5,8 MB - domnick hunter

DAS1 - DAS7
3 Installatie en inbedrijfstelling
Warning
3.1 Aanbevolen systeemlay-out
De droger moet met de correcte apparatuur voor voorfiltering en condensbeheer worden uitgerust, om zowel aan de specificatie als aan de
plaatselijke milieuvereisten te voldoen.
De volgende apparatuur is aanbevolen om in deze vereisten te voorzien (zie schema A4 in Appendix A):
3.2 De apparatuur neerzetten
De beste locatie voor de apparatuur is er één met voldoende ruimte voor onderhoud en het optillen van de apparatuur. Houd rekening met het
geluid dat de apparatuur tijdens het gebruik maakt, wanneer u de locatie overweegt.
De droger kan vrijstaand worden geïnstalleerd en met de bevestigingspunten in het onderstel aan de vloer worden vastgezet of aan de muur
worden bevestigd met de optionele beugels.
Installatiekits
Alleen bekwaam personeel dat is opgeleid, gekwalificeerd en goedgekeurd door Parker domnick hunter mag de procedures
voor installatie, ingebruikname en onderhoudstaken uitvoeren.
Nr. Beschrijving Nr. Beschrijving
1 Compressor 5 AO filter
2 ‘Natte’ windketel 6 AA filter
3 Omloopleiding 7 Droger
4 Isolatieventielen
Het gebruik van een omloopleiding zal ongezuiverde ‘natte’ lucht in het systeem toelaten. Bijgevolg mag dit alleen in
uitzonderlijke omstandigheden worden gebruikt.
Beschrijving Onderdeelnummer
DASMB1 608204061
DASMB2 608204062
3.3 Mechanische installatie
Nadat de droger op zijn plaats is gezet, installeert u de buizen en filters voor de aansluiting op het inlaat- en uitlaatverdeelstuk. Een AO-filter kan
worden gebruikt bij de inlaat van de droger, zoals aangegeven in schema A4 van Appendix A.
Zorg dat de condensaatafvoer van elk filter goed weggeleid wordt en dat het afvalwater volgens de plaatselijke reguleringen wordt geloosd.
Bovenaan de droger bevinden zich twee in- en twee uitlaataansluitingen voor aansluiting van links of van rechts. Ongebruikte aansluitingen moeten
met de meegeleverde draadplugs worden afgedicht.
Het is belangrijk na te gaan of alle buismaterialen geschikt zijn voor de toepassing, schoon zijn en geen vuildeeltjes bevatten. De doorsnede van de
buizen moet groot genoeg zijn voor een onbeperkte toevoer van inlaatlucht naar de apparatuur en van uitlaatgas/-lucht naar de toepassing.
Zorg ervoor dat de leidingen met voldoende ondersteuning worden gelegd, om schade en lekken in het systeem te vermijden.
Alle onderdelen die in het systeem worden gebruikt, moeten minstens geschikt zijn voor de maximale bedrijfsdruk van de apparatuur.
Het is aanbevolen dat u het systeem beveiligt met de gepaste drukaflaatkleppen.
Een omloopleiding kan deel van het systeem uitmaken om tijdens het onderhoud een constante luchtstroom te verkrijgen.
18