Kit Monouso PRGF®-Endoret® Traumatologia - BTI Biotechnology ...

2. Virussen (zoals het hepatitis B- en C-virus, het hiv-virus (aids) en andere infectieziekten) kunnen worden overgedragen door contact
met de biologische monsters. Als u aan biologische monsters bent blootgesteld, zorg dan dat u adequate medische hulp krijgt.
3. Als het bloed intraveneus wordt verkregen, controleer dan of er niets van een geneesmiddel of chemische oplossing
achterblijft. Gooi voorwerpen weg conform het voor bloedafname geldende beleid van de instelling.
4. Alle vloeibare additieven in de bloedbuizen moeten kleurloos en geurloos zijn. Gebruik geen buizen waarin de kleur van het
additief is veranderd. Gebruik de buizen of de activator niet als er vreemde stoffen in worden ontdekt.
5. Hergebruik en/of opnieuw steriliseren van deze producten kan een risico op infectie en/of kruisbesmetting met zich
meebrengen.
6. Volg altijd het protocol voor bloedafname van de instelling.
7. Kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven: er zijn geen extra voorzorgsmaatregelen nodig voor
deze doelgroepen, maar de arts dient wel rekening te houden met de individuele situatie van iedere patiënt voordat hij de
PRGF-ENDORET®-techniek toepast.
Aseptische techniek
1. Volg de protocollen voor aseptisch werken van uw instelling om het risico op besmetting van de middels de PRGF-ENDORET®techniek
verkregen plasmafracties zo klein mogelijk te houden.
2. Het gebruik van een geschikte laminaire luchtstroomkast tijdens de fractionerings- en activeringsprocessen (BTI laminaire
luchtstroomkast, Ref. FLVA60BTI) vermindert het risico op microbiologische besmetting.
Vernietiging van de residuen
1. Raadpleeg de algemene richtlijnen inzake hygiëne en de wetgeving waarin de toepasselijke procedures voor vernietiging
van besmettelijke stoffen staan beschreven.
2. Draag handschoenen om het risico op infecties tot een minimum te beperken.
3. De volle buisjes bloed of de buisjes die besmet bloed bevatten moeten worden ingezameld in daartoe bestemde vaten voor
mogelijk besmettelijke residuen.
4. De residuen worden vernietigd op de normale wijze, door middel van verbranding of door middel van een
autoclaafbehandeling (stoomsterilisatie).
Voorzorgsmaatregelen voor opslag
Opslagtemperatuur: bewaren bij een temperatuur tussen 4 en 25 ºC.
WAARSCHUWING: als de maximale opslagtemperatuur wordt overschreden, kan de kwaliteit van de buis afnemen (dat wil
zeggen vacuümverlies, verdamping van vloeibare additieven, kleurverandering enz.).
Niet gebruiken na de vervaldatum.
Buiten bereik van direct zonlicht bewaren.
Gebruiksaanwijzing
1. Bloedafname
Draag handschoenen tijdens de bloedafname en het hanteren van de bloedafnamebuisjes om blootstellingsgevaar tot een
minimum te beperken.
Het bloed moet binnen vier uur na afname worden gebruikt. Neem geen bloed af als het niet binnen vier uur na afname zal
worden gebruikt.
1. Kies de benodigde buisjes om de gewenste plasmafracties af te nemen.
OPMERKING: BTI afnamebuisjes bevatten additieven. Vanwege mogelijke nadelige reacties van de patiënt is het derhalve
van belang om terugstroom uit het buisje te voorkomen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om
terugstroom uit het buisje in de arm van de patiënt te voorkomen:
a) Houd de arm van de patiënt naar beneden.
b) Houd het buisje zo vast dat de dop zich op het hoogste punt bevindt.
c) Maak de stuwband los zodra bloed in het buisje begint te stromen.
d) Zorg er tijdens venapunctie voor dat de inhoud van het buisje niet in aanraking komt met het uiteinde van de naald.
2. Breng een stuwband aan (max. 1 minuut). Bereid de locatie van de venapunctie voor met het alcoholdoekje. Raak na
reiniging het venapunctiegebied niet meer aan.
3. Neem de vleugelnaald met het siliconen buisje en de adapter uit de steriele verpakking.
4. Verwijder de naaldbeschermer.
5. Voer een venapunctie uit waarbij de arm van de patiënt naar beneden wordt gehouden.
6. Duw het buisje in de houder en op de klep van de naald waarmee het rubber membraan wordt doorboord. Centreer het
buisje in de houder wanneer u de dop doorboort om het doorboren van de zijwand en voortijdig verlies van vacuüm als
gevolg daarvan te voorkomen.
7. Verwijder de stuwband zodra er bloed in het buisje te zien is. Laat tijdens de procedure de inhoud van het buisje niet in
aanraking komen met de dop. Houd het buisje niet ondersteboven en houd het altijd op zijn plaats door met uw duim
ertegen te drukken om een volledige vacuümafname te garanderen.
8. Wanneer het eerste buisje vol is en de bloedstroom stopt, verwijdert u het buisje voorzichtig uit de houder.
OPMERKING: als er geen bloed in het buisje stroomt of de bloedstroom stopt voordat er voldoende bloed is afgenomen,
kunt u de volgende stappen uitvoeren om een toereikende hoeveelheid te verkrijgen:
a) Duw het buisje naar voren tot de dop van het buisje is doorboord. Houd het buisje altijd op zijn plaats door met uw duim
ertegen te drukken om een volledige vacuümafname te garanderen.
b) Controleer of de naald goed in de ader is geplaatst.
c) Als het bloed nog steeds niet stroomt, verwijdert u het buisje en plaatst u een nieuw buisje op de houder.
d) Als dit evenmin succes oplevert, verwijdert u de naald en gooit u deze weg. Herhaal de procedure vanaf stap 1.
pagina 34 van 44