8 De onderkant van een houten ton is gebruikt als fundering voor eenhouten paal behorend bij een aanbouw tegen de schansmuur uitde eerste helft van de 20e eeuw.Fig. 9 De archeologische verwachting op het kasteelterrein.Fig. 10 Tijdsbalk van de Middeleeuwen.Tabel 1Tabel 2Administratieve gegevens van de opgraving op het plangebiedKasteelcomplex.Waardering van het kasteelterrein naar aanleiding van de opgravingop het plangebied Kasteelcomplex.37


ijlage 3 aardewerk en glasdoor J.P.W. VerspayinleidingHet archeologisch onderzoek op het kasteelterrein heeft tevens een hoeveelheidvondstmateriaal opgeleverd. Verreweg het grootste aandeel wordt ingenomendoor aardewerk en glas. Dit is niet vreemd gezien het feit dat dit materiaal in hetverleden in onvoorstelbare hoeveelheden is vervaardigd om te voorzien in eendagelijkse behoefte en over het algemeen goed bestand is tegen het verblijf in debodem. Dit heeft ertoe geleid dat het bij archeologisch onderzoek vrijwel altijdwordt aangetroffen, niet zelden in grote hoeveelheden.Het aardewerk en glas dragen niet enkel bij aan de bepaling van de aard endatering van de aangetroffen sporen, maar is ook op zichzelf een bron van informatie.Voor dit onderzoek waren de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:– Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypenof vondstcategorieën behoren deze?– Kan van de materiële cultuur worden afgeleid dat er contact was met hetkasteel? Of is er geen verschil met andere akkergebieden te zien?Het vondstmateriaal is met het oog op deze vragen geanalyseerd en gerapporteerd.In het onderstaande verslag is niet getracht uitputtend te zijn, maar isgekozen om de hoofdlijnen binnen de vondstgroep aan te geven.aardewerkDe vroegste vondsten dateren uit de Late-Middeleeuwen en Vroege-Nieuwe tijd.Het gaat om een paar fragmenten steengoed en roodbakkend aardewerk eneen scherf Elmpteraardewerk. Deze laatste (V22.7) is afkomstig van een handgevormdepot en dateert tussen 1200 en 1350. Uit hetzelfde spoor komt eengroot halsfragment van een steengoed kan (V22.6), vermoedelijk van het types2-kan-27. Deze kan is afkomstig uit het Rijnlandse pottenbakkerscentrumRaeren en dateert tussen 1525 en 1575.Verreweg het grootste deel van het gevonden aardewerk bestond uit bloempotten.Dit zijn eenvoudige, ongeglazuurde, conische potten. In de bodem iseen gat aangebracht waardoor overtollig water kan afvloeien om wortelrot tevoorkomen.In Nederland zijn bloempotten bekend vanaf de late 15e en vroege 16e eeuw. 20Deze zijn dan nog tamelijk zeldzaam. De groeiende populariteit van de siertuin38


Fig. 1 De bloempot.in de loop van de 18e en 19e eeuw leidt tot een sterke toename van het aandeelbloem-, tuin- en overpotten. Tegen het einde van de 19e eeuw en het begin vande 20e eeuw vormt dit tuinaardewerk, met de opkomst van het metalen keukengoed,voor veel pottenbakkerijen nog het enige product.Bij het onderzoek zijn de resten van zeker vijfentwintig bloempotten aangetroffen.Hierbij konden drie typen worden geïdentificeerd: r-blo-8, r-blo-9 en r-blo-16.De eerste was overduidelijk het best vertegenwoordigd (fig. 1). Vanwege de eenvoudigevorm bieden de bloempotten op zichzelf weinig gelegenheid voor eenscherpere datering dan 18e of 19e eeuw.Naast de bloempotten zijn fragmenten aangetroffen van enkele tuinpotten. Ditzijn de grote varianten van de bloempot. Niet zelden zijn deze aan de binnenzijdevan glazuur voorzien. Tuinpotten dienden voor het houden van kuipplanten.Dit zijn meestal subtropische of tropische planten. In de zomer kunnen dezeplanten buiten staan, maar in de winter moeten ze binnen gehaald worden terbescherming tegen de vorst.De bloempotten moeten naar alle waarschijnlijkheid in verband wordengebracht met de oranjerie die de heer Hubertus Hoevenaar jr. in de jaren ’60 vande 19e eeuw liet bouwen. Een dergelijk gebouw was bestemd om subtropische oftropische planten te houden en kweken of te laten overwinteren.Een aanzienlijk deel van het keramische vondstmateriaal werd ingenomen doormineraalwaterflessen (fig. 2). Deze steengoedflessen vormden de verpakking voorbronwater, dat vanaf het midden van de 17e eeuw in toenemende mate werdgeïmporteerd uit Duitsland. 21 De flessen werden gemaakt in het Westerwald, nabijde bronnen. De populariteit van het mineraalwater bereikt in de loop van de18e en 19e eeuw grote hoogte. Dit was te danken aan de heilzame werking dieaan het water werd toegeschreven. Mineraalwater werd aanbevolen door artsenen was breed verkrijgbaar. Het water van verschillende bronnen beschikte over20) Bartels 1999, 119; Bruijn 1979,79.21) Bartels 1999, 71 – 76.39


Fig. 2 Een mineraalwaterflesmet detail van de stempel.specifieke eigenschappen als gevolg van de aanwezige minerale zouten. Deflessen werden in tweede instantie ook wel gebruikt voor jenever en kruidenbitters.Pas later zijn specifiek hiervoor ook steengoedflessen gemaakt.Tegenwoordig zijn soortgelijke flessen nog bekend van de kruidenbitter.Bij het onderzoek zijn fragmenten van ten minste zes mineraalwaterflessen aangetroffen.Voor zover hier uitsluitsel over gegeven kon worden, zijn deze allemaalvan hetzelfde type (s2-fle-4). Het gaat daarbij om een geheel cilindrische fles meteen afgeronde schouder, een korte cilindrische hals met verdikte lip en een plattebodem. Dit type komt aan het einde van de 18e eeuw in productie. Langzaamverdringt deze vorm de andere om vanaf het tweede kwart van de 19e eeuw zogoed als de enige mineraalwaterflesvorm te zijn. Vanaf het laatste kwart vandie eeuw neemt de productie van de steengoedflessen af. Glazen flessen namende rol van de steengoedexemplaren over omdat ze tegen die tijd goedkoper temaken waren en minder wogen. Rond 1900 hadden glazen flessen het steengoedgeheel verdrongen. Nadien worden de steengoedflessen nog op kleine schaalvervaardigd ten behoeve van de jeneverstokerijen.40


Fig. 3 De 19e eeuwse kachelpan(V18.3).Op enkele van de gevonden exemplaren was een merk aangebracht. Deze zijnvoor de bakgang met een stempel op de fles aangebracht. De aangetroffenexemplaren kunnen onderverdeeld worden in hoofdmerken en bijmerken.De eerste is de stempel van de bron waaruit het water afkomstig is. De tweedeis van de exploitant van de bron of van de verkoper van het product. Het bijmerkwerd doorgaans onder het hoofdmerk aangebracht.V18.1HoofdmerkRond stempel met leeuw en randschrift ‘+schwalheimer mineralwasser’.Bijmerk‘schwalheim’.Deze fles bevatte mineraalwater afkomstig uit de bronnen van Schwalheim. Hetwater uit deze bron is koolzuurhoudend.V8.2HoofdmerkRond stempel met randschrift:‘[selte]rs°’.Bijmerk‘[herzogtu] m nassau’.Deze fles bevatte mineraalwater afkomstig uit de beroemde bronnen van Selters.Het water uit deze bron is koolzuurhoudend. Aan de hand van het bijmerk is defles te dateren tussen 1806 – 1866, de periode waarin Nassau een hertogdomwas. 22 Daarna gaat het over in de Pruisische provincie Hessen-Nassau.22) Zie www.niederselters.de/geschichte/geschichte.html41


Fig. 4 De bodem van een18e eeuwse fles.V18.4HoofdmerkRond stempel met randschrift: ‘[selter]s°u[assan°o°]’.Deze fles bevatte mineraalwater afkomstig uit de beroemde bronnen van Selters.Het randschrift van dit merk is zo geschreven dat o selters nassau in een oogopslag,boven elkaar leesbaar zijn.V18.2Merk‘M: N 64’.Dit kan een fabrieks- of makersmerk zijn. Een nadere identificatie is vooralsnogniet mogelijk.Tot slot is ook de vondst van een kachelpan (V18.3) vermeldenswaardig (fig. 3).Deze pannen hebben een platte bodem zodat deze op een fornuis gebruiktkunnen worden. De eerst kachelpannen worden aan het einde van de 18e eeuwgemaakt en verdringen in de 19e eeuw de grapen uit de keukens. Vanafomstreeks het begin van de 20e eeuw moet ook deze plaats maken voor hetmetalen keukengoed.De kachelpan die is gevonden op het kasteelterrein kan geïdentificeerd wordenals r-kap-2. Dit is een bolle pan met platte bodem en een afgeronde kraagrandmet dekselgeul. De Geldropse pan had geen oren. Dergelijke pannen daterentussen 1825 en 1875.glasGlas was onder het vondstmateriaal goed vertegenwoordigd. Buiten de aanzienlijkehoeveelheid vensterglas, ging het vrijwel uitsluitend om glazen flessen.De vroegste exemplaren waren de bodems van twee dikwandige, bolle flessenmet opgestoken bodems (V21) (fig. 4). Deze flessen zijn specifiek als wijnflesgemaakt. Een exacte typeduiding was niet mogelijk zodat een ruime dateringvan 1700 en 1790 wordt aangehouden.42


In de tweede helft van de 17e eeuw doet zich een verandering voor in de opslagvan wijn. Deze wordt niet langer enkel in houten tonnen opgeslagen, maarook in kleinere hoeveelheden gebotteld in speciaal daartoe vervaardigde dikwandige,bolle flessen. 23 Even voor het midden van 18e eeuw doet daarnaastde cilindrische fles zijn intrede. Tegen het einde van die eeuw zal deze vorm dedikwandige, bolle fles hebben verdrongen. De overgang naar de cilindrische flesheeft te maken met de mogelijkheid om de flessen horizontaal op te kunnenslaan. Hierdoor blijft de kurk vochtig waardoor de inhoud langer houdbaar is. 24Op een scherf van een vierkante fles (V13.4) na, behoorden de overige fragmententoe aan cilindrische flessen. Allemaal stamde deze uit de 19e eeuw. Slechts vandrie flessen was het type te bepalen. Het gaat daarbij om één fles van het typegl-fle-27 en twee van het type gl-fle-53.De eerstgenoemde (V4.3) is een vormgeblazen, groene wijnfles met een opgeboldebodem. Op de onderzijde is in reliëf het merk ‘amste[rdam]’ te lezen.Dergelijke flessen zijn vervaardigd in de tweede helft van de 19e eeuw.De andere twee (V1.1 en V22.1) zijn eveneens vormgeblazen. Aan de onderzijdebevindt zich in het midden van de opgebolde bodem een lensvormige verdikking.Deze is karakteristiek voor het genoemde flestype. Dergelijke flessen werdengemaakt tussen 1820 en 1890.Fig. 5 Selectie van vondstenvan de opgraving.conclusieOp grond van de analyse van het vondstmateriaal kunnen de onderzoeksvragenals volgt worden beantwoord:– Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypenof vondstcategorieën behoren zij?Hoewel het vroegste vondstmateriaal uit de Late-Middeleeuwen stamt gaat hethier slechts om enkele fragmenten. Het overgrote deel wordt gevormd door23) Bartels 1999, 267.24) Bartels 1999, 272.43


materiaal uit de 19e eeuw. In het totale vondstenspectrum was een drietalvormen ruim vertegenwoordigd: de bloempotten, de mineraalwaterkruiken ende wijnflessen. Deze maakten het overgrote deel van het geheel uit.De bloempotten moeten naar alle waarschijnlijkheid in verband worden gebrachtmet de oranjerie die de heer Hubertus Hoevenaar jr. in de jaren ’60 vande 19e eeuw laat bouwen.De gevonden mineraalwaterflessen stammen uit de 19e eeuw. In één geval washet mogelijk om tot een scherpere datering (1806 – 1866) te komen, met hetvoorbehoud dat secundaire gebruik van de flessen niet ongebruikelijk was. Uitde herkomst van de flessen blijkt dat de toenmalige bewoners Rijnlands bruiswaterhebben gedronken.De vondst van twee bodems van achttiende-eeuwse wijnflessen vormt een uitzonderingop het overwegend negentiende-eeuwse vondstmateriaal.– Kan van de materiele cultuur worden afgeleid dat er contact wasmet het kasteel? Of is er geen verschil met andere akkergebieden te zien?Het tuinaardewerk geeft indirect aan dat de eigenaar behoorde tot de welgestelden.Immers een siertuin of oranjerie is in de 19e eeuw geenszins gemeengoed.In die zin kan op grond van het archeologisch vondstmateriaal een verbandmet het kasteel gelegd worden. Dit illustreert het beeld dat uit de geschrevenbronnen al bekend was.Het voor negentiende-eeuwse materiaal vertoont geen duidelijke verschillen methet materiaal dat in de cultuurlagen van de open akkercomplexen wordt aangetroffen.Op grond van het geringe aantal vondsten zijn hier geen hardeuitspraken over te doen.literatuurBartels, M, 1999: Steden in Scherven. Vondsten uit beerputten in Deventer,Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250 – 1900), Zwolle.Bruijn, A, 1979: Pottersvuren aan de Vecht. Aardewerk rond 1400 uit Utrecht.Rotterdam Papers III, Rotterdam.44


projectenbureauAmsterdamsArcheologischCentrumL.A. SamRecente archeologie bijkasteel GeldropDefinitief archeologisch onderzoek op het kasteelcomplex, gemeenteGeldrop-Mierlo (Noord-Brabant).39 februari 2007bijlagen op de CD-rom1. sporenlijst2. vondstenlijst


projectenbureauAmsterdamsArcheologischCentrumL.A. SamRecente archeologie bijkasteel GeldropDefinitief archeologisch onderzoek op het kasteelcomplex, gemeenteGeldrop-Mierlo (Noord-Brabant).39 februari 2007bijlage 1sporenlijst


s aard wp vlak laag kleur kleurstruc textuur contour vorm nap gecoupeerd foto tekening structuur laag opmerking opmerking11 bouwvoor 1 Nprof 1 DBRGR egaal zand - - 17,83 n j 1 - -de bouwvoor is in dit geval niet een recente ploeglaag,maar een verzameling van puin en grondlagen.Afgaande op de puin dateert deze grotendeels uit de20e eeuw.1 bouwvoor 1 Nprof 2 MGEGR gevlekt zand - - 17,83 n j 1 - puinlaag -1 bouwvoor 1 Nprof 3 MGEGR gevlekt zand - - 17,83 n j 1 - puinlaag -1 bouwvoor 1 Nprof 4 DBRGR - lemig zand - - 17,83 n j 1 - vettig -1 bouwvoor 1 Nprof 5 MGEGR gevlekt zand - - 17,83 n j 1 - zelfde als laag 2 -2 laag 1 Nprof 1 MROOR verrommeld puin - - 17,60 n j 1 - puinlaag gelijk aan spoor 1 vulling 23 kuil 1 1 1 MGRBR - zand scherp rond 17,80 n j - - - kleine afvalkuil gevuld met glasscherven.4 greppel 1 1 1 DBRGR egaal zand scherp liniair 16,77 n j 1 - - greppel of sloot5 kuil 1 1 1 MBRGE gevlekt zand scherp onregelm 16,72 n j 1 - - -6 greppel 1 1 1 DBRGR egaal zand scherp liniair 16,77 n j 1 - - -7 poer 1 1 1 MBR gevlekt zand scherp rechthoek 16,75 n j 1 A baksteen,mortel poer8 poer 1 1 1 MBR gevlekt zand scherp rechthoek 16,69 n j 1 A baksteen,mortel poer9 poer 1 1 1 MBR gevlekt zand scherp rechthoek 16,69 n j 1 A baksteen,mortel poer10 greppel 1 1 1 DBRGR egaal zand scherp liniair 16,63 n j 1 - - greppel of sloot11 paal 1 1 1 - - hout scherp rond 16,70 j j 1 B -12 paal 1 1 1 - - hout scherp rond 16,66 n n 1 B -paal op een fundering waarvoor de onderkant van eenhouten ton gebruikt is. Deze onderkant is opgevuldmet organisch materiaal waarin de paal is gezet.paal op een fundering waarvoor de onderkant van eenhouten ton gebruikt is. Deze onderkant is opgevuldmet organisch materiaal waarin de paal is gezet.13 laag 1 1 1 MGEGR gevlekt zand - - 16,84 n j 1 - hier en daar leembankjes C-horizont14 poer 1 Nprof 1 MBR gevlekt zand scherp rechthoek 17,24 n j 1 A baksteen,mortel poer15 kuil 1 1 1 DBR - zand scherp rond - n j - - - kuiltje gevuld met scherven keramiek16 kuil 2 Wprof 1 MDBR egaal zand scherp onregelm 17,40 n j 1 - - -16 kuil 2 Wprof 2 MDBR verrommeld zand scherp onregelm 17,40 n j 1 - puin -17 kuil 2 Wprof 1 MBRGR brokkelig lemig zand scherp onregelm 17,12 n j 1 - brgr+ge kuil of greppel, kan onderdeel van spoor 16 zijn.18 muurinsteek 2 Wprof 1 MGR verrommeld zand scherp liniair 17,82 n j 1 - puin erininsteek van een gemetselde stenen bak, begint op hetmaaiveld19 muur 2 1 1 MDBRGR egaal lemig zand scherp liniair 16,85 n j 1 - puin erin fundering voor een muur, meer puin dan grond.19 muur 2 1 2 MGRGE gevlekt zand scherp liniair 16,85 n j 1 - bijna geen puin meer -20 kuil 2 1 1 DGR egaal lemig zand vaag rond - n j 1 - - kuiltje gevuld met scherven glas en keramiek


s aard wp vlak laag kleur kleurstruc textuur contour vorm nap gecoupeerd foto tekening structuur laag opmerking opmerking21 natuurlijk 2 1 1 MBR egaal hout scherp rond 16,80 n j 1 - -boomstronken van het voormalige laantje, van vóór deuitbouw aan de Oranjerie. Deze bomenrij komt uit opde oude muur van de Oranjerie.22 poer 2 1 1 MWIOR gevlekt baksteen scherp vierkant 16,65 n j 1 A baksteen,mortel poer23 kuil 2 1 1 MGE gevlekt zand scherp ovaal 16,82 n j 1 - - -24 kuil 2 1 1 MGE gevlekt zand scherp ovaal 16,85 n j 2 - - -25 kuil 2 1 1 MDBRGR egaal lemig zand scherp rond 16,85 n j 1 - - -26 kuil 2 1 1 MGEBR gevlekt lemig zand scherp rond 16,55 n j 1 - - recent kuiltje27 recent 3 1 1 MGRGE verrommeld zand scherp liniair 17,48 n j 2 - - kabelssleuf van een gasleiding die nog in gebruik is27 recent 3 1 2 DBRGR egaal zand - liniair 17,48 n j 2 - - -28 recent 3 1 1 MDGRGE verrommeld zand scherp liniair 17,48 n j 2 - - kabelssleuf van een PVC buis van Essent29 kuil 3 1 1 MBRGR gevlekt zand vagend ovaal 17,49 n j 2 - - -30 kuil 3 1 1 MGRBR egaal zand vagend rond 17,50 j j 2 - -waarschijnlijk een natuurlijke depressie mogelijkgebruikt als drenkkuil.30 kuil 3 1 2 MGRGE gevlekt zand vagend rond 17,50 j j 2 - - -30 kuil 3 1 3 LMGRBR gevlekt zand vagend rond 17,50 j j 2 - - -31 laag 2 prof 3 1 MGRBR egaal zand scherp -- 17,62 n j 2 - - es32 paalkuil 3 1 1 MBRGE gevlekt zand scherp rechthoek 17,46 n j 2 - - -33 paalkuil 3 1 1 MBRGE gevlekt zand scherp rechthoek 17,49 n j 2 - - -34 recent 3 prof 3 1 MGRWI egaal - scherp liniair 17,50 - j 2 - plastic kabelsleuf van een essent kabel35 laag 3 prof 3 1 - - - scherp onregelm 17,00 n j 2 - -natuurlijke laag, fibers van doorwatering, waarschijnlijkin relatie tot spoor 3036 kuil 3 1 1 MGE egaal zand scherp ovaal 17,49 n j 2 - - -


projectenbureauAmsterdamsArcheologischCentrumL.A. SamRecente archeologie bijkasteel GeldropDefinitief archeologisch onderzoek op het kasteelcomplex, gemeenteGeldrop-Mierlo (Noord-Brabant).39 februari 2007bijlage 2vondstenlijst


v wp vlak spoor spooraard laag segment categorie aantal gewicht container opmerking1 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 keramiek 24 500 1 -1 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 metaal 1 120 4 -1 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 glas 4 205 3 -1 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 steen 2 450 3 1 fragment lijkt op stuk asfalt, steenkool of iets dergelijks.2 1 Nprof 1 bouwvoor 2 1 bouwmateriaal 17 3500 2 bakstenen en dakpan2 1 Nprof 1 bouwvoor 2 1 schelp 1 16 3 -3 1 1 3 kuil 1 1 glas 40 375 3 aantal is grove schatting4 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 glas 4 148 3 -4 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 keramiek 4 58 1 -5 1 1 11 paal 1 1 hout - - - ongeconserveerd6 1 1 11 paal 1 1 hout - - - ongeconserveerd7 1 1 11 paal 1 1 hout - - - ongeconserveerd8 1 Nprof 14 poer 1 1 keramiek 2 60 1 -9 1 Nprof 1 bouwvoor 3 1 bouwmateriaal 1 1330 2 baksteen9 1 Nprof 1 bouwvoor 3 1 keramiek 10 955 1 waterkruik10 1 1 15 kuil 1 1 keramiek 24 170 1 -11 1 1 4 greppel 1 1 bouwmateriaal 1 209 2 -12 1 Nprof 1 bouwvoor 4 1 bouwmateriaal 1 57 2 -13 2 Wprof 16 kuil 1 1 keramiek 5 165 1 -13 2 Wprof 16 kuil 1 1 glas 6 174 3 -14 1 1 4 greppel 1 1 monster - - - -15 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 pijp 1 15 3 pijpenkop15 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 metaal 1 111 4 -15 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 steen 1 6 3 leisteen15 1 Nprof 1 bouwvoor 1 1 keramiek 7 240 1 -16 1 Nprof 1 bouwvoor 2 1 bouwmateriaal 15 2800 2 bakstenen, aantal is excl. wat puin.17 2 1 19 muur 1 1 bouwmateriaal - - 5 -18 1 Nprof 1 bouwvoor 5 1 keramiek 4 2500 1 drie waterkruiken.


v wp vlak spoor spooraard laag segment categorie aantal gewicht container opmerking19 2 1 19 muur 1 1 keramiek 4 360 1 -20 2 0 20 kuil 1 1 bouwmateriaal 1 20 2 -20 2 0 20 kuil 1 1 metaal 1 5 4 -20 2 0 20 kuil 1 1 keramiek 1 15 1 -20 2 0 20 kuil 1 1 glas 13 138 3 -21 2 1 19 muur 1 1 keramiek 1 185 1 -21 2 1 19 muur 1 1 glas 3 460 3 -21 2 1 19 muur 1 1 keramiek 1 185 1 -22 2 1 19 muur 1 1 metaal 2 43 4 -22 2 1 19 muur 1 1 hout 1 29 4 -22 2 1 19 muur 1 1 keramiek 40 6300 1 -22 2 1 19 muur 1 1 hout 1 29 3 -22 2 1 19 muur 1 1 steen 2 45 3 leisteen22 2 1 19 muur 1 1 pijp 2 4 3 -22 2 1 19 muur 1 1 glas 2 303 3 -22 2 1 19 muur 1 1 metaal 2 43 4 -22 2 1 19 muur 1 1 bouwmateriaal 1 479 2 -23 2 1 19 muur 1 1 hout 1 - - ongeconserveerd24 2 1 19 muur 1 1 metaal 1 67 4 -25 2 1 19 muur 2 1 metaal 1 140 4 -26 2 1 19 muur 2 1 keramiek 15 1664 1 o.a. waterkruik

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!