27.08.2015 Views

theorie

cursus 1 uit het HAVO verwerkingboek - laagland, literatuur en lezer

cursus 1 uit het HAVO verwerkingboek - laagland, literatuur en lezer

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Cursus 1 Literatuur en lezer 8<br />

Cursus 2 Het lezen van verhalen 00<br />

Cursus 3 Literair taalgebruik 00<br />

Cursus 4 Het lezen van gedichten 00<br />

Cursus 5 Toneel 00<br />

Cursus 6 Literatuur en film 00<br />

Cursus 7 Literatuur, maker en maatschappij 00<br />

literaire<br />

<strong>theorie</strong>


CURSUS<br />

Literatuur en lezer<br />

Teksten:<br />

• Charles den Tex, Cel<br />

• Joris Moens, Bor<br />

• Tim Krabbé, Het gouden ei<br />

• Willem Wilmink, “Een foto”<br />

• Carl Friedman, Tralievader<br />

• Boudewijn Büch, De kleine blonde dood<br />

• Willem G. van Maanen, “In het museum van de vernietiging”<br />

A Leeropdrachten<br />

1 In je Theorieboek staan zeven verschillende leesmotivaties.<br />

Zet deze leesmotivaties in de volgorde die voor jou geldt.<br />

Zet de leesmotivatie die jij het belangrijkste vindt op de eerste<br />

plaats en zo verder.<br />

2 Wat is het verschil tussen inleving en herkenning?<br />

3 Wat wordt bedoeld met het effect van een literaire tekst?<br />

4 Noem drie voorbeelden van een effect.<br />

5 Noem drie redenen waardoor lezers van smaak van elkaar<br />

kunnen verschillen.<br />

6 Wat is een genre?<br />

7 Noem vijf oorzaken die verwachtingen oproepen bij jou als<br />

lezer.<br />

8 Wat is het verschil tussen zakelijke teksten en literaire teksten?<br />

9 Wat is een open plek?<br />

10 Noem vier verschillende oorzaken waardoor open plekken<br />

ontstaan.<br />

11 Wat is het verschil tussen een open einde en een gesloten<br />

einde?<br />

12 Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?<br />

13 Wat is de Gouden Strop?<br />

B Leesopdrachten<br />

Opdracht 1<br />

Charles den Tex, Cel<br />

Charles den Tex won in 2008 de Gouden Strop met Cel. Cel<br />

gaat over Michael Bellicher (de ik-figuur). Michael is in het<br />

begin van het verhaal getuige van een auto-ongeluk: een<br />

belangrijke politicus verongelukt. Michael wordt daarna het<br />

slachtoffer van identiteitsfraude: anderen hebben zijn gegevens<br />

gestolen en geven zich voor hem uit. Samen met<br />

Richard gaat Michael op onderzoek uit. Ze stuiten op broers<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

in het Westland. Michael en Richard nemen een van de<br />

broers (Danny) gevangen, maar de anderen komen Danny<br />

bevrijden.<br />

De drie mannen bleven op hun positie bij de achterdeur.<br />

Ik zag Richard kijken, links en rechts, op zoek naar een<br />

vluchtroute. In een gevecht hadden we weinig kans.<br />

Hopelijk waren we sneller, alleen moesten we wel ergens<br />

heen kunnen. Het huis bood twee mogelijkheden: door<br />

de achterdeur van de keuken of door de hal naar de voordeur.<br />

Andere uitgangen waren er niet. Het zou dus via de<br />

voorkant moeten zijn.<br />

Richard knielde naast me op de grond en deed net<br />

alsof hij me hielp Danny los te maken. ‘Heb jij iets om te<br />

gooien?’ fluisterde hij.<br />

Ik schudde mijn hoofd.<br />

‘Om ze af te leiden.’<br />

Ik keek om me heen. Overal lag rotzooi, maar er was<br />

niets wat we konden gebruiken. Lappen, verrot hout en<br />

vuilnis, het was allemaal te klein en te slap. Of het waren<br />

hele deuren die uit hun scharnieren gerukt waren. Daar<br />

viel ook niet mee te gooien. Ik maakte de knoop rond<br />

Danny’s enkels los, en zodra ik het touw wegtrok, begon<br />

Danny te juichen en wild met zijn benen te maaien.<br />

‘Danny, stilzitten!’ riep Stef. ‘Anders kunnen ze je niet<br />

losmaken.’<br />

Hij gehoorzaamde onmiddellijk en bleef doodstil zitten.<br />

Ik boog me achter hem langs en begon het touw om<br />

zijn polsen los te maken. Zo langzaam mogelijk. Ondertussen<br />

probeerde ik iets te bedenken. Richard zat op zijn<br />

hurken voor Danny, met zijn rug naar de anderen. Ik zat<br />

met mijn hoofd half in het aanrechtkastje. Ik trok het<br />

touw door de laatste knoop en het viel van zijn handen.<br />

Danny sprong overeind. Met alle ongegeneerde kracht van<br />

een verstandelijk gehandicapte. Hij wilde zo snel mogelijk<br />

bij zijn broer zijn en elke spier in zijn lichaam zette<br />

zich daarvoor in. Hij ging door de pijn heen. In een fractie<br />

van een seconde schopte hij Richard opzij en wierp<br />

zich op Stef. Met zijn hele gewicht. Stef wankelde, probeerde<br />

zich vast te grijpen en viel achterover. Danny<br />

boven op hem. Danny joelde en gierde van de pret.<br />

Dat was het moment. Ik greep Richard en sleurde hem<br />

overeind, en struikelend renden we de hal in, naar de<br />

voorkant. De voordeur zat op slot. Richard holde de voorkamer<br />

in, rukte een van de ramen open en even later<br />

8<br />

Literaire <strong>theorie</strong>


45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

klommen we naar buiten. We stonden aan de voorkant<br />

van het huis.<br />

‘Mijn auto’, zei Richard. ‘We moeten naar mijn auto.<br />

Zonder auto ben ik niets!’ De auto stond achter het huis<br />

en er was geen mogelijkheid dat we daar konden komen.<br />

Het gestommel en geschreeuw van de mannen, die achter<br />

ons aan kwamen, werd steeds luider. Een kwam er door<br />

het huis, dezelfde route die wij hadden genomen. Twee<br />

buitenom, zij sneden de weg naar de auto af.<br />

‘Hierheen!’ riep ik. Ik holde naar een van de kassen<br />

aan de zijkant van het huis en trok de deur open. We<br />

renden tussen de manshoge planten door. Uitgegroeide<br />

bonen, tomaten, onkruid, van alles. Sommige planten<br />

waren tot aan het dak van de kas gegroeid of zelfs verder,<br />

door de ventilatieopeningen naar buiten. Andere waren<br />

door het glazen dak gekeerd en weer naar beneden geslagen.<br />

Het was een oerwoud van groente en fruit. Richard<br />

en ik sloegen ons er doorheen. Achter ons hoorden we de<br />

zwoegende, zware mannen. Wij waren sneller, maar we<br />

waren nog nergens.<br />

‘Waar gaan we heen?’ vroeg Richard.<br />

‘Naar achteren en dan via de kassen terug naar de auto.’<br />

We holden door tot we het andere eind van de kas<br />

hadden bereikt en daar stuitten we op de achterwand. Er<br />

was geen deur. We keken links en rechts, maar nergens<br />

was een uitgang te bekennen.<br />

‘Dan maar zonder deur’, zei Richard en hij trapte een<br />

ruit in. Met zijn voet schopte hij de grootste punten uit<br />

het stalen kozijn, zodat we erdoor konden. Voorzichtig<br />

kropen we naar buiten. We stonden op een smalle strook<br />

gras tussen twee kassen. Aan weerszijden glas. Zo ver als<br />

we konden zien.<br />

‘En nu?’ vroeg Richard.<br />

‘Links, volgens mij. Naar de kas achter het huis.’<br />

Richard knikte. ‘Volgens mij ook. Maar eerst dit.’ Hij<br />

deed twee stappen naar de volgende kas en trapte daar<br />

ook een ruit in. Pal tegenover de kapotte ruit in de eerste<br />

kas. ‘Elk beetje verwarring helpt’, zei hij.<br />

We renden een meter of dertig tot een dwarspad naar<br />

links. De volgende kas moest die pal achter het huis zijn.<br />

Ook daar braken we een van de ruiten en we kropen naar<br />

binnen. Eenmaal in de kas stopten we. Verscholen tussen<br />

de planten luisterden we naar onze achtervolgers. Onze<br />

voorsprong leek iets groter geworden. Op verschillende<br />

plaatsen hoorden we vloeken en schelden en het gerinkel<br />

van brekend glas. Zij deden hetzelfde als wij, maar dan<br />

met een hoop meer lawaai. We hoorden ze. Overal, leek<br />

het. Maar we zagen ze niet.<br />

We renden verder. Dit keer ging Richard voorop. Het<br />

was alsof hij zijn auto al rook. We baanden ons een weg<br />

door de begroeiing en een paar minuten later keken we<br />

door de ruiten aan de andere kant naar het platje achter<br />

het huis. Naar Richards auto. Iets verder terug, in de<br />

doorgang langs de zijkant van het huis, stonden twee<br />

grote terreinwagens. Een Patrol en een Landrover. Allebei<br />

oud. Portieren open.<br />

100<br />

105<br />

110<br />

115<br />

120<br />

125<br />

130<br />

135<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Richard vloekte. ‘Daar kom ik nooit langs’, zei hij. De<br />

grote auto’s blokkeerden de uitweg. Voorzichtig, zo stil<br />

mogelijk, deden we de deur van de kas open. Stopten.<br />

Luisterden. Er was niets te horen. We slopen langs<br />

Richards auto en langs de eerste terreinwagen naar de<br />

tweede. De sleutels hingen in het contactslot. Richard<br />

wenkte. Hij klom achter het stuur, ik opende het andere<br />

portier en stapte ook in. Allebei hielden we het geopende<br />

portier met één hand vast.<br />

‘Daar gaat-ie’, zei Richard.<br />

We trokken de portieren dicht. Richard startte de<br />

auto. Met een diepe grom sloeg de zware diesel aan.<br />

Richard schudde zijn hoofd. ‘Hopeloze bak’, zei hij. Hij<br />

reed langzaam achteruit, naar de voorkant van het huis,<br />

draaide op het geasfalteerde voorerf en schakelde. ‘En<br />

weg zijn we.’ Hij gaf gas en reed weg, de Castrostraat op,<br />

één auto breed, ongeveer drie kilometer naar de provinciale<br />

weg. Een paar honderd meter verderop kwam ons een<br />

tractor tegemoet.<br />

‘Kun je daarlangs?’ vroeg ik. Overbodige vraag, ik wist<br />

het antwoord al. Aan weerszijden van de trekker was<br />

minder dan een meter ruimte.<br />

Richard schudde zijn hoofd. Hij keek achterom. ‘Wat is<br />

er die kant op?’ vroeg hij.<br />

‘Geen idee. Misschien loopt het wel dood.’<br />

‘Daar komen we dan wel achter.’ Hij schakelde weer in<br />

zijn achteruit, reed terug naar het voorerf om daar te<br />

draaien. Net voor we het erf bereikten, verscheen de Patrol.<br />

Hij schoof achter ons de weg op. Alle vier de mannen<br />

zaten erin. Stef reed. Even, een paar seconden, stonden<br />

we stil. We zaten klem tussen de tractor en de auto achter<br />

ons. De smalle straat bood geen enkele uitweg.<br />

Richards ogen flitsten heen en weer. Eén hand aan het<br />

stuur, de andere op de versnellingspook. Voor ons<br />

naderde de tractor, langzaam maar onhoudbaar. Achter<br />

ons gaf Stef opeens gas. Zijn auto sprong naar voren en<br />

ramde de LandRover van achteren. Ik klapte tegen de<br />

rugleuning van mijn stoel. De auto kraakte en kreunde.<br />

‘Hou je vast’, riep Richard en ik zag hem veranderen.<br />

De twijfel verdween uit zijn gezicht. Zijn ogen schoten<br />

niet meer heen en weer. Hij had zijn route gekozen. Zijn<br />

beslissing genomen. Nu ging hij rijden.<br />

Uit: Charles den Tex, Cel.<br />

Cel heeft de Gouden Strop gewonnen. Wat zijn op basis<br />

daarvan je verwachtingen?<br />

Hoe zal volgens jou het verhaal verder gaan? Schrijf in<br />

minimaal 15 woorden op wat er volgens jou zal gebeuren.<br />

Bevat de zin “Nu ging hij rijden” (r. 139), volgens jou een<br />

suggestie over hoe het verhaal verder zal gaan? Waarom wel/<br />

niet?<br />

Cursus 1 Literatuur en lezer<br />

9


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

Hij schakelde en accelereerde zo hard als de wagen kon.<br />

Recht op de tractor af. Achter ons volgde Stef. Richard<br />

zag alles. Zijn handen en voeten bewogen alsof ze een<br />

directe verbinding hadden met zijn ogen. De tractor<br />

kwam razendsnel dichterbij. Ik zag de boer in zijn cabine.<br />

Ik zag de paniek die zich langzaam van hem meester<br />

maakte. Hij ging zo ver mogelijk opzij om ruimte voor<br />

ons te maken, maar het was niet genoeg. Bij lange na<br />

niet. Hij toeterde en flitste met zijn lampen.<br />

‘Jezus’, zei ik.<br />

Op een paar meter afstand trok Richard het stuur naar<br />

links, naar dezelfde kant als de tractor, alsof hij hem<br />

frontaal wilde rammen. Maar hij draaide door. Voet even<br />

op de rem, half slippend om de draai zo strak mogelijk te<br />

maken. Vlak voor de tractor sprong de zware auto van de<br />

weg en boorde zich door de glazen wand van de kas.<br />

Stuiterend over de kozijnen landden we tussen de planten.<br />

Richard schakelde weer en gaf opnieuw gas. Grommend<br />

en gravend denderde de wagen door de kas. Achter<br />

ons probeerde Stef dezelfde manoeuvre te maken, maar<br />

het gebeurde te plotseling. Hij was er niet op voorbereid<br />

en raakte de tractor met de achterkant van zijn auto. Het<br />

duurde even voordat hij de controle weer had, maar hij<br />

kwam toch achter ons aan. Hortend en haperend, tot hij<br />

de auto in ons spoor had. Hij maakte gebruik van het pad<br />

dat wij door de planten baanden. Hij naderde.<br />

‘Hij heeft meer vermogen’, zei Richard. Hij schudde<br />

zijn hoofd en reed dieper de kas in, verder weg van de<br />

straat. Stef kwam steeds dichterbij. Richard remde hard,<br />

draaide scherp en gaf weer gas. De auto ploegde zich een<br />

weg door de hoge planten. Uitzicht was nul. Groen<br />

zwiepte en zwaaide alle kanten op. De auto stuiterde<br />

over oude tegelpaden en zooi die in de verwaarloosde kas<br />

op de grond lag. We reden in het ongewisse en opeens<br />

was daar weer een wand van de kas. Welke wisten we<br />

niet. Zonder vaart te minderen reden we er doorheen.<br />

Een van de stalen kozijnen bleef haken aan de auto en<br />

met enorm kabaal rukten we een deel van de wand weg.<br />

Het glas leek om ons heen te ontploffen. Scherven vlogen<br />

overal. De auto sprong over het smalle pad en knalde<br />

door de wand van de volgende kas. Keurig onderhouden.<br />

Nergens onkruid te zien. Alle plantjes netjes gesnoeid en<br />

in prachtige conditie. Een wereld van verschil.<br />

‘Oké’, zei Richard. ‘Hier gaan wij niet blijven.’<br />

Hij maakte een ruime bocht om niet te veel snelheid<br />

te verliezen. De plantjes werden onder de wielen verpulverd,<br />

de auto was als een chopper in een kruidentuin.<br />

Verderop in de kas waren mensen aan het werk. Ze<br />

schreeuwden en gebaarden. Hun woede was van een<br />

afstand duidelijk zichtbaar. Tot ze opeens ophielden. Ze<br />

schreeuwden niet meer. Ze wezen en keken. Achter ons<br />

was Stef naar binnen gekomen. Op een ander punt. De<br />

twee auto’s raceten achter elkaar aan, alles wat ze op hun<br />

weg tegenkwamen ging kapot. Wat Richard ook probeerde,<br />

hij raakte Stef niet kwijt. De LandRover was lang-<br />

60<br />

65<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

zamer dan de Patrol. Maar Richards techniek was<br />

oneindig veel beter. Zijn handen en voeten beheersten de<br />

auto met razendsnelle, kleine handelingen. Elke beweging<br />

was precies afgemeten. Zolang we bochten draaiden, konden<br />

we hem voor blijven, maar zodra we een eind rechtuit<br />

reden, liep hij op ons in. Op de rechte asfaltweg<br />

tussen de kassen zou Stef ons onmiddellijk inhalen.<br />

‘Waar is hier ergens een sloot?’ vroeg Richard. ‘Links of<br />

rechts?’<br />

Ik dacht koortsachtig na. Er liepen in dit gebied overal<br />

sloten, je zag er zo veel dat je er niet op lette. Ze liepen<br />

soms tussen kassen en soms tussen percelen. Ik wist dat<br />

er niet ver van het huis een sloot was. Maar hoe ver, dat<br />

kon ik me niet herinneren.<br />

‘Links’, zei ik.<br />

‘Na deze kas?’<br />

‘Weet ik niet.’<br />

‘Of na de volgende?’<br />

Ik dacht na, probeerde een beeld terug te halen. Terug<br />

te sleuren, als het moest. Na welke kas was het? Hoe<br />

hield je die dingen uit elkaar?<br />

‘Na deze’, zei ik.<br />

‘Zeker?’<br />

‘Nee.’<br />

Slingerend en draaiend stoven we op weg naar de<br />

andere kant. Langzaam, meter voor meter, kwam Stef<br />

dichterbij. Richard hield elke meter in de gaten. ‘Kom<br />

maar aan me hangen’, zei hij. Hij liet het gas even los en<br />

Stef raakte ons van achteren. Richard draaide naar links,<br />

naar rechts. Stef leek aan onze achterbumper vast te zitten.<br />

Richard trok de wagen recht en duwde het gaspedaal<br />

helemaal in. De auto accelereerde. Stef volgde. Op een<br />

paar meter. Richard zat bewegingloos achter het stuur.<br />

Zijn ogen gefixeerd op de glaswand die nu snel dichterbij<br />

kwam. Steeds sneller.<br />

Hoe hij het precies deed, weet ik niet, maar vlak voordat<br />

we het glas raakten, zette Richard de auto in een<br />

slip, waardoor we dwars op de wand kwamen te staan. We<br />

tikten een paar ruiten kapot, maar het volgende ogenblik<br />

stoven we parallel aan de wand weer weg. Achter ons kon<br />

Stef de draai niet meer maken. Zijn auto verdween met<br />

donderend geraas door de ruit. Even later klonk een<br />

doffe, in water gedempte dreun.<br />

‘Sloot’, zei Richard. Zonder vaart te minderen reed hij<br />

terug naar de voorkant. Naar de straat. Nog een keer gingen<br />

we dwars door de wand en in een spray van glas waren<br />

we terug op de Castrostraat. Richard trok de auto recht,<br />

vier wielen op vlak asfalt. Voor de zekerheid keek hij nog<br />

een paar keer in de spiegel voordat hij vaart minderde. Hij<br />

streek een hand door zijn haar en reed als een voorbeeldig<br />

burger de provinciale weg op. De auto had overal deuken<br />

en zat onder de modder, maar dat hoort bij zo’n model. Ik<br />

wilde heel hard lachen en deed mijn mond open. Het bleef<br />

stil. Verder dan heel diep ademen, hijgen, kwam ik niet.<br />

Uit: Charles den Tex, Cel.<br />

10<br />

Literaire <strong>theorie</strong>


d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Leg uit of je verwachtingen zijn uitgekomen?<br />

Heeft het tweede fragment een gesloten einde of een open<br />

einde? Waarom?<br />

Wat is het effect van de tekst op jou?<br />

Ben je nieuwsgierig geworden naar het boek?<br />

Opdracht 2<br />

Joris Moens, Bor<br />

Bor is een jongen die in Amsterdam in 4 havo zit. Als het<br />

verhaal begint is hij met vrienden op een perron.<br />

45<br />

50<br />

Agressie en verveling staan zo dicht bij elkaar dat ze<br />

in een zucht in elkaar overgaan, denk ik wel eens. Het is<br />

erg vermoeiend. Goed, je gaat de stad in, wat energie<br />

afdrijven. Het geeft niet hoe. Soms tuigen we mensen af,<br />

naar gelang de muziek op hun walkman ons aanstaat of<br />

niet. In die zin zijn we wat je noemt in gesprek met de<br />

samenleving. Walkmans zijn een soort modern autisme,<br />

als je het mij vraagt. Door mensen te doen voelen wordt<br />

het contact met de buitenwereld weer hersteld. Ja, er zit<br />

bepaald visie achter ons tremwerk. Ha ha, dat is een<br />

goeie. Die moet ik onthouden voor als ik opgepakt word.<br />

Uit: Joris Moens, Bor.<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

Vandaag hebben we een paar Mormonen in elkaar geslagen.<br />

Ze hadden de koppen van kinderverkrachters. Oké,<br />

het deugt niet, maar zulke lui plaatsen zich met hun<br />

doodgraversuiterlijk zo buiten het gewone leven dat ze<br />

eenvoudigweg confrontatie uitlokken. Donkerblauwe<br />

regenjassen, opgeknipte koppen, kippige cornflakessmoelen.<br />

Laten daar je handen maar eens niet van gaan jeuken.<br />

De wezenloze lachjes om hen heen deden het ’m.<br />

Dat doet maar alsof de wereld een en al heerlijkheid is,<br />

zelfs als de omgeving uit een verlaten metrostation<br />

bestaat en de reis richting Gein gaat. Zo’n kale betonbunker<br />

waar het tocht om elke hoek. Waar elke doodsschreeuw<br />

driemaal nagalmt voor hij uitsterft.<br />

Het perron was leeg. Op hen en ons na. Onderling<br />

overleg was overbodig. We dachten allevier hetzelfde.<br />

We dreven ze in een nis en sloegen ze op hun schijnheilige<br />

smoelen. Dick gaf een van de twee zo’n spetterende<br />

opstoot op zijn ogen dat ik de Mormoon voor we ’m<br />

smeerden, aanraadde er in het ziekenhuis naar te laten<br />

kijken. Dick ging vanmiddag echt te ver. De andere Mormoon<br />

mepte hij met een roei zijn voortanden door onderen<br />

bovenlip. Daar ben ik dus tegen. Tanden vind ik een<br />

gevoelig punt. Ze groeien niet meer aan. Het is blijvend<br />

letsel. Dat is niet nodig. Dat heb ik hem later eventjes<br />

heel duidelijk gemaakt. De anderen komen niet op de<br />

gedachte en rammen zonder ogenknipperen net zo onbekommerd<br />

iemand de tanden uit zijn bek, maar als ik zeg<br />

dat het te ver gaat, zijn ze het gelijk met me eens.<br />

Op zulke momenten kan ik merken dat ik niet meer op de<br />

Mavo zit.<br />

Gek genoeg laat het voorval me niet makkelijk los.<br />

In de bus naar huis zit ik nog over die losse tanden te<br />

simmen. De anderen wilden nog de stad in, een paar<br />

radiozaken af. Ze zijn druk met geluidsinstallaties. John<br />

nam er zelfs een vrije dag voor op. Ik had het wel gehad.<br />

Zo’n conducteur die bij het instappen opgelegd jolig zegt:<br />

‘Hé hé, wel even voeten vegen!’ en ik die doorloop zonder<br />

hem zijn vet te geven, dat is toch wel gek. Die eeuwig<br />

afgezaagde ambtenaren. Veeg je voegen, zeggen ze. Als je<br />

dat doet, krijg je te horen: ‘Niet je schoenen, ik zei je<br />

voeten.’ GVB-humor. Laten ze bejaarden overrijden en zich<br />

verder koest houden.<br />

a Wat vind je van het gedrag en het taalgebruik van Bor?<br />

b Wat is het effect van de tekst op jou?<br />

c Wat vindt Bor (de ik-figuur) van zichzelf, denk je?<br />

d “Agressie en verveling staan zo dicht bij elkaar dat ze in een<br />

zucht in elkaar overgaan, denk ik wel eens” (r. 43-44). Leg<br />

uit wat jij van deze gedachte van Bor vindt.<br />

e Leg uit of je Bor een interessant of boeiend personage vindt.<br />

f Leg uit of je Bor een herkenbaar personage vindt, of niet.<br />

g Noteer twee passages die voor jou een open plek zijn.<br />

h Is “Die moet ik onthouden voor als ik opgepakt word” (r. 53)<br />

een open plek? Waarom wel/niet?<br />

i Leg uit waarom Bor een literaire tekst is.<br />

Opdracht 3<br />

Tim Krabbé, Het gouden ei<br />

5<br />

10<br />

15<br />

Rex en Saskia zijn op vakantie naar Zuid-Frankrijk. Onderweg<br />

stoppen ze om te tanken. Saskia gaat naar het winkeltje bij<br />

het benzinepompstation. Ze komt niet terug. Rex doet een<br />

briefje onder de ruitenwisser en gaat haar zoeken.<br />

Langzaam liep hij weer naar de winkel, de mand onder zijn<br />

arm. Door de heg kwam het gele licht van de eerste auto’s<br />

op de Autoroute die hun koplampen ontstoken hadden.<br />

Nog een keer. Systematisch filterde hij het gebouwtje<br />

op haar mogelijke aanwezigheid. Rechts was ze niet, in<br />

de twee gangpaden niet, bij de automaten niet. Hij ging<br />

het damestoilet binnen. Een hindoestaanse vrouw stond<br />

haar handen te wassen, ze keek hem zwijgend en achterdochtig<br />

aan. Er waren drie wc’s, één bezet. Hij trok de<br />

deuren van de andere twee open en wachtte op de derde.<br />

Er kwam een klein vrouwtje uit dat op karikaturale wijze<br />

op zijn vorige vriendin leek. Boos en hoog zei ze iets<br />

waarvan alleen tot hem doordrong dat het Frans was.<br />

Hij keek in het herentoilet.<br />

Tegenover de ingang van het damestoilet was een deur<br />

waar service op stond, met in kleinere letters een verzoek<br />

niet naar binnen te gaan. Rex opende de deur, een man<br />

achter een bureau keek verstoord op.<br />

Cursus 1 Literatuur en lezer<br />

11


20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

‘Het is hier niet voor het publiek,’ zei hij.<br />

Rex excuseerde zich en ging weer weg.<br />

Wat nu?<br />

Ze was niet in de winkel. Dan moest ze bij de auto<br />

zijn, door het briefje zou ze daar niet weg kunnen. Hij<br />

liep terug naar de auto die schimmig was geworden, de<br />

fietsen als een stuntelig gewei op het dak. Ze was er niet.<br />

Het briefje onder de ruitenwisser bewoog heel zacht in<br />

een wind die alleen daardoor merkbaar was. Ze had geen<br />

boodschap onder de zijne geschreven.<br />

Ze leek van de aardbodem verdwenen.<br />

Rex ging zitten op de trottoirband, naast de afvalbak.<br />

Een prins in een witte Rolls Royce? Eén krankzinnige<br />

impuls en zoeff, weg, hem voorbij, een totaal nieuw leven<br />

tegemoet? ‘Ik ben een beetje een wispel’, ze had het vaak<br />

genoeg gezegd – ze kòn in een flits hebben beseft dat<br />

het met hem niet volmaakt was en nooit zou worden.<br />

Maar hem zó achterlaten? Ondenkbaar.<br />

Nu verstreek de allerlaatste minuut dat er nog iets<br />

normaals gebeurd kon zijn.<br />

Hij stond op en riep: ‘Saskia! Saskia!’ Er gebeurde<br />

niets, behalve het steeds uitsterven van zijn stem en het<br />

achterblijven van het eeuwige ruisen op de Autoroute.<br />

Twee voor acht. Het grasveld was bruinig geworden,<br />

haar nevelstrepen waren verdwenen. Voortdurend haar<br />

naam roepend liep Rex naar het benzinestation waar de<br />

grote combinatie van AMADDEI FRERES, Transports Internationaux,<br />

schokkend en snuivend op gang kwam.<br />

Was ze in die wagen gesleurd, verkracht? Werd ze nu<br />

meegenomen, straks ergens langs de kant gedumpt? Hij<br />

schreeuwde: ‘Saskia! Saskia! Saskia!’ Hij liep naar het<br />

veldje achter de servicewinkel. Voorbij de picknicktafels,<br />

bij het hek was een greppel. Rex stapte er in en begon er<br />

door te schuifelen, tastend met zijn voeten. Hij stopte<br />

– het kon nog niet zo ver zijn dat hij in greppels naar<br />

Saskia moest zoeken.<br />

Ze was ergens. Alleen: hij mocht niet weten waar. Het<br />

was onverdraaglijk, krenkend.<br />

Hij liep naar de pompen en bleef op het trottoir voor<br />

de automatische deuren staan. Zich vastklampend aan de<br />

schuwe blik van een jonge pompbediende riep hij: ‘Saskia!<br />

Saskia!’<br />

Mensen bevroren in hun schreden.<br />

‘Het is mijn vrouw. Ze is weg,’ zei hij, half en half verwachtend<br />

dat de pompbediende zijn werk zou onderbreken<br />

om te zorgen dat Saskia terugkwam.<br />

Rex ging de winkel in, precies op het moment dat de<br />

tl-buizen aanflikkerden. Het was niet meer zo druk. Àls<br />

Saskia al binnen was geweest kon er niemand meer zijn<br />

die haar had gezien.<br />

Behalve de cassière! En ineens bedacht Rex dat hij een<br />

foto van Saskia bij zich had, in een donker, weggevouwen<br />

stukje van zijn portemonnee.<br />

Het was een foto die ze eens in een automaat had<br />

gemaakt toen ze elkaar een tijd niet konden zien; ze trok<br />

er een koket, quasi-pruilerig gezicht op.<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

110<br />

115<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Maar de cassière herkende haar meteen. ‘Heeft ze nu<br />

niet korter haar? Jawel, die heb ik straks hier gezien.’<br />

Saskia had bij de koffie-automaat gestaan en even later<br />

was ze losse francs komen wisselen. Ongeveer een half<br />

uur geleden.<br />

Ze wàs dus binnen geweest toen ze drankjes ging halen:<br />

haar eerste stappen nadat hij haar uit het oog had verloren!<br />

Maar de koffie-automaat? Ze had bier zullen halen, en<br />

iets fris voor zichzelf. Toch was het de koffie-automaat, zei<br />

de cassière. Dat wist ze zeker en een vergissing was<br />

onwaarschijnlijk: de koffie- en de dranken automaat stonden<br />

ver uit elkaar in de hoeken, met een ijsjes-automaat<br />

en een flipperkast ertussen. Had er iemand bij haar<br />

gestaan? Had ze met iemand gepraat? Zo goed had de<br />

cassière niet gekeken. Het kon. Honderden mensen liepen<br />

in en uit, de hele dag lang …<br />

‘Ze is verdwenen,’ zei Rex. ‘Ik weet niet wat ik moet<br />

doen.’<br />

De cassière trok een bedenkelijk gezicht. Ze kon zich<br />

niets méér herinneren.<br />

Rex ging op de open plek voor de kassa staan en hield<br />

zijn foto omhoog. ‘Dames en heren, wilt u mij alstublieft<br />

helpen,’ zei hij tegen iedereen. ‘Mijn vrouw is hier zoekgeraakt.<br />

Een half uur geleden. Ze is naar binnen gegaan<br />

om iets te kopen en niet teruggekomen. Wilt u misschien<br />

naar deze foto kijken en zeggen of u haar gezien heeft?’<br />

Hij had Frans gesproken, hij herhaalde het in het<br />

Engels. De paar mensen die zich in de winkel bevonden<br />

stonden stil en zwegen, als welwillende voorbijgangers bij<br />

een herdenking in een vreemd land. Toen Rex uitgesproken<br />

was liep men door.<br />

Een kleine kalende man was de enige die een blik op<br />

de foto wierp. Rex herkende hèm, het was de man die hij<br />

achter de servicedeur aan zijn bureau had gezien, de chef<br />

van het TOTAL-station.<br />

In zijn kantoortje vertelde Rex wat er was gebeurd. Hij<br />

schreef de personalia van Saskia op, waarna de chef de<br />

politie belde. Hij gaf alles door, letter voor letter, tot en<br />

met de laatste letter van haar adres. Hij zei nog twee<br />

keer ‘oui’ en legde neer. De politie kwam niet. Een verdwijning<br />

van drie kwartier oud? Met hùn personeelstekort?<br />

‘Ik neem u serieus meneer. U weet dat u geen ruzie<br />

had met uw vrouw. Maar hoe wilt u dat de politie dat<br />

weet? Laten we het over een uur nog eens proberen.’<br />

‘Wat denkt u dat er gebeurd kan zijn?’vroeg Rex.<br />

Uit: Tim Krabbé, Het gouden ei.<br />

Het fragment bevat een grote open plek. Citeer een zin die<br />

het duidelijkst deze open plek aangeeft.<br />

Rex denkt aan wat er met Saskia gebeurd kan zijn. Citeer een<br />

passage waarin een suggestie wordt gegeven, wat er met<br />

Sakia gebeurd zou kunnen zijn.<br />

Wat is het effect van deze tekst op jou?<br />

Vind jij Rex een interessant of boeiend personage?<br />

12<br />

Literaire <strong>theorie</strong>


e<br />

f<br />

g<br />

Leg uit of je het gedrag van Rex herkenbaar en normaal<br />

vindt?<br />

Heeft dit fragment een open einde of een gesloten einde?<br />

Is Het gouden ei fictie of non-fictie?<br />

Opdracht 4<br />

Willem Wilmink, “Een foto”<br />

Opdracht 5<br />

Carl Friedman, Tralievader<br />

Tralievader bestaat uit een aantal korte hoofdstukken en<br />

gaat over een gezin waarvan de vader in de oorlog in een<br />

concentratiekamp heeft gezeten.<br />

Vingerhoed<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

Een foto<br />

Van die razzia zijn foto’s:<br />

Jonas Daniël Meijerplein,<br />

waar de Duitse militairen<br />

joden aan het treiteren zijn.<br />

Een bange man met keurige schoenen,<br />

lange jas en vlinderdas,<br />

wordt over het plein gedreven<br />

of het naar een veemarkt was.<br />

Drie Duitse soldaten staan er<br />

met een spottend lachje bij<br />

en daar kijkt een vierde Duitser,<br />

misschien toch beschaamd, opzij.<br />

Stel je voor, je zag die foto<br />

van de man met vlinderdas<br />

en je zou opeens ontdekken<br />

dat het je eigen vader was.<br />

Soms moet ik er ook aan denken<br />

hoe ’t die andere zoon vergaat,<br />

die ontdekte: kijk, mijn vader<br />

is die lachende soldaat.<br />

Uit: Willem Wilmink, Ik had als kind een huis en haard.<br />

a Wat wordt bedoeld met “die razzia”?<br />

b Leg uit of de titel voor jou een open plek is.<br />

c Is “Jonas Daniël Meijerplein” voor jou een open plek?<br />

d Hoeveel personen staan er op de foto?<br />

e Hoeveel strofen heeft dit gedicht?<br />

f Hoeveel witregels heeft dit gedicht?<br />

g Het gedicht valt in twee delen uiteen: een deel waar wordt<br />

beschreven wat er op de foto staat, en een deel met<br />

gedachten naar aanleiding van de foto. Waar begint het<br />

tweede deel?<br />

h Wat is het effect van dit gedicht op jou?<br />

i Leg in minimaal 15 woorden uit wat volgens jou de<br />

betekenis of thematiek van “Een foto” is.<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

‘Jij was in de oorlog toch ook ondergedoken?’ vraagt Max<br />

aan mijn vader. Die zit voorover in bed, terwijl mijn moeder<br />

zijn kussens schudt. Hij knikt. ‘Eerst op het platteland,’<br />

vertelt hij, ‘en later in de stad, in een huis aan het<br />

Adelbert Kennisplein.’<br />

‘Adelbert Kennis, wie was dat?’<br />

‘Geen idee, ik ken hem alleen als standbeeld. Hij was van<br />

brons. De huisvrouwen uit de buurt schrobden regelmatig<br />

duivepoep van zijn hoofd en schouders. Adelbert heeft de<br />

oorlog vlekkeloos overleefd, hem werd geen haar<br />

gekrenkt.’<br />

‘Waar had je je verstopt?’<br />

‘Achter een luik op de vliering. Je kon je er niet wenden<br />

of keren. ’s Nachts kwam ik er wel eens uit, bij hoge uitzondering<br />

ook overdag. Maar meestal zat ik in mijn<br />

schuilplaats, als een reus in een vingerhoed.’<br />

‘Was het er dan zo klein?’<br />

‘Ongeveer zoals bij ons thuis het gootsteenkastje, maar<br />

hoger. Er lag een kindermatrasje, dat paste net.’<br />

‘En wat deed je daar?’<br />

‘Ik keek naar de dakpannen en dacht aan mamma’s<br />

benen.’<br />

‘De hele tijd?’<br />

‘Als ik niet aan haar benen dacht, zat ik te lezen. De<br />

mensen die me verborgen hielden, gingen elke week voor<br />

me naar de bibliotheek. Ze brachten de gekste boeken<br />

mee, ik was met alles tevreden.’<br />

‘Gaven ze je ook eten?’<br />

‘Ze hadden niet veel, maar wat ze hadden, dat deelden ze<br />

met mij. De man was dokwerker. Hij had een snor en<br />

enorme handen. Ik herinner me vooral het kerstdiner.<br />

Weken tevoren kondigde hij aan, dat hij voor de kerst<br />

illegaal aan een konijn kon komen. Hij was er zo vol van,<br />

dat hij het overal vertelde. Kerstmis kwam. Het konijn<br />

werd gebraden, ik kon het op de vliering ruiken, het<br />

water liep me in de mond. ’s Middags ging de bel. Ik<br />

kroop ik mijn schuilplaats en wachtte tot het bezoek vertrok.<br />

Nauwelijks was ik tevoorschijn gekomen of er werd<br />

opnieuw gebeld. Dat ging tot ’s avonds door. De man had<br />

teveel reclame voor zijn konijn gemaakt, de hele buurt<br />

kwam proeven. Tenslotte bleef er voor mij niet meer over<br />

dan een pootje met een armzalig beetje vlees er aan.<br />

Dagenlang heb ik op het bot gesabbeld.’<br />

45<br />

Wanneer wij van ons bezoek aan het sanatorium terugkeren,<br />

moeten wij dadelijk naar bed toe, maar ik loop snel<br />

Cursus 1 Literatuur en lezer<br />

13


50<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

de keuken in en open het gootsteenkastje. De lucht van<br />

vochtige lappen komt mij tegemoet. Ik buk mij. Daar zit<br />

mijn vader, overdwars in het afdruiprek, met de vaatkwast<br />

in zijn nek. Hij denkt aan mijn moeders been. Vrolijk<br />

zwaait hij met een konijnekluifje. Ik zwaai terug.<br />

‘Welterusten, pappa.’<br />

Uit: Carl Friedman, Tralievader.<br />

a Welke verwachting(en) roept de titel “Vingerhoed” bij jou<br />

op?<br />

b De titel is een open plek. Citeer de passage waarmee je deze<br />

open plek in kunt vullen.<br />

c Wie vind je de interessantste figuur in “Vingerhoed”?<br />

Waarom?<br />

d Waar spelen de gebeurtenissen zich af? Heb je hier te maken<br />

met een open plek?<br />

e De ik-figuur kijkt bij thuiskomst in het gootsteenkastje.<br />

Waarom?<br />

f De vader zit ondergedoken bij een dokwerker. Wat is dat?<br />

g De ik-figuur is nog een kind. Leg beargumenteerd uit hoe<br />

oud jij denkt dat het kind is.<br />

h Leg in minimaal 15 woorden uit wat volgens jou de<br />

betekenis of thematiek van “Vingerhoed” is.<br />

Opdracht 6<br />

Boudewijn Büch, De kleine blonde dood<br />

De hoofdpersoon van De kleine blonde dood is Boudewijn. In<br />

de jeugd van Boudewijn is de vader een opvallende persoon.<br />

Later wordt Boudewijn zelf vader.<br />

Als er een fanclub was geweest van koningin Juliana, was<br />

mijn vader er lid van geworden. Haar man kon hij nauwelijks<br />

verdragen maar omdat er nu eenmaal niets onwettigs<br />

was aan die echtvereniging vond mijn vader dat we die<br />

maar ‘voor lief’ moesten nemen.<br />

In de jaren vijftig waren de derde dinsdag van september<br />

en de maandag daarvoor een feestdag bij ons thuis.<br />

Mijn vader haalde op maandag al de vlag uit de linnenkast<br />

en vroeg aan mijn moeder of het dundoek gestreken<br />

kon worden. Het touw legde hij in een badje met bleekwater<br />

opdat het wit zou worden. De mast in de voortuin<br />

werd naar beneden gehaald en met een kwastje bijgewit.<br />

De knop boven op de mast werd goed in het oranje gezet<br />

en als die verf droog was trok mijn vader met goudverf er<br />

nog een biesje op.<br />

Op dinsdag, als het volgens de agenda ‘zonsopgang’<br />

was, liep hij de tuin in. Ik keek naar hem vanaf het balkon.<br />

Hij had met straattegels een paadje naar de mast<br />

gelegd en liep daaroverheen alsof hij meedeed aan een<br />

militaire parade. Hij klakte met zijn hakken tegen elkaar,<br />

salueerde en hees de vlag, terwijl hij zijn lijf stram hield,<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

70<br />

75<br />

in top. Dan salueerde hij weer, draaide zich heel vierkant<br />

om en marcheerde naar binnen.<br />

De keren dat ik hem mij herinner terwijl hij zijn<br />

bizarre en tragikomische plechtigheid uitvoerde, was hij<br />

gekleed in korte broek en lange stofjas. Waarom weet ik<br />

niet. Zijn broek was zo kort en zijn stofjas zo lang dat<br />

het leek alsof hij helemaal naakt was op de stofjas na.<br />

Mijn moeder vond het vreselijk. Ze vroeg hem: ‘Waarom<br />

draag je toch die zotte kleren? Een net pak is toch veel<br />

plechtiger?’<br />

‘Ontzag voor onze vlag houdt in dat je je op een speciale<br />

wijze kleedt,’ beet hij haar toe.<br />

‘Het is wel speciaal maar zal ik een uniform voor je<br />

naaien?’<br />

‘Wat voor uniform had je bedoeld?’<br />

‘Iets met tressen en epauletten,’ antwoordde mijn moeder,<br />

die het geestig bedoelde.<br />

Hij pakte het koffie- en roomstel van het dressoir en<br />

smeet het door de kamer, brieste: ‘Je wilt mij niet begrijpen,’<br />

en ging voor het raam staan. De vlag hing slapjes<br />

naar beneden.<br />

‘Ik ben de wimpel vergeten. Heb je die ook gestreken?’<br />

‘En eerst in een sopje gedaan,’ zei mijn moeder die het<br />

koffie- en roomstel weer op zijn plaats zette.<br />

Ik was naast hem gaan staan. Hij streek mij door mijn<br />

haar en vroeg: ‘Weet je, Boud, wanneer een wimpel is<br />

toegestaan en wanneer niet?’ Ik dreunde braaf de feestdagen<br />

op.<br />

‘Goed zo. Kom je me helpen met de wimpel?’<br />

Ik liep met mijn vader in de gang al een beetje in de<br />

maat. Op het tuinpad marcheerde ik achter hem aan.<br />

We vormde een kleine colonne. Totdat hij een meter voor<br />

de mast plotseling pas op de plaats maakte. Ik sloeg met<br />

mijn neus op zijn bestofjaste rug.<br />

‘Godverdomme! Hoe kun je nou zo stom zijn. Kom op,<br />

mee naar binnen, dan doen we het over.’<br />

‘Eén, twee, drie; één, twee, drie,’ gaf mijn vader in de<br />

gang aan en we marcheerden opnieuw de tuin in.<br />

‘En één, twee, drie, stop!’<br />

Ik stampte tegelijkertijd met mijn vader de rechtervoet<br />

op de tegels van het tuinpad en keek omhoog. De vlag<br />

kwam omlaag. ‘Ze mag nooit de grond raken; je moet er<br />

altijd voor zorgen dat je het stuk dat het eerst beneden<br />

komt over je arm laat vallen.’ De vlag ging samen met de<br />

wimpel weer in top; we marcheerden terug en namen<br />

weer plaats achter het raam van de voorkamer. Even<br />

bewoog de vlag, de wimpel maakte een vrolijke zwier.<br />

Hij pakte mijn schouder vast, keek mij vriendelijk aan en<br />

sprak teder: ‘Altijd toch een mooi gezicht: een vlag die<br />

wappert.’<br />

‘Ja,’ zei ik, ‘maar waarom eigenlijk?’<br />

‘Dat begrijp jij nog niet, jongen. Ik heb veel vlaggen<br />

zien wapperen. Heel veel en dat waren allemaal vlaggen<br />

waaronder vreselijke dingen zijn gebeurd. Later vertel ik<br />

je daar nog wel eens meer over.’<br />

‘Dat zegt u altijd. Wat is er dan gebeurd?’<br />

14<br />

Literaire <strong>theorie</strong>


80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

110<br />

115<br />

120<br />

125<br />

130<br />

‘Later, zeg ik.’<br />

‘Gaat het over Duitsland?’<br />

‘Laat ik je dat land nooit meer horen noemen.’<br />

In de achterkamer hoorde ik mijn moeder opstaan.<br />

Ze kwam naar me toe en greep me nogal hardhandig bij<br />

een arm. Ze snauwde: ‘Val je vader niet lastig. Kom op, ga<br />

je aankleden. Dan kun je zo mee naar Den Haag. Kam je<br />

haar netjes. Doe er anders wat vet in.’<br />

Hij fietste binnendoor naar Den Haag. Het was nog<br />

vroeg. De zon scheen. In een rugzak had hij twee kleine<br />

klapstoeltjes bij zich, twee pakjes boterhammen en een<br />

aluminium veldfles die vroeger bedekt moest zijn geweest<br />

met een soort vilt in legerkleur. De fles was nog voorzien<br />

van een paar stukjes vilt en zat vol deuken. Ik vroeg een<br />

keer waar die fles vandaan kwam. Hij antwoordde na lang<br />

nadenken: ‘Die heb ik nog bij de luchtmacht gebruikt.<br />

Als ze zou kunnen praten … ’<br />

‘Wat dan? Wat dan?’<br />

En opnieuw was hij in dat raadsel vervallen dat hij in<br />

mijn aanwezigheid nimmer heeft opgelost. Dat hij niet<br />

fout was geweest in de oorlog – dat hij geen NSB-lid was<br />

geweest of zo iets – wist ik omdat op de lagere school<br />

vaak werd gepraat door de hoofdmeester over de heldenrol<br />

van mijn vader.<br />

De hoofdmeester vertelde over de oorlog, het was een<br />

wintermiddag, en keek mij opeens plechtig aan en wierp<br />

zijn blik daarna de klas in.<br />

‘Boudewijns vader, jongens, is een echte held geweest.<br />

Hebben jullie zijn gezicht wel eens bekeken? Daarop zitten<br />

allemaal littekens. Die zijn veroorzaakt door kogels.<br />

Boudewijns vader heeft ons vaderland verdedigd tegen<br />

het land waar hij vandaan kwam. Dat is heel dapper.<br />

Vooral omdat Boudewijns vader toen nog niet katholiek<br />

was. Dat is hij nu wel, hè Boudewijn? Ik vertel het de<br />

jongens omdat die het misschien niet begrijpen. Jou hoef<br />

ik niets te vertellen. Je vader zal er thuis aan tafel<br />

genoeg over praten, niet waar?’<br />

Ik durfde niet te zeggen: ‘Nee meneer, hij vertelt nooit<br />

iets. Hij doet eigenlijk alleen maar gek.’ Ik keek de hoofdmeester<br />

verbaasd aan. Hij boog zich een beetje naar mij<br />

voorover, kneep mij zachtjes in de wang en fluisterde<br />

toen hij weer rechtop stond de klas in: ‘Boudewijns vader<br />

heeft zo veel medailles dat ze niet op zijn colbert passen.<br />

Is het niet, Boudewijn?’<br />

Daar had ik een antwoord op. ‘Ja, meneer. Het zijn er<br />

heel veel. Ze hangen allemaal op een worteldoek in de<br />

gang. Soms komt er een klein doosje uit een vreemd land<br />

dat mijn vader op het postkantoor moet gaan halen.<br />

Daar zit dan een heel bijzondere in. Pas kwam er een uit<br />

Israël. Mijn moeder heeft verteld dat mijn vader die twee<br />

dagen lang ’s nachts op zijn pyjama heeft gedragen.’<br />

‘Wees dan maar trots op je vader, hij is een held,’ zei<br />

de hoofdmeester. Mijn klasgenoten bleven even stil.<br />

Daarna gilden en lachten ze in koor: ‘Een medaille op zijn<br />

pyjama. Zijn vader is gek, zijn vader is gek!’<br />

135<br />

140<br />

145<br />

5<br />

10<br />

De hoofdmeester brulde om stilte, deelde hier en daar<br />

strafwerk uit en gaf twee jongens voor twee weken strafregels.<br />

Ze zaten achter in de klas en kregen als opdracht<br />

drieduizend keer de zin: ‘Een NSB’er was fout in de oorlog,<br />

Boudewijns vader daarentegen een held.’<br />

Een van de twee jongens vroeg zachtjes: ‘Hoe schrijf je<br />

“daarentegen”, hoofdmeester?’ Het hoofd der school<br />

stond weer voor de klas en sprak met een gemene glimlach<br />

om de lippen: ‘Vraag dat maar aan je vader.’ De jongen<br />

reageerde niet. Iedereen wist echter dat zijn vader<br />

niet thuis woonde. Een jaar later kwam hij pas terug. ‘Uit<br />

Rusland,’ wisten sommigen. De vader van de andere jongen<br />

was een jaar eerder opeens met een plunjezak in het<br />

dorp verschenen. ‘Die heeft gezeten,’ hoorde ik eens de<br />

dame van de knopenwinkel tegen een klant zeggen. Toen<br />

ik aan de beurt was, zei ze: ‘Ha, daar hebben we de zoon<br />

van de held; wat zal het zijn?’<br />

Uit: Boudewijn Büch, De kleine blonde dood.<br />

a Wanneer speelt het verhaal?<br />

b De moeder maakt een grapje over uniformen met tressen en<br />

epauletten. Hoe reageert de vader daarop?<br />

c Leg uit dat het gedrag van de vader een open plek is.<br />

d Leg uit hoe je de open plek over het gedrag van de vader in<br />

kunt vullen.<br />

e De hoofdmeester vertelt dat Boudewijns vader een held is.<br />

Waarom is hij een held?<br />

f Leg uit of Boudewijn zijn vader ook een held vindt.<br />

g Twee jongens krijgen strafwerk. De passage over hun vaders<br />

is een open plek. Leg uit wat de open plek is en of je die in<br />

kunt vullen.<br />

h De ik-figuur is een kind. Leg beargumenteerd uit of je de<br />

ik-figuur van De kleine blonde dood jonger of ouder vindt dan<br />

de ik-figuur van Tralievader.<br />

i Is De kleine blonde dood fictie of non-fictie?<br />

Opdracht 7<br />

Willem G. van Maanen, “In het museum van de vernietiging”<br />

In het museum van de vernietiging<br />

We bevinden ons hier, jongens en meisjes, in een treinwagon,<br />

zoals we zien zonder banken en zonder ramen, een<br />

goederenwagon volgens de een, een beestenwagon volgens<br />

de ander. Het perron waar we zijn ingestapt is<br />

bestraat met de klinkers uit het kamp vanwaar onze<br />

wagon tijdens de oorlog jaar in jaar uit is vertrokken. We<br />

staan nog stil, maar over enkele ogenblikken zet de trein<br />

zich in beweging voor een reis van enkele dagen en nachten,<br />

met onvermelde bestemming. Het is vol, zoals we<br />

wel merken, een oppervlakte van één vierkante meter<br />

moet volgens de voorschriften plaats bieden aan drie en<br />

Cursus 1 Literatuur en lezer<br />

15


15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

35<br />

40<br />

45<br />

50<br />

55<br />

60<br />

65<br />

een halve passagier. Als we weten dat de vloer van de<br />

wagon eenentwintig en een halve meter in het vierkant<br />

beslaat, waarop behalve de reizigers ook hun koffers en<br />

andere bagage een plaats moeten vinden, dan horen we<br />

met z’n zestigen te zijn. De enige voorzieningen bestaan<br />

uit een ton met drinkwater, een ton voor onze behoeften<br />

en enkele bundels stro waarvan de zieken, invaliden en<br />

moeders met zuigelingen zich, in overleg met de anderen,<br />

een leger kunnen spreiden. We willen de omstandigheden<br />

waaronder onze wagon tijdens de oorlogsjaren reed zo<br />

getrouw mogelijk nabootsen. Een geluidsband uit eigen<br />

studio zorgt al dadelijk voor het sissen van de stoom die<br />

uit de locomotief ontsnapt, het gillen van de fluit ten<br />

teken van ons vertrek en het ratelen van de wielen wanneer<br />

we eenmaal onderweg zijn. Het roepen van de reizigers<br />

naar de achterblijvers op het perron hoeft niet te<br />

worden gestart als we dat zelf op ons nemen. De schoolklas<br />

die gisteren meereisde was er niet toe bereid. Een<br />

eveneens zelf ontworpen en in eigen werkplaats vervaardigd<br />

mechaniek zorgt ervoor dat onze wagon tijdens de<br />

reis gaat schommelen en schudden, en ook de stank die<br />

een gezelschap van op elkaar geperste mensen nu eenmaal<br />

afscheidt, zeker wanneer zij ook aan hun natuurlijke<br />

behoeften moeten voldoen, kan kunstmatig worden<br />

opgewekt, dat alles niet om te geuren met wat de hedendaagse<br />

elektronica vermag, maar om met hart en ziel lot<br />

en lijden te kunnen ondergaan van de slachtoffers die<br />

ons, niet uit vrije wil, voorgingen. De wagon die ons nu<br />

in oostelijke richting voert is niet van het oorspronkelijke<br />

model nagebouwd, maar is het origineel uit de oorlog<br />

zelf, waarvan we weten dat het op z’n minst negentig<br />

keer tussen begin- en eindpunt op en neer is gereden.<br />

Tussen en onder het stro op de bodem vinden we nog het<br />

vuil van de laatste rit en wat er verder is achtergelaten,<br />

haarspelden, een kammetje, het been van een pop, een<br />

met bloed bevlekte zakdoen, kleinigheden die ons een<br />

groot drama vertellen. Alles is hier zoals het was, er is<br />

niets weggehaald of toegevoegd, door het personeel van<br />

het museum noch door het bezoek. We zijn er terecht van<br />

uitgegaan dat zij die bij het betreden van ons instituut<br />

gekozen hebben voor de afdeling Vervolging en Vernietiging<br />

gekomen zijn voor een confrontatie met de werkelijkheid<br />

van weleer, hoe verschrikkelijk en onvoorstelbaar<br />

ook, en niet om die naar eigen inzicht te interpreteren of<br />

te vervormen, maar om die te aanvaarden als mogelijkheid<br />

van wat mensen, zoals wijzelf, aan afschuwelijks<br />

kunnen aanrichten en ondergaan. Andere afdelingen,<br />

zoals Collaboratie en Verzet of Verdrukking en Vervalsing,<br />

trekken bezoekers die er niet tegen opzien vitrines open<br />

te breken of in te slaan teneinde zich belastende documenten<br />

met hun familienaam toe te eigenen, zodat de<br />

museumleiding genoodzaakt is nog slechts duplicaten<br />

tentoon te stellen. In onze wagon vereenzelvigen wij ons<br />

zo sterk met de gedeporteerden dat wij het oprapen, laat<br />

staan bij ons steken van een wimper of nagel al als heiligschennis<br />

zouden beschouwen. Voordat we instapten is<br />

ons een persoonsbewijs verstrekt op naam van een leef-<br />

70<br />

75<br />

80<br />

85<br />

90<br />

95<br />

100<br />

105<br />

110<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

tijdgenoot die de treinreis in het laatste oorlogsjaar heeft<br />

moeten ondernemen. We dienen het met de daarop bevestigde<br />

foto zorgvuldig te bewaren, om het aan het einde<br />

van de reis aan de computer te kunnen geven die ons zal<br />

vertellen of de betrokkene de oorlog al dan niet heeft<br />

overleefd. Het lot van de vervolgde ligt in onze hand, en<br />

wat zij niet wisten weten wij: dat het doel van de reis de<br />

dood is. We zullen zien wie daaraan nog heeft kunnen<br />

ontsnappen. Als we op gezag van de historici aannemen<br />

dat de transporten geleid hebben tot de vernietiging van<br />

zes miljoen reizigers, onder wie anderhalf miljoen kinderen,<br />

dan moeten we het ergste vrezen. Wij mogen de<br />

hoop op een gunstige uitslag van onze computer echter<br />

niet opgeven. Onder de scholieren die gisteren meereisden<br />

bevond zich een meisje dat halverwege de rit bewusteloos<br />

raakte. Ze zakte ineen en bleef als dood in het stro<br />

liggen. Haar leraar, op het laatst nog ingestapt, eiste dat<br />

de trein stopte opdat de ongelukkige naar buiten kon<br />

worden gedragen. Hij wilde niet zwichten voor het argument,<br />

een historicus nota bene, dat er in dat geval<br />

geschiedvervalsing zou worden gepleegd. Tijdens de oorlog,<br />

die wij zo eerlijk mogelijk willen herbeleven, was er<br />

immers geen sprake van dat de trein tot stilstand kon<br />

worden gebracht om bewustelozen, stervenden of doden<br />

gelegenheid tot verpleging of teraardebestelling te bieden.<br />

Niettemin hebben wij voor één maal het verleden<br />

aan het heden opgeofferd. Vandaag doen wij het anders<br />

en getuigen wij tot op het laatst van onze eerbied voor<br />

de kracht en de waardigheid waarmee de passagiers van<br />

toen hun bestemming tegemoet zijn gegaan. Dat zij de<br />

aard van die bestemming niet kenden, dat zij onwetend<br />

op weg waren naar het schavot waar hun beulen al stonden<br />

te wachten, doet aan hun moed niets af, integendeel,<br />

vergroot die nog, omdat hij op niets anders steunde dan<br />

op hun onschuld en op hun ongeloof aan de ondergang.<br />

Als we straks uitstappen, op het hier opnieuw gelegde<br />

oude kampplaveisel, staan we oog in oog met ene reeks<br />

meer dan levensgrote fotografische afbeeldingen van de<br />

gemartelden, de uitgehongerden, de stervenden en de<br />

doden die wij in ons museum herdenken. Zij wijzen ons<br />

de weg naar de uitgang, waar de computer ons persoonsbewijs<br />

inneemt en ons, als wij daarop willen wachten,<br />

meedeelt of het kind dat wij even waren nog in leven is<br />

of allang vernietigd is.<br />

Uit: Willem G. van Maanen, Alle verhalen.<br />

Leg uit waarom de titel “In het museum van de vernietiging”<br />

een open plek is en hoe je die open plek invult.<br />

Leg in minimaal 10 woorden uit wat er met schoolklassen in<br />

de wagon gebeurt.<br />

Welk effect wil het museum bereiken bij de schoolklassen die<br />

de wagon ingaan?<br />

Wat vind jij van deze aanpak van het museum?<br />

Wat is het effect van dit verhaal op jou?<br />

16<br />

Literaire <strong>theorie</strong>


f Leg uit met welke historische gebeurtenissen je “In het<br />

museum van de vernietiging” in verband kunt brengen.<br />

g Leg uit of “In het museum van de vernietiging” fictie of<br />

non-fictie is.<br />

h Vergelijk “In het museum van de vernietiging” met “Een<br />

foto” van Willem Wilmink. Welke tekst heeft de meeste<br />

indruk op jou gemaakt? Welke tekst had het meeste effect?<br />

Waarom?<br />

C Eindopdrachten<br />

Kies een van de volgende opdrachten.<br />

Toegepaste kunst<br />

1 Titel en omslag van een boek zijn belangrijk: ze roepen<br />

verwachtingen op. Stel dat “In het museum van de<br />

vernietiging” als apart boekje wordt uitgegeven.<br />

Ontwerp een omslag voor dat boekje. Het ontwerp moet verwachtingen<br />

oproepen over de inhoud van het verhaal. Kies<br />

ook een passend lettertype voor de titel en de naam van de<br />

schrijver.<br />

Literatuur<br />

2 Kies een foto die je boeit en die je bijzonder vindt. Het mag<br />

een foto van jezelf zijn, maar dat hoeft niet. Schrijf een<br />

gedicht naar aanleiding van de foto. Je gedicht moet een<br />

indruk geven van het onderwerp en van wat jij erbij denkt of<br />

voelt.<br />

Film<br />

3 Een aantal boeken uit cursus 1 is verfilmd, onder andere Het<br />

gouden ei en De kleine blonde dood.<br />

Lees een boek uit cursus 1 en bekijk de verfilming. Maak een<br />

vergelijking tussen boek en verfilming. Als je meer informatie<br />

over film en verfilming wilt, kun je cursus 6 van je Theorieboek<br />

raadplegen. Let op de volgende punten:<br />

• Wat is in de verfilming niet veranderd aan de inhoud van<br />

het boek?<br />

• Wat is voor de verfilming veranderd aan de inhoud van<br />

het boek en waarom?<br />

Houd een presentatie over je resultaten.<br />

Cursus 1 Literatuur en lezer<br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!